Laima Liucija Andrikienė (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de dalende lijn in het totale bedrag van de onregelmatigheden in de manier waarop Europese fondsen worden gebruikt. Het is vooral bemoedigend dat het bedrag van de onregelmatigheden in de landbouwsector zo sterk is teruggelopen, namelijk met 34 procent. De situatie is mede verbeterd door de krachtige en competitieve rol voor OLAF. Ik verwelkom het in onze resolutie vervatte voorstel om de samenwerking tussen de EU-lidstaten op het gebied van de belastingen te bevorderen.
Tegelijkertijd maak ik mij echter grote zorgen over de toename van frauduleuze activiteiten in de nieuwe lidstaten, in het bijzonder Roemenië en Bulgarije. In de EU-10 zijn deze met acht procent toegenomen terwijl de schuld voor de EU-2 met 152 procent is gestegen. Ik sluit mij van harte aan bij de oproep aan het adres van Roemenië en Bulgarije om hun administratieve mogelijkheden voor het beheer van de Europese middelen op te voeren en het toezicht op en de transparantie van de openbare aanbestedingsprocedures op alle niveaus te verbeteren.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank om te beginnen de heer Deutsch voor zijn uitstekende verslag. Het inhoudelijke debat van vandaag en onze – door mij gesteunde – resolutie vormen een prima uitgangspunt voor de toekomstige activiteiten van de Europese Investeringsbank, zeker wanneer de EU 2020-strategie in aanmerking wordt genomen.
Hiernaast dring ik er nogmaals bij de Europese regeringen op aan om de leningcapaciteit van de EIB voor onze buurlanden te vergroten, met name de landen in het oosten, die dringend behoefte hebben aan leningen en investeringen en ook de gevolgen ondervinden van de crisis. In de toekomst zou er, nog meer dan eerst, sprake moeten zijn van de verenigbaarheid van de beleidsdoelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid en de leningsinstructies van de EIB.
Ontwerpresolutie: Massale gruweldaden in Jos, Nigeria (RC-B7-0247/2010)
Laima Liucija Andrikienė (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in januari en maart zijn wij getuige geweest van massale gruweldaden in Nigeria, waarbij honderden mensen, waaronder vrouwen en kinderen, zijn gedood. Wat Nigeria nodig heeft, is ten eerste een proces van verzoening en de vreedzame coëxistentie van de moslims in het noorden en de christenen in het zuiden.
Ten tweede is Nigeria weliswaar een van de grootste olieproducenten ter wereld, maar leven de meeste inwoners van dit land in armoede. Zij profiteren niet van de algehele ontwikkeling van het land een daarom moet de wijdverbreide corruptie effectief en serieus worden aangepakt en bestreden.
Ten derde moet de EU-bijstand aan Nigeria de belangrijkste problemen, de gevoeligste kwesties aanpakken, zodat er in dit land ten minste enige zichtbare vooruitgang wordt geboekt.
Bastiaan Belder (EFD). - Mijnheer de Voorzitter, het laatste nieuws van christenen uit Jos, wat ik van de week ontving, klinkt buitengewoon zorgelijk. Op diverse plaatsen in deze Nigeriaanse stad zijn ook de laatste weken vermoorde geloofsgenoten, christenen dus, aangetroffen. Zo staken op zaterdag 24 april leden van de islamitische jeugdbende twee journalisten van een christelijk maandblad neer. Via de mobieltjes van hun slachtoffers lieten de daders nietsvermoedende bellers weten: "We hebben ze allemaal gedood, kom maar op!"
Dat tekent, mijnheer de Voorzitter, een sfeer van straffeloze geweldsuitbarstingen waaronder voornamelijk christenen in Nigeria lijden, met als gevolg honderden doden in en rond Jos sinds begin dit jaar. Een waarnemer rept veelzeggend genoeg over systematische geloofsvervolging. Vandaar zijn oproep aan de internationale gemeenschap, dus ook aan de Europese instellingen, moslimextremisme te onderkennen als een belangrijke verklaring voor de explosieve Nigeriaanse situatie, juist bij de stad Jos op de breuklijn tussen het islamitische noorden en het christelijke zuiden.
Jammer genoeg – en dat is mijn kritiek van vandaag ook – doet de gezamenlijke resolutie dat expliciet niet (zie paragraaf 5). Van een krachtige stellingname tegen het heersende moslimextremisme in Nigeria is geen sprake, sterker nog, de resolutie keert zich tegen – en ik citeer – "simplistische verklaringen op grond van alleen religie". Ik ben ook tegen monocausale verklaringen, maar Nigeriaanse christenen, levend tussen hoop en vrees deze dagen, zijn met dit Europees simplisme van hier, van het Europees Parlement, allerminst geholpen. En dat is mijn kritiek. Vandaar dat ik me van stemming heb onthouden.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het ontstellend dat er zich in een land met zulke enorme oliereserves als Nigeria dergelijke massale gruweldaden voordoen. Ons aansluitende bij de vicepresident van de Verenigde Staten moeten we de oplossing echter zoeken in dialoog, dialoog en nog eens dialoog in combinatie met onderwijs, onderwijs en nog eens onderwijs, zodat er vrede kan komen in dit land.
Ik apprecieer de verwijzing van Joe Biden naar de zin van de Ierse dichter William Butler Yeats: "a terrible beauty is born." Wij hopen dat verschrikkelijke schoonheid fantastische schoonheid zal worden in Nigeria en dat er vrede en voorspoed zullen heersen. De Europese Unie moet hierin – en, inderdaad, in de discussie vandaag – een belangrijke rol spelen en in de stemming hebben wij een signaal afgegeven. Ik verwelkom dit ten zeerste.
De Voorzitter. − De notulen van deze vergadering zullen aan het begin van de volgende vergaderperiode ter goedkeuring aan het Parlement worden voorgelegd. Als er geen bezwaren zijn, worden de resoluties die in de vergadering van vandaag zijn aangenomen, onmiddellijk verstrekt aan de ontvangers en organen die erin staan genoemd.
Schriftelijke stemverklaringen
Verslag-Méndez de Vigo (A7-0116-2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór deze aanbeveling gestemd, omdat zij recht doet aan het innovatieve, constructieve en democratische karakter van het bijeenroepen van Conventies tot wijziging van de Verdragen (bijvoorbeeld de in 1999-2000 gehouden Conventie die het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft opgesteld en de in 2002-2003 gehouden Conventie die heeft geleid tot de opstelling van een ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa) en erkent tevens het zeer uitzonderlijke karakter van de wijziging van de Verdragen die nu noodzakelijk is geworden door de invoering van overgangsmaatregelen in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Kort gezegd, moet het systeem van Conventies worden gebruikt, omdat het gaat om wijzigingen van de Verdragen die meer inhouden dan eenvoudige voorlopige technische aanpassingen. Daarom denk ik, net als rapporteur Íñigo Méndez de Vigo, dat het goed is dat het Europees Parlement "de Europese Raad zijn instemming [geeft] met wijziging van protocol nr. 36 door een Intergouvernementele Conferentie, zonder bijeenroeping van een Conventie ".
Liam Aylward en Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) De leden van het Europees Parlement Pat the Cope Gallagher en Liam Aylward hebben de aandacht erop gevestigd dat alleen Ierland en Malta voor het kiezen van leden van het Europees Parlement van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging gebruikmaken. Ook Noord-Ierland gebruikt het stelsel van evenredige vertegenwoordiging voor zijn Europese verkiezingen. Wij zijn mordicus tegen de invoering van uniforme of identieke kiesstelsels voor de verkiezingen van leden van het Europees Parlement. Sinds de vestiging van de Ierse staat is aangetoond dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging een eerlijk en rechtvaardig systeem is.
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) Deze stemming had betrekking op de mogelijkheid een Conventie bijeen te roepen tot wijziging van de Verdragen voor wat betreft de overgangsmaatregelen voor de samenstelling van het Europees Parlement. Verschillende factoren in aanmerking nemend, zoals de Conventie van 22 februari 2002 tot 18 juli 2003 en de Conventie die het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft opgesteld, steun ik net als de rapporteur het voorstel van de Raad om protocol nr. 36 te wijzigen door een Intergouvernementele Conferentie, zonder bijeenroeping van een Conventie.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de samenstelling van het Europees Parlement gewijzigd, zodat het aantal leden wordt verhoogd van 736 tot 751. Er zullen achttien nieuwe leden uit twaalf lidstaten zitting nemen in het Parlement. Aangezien het Verdrag van Lissabon voorziet in een maximumlimiet voor het aantal leden per lidstaat, verliest Duitsland drie zetels. Het is echter niet mogelijk om het mandaat van een lid tijdens de zittingsperiode te onderbreken. Daarom zal het Parlement tijdelijk 754 leden tellen. Dit betekent dat het Verdrag gewijzigd moet worden om de limiet van 751 leden tijdelijk op te heffen. Mijns inziens zou het beter zijn geweest om de nieuwe samenstelling toe te passen in de verkiezingen van 2014 in plaats van in de huidige zittingsperiode, maar ik stel vast dat er een brede consensus bestaat om de wijzigingen onmiddellijk uit te voeren. Daarom ga ik ermee akkoord dat de Intergouvernementele Conferentie, die uitsluitend zal worden bijeengeroepen om overgangsmaatregelen voor de resterende periode van de huidige zittingsperiode aan te nemen, niet vooraf hoeft te worden gegaan door een Conventie. Wij mogen hiermee echter geen precedent voor de toekomst scheppen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het probleem met het Europese systeem van Conventies, dat teruggaat op de Franse en Amerikaanse traditie, is dat het zich een legitimiteit heeft toegeëigend die het op dat moment nog niet bezat. Daarom ben ik van oordeel dat de Conventie die het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa heeft aangenomen de haar toegekende bevoegdheden te buiten is gegaan. Ik had liever een ander resultaat gezien, maar de omstandigheden lieten dat toen niet toe. Mij lijkt de terugkeer naar de formule van de intergouvernementele conferenties dan ook de meest realistische methode om een dialoog tussen de regeringen van de lidstaten op gang te brengen en de specifieke problemen aan te pakken waarvoor dit soort conferenties een oplossing moeten aandragen, waaronder de kwestie die hier in stemming is gebracht.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het besluit gestemd om geen Conventie tot wijziging van de Verdragen bijeen te roepen voor wat betreft de overgangsmaatregelen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement, omdat ik het niet noodzakelijk acht een Conventie bijeen te roepen om een wijziging van voorbijgaande aard en met beperkte draagwijdte van de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie goed te keuren. Ik ga ermee akkoord dat de Raad protocol nr. 36 wijzigt in het kader van een Intergouvernementele Conferentie, zonder bijeenroeping van een Conventie.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben het volkomen eens met de auteur van het verslag en ik wil er nogmaals aan herinneren dat de overgrote meerderheid van de lidstaten al nieuwe parlementsleden heeft benoemd volgens de geldende procedures. Wij wachten daarom op de invoering van het voorstel tot wijziging van protocol nr. 36. Hierdoor wordt het mogelijk dat de extra leden als waarnemer in het Europees Parlement zitting kunnen nemen, zodra de wijzigingen in het protocol zijn vastgesteld. Met de inwerkingtreding van het protocol kunnen onze nieuwe collega's aan de slag als volwaardige leden van het Europees Parlement.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De rapporteur is tegen een Conventie omdat de verdragswijzigingen slechts maatregelen van tijdelijke aard zijn. Ik zie dat anders, aangezien het in dit geval ook problemen van democratische aard betreft. Frankrijk heeft een ander kiesstelsel en heeft daardoor niet de mogelijkheid om democratisch en direct gekozen leden op een lijst 'naar boven te schuiven'. Om die reden heb ik tegen dit verslag gestemd.
Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. – (ET) Als wij dit heel nauwkeurig en vanuit juridisch oogpunt bekijken, dan zal het besluit dat wij nemen het Verdrag van Lissabon wijzigen, wat betekent dat er een Conventie bijeen moet worden geroepen. Aangezien de maatregel echter van beperkte omvang is en beperkt is tot het voorlopige amendement, vertrouwde ik op het beginsel van proportionaliteit en steunde ik de voorlopige oplossing van 479 collega's om het recht van besluit te geven aan een Intergouvernementele Conferentie en geen Conventie bijeen te roepen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik ertegen ben geen Conventie tot wijziging van de Verdragen bijeen te roepen.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Het besluit om geen Conventie bijeen te roepen was een van de moeilijkste besluiten in verband met de komst van achttien nieuwe parlementsleden. We hebben dit besluit echter genomen met respect voor dit instrument, dat ten doel heeft de legitimiteit van besluiten over de fundamentele wetgeving van de Unie te vergroten. Dit is geen precedent voor de toekomst. Alle belangrijke kwesties die wijzigingen van een Verdrag noodzakelijk maken, zoals bijvoorbeeld de verkiezingsprocedure, vereisen het bijeenroepen van een Conventie. Ik zou de rapporteur, de heer Méndez de Vigo en de coördinatoren willen bedanken voor het nemen van dit besluit, dat was niet eenvoudig. Er is wel een probleem bij de benoeming van de achttien nieuwe parlementsleden, omdat een aantal lidstaten niet de juiste procedure voorhanden hadden. We hebben echter besloten dat representativiteit het belangrijkst is. Deze zaal moet zo snel mogelijk weer een representatieve afspiegeling van de lidstaten zijn. We roepen daarom alle lidstaten op om het proces zo snel mogelijk af te ronden, er tegelijkertijd van uitgaand dat alle afgevaardigden worden gekozen via rechtstreekse verkiezingen.
Verslag-Méndez de Vigo (A7-0115-2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega Íñigo Méndez de Vigo gestemd. Er moet inderdaad een overgangsmaatregel worden gevonden om inachtneming van het Verdrag van Lissabon in overeenstemming te brengen met artikel 5 van de Akte van 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen. Daarom is het noodzakelijk het aantal leden van het Europees Parlement voor de rest van de zittingsperiode 2009-2014 op 754 te brengen.
Verder ben ik blij met de formulering van punt 6 van dit verslag, dat pleit voor een eenvormig systeem voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement: "stelt de Europese Raad ervan in kennis dat het voornemens is binnenkort met voorstellen te komen tot vaststelling van de bepalingen voor de verkiezing van zijn leden door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen volgens een in alle lidstaten eenvormige procedure en volgens beginselen die alle lidstaten gemeen hebben, en dat het Parlement de aldus beoogde hervorming zal initiëren op basis van artikel 48, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 223 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; dringt voorts ter voorbereiding van de herziening van de Verdragen aan op het bijeenroepen van een Conventie die zich moet beraden over de hervorming van het Europees Parlement".
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft zijn goedkeuring gegeven aan de toetreding van achttien afgevaardigden tijdens de zittingsperiode. Deze goedkeuring betekent dat het Parlement, dat in juni 2009 krachtens de in het Verdrag van Nice vastgestelde procedure werd gekozen, in overeenstemming verkeert met het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking trad.
Ik heb tegen gestemd, en wel om een reden die in mijn ogen van cruciaal belang is: tijdens de Europese verkiezingen van juni 2009 achtten de meeste lidstaten het zeer waarschijnlijk dat het Verdrag van Lissabon snel zou worden geratificeerd. Daarom pasten zij de wijze waarop de verkiezingen werden gehouden, aan. Uitzondering is Frankrijk, dat geen maatregelen trof voor een soepele overgang van 72 naar 74 afgevaardigden.
De uiteindelijk gevonden oplossing – de benoeming van twee leden van de Nationale Assemblee – is onaanvaardbaar. Sinds 1979 zijn afgevaardigden gekozen door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen en niet benoemd door nationale parlementen. Het is dankzij rechtstreekse algemene verkiezingen dat wij namens alle Europeanen mogen spreken. Dat het Parlement het Franse compromis heeft geaccepteerd schept een zorgwekkend precedent wat betreft de niet-naleving van de Verdragen.
Philip Bradbourn (ECR), schriftelijk. – (EN) Wij verwelkomen maatregelen waardoor de achttien extra leden zitting kunnen nemen in het Europees Parlement. Zij zouden echter niet de status van waarnemers moeten krijgen, totdat de overgangsmaatregelen in werking treden en zij als volwaardige leden zitting kunnen nemen in het Parlement. Als waarnemers zouden de nieuwe leden recht hebben op hun salaris en onkostenvergoeding, voordat zij zouden mogen deelnemen aan de stemmingen. Dit is verkeerd en daarom heeft onze delegatie tegen dit verslag gestemd.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben genoodzaakt hevige kritiek te leveren op de Franse beslissing betreffende de benoeming van twee extra volksvertegenwoordigers die in het Europees Parlement zitting zullen nemen, in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
De elf andere Europese landen die met deze hervorming te maken hebben zijn op de verkiezingen vooruitgelopen en hebben zich uiteraard gebaseerd op de uitslagen van de Europese verkiezingen van juni 2009. Zo niet de Franse regering. Zij heeft zelf besloten eenvoudigweg leden van haar nationale parlement te benoemen: een schande voor de democratie.
Verder hebben wij Franse socialisten gemeend dat de andere zestien afgevaardigden niet de prijs zouden moeten betalen voor dit volledige gebrek aan voorbereiding van Frankrijk. Daarom hebben wij uiteindelijk gepleit voor een IGC (Intergouvernementele Conferentie), waardoor deze gekozen afgevaardigden in staat zullen zijn om – eerst als waarnemers – de rol te spelen van vertegenwoordigers van de Europese burgers die hen uitsluitend met dit doel hebben gekozen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De jongste Europese verkiezingen (2009) hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, zodat het Parlement nog is samengesteld volgens de bepalingen van het Verdrag van Nice (736 leden). De Europese Raad heeft in 2007 ingestemd met het voorstel van het Parlement om het aantal leden te verhogen van 750 tot 751. Ik zou het beter hebben gevonden als de nieuwe samenstelling van het Europees Parlement pas in de volgende Europese verkiezingen van 2014 zou zijn toegepast, maar er bestaat een ruime consensus om dat nu al te doen. Daarom is het noodzakelijk om vast te stellen hoe de achttien nieuwe leden uit de twaalf betrokken lidstaten gekozen zullen worden. Het nieuwe Verdrag voorziet in een maximumlimiet voor het aantal leden per lidstaat, wat tot gevolg heeft dat Duitsland drie zetels verliest. Aangezien het niet mogelijk is om het mandaat van een lid tijdens de zittingsperiode te onderbreken, zal het Parlement tijdelijk 754 leden tellen. Ik ga akkoord met de aanbeveling van de rapporteur, de heer Méndez de Vigo, om de nieuwe leden gelijktijdig zitting te laten nemen, zodat het evenwicht tussen de regio's in het Parlement niet wordt verstoord. Ik kan mij niet vinden in het voorstel om de nieuwe leden te laten benoemen door de nationale overheden. Ik ben van mening dat alleen gekozen leden legitimiteit bezitten.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door het Verdrag van Lissabon stijgt het aantal afgevaardigden van 736 naar 751, maar aangezien de verkiezingen van 2009 plaatsvonden voordat het Verdrag van Lissabon in werking trad, werden er slechts 736 afgevaardigden gekozen. Ons Parlement moest daardoor nieuwe bepalingen aannemen voor de rest van de zittingsperiode. De MoDem-afvaardiging heeft om twee redenen deze tekst niet gesteund. Zij kan zich niet verenigen met het voorstel van de Raad om een Intergouvernementele Conferentie bijeen te roepen, zonder eerst een Conventie te beleggen die bestaat uit vertegenwoordigers van nationale parlementen, staatshoofden of regeringsleiders, het Parlement en de Commissie. Deze versnelde procedure is een 'schending' van het Verdrag, niet alleen naar de geest, ook naar de letter. De benoeming van twee leden van het Franse nationale parlement die deel uitmaken van de achttien extra afgevaardigden is een ernstige aantasting van het primaire recht, dat voorschrijft dat afgevaardigden worden gekozen door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen en niet worden benoemd door hun nationale parlementen. De enige positieve uitkomst van deze episode zal zijn dat zij de aandacht heeft gevestigd op de noodzaak om de electorale procedure van het Parlement op de lange duur te hervormen, en, specifieker, op onze reeds lang geleden geformuleerde eis een deel van de afgevaardigden op grond van een Europees kiesdistrict te laten kiezen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het ten doel heeft te waarborgen dat de achttien extra EP-leden uit de twaalf betrokken lidstaten zitting kunnen nemen via een democratisch proces. Ik betreur het dat de Raad niet tijdig de maatregelen heeft goedgekeurd die de extra leden in staat zouden hebben gesteld om vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in het Parlement zitting te nemen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het feit dat het Verdrag van Lissabon niet tijdig inwerking is getreden om onmiddellijk te kunnen worden toegepast bij de verkiezingen voor de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement heeft geleid tot een probleem dat, mijns inziens, uiteindelijk met gezond verstand is opgelost en dat getuigt van de moeilijkheden die onvermijdelijk gepaard gaan met een overgangsperiode. Net zoals het zinloos en niet legitiem is om gekozen leden hun mandaat te ontnemen, is het niet redelijk om lidstaten die recht hebben op een verhoging van het aantal vertegenwoordigers, te beletten deze aan te wijzen overeenkomstig hun respectieve kiesstelsels. De uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen ten volle dat er uitzonderlijke oplossingen worden aangenomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Er is overeengekomen om het totaal aantal leden met vijftien te verhogen ten opzichte van het Verdrag van Nice, van 736 tot 751, waarbij achttien extra zetels over twaalf lidstaten worden verdeeld en Duitsland uit hoofde van het in het EU-Verdrag vastgelegde maximum drie zetels minder krijgt. Aangezien het Verdrag van Lissabon niet vóór de Europese verkiezingen van 2009 in werking is getreden, zijn deze verkiezingen volgens de bepalingen van het Verdrag van Nice gehouden, waardoor het Europees Parlement thans 736 in plaats van 751 leden telt. Anderzijds is het Verdrag van Lissabon inmiddels in werking getreden en is het derhalve legitiem dat de achttien extra leden uit de twaalf betrokken lidstaten nu in het Parlement zitting kunnen nemen. Het is echter niet mogelijk om het mandaat van een lid tijdens de zittingsperiode te onderbreken en dus het aantal leden van de huidige Duitse delegatie in het Europees Parlement met drie te verlagen. Daarom ben ik van oordeel dat het voorstel tot wijziging van protocol nr. 36 waarop door de Europese Raad wordt aangedrongen, rechtstreeks voortvloeit uit de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon en derhalve een aanvaardbare oplossing biedt die alle lidstaten die over extra zetels beschikken, in staat stelt de betrokken leden aan te wijzen. De achttien nieuwe leden moeten tegelijkertijd zitting nemen om het evenwicht tussen de nationaliteiten in het Parlement niet te verstoren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals wij hier voortdurend herhalen en zoals blijkt uit dit verslag zweert het Verdrag van Lissabon niet alleen bij een neoliberaal, militaristisch en federalistisch beleid, maar puilt het bovendien uit van de dubbelzinnigheden en contradicties, zoals die uit protocol nr. 36 betreffende de bepalingen over de samenstelling van het Europees Parlement. De arrogantie van de initiatiefnemers van het Verdrag was zo groot dat ze hen heeft belet om deze bepalingen flexibel te maken. Ze hebben al het mogelijke gedaan om te waarborgen dat er geen referenda werden gehouden, vastbesloten als ze waren om te ontsnappen aan het oordeel van de inwoners van de EU-lidstaten en herhaling van het “nee” van de Fransen en de Nederlanders tegen het zogeheten “Grondwettelijk Verdrag” te voorkomen. Ook de Ierse bevolking zei aanvankelijk nee tegen de verbloemde versie van deze tekst. Pas na veel druk en chantage zijn de Ieren gezwicht, maar toen waren de Europese verkiezingen al achter de rug.
In dit verslag wordt duidelijk hoe sommige EP-leden de federalistische koers van de Europese Unie proberen te versterken door zich te beroepen op een democratische legitimiteit die het Verdrag eenvoudigweg niet bezit. Zij doen hun uiterste best om de nationale wetgeving nog afhankelijker te maken van de belangen van de Europese Unie. Zij stellen met name voor om een eenvormige verkiezingsprocedure voor alle lidstaten vast stellen, ofschoon deze kwestie onder de soevereine bevoegdheid van elke lidstaat valt, en een Conventie bijeen te roepen die zich moet beraden over de hervorming van het Europees Parlement ter voorbereiding van de herziening van de Verdragen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Of de Verdragen worden herzien op grond van een Intergouvernementele Conferentie of door middel van een Conventie verandert helemaal niets aan de kern van het probleem. Of het nu is uit incompetentie, laksheid of politieke misrekening: een enkel land, Frankrijk, heeft geweigerd te anticiperen op de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon waar het zijn vertegenwoordiging in het Europees Parlement betreft, ondanks herhaalde verzoeken van verscheidene fracties, de mijne inbegrepen. Bijgevolg is Frankrijk nu de enige van de 27 die van plan is twee nieuwe afgevaardigden te benoemen, langs de indirecte weg van een beslissing van een nationaal parlement waarvan de kiesmethode volstrekt onbillijk is. Dit alles is een schending van de Verdragen zelf en een schending van de wetsbepaling van 1976, die voorziet in de verkiezing van afgevaardigden via algemene rechtstreekse verkiezingen. Verder is de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement medeplichtig. Hoewel zij een zware klap te verduren heeft gekregen in de verkiezingen van 2009, zal zij een van de twee extra zetels krijgen. Gekonkel tussen vrienden, waarmee dit Parlement heeft ingestemd. Om deze anomalie te laten passeren verschuilt de rapporteur zich helaas achter de tijdelijke aard van de maatregel. Tijdelijk? De nieuwe Franse afgevaardigden zullen hier vier jaar zitten, ruim tachtig procent van de parlementaire zittingsperiode. Ik had verwacht dat onze collega's standvastiger zouden zijn, zowel wat de waarde van woorden als het verdedigen van democratische beginselen betreft.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor wijzigingen die tot doel hebben de onaanvaardbaarheid te onderstrepen van de Franse keuze om leden van zijn nationale parlement te benoemen, teneinde zitting te nemen in het Europees Parlement, samen met zestien anderen die wel zelf deelnamen aan de verkiezingen van 7 juni 2009. Volgens mij is deze keuze, die duidelijk zonder enige voorbereiding is gemaakt, in strijd met democratische beginselen en roept ze vragen op over de democratische legitimiteit van het Europees Parlement. Aan de andere kant moeten we de komst van de andere afgevaardigden niet dwarsbomen, want hun benoeming is geheel naar de geest van de Verdragen. Uit deze kwestie blijkt weer de noodzaak onszelf in de toekomst te voorzien van een uniforme benoemingsmethode van afgevaardigden door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen. Deze hervorming moet door middel van een Conventie tot stand komen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd vanwege ons belangrijkste amendement, waarin wij stelden dat de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen verkozen zouden moeten worden.
Verslag-Méndez de Vigo (A7-0115/2010 – A7-0116-2010)
Carlo Casini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb met overtuiging voor de twee verslagen van de heer Mendez de Vigo gestemd. Om twee redenen ben ik tevreden: de commissie waarvan ik voorzitter ben heeft snel gehandeld en een voorlopig akkoord bereikt, waardoor het akkoord vandaag in de plenaire vergadering met een zeer grote meerderheid kon worden verwelkomd.
Vanuit dit oogpunt stond ik achter het idee om tegen paragraaf 5 te stemmen, dat ik heb geopperd door middel van een amendement dat ik in de commissie heb ingediend om te benadrukken dat de benoeming van achttien nieuwe leden zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met de Akte van 1976, op grond waarvan de leden rechtstreeks door de Europese burgers verkozen dienen te worden. Een automatische methode waarmee de kandidaten die bij de vorige Europese verkiezingen de meeste stemmen hebben gekregen van diegenen die niet verkozen zijn, in het Parlement komen, verdient derhalve de voorkeur. Als het nationaal kiesstelsel deze berekening echter niet toestaat, kunnen we overgaan op een benoeming door de nationale parlementen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De politieke crisis in Kirgizië vormt het zoveelste hoofdstuk van de destabilisering van Centraal-Azië, een gebied waarvan we weten dat het van cruciaal belang is voor Europa vanwege de toevoer van energie en grondstoffen, en voor de VS en Rusland gezien de strategische positie van het land. Jammer genoeg is dat de teleurstellende uitkomst van de revolutie van 2005, een revolutie die hoop gaf op een concrete verandering van de politieke gedragingen van deze kleine voormalige Sovjetrepubliek en die, samen met de omwentelingen in Oekraïne en Georgië rond datzelfde jaar, de voorbode leek van een rustigere geopolitieke toekomst in de hele regio. Helaas plukt Kirgizië vandaag de bittere vruchten van een verandering die niet heeft plaatsgevonden, en de resolutie waarover we vandaag stemmen, bevat de noodzakelijke en juiste aanwijzingen die dit Parlement moet geven aan de communautaire organen die via internationale en diplomatieke fora direct betrokken zijn bij de toestand in Kirgizië. Ik hoop dat de Commissie en de Raad op consequente wijze zullen samenwerken om deze aanwijzingen uit te werken, en daarbij bovenal de nodige urgentie zullen betrachten, die bij andere acties, zelfs recentelijk, helaas zonder enige reden ontbrak. Met de beste hoop dat het Europees optreden een positieve uitwerking zal hebben op de stabilisering in Kirgizië heb ik voor de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie wordt Kirgizië betwist door de grote mogendheden en schijnt het ten prooi te zijn gevallen aan een proces van politieke agitatie en ontbinding van het politieke en sociale netwerk waaraan de Europese instellingen en de regeringen van de lidstaten onvoldoende aandacht schenken. Het is tijd dat wij de in Europa relatief onbekende Centraal-Aziatische republieken beter leren kennen en dat wij de nodige maatregelen nemen om de betrekkingen en de communicatie met deze landen te bevorderen, zodat wij toegang krijgen tot meer informatie en beter kunnen toezien op hun respectieve situaties. Ik ben blij dat de Europese Unie de vrijheid, de democratie en de mensenrechten met de nodige kordaatheid hoog op haar agenda voor Kirgizië heeft geplaatst. Ik hoop ook dat de tijdelijke regering haar beloften zal waarmaken en hervormingen op gang zal brengen waarin met deze punten rekening wordt gehouden. Het feit dat de regering heeft aangekondigd verkiezingen en een grondwettelijk referendum te zullen organiseren is in elk geval een hoopvol teken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Volgens onafhankelijke waarnemers werd vorig jaar tijdens de verkiezingen in Kirgizië, waarbij Koermanbek Bakijev opnieuw tot president is gekozen, op grote schaal gefraudeerd. Bovendien maakten de aanvankelijk democratische initiatieven van het regime van Bakijev al snel plaats voor autoritarisme. Massale betogingen dwongen president Bakijev ertoe de hoofdstad te ontvluchten. Zijn plaats werd ingenomen door een voorlopige regering onder leiding van oppositieleider Roza Otoenbajeva, die een decreet over de machtsopvolging en naleving van de Kirgizische grondwet uitvaardigde. Bakijev heeft inmiddels het land verlaten en is naar Kazachstan gevlucht. Kirgizië is voor de Verenigde Staten en Rusland van bijzonder belang aangezien het land in het hart van Centraal-Azië gelegen is en dus een strategische positie inneemt. De Europese Unie en Centraal-Azië staan bovendien voor gemeenschappelijke uitdagingen op het gebied van energie, het tegengaan van klimaatverandering, het inperken van de drughandel en de strijd tegen het terrorisme. Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie een actieve dialoog met de voorlopige regering aangaat teneinde de wederzijdse betrekkingen aan te halen en bij te dragen aan de bevordering van behoorlijk bestuur, een onafhankelijke rechterlijke macht en andere EU-doelstellingen zoals neergelegd in de strategie voor Centraal-Azië.
Jacek Olgierd Kurski (ECR), schriftelijk. − (PL) Als medeauteur van de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de situatie in Kirgizië wil ik de collega-parlementsleden bedanken die voor dit document hebben gestemd. De intentie van de voorlopige regering van Kirgizië om te starten met constitutionele hervormingen en zo snel mogelijk een basis te leggen voor het organiseren van democratische parlementsverkiezingen verdient bijzondere aandacht. Vandaar de oproep aan de voorlopige regering om de internationale verplichtingen van Kirgizië na te komen en erop toe te zien dat de verkiezingen vrij en eerlijk zullen verlopen. Wij volgen de gebeurtenissen in Kirgizië met grote zorg, ook vanwege het veiligstellen van een ononderbroken bevoorradingscorridor voor de NAVO-troepen en de andere internationale strijdkrachten die deelnemen aan de missie in Afghanistan. Het is noodzakelijk dat de Europese Unie en het Europees Parlement de situatie in Kirgizië op de voet volgen, de nodige bijstand verlenen en de dialoog tussen alle geledingen van de Kirgizische maatschappij ondersteunen.
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie in Kirgizië gestemd, omdat ik mij verplicht voel om als lid van de delegatie voor Centraal-Azië en Mongolië op zijn minst deze steun te verlenen aan een natie die zich de laatste weken in een moeilijke situatie bevindt. De resolutie roept op tot beëindiging van het geweld, het starten van een dialoog tussen de partijen in het conflict en het eerbiedigen van de grondrechten, de mensenrechten en de rechtsstaat. Verder wordt in de ontwerpresolutie onderstreept dat een coherent en stabiel staatsbestel van belang is om democratie te kunnen garanderen. Ik vind daarom dat het internationale steunprogramma zo snel mogelijk in het leven moet worden geroepen en dat de EU hierin het voortouw moet nemen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De huidige situatie in Kirgizië is des te zorgwekkender omdat dit land, met name vanuit geopolitiek oogpunt, in een zeer belangrijke regio van Centraal-Azië gelegen is vanwege de nabijheid van Afghanistan en de grens met de Ferghana-vallei. Het is essentieel dat onder leiding van de Verenigde Naties een internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen wordt ingesteld om vast te stellen wie voor welke daden verantwoordelijk is geweest. De speciale afgezant voor Centraal-Azië moet de situatie op de voet volgen in nauwe samenwerking met de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Met ontwerpresolutie RC-B7-0246/2010 van het Europees Parlement van 6 mei 2010 over de situatie in Kirgizië richt Europa zich met één stem tot Kirgizië en haar autoriteiten. De ontwerpresolutie over de situatie in Kirgizië is een belangrijk signaal van de Europese Unie en van heel Europa. We moeten zowel de burgers van Kirgizië als de Kirgizische autoriteiten laten zien dat wij de democratische en menselijke ontwikkeling, menselijke veiligheid en duurzame groei ondersteunen en niet alleen met resoluties als deze.
Het Europees Parlement moet een instelling zijn die alle democratische initiatieven ondersteunt en niet accepteert dat van die route wordt afgeweken. De veranderingen in Kirgizië zijn de consequentie van de ontwikkelingen van de afgelopen paar jaar en de vervlogen hoop van de Tulpenrevolutie. Verkiezingsfraude en de lichte vorm van autoritarisme die in Kirgizië de kop opsteekt, mogen en zullen ons niet onverschillig laten. We mogen en zullen uitsluitend steun verlenen aan democratische maatregelen, omdat die de grondslag vormen van de Europese Unie. Met andere maatregelen kunnen wij niet instemmen. Ik hoop dat de resolutie over de situatie in Kirgizië een van de vele activiteiten zal zijn die wij ondernemen. Dat is wat heel Europa van ons verwacht.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb net als de overgrote meerderheid vóór deze resolutie gestemd, met inbegrip van de twee tijdens de stemming ingediende mondelinge amendementen.
Vilja Savisaar (ALDE), schriftelijk. – (ET) De gebeurtenissen die begin april, dus al een maand geleden, in Kirgizië plaatsvonden, hebben een grote impact gehad op zowel de interne bestuurlijke situatie als op de internationale betrekkingen van het land. Hierdoor heeft Rusland zijn militaire en economische invloed in Kirgizië kunnen vergroten, wat te verwachten was gezien de al bestaande economische banden tussen deze twee landen. Tegelijkertijd heeft Rusland beloofd economische hulp te bieden door middel van directe financiële steun en de verkoop van gas en olieproducten tegen gunstige prijzen. De onderhavige resolutie is vooral gericht op het feit dat de Europese Unie en de VN moeten helpen waarborgen dat er een democratische regering wordt gekozen en dat er een eind komt aan de mensenrechtenschendingen in het land.
Het is beslist waar dat de wens bestaat de corruptie in de publieke sector en het rechtssysteem te verminderen. Het is daarvoor waarschijnlijk noodzakelijk de publieke sector te hervormen en de onafhankelijkheid van het rechtssysteem te waarborgen. Dit houdt allemaal verband met de economische situatie van het land en daarom is samenwerking nodig tussen de Europese Unie, de VN en Rusland, omdat Kirgizië zelf anders geen prioriteit krijgt en alle grootmachten zullen proberen deze situatie voor hun eigen doeleinden te misbruiken. Daarom steun ik deze resolutie, die alle partijen oproept samen te werken om te zorgen voor eerbiediging van de mensenrechten, ontwikkeling van democratie, hervorming van de publieke sector en onafhankelijkheid van het rechtssysteem. Ik denk echter dat het enige tijd duurt, voordat dit land het gewenste democratische niveau bereikt, want daarvoor moeten benoemingen via open competities plaatsvinden en niet door het verdelen van posten onder familieleden.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben ingenomen met de recente mededeling over schone en efficiënte voertuigen. Een geslaagde marktintroductie van elektrische voertuigen kan de concurrentiepositie van de Europese industrie verbeteren. Wij mogen echter niet vergeten dat de Europese auto-industrie thans wereldleider is en dat wij dat concurrentievoordeel niet in gevaar mogen brengen. Daarom roep ik de Commissie en de lidstaten op de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om een interne markt voor elektrische voertuigen tot stand te brengen. Het is tevens noodzakelijk om de regelgeving voor batterijen en oplaadpunten van de verschillende lidstaten te harmoniseren teneinde de onderlinge verenigbaarheid te waarborgen. Er moeten ook belastingvoordelen worden ingevoerd, met passende en rendabele elektriciteitsprijzen voor de consument. Een andere essentiële factor is de modernisering van het elektriciteitsnet. Daarom dring ik aan op meer investeringen voor onderzoek naar en ontwikkeling van slimme netten en batterijtechnologie, met het oog op een efficiënter grondstofgebruik. Kortom, ik wil dat alles in het werk wordt gesteld om te waarborgen dat de Europese auto-industrie wereldleider blijft.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd omdat ik van oordeel ben dat elektrische voertuigen een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de prioriteiten van Europa 2020, namelijk het ontwikkelen van een economie die is gebaseerd op kennis en innovatie en het bevorderen van een energie die een efficiënter gebruik van grondstoffen waarborgt, en dus groener en competitiever is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Gelet op het feit dat wij niet langer om het debat over de uitstoot van CO2 heen kunnen, omdat het in de discussie over de klimaatverandering een centrale plaats inneemt, en dat de huidige afhankelijkheid van aardolie en derivaten daarvan door de volatiliteit van de brandstofprijzen – althans op de lange termijn – onhoudbaar is geworden, is het belangrijk dat wij op zoek gaan naar alternatieven. Daarom moet wij ervoor zorgen dat de innovatie inspeelt op de economische en sociale behoeften en vanuit wetenschappelijk en economisch oogpunt haalbare oplossingen aandraagt. Elektrische voertuigen zijn een belangrijke innovatie en bezitten een groot economisch potentieel op de lange termijn. Zij dragen bij aan de vermindering van de uitstoot van CO2 en andere verontreinigende stoffen en bieden garanties voor een betere energie-efficiëntie en meer innovatie op basis van technologisch leiderschap. Daarom is er een Europese strategie voor elektrische voertuigen nodig die de industrie steunt bij het ontwikkelen van schone en uitvoerbare technologieën en de totstandbrenging van een interne markt voor elektrische voertuigen bevordert. Ik onderstreep echter nogmaals dat de vaststelling van een Europese strategie niet mag leiden tot een warboel van regels die voor de ondernemingen geen hulp maar een last is en de ontwikkeling en levensvatbaarheid van de sector in gevaar brengt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het probleem van de klimaatverandering en de uitstoot van CO2 en andere verontreinigende stoffen en de volatiliteit van de brandstofprijzen hebben een gunstig klimaat geschapen voor de wereldwijde ontwikkeling van elektrische voertuigen. Elektrische voertuigen leveren een bijdrage aan de verwezenlijking van de prioriteiten van Europa 2020, aangezien zij leiden tot meer innovatie en kennis (slimme groei), een groenere economie met een efficiënter gebruik van grondstoffen (duurzame ontwikkeling) en meer werkgelegenheid (inclusieve groei). Het is belangrijk dat de hoge kosten van elektrische voertuigen, hoofdzakelijk als gevolg van de kosten van de batterijen, worden teruggedrongen. Dat vereist onderzoek en innovatie. Daarom ben ik ingenomen met de prioritaire aandacht die het Spaanse voorzitterschap aan de ontwikkeling van elektrische voertuigen besteedt in de strijd tegen de klimaatverandering en begroet ik de mededeling van de Commissie van 27 april 2010 over een Europese strategie voor groene, schone en energie-efficiënte voertuigen. Het is belangrijk de nodige voorwaarden te scheppen voor het bestaan van een interne markt voor elektrische voertuigen en te zorgen voor een daadwerkelijke coördinatie van het beleid op het vlak van de Europese Unie om te voorkomen dat de overgang op het nieuwe systeem negatieve gevolgen heeft, met name voor de werkgelegenheid. Deze coördinatie zal de compatibiliteit en de interoperabiliteit ten goede komen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn van oordeel dat elektrische voertuigen moeten worden ontwikkeld als alternatief voor voertuigen die fossiele brandstoffen gebruiken. Gezien de luchtverontreiniging die deze brandstoffen veroorzaken, en gelet op het feit dat de fossiele brandstofvoorraden – inzonderheid aardolie – in het helaas zeer aannemelijke geval dat het huidige energiemodel wordt voortgezet, binnen enkele tientallen jaren onvermijdelijk zullen opraken, dient de ontwikkeling van elektrische voertuigen zich aan als een belangrijke optie die het overwegen waard is. Uiteraard mogen de beperkingen en de problemen die nog steeds aan deze voertuigen verbonden zijn en in het debat te berde zijn gebracht, niet worden onderschat. Zoals gezegd, zijn wij in deze omstandigheden niet gebaat met moeilijk te verwezenlijken commerciële en propagandistische streefdoelen. Integendeel, de problemen en beperkingen wijzen ons op “de noodzaak van meer onderzoek en ontwikkeling om de kenmerken van elektrische voertuigen te verbeteren en de kosten ervan te verlagen”. In de resolutie wordt gestreefd naar “een grotendeels CO2-vrij vervoersstelsel in 2050”. Deze doelstelling houdt in dat het gebruik van diverse soorten collectieve vervoermiddelen – openbaar toegankelijke voor iedereen – moet worden ontwikkeld en bevorderd. Op dit vlak is voor elektrische voertuigen een belangrijke rol weggelegd.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun gegeven aan deze ontwerpresolutie, die het onder meer mogelijk maakt batterijen voor elektrische auto's te standaardiseren. De Europese Unie en onze medeburgers zullen alleen maar voordeel ondervinden van de ontwikkeling van een Europese markt voor elektrische voertuigen, en zelfs van een wereldmarkt. Deze maatregelen zullen dan ook zorgen voor een versterking van de positie van de EU binnen het kader van de strijd tegen vervuiling en van milieubescherming door het gebruik van schone voertuigen te vergemakkelijken, ongeacht om welke soort het gaat. Ze bevorderen ook steun aan onderzoek en innovatie en hebben dus een gunstig effect op het concurrentievermogen van de Europese Unie op het gebied van technologie. De aanneming van deze ontwerpresolutie zou wel eens het begin kunnen inluiden van een nieuw samenlevingsmodel, waarin diverse uitdagingen (milieu, maatschappij, technologie, demografie, enzovoorts) worden aangegaan. Ik vertrouw erop dat de andere Europese instellingen ons steunen in de vervulling van deze opdracht.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik steun de bevordering van elektrische voertuigen als prioriteit op middellange en lange termijn. We moeten manieren vinden om de lidstaten aan te moedigen een gezamenlijke strategie uit te voeren ter standaardisering van elektrische voertuigen. Het succes van deze strategie zal zeker de kosten voor gebruikers doen dalen, waardoor elektrische voertuigen aantrekkelijker worden. Een gebrek aan coördinatie op Europees niveau betekent niet alleen dat gebruikers hoge kosten moeten betalen. Fabrikanten moeten de verschillende industriële specificaties standaardiseren, hetgeen een direct effect zal hebben op de kosten. Daarom ben ik van mening dat, als we in de juiste richting willen voortgaan, de nadruk moet liggen op standaardisatieprocedures. We moeten manieren vinden om Europese burgers aan te moedigen elektrische auto's te gaan gebruiken. Naar mijn mening hebben lokale autoriteiten hier een belangrijke rol in. Zij zullen de Europese consument kunnen aanmoedigen door het voorbeeld te geven, door het bieden van faciliteiten op het gebied van infrastructuur en door het bieden van kortingen op de verschillende tarieven, zoals voor parkeren of voor vervuiling. Ik denk dat als de Europese instellingen elektrische auto's zouden gebruiken, dat een voorbeeld zou zijn en een zeer positief signaal zou afgeven. Als experiment zou er zo snel mogelijk een kleine vloot van elektrische auto's moeten worden aangeschaft als alternatief voor de huidige vormen van transport.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De groeiende bezorgdheid over de CO2-uitstoot en de klimaatverandering vereist een snelle ontwikkeling, zodat elektrische voertuigen spoedig een volwaardig alternatief voor de bestaande voertuigen worden. Het toenemende gebruik van dit vervoermiddel draagt op significante wijze bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Daarom moet de Europese Unie sterk investeren in de totstandkoming van een bevoorradingsnet dat het Europese grondgebied op doeltreffende wijze bestrijkt. Er moeten ook beslissende stappen worden ondernomen om allerlei obstakels weg te nemen die dit vervoermiddel thans onaantrekkelijk maken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Met het oog op de steeds schaarser worden energiebronnen hebben elektrische voertuigen beslist het potentieel om een echt klimaatvriendelijk alternatief te worden, mits we deze nog verder ontwikkelen. Dat kan echter alleen als zowel het productieproces als het gebruik ervan daadwerkelijk minder hulpbronintensief en milieuvriendelijk zijn. Op dit moment staan elektrische en hybride systemen echter nog in de kinderschoenen. Wij moeten een uniform raamwerk creëren zonder deze technologie ten opzichte van andere alternatieve aandrijfsystemen te begunstigen. In het onderhavige voorstel wordt te weinig rekening gehouden met andere alternatieve aandrijfsystemen en dat is de reden waarom ik mij van stemming onthouden heb.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) De ondersteuning van de ontwikkeling van elektrische voertuigen heeft diverse voordelen. De bevordering van elektrische voertuigen zal op een belangrijke manier bijdragen aan de bestrijding van de klimaatverandering, door over te stappen op schonere en meer geavanceerde technologieën, de promotie van innovatie en het beperken van onze afhankelijkheid van energie. De ontwikkeling van deze technologie brengt ook bepaalde andere aspecten met zich mee die onze aandacht nodig hebben, zoals het opheffen van administratieve en andere obstakels die mogelijk een negatieve invloed hebben op de deelname van groene auto's aan het verkeer, en het stimuleren van herscholing van personen die werkzaam zijn in de automobielindustrie, zodat zij de noodzakelijke vaardigheden kunnen leren. Ik meen dat deze resolutie een goed uitgebalanceerde tekst is, omdat alle eerdergenoemde onderwerpen aan bod komen, en daarom heeft ze mijn stem gekregen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Om de effecten van de besproken maatregelen te beoordelen, is het noodzakelijk de door de Commissie genoemde statistieken te analyseren. In 2007 leefde 72 procent van de Europese bevolking in stedelijke gebieden en deze vormen de sleutel voor groei en werkgelegenheid. Onze steden hebben efficiënte vervoerssystemen nodig om de economie en het welzijn van hun burgers te ondersteunen.
Ongeveer 85 procent van het bbp van de EU wordt gegenereerd in steden. Stedelijke gebieden staan vandaag voor de taak om het vervoer duurzaam te maken voor wat betreft het milieu (CO2, luchtvervuiling, lawaaivervuiling), de concurrentie (filevorming) en in sociaal opzicht (demografische veranderingen, integratie, volksgezondheid). Het overwinnen van deze uitdaging is bovendien van doorslaggevend belang voor het slagen van de globale strategie van de EU voor het bestrijden van de klimaatverandering, voor het realiseren van de doelstelling 20-20-20 en voor het bevorderen van de cohesie.
Negen van de tien burgers in de Europese Unie is van mening dat de verkeerssituatie in hun regio moet worden verbeterd. Ik ben ervan overtuigd dat een gecoördineerd optreden op EU-niveau ertoe kan bijdragen de markten van de nieuwe technologieën voor schone voertuigen en alternatieve brandstoffen te versterken. Op die manier kunnen gebruikers worden aangemoedigd om op termijn te kiezen voor schone voertuigen of vervoerswijzen en om minder drukke trajecten te kiezen of op andere tijden te reizen. Met overtuiging spreek ik mijn steun uit voor deze initiatieven die erop gericht zijn om op middellange termijn onze gewoonten te veranderen op een manier die te verenigen is met de economische en industriële ontwikkeling van de hele Europese Unie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb net als de rest van mijn fractie vóór deze resolutie gestemd, ondanks de verwerping van ons amendement met het oog op een snellere herziening van de wetgeving op het gebied van typegoedkeuring.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In Europa zijn 380 000 ondernemingen betrokken bij de distributie van motorvoertuigen en van dienstverlening in deze sector. Het gaat bijna altijd om kleine en middelgrote bedrijven, die 2,8 miljoen mensen werk verschaffen. Sinds 1985 wordt de motorvoertuigensector gestuurd door een algemene groepsvrijstellingsverordening in het kader van EU-wetgeving inzake mededinging, teneinde met de volgende kenmerken rekening te houden: de oligopolistische situatie en de zeer technische aard en lange levensduur van producten. Nu stelt de Commissie echter voor de bestaande vrijstelling voor de verkoop van nieuwe voertuigen af te schaffen. Alleen de secundaire markt (reparatie- en onderhoudsdiensten en levering van reserveonderdelen) zou nog onder een specifieke vrijstellingsregeling vallen. Deze ontwerpresolutie, die ik al heb gesteund in de Commissie economische en monetaire zaken en waarvoor ik vandaag in de plenaire zitting andermaal heb gestemd, bevat een duidelijke boodschap van het Europees Parlement. Ze is gebaseerd op uitvoerig overleg met de motorvoertuigensector en roept de Commissie op rekening te houden met verscheidene elementen die het machtsevenwicht tussen motorvoertuigenproducten dreigen te verstoren, en dit ten nadele van de consument.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb besloten voor deze ontwerpresolutie te stemmen, aangezien het de problemen belicht die inherent zijn aan het voorstel van de Europese Commissie over de Verordening groepsvrijstelling motorvoertuigen.
De aanbeveling van de Commissie om een aantal bepalingen in de huidige verordening op dit terrein te wijzigen, door autohandelaren uitdrukkelijk te verplichten om tot 80 procent van hun omzet bij één automerk in te kopen, kan de afhankelijkheid van deze tussenpersonen van de fabrikanten vergroten. De concurrentie in de sector wordt dan mogelijk beperkt en consumenten hebben mogelijk minder opties.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie heeft een aanvang gemaakt met de procedure voor de herziening van de wetgeving inzake motorvoertuigen, met name van Verordening (EG) nr. 1400/2002 ("MVBER") en Verordening (EG) nr. 2790/1999 (“RICA"). In dit verband zij onderstreept dat de Unie en haar lidstaten thans een ongekende economische en financiële crisis doormaken die reële en ernstige gevolgen heeft voor de auto-industrie. Deze industrie is nog steeds van fundamenteel belang voor de Europese economie, aangezien zij bijdraagt aan de werkgelegenheid, de technologische innovatie en het concurrentievermogen. Gelet hierop moet het nieuwe regelgevingskader op de middellange en lange termijn de nodige voorwaarden scheppen voor een duurzame Europese auto-industrie die op het vlak van zowel technologie als innovatie een voortrekkersrol blijft spelen en economisch duurzaam is. Met betrekking tot de tekst over elektrische voertuigen die hier zojuist in stemming is gebracht, moet het nieuwe regelgevingskader de productie en het gebruik van dit soort vervoermiddelen stimuleren, alsmede het milieuonderzoek en de ontwikkeling van motorvoertuigen met minder milieueffecten en minder emissies.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben gestemd tegen deze ontwerpresolutie, die, in beginsel, positief is over de lopende herziening van de mededingingsregels die van toepassing zijn op distributie en reparatie in de motorvoertuigensector. In feite verwelkomt ze de afschaffing van de vrijstelling en de uitvoering van algemene wetgeving op het gebied van mededinging. Zoals gewoonlijk zullen, onder het mom van voorafgaande raadpleging, die lobby's die het invloedrijkst en effectiefst zijn maar niet noodzakelijkerwijs de industrie vertegenwoordigen, aan het langste eind trekken, en dan zwijg ik nog over het dogma van concurrentie die voor iedereen gunstig is. Anderzijds zullen de inspanningen van professionals om zich aan de nu geldende wetgeving aan te passen, teniet worden gedaan. Toegegeven, of men nu wel of niet teniet doet, er wordt actie ondernomen. De vraag is of de Commissie en in het bijzonder van het Directoraat-Generaal Mededinging als doelstelling hebben om door middel van wetgeving hun bestaan te rechtvaardigen of om regelgeving ten uitvoer te leggen die voldoet aan de eisen op het gebied van kwaliteit en veiligheid van producten en diensten, eisen die op elk gebied noodzakelijk zijn, maar met name in de motorvoertuigensector.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De wijzigingen die de Commissie heeft voorgesteld zijn in strijd met de belangen van met name de kleine en middelgrote ondernemingen in de automobielsector. Bovendien gelden voor deze sector talloze ingewikkelde regelingen (bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en milieu) en daarom moet het concurrentierecht gebaseerd zijn op de specifieke kenmerken van deze markt. Om die reden heb ik tegen het voorstel van de Commissie gestemd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) In juli 2002 heeft de Commissie ter vervanging van Verordening (EG) nr. 1475/95 een groepsvrijstellingsverordening op het gebied van overeenkomsten voor de distributie van motorvoertuigen aangenomen.
Het belangrijkste doel van het mededingingsbeleid van de Commissie is om bedrijven door de aanneming van groepsvrijstellingsverordeningen te laten profiteren van een veiligheidszone, teneinde te zorgen voor een efficiënt markttoezicht. De groepsvrijstellingen dragen zodoende bij aan de juridische zekerheid en aan de consequente toepassing van communautaire regels. Ik wil er heel duidelijk op wijzen dat het belang van dit debat er in feite in bestaat de hoofdlijnen vast te stellen van het toekomstige juridische kader dat na het vervallen de verordening de regels moet omvatten voor de overeenkomsten met betrekking tot de distributie van motorvoertuigen en de bijbehorende aftersales-diensten.
Bij het vaststellen van het juiste toepassingsgebied voor de groepsvrijstelling voor de automobielsector, roep ik de Commissie derhalve op rekening te houden met de concurrentievoorwaarden in de belangrijkste markten en met de behoefte aan een principieel onderscheid tussen de markten voor de verkoop van nieuwe motorvoertuigen en de markten voor reparatie- en onderhoudsdiensten en/of voor de distributie van reserveonderdelen. Ik wil onderstrepen dat het belangrijk is dergelijke voorstellen te ondersteunen. Ze belemmeren onafhankelijk concurrentiebevorderend gedrag van erkende handelaars en reparateurs en stimuleren de ontwikkeling van de sector.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De zogeheten groepsvrijstellingsverordening, die in 2002 op EU-niveau werd ingevoerd om de mededinging in de motorvoertuigensector te verhogen en consumenten tastbare voordelen te bezorgen, nadert het einde van haar geldigheidsduur. De Commissie komt in haar herzieningsvoorstel met veranderingen die zorgwekkende gevolgen voor consumenten zullen hebben, op het gebied van keuzemogelijkheden, kwaliteit en prijs. Daarom gebruiken we deze ontwerpresolutie, die ik heb gesteund, om onze bedenkingen ten aanzien van sommige voorstellen duidelijk kenbaar te maken. Ik denk vooral aan de verplichte 'merkexclusiviteit', die een negatief effect zal hebben op de keuzemogelijkheden van consumenten en de onafhankelijkheid van handelaren tegenover fabrikanten. Ik wil ook mijn zorg uitspreken over het feit dat adequate toegang voor alle belanghebbenden tot technische informatie en reserveonderdelen niet gegarandeerd is, wat in feite een inperking inhoudt van de keuzevrijheid van de handelaar of garagehouder tot wie de consument zich zou kunnen wenden. Tot slot wil ik er nog op wijzen dat de Commissie dringend moet optreden tegen mededingingsonvriendelijke maatregelen die de consument beperken, zoals alle soorten klantenservice die afhankelijk zijn van het repareren of onderhouden van een voertuig bij een merkspecifiek netwerk.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Net als de overgrote meerderheid in dit Huis heb ik vóór deze resolutie gestemd.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Kanker is een van de grootste uitdagingen waarmee Europa op gezondheidsvlak wordt geconfronteerd. De ziekte is de tweede doodsoorzaak in de Europese Unie, met 3 miljoen nieuwe gevallen en 1,7 miljoen doden per jaar. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie kan ten minste een derde van alle kankergevallen voorkomen worden. Daarom is het essentieel dat de belanghebbende partijen overal in de Europese Unie de handen ineenslaan om kanker te bestrijden. Het voorstel van de Commissie om een Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013 tot stand te brengen heeft onder meer ten doel de lidstaten te helpen bij de aanpak van kanker door een kader te bieden voor het inventariseren en uitwisselen van informatie, capaciteit en deskundigheid op het gebied van kankerpreventie en -bestrijding, en door alle betrokken partijen uit de gehele Europese Unie bij dit collectieve streven te betrekken. Ik ben ingenomen met de doelstelling om het aantal gevallen van kanker terug te dringen door de invoering van een compleet bevolkingsonderzoek voor borst-, baarmoederhals- en colorectale kanker tegen 2013, waarbij er bij de lidstaten op wordt aangedrongen deze richtsnoeren volledig ten uitvoer te leggen. Daarom heb ik voor het verslag “Kankerbestrijding: een Europees partnerschap” gestemd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het door de Europese Commissie voorgestelde Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013 een uitstekend initiatief is om deze afschuwelijke ziekte effectiever te bestrijden. Kanker is een van de belangrijkste problemen op het gebied van de volksgezondheid waarin communautair wordt opgetreden, want elk jaar wordt bij 3,2 miljoen Europeanen kanker vastgesteld, dat na hartaandoeningen de meest voorkomende doodsoorzaak is. Het door de Commissie voorgestelde partnerschap is bedoeld om de lidstaten te ondersteunen in hun pogingen kanker aan te pakken door een kader te verschaffen voor het identificeren en delen van informatie, mogelijkheden en expertise met betrekking tot het voorkomen en beperken van kanker. Ik zou graag willen benadrukken dat we het aantal gevallen van kanker in Europa alleen beduidend kunnen verminderen door alle betreffende belanghebbenden in de gehele Europese Unie te betrekken in een gezamenlijke poging kanker aan te pakken. Ik schaar mij achter de oproep van het Europees Parlement aan de Commissie en aan de lidstaten verdere initiatieven te ontwikkelen en consolideren die kankerpatiënten direct of indirect steun bieden. Ik ben het er ook mee eens dat de Commissie en de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat de verkrijgbaarheid van medicijnen tegen kanker voor alle patiënten die deze nodig hebben, in alle lidstaten gelijk is. Daarom vormt dit door de Commissie geïnitieerde partnerschap ter bestrijding van kanker een zeer belangrijke stap in de richting van een gemeenschappelijk maatschappelijk en politiek partnerschap voor geheel Europa dat als doel heeft het probleem van kanker in Europa te verminderen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De voorspelling dat het aantal kankergevallen exponentieel zal toenemen, is bedoeld als een alarmsignaal voor de internationale gemeenschap. Bij een op de drie Europeanen zal gedurende hun leven kanker worden vastgesteld. Deze wrede ziekte is feitelijk de tweede meest voorkomende doodsoorzaak in Europa. Het Europees Parlement gebruikt de aangenomen ontwerpresolutie om aandacht te vragen voor het feit, dat er nog steeds onacceptabele verschillen bestaan in Europa wat betreft kankerscreening en -behandeling. Een derde van de vastgestelde gevallen van kanker leidt tot het overlijden van de patiënt vanwege een te late diagnose. Europa moet hierin verandering aanbrengen door informatieprogramma's, voorlichten van de bevolking en het toegang bieden tot medische zorg van hoge kwaliteit. Tot slot: de EU doet op dit moment te weinig aan onderzoek naar deze ziekte, waarover nog steeds te weinig bekend is. Onderzoek en preventie zijn de twee belangrijkste sporen om deze ziekte te bestrijden. Op middellange termijn zal dit resultaten opleveren. De incidentie van kanker moet dalen, zodat Europa het ambitieuze doel van de Europese Commissie kan halen. Dat doel is het terugdringen van het aantal nieuwe kankergevallen met vijftien procent in 2020, rekening houdend met de stijgende lijn vanwege de bevolkingsgroei en de vergrijzing.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik begroet het voorstel van de Commissie om een Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013 tot stand te brengen, omdat ik van oordeel ben dat kankerbestrijding een essentieel onderdeel van de gezondheidsstrategie vormt. In het kader van de primaire preventie dring ik aan op de tenuitvoerlegging van maatregelen om een gezonde levensstijl aan te moedigen. Die factor kan een essentiële bijdrage leveren aan de verbetering van de gezondheid. Aangezien ook milieufactoren gevolgen hebben voor de gezondheid, moeten wij de milieuproblemen aanpakken die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van specifieke kankersoorten. Daarom is een alomvattende aanpak nodig die kankerbestrijding integreert in beleidsterreinen zoals onderwijs, milieu, onderzoek en sociale vraagstukken, alsmede een betere coördinatie tussen de verschillende kankeronderzoekcentra in de Europese Unie. Het is tevens noodzakelijk dat de financiering die momenteel aan kankerbestrijding wordt besteed in de context van het zevende kaderprogramma, efficiënter wordt gebruikt en dat grootschalige onderzoeksprogramma's worden opgezet. Bovendien is het belangrijk om middelen voor het bevorderen van kankerpreventie in de financiële vooruitzichten op te nemen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Er is een nieuwe alomvattende aanpak van kanker nodig, omdat ondanks de medische vooruitgang wereldwijd een haast epidemische toename van kanker valt vast te stellen en de ziekte mondiaal gezien een van de belangrijkste doodsoorzaken is, zoals blijkt uit het feit dat in 2004 ongeveer dertien procent van alle sterfgevallen aan kanker te wijten was (ongeveer 1,7 miljoen doden per jaar); omdat kanker in 2006 de tweede doodsoorzaak was en dat de meeste sterfgevallen werden veroorzaakt door longkanker, colorectale kanker en borstkanker; en omdat bij een op de drie Europeanen gedurende hun leven kanker wordt vastgesteld en dat een op de vier Europeanen aan de ziekte sterft. Wij moeten ons beleid resoluut richten op preventie en nationale screeningprogramma's omdat circa dertig procent van de kankergevallen kan worden voorkomen door adequate preventie en vroegtijdige behandeling. Het is tevens fundamenteel om ongelijkheden in termen van kankerbehandeling terug te brengen. In dit verband wil ik uw aandacht vestigen op de onhoudbare situatie in Portugal, waar innovatieve en doeltreffende geneesmiddelen voor de behandeling van kanker, met name lonk- en borstkanker, aan patiënten worden geweigerd om louter economische redenen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Kanker is een van de grootste gezondheidsproblemen waarmee wij wereldwijd worden geconfronteerd. Met 3 miljoen nieuwe gevallen van kanker en 1,7 miljoen sterfgevallen per jaar is kanker de op één na belangrijkste doodsoorzaak in Europa. De Europese Commissie doet een voorstel voor een Europees Partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013. Kanker is een sociaal en politiek probleem dat een gezamenlijke aanpak vereist op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. In het Verdrag van Lissabon wordt vastgelegd dat de Unie de bevoegdheid heeft het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Een van de gebieden waarvoor dat geldt, is de bescherming en de verbetering van de menselijke gezondheid (artikel 6 VWEU). Over twee belangrijke empirisch onderbouwde instrumenten voor preventie is binnen de Europese Unie reeds overeenstemming bereikt: de Europese code voor kankerbestrijding en de aanbevelingen van de Raad inzake de screening op borst-, baarmoederhals- en darmkanker. Ik ben ingenomen met de aanbeveling van de ontwerpresolutie om de openbare sector in het algemeen ertoe aan te zetten te investeren in een degelijke en samenhangende aanpak van kankerpreventie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Kanker is wereldwijd een van de voornaamste doodsoorzaken en de voortdurende stijging van het aantal gevallen is zorgwekkend. Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie de inspanningen van de lidstaten om deze ziekte te bestrijden ondersteunt, zoals aangegeven in het verslag. Tegelijkertijd moeten alle partijen de handen ineenslaan om informatie, capaciteit en deskundigheid op het gebied van kankerpreventie en -bestrijding uit te wisselen. In sommige landen is het aantal kankergevallen gedaald ten gevolge van de tenuitvoerlegging van een beleid dat gericht is op de verbetering van de preventie en de behandeling. Dat is de weg die wij moeten volgen. In het verslag worden tal van belangrijke punten genoemd, zoals: primaire preventie en bestrijding van ziekten die kunnen leiden tot kanker; het belang van screening; de ontoereikendheid van de financiële middelen – en met name de overheidsfinanciering – die thans in de Europese Unie voor kankerbestrijding beschikbaar zijn; minder blootstelling aan kankerverwekkende stoffen in het beroep en het milieu; bijwerking van de lijst van kankerverwekkende stoffen; bescherming van kankerpatiënten en chronisch zieken op het werk. Op andere gebieden had het verslag een stuk verder kunnen gaan, bijvoorbeeld voor wat betreft de ongelijkheden in termen van toegang tot kankerbehandeling en -verzorging. Die hadden niet moeten worden teruggebracht maar weggewerkt.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Als auteur van schriftelijke verklaring nr. 71/2009 over de strijd tegen borstkanker in de Europese Unie die door het Parlement is aangenomen, ben ik enorm blij met de mededeling van de Commissie over kankerbestrijding: een Europees partnerschap.
Dit document analyseert het probleem van kanker in de EU en formuleert doelstellingen voor de kankerbestrijding. Gezondheidszorg is de facto een taak van de lidstaten. De EU kan echter aanvullend handelen en fungeren als platform voor het uitwisselen van goede praktijken. Het zal van de lidstaten zelf afhangen of zij gebruik willen maken van dit extra instrument dat de Commissie heeft voorbereid.
Het voorstel bevat een bijzonder concrete doelstelling, namelijk een vermindering van het aantal kankergevallen in de EU met vijftien procent tot het jaar 2020. Om dit programma uit te voeren is het noodzakelijk dat er voor 2013 geïntegreerde pan-Europese plannen voor kankerbestrijding worden opgesteld. Een volgende stap is om de ongelijke verdeling van de sterfte aan kanker onder Europeanen die zich voor deze ziekte laten behandelen, met zeventig procent terug te dringen. De verschillen tussen de best en slechtst presterende lidstaten zijn nog steeds te groot.
De mededeling besteedt ook aandacht aan preventie en het opvoeren van de dekking van screening op borst-, baarmoederhals- en dikkedarmkanker naar honderd procent van de populatie. Ik ben blij dat ons recente appel uit schriftelijke verklaring nr. 71/2009 op het juiste moment bij de Commissie is terechtgekomen. Dat duidt op een – hoop ik – snelle en betrouwbare uitvoering.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd vóór dit verslag over het opzetten van een Europees partnerschap voor kankerbestrijding (2009-2013).
Het doel van dit partnerschap is om een raamwerk te scheppen voor het vaststellen en delen van informatie, capaciteit en expertise in kankerpreventie- en bestrijding. De lidstaten moeten samen handelen, vooral op het gebied van tests. In Europa krijgt een op de drie mensen kanker. Een op de drie vormen van kanker kan echter worden voorkomen en preventie biedt op de lange termijn de meest kosteneffectieve strategie om de last van kanker te verlichten.
Het doet mij genoegen dat de meerderheid van dit Parlement vóór de voorstellen heeft gestemd die ik als rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie heb gemaakt, zoals de noodzaak om publiek-private partnerschappen aan te moedigen, om de research en de opsporing te stimuleren, in het bijzonder op het gebied van de medische beeldvorming.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ook al valt gezondheidszorg onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten, wij kunnen alleen maar voordeel putten uit een grensoverschrijdende aanpak van kankerpreventie en -behandeling, en het is die aanpak die ik hier steun. Zo zal Europa nauwere samenwerking tot stand kunnen brengen tussen de belanghebbenden (maatschappelijk middenveld, diverse organisaties en anderen) teneinde zo doeltreffend mogelijk de beste praktijken op dat gebied te verspreiden, en vooral de doeltreffendheid van patiëntenzorg te verbeteren, door ook rekening te houden met het psychosociale en geestelijk welzijn van de patiënten. Mede dankzij dit partnerschap zou er ook rekening gehouden kunnen worden met aanverwante problemen, zoals de ongelijkheden waarmee kankerpatiënten te maken krijgen. Dit is van fundamenteel belang om het dagelijks leven van patiënten te verbeteren. Ik ben ook ingenomen met de aanneming, op 19 april, van een geschreven verklaring die ik heb gesteund en waarin alle EU-lidstaten worden opgeroepen om een landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker in te voeren en waarin de Commissie tevens wordt verzocht elke twee jaar een voortgangsverslag op te stellen. Borstkanker blijft de voornaamste doodsoorzaak voor vrouwen tussen 35 en 59 jaar.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is kanker wereldwijd doodsoorzaak nummer een. Op dit moment krijgt een op de drie Europeanen kanker en sterft een op de vier aan deze ziekte. Helaas draagt in de komende decennia de vergrijzing van de samenleving bij aan de stijging van het aantal kankergevallen. Om deze stijgende tendens te voorkomen, moeten we volgens mij de nationale plannen voor kankerbestrijding verder perfectioneren en een nog effectievere informatiecampagne voeren In de samenleving. Kinderen moeten al op jonge leeftijd een gezonde levensstijl aanleren, omdat dat in de toekomst zal leiden tot minder ziektegevallen. Volgens experts kan een derde van de ziektegevallen worden voorkomen, maar om dat te bereiken moet de EU meer financiële middelen voor kankerbestrijding beschikbaar stellen. Met dat geld kan wetenschappelijk onderzoek worden verricht en een breed opgezet kankerpreventieprogramma worden uitgevoerd in alle landen van de Unie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Volksgezondheid is een van de prioriteiten van de Europese Unie. De strijd tegen alle vormen van kanker is daar een onderdeel van, aangezien de ziekte elk jaar verantwoordelijk is voor de dood van miljoenen Europese burgers. Zoals wij allen weten, zijn preventie en vroegtijdige opsporing van fundamenteel belang voor een doeltreffende bestrijding van deze ziekte. Daarom moeten wij onze inspanningen voornamelijk richten op deze twee punten. Het is uitermate belangrijk dat wij ons extra inzetten voor de bestrijding van de drie kankersoorten die de meeste sterfgevallen veroorzaken, namelijk longkanker, colorectale kanker en borstkanker, zonder evenwel de andere vormen van kanker te verwaarlozen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Kanker vormt in de hele EU de grootste bedreiging voor de volksgezondheid en de sterftecijfers door kanker zijn hoog. Van de 3 miljoen nieuwe patiënten zal 1,7 miljoen het niet overleven. Door een vroege diagnose en behandeling zou dit cijfer aanmerkelijk kunnen worden verlaagd. We moeten in de hele EU niet alleen investeren in de behandeling van kanker, maar ook preventieve maatregelen dringend ondersteunen. Grensoverschrijdende samenwerking moet onze prioriteit hebben, zodat we definitief een halt aan de verspreiding van kanker kunnen toeroepen. Dit verslag is een positieve stap in de juiste richting en dat is de reden waarom ik voor heb gestemd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement over kankerbestrijding: een Europees partnerschap. Alle maatregelen die zijn gericht op kankerbestrijding en de minimalisering van de gevolgen van kanker verdienen onze steun. De medische wetenschap is nog steeds niet in staat om kanker een halt toe te roepen. De ziekte is bezig een van de grootste plagen van de mensheid te worden. Het is ontstellend dat kanker in 2006 de op een na meest voorkomende doodsoorzaak was. Kanker kan vele oorzaken hebben en vaak is het niet eens mogelijk om de oorzaken vast te stellen en te diagnosticeren. In dertig procent van de gevallen kan kanker evenwel voorkomen worden en kunnen de gevolgen worden beperkt. Hiervoor zijn geschikte nationale onderzoeksprogramma's nodig. Geleid door het belang en de veiligheid van haar burgers moet de Europese Unie zorgen voor de ontwikkeling van geschikte methoden voor vroegtijdige diagnose, preventie en geavanceerde therapieën. In veel lidstaten is het gelukt om vooruitgang te boeken in de strijd tegen kanker, onder andere door antirookcampagnes en bepaalde preventiemethoden. Vergelijkbare methoden moeten in de hele Unie worden toegepast, maar dan krachtiger en effectiever. Voor de komende jaren zijn de prognoses voor incidentie en morbiditeit van kanker niet optimistisch. De wetenschap dat ondanks de verschillende diagnose- en behandelingsmethoden nog vele mensen aan kanker zullen overlijden, is bitter en droevig. Laten we er echter voor zorgen dat onze burgers weten dat zij op dit gebied volledig gesteund worden.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een reductie, tussen nu en 2020, van het aantal kankergevallen met vijftien procent: dat is de ambitieuze doelstelling van het Europees partnerschap voor kankerbestrijding tot in 2013. Deze doelstelling wordt vandaag gesteund door de stemming van het Europees Parlement over het Verslag-Peterle. Dat is een adequaat antwoord op deze uitdaging, ook al zal kanker volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie in 2010 hart- en vaartziekten passeren als voornaamste doodsoorzaak in de wereld.
Alleen al in 2010 zullen drie miljoen Europeanen kanker ontwikkelen en bijna twee miljoen mensen zullen aan de ziekte sterven. Wij moeten dringend onze inspanningen verhogen op het gebied van systematisch bevolkingsonderzoek naar de meest voorkomende vormen van kanker: longkanker, darmkanker en borstkanker. Het aanmoedigen van een oncologische revolutie betekent ook het bevorderen van onderzoek naar de kankerverwekkende eigenschappen van sommige voedingsmiddelen en van vroeg onderzoek naar tumoren door middel van hoogwaardige biomarkertechnieken: complex urine- of bloedonderzoek. Al deze maatregelen zijn uitdrukkelijk gericht op een diversificatie van patiëntenzorg, opdat 2010 het jaar wordt dat er wordt opgetreden en de Europese Unie programma's voor kankerbestrijding niet alleen steunt, maar er ook de aanzet toe geeft.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb natuurlijk vóór dit belangrijke verslag gestemd, dat van cruciaal belang is voor de preventie van kanker.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Uit volle overtuiging ondersteun ik het verslag van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over kankerbestrijding: een Europees partnerschap. Volgens de schattingen van het International Agency for Research on Cancer wordt bij een op de drie Europeanen kanker vastgesteld en sterft een op de vier aan deze ziekte. Dit jaar zullen drie miljoen Europeanen kanker krijgen en zullen er bijna twee miljoen sterven als gevolg van de ziekte. In Polen krijgen ieder jaar ongeveer honderdduizend personen te horen dat ze kanker hebben en sterven er zeventigduizend. Op het gebied van de volksgezondheid is kankerbestrijding een van de vaste actieterreinen van de EU. Het Verdrag van Lissabon benadrukt de bevoegdheden van de Unie op het gebied van ondersteuning, coördinatie of aanvulling van maatregelen die lidstaten nemen om de volksgezondheid te beschermen en verbeteren. Het initiatief van de Commissie onder de titel 'Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013' bevat een concrete uitwerking van deze voornemens. De doelstellingen van het partnerschap, vooral op het gebied van preventie, zijn onmisbaar om het aantal ziektegevallen terug te dringen. Het is echter verontrustend dat er slechts beperkte financiële middelen beschikbaar zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken. In de mededeling worden doelstellingen geformuleerd voor een periode van tien jaar, terwijl de begroting van de Gemeenschap slechts voorziet in kortetermijnfinanciering. Ik pleit daarom voor verhoging van de subsidies, met name voor preventieve programma's in het kader van het regionaal beleid en het Europees Sociaal Fonds; efficiëntere inzet van de middelen uit het zevende kaderprogramma (bijvoorbeeld voor betere coördinatie van wetenschappelijk onderzoek) en het inplannen van meer middelen in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Kanker vormt het grootste gezondheidsprobleem in Europa en zeker ook over de hele wereld. Helaas is het aantal gevallen van kanker op dit moment nog steeds gelijk een epidemie aan het stijgen. Met elk jaar ruim 3 miljoen nieuwe gevallen en 1,7 miljoen doden in de EU vertegenwoordigt kanker de op een na belangrijkste doods- en ziekteoorzaak. Momenteel wordt bij een op de drie mensen in de EU op zeker moment in hun leven kanker vastgesteld, terwijl deskundigen voorspellen dat door de vergrijzing het probleem van kanker sterk zal toenemen. Er moet dringend actie worden ondernomen om het beperken en voorkomen van kanker in de EU te verbeteren. In Litouwen is de situatie nog ernstiger dan elders. De statistische indicatoren voor de diverse soorten kanker behoren tot de ergste in de gehele EU. Daarom ben ik bijzonder verheugd met de resolutie van het Europees Parlement ter bestrijding van kanker in de uitgebreide EU en het Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013 van de Europese Commissie, een nieuwe poging om alle belanghebbenden te verenigen, zodat ze in de geest van een succesvol partnerschap kunnen samenwerken. Kanker is niet alleen een gezondheidsprobleem, maar ook een maatschappelijk en politiek probleem. Om het probleem te kunnen oplossen moet er gezamenlijk optreden zijn op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Ik zou graag willen benadrukken dat het Verdrag van Lissabon duidelijk de bevoegdheid van de Unie definieert om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Het doel dat wij allemaal voor ogen hebben is de lidstaten te helpen kanker te bestrijden en een kader te verschaffen voor het identificeren en delen van informatie, mogelijkheden en expertise met betrekking tot het voorkomen en beperken van kanker.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Vandaag hebben we gestemd over de ontwerpresolutie over kankerbestrijding die is voorbereid door mijn Sloveense collega Alojza Peterle van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten). Uiteraard heb ik gestemd voor het aannemen van de resolutie van de Europese Commissie over het opzetten van een Europees partnerschap voor kankerbestrijding voor de periode 2009-2013. Deze nieuwe vorm van samenwerking moet de inspanningen van de lidstaten in de strijd tegen kanker ondersteunen. De medische statistieken laten zien dat in Europa ieder jaar 3 miljoen nieuwe ziektegevallen en 1,7 miljoen sterfgevallen worden geregistreerd. Daarmee staat kanker jaarlijks op de tweede plaats van de meest ernstige ziekten en doodsoorzaken. De lidstaten moeten in het kader van het Europees partnerschap zo snel mogelijk geïntegreerde plannen opstellen voor de bestrijding van deze verschrikkelijke ziekte, zodat het lukt om de incidentie in 2020 met vijftien procent te verlagen. We mogen echter niet vergeten dat preventie in deze ongelijke strijd het belangrijkst is. Het is ook de meest kostenefficiënte maatregel, omdat hierdoor een derde van de ziektegevallen voorkomen kan worden. We moeten daarom steun verlenen aan preventieve maatregelen, zowel als onderdeel van de medische praktijk als in de context van een gezondere levensstijl.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het belang van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) ligt in het feit dat die technologieën een cruciale rol hebben gespeeld bij het op gang brengen van een ware revolutie in de wetenschap, niet alleen doordat ze de opkomst van de kennismaatschappij hebben ingeluid, maar ook doordat ze een duurzame benadering ten opzichte van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk hebben gemaakt.
In het licht van deze overwegingen kunnen we in het specifieke geval van nieuwe technologieën gericht op energie-efficiëntie niet ontkennen dat ICT een belangrijk middel vormen om ervoor te zorgen dat de vooruitgang hand in hand gaat met de bescherming van de aarde, aangezien zowel huishoudens als de industrie in economische zin profiteren van de besparingen. Het energie-efficiëntiebeleid zal het Europees sociaal model een duurzaam karakter geven. Om die reden heb ik besloten voor het verslag te stemmen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De overgang naar slimme meters kan de energieconsumptie tot 10 procent terugbrengen op Europees niveau, omdat dit informatiestromen in twee richtingen tussen netbeheerders, energieleveranciers en de consumenten gemakkelijker maakt. Uit analyses blijkt, dat slim gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) het energieverbruik van gebouwen, dat op dit moment ongeveer 40 procent van het totale energieverbruik in Europa vertegenwoordigt, tot 17 procent kan doen dalen. Deze cijfers opgeteld staan voor een reductie in CO2-uitstoot van 27 procent, alleen al in de transportsector.
Al deze voorspellingen zijn aanmoedigingen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de nieuwste technologieën. Hoewel het niet mogelijk zal zijn om deze technologieën op korte termijn in de hele Europese Unie op uniforme wijze in te voeren, is het belangrijk dat alle lidstaten zich bewust zijn van de mogelijkheid van het gebruik van nieuwe technologieën bij het terugdringen van CO2-uitstoot, rekening houdend met de zeer ambitieuze doelstellingen voor de agenda van Europa 2020.
De bouw- en transportsector zijn grootverbruikers van energie, en kunnen de invoering van systemen met nieuwe technologie versnellen. Daarnaast kan het gebruik van natuurlijke hulpbronnen dankzij deze nieuwe technologieën minder schadelijk worden en minder CO2 produceren.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) De informatie- en communicatietechnologieën spelen een fundamentele rol bij de bevordering van de Europese economische groei. De invloed ervan op de energiesector brengt bovendien een ingrijpende verandering in onze samenleving teweeg. De meer gedecentraliseerde en flexibelere distributie is synoniem met grotere rijkdom. Het gebruik van ICT en netwerktechnologieën stelt ons in de gelegenheid de efficiëntie van het energieverbruik te verbeteren, bijvoorbeeld met behulp van de ontwikkeling van elektriciteitsnetwerken, slimme gebouwen, slimme meters en efficiënt vervoer. Het is echter belangrijk dat wij gebruik blijven maken van de innovatiemogelijkheden die de ICT ons bieden. Er moet een innoverend Europees slim netwerk worden opgezet, met instrumenten om de efficiëntie van het energieverbruik te meten en te controleren, waarbij het gebruik van slimme meters moet worden geïmplementeerd in overeenstemming met het in het derde energiemarktpakket vastgestelde tijdschema. Op die manier kunnen de consumenten hun energieverbruik beter beheren en de vraagcurve gelijkmatig spreiden. Voor de ICT is tevens een belangrijke rol weggelegd bij het meten en in cijfers omzetten van de mondiale effecten van klimaatverandering, alsmede bij de evaluatie van klimaatmaatregelen. Zij kunnen met andere woorden bijdragen aan de verfijning van het klimaatbeleid.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de inzet van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) voor het vergemakkelijken van de overgang naar een energie-efficiënte, koolstofarme economie gestemd. De ICT kunnen een belangrijke rol spelen bij het verlichten van de gevolgen van de klimaatverandering door het energieverbruik te verlagen, de energie-efficiëntie te verhogen en een betere integratie van hernieuwbare energie te waarborgen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Gelet op het feit dat de vermindering van de uitstoot van CO2 en broeikasgassen en de investering in hernieuwbare energie en “groene” technologieën thans hoog op de agenda staan, komt dit verslag bijzonder gelegen. Daarom is het essentieel dat wordt nagedacht over de indiening van maatregelen voor het inzetten van informatie- en communicatietechnologieën om te waarborgen dat de overgang naar een energie-efficiëntere economie zo min mogelijk kosten meebrengt voor de burgers en de ondernemingen. Het is werkelijk van cruciaal belang dat garanties worden geboden voor een duurzame groei die niet alleen tot uiting komt in het welzijn van de huidige bevolking en economie, maar ook in de solidariteit met de toekomstige generaties.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De informatie- en communicatietechnologieën kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan de energie-efficiëntie van de economie van de Europese Unie, met name op het gebied van gebouwen en in de vervoerssector. In dit verband ben ik ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de implementatie van slimme meters en netten bij de productie, de distributie en het gebruik van energie te bevorderen. Een bijzondere vermelding ook voor het verzoek aan de lidstaten om de beschikbaarheid van breedbandinternet voor alle burgers van de Europese Unie te bevorderen teneinde hun een gelijke toegang tot online-diensten te bieden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het lijdt geen twijfel dat de inzet van informatie- en communicatietechnologieën de overgang naar een energie-efficiënte economie kan vergemakkelijken, aangezien dit ook een manier is om het energieverbruik terug te brengen, de zekerheid van de energievoorziening te vergroten en bij te dragen aan een beperking van de milieuschade en met name de uitstoot van broeikasgassen.
We weten nochtans dat bij het realiseren van het potentieel aan energie-efficiëntie en energiebesparingen maar langzaam vooruitgang wordt geboekt, niet alleen omdat bepaalde economische groepen alleen hun eigen belangen behartigen, maar ook omdat er weinig steun wordt verleend voor het uitvoeren van de noodzakelijke veranderingen.
Wij kunnen ons dan ook grotendeels vinden in het verslag, met name in de voorstellen om enerzijds het gebruik van ICT te stimuleren bij het plannen van een nieuw vervoersbeleid en de intermodaliteit in de vervoerssector te verhogen, en anderzijds de Commissie ertoe te bewegen een nieuwe visie op de prioriteiten voor steun te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met de inzet van informatie- en communicatietechnologieën voor het vergemakkelijken van de overgang naar een energie-efficiënte economie, niet alleen op het gebied van vervoer en mobiliteit, maar ook op diverse andere terreinen zoals de industrie, de gezondheid en de huisvesting.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Al sinds enkele jaren heeft de Europese Unie belangrijke doelstellingen vastgesteld op het gebied van energiebesparing en vermindering van de CO2-uitstoot. De ICT-sector is zonder twijfel een middel om de energie-efficiëntie in de afzonderlijke lidstaten te verbeteren. ICT kunnen namelijk bijdragen aan het controleren en beheren van het energieverbruik, alsmede aan het beschikbaar stellen van nieuwe toepassingen en nieuwe technologieën gericht op een betere inzet van natuurlijke hulpbronnen en het gebruik van schonere industriële en productieprocessen. De Europese Commissie heeft dankzij een brede openbare raadpleging duidelijkheid verkregen over de manier waarop ICT kunnen bijdragen aan energie-efficiëntie. De Commissie heeft berekend dat op ICT gebaseerde systemen in staat zijn het energieverbruik in gebouwen, dat naar schatting 40 procent van het totale energieverbruik in Europa uitmaakt, terug te dringen met tot 17 procent en de CO2-uitstoot in de vervoerssector met tot 27 procent. Een succesvol stadsbeheer door middel van ICT kan de energie-impact van de steden gevoelig beperken. Daartoe moeten meer inspanningen worden gedaan voor de verspreiding van goede praktijken en moeten de lokale besluitvormers overtuigd worden van het potentieel van de informatie- en communicatietechnologieën.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) De Europese Unie heeft haar streven om de CO2-uitstoot tegen 2020 met 20 procent te verlagen opnieuw bevestigd. Het zal lastig zijn dit streven te realiseren zonder het potentieel van de ICT volledig te benutten. ICT kunnen namelijk zorgen voor een aanzienlijke verlaging van de CO2-uitstoot.
ICT zijn verantwoordelijk voor 1,75 procent van de CO2-uitstoot in de Europese dienstensector en produceren 0,25 procent van de uitstoot die verband houdt met de productie van ICT-apparatuur en elektronische consumptiegoederen. De overige 98 procent van de uitstoot is afkomstig van andere sectoren van de economie en de maatschappij. Het is wenselijk dat de methoden voor het meten en kwantificeren van het energierendement worden geharmoniseerd om te beschikken over gegevens waarmee innovatieve strategieën voor energiebesparing kunnen worden ontwikkelen en het fenomeen "groene desinformatie" te voorkomen.
Ik wil in deze context graag benadrukken dat ICT een cruciale rol kunnen spelen bij het verwezenlijken van belangrijke doelstellingen, aangezien ze in bijna alle sectoren van de economie worden toegepast en voor meer dan 40 procent bijdragen aan de verhoging van de productiviteit. Om die redenen betuig ik opnieuw mijn volle steun aan deze strategie die een geschikte economische of industriële ontwikkeling combineert met een milieuverantwoorde strategie.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Met behulp van informatie- en communicatietechnologie (ICT) kan in iedere lidstaat de energie-efficiëntie worden verhoogd. Er kunnen er nieuwe toepassingen en technologieën worden gevonden voor een beter gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en voor het transformeren van de industriële productieprocessen in een energie-efficiënte economie. Op ICT gebaseerde systemen kunnen het energieverbruik in gebouwen, op dit moment 40 procent van het totale energieverbruik in Europa, terugdringen met 17 procent, en de CO2-uitstoot in de transportsector met 27 procent. In de 27 lidstaten van de EU zijn 6,6 miljoen mensen werkzaam in de ICT-sector, die de innovatieve capaciteit van iedere sector stimuleert en meer dan 40 procent bijdraagt aan de mondiale toename in productiviteit. De Europese Commissie en het Comité van de Regio's moeten snel de 'praktische gids voor lokale en regionale autoriteiten' publiceren over het verbeteren van energieprestaties door middel van innovatief gebruik van ICT. Deze beschrijft de wijze waarop de autoriteiten ICT kunnen gebruiken als onderdeel van hun plannen voor klimaatverandering. Ook zal hierin staan hoe de cohesiefondsen zakelijke partnerschappen kunnen ondersteunen voor het creëren van innovatieve ICT-toepassingen, om gemeenten aan te moedigen en te stimuleren in het gebruik van ICT voor het terugdringen van de uitstoot.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij, De Groenen, hebben vóór dit verslag gestemd. Alle originele tekstgedeelten die sommige fracties wilden schrappen, zijn gehandhaafd.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik was voor dit verslag rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en ben mij terdege bewust van de mogelijkheden voor de ICT-sector om in de Europese Unie aanzienlijke energiebesparingen te realiseren, met name bij gebouwen en in de vervoersector. We moeten echter ook de effecten in gedachten houden van de zogenaamde digitale kloof, die zich zowel binnen als tussen de lidstaten voordoet. Deze bestendigt de sociale en economische ongelijkheid en beperkt de capaciteit van de ICT om te zorgen voor omvangrijke voordelen in termen van energie-efficiency. Het is van het allergrootste belang dat iedereen toegang heeft tot breedbandinternet. De lidstaten zouden, met behulp van de Commissie, grotere inspanningen moeten leveren om de noodzakelijke infrastructuur aan te leggen teneinde ervoor te zorgen dat alle Europese burgers en bedrijven kunnen profiteren van de beschikbare technologie. Hiermee zouden de door de digitale kloof veroorzaakte ongelijkheid en onrechtvaardigheid rechtstreeks worden aangepakt en dit is de enige manier om ervoor te zorgen dat het potentieel van de ICT op het gebied van energie-efficiency ten volle wordt benut.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) De maatregelen die zijn genomen om het doel van 20 procent energiebesparing in 2020 te halen, sorteren tot nu toe te weinig effect. Het is dus nodig om innovatie in de informatie- en communicatietechnologieën te vergroten en versnellen en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen aanzienlijk te verhogen. Opgemerkt dient te worden dat met de groei van de transportsector ook de CO2-emissie sterk toeneemt. We zullen dus vooral in deze sector de nadruk moeten leggen op de toepassing van informatie- en communicatietechnologie, niet alleen om het emissieniveau te verlagen, maar ook om te voorkomen dat dit niveau verder stijgt. ICT-oplossingen moeten worden meegenomen in de plannen voor een nieuw Europese transportbeleid. Dit kan leiden tot verminderde verkeersdichtheid, wat positief uitwerkt op de natuurlijke omgeving. Al deze maatregelen leveren niet alleen een meetbaar resultaat op voor het klimaat, zij verlagen ook de energiekosten en leiden tot het ontstaan van groene jobs. We moeten echter niet vergeten dat de nieuwe lidstaten niet in staat zullen zijn om zich zo snel aan te passen aan de eisen die door de Europese Unie zijn gesteld. We zullen rekening moeten houden met de belangen van deze grote groep landen die nog steeds gebruikmaakt van traditionele energiebronnen. Tijd en financiële middelen we zijn nodig om dit te veranderen.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Ik steun het initiatief van de Europese Commissie om informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in te zetten om de energie-efficiëntie in de Unie te verbeteren en het concurrentievermogen van de Europese industrie te verhogen. Volgens de door de Europese Commissie gepresenteerde berekeningen is het inzetten van ICT een uitstekende maatregel waarmee we het energieverbruik omlaag kunnen brengen en tegelijkertijd de CO2-uitstoot met maar liefst 27 procent kunnen terugdringen, en dat is zeer belangrijk. Dit zou ook de aantasting van het milieu verminderen. Ik ben het volkomen eens met het standpunt van de rapporteur, en ik steun het, dat de toepassing van ICT de Europese industrie en de markt voor nieuwe technologieën zal stimuleren, en dat dit zal bijdragen aan de reanimatie van de markt of het creëren van nieuwe banen. Ik ben van mening dat alle maatregelen genomen moeten worden zowel om te beginnen met het inzetten van ICT in die lidstaten waar dat nog niet is gebeurd, als om ICT te verbeteren waar deze reeds wordt ingezet. Ik zou met name het belang van ICT willen benadrukken bij de planning van een nieuw Europees vervoerbeleid. Logistiek is een belangrijke factor in de rationalisering van het vervoer en het verminderen van de CO2-uitstoot. Het is belangrijk de noodzaak te erkennen van het verhogen van de publieke en particuliere investeringen in ICT-instrumenten om slimme energie-infrastructuren voor het vervoer te ontwikkelen. Het inzetten van intelligente vervoerssystemen (ITS) voor wegvervoer, gekoppeld aan andere vervoerswijzen kan filevorming en het schadelijke effect daarvan op het milieu helpen verminderen. Als lid van de Commissie regionale ontwikkeling (REGI) zou ik willen benadrukken dat we de lidstaten moeten aanmoedigen goede praktijken te verspreiden en het bewustzijn van de voordelen die ICT te bieden heeft bij plaatselijke beleidsmakers te verhogen.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Het Witboek van de Europese Commissie over de aanpassing aan de klimaatverandering bevat tal van aandachtspunten waarop we ons nu en in de toekomst moeten concentreren om de dreiging in verband met de opwarming van de aarde in te dammen.
Voorts verwelkom ik in het bijzonder de paragraaf van de resolutie waarin het belang wordt onderstreept van het integreren van het thema aanpassing in alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie, met name het gemeenschappelijk landbouw-, visserij- en bosbouwbeleid, middels een horizontale en sectoroverschrijdende benadering waarmee kan worden gezorgd voor consistentie van de maatregelen die van tijd tot tijd worden genomen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Europa moet in deze periode erkennen hoe urgent het is om maatregelen te nemen ter reductie van het effect van menselijke activiteiten op het klimaat. Het Witboek over klimaatverandering is een stap richting het standaardiseren van de maatregelen om de CO2-uitstoot op Europees niveau terug te dringen.
Gezien de ambitieuze doelstelling van een reductie van twintig procent in broeikasgasemissies tegen 2020, moet de Europese Unie veel sneller actie ondernemen dan op dit moment. De oude zowel als de nieuwe lidstaten hebben de plicht om grotere, evenredige inspanningen te leveren en moeten zich realiseren, dat het voorkomen of in een vroegtijdig stadium behandelen van een ziekte meer succes heeft dan het behandelen van een chronische aandoening.
Het zou jammer zijn als Europa zich te laat realiseert dat klimaatverandering van invloed kan zijn op de mogelijkheid voor de landbouw als voornaamste bron van voedsel voor de Europese- en wereldbevolking. We hebben nu al ieder jaar te maken met extreme weersomstandigheden, zoals droogte en overstromingen. Het is op dit moment moeilijk voor te stellen dat het nog erger kan. De experts zijn echter niet zeer optimistisch. Daarom vormen maatregelen die het effect van menselijke activiteiten op het klimaat beperken, de sleutel tot de mogelijkheid om op normale wijze verder te gaan.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik begroet het initiatief van de Europese Commissie om een breed beleidskader te presenteren voor een Europees actiekader voor aanpassing aan de klimaatverandering. Matiging en aanpassing mogen echter niet van elkaar worden gescheiden. Ik onderstreep in dit verband het belang van de richtlijn over het Europese emissiehandelssysteem (ETS) krachtens welke de lidstaten ten minste 50 procent van de ETS-opbrengsten moeten gebruiken voor zowel matigings- als aanpassingsmaatregelen. Ik ben tevens van oordeel dat prioriteit moet worden gegeven aan de bevordering van de strategie van de Europese Unie voor de verwezenlijking van het doel van 20 procent meer energie-efficiëntie tegen 2020 en dat moet worden nagegaan of het mogelijk is dit doel juridisch bindend te maken op communautair niveau. Van de voorgestelde aanpassingsmaatregelen wil ik er hier één extra benadrukken, namelijk de solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie met achtergestelde regio's en regio's die bijzonder zwaar door de klimaatverandering worden getroffen. Om deze doelstelling te verwezenlijken is het belangrijk dat de Commissie overweegt de overheidsmiddelen voor internationale samenwerking in de context van het toekomstige achtste kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling te verhogen om de strijd van de voornoemde regio's tegen de klimaatverandering te ondersteunen. Verder wil ik onderstrepen dat onderzoek en technologie een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van een koolstofarme samenleving en herinner ik u in dit verband aan de recente mededeling van de Commissie over het Strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) en de interventielogica met betrekking tot de openbare en particuliere sector en de communautaire, nationale en regionale financiering.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik stem vóór deze resolutie waarin het Witboek van de Commissie over een EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering wordt verwelkomd en een scala van maatregelen op diverse beleidsgebieden wordt voorgesteld. Zelfs als we erin zouden slagen de opwarming van de aarde op een veilig niveau te houden, heeft klimaatverandering onvermijdelijke gevolgen die aanpassingsinspanningen vereisen. Klimaattoetsing en aanpassing moeten worden geïntegreerd in alle beleidsgebieden, met name in die welke betrekking hebben op water, bodem, landbouw en visserij en kustgebieden. De biodiversiteit loopt gevaar, maar er moet ook voor worden gezorgd dat er bij stedelijke, vervoers- en infrastructuurplanning terdege rekening wordt gehouden met klimaatverandering. De civielebeschermingsstructuren moeten prioriteit geven aan het voorbereid zijn op overstromingen en droogte. Het is belangrijk dat de implicaties op sociaal en volksgezondheidsgebied van deze uitdaging in gedachten worden gehouden. Deze kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van de luchtwegen en resulteren in een grotere verspreiding van door vectoren overgedragen ziekten. De risico's van de klimaatverandering voor de gezondheid zullen zich het meeste laten voelen in de minst begunstigde gemeenschappen, bij arme kinderen en ouderen. De opbrengsten van de regeling voor de emissiehandel moeten een bijdrage leveren aan de aanpassingsinspanningen en de EU-begroting moet weerspiegelen hoe dringend dergelijke uitdagingen moeten worden aangegaan.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over het Witboek van de Commissie met als titel “Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader” gestemd. Er zijn aanpassingsmaatregelen nodig om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Ik ben van oordeel dat aanpassing aan de klimaatverandering noodzakelijk is en het ons mogelijk zou maken onze bestaande alarmbeheerssystemen te verbeteren. Een gecombineerd gebruik van satellietwaarneming en grondwaarneming zou dit beheer ongetwijfeld doeltreffender maken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals ik gisteren ook al verklaarde met betrekking tot de stemming over het verslag-Le Foll inzake de EU-landbouw en klimaatverandering moeten de milieuoverwegingen in verband met de landbouwsector, hoe legitiem en noodzakelijk ook, naar behoren worden afgewogen tegen het effect van de voorstellen op de duurzaamheid en de productiviteit van de landbouw. Dit geldt voor alle economische activiteiten. Daarom is het fundamenteel dat de Europese Unie een strategie tot stand brengt om de klimaatverandering aan te pakken. Zij moet resoluut kiezen voor duurzame ontwikkeling en alles in het werk stellen om de koolstofemissies terug te dringen zonder de productieve activiteiten, en met name de industrie, in gevaar te brengen. Elk klimaatbeleid moet – vooral ook tegen de achtergrond van de economische en financiële crisis – gericht zijn op economische efficiëntie en duurzaamheid. Daarbij moeten innovatie en onderzoek ten dienste worden gesteld van nieuwe technologieën en oplossingen, die milieuvriendelijker, efficiënter en meer concurrerend zijn. De nadruk moet liggen op schone energieën, een efficiënter gebruik van de natuurlijke rijkdommen en een flinke investering in onderzoek en milieuvriendelijkere technologieën. Dat is de enige manier om het Europese concurrentievermogen in stand te houden en werkgelegenheid te scheppen in een kader van duurzame ontwikkeling.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie moet haar leidinggevende positie in de internationale strijd tegen klimaatverandering behouden en versterken. Wetenschappelijk onderzoek speelt op dit gebied een fundamentele rol, althans als wij een zekere en veilige koers willen varen. Dat geldt voor beide dimensies van het klimaatbeleid: bestrijding en aanpassing. Aanpassing aan de klimaatverandering vergt een horizontale aanpak en moet in alle betrokken sectorale beleidsvormen worden geïntegreerd Daarom moeten de lidstaten hun beleid op deze terreinen beter coördineren. Ik pleit overigens voor de ontwikkeling van verplichte nationale aanpassingsprogramma's op basis van een gemeenschappelijk Europees kader. Op gebieden zoals water, energie en bosbouw zijn mijns inziens gemeenschappelijke Europese beleidsmaatregelen nodig. Ik onderstreep nogmaals de noodzaak van een Europees handvest van risico's voor kustgebieden. Er moet dringend een analyse worden uitgevoerd van de risico's die de klimaatverandering inhoudt voor de meest kwetsbare regio's van Europa. Bovendien moeten Europese streefdoelen worden vastgesteld met betrekking tot de efficiëntie van de openbare watervoorzieningssystemen. Ten slotte wil ik nog onderstrepen dat natuurlijke ecosystemen de voornaamste koolstofputten van de aarde zijn. Zij houden 50 procent van de jaarlijkse broeikasgasemissies in de wereld vast en dragen bij tot matiging en aanpassing.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Dit verslag is in overeenstemming met de overtuiging dat klimaatverandering wereldwijd, rampzalig en onvermijdelijk van menselijke oorsprong is. Maar net als deze overtuiging, die inmiddels een haast religieus karakter heeft gekregen en niet langer openstaat voor discussie, is het excessief. En net als alles wat excessief is, is het lachwekkend. Zo zou er, zonder dat er op een wetenschappelijke beoordeling wordt gewacht, een absoluut voorzorgsbeginsel moeten worden toegepast om voorbereid te zijn op het ergste scenario wat betreft het mogelijke effect van de vermeende opwarming van de aarde op ecosystemen, maar ook op bewoonbare gebieden, industriële voorzieningen, enzovoorts. Ik merk in het voorbijgaan op dat een dergelijke voorzichtigheid zelden wordt toegepast op andere maatregelen die verband houden met de menselijke gezondheid, zoals bijvoorbeeld GGO's. Op basis van al dan niet denkbeeldige risico's, variërend van ziekten die mogelijk verband houden met de opwarming van de aarde tot bosbranden waarvan wordt aangenomen dat ze aan ditzelfde verschijnsel zijn te wijten, tot overstromingen en oververhitting van krachtcentrales, wordt ons verzocht de bemoeienis van de Commissie en de Europese beleidsvorming op werkelijk elk gebied, tot en met het gebruik van het kleinste stukje land, te aanvaarden. Het is te betreuren dat zo veel bomen – erkende koolstofreserves die zij zijn – zijn opgeofferd aan het drukken van deze tekst. Zoals de dichter zei: hé houthakker, stop eens even.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) De onvermijdelijke klimaatveranderingen dwingen de samenleving en de economie van de Europese Unie zich te voegen naar de nieuwe realiteit. Ik denk dat er behoefte is aan een aanpassingsbeleid dat is afgestemd op de aard van de aankomende veranderingen en dat strategieën bevat ter bescherming van de meest bedreigde gebieden. Ik ben het volledig met de rapporteur eens en vind het bijzonder belangrijk dat er een uitwisselingsmechanisme van informatie en monitoring op internationaal, maar ook op regionaal en lokaal niveau wordt ingevoerd om de maatregelen beter te coördineren. Ik ben vooral verheugd over de nadruk op het belang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat als hoeder van ecosystemen en biodiversiteit een sleutelrol heeft bij de aanpassingen aan de klimaatsveranderingen. Projecten die de gevolgen van droogte en overstromingen voorkomen of verlichten en projecten die boeren ondersteunen die onder moeilijke omstandigheden werken, zijn naar mijn mening bijzonder belangrijk.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de hele ontwerpresolutie over het Witboek van de Commissie "Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader" gestemd, omdat ik van mening ben dat het van zeer groot belang is voor heel Europa en in het bijzonder voor Italië vanwege zijn ligging en zijn klimaat. Er zijn namelijk duidelijk zichtbare problemen in het beheer van de waterbronnen in ons land, zoals blijkt uit de vele gevallen van droogte in de zomer in het zuiden van Italië, maar ook uit de overstromingen, zoals in december afgelopen jaar, toen de Serchio in Toscane buiten zijn oevers trad. In Italië hebben we ook te kampen met het verschrikkelijke probleem van de branden in de zomer. Het is hiervoor absoluut noodzakelijk de veiligheid te verbeteren. Hoewel het plan van het Witboek momenteel slechts een eerste referentiekader vormt, ben ik van mening dat het ongetwijfeld een belangrijke bijdrage vormt, voornamelijk voor wat betreft crisisbeheersing. Tegelijkertijd wordt in het Witboek een algemene strategische aanpak vastgesteld die gericht is op het vergroten van het vermogen van de EU om te reageren op de gevolgen van de klimaatverandering.
Andres Perello Rodriguez (S&D), schriftelijk. – (ES) Een groot deel van het Parlement heeft, net zoals de Spaanse delegatie in de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, officieel bezwaar gemaakt tegen paragraaf 41 van de resolutie, waarin verzocht wordt om toepassing van het subsidiariteitsbeginsel op het bodembeleid. We erkennen allemaal dat er diversiteit bestaat tussen de verschillende regio's van de Unie, maar juist daarom – en dat staat ook deze resolutie – hebben de zuidelijke landen meer te lijden onder de druk van de klimaatverandering en hebben zij Europa en de gemeenschappelijke Europese beleidsvormen nodig. Het is een kwestie van solidariteit die de hele EU ten goede zou kunnen komen. Wij betreuren het dan ook ten zeerste dat het oorspronkelijke voorstel in de eindtekst verdwenen is. In dit voorstel verzocht de heer Prodi om deblokkering van de richtlijn inzake bodems in de Raad. Het is van fundamenteel belang dat dit wetgevingsinstrument wordt ingesteld, dat essentieel is voor de aanpassing van de bodem, en vooral voor de bestrijding van het gevaar van bodemachteruitgang en woestijnvorming. Dit gevaar is inderdaad sterker aanwezig in het zuiden, maar we moeten niet vergeten dat de klimaatverandering van invloed is op het hele ecologische erfgoed van Europa. Degenen tot wie deze resolutie gericht is, dienen te weten dat een groot deel van dit Parlement nog steeds voorstander is van een solidair, gemeenschappelijk bodembeleid.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij, De Groenen, hebben vóór dit verslag gestemd. Het goede nieuws is de verwerping van het amendement om de focus op nucleaire veiligheid te schrappen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Resultaten van wetenschappelijk onderzoek wijzen op de steeds grotere invloed van de gevolgen van de klimaatverandering op de natuurlijke omgeving, de economie en ons dagelijks leven. Het nemen van maatregelen om de huidige en toekomstige gevolgen van de klimaatverandering op te vangen is daarom een serieuze uitdaging voor samenlevingen wereldwijd. Op grond van solide wetenschappelijke en economische analysen moeten besluiten worden genomen over de beste manier van aanpassing aan de klimaatverandering. Niet alle regio's hebben echter gelijke toegang tot informatie van de gewenste kwaliteit. Het instellen van een platform voor de monitoring van klimaatverandering dat dient voor uitwisseling van informatie, ervaring en goede praktijken op Europees, regionaal en lokaal niveau lijkt daarom een goed initiatief. Ik ben echter bang dat de EU te veel verantwoordelijkheid voor het oplossen van de wereldproblemen op zich neemt, als zij de aanbeveling uit het document opvolgt en de leiding op zich neemt in de internationale strijd tegen de mondiale klimaatverandering. Het lijkt mij dat we in het licht van de huidige economische crisis en de noodzaak om economische groei te creëren, geen prioriteit moeten geven aan de strijd tegen de opwarming van de aarde. Onafhankelijk van de maatregelen die zullen worden genomen voor aanpassing aan het veranderende klimaat, moeten we er rekening mee houden dat een deel van de landen zal worden geconfronteerd met uitzonderlijk hoge kosten voor de omzetting van het aanpassingsbeleid. Het ontbreken van financiële steun kan leiden tot vergroting van de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende lidstaten.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) In mijn verslag in de Commissie vervoer en toerisme heb ik blijk gegeven van mijn spijt over het gebrek aan aandacht voor de Europese vervoerssector in de Europese strategie voor aanpassing aan klimaatverandering, terwijl deze sector van groot economisch belang is, maar ook een van de voornaamste bronnen van CO2 -uitstoot. Ik juich het daarom toe dat vervoer in dit verslag weer in het hart van dit probleem wordt geplaatst. Wij moeten ons krachtig inspannen om ondernemingen en gebruikers op succesvolle wijze te helpen zich aan de klimaatverandering aan te passen. Het beleid hangt af van adequate en innovatieve methoden om middelen aan te wenden, met als doel het effect op mensen, het ecologische evenwicht en economische activiteiten zo veel mogelijk te beperken. Verder moet in onze strategie rekening worden gehouden met gevoelige gebieden, zoals kust-, zee- en berggebieden, die extra kwetsbaar zijn en op het gebied van klimaatverandering de volle laag zullen krijgen als wij nalaten passende beschermingsmaatregelen te nemen. Ons Parlement moet dringend effectieve aanpassingsmechanismen aannemen voor de vervoerssector, die niet alleen maar de oorzaak van het probleem moet zijn, maar de oplossing moet worden in de strijd tegen klimaatverandering.
Ryszard Czarnecki (ECR), schriftelijk. – (EN) Een goede kosten-batenverhouding, een effectief beheer en de uitbanning van fraude zijn de topprioriteiten van de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) voor de EU-begroting. Wij steunen dan ook het streven van het verslag-Cozzolino en de meeste conclusies ervan.
De ECR-Fractie kan zich echter niet vinden in het concept van een Europees openbaar ministerie. Dit ministerie zou een gevaarlijke eerste stap kunnen zijn in de richting van een Europese bevoegdheid voor bepaalde aspecten van het strafrecht en de focus op de instelling ervan leidt af van het effectief laten werken van de bestaande systemen en instanties.
De ECR-Fractie heeft zich onthouden van de eindstemming als gevolg van de verwerping van haar amendement tot schrapping van de paragraaf waarin de instelling van een Europees openbaar ministerie wordt aangemoedigd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel ik het, net als de rapporteur, een goede zaak vind dat het aantal door de lidstaten aan de Commissie gemelde financiële onregelmatigheden is gedaald van 1 024 miljoen euro in 2007 tot 783,2 miljoen euro in 2008, ben ik van oordeel dat we de financiële onregelmatigheden moeten zien terug te brengen tot 0 miljoen euro per jaar. Om die doelstelling te verwezenlijken zijn maatregelen nodig die zorgen voor: meer transparantie in de strijd tegen belastingfraude, met name op btw-gebied, en alle financiële misdrijven; meer samenwerking tussen de regeringen bij grensoverschrijdende fraude; een verbetering van de kwaliteit van de gegevens en voortdurende bijwerking van de nationale gegevensbanken; en een snel antwoord van de regeringen op de informatieverzoeken. Ook het beheer van en het toezicht op de toepassing van de cohesiefondsen zijn aan verbetering toe. In dit verband moeten sancties worden opgelegd aan lidstaten die deze middelen niet goed gebruiken. Ten slotte wil ik nog onderstrepen dat het Europees bureau voor fraudebestrijding een essentiële bijdrage levert tot de daling van deze cijfers.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Uit het jaarverslag over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen voor 2008 blijkt dat de financiële impact van de onregelmatigheden, voor zover vastgesteld, gedaald is van 1 024 miljoen euro in 2007 tot 783,2 miljoen euro in 2008. De daling heeft betrekking op alle sectoren, met uitzondering van de directe uitgaven en de pretoetredingsfondsen. Het is met name noodzakelijk dat gegevens betreffende onregelmatigheden worden opgenomen die duidelijk maken welk deel van het totale bedrag van de middelen betroffen is door fouten en gevallen waarin een vermoeden van fraude bestaat. De bestrijding van fraude en corruptie is een belangrijke plicht van de Europese instellingen en van alle lidstaten, die alle nodige middelen moeten inzetten om dergelijke verschijnselen efficiënt te bestrijden ter bescherming van de financiële belangen van de Unie en de belastingsbetalers.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze tijden van crisis mag er geen euro van de begroting van de Europese Unie verspild worden, zeker niet als dit het gevolg is van fraude waarbij onterecht communautaire middelen worden uitbetaald. In de loop der jaren hebben wij een aanzienlijke daling van de onregelmatigheden vastgesteld. Wij kunnen echter pas tevreden zijn als deze cijfers nog kleiner worden en tot nul naderen. De Europese Unie moet ervoor zorgen dat de begrotingscontrole voorziet in een doeltreffende preventie en vroegtijdige opsporing van fraude, zodat de middelen pas beschikbaar worden gesteld, wanneer blijkt dat zij op correcte wijze zullen worden gebruikt. Desalniettemin moet een effectieve sanctie worden opgelegd aan al wie zich niet aan deze regels houdt en zich op onrechtmatige wijze gemeenschappelijke middelen toe-eigent, die op zich al schaars zijn.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De bestrijding van fraude is mijns inziens een uiterst belangrijke aangelegenheid, met name ten aanzien van de regionale fondsen en het instrument voor pretoetredingssteun. De voorgestelde maatregelen ter bestrijding van fraude hebben echter een te centralistische benadering. Om die reden heb ik mij van stemming onthouden.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verheugt mij dat de geraamde financiële impact van onregelmatigheden, voor zover vastgesteld, is gedaald van 1 024 miljoen euro in 2007 tot 783,2 miljoen euro in 2008 (de kosten zijn voor alle sectoren gedaald, met uitzondering van de directe uitgaven en pretoetredingsfondsen). Ik geef met overtuiging mijn steun aan het werk van de Commissie en ik wil graag benadrukken dat de bestrijding van fraude en corruptie een belangrijke plicht is van de Europese instellingen en van alle lidstaten.
Gezien de bijzondere economische situatie waar heel Europa in verkeert, ben ik het ermee eens dat het noodzakelijk is de financiële belangen van de Unie te beschermen en de georganiseerde misdaad te bestrijden die, volgens nationale cijfers, doende is zijn vermogen om instellingen te beïnvloeden te versterken, vooral door fraude ten koste van de communautaire begroting.
Daarom acht ik het onontbeerlijk dat een efficiënt juridisch instrument in het leven wordt geroepen om de administratieve samenwerking bij de bestrijding van schadelijke belastingpraktijken te verbeteren en het goed functioneren van de interne markt te waarborgen. In dat opzicht verwelkom ik het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, waarbij ik er nadrukkelijk op wijs dat het van groot belang is dat de verantwoordelijkheid van de lidstaten wordt uitgebreid, te beginnen bij de kwaliteit van de in de databanken opgeslagen gegevens.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Bij de eindstemming heb ik vóór gestemd. Het amendement van de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers, waar ik tegen heb gestemd, was verworpen..
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Het is de moeite waard om op te merken dat in 2008 het aantal onregelmatigheden aanzienlijk is gedaald in vergelijking met het voorgaande jaar. De uitgaven op het gebied van landbouw gaven de grootste verbetering te zien. Uit het rapport blijkt dat het geschatte aantal onregelmatigheden is gedaald met 34 procent. De hoogste groei is echter geregistreerd bij de pretoetredingsfondsen, de stijging van verkeerd uitgegeven middelen bedroeg daar maar liefst 90,6 procent. We mogen echter niet vergeten dat dit nog geen lidstaten zijn en dat zij nog weinig ervaring hebben. Ondanks de genoemde verbetering van de situatie in 2008, wordt een deel van de middelen uit het budget van de Unie nog steeds verkeerd uitgegeven. Dit is voor een deel te wijten aan het ontbreken van goede controle- en toezichtmechanismen. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) dat sinds 1999 functioneert, heeft al vele successen behaald in de strijd tegen malversaties. Het is echter wel noodzakelijk dat volledige operationele onafhankelijkheid van OLAF gegarandeerd wordt. Ik steun het voorstel van de rapporteur om OLAF beter gebruik te laten maken van de interne audit van de Commissie en in mindere mate uit te gaan van informatie van ambtenaren of lidstaten. Wat wordt de rol van de lidstaten en hun toezicht- en controlesystemen? Het bestrijden van fraude in Europese projecten moet onze prioriteit zijn. Door de beperkte middelen uit het budget van de Unie eerlijk en verantwoord te besteden, besparen we financiële middelen die vervolgens ingezet kunnen worden in de strijd tegen de gevolgen van de recessie. De middelen uit het budget van de Unie zijn van ons – de belastingbetalers – allemaal. Het is onze taak om te garanderen dat ze zo doeltreffend mogelijk worden aangewend.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Ik zou graag willen benadrukken dat het bestrijden van fraude en corruptie een belangrijke plicht is van de Europese instellingen en alle lidstaten. Ik zou echter vooral de aandacht willen vestigen op het feit dat corruptie bij de verdeling van Europese fondsen in sommige landen rechtstreeks gekoppeld is aan het wantrouwen van het beleid dat in deze landen wordt gevoerd. In deze landen vormen zich afzonderlijke politieke en financiële clubjes die ten doel hebben de verdeling van Europese fondsen in handen te nemen. Daarom moeten het Europees Parlement, de Europese Commissie en andere belangrijke instellingen van de Europese Unie de aandacht vestigen op de discriminatie en het wantrouwen van beleid, politieke organisaties, politieke tegenstanders en leiders van de oppositie op nationaal niveau. De Europese Unie, die democratie koestert, moet er ten eerste voor zorgen dat de oppositiepartijen van haar lidstaten de gelegenheid hebben vrijuit hun werkzaamheden te verrichten en hun mening te uiten, en activiteiten ter voorkoming van corruptie beheersen. Ik zou ook graag de aandacht willen vestigen op het feit dat Europees geld moet worden gebruikt om de infrastructuur van lidstaten te verbeteren, om mensen kennis bij te brengen en dergelijke. Het puur investeren van Europees geld in de infrastructuur zou zowel het land als zijn handel tot voordeel strekken. Er zouden geen 'arme' ondernemers meer zijn die om steun vragen maar deze niet krijgen. Bovendien zouden we op deze manier de verdeling van Europese middelen aan duizenden belanghebbenden, dat wil zeggen ontvangers van steun, niet meer hoeven te beheren, hetgeen zou betekenen dat duizenden slachtoffers van oplichterij ook tot het verleden zouden behoren. Daarom moet alle aandacht worden gericht op het openbaar gebruik van dat geld.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik maak gebruik van deze belangrijke stemverklaring over het jaarverslag van de Europese Investeringsbank in Luxemburg om, zoals ik al heb gedaan middels enkele vragen, extra te wijzen op het belang om de begroting van de instrumenten van de EIB ter ondersteuning van de ontwikkelings- en herstelplannen van stadscentra uit te breiden.
De bestaande instrumenten, zoals het fonds JESSICA, zijn een van de weinige financiële instrumenten voor de bouw die een regio of een gemeente kan gebruiken om projecten voor stedelijke ontwikkeling te financieren. De instrumenten kunnen ook worden gebruikt voor sociale huurwoningen, maar alleen in aanvullende gebieden van het project en renovaties en verbeteringen met betrekking tot de energieprestaties van gebouwen. Wat dit punt betreft wil ik graag onderstrepen dat JESSICA naar mijn mening moet worden uitgebreid naar de financiering van nieuwe gebouwen (uiteraard milieuvriendelijke gebouwen), omdat het zodoende de lokale autoriteiten zou helpen ook huisvestingsproblemen in onze steden aan te pakken.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben ingenomen met het jaarverslag 2008 van de Europese Investeringsbank (EIB) en de activiteiten ter bevordering van de ontwikkeling van de Europese economie, groei, werkgelegenheid en interregionale en sociale cohesie. Ik ben ook blij met het belang dat de EIB hecht aan kleine en middelgrote ondernemingen, duurzame energie en matiging van de klimaatverandering, alsmede aan investeringen in de convergentieregio's van de Europese Unie die bijzonder zwaar getroffen zijn door de economische achteruitgang. De EIB heeft snel gereageerd op de mondiale economische crisis, met name door het Europees economisch herstelplan te ondersteunen en de lidstaten te helpen die het zwaarst door de crisis getroffen zijn. Ik verzoek de EIB echter in de toekomst in haar verslagen specifiekere uitleg te geven bij de grotere leningen die ze toekent als aanvulling op de subsidies van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling aan regio's die uitvoering geven aan technologisch hoogwaardige programma's of programma's voor hernieuwbare of schone energie. Hetzelfde geldt voor de verslagen over de investeringsfaciliteit, waarin informatie over de resultaten van de gefinancierde programma's moet worden opgenomen. De EIB moet in het kader van de EU 2020-strategie een grotere rol spelen bij het ondersteunen van investeringen in infrastructuur, groene technologieën, innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen en zij moet daarvoor de nodige middelen beschikbaar stellen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Voor de Europese Investeringsbank (EIB) is een essentiële rol weggelegd, aangezien zij de lidstaten moet helpen het hoofd te bieden aan de ernstige economische, financiële en sociale crisis. In dit verband ben ik van oordeel dat de verhoging van de toegekende middelen, met name voor het cohesiebeleid van de Europese Unie, van cruciaal belang is gebleken om de gevolgen van de crisis voor de minst begunstigde en zwaarst getroffen regio's te verlichten. Ook de toename van de steun voor kleine en middelgrote ondernemingen – het gros van de Europese ondernemingen – en de extra middelen voor onderzoek en ontwikkeling hebben het effect van de crisis enigszins verzacht. Gelet op de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de huidige en toekomstige uitdagingen die de Europese Unie te wachten staan te midden van deze moeilijke economische en sociale situatie, is het essentieel om de activiteiten van de EIB te versterken en transparanter te maken en de juiste prioriteiten te stellen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Investeringsbank (EIB) is in 1958 ingesteld bij het Verdrag van Rome. Als bank voor langetermijnleningen van de Europese Unie verstrekt zij leningen aan zowel de publieke als de particuliere sector voor de financiering van projecten van Europees belang. Zij maakt daarvoor gebruik van de kapitaalmarkten en haar eigen middelen. Hoofddoel van de bank is bij te dragen tot integratie en duurzame ontwikkeling en de economische en sociale samenhang van de lidstaten van de Europese Unie te bevorderen. In 2008 werd de EIB geconfronteerd met ongekende uitdagingen, aangezien de mondiale economische crisis ook de economieën van de Europese Unie heeft getroffen. Voor wat de aanpak van de crisis betreft, ben ik zeer te spreken over de snelle respons van de EIB op de mondiale economische crisis door zelf een verhoging van zijn kapitaal te financieren en daarmee zijn leningenvolume ter ondersteuning van het Europees economisch herstelplan te vergroten. Ik ben dan ook ingenomen met het jaarverslag van de EIB voor 2008 en met de aanneming van dit verslag, waarin de EIB wordt aangespoord haar activiteiten ter bevordering van de ontwikkeling van de Europese economie en van groei, werkgelegenheid en interregionale en sociale cohesie voort te zetten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Investeringsbank (EIB) speelt een bijzonder belangrijke rol in de economie van de Europese Unie, aangezien zij garant staat voor de financiering van de activiteiten binnen de Europese Unie die onder de volgende beleidslijnen vallen: totstandbrenging van economische en sociale cohesie, voorbereiding op de kenniseconomie, ontwikkeling van trans-Europese vervoers- en toegangsnetwerken, ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), bescherming en verbetering van het milieu en het garanderen van duurzame, concurrerende en betrouwbare energievoorzieningen. De EU 2020-strategie zal niet verwezenlijkt kunnen worden zonder de steun van de EIB. De bank moet de middelen beschikbaar stellen die nodig zijn om projecten op het gebied van infrastructuur, groene technologieën, innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen ten uitvoer te leggen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De Europese Investeringsbank heeft in 2008 als gevolg van de financiële crisis een uitgebreidere rol gekregen. Tegen de achtergrond van een liquiditeitscrisis is de EIB doorgegaan met het verstrekken van leningen aan de publieke en private sector voor projecten met een Europees belang, daarbij gebruikmakend van de financiële markten en eigen middelen. Naast het stimuleren van nationale economieën heeft de EU een besluit aangenomen met betrekking tot het economisch herstelplan, waarin een belangrijke rol wordt toegekend aan de EIB, in het bijzonder voor de extra financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, hernieuwbare energiebronnen en schoon vervoer. In reactie op de crisis heeft de EIB haar doelstellingen in aanzienlijke mate versterkt: teneinde bedrijven te hulp te schieten en het economisch herstel te stimuleren heeft de EIB het volume van haar eigen geleend kapitaal aanzienlijk verhoogd, waarbij 10 miljard meer is uitgegeven dan voorzien. In het bijzonder zijn leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen met 42 procent toegenomen. De EIB heeft bovendien nieuwe financiële instrumenten op basis van risicospreiding ontwikkeld, de procedures voor het verstrekken van leningen vereenvoudigd en de uitvoering van projecten in lidstaten in de sectoren die het zwaarst door de crisis zijn getroffen versneld. In het verslag wordt de aandacht gevestigd op de positieve effecten van de genoemde maatregelen, terwijl ook gepleit wordt voor een grondig toezicht op de werkelijke effecten van de steunprogramma's voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Deze was gemakkelijk. Bij de eindstemming heb ik vóór gestemd.
Ontwerpresoluties: Massale gruweldaden in Jos, Nigeria (RC-B7-0247/2010)
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De gezamenlijke ontwerpresolutie over de recente interetnische gruweldaden in Nigeria waarover we vandaag stemmen, lijkt bevredigend met het oog op de beginselen en aanwijzingen die ons Parlement wil geven aan de communautaire instellingen die zich met het extern optreden van de EU bezighouden. Het is noodzakelijk dat we in actie komen voor de politieke stabilisatie in Nigeria en voor de oprichting van een solide basis van sociale en economische ontwikkeling: de beginselen kennen we maar al te goed, daar ontbreekt het niet aan, gezien de rijkdom van de natuurlijke hulpbronnen in Nigeria. Het oplossen van politieke, economische en sociale conflicten kan ervoor zorgen dat er vrede komt in het gebied, dat het minder vatbaar is voor interetnische spanningen en dat het in staat is daden van geweld te weren, die de afgelopen tien jaar tragisch genoeg steeds vaker zijn voorgekomen. Naast het inzicht dat de verantwoordelijkheid van het massageweld tussen christenen en moslims aan beide etnische groepen moet worden toegeschreven, hadden we wellicht een andere bron van zorgen moeten noemen die ook met de geweldsuitbarstingen in verband staat, namelijk de geleidelijke intrede van de radicale islam in Nigeria, waarvan de aanneming van de sjaria als staatswet door 12 van de 36 staten een heel duidelijk teken is. Desondanks heb ik om de zojuist genoemde algemene redenen voor de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik spreek hier mijn diepe droefheid uit over de recente voorvallen die in januari en maart van dit jaar hebben plaatsgevonden in Jos, waar honderden mensen het slachtoffer waren van religieuze en etnische botsingen. Het conflict in Nigeria heeft religieuze, economische, etnische, sociale, historische en politieke wortels. Het is betreurenswaardig dat het merendeel van de inwoners van een land dat de op zeven na grootste olieproducent ter wereld is onder de armoedegrens leeft. Ook de negatieve gevolgen van de klimaatverandering hebben bijgedragen tot de verslechtering van de situatie. Volgens mij zijn in een olierijk land als Nigeria eerlijke toegang tot hulpbronnen en herverdeling van de inkomsten noodzakelijke voorwaarden voor een vreedzame oplossing van de conflicten. Daarom roep ik de federale regering van Nigeria op om gelijke rechten voor alle burgers te waarborgen en werk te maken van de problemen met betrekking tot de controle over vruchtbare landbouwgrond, de toegang tot hulpbronnen, werkloosheid, armoede en het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Ik spoor de Commissie aan de politieke dialoog met Nigeria ingevolge de Overeenkomst van Cotonou voort te zetten om de onderliggende oorzaken van het conflict te onderzoeken en tegelijkertijd aandacht te besteden aan kwesties die van fundamenteel belang zijn voor een duurzame ontwikkeling, zoals klimaatverandering, een betrouwbare energievoorziening, capaciteitsontwikkeling en onderwijs.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de massale gruweldaden in Jos, Nigeria, gestemd. Ik spreek mijn krachtige veroordeling uit over het recente geweld in en rondom Jos, waar honderden mensen zijn omgekomen in etnische en religieuze conflicten. De Europese Unie moet de politieke dialoog met Nigeria ingevolge artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou voortzetten en in die context kwesties behandelen rond de vrijheden van gedachte, geweten, godsdienst en overtuiging, zoals die zijn vastgelegd in universele, regionale en nationale teksten inzake mensenrechten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is niet de eerste keer dat Nigeria ten prooi valt aan conflicten die de eenheid van het land in gevaar brengen. In dit verband zij herinnerd aan de burgeroorlog die Nigeria drie jaar lang, van 1967 tot 1970, in zijn greep hield en bijna tot de onafhankelijkheid van het zuidoosten van het land leidde. Ofschoon de opstand van de Igbo werd neergeslagen en de onafhankelijkheid van Biafra werd verijdeld door de strijdkrachten van de centrale regering, is het een feit dat de etnische, culturele en religieuze verschillen nog steeds voortbestaan en zelfs toenemen, waardoor dit Afrikaanse land een typisch voorbeeld is van een staat die voortdurend uiteen dreigt te vallen. De grenzen van Nigeria zijn getrokken door de koloniale mogendheden, die daarbij geen rekening hielden met de voornoemde verschillen. Dat betekent echter niet dat de verantwoordelijkheid voor de conflicten in het land hoofdzakelijk bij de Europeanen ligt. Het is tijd dat de Afrikaanse leiders dit achterhaalde excuus overboord zetten en een inspanning doen om hun eigen burgers met het nodige gezond verstand te besturen en projecten en voorstellen aan te dragen. Afrika zal datgene kunnen zijn waarnaar de Afrikanen hunkeren, zodra er leiders aantreden die tegen deze uitdaging zijn opgewassen. De massale gruweldaden die in Jos hebben plaatsgevonden, zijn de zoveelste indroevige, betreurenswaardige en bloedige bladzijde in de geschiedenis van een land dat te veel van deze bladzijden verzamelt.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik denk dat het dringend nodig was dat het Europees Parlement het aanhoudende bloedvergieten in Nigeria veroordeelt en oproept tot een terugkeer naar vrede. Gezien de instabiliteit en kwetsbaarheid van dit land met het hoogste inwonertal van Afrika, waar het grootste deel van de bevolking zucht onder armoede, kan deze ontwerpresolutie als basis dienen voor een versterking van de politieke dialoog tussen de Europese Unie en Nigeria, en voor een meer gedetailleerde studie, gericht op het vinden van levensvatbare oplossingen op de korte en lange termijn, om een einde te maken aan dit geweld en een duurzame vrede te vestigen. Ik meen dat wij als afgevaardigden een taak te vervullen hebben inzake het verdedigen en bevorderen van mensenrechten, die dagelijks in Nigeria worden geschonden. Daarom is de clausule waarin wordt geëist dat de schuldigen aan geweld eerlijk worden berecht, in mijn opvatting van fundamenteel belang. In het licht van al deze maatregelen, waarvan de toepassing natuurlijk veel voeten in aarde zal hebben, stemde ik met overtuiging voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In Nigeria komt het steeds opnieuw tot bloedige uitbarstingen van geweld tussen christenen en moslims en de groepen vormen elk ongeveer de helft van de bevolking. De onlusten volgen elkaar bovendien steeds sneller op. Kleinigheden leiden tot gewelddadige botsingen. Zelfs de met ingang van januari ingestelde avondklok en de stationering van troepen konden geen nieuwe bloedbaden voorkomen. Het feit dat de langdurige afwezigheid van president Yar'Adua het West-Afrikaanse Nigeria in een politieke crisis heeft gestort, dat er ernstige botsingen tussen christenen en moslims hebben plaatsgevonden in de in de Centraal-Nigeriaanse stad Jos en dat een wapenstilstand in de olierijke Nigerdelta is doorbroken, doet voor de toekomst het ergste vrezen nu de president gestorven is. Toen islamitische nomaden begin dit jaar christelijke dorpen aanvielen en ten minste vijfhonderd mensen werden vermoord, heeft het leger naar men zegt pas uren na het eerste bericht gereageerd. Wat toen ontbrak was een luid protest van de EU. Toen de Zwitserse bevolking in een referendum tegen de bouw van minaretten stemde, dreigden islamitische landen met economische sancties en jihad. Als christenen echter vanwege hun geloof worden vermoord, heeft de EU maanden nodig om te reageren. De Europese Unie moet zich als een eerlijke bemiddelaar opwerpen en eerder reageren. Dit wordt ook duidelijk gemaakt in de ontwerpresolutie, en dat is de reden waarom ik voor heb gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb natuurlijk vóór deze belangrijke resolutie gestemd en kan mij helemaal vinden in het mondelinge amendement van mijn collega Kiil-Nielsen om de Nigeriaanse autoriteiten ertoe op te roepen de recente beslissing van een aantal Nigeriaanse staatsgouverneurs om terdoodveroordeelden te executeren, terug te draaien.