Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 18 mei 2010 - Straatsburg Uitgave PB

15. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B7-0211/2010).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

Eerste deel

 
  
  

Vraag 17 van Zbigniew Ziobro (H-0238/10)

Betreft: Mededeling inzake hogere doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies

In de afgelopen dagen kwam de ontwerpmededeling van de Commissie aan de Raad, het Parlement, het Economisch en Sociaal Comité, alsmede het Comité van de Regio’s naar buiten met betrekking tot de mogelijkheid om de doelstelling voor de reductie van de broeikasgasemissies in het klimaat/energiepakket te verhogen van 20 procent naar 30 procent in 2020.

Bij bovenstaand voorstel moet een aantal kanttekeningen worden geplaatst. In de eerste plaats kan de verlaging van de reductiekosten een essentiële adempauze betekenen voor de landelijke begrotingen die de lidstaten in evenwicht proberen te krijgen. In de tweede plaats is het emissieniveau door de economische recessie wezenlijk gedaald. We moeten er echter vanuit gaan dat als de crisis achter de rug is en de productie aantrekt, het niveau van de broeikasgasemissies weer zal stijgen. In de derde plaats lijkt het twijfelachtig of dit het juiste moment is om de reductiedoelstelling te verhogen. Door een dergelijke aanpak zouden de reductiekosten opnieuw sneller stijgen wat in een situatie waarin de recessie het hoofd moet worden geboden zou kunnen stuiten op gefundeerde tegenstand van de ondernemers.

Ik zou het zeer op prijs stellen als de Commissie zou willen reageren op deze kanttekeningen.

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Ik beloof dat ik deze vraag heel kort zal beginnen te beantwoorden, want het document waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst, is geen document dat door de Commissie is aangenomen, en de vrijgave ervan was niet geautoriseerd, maar de Commissie is van plan om de mededeling aan de Raad en het Parlement over de beoordeling van de baten en de kosten van een verhoging van de doelstelling voor de reductie van de broeikasgasemissies door de EU naar 30 procent later deze maand aan te nemen.

Om deze mededeling is eigenlijk gevraagd door de Raad Milieu in zijn conclusies van 15 maart van dit jaar. Het behoeft dus geen betoog dat we heel weinig tijd hebben gehad, maar we denken dat het een belangrijk debat is; naderhand zullen er natuurlijk veel details zijn waar we nader naar zullen moeten kijken. Deze mededeling zal bovendien, conform de richtlijn betreffende het emissiehandelssysteem, een analyse presenteren van de situatie van energie-intensieve sectoren waarvoor is vastgesteld dat zij blootstaan aan het risico van koolstoflekkage in het licht van de uitkomsten van Kopenhagen.

Maar laat ik een ding heel duidelijk zeggen. De Commissie is niet van plan om op de dag nadat deze mededeling is gepresenteerd, een besluit te nemen om naar 30 procent te gaan. Het is slechts een stap om te proberen ervoor te zorgen dat we een goed onderbouwde basis hebben waarop we de discussie over deze reductiedoelstellingen kunnen voeren. Dat is het doel hiervan – ons de analyse, de kosten, de cijfers en de berekeningen te geven, zodat we een geïnformeerd debat kunnen voeren. Ik hoop echt dat het Parlement ook zal deelnemen aan dit debat.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro, auteur. (PL) In het document wordt opgemerkt dat een verdere vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in Midden- en Oost-Europa van essentieel belang zal zijn om de nieuwe doelstelling te bereiken. Het is waar dat de Europese Commissie erkent dat voor zulke maatregelen aanzienlijke financiële middelen nodig zullen zijn, maar zij wil dit geld uit de structuurfondsen voor deze landen halen. Dit zou er met andere woorden op neerkomen dat middelen die voor andere doeleinden zijn bestemd, in het bijzonder voor het wegwerken van de verschillen in ontwikkeling tussen de lidstaten en in de levensstandaard tussen deze landen, een andere bestemming zouden krijgen. Dit zou bijvoorbeeld ten koste gaan van de ontwikkeling van wegeninfrastructuur in de landen van Midden- en Oost-Europa.

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Ik hoop dat de geachte afgevaardigde zal respecteren dat ik niet in detail treedt over een van de vele concepten die zijn gelekt. Dat zou niet gepast van me zijn.

Ik heb tijdens mijn hoorzitting in het Europees Parlement gezegd dat we erop moeten letten dat we, wanneer we geld van de Europese Unie uitgeven voor verschillende doeleinden, er ook voor zorgen dat de verschillende projecten – infrastructuur werd bijvoorbeeld genoemd – klimaatbestendig worden gemaakt. Ik denk echter niet dat er iemand is die in dit stadium antwoord kan geven op de vraag hoe we dat precies zullen doen, als we naar een reductiedoelstelling van 30 procent in 2020 zouden gaan. In plaats daarvan proberen we een analyse te geven en onder meer de leden van dit Parlement en de Raad uit te nodigen om deel te nemen aan het debat.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Vandaag hebben we gestemd over het verslag ter amendering van de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen. Dit is nog maar het begin van een nieuw proces, dat ons moet helpen om de emissies en het energieverbruik van gebouwen aanzienlijk te verminderen. Zoals mijn collega ook al zei, hebben we hiervoor nog steeds middelen nodig. Ik hoop op uw steun voor een aanzienlijke verhoging van de bestedingen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ten behoeve van de energiezuinigheid van woningen, evenals voor het scheppen van een fonds dat met ingang van 2014 de energiezuinigheid in de industriële sector moet helpen vergroten.

 
  
MPphoto
 

  Chris Davies (ALDE). (EN) Commissaris, laat de oorspronkelijke vraag niet de omvang van het probleem zien waarvoor u gesteld staat wanneer u deze kwestie aanpakt? Veel afgevaardigden hier en veel regeringen die zijn vertegenwoordigd in de Raad, accepteren gewoon niet de dringende noodzaak van actie om klimaatverandering te voorkomen. Het is voor hen gemakkelijk om in een tijd van economische welvaart hun handtekening te zetten onder vrome voornemens, maar nu het andere tijden zijn, aarzelen ze om zich te verbinden tot praktische acties. Moet u niet iets doen aan het probleem van het ontkennen van de klimaatverandering, als u onze ambities omhoog wilt bijstellen?

 
  
MPphoto
 

  Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Allereerst zou ik willen bestuderen wat u vandaag bent overeengekomen met betrekking tot energie-efficiënte in gebouwen. Er zijn veel manieren om daar om te gaan met verhoogde inspanningen.

Er zijn ook enkele alternatieve financiële modellen die kunnen worden gebruikt, zodat het in het belang zou zijn van degenen die de gebouwen beheren, om ze veel energie-efficiënter te maken. Er zijn veel manieren om dat te doen – waarvoor niet noodzakelijk financiële middelen nodig zijn – en ik kijk daar graag naar.

Ik ben het heel erg met de vraagsteller eens dat een van de gebieden waarop we in Europa zoveel meer zouden kunnen doen, het gebied van de energie-efficiënte en gebouwen is. Er is zo’n gigantisch potentieel op dat gebied en het is gewoon dom dat we veel energie verbruiken waar eigenlijk niemand van profiteert, omdat we de energie niet efficiënt genoeg gebruiken.

In antwoord op de vraag van Chris Davies over degenen die de klimaatverandering ontkennen: ik probeer dit probleem aan te pakken wanneer ik het tegenkom. Vooral in het Verenigd Koninkrijk is hierover een enorme discussie gaande met East Anglia, en het IPCC zou de fouten die het vindt, beter moeten corrigeren. Ondanks alle discussies heb ik tot de op de dag van vandaag echter niets gezien dat echt ingaat tegen de belangrijkste conclusies van de wetenschap, namelijk dat we dit probleem moeten aanpakken en dat we het serieus moeten nemen.

Ik denk dat er nog zoveel andere redenen zijn – waarmee klimaatsceptici het ook eens zouden moeten zijn – waarom het zo belangrijk is om iets met energie-efficiëntie en energietechnologieën te doen. Ik ben heel bang dat we, als Europa hier niet ambitieus is, de groeimarkten van deze eeuw aan onze concurrenten zullen verliezen. Koolstoflekkage is niet een zaak waar we banen dreigen te verliezen als we iets doen. Ik ben echt bang dat we, als we de komende jaren te veel aarzelen, het risico lopen op heel grote schaal banen te verliezen. Het doet mij groot genoegen te zien dat de nieuwe Britse regering er ook heel gespitst op lijkt te zijn om op het gebied van de klimaatverandering ambitieus te zijn. Ik denk dat dit voor ons allemaal heel belangrijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 18 van Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (H-0220/10)

Betreft: Maatregelen van de Commissie op het gebied van de auteursrechten

In artikel 118 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie worden de bevoegdheden van de EU op het gebied van het intellectueel eigendom vastgesteld, met de formulering “in het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast voor de invoering van Europese titels om een eenvormige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie te bewerkstelligen, en voor de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen”.

Het ontbreken van een voor de gehele Europese Unie geldend eenvormig juridisch kader voor auteursrechten vormt een belangrijke hindernis voor de ontwikkeling van de binnenmarkt voor de werken waarop deze auteursrechten van toepassing zijn.

Welke initiatieven overweegt de Commissie op het gebied van de auteursrechten te nemen op grond van artikel 118 TFEU?

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier , lid van de Commissie. (FR) Allereerst wil ik mevrouw Geringer de Oedenberg bedanken voor haar vraag. Daarmee raakt zij aan de kern van de huidige discussie over het auteursrecht en internet.

Helaas wordt het auteursrecht maar al te vaak neergezet als een obstakel voor de totstandkoming van een digitale interne markt. Volgens mij is dat niet terecht. Dankzij het auteursrecht kan de maker verkopen wat hij heeft gecreëerd en dat levert hem een investeringsrendement op. Dat geldt overigens niet alleen op het gebied van culturele creaties dat mevrouw Geringer de Oedenberg persoonlijk zo goed kent. Het geldt ook voor de industrie, het ontwerpen en de industriële innovatie; dankzij het investeringsrendement kan de maker andere werken en nieuwe inhoud blijven creëren. Dit economische model dat ten grondslag ligt aan het auteursrecht, bestaat al honderden jaren, maar het beheer van dit recht heeft natuurlijk diverse transformaties ondergaan met de opkomst van de technologie, radio, televisie, de kabel, de satellieten en tegenwoordig internet. Telkens weer hebben nieuwe technologieën tot nieuwe economische modellen geleid, waardoor er een verandering optrad in de exploitatie en commercialisering van het auteursrecht.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil geen drastische wijzigingen van het auteursrecht voorstellen, maar creaties beschermen en daarbij een rechtskader formuleren waarbinnen nieuwe economische modellen een kans krijgen. Dat heb ik reeds aangekondigd tijdens mijn hoorzitting op 13 januari in dit Parlement en ik zal mij bij mijn werkzaamheden door dit beginsel laten leiden. Dat is overigens ook de rol die ik, net als u, voor de Europese wetgever zie weggelegd. De digitale agenda die de Commissie op 19 mei na een bezielend pleidooi van mijn collega en vriendin, mevrouw Kroes, heeft goedgekeurd, bevat mijn routekaart, inclusief auteursrechten en internet.

En dit jaar ga ik drie initiatieven in deze geest nemen. Ten eerste een voorstel voor een kaderrichtlijn over het collectieve beheer van het auteursrecht. De maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging moeten zich beter organiseren om nieuwe internetdiensten te bieden, zoals repertoire op maat of “one-stop-shops”. Verder moeten de regels voor bestuur, transparantie en toezicht van de maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging op één lijn worden gebracht, zodat de vaststelling van de prijzen en de opbrengsten voor de leden van deze maatschappijen transparanter worden.

Ten tweede een richtlijn over verweesde werken: het doel is de rechtszekerheid te creëren die nodig is om de digitalisering van ons cultureel erfgoed te ondersteunen. Ik denk aan een Europese definitie van verweesde werken.

Ten derde zal ik een groenboek presenteren over audiovisuele inhoud en internet. Hierin worden de voorwaarden voor de opkomst in Europa van nieuwe videodiensten op aanvraag onderzocht. In 2001 starten we een dialoog met de verschillende belanghebbenden over onderwerpen die gevolgen hebben voor de opkomst van nieuwe internetdiensten met inhoud met meerwaarde, om te bekijken hoe we de bestaande regels kunnen verduidelijken. We willen bezien welke rol de technologie kan spelen in de identificatie van en vergoedingen voor digitale inhoud, de uitdagingen van de digitale pers op een rijtje zetten of weten hoe we de zwarte economie van internetpiraterij doeltreffend kunnen bestrijden. Mijn methode is eenvoudig: ik wil naar de belanghebbenden luisteren en u plannen voorstellen. Ik wil een Europa dat de opkomst van nieuwe economische modellen mogelijk maakt. Ik heb geen vooropgezet idee over welke maatregelen nodig zijn – wetgeving of anderszins. Verder heb ik evenmin vastomlijnde ideeën of illusies wat betreft de mogelijkheid om voor alle gevallen een standaardoplossing te vinden. Er is sprake van een nieuwe dynamiek om de interne markt en de digitale agenda weer een impuls te geven, waarover de heer Monti in zijn verslag heeft gesproken. Met behulp van deze dynamiek wil ik een echt economisch beleid voor de culturele sector in Europa ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, auteur. (PL) Ik ben ingenomen met de initiatieven die door de Commissie worden genomen. Ik heb een aanvullende vraag in verband met het Groenboek over het auteursrecht in de kenniseconomie van 2008 waarin de Commissie erkent dat het huidige systeem van facultatieve restricties op de bescherming van het auteursrecht, dat door de richtlijn van 2001 werd ingevoerd, niet het gewenste effect heeft. Anders gezegd betekent dit dat het systeem de verspreiding van werken die onder het auteursrecht vallen niet vergemakkelijkt en dat het ook niet tot een evenwicht leidt tussen de rechten van de auteurs en die van de mensen die gebruik maken van hun werken.

Daarenboven moet worden opgemerkt dat de verplichte restricties op de bescherming van het auteursrecht absoluut noodzakelijk zijn voor bibliotheken, alsook voor het beschikbaar maken van werken voor blinden en het verspreiden van verweesde werken. Mijn vraag luidt als volgt: welke initiatieven wil de Commissie in de nabije toekomst voorstellen in verband met deze restricties op de bescherming van het auteursrecht?

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier , lid van de Commissie. (FR) Mevrouw Geringer de Oedenberg, u hebt mij een vraag gesteld over de wijze waarop de Commissie zal handelen; u wilt dat zij zich uitspreekt over de toepassing van artikel 118 van het Verdrag. Ik zal u daarop antwoord geven: dat is niet de insteek die wij hebben gekozen. Wij geven er de voorkeur aan een regelgevend kader te scheppen dat de totstandkoming van pan-Europese auteursrechtlicenties bevordert. Dit is een pragmatische aanpak waarmee de gewenste resultaten beter kunnen worden verkregen dan met de invoering van een nieuw uniek en gecentraliseerd auteursrecht. En verder is dit groenboek erg belangrijk; het moet ons in staat stellen veel vragen te stellen en een instrument vormen om ideeën uit te werken. Ik denk dan vooral aan het vraagstuk van slechtzienden.

U vraagt zich af waarom wij niet meer ambitie hebben getoond als het gaat om de totstandkoming van één Europees auteursrecht. De grootste belemmering, mevrouw Geringer de Oedenberg, voor de invoering van een communautair auteursrecht is dat zo’n recht, om het gewenste effect te sorteren, noodzakelijkerwijs voorrang zou moeten krijgen boven de nationale auteursrechten. Met andere woorden, een auteursrecht van de Europese Unie moet boven de nationale auteursrechten staan, wat, als we eerlijk zijn, cultureel en politiek gezien moeilijk valt te accepteren. En zelfs als deze benadering door lidstaten zou worden aanvaard, zou zij een tamelijk beperkte impact hebben, omdat ze niet zou gelden voor reeds bestaande werken. Ze zou uitsluitend van toepassing zijn op nieuwe werken. De nieuwe titel zou dan ook voor geen van de in het verleden gemaakte muzikale composities gelden.

Ik heb eveneens gezegd waarom ik wil werken aan een richtlijn over verweesde werken. Maar alvorens de tekst van deze ontwerprichtlijn af te ronden, zal ik de meest betrokken Parlementsleden, waartoe ook u behoort, raadplegen.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) Mijn vraag aan u is of u van plan bent de richtlijn betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij te herzien. Ik vraag dat omdat we behoefte hebben aan rechtszekerheid. Helaas worden de uitzonderingen in de lidstaten op verschillende manieren uitgelegd, waardoor er over hetzelfde onderwerp verschillende beslissingen genomen zijn. Het lijkt mij daarom zinvol een onderzoek te houden, met name in het licht van het nieuwe Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier , lid van de Commissie. (FR) Mevrouw Ţicău, ik zal uw vraag klip en klaar beantwoorden: wij hebben op het moment geen plannen om de in de richtlijn van 2001 opgenomen lijst met uitzonderingen te wijzigen. Wij hebben mijns inziens voor een pragmatische en vooruitstrevende aanpak gekozen met de drie initiatieven die ik heb genoemd en die gaan over collectief beheer, verweesde werken en het groenboek. In dat kader zullen we ons buigen over de zorgen die u verwoordt. Het is echter niet onze bedoeling de lijst met uitzonderingen te wijzigen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 19 van Alan Kelly (H-0190/10)

Betreft: Steunkaart van de EU

Is de Commissie bereid tot een omvattende herziening van de EU-steunkaart voor de periode 2007-2013?

Is het juist dat de herziening van de steunkaart die dit jaar zal plaatsvinden slechts een vorm van “uitwisseling” mogelijk maakt, in plaats van te zorgen voor een herindeling van de steungebieden op een manier die de ten gevolge van de financiële crisis ontstane nieuwe economische realiteit weerspiegelt?

De huidige steunkaart is tot stand gekomen op basis van de statistieken van 2006. De Europese economie is sindsdien echter volledig veranderd. Is de Commissie het ermee eens dat dit een zwak punt is van de huidige steunkaart? Hoe denkt de Commissie dit probleem aan te pakken?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben door de heer Almunia gevraagd om deze vraag te beantwoorden.

Om de continuïteit van de regionale ontwikkelingsinspanning te waarborgen heeft de Commissie in 2006 besloten dat de lijst van regio’s die door de lidstaten zijn aangewezen als deel van de regionale steunkaarten, gedurende de hele periode 2007-2013 van kracht moet blijven. De Commissie heeft in haar richtsnoeren voor nationale regionale steun echter erkend dat er zich situaties kunnen voordoen waarin aanpassingen noodzakelijk zijn, en de lidstaten is daarom conform punt 104 van de richtsnoeren de mogelijkheid geboden om een tussentijdse evaluatie van de regionale steunkaarten uit te voeren voor regio’s die zijn aangewezen uit hoofde van artikel 107, lid 3, sub c, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Drie van de zeventien lidstaten die belang hebben bij de tussentijdse evaluatie, hebben besloten om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Bij de tussentijdse evaluatie kunnen lidstaten maximaal de helft van de regio’s die op dit moment in aanmerking komen voor regionale steun, vervangen door nieuw aangewezen regio’s. Onder bepaalde omstandigheden is het ook mogelijk om de steunintensiteit te verhogen voor regio’s die al zijn aangewezen in de oorspronkelijke regionale steunkaart. In het kader van de tussentijdse evaluatie wordt beoordeeld of de nieuw aangewezen regio’s in aanmerking komen, en worden ook de mogelijke verhogingen van de steunintensiteit beoordeeld op basis van het gemiddelde over de afgelopen jaren van de Eurostat-gegevens voor het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking en de werkloosheidscijfers in de relevante regio op NUTS-3-niveau. Dit helpt ervoor zorgen dat de regionale investeringssteun wordt besteed aan de economische ontwikkeling van regio’s die minder ontwikkeld zijn dan het nationaal gemiddelde.

Het feit dat slechts drie van de lidstaten die belang hebben bij de tussentijdse evaluatie, hebben besloten om kennis te geven van wijzigingen in de regionale steunkaarten, lijkt erop te wijzen dat de meerderheid van de lidstaten van mening is dat de economische crisis de verzameling regio’s die ontwikkelingshulp nodig hebben, niet zwaar heeft getroffen.

 
  
MPphoto
 

  Alan Kelly, auteur. − (EN) Dank u wel voor uw antwoord. Ik vind het verbazingwekkend dat slechts drie staten een aanvraag hebben ingediend. Dat is ongelooflijk.

Ik kom uit een regio waar duizenden banen verloren zijn gegaan: drieduizend banen bij Dell, en net vandaag achthonderd banen bij het farmaceutische bedrijf Pfizer, waarvan driehonderd in mijn regio, het zuiden van Ierland, en dat heeft een brutosubsidie-equivalent van nul procent. Onze regering heeft opnieuw een aanvraag ingediend, en ik hoop dat dit zal veranderen, want als het niet verandert, betekent dit dat de regering geen, vanuit het gezichtspunt van de overheid gezien, werkelijk actieve maatregelen kan nemen om grotere bedrijven binnen te halen. Dat is in mijn ogen een grote achteruitgang en moet veranderen. Ik zal dus actief nastreven dat de Commissie een andere strategie volgt, want ik denk dat de staatssteunkaart verouderd is.

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. − (EN) Het mag inderdaad vreemd zijn, zoals de geachte afgevaardigde zei, dat slechts drie lidstaten om deze tussentijdse evaluatie hebben gevraagd. Maar zo is het toch echt, volgens de cijfers die we vanochtend hadden.

Natuurlijk zijn veel lidstaten en veel regio’s zwaar getroffen door de economische crisis, maar misschien merken sommige lidstaten dat er andere manieren en middelen zijn om hiermee om te gaan, want maar heel weinig lidstaten hebben om deze tussentijdse evaluatie gevraagd, zoals we hebben gezien. Zeventien lidstaten hebben de kans gekregen, maar slechts drie hebben die kans gegrepen.

Ik denk dat de geachte afgevaardigde het met me eens zal zijn dat het basisdoel van het langetermijnprogramma natuurlijk continuïteit voor de regio’s is, zodat ze kunnen plannen voor de lange termijn. Er zijn natuurlijk andere manieren dan deze om de crisis aan te pakken, en ik weet zeker dat commissaris Almunia bereid is om dit bij een latere gelegenheid nader met u te bespreken.

 
  
MPphoto
 
 

Tweede deel

  De Voorzitter. – Vraag nr. 20 van Bernd Posselt (H-0179/10)

Betreft: Politiële samenwerking EU-Oekraïne

Hoe ontwikkelt zich de grensoverschrijdende politiële samenwerking tussen de EU en haar belangrijkste oostelijke buurland Oekraïne, en welke stappen wil de Commissie ondernemen om deze samenwerking te intensiveren?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. − (EN) Dank u wel, mijnheer Posselt, voor uw vraag over een heel belangrijk onderwerp. Grensoverschrijdende politiële samenwerking met landen die buurlanden zijn van de Europese Unie, is in de eerste plaats een bevoegdheid van de lidstaten. De Europese Unie steunt echter bilaterale samenwerking tussen de lidstaten en Oekraïne vooral door het inschakelen van Europol. Op 4 december 2009 is een akkoord over strategische samenwerking tussen Europol en Oekraïne ondertekend dat samenwerking mogelijk zal maken in de strijd tegen internationale georganiseerde en zware misdaad en terrorisme. Het strategisch akkoord staat evenwel geen uitwisseling van persoonsgegevens van verdachten toe. Die kunnen uitsluitend worden uitgewisseld met landen die een operationele overeenkomst hebben gesloten met Europol, en voordat een dergelijke overeenkomst kan worden afgesloten, moet Oekraïne eerst een wet inzake de bescherming van persoonsgegevens vaststellen en het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen ter zake van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en zijn protocollen van 1981 ratificeren.

Dit maakt deel uit van een bredere prioriteit van de Commissie om Oekraïne zover te krijgen dat het een regeling voor de bescherming van persoonsgegevens invoert in overeenstemming met de Europese normen. Dat zou het mogelijk maken om een werkelijk onafhankelijke autoriteit op te richten die toezicht houdt op de gegevensbescherming, die zou kunnen worden ondersteund door technische bijstand en hulp van deskundigen uit de EU. De EU steunt ook financiële politiële samenwerking met Oekraïne door een samenwerkingsproject, waardoor de capaciteit van de Oekraïense politie en de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake grensbeheer (EUBAM) wordt vergroot. Afgelopen jaar heeft EUBAM, met medewerking van Frontex, met OLAF en het Zuidoost-Europees Samenwerkingsinitiatief, de gezamenlijke grenscontroleoperatie Nikoniy gesteund om de samenwerking tussen de Oekraïense en de Moldavische politiemachten in de strijd tegen grensoverschrijdende misdaad en illegale migratie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Bernd Posselt, auteur.(DE) Ik wilde alleen maar vragen hoe het er voorstaat met de ondersteuning van de politieopleiding en de versterking van het justitieel apparaat en het binnenlands bestuur in Oekraïne. Wordt hieraan in het kader van het oostelijk partnerschap voorrang gegeven en zijn de Commissie en de Europese Politieacademie daarbij betrokken? Of speelt dat zich slechts op het niveau van de lidstaten af?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) We zijn hierover uiteraard continu met Oekraïne in gesprek. Mijn collega, commissaris Štefan Füle, heeft een samenwerkingsmatrix gepresenteerd en ik ben daar ook nauw bij betrokken. In deze matrix is ook binnenlandse zaken opgenomen met het doel vast te stellen hoe we de Oekraïense autoriteiten kunnen helpen zich op deze punten te ontwikkelen, en hoe we onze samenwerking verder kunnen uitdiepen. Dit zal ook onderwerp van gesprek zijn tijdens een vergadering met de Oekraïense autoriteiten die over een paar weken zal plaatsvinden.

Politiesamenwerking en de opleiding van politieagenten als zodanig zijn niet voorzien voor de nabije toekomst, maar er kan uiteraard over worden gepraat zodra Oekraïne de noodzakelijke hervormingen heeft doorgevoerd. We staan open voor samenwerking. Oekraïne is een belangrijk buurland en we hebben veel gemeen. We staan voor gemeenschappelijke uitdagingen op het gebied van grensoverschrijdende criminaliteit, dus het zou ook goed voor ons zijn als we op dit vlak tot een verdere samenwerking zouden kunnen komen. Natuurlijk moeten de Oekraïners ook zorgen voor verbeteringen, maar we staan klaar om hen te helpen en bij te staan, en we zullen zien waar dit op de langere termijn toe leidt.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 21 van Georgios Papanikolaou (H-0184/10)

Betreft: Escalatie van de criminaliteit in Europa

In de Europese samenleving nemen de criminaliteit en het geweld enorm toe, wat overigens wordt bevestigd door gegevens van Eurostat die enkele maanden geleden werden gepubliceerd. Gezien het feit dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de economische crisis en de toename van deze verschijnselen, komen criminaliteit en geweld met name vaker voor in de landen die de grootste economische problemen kennen.

Is de Commissie van plan krachtige initiatieven te nemen met het oog op een efficiëntere samenwerking tussen de lidstaten, niet alleen op het gebied van preventie maar ook inzake de aanpak van de criminaliteit in de Europese samenleving, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzakelijke bescherming van de persoonlijke vrijheden van de Europese burgers?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. − (EN) De meest recentelijk gepubliceerde Eurostat-statistieken over criminaliteit en strafrecht dateren van 29 mei; deze beslaan de periode 1998 – 2007 en laten niet de toename zien die het geachte Parlementslid beschrijft. Maar de Commissie erkent dat de georganiseerde misdaad een bedreiging vormt voor de Europese burgers en de Europese economie.

De Commissie is vastbesloten om met relevante voorstellen te komen en om de acties ter voorkoming en bestrijding van uiteenlopende vormen van criminele activiteit, al dan niet georganiseerd, uit te voeren. Daarom maken deze doelstellingen deel uit van het Stockholm-programma, een uitgebreid kader voor EU-actie op het gebied van burgerschap, justitie, veiligheid en migratie voor de komende vijf jaar. Recentelijk heeft de Commissie het actieplan van Stockholm aangenomen, en ik meen dat mijn collega, vicevoorzitter Reding, hier een halfuurtje geleden aanwezig was om dit plan te presenteren en te bespreken met deze vergadering.

Verder zal de Commissie voor het eind van dit jaar een mededeling presenteren over de interne veiligheidsstrategie, die concrete voorstellen en risicobeoordelingen zal bevatten voor de komende vijf jaar. Natuurlijk zal ook de georganiseerde misdaad hierin worden meegenomen.

Gemeenschappelijke bedreigingen vergen een gemeenschappelijke aanpak, dus alle lidstaten, overheidsinstanties en particuliere organisaties zouden op effectieve wijze gemeenschappelijke instrumenten moeten inzetten. Ik noem drie categorieën criminaliteit die echt Europees zijn en daarnaast een internationale dimensie hebben: mensensmokkel, cybercriminaliteit en identiteitsroof. De Commissie is vastbesloten om de samenwerking op deze gebieden te versterken en bereidt daartoe ook operationele en wetgevingsvoorstellen voor. We zullen dit doen in samenwerking met de lidstaten, met het Europees Parlement en met ngo’s en de particuliere sector.

Dialoog, coördinatie en operaties zijn sleutelwoorden voor de toekomst; de uitwisseling van optimale werkwijzen, normen en richtsnoeren, de ontwikkeling van opleidingen en onderzoek zouden moeten resulteren in een grotere gezamenlijke effectiviteit en meer wederzijds begrip. De samenwerking met kandidaat-lidstaten en derde landen is belangrijk om criminaliteit effectief aan te pakken.

Ik wil onderstrepen dat een ambitieuze benadering in het besluitvormingsproces afhangt van de politieke bereidwilligheid van de lidstaten. De effectieve en efficiënte uitvoering van de aangenomen maatregelen is afhankelijk van de nationale middelen die beschikbaar worden gesteld om de doelstellingen te realiseren. De Commissie kan de lidstaten door middel van financiële programma’s ondersteunen bij hun samenwerking op Europees niveau.

Zoals u allen weet geeft het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement op dit gebied nieuwe bevoegdheden, en ik wil nog eens wijzen op de verantwoordelijkheid die op uw schouders rust en op de belangrijke rol die u speelt bij het vormgeven van de veiligheid in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell (PPE). - (EN) Ik dank de commissaris voor haar antwoord. Ik heb vorig jaar het verslag van het Parlement over de Europese Centrale Bank geschreven, en daarin wees ik onder andere op de aanzienlijke toename van het aantal biljetten van vijfhonderd euro – ik meen dat het ook om biljetten van tweehonderd euro ging, maar toch met name om biljetten van vijfhonderd euro. Ik heb geopperd dat deze mogelijk worden gebruikt voor het witwassen van geld, dus voor criminele doeleinden. Ik begrijp nu van het Verenigd Koninkrijk dat hierover reële zorgen bestaan.

Mag ik de commissaris vragen om de zorgen die ik heb geuit voor te leggen aan de Europese Centrale Bank zodat kan worden uitgezocht wie er zulke enorme hoeveelheden biljetten van vijfhonderd euro gebruikt? Er moet toch zeker een redelijke verdenking bestaan van belastingontwijking of mogelijk andere criminele activiteiten.

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Ik wil het geachte Parlementslid bedanken voor deze informatie. Ik ga mij er zeker in verdiepen en kijken of we hierin bepaalde patronen kunnen ontdekken. Op dit moment ben ik niet in staat om hierop te antwoorden, maar ik ga er zeker mee aan de slag en wil u bedanken voor uw suggestie.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou, auteur. (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u voor uw antwoord. U hebt een duidelijk en vooral oprecht antwoord gegeven op de vraag tot wanneer de gegevens waarover u beschikt reiken, en dat is tot 2007. Ik heb u deze vraag op 6 april 2010 gesteld en op 5 mei 2010 zijn, zoals u weet, in Griekenland drie mensen tragisch om het leven gekomen tijdens vreedzame betogingen van Griekse burgers die een betere toekomst eisten.

Ik herhaal mijn vraag om een meer concreet antwoord te krijgen. Is de Commissie van plan om meer in te grijpen en aan de lidstaten aanbevelingen te doen over deze kwesties? Bent u van plan om directer en sneller gegevens te verzamelen over deze kwesties, aangezien het probleem nu ernstiger schijnt te worden in vele Europese steden?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) De Commissie – en ikzelf – betreuren het ten zeerste dat deze drie mensen tijdens de recente rellen zijn omgekomen, zoals beschreven door het Parlementslid. Het is altijd tragisch wanneer onschuldige mensen het slachtoffer worden van dit soort zaken. Wij betreuren dit en onze gedachten gaan uit naar hun families.

Zoals u al aangeeft moeten wij onze statistieken continu bijwerken, en Eurostat is ermee bezig. Hopelijk zullen we een en ander binnenkort beter kunnen beoordelen. Op dit moment hebben we op dit gebied geen initiatieven gepland staan. Deze misdaden en sterfgevallen zijn vreselijk, maar de bevoegdheden van de Commissie beperken zich tot grensoverschrijdende criminaliteit en tot het vergemakkelijken van de samenwerking tussen nationale en Europese instanties. Op het moment zijn er in dit opzicht geen initiatieven voorzien.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 22 van Pavel Poc (H-0185/10)

Betreft: Gemeenschappelijk visumbeleid EU

Overeenkomstig artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig de afgeleide wettelijke bepalingen op basis van deze rechtsgrondslag, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 539/2001(1) van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, zijn de lidstaten gehouden een gemeenschappelijk visumbeleid te voeren en daarbij het beginsel van wederkerigheid in acht te nemen.

Verstaat de Commissie onder “gemeenschappelijk visumbeleid” uitsluitend de vaststelling van uniforme regels voor de lidstaten van de EU ten opzichte van derde landen of is het zo dat dit artikel in het Verdrag – naast dit eerste element – ook zo moet worden opgevat dat de Commissie en de lidstaten zich ervoor moeten inzetten dat in derde landen dezelfde voorwaarden voor alle EU-lidstaten gelden?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Het visumbeleid van de Europese Unie is geharmoniseerd en het is een gemeenschappelijk beleid. Het is gestoeld op drie juridische instrumenten waaraan de lidstaten onderworpen zijn, te weten Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld; ten tweede de visumcode, waarin alle procedures en voorwaarden voor de afgifte van Schengenvisa voor kort verblijf zijn vastgelegd; en tot slot Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel. Deze regels gelden voor staatsburgers van alle derde landen waarvoor een visumplicht geldt.

De eerste verordening die ik noemde stelt een lijst vast van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een visum bij overschrijding van de buitengrenzen; dit is de zogenoemde ‘negatieve’ lijst. Er is ook een ‘positieve’ lijst: daarop staan de landen waarvan de onderdanen zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van andere criteria, waaronder het basisprincipe van wederkerigheid. Deze verordening geldt voor alle EU-lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en ook voor IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

In lijn met het principe van wederkerigheid is de EU van mening dat, wanneer onderdanen van derde landen niet in het bezit hoeven te zijn van een visum om naar de EU-lidstaten te kunnen reizen, die derde landen wederkerigheid moeten garanderen voor onderdanen van de EU door hen vrij te stellen van de visumplicht wanneer zij naar dat land reizen. Wanneer een derde land dat op de positieve lijst staat een visumplicht handhaaft of introduceert voor onderdanen van een, twee of meer lidstaten, zijn de wederkerigheidsmechanismen van toepassing. Dit is het kader waarbinnen de Commissie stappen kan ondernemen om het derde land ertoe te brengen het visumvrij reizen opnieuw in te voeren, of, als dat niet haalbaar is, om vergeldingsmaatregelen voor te stellen in de vorm van een tijdelijke herinvoering van de visumplicht voor onderdanen van dat derde land.

Dit systeem is behoorlijk efficiënt gebleken, zoals blijkt uit de stappen die de Commissie heeft genomen en die zijn opgetekend in het periodieke wederkerigheidsverslag, en onder dit wederkerigheidsmechanisme, dat van kracht is sinds 2005, zijn 75 gevallen van niet-wederkerigheid met betrekking tot dertien landen van de positieve lijst gemeld door de lidstaten. Sindsdien is wederkerigheid tot stand gebracht met de meeste van deze dertien landen, zoals Japan, Panama, Singapore, Australië, Uruguay en Costa Rica. Recentelijk heeft de Commissie de onderhandelingen met Brazilië over een visumvrijstelling afgerond, en het resultaat hiervan zal zeer binnenkort worden voorgelegd aan u en aan de Raad.

Voor bepaalde lidstaten vormt de wederkerigheid met de VS en Canada nog altijd een probleem, en dat is een punt waarover we telkens weer het gesprek aangaan met deze landen.

Het mechanisme is niet van toepassing wanneer een derde land dat op de negatieve lijst staat de visumplicht uitsluitend voor onderdanen van een of meer lidstaten introduceert, of wanneer dat derde land verschillende voorwaarden toepast voor onderdanen van verschillende lidstaten. Het communautair acquis kent geen regels voor dergelijke gevallen en biedt geen specifiek mechanisme, dus is het heel moeilijk voor de EU om op te treden.

 
  
MPphoto
 

  Pavel Poc, auteur. (CS) Geachte commissaris, met het oog op het feit dat de Europese Commissie de hoedster is van het gemeenschappelijk visumbeleid, alsook met het oog op het feit dat dit beleid eerst en vooral gegrondvest is op het beginsel van wederkerigheid, zou ik u willen vragen hoe lang de Commissie nog het ongehoorde, door een derde land – Canada – ingestelde, asymmetrische visumregime ten aanzien van een lidstaat van de Europese Unie – de Tsjechische republiek – denkt te tolereren.

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Ik ben uiteraard volledig op de hoogte van de zaak waarop het geachte lid doelt, en de Commissie is hier zeer nauw bij betrokken.

De Canadese autoriteiten hebben een bureau in Praag gevestigd – dat is een van de voorwaarden die we hun hebben opgelegd – en daarnaast zijn ze een routekaart aan het opstellen voor de herinvoering van de visumvrijstelling. We hebben diverse vergaderingen op hoog niveau achter de rug met Canada, de Tsjechische Republiek en de Commissie om te bepalen welke stappen er moeten worden gezet. De Canadezen hebben aangegeven dat zij hun wet zullen aanpassen en dat zij deze in de zeer nabije toekomst zullen voorleggen aan hun parlement, zodat deze kan worden gewijzigd. We zijn in gesprek met zowel de Canadese als de Tsjechische autoriteiten om ervoor te zorgen dat de partijen met elkaar blijven praten over dit onderwerp, dat de gesprekken plaatsvinden in een opbouwende sfeer en dat we naar een oplossing toe kunnen werken. De lidstaten zullen begin juni opnieuw over dit onderwerp spreken in de Raad.

Het spijt me dat dit conflict nog niet is opgelost, maar ik kan het geachte lid verzekeren dat wij, samen met onze Tsjechische collega’s, proberen om zo snel mogelijk een oplossing te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag nr. 23 van Nikolaos Chountis (H-0205/10)

Betreft: Onopgeloste vragen in verband met de gemeenschappelijke verklaring Turkije-EU van 5 november 2009

Op 5 november 2009 hebben de heer Atalaï, minister van Binnenlandse Zaken van Turkije, de heer Barrot, ondervoorzitter van de Commissie, en de heer Billström, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad, een gemeenschappelijke verklaring afgelegd. Punt 3 van deze verklaring betreft de hervatting van de officiële onderhandelingen over de voltooiing van het akkoord Turkije-EU betreffende teruggeleiding, en in punt 5 van dezelfde verklaring staat dat het akkoord Turkije-Frontex op technisch niveau is afgerond.

Mag ik de Commissie, met inachtneming van het antwoord van mevrouw Malström, in haar hoedanigheid van voorzitter van de Raad, in de plenaire vergadering van het Europees Parlement op 16 december 2009 op mijn vraag H-0431/09, en gezien de voortdurende hindering van de luchtoperaties van Frontex door Turkse vliegtuigen, verzoeken antwoord te geven op de volgende vragen:

In welk stadium bevinden zich de in punt 3 van de gemeenschappelijke verklaring genoemde onderhandelingen? Bestaat er eventueel een connectie met de gesprekken met Frontex? Hebben de belemmeringen van de luchtoperaties van Frontex door Turkse vliegtuigen iets te maken met de weigering van Turkije om expliciet de grenzen van de EU in de Egeïsche Zee te erkennen?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Ik heb vandaag een drukke agenda! Ik wil u eraan herinneren dat onze onderhandelingen met Turkije een moeizame geschiedenis kennen, die al is begonnen met het mandaat in 2002. De laatste tijd zijn er echter veel positieve ontwikkelingen geweest. Vorig jaar riep de Raad er in zijn conclusie betreffende illegale immigratie toe op vaart te zetten achter de onderhandelingen met Turkije, en in datzelfde jaar heeft mijn voorganger, de heer Barrot, samen met de Zweedse minister Billström een bezoek gebracht aan Turkije. Naar aanleiding daarvan is er destijds een gemeenschappelijke verklaring afgelegd over de weg voorwaarts.

Sindsdien is er vooruitgang geboekt. Tijdens de winter zijn diverse gesprekken gevoerd, en een succesvolle afsluiting van de onderhandelingen over de overnameovereenkomst met Turkije ligt nu binnen handbereik.

Naar de mening van de Commissie zijn de delen van de tekst waarover overeenstemming is bereikt zeker evenwichtig en weerspiegelen ze onze behoeften en nemen ze tegelijkertijd de zorgen van Turkije weg. We zijn bezig om deze tekst zo snel mogelijk definitief te maken en hebben voortdurend contact met de Turkse autoriteiten.

We streven ernaar de tekst definitief te maken en tijdens de Raad van juni verslag uit te brengen over de uitkomst van de onderhandelingen. We zullen het Parlement volledig op de hoogte houden aangezien het de overeenkomst moet fiatteren zodra deze is gesloten.

Ten aanzien van de werkovereenkomst met Frontex kan ik u zeggen dat er geen formeel verband bestaat tussen de onderhandelingen over de werkovereenkomst en die over de overnameovereenkomst EU-Turkije. Wel neemt de Commissie de noodzakelijke stappen om de algehele samenhang tussen de beide teksten op het gebied van vergelijkbare onderwerpen te waarborgen.

De Commissie verkeert niet in de positie om uitspraken te doen over de vaststelling van het grondgebied of de grenzen van een lidstaat, aangezien dit onderwerpen zijn waarover uitsluitend de lidstaten beslissingsbevoegdheid hebben, weliswaar met inachtneming van de bepalingen van de internationale wetgeving. We willen Frontex en de ontvangende lidstaat aansporen ervoor te zorgen dat naburige derde landen worden voorzien van toereikende informatie over de inzet van middelen zoals vliegtuigen nabij de grenzen voordat er een gezamenlijke operatie wordt begonnen.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Chountis, auteur. (EL) Mevrouw de commissaris, uit het feit dat u moeilijk een duidelijk antwoord kunt geven concludeer ik dat de onderhandelingen in ieder geval moeilijk verlopen en, volgens mij, bevestigt dit dat Turkije politieke kwesties ter discussie brengt die een afronding van onderhandelingen bemoeilijken.

Ik dank u voor uw voornemen om ons in te lichten zodra deze onderhandelingen voltooid zijn en er een akkoord zal bestaan tussen de Europese Unie en Turkije. Ik zou hieraan graag nog het volgende toevoegen: tijdens een recent bezoek van de Turkse eerste minister aan Griekenland werd in Athene een protocol ondertekend, een samenwerkingsmemorandum over illegale immigratie. De vraag die ik u zou willen stellen is de volgende: kan dit memorandum, of laten we het een overnameovereenkomst noemen, tussen Griekenland en Turkije de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije waarover onderhandeld wordt, vervangen?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Ik ken weliswaar de exacte inhoud van de overeenkomst tussen Turkije en Griekenland niet, maar naar mijn mening geeft deze blijk van de constructieve stemming die heerst bij de Griekse autoriteiten enerzijds en de Turkse autoriteiten anderzijds.

Er is een parallelle onderhandeling gaande met Turkije. We staan, zoals ik al zei, op het punt deze onderhandelingen af te ronden. De gesprekken hebben in een zeer constructieve sfeer plaatsgevonden en mijns inziens blijkt hieruit de noodzaak van het sluiten van dit akkoord voor de Europese Unie, en ook het belang dat er aan Turkse zijde wordt gehecht aan het bereiken van deze overnameovereenkomst met ons. Deze is uiteraard in ons aller voordeel.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE). - (EL) Commissaris, ook in andere antwoorden die we hebben gekregen, hebt u expliciet vermeld dat Frontex met Turkije over technische kwesties onderhandelt. Dat begrijp ik. U hebt ons recent in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, toen u bij ons was om ons in te lichten over de onderwerpen die onder uw bevoegdheid vallen, meegedeeld dat het uiteindelijke akkoord met Turkije over illegale immigratie goed vordert en dat de voltooiing ervan in zicht is, zoals u ons ook vandaag hebt gezegd.

Moet er in de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije niet ook worden voorzien in activiteiten van Frontex tussen de Europese Unie en Turkije? Is Frontex niet een zeer belangrijke factor in de bestrijding van illegale immigratie? Ik weet niet hoeveel u ons kunt verklappen over de zaken waarover wordt onderhandeld, maar zegt het gezond verstand niet dat er op dit punt bepalingen moeten worden opgenomen over werkzaamheden en activiteiten van Frontex?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Afgelopen maandag heb ik het woord mogen richten tot de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en ik herhaal wat ik toen heb gezegd, namelijk dat we vorderingen maken met onze onderhandelingen met Turkije.

Over Frontex en de grenscontrole van Turkije kan ik u zeggen dat zij een eerste akkoord hebben bereikt over een ontwerpwerkovereenkomst op een technisch niveau. De gesprekken tussen de beide partijen zijn gaande en op dit moment wacht Frontex op een reactie van Turkije om de besprekingen te kunnen voortzetten. Frontex is uiteraard een belangrijke speler op dit gebied, maar we moeten eerst een akkoord bereiken en dan verdergaan met parallelle besprekingen met Frontex. Ik ben het met u eens dat er hier veel ruimte is voor samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Vraag 24 van Sarah Ludford (H-0236/10)

Betreft: EU-beleid inzake terrorismebestrijding en terugvoeringen door de CIA

Een aantal recente ontwikkelingen hebben meer licht geworpen op de betrokkenheid van lidstaten bij het Amerikaanse programma voor terugvoeringen. Uit een dit jaar (2010) uitgevoerde studie van de VN blijkt dat EU-lidstaten betrokken zijn geweest bij en deelgenomen hebben aan activiteiten van het CIA-programma voor terugvoeringen en geheime gevangenissen(2).

Kan de Commissie, gezien het grote aantal gevallen van misbruik door lidstaten gedurende de afgelopen acht jaar en gezien het voorstel van de Commissie om de resultaten van het beleid inzake terrorismebestrijding in kaart te brengen en te evalueren, aangeven wat zij concreet van plan is te gaan doen om ervoor te zorgen dat het EU-beleid inzake terrorismebestrijding in de toekomst dit soort misbruik uitsluit?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. (EN) Mijn dank aan Sarah Ludford voor deze vraag. Zoals u weet heeft dit onderwerp mijn interesse en in het verleden hebben we op dit vlak ook samengewerkt. Het spreekt voor zich dat vrijheid en veiligheid hand in hand gaan, en respect voor de grondrechten en de rechtsstaat vormt de kern van onze benadering van terrorismebestrijding. Maatregelen tegen terrorisme moeten altijd worden genomen met volledige inachtneming van de grondrechten, en de EU moet zich in dit opzicht voorbeeldig gedragen.

Dat is niet alleen een juridische vereiste, maar ook een essentiële voorwaarde als wij onze geloofwaardigheid en legitimiteit willen waarborgen en daarnaast het wederzijds vertrouwen tussen de nationale autoriteiten en het vertrouwen onder het brede publiek willen bevorderen. De Commissie zal in de strijd tegen het terrorisme dan ook vasthouden aan een benadering die ernaar streeft operationele en juridische effectiviteit en haalbaarheid te combineren met een duidelijk respect voor de grondrechten.

Werkwijzen die worden omschreven als terugvoering ofwel buitengewone uitlevering en geheime detentie zijn een schending van de mensenrechten. De Commissie heeft dit altijd benadrukt, en het is aan de betreffende lidstaten om grondige, onafhankelijke en onpartijdige onderzoeken te starten of voort te zetten om de waarheid boven tafel te krijgen. Dit is een positieve verplichting, die voortvloeit uit het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en die tot doel heeft te bepalen wie verantwoordelijk is en slachtoffers de mogelijkheid te bieden genoegdoening te verkrijgen. Vanuit de Commissie hebben we Polen en Roemenië aangespoord onderzoek te doen naar de aantijgingen dat er geheime detentiecentra zouden bestaan, en we zijn ingenomen met de start van strafrechtelijke onderzoeken in Polen in maart 2008.

De Commissie heeft verder een brief geschreven aan de Litouwse autoriteiten waarin zij laat weten verheugd te zijn dat zij proactief een onderzoek zijn gestart. Voor wat betreft het debat over uitleveringsvluchten en de gevolgen daarvan voor het Europese luchtvaartbeleid: de Commissie heeft het een en ander geleerd in het kader van haar mededeling over burger- en zakenluchtvaart van januari 2008. Daarnaast omvat het pakket inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Single European Sky), dat afgelopen januari in werking is getreden, aanvullende maatregelen om de feitelijke bewegingen van vliegtuigen te volgen, en we zullen deze nauwlettend in de gaten blijven houden – met inachtneming van onze bevoegdheden uiteraard.

In 2008 heeft de Commissie uitgebreide informatie gepubliceerd in haar openbare werkdocument over terrorisme en de grondrechten. Dit is een samenvatting van de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst over strafrecht, bestuursrecht, procesrecht en grondrechten in de strijd tegen het terrorisme. Alle lidstaten hebben deze vragenlijst ingevuld en bij de Commissie zijn we nu bovendien in kaart aan het brengen wat de belangrijkste maatregelen en beleidsinitiatieven zijn die in de EU op het gebied van terrorismebestrijding zijn genomen tot aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Beleid op het gebied van terrorismebestrijding dat op nationaal niveau wordt gevoerd door de lidstaten, of de medewerking van lidstaten aan het uitleveringsprogramma van de CIA, zal in dit kader niet speciaal worden geanalyseerd, maar het moge duidelijk zijn wat de Commissie hiervan denkt, en we zullen de ontwikkelingen in de lidstaten blijven volgen, met inbegrip van terrorismebestrijdingsmaatregelen die worden aangevochten in nationale rechtbanken, en lering blijven trekken uit de vorming van duurzaam beleid op EU-niveau.

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford, auteur. – (EN) Commissaris Malmström, het gezegde “stroper wordt boswachter” was, denk ik, nooit toepasselijker en ik werk altijd graag met u samen in dit soort kwesties.

Ik vind uw woorden weliswaar enigszins bemoedigend omdat zij enige versterking aankondigen van het toezicht en de mechanismen die de Commissie voor de toekomst zal hebben, maar er is het verleden. Lidstaten hebben deelgenomen aan illegale terugvoeringen, martelingen en verdwijningen door de CIA en er was een gebrek aan toezicht en aansprakelijkheid. Er was – net zoals nu – een heleboel retoriek over de mensenrechten, maar ook een grote kloof tussen retoriek en realiteit. De schuldigen zijn nog steeds niet volledig ter verantwoording geroepen.

Kan de Commissie, als hoedster van de Verdragen, nog dingen bedenken die gedaan kunnen worden om niet alleen te proberen ervoor te zorgen dat de lidstaten in de toekomst hun verplichtingen nakomen, maar ook om alsnog onderzoeken in te stellen – de nieuwe Britse regering zal nu hopelijk een echt openbaar onderzoek gelasten – zodat we ten volle op de hoogte zijn van hetgeen er in het verleden is gebeurd en wat er is misgegaan?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. – (EN) Ik denk dat het door het Europees Parlement op dit punt verrichte werk er in zeer belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat er licht werd geworpen op het programma voor terugvoeringen en zichtbaar werd wat er gaande was. Dit heeft niet alleen een momentum gecreëerd, maar ook een krachtige publieke opinie die de waarheid wil achterhalen. Zoals ik reeds zei, heeft de Commissie aangedrongen op volledige, diepgaande onderzoeken in de betrokken landen en zal zij erop blijven toezien dat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd. Het voorstel voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim moet ons helpen hier verder toezicht op te houden.

Wij zullen dit in de gaten houden en blijven aandringen op duidelijkheid. Afgezien daarvan kan de Commissie weinig concreets doen, maar wij zijn blij dat we kunnen samenwerken met het Europees Parlement om te blijven hameren op duidelijkheid en ervoor te zorgen dat het Europees beleid inzake terrorismebestrijding niet dit soort misbruik omvat.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mevrouw Malmström, ik zou u willen vragen om toelichting te verschaffen over een – naar mijn mening – belangrijke kwestie. In het kader van de strijd tegen het terrorisme – en we zijn ons er uiteraard allemaal terdege van bewust dat het terrorisme moet worden bestreden – is het ook van belang dat de Europese landen onderling samenwerken. Met het oog hierop zou ik de volgende vragen willen stellen: Zijn de EU-lidstaten volgens u in toenemende mate bereid om samen te werken en om de verschillende soorten informatie uit te wisselen die uiterst belangrijk en zelfs noodzakelijk zijn om het terrorisme te bestrijden? Hebt u op dit gebied positieve veranderingen vastgesteld?

 
  
MPphoto
 

  Cecilia Malmström, lid van de Commissie. – (EN) Terrorismebestrijding is natuurlijk een cruciaal element in het beleid van de Europese Unie. De belangrijkste acties worden ontplooid door nationale diensten, politieautoriteiten en nationale politici. De Europese Unie kan deze initiatieven steunen, we kunnen een zeker rechtskader bieden en ervoor zorgen dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt nageleefd. We beschikken over enige financiering, we kunnen steun verlenen voor slachtoffers en verdere samenwerking aanmoedigen.

Ik heb de indruk dat er door de lidstaten in dezen al veel wordt samengewerkt. Er is natuurlijk nog de bijzonder delicate kwestie van het delen van inlichtingen. Dit is gebaseerd op vertrouwen – of soms het gebrek hieraan. Dit moet worden ontwikkeld en de enige middelen hiervoor zijn harmonisatie en de garantie dat onze EU-systemen het recht ten volle respecteren en betrouwbaar zijn. Op dit gebied kan de Europese Unie helpen. In het Stockholmprogramma en de eraan voorafgaande discussies tekende zich een duidelijke bereidheid af bij de lidstaten tot nauwere samenwerking – met elkaar, binnen de Europese Unie, maar ook met derde landen – op het gebied van terrorismebestrijding. Hierbij moeten de grondrechten natuurlijk altijd ten volle worden geëerbiedigd en het CIA-programma voor terugvoeringen past niet in dit kader.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aangezien de volgende vragen over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:

Vraag nr. 25 van Marian Harkin (H-0188/10)

Betreft: Ondernemers en het mkb

Kan de Commissie in het licht van de komende mkb-week (25 mei – 1 juni 2010) en de Europese Ondernemingsprijs (31 mei) een overzicht geven van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de Small Business Act, en dan in het bijzonder met betrekking tot de maatregelen inzake de investeringsbereidheid van ondernemers ter verbetering van de financieringsmogelijkheden van het mkb en ter vermindering van de administratieve lasten, alsmede in het bijzonder met betrekking tot de initiatieven en beleidsmaatregelen van de lidstaten ter ondersteuning van het mkb bij het verhelpen van de problemen die aan de ontwikkeling van het mkb in de weg staan?

Vraag nr. 26 van Jim Higgins (H-0198/10)

Betreft: KMO’s

Is de Commissie voornemens maatregelen vast te stellen ter ondersteuning van bestaande KMO’s in de EU die in problemen verkeren? Is de Commissie bereid een bijzondere regeling in te voeren om jonge ondernemers te helpen bij het opzetten van succesvolle KMO’s binnen de EU om er op die manier voor te zorgen dat de EU voor het stimuleren van het bedrijfsleven minder afhankelijk wordt van BDI?

Vraag nr. 27 van Gay Mitchell (H-0213/10)

Betreft: Midden- en kleinbedrijf en nieuwe banen

Ofschoon alom wordt ingezien dat het midden- en kleinbedrijf een sleutelrol kan vervullen bij de terugdringing van de werkloosheid in Europa, heeft het te kampen met een onevenredig zware administratieve belasting, terwijl grotere bedrijven daar door hun omvang minder last van hebben. Als elke kleine of middelgrote onderneming morgen één nieuwe baan zou creëren, zou de werkgelegenheid enorm toenemen.

Wat doet de Commissie om het scheppen van werkgelegenheid door het midden- en kleinbedrijf te stimuleren, bijvoorbeeld door regelgeving te stroomlijnen en geld te investeren? Welke streefdoelen heeft de Commissie vastgesteld en hoe wil zij nagaan in hoeverre die bereikt worden?

Vraag 28 van Liam Aylward (H-0225/10)

Betreft: Europese mkb-week

Volgende week is de Europese mkb-week. Doel is ondernemerschap, innovatie en concurrentievermogen te bevorderen en informatie te verstrekken over wat de Europese Unie en overheden op alle niveaus doen om micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen en te financieren.

De grootste uitdaging waarmee het midden- en kleinbedrijf momenteel wordt geconfronteerd, bestaat erin zich van kapitaal en financiering te verzekeren. Veel kleine ondernemingen, kleine familiebedrijven en start-ups deden het zeer goed maar zijn nu kwetsbaar omdat zij zich niet van kapitaal kunnen verzekeren. Wat kan er op Europees niveau worden gedaan om dit probleem te verhelpen?

Vraag nr. 29 van Brian Crowley (H-0234/10)

Betreft: Maatregelen om de administratieve kosten voor kmo’s te verminderen

Kan de Commissie aangeven welke maatregelen zij momenteel uitvoert om onnodige administratieve kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie te verminderen?

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u, met uw nieuwe liberale pet op, verzoeken te verduidelijken welke vragen daadwerkelijk zullen worden behandeld? Zal vraag 33, in Deel 3, aan bod komen? Wij proberen allemaal meerdere vergaderingen bij te wonen. Het zou helpen als u precies zou kunnen aangeven welke vragen niet zullen worden behandeld.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik denk dat het zeer onwaarschijnlijk is dat we aan vraag 33 zullen toekomen. Daar kunt u maar beter niet op wachten.

De heer Tajani zal nu één enkel antwoord geven en daarna geef ik de vraagstellers – en andere afgevaardigden – de gelegenheid om een extra vraag te stellen.

Ik wil u erop wijzen dat we om 20.30 uur gaan stoppen omdat de medewerkers en de tolken iets moeten eten voordat we om 21.00 uur verdergaan.

 
  
MPphoto
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek inmiddels sinds twee jaar in mijn nieuwe hoedanigheid. Het midden- en kleinbedrijf, ofwel kleine en middelgrote ondernemingen, blijft een prioriteit voor de nieuwe Commissie, die ervan overtuigd is dat ze haar uiterste best moet doen om te voorkomen dat de financiële crisis verandert in een sociale crisis die vooral kleine en middelgrote bedrijven en hun werknemers treft.

Sinds het aannemen van de Small Business Act in 2008 is er concreet vooruitgang geboekt. De Commissie heeft vijf wetsvoorstellen aangenomen die gerelateerd zijn aan de Small Business Act, waarvan er twee al van kracht zijn: de groepsvrijstellingsverordening over staatshulp en de richtlijn inzake verlaagde btw-tarieven; over de andere drie – de richtlijn inzake betalingsachterstand, de richtlijn inzake btw-facturering en de verordening betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap – wordt hier in het Parlement en in de Raad nog gedebatteerd.

De Commissie heeft ook de nodige niet-wetgevende maatregelen in gang gezet; bij effectbeoordelingen wordt nu systematisch een ‘MKB-test’ uitgevoerd om de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren. Om een voorbeeld te geven: de richtlijn inzake betalingsachterstand en de vrijstelling voor microbedrijven van enkele boekhoudkundige verplichtingen.

De lidstaten hebben bovendien een sterke politieke wil laten zien om de Small Business Act uit te voeren: ze hebben bijvoorbeeld de ‘MKB-test’ onderdeel gemaakt van landelijke beslissingsprocedures, en het MKB behoorde tot de belangrijkste begunstigden van de door de lidstaten genomen maatregelen in het kader van het Europese herstelprogramma om de crisis het hoofd te bieden. Het creëren en uitbreiden van leningen en garanties voor het MKB behoren bijvoorbeeld tot de maatregelen die zijn genomen om de toegang tot financiering te verbeteren.

De gekozen methoden en de bereikte resultaten verschillen echter van land tot land en daarom moeten we doorgaan met het werken aan de uitvoering van de Small Business Act op landelijk niveau. Ik vind het daarom essentieel om de ondernomen acties voort te zetten en om ervoor te zorgen dat de principes en de aanbevolen acties zowel op Europees als op landelijk niveau tot stand worden gebracht.

Het beleid ten gunste van het midden- en kleinbedrijf wordt volledig ondersteund door de Europa 2020-strategie, is een integraal onderdeel van veel geplande kerninitiatieven en zal onderwerp zijn van een specifieke controle wanneer de lidstaten de strategie uitvoeren. Een van de tien aanvullende richtlijnen die door de Commissie zijn voorgesteld roept de lidstaten op om een reeks maatregelen ten gunste van het MKB toe te passen, volgens de principes van de Small Business Act.

De volgende fase zal zijn ervoor te zorgen dat de lidstaten die maatregelen inpassen in hun nationale hervormingsprogramma’s. Vóór het einde van het jaar zal er een diepgaand onderzoek naar de uitvoering van de Act plaatsvinden, om de geboekte vooruitgang te meten en nieuwe acties vast te stellen die ook rekening houden met de prioriteiten van Europa 2020. Tot de belangrijkste actiegebieden zullen behoren: de verbetering van de toegang tot krediet en innovatie, het aanmoedigen van de ondernemersgeest en het bevorderen van de internationalisering van het MKB. De kleine en middelgrote bedrijven, in het bijzonder die welke worden geleid door jonge ondernemers, zullen tot de belangrijkste begunstigden van deze nieuwe initiatieven behoren.

Omdat de Commissie zich bewust is van de moeilijkheden die het MKB op dit moment ondervindt bij het verkrijgen van toegang tot financiering heeft ze de ontwikkelingen in de sector van dichtbij gevolgd, vooral door samen te werken met de Europese Centrale Bank teneinde geregeld onderzoek te doen naar de situatie.

De Commissie heeft ook een reeks programma’s uitgewerkt die financiële steun bieden om kleine en middelgrote bedrijven te helpen toegang te krijgen tot het kapitaal dat ze nodig hebben om hun activiteiten te ontwikkelen. Zo bevat het kaderprogramma voor innovatie en concurrentievermogen bepaalde financiële instrumenten die zijn ontwikkeld in samenwerking met het Europees Investeringsfonds en die prikkels verschaffen voor risicodragende activiteiten en leninggaranties voor bedrijven. Het Jeremie-programma, dat is gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, biedt een breed scala aan specifieke financiële producten voor het ontwikkelen en versterken van het midden- en kleinbedrijf op het hele Europese grondgebied. Ten slotte is het nieuwe Europese instrument voor microfinanciering, dat een gezamenlijk initiatief van de Commissie en de Europese Investeringsbank is, specifiek bedoeld voor micro-ondernemingen die moeite hebben om ad-hocfinanciering te krijgen.

De toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot kredieten is bovendien verbeterd dankzij een verhoging van het bedrag van kredietlijnen die door de Europese Investeringsbank worden gegeven aan de intermediaire banken, die op hun beurt verantwoordelijk zijn voor het vertrekken van die kredietlijnen aan het MKB in de vorm van leningen. In 2009 heeft de Europese Investeringsbank een totaalbedrag van 13 miljard euro aan financiële instellingen verstrekt; dat is een verhoging van 55 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Ter informatie: meer dan 75 procent van de 21 miljard euro die is verstrekt in de periode 2008-2009 is terecht gekomen bij de kleine en middelgrote bedrijven voor wie het bestemd was; dat wil zeggen bij vijftigduizend kleine en middelgrote bedrijven in de hele Europese Unie.

