De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0116/2009) van Vital Moreira, namens de Commissie internationale handel, aan de Commissie: Stand van zaken aangaande Euromed-vrijhandelszone in 2010 (B7-0222/2009).
Vital Moreira, auteur. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, toen wij deze vraag formuleerden en indienden, was ons nog niet bekend dat mevrouw Ashton niet langer commissaris voor Handel zou zijn. Wij hopen echter dat de Commissie in staat zal zijn ons een antwoord te geven.
Zoals gezegd heeft onze vraag betrekking op de stand van zaken aangaande de Euromed-vrijhandelszone die oorspronkelijk gepland was voor 2010.
Een van de projecten die uit het in 1955 opgestarte proces van Barcelona zijn voortgekomen, is de totstandbrenging van een vrijhandelszone in het Middellandse-Zeegebied voor 2010. Het is de bedoeling dat deze vrijhandelszone van een regionale aanpak uitgaat en een Noord-Zuid- en een Zuid-Zuid-netwerk van vrijhandelsovereenkomsten omvat. Deze doelstelling is echter nog lang niet bereikt. Daarom verzoek ik om antwoord op de volgende vragen.
Is de Commissie van oordeel dat de totstandbrenging van de Euromed-vrijhandelszone voor 2010 vanaf het begin een realistische doelstelling was? Kan zij haar antwoord met redenen staven?
Ten tweede: het is het Europees Parlement bekend dat er op korte termijn een nieuwe routekaart voor Euromed vastgesteld wordt en dat er misschien een nieuw mechanisme komt om handel en investeringen in de regio te stimuleren.
Kan de Commissie nadere details over de juiste praktische aspecten en implicaties van een dergelijk mechanisme verschaffen?
Ten derde: kan de Commissie de stand van zaken in de overeenkomst van Agadir en de inbreng van de Europese Unie om die overeenkomst nieuw leven in te blazen, toelichten, en meer in het algemeen informatie verschaffen over de zuid-zuid-dimensie van het proces van Barcelona, namelijk de Unie voor het Middellandse-Zeegebied?
Ten vierde: kan de Commissie uitleggen hoe zij de aanbevelingen van de universiteit van Manchester in haar duurzaamheidseffectbeoordeling heeft opgevolgd om te waarborgen dat bij de onderhandelingen rekening wordt gehouden met de sociale samenhang en duurzame ontwikkeling, zoals door de studie bepleit?
Ten vijfde: kan de Commissie uitleggen wat de heronderhandelingen over de associatieovereenkomst met Syrië na de opschorting van de overeenkomst in 2004 hebben ingehouden?
Ten zesde: kan de Commissie de onderhandelingen met Libië toelichten, alsmede de doelstellingen van deze onderhandelingen en de huidige stand van zaken?
Ten zevende: verschillende mediterrane landen hebben belangstelling voor sterkere en/of ruimere handelsovereenkomsten met de Europese Unie laten blijken.
Kan de Commissie het Parlement ten eerste meer details over deze nieuwe generatie van handelsovereenkomsten verstrekken?
En kan zij ten tweede aangeven of zij, gelet op de nieuwe bevoegdheden op handelsgebied die het Verdrag van Lissabon aan het Parlement toekent, bereid is om bij de onderhandelingen over de nieuwe overeenkomsten een voorafgaande resolutie van het Europees Parlement in aanmerking te nemen?
Dit zijn onze vragen, mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris. Gezien het huidige belang van het proces van Barcelona en het zuidelijke gebied van de Europese Unie zijn wij van oordeel dat het antwoord op deze vragen bijzonder actueel en opportuun is.
Antonio Tajani, ondervoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, geachte heer Moreira, ik reageer namens commissaris Ashton.
De oprichting van de Euro-mediterrane vrijhandelszone in 2010 was een realistische doelstelling en volgend jaar zullen we daartoe aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt, ook al is duidelijk dat er nog veel moet gebeuren om het potentieel van economische integratie in de Euro-mediterrane regio ten volle te benutten.
