De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0035/2010) van Jörg Leichtfried, namens de Commissie vervoer en toerisme, inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart (COM(2009)0217 – C7-0038/2009 – 2009/0063(COD)).
Jörg Leichtfried, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, op dit moment doet iedereen eigenlijk wat hij wil op het gebied van de veiligheid in de luchtvaart en de heffingen daarvoor. Niemand doet het echt helemaal goed, maar betalen moeten we toch. Dat is eigenlijk onaanvaardbaar, en met dit verslag willen we hier iets aan doen. Wat veranderen we concreet door dit verslag, en wat willen we veranderen?
Ter inleiding moet ik meteen zeggen dat alle collega’s het er vrijwel in ieder opzicht over eens zijn dat we met dit verslag meer transparantie moeten bereiken, en ik zou ze daarvoor willen bedanken. Transparantie betekent dat de luchtvaartmaatschappijen in de toekomst de informatie moeten kunnen krijgen die ze nodig hebben om te begrijpen welke heffingen voor de veiligheid de luchthavens nu eigenlijk voorschrijven, waarvoor die heffingen bedoeld zijn, en of ze te hoog zijn – wat nu nog wel eens voorkomt. Vervolgens moeten natuurlijk ook de passagiers kunnen begrijpen wat ze aan de luchtvaartmaatschappijen moeten betalen. Ook hier heb ik vaak het vermoeden dat de luchtvaartmaatschappijen de transparantie vaak bewust beperken, al zeggen ze dat ze werkelijk hun best doen.
In dat verband is één punt heel belangrijk: er bestaan in Europa allerlei verschillende systemen voor de financiering van de infrastructuur voor de veiligheid. In sommige landen wordt daarvoor alleen maar belastinggeld gebruikt, in andere landen betaalt alleen de passagier, en in weer andere landen bestaat er een gemengd systeem.
Wij willen ervoor zorgen dat deze systemen kunnen blijven bestaan. Wij willen geen enkele lidstaat voorschrijven hoe de heffingen voor de veiligheid moeten worden geregeld, wij willen alleen maar garanderen dat degene die betaalt, ook weet waarvoor hij heeft betaald.
Er bestaan of bestonden meningsverschillen over de vraag voor welke luchthavens dit zou moeten gelden. Wij zijn ervan uitgegaan dat het om de veiligheid gaat, niet om winst of omzet, maar om veiligheid. Daarom hebben wij besloten dat deze regeling moet gelden voor alle commerciële luchthavens. Ik denk dat dit het juiste besluit was.
Tot slot hebben we besloten dat we een onderscheid moeten maken tussen enerzijds de heffingen voor de infrastructuur en de maatregelen voor de veiligheid die voortvloeien uit de Europese regelgeving, en anderzijds de heffingen voor veiligheidsmaatregelen die verder gaan, de zogenaamde more stringent measures. Een overgrote meerderheid van de leden staat daar achter.
Ons voorstel luidt dat alles wat Europees geregeld is blijft zoals het is, iedere lidstaat kan doen en laten wat hij wil. Wanneer hij echter verdergaande maatregelen neemt, moet hij dat zelf financieren. Op die manier willen we ervoor zorgen dat dit instrument terughoudend wordt gebruikt, dat de lidstaten niet iedere veiligheidsmaatregel meteen nemen, zonder dat ze erover nadenken of die werkelijk nodig is, ze moeten werkelijk overwegen wat dit betekent voor de passagiers, voor de luchtvaartmaatschappijen en voor de luchthavens.
We moeten echter eveneens garanderen dat ook in dit verband de hand wordt gehouden aan een principe dat veiligheid tevens een overheidstaak is. De aanslagen op luchtvaartmaatschappijen zijn meestal niet gericht op die maatschappijen, maar op de landen waar ze vandaan komen. Daarom zijn wij van mening dat de veiligheid in principe een taak voor de overheid is, en daarom ook met overheidsgeld moet worden gefinancierd.
Er zijn ongelofelijk veel amendementen ingediend, het zijn er wel drie, en ik wil daar nog even op ingaan. Ik denk dat ze allemaal terecht en doorwrocht zijn. Ik steun met name de twee amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, niet omdat mevrouw Lichtenberger naast me zit, maar omdat daarin wordt ingegaan op de sociale gevolgen voor het personeel op de luchthavens. Dat is heel belangrijk, vooral omdat de luchtvaartmaatschappijen en de luchthavens tegenwoordig onder druk staan.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het voorstel voor een richtlijn inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart is het resultaat van het debat over de financiering van de beveiliging van de luchtvaart dat al sinds 2001 gaande is. Het volgt op de stijging van de beveiligingskosten die is geconstateerd na de terroristische aanvallen van 11 september 2001, en de oprichting van een Europees regelgevingskader voor de beveiliging van de luchtvaart.
De Commissie beoogt met haar wetgevingsvoorstel een transparant en niet-discriminerend kader op te zetten voor heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart in Europa. De Commissie is tevens van mening dat heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart in overleg met de luchthavengebruikers moeten worden vastgesteld en dat zij gekoppeld moeten zijn aan de werkelijke kosten. Ik wil de heer Leichtfried feliciteren met zijn fantastische werk aan dit verslag, en ik bedank tevens de leden van de Commissie vervoer en toerisme die ook aan dit verslag hebben bijgedragen.
Ik denk dat het verslag precies in de richting van de beoogde doelen van de Commissie gaat, en ik ben blij met de steun die het verslag in deze opzichten geeft aan het voorstel van de Commissie.
Ik wil even twee specifieke punten benadrukken die in het verslag worden behandeld. Op de eerste plaats introduceert het verslag een werkelijk nieuw element, namelijk de belangrijke en soms zeer controversiële vraag wie er moet betalen voor de beveiliging van de luchtvaart. De voorstellen van de Commissie gingen niet op dit punt in, en de reden daarvoor is dat bijna alle lidstaten volhouden dat zij niet in een positie verkeren om in dit opzicht toezeggingen te doen, ook al erkennen zij dat overheidsfinanciering van de beveiliging van de luchtvaart moet worden toegestaan.
De keus moet daarom naar onze mening worden overgelaten aan de afzonderlijke lidstaten en dus worden behandeld door toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.
Met dit in gedachten en met respect voor het standpunt dat is beschreven in het verslag dat nu ter aanneming voorligt, wil de Commissie opmerken dat amendement 32, dat de lidstaten zou verplichten om strengere maatregelen te financieren, zal leiden tot heftige discussies met de Raad over deze voorgestelde richtlijn. Ik ga er echter vanuit dat de rapporteur dit allemaal wist en dit gevecht met de Raad verwacht.
Het tweede punt is meer een punt ter verduidelijking en betreft de effectbeoordeling die moet worden uitgevoerd voordat verdere luchtvaartbeveiligingsmaatregelen worden genomen uit hoofde van de kaderverordening. Dit is beslist een zeer gerechtvaardigde maatregel, maar ik wil graag dat u beseft dat we al een aantal mechanismen hebben en dat we onszelf niet moeten overbelasten.
Op de eerste plaats is er de adviesgroep van belanghebbenden inzake luchtvaartbeveiliging, waarin onder meer vertegenwoordigers van de luchtvervoersector zitting hebben, en deze groep is volledig betrokken bij de totstandkoming van alle voorstellen voor maatregelen inzake de luchtvaartbeveiliging.
Op de tweede plaats zorgt de regelgevingsprocedure met toetsing ervoor dat het Parlement zijn vetorecht kan uitoefenen als het dat wenselijk acht.
Dank u wel voor dit uitstekende verslag. We kijken er heel erg naar uit om met de rapporteur en het Parlement samen te werken en verder vooruit te komen met dit onderwerp.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, het spijt me dat ik de plenaire vergadering hiermee moet lastigvallen, maar ik ben gedwongen om een beroep te doen op artikel 151, ik moet een verklaring afleggen over een persoonlijk feit, omdat mijn naam net gevallen is. Dit is werkelijk typisch Oostenrijks. Er bestaat een groepering die volgens internationale definities als rechtsradicaal moet worden beschouwd. Die hebben partijleiders die zomaar wat roepen, en dan vervolgens niets zeggen. Dat zijn die mensen die er niet tegen kunnen dat ze bij democratische verkiezingen het onderspit delven, en vervolgens een ander de hand niet willen reiken, en geen enkel contact willen. Wanneer je dan even groet zien ze het enige waarmee ze werkelijk ervaring hebben, en wel de Hitlergroet.
Dat is natuurlijk een probleem, dat toont wel aan dat we er in mijn land helaas nog niet in geslaagd zijn om het verleden te verwerken. We hebben in ons parlement een rechtsradicale partij, en binnenkort hebben we er zelfs twee. Ik herhaal: één ding is duidelijk, wij zijn de democraten, en daar zitten de rechtsradicalen. Ik ben trots dat ik een fractie vertegenwoordig die er mede voor heeft gezorgd dat we in dit Parlement nog geen rechtsradicale fractie hebben, en hopelijk komt die er ook nooit. Het antwoord is namelijk meer democratie, en niet meer rechtsradicale, onmenselijke, cynische en verachtelijke standpunten. Dat zijn die heren die al hoopten dat ik in de psychiatrie terecht zou komen, zij kunnen er niet tegen dat ze bij democratische verkiezingen het onderspit delven.
De Voorzitter. – Naar aanleiding van persoonlijke opmerkingen uit hoofde van artikel 151 kunnen geen "blauwe kaart"-vragen worden gesteld. Ik kan uw verzoek om het woord op dit punt dan ook niet honoreren.
Zoltán Balczó (NI). – (HU) Dit is een vraag volgens de "blauwe kaart" procedure aan de vorige spreker. Ik wil graag spreektijd van een halve minuut om een vraag te stellen.
Ioan Mircea Paşcu (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze interventie – die volkomen aanvaardbaar is – stoort een debat over een onderwerp. Ik stel voor dat u dit soort dingen tussen de verslagen plaatst.
De Voorzitter. – Dank u wel. We gaan nu verder met het debat. Ik stond een persoonlijke toelichting toe, omdat het voorgaande beroep op het Reglement rechtstreeks betrekking had op de heer Martin. We zullen nu onze volledige aandacht weer op het debat richten.
Artur Zasada, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, eerst en vooral zou ik de rapporteur, de heer Leichtfried, van harte willen bedanken voor zijn uitstekende verslag en voor de perfecte samenwerking bij de voorbereiding van dit document.
We moesten vier vragen beantwoorden, maar eerst moesten we onze taak afbakenen, namelijk het beschermen van de belangen van vliegtuigpassagiers. Dat was het belangrijkste onderdeel van ons werk. De vier vragen die we onszelf hebben gesteld, hadden echter te maken met het zoeken naar een antwoord op de vraag naar transparantie of, anders gezegd, de vraag welke groepen eventueel zouden mogen deelnemen aan de procedure. Er was eveneens een vraag in verband met het toepassingsgebied van de richtlijn, namelijk op welke luchthavens de richtlijn toegepast kan worden. Voorts was er nog een zeer belangrijke vraag over financiering waarop de Commissie geen antwoord kon geven. Samen met de heer Leichtfried is het ons echter gelukt om een oplossing te vinden. Ik zou hem daarvoor uitdrukkelijk willen bedanken. Ik doel op de strengere maatregelen die door de lidstaten zouden moeten worden gefinancierd.
