Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk – (ET) In de loop der jaren is men in het communautair beleid inzake consumentenbescherming veel meer rekening gaan houden met de veranderende behoeften en verwachtingen van mensen. Bovendien is dankzij de snelle ontwikkeling van e-handel de grensoverschrijdende dimensie van de consumentenmarkten in de Europese Unie aanzienlijk gegroeid, waardoor consumentenbescherming des te belangrijker is en dan vooral hoogwaardige consumentenbescherming.
Naar mijn mening zijn een scherper toezicht op de markt en handhavingsmechanismen, alsmede de doeltreffende en omvattende tenuitvoerlegging ervan, van wezenlijk belang voor het vergroten van het consumentenvertrouwen. Daarom heb ik de aanneming van het verslag en de amendementen daarin gesteund.
Zigmantas Balčytis (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb dit verslag gesteund. Een effectief beleid voor de handhaving van de consumentenwetgeving vormt het hart van het functioneren van de interne markt.
We hebben behoefte aan een echte, goed functionerende interne markt met een hoog niveau van bescherming voor de consument, wat helaas nu nog niet het geval is. We hebben wel de regelgeving, maar deze wordt in de lidstaten niet naar behoren uitgevoerd. Het allerbelangrijkst is dat onze consumenten zich niet veilig voelen omdat ze de regels niet kennen en omdat in veel gevallen de compensatiemechanismen niet werken zoals ze zouden moeten werken.
De Commissie moet zich er meer voor inspannen dat de lidstaten richtlijnen correct toepassen en dat burgers voorlichting krijgen over hun rechten en, wat het allerbelangrijkst is, dat zij in de praktijk van die rechten gebruik kunnen maken.
Viktor Uspaskich (ALDE). – (LT) Rapporteur, dames en heren, ik ben het zeker eens met dit initiatief. Ik ben het in het bijzonder eens met de versterking van het SOLVIT-netwerk en de verbreding van zijn activiteiten. We mogen kosten noch moeite sparen om informatie over de activiteiten en mogelijkheden van deze Europese instelling te verspreiden in de nationale media, op het internet en in televisieprogramma’s. Ik kan u echter vertellen dat er met twee maten wordt gemeten, dat de wetgeving niet op uniforme wijze wordt toegepast en dat er zelfs verschillende straffen gelden voor dezelfde activiteiten. Dank u, dat is precies wat ik wilde onderstrepen.
Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag-Buşoi gestemd, omdat ik van mening ben dat de dienst die door SOLVIT wordt verleend van fundamenteel belang is voor een duidelijke en transparante betrekking tussen de instellingen, de burgers en het bedrijfsleven, die een van de hoekstenen van de Europese Unie vormt.
SOLVIT heeft bewezen dat het een nuttig instrument is voor het oplossen van de problemen van burgers en bedrijven die de mogelijkheden van de interne markt ten volle willen uitbuiten. Veel landen in de EU hebben nog hindernissen in hun nationale wetgeving, en die moeten worden weggenomen. Daarom vind ik dat we onze steun moeten geven aan de toewijzing van extra middelen, de werving van meer deskundig personeel en de verbetering van de zichtbaarheid van deze dienst, ook op het niveau van lokale autoriteiten, waar SOLVIT zeer nuttig zou kunnen zijn.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Als schaduwrapporteur zou ik graag alle collega's willen bedanken voor het feit dat het Parlement met zo'n enorme meerderheid ons verslag over het SOLVIT- netwerk goedgekeurd heeft. Dit is een duidelijk signaal aan de Raad en de Commissie om onze aanbevelingen serieus te nemen, die een beter gebruik beogen van dit voor burgers en ondernemers nuttige instrument. Het enige dat nodig is, is dat ondernemingen en burgers bekend zijn met het bestaan ervan. Ik zou graag geloven dat de Commissie het Parlement volgend jaar een volwaardig jaarverslag overleggen zal, waarmee het algemeen publiek inzicht krijgt in de klachten omtrent de ontzegging van de rechten die normalerwijze zouden moeten worden gegarandeerd door de Europese wetgeving.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag mijn stem over het verslag van mevrouw De Brún willen toelichten. Ik dank u hartelijk voor het opstellen van het verslag. We stellen eisen aan het transport van dieren, niet alleen om ze te beschermen, maar vooral uit zorg voor de veiligheid en gezondheid van de mens. Ik wil mijn steun uitspreken voor maatregelen die gericht zijn op verlenging van de geldigheidsduur van de overgangsprocedures met als resultaat de eliminatie van rabiës in de Europese Unie. Uiteraard moeten we voorzichtig en verstandig omgaan met het vrije verkeer van huisdieren in de Europese Unie en rekening houden met de adviezen van wetenschappelijke experts.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb voor verlenging van de overgangsperiode waarbinnen een aantal lidstaten kunnen afwijken van de veterinairrechterlijke voorschriften gestemd, en wel omdat deze lidstaten beloofd hebben dat zij de volgende keer niet nog eens om verlenging van deze uitzonderingen vragen zullen. Ik heb, gezien de hogere eisen die zij stellen aan de papieren van huisdieren die met hun eigenaren naar andere landen reizen, alle begrip voor de zorgen van Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De belangrijkste risico's in verband hiermee zijn hondsdolheid, echinokokkose en door teken overgedragen ziektes. Daarbij dient echter te worden aangetekend dat de verschillen die nu aanleiding geven tot een overgangsperiode voor een aantal lidstaten in de toekomst ongedaan gemaakt dienen te worden en ook dat het absoluut noodzakelijk is dat we gemeenschappelijk optreden en onszelf voorzien van geharmoniseerde wetgeving.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik kan mij voorstellen dat de afzonderlijke lidstaten aandringen op verlenging van de bijzondere regeling voor de invoer van huisdieren. Anderzijds moeten we altijd toezien op een goede verhouding tussen kosten en baten. Dat is in dit geval onvoldoende gebeurd. Daarom heb ik mij van stemming onthouden. Wat we nodig hebben, is een adequate en effectieve externe bescherming wat de invoer binnen de Europese Unie betreft. Tegelijkertijd moeten we streven naar meer harmonisatie binnen de EU, daar is de consument tevens bij gebaat. Anders raakt men het overzicht kwijt doordat bij de invoer in land A weer andere voorschriften gelden dan bij de invoer in land B.
Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen het voorstel gestemd, vooral omdat ik uit het Verenigd Koninkrijk kom. Ik denk dat we daar al goede wetten hebben om dit aan te pakken en we willen niet zo'n situatie creëren dat het risico van hondsdolheid ons eiland bereikt.
Ik begrijp ook helemaal niet waarom er in dit voorstel alleen naar honden, katten en fretten wordt verwezen en ik wil erop wijzen dat wijlen Screaming Lord Sutch, leider van de zogeheten Official Monster Raving Loony Party, dit voorstel al 25 jaar geleden heeft gedaan en hij zal vandaag ongetwijfeld zeer tevreden naar beneden kijken.
Maar ja, veel van mijn kiezers in de West Midlands van het Verenigd Koninkrijk zullen sowieso veel van het beleid dat uit dit Parlement komt 'Monster Raving Loony'-beleid vinden.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het doet me genoegen u hier weer als Voorzitter te zien.
We krijgen af en toe dit soort boodschappen van de Commissie dat de EU voldoende doet. Ze zou minder moeten doen, maar dan wel beter en zich moeten concentreren op de echt belangrijke zaken.
We hebben nu al deze moties over zaken als welke huisdieren we waar mee naartoe mogen nemen. Ik denk dat dit een kwestie van proportionaliteit is, denkt u ook niet? Landen hebben verschillende nationale omstandigheden. Ons land is een eiland zonder grenzen en wij zijn heel goed in staat om verstandige proportionele bilaterale of multilaterale afspraken met elkaar te maken.
Menen we werkelijk dat we beter af zijn als we een nieuwe administratieve bureaucratie creëren die in handen komt van dezelfde genieën die ons het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid, de ongecontroleerde begrotingen en de hele rest van het EU-acquis hebben gebracht? Dit is iets wat heus wel aan de lidstaten kan worden overgelaten.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Het doel van de Schengenzone is vrij verkeer. Het is onlogisch dat veel houders van langlopende visa aanzienlijk minder bewegingsvrijheid in de Schengenzone hebben dan degenen met kortlopende visa. De EU-Visumcode moet over een maand van kracht worden, hoewel, zoals de analyse van de maatregelen van de lidstaten met betrekking tot langlopende visa en de toekenning van verblijfsvergunningen aantoont, er sprake is van diverse interpretaties en tenuitvoerleggingen, met als gevolg dat er fundamentele burgerrechten worden geschonden.
Met behulp van de voorstellen van de Commissie kan worden voorkomen dat zich praktische problemen en vertragingen voordoen met betrekking tot het toekennen van verblijfsvergunningen. Dergelijke problemen en vertragingen komen, zoals ik zei, tot nu toe in veel lidstaten voor. Dit is een zeer urgente kwestie: de Visumcode moet zeer snel van kracht worden en ik steunde de voorstellen in het verslag.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb voor de verordening ter verbetering van het verkeer van personen met een visum voor langdurig verblijf in de Schengenruimte gestemd. Het is niet meer dan logisch dat studenten, onderzoekers en ondernemers uit derde landen zich met een in ongeacht welke lidstaat uitgegeven visum in de hand vrij bewegen kunnen binnen de hele Europese Unie.
Ik wil nu echter de lidstaten opnieuw oproepen hun solidariteit te betonen met Tsjechië, dat vergeefs vecht tegen invoering van de visumplicht door Canada, een nog nooit eerder vertoonde ongelijke behandeling van EU-burgers. Canada denkt op dit moment eveneens na over invoering van de visumplicht voor andere lidstaten, waaronder Hongarije. Dat mogen we toch niet over onze kant laten gaan? Het probleem ligt in de gulle en daardoor zeer aanlokkelijke voorwaarden voor asielzoekers. Deze voorwaarden vragen er letterlijk om misbruikt te worden. Canada heeft weliswaar toegezegd ze te wijzigen, maar doet ondertussen niets. Mijn excuses dat ik opnieuw van de gelegenheid gebruik heb gemaakt om deze kwestie onder de aandacht te brengen.
Kinga Gál (PPE). – (HU) Zoals ook in het debat te horen was, is dit voorstel bedoeld om het reizen binnen de Europese Unie te vergemakkelijken voor onderdanen van derde landen met een zogenaamd D-visum dat ze het recht geeft op verblijf voor langere duur in een lidstaat. Dit is nodig omdat bepaalde lidstaten om verschillende redenen niet in staat zijn op tijd een verblijfsvergunning af te geven, of de kaders van de Schengenregelgeving niet adequaat toepassen. De Hongaarse delegatie van de partij Fidesz heeft zich bij de eindstemming over deze wet onthouden van stemming, aangezien Hongarije tot nu toe de wetgeving ook al correct had omgezet en dit geen problemen opleverde. Door de mogelijkheden die door Schengen werden geboden op de juiste wijze te benutten, hebben we dit op efficiëntere wijze kunnen bewerkstelligen. Tegelijkertijd willen we benadrukken dat het in het elementaire belang is van onderdanen van derde landen die grenzen aan de Europese Unie, zo ook van de leden van de Hongaarse minderheden, om de mogelijkheid te krijgen zonder bureaucratische lasten rechtmatig op het grondgebied van EU-lidstaten te verblijven. Daarvoor zijn zowel op communautair als op nationaal niveau wetten nodig die elkaar niet tegenwerken, maar onze doelstellingen versterken.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er staan veel goede dingen in dit verslag, maar ik kan geen steun geven aan paragraaf 35 waarin wordt gevraagd om invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (de CCCTB).
Een van de dingen die er over de CCCTB worden gezegd is dat hij efficiënter zal zijn en dat hij een vereenvoudiging teweegbrengt. Maar aangezien bedrijven, zoals het er nu voor staat, er wel of niet voor kunnen kiezen, zouden we uiteindelijk 28 belastinggrondslagen hebben in plaats van de huidige 27. Dat kun je toch moeilijk een vereenvoudiging noemen.
Bovendien zou de CCCTB in de huidige vorm een herverdeling van Europese winsten over Europa inhouden. Een land als het mijne, Ierland, dat een groot deel van wat het produceert exporteert, zou dus worden gestraft, omdat de winsten natuurlijk aan de verkoopkant worden gemaakt. Het lijkt een beetje vreemd omdat het vrije verkeer van goederen in de EU centraal staat, terwijl we met het gebruik van de CCCTB in een situatie zouden komen waarin we exporterende landen straffen.
Ten slotte ben ik ook van mening dat de invoering hiervan schadelijk zou zijn voor het vermogen van Europa om directe buitenlandse investeringen aan te trekken, omdat de regels niet van toepassing zouden zijn op de lidstaat waar deze zouden plaatsvinden, maar alleen duidelijk zouden worden door middel van een of andere ingewikkelde formule die alleen achteraf kan worden toegepast. Ik denk dus dat dit ons vermogen om buitenlandse directe investeringen aan te trekken zeker zou schaden.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn collega bedanken voor het opstellen van dit verslag, dat van wezenlijk belang is voor de economische groei. Ik sta volledig achter de waarnemingen en opmerkingen van de auteur over de omzetting en handhaving van de communautaire wetgeving in de lidstaten. Een efficiënt functionerende interne markt is een onmisbare voorwaarde voor de stabiele economie die we in tijden van crisis hard nodig hebben. Effectieve benutting van de mogelijkheden van deze markt is afhankelijk van doeltreffende samenwerking tussen instituten op nationaal en Europees niveau. Vermindering van bureaucratie, efficiënte communicatie tussen de bevoegde instanties, vereenvoudiging van procedures en harmonisatie van de voorschriften zullen resulteren in snelle en doeltreffende omzetting van de richtlijnen in de lidstaten. Publicatie van actuele gegevens en effectieve informatievoorziening aan burgers en ondernemers over hun rechten en de marktsituatie verbeteren de marktfunctie en maken de regels transparanter, waardoor eerlijke concurrentie gewaarborgd is.
Viktor Uspaskich (ALDE). – (LT) Mevrouw de Voorzitter, rapporteur, dames en heren, ik ben het eens met het initiatief en ik heb er vertrouwen in dat het mensen en bedrijven op nationaal niveau kan helpen. Ik betwijfel echter of het zonder duidelijk en streng gereguleerd toezicht op de situatie van de interne markt en het rechtsstelsel mogelijk zal zijn deze marktspelers effectief te redden, ongeacht hun grootte en de gebruikte diensten. Er moeten strenge straffen worden uitgedeeld als na analyse duidelijke overtredingen worden vastgesteld. Er moet absoluut naar de werkwijze worden gekeken bij het onderzoeken van klachten op internationaal niveau en voor het bepalen van criteria. Helaas wijzen de trieste statistieken in mijn land uit dat er in acht op de tien internationale zaken die op dit moment worden onderzocht, wordt geconstateerd dat staatsinstellingen of rechtbanken onjuist hebben gehandeld. Daarom denk ik dat het zonder een duidelijke regulering van de straffen niet mogelijk zal zijn het gewenste resultaat te behalen. Daar wil ik graag de aandacht op vestigen.
Siiri Oviir (ALDE). – (ET) Om een stabiele en innovatieve economische omgeving te creëren, is het absoluut noodzakelijk om een goed functionerende interne markt te hebben. De interne markt zal echter alleen goed kunnen functioneren als de voorschriften van de Europese Unie die van invloed zijn op het functioneren ervan door al haar lidstaten worden aangenomen. Die aanneming kan alleen succesvol zijn als de parlementen van de lidstaten betrokken zijn bij het proces van het aannemen van de wetgeving. De aanneming ervan is ook van wezenlijk belang vanuit het oogpunt van het parlementaire toezicht. Aangezien deze standpunten ook in het verslag stonden, steunde ik de aanneming van het verslag van ganser harte.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Het Parlement heeft zoals verwacht alle drie verslagen over de werking van de interne markt goedgekeurd. De socialisten en de groenen keerden zich echter fel tegen het voorstel in het verslag van collega Von Thun Und Hohenstein om op reguliere basis te testen of de interne markt goed werkt. Zij zeggen dat dit een aanslag zou betekenen op de huidige sociale en ecologische normen. Maar we weten toch allemaal wel dat deze normen inherent iets kosten? We weten toch drommels goed dat Europa zichzelf hiermee een hogere levenskwaliteit biedt? Tijdens het debat heeft links niet uitgelegd waarom zij zo bang is voor objectivering van deze waarden. Ik van mijn kant heb in ieder geval voor gestemd.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het voorstel van de Commissie betreft de procedures voor de toerekening van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) voor de vaststelling van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de lidstaten ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.
IGDFI vertegenwoordigen een deel van de opbrengst van financiële instellingen dat niet voortkomt uit de directe verkoop van diensten met een vaste prijs maar uit het hanteren van een hogere rentevoet voor leningen dan voor deposito's.
De Commissie stelt voor de toerekening van IGDFI voor de vaststelling van het BNI met terugwerkende kracht in te voeren, namelijk vanaf 1 januari 2005, de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1889/2002. Dat voorstel leidt evenwel tot problemen met betrekking tot de exacte invulling van de terugwerkende kracht van het besluit.
Daarom zijn we het eens met het standpunt van de rapporteur dat de toerekening van de IGDFI voor het vaststellen van het BNI pas van start moet gaan op 1 januari 2010. Op die manier kunnen we verzekeren dat de toerekening van IGDFI vanaf 2010 op een correcte manier gebeurt, zodat het BNI nauwkeuriger kan worden berekend.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De toerekening van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) voor de vaststelling van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de lidstaten ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie is een oud voorstel dat al in 2005 had moeten worden toegepast. Het was evenwel noodzakelijk om deze methode op nauwkeurigheid te testen en na te gaan of de methode wel degelijk betrouwbare resultaten zou opleveren om de beoogde economische activiteiten correct te kunnen meten. Dat heeft gezorgd voor vertraging bij de invoering van de methode. Ik ben het ermee eens dat de methode niet met terugwerkende kracht wordt toegepast, zodat conflicten tussen lidstaten en eventuele juridische betwistingen worden voorkomen.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Het gebruik van het Fonds voor aanpassing aan de globalisering als nuttig instrument om de gevolgen van de economische en financiële crisis op te vangen is een zeer goed initiatief dat een concreet antwoord biedt waar het gaat om financiële steun. Het is belangrijk erop te wijzen dat de mobilisering van dit fonds een prikkel moet zijn om ontslagen werknemers opnieuw aan het werk te krijgen.
Ik hoop dat er ook gehoor wordt gegeven aan de verzoeken van andere landen, zoals Italië, die een beroep moeten doen op dit speciaal fonds om de werknemers te steunen van de bedrijven die voor de gevolgen van de crisis opdraaien en gedwongen zijn om in hun personeelsbestand te snijden. In dit opzicht wil ik de Commissie echter vragen flexibeler te zijn bij het beoordelen van de subsidiabiliteitscriteria van het Fonds, dat ook geactiveerd moet worden in geval van structurele problemen in kleine en middelgrote lokale industriegebieden.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden. Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.
Ik steun dit voorstel om een bedrag van 6 199 341 euro ter beschikking te stellen ten behoeve van Duitsland. Deze beschikbaarstelling is het antwoord op de Duitse aanvraag van 13 augustus 2009 voor steun aan ontslagen werknemers in het autoproductiebedrijf Karmann Group.
In 2008 hebben de drie instellingen het belang bekrachtigd van een snelle procedure voor de goedkeuring van besluiten voor de beschikbaarstelling van EFG-middelen, zodat werknemers tijdig geholpen zouden kunnen worden. Er zijn zeven maanden verstreken voordat dit besluit werd goedgekeurd. Ik hoop dat de procedure om het EFG te activeren sneller kan worden afgewikkeld, zodat we het hoofd kunnen bieden aan rampen waarop onmiddellijk gereageerd moet worden. Als voorbeeld kan ik de recente tragedie op Madeira noemen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Duitse Karmann-groep, ooit een welvarend en concurrerend bedrijf, is getroffen door de crisis in de automobielsector. Het faillissement van Karmann is aangevraagd en Volkswagen heeft onlangs een deel van het bedrijf overgenomen. Er wordt gevraagd 6 199 341 euro ter beschikking te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), zodat steun kan worden gegeven aan 1 793 werknemers die door dit bedrijf zijn ontslagen.
Volgens de Commissie voldoet de aanvraag aan de subsidiabiliteitscriteria voor de beschikbaarstelling van middelen uit dit fonds. Het valt dan ook volledig te rechtvaardigen dat de Europese Unie deze werknemers in moeilijkheden steun verleent.
Ik hoop dat niettegenstaande deze moeilijke fase in hun bestaan de ontslagen werknemers hun vaardigheden en scholingsniveau kunnen verbeteren en zo weer snel kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Op die manier wordt gezocht naar oplossingen om hen weer te integreren in de arbeidsmarkt.
Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe tot een jaarlijks maximum van 500 miljoen euro. Het onderhavige voorstel betreft de beschikbaarstelling van 6 199 341 euro uit het EFG ten behoeve van Duitsland ter financiering van steun aan ontslagen werknemers in het autoproductiebedrijf Karmann Group.
Het EFG moet in overeenstemming met artikel 6 van de EFG-verordening de re-integratie van elke afzonderlijke ontslagen werknemer in een nieuwe baan garanderen. EFG-steun mag niet in de plaats komen van acties waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten of aangewend worden voor de herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken.
We benadrukken opnieuw dat in het kader van de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG de Commissie niet op systematische wijze betalingskredieten uit het Europees Sociaal Fonds moet overschrijven, aangezien het EFG is opgericht als een op zichzelf staand specifiek hulpmiddel met eigen doelstellingen en termijnen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De aanvragen voor de activering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) volgen elkaar op. In dit geval moest worden gereageerd op een aanvraag van Duitsland voor steun aan ontslagen werknemers van het autoproductiebedrijf Karmann Group.
Op de allereerste plaats dient opgemerkt te worden dat het EFG slechts ten dele bepaalde gevolgen van de ernstige economische en financiële crisis kan verzachten. De middelen van het fonds zijn immers beperkt (maximaal 500 miljoen per jaar), en er gelden strenge subsidiabiliteitscriteria. Al een tijd lang ligt het aantal ontslagen werknemers ten gevolge van zogenaamde herstructureringen ruimschoots boven de aanvankelijke ramingen van de Commissie betreffende het aantal werknemers dat in aanmerking zou kunnen komen voor steun uit het EFG.
Er moet duidelijk gebroken worden met het neoliberale beleid dat in de landen van de Europese Unie tot de economische en sociale ramp leidt die we met onze eigen ogen kunnen zien. Er moet veel meer gedaan worden dan het verstrekken van louter lapmiddelen voor deze ramp, hoewel die ook nodig zijn. Ook moeten we wijze op het onrechtvaardige karakter van de verordening, waardoor landen met hogere inkomens – met name hogere lonen en werkloosheidsuitkeringen – beter begunstigd worden.
We blijven hameren op de urgente noodzaak van een echt steunplan voor de productiesector en het scheppen van banen met rechten in de landen van de Europese Unie.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik stel het zeer op prijs dat het Europees Parlement vandaag heeft ingestemd met het verlenen van EU-steun aan de ontslagen medewerkers van het autoproductiebedrijf Karmann voor een bedrag van 6,2 miljoen euro. Van het beschikbare bedrag van in totaal 9 miljoen euro draagt de Europese Unie nu 65 procent bij. Deze gelden moeten worden aangewend om ca. 1 800 mensen extra omscholing en trainingsmaatregelen aan te bieden, zodat zij zo snel mogelijk weer een baan zullen vinden. Het gaat hier om een concrete bijdrage van de Europese Unie om mensen in de crisis te helpen. De EU laat daarmee duidelijk zien dat zij bereid en in staat is ook individuen in noodsituaties de helpende hand te bieden. Het is nu zaak dat het geld soepel en direct beschikbaar wordt gesteld, zodat deze mensen snel op de reguliere arbeidsmarkt kunnen terugkeren. De EU moet echter, in aanvulling op deze steun in individuele gevallen, tevens extra maatregelen treffen om de gevolgen van de financiële crisis het hoofd te bieden. Globalisering in de zin van internationale arbeidsverdeling (verdeling van welvaart) is zinvol en belangrijk. De Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten moeten zich in de toekomst echter meer inspannen voor eerlijke concurrentievoorwaarden in de internationale economische betrekkingen, om benadeling van bepaalde landen of sectoren te voorkomen.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor Duitse werknemers zou – evenals het voorstel van de Litouwse koelsector – een van de eerste begunstigden van het fonds in 2010 opleveren. Dit zijn allebei goede toepassingen. Ik ben verheugd dat de nieuwe Commissie zich inzet voor de handhaving van het fonds dat mensen niet slechts een beetje geld geeft na gedwongen ontslag maar hen echt helpt. Mijn eigen kiesdistrict heeft ook van dit fonds geprofiteerd en ik hoop dat het dit in de toekomst kan blijven doen. Door de mondiale economische neergang is de vraag naar luxeartikelen sterk gedaald en hoewel de huidige problemen in de auto-industrie hierdoor te begrijpen zijn, zijn ze daarom niet minder triest. De situatie in Duitsland is extra pijnlijk vanwege de aantallen. Er zijn binnen dezelfde industriële sector 2 476 ontslagen gevallen. Ik hoop dat de 6,199 miljoen euro ertoe zullen bijdragen dat de werknemers, hun gezinnen en de sector een weg uit de crisis vinden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt.
Deze steun is essentieel om werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie de helpende hand te bieden. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen, ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen. Het is essentieel hen via dit fonds te helpen, zodat ze in de toekomst weer werk vinden. In het verleden is het EFG gebruikt door andere EU-landen, met name Portugal en Spanje. Deze keer moet steun worden verleend aan Duitsland.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb vóór het verslag betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd. Duitsland had om steun gevraagd in verband met ontslagen in de auto-industrie – bij de Karmann Group. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het geld uit het fonds moet bijdragen tot de re-integratie van elke afzonderlijke ontslagen werknemer in de arbeidsmarkt en niet mag worden gebruikt ter compensatie van maatregelen om bedrijven of sectoren te herstructureren. Ik ben van mening dat wij, uit solidariteit met ons buurland en met de werknemers in kwestie, onmiddellijk moeten overgaan tot verstrekking van de gelden, die helaas nodig zijn wegens de voortschrijdende globalisering en de economische en financiële crisis die door speculanten aan deze en gene zijde van de Atlantische Oceaan veroorzaakt is.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement gestemd betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, ter ondersteuning van de 2 476 ontslagen werknemers in de Duitse autoproductiesector. De periode van werkloosheid zal door de Duitse overheid worden gebruikt voor een brede vergroting van vaardigheden, niet alleen met betrekking tot beroepsopleidingen en hoger onderwijs, maar ook om geïmmigreerde en laagopgeleide werknemers basisvaardigheden aan te leren voor re-integratie op de arbeidsmarkt.
Op Europees niveau hebben we in de autoproductiesector te maken met vergelijkbare situaties in Zweden, waar 2 258 werknemers zijn ontslagen, in Oostenrijk, waar 774 ontslagen zijn gevallen in bedrijven die motorfietsen, aanhangwagens en semiaanhangwagens bouwen, en in België, waar in de sector meer dan 2 500 werknemers overtollig zijn geworden. In heel Europa zullen meer dan 8 000 arbeidsplaatsen verdwijnen vanwege de herstructurering van de autoproductiesector.
De aan ontslagen werknemers geboden financiële hulp moet zo snel mogelijk en zo efficiënt mogelijk beschikbaar worden gemaakt. Het gaat hier echter om een maatregel op korte termijn, die het probleem van verdwijnende arbeidsplaatsen niet zal oplossen. De EU heeft een sterk industriebeleid nodig voor de autoproductiesector, om arbeidsplaatsen te behouden en zelfs nieuwe te creëren.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) We hebben vandaag gestemd over drie verzoeken om hulp van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik heb alle drie die verzoeken gesteund, aangezien ik van mening ben dat onze burgers de hulp die dit fonds biedt op dit moment bijzonder nodig hebben. In mei 2009 stond de Europese Commissie in uitzonderlijke gevallen afwijking van de bepalingen in de verordening toe en gaf zij, rekening houdend met de situatie die is ontstaan door de economische en financiële crisis, toestemming om de hulp te richten op werklozen.
Ik vind het heel erg dat sommige lidstaten waar de werkloosheid en het armoedepeil erg hoog zijn, niet op tijd hulp konden aanvragen en daardoor niet konden profiteren van de mogelijkheden die dit fonds biedt om hulp te bieden aan werklozen. Ik vind dat de Europese Commissie ook moet toelichten of de hulp die vanuit dit fonds wordt geboden effectief wordt gebruikt en of deze hulp werkelijk toegevoegde waarde heeft voor de mensen voor wie hij is bedoeld.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat financiële hulp van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ontslagen werknemers zal helpen terug te keren naar en te integreren in de arbeidsmarkt. Tijdens de financiële en economische crisis is het werkloosheidspeil in Litouwen in twaalf maanden tijd aanzienlijk gestegen en het is daarom noodzakelijk om ons aan te passen aan de effecten van de crisis en te zorgen voor op zijn minst tijdelijke financiële steun om banen te creëren voor de ontslagen werknemers van het bedrijf Snaigė. In dit geval hebben we het niet over een paar werknemers die door het bedrijf zijn ontslagen, maar over een enorm aantal mensen, ongeveer 651 werknemers, in de leeftijdscategorie van 25-54 jaar. Ik ben blij dat de langverwachte stemming over de toekenning van tijdelijke financiële hulp vandaag heeft plaatsgevonden, want deze gevoelige kwestie met betrekking tot het Litouwse bedrijf en zijn ontslagen werknemers was vertraagd en enkele van de werknemers van het betreffende bedrijf zijn hun baan al in november 2008 kwijtgeraakt. Ik hoop dat de fondsen die door de stemming van vandaag zijn goedgekeurd doelmatig en effectief zullen worden besteed.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Een van de kenmerken van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is het bevorderen van de ondernemingsgeest. De Europese instellingen en de regeringen van de lidstaten dienen dat te zien als een essentiële bijdrage om de Europese industrie in staat te stellen het hoofd te bieden aan de uitdagingen waar ze voor staat.
Ik meen dat overheidsbeleid zich niet moet beperken tot het bevorderen van die ondernemingsgeest en zich vooral ook bezig moet houden met het verwijderen van kunstmatige en bureaucratische barrières voor ondernemingsactiviteiten. Op dat vlak dient er nog veel te gebeuren.
Het is natuurlijk terecht dat er maatregelen worden genomen die tot doel hebben werknemers die ten gevolge van de globalisering werkloos zijn geworden een baan te bezorgen, te herplaatsen of te herscholen, zoals in dit geval de ontslagen werknemers bij een koelkastenfabriek in Litouwen, AB Snaigé, en bij twee toeleveringsbedrijven. Maar het is eveneens terecht maatregelen te nemen die met het oog op het handhaven van rechtvaardigheid en gezonde concurrentie bedrijven en hun leidinggevend kader sterker proberen te maken in de context van een open economie waar de concurrentie voortdurend toeneemt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt.
Deze steun is essentieel om werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie de helpende hand te bieden. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen. Het is essentieel hen via dit fonds te helpen, zodat ze in de toekomst weer werk vinden. In het verleden is het EFG gebruikt door andere EU-landen, met name Portugal en Spanje. Deze keer moet steun worden verleend aan Litouwen.
Vilja Savisaar (ALDE), schriftelijk. – (ET) De resolutie van vandaag dat de Europese Unie het gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering steunt met drie verslagen, waarvan er twee over Litouwen gaan en één over Duitsland, moet in elk opzicht worden verwelkomd en toont concreet aan dat de Europese Unie direct de situatie kan verlichten van mensen die zijn ontslagen en dat zij kan helpen met hun herscholing. In Estland hebben in de afgelopen achttien maanden meer dan 30 000 mensen in de bouwsector hun baan verloren en ik wil daarom de Estse regering en het ministerie van Sociale Zaken oproepen zonder schroom hulp te vragen uit de Europese fondsen die voor dergelijke situaties zijn opgericht. Het is goed erop te wijzen dat, hoewel vandaag Duitsland en Litouwen steun kregen, de werkloosheid volgens gegevens van Eurostat het hoogste is in Spanje, Letland en Estland en dat die landen dus ook zouden kunnen overwegen hoe de Europese Unie hun directe hulp zou kunnen geven.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Rapporteur, dames en heren, ik verwelkom dit initiatief voor het steunen van werknemers die getroffen zijn door het globaliseringsproces. Ik steun het van harte en ik ben blij dat in dit geval mensen in Litouwen hulp zullen krijgen. In het algemeen ben ik van mening dat het totaalbedrag van dit fonds verveelvoudigd zou moeten worden door minder geld uit te trekken voor andere zaken. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijk fonds ook zou moeten gelden voor eigenaars van bedrijven. Zij hebben vaak zo veel te lijden dat ze later niet meer kunnen opkrabbelen om een nieuw bedrijf op te zetten. In veel gevallen lijden eigenaars van bedrijven meer dan hun werknemers: om risico's te nemen bij het zaken doen, om banen te creëren en belasting te betalen, zetten ze niet alleen hun eigen aandelen op het spel, maar ook hun persoonlijke bezit. Daarom zou het goed zijn als we – door elk geval afzonderlijk te bekijken – zouden onderzoeken of het mogelijk zou zijn om ook hulp te bieden aan bedrijfseigenaren die getroffen zijn door de globalisering en de wereldwijde economische crisis.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik ben blij dat we vandaag konden stemmen over de toekenning van fondsen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), met als doel 1 118 893 euro uit te trekken voor financiële steun aan werknemers die zijn ontslagen bij 128 bedrijven in de bouwsector in Litouwen. De bouwsector in Litouwen maakt zware tijden door, aangezien er als gevolg van de financiële en economische crisis veel minder vraag is naar bouwwerkzaamheden en het in deze recessie voor Litouwse burgers heel moeilijk is om een lening te krijgen voor het bouwen of kopen van een huis. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat deze financiële hulp van de EU mensen die het slachtoffer van globalisering zijn geworden zal helpen werk te vinden en terug te keren naar de arbeidsmarkt en hen zal helpen ontsnappen aan de greep van de recessie. Daarom moeten we in deze situatie solidair zijn met de werknemers die zijn ontslagen als gevolg van veranderingen in de wereldwijde economie en de vermindering van het aantal banen in bepaalde sectoren als gevolg van de financiële crisis.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Steeds meer Europese landen dienen aanvragen in om geld beschikbaar te stellen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Dat maakt duidelijk dat de effecten van de mondialisering zich overal voordoen en dat het fonds de juiste naam draagt.
In het algemeen gesproken zijn de effecten van de mondialisering positief gebleken, maar we moeten wel rekening houden met situaties waarin minder concurrerende sectoren door de mondialisering worden getroffen. Dat geldt ook voor de Litouwse bouwsector.
Het gaat hier om duidelijk afgebakend geval van steunverlening die beperkt is in de tijd. Daarom moeten alle politieke besluitvormers, ondernemers en werknemers zich bezinnen op nieuwe vormen om het verloren terrein op het vlak van het concurrentievermogen terug te winnen en toegang tot nieuwe markten te krijgen. Als dat niet gebeurt, dan is steun zoals verleend door het EFG slechts een lapmiddel dat uiteindelijk ontoereikend zal blijken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Op die manier wordt gezocht naar oplossingen om hen weer te integreren in de arbeidsmarkt.
De Europese Unie moet alle beschikbare middelen gebruiken om te reageren op de gevolgen van de mondiale economische en financiële crisis. In dat verband kan het EFG een essentiële rol spelen om werkloze werknemers te re-integreren.
Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe tot een jaarlijks maximum van 500 miljoen euro. Het onderhavige voorstel betreft de beschikbaarstelling van 1 118 893 euro uit het EFG ten behoeve van Litouwen ter financiering van steun aan ontslagen werknemers in 128 bouwbedrijven.
We benadrukken opnieuw dat in het kader van de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG de Commissie niet op systematische wijze betalingskredieten uit het Europees Sociaal Fonds moet overschrijven, aangezien het EFG is opgericht als een op zichzelf staand specifiek hulpmiddel met eigen doelstellingen en termijnen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De aanvragen voor de activering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) volgen elkaar op. In dit geval moest worden gereageerd op een aanvraag van Litouwen voor steun aan ontslagen werknemers in 128 bouwbedrijven.
Op de allereerste plaats dient opgemerkt te worden dat het EFG slechts ten dele bepaalde gevolgen van de ernstige economische en financiële crisis kan verzachten. De middelen van het fonds zijn immers beperkt (maximaal 500 miljoen per jaar), en er gelden strenge subsidiabiliteitscriteria. Al een tijd lang ligt het aantal ontslagen werknemers ten gevolge van zogenaamde herstructureringen ruimschoots boven de aanvankelijke ramingen van de Commissie betreffende het aantal werknemers dat in aanmerking zou kunnen komen voor steun uit het EFG.
Er moet duidelijk gebroken worden met het neoliberale beleid dat in de landen van de Europese Unie tot de economische en sociale ramp leidt die we met onze eigen ogen kunnen zien. Er moet veel meer gedaan worden dan het verstrekken van louter lapmiddelen voor deze ramp, hoewel die ook nodig zijn. Ook moeten we wijze op het onrechtvaardige karakter van de verordening, waardoor landen met hogere inkomens – met name hogere lonen en werkloosheidsuitkeringen – beter begunstigd worden.
We blijven hameren op de urgente noodzaak van een echt steunplan voor de productiesector en het scheppen van banen met rechten in de landen van de Europese Unie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt.
Die steun is essentieel om werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie de helpende hand te bieden. In het onderhavige geval gaat het om ontslagen werknemers van meer dan 120 bouwbedrijven die hun poorten hebben moeten sluiten vanwege de zware crisis in de sector.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die getroffen worden door de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en begeleiding bij hun re-integratie in de arbeidsmarkt. In het verleden is het EFG gebruikt door andere EU-landen, met name Portugal en Spanje. Deze keer moet steun worden verleend aan Litouwen.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) In september 2009 heeft Litouwen om steun verzocht van het Europees Fonds voor aanpassing aan globalisering (EFG), naar aanleiding van de ontslagen bij 128 bedrijven in de bouwsector. Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor de bouwsector in Litouwen.
Ik ben van mening dat een eco-efficiënte economie en het bouwen van energie-efficiënte gebouwen kan bijdragen aan economisch herstel in de EU. Deze sectoren kunnen tot 2020 naar schatting ongeveer twee miljoen arbeidsplaatsen creëren in geheel Europa.
In 2006 waren er ongeveer 2,9 miljoen bedrijven actief in de bouwsector, met een omzet van 510 miljard euro en werk voor 14,1 miljoen mensen in de 27 lidstaten. Als gevolg van de economische en financiële crisis is het activiteitenvolume in de bouwsector in de eerste twee kwartalen van 2009 in Litouwen gedaald met respectievelijk 42,81 procent en 48,04 procent, in vergelijking met het begin van 2008. Dit heeft een negatieve invloed op Litouwen, dat toch al een van de hoogste werkloosheidscijfers in de EU heeft. Met name de bouwsector is zwaar getroffen: alleen al in 2008 was deze sector verantwoordelijk voor een verlies van bijna 10 procent aan arbeidsplaatsen.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Ik steun dit initiatief van harte en ik stem voor de hulp aan medewerkers van bouwbedrijven die getroffen zijn door de huidige wereldwijde crisis en het globaliseringsproces. Ik weet zeker dat wij er allemaal schuld aan hebben dat het niet gelukt is een einde te maken aan de zeepbel die is opgeblazen door vastgoedhandelaren en bouworganisaties. Het was duidelijk dat het tot een crisis zou leiden. Het is de plicht van politici om de burgers te dienen en tegenslag te voorkomen. Daarom stel ik bij de stemming voor dit project voor de financiële steun te vergroten, aangezien 1 miljoen euro een druppel op een gloeiende plaat is voor de honderden bedrijven die getroffen zijn en die tienduizenden werknemers in dienst hebben. In gesprekken met mensen die voor zulke bedrijven werken, heb ik gehoord dat die mensen niet meer geloven in hun eigen staat of in de Europese Unie. Door dit type hulp uit te breiden zouden we dan ook het imago van de Europese Unie zelf verbeteren en het vertrouwen in de nationale staten versterken.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik sta volledig achter de twee door het Parlement aangenomen verslagen van Reimer Böge over de financiële steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan ontslagen werknemers in Litouwen, en ik ben andere collega's die hun steun hebben verleend dankbaar. Ik was helaas te laat om aan de stemming deel te nemen, omdat de lift niet werkte toen ik op weg was naar de vergaderzaal.
Beide verslagen – over de situatie in de bouwsector en over het bedrijf Snaigė – gaan over de schrijnendste gevallen van werkloosheid in Litouwen. De financiële steun van de EU zal de ellende van de Litouwse werknemers verlichten.
De bouwsector is in Litouwen een van de zwaarst getroffen sectoren. Er zijn nu meer dan honderd bedrijven failliet gegaan. De 1,1 miljoen euro zal ten goede komen aan bijna 1 000 werknemers in deze zeer gevoelige en zwaar getroffen sector.
Bij Snaigė is de situatie niet veel anders – de steun van 258 000 euro uit het EFG is bestemd voor 650 ontslagen werknemers in een stad met een van de hoogste werkloosheidspercentages (nu bijna 20 procent).
Hoewel dit misschien slechts het topje van de ijsberg van het werkloosheidsprobleem in Litouwen is, zal de financiële steun ten goede komen aan degenen die deze het hardst nodig hebben.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht in 2006 om extra steun te geven aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te begeleiden bij hun re-integratie in de arbeidsmarkt.
Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de economische en financiële crisis. We worden op dit moment geconfronteerd met deze ernstige economische en financiële crisis, waarvan werkloosheid een van de belangrijkste gevolgen is. Onder die omstandigheden moet de EU alle beschikbare middelen inzetten om te reageren op de effecten van de crisis. Daarbij denk ik met name aan steun voor degenen die van de ene op de andere dag werkloos zijn geworden.
Daarom heb ik voor dit voorstel gestemd betreffende de beschikbaarstelling van EFG-middelen ten behoeve van Litouwen voor steun aan ontslagen werknemers in 128 bedrijven in de bouwsector.
Andrew Henry William Brons (NI), schriftelijk. – (EN) Hoewel we tegen het lidmaatschap van de EU zijn en daarom ook tegen EU-fondsen, is het geld in dit fonds al toegekend en daarom geen 'nieuw' geld.
We zouden liever zien dat steun voor ontslagen werknemers wordt verschaft door de nationale regeringen. Zolang de EU echter de bevoegde instantie is, moet de steun voor ontslagen werknemers kennelijk uit dit fonds komen.
Er zal in het Verenigd Koninkrijk kritiek zijn op dit aan Duitse en Litouwse werknemers uitgekeerde geld. Indien er echter een voorstel zou komen om fondsen beschikbaar te stellen voor (bijvoorbeeld) onze staalarbeiders die in dienst zijn van Corus, dan zouden we geen bezwaar kunnen maken tegen een dergelijke bijdrage. Daarom kunnen we, logisch gezien, niet tegen deze bijdragen zijn.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij stemmen voor de verslagen van de heer Böge betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarbij we vooral denken aan de werknemers die moeten afvloeien. Wij voelden ons hierbij echter ook enigszins ongemakkelijk. In werkelijkheid is dit fonds namelijk dweilen met de kraan open gezien de omvang van de sociale gevolgen van uw onverantwoordelijke ultravrijemarktbeleid.
In weerwil van uw ontkenningen geeft het soms de indruk dat het geld van de Europese belastingbetalers wordt gebruikt om beleid te financieren dat gericht is op de relocatie en herstructurering van grote ondernemingen, waarbij het Europa van Brussel tegelijkertijd de goedkope optie krijgt om zich 'solidair' te verklaren met de werklozen die het creëert. Een andere reden voor ons ongemakkelijke gevoel: de drempels om in aanmerking te kunnen komen voor dit fonds, met name in termen van afvloeiingsaantallen. Want het zijn voornamelijk en wederom – behalve in uitzonderlijke gevallen – de bijzonder grote ondernemingen die hiervan profiteren. Het lijkt erop dat de werknemers van middelgrote, kleine en bijzonder kleine ondernemingen, de kleine ondernemers en onderneemsters die het bijltje erbij neergooien, eens te meer worden vergeten in het economisch en sociaal beleid.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Wij stemmen voor deze resolutie teneinde de ecologische duurzaamheid van de regio's van de Atlantische Oceaan te verzekeren. Die duurzaamheid betreft in het bijzonder de eilanden van de Unie, die een essentieel element van de maritieme dimensie van de EU vormen en die met specifieke problemen en noden te kampen hebben. Milieuproblemen zijn daar een voorbeeld van.
De Azoren hebben de grootste exclusieve economische zone van de Europese Unie. In het kader van dit debat is het van belang de milieubewaking van de zeeën van de Atlantische Oceaan te garanderen. Het bestaan van de bevolking van die eilanden is afhankelijk van de goede ecologische toestand van de omringende wateren. In dat verband zijn duidelijk omschreven ecologische minimumkwaliteitsdoelstellingen van belang, terwijl we tegelijkertijd voor bewakingsprogramma's moeten zorgen die de goede ecologische staat kunnen garanderen.
Verder is het nodig de door de rapporteur genoemde zaken te behandelen, zoals scheepsongevallen en de zogeheten 'plastic soep'. Beide kunnen vernietigende gevolgen hebben voor de economische, sociale en ecologische duurzaamheid van de regio's van de Atlantische Oceaan. Dat betekent dat we ons niet kunnen onttrekken aan specifieke maatregelen die afgestemd zijn op de ecologische en sociaaleconomische realiteit van de mariene ecosystemen in de Atlantische Oceaan.
Daarom is het sluiten van deze overeenkomsten belangrijk voor de duurzame ontwikkeling van gemeenschappen die afhankelijk zijn van de Atlantische Oceaan.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug me over het afsluiten van dit aanvullend protocol, waarmee een politiek conflict wordt opgelost dat Spanje en Marokko belette de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bescherming van de kusten en het aquatische milieu van het Noordoost-Atlantisch gebied tegen verontreiniging te ratificeren (Overeenkomst van Lissabon). Bescherming van kusten en wateren is van strategisch belang voor het sociaaleconomisch welzijn van kustgemeenschappen, lokale ontwikkeling, werkgelegenheid en het behouden en starten van economische activiteiten. We dienen een goede ecologische toestand van alle mariene wateren van de Europese Unie te verzekeren teneinde duurzame ontwikkeling te garanderen. Dit protocol is nauw verbonden met zaken als milieubescherming, klimaatverandering, veiligheid, volksgezondheid, regionale ontwikkeling, betrekkingen met derde landen en ontwikkelingssamenwerking. Dit protocol zal het mogelijk maken de verschillende vormen van verontreiniging van de Atlantische Oceaan te bestrijden. De essentie van het protocol is het garanderen van samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij het bestrijden van verontreiniging of dreigende verontreiniging van water of kust via een speciaal mechanisme. De partijen zijn verplicht tot het opzetten en toepassen van hun eigen structuren en plannen voor noodsituaties.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd met in gedachten goed nieuws over ons mariene milieu. De rapporteur heeft het over de 'plastic soep', de drijvende massa van plastic en rubber in de Stille Oceaan, en wijst op wat als een steeds groter wordend probleem in de Atlantische Oceaan wordt beschreven, namelijk dat van de verloren visnetten. In dit verband kan gewezen worden op het werk van KIMO Internationaal en hun 'vuilvisproject'. Dit project waarmee de Nederlandse regering en Nederlandse vissers in maart 2000 zijn begonnen, was oorspronkelijk bedoeld om met behulp van visnetten het afval uit de Noordzee te halen. KIMO Internationaal heeft dit project sindsdien met financiële steun van de EU uitgebreid naar havens in het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken.
Sinds 2001 hebben EU-vissers honderden tonnen afval uit onze zeeën verwijderd en aan wal gebracht, waar het is verzameld en op een verantwoordelijke manier is opgeruimd. Alle bij dit project betrokken EU-vissers moeten worden geprezen voor hun inzet, waardoor er voortdurend afval uit de zee wordt gehaald, ten gunste van de vissector, de dieren in zee en het milieu.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) De EU heeft zowel met de lidstaten als naburige derde landen een reeks verdragen en overeenkomsten gesloten met betrekking tot het maritiem milieu, te weten het Verdrag van Helsinki, de Overeenkomst van Bonn, het Verdrag van Barcelona en de zogeheten Overeenkomst van Lissabon. Deze overeenkomsten en verdragen hadden tot doel individuele en collectieve maatregelen te treffen in geval van dreigende of reeds plaatsvindende vervuiling van de zee of kustgebieden. De Overeenkomst van Lissabon werd weliswaar reeds in 1990 ondertekend, maar is als gevolg van territoriale twisten tussen Spanje en Marokko nooit daadwerkelijk van kracht geworden. In 2008 ondertekenden alle verdragspartners een aanvullend protocol waarmee dit dispuut werd opgelost en dus staat niets de inwerkingtreding van deze overeenkomst meer in de weg. De rapporteur wees in haar verslag op twee permanente en steeds acutere problemen in verband met de vervuiling van de zee en de kustgebieden. Allereerst is er de enorme drijvende massa plastic en rubberen voorwerpen in de Stille Oceaan, qua oppervlakte 34 keer zo groot als het oppervlakte van een middelgrote lidstaat als Nederland. Het tweede permanente probleem dat Anna Rosbach in het verslag onder de aandacht brengt en waarvoor zij om een oplossing vraagt, betreft de grote hoeveelheid oude, afgedankte en verloren vissersnetten. Dit verslag is het lichtend voorbeeld van constructieve arbeid gericht op de oplossing van de grootste problemen op het gebied van de vervuiling van de zee en kustgebieden, en daarom zal ik voorstemmen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Twintig jaar na ondertekening kan de Overeenkomst inzake bescherming van de kusten en het aquatische milieu van het Noordoost-Atlantisch gebied tegen verontreiniging, die door Portugal, Spanje, Frankrijk, Marokko en de EU is afgesloten, in werking treden nadat alle overeenkomstsluitende partijen hebben geratificeerd. Nu stelt de Raad namens de Europese Gemeenschap voor een aanvullend protocol af te sluiten, waardoor de overeenkomst eindelijk van kracht kan worden.
Deze overeenkomst is uiterst belangrijk voor Portugal gezien de lengte van de Portugese kust en het belang van de zee voor de nationale economie. Daar ik de rampen met de Erika en de Prestige niet ben vergeten, feliciteer ik de Raad en de lidstaten met het afsluiten van dit aanvullend protocol. Ik hoop dat de overeenkomst snel en op doeltreffende wijze in werking kan treden zodat onze kusten beter beveiligd zullen zijn tegen milieurampen, zoals we die helaas in het recente verleden enkele malen voor onze kusten hebben meegemaakt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verheugt mij dat dit verslag is aangenomen, waardoor een netwerk van regionale overeenkomsten inzake verontreiniging van de zee, die tussen de EU, bepaalde lidstaten en enkele derde landen zijn afgesloten, in werking kan treden.
In dit geval gaat het om de Overeenkomst van Lissabon die in oktober 1990 is ondertekend maar nooit in werking is getreden vanwege een territoriaal geschil tussen Spanje en Marokko, twee van de overeenkomstsluitende partijen, over de zuidelijke grens (Westelijke Sahara) die in artikel 3, onder c) van de overeenkomst wordt genoemd.
Via een aanvullend protocol is er een oplossing voor het conflict gevonden en een passende formulering voor artikel 3, onder c). Het protocol is pas in mei 2008 door Portugal, Spanje, Frankrijk en Marokko ondertekend.
Met het afsluiten van dit aanvullend protocol kan de Overeenkomst van Lissabon in werking treden, 20 jaar na ondertekening. Naast veiligheid heeft dit protocol ook de bescherming van het milieu tot doel. We hebben allemaal nog de milieurampen voor ogen die de afgelopen jaren de kusten van onze landen hebben bedreigd. Hopelijk zal dit soort regelgeving een bijdrage leveren aan het voorkomen van ongevallen zoals die met de Erika en de Prestige. De zee kent immers geen fysieke en politieke grenzen en daarom zijn er gezamenlijke inspanningen en actie nodig.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Gemeenschap is partij bij een reeks regionale overeenkomsten inzake verontreiniging van de zee waardoor wederzijdse bijstand en samenwerking tussen lidstaten gemakkelijker worden gemaakt. Tot die overeenkomsten behoort de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bescherming van de kusten en het aquatische milieu van het Noordoost-Atlantisch gebied tegen verontreiniging (Overeenkomst van Lissabon). Portugal was de initiator van de overeenkomst, maar door een territoriaal geschil tussen Spanje en Marokko is de overeenkomst niet in werking getreden. Gezien de milieudoelstellingen waar de EU voor staat en de bereikte overeenstemming over het aanvullend protocol kan volgens mij de Overeenkomst van Lissabon eindelijk in praktijk worden gebracht.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bescherming van de kusten en het aquatisch milieu van het Noordoost-Atlantische gebied tegen verontreiniging maakt deel uit van een serie regionale mariene overeenkomsten die de EU met een aantal afzonderlijke lidstaten en derde buurlanden heeft gesloten. De bescherming van de zeeën, die fungeren als voedingsbasis voor miljoenen Europeanen, is ook voor de EU een belangrijke taak. Ik heb dan ook zonder voorbehoud voor dit verslag gestemd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat behalve de hier behandelde Overeenkomst van Lissabon, ook de Overeenkomst van Helsinki, de Overeenkomst van Bonn en de Overeenkomst van Barcelona onder de serie vallen.
Elke overeenkomst heeft betrekking op een ander deel van de zee rond de EU-landen en beoogt individuele of gezamenlijke maatregelen van de overeenkomstsluitende partijen in geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van water of kust. De Overeenkomst van Lissabon is in oktober 1990 ondertekend maar is nooit in werking getreden vanwege een territoriaal geschil tussen Spanje en Marokko, twee van de overeenkomstsluitende partijen, over de "zuidgrens" (westelijke Sahara). Het aanvullend protocol waarin het geschil is beslecht en een passende formulering is gevonden, is pas in mei 2008 door Portugal, Spanje, Frankrijk en Marokko, en ten slotte op 25 maart 2009 door de Europese Gemeenschap ondertekend.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In de Europese Unie woont bijna 50 procent van de bevolking in kustregio's. Dat feit alleen al vereist dubbel zoveel aandacht voor het behoud en het geïntegreerd beheer van deze regio's. Daarom is het verzekeren van het geïntegreerd beheer van de kustgebieden in de EU, zoals de Europese Commissie trouwens heeft bepleit in een mededeling die zij over dit onderwerp heeft gepubliceerd, van fundamenteel belang.
Ook dient erop te worden gewezen dat 80 procent van het afval en de verontreiniging op zee zijn oorsprong vindt aan land. Daarom is een gezamenlijke strategie van belang, waarin ook de bestrijding van deze plaag aan land een plaats moet hebben.
De vervuiling van de oceaan en de achteruitgang van de Europese kust zijn niet alleen een ecologisch maar ook een economisch probleem. In een aantal landen, waaronder Portugal, zijn bepaalde vormen van toerisme die gericht zijn op maritieme activiteiten − zoals whale watching, duiken, enzovoort − een belangrijke bron van inkomsten voor bepaalde regio's, met name de Azoren, Madeira en de Algarve.
Net als overbevissing heeft verontreiniging van het aquatische milieu op significante wijze bijgedragen aan de achteruitgang van een aantal belangrijke visbestanden. Daarom is in het bijzonder volledige toepassing van de richtlijn betreffende het mariene milieu vereist. Die richtlijn vormt de milieupijler van de strategie voor een geïntegreerd maritiem beleid.
Oceanen en kustgebieden moeten voor Europa een strategische prioriteit vormen. Daarom steun ik dit verslag van het Europees Parlement volledig.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd om te helpen het aanvullend protocol bij de Overeenkomst van Lissabon van kracht te laten worden. Deze overeenkomst creëert een mechanisme voor samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen in het geval van verontreinigende ongevallen, en verplicht hen om hun eigen noodstructuren en -plannen op te stellen en uit te voeren.
Deze overeenkomst vormt onderdeel van een netwerk van regionale mariene overeenkomsten die de EU met een aantal afzonderlijke lidstaten en derde buurlanden heeft gesloten. Hieronder vallen het Verdrag van Helsinki, de Overeenkomst van Bonn, het Verdrag van Barcelona en in dit geval de Overeenkomst van Lissabon. Elke overeenkomst heeft betrekking op een ander deel van de zee rond de EU-landen en beoogt individuele of gezamenlijke maatregelen van de overeenkomstsluitende partijen in geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van water of kust, ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Het consumentenbeschermingsbeleid heeft tot doel de gezondheid, veiligheid, economische en juridische belangen en het recht op informatie van de consument te bevorderen. Consumentenbescherming is een fundamenteel horizontaal beleid van de Europese Unie. Het is gericht op het waarborgen van gezonde markten, waarin de consument veilig en met vertrouwen kan optreden en innovatie en grensoverschrijdende handel worden aangemoedigd.
Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat het essentieel is het Europees consumentenbeleid te versterken en tastbaarder te maken voor de burgers. Zelfbewuste, goed voorgelichte en weerbare consumenten zijn onmisbaar voor het correct functioneren van de interne markt. De interne markt moet als doel hebben de consumenten een ruime keuze aan hoogwaardige producten en diensten aan te bieden tegen scherpe prijzen. Tegelijkertijd moet de interne markt de consumenten een hoog beschermingsniveau bieden, waarmee de markt een belangrijke rol speelt in het weer concurrerend, dynamisch en innoverend maken van de EU op wereldschaal.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De interne markt van de Europese Unie is in de afgelopen jaren aanzienlijk uitgebreid, met op dit moment bijna 500 miljoen consumenten in 27 lidstaten. Het harmoniseren van principes en regels betreffende consumentenbescherming op Europees niveau, en het verbeteren van de mechanismen die de uitvoering daarvan ondersteunen is een haalbare doelstelling, zonder dat hierbij verondersteld wordt dat de producten en diensten in alle 27 lidstaten op korte of middellange termijn dezelfde kwaliteit zullen hebben.
De moeilijke economische situatie van dit moment, waar heel Europa mee te maken heeft, blijkt uit een daling van inkomens en een stijging van werkloosheid, hetgeen in de hele Gemeenschap leidt tot de concrete noodzaak om de huishoudportemonnee beter te beheren. De houding van Europese consumenten, die direct beïnvloed wordt door de effecten van de economische recessie, is vooral duidelijk in relatie tot de goederen en diensten die zij kopen, en waar ze een goede kwaliteit voor willen zodat ze er zoveel mogelijk van kunnen consumeren. Als gevolg daarvan worden consumentenbeschermingsmaatregelen steeds belangrijker. Het consolideren van deze structuren ter controle van de markt in alle lidstaten, om te zorgen dat de verkochte producten aan de hoogste veiligheidsnormen voldoen, is een oplossing die goed bij de huidige situatie past.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − De consumenten van de EU spelen een fundamentele rol bij het vergroten van groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Consumentenbelangen zijn een fundamentele prioriteit bij het formuleren van kernbeleidsterreinen als gezondheid, ondernemingen en industrie, milieu, energie en vervoer. Wat betreft energie kan de interne markt niet doelmatig en op concurrerende wijze functioneren als gevolg van het bestaan van zogenaamde "energie-eilanden", zoals de Baltische regio die op energiegebied geïsoleerd is van de rest van Europa en voor zijn energievoorziening afhankelijk is van één buitenlandse leverancier. Een elektriciteits- en gasleidingnet dat heel het Europese grondgebied bestrijkt dient een prioriteit te zijn, want Europa is in zeer grote mate afhankelijk van de invoer van energie. Ook voor de elektriciteitsmarkt dient een reeks maatregelen genomen te worden om die markt volledig te openen ten bate van de Europese consument. Er moeten gunstige voorwaarden geschapen worden voor reële en eerlijke concurrentie en voor de totstandkoming van een echte interne markt. De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om zeer concrete doeleinden te realiseren, zoals het beschermen van kwetsbare consumenten, het garanderen van fundamentele consumentenrechten, en economische en sociale samenhang.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het bevorderen van de rechten en het welzijn van de consument is een fundamenteel aspect van de Europese Unie. Ik steun alle inspanningen op dit terrein om burgers weer vertrouwen te geven in de markten. Consumentenbescherming is in de huidige economische crisis, die de druk opvoert op de meest kwetsbare consumenten, de groepen met lage inkomens, nog belangrijker geworden. Er is een gecoördineerde aanpak nodig, waardoor consumenten met vertrouwen hun rechten kunnen uitoefenen. Daarom wijs ik op de noodzaak aan de ene kant werk te maken van bewustmaking en educatie van de consument (door de EU en de lidstaten) via campagnes, infopunten en meer middelen voor de Europese Consumentencentra en aan de andere kant de reeds bestaande regels efficiënt toe te passen, marktcontrole en regelgeving te versterken en de lidstaten onder druk te zetten om het communautair acquis correct om te zetten.
Ik benadruk dat alleen op die manier de consument goed onderbouwde keuzen kan maken, zonder van alle kanten beïnvloed te worden door producenten, en het consumentenvertrouwen in de markt kan worden versterkt. Dat kan leiden tot meer concurrentie, hogere kwaliteit van producten en diensten en stijging van de consumptie (een belangrijke factor voor economisch herstel).
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) De bescherming van de consumenten hangt nauw samen met het vermogen van de markt om een breed scala aan producten en diensten van hoge kwaliteit tegen concurrerende prijzen aan te bieden. Het is duidelijk dat meer vertrouwen, bewustzijn en verantwoordelijkheid bij de consument roept om een steeds hogere kwaliteit van producten en diensten. Deze hogere kwaliteit versterkt op zijn beurt de concurrentie tussen leveranciers, die worden gestimuleerd om hun aanbod te verbeteren en hun prijzen op een concurrerend niveau te houden.
Ik ben het eens met de Commissie en de lidstaten dat het belangrijk is een communicatiestrategie op gang te brengen over consumentenrechten via portaalsites, bewustwordingscampagnes, voorlichtingspunten en ook het gebruik van de website "eYouGuide" te bevorderen, waarbij tegelijkertijd moet worden gezorgd voor betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en onpartijdigheid van de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het opzetten ervan.
Ook de vijf indicatoren van het scorebord voor de consumentenmarkten die in de resolutie zijn vastgesteld – zij het niet uitvoerig genoeg – bieden zeker de mogelijkheid nuttige gegevens in te winnen om, indien noodzakelijk, het juridisch referentiekader te verbeteren, op voorwaarde dat de door de lidstaten geleverde gegevens volledig zijn en zodanig bijeen kunnen worden gebracht dat ze eenvoudig te vergelijken zijn. Ik heb vóór het verslag gestemd, hoewel ik mijn twijfels heb over de invoering van een consumentenombudsman en over de middelen voor collectief verhaal.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik ben van mening dat, nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden en er een economische crisis heerst, de belangen van consumenten krachtig moeten worden beschermd. Consumenten moeten specifieke instrumenten tot hun beschikking krijgen om te zorgen dat hun belangen effectief worden geïntegreerd in al het beleid van de Europese Unie.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) De rapporteur baseert zich op de uitkomsten van het scorebord voor de consumentenmarkten, een logische en pragmatische manier van werken. De tevredenheid van consumenten en ook hun problemen kunnen inderdaad goed afgeleid worden uit degelijke, op de inhoud gerichte statistische publicaties. Het is voor een goede identificatie van groot belang dat de betrouwbaar gebleken gegevensbank over consumentenzaken verder wordt uitgebouwd. Bij de gegevensvergaringen dient echter gedegen rekening te worden gehouden met de verschillen tussen de uiteenlopende nationale stelsels, want gezien de grote veelzijdigheid zijn die soms extreem. Het grootste probleem zie ik echter op het vlak van het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en contractuele verbintenissen. Met name op dicht bij landsgrenzen gelegen markten is de mogelijkheid daartoe zo goed als afwezig. Regels op het vlak van de consumentenbescherming in de EU hebben geen enkel nut indien deze niet behoorlijk worden omgezet in nationale recht, indien er niet behoorlijk wordt toegezien op de naleving ervan en ook niet wanneer de lidstaten niet onder druk worden gezet hier iets aan te doen. De rapporteur heeft de hele problematiek van de consumentenbescherming op basis van het scorebord op een bevredigende wijze weergegeven. Ik zou het echter op prijs stellen indien er concrete voorstellen komen ter verbetering van de huidige situatie. Ondanks dit punt van kritiek beschouw ik dit verslag als een goede bijdrage aan de bescherming van de consument in de EU en zal ik dan ook stemmen voor goedkeuring ervan.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het consumentenbeleid van de Europese Unie is een essentiële pijler voor de concretisering van de interne markt. Het moet de Europese consumenten en burgers toegang bieden tot hoogwaardige producten en diensten tegen scherpe prijzen. Tegelijkertijd moeten ze kunnen profiteren van een hoog beschermingsniveau van hun rechten.
Educatie en bewustmaking met betrekking tot de rechten en plichten van consumenten en een verantwoorde houding van ondernemingen kunnen bijdragen tot een dynamische ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel en derhalve tot een robuuste integratie van de interne markt met positieve effecten voor het Europese concurrentievermogen.
Er moet ook een juist evenwicht worden gevonden tussen rechten en plichten van de consument en de effecten van wetgeving op dit terrein betreffende rechten en plichten van ondernemingen en leveranciers van diensten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Verdrag van Lissabon schaart consumentenbescherming onder de fundamentele horizontale beleidsterreinen en bepaalt dat rekening gehouden moet worden met de vereisten voor consumentenbescherming.
In dit verband is het belangrijk het Europees consumentenbeleid te verstevigen en efficiënter en tastbaarder te maken voor de burgers. Er moeten antwoorden komen voor de verwachtingen en problemen van de Europese burgers.
Daarom worden instrumenten voor marktmonitoring bepleit, zoals het scorebord voor de consumentenmarkten. Een goed consumentenbeschermingsbeleid moet garant staan voor gezonde markten, veiligheid en vertrouwen, en grensoverschrijdende handel en innovatie dienen te worden aangemoedigd.
Ik ben voorstander van een transparant beleid dat de benaming van oorsprong verplicht stelt. De bescherming van consumenten tegen onveilige ingevoerde producten is belangrijk. Met het oog daarop is steeds nauwere samenwerking tussen markttoezichthouders en douaneautoriteiten van belang.
Om de veiligheid van producten die verhandeld worden op de interne markt te waarborgen, is samenwerking met de autoriteiten van derde landen vereist. Daarom sta ik achter het initiatief van de Commissie om de internationale samenwerking te intensiveren en formele akkoorden af te sluiten met de bevoegde autoriteiten van derde landen, in het bijzonder China, de VS en Japan.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag-Hedh gestemd. Schotland heeft momenteel in de EU weinig te zeggen over consumentenaangelegenheden. We hebben geen onafhankelijke vertegenwoordiging in de Raad en de consumentenwetgeving is grotendeels aan Londen voorbehouden. Gezien onze gescheiden juridische instellingen is het van essentieel belang dat deze bevoegdheden weer bij het Schotse parlement komen te liggen, zodat Schotland een volwaardige rol kan spelen in het permanente EU-debat dat over deze zaken wordt gevoerd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Consumentenbescherming is altijd een van de prioriteiten van de EU geweest en door de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon is het beleid versterkt. Consumenten die goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten dragen bij aan een transparantere en concurrerender markt.
Bij de huidige economische crisis is het essentieel kwetsbare consumenten en groepen met lage inkomens te beschermen. Detailmarkten zijn steeds complexer, met name de dienstenmarkten, waardoor het voor de consument steeds moeilijker wordt een keuze te maken.
Om de markten op efficiënte wijze te beoordelen en beleid te voeren met de best mogelijke resultaten voor de consument zijn er instrumenten nodig voor marktmonitoring. In dat opzicht is het scorebord voor de consumentenmarkten uiterst belangrijk.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Om een goed functionerende consumentenbescherming te kunnen waarborgen, moet de voorlichting en informatievoorziening aan de consument worden verbeterd. Het doel is te zorgen voor "weerbare consumenten" in de interne markt. Het verslag gaat evenwel te weinig in op de problemen die gepaard gaan met een volledig ongereglementeerde markt: Europese normen worden niet altijd nageleefd, of deze nu betrekking hebben op kwaliteits- en veiligheidsnormen, of milieu- en gezondheidsvoorschriften. Ik heb mij daarom onthouden van stemming.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Consumentenbescherming is een bijzonder belangrijke zaak waarmee de Commissie zich moet bezighouden. Uiteraard is alleen het invoeren van doeltreffende maatregelen op dit gebied niet voldoende als de consumenten er zelf niet bij betrokken zijn. Consumenten moeten zich bewust zijn van hun rechten. Maximaal profiteren van de mogelijkheden van de interne Europese markt is een enorme uitdaging voor de Commissie. Om die aan te kunnen gaan moet consumentenbescherming een van de prioriteiten van de EU zijn. Vanuit het oogpunt van de consument is het gebruik van de scoreborden voor de consumentenmarkt – instrumenten voor marktmonitoring – bijzonder gunstig. De scoreborden laten duidelijk zien welke markten niet voldoen aan de behoeften van de consument. Na analyse ervan hebben we onder andere kunnen vaststellen dat consumenten specifieke problemen tegenkomen op de dienstenmarkt en dat de internethandel tussen bepaalde lidstaten aanzienlijk wordt beperkt door grensoverschrijdende barrières. Ik ben verheugd dat er nieuwe scoreborden gepland staan. Ik hoop ook dat zij nog meer gedetailleerde informatie opleveren dan de eerdere edities. Dankzij deze instrumenten begrijpen we de problemen van consumenten beter en wordt het eenvoudiger om aan hun behoeften tegemoet te komen. Het staat buiten kijf dat invoering van EU-voorschriften over consumentenbescherming in de afzonderlijke EU-landen gunstig is voor onze burgers.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik stemde voor het rapport van collega Anna Hedh over consumentenbescherming. Dit initiatiefverslag erkent terecht de cruciale rol van consumentenorganisaties omdat zij bij uitstek de organisaties zijn die de overheid wijzen op de problemen waarmee consumenten dagelijks te maken hebben. Uiteraard ondersteun ik ook de eis ten aanzien van de lidstaten om consumentenorganisaties in alle stadia van het besluitvormingsproces, de omzetting en de tenuitvoerlegging van consumentenwetgeving naar behoren te raadplegen. Van groot belang is ook de vraag in het scorebord consumentenmarkten ook lange-termijnindicatoren op te nemen met betrekking tot bij voorbeeld marktaandelen, kwaliteit, reclame, doorzichtigheid en vergelijkbaarheid van aanbiedingen, indicatoren inzake handhaving en consumentenemancipatie, sociale, milieu- en ethische indicatoren, alsmede indicatoren voor het meten van verhaal en consumentenschade .
De enige twee minpunten die ik in dit rapport zie, zijn het niet aanvaarden van het groene amendement om ook lessen te trekken uit het marktfalen van de energiesector alsmede ons amendement met vraag tot herziening van de speelgoedrichtlijn. Dat amendement haalde het niet en dat blijft een jammerlijke zaak. Niettemin wens ik de rapporteur en de collega's van de commissie interne markt en consumentenbescherming te feliciteren met dit degelijk verslag.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom deze bijdrage van het Parlement aan het scorebord voor de consumentenmarkten. Het consumentenscorebord is een belangrijk middel om aan te geven hoe effectief en efficiënt de lidstaten wetgeving van de EU uitvoeren. Ik ben blij met de oproep van de rapporteur tot meer transparantie en zichtbaarheid van de toezichtsmaatregelen en ik steun haar oproep tot instelling van betere collectieve verhaalmechanismen in de EU.
Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) De vrije markt in de EU maakt van de Unie een sterke speler, maar betekent ook dat de consument goede en duidelijke informatie moet krijgen over het aanbod op de markt. De positie van de consumenten moet worden versterkt. Daarom heb ik vandaag voor het verslag over consumentenbescherming gestemd. In het verslag staat echter een aantal problematische formuleringen. Het risico bestaat dat het raadplegen van consumentenorganisaties in alle stadia van het besluitvormingsproces een omstandig proces wordt. Het maatschappelijk middenveld speelt een belangrijke rol in de verwezenlijking van relevante consumentenbescherming, maar de vorm waarin dat gebeurt, kan verschillen van lidstaat tot lidstaat zonder dat het resultaat daaronder lijdt. Het subsidiariteitsbeginsel moet gelden wanneer het gaat om het opzetten van consumentenbeschermingsautoriteiten, de invoering van consumentenombudsmannen en in de formulering met betrekking tot het leerplan in scholen. De EU moet minimumniveaus en -doelen vaststellen voor het gemeenschappelijk consumentenbeleid maar mag niet tot in de kleinste details bepalen op welke manier de lidstaten die doelen precies moeten halen. In het verslag worden alle lidstaten opgeroepen om bijzonderheden van ongevallen of verwondingen in te zamelen en te registreren in een gezamenlijk gegevensbestand. Een dergelijk gegevensbestand mag geen grote administratieve last met zich meebrengen. Het beheer ervan moet in redelijke verhouding staan tot het nut voor het individu. Consumentenrechten en consumentenbescherming op de interne markt zijn echter zo belangrijk dat ik ondanks de bovenstaande bedenkingen toch voor het verslag heb gestemd.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Rapporteur, dames en heren, ik ben blij dat we serieus proberen de rechten van consumenten te beschermen. Dit duurt nu echter al enkele jaren en we zijn er nog steeds niet in geslaagd een ideaal mechanisme te creëren en de verplichte voorwaarden te verscherpen door deze taken op nationaal niveau te vervullen. Dit lijkt soms wel een spelletje of hypocrisie. Zolang we de activiteiten van monopolies, op wat voor gebied dan ook, niet streng reguleren om ervoor te zorgen dat hun winsten duidelijk beperkt worden en de exploitatiekosten, salarissen en bonussen strikt gecontroleerd worden – d.w.z. de aanvoer van grondstoffen, fabricage, productlevering – is het moeilijk voor te stellen dat de consumenten goedkope en hoogwaardige goederen of diensten zullen krijgen. Aangezien ik veel ervaring heb op dit gebied, ben ik bereid om aan deze zaak mee te werken.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben verheugd dat dit verslag is aangenomen. Ik vind het belangrijk dat consumenten worden beschermd en dat meer aandacht wordt besteed aan de versterking van het markttoezicht, zodat de voor de burgers bestemde producten aan de hoogste kwaliteitseisen voldoen. Ik verwelkom het besluit om de internationale samenwerking op het gebied van veiligheidsproducten te intensiveren en om te streven naar formele overeenkomsten met handhavingsinstanties in derde landen. Ik steun de oproep tot instelling van een speciale ombudsman voor consumenten voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting en ben van mening dat de consumentenbescherming in de hele EU kan worden verbeterd met effectievere grensoverschrijdende samenwerkingsmechanismen.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) In artikel 12 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bevestigd dat eisen in verband met consumentenbescherming in overweging moeten worden genomen als andere vormen van beleid en werkzaamheden van de Unie worden geformuleerd en ten uitvoer gelegd. De Commissie moet zorgen voor daadwerkelijke opneming van consumentenbelangen in alle beleid, en in haar effectbeoordeling zo nodig nagaan welke al dan niet rechtstreekse gevolgen nieuwe wetgeving en nieuw beleid kunnen hebben voor de consument. Klachten van consumenten zijn weliswaar belangrijk voor het opsporen van slechte marktwerking, maar het ontbreken van klachten houdt niet altijd in dat de markt goed functioneert, daar de consumenten door andere gebruiken onder consumenten of andere benaderingen van de waarschijnlijkheid van slagen, minder snel geneigd zijn te klagen. Aan consumentenorganisaties komt een cruciale rol toe doordat zij de overheid moeten wijzen op de problemen waarmee de consumenten te maken hebben. De instrumenten moeten worden verbeterd opdat zij op alle niveaus doelmatiger kunnen optreden. Ik verzoek de lidstaten erop toe te zien dat consumentenorganisaties in alle stadia van het besluitvormingsproces, de omzetting en bij de tenuitvoerlegging van consumentenwetgeving naar behoren worden geraadpleegd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor dit verslag over SOLVIT gestemd. De Europese consumenten moeten volledig op de hoogte zijn van hun rechten en dit netwerk voor het oplossen van problemen moet voor iedereen eenvoudig toegankelijk zijn.
In de Europese Unie als geheel neemt het aantal mensen dat contact opneemt met SOLVIT om advies en hulp te vragen toe en daaruit kunnen we opmaken dat het belang van SOLVIT als instrument voor probleemoplossing voor Europese burgers en bedrijven groeit.
Ik sta volledig achter de oproep in het verslag de diensten van SOLVIT beter en in bredere kring onder de aandacht te brengen en ik ben het ermee eens dat de informatie over de rechten van burgers en bedrijven in de interne markt moet worden verduidelijkt zodat iedereen in zijn dagelijks leven van deze rechten kan profiteren.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (EN) Om de voordelen van de interne markt te kunnen benutten, moeten consumenten na verkeerde toepassingen van internemarktregelgeving over een effectief verhaalmiddel beschikken. Het SOLVIT-netwerk was bedoeld om snelle verhaalmogelijkheden te verschaffen, waarbij geen juridische procedures nodig zijn. Ik denk dat dit netwerk zeer nuttig kan zijn, maar momenteel functioneert het niet goed en wordt het potentieel niet ten volle benut. Veel van onze burgers en kleine bedrijven zijn niet op de hoogte van het bestaan van dit netwerk. Ik meen daarom dat de lidstaten zich meer moeten inspannen en meer middelen beschikbaar moeten stellen voor het geven van voorlichting over SOLVIT aan burgers en bedrijven. Bovendien krijgen sommige SOLVIT-centra door een gebrek aan personeel meer gevallen te behandelen dan ze aankunnen. Ik ben van mening dat de lidstaten de rol van de nationale SOLVIT-centra moeten versterken door te zorgen voor samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten en door een actieve uitwisseling van ideeën en beste praktijken met andere lidstaten, om het potentieel van het SOLVIT-netwerk volledig te kunnen benutten.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) SOLVIT is een onlinenetwerk voor de oplossing van problemen dat sinds 2002 bestaat. De lidstaten en de Europese Unie nemen eraan deel en het doel ervan is het geven van pragmatische antwoorden op de moeilijkheden die ontstaan door de onjuiste toepassing van communautaire wetgeving door overheidsinstanties.
Hoewel de interne markt op dit moment vrij goed functioneert, treden er af en toe toch fouten of interpretatieproblemen op betreffende de rechten van burgers en bedrijven die proberen te profiteren van de voordelen die de interne markt hun biedt.
Ik heb voor dit verslag gestemd, daar het SOLVIT-netwerk zeer belangrijk is gebleken voor het oplossen van de meest uiteenlopende problemen. Die kunnen variëren van burgers die naar een andere lidstaat willen voor studie, werk, hereniging met hun partner, enzovoort tot bedrijven die op problemen stuiten van administratieve aard, in verband met teruggave van BTW of andere zaken. Het SOLVIT-netwerk heeft tot doel burgers en bedrijven diensten van hoog niveau te leveren en is gestoeld op hoge kwaliteits- en prestatienormen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij met het verslag-Buşoi over SOLVIT. Dit informeel netwerk voor het oplossen van problemen in verband met de interne markt is van essentieel belang gebleken vanwege de gratis bijstand die het verleent aan zowel burgers als ondernemingen bij het oplossen van concrete problemen die zij ondervinden in hun contact met de overheid. Dat belang blijkt uit het groeiend aantal dossiers dat het afgelopen jaar is ingediend. Gezien het horizontale karakter van een reeks problemen die op nationaal niveau zijn vastgesteld, is het essentieel een aantal maatregelen te overwegen voor het verbeteren van de doeltreffendheid van deze centra. Daarom meen ik dat de lidstaten hun inspanningen moeten vergroten bij het voorlichten van burgers en bedrijven over hun rechten in de interne markt. Daarvoor zijn meer financiële middelen nodig, evenals meer personeel en scholing van SOLVIT-medewerkers inzake internemarktwetgeving. Het is eveneens belangrijk dat SOLVIT-medewerkers naast hun moedertaal gedegen kennis hebben van het Engels. Ik doe een oproep tot de lidstaten en de Commissie om met het oog op een effectieve toepassing van de internemarktwetgeving burgers en ondernemingen in contact te brengen met het SOLVIT-netwerk.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De interne markt is niet louter een bureaucratische constructie en dient dat ook niet te worden. Om daadwerkelijk te profiteren van alle voordelen van de interne markt moeten bedrijven en burgers in Europa hun rechten kunnen uitoefenen via snelle, gestroomlijnde en efficiënte middelen. In dat opzicht is het SOLVIT-netwerk van essentieel belang.
Gezien het groeiend aantal dossiers dat het afgelopen jaar is ingediend bij de SOLVIT-centra, vind ik het essentieel en in het belang van de consument dat een aantal hervormingen en verbeteringen worden doorgevoerd. Het EP doet de volgende voorstellen: sterkere controle door de Europese Commissie op de daadwerkelijke toepassing van de internemarktwetgeving; aanzienlijk meer middelen voor de SOLVIT-centra (aantrekken van deskundigen op het vlak van de interne markt, meer geld voor de nationale centra, opleiding van specialisten en scholing van de bestaande technici, gecoördineerde onlinetoegang tussen lokale centra en Commissiediensten); en een forse investering voor het promoten en bekendmaken van het SOLVIT-netwerk door de lidstaten en de Europese Commissie via alle communicatiemedia, waarbij er nauw contact dient te zijn met burgers en bedrijven. Om al die redenen steun ik het verslag-Buşoi over SOLVIT.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Het SOLVIT-netwerk heeft bewezen dat het een nuttig instrument is voor het oplossen – zonder gerechtelijke procedures – van problemen die burgers en bedrijven ondervinden ten gevolge van een onjuiste toepassing van de internemarktwetgeving door publieke autoriteiten. Derhalve moet het op verschillende manieren worden ondersteund, door middel van een sterkere samenwerking tussen de Commissie, het Parlement en de lidstaten. Het is bovenal noodzakelijk burgers en het bedrijfsleven beter bewust te maken van het bestaan van SOLVIT en de samenwerking tussen de nationale, regionale en lokale autoriteiten te versterken. Er moet ook meer belang worden gehecht aan het opleiden van ambtenaren die op dit terrein werkzaam zijn, bijvoorbeeld de opleiding van het personeel van het SOLVIT-netwerk, die, zoals de Commissie in haar mededeling benadrukt, ook via het Europees Sociaal Fonds moet worden ontwikkeld.
Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de versterking van het SOLVIT-netwerk daadwerkelijk kan bijdragen aan de verbetering van het juridisch kader van de interne markt die we met man en macht proberen op te bouwen. Het bevorderen van transparantie van gegevens met een interactieve online-databank zorgt ervoor dat normen beter bekend worden, dat problemen sneller worden opgelost en het vertrouwen in aanbieders wordt vergroot.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het SOLVIT-netwerk is door de Commissie en de lidstaten opgericht met als doel zonder gerechtelijke procedures problemen op te lossen die burgers en bedrijven ondervinden ten gevolge van de onjuiste toepassing van de internemarktwetgeving.
Dit netwerk is zeer effectief gebleken bij het oplossen van problemen maar wordt door het grote publiek nog weinig gebruikt. Daarom is de Commissie van plan de snelle en volledige toepassing van het SOLVIT-netwerk te bevorderen door het vergroten van de transparantie om de obstakels voor het vrij verkeer weg te nemen en burgers voor te lichten over hun rechten, met het versterken van de interne markt als doel.
Daartoe spoort de Commissie de lidstaten aan naar behoren het SOLVIT-netwerk bekend te maken bij burgers en bedrijven, daarbij de mogelijkheden van het netwerk en de meerwaarde die het vertegenwoordigt in gedachten houdend.
Veel zaken die het SOLVIT-netwerk kan behandelen worden nu aan de rechter voorgelegd, wat burgers en bedrijven meer geld kost. Het SOLVIT-netwerk kan dan ook een alternatief kanaal zijn voor het sneller en efficiënter regelen van geschillen. Daarom acht ik het volwaardig functioneren van het SOLVIT-netwerk heilzaam voor de werking van de interne markt en voor de bescherming van de belangen en rechten van burgers en bedrijven.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het SOLVIT-netwerk is opgericht door de Commissie en de lidstaten en is in juli 2002 gaan functioneren. Het doel is zonder gerechtelijke procedures problemen die burgers en bedrijven ondervinden ten gevolge van de onjuiste toepassing van internemarktwetgeving snel, gratis en doeltreffend op te lossen.
Alle EU-lidstaten, plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, hebben SOLVIT-centra opgezet. Meestal zijn die centra ondergebracht bij het ministerie van Economische of Buitenlandse Zaken. Via een elektronisch databestand werken die centra direct samen, zodat er snelle en pragmatische oplossingen kunnen worden gevonden voor de problemen die burgers en bedrijven aandragen.
De lidstaten dienen hun inspanningen te vergroten bij het voorlichten van burgers en bedrijven over hun rechten in de interne markt, zodat alle betrokkenen die rechten in de praktijk kunnen uitoefenen. De diensten die SOLVIT aanbiedt moeten efficiënter worden bekendgemaakt bij burgers en bedrijven.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De "effectieve probleemoplossing in de interne markt", het SOLVIT-netwerk, is een succesvol instrument gebleken bij het oplossen van internemarktproblemen. Het netwerk is in 2002 opgericht als antwoord op de problemen die burgers en bedrijven ondervinden ten gevolge van de onjuiste toepassing van Europese internemarktwetgeving.
Het SOLVIT-netwerk vervangt op doeltreffende wijze, en met minder bureaucratische rompslomp, de rechtbank en slaagt erin binnen een termijn van tien weken tot een oplossing te komen. De stijging van het aantal aan SOLVIT voorgelegde zaken heeft evenwel geresulteerd in een aantal tekortkomingen in de reacties van het netwerk. Daarom is het erg belangrijk een inspanning te verrichten om de financiële en personele middelen, zoals passende scholing van de medewerkers van het SOLVIT-netwerk, te vergroten, zodat het efficiënter kan reageren op het voortdurend toenemende aantal dossiers dat wordt ingediend.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De interne markt biedt burgers en bedrijven vele mogelijkheden. Over het algemeen werkt de interne markt goed. Er kunnen soms echter ook vergissingen worden gemaakt.
SOLVIT is een netwerk voor het oplossen van problemen, waarin EU-lidstaten samenwerken om zonder juridische procedures problemen op te lossen, die veroorzaakt worden door de onjuiste toepassing van internemarktwetgeving door de overheid. Er is een SOLVIT-centrum in iedere lidstaat van de Europese Unie (en ook in Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).
Ik heb voor dit verslag gestemd om de SOLVIT-centra een stimulans te geven bij het oplossen van problemen, van zowel burgers als bedrijven.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De interne markt met zijn meer dan 1 500 dikwijls ingewikkelde teksten is in de ogen van de Europeanen een tamelijk onbegrijpelijk 'groot ding', dat bovendien niet altijd correct ten uitvoer wordt gelegd in de lidstaten (ik denk met name aan de erkenning van beroepskwalificaties). Daarom is SOLVIT een instrument van onschatbare waarde: als echte bijstandsdienst voor de interne markt voor de consumenten en het bedrijfsleven probeert dit samenwerkingsnetwerk sinds enige jaren informele oplossingen te vinden voor problemen die voortvloeien uit een onjuiste toepassing van de wettelijke internemarktvoorschriften door overheidsinstanties. Ik heb voor het verslag over SOLVIT gestemd.
Maar hoewel het succespercentage uitstekend is (meer dan 80 procent van de gevallen wordt met succes opgelost) en hoewel SOLVIT snel, buitengerechtelijk en gratis oplossingen vindt die verhaal bieden, is het nog steeds tamelijk onbekend bij het grote publiek. Wij moeten meer bekendheid eraan geven. Tot slot betreur ik het dat de SOLVIT-centra in sommige lidstaten, onder andere de mijne, zo slecht bedeeld zijn in termen van budget en personeel. Naar mijn mening is het hoog tijd dat de lidstaten deze centra op juiste waarde schatten en hun de middelen ter beschikking stellen om correct te kunnen functioneren.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Het rapport van collega Silviu Busoi over SOLVIT is erg belangrijk. In de uitoefening van mijn parlementair mandaat word ik vele malen per week gecontacteerd door burgers die me vaak zeer persoonlijke en erg concrete vragen stellen over de werking van het gemeenschapsrecht. Vaak kan ik hen onmiddellijk helpen door hen door te verwijzen naar SOLVIT.
Het verslag dat we vandaag goedkeurden, geeft duidelijk weer wat de voordelen zijn van dit instrument. Het is een uitermate gebalanceerd werkstuk omdat het zo duidelijk aangeeft welke stappen ondernomen moeten worden ter verbetering van het instrument. Een goede mediastrategie is zeker nodig om de bekendheid van SOLVIT te vergroten. De creatie van een uniek internetadres kan daar toe bijdragen.
Het is duidelijk dat de efficiëntie van SOLVIT nog groter moet worden. Dat kan inderdaad door het versterken van de samenwerking tussen ambtenaren met een voldoende hoog kennisniveau. Cruciaal ook is de aanbeveling aan de lidstaten om aan de SOLVIT-centra meer personeel ter beschikking te stellen voor het opbouwen van administratieve capaciteit in de verschillende ministeries van nationaal niveau. Bedoeling moet zijn dat alle SOLVIT-centra op een snelle manier de vragen beantwoorden en komen met echte oplossingen. SOLVIT is precies daarvoor gecreëerd.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Rapporteur, dames en heren, ik steun dit initiatief en ik ben het volledig eens met de versterking van het SOLVIT-netwerk en de verbreding van zijn activiteiten. We mogen kosten noch moeite sparen om informatie over de activiteiten en mogelijkheden van deze Europese instelling te verspreiden in de nationale media, op het internet en in televisieprogramma's. Ik kan u echter vertellen dat er met twee maten wordt gemeten, dat de wetgeving niet op uniforme wijze wordt toegepast en dat er zelfs verschillende straffen gelden voor dezelfde activiteiten.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (FR) SOLVIT is opgericht om problemen voor de burgers en het bedrijfsleven op te lossen die ontstaan ten gevolge van een onjuiste toepassing van de internemarktwetgeving. Alle lidstaten, plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, hebben een nationaal SOLVIT-centrum gecreëerd. Zij werken rechtstreeks samen om snel pragmatische oplossingen te vinden voor de problemen die de burgers en het bedrijfsleven ondervinden. De centra hebben gedegen gespecialiseerd advies nodig over de juridische aspecten van de voorgelegde problemen en de mogelijke oplossingen. Ze hebben toegang tot juridisch advies, zowel binnen hun eigen organisatie, als binnen de verantwoordelijke administratie. In het geval van juridisch divergerende inzichten tussen twee lidstaten die samen een dossier behandelen of ingewikkelde juridische problemen, of indien de SOLVIT-centra geen toegang tot juridisch advies in hun eigen land hebben, wenden de centra zich vaak tot de Commissie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de centra binnen hun administratie toegang tot gedegen juridische expertise hebben. De Commissie moet het op verzoek verstrekken van informele juridische beoordelingen aan de SOLVIT-centra versnellen. Ik juich het toe dat de lidstaten zich inzetten voor het monitoren van de Europese wetgeving en de toepassing ervan. Het is geen goede zaak dat de Europese medewetgevers wetten implementeren die meer problemen scheppen dan oplossen.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) We hebben zeer hoge normen op het gebied van dierengezondheid in Ierland en daarom heb ik voor dit belangrijke verslag gestemd, dat de gezondheid van Ierse dieren zal beschermen. De aanbeveling van het verslag met betrekking tot de verlenging van de overgangsregeling voor het verkeer van dieren tot eind december 2011 is noodzakelijk en tijdig.
Deze regels stellen een algemeen systeem in voor het identificeren van huisdieren (katten, honden en fretten) die tussen lidstaten reizen en alle dieren moeten een paspoort bij zich hebben waaruit blijkt dat ze zijn ingeënt tegen hondsdolheid.
Deze beschermende maatregelen zijn nodig aangezien de gezondheidsnormen in Ierland op dit moment uiterst hoog zijn en het land als gevolg daarvan vrij is van hondsdolheid, van bepaalde teken en van lintwormen, die de gezondheid van zowel mensen als dieren in gevaar kunnen brengen.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren gestemd, ook al kan ik mij niet in de volledige inhoud ervan vinden. Wat me het meest stoort, is dat hiermee de duur van de overgangsperiode waarbinnen het vervoer van honden en katten naar Ierland, Malta, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk aan strengere eisen is onderworpen, verlengd wordt. Zo verlangen Malta, Ierland en het Verenigd Koninkrijk dat honden en katten die als gezelschapsdieren gehouden worden, extra worden onderzocht op de aanwezigheid van teken, wat als zodanig in het paspoort van het dier bevestigd dient te worden. De overgangsperiode wordt nu al voor de tweede keer verlengd, een ware anomalie in de rechtspraktijk van de Unie. De Commissie dient zo snel mogelijk in kaart te brengen hoe en wanneer de algemene regeling kan worden uitgebreid tot de lidstaten die momenteel een overgangsregeling hanteren. Daartoe dient zij de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid om een raadgevend advies te vragen. Deze herhaaldelijke verlenging van de overgangsperiode is absoluut niet in het belang van de Europese burger. De verschillen tussen de beschermingsmaatregelen van bovengenoemde lidstaten die hiermee in stand worden gehouden, zoals afwijkende tijdschema's voor inentingen, serologisch onderzoek of antiparasitaire behandelingen, leiden tot nodeloze complicaties bij het reizen met gezelschapsdieren binnen de EU en maakt het nodeloos duurder.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Met de voorschriften van de Gemeenschap voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren binnen de Gemeenschap is een zogeheten algemene regeling in het leven geroepen in het kader waarvan honden, katten en fretten die als gezelschapsdier gehouden worden, uitgerust moeten worden met een identificatiedocument met inlichtingen over zowel de verplichte inentingen tegen hondsdolheid als de ziektes die het dier in kwestie gehad heeft. Met Verordening (EG) nr. 998/2003 is eveneens een zogeheten overgangsregeling in het leven geroepen waarbinnen lidstaten strengere eisen stellen kunnen aan de toegang tot en het reizen van deze dieren op hun grondgebied. Met name Groot-Brittannië maakt verregaand gebruik van deze uitzonderingsmogelijkheden. De Commissie stelt voor om deze overgangsregeling te verlengen tot 31 december 2011 en ook de rapporteur, mevrouw De Brún, maakt zich hier sterk voor. Aangezien zowel de Raad als de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid tot een compromis zijn gekomen – waar dit verslag onderdeel van uitmaakt – heb ik gestemd voor goedkeuring ervan.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Commissie stelt voor Verordening (EG) nr. 998/2003 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren in en naar de Europese Unie te wijzigen. Het voorstel bevat een overgangsregeling, waardoor een aantal lidstaten voor bepaalde ziekten, onder meer rabiës, echinokokkose en teken, beperkende voorwaarden kunnen opleggen.
Gezien het belang van het vrij verkeer van gezelschapsdieren in de Europese Unie herhaal ik echter mijn overtuiging dat die dieren aan alle sanitaire voorwaarden dienen te voldoen, zodat ze geen risico vormen voor de gezondheid van mens of dier.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag biedt regels voor het verkeer van huisdieren in de Europese ruimte en de voorwaarden waaraan dat verkeer dient te voldoen teneinde de verspreiding van ziekten, met name rabiës, te voorkomen.
Het vrij verkeer is een van de fundamentele pijlers van de Europese interne markt. Dit is een zaak die onze burgers in een Europa zonder grenzen in het bijzonder raakt. Het aantal huisdieren dat mee op reis gaat tussen de lidstaten is daar het bewijs van.
We zijn het er allemaal over eens dat het mogelijk moet zijn te reizen met onze gezelschapsdieren, maar we zijn het er ook allemaal over eens dat daar bepaalde gezondheidscriteria bij in acht moeten worden genomen teneinde een hoog beschermingsniveau van de menselijke en dierlijke gezondheid te verzekeren.
Daarom ben ik ingenomen met de algemene regeling van het paspoort, die zal leiden tot het harmoniseren van sanitaire maatregelen en controles, waardoor het vrij verkeer van gezelschapsdieren gemakkelijker zal worden.
Het verslag bevat ook een overgangsregeling tot eind 2011, zodat een aantal lidstaten voorbereidingen kunnen treffen voor het opzetten van de nodige infrastructuur.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag van mevrouw De Brún gestemd. Aangezien het vrije verkeer een kernaspect is van de interne markt, is dit een kwestie die voor een groot aantal burgers in heel Europa van belang is. De volksgezondheid en de gezondheid van dieren zijn ook van essentieel belang en ik denk dat de rapporteur er goed in is geslaagd om een juist evenwicht te vinden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De sanitaire voorwaarden voor het niet-commerciële grensoverschrijdend verkeer van huisdieren hebben tot doel een hoog beschermingsniveau te verzekeren van de menselijke en dierlijke gezondheid, evenals gemakkelijk vrij verkeer van gezelschapsdieren die begeleid worden door hun eigenaar. Als aan de geldende regels is voldaan en de dieren tijdens hun reizen in de communautaire ruimte vergezeld gaan van een door een officiële dierenarts afgegeven certificaat waaruit de vaccinatie tegen rabiës en het resultaat van de immuunreactie blijken, moet het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren dus worden vergemakkelijkt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor dit belangrijke verslag gestemd omdat we daarmee het Commissievoorstel tot verlenging van de overgangsregeling voor rabiës ondersteunen, wat inhoudt dat de einddatum van de voorgestelde verlenging beter overeenkomt met de termijn waarbinnen de Commissie in bepaalde lidstaten een einde verwacht te maken aan de EU-financiering van vaccinatieprogramma's tegen rabiës onder in het wild levende dieren, het voornaamste probleem met betrekking tot rabiës in de EU. Verder heeft de Commissie gekozen voor een voorzichtige voorzorgsbenadering, met de nadruk op preventie en aanvullende gezondheidsoverwegingen met betrekking tot de interne markt en het vrije verkeer van gezondheidsdieren. De Commissie heeft de verschillende beleidsopties vergeleken en overwogen, rekening houdende met de diverse adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). De voorgestelde einddatum voor de overgangsregelingen biedt genoeg ruimte voor aanpassing van de infrastructuur en voor een geleidelijke omscholing van de in dienst zijnde personeelsleden. Ook zullen zij zo de tijd hebben om vertrouwd te raken met de nieuwe situatie.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom dit verslag, waardoor de lidstaten maatregelen kunnen blijven nemen tegen de verspreiding van hondsdolheid, maar dat ook zal leiden tot een vrij, veilig verkeer van huisdieren in heel Europa na 2011. Door de verlenging van de afwijking voor bepaalde landen tot 2011, kunnen deze doorgaan met testen en gezondheidscontroles voor ziekten als hondsdolheid. Deze overgangsperiode is een belangrijke stap in de richting van een uiteindelijk vrij en veilig verkeer van huisdieren in de Europese Unie.
Ik wil iedereen feliciteren die aan de overeenkomst over de nieuwe comitologieprocedure heeft meegewerkt. Dit is een goed compromis dat een effectieve reactie mogelijk maakt, indien lidstaten gerechtvaardigde zorgen hebben over de verspreiding van andere ziekten. Het zorgt er ook voor dat de Commissie, wanneer zij gebruikmaakt van gedelegeerde bevoegdheden, verschillende deskundigen raadpleegt – deskundigen van de Commissie, van de lidstaten, van non-gouvernementele organisaties en van het Parlement. We moeten ervoor zorgen dat deze afspraak wordt nagekomen. In een bredere context hebben we schriftelijke verklaringen ontvangen dat dit verslag geen precedent zal scheppen voor toekomstig gebruik van gedelegeerde bevoegdheden. Hierbij wordt rekening gehouden met de zorgen van het Parlement over het scheppen van precedenten voor de nieuwe comitologieprocedure krachtens het Verdrag van Lissabon.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De EU 2020-strategie is een document dat veel hoop biedt. Er is de afgelopen tijd veel gesproken over het herstel van de EU-economie, maar voor de meerderheid van de lidstaten is de crisis nog niet voorbij. In het openbaar blijft de bespreking van de crisis beperkt tot de situatie van de overheidsfinanciën, hoewel de snel groeiende werkloosheid in sommige lidstaten al een kritiek peil heeft bereikt. Het is vreemd om hoge EU-functionarissen bepaalde regeringen te horen prijzen voor hun uitstekende werk, terwijl het aantal werklozen in die landen elke maand in rampzalig tempo toeneemt, de sociale garanties worden verminderd en het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft stijgt. Het wordt erg moeilijk voor de mensen in die landen om te begrijpen of de Europese Unie een beleid van armoedeverlichting uitvoert of de armoede op sociaal gebied juist vergroot. Naar mijn mening mogen regeringen die er niet in zijn geslaagd de werkloosheid te stabiliseren geen onverdiende complimenten krijgen. De Europese Commissie moet meer verantwoordelijkheid nemen en op verantwoorde wijze toezicht houden op de tenuitvoerlegging van de crisisbeheersingsplannen van de nationale regeringen en tegelijkertijd de gevolgen van dergelijke hervormingen voor de mensen heel duidelijk evalueren.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) De Schengenovereenkomst is een akkoord tussen Europese landen betreffende het vrij verkeer van personen in de Schengenruimte. Eenieder die in het bezit is van een document dat bewijst dat hij legaal verblijft in een lidstaat, kan vrij reizen in die ruimte zonder binnengrenzen.
Echter niet alle landen vervullen hun plicht om onderdanen van derde landen die een visum voor verblijf van langere duur bezitten een verblijfstitel te verstrekken. Het is dan ook tegenstrijdig dat een student die een visum heeft om een cursus te volgen in Portugal niet naar bijvoorbeeld België mag gaan om in een gespecialiseerde bibliotheek naar informatie voor zijn proefschrift te zoeken.
Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, aangezien het belangrijk is in de Schengenruimte het vrij verkeer te bevorderen van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven als houders van een visum voor verblijf van langere duur (D-visum) dat is afgegeven door de desbetreffende lidstaat. Ik feliciteer de rapporteur, de heer Coelho, met het feit dat hij er ook deze keer in is geslaagd een akkoord in eerste lezing te bereiken, waardoor dit probleem kan worden opgelost voordat in april de visumcode van kracht wordt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor de nieuwe amendementen op deze verordening gestemd, gezien het feit dat burgers van derde landen die in het bezit zijn van een visum voor verblijf van langere duur tot nu toe problemen ondervinden met de beperking van hun vrijheid van verkeer. Ze kunnen niet vrij reizen van de ene lidstaat van de Europese Unie naar de andere en hebben zelfs problemen met de terugkeer naar hun geboorteland. Deze verordening breidt het beginsel van gelijkheidwaardigheid van verblijfstitels en visa voor kort verblijf die zijn afgegeven door de lidstaten die het Schengenacquis volledig ten uitvoer leggen, uit tot visa voor verblijf van langere duur. Het moet onderstreept worden dat een visum voor verblijf van langere duur dezelfde effecten zou moeten hebben als een verblijfsvergunning als het gaat om vrij verkeer binnen het Schengengebied zonder binnengrenzen. Ik wil aandacht vragen voor het feit dat het heel belangrijk is dat de veiligheidsgaranties in de lidstaten niet in het geding komen als het verkeer van burgers van derde landen binnen het Schengengebied wordt vereenvoudigd. De tenuitvoerlegging van deze verordening zou de veiligheid niet mogen verminderen, want zij verplicht de lidstaten de gegevens van een persoon te controleren in het Schengeninformatiesysteem voordat een visum voor verblijf van langere duur wordt afgegeven en zo nodig bij andere EU-lidstaten inlichtingen over die persoon in te winnen. Tot nu toe gebeurde dat alleen bij de afgifte van verblijfsvergunningen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik juich het toe dat deze verordening is aangenomen met een zeer grote meerderheid van 562 stemmen voor, 29 tegen en 51 onthoudingen. Voortaan kan een onderdaan van een derde land die houder is van een visum voor verblijf van langere duur dat door een lidstaat is afgegeven, onder dezelfde voorwaarden als de houder van een verblijfstitel gedurende drie maanden per periode van zes maanden naar de overige lidstaten reizen. Op deze maatregel zaten vele studenten en onderzoekers te wachten, zoals degenen die deelnemen aan uitwisselingsprogramma's van de EU (Erasmus Mundus). Met deze stap voorwaarts wordt de Unie een aantrekkelijkere bestemming voor studenten, academici en onderzoekers uit derde landen. Bovendien kunnen wij dit beschouwen als een verwijzing naar het verzoek van het Europees Parlement aan de lidstaten om vooruitgang te boeken met de invoering van een visum dat specifiek bestemd is voor studenten die deelnemen aan een uitwisselingsprogramma. Ik betreur het echter dat het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken deze verordening niet hebben goedgekeurd en niet gebonden zullen zijn aan de toepassing ervan, terwijl juist deze landen een groot aantal buitenlandse studenten en onderzoekers uit het Schengengebied trekken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Schengenovereenkomst heeft een Europese ruimte zonder grenscontroles gecreëerd. Dat was een belangrijke stap vooruit in de richting van een open interne markt met vrij verkeer van personen en goederen.
Essentieel is dan ook het realiseren van het vrij verkeer van personen in een ruimte zonder binnengrenzen, wat de grondslag van de overeenkomst vormt. Daarom vinden wij het onaanvaardbaar dat burgers van buiten de Gemeenschap die in het bezit zijn van een visum voor verblijf van langere duur dat is afgegeven door een lidstaat die deel uitmaakt van de Schengenovereenkomst, niet vrij kunnen reizen in deze ruimte.
De voorbeelden van de rapporteur geven volgens ons duidelijk aan hoe absurd dit systeem is in de praktijk. Ik ben het dan ook eens met het voorstel van de Commissie dat, op basis van de tekst van het Parlement, visa voor verblijf van langere duur gelijkstelt aan verblijfstitels, waardoor het vrij verkeer van de houders van die visa is gegarandeerd.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Op de eerste plaats wil ik de uitmuntende kwaliteit van dit verslag prijzen. Op grond van de bestaande communautaire wetgeving mogen onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een visum voor verblijf van langere duur (visum voor een verblijf langer dan drie maanden) gedurende hun verblijf niet naar een andere lidstaat reizen of door een andere lidstaat reizen bij terugkeer naar hun land van oorsprong, daar dat niet geregeld is in de Schengenovereenkomst.
De nieuwe regels bepalen dat een visum voor verblijf van langere duur dezelfde effecten heeft als een verblijfstitel wat het vrije verkeer in de Schengenruimte zonder binnengrenzen betreft. Dat wil zeggen dat een houder van een visum voor verblijf van langere duur dat is afgegeven door een lidstaat naar andere lidstaten mag reizen gedurende drie maanden per half jaar op dezelfde voorwaarden als de houder van een verblijfstitel.
Voor een functionerend systeem moeten er controles worden uitgevoerd die gelijkwaardig zijn aan de al bestaande controles op andere terreinen teneinde correcte communicatie tussen lidstaten te verzekeren, evenals samenhang tussen de afgifte van visa voor verblijf van langere duur en signaleringen in het Schengeninformatiesysteem (SIS).
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is een positieve zaak dat een buitenlander die in het bezit is van een visum voor verblijf van langere duur dat is afgegeven door een lidstaat op zijn minst gedurende drie maanden per half jaar naar de andere lidstaten mag reizen op dezelfde voorwaarden als de houder van een verblijfstitel. Daar dit het belangrijkste inhoudelijk punt van de verordening is, hebben we voorgestemd.
Zoals bekend mogen op grond van de bestaande communautaire wetgeving onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een visum voor verblijf van langere duur tijdens hun verblijf momenteel niet naar andere lidstaten reizen of door andere lidstaten reizen bij teugkeer naar hun land van oorsprong, daar dat niet in de Schengenovereenkomst is geregeld. Dat kunnen bijvoorbeeld studenten zijn die een studiereis willen maken naar een andere lidstaat, maar ook wetenschappers, academici en familieleden van onderdanen van derde landen en van EU-onderdanen.
Op grond van de nieuwe regels die nu zijn goedgekeurd heeft de houder van een visum voor verblijf van langere duur (visum voor een verblijf van langer dan drie maanden, oftewel D-visum) wat betreft het vrij verkeer in de Schengenruimte dezelfde rechten als de houder van een verblijfstitel.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben tegen het verslag van de heer Coelho gestemd. Het is namelijk onverantwoord dat personen die houder zijn van een visum voor verblijf van langere duur, dat wil zeggen langer dan zes maanden, automatisch gebruik mogen maken van het vrije verkeer in alle landen van het Schengengebied, alsof zij houder zijn van een verblijfsvergunning. Uw voorbeelden zijn misleidend. Het doet er niet toe of wij spreken over studenten die de Europese hoofdsteden willen bezoeken (met uitzondering van Londen, Dublin en Kopenhagen, die buiten het Schengengebied liggen), over onderzoekers wier onderzoek korter dan een jaar zal duren, of over expats zonder geldige verblijfs- en werktitel – dit is van marginaal belang en slechts een voorwendsel.
In feite wordt met deze maatregel opnieuw het soevereine recht van staten genegeerd om te besluiten wie wel en wie niet, onder welke voorwaarden en voor hoe lang toegang heeft tot hun grondgebied. Doordat rechten worden geüniformeerd, verliezen visa voor verblijf van langere duur uiteindelijk hun betekenis, ten gunste van een soort automatische status van ingezetene. Deze status wordt toegekend zodra iemand voor langer dan drie maanden en voor een ander doel dan toerisme naar Europa wil komen. Dat is onaanvaardbaar.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb het verslag-Coelho over het vrije verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur ondersteund. Afgezien van de kwesties op het gebied van administratieve formaliteiten is het naar mijn mening namelijk belangrijk dat bijvoorbeeld jonge buitenlanders die komen studeren in onze landen, niet worden gedwongen om in een land te wonen maar de vrijheid hebben om te reizen van het ene land naar het andere, hetzij om te studeren hetzij om de diversiteit en de rijkdom van de Europese cultuur te ontdekken. In tegenstelling tot hen die het schrikbeeld oproepen van de veiligheid en de strijd tegen illegale immigratie, moeten wij ons hier sterk maken voor de ontwikkeling van een kennismaatschappij in Europa en elders.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb me bij het verslag-Coelho van stemming onthouden, omdat het betrekking heeft op aspecten van Schengen die in Schotland niet van toepassing zijn.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Om te beginnen wil ik de heer Coelho bedanken voor de kwaliteit van zijn verslag en voor de echte expertise die hij inbrengt in al zijn werkzaamheden betreffende het visumbeleid. Het is noodzakelijk en urgent dat wij deze verordening aannemen. Noodzakelijk, omdat wij vanwege een zeer laakbare houding van de lidstaten, die visa voor een verblijf van langere duur niet meer omzetten in verblijfsvergunningen, zijn terechtgekomen in de absurde situatie dat een onderdaan van een derde land die zich legaal bevindt op het EU-grondgebied, op basis van een D-visum niet mag reizen binnen de overige lidstaten van het Schengengebied. Dit leidt tot onnodige obstakels voor het verkeer in het Schengengebied en strookt niet met de gedachte die aan het Schengenacquis ten grondslag ligt. Het is tevens urgent dat wij deze tekst aannemen omdat binnenkort de communautaire visumcode in werking treedt waarmee het D+C-visum wordt afgeschaft. Door dit verslag blijft niet alleen de veiligheid binnen de Schengenruimte groot dankzij de verplichting het Schengeninformatiesysteem te raadplegen bij de behandeling van een aanvraag voor een D-visum, maar wordt ook een rechtvaardige en evenwichtige oplossing geboden voor situaties die zich in de toekomst niet meer mogen voordoen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De oude wetgeving stond een onderdaan van een derde land met een door een lidstaat afgegeven visum voor verblijf van langere duur niet toe te reizen naar een andere lidstaat, wat niet strookte met de behoeften om te reizen van de meerderheid van die burgers. We hebben het hier over studenten, wetenschappers, academici en anderen die in verband met hun beroeps- en/of academische activiteiten genoodzaakt zijn te reizen tussen verschillende lidstaten en dat bij de huidige wetgeving niet konden doen.
Deze wijzigingen corrigeren derhalve deze anomalie, terwijl alle veiligheidsregels voor het verkeer van onderdanen van derde landen binnen de EU gewaarborgd blijven.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor deze verordening gestemd omdat ik van mening ben dat het een welkome verbetering is op een eerdere maatregel, die een beperking aanbracht in de rechten van personen met een visum voor verblijf van langere duur in een van de lidstaten. De samenleving verandert voortdurend, en Europese wetgeving moet ook niet stil blijven staan. We hebben namelijk steeds met nieuwe problemen en uitdagingen te maken. Tegelijkertijd krijgen we de beschikking over nieuwe instrumenten voor het beheersen van kwesties die bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan het vrij verkeer van personen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Met dit verslag wordt beoogd het vrije verkeer te vergemakkelijken van onderdanen van derde landen die houder zijn van een D-visum voor verblijf van langere duur op het gehele grondgebied van de Gemeenschap. Wat daarbij volledig buiten beschouwing wordt gelaten, is dat de lidstaten zouden moeten kunnen besluiten of, en zo ja, welke onderdanen van derde landen zij toegang verschaffen dan wel weigeren. Ik heb daarom tegen het verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb samen met mijn fractie voor dit verslag gestemd, omdat hierin staat dat met de voorstellen die in dit kader zijn gedaan, wordt geprobeerd om het gemakkelijker te maken voor onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven om zich in het Schengengebied te bewegen op basis van een door dat land afgegeven D-visum voor een verblijf van langere duur. Het is de bedoeling om een antwoord te bieden op situaties waarin lidstaten om verschillende redenen niet in staat zijn om aan onderdanen van derde landen die op hun grondgebied verblijven op tijd een verblijfsvergunning te verstrekken. Dit wordt gedaan door uitbreiding van het bestaande beginsel van gelijkwaardigheid tussen een verblijfsvergunning en een C-visum voor een verblijf van korte duur, naar D-visa voor een verblijf van langere duur.
Een visum voor een verblijf van langere duur zal dus voor het verkeer in het Schengengebied dezelfde status hebben als een verblijfsvergunning. Hierdoor kan iedereen zich met een document dat aantoont dat hij legaal in een lidstaat verblijft, voor korte perioden van maximaal drie maanden per half jaar vrijelijk in het Schengengebied bewegen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het vrij verkeer van personen is een van de basisprincipes van de Europese Unie. Het creëren van de Schengenruimte beoogt dit doel daadwerkelijk te realiseren. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten), waar ik deel van uitmaak, heeft het principe van het vrij verkeer van personen altijd verdedigd op grond van de gedachte dat gemeenschappelijke regels en procedures wat betreft visa, verblijfstitels en grenscontroles deel moeten uitmaken van het Schengenacquis.
In dit verband steun ik de nieuwe maatregelen, omdat het vrij verkeer van onderdanen van derde landen, die verblijven in een lidstaat met een visum voor verblijf van langere duur (D-visum), naar andere lidstaten van de Schengenruimte soms bemoeilijkt wordt daar het visum nog niet is omgezet in een verblijfstitel.
Volgens het verslag zal het principe van gelijkwaardigheid tussen verblijfstitels en visa voor verblijf van kortere duur worden verruimd tot visa voor verblijf van langere duur. Voorts doen de genomen maatregelen, met name in verband met veiligheidskwesties, niets af aan de voorwaarden voor de afgifte van visa en zijn de maatregelen de natuurlijke en noodzakelijke voortzetting van het Schengenacquis. Om al die redenen heb ik voorgestemd.
Liam Aylward en Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) De leden van Fianna Fáil in het Europees Parlement, Pat the Cope Gallagher en Liam Aylward, verzetten zich krachtig tegen wat er in dit verslag wordt voorgesteld met betrekking tot de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB in het Engels).
Het Europees Centrum voor Economische Studies heeft onlangs onderzocht hoe praktisch het zou zijn om een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting te introduceren in Europa en uit de resultaten van dat onderzoek bleek duidelijk dat een dergelijk belastingstelsel vanuit politiek oogpunt niet werkbaar, praktisch of wenselijk zou zijn.
Een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting in Europa zou het concurrentievermogen van de Europese Unie of de werking van de gemeenschappelijke markt niet verbeteren en zou daarnaast kleine open economieën zoals die van Ierland in de weg staan. De kwestie van belastingheffing valt onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten en de Ierse regering mag haar vetorecht gebruiken met betrekking tot alle belastingmaatregelen, waaronder de CCCTB. Dit recht is verankerd in de verdragen, waaronder het Verdrag van Lissabon.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Efficiënte concurrentie bij de levering van goederen en diensten leidt tot lagere prijzen, vergroot de kwaliteit en biedt de consument een ruimere keuze. Daarnaast zorgt efficiënte concurrentie voor vooruitgang op het vlak van technologische innovatie. Onderzoek in de energiesector en investeringen in infrastructuur, met name in gas- en elektriciteitsinterconnectie, zijn van fundamenteel belang voor het bevorderen van de concurrentie. Continuïteit van voorziening en doeltreffende concurrentie op de energiemarkt kunnen niet worden verwezenlijkt zonder een goed functionerende energie-infrastructuur met onderlinge verbindingen. Ook in de telecommunicatiesector is een sterke mate van concurrentie belangrijk. Daartoe dienen maatregelen genomen te worden die de concurrentie bevorderen via preferentiële tarieven, waarvoor een relevante marktanalyse noodzakelijk is. Voorts onderstreep ik het belang van controle van het concurrentiegedrag op de brandstoffenmarkten in de Unie. Steunmechanismen als staatssteun moeten niet worden gebruikt om nationale industrieën te beschermen ten nadele van de interne markt en de Europese consumenten. Die mechanismen dienen te worden ingezet voor het herstel van een duurzame kenniseconomie.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) In het verslag over het mededingingsbeleid wordt uiteengezet hoe de werking van de markten ten gunste van de consument en het Europese bedrijfsleven kan worden verbeterd. Er is bijzondere aandacht besteed aan kwesties met betrekking tot kartels en de consumenten. Het bestrijden van kartels is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de voordelen van een mededingingsbeleid ten goede komen aan de eindconsument. Kartels vormen namelijk een van de ernstigste schendingen van het mededingingsrecht: producenten krijgen de mogelijkheid om hun prijzen te verhogen, hun productie te beperken en de markten onderling te verdelen. De rol van de Commissie bestaat uit het opleggen van sancties, teneinde mededingingsverstorend gedrag te voorkomen. Ze legt leden van een kartel boetes op om elk bedrijf te ervan te weerhouden mededingingsverstorend gedrag te vertonen of voort te zetten.
Tijdens een economische crisis bestaat het risico dat het beschermingsniveau wordt verhoogd. Overheidsingrijpen waardoor de concurrentievoorwaarden in de interne markt kunnen veranderen, moet derhalve worden vermeden, maar tegelijkertijd moet worden erkend dat een beroep op staatssteun soms onontbeerlijk is voor het aanpakken van de crisis. Ik heb vóór gestemd, omdat concurrentieverstorende omstandigheden misbruik van overheersende posities ten nadele van kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB) in de hand werken en omdat het derhalve essentieel is dat Europa zich inzet om betere garanties en een betere bescherming te bieden voor producten.
Derk Jan Eppink, namens de ECR-Fractie, schriftelijk. – (EN) De ECR-Fractie is groot voorstander van een sterk en effectief mededingingsbeleid als instrument voor bescherming van de consument en ter bevordering van een eerlijke toegang tot markten. Wij geven onze volledige steun aan de op dit doel gerichte maatregelen die de Commissie de afgelopen jaren heeft genomen en vooral aan haar maatregelen tegen oneerlijke staatssteun.
Wij zijn dan ook onthutst dat het verslag, dat aanvankelijk goed was, minder effectief is gemaakt door irrelevante en onwelkome toevoegingen van punten waarin wordt vooruitgelopen op het resultaat van de onderhandelingen over de nieuwe architectuur met betrekking tot het financiële toezicht, waarin wordt gevraagd om een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en waarin het recht van bedrijven om personeel op contractbasis in dienst te nemen, wordt betwist.
De leden van onze fractie hebben in het verleden vóór verslagen over het mededingingsbeleid van de Commissie gestemd, en wij hopen dat dergelijke verlagen van de Commissie economische en monetaire zaken er in de toekomst beter uit zullen zien. Met onze stemonthouding willen wij uiting geven aan deze zorg en wij betuigen in deze stemverklaring opnieuw onze steun aan het steeds goede werk dat de Commissie op het gebied van mededinging verricht.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Meer concurrentie betekent meer keuzemogelijkheden voor de Europese burgers en een concurrerender omgeving voor de ondernemingen. Daarom moeten het Europees mededingingsbeleid en het Europees consumentenbeleid niet van elkaar worden gescheiden. De activiteiten van de Commissie voor een daadwerkelijk concurrerend milieu op de interne markt zijn dan ook essentieel om die doelstellingen te garanderen. Dat neemt niet weg dat de absolute bevoegdheden die de Commissie zijn verleend kunnen worden aangevochten.
Tijdens de crisis van de afgelopen maanden is het verstrekken van staatssteun, die in het licht van de gebeurtenissen gerechtvaardigd was, van fundamenteel belang geweest voor het herstel van de economie. Ook de bestrijding van kartels en misbruik door ondernemingen van hun dominante positie is essentieel voor het garanderen van een eerlijk concurrentieklimaat op de interne markt, waarbij de verschillende marktdeelnemers profiteren van goede voorwaarden voor het continueren van hun activiteiten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De economische crisis doet haar effecten tot op de dag van vandaag gelden. De crisis vereist buitengewone maatregelen, bijvoorbeeld staatssteun, die echter niet mogen leiden tot sterke concurrentieverstoring of stijgende begrotingstekorten en overheidsschulden. Daarom moet het verstrekken van staatssteun zorgvuldig worden afgewogen.
De snel groeiende staatsschulden zullen een last voor de komende generaties zijn en economisch herstel en economische groei afremmen. Buitensporige schulden en begrotingstekorten brengen niet alleen de stabiliteit van de euro in gevaar, maar leiden ook tot ernstige beperkingen bij overheidsuitgaven op prioritaire gebieden als onderwijs, gezondheidszorg, innovatie en milieu.
Daarom is een grondige evaluatie van het reddings- en herstelpakket en van de effectiviteit van staatssteun vereist. Protectionisme en fragmentatie van de interne markt dienen vermeden te worden, aangezien de positie van Europa in de wereldeconomie daardoor wordt verzwakt.
Een goed functionerende interne markt vormt de sleutel tot een gezonde economie en, zonder enige twijfel, tot economisch herstel. Uiteindelijk moet het economisch beleid aan legitimiteit winnen door meer inspraak van het Europees Parlement in het kader van de medebeslissingsprocedure.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het mededingingsbeleid en goede mededingingsregels zijn altijd essentieel geweest voor een gezond samenleven van alle marktdeelnemers in de eurozone. Europa is tamelijk hard getroffen door de recente wereldwijde economische crisis, maar dankzij een sterke munt, een solide interne markt, gezonde overheidsfinanciën en een goed stelsel voor sociale bescherming konden de gevolgen van de crisis grotendeels worden opgevangen.
Maatregelen voor staatssteun die de lidstaten treffen zonder te denken aan het gemeenschappelijk belang kunnen echter de concurrentie danig verstoren. Daarom is het essentieel de maatregelen van elke lidstaat in het kader van de crisisbestrijding te evalueren, zodat de EU in de toekomst gezamenlijk en harmonieus kan reageren om protectionisme en fragmentatie van de interne markt te voorkomen. Dergelijke ontwikkelingen zouden alleen maar schade toebrengen aan een sterke positie van Europa in de wereldeconomie.
Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. − (PL) Het mededingingsbeleid behoort tot de belangrijkste communautaire beleidsterreinen en is als een van de eersten vastgesteld. Dit beleid is relevant en noodzakelijk omdat het direct verband houdt met een van de hoofddoelstellingen van de Europese Gemeenschappen, namelijk het creëren van een gemeenschappelijke interne markt in de lidstaten. Het mededingingsbeleid moet garanderen dat de obstakels voor de interne handel die zijn weggenomen in het kader van de gemeenschappelijke markt, niet worden vervangen door mededingingsverstorende maatregelen van ondernemingen of regeringen. Het belang van de consument staat centraal in het mededingingsbeleid, dat moet zorgen dat zij eenvoudig toegang hebben tot de goederen en diensten die aangeboden worden op de interne markt tegen prijzen die zo min mogelijk van elkaar verschillen. Ik wil u alleen wijzen op de ernstige crisis waar Europa mee te maken heeft en ik stel vast dat een goed functionerende interne markt de sleutel is voor een gezonde economie en zeker voor de wederopbouw die ons in de nabije toekomst te wachten staat.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Het verslag bevat een aantal goede punten, zoals bijvoorbeeld de verschillende behandeling in het mededingingsrecht van transnationale bedrijven enerzijds en kleine en middelgrote bedrijven anderzijds. Ik ben het echter oneens met het voorstel om de detailhandelsprijzen in de telecomsector te dereguleren of niet te reguleren. De teneur van het verslag vind ik al met al onjuist omdat uitgegaan wordt van een absolute efficiëntie van de vrije markt. Om die reden heb ik tegen het verslag gestemd.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw In 't Veld gestemd, dat positief staat tegenover het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2008. Ik deel dit positieve standpunt: deze wijziging in de aanpak van de Commissie is het vermelden waard.
In dit verslag stelt de Commissie dat zij in haar mededingingsbeleid de consumenten en hun zorgen centraal stelt en dat zij het van essentieel belang vindt dat het mededingingsbeleid inzet op het maximaliseren van de welvaart van consumenten. Ik juich dit toe. Zou de Commissie eindelijk volledig in overeenstemming handelen met artikel 12 van het Verdrag van Lissabon, dat bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de consumentenbescherming bij het bepalen en uitvoeren van het beleid van de Unie op andere gebieden?
Ik wil de Commissie tevens aanmoedigen de permanente dialoog voort te zetten die zij besloten heeft op gang te brengen tussen haar diensten, de consumenten en de organisaties die hen vertegenwoordigen. In dit opzicht is het een goede zaak dat in 2008 binnen het directoraat-generaal Mededinging een contactpunt Consumenten is opgericht. Wij verzoeken thans om een volledig verslag over de activiteiten van dat contactpunt teneinde het nut ervan beter te kunnen beoordelen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb samen met mijn fractie, de Verts/ALE, voor het verslag-In 't Veld over het jaarlijks verslag voor het mededingingsbeleid (2008) gestemd, omdat dit het Parlement de gelegenheid biedt om aan te geven wat zijn prioriteiten zijn en hoe het denkt over de manier waarop de Commissie haar mededingingsbeleid voert. Ik ben blij dat het verslag-In 't Veld, overeenkomstig de stemming in de Commissie economische en monetaire zaken, met een grote meerderheid (zoals werd verwacht) is aangenomen (de groenen waren voor, zoals alle grotere fracties).
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Europa is geraakt door de economische crisis, maar is in staat gebleken om snel te reageren en de gevolgen van de crisis af te zwakken, dankzij de eenheidsmunt, de sterke interne markt en het solide stelsel voor sociale bescherming. Dit betekent niet dat de repercussies niet meer voelbaar zijn, maar de eerste signalen van verbetering tekenen zich af. Helaas worstelen consumenten nog steeds met problemen als ze willen profiteren van de voordelen van de concurrentie. Hun rechten moeten worden beschermd en hun bewustzijn en kennis vergroot. Een soepel functionerende en concurrerende Europese markt betekent dat de consument kan profiteren van het mededingingssysteem door de keur aan producten en diensten en de lagere prijzen. Helaas is er momenteel nog steeds sprake van onvoldoende concurrentie, met name in de farmaceutische sector en de telecommunicatiesector. Gebrek aan concurrentie is schadelijk voor consumenten en voor de economie. Verder bestaat er ook behoefte aan toezicht op het mededingingsgedrag op de brandstoffenmarkten van de Europese Unie. Voor het overtreden van het mededingingsrecht moeten straffen worden opgelegd die evenredig zijn aan de ernst van de inbreuk en bij herhaalde overtreding zijn sterkere afschrikkende middelen op zijn plaats. De crisis heeft echter vooral de zwakke plekken van de Europese economie blootgelegd en benadrukt welke gebieden moeten worden versterkt. Nog altijd moet het economisch beleid worden onderworpen aan democratische controle en worden uitgevoerd met aandacht voor het algemeen belang en respect voor de rechten van de Europese burgers.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Een effectief werkende interne markt is van essentieel belang voor het creëren van een stabiel en innovatief economisch milieu. De interne markt kan echter niet effectief functioneren zonder een correcte omzetting, toepassing en handhaving van de communautaire regels. Het aantal inbreukprocedures blijft in de lidstaten helaas te hoog.
Een dergelijke situatie verstoort de interne markt en hierdoor geniet de consument te weinig bescherming. Het Europees Parlement heeft de Commissie in 2008 gevraagd om meer informatie over de richtlijnen die in de lidstaten niet zijn uitgevoerd, en ik hoop van harte dat de Commissie ons die informatie in de zeer nabije toekomst zal kunnen verschaffen.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) In 1997 heeft de Commissie het eerste scorebord van de interne markt gepubliceerd. De aandacht ging daarbij uit naar de omzetting door de lidstaten van de internemarktregels, daar grote achterstand bij de omzetting burgers en bedrijven belette het potentieel van de interne markt maximaal te benutten.
Met deze meting en publicatie van de omzettingsinspanning heeft het scorebord bijgedragen aan het verkleinen van de achterstand bij het omzetten van richtlijnen door de lidstaten. Ik heb voor dit verslag gestemd, daar ik het noodzakelijk acht dat de lidstaten de internemarktwetgeving tijdig omzetten in nationaal recht. De interne markt kan immers alleen goed functioneren als de regels van de EU voor de werking van de markt correct worden omgezet en toegepast en de handhaving ervan wordt gecontroleerd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel de lidstaten vooruitgang hebben laten zien bij de omzettingstermijnen van de internemarktwetgeving in nationaal recht lijken mij de gegevens van het jongste scorebord van de interne markt niet bevredigend. De totstandbrenging van een stabiele en innoverende markt, die spoort met de behoeften van consumenten en waar bedrijven in sterkere mate nieuwe banen scheppen, gaat niet samen met systematische achterstand bij de omzetting van communautaire wetgeving en niet-toepassing van richtlijnen.
Personen en bedrijven hebben het meest te lijden onder de achterstand bij de omzetting van internemarktmaatregelen, daar er dan minder te kiezen valt, de concurrentie beperkter is en de markten geslotener zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat het Parlement druk uitoefent met betrekking tot de toepassing van internemarktregels. De lidstaten zelf hebben de termijnen vastgesteld voor de uitvoering van die richtlijnen. Er wordt van hen minimaal verlangd dat ze de doelstellingen eerbiedigen die ze zelf hebben vastgelegd. Dit is een essentiële doelstelling voor een gezonde interne markt in een periode van economische crisis.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Nu we de achterstand in de omzetting van de richtlijnen hebben verminderd en een percentage van 1 procent hebben bereikt, is het van wezenlijk belang dat we ons blijven concentreren op de verbetering van de concrete toepassing van de wetgeving betreffende de interne markt binnen nationale rechtsstelsels. De Commissie, het Parlement en de lidstaten moeten zich in dit opzicht extra inspannen en met elkaar samenwerken.
Van haar kant moet de Commissie de lidstaten tijdens de omzettingsperiode meer steun geven door middel van een dialoog en de uitwisseling van informatie om de problemen vóór de het verstrijken van de omzettingstermijn op te lossen. Zij moet ook een jaarlijks internemarktforum organiseren en nieuwe oplossingen zoeken om de resterende obstakels voor de voltooiing van de interne markt weg te werken, zoals onder meer de vereenvoudiging van wetgeving.
Wij, leden van het Europees Parlement, moeten als vertegenwoordigers van de burgers elke mogelijke gelegenheid benutten om hen te informeren over de Europese wetgeving door studies, workshops, bijeenkomsten en hoorzittingen te organiseren. De nationale volksvertegenwoordigingen moeten op hun beurt actief deelnemen aan Europese wettelijke procedures teneinde bijtijds op de hoogte te zijn van voorgestelde maatregelen en de samenwerking tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten te verbeteren. In dit opzicht bezorgt het Verdrag van Lissabon de gekozen volksvertegenwoordigingen een krachtigere rol die zo goed mogelijk benut dient te worden. Om al deze redenen, die in het verslag duidelijk zijn uiteengezet, heb ik vóór gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Uit de jongste publicatie van de uitkomsten van het scorebord van de interne markt (maart 2010) blijkt dat 0,7 procent van de internemarktrichtlijnen niet is omgezet in nationaal recht. Dat cijfer ligt onder het door de rapporteur genoemde percentage van 1 procent van juli 2009.
Tijdige en correcte omzetting van communautaire wetgeving is essentieel voor meer integratie van de interne markt gezien de rechtstreekse effecten voor de rechtszekerheid en het vertrouwen van de Europese burgers. Daarom moeten de lidstaten een verantwoordelijke houding aannemen bij de toepassing van die regels, zodat er in de toekomst geen achterstand meer bestaat bij de omzetting maar juist meer rechtszekerheid en de burgers kunnen profiteren van billijke voorwaarden op de interne markt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De interne markt kan niet goed functioneren als de communautaire voorschriften betreffende het functioneren ervan niet correct worden omgezet, toegepast en gehandhaafd. Daarom is het noodzakelijk dat de lidstaten de internemarktwetgeving tijdig omzetten in nationaal recht.
Voor 22 richtlijnen is de omzettingstermijn al meer dan twee jaar verstreken. Daarnaast is 6 procent van de richtlijnen niet omgezet in alle lidstaten, waardoor 100 internemarktrichtlijnen geen volledig effect sorteren in de hele EU.
De lidstaten en de Commissie moeten samenwerken om deze situatie het hoofd te bieden. Ik ben het eens met het standpunt dat de Commissie de richtlijnen die niet in alle lidstaten zijn omgezet op haar website moet plaatsen, zodat deze stand van zaken algemeen bekend wordt. Het aantal inbreukprocedures blijft te hoog, waarbij enkele lidstaten duidelijk boven het EU-gemiddelde van 47 liggen.
Voorts wordt de lidstaten gevraagd er zorg voor te dragen dat de door de Commissie opgezette grensoverschrijdende netwerken van elektronische informatiesystemen operationeel zijn.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In tegenstelling tot wat er in het verslag gezegd wordt, is het vandaag duidelijk dat het nog lopende proces van liberalisering van de markten en privatisering van openbare diensten geen enkel zichtbaar voordeel heeft opgeleverd wat betreft prijzen, kwaliteit van de dienstverlening of lagere overheidsuitgaven. Integendeel, organisaties van consumenten en gebruikers van openbare diensten melden prijsverhogingen, slechtere kwaliteit van de dienstverlening en hogere tarieven. Liberalisering heeft in feite bijgedragen aan het schrappen van banen en de totstandkoming van particuliere monopolies. Die monopolies brengen de rechten van werknemers, gebruikers van openbare diensten en consumenten in het gedrang. Dat valt met name vast te stellen in de sectoren posterijen, telecommunicatie, vervoer en elektriciteit. Die ontwikkeling draagt op haar beurt bij aan het vergeren van de economische en sociale crisis.
Het volharden in dat beleid betekent het blijven aandringen op de verdere verslechtering van de sociaaleconomische situatie van miljoenen mensen. Het betekent het doorgaan met het verspillen van een publiek goed, wat openbare diensten in feite zijn, en het overdragen van die diensten aan particuliere bedrijven. Het betekent het continueren van onbestendigheid, werkloosheid en armoede en het vergroten van de kloof tussen arm en rijk. En het betekent tot slot het blijven pleiten voor een onrechtvaardiger samenleving. Daarom hebben wij tegengestemd.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij hebben tegen het verslag van mevrouw Thun Und Hohenstein gestemd. Dit Parlement staart zich blind op het aantal omgezette richtlijnen, het beroemde scorebord van de interne markt. Niemand denkt ooit na over de intrinsieke kwaliteit van deze wetgeving of zelfs over de werkelijke noodzaak of relevantie van die 90 000 pagina's tekst die uitmaken wat u het "acquis communautaire" noemt, of van die ongeveer 1 700 richtlijnen inzake de interne markt. Net zo min trouwens als iemand wil weten of wij de doelstellingen die bij de aanneming van deze teksten zijn onderstreept, hebben bereikt, of de effectbeoordelingen juist blijken te zijn en of het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zijn gerespecteerd.
De lidstaten worden geacht verantwoordelijk te zijn voor alle tekortkomingen; zij hebben echter steeds minder speelruimte bij de aanpassing van deze teksten aan hun nationale situatie omdat de kleinste details vastliggen, terwijl de verdragen voorzien in een resultaatsverbintenis, maar niet in een inspanningsverbintenis. Een beetje zelfanalyse en zelfkritiek zou de Europese instellingen zeker geen kwaad doen.
Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. − (PL) Het scorebord van de interne markt is een bijzonder belangrijk instrument dat informeert over de stand van omzetting van de Europese wetgeving door de lidstaten. Ondanks hun verplichting voeren lidstaten de omzetting van het recht te laat of incorrect uit. Het scorebord laat zien dat de omzetting van de voorschriften door de lidstaten wel steeds beter gaat, maar dat een aanzienlijk aantal van hen het gestelde doel nog steeds niet haalt. We hebben een duidelijke verplichting van de lidstaten nodig om deze indicatoren te verbeteren. In het Europees Parlement spreken we de laatste tijd veel over de noodzaak om de interne markt te versterken. De interne markt kan echter niet goed functioneren als de voorschriften die eraan ten grondslag liggen niet goed en tijdig worden omgezet.
De interne markt moet ook steun krijgen van onze burgers. Daarom ondersteun ik het voorstel van de rapporteur om een jaarlijks internemarktforum te organiseren, evenals het voorstel voor een "internemarkttest" die wetgeving toetst op de vier vrijheden van de interne markt: vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het scorebord voor de interne markt biedt een nuttig overzicht van de toepassing van communautaire regels op terreinen die voor Europese consumenten en bedrijven van essentieel belang zijn. Schotland komt helaas nog niet als onafhankelijk land op het scorebord voor. Ik acht het van cruciaal belang dat Schotland bevoegdheid krijgt op die terreinen die nu nog aan Londen zijn voorbehouden. Wanneer dat het geval zal zijn, zal Schotland ongetwijfeld ook maatregelen uitvoeren ten gunste van consumenten en bedrijven.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik sta volledig achter het idee van het scorebord voor de interne markt als meetinstrument voor het succes van de interne markt. Dit instrument is van essentieel belang om mededelingen te kunnen doen over de manier waarop lidstaten met de Europese regelgeving omgaan. Hieruit blijkt ook dat de overregulering, die het beeld van de EU vaak aantast, vaak niet de schuld is van een EU-instelling, maar van de lidstaat zelf. Hier moeten lessen uit getrokken worden en er is in de toekomst meer transparantie nodig.
Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, een goed functionerende interne markt is afhankelijk van tevreden consumenten die vertrouwen hebben in die markt. De Europese consumenten spelen een sleutelrol bij het omzetten van de recessie in groei. In de verslagen die wij hebben aangenomen, worden belangrijke standpunten naar voren gebracht over het verbeteren van consumentenbescherming en het functioneren van de interne markt, die ik zowel tijdens de behandeling in de commissie als vandaag bij de stemming steunde. Ik zal er drie noemen. Ten eerste is het scorebord van de interne markt een goed instrument. Zijn vijf hoofdindicatoren zijn beslist van cruciaal belang bij het beoordelen van de wijze waarop de interne markt in het algemeen en vanuit het oogpunt van de consumenten functioneert. Ik steun het idee om op het scorebord in de toekomst informatie op te nemen over de tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving in de lidstaten, die nog steeds ontoereikend is. Wij moeten loskomen van de mentaliteit om alleen de krenten uit de pap te eten. Ten tweede ben ik verbaasd over de zeer negatieve houding van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement tegenover de voorgestelde internemarkttest. Dat komt misschien door een verkeerde conclusie: de test kan namelijk ook worden gebruikt om specifiek sociale en milieudoelen te bevorderen. Daar gaat het bij het hele integratieproces immers om: de economie en een goed functionerende interne markt worden in dienst gesteld van hogere doelen. De geschiedenis heeft de genialiteit van de verklaring van Schuman aangetoond. Ten derde wil ik mijn steun uitspreken voor de ontwikkeling van middelen om de rechtsbescherming van consumenten te waarborgen. Bij ons in Finland werken het systeem voor het buiten de rechtbank oplossen van consumentengeschillen en de instelling Consumentenombudsman zeer goed. De Commissie moet een intensieve dialoog aangaan met de autoriteiten in de lidstaten om de verspreiding van goede praktijken te waarborgen. Wij moeten echter beseffen dat voor het versterken van de consumentenbescherming en de interne markt bewuste en actieve consumenten belangrijker zijn dan overheidscontrole en rechtsbescherming.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Een goed functionerende interne markt is essentieel voor gezonde concurrentie en economische ontwikkeling. Om dat te realiseren dienen de communautaire richtlijnen zonder uitzondering door alle lidstaten op gelijke wijze te worden omgezet.
Het scorebord van de interne markt en het scorebord consumentenmarkten spelen een cruciale rol bij de verbetering van de werking van de interne markt. Hoewel we op de goede weg zitten, zijn we nog ver verwijderd van het bereiken van alle gestelde doelen betreffende een efficiëntere interne markt. Daarom is een inspanning van iedereen nodig, ook van de nationale parlementen die een zeer belangrijke en doorslaggevende rol spelen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb uiteindelijk besloten om tegen dit verslag te stemmen, omdat we ten onrechte paragraaf 10 in de tekst hebben geschrapt. Handhaving van deze paragraaf is essentieel omdat hierin wordt gevraagd om de instelling van systematische 'internemarkttesten' om van tevoren te controleren of EU-wetgevingsvoorstellen in overeenstemming zijn met alle regels voor de interne markt.