Er is met name vooruitgang geboekt op het vlak van de noord-zuid-dimensie. De Europese Unie heeft met alle mediterrane partners, behalve Syrië, bilaterale associatieovereenkomsten gesloten die met name betrekking hebben op de handel in goederen. Er vindt echter meer bilateraal overleg plaats om de handel in landbouwproducten, diensten en de vrijheid van vestiging te bevorderen en tevens om een bindend mechanisme vast te stellen voor geschillenbeslechting. Sommige van deze onderhandelingen zijn al afgerond, de overige zullen worden afgerond in 2010.
Wat het recente overleg tussen de Europese Unie en haar mediterrane partners betreft, evenals de rol van het Europees Parlement, kan ik u, opnieuw onder verwijzing naar de noord-zuid-dimensie, vertellen dat wij verwachten een overeenkomst te sluiten tijdens de Euro-mediterrane conferentie van de ministers van Handel op 9 december over een Euro-mediterrane handelsroutekaart voor na 2010, die de doelstelling weerspiegelt om de huidige Euro-mediterrane overeenkomsten geleidelijk om te zetten in uitgebreide en brede vrijhandelsakkoorden.
Het gaat hier niet om onderhandelingen over nieuwe associatieovereenkomsten, maar over het ontwikkelen en versterken van de bestaande overeenkomsten, teneinde een oplossing te bieden voor kwesties als handelsbevordering, technische belemmeringen en sanitaire en fytosanitaire zaken, evenals openbare aanbestedingen, intellectuele-eigendomsrechten, handel en kwesties op het gebied van duurzame ontwikkeling en transparantie.
De bilaterale onderhandelingen zullen worden aangepast aan de situatie van de verschillende partners in het zuidelijk deel van het Middellandse-Zeegebied. Marokko zou het eerste mediterrane land kunnen zijn waarmee volgend jaar onderhandelingen worden aangegaan. Het is duidelijk dat het Parlement met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een grotere rol zal spelen op handelsgebied. De Commissie is bereid om nauw met u samen te werken bij de komende onderhandelingen die ik zojuist heb genoemd.
De Euro-mediterrane vrijhandelszone heeft ook een zuid-zuid-dimensie. De mediterrane partners zijn onderling bezig met de creatie van een netwerk van vrijhandelsovereenkomsten en de Overeenkomst van Agadir, van kracht sinds 2007, is ook open voor andere landen van het Middellandse-Zeegebied. Ook Israël en Turkije hebben vrijhandelsakkoorden gesloten met de mediterrane partners, terwijl over andere overeenkomsten nog wordt onderhandeld.
Het is nog te vroeg voor een volledige beoordeling van de huidige Overeenkomst van Agadir. De handel tussen de vier partners is toegenomen, maar minder dan in eerste instantie was verwacht. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn, zoals de aanwezigheid van non-tarifaire belemmeringen, een gebrek aan complementariteit tussen de verschillende markten, het ontbreken van een regionale markt die in staat is investeerders aan te trekken en tenslotte, maar niet minder belangrijk, het feit dat bedrijven zich onvoldoende bewust zijn van de mogelijkheden die dergelijke akkoorden bieden.
De Euro-mediterrane routekaart voor de handel na 2010 zou moeten bijdragen aan de oplossing van het probleem. De kaart bevat tevens een aantal concrete voorstellen voor de korte termijn. Een hiervan is het Euro-mediterrane mechanisme ter bevordering van handel en investeringen. Dit mechanisme zal gratis, up-to-date, volledige en makkelijk toegankelijke informatie opleveren op het gebied van handel, investeringsvoorwaarden en regelgeving in de Euro-mediterrane regio en heeft tot doel bedrijven, met name kleine en middelgrote, te helpen op Euro-mediterrane markten te opereren.
Wat duurzaamheid betreft heeft de Commissie, net als voor al onze vrijhandelszones, een duurzaamheidseffectbeoordeling uitgevoerd, die is afgerond in december 2007 en zowel voor de huidige als voor de komende onderhandelingen wordt gebruikt.
Het Stabiliteitspact heeft, met name voor wat handelskwesties betreft, het belang benadrukt van de lange transitieperiodes die waren voorzien in de associatieovereenkomsten voor de opheffing van tarieven voor industrieproducten door de landen in het mediterrane zuiden, en de noodzaak dergelijke transitieperiodes ook in de huidige onderhandelingen over landbouwprojecten op te nemen.
Het is duidelijk dat we bij het huidige overleg over diensten en vestiging tevens rekening moeten houden met het ontwikkelingsniveau van onze partners in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied.
Daarnaast ondersteunt de Commissie in vele van deze landen fiscale hervormingsprogramma’s die kunnen bijdragen aan het beperken van de negatieve gevolgen van de daling in belastinginkomsten die werd genoemd in de duurzaamheidseffectbeoordeling.
Met betrekking tot eerdergenoemde overeenkomst met Syrië heeft de Commissie in 2008 een herbeoordeling van de ontwerp-associatieovereenkomst uitgevoerd, teneinde vast te stellen of er technische wijzigingen of updates zijn alvorens die overeenkomst te kunnen sluiten. Eén overlegronde was voldoende en we hebben met Syrië afgesproken welke wijzigingen moeten worden doorgevoerd om rekening te houden met de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie, evenals met de tariefwijzigingen die zowel in Syrië als in de EU zijn doorgevoerd nadat het overleg in 2004 werd opgeschort. De overeenkomst werd gesloten in december 2008. Afgelopen maand hebben wij aangegeven dat de Unie klaar is voor ondertekening. Syrië heeft de afronding van het akkoord uitgesteld om de economische gevolgen te bestuderen.
De onderhandelingen met Libië zijn daarentegen van start gegaan in november 2008 in Brussel, met het doel een kaderovereenkomst te sluiten waarin een ambitieus vrijhandelsakkoord op het gebied van goederen, diensten en vrije vestiging, en samenwerking op het gebied van regelgeving centraal staan. Het sluiten van dit akkoord met Libië zal het laatste stukje van de puzzel zijn. Dan zal de EU vrijhandelsakkoorden hebben gesloten met al haar mediterrane buurlanden, ook al valt Libië niet onder het Europees nabuurschapsbeleid.
De sluiting van dit handelsakkoord biedt exporteurs van de Unie nieuwe exportmogelijkheden in Libië en gunstiger regelgeving, met name op het gebied van diensten en op de markten voor olie en aardgas. Uiteraard bevindt het overleg met Tripoli zich nog in de beginfase en zal nog enige tijd nodig zijn om de onderhandelingen af te ronden.
Tijdens dit proces zal de Commissie bijzondere aandacht besteden aan capaciteitsopbouw op het gebied van handel en aanverwante zaken bij de Libische overheid. Ook wordt op dit moment een duurzaamheidseffectbeoordeling over Libië afgerond.
Georgios Papastamkos, namens de PPE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, we steunen het strategisch belangrijke Euromed-partnerschap en de consolidatie van de politieke, economische en culturele samenwerking en vrede, veiligheid en stabiliteit in het gebied in het algemeen. We roepen de ministers op om tijdens de komende conferentie een routekaart aan te nemen voor de invoering van de Euromed-vrijhandelszone. De bilaterale aanpak moet worden gecombineerd met een regionale aanpak. Veel belangrijker nog dan de noord-zuid-dimensie vind ik de zuid-zuid-dimensie van de economische regionale integratie, waaraan zowel de voorzitter van de Commissie internationale handel, de heer Moreira, als commissaris Tajani heeft gerefereerd. Ik wil er met nadruk op wijzen dat het openstellen van markten gepaard moet gaan met het vaststellen van voorrechten op sociaal en milieugebied en normen voor plantgezondheid. Ook bepaalde ernstige kwesties met betrekking tot de invoer van agrarische producten in de Europese Unie moeten worden aangepakt. Ik persoonlijk ben voor versterking van het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied en van de programma’s die zijn aangekondigd voor strategische sectoren, zoals samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen en de benutting van hernieuwbare energiebronnen. Tot slot wil ik speciale nadruk leggen op de ontwikkeling van zeecorridors en op het voorstel dat Griekenland vorige zomer heeft ingediend voor de oprichting van een waarnemingscentrum voor vervoer in het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied, dat moet worden gevestigd in Griekenland.
