De Voorzitter. − Tien dagen geleden zijn in Moskou opnieuw mensen om het leven gekomen door toedoen van terroristen. Wij delen het leed van de familieleden van de slachtoffers en wij hopen dat zij die verantwoordelijk zijn voor deze aanslagen snel worden gevonden en berecht. Het Europees Parlement veroordeelt dit soort gewelddaden en heeft dat ook in het verleden altijd gedaan.
Het is vandaag zeventig jaar geleden dat Stalin het bevel gaf om meer dan twintigduizend officieren van het Poolse leger neer te schieten. Het waren krijgsgevangenen die na de aanval van de USSR op Polen in september 1939 waren opgesloten. Tijdens de vorige zittingsperiode van het Europees Parlement hebben de afgevaardigden de gelegenheid gehad om over deze gebeurtenissen de film 'Katyń' te bekijken. Afgelopen vrijdag was deze film voor het eerst op de Russische staatstelevisie te zien. Vandaag, op 7 april, brengen de Poolse eerste minister en de premier van de Russische Federatie voor de eerste keer samen hulde aan de slachtoffers van het bloedbad van Katyń. Deze belangrijke stap op weg naar Pools-Russische verzoening en naar verzoening in het Oosten is tevens een signaal voor heel Europa. Het is de volgende fase in het verzoeningsproces tussen het oostelijke en het westelijke deel van ons continent en dat is wat wij allemaal willen.
(Applaus)
Ik zou u ook willen meedelen dat de Europese Commissie tijdens de plenaire vergadering van vandaag door de heer Šefčovič wordt vertegenwoordigd, aangezien de heer Barroso vandaag niet aanwezig kan zijn wegens belangrijke familiale omstandigheden.
3. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering
De Voorzitter. − De notulen van de vergadering van 25 maart 2010 en de aangenomen teksten kunnen worden geraadpleegd. De notulen zijn goedgekeurd.
Francesco Enrico Speroni (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, u heeft de slachtoffers van de aanslagen in Rusland herdacht.
Onlangs hebben er ook terroristische aanslagen plaatsgevonden in Irak, Afghanistan en Pakistan, landen die – net als Rusland – niet tot de Europese Unie behoren. Ik denk dat we er goed aan doen om ook deze slachtoffers te herdenken.
De Voorzitter. − U heeft gelijk, mijnheer Speroni. Ik ben het met u eens. Met deze inleiding in het Europees Parlement wordt eveneens verwezen naar soortgelijke gebeurtenissen in de rest van de wereld. Wij zijn diep bedroefd om alle slachtoffers. Wij betuigen tevens ons medeleven met de familieleden en vrienden van de slachtoffers en met de landen waar dergelijke drama's zich voltrekken. Dit was echter een uitzonderlijk geval omdat het zeer lang geleden was dat er in Rusland nog iets dergelijks is gebeurd. Daarom heb ik deze aanvallen vermeld. U heeft echter volkomen gelijk, mijnheer Speroni. We mogen niet vergeten dat er elke week op verschillende plaatsen in de wereld veel van dit soort dramatische gevallen zijn. Daarom heeft ons werk in Europa, in de Europese Unie, zoveel zin en daarom mogen we blij zijn dat het ons gelukt is om in ons Europa veel van deze struikelblokken uit de weg te ruimen, hoewel nog steeds niet alle problemen van de baan zijn. Ik dank u, mijnheer Speroni, omdat u mij hierop attent heeft gemaakt. Hartelijk dank.
4. Conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad (25-26 maart 2010) (debat)
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 25 en 26 maart 2010.
Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, beste collega’s, vandaag doe ik verslag van de eerste officiële bijeenkomst van de Europese Raad. Ik had de eer om deze bijeenkomst voor te mogen zitten.
Zoals u weet, stond op de agenda van die bijeenkomst niet alleen onze economische Europa 2020-strategie, maar ook onze strategie voor de mondiale onderhandelingen over de klimaatverandering. Gezien de urgentie van de situatie, en dat voor de tweede keer in twee maanden, zijn ook de situatie in Griekenland en de daarmee verband houdende vragen betreffende de eurozone, als extra punten op de agenda gezet. Sta mij toe om met dat laatste punt te beginnen.
In de aanloop naar de Europese Raad is er veel gediscussieerd over de vraag hoe, wanneer en door wie er eventueel, indien dat noodzakelijk mocht blijken, financiële steun aan de Griekse regering verleend zou moeten worden. Voorafgaand aan onze bijeenkomst bleek er sprake te zijn van zeer uiteenlopende standpunten. Dat is niet echt ongebruikelijk in de geschiedenis van de Unie, zeker indien er zo veel op het spel staat; het belangrijkste is echter dat wij uiteindelijk overeenstemming hebben bereikt. Het vermogen van de Unie om een compromis te sluiten, is intact gebleven. Dat is fundamenteel voor ons voortbestaan.
Mede dankzij een groot aantal bilaterale contacten tussen de lidstaten en mijzelf, de conclusies van de ministers van de eurozone van 15 maart, de voorstellen van de Commissie over leningen door de lidstaten en de intensieve onderhandelingen tussen Frankrijk en Duitsland is de weg geplaveid voor een compromis dat voor iedereen aanvaardbaar was.
Ik heb een vergadering van de staatshoofden en regeringsleiders van de landen van de eurozone bijeengeroepen en voorgezeten. In dat kader heb ik een ontwerpverklaring voorgelegd die, na een aantal aanpassingen, unaniem is goedgekeurd.
De delen van de tekst die onder de verantwoordelijkheid van de Europese Raad vielen, zijn besproken en door de Raad zelf aangenomen. Ook de Europese Centrale Bank heeft hieraan haar goedkeuring verleend.
In de betreffende verklaring wordt opnieuw bevestigd dat alle leden van de eurozone een solide beleid dienen te voeren in overeenstemming met de overeengekomen regels. Zij dienen daarnaast te beseffen dat zij een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben voor de economische en financiële stabiliteit van de eurozone.
Wij geven onze volledige steun aan de inspanningen van de Griekse regering en verwelkomen de aanvullende maatregelen die op 3 maart zijn aangekondigd en die toereikend zijn om de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen voor 2010 te waarborgen. Die maatregelen zijn genomen op verzoek van de informele Europese Raad van 11 februari.
Op basis van het solidariteitsmechanisme dat wij hebben gecreëerd, zijn wij – indien de financiering vanuit de markt ontoereikend is – bereid om ons steentje bij te dragen. Dat doen wij in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds middels een door Europa aangestuurde maatregel bestaande uit bilaterale leningen door de lidstaten van de eurozone.
Dit mechanisme eerbiedigt de Verdragen en kan rekenen op de algemene instemming van de lidstaten, de Commissie en de Centrale Bank. Tot nu toe heeft de Griekse regering nog geen verzoek om financiële steun hoeven in te dienen, maar wij zullen de situatie op de voet blijven volgen.
Sta mij toe om daar nog aan toe te voegen dat de betrokkenheid van het IMF aanvankelijk tot enige ongerustheid aanleiding heeft gegeven. Daardoor zou de schijn gewekt kunnen worden dat er externe steun noodzakelijk is en dat de eurozone dus niet in staat zou zijn om zelf haar interne problemen op te lossen. Na ampele overwegingen overheerste echter het standpunt dat het Internationaal Monetair Fonds uiteindelijk voor een aanzienlijk deel met Europees geld wordt gefinancierd en dat het daarom niet vreemd is als Europese landen een beroep doen op de faciliteiten van dat Fonds. Wij hebben het IMF juist voor dit doel opgericht en gefinancierd en het zou eerder vreemd zijn als wij geen gebruik zouden maken van dat Fonds en zijn expertise. Een nauwe samenwerking met het IMF leek derhalve aanvaardbaar, zeker bij een maatregel die in meerderheid uit bilaterale euro-leningen bestaat.
Er zijn nog twee andere aspecten in de verklaring die tot veel commentaar hebben geleid.
In de eerste plaats wil de Europese Raad lering trekken uit deze crisis. Daarom heeft de Raad onder mijn bevoegdheid een task force opgericht. Die task force zal in nauwe samenwerking met de Commissie worden vormgegeven en worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, het roulerend voorzitterschap en de Europese Centrale Bank. Uiterlijk eind dit jaar zal de task force zijn conclusies presenteren. De Europese Raad zal vervolgens de uiteindelijke politieke besluiten nemen. Ik ben voornemens om een hoge prioriteit aan deze activiteit te geven. De Griekse situatie heeft de beperkingen van het huidige toezichtsmechanisme in de eurozone aan het licht gebracht. Wij dienen alle mogelijke manieren te onderzoeken om de begrotingsdiscipline te versterken en wij moeten met een voorstel komen voor een kader voor het oplossen van dergelijke crises. Het is essentieel dat wij ons mechanisme verbeteren. Welke wetgevingsteksten er uiteindelijk gewijzigd moeten worden, is op dit moment nog een open vraag waar wij een antwoord op moeten zien te vinden. Daarbij dienen wij ons wel bewust te blijven van de verschillende procedures die vereist zijn om de uiteenlopende wettelijke instrumenten te wijzigen.
De task force dient zich op twee aspecten van het probleem te richten zoals die door de recente crisis naar voren zijn gekomen: verantwoordelijkheid (hoe kunnen wij voorkomen dat dergelijke disciplinaire tekortkomingen op begrotingsgebied zich nóg een keer voordoen?) en solidariteit (hoe kunnen wij voorkomen dat er geïmproviseerd moet worden indien een lidstaat uiteindelijk toch in een crisis terechtkomt?).
De Griekse situatie heeft ook de noodzaak onderstreept om de kwestie van de divergentie van het concurrentievermogen binnen de eurozone en de Unie nader te bestuderen. Over dit onderwerp is de discussie inmiddels in gang gezet en deze zal in juni worden voortgezet. Dit is overigens een aspect van de economie van de eurozone waaraan tot nu toe onvoldoende aandacht is besteed. Zonder een betere economische convergentie zetten wij de gemeenschappelijke munteenheid en de gemeenschappelijke markt op het spel. Deze discussie is dan ook van cruciaal belang. Begrotingsdiscipline alleen is niet voldoende. Achter begrotingsproblemen zitten immers economische problemen.
Het tweede onderwerp dat veel stof heeft doen opwaaien, is de paragraaf waarin wij het volgende verklaren: “Wij zullen ons inspannen om een intensieve coördinatie van het economisch beleid in Europa te waarborgen. Wij zijn van mening dat de Europese Raad de economische governance van de Europese Unie dient te verbeteren. Wij stellen dan ook voor om de rol van die Raad bij de economische coördinatie en bij de definitie van de groeistrategie van de Europese Unie te vergroten.”
Sommige mensen hebben commentaar geleverd op het feit dat er in de Franse versie van deze verklaring wordt verwezen naar “gouvernement économique” in plaats van naar “governance”. Ik wil hier echter graag heel duidelijk stellen dat er op dit punt geen verschil van mening is met betrekking tot het doel dat wij proberen te verwezenlijken. Wij willen volledig gebruik maken van de Europese Raad als het orgaan dat in staat is om zowel de communautaire als de nationale instrumenten te coördineren met het oog op het verbeteren van onze economische prestaties. De Europese Raad is noch de uitvoerende noch de wetgevende macht van de Unie. Op grond van het Verdrag is het de taak van de Europese Raad om impulsen aan en richtsnoeren te geven voor de politieke koers van de Unie. Dit uitgangspunt is ook van toepassing op het economisch beleid. Dat is ook het aspect waaraan tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad de meest aandacht is besteed toen de Europa 2020-strategie nader werd besproken.
Op dit punt kan ik melden dat er gestage vooruitgang is geboekt en daar zullen wij tijdens de Europese Raad van juni een vervolg aan geven. Op basis van de voorstellen van de Europese Commissie – en ik wil in dat verband voorzitter Barroso graag een compliment maken voor de verrichte werkzaamheden – zijn er inmiddels vijf belangrijke doelstellingen geformuleerd waarop wij bij onze inspanningen de nadruk moeten leggen:
in de eerste plaats, het verhogen van het werkgelegenheidspercentage tot 75 procent, met name door een grotere participatie van jongeren, oudere en lager opgeleide werknemers en door een betere integratie van legale migranten;
in de tweede plaats, het verbeteren van de voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling, met als specifieke doelstelling om de gecombineerde publieke en private investeringsniveaus in deze sector te verhogen tot 3 procent van het bbp;
in de derde plaats, de herbevestiging van het belang van de doelstellingen op het gebied van de klimaatverandering die wij al tot 2020 hebben vastgelegd, en de integratie ervan in onze economische strategie;
in de vierde plaats, het verbeteren van de onderwijsniveaus, met name door het percentage vroegtijdige schoolverlaters te verlagen en door het percentage van de bevolking te verhogen dat het tertiaire onderwijs of een vergelijkbare opleiding heeft afgerond;
tot slot, het verbeteren van de sociale integratie, met name door het terugdringen van de armoede.
Er moet meer werk verzet worden om deze doelstellingen te verwezenlijken, met name door het ontwikkelen van adequate indicatoren. Daarnaast moeten de lidstaten ook hun nationale targets vaststellen, waarbij uiteraard de specifieke situaties in elk land in aanmerking genomen dienen te worden. Sommige van de targets vloeien voort uit de EU-wetgeving, terwijl andere targets niet van regulerende aard zijn, maar veeleer een gemeenschappelijk project vormen dat via een combinatie van maatregelen op nationaal en communautair niveau gestalte dient te krijgen.
De laatste twee van deze vijf doelstellingen – onderwijs en sociale integratie – hebben tot een aantal opmerkingen geleid. Die twee onderwerpen zijn uiteraard kernaspecten van wat ook wel het ‘Europese model’ van de samenleving wordt genoemd, waarin de marktkrachten in toom worden gehouden door een sociaal engagement en zelfs door het milieubewustzijn. Sommige mensen hebben er echter op gewezen dat onderwijs een nationale, en in veel lidstaten zelfs een subnationale of regionale verantwoordelijkheid is. Dat klopt en er bestaat ook geen enkele intentie om daar verandering in te brengen. Die twee doelstellingen zijn bedoeld om erop te wijzen dat het noodzakelijk is dat alle overheidsniveaus samenwerken aan de verwezenlijking van onze gemeenschappelijke strategie, waarbij elk niveau een eigen verantwoordelijkheid neemt voor zijn deel van die gezamenlijke inspanning.
Wat de sociale integratie en het bestrijden van de armoede betreft, is door een aantal mensen gesteld dat dit doelen zijn en geen middelen. Zij zijn het resultaat van onze inspanningen en geen instrument. Hoewel ik dat argument kan begrijpen, behoort de sociale integratie op grond van het Verdrag van Lissabon tot de bevoegdheden van de Unie. Die integratie is ook een belangrijk instrument voor het verbeteren van onze economische prestaties in het algemeen en om ons van de publieke steun te verzekeren voor de doelen die wij willen bereiken. Die sociale integratie is een uiting van het diepgewortelde verlangen van onze volkeren om een rechtvaardige economie te creëren. Als wij dat verlangen negeren, roepen wij risico’s over ons af.
Naast het in kaart brengen van deze vijf doelstellingen – in welk kader nog meer werk dient te worden verzet – heeft de Europese Raad onderstreept dat er snel vooruitgang dient te worden geboekt bij het verbeteren van de financiële regulering en het financieel toezicht. Dat dient zowel binnen de Unie te gebeuren (waar het Europees Parlement belangrijke werkzaamheden te wachten staan met het oog op die financiële regulering), als in internationale fora (zoals de G20), teneinde te waarborgen dat er op mondiaal niveau sprake is van gelijke mededingingsomstandigheden.
Er dient met name vooruitgang te worden geboekt met betrekking tot kwesties als kapitaalvereisten, systemische instellingen, financieringsinstrumenten voor crisisbeheer, het vergroten van de transparantie op de derivatenmarkten, het evalueren van specifieke maatregelen in verband met de credit default swaps voor staatsobligaties, en de uitvoering van internationaal overeengekomen beginselen voor bonussen in de financiële dienstensector. De Commissie zal binnenkort een verslag presenteren over mogelijke innovatieve financieringsbronnen, zoals een algemene heffing op financiële transacties of op banken. Wij moeten weliswaar oplossingen vinden teneinde een nieuwe financiële crisis te vermijden, maar wij dienen ook de morele crisis aan te pakken die uiteindelijk de huidige financiële crisis heeft veroorzaakt.
Vervolgens heeft de Europese Raad een debat over de klimaatverandering gehouden en over de wijze waarop wij onze inspanningen na Kopenhagen opnieuw moeten focussen. Een mondiale en uitgebreide overeenkomst blijft de enige effectieve manier om de overeengekomen doelstelling te realiseren om wereldwijd de temperaturen met minder dan 2 ˚C te laten stijgen. Wij hebben afgesproken om ons ook in de toekomst tijdens de internationale onderhandelingen ambitieus en constructief op te stellen, maar wij zijn ook overeengekomen dat er een stapsgewijze aanpak gehanteerd dient te worden die voortbouwt op het akkoord van Kopenhagen. De toezeggingen die gedaan zijn in verband met de emissieverminderingen, zijn niet toereikend om die cruciale doelstelling van 2 ˚C te halen. De onderhandelingen hebben een nieuwe dynamiek nodig. Tijdens de volgende bijeenkomst in Bonn dient de nieuwe routekaart vastgesteld te worden om vaart achter de onderhandelingen te zetten. In het kader van de COP-2 (tweede Conferentie van de partijen bij het raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering) in Cancun dienen concrete besluiten genomen te worden en moeten de resterende leemten gedicht worden. De Unie en haar lidstaten zullen hun toezeggingen gestand moeten doen om in de periode 2010-2012 jaarlijks 2,4 miljard EUR ter beschikking te stellen voor “snelstartfinanciering”. Daarnaast zullen wij alles in het werk blijven stellen om tegen 2020 gezamenlijk 100 miljard USD te mobiliseren teneinde de ontwikkelingslanden te ondersteunen bij het bestrijden van de klimaatverandering.
In deze context is een discussie gevoerd over de wijze waarop de belangrijkste partners benaderd dienen te worden, zoals in kaart gebracht door Cathy Ashton, de vicevoorzitter van de Commissie c.q. de Hoge Vertegenwoordiger. Haar ter zake relevante analyse is tijdens de bijeenkomst goed ontvangen.
Om de noodzakelijke voortgang te bespoedigen zullen wij deze kwesties niet alleen binnen het VN-proces aan de orde stellen, maar ook in andere settings. Wij zullen ook intern aan de weg timmeren. Zo zal er een gericht debat in de Europese Raad over energiebeleid worden gevoerd en over de wijze waarop wij de overgang kunnen bewerkstelligen naar een efficiënte economie met een lage CO2-uitstoot, waarbij alle aspecten onderzocht dienen te worden, inclusief de continuïteit van de energievoorziening.
Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, mijn conclusie luidt dat de Europese Raad duidelijke vooruitgang heeft geboekt en de omvangrijke en desastreuze valkuilen heeft weten te vermijden die ons ver terug hadden kunnen werpen.
Vreemd genoeg heeft een aantal personen gesuggereerd dat ik in dit proces slechts een toeschouwer ben geweest, terwijl andere mensen mij er juist van hebben beschuldigd dat ik een op macht beluste dictator zou zijn. Ik kan u verzekeren dat beide beweringen onjuist zijn. Het is de taak van de permanente voorzitter van de Europese Raad om als facilitator en consensusmaker te fungeren binnen een instelling die uitsluitend kan functioneren indien de noodzakelijke en voldoende ambitieuze compromissen worden gesloten.
Ik had op een eenvoudigere start van mijn permanent voorzitterschap van de Europese Raad gehoopt. De komende twee jaar zullen echter problematisch zijn. Ik ben mij er volledig van bewust dat het dieptepunt van de recessie weliswaar voorbij is, maar dat de problemen nog niet zijn opgelost.
Wij hebben in de eerste fase van de financiële crisis efficiënt gereageerd. Vaak is het echter moeilijker om ook, nadat de storm is gaan liggen, de rangen gesloten te houden en consequent te blijven handelen. Dat betekent dat er de komende twee jaar geen sprake kan zijn van “business as usual”. Dat geldt ook voor het Europees Parlement.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen maand heeft de Europese Raad zich onder zeer moeilijke omstandigheden moeten buigen over een belangrijke agenda. Na een intensief en open debat heeft de Raad niet alleen overeenstemming bereikt over de essentie van de voorstellen van de Commissie voor de Europa 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid, maar is ook een besluit genomen over een mechanisme ter waarborging van de financiële stabiliteit in de eurozone op basis waarvan er ook financiële steun aan Griekenland verstrekt kan worden, mocht dat nodig zijn.
Maar laten we wel eerlijk zijn. Er waren niet veel mensen die dit resultaat voorspeld hadden. Hoewel er grote belangen op het spel stonden, was er nog tot aan het begin van de Europese Raad sprake van grote meningsverschillen tussen de lidstaten, zowel met betrekking tot de kwestie op korte termijn over het mechanisme voor de financiële stabiliteit als met betrekking tot de Europa 2020-strategie, iets wat op de middellange termijn speelt. Sta mij toe om kort uit te leggen op welke manier de oplossing tot stand is gebracht en wat dat betekent vanuit het perspectief van de Commissie. Ik zal beginnen met het mechanisme voor de financiële stabiliteit en zal vervolgens nader ingaan op de Europa 2020-strategie.
Wat het mechanisme voor de financiële stabiliteit betreft, is het zo dat wij ons op onbekend terrein moesten begeven. Laten wij in dit kader over iets anders ook eerlijk zijn. Het was noodzakelijk om een nieuwe reactie op een nieuwe uitdaging te ontwikkelen, maar het was gewoonweg ondenkbaar dat wij geen enkele reactie zouden geven. De vraag was niet of er een reactie moest komen; de vraag was welke reactie er mogelijk en noodzakelijk was. Zoals gezegd bestond er op dit punt aanvankelijk geen consensus tussen de lidstaten. De discussies waren weliswaar al enige tijd aan de gang, maar die waren voordat de bijeenkomst begon nog niet afgerond. Dat gold zowel voor de uitgangspunten als voor de nadere details van het mechanisme.
Daarom heeft de Commissie, en meer in het bijzonder voorzitter Barroso en commissaris Rehn, het initiatief genomen om de lidstaten dichter bij elkaar te brengen wat onze gemeenschappelijke belangen betreft. Dat is gebeurd via een combinatie van activiteiten gericht op het tot stand brengen van consensus en via openlijke steunbetuigingen. Enerzijds heeft de Commissie de hele tijd zeer actief met de lidstaten van de eurozone samengewerkt aan het ontwikkelen van een adequaat mechanisme. Anderzijds heeft de Commissie in de tien dagen voorafgaand aan de Europese Raad herhaaldelijk druk uitgeoefend om een besluit over een dergelijk mechanisme te nemen op basis van twee cruciale beginselen: stabiliteit aan de ene kant en solidariteit aan de andere kant. Indien u zich ons debat vóór de bijeenkomst van de Europese Raad kunt herinneren, zijn dat juist de twee beginselen waarom u allen steeds heeft verzocht.
U weet ook allemaal dat er intensief gewerkt is en dat er complexe onderhandelingen zijn gevoerd om een oplossing te bewerkstelligen die uiteindelijk acceptabel bleek. In wezen is die oplossing gebaseerd op het mechanisme voor de eurozone zoals dat door de Commissie is gepropageerd, terwijl tegelijkertijd ook in de participatie van het IMF is voorzien. Dat betekent dat wij nu over een werkbaar mechanisme beschikken dat klaar is voor gebruik. Het is een verstandig veiligheidsnet. Dat is wat wij nodig hadden en dat is wat wij ook hebben gekregen.
De Commissie is tevreden over de uiteindelijke vorm van het mechanisme. Het mag dan misschien niet perfect zijn, maar het is absoluut uniek van opzet, terwijl de Verdragen volledig geëerbiedigd zijn. Daarnaast zijn de wezenlijke uitgangspunten in de kernonderdelen behouden gebleven. Het zijn nog steeds de instellingen die de bevoegdheid hebben om het mechanisme in werking te stellen. Bovendien zijn er adequate voorzieningen getroffen om het IMF, binnen het kader van de eurozone, bij dat mechanisme te betrekken.
Tegelijkertijd heeft de Europese Raad de oprichting van een task force aangekondigd om de mechanismen voor de aanpak van een dergelijke crisis nader te bestuderen. De samenstelling van die task force is terug te voeren op zijn complexe opdracht om de kwestie vanuit een perspectief op lange termijn te benaderen waarbij alle mogelijke opties ter discussie gesteld moeten kunnen worden, zelfs eventuele wijzigingen van de Verdragen. Een dergelijk fundamenteel debat is uiteraard belangrijk. Dit gezegd hebbende, zal de Commissie al dit voorjaar maatregelen voorleggen om de coördinatie in de eurozone te verbeteren. Daartoe zullen wij gebruik maken van de nieuwe mogelijkheden zoals die in het Verdrag van Lissabon zijn voorzien. De Commissie weet dat het Parlement haar standpunt deelt dat het veel beter is om al ruim op tijd op de benodigde coördinatie te anticiperen en te zorgen dat de juiste mechanismen beschikbaar zijn indien de nood aan de man mocht komen.
Sta mij toe om de aandacht dan nu op de Europa 2020-strategie te richten. Wij hebben hier al eerder besproken dat het met het oog op een succesvolle transformatie van onze economie dringend noodzakelijk is om actie te ondernemen en om de maatschappij ervan te doordringen dat wij onze aanpak moeten veranderen. Hierbij speelt de EU een essentiële rol.
Om concrete resultaten te boeken, is een collectieve inspanning nodig van alle belanghebbenden op alle niveaus. Wij weten allemaal dat sterke, duidelijke boodschappen nodig zijn om iedereen hierbij te betrekken. Daarom zijn de concrete doelstellingen en de flexibele initiatieven die met betrekking tot deze strategieën zijn voorgesteld, zo belangrijk. Zij illustreren onze gedeelde Europese ambitie en vormen een baken waarop wij onze gezamenlijke inspanningen kunnen richten. Als wij er samen in slagen om onze doelstellingen te verwezenlijken, weten wij dat het Europese concurrentievermogen een enorme impuls krijgt, dat Europa zijn manier van leven in stand kan houden en zijn positie als een mondiale speler zal versterken. Derhalve is het ook zeer belangrijk om te onderstrepen dat dit een test zal zijn voor de mate waarin de lidstaten bereid zijn om zich in te spannen om nationale maatregelen te nemen teneinde gemeenschappelijke doelen te realiseren.
Tijdens de laatste Europese Raad zijn er exacte streefcijfers afgesproken voor de werkgelegenheid, voor onderzoek en ontwikkeling en voor het klimaat en de energie. De Commissie heeft de indruk dat er inmiddels ook een draagvlak bestaat voor het formuleren van een doelstelling op onderwijsgebied. Wij gaan ervan uit dat ook op dit punt, naar wij hopen zelfs al in juni, concretere doelen worden gesteld aan de hand van de koers die de Commissie heeft voorgesteld.
Sta mij toe om even in te gaan op de doelstelling die de meeste discussiestof heeft doen opwaaien, te weten de doelstelling met betrekking tot de actie tegen de armoede. U weet dat een aantal lidstaten nog steeds van mening is dat het stellen van een doel voor de armoedebestrijding een taak van onze Unie is. Het standpunt van de Commissie over deze kwestie is ook heel duidelijk.
In de eerste plaats weet iedereen die de bepalingen in het Verdrag over het sociale beleid heeft gelezen, dat het gewoonweg niet juist zou zijn om deze kwestie uitsluitend aan de lidstaten over te laten.
In de tweede plaats verwerpt de Commissie de opmerkingen dat er op dit gebied geen zinvolle doelstelling geformuleerd kan worden. Wij zullen de duidelijke en methodologisch goede aanpak die wij hebben ontwikkeld, dan ook blijven verfijnen. De Commissie heeft er alle vertrouwen in dat er tussen nu en juni een consensus over die aanpak kan worden bereikt.
In de derde plaats dienen wij ons ook bewust te zijn van het risico dat wij worden gezien als een Unie die zich drukker maakt over haar banken en bedrijven dan over haar werknemers en gezinnen. De Commissie is vastbesloten om te zorgen dat die perceptie geen werkelijkheid wordt. Een doelstelling tegen de armoede zou een krachtig signaal zijn dat de EU zich sterk maakt voor kansen voor iedereen in onze samenleving, ook voor de meest gemarginaliseerde en kwetsbare mensen. Zoals de Commissie al herhaaldelijk heeft opgemerkt, kan die armoede niet alleen via een werkgelegenheidsbeleid opgelost worden. Dat werkgelegenheidsbeleid is van eminent belang, maar het kan zich nooit tot alle sectoren van de samenleving uitstrekken. Want hoe zit het met de kinderen? Hoe gaan wij met de gepensioneerde burgers om? En naar welke oplossingen zijn wij op zoek voor de gemarginaliseerde groepen?
Ik kan u derhalve de verzekering geven dat de Commissie druk zal blijven uitoefenen om een doelstelling tegen de armoede als topprioriteit op de agenda te zetten. Daarbij zullen wij uiteraard de verdeling van de bevoegdheden respecteren zoals die in de Verdragen zijn neergelegd. Onze vlaggenschipinitiatieven zijn allemaal zodanig van opzet dat de acties op het niveau van de Europese Unie aanvullingen vormen op de acties van de lidstaten. Bij de Europa 2020-strategie is er geen sprake van dat het ene niveau maatregelen neemt ten koste van het andere niveau. Het gaat erom dat alle niveaus goed functioneren en als een geheel samenwerken.
In de komende maanden zal het debat in toenemende mate verschuiven naar de lidstaten aangezien de communautaire doelstellingen in nationale doelstellingen omgezet dienen te worden. Ik zou u willen vragen om met hart en ziel aan dit debat deel te nemen en uit te leggen dat het niet om een centraal opgelegd dictaat gaat. Het gaat om een gemeenschappelijke aanpak voor gemeenschappelijke problemen. Wij hebben behoefte aan een creatieve manier om de Europese dimensie te gebruiken teneinde de lidstaten aan te sporen juist die extra inspanningen te verrichten die nodig zijn voor een adequate hervorming van hun economieën.
Tot slot wil ik nog even aandacht besteden aan de andere kwesties die tijdens de Europese Raad besproken zijn.
Tijdens het diner heeft de Europese Raad de komende G20-top besproken op basis van de inleidende opmerkingen van voorzitter Barroso. Zoals u weet, hebben niet alle lidstaten zelfstandig zitting in de G20. De Commissie is in het verleden opgetreden als hoedster van de algemene Europese belangen en zij zal dat in de toekomst ook blijven doen. Nu de directe gevolgen van de financiële crisis in ernst afnemen, staat de G20 echter voor een nieuwe uitdaging. Als de wereld beter uit deze crisis tevoorschijn wil komen, is het immers nu zaak om de motor draaiende te houden achter de gezamenlijke aanpak van de beleidskwesties waarmee wij in de toekomst worden geconfronteerd.
Volgens de Commissie moet de Europese Unie ook in de toekomst een stuwende kracht achter deze ambitie zijn. Tijdens de aanstaande top in Toronto dient de G20 een duidelijke boodschap af te geven in verband met een strategie om de ondersteuning van het herstel gaandeweg te verminderen; een strategie waaraan alle grote economieën een bijdrage dienen te leveren. Daarnaast dient onderstreept te worden dat het afronden van de Doha-ronde een enorme impuls voor de wereldeconomie zou betekenen. Het belangrijkste is echter dat de G20 vaart zet achter de hervorming van de financiële markt: wij moeten druk op onze internationale partners blijven uitoefenen om te waarborgen dat zij tijdig en consequent de G20-toezeggingen in praktijk brengen.
In dat opzicht is benadrukt dat onze boodschap een optimaal effect zal hebben als wij kunnen zeggen dat Europa zijn huiswerk heeft gedaan. Daarom moeten wij nog vóór Toronto ernaar streven om overeenstemming te bereiken over de belangrijkste openstaande kwesties op het gebied van de regulering van de financiële diensten, te weten de dossiers over de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, en over het bankkapitaal, de beroemde CRD III (Capital Requirements Directive – Richtlijn inzake kapitaalvereisten). Uiteraard is het ook essentieel om afspraken te maken over het pakket toezichtsmaatregelen zodat de betreffende instanties vanaf 2011 operationeel kunnen zijn. De Commissie heeft nooit haar teleurstelling verborgen over de mate waarin de Raad heeft voorgesteld om de bevoegdheden van die instanties te beperken, hetgeen ten koste van hun effectiviteit zou kunnen gaan. U bent thans bezig met een debat over dat pakket waardoor u de gelegenheid heeft voor een collectieve heroverweging, mede tegen de achtergrond van de ervaringen van de afgelopen maanden.
Voorzitter Barroso heeft ook aan de orde gesteld hoe groot de belasting is die het herstel van de banken met zich meebrengt. In dat verband heeft hij opnieuw het belang benadrukt dat de Commissie hecht aan innovatieve instrumenten, inclusief het opleggen van heffingen op banken als bijdrage aan de saneringsfondsen. Bovendien heeft hij over derivaten gesproken, met name over de problemen met de naked credit default swaps voor staatsobligaties. Hij heeft tevens benadrukt dat de Commissie deze kwestie intensief bestudeert. In juni en later dit jaar zullen wij voorstellen presenteren voor de nieuwe maatregelen die nodig zijn met betrekking tot short selling, naast de structurele hervormingen van de derivatenmarkten die wij via wetgeving tot stand willen brengen.
De Europese Raad heeft ook aandacht besteed aan de klimaatverandering en heeft de belangrijkste boodschappen bekrachtigd zoals die zijn neergelegd in de mededeling van de Commissie. De lidstaten waren het erover eens dat dit onderwerp bovenaan de lijst met onze grootste uitdagingen moet blijven staan. Dat betekent dat wij de vaart achter de internationale inspanningen op dit gebied erin moeten houden en u weet dat dit niet altijd even gemakkelijk is. Wij beschikken echter over de juiste springplank. Wij hebben bewezen waartoe wij met onze acties in de EU in staat zijn. Bovendien heeft de Europese Raad de inspanningsverplichting van de EU bevestigd om “snelstartfinanciering” ter beschikking te stellen als ondersteuning voor de ontwikkelingslanden.
Wat wij nu nodig hebben, is een vastberaden en consequente opstelling. Wij moeten vastberaden naar buiten treden en ons standpunt duidelijk maken aan onze belangrijkste partners wereldwijd. Wij moeten uitleggen waarom wij geen stap terug kunnen doen wat onze ambities betreft. De Commissie onderkent dat het Parlement in dat opzicht al een rol speelt. Zoals u weet, heeft mijn collega-commissaris Connie Hedegaard inmiddels een programma in gang gezet om de benodigde contacten te leggen.
Wij moeten consequent zijn in ons engagement om een effectieve internationale overeenkomst te sluiten indien de overige belangrijkste spelers klaar zijn om daaraan deel te nemen. Daartoe moeten wij de vooruitgang die in het kader van het akkoord van Kopenhagen is geboekt, steviger verankeren.
Samengevat heeft de Commissie veel inbreng in deze bijeenkomst van de Europese Raad gehad, de eerste formele bijeenkomst onder het succesvolle voorzitterschap van de eerste permanente voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy. Ik wil hem graag feliciteren met zijn succesvolle voorzitterschap in deze woelige tijden en gecompliceerde omstandigheden.
Wij kijken uit naar de intensieve werkzaamheden die de komende maanden moeten plaatsvinden, met name tussen nu en de komende Europese Raad in juni, en zien uit naar de samenwerking met u hier in dit Parlement en met het Spaanse voorzitterschap in de sectorale Raadsformaties. Deze werkzaamheden moeten de koers uitzetten voor een dynamische en doelgerichte EU die bestand is tegen de uitdagingen waarmee wij het komende decennium worden geconfronteerd.
Corien Wortmann-Kool, namens de PPE-Fractie. – Voorzitter, geachte Voorzitter Buzek, voorzitter Van Rompuy, commissaris Šefčovič, de Europese Raad stond vooral in het teken van de problemen in de eurozone en de 2020-strategie die Europa weer terug moet brengen op het pad van groei en banen voor onze burgers. Alle regeringsleiders waren het erover eens om de economische governance-structuur in Europa te versterken en zich te verplichten tot een veel sterkere coördinatie van het economische beleid in Europa. Dat lijkt veelbelovend. Het zou zelfs een historisch moment in de Europese integratie kunnen zijn, maar voor dit moment is het vooral een belofte voor de toekomst. Het zal sterk aankomen op de uitwerking in de komende maanden en jaren. Immers, voor onze burgers in de Europese Unie tellen beloften niet. Voor onze burgers tellen alleen de resultaten.
Voorzitter Van Rompuy, ik wil u namens de PPE-Fractie prijzen voor uw inzet. U heeft een sterke start gemaakt als eerste permanente voorzitter van de Europese Raad en op u rust de belangrijke taak de Europese Raad verder om te bouwen tot een orgaan met een daadwerkelijk politieke verbintenis tot economische besturing van de Europese Unie. We kijken dan ook uit naar de resultaten waarmee u met uw task force gaat komen en we zijn ervan overtuigd dat u met uw inzet en vasthoudendheid die klus moet kunnen klaren. De urgentie is groot. Besluitvaardigheid en daadkracht is wat wij nodig hebben. Ik daag u bij dezen uit om de resultaten van de task force ook hier in dit Parlement te komen bespreken en het debat met ons daarover aan te gaan, want de opgave is groot. Daarom is het zo belangrijk om hand in hand te werken met de Europese Commissie en ook met dit Europees Parlement als vertegenwoordiger van de burgers in de Europese Unie.
Wij verwachten van u beide dat u onze institutionele rol volledig respecteert en ons actief bij de zaken betrekt, niet alleen achteraf, maar ook vooraf bij het ontwikkelen van de voorstellen. Zo kijkt de PPE-Fractie uit naar de voorstellen van de Europese Commissie voor meer economische coördinatie als het gaat om het monetaire beleid. Onze fractie zet daarbij in op de aanscherping van de begrotingsrichtsnoeren uit het stabiliteits- en groeipact en de versterking van de preventieve werking. Ook verwachten wij van de Europese Commissie een zeer actieve rol in de verdere uitwerking van de 2020-strategie. We dagen de Commissie uit de instrumenten die zij krachtens het Verdrag van Lissabon heeft gekregen volledig te benutten, ook bij het beoordelen van de inzet van de lidstaten. Voor de PPE-Fractie en voor meer fracties in dit Parlement is het immers overduidelijk dat de open coördinatiemethode plaats moet maken voor dwingende verbintenissen en een gezonde mix van positieve stimulansen en sancties waar dat nodig is en wij verwachten van u beide dat u snel met overtuigende voorstellen komt.
Tot slot over Griekenland. Onze fractievoorzitter, Joseph Daul, heeft de Raad geprezen voor zijn besluit over een nieuw mechanisme om, indien dat nodig is, Griekenland de helpende hand te kunnen bieden met betrokkenheid van het IMF. In dit plan staan terecht solidariteit en verantwoordelijkheid centraal. Maar de situatie is nog steeds zorgelijk en daarom herhaal ik hier nogmaals: solidariteit werkt twee kanten op. Griekenland zal zich moeten houden aan de afspraken die gemaakt zijn door het ook daadwerkelijk uitvoeren van de hervormingsplannen. Kan Griekenland het vertrouwen op de financiële markten terugwinnen? Dat zal essentieel zijn in de uitweg uit de crisis.
Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Van Rompuy bedanken voor het enthousiasme waarmee hij met het Parlement communiceert. Het is een positief teken van zijn persoonlijke betrokkenheid. Wat u het Parlement echter te zeggen had – wat te maken heeft met besluiten van de Raad, niet van u persoonlijk – is heel teleurstellend voor ons. Ik wil vooral ingaan op Griekenland. Als we kijken naar de commentaren in de media, bijvoorbeeld in de International Herald Tribune, wordt er terecht gezegd dat Griekenland nu de strenge voorwaarden van het IMF heeft, maar niet de goede lening van deze instelling. Dat komt door de Raad. De heer Bini Smaghi – toch iemand van de Europese Centrale Bank – zegt dat hij het democratischer vindt om de problemen op te lossen door nauwere Europese samenwerking in plaats van een technocratische instelling als het IMF de kastanjes uit het vuur te laten halen.
En de markt heeft gereageerd. Ik geef toe dat de reactie van de markt op de euro iets positiever was, maar voor Griekenland zijn de zaken niet beter, maar slechter geworden. De boodschap van de Raad is niet positief. De Raad is altijd goed in het verschuiven van kwesties en discussies en voorstellen. Het is als op de Titanic – het schip botst op de ijsberg en de mensen zeggen "oké, laten we een taskforce instellen om te overleggen hoe we dit soort botsingen in de toekomst kunnen voorkomen" of "laten we een diepgaande discussie hebben over het menu van volgende week", nadat de ramp zich al heeft voltrokken. Dat is geen oplossing. De Raad moet met oplossingen komen. Het is niet uw schuld, het is de schuld van de staatshoofden en regeringsleiders die niet bereid zijn om aan deze oplossingen te werken en nieuwe ideeën op te doen – zoals de ideeën van de Europese sociaaldemocraten – die gebaseerd zijn op beide pijlers, dus op stabiliteit, maar ook op solidariteit. Solidariteit begint natuurlijk niet pas, wanneer het verkeerd is gegaan – echte vrienden waarschuwen elkaar op tijd wanneer ze zien dat het de verkeerde kant opgaat. Het is daarom oneerlijk om Griekenland nu op deze manier te behandelen, nadat we jarenlang hebben toegekeken, terwijl we wisten dat het verkeerd zou gaan, en nu, nadat het is misgelopen, te zeggen: "Jullie hoeven niet op onze solidariteit te rekenen". Daarom is de uitkomst van de Raad inzake Griekenland zeer onbevredigend.
De situatie met Europa 2020 is vergelijkbaar. De voorstellen van de Commissie hebben hun schaduwzijden, maar ook hun positieve kanten. We waren niet echt enthousiast, omdat we vonden dat er een aantal elementen ontbraken. Wat doet de Raad vervolgens met Europa 2020? Hij haalt er nog wat uit. U hebt zojuist vijf punten genoemd, maar de context – het idee dat Europa 2020 betekent dat er ook wordt gekeken naar de economische kwesties, de sociale kwesties, de klimaatkwesties – gaat verloren, of in ieder geval zien we het gevaar dat dit gaat gebeuren.
Ik heb gehoord – de vicevoorzitter heeft dit bevestigd – dat sommige staatshoofden en regeringsleiders vragen: "Moeten we ons bezighouden met armoede? Moeten we armoede gaan bestrijden?". Is het dan niet belachelijk dat armoede en ongelijkheid aan het toenemen zijn in het Europa van vandaag? En dan zijn er staatshoofden en regeringsleiders die zeggen: "Dit is geen thema voor ons." Maar hoe wil je de burgers recht in de ogen kijken, als het bij jou niet om sociale rechtvaardigheid gaat? Ik ben het dan ook eens met u en de vicevoorzitter van de Commissie dat we erop moeten blijven hameren dat het bestrijden van armoede – wat de criteria ook mogen zijn – en het verminderen van armoede onze doelstellingen moeten blijven. Dat is echt belangrijk voor de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement.
(Applaus)
Mijnheer Van Rompuy, u hebt gezegd dat dit uw eerste formele vergadering van de Europese Raad was. U zult een tweede Raadsvergadering hebben in juni. Ik wens u daarbij veel succes. Het zal niet gemakkelijk zijn. Er vindt namelijk nog een aantal verkiezingen plaats, waarbij de vrees bestaat dat er partijen aan de macht kunnen komen die zelfs nog minder voelen voor nauwe samenwerking in Europa. Ik wens u toch het allerbeste, en ik hoop dat de staatshoofden en regeringsleiders u niet zo zullen laten zitten als bij de eerste formele Raadsvergadering. Wanneer u hulp en steun nodig hebt, kom dan naar dit Parlement – vooral naar de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement. Wij zullen u weer hoop geven dat uit Europa nog steeds iets goeds kan worden!
Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag twee opmerkingen maken over de bijeenkomst van de Raad van de afgelopen maand. De eerste opmerking heeft betrekking op het mechanisme waarover de Raad overeenstemming heeft bereikt met het oog op de situatie in Griekenland. Ik heb ernstige twijfels over dat mechanisme. Ik hoop dat ik het bij het verkeerde eind heb, maar ik geloof niet dat dit mechanisme werkt, vanwege de eenvoudige reden dat het om een systeem van bilaterale leningen gaat. Het is geen systeem – en dus ook geen Europese oplossing – op basis waarvan de Commissie één enkele lening aan Griekenland kan verstrekken en dat was toch het oorspronkelijke idee.
(Applaus)
Als we naar de markten kijken, blijkt heel duidelijk dat zij op dit moment geen vertrouwen in dit systeem hebben. Dat is niet pas gisteren begonnen, maar al een week geleden. Afgelopen maandag – dat is één week geleden – was er al de kwestie rondom de Griekse obligaties omdat die een rente van 6 procent noteerden. Dat is 300 basispunten hoger dan de laagste rentevoet in de Europese Unie, te weten 3 procent. Aangezien er nu binnen de Europese Unie een discussie gaande is tussen verschillende lidstaten over de hoogte van de rente voor die bilaterale leningen, is het niveau van die laagste rentevoet gisteren zelfs tot 400 basispunten gestegen, hetgeen overeenkomt met 4 procent.
Dit is niet de goede manier om Griekenland te helpen. Griekenland moet inderdaad de noodzakelijke maatregelen nemen, maar niet met bilaterale leningen. Door een dergelijk mechanisme wordt Griekenland op dit moment niet geholpen, maar juist gestraft.
Het is absoluut noodzakelijk dat de Europese Commissie zo snel mogelijk terugkeert naar het oorspronkelijke idee van een Europese lening die door de Europese Commissie wordt verstrekt. Dan worden de rentes automatisch lager dan de rentepercentages die thans op de markt gehanteerd worden, aangezien er dan sprake is van een garantie van de Europese Commissie en van de Europese instellingen. Dat is de enige manier waarop de Griekse regering geholpen kan worden haar doelstellingen te realiseren.
Tegelijkertijd dient de Griekse regering uiteraard te stoppen met de interne twisten. Als er meningsverschillen bestaan met betrekking tot de interventie door het Internationaal Monetair Fonds en als die discussies voortgezet worden, zullen de rentetarieven automatisch ook stijgen.
Mijn tweede punt is dat wij op dit moment meer nodig hebben dan alleen maar een mechanisme voor Griekenland of voor andere landen. Wat wij nu nodig hebben, is een moedige Europese Commissie die met voorstellen komt voor een pakket economische en monetaire hervormingen en wel zo snel mogelijk. Wat wij nu nodig hebben, is een pakket in een omvang die vergelijkbaar is met het pakket ten tijde van Jacques Delors. Hij kwam op een gegeven moment met een voorstel voor een pakket voor een Europese economische en monetaire unie c.q. de interne markt om de toenmalige problemen op te lossen. Iets dergelijks hebben wij nu ook nodig. Wij hebben een gedurfd pakket nodig. Alleen de Europese Commissie kan daarvoor zorgen. De Raad is daartoe niet in staat, zelfs niet de voorzitter van de Raad. De Commissie heeft het initiatiefrecht en daarom is het aan de Commissie om een concreet pakket te presenteren.
(Applaus)
Mijn fractie is van mening dat dit pakket in ieder geval uit drie hoofdelementen dient te bestaan. Het eerste element is de oprichting van een Europees Monetair Fonds. Dat is absoluut noodzakelijk en dit idee is ook geopperd door de heer Schäuble, de Duitse minister van Financiën. Wij hebben dat Fonds zo snel mogelijk nodig om de effectiviteit van het Stabiliteitspact te vergroten.
Het tweede element dat wij in alle landen van de Europese Unie zo snel mogelijk nodig hebben, is een verlaging van de rentetarieven op de Europese obligatiemarkten. Dat is overigens geen strafmaatregel voor het grootste land, Duitsland. Integendeel, er is een systeem denkbaar waarin Duitsland minder rente betaalt dan op dit moment, omdat wij in de toekomst een liquiditeitspremie aan de Europese obligatiemarkt kunnen koppelen. Het technische middel om dat te doen, bestaat al en kan toegepast worden.
Het derde element dat wij nodig hebben is een stoutmoediger 2020-strategie. Ik ben het volledig eens met wat mevrouw Wortmann-Kool zojuist heeft gezegd over het feit dat wij een betere governance-methode nodig hebben. Op basis van de open coördinatiemethode zullen wij onze doelstellingen niet verwezenlijken. Wat wij nodig hebben, is een methode met positieve stimulansen en sancties, om de woorden van mevrouw Wortmann-Kool te gebruiken, waarbij niet alleen de lidstaten, maar ook de Commissie het voortouw nemen.
Geachte collega’s, wij mogen één ding niet uit het oog verliezen: indien de Raad in de komende maanden niet datgene doet wat nodig is met het oog op een stoutmoedigere 2020-strategie, moeten wij ons afvragen wat wij als Europees Parlement kunnen doen. Wat wij in ieder geval kunnen doen, is het volgende: in de komende weken dient het Parlement overeenstemming te bereiken over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en dient het hierover een advies af te geven. Als de Raad niet, met steun van de Commissie, met een voorstel komt voor een stoutmoedigere 2020-strategie, dan zie ik geen noodzaak om die globale richtsnoeren goed te keuren. Allereerst dient er een gedurfd voorstel te komen en ik hoop dat dit in juni op tafel ligt. Daarna kunnen wij aan de slag en kunnen wij die stoutmoedigere aanpak en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid goedkeuren.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik moet toegeven dat ik, toen ik de toespraak van de heer Van Rompuy hoorde, mijn buurman, de heer Lambsdorff, heb gevraagd om me in mijn arm te knijpen, omdat ik het gevoel had dat ik droomde of dat de voorzitter van de Europese Raad droomde. Ik zeg dit omdat ik vind dat het enige positieve van de laatste top was dat er een einde is gekomen aan het onwaardige gekibbel tussen Parijs, Berlijn en Brussel – waarbij ook de ECB betrokken was – over de vraag of er überhaupt hulp mocht worden gegeven aan Griekenland, hoe Griekenland kon worden geholpen, of er een Europees Monetair Fonds nodig was en of wel of niet het IMF moest worden ingeschakeld. Uiteindelijk is de koehandel ontstaan die de heer Verhofstadt al heel goed heeft beschreven.
Ik begrijp ook niet hoe u kunt zeggen dat Griekenland nu al geholpen wordt door de afspraken op de top. De rentevoet die Griekenland vandaag moet betalen – ik heb dit zojuist nog een keer gecontroleerd – is immers niet 6 procent, maar 7 procent. Het percentage is dus direct gestegen na het besluit van de Raad. Hoe het mogelijk is om de mensen voor het lapje te houden over Europese solidariteit, zoals in de Raad duidelijk is gebeurd, kan ik gewoon niet begrijpen.
Ik denk ook dat er een heel raar, onbewust signaal is afgegeven aan Griekenland, want wat tijdens en na de vergadering van de Raad, tijdens en na de top, is beschreven als een veiligheidsnet, is helemaal geen veiligheidsnet. Als het een net was, zou het iets moeten dragen. Maar wat Griekenland betreft is overeengekomen dat het land eerst helemaal aan de grond moet zitten, voordat Brussel bereid is om echt te helpen. In Duitsland hadden we het gevoel, toen kanselier Merkel terugkeerde uit Brussel, dat ze de Grieken wilde laten zien hoe het is om helemaal aan de grond te zitten voordat ze bereid zou zijn om hen echt te helpen. Wij krijgen de indruk dat het er hier eerder om gaat iemand een harde les te leren, maar we krijgen niet de indruk dat de Europese Unie momenteel gebaat is bij harde lessen.
(Applaus)
Deze zeer negatieve houding ten opzichte van Griekenland gaat hand in hand met het besluit om niet betrokken te raken bij het oplossen van de problemen in Griekenland. Alles wat nu moet gebeuren inzake consolidatie van de begroting, inzake terreinen waarop de overheidsschuld moet worden teruggedrongen, hoe overheidsdiensten efficiënter gemaakt kunnen worden, hoe belastingvlucht bestreden moet worden, hoe de corruptie in Griekenland moet worden aangepakt, wordt overgelaten aan het IMF, daarbij wil Brussel niet betrokken worden. Deze benadering is volgens mij verkeerd.
We moeten nog een keer goed tot ons laten doordringen wat eigenlijk de lessen zijn van Griekenland – namelijk dat we geconfronteerd worden met de zwakke plekken in onze verdragen en in het Verdrag van Maastricht in het bijzonder. Als ik deze zwakke plekken analyseer, kom ik niet tot de conclusie dat we onderling moeten afspreken er niet betrokken bij te raken. In plaats daarvan kom ik tot de conclusie dat meer wederzijdse verantwoordelijkheid en meer solidariteit gepaard moeten gaan met wederzijdse bemoeienis. Het is gewoon tijd dat we – naast de uitlatingen van de heer Verhofstadt over eurobonds en de mechanismen voor financiële ondersteuning – praten over de volgende hervormingsstappen. Mijnheer Van Rompuy, als uw taskforce – in Duitsland wordt dit altijd een Arbeitsgruppe of werkgroep genoemd, dat klinkt een beetje ingetogener – deze broodnodige hervorming op de lange baan schuift, zie ik na de Griekse crisis eigenlijk niets anders dan een crisis voor heel Europa op ons afkomen. We kunnen er niet omheen om ons economische beleid, ons fiscale beleid, de manier waarop we onze overheidsbegrotingen opstellen, de manier waarop we concurrentie garanderen, veel meer op elkaar af te stemmen en gezamenlijk onze verantwoordelijkheid te nemen. Maar de top is er niet in geslaagd om dit te realiseren en ik geloof dat het er ook niet in geslaagd is om rudimentaire maatregelen te nemen.
Wat betreft Europa 2020 – het klimaat: als dit het bewijs moet zijn voor slagen of mislukken, wat moet Connie Hedegaard in mei dan eigenlijk nog meenemen naar Bonn? Moet ze met lege handen gaan? Moet ze überhaupt nog naar Bonn gaan met deze dode mus? Het is pijnlijk! En daar stapt Lady No – kanselier Merkel – dan weer rond als een trotse pauw. Het is pijnlijk dat de sowieso al zwakke doelstellingen voor het sociale beleid die de heer Barroso heeft voorgesteld, nog verder zijn afgezwakt door Duitsland, door kanselier Merkel.
Er komt dus veel negatieve energie uit Duitsland! Ik heb gelezen dat veel collega's terugverlangden naar Helmut Kohl toen dit gebeurde. Ik moet zeggen dat dit niet voor mij gold. Ik heb nog een iets andere herinnering aan de jaren van Kohl, en ook toen was Europa niet alles. Wat ik graag zou willen, is dat de politieke kennis in de Europese hoofdsteden over de noodzaak om de krachten te bundelen in deze tijden van globalisering en wereldwijde crises, ook eindelijk wordt omgezet in gezamenlijk beleid.
Mijnheer Verhofstadt, ik sluit mij graag aan bij uw oproep om meer werkzaamheden op het gebied van Europa 2020 te verrichten. Tot dusverre hebben drie fracties in dit Parlement zich hier exclusief mee beziggehouden.
Timothy Kirkhope, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis in Griekenland heeft natuurlijk de krantenkoppen overheerst na afloop van de Europese Raad. Tijdens die bijeenkomst zijn er echter ook belangrijke stappen gezet in verband met het Europa 2020-initiatief. Mijn ECR-Fractie wil graag dat de eurozone een succes blijft voor de landen die ervoor gekozen hebben om hieraan deel te nemen. Op dit moment is het echter ook voor de Europese economie als geheel cruciaal dat instabiele factoren niet schadelijk zijn voor de handel en de bredere Europese economie.
Uiteraard hebben nog niet alle lidstaten ervoor gekozen om deel te nemen aan de gemeenschappelijke munteenheid. Sommige landen zullen daar zelfs nooit voor kiezen. Uit de huidige crisis blijkt waarom velen, inclusief de Britse conservatieve partij, het lidmaatschap van de euro afwijzen. Dat is een gevolg van het confectiebeleid met betrekking tot de rentetarieven en wisselkoersen dat bepaald wordt door factoren die soms niets te maken hebben met de binnenlandse economische realiteit. Het klopt dat de huidige crisis een aantal van de achterliggende problemen in de bestaande opzet van de eurozone heeft blootgelegd. Bij het zoeken naar een manier om die problemen op te lossen, mag deze crisis echter niet als voorwendsel gebruikt worden om de bevoegdheden van de Europese Unie verder uit te breiden.
Wij hebben al gevaarlijk geklets gehoord over de noodzaak van meer Europese economische governance. Een dergelijke centralisering van macht in Brussel is niet de oplossing en zou ook niet aanvaardbaar zijn. Griekenland heeft onze steun en bemoediging nodig, maar wij kunnen de buitenlandse belastingbetalers, met name in de landen buiten de eurozone, toch moeilijk vragen om de rekening te betalen. Uiteindelijk kunnen natuurlijk alleen de Grieken zelf de problemen verband houdende met de Griekse overheidsschulden oplossen. Wij wensen hun dan ook alle succes bij hun inspanningen om de crisis te boven te komen.
Wat het Europa 2020-initiatief betreft, verwelkomen wij de eerste voorzichtige stappen die door de Raad zijn gezet. Bij het aanpakken van de huidige economische en financiële crisis mogen wij niet vergeten dat wij zelfs al vóór de crisis geconfronteerd werden met enorme economische uitdagingen, zoals de groei van China en het Verre Oosten en de toenemende onzekerheid over de continuïteit van de energievoorziening. Onze economische vooruitzichten voor de lange termijn zijn afhankelijk van een ingrijpende modernisering van de Europese economie zodat wij kunnen gedijen op een steeds competitievere wereldmarkt.
Wij steunen niet alle aspecten van het initiatief. Sommige gebieden die hard aan een innovatieve aanpak toe zijn, zoals de landbouw, worden bijvoorbeeld grotendeels genegeerd. Wij steunen echter de brede strekking van het programma van ganser harte, met name de voortzetting van de ontwikkeling van de interne markt. Wij zijn van mening dat bedrijven die succesvol de concurrentie aan kunnen gaan, de centrale pijler vormen van ons economisch leven; zij zorgen voor economische welvaart en dat is essentieel om werkgelegenheid te scheppen en om de hulmiddelen te genereren waarvan zoveel andere dingen afhankelijk zijn.
Terwijl wij allemaal praten over het verminderen van de belasting van bedrijven, bestaat tegelijkertijd het gevaar dat wij hier specifieke voorstellen goedkeuren die precies het tegenovergestelde bewerkstelligen. Dat betekent dat alle instellingen van de Europese Unie, dus ook dit Parlement, hun rol op dit punt moeten spelen. De Commissie dient te vermijden dat zij voorstellen doet die tot een grotere belasting van bedrijven leiden en in dit Parlement moeten wij onze verantwoordelijkheid tonen en terughoudendheid aan de dag leggen. Veel doelstellingen die als onderdeel van de Europa 2020-strategie zijn geformuleerd, zullen immers tijdens de bijeenkomst in juni opnieuw geëvalueerd worden.
Sta mij toe om vandaag af te sluiten met het uitspreken van de hoop dat de steun in de Europese Raad voor economische vrijheid en hervormingen de komende weken aanzienlijk zal toenemen – mede wellicht ook van de kant van, naar ik hoop, een nieuwe conservatieve regering in het Verenigd Koninkrijk.
Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat de staatshoofden en regeringsleiders overeenstemming hebben kunnen bereiken over een noodpakket, maar dit is nauwelijks een echte Europese oplossing te noemen. De Duitse regering is om tactische redenen – vanwege verkiezingen in Noordrijn-Westfalen – heel ver de populistische weg opgelopen. De overeenkomst hing toen aan een zijden draadje, namelijk het gesprek tussen kanselier Merkel en president Sarkozy. Het is geen pakket dat de burgers beschermt. Het doel van het financieringsmechanisme is om, en ik citeer "prikkels aan de financiële markt te geven om zo snel mogelijk weer een hoog risico in te prijzen". De economische coördinatie moet gebaseerd worden op de mislukte beginselen van het Stabiliteits- en groeipact. De staat en de burgers moeten bezuinigen, terwijl de financiële markten – de banken – moeten evalueren of er genoeg bezuinigd is. Ik vind dat een dubieuze procedure. In de EU bedraagt de werkloosheid momenteel 10 procent – het hoogste percentage sinds 1998. Ruim 20 procent van de mensen jonger dan 25 heeft geen werk. Het is noodzakelijk dat we heel precies zeggen waar we willen bezuinigen. Anders houd ik mijn hart vast.
Waarom heeft de Raad niet afgesproken om de cohesie- en structuurmiddelen te verhogen of de handel in kredietderivaten met onmiddellijke ingang te verbieden? Waarom heeft de Raad de overeenkomst over concrete doelstellingen inzake armoedebestrijding in de EU verschoven naar sint-juttemis? Ik zeg niet dat ze het expres hebben gedaan, maar feitelijk betekent uitstel in dit geval afstel. Ik vind dat een schandaal in het Europees jaar van de armoede. Juni dit jaar is veel te laat.
Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben vandaag een groot man in ons midden – de president van Europa. Deze man is zo belangrijk dat hij boven alle kritiek en verwijten verheven is. Hij is de hedendaagse Zeus en hij is van plan om van de top van het Berlaymont-gebouw over ons te regeren - en wee degenen die zijn autoriteit of waardigheid in twijfel trekken; hun wachten zware straffen!
De laatste keer dat wij elkaar ontmoet hebben en ik een aantal dingen heb gezegd, heeft het Parlement mij zelfs de hoogst mogelijke boete opgelegd! Men heeft mij nu meegedeeld dat als ik iets zeg waarvan u van streek raakt, mijn microfoon wordt uitgezet. Hoezo vrijheid van meningsuiting, hoezo democratie?
U bent hier vandaag weer teruggekeerd. Dankzij de steun van de heer Sarkozy en Angela Merkel staat u thans aan het hoofd van een nieuwe economische regering met een rijk van 500 miljoen burgers. Daarnaast heeft u uw tienjarenplan voorgelegd, zeg maar uw verlanglijstje. Ik vraag mij af of u nog weet wat er met het vorige tienjarenplan is gebeurd dat in 2000 in gang is gezet. Dat plan is met veel gejuich in dit Parlement gelanceerd en het bleek een totale en zwaar verlammende mislukking, zelfs al in de periode voordat de wereldwijde recessie toesloeg.
Eigenlijk mislukken alle gecentraliseerde EU-plannen. Kijk alleen maar naar het desastreuze, ruïneuze gemeenschappelijk visserijbeleid. En dan mislukt nu ook nog eens uw geliefde euro; de euro is politiek mislukt en meteen gestruikeld over de allereerste horde van belang. U bent niet in staat gebleken om tijdens de top met een adequaat plan te komen. U kunt Griekenland niet eens helpen zonder de steun van het Internationaal Monetair Fonds teneinde uw eurodroom, in ieder geval tijdelijk, te laten voortduren.
