Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/0106(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0016/2010

Debatten :

PV 24/02/2010 - 22
CRE 24/02/2010 - 22

Stemmingen :

PV 25/02/2010 - 7.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0034

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 25 februari 2010 - Brussel Uitgave PB

9. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de mondelinge stemverklaringen.

 
  
MPphoto
 

  Zoltán Balczó (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u vragen een pauze van twee minuten in te lassen terwijl mensen de ruimte verlaten? Of van een minuut?

 
  
 

Verslag-Vălean (A7-0016/2010)

 
  
MPphoto
 

  Zoltán Balczó (NI). (HU) Het doel van de verordening is positief: het verzamelen van gegevens in de lidstaten over energie-infrastructuur, deze gegevens ordenen en op communautair niveau toegankelijk maken voor de economische spelers. Zo wordt er – zeer terecht – ingegrepen in de werking van de markt. Het Parlement heeft echter een voorstel aangenomen dat hier lijnrecht tegenover staat en ziet dit bovendien als het politieke doel van de verordening. Ik citeer: elke maatregel op EU-niveau moet neutraal zijn en mag niet leiden tot ingrijpen in de werking van de markt. De meerderheid van het Parlement heeft niets geleerd van de financiële en economische crisis. Het komt onveranderd op voor neoliberale dogma’s en zelfs op een strategisch terrein als dit vertrouwt het nog op de zelfregulering van de markt. Dit is onaanvaardbaar en daarom heb ik tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, een functionerende infrastructuur in de Europese Unie is een doorslaggevende factor voor een redelijke ontwikkeling van de welvaart. Naast voedselvoorziening en een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid speelt energiebeleid een cruciale rol. Alleen al om deze reden is het essentieel voor het Europees Parlement om niet alleen deel te nemen aan de discussie, maar ook om het recht van medebeslissing te hebben. Daarom verzoek ik de Commissie om een einde te maken aan haar blokkadebeleid en het Parlement het recht van medebeslissing te geven.

 
  
MPphoto
 

  Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het heel kort houden. Dit hele idee is volkomen juist. Ik ben vooral blij met de nadruk op het ecologische aspect. Nu we hier toch over praten, lijkt het me verstandig om consequent te zijn. Deze kwesties in verband met ecologie en milieubescherming waren immers de voornaamste feitelijke argumenten die ten grondslag lagen aan het verzet tegen het idee van de noordelijke gaspijpleiding. Deze zeer terechte, praktische en wetenschappelijk onderbouwde argumenten zijn van tafel geveegd omdat politieke redenen de overhand hebben genomen. Als we dit project steunen, moeten we mijns inziens in het achterhoofd houden dat er in de politiek geen plaats is voor hypocrisie. In het geval van de noordelijke gaspijpleiding zijn talrijke EU-lidstaten en veel van de fracties in dit Parlement dit principe uit het oog verloren.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD).(SK) Begin 2009 werd duidelijk dat de Europese Unie en de lidstaten niet in staat waren elkaar te hulp te schieten in geval van een stagnatie van de toevoer van elektriciteit of gas. Het bleek dat de stroomdistributienetten van west en oost niet op elkaar aansluiten, afwijkende parameters hebben en niet compatibel zijn.

Het is dan ook een goede zaak dat lidstaten en netwerkbeheerders essentiële gegevens over hun leveringscapaciteit aan de Europese Commissie doorgeven, die hiermee de tekortkomingen van de netwerken en van het Europese energiezekerheidsbeleid in kaart kan brengen en afzonderlijke lidstaten kan informeren over de reservecapaciteit in hun energiesystemen. Zo bezien denk ik dat we het voorstel van de Raad en de Commissie voor het verstrekken en verzamelen van gegevens op energiegebied in het belang van de Europese Unie moeten steunen.

 
  
  

Ontwerpresolutie RC-B7-0116/2010

 
  
MPphoto
 

  Viktor Uspaskich (ALDE).(LT) Ik spreek met nadruk mijn waardering uit voor het feit dat Oekraïne democratische verkiezingen houdt en het volk de gelegenheid geeft zijn vrije wil te uiten. Ik ken het land goed en merk dat niet alleen de regering, maar de maatschappij zelf doelbewust de weg naar democratie en democratische instellingen bewandelt. Ik koester tevens de hoop dat deze verkiezingen Oekraïne nog dichter bij de Europese Unie brengen en misschien zelfs een brug voor de samenwerking tussen de EU en Rusland vormen. Ten slotte verheug ik mij in het vooruitzicht dat weldra de eerste voormalige lidstaat van de Sovjet-Unie een regeling inzake visumvrij verkeer met de Europese Unie zou kunnen treffen.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de resolutie over de situatie in Oekraïne is een evenwichtige tekst die een objectief beeld geeft van de realiteit. Wij kunnen Oekraïne nu alleen maar succes wensen bij het overwinnen van zijn economische problemen en van de zeer diepe maatschappelijke verdeeldheid over de geopolitieke toekomst van het land.

Ik zou ook de aandacht willen vestigen op het besluit van de aftredende president Joesjtsjenko om Stepan Bandera de titel van 'Nationale Held van Oekraïne' toe te kennen, evenals op het decreet dat twee nationalistische organisaties, de Organisatie van Oekraïense Nationalisten en het Oekraïense opstandelingenleger, als medestanders in de strijd voor de onafhankelijkheid van Oekraïne erkent. Zowel Stepan Bandera als de twee bovengenoemde organisaties hebben zich in de jaren veertig van de vorige eeuw in delen van het huidige West-Oekraïne schuldig gemaakt aan etnische zuiveringen en wreedheden tegen de Poolse bevolking. De nationalisten hebben destijds 120 000 Polen vermoord. Hoewel ik Oekraïne het allerbeste toewens, hoop ik dat de verheerlijking van dit extreme en misdadige nationalisme zal worden veroordeeld.

 
  
MPphoto
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het genoegen gehad om voor het Europees Parlement als waarnemer op te treden tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Oekraïne. Ik kan u verzekeren dat het Oekraïense volk voor dit examen is geslaagd. De verkiezingen zijn op een erg transparante en democratische manier verlopen, ondanks de wijzigingen die op het allerlaatste moment in de Oekraïense kieswet zijn doorgevoerd.

Oekraïne heeft vandaag behoefte aan politieke, administratieve en economische stabiliteit. Het is daarom niet alleen van belang dat we de democratische keuze van de Oekraïense bevolking eerbiedigen, maar ook dat we het land steunen en dat we spoed zetten achter de maatregelen die Oekraïne in staat zullen stellen om de bestaande problemen te overwinnen. De Europese Unie zou een duidelijk signaal moeten afgeven dat de deur voor toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie openstaat. Als de Europese Unie daadwerkelijk geïnteresseerd is in dit land, zou als een eerste stap op weg naar EU-lidmaatschap de visumplicht voor Oekraïense burgers moeten worden afgeschaft. Ik hoop dat de goedkeuring van de resolutie van vandaag ertoe zal leiden dat er vaart wordt gezet achter de werkzaamheden die tot doel hebben om deze ideeën in praktijk te brengen. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het genoegen gehad om als waarnemer op te treden bij de presidentsverkiezingen in Oekraïne, zowel tijdens de eerste als tijdens de tweede ronde, net als enkele jaren geleden overigens. Ik zou willen zeggen dat we Oekraïne als een partner moeten behandelen en dat we ons in geen geval mogen bemoeien met de politieke voorkeuren van de Oekraïense kiezers. De uitspraak die een van de leiders van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, een liberaal, hier gisteren heeft gedaan – namelijk dat de nieuwe president pro-Russisch zal zijn – was mijns inziens volstrekt overbodig. De nieuwe president van Oekraïne komt tijdens zijn eerste buitenlandse reis sinds zijn aantreden naar Brussel. Wij moeten de Oekraïense politici op hun daden beoordelen, niet op basis van de een of andere verklaring die ze misschien ooit hebben afgelegd. Oekraïne zou een politieke partner moeten zijn en wij zouden de weg voor toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie moeten vrijmaken. Ik ben erg ingenomen met de aankondiging van de nieuwe president dat hij van plan is om het decreet waarnaar de heer Kalinowski heeft verwezen te annuleren. Het gaat immers om een schandelijk decreet waardoor een man aan wiens handen het bloed van vele duizenden Polen kleeft als nationale held van Oekraïne wordt erkend.

 
  
MPphoto
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL).(EL) Voorzitter, ik heb tegen de ontwerpresolutie gestemd, ten eerste omdat ik meen dat hiermee wordt getracht zich te mengen in de interne aangelegenheden van Oekraïne en omdat er tegenstrijdigheden in staan. Vanuit dat oogpunt is de ontwerpresolutie onaanvaardbaar.

Ten tweede meen ik dat de Oekraïense bevolking alleen maar te lijden zal hebben van deelname aan de Europese Unie. De betreffende resolutie maakt hiervoor de weg klaar en uiteraard zullen er gedurende dat proces ook hervormingen plaatsvinden, zoals dit ook in zo veel andere landen gebeurde.

Ten derde: één van de belangrijkste redenen dat ik tegen de ontwerpresolutie heb gestemd is dat er wordt gerefereerd aan Bandera. Dat de resolutie aan hem refereert is een goede zaak. Deze vergadering en de Europese Unie dragen enorme verantwoordelijkheden als dergelijke fenomenen zich voordoen, niet alleen in Oekraïne maar ook in andere landen, zoals in de Baltische staten, zoals u natuurlijk weet. De verantwoordelijkheid van de Europese Unie en het Europees Parlement is werkelijk enorm vanwege het feit dat we nu zijn aanbeland op een punt waar oorlogsmisdadigers worden vervolgd.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD).(SK) Er heeft een politieke machtswisseling in Oekraïne plaatsgevonden, maar voor de bevolking van het land is er niets veranderd. De mensen mogen er arm zijn, ze leven wel in een land dat over een enorme rijkdom en een ontzaglijk potentieel beschikt.

Vanuit die overweging lijkt mij dat de Europese Unie de dialoog met Oekraïne voort moet zetten en op intensivering van die dialoog moet aandringen. Het land heeft werkelijk hulp van de EU nodig. Het zijn vooral de mensen, niet de politici, die deze hulp nodig hebben en samenwerking tussen Oekraïne en de EU zou niet alleen in een bijzonder hecht partnerschap kunnen resulteren, maar ook in zeer nauwe samenwerking en een krachtige impuls voor de economie. Ik zou willen dat wij op dit terrein meer initiatief toonden.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het sovjetcommunisme was de moordzuchtigste ideologie die onze soort ooit heeft uitgevonden. Het is empirisch bewezen dat als gevolg van die ideologie meer mensen zijn vermoord dan in enig ander politiek systeem, en Oekraïne heeft daar onevenredig zwaar onder geleden.

Helaas duurt deze tragedie nog voort. Oekraïne betekent, naar ik begrijp, ‘grens’ of ‘rand’, en in dit geval is het als een grens tussen twee grote blokken, waarbij de scheidslijn tussen slavofielen en aanhangers van de westerse cultuur in het land weerspiegeld wordt in de rivaliserende ambities van de naburige grootmachten.

Op welke manier kunnen we dat land het best helpen? We zouden kunnen aanbieden onze markten te openen. De Oekraïners zijn een goed opgeleid en vlijtig volk, maar ze hebben betrekkelijk lage kosten en een betrekkelijk concurrerende export. Als we hun volledig toegang verschaften tot een Europese douane-unie, zouden we hun kwaliteit van leven aanzienlijk verhogen.

Maar wat doen we in plaats daarvan? We zadelen hen op met meer bureaucratie, we bouwen capaciteit op, we proberen ze in te passen in de samenwerkingsstructuren van de Europese Unie. Daar vragen ze niet om! Ze willen onze aalmoezen niet. Het enige wat ze willen is een kans om hun producten te verkopen.

 
  
  

Verslag-Vălean (A7-0016/2010)

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het ligt in de aard van de mens om, als er iets onverwachts gebeurt, te proberen de feiten te laten passen in zijn eigen wereldbeeld. Psychiaters hebben daar een mooie uitdrukking voor: zij noemen dat ‘cognitieve dissonantie’. Bijvoorbeeld: als mensen in een referendum ‘nee’ stemmen, dan is de reactie in dit Parlement dat de mensen juist meer Europa wilden – dat ze ‘nee’ stemden omdat het voorstel niet voldoende federalistisch was.

Precies zo is het met de huidige economische crisis. We zitten in een crisis doordat we geen geld meer hebben. We hebben alles uitgegeven, we hebben de schatkisten geplunderd, we hebben onze kredieten opgemaakt, maar nu doet dit Parlement een duit in het zakje en zegt dat we meer moeten uitgeven. Dat we meer Europese infrastructuurprojecten moeten hebben, en een groter budget.

Mijnheer de Voorzitter, dat is nog een dosis van het medicijn dat de ziekte veroorzaakt heeft. Al vanaf de jaren zeventig hebben we kunnen zien waar dat toe leidt. Het leidt tot een verlaging van het BBP, het leidt tot werkloosheid, het leidt tot stagnatie en het leidt ertoe dat dit deel van de wereld steeds verder achterloopt op zijn rivalen.

 
  
  

Ontwerpresolutie RC-B7-0123/2010

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de resolutie gesteund en ik wil als een van de opstellers van dit document graag een paar opmerkingen maken over het verslag-Goldstone – het onderwerp van deze resolutie.

Het verslag-Goldstone toont opnieuw aan dat onderzoek door de strijdende partijen zelf bijna nooit onpartijdig en objectief is. In het verslag wordt behoorlijk expliciet gezegd dat geen van beide partijen voldoende en doeltreffend onderzoek heeft gedaan naar beweerde schendingen van het oorlogsrecht door haar strijdkrachten.

Bovendien mogen we er blij mee zijn dat het verslag onlangs is gereviseerd en minder controversieel gemaakt, met minder bittere taal. Daardoor is het gemakkelijker te accepteren.

De belangrijkste les die we hieruit moeten trekken is dat we moeite moeten doen de Europese Unie meer bij het proces te betrekken, niet alleen waar het gaat om onderzoek naar vermeende misdaden, maar ook proactief en preventief als partij bij het Midden-Oostenkwartet.

 
  
MPphoto
 

  Martin Kastler (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens een deel van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en vooral namens mijn collega Elmar Brok wil ik zeggen dat wij gechoqueerd zijn dat het Parlement vandaag het amendement heeft verworpen waarmee christenen en andere religieuze minderheden in dit verslag zouden zijn opgenomen. Ik vind het echt schandelijk dat wij, hoewel wij ons constant uitlaten over mensenrechtenkwesties, het niet de moeite waard vinden om delen van de bevolking te beschermen die worden vervolgd vanwege hun religieuze achtergrond. Het is heel erg jammer dat we het amendement dat gaat over een onderwerp dat van groot belang is voor de toekomst van de wereld, niet hebben kunnen aannemen. Als we niet in staat zijn om minderheden te beschermen om wat voor reden dan ook, hebben we niet langer het recht om te claimen dat het Europees Parlement het bolwerk is van de mensenrechten, van grondrechten en van deze strijd in de hele wereld. Ik heb tegen het verslag gestemd, omdat religieuze minderheden niet buitengesloten mogen worden.

 
  
MPphoto
 

  Sari Essayah (PPE). (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals de heer Kastler zojuist zei, had onze fractie heel graag apart willen stemmen over dit punt met betrekking tot religieuze minderheden, maar helaas was de meerderheid in het Parlement het daar niet mee eens.

Wij moeten beseffen dat het verdedigen van de rechten van religieuze minderheden net zo belangrijk is als het verdedigen van welke andere minderheden dan ook.

De Europese Unie moet ingrijpen in het werk van de VN-Commissie voor de rechten van de mens, omdat zij momenteel totaal verlamd en partijdig is en niet langer wereldwijd vertrouwen geniet.

Het verslag-Goldstone is slechts een voorbeeld van de wijze waarop het Internationaal Hof van de VN is gekaapt om verschillende antisemitische doelen na te streven. Momenteel hebben 21 van de 25 uitspraken van het Hof over individuele landen betrekking op Israël, alsof dat land de grootste schender van de mensenrechten ter wereld zou zijn. De Europese Unie moet ingrijpen in het werk van de VN-Raad voor de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, na het einde van de Koude Oorlog hebben de tweehonderd landen die samen de Verenigde Naties vormen, een revolutionaire nieuwe doctrine opgelegd gekregen. De gedachte heeft namelijk postgevat dat wetten niet voort moeten komen uit nationale wetgevende lichamen, die in zekere zin verbonden zijn met de bevolking van de betreffende landen, maar dat ze opgelegd moeten worden door een internationale technocratie van rechtsgeleerden die alleen verantwoording aan hun eigen geweten hoeven af te leggen.

Daarmee herroepen we een democratische ontwikkeling van driehonderd jaar. We distantiëren ons van de idee dat degenen die de wetten goedkeuren op de een of andere manier via het stemlokaal verantwoording moeten afleggen aan de rest van de bevolking en we zoeken opnieuw onze toevlucht tot de pre-moderne opvatting dat wetgevers slechts verantwoording schuldig zijn aan hun schepper of aan zichzelf.

Door gebruik te maken van het middel van de mensenrechtencodes zijn deze internationale bureaucratieën in staat over de grenzen van lidstaten heen te reiken en hun eigen wensen aan de lokale bevolking op te leggen, in strijd met de wensen van die bevolking.

Ik sluit af met een citaat van rechter Bork, de door de Democraten onder president Reagan verworpen kandidaat-rechter voor het Amerikaanse Hooggerechtshof, die zijn bijdrage aan de taal leverde met de uitspraak: “Wat we teweeggebracht hebben is een staatsgreep: eentje die langzaam en beschaafd is, maar desalniettemin een staatsgreep.”

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0118/2010

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, het onderwerp gendergelijkheid ziet zich in deze fase opnieuw geconfronteerd met een uitdaging. Door de huidige recessie loopt de vooruitgang die de afgelopen jaren door de Europese Unie is geboekt op het gebied van gendergelijkheid gevaar te worden geremd of zelfs te worden teruggedraaid.

Het effectieve beleid op het gebied van gendergelijkheid zou echter een onderdeel van de oplossing kunnen vormen voor het probleem van de aanpak van de crisis, voor de ondersteuning van het herstel en de versterking van de economie. Derhalve dient de investering in beleid dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevordert een basisstreven te worden dat door ons allen met verve wordt ondersteund, in dit moeilijke economische klimaat zelfs meer dan ooit.

 
  
  

Verslag-Maňka (A7-0017/2010)

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Wij zouden denk ik als Parlement een beetje beschaamd moeten zijn omwille van de feitelijke begrotingswijziging die wij zopas in dit verslag hebben goedgekeurd. Het is toch maar zo dat ongeveer alle Europese landen kreunen onder een enorme financiële economische crisis en dat mensen bij de vleet hun werk verliezen. Wij vinden er dan niets beters op dan onszelf fors meer middelen, meer personeel en meer kosten toe te kennen op kosten van de belastingbetaler. Iedereen weet trouwens dat die extra middelen en personeelsleden eigenlijk vooral moeten dienen om de socialisten, die bij recente verkiezingen her en der uit de boot vielen, aan een goed betaalde opvang te helpen. Dat leidde ook eerder reeds tot andere forse subsidieverhogingen, onder meer aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Het is opvallend dat wij steeds opnieuw mooie argumenten vinden om voor deze instelling nog meer uit de belastingkas te graaien. Dat is eigenlijk onaanvaardbaar in deze tijden van crisis.

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie. (PT) Ik zou willen zeggen dat de gewijzigde begroting die we net hebben goedgekeurd, ten belope van een bedrag van 13 400 000 euro, met ingang van 1 mei, dus voor een half jaar, zeer onverstandig is.

De versterking van de personele middelen van de parlementaire commissies en fracties, ten belope van een bedrag van vier miljoen euro, is te verantwoorden omdat het Verdrag van Lissabon nieuwe wetgevende eisen stelt aan het Parlement. Maar het budget van de Parlementsleden om assistenten aan te nemen met acht miljoen euro verhogen betekent dat het volgend jaar geen acht miljoen maar zestien miljoen zal bedragen, en dat is duidelijk overdreven, want volgend jaar is een nieuwe verhoging voorzien van 1 500 euro per maand voor de Parlementsleden, zodat het budget geen 16 maar 32 miljoen euro bedraagt. In deze tijden, waarin al onze landen geconfronteerd worden met enorme werkloosheid en een sociale crisis, is het niet houdbaar de middelen van de Parlementsleden te verhogen als we niet ook de moed hebben om te snoeien in de uitgaven en de onkostenvergoedingen waarop wij, als Parlementsleden, recht hebben en die allerminst allemaal volledig verantwoord zijn.

Ik kan maar niet begrijpen waarom een Parlementslid, op de dag dat hij reist, een onkostenvergoeding krijgt van driehonderd euro, én een afstandsvergoeding én een tijdsvergoeding, die volledig belastingvrij zijn. We kunnen snoeien in overbodige uitgaven en vervolgens debatteren over hoe we onze middelen voor het wetgevend werk kunnen verhogen. Als we dat niet tegelijk doen, hebben we gewoon geen respect voor de problemen van onze kiezers. Het is onze plicht om het goede voorbeeld te geven, maar vandaag geven wij het slechte voorbeeld.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij zeer dat ik het op dit punt eens ben met de heer Portas en de communistische fractie. In heel Europa, van Ierland tot Letland, doen regeringen hun uiterste best antwoorden te vinden op de financiële crisis, de kredietcrisis, door hun uitgaven te beperken, maar in dit Parlement – alleen in dit Parlement – verhogen we onze uitgaven enorm, zowel in relatieve als in absolute zin. We verhogen de emolumenten en de budgetten voor Parlementsleden en hun medewerkers.

De rechtvaardiging die daarvoor in dit verslag gegeven wordt, is heel interessant. Er wordt ons namelijk verteld dat al deze extra uitgaven nodig zijn vanwege de extra verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon. In zekere zin is dat juist, maar niet in de zin die de auteurs voor ogen hadden, denk ik. Wat we zien is dat de bureaucratie zich uitbreidt om de eisen van de bureaucratie te dienen. De voornaamste functie van het Verdrag van Lissabon is extra werk en extra inkomsten voor al die tienduizenden mensen die nu rechtstreeks of indirect van de Europese Unie afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud. De enige groep mensen die we er niet over geraadpleegd hebben, zijn de kiezers. Ik zou heel graag willen dat kwesties als deze aan de kiezers voorgelegd werden, om te zien of zij het ermee eens zijn dat wij onszelf extra middelen toekennen in een periode waarin zij allemaal de broekriem moeten aanhalen.

 
  
  

Verslag-Patrão Neves (A7-0014/2010)

 
  
MPphoto
 

  Viktor Uspaskich (ALDE).(LT) Ik verwelkom het besluit om nieuwe regels voor de visserijsector op te stellen zeer. Vissen laten zich, net als andere in het wild levende dieren, niet tot bepaalde gebieden beperken, zodat er eindeloos geredetwist zou kunnen worden over de vraag of het ene land meer doet voor instandhouding van hun soort dan het andere.

Als we recent onderzoek in onze overwegingen betrekken, waaruit blijkt dat tal van soorten nagenoeg zijn uitgestorven, wordt de noodzaak van een gezamenlijk besluit zelfs nog duidelijker – niet alleen op het niveau van de EU, maar wereldwijd. Daarom begroet ik deze stap van de Europese Unie als een goed voorbeeld voor derde landen.

Ik hoop dat zowel bedrijven die actief zijn in de visserij als lidstaten, ongeacht hun omvang, gebaat zijn bij dit besluit, dat tevens voor gezamenlijke analyse zorgt. Ik hoop ook dat dit besluit ertoe bijdraagt om uitstervende vissoorten te behouden. Daarom heeft het mijn onverdeelde steun.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vond het niet prettig dat ik vandaag tegen een verslag moest stemmen dat in aanleg veel positieve elementen voor de toekomst van onze visserij bevat.

Toch blijft het een feit dat het gemeenschappelijk visserijbeleid mijn visserijsector nog steeds in de vernieling blijft helpen.

Het voorkeursregime van Den Haag discrimineert Noord-Ierse vissers elk jaar doordat er quota van de hun toegewezen quota worden afgetrokken. Door elf jaar lang de visserijactiviteiten in de Ierse Zee tijdelijk stil te leggen, is onze witvisvloot geslonken van meer dan veertig naar slechts zes trawlers, en toch hebben we het nog steeds over overcapaciteit.

Verder is er nog het probleem van de toepassing van regels die ontwikkeld zijn voor de visserij in de Noordzee, op die in de Ierse Zee. Dat is een consequente of gemeenschappelijke benadering die geen verband houdt met de werkelijkheid. Kijkt u alleen maar eens naar de maaswijdtemeters. Daar is om bewonderenswaardige redenen overeenstemming over bereikt, maar toen Europa die regel invoerde, heeft men volstrekt verzuimd de implicaties van de overgang naar de nieuwe methode aan de visserijsector duidelijk te maken.

Daarom heb ik tegen het verslag gestemd, al put ik moed uit sommige elementen ervan.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE).(LT) Ik heb voor het verslag over het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid gestemd. Ik hoop dat het Europees Parlement met het besluit van vandaag in elk geval een kleine bijdrage geleverd heeft aan het behoud van visbestanden en van een gezond marien milieu, evenals aan de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Zoals wij in het Europees Parlement weten, is 27 procent van de vissoorten acuut met uitsterving bedreigd en als er geen vangstbeperkingen komen, zullen zij verdwijnen. We weten ook dat de visbestanden met 86 procent toe zouden kunnen nemen, als er niet op zo'n drastische manier gevist werd. Daarnaast weten we dat de populatie er bij 18 procent van de vissoorten zo slecht aan toe is, dat deskundigen aanraden de vangst ervan onmiddellijk stop te zetten.

Ik hoop ten zeerste dat de Europese Unie voldoende politieke moed opbrengt om het hervormingsbeleid niet alleen te formuleren, maar het ook uit te voeren.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst zeggen dat ik voor het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid heb gestemd, zoals onze schaduwrapporteur Carl Haglund onze fractie had geadviseerd.

Ik wil er echter op wijzen dat het zeer belangrijk is meer aandacht te besteden aan de visserij in de Europese Unie en de toestand van de wateren. Dat is momenteel een grote uitdaging. Ik ben vooral bezorgd over het feit dat wij in de Europese Unie te maken hebben met uit de hand gelopen overbevissing – wat in feite gelijkstaat aan beroving – en dat kwantiteit belangrijker is geworden dan kwaliteit.

Wij moeten nu serieuzer gaan nadenken over hoe wij visbestanden duurzaam kunnen opbouwen en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat wij ook in de toekomst nog kunnen vissen. De aandacht moet hierbij vooral uitgaan naar wilde zalm en bestanden van wilde vissoorten. Er moet een specifiek programma worden opgesteld voor het herstel van de wilde zalm.

Ik kom uit Fins Lapland. Wij willen de zalm terug in onze paairivieren en wij hebben een programma nodig om te waarborgen dat vooral bestanden wilde zalm zich kunnen handhaven en vergroten en dat zij ook in de toekomst op duurzame wijze kunnen worden gevangen.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit Parlement protesteer ik nu al elf jaar tegen de negatieve effecten van het gemeenschappelijk visserijbeleid op mijn vaderland. Krachtens internationale wetgeving viel 65 procent van de visvoorraden van het Verenigd Koninkrijk in de Noordzee onder het GVB, maar onder het quotumstelsel kregen we qua volume maar 25 procent en qua waarde maar 15 procent toegewezen.

Dat is nu een academisch argument geworden, want de vis is in feite verdwenen. Zelfs in de tijd waarin ik nu lid van dit Parlement ben, is er een rampzalige afname opgetreden van iets wat een hernieuwbare hulpbron had moeten zijn. In andere landen, waar men manieren heeft gevonden om eigendom te stimuleren, zodat de vissers gemotiveerd werden de zee als een duurzame voedselbron te behandelen, is men erin geslaagd de visstand op hetzelfde niveau te houden: in IJsland, in Noorwegen, in Nieuw-Zeeland en op de Falklandeilanden. Maar in Europa hadden we de tragedie van ‘de gemeenschappelijke hulpbron’, waarvan we zeiden dat alle schepen er gelijkelijk toegang toe hadden.

Je kunt van een schipper niet verwachten dat hij zijn boot afmeert als hij weet dat anderen de viswateren leegroven. Maar zoals ik al zei: dit is nu eigenlijk een theoretisch argument. Het is voorbij. Onze vissersboten zijn aan de grond gezet. Onze vissershavens zien er levenloos uit. Onze oceanen zijn leeg.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag-Vălean (A7-0016/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er een aantal verbeteringen wordt aangebracht in het huidige systeem, waardoor een betere rapportage over de investeringsprojecten in energie-infrastructuur in de EU wordt ondersteund. De noodzaak om het rapportagesysteem te verbeteren komt voort uit de verandering in de situatie op energiegebied. De wederzijdse energieafhankelijkheid tussen staten is toegenomen en we hebben een interne markt. Dat maakt het nodig om ook op EU-niveau instrumenten te hebben, die beslissingen over de energiesector kunnen ondersteunen.

Ik steun de wijziging op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag, zodat de verordening kan worden gebaseerd op artikel 194 van het Verdrag van Lissabon. Het doel is versterking van de rol van EU-instellingen in het energiebeleid, met name in de werking van de energiemarkt en de voorzieningszekerheid, het bevorderen van energie-efficiëntie en het ontwikkelen van nieuwe vormen van hernieuwbare energie, maar ook het ondersteunen van de interconnectie van energienetwerken.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk.(GA) Ik heb voor het verslag over investeringen in de energie-infrastructuur gestemd, omdat het erop gericht is de energietoevoer en het concurrentievermogen veilig te stellen en bijdraagt aan de strijd tegen de klimaatverandering. Dit verslag verplicht de regeringen van de Europese Unie ertoe de Commissie informatie te verstrekken over de investeringen die gedaan worden in de energie-infrastructuur, in modernisering, in een efficiëntere energieopwekking, wat de energiezuinigheid, de samenwerking en het energiebeleid binnen de Europese Unie ten goede komt. Het bestrijden van de klimaatverandering, het veiligstellen van de energietoevoer en het gebruik van hernieuwbare energie zijn zeer belangrijke opgaven binnen de Europese Unie en er zijn grotere inspanningen nodig om doeltreffende, gerichte investeringen aan te moedigen en te waarborgen. Daarnaast dient ervoor gezorgd te worden dat deze opgaven bij het energiebeleid van de Europese Unie in het middelpunt blijven staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag. Op basis van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie nieuwe bevoegdheden en zij moet ervoor zorgen dat die bevoegdheden volledig en doeltreffend gebruikt worden. Op het terrein van het energiebeleid heeft de EU meer bevoegdheden gekregen en de vorming van een gemeenschappelijke energiemarkt is een prioriteit voor de Europese Commissie. Het Europees energiebeleid kan echter niet op doeltreffende wijze gepromoot worden als er geen relevante en duidelijke informatie beschikbaar is over de bestaande en geplande infrastructuur en projecten in de Europese Unie met betrekking tot energie.

Deze nieuwe verordening is een heel belangrijk stuk wetgeving op het gebied van Europees energiebeleid en ik hoop zeer dat ze in de praktijk werkt. Het Europees energiebeleid kan niet op doeltreffende wijze gepromoot worden als er geen relevante en duidelijke informatie beschikbaar is over de bestaande en geplande infrastructuur in de Europese Unie met betrekking tot energie.

Zoals we weten, voldeden veel lidstaten onder de oude verordening niet aan de rapportageverplichtingen. Dat mag met de nieuwe verordening niet gebeuren. Als hoedster van het EU-Verdrag moet de Europese Commissie ervoor zorgen dat alle lidstaten zich aan het bepaalde in de verordening houden en alle noodzakelijke informatie over de verwachte ontwikkelingen inzake de energie-infrastructuur doorgeven.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Er kan geen sprake zijn van een coherent EU-energiebeleid tenzij de 27 lidstaten accurate, volledige gegevens kunnen leveren over de energie-investeringen die in ieder land zijn gedaan. De uitvoerende macht van de Europese Unie moet echter de vertrouwelijkheid van de door nationale instanties geleverde informatie goed in het oog houden. Het gaat namelijk om gevoelige informatie voor een zeer belangrijke markt.

De energiezekerheid in Europa is een belangrijke kwestie, maar de Commissie moet zich ervan bewust zijn dat de van iedere staat afzonderlijk verkregen informatie vertrouwelijk moet blijven, vooral als het puur commerciële informatie is. Dankzij het tweejaarlijks rapporteren over energie-investeringsprojecten kan de Europese Commissie een regelmatige analyse uitvoeren om de toekomstige ontwikkeling van het energiesysteem in de Europese Unie te voorzien. Daardoor wordt het mogelijk om tijdig maatregelen te nemen indien er zich een lacune of een probleem voordoet.

Er moet een mechanisme worden gevonden om te voldoen aan de rapportage-eisen van de Europese Commissie, terwijl bekend is dat de bepalingen van de vorige verordening inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de Europese Gemeenschap niet door alle lidstaten werden nageleefd.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio Cancian (PPE), schriftelijk.(IT) We stemmen vandaag vóór deze verordening, versterkt als we zijn door het grotere gezag dat het Verdrag van Lissabon aan het Parlement verleent bij het vaststellen van het energiebeleid. Het is zeker nuttig om een samenwerking tussen de instellingen na te streven die is gericht op het systematisch, rationeel en met vooruitziende blik plannen van de EU-bijdrage aan het ontwerp en de verwezenlijking van energie-infrastructuur: ik denk aan de mogelijke voordelen bij de programmering van de TEN-E en de start van proefprojecten voor het opslaan van CO2, die de toekomst van de energie zijn. De informatieplicht die door de verordening wordt opgelegd zou echter kunnen leiden tot een buitensporige inmenging van de politiek in de economie en zou de concurrentie kunnen ondermijnen als gevolg van de verspreiding van nieuws over de projecten. Het is daarom belangrijk om te waarborgen dat de gegevens die worden verzameld en beheerd de discretie en de activiteiten van ondernemingen beschermen. Analyses van deze gegevens zullen er zeker aan bijdragen dat het beste uit investeringen wordt gehaald. Maar de analyses moeten vergezeld gaan van concrete financiële maatregelen om dergelijke werken te ondersteunen en particuliere investeringen in de sector te bevorderen. Het “Marguerite Fund” voor energie, klimaatverandering en infrastructuur moet worden versterkt. Dat fonds is een goed en noodzakelijk initiatief, maar het moet wel worden gevuld met geld van de EU dat al in de begroting beschikbaar is en het moet worden gekoppeld aan financieringsvormen die door de Europese Investeringsbank en/of andere financiële instellingen worden gewaarborgd, zodat het op een adequate manier kan deelnemen aan het aandelenkapitaal van de individuele publiek-private partnerschappen die actief zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het Verdrag van Lissabon geeft de Europese Unie meer bevoegdheid over het energiebeleid.

Het is van fundamenteel belang dat de lidstaten samenwerken om hun burgers een efficiënter, veiliger en goedkoper energiebeleid te garanderen. Het is van cruciaal belang de nodige stabiliteit te garanderen om het risico te verkleinen dat er zich een nieuwe gascrisis voordoet tussen Oekraïne en Rusland en om zo de toevoer veilig te stellen, zoals de lidstaten van de EU en hun consumenten verwachten.

Energie is een van de voornaamste prioriteiten op de Europese agenda. Het energie- en klimaatpakket is bedoeld om het concurrentievermogen van de Europese industrie te verhogen in een wereld waar steeds meer beperkingen gelden op het gebied van koolstofemissies.

Mede door de huidige wet- en regelgeving betreffende investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de Europese Unie zal de markt transparanter en meer voorspelbaar worden. Zo ondersteunen we onze bedrijven en creëren we een gunstig concurrentieklimaat.

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE), schriftelijk. (EN) Als de Europese Commissie doeltreffend haar taken op het gebied van het Europese energiebeleid wil kunnen uitvoeren, moet zij goed geïnformeerd worden over alle ontwikkelingen in die sector. Dat is een van de redenen dat ik besloten heb voor dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96, omdat het de Commissie in staat stelt deze infrastructuur op te volgen en eventuele problemen, meer bepaald milieuproblemen, te zien aankomen. Daarom is het belangrijk de nadruk te leggen op het belang van de milieueffectbeoordeling van projecten met betrekking tot energie-infrastructuur, zodat de bouw en de ontmanteling ervan duurzaam zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Gelet op het belang van een geïntegreerd energiebeleid, niet alleen om de klimaatverandering te bestrijden en de uitstoot van CO2 te verminderen, maar ook om ervoor te zorgen dat Europa energie-efficiënt is en minder afhankelijk is voor de toevoer van energie, is de mededeling van gegevens over investeringen en projecten met betrekking tot energie-infrastructuur cruciaal.

Het is voor het Europees energiebeleid van wezenlijk belang dat de Commissie een actueel beeld heeft van de ontwikkeling van de investeringen van de lidstaten op het gebied van energie. Zo kan zij geïntegreerde beleidslijnen ontwikkelen die de energie-efficiëntie verhogen en investeringen bevorderen in schone technologieën zodat we voor onze energie geleidelijk aan minder afhankelijk zijn van externe leveranciers en fossiele brandstoffen.

Daarom steun ik dit voorstel voor een verordening, en vooral met het oog op de noodzakelijke tenuitvoerlegging ervan, aangezien de vorige verordening waarvoor zij in de plaats komt, niet ten uitvoer is gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit voorstel voor een verordening draagt bij aan de vaststelling van een Europees energiebeleid dat efficiënt, betrouwbaar en veilig beoogt te zijn. Energie-efficiëntie is een prioriteit in de Europese Unie omdat we de bestaande hulpbronnen rendabel moeten houden en omdat we onze beloftes moeten nakomen in het kader van de bestrijding van de klimaatverandering.

Ik wil eraan herinneren dat we, alvorens nieuwe projecten voor te stellen, rekening moeten houden met de doelstelling van de EU om een energie-efficiëntie van 20 procent te realiseren. De investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur moeten dus sporen met het doel om tegen 2020 minstens 20 procent van onze energie uit duurzame hernieuwbare energiebronnen te halen. Het energiebeleid dat we verdedigen moet ervoor zorgen dat er weinig koolstof wordt geproduceerd en moet gebaseerd zijn op de beginselen van solidariteit en duurzaamheid. Het is belangrijk dat het systeem betrouwbaar is, dat de werking ervan niet onderbroken wordt en dat er aandacht is voor de achteruitgang van de energiesector door de problemen met de toevoer, zowel binnen als buiten de Europese Unie. Ik zou ook nog de aandacht willen vestigen op het feit dat investeringen in infrastructuur waarmee we onze energietoevoer kunnen veiligstellen, cruciaal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De rapporteur is van mening dat dit echt een belangrijk onderdeel is van het energiebeleid van de EU, dat het zonder goede informatie over onze energie-infrastructuur onmogelijk is om een effectief Europees energiebeleid op het niveau van de EU te bevorderen. Nu, afgezien van ons inhoudelijk meningsverschil over het Europees energiebeleid, kunnen we dit verslag ook in een juridische context plaatsen, dat wil zeggen in het kader van de interne markt.

Toch komen er in dit verslag ook een aantal positieve aspecten aan bod, in het bijzonder dat het van wezenlijk belang is om de vertrouwelijkheid van de informatie te garanderen en dat de eventuele voorstellen neutraal moeten zijn en niet mogen gelijkstaan aan marktinterventie op politiek niveau. Daarnaast moet het gemakkelijk zijn om de informatieverplichting na te komen teneinde bedrijven en de administraties van de lidstaten of van de Commissie overbodige administratieve belasting te besparen.

Daarom onthouden wij ons uiteindelijk van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag Vǎlean over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap gestemd.

Het is namelijk cruciaal om een voldoende gedetailleerd beeld te hebben teneinde vraag en aanbod van energie op Europees niveau beter op elkaar af te stemmen en om te besluiten over de meest zinvolle infrastructuurinvesteringen. Dit zal tevens de transparantie op de markten ten goede komen (terwijl de gegevens van bedrijven beschermd worden) en energieafhankelijkheid ten opzichte van één bron of bevoorradingslocatie voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ondanks de teleurstelling in Kopenhagen kan de EU het zich niet veroorloven om door het ontbreken van internationale consensus vertragingen te laten ontstaan bij onze pogingen een duurzaam energiebeleid op te bouwen. De Schotse regering is voortdurend bezig een pioniersrol op het terrein van hernieuwbare energie te vervullen en ook de EU speelt een belangrijke rol bij het afwerken van de agenda. Voor een doeltreffende bevordering van ons energiebeleid is voldoende informatie over de infrastructuur nodig. Daar heb ik vandaag voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. (EN) Het is duidelijk dat er een uitgebreide verzameling gegevens over de energie-infrastructuur binnen de EU nodig is. Er is een inventarisatie van de voornaamste trends in de bedrijfstak nodig om vooruit te kunnen plannen en ons een beeld te vormen van potentiële problemen. De energie-infrastructuur zal de basis vormen van onze economische groei in de toekomst. Als Europa daarbij kan samenwerken, moet dat dus aangemoedigd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk(IT) In het voorstel is de noodsituatie in verband met gasvoorziening van januari 2009 zichtbaar, toen de Commissie besefte dat de energie-infrastructuur van de Unie ontoereikend was. Het was de bedoeling van de Europese Commissie, en daar stond het Parlement volkomen achter, om een constant geactualiseerd beeld van het systeem van de energie-infrastructuur te hebben. Op dit moment is er over de verwezenlijking van de investeringsprojecten veel onzekerheid, die nog wordt vergroot door de economische en financiële crisis. Ik vind ingrijpen noodzakelijk en ik vind dat het gebrek aan samenhangende gegevens en informatie over de investeringsprojecten moet worden verholpen. Zonder deze gegevens is het onmogelijk om de te verwachten ontwikkeling van de infrastructuren van de Unie te analyseren en om een begin te maken met het adequaat monitoren vanuit intersectoraal perspectief. Bovendien wordt Verordening (EG) nr. 736/96 – die door het voorstel wordt ingetrokken – niet meer op consequente wijze toegepast en is deze verordening onverenigbaar met de recente ontwikkelingen in de energiesector. Met dit voorstel hebben we daarom het bestaande systeem versterkt, door de vergelijkbaarheid van de informatie aanzienlijk te verbeteren en tegelijkertijd de bijkomende administratieve lasten te verlichten. Tot slot hecht ik eraan te benadrukken dat ik tegen amendement 81 heb gestemd (waardoor de gehele keten van de kernenergie zou gaan vallen onder de infrastructuren waarop de verordening betrekking heeft) omdat er al bepalingen in het Euratom-Verdrag staan die dergelijke kwesties regelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het energiebeleid van de EU is zeer relevant om in de nabije toekomst grotendeels hernieuwbare energiebronnen te kunnen gebruiken. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vormen de beslissingen over onderwerpen die verband houden met het energiebeleid het voorwerp van een medebeslissingsprocedure en dus moeten de verordeningen worden aangepast aan de nieuwe juridische werkelijkheid van de EU. Om die reden, en opdat alle lidstaten goede en nuttige informatie kunnen meedelen over de ontwikkeling van hun energie-infrastructuur, hebben we een nieuwe verordening nodig zodat dit gemakkelijk en vlotter gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het hele plan mag dan wel gebaseerd zijn op een goed idee – namelijk de mogelijkheid om te reageren op knelpunten in de energievoorziening – maar de lidstaten zijn onder de oude verordening hun meldingsplicht al niet nagekomen. Het onderhavige voorstel lijkt niet in staat om hierin veel verandering te brengen. In deze vorm kunnen marktinterventies en exorbitante administratieve lasten voor ondernemingen echter niet worden uitgesloten. Om deze redenen en om de bureaucratie niet aan te moedigen, heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Het doel van deze ontwerpresolutie is ervoor te zorgen dat de lidstaten exacte informatie aanleveren over hun projecten op het gebied van energie-infrastructuur. Zodra een project in de energiesector begint of wordt stopgezet, moet dit aan de Commissie worden gerapporteerd, zodat de Commissie de mogelijkheid krijgt om nieuwe of gewijzigde projectvoorstellen op te stellen, waarbij ze een behoorlijke invloed krijgt op de energiediversiteit van de afzonderlijke lidstaten. Dit is weer een stap in de richting van centralisatie. Ik heb daarom tegen de ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Het doel van dit voorstel voor een verordening is te zorgen dat de Commissie regelmatig accurate informatie krijgt over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de EU, zodat zij haar taken kan uitvoeren met betrekking tot de bijdrage aan het Europese energiebeleid.

De vervangen verordening wordt als achterhaald beschouwd, aangezien er sinds 1996 grote veranderingen in de energiesector hebben plaatsgevonden (uitbreiding van de Europese Unie, aan energiezekerheid gerelateerde aspecten, hernieuwbare energiebronnen, klimaatbeleid en de nieuwe rol van de EU in de energiesector onder het Verdrag van Lissabon). Ik heb voor dit verslag gestemd omdat Europese regelgeving op ieder terrein moet worden geactualiseerd, met name op energiegebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. – (ES) Deze verordening is bijzonder belangrijk, want zij heeft tot doel ervoor te zorgen dat de Commissie regelmatig en nauwkeurig geïnformeerd wordt over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur, zowel op nationaal als op grensoverschrijdend niveau, zodat de Unie een adequate werking van de interne markt en de energiezekerheid van alle lidstaten kan waarborgen. De verordening beoogt de aanpassing van de verordening uit 1996 over de afspraken van de Unie op het gebied van de zekerheid van de voorziening, de klimaatswijziging en hernieuwbare energiebronnen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Dit verslag is van bijzonder belang omdat het de rol van de verordening versterkt als vroegtijdig waarschuwingssysteem in geval van tekortkomingen op het niveau van de interconnectie. De Commissie industrie, onderzoek en energie van dit Parlement heeft altijd de noodzaak beklemtoond om 10 procent interconnectie tussen de lidstaten te bereiken, zoals bepaald door de Raad, en elke maatregel die de tekortkomingen op dit gebied belicht, is bijzonder positief. Daarom heb ik met mijn stem dit verslag ondersteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Ik heb voornamelijk voor de resolutie gestemd omdat we er tijdens de stemming in zijn geslaagd medebeslissingsrecht te bereiken. Dat betekent een grote overwinning, omdat we nu voor de eerste keer de juridische grondslag van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Verdrag van Lissabon) hebben gebruikt om in energiezaken het recht op medebeslissing te krijgen, tegen de wil van de Commissie in. Het is zelfs een nog grotere historische gebeurtenis dat we er voor de eerste keer sinds ik in dit Parlement zit, in geslaagd zijn het Euratom-Verdrag van ons af te schudden als juridische grondslag, al gaat deze verordening ook over transparantie bij investeringen in de nucleaire sector. Dat is bevestigd door de goedkeurende stemming over amendement 30, waarin nucleaire brandstof aangeduid wordt als een primaire energiebron die onder de werkingssfeer van de verordening valt. We zullen nu natuurlijk moeten vechten om deze overwinning in stand te houden bij de naderende trilaterale onderhandelingen met de Raad en de Commissie; de lidstaten moeten ten minste vijf jaar voor de bouw de hoeveelheid en soort investeringen in energieprojecten aangeven. Dit is echt een verstandige stap in de richting van betere energiescenario’s in de toekomst. De Commissie zal daardoor immers een beter idee hebben van hoe de energiemarkt zich ontwikkelt. Duurzame energiebronnen, ook gedecentraliseerde, zullen voor de volle 100 procent in overweging genomen moeten worden. Iedere verwijzing naar ‘koolstofarm’, het ‘pronucleaire’ paard van Troje, is gewist.

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Vǎlean gestemd, omdat het pleit voor de liberalisering van de energiesector en een liberaal Europees energiebeleid, en we weten allemaal welke dramatische gevolgen dat zou hebben voor werknemers in de sector en voor steeds meer van onze burgers, hetgeen zelfs gepaard zou kunnen gaan met regelmatige stroomstoringen.

Dit verslag vestigt het primaat van de markt en de neutraliteit van overheidsinterventies en geeft voorrang aan ‘marktdeelnemers’. Wij weten allemaal welke belangen zij dienen. Het behoud van de bestaande infrastructuur staat op losse schroeven wanneer een amendement pleit voor een garantie dat prioriteit wordt gegeven aan investeringen die enkel in het belang van de energiemarkt zijn.

Het volstaat niet om aan een amendement het woord ‘solidariteit’ toe te voegen om dit Europees energiebeleid aanvaardbaar te maken wanneer een ander amendement de EU verbiedt in te grijpen in de marktwerking. Dan weten we ook gelijk wat wordt verstaan onder ‘eerlijke concurrentie’.

Over het algemeen moet de doelstelling niet zijn om te voldoen aan een gestaag toenemende vraag naar energie. In plaats daarvan zouden extra financiële middelen moeten worden uitgetrokken voor investeringen in nieuwe infrastructuur die de energie-efficiëntie ten goede komen.

Ondanks de huidige economische crisis maken neoliberale dogma’s op talloze EU-beleidsterreinen nog altijd de dienst uit.

 
  
  

Ontwerpresolutie RC-B7-0116/2010

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik steun deze resolutie en onderschrijf de daarin gemaakte opmerkingen van harte. Ik ben verheugd dat de presidentsverkiezingen die zijn gehouden getuigden van de aanzienlijk vooruitgang die Oekraïne geboekt heeft en beter verliepen dan eerdere verkiezingen, met name voor wat de eerbiediging van de individuele en politieke burgerrechten betreft, waaronder de vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting. De naleving van internationale verkiezingsrichtlijnen geeft aan dat Oekraïne de weg naar een volwassen democratie en nauwere samenwerking met de EU is ingeslagen, op basis van een gedeeld respect voor de grondbeginselen van de Europese Unie. We dienen Oekraïne aan te moedigen om actief deel te nemen aan het oostelijk partnerschap en zich in te zetten voor de daarin nagestreefde doelen van meer democratie en respect voor de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, maar ook van de bescherming van de vrijemarkteconomie, duurzame ontwikkeling en behoorlijk bestuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik ben een van degenen die deze resolutie voorbereid hebben en heb daarom voor de daarin genoemde doelstellingen gestemd. Het Oekraïne van na de presidentsverkiezingen moet nauwer aan de Europese Unie gelieerd zijn. Ik ben heel blij dat Oekraïne vastbesloten de weg naar democratie ingeslagen is en dat het zich bewust geworden is van de plaats die het in de gemeenschap van Europese democratische landen toekomt. De deur naar Europa hoort open te staan voor Oekraïne.

Transparante verkiezingen vormen een belangrijke stap op weg naar de verankering van democratische grondbeginselen. Waarnemers meldden weliswaar dat de Oekraïense presidentsverkiezingen aan hoge kwaliteitseisen en democratische normen voldeden, maar toch moeten de Oekraïense staatsinstellingen een duidelijk verkiezingsreglement opstellen. De vrijheid van meningsuiting en pluralisme in de media dienen voor alle burgers en iedereen die zich verkiesbaar stelt gegarandeerd te zijn.

Deelname aan het oostelijk partnerschap en de Parlementaire Vergadering Euronest, die met het Europees Parlement samenwerkt, is voor Oekraïne van het grootste belang. Het Oekraïne van tegenwoordig is een democratisch land, dat het recht heeft om aan de Europese besluitvorming deel te nemen. De Europese Unie dient nauw met Oekraïne samen te werken om het democratiseringproces te stimuleren en integratie in de Europese Unie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De onlangs verkozen president van Oekraïne geeft een belangrijk signaal af, door Brussel te kiezen als de bestemming van zijn eerste buitenlandse bezoek. Oekraïne is een staat met Europese aspiraties, en het feit dat president Janoekovitsj naar de hoofdstad van de EU komt om de belangrijkste leden van de Commissie te ontmoeten, geeft aan dat Kiev naar het westen kijkt.

De nieuwe Oekraïense president staat voor grote uitdagingen, terwijl het Internationaal Monetair Fonds de stand-by-overeenkomst met Kiev heeft opgeschort vanwege de vele onvervulde of verzuimde verplichtingen. Het is belangrijk dat president Viktor Janoekovitsj de bij de start van zijn mandaat gedane beloften niet vergeet. Oekraïne heeft interne stabiliteit nodig, zoals de nieuwe leider in Kiev ook aangaf, bestrijding van corruptie en consolidering van de economie op een gezonde basis. Oekraïne moet het vertrouwen van bedrijven en de internationale gemeenschap herwinnen, zodat het land uit de economische recessie kan raken, die door het instabiele politieke klimaat wordt verergerd.

Het resultaat van de verkiezingscampagne en de verkiezing van president Janoekovitsj moet het einde betekenen van populistische praktijken, zoals het kunstmatig hoger maken van het nationale inkomen op een economisch instabiele basis. De inaugurele toespraak van president Janoekovitsj geeft de internationale gemeenschap de hoop dat de toestand in Oekraïne zich kan normaliseren. In de nu volgende periode zullen wij zien of deze woorden ook met daden worden bekrachtigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming onthouden omdat ik meen dat de relaties van de Europese Unie met andere landen dienen te worden gekenmerkt door gelijkheid, handel en economische betrekkingen die voor beide partijen voordelig zijn en, het niet interfereren in de binnenlandse politieke ontwikkelingen en democratische processen van deze landen en natuurlijk door respect voor de wil van het volk. Het opbouwen van een vreedzaam Europa veronderstelt onder meer dat elk land zijn eigen internationale betrekkingen kan bepalen, zonder dat er druk wordt uigeoefend of eisen worden gesteld. De rol van Oekraïne is belangrijk omdat veiligheid op het gebied van energie een kritieke factor is voor de landen van de Europese Unie. Daarom dient Oekraïne te worden aangemoedigd om de energieproblemen op te lossen door de betrekkingen met Rusland te verbeteren via bilaterale overeenkomsten. Dit zal beide partijen ten goede komen en de ongehinderde doorstroom van aardgas naar Europa veiligstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. (CS) Ik ben verheugd over de voorgestelde compromisresolutie over Oekraïne, waarin niet alleen wordt ingegaan op de vraag hoe democratisch de afgelopen verkiezingen waren, maar ook een oplossing wordt geboden voor de problemen in verband met de levering en het vervoer van aardolie en aardgas en Oekraïne ertoe wordt aangespoord akkoord te gaan met het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en zijn energiewetgeving in overeenstemming te brengen met Richtlijn 2003/55/EG. Ik ben het ermee eens dat een actieve en positieve houding van Oekraïne ten opzichte van de EU niet het enige beoordelingspunt moet zijn. Oekraïne moet tenslotte in de eerste plaats ook een goede band hebben met zijn buurlanden, de landen van het oostelijk partnerschap en EURONEST. Ik sta achter de voorstellen en andere bepalingen in deze compromisresolutie als geheel en zal dan ook voor deze resolutie stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het voorstel voor een gezamenlijke resolutie gestemd waarin het belang wordt benadrukt van een versterkte samenwerking tussen de EU en Oekraïne. De politieke en economische stabilisering van dit land en een versterkte samenwerking tussen Oekraïne en de EU op het gebied van energie zijn essentiële voorwaarden voor de erkenning van de Europese ambities van Oekraïne. De stabiliteit van de EU hangt ook af van de stabiliteit van zijn buren.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Ik herinner me hoe de Oranje Revolutie hoop bracht en hoe ze voor het Oekraïense volk een breuk betekende met de Sovjetinvloed uit het verleden. Ik herinner mij de beloften die toen zijn gemaakt aan de Oekraïners, zowel in Oekraïne als daarbuiten, van welslagen, vooruitgang, democratie en samenwerking. De Europese Unie kwam toen in beeld als de waarschijnlijke bestemming van een volk dat duidelijk een bocht naar het Westen had gemaakt.

Nu de euforie voorbij is, lijkt het vandaag duidelijk dat de hoofdrolspelers van de Oranje Revolutie niet in hun opzet geslaagd zijn, en lijkt het al evenzeer duidelijk dat het volk teleurgesteld is in de manier waarop het land wordt bestuurd.

De verkiezing van de kandidaat die in december 2004 door Joesjtsjenko werd verslagen toont ofwel dat het land diep verdeeld is, ofwel dat het volk de invloed van Rusland nu positiever genegen is.

Het lijkt me belangrijk dat de Europese Unie erin slaagt aantrekkelijk te blijven voor Oekraïne en dat ze daartoe de verschillende middelen gebruikt waarover ze beschikt. Ik hoop dat Oekraïne zal volharden en de interne democratisering zal voortzetten en dat het, wat betreft zijn verleden en zijn geschiedenis, de weg inslaat van convergentie met de EU, een weg die uiteindelijk moet leiden tot zijn toetreding als volwaardig lid van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Sinds het uiteenvallen van het Oostblok en van de Unie van Sovjetrepublieken hebben het Oekraïense volk en de Oekraïense instellingen stevig ingezet op de democratisering van het land en de opbouw van een moderne samenleving. Ze hebben een economisch, sociaal en politiek systeem ontwikkeld om de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten te versterken, ondanks de problemen waar een land dat zijn structurele organisatie en zijn politieke identiteit aan het hernieuwen is, gewoonlijk mee te maken heeft.

Als referentiekader en als een plaats voor vrede en economische, sociale en culturele ontwikkeling van zijn burgers heeft de Europese Unie de plicht een beslissende rol te spelen in de ontwikkeling van het democratische regime in Oekraïne, onder meer door de versterking van Europese integratiemechanismen. Zo kan zij ook bijdragen aan de vreedzame oplossing van de regionale conflicten in het land, dat van groot geostrategisch belang is voor de EU, gelet op de relaties met Rusland en Centraal-Azië, vooral op het gebied van energie. In dit kader wijs ik ook nog op de bijdrage van deze ontwerpresolutie aan de integratie van de sterke Oekraïense immigrantengemeenschap in de EU en op het grote belang van de jongeren en van het onderwijs voor de sociale, economische en culturele vooruitgang in Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) Met de stemming van vandaag over de resolutie betreffende de situatie in Oekraïne hebben we de democratische gang van zaken rondom de presidentsverkiezingen en de inauguratie van de nieuwe president verwelkomd. Van hem verwachten we een open en op samenwerking met de EU gericht beleid. Wij benadrukken het belang van aanvullende overeenkomsten in de energiesector, waardoor zekerheid van de energievoorziening wordt gegarandeerd. Met deze stemming hebben we ook aangegeven dat de besprekingen met betrekking tot een soepeler visumbeleid moeten doorgaan. Door de boodschap van vandaag wordt Oekraïne uitgenodigd met ons te blijven samenwerken en zich te committeren aan vooruitgang op het gebied van democratie. Met deze stem hebben we onze uitspraken bij andere gelegenheden opnieuw bevestigd. Wij moeten een open, op dialoog gebaseerde aanpak en een krachtige betrokkenheid tonen. Zo kunnen wij Oekraïne de nodige aanmoediging geven voor een pro-Europese ontwikkeling. Oekraïne moet op zijn beurt tonen dat het een betrouwbare partner voor ons is.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. (EN) Ik heb het namens de ECR-Fractie ingediende amendement 2 op de gezamenlijke ontwerpresolutie gesteund. In dit amendement wordt de zorg geuit dat de Nord Stream-pijpleiding het solidariteitsbeginsel met betrekking tot de energiezekerheid in de EU ondermijnt en dat de pijpleiding aangelegd wordt om Oekraïne te omzeilen. Zelfs als dit niet rechtstreeks betrekking heeft op de huidige situatie in Oekraïne, deel ik toch het standpunt dat het Nord Stream-project door de Russische overheid in de eerste plaats ontworpen is als politiek project, met het doel Europa te verdelen en niet alleen Oekraïne te isoleren, maar ook sommige nieuwe lidstaten. Dit amendement herinnert eraan dat het debat over Nord Stream nog niet afgesloten is, maar vervolgd wordt. De EU zet koers naar een gemeenschappelijke energiemarkt en past daarbij het beginsel van energiesolidariteit toe, maar zij mag niet vertrouwen op een langdurige relatie met een politiek georiënteerd monopolie in handen van de staat dat economisch al mislukt is en zich verzet tegen de fundamentele EU-beginselen vrije concurrentie, transparantie, en scheiding tussen productie, transport en distributie.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) omdat ik van mening ben dat de EU Oekraïne moet helpen bij het doorvoeren van democratische hervormingen en Europese waarden, het waarborgen van mensenrechten en rechten van nationale minderheden.

De nieuwe Oekraïense president heeft de verkiezingen gewonnen met een programma waarin de rechten van minderheden worden gewaarborgd, en de EU moet de daadwerkelijke uitvoering op lange termijn van dit programma ondersteunen. In deze context moet ook de wet ter uitvoering van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden worden aangenomen en gehandhaafd. Eerdere maatregelen, die de mogelijkheid van scholen om les te geven in minderheidstalen drastisch beperkten, moeten worden ingetrokken. De vertegenwoordiging van minderheden in instellingen op lokaal, districts-, regionaal en nationaal niveau moet worden verbeterd. Voor alle minderheden moet respect zijn gewaarborgd in overeenstemming met de Europese normen, waaronder Russen, Polen, Tataren, Bulgaren, Grieken, Roemenen, Hongaren, Joden en Roma. Er mag geen minderheid over het hoofd worden gezien.

Ik wil de aandacht vestigen op de noodzaak om de historische en culturele erfenis van de regio Tsjernivtsi te herstellen en te behouden. Deze is onderdeel van Joods, Duits-Oostenrijks, Pools, Roemeens, Russisch en Oekraïens cultureel erfgoed. Ik ben van mening dat de conservering van dit waardevolle Europese multiculturele en multi-etnische erfgoed, waaronder begraafplaatsen, monumenten, gebouwen en kerken in het noorden van Boekovina, een belangrijke doelstelling moet zijn voor de samenwerking tussen de EU en Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De voorbije verkiezingen in Oekraïne, die volgens de verklaringen van de verkiezingswaarnemers van de OVSE/ODIHR, aan de meeste internationale normen hebben voldaan, zijn een teken dat dit land blijft evolueren in positieve zin, in de zin van een toekomstige integratie in de EU. Het is echter belangrijk dat de Oekraïense politici en autoriteiten er alles aan doen om op korte termijn voor economische en politieke stabiliteit te zorgen. Daartoe moeten de nodige grondwettelijke hervormingen worden doorgevoerd: de rechtsstaat moet worden versterkt, er moet een sociale markteconomie komen en er moeten vernieuwde inspanningen worden geleverd om corruptie te bestrijden en het ondernemings- en investeringsklimaat te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De ontwerpresolutie over de situatie in Oekraïne gaat heel goed in op de huidige situatie in het land en op de situatie rond de presidentsverkiezingen. Zij herinnert politici en staatsinstellingen in Oekraïne aan de noodzaak van politieke en economische stabilisatie, met name door middel van constitutionele hervormingen, consolidatie van de rechtsstaat, realisatie van een sociale markteconomie en hernieuwde inspanningen om corruptie te bestrijden en het ondernemings- en investeringsklimaat te verbeteren. Niettemin vind ik de overwegingen met betrekking tot een snelle toetreding tot de vrijhandelszone dan wel de gemeenschappelijke interne markt van de EU te ver gaan. Oekraïne moet haar eigen economie gestaag opbouwen en versterken en deze op haar eigen behoeften afstemmen. Ondanks de focus van Oekraïne op Europa mogen we niet vergeten of verdringen dat het land diepgeworteld is in de Russische invloedssfeer, en we moeten daar rekening mee houden. Om de hier genoemde redenen heb ik me van de stemming over de ontwerpresolutie onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De tekst bevat een paar goede standpunten, zoals de veroordeling van het communistische regime. Aan de andere kant vind ik vergaande visumversoepelingen en een snelle toetreding van Oekraïne tot de gemeenschappelijke markt niet zinnig. Ik heb me daarom van de stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. – (ET) Mijnheer de Voorzitter, ik steunde de resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Oekraïne. Ik ben onder andere van mening dat wij het besluit van de onlangs gekozen president Janoekovitsj om juist naar Brussel te komen voor zijn eerste buitenlandse bezoek zeer serieus moeten nemen. Dit is een duidelijk teken dat Oekraïne zijn integratie in de Europese Unie voortzet. Ik vind het belangrijk dat de Europese Unie Oekraïne in de huidige situatie steunt door een associatieovereenkomst te sluiten en visumvrijstelling te waarborgen, onder voorwaarde dat Oekraïne zich aan zijn verplichtingen houdt. De deuren van de Europese Unie moeten voor Oekraïne open blijven staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. (PL) Ik ben ingenomen met het feit dat de presidentsverkiezingen in Oekraïne in overeenstemming met de democratische normen zijn verlopen. De Oekraïense democratie heeft begin 2010 bewezen dat ze springlevend is. De hoge opkomst bij de verkiezingen is zeer zeker het vermelden waard. De uitslag van de Oekraïense verkiezingen als dusdanig is vandaag geen reden meer voor bezwaren die ertoe kunnen leiden dat het verkiezingsresultaat juridisch wordt aangevochten.

De reactie van de Europese Unie mag zich evenwel niet beperken tot woorden van waardering voor de wijze waarop deze verkiezingen zijn gehouden. Het is van fundamenteel belang dat we Oekraïne in verschillende stappen een Europees perspectief bieden, met als mogelijke eerste stap deelname aan het oostelijk partnerschap en als laatste stap lidmaatschap van de Europese Unie. De Europese Unie moet ten aanzien van Oekraïne een opendeurbeleid blijven voeren. De mate waarin het land zich met verschillende gemeenschappen wil integreren, is een kwestie waarover Oekraïne zelf moet beslissen. Dit is een besluit dat de Oekraïense samenleving op soevereine wijze moet kunnen nemen.

Het aanhalen van de banden tussen Oekraïne en Rusland is voor de Europese Unie van vitaal belang. De bilaterale betrekkingen tussen Oekraïne en Rusland hebben immers ook gevolgen voor de EU-lidstaten. Met het oog hierop verwelkom ik de aankondiging dat er inspanningen zullen worden geleverd om deze betrekkingen te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk.(LT) De Oekraïense presidentsverkiezingen voldeden aan internationale normen. Het land heeft een stap voorwaarts gedaan op weg naar democratie. Dit bewijst dat Oekraïne zich steeds meer als lid van de gemeenschap van Europese democratieën beschouwt.

Laten we hopen dat de nieuwe Oekraïense president zich als een betrouwbaar partner ontpopt, die wil samenwerken met ons en zijn buurlanden om de stabiliteit en economische ontwikkeling van Oost-Europa te bevorderen. Een van de voornaamste praktische stappen in de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne is de vereenvoudiging van de visumregeling, met als einddoel afschaffing van de visumplicht voor Oekraïense ingezetenen die de EU binnenkomen.

Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat die recht doet aan de positieve ontwikkelingen die zich in een belangrijk buurland van de EU hebben voltrokken, ook al zijn er nog altijd complicaties en spanningen tussen verscheidene overheidsinstellingen in dit land.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. (PL) Wij hebben tijdens deze plenaire vergadering over de resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Oekraïne gestemd. Ik heb de resolutie gesteund omdat het om een erg belangrijke verklaring van onze instelling gaat die duidelijk maakt dat wij de ontwikkeling van de democratie in Oekraïne op de voet volgen. De in de resolutie opgenomen beoordeling van het verloop van de presidentsverkiezingen is grotendeels correct. Daarnaast bevat het document een oproep om inspanningen te leveren om de politieke en economische stabilisatie van het land te verzekeren. Met het oog hierop is het absoluut noodzakelijk om de samenwerking tussen Oekraïne en de Europese Unie te versterken, met name op het gebied van energie. Er waren naar mijn gevoel twee controversiële amendementen. Het eerste amendement had betrekking op minderheidstalen. Ik heb tegen gestemd omdat het door dit amendement eenvoudiger zou worden om het Russisch te gebruiken in plaats van het Oekraïens. Het tweede amendement betrof de Nord Stream-pijpleiding. In dit geval heb ik voor gestemd, aangezien ik mijn verzet tegen de bouw van deze pijpleiding kenbaar wilde maken.

 
  
  

Ontwerpresolutie RC-B7-0123/2010

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) De Europese Unie heeft zich actief ingezet voor de oprichting van de UNHCR, en heeft samen met een aantal lidstaten een actieve, zichtbare rol gespeeld ter ondersteuning van een effectieve organisatie die kan omgaan met de huidige uitdagingen op het gebied van mensenrechten. De nieuwe institutionele structuur als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon biedt de gelegenheid om de samenhang, het profiel en de geloofwaardigheid van de acties van de EU in het kader van de UNHCR te verbeteren. Daarom moet de EU een gezamenlijke, geconsolideerde positie innemen tijdens de dertiende zitting van de UNHCR, met betrekking tot alle te bespreken onderwerpen. De EU moet een effectieve invloed hebben als onderdeel van het uitgebreide systeem van de VN, en blijven proberen een gemeenschappelijke positie te vinden. Daarnaast moet geprobeerd worden de flexibiliteit op minder belangrijke onderwerpen te vergroten, zodat de responssnelheid en effectiviteit bij belangrijke onderhandelingen worden vergroot. Bovenal moet de EU actief betrokken zijn bij het creëren van speciale UNHCR-mechanismen voor het snel en effectief reageren op mensenrechtencrises in Iran, Afghanistan, Irak en Jemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(EN) Nog altijd worden de mensenrechten in veel landen geschonden en het is zeer spijtig dat ernstige schendingen soms niet tijdig en adequaat door de internationale gemeenschap worden aangepakt. Op internationaal niveau ontbreekt het aan coördinatie. De rol die de EU op het wereldtoneel speelt, is de afgelopen decennia groter geworden en de onlangs ingerichte, uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende Europese dienst voor extern optreden zou de Unie kunnen helpen om doeltreffender op mondiale uitdagingen te reageren en schendingen van de mensenrechten stelselmatiger en effectiever aan te pakken. De EU heeft nu een geweldige kans haar positie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties te verstevigen en zou daar optimaal gebruik van moeten maken om de zichtbaarheid en geloofwaardigheid van haar optreden ten aanzien van de mensenrechten te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD) , schriftelijk(IT) De compromisresolutie waarover dit Parlement zich moet uitspreken bevat helaas passages die mij ervan weerhouden vóór te stemmen. De VN-Raad voor de mensenrechten is een politiek orgaan dat onderhevig is aan “extreme politisering”, zoals in de resolutie wordt erkend. We hadden echter veel uitgesprokener kunnen zijn, denk ik, vooral omdat we te maken hebben met een onderwerp dat gevoelig en voor velen van ons belangrijk is, namelijk de mensenrechten. Ik lees in de tekst een ongepaste zwakte – misschien niet voor de politiek van de diplomatie, maar zeker wel voor die van waarden – en dat is het gebrek aan vastbeslotenheid om kritiek te leveren op de welbekende aspecten die van de UNHRC een zeer omstreden orgaan maken. We hadden dan ook standvastiger kunnen zijn en ons krachtiger kunnen uitspreken tegen de kandidatuur van Iran bij de volgende verkiezingen van de Raad. Er is geen enkele specifieke verwijzing naar de onzinnige samenstelling van een Raad, die te veel leden heeft die anderen nauwelijks de les kunnen lezen over mensenrechten en die duidelijk nog minder gekwalificeerd zijn om wie dan ook te beoordelen en te berechten. Mijn stem is er dus een van onthouding en van scepticisme over deze resolutie: ik hoop dat het Parlement ophoudt de rol van diplomaat te spelen – dat is niet zijn vak – en met meer moed de strijd voor waarden en voor mensenrechten omarmt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ondanks de in de resolutie aanwezige positieve elementen heb ik mij van stemming onthouden, omdat belangrijke amendementen die door de Confederale Fractie Europees Unitair Links / Noords Groen Links ter tafel werden gebracht zijn weggestemd, met als resultaat dat de inhoud nu inadequaat is. De Europese Unie dient de inspanningen van de VN om ervoor te zorgen dat de mensenrechten in de wereld worden geëerbiedigd, te ondersteunen. Zij moet bij dergelijke initiatieven een centrale rol spelen, zeker in deze tijd waarin rechtenschendingen meer regel dan uitzondering worden bij autocratische regimes die het gebruik van “kapitalistisch geweld” niet schuwen om hun antisociale beleid op te leggen. De Europese Unie dient haar betrekkingen met de staat Israël te herzien, serieus rekening houdend met zowel de militaire operaties die Israël uitvoert in de Palestijnse gebieden als de inbreuken op de rechten van het Palestijnse volk, zoals onder meer het recht om uiteindelijk een eigen vaderland te krijgen. De Europese Unie dient zich te distantiëren van de “democratie-export campagnes” van de VS en een kader van internationale betrekkingen op te stellen met respect voor de regels van het internationale recht en met een versterkte rol van de VN.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse conservatieven hebben vandaag, 25 februari 2010, voor de gezamenlijke resolutie over de dertiende bijeenkomst van de VN-Raad voor de mensenrechten, B7-0123/2010, gestemd. Wij willen er echter op wijzen dat wij van mening zijn dat de EU-lidstaten moeten worden aangespoord schendingen van de mensenrechten in het algemeen te veroordelen en dat het betreurenswaardig is dat de VN-Raad voor de mensenrechten niet in staat is geweest zich snel genoeg bezig te houden met mensenrechtensituaties in landen die niet in de resolutie worden genoemd, zoals Cuba en andere landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik moet benadrukken dat overeenstemming met internationale regelgeving op het gebied van mensenrechten en humanitaire regelgeving, door alle partijen en in alle omstandigheden, een cruciale voorwaarde blijft voor het realiseren van rechtvaardige en duurzame vrede in de gehele wereld.

Ik ben van mening dat, op Europees niveau, gezamenlijke actie van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de lidstaten, die oproepen tot een stevige gezamenlijke stellingname, ervoor zou zorgen dat de diegenen die schuldig zijn aan schendingen van internationale wetgeving op het gebied van mensenrechten en humanitaire regelgeving ter verantwoording worden geroepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd vóór de resolutie over het VN-actieprogramma voor gendergelijkheid, waarin de belangrijkste stappen geformuleerd worden die de EU moet zetten om strategische doelstellingen inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bereiken. Het is absoluut noodzakelijk dat de Commissie zich meer inspant om vergelijkbare gegevens op te stellen over essentiële indicatoren voor een vervolg op het actieprogramma en dat zij het actieprogramma vertaalt in regelmatige herzieningen van initiatieven op het gebied van gendermainstreaming op vele verschillende beleidsterreinen. Het is vooral van belang de invloed van het geslacht op armoede, geweld en de behoeften van meisjes te bewaken en passende maatregelen te nemen. Bij het vervolg op de routekaart voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen 2006-2010 van de Commissie moet rekening gehouden worden met de gevolgen op lange termijn van de economische crisis en de klimaatverandering, in een samenleving die ouder wordt en gevarieerder wat betreft etniciteit. De rechten en de gezondheid van mensen op het gebied van seksualiteit en voortplanting dienen erkend en bevorderd te worden, zowel in Europa als mondiaal. De Europese Unie zou zich nu moeten aansluiten bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen. Dat is een stap die juridisch mogelijk is gemaakt door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd over de dertiende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten. De nieuwe institutionele structuur van de EU biedt een unieke kans om de samenhang, de zichtbaarheid en de geloofwaardigheid van de EU in de VN-Raad voor de mensenrechten te verhogen. Door het optreden van de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid zal de EU beter kunnen samenwerken met de landen van de andere regionale blokken om een einde te maken aan de schendingen van de mensenrechten, waaronder het geweld dat specifiek gericht is tegen vrouwen en kinderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De politisering van de VN-Raad voor de mensenrechten en het voortdurend blokkeren van standpunten waarin de schending van de mensenrechten in verschillende delen van de wereld feller wordt veroordeeld, zijn een reden om de structuur en de werking van de Raad te wijzigen. De aangekondigde kandidatuur van Iran is het zoveelste signaal dat deze organisatie een misschien niet zo geloofwaardige en zekere koers vaart en dat landen die in hun geschiedenis de mensenrechten herhaaldelijk met voeten hebben getreden hun lidmaatschap van deze Raad kunnen gebruiken om te proberen hun eigen schendingen wit te wassen.

De Europese Unie moet zich bewust zijn van de beperkingen en de problemen en actief deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad waarbij ze moet proberen een evenwichtige, strenge en veeleisende visie uit te dragen van wat naleving van de mensenrechten zou moeten inhouden. Dan zal zij opgewassen zijn tegen haar bijzondere taken op dit gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De VN-Raad voor de mensenrechten (UNHRC) is een platform dat gespecialiseerd is in de universele mensenrechten en is een forum dat binnen de Verenigde Naties specifiek verantwoordelijk is voor de mensenrechten. Het bevorderen en vrijwaren van de universaliteit van de mensenrechten is een onderdeel van het juridisch, ethisch en cultureel acquis van de Europese Unie en vormt een van de hoekstenen van haar eenheid en integriteit.

Ik ben er zeker van dat de lidstaten van de EU tegen elke poging zijn om de universaliteit, de ondeelbaarheid en de interdependentie van de mensenrechten af te zwakken. Ik hoop op een actieve deelname van de lidstaten aan het jaarlijkse interactieve debat over de rechten van personen met een handicap en aan de jaarlijkse vergadering over de rechten van het kind. Ik onderstreep het belang van de dertiende zitting van de UNHRC waaraan ministers en andere hooggeplaatste vertegenwoordigers zullen deelnemen. Op de agenda staan onder meer de economische en financiële crisis en de verklaring van de Verenigde Naties over onderwijs en opleiding inzake mensenrechten. Tot slot verheug ik mij over de vernieuwde deelname van de Verenigde Staten aan de werkzaamheden van de organisaties van de Verenigde Naties en hun verkiezing tot lid van de UNHRC, evenals over hun constructieve bijdrage op het gebied van de vrijheid van meningsuiting tijdens de 64ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We zijn het ten zeerste eens met het concept van de universaliteit, ondeelbaarheid en interdependentie van de mensenrechten, waar dit verslag naar verwijst. Maar op basis van dezelfde veronderstellingen moeten we benadrukken dat er een onverzoenbare tegenstelling is tussen deze visie en het feit dat de crisis van het kapitalistisch systeem een zware aanval is op de rechten van de werknemers en van de volkeren: hoge werkloosheid, meer armoede en een steeds moeilijkere toegang tot hoogwaardige en betaalbare overheidsdiensten. De meerderheid van het Europees Parlement heeft jammer genoeg niet terdege rekening gehouden met deze tegenspraak.

We betreuren dat de voorstellen van onze fractie zijn verworpen, in het bijzonder de volgende:

- wijst erop dat de lidstaten van de VN voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid zouden moeten bevorderen als een instrument om armoede en werkloosheid terug te dringen.

- is ingenomen met het feit dat een verslag van de hoge vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor de mensenrechten over de schendingen van de mensenrechten in Honduras sinds de staatsgreep op de agenda staat van de dertiende zitting; verzoekt de lidstaten van de EU om de inspanningen te bundelen om de staatsgreep sterk te veroordelen en het herstel van de democratie en van de rechtsstaat in dit land te ondersteunen;

- uit haar bezorgdheid over de situatie in Colombia, in het bijzonder over de ontdekkingen van duizenden niet-geïdentificeerde doden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de resolutie over de 13de zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten gestemd, in de eerste plaats omdat ik zeer ingenomen ben met het initiatief om de gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis voor de verwezenlijking van alle mensenrechten bovenaan de agenda van de UNHRC te plaatsen. Verder vind ik het van belang de noodzaak te benadrukken van een krachtig gemeenschappelijk EU-standpunt over de follow-up van de onderzoeksmissie betreffende het conflict in Gaza en het zuiden van Israël, en daarbij moet beslist uitvoering worden gegeven aan de aanbevelingen in het verslag-Goldstone. Tot slot is de kandidatuur van Iran voor de UNHRC-verkiezingen in mei 2010 bijzonder zorgwekkend, en krachtige actie van de EU is vereist om te voorkomen dat landen met een dubieuze staat van dienst op het gebied van de mensenrechten worden gekozen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Aangezien de VN-Raad voor de mensenrechten een intergouvernementele instantie is die voornamelijk tot doel strekt schendingen van de mensenrechten aan te pakken, en aangezien de eerbiediging en de waarborging van de universaliteit van de mensenrechten een van de hoekstenen is van de Europese eenheid en integriteit, zou ik de UNHRC willen aanmoedigen om alle vormen van discriminatie te blijven bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Onze resolutie richt zich tot de VN-Raad voor de mensenrechten, een instelling die we graag hadden willen promoveren tot de rang van bewaker van respect voor rechten, waarden en de meest fundamentele vrijheden in de wereld. Ik spreek in de voorwaardelijke wijs omdat de legitimiteit van de UNHRC volstrekt ondermijnd is door zijn gebrek aan onpartijdigheid.

Nu komt daar plotseling nog de kandidatuur van Iran bij. Dat is een provocatie. Deze staat, deze regering en deze president beknotten de rechten van mannen en vrouwen. Ten minste 346 Iraanse burgers, waaronder minderjarigen, werden in 2008 opgehangen of gestenigd. De processen daar zijn een parodie. Marteling wordt toegepast. Er is een compleet gebrek aan vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en persvrijheid. Minderheden, met name de Baha’is, worden onderdrukt. Sinds de presidentsverkiezingen van juni 2009 is elke vorm van demonstratie op bloedige en stelselmatige wijze de kop ingedrukt.

De wereld heeft bestuur nodig dat gebaseerd is op universele waarden. Indien de VN als platform wil dienen voor deze dialoog, moet het ervoor zorgen dat haar organen objectief zijn. De kandidatuur van Iran is meer dan een lakmoesproef voor de geloofwaardigheid van de VN; het is tevens een lakmoesproef voor haar levensvatbaarheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb onder andere voor de slottekst van de resolutie gestemd omdat de paragrafen in verband met het gezamenlijke onderzoek naar het bestaan van geheime detentiecentra, de noodzakelijke tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in het verslag-Goldstone en het Internationaal Strafhof erin bewaard zijn gebleven, en omdat ook het door de GUE/NGL-Fractie ingediende amendement over de Westelijke Sahara erin is opgenomen. Bovendien ben ik blij dat het verzoek van de heer Brok om een aparte stemming over de paragraaf over belediging van godsdiensten is verworpen en dat de paragraaf als volgt luidt:

“herhaalt zijn standpunt ten aanzien van het concept van “belastering van godsdiensten” en is, in de wetenschap dat het probleem van discriminatie van religieuze minderheden daadwerkelijk moet worden aangepakt, van oordeel dat het niet gepast is om dit concept op te nemen in het protocol betreffende aanvullende normen inzake racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en alle vormen van discriminatie; roept de leden van de VN op volledig uitvoering te geven aan de bestaande normen inzake de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging;”

Wij wilden deze zin behouden, omdat we van mening zijn dat er geen nieuwe wetgeving op VN-niveau nodig is om ons bezig te houden met het begrip belediging van godsdiensten. We hebben immers al internationale normen, met name het genoemde protocol ter voorkoming van discriminatie van godsdienstige minderheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. (PL) Het EU-beleid inzake de eerbiediging van de mensenrechten betreft een van de belangrijkste waarden die wij in praktijk trachten te brengen. Het communautaire beleid met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten omvat de bescherming van politieke, economische, sociale, culturele en burgerrechten. In het kader van dit beleid wordt bijzonder belang gehecht aan het bevorderen van de rechten van vrouwen, kinderen en nationale minderheden en met name aan het bestrijden van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van discriminatie. Er ontstaan zeer gevaarlijke situaties wanneer wetgeving die minderheden discrimineert, tegen hen wordt gebruikt om hun recht op godsdienstvrijheid te schenden of hun toegang tot onderwijs en werkgelegenheid te beperken. Door hun recht op werk aan banden te leggen, wordt immers ook hun recht op een passende levensstandaard beperkt. De resultaten die de Europese Unie tot dusver op dit gebied heeft geboekt, geven ons het recht om van anderen te verlangen dat ze de strikte normen inzake democratie en mensenrechten in acht nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk.(LT) Ten aanzien van de mensenrechten – op welk niveau en welk terrein van de EU die ook spelen - wil ik benadrukken dat onze plicht als parlementariërs zich er niet toe beperkt om derde landen te bekritiseren en tot onderwerp van resoluties te maken. We dienen ook de EU-lidstaten nauwkeurig in de gaten te houden en aandacht te hebben voor het geringste detail dat de mensenrechten negatief beïnvloed. In gevallen waarin de mensenrechten geschonden worden, stelt het Europees Parlement een resolutie op, gericht aan het land in kwestie. Maar voor we anderen bekritiseren, dienen we een eind te maken aan schendingen van de mensenrechten binnen de EU. Pas dan hebben we het recht anderen te bekritiseren en kunnen we proberen hen zo goed mogelijk te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie niet gesteund, daar ze niet ingaat op het belang van de mensenrechten van christelijke minderheden in het Midden-Oosten. Ik vind het jammer dat we niet de moed hebben om de aanvallen op christelijke minderheden in het Midden-Oosten te veroordelen en dit probleem voor te leggen aan de Mensenrechtenraad. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties riep 2009 uit tot ‘Internationaal Jaar van de mensenrechteneducatie’, en de EU heeft 2010 uitgeroepen tot het ‘Europees Jaar van de bestrijding van armoede’. We zouden ons er rekenschap van moeten geven dat de VN extreme armoede heeft aangemerkt als een mensenrechtenschending. In het marmer van de gebouwen van het Europees Parlement en de Raad van Europa hebben we het leidmotief van 17 oktober gegraveerd – de Internationale Dag voor de Uitbanning van Armoede: ‘overal waar mensen worden veroordeeld om in armoede te leven, worden de mensenrechten geschonden’. Het is onze plechtige taak bijeen te komen om ervoor te zorgen dat deze rechten worden gerespecteerd. Pater Joseph Wresinski’. Onze resolutie verzuimt onze diepe bezorgdheid over extreme armoede als een mensenrechtenschending tot uiting te brengen. Daarom verzoek ik de leden van het Europees Comité voor de Vierde Wereld om een brief van deze strekking te sturen naar de VN-afgevaardigden waarin ze de bezorgdheid van het Parlement op dit punt kenbaar maken.

 
  
  

Ontwerpresolutie B7-0118/2010

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een fundamenteel recht en een gedeelde waarde van de Europese Unie. Het is ook een voorwaarde voor het bereiken van de EU-doelstellingen voor economische groei, werkgelegenheid en sociale cohesie. Hoewel er duidelijke vooruitgang is geboekt ten opzichte van de doelstellingen van het actieprogramma van Peking uit 1995, blijven ongelijkheid en stereotypen bestaan.

Ik ben van mening dat de herziening van de Lissabonstrategie zich meer moet richten op gendergelijkheid, dat er nieuwe doelstellingen moeten worden geformuleerd en de banden met het actieprogramma van Peking moeten worden versterkt. Zo kunnen lidstaten concrete resultaten behalen door middel van specifiek beleid. Daarom moet de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen lidstaten meer worden aangemoedigd, op alle terreinen die het actieprogramma van Peking bestrijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over het Peking +15 VN-actieprogramma voor gendergelijkheid. Vijftien jaar na de aanname van de verklaring van Peking en het in Peking onderschreven actieprogramma bespreekt het Europees Parlement vandaag de mondiale vooruitgang op het gebied van gendergelijkheid. Gelijke kansen voor mannen en vrouwen is een van de fundamentele waarden van de Europese Unie. Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie benadrukt een aantal gedeelde waarden van de lidstaten: pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtszekerheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. Hoewel er veel vooruitgang is geboekt op bepaalde terreinen en bepaalde sectoren van de economie, bestaan er nog steeds ongelijkheden. In dit opzicht moet de Europese Unie doorgaan met haar inspanningen om deze kwesties op te lossen. Gelijkheid moet op elk terrein worden bevorderd. Op Europees niveau moet de Europese Commissie bij het ontwerpen van strategieën ter bestrijding van de economische crisis en het effect van klimaatverandering rekening houden met de impact van deze strategieën op vrouwen. De resolutie moedigt de ontwikkeling aan van strategieën en instrumenten die nodig zijn voor het realiseren van de situatie met betrekking tot gendergelijkheid zoals die is geconcipieerd door het Europees Instituut voor gendergelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de resolutie over het Peking +15 – VN-actieprogramma voor gendergelijkheid gestemd, aangezien de strategische doelstellingen van het actieprogramma van Peking niet zijn verwezenlijkt en ongelijkheid en genderstereotypen blijven bestaan, waarbij vrouwen zich, op de terreinen waarop het actieprogramma betrekking heeft, nog steeds in een ondergeschikte positie ten opzichte van mannen bevinden.

Wij betreuren het gebrek aan recente, betrouwbare en vergelijkbare gegevens, op zowel nationaal als EU-niveau, met betrekking tot de voor de follow-up van het actieprogramma van Peking vastgestelde, reeds ontwikkelde indicatoren voor veel van de in het actieprogramma van Peking vastgestelde essentiële aandachtsgebieden, waaronder vrouwen en armoede, geweld tegen vrouwen, institutionele mechanismen, vrouwen en gewapende conflicten en jonge meisjes. De Commissie moet de jaarlijkse toetsing van de uitvoering van het actieprogramma van Peking verder ontwikkelen en de indicatoren en analyseverslagen doeltreffend gebruiken als een bijdrage aan verschillende beleidsterreinen en tevens als een basis voor nieuwe initiatieven gericht op de verwezenlijking van gendergelijkheid. We willen nogmaals de noodzaak benadrukken van systematische tenuitvoerlegging en controle van gendermainstreaming in wetgevende, budgettaire en andere belangrijke processen en van strategieën, programma's en projecten op verschillende beleidsterreinen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, aangezien het perspectief van gendergelijkheid overal in de Europese Unie nader uitgewerkt moet worden. Zo zou de Europese Commissie met een actieplan moeten komen voor gendergelijkheidsrichtlijnen, rekening houdend met de economische en financiële crisis, duurzame ontwikkeling, evenals met de richtlijnprioriteiten van dit moment, gericht op gelijke mogelijkheden tot economische zelfstandigheid voor man en vrouw, op de mogelijkheid tot het combineren van werk, gezin en privé-leven en op een gelijk aandeel van man en vrouw in de besluitvorming.

Momenteel is er een duidelijk gebrek aan gegevens over gendergelijkheid, geweld tegen vrouwen en geïnstitutionaliseerde achterstelling. Het is van groot belang dat de lidstaten zo nauw mogelijk samenwerken met het Europees Instituut voor Gendergelijkheid, omdat dat ondermeer tot taak heeft om met vergelijkbare gegevens te werken. Het instituut zal statistieken bijhouden, onderzoeken uitvoeren die tot doel hebben om gendergelijkheidsbeleid wetenschappelijk te onderbouwen en het zal onderzoek doen naar statistische indicatoren en gegevensanalyse. De doelen die het instituut in zijn werkprogramma noemt zijn met name geschikt om de indicatoren te implementeren die op de conferentie in Peking zijn omschreven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Gendergelijkheid is een fundamenteel principe van onze tijd, maar genderongelijkheid blijft bestaan en de strategische doelstellingen van het actieprogramma van Peking zijn nog lang niet gerealiseerd.

Ik ben blij met de ontwerpresolutie waarover vandaag plenair wordt gestemd, aangezien deze een stimulans vormt voor de verbetering van institutionele mechanismen voor het bevorderen van gendergelijkheid.

Gendermainstreaming in ontwikkelingssamenwerking is van wezenlijk belang voor het bevorderen van een gelukkigere, eerlijkere en rijkere samenleving.

Ik wil graag het belang benadrukken van de rol die vrouwen spelen in wetenschap en technologie. Vrouwen zijn steeds meer aanwezig op diverse wetenschappelijke onderzoeksgebieden, maar bereiken hier nog lang niet de top van hun carrières en de kern van besluitvormingsprocessen. Voor de bevordering van een eerlijke balans en voor de ondersteuning van groei en werkgelegenheid is het van wezenlijk belang dat we dit potentieel benutten.

Het is absoluut cruciaal dat gendermainstreaming op verschillende beleidsterreinen wordt beschouwd als een van de pijlers van een gelukkigere, eerlijkere en rijkere samenleving.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Als sterke voorvechter van mensenrechten en het beginsel van gelijkheid, zou ik de initiatieven die gericht zijn op de bescherming van de rechten van vrouwen en meisjes, niet durven ondermijnen. Deze rechten worden vaak ernstig geschonden in een wereld waarin vrouwen nog steeds de grootste slachtoffers zijn van misdaden tegen hun fysieke welzijn en seksuele zelfbeschikking.

Gendergelijkheid kan echter geen enkel moment het natuurlijke, sociale en culturele verschil tussen de seksen verhullen; gelijke rechten zijn niet hetzelfde als gelijke behandeling. Mannen en vrouwen moeten eerlijk worden behandeld door hun dezelfde rechten te geven maar rekening te houden met hun respectievelijke behoeften. In het geval van vrouwen is dit met name relevant op gebieden zoals hulp bij zwangerschap, het vinden van een balans tussen werk en gezin en speciale bescherming tegen misdaden die hoofdzakelijk worden gepleegd tegen vrouwen en kinderen, zoals seksuele uitbuiting, mensenhandel of misbruik.

Tot slot wil ik graag benadrukken dat met geen enkel EU-initiatief op dit gebied mag worden geprobeerd vrouwen het recht op abortus te geven in het kader van seksuele en reproductieve gezondheid; dit moet een kwestie blijven waarover de afzonderlijke lidstaten zelf een beslissing nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Gendergelijkheid is een grondbeginsel van de Europese Unie en is verankerd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarom heeft de Unie een specifieke opdracht voor de bevordering en mainstreaming van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De onfortuinlijke situatie van genderdiscriminatie komt ongetwijfeld ook vandaag de dag zowel in ontwikkelingslanden als in ontwikkelde landen – en met name in de Europese Unie – nog voor op alle sociale, economische en culturele niveaus. Om dit verschijnsel effectief te kunnen bestrijden is het van cruciaal belang dat er effectieve mechanismen zijn voor de identificatie van problemen en het verzamelen van informatie zonder hierbij aan te lopen tegen obstakels of politieke beperkingen, zodat de oorzaken en gevolgen duidelijk en continu kunnen worden bepaald om vervolgens een volledige reactie te kunnen geven. Dit structurele probleem is een obstakel voor de vooruitgang en ontwikkeling van gemeenschappen in het bijzonder en de mensheid in het algemeen.

Ik vind dat het uitbannen van huiselijk geweld de hoogste prioriteit moet krijgen. Hiervoor is het van cruciaal belang dat culturele, sociale en economisch gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt gewaarborgd. De economische en financiële crisis, de impact van klimaatverandering en een vergrijzende samenleving zijn allemaal factoren waarmee de Europese Commissie en de lidstaten rekening moeten houden bij hun acties en beleid gericht op de bevordering van gendergelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse conservatieven hebben vandaag, 25 februari 2010, voor de resolutie over Peking +15 jaar - VN-actieprogramma voor gendergelijkheid, B7-0118/2010, gestemd. Wij willen echter benadrukken dat wij niet van mening zijn dat er een hoofdstuk over gelijkheid moet worden opgenomen in de herziening van de Lissabonstrategie 2010, want gelijkheid wordt al gedekt voor het Verdrag van Rome en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Wij willen er ook op wijzen dat wij van mening zijn dat vrouwen eigen baas moeten zijn over hun seksualiteit en reproductie. Wij geloven in het vermogen van individuen om over hun eigen leven te beslissen; de Europese Unie moet zich daar niet mee bemoeien. Toenemende gelijkheid is een van de grote uitdagingen van de Europese Unie waarbij de vooruitgang van Zweden de andere EU-lidstaten kan inspireren.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie gesteund omdat we, vijftien jaar na de Wereldvrouwenconferentie van Peking, moeten erkennen dat er ten aanzien van gendergelijkheid te weinig vooruitgang is geboekt en dat op talloze terreinen, zoals werkgelegenheid, onderwijs en politiek, nog altijd seksistische stereotypen bestaan. Ik heb tevens een verwijzing naar de noodzaak tot verbetering van de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen gesteund, zowel in Europa als wereldwijd, en de noodzaak om vaders aan te moedigen een deel van de gezinstaken op zich te nemen, met name door middel van ouderschapsverlof. Tot slot, als het gaat om de herziening van de Lissabonstrategie, zal prioriteit moeten worden gegeven aan de doelstelling van gendergelijkheid, die een concrete impact zal moeten hebben op sociale beschermings- en inclusiemaatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. – (HU) De doelstellingen van het actieprogramma van Peking, die vijftien jaar geleden zijn aangenomen, zijn nog steeds niet verwezenlijkt en op de meeste terreinen die verband houden met de gelijkheid tussen vrouwen en mannen is er nauwelijks enige vooruitgang geboekt. Het is betreurenswaardig dat zowel op nationaal als op Europees niveau weinig nadruk wordt gelegd op de bestrijding van de diepe armoede en de meervoudige discriminatie waar vrouwen door worden getroffen.

De Peking-doelstellingen die zijn aangenomen binnen het VN-kader en de uitvoering van de nieuwe EU-routekaart voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen moeten veel beter op elkaar worden afgestemd. In het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is het bij uitstek belangrijk dat vrouwen die nauwelijks boven de armoedegrens uitkomen de juiste bescherming genieten, aangezien zij door de verandering van hun arbeids- of gezinssituatie – zoals ontslag, scheiding, weduwschap en zelfs het krijgen van kinderen – in veel grotere mate worden bedreigd door het gevaar van verarming. Het is een verheugende ontwikkeling dat het programma van het huidige Spaans-Belgisch-Hongaarse Triovoorzitterschap een grote nadruk legt op enerzijds het opvolgen van de verwezenlijking van de Peking-doelstellingen en anderzijds de intentie uitdrukt om een alomvattende benadering aan te nemen die is gericht op de preventie en de bestrijding van armoede onder vrouwen en kinderen. Deze aspecten zullen hopelijk ook op de VN-bijeenkomst van begin maart met de nodige nadruk worden behandeld. Voor de evaluatie en de herziening van het beleid dat is gericht op de verwezenlijking van gelijkheid tussen mannen en vrouwen zijn er daarnaast betrouwbare gegevens nodig die zijn opgesplitst per sekse. Verder zou het de moeite waard zijn om de invoering van gestandaardiseerde, gemeenschappelijke indicatoren te overwegen waarmee de ongelijkheid tussen de seksen kan worden gemeten.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd voor paragraaf 9 van de resolutie over het Peking 15+ - VN-actieprogramma voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen, waarin de gezondheid en de rechten van vrouwen op het gebied van seksualiteit en voortplanting bevestigd worden. Rechten op het gebied van seksualiteit en voortplanting zijn gebaseerd op het universeel erkende recht op lichamelijke integriteit, non-discriminatie en het hoogst mogelijke gezondheidsniveau. Deze rechten liggen verankerd in internationale wetgeving, zoals in artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten – waarin de aangesloten landen “het recht van iedereen op het hoogst bereikbare niveau van lichamelijke en mentale gezondheid” erkennen – en in artikel 12 van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, dat gaat over de uitbanning van ‘discriminatie van vrouwen in de gezondheidszorg teneinde de toegang tot diensten in de gezondheidszorg te garanderen op basis van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, met inbegrip van diensten op het gebied van geboorteregeling’. Consensusdocumenten als het actieprogramma van de Wereldbevolkingsconferentie in Caïro in 1994 en het actieprogramma van Peking uit 1995 hebben de betrokkenheid van regeringen bij de rechten van vrouwen op het gebied van seksualiteit en voortplanting geïllustreerd. Veel van mijn kiezers in Roemenië delen dit gezichtspunt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op diverse niveaus, ongeacht of deze binnen beroepen of sectoren voorkomen of het gevolg zijn van diverse stereotypen, zijn in de loop der jaren vervaagd. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is in de EU in toenemende mate een realiteit, en hoewel er nog steeds gevallen van discriminatie voorkomen, zijn er inmiddels enkele zeer positieve ontwikkelingen zichtbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De bescherming van vrouwenrechten is ook voor mij een belangrijke zaak. De toepassing van quota, zogenaamde positieve discriminatie, vind ik echter niet zinnig. Kwalificaties moeten hier doorslaggevend zijn, niet het geslacht. Dit principe zou in gelijke mate voor mannen en vrouwen moeten gelden. Ik heb me daarom van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat het noodzakelijk is dat gendergelijkheid op alle gebieden doorgevoerd wordt.

Wat Roemenië betreft: in deze vijftien jaar is er slechts op sommige van de in het actieprogramma van Peking genoemde terreinen vooruitgang geboekt. Het aantal vrouwen in de Roemeense politiek op het niveau van besluitvorming bedraagt na de verkiezingen van 2009 slechts 11 procent en er is slechts één vrouw in de regering benoemd. We moeten vooral iets doen aan geweld van mannen tegen vrouwen, mensenhandel en de zwakke vertegenwoordiging van vrouwen in besluitvormingsorganen.

Dat alles kunnen we alleen doen als vrouwen voor vrouwen kiezen! Als vrouwen niet vertegenwoordigd zijn in alle sociale en politieke uitvoeringsorganen, verspillen we 50 procent van de intellectuele capaciteit en vertegenwoordigen we niet echt de belangen van alle burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor de uiteindelijke tekst van de resolutie gestemd, ten eerste omdat onze verzoekschriften aan de Commissie om in de routekaart 2010-2014 niet alleen rekening te houden met de economische en financiële crisis, maar ook met het effect van de klimaatverandering op vrouwen, erin opgenomen zijn, ten tweede omdat er in de EU nog steeds ongelijkheid en genderstereotypen bestaan, waarbij vrouwen ondergeschikt blijven aan mannen op de gebieden genoemd in het actieprogramma van Peking, en ten derde omdat de Commissie gendergelijkheid vooral wil bevorderen door middel van vaderschapsverlof.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat ze stilstaat bij de vooruitgang die nog moet worden geboekt door de 189 landen die het actieprogramma van Peking hebben ondertekend om echte gelijkheid tussen mannen en vrouwen te verwezenlijken. Ik ben met name te spreken over de paragraaf die benadrukt dat ‘seksuele en reproductieve gezondheid en overeenkomstige rechten een integraal onderdeel vormen van de vrouwenrechtenagenda’. Ik wil er in dit verband op wijzen dat, toen mijn verslag over gelijkheid tussen mannen en vrouwen in 2009 werd aangenomen, de meeste leden van het Europees Parlement van mening waren dat vrouwen eenvoudig toegang moesten hebben tot contraceptie en abortus.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Samen met mijn collega’s van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heb ik vóór het verslag van mevrouw Svensson over Peking +15 – VN-actieprogramma voor gendergelijkheid gestemd. Haar verslag laat een gemengd beeld zien.

Er is weliswaar vooruitgang geboekt, maar hoe kunnen we tevreden zijn wanneer er tussen mannen en vrouwen nog altijd een loonverschil van 14 à 17,5 procent bestaat?

Verder is het onaanvaardbaar dat de meeste leden van het Europees Parlement een uiterst dubbelzinnig amendement(1) hebben aangenomen, ingediend door de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers, dat de suggestie wekt dat vrouwen die abortus laten plegen geen onderbouwde en verantwoorde keuzes maken. Hiermee wordt het recht op abortus indirect ondermijnd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. (EN) De lidstaten die vertegenwoordigd zijn in de ECR-Fractie hebben het VN-verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het actieprogramma van Peking ondertekend. Daarom vinden we het niet nodig dat de EU als geheel zich bij het verdrag aansluit en wij verzetten ons ertegen dat de EU zich op die manier als een staat gedraagt. Hoewel de ECR-Fractie groot belang hecht aan de gelijkheid van alle mensen, zijn wij tegen verdere wetgeving op het niveau van de EU; wij zijn van mening dat gendergelijkheid het best op nationaal niveau bevorderd kan worden, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld in lokale gemeenschappen. Om die reden hebben we tegen de resolutie gestemd.

 
  
  

Verslag-Maňka (A7-0017/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro, Jorgo Chatzimarkakis, Nadja Hirsch, Silvana Koch-Mehrin, Holger Krahmer, Britta Reimers en Alexandra Thein (ALDE), schriftelijk. − (DE) Na de resolutie van het Europees Parlement over het ontwerpvoorstel voor de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, aangenomen op 17 december 2009, is vandaag gestemd over de voorgestelde gewijzigde begroting voor het Europees Parlement na herziene berekeningen van de administratie van het Parlement. De FDP in het Europees Parlement heeft zich van stemming onthouden, omdat er een paragraaf was in het betreffende pakket amendementen die niet verenigbaar was met onze overtuigingen. De FDP heeft zich tijdens de discussies in het Bureau al uitgesproken tegen een verhoging van de secretariaatsvergoeding met 1 500 euro. Van de secretariaatsvergoeding worden de medewerkers van de afgevaardigden betaald. De FDP vindt het argument dat er meer geld nodig is vanwege het extra werk dat afgevaardigden moeten doen door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ongegrond, omdat er geen ervaringen uit het verleden zijn waarop dit gestoeld is. Natuurlijk zal het Parlement door het Verdrag van Lissabon dat net in werking is getreden, in het algemeen extra capaciteit nodig hebben voor wetgevende werkzaamheden, maar met de introductie van het statuut voor assistenten vanaf het begin van de lopende zittingsperiode, is er nog geen bewijs dat afgevaardigden echt meer medewerkers nodig hebben. Wij zijn bang dat dit leidt tot nog meer eisen en aanvullende verhogingen, of een uitbreiding van kantoorcapaciteiten. Daarom heeft de FDP zich in het Europees Parlement van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk(IT) Het verslag-Maňka, dat voor het eerst is gepresenteerd tijdens de vergadering van de Begrotingscommissie van 25 januari 2010, wordt gekenmerkt door drie kritieke punten die ertoe hebben geleid dat ik mij van stemming onthoud.

Ten eerste: de onverwachte en te late ontdekking – ten opzichte van de ondertekening van de begroting 2010 in december 2009 – dat de limiet van 20 procent voor de uitgaven in rubriek 5 is overschreden. De overeenstemming om het probleem van december naar januari te verschuiven, de wens om geen bekendheid te geven aan de lasten voor de begroting van het Verdrag van Lissabon en de haastige wijze waarop de kwestie aan de orde kwam, zonder ruimte voor een eventueel verzoek om de huidige beschikbare middelen efficiënter te gebruiken, hebben geleid tot een ware vertekening van de feiten.

Op de tweede plaats ben ik het niet eens met de beslissing om de reserves die bestemd zijn voor het gebouwenbeleid te gebruiken om de nieuwe behoefte aan liquiditeit te dekken. Dit is een omstreden kwestie die de komende maanden moet worden aangepakt, wanneer we er zeker van zijn dat we op de benodigde financiële middelen kunnen rekenen.

Tot slot denk ik dat het bedrag van 1 500 euro als maandelijkse vergoeding voor de assistenten van de Parlementsleden te laag zal blijken, aangezien het minimumbedrag voor het aannemen van een nieuwe assistent met geaccrediteerd niveau I 1 649 euro is.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het Verdrag van Lissabon betekent meer macht voor het Parlement. Dat neemt niet weg dat de problemen in een geglobaliseerde wereld steeds complexer worden en dat beslissingen technisch juist moeten zijn en door de wetenschap moeten worden gesteund.

Het is van cruciaal belang dat beleidsmakers zich bewust zijn van recente wetenschappelijke ontwikkelingen, aangezien deze hen in staat stellen de beste beslissingen te nemen.

In deze begroting worden beslissingen genomen met besparingen in de rubriek gebouwen en een toename van technische ondersteuning voor leden, waardoor het Parlement beschikt over de benodigde middelen om zijn plichten goed te vervullen met de wetenschappelijke en technische ondersteuning die we in de 21ste eeuw zo nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag gestemd omdat de begroting van de Europese Unie nog altijd niet meer dan een fractie van het percentage van het bruto binnenlands product betreft (0,97 procent) en daarmee niet toereikend is voor de noodzakelijke versterking van zwakke economieën en maatschappijen en voor de financiering van de uitbreiding. De noodzaak tot een gedurfde verhoging van de begroting naar minstens 5 procent wordt des te urgenter in deze tijd van economische crisis, die de hele Europese Unie treft, zodat in sociale behoeften kan worden voorzien en bezuinigingen op overheidsuitgaven kunnen worden gestopt. In ditzelfde kader dienen ook de problemen te worden aangepakt voor wat betreft de operationele behoeften en de harmonisatie van de uitgaven van het Europese Parlement en de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jürgen Creutzmann (ALDE), schriftelijk. − (DE) Na de resolutie van het Europees Parlement over het ontwerpvoorstel voor de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, aangenomen op 17 december 2009, is vandaag gestemd over de voorgestelde gewijzigde begroting voor het Europees Parlement na herziene berekeningen van de administratie van het Parlement. De FDP in het Europees Parlement heeft zich van stemming onthouden, omdat er een paragraaf was in het betreffende pakket amendementen die niet verenigbaar was met onze overtuigingen.

De FDP heeft zich tijdens de discussies in het Bureau al uitgesproken tegen een verhoging van de secretariaatsvergoeding met 1 500 euro. Van de secretariaatsvergoeding worden de medewerkers van de afgevaardigden betaald. De FDP vindt het argument dat er meer geld nodig is vanwege het extra werk dat afgevaardigden moeten doen door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ongegrond, omdat er geen ervaringen uit het verleden zijn waarop dit gestoeld is. Natuurlijk zal het Parlement door het Verdrag van Lissabon dat net in werking is getreden, in het algemeen extra capaciteit nodig hebben voor wetgevende werkzaamheden, maar met de introductie van het statuut voor assistenten vanaf het begin van de lopende zittingsperiode, is er nog geen bewijs dat afgevaardigden echt meer medewerkers nodig hebben. Wij zijn bang dat dit leidt tot nog meer eisen en aanvullende verhogingen, of een uitbreiding van kantoorcapaciteiten. Daarom heeft de FDP zich in het Europees Parlement van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag-Maňka gestemd. Het is de eerste stap in het proces van wijziging van de begroting van het Europees Parlement voor 2010, die ten doel heeft extra budgettaire en menselijke hulpbronnen te vinden om het Parlement in staat te stellen zijn grotere rol goed te vervullen. Tot de extra hulpbronnen behoort een stijging van de maandelijkse vergoeding aan de Parlementsleden voor medewerkers, zodat ze ondersteuning kunnen krijgen bij de belangrijkere wetgevende rol die ze krachtens het Verdrag van Lissabon nu hebben. Door het Verdrag van Lissabon staat het Parlement nu op gelijke voet met de Raad, als medewetgever bij ongeveer 95 procent van de wetgevingsprocedures, bijvoorbeeld op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, landbouw, visserij, onderzoek en structuurfondsen. Ook moet het Parlement nu toestemming geven voor onderhandelingen over en de sluiting van internationale overeenkomsten. Daarvoor is gedetailleerd onderzoek door deskundigen vereist. Het is uiterst belangrijk dat de leden van het Parlement voldoende medewerkers hebben om dit soort werkzaamheden op de juiste manier uit te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten zijn van mening dat de commissies die met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zwaardere taken krijgen, moeten worden versterkt. Dat rechtvaardigt meer personeel voor de secretariaten van het Parlement en de fracties in deze commissies. Wij zijn het er echter niet mee eens dat wij, de leden van het Parlement, meer personeel nodig hebben. Wij hadden ook vooral een toename van de middelen van het Parlement willen zien door herverdelingen en maatregelen om de doeltreffendheid te vergroten, in plaats van een toename van het hele budget.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien de nieuwe rol van het Parlement binnen de context van het Verdrag van Lissabon en de nieuwe functies die dit met zich meebrengt, en met het oog op de gedane toezeggingen toen de begroting voor 2010 werd goedgekeurd, is deze toename van fondsen voor het leiden van het Parlement logisch, aangezien hiermee wordt gewaarborgd dat deze instelling beschikt over alle nodige materiële en menselijke middelen om de nieuwe taken in het nieuwe institutionele kader nauwkeurig en uitmuntend te vervullen.

Deze toename van fondsen mag echter niet de budgettaire duurzaamheid en de nauwkeurigheid van de financiële staat in gevaar brengen, aangezien deze in elke instelling van cruciaal belang zijn. Bovendien moet het beheer van de fondsen die onder deze begroting beschikbaar worden gesteld, nauwkeurig en op transparante wijze plaatsvinden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze gewijzigde begroting voor het begrotingsjaar 2010 met betrekking tot de begroting van het Parlement (Afdeling 1 van de algemene EU-begroting) heeft nu een waarde van 1 616 760 399 euro, wat overeenkomt met 19,99 procent van de oorspronkelijke rubriek 5, die tijdens de eerste lezing werd aangenomen. In deze gewijzigde begroting hebben we de reserve voor gebouwen teruggebracht van 15 miljoen euro tot 11 miljoen euro.

De noodzaak van deze begroting komt voort uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement neemt hiermee nieuwe bevoegdheden en nieuwe verantwoordelijkheden op zich. Onze prioriteit is nu een hoog niveau van wetgeven. Om dit te bereiken is het belangrijk dat de leden, de commissies en de fracties de nodige middelen krijgen. Deze gewijzigde begroting voldoet aan wettelijke en budgettaire normen en een goede financiële discipline. Als rapporteur van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) voor deze begroting, ben ik van mening dat begrotingsdiscipline en pogingen tot besparingen nu meer dan ooit noodzakelijk zijn voor de gehele tenuitvoerlegging van deze begroting. Daarom kan ik opnieuw bevestigen hoe belangrijk het is om een 'zero based' begroting uit te werken die zorgt voor nog meer nauwkeurigheid en transparantie, en vraag ik ook zo spoedig mogelijk om informatie met betrekking tot de vaste uitgaven van het Parlement. Verder moet ik ook aandringen op de noodzaak om het gebouwenbeleid op lange termijn te plannen, om zodoende budgettaire duurzaamheid te kunnen garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Gisteren gingen tienduizenden mensen in Athene de straat op, en Griekenland werd lamgelegd door een algemene staking uit protest tegen het bezuinigingsplan dat is opgelegd door de EU, de Europese Centrale Bank in Frankfurt en het IMF. Het is waar dat Griekenland niet altijd even rigoureus is geweest als het had moeten zijn bij het beheer van zijn openbare rekeningen en Europese subsidies. Het is echter schandalig dat de grootste deugd van dit bezuinigingsplan zogenaamd is dat het de markten geruststelt, dezelfde markten die momenteel speculeren op de Griekse schuld en die deze ellende hebben veroorzaakt. Dezelfde markten waarvan de lidstaten tegen hoge rentetarieven geld moeten lenen, als gevolg van uw ultraliberale wetten. En onderwijl, met als voorwendsel dat de werklast is toegenomen door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en dat het Parlement zich zogenaamd zorgen maakt over de kwaliteit van zijn wetgevingsteksten, kennen de leden van het Parlement zichzelf een ‘geringe’ budgetverhoging van een paar miljoen euro toe, zodat medewerkers voor de fracties kunnen worden aangeworven! Pas uw muggenzifterige controles liever toe op uw eigen uitgaven en wees net zo rigoureus als u vindt dat de lidstaten moeten zijn! Wij gaan tegen deze tekst stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Goulard (ALDE), schriftelijk. – (FR) De crisis is een feit, en een groot aantal bedrijven en burgers hebben inderdaad moeite het hoofd boven water te houden. Desalniettemin heb ik vóór een verhoging van het parlementaire assistentiepakket gestemd omdat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement meer verantwoordelijkheden geeft: we hebben meer werk en meer verplichtingen te vervullen namens onze burgers. Deze toename zal enkel onze assistenten ten goede komen; leden van het Europees Parlement zelf komen niet in aanmerking voor een verhoging van hun salarissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Samen met mijn fractie heb ik vandaag het voorstel voor de stijging van de secretariaatsvergoeding voor afgevaardigden in deze fase van de procedure voorwaardelijk gesteund. Onze steun is afhankelijk van de evaluatie van hoe de vergoeding gebruikt wordt. Tot die evaluatie wordt in het verslag-Maňka opgeroepen. Ons uiteindelijke standpunt over de hogere vergoeding zal afhankelijk zijn van de uitkomsten van de evaluatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb met vertrouwen gestemd voor deze begrotingswijziging. Het gaat er niet om dat wij meer geld voor onszelf vragen, zoals in de pers wordt beweerd. Wij moeten het Europees Parlement de middelen bieden die het in staat stellen om aan de verwachtingen van de Europese burgers te voldoen. Ik weet dat wij niet alleen in economisch zwaar weer zitten maar dat er ook fors bezuinigd wordt in veel staten. Deze begroting is ook niet uitzonderlijk hoog. Er zijn bezuinigingen gedaan en dit zal ook in de toekomst blijven gebeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Ulrike Lunacek (Verts/ALE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag-Maňka gestemd, hoewel ik het niet eens was met de verhoging van het budget voor de secretariaatsvergoeding voor afgevaardigden. In haar toelichting op onze stemming heeft mevrouw Trüpel, de verantwoordelijke afgevaardigde van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, namens de hele fractie gezegd dat onze goedkeuring de voorwaarde bevat dat er vóór de verhoging een evaluatie over de secretariaatsvergoeding wordt gehouden. Ik vind de twee andere punten – namelijk de vergroting van het aantal posten voor commissies en fracties – zinnig en noodzakelijk gezien de nieuwe wetgevingsbevoegdheden van het Parlement onder het Verdrag van Lissabon. Wij afgevaardigden willen en zullen deze bevoegdheden namelijk heel serieus nemen en op die manier recht doen aan onze rol als de enige gekozen vertegenwoordigers van de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De goedkeuring en daaropvolgende inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hebben geleid tot een verhoogde verantwoordelijkheid van het Parlement, met de administratieve lasten die deze verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Aangezien een hoog niveau van wetgeven een voorrangspunt is voor het Parlement, moeten de leden de nodige materiële en menselijke middelen krijgen om dit te bereiken. Deze nieuwe begroting moet echter rekening houden met de gebruikspercentages van de waarden onder rubriek 5 (administratieve voorzieningen) van het meerjarig financieel kader (MFK), die waren vastgesteld op 20 procent van de waarde van die rubriek, om zodoende de budgettaire duurzaamheid te handhaven.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Met het oog op alle bezuinigingen in heel Europa moeten wij solidariteit tonen met de landen die de Europese begroting financieren door onze uitgaven niet te verhogen en ik stem daarom tegen het voorstel voor een gewijzigde begroting voor het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik stemde tegen dit verslag omdat het voorziet in de verhoging van de enveloppe voor de aanwerving en vergoeding van assistenten met 1500 euro per maand vanaf 1 mei 2010. Een groen amendement voorziet gelukkig in een evaluatie van het vergoedingssysteem zoals het nu bestaat en van kracht is sinds de verkiezingen van 2009. Maar de verhoging van de secretariaatsvergoeding gaat onvoorwaardelijk in zonder dat verplicht rekening wordt gehouden met de resultaten van deze evaluatie. Het verslag voorziet verder ook in een versterking van de parlementaire commissies en de politieke fracties. Deze operatie kost 13,3 miljoen euro op jaarbasis waarvan 8,832 miljoen euro voor de assistentenvergoeding.

Dit is een slecht besluit. Het beschadigt de reputatie van de instelling. De beslissing is ondoordacht. Er wordt niet nagedacht over verdere gevolgen. Waar worden de nieuwe assistenten gehuisvest? In een nieuw gebouw? Nog eens extra kosten? Ik vrees bovendien dat dit geld grotendeels zal worden gebruikt voor de aanwerving van niet-geaccrediteerde assistenten onder nationale loonvoorwaarden. Juist dat systeem zorgde in sommige gevallen voor gesjoemel. Nu zetten we mogelijk de deur wijd open voor misbruik. Daarom pleit ik voor een voorafgaande duidelijke evaluatie van het bestaande systeem. Pas daarna kunnen we met kennis van zaken beslissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft geleid tot de aanneming van een voorstel om de begroting voor 2010 te wijzigen, om zodoende te waarborgen dat kan worden voldaan aan de aanvullende behoeften van het Parlement in verband hiermee. Aangezien een hoog niveau van wetgeven een voorrangspunt is voor het Parlement, zou ik graag willen benadrukken hoe belangrijk het is dat de leden, de commissies en de fracties kunnen beschikken over de nodige middelen om deze doelstelling te realiseren, evenals over de middelen om te voorzien in hun algehele behoeften in verband met het gebouwenbeleid op lange termijn.

Daarom heeft de gewijzigde begroting voor het begrotingsjaar 2010 nu een waarde van 1 616 760 399 euro, wat overeenkomt met 19,99 procent van de oorspronkelijke rubriek 5, die tijdens de eerste lezing werd aangenomen, en is de reserve voor gebouwen teruggebracht van 15 miljoen euro tot 11 miljoen euro. Ik wil graag benadrukken hoe belangrijk het is om de uitwerking van een 'zero based' begroting op te nemen in het verslag, zodat nog meer budgettaire duurzaamheid wordt gehandhaafd , en dat het noodzakelijk is dat dit gebeurt conform het jaarlijkse wetgevingsprogramma. Om de eerder genoemde redenen heb ik voor het document gestemd, waarmee het Parlement de beschikking krijgt over de nodige middelen om de uitgaven te dekken met betrekking tot de nieuwe rol die voortkomt uit het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Helga Trüpel (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De fractie van De Groenen/Vrije Europese Alliantie verleent voorwaardelijke steun voor een stijging van de secretariaatsvergoeding voor afgevaardigden in deze fase van de procedure. Voor onze fractie is de evaluatie van het gebruik van de vergoeding, waar in het verslag-Maňka om wordt gevraagd, cruciaal. De evaluatie moet op tijd klaar zijn, zodat de begrotingsautoriteit later in het voorjaar een besluit kan nemen over de gewijzigde begroting. Het kan zijn dat onze fractie haar steun voor de stijging van de vergoeding herziet op basis van de uitkomsten van de evaluatie en de discussies binnen de fractie.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk.(LT) Hoe zeer ik het werk van de leden van het Europees Parlement ook steun, toch wil ik mijn bezorgdheid uiten over het feit dat er, uitgerekend in tijden van crisis, diverse vergoedingen voor Parlementsleden en hun stafmedewerkers verhoogd worden. Ik vraag in het bijzonder uw aandacht voor categorieën van uitgaven die moeilijk te controleren zijn of in het geheel niet gecontroleerd worden. Dat is nu precies het soort uitgaven dat in tijden van crisis niet verhoogd zou moeten worden.

 
  
  

Verslag-Patrão Neves (A7-0014/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag ondersteunt het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van de EU, dat onder het mom van de bescherming van de visbestanden in Griekenland ertoe heeft geleid dat een groot aantal kleine vissersboten vernietigd werden, dat vele kleine en middelgrote visserijondernemingen uit de sector verdreven werden, dat vele kustgebieden te kampen hebben met ontvolking en werkloosheid en dat de visserijactiviteiten grotendeels in handen komen van grote visserijondernemingen. Het monopolievriendelijke karakter van het EU-beleid blijkt eens te meer uit het feit dat twee derde van de communautaire middelen naar grote ondernemingen (visserijondernemingen, viskwekerijen, verwerking) gaat, terwijl de een derde die overblijft aan arme of middelgrote visserijbedrijfjes is gegeven om hun boten af te breken en uit het beroep te stappen. De maatregelen voor de vervanging of verbetering van vissersboten zijn alleen aan grote ondernemingen ten goede gekomen. Net als in het groenboek worden ook dit verslag de grote visserijondernemingen en de kleine kustvisserij in gelijke mate verantwoordelijk gesteld voor de vermindering van de visstand. Op geen enkele manier wordt onderscheid gemaakt tussen de maatregelen die voor de visgebieden benodigd zijn, en zodoende wordt voorbijgegaan aan bestaande individuele kenmerken. Het GVB van de EU behartigt het streven van de overblijvende grote visserijondernemingen om de maritieme rijkdommen te plunderen, en ondersteunt het grote kapitaal in de sector van de viskwekerij. Dit beleid, dat kapitaalrendement als enig criterium hanteert, leidt tot de destructie van het maritieme milieu en van de ecosystemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik verwelkom de lancering van een nieuwe strategie, die gericht is op het oplossen van de visserijkwesties in de Europese Unie. Overbevissing, illegale vangst, vervuiling en klimaatverandering zijn factoren die de mariene ecosystemen bedreigen. Daarom zal de zorg om een kwalitatief hoogwaardige aquacultuur in Europa economische vruchten afwerpen en tegelijkertijd ecologische voordelen opleveren.

Het is cruciaal dat wij een juiste balans bewaren tussen economische groei, visserijtradities in bepaalde regionale gemeenschappen en de beste werkwijzen op visserijgebied. Het belangrijkste is dat wij ons realiseren dat het bevorderen van duurzame en op lange termijn economisch efficiënte aquacultuur in de eerste plaats afhankelijk is van hoe milieuvriendelijk wij zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) De visserijsector in Europa maakt zware tijden door. Vissers raken hun enige bron van inkomsten kwijt, zeker in die delen van de EU waar er maar weinig sociale en economische alternatieven zijn. Daarom steun ik uit volle overtuiging het standpunt van de Commissie, zoals geformuleerd in het groenboek, dat een grondige en alomvattende hervorming van het visserijbeleid noodzakelijk is, om deze sector aan de veranderde marktsituatie aan te passen. Het is triest, maar ondanks 27 jaar gemeenschappelijk visserijbeleid functioneert deze sector niet naar behoren en worden de problemen niet snel genoeg opgelost. De problemen van 2002 liggen er nog steeds. Ze zijn zelfs nog nijpender geworden door de recente gebeurtenissen, die verband houden met de economische crisis en de uitwerking van de klimaatverandering op de visbestanden. Hoofddoelen van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid dienen het herstel van de bestanden, een duurzaam beheer en bestaanszekerheid voor de vissers te blijven. De visserij is van groot belang voor de gehele Europese Unie en mag daarom niet gezien worden als een willekeurige economische activiteit – het is een rechtstreekse bron van werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, John Bufton, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark, William (The Earl of) Dartmouth, Nigel Farage en Paul Nuttall (EFD), schriftelijk. (EN) Hoewel in dit verslag een heel wat minder afschuwelijk GVB gepresenteerd wordt dan het wanproduct dat we nu nog hebben, bevat het toch de aanbeveling de visserij onder het roofzuchtige toezicht te laten staan van de ondemocratische en antidemocratische ‘Europese Unie’. Om die reden kan de Britse Onafhankelijkheidspartij (UKIP) het verslag niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Het bevorderen van een gedeeld belang onder producenten bij de naleving van de beginselen waar de Europese Unie voor pleit, wordt een sleutelfactor bij de hervorming van het visserijbeleid. De Europese Unie kan op basis van de economische realiteit niet verwachten dat de Europese vissersvloten op natuurlijke wijze afslanken. Overcapaciteit en de continue afname van de visbestanden zijn, acht jaar na de wereldtopconferentie over duurzame ontwikkeling, aanvullende redenen voor een verreikende hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het moet echter niet worden vergeten dat gehele kustgemeenschappen in de Europese Unie afhankelijk zijn van de visvangst. Zoals ook vermeld in het verslag over de hervorming van het gemeenschappelijke visserijbeleid, is deze activiteit onderdeel van het culturele erfgoed en tradities, die niemand verloren wil zien gaan.

Een herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid is in het belang van iedere lidstaat. Het hoofddoel van de top in 2002 moet zodoende kunnen worden bereikt: beschikken over niveaus van visbestanden die in 2015 een maximale duurzame opbrengst kunnen leveren, waardoor de Europese Unie niet langer de helft van de benodigde vis uit andere markten hoeft te importeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De visserijsector is van strategisch belang voor de sociale en economische welvaart van kustgemeenschappen, de ontwikkeling op lokaal niveau, de werkgelegenheid en de instandhouding en totstandbrenging van economische bedrijvigheid.

Het waarborgen van duurzame ontwikkeling binnen deze sector is van cruciaal belang, zowel op economisch als sociaal niveau, maar het is net zo noodzakelijk om het behoud van een goede milieutoestand in alle mariene wateren van de EU te waarborgen.

De tenuitvoerlegging van het GVB houdt direct verband met kwesties zoals milieubescherming, klimaatverandering, veiligheid, volksgezondheid, consumentenbescherming, regionale ontwikkeling, interne en internationale handel, betrekkingen met derde landen en ontwikkelingssamenwerking, en het is dan ook van fundamenteel belang om te zorgen voor degelijke en zorgvuldige onderlinge afstemming van al deze gebieden.

Ik wil graag de noodzaak benadrukken van een coherent kader voor de Europese onderzoeksruimte ter ondersteuning van het duurzame gebruik van oceanen en zeeën.

Ook is het belangrijk om de aard van de beperkingen erkennen waar de uiterste randgebieden aan onderhevig zijn − beperkingen die door hun algemeen en blijvend karakter en gezamenlijk voorkomen de uiterste randgebieden van de andere regio's van de Europese Unie onderscheiden, met nadelen die aan hun geografische ligging en/of demografische problemen te wijten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over het gemeenschappelijk visserijbeleid gestemd, ondanks het feit dat er bepaalde punten in staan die in vergelijking met de huidige situatie een positieve ontwikkeling inhouden. Helaas is het echter zo dat de basispunten van het verslag strijdig zijn met het feit dat de maritieme bronnen publiek eigendom zijn dat niet kan worden geprivatiseerd en een amendement van de Confederale Fractie Europees Unitair Links / Noords Groen Links over dit punt werd afgewezen. Met dit verslag is het niet mogelijk de noodzakelijke bescherming van het maritieme milieu en het behoud van de visbestanden te combineren met de sociale en financiële bescherming van de beroepsvissers, en dan met name van de vissers die op kleine schaal vissen. Desastreuze gevolgen voor het milieu en de duurzame visserij zijn het gevolg, met bovendien een nadelige uitwerking voor zowel de vissers als voor de consumenten die de uiteindelijke prijs van het product moeten betalen, waarbij de winst niet de kleine visser ten goede komt, maar de grote private ondernemingen. In het verslag wordt niet daadwerkelijk rekening gehouden met de uiteenlopende omstandigheden in de individuele lidstaten, en dientengevolge wordt niet voorzien in het individueel afgestemde beleid dat we nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik wil mevrouw Patrão Neves graag feliciteren met haar uitstekende verslag over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De talloze problemen en uitdagingen met het GVB werden in 2002 al erkend, maar zijn nu verergerd door de economische crisis, de energiecrisis en de schadelijke effecten van klimaatverandering. Als het GVB de belangen van de moderne visserij moet dienen, moet er een set grondige veranderingen worden geïntroduceerd waarmee een eerlijk evenwicht tussen de instandhouding van rijkdommen en de levensvatbaarheid van de sector wordt gewaarborgd, zodat nieuwe beheersystemen voor de verschillende typen visserij binnen de EU een kans krijgen.

Ik ben blij met de aandacht voor de mogelijke decentralisatie en het onbureaucratisch maken van het GVB, en voor de regionalisering van visserijbeheer binnen de gestelde grenzen van het Verdrag van Lissabon, en voor de noodzaak om te waarborgen dat de behandeling wordt afgestemd op kustvisserij op kleine schaal en visvangst op industriële schaal, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan alle sociale, economische en milieuvoorschriften. Ook wil ik graag de bescherming van de belangen van de visserij van de Gemeenschap benadrukken, waarvoor echter gepast toezicht door nationale overheden vereist is. Zij moeten visserij tot een strategische prioriteit maken om de economische en sociale levensvatbaarheid van kustgemeenschappen te kunnen waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik ben van mening dat er plannen moeten worden opgesteld voor het beheren en ondersteunen van het herstel van visbestanden op lange termijn, voor alle typen visserij en alle geografische visserijzones in de Europese Unie. Bovenal moet worden nagedacht over de grote verschillen in Europa wanneer het gaat om de visserij. Visserijzones moeten grotere verantwoordelijkheden krijgen en het traditionele quotasysteem moet worden verbeterd. Europa moet een krachtige, gezamenlijke benadering formuleren voor het beheer van visbestanden, met een continentale en economische dimensie voor de sector, naast een vangstsector en aquacultuur, die in overeenstemming zijn met het nieuwe, geïntegreerde maritieme beleid van de Europese Unie, en met het belang van duurzame groei in kustregio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  William (The Earl of) Dartmouth, Nigel Farage en Paul Nuttall (EFD), schriftelijk. (EN) Hoewel in dit verslag een heel wat minder afschuwelijk GVB gepresenteerd wordt dan het wanproduct dat we nu nog hebben, bevat het toch de aanbeveling de visserij onder het roofzuchtige toezicht te laten staan van de ondemocratische en antidemocratische ‘Europese Unie’. Om die reden kan de Britse Onafhankelijkheidspartij (UKIP) het verslag niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor het verslag over het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid omdat hierin belangrijke toezeggingen worden gedaan die duidelijk een verbetering van het oorspronkelijke voorstel vormen. Ik wil graag benadrukken hoe belangrijk het is dat er een sociale en milieugerichte benadering wordt geïntroduceerd voor het vinden van nieuwe beheersystemen voor visbestanden, die een aanvulling vormen op het huidige systeem en zijn gebaseerd op het beginsel van relatieve stabiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaaldemocraten hebben tegen het verslag over het Groenboek en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid gestemd. De meerderheid in het Parlement verwierp het voorop stellen van duurzaamheid en stemde voor een amendement waarin staat dat ons beleid ten aanzien van derde landen moet worden gestuurd door de belangen van de Europese visserij. Wij vinden dit onaanvaardbaar en daarom kozen wij ervoor om tegen te stemmen. Wij zijn ook sceptisch over het feit dat het Europees Parlement meer geld aan het gemeenschappelijk visserijbeleid wil uitgeven. Daar willen wij niet aan meewerken, tenzij het doel een radicale wijziging van het beleid is.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Om te beginnen wil ik graag benadrukken dat mevrouw Patrão Neves een uitstekend verslag heeft opgesteld. Vissersgemeenschappen hebben momenteel een moeilijke periode te verduren, die wordt gekenmerkt door een sterke achteruitgang van de visbestanden. Dit is van invloed op de voedselvoorziening voor de algemene bevolking en op de samenhang van de uiterste randgebieden van de Europese Unie. Daarom moet er een geïntegreerde en uitgebreide benadering komen voor de hervorming van het gemeenschappelijke visserijbeleid.

Ik denk dat het zeer urgent en belangrijk is dat de Europese Unie effectief betrokken raakt bij de waarborging van betere economisch duurzame omstandigheden voor vissers, binnen een kader dat de specifieke kenmerken van elke regio kan waarborgen en erkent dat voor visserij op kleine schaal een andere benadering vereist is. De aanbeveling van concrete maatregelen zoals een vermindering van het aantal tussenschakels in de keten tussen producent en consument zijn ook vermeldenswaardig. Deze hervorming kan daarentegen niet los worden gezien van het duurzame gebruik van de rijkdommen van de zee in een technisch en wetenschappelijk beoordelingsproces dat zorgvuldig is gecontroleerd en dat zal bijdragen aan de verzoening van de sector en van invloed zal zijn op de kwaliteit en voedselzekerheid voor consumenten. Binnen de context van een gewijzigde capaciteit voor de visserij, wil ik graag de invloed benadrukken die het moderniseren van apparatuur heeft op de professionele waardigheid en veiligheid van vissers in een sector waarin regelmatig levens verloren gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De verwerping van de ingediende voorstellen door een meerderheid van het Parlement en het afwijzen van de privatisering van visbestanden, zijn kenmerkend voor de route die het Parlement probeert te volgen bij de komende hervorming van het GVB. Niet alleen slaagt het Parlement er niet in om het voorstel af te wijzen dat de Commissie heeft gedaan voor de oplegging van (particuliere) eigendomsrechten voor toegang tot en gebruik van een publiek goed; ook maakt het Parlement de weg vrij voor de mogelijkheid om dat voornemen officieel te maken. Dit is een optie waarmee de duurzaamheid van rijkdommen niet wordt gewaarborgd en die onvermijdelijk zal leiden tot een concentratie van activiteiten onder entiteiten met meer economische en financiële macht in de hele EU, waardoor kustvisserij op kleine schaal ernstig zal worden bedreigd, wat in het geval van Portugal neerkomt op meer dan 90 procent van de vloot.

We hebben wel enkele positieve punten opgemerkt in het verslag, waarvan er sommige overeenkomen met de voorstellen die wij hebben ingediend. We kunnen echter niet negeren dat het verslag in zijn geheel genomen vasthoudt aan een opvallend liberale benadering, een benadering waardoor de soevereiniteit van de lidstaten over hun rijkdommen van de zee sterk wordt beperkt. Ook wordt er geen duidelijke reactie geboden op een van de belangrijkste kwesties waarmee de sector wordt geconfronteerd: inkomsten uit werk. We kunnen enkel wijzen op de afwijzing van de voorstellen die we hebben ingediend, die gericht waren op een verbetering van de afzet in de sector en waarmee de beloning voor het werk van de vissers zou worden verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE), schriftelijk. (EN) Ik ben voorstander van een uitbreiding van de kustzones van twaalf tot twintig mijl als een van de belangrijkste hervormingen van het GVB. We moeten ook een eind maken aan de praktijk van het teruggooien van kwetsbare visbestanden. Het is van belang vast te houden aan het huidige beheersysteem voor visquota. Ik sta niet achter een verplichte privatisering van quota.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het verslag bevatte veel goede en belangrijke elementen en men is het erover eens dat het gecentraliseerde, alles over één kam scherende model van het GVB een ramp is. Een aantal door mijzelf ingediende amendementen zijn aangenomen, zodat in het verslag onderwerpen als relatieve stabiliteit, de noodzaak om aan te sporen tot instandhoudingsinspanningen en het succes van het nationale toezicht binnen de 12-mijlszone erkend worden. Verderop in het verslag staat echter dat historische rechten herzien moeten worden. Het visserijbeheer moet teruggegeven worden aan de visserijlanden; de visserijlanden mogen hun historische rechten niet kwijtraken. Ik heb daarom tegen een verslag gestemd waarin een aanval op zulke fundamentele, traditionele rechten als het recht op toegang tot visbestanden, uitgelokt wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Een fundamentele en uitgebreide hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is toe te juichen, met name ten behoeve van een duurzaam beheer van de visvangst. Dit moet mogelijk worden gemaakt door precisering en standaardisering van de randvoorwaarden, betere controles door de lidstaten en een vereenvoudiging van het besluitvormingssysteem. Ook al is Oostenrijk als binnenland niet direct betrokken, de toenemende consumptie van zeevis heeft invloed op de visvangst. We hebben praktische en efficiënte oplossingen nodig die de sector een basis voor levensvatbaarheid bieden door een goede visstand, die aanvoer voor de consumenten garanderen en er tegelijkertijd voor zorgen dat de soortendiversiteit behouden blijft en heel het marien ecosysteem wordt beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Isabella Lövin (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Dit verslag is een veelomvattend document, waarin alle aspecten van het GVB behandeld worden, van aquacultuur tot hengelsport en van de Oostzee tot visserijovereenkomsten met derdewereldlanden. De Groenen zijn blij met de vele amendementen op het verslag die we erdoorheen hebben gekregen, zoals de amendementen met betrekking tot grondbeginselen over duurzaamheidseisen voor diegenen die het recht krijgen om te vissen, de eis van het uitvoeren van milieueffectbeoordelingen bij visserijactiviteiten, de verklaring dat de EU niet uit hoofde van de visserijovereenkomsten met lokale vissers mag concurreren, maar slechts mag vissen als er een visoverschot is, en ook de aan alle EU-instellingen gerichte motie om in alle relevante fora de illegale visserij bovenaan de internationale agenda te zetten, om zowel de oceanen als de voedselzekerheid te beschermen. Helaas zijn in de uiteindelijke tekst ook allerlei volstrekt onaanvaardbare en tegenstrijdige paragrafen terechtgekomen. Voorbeelden daarvan zijn de doelstelling van de externe delen van het GVB om de Europese visserijbelangen te beschermen en bevorderen, de stelling dat ecologische duurzaamheid geen prioriteit mag krijgen boven sociale en economische duurzaamheid en dat alle beleidsterreinen moeten bijdragen aan de verwezenlijking van GVB-doelstellingen. Dat is de reden dat de fractie van de Groenen het verslag niet heeft gesteund, maar zich van stemming heeft onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het gemeenschappelijke visserbeleid, dat voor het laatst werd herzien in 2002, is nog niet toereikend om weerstand te bieden aan de wisselvalligheid van deze kwetsbare sector. Daarom is het nodig om de nieuwe factoren te analyseren die van invloed zijn op de sector en om nieuwe oplossingen te vinden die de sector volledig levensvatbaar maken, met name in economisch, sociaal en milieugerelateerd opzicht. Om deze reden raad ik aan nieuwe maatregelen te nemen waarmee de visserijsector kan ontsnappen uit de huidige gevaarlijke situatie waarin ze zich bevindt.

De visserij is erg belangrijk in de EU. Daarom is het van cruciaal belang dat het nieuwe GVB rekening houdt met een rationeel en verantwoord beheer van rijkdommen, en dat hieronder de rijkdommen van de zee worden beschermd en de manier van leven wordt gehandhaafd voor degenen die altijd al hun geld hebben verdiend in de visserij. Het nieuwe GVB moet de productiviteitsproblemen binnen de sector kunnen oplossen, markten kunnen stabiliseren en een goede levensstandaard kunnen waarborgen voor gezinnen die afhankelijk zijn van deze sector. Deze sector moet echter als geheel worden geanalyseerd, niet in afzonderlijke delen, zodat we alle voorkomende problemen en wisselvalligheden kunnen integreren en kunnen oplossen naar tevredenheid van alle betrokkenen, om zodoende de belangrijkste problemen van de sector te overwinnen: overbevissing, overcapaciteit, overinvesteringen en verkwisting.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Dat de visserij een lange traditie kent in Europa en hopelijk ook in de toekomst zal hebben, is toe te juichen. De ontwikkelingen in de afgelopen jaren hebben echter laten zien dat werken in deze economische sector een heel stuk minder aantrekkelijk is geworden. De reden hiervoor is dat concerns met hun massaproducten de verkoopprijzen van vis zo ver omlaag drukken dat de kleinschalige visserij niet met hen kan concurreren. Deze omstandigheden zorgen er op hun beurt voor dat deze sector steeds meer is aangewezen op werknemers uit derde landen. Aangezien deze ontwerpresolutie te weinig ingaat op deze punten, heb ik tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb mij bij de eindstemming over het verslag-Patrão Neves van stemming onthouden, omdat er zowel goede als slechte paragrafen in staan. In het verslag wordt bevestigd dat bij de toegang tot visbestanden voorrang moet worden gegeven aan hen die het milieuvriendelijkst vissen, zodat er minder vis teruggegooid wordt, meer werkgelegenheid ontstaat en minder energie verbruikt wordt, en wordt onderstreept dat milieutechnische en sociale criteria de basis moeten zijn voor het recht om te vissen, en niet de vraag wie dertig jaar geleden de meeste vis ving. De huidige crisis is ontstaan door jaren van overbevissing, dus het is absurd om dezelfde vissersvloten toe te staan nog meer schade aan te richten. Andere positieve punten zijn de ecologische duurzaamheid die tot uitgangspunt van het GVB gemaakt wordt en de erkenning dat vloten uit de EU de wateren van ontwikkelingslanden niet langer mogen overbevissen. Helaas staan er ook minder constructieve ideeën in het verslag, zoals de weigering de destructieve invloed van subsidies te erkennen. Bovendien wordt in het verslag het GVB uitgeroepen tot dominant EU-beleid, waar het milieubeleid en het ontwikkelingsbeleid ondergeschikt aan zijn. Deze houding van ‘houd de visserijsector ten koste van alles in stand’ heeft geleid tot de vernietiging van het marien ecosysteem en van de visserijgemeenschappen die er afhankelijk van zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. − (DE) De Duitse leden van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa hebben op twee punten anders gestemd dan de fractie. Het eerste punt heeft betrekking op amendement 3 van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie. De FDP-leden hebben tegen gestemd, omdat een radicale decentralisatie van het visserijbeleid, zoals het amendement voorstaat, met de overdracht van macht en verantwoordelijkheid aan de lidstaten en aan lokale besluitvormers niet verenigbaar is met het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gaat hierbij nu juist om het vinden van gemeenschappelijke, toekomstgerichte oplossingen op EU-niveau. FDP-leden hebben voor amendement 33 gestemd, omdat het steun verleent aan het belangrijke principe van relatieve stabiliteit, dat belangrijk is voor Duitsland. Het gaat hierbij om de basis voor quotaverdeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese visserijsector bevindt zich in troebele wateren: visbestanden nemen schrikbarend af, 400 000 Europese vissers en hun gezinnen maken zich zorgen over hun toekomst en plaatsen vraagtekens bij de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), dat tot dusver altijd als veiligheidsnet heeft gefungeerd.

In het licht van de structurele problemen die in kaart zijn gebracht, namelijk overbevissing, onderinvestering, overcapaciteit van de vissersvloot en verspilling (hoeveel ton vis wordt elke dag teruggegooid in zee omdat deze niet geschikt is voor consumptie?), moet hervorming van het GVB een eerste prioriteit zijn. Elke hervorming moet uiteraard rekening houden met de specifieke kenmerken van de verschillende visgebieden en een uniform beheermodel koste wat kost vermijden. De vangstmethoden en vissersboten die worden gebruikt in de Noordzee verschillen nogal van die welke worden gebruikt in de Golf van Biskaje. Daarom is de door de Commissie voorgestelde hervorming, die gebaseerd is op regionalisering en die vanmiddag is goedgekeurd door het Parlement, van cruciaal belang.

Een verantwoord beleid moet eveneens rekening houden met de werkelijkheid die naar voren komt uit de cijfers: de EU vertegenwoordigt circa 4,5 procent van de wereldwijde visserijproductie en heeft niet de ambitie een ‘reus’ te worden in de sector. Reden temeer om te kiezen voor een kleinschalige, innovatieve en duurzame visserij.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. (EN) Het groenboek van de Commissie over dit onderwerp is een vernietigende aanklacht en ook een eerlijke erkenning dat het gemeenschappelijk visserijbeleid niet heeft gewerkt. Integendeel, het heeft aan verschillende problemen bijgedragen die nog steeds van invloed zijn op de economie, de maatschappij en het milieu. Nog maar twee weken geleden heeft dit Parlement gestemd voor opschorting van de internationale handel in blauwvintonijn, omdat de voorraden zo klein zijn geworden. De lage tonijnstand is opnieuw een teken dat de huidige massale visserij niet duurzaam is en ernstige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en de toekomst van de visserijsector. We moeten ons realiseren dat er een nieuwe aanpak nodig is. Door een gedecentraliseerd beleid en meer financiering zullen de verschillende regio’s passende maatregelen kunnen nemen die bij hun eigen specifieke omstandigheden aansluiten, wat bij het eerdere, van bovenaf gestuurde beleid niet mogelijk was. Hierdoor moet een beter beheer van de visbestanden mogelijk zijn en het marien milieu een positief effect ondervinden. Ik sta volledig achter de inzet van de Commissie voor grootschalige en fundamentele hervormingen, die door de Commissie visserij terecht gesteund worden. Het is van wezenlijk belang dat we ervoor zorgen dat de Europese Unie een werkelijk duurzaam visserijbeleid uitvoert om de visbestanden, het milieu en de Europese werkgelegenheid op de lange termijn veilig te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb mij uitgesproken voor amendementen die ingediend zijn om het gemeenschappelijk visserijbeleid zodanig te veranderen dat er een eind komt aan de al bestaande, verstorende invloeden.

Vooral meer geld voor de vernieuwing van vloten of centraal vastgestelde visprijzen werken verstorend en leiden tot een hoger subsidiegebruik.

Vissers in het Verenigd Koninkrijk, vooral die aan de zuidkust met hun boten van 10 meter, worden vaak zwaar getroffen door onevenwichtige quota en subsidies aan andere nationale vissersvloten. Het Britse parlementslid voor Hastings and Rye, Mike Foster, heeft onder mijn aandacht gebracht dat het noodzakelijk is dat de Marine Fishing Agency en de Commissie een eind maken aan discriminerende en verstorende praktijken, vooral bij de kabeljauwvangst langs de Britse zuidkust en met name in zijn eigen district Hastings and Rye, dat wij beiden vertegenwoordigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik heb me bij de stemming over het verslag inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid onthouden, omdat het teveel punten bevat die niet alleen strijdig zijn met een aantal andere punten uit het verslag, maar ook indruisen tegen mijn politieke visie op het Europees visserijbeleid. Aan de ene kant stelt het verslag dat de Europese vissersvloten niet meer de wateren van ontwikkelingslanden mogen overbevissen, maar aan de andere kant stelt het ook dat het visserijbeleid altijd primeert boven het milieubeleid en het ontwikkelingsbeleid. Deze stellingname gaat manifest in tegen het Verdrag van Lissabon. Artikel 208 van het Verdrag stelt dat ons buitenlands beleid de ontwikkelingsdoelstellingen van arme landen niet mag ondermijnen. Het door het Parlement voorgestelde beleid is zeer zeker positief voor Europa, maar buiten de Europese wateren komt Europa alleen op voor zijn eigen vissersvloten en niet voor de visbestanden en de vissers ter plaatse. Daarom hebben de Groenen zich onthouden. Daarnaast wordt in het verslag wel erkend dat er een groot probleem van overbevissing is en dat duurzaamheid het uitgangspunt van het beleid moet vormen, maar er wordt niet erkend dat de capaciteit van de vissersvloten en de subsidie- en quotasystemen de kern van dit probleem vormen. Vandaar deze onthouding.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Met het verslag over het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat we vandaag hebben aangenomen, worden de economische, sociale en milieugerelateerde aspecten van dit beleid herzien, met als doel de benadering voor het oplossen van de resterende problemen in de sector opnieuw te definiëren. Ik wil graag nogmaals benadrukken dat prioriteiten zoals een grotere doelmatigheid in het beheer van visbestanden en een strategie voor financiële steun aan degenen die werkzaam zijn in deze sector, plus een duurzaamheidsgarantie in de sector door het behoud van soorten, onmisbaar zijn voor deze hervorming en op regionaal niveau ten uitvoer moeten worden gebracht. Dit document dringt aan op hervormingen die noodzakelijk zijn voor de visindustrie en die enorm belangrijk zijn in de uiterste randgebieden, vooral Madeira, waar deze activiteit van groot belang is voor de lokale ontwikkeling en in de levens van de lokale bevolking.

Ik wil graag nogmaals de ideeën in het verslag benadrukken die betrekking hebben op een actievere medewerking van de diverse partijen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wat betreft de tenuitvoerlegging en de technische maatregelen die binnen de visserijsector moeten worden genomen. Om alle bovenstaande redenen heb ik voor dit verslag gestemd, waarmee het begin van een nieuwe fase in het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid wordt ingeluid.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Patrão Neves gestemd, omdat het de amendementen verwerpt die tot doel hadden een evenwicht te vinden tussen milieubelangen en het behoud van kleinschalige visserij.

Ook betreur ik de verwerping van de amendementen waarin erop wordt aangedrongen voorafgaand aan deze hervorming een diepgaande dialoog aan te gaan met vissers.

Op deze grondslag zie ik niet in hoe draagvlak kan worden gevonden voor een hervorming die aanvaardbaar is voor vissers en die doet wat moet worden gedaan een gemeenschappelijk visserijbeleid te handhaven dat die naam waardig is.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De notulen van deze vergadering zullen aan het begin van de volgende vergadering ter goedkeuring aan het Parlement worden voorgelegd. Als er geen bezwaren zijn, zal ik de vandaag aangenomen ontwerpresoluties direct toezenden aan degenen voor wie ze bestemd zijn.

 
  

(1) Amendement 3 door Marina Yannakoudakis, namens de ECR-Fractie, bij paragraaf 9 ter (nieuw): "benadrukt dat abortus niet moet worden aangeprezen als een methode van gezinsplanning en dat er in ieder geval voor moet worden gezorgd dat vrouwen die abortus laten plegen welwillend worden behandeld en begeleid".

Juridische mededeling - Privacybeleid