Kader Arif, namens de S&D-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil Vital Moreira bedanken voor zijn toespraak.
Op 9 december aanstaande komen de Euro-mediterrane ministers van Handel bijeen om over de hervatting van onze economische en handelssamenwerking te spreken. Allereerst zou ik graag zien dat we samen duidelijk uitspreken dat alle partners, zowel uit het noorden als uit het zuiden, profijt behoren te trekken van een vrijhandelszone. Dat we de instelling van een dergelijke zone voor 2010 hadden gepland, was niet realistisch en zelfs niet wenselijk, gezien de nog steeds gapende ontwikkelingskloof tussen de landen aan de noord- en zuidkust van de Middellandse Zee.
Bovendien hebben sommige personen voortdurend verkondigd dat als je de politieke problemen hebt opgelost, er dan vanzelf wel vooruitgang zal worden geboekt op economisch en handelsgebied. Op die manier zou dan ook het Euro-mediterrane partnerschap, dat – ik wijs u er nog maar even op – uit een politieke, economische, sociale en culturele pijler bestaat, verder kunnen worden geholpen. U hebt vast al wel begrepen dat ik weinig op heb met dit magische en misleidende idee dat handel drijven voldoende is om harmonieuze integratie, vrede en stabiliteit dichterbij te brengen.
De feiten sterken mij nog in die opvatting. Zo werd gedacht dat door de oprichting van een Unie voor het Middellandse-Zeegebied politieke conflicten zouden worden bijgelegd en dat via zogenaamd concrete en zichtbare projecten de stagnerende Euro-mediterrane samenwerking nieuw leven zou worden ingeblazen. In de praktijk is het echter de Unie voor het Middellandse-Zeegebied die stagneert, en het zijn de weggemoffelde politieke geschillen die haar lelijk te kijk zetten.
Ik behoor tot degenen die met volle overtuiging vasthouden aan de geest van het Barcelona-proces, aan het inzicht dat vooruitgang niet uitsluitend via handelsstatistieken kan worden gemeten. Overigens pakken deze statistieken nog altijd te ongunstig uit voor onze zuidelijke partners en voor hun bevolking. Handel als doel op zichzelf, nee, daar geloof ik absoluut niet in.
Ik geloof wel in handel die in dienst staat van ontwikkeling en tot doel heeft de verschillen tussen arm en rijk te verkleinen, de welvaart werkelijk te delen of regionale integratie tot stand te brengen. Maar dan moeten de onderhandelingen daar wel op gericht zijn.
Daarom roep ik ons allen op tijdens deze volgende bijeenkomst eendrachtig ambitieus te zijn en geen genoegen te nemen met technische besprekingen over het slechten van handelsbarrières, alsof dat de bedoeling was. Zo’n insteek is niet langer acceptabel.
Regionale integratie, vooral binnen het Zuid-Zuid-netwerk, de vereiste aanpak van de zware economische crisis die een groot verlies van banen tot gevolg heeft, bezinning op menselijke, sociale en ecologische ontwikkeling en het vraagstuk van de mensenrechten moeten weer het kloppend hart van onze gesprekken gaan vormen.
Niccolò Rinaldi, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer de commissaris, gezien het tijdstip wil ik graag beginnen met een citaat uit “Duizend-en-één-nacht”, aangezien we het hebben over de Arabische wereld.
In dit sprookje staat: “In stilstand vindt een intelligent en opgeleid man geen enkele eer. Stilstaand water wordt brak: als het stroomt is het goed, als het niet stroomt, is het niet goed”.
Dit geeft een idee van het erfgoed van de grote Arabische traditie, die ons uitnodigt onszelf los te maken van een zekere inertie en het Euro-mediterrane integratieproces zo goed mogelijk opnieuw te lanceren, rekening houdend met twee factoren.
De eerste factor is tijd. Op dit moment is de helft van de mediterrane bevolking jonger dan 18 jaar en in minder dan dertig jaar tijd zullen wij een vrijhandelszone hebben die bestaat uit bijna een miljard consumenten en burgers. We hebben dus niet veel tijd.
De tweede factor is de aard van de handelsakkoorden die wij deze landen willen bieden. Als liberaal-democraten willen wij dat deze handelsakkoorden vrij zijn van bureaucratische structuren of centralisme en willen wij dat zij de macht over middelen en rijkdommen wegnemen van de oligarchische structuren die op dit moment de touwtjes in handen hebben in de partnerlanden.
Yannick Jadot, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, na vijftien jaar onderhandelingen over de handelsdimensie van het proces van Barcelona betwijfelen wij ten zeerste of het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst van het type Euromed wel het juiste antwoord is op de heersende sociale, politieke en economische problemen in de regio.
Zoals reeds eerder is gezegd, is uit de effectbeoordeling vooral gebleken dat zo’n overeenkomst mogelijk zeer nadelige gevolgen heeft, zowel op sociaal en milieugebied als voor de regionale integratie.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, commissaris, vinden wij het voorstel van de Commissie, de routekaart voor 2010 en daarna, met zijn bilaterale vrijhandelsovereenkomsten te eenzijdig. Dat is niet de richting die we op moeten.
Wij steunen de ontwerpresolutie die vandaag wordt besproken, vooral omdat daarin al deze sociale en milieueffecten en gevolgen voor de regionale integratie aan de orde komen, omdat in paragraaf 10 wordt opgeroepen om de doelstellingen van de handelsovereenkomsten nog eens kritisch onder de loep te nemen, met name wat betreft deze sociale en milieuvraagstukken, en omdat door deze overeenkomsten opnieuw tegen het licht te houden, het handelsaspect wellicht weer in het totale Barcelona-proces kan worden geïntegreerd.
Willy Meyer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn fractie vindt dat het deel van het Euro-mediterrane project dat te maken heeft met handel, immigratie of financiering niet los kan worden gezien van het politieke deel. Daarom is onze fractie erop tegen dat Europese Unie Israël en Marokko deze verhoogde status verleent, omdat het beide turbulente gebieden zijn die niet kunnen voldoen aan de eisen voor een unie voor vrede op grond van het internationaal recht.
We zijn van mening dat de Europese Unie en de Europese Commissie veel veeleisender moeten zijn als het gaat om de normen en waarden die ons naar een project van een gezamenlijke veiligheid en vrede leiden.
Op dit moment is bijvoorbeeld een Saharaanse leider op een Spaans eiland – Lanzarote – in hongerstaking omdat Marokko haar niet toelaat tot de bezette gebieden. Dit is een belangrijk feit dat vraagt om een actieve stellingname van de Europese instellingen tegenover Marokko.
Ik denk dat het Euro-mediterrane partnerschap niet enkel om handel draait, maar ook om de bescherming van het internationaal recht en de rechten van de mens.
William (The Earl of) Dartmouth, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Britse Onafhankelijkheidspartij is tegen de Euromed-overeenkomst en wel hierom: de Euromed-overeenkomst biedt aanzienlijke handelsconcessies, en zelfs subsidies aan niet-lidstaten. Dit moet haast wel direct of indirect ten koste gaan van de Britse belastingbetaler. Bovendien, toen de vertegenwoordiger van de commissaris over Euromed sprak tegenover de Commissie internationale handel, die ik vertegenwoordig, samen met andere mensen hier, zei hij, en ik citeer: “er is geen sprake van implementatie van alle EU-regels”. Verder zei hij dat de toepassing van de EU-regels intelligent en selectief zal zijn.
In het Verenigd Koninkrijk daarentegen moeten we dulden – en onze economie heeft daar echt last van – dat alle EU-regels worden toegepast, en bovendien worden toegepast op een manier die zowel onintelligent als universeel is.
We mogen niet eens de gloeilampen gebruiken die we willen. Maar het gaat niet alleen om gloeilampen. Na Lissabon worden we min of meer geregeerd door de drie amigo's: de voorzitter van de Commissie, de zojuist benoemde voorzitter van de Raad, die vast en zeker de grootvader van Kuifje is, en, nog crucialer, de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, die toen ze achter in de dertig was, een van de vier betaalde ambtenaren van de uiterst linkse Campagne voor Nucleaire Ontwapening (CND) was.
Dit is een ernstige zaak, en we moeten het met deze mensen doen, maar de Euromed-landen hoeven het helemaal niet met de drie amigo's te doen.
En dan is er ook nog de kwestie van de mensenrechten. In dit geval moet ik vragen wat hier aan de hand is. Aan nota bene Syrië en Libië zijn handelsconcessies geboden en zelfs subsidies die door ons moeten worden betaald, maar waar zijn de waarborgen voor de mensenrechten? Nergens te bekennen voor deze landen, die allebei een lange en ronduit verachtelijke reputatie hebben. Als iemand die een tiener was in de jaren zestig moet ik wel zeggen dat de opstellers van dit gedeelte van de resolutie iets gerookt moeten hebben. We zijn dus tegen deze resolutie in al haar facetten.
Jörg Leichtfried (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, vrijhandel kan goed zijn als het zich niet enkel beperkt tot vrijhandel. Overeenkomsten als deze gaan over veel meer dan dat, en dat moet ook. Ze moeten niet alleen een vrijhandelszone opzetten, maar ze moeten ook over blijvende effecten gaan. Ze moeten gaan over het genereren van ontwikkeling. Ze moeten gaan over het scheppen van veiligheid. Ze moeten gaan over het creëren van welvaart voor iedereen. Dat is veel belangrijker dan ervoor te zorgen dat zuivere liberalisering plaatsvindt, dat markten worden ontsloten en dat aan het einde van de rit een paar mensen profiteren. Als we de handel vrijer willen maken, moet het doel van al deze inspanningen – zowel hier als in onze buurlanden in het zuiden – het bestrijden van werkloosheid zijn. Deze inspanningen moeten gericht zijn op het creëren van meer mogelijkheden voor vrouwen, jonge mensen en de plattelandsbevolking. Als dat ons doel is, zijn we op de juiste weg. Als het ons doel is om alleen te liberaliseren, te ontsluiten en een paar mensen in staat te stellen winst te maken, zijn we op de verkeerde weg.
Czesław Adam Siekierski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de fundamentele doelstelling van de Euro-mediterrane associatieovereenkomsten bestaat in de eerste plaats in het aangaan van nauwere samenwerking, voornamelijk op het vlak van de handel, tussen de Europese Unie en landen uit het Middellandse-Zeegebied. Daarnaast hebben deze overeenkomsten tot doel de economieën van deze landen te herstructureren. De Europese Unie kan de Arabische wereld op deze manier helpen om zich om te vormen tot een welvarende regio. Dit zal niet alleen de voorwaarden scheppen voor nauwere samenwerking, maar biedt ook een kans op stabiliteit in de regio.
We moeten alles in het werk stellen om het proces te versnellen dat in Barcelona is opgestart. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan kwesties in verband met democratie, de handhaving van de rechtsstaat, waarden, menselijke waardigheid en economische en sociale ontwikkeling. Het versterken van de interculturele dialoog zal ook een belangrijke rol spelen in dit verband.
De liberalisering van de handel in landbouwproducten in de Euro-mediterrane zone kan naar mijn mening bijdragen tot een gunstig handelsverkeer, zij het op voorwaarde dat de Europese Unie zich voornamelijk richt op de uitvoer van graan, vlees en melk, evenals op de invoer van fruit en groenten uit de landen uit het Middellandse-Zeegebied. De verwezenlijking van een zo buitengewoon ambitieus actieplan als het Euro-mediterraan partnerschap zal niet alleen grote inspanningen, maar ook talrijke compromissen vergen van de landen die bij het proces betrokken zijn.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, enkele weken geleden was ik bij de bijeenkomst van de delegatie voor de betrekkingen met Canada. Er werd gesproken over een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada. Daarvoor hebben we hier in het Parlement gesproken over een vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea. Vanavond bespreken we een vrijhandelsovereenkomst in de Euromed-regio.
Kan de Commissie ons zeggen over hoeveel vrijhandelsovereenkomsten we onderhandelen of tot nog toe hebben onderhandeld? Ten tweede, waar is de nettowinst voor de landen van de Europese Unie? Ten derde, waar zijn de mogelijkheden voor bedrijven en ondernemers voor wat het creëren van banen en de economie betreft?
Tot slot ben ik het niet noodzakelijkerwijs eens met de punten die de heer Dartmouth naar voren heeft gebracht, maar ik zou graag het antwoord op zijn kernvraag horen, de persoonlijke aspecten buiten beschouwing gelaten.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat ging over de liberalisering van handel, en ik sta hier vanavond voor dit Parlement als een Europeaan die in de samenwerking tussen landen gelooft, maar niet als iemand die gelooft in het federalisme van het huidige project.
Lissabon zal voor het Verenigd Koninkrijk onze macht inperken om de handel te controleren en uit te voeren met wie wij ook willen. Verder is de verzwakking van onze democratie, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Europa, duidelijk zichtbaar na de gebeurtenissen van de afgelopen week, zoals de benoeming van een voorzitter en de zalving van een Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken die nog nooit in een ambt gekozen is, maar nu namens de mensen in Europa over buitenlandse zaken zal spreken. Dit is toch zeker geen situatie die de Commissie onder controle heeft, en ik hoor graag haar standpunt hierover.
João Ferreira (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, bij de totstandbrenging van een Euromed-vrijhandelszone zijn er twee punten die wij goed voor ogen moeten houden.
Het eerste punt betreft een algemene kwestie die van toepassing is op de ten zuiden en ten oosten van de Middellandse Zee gelegen landen, en op de meeste ontwikkelingslanden waarmee de Europese Unie soortgelijke overeenkomsten wenst te sluiten, waaronder met name de ACS-landen.
Zoals Dominique Lacordaire destijds zei: “Tussen de sterke en de zwakke, tussen de rijke en de arme, is het de vrijheid die onderdrukt en de wet die bevrijdt”. Wij mogen onze ogen niet sluiten voor de onmiskenbaar grote sociaaleconomische verschillen en de sterk uiteenlopende ontwikkelingsstadia waarin zich de productiesystemen van de landen ten noorden en ten zuiden van de Middellandse Zee bevinden.
De liberalisering van de handel, met name in gevoelige sectoren zoals de landbouw en de visserij, heeft ongetwijfeld geleid tot een verslechtering van de huidige economische en sociale crisis. Immers, zij heeft de zwakkere productiesystemen, de werkgelegenheid en de sociale rechten onder druk gezet en de afhankelijkheid vergroot, vooral op voedselgebied, waardoor de vrije en soevereine ontwikkeling van elk land op de helling is komen te staan.
Zoals hier reeds is gezegd, ligt de situatie in Palestina en de Westelijke Sahara nog vers in ons geheugen. Wij mogen die in dit debat in geen geval uit het oog verliezen.
Jörg Leichtfried (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat ik nog minder dan een minuut nodig heb. Ik heb ook een vraag aan de commissaris. We zijn het erover eens dat vrijhandelsakkoorden en handelsakkoorden niet alleen beperkt moeten blijven tot handel, maar ook andere doelstellingen moeten hebben waarvan wij uiteindelijk allemaal profiteren. In hoeverre leidt dit proces bij ons en onze partners tot meer democratie, meer mensenrechten en een meer rechtvaardige verdeling van welvaart? Is er al iets van te zien of zal het nog een tijdje duren? Zo ja, hoe lang zal het duren?
Kader Arif (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het was niet mijn bedoeling op het betoog van mevrouw Dodds te reageren, maar ik wil haar toch even aansporen om het Verdrag van Lissabon te lezen. Als er namelijk één commissie is die beter wordt van het Verdrag van Lissabon, dan is het de Commissie internationale handel wel. Daarom durf ik de stelling aan dat het Europees Parlement de komende maanden of jaren iets meer gewicht in de schaal zal leggen.
De heer Moreira heeft de commissaris zeer precieze vragen gesteld. Als antwoord hoorde ik de heer Tajani geven: Libië en Syrië. Eén vraag is echter heel snel aan de kant geschoven en die betreft de hele kwestie van de mensenrechten, waarop geen nauwkeurige reactie is gekomen. Ik zie graag dat er vooruitgang wordt geboekt in de onderhandelingen met Libië en Syrië, maar tegelijk moeten er precieze antwoorden worden gegeven op de vragen en verzoeken van de Europese Unie met betrekking tot de mensenrechten.
Tweede punt: het lijkt mij onmogelijk over de Euromediterrane zone te spreken zonder gewag te maken van het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk, nu er producten uit de bezette gebieden worden ingevoerd. Ik wil dus ook graag weten hoe het standpunt van de Commissie op dit punt luidt.
Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen benadruk ik dat commissaris Ashton afwezig is als gevolg van andere institutionele verplichtingen in het kader van haar huidige post, niet doordat zij met ingang van 1 december een andere post zal bekleden.
Ik zal proberen uw vragen zo mogelijk te beantwoorden. Wanneer ik u een antwoord schuldig moet blijven, zullen alle Parlementsleden dit schriftelijk ontvangen aangezien ik uw vragen zal doorsturen aan commissaris Ashton en haar medewerkers.
Ik onderstreep dat de Europese Commissie bij iedere actie altijd de mensenrechten centraal heeft gesteld. Ook in mijn DG – Vervoer – hebben wij in al onze initiatieven in Afrika altijd ons uiterste best gedaan opdat er voorrang wordt gegeven aan politieke stabiliteit en eerbiediging van de mensenrechten en de regels. Dit streven is een onderdeel van het politieke project van de Europese Commissie. Bovendien omvatten de vrijhandelsakkoorden altijd samenwerkingsclausules.
Ik wil alle Parlementsleden derhalve geruststellen dat de Commissie nooit het belang van de eerbiediging van de mensenrechten onderschat en evenmin haar plicht om landen waarmee onderhandelingen worden gevoerd hieraan te herinneren. De situaties op het gebied van de mensenrechten worden op de voet gevolgd en als dit het geval is bij landen die een verzoek om toetreding tot de Europese Unie hebben ingediend, dan is er reden te meer om dit te blijven doen bij de landen waarmee onderhandelingen worden gevoerd.
Wat Syrië betreft, is de associatieovereenkomst qua patroon gelijk aan de andere Euro-mediterrane overeenkomsten voor zover zij een regelmatige politieke, economische en sociale dialoog en samenwerking op een groot aantal gebieden vereist. De overeenkomst omvat de geleidelijke totstandbrenging van een vrijhandelszone over een periode van maximaal twaalf jaar en tegelijkertijd meer verreikende en substantiële bepalingen op velerlei gebied, zoals handelsbepalingen die niet onder andere Euro-mediterrane associatieovereenkomsten vallen. Ik denk hierbij aan tariefafbraak voor landbouwproducten, bepalingen betreffende technische handelsbelemmeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, handelsfacilitering, recht van vestiging en dienstverlening, overheidsopdrachten en, tot slot, geschillenbeslechtingsmechanismen.
Wat Libië betreft: na een periode van moeizame relaties met de internationale gemeenschap heeft dit land stappen gezet om de politieke en economische betrekkingen met zijn buitenlandse partners te normaliseren.
Zelfs tijdens een bezoek aan Libië als commissaris voor Vervoer heb ik gemerkt dat de wil aanwezig is om te breken met de oude trend. Ik zou zeggen dat Libië altijd instemt met de doelstellingen en de algemene inhoud van de juridische ontwerpteksten over handel in goederen, diensten en het recht van vestiging, handelsregels – inclusief regels inzake overheidsopdrachten – en samenwerking inzake regelgeving op een scala van gebieden van het Gemeenschapsacquis. Libië heeft ook toegezegd andere clausules te zullen respecteren, maar ik herhaal dat de Commissie in ieder geval waakzaam zal blijven.
Ik hoop dat ik uw vragen hiermee afdoende heb kunnen beantwoorden.
Anderzijds, wat betreft het precieze aantal vrijhandelsakkoorden waarover de Commissie onderhandelt, zullen de medewerkers van commissaris Ashton schriftelijk duidelijkere en volledigere antwoorden geven.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er vijf ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 115, lid 5 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 25 november 2009 plaats.