Wij zijn aan de verliezende hand en wij schieten tekort, maar toch wekt uw plan sterk de indruk, mijnheer Van Rompuy, dat u meer van hetzelfde wil, meer Europa, meer mislukkingen! Maar waar het eigenlijk echt om draait, is dat de democratie verloren heeft. U bent niet gekozen. U kunt niet tot verantwoording worden geroepen en de burgers in Europa beschikken niet over een instrument om u af te zetten. Zeus heeft Europa ontvoerd en ik ben bang dat u onze democratie aan het ontvoeren bent. U bent hier alleen omdat het Verdrag van Lissabon in werking is getreden zonder dat de Britse burgers hun mening kenbaar hebben kunnen maken via het referendum dat hun was beloofd. Wat ons betreft, is deze zaak nog niet afgedaan. Mensen hebben gevochten en zijn gestorven zodat wij een onafhankelijk, soeverein democratisch land kunnen zijn dat zijn leiders kan aanstellen en ontslaan. Geen enkele persoon die in de democratie gelooft, zou de functie van president van de Europese Unie hebben geaccepteerd.
Barry Madlener (NI). - Voorzitter, mijnheer Farage, u heeft weer gesproken namens heel veel Europeanen die dit Europa niet zien zitten. Bedankt daarvoor.
Dit debat is een grote schijnvertoning. De nieuwe, in de achterkamers benoemde nep-president Van Rompuy feliciteert Barroso en de Commissie met de financiële redding van Griekenland. Het komt er natuurlijk weer op neer dat de Nederlandse belastingbetalers weer fors kunnen gaan betalen. Laten we niet vergeten dat Griekenland jarenlang de Europese landen heeft bedrogen met vervalste cijfers. Van Rompuy, u zegt dat u bij Griekenland heeft afgedwongen dat er harde maatregelen worden genomen. Harde maatregelen door Griekenland. Nou, Griekenland verhoogt de pensioenleeftijd van 61 naar 63 jaar. Ja, daar kunnen de meest betalende Europese burgers slechts van dromen, want de Nederlandse regering wil de pensioenleeftijd zelfs verhogen van 65 tot 67 jaar. In Griekenland gaan ze al met 63 met pensioen en wij kunnen dat gaan betalen.
Waar is al die stoere taal gebleven van de christendemocraten? Het Nederlandse CDA, bij monde van mevrouw Wortmann-Kool. Een paar weken geleden zei uw partij nog dat geen cent van de Nederlandse belastingbetaler naar Griekenland zou gaan. Angela Merkel, ook grote woorden. Geen cent zal er naar de pensioenen van de Grieken gaan. En wat gebeurt er nu? Ze zijn overstag. Zwakke knieën. De woorden blijken niets waard. Nu krijgen de Grieken al financiële steun met hun vervalste cijfers en wie krijgen er straks steun? Portugal, Spanje, Hongarije, noemt u maar op. Zelfs de liberalen van Verhofstadt, en Van Baalen, ja, de Nederlandse VVD, beloven nu zachte leningen aan zwakke landen en een Europees Monetair Fonds. Mijnheer Van Baalen, waar bent u om mijnheer Verhofstadt tegen te spreken? Dit is toch puur kiezersbedrog. U heeft toch in de verkiezingen minder Europa beloofd en we krijgen alleen maar meer. In uw eigen fractie wordt ervoor gepleit. Dames en heren, de Europese Unie lost de problemen niet op, maar de Europese Unie heeft de problemen veroorzaakt.
Herman Van Rompuy , voorzitter van de Europese Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal het vrij kort houden. Er zijn enkele elementaire waarheden die we voor ogen moeten houden. De eerste waarheid – ik heb deze hier nu en dan gehoord, maar naar mijn gevoel niet vaak genoeg – is dat de problemen die we het hoofd moeten bieden zijn ontstaan in een land met begrotingsonregelmatigheden. Deze moeten worden gecorrigeerd. Het is zaak maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ze zich niet herhalen.
We moeten dan ook beginnen met het belangrijkste: begrotingsorthodoxie. Daarom hebben we in het verleden het stabiliteits- en groeipact tot stand gebracht. Sommigen pleiten voor sancties, boetes en hard optreden. Ik wil er echter op wijzen dat dit stabiliteits- en groeipact voor sommige landen niet heeft geholpen.
De Griekse regering heeft een aantal maatregelen genomen, moedige maatregelen die ik toejuich. Deze werden vastgelegd in de verklaring van de informele Raad van 11 februari. We hadden Griekenland verzocht een aantal maatregelen te nemen. Het heeft hieraan gehoor gegeven en zijn verantwoordelijkheden genomen. Nu moeten ze worden doorgevoerd, en ik begrijp maar al te goed in wat voor netelige en moeilijke omstandigheden de Griekse regering te werk moet gaan. Maar ze moeten worden doorgevoerd.
De Griekse regering is ervan overtuigd dat de fameuze spreads pas zullen teruglopen wanneer de resultaten van dit hele beleid van begrotingsdiscipline zichtbaar zijn. Dat is haar overtuiging. De elementaire waarheid is dan ook dat we moeten beginnen de problemen aan te pakken bij de wortel, dat wil zeggen de begrotingsproblemen van één land en van andere landen.
Ten tweede heeft de Griekse regering haar volledige instemming met de conclusies van de Europese Raad betuigd. We kunnen mensen dwingen om gelukkig te zijn, maar zij waren het ermee eens. Ik was getuige van hun instemming, vóór, tijdens en na de bijeenkomst. Ten derde hebben ze tot dusver niet gevraagd om financiële steun. Ze herhaalden dat gisteren weer. Dit zijn de drie elementaire waarheden die ik onder uw aandacht wil brengen.
Vervolgens – mevrouw Wortmann-Kool verzocht hierom – zullen we samen met de Voorzitter van het Parlement en anderen nagaan hoe we gedurende de periode dat de task force operationeel is met het Parlement kunnen samenwerken.
Wat de task force betreft, ben ik het eens met diegenen die zeggen dat we ambitieus moeten zijn. Ik neem geen voorbeelden uit het verleden. De geschiedenis herhaalt zich nooit en al helemaal niet op dezelfde wijze. Deze belangrijke task force moet bijzonder ambitieus zijn. We moeten alle mogelijke lessen en alle mogelijke conclusies trekken uit de crisis die we hebben meegemaakt.
We moeten veel preventiever te werk gaan. We moeten zeer preventief zijn, niet alleen in begrotingsopzicht maar ook ten aanzien van het gevoerde economisch beleid. niet om op de plaats te gaan zitten van nationale regeringen bij de uitvoering van economisch beleid, want uiteindelijk dragen zij uiteraard de eindverantwoordelijkheid! We kunnen echter preventief te werk gaan om de gemeenschappelijke munt – de euro – of de gemeenschappelijke markt, de interne markt, niet in gevaar te brengen. Laten we deze niet in gevaar brengen! Die verantwoordelijkheid ligt bij de EU. Ieder zijn verantwoordelijkheid. We moeten ook in economisch opzicht veel preventiever te werk gaan.
Ik wil u eraan herinneren – het is tijdens de interventies niet aan de orde gekomen – dat het competitiviteitsprobleem een wezenlijk probleem is. We hebben meer dan alleen begrotingsproblemen; aan de begrotingsproblemen liggen economische problemen ten grondslag. Deze moeten we aanpakken omdat, als we dat niet doen, we – nogmaals – de gemeenschappelijke munt en de gemeenschappelijke markt in gevaar zullen brengen.
We zullen over al deze zaken onze gedachten laten gaan. Ook in dit opzicht moeten we, zoals ik daarnet heb gezegd, elke mogelijke les leren als het gaat om coördinatie, toezicht, en nieuwe mechanismen die moeten worden ingevoerd. Ik heb hier in dit Parlement diverse ronduit zinvolle en respectabele ideeën gehoord, die we moeten bestuderen.
Dat ik er niet inhoudelijk op inga, wil niet zeggen dat ik ze vergeten ben of dat de task force ze zal vergeten. Ik kan me vinden in de nodige ideeën die circuleren en die hier vanmiddag tot uiting zijn gebracht. We zullen ze in alle openheid bespreken in de task force. Zoals ik zojuist heb gezegd, zullen we nagaan hoe we in de periode dat de task force operationeel is met het Parlement kunnen samenwerken.
Wat de 2020-strategie betreft, dames en heren, denk ik dat de Europese Commissie echt de essentie van ons Europees sociaal model heeft begrepen. Er zijn economische doelstellingen, milieudoelstellingen en sociale doelstellingen. Het uitstekende concept van een sociaal en ecologisch gecorrigeerde markteconomie is dan ook een van onze doelstellingen, een van onze targets.
We zijn tot een besluit gekomen over de vijf doelstellingen, waaronder sociale insluiting, dat in het Verdrag wordt aangemerkt als een bevoegdheid van de Europese Unie. We zijn tot een besluit gekomen over sociale insluiting en, onder andere, de strijd tegen de armoede. Ik verzeker u dat vrijdagochtend, toen we de vijf doelstellingen hebben besproken, we ze niet in twijfel hebben getrokken, en in juni zullen we ze hier ook alle vijf komen kwantificeren. Zij die ongeduldig zijn, zou ik willen vragen nog even geduld te hebben – tot juni – maar het doel dat we geschetst hebben zullen we halen.
Ik persoonlijk, en voorzitter Barroso – ere wie ere toekomt – nog meer dan ik, hebben ervoor geknokt deze vijf doelstellingen in het programma van de Europese Unie op te nemen en ze erin te houden. Er zijn uiteraard verschillen van inzicht geweest, maar ik denk dat we onze collega’s – in de Raad Ecofin, die ik heb bijgewoond, in de Raad Algemene Zaken en in de Europese Raad – ervan hebben overtuigd dit evenwicht tussen het sociale, het economische en het ecologische te handhaven in de 2020-strategie. We hebben weliswaar nog niet alle puntjes op de i gezet, maar ik kan u verzekeren dat dit in juni het geval zal zijn.
Dan is er nog de hele problematiek van de financiële regulering, waarop sommigen terecht hebben gewezen. We zijn geneigd dit heel snel te vergeten. We moeten er echter aan blijven werken. Voor het Parlement is een voorname rol weggelegd als het gaat om financiële regulering. Tijdens de G20 hebben we echter overeenstemming bereikt over een heel programma, omdat sommige maatregelen alleen op mondiaal niveau ten uitvoer gelegd kunnen worden. Op dit punt hoop ik – en we zullen er alles aan doen – dat de stem van de EU, een krachtige en eensgezinde stem, zal worden gehoord!
De G20 heeft heel goed gehandeld bij het begin van de crisis, en moet net zo goed handelen om de nasleep van de recessie het hoofd te bieden. De crisis is nog niet helemaal voorbij, maar de recessie is achter de rug. Zoals ik al zei in mijn inleidende toespraak, is het echter veel moeilijker om één lijn aan te houden wanneer het iets beter gaat dan wanneer we ons midden in de storm bevinden, met problemen alom.
De G20, met de inbreng van haar grondlegger, de Europese Unie, wacht dan ook een zeer belangrijk programma in juni in Toronto en in de tweede helft van het jaar in Zuid-Korea.
Ik denk echt dat we een Europese Raad hebben gehad die het ergste heeft afgewend – en dat is in de politiek soms ook een doelstelling – en die de basis heeft gelegd voor een solidariteitsmechanisme. Ik herhaal dat Griekenland forse begrotingsinspanningen heeft geleverd, voorlopig niets vraagt en zijn instemming met dit mechanisme heeft betuigd.
We zijn tot een besluit gekomen over een economische strategie met vijf doelstellingen; geen zestig, maar vijf. We zullen deze op nationaal niveau ten uitvoer leggen. In juli moeten alle lidstaten hun plannen voor de komende jaren presenteren. We zullen dan de balans opmaken. Ik denk echt dat we de basis hebben gelegd voor toekomstige actie.
De task force is, laten we zeggen, de belichaming van wijsheid. Hoe kan dat allemaal worden geïmproviseerd? Tegen de ongeduldigen onder ons wil ik zeggen dat we aan het eind van het jaar, en dat is al gauw, we hebben nog maar negen maanden – maar in negen maanden kan veel worden verwezenlijkt, nietwaar? – de ambitieuze taak zullen hebben volbracht om alles te doen wat in onze macht ligt opdat de crisis die we hebben meegemaakt zich nooit meer herhaalt.
(Applaus)
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer Van Rompuy. Ik dank u voor uw eerlijke reactie op de opmerkingen die zijn gemaakt. Er waren ook punten van kritiek – dat hebben we allemaal gehoord. Kritische opmerkingen zijn noodzakelijk in een debat als dit. We hebben het immers over een kwestie die van primordiaal belang is. We praten niet alleen over oplossingen om een uitweg te vinden uit de crisis en over maatregelen om een land te helpen dat deel uitmaakt van de eurozone en in moeilijkheden verkeert, maar ook over hoe we de Europese Unie gedurende de volgende tien jaar willen ontwikkelen. Het gaat dus om een essentiële kwestie. Bovendien moeten we het hoofd bieden aan vraagstukken in verband met het klimaat. Daarom wil ik u, mijnheer Van Rompuy, nogmaals van harte bedanken voor uw snelle reactie op een aantal van deze kwesties. Het ligt voor de hand dat de task forces deze vraagstukken systematisch met de drie Europese instellingen zullen bespreken om tot een gemeenschappelijke strategie te komen. Het Europees Parlement is volledig klaar om zich van zijn taak te kwijten.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag op de oorspronkelijke discussie reageren.
Ik wil het Parlement bedanken voor de vele uitstekende ideeën die het heeft geopperd, voor zijn zeer goede voorstellen en ook voor de opbouwende kritiek die we in deze zaal te horen krijgen, omdat dit ons verder helpt met de uitvoering van ons werk.
Zowel de voorzitter van de Europese Raad als ikzelf zijn zeer open geweest in onze beschrijving van de moeilijke situatie tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad. Wij zijn bijzonder open geweest over de verschillen en uiteenlopende meningen bij onze zoektocht naar oplossingen voor de Griekse situatie en voor de Europa 2020-strategie. Wij hebben ook allebei gezegd dat wij wellicht op betere oplossingen hadden gehoopt.
Tegelijkertijd moeten wij echter in de echte wereld opereren waar vaak sprake is van conflicterende ideeën. Dat betekent dat wij altijd compromissen moeten sluiten. Dat hebben wij ook gedaan en uiteindelijk hebben wij, gezien de omstandigheden, de best mogelijke oplossing tot stand gebracht.
Ik denk dat wij niemand een goede dienst bewijzen als wij kleinerend doen over wat er bereikt is: wij hebben nu immers een oplossing voor Griekenland en een oplossing voor de eurozone. Wij onderhouden nauwe contacten met de Griekse autoriteiten en met de internationale gemeenschap. Mocht in Griekenland de nood aan de man dan wel een verzoek uit dat land komen, dan ben ik ervan overtuigd dat de hele eurozone en de Commissie actie zullen ondernemen om de Grieken bij te staan. Wij beschikken namelijk zowel over het mechanisme als de middelen en wij zijn klaar om ze te gebruiken als dat nodig is.
Ik wil de leden van dit Parlement graag bedanken voor hun steun voor de Europa 2020-strategie. Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de opmerking van de voorzitter van de Europese Raad dat wij zeer optimistisch zijn over de toekomst van die strategie en over het bewerkstelligen van een consensus over de doelstellingen. De leiders van de Europese Unie zijn zich namelijk heel goed bewust van het feit dat deze doelstellingen zeer belangrijk zijn voor het in stand houden van de Europese manier van leven. Zij weten dat als wij die doelen realiseren, wij kunnen waarborgen dat Europa in tien jaar tijd een van de toonaangevende spelers zal zijn op het wereldtoneel dankzij een economie met een zeer krachtig concurrentievermogen en dankzij de grote nadruk die wij tegenwoordig in Europa op het sociale beleid leggen.
De discussie die wij op dit moment voeren, draait dan ook om de vraag hoe wij de lidstaten beter kunnen motiveren en hoe wij de doelstellingen nauwkeuriger kunnen berekenen zodat in de toekomst een effectievere controle mogelijk is. Ik ben ervan overtuigd dat wij deze doelstellingen met de steun van het Parlement kunnen verwezenlijken en dat wij tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in juni een positief resultaat mogen verwachten.
Sta mij toe om in te haken op een specifiek element van de opmerkingen van de heer Van Rompuy met betrekking tot de voorbereidingen op de G20. Wij zijn op dat punt binnen de EU beperkt in onze mogelijkheden. Wij kunnen naar een effectievere coördinatie streven en trachten om binnen ons Europees kader betere resultaten te bewerkstelligen. Het is echter zonneklaar dat wij, als wij deze crisis willen overwinnen en in de toekomst in een betere wereld willen leven, een effectievere mondiale coördinatie nodig hebben. Dat geldt met name voor zulke belangrijke kwesties als de macro-economische stabiliteit, het economisch beleid en maatregelen op het uiterst gevoelige financiële gebied.
Dat is dan ook precies wat de EU van plan is om te gaan doen en de Commissie zal op korte termijn de daartoe strekkende voorstellen overleggen. Ik ben ervan overtuigd dat wij zeer binnenkort een uiterst vruchtbaar debat over deze voorstellen zullen voeren.
Gunnar Hökmark (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik tegen degenen onder ons die steeds weer nieuwe instellingen, nieuwe regels en nieuwe fondsen willen uitvinden, graag zeggen dat wij de problemen voortvloeiende uit het niet naleven van de regels volgens mij niet kunnen oplossen door nieuwe regels op te stellen. Wij moeten de regels die wij hebben gewoonweg eerbiedigen. Een van de belangrijkste lessen van deze crisis is dat wij nooit de tekorten hadden mogen toestaan in de omvang waar wij nu mee geconfronteerd zijn.
In de tweede plaats hebben wij – en dan doel ik op ons allemaal – dit door de vingers gezien omdat we de regels hebben versoepeld. Ik weet dat ik een van de grote voorstanders van die versoepeling was. Sta mij echter niettemin toe om een kritische kanttekening te plaatsen: ik geef zelf de voorkeur aan ambitieuze hervormingen boven ambitieuze ambities. Volgens mij wordt er iets te veel gepraat over ambities en te weinig over actie. En als er dan wel over acties gepraat wordt, valt het mij op dat de Commissie (en soms ook de Raad) het hebben over wat de lidstaten kunnen ondernemen in plaats van wat wij samen in de Europese Unie zouden kunnen doen.
Ik sta positief tegenover een task force, maar ik denk dat wij niet al te veel tijd moeten verspillen omdat wij reeds een aantal concrete maatregelen kennen die wij moeten nemen: het verminderen en uitbannen van de bureaucratie, waarborgen dat wij meer investeren in onderzoek en wetenschap op Europees niveau, het veranderen van de begroting zodat er meer groei en innovatie mogelijk wordt, waarborgen dat wij vooruitgang boeken met onze kenniseconomie door te investeren in het uitvoeren van de Dienstenrichtlijn en door die richtlijn tot nieuwe gebieden uit te breiden, waarborgen dat er mobiliteit op de arbeidsmarkt mogelijk is en waarborgen dat wij de financiële markten zodanig ontwikkelen dat zij weliswaar stabiel, maar niet protectionistisch zijn. Wat dat laatste punt betreft, zou ik de Commissie graag willen zeggen dat de Europese economie niet gebaat is bij het creëren van een nieuw protectionisme met betrekking tot de financiële markten. Als wij de mogelijkheden voor een trans-Atlantische kapitaalmarkt blokkeren, helpt dat Europa niet verder. Wij weten dus wat wij moeten doen. Het zou goed zijn als die task force er komt, maar het zou beter zijn als wij die task force niet nodig hadden.
Gianluca Susta (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb met belangstelling naar de inleiding van de voorzitter van de Europese Raad en van de vicevoorzitter van de Commissie geluisterd en ik moet zeggen dat ik niet overtuigd ben van de conclusies.
Ik ben niet overtuigd van de conclusies over maart van de Europese Raad, omdat we, onder enkele hoofdrolspelers van de hedendaagse Europese geschiedenis, het gemeenschapsideaal en de communautaire methode zien verzwakken. Dit is wat ons zorgen baart in het licht van de huidige mondiale gebeurtenissen. Sterker nog, we maken ons zorgen over bepaalde aspecten.
De Griekse kwestie illustreert slechts wat Europa zou moeten zijn, maar in werkelijkheid nog niet is. Daarom roepen we de Europese Commissie, de vicevoorzitter die hier de voorzitter vertegenwoordigt, en de voorzitter van de Raad op om een sterk politiek initiatief aan te nemen, een wetgevingsinitiatief: de Commissie moet de agenda bepalen en de Raad moet ervoor zorgen dat we niet worden meegezogen in het kielzog van regeringen waarvan de macht en doortastendheid te dikwijls worden beteugeld door naderende verkiezingskwesties – gisteren in Frankrijk en Italië en morgen in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland – die de acties van regeringen lam leggen.
U moet niet alleen als bemiddelaar optreden, mijnheer Van Rompuy, maar ook als drijvende kracht achter dit Europa en we doen een beroep op uw democratische en pro-Europese gevoel, zodat deze nieuwe impuls tot voordelen voor dit Europa leidt. Het is niet langer voldoende om doelstellingen vast te leggen; we moeten de instrumenten bepalen. We zijn het eens over de doelstellingen, net zoals we het eens zijn over de strategie van Lissabon.
