Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2218(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0140/2010

Ingediende teksten :

A7-0140/2010

Debatten :

PV 17/05/2010 - 19
CRE 17/05/2010 - 19

Stemmingen :

PV 18/05/2010 - 8.18
CRE 18/05/2010 - 8.18
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0174

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 17 mei 2010 - Straatsburg Uitgave PB

19. Samenhang van het EU-ontwikkelingsbeleid en het concept "officiële ontwikkelingshulp plus" (korte presentatie)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de korte presentatie van het verslag (A7-0140/2010) van Franziska Keller, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over de samenhang van het EU-ontwikkelingsbeleid en het concept "officiële ontwikkelingshulp plus" [2009/2218(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Franziska Keller, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we een coherent ontwikkelingsbeleid willen voeren mogen we niet met de ene hand iets geven, en het met de andere hand weer nemen. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin dat we subsidies geven om de landbouw in ontwikkelingslanden te bevorderen, wanneer we de plaatselijke markten tegelijkertijd kapotmaken door directe of indirecte exportsubsidies.

Het heeft ook geen zin om de gezondheidszorg te verbeteren wanneer we de handel met generieke geneesmiddelen bemoeilijken, of de geneesmiddelen onbetaalbaar maken door de octrooiperiode te verlengen. Wanneer we agrobrandstof gebruiken kunnen we de emissie van CO2 in de EU misschien een beetje reduceren, maar in de ontwikkelingslanden leidt dit tot ontbossing en tot een ander gebruik van de landbouwgrond, en dus tot meer klimaatverandering, het tegendeel van wat we wilden. En dan heb ik het nog niet eens over het verjagen van de inheemse bevolking, alsmede de reductie van de biodiversiteit en van het areaal voor de productie van levensmiddelen. De EU is op dit moment niet bijzonder coherent.

Theoretisch heeft de EU al lang ingezien dat beleidsmaatregelen elkaar niet mogen doorkruisen. In het Verdrag van Lissabon staat dat het ontwikkelingsbeleid coherent moet zijn. In artikel 208 staat: “De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking”. Dat moet ook onze ambitie zijn.

Dit jaar stellen we vast welke vooruitgang er is geboekt bij het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Een ding is duidelijk, zonder een coherent beleid kunnen we onze beloftes niet nakomen. Iedereen die wetten vastlegt en omzet moet zich ervan bewust zijn dat hij deze verantwoordelijkheid draagt. Voor we een maatregel goedkeuren moeten we de effecten beoordelen, om vast te kunnen stellen of de Europese wetgeving misschien negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkelingslanden. De Raad, de Commissie en het Parlement moeten deskundigen vragen om vast te stellen of de voorstellen op bepaalde punten misschien incoherent zijn. Het werkprogramma van de Commissie voor de beleidscoherentie is in dat opzicht een goede zaak. Nu is de vraag hoe dit plan wordt omgezet.

Een coherent ontwikkelingsbeleid betekent dat we bij de hervorming van het visserijbeleid beter rekening moeten houden met de mensen ter plaatse, we mogen hun belangen niet ondergeschikt maken aan die van de Europese visserijconcerns. Dat betekent dat we belastingparadijzen waar geld uit ontwikkelingslanden naar toe gaat droog moeten leggen. Dat betekent dat we niet kunnen instemmen met ACTA zolang de verdenking bestaat dat deze overeenkomst de toegang tot geneesmiddelen of technologieën voor ontwikkelingslanden zou kunnen bemoeilijken. Tot nu toe heeft de Commissie die verdenking niet uit de weg kunnen ruimen. Een coherent beleid betekent ook dat we bij de oprichting van de Dienst voor extern optreden garanderen dat het ontwikkelingsbeleid een sterk en zelfstandig beleidsterrein blijft, en de bevoegdheden van de Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking worden uitgebreid, en niet besnoeid. En bovendien betekent het dat we bijvoorbeeld fair trade toelaten als criterium voor overheidsopdrachten, zoals mijn collega Heide Rühle heeft voorgesteld.

In veel gevallen moeten wij als Parlementsleden de Commissie en de Raad goed in de gaten houden, zodat ze een coherent beleid voeren. Vaak is het echter onze taak als Parlementsleden om zelf een coherent ontwikkelingsbeleid te voeren. We moeten de samenwerking tussen leden van de verschillende commissies verbeteren, en een permanente rapporteur benoemen.

Het verslag, dat in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid met algemene stemmen is goedgekeurd, bevat veel goede voorstellen, en betekent een grote stap in de juiste richting. Ik zou alle rapporteurs, de ombudsman en de ngo’s willen bedanken voor de goede samenwerking, en hoop dat ons gezamenlijke verslag morgen ook door de plenaire vergadering wordt aangenomen.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness, (PPE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, tot mijn spijt moet ik in dit vroege stadium van het debat een woord van ongenoegen over het verslag uitspreken, maar ik wil in het bijzonder wijzen op overweging I en de paragrafen 44 en 45. Er is veel wat ik in dit verslag verwelkom, maar ik geloof dat de inhoud van deze paragrafen deels op een historische opvatting van het landbouwbeleid is gebaseerd en beslist niet op de huidige werkelijke praktijksituatie.

Voordat ik in de weinige tijd die mij beschikbaar staat op de details inga, merk ik op dat paragraaf 15 een zeer belangrijk punt in het verslag is dat misschien meer in detail moet worden behandeld. Er staat dat slechts 4 procent van de ontwikkelingshulp voor overzee aan landbouw wordt besteed. Dat is een tamelijk schokkend cijfer en wel een cijfer dat ik noemde in een verslag dat ik tijdens het vorige mandaat van dit Parlement heb opgesteld.

Ik geloof dat er in dit verslag mogelijk helaas sprake is van een aanval op de Europese boeren. Ik vind dat niet passend. Ik wil het verslag op die basis beslist niet steunen, en ik betreur die situatie. Ik dring bij de collega's erop aan zorgvuldig naar deze punten te kijken.

 
  
MPphoto
 

  Enrique Guerrero Salom (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van mevrouw Keller, waar wij vandaag over debatteren, legt de nadruk op iets wat essentieel is voor de doelmatigheid van het ontwikkelingsbeleid. Samenhang draagt altijd bij aan efficiëntie. In ontwikkelingslanden is incoherentie gelijk aan inefficiëntie en tevens aan onrecht.

Ik heb het over ontwikkelingsbeleid en niet alleen over ontwikkelingshulp. Samenhang betekent dat alle sectorale beleidsonderdelen, dus handelsbeleid, landbouwbeleid en al het externe optreden, moeten samenvloeien in één enkel beleid, een beleid dat overeenstemt met de algemene doelstellingen die wij willen verwezenlijken.

Alleen op deze wijze kunnen we voor meer synergieën zorgen en alleen op deze manier kunnen we de gunstige gevolgen van mondiale collectieve goederen maximaliseren. Daarom steunde en steun ik de oproep van mevrouw Keller in haar verslag om het Parlement een rapporteur te laten benoemen om het ontwikkelingsbeleid waarover dit Parlement zich uitspreekt te beoordelen en te monitoren.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Het beleid en de activiteiten van de Europese Unie op verschillende terreinen zijn vaak in tegenspraak met de verkondigde doelstellingen op het vlak van ontwikkelingshulp. Het door de Europese Unie verdedigde en gevoerde beleid van liberalisering en deregulering van de wereldhandel vormt een bedreiging voor de zwakste productiestelsels van ontwikkelingslanden. We kunnen niet negeren dat een belangrijk deel van de middelen die als officiële ontwikkelingshulp naar die landen gaat, uiteindelijk weer terugvloeit naar de landen van oorsprong via het aanschaffen van goederen en diensten.

We mogen ook de zware last van de enorme buitenlandse schuld niet negeren. Die schuld is al verschillende keren afbetaald en dient daarom te worden kwijtgescholden. Het is onaanvaardbaar dat verschillende ontwikkelingslanden worden gechanteerd doordat hun ontwikkelingshulp afhankelijk wordt gemaakt van de ondertekening van de zogenaamde “economische partnerschapsovereenkomsten”, in weerwil van de weerstand van veel van deze landen en de zorgen die zij hebben geuit. De prioriteiten van het Europees Ontwikkelingsfonds mogen niet worden opgelegd. Die prioriteiten dienen te worden herzien, waarbij rekening gehouden moet worden met de mening, prioriteiten en de reële behoeften van de ontwikkelingslanden.

 
  
MPphoto
 

  Antonio Tajani , vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie, en met name commissaris Piebalgs die ik vervang, feliciteren de rapporteur met haar voorstel voor een resolutie over de samenhang van het ontwikkelingsbeleid, dat uitstekend is en alle punten uitvoerig behandelt.

De Commissie deelt haar mening over het belang van deze ambitieuze taak ten volste en stemt in met de verschillende voorstellen in de resolutie om de inspanningen van het Europees Parlement op dit terrein kracht bij te zetten. Deze resolutie komt als geroepen. Zoals u weet heeft de Commissie een actieplan van twaalf punten voorgesteld om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken. De samenhang van het ontwikkelingsbeleid vormt een van de prioriteiten van dit plan, waarover momenteel binnen de Raad wordt beraadslaagd. De voornaamste aspecten die in de ontwerpresoluties van het Parlement worden genoemd vallen grotendeels samen met de prioriteiten die zijn vervat in de werkprogramma’s van de Commissie over de samenhang van het toekomstige ontwikkelingsbeleid, ook al zijn we het niet eens met alle in de resolutie verwoorde standpunten.

Deze twee documenten vormen voor de instellingen van de Europese Unie een degelijke basis om aan de weg te timmeren en te streven naar de grootst mogelijke samenhang van het EU-beleid met de ontwikkelingsdoelstellingen. De samenhang van het beleid is meer dan alleen het eventuele negatieve effect van het EU-beleid op de ontwikkelingsdoelen in kaart brengen. Het betekent ook dat we onze krachten bundelen met onze partners teneinde te komen tot winnende oplossingen om het EU-beleid te heroriënteren op de ontwikkelingsdoelen.

Daarom heeft de Commissie gekozen voor een nieuwe en verbeterde aanpak van de samenhang in het ontwikkelingsbeleid. Deze aanpak koppelt alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie op dit punt aan vijf internationale uitdagingen, stelt geen grenzen aan de reikwijdte van onze inspanningen, en koppelt de evaluatie van beleid aan concrete strategische doelstellingen.

Bovendien is het werkprogramma gebaseerd op doelstellingen en indicatoren, en zullen effectbeoordelingen vaker worden ingezet om de samenhang van beleid te toetsen.

Eén opmerking over officiële ontwikkelingshulp: het standpunt van de Commissie in dezen is zonneklaar. De Europese Unie en de lidstaten moeten hun verplichtingen op dit gebied nakomen.

Hiertoe heeft de Commissie voorgesteld een verantwoordelijkheidsmechanisme binnen de Unie tot stand te brengen. De lidstaten buigen zich momenteel over dit voorstel.

Tegelijkertijd zullen, afgezien van officiële ontwikkelingshulp, andere openbare middelen beschikbaar worden gesteld aan ontwikkelingslanden, met name om klimaatverandering tegen te gaan. Ook moeten we proberen een manier te vinden om toe te zien op deze middelen en ervoor te zorgen dat ze voor ontwikkelingsdoeleinden worden aangewend.

Om de samenhang van ons beleid te verbeteren, moeten we onze partners bij de zaak betrekken. Artikel 12 van de overeenkomst van Cotonou voorziet in een communicatiemethode, een forum waar de ACS-landen hun zorgen over het beleid van de Europese Unie kenbaar kunnen maken. Van deze mogelijkheid moet veel systematischer gebruik worden gemaakt. Wij zullen dan ook onze dialoog inzake de samenhang van het ontwikkelingsbeleid intensiveren binnen andere internationale instanties zoals de ontwikkelingsconferentie Azië-Europa, die momenteel plaatsvindt, en de vergadering op hoog niveau van de Verenigde Naties over de evaluatie van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, die in september zal worden gehouden.

Nog een laatste opmerking. Als we kijken naar de verschillende strategische terreinen waar het om gaat – handel, landbouw, visserij en andere – kunnen we slechts constateren dat alleen een gezamenlijke inspanning van alle economische grootmachten, en niet alleen de Europese Unie, zal helpen om een omgeving tot stand te brengen die bevorderlijk is voor ontwikkeling. De samenhang van het ontwikkelingsbeleid moet op Europees en internationaal vlak een voorname prioriteit zijn en blijven.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen (dinsdag 18 mei 2010) plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik zou wat nader willen ingaan op overweging I en op de paragrafen 44 en 45 van dit verslag. Die zijn heel ongelukkig geformuleerd, en geen weergave van de feitelijke situatie. Allereerst zou ik erop willen wijzen dat exportrestituties een instrument van de Europese Unie voor het sturen van de markten zijn. De Europese Commissie gebruikt dit heel terughoudend, en nog slechts in een paar uitzonderlijke situaties. Deze exportrestituties zijn bedoeld als een soort vangnet, en kunnen dus niet verantwoordelijk worden gehouden voor de grote problemen in de landbouwsector van de ontwikkelingslanden, wat in de overweging gesuggereerd wordt. Ik wil er ook op wijzen dat de EU de grootste importeur van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden ter wereld is. De EU is dus geen remschoen voor de ontwikkeling en de opbouw van een krachtige landbouwsector in de ontwikkelingslanden – integendeel. De EU draagt ongetwijfeld een grote verantwoordelijkheid op het gebied van de internationale handel in landbouwproducten, met name tegenover ontwikkelingslanden. Dat is een feit, en de Unie is zich daarvan terdege bewust. .Juist daarom wijs ik ongedifferentieerde oordelen van de hand, die niets te maken hebben met een genuanceerde en objectieve visie. Ik ben tegen overweging I en tegen de artikelen 44 en 45, en dus ook tegen het hele verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik steun deze resolutie over samenhang van het ontwikkelingsbeleid. Zoals in het Verdrag van Lissabon duidelijk wordt gesteld, moet de Europese Unie rekening houden met doelstellingen voor ontwikkelingssamenwerking als beleid wordt uitgevoerd dat mogelijk gevolgen voor ontwikkelingslanden heeft. In een tijd waarin diverse crises het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling ernstig bedreigen, is het des te belangrijker ervoor te zorgen dat ons ontwikkelingsbeleid niet door maatregelen op andere beleidsterreinen wordt ondergraven. Hoewel de uitbanning van armoede de primaire ontwikkelingsdoelstelling van de EU is, wordt dit doel door veel beleidsinitiatieven ondermijnd. Landbouwexportsubsidies van de EU ondermijnen ernstig de voedselzekerheid elders, en we moeten nu de ecologische en sociale effecten van onze visserijovereenkomsten met ontwikkelingslanden evalueren. Beleidscoherentie voor ontwikkelingshulp mag niet terzijde worden geschoven als we onderhandelen over bilaterale en regionale handelsovereenkomsten, en moet een essentiële rol spelen als we willen waarborgen dat de uitkomst van de Doharonde niet schadelijk voor ontwikkelingshulp is. De leningen van de Europese Investeringsbank aan ontwikkelingslanden moeten gericht worden op investeringen die bijdragen aan uitbanning van armoede in plaats van te worden verstrekt aan ondernemingen die in belastingparadijzen zijn gevestigd. Mensenrechten, arbeids- en milieunormen en belastinggovernance moeten de leidraad vormen bij de EU-onderhandelingen met ontwikkelingslanden.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid