Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik feliciteer de heer van Nistelrooij van harte met zijn verslag, waarin ik mij helemaal kan vinden.
In het verleden heb ik in een aantal initiatieven en vragen de mogelijkheid geopperd om middelen van de Europese Unie aan te wenden voor sociale huisvesting voor de meest behoeftige en gemarginaliseerde categorieën in de samenleving. Dit zijn de categorieën die door de plaatselijke overheden worden opgenomen in de op inkomen gebaseerde classificaties, zoals in grote hoofdsteden en stedelijke gebieden gebeurt.
De situatie op het gebied van huisvesting, in het bijzonder voor de kwetsbaarste groepen van de samenleving, is voor veel grote Europese steden echt nijpend geworden. Ik ben dan ook van mening dat het verslag van de heer van Nistelrooij een stap in de goede richting is, maar ook geloof ik dat er in reactie hierop meer geld moet worden uitgetrokken voor de oplossing van de nijpende problemen op het gebied van sociale huisvesting.
Zigmantas Balčytis (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag gesteund omdat ik geloof dat dit een stap voorwaarts is in de bestrijding van fraude en belastingvlucht op Europese schaal. Ondanks de bereidheid van de lidstaten om samen te werken op belastinggebied, zijn er nog geen tastbare resultaten bereikt. Belastingfraude bevindt zich nog steeds op een extreem hoog niveau binnen de EU, en brengt ongelooflijk veel negatieve gevolgen voor zowel onze economieën als onze burgers met zich mee.
Ik ben zeer blij met de voorgestelde nieuwe verbeteringen, die hopelijk tastbare resultaten zullen opleveren in de bestrijding van fraude en belastingvlucht, en in het bijzonder met de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn tot alle belastingen, inclusief sociale zekerheidsbijdragen, automatische informatie-uitwisseling en een betere samenwerking tussen de lidstaten bij belastingvraagstukken.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag wat willen zeggen over het verslag van de heer Domenici en verder erop wijzen dat ik het een groot goed vind dat wij hier in Straatsburg in zo groten getale het groene licht hebben gegeven voor maatregelen ter verbetering van de transparantie en de uitwisseling van gegevens ten behoeve van een doeltreffendere belastinginning in de lidstaten. Dat daarvoor een economische crisis nodig was, vind ik dan wel weer spijtig. De belastingparadijzen in allerlei eilandstaten, waarvan een groot deel steun geniet uit fondsen van de Europese Unie, vormen de achillespees van het geheel. Het is nu aan ons om daar met vereende krachten, met het gehele gewicht van de Europese Unie, iets tegen te doen. Pogingen van individuele lidstaten om de situatie aan te pakken middels bilaterale verdragen hebben geen enkel tastbaar resultaat opgeleverd. Het feit dat de zevenentwintig lidstaten van de EU in 2004 2,5% van het bbp zijn misgelopen, spreekt boekdelen.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de grootste uitdaging voor een regering is mededinging van buitenaf. Een land kan zijn belastingen maar tot een bepaald niveau verhogen. Daarboven begint het geld naar het buitenland te gaan en nemen de inkomsten afnemen. Zoals Milton Friedman al zei is concurrentie tussen overheden bij hun dienstverlening en belastingniveaus net zo productief als concurrentie tussen bedrijven en individuen. Daarom is het zo verontrustend om te zien hoe de Europese Unie de weg volgt van belastingharmonisatie en uitvoer van hoge kosten van het ene land naar het andere.
Als er één thema naar voren is gekomen tijdens deze recente benoemingshoorzittingen met de Commissie, dan is dat wel het verlangen naar een speciale inkomstenstroom voor de Europese Unie en naar een maatregel van belastingharmonisatie. Dat verklaart waarom het aandeel van de Europese Unie in het bbp van de wereld afneemt, waarom we zijn gedaald van 36 procent twintig jaar geleden tot 25 procent op dit moment en over tien jaar naar verwachting zullen zijn gedaald tot 15 procent.
Het goede nieuws is dat de kiezers er niet blij mee zijn. Net zoals de bevolking van Massachusetts willen de inwoners van Europa geen belastingheffing zonder vertegenwoordiging, en ik ben er zeker van dat ze dienovereenkomstig zullen stemmen.
Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de meeste mensen zullen, wanneer ze naar deze titel kijken, zeggen dat samenwerking redelijk is. Wie kan er nu tegen samenwerking zijn? Totdat je in detail gaat kijken wat mensen nou eigenlijk bedoelen wanneer ze het hebben over belastingsamenwerking binnen de EU en op Europees niveau.
Neem het voorbeeld van een moedig land als de Kaaimaneilanden. In tegenstelling tot de droom van de groenen en de socialisten om ontwikkelingslanden arm te houden, zodat we onze hulp daar naar toe kunnen sturen en ons schuldgevoel als blanke middenklasse kunnen verlichten, heeft dit land daadwerkelijk geprobeerd om zich uit de armoede op te werken, niet door afhankelijk te zijn van bananen of suiker, maar door dienstverlening op hoog niveau, zoals financiële diensten. Maar de Kaaimaneilanden proberen het nog niet of de mensen in de hele EU – ook de politici hier – klagen erover. Het land ontwijkt geen belastingheffing maar probeert wel dubbele belastingheffing te ontwijken. Er zijn mensen uit EU-landen die nog steeds belasting betalen in hun lidstaten. Het is tijd om dit imperialisme te stoppen.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als je een lijst zou maken van de landen met de rijkste burgers, de staten met het hoogste bbp per capita ter wereld, zou u tot uw verrassing vaststellen dat veel van die landen erg klein zijn. De top 10 wordt gedomineerd door microstaatjes: Liechtenstein, Luxemburg, Brunei, Jersey, enzovoort.
Het eerste grote land dat op de lijst van rijkste landen staat, zijn de Verenigde Staten, omdat ze een buitengewone truc toepassen. Het land wordt weliswaar bestuurd als een confederatie van staten, maar de deelstaten hebben een enorme wetgevende en fiscale autonomie. Daarom is het zo tragisch dat wij gisteren nog de nieuwe voorzitter van de Europese Raad hebben horen spreken over de behoefte aan Europees economisch bestuur als antwoord op de financiële crisis in Griekenland. Juist wanneer overheden steeds groter worden en verder weg staan worden ze inefficiënter, gaan ze steeds meer verspillen en worden ze corrupter. Als collega's hieraan twijfelen, stel ik voor dat ze eens om zich heen kijken.
Iva Zanicchi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de dramatische aardbeving in Haïti heeft niet alleen dit onfortuinlijke land, maar ook ons aller geweten op zijn grondvesten doen wankelen.
De belangstelling en steun van de internationale gemeenschap voor het Haïtiaanse volk waren een lichtend voorbeeld van solidariteit en menselijkheid. De Europese Unie heeft snel gereageerd op deze tragedie en is onmiddellijke financiële langetermijnverplichtingen aangegaan van meer dan 300 miljoen euro, waar nog eens een bedrag van ruim 92 miljoen euro bij komt dat reeds is toegezegd door de afzonderlijke lidstaten.
Wat dit betreft benadruk ik met grote trots de snelheid en doeltreffendheid van de Italiaanse hulpverlening, in het kader waarvan onder andere het vliegdekschip Cavour is gestuurd, dat niet alleen al zijn bijzonder geavanceerde medische faciliteiten ter beschikking heeft gesteld maar ook 135 ton goederen uit hoofde van het Wereldvoedselprogramma naar Haïti heeft vervoerd en 77 ton goederen van het Italiaanse Rode Kruis.
Dank u, mijnheer de Voorzitter. Dit punt wilde ik graag benadrukken.
Vito Bonsignore (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, 200 000 doden, 250 000 zwaargewonden, drie miljoen mensen die rechtstreeks zijn getroffen door de aardbeving en twee miljoen mensen die voedselhulp nodig hebben: dit zijn de vreselijke gevolgen van de verschrikkelijke catastrofe die Haïti heeft getroffen.
De Europese Unie heeft haar deel gedaan en doet dit nog steeds; zij is de belangrijkste internationale donor. Toch benadruk ik dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid niet onmiddellijk ter plaatse was om onze hulp te coördineren. Wij hadden liever gezien dat zij daar snel haar werk had gedaan en zich op Haïti had beziggehouden met de hulpverlening.
De Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Frattini, heeft met name voorgesteld dat de schulden van Haïti - één van de armste landen ter wereld - worden kwijtgescholden. Welnu, ik verzoek het Parlement om dit voorstel te steunen en de Unie om dit te bepleiten en dus alle schuldeisende landen te vragen in te stemmen met dit Italiaanse voorstel om Haïti zijn schulden kwijt te schelden.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) We hebben laat – maar beter laat dan nooit – een resolutie goedgekeurd over concrete hulpmaatregelen voor Haïti. Het is van groot belang dat die gericht zijn op de wederopbouw van het compleet aan de bedelstaf geraakte eiland. Als ondervoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU belast met de mensenrechten hecht ik er een groot belang aan dat de Europese hulp met name ingezet wordt voor duurzame gezondheidszorgvoorzieningen en onderwijs aan duizenden weeskinderen op Haïti zelf. Ook dienen we mogelijke kinderhandel te voorkomen. Wat me echter verontrust, is dat volgens de media de Haïtianen protesteren omdat ze ondanks alle inspanningen tot nog toe geen tenten boven hun hoofd hebben, noch voldoende voedsel en water. Ook ben ik er helemaal niet over te spreken dat de hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken, barones Ashton, niet bereid was haar weekeinde op te offeren om op tijd op het eiland aanwezig te zijn. Dat is geen goed begin voor een beter extern beleid van de EU na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is zeer belangrijk dat de Europese Unie als de grootste economie ter wereld een grote bijdrage levert aan de hulp aan het rampgebied in Haïti na de aardbeving. Dit soort aardbevingen kan slechts zelden worden voorspeld: ze komen onverwacht. Zodoende worden wij, leden van de wereldgemeenschap, gevraagd te tonen hoe groot onze solidariteit is en in welke mate wij zorg dragen voor onze naaste medemens.
Een oud gezegde luidt: wij zijn zo sterk als onze zwakste schakel. Nu wordt ook de solidariteit van de Europese Unie gemeten. Wij moeten goed zorgen voor onze zwakste schakels in Haïti en waarborgen dat de hulp van de Europese Unie haar doel bereikt en effectief is. Hoe succesvol de hulp en het geld zijn, wordt aan de hand van deze criteria gemeten.
Natuurlijk moeten ook de lidstaten hierbij betrokken zijn, en dat zijn ze ook, net als veel christelijke gemeenschappen, die direct contact hebben met de burgers. Op die manier kunnen wij waarborgen dat de hulp gaat naar degenen die deze nodig hebben.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vrijdag is het precies een maand geleden dat de verwoestende aardbeving in Haïti plaatsvond. Het dodendal wordt nu op 230 000 geschat, en er zijn 300 000 gewonden. Dit zou ons ertoe moeten aanzetten om al het mogelijke te doen om te waarborgen dat de overlevenden worden geholpen bij de wederopbouw van hun levens en hun land. Ik heb daarom de gezamenlijke resolutie gesteund, maar ik wil laten notuleren dat ik tegen het concept van een Europese civiele beschermingsmacht ben.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens het debat over deze resolutie zijn we weer eens getuige geweest van de manier waarop dit Parlement het virtuele boven het reële verheft, het symbolische boven het werkelijke. Er is veel gepraat over de noodzaak om een EU-stempel te drukken op de steun voor Haïti en over de noodzaak om het beginsel van een Europese civiele beschermingmacht vast te leggen. Barones Ashton kreeg veel kritiek omdat ze er niet naar toe is gegaan om de dingen een Europees gezicht te geven.
Ondertussen verleenden de Amerikanen natuurlijk echte steun op een uiterst snelle manier. En welke dank hebben zij daarvoor ontvangen? Ze werden door een Franse minister ervan beschuldigd het land te hebben bezet. Hier zien we maar weer al te duidelijk dat de Amerikanen hier in dit Parlement geen goed kunnen doen. Als ze interveniëren, zijn ze imperialisten, als ze het niet doet, zijn ze isolationisten.
Ik vraag mij eerlijk gezegd af of de Europese Unie dichter bij huis geen dringender zaken aan haar hoofd heeft dan het drukken van een stempel op de dingen in de Caraïben. Griekenland staat op de rand van een financiële instorting. We staan op het punt om een financieel reddingsplan goed te keuren, hetgeen een flagrante schending zou zijn van artikel 125 van de Verdragen. We moeten eerst ons eigen huis op orde krijgen en pas dan mogen we eventueel anderen de les lezen.
Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Ondanks de door het Europees Parlement op 22 oktober aangenomen resolutie over Iran gaat de situatie van de mensenrechten daar steeds verder achteruit. De resolutie heeft volgens mij niet de verwachte morele druk uitgeoefend. Ik vind met name de executie van 140 minderjarige misdadigers betreurenswaardig en zelfs schokkend. In december 2009 is bijvoorbeeld de zeventienjarige Mosleh Zamani geëxecuteerd.
Helaas schijnt een verbod op de doodstraf voor jongeren op het internationale toneel echter geen politieke prioriteit te zijn. Iran zet deze gruwelijke praktijk ongehinderd voort, ondanks het feit dat de Islamitische Republiek Iran het Verdrag inzake de rechten van het kind en de Internationale convenant over de civiele en politieke rechten heeft ondertekend. Daarom doe ik een beroep op de EU om specifieke en duidelijke stappen te zetten, en volledig gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt.
Marco Scurria (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag het woord omdat er, zoals reeds is gezegd, gisteren in Teheran aanslagen zijn gepleegd op een aantal ambassades, waaronder de Italiaanse.
Daarom zouden het Parlement en de Unie ook moeten overwegen om - zo mogelijk formeel - uiting te geven aan hun solidariteit met ons land en met alle door deze aanslag getroffen landen. Omdat wij echter ook duidelijke signalen zouden moeten afgeven, doe ik officieel het verzoek dat Europa morgen niet vertegenwoordigd wordt op de gedenkdag van de islamitische revolutie in Iran en dat we hiermee een duidelijk signaal afgeven aan de Iraanse autoriteiten.
Ik zeg dit bovendien op een gedenkdag voor de Italianen. Daarom draag ik, net als vele andere Italianen – en hopelijk ook u, mijnheer de Voorzitter –, deze driekleurige rozet, ter herdenking van de vele Italianen die op deze dag zijn verdwenen en gedwongen hun eigen grond te verlaten.
Met deze herdenkingsdaad zou ik onze solidariteit willen uiten met degenen die op dit moment strijden voor democratie en vrijheid in Iran. Ik roep onze autoriteiten er dan ook toe op verstek te laten gaan op de gedenkdag van de Islamitische Republiek.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Het is van groot belang dat we vandaag met onze stemming duidelijk te kennen gegeven hebben dat we erop staan dat het nucleaire programma van Iran onder internationaal toezicht geplaatst wordt, niettegenstaande het verzet van het Iraanse parlement tegen ratificatie van het protocol inzake non-proliferatie van kernwapens. Het voorzitterschap van de Raad dient ervoor te zorgen dat deze kwestie op de agenda van de nu komende zitting van de Veiligheidsraad komt te staan. Ik ben ingenomen met de consensus over het feit dat barones Ashton protesteren moet tegen het incident in de Italiaanse ambassade, omdat dit niet alleen Italië treft maar de Europese Unie als geheel. Onze verklaring van vandaag getuigt er eveneens van dat de Commissie, de Raad en het Parlement met één stem spreken. Het doet mij deugd dat we het er allemaal over eens zijn dat het al dan niet sluiten van een handelsovereenkomst met Iran afhankelijk gesteld dient te worden van Iraanse toezeggingen op het gebied van veiligheid en mensenrechten.
Salvatore Tatarella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de aanslagen op de Europese ambassades, in het bijzonder op de Italiaanse ambassade, en de bedreigingen van de Italiaanse premier zijn bijzonder ernstige zaken die moeten worden berispt. Nog ernstiger lijkt ons echter de systematische onderdrukking van iedere oppositie in Iran en nog ernstiger lijkt ons het nucleaire programma van de Islamitische Republiek Iran.
Dit alles heeft mede kunnen gebeuren doordat het Westen een afwachtende en te tolerante houding heeft aangenomen. Nu de uitgestoken hand van president Obama ook is geweigerd, rest het Westen niets anders dan te dreigen en onmiddellijk een systeem op te zetten van doeltreffende en zware sancties, die echter ook selectief moeten zijn zodat de bevolking er niet door wordt getroffen.
Ik ben mij er terdege van bewust dat Rusland en China tegen sancties zijn, maar de Europese Unie moet alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat beide landen instemmen met deze sancties, die een alternatief zijn voor het sturen van het leger.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is zeer duidelijk dat de situatie in Iran op de spits is gedreven: na de presidentsverkiezingen waren er demonstraties waarin de oppositie zeer hard werd aangepakt, er zijn mensenrechtenschendingen en daarnaast nog de mogelijke kernwapens, die een enorm gevaar vormen in het Midden-Oosten, vooral voor Israël, maar ook voor heel Europa.
Het lijkt erop dat wij in de Europese Unie niet in staat zijn met Iran te praten. Misschien komt dat door de cultuurverschillen, want de sjiitische theologie en het Europees humanisme, het postverlichtingsdenken, verdragen elkaar vrij slecht. Daarom moeten wij een nieuwe weg inslaan.
Wij moeten in ieder geval duidelijk zijn en de Europese waarden ook in onze betrekkingen met Iran verdedigen. Daarnaast moeten wij er alles aan doen om Iran duidelijk te maken wat onze spelregels zijn: democratie, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting. Nu wij over deze resolutie hebben gestemd, is het zeer belangrijk dat zij ook in het Perzisch en Arabisch wordt vertaald, de hoofdtalen in dat land, zodat iedereen duidelijk kan worden gemaakt wat voor regime en richtsnoeren de Europese Unie voor die regio wil.
Ryszard Czarnecki (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de resolutie over Iran gesteund, in de wetenschap dat het hier om een van grootste problemen en uitdagingen van de wereld en Europa gaat. Tegelijkertijd heb ik mijn steun onthouden aan de amendementen van sommige collega’s die Iran als vijand van het Westen wilden bestempelen. Wij moeten de belangrijke cultuur en geschiedenis van dit land in aanmerking nemen. De huidige machthebbers ontkennen die belangrijke cultuur en geschiedenis wellicht. Wij moeten de toekomstige machthebbers in Iran zien als partner. Wij blijven berichten ontvangen over meer executies en terdoodveroordelingen. Wij moeten fundamentele menselijke solidariteit betonen met degenen die een beter Iran willen, een Iran dat een partner van het Westen zal zijn, geen vijand.
Gianni Vattimo (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil meedelen dat ik mij om twee belangrijke redenen heb onthouden tijdens de stemming over de resolutie over de situatie in Iran.
De eerste reden is van specifieke aard. In de resolutie wordt het als vanzelfsprekend beschouwd dat de verkiezingen met als winnaar president Ahmadinejad frauduleus waren. Dit is geenszins bewezen en bovendien heeft president Lula - een man van aanzien - bijvoorbeeld recentelijk nog verklaard deze beweringen belachelijk te vinden.
De tweede reden is dat Iran voortdurend een militaire interventie door de Verenigde Staten en Israël boven het hoofd hangt, iets waar wij evenmin rekening mee houden. Ik vind dat een evenwichtige resolutie, die de vrede in die regio nastreeft, niet deze toon zou moeten hebben van een voortijdige legitimatie van de dreigende oorlog.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Ik heb de onderhavige resolutie gesteund, omdat ook ik van mening ben dat het huidige wetgevingskader van de Europese Unie inzake mensenhandel niet erg doeltreffend is en onvoldoende ten uitvoer is gelegd. Wij moeten ons steeds weer opnieuw met dit onderwerp bezighouden.
Het is betreurenswaardig dat het belang van het probleem van mensenhandel niet wordt erkend door de parlementen van zestien lidstaten, met inbegrip van mijn eigen land, en dat zij het niet nodig vonden het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel uit 2005 te ratificeren en implementeren. Ik hoop dat de resolutie die wij vandaag hebben aangenomen een signaal afgeeft en hen eraan herinnert hoe belangrijk het is zich te richten op de bestrijding van mensenhandel en verdere slachtoffers te voorkomen.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik zou graag van deze gelegenheid gebruik willen maken om mijn grote waardering uit te spreken voor het werk van Edit Bauer en Simon Busuttil. Zij hebben stevig onderhandeld over een aantal compromissen waardoor ik uiteindelijk voor het verslag heb kunnen stemmen. Verder doet het mij deugd dat ook de socialisten hun woord gehouden hebben. In het verslag wordt nu tevens ingegaan op een aantal gevoelig liggende punten uit het programma van de Europese Volkspartij, zoals ondersteuning van personen die het reële risico lopen slachtoffer te worden van mensenhandel en de definiëring van voorwaarden voor de toekenning van verblijfsvergunningen, de verlening van toegang tot de arbeidsmarkt en gezinshereniging.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij zien onszelf in deze eenentwintigste eeuw als beschaafde naties, maar het probleem van mensenhandel blijft onopgelost – erger nog, het neemt toe. De slachtoffers van mensenhandel zijn meestal vrouwen en kinderen en de straffen zijn niet zwaar genoeg om criminelen van deze praktijken te weerhouden. Europa moet besluitvaardiger optreden om deze beschamende praktijk in te perken. Daarom heb ik mijn steun gegeven aan de resolutie waarin wordt opgeroepen tot de ontwikkeling van effectieve instrumenten ter bestrijding van dit verschijnsel en tot een betere onderlinge afstemming van de maatregelen van de lidstaten en de relevante internationale organen van de Europese Unie, in de hoop heilzame effecten te bewerkstelligen.
Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, mensenhandel is altijd een daad tegen de menselijkheid. Het is zeer belangrijk dat wij in Europa eindelijk eens concrete stappen tegen mensenhandel nemen.
Ik heb natuurlijk vóór deze resolutie gestemd, maar maak mij zorgen over wat dit in de praktijk betekent. Is het zo dat wij slechts ons geweten sussen door een dergelijke resolutie op te stellen? Dat mag niet het geval zijn: wij hebben concrete maatregelen nodig.
Mensenhandel is ook in de Europese Unie nog steeds een ernstig probleem. Wij moeten er alles aan doen om mensenhandel, waar vooral kinderen en vrouwen het slachtoffer van zijn, te bestrijden. Wat dit betreft hoop ik dat de Europese Unie en ook de lidstaten concrete maatregelen nemen en in actie komen. Zoals ik zei, is mensenhandel altijd tegen de menselijkheid gericht en de menselijke waardigheid is een absolute waarde. Als Europeanen moet wij die altijd en in alle omstandigheden verdedigen.
Marisa Matias, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen onderstrepen dat wij graag een krachtigere resolutie over Kopenhagen hadden aangenomen dan de tekst die hier vandaag in stemming is gebracht. Wij hebben echter desondanks voor gestemd, omdat wij het bijzonder belangrijk vinden dat het Europees Parlement zijn diepe ontgoocheling uitspreekt over de overeenkomst die in Kopenhagen is bereikt. Die overeenkomst is niet bindend. De partijen hebben zich er niet eens impliciet of expliciet toe verplicht om tijdens dit jaar tot een bindende overeenkomst te komen. Ondertussen wordt het probleem almaar erger en tikt de klok door. Het is dan ook essentieel dat wij een uitdrukkelijke verplichting aangaan.
Daarom roep ik de Europese Unie op om de houding van anderen niet langer als excuus te gebruiken. Het is gemakkelijk niets te doen omdat de anderen ook niets doen. Wij hebben een krachtig standpunt ingenomen en wij moeten dat standpunt handhaven. Excuses zoeken is onverantwoord en ongerechtvaardigd. Wij beschikken over tal van manieren om ons krachtige standpunt in de praktijk te brengen. Een ervan is om de begroting van de Europese Unie aan te passen en, in tegenstelling tot de huidige regeling, specifieke middelen voor de bestrijding van klimaatverandering toe te kennen. Een andere manier is om extra middelen uit te trekken voor steun aan de ontwikkelingslanden, in plaats van de bestaande humanitaire hulp in te trekken of in te korten. Anders doen wij alleen maar cynische pogingen om de problemen van de klimaatverandering op te lossen, terwijl wij andere problemen die de overleving van deze landen in de weg staan ongemoeid laten en negeren. Het is onmogelijk om extra problemen te verhelpen zonder extra middelen.
Daarom is het noodzakelijk dat wij een verplichting aangaan. Wij mogen niet langer wachten. Wij zijn met een veeleisend standpunt naar Kopenhagen vertrokken. Laten wij ons aan dat standpunt houden, want het gaat om reële problemen en om reële mensen, en wij moeten deze uitdaging nu aangaan. Daarom nemen wij hier vandaag deze verantwoordelijkheid op ons.
Alajos Mészáros (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat ik vandaag deze resolutie hebben kunnen steunen.
De Top van Kopenhagen was in vele opzichten een teleurstelling. De EU is er met name niet in geslaagd om een gemeenschappelijke en efficiënte benadering in de omgang met klimaatverandering te laten zien. Evenmin is zij erin geslaagd haar leidende politieke positie bij deze agenda te versterken. Ik beschouw het aannemen van deze resolutie dan ook als een uiterst belangrijke daad om uiting te geven aan de ongebroken geest en vastberadenheid van de EU om de leider in de wereld te zijn bij het bestrijden van klimaatverandering. We moeten onze verdere activiteiten voor de omgang met klimaatverandering versterken en promoten.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik persoonlijk ben van mening dat het volledig verkeerd is om onze aandacht bij klimaatbescherming uitsluitend te richten op een vermindering van de CO2-uitstoot. Ten eerste vergeten velen dat het onderzoek naar de oorzaken van klimaatverandering nog volledig in de kinderschoenen staat en ten tweede is het geheel onjuist en onwetenschappelijk om klimaatverandering te definiëren als een fenomeen dat maar één oorzaak heeft. Dit wil zeggen dat de wereld er niet beter op wordt indien we ons uitsluitend op CO2 richten.
Ik acht het van meer belang om het behoud van de natuurlijke hulpbronnen in het centrum van onze aandacht te plaatsen. Met minder gebruik van fossiele brandstoffen en meer gebruik van hernieuwbare grondstoffen en hernieuwbare energie kunnen wij het milieu sparen, de efficiëntie verbeteren en een betere wereld voor de generaties na ons creëren. Een efficiënte en duurzame omgang met onze hulpbronnen is om deze redenen veel doeltreffender voor ons, onze samenleving en het milieu dan een vermindering van de CO2-uitstoot tegen elke prijs.
Anja Weisgerber (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de onderhandelingen tijdens de Conferentie van Kopenhagen over klimaatverandering zijn voor de Europese Unie teleurstellend verlopen, zoals reeds is gezegd. Het resultaat is ver verwijderd van het standpunt van de EU en ook ver verwijderd van de positie die nodig is voor klimaatbescherming. Alleen de erkenning van het tweegradendoel was positief, aangezien hieruit de nodige reductieverplichtingen kunnen worden afgeleid.
Nu moeten we ons afvragen wat we van de mislukte onderhandelingen kunnen leren en hoe we nu verder moeten gaan. Het is daarom belangrijk om ons te bezinnen en kritisch te kijken naar verschillende punten van de route die we tot nu toe hebben gevolgd. We moeten ons afvragen hoe we samen met andere landen verder kunnen gaan. Hoe kunnen we voorkomen dat de Verenigde Staten, China en India over een compromis onderhandelen, terwijl de EU niet wordt uitgenodigd aan de onderhandelingstafel? Hoe kunnen we effectiever onderhandelen met de ontwikkelings- en opkomende landen? Moeten deze onderhandelingen verplicht onder auspiciën van de Verenigde Naties plaatsvinden?
Tot slot zou ik willen zeggen dat het mij verheugt dat ik voor de resolutie kon stemmen, aangezien de resolutie naar mijn mening nog steeds de leidende rol van de Europese Unie benadrukt. We moeten nu deze vragen beantwoorden en de weg die we zijn ingeslagen voortzetten, ook in internationaal opzicht.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) De ontwerpresolutie over de resultaten van de Top van Kopenhagen over klimaatverandering is het resultaat van het gedegen werk van onze collega’s in meerdere commissies en sluit aan op de langetermijnstrategie voor een werkelijk groen, op de economische doelstellingen van de Unie in de huidige gemondialiseerde wereld afgestemd beleid. Waar ik mij echter niet in vinden kan, zijn de vele onverantwoorde amendementen uit de keukens van de socialisten en de groenen, met name de pogingen om de afgesproken langetermijndoelstelling ten aanzien van de uitstootvermindering te verhogen tot zelfs 40 procent, kernenergie te verbieden en tijdelijk een Europese klimaatveranderingsbelasting in te voeren. Maar ik ben evenmin blij met de ERC-fractie die de klimaatveranderingen bagatelliseert en ook absoluut niet te spreken over de absurde kritiek op de Deense premier die we juist heel erg dankbaar zouden moeten zijn voor de enorme inspanningen die het land zich getroost heeft voor de organisatie van de Top van Kopenhagen.
Albert Deß (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de ontwerpresolutie gestemd, aangezien ik van mening ben dat enkele belangrijke gegevens er niet in opgenomen zijn. Recentelijk zijn er steeds meer berichten die suggereren dat klimaatwetenschappers gegevens vervalsen. Daarover zouden we moeten discussiëren en ons standpunt duidelijk maken.
Ter voorkoming van misverstanden: ik zet mij al jaren in voor een spaarzaam gebruik van fossiele brandstoffen om het milieu zo weinig mogelijk te belasten. Echter, ik begrijp niets van de paniekstemming die wordt opgeroepen door het woord klimaatverandering. In mijn lange politieke loopbaan heb ik al het nodige meegemaakt. Begin jaren tachtig werd gezegd dat er in 2000 geen bomen meer in Duitsland zouden zijn. Duitsland is nu groener dan ooit tevoren. Klimaatverandering bestaat werkelijk, maar heeft door de geschiedenis heen altijd al bestaan en in de toekomst zal dat niet anders zijn. Om deze redenen heb ik tegen de ontwerpresolutie gestemd.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens zijn allereerste persconferentie na zijn benoeming tot voorzitter van de Europese Raad jubelde Herman Van Rompuy over het feit dat 2009 het eerste jaar van een mondiaal bestuur was. Daarbij zei hij onomwonden uit te kijken naar de Top van Kopenhagen en deze te beschouwen als een stap in de richting van een economisch wereldbestuur van onze planeet.
Het is jammer dat een aantal mensen op de milieuagenda gesprongen is en deze aangegrepen heeft als een middel om een andere agenda te doen vorderen, een agenda die draait om de wens de macht weg te halen bij gekozen nationale politici en te concentreren in de handen van internationale technocratieën.
De tragedie is niet alleen dat we minder democratisch worden maar ook de consensus verliezen die we zouden hebben gehad voor het aanpakken van de milieuproblemen. Links of rechts, conservatief of socialist, we kunnen het er allemaal over eens zijn dat we diversiteit nodig hebben in onze energievoorziening en geen verontreinigende stoffen in de atmosfeer willen pompen. Er wordt echter maar één soort beleid toegepast: het beleid van dirigisme en corporatisme, in feite hetzelfde beleid dat reeds op politiek en maatschappelijk vlak mislukt is en nu wordt toegepast op het milieu. Het milieu is in het geheel genomen echter te belangrijk om aan links overgelaten te worden.
Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we naar de discussie hier in het Parlement luisteren, horen wij veel collega’s klagen over het feit dat er niet naar de EU werd geluisterd tijdens de recente discussies in Kopenhagen.
Misschien moeten we ons afvragen waarom dit zo was. Kijk naar ons eigen gedrag hier in het Europees Parlement. Om te beginnen hebben we twee gebouwen voor het Europees Parlement. We komen naar Straatsburg en we verwarmen en verlichten dit gebouw ook wanneer we er niet zijn – uitgesproken hypocrisie. Kijk naar de kostenvergoedingsregeling, een kostenvergoedingsregeling die parlementsleden aanspoort om taxi's en auto's met chauffeur te nemen, maar als je het openbaar vervoer probeert te nemen, mag je dat niet declareren: hypocrisie. Als je 's nachts naar de Parlementsgebouwen kijkt, dan zie je dat de lichten branden en de gebouwen goed verlicht zijn. Kijk naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat door veel Parlementsleden hier wordt ondersteund maar schade toebrengt aan niet alleen de economieën van ontwikkelingslanden maar ook het milieu.
Laten wij daarom eerst ons eigen huis op orde zien te krijgen voordat we de rest van de wereld belerend toespreken.
Eija-Riitta Korhola (PPE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb steun gegeven aan amendement 43, waarin iedereen wordt opgeroepen kennis te nemen van de recente klimaatschandalen. Die schandalen zijn wat hun gevolgen betreft veel ernstiger dan dit Parlement wil geloven. Wij moeten vertrouwen in onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, want anders is er geen basis voor onze beleidsvoering.
Ik heb mij gedurende mijn tienjarige loopbaan als lid van het Parlement steeds beziggehouden met klimaatverandering. Met de wetgeving inzake emissiehandel heb ik mij actief ingezet voor een klimaatbeleid voor Europa dat niet alleen ambitieus maar ook verstandig is, zodat wij niet alleen uitstoot van de ene naar de andere plaats verschuiven. Op dit moment is onze strategie bureaucratisch en ondoeltreffend: wij zijn nu geen voorlopers en wij zouden niet op deze weg voort moeten gaan.
Het ergste is dat de Europese Unie niet volgt wat er op dit moment op het gebied van klimaatonderzoek gaande is. Wij hebben paniekmaatregelen genomen op basis van verkeerde informatie. De valse verklaringen in het verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) vormen zo´n ernstig probleem dat wij het ontslag moeten eisen van Rajendra Pachauri als hoofd van de IPCC en opnieuw moeten beoordelen wat wij weten over de ontwikkeling van door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen en over de doeltreffendheid onze beleidsmaatregelen in dat opzicht.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de resolutie van ons Parlement toont maar weer eens aan dat het onze instelling, zowel op dit gebied als op andere gebieden, volledig aan kritisch denkvermogen ontbreekt ten aanzien van de dogma’s waar we mee worden overspoeld.
Natuurlijk denkt een groot aantal deskundigen dat de beroemde hockeystickvormige exponentiële curve van de opwarming van de aarde, in werkelijkheid een grafisch verzinsel is. Gletsjers smelten niet overal. In ieder geval smelten ze, in tegenstelling tot wat het IPCC verkondigde, niet in de Himalaya. Het waterpeil komt niet zo hoog dat Bangladesh wordt overstroomd. Integendeel, de delta van de Ganges stijgt door aanslibbing. De ijsbeer, die met uitsterven bedreigd zou zijn, is nog nooit in zulke grote aantallen waargenomen als tegenwoordig. De afwisseling van warme en koude perioden heeft zich meerdere malen in onze geschiedenis voorgedaan, waaronder dus kortgeleden, buiten iedere menselijke activiteit om. Waarschijnlijk moeten we de oorzaak zoeken op astronomisch gebied en niet bij de vermeende broeikasgassen.
Zolang deze vragen onbeantwoord blijven, kunnen we de gedachte niet onderdrukken dat dit een schitterend ideologisch dogma is dat is bedacht om de oprichting van een mondiale regering te rechtvaardigen.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil een stemverklaring afleggen over amendement 12 en duidelijk naar voren brengen dat Italia dei Valori tegen de productie van kernenergie is.
In de verkiezingscampagne hebben wij al een standpunt ingenomen in deze moeilijke kwestie door deze op te nemen in ons programma. Wij streven deze doelstelling nu vastberaden na door middel van een belangrijke actie die we tijdens ons recente congres in Italië hebben bevestigd. We zijn een kruistocht begonnen voor een volksreferendum tegen een wet van de Italiaanse regering die korte metten maakt met de meerderheidsstem die de Italianen reeds hebben uitgebracht via een volksreferendum.
Wij doen dit omdat we een schone toekomst willen met duurzame energie, een toekomst die gebaseerd is op zonne- en windenergie. Wij doen dit bovenal omdat we, zoals ik al eerder zei, willen dat de wil van de Italianen wordt bevestigd en niet die van een heel kleine minderheid in het Italiaanse Parlement.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, terwijl de mensen van Massachusetts tegen buitensporige belastingheffing en buitensporig bestuur stemden, pochten onze eigen voorgedragen commissarissen over hun plannen om de belastingheffing in de Europese Unie te harmoniseren en een aparte inkomstenstroom voor Brussel te creëren. Hoe leggen we dit verschil tussen de twee Unies uit?
Het lijkt erop dat je voor een verklaring moet kijken naar het basis-DNA van de twee bestuursvormen. De VS werd gesticht als gevolg van een volksopstand tegen een verre en autocratische regering en tegen hoge belastingheffing, terwijl de Europese Unie zich natuurlijk – in regel 1 van artikel 1 van het oprichtingsverdrag – inzet voor een steeds hechter verbond. Door dit te doen keert zij zich tegen mededinging, tegen de externe curve die de belangrijkste uitdaging is voor een regering. Daarom zien we dat als gehandeld wordt volgens de oprichtingsbeginselen, intolerantie ontstaat ten opzichte van belastingconcurrentie en die intolerantie vermomd is als een aanval op belastingparadijzen, waarmee in feite jurisdicties worden bedoeld die een efficiënter belastingstelsel hebben en hun belastingen lager hebben kunnen houden. De werkelijkheid is dat belastingconcurrentie – belastingparadijzen, als u dat zo wilt blijven noemen – de belangrijkste manier is om de overheid klein te houden en de burger groot en vrij.
Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op dit moment moet men zich afvragen waarom zo sterk de nadruk wordt gelegd op belastingkwesties, belastingsamenwerking en belastingbestuur.
Je hoeft alleen maar naar het gebeuren in een aantal lidstaten te kijken om het antwoord te vinden. We hebben landen die zich diep in de schulden hebben gestoken. In mijn eigen land heeft de Britse regering geld uitgegeven dat zij niet had, en nu moet ze een enorm gat in de begroting dichten. Zelfs vóór de financiële crisis waren er landen waarvan bekend was dat ze onvoldoende belasting inden om de voor hun burgers noodzakelijke overheidsdiensten te kunnen betalen. We geven het geld van de belastingbetaler ook uit aan het overeind houden van bedrijven die over de kop zijn gegaan en die slecht worden bestuurd, evenals slecht geleide banken.
Wat zouden we nu dus moeten doen? In de eerste plaats moeten we een oplossing stimuleren voor alle problemen die ik heb geschetst, maar we mogen ook nooit vergeten dat belastingconcurrentie heel goed is omdat het overheden stimuleert om ons minder geld af te nemen en een efficiëntere dienstverlichting voor hun burgers te bieden.
Vicky Ford (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement heeft vandaag gestemd over een document over belastingfraude en belastingvlucht. Dat document had niet de steun van mijn fractie. Hoewel ik steun geef aan vele voorgestelde maatregelen voor bestrijding van belastingfraude en belastingvlucht, gaat dit document mij te ver. Er waren drie belangrijke punten van zorgen.
Ten eerste zou optreden tegen belastingfraudeurs niet als achterdeur mogen worden gebruikt door degenen die meer belastingharmonisatie in heel Europa willen voor degenen onder ons die netjes belasting betalen. Dit Parlement heeft heel lang het recht van de lidstaten verdedigd om zelf hun vennootschapsbelastingtarieven te bepalen, en we moeten dit blijven doen.
Ten tweede wordt hierin voorgesteld een Europese belasting op bepaalde gebieden in te voeren. We hebben ons verzet tegen de plannen in dit Parlement om Europese belastingen te heffen.
Het derde punt gaat over het uitwisselen van informatie. Ja, we moeten bepaalde informatie uitwisselen, maar we moeten altijd nadenken over hoeveel, voor welk doel, en ten gunste van wat, en we moeten niet denken dat alle omstandigheden gelijk zijn.
Astrid Lulling, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is jammer dat een fanatieke meerderheid van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid zo hardnekkig haar best doet om ons standpunt ten aanzien van het jaarverslag van de Commissie over gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie te overladen met overtuigingen en rechten die contraproductief zijn voor vrouwen en die met name de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt schaden.
Hoewel sommige overtuigingen waarschijnlijk goed bedoeld zijn, mogen we niet vergeten dat teveel bescherming alle bescherming tenietdoet. Toch was het struikelblok voor mijn fractie opnieuw het recht op gratis abortus, dat hier als een makkelijke methode voor geboortebeperking wordt gepresenteerd.
Onze fractie is het niet oneens met de bewering dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun eigen seksuele en reproductieve rechten. Wij zijn ook van mening dat mensen, en met name jonge meisjes, beter moeten worden voorgelicht over seksuele en reproductieve gezondheid. Maar als er dan in één en dezelfde zin wordt gezegd dat er sprake moet zijn van “gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus” is dat een bewijs dat de schrijvers van deze tekst het belangrijke onderscheid tussen deze twee voorzieningen vergeten te maken en ze, wat geboortebeperking betreft, op gelijke voet stellen. En daar zijn wij het niet mee eens.
Bovendien valt de wetgeving op het gebied van legale abortus volgens het subsidiariteitsbeginsel onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Het is derhalve niet aan ons in de EU om ons over deze zaak te buigen. We hebben enorme inspanningen verricht om met de schrijver van het verslag, de heer Tarabella, tot overeenstemming te komen, waarbij ons doel was om alle nog bestaande vormen van discriminatie uit te bannen.
Ik betreur het dat een meerderheid in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid – en ook, helaas, in dit Parlement – politieke en ideologische ruzie hebben gezocht in plaats van zich te richten op wat het uiteindelijke doel van ons werk had moeten zijn: ijveren voor gelijke behandeling en gelijke kansen van mannen en vrouwen. Ik betreur het dat mijn fractie om deze redenen niet voor het verslag heeft kunnen stemmen.
Filip Kaczmarek (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb tegen dit verslag gestemd, hoewel ik voorstander ben van gendergelijkheid. Ik kan echter niet accepteren dat abortus in dit verslag wordt beschouwd als een specifiek recht waarover overeenstemming bestaat, en – zoals mevrouw Lulling heeft gezegd – als een vorm van geboortebeperking. In mijn land bestaat een andere opvatting over abortus. Ik ben ervan overtuigd dat de manier waarop wij abortus zien een interne zaak is. Het is ook gevaarlijk dat het subsidiariteitsbeginsel in het verslag wordt geschonden, en wel op kwade gronden.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een belangrijk onderwerp. Er is op dit gebied veel bereikt, maar er zijn nog altijd terreinen waarop vrouwen slechter worden behandeld dan mannen. Wij verdienen nog altijd minder, vrouwen lopen grotere kans door armoede te worden getroffen en het is voor vrouwen moeilijker een universitaire loopbaan of een loopbaan bij het bedrijfsleven te ontwikkelen. In het verslag van het Parlement wordt nota genomen van deze problemen en de noodzaak benadrukt specifieke maatregelen te treffen om gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de arbeidsmarkt en in het onderwijs te waarborgen.
Tot mijn spijt kan ik dit voorstel niet ondersteunen. Ik heb ertegen gestemd, omdat het bepalingen omvat die erop gericht zijn abortus algemeen mogelijk te maken in de Europese Unie. In de eerste plaats zijn dit zaken waarover alleen de lidstaten zelf behoren te beslissen. In de tweede plaats zijn ongewenste zwangerschappen een enorm probleem, maar kunnen we geen wetgeving invoeren waarbij abortus wordt behandeld als een vrije vorm van geboortebeperking. Noch kan ik ermee instemmen dat abortus mensen ervan vrijwaart na te denken over de gevolgen en verantwoordelijkheden die gepaard gaan met seksueel actief worden. Het menselijk leven verdient naar mijn idee beter.
Tiziano Motti (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag hebben wij de rol van de vrouw in de Unie proberen te versterken.
Een groot aantal punten in deze resolutie kan natuurlijk mijn goedkeuring wegdragen en veel punten sluiten aan bij mijn persoonlijke politieke activiteiten, zeker wanneer het gaat om toegang tot de arbeidsmarkt en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen.
Toch vind ik dat deze resolutie ook een 'soep' is geworden waaraan een goede kok sterk uiteenlopende ingrediënten heeft proberen toe te voegen - of liever gezegd: heeft toegevoegd. Ik verklaar mij nader: er wordt in deze resolutie gesproken over geweld en de bestrijding ervan en vervolgens in één regel over contraceptie en zwangerschapsonderbreking, abortus, twee onderwerpen die in werkelijkheid heel verschillend zijn en heel andere overpeinzingen vergen. Wat bijvoorbeeld abortus betreft, vraagt met name het feit dat alle leven heilig is aandacht en reflectie.
Door deze keuze heb ik niet vóór de resolutie kunnen stemmen en heb ik mij moeten onthouden van stemming. Ik ben van mening dat deze zorgvuldig uitgestippelde strategie ter verkrijging van een politieke en mediaconsensus niet daadwerkelijk in het belang is van de Europese vrouwen.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Mijnheer de Voorzitter, in tegenstelling tot de vorige sprekers behoor ik tot de 381 leden van het Parlement die vóór deze resolutie hebben gestemd - en dat aantal is tien keer hoger dan het aantal leden in onze Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Gelijke rechten, gelijke kansen en gelijkheid van mannen en vrouwen in het dagelijks leven is beslist in het belang van ons allemaal. Gelijke rechten voor vrouwen en mannen is geen doel op zich, maar een voorwaarde voor het bereiken van de algemene doelen van de Europese Unie en een rationele benutting van ons eigen potentieel.
Het feit dat wij nu al veertig jaar hierover praten, toont aan hoe ingewikkeld en veelzijdig dit onderwerp is en dat geïntegreerd beleid noodzakelijk is om deze kwesties op te lossen. Ik hoop dat dit niet weer slechts een papieren strategie is en daarom wil ik, net als in het verslag wordt gedaan, het belang van uitvoering en toezicht benadrukken.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb evenmin voor dit controversiële en onevenwichtige verslag van de heer Tarabella over gelijkheid van vrouwen en mannen gestemd, en het spijt mij zeer dat afgezien van de leden van de EVP-fractie er toch maar liefst 381 collega’s wel voor gestemd hebben. Volgens mij hebben die het verslag helemaal niet gelezen. Talrijke voorstellen daarin leiden namelijk tot aantasting van de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten, met name voor wat betreft het gezinsbeleid en ethisch gevoelige thema’s. Bovendien: willen zij echt dat er een of ander nieuw orgaan voor de monitoring van geweld tegen vrouwen wordt opgericht en daar geld in gestoken wordt? En weten ze dan echt niet dat de Unie beschikt over instrumenten, een orgaan, alsook wetgeving voor het toezicht op de naleving van de mensenrechten, waaronder die van mannen en vrouwen? En geloven ze echt dat we een Handvest voor vrouwenrechten nodig hebben naast het reeds bestaande Handvest van de grondrechten van alle Europese burgers? In het verslag wordt bovendien ook nog eens verwezen naar de zogeheten Barcelonadoelstellingen, ook al druisen die in tegen het oordeel van deskundigen dat zuigelingen en peuters verzorging nodig hebben in het eigen gezin, de klok rond, wat betekent dat zij dus zeker niet op aanbevelingen uit Barcelona in crèches gestopt moeten worden? Crèches dienen slechts een laatste redmiddel te zijn. De aanbevelingen in het verslag zijn dan wel niet bindend, maar menselijke stommiteit is besmettelijk en daarom zou het Parlement dit soort dingen niet ook nog eens moeten aanmoedigen. Er waren 75 stemmen te weinig en ik waardeer het hooglijk dat 253 christendemocraten wel tegen gestemd hebben.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Rome bevat één zin over dit onderwerp. Die luidt als volgt: ‘mannen en vrouwen krijgen een gelijke beloning voor gelijke arbeid’. Welnu, dat klinkt vrij ongecompliceerd. We denken allemaal dat we weten wat dit betekent.
In de daarop volgende decennia heeft het Europees Hof echter, via een proces van gerechtelijk activisme, de betekenis van die frase steeds verder uitgebreid. Nu is het iets dat veel verder gaat dan een redelijk mens voor mogelijk zou houden. Allereerst werd ‘gelijke beloning’ gedefinieerd in de betekenis van gelijke pensioenrechten en gelijk aantal vakantiedagen, enzovoort. Toen werd ‘gelijke arbeid’ gedefinieerd als arbeid van gelijke waarde. Hoe kan een werkgever dit nu beoordelen? Is dit een kwestie van hoe hard iemand lijkt te werken? Moet de beschikbaarheid van sollicitanten met de juiste kwalificaties worden meegeteld? Vervolgens werd de definitie in de zaak van South-West Trains in Groot-Brittannië uitgebreid tot de rechten van partners van hetzelfde geslacht. Nu hebben we het over reproductieve rechten.
Er is een argument voor alles. Je kunt het standpunt innemen dat de overheid geen contracten tussen werkgevers en werknemers moet reguleren, maar je kunt ook het standpunt innemen dat we deze wetgeving nodig hebben. Maar aan welke kant je ook staat, dit is toch zeker een argument dat door gekozen vertegenwoordigers moet worden verwoord, door degenen die we wel of niet kunnen kiezen. Het is schandalig om die argumenten nu door een rechtbank aan ons te laten opleggen. Een rechtbank met een missie is een bedreiging; een hooggerechtshof met een missie is tirannie.
Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijn achternaam is erg moeilijk – Skrzydlewska – maar ik ben eraan gewend dat veel mensen die niet fatsoenlijk kunnen uitspreken.
Vandaag hebben we gestemd over het verslag over gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie in 2009. In een aantal bepalingen over de problemen in verband met discriminatie van vrouwen en hun moeilijkere positie op de arbeidsmarkt werden echter de lidstaten opgeroepen algemene toegang tot abortus en diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid te vergemakkelijken. Ik wil erop wijzen dat over zaken die verband houden met abortus de lidstaten zelf moeten beslissen. Daarom heb ik in de slotstemming tegen het verslag gestemd, omdat ik vind dat in de strijd voor gelijke behandeling van vrouwen en mannen we dit recht niet afhankelijk mogen maken van keuzes die verband houden met seksualiteit.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat wij, christendemocraten van de Fractie van de Europese Volkspartij, tegen dit vreselijke ideologische verslag hebben gestemd, dat socialisten, communisten, groenen en, in het bijzonder, liberalen in het Parlement hebben voorgesteld. Het is een aanslag op het recht op leven van ongeboren kinderen en een aanslag op het subsidiariteitsbeginsel. Ik ben met name ontzet over de manier waarop de liberalen zich als handlanger van links hebben opgesteld en in strijd met het subsidiariteitsbeginsel hebben gehandeld.
Dergelijke verslagen zijn nadelig voor ons wat betreft ons draagvlak onder de bevolking en ons draagvlak onder de kandidaat-lidstaten. Ook bepaalde ideologische elementen betreffende Kroatië en Macedonië in de voortgangsverslagen zijn nadelig voor ons. Derhalve moeten we de mensen duidelijk uitleggen wat het acquis communautaire is, waarvan ik absoluut voorstander ben, wat de bevoegdheden van de EU zijn en wat gevaarlijke ideologische franje is. Om de metafoor van mijn Italiaanse collega over te nemen: wij zijn uiteraard voor de soep, maar tegen de cyaankali in de soep.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe dat ik u het verhaal vertel van twee Afrikaanse landen. In 1978 verbood Kenia de jacht op olifanten en dat besluit werd gevolgd door de bijna algehele uitroeiing van de olifantenkudden in dat land. Rond diezelfde tijd, in 1979, werd in Rhodesië, zoals het land toen nog heette, besloten olifanten tot eigendom te verklaren van degene op wiens land ze verbleven. Het gevolg was een explosie van het aantal olifanten.
In het Parlement denken wij niet over olifanten zoals ze dat in Afrika doen. Wij worden er niet door bedreigd, onze gewassen worden er niet door vertrapt, onze dorpen worden er niet door verwoest, en onze menselijke gezondheid wordt er niet door geschaad. De enige manier waarop wij kunnen voorkomen dat de plaatselijke bevolking doet wat in de lijn der logica ligt, namelijk het wegnemen van een ernstige dreiging, is door hen een prikkel te geven om deze dreiging juist als hernieuwbare hulpbron te beschouwen. Dit is uiteraard wat Rhodesië, het huidige Zimbabwe, met succes heeft gedaan. Milieubeleid moet wel uitgaan van de Aristotelische oerwijsheid dat wat niemands eigendom is, ook door niemand wordt verzorgd.
Romana Jordan Cizelj (PPE). - (SL) Ik ben voorstander van Kroatië als lid van de Europese Unie, maar dat mag niet ten koste gaan van essentiële nationale belangen van Slovenië. Ik heb het uiteraard over het grensgeschil tussen Slovenië en Kroatië. Het gaat hierbij niet om een abstract begrip maar om iets dat het leven van individuen beïnvloedt.
Hier in Straatsburg heeft het Europees Parlement het Sloveense parlement opgeroepen om de arbitrageovereenkomst zo snel mogelijk te ratificeren. Hiermee raken we aan de bevoegdheid van het Sloveense parlement. Ten tweede zou ik willen weten of iemand zich heeft afgevraagd waarom Slovenië nog niet tot ratificatie is overgegaan. Ik moet u meedelen dat alle parlementaire partijen in augustus 2007 hebben gezegd dat een oplossing in overeenstemming met het billijkheidsbeginsel moet zijn.
Natuurlijk vraag ik me af wat aan dit beginsel verkeerd zou kunnen zijn, en waarom iemand hiertegen überhaupt bezwaar zou kunnen hebben. In deze arbitrageovereenkomst is van dit beginsel echter geen sprake, en omdat de resolutie van het Europees Parlement dat beginsel evenmin omvat, heb ook ik tegengestemd.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb vandaag met groot genoegen voor het verslag over de cruciale vooruitgang van Kroatië bij de voorbereiding op hun toetreding tot de EU gestemd. De Tsjechen hebben al sinds jaar en dag nauwe banden met de Kroaten. Zo wordt het land jaarlijks bezocht door tienduizenden Tsjechische gezinnen die daar ook de nodige vrienden hebben. Daarom is dit voor ons een machtig mooi verslag, want het toont aan dat Kroatië al over een jaar toetreden kan. Ik hoop van ganser harte dat het ratificatieproces van het toetredingsverdrag straks niet belemmerd wordt door hetzelfde soort politiek geharrewar tussen de zevenentwintig lidstaten als bij het Verdrag van Lissabon. Ik heb er tevens het volste vertrouwen in dat het Sloveense en het Kroatische parlement een bevredigende oplossing zullen vinden voor hun wederzijdse territoriale aanspraken.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ook ik houd het kort, want ook dit is een goed bericht voor de Balkan. Ook Macedonië is succesvol op weg om te voldoen aan de politieke criteria, wat de voorwaarde is voor opening van de toetredingsonderhandelingen alsook voor visumliberalisering met de EU. De recente verkiezingen hebben hier hun steentje aan bijgedragen. Uit die verkiezingen is namelijk gebleken dat de burgers van dit land zich naar de internationale standaarden voegen willen en in vrede willen samenleven. Ik heb er tot slot het volste vertrouwen in dat de democratische instellingen erin slagen zullen de onderhandelingen met Griekenland over een minnelijke schikking bij een aantal pijnpunten op een hoger plan te brengen.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik houd het opnieuw heel kort. We hebben hier naar mijn mening een zeer eerlijk verslag goedgekeurd over de nauwgezette manier waarop Turkije zijn wetgeving aanpast aan het Europees model maar ook over het feit dat de politieke criteria op het gebied van de mensenrechten en dan met name in verband met vrouwenrechten en die van religieuze minderheden nog niet vervuld zijn, en dat het land ook niets doet aan de kwestie-Cyprus. Desalniettemin heeft een meerderheid van de afgevaardigden zich een aantal jaren geleden voor opening van de toetredingsonderhandelingen uitgesproken. Het doet mij deugd dat Turkije zich in de richting van een ware democratie beweegt en richting Europa, maar ik wil er desondanks toch nog weer eens op wijzen dat het voor de economische betrekkingen beter zou zijn een geprivilegieerd partnerschap af te sluiten, in plaats van het 70 miljoen zielen tellende Turkije toetreding in het vooruitzicht te stellen. Dat zou ook veel eerlijker zijn, want ik vrees dat het toetredingsverdrag een mogelijk referendum sowieso niet overleven zal.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij dat ons Parlement met een grote en duidelijke meerderheid de pogingen van de socialisten en groenen heeft afgewezen om ons vast te leggen op het doel van volledig lidmaatschap van Turkije. Het proces moet open blijven en, om het nog duidelijker te zeggen, het proces moet zo snel mogelijk worden omgevormd naar een voor Turkije aangepaste speciale status of een geprivilegieerd partnerschap.
Turkije is geen Europees land, maar wel onze belangrijkste partner aan de grens van Europa. Om deze reden willen we zoveel mogelijk samenwerking, maar – om de heer Kreissl-Dörfler te antwoorden die dit eerder aan de orde heeft gesteld – zonder dat Turkije lid wordt van de Europese instellingen, zonder volledig vrij verkeer. We willen echter wel nauwe economische en politieke samenwerking. Dit is een zeer nauwkeurig concept en ik denk werkelijk dat dit concept ook kans heeft om werkelijkheid te worden, aangezien noch in Turkije noch in de Europese Unie een meerderheid bestaat voor volledig lidmaatschap. Om deze reden zou het verstandiger zijn om hier geen tijd meer aan te verdoen en ons volledig te richten op het doel van partnerschap.
Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Ieder land dat wil toetreden tot de Europese Unie moet niet alleen volledig voldoen aan de minimumeisen voor democratie en mensenrechten, maar zich daar ook werkelijk mee identificeren
Uit het voortgangsverslag voor 2009 blijkt dat Turkije nog een lange weg voor de boeg heeft. Het land heeft zich er weliswaar toe verplicht om hervormingen door te voeren, goede relaties te onderhouden met de buurlanden en geleidelijk aan vooruitgang te boeken bij het bereiken van de normen en waarden van de EU, maar Turkije is er nu al vier jaar achter elkaar niet in geslaagd om bepalingen in de associatieovereenkomst met de Europese Unie om te zetten.
Ik vind het onaanvaardbaar dat we overwegen om een land toe te laten waar de vrouwenrechten, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting worden geschonden, waar martelingen, discriminatie en corruptie worden geduld, en waar het leger zich blijft inmengen in het politieke leven en in het buitenlands beleid. Ook het kiesstelsel moet worden hervormd door een verlaging van de kiesdrempel van nu tien procent, om de democratie pluralistischer te maken.
Sophie Briard Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het verslag van de heer Casa over het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft is met een grote meerderheid, waar ook ik deel van uitmaakte, aangenomen. Dit stelsel maakt het inderdaad mogelijk de regels voor de facturering van de BTW te vereenvoudigen, dankzij de versterkte harmonisatie van de Europese eisen en het algemeen gebruik van elektronische facturering. Met de inwerkingtreding van deze richtlijn zullen de administratieve lasten die op ondernemingen drukken, afnemen en zal de BTW-fraude nog verder worden teruggedrongen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel heeft betrekking op de facultatieve en experimentele invoering van een verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten. Volgens de Europese Commissie is een dergelijke regeling noodzakelijk omdat zich nog steeds een groot aantal gevallen van BTW-fraude voordoet. Bovendien heeft de Commissie ook informatie over verdachte gevallen van fraude in de handel in broeikasgasemissierechten.
Op basis van deze informatie wordt in het verslag van het Europees Parlement voorgesteld lidstaten die besluiten van de verleggingsregeling gebruik te maken ertoe te verplichten deze optie toe te passen voor broeikasgasemissierechten.
Wij zijn van oordeel dat het experimentele karakter van dit voorstel nuttig kan zijn. Daarom steunen wij de amendementen van het Parlement, en met name het voorstel om verslag uit te brengen “over de algehele effectiviteit en efficiency van de maatregel ter uitvoering van de verleggingsregeling en over de kosten-batenverhouding van de maatregel, teneinde opnieuw te evalueren of uitbreiding of verbreding van de reikwijdte van de maatregel passend is”.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag gaat over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot fraude, onder andere op het gebied van de uitstoot van broeikasgassen. De Commissie dient verslag te doen van de effectiviteit van de verleggingsregeling met het oog op de vraag of het passend is om de regeling tot andere gebieden uit te breiden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De aanneming van Richtlijn 2006/112/EG was reeds een belangrijke stap in de strijd tegen belastingontduiking. Ondanks haar verdiensten bleek deze richtlijn echter niet doeltreffend genoeg om het hoofd te bieden aan de zogeheten “carrouselfraude” met BTW. Dit soort belastingfraude is grotendeels verantwoordelijk voor de derving van belastinginkomsten in de lidstaten en het is een van de meest verbreide methoden van belastingontduiking. In deze tijden van economische crisis, waarin bestrijding van belastingfraude vanwege het toegenomen inkomstenverlies des te belangrijker is, moeten wij alles in het werk stellen om dergelijke praktijken tegen te gaan, aangezien wij daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan zowel de beheersing van de huidige internationale crisis als de mogelijkheid om passende sociale beleidsmaatregelen ten uitvoer te leggen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben een aanhanger van het eerste uur van het aan het voorstel van de Europese Commissie ten grondslag liggende idee.
In de Commissie economische en monetaire zaken hebben wij het document van de Europese Commissie geanalyseerd en ietwat verbeterd. Ik ben het met name met de rapporteur eens over de preciseringen met betrekking tot de facultatieve toepassing van de verleggingsregeling en de rapportageverplichtingen. De lidstaten moeten namelijk kunnen kiezen tussen het verplicht stellen van hetzij rapportage per transactie, hetzij rapportage voor alle transacties tezamen.
Dit voorstel beoogt de veiligheid van de ETS-rechten ten aanzien van fraudeurs te vergroten en tegelijkertijd de administratieve lasten voor eerlijke bedrijven te beperken.
Ik ben ten slotte van mening dat het Parlement ten volle dient te worden geïnformeerd over de resultaten van deze tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb met heel veel overtuiging voor het verslag van collega David Casa gestemd. Als eerste ondervoorzitter van de Commissie begrotingscontrole en als rapporteur van een in september 2008 aangenomen verslag over BTW-fraude heb ik steeds gepleit voor een efficiënte bestrijding van BTW-fraude omdat het een groot probleem vormt voor de inkomsten van de lidstaten en de correcte werking van de interne markt. Een vaak voorkomende en bijzonder zware vorm van deze fraude is de zogeheten BTW-carrouselfraude. Men schat het totaal aan niet-geïnde inkomsten jaarlijks tussen de 20 en 100 miljard euro. Dat is een immense som, die zeker in tijden van economische crisis nuttig zou kunnen worden ingezet.
Criminelen, actief in deze sector, zijn bijzonder inventief. Onlangs werd duidelijk dat ze ook actief zijn in het kader van de regeling inzake de emissiehandel. De overdrachten van emissierechten tussen belastingplichtigen binnen de ETS, die uitsluitend op elektronische wijze geschieden, worden beschouwd als dienstverlening en zijn belastbaar op de plaats waar de ontvanger gevestigd is. De handelaars kopen koolstofkredieten aan van BTW-vrije bronnen in andere lidstaten en verkopen ze aan bedrijven in hun lidstaat tegen een prijs inclusief BTW. Ploffers dragen de BTW niet af aan de schatkist. Dit soort criminaliteit bestrijden is cruciaal.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Ik ben voor het toepassen van de verleggingsregeling op het BTW-stelsel. Volgens mij zit er echter een fout in, en ik geef een voorbeeld. Belastingplichtige A heeft iets verkocht aan belastingplichtige B. Belastingplichtige B verkoopt het door aan belastingplichtige C. Belastingplichtige C verkoopt het aan de consument, of aan iemand die geen BTW betaalt. In dat geval betaalt belastingplichtige A geen BTW, aangezien hij niet de eindverkoper is. Alleen belastingplichtige C, die het product aan de consument verkoopt, betaalt BTW. De clou is dat belastingplichtige B helemaal niet belast wordt, hoewel het zijn doel is om goedkoop in te kopen, en duur te verkopen. Daarom wordt voorgesteld dat belastingplichtige B over het prijsverschil BTW moet afdragen aan de schatkist. Dit stelsel heeft allerlei voordelen, maar één fout: niemand zal de schatkist om terugbetaling van de BTW vragen, maar wanneer belastingplichtige C een fraudeur is betaalt hij als uiteindelijke verkoper gewoon geen BTW. Wanneer dus de verleggingsregeling wordt toegepast op het BTW-stelsel ontstaat er met andere woorden geen negatief saldo, aangezien niemand de terugbetaling van de BTW zal aanvragen. Ik denk dat dit systeem heel eenvoudig kan worden beheerd, omdat de belastingdiensten van de lidstaten heel makkelijk kunnen aantonen dat er bij de producten een prijsverschil bestaat. Misschien vergis ik me, misschien is mijn systeem niet bruikbaar, of niet geschikt, maar dan zou ik graag een schriftelijk antwoord willen krijgen.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De resolutie betreft de wijziging van Richtlijn 2006/112/EG (“de BTW-richtlijn”) van de Raad om een tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling toe te staan teneinde fraude met betrekking tot de handel in emissiecertificaten en leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten te bestrijden. Belastingfraude vormt een groot probleem voor de correcte werking van de interne markt en brengt de belastinginkomsten van de lidstaten in gevaar. Daarom hebben meerdere lidstaten gevraagd deze frauduleuze activiteiten te bestrijden door middel van een verleggingsregeling die is gericht op een aantal fraudegevoelige sectoren en goederen. De meest voorkomende vorm van fraude bestaat eruit dat een BTW-plichtige leverancier de geleverde goederen bij zijn afnemer in rekening brengt en vervolgens verdwijnt zonder de BTW op zijn leveringen aan de schatkist af te staan. De afnemer (die ook belastingplichtig is) ontvangt ondertussen wel een geldige factuur waarvan hij de BTW mag terugvorderen. De nationale ministeries van Financiën hebben de BTW op de betreffende leveringen dus nooit ontvangen en moeten de BTW wel terugbetalen aan de afnemer die net achter de leverancier in de handelsketen zit. Op deze manier verliezen de lidstaten dus dubbel. Om die reden heb ik voor de resolutie gestemd.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Toegang bieden tot huisvesting aan met name kwetsbare burgers uit gemeenschappen die te maken hebben met ernstige armoede en marginalisering, moet een fundamentele zorg van onze samenleving zijn. De financiële steun uit de Structuurfondsen kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de inspanningen van de nationale autoriteiten om dit probleem op te lossen. Zowel het Europees Parlement als de Raad heeft de Europese Commissie meerdere malen gevraagd maatregelen te nemen voor het bevorderen van de inclusie van deze gemeenschappen. Als gevolg van de stemming van vandaag hebben we een nieuwe, gewijzigde verordening die alle zevenentwintig lidstaten in staat zal stellen geld van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) te gebruiken voor het renoveren of vervangen van woningen in gemarginaliseerde gemeenschappen en zo de meest kansarme groepen in de samenleving te steunen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik wil opmerken dat het verslag geen algemene indicatie omvat van de doelgroep van de eventuele maatregelen: er wordt weliswaar verwezen naar het begrip "gemarginaliseerde gemeenschappen", maar de inhoud van deze uitdrukking die – alleen al in sociologisch opzicht – voor velerlei uitleg vatbaar is, wordt niet gespecificeerd. De enige verwijzingen – die overigens al in het Commissievoorstel staan – hebben betrekking op de Roma-bevolking. Het feit dat in het verslag wordt benadrukt dat met deze verwijzing andere mensen in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden niet mogen worden uitgesloten, biedt geen garantie dat andere gemeenschappen die 'sociaal gemarginaliseerd' zijn als gevolg van bijzonder moeilijke economische, arbeids- en familiaire omstandigheden, ook de vruchten kunnen plukken van het voor huisvestingsprojecten bestemde deel van het EFRO. Tot slot wordt in het aan het Parlement voorgelegde verslag gesteld dat de Europese Commissie de criteria vaststelt voor het bepalen van het deel van het EFRO dat kan worden toegewezen aan maatregelen voor gemarginaliseerde gemeenschappen: een dergelijke bepaling lijkt de Commissie grote en exclusieve discretionaire bevoegdheden te verlenen bij de vaststelling van deze criteria, die in feite bepalend zullen zijn voor de reikwijdte en inhoud van de maatregelen, en dat in een fase waarin het Parlement naar verwachting niet zal kunnen handelen en zich evenmin zal kunnen uitspreken. In afwachting van de toekomstige parlementaire follow-up van het verslag, en daar het hier een eerste lezing betreft, heb ik mij van stemming onthouden.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik ben voor dit kaderakkoord, omdat de samenwerking tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie bijzonder belangrijk is. Zo kunnen we de Europese Unie stabieler en haar werk doelmatiger maken. Dit akkoord bepaalt dat de Europese Commissie binnen een maand na de indiening van een initiatief-wetgevingsverzoek door het Europees Parlement moet antwoorden, en binnen een jaar een wetgevingsvoorstel moet voorleggen. Wanneer de Europese Commissie weigert om in te gaan op het verzoek tot indiening van een wetgevingsvoorstel moet ze de redenen daarvoor uitvoerig toelichten. Tot nu toe kon alleen de Europese Commissie het initiatief nemen tot wetgevingsvoorstellen van de Europese Unie, maar het Verdrag van Lissabon bepaalt dat een meerderheid in het Europees Parlement het recht heeft om Europese wetgeving te creëren. Het Parlement en de Commissie zullen in een vroege fase nauw met elkaar samenwerken bij alle wetgevingsverzoeken die voortvloeien uit burgerinitiatieven. Wanneer er internationale overeenkomsten worden ondertekend zullen ook deskundigen van het Europees Parlement bij de besprekingen worden betrokken. Door het akkoord krijgt het Parlement het recht om als waarnemer deel te nemen aan bepaalde internationale besprekingen die de Europese Unie voert, en het recht om meer informatie te krijgen over internationale verdragen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem graag voor de voorgestelde wijziging van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), omdat die ten doel heeft het toepassingsgebied van het fonds uit te breiden met maatregelen in de huisvestingsector ten behoeve van gemarginaliseerde gemeenschappen in alle lidstaten. Tot dusver bleven de maatregelen in de huisvestingsector beperkt tot stedelijke ontwikkelingsprojecten in de vorm van renovatie van bestaande huisvesting. Die aanpak is volgens mij onredelijk en discriminerend, aangezien het merendeel van de betrokken gezinnen, zoals in Portugal, op het platteland woont. Juist deze mensen hebben onze hulp het hardst nodig. Daarom mogen zij niet worden uitgesloten op grond van hun verblijfplaats. Ik ben dan ook blij met het amendement van het Parlement, want op die manier wordt de territoriale samenhang versterkt.
Bovendien wordt het toepassingsgebied van de verordening met deze nieuwe regeling uitgebreid tot alle lidstaten, in tegenstelling tot het aanvankelijke voorstel van de Commissie waarin de toepassing beperkt bleef tot de nieuwe lidstaten. Hiermee wordt zinloze discriminatie tussen gemarginaliseerde Europese gezinnen voorkomen. Het gaat om een wijd verbreid probleem waarmee duizenden gezinnen overal in Europa te kampen hebben! In Portugal is de situatie des te ernstiger omdat het land sterk getroffen wordt door de economische crisis en vele gezinnen in extreme armoede verkeren.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag. Daarmee wordt de subsidiabiliteit van huisvestingsprojecten voor gemarginaliseerde gemeenschappen in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) uitgebreid. Op grond van de nieuwe regelgeving kunnen alle lidstaten profiteren van EU-financiering ter verbetering van de omstandigheden van gemarginaliseerde huishoudens. Die financiering was voorheen alleen beschikbaar voor de in 2004 toegetreden lidstaten. Door de fysieke achteruitgang van het huizenbestand kunnen veel bewoners niet meer hun recht doen gelden op acceptabele leefomstandigheden, hetgeen een groot obstakel vormt voor integratie en sociale cohesie. Deze verordening maakt huisrenovatieprojecten met steun van het EFRO mogelijk. Om echter de risico’s van segregatie te vermijden zullen deze initiatieven wel moeten worden opgenomen in een geïntegreerde aanpak waarvan ook maatregelen op het gebied van gezondheid, onderwijs en sociale zaken deel uit maken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie wil de bepalingen van de verordening betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wijzigen om te waarborgen dat de nieuwe lidstaten van dit fonds gebruik kunnen maken voor de tenuitvoerlegging van huisvestingsprojecten ten behoeve van gemarginaliseerde gemeenschappen in plattelandsgebieden.
De beoogde wijziging is uitsluitend van toepassing op de nieuwe lidstaten die − laten we dat niet vergeten − op hun grondgebied en met name op het platteland grote gemarginaliseerde migrantengemeenschappen huisvesten. Daarom is het gerechtvaardigd dat in het kader van de EFRO-verordening een uitzonderlijke regeling wordt aangenomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Met het oog op de bestrijding van de armoede en de verbetering van de levensomstandigheden van de minst begunstigde bevolkingsgroepen, die hun situatie nog hebben zien verergeren door de ernstige crisis van de laatste jaren, heeft de Europese Unie de plicht om duurzame beleidsmaatregelen voor sociale inclusie te waarborgen en te bevorderen. Los van hygiënische kwesties verergert en veroorzaakt de verslechtering van de huisvestingsomstandigheden vaak het risico op segregatie en marginalisatie. Huisvestingsomstandigheden zijn bepalend voor het zelfrespect en de sociale waardering van elke burger. Samen met factoren als opleiding, gezondheid en werkgelegenheid spelen zij een beslissende rol bij de totstandbrenging, ontplooiing en consolidatie van het streven naar een duurzaam bestaan als individu of gezin.
Wij moeten er echter voor zorgen dat de interventiestrategieën in de Europese Unie geen onderscheid op grond van geslacht, ras of etnische groep teweegbrengen. Om in Europa een evenwichtigere samenleving tot stand te brengen is het tevens belangrijk dat wij paal en perk stellen aan de totstandkoming en uitbreiding van getto’s of gebieden die gemakkelijk in verband worden gebracht met een bepaalde benadeelde of gemarginaliseerde gemeenschap. Bovendien moeten de maatregelen voor sociale inclusie gericht zijn op de mensen die dergelijke maatregelen het meest nodig hebben, zonder dat daarbij enig onderscheid tussen Europese burgers wordt gemaakt.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Dankzij deze verordening kunnen lidstaten op geïntegreerde en zinnige wijze gebruikmaken van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Door de bestaande geldmiddelen beschikbaar te maken voor gemarginaliseerde gemeenschappen, waarvan vele zich in plattelandsgebieden en in opvangcentra bevinden en die niet hebben kunnen profiteren van de vorige regels, zal deze verordening een aanzienlijke bijdrage leveren aan het economisch herstelplan voor Europa.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil graag toelichten waarom ik voor de volgende amendementen heb gestemd. Ten eerste vond ik dat de geografische reikwijdte van het voorstel moest worden uitgebreid tot alle zevenentwintig EU-lidstaten, aangezien de problemen die wij met deze verordening willen oplossen, zich in de hele Europese Unie voordoen. Het was dan ook onzinnig de verordening te beperken tot de nieuwe lidstaten (EU-12). Ten tweede was ik het ermee eens dat de vorige versie van het laatste deel van artikel 7 opnieuw werd opgenomen ("de Commissie stelt [...] vast" in plaats van "de Commissie kan [...] vaststellen") zodat de Commissie zich kan blijven kwijten van de taken die haar oorspronkelijk waren toegewezen op het gebied van evaluatie en de vaststelling van criteria voor projecten, teneinde de effectiviteit en meerwaarde van het beleid te garanderen, mede rekening houdend met de kosten.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De huisvestingssituatie in de Europese Unie is penibel. Wat we nodig hebben is een Europees huisvestingsbeleid dat ons allen recht doet, een bindend, vooruitstrevend Europees beleid op het gebied van sociale huisvesting. Het is uiteraard van groot belang dat het Parlement zich uitspreekt voor de renovatie van onbewoonbare woningen en de vervanging van sloppenwijken door fatsoenlijke woningbouw. Maar het is van even groot belang en even urgent dat de Europese Unie het recht op fatsoenlijke huisvesting tot een grondrecht van alle burgers uitroept. Dat is ze haar burgers verplicht, en ze beschikt over de middelen. De Europese Unie kan niet zomaar passief toekijken hoe ze tot een sociaal onderontwikkeld gebied verwordt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is bijzonder belangrijk dat dit verslag wordt aangenomen omdat het voorziet in een wijziging van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling waarmee alle gemarginaliseerde mensen gebaat zijn, ongeacht of zij al dan niet in stedelijke gebieden wonen.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd en ik wil benadrukken dat zulke regelmatige herzieningen van de teksten die het gebruik van de Europese fondsen regelen welkom zijn. Veel van de beperkingen die door deze verordeningen waren ingesteld, passen niet meer in de huidige economische en sociale situatie, die nieuwe manieren van ingrijpen vereist. Een ander voorbeeld in dit verband is het versoepelen van de voorwaarden voor het gebruik van EFRO-fondsen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van woningen, die het Parlement afgelopen voorjaar heeft goedgekeurd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) De huidige wereldwijde economische crisis vormt voor de Europese Unie een enorme uitdaging waarop met snel, flexibel en efficiënt beleid dient te worden gereageerd.
Het Europees cohesiebeleid is met een totale begroting van 347 miljard euro in de programmeringsperiode 2007-2013 de grootste bron van investeringen in de reële economie en levert daarmee een bijdrage aan het herstel van de crisis in Europa en zijn regio's, alsmede aan de wederopbouw van vertrouwen en optimisme.
Ik ben het ermee eens dat het huisvestingsprobleem van gemarginaliseerde gemeenschappen moet worden aangepakt in het kader van een herziening van de EFRO-verordening. Aangezien de huidige bepalingen niet van toepassing zijn op gemarginaliseerde gemeenschappen vult het voorgestelde amendement een leemte in de wetgeving aan en biedt het derhalve een passender antwoord op de slechte levensomstandigheden van deze bevolkingsgroepen.
Met de nieuwe maatregel wordt het subsidiariteitsbeginsel gerespecteerd en krijgen de nieuwe lidstaten bredere mogelijkheden om op een wijze die zij geschikter achten steun te verlenen aan huisvestingsprojecten voor gemarginaliseerde gemeenschappen, waarbij een geïntegreerde aanpak bij de uitvoering van de activiteiten een minimumvoorwaarde blijft.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik feliciteer de heer van Nistelrooij met zijn uitstekende verslag, dat nog verder is verbeterd door talrijke in de Commissie regionale ontwikkeling ingediende amendementen. Daardoor kon deze maatregel worden uitgebreid tot alle EU-lidstaten.
De onderhavige tekst zal ons in staat stellen de droom van een eigen huis van een groot aantal mensen te vervullen. Ik weet zeker dat we onze burgers hiermee laten zien dat het Parlement de uitdagingen als gevolg van de opening van de grenzen en het vrije verkeer van personen het hoofd kan bieden. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.
Maurice Ponga (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd over het feit dat het verslag van de heer Van Nistelrooij afgelopen woensdag met een enorme meerderheid (558 stemmen voor en 57 stemmen tegen) is aangenomen. Door dit verslag aan te nemen geeft het Parlement een krachtige boodschap af aan de burgers en antwoordt het op de sociale zorgen die met name door Eurocities waren verwoord. Het verslag voorziet in de mogelijkheid het EFRO in alle zevenentwintig lidstaten aan te wenden voor de renovatie en vervanging van bestaande gebouwen en de bouw van nieuwbouw ten gunste van de kwetsbare gemeenschappen in zowel plattelandsgebieden als stedelijke gebieden.
Deze beslissing om het EFRO in alle lidstaten in te zetten en niet meer alleen in de twaalf lidstaten die tussen 2004 en 2007 zijn toegetreden, biedt een oplossing voor de slechte huisvestingssituatie waar gemarginaliseerde gemeenschappen in de hele Unie mee te kampen hebben. Er kan nu dus een geïntegreerde en duurzame aanpak op het niveau van de Europese Unie ten uitvoer worden gebracht. Bovendien strookt deze uitbreiding naar de andere lidstaten perfect met de doelstelling van het Europees Jaar 2010, dat is gewijd aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Ik ben blij dat het Parlement voor deze wijzigingen heeft gestemd en ik hoop dat de betrokken regio’s hierin een adequaat instrument zullen vinden om een passende oplossing te bieden voor een voor deze gemeenschappen urgent en fundamenteel probleem.
Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb van meet af aan mijn steun gegeven aan dit verslag en met name aan het voorstel om de reikwijdte van de maatregelen tot alle landen van de EU uit te breiden, zodat alle zevenentwintig lidstaten gebruik kunnen maken van het EFRO om de bouw van nieuwe woningen voor gemarginaliseerde gemeenschappen, maar ook de renovatie en vervanging van bestaande gebouwen, te financieren.
Door de zware economische crisis, die heel Europa en alle lidstaten teistert, zijn de huisvestingsproblemen alleen nog maar verergerd. De Europese Unie moest wel ingrijpen en alle beschikbare middelen aangrijpen om de mensen met slechte huisvesting en met name de gemarginaliseerde gemeenschappen die voorheen geen gebruik konden maken van het EFRO, te hulp te schieten.
Dankzij de amendementen die de van de presidentiële meerderheid deel uitmakende afgevaardigden hebben ingediend in de Commissie regionale ontwikkeling, zal het fonds niet alleen voor de nieuwe lidstaten van de EU worden aangewend, maar voor alle zevenentwintig lidstaten, die allemaal met dezelfde moeilijkheden worden geconfronteerd. De betrokken regio’s zullen de onbewoonbare woningen van sociaal uitgesloten gemeenschappen kunnen vervangen en geïntegreerde, duurzame totaaloplossingen kunnen ontwikkelen voor hun huisvestingsproblematiek.
Dit verslag geeft de EU een concreet middel in handen om burgers te helpen. Zou het een stapje dichterbij een sociaal Europa zijn, een Europa dat dicht bij de burgers staat?
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verslag dat wij hier vandaag hebben aangenomen, bevat een wijziging van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) waarmee het toepassingsgebied wordt uitgebreid naar huisvestingsprojecten ten behoeve van gemarginaliseerde gemeenschappen, aangezien het fonds tot nu toe uitsluitend kon worden ingezet voor stedelijke ontwikkelingsinitiatieven. De amendementen die mijn collega’s en ik hebben ingediend en die hier vandaag door de plenaire vergadering zijn aangenomen, zullen ervoor zorgen dat ook de oudere lidstaten, en niet alleen de nieuwe zoals in het aanvankelijke voorstel van de Commissie stond, aanspraak kunnen maken op deze nieuwe financieringsbron in het kader van het EFRO.
Op deze manier heb ik proberen te voorkomen dat er een mijns inziens gevaarlijk precedent werd geschapen, waardoor oudere lidstaten, en met name Portugal, werden uitgesloten van het gebruik van deze en mogelijk andere aanvullende communautaire steunmaatregelen. Ik onderstreep hier nogmaals dat de duur van het EU-lidmaatschap van een lidstaat niet mag worden gehanteerd als criterium voor de toekenning van steun uit de structuurfondsen en dat het cohesiebeleid ook na 2013 gebaseerd moet blijven op het solidariteitsbeginsel en de daaraan gerelateerde territoriale samenhang. Dat is van cruciaal belang voor een ultraperifere regio als Madeira. Bovendien moeten wij streven naar flexibiliteit, vereenvoudiging, transparantie en een doelgerichte aanpak die regio’s waar op voorbeeldige wijze gebruik wordt gemaakt van communautaire steun niet straft maar beloont.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) We zouden de regeringen van de lidstaten moeten voorstellen een gezamenlijk fonds in het leven roepen dat zou kunnen worden gebruikt voor cofinanciering door de lidstaten. Die hebben daar nu namelijk moeite mee. Op die manier kunnen de middelen van de Europese Unie voor de renovatie van huizen en andere gebouwen beter worden benut. Met andere woorden, de eigenaars van huizen en gebouwen moeten de renovatie helemaal zelf betalen zolang de lidstaten niet zorgen voor de cofinanciering. Ze zijn namelijk vaak niet in staat om de cofinanciering uit eigen zak te betalen, of daarvoor een lening van de bank te krijgen. Ik ben blij met het tweede deel van dit initiatief om het geld dat voor de renovatie gereserveerd is te gebruiken voor plattelandsgebieden.
In dorpen hebben de meeste huizen hun eigen verwarming, dat betekent dat de verwarming niet centraal wordt afgerekend. Daarom stellen we voor om per maand een vast bedrag te bepalen, dat uiteindelijk zou kunnen worden gebruikt voor de cofinanciering van deze huizen. Dat zou het voor de lidstaten makkelijker maken om de cofinanciering voor de renovatie van huizen op het platteland legaal door te voeren.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Deze verordening maakt het mogelijk financiële steun uit het EFRO te verlenen voor huisvestingsprojecten ten gunste van gemarginaliseerde gemeenschappen in de nieuwe lidstaten. Aangezien een grote meerderheid van deze gemeenschappen in plattelandsgebieden en in opvangcentra (zowel op het platteland als in de stad) woont, komen zij niet in aanmerking voor steun uit het EFRO. De huisvestingsprojecten kunnen immers slechts worden uitgevoerd in het kader van stadsontwikkelingsprojecten en in de vorm van renovatie van bestaande huizen. De steun aan huisvestingsprojecten in de plattelandsgebieden of voor de vervanging van reeds bestaande woningen van slechte kwaliteit in de stedelijke of plattelandsgebieden valt niet onder het EFRO. Om discriminatie te voorkomen, mogen specifiek op de Roma gerichte huisvestingsprojecten andere mensen in vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden niet uitsluiten. Bovendien moeten de huisvestingsprojecten, aangezien zij slechts een klein onderdeel van een complex probleem vormen, worden behandeld in het kader van een multidimensionele, geïntegreerde aanpak die op nationaal niveau moet worden gedefinieerd, met sterke partnerschappen en met oog voor aspecten als onderwijs, sociale zaken, integratie, cultuur, gezondheid, werkgelegenheid, veiligheid enz. Het doel van het voorstel is om, binnen het kader van een geïntegreerde aanpak, aanvaardbare huisvestingsomstandigheden te bieden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Belastingfraude en belastingontduiking ondermijnen de totstandbrenging van een rechtvaardiger, sterker en evenwichtiger Europa in termen van sociale en economische ontwikkeling. De gevolgen hiervan zijn des te duidelijker en des te ernstiger in deze tijden van diepe economische en financiële crisis waarin de noodzakelijke overheidsinvesteringen en -uitgaven op sociaal gebied de begrotingen van de lidstaten sterk verzwakt hebben en enorm onder druk hebben gezet. Er zij op gewezen dat de belastingfraude in de Europese Unie op ruim tweehonderd miljard euro per jaar wordt geraamd en dus meer dan 2 procent van het bbp uitmaakt.
In het kader van de open markt en het vrije verkeer van goederen en personen zijn de controle- en bewakingsmechanismen vanwege de onvervreemdbare soevereiniteitsrechten van elke lidstaat complexer geworden. Tot overmaat van ramp nemen gewetenloze economische actoren, vaak in een poging om munt te slaan uit de economische crisis, hun toevlucht tot steeds meer gesofisticeerde en vernuftige methoden van belastingontduiking.
Dit voorstel versterkt de administratieve samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie op belastinggebied, waar het Europese integratieproces een duidelijk gebrek aan evenwicht vertoont tussen de aangenomen wetgeving en de controle- en bewakingsmechanismen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben twijfels bij de formulering van het voorstel om het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden “tot alle vormen van belastingen” en bij het feit dat de richtlijn “ook van toepassing is op verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat of een onderdeel van een lidstaat dan wel aan een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling”.
Wij gaan er niet mee akkoord dat aan ambtenaren van een lidstaat de bevoegdheid wordt verleend om op het grondgebied van andere lidstaten op te treden. Deze aanpak moet ten minste worden beperkt tot de gevallen waarin overeenstemming tussen de lidstaten bestaat, zoals het Parlement suggereert.
Wij hebben ook twijfels bij de vereiste automatische uitwisseling van informatie over de belastinggewoonten van individuele personen, hoewel wordt verwezen naar de bescherming van persoonsgegevens, vooral dan in het verslag van het Parlement. Wij zullen de ontwikkeling en behandeling van deze kwesties op de voet volgen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik enerzijds geloof dat de EU-lidstaten de zeggenschap moeten behouden over hun eigen belastingstelsels, is het anderzijds duidelijk dat er wel samenwerking binnen de EU en daarnaast met derde landen moet bestaan om belastingontduiking zoveel mogelijk tegen te gaan. Ik geloof dat het vandaag bereikte compromis een nuttig middel zal blijken in de strijd tegen fraude en ontduiking.
Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb zeer beslist tegen het verslag van mevrouw Alvarez gestemd over de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, omdat ik het betreur dat de strijd voor burgerrechten, die een speerpunt van het Parlement zou moeten zijn, uiterst veranderlijk en inconsequent blijkt te zijn.
Of het nu gaat om de invoering van lichaamsscanners of de SWIFT-overeenkomst met de Verenigde Staten, de felle verdedigers van de individuele vrijheden laten hun stem horen, waarbij het risico dat er diplomatieke spanningen ontstaan, op de koop toe wordt toegenomen.
Maar als het om de bescherming van bankgegevens gaat, gaan alle principes opeens overboord.
Grootscheepse automatische informatie-uitwisseling – de basis van de verslagen van mevrouw Alvarez en de heer Domenici – betreft de scanner die je overal uitkleedt en, op nog grotere schaal, de SWIFT-overeenkomst.
Deze onsamenhangendheid is zelfs niet uit doelmatigheidsoverwegingen te verklaren.
De automatische uitwisseling van alle gegevens van alle niet-ingezetenen van Europa zal tot een onbeheersbare stroom gegevens leiden. Het precedent van de belasting op inkomsten uit spaargelden zou een waarschuwing voor ons moeten zijn.
En tegen degenen onder mijn vrienden die zich zorgen maken over de enorme bureaucratie die deze constructie met zich mee zal brengen, wil ik nog zeggen dat de enige oplossing is om uit principe tegen te stemmen, in plaats van u te verbazen over de desastreuze gevolgen ervan.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds de Europese Unie tijdens de vorige zittingsperiode van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking een prioriteit heeft gemaakt, is er op dit vlak een reeks wetgevingsvoorstellen aangenomen. Administratieve samenwerking op belastinggebied is een essentieel onderdeel van de gemeenschappelijke strategie voor de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking. Een doeltreffende bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking heeft beslissende gevolgen voor de nationale begrotingen en het verlies van belangrijke inkomsten voor overheidsuitgaven van algemeen belang, met name op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek.
Belastingontduiking en belastingfraude schenden het beginsel van gelijke fiscale behandeling, ten koste van burgers en ondernemingen die hun belastingplicht nakomen, en leiden tot concurrentieverstoringen die op hun beurt de correcte werking van de markten in het gedrang brengen. In deze tijden van crisis is het des te belangrijker dat wij alle mogelijke middelen aanwenden om belastingontduiking en belastingfraude te bestrijden, zodat wij het hoofd kunnen bieden aan de buitengewone uitgaven die noodzakelijk zijn om de gevolgen van de crisis te verhelpen en de grote begrotingstekorten in de mate van het mogelijke terug te dringen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit voorstel is van bijzonder belang gezien de enorme impact van belastingfraude in de EU (naar schatting meer dan twee procent van het bbp) op de nationale begrotingen, het gelijkheidsbeginsel – dat erdoor wordt geschonden – en de werking van de markt, doordat de vrije mededinging wordt verstoord.
Het Commissievoorstel betekent een stap in de goede richting en komt tegemoet aan de noodzaak om over doeltreffender samenwerkingsmechanismen te kunnen beschikken om fraude en belastingvlucht op Europees niveau te bestrijden. De door de Commissie voorgestelde richtlijn is in dat verband zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve stap voorwaarts: kwantitatief omdat er nieuwe verplichtingen worden vastgesteld en kwalitatief omdat de bestaande verplichtingen worden uitgebreid en gepreciseerd.
Het voorstel is van toepassing op alle directe en indirecte belastingen, met uitzondering van de BTW en de accijnzen, en stelt dat de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingdiensten de regel wordt in plaats van de uitwisseling op verzoek.
Door het voorstel zullen wij over doeltreffender samenwerkingsmechanismen kunnen beschikken om fraude en belastingvlucht te bestrijden, waarbij een betrouwbaar, gebruiksvriendelijk en effectief systeem wordt opgezet. Dit zal ons helpen een overeenkomstige integratie op belastinggebied tot stand te brengen, zonder welke het Europees project niet kan worden verwezenlijkt en die ons dichterbij de daadwerkelijke harmonisatie van het belastingbeleid brengt.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Net als de Confederale Fractie Europees Unitair Link/Noords Groen Links heb ik voor dit verslag gestemd dat tot doel heeft de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking te verbeteren, aangezien deze zeer belangrijk is in de context van de economische crisis die onze lidstaten momenteel doormaken. Het aanpakken van deze vraagstukken heeft naar onze mening inderdaad prioriteit, gezien de economische crisis die de lidstaten doormaken en in een tijd dat bezuinigingen steeds zwaarder op de kleinere landen gaan drukken.
Volgens sommige schattingen bedraagt de belastingfraude zo’n 200 miljard euro, ofwel 2 procent van het bbp. Dit is het dubbele van de bedragen die aan de Europese Unie worden afgedragen in het kader van het zogeheten Europees Economisch Herstelplan.
Bovendien wordt in het verslag van het Europees Parlement de noodzaak te berde gebracht om de gegevensbescherming te verbeteren, een belangrijk principe wanneer het om de uitwisseling van informatie en gegevens gaat.
Inhakend op hetgeen in het verslag staat, dringen wij er bij de Commissie en bij de Raad op aan het Europees Parlement op de hoogte te stellen van de manier waarop rekening is gehouden met het standpunt van het Parlement en het Parlement te informeren over de vorderingen die op het gebied van de samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking zijn gemaakt.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De richtlijn beoogt de verbetering van de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen. Het is nu meer dan ooit noodzakelijk wederzijdse bijstand te verlenen op dit gebied. De mobiliteit van de belastingbetalers, het aantal grensoverschrijdende transacties en de internationalisering van de financiële instrumenten hebben een enorme vlucht genomen. Het is voor de lidstaten moeilijk geworden om het bedrag aan te innen belastingen en heffingen correct vast te stellen. Deze steeds groter wordende moeilijkheid heeft consequenties voor het functioneren van de belastingstelsels en heeft een systeem van dubbele belastingheffing tot gevolg, dat fraude en belastingontduiking in de hand werkt, terwijl de controlebevoegdheden nog steeds bij de nationale overheden liggen. De correcte werking van de interne markt wordt erdoor bedreigd. De automatische uitwisseling van informatie tussen lidstaten zou verplicht moeten worden toegepast voor de beloning van directeuren, winstaandelen, vermogensaanwas, royalty’s en levensverzekeringsproducten die niet onder andere communautaire juridische instrumenten met betrekking tot informatie-uitwisseling of onder andere vergelijkbare maatregelen vallen, en de daaruit voortvloeiende pensioenen, eigendommen van onroerend goed en inkomsten. Om de informatie-uitwisseling tussen nationale overheden te verbeteren wordt ook voorgesteld te voorzien in controles op de gebieden waarop de lidstaten hebben geweigerd informatie te verschaffen of tot een administratief onderzoek over te gaan. Al deze maatregelen helpen belastingfraude tegen te gaan en daarom heb ik voor deze wetgevingsresolutie gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Vreemd genoeg verklaart de Europese Unie dat de lidstaten “als gevolg van de bepalingen van het EG-Verdrag inzake het vrije verkeer moeilijk waarborgen kunnen eisen voor de betaling van de op hun grondgebied verschuldigde belastingen”.
Zouden wij er dan niet beter aan doen om het probleem eenvoudigweg met wortel en al uit te roeien en de regelgeving inzake vrij verkeer aan te passen in plaats van keer op keer “ontoereikende” voorschriften uit te vaardigen en geconfronteerd te worden met “magere resultaten”?
Wij hebben overigens twijfels bij de toepassing van het voorstel zoals geformuleerd in: “Het toepassingsgebied van de wederzijdse bijstand bij invordering moet worden uitgebreid tot andere belastingen en rechten dan wat nu al het geval is, omdat de niet-betaling van eender welke belastingen of rechten gevolgen heeft voor de goede werking van de interne markt. Het toepassingsgebied moet ook worden uitgebreid tot verplichte socialezekerheidsbijdragen”.
Bovendien gaan wij er niet mee akkoord dat aan ambtenaren van een lidstaat de bevoegdheid wordt verleend om op het grondgebied van andere lidstaten op te treden. Deze aanpak moet ten minste worden beperkt tot de gevallen waarin overeenstemming tussen de lidstaten bestaat, zoals het Parlement suggereert.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De grotere mobiliteit van personen en kapitaal is een van de centrale gedachten van de EU en is een groot succes. Het heeft echter bepaalde keerzijden, onder meer dat fraudeurs meer mogelijkheden hebben belastingen en rechten te ontduiken. Het is wel duidelijk dat het bestaande systeem van wederzijdse bijstand ontoereikend is gebleken en de stemming van vandaag zou de broodnodige verbetering op dit vlak moeten brengen.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De situatie in de Europese Unie met betrekking tot de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen en rechten is niet bepaald rooskleurig. De statistieken laten zien dat het algemene invorderingspercentage slechts 5 procent is. Om de effectiviteit van de invorderingsactiviteiten te verbeteren, is nauwere samenwerking op lidstaatniveau nodig. Daarom heb ik voor het voorstel voor wederzijdse bijstand op dat gebied gestemd. Ik hoop dat we er daadwerkelijk in slagen de tekortkomingen van de bestaande maatregelen, die hebben geleid tot een gebrek aan transparantie en coördinatie tussen de landen en een tot een ongerechtvaardigde vertraging in het invorderingsproces weg te nemen.
De nieuwe richtlijn stelt voor de bepalingen op basis waarvan de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bijstand verlenen en de rechten en plichten van de betrokken partijen duidelijker te definiëren. Er zullen standaardinstrumenten in het leven worden geroepen die de handhaving of de voorzorgsmaatregelen zullen vereenvoudigen om problemen bij de erkenning en omzetting van door andere autoriteiten ingestelde instrumenten te voorkomen. De Commissie zal de goede samenwerking tussen de lidstaten steunen en voortdurend toezicht houden op eventuele klachten over informatie-uitwisseling of bijstand.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Uit de toename van het aantal door de lidstaten ingediende verzoeken om bijstand bij de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen en het daaraan gerelateerde gebrek aan efficiëntie, aangezien slechts 5 procent van die schuldvorderingen daadwerkelijk wordt ingevorderd, blijkt dat Richtlijn 1976/308/EEG van de Raad aan verandering toe is. Wij hebben deze resolutie nodig om problemen als traagheid, dispariteit en gebrek aan coördinatie en transparantie aan te pakken.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Het huidige systeem voor de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen wordt gekenmerkt door traagheid, dispariteit en een gebrek aan coördinatie en doorzichtigheid. Wij moeten derhalve maatregelen nemen op Gemeenschapsniveau teneinde de invorderingsbijstand tussen lidstaten te versterken en te verbeteren.
Hiertoe voorziet het voorstel in de invoering van uniforme executoriale en conservatoire titels om problemen te vermijden met de erkenning en de vertaling van titels van andere lidstaten en een standaardformulier voor de notificatie van documenten betreffende schuldvorderingen op het grondgebied van een andere lidstaat.
De invoering van een uniform standaardformulier voor de notificatie van akten en beslissingen met betrekking tot schuldvorderingen zal een einde maken aan het probleem van de erkenning en vertaling van in andere lidstaten afgegeven titels. Dit instrument zal van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling van de handel binnen de Gemeenschap en de versterking van de interne markt.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De richtlijn van de Raad beoogt een ingrijpende hervorming van de wijze waarop de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen, functioneert. De nationale invorderingsbepalingen reiken niet verder dan de landsgrenzen van de lidstaten. De administratieve autoriteiten kunnen buiten het eigen grondgebied niet zelf belastingen invorderen. Tegelijkertijd zijn personen en kapitaal veel mobieler geworden en maken fraudeurs handig gebruik van de territoriale grenzen waaraan de bevoegdheden van de autoriteiten van de lidstaten zijn gebonden, door ervoor te zorgen dat zij onvermogend zijn in de landen waar ze belastingschulden hebben. Bij Richtlijn 76/308/EEG (die is gecodificeerd bij Richtlijn 2008/55/EG betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen) is voor het eerst een regeling voor wederzijdse bijstand bij invordering opgezet. Dit instrument blijkt evenwel niet meer te voldoen aan de eisen van de interne markt zoals die zich in de afgelopen dertig jaar heeft ontwikkeld. De tijd is dan ook gekomen om de huidige richtlijn in te trekken en te voorzien in een betere regeling voor invorderingsbijstand op de interne markt, die garant staat voor snelle, efficiënte en uniforme procedures in de gehele Europese Unie. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.
John Stuart Agnew, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De Britse UKIP-partij ondersteunt de hulpinspanningen volledig en is geschokt door het verlies aan leven en de ontberingen van alle slachtoffers van de ramp, maar wij zijn het er niet mee eens dat de EU wordt gewettigd om honderden miljoenen aan belastinggeld te spenderen en steunen evenmin haar militaire en diplomatieke ambitie om democratische en verantwoordelijke landen bij de aanpak van de crisis te omzeilen.
Uiteraard moedigen wij regeringen en personen aan hulp en geld te geven aan de slachtoffers van de ramp en voor de wederopbouw van het land. Dit zal echter moeten gebeuren op een voor het publiek transparante wijze, en niet door middel van heimelijk opererende, ongekozen bureaucraten met internationale ambities van grootsheid.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Ik ben voor de financiële steun die de Europese Unie op de lange termijn zal geven, en die zal worden verleend in samenwerking met de plaatselijke overheden en de bevolking van Haïti. Dit geld moet worden gebruikt om de eigenlijke redenen voor de armoede in Haïti aan te pakken, het land te helpen bij het versterken van zijn democratische structuren en een duurzame economie op te bouwen.
In de laatste tijd zijn de omstandigheden in Haïti god zij dank beter geworden, en de humanitaire steun wordt efficiënt en op basis van de prioriteiten verdeeld. Dit is te danken aan de goede samenwerking en coördinatie tussen internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en de bevolking van Haïti.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie staat, net als de volledige internationale gemeenschap, voor een belangrijke proeve van solidariteit met betrekking tot de situatie in Haïti. De aanstaande EU-top moet een doorslaggevende, goed gecoördineerde oplossing opleveren, met één stem, om te voorzien in de behoeften aan wederopbouw en hulp die in Haïti bestaan als gevolg van een van de grootste natuurrampen in de moderne geschiedenis. De oproep van het Europees Parlement en het verzoek aan de Europese Commissie om een specifiek voorstel te presenteren voor het opzetten van een civiele beschermingsmacht die snel kan reageren als er ergens op de wereld een natuurramp plaatsvindt, moeten worden beantwoord.
We mogen de ‘les van Haïti’ niet vergeten en de Europese Unie moet in dit geval niet alleen laten zien dat zij weet wat solidariteit betekent, maar ook dat zij een soepele, flexibele instelling is die lering trekt uit de huidige pijnlijke gebeurtenissen. De Europese Unie heeft alle gegevens en instrumenten om mee te helpen aan de wederopbouw van Haïti op de lange termijn. Er is coördinatie nodig met de Verenigde Staten en Canada, zodat de hele internationale gemeenschap met één stem kan spreken. De bevolking van Haïti, die zwaar op de proef is gesteld door de geschiedenis en de natuur, moet van de internationale gemeenschap de noodzakelijke instrumenten krijgen om te leren zichzelf te helpen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verheugt mij dat de Europese Unie zich ertoe heeft verplicht steun te verlenen aan de bevolking van Haïti na de aardbeving die het land in januari heeft getroffen. Vóór de aardbeving leefde meer dan 70 procent van de Haïtiaanse bevolking onder de armoedegrens en bedroeg de buitenlandse schuld van het land 890 miljoen dollar. Nu is het de plicht van de internationale gemeenschap om bij te dragen aan de ontwikkeling van een duurzame wederopbouwstrategie voor de korte, middellange en lange termijn.
Dit is een cruciaal moment, aangezien de wederopbouwinspanningen van de internationale donoren, de Haïtiaanse autoriteiten en het maatschappelijk middenveld op passende wijze moeten worden gecoördineerd. Ik ben blij met de recente beslissing van de G7 om Haïti alle schulden kwijt te schelden, inclusief de schulden bij multilaterale kredietinstellingen. Het is uiteraard van vitaal belang dat wij dit land helpen de schade ten gevolge van de aardbeving te herstellen, maar de internationale gemeenschap moet deze gelegenheid tevens benutten om de economische, sociale en politieke ongelijkheden in Haïti aan te pakken.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De aardbeving op het eiland Haïti van 12 januari 2010, die aan duizenden mensen het leven heeft gekost en een spoor van vernieling en chaos heeft achtergelaten, vereist een sterke solidariteit met de Haïtiaanse bevolking. Ik had de eer en het genoegen om mee te werken aan de opstelling van deze resolutie van het Parlement. In de eerste plaats wil ik mijn oprechte dank betuigen aan de hulpverleners die met hun genereuze inspanningen en snelle optreden via het waarnemings- en informatiecentrum ter plekke hebben bijgedragen aan het redden van mensenlevens en het lenigen van de dringende behoefte aan gezondheidszorg, water, hygiëne, kleding, enzovoort. Dit bewijst dat de investering waarop het Parlement tijdens al deze jaren heeft aangedrongen wel degelijk praktische en gunstige effecten kan sorteren.
Anderzijds moeten wij, net zoals na de tsunami in Azië, lering trekken uit het gebeurde. De Europese Commissie moet in aansluiting op het verslag-Barnier van 2006 zo snel mogelijk wetgevingsmaatregelen indienen met het oog op de oprichting van één enkele, onafhankelijke en permanente Europese civiele beschermingsmacht die in staat is reddingsmissies uit te voeren en een geïntegreerde aanpak op het gebied van hulpverlening, herstel en ontwikkeling te waarborgen. Ik dank ook de lidstaten, de NGO’s en het maatschappelijk middenveld voor de humanitaire hulp die zij hebben verleend.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) De aardbeving die op 12 januari Haïti heeft verwoest en waarbij 200 000 mensen zijn omgekomen en circa 250 000 gewond, heeft de lidstaten van de Europese Unie en de hele internationale gemeenschap ertoe aangezet een tastbare en gedeelde verbintenis aan te gaan tot wederopbouw van het land.
Een dergelijke coördinatie is op korte termijn effectief gebleken en is gepaard gegaan met de voorlopige toezegging van aanzienlijke bedragen door de Europese Commissie en afzonderlijke lidstaten. Het is volgens mij van essentieel belang om deze gezamenlijke inspanningen in goede banen te leiden, zodat er sprake is van een duurzame wederopbouw op middellange en lange termijn en zodat met name de Haïtiaanse bevolking de vruchten plukt van deze verbintenis.
Ik onderschrijf de oproep van internationale humanitaire organisaties om te voorkomen dat de vele kinderen die door de aardbeving wees zijn geworden, ten prooi vallen aan mensenhandelaren. Ik ben derhalve van mening dat we een plan nodig hebben om toezicht te houden op een dergelijke noodsituatie en ervoor te zorgen dat Europa en de Verenigde Staten de hoogste prioriteit toekennen aan het voorzien in de basisbehoeften van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn steun verleend aan de ontwerpresolutie over de aardbeving in Haïti, waarbij 200 000 doden en 250 000 gewonden zijn gevallen. Ik betuig mijn oprechte condoleances aan en mijn solidariteit met de bevolking van Haïti en de overige landen, het personeel van de internationale organisaties, waaronder de Verenigde Naties en de Europese Commissie, en de familieleden van de slachtoffers van deze tragedie. Graag vestig ik uw aandacht op de enorme inspanningen die sommige lidstaten van de Europese Unie hebben geleverd via het mechanisme voor civiele bescherming van de EU en met de coördinatie van het waarnemings- en informatiecentrum. Tot slot verwelkom ik het voorstel om de Europese respons op de humanitaire crisis in Haïti aan een beoordeling te onderwerpen, zodat de Europese Commissie voorstellen kan doen voor de verbetering van het snelle reactievermogen van de Europese Unie in de toekomst.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) 12 januari 2010 zal ongetwijfeld de Haïtiaanse geschiedenis ingaan als een van de vreselijkste dagen ooit, als de dag waarop een door armoede en onderontwikkeling geteisterd volk en land vernield werden door een genadeloze en dodelijke natuurramp van kolossale proporties.
De tienduizenden doden uit de statistieken, die reeds achterhaald waren op het ogenblik dat ze werden vrijgegeven, en de angst en wanhoop in de ogen van degenen die alles verloren hadden, waren meer dan voldoende om de inspanningen van de internationale gemeenschap en het maatschappelijk middenveld overal ter wereld te rechtvaardigen, een respons die ik alleen maar kan loven. Wij moeten er evenwel voor zorgen dat deze blijk van solidariteit, die de betrokkenen ongetwijfeld tot eer strekt, uitmondt in blijvende steun, ook wanneer een ander land in de schijnwerpers komt te staan.
Niettegenstaande alle internationale inspanningen is de wederopbouw van het land overigens slechts mogelijk als de bestuurders en de burgers zelf in staat zijn het proces te leiden en hun respectieve verantwoordelijkheden in acht te nemen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De rampzalige situatie waarin Haïti verkeert ten gevolge van de hevige aardbeving van 12 januari dit jaar is een nieuwe uitdaging voor de solidariteit tussen de volkeren en de landen. Vanwege haar geschiedenis en haar culturele identiteit, om nog maar te zwijgen van haar belangrijke rol in de wereldeconomie, moet de Europese Unie een voorbeeldfunctie en een voortrekkersrol vervullen bij de hulpverlening aan de Haïtiaanse bevolking en de wederopbouw van een van de armste landen ter wereld. Er moeten dringend financiële en logistieke instrumenten worden ingezet om het lijden van de door de tragedie getroffen bevolking tot een minimum te beperken en een spoedig herstel van de elementaire levensomstandigheden van deze mensen te garanderen. Tegelijkertijd moeten nu reeds de voorwaarden worden geëvalueerd en gewaarborgd die nodig zijn voor de totstandbrenging van een duurzame ontwikkeling, zodat paal en perk kan worden gesteld aan de extreme armoede waarmee een groot deel van de bevolking van het land geconfronteerd wordt. Behalve stimuleringsmaatregelen voor een rendabele landbouw, industrialisatie en de ontwikkeling van een duurzaam systeem voor het in de handel brengen van producten is het van essentieel belang om bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van een solide milieustrategie, aangezien Haïti een flagrant en dramatisch voorbeeld is van de vernietigende gevolgen die de klimaatverandering kan hebben voor de mensheid. Daarom heb ik voor gestemd.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De dramatische situatie van totale verwoesting waarmee Haïti wordt geconfronteerd, vereist een snelle, doeltreffende en daadwerkelijke solidariteit die het lijden van de bevolking helpt verlichten. Tevens moeten wij elke poging om het land militair te bezetten onder voorwendsel van de tragedie van de Haïtiaanse bevolking verwerpen en veroordelen en met alle macht de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Haïti verdedigen. Deze elementen ontbreken in de tekst die hier ter discussie voorligt. Helaas wordt deze resolutie pas afgegeven na de verklaringen van bepaalde staatshoofden en VN-medewerkers over de legering van tienduizenden Amerikaanse manschappen in het land. Haïti en de Haïtiaanse bevolking hebben brandweermannen, dokters, ziekenhuizen en levensnoodzakelijke goederen nodig.
Het antwoord van de Europese Unie, dat in de resolutie gunstig wordt onthaald, is “het besluit van de Raad om 350 leden van de militaire politie uit te zenden”. Er zij op gewezen dat sommige landen snel hulp aan Haïti hebben verleend. Cuba heeft bijvoorbeeld onmiddellijk 400 dokters gestuurd. Het heeft mensenlevens gered, epidemieën voorkomen, medische infrastructuur opgezet en levensnoodzakelijke goederen uitgedeeld. Hetzelfde geldt voor Venezuela, dat Haïti zijn schulden heeft kwijtgescholden en brandstof heeft geleverd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn van oordeel dat dit een moment is waarop wij alle humanitaire hulp, samenwerking en steun voor wederopbouw moeten verstrekken die de waardige en moedige Haïtiaanse bevolking verdient. Helaas hebben we te veel tijd verloren en is alles niet vlekkeloos verlopen. Wij hebben hier de houding van met name de Verenigde Staten reeds veroordeeld. Amerika bekommert zich meer om de versterking van zijn militaire aanwezigheid in het land met extra troepen dan om de Haïtiaanse bevolking.
Wij betreuren het dat in de resolutie die hier is aangenomen niet sterker wordt aangedrongen op een afdoende bescherming van Haïti en zijn bevolking. Het zou bijvoorbeeld een goed begin zijn geweest als wij protest hadden aangetekend tegen personen of landen die deze ramp aangrijpen om de draad van het neokolonialisme weer op te nemen en geen oog hebben voor de armoede van het merendeel van de bevolking, die nog steeds het slachtoffer is van uitbuiting door multinationals en inmenging van buitenaf, met name door de Verenigde Staten.
Wij zullen uiting blijven geven aan onze oprechte solidariteit met de Haïtiaanse bevolking.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie gesteund om de nadruk te leggen op de grote gezamenlijke verbintenis die de Europese Unie moet aangaan om hulp te bieden aan dit land dat bijna een maand geleden is verwoest. Nadat de eerste nood is gelenigd, komt het erop aan bijstand op lange termijn te organiseren, met name ten behoeve van de meest kwetsbare personen en de bestuurlijke structuren die momenteel geen andere mogelijkheid hebben dan hun gezag in handen te leggen van de Amerikaanse strijdkrachten. Ten slotte zal Europa uit zulke gebeurtenissen lessen moeten trekken, zodat het in de toekomst sneller en efficiënter kan reageren en op optimale wijze humanitaire hulp kan verlenen aan de mensen die er het meest behoefte aan hebben.
Richard Howitt (S&D), schriftelijk. − (EN) De leden van de Labour-delegatie in het Europees Parlement willen hun diepste medeleven betuigen met alle mensen op Haïti wier leven is verwoest door deze rampzalige aardbeving, en wij steunen de internationale hulpinspanningen volledig. Wij hebben steun gegeven aan deze resolutie omdat wij het signaal willen afgeven dat het Europees Parlement en de leden van de Labour-delegatie de bevolking van Haïti terzijde staan bij hun langdurige inspanningen voor de wederopbouw van infrastructuur, gemeenschappen en levens die verwoest zijn. Daarom zijn wij met name verheugd dat in de resolutie het besluit van het Verenigd Koninkrijk en de overige de G7-landen is opgenomen om de internationale schulden van Haïti kwijt te schelden en de overige landen op te roepen hetzelfde te doen.
Wij stemmen echter niet in met paragraaf 24 van de resolutie, omdat wij geloven dat elk voorstel tot verbetering van de EU-noodhulp moet worden gedaan op basis van volledig overleg en zorgvuldige afweging, en niet zo maar in de context en directe nasleep van één humanitaire ramp, hoe vreselijk die ook is. De paragraaf schaadt met name de huidige vrijwillige regelingen voor EU-lidstaten, en wij zouden de nationale hulpmogelijkheden niet willen bagatelliseren, vooral niet gezien het feit dat het team voor noodhulp van het Verenigd Koninkrijk reeds binnen één uur na de aardbeving in Haïti in actie kwam.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De afgelopen weken hebben wij allemaal de verschrikkelijke beelden kunnen zien van de situatie die de bevolking van Haïti momenteel treft. Zoals altijd bij grote natuurrampen, is de concentratieperiode van de pers en de media kort en richten de krantenkoppen zich al snel weer op iets anders. Het zou echter onacceptabel zijn als de politieke leiders hier even snel aan voorbij zouden gaan en het is terecht dat dit Parlement ernaar streeft de ramp boven aan de agenda te houden. Deze resolutie vestigt de aandacht op het goede werk dat tot nu toe door de instellingen van de EU en de organen in de lidstaten is verricht, en we kunnen alleen maar hopen dat de hoge vertegenwoordiger van de EU volledig kennis neemt van de specifieke kwesties die vandaag door het Parlement worden beklemtoond.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (EN) Volgens de Haïtiaanse autoriteiten ligt het algehele dodental als gevolg van de aardbeving boven de 230 000 personen. Dit maakt de ramp nog groter dan de tsunami die in 2004 Azië trof. Na de eerste noodhulp zou onze aandacht geleidelijk uit moeten gaan naar de ontwikkeling van Haïti op de lange termijn. Als een van de armste landen ter wereld was Haïti volledig onvoorbereid op de omgang met een ramp van deze omvang. Ik ben zeer verheugd over de recente toezegging om de schuldenlast van Haïti kwijt te schelden en ik zou alle donorlanden willen oproepen bij te dragen aan een duurzame wederopbouw op de lange termijn. Tot slot hebben sommigen van mijn collega’s vraagtekens geplaatst bij het besluit van barones Ashton om Haïti niet direct na de aardbeving te bezoeken. Als een dergelijk bezoek had geresulteerd in iets nuttigs in de vorm van steun aan de Haïtianen, is deze kritiek terecht. Had haar aanwezigheid niet meer betekend dan een publiciteitsstunt om te laten zien dat de EU ter plekke is, dan is haar besluit zonder meer terecht.
Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór de resolutie over Haïti gestemd. De humanitaire nood ten gevolge van de aardbeving in Haïti is enorm: er zijn honderdduizenden doden en gewonden en Port-au-Prince is bijna volledig verwoest. Het aantal mensen dat hulp van buiten nodig heeft, is naar schatting twee tot drie miljoen.
Terwijl de Europeanen meevoelen met de nabestaanden van de slachtoffers, moet er ook actie worden ondernomen. Omvangrijke en snelle hulptoezeggingen van de Europese Unie zijn natuurlijk van cruciaal belang. De trage reactie van de kant van de nieuwe dienst voor buitenlandse zaken heeft terecht verbazing gewekt. Het is duidelijk dat de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie er in de toekomst voor moet zorgen dat de Europese Unie sneller en met meer samenhang reageert. Haïti heeft langdurig hulp nodig. Zijn wonden moeten worden geheeld en zijn huizen moeten een voor een worden opgebouwd.
De filosoof Ludwig Wittgenstein kwam met de gedachte dat geen nood groter kan zijn dan die van een individu. Ik denk dat hij ongeveer het volgende bedoelde: er is in de wereld geen grotere eenheid van bewustzijn dan het bewustzijn van een individu. Ook leed kun je niet optellen. Er is geen gezamenlijk bewustzijn dat meer kan lijden dat één bewustzijn. De nood van de massa is altijd de nood van een individu. Dat biedt ook hoop. Moeder Theresa schijnt eens gezegd te hebben dat als zij ooit naar de massa zou hebben gekeken, zij dan niets zou hebben bereikt. Als ik erin slaag één persoon te helpen, dan help ik de grootst mogelijke eenheid: de hele wereld van één persoon.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik denk dat de EU zich moet inzetten voor betere coördinatie en een sterkere rol in de hulpverlening aan de Haïtiaanse staat. Op dit moment wordt de grootste uitdaging gevormd door logistieke knelpunten (beperkte capaciteit voor het landen van vliegtuigen en het lossen van goederen op de luchthaven van Port-au-Prince) en door de zoektocht naar een oplossing om hulp te bieden aan de mensen die nog steeds dakloos zijn, vooral met het oog op het naderende regenseizoen.
We moeten nadenken over de toekomst en over de manieren waarop we sneller en effectiever kunnen reageren op zulke situaties. Ik steun deze resolutie omdat daarin de commissaris voor internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisrespons wordt gevraagd te garanderen dat de Europese Unie een leidende rol speelt in crisissituaties door de respons van de Europese Unie op toekomstige crises efficiënter te coördineren op basis van de verantwoordelijkheden die zijn vastgelegd in het Verdrag van Lissabon.
Bovendien is het essentieel dat de Europese uitvoerende macht zo snel mogelijk voorstellen indient bij het Parlement voor het opzetten van een Europese civiele beschermingsmacht, gebaseerd op het communautair mechanisme voor civiele bescherming. Op die manier zal de Europese Unie binnen 24 uur na een ramp de vereiste middelen bijeen kunnen brengen voor het leveren van humanitaire noodhulp.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De verwoestende aardbeving in Haïti van vorige maand heeft verschrikkelijke schade aangericht. De wereldwijde hulpinspanningen zullen langdurig en vol overtuiging moeten zijn. Ik ben blij dat de EU snel heeft gereageerd met tot op heden een bedrag van 196 miljoen euro aan steun. Ik sluit mij aan bij deze resolutie, waarin de EU wordt gevraagd doelmatige en gecoördineerde humanitaire steun te bieden en ervoor te zorgen dat Haïti ook echt op de lange duur wordt bijgestaan en aan zijn wederopbouw kan beginnen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De aardbeving die Haïti op 12 januari 2010 heeft geteisterd, heeft niet alleen een groot aantal doden veroorzaakt, maar treft dagelijks nog steeds ongeveer drie miljoen mensen voor wie humanitaire hulp van vitaal belang is. De rol van het buitenlands beleid van de Europese Unie is inmiddels verduidelijkt en de waarden die de Europese Unie tracht te bevorderen hebben onder meer ten doel bij te dragen aan wereldwijde vrede en veiligheid en aan de bescherming van de mensenrechten. Daarom moeten wij alle inspanningen van de lidstaten verwelkomen om het land te helpen deze ramp te boven te komen als een volwaardige democratie met een economie die in staat is te voorzien in de behoeften van de bevolking. Wij mogen daarbij niet vergeten dat zowel de Haïtiaanse bevolking als de regering van Haïti te allen tijde deel moeten uitmaken van het gehele wederopbouwproces.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb mij onthouden van de stemming over de resolutie betreffende de aardbeving in Haïti (RC-B7-0072/2010), omdat het in mijn ogen dringend noodzakelijk is dat er niet-militaire vakmensen naar het gebied gaan, zoals artsen, architecten en brandweerlieden, in plaats van militaire troepen. Haïti zal de politieke, economische en sociale stabiliteit die het nodig heeft alleen kunnen bereiken als de vrijheid van het land beschermd wordt tegen buitenlandse inmenging. Financiële instellingen, zoals de Wereldbank en het IMF, en de handelspartners van Haïti moeten het land ogenblikkelijk zijn buitenlandse schuld kwijtschelden.
Verder sta ik achter de maatregelen die zijn genomen door de landen van het Bolivariaans Alternatief voor de landen van Amerika (financiële hulp via het Humanitaire Fonds, ondersteuning van de energievoorziening, en bevordering van landbouwinitiatieven en productieplannen), die een blijk zijn van de broederlijke solidariteit die bestaat tussen de verschillende landen. Met mijn stem heb ik willen aangeven dat de wederopbouw van Haïti niet gebaseerd mag zijn op de militarisering van de hulp. Veeleer moet deze gericht zijn op het doorbreken van de mechanismen die de latente armoede in Haïti hebben veroorzaakt, zoals de buitenlandse schuld. Ik eis dan ook dat deze wordt kwijtgescholden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Haïti was voor de aardbeving reeds een arm land waar de lokale voorziening in eerste levensmiddelen voor bijna twee miljoen mensen niet gewaarborgd was en honderdduizenden weeskinderen op straat of in tehuizen leefden. Voor de bevolking van Haïti is de wederopbouw van de infrastructuur en de staatsinstellingen zeker belangrijk. Daarbij mag echter niet vergeten worden dat de distributie van hulpgoederen nog steeds niet zonder problemen verloopt en de veiligheidssituatie voor met name vrouwen en kinderen precair is. In dit verband moeten we omzichtig handelen. De ontwerpresolutie lijkt de meeste problemen recht te doen en derhalve heb ik voor de ontwerpresolutie gestemd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) De aardbeving die Haïti in januari van dit jaar heeft getroffen was een van de grootste humanitaire rampen van de eenentwintigste eeuw. De omvang van de ramp is juist zo groot omdat Haïti een van de armste landen ter wereld is die door de vernietigende kracht van een aardbeving is bezocht. Door de tragedie zijn alle ogen van de wereld op Haïti gericht. Humanitaire hulp mag zich niet beperken tot de wederopbouw van het eiland, maar moet ook herstructurering van de heersende sociale verhoudingen omvatten, in een geest van eerbied voor de menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid. Dit is alleen mogelijk door Haïti niet alleen gratis hulp te bieden, maar ook door ervoor te zorgen dat het land en zijn maatschappij een nieuw begin kunnen maken.
Daarom steun ik de oproep om de internationale schuld van Haïti kwijt te schelden. Ik ben ook gekant tegen oplossingen die leiden tot een hogere schuld van Haïti als gevolg van internationale ‘hulp’. Al deze factoren in aanmerking genomen heb ik besloten de gezamenlijke ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de recente aardbeving op Haïti te steunen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de recente aardbeving op Haïti gestemd.
Ik kan mij met name vinden in de paragrafen 4, 8 en 9, in het bijzonder in de passages waarin het Europees Parlement vraagt dat de EU prioriteit geeft aan hulp bij de wederopbouw en het verbeteren van de humanitaire situatie, en daarbij de nadruk legt op kwetsbare groepen zoals vrouwen en kinderen en het verstrekken van onderdak, medische voorzieningen, logistieke bijstand en voedsel, waarin het alle lidstaten vraagt zich voor te bereiden op verzoeken van de VN om extra hulp, waarin het verheugd is over het feit dat de Europese Commissie voorlopig dertig miljoen euro voor humanitaire hulp heeft toegezegd en over het besluit van de G7-landen om de internationale schuld van Haïti kwijt te schelden, waarin het ook het Internationaal Monetair Fonds vraagt de uitstaande schulden van het land volledig kwijt te schelden en beklemtoont dat alle noodhulp in verband met de aardbeving moet worden verstrekt in de vorm van giften en niet als leningen die weer tot schulden leiden.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Bij een natuurramp dient onmiddellijk humanitaire hulp te worden verleend. In Haïti waren alleen de VS in staat om zonder bureaucratische vertragingen op efficiënte wijze humanitaire hulp te bieden. Gebleken is tevens dat de snelste en meest efficiënte hulp kwam van de kant van degenen die in resoluties van ons illustere Parlement regelmatig worden veroordeeld: de katholieke kerk en humanitaire initiatieven van christelijke organisaties. In deze resolutie, die ik volledig steun, doet het Parlement een dringend beroep op de internationale gemeenschap om ervoor te zorgen dat de bevolking en de regering van Haïti de belangrijkste actoren zijn in het proces van wederopbouw, zodat zij hun gezamenlijke toekomst zelf in handen hebben. De leden steunen ook het optreden van de Europese Unie dat is gericht op het weer op gang brengen van de lokale voedselproductie door de beschadigde infrastructuren te herstellen en door aan kleine boeren de noodzakelijke middelen ter beschikking te stellen (zaaigoed, meststoffen en werktuigen), met name voor de voorjaarszaai die in maart begint en die 60 procent van de nationale voedselproductie vertegenwoordigt. Nu de internationale gemeenschap investeringen doet om een aardbevingsbestendige infrastructuur op te bouwen, zou ik graag de aandacht willen vestigen op het feit dat ook religieuze gebouwen hebben geleden en dat internationale fondsen ook moeten worden aangewend om kerken en seminaries te herbouwen.
John Stuart Agnew, Andrew Henry William Brons, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UKIP-partij maakt zich ernstige zorgen over de situatie in Iran en roept de regeringen aan beide zijden op om tot een diplomatieke en bovenal vredige oplossing te komen van de voortgaande politieke en humanitaire aftakeling van het land. Het is niet aan de EU om in deze situatie in te grijpen, aangezien zij dan de reeds gespannen toestand alleen maar zal verslechteren. Als de onderhandelingen worden geleid door onverantwoorde EU-bureaucraten in plaats van door gekozen politici, kunnen wij een slechte uitkomst voor Iran en de rest van de wereld tegemoet zien. De onderhandelingen moeten worden gevoerd samen met nationale regeringen, en mogen niet van bovenaf worden gekoeioneerd door de EU. Er zijn tal van landen, zoals Ierland, die neutraal willen blijven en als de EU die landen op dit punt gaat vertegenwoordigen, ondermijnt dit op ernstige wijze hun democratisch gesteund beleid.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb met een enorm verantwoordelijkheidsgevoel voor deze resolutie gestemd, in de hoop dat zij haar vruchten zal afwerpen. De inspanningen die de verschillende fracties in het Parlement hebben geleverd om overeenstemming te bereiken, verdienen een woord van lof. Zij hebben het huis van de Europese democratie immers in de gelegenheid gesteld met één stem te spreken en onderstrepen het sterk pragmatische karakter van de resolutie, die de Europese Unie methoden, oplossingen en specifieke maatregelen aanreikt om met het Iraanse regime om te gaan. Gelet hierop zou ik willen benadrukken dat: a) ondernemingen die apparatuur en technologieën voor de uitoefening van censuur en controle aan de Iraanse autoriteiten leveren streng veroordeeld moeten worden en dat in dit verband een verbod voor Europese ondernemingen moet worden ingesteld; b) moet worden verzocht, of liever geëist, dat Iran het Verdrag van Wenen en de voorschriften inzake diplomatieke betrekkingen strikt naleeft; c) meer sancties moeten worden ingevoerd voor Iraanse organisaties of personen die in het buitenland actief zijn en de verantwoordelijkheid dragen voor de repressie en beknotting van vrijheden in het land of deel hebben aan de schending van de internationale verplichtingen die Iran op nucleair gebied is aangegaan; d) de dialoog met Iran, en inzonderheid met het maatschappelijk middenveld, ondanks alles moet worden voortgezet en verdiept.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie in Iran gestemd, omdat ik mij zorgen maak over de voortdurende schending van de mensenrechten in het land, met name voor wat betreft de vrijheid van vereniging, meningsuiting en informatie, en omdat ik het streven naar democratie van de Iraanse bevolking steun.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De laatste maanden hebben wij twee soorten berichten uit Iran ontvangen. Helaas gaat het in beide gevallen om weinig bemoedigend nieuws: de vorderingen in het kader van het proces van uraniumverrijking met nucleaire doeleinden en de repressie jegens de gematigde factie van de heer Moussavi, die het resultaat van de recente presidentsverkiezingen betwist. Elk van deze ontwikkelingen is op zich verontrustend, maar de combinatie ervan is reden tot nog grotere bezorgdheid.
Wat kan men zeggen van een onstabiel land als Iran waar de steeds radicalere regering opposanten die op straat tegen haar betogen, doodt, foltert en gevangenzet en tegelijkertijd hardnekkig doorgaat met haar programma voor uraniumverrijking om over kernenergie te kunnen beschikken?
Hoezeer het fundamentalistische regime van de ayatollahs ook onderstreept dat het goede bedoelingen heeft en kernenergie voor vreedzame doeleinden nastreeft, klinken deze verklaringen weinig overtuigend in de oren van de internationale gemeenschap, die in Iran terecht een groeiende dreiging ziet.
De Europese Unie moet niet alleen heftig protest aantekenen tegen de brutale repressie waarvan de gematigde Iraanse kringen het slachtoffer zijn; zij moet ook samen met haar bondgenoten en de overige internationale actoren alles in het werk stellen om de sancties tegen Teheran aan te scherpen en te versterken. Ook gecoördineerde acties mogen niet worden uitgesloten om het hoofd te bieden aan deze dreiging.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij verdedigen de vrijheid van meningsuiting en de democratie en wij zijn het erover eens dat wij onze bezorgdheid moeten uitspreken over de ontwikkelingen van de laatste maanden in Iran, met name voor wat betreft de massale repressie van de bevolking door de Iraanse veiligheidsdiensten. De voorgestelde tekst schiet in dit verband echter tekort.
Volgens ons moeten wij bij de noodzakelijke uitdrukking van onze bezorgdheid over de jongste ontwikkelingen in het land ook verwijzen naar de ernstige bedreiging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Iran, inclusief de escalatie van de diplomatieke en militaire inmenging onder aanvoering van de regering van de Verenigde Staten, die met name tot uiting komt in de concentratie van Amerikaanse strijdkrachten in de regio. Wij mogen niet vergeten dat deze elementen een bedreiging vormen voor de rechten van het Iraanse volk en voor de krachten die in Iran strijden voor democratie, vooruitgang en sociale rechtvaardigheid. In de aangenomen tekst wordt hiervan met geen woord gerept.
Het recht om de toekomstige ontwikkeling van Iran te bepalen berust uitsluitend bij de Iraanse bevolking en haar politieke en sociale krachten. Wij spreken onze solidariteit uit met de Iraanse bevolking en de democratische organisaties die strijden voor sociale rechtvaardigheid en vooruitgang in het land.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun gegeven aan de resolutie die de houding van Iran veroordeelt en daarbij verwijst naar zowel de voornemens van dit land op nucleair gebied als de inbreuken op de vrijheid van meningsuiting, waarvan het Iraanse volk dagelijks het slachtoffer is. Het geweld dat de Iraanse autoriteiten tegen demonstranten gebruiken, is onaanvaardbaar, evenals de censuur waaronder de pers te lijden heeft en de belemmering van de informatievoorziening.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De huidige sociale beroering in Iran, de stelselmatige repressie tegen opposanten van het regime en de bevolking, de beknotting van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, het voortbestaan van de doodstraf en de voortzetting van het nucleaire programma ondanks het verzet van de internationale gemeenschap zijn redenen tot enorme bezorgdheid. Nog verontrustender is het nieuws dat Iran vorige maand met goed gevolg een nieuwe langeafstandsraket heeft getest en daarmee de regionale en mondiale veiligheid in het gedrang heeft gebracht. Ook de recente annulering van het geplande bezoek van de delegatie van het Parlement is een duidelijk signaal dat dit land niet tot medewerking bereid is. Wij kunnen dan ook niet anders dan het beleid van dit Iraanse regime afkeuren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Steeds opnieuw zijn er landen waar de democratie en de mensenrechten zich in een precaire situatie bevinden. De EU moet doorgaan met haar pogingen om iets aan deze situatie te veranderen door middel van oproepen en dergelijke. We zouden ons niet moeten verbazen over het optreden van Iran en zijn pogingen om een kernmacht te worden. Dit is onder andere het gevolg van een in verkeerde banen geleid Amerikaans beleid. De angel kan alleen door een diplomatieke oplossing uit de situatie worden gehaald, waarbij de EU zich niet voor het karretje van de Verenigde Staten mag laten spannen. In de ontwerpresolutie wordt vastgesteld dat er geen substantiële vooruitgang is bereikt en dat een dialoog de enige oplossing vormt. Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn.
Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil graag kenbaar maken dat ik mijn steun geef aan de resolutie, die een duidelijke standpuntbepaling van de EU inzake fundamentele mensenrechten in Iran tot doel heeft. Net als de meesten van ons ben ik woedend over de wijze waarop de Iraanse oppositie is behandeld. Met de terdoodveroordeling van Mohammed Reza Alizamani en Arash Rahmani vanwege politieke activiteiten zijn naar mijn mening alle in de moderne wereld geldende normen overtreden. Ik ben blij dat de EU een zeer duidelijk standpunt inneemt in deze zaak. Tegelijkertijd wil ik er mijn spijt over betuigen dat een even krachtige reactie achterwege bleef toen op 31 januari een door de Russische oppositie georganiseerde demonstratie in Moskou en Sint Petersburg werd verhinderd en de organisatoren werden gearresteerd, onder wie Oleg Orlov, voorzitter van Memorial, de organisatie die afgelopen jaar de Sacharov-prijs heeft gekregen. Ik vind dat de reactie van de hoge vertegenwoordiger van de EU op dit gebied even voortvarend zou moeten zijn als in het geval van Iran en dat ze ook overeen zou moeten stemmen met de stevige kritiek die de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Buzek, op de Russische autoriteiten heeft geuit.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Het is van essentieel belang om de dialoog met Iran te herstellen. Ik betreur derhalve het uitstel van het bezoek van de EU-delegatie aan Iran en hoop dat het bezoek zo snel mogelijk kan plaatsvinden. De eerbiediging van de mensenrechten en de democratie is in de huidige situatie in Iran zeker niet toereikend gewaarborgd. Niettemin is het niet de juiste benadering om de sancties tegen Iran aan te scherpen. Ook de tegenstanders van de regering spreken zich tegen strengere sancties uit, aangezien deze met name de bevolking zouden treffen. Afgezien daarvan meet de EU ook hier weer met twee maten. Bij economisch belangrijke partners zoals China en India wordt immers nog wel eens een oogje toegeknepen. Om deze redenen heb ik mij onthouden van stemming.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie in Iran gestemd, in het bijzonder na de recente aanslagen, waaronder die van gisteren op de Italiaanse en Franse ambassade.
De Europese Unie moet in feite de vertolkster worden van een duidelijk standpunt ten opzichte van het regime in Teheran. De Iraanse autoriteiten spelen een rol bij het aanwakkeren van dit gevaarlijke klimaat van intolerantie en intimidatie ten aanzien van bepaalde EU-landen. De aanval op de ambassades is gepleegd door mensen die de democratie vleugellam willen maken en tegen vrijheid zijn.
Ik hoop dat de Europese instellingen een duidelijke positie zullen innemen, de gebeurtenissen zo snel mogelijk zullen veroordelen en diplomatieke maatregelen tegen Iran zullen overwegen.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. − (EN) De ECR heeft steun gegeven een krachtige resolutie over Iran. Wij zijn voorstander van stevig internationaal optreden tegen de groeiende nucleaire mogelijkheden van Iran. Het valt dan ook te betreuren dat het Europees Parlement deze gelegenheid niet heeft aangegrepen om internationale oproepen tot aanvullende sancties te ondersteunen. Ook moet worden opgehelderd dat er gelukkig geen ‘EU-ambassades’ in Teheran zijn. Er zijn enkel nationale ambassades.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Bij voortduring laat de islamitische republiek Iran luide protesten horen tegen de slechte behandeling van moslims overal ter wereld. Maar de mullahs zullen geen einde maken aan de vervolging van christenen en zullen de omstandigheden die aan christenen zijn voorbehouden, niet veroordelen. Bekering tot het christendom wordt als een vorm van geloofsafval gezien en gestraft met de doodstraf. Helaas heeft het Europees Parlement niet de moed tegen deze situatie van de christelijke martelaren in Iran te protesteren. Johannes-Paulus II heeft gezegd: "Persecution includes various types of discrimination against believers and against the whole community of the Church. Such forms of discrimination are often practised at the same time as is recognised the right to religious liberty and to freedom of conscience, and this in the law of individual countries as well as in declarations of an international nature. ... Today, besides prison, concentration camps, forced labour camps, and expulsion from one's country there are other punishments less known but more subtle: not violent death but a kind of civil death, not only isolation in prisons or in a camps but social discrimination or permanent restriction of personal liberty." ("Vervolging omvat allerlei soorten discriminatie van gelovigen en van de gehele kerkgemeenschap. Zulke vormen van discriminatie worden vaak tegelijk met de erkenning van het recht op godsdienstvrijheid en op vrijheid van geweten aan de dag gelegd, en dit gebeurt zowel in de wetgeving van afzonderlijke landen als in internationale verklaringen. ... Vandaag de dag zijn er naast gevangenisstraf, concentratiekampen, werkkampen en verbanning uit het eigen land andere minder bekende, maar subtielere straffen: niet een gewelddadige dood, maar een soort burgerlijke dood, niet alleen eenzame opsluiting in gevangenissen of kampen, maar sociale discriminatie of permanente inperking van de persoonlijke vrijheid.") Als het Parlement zijn oproep om de rechten van de mens te eerbiedigen, serieus wil nemen, dient het zich duidelijker uit te spreken ten gunste van de vervolgde christenen in Iran.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Jemen dreigt een tweede Afghanistan te worden: het is het favoriete trainingskamp van Al Qa´ida en een broeinest van fundamentalisten en terroristen die over de gehele wereld uitzwermen.
De situatie van sociale, politieke en economische achteruitgang, om niet te zeggen ontwrichting, die wordt benadrukt door de burgeroorlog en de afwezigheid van een regering die controle uitoefent over het gehele grondgebied, maken van het land een gebied dat verstoken is van de wet en orde die het ontstaan en de groei van dergelijke haarden van geweld en radicalisme zelf een halt zouden kunnen toeroepen.
Daarom moet de internationale gemeenschap meer aandacht aan de behandeling van de problemen in Jemen besteden en de nodige vastberadenheid aan de dag leggen. Bovendien moeten wij er nauwgezet op toezien dat de hulp die aan dit land wordt verleend specifiek wordt gebruikt om een daadwerkelijke verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking te waarborgen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De algemene situatie in Jemen baart de wereld ernstige zorgen. Gelet op de recente terroristische dreigingen is voor de Europese Unie dan ook een steeds actievere preventieve rol weggelegd. Zij moet helpen voorkomen dat Jemen de zoveelste mislukte staat in de internationale gemeenschap wordt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Jemen is als broedplaats voor islamitische terroristen in de schijnwerpers van de terrorismebestrijding komen te staan. Noch armoedebestrijding noch de versterking van de militaire hulp zullen de problemen van Jemen kunnen oplossen. We moeten daarom de ontwikkelingshulp verbeteren om de motivatie voor een deel van de jihadrekruten weg te nemen. Daarbij mag de EU zich niet de rol van rekenmeester van de Verenigde Staten laten opdringen, maar moet zij een onpartijdige bemiddelaarsrol op zich nemen om te helpen een dialoog tot stand te brengen en de weg te effenen voor een politieke oplossing voor de lange termijn. In de onderhavige ontwerpresolutie wordt voor een soortgelijke benadering gekozen en derhalve heb ik ervoor gestemd.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik instem met het streven naar, en ook betrokken was bij het opstellen van deze resolutie over de huidige situatie in Jemen, kan ik geen steun geven aan de verwijzing naar de coördinerende rol die de toekomstige Europese Dienst voor extern optreden (EAS) zal spelen met betrekking tot Jemen. Tijdens de opstelling van de resolutie heb ik gevraagd de verwijzingen naar de EAS te schrappen, maar dat werd door de overige fracties geweigerd. De EAS is een rechtstreeks product van het Verdrag van Lissabon, een verdrag dat ik niet onderschrijf en dat een democratische legitimering ontbeert. De EAS zou moeten beschikken over een netwerk van “EU-ambassades” en zou onder het toeziend oog van de hoge vertegenwoordiger van de EU/vicevoorzitter van de Commissie verantwoordelijk moeten zijn voor het creëren en uitvoeren van het militair en buitenlands beleid van de EU.
Ik ben er al sinds jaar en dag tegen dat de EU op deze vlakken een rol speelt. Ik geloof waarachtig dat dit uitsluitend het voorrecht moet zijn van de soevereine lidstaten.
John Stuart Agnew, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UKIP-partij keurt elke vorm van mensensmokkel af en ziet dat als een moderne vorm van slavernij. Wij vragen om de hoogst mogelijke straffen in het land voor criminelen die zich hieraan schuldig maken, en om serieuze maatregelen om dit soort activiteiten de kop in te drukken. Wij kunnen echter niet toestaan dat de EU mensensmokkel als voorwendsel gebruikt om over de rug van de gekozen regeringen het immigratie- en grensbeleid te harmoniseren. Het is aan het electoraat, aan de mensen in de stemhokjes, en aan de gekozen politici om het nationale beleid op dit vlak uit te zetten, en niet aan de EU om zich schuldig te maken aan de zoveelste beleidsroof die alle democratische verantwoordingsplicht om zeep helpt. Als er binnen de EU geen open grenzen zouden bestaan, en als elk land zijn eigen immigratiebeleid zou hebben, zouden zware georganiseerde misdaad en mensensmokkel veel makkelijker uit te roeien zijn.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat we er voor moeten zorgen dat we prioriteit geven aan de aanpak van mensenhandel, heel concreet maar ook heel vastberaden. Mensenhandel mag geen bron van arbeidskrachten zijn.
Het Verdrag van Lissabon bepaalt dat de Europese Unie bevoegd is en de mogelijkheid heeft om het Europese beleid tegen mensenhandel aan te scherpen. Tijdens het debat over deze resolutie is al gezegd dat we hier veel aandacht aan moeten besteden. De Europese Unie speelt een belangrijke rol in de wereldhandel en strijdt voor de bescherming van de mensenrechten. Daarom is de Unie verplicht om de mensenhandel, en met name kinderarbeid, te bestrijden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (EN) Mensensmokkel is een van de verschrikkelijkste en zwaarste misdaden. De strijd hiertegen kan niet doelmatig zijn zonder een coherente beleidsbenadering gericht op preventie, bescherming van de slachtoffers en effectieve sancties tegen smokkelaars. Het vrij verkeer binnen de EU heeft onze burgers aanzienlijke voordelen gebracht maar tegelijkertijd ook de weg vrijgemaakt voor tal van smokkelmethoden. Tienduizenden jonge vrouwen en kinderen uit de nieuwe lidstaten worden jaarlijks het slachtoffer van mensensmokkel. Het Europees Parlement heeft in de strijd tegen mensensmokkel een cruciale rol te spelen. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat preventie en bescherming en opvang van slachtoffers hoog op de politieke agenda staan. Wij moeten van de lidstaten vragen dat zij het huidige EU-beleid en de overige instrumenten ter bestrijding van mensensmokkel volledig uitvoeren en zorgen dat er zwaardere straffen en sancties worden ingesteld.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de Europese Unie illegale immigratie en mensenhandel moet bestrijden. De toenemende werkloosheid zal er toe leiden dat al meer personen het slachtoffer van mensenhandel worden of als dwangarbeiders worden geëxploiteerd. Vooral mensen die in eigen land hun baan en hun hoop op een betere toekomst zijn kwijtgeraakt, zullen hun geluk elders zoeken. Van een dergelijke situatie kunnen criminele bendes misbruik maken. De kinderhandel, met name de handel in meisjes en vrouwen, verloopt al jaren volgens het zelfde patroon. Seksuele exploitatie, die bijna neerkomt op slavernij, vindt met name in Oost-Europa plaats. Daar bestaat een soort transitroute om mensen naar het westen te smokkelen. We moeten een strategie en maatregelen uitwerken om mensenhandel te bestrijden, en daarbij moeten we vooral aandacht besteden aan preventie, bescherming van de slachtoffers en sancties. Alle lidstaten moeten strenge maatregelen nemen in de strijd tegen mensenhandel en moeten hun wetgeving coördineren. We moeten streven naar een nauwere samenwerking tussen alle partijen die betrokken zijn bij de strijd tegen mensenhandel.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze moderne vorm van slavernij is de laatste jaren op alarmerende wijze toegenomen en uitgegroeid tot de op twee na meest winstgevende activiteit van de georganiseerde misdaad. In 2009 hebben de Verenigde Naties het aantal slachtoffers op 270 000 geraamd. Volgens Europol is vrouwenhandel met het oog op seksuele uitbuiting niet afgenomen en heeft zich een stijging voorgedaan van het aantal gevallen waarin sprake is van gedwongen arbeid. Dat is onaanvaardbaar. Wij mogen dan ook niet toestaan dat dergelijke praktijken vergemakkelijkt worden door mazen in de wetgeving. Wij hebben een snelle, wereldwijde en gecoördineerde respons nodig, niet alleen op wetgevingsgebied maar ook vanuit operationeel oogpunt. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon roep ik de Commissie op zo spoedig mogelijk een nieuw voorstel te presenteren en de oprichting van een coherent Europees beleid voor een doeltreffende bestrijding van mensenhandel als een van haar voornaamste prioriteiten te beschouwen. Dat voorstel moet alle aspecten van dit probleem bestrijken, gaande van kwesties die verband houden met de landen van herkomst, doorgang en bestemming tot de mensen die slachtoffers ronselen, vervoeren en uitbuiten en andere tussenpersonen, klanten en begunstigden.
Tegelijkertijd moeten wij garanties bieden voor een passende bescherming van slachtoffers en getuigen via het verlenen van onmiddellijke bijstand. Tevens dient een inspanning te worden gedaan om naar behoren gebruik te maken van de op dit vlak beschikbare instrumenten die helaas onderbenut worden, zoals het geval is met Europol, Eurojust en Frontex.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik geloof in en steun de oprichting van een permanent platform op het niveau van de Europese Unie dat garandeert dat het beleid inzake mensenhandel aspecten omvat met betrekking tot sociale kwesties en sociale integratie, alsmede de aanneming van geschikte en effectieve programma’s ter ondersteuning van de sociale re-integratie van slachtoffers, waaronder maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt en het socialezekerheidsstelsel.
Lena Ek, Marit Paulsen en Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat de oorspronkelijke tekst van de paragrafen 13 en 15 betreffende het onderscheid tussen slachtoffers van mensenhandel en illegale immigranten en verblijfsvergunning voor slachtoffers van mensenhandel, de voorkeur geniet, maar wij stemmen toch voor de amendementen op die paragrafen om een compromis te bereiken. Als gevolg van dat compromis krijgen slachtoffers van mensenhandel een tijdelijke verblijfsvergunning en worden de grensbewakingsinstanties zich beter bewust van de problemen van mensenhandel. Dat is een eerste stap. Wij geven er de voorkeur aan dat de resolutie nu wordt aangenomen en zijn van plan om er ons verder voor in te zetten dat slachtoffers van mensenhandel een permanente verblijfsvergunning krijgen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over het voorkomen van mensenhandel gestemd, omdat ik van mening ben dat het uiterst belangrijk is om harder op te treden tegen de mensenhandel, die schokkende proporties heeft aangenomen en een ernstige schending van de fundamentele mensenrechten vormt.
De ontwerprichtlijn die binnenkort ter behandeling zal worden voorgelegd aan het Parlement moet strenge maatregelen op Europees niveau bevatten tegen iedereen die betrokken is bij deze vorm van smokkel. De wetgeving van de lidstaten moet worden gewijzigd om de sancties te harmoniseren teneinde te garanderen dat de mensenhandelaars de zwaarst mogelijke straf krijgen, want op dit moment zijn er aanzienlijke verschillen tussen de staten.
Vanuit dit perspectief is voor het uitbannen van deze plaag ook een grensoverschrijdende aanpak vereist in de vorm van intensievere samenwerking met de landen van herkomst en doorreis, die mensenhandelaren soms slechts minimale boetes opleggen. Tegelijkertijd moet bescherming en hulp worden geboden aan de slachtoffers van mensenhandel, hoofdzakelijke vrouwen en kinderen, die volgens de gegevens ongeveer 80 procent van de slachtoffers vormen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie over voorkoming van mensenhandel gestemd omdat ik van oordeel ben dat de Commissie en de Raad moeten waarborgen dat de bestrijding van deze plaag hoog op hun agenda blijft staan, zelfs in tijden van economische en financiële crisis. De lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, moeten alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie op het gebied van mensenhandel zo spoedig mogelijk integraal ten uitvoer leggen op nationaal niveau en andere ter zake doende wetgevingsinstrumenten ratificeren om een betere bescherming van de slachtoffers van mensenhandel te waarborgen en meer steun te verlenen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Mensenhandel is thans voor de slachtoffers een onmenselijke, moderne vorm van slavernij. Voor de daders − misdaadorganisaties die betrokken zijn bij prostitutie en seksuele uitbuiting, illegale adoptie, gedwongen arbeid en illegale handel in menselijke organen − is het een uitermate winstgevende activiteit.
Helaas ontsnapt ook de Europese Unie niet aan deze vreselijke realiteit. Daarom moet de Europese Commissie dringend strenge en krachtdadige maatregelen nemen om mensenhandel te bestrijden. Die maatregelen moeten berusten op drie essentiële pijlers: (i) voldoende bescherming voor slachtoffers, onder wie voornamelijk vrouwen en kinderen, met inachtneming van hun meest fundamentele rechten, zoals leven, vrijheid, fysieke en morele integriteit en seksuele zelfbeschikking, (ii) preventieve maatregelen op het gebied van onderzoek en ontmanteling van netwerken die mensenhandel bedrijven en zich met dergelijke praktijken verrijken, en ten slotte (iii) strenge straffen voor mensenhandel en uitbuiting voor welke perverse doeleinden ook, die in verhouding staan tot de begane misdrijven.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals in de aangenomen resolutie wordt gezegd, is het dringend noodzakelijk om “maatregelen tegen de mensenhandel te ontwikkelen door een vooral op de mensenrechten gerichte alomvattende benadering te kiezen die de bestrijding van de mensenhandel, de preventie en de bescherming van de slachtoffers als kernpunten heeft” en door “een op de slachtoffers gerichte benadering te kiezen, hetgeen betekent dat alle mogelijke soorten slachtoffers moeten worden geïdentificeerd, aangesproken en beschermd, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar kinderen en andere risicogroepen”.
Wij betreuren echter dat de amendementen die wij op deze resolutie hebben ingediend, verworpen zijn. Deze hadden onder meer betrekking op de volgende oorzaken en bestrijdingsvormen van mensenhandel:
- Bestrijding van werkloosheid, marginalisatie en armoede als fundamentele oorzaken van mensenhandel, waarbij dringend wijzigingen moeten worden aangebracht in het economische en sociale beleid teneinde voorrang te verlenen aan de versterking van de sociale rechten en arbeidsrechten, banen met rechten, overheidsdiensten van goede kwaliteit en economische en sociale vooruitgang;
- Versterking van de samenwerking en solidariteit met de herkomstlanden van migranten door bij te dragen aan de ontwikkeling van hun economie, hun toegang tot kennis te verbeteren, hun schulden kwijt te schelden en geen belasting op financiële transacties aan te rekenen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hoewel mensenhandel een van de meest abjecte misdaden is die er bestaan, hebben wij tegen de resolutie over mensenhandel gestemd. Allereerst omdat u er een politiek instrument van maakt dat de macht van het Europa van Brussel, van zijn instellingen en zijn vele agentschappen alleen nog maar verder vergroot, ondanks dat steeds opnieuw blijkt hoe inefficiënt zij zijn. Vervolgens en vooral omdat u de aandacht die normaal gesproken naar de slachtoffers dient uit te gaan, gebruikt om een nieuw aanzuigend effect voor immigratie te creëren: sociale en juridische bijstand, automatische verblijfsvergunning, toegang tot de arbeidsmarkt, vereenvoudigde toegang tot gezinshereniging en sociale bijstand. Dat alles wordt toegekend, of het slachtoffer nu wel of niet met de autoriteiten meewerkt om hen te helpen mensenhandelaren op te pakken en netwerken te ontmantelen. Het enige wat de illegale immigrant dus hoeft te doen om Europa binnen te komen, is zeggen dat hij slachtoffer is van een netwerk dat hem duizenden euro's afperst. Bijgevolg zal hij die status en die bijstand claimen, wat u er ook van mag denken! En u zult hem die geven. Ik vind dat onverantwoord!
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie over de voorkoming van mensenhandel gestemd, die door de linkse en de centrumfracties van het Europees Parlement is ingediend, want we moeten luid en duidelijk tot uitdrukking brengen dat slachtoffers van mensenhandel – voor het overgrote deel vrouwen, maar ook kinderen – onvoorwaardelijke bescherming en hulp moeten krijgen. Deze slachtoffers moeten een voorrangsrecht hebben op gratis juridische bijstand, de straffen voor mensenhandelaren moeten veel strenger zijn en er moeten middelen worden gevonden om de vraag naar diensten door klanten te ontmoedigen. Het gaat om een onaanvaardbare vorm van geweld tegen vrouwen en er zijn dan ook gezamenlijke acties nodig om mensenhandel te voorkomen, de slachtoffers van die handel te beschermen en de plegers van dit geweld te vervolgen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Al hebben veel mensen in de EU een redelijk comfortabel leven, de realiteit is wel dat er in de gehele EU, ook in de meest welvarende delen, talloze mensen in slavernij leven. Alleen al de grensoverschrijdende aard van de mensenmokkel wijst erop dat dit een probleem is waarbij de instellingen van de EU een cruciale rol te spelen hebben. Om die reden verwelkom ik de resolutie van vandaag.
Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. – (HU) Mensenhandel is een van de ernstigste schendingen van mensenrechten en kan verscheidene vormen aannemen: van seksuele uitbuiting en dwangarbeid tot organenhandel en huisslavernij, waarbij vooral slachtoffers worden gemaakt onder vrouwen en kinderen. De communautaire wetgeving inzake de strijd tegen mensenhandel is momenteel niet toereikend en daarom is het cruciaal dat de Europese Unie uit hoofde van de bevoegdheden die zij via het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, veel krachtiger optreedt tegen dit fenomeen. Daarbij moet zij in de eerste plaats aandacht besteden aan de bescherming van en de hulp aan slachtoffers en risicogroepen, met name kinderen. In dit opzicht is het initiatief voor de instelling van de post van EU-coördinator tegen mensenhandel welkom en tevens is het een positieve ontwikkeling dat het voorstel de lidstaten oproept afschrikwekkende straffen op te leggen waarmee uiting wordt gegeven aan de ernst van deze misdrijven. Als uitermate belangrijke ontwikkeling staat in de ontwerpresolutie te lezen dat de instemming van het slachtoffer om te worden uitgebuit irrelevant is vanuit het oogpunt van vervolging en dat het slachtoffer, ongeacht zijn of haar bereidheid om mee te werken aan het proces, recht heeft op hulp.
Verder is het belangrijk het maatschappelijk middenveld zo veel mogelijk betrokken wordt bij de institutionele activiteiten die gericht zijn op het terugdringen van mensenhandel, en voorlichtings- en bewustmakingscampagnes op touw worden gezet voor de meest kwetsbare groepen. De lidstaten zullen hopelijk zo snel mogelijk deze geïntegreerde benadering implementeren, die zich ook uitstrekt naar preventie, sancties en de bescherming van slachtoffers in hun eigen rechtssysteem. Met de ratificatie van de juiste juridische instrumenten zetten ze een belangrijke stap op weg naar de opheffing van deze moderne slavernij.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de resolutie over mensenhandel gesteund. Het gaat hier om een van de ergste wandaden die mensen elkaar kunnen aandoen. Het is afschrikwekkend hoe gemeengoed dit vreselijke verschijnsel is. Ik kan geen rechtvaardiging of verzachtende omstandigheden bedenken voor degenen die op deze manier al die waarden die zo belangrijk voor ons zijn vertrappen. Mensenhandel is een ontkenning van vrijheid, waardigheid en gelijkheid. Ik hoop dat het Europees Parlement zal bijdragen aan de beperking en complete uitbanning van mensenhandel in de toekomst.
Timothy Kirkhope (ECR), schriftelijk. − (EN) De ECR-Fractie is unaniem in haar oordeel dat de handel in mensen onacceptabel is en moet worden gestopt. Wij vragen ons echter serieus af of deze resolutie wel geschikt is om de diepere oorzaken van mensensmokkel aan te pakken, en daarom hebben wij tegen de resolutie gestemd. De ECR-Fractie is van oordeel dat deze resolutie te veel uitgaat van een slachtoffergerichte benadering, die de lidstaten voorschrijft hoe zij de slachtoffers moeten opvangen wanneer de smokkel reeds heeft plaatsgevonden, en die mensensmokkel zo lijkt te beschouwen als iets onvermijdelijks. De ECR-Fractie heeft daarentegen samen met de EVP een resolutie ondertekend waarin wordt aangedrongen op een betere samenwerking tussen lidstaten, politiekorpsen en grensbewakingsinstanties, op bescherming van persoonsgegevens en op de mogelijkheid voor de afzonderlijke lidstaten om de zorg voor slachtoffers te bepalen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Alle vormen van slavernij, of ze nu "modern" zijn of niet, dienen absoluut te worden veroordeeld. De verdienste van deze resolutie is dan ook dat zij de slachtoffers van geweld wil beschermen tegen de onmenselijke zucht naar winst en de sociale en psychische nood die er het gevolg van is. Toch valt het te betreuren dat de resolutie beperkt blijft tot het beschermen van slachtoffers van netwerken van criminelen in de ondergrondse economie, want mensenhandel heeft ook een wettige pendant die niet minder abject is.
Het neoliberalisme, met zijn obsessieve gerichtheid op winst, het continu tegen elkaar opzetten van werknemers en zijn bedrijfsverplaatsingen, doet burgers zowel symbolisch als fysiek geweld aan. Het dwingt hen ertoe tegen hun wil te verhuizen en stort hen zozeer in de problemen dat het aantal arbeidsgerelateerde zelfmoorden schrikbarend is toegenomen. Burgers op die manier onderwerpen, hen maken tot louter sluitposten in een inefficiënt en ongezond systeem, tot werktuigen ten dienste van de belangen van de financiële elite, zonder enige consideratie met hen te hebben en door zelfs hun leven in gevaar te brengen, wat is dat anders dan het equivalent van de toe-eigening van mensen die slavernij heet? Net als de illegale misdaad moeten we ook geïnstitutionaliseerde wandaden bestrijden en van de Europese Unie een unie voor de emancipatie van burgers maken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Mensenhandel houdt een schending in van de meest fundamentele mensenrechten en is een vorm van slavernij die gebaseerd is op seksuele en economische uitbuiting. Volgens internationale schattingen is mensenhandel de op twee na meest winstgevende illegale handel. De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft een duidelijke versterking van het optreden van de Europese Unie op het gebied van justitiële en politiële samenwerking tot gevolg. De strijd tegen mensenhandel moet een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie zijn en als medewetgever is voor het Parlement op dit vlak een vitale rol weggelegd. Daarom moet de strijd tegen mensenhandel een van de topprioriteiten van de Europese Unie blijven, ook in tijden van economische en financiële crisis.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Mensenhandel is een van de grootste plagen van het begin van deze eeuw. Het is niet overdreven om te spreken van een moderne vorm van slavernij. Het is een uitermate winstgevende activiteit die in handen is van gevaarlijke, georganiseerde criminele bendes. Ik geef mijn volledige steun aan ontwerpresolutie B7-0029/2010 inzake voorkoming van mensenhandel, die door een brede coalitie van fracties van het Europees Parlement is ingediend. Naar mijn mening is de Europese Commissie verplicht een actieplan te ontwikkelen om mensenhandel effectief uit te bannen. Tegelijkertijd geef ik mijn volledige steun aan de oproep van de initiatiefnemers van de resolutie tot benoeming van een EU-coördinator tegen mensenhandel onder de commissaris van justitie, grondrechten en burgerschap. Ik hoop dat het optreden tegen mensenhandel hiermee verder wordt geïntensiveerd.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Mensenhandel is een groeiende markt, die tegenwoordig vergelijkbaar is met drugs- en wapensmokkel en een verschijnsel is dat zich over de hele wereld heeft verspreid, maar ernstiger is in onderontwikkelde landen. Volgens het verslag van de werkgroep van de VN zijn de slachtoffers van mensenhandel afkomstig uit verschillende sociale achtergronden, van de rijksten tot de armsten, van de hoogst opgeleiden tot volkomen analfabeten, van jonge kinderen tot oude vrouwen. We moeten de informatie beter coördineren om dit groeiende verschijnsel effectiever te kunnen bestrijden. In dat verband zou het nuttig zijn als Eurojust, Europol en Frontex elk jaar een gezamenlijk verslag over mensenhandel zouden uitbrengen. Als de Europese Unie het voortouw wil nemen bij het respecteren van de mensenrechten, dan moet zij actiever samenwerken met derde landen om te helpen een einde te maken aan dit verschijnsel. Bovendien is er ook betere financiering nodig voor de programma’s die zijn gericht op het bestrijden van mensenhandel, alsmede effectievere coördinatie tussen de instellingen in de lidstaten die betrokken zijn bij de strijd tegen de handel in mensen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Mensenhandel is de meest flagrante vorm van mensenrechtenschending. Het aantal slachtoffers van deze moderne vorm van slavernij neemt elk jaar toe. De opsporingskans voor dit soort criminaliteit is zeer laag. Ik steun daarom de resolutie van het Europees Parlement inzake het voorkomen van mensenhandel. Mensenhandel moet met alle mogelijke middelen worden bestreden, te beginnen met een grondige en veelomvattende informatiecampagne om duidelijk te maken op welke schaal het verschijnsel zich voordoet en om de samenleving ontvankelijk te maken voor de kwestie. Het is niet genoeg om af en toe afzonderlijke stukjes informatie te geven over ontdekte gevallen van mensenhandel. Het is ook van essentieel belang om telkens de adressen van de instellingen te vermelden die zich bezighouden met de bestrijding van deze praktijk.
Uit een verslag dat in januari 2010 werd gepresenteerd door Legal Aid Centre en de stichting La Strada – (‘Preventing Trafficking in Women from Central and Eastern Europe. Information – Prevention – Identification – Intervention’) blijkt dat procedures om de rechten van slachtoffers van mensenhandel te waarborgen in Polen niet worden toegepast. Een van de grootste problemen wordt gevormd door de langdurige inspanningen om een moderne definitie van mensenhandel in de strafwet op te nemen. In 2005 werd het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel in Warschau ondertekend. Het kostte juristen drie jaar om het te ratificeren. We hebben nog steeds geen bindende omschrijving van mensenhandel, wat een belemmering vormt voor voorbereidende en gerechtelijke procedures en daarmee voor de bewaking van de mensenrechten in Polen.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Dat ik voor de resolutie heb gestemd wil niet zeggen dat ik mij tevens aansluit bij de voorstellen in de resolutie op grond waarvan meer macht van de lidstaten wordt overgedragen aan de EU, zoals:
- de EU toestaan om strengere sancties op dit gebied te bepalen,
- verwijzingen naar de versterking van EU-optreden op grond van het Verdrag van Lissabon,
- en de vaststelling van een overkoepelend wetgevingskader op dit gebied.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Ik heb voor resolutie B7-0029/2010 over voorkoming van mensenhandel gestemd omdat ze over een zeer belangrijk onderwerp gaat en een lange lijst van dingen bevat die moeten gebeuren in de strijd tegen mensenhandel. Mijn steun aan de resolutie mag echter niet worden gezien als steun aan de voorstellen die inhouden dat meer macht van de lidstaten naar de EU wordt overgeheveld, zoals het laten vaststellen van strengere straffen op dit gebied door de EU, de verwijzing naar de grotere inspanningen van de EU op strafrechtelijk gebied op basis van het Verdrag van Lissabon en de vaststelling van overkoepelende wetgeving op dit gebied.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik zelf betrokken ben bij de strijd tegen mensenhandel in Slowakije. Ik heb de campagne “ Weet u waar uw kind nu is” gelanceerd. Bovendien heeft de Vrouwencommissie tijdens het debat over de begrotingsprocedure een amendement aangenomen om een meerjarenplan met als thema “Weet u waar uw kind nu is” te starten, in nauwe samenwerking met verenigingen van het maatschappelijk middenveld, teneinde een groter bewustzijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid, een betere bescherming van kinderen tegen elke vorm van geweld en een efficiëntere strijd tegen kinderhandel te bevorderen. Deze nieuwe resolutie, die ik van harte ondersteun, is opgebouwd rondom vijf hoofdlijnen: algemeen, verzamelen van informatie, preventie, vervolging en bescherming, steun en hulp voor slachtoffers. De Commissie wordt verzocht actie te ondernemen, met name met betrekking tot informatie en preventie teneinde inzicht te krijgen in de grondoorzaken van de handel evenals in de factoren in het land van oorsprong en bestemming die mensenhandel in de hand werken. Ik reken erop dat ouders zich bewust worden van hun ouderlijke verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid jegens van hun kinderen serieus nemen om te voorkomen dat kinderen en pubers het slachtoffer worden van mensenhandel.
John Stuart Agnew en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UKIP-partij gelooft in het belang van milieubescherming. Ofschoon wij onze twijfels hebben bij de wetenschappelijke vooronderstelling waarop het overleg in Kopenhagen is gebaseerd, hebben wij geen bezwaar tegen maatregelen op nationaal niveau ter bescherming van het milieu.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de Europese Unie een nieuw ontwikkelingsparadigma in het leven moet roepen om de klimaatverandering aan te pakken. De komende begrotingsherziening moet voldoende middelen opleveren om aan deze belangrijke uitdaging het hoofd te bieden. Wij mogen onze verplichting op het gebied van de bestrijding van de klimaatverandering niet uit het oog verliezen. Als Europeanen moeten wij streven naar een vermindering van het CO2-niveau met meer dan 20 procent in 2020. Het is belangrijk dat ook andere mondiale partners hun samenwerking verlenen teneinde een ambitieuze en juridisch bindende, wereldwijde overeenkomst te bereiken, conform de doelstelling dat de temperatuurstijging niet meer dan 2°C mag bedragen. Ik ben tevens van mening dat de initiatieven van de Europese Unie ter bevordering en stimulering van een groene economie, energievoorzieningszekerheid en een vermindering van de afhankelijkheid een prioriteit moeten blijven. De Europese Unie kan zich hiervoor laten inspireren door het beleid van mijn regio, de Azoren, waar reeds ongeveer 30 procent van de energie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Zowel Europa als de rest van de wereld verwachtte heel veel van de Conferentie van Kopenhagen. De EU was bereid om de leiding op zich te nemen en terug te keren met een wettelijk bindende overeenkomst, maar de bijeenkomst heeft uiteindelijk weinig antwoorden opgeleverd voor de vraag hoe de strijd tegen de klimaatverandering moet worden voortgezet. De overeenkomst van Kopenhagen bevat geen ambitieuze doelstellingen en geen verplichtingen, en is een teleurstellend resultaat. Als deze zaak niet op mondiaal niveau wordt opgelost, zou het ambitieuze doel van de EU, 20-20-20, wel eens een vrome wens kunnen blijven. Met behulp van de dienst voor extern optreden moet de EU op diplomatiek niveau zo spoedig mogelijk een voortrekkersrol gaan spelen bij het ontwikkelen van een strategie in de strijd tegen de klimaatverandering. Bovendien moet de EU ervoor zorgen dat Europa tijdens gesprekken met andere landen altijd met één stem spreekt en de hand houdt aan bepaalde principes, zodat er zo snel mogelijk een bindende internationale overeenkomst over klimaatverandering kan worden gesloten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij met de aanneming van de ontwerpresolutie over de resultaten van de Conferentie van Kopenhagen over de klimaatverandering (COP 15), die ik mee heb opgesteld, en met de resultaten van de onderhandelingen tussen de verschillende fracties, aangezien daaruit blijkt dat de belangstelling voor dit probleem groeit en daarmee ook het streven naar een duurzame toekomst. Ik wil hier echter opnieuw mijn ontgoocheling uitspreken over de in Kopenhagen bereikte resultaten en ik roep de Europese Unie op haar internationale leidersrol in de strijd tegen de klimaatverandering weer op te nemen en bij te dragen aan de totstandkoming van een juridisch bindende overeenkomst met meetbare, overdraagbare en controleerbare doelstellingen tijdens de COP 16 die dit jaar in Mexico zal plaatsvinden.
Om het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken en meer werkgelegenheid te creëren moeten wij investeren in een duurzame toekomst. Dat betekent dat wij moeten kiezen voor milieubescherming, energievoorzieningszekerheid, vermindering van de energieafhankelijkheid en een efficiënt gebruik van de rijkdommen. Gelet hierop verzoek ik de industrielanden te investeren in onderzoek naar nieuwe technologieën en zich daarbij ten doel te stellen om enerzijds het CO2-niveau terug te dringen en anderzijds een efficiënter en duurzamer gebruik van de natuurlijke rijkdommen te waarborgen.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De resolutie bevat enkele positieve elementen, zoals de erkenning dat er geen middellange en langetermijndoelstellingen zijn en dat de financiering van de ontwikkelingslanden vaag en pover is. Toch heb ik mij bij stemming onthouden omdat alle amendementen van mijn fractie zijn verworpen. Daarin vroegen wij om meer maatregelen voor een CO2-emissiereductie met minstens 40 procent tot 2020 krachtens een juridische bindende overeenkomst, om de afwijzing van kernenergie als “schone” energie, om meer financiële steun voor de arme landen en de ontwikkelingslanden ten behoeve van hun ontwikkeling en voor technologische overdracht, en om een sociaal duurzame, groene economie die meer investeringen kan aantrekken maar ook meer werkgelegenheid en levenskwaliteit kan creëren. Evenmin is een andere belangrijk amendement aangenomen, waarin werd aangedrongen op de invoering van een belasting van 0,01 procent op financiële transacties. Die belasting zou jaarlijks 20 miljard euro kunnen opleveren en daarmee zouden de ontwikkelingslanden geholpen kunnen worden bij de bestrijding van en de aanpassing aan klimaatverandering. Op de weg naar Mexico kan de vage, teleurstellende overeenkomst van Kopenhagen voor ons geen leidraad zijn. Wij moeten het beleid voor klimaatverandering radicaal veranderen en ervoor zorgen dat er tijdens de komende onderhandelingen een echte overeenkomst kan worden gesloten. Dat zal echter alleen mogelijk zijn als wij de fouten van Kopenhagen erkennen en deze corrigeren, hetgeen niet gebeurt in de resolutie van het Europees Parlement.
Spyros Danellis (S&D), schriftelijk. – (RO) Het feit dat de top in Kopenhagen algemeen is omschreven als een ‘betreurenswaardige mislukking’ van een poging om wereldwijd overeenstemming te bereiken over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen die het klimaat op aarde opwarmen, onderstreept nog maar eens het totale gebrek aan coördinatie tussen de EU-lidstaten ten aanzien van de VS en de opkomende landen.
De overeenkomst van Kopenhagen bevat niet eens een doel voor een aanvaardbare limiet voor de stijging van de temperatuur op aarde. Ik hoop echter op een positieve uitkomst en een sterke Europese stem over de beperking van de effecten van klimaatverandering tijdens de bijeenkomst in februari volgend jaar, als de landen van de wereld worden opgeroepen hun plannen voor het terugdringen van de uitstoot voor 2020 te presenteren.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over de resultaten van de Conferentie van Kopenhagen gestemd, omdat ik mij over het geheel genomen kan vinden in de voorgestelde maatregelen, waarvan ik er hier twee wil noemen. Ten eerste is het absoluut noodzakelijk dat de Europese Unie tijdens de internationale onderhandelingen met één stem spreekt, aangezien dat de enige manier is om op het wereldtoneel een voortrekkersrol te vervullen bij de behandeling van deze belangrijke kwestie. Dit probleem heeft gevolgen voor de komende generaties. Daarom vereist het een kordate, richtinggevende, onmiddellijke en verstandige aanpak, zoals de Europese Unie ook andere aangelegenheden heeft behandeld, bijvoorbeeld de financiële crisis. Te dien einde is een nieuwe “klimaatdiplomatie” nodig waarbij niet alleen de inspanningen van de Europese Unie maar ook die van China en de Verenigde Staten van essentieel belang zijn, zoals aangegeven in de paragrafen 5 en 15 van de resolutie.
Ten tweede is het onontbeerlijk dat de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën zich houden aan de voorschriften inzake klimaatverandering die de lidstaten van de Europese Unie toepassen. In dit verband heb ik samen met enkele collega’s uit mijn fractie het idee gelanceerd om een koolstofbelasting op de import van producten uit derde landen in te voeren, zodat daarover in de toekomst kan worden nagedacht, wat ik op zich al een bijzonder belangrijke stap vind.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de resultaten van de Top van Kopenhagen over klimaatverandering gestemd. De conclusie van de vijftiende Conferentie van de partijen (COP 15) was teleurstellend. Daarom moet de Europese Unie zich tot het uiterste inspannen op het niveau van de buitenlandse diplomatie en met één stem spreken om een bindende internationale overeenkomst over klimaatverandering te waarborgen waarmee de wereldwijde temperatuurstijging kan worden beperkt tot maximaal 2°C.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Na de impasse van de Conferentie van Kopenhagen over klimaatverandering is het belangrijk dat de Europese Unie de koers blijft varen die zij tot dusver heeft aangehouden en zich resoluut blijft inzetten voor duurzame ontwikkeling door te proberen de koolstofemissies terug te dringen zonder de Europese industrie in gevaar te brengen.
In het nieuwe klimaatbeleid moet, met name in het kader van de algemene crisis, rekening worden gehouden met de economische efficiëntie en mag de economische duurzaamheid van de Europese landen in geen geval in het gedrang worden gebracht. Daarom is een nieuwe aanpak van het energiebeleid vereist die gebaseerd is op schone energie, een efficiënter gebruik van de natuurlijke rijkdommen die wij tot onze beschikking hebben en een sterke investering in onderzoek en milieuvriendelijkere technologieën. Doel is om op die manier het Europese concurrentievermogen in stand te houden en werkgelegenheid te scheppen in het kader van duurzame ontwikkeling.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie heeft steeds het voortouw genomen in de internationale onderhandelingen over klimaatverandering. Desalniettemin is de laatste klimaatconferentie in Kopenhagen ondanks deze ambities een mislukking geworden voor alle volkeren die vastbesloten waren om een bindende overeenkomst te bereiken. Het resultaat van de conferentie is niet alleen mijlenver verwijderd van het standpunt van de Europese Unie, maar ook van wat nodig is om het klimaat te beschermen. Gelet op de teleurstellende conclusies van de Conferentie van Kopenhagen wenst het Parlement met deze resolutie een duidelijk signaal aan de Europese burgers en aan de rest van de wereld af te geven waaruit blijkt dat het de strijd tegen klimaatverandering voortzet. Daarom bereiden wij nu al de weg voor de komende conferentie in Mexico, waar de partijen meer inspanningen zullen moeten doen om verplichtingen aan te gaan. Wij mogen niet dezelfde fouten maken als in Kopenhagen. Wij moeten ons afvragen wat er bij de onderhandelingen is misgegaan en hoe wij in de toekomst te werk moeten gaan om de Verenigde Staten, China en India over de streep te trekken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De resolutie die hier ter discussie voorligt, voorziet niet in de absoluut noodzakelijke kritische beoordeling van de oorzaken van het fiasco van Kopenhagen. In plaats van het aandeel van de Europese Unie zelf in deze mislukking nauwgezet te analyseren blijft een meerderheid van dit Parlement zondebokken aanwijzen, waaronder China − waar de uitstoot per capita van koolstofdioxide in de atmosfeer minder dan de helft van het EU-gemiddelde bedraagt − en nu ook de lidstaten van de Bolivariaanse Alliantie voor de Amerika's (ALBA). Deze houding wordt ingegeven door verblinding en primitieve partijpolitiek en zij vertekent en ondergraaft datgene wat werkelijk in Kopenhagen is gebeurd. Het is veelzeggend dat marktinstrumenten zoals de handel in emissierechten worden geprezen zonder dat wordt gerept van de reeds gebleken ondoeltreffendheid en nefaste gevolgen van deze instrumenten. Het noodzakelijke debat over de zogeheten flexibiliteitsmechanismen, waarvan het mechanisme voor schone ontwikkeling een voorbeeld is, wordt opnieuw aan de kant geschoven.
Tegelijkertijd wordt afgezien van de noodzaak om de soevereiniteit van ontwikkelingslanden bij de vaststelling en tenuitvoerlegging van de zogenaamde aanpassingsstrategieën te eerbiedigen. Er kan geen rechtvaardige en duurzame oplossing voor het probleem van de klimaatverandering of andere milieuproblemen worden bereikt in het kader van het irrationele systeem dat aan deze problemen ten grondslag ligt. Wat wij nodig hebben, is een ander economisch en sociaal model dat het kapitalisme bestrijdt.
Adam Gierek (S&D), schriftelijk. – (PL) Deze resolutie bewijst dat de ‘gelovigen’ in de IPCC-standpunten niets hebben begrepen. De voornaamste zwakte van COP 15 was een gebrek aan inzicht, inzicht in de waarde die derde landen en ontwikkelingslanden en ook sommige EU-landen hechten aan ‘klimaatgerechtigheid’, in het feit dat de twee grootste supermachten, de VS en China, elkaar zowel economisch als militair beconcurreren, en in het feit dat de ‘ambitieuze’ plannen om CO2-emissies te beperken gebaseerd waren op het paradigma van antropogene opwarming van het klimaat, dat wetenschappelijk slecht is onderbouwd. De alarmistische verklaringen van het IPCC moeten als hoogst onverantwoordelijk worden beschouwd, omdat de politieke en economische beslissingen die erop zijn afgesteld van invloed zullen zijn op vele toekomstige generaties. Deze beslissingen mogen daarom niet zijn gestoeld op de meningen van mensen die een vooraf bepaalde these in de praktijk brengen – de theorie dat de mensheid de opwarming van de aarde veroorzaakt. De wetenschappelijke geloofwaardigheid van het IPCC wordt ondermijnd door zaken als Climategate, de vervalsing van temperatuurontwikkelingen in de wereld (Rusland en Australië) en Glaciergate.
Daarom moeten alle wettelijke regelingen die ongunstig zijn voor de ontwikkeling van de Europese economie en die gebaseerd zijn op verklaringen van het IPCC onmiddellijk worden herzien. Wat betreft de kwestie van de klimaatverandering, die zo belangrijk is voor de gehele beschaving, is het tijd dat de Europese Commissie haar optreden baseert op haar eigen meta-analyse van klimaatonderzoek, die moet worden uitgevoerd door een team van klimatologen dat onafhankelijk is ten aanzien van de meningen van de Commissie en gevrijwaard is van elke politieke druk. Deze laatste twee bepalingen ontbreken in de resolutie en vandaar dat ik hiertegen heb gestemd.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de resolutie gestemd omdat deze te veel vrome wensen bevat. We hebben in Kopenhagen kunnen zien hoe de rest van de wereld tegen het ‘leiderschap’ van de Unie op het gebied van klimaatverandering aankijkt. De zogenaamde overeenkomst van Kopenhagen is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen Obama, China, India, Brazilië, Zuid-Afrika en enkele andere landen. De Barroso’s, Sarkozy’s en consorten waren niet eens uitgenodigd. Laten we in plaats van nieuwe lasten op te leggen aan onze economieën en onze burgers investeren in de technologieën van de toekomst. Vorig jaar is China de grootste exporteur ter wereld geworden van installaties op windenergie en zonnecellen. Europa moet zich aansluiten bij deze technologische strijd in plaats van zichzelf een soort collectieve straf op te leggen, waar niemand van buiten Europa van onder de indruk is en waar geen medestanders voor zijn te vinden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Met mijn stem over deze resolutie heb ik aangegeven teleurgesteld te zijn over de overeenkomst die in Kopenhagen eind 2009 uiteindelijk is bereikt. Deze overeenkomst is naar mijn idee ontoereikend. Daarin ontbreekt het aan ambitie en komt geen enkele getalsmatige resultaatverplichting voor. Ik betreur eveneens de verwerping van het amendement dat mijn fractie had ingediend voor de invoering van een belastingheffing van 0,01 procent per jaar over financiële transacties, waarmee de klimaatinspanning van de armste landen die het meest direct worden getroffen, gefinancierd zou kunnen worden en dat een bedrag van 20 000 miljoen euro zou opleveren. Als Europa tenslotte bij dit soort internationale onderhandelingen druk wil kunnen uitoefenen, dan moet het leren met een stem te spreken om gelegenheden waarbij het mogelijk is een sleutelrol te spelen voor de wereldwijde klimaatverandering niet zomaar voorbij te laten gaan. Dat kan met name door ambitieuze doelstellingen vast te stellen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen tegen 2010 met meer dan 20 procent.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De Top van Kopenhagen was vooral een gemiste kans om echt iets te doen aan klimaatverandering. Mijn land, Schotland, heeft de meest ambitieuze klimaatveranderingswetgeving ter wereld aangenomen. Daarnaast geldt de recente samenwerking van de Schotse regering met de regering van de Malediven als een toonbeeld van internationale overeenstemming. De onderhavige resolutie vraagt om bilaterale bijeenkomsten tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen ter bevordering van de inzichten. Ik ga ervan uit dat het Schotse nationale parlement, gezien zijn wereldleidende positie op dit vlak, hier zeker bij betrokken zal worden.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie houdt een niet te verwaarlozen sprong vooruit in van de rechtse fracties die de resolutie hebben ondertekend: vermelding van het werk van het IPPC, waarin wordt verwezen naar de klimaatverandering, verzoek om meer inspraak van het maatschappelijk middenveld tijdens de conferentie van Mexico, verzoek aan de EU om een scherpere doelstelling vast te stellen dan het toegezegde voornemen om de emissie van broeikasgassen tegen 2020 met 20 procent te verminderen. Toch is dit alles onvoldoende en de lofzang voor de koolstofmarkt zorgt ervoor dat de geloofwaardigheid van de doestellingen volledig verloren gaat. De voorgestelde steun aan de zuidelijke landen, waarbij wij een klimaatschuld hebben, is niet toereikend.
Hetzelfde geldt voor de voorgestelde doelstelling om tegen 2020 30 procent minder broeikasgassen uit te stoten, een doelstelling die ver verwijderd is van de 40 procent die het IPPC adviseert. Bovendien wordt er geen enkele verwijzing gemaakt naar het initiatief van de Boliviaanse president Evo Morales Ayma die een Wereldconferentie van de Volken over de Klimaatverandering organiseert. Tot op heden stelt deze conferentie de wereldvolkeren slechts voor de rechten van het ecosysteem te erkennen en een klimaatrechtbank op te richten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De hoge verwachtingen rond de veelbesproken Top van Kopenhagen zijn niet ingelost. De landen die in dit verband de grootste verantwoordelijkheid dragen, hebben geen overeenstemming bereikt over de vermindering van de broeikasgasemissies. Dit probleem, dat wereldwijd reden tot bezorgdheid is, vergt een oplossing op de korte termijn. Bij de zestiende Conferentie van de partijen (COP 16) in Mexico moet er meer transparantie zijn en moet het maatschappelijk middenveld zich actiever inzetten. De Europese Unie moet ervoor zorgen dat zij in de strijd tegen klimaatverandering een leidinggevende rol speelt. Alle landen, van de Verenigde Staten tot de zogenaamde opkomende economieën, waaronder China, die grote vervuilers zijn, moeten hun verantwoordelijkheid nemen in een strijd die steeds minder ruimte laat voor nieuwe kansen. Wat hier op het spel staat, is de duurzame toekomst van de mensheid. Als wij niet tijdig handelen, zal er een dag komen waarop er geen weg terug meer mogelijk is.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb mij onthouden van stemming over resolutie RC-B7-0064/2010 over de resultaten van de Top van Kopenhagen over de klimaatverandering. Die Top is in mijn ogen namelijk mislukt, omdat de Overeenkomst van Kopenhagen juridisch niet bindend is en de globale doelstellingen van de emissiereductie hierin niet zijn vastgelegd. Op deze Top hebben de ontwikkelde landen hun klimaatverplichtingen jegens de ontwikkelingslanden niet erkend, noch hebben zij aangegeven de fatale gevolgen van de marktmechanismen (handel in kooldioxide) te betreuren. Met mijn stem heb ik uiting willen geven aan mijn diepe teleurstelling over de uitkomst van de Conferentie, die in de verste verte niet heeft beantwoord aan de verwachtingen van de burgers.
De Europese Unie moet voor eens en voor altijd haar verantwoordelijkheid nemen en alles in het werk stellen om de uitstoot van CO2 vanaf nu tot 2020 met 40 procent te beperken. Daartoe is het naar mijn idee noodzakelijk dat we een nieuw economisch en sociaal model opzetten als weerwoord op het kapitalisme. Ik juich het besluit toe van de Boliviaanse president, Evo Morales, om de Wereldconferentie van de Volkeren over de Klimaatverandering en de Rechten van Moeder Aarde te houden.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) De klimaattop in Kopenhagen is door de meeste waarnemers terecht als een mislukking bestempeld. Het is moeilijk om de indruk te weerstaan dat de wereldleiders in Kopenhagen een riskant spel hebben gespeeld en er niet op uit waren de beste overeenkomst tot stand te brengen, maar om de andere partij de schuld te geven van het uitblijven van een overeenkomst. Het is zorgwekkend dat de EU, hoewel zij een gemeenschappelijk standpunt had uitgewerkt, niet in staat was dit als een platform te gebruiken voor een overeenkomst met andere landen. De Europese Unie moet zich nu inspannen om ervoor te zorgen dat de COP 16-conferentie in Mexico een succes wordt. De klimaatovereenkomst die de EU moet propageren behoort drie basiskenmerken te bezitten: zij moet wettelijk bindend zijn en blijk geven van ambitie en solidariteit. Het besluit dat tijdens de EU-top in Sevilla werd genomen, volgens hetwelk de EU haar emissies in 2020 met niet met meer dan 20 procent zal hebben verlaagd vergeleken met 1990, moet aanleiding geven tot grote bezorgdheid.
De voorwaarde om de reductie te verhogen tot 30 procent – deze luidt dat andere landen daartoe eerst een verklaring moeten afleggen – is herhaald. Op dit moment lijkt de internationale situatie zo te zijn dat alleen de EU de aanzet kan geven tot grotere reducties. Niemand zal de plaats van de EU innemen, en de EU mag de rol van wereldwijde promotor van radicale maatregelen in de strijd tegen de opwarming van de aarde niet opgeven. De EU moet 7,2 miljard euro vrijmaken en zorgen dat dit geld wordt gebruikt voor landen die het minst ontwikkeld zijn en het ernstigst worden bedreigd door klimaatverandering.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Lessen trekken uit de mislukking van de Conferentie van Kopenhagen is de belangrijkste prioriteit van het Europees Parlement met deze resolutie, waar ik voor heb gestemd. We kennen de gebreken: de VN-methode werkt niet meer, de Verenigde Staten en China hebben zich gedragen als tegenstanders in de strijd tegen klimaatverandering en de Europese Unie is niet in staat geweest met één stem te spreken. De gebreken zijn weliswaar bekend, maar de oplossingen waarmee in november 2010 in Cancún tot een akkoord kan worden gekomen, moeten nog worden gevonden.
Om haar leiderschapspositie te behouden moet Europa blijk geven van een innovatieve benadering met betrekking tot de klimaatkwestie en iets anders voorstellen dan alleen een doelstelling om de wereldwijde uitstoot te verminderen via het zeer speculatieve systeem van emissiehandel in broeikasgassen, een instrument dat bovendien onlangs door de Amerikaanse overheid is afgewezen. Het is tijd over te stappen op een andere methode en een “technologische” brug te slaan tussen de geïndustrialiseerde landen en regio’s en de microlanden die het meest aan klimaatverandering worden blootgesteld. Dat betekent dat er aanvullende ambitieuze maatregelen moeten worden genomen op het gebied van schone technologie, energie-efficiëntie van gebouwen en vervoer, dat groene banen worden bevorderd die hoop wekken, hoop voor de toekomst, hoop op het bereiken van een overeenkomst tijdens de volgende Top in Cancún, en vooral hoop op een gemeenschappelijke wereldvisie.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De Conferentie van Kopenhagen over klimaatverandering heeft niet geleid tot een oplossing. Het is niet gelukt om tot overeenstemming te komen over een slotresolutie of over besluiten betreffende de reikwijdte en schaal van emissiereducties of over de financiële middelen die voor dat doel moeten worden aangewend. Ik beschouw een en ander echter niet als een nederlaag, hoewel er zeker niet aan de verwachtingen van de EU is voldaan. Deze verwachtingen waren irrationeel, zowel wat betreft de voorgestelde omvang van de reductie van broeikasgassen als de financiële verwachtingen met betrekking tot de bestrijding van klimaatverandering. Daarbovenop was het ook ietwat arrogant om een leidende rol op te eisen in de strijd tegen klimaatverandering. Naar mijn mening verkeren wij nog altijd in een fase waarin het niet verstandig is bindende en definitieve besluiten te nemen. Wij hebben immers nog geen betrouwbare wetenschappelijke gegevens over klimaatverandering en de rol van de mensheid hierin. Onlangs konden we getuige zijn van meningsverschillen tussen deskundigen en wetenschappers over het onderwerp, hetgeen bevestigt dat zij niet allemaal dezelfde opvattingen hebben over de effecten van de opwarming van de aarde. Wat eveneens pleit voor het uitstellen van een definitief besluit is de economische crisis, die landen ertoe dwingt te bezuinigen en hun uitgaven terug te dringen. In de moeilijke tijden van een economische recessie liggen de prioriteiten op maatschappelijk gebied, zoals bestrijding van werkloosheid en armoede, ondersteuning van ondernemerschap en andere maatregelen ter versnelling van de economische groei.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is duidelijk dat, gezien de teleurstellende eindresultaten van de top van Kopenhagen, wij ons nog meer moeten inspannen. Wij hebben simpelweg geen alternatief en zullen collectief actie moeten ondernemen op dit punt.
Als de Europese Unie een centrale rol wil blijven spelen op weg naar de volgende conferentie in Mexico, zullen wij echt alles in het werk moeten stellen om voor een politiek draagvlak op mondiaal niveau te zorgen. Pas aan de hand van door wetenschappers en andere waarnemers beschreven vraagstukken kan de burger besluiten om al dan niet voorstellen inzake klimaatverandering te ondersteunen. Wie enkel een sfeer van angst en vijandigheid creëert, draagt weinig bij aan de argumenten voor de verdediging van die voorstellen.
De door de regeringen van de EU gevolgde lijn, waarin minister Ed Miliband het voortouw heeft genomen, heeft steun gekregen en biedt ons hoop op een echte overeenkomst. Het Parlement zal deze aanpak moeten blijven steunen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ze oproept een steviger positie in te nemen in de onderhandelingen over een mondiaal klimaatbeleid. Het uitblijven van een internationale overeenkomst is bovendien geen reden om verdere EU-beleidsmaatregelen uit te stellen ter verwezenlijking van eerdere toezeggingen van de EU om haar emissies tegen 2020 met 20 procent te verminderen.
Het EP herhaalt het voornemen de vermindering op 30 procent te brengen. Goed dat het EP uitdrukkelijk stelt dat de genomen initiatieven om de groene economie, de zekerheid van de energievoorziening en de beperking van de energieafhankelijkheid te bevorderen en aan te moedigen het steeds eenvoudiger zullen maken om een verbintenis tot een vermindering met 30 procent na te komen.
Belangrijk is dat lessen worden getrokken uit het falen van Kopenhagen. Vandaar de belangrijke zelfkritiek dat de EU niet in staat is geweest om, door eerdere specifieke toezeggingen voor internationale overheidsfinanciering van klimaatinspanningen in ontwikkelingslanden, vertrouwen te wekken tijdens de onderhandelingen. Vandaar de belangrijke stellingname dat de collectieve bijdrage van de EU voor de reductie-inspanningen en aanpassingsbehoeften van de ontwikkelingslanden voor 2020 niet onder een bedrag van 30 miljard euro per jaar mag liggen. Hopelijk leidt Mexico wel tot een succes!
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen de resolutie gestemd. Helaas zijn vele goede amendementen afgewezen. Bij het onderwerp klimaatbescherming is de realiteitszin volledig verdwenen. Kritische opmerkingen en de correcte wetenschappelijke ontwikkeling van klimaatbescherming zijn afgewezen, terwijl wordt goedgekeurd dat Europa op eigen houtje gaat opereren. Dit is niet wat ik versta onder een verantwoordelijk beleid voor onze burgers.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb mij onthouden van stemming over de resolutie van het Europees Parlement over de Conferentie van Kopenhagen, omdat deze niet is opgewassen tegen de mislukking van deze conferentie, ook al heeft het Europees Parlement de tekortkomingen van de Europese Unie duidelijk veroordeeld.
Natuurlijk is er een aantal positieve maatregelen genomen, zoals het verzoek aan de Commissie om haar ambities met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen naar boven bij te stellen en om voldoende middelen toe te kennen voor de bestrijding van deze gassen.
Andere amendementen zijn onaanvaardbaar omdat zij de zorg voor de regulering overlaten aan de markt door middel van emissierechten, mechanismen voor schone ontwikkeling, enzovoort. Bovendien wordt de Europese Unie verzocht onderhandelingen te starten met de Verenigde Staten om te komen tot een trans-Atlantische koolstofmarkt.
Tot slot betreur ik dat het verzoek tot de invoer van een groene Tobin-belasting is verworpen, aangezien de opbrengst hiervan de ontwikkelingslanden had kunnen helpen bij het bestrijden van klimaatverandering.
Er kan geen duurzame, serieuze en coherente oplossing voor klimaatverandering worden gevonden als men de logica volgt van het systeem dat deze klimaatverandering heeft veroorzaakt. De Europese Unie moet vooruit gaan en het goede voorbeeld geven, ongeacht de houding van andere landen. Zij is daartoe in staat als zij zichzelf maar de nodige middelen geeft.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De internationale Conferentie van Kopenhagen is een mislukking geweest. Toch is deze overeenkomst een eerste stap die de meeste partijen bijeenbrengt en een basis vormt voor afspraken over reductie en financiering, meting, kennisgeving en controle van reductiemaatregelen en bestrijding van ontbossing. Met mijn steun voor deze resolutie geef ik uiting aan mijn wens dat er op internationaal niveau een klimaatdiplomatie wordt opgezet die als belangrijkste doel heeft de schepping te beschermen. Het Parlement heeft eveneens aangekondigd dat de gezamenlijke bijdrage van de Unie aan reductiemaatregelen en aanpassing van ontwikkelingslanden tegen 2020 niet minder dan 30 miljard euro per jaar mag bedragen. Dit bedrag kan nog verder oplopen al naar gelang er nieuwe kennis wordt verworven over de ernst van de klimaatverandering en de omvang van de kosten die daaruit voortvloeien. Het geromantiseerde beeld van het milieu mag ons onze eigen Europese industrie niet uit het oog doen verliezen. Daarom ben ik van mening dat het voor het concurrentievermogen van onze Europese industrie essentieel is dat de andere industrielanden buiten de EU daar vergelijkbare inspanningen tegenoverstellen, evenals dat ontwikkelingslanden en opkomende economieën een redelijke reductie toezeggen. De reductiedoelstellingen moeten meetbaar, aanzienlijk en voor iedereen verifieerbaar zijn teneinde klimaatrechtvaardigheid te waarborgen.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de ontwerpresoluties over de resultaten van de Conferentie van Kopenhagen over klimaatverandering gestemd, zij het met enige twijfel.
In Kopenhagen, waar ik aanwezig was als afgevaardigde van het Europees Parlement, is een overeenkomst bereikt die juridisch niet bindend is. Naast het feit dat deze overeenkomst geen geschikt antwoord is voor de wereldwijde aanpak van klimaatverandering, biedt zij geen oplossing voor het probleem van de verstoring van de internationale concurrentievoorwaarden. Deze voorwaarden zijn nadelig voor Europese bedrijven, die in tegenstelling tot hun voornaamste concurrenten uit andere landen zoals de Verenigde Staten en China al gebonden zijn aan ambitieuze doelstellingen voor de reductie van emissies.
Ik ben van mening dat de Europese Unie moet werken aan een doeltreffende strategie voor de komende internationale bijeenkomsten, een strategie die gericht is op het bevorderen van milieuvriendelijke technologieën, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, en waarmee een globaal systeem voor de strijd tegen klimaatverandering in het leven wordt geroepen dat daadwerkelijk efficiënt is en niet tot verdere verstoring van de internationale concurrentie leidt.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming over het verslag-Domenici, ondanks het feit dat daarin voor het merendeel zinnige voorstellen staan. Er is echter nog behoefte aan een gedetailleerd debat over de diverse onderwerpen die in het verslag aan de orde worden gesteld. Enerzijds is het nodig om ervoor te zorgen dat de verschillende stelsels voor vennootschapsbelasting ondernemingen niet in staat stellen zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid om de samenleving te steunen door een deel van hun winst af te staan via een eerlijke vennootschapsbelasting. Anderzijds dient er bijzondere aandacht te worden besteed aan het schadelijke effect dat een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting zou kunnen hebben op landen zoals Ierland, waarvan de welvaart en de werkgelegenheid in grote mate afhangen van het vermogen om buitenlandse investeringen aan te trekken.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken gestemd, omdat dit van belang is om de mondiale economie opnieuw op te bouwen. Hiervoor is transparantie, uitwisseling van informatie, grensoverschrijdende samenwerking en eerlijke belastingconcurrentie vereist. Daarmee zou belastingfraude en -ontduiking worden ontmoedigd omdat een concurrentievoordeel zou ontstaan voor ondernemingen die hun belastingplicht nakomen en de druk zou worden weggenomen bij regeringen om de vennootschapsbelasting te verlagen, hetgeen de belastingdruk zou verschuiven naar werknemers en huishoudens met een laag inkomen, en tegelijk bezuinigingen in de overheidsdiensten nodig zou maken. Ongeacht welke Europese overeenkomst inzake een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag zal rekening moeten houden met de behoeften van de geografisch gemarginaliseerde regio’s in de EU, zoals Ierland, en hun mogelijkheden om directe investeringen uit het buitenland aan te trekken. Bij een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag gaat het echter niet om een gemeenschappelijk belastingtarief. De belasting van ondernemingen is de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten. De gedachte achter een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag is om een gemeenschappelijke rechtsgrondslag te creëren voor de berekening van winsten van ondernemingen met vestigingen in ten minste twee lidstaten. Over de heffingsgrondslag wordt in het verslag gesteld: “brengt onder de aandacht dat invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag zou helpen om binnen de EU dubbele belastingheffing en verrekenprijskwesties binnen geconsolideerde bedrijfsgroepen aan te pakken.” Ik verwelkom het voorstel dat de Ierse regering in de Ierse ontwerpbelastingwet van dit jaar heeft opgenomen om de verrekenprijzen door transnationale ondernemingen te reguleren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij verwelkomen de volgende uitdrukkelijke verklaring: “Het Europees Parlement veroordeelt krachtig de rol die belastingparadijzen spelen met betrekking tot het aanmoedigen en profiteren van belastingontwijking, belastingontduiking en kapitaalvlucht; dringt er daarom bij de lidstaten op aan om van de strijd tegen belastingparadijzen, belastingontwijking en verboden kapitaalvlucht een prioriteit te maken”.
Wij onderschrijven tevens de verklaring dat “met de inspanningen die worden geleverd in het kader van initiatieven onder OESO-leiding” de “resultaten ontoereikend blijven om de uitdagingen waarvoor belastingparadijzen en offshorecentra zorgen, aan te kunnen en dat er beslissende, doeltreffende en consistente actie op moet volgen” en ook dat “de engagementen die de G-20 tot nu toe is aangegaan, niet volstaan om de uitdagingen die belastingontwijking, belastingparadijzen en offshorecentra opleveren, aan te pakken”.
Het belangrijkste is echter dat het niet bij goede bedoelingen blijft en dat de belastingparadijzen en offshorecentra daadwerkelijk bestreden en afgeschaft worden, temeer daar het probleem van de overheidstekorten in bepaalde gevallen gedramatiseerd wordt om de bestaande neoliberale beleidsmaatregelen te kunnen voortzetten en te versterken en de werknemers en de bevolking nog maar eens de rekening van de crisis te laten betalen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Goed bestuur op belastinggebied betekent voor u niet de bestrijding van fraude, een aanvaardbaar belastingtarief of een juiste toepassing van de publieke middelen. Nee, het is de systematische jacht op met name de Europese belastingbetaler en de automatische uitwisseling van informatie over zijn bankrekeningen zonder dat hij een overtreding heeft begaan. En ik heb het nu niet over grote bedrijven of vermogende individuen die altijd de middelen zullen hebben om door de mazen van het net te glippen, maar ik heb het over de gemiddelde Europeaan.
Uw betoog over belastingparadijzen is hypocriet: schande wordt er gesproken over Liechtenstein en de Caraïben, maar er wordt met geen woord gerept over Europa´s grootste belastingparadijs, de City, of over die in de Verenigde Staten. Ook wordt gezwegen over hetgeen ervoor zorgt dat deze belastingparadijzen bestaan: de belastinghel waar de meeste Europese lidstaten, die bezwijken onder schulden en tekorten, toe zijn verworden. Dat komt omdat de overheidsuitgaven explosief zijn gestegen om de sociale gevolgen van uw economisch beleid en de exorbitante kosten van de massale immigratie te kunnen bekostigen. Dat komt omdat de lidstaten hun schuld alleen nog maar kunnen financieren door zich te wenden tot de markt en zich te schikken naar haar eisen. Dat betekent dat vandaag de dag 15 tot 20 procent van de begrotingsuitgaven van een land als Frankrijk alleen maar is bestemd voor het betalen van de rente. Wij laten ons niet gebruiken als moreel excuus voor een dergelijk beleid.
Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. − (EN) Het gebruik van een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag om de dubbele belasting aan te pakken, is als met een kanon op een mug schieten. Er zijn veel efficiëntere manieren om het probleem van de dubbele belasting te verhelpen. Daarom heb ik tegen paragraaf 25 gestemd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De huidige economische crisis heeft een aantal belangrijke beleidsterreinen voor het voetlicht gebracht die hervorming behoeven binnen Europa en in de gehele wereld. Goed bestuur in belastingzaken is een zeer belangrijk aspect van een gezonde economie en de EU heeft een centrale rol te spelen bij de bevordering van internationaal goed bestuur ten aanzien van dergelijke aangelegenheden.
Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) Belastingfraude en -ontduiking leiden naar schatting tot een jaarlijks verlies van 200 miljard euro, geld dat wordt gestolen van belastingbetalers uit de meest welvarende delen van de wereld, maar ook uit de meest behoeftige delen van de derde wereld. Deze plaag moet worden aangepakt en daarom ondersteunt mijn fractie dit verslag. Daarmee wordt het sterke signaal afgegeven dat het Europees Parlement niet tolereert dat men met belastingfraude, -ontduiking of paradijzen maar straffeloos zijn gang kan gaan.
Ik verwelkom met name de heldere stelling dat automatische uitwisseling van informatie de algemene regel moet worden. Uit studies blijkt dat dit de effectiefste manier is om belastingontduiking aan te pakken en de belastingopbrengsten te beschermen. Zij die zich verzetten tegen deze oproep, handelen in het belang van een kleine elite van welgestelde personen en ondernemingen die gebruikmaken van belastingparadijzen, en niet in dat van de velen die gewoon belasting betalen en vertrouwen op de diensten waarvoor zij betalen.
Het verslag refereert verder aan de op til zijnde effectbeoordeling van de voorgestelde gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag. Al hebben wij geen bezwaar tegen verder onderzoek, hecht mijn fractie wel aan krachtig ondersteunend bewijs voordat wij kunnen overwegen een dergelijk voorstel te steunen. In het verslag wordt gevraagd om onderzoek naar mogelijke sancties tegen belastingparadijzen, hetgeen wij onder voorbehoud van ons eindoordeel steunen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Een goed belastingbeheer is essentieel om een reeks buitengewoon belangrijke principes te waarborgen zoals de beginselen van transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie. De financiële crisis dwingt ons nog meer tot de bestrijding van enerzijds belastingontduiking en belastingfraude en anderzijds belastingparadijzen. Op een moment dat miljoenen mensen overal ter wereld te lijden hebben van de gevolgen van de crisis moeten degenen die hun plichten verzaken op het matje worden geroepen. Met dit initiatief geeft de Europese Unie een belangrijk signaal af aan derde landen, aangezien zij te verstaan geeft dat zij effectief de strijd aanbindt met al wat te maken heeft met belastingparadijzen. Het bestrijden van belastingparadijzen overal ter wereld is niet alleen een kwestie van fiscale rechtvaardigheid maar ook en bovenal van sociale rechtvaardigheid.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Zowel binnen als buiten Europa is het noodzakelijk een beleid van goed bestuur te voeren, bovenal ook om oneerlijke concurrentie in belastingzaken tegen te gaan, met name ten aanzien van de landen die belastingparadijzen vertegenwoordigen. Transparantie en de uitwisseling van informatie in belastingzaken vormen de grondslag voor een eerlijke concurrentie en voor een goed verdeelde belastingdruk.
Bovendien is goed bestuur in belastingzaken een belangrijke voorwaarde tot behoud van de integriteit van de financiële markten. De voorstellen voor richtlijnen inzake administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand inzake invordering, die wij in deze plenaire vergadering aannemen, gaan in deze richting. Een van de instrumenten die de EU op internationaal niveau kan inzetten ter bevordering van een goed beleid in belastingzaken in derde landen is het sluiten van overeenkomsten inzake belastingfraude die een clausule over informatie-uitwisseling bevatten.
De verklaringen van de vijf landen waarmee de EU een overeenkomst inzake spaartegoeden heeft (Monaco, Zwitserland, Liechtenstein, Andorra en San Marino) moeten worden beschouwd als een belangrijke stap naar de beëindiging van een volstrekt onevenwichtige situatie. Wel moeten deze verklaringen worden gevolgd door de sluiting van wettelijk bindende overeenkomsten. Ook op dit gebied moet de EU een voortrekkersrol spelen door het goede voorbeeld te geven en de lijn te volgen die zij in de G20 heeft aangekondigd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, goed bestuur in belastingzaken is altijd al een heel gewichtig onderwerp geweest en heeft nog meer belang gekregen na de grote financieel-economische crisis die ons continent twee jaar geleden voor het eerst trof.
In de voorbije jaren is dit onderwerp besproken tijdens de internationale en Europese topbijeenkomsten, met name toen het ging om de strijd tegen belastingontwijking en belastingparadijzen. De Commissie heeft weliswaar haar inzet en wil getoond, maar het is zonder twijfel noodzakelijk een serieus beleid te voeren om te voorkomen dat fictieve ondernemingen belasting ontwijken door met een eenvoudige muisklik op internet de belastingregels te omzeilen.
Ik ben ervan overtuigd dat het beginsel van goed bestuur, gebaseerd op het beginsel van transparantie en informatie-uitwisseling, de basis kan vormen voor het verwezenlijken van de prioritaire doelstelling van de Europese Unie, namelijk de strijd tegen belastingparadijzen, belastingontwijking en onwettige kapitaalvlucht.
Het is voorts noodzakelijk dat de Europese Unie in internationaal verband met één stem spreekt en strijdt voor de verbetering van de regels van de OESO en voor automatische informatie-uitwisseling in plaats van uitwisseling op verzoek. Om deze reden zal ik vóór dit verslag stemmen.
Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik heb vandaag voor het verslag over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken gestemd, omdat ik van mening ben dat de bestrijding van belastingfraude en -ontwijking van cruciaal belang is. Verder moet er een einde komen aan de blokkade in de Raad wat belastingkwesties betreft en moet goed bestuur op belastinggebied worden versterkt.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben voor internationale samenwerking op het gebied van belastingontduiking. Ik twijfel echter of administratieve samenwerking die leidt tot automatische uitwisseling van alle gegevens betreffende de bezittingen van Europese burgers wel het juiste middel is om belastingrechtvaardigheid te bereiken. Een inhouding aan de bron van alle financiële transacties zou een veel efficiënter middel zijn.
Deze inhouding aan de bron zou een definitieve belasting moeten zijn. Het zou een Europese inkomstenbron kunnen worden. Het zogenaamde “goed bestuur” dat door het Europees Parlement wordt aanbevolen, zorgt ervoor dat het gehele privéleven van burgers wordt blootgelegd. Het leidt tot afbrokkeling van de bescherming van persoonsgegevens, die het Europees Parlement paradoxaal genoeg in het SWIFT-dossier juist wil veilig stellen. Daarom heb ik niet voor deze verslagen gestemd.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het is weliswaar nodig om belastingfraude te bestrijden, maar we mogen niet vergeten dat fraude alleen nooit zou hebben geleid tot de economische crisis waar wij nu mee te maken hebben. Dit is namelijk een structurele crisis van het kapitalisme, waarvan de oorzaak is gelegen in de logica van het systeem zelf, dat door de Europese elite blindelings wordt geprezen. Ik stem voor deze tekst omdat ik het nastreven van persoonlijk gewin ten koste van het algemeen belang veroordeel. Deze logica is evengoed terug te vinden in de belastingfraude als in het Europese neoliberalisme, dat nog meer dan fraude verantwoordelijk is voor de mislukking van de zij het dan timide millenniumontwikkelingsdoelstellingen.
BTW – waaraan in deze tekst eveneens steun wordt gegeven – is een van de afwijkingen van dit systeem. Het is de meest onrechtvaardige belasting ter wereld, aangezien aan alle burgers hetzelfde tarief wordt opgelegd ondanks de enorme inkomensverschillen die het kenmerk van het neoliberalisme zijn. Het is betreurenswaardig dat de tekst niet is gewijd aan het echte probleem en er niet wordt getracht de evenwichtige verdeling van de rijkdom, geproduceerd voor het algemeen belang, eindelijk eens op de Europese beleidsagenda te krijgen.
John Stuart Agnew en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) Ofschoon de UKIP-partij gelooft in gelijkheid tussen mannen en vrouwen, wijzen wij alle pogingen van de EU om dit wettelijk vast te leggen af. Naar ons oordeel is het op dit vlak passender om maatregelen op nationaal niveau te treffen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van de heer Tarabella gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie, zoals verankerd in het Verdrag betreffende Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, een grondbeginsel is dat nog niet op uniforme wijze wordt toegepast.
Niettegenstaande de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, de segregatie naar beroep en de stereotypen over de rol van mannen en vrouwen legt het verslag de nadruk op het beginsel van gelijke beloning voor gelijke arbeid dat sinds 1957 in de communautaire Verdragen is opgenomen. Tevens wordt onderstreept dat de economische, financiële en sociale crisis die de Europese Unie en de rest van de wereld in haar greep houdt daadwerkelijke gevolgen heeft voor vrouwen, met name voor de arbeidsomstandigheden van vrouwen, hun sociale status en de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie.
John Attard-Montalto (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik wil graag uitleg geven bij mijn stemgedrag ten aanzien van het verslag-Tarabella getiteld “Over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009”. Er was een aantal amendementen dat direct of indirect verwees naar abortus. Malta is tegen abortus. De voornaamste politieke partijen zijn het op dit punt geheel met elkaar eens. Het merendeel van onze samenleving onderschrijft dit standpunt eveneens. Daarnaast vormen religieuze en ethische overwegingen een belangrijk aspect.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) In haar verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie in 2009 onderstreept de Europese Commissie dat de voornaamste verschillen tussen vrouwen en mannen betrekking hebben op het evenwicht tussen werk en privéleven, de segregatie naar beroep en sector, de beloningsverschillen en de lage participatiegraad van vrouwen. Deze verschillen tussen vrouwen en mannen zijn nog toegenomen ten gevolge van de huidige economische, financiële en sociale crisis. Ik heb tegen het verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat het vertekend wordt door de toevoeging van kwesties zoals de toegang tot abortus en de gratis toegang tot consulten over abortus. Dit zijn zeer gevoelige thema’s die overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het in deze ingewikkelde economische, financiële en sociale situatie belangrijker dan ooit is om de hand te houden aan één van de belangrijkste basisprincipes van de Europese Unie: gelijkheid van mannen en vrouwen. Iedere lidstaat moet er voor zorgen dat mannen en vrouwen voor werk van gelijke waarde even veel geld krijgen. Om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen moeten we er voor zorgen dat mannen en vrouwen de taken in het gezin en in het huishouden samen verrichten. Het is heel belangrijk dat de kwestie van het vaderschapsverlof sneller in de richtlijn wordt geregeld, om op die manier vaders in staat te stellen om ook een deel van de kinderverzorging op zich te nemen. De slachtoffers van mensensmokkel zijn meestal vrouwen. Daarom doe ik een beroep op de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan om het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel zo snel mogelijk te ratificeren.
Carlo Casini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen de resolutie over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie (2009) gestemd, hoewel ik het met een groot deel van de inhoud eens ben, omdat we niet kunnen pleiten voor gelijkheid voor een bepaalde groep personen terwijl we tegelijkertijd een andere groep mensen die gelijkheid ontzeggen.
Ik verwijs naar paragraaf 38, waarin wordt gesuggereerd de rechten van de vrouw te waarborgen door de toegang tot abortus voor vrouwen eenvoudig te maken. Het vernietigen van ongeboren kinderen, de kleinste en kwetsbaarste mensen, mag niet worden beschouwd als een middel om de waardigheid en de vrijheid van de vrouw te ondersteunen. Er is sprake van een “samenzwering tegen het leven” waarbij beproefde oplichtingspraktijken worden gebruikt. En die praktijken moeten we aan het licht brengen.
Zeer gegronde verzoeken verbinden met zeer ongegronde eisen en het verdraaien van de betekenis van woorden – dat zijn listen die doeltreffend zijn gebleken bij de stemming in het Europees Parlement, maar waar ik mijn handen van afhoud. We kunnen het niet hebben over de dramatische kwestie van abortus, die aandacht verdient van politici en niet alleen van moralisten, zonder ook het recht van het ongeboren kind te erkennen, zonder het minstens te hebben over een gedegen opvoeding gericht op respect voor het leven en zonder vormen van solidariteit te organiseren voor vrouwen met een moeilijke of ongewenste zwangerschap, zodat zij op een natuurlijke wijze hun kind ter wereld kunnen brengen.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd dat dit verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie is aangenomen. Dit verslag benadrukt dat een communautair initiatief voor een effectieve bestrijding van geweld tegen vrouwen dringend noodzakelijk is. Bovendien zijn in de aangenomen resolutie twee, in mijn ogen, fundamentele aspecten opgenomen. Ten eerste de aanbeveling om vaderschapsverlof op Europees niveau in te voeren. Als we gelijkheid op het werk willen bereiken, is er gelijkheid in de maatschappij en in het gezinsleven nodig. Deze resolutie onderstreept de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie om te zorgen voor wetgeving op dit gebied. Maar de grootste overwinning die bij deze stemming is behaald, is de herbevestiging van het recht op abortus. Sinds 2002 is dit recht in geen enkele Europese tekst herbevestigd vanwege de terughoudendheid van één enkele Europese rechtse fractie. Vrouwen moeten zeggenschap hebben over hun seksuele en reproductieve rechten. Uiteraard moet er nog het een en ander gebeuren als het gaat om de daadwerkelijke toegang tot informatie, anticonceptie en abortus, maar het verslag-Tarabella moet worden gebruikt als een belangrijk steunpunt voor het bevorderen van het Europees recht op dit gebied.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vandaag vóór dit verslag gestemd omdat het progressief van aard is, in de zin dat het de gelijkheid van vrouwen en mannen tracht te bevorderen, met inbegrip van zaken als ouderschapsverlof, kinderopvang, huiselijk geweld en het beloningsverschil. Ook wordt getracht bewustwording met betrekking tot seksuele gezondheid onder zowel vrouwen als mannen te bevorderen. Dit is echter geen wetsvoorstel. Het gaat primair om het tot uiting brengen van een aantal beginselen, waar ik mij graag bij aansluit. Het verslag is consistent met de beginselen die worden gehuldigd door de Labour-partij en door overige sociaaldemocratische partijen in Europa. Het moet echter worden benadrukt dat het bieden van faciliteiten voor abortus geheel en uitsluitend een zaak van de afzonderlijke lidstaten is. Dit verslag verandert daar niets aan, en kan daar ook niets aan veranderen.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb tegen dit verslag over de gelijkheid van mannen en vrouwen in de Europese Unie – 2009 gestemd, omdat ik vind dat in dit verslag onterecht ook wordt gesproken over zaken als vrijwillige zwangerschapsonderbreking en vrije toegang tot informatie over vrijwillige zwangerschapsonderbreking. Dit zijn onderwerpen die heel gevoelig liggen en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel onder de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten vallen.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta geheel achter dit verslag. Gelijkheid van vrouwen en mannen is reeds lang een grondbeginsel van de Europese Unie. Ondanks de vooruitgang die wij in dit opzicht hebben geboekt, bestaan er nog steeds verschillen. De kloof tussen het aantal werkende mannen en vrouwen wordt kleiner, maar vrouwen hebben nog altijd eerder een deeltijdbaan en/of een contract voor bepaalde duur, en zijn voor een groot deel veroordeeld tot minder betaalde banen. In geheel Europa is het aantal vrouwen met deeltijdwerk vier keer zo groot als het aantal mannen. Het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen bedraagt 17,4 procent en is sinds 2000 nauwelijks verminderd. Om hetzelfde te verdienen als wat een man gemiddeld in een kalenderjaar verdient, moet een vrouw tot eind februari van het daaropvolgende jaar werken, dat wil zeggen 418 dagen. De mondiale economische, financiële en sociale crisis komt dubbel hard aan voor de vrouw. De sectoren waarin vrouwen de meerderheid vormen van het personeelsbestand zijn voornamelijk overheidsdiensten (bijvoorbeeld onderwijs, gezondheid en sociale bijstand), en juist daar worden tal van banen geschrapt. Vanwege de bezuinigingen op de diensten zijn vrouwen die profiteren van kinderopvang, hulp aan bejaarden, aanvullende onderwijsondersteuning enzovoort, vaak ook gedwongen om hun baan op te zeggen en zelf de zorgtaken weer op zich te nemen.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) In het verslag van de heer Tarabella wordt een heldere uiteenzetting gegeven van de belangrijkste obstakels die de gelijkheid van mannen en vrouwen in de weg staan. Ik weet dat een aantal collega’s de ongelijke positie van vrouwen in de samenleving en de daarmee samenhangende discriminatie nogal lichtjes opvat. Ikzelf daarentegen zie maar al te goed waar de schoen wringt! Bovendien is de situatie er als gevolg van de wereldwijde economische crisis allesbehalve beter op geworden en lijkt het erop dat de vrouwen “geofferd” zullen worden op het altaar van de bezuinigingen en zij last zullen krijgen van lagere zwangerschaps- en moederschapsuitkeringen alsook lagere uitgaven voor de sociale dienstverlening. Gezien het feit dat vrouwen traditioneel gezien een groter risico lopen op armoede en slechts een laag pensioen kunnen opbouwen wegens loopbaanonderbreking of algehele beëindiging ervan, teneinde een gezin te kunnen stichten, voorrang te kunnen geven aan de carrière van de man of de zorg voor kinderen en ouderen op zich te kunnen nemen, biedt de rapporteur een aantal adequate oplossingsrichtingen aan. De heer Tarabella wijst er met recht op dat het sinds de Verdragen van 1957 geldige beginsel van “gelijk loon voor gelijk werk” nog altijd niet gerealiseerd is en dat in een aantal lidstaten vrouwen tot op heden niet dezelfde beloning krijgen voor hetzelfde werk als mannen.
Bovendien bestaat er voor gezinnen met kinderen een breed scala aan EU-beleid, terwijl alleenstaande moeders of vaders die voor hun kinderen zorgen helemaal vergeten worden. Verder is het geheel terecht dat er in het verslag gepleit wordt voor een wettelijke regeling voor vaderschapsverlof op Europees niveau. Er kan al heel veel bereikt worden als mannen en vrouwen de gezins- en huishoudelijke taken goed verdelen. Om bovengenoemde redenen ben ik het eens met de inhoud van verslag 2009/2010 en heb ik voor goedkeuring ervan gestemd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag-Tarabella over gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009 gestemd, omdat het specifieke en innovatieve maatregelen en strategieën bevat op het gebied van gendergelijkheid. Voorgesteld wordt om een richtlijn inzake het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen vrouwen op te stellen en via de Europese wetgeving ouderschapsverlof te introduceren. Dat zijn voorstellen die volgens mij van fundamenteel belang zijn voor het bevorderen van gelijkheid van vrouwen en mannen en voor een eerlijker verdeling van de gezinsverantwoordelijkheden tussen vrouwen en mannen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Er is iets niet helemaal in orde als het Parlement respect verlangt maar zelf geen respect kan inboezemen.
Belangrijke en serieuze kwesties zoals deze verdienen aandacht en een zekere mate van bereidheid om compromissen te sluiten, opdat de grootste gemene deler wordt gevonden. En dat zou volgens mij niet eens zo moeilijk hoeven te zijn. Het is helaas echter de gewoonte geworden om op slinkse en achterbakse wijze bij voornoemde kwesties ook andere, veel meer controverse veroorzakende onderwerpen onder te brengen. Ook dit keer heeft het Parlement gefunctioneerd als klankbord voor de meest extreme agenda’s.
Ik moet me zeer heftig verzetten tegen het idee om de liberalisering van abortus en het daarmee samenhangende gebrek aan respect voor het menselijk leven en de menselijke waardigheid te bevorderen onder het mom van de bescherming van de gelijkheid van vrouwen en mannen. Men probeert zo op volstrekt onaanvaardbare wijze twee onderwerpen met elkaar te verbinden en daarmee de bevoegdheden van de lidstaten op deze punten aan te tasten.
Deze obsessie om het begrip seksuele en reproductieve gezondheid zodanig uit te breiden dat ook abortus eronder valt – en daarbij de aanvaarding van abortus overal op te dringen – toont aan welke onzalige methoden gebruikt worden door degenen die de werkelijkheid willen verdoezelen. Door echter eufemismen te gebruiken om het geweten te sussen, maakt men deze werkelijkheid niet minder bruut, geweld tegen vrouwen niet minder wreed en deze strategie niet minder deplorabel.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) “Geweld tegen vrouwen is misschien wel de schandelijkste mensenrechtenschending … Het erkent geen geografische, culturele of economische grenzen. Zolang dit soort geweld plaatsvindt, kunnen we niet beweren dat we werkelijk vooruitgang hebben geboekt op weg naar gelijkheid, ontwikkeling en vrede”. Dit zijn de woorden van de voormalige secretaris-generaal Kofi Anan, en ze zijn helaas ook nu nog onverminderd waar. Discriminatie op grond van geslacht blijft een probleem in de ontwikkelde wereld en Europa, omdat het een structureel probleem is, met ernstige gevolgen voor gelijke kansen. Ook nu nog zijn er verschillen tussen vrouwen en mannen – op het gebied van opleiding, in het taalgebruik, bij de toewijzing van de huishoudelijke taken, bij de toegang tot werk en bij het uitvoeren van beroepstaken. Ik geloof dat de toegang tot werk, carrièremogelijkheden en de toelating tot functies, of dat nu in de openbare of de particuliere of zelfs de politieke sfeer is, steeds moet geschieden op basis van de verdiensten en kwaliteiten van de betrokkenen, ongeacht geslacht. Ik heb evenwel tegen deze resolutie gestemd omdat er gevoelig liggende kwesties zoals abortus in zijn opgenomen, onderwerpen die tot de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten behoren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het aannemen van deze resolutie in het Parlement was van cruciaal belang. Ze bevat een aantal belangrijke rechten voor vrouwen, en conservatief rechts heeft die proberen te ondermijnen. Het verslag is hier en daar zwak, maar slaagt er wel in de aandacht te vestigen op een aantal belangrijke punten, zoals de noodzaak om vaderschapsverlof te koppelen aan moederschapsverlof, seksuele en reproductieve rechten, de noodzaak om ongelijkheid en discriminatie op het werk, geweld tegen vrouwen en meisjes en vrouwenhandel intensiever te bestrijden, en de armoede en slecht betaalde en onzekere banen, waartoe veel vrouwen zijn veroordeeld, aan de kaak te stellen.
Het is belangrijk dat we ons opnieuw uitspreken vóór het idee dat “vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus”.
Deze resolutie is des te belangrijker omdat ze komt aan de vooravond van het eeuwfeest van de Internationale Vrouwendag en 15 jaar na het Bejing Platform. Laten we hopen dat ze ook concrete invulling zal krijgen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ja inderdaad, vrouwen worden geconfronteerd met specifieke problemen, maar zoals zo vaak in dit Parlement beginnen we met de beste bedoelingen om vervolgens uit te komen op een kromme analyse en buitensporige voorstellen.
Dit verslag schetst een karikatuur van een Europese maatschappij die doordrenkt is van een dagelijkse en systematische vijandigheid tegenover vrouwen: het beleid voor het economisch herstel zou seksistisch zijn omdat het is gericht op steun voor sectoren met voornamelijk mannelijke werknemers. Hetzelfde zou gelden voor het strikte begrotingsbeleid dat van invloed is op de publieke sector waarin vooral vrouwen werkzaam zijn. Daarentegen wordt er met geen woord gesproken over de gevolgen van de massale aanwezigheid in Europa van geïmmigreerde bevolkingsgroepen met een cultuur en gebruiken die vrouwen in een inferieure positie dwingen, lichtjaren verwijderd van onze eigen waarden en onze eigen denkbeelden.
Ook wordt er met geen woord gerept over de negatieve gevolgen van jullie gepraat over volledige gelijkheid: vrouwen verliezen stukje bij beetje specifieke sociale en legitieme rechten die zij hebben verkregen als gevolg van de herkenning van hun rol als moeder. Tot slot wordt er eveneens gezwegen over het oudersalaris, het enige middel dat vrouwen de mogelijkheid geeft een echte keuze te maken tussen het beroeps- en het gezinsleven, of om beide te combineren.
Wanneer ik tenslotte de hysterie zie waarmee veel van onze collega’s proberen om overal massaal en verplicht abortus op te leggen, dat zelfs tot een essentiële waarde is gemaakt van een Europa op weg naar collectieve zelfmoord, begin ik het, ondanks mezelf, te betreuren dat hun moeders geen abortus hebben gepleegd.
Jacky Hénin (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik me hevig verzet tegen alle negatieve maatregelen van de EU – en dat zijn er veel – steun ik ze wanneer de zaken in de goede richting gaan. In dit verslag worden stevige verzoeken gedaan (met name aan de Europese Commissie) voor de bestrijding van de ongelijke behandeling waar vrouwen het slachtoffer van zijn, voor de invoering van vaderschapsverlof, het uitroepen van een jaar tegen geweld jegens vrouwen en het recht op eenvoudige toegang tot anticonceptie en abortus. In het verslag wordt tevens benadrukt dat vrouwen gratis toegang moeten krijgen tot consulten over abortus.
Een verbetering dus, en daarom heb ik een positieve stem uitgebracht, maar deze verbetering moet in de praktijk concreter worden ingevuld.
Des te meer betreur ik het dat een meerderheid van het Parlement weigert zijn steun te geven aan de opstelling van een Europees Handvest van de rechten van de vrouw, een Europese waarnemingspost voor geweld tussen geslachten en de invoering van een internationale dag voor gelijke beloning. Het Parlement wilde evenmin de grondoorzaken van deze ongelijkheden aansnijden: die liggen in het economische systeem waarin alleen de wet van de markt geldt, die Europa elke dag toepast.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel gendergelijkheid een grondbeginsel van de EU is, dat ook als zodanig wordt erkend in het Verdrag betreffende de Europese Unie, is er op vele vlakken nog altijd een onacceptabele mate van ongelijkheid. Het is duidelijk dat er nog altijd enorme problemen zijn en daarom is het absoluut noodzakelijk dat de EU-instellingen zich inspannen om op positieve wijze de in de Unie bestaande problemen aan het licht te brengen en hier oplossingen voor te vinden.
Gunnar Hökmark, Christofer Fjellner, Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse conservatieven, hebben vandaag, 10 februari 2010, tegen het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009 (A7-0004/2010) gestemd. Ofschoon wij de wens van de rapporteur om de gelijkheid van vrouwen en mannen in Europa te verbeteren delen, zijn wij niet van mening dat wij de weg moeten inslaan van ingrepen in de soevereiniteit van de lidstaten door zogenaamde ”gender budgeting” te eisen en de lidstaten te verzoeken om de sociale uitkeringen niet te beperken en bij wet vastgelegde quota op te leggen. Gelijkheid van vrouwen en mannen moet op het niveau van het individu worden bereikt door ruimere mogelijkheden om de eigen situatie te beïnvloeden en niet door wetgeving op Europees niveau en sloganbeleid met specifiek uitgeroepen dagen, nog meer EU-instanties en een Europees Handvest van de rechten van de vrouw. We hebben vandaag al een Europees Handvest van mensenrechten en fundamentele vrijheden dat door het Verdrag van Lissabon wordt versterkt en dat ook voor vrouwen geldt. We moeten opkomen voor het subsidiariteitsbeginsel. Daarom hebben we bij de eindstemming tegen het verslag gestemd, ook al bevat het natuurlijk standpunten die ons na aan het hart liggen. Zo staan we bijvoorbeeld volledig achter de formulering dat vrouwen volledige zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten.
Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor overweging X en het grootste deel van paragraaf 38 gestemd, maar mij onthouden van stemming over één deel van paragraaf 38. Dit is om de volgende redenen:
Het voornaamste beginsel is dat de seksuele rechten van vrouwen en de rechten van vrouwen op voortplanting worden gerespecteerd, met name in de context van de gelijkheid van vrouwen en mannen, die wordt gegarandeerd door het Handvest van de grondrechten van de EU (artikel 23).
Ik geloof echter dat vrouwen moeten leren zich te beschermen tegen ongewilde zwangerschappen. Anders gezegd, zodra er eenvoudige toegang is tot anticonceptie en gespecialiseerd advies, wordt abortus moeilijker te rechtvaardigen.
Een groot deel van mijn electoraat in Roemenië zou teleurgesteld zijn als ik anders zou stemmen. Daarbij hebben wij allen nog het verleden helder voor ogen – zoals ook is onderstreept in een verslag dat in 2006 door de president van Roemenië werd gelast – toen de communistische partij draconische maatregelen tegen abortus nam met als doel de controle van de partij over het privéleven van vrouwen te behouden. Veel vrouwen overleden als gevolg van illegale abortus, die zonder medische bijstand werd verricht.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het volledig eens met de geest van de resolutie, die zeer terecht uitgaat van de stelling dat het debat over demografische veranderingen verbonden is met het debat over de vereiste maatregelen voor het opvangen van de gevolgen van de financieel-economische crisis op de arbeidsmarkt.
Aangezien de analyse van de vorderingen in de richting van de doelstellingen van Lissabon niet hoopgevend is, is het terecht dat in de resolutie wordt gepleit voor een snellere aanpassing van de regelgeving in de lidstaten, voor strengere toepassing van inbreukprocedures en voor een betere deelname van vrouwen in de belangrijkste sectoren van de arbeidsmarkt, rekening houdend met de doelen die zij op opleidingsgebied hebben bereikt.
Naast dit eerste punt kan ik niet onopgemerkt laten dat ik, zoals ik bij de stemming reeds heb laten blijken, fel gekant ben tegen de eigenzinnige drang naar een ‘abortusmaatschappij’ waarbij de toegang tot vrije zwangerschapsonderbreking wordt aangemoedigd.
De stelling dat vrouwen moeten streven naar een versoepeling in de abortuspraktijken om hun recht op seksuele vrijheid terug te krijgen is niet alleen tegen de algemene seculiere moraal, maar gaat in tegen de bepalingen van overweging Z, waarin wordt gesteld dat het streven om “een beter geboortecijfer te verkrijgen, teneinde toekomstige uitdagingen aan te kunnen” centraal moet staan in het optreden van de EU. Ik zal mij blijven inzetten voor de bevordering van een verantwoorde seksuele moraal.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Vrouwen zijn het belangrijkste slachtoffer van de economische en sociale crisis die het neoliberale beleid van de Europese Unie heeft veroorzaakt. Als gevolg van de crisis neemt het aantal onzekere en verplichte deeltijdbanen alsmaar toe. Onze samenleving staat nog altijd geheel in het teken van een patriarchaat. Zij wordt vandaag de dag gekenmerkt door een sterke terugkeer naar stigmatisering op grond van godsdienst, en vrouwen zijn en blijven altijd het belangrijkste slachtoffer van deze ontwikkelingen.
Het is daarom verheugend te zien dat het Europees Parlement zo'n cruciaal vraagstuk als de gelijkheid van vrouwen en mannen op de agenda zet. Niettemin is het jammer dat de tekst zich niet buigt over de intrinsieke ongelijke aard van het neoliberalisme. Het neoliberalisme is verantwoordelijk voor het merendeel van de problemen die vrouwen ondervinden, en in de groter wordende gelijkheidsverschillen tussen mannen en vrouwen baant het zich een nieuw weg om te bloeien.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De ongelijkheid van vrouwen en mannen op verschillende vlakken – beroepen, sectoren, stereotypen – is de afgelopen jaren afgenomen. Gelijkheid van vrouwen en mannen is in de EU steeds meer een realiteit. Er zijn nog gevallen van discriminatie, maar we moeten ook wijzen op de positieve ontwikkeling die we hebben doorgemaakt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Hoewel er op het gebied van gelijke kansen reeds veel voor vrouwen is verbeterd, is er nog het een ander te doen. Er is met name dringend behoefte aan een verbetering van de verenigbaarheid van gezin en werk, die in de praktijk voor veel vrouwen, met name alleenstaande moeders, een onneembaar obstakel blijkt te zijn. Dat het mannen nog steeds eerder wordt toevertrouwd om leidende functies uit te oefenen toont aan dat gelijkheid op het werk in feite alleen door een mentaliteitsverandering en niet door quotavoorschriften kan worden bereikt, met name omdat deze niet onomstreden zijn en te gemakkelijk tot conflicten kunnen leiden. Aangezien in het onderhavige verslag niet wordt ingegaan op de kritiek dat gendermainstreaming ook kan doorslaan naar de andere kant, heb ik tegen het verslag gestemd.
Mariya Nedelcheva (PPE), schriftelijk. – (FR) De resolutie over gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie is naar mijn idee zeer uitgebalanceerd, en ik waardeer het werk dat Marc Tarabella heeft verzet om tot dit resultaat te komen. Er bestaan vandaag de dag nog steeds overduidelijke ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, met name als het gaat om beloning of het combineren van het beroeps- en gezinsleven. Er zijn op dit gebied nog verdere inspanningen nodig.
Bovendien is het voor de bescherming van de seksuele en reproductieve rechten essentieel dat vrouwen toegang hebben tot anticonceptie en abortus. Vrouwen moeten namelijk volledige zelfbeschikking over hun lichaam hebben. Daarom heb ik voor de bepalingen inzake de bescherming van deze rechten gestemd.
Tot slot heb ik tegen het voorstel voor de opstelling van een Europees Handvest voor de rechten van de vrouw gestemd, want sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon maakt het Handvest van de grondrechten, waaronder de rechten van de vrouw vallen, een vast bestanddeel uit van dit Verdrag. Dit Handvest is juridisch bindend en maakt het mogelijk vrouwen op dezelfde wijze te beschermen als mannen.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) In 1967 werd er in Roemenië een decreet aangenomen dat abortus verbood, wat inhield dat vrouwen het recht verloren om te kiezen tussen het voorzetten van een zwangerschap en het beëindigen ervan. Dit verbod had een zeer traumatisch effect op de Roemeense samenleving en heeft ons laten inzien hoe gevaarlijk een dergelijk besluit is.
Vrouwen moeten controle hebben over hun seksuele en reproductieve rechten. Daarom heb ik voor alle aspecten met betrekking tot eenvoudige toegang tot anticonceptie en abortus in het verslag-Tarabella gestemd en voor het verslag als geheel.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dat de inhoud van het verslag dat wij vandaag behandelen ingewikkeld ligt, is reeds gebleken tijdens de werkzaamheden van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, waar de tekst is goedgekeurd met een nipte meerderheid van drie stemmen en veel afwezigen.
Ik ben van mening dat wij sinds 1975 beschikken over degelijke wetgeving op het gebied van bescherming van vrouwen. In plaats van dat we ons dwingen nieuwe richtlijnen te ontwerpen, moeten we er dus voor zorgen dat de reeds bestaande regels volledig door de regeringen worden toegepast.
Om die reden, en omdat ik ook niet tegen het verslag wilde stemmen, dat wat sommige aspecten betreft zeker ook positieve kanten heeft, heb ik ervoor gekozen enkele aspecten te laten varen om mijn teleurstelling ten aanzien van bepaalde elementen te benadrukken, met name de aspecten met betrekking tot abortus, waarvoor onze katholieke moraal het ons niet toestaat compromissen aan te gaan.
Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. – (RO) Hoewel ik niet tegen abortus ben, heb ik tegen paragraaf 38 gestemd, omdat die zou kunnen worden geïnterpreteerd als een aanmoediging van deze praktijk. Ik ben ook voor het eenvoudiger beschikbaar maken van anticonceptie en voorlichting over deze zaken, omdat dat de beste manier is om ongewenste zwangerschappen te voorkomen. Aan de andere kant ben ik van mening dat er gemeenschappen zijn die, om verschillende redenen, zeggenschap willen houden over abortus op nationaal niveau en ik vind dat ze dat recht moeten hebben. Dit is een terrein waar het subsidiariteitsbeginsel zou moeten worden toegepast. Ik denk niet dat het bespreken van deze kwestie in het verslag over gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie de beste oplossing is.
Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie gestemd, omdat het overeenkomt met mijn fundamentele overtuiging dat vrouwen het onbeperkte recht op zelfbeschikking hebben, in het bijzonder met betrekking tot hun seksuele en reproductieve rechten alsmede de gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus. Deze rechten maken onderdeel uit van het zelfbeeld dat een moderne Europese samenleving eenvoudigweg moet hebben.
Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Tijdens de stemming gisteren stemde ik tegen het verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen. Ik deed dat in de eerste plaats omdat het verslag volgens mij meerdere paragrafen bevat die indruisen tegen het subsidiariteitsbeginsel, onder andere in verband met quota. Bij de stemming over overweging X en paragraaf 38, die over het recht van vrouwen op abortus gaan, onthield ik mij van stemming. De huidige formulering zou volgens mij een schending zijn van het subsidiariteitsbeginsel. Voor mij is het een algemeen beginsel dat we ons op het niveau van de EU niet met zaken mogen bezighouden met betrekking tot dewelke de individuele lidstaten het recht hebben om er zelf op nationaal niveau over te besluiten. Natuurlijk sta ik achter de Zweedse houding ten aanzien van deze kwestie, namelijk dat het besluit tot abortus uiteindelijk het besluit van de vrouw zelf is en geen kwestie voor de wetgevers.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie maakt thans een grote economische, financiële en sociale crisis door, die ernstige gevolgen heeft voor het leven van vrouwen, zowel in de privé- als in de arbeidssfeer. Er is segregatie naar beroep, er is zijn salarisverschillen, en vrouwen vinden het moeilijk hun beroepsleven af te stemmen op hun gezin. Dat staat een volledige participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt in de weg. Er zijn verbeteringen waar te nemen in de arbeidssfeer, en steeds meer vrouwen nemen belangrijke functies in, maar we hebben nog steeds behoefte aan meer bewustheid met betrekking tot gelijke behandeling. We zijn daarom tevreden met dit verslag in de zin dat het ons in staat stelt richtsnoeren vast te leggen voor het elimineren van ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Pas dan kan de EU haar doelstellingen op het gebied van groei, werkgelegenheid en sociale samenhang verwezenlijken. Er is in dit verslag echter ook een aantal bepalingen opgenomen aangaande “seksuele en reproductieve rechten”, en dat past niet in een verslag dat uitkomt op een moment van economische crisis en vooral betrekking heeft op de gevolgen van die crisis voor de arbeidsomstandigheden van vrouwen en de plaats van vrouwen in de maatschappij. Daarom, en omdat de voorgestelde amendementen op paragraaf 38, die ik heb gesteund en die ik voor de doeltreffendheid van deze tekst essentieel achtte, het niet gehaald hebben, heb ik tegen dit verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie gestemd.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen het verslag gestemd omdat mijn fundamentele overtuigingen het me niet toestaan om het onbeperkte recht op abortus en reproductieve vrijheid te accepteren. Het recht op leven is voor mij een grondrecht dat in ieder geval verdedigd en geëerbiedigd moet worden. De andere delen van het verslag zijn volledig acceptabel en tonen aan dat Europa op de weg naar de gelijkheid van vrouwen en mannen aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Ook positief is dat er aan de betrokkenheid bij het gezin duidelijk meer waarde wordt gehecht dan voorheen.
Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) De ECR-Fractie staat geheel en al achter de gelijkheid van vrouwen en mannen en in het bijzonder achter het beginsel van gelijke beloning en gelijke kansen op de werkvloer. De ECR heeft besloten voor de paragrafen te stemmen die deze vorm van gelijkheid ondersteunen. De ECR-Fractie heeft niettemin om twee specifieke redenen tegen de resolutie gestemd. Ten eerste zijn wij tegen wetgeving die ervan uitgaat dat de rechten van vrouwen op gezondheid, onderwijs en voortplanting niet de verantwoordelijkheid van lidstaten maar van de EU zijn. Ten tweede erkent de ECR-Fractie weliswaar volledig de noodzaak van bepalingen inzake zwangerschap en ouderschap maar heeft zij ervoor gekozen zich te onthouden van stemming over dergelijke verwijzingen in het verslag, aangezien wij gekant zijn tegen elke vorm van gezinsbeleid op EU-niveau. Dit is een zaak waar de nationale overheden over gaan.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen deze resolutie gestemd. Zij verdeelt mannen en vrouwen in plaats van dat zij ze verenigt. Paragraaf 36 bevat allesbehalve onschuldige woorden: “vrouwen moeten zeggenschap hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus”. De rapporteur benadrukt tevens dat vrouwen gratis toegang tot consulten over abortus moeten hebben. Abortus valt echter uitsluitend onder de bevoegdheid van de lidstaten. Deze resolutie heeft geen enkele juridisch bindende waarde en kan dan ook niet gebruikt worden om druk uit te oefenen in de richting van liberalisering van abortus. Vervolgens verzoekt het Parlement de stereotype rolpatronen te bestrijden, met name de taken die door mannen en vrouwen binnen het gezin worden uitgevoerd. De resolutie wijst op het belang van opvangfaciliteiten voor kinderen in de leerplichtige leeftijd en van diensten voor kinderopvang en voor hulp aan bejaarden en andere hulpbehoevenden. Op deze manier probeert het Parlement het gezin als natuurlijk middelpunt van socialisatie en solidariteit tussen generaties kapot te maken. Deze resolutie heeft geen enkele meerwaarde, niet voor vrouwen, niet voor mannen en ook niet voor de Unie. Dat is jammer, want respect voor mensen die anders zijn en de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen zijn een echte maatschappelijke uitdaging.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb tegen de resolutie gestemd. De rapporteur, de heer Tarabella, heeft geen rekening gehouden met de nationale context. Moraliteit maakt deel uit van de wereldbeschouwing die in het rechtssysteem van een land is verankerd. De poging om in de Poolse wetgeving onbeperkte toegang tot abortus op te nemen is iets dat onnatuurlijk is en het ligt voor de hand dat hiertegen verzet zal komen. Door tegen de resolutie te stemmen heb ik in overeenstemming met mijn geweten gehandeld en rekening gehouden met de wettelijke voorschriften die in Polen van kracht zijn. Door dit te doen heb ik het duidelijke signaal afgegeven dat de enige wetgevers over degelijke gevoelige zaken de zevenentwintig lidstaten zijn, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de strategische doelstellingen van de EU voor de 15de bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij CITES gestemd. Ik heb verder mijn steun verleend aan de amendementen die beogen de blauwvintonijn in Bijlage II van CITES op te nemen, overeenkomstig de recente aanbevelingen van het wetenschappelijk ad hoccomité van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) om deze tonijnsoort in Bijlage II van CITES op te nemen. De Internationale Commissie voor het behoud van de Atlantische tonijn (ICCAT) heeft de vangstquota van de blauwvintonijn met 13 500 ton teruggebracht. De Europese Commissie heeft aangegeven zich zorgen te maken over de terugval van de tonijnbestanden en beloofd betrouwbaarder wetenschappelijk onderzoek uit te voeren.
Ik heb begrepen dat de afname van de biodiversiteit over de gehele wereld een belangrijk probleem vormt, en dat ook andere diersoorten het onderwerp van voorstellen tot behoud zouden moeten zijn. Ik geloof dat voornoemde conferentie een fundamentele rol speelt bij het behoud van een groot aantal soorten. Ik meen wel dat het volledig uitbannen van de internationale handel in tonijn – ofwel: opname van deze soort in Bijlage I – voorbarig is. Het zou een crisis in de sector veroorzaken, terwijl er voor een dergelijke maatregel niet naar concreet feitenmateriaal kan worden verwezen.
John Attard-Montalto (S&D), schriftelijk. − (EN) Ten aanzien van de resolutie over de strategische doelstellingen van de EU voor de 15de bijeenkomst van de Conferentie van de partijen (COP 15) bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), heb ik tegen de afschaffing van de visserij op de blauwvintonijn gestemd. De reden daarvan is dat dit het levensonderhoud van de Maltese vissers zeer negatief zal beïnvloeden. Het overgrote merendeel van de Maltese vissers is vanwege de traditionele manier waarop zij hun vak bedrijven, niet in de positie om op andere vissoorten en in andere visgebieden te vissen. Ook geloof ik dat in het geval van de blauwvintonijn niet aan de criteria voor opname op de CITES-bijlage wordt voldaan.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor het verslag over de CITES-overeenkomst gestemd. Het tempo waarmee dieren- en plantensoorten uitsterven ligt duizend keer hoger dan het natuurlijke tempo. De menselijke activiteiten dragen hier toe bij en vormen een bedreiging voor de biodiversiteit. CITES is een essentieel instrument in de internationale aanpak van de primaire bedreigingen voor de biodiversiteit en van de illegale handel, en ook voor het bepalen van een goede verordening inzake de handel met in het wild levende dieren en planten.
Ook ik pleit er voor dat internationale wetshandhavingsinstanties een grotere rol krijgen om een einde te maken aan de misdadige handel met in het wild levende dieren en planten, en meer gaan doen aan de gevaren die kunnen voortvloeien uit de elektronische handel. Daarom steun ik ook de aanbeveling om de environmental crime unit meer middelen ter beschikking te stellen.
Ik zou er op willen wijzen dat de maatregelen van CITES gevolgen zullen hebben voor de ontwikkeling van arme plattelandsgemeenschappen, en voor personen die financieel afhankelijk zijn van de handel in bepaalde soorten. We moeten deze landen blijven helpen om de CITES-lijst toe te passen, zodat we degenen kunnen helpen die ter plaatse afhankelijk zijn van in het wild levende dieren en planten.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement dringt aan op een volledig verbod op de internationale handel in blauwvintonijn. Als gekozen vertegenwoordiger van de regio Sète heb ik niet voor deze maatregel gestemd: tot op heden bestaat er geen consensus over dit verbod, noch onder wetenschappers, noch onder milieuorganisaties! Mocht in maart tijdens de internationale conferentie van Doha niettemin tot een dergelijk radicaal verbod worden besloten, verzoek ik de Europese Commissie de financiële compensaties die de lidstaten mogelijk aan de vissers moeten betalen, niet tegen te houden. De vissers hebben in de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen verricht door de alsmaar strenger wordende quota na te leven en door hun vloot te moderniseren. Het zou ongehoord zijn om ze te verplichten binnenkort een ander beroep te kiezen zonder hen daarvoor een aanzienlijke financiële vergoeding te geven.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie – de strategische doelstellingen voor de Conferentie van de partijen bij CITES – gestemd, omdat er bij de volgende conferentie van de partijen bij CITES extra aandacht moet worden besteed aan de biodiversiteit. Biologische diversiteit is van fundamenteel belang voor het welzijn en het overleven van de mensheid. We moeten ambitieus zijn en bescherming verlangen voor alle soorten die het gevaar lopen uit te sterven.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) is de belangrijkste mondiale overeenkomst inzake het behoud van in het wild voorkomende soorten. Ze is bedoeld om de overexploitatie van de soorten ten behoeve van de internationale handel te verhinderen. Het is daarom van cruciaal belang dat de Europese Unie bij de 15de Conferentie van Partijen een constructieve rol speelt.
Ik erken dat het behoud van bedreigde soorten van groot belang is voor het verzekeren van de biodiversiteit en het ecologisch evenwicht op onze planeet. Ik teken daar echter wel bij aan dat duurzame ontwikkeling betekent dat we onze natuurlijke hulpbronnen op een rationele wijze inzetten en wel zodanig dat ze de ontwikkeling niet verhinderen.
Nu we een wijziging van de Bijlagen bij CITES overwegen moet ik er dus op wijzen dat we moeten proberen bedreigde wilde soorten adequate bescherming te verlenen, maar dan wel zonder activiteiten die voor het economisch en sociaal overleven van diverse gemeenschappen van levensbelang zijn uit te bannen of te schaden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De CITES-Overeenkomst is een belangrijk instrument voor het behoud van bedreigde dier- en plantensoorten, vooral als het gaat om soorten die een commercieel belang vertegenwoordigen. Het is dus een instrument dat we verder moeten uitwerken. Wij menen dat besluiten met betrekking tot veranderingen van deze overeenkomst of de daaraan gehechte bijlagen van groot belang zijn. We kunnen op deze wijze nagaan of de status van bepaalde soorten is gewijzigd en daar dan rekening mee houden. Dat betekent dat zulke wijzigingsbesluiten moeten zijn gebaseerd op ondersteunende gegevens en goed onderbouwde wetenschappelijke aanbevelingen. Wij geloven dat het voorstel om de blauwvistonijn (Thunnus thynnus) in Bijlage I van CITES op te nemen niet te rechtvaardigen valt op basis van de beschikbare gegevens. We wijzen er in dit verband op dat de deskundigen bij de laatste, in november 2009 gehouden vergadering van wetenschappelijk comité van de Internationale Commissie voor het behoud van de Atlantische tonijn (ICCAT) hebben gezegd dat deze soort inderdaad overbevist wordt, maar dat de toestand niet zodanig is dat er een totaal vangstverbod moest worden ingesteld. Er zijn aanbevelingen gedaan om het vangstquotum vrij drastisch terug te brengen tot ergens tussen de 8 000 en 15 000 ton. Uiteindelijk is het plafond vastgesteld op 13 500 ton. Ik geloof dat we in deze omstandigheden moeten afwachten tot de deskundigen op basis van de ontwikkeling van de situatie in 2010 een beoordeling hebben gemaakt en daarop aansluitend aanbevelingen hebben geformuleerd.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Een van de doelstellingen van deze resolutie is het behoud van de blauwvintonijn, een essentieel element voor het evenwicht van de biologische diversiteit van het mariene milieu.
Met het verbod op de internationale handel in blauwvintonijn kunnen wij onze bestanden van de blauwvintonijn behouden, die met overbevissing worden bedreigd.
Europa zal zich niettemin moeten vergewissen van de maatregelen die derde landen hebben genomen, want hoe leggen wij anders aan onze vissers in Europa uit dat Japanse, Libische of Tunesische trawlers onze blauwvintonijnbestanden volledig legaal plunderen!
Wij moeten ons eveneens richten op onderhandelingen over de instelling van een exclusieve economische zone, zodat de ambachtelijke visserij kan worden voortgezet aangezien deze geen bedreiging voor de soort vormt.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verbod op de handel in blauwvintonijn gestemd en, daaruit voortvloeiend, voor een vergoeding voor de tonijnsector. Deze vergoeding is opgenomen dankzij een amendement dat ik mede heb ondertekend en dat gedeeltelijk is aangenomen. De blauwvintonijn moet dus worden opgenomen in bijlage 1 van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde en in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), onder voorbehoud van een algemene afwijking voor binnenlandse handel zodat de ambachtelijke kustvisserij kan worden voortgezet, en van een versterking van de controles op illegale visserij. Wij moeten ons niet alleen zorgen maken over deze bedreigde soort, waarvan het bestand in de afgelopen tien jaar met 60 procent is gedaald, maar wij moeten ook zorgen voor belangrijke steun aan vissers en rederijen die door deze maatregel worden getroffen. Dat is absoluut noodzakelijk.
Danuta Jazłowiecka (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór opname van de blauwvintonijn in de CITES-bijlage I gestemd, omdat een meerderheid van het ad hoc-adviespanel van deskundigen van de FAO van mening was dat het beschikbare bewijs voldoende steun biedt aan opneming van de blauwvintonijn in de bijlage. De vissoort is duidelijk in aantal afgenomen, wordt zwaar overbevist en bedreigd door overexploitatie ten behoeve van de internationale handel. Daarom voldoet de vissoort aan de criteria voor opname in de CITES-bijlage I.
Oriol Junqueras Vies (Verts/ALE), schriftelijk – (ES) De huidige situatie van de blauwvintonijn is niet vol te houden. Het overleven van deze soort kan alleen worden verzekerd door het verlagen van de vangstquota. Ik moet daaraan toevoegen dat die quota tot nu toe altijd hoger lagen dan door de wetenschappelijke gemeenschap aanbevolen. De opname van de blauwvintonijn in Bijlage 1 bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) en een verbod op de internationale handel in deze soort is de beste manier om het herstel ervan te garanderen. Ik wil er wel graag op wijzen dat een aantal sectoren van de visserij-industrie zich altijd verantwoordelijk heeft opgesteld. Ze hebben de quota gerespecteerd en zich steeds gehouden aan de voorschriften zoals die de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Daarom heb ik gestemd voor het idee om de opname van de blauwvintonijn in Bijlage 1 bij CITES afhankelijk te maken van de volgende voorwaarden: wijziging van Verordening nr. 338/97/EG van de Raad door het introduceren van een algemene uitzondering voor binnenlandse handel, financiële steun van de EU aan de getroffen vissers en verscherping van de controle (en daarmee samenhangende sancties) om de illegale, niet-gereglementeerde visserij te bestrijden. Ik heb verder mijn steun uitgesproken voor het voorstel om de opname van de blauwvintonijn in Bijlage I met 18 maanden uit te stellen, in afwachting van een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dat voorstel is niet aanvaard.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag, 10 februari 2010, wordt het Europees Parlement verzocht zich uit te spreken over de strategische doelstellingen van de EU voor de 15de bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), die van 13 tot 25 maart 2010 in Doha (Qatar) plaatsvindt. Hoewel de rol van het Europees Parlement louter op raadpleging berust, vond ik het toch belangrijk tijdens de stemming mijn steun uit te spreken voor een amendement en er mijn naam mee te verbinden, namelijk het amendement waarmee de vermelding van het rode koraal in bijlage II van de Overeenkomst wordt geschrapt. Die zou als bedreigde plantensoort een aanzienlijke beperking leggen op de visserij en de handel. De vermelding van het koraal in bijlage II lijkt namelijk een overdreven voorzorgsmaatregel die niet gebaseerd is op wetenschappelijke gegevens. Daarnaast ben ik ook ernstig bezorgd over de mogelijke economische en sociale terugval in Italië en met name in sommige regio’s van in het zuidelijke deel van Italië, en dit heeft mij ertoe gebracht voor dit amendement te stemmen. Ik vind het namelijk belangrijker onze bedrijven in de sector meer tijd te geven om hun productie te veranderen en zodoende concurrerend te blijven in de markt.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De blauwvintonijn wordt met uitsterven bedreigd vanwege het ontbreken van controle op overbevissing op deze soort. Het verbod op de handel in de soort lijkt inmiddels onvermijdelijk geworden en heeft tot doel deze soort te beschermen. Vele met name Franse vissers zijn zich bewust van het probleem en spannen zich al jaren in door hun schepen aan te passen aan de normen en de visquota na te leven ten behoeve van het behoud van de blauwvintonijn. Deze vissers die reeds hard zijn getroffen door de crisis, zijn de belangrijkste slachtoffers van een maatregel die noodzakelijk is geworden als gevolg van illegale visserij en geheime industriële distributiekanalen. De inspanning die deze vissers hebben verricht mag niet alleen voor hun eigen rekening komen te vallen.
Wij mogen ze niet vragen zich in het belang van de planeet op te offeren terwijl de machthebbers die in Kopenhagen bijeen waren, lieten zien dat zij de kwestie uit de weg gingen. Het VN-beginsel van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor milieuproblemen dient derhalve te worden toegepast en de inspanningen van de vissers moeten worden gecompenseerd met een bijdrage van de Europese Unie. Bovendien zou met de instelling door Frankrijk van een exclusieve economische zone in de Middellandse Zee een reservaat voor de soort kunnen worden gecreëerd, waarmee tegelijkertijd wordt gezorgd voor het voortbestaan van de ambachtelijke visserij die het ecologisch evenwicht respecteert.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is van cruciaal belang dat de EU voor de 15de bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) duidelijke doelstellingen vastlegt met betrekking tot de soorten die met uitsterven bedreigd worden en derhalve bescherming behoeven. De CITES-Overeenkomst is voor het behoud van wilde soorten van groot belang. Ze is erop gericht overexploitatie van dier- en plantensoorten door de internationale handel te verhinderen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb mij onthouden van stemming over resolutie B7-0069/2010 over de strategische doelstellingen van de EU voor de Conferentie van de Partijen van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), omdat ik van mening ben dat de blauwvintonijn niet zou moeten worden opgenomen in CITES-bijlage I. Dit zou het einde betekenen van traditionele en duurzame visserijmethoden, terwijl het de vaartuigen van de commerciële zegenvisserijvloot zijn die schuldig zijn aan de uitputting van hulpbronnen. Ik pleit ervoor het aandeel in aanmerking te nemen dat elke vismethode heeft gehad in de zorgwekkende situatie van de blauwvintonijn, zoals ik ook pleit voor een eerlijker verdeling van de quota en een beter toezicht op de maatregelen.
Daartoe moeten de kleinschalige visserijmethoden gestimuleerd worden, die werk verschaffen aan duizenden mensen en die een stuk selectiever zijn. Laten we eerlijk zijn: er bestaat een groot verschil tussen de industrievisserij en de traditionele visserijmethoden. Natuurlijk ben ik voor de instandhouding van de blauwvintonijn, maar er moet een evenwichtige manier worden gevonden om deze soort voor uitsterven te behoeden zonder dat de mediterrane kleinschalige visserijmethoden, zoals het gebruik van de tonnaar, hiervan het slachtoffer worden.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) De afweging bij deze resolutie over de CITES-Overeenkomst inzake bedreigde soorten is fundamenteel: het bereiken van een Europese consensus over het verbod op de internationale handel in blauwvintonijn. Met de vissers tegenover zich die zeer vijandig staan ten opzichte van dit verbod, luiden wetenschappelijke en milieudeskundigen de noodklok. In het huidige tempo en ondanks de drastische maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen, kan de blauwvintonijn binnen drie jaar eenvoudigweg zijn verdwenen. Italië heeft reeds een daad gesteld door een moratorium uit te vaardigen vanaf 2010. Frankrijk heeft hetzelfde gedaan, zij het op een veel onduidelijkere manier, aangezien het spreekt over een termijn van 18 maanden om “de stand van de soort te evalueren”. Spanje en Malta laten schandelijk weinig van zich horen. De noodzaak is er echter wel, want alleen met radicale maatregelen is het herstel van de bestanden mogelijk. Het is ook de enige manier om de economische activiteit van de vissers op de middellange en lange termijn veilig te stellen.
Deze resolutie komt er niet op neer het vissen op blauwvintonijn volledig te verbieden, noch is het de bedoeling dat deze vis volledig van ons bord verdwijnt. De ambachtelijke- en sportvisserij blijven toegestaan. De verbodsmaatregel voor internationale handel zou voldoende moeten zijn om de soort te redden, daar 80 procent van de blauwvintonijn die in de Middellandse Zee wordt gevangen direct naar Japan wordt geëxporteerd.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb voor gestemd ondanks het feit dat ik de oorspronkelijke tekst van de milieucommissie, zeker wat betreft de verwijzing naar de blauwvintonijn, sterker vond. Belangrijk is echter dat de Raad en de Commissie van het EP het signaal krijgen dat wij de opneming van de blauwvintonijn in CITES-bijlage I ondersteunen. De drie door de plenaire vergadering geformuleerde voorwaarden had ik er liever niet bij gezien, hoewel ik wel het amendement steunde dat voorzag in steun voor de getroffen vissersbevolkingen.
Commissie en lidstaten krijgen ook onze steun om de overheveling van de ijsbeer van CITES-bijlage II naar CITES-bijlage I te realiseren.
Een belangrijke eis ten aanzien van Commissie en lidstaten is de voorstellen van Tanzania en Zambia af te wijzen om de Afrikaanse olifant te verplaatsen van CITES-bijlage I naar CITES-bijlage II met het oog op de handel. Het EP wil ook dat alle voorstellen om Afrikaanse olifanten naar een lagere bijlage te verplaatsen worden afgewezen, ten minste totdat werkelijk kan worden beoordeeld welk effect de eenmalige verkoop in november 2008 door Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe heeft gehad, omdat er steeds meer aanwijzingen zijn dat de illegale en georganiseerde handel in heel Afrika toeneemt.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) De wetenschappelijke rapporten over de huidige biomassa van de blauwvintonijn zijn alarmerend: de ongecontroleerde industriële visserij heeft de bestanden ernstig aangetast. Deze industriële en internationale vorm van visserij vormt een bedreiging voor de ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee. Teneinde een ecologische ramp te voorkomen, die dubbel zo erg wordt gemaakt door de economische crisis in de visserijsector, is het dringend noodzakelijk een internationale beleidsmaatregel in te voeren die de industriële visserij op blauwvintonijn verbiedt. Mijn eis is de twee belangrijkste kwesties te combineren: de effectieve bescherming van de blauwvintonijn ten behoeve van zijn overleving en de toekomstige handel in de soort en de begeleiding van de Europese kustvissers wier economische activiteit gedeeltelijk afhankelijk is van deze handel. Daarom steun ik de opneming van de blauwvintonijn in de CITES-bijlage I teneinde de exploitatie te verbieden en te voorkomen dat de soort uitsterft, zij het onder de volgende voorwaarden: dat het wetenschappelijke onderzoek wordt voortgezet om de exacte staat van de biomassa van deze soort te achterhalen, dat de Europese spelers in de visserijsector economische en sociale steun krijgen, maar bovenal dat er een afwijking wordt opgenomen voor de binnenlandse handel in blauwvintonijn om te voorkomen dat de ambachtelijke kustvisserij, een traditionele activiteit in de Middellandse Zee, de nek om wordt gedraaid.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De Overeenkomst van Washington inzake de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten, bekend onder de afkorting CITES, is een internationale overeenkomst tussen landen. Alle lidstaten zijn hier partij bij. Zij heeft tot doel erop toe te zien dat de internationale handel in wilde dier- en plantensoorten er niet toe leidt dat de soort waartoe zij behoren met uitsterven wordt bedreigd. Naar schatting vertegenwoordigt de internationale handel in wilde soorten miljarden dollar per jaar en gaat het om miljoenen dier- en plantensoorten. Jammer genoeg is de EU een van de belangrijkste markten voor de illegale handel in wilde soorten. Om deze soorten voor de toekomst te behouden is het belangrijk dat er een overeenkomst komt die duurzame handel garandeert. Binnen de EU varieert de nationale wetgeving van de ene tot de andere lidstaat. Teneinde de wilde soorten beter te kunnen beschermen dienen de inspanningen van de lidstaten en de Europese instellingen om naleving van de Europese wetgeving op het gebied van handel in wilde soorten te garanderen, beter te worden gecoördineerd. De Unie dient zich tevens te doen gelden tegenover de andere partijen bij de CITES-Overeenkomst. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de aanneming van het voortgangsverslag 2009 betreffende Kroatië gestemd. Ik vind het een evenwichtig verslag dat de voortgang van Kroatië bij het voldoen aan de criteria voor toetreding tot de Europese Unie beschrijft. Na een impasse van meer dan negen maanden zijn de toetredingsonderhandelingen in oktober 2009 hervat. Kroatië moet doorgaan met het hervormingsproces en de aanneming van Europese wetgeving om de onderhandelingen aan het einde van dit jaar met succes te kunnen afronden. Het verslag wijst ook op een aantal kwesties die van invloed zijn op de opneming van Kroatië in de Europese Unie. Het Europees Parlement moedigt de Kroatische autoriteiten aan deze obstakels te overwinnen en zich nog meer in te spannen om alle grensgeschillen met de buurlanden op te lossen. Het verslag dat is aangenomen in de plenaire vergadering van het Europees Parlement bevat amendementen die ik heb ingediend. Deze amendementen moedigen Kroatië aan zich te blijven inspannen voor het bevorderen van culturele diversiteit. Een van mijn amendementen betrof steun aan Kroatië bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten voor het bewerkstelligen van sociale, economische en territoriale cohesie en het verbeteren van de levensstandaard van de inwoners van de grensgebieden.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Heeft dit Parlement dan echt niet geleerd van zijn fouten in het verleden? Ook in de verslagen over Bulgarije en Roemenië werd telkens weer gesteld dat corruptie alom tegenwoordig is en de slagkracht van politie en justitie totaal onvoldoende. Desondanks stemde men voor de toetreding van deze landen, en de gevolgen zijn dan ook bekend. Door het EU-lidmaatschap en de bijbehorende massale geldstromen werd de al aanwezige corruptie nog versterkt.
Kroatië kan wat mij betreft wel toetreden, maar enkel en alleen als het er echt klaar voor is en de corruptie niet langer de samenleving in zijn greep houdt. Na de toetreding van Kroatië, die dus wat mij betreft nog niet voor morgen is, moet er een uitbreidingsstop komen. De toetreding van alle landen van de Westelijke Balkan, hetgeen dit verslag vooropstelt, is voor mij onaanvaardbaar.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Het tot stand brengen van een democratie is een langdurig proces, dat een sterke inzet vereist, zowel van de zijde van de regering als van het maatschappelijk middenveld. Het is een met spijkers bezaaide weg, waar om elke bocht een probleem wacht. In Portugal weten we dat maar al te goed. Als dat ook nog eens gebeurt in een land dat, hoewel federaal van opzet, toch vrij gecentraliseerd werd geregeerd door een dictatoriaal regime dat vervolgens instortte – met als gevolg een verschrikkelijke oorlog die volgende generaties niet snel zullen vergeten – , dan moeten wij allemaal, net als ik, toch heel blij zijn dat we kunnen stemmen vóór een resolutie die ons zoveel goed nieuws over Kroatië brengt. Ik begrijp heel goed dat er nog veel moet worden gedaan, en ik begrijp ook dat er zonder een vrij en onafhankelijk rechtssysteem geen garanties kunnen bestaan voor de mensenrechten en de rechtstaat. Zonder die garanties zullen er geen buitenlandse investeringen worden gedaan en zal er geen vooruitgang zijn.
Dat is waar voor Kroatië, net als voor ieder ander kandidaat-land. Ik wijs er verder op dat Kroatië zelf kan bepalen hoe snel het de EU wil naderen. De regels voor toetreding zijn immers bekend en transparant. Ik ben ervan overtuigd dat Kroatië zijn ambities zal kunnen verwezenlijken. Wij hopen dat de onderhandelingen dit jaar nog kunnen worden afgerond. Kroatië kan in ieder geval op onze steun rekenen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het voortgangsverslag 2009 betreffende Kroatië gestemd, omdat ik geloof dat Zagreb er in zal slagen de uitdagingen waarvoor het zich gesteld ziet te overwinnen en dat de onderhandelingen over de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie nog in 2010 kunnen worden afgerond. Het is daarom van cruciaal belang dat de hervormingen op een aantal gebieden van het communautair acquis worden voortgezet. Van belang is ook dat Kroatië blijft samenwerken met het Internationaal Straftribunaal voor voormalig Joegoslavië.
Diogo Feio (PPE). – (PT) Kroatië heeft op een aantal gebieden opmerkelijke vorderingen geboekt en daarmee aangegeven niet alleen een betrouwbare partner van de Europese Unie te zijn, maar ook een sterke kandidaat voor toetreding. Na het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië is Kroatië in een bloedig conflict gestort, met al de daarmee samenhangende menselijke drama’s en materiële schade. Juist daarom zijn de inspanningen van Kroatië bij de wederopbouw en het zoeken naar convergentie met de EU zo opmerkelijk.
Er moet nog veel gedaan worden, vooral in bepaalde sectoren, maar het is duidelijk dat Kroatië genoeg heeft gedaan om een plaats naast de lidstaten te verdienen. Ik hoop dat Kroatië toetreedt, liever vroeger dan later.
Ik hoop verder dat een eventuele toetreding van Kroatië tot de Europese Unie in de Balkan zal worden gezien als een teken van hoop, en dat andere landen in de regio, inzonderheid Servië, zullen zien welke nationale en internationale voordelen een keuze voor Europa inhoudt.
Tot slot hoop ik dat de grensgeschillen met Slovenië snel zullen worden opgelost. Deze geschillen verstoren het proces, en dat proces moet op een serieuze en gedegen wijze kunnen verlopen, in een sfeer van vertrouwen.
Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik zou graag uw aandacht willen vestigen op een wat ondergeschoven aspect van de beoordeling van de vooruitgang die de betrokken landen hebben gemaakt, namelijk de toestand van de Roma. In het besef dat het belangrijk was een wettelijk kader voor antidiscriminatie in het leven te roepen, slaagde de EU er in 2004 in een aantal werkelijke verbeteringen door te zetten door de toetredingsvoorwaarden voor de nieuwe lidstaten aan te scherpen. Het doet mij deugd te zien dat de voortgangsverslagen behoorlijk kritisch zijn over de resultaten van deze landen. Het bleek dat Kroatië als enige land erin geslaagd was enige verbetering te bereiken bij de sociale integratie van de Roma.
Wij moeten bij onze inspanningen voor integratie van de Roma op Europees niveau ook de kandidaat-lidstaten betrekken. De toetredingsonderhandelingen bieden een unieke kans om een wezenlijke verandering te bewerkstelligen in de houding van de regeringen en aldus ervoor te zorgen dat de Roma gelijke toegang krijgen tot arbeid, onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg, hetgeen de politieke deelname en responsabilisering van de burgerbeweging van de Roma zal bevorderen. Alle Europese landen – de huidige en toekomstige leden van de Europese Unie – moeten zich gezamenlijk inspannen om de traditionele sociale uitsluiting van de grootste etnische minderheid van het continent te overwinnen. Ook moeten zij een communautair actieplan overeenkomen dat de juiste wetsinstrumenten bevat om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan hun eigen toezeggingen voldoen.
Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór amendement 6 gestemd omdat ook ik vind dat de regering van Kroatië nog meer moet doen voor de vermindering van vooroordelen en de bestrijding van discriminatie op ongeacht welke grond, met inbegrip van seksuele geaardheid (een van de gronden voor non-discriminatie zoals genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de EU).
Mijn benadering van het probleem van discriminatie op grond van seksuele geaardheid, evenals van elke overige vorm van discriminatie van een minderheid, is in lijn met niet alleen de wetgeving van de EU en de overige internationale mensenrechtenwetgeving maar ook met de opvattingen van een groot deel van mijn electoraat in Roemenië en met mijn eigen overtuigingen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Mijn stem tegen dit voortgangsverslag betekent niet dat ik tegen Kroatië ben. De bevolking van Kroatië dient op geen enkele wijze te worden buitengesloten. Ik keur echter de opgedrongen euroliberale voorwaarden af waar zowel de EU-lidstaten als de kandidaat-lidstaten aan zijn onderworpen. Het economische aspect van de criteria van Kopenhagen en de verplichte liberalisering van de markt brengen de sociale verworvenheden van de kandidaat-lidstaten in gevaar. Ik steun de toetreding van nieuwe lidstaten alleen wanneer de EU ervoor zorgt dat regionale integratie in het voordeel werkt van alle burgers die erbij betrokken zijn en niet van het kapitaal dat tegenwoordig de scepter zwaait en de Europese Unie een integratiekader geeft waar de burgers geen controle over hebben.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Niettegenstaande de negen maanden durende impasse in de onderhandelingen met Kroatië (als gevolg van de grensgeschillen met Slovenië), heeft Kroatië zich toch een grote inspanning getroost op weg naar toetreding tot de EU. Dit land heeft met betrekking tot de politieke, economische en regionale samenwerkingscriteria laten zien dat heel goed in staat is aan de van tevoren bedongen vereisten te voldoen. Kroatië zal op weg naar toetreding nog een lang en moeilijk traject moeten afleggen, maar ik ben heel blij met de vorderingen die dit land heeft gemaakt, ook al omdat dit proces bijdraagt tot vrede in de Balkan.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Kroatië heeft van alle kandidaat-lidstaten zonder twijfel de grootste vooruitgang geboekt. Het zou derhalve rechtvaardig zijn om de onderhandelingen te intensifiëren, zodat deze mogelijk nog dit jaar kunnen worden afgesloten. De overname van het acquis communautaire is in dit verband natuurlijk een essentiële voorwaarde. Het verslag steunt de ambities van Kroatië, en derhalve heb ik ervoor gestemd.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Kroatië heeft in vele opzichten vooruitgang bereikt zowel op het gebied van het binnenlands beleid als op dat van het buitenlands beleid. Daarom heb ik voor de ontwerpresolutie gestemd en bepleit ik een spoedige toetreding van Kroatië tot de EU.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Wij hebben een belangrijke resolutie aangenomen. Deze betreft de beoordeling van de stand van zaken bij de toetredingsonderhandelingen met Kroatië. Belangrijk is dat de resolutie duidelijk maakt welke maatregelen moeten worden genomen om de toetredingsgesprekken te versnellen, zodat de technische details in 2010 kunnen worden afgerond. De autoriteiten in Kroatië zouden zich meer moeten toeleggen op voorlichting aan de samenleving over de voordelen van EU-lidmaatschap. Als Kroatië binnen het raamwerk van een interne, gemeenschappelijke Europese markt optreedt, kan het de handel ontwikkelen, investeringen aantrekken en een algehele economische groei teweegbrengen.
De financiële ondersteuning die de EU biedt om de Kroatische economie te moderniseren, de infrastructuur op te bouwen en de landbouw te herstructureren is ook niet zonder betekenis. Er zijn veel voorbeelden van de voordelen die de tijdens de twee laatste uitbreidingen toegetreden landen hebben gekregen. Alleen al het feit dat men behoort tot een verenigd Europa is zeker niet zonder betekenis. De onderhandelingen over visserij, milieu en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid moeten zo snel mogelijk worden vlot getrokken.
Ik verwacht van het voorzitterschap en de Commissie dat zij specifieke maatregelen nemen op dit gebied. Wij hebben steeds gesteld dat verdere uitbreiding pas kan plaatsvinden als het Verdrag van Lissabon is goedgekeurd. Nu het Verdrag in werking is getreden, zouden we de gesprekken over lidmaatschap van Kroatië moeten versnellen, en tegelijkertijd voorbereidingen moeten treffen voor uitbreiding van de Unie met andere Balkanstaten. Dit is erg belangrijk voor de stabilisering van de regio.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Bij het verslag over Kroatië heb ik mij van stemming moeten onthouden, aangezien de in het verslag genoemde tijdsdruk om Kroatië gereed te maken voor toetreding in de eerste helft van 2010 naar mijn mening niet nodig is. Er is geen reden voor haast en geen tijdsdruk die deze manier van optreden rechtvaardigt.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) De resolutie over Kroatië is een politieke resolutie zonder juridisch bindend karakter. Ik heb vóór gestemd omdat Kroatië in de nabije toekomst een nieuwe lidstaat moet worden. Zonder de Balkanoorlog zou het land al sinds 2004 lid zijn geweest. Paragraaf 21 betreffende de holibi-minderheid is even polemisch als nutteloos en is tijdens de plenaire vergadering ingevoegd. Ik heb tegen deze paragraaf gestemd. Kroatië is zowel partij bij de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties als bij het Europese Verdrag voor de rechten van de mens van de Europese Raad. Er is daarom geen enkele reden te veronderstellen dat Kroatië een land is dat vijandig staat tegenover de holebi-minderheid. Ondanks alle symbolische druk behoudt Kroatië de volledige nationale bevoegdheid op het gebied van non-discriminatie. Daarom heb ik de Kroatische gezinsverenigingen, die ik onlangs tijdens een bezoek aan het land heb ontmoet, verzocht hun uitstekende werk voort te zetten ten behoeve van het gemeenschappelijk goed van hun land en voor een betere toekomst voor iedereen in Europa. Het vermogen om te voldoen aan de uit de toetreding tot de Unie voortvloeiende verplichtingen en de aanpassing aan het acquis communautaire mogen er niet toe leiden dat de traditionele nationale cultuur van toekomstige lidstaten wordt verdrongen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het voortgangsverslag 2009 betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gestemd, omdat dit mijns inziens een belangrijk verslag is dat een positieve invloed zal hebben op het toetredingsproces van dat land. Het vooruitzicht van toetreding tot de Europese Unie is de belangrijkste factor voor het waarborgen van stabiliteit en de voortzetting van het hervormingsproces in de landen van de Westelijke Balkan, waaronder de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Het verslag beschrijft de vooruitgang die dit land heeft geboekt met betrekking tot de uitvaardiging van de voor opneming in de Europese Unie benodigde wetgeving. Ik ben van mening dat de autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zich in de volgende periode vooral moeten richten op de tenuitvoerlegging van de normen die zijn aangenomen. Bovendien moeten zij zich inspannen om de interetnische betrekkingen en de dialoog met de buurlanden te verbeteren en om de wetgeving inzake milieubescherming beter aan te passen. Het verslag dat vandaag is aangenomen bevat door mij ingediende amendementen waarin wordt aanbevolen het vermogen met betrekking tot het beheer van de door de Europese Unie verstrekte pretoetredingsfondsen te versterken en de tenuitvoerlegging van de in het kader van het toetredingsproces benodigde hervormingen te steunen.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben tegen amendement 4 als deel van een ruimer compromis gestemd. Voor ons was het belangrijker om brede eensgezindheid te tonen met betrekking tot de steun voor lidmaatschap van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dan nogmaals te beklemtonen dat volgens ons geschillen tussen dat land en zijn buurlanden de mogelijkheid van het land om lid van de Europese Unie te worden niet mag beïnvloeden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is een legpuzzel van volkeren en belangen. De belangen kunnen uiteenlopen en de volkeren leven niet altijd in vrede met elkaar. Dat is karakteristiek voor de Balkan.
De belangrijkste politieke persoonlijkheden en stromingen zijn het er echter over eens dat toenadering tot de Europese Unie de beste manier is om het land vooruit te helpen. Een groot aantal zaken staat toetreding echter in de weg.
Sommige van die obstakels zijn van materiële aard, andere hebben een politieke of historische achtergrond. Problemen van historische aard – de naam van dit nieuwe land is er één van – zijn aanleiding geweest tot spanning met de buurlanden, inzonderheid Griekenland. Er zal een voortgezette en collectieve inspanning moeten worden geleverd om deze problemen op te lossen.
De stabilisatie van de rechtsstaat, regelmatige en vrije verkiezingen en de consolidatie van de democratie in al haar aspecten – waaronder decentralisatie en de tenuitvoerlegging van het subsidiariteitsbeginsel – zijn uitdagingen waarmee de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zich nu bezig zal moeten gaan houden als het blijft streven naar toetreding tot de Europese Unie. Ik hoop van harte dat dit land daarin zal slagen.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik ben van mening dat de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië belangrijke vooruitgang heeft geboekt in 2009, zoals ook wordt benadrukt in de resolutie over het voortgangsverslag 2009. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik in het bijzonder blij was met de volgende aspecten: de visumontheffing, de deelname aan civiele en militaire missies van de EU, de accreditatie van de nationale autoriteiten voor de IPA-onderdelen met betrekking tot regionale en plattelandsontwikkeling en de vooruitgang bij de voorbereidingen voor de overname van het beheer van de fondsen die worden toegekend in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA). Ik hoop dat de toetredingsonderhandelingen in de nabije toekomst van start zullen gaan en dat de Europese Raad tijdens de top in maart zal bevestigen dat hij de aanbeveling van de Commissie tot opening van de onderhandelingen overneemt. Met betrekking tot de naamkwestie ben ik het eens met het standpunt van de rapporteur, namelijk dat Griekenland en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië hun inspanningen op het hoogste niveau moeten intensiveren om onder auspiciën van de VN een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Ik vind ook dat de Europese Unie hulp moet bieden als onderdeel van het onderhandelingsproces.
Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór amendement 18 gestemd omdat het aannemen van bepalingen inzake discriminatie op grond van seksuele geaardheid een vereiste is voor toetreding tot de EU en omdat grotere wettelijke bescherming tegen discriminatie een signaal is van de regering aan de gehele samenleving met betrekking tot de waarde van alle leden van die samenleving. Seksuele geaardheid is een van de gronden voor non-discriminatie die worden genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Mijn benadering van het probleem van discriminatie op grond van seksuele geaardheid, evenals van elke overige vorm van discriminatie van een minderheid, strookt niet alleen met de wetgeving van de EU en de overige internationale mensenrechtenwetgeving maar ook met de opvattingen van een groot deel van mijn electoraat in Roemenië en met mijn eigen overtuigingen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Mijn stem tegen dit voortgangsverslag betekent niet dat ik tegen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ben. De bevolking van de FYROM dient op geen enkele wijze te worden buitengesloten. Maar ik keur de opgedrongen euroliberale voorwaarden af waar zowel de EU-lidstaten als de kandidaat-lidstaten aan zijn onderworpen. Het economische aspect van de criteria van Kopenhagen en de verplichte liberalisering van de markt brengen de sociale verworvenheden van de kandidaat-lidstaten in gevaar. Ik steun de toetreding van nieuwe lidstaten alleen wanneer de EU ervoor zorgt dat regionale integratie in het voordeel werkt van alle burgers die erbij betrokken zijn en in het belang is van het kapitaal dat tegenwoordig de scepter zwaait en de Europese Unie een integratiekader geeft waar de burgers geen controle over hebben.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft sinds het laatste voortgangsverslag belangrijke vorderingen gemaakt. We moeten goed beseffen dat het vooruitzicht op EU-lidmaatschap één van de belangrijkste drijfveren is geweest bij de ontwikkeling van en de hervormingen in de Balkanlanden. Als de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de nabije toekomst lid wil worden van de EU zal dit land de door de EU opgelegde criteria voor lidmaatschap op het gebied van politieke, economische en regionale samenwerking moeten aanvaarden en vervolgens proberen eraan te voldoen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het streven naar toetreding van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië moet naar mijn mening gesteund worden, aangezien het land zonder enige twijfel tot de Europese, westerse cultuurfamilie gerekend moet worden en de afgelopen tijd aanzienlijke vooruitgang in zijn ontwikkeling heeft bereikt. Het verslag beschrijft zeer goed welke volgende stappen nu gezet moeten worden. Zonder twijfel moeten de betrekkingen met de buurlanden worden verbeterd, waarbij in het bijzonder alles moet worden gedaan om het naamconflict met Griekenland op te lossen. Ik heb voor het verslag gestemd omdat het een evenwichtig beeld geeft van alle aspecten.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Gelet op de duidelijke vooruitgang die Macedonië heeft geboekt heb ik voor de ontwerpresolutie gestemd.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Tijdens de vorige zittingsperiode was ik lid van de delegatie voor de relaties met Macedonië (de Voormalige Joegoslavische Republiek) en heb het land ook bezocht. Daarom ben ik heel gelukkig met de resultaten die dit land heeft bereikt. Voor Macedonië was 2009 een geslaagd jaar. De EU heeft de visumplicht opgeheven, hetgeen met name de contacten tussen onze burgers ten goede komt. Vorig jaar heeft Macedonië de grenslijn met Kosovo getrokken en de relaties met Griekenland verbeterd. In de resolutie over de vooruitgang die Macedonië in 2009 heeft geboekt bij het vervullen van de criteria voor lidmaatschap van de EU wijzen we op het feit dat de regering van dit land meer aandacht moet besteden aan de problemen van de etnische minderheden en moet streven naar meer transparantie in de media. We doen een beroep op de instellingen van de EU om te helpen bij het bijleggen van het geschil tussen Skopje en Athene over de naam van de Macedonische staat.
Bovendien hebben we de Raad van de EU gevraagd om ermee in te stemmen dat de besprekingen over toetreding van Macedonië in maart worden geopend. Het is ook te danken aan de grote aantrekkingskracht van de EU dat Macedonië in 2009 zo veel vooruitgang heeft geboekt. Het leidt geen twijfel dat het vooruitzicht op lidmaatschap van de EU voor Macedonië een reden is om grote hervormingen door te voeren. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd, die lof voor de hervormingen maar ook een routekaart voor de verdere vooruitgang bevat.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik steun de ontwerpresolutie over het voortgangsverslag betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
Ik ben het volledig eens met de opzet van de resolutie, waarin de aanbeveling van de Commissie wordt verwelkomd en steun wordt uitgesproken voor het openen van onderhandelingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ik ben er namelijk van overtuigd dat dit een uiterst belangrijke stap vooruit is voor de ontwikkeling van dit land en voor de stabiliteit van een regio die cruciaal is voor de belangen van de Europese Unie.
Andrew Henry William Brons (NI), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij van stemming onthouden over de voortgangsverslagen betreffende Kroatië en Macedonië. Ik heb dat niet gedaan omdat ik vind dat een van deze landen ongeschikt zou zijn voor lidmaatschap van de Europese Unie. Het zou nauwkeuriger zijn te zeggen dat voor mij de EU als organisatie ongeschikt is voor deze landen om er lid van te worden. Lidmaatschap van de Europese Unie gaat immers gepaard met een ingrijpende overdracht van soevereiniteit en een onwenselijke inmenging van de Europese wetgeving in het dagelijks leven. Dit is in toenemende mate funest voor de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en zelfs de vrijheid van denken. Beide landen hebben zich onafhankelijk weten te maken van de Joegoslavische Federatie en zijn nu bereid hun soevereiniteit in te leveren bij de Europese Unie.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor goedkeuring van het voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije gestemd. Hoewel de toetredingsonderhandelingen met Turkije op 3 oktober 2005 zijn begonnen, is er tot nu toe erg weinig vooruitgang geboekt. Het Europees Parlement is van mening dat Turkije nog altijd niet voldoet aan de politieke criteria van Kopenhagen. Er zijn ingrijpende constitutionele hervormingen nodig om meer respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te garanderen. De Europese Commissie merkt op dat Turkije in 2009 enige vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de politieke hervormingen, zij het zeer beperkt. De situatie in Turkije is verbeterd als het gaat om de vrijheid van meningsuiting in minderheidstalen.
Ik ben van mening dat de Europese Unie de dialoog met Turkije moet voortzetten en open tegenover dit land moet staan. Turkije is uiterst belangrijk voor Europa, zowel wegens de economische en politieke banden als wegens de energiezekerheid van de Europese Unie. Mijn land wil het partnerschap met Turkije ontwikkelen in het kader van de Synergie voor het Zwarte Zeegebied en van de nabuurschapsprogramma’s van de Europese Unie.
Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Ik heb uiteindelijk tegen de resolutie gestemd, omdat er na amendering in de commissie Buitenlandse Zaken en in de plenaire vergadering een tekst uit de bus is gekomen die uitgaat van het EU-lidmaatschap van Turkije. Het was beter geweest te benadrukken dat de onderhandelingen een 'open einde' kennen, wat de weg vrijmaakt voor meer realistische alternatieven zoals een bevoorrecht partnerschap. Het is immers zonneklaar dat Turkije niet voldoet aan de voorwaarden om toe te treden tot de EU, en dat dit over 10, 15 of 20 jaar ook niet het geval zal zijn.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb besloten mij bij de eindstemming over de resolutie over het voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije van stemming te onthouden.
Terwijl in de resolutie het vermogen van dit land om te voldoen aan de plichten die toetreding tot de EU met zich meebrengt, kritisch worden beoordeeld, wil ik met mijn onthouding een nog voorzichtiger oordeel uitdrukken.
De huidige situatie in Turkije met betrekking tot de democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten en de rechten van minderheden is nog ver verwijderd van de Europese normen. Ik duid met name op het Turkse kiesstelsel waarmee geen pluralisme wordt gewaarborgd, op de wetgeving over de opheffing van politieke partijen, op de inmenging van de militaire macht in het politieke leven, op de problemen van de Koerden en de constante beperkingen van de rechten van minderheden, op de godsdienstvrijheid en de persvrijheid. Dit zijn voor ons essentiële waarden en beginselen die de fundamenten van het Europese integratieproces vormen.
De toetreding van dit land tot de Unie zou weliswaar aanzienlijke economische voordelen met zich mee kunnen brengen, vooral voor onze ondernemingen, maar toch ben ik van mening dat de eerbiediging van de criteria van Kopenhagen een prioritaire voorwaarde is waar de Unie streng op moet toezien.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is volkomen begrijpelijk dat de politieke, economische en culturele elites van Turkije lidmaatschap van de EU ambiëren. Het is echter wel zo dat de waarden en regels die aan ons optreden ten grondslag liggen welbekend zijn – we kunnen ze niet veranderen om het iedereen mogelijk maken tot de Unie toe te treden. De kandidaat-landen zullen deze waarden en regels moeten aanvaarden en ze uiteindelijk, na toetreding, in praktijk moeten brengen, maar pas dan. Tijdens de nu al vrij lang durende onderhandelingen met de EU is bij het Turkse volk echter de indruk ontstaan dat men ze tot het schenden van eigen – in praktijk niet eens werkelijk gevolgde – zeden en gewoonten aanzet. En waarom? Zelfs als de politici het met elkaar eens werden, zou Turkije daarna via de referenda, die hoe dan ook in de lidstaten gehouden zullen worden, het recht op toetreding worden ontzegd.
Turkije is een bevriend land, met een zeer rijke cultuur en geschiedenis. Het is onze partner binnen de NAVO en verdient het dus als zodanig te worden behandeld. Ik zou daarom willen voorstellen om nu, ook al is het rijkelijk laat, een referendum in Turkije te organiseren om de mensen te vragen of ze onze waarden en beginselen (er)kennen en aanvaarden, of dat ze er de voorkeur aan geven onderhandelingen van start te laten gaan over een nieuw en verder uitgewerkt speciaal partnerschap.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over het voortgangsrapport 2009 betreffende Turkije gestemd, omdat ik geloof dat het in het belang van zowel de EU als Turkije is om de toetredingsprocedure voort te zetten. Ik geloof dat de EU haar beloften jegens Turkije gestand moet doen. En Turkije moet zich ertoe verbinden het nu gevoerde hervormingsproces voort te zetten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Turkije voldoet nog lang niet aan de criteria die het op de Top van Kopenhagen heeft aanvaard. Het lijkt er niet alleen op dat dit land zich een geringere inspanning getroost om dat doel te bereiken maar we krijgen zelfs de indruk dat de wil om aan de Kopenhagen-criteria te voldoen afneemt.
2009 was is dat opzicht een moeilijk jaar, in de zin dat het nu duidelijk is geworden dat er nog steeds een enorme kloof bestaat tussen Turkije en de lidstaten van de Europese Unie als het gaat om kwesties die betrekking hebben op onder andere de politiek, het recht, de mensenrechten en de vrijheid van vereniging, uitdrukking en informatie.
Hoe de betrekkingen tussen de EU en Turkije zich verder ook mogen ontwikkelen, ik hoop dat ze via een dialoog en doeltreffende samenwerking zullen convergeren en dat Turkije met het oog op zijn eigen belangen zal blijven kiezen voor vrijheid en democratie volgens Westers model.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het EU-lidmaatschap van Turkije heeft niet alleen een politieke, economische en sociale dimensie. Het zou namelijk ook een enorme uitdaging inhouden voor beide zijden en daarbij een grote symbolische betekenis hebben als brug tussen Oost en West. De Europese Unie wordt overal ter wereld gezien als een voorbeeld van economische ontwikkeling, een multiculturele regio die respect voor minderheden aanmoedigt en gelijke rechten voor iedereen bevordert, ongeacht geslacht, ras, religie of etnische afkomst. Dat zijn de onvervreemdbare waarden van de Europese integratie. Ze vertegenwoordigen een mogelijkheid voor het Turkse volk en kunnen bijdragen aan een vreedzame verdieping van de etnische en culturele verscheidenheid van dit land. Toch blijft het toetredingsproces maar voortslepen zonder dat er werkelijke vorderingen worden gemaakt. Ik wijs er in dit verband op dat het formele lidmaatschapsverzoek al in 1987 is gedaan, en de onderhandelingen in 2005 zijn begonnen.
De doeltreffendheid van dit hele proces is van dien aard dat ik het volgens mij nu cruciaal is geworden dat we prioriteit gaan geven aan het bevorderen van een referendum in Turkije, om de mensen van dit land een gelegenheid te geven zich duidelijk uit te spreken over de aanvaarding van een volwaardig EU-lidmaatschap, met al de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de maatschappelijke en culturele waarden. Ze mogen dan ook aangeven dat ze eventueel de voorkeur geven aan een verder uitgewerkt partnerschap met de EU.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Mijn stem tegen dit voortgangsverslag betekent niet dat ik tegen Turkije ben. De bevolking van Turkije dient op geen enkele wijze te worden buitengesloten. Ik keur echter de opgedrongen euroliberale voorwaarden af waar zowel de EU-lidstaten als de kandidaat-lidstaten aan zijn onderworpen. Het economische aspect van de criteria van Kopenhagen en de verplichte liberalisering van de markt brengen de sociale verworvenheden van de kandidaat-lidstaten in gevaar. Ik steun de toetreding van nieuwe lidstaten alleen wanneer de EU ervoor zorgt dat regionale integratie in het voordeel werkt van alle burgers die erbij betrokken zijn en niet in het belang is van het kapitaal dat tegenwoordig de scepter zwaait en de Europese Unie een integratiekader geeft waar de burgers geen controle over hebben.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn bedenkingen bij een EU-lidmaatschap van Turkije. Dit land blijft immers een deel van Cyprus bezetten en weigert de havens en vliegvelden van die regio open te stellen. De rechten van politieke, religieuze en etnische minderheden worden geschonden, vrouwen worden gediscrimineerd, politieke partijen worden van deelname aan het politieke proces uitgesloten, en wetten die de jurisdictie van de militaire rechtbanken beperken zijn ingetrokken. En dat zijn nog maar een paar voorbeelden. Er zijn ook andere principiële kwesties. Het grootste deel van Turkije behoort geografisch gezien niet tot Europa. Turkije heeft een islamitische identiteit die sterk afwijkt van de joods-christelijke identiteit van de meeste Europese landen. Strategisch gezien zou het voor de EU problematisch zijn om een grens met Iraaks Koerdistan te hebben. Het seculaire karakter van Turkije wordt uitsluitend door de militairen gegarandeerd. Tot slot zouden migratiestromen uit wat dan het volkrijkste land van de EU zou zijn, verstoringen op de arbeidsmarkt teweegbrengen. Dat alles wil overigens niet zeggen dat we de inspanningen die Turkije zich de afgelopen twee jaar heeft getroost om aan bepaalde door de EU opgelegde criteria te voldoen niet erkennen. Wij zijn wel degelijk ook bereid om te erkennen dat dit land binnen de NAVO een onvervangbare rol speelt. Misschien is het wel veel beter om Turkije een geprivilegieerde en preferentiële partnerschapstatus te verlenen, in plaats van dit land valse hoop op lidmaatschap te geven. Dat laatste is onder de huidige voorwaarden en omstandigheden nauwelijks denkbaar.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb mij onthouden van stemming over resolutie B7-0068/2010 over het jaarverslag 2009 betreffende de door Turkije bereikte voortgang met het oog op toetreding, omdat ik van mening ben dat Turkije een bijzonder negatieve rol speelt in de onderhandelingen tussen de president van de Republiek Cyprus en de vertegenwoordiger van de Turks-Cypriotische gemeenschap. Turkije leeft de resoluties van de Verenigde Naties niet na en schendt het internationale recht: het heeft 40 000 soldaten gelegerd in het noordelijk deel van Cyprus, de stad Famagusta wordt nog steeds omsingeld en bezet gehouden door Turkse troepen, en Turkije stuurt nog steeds kolonisten naar het noordelijk deel van het eiland.
Naar mijn mening zou de Europese Unie die onderhandelingen van nabij moeten volgen en Turkije een ondubbelzinnige boodschap moeten sturen: als dat land bij zijn huidige standpunt blijft, zal het nooit tot de Europese Unie kunnen toetreden, daar het het grondgebied bezet houdt van Cyprus, een lidstaat van de Europese Unie. De volledige terugtrekking van de Turkse troepen uit de Republiek Cyprus en de teruggave van de stad Famagusta zijn een voorwaarde sine qua non voor de opneming van Turkije in de Europese Unie.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Turkije heeft zich grote inspanningen getroost om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen. Er is aanzienlijk vooruitgang geboekt om te voldoen aan de normen van de markteconomie. Als we het echter hebben over veranderingen op het gebied van politiek, democratie of mensenrechten, dan is de uitvoering, ondanks de vele nieuwe wetgeving, niet zo succesvol geweest. Ook hiervoor is begrip op zijn plaats, aangezien dit een verandering in maatschappijbewustzijn vergt, en dat kost nu eenmaal veel tijd. Niettemin behoort te worden tegemoet gekomen aan Europese normen op het gebied van mensenrechten, vrouwenrechten en de behandeling van gevangenen en nationale en religieuze minderheden.
Sommige tegenstanders van de opneming van Turkije laten zich leiden door motieven die inhoudelijk geen verband houden met de zaak zelf, en andere door angst dat een groot land als Turkije grote invloed zal hebben op Europese besluitvorming, omdat volgens het Verdrag van Lissabon de stemrechten van elke lidstaat afhangen van de omvang van de bevolking. Het Turkse lidmaatschap zal zeker een zware last leggen op de Europese begroting, maar daarbij moet worden bedacht dat het een grote markt betreft, wat belangrijk is voor de Unie. Turkije is een belangrijk lid van de NAVO en een belangrijke bondgenoot van de VS en veel andere lidstaten van de EU. Het is ook een grondgebied waarover energiebronnen naar Europa kunnen worden vervoerd.
Laten we tot slot niet vergeten dat Turkije een brug zou kunnen vormen voor zowel een interreligieuze als een culturele en zelfs macroregionale dialoog. De aanwezigheid van Turkije in de Unie zou kunnen bijdragen tot de stabilisering van dit grote en belangrijke gebied in de wereld. Turkije moet begrijpen dat het zijn verleden niet kan veranderen. Fouten moeten worden toegegeven. Dan is het ook gemakkelijker om met je buren te leven en er goede betrekkingen mee op te bouwen.
Renate Sommer (PPE), schriftelijk. − (DE) In tegenstelling tot de Commissie en de Raad heeft het Europees Parlement een duidelijke taal gevonden die de talrijke problemen in en met Turkije duidelijk benoemt. Het verbod op de pro-Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving (DTP) is een aanval op de democratie, die sowieso nog in de kinderschoenen staat, en in het bijzonder op de Koerdische minderheid, die niet minder dan 20 procent van de bevolking uitmaakt. Het feit dat het gaat om het 27e partijverbod binnen tien jaar maakt duidelijk hoe Turkije democratie interpreteert. De binnenlandse verscheurdheid van het land wordt opnieuw duidelijk door de intrekking van de wet inzake de beperking van de bevoegdheden van militaire rechtbanken. Zodra de Turkse regering een kleine concessie tegenover de EU doet, wordt de regering door de nationalistische oppositie geblameerd.
Bijna overal heerst stilstand en achteruitgang: met represailles tegen onwelgevallige journalisten en media probeert de Turkse regering kritiek in de kiem te smoren. Bij de vrijheid van godsdienst wordt met twee maten gemeten: de premier wil het hoofddoekjesverbod en de leeftijdbeperking voor Koranscholen opheffen, maar tegelijkertijd discrimineert en intimideert hij religieuze minderheden doorlopend. Dit zijn verontrustende ontwikkelingen. In deze context is het niet verbazingwekkend dat het hoofd van de Turkse onderhandelaars, de heer Bagis, onze resolutie en daarmee ook onze democratische besluitvormingsstructuren niet serieus neemt. Turkije laat overduidelijk zien dat het nog generaties van de EU verwijderd is.
Ernst Strasser (PPE), schriftelijk. − (DE) Essentiële voorwaarden voor de voortzetting van de onderhandelingen met Turkije zijn de volledige omzetting van het Ankara-protocol en de erkenning van de EU-lidstaat Cyprus.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het toetredingsverzoek van Turkije is gestrand in een eindeloos proces waarvan de uitkomst nog verre van duidelijk is. Turkije heeft beloofd hervormingen door te voeren, goede betrekkingen met de buurlanden te onderhouden en gestaag te werken aan overneming van het communautair acquis. Om te voldoen aan de bij de Top van Kopenhagen vastgelegde criteria en om de wetgeving, het kiessysteem en het rechtsstelsel op niveau te krijgen zal Turkije echter nog veel meer moeten doen.
De vooruitgang bij de hervormingen zijn in 2009 tot een halt gekomen, en zaken als de onwil om havens en vliegvelden op Cyprus open te stellen zullen beslist gevolgen hebben voor de onderhandelingen. Ook het besluit van het Turks constitutioneel hof om de pro-Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving te verbieden en de wetgeving ter beperking van de rechtsmacht van militaire rechtbanken te herroepen, zullen het toetredingsproces vertragen.
Zoals de resolutie stelt, zijn hervormingen dringend gewenst. In deze omstandigheden moet meer worden gedaan om aan de criteria voor toetreding te voldoen en daarom is het idee om een referendum te organiseren beslist op zijn plaats. Via dat referendum zou het Turkse volk worden gevraagd of het bereid is de Europese waarden en beginselen te erkennen en te aanvaarden, of dat het de voorkeur geeft aan een nieuw en uitgebreid, bijzonder partnerschap met de EU.