Maar om welke instrumenten gaat het? Willen we het tot een federale begroting laten komen – en het zo noemen – die gelijk staat aan minimaal 2 procent van het bbp? Willen we de Eurobonds, Europese investeringen en schatkistcertificaten inzetten om dit Europa – zonder wie we nergens zijn – in politiek opzicht te versterken?
In wezen moeten we weten of we erin slagen om het nieuwe Europa te definiëren en of we erin slagen om – aan de hand van een nieuwe verhouding tussen de Europese politieke krachten binnen en buiten dit Parlement – het werkelijke onderscheid, de werkelijke grens vast te stellen die in het huidige Europa tussen conservatieven en progressieven heerst, tussen hen die een politiek geïntegreerder Europa willen en hen die daarentegen alleen een uitgebreidere interne markt willen.
Lena Ek (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn twee woorden die zeer node ontbreken in de conclusies van de Raad, te weten ‘transparantie’ en ‘moed’.
Laat ik in de eerste plaats beginnen met de economische governance: het wordt uiteindelijk een chaos als wij niet de transparantie en de moed kunnen opbrengen om concrete feiten, kloppende statistische gegevens en de waarheid als uitgangspunt te nemen voor adequate maatregelen in overeenstemming met de vriendschap die er tussen de lidstaten van de Europese Unie bestaat.
Dat weten wij trouwens al jaren. Als de heer Van Rompuy zegt dat wij onze lessen moeten leren, zeg ik: die lessen hebben wij in de debatten in dit Parlement al jaar in, jaar uit geleerd. Wij hebben nu behoefte aan actie zodat wij over correcte statistische gegevens beschikken. Als dat niet gebeurt, zullen wij, in Bijbelse termen, onze besluiten op zand blijven bouwen. En wij weten allemaal dat dergelijke gebouwen geen lang leven beschoren zijn.
Wij weten ook dat de lidstaten die het Stabiliteits- en groeipact hebben geschonden, landen zijn die deel uitmaken van de eurozone. Daardoor is het nog urgenter om eerlijk, doortastend en transparant te zijn en om moed te tonen.
Zoals veel sprekers eerder al hebben gezegd, moeten wij afstand nemen van de open coördinatiemethode. Dat is vandaag de dag eerder een soort geheime coördinatiemethode. Wij hebben behoefte aan open, bindende doelstellingen en positieve stimulansen en sancties zodat de lidstaten de genomen besluiten ook daadwerkelijk uitvoeren.
Dan de duurzame en inclusieve groei: wij weten dat ‘duurzaam’ eigenlijk milieuvriendelijk, op sociale insluiting gericht zou moeten betekenen. Waarom zijn wij zo bang om te groeien? Wij kunnen niet zonder economische groei en dat moet in de conclusies van de Europa 2020-strategie verankerd worden.
Wat het klimaat, die routekaart en de manier van discussiëren betreft: als wij op deze manier doorgaan, bewegen wij ons alleen maar in vicieuze cirkels. Wat wij nu per direct nodig hebben, is energie-efficiëntie. Verzamel dan ook de moed om de voorstellen over die energie-efficiëntie op tafel te leggen. Wij weten dat dit tot meer banen en een groter concurrentievermogen leidt.
Tot slot: wat de rol van het Parlement betreft, is raadpleging niet toereikend. Als wij het over knelpunten of over vlaggenschipprojecten hebben, gaat het over medebeslissing. Dan is raadplegen alleen niet voldoende.
Derk Jan Eppink (ECR). - Mijnheer de Voorzitter, de heer Van Rompuy zit achter het spreekgestoelte. Als leider van de Belgische delegatie in de Fractie van de Europese Conservatieven en Hervormers zou ik u welkom willen heten in dit Parlement.
Ik wil wat vragen over de 2020-strategie. Ik ben het met u eens dat het er de komende tien jaar om gaat of Europa overleeft of niet. De kwestie is - en ik heb wel eens een keer een Amerikaans gezegde geciteerd: "Are we at the table or are we on the menu?". Dat geldt voor ons allemaal. Ik heb daarom ook een concrete vraag die eens een keer naar voren is gebracht, namelijk het idee van een Atlantische vrijhandelszone tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada. Dit is geen revolutionair idee. Het komt ook niet van mij. Het komt van bondskanselier Merkel, ik meen in 2007. Ik vind daar eigenlijk niets meer van terug. De ambitie om naar buiten te kijken om open markten te creëren in een tijdperk van dreigend protectionisme. Het zijn alleen maar open markten, innovatie en concurrentievermogen die onze economie kunnen versterken. Geen subsidiestromen en Europese fondsen. Daarom zou ik u willen vragen naar buiten te kijken en ook dit aspect op te nemen in het EU 2020-plan, omdat dat het enige is dat ons kan redden. Zo niet, dan worden wij het Brugge van de globale wereld.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, gisteren is gebleken wat het besluit van de Europese Raad dat nu ter discussie staat, waard is. Naar aanleiding van een verklaring van een anoniem lid van de Griekse regering kwam een persagentschap met het bericht dat Griekenland geen betrokkenheid van het Internationaal Monetair Fonds wilde. Opnieuw werd er wild gespeculeerd en de rente voor leningen bereikte opnieuw recordhoogte. Het plan is mislukt. De door u genoemde markten geven er de voorkeur aan dat het Internationaal Monetair Fonds toezicht houdt op Griekenland en op andere Europese economieën.
Met dit besluit hebt u het Internationaal Monetair Fonds het voogdijschap gegeven over de Europese Unie, over de eurozone. U hebt op illegale wijze besloten het Internationaal Monetair Fonds hierbij te betrekken – in welk Verdrag en in welk artikel is er eigenlijk sprake van de betrokkenheid van het IMF bij interne aangelegenheden? – en op die manier hebt u een strenger stabiliteitspact opgelegd, ten koste van de zwakke economieën en ten koste van de zwakke maatschappelijke groepen. Er begint zich een chantage- en pressiemechanisme af te tekenen, maar welk solidariteitsmechanisme is opgezet?
Afgezien van Griekenland nemen ook Spanje en Portugal harde, volksvijandige maatregelen om aan hetzelfde lot te kunnen ontkomen. Door die maatregelen zullen de armoede en de werkloosheid toenemen, en zal de ontwikkeling achteruitgaan en de recessie steeds dieper worden.
Sociale dumping is het meest concurrentiële instrument binnen de Europese Unie geworden. Dit is niet het Europa van de solidariteit en de cohesie.
Mara Bizzotto (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, economische beleidscoördinatie, groei, werkgelegenheid, innovatie, sociale insluiting: dit zijn de strijdkreten van de nieuwe 2020-strategie, dat wil zeggen de strategie die, na de strategie van Lissabon, Europa zou moeten leiden naar het einde van de crisis die de draagkracht en de ondernemingszin van de Europeanen verzwakt.
Tien jaar na de eerste aanval van Lissabon-hysterie is dit helaas het nieuwe recept dat dreigt om te slaan in een vermageringskuur voor de Europese economie. Als we de kernpunten van de nieuwe strategie bestuderen, zien we geen specifieke innovaties. Mocht men het nog niet door hebben, de EU van het volgende decennium zal identiek zijn aan het Europa waarvan we momenteel het falen betreuren.
De 2020-strategie is rampzalig vanwege de rampzalige modus operandi van dit Europa dat het planmatige dirigisme en de planeconomie wil nabootsen die voor lange tijd het landelijke beleid sterk hebben bepaald en plotseling productieve krachten en plaatselijke ondernemingen hebben gestraft. Momenteel prijst Europa zelfs de kracht van Brussel en houdt het de meer directe en doeltreffende acties van zijn gedecentraliseerde instanties tegen.
Mijn uitgangspunt is gebaseerd op een advies van het Comité van de Regio’s en ik merk op dat een werkelijk innovatieve strategie bovenal het machtsevenwicht moet herstellen tussen de gecentraliseerde en gedecentraliseerde niveaus. Wat Europa nodig heeft, is echte subsidiariteit en echt federalisme.
De Europese geschiedenis waarschuwde ons al voor de volgende zin: indien het streven niet is om de economie te steunen, maar het karakter ervan te vormen, vernietigt het centralisme onder toezicht van de staat rijkdom en sociale welvaart.
Al het gepraat daar gelaten: wat de mensen, de jonge mensen en de kleine en middelgrote ondernemingen – met andere woorden 99 procent van Europa’s productieve systeem – willen, zijn geen onpraktische Europese strategieën voor groei, maar decentralisatie en vrijheid ten opzichte van de bevelen van de politieke en bureaucratische elite.
Martin Ehrenhauser (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Swoboda, u had het over solidariteit en over dat je niet moet wachten tot zich een crisis voordoet, voordat je goede vrienden vertelt dat er een probleem is. Ik vraag me dan af waarom u uw socialistische vriend in Griekenland niet eerder hebt verteld over het probleem. Wist u dan helemaal niets over de financiële wanverhoudingen in Griekenland?
Daarnaast vraag ik mij in dit verband natuurlijk ook af wie hier verantwoordelijk voor is. Wie is verantwoordelijk voor het feit dat Griekenland de verkeerde begrotingscijfers heeft aangeleverd? Hier is duidelijkheid nodig en vooral volledige transparantie. Alleen dan kunnen deze mensen namelijk ook echt verantwoordelijk worden gesteld, alleen dan hebben we de garantie dat de bestaande spelregels uiteindelijk zullen worden nageleefd.
Er is echter steeds sprake van nieuwe spelregels en oplossingen. Die hebben we toch allang op tafel liggen! Het probleem is dat, onder druk van de banken en lobbyisten, politici van deze oplossingen een Zwitserse gatenkaas hebben gemaakt. Daarom is onafhankelijkheid in de politiek zo belangrijk.
Jean-Pierre Audy (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, mijnheer Šefčovič, allereerst een vormkwestie, mijnheer Van Rompuy, het was gebruikelijk dat de Voorzitter van het Parlement het woord nam, maar in de notulen, in het verslag, wordt geen melding gemaakt van zijn interventie.
Was hij niet uitgenodigd, of is dit een fout in de notulen? Ik wilde uw mening hierover horen.
Ook wilde ik u nogmaals zeggen hoezeer het Parlement – of in ieder geval sommigen onder ons – het op prijs stellen dat u de bijeenkomsten van de Europese Raad hier komt voorbereiden, in plaats van de Raad te sturen, die geen lid is van de Europese Raad.
U zei dat u geen dictator was; u bent een democraat van formaat. U bent geen toeschouwer; u zei: "ik ben een facilitator". Mijnheer Van Rompuy, wees een politieke actor, en kom hier vragen om politieke steun; wij zullen u deze geven.
Ik wil nu graag iets zeggen over diverse onderwerpen, te beginnen met landbouw.
Hartelijk dank, mijnheer Van Rompuy, dat u samen met de staatshoofden en regeringsleiders een hinderlijke omissie in het document van de Europese Commissie heeft rechtgezet, aangezien landbouw daarin niet werd genoemd. U voegde terecht een van de voornaamste historische beleidsterreinen van de Europese Unie toe, te weten landbouw, dat van belang is voor het welzijn van het Europese volk.
Ten tweede denk ik dat het 2020-document de lat voor de Europese Unie als een mondiale speler niet hoog genoeg legt, met name als het gaat om internationale handel. Als vertegenwoordigers op het wereldtoneel zullen we wederkerigheid moeten eisen voor onze partners. Ik ben blij dat we samen met president Obama wederkerigheid hebben bewerkstelligd ten aanzien van het EADS-project voor vrachtvliegtuigen.
Ik zou u overigens aanraden, mijnheer Van Rompuy, uw politieke invloed te bundelen met die van Voorzitter Buzek, zodat we president Obama kunnen uitnodigen om ons Europees Parlement toe te spreken. En als hij niet kan komen, dan kan zijn vicepresident, Joe Biden, mogelijk zijn plaats innemen.
Tot slot stel ik voor, nu we het groene licht hebben gegeven voor Europese solidariteit, een systeem met macro-economische en financiële gegevens voor de publieke sector – op het niveau van de lidstaten en de Europese Unie – in te voeren dat wordt gecertificeerd door de Rekenkamer, zodat we op Europees niveau kunnen beschikken over een betrouwbare gegevensverzameling.
De Voorzitter. – Ik was uitgenodigd om tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad een inleidende speech te houden. Die speech is overigens beschikbaar op internet en die kan ik u ook per e-mail doen toekomen. Ik hoop dat er met die speech rekening gehouden zal worden, want uiteraard heb ik daarin het standpunt van het Europees Parlement naar voren gebracht. Wij hebben op diezelfde dag ook nog een discussie gevoerd over de crisis in Griekenland en over een aantal andere kwesties. In het algemeen heb ik het standpunt van het Europees Parlement gepresenteerd. Ik heb gedurende 15-20 minuten over de belangrijkste punten gesproken. U kunt dat zelf lezen; ik zal de speech aan u doen toekomen.
Wat de Verenigde Staten betreft, kan ik u meedelen dat ik daar over twee weken naartoe ga. Dat betekent dat ik dan ook uw voorstel ter sprake kan brengen.
Pervenche Berès (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, ik wil graag vier opmerkingen plaatsen.
De eerste betreft het mandaat van de werkgroep die zich onder uw leiding gaat buigen over de procedure inzake buitensporige tekorten en de crisis: neem geen genoegen met die agenda, want als u dat wel doet, verliest u onze behoeften uit het oog.
Wat we nu nodig hebben is economische governance. Wat dat inhoudt, weet nog niemand. We proberen er al tien jaar achter te komen, maar nu is de tijd rijp om op dit punt duidelijkheid te verschaffen, en als we ons te veel concentreren op crisismanagement zullen we het cruciale debat uit het oog verliezen, namelijk hoe we, met een gemeenschappelijke munt, op intelligente wijze gezamenlijk kunnen optreden.
Dit intelligente gezamenlijke optreden is niet alleen een kwestie van verantwoordelijkheid of solidariteit, zoals u al zei; het gaat eerder om de toegevoegde waarde die voortvloeit uit het delen van een munt, hetgeen zich niet alleen vertaalt in een monetaire unie, maar ook tot uiting moet komen in een economische unie; het enige instrument waarover we tot op heden hebben beschikt – het stabiliteits- en groeipact – schiet tekort, aangezien het nooit een groeipact is geweest en omdat het een pact is waarmee de eurozone haar potentieel niet volledig heeft kunnen waarmaken.
Het is ook een pact dat het bestaan, of het groter worden, van concurrentieverschillen tussen de economieën van de eurozone niet heeft weten te voorkomen. Ongeacht welke hervorming van het Verdrag je ook bedenkt, ongeacht welke hervorming van het stabiliteits- en groeipact je overweegt, dergelijke instrumenten bieden geen oplossing voor het probleem van concurrentieverschillen tussen economieën.
Het is dan ook zaak nieuwe instrumenten te bedenken; vanuit deze invalshoek moet u het mandaat benaderen.
Verder zeggen we al jaren dat we nieuwe gecoördineerde tijdschema’s, geharmoniseerde economische prognoses en gezamenlijke diagnoses nodig hebben om de economische strategieën van de lidstaten in de eurozone te kunnen bepalen. Dat is de inzet van het debat en van het mandaat dat u is toebedeeld.
Wat de rol van het Europees Parlement in deze hele kwestie betreft, mijn voorstel aan u, en aan mijn collega-leden hier in het Europees Parlement is dat, in het kader van een gezonde wedijver tussen instellingen, we onze eigen groep van wijzen formeren met kwalitatief hoogwaardige, deskundige en onafhankelijke mensen die een belangrijke intellectuele bijdrage kunnen leveren aan dit debat, dat cruciaal is voor de toekomst van de eurozone en daarmee van de Europese Unie.
Malcolm Harbour (ECR). – (EN) Ik wil mijn opmerkingen graag richten aan het adres van de heer Van Rompuy als voorzitters onder elkaar.
Als voorzitter van de Commissie interne markt is het mij opgevallen dat er in de doelstellingen één ding schittert door afwezigheid en dat zijn doelstellingen voor de lidstaten om de interne markt te voltooien, terwijl juist dat aspect de ruggengraat zou moeten vormen van de economische hervorming en groei.
Er zijn een aantal warme woorden gezegd over het terugdringen van knelpunten. Ik heb echter geconstateerd dat de grote vlaggenschipinitiatieven die ons zijn beloofd, naar een plekje vrijwel onderaan de lijst van de heer Van Rompuy zijn verbannen. Zij zijn bijna zonder een spoor achter te laten diep in dit communiqué weggemoffeld.
Waarom richten wij onze aandacht niet op dingen die wij concreet kunnen beïnvloeden? Wij hebben de beschikking over een regelgevingskader. Wij zijn bezig met de uitvoering van de betreffende regels en daar ben ik blij mee. Ik sluit mij wederom aan bij mijn gewaardeerde collega, mevrouw Berès: Wat is er mis met wat concurrentie tussen de instellingen? Mijn commissie onderneemt meer politieke actie met het oog op de voltooiing van de interne markt dan alles wat wij hier vandaag of ooit van de Raad hebben gehoord bij elkaar.
Ik wil de heer Van Rompuy graag uitnodigen voor een bezoek aan mijn commissie om een aantal van onze initiatieven te bespreken. Wij zijn in afwachting van het verslag van de heer Monti en er volgt ook nog een verslag van mijn commissie. Laten wij samen de strijd aangaan, maar laten wij ons dan wel in hemelsnaam bezighouden met dingen die tot concrete resultaten leiden in plaats van met een hele hoop vage doelstellingen. En dat laatste is wat ik terugzie in het onderhavige voorstel.
Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de besluiten van de Europese Raad tonen opnieuw glashelder aan dat de Europese Unie een imperialistische, supranationale unie is van het kapitaal. De goedkeuring van de richtsnoeren voor de Europa 2020-strategie van de Europese Unie en het mechanisme voor “ondersteuning” van de communautaire economie zijn twee zijden van dezelfde medaille.
Hiermee wordt een nieuwe rally ontketend van keiharde, permanente, tegen de arbeiders- en de volksklasse gerichte volksvijandige maatregelen voor de jaren 2010, 2011 en 2012, en voor wie weet nog hoeveel jaren daarna, ongeacht het niveau van overheidsschuld en ongeacht de tekorten in de lidstaten van de Europese Unie. Alle middelen worden ingezet om de prijs van de factor arbeid te verminderen, de uitbuiting te verscherpen en de winstgevendheid van het kapitaal te versterken.
Dat is de richting die de Europese Unie en de bourgeois-regeringen van de lidstaten met hun besluiten ingaan. De steeds groter wordende tegenstellingen binnen de Europese Unie maar ook tussen de Europese Unie en andere imperialistische centra en organisaties, zoals het Internationaal Monetair Fonds, houden verband met de steeds scherper wordende wedijver tussen de diverse kapitaalmogendheden die zij vertegenwoordigen.
De volksklasse verzet zich tegen de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie van het kapitaal en van de bourgeois-regeringen van de lidstaten. De volksklasse stelt daar haar eigen gemeenschappelijk front tegenover, om te kunnen strijden voor radicale veranderingen en aldus te kunnen voldoen aan de hedendaagse behoefte van het arbeiders- en volksgezin.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, het spreekt nogal vanzelf, het is een open deur intrappen om te zeggen dat de 2020-doelstellingen eigenlijk wel behartenswaardig zijn, de meeste daarvan toch. Indien een aantal lidstaten voor intern politiek gebruik een soort Europese aansporing kunnen gebruiken om dan de noodzakelijke maatregelen te nemen, van mij mag het. Wat echter bijzonder verbazingwekkend is, ook van de zijde van de Raadsvoorzitter, is dat heel die eurocratie nauwelijks of niet vaststelt dat hun hele vorige masterplan en die hele strategie van Lissabon een complete miskleun van jewelste is geworden - woordenkramerij in de zuiverste vorm - en dat eigenlijk niets erop wijst dat het deze keer anders wordt. We horen integendeel pleidooien voor de vlucht vooruit tot en met de oprichting van een Europees Monetair Fonds en een nog federaler Europa. Ik denk niet dat dat de weg is die wij moeten inslaan, integendeel. Sta me toe, zeer sceptisch te blijven wanneer het erom gaat het hele Europese beleid nog verder in handen van de eurocraten te geven die er tot nu toe maar heel weinig van gebakken hebben.
Ik zou aan de voorzitter van de Europese Raad willen vragen om de Nederlandse taal wat meer te respecteren dan hij tot vandaag heeft gedaan.
Marietta Giannakou (PPE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is een feit dat er op de monetaire unie geen economische unie is gevolgd. Een economische unie zou waarschijnlijk hebben betekend dat korte metten moesten worden gemaakt met de uiteenlopende politieke meningen en de uiteenlopende politieke formaties.
In het onderhavig geval is besloten om het Internationaal Monetair Fonds te betrekken bij de oplossing voor Griekenland, en natuurlijk heeft de Griekse regering dit besluit aanvaard. Dat neemt echter niet weg dat er vraagtekens zijn. In feite toont dit besluit aan dat de Unie niet bij machte is om het probleem aan te pakken, en dan heb ik het niet over het probleem van Griekenland maar over soortgelijke problemen die in de toekomst zouden kunnen rijzen.
Mijnheer de voorzitter van de Raad, ik ben het natuurlijk met u eens dat er een morele crisis is – dat staat buiten kijf. Er is een waardencrisis die is blootgelegd door de internationale economische crisis. Op dit punt moet de Europese Unie echter passende maatregelen nemen. De Commissie en de Europese Raad moeten besluiten van meer algemene aard nemen om dezelfde problemen in de toekomst te voorkomen.
De conclusies van de Raad met betrekking tot armoedebestrijding, maatschappelijke solidariteit, kennissamenleving, onderzoek, opleiding en bestrijding van klimaatverandering zijn natuurlijk zeer belangrijk, maar wij moeten al deze vraagstukken, en met name onderzoek en concurrentievermogen, zien in het licht van de in 2000 genomen besluiten en in het licht van het onvermogen van de Europese Unie om de richtsnoeren van Lissabon uit te voeren, ofschoon dit onvermogen natuurlijk ook betekende dat de lidstaten niet bij machte waren om dat beleid uit te voeren. Echter, tezelfdertijd staan vraagstukken als onderzoek, kennis- en informatiesamenleving aan de overkant van de oceaan, in China en Japan continu op de voorgrond en worden daar met grote voortvarendheid bevorderd.
Toch geloof ik dat er een stap vooruit is gezet. De conclusies van de task force zullen ons helpen definitieve en zuiver Europese besluiten te nemen. Dat is namelijk de enige manier om vooruit te komen en een eventuele nieuwe internationale crisis het hoofd te bieden.
Kathleen Van Brempt (S&D). - Voorzitter Van Rompuy, het zal u niet verbazen dat niet alleen ikzelf, maar mijn hele fractie erg ontgoocheld zijn over de resultaten van de Raad. U hebt daarnet in uw repliek gezegd dat de Raad zich erg bewust is van de balans van het voorstel van de Commissie rond het economische, het ecologische en het sociale. Alleen hebt u in de resultaten die balans nogal erg genegeerd. U hebt inderdaad resultaten geboekt op het vlak van de arbeidsmarkt en O&O. U hebt de status quo gepredikt omtrent het klimaatbeleid. De 2020-doelstellingen zijn in dit Parlement en in de verschillende Europese instellingen allang aanvaard. U hebt - en dat is eigenlijk echt een schande - de doelstellingen rond armoede, in mijn ogen althans, niet gerespecteerd met de drogreden van nog een beetje studeren. U hebt de onenigheid die binnen de Raad ongetwijfeld rond deze sociale doelstelling leeft een beetje met de mantel der liefde bedekt. Ik vind dat heel erg en het is ook wel een slag in het gezicht van de 80 miljoen armen in de Europese Unie.
U hebt altijd - en dat siert u - uw rol zowel bescheiden als ambitieus naar voren gebracht. Bescheiden, omdat u zich helemaal niet de rol van president van de Europese Unie aanmeet, maar ambitieus omdat u zegt dat uw rol er vooral een is om een langetermijnstrategie te ontwikkelen en die de komende jaren ook uit te rollen. Wel, dit is uw test - de 2020-strategie en de doelstellingen op al die mogelijke vlakken. U hebt herexamen in juni. U hebt onze steun, maar er zullen in die strategie wel duidelijke doelstellingen over armoede moeten staan.
Othmar Karas (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer Van Rompuy, om te beginnen heb ik twee opmerkingen. Ten eerste wil ik u als Oostenrijks lid van dit Parlement hartelijk danken voor het feit dat u de afgelopen twee dagen een bezoek hebt gebracht aan Oostenrijk en ook het gesprek bent aangegaan met de nationale parlementsleden die al in de gelegenheid zijn geweest om over het project Europa 2020 te discussiëren. Ten tweede wil ik de verontschuldigingen overbrengen van de heer Reul. Dit was zijn spreektijd, maar hij moest naar de commissie, omdat hij verschillende zaken tegelijkertijd moest behartigen.
Over het debat van vandaag wil ik ten eerste tegen de Raad zeggen dat er inderdaad een oplossing is bereikt bij de vergadering. Maar de staatshoofden en regeringsleiders hadden de moed niet om tot een echte Europese oplossing te komen. Met zo'n oplossing hadden we het IMF niet aan boord hoeven te halen. De criteria inzake geld zijn duidelijk. Maar wij – Europa – moeten zelf in actie komen als we problemen hebben binnen de Europese Unie. We hebben meer Europese oplossingen nodig.
Mijn tweede punt heeft betrekking op Europa 2020. Europa 2020 is geen doel. Het moet een instrument zijn waarmee we onze doelen kunnen bereiken, ook als gevolg van de economische en financiële crisis. Dit Europa 2020 ontbeert de projecten, de duidelijke instrumenten en, op het ogenblik, de politieke wil om deze doelstellingen te realiseren.
Mijn derde punt, mijnheer Van Rompuy, is dat het Verdrag van Lissabon niet genoeg is, en dat er meer intergouvernementele samenwerking nodig is. We willen echter geen intergouvernementele samenwerking rond Sarkozy en Merkel, zonder het Europees Parlement en zonder de burgers. Wat we hebben bereikt met het Verdrag van Lissabon mag niet opzij worden geschoven, ook niet bij het oplossen van vraagstukken die belangrijk zijn voor onze toekomst.
De Voorzitter. – Othmar Karas komt uiteraard uit Oostenrijk, maar hij sprak namens Herbert Reul.
Juan Fernando López Aguilar (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, ik heb twee boodschappen: een boodschap van bezorgdheid, en een van kritische bemoediging in verband met het werk dat we voor de boeg hebben.
Bezorgdheid over de ontoereikendheid van de aanpak en de werkelijk Europese dimensie daarvan; bezorgdheid over de betrokkenheid van het IMF en de toevlucht tot bilaterale leningen.
Bezorgdheid, omdat de aanpak niet doeltreffend genoeg is geweest en het kortetermijneffect heeft gehad dat de schuld van Griekenland is toegenomen. Bezorgdheid ook over het gebrek aan begrip van het onderliggende probleem, dat wij hier onderstreept hebben, in dit Parlement.
Daarbij komt dat het Griekse probleem een probleem is voor de eurozone en in bredere zin voor de hele Europese Unie: het tekort en derhalve de schuld zijn omhoog gevlogen als gevolg van de financiële reddingsplannen, die buitengewoon duur zijn geweest. De bezuinigingen mogen dan ook niet de investeringen in gevaar brengen die nodig zijn voor het economisch herstel, noch de financiering van de essentiële hervormingen.
Daarom is de tweede boodschap een boodschap van kritische bemoediging: de essentiële hervormingen dienen namelijk hand in hand te gaan met een strategie waarvan het belang natuurlijk niet mag afnemen in de ogen van de Europeanen. Laten we daarom het accent leggen op vernieuwing van het Europese model waaraan wij zoveel waarde hechten: onderwijs, ja, en de kennismaatschappij. Met daarnaast echter ook een duidelijke keus voor hoog gekwalificeerde banen en bovenal voor gelijke werkgelegenheid, die ons beter in staat zal stellen de toekomst het hoofd te bieden, zonder dat dit iets afdoet aan de armoedebestrijding.
Daarom dring ik er bij u op aan, voorzitter van de Europese Raad, dat u de toezegging doet dat de Raad en de Commissie ambitieus zullen zijn in de 2020-strategie – waarbij ook dit Parlement zal moeten worden betrokken – en hun verantwoordelijkheid weten te dragen, want het is duidelijk dat dit Parlement, hoe dan ook, zijn verantwoordelijkheid zal weten te dragen ten opzichte van het bevolking van Europa, die naar ons kijkt.
Danuta Maria Hübner (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen niet op crises anticiperen en wij zijn ook niet in staat om te voorkomen dat er zich in de toekomst weer een nieuwe crisis zal voordoen. Wat dat betreft, bevinden wij ons in goed gezelschap, mocht dat enige troost bieden. Als straf moeten wij echter lering trekken uit deze crisis en moeten wij alle kansen grijpen die er door die crisis zijn ontstaan. Daartoe hebben wij – dat wil zeggen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad – geen andere keus dan eendrachtig samen te werken. Wij moeten die lessen omzetten in verstandige, intelligente en waarlijk Europese beleidsmaatregelen die inspelen op de behoeften van onze burgers.
Ik ben ervan overtuigd dat wij ons niet de luxe kunnen permitteren om geduld te betrachten. Wij moeten op dit punt te allen tijde ervan doordrongen zijn dat er een zekere mate van urgentie is. Er bestaat immers een groot risico dat de financiële crisis en de crisis in de reële economie omslaan in een overheidsschuldencrisis. Daarom is er vandaag de dag niets zo urgent als de zoektocht naar een nieuwe bron van economische, sociale en politieke energie om op een duurzame wijze groei te bewerkstelligen. Uit het nieuwe Verdrag blijkt duidelijk waar die energie vandaan moet komen: Europa is veel meer dan de Europese instellingen en nationale regeringen. De taken van de EU zijn verdeeld over de Europese, nationale, regionale en lokale governance-niveaus. Ik ben ervan overtuigd dat wij Europa van nieuwe energie kunnen voorzien als wij dat governance-systeem dat uit meerdere niveaus is opgebouwd, serieus nemen. Op die manier kunnen wij een mechanisme creëren om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie daadwerkelijk te verwezenlijken.
De regionale en lokale niveaus van de Europese governance zijn belangrijke mede-eigenaren van de toekomst van Europa. Zij zijn in staat om niet alleen het toenemend aantal beleidsinstrumenten toe te passen dat tot hun beschikking staat, maar ook om alle partners die Europa nodig heeft te enthousiasmeren: het bedrijfsleven, de academische wereld en de maatschappelijke organisaties. Zij hebben daarnaast de mogelijkheid om de gemeenschappelijke Europese doelen te vertalen in eigen territoriale groei- en werkgelegenheidsstrategieën.
Europa zal alleen in staat zijn om zijn werk te doen als wij daadwerkelijk begrijpen dat de Europese taken en verantwoordelijkheden op een goed gecoördineerde manier verdeeld moeten worden over de Europese, nationale, regionale en lokale governance-niveaus. Door de lokale en regionale niveaus in Europa te betrekken bij de verwezenlijking van gemeenschappelijke EU- doelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie, vergroten wij niet alleen het potentieel van Europa, maar ook onze groeimogelijkheden.
Anni Podimata (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, twee weken geleden besloten de staatshoofden en regeringsleiders om een Europees solidariteitsmechanisme in het leven te roepen om landen met grote economische moeilijkheden, zoals Griekenland, te helpen en de stabiliteit van de eurozone te waarborgen. Het lijdt geen twijfel dat dit een heel belangrijk besluit is en wij hopen dan ook nog steeds dat daarmee een eind kan worden gemaakt aan het beeld van versplintering en kakofonie die de laatste tijd in de Europese Unie heersten, met alle pijnlijke gevolgen van dien voor de prijs die Griekenland moet betalen voor zijn leningen en voor de stabiliteit en samenhang van heel de eurozone.
Ofschoon de politieke betekenis van het besluit buiten kijf staat, stellen wij helaas vast dat de speculatieve aanvallen gewoon doorgaan en de afgelopen paar dagen zelfs zijn toegenomen wegens niet alleen enkele onduidelijkheden in verband met het steunmechanisme – en die moeten, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, absoluut zo snel mogelijk worden opgehelderd – maar ook wegens allerlei geruchten van onbekende herkomst en opportuniteit die verschillende vormen hebben aangenomen. Het laatste gerucht was dat Griekenland zou hebben gevraagd om heronderhandeling over het akkoord van 25 maart.
U weet dat de Griekse regering deze geruchten heeft ontkend, maar u moet ook van uw kant hier in deze zaal op een duidelijke en niet mis te verstane wijze de vraag beantwoorden of Griekenland de afgelopen twee weken heeft gevraagd om heronderhandelingen over het akkoord van 25 maart. Ook moet u de moed en de wil hebben om de staatshoofden en regeringsleiders die een hoofdrol hebben vervuld in de totstandkoming van het akkoord, te vragen de letter en de geest ervan te eerbiedigen, in plaats van onfortuinlijke verklaringen af te leggen over de rentevoet die aan Griekenland zal worden opgelegd als Griekenland vraagt om activering van het steunmechanisme, wat het niet gedaan heeft en ook niet van plan is te doen.
José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal trachten om twee nieuwe opmerkingen te maken over de kwesties die op de Europese Raad behandeld zijn: de Europa 2020-strategie en de regulering van de financiële markten.
Wat de 2020-strategie betreft, hebben we hier allemaal lange tijd gezegd dat een van de oorzaken van de relatieve mislukking van de Lissabon-strategie gelegen was in het gebrek aan instrumenten om de lidstaten ertoe te verplichten hun beloftes na te komen. De Commissie en de Europese Raad komen nu met een voorstel dat weer van hetzelfde laken een pak is: een slappe overeenkomst, met verwijzing naar artikel 121 en 136 van het Verdrag.
De fungerend voorzitter van de Raad begon het Spaanse voorzitterschap met te zeggen dat hij zich van die zwakheid bewust was en dat hij meer wilde, dat hij de economische governance wilde versterken. Daarom vraag ik u nu, voorzitter van de Europese Raad: “Waar zijn de hoofse hoffelijkheden? De daden van liefde en stoute vermetelheid, in de strijd verricht?” Wat is er van die bedoelingen terecht gekomen?
Wat betreft de financiële regulering zijn er een slecht bericht en twee goede berichten. Het slechte nieuws is dat de Raad besloten heeft om de regulering van de alternatieve investeringsfondsen – ook bekend als casinokapitalisme – op te schorten net op het moment dat gebleken is dat die fondsen deels verantwoordelijk zijn voor de speculaties met de Griekse economie.
De twee goede berichten zijn dat de financiële instellingen volgens de 2020-strategie verplicht moeten worden een spaarpotje te maken om de schade die zij aanrichten voortaan zelf deels te vergoeden, of zoals Obama zei, om te vermijden dat Main Street opdraait voor de ravage die Wall Street heeft aangericht. Het tweede goede bericht is dat de Raad voor de eerste keer de systemische instellingen eruit licht waaraan hij speciaal aandacht wenst te besteden.
Die twee dingen staan in de verslagen waarover het Parlement nu debatteert. Ze staan niet in de overeenkomst die de Raad in december bereikt heeft. Ik zou willen dat de Europese Raad deze twee ideeën overneemt, het idee over de strategie en dat over de Raad, want op die manier zullen we veel eerder zaken kunnen doen. U kunt me geloven, voorzitter, als ik zeg dat ik werkelijk zin heb zaken te doen met de Raad die u voorzit.
Csaba Őry (PPE). – (HU) Ik wil graag twee opmerkingen maken. De eerste is ogenschijnlijk technisch van aard, maar is in feite meer dan dat, de andere opmerking gaat over de kern van de zaak. Ik lees in de samenvatting dat de werkgelegenheidsrichtlijnen een geïntegreerd onderdeel vormen van de 2020-strategie die de Raad in juni wil aannemen. Dat is echter duidelijk onmogelijk aangezien we de ontwerptekst daarvoor nog niet eens hebben ontvangen. Die is voor eind april beloofd. Zelfs in een geforceerd tempo kan het Parlement pas op zijn vroegst in september zijn advies uitbrengen. Hoe kan de tekst dan al in juni worden aangenomen? Of – een andere vraag – hoe kan in dat geval het standpunt van het Parlement in aanmerking worden genomen? Wij zijn dus bereid onze medewerking te verlenen en willen graag samenwerken, maar daarvoor moeten ook de regels in acht worden genomen waaraan het Parlement gebonden is.
Wat betreft de inhoudelijke gedeelten is het te verwelkomen dat de Raad de richtlijnen over werkgelegenheid en de economie in een nauwere onderlinge samenhang wenst vast te stellen, maar nogmaals: daarvoor is het nodig dat we ermee kunnen beginnen te werken. Overigens lijken de ideeën vooralsnog te algemeen. Een werkgelegenheidsniveau van 75 procent, de 20-20-20-doelstellingen in verband met klimaatverandering en de 10 en 40 procent met betrekking tot onderwijs zijn allemaal prachtig, maar hoe, waarmee en uit welke bron moet dit worden bewerkstelligd, hoe zit het met de controle hierop, wat gebeurt er met degenen die de doelstellingen niet halen, of met degenen die ze alleen op papier halen, dat wil zeggen niet de werkelijke cijfers opgeven? We hebben iets dergelijks al meegemaakt bij de uitvoering van de strategie van Lissabon.
Ten slotte wil ik mijn vreugde uitspreken over het feit dat eindelijk ook het cohesiebeleid naar voren wordt geschoven als belangrijk terrein bij de 2020-strategie. Daarbij wil ik echter het volgende voorstellen: we hebben in elk geval kwantitatieve doelstellingen nodig en – zoals werd aangegeven in verband met de strijd tegen armoede – de ontwikkeling van een graadmeter om de vooruitgang of juist de vertraging bij te kunnen houden.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou over dit onderwerp veel willen zeggen, maar daarvoor ontbreekt mij de tijd. Daarom zal ik het hebben over de morele crisis.
(EN) De heer Van Rompuy heeft de morele crisis genoemd, maar is daar niet nader op ingegaan; ik zou hem willen vragen om dat wel te doen.
Sta mij toe om een voorbeeld uit mijn eigen land te geven waar de Anglo-Irish Bank en Irish Nationwide financieel gepingpongd hebben zodat de auditors de ware aard van de financiële situatie niet konden blootleggen. Wat is er gebeurd? De CEO van Irish Nationwide is met miljoenen in zijn achterzak aan de horizon verdwenen terwijl de lonen van de belastingbetalers drastisch zijn verlaagd. Twee weken geleden heeft het management van de Anglo-Irish Bank een salarisverhoging gekregen terwijl de belastingbetalers de komende jaren 40 miljard EUR moeten ophoesten en dat bedrag groeit nog steeds.
Tenzij de daders van deze vergrijpen – zowel op persoonlijk als op institutioneel niveau – hun terechte straf niet ontlopen, zal de geschiedenis zich niet slechts herhalen, geachte heer Van Rompuy, maar zal die geschiedenis zich op precies dezelfde manier als de eerste keer herhalen.
(GA) Ik zou graag horen wat u over deze crisis te zeggen heeft.
Kriton Arsenis (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, velen zeggen dat door de ontwikkelingen in de komende tijd niet Griekenland, niet de eurozone maar de Europese Unie uiteindelijk beoordeeld zal worden.
Met het in maart door de Raad genomen besluit loopt geen enkel Europees land het gevaar failliet te gaan. Ik schaar mij echter achter de collega´s die hebben aangedrongen op vaste institutionele instrumenten voor niet alleen het aanpakken en het voorkomen van bankroet van landen maar ook voor de verdediging van de lidstaten tegen de gevolgen van de bij tijd en wijlen opduikende crises.
Griekenland vraagt niet om hulp maar neemt maatregelen. Het tekort wordt met 4 procent verminderd dankzij harde maatregelen, die de Griekse burgers heldhaftig ondergaan omdat zij de situatie in Griekenland eens en voor altijd willen veranderen. Voor eind mei zal het Griekse parlement de radicale veranderingen in het belastingstelsel, het pensioenstelsel en de arbeidsmarkt goedkeuren.
Waarde collega´s, u moet niet verbaasd zijn als Griekenland na deze crisis veel sterker zal zijn geworden en zich zal hebben bevrijd van de lasten van het verleden. Laten wij er echter eveneens voor strijden dat ook Europa na deze crisis sterker zal zijn geworden.
Norica Nicolai (ALDE). – (RO) Helaas is een groot aantal van ons zich er niet van bewust dat er een nieuw schrikbeeld opdoemt in Europa: het populisme. We vergeten dat dit, als een vorm van politieke governance, een van de oorzaken zou kunnen zijn van de morele crisis waarover wij het allemaal hebben en die ten grondslag ligt aan de economische crisis. Maar dit gaat over ons en over de politieke partijen waar we bij horen.
Voorzitter Van Rompuy, u had het over begrotingsdiscipline. Het verleden leert dat tekorten vaak evenzeer veroorzaakt kunnen worden door een teveel aan regels als door een gebrek aan regels. Mijns inziens zouden we veel flexibeler kunnen zijn en het Stabiliteitspact kunnen herzien, omdat we geen visie hebben op het toekomstige Europese model. Het houdt geen rekening met de realiteit en met de demografische situatie waarmee we te maken hebben en waarover in de EU 2020-agenda met geen woord wordt gerept. Deze kwestie zal ons aan het denken moeten zetten, want het nieuwe ontwerp voor het Europees sociaal model mag niet zoals de Lissabonagenda een mislukking worden. Een tweede mislukking zal een verpletterende slag toebrengen aan de sociale samenhang en integratie in de Europese Unie.
David Campbell Bannerman (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn Frans is niet erg goed, pardonnez-moi, maar ik weet wel dat het Franse woord ‘gouvernement’ in het Engels ‘government’ betekent. Dat spreekt voor zich, dacht ik. Dat spreekt echter niet voor zich voor de Britse Labour-regering of voor voorzitter Van Rompuy. Zij schijnen te denken dat dit Franse woordje ‘governance’ betekent, hetgeen gedefinieerd is als bestuurshandeling of bestuurswijze.