Een paar dagen geleden heeft de Commissie ook een conferentie op hoog niveau georganiseerd waar banken, risicokapitaalfondsen en het midden- en kleinbedrijf samen zijn gekomen en waar ook vertegenwoordigers van het Europese Parlement aan deel hebben genomen. De ontmoeting heeft het mogelijk gemaakt om de huidige marktsituatie te analyseren en nieuwe ideeën en strategieën te verkennen om de toegang tot financiering voor het MKB te verbeteren. Het was een belangrijke gelegenheid voor het bediscussiëren van mogelijke acties die kunnen worden ondernomen om bedrijven te helpen teneinde de economische opleving en groei te ondersteunen.

Een van de acties waartoe is besloten is de oprichting van een permanent discussieforum met financiële instellingen, risicokapitaalfondsen en vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf. Er zal ieder trimester worden vergaderd onder auspiciën van de Europese Commissie. De conclusies van dit forum zullen de eerste fase van een strategie vormen die is bedoeld om een actieplan op te stellen om toegang tot krediet en kapitaal te verschaffen voor de kleine en middelgrote bedrijven van onze Unie.

Ten slotte grijp ik dit debat aan om het Parlement te informeren dat in het kader van de eerste Europese MKB-week er meer dan 1 200 landelijke, regionale en lokale evenementen zullen plaatsvinden die een breed scala aan kwesties betreffen waar deze sector mee te maken heeft. De week die is gewijd aan het midden- en kleinbedrijf zal plaatsvinden van 25 mei tot 1 juni, gelijktijdig met de uitreikingsceremonie van de Europese Ondernemingsprijzen 2010, op 31 mei in Madrid.

Ik noem al deze zaken als bevestiging van mijn persoonlijke inzet om ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid in onze Unie beschermd kan worden door steun te bieden aan kleine en middelgrote ondernemingen. De noodzakelijke reorganisatie van grootschalige particuliere industrieën zal het verlies van enkele arbeidsplaatsen tot gevolg hebben, en de enige manier waarop we de werkgelegenheid kunnen laten toenemen is het bevorderen van de ontwikkeling van het MKB dat de ruggengraat van onze Europese economie is.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin, auteur. – (EN) Ik feliciteer de commissaris met de geboekte vooruitgang. Echter, commissaris, u hebt gezegd dat de toegang tot kapitaal een van de grootste problemen is en u noemde de Europese Investeringsbank. Deze heeft middelen verstrekt aan Ierse banken, die deze op hun beurt moesten verstrekken aan het MKB, met andere woorden, aan kleine en middelgrote ondernemingen. Een aanzienlijk bedrag wordt echter niet verdeeld, hoofdzakelijk omdat de behoeften van het MKB – enigerlei herfinanciering – niet aansluiten op de doelstelling van de Europese Investeringsbank, te weten geld verstrekken voor middellangetermijninvesteringen. Ik wil u dus vragen of u het ermee eens bent dat er maatregelen moeten worden ingevoerd voor kleine en middelgrote ondernemingen die herfinanciering zullen behoeven en welke rol de Commissie zou kunnen spelen. Zou u daarnaast een voorstander zijn van enigerlei garantieregeling voor bedrijven, vergelijkbaar met die in het Verenigd Koninkrijk?

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins, auteur. (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het geheel eens met de verklaring van de Commissie dat kleine en middelgrote bedrijven zeer belangrijk zijn, vanwege de werkgelegenheid die zij scheppen, maar ook omdat ze stabieler zijn dan grote ondernemingen die geen loyaliteit kennen jegens de regio of het land waar ze zich vestigen.

Ik ben het geheel eens met de stelling van collega Marian Harkin dat een gebrek aan financiën momenteel de grootste hinderpaal is, en de Commissie heeft dat ook genoemd. Daarnaast is er ook veel te veel bureaucratie.

 
  
MPphoto
 

  Gay Mitchell, auteur. – (EN) Ik vraag de commissaris te kijken naar de indirecte financieringsaspecten van de problemen waarop het MKB stuit.

Ik weet niet hoe het in uw land is, maar in mijn land kennen we bijvoorbeeld geen bankmanagers meer. We geven de banken geld, maar deze beoordelen mensen niet op hun prestaties, karakter en kennis van zaken. Wij zijn in de problemen geraakt omdat mensen dingen deden op de automatische piloot. Tot op zekere hoogte doen zij dit nog steeds. Hoe win je een verkiezing? Stem voor stem. Als we in iedere kleine en middelgrote onderneming in Europa één nieuwe baan kunnen creëren, zullen we een einde maken aan de werkloosheidscrisis.

Ik verzoek u vriendelijk doch dringend te overleggen met de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank en te proberen uw invloed aan te wenden om de traditionele bankmanager in ere te herstellen, die zich richt op kleine en middelgrote ondernemingen en hen helpt zich te ontwikkelen. Dit zal zeker renderen.

 
  
MPphoto
 

  Liam Aylward (ALDE).(EN) De voor de hand liggende vraag is: is de Commissie daadwerkelijk van mening dat de MKB-week zijn doelstellingen kan verwezenlijken? Mag ik de Commissie vragen welke actie kan worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de Europese Unie en de lidstaten een klimaat creëren waarin ondernemers en familiebedrijven kunnen overleven, gedijen en zich kunnen ontwikkelen en ondernemerschap wordt beloond en niet belemmerd, zoals vaak het geval is in de huidige economische situatie?

 
  
MPphoto
 

  Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Commissie.(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik zal kort zijn: ik ben het eens met de opmerkingen van alle Parlementsleden die aan dit debat hebben deelgenomen.

Wat betreft de Europese Investeringsbank: onmiddellijk nadat ik als commissaris voor industrie en ondernemerschap in functie ben getreden, heb ik actie ondernomen door EIB-president Maystadt te ontmoeten en hem dringend te verzoeken de aan het midden- en kleinbedrijf toegekende 30 miljard euro van de Europese Investeringsbank beschikbaar te stellen. Dit had ik eerder aangekondigd tijdens de hoorzitting in het Parlement, dat me daarna het vertrouwen als commissaris voor industrie en ondernemerschap heeft gegeven.

Goed, het antwoord van de heer Maystadt was behoorlijk positief; hij heeft me gezegd dat, na een aanvankelijke bevriezing, 6 tot 7 miljard van de toegekende 30 miljard euro nu op de juiste bestemming is aangekomen. Ik heb er bij hem op aangedrongen de financiering te versnellen.

Er is ook een probleem bij lokale banken – zoals de laatste spreker heeft aangekaart – omdat het Europese bankensysteem een grote verscheidenheid kent: niet alle banken zijn hetzelfde. Er zijn banken die aan financiële speculatie doen, maar gelukkig bestaat er nog een netwerk van banken waar de directeur de ondernemer die om krediet komt vragen kent, en hem dus kan vertrouwen, en ook weet dat het geld dat hij investeert wordt geherinvesteerd in de bank, en hier dus niet gebeurt wat er in de Verenigde Staten is gebeurd.

Het congres dat ik enkele dagen geleden heb georganiseerd en waar veel van uw collega’s uit het Europees Parlement aan hebben deelgenomen was juist dáárop gericht: op het ontwikkelen van een strategie. Dat is waarom ik heb gezegd dat we een forum hebben opgericht dat later zal leiden tot een actieplan voor het verstrekken van krediet.

Het doel is om de kleine en middelgrote bedrijven concurrerend te laten zijn. Om hen concurrerend te laten zijn moet er innovatie zijn, maar innovatie is onmogelijk als het geld daarvoor ontbreekt. Vandaar mijn prioritaire inzet om de banken erbij te betrekken, ook de banken die krediet verstrekken. Vele van hen hebben zich ertoe verplicht om dat in de toekomst te doen. We ondernemen krachtige actie, met prikkels van de Commissie, waarbij banken, mensen die financiële diensten aanbieden en de Europese Investeringsbank – die met twee vicepresidenten aan het debat heeft deelgenomen – zijn betrokken. We proberen op zijn minst een deel van deze doelen te bereiken, in de overtuiging dat het midden- en kleinbedrijf nu het beste instrument is om uit de crisis te komen en om te voorkomen – zoals ik aan het begin van mijn toespraak heb gezegd – dat de economische en financiële crisis verandert in een sociale crisis.

U kunt rekenen op mijn volledige inzet bij het verdedigen, beschermen en ondersteunen van de kleine en middelgrote bedrijven – ook wat betreft de financiële aspecten – in de hoop dat ze kunnen groeien en er nieuwe bedrijven zullen ontstaan, want ons doel is nog altijd hetzelfde: met een markteconomie waarin het midden- en kleinbedrijf steeds concurrerender kan zijn kunnen we een echte sociale politiek verwezenlijken, zoals het Verdrag van Lissabon stelt.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het spijt mij dat we het vragenuur sterk moesten inkorten omdat we bij het vorige debat de tijd met 25 minuten hebben overschreden.

Vragen die bij gebrek aan tijd niet aan bod gekomen zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 20.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  

(1)PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.
(2)http://www2.ohchr.org/english/bodies/hrcouncil/docs/13session/A-HRC-13-42.pdf

Juridische mededeling - Privacybeleid