Een volgende kwestie had betrekking op de bevoegdheid van de onafhankelijke autoriteit die toeziet op de vaststelling van heffingen in verband met de veiligheid van het luchtverkeer. In het kader van onze werkzaamheden hebben wij een gemeenschappelijk standpunt uitgewerkt dat naar mijn mening bijzonder ambitieus is. Dit is vandaag een uitdaging voor de Raad en de Commissie. Ik ben van mening dat vliegtuigpassagiers niet voor dit soort veiligheid hoeven te betalen, in tegenstelling tot personen die met de boot, de auto of de trein reizen. Dit is een duidelijk gebaar in de richting van de Raad, het is een compromisstandpunt en ik verwacht vandaag een even ambitieus standpunt van de Raad.
Saïd El Khadraoui, namens de S&D-Fractie. –Voorzitter, collega's, mijnheer de commissaris, om te beginnen dank ik ook de rapporteur voor zijn uitstekende werk, sommigen zeggen zelfs fantastisch werk. Dank dus aan u en aan degenen die eraan hebben bijgedragen.
Misschien even in herinnering brengen dat het probleem van de financiering niet nieuw is. Dit dossier sleept eigenlijk al aan sinds het moment dat we na de aanslagen van 11 september in 2001 een Europese verordening hebben goedgekeurd over het nemen van veiligheidsmaatregelen op Europees niveau. Het Europees Parlement heeft van bij het begin altijd benadrukt dat dit probleem van de financiering ernstig is en dat we daar een Europese oplossing voor moeten vinden. Het is steeds de Raad geweest die dat heeft tegengehouden. Naar aanleiding van dit debat mogen we nog eens een oproep doen aan de Raad om de akkoorden die we met hen hebben gemaakt in het verleden, met name dat we hieromtrent een apart voorstel zouden uitwerken, ook te honoreren en om loyaal mee te werken aan een oplossing.
Er zijn natuurlijk een aantal aspecten. Het eerste en meest essentiële is het element van de transparantie. Wij spreken ons op dit ogenblik niet uit over wie precies in elk van de lidstaten de rekening moet betalen. Wat we echter zeker wel willen is dat daarover overleg wordt georganiseerd, dat er afspraken komen en dat men zich aan de afspraken houdt, met andere woorden, dat inkomsten die voortvloeien uit veiligheidsheffingen wel degelijk dienen om veiligheidsmaatregelen te financieren en niet bijvoorbeeld een of ander parking. Dat is essentieel en het moet duidelijk zijn dat we op dit punt niet kunnen toegeven.
Een tweede belangrijk element is dat wij het onderscheid willen maken tussen veiligheidsmaatregelen die we gezamenlijk hebben afgesproken, met z'n allen op Europees niveau, en andere bijkomende maatregelen die individueel door lidstaten genomen worden. Bij het eerste zijn die transparantieregels duidelijk en moeten ze toegepast worden, bij het tweede moeten we duidelijk zeggen dat de financiële verantwoordelijkheid daar bij de lidstaten ligt en dat zij de rekening van die extra veiligheidsmaatregelen maar moeten betalen. Het is ook een beetje een stimulans om meer en meer te komen tot Europees gecoördineerde veiligheidsmaatregelen en als lidstaten in hun eentje beslissen om bodyscans en dergelijke in te voeren, welnu, dan moeten ze daar ook de financiële consequenties van dragen.
Gesine Meissner, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik zou de rapporteur, de heer Leichtfried, willen bedanken, mede namens mevrouw Hennis-Plasschaert, die vandaag niet kon komen. Zij heeft samen met u over dit dossier onderhandeld, en was ook heel tevreden.
Hoe goed het verslag is blijkt ook wel uit het feit dat het in de commissie vrijwel met algemene stemmen is goedgekeurd. Net als de mondelinge vraag die net aan de orde was is gaat ook dit debat over de consumentenbescherming en over de veiligheid in de luchtvaart. Wij willen veiligheid, maar we willen ook dat de consumenten weten wat ze betalen, en waarvoor. Er is al gezegd dat de systemen van lidstaat tot lidstaat sterk variëren, en dat willen ook niet echt veranderen. Wij willen niemand iets opleggen. We willen echter wel dat er transparantie heerst, dat bekend is welke kosten er worden gemaakt, en welk aandeel de consument uiteindelijk moet betalen. Dat is op dit moment echter nog niet het geval. We willen dus weten welk deel van de prijs voor een ticket - en op dit moment zitten de heffingen voor de veiligheid nog in de prijs van het ticket – werkelijk iets met de veiligheid te maken heeft. Bovendien willen we ook zeker weten dat wat voor de veiligheid wordt betaald ook werkelijk voor de veiligheid wordt gebruikt, en dat er niets aan de strijkstok blijft hangen. Dat lijkt me trouwens een absoluut logisch standpunt.
Het Parlement en de lidstaten zijn het echter niet eens over de vraag wie er betaalt voor de bijkomende veiligheid, die verder gaat dan wat wij in Europa voor de passagiers willen, en dat is een essentieel punt. Wij hebben gezegd dat de lidstaten dat eigenlijk moeten doen, want het gaat om de nationale veiligheid. Daaraan moeten ook de lidstaten veel waarde hechten, maar ze willen natuurlijk niet betalen. Er is net al gezegd dat we ons in verband met de vraag of we de bodyscanners wel of niet willen zeker ook moeten afvragen of we ze in heel Europa willen hebben of niet, en wie er uiteindelijk voor zal betalen. De vraag is natuurlijk ook: leiden ze werkelijk tot meer veiligheid?
De heffingen voor de veiligheid in de luchtvaart moeten dus transparant zijn.
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Anna Rosbach, namens de EFD-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ooit was een luchthaven een plaats waar men een ticket kocht, meegebrachte bagage inleverde, het paspoort toonde en waar men opsteeg of landde. Tegenwoordig lijken luchthavens meer op stadjes met alle mogelijke faciliteiten, maar tegelijkertijd ook op een soort Fort Knox vanwege de beveiligingsmaatregelen, die alleen maar in aantal toe te lijken nemen.
Het is waar dat er vroeger vliegtuigen verongelukten en helaas gebeurt dat nog steeds. Daarom is het belangrijk dat zowel binnen als buiten de EU dezelfde regels gelden. In dit verband is de EU te klein om een geïsoleerd eiland te zijn. Op dit gebied is het zinvol om dezelfde regels te hebben, dezelfde doorzichtige regels, voor vliegtuigen van alle landen. Dit is ook van toepassing op heffingen. Iedereen, zowel de passagiers als de luchtvaartmaatschappijen, moeten zich er duidelijk bewust van zijn wat wordt gedekt door een luchtvaartbeveiligingsheffing. Niemand mag verloren raken in een oerwoud van ondoorzichtige heffingen en tarieven. De passagiers moeten precies weten wat door de heffing gedekt wordt en mogen niet worden geconfronteerd met speciale nationale heffingen of extra toeslagen door de luchtvaartmaatschappijen. Ik steun het verslag van de Commissie vervoer en toerisme van ganser harte...
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Mathieu Grosch (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor zijn werk, en ook de andere fracties. In de Commissie vervoer en toerisme hebben we een interessante discussie gevoerd, maar ik vind dat we al heel wat hebben toegegeven aan de Raad, en dat de Raad nauwelijks bereid was om water bij de wijn te doen, zoals gebruikelijk. De discussie begint namelijk al bij de uitvoering. Als Parlement kunnen we van de Commissie verwachten dat ze onze eis steunt dat heffingen voor de veiligheid op alle luchthavens moeten worden geïnd. We mogen niet herhalen wat we elders al hebben gedaan. Bij de grondafhandeling hebben we een uitzondering gemaakt voor twee miljoen passagiers, en bij de heffingen voor de vlucht voor vijf miljoen passagiers.
Het tweede punt is voor mij nog belangrijker, de passagier moet natuurlijk weten wie waarvoor hoeveel betaalt. Dat is een absolute verplichting voor de luchthavens en voor de luchtvaartmaatschappijen, en dat is voor mij een heel belangrijk punt.
En dan komt het derde punt: wie zal dat betalen? Daar wringt altijd de schoen. Persoonlijk ben ik van mening dat voor de openbare veiligheid met overheidsmiddelen moet worden betaald. We doen al water bij de wijn, voor een aantal onderwerpen blijft de zogenaamde subsidiariteit van toepassing. Dat is een klassieke truc in dit Parlement, en de Commissie doet mee: wanneer we het met de Raad niet eens kunnen worden over een oplossing zeggen we gewoon dat het subsidiariteitsbeginsel van toepassing is. Persoonlijk ben ik daar niet zo blij mee, maar het is niet anders. Daarom moeten we volgens mij in ieder geval vasthouden aan het principe dat we hier hebben genoemd: voor bijzondere maatregelen, voor strengere maatregelen, moet hoe dan ook door de overheid worden betaald. De heffingen voor de veiligheid zijn in de afgelopen jaren sterk gestegen, omdat veel sterker de nadruk wordt gelegd op de veiligheid. Daarom heeft dit dossier ook een financieel aspect. Intussen houden ongeveer 30 procent van de kosten verband met de veiligheid. We hebben het dus over de veiligheid, en leggen vast wie dat zal betalen. Dat betekent dat wat we morgen besluiten ook financiële gevolgen heeft. Daarom zijn deze drie punten voor mij doorslaggevend. Ik hoop dat de Raad en de Commissie in ieder geval een open oor zullen hebben voor deze eisen
.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) De voorgestelde richtlijn biedt een transparant, non-discriminatoir kader voor beveiligingsheffingen van de luchtvaart, waarin ook het recht op beroep is opgenomen. Luchthavenbeveiliging is de verantwoordelijkheid van de lidstaten.
Uiteindelijk betalen de passagiers echter voor beveiligingsmaatregelen, via de prijs van het ticket. Daarom hebben passagiers het recht om geïnformeerd te worden over welk deel van de uiteindelijke ticketprijs bedoeld is voor beveiliging.
De richtlijn inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart en de richtlijn inzake luchthavengelden moeten worden geharmoniseerd. Het Parlement heeft er herhaaldelijk om verzocht, dat de beveiligingsheffingen in deze richtlijn alleen door maatschappijen en beheersorganen van luchthavens wordt gebruikt voor het uitvoeren van beveiligingsmaatregelen. Het Parlement heeft ook gevraagd om transparantie en een direct verband tussen de beveiligingsheffingen en de beoogde doelstellingen.
De lidstaten kunnen ook strengere veiligheidsmaatregelen toepassen, waarvan de kosten echter volledig door de lidstaten zelf worden gedragen. Deze maatregelen moeten tegelijkertijd niet de doorstroom van passagiers op de luchthavens belemmeren. Helaas zijn er, vooral hier in Brussel, eindeloze rijen voor passagiers.
Ik wil het ook hebben over het verbod op het aan boord brengen van vloeistoffen. Dit betekent dat er verschillende zaken kunnen worden geconfisqueerd. Op het vliegveld van Brussel, bijvoorbeeld, is er helaas een langdurige procedure met aanvullende heffingen en het confisqueren van goederen. Helaas bestaat er geen mogelijkheid om die goederen later op het adres van de geadresseerde opgestuurd te krijgen.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) De invoering van heffingen voor de beveiliging van passagiers heeft voor extra kosten gezorgd in de markt van de luchtvaart, die luchthavenbeheerders en luchtvaartmaatschappijen onmiddellijk en vernuftig aan de klant zullen doorberekenen.
Het is daarom terecht om mechanismen voor de beveiliging van passagiers te zoeken, om te voorkomen dat gewiekste ondernemers in de luchtvaartsector onder het mom van heffingen voor de beveiliging van passagiers op ondoorzichtige wijze fictieve bedragen in rekening zullen brengen als goed gecamoufleerde kostenpost voor het creëren van ongerechtvaardigde winst. De hoogte van de heffingen dient overeen te komen met de aantoonbare kosten die zijn gemaakt voor de beveiliging van passagiers.
Het is daarom onze plicht, mijnheer de commissaris, om duidelijke en transparante regels te bepalen. Regels die een einde maken aan de huidige anarchie op dit gebied en die voorkomen dat ondernemers in de luchtvaartsector in de toekomst misbruik zullen maken van de verplichte maatregelen ter beveiliging van de reizigers om onrechtmatig winst te behalen.
Het is nodig om regels te bepalen, niet om nieuwe instanties en bestuursorganen in het leven te roepen, die de extra kosten voor de klanten, luchtvaartmaatschappijen en belastingbetalers nog eens zullen doen stijgen.
Mijnheer de commissaris, als we ertoe willen bijdragen dat Europa concurrerend wordt, moeten we afzien van het oprichten van nieuwe instanties. Instanties creëren namelijk niet de toegevoegde waarde die het bestaansniveau van onze burgers omhoog zal brengen. Bedankt voor uw aandacht.
De Voorzitter. – Er was hier een technisch probleem, waardoor het wat langer was dan een minuut. Nu werkt de klok echter weer en hopelijk gaat alles nu weer volgens schema.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de vulkaanas in de lucht heeft enorme gevolgen voor het Europese luchtruim, zoals we weten worden er duizenden vluchten geannuleerd. Dat toont eens te meer aan hoe belangrijk de veiligheid in de luchtvaart is. Er woedt al een heftige strijd over de vraag wie de kosten van deze natuurramp zal dragen, wie dus het kind van de rekening wordt, en over de vraag in hoeverre de sluiting van het luchtruim terecht was. Daarover moeten de ministers van Vervoer zich het hoofd breken. Vanwege de strijd tegen het terrorisme worden de regels voor de veiligheid al strenger, en wij moeten nu besluiten welke kosten in dat verband we op de passagiers kunnen afwentelen. Het handhaven van de openbare veiligheid is een overheidstaak, en de kosten daarvoor kunnen natuurlijk niet zomaar op de burgers worden afgewenteld. De landen moeten zelf de financiële gevolgen van de strenge veiligheidsmaatregelen dragen, dat is de enige manier om te verhinderen dat er een wildgroei komt van bodyscanners en andere nogal exotische veiligheidsmaatregelen.
Wij worstelen nog met de SWIFT-overeenkomst, maar de VS sluit nu al onder het mom van de strijd tegen het terrorisme met de Europese Commissie en met de verschillende organisaties voor de luchtvaart overeenkomsten over het uitwisselen van passagiersgegevens. Door die discussie verliezen we bovendien het feit uit het oog dat er een tekort aan luchtverkeersleiders bestaat, en dat de toenemende werkdruk voor die mensen rampzalige gevolgen kan hebben voor de veiligheid in de luchtvaart. Sinds de liberalisering van de jaren negentig en het streven naar een gezamenlijk Europees luchtruim ligt de nadruk blijkbaar hoofdzakelijk op de kosten, en minder op de veiligheid. Het is wel duidelijk dat de aangekondigde staking van de luchtverkeersleiders door de aswolk slechts uitgesteld is. Als ik ironisch was zou ik zeggen: ik hoop dat we in de luchtvaart niet van de ene chaos in de andere terechtkomen.
Christine De Veyrac (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil graag onze rapporteur, de heer Leichtfried, complimenteren met zijn tekst en met zijn coöperatieve instelling op dit dossier. In het bijzonder sta ik achter zijn voorstellen voor de financiering van de beveiliging van de luchtvaart, want we hebben het hier over de beveiliging, en niet over de veiligheid, van de luchtvaart.
Sinds vele jaren bepleit onze commissie het uitgangspunt dat strengere beveiligingsmaatregelen door de lidstaten zelf moeten worden gefinancierd, en ik sta op dit punt volledig achter onze rapporteur. Bij beveiliging gaat het immers niet alleen om de reizigers, maar om alle burgers, en het nemen van maatregelen ter bestrijding van het terrorisme is de verantwoordelijkheid van de lidstaten.
Daarom zou het onjuist zijn als de kosten voor de beveiliging van luchthavens en aan boord van vliegtuigen uitsluitend ten laste van de passagiers zouden komen, vooral gezien het feit dat de lidstaten de beveiligingsmaatregelen in het treinverkeer en het scheepvaartverkeer wel gedeeltelijk of volledig voor hun rekening nemen. Ik vind dus dat we voet bij stuk moeten houden tegenover de Raad, en dat we amendement 32 op het verslag, dat door onze Commissie vervoer en toerisme aangenomen is, tot het uiterste moeten verdedigen.
Ik zou nog kort op een ander punt willen ingaan. Hoewel ik achter de voortgang sta die met deze tekst geboekt zal worden op het gebied van non-discriminatie en transparantie, denk ik dat deze richtlijn niet ten doel heeft één uniek Europees systeem op het gebied van heffingen voor de beveiliging in te voeren.
Met inachtneming van de Europese regelgeving, moeten de lidstaten hun bestaande procedures voor beveiligingsheffingen kunnen behouden. In landen zoals Spanje, Italië en Frankrijk wordt dit soort heffingen vastgesteld door het parlement, en in dat geval berust de bevoegdheid voor het onderzoek naar klachten over de regelgeving of de wetgeving bij de rechterlijke instanties, die moeten fungeren als onafhankelijke toezichthoudende autoriteit. Dat is de strekking van amendement 40, en ik hoop dat u dat amendement bij de stemming in groten getale zult ondersteunen.
Inés Ayala Sender (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ondanks de problemen die deze week op wrede wijze duidelijk werden omtrent het ontbreken van een gemeenschappelijk Europees luchtruim en vooral een echte autoriteit voor het controleren en besturen van dit gemeenschappelijke luchtruim, naderen we stap voor stap ons vastgestelde doel en deze tekst moet nog een hulpmiddel zijn op deze weg
Ik ken het doorzettingsvermogen van de rapporteur, de heer Leichtfried, die ik wil complimenteren met zijn werk, vooral met de speciale aandacht voor het luchtvervoer en de sociale aspecten. In dit geval ben ik echter van mening dat we ten prooi vallen aan enige naïviteit en maximalisme en dat we door perfectie na te streven, het risico lopen ons doel niet te bereiken.
Ik ben het helemaal eens met de oprichting van een gemeenschappelijk systeem met een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit en met de juiste mogelijkheden voor eerlijke en transparante knowhow op het gebied van heffingen, waarbij rekening gehouden wordt met sociale en milieucriteria, de bescherming van passagiers, enzovoorts. Niettemin denk ik dat er nog altijd enkele aspecten ontbreken en ik zou graag zien dat de Commissie hierover opheldering geeft. Neem bijvoorbeeld wat mevrouw De Veyrac zojuist heeft gezegd: ik zie geen duidelijke erkenning van het systeem waarmee een nationaal parlement volgens parlementair akkoord stemt voor heffingen, aangezien dat juist het orgaan is dat de heffingen uitvoert. Ook zie ik niet echt – en ik zou graag willen dat de Commissie dat verduidelijkt – in welk opzicht deze tekst haalbaar is, gezien de verschillen die er zijn met de Raad, maar vooral gezien de consistentie of naar mijn mening het gebrek eraan tussen deze tekst en de algemene richtlijn inzake luchthavengelden.
Ik ben van mening, gezien de grote onzekerheid en de onenigheid over wie de kosten van deze veiligheid gaat betalen, – die publieke veiligheid is, dat geef ik toe – dat we duidelijker moeten stellen dat als de lidstaten gaan betalen, het over het algemeen de burger is die gaat betalen. Als het over lidstaten gaat, lijkt het alsof het gaat om een abstract persoon, maar dat is niet het geval: iedere burger is ook reiziger. Daarom vrees ik dat we uiteindelijk weinig vooruitgang zullen zien.
Ik zou daarom graag willen dat de Commissie ons haar mening geeft over hoe ze de toekomst van deze tekst ziet.
Marian-Jean Marinescu (PPE). – (RO) Vliegen is de veiligste vorm van vervoer. Echter, vliegtuigongelukken met mondiale gevolgen zoals het ongeluk dat tien dagen geleden plaatsvond, of de chaos vanwege een vulkaanuitbarsting, confronteren ons met de kwestie van de gehele veiligheidsketen in de luchtvaartsector: luchthavens, luchtvaartmaatschappijen, verkeerstorens, vliegtuigen, bemanning en passagiers. Er moet een sterke verbinding en open communicatie bestaan tussen al deze schakels.
Passagiers die denken aan hun eigen reis en comfort kunnen de noodzaak van beveiligingsmaatregelen niet begrijpen, hetzij soepel of streng, of de bijbehorende kosten, tenzij ze begrijpen wat een dramatische of tragische gebeurtenis als die van 11 september 2001 betekent. Een terroristische dreiging, fout van de piloot, technisch mankement, misverstand tussen de verkeerstoren en de piloot en onvoorziene weersomstandigheden zijn allemaal factoren die voorspeld moeten worden, en er moeten strikte maatregelen worden genomen om de regels naar letter en geest toe te passen.
Ik ben het eens met het aannemen van uitzonderlijke maatregelen in de reeds genoemde scenario's. Deze maatregelen moeten echter transparant zijn. Passagiers hebben recht op een veilige reis, maar ook op de waarheid. Helaas heeft de luchthavenbeveiligingssector urgente verbeteringen nodig op het gebied van communicatie en transparantie. Dit is de taak van luchthavens en luchtvaartmaatschappijen, die opener en transparanter moeten worden. Passagiers moeten zich op hun beurt realiseren dat de opgelegde beveiligingsmaatregelen op luchthavens en in het vliegtuig - hoe strikt deze ook mogen zijn - uiteindelijk henzelf ten goede komen.
Thomas Ulmer (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst zou ik de heer Leichtfried hartelijk willen bedanken voor zijn uitstekende verslag. Er staan goede dingen in, en het zal een brede meerderheid krijgen.
Waar gaat het uiteindelijk om? We willen de transparantie, de consumentenbescherming, de veiligheid, de coördinatie en het kwaliteitsmanagement verbeteren. Het lijkt me echter niet verstandig om hiervoor een nieuwe instantie in het leven te roepen. Ik ben heel blij dat in het verslag de nadruk op de subsidiariteit wordt gelegd, dat moet in ieder geval zo blijven. Het is voor mij ook heel belangrijk dat we een duidelijk onderscheid maken tussen belastingen en heffingen. Alle overheidstaken – of het nu onderzoeks- en politietaken zijn of terreurbestrijding – moeten absoluut met belastinggeld worden gefinancierd, en niet met heffingen die door de gebruiker worden betaald. Wanneer individuele lidstaten er dan een vitaal belang bij hebben om verdergaande veiligheidsmaatregelen te nemen, moeten ze dat volgens mij ook zelf betalen. Wie de veiligheid als overheidstaak uitbesteedt, moet daar ook voor betalen. Dat ligt volgens mij anders bij de kosten voor de technische of persoonlijke veiligheid, die kunnen zeker op de passagier worden afgewenteld, zolang maar duidelijk wordt aangegeven waar het geld voor bedoeld is.
Het is echter ook opmerkelijk dat de Commissie er in haar effectbeoordeling van uitgaat dat deze maatregelen ongeveer 0,1 procent van de totale prijs van het vervoer zullen kosten. Laten we dus niet al te hoog inzetten.
Ik denk dat we ook met de Bondsrepubliek Duitsland, waar ernstige bezwaren bestaan vanwege de subsidiariteit, een bruikbaar compromis kunnen sluiten. Ik hoop dat het uiteindelijke resultaat heel dicht bij ons voorstel zal liggen.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Onderhavig verslag heeft mijn volle steun aangezien de transparantie van de tarieven en de aanrekening van beveiligingsheffingen er hier voor alle Europese consumenten van luchtvaartdiensten aanmerkelijk groter op wordt. Desondanks zit ik met de prangende vraag waarom er op dit belangrijke terrein geen verdergaande harmonisering tot stand wordt gebracht. Ik vrees dat de reizigers op dit moment als gevolg van de dominante positie van een aantal vliegvelden te hoge heffingen betalen, dat wil zeggen heffingen die niet overeenkomen met het geleverde niveau, noch met de snelheid en noch met de kwaliteit van de veiligheidsmaatregelen bij het inchecken.
De Commissie dient twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn veel meer durf aan de dag te leggen in haar evaluatieverslag en met een voorstel te komen voor een uniforme en bindende methode voor de berekening van heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart in de hele EU.
Ik sluit mij volledig aan bij het verzoek om strengere maatregelen als lichaamscanners uit overheidsmiddelen te financieren en niet te laten betalen door reizigers, zeker gezien het feit dat het debat over de noodzaak ervan en ook de mogelijke ermee gepaard gaande gezondheidsrisico's nog lang niet is afgerond. En last but not least vrees ik problemen bij de interpretatie van de bepalingen ten aanzien van de vergoeding van de kosten van veiligheidsmaatregelen die niet door vliegvelden, maar direct door luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd en die wél rechtstreeks in rekening gebracht mogen worden aan de reizigers. Ik vrees dat hier makkelijk misbruik van gemaakt zal kunnen worden en dat de reiziger dus te veel op zijn bord krijgen zal.
Ioan Mircea Paşcu (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Leichtfried heeft gelijk. De kosten voor extra beveiliging moeten uiteindelijk worden gedekt door de lidstaten. De passagiers, en alle burgers, betalen de lidstaten tenslotte al voor hun beveiliging in het algemeen.
De staat kan niet simpelweg tegen zijn burgers zeggen dat ze precies krijgen waarvoor ze betalen. De verplichtingen van de staat gaan verder dan dat, want de staat is niet een gewone dienstverlener die uitsluitend wordt gedreven door winst. Ik herinner u aan deze eenvoudige waarheid, omdat het, ondanks dit beginsel, uiteindelijk de passagiers en niet hun staten zijn die de rekening betalen voor extra luchtvaartbeveiliging, zoals de rapporteur terecht heeft opgemerkt.
Bovendien wordt de extra beveiliging die passagiers krijgen door extra heffingen te betalen, vaak niet eens geleverd door de staat, maar door particuliere ondernemingen in onderaanneming, waarbij vaak voorbij wordt gegaan aan de passagiers en hun rechten uit hoofde van de algemene bescherming die wordt geboden door de geheimhouding rond beveiligingsaangelegenheden in het algemeen. Daar moet gewoon een einde aan komen.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, er bestaan in de EU heel verschillende regelingen voor de heffingen voor de veiligheid in de luchtvaart. Daarom vind ik het bijzonder belangrijk dat we een objectieve maatstaf aanhouden. Voor de berekening zou een combinatie van het aantal passagiers en het maximaal toegelaten totale gewicht een goed criterium zijn. Het is echter wel belangrijk dat er een concrete relatie bestaat tussen de heffing voor de veiligheid en de daadwerkelijk geleverde diensten. Het is ook belangrijk dat we definiëren wat de veiligheid in de luchtvaart is, en de passagier moet precies weten waarvoor hij betaalt. De berekening van de heffing voor de veiligheid moet transparant zijn. De informatie over de hoogte en de samenstelling van de heffing moet worden gepubliceerd. Transparantie is het motto. Daarom moeten er in ieder geval onafhankelijke toezichthouders komen, die meteen en gericht kunnen ingrijpen wanneer er concurrentievervalsing ontstaat.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit debat over de beveiliging van de luchtvaart is fascinerend en laat zien dat we allemaal onze eigen ervaringen hebben op dit gebied.
In mijn geval ben ik alle kaas kwijtgeraakt die ik had willen meenemen, omdat deze tartinable smeerbaar was! Ik vond dat overdreven, maar geloof desalniettemin dat we in het hele systeem een verbetering teweeg hebben gebracht. Het voorstel van de Commissie gaat een stap verder, want waar beveiliging is, zijn er ook heffingen, en de eerste regel is transparantie. Het verslag en het voorstel van de Commissie versterken elkaar.
Wat betreft de vraag wie de heffingen moet innen, ben ik van mening dat subsidiariteit nog steeds de beste manier is, want het zijn tenslotte niet de lidstaten, maar de burgers die betalen. De enige vraag is of alle belastingbetalers moeten betalen, of uitsluitend belastingbetalers die ook passagier zijn.
Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, maar ik ben van mening dat het subsidiariteitsaspect van ons voorstel in overeenstemming is met de huidige luchtvaartbeveiligingsregelingen.
Het Parlement gaat een stap verder en kijkt naar het geheel van de sector van de luchtvaartbeveiliging. We zullen zien waar dit debat toe leidt. Ik ben van mening dat de Commissie een heel fatsoenlijk voorstel heeft gedaan, en ik ben blij dat het Parlement het in grote lijnen goedkeurt en, zoals gewoonlijk, een stapje verder gaat dan het voorstel van de Commissie. Ik denk dat de timing en de reikwijdte van het voorstel juist zijn.
Jörg Leichtfried, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, na zoveel lof ben ik een beetje verlegen, en daarom zal ik het kort houden. Toch wil ik deze gelegenheid benutten om de rapporteurs en de schaduwrapporteurs te bedanken, die samen hard gewerkt hebben: de heer Zasada, mevrouw Hennis-Plasschaert, mevrouw Lichtenberger en de heer Kohlíček. We hebben bijna een jaar hard gewerkt aan dit dossier. Zo moet politiek in Europa worden bedreven, en niet in de vorm van opgelegd gekrakeel voor de toeschouwers, dat laat ik aan andere collega’s over.
Ten tweede wil ik een beroep doen op de Raad. De Commissie vervoer en toerisme is eigenlijk een heel vreedzame commissie, waar nuchter wordt gewerkt en inhoudelijke argumenten worden gebruikt. Daarom zijn we de Raad bij de behandeling van dit wetsontwerp werkelijk tegemoetgekomen. Van het begin af aan zijn we werkelijk heel inschikkelijk geweest, maar ik zou de Raad willen waarschuwen, maak geen slapende honden wakker. Wij zijn tot compromissen bereid, maar dan mogen we dat ook verwachten van onze tegenstander, van onze partner.
Wanneer de Raad helemaal niet bereid is om het Europees Parlement nu tegemoet te komen zal onze commissie het over een andere boeg gooien. Ik ben niet de enige die dat zo ziet, ik heb van meerdere collega’s gehoord dat ze ook de kwestie van de bodyscanners heel anders aan zullen pakken wanneer de Raad niet bereid is om ons tegemoet te komen. Dan zijn wij misschien ook niet bereid om de Raad tegemoet te komen. Daar koopt niemand iets voor, en het hoeft ook niet zover te komen. Daarom doe ik een beroep op de Raad, op de lidstaten: maak een gebaar! We hebben nu het Verdrag van Lissabon. Het moet altijd van twee kanten komen, anders horen we misschien weer: come on, let’s SWIFT again!
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt plaats tijdens de volgende plenaire vergadering in Brussel.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) De heer Leichtfried verdient lof voor een gedegen en overtuigend verslag, dat op doelmatige wijze veel van de kwesties bespreekt die in het document van de Commissie open zijn gelaten. Er zijn echter enkele kwesties die onopgelost blijven, en deze moeten na de lange sluiting van het Europese luchtruim in een nieuwe context worden bekeken. Nu de luchtvaartsector meer dan een miljard euro verlies dreigt te lijden als gevolg van de vulkanische aswolk, moet de EU snel en overtuigend handelen om de financiële klap voor de luchtvaartsector te verzachten. Alhoewel commissaris Almunia lof verdient voor zijn positieve opmerkingen over de crisis van vandaag, hebben wij als Europese afgevaardigden ook de gelegenheid om via dit verslag een sector te helpen die zojuist voor de derde keer in de laatste tien jaar op de knieën is gebracht. Dit Huis en onze collega's in de Europese Raad en de Commissie zouden moeten gaan nadenken over staatsfinanciering om de voorgestelde beveiligingskosten te dekken, vooral indien geen lage drempel voor passagiers wordt aangenomen. Deze maatregelen waren weliswaar niet populair voor de uitbraak van vorige week, maar momenteel zijn we op een punt waar elke gemiste kans om de luchtvaartsector bijstand te verlenen, wel eens fataal zou kunnen zijn.
Debora Serracchiani (S&D), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou de heer Leichtfried willen danken voor het uitstekende werk dat hij heeft geleverd met zijn verslag over heffingen inzake de beveiliging van de luchtvaart. Onder de verschillende aspecten die behandeld worden is er een belangrijk punt, namelijk de bescherming van de consument en de rechten van passagiers.
De regels dienen duidelijk en transparant te zijn, want als luchtvaartmaatschappijen passagiers extra kosten in rekening brengen voor veiligheidsmaatregelen vind ik het terecht dat de desbetreffende informatie beschikbaar moet zijn en passagiers er niet uit eigen zak voor hoeven te betalen.
Ik vind het juist dat consumentenorganisaties moeten deelnemen aan het overleg om de reële kosten van de veiligheidsmaatregelen te kunnen controleren en die kosten te kunnen vergelijken met de prijs van het biljet. Alleen op die manier kunnen meer transparantie en informatie voor de reizigers verzekerd worden.