Dat is pure huichelarij want in de praktijk komt de overeenstemming die binnen de Raad van de EU is bereikt om het economische EU-gouvernement te verbeteren, in feite overeen met het regelen of aansturen van zaken die voor een land van belang zijn. De waarheid is dan ook dat de Raad nog meer bevoegdheden naar de EU heeft overgeheveld, inclusief bevoegdheden met betrekking tot de economie in het Verenigd Koninkrijk. Die economie is voor de Britste burgers tegenwoordig de op één na belangrijkste zaak.
Wanneer krijgen de mensen de waarheid te horen? Wij gaan in de richting van een Europese superstaat en Groot-Brittannië zal mee moeten betalen aan de redding van de landen van de eurozone, ook al maken wij daar – gelukkig – zelf geen deel van uit.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europa 2020-strategie heeft ambitieuze doelstellingen en noemt concrete cijfers. Afgezien van het feit dat we al bij de Lissabon-strategie mijlenver verwijderd waren van het bereiken van deze doelstellingen – bijvoorbeeld bij het quotum voor onderzoek en ontwikkeling – moeten we ons ook afvragen of veel van deze doelstellingen wel zin hebben. De Europa 2020-strategie heeft bijvoorbeeld het doel om het aantal academici aanzienlijk te verhogen. Natuurlijk is gekwalificeerd menselijk kapitaal onontbeerlijk, maar volgens deskundigen hebben we goed opgeleide vakmensen nodig, niet een overvloed aan universitair afgestudeerden die vervolgens heel moeilijk een baan of alleen een baan onder hun niveau kunnen vinden.
De doelstellingen spreken elkaar flink tegen. Aan de ene kant moet de begroting geconsolideerd worden, terwijl aan de andere kant massale investeringen nodig zijn. Een interessante spagaat; eens zien hoe die opgelost gaat worden.
Wat betreft de regio's is uit onderzoeken duidelijk gebleken dat het Verdrag van Lissabon en de strategie alleen slaagden, wanneer de regio's er systematisch bij betrokken waren en niet wanneer een en ander centralistisch benaderd werd. Dit zal ook een belangrijk punt van aandacht zijn wanneer we Europa 2020 gaan implementeren.
Monica Luisa Macovei (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, twee dingen: in de eerste plaats de verantwoordingsplicht, aangezien dat onderwerp van essentieel belang is om de situatie in Griekenland op te lossen. De Commissie dient duidelijkheid te verschaffen over de informatiestroom vanuit Griekenland. Zij moet het Parlement uitgebreid verslag doen van de macro-economische informatie die zij uit Griekenland heeft ontvangen. Daarnaast dient de Commissie een toelichting te geven op de gebruikte methodologie en moet zij het exacte tijdstip aangeven waarop zij de beschikking heeft gekregen over de betreffende informatiecategorieën en statistische gegevens. Bovendien moet zij duidelijk aangeven wat nu precies de institutionele en de persoonlijke bevoegdheden zijn. Iemand is verantwoordelijk en dus moet er ook iemand ter verantwoording worden geroepen. Dat is een kwestie die los staat van het ondersteunen van Griekenland.
In de tweede plaats is corruptie een belangrijke oorzaak geweest van de huidige economische situatie in Griekenland. Dat wordt ook als zodanig erkend door de Griekse minister-president en dat is ook het beeld dat onder het publiek leeft zoals dat uit de resultaten van de Eurobarometer in 2009 naar voren komt. Het is dan ook de hoogste tijd dat de Commissie voor alle lidstaten een anti-corruptiebeleid gaat hanteren. Daarnaast moet er – eveneens voor alle lidstaten – een mechanisme in het leven worden geroepen om corruptie te voorkomen en te bestrijden.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden graag bedanken voor hun speeches, vragen en voorstellen. Sta mij toe om in telegraafstijl een aantal van die vragen te beantwoorden.
Ik sluit mij aan bij de afgevaardigden die een oproep hebben gedaan om de regels te eerbiedigen. Ik ben er zeker van dat als die regels in het verleden beter geëerbiedigd zouden zijn, wij niet in deze situatie terecht waren gekomen. Wij werken erg hard om overeenstemming over die regels te bereiken, dus als die regels eenmaal van kracht zijn, zouden wij ze absoluut moeten eerbiedigen. De Commissie zal dan ook alles in het werk stellen om die regels in de toekomst nog beter te handhaven.
Met betrekking tot de verdeling van de werkzaamheden – d.w.z. de vraag wat de Commissie en wat de lidstaten op grond van de Europa 2020-strategie zouden moeten doen – beschikken wij thans over een uitgebreide omschrijving van de niveaus waarop de EU enerzijds en de lidstaten anderzijds dienen te handelen. Wij zullen dit punt nog wat nader uitwerken met het oog op de presentatie van ons concrete voorstel over de opzet en uitvoering van de vlaggenschipprojecten. Dat wordt een zeer gedetailleerde beschrijving van elke maatregel afzonderlijk. Ik kan u de verzekering geven dat de Commissie er bijzonder veel waarde aan hecht dat deze zeer belangrijke strategie een succes wordt.
Als onderdeel hiervan dienen uiteraard onnodige belemmeringen uit de weg te worden geruimd. Daarnaast moet er een beter gebruik worden gemaakt van het potentieel dat de interne markt biedt en moet datgene wat Europa te bieden heeft op een efficiëntere en betere wijze benut worden. Dat zullen wij op het niveau van de Commissie doen. Tegelijkertijd verwachten wij ook een inbreng van de lidstaten. Wij willen graag hun mening horen over de gebieden waarop de interne markt beter gebruikt zou kunnen worden en over de obstakels die zij graag verwijderd zouden willen zien.
Wat de economische governance en een betere economische coördinatie betreft, zijn wij voornemens om volledig gebruik te maken van de bepalingen in het Verdrag van Lissabon. Wij zullen in het voorjaar de eerste voorstellen op dit gebied presenteren.
Met betrekking tot die governance en de Europa 2020-strategie streven wij naar een adequaat evenwicht tussen het op een positieve wijze motiveren van de lidstaten enerzijds en het gelijktijdige verzoek om van hun kant betere en intensievere inspanningen te leveren. Wij zijn van mening dat wij deze keer een adequate methode hebben gevonden en dat de uitvoering ervan veel beter zal verlopen dan voorheen. Wij zullen uiteraard samen met het Parlement die uitvoering controleren en evalueren en dat biedt ons een uitstekende gelegenheid om hier uitgebreid over te discussiëren.
Met het oog op de trans-Atlantische samenwerking hecht de Commissie veel waarde aan de verdere ontwikkeling van de Trans-Atlantische Economische Raad en de daaraan gekoppelde werkzaamheden. Tegelijkertijd achten wij ook de Doha-ronde van onverminderd belang omdat wij van mening zijn dat de conclusies van die Doha-ronde nieuwe deuren zullen openen voor een betere wereldhandel en voor een verbetering van de situatie in de ontwikkelingslanden.
Veel afgevaardigden hebben over de Griekse situatie gesproken. Ook op dit punt wil ik graag onderstrepen dat wij een eurozone-mechanisme hebben ontwikkeld. Weliswaar wordt het IMF hierbij betrokken, maar het gaat nog steeds om een eurozone-mechanisme. Dat kunnen wij niet genoeg benadrukken. Gezien de zeer penibele omstandigheden was dit de best mogelijke oplossing.
Wat een ander argument betreft dat aan de orde is gesteld, moet ik zeggen dat ik mij daarbij niet kan aansluiten. Ik doel op het feit dat de Europa 2020-stratgegie te veel op dirigisme gebaseerd zou zijn. Wij zijn op zoek naar een manier om de verschillende niveaus te mobiliseren en te activeren die de meest efficiënte acties en optimale ontwikkelingen waarborgen. Wij willen dit graag op een complementaire basis doen, zodat elk niveau alle andere niveaus ondersteunt.
Met betrekking tot de kern van onze strategie, de KMO’s, hebben zij ons duidelijk gemaakt dat zij in heel Europa gelijke mededingingsomstandigheden en een vermindering van de administratieve belasting verlangen. Dat is precies wat wij graag zouden willen bereiken.
Dan de landbouw. Die landbouw heeft vanaf het eerste begin zonder meer deel uitgemaakt van de Europa 2020-strategie. Wij moeten die strategie echter niet zien als een uitputtende lijst met alle dingen die wij in de toekomst nog moeten doen of als een uitputtende lijst van hoe wij in de toekomst met de landbouw om moeten gaan.
Zeer binnenkort zullen wij een uiterst belangrijk debat voeren over de herziening van de begroting. Dat is het juiste moment om uitgebreider over de toekomst te spreken, niet alleen de toekomst van de landbouw, maar ook die van alle andere beleidsterreinen.
De Voorzitter. – Dit is een essentieel debat voor ons. Daarom is het noodzakelijk om nog even te blijven en het debat voort te zetten.
Herman Van Rompuy , voorzitter van de Europese Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb niet veel toe te voegen aan het antwoord van de vicevoorzitter van de Europese Commissie. Er zijn slechts een paar punten die ik wil benadrukken.
Allereerst, het fameuze mechanisme dat in het leven is geroepen voor de Griekse crisis, zoals deze wordt genoemd, van de afgelopen weken en, helaas, van de afgelopen maanden. Velen van u hebben gevraagd om meer Europa. Dat klinkt goed, maar we moeten binnen het kader van het Verdrag van Lissabon blijven. Het Verdrag van Lissabon is heel duidelijk. Het omvat geen zogenaamde ontsnappingsclausules. Het heeft dit soort situaties niet voorzien.
Daarom moeten we iets vinden. Na de Griekse regering te hebben gevraagd haar verantwoordelijkheid te nemen – en ze heeft een aantal maatregelen genomen – moeten we een financieel steunmechanisme bedenken dat de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon eerbiedigt. Daarom heeft de Europese Commissie een mechanisme van bilaterale, door de Commissie beheerde leningen voorgesteld. Daarom ook hebben talloze lidstaten, waaronder het Nederlandse parlement, verzocht om interventie door het Internationaal Monetair Fonds.
Niet alleen enkele regeringen hebben dit geëist; veel meer lidstaten hebben erom gevraagd. Waarom? Omdat zij in de afgelopen periode geld aan het Internationaal Monetair Fonds hebben afgedragen, zodat het te gelegener tijd financiële steun kan bieden. Europa heeft een zeer grote bijdrage geleverd.
Als Belgisch premier heb ik namens mijn land 5 miljard euro ingebracht en daarom hebben sommige leden – parlementen en regeringen – zich afgevraagd waarom we geen gebruik kunnen maken van deze aan het Internationaal Monetair Fonds beschikbaar gestelde financiële middelen om een Europees land te helpen, na de inspanningen die de Europese landen zich hebben getroost.
Daarom moest iets worden gevonden, een ruil, iets creatiefs dat het Verdrag eerbiedigt. het eerste wat degenen die vragen om meer Europa moeten doen is – nogmaals – werken in de geest van het Verdrag van Lissabon. Het mechanisme is uiteraard een compromismechanisme, en het is een mechanisme waartoe we genoodzaakt werden omdat het Verdrag van Lissabon niet in andere mechanismen voorzag.
Dames en heren, de Griekse regering heeft helemaal niet gevraagd de overeenkomst van twee weken geleden te herzien. De Griekse minister van Financiën is daar gisteren overigens heel duidelijk over geweest. Hij heeft niet gevraagd, ik herhaal het nog maar eens, om financiële steun. Hij hoopt dat de spreads zullen afnemen zodra de resultaten van zijn inspanningen zichtbaar worden.
Het afleggen van allerlei verklaringen en het verspreiden van allerlei geruchten is dan ook zeer schadelijk voor de Griekse belastingbetalers, niet alleen omdat niemand erbij gebaat is, maar ook omdat het ten koste gaat van mensen die geconfronteerd gaan worden met een aantal maatregelen omdat niet tijdig is ingegrepen in hun land!
De heer Šefčovič sprak al over economische governance; voor alle duidelijkheid: de Europese Raad werkt binnen zijn in artikel 15 van het Verdrag vastgelegde mandaat. De Raad geeft impulsen en stippelt de te volgen politieke koers uit, maar het is geen uitvoerende macht, noch een wetgevende macht. Daarom spreken we niet over governance in de constitutionele zin van het woord. Wat de Raad echter wel doet is coördineren, bewaken, stimuleren en, zoals het Verdrag duidelijk stelt, sturing geven. Dat is de politieke betekenis van economische governance, maar het moet beslist niet worden opgevat in de constitutionele betekenis van het woord.
Er is volop werk aan de winkel. Sommigen hebben me gevraagd: zijn sancties opgelegd of overwogen voor het niet nakomen van bepaalde economische of werkgelegenheidsrichtlijnen? In dat geval moet het Verdrag worden gewijzigd. Sancties kunnen alleen worden opgelegd wanneer het Verdrag erin voorziet. En het Verdrag voorziet er niet in. Moeten we dit bespreken binnen de task force? Als sommige mensen met voorstellen willen komen, zullen deze worden besproken, maar we kunnen geen sancties opleggen die in strijd zijn met het Verdrag van Lissabon.
Wat een vrijhandelszone tussen de Verenigde Staten, Europa en andere landen betreft, op dit moment denk ik dat de klus waaraan de heer Lamy en anderen zich gaan wijden, namelijk de Doha-ronde tot een succes maken, de belangrijkste is. Ik denk dat dat de allerhoogste prioriteit is. Hij heeft de noodklok geluid, en terecht. Het gevaar van grootschalig protectionisme is waarschijnlijk afgewend in Europa. Dat hebben we weten te voorkomen, maar we moeten meer doen, we moeten verder gaan.
In feite staan we op drie gebieden voor zeer grote uitdagingen. Ten eerste de klimaatverandering; daarvoor hebben we het Akkoord van Kopenhagen, maar de gedane toezeggingen als het gaat om verlaging van CO2-emissies gaan niet ver genoeg om te voldoen aan de paar doelstellingen in het Akkoord van Kopenhagen – dat wil zeggen de doelstelling om de temperatuur met niet meer dan twee graden te laten stijgen ten opzichte van het pre-industriële tijdperk.
Behalve het klimaat stellen ook de wereldhandel en de internationale financiële regulering ons voor uitdagingen; sommigen van u hebben dit terecht aan de orde gesteld. We hebben dan ook een buitengewoon belangrijke internationale agenda, en Europa moet tijdens de G20 en binnen andere organen een zeer voorname rol spelen, zodat we op internationaal en mondiaal niveau vooruitgang boeken.
Waarom zouden we de interne markt niet opnemen in de vijf doelstellingen? De interne markt is een instrument, en we moeten het via tal van deze doelstellingen reguleren. Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en op andere terreinen moeten we alle middelen van de interne markt aanwenden. We moeten de interne markt verder ontwikkelen, maar het is geen doel op zich. Het is een instrument, maar wel een belangrijk instrument. We kijken reikhalzend uit naar de suggesties van professor Monti over hoe we de interne markt kunnen verbeteren, maar het is hoe dan ook een buitengewoon belangrijke troef. De gemeenschappelijke munt brengt een gemeenschappelijke markt met zich mee. Deze moet verder worden ontwikkeld om groei en werkgelegenheid te bevorderen.
Sommigen van u hebben gevraagd naar het doel van dit alles. Welnu, het doel is dat onze economische groei toereikend is om ons sociaal model naar behoren te kunnen financieren, ten dienste van een Europese Unie die een rol van betekenis in de wereld wil spelen maar dit niet kan zonder een economische grootmacht te zijn. We kunnen in onze wereld geen rol vervullen als we op economisch vlak niet echt een grote, een hele grote, macht zijn.
Ik zou mevrouw Van Brempt in het Nederlands willen antwoorden, omdat zij mij die vraag gesteld heeft. Ik begrijp eigenlijk niet - ik spreek tegen een afwezige, maar ik zal het dan toch maar zeggen - waarom zij dat een schande vindt. Het is voor de allereerste keer dat in vijf centrale doelstellingen de strijd tegen de armoede wordt opgenomen en dan zegt men dat het een schande is, dat we nog niet ver genoeg zijn gegaan en dat we een herexamen moeten doen. Het is de allereerste keer. Dus ik ben tevreden, trots zelfs, dat we samen met de Commissie dat gevecht geleverd hebben en dat wij in die vijf doelstellingen de strijd tegen sociale uitsluiting en de strijd tegen armoede hebben kunnen opnemen. Het is natuurlijk zaak om erachter te komen wat de goede indicatoren zijn. Die zijn niet zo makkelijk te vinden, veel minder makkelijk dan velen denken. Ik heb helemaal niet het gevoel - ik herhaal - dat ik in juni voor een herexamen moet verschijnen. In juni gaan we normaal verdere uitvoering geven aan hetgeen we op 25 maart beslist hebben. Dus ik ben heel tevreden dat we gebroken hebben met het verleden en dat we van de armoede een topprioriteit hebben gemaakt in de Europese Unie.
(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal me beperken tot deze paar opmerkingen en observaties.
Als ik niet op alle opmerkingen ben ingegaan, dan is dat niet omdat ik niet heb geluisterd, maar omdat we niet genoeg tijd hebben.
Veel van de interventies bestonden uit opmerkingen, geen vragen. Ik heb ze dan ook genoteerd, en ik zal me erover buigen.
Hoe dan ook, ik bedank u voor uw belangrijke en interessante bijdrage aan dit debat over een onderwerp dat cruciaal is voor de Europese Unie, te weten deze strategie die wij aanduiden als ‘werkgelegenheid en groei’, de 2020-strategie.
De Voorzitter. – Ik ben er vrijwel zeker van dat niet alleen mevrouw Van Brempt, maar minstens ook nog driehonderd andere collega’s in hun kamers naar dit debat luisteren aangezien de mogelijkheden daartoe aanwezig zijn.
Minstens acht commissies van het Europees Parlement zijn direct betrokken bij de Europa 2020-strategie. De overige Parlementaire commissies zijn indirect bij die strategie betrokken. Wij zijn op dit gebied dus zeer geëngageerd en staan open voor verdere discussies en samenwerking. Ook zijn wij bereid om voorbereidingen te treffen met het oog op de wijze waarop een en ander georganiseerd dient te worden. Het gaat immers om een discussie die voor ons allemaal heel belangrijk is.
Ik dank u voor uw komst hier en dank u allebei, geachte voorzitter van de Europese Raad en geachte vicevoorzitter van de Commissie, voor de diepgaande en brede discussie over dit onderwerp. Ik dank ook u, geachte collega’s, voor uw bijdrage aan de discussie.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het is zaak dat het Europees Parlement een positieve samenwerking aangaat met de Commissie en de Raad. Ik ben in dit verband verheugd over het debat van vandaag over de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad (25-26 maart 2010). Van de besproken onderwerpen kreeg met name de economische Europa 2020-strategie aandacht, evenals de voorbereiding van de internationale onderhandelingen over de klimaatverandering. Naar mijn mening treffen de problemen in de eurozone ons allemaal, aangezien de stabiliteit van de euro van het allerhoogste belang is voor de hele Europese Unie. De Europese Raad zal een grotere rol spelen in de coördinatie op nationaal en Europees niveau van instrumenten die de economische prestaties van de lidstaten moeten verbeteren. Tegen deze achtergrond zijn oplossingen die uitsluitend betrekking hebben op begrotingsproblemen ontoereikend, aangezien deze problemen nauw samenhangen met economische problemen. Ik sta achter de doelstelling van de Europese Raad het werkgelegenheidsniveau te verhogen, met name via beleidsmaatregelen die het ondersteunen van jongeren tot doel hebben. De voorwaarden voor het verhogen van investeringen in onderzoek en innovatie moeten worden verbeterd. Niet alleen op dit gebied moeten realistische doelen worden gesteld, maar ook wat betreft klimaatdoelstellingen. De Europese Commissie moet zo snel mogelijk met specifieke uitvoeringsmaatregelen komen voor de projecten die gericht zijn op het verminderen van armoede in heel de Europese Unie.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad werd zozeer gedomineerd door de economische problemen van Griekenland, dat als de conclusies van de Raad na de bijeenkomst niet op schrift waren gesteld, velen van ons niet eens hadden geweten dat de Europa 2020-strategie en vele andere onderwerpen eveneens besproken zijn. Deze informatie is echter nog niet doorgedrongen tot de gewone Europese burger, bij wie de indruk leeft dat Griekenland de hele voorjaarsbijeenkomst gedomineerd heeft. Zonder cynisch te zijn, kunnen we zeggen dat deze hele wereldwijde crisis de afgelopen twee jaar op Europees niveau één wolk met een zilveren randje heeft opgeleverd: een strategie en een toekomstvisie die zullen voorkomen dat zich in de toekomst enorme economische inzinkingen voordoen, een nieuwe richting aangeven voor de ontwikkeling van de 27 EU-landen en daarmee Europa's concurrentiekracht vergroten. Het is echter van vitaal belang dat de bewonderenswaardige conclusies van de voorjaarsbijeenkomst over de Europa 2020-strategie niet blijven steken in goede voornemens. De Europese Unie is een complex orgaan, dat is samengesteld uit onderscheiden, individuele landen die op institutioneel niveau verenigd zijn. Zij gaan evenwel verschillend om met de richtsnoeren van de Europese Raad. Wanneer voor elke lidstaat duidelijke doelen werden vastgesteld, zou dat dan ook waarschijnlijk meer resultaat opleveren dan wanneer het aan hun eigen oordeel wordt overgelaten welke maatregelen noodzakelijk zijn om de strategie ten uitvoer te leggen.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (EN) Het resultaat van deze top heeft in de verste verte niets te maken met een effectieve reactie op de Griekse behoeften. De heer Van Rompuy zegt dat de capaciteit van de EU om een consensus te bewerkstelligen intact is gebleven en dat klopt. Helaas bestaat er echter uitsluitend consensus over de kleinste gemeenschappelijke deler! De voorgestelde oplossing is alles behalve een Europese oplossing. Om een echt Europees antwoord te geven, hadden wij een Europees kader moeten creëren om Griekenland te helpen om zijn schuldencrisis te boven te komen, in plaats van bilaterale leningen te verstrekken. Daarnaast ben ik bang dat de geloofwaardigheid van de gehele eurozone wordt aangetast indien het IMF zou moeten interveniëren. Dan heb ik het nog niet eens over het feit dat de Griekse regering blijkbaar zelf wil afzien van een interventie door het IMF omdat de voorwaarden die het Fonds hanteert tot sociale en politieke onrust in het land zouden leiden. Wat mij echt zorgen baart, is dat de markten gewoonweg niet erg positief op deze oplossing hebben gereageerd. De rentetarieven die de markten Griekenland aanbieden, liggen nog steeds rond de 7 procent of zelfs nog iets hoger en dat is ongunstig voor Griekenland. Niettemin ben ik blij met de oprichting van de task force die, naar ik hoop, met ambitieuzere voorstellen zal komen zodat de economische en budgettaire stabiliteit van de eurozone met het oog op de toekomst op effectieve wijze wordt gewaarborgd.
Kinga Göncz (S&D), schriftelijk. – (HU) Ik juich het toe dat er op de laatste vergadering van de Europese Raad een compromis is geschetst met betrekking tot het economische programma van de Europese Unie tot 2020 en in verband met de hulp aan Griekenland. De beoogde economische groei is tevens een van de noodzakelijke voorwaarden voor de uitweg uit de crisis op de arbeidsmarkt en de sociale crisis. Het is verheugend dat de Europese Raad bij de stijging van de werkgelegenheid behalve aan jonge en oudere werknemers ook veel aandacht besteedt aan laagopgeleiden. De toename van de werkgelegenheid moet in het geval van de doelgroepen gepaard gaan met het verwerven van diploma’s met marktwaarde en het stimuleren van levenslang leren. Ik ben het ook eens met het streven van de Hongaarse regering om in de strijd tegen armoede in plaats van armoedegerelateerde doelstellingen te denken aan kwantitatieve regionale cohesiedoelen, aangezien de mensen die in armoede leven, en dan met name de straatarmen, in duidelijk gedefinieerde regio’s van de Europese Unie wonen. Op deze manier zou de aanpak van het complexe probleem van armoede en achterstandsregio’s kunnen worden geharmoniseerd. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de besluitvormers bij het aangaan van de 2020-doelstellingen accurate gegevens hebben over het niveau en de omvang van armoede in de samenleving. Ofschoon de aanpak van de economische crisis en de 2020-strategie van de EU de te volgen richting aangeeft, is het verzoek van de Visegrád-landen volkomen begrijpelijk, namelijk dat het debat hierover het financiële langetermijnperspectief van na 2013 niet mag bepalen. De behandeling daarvan vereist langere onderhandelingen en het is niet te voorzien hoeveel financiële bewegingsruimte de EU wordt geboden door de omstandigheden in 2012-2013.
András Gyürk (PPE), schriftelijk. – (HU) Het slotdocument van de Raad van maart staat – geheel terecht – apart stil bij het vraagstuk van klimaatverandering. Dat is ook te verwelkomen omdat het fiasco van de top in Kopenhagen een uitermate onzekere situatie heeft gecreëerd in het klimaatbeleid. Flexibiliteitsmechanismen, in de eerste plaats de quotahandelssystemen, zullen waarschijnlijk ook in de toekomst belangrijke instrumenten blijven van de klimaataspiraties van de Europese Unie. Het functioneren daarvan wordt echter nu nog gekenmerkt door tegenstrijdigheden. Vorig jaar was er bijvoorbeeld sprake van grote belastingfraude in Groot-Brittannië bij een quotumtransactie. Onlangs kwam echter aan het licht dat de door de Hongaarse regering verkochte quota onrechtmatig waren teruggekeerd in het emissiehandelssysteem van de Europese Unie. Met bemiddeling van offshorebedrijven was men van plan emissierechten in feite twee keer te gebruiken. Dit zijn slechts twee voorbeelden die aantonen dat het systeem van emissierechten niet vlekkeloos functioneert. De gevallen van misbruik benadelen vooral de spelers die zich echt inspannen om schadelijke effecten op het milieu te matigen. Lering trekkend uit deze slechte voorbeelden moeten de juridische achterdeurtjes in het quotahandelssysteem zo snel mogelijk worden uitgebannen. De Europese Commissie moet optreden tegen het feit dat vergunningen zonder werkelijke prestatie, te kwader trouw of niet overeenkomstig het beoogde doel worden gebruikt. Daarnaast moet volledige juridische harmonisatie worden gecreëerd tussen internationale en Europese klimaatregelgeving. In het belang van al deze doelstellingen zou het nuttig zijn om ook de toezichtprocedures van de Europese Unie te versterken. Voor effectieve klimaatregelgeving blijven flexibiliteitsmechanismen nodig. Flexibiliteit mag echter niet leiden tot onberekenbaarheid, noch de mogelijkheid bieden tot misbruik.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. – (RO) De conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad die plaatsvond op 25 en 26 maart 2010 maken zonder meer duidelijk wat de grote ambities van de lidstaten zijn voor de periode tot 2020. Mijn aandacht werd in het bijzonder getrokken door de consistente doelstellingen in verband met het stimuleren van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling en het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, doelstellingen die met cijfers en toezeggingen worden ondersteund. Het behoeft geen betoog dat politieke wil een fundamentele voorwaarde is als we deze doelstellingen willen omzetten in beleid dat ook nog resultaat oplevert. Wat dat betreft moeten we allemaal de schouders eronder zetten. Aan de andere kant sta ik kritisch tegenover het uitstellen van het vastleggen van kwantificeerbare doelstellingen voor het terugdringen van het schooluitvalpercentage, het optrekken van het aandeel van de bevolking dat universitair onderwijs heeft voltooid en het verminderen van sociale uitsluiting – des te meer omdat 2010 het Europees jaar is dat aan dit onderwerp is gewijd. Zelfs als de besluitvorming om allerlei redenen traag blijft, moet meer efficiëntie worden getoond wanneer het aankomt op de tenuitvoerlegging, zodat deze nieuwe strategie een succes wordt en geen herhaling van de strategie van Lissabon.
Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. – (PL) In het licht van bepaalde ontwikkelingen die zich in Europa voltrekken, zoals de afname van de autochtone bevolking en de economische crisis, krijgt een weldoordacht strategisch actieplan mijn onvoorwaardelijke steun. De 'Europa 2020'-strategie zou ons in staat moeten stellen om op doeltreffende wijze de strijd aan te binden met de gevolgen van deze negatieve verschijnselen, zodat ons continent klaar is om in een context van wereldwijde concurrentie de uitdagingen van het volgende decennium aan te gaan. Ik reken erop dat er werk zal worden gemaakt van een degelijke informatiecampagne ten behoeve van de burgers van de lidstaten, zodat zij weten hoe ze gebruik kunnen maken van de rechten die hun door het Verdrag van Lissabon worden toegekend. Het is van wezenlijk belang dat de burgers in eerste instantie de planning en daarna de tenuitvoerlegging van de strategie kunnen beïnvloeden door hun betrokkenheid op regionaal en op lokaal niveau, alsook binnen kleinere plaatselijke gemeenschappen. Ik ga ermee akkoord dat de strategische prioriteiten als dusdanig – duurzame groei, een op kennis gebaseerde en innovatieve economie, investeringen in onderwijs voor de burgers en het tot stand brengen van een samenleving zonder economische ongelijkheid en armoede – duidelijk zijn gedefinieerd. Mijns inziens zou dit gepaard moeten gaan met de snelle ontwikkeling van mechanismen om deze prioriteiten in praktijk te brengen en met het vaststellen van een tijdschema. Ik reken op een goede en uitgebreide samenwerking op dit gebied. Ik zou willen benadrukken dat in de context van de 'Europa 2020'-strategie rekening moet worden gehouden met de enorme ongelijkheden in het ontwikkelingsniveau en het potentieel van de verschillende regio's. Indien we het tijdschema en de middelen om onze strategische doelstellingen te bereiken niet naar behoren afstemmen op de kenmerken van de afzonderlijke delen van de Europese Unie, vrees ik dat ons werk misschien niet het gewenste resultaat zal opleveren.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik ben verheugd over het resultaat van de Europese Raad, en dan vooral over het belangrijke besluit Griekenland te steunen, in samenwerking met het IMF. Dit is een belangrijke stap op weg naar een sterkere Europese solidariteit. Griekenland is niet het enige land in de eurozone dat met financiële problemen kampt. Gepaster dan het geven van rechtstreekse steun is het doorvoeren van structurele hervormingen en het herstellen van de macro-economische stabiliteit door begrotingsmiddelen zodanig te herverdelen dat duurzame groei ondersteund wordt. Wat de Europese Unie nodig heeft, is een nieuwe, strategische middellangetermijnvisie voor groei en ontwikkeling, die hand in hand gaat met een verstandige inning en herverdeling van financiële middelen. Twee fundamentele hervormingen moeten hieraan nog worden toegevoegd – de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de hervorming van het cohesiebeleid, twee begrotingslijnen die een groot deel van de middelen opslorpen. Het vergroten van de werkgelegenheid, het stimuleren van de concurrentiekracht en de productiviteit, alsmede buitengewoon productieve investeringen in onderzoek en innovatie: dit zijn de belangrijkste maatregelen waarmee de achteruitgang een halt kan worden toegeroepen en duurzame groei een nieuwe impuls kan worden gegeven, wat de centrale doelstellingen zijn van de Europa 2020-strategie.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik ben er zeer over te spreken dat in de slotconclusies van de Europese Raad werd verwezen naar de bijzonder belangrijke rol die voor het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is weggelegd bij het waarborgen van de concurrentiekracht van de EU. Met name het GLB – dat momenteel, met de aanstaande hervormingen op dit gebied, onderwerp is van verhitte debatten – is vanwege zijn betekenis een speciaal onderwerp. Niet alleen meer dan 12 miljoen Europese boeren, maar ook consumenten verwachten dat de hervorming van het GLB zal leiden tot specifieke resultaten met een gunstige invloed op hun levensstandaard en de voedselkwaliteit enerzijds, en op het concurrentievermogen van de Europese landbouwsector en voedingsindustrie anderzijds. De Europese Unie heeft de plicht om, wanneer zij haar toekomstige beleid ten uitvoer legt, rekening te houden met de hoop die haar burgers hebben gevestigd op het toekomstige GLB.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De Europa 2020-strategie moet gebaseerd zijn op een uitgebreidere coördinatie van economisch en milieubeleid om een milieuvriendelijke economische groei en een grotere werkgelegenheid te genereren. De overgang naar een schone economie die 'groene' banen creëert zal alleen slagen wanneer de modellen voor productie, consumptie en vervoer worden veranderd en zal aanzienlijke investeringen vereisen, zowel uit particuliere en fiscale bronnen als in de context van begrotingen. Mijns inziens moet dit een verstandig, groen proces zijn dat prioriteit krijgt op elk niveau – lokaal, nationaal en Europees – en dat het welvaartsniveau van alle burgers zal helpen verhogen, zodat de Europese Unie een toonaangevende speler wordt in een steeds meer geglobaliseerde economie.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) De 'Europa 2020'-strategie die door de Europese Raad is aangenomen, is voor mij als socialistisch Parlementslid onaanvaardbaar. De strategie bevat geen duidelijke omschrijving van de strategische doelstelling 'armoedebestrijding' en voorziet evenmin in maatregelen om dit doel te bereiken. Ongeveer 80 miljoen Europeanen leven in armoede (20 procent). Het inkomen van 17 procent van de EU-bevolking is zo laag dat het niet volstaat om in hun basisbehoeften te voorzien. Dit is niet alleen een economisch probleem, maar is tevens een schending van de mensenrechten. Armoede lijdt niet alleen tot een slechtere gezondheid, maar ook tot een beperkte toegang tot onderwijs, een toename van het aantal daklozen, discriminatie en sociale uitsluiting. Volgens een verslag dat in 2008 door de Europese Commissie is gepubliceerd, leeft een vijfde van alle Polen (19 procent) onder de armoedegrens, terwijl 26 procent van de Poolse kinderen in armoede leeft (dit is het hoogste percentage in de Europese Unie).
Wij hebben behoefte aan een langetermijnstrategie voor de bestrijding van armoede. Die moet een integraal onderdeel zijn van het EU-beleid. Zoals mijn fractie heeft voorgesteld, moet de strategie worden ondersteund door de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is essentieel om voor alle EU-burgers voedselzekerheid te waarborgen in al haar aspecten (fysieke en economische toegang tot voedsel dat aan strikte gezondheids- en kwaliteitsnormen voldoet). De 'Europa 2020'-strategie kan voor de EU-burgers alleen een waardevol document zijn als hierin ook sociale doelstellingen worden opgenomen. Met het oog hierop vraag ik de Commissie en de Raad in de eerste plaats om de strijd tegen armoede als een belangrijke strategische doelstelling te erkennen. Daarnaast verzoek ik beide instellingen om specifieke doelstellingen te formuleren in verband met het systematisch tegengaan van armoede en om deze precies te kwantificeren, alsmede om concrete indicatoren van armoede uit te werken en goed te keuren (tijdens de top in juni) en om termijnen vast te stellen voor de verwezenlijking van de afzonderlijke deeldoelstellingen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 25 en 26 maart heeft de Europese Raad beslissingen genomen die een grote impact zullen hebben op het leven van duizenden Europeanen, vooral van degenen die de euro hanteren. Ondanks de economische crisis, die in lidstaten als Griekenland bijzonder ernstige vormen aanneemt, zijn de regeringsleiders overeengekomen om financiële bijstand aan dit land te verlenen. Hun toezegging om bilaterale leningen toe te kennen indien Griekenland er niet in slaagt zijn overheidsfinanciën op een andere manier te saneren – onder meer via de steun van het Internationaal Monetair Fonds – is een blijk van solidariteit en vastbeslotenheid om de stabiliteit en de geloofwaardigheid van de munt te versterken. Anderzijds moet de nieuwe Europa 2020-strategie tijdens de komende tien jaar munt slaan uit de vroegere strategie van Lissabon en aan de burgers tastbare resultaten voorleggen, vooral voor wat betreft de bevordering van de werkgelegenheid. In dit verband is het belangrijk dat de structurele hervormingen niet langer worden uitgesteld. In de strategie moet rekening worden gehouden met de territoriale samenhang en andere essentiële punten zoals de voortzetting van de inspanningen op het gebied van kennis en innovatie, duurzame economische vooruitgang en sociale insluiting. De Europese Unie heeft officieel haar steun uitgesproken voor deze strategie. De lidstaten moeten haar dan ook strikt ten uitvoer leggen.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik juich het toe dat de EU tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van 25 en 26 maart voor het eerst het vaste voornemen heeft uitgesproken de energie-efficiëntie vóór 2020 met 20 procent te verbeteren, en tegelijk haar voornemen heeft bevestigd de uitstoot van broeikasgassen met 20 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De grootste uitdaging waarvoor de EU zich op dit moment gesteld ziet, is de dramatische stijging van de werkloosheid. In februari steeg het werkloosheidscijfer tot 10 procent, waarmee het aantal werklozen uitkwam op meer dan 23 miljoen – een stijging van 3,1 miljoen ten opzichte van februari 2009. De economische crisis heeft zowel de publieke als de particuliere sector getroffen, waarbij duizenden Europese ondernemingen failliet zijn gegaan en miljoenen werknemers hun baan zijn kwijtgeraakt. De daling van het aantal werknemers en bedrijven heeft niet alleen ingrijpende gevolgen voor de middelen die worden toegekend voor de overheidsuitgaven, maar ook voor de levenskwaliteit van Europese burgers. Desalniettemin moet de EU de koers uitzetten voor haar ontwikkeling en de daarvoor benodigde middelen beschikbaar stellen. De Europese Unie moet investeren in onderwijs, onderzoek en in een ambitieus, duurzaam industriebeleid dat het bedrijfsleven in staat stelt wereldwijd te blijven concurreren. Ook moet de EU investeren in gezondheidszorg, landbouw en infrastructuren voor vervoer en energie. Ik roep de Commissie op een wetgevingsinitiatief ter tafel te leggen voor het instellen van een Europees fonds voor de ontwikkeling van vervoersinfrastructuur.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. – (PL) Dames en heren, tijdens de afgelopen Europese top is een poging gedaan om een nieuwe strategie voor de eurozone uit te werken en om een uitweg te vinden uit de economische crisis. De Europese leiders waren het erover eens dat het noodzakelijk is om het economische beleid in Europa te versterken door het definiëren van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de toekomst en het ontwikkelen van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor lidstaten die met economische problemen kampen. De gevolgen van de wereldwijde financiële crisis zijn voor Europa een uitgelezen kans om haar interne integratie en samenwerking te bevorderen. Het is nu hoog tijd om de onbetwistbare voordelen van de Europese integratie te benutten en om het Europese project naar een nieuw en hoger niveau te tillen. De resultaten van de top zijn veelbelovend en een reden tot optimisme. We dienen er echter op toe te zien dat deze poging om een nieuwe economische strategie voor Europa te ontwikkelen niet dezelfde afloop kent als de Lissabon-strategie die tot doel had van Europa de meest dynamische, op kennis gebaseerde economie ter wereld te maken, maar een spectaculaire mislukking was. Ik dank u.
Iuliu Winkler (PPE), schriftelijk. – (HU) In een half jaar tijd is de Europese Unie van een hoopvolle situatie naar bijna volledige tweedracht gegaan. Een half jaar geleden gaf het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon aanleiding tot optimisme en hoop. Een half jaar later is de Europese Unie door de crisis in Griekenland in een dramatische situatie beland. De alarmsignalen nemen in aantal toe, maar desondanks wacht iedereen af, ook al geldt het als een cliché dat het uit de hand lopen van nationaal protectionisme met desastreuze resultaten gepaard kan gaan. Ik ben ervan overtuigd dat de lidstaten die in een moeilijke situatie terecht zijn gekomen geen behoefte hebben aan cynische raad. De situatie van Griekenland staat niet op zich; de Europese Unie zal zich ook later nog geconfronteerd zien met dergelijke shockeffecten. De oplossing schuilt in een grotere solidariteit binnen de Europese Unie, efficiënte coördinatie en de verwezenlijking van sterk economisch bestuur. Als vertegenwoordiger van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en als Hongaarse politicus uit Roemenië die zijn mandaat heeft verworven als uiting van politieke solidariteit, geloof ik dat de enige uitweg uit de crisis loopt via solidariteit tussen noordelijke, zuidelijke, westelijke en oostelijke lidstaten – tussen ons allen dus.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Het lijdt geen twijfel dat de situatie van de Griekse economie de emoties hoog heeft doen oplaaien. De rampzalige toestand waarin de economie van dit land zich bevindt, is zowel het gevolg van de wereldwijde crisis als van de nalatigheid van de regering in Athene. Doordat de Griekse regering heeft nagelaten om grondige hervormingen door te voeren en de macro-economische gegevens te vrij heeft geïnterpreteerd, staat Griekenland vandaag aan de rand van het faillissement. Het land zal de gevolgen van de huidige economische ineenstorting nog vele jaren ondervinden. Ik heb de voorgestelde vormen van steun die de Raad aan Griekenland wil geven zeer aandachtig bestudeerd. Ik ben blij dat Griekenland op onze steun kan rekenen, maar deze hulp dient afhankelijk te worden gesteld van onmiddellijke en radicale hervormingen van de overheidsfinanciën. Ons antwoord op de crisis in Griekenland moet voor andere lidstaten die met soortgelijke problemen kampen een duidelijk signaal zijn dat ze de weg van ingrijpende interne hervormingen moeten inslaan om de crisis te boven te komen.
Zbigniew Ziobro (ECR), schriftelijk. – (PL) De conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 25 en 26 maart 2010 bevatten een besluit waarin de Raad zijn voornemen kenbaar maakt om de coördinatie van het economische beleid van de lidstaten te versterken door een beter gebruik van de instrumenten waarvan sprake is in artikel 121 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
In de context van de economische crisis zijn we – zeker in de beginperiode – getuige geweest van tal van voorbeelden van protectionistische praktijken die vaak twijfel hebben doen rijzen vanuit het oogpunt van de mededingingsregels van de Europese Unie.
Zullen een sterkere coördinatie van het economische beleid van de lidstaten en het voorstel om beter gebruik te maken van de in artikel 121 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde instrumenten ervoor zorgen dat soortgelijke praktijken zich in de toekomst niet meer voordoen? Zo ja, hoe?
5. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen