Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2235(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0129/2010

Debatten :

PV 19/05/2010 - 10
CRE 19/05/2010 - 10

Stemmingen :

PV 20/05/2010 - 7.6
CRE 20/05/2010 - 7.6
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0191

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 19 mei 2010 - Straatsburg Uitgave PB

10. Totstandbrenging van synergieën tussen voor onderzoek en innovatie bestemde fondsen in Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling - Verwezenlijking van een interne markt voor consumenten en burgers - Houdbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën in de context van het economische herstel - Bijdrage van het cohesiebeleid aan de verwezenlijking van de Lissabon en EU2020-doelstellingen (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– het verslag (A7-0138/2010) van Lambert van Nistelrooij, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de totstandbrenging van synergieën tussen voor onderzoek en innovatie bestemde fondsen in Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling in steden en regio's alsmede in de lidstaten en de Unie [2009/2243(INI)],

– het verslag (A7-0132/2010) van Louis Grech, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers [2010/2011(INI)],

– het verslag (A7-0147/2010) van Liem Hoang Ngoc, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over de houdbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën in de context van het economische herstel [2010/2038(INI)], en

– het verslag (A7-0129/2010) van Ricardo Cortés Lastra, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de bijdrage van het cohesiebeleid aan de verwezenlijking van de Lissabon- en EU2020-doelstellingen [2009/2235(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Lambert van Nistelrooij, rapporteur. − Inderdaad, een heel samenhangend pakket. Na het debat van vanochtend over het steunpakket, het debat ook over de strakkere, stevigere governance op financieel en economisch gebied, behandelen wij nu een aantal onderliggende dossiers die belangrijk zijn voor het commitment dat moet groeien rond de EU 2020-strategie.

Het Parlement wil nadrukkelijk sturing geven aan deze voorstellen van de Commissie en met name van de Raad; het kan niet zo zijn dat de Raad in juni beslist zonder dat wij over een aantal onderliggende zaken nadrukkelijk overeenstemming hebben bereikt. Het gaat over de koers en het gaat ook over de uitvoering straks. Kijk bijvoorbeeld naar de vlaggenschipprojecten die wij straks ook met elkaar moeten steunen. Het is dus echt belangrijk om daar nu voldoende tijd in te investeren.

Welnu, zowel het verslag Cortés Lastra als mijn verslag namens de Commissie regionale zaken gaan over synergie tussen beleid om meer output, meer resultaat voor Europa te bereiken. En het mooie is, het kán beter en het moet inderdaad beter. Wij zijn nogal versnipperd bezig op diverse terreinen, als je kijkt naar de ontwikkeling in de wereld, naar de concurrentie en naar de zaken zoals wij ze willen aanpakken. Samengevat: het moet slimmer, groener en duurzamer en het moet inclusiever.

De verslagen die zijn ingediend door de Commissie economische zaken gaan eveneens over governance, over voldoende financiële middelen, onder meer ook voor educatie. Kortom, wij leggen vanmiddag toch, naar ik hoop, een nadrukkelijke basis voor die resolutie. Ik weet niet of er morgen gestemd gaat worden, of er consensus wordt bereikt over de governance. Maar in juni zullen wij als Parlement naar ik verwacht in elk geval een definitief standpunt inzake de EU 2020-strategie kunnen vaststellen.

Dan nu even terug naar mijn verslag: het is een implementatieverslag. Wij hebben echt gekeken hoe een en ander werkt op het terrein van R&D, op het terrein van het regionaal beleid en voor het midden- en kleinbedrijf; ik dank dan ook de collega’s, o.a. van de Commissie ITRE, die overeenkomstig artikel 50 medeverantwoordelijke commissie was, voor het feit dat wij tot een goed resultaat zijn gekomen.

Wat hebben wij vastgesteld?

1. Wij hebben in Europa eersteklas research. Maar wat achterblijft is de valorisatie daarvan, kennis is vrij, vliegt om de wereld, die kun je niet voor jezelf houden. Wij zijn weliswaar heel goed in het investeren in research, maar bij het valoriseren ervan, bij het op de markt te brengen van innovatie en vervolgens bij het vasthouden van hoogwaardige productie in dit deel van de wereld, blijven wij achter.

2. De constatering in mijn verslag is dat wij een kwart van de regionale fondsen momenteel besteden aan onderzoeksinfrastructuur en aan innovatie. Dat is een forse verandering, een prioriteitstelling die in de huidige periode heeft gewerkt dankzij initiatieven van de Commissie; earmarking is één van de instrumenten die hebben gewerkt en die ook de agenda in de regio's en steden nadrukkelijk hebben beïnvloed. Het leidt tot een beter profiel in de kenniseconomie waar wij naartoe groeien en tot meer specialisatie.

3. In mijn verslag heb ik samen met de collega’s een reeks voorstellen gedaan voor verbeteringen in de hele keten van onderzoek, innovatie en productie om te komen tot meer effectiviteit. Wij moeten ons ook realiseren dat de territoriale dimensie, die in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd, van belang is. Je moet je op een aantal gebieden concentreren om massa te maken, je moet de productie in een regio durven specialiseren – het specialisatiebeginsel is trouwens een oud beginsel in de Europese Unie – op voorwaarde dat je een goede verbinding hebt voor het overbrengen van die kennis (breedband- of klassieke infrastructuur); als wij geld investeren vanuit de Unie, dan dient er ook coöperatie plaats te vinden tussen de ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Liem Hoang Ngoc, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het initiatiefverslag waarover wij deze week stemmen heeft een speciale, symbolische betekenis op een moment waarop de markten er niet in slagen de risico’s in te schatten van de huidige stand van zaken in de eurozone.

Hoewel deze markten eerst dringend verzochten om een ingrijpend beleid voor budgettaire aanpassing, twijfelen ze nu aan het vermogen van de lidstaten om hun groei weer te stimuleren, en dus om de belastinginkomsten te genereren die nodig zijn voor het betalen van de rente over hun schuld. Risico-evaluatie is helaas onmogelijk in de situatie van fundamentele onzekerheid waarin de wereldeconomie momenteel verkeert. Die onzekerheid is overigens nog groter in de Europese Unie doordat het gebruiksniveau van de productiecapaciteiten hier lager is dan ooit tevoren.

Bedrijven laten hun machines liever verouderen dan dat ze investeren, omdat de vraag ondanks de eerste tekenen van herstel eind 2009 nog altijd achterblijft. De groei zou zelfs kunnen afnemen als beperkende maatregelen het herstel in de kiem zouden smoren. De eerste doelstelling van ons verslag was juist het bepalen van het meest geschikte moment om het herstelbeleid ten uitvoer te leggen. We hebben voorgesteld om de ondersteuningsmaatregelen te handhaven totdat het normale gebruiksniveau van de productiecapaciteiten weer is bereikt. Om die reden hebben we voorgesteld om de beginselen te aanvaarden van een anticyclisch budgetbeleid dat succesvol is gebleken tijdens de eerste fase van de crisis in 2008 en 2009 en dat in de lijn ligt van de hervorming van het stabiliteitspact van 2005.

Dit beleid is gericht op het benutten van de automatische stabilisatoren. Dat houdt in dat primaire begrotingsoverschotten worden ingezet voor het afbetalen van de schuld boven in de cyclus en dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om de middelen te lenen die nodig zijn voor het herstel onder in de cyclus. We bevinden ons momenteel onder in de cyclus. De rentevoeten staan duidelijk onder druk en vormen een gevaar voor de houdbaarheid van de schuld. Nu dat het geval is, heeft de Europese Centrale Bank er goed aan gedaan om aan te kondigen dat zij een deel van de schuld terug zal betalen om de lidstaten in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van verschillende financieringsbronnen.

Kunnen de door de markten gevraagde risicopremies, naast het feit dat er in de economische literatuur nooit een definitie is gegeven van het begrip houdbaarheid, echter als gerechtvaardigd worden beschouwd? Nee, niet als we ervan uitgaan dat het risico op de markt voor hypothecaire kredietderivaten en de markt voor overheidsschuld onmogelijk geëvalueerd kunnen worden. Daarom hebben wij in ons verslag voorgesteld om ons meer te richten op de indicator voor structurele tekorten in plaats van ons te concentreren op...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Daarom hebben wij in ons verslag voorgesteld om ons meer te richten op de indicator voor structurele tekorten in plaats van ons te concentreren op het tekort op de lopende rekening, waarvan de omvang te wijten is aan de verslechtering van het begrotingstekort. Dit is een gevolg van de crisis die de groei en de daaruit voortkomende belastinginkomsten doet afnemen. Deze inkomsten zijn bovendien negatief beïnvloed door belastingverlagingen die niet hebben geleid tot het verwachte effect op het aanbod.

Wij willen in ons verslag drie aanbevelingen doen in combinatie met een aantal operationele indicatoren. De eerste is het handhaven van de ondersteuningsmaatregelen zolang het herstel zich niet echt heeft doorgezet. De tweede betreft het toezicht houden op de structurele tekorten, die ondanks de verslechtering van het begrotingstekort nog altijd dicht bij het evenwicht liggen, om de markten gerust te stellen wat betreft de toestand van de overheidsfinanciën. De derde is het beoordelen van de effectiviteit van fiscale uitgaven, en in het bijzonder van bepaalde belastingverlagingen die samenhangen met de afname van de belastinginkomsten.

Helaas is het zo dat voor de liberalen en de conservatieven van de Commissie economische en monetaire zaken gezond verstand niet ter zake doet, dat de gevolgen van de crisis niet ter zake doen en dat het feit dat de torenhoge schuld eveneens te wijten is aan de plannen voor het redden van de banksector niet ter zake doet. Het enige dat telt is hun blinde vertrouwen in het rendement van de financiële markten, voor hen telt alleen het dogmatisch vasthouden aan een stabiliteitspact dat overduidelijk zijn beste tijd heeft gehad. Zij vinden het niet nodig om middelen te creëren die nodig zijn voor een economisch beheer dat van essentieel belang is voor de versterking van de Unie. Ze willen Europa op water en brood zetten en hardnekkig blijven proberen om aan de criteria van het pact te voldoen zonder enige succesgarantie en met het gevaar dat het herstel wordt gehinderd, jammer dan voor de sociale cohesie. Die positie hebben ze verdedigd bij de Commissie economische en monetaire zaken. De economische gezondheid van Europa is sinds deze stemming nog verder verslechterd. De Europese Centrale Bank en de Commissie hebben eindelijk de monetaire en budgettaire instrumenten verstrekt die het mogelijk zouden moeten maken om het economisch beheer van de eurozone te verbeteren. De markten zijn echter opnieuw gekelderd, onzeker als ze zijn over de bezuinigingsplannen.

De Raad Ecof moest maandag weer helemaal opnieuw beginnen. Tegen die achtergrond zijn de amendementen die wij voorstellen eigenlijk zeer gematigd; wij zullen er nog meer voorstellen. Daarin pleiten wij voor een flexibele toepassing van het stabiliteitspact om een ongegronde bezuinigingsronde te kunnen voorkomen. Ook raden zij een openbaar ratingbureau aan om de lidstaten te behoeden voor de opgedrongen voorwaarden van de markten. Dat zijn de signalen die het Parlement moet afgeven. De tijd van ideologische, voorspelbare reacties, mijnheer Karas, is voorbij; en ook de nationale electorale belangen op korte termijn zijn verleden tijd. Europa heeft een beleid nodig dat gemotiveerd wordt door een sterke wil om de Unie te versterken. Als u en uw fractie deze taak niet naar behoren kunnen uitvoeren, als u niet meer in staat bent om het algemeen belang te dienen, kunt er ervan uitgaan dat de burgers hun eigen conclusies zullen trekken, want de toekomst van de eurozone staat momenteel op het spel.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra, rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, in de eerste plaats zou ik de schaduwrapporteurs en hun medewerkers, het secretariaat van de Commissie regionale ontwikkeling en de secretariaten van de fracties willen bedanken voor hun bijdragen, net zoals ik het Directoraat-generaal Regio’s en het Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen van de Europese Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de vakbonden en de Europese regionale netwerken en verenigingen wil bedanken voor hun medewerking.

Bij het opstellen van dit verslag heb ik bijeenkomsten gehad met verschillende regionale en institutionele instellingen, in het bijzonder met het Comité van de Regio’s, de Conferentie van de perifere en maritieme regio’s, de Vergadering van de Regio’s van Europa, het Netwerk van Regio’s voor onderzoek en innovatie (ERRIN), het Europees Economisch en Sociaal Comité, en de directoraten-generaal Regionale Ontwikkeling en Werkgelegenheid. Ik zou hen allen willen bedanken voor hun bereidwilligheid en hun belangwekkende bijdragen.

Nu de titel gewijzigd is en daarin de Europa 2020-strategie is opgenomen, is het voornaamste doel van het verslag het bepleiten van het cohesiebeleid als een solide en goed gefinancierd beleid, dat in alle regio’s van de Europese Unie aanwezig is, net als zijn sleutelrol in de Europa 2020-strategie.

Het verslag is met vrijwel voltallige eenparigheid van stemmen aangenomen in de Commissie regionale ontwikkeling, met 40 stemmen voor, 1 onthouding, en 1 stem tegen.

Het eerste deel van het verslag geeft een korte analyse van de bijdrage van het cohesiebeleid aan de strategie van Lissabon en wijst op de beperkingen van de betrokkenheid van de regionale en lokale overheden, de sociale en economische actoren en het maatschappelijk middenveld bij de Lissabonstrategie, wat de acceptatie, overdracht en doeltreffendheid ervan bemoeilijkte. Het verslag dringt ook aan op de noodzaak om evaluaties uit te voeren, niet alleen van de werkelijke uitgaven, maar ook van de feitelijke impact.

Het tweede deel is gewijd aan de aanbevelingen voor de toekomstige EU 2020-strategie en benadrukt het belang van de regio’s, meerlagig bestuur en het partnerschapsbeginsel, de voornaamste pijlers van het cohesiebeleid die moeten worden opgenomen in de EU 2020-strategie, als noodzakelijke voorwaarde om deze met succes ten uitvoer te leggen.

Voorts is het van vitaal belang dat de deelname van de economische en sociale actoren en van het maatschappelijk middenveld in het algemeen versterkt wordt, om te vermijden dat de strategie los komt te staan van en haar aanzien verliest bij de belangrijkste deelnemers aan die strategie.

Dit deel benadrukt de sleutelrol van onderwijs, scholing, onderzoek en innovatie, het belang om verwezenlijking van de zogenoemde kennisdriehoek te bevorderen, en de noodzaak om het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen, dat heel vaak een pioniersrol speelt bij innovatie.

Tegelijkertijd mogen we echter niet voorbijgaan aan de specifieke behoeften van de regio’s en de groeperingen in de samenleving die het het moeilijkst hebben. Een zekere flexibiliteit moet daarom mogelijk zijn.

Met name om het hefboomeffect van de investering in onderzoek en ontwikkeling, in onderwijs en scholing te versterken, pleiten wij voor de noodzaak om de synergieën te vergroten tussen de nationale strategische referentiekaders en de nationale hervormingsprogramma’s, en ook voor meer coördinatie en samenhang tussen de verschillende Europese, nationale en regionale beleidsvormen met betrekking tot de doelstellingen van de strategie.

De Europese Investeringsbank speelt hierbij een belangrijke rol – en moet dat ook blijven doen – via de instrumenten voor financial engineering, samenwerking en steun aan de regio’s en de kleine en middelgrote bedrijven. Om zijn taak en die van alle begunstigden te vergemakkelijken moeten we blijven streven naar vereenvoudiging

Kortom, het verslag pleit voor een solide en goed gefinancierd cohesiebeleid voor de toekomst, dat in alle regio’s van de Europese Unie aanwezig is en dat een sleutelrol speelt in de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 

  Louis Grech, rapporteur.(MT) Mijnheer de Voorzitter, de kern van mijn verslag ligt in de bescherming van de interne markt vanuit een microperspectief. Daarin wordt de markt opgevat als een ondeelbaar project en wordt rekening gehouden met zowel het kader voor 2012, de 2020-strategie als de recente financiële crisis.

Strategieën en maatregelen om de Europese interne markt en de Europese markt nieuw leven in te blazen dienen te worden gegrondvest op een pragmatisch, uitgebreid en veelomvattend akkoord dat alle lidstaten aan boord neemt en zich in hoofdzaak richt op die prioriteiten waar de lidstaten zich werkelijk voor willen inzetten.

Europa dient 2020-strategieën te ontwikkelen waarbinnen de markt de drijvende kracht zijn kan achter het economisch herstel. Dat vraagt om inspanningen ten behoeve van de algehele acceptatie van die markt; acceptatie door de burgers door middel van bescherming van hun belangen, acceptatie door de consumenten door middel van verdediging van hun rechten en acceptatie door het midden- en kleinbedrijf door middel van de levering van de juiste stimulansen. In mijn verslag stel ik een aantal strategische initiatieven ten behoeve van de rehabilitatie van de Europese interne markt voor, van zowel wetgevende als niet-wetgevende aard. Het toppunt van deze initiatieven is de zogeheten “Single Market Act”, een bundeling van onmiddellijke maatregelen (2012) en de langetermijnvisie van de 2020-strategie.

Ik heb tevens specifieke niet-wetgevende voorstellen ingediend met betrekking tot de creatie van het Handvest voor de Burgers, dat al hun rechten en alle zaken waarop ze aanspraak kunnen maken op een rijtje zet. De positieve reacties van commissaris Barnier en commissaris Dalli op mijn voorstellen inzake de top-20 van frustraties onder de Europese burgers, de instelling van een collectief verhaalmechanisme en een gemeenschappelijke communicatiestrategie, specifiek gericht op de door onze burgers ondervonden alledaagse problemen, vind ik buitengewoon bemoedigend.

We dienen ons dringend een nieuwe politieke visie eigen te maken, gebaseerd op consumentenbescherming en de sociale dimensie. Aan de hand daarvan dienen dan de communautaire wetgeving en de taken van de Europese Unie vastgesteld te worden. Alleen op die manier kunnen we tot een ware sociale markteconomie komen, zoals bedoeld in het Verdrag van Lissabon.

Helaas echter is de interne markt niet bijster goed in staat geweest om onze burgers te overtuigen dat deze hun belangen verdedigt en helpt hun wensen te verwezenlijken. Sterker nog, burgers en consumenten ondervinden een steeds sterker gevoel van onzekerheid en hebben een groeiend gebrek aan vertrouwen in de markt als zodanig. We dienen ons te verzoenen met het feit dat de traditionele definitie van de interne markt als iets dat uitsluitend en alleen een economische dimensie heeft toe is aan herziening. We zullen een nieuwe gemeenschappelijke visie moeten ontwikkelen, een holistische visie, die volledig rekening houdt met de gevoelens onder de burgers, de consumenten en het midden- en kleinbedrijf. Dit kan door hen een sleutelrol te geven in de doorstart van de Europese interne markt. Elk woord dat vuil wordt gemaakt aan een dogmatische uitleg van de interne markt, vormt een grove onderschatting van alle uitdagingen, onvolkomenheden, belangen, sterk uiteenlopende zienswijzen en de complexiteit die we het hoofd zullen moeten bieden.

Het integratieproces van de interne markt is niet onomkeerbaar. De huidige stand van zaken dient met een kritische blik tegen het licht te worden gehouden. Er bestaat nu als gevolg van door de crisis gewekte protectionistische krachten het grote gevaar dat de Europese interne markt extreem verzwakt wordt en aldus irrelevant.

De interne markt is geen doel op zich, maar een belangrijk middel om alle Europese burgers een betere levenskwaliteit te bieden, opdat – zoals mevrouw Evelyne Gebhardt het verwoordde – “de interne markt voor de burgers werkt en niet tegen hen.”

Om te kunnen zorgen voor een levensvatbare en sterke interne markt, dienen – zoals Mario Monti dat in zijn analytisch en stimulerend verslag verwoordde – de spanningen tussen marktintegratie en de sociale doelstellingen met elkaar in overeenstemming te worden gebracht. In de eindanalyse wordt dan ook gewag gemaakt van een bestel dat erin slaagt een evenwicht te vinden tussen een krachtige, concurrerende economie die innovatie stimuleert en zorg draagt voor nieuwe werkgelegenheid, voor consumentenbescherming alsook voor de door de burger gewenste sociale en milieubescherming. Dit alles vraagt om compromisbereidheid en solidariteit.

Mijnheer de Voorzitter, ik zou tot slot alle schaduwrapporteurs en coördinatoren willen bedanken voor hun bijdragen.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès, auteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, allereerst wil ik toch even stilstaan bij onze programmering en de manier waarop we onze debatten organiseren. Ik ben heel blij dat ik dit debat mag delen met al deze initiatieven van het Europees Parlement, maar ik heb het gevoel dat we ons, in mooi Nederlands, in een melting pot bevinden waarvan ik niet zeker weet of het precies weergeeft wat het Europees Parlement voor ogen had voor de 2020-strategie. Maar misschien vraag ik wel teveel.

Aan de andere kant hoop ik dat u mijn zorg deelt, mijnheer de Voorzitter, omdat u op 10 mei namens ons allemaal een uitermate belangrijk verzoek bij voorzitter Van Rompuy hebt ingediend met betrekking tot het volgende.

Wat betreft het aannemen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren dit jaar, vrij uitzonderlijk als u het mij vraagt, als onderdeel van een speciale samenwerking tussen de Commissie en het Europees Parlement, en in de geest van goede samenwerking met de Raad gezien de ietwat gewijzigde uitvoeringstermijn – normaal gesproken worden de werkgelegenheidsrichtsnoeren aan het eind van het voorgaande jaar bekendgemaakt; dit jaar zijn ze eind april bekendgemaakt en hoewel ze ons vastleggen voor een lange cyclus voor de komende jaren, zullen we ons erover moeten beraden voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad – ondersteunde u namens ons allen van harte het verzoek dat wij ingediend hadden bij voorzitter Van Rompuy opdat de Europese Raad aan het Europees Parlement het recht verleent om gebruik te maken van zijn bevoegdheden onder het Verdrag van Lissabon.

Blijkbaar is noch de Commissie, noch de Raad van plan om dit verzoek in aanmerking te nemen, waarmee ze het Verdrag bewust schenden. Ik vind dat de autoriteiten van dit Huis hun verantwoordelijkheden moeten nemen en de gevolgen daarvan moeten ondervinden.

Wat betreft de uitdaging van deze werkgelegenheidsrichtsnoeren, die een rol zullen spelen in de tenuitvoerlegging van de 2020-strategie, moeten we de autoriteiten erop wijzen hoe belangrijk deze richtsnoeren zijn op een moment waarop 17 procent van de Europeanen onder de armoedegrens leeft – ik wil erbij zeggen dat dit gegevens zijn uit 2007, dus ver voor het begin van de crisis – en 23 miljoen medeburgers werkloos zullen zijn.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken maakt zich ernstige zorgen over twee dingen. Allereerst over de doelstelling voor de bestrijding van armoede, volgens mij een initiatief van commissaris Andor. Deze doelstelling is opgenomen in de 2020-strategie en daar staan wij achter. Wij begrijpen niet waarom dit leidt tot discussies, aarzelingen en het in twijfel trekken van de bevoegdheden van de Unie binnen de Raad, als uit het verdrag duidelijk blijkt dat de Europese Unie ook op dit gebied verantwoordelijkheden heeft.

De andere zorg van de parlementaire commissie betreft de samenhang tussen de verschillende beleidslijnen, omdat de Europese Commissie ons duidelijk heeft verteld dat zij in deze 2020-strategie zaken fundamenteel gewijzigd heeft, aangezien zij het aantal doelstellingen heeft teruggebracht.

Ik vind dat fundamentele wijzigingen veel verder gaan dan het terugbrengen van het aantal doelstellingen. Wat we echter wel zeker weten is dat deze 2020-strategie rekening moet houden met de realiteit van de situatie in de Europese Unie. En dat is dat degenen die in deze situatie vandaag de dag het meest te lijden hebben van de crisis, die het hardst worden geraakt, degenen zijn die verantwoordelijk zijn voor de rijkdom van de Europese Unie.

We zien hier en daar discussies ontstaan die mogelijk tegen de belangen van de Europeanen ingaan, aangezien ze zouden leiden tot verminderde investeringen waar die juist het meest nodig is, dat wil zeggen in ons langetermijnkapitaal: onderwijs, opleidingen en gezondheid.

Om die reden verzoekt de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, geconfronteerd met deze uitdaging, de autoriteiten om de manier in de gaten te houden waarop overheidsinvesteringen verlaagd zouden kunnen worden op deze gebieden, op een moment dat de zwakke groei en de verminderde particuliere investeringen de economie niet op gang kunnen brengen en dus de reconstructie van de openbare financiën niet op korte termijn kunnen garanderen.

De tijd is in dit geval een cruciale factor en we kunnen niet anders dan betreuren dat de ministers van Economische en Monetaire Zaken ervoor gepleit hebben om de niet-conventionele ondersteuningsmaatregelen voor de werkgelegenheid en de bestrijding van armoede in te trekken, terwijl de ministers van Sociale Zaken niet geraadpleegd waren in een situatie waarvan we weten dat die dramatisch is wat betreft werkgelegenheid en sociale zaken in onze Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Mary Honeyball, auteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de EU 2020-strategie stelt maatregelen voor om het niveau van onderwijsstelsels te verhogen, de aantrekkingskracht van het hoger onderwijs in Europa te vergroten, meer mobiliteits- en opleidingsprogramma’s voor jonge mensen te lanceren, de arbeidsmarkten te moderniseren, de arbeidsmobiliteit te stimuleren en mensen vaardigheden en competenties te laten ontwikkelen die deelname aan de arbeidsmarkt verhogen.

Dit is bekrachtigd door de Europese Voorjaarsraad, die verklaarde dat de voornaamste onderwijsdoelstellingen die optreden op EU-niveau vereisen onder andere bestaan uit betere omstandigheden voor onderzoek en ontwikkeling, verhoging van de onderwijsniveaus, daling van het aantal voortijdige schoolverlaters en grotere deelname van jongeren, ouderen en laagopgeleiden aan de arbeidsmarkt.

De wereldwijde economische crisis heeft in diverse lidstaten in de gehele Europese Unie echter geleid tot bezuinigingen in de onderwijssector. Zo wordt Letland bijvoorbeeld getroffen door een diepe economische crisis, waardoor het land te maken heeft gekregen met enorme bezuinigingen in de 34 instellingen voor hoger onderwijs, terwijl er bezuinigingen van 50 procent op de begroting voor het hoger onderwijs dreigen. De Ierse universiteiten worden geconfronteerd met bezuinigingen van 6 procent, terwijl ook Groot-Brittannië de dans niet ontspringt, want de Higher Education Funding Council (raad voor financiering van het hoger onderwijs) verwacht dat er op het hoger onderwijs in Engeland misschien tot vijfhonderd miljoen euro zal worden bezuinigd.

Het is echter niet overal alleen maar kommer en kwel. Sommige lidstaten, zoals Frankrijk, doen het goed, maar het probleem is dat er over alle lidstaten gezien uiteenlopende financieringsniveaus zijn. Om de EU 2020-strategie tot een succes te maken moeten we een sterke, gecoördineerde aanpak hebben. Daarom vraag ik de Commissie om ten eerste uit te leggen hoe zij voornemens is ervoor te zorgen dat de lidstaten hun beloften nakomen ten aanzien van de onderwijsdoelen in de EU 2020-strategie en te waarborgen dat onderwijs voldoende ondersteuning en financiering verkrijgt en niet in de vergeethoek raakt nu men vanwege de economische crisis de begrotingen sluitend moet maken. Mijn tweede vraag aan de Commissie is hoe zij voornemens is de extra begrotingsmiddelen voor deze belangrijke strategieën en programma’s op EU-niveau zeker te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier, lid van de Commissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens de Commissie en voorzitter Barroso zou ik graag iets willen zeggen over de 2020-strategie en even willen terugkomen op de zeer interessante verslagen van de heer Grech en de heer Hoang Ngoc; daarna, beste collega’s, zullen de heren Hahn en Andor in dit debat om en om het woord nemen over de overige mondelinge vragen met betrekking tot andere gebieden: cohesie, werkgelegenheid, sociale dimensie, onderzoek en ontwikkeling.

Namens ons alle drie zou ik graag alle rapporteurs en het Parlement willen bedanken voor dit initiatief dat genomen is op een uitermate ernstig en moeilijk moment voor ons allemaal, namelijk de economische crisis. De recente moeilijkheden rond de euro maken duidelijk dat alle lidstaten onderling sterk van elkaar afhankelijk zijn en dat het noodzakelijk is om de politieke beleidsmaatregelen van onze landen op elkaar af te stemmen. Dit is het moment om te reageren en te handelen, zoveel mogelijk samen, in een tijd van onzekerheid en crisis. De beslissingen die de afgelopen dagen zijn genomen, zijn – vinden wij – van groot belang.

Ik zal niet blijven stilstaan bij het lange debat dat vanmorgen gevoerd is met mijn collega Rehn. Het is duidelijk dat we instrumenten moeten inzetten voor een betere coördinatie van ons economisch beleid en wij denken dat de EU 2020-strategie waarschijnlijk het eerste instrument is van een nieuw, krachtiger en gecoördineerd economisch beleid.

De Commissie heeft in haar voorstel voor deze strategie begin maart al gewezen op de noodzaak om onze openbare financiën te saneren. De eurocrisis waar we net uit zijn gekomen heeft ons laten zien hoe belangrijk deze positie nog altijd is. Ik heb net als mijn collega Rehn nota genomen van de voorstellen uit het verslag van de heer Hoang Ngoc aangaande deze onderwerpen.

We gaan verder. Er is, dames en heren, nog een tweede voorwaarde om 2020 tot een succes te kunnen maken, en dat is dat we een gezonde of verbeterde basis moeten creëren voor onze economie, onze economieën. Ik heb het uiteraard over de noodzaak om toezicht te houden op de financiële markt en deze te reguleren om ervoor te zorgen dat die de reële economie dient en niet andersom.

Ik verzeker u dat de Commissie zich wat deze kwestie aangaat zal houden aan haar routekaart. Binnen nu en een jaar hebben we alle benodigde wettelijke voorstellen op tafel gelegd om de toezeggingen die we met de G20 hebben gedaan in de praktijk te brengen voor vier grote thema’s: transparantie, verantwoordelijkheid, toezicht en crisispreventie. Wat betreft een aantal van deze onderwerpen, die al ter sprake zijn gekomen in de wetgevingsprocedure, hoop ik oprecht dat het Parlement en de Raad hun uiteenlopende meningen over de besproken teksten snel te boven zullen komen. Ik denk daarbij aan het pakket financieel toezicht en aan de hedgefondsen.

We moeten het vertrouwen terugbrengen. Bovendien moeten we alle mogelijke middelen inzetten om het groeipotentieel van onze economie te benutten. Daar komt natuurlijk heel wat bij kijken, zoals blijkt uit het debat, het debat van vanmiddag in feite: de wederopleving van de interne markt, het territoriale beleid voor alle regio’s, ook de meest afgelegen regio’s, zoals de ultraperifere regio’s, cohesie, economische governance, de duurzaamheid van openbare financiën, werkgelegenheid, onderwijs en onderzoek.

Als we het hebben over Europa 2020, wat bedoelen we dan? Ik vind dat we door deze 2020-strategie een beter beeld moeten kunnen krijgen van de economische beleidsmaatregelen van onze lidstaten om bepaalde wanverhoudingen of zelfs mededingingen in de toekomst te vermijden. Die wanverhoudingen waren duidelijk te zien in de huidige crisis. Hoewel we deze crisis volhardend aan moeten pakken, moeten we ons ook richten op de economie op de middellange en lange termijn. Om die reden heeft de Europese Raad op basis van de voorstellen van de Commissie vijf gezamenlijke doelstellingen aangenomen: een werkgelegenheidspercentage van 75 procent, 3 procent van het bbp dat geïnvesteerd wordt in onderzoek en ontwikkeling, alsook de beperking van voortijdig schoolverlaten, het aantal mensen met een universitair diploma laten stijgen tot 40 procent, evenals de 20/20/20-doelstellingen op het gebied van energie en klimaatverandering. En ten slotte de bevordering van sociale integratie door het bestrijden van de armoede.

Tijdens de Europese Raad van juni moeten gekwantificeerde indicatoren worden vastgesteld voor onderwijs en sociale integratie. De werkzaamheden met betrekking tot deze twee doelstellingen zijn in volle gang in verschillende formaties van de Raad. Het is heel belangrijk dat we goed begrijpen dat de 2020-strategie veel meer is dan alleen een visie. Het is boven alles een concreet hervormingsprogramma dat moet worden uitgevoerd en daarom stellen wij in het kader van deze strategie zeven kerninitiatieven voor.

Naast deze kerninitiatieven zullen Europese instrumenten, in het bijzonder de interne markt, financiële hefbomen, en instrumenten voor het externe beleid worden ingezet om bepaalde blokkeringen op te heffen. Overigens zou ik het verslag van de heer Monti, dat een paar dagen geleden werd gepresenteerd, willen aanbevelen, en ik heb bijzonder veel waardering voor het intelligente werk van de heer Grech, die een humanistische en concretere dimensie aan de interne markt toevoegt, zoals ik dat zelf ook graag zou doen.

Wat betreft de implementatie zijn er bepaalde vereisen. Zo zijn er doeltreffender governance-mechanismen voorgesteld die niet alleen de lidstaten op alle niveaus betrekken, maar ook de Commissie voor de opvolging ervan. Europa 2020 betekent ook hervormingen goedkeuren die binnen de lidstaten moeten worden doorgevoerd. Deze landen moeten tegen het einde van het jaar op een gecoördineerde manier nationale hervormingsplannen hebben ingediend, met een stabiliteits- en convergentieprogramma waarin ook het groei- en stabiliteitspact in aanmerking wordt genomen. Mijnheer Hoang Ngoc, ik zou graag duidelijk willen maken dat dit pact al een jaar of tien wordt ondersteund door zowel linkse als rechtse regeringen.

De Commissie heeft het Europees Parlement eindelijk verzocht om te doen waar het zo goed in is en een grote rol te spelen in deze nieuwe strategie. In tijden van crisis willen we een duidelijk signaal afgeven aan de lidstaten. Dat is het doel van de geïntegreerde richtsnoeren die de Commissie heeft voorgesteld. Deze richtsnoeren zullen niet worden aangenomen voordat u uw mening kenbaar hebt gemaakt. Met het oog op de urgentie van de situatie moeten we deze strategie echter snel ten uitvoer leggen. Tijdens de Europese Raad in juni moeten we streven naar een politiek akkoord.

Laten we eerlijk zijn, dames en heren, mijnheer de Voorzitter, in de rest van de wereld worden al sociaaleconomische strategieën voor de middellange termijn uitgevoerd. Europa kan niet achterblijven.

Ter afsluiting, het Europees Parlement doet er alles aan, en daar zijn we dankbaar voor, om burgers in beweging te krijgen, voornamelijk door middel van de nationale parlementen. Ik was zeer onder de indruk van het initiatief dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming en haar voorzitter, Malcolm Harbour, hebben genomen ten aanzien van de dienstenrichtlijn, die nationale parlementen en het Europees Parlement dichter bij elkaar gebracht heeft. Dit is slechts één voorbeeld van de vele en dat is een heel mooie belofte.

Tot slot wil ik benadrukken dat de Commissie haar rol, zoals u dat wilt, op vastberaden wijze zal vervullen om deze strategie ten uitvoer te leggen en samen met u de nieuwe groei in te zetten die de burgers verwachten: kwalitatief beter, duurzamer en eerlijker.

 
  
MPphoto
 

  Ivaylo Kalfin, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie.(BG) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, als we over de EU 2020-strategie zouden debatteren zonder dat de economische crisis zou hebben plaatsgevonden, zou alles goed zijn. Het probleem is dat in de huidige crisis en na alles wat er gebeurd is, de EU 2020-strategie niet ambitieus en dynamisch genoeg is.

Het probleem waarop alle vragen die in de afgelopen weken zijn gesteld betrekking hebben is of er voldoende coördinatie is, zoals in het Europees beleid het geval was, zelfs tot nu toe, om de Europese Unie vooruitgang te laten boeken. Uit wat we zien blijkt dat deze coördinatie goed is in tijden van groei, maar niet aan de eisen voldoet in tijden van crisis. Veel meer functies moeten worden overgedragen aan het Europees niveau, niet alleen de coördinatie, maar ook de besluitvorming, zodat Europa zichzelf veel ambitieuzere doelstellingen kan stellen en veel beter in staat zal zijn om een leidende rol te spelen in deze coördinatie.

Dat is de fundamentele vraag die moet worden beantwoord. Als we dat niet doen, zullen we ook het EU 2020-prgramma niet op een behoorlijke wijze kunnen invullen. In mijn visie moeten we ons de komende weken voornamelijk op deze vraag concentreren.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, ik vind het heel goed dat commissaris Hahn van het Regionaal beleid en commissaris Barnier van de Interne markt naast elkaar zitten, omdat hier de belangrijke boodschap van uitgaat dat wij het regionaal beleid niet tegen de interne markt uitspelen, maar dat deze elkaar aanvullen en allebei sterk moeten zijn, indien we de doelen voor Europa 2020 willen verwezenlijken.

Europa 2020 moet nu onmiddellijk van start gaan en mag niet slechts een reeks doelstellingen zijn. Europa 2020 is een project voor groei en werkgelegenheid en we hebben de concrete projecten, instrumenten, procedure en sanctiemechanismen nodig om dit te kunnen verwezenlijken. Ik ben ervan overtuigd dat we Europa 2020 alleen kunnen uitvoeren, wanneer we bereid zijn om Europa of de EU als de Verenigde Staten van Europa te zien! Zo moeten we dat zien en iedereen moet zijn bijdrage aan het geheel leveren!

Europa 2020 houdt in dat we moeten streven naar de verwezenlijking van een politieke unie. Een voorwaarde daarvoor is dat we de monetaire unie versterken en uitbreiden, dat we de interne markt versterken en uitbreiden en bevrijden van haar knellende banden en de mensen toeroepen: maak gebruik van de kansen die Europa biedt, doorbreek de grenzen! We moeten als deel van de politieke unie ook de economische unie creëren, net als de sociale unie. Dat is allemaal nog helemaal niet klaar. Met veel zaken zijn we nog niet eens begonnen. Europa 2020 is een gemeenschappelijk Europa, geen nationalistisch Europa dat blokkades opwerpt.

Daarom hebben we behoefte aan een financieel overzicht en EU-effectbeoordelingen, de uivoering van de Small Business Act en natuurlijk heel concrete Europese projecten voor groei en werkgelegenheid, alsmede de uitbreiding van de vrijheid van onderwijs, wetenschap, onderzoek en innovatie in Europa.

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  William (The Earl of) Dartmouth (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Karas willen vragen of de Verenigde Staten van Europa die hij in zijn toespraak noemde, er gaan komen met de instemming van de Europese volkeren of zonder de instemming van de Europese volkeren.

 
  
MPphoto
 

  Othmar Karas (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, ieder van ons die de burgers vertegenwoordigt en voortdurend met hen in contact staat, heeft het doel om Europa, samen met de burgers, verder te ontwikkelen, concurrerender te maken en groei en werkgelegenheid te creëren ten behoeve van de burgers van Europa. Indien we niet intensiever samenwerken en ieder voor zich zijn eigen huiswerk doet, wordt deze gemeenschap in een tijd van toenemende globalisering niet sterker maar zwakker. De burgers zijn bij de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelen onze belangrijkste bondgenoten.

 
  
MPphoto
 

  Marita Ulvskog, namens de S&D-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het Europa waar wij vandaag besluiten over nemen, is ook het Europa dat bepalend is voor het uiterlijk van Europa in 2020.. De besluiten die we vandaag weigeren te nemen, zullen tot nieuwe crises leiden. De besluiten die we vandaag nemen, moeten langetermijnbesluiten zijn.

Het is een ernstig probleem dat zo veel besluiten nog altijd op de korte termijn gericht zijn en in zeer grote mate bepaald worden door een rechts ideeëngoed waarbij economieën in een crisis op uithongeringsdieet worden gezet. Het is ook een ernstig probleem dat we Griekse pensioenen bespreken in plaats van het gedrag van grote banken en actoren op de vastgoedmarkten en financiële markten. Daar moeten we orde op zaken stellen want anders zal het Europa dat we in 2020 zien, zich misschien in een nog ergere crisis bevinden dan vandaag.

Ik roep de Commissie op om zich echt in te zetten voor een koerswisseling waarbij we afstappen van het blinde vertrouwen in marktoplossingen, de markten reguleren en grote investeringen doen in de dingen die iedereen ten goede komen. Daarbij kan het gaan om vervoerssystemen, energievoorziening of andere belangrijke oplossingen die de lidstaten niet alleen aankunnen, maar waarbij de EU en de Commissie moeten optreden.

Ik hoop ook dat de Commissie bereid is om voorstellen voor te leggen waaruit blijkt dat we de omschakeling naar een duurzame samenleving serieus nemen. Dat wil zeggen dat we onze industrie herstructureren opdat ze concurrerend wordt en nieuwe banen kan creëren. Dat kunnen we niet doen door onszelf voor te houden dat we als vanouds door kunnen blijven gaan. Dat vereist ook investeringen maar het zou positieve gevolgen kunnen hebben voor het huidige cijfer van 28 miljoen zichtbare werklozen.

Ik roep de Commissie ook op om de loontrekkers in de EU het respect te betonen dat in deze economische crisis nodig is opdat ze zich achter ons zouden scharen voor de opbouw van een sterkere en betere samenleving. Om de crisis het hoofd te kunnen bieden, hebben we vakbondsrechten nodig en moeten we van de loontrekkers in Europa belanghebbenden maken.

 
  
MPphoto
 

  Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voorheen wel gezegd dat we in Europa een drievoudige crisis hadden: van de financiële markten, de werkgelegenheid en het klimaat. Als we daar echter de crisis van overheidsbegrotingen aan toevoegen, hebben we nu helaas een viervoudige crisis. Deze heeft maar al te duidelijk gemaakt dat de Europese Unie heel dringend behoefte aan visie heeft. De Europese integratie heeft zich tot nu toe gericht op het opzetten van nieuwe projecten zonder erop toe te zien of ze correct functioneren. Volgens mij is de tijd nu voor ons aangebroken onze problemen aan te pakken en ons best te gaan doen de bestaande instellingen uit te diepen. De fouten die zijn gemaakt, kunnen worden rechtgetrokken, en de Unie kan nog steeds voor – en met – haar burgers werken.

Europa heeft een vooruitziende Unie nodig. Voor mij is de richting die we moeten inslaan duidelijk: ik wil een Europa dat open, inclusief en groen is. De kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie van de Commissie zijn belangrijke instrumenten om een dergelijk Europa te creëren, mits we ze kunnen verwezenlijken. En dat is waar ik enkele vraagtekens zet.

Om te beginnen: het overkoepelende doel van de strategie is een meer dynamische en concurrerende economie te scheppen. In sommige landen ligt de arbeidsparticipatie van vrouwen op slechts 40 procent, en dat is een schande. Een gendergelijke arbeidsmarkt is een allereerste voorwaarde voor het stimuleren van banen en voor het aanpakken van de demografische uitdagingen. Ik hoop dat de Raad en de Commissie het feit dat gendergelijkheid al een paar maanden geleden in de conclusies van de Raad is opgenomen serieus nemen. In een maatschappij zonder uitsluiting zijn meer banen nodig. Werkloosheid is de voornaamste reden dat armoede bestaat. Zo is de jeugdwerkloosheid van 44 procent in Spanje destructief.

We hebben eindeloze mogelijkheden om groene banen te creëren, maar ons beleid moet daar dan ook op zijn gericht. Een energie-efficiënt Europa vormt ook een drijfveer voor innovatie, terwijl het energie-equivalent van sneltreinen, supernetwerken en hightech slimme netwerken nodig is om het concurrentievermogen van Europa te verbeteren.

Ik wil de liberale commissaris Neelie Kroes graag prijzen dat zij als eerste echt een duidelijk kerninitiatief voor de digitale agenda heeft neergezet, en ik kijk ernaar uit om vóór juni soortgelijk gedetailleerd materiaal te verkrijgen over de overige kerninitiatieven, zodat we ook aan de besluitvorming kunnen meewerken.

Mijnheer de commissaris, de EU-strategie wijst echter in de ene richting, terwijl uw begrotingsvoorstel, eerlijk gezegd, in de andere richting wijst. Evenals bij de regionale fondsen, sociale fondsen en het landbouwfonds, moeten we de middelen van onze Gemeenschap stroomlijnen en er samenhang in hebben. We moeten transparantie en dezelfde soorten statistieken hebben, en we moeten lidstaten kunnen belonen en straffen, zodat ze niet alleen beloften doen, maar ze ook nakomen. Dit is belangrijk voor de Europese burgers en voor ons in het Parlement. We moeten het stabiliteits- en groeipact versterken, en we steunen het pakket van commissaris Olli Rehn volledig.

Om het vertrouwen te herstellen, zoals u zei, mijnheer de commissaris, hebben we de indicatoren voor de overige kerninitiatieven nodig. Dat zou ons vertrouwen in u als Commissie herstellen, en als we aan de besluitvorming kunnen meewerken, misschien het vertrouwen van de burgers in ons.

 
  
MPphoto
 

  Pascal Canfin, namens de Verts/ALE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barnier, u had het in uw toespraak over het verslag van de heer Monti, dat u een paar dagen geleden overhandigd heeft gekregen.

Het verslag van de heer Monti bevat een zeer interessant aspect en dat is de nadruk die hij legt op de dringende behoefte om een stap verder te gaan in de fiscale samenwerking. Hij legt duidelijk uit dat de criteria van het stabiliteitspact moeten worden nageleefd, maar dat we vrijwel zeker op een economische recessie zullen afstevenen als deze criteria uitsluitend worden toegepast op de uitgaven door daarin te gaan snijden. Het is daarom belangrijk om beide pijlers te gebruiken, en met name de fiscale pijler, om de lidstaten in staat te stellen extra inkomsten te genereren uit de economische activiteiten en economische actoren waarvoor de belastingdruk de afgelopen jaren steeds verder is verlaagd: de winsten van ondernemingen, kapitaal en financiële transacties.

Om dat te kunnen doen is Europese coördinatie vereist. Dat is de conclusie van het verslag van de heer Monti dat twee dagen geleden is overhandigd. Hier wordt echter met geen woord over gerept in de door de Commissie gepresenteerde EU 2020-strategie. Er wordt met geen woord over gerept in de mededeling van de heer Rehn die een paar dagen geleden is gepubliceerd. Het gaat hier om een van de belangrijkste pijlers, één van de fundamentele meerwaarden die de Europese Commissie nu kan bieden. Zorg ervoor en het verband zal er komen – Mevrouw Berès zei zojuist dat dit debat iets weg had van een melting pot  – fiscale samenwerking maakt het mogelijk om het verband te leggen tussen de EU 2020-strategie, het verslag over de governance van de eurozone, op de interne markt, en de zaken die verband houden met werkgelegenheid en onderwijs.

We weten heel goed dat als we ons aan de regels van het stabiliteitspact houden – wat we overigens sowieso moeten doen – maar dat alleen doen door in de uitgaven te snijden, we recht op sociale regressie en een economische recessie afstevenen.

Mijn vraag is heel duidelijk: wat gaat u, mijnheer Barnier, als vertegenwoordiger van de Commissie, de komende weken op tafel leggen? Hoe gaat u uw collega’s overtuigen – ervan uitgaande dat u er zelf al van overtuigd bent – van de noodzaak voor een actieplan, een fiscaal coördinatieprogramma om de lidstaten in staat te stellen weer nieuwe inkomsten te genereren op basis van een aantal overeenkomsten?

Wat zijn uw voorstellen? U heeft niet het recht om uw mond te houden. De Commissie heeft een initiatiefrecht, maar vandaag is dat wat deze kwesties betreft een plicht geworden.

 
  
MPphoto
 

  Malcolm Harbour, namens de ECR-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik namens mijn fractie alle verslagen toejuichen, maar vooral het verslag van de heer Grech, waarvan ik in de commissie schaduwrapporteur was. Ik wil straks een aantal punten daarvan aanhalen, maar ik zou mij eerst willen scharen achter wat mevrouw Berès zei over het feit dat het debat vanmiddag zeer uiteenlopende onderwerpen beslaat. Aan de andere kant is het echter een nogal ongericht debat. Veel collega’s hebben echt belangrijke bijdragen geleverd, maar eerlijk gezegd, en ik zeg dit tegen de Commissie en commissaris Barnier, is dit debat ook een weerspiegeling van de strekking van het EU 2020-document. Er staan talloze fantastische ideeën in, maar het is zeer ongericht, en in dit stadium ook zeer onvoldoende uitgewerkt. Hij sprak over de zeven kerninitiatieven. Welnu, daar weten we de details nog niet van.

Het eerste punt dat ik naar voren wil brengen is dan ook de vraag of we er alstublieft voor kunnen zorgen dat de Raad dit voorstel tijdens zijn volgende vergadering in juni niet in detail goedkeurt, want het is nog niet klaar om te worden goedgekeurd. We moeten samen meer tijd besteden aan het uitwerken van de details.

Mijn tweede punt is dat ik vind dat we van de herlancering van de interne markt een achtste kerninitiatief moeten maken. Dat zal het niet al te ingewikkeld maken, want het zou eigenlijk het allereerste initiatief moeten zijn. Collega’s, u hebt van de heer Grech gehoord dat het potentieel er is om banen te creëren, om meer innovatie te stimuleren en om de weg naar een duurzame economie in te slaan, maar we moeten voor dit voorstel wel de steun hebben van de burger en consument.

Het gaat om hetzelfde punt als in de vraag die William (the Earl of) Dartmouth zojuist aan de heer Karas stelde. De burgers moeten in dat proces betrokken worden, maar het is aan hen om dat te doen. Ze zullen er baat bij hebben. We beschikken over dit instrument, met een enorm potentieel, en, vooral gezien het feit dat overheidsbegrotingen nog steeds 16 procent van de Europese economie beslaan, waarom zetten we de begrotingen van onze overheidsopdrachten niet in om innovatie aan te sturen, om die nieuwe technologieën in te kopen, om het midden- en kleinbedrijf te stimuleren ze op te pakken? Dit is het meest onvoldoende uitgewerkte beleid voor de interne markt dat we hebben. We hebben de heer Barnier en de heer Grech vandaag gehoord, en het verslag van de heer Monti heeft een bijdrage geleverd. We hebben de instrumenten in handen, maar we moeten ze wel inzetten.

 
  
MPphoto
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we zitten midden in de zwaarste crisis in de geschiedenis van de Europese Unie maar de beslissingen over de strategische koers worden bijna allemaal op regeringsniveau genomen. Het Europees Parlement mag hooguit vanaf de zijlijn toekijken.

Het hele debat in het Parlement draait momenteel steeds om afzonderlijke thema’s die verband houden met de EU 2020-strategie voor werkgelegenheid en groei, waarbij ten onrechte de indruk wordt gewekt dat het hier gaat om de toekomst en om de richting waarin de Europese Unie zich moet ontwikkelen. Wij mogen mondelinge vragen stellen over de politieke relevantie van de EU 2020-strategie voor de huidige economische en financiële crisis, maar we mogen deze strategie niet met onze eisen beïnvloeden, veranderen, gebreken hiervan wegwerken of er misschien zelfs andere prioriteiten bij stellen.

We hebben geen invloed op de keuzen die gemaakt moeten worden voor de toekomst. Desondanks voelen we bij bijna ieder afzonderlijk punt dat wij de afgelopen maanden hier in het Parlement hebben behandeld, dat we ondanks of misschien zelfs dankzij het Verdrag van Lissabon betrokken zijn bij de machtsstrijd tussen de instellingen, die meestal ten koste van het Europees Parlement wordt uitgevochten. Zowel als het gaat om de EU 2020-strategie als bijvoorbeeld om de geïntegreerde werkgelegenheidsrichtsnoeren waarover de voorzitter van het Comité voor de werkgelegenheid ook al heeft gesproken, worden wij als Parlement slechts gezien als orgaan dat geïnformeerd of geraadpleegd moet worden.

Ook alle afzonderlijke verslagen bij elkaar die hier vandaag zijn voorgelegd bieden nog lang geen algemeen overzicht van eisen, van standpunten van het Europees Parlement met betrekking tot de Europese strategie. Bovendien zouden we een hele reeks van concrete veranderingen willen voorstellen.

Het Europees Parlement heeft in de laatste verkiezingsperiode de Raad en de lidstaten concreet verzocht om armoedebestrijding, de invoering van minimumstelsels van sociale zekerheid en een armoedebestendig minimumloon in de hele EU. Niets daarvan is in de strategie opgenomen. Integendeel, doelstellingen als armoedebestrijding en daling van het armoedecijfer met 25 procent dreigen zelfs weer uit de voorliggende tekst van de strategie te worden geschrapt, omdat deze niet overeenkomen met de competentie en het belang van de lidstaten en regeringen.

Alleen al uit de voorliggende balans van het werkgelegenheidsbeleid van de EU van de laatste tien jaar blijkt dat met name de atypische en onzekere arbeidsrelaties met 60 procent zijn toegenomen. Deze enorme groei van atypische arbeidsrelaties zou er toch juist in de strategie en ook in de richtsnoeren toe moeten leiden dat wij weer een ideaal voor ogen hebben dat gericht is op zekere en armoedebestendige arbeidsrelaties. We hebben het hier over een principiële eis!

Zolang er van de kant van de Europese Unie, van de kant van de instellingen en hun concreet beleid geen signaal uitgaat naar degenen die buitengesloten worden, die in armoede leven of geen werk hebben, en ook naar de jongeren die geen toekomstperspectief hebben, zolang zullen we deze mensen ook niet enthousiast kunnen maken voor een gemeenschappelijke Europese Unie als duurzaam project. Dat is een democratisch tekort dat we met de voorliggende EU 2020-strategie alleen maar versterken, in plaats van dat wij dat samen met de burgers bestrijden.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder, namens de EFD-Fractie. De problemen van Griekenland en de eurozone vormen een ernstige situatie. Dat verdient een structurele aanpak. De voorgestelde strategie voor Europa 2020 die een bijdrage beoogt te leveren aan de economische groei en de werkgelegenheid wil daarin voorzien.

Terecht omvat de strategie gezonde overheidsfinanciën. Het initiatief zal echter alleen nuttig zijn als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste verdient de werking van het stabiliteits- en groeipact versterking, zodat een dergelijke situatie zich niet opnieuw voordoet. Het gaat dan niet alleen om structuren en regels. Het raakt aan de mentaliteit. Het komt erop aan dat de lidstaten hun begrotingsafspraken nakomen. Hier heb ik vorige week in Athene tijdens een conferentie ook op gewezen.

Het is goed dat de lidstaten elkaar in raadsverband intensiever gaan aanspreken op de nodige structurele hervormingen om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. Versterking van economische coördinatie zou wat mij betreft hierover moeten gaan.

Een tweede voorwaarde waarop ik wil wijzen is de onwenselijkheid dat de Europese Unie zich gaat richten op de beleidsterreinen sociale zaken, werkgelegenheid en sociale samenhang. Doelstellingen op die gebieden zijn terecht niet afdwingbaar op Europees niveau. Bij de Lissabon-strategie hebben wij gezien dat een dergelijke benadering niet werkt. Ook hier geldt: in de beperking toont zich de meester, de Europese meester.

 
  
MPphoto
 

  Barry Madlener (NI). - Vandaag praten wij over de lange termijn economie van Europa en hoe wij daar een duurzame groei kunnen bereiken. En als Europa daarover spreekt dan slaap ik wat minder goed, want tot nu toe heeft Europa niet veel voorgesteld. Ik herinner u aan de Lissabon-strategie, waarin Europa heeft afgesproken de meest concurrerende economie ter wereld te worden. Dat is natuurlijk een volslagen mislukking gebleken.

Deze Europese Unie heeft alleen maar gezorgd voor meer bureaucratie, voor overbodige regels, vooral in mijn land, Nederland, voor belastingverhogingen, voor massa-immigratie, alsook voor criminaliteit en onveiligheid. En laten wij nu het lijstje met landen eens doornemen die willen toetreden, waar wij elke dag mee aan tafel zitten: Albanië, Bosnië, Turkije, allemaal arme landen én islamitische landen, bovendien corrupt en crimineel, IJsland een failliet land!

En elke dag horen wij hier in deze zaal van de Groenen en de Socialisten, en zelfs van de Liberalen dat wij een groene economie moeten hebben, dat wij miljarden subsidie moeten geven aan windmolens en groene stroom, terwijl onze industrie steeds minder goed kan concurreren met China, Amerika en India.

Vindt u het gek dat onze economie stagneert? Er is maar één recept voor een economisch sterk Europa, en dat is minder bureaucratie en ambtenaren in Brussel en ook minder bureaucratie in de lidstaten. Belastingverlagingen in plaats van -verhogingen. En stop met die massa-immigratie. Griekenland moet natuurlijk uit de eurozone worden gezet. Laten wij onszelf eens een spiegel voorhouden en naar de collega's hier kijken: wat heeft u de laatste jaren gedaan om Griekenland aan zijn afspraken te houden wat betreft het stabiliteits- en groeipact? Ik weet het antwoord al: helemaal niets! U heeft hier met zijn allen zitten slapen, terwijl landen als Griekenland die jaarlijks miljarden uit Europa krijgen, dat geld hebben verkwanseld en de overheid uit de klauwen hebben laten groeien.

Als Europa daar niet in slaagt dan voorspel ik u dat mijn land, Nederland, maar ook Duitsland, uit de euro zullen stappen!

 
  
MPphoto
 

  Gunnar Hökmark (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het ondersteuningspakket voor de financiële sector dat bijna twee weken geleden werd gepresenteerd was een noodzaak, maar geen oplossing voor de problemen waar Europa mee geconfronteerd wordt. Nu is het nodig om op te treden, beslissingen te nemen en het vertrouwen in de overheidsfinanciën te herstellen. Ik zou zeggen dat we de 2020-strategie inderdaad moeten bespreken, maar dat we nog meer behoefte hebben aan een 2010-strategie, waarin de maatregelen worden beschreven die nu genomen moeten worden om de groei te herstellen, de tekorten omlaag te brengen en optimisme te scheppen.

Maar zonder herstel van het vertrouwen in de overheidsfinanciën zal de benodigde groei er absoluut niet komen. Op dit punt falen de socialisten. Ze verdedigen hetzelfde beleid dat geleid heeft tot de tekorten en de crisis in Griekenland, Spanje, Portugal en andere landen. De rapporteur, de heer Hoang Ngoc, zegt dat we dat beleid moeten aanhouden en dat we het omlaag brengen van de tekorten moeten uitstellen. Mevrouw Ulvskog uit Zweden stelt voor de uitgaven te verhogen. De socialisten zijn een bedreiging gaan vormen voor de welvaart, het economisch herstel en de nieuwe banen die Europa nodig heeft. Ik kan u verzekeren dat daar waar de socialisten falen, wij van de PPE zullen opkomen voor de maatregelen die genomen moeten worden – het omlaag brengen van de tekorten, het herstellen van het vertrouwen en het doorvoeren van de hervormingen voor groei en nieuwe banen. Dat is wat Europa nodig heeft, en wij zullen er zijn en de moeilijke beslissingen en verantwoordelijkheden op ons nemen waar anderen falen.

 
  
MPphoto
 

  Alejandro Cercas (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, een paar seconden maar heb ik nodig om de vorige spreker te zeggen dat hij naar Griekenland moet gaan en daar moet vragen wie er verantwoordelijk is voor de problemen die de werknemers nu ondervinden. Zij zitten niet te wachten op de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten). Nee mijnheer. Zij hopen op een echte politieke verandering, zoals die kan worden gebracht door de EU 2020-strategie.

Als onze analyses onjuist zijn, zijn onze oplossingen ook onjuist. Wat we moeten analyseren, is dat Europa zwaar te lijden heeft onder hebzucht, onder een gebrek aan regelgeving en economisch bestuur, onder een bevolking die onvoldoende onderwijs en samenhang heeft, onder een gebrek aan sociale rechtvaardigheid, onder een zwakke economische groei, onder een geringe toename van de werkgelegenheid, en onder het feit dat grote groepen slecht gekwalificeerde mensen buiten de arbeidsmarkt staan.

Mijnheer de Voorzitter, het streven moet er de komende tien jaar op gericht zijn het aantal mensen dat werkt te verhogen, en te waarborgen dat mensen in termen van onderwijs veel beter zijn voorbereid om de productiviteitsslag te winnen. Europa zal niet meer concurrerend worden als het de productiviteitsslag niet wint. We veroveren ons geen plaats in de wereld door salarissen te verlagen, door sociale maatstaven te vernietigen, maar door ons kennisniveau te verhogen, door de solidariteit en de sociale samenhang in onze samenleving te vergroten. Dat zijn onze sterke punten. We moeten van Europa veranderen in een werkelijk verenigd continent, met een duidelijk plan, met duidelijke doelstellingen, met een economische governance die ons niet alleen in staat stelt om in te spelen op de dringende behoeften van vandaag, maar ook op de uitdagingen van morgen.

Dat zijn onze verwachtingen. Dat zijn de verwachtingen die gevormd zijn door een overgrote meerderheid van de leden in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, zonder acht te slaan op de sirenenzang van degenen die de klok willen terugdraaien onder het motto “redde wie zich redden kan”, waarmee ze de onderlinge solidariteit kapotmaken.

Mijnheer de Voorzitter, dat is wat wij hopen: dat de 2020-strategie bij alle Europeanen overkomt, die ons vragen om meer werk, om meer hooggekwalificeerde banen en om economische governance en begrotingsconsolidatie. Er is niets mis met begrotingsconsolidatie, maar er moet ook sociale en economische consolidatie zijn, want anders bereiken we niets.

 
  
MPphoto
 

  Michael Theurer (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, collega’s, voor de financiële markten – we hebben het gehoord – moet een nieuw regelgevingkader worden gecreëerd om de uitwassen die tot de crisis hebben geleid in de toekomst te voorkomen.

Indien we de oorzaken van de staatsschulden beter bekijken, moeten we echter toch één ding vaststellen: we spreken hier in het Parlement te veel over de staatsschulden en te weinig over de vraag hoe we weer welvaart en groei kunnen creëren. Waar hangt onze groei vanaf? Onze groei en welvaart zijn afhankelijk van de vraag of mensen in de Europese Unie producten ontwikkelen en ideeën hebben die ook op de wereldmarkten verkocht kunnen worden.

Daarom is het juist dat een hoofdstuk in de EU 2020-strategie aan de Innovatie-Unie is gewijd. We moeten ons op uitvindingen concentreren, op de vraag hoe we meer aan onderzoek en ontwikkeling kunnen doen. Daarom is het heel belangrijk dat we meer synergie tot stand brengen in de financiële steun voor onderzoek en het regionaal ontwikkelingsbeleid. Op dit terrein kan nog veel gedaan worden. Ik pleit ervoor – samen met de liberalen en de FDP – dat we het zwaartepunt bij de kleine en middelgrote ondernemingen leggen. We moeten er als EU voor zorgen dat we onze subsidies zo besteden dat kleine en middelgrote ondernemingen ook werkelijk toegang tot die steun krijgen en dat er een overdracht van technologie tussen universiteiten en hogescholen en kleine en middelgrote bedrijven plaatsvindt. We moeten de mensen aanmoedigen om zelf verantwoordelijkheid te nemen en met eigen initiatieven hun lot in eigen hand te nemen. Regeringen kunnen geen arbeidsplaatsen creëren, maar de arbeidsplaatsen moeten in de economie worden gecreëerd.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Schroedter (Verts/ALE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, collega’s, u hebt duidelijk erkend dat we nu moeten overstappen op een ecologische economische ontwikkeling, omdat het economisch succes van de EU door de klimaatverandering wordt bedreigd.

In de Europa 2020-strategie ontbreekt echter het verband tussen ecologische veranderingen in de economie en een groene werkgelegenheidsstrategie. Bovendien blijkt uit onderzoek dat alleen al door het gebruik van andere energiebronnen acht miljoen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd. Er moet in de Europa 2020-strategie dus een initiatief voor groene banen worden opgenomen. Dit initiatief moet in concrete maatregelen en in de geïntegreerde richtsnoeren terug te vinden zijn. We hebben bijvoorbeeld stabiele beleidskaders en juridische kaders nodig om te zorgen dat investeerders ook echt in groene banen investeren. Daartoe behoren ook de relatie van onderzoek en ontwikkeling met de economie, de bevordering van innovatieclusters en ook de mogelijkheid om dergelijke clusters in achtergestelde regio’s te bevorderen. Dat wordt in het verslag-Nistelrooij gezegd en ik sta hier achter. Hoewel ik de tendens om de regio’s van bovenaf door middel van het earmarking-programma te willen sturen niet ondersteun, gaan de impulsen die van dit verslag en van de voorstellen uitgaan toch precies in de juiste richting en helpen ze ook om groene banen te creëren.

We moeten ons echter in de werkgelegenheidsstrategie ook concentreren op de vraag hoe de transformatie naar een ecologische economie moet plaatsvinden, hoe we de werknemers kunnen meenemen en kunnen voorbereiden op de verandering. Daartoe doe ik een beroep op commissaris Andor. De gepresenteerde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn qua structuur in principe juist en evenwichtig. Het is heel belangrijk dat de nadruk wordt gelegd op het thema onderwijs als zelfstandig zwaartepunt. Dit zwaartepunt biedt grote kansen om een einde te maken aan de overerving van armoede. Het vormt een fundament voor een groene werkgelegenheidsstrategie en is daarmee van groot belang voor het succes van de Europa 2020-strategie. De richtsnoeren moeten echter ook verbeterd worden. De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid moeten een sleutelrol spelen, opdat wij het potentieel aan groene banen ook werkelijk kunnen benutten.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański (ECR). - (PL) We kunnen bijzonder uiteenlopende conclusies trekken uit de trage economische groei in Europa en de depressie die is veroorzaakt door de crisis. Degenen die in deze zaal oproepen tot beperking van de belasting door concessies, bureaucratie en informatievoorziening, die niet alleen door de lidstaten, maar ook door de Europese Unie en dit parlement worden veroorzaakt, hebben zeker gelijk. Het risico bestaat echter dat het middel erger is dan de kwaal. De vergroting van de rol van de Europese Unie op het gebied van fiscale samenwerking en afstemming en de hiermee gepaard gaande harmonisering van de belastingstelsels is een schadelijke oplossing voor de Europese groei. Fiscale concurrentie is dienstbaar aan de burger en de markt – net als andere vormen van concurrentie – geeft kans op een beter resultaat en vormt een factor van betekenis voor ons concurrentievermogen op de wereldmarkt. Daarom moeten onze gemeenschappelijke vrijheden en de interne markt de belangrijkste leidraad zijn van het economisch beleid van de Europese Unie en niet de uitbreiding van de bevoegdheden van de Unie.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL).(PT) Mijnheer de Voorzitter, wij willen in dit debat kenbaar maken dat het tijd is om te stoppen met het gegoochel met woorden en te praten over de werkelijke problemen waar de meerderheid van de mannen en vrouwen in onze landen mee kampt; over het lijden, en de meer dan 85 miljoen mensen die in armoede leven in een Europese Unie die behoort tot een van de rijkste gebieden ter wereld, waarin keer op keer schandalige winsten worden behaald zonder dat er maatregelen worden getroffen om hier enige controle op uit te oefenen. We willen het hebben over het gebrek aan werkgelegenheid en de slechte salarissen van werknemers; over de jongeren en vrouwen die geen werk kunnen vinden; over de 23 miljoen werklozen. We willen praten over de ouderen, die een fatsoenlijk pensioen wordt ontzegd, en de kinderen wier toekomst wordt verpand.

Laat ons duidelijk zijn: hetgeen in de EU 2020-strategie wordt voorgesteld volgt dezelfde lijn als reeds bij de aanvang van de crisis werd bewandeld. De Europese Commissie wilde de oorzaken van de huidige situatie niet analyseren en ook niet ingaan op de gevolgen van de hoekstenen van het door haar gevoerde beleid bij de uitvoering van de Lissabonstrategie: de liberalisering van economische sectoren, waaronder financiële diensten, en de arbeidsflexibiliteit, die door haar flexizekerheid werd genoemd.

Waar zij nu naar streven is de weg te openen voor een grotere concentratie van rijkdom, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal richtlijnen die de privatisering van strategische sectoren van de economie bevorderen en de aanval openen op voor het bedrijfsleven interessante publieke diensten op het gebied van gezondheid, sociale zekerheid en onderwijs, of andere gebieden waar winst te behalen valt. Ze geven er de voorkeur aan te verhullen dat alleen een breuk met dit beleid kan leiden tot een koerswijziging en dat alleen hierdoor sociale vooruitgang kan worden bereikt. Wij dringen echter aan op deze breuk en zeggen dat het tijd is om het stabiliteitspact vaarwel te zeggen en het te vervangen door een programma voor sociale ontwikkeling en vooruitgang. In dit programma moet voorrang worden gegeven aan productie, kwalitatief goede overheidsdiensten, het scheppen van banen met daaraan verbonden rechten, salarissen, degelijke pensioenen en pensioenvoorwaarden, sociale insluiting en een eerlijke verdeling van de welvaart. Voor deze prioriteiten is daadwerkelijke economische en sociale cohesie vereist en moeten de gemeenschapsbegroting, de solidariteit, het overheidsbeleid en het toezicht op belangrijke sectoren van de economie door de staat aanzienlijk worden versterkt.

We zijn ervan overtuigd dat werknemers en burgers hun strijd voor deze zaak zullen voortzetten, zoals morgen in Griekenland of op 29 mei in Portugal. Hierbij verwelkomen wij hun strijd.

 
  
MPphoto
 

  William (The Earl of) Dartmouth (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de 2020-strategie bevat zonder meer veel interessante punten, maar in 2020 zullen er door de uitbreiding vijf nieuwe landen tot de EU zijn toegetreden, en waarschijnlijk zelfs acht. Van de landen die nu in 2010 al bij de EU zijn aangesloten, zijn er twaalf nettobetalers. De andere vijftien lidstaten worden gesubsidieerd.

Geen van de nieuwe landen zal waarschijnlijk betaler zijn. Daarom zullen er in 2020 waarschijnlijk maar liefst drieëntwintig landen zijn die gesubsidieerd worden. Tegen 2020 zal de EU in werkelijkheid dan een ”betaalunie” zijn geworden, een unie die geld uit twaalf betalende landen aan drieëntwintig gesubsidieerde landen betaalt. De Britse belastingbetaler is hier helaas en onterecht in verwikkeld. Het relatief verarmde Verenigd Koninkrijk levert de op een na grootste bijdrage aan de EU-begroting.

Bij de laatste provinciale verkiezingen in Duitsland zeiden de stemmers in Noordrijn-Westfalen nee tegen hun coalitie en ze zeiden ook nee tegen de “betaalunie”. In de komende tien jaar zullen stemmers in andere betalende landen ook nee zeggen. Tegen 2020 zal de kloof onoverbrugbaar zijn. Een economische chaos op het vasteland van Europa is niet in het nationaal belang van het Verenigd Koninkrijk, maar tenzij de uitbreiding onmiddellijk stopt, zal die economische chaos er komen. Daarom slaat de 2020-strategie mis.

 
  
MPphoto
 

  Krisztina Morvai (NI). (HU) Dames en heren, graag wil ik van u weten of u niet vindt dat het ongelofelijk bizar is wat zich hier afspeelt. We houden een uitermate belangrijk debat over de financiële en economische crisis die voor vele miljoenen Europeanen tot een tragedie heeft geleid, respectievelijk over de toekomst van Europa, en van de bijna achthonderd Parlementsleden zijn er, zoals gebruikelijk, slechts ongeveer veertig aanwezig. We sporen het Europese bedrijfsleven en de burgers van Europa aan zuinig om te springen met energie, terwijl de afgelopen drie dagen voortdurend, maar ook tijdens alle andere plenaire vergaderingen, te zien is als de camera’s het uitzenden, wat voor energieverspilling het is om een zaal ter grootte van een stadion te verlichten waar alleen tijdens een stemming meer dan veertig Parlementsleden aanwezig zijn. In 27 tolkcabines vertalen 27 x 3 = 81 uitstekend opgeleide simultaantolken voor ons. Op veertig Parlementsleden betekent dat twee simultaantolken per persoon. Denken we niet dat het tijd is in de spiegel te kijken en op te houden mensen met een klein pensioentje, brandweerlieden, zusters en leraren voortdurend aan te zetten de broekriem aan te halen en te bezuinigen?

 
  
MPphoto
 

  Lena Kolarska-Bobińska (PPE). - (PL) In tijden van crisis, als de integriteit van de Europese Unie wordt bedreigd, moeten we bij het stimuleren van de economische groei speciale aandacht besteden aan de cohesie van de Unie. We weten nog steeds niet welke invloed de crisis zal uitoefenen op de vergroting van de verschillen tussen de verschillende regio’s van Europa. Historische verschillen in ontwikkelingsniveau van de regio’s kunnen groter worden, maar er kunnen ook nieuwe verschillen naar voren treden.

In deze situatie zijn mechanismen nodig die de verschillen tussen de regio’s verkleinen, en voortzetting van een sterk regionaal beleid is de weg om dit doel te bereiken. Het zou onverstandig zijn om nu van dit beleid af te zien en de financiering waarover regionale en plaatselijke autoriteiten beschikken aanzienlijk te verminderen. Dit zou namelijk een ernstige bedreiging vormen voor de stimulering van de economische groei, maar ook voor de Europese eenheid op zichzelf.

De EU 2020-strategie en het cohesiebeleid hebben hetzelfde doel. Zij hebben cruciale invloed op de economische opleving en zijn van grote betekenis voor het Europese solidariteitsbeleid. Zij moeten echter wel beter op elkaar afgestemd worden. Het scheppen van nieuwe, aparte thematische fondsen is een verspilling van tijd en geld en vertraagt bovendien de uitvoering van de strategie, zodat zij gedoemd is het lot van de Lissabon-strategie te delen. We moeten de financiering van infrastructurele sleutelprojecten veiligstellen en de hernationalisering van het regionaal beleid afwijzen.

Tegenwoordig horen we regelmatig over de grote druk die door de regeringen van sommige lidstaten, maar ook door de Europese Commissie wordt uitgeoefend om de uitgaven voor het regionaal beleid te korten of af te romen. De boodschap van het Europees Parlement in het verslag waarvan ik schaduwrapporteur was, is echter helder. Wat we nodig hebben, is een sterker en geen zwakker cohesiebeleid. Wat we nodig hebben, is waarachtige Europese solidariteit.

 
  
MPphoto
 

  Evelyne Gebhardt (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega Louis Grech, ik wil u bedanken voor het werkelijk uitstekende verslag dat u hebt voorgelegd en dat vandaag als oriëntatie kan dienen. Ik ben ook dankbaar dat u een uitspraak hebt aangehaald die ik steeds herhaal, namelijk dat de economie er voor de mensen is en niet omgekeerd. Daar moeten we in het beleid van de Europese Unie ook van uitgaan!

U wijst in uw verslag ook terecht op het grote belang van een goede beoordeling van de effecten voor de consument, de sociale, ecologische en economische effecten van de interne markt en van de besluiten die we in de interne markt nemen. Daar heeft het tot nu toe nu juist aan ontbroken of het is voor de burgers onvoldoende zichtbaar gemaakt. Het is zeer belangrijk om op het humanistische, het holistische van het beleid te wijzen, ook als het gaat om de interne markt.

In uw verslag zegt u ook – en dat is juist voor ons als sociaaldemocraten zeer belangrijk – dat het sociale beleid als de kern van het internemarktbeleid moet worden gezien en dat de bescherming van diensten die van algemeen economisch belang zijn uiterst belangrijk is. Verder vraagt u om het ontwikkelen van een strategie om de sociale voordelen van de interne markt zichtbaarder te maken.

Wanneer we slechts deze paar punten bekijken, zouden we al zeer veel kunnen bereiken, indien de Europese Commissie ons daarin zou steunen. Ik hoop ook van harte dat de Commissie – ik vraag daar met klem om en de heer Barnier heeft dit ons ook al toegezegd – naar aanleiding van dit verslag van de heer Grech werkelijk de vooruitgang voor de burgers in de Europese Unie centraal stelt. Indien we de interne markt zo benaderen, zal het beleid van de Europese Unie weer meer geaccepteerd worden en dan zullen we ook een betere toekomst tegemoet kunnen gaan.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Robert Rochefort (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in dit debat over de 2020-strategie zou ik het zeer interessante verslag van de heer Grech willen aangrijpen om u te laten weten dat ik vind dat we de consument in deze toekomstige strategie niet uit het oog moeten verliezen.

Als ik naar de tekst van de Commissie over de EU 2020-strategie kijk, zie ik dat de consument vrijwel niet ter sprake komt. In de crisistijd waarin we ons bevinden, moeten we niet vergeten dat investeringen natuurlijk de sleutelfactor vormen, maar dat de consumptie 60 tot 70 procent van ons bruto binnenlands product vertegenwoordigt in onze verschillende landen.

Ik zou daarom willen dat we in dat opzicht een stap verder gaan in de 2020-strategie. Ik zou heel graag zien dat Europa een andere vorm van consumptie toegankelijk maakt die gebaseerd is op de kennisdriehoek en op duurzame ontwikkeling, een Europa dat in staat is om productieomstandigheden en producten te ontwikkelen die interessant zijn voor consumenten, die samen met hen tot stand komen, een Europa gericht op kwaliteit en niet meer alleen op kwantiteit. Ik zou graag een fellere concurrentie zien die niet volledig is gericht op kortingen, maar die een verbetering van de klanttevredenheid ten goede komt.

Mijnheer de commissaris, mijn vraag is heel simpel. Gaat u voorzitter Barroso binnen het College voorstellen om een groep aan te stellen die ervoor moet zorgen dat de consument niet meer gezien wordt als een aanpassingsvariabele, een passief individu, maar eerder als een actieve betrokkene die aan uw en onze kant staat, om de toekomstige maatschappij te creëren die we zo hard nodig hebben?

 
  
MPphoto
 

  Emilie Turunen (Verts/ALE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil even de tijd nemen om te spreken over de sociale en werkgelegenheidsaspecten van EU-2020 en de inspanningen van de Commissie in dit verband. Het zal geen geheim zijn dat de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie liever een veel ambitieuzer 2020-plan had gezien dan wat er nu op tafel ligt, met echte bereidheid om te definiëren hoe Europa zichzelf in de toekomst moet onderhouden en met de bereidheid om ambitieuze sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen vast te stellen. We bevinden ons echter in een situatie waarin de lidstaten niet de intentie hebben om het door de Commissie voorgestelde plan uit te voeren, maar daarentegen juist een stap terug willen doen.

Ten eerste hebben meerdere lidstaten in verband met de armoedebestrijding vraagtekens gezet bij de vraag in hoeverre de EU überhaupt de bevoegdheid heeft om armoede te bestrijden en om concrete doelstellingen voor armoedebestrijding vast te stellen. Hierop zou ik eenvoudigweg willen zeggen dat hiervoor een grondslag bestaat op verschillende plaatsen in het nieuwe Verdrag van Lissabon, onder andere in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in artikel 9 en 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het is alleen nog maar een kwestie van aan de slag gaan. Ten tweede hebben andere lidstaten, waaronder mijn thuisland Denemarken, de definitie van armoede bekritiseerd. Uiteraard moeten we een goede definitie zien te vinden. Deze argumenten kunnen echter niet verhullen dat het maar om één ding gaat, namelijk of we bereid zijn om de armoede in Europa op een doelmatige manier te bestrijden. Dat is waar de discussie in feite om draait.

Willen we het aantal behoeftigen in Europa, nu 84 miljoen mensen, verminderen? Willen we het aantal werkende behoeftigen, nu bijna 17 miljoen mensen, verminderen? Willen we niet alleen werkgelegenheid voor allen, maar ook fatsoenlijk en goed werk? Willen we dat jongeren toegang krijgen tot de arbeidsmarkt? Ja, natuurlijk willen we dat en precies daarom is er behoefte aan concrete doelstellingen op sociaal en werkgelegenheidsgebied. Europa bevindt zich momenteel in een economische crisis, maar dit mag niet betekenen dat we mentaal blokkeren en bang zijn om ambitieuze doelstellingen op deze gebieden vast te stellen. Als we daarvoor nu niet de moed kunnen opbrengen, zal dit de economische situatie in Europa en de sociale cohesie ondermijnen. Daarom wil ik u, geachte commissarissen en collega’s, zeggen dat de politieke wil in dit verband van doorslaggevend belang is. Ik hoop dat het Parlement en de Commissie het voortouw nemen en de weifelende lidstaten aansporen om zich te verplichten tot een sociaal Europa in 2020. Ik hoop dat u, als commissarissen, hiertoe bereid bent.

 
  
MPphoto
 

  Oldřich Vlasák (ECR). - (CS) We discussiëren hier nu de hele dag over de gewenste strategische koers van de Europese Unie. Het lijkt mij echter dat we om te beginnen de burgers de vraag moeten stellen hoe zíj, alsook degenen die hen het meest nabij staan, namelijk de burgemeesters en de stadsbestuursleden, graag de toekomst zouden willen zien. Wat dat betreft is het voor mij uitermate teleurstellend te zien dat de EU 2020-strategie slechts een uitermate kleine rol toekent aan de lokale overheden. In de strategie wordt er weliswaar terecht op gewezen dat de regionale en lokale partners nauwer betrokken dienen te worden, maar daarbij is het verder onduidelijk hoe dit partnerschap concreet vormgegeven zou moeten worden. Bovendien is het raadplegingsproces vrijwillig en zijn de lidstaten er bij hun besluitvorming dus op generlei wijze aan gebonden. Helaas heb ik een concreet voorbeeld daarvan: toen de Tsjechische Vereniging van steden en gemeenten op- en aanmerkingen indiende bij de standpunten van de Tsjechische regering inzake de EU 2020-strategie, werd er niet alleen helemaal niets met deze opmerkingen gedaan, maar kreeg de Vereniging er niet eens een behoorlijke reactie op.

Als we ervoor willen zorgen dat de mislukking van de strategie van Lissabon geen herhaling krijgt, dan is het van cruciaal belang dat er nu wél naar de lokale overheden geluisterd wordt. Per slot van rekening maken zij in alle lidstaten deel uit van het overheidsbestuur en spelen zij een sleutelrol bij de tenuitvoerlegging van elke Europese beleidssoort. Door de spelers “daar beneden” verplicht te raadplegen, kan ontzettend veel kennis verkregen worden over een juiste, efficiënte en doeltreffende tenuitvoerlegging van getroffen maatregelen. Ik zou de Commissie dan ook graag willen uitnodigen om de betrokkenheid van lokale overheden in het hele proces consequent te monitoren.

 
  
MPphoto
 

  Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL).(EL) Mijnheer de Voorzitter, de strategie van Lissabon verandert slechts van naam en heet nu EU 2020-strategie. Met de voorstellen van de Commissie wordt namelijk in feite nauwelijks getornd aan de reeds bestaande doelstellingen, die sowieso niet zijn bereikt. Integendeel, de ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar hebben aangetoond dat de levensstandaard van de Europese burgers achteruit is gegaan. Desondanks komen er in de door de Commissie op tafel gelegde voorstellen geen voldoende sociale criteria voor. Daarom willen wij de Commissie vragen welke maatregelen zij voorstelt om de markt aan banden te leggen, willekeurige ontslagen te voorkomen en het zich steeds verder verspreidend verschijnsel van onzekere banen tegen te gaan. Betekent de betrokkenheid van het Internationaal Monetair Fonds namelijk niet dat de lidstaten en de volkeren zwaardere voorwaarden opgelegd krijgen? Wij zijn van mening dat als het stabiliteitspact niet wordt vervangen door een pact met sociale doelstellingen, de lus om de hals van de volkeren steeds strakker zal worden aangehaald en er steeds grotere offers gebracht moeten worden.

 
  
MPphoto
 

  Timo Soini (EFD). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, toen ik in de jaren tachtig aan de Universiteit van Helsinki studeerde, bestond de Sovjet-Unie nog. Als daar problemen waren, dan werd er meer socialisme geëist. Nu ben ik een gezinsvader van middelbare leeftijd in de Europese Unie en als hier problemen zijn, dan eisen wij meer integratie. Deze filosofie is verbazingwekkend gelijk en ook het resultaat zal hetzelfde zijn: het werkt niet.

Laten wij op een fundament van nationale staten bouwen. Daarvoor moet de taart eerst gebakken worden, voordat zij kan worden verdeeld, zoals wij in Finland zeggen. Laten wij arbeidsplaatsen en de juiste voorwaarden scheppen. Dat wordt de bron van onze kracht. Op die manier zullen wij vooruitgang boeken. Wij hebben een gebrek aan werkgevers, dus geen gebrek aan werknemers maar aan werkgevers, die mensen werk kunnen bieden.

Kleine ondernemingen nemen een sleutelpositie in. Wij hebben het debat over de richtlijn inzake de arbeidstijden van zelfstandige chauffeurs opgeschort naar de volgende vergadering. Dat is een typisch voorbeeld van een situatie waarin wij zelfstandige ondernemers moeten beschermen. Zij scheppen arbeidsplaatsen, doen goed en verschaffen mensen werk. Maar nu bestaat het gevaar dat wij door bestuurlijke besluiten arbeidsplaatsen verliezen. Ik hou echt van Europa, ook al hou ik niet van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, in het jaar van het WK voetbal kunnen de dames en heren in de Raad nog wel wat van het voetbal leren. Het spel kan niet goed worden gemaakt door een scheidsrechter achter iedere voetbalspeler te plaatsen, maar een spel helemaal zonder regels, zonder scheidsrechter en zonder dat overtredingen worden bestraft, loopt uit op een chaos. En dat is nu precies de huidige situatie!

Het is de hoogste tijd dat in de EU 2020-strategie hedgefonds-speculanten aan banden worden gelegd. Degenen die jarenlang goed hebben geleefd van speculaties en exorbitante rentes, moeten nu ook een bijdrage leveren. Niet kleine spaarders, maar ondernemingen met hun hoge speculatiewinsten moeten de rekening betalen!

Ook het cohesiebeleid kan niet voorbijgaan aan de eurocrisis. Afgezien van het huidige reddingspakket heeft Griekenland in het verleden onevenredig veel van landbouw- en regionale subsidies geprofiteerd. Omdat de nodige structurele veranderingen zijn uitgebleven, is dit geld natuurlijk weggelekt en het land is ondanks jarenlange steun bijna geruïneerd. Ik zie daarom niet in waarom de geldkraan in een dergelijke situatie open moet blijven. Waarom luisteren we niet naar commissaris Rehn, die het zeer verstandige voorstel heeft gedaan om de subsidiegelden te beperken? De EU mag per slot van rekening niet verworden tot een transfer-unie! Een centrale planeconomie, zoals sommigen graag zouden zien, heeft nog nooit haar waarde bewezen, ook niet als die vanuit Brussel wordt gestuurd.

Wat hebben we nu nodig? Eigen verantwoordelijkheid voor het begrotingsbeleid en als dat niet werkt, moedige en doeltreffende sanctiemechanismen – dat moet ook allemaal in de EU 2020-strategie worden opgenomen!

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de economische en financiële situatie van Europa is een meer dan goede rechtvaardiging voor de drastische maatregelen die voornamelijk genomen zijn om de eurozone te stabiliseren en om te voorkomen dat onze gemeenschappelijke munt aan het wankelen wordt gebracht. De urgentie van de situatie rechtvaardigt de onsystematische aanpak die is gehanteerd. Er moet echter op toe worden gezien dat het Parlement binnen het kader van zijn bevoegdheden betrokken wordt bij de uitvoering van de vastgestelde maatregelen en zijn democratische controle op passende voorwaarden kan uitoefenen.

Sterker nog, we moeten ervoor zorgen dat onze medeburgers hun vertrouwen in de politieke instituties niet verliezen en dit juist weer terugkrijgen. Zonder dat vertrouwen zijn structurele hervormingen niet mogelijk en zullen strenge bezuinigingsmaatregelen niet geaccepteerd worden.

Europa heeft wat betreft de financiële crisis niet stil gezeten. We kunnen het niet vaak genoeg zeggen. In 2009 hebben we een regelgeving voor ratingbureaus ontworpen en aangenomen waarvan de uitvoeringsbepalingen zeer binnenkort zullen worden gepubliceerd door de Europese Commissie. De Commissie economische en monetaire zaken van dit Parlement heeft een paar dagen geleden gestemd over het pakket financieel toezicht. Afgelopen maandag heeft dezelfde commissie het verslag over de regelgeving voor hedgefondsbeheerders met een grote meerderheid goedgekeurd.

Er worden trialogen gehouden om met de Raad tot een akkoord te komen. Dit akkoord dient snel te worden verkregen opdat onze instellingen hun geloofwaardigheid behouden. Onze medeburgers vragen ons vaak: “Wat doet Europa?” We moeten aan hun verwachtingen voldoen.

In dat opzicht wil ik u, mijnheer de commissaris, graag feliciteren met uw doorzettingsvermogen en u aanmoedigen om het werkprogramma dat u heeft opgesteld voort te zetten, in overeenstemming met de toezeggingen die u heeft gedaan tijdens uw hoorzitting. Uw ambitieuze doch noodzakelijke tijdschema heeft onze goedkeuring. We zullen u steunen om de benodigde regularisatie van de financiële diensten ten uitvoer te brengen. Het gaat er niet om de financiële sector te dwarsbomen, maar om regels te introduceren die het mogelijk maken om een activiteit te reguleren die dat nodig heeft en om transacties veiliger en transparanter te maken.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D). (HU) Commissarissen, dames en heren, Europa heeft twee belangrijke taken: er moet een nieuwe strategie worden ontwikkeld, die het onderwerp is van dit debat en die volgens mij goed vorm begint te krijgen. Europa bevindt zich echter op een keerpunt als het geen nieuwe modus operandi vindt. De gebeurtenissen van de afgelopen weken in verband met de crisis in Griekenland – en hier ben ik het oneens met de heer Gauzès dat de Europese Unie, de lidstaten en vooral mevrouw Merkel helaas te laat hebben gereageerd op deze situatie – betekenen dat Europa zich op een keerpunt bevindt. Dit is een uitermate gevaarlijk keerpunt: gaan we de kant op van renationalisatie, nationaal isolationisme en egoïsme, of van gemeenschapszin? Als we ons niet in de richting van gemeenschapszin begeven, zal ook het door de heer Barnier opgestelde programma niet worden verwezenlijkt en is dat niets waard. Het is essentieel dat we bij de nieuwe doelstellingen het oude beleid, dat wil zeggen het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, niet vergeten, of als ik naar commissaris Andor kijk, hoe we het Europese sociale model kunnen vernieuwen. We staan op een keerpunt, dames en heren. Dat hebben de afgelopen weken bewezen: het vorige model werkt niet en het huidige model werkt niet goed genoeg. Ik steun de controle van nationale begrotingen door de Commissie voordat ze worden ingediend bij de nationale parlementen.

 
  
MPphoto
 

  Carl Haglund (ALDE).(SV) Mijnheer de voorzitter, mijn interventie betreft het verslag van de heer Hoang Ngoc over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het is een zeer interessant verslag geweest om aan te werken. Zoals ook bleek uit de interventie van de rapporteur, was het namelijk zo dat onze visie op deze kwestie vanuit ideologisch standpunt zeer verschilde.

In dat verband is het belangrijk om niet te vergeten wat er de voorbije weken is gebeurd in Europa, waar we een crisis doormaken van het soort dat we slechts zelden eerder hebben gekend. Die crisis is allereerst het gevolg van het feit dat een aantal lidstaten zich niet om hun eigen financiële situatie hebben bekommerd en geen orde op zaken hebben gesteld. Daarom was het misschien niet zo verbazend dat we zulke uiteenlopende ideologische opvattingen hadden over de vraag of het verstandig is om zo veel geld te lenen en uit te geven als vele landen de voorbije jaren hebben gedaan.

Ik zei het al, wat die kwesties betreft, waren we het absoluut niet eens, wat ook in dit plenum is gebleken. Gelukkig was een zeer ruime meerderheid in de commissie van mening dat er veel hardere maatregelen nodig waren om de situatie waarin we ons bevinden te boven te komen. De voorbije weken heeft de Commissie zeer goede voorstellen voorgelegd. Nu zijn we eindelijk begonnen met het nemen van besluiten die er feitelijk toe zullen leiden dat we orde op zaken zullen kunnen stellen wat de financiële toestand in Europa betreft. Dat is precies wat we moeten doen.

Precies daarom waren de discussies in de commissie op zijn op zijn zachtst gezegd spannend. Het is belangrijk om niet te vergeten dat het niet alleen gaat om de leningen die we vandaag hebben, maar ook om toekomstige uitdagingen zoals de demografie van Europa, zijn vergrijzende bevolking, enzovoort. Dit was een belangrijk verslag en ik denk dat we het in positieve zin hebben geamendeerd. Ik ben ervan overtuigd dat het besluit dat dit Parlement neemt, een goed besluit zal zijn.

 
  
MPphoto
 

  Bas Eickhout (Verts/ALE). - In de huidige discussie rondom deze crisis hebben wij het vooral over begrotingsdiscipline. En terecht, begrotingsdiscipline is belangrijk. Maar dat is niet het hele verhaal. Laten wij deze crisis ook in perspectief blijven zien. En het perspectief is dat wij het eigenlijk nog steeds over een bankencrisis hebben.

Jarenlang hebben de banken met onbegrijpelijke constructies geld verdiend op basis van lucht. En deze luchtbel is in 2008 geklapt. Vervolgens hebben landen die private schuld omgezet in publieke schuld. En dat is nu ook het probleem waar Griekenland mee te kampen heeft, een publieke schuld die het niet kan dragen. In die zin moeten wij als wij het hebben over een strategie voor 2020 ook kijken naar de rol van banken daarin. Het ontbreekt de Commissie volledig aan ambitie in dezen. Er wordt amper iets over de banken gezegd. Wat deze crisis laat zien is dat een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen spaarbanken en beleggingsbanken. Waar blijft de ambitie van de Commissie voor plannen om dit aan te pakken? Dat is één punt.

Wij moeten echter ook kijken naar de economie van de toekomst. De economie van de toekomst gaat efficiënt met haar natuurlijke hulpbronnen om. Ook hier wederom te weinig ambitie van de Commissie. De Commissie stelt of vage doelen, of te lage doelen, bijvoorbeeld 20 procent minder uitstoot van broeikasgassen, hetgeen totaal niet genoeg is om groene innovatie te stimuleren. Hoe krijgen de bedrijven signalen om te investeren in greentech? Dat missen wij ook in de plannen van de Commissie.

Tot slot onze eigen begroting. Ook die moet in lijn zijn met onze eigen strategie. Dat betekent dat het bij de structuurfondsen uiteindelijk moet gaan om het stimuleren van nieuwe groene technologie. Op dit moment subsidiëren wij vooral meer broeikasuitstoot. Waar is geld voor innovatie en waar is het landbouwbudget voor duurzame landbouw? Wij hebben concreetheid en ambitie van de Commissie nodig en geen vage plannen, daar gaan wij deze crisis niet mee redden.

 
  
MPphoto
 

  Kay Swinburne (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, stabilisatiefondsen en reddingspogingen zouden niet het kernpunt van EU 2020 moeten zijn. Dat zou een nieuwe strategie moeten zijn die al onze landen willen volgen om de interne markt van de EU te herlanceren en nieuw leven in te blazen. We moeten gaan kijken hoe we onze economieën zodanig kunnen veranderen dat ze die uitdagingen aankunnen. De enige manier om vooruit te gaan is naar nieuwe industrieën te kijken door middel van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De EU zou een nieuwe economische dynamiek op het gebied van Europees onderzoek moeten stimuleren, waarmee topnetwerken en onderzoeksclusters worden gecreëerd voor geïntegreerde projecten die op grond van innovatie tot nieuwe producten en diensten leiden. Daarbij moeten we de blik richten op nieuwe processen en technologieën en nieuwe zakelijke concepten. We zouden moeten afgaan op bestaande succesvolle projecten en gebruikmaken van de EU-banden om de beste praktijken te vinden.

In mijn eigen kiesdistrict heb ik een bezoek gebracht aan de Universiteit van Glyndŵr, die rechtstreekse banden heeft met hightechbedrijven in Noord-Wales, en daardoor 90 procent van zijn afgestudeerden kon plaatsen, zelfs vorig jaar. Dit heeft niet alleen de vooruitzichten op een baan voor de daar studerende jongeren verbeterd, maar ook de gehele regio Noord-Wales doen opleven. In plaats van de blik te richten op miljardenprojecten en wondermiddelen, moeten we terugkeren naar de grondbeginselen van wat een economie succesvol maakt. In Zuid-Wales zijn er vijf belangrijke bedrijven die zich bezighouden met farmaceutische ontwikkeling en die gebruikmaken van technologieën van wereldklasse. Met een klein beetje hulp van de EU zou deze groep hightechbedrijven tot een centrum van wereldklasse kunnen worden verheven, en een complete economie, die momenteel kwalificeert voor cohesiefondsen, uit het slop kunnen halen en naar een betere toekomst kunnen leiden. We hebben oplossingen nodig die effectief voor onze burgers werken.

 
  
MPphoto
 

  Jacky Hénin (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, u zult het vast niet willen toegeven, maar de realiteit is overduidelijk: liberaal Europa heeft zijn beste tijd gehad. Het is nog slechts een mythe. Hoe kunnen we blijven geloven dat de federale dimensie van de Europese Unie verder verdiept zal worden als er plannen worden gemaakt om de landen met de grootste schulden het vel over de oren te halen om de financiële markten te redden?

Ook de plannen en activiteiten van liberaal Europa stellen weinig meer voor. Met de opeenvolgende crisissen, waarvan de laatste de ergste van allemaal was, is de overheidsschuld opgelopen tot ongekende hoogten. Wat echter nog veel erger is, is dat de geloofwaardigheid van de eurozone in rook is opgegaan. De situatie vereist de nodige solidariteit. Het Verdrag van Maastricht sluit echter elke vorm van solidariteit tussen de landen in de eurozone uit. Dat is de ultieme Europese paradox.

Ook op andere gebieden is te zien dat de fut eruit is voor Europa. Kijk maar naar de onderhandelingen bij de WTO en het verhaal dat ons keer op keer wordt wijsgemaakt, namelijk dat Europa ons zal beschermen tegen de mondialisering. De Europese richtlijnen bieden echter allesbehalve bescherming en zijn de WTO vaak te snel af geweest. In feite zijn we door de Europese Unie buitengewoon kwetsbaar geworden en betalen we daar vandaag de dag de prijs voor met het de-industrialiseringsproces en de verschillende vormen van verplaatsing. In het belang van de volkeren moet het Europese beleid zo snel mogelijk in andere banen worden geleid.

 
  
MPphoto
 

  Mara Bizzotto (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de programmatoewijzingen voor het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 bedragen 308 miljard euro. Tot nu toe heeft Europa een deel van het voor deze Lissabonprioriteiten bestemde bedrag uitgegeven en – gezien de resultaten – verspild. Opdat de EU 2020-strategie succes oogst en de bergen nog uit te geven geld een impuls geven aan de economische groei en het concurrentievermogen bevorderen, zijn twee dingen noodzakelijk: vereenvoudiging en herziening.

Vereenvoudiging zal een sleutelrol spelen om de toegang tot deze middelen te bevrijden van de verlammende bureaucratie: regio's, burgers en bedrijven willen vlotter kunnen handelen om hun mogelijkheden ten volle te kunnen benutten.

Wat de herziening betreft: deze is dringend noodzakelijk om de toewijzingscriteria te veranderen, en wel door de algemene geest van het cohesiebeleid te heroverwegen.

Het cohesiebeleid moet nu meer dan ooit zijn dimensie van meerlagig bestuur kunnen tonen, waarbij de problemen van ons grondgebied daadwerkelijk worden verwoord en vanuit Brussel de zo langverwachte antwoorden worden geformuleerd met betrekking tot de toekomst van ons sociale en economische model.

Geachte collega’s, de taak van degene die – zoals de Europese Unie – verantwoordelijk is voor het verwerken van dergelijke bedragen, omvat onder andere een streng toezicht op de gesteunde projecten en een vastberaden strijd tegen verspilling. Alleen zo zal de EU-2020-strategie erin slagen geen slechte kopie van een slecht origineel te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Regina Bastos (PPE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, we hebben te maken met steeds sneller gaande wereldwijde veranderingen die desastreuze gevolgen hebben voor onze economische, politieke en sociale systemen en daarom ook voor onze burgers. Vandaag de dag zien we dat het vermogen van landen om een antwoord te bieden in ongekende mate is verzwakt. De Europese Unie moet daarom gemeenschappelijke doelen en bondgenoten vaststellen en helder en met vereende krachten handelen op het wereldtoneel.

Uitzonderlijke situaties vereisen een duidelijke gemeenschappelijke aanpak. Als we niet de noodzakelijke krachtige maatregelen treffen en de gezamenlijke verantwoordelijkheid op ons nemen, zal Europa gedoemd zijn steeds meer uitgesloten te worden en in armoede te vervallen. Alleen een sterk Europa dat collectieve voorschriften in acht neemt zal in staat zijn een passend antwoord te bieden op het nieuwe tijdperk.

Verzwakte en met schulden bezwaarde landen missen het vermogen hun burgers te beschermen. We moeten daarom in staat zijn om het vertrouwen van het publiek te heroveren en de strijd die gevoerd wordt over stabiliteit, strikte begrotingsdiscipline, het scheppen van banen, de stabiliteit van de monetaire unie, mondialisering en strategische keuzen, te winnen.

We moeten dit doen, of het risico lopen dat we onze toekomst op het spel zetten. De toekomst is aan ons als we ons inzetten voor sociale cohesie, het waarborgen van vrede en het opbouwen van een nieuw model op basis van de waarden van vrijheid, sociale rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid. De 2020-strategie en de geïntegreerde EU2020-richtlijnen vormen derhalve belangrijke aspecten van een nieuwe cyclus van groei en werkgelegenheid in Europa.

Voor een juiste uitvoering hiervan moeten heldere en meetbare doelstellingen worden opgesteld met betrekking tot werkgelegenheid, onderwijs en armoedebestrijding. Om de strategie te laten slagen en te zorgen dat deze op de juiste wijze wordt toegepast is het van wezenlijk belang dat alles in het werk wordt gesteld om de lidstaten te stimuleren bij het omzetten van hun nationale doelstellingen.

 
  
MPphoto
 

  Constanze Angela Krehl (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, het huidige cohesiebeleid is onder de titel ‘Strategie van Lissabon’ begonnen. Ik ben er echter heilig van overtuigd dat het cohesiebeleid een enorme bijdrage aan de EU 2020-strategie kan en zal leveren, niet alleen omdat wij over een aanzienlijke begroting beschikken – in vergelijking met ander Europees beleid – maar vooral omdat door het cohesiebeleid een duurzame ontwikkeling in de regio’s kan ontstaan en herstructureringsprocessen en ook uitdagingen in de regio’s goed kunnen worden begeleid.

Voor mij en onze fractie staat echter één punt centraal: cohesiebeleid kan slechts functioneren indien het belang van de economische ontwikkeling gelijkgesteld wordt aan dat van de sociale ontwikkeling en de ondersteuning van werknemers door middel van opleidingen. Dan kunnen we in principe werkelijk de gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen voor de fondsen waarover wij beschikken. Dat is net als hardware en software samen – los van elkaar functioneert het niet.

 
  
MPphoto
 

  Ramona Nicole Mănescu (ALDE).(RO) Allereerst wil ik de heer Cortés Lastra feliciteren met zijn inspanningen voor dit verslag. Het verslag legt opnieuw de nadruk op de belangrijke bijdrage die het cohesiebeleid heeft geleverd aan de doelstellingen van de EU 2020-strategie. Daarom moeten we ervoor zorgen dat de regionale focus van het cohesiebeleid wordt erkend als onderdeel van deze strategie.

Wij allen zijn ons ervan bewust dat een effectieve uitvoering van de strategie grotendeels afhankelijk is van de manier waarop deze is ontworpen. Daarom ben ik van mening dat lokale en regionale autoriteiten er al in de opstellingsfase bij betrokken moeten worden, om te zorgen dat in een later stadium daadwerkelijk effectieve resultaten worden behaald. Daarnaast is beter bestuur op een aantal niveaus de garantie voor een effectieve uitvoering van het cohesiebeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

Ik ben van mening dat de lidstaten, de begunstigden van dit beleid, de sleutelrol die zij momenteel hebben in het besluitvormingsproces met betrekking tot het cohesiebeleid binnen de Raad, moeten behouden. Tot slot verwelkom ik de erkenning van de rol van de structuurfondsen bij het bereiken van de doelstellingen van de strategie. Ik wil echter de aandacht vestigen op het feit dat we opnieuw de valkuil moeten vermijden dat we deze fondsen in de toekomst gebruiken als sanctiemiddel tegen lidstaten. Ik ben van mening dat dergelijke maatregelen totaal in strijd zijn met de werkelijke doelstellingen van het cohesiebeleid.

 
  
MPphoto
 

  François Alfonsi (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het kernwoord van de EU 2020-strategie is groei. Maar of men het nu intelligente, duurzame of inclusieve groei noemt is niet belangrijk – er heerst momenteel een crisis in Europa die morgen niet zal verdwijnen. De cijfermatige doelstellingen van de EU 2020-strategie – verbetering van de werkgelegenheid, vermindering van de armoede enzovoort – klinken in feite slechts als vrome wensen. Er wordt namelijk een beroep gedaan op hetzelfde model als de mislukte Lissabonstrategie.

Europa wordt geconfronteerd met een crisis, die een project met meer visie en meer politieke inhoud vergt, waaronder de nieuwe ideeën waaraan het in de EU 2020-strategie danig ontbreekt.

Op een van deze ideeën wil ik de nadruk leggen. Zouden wij het benutten van de culturele diversiteit van Europa niet als doel moeten stellen? Het gaat hier om een kernwaarde van de Unie, die als grondstof kan dienen voor de economische ontwikkeling van Europa op een wijze die andere continenten niet kunnen evenaren, door middel van immateriële goederen zoals de cultuureconomie, en van materiële goederen zoals de specifieke regionale producten van Europa.

De ontwikkelde strategische visie is overigens bijna uitsluitend gericht op de lidstaten. Op deze wijze blijven de staten Europa ophouden op een gepasseerd station, met hun grenzen, hun historische redeneringen en hun gecentraliseerde besturen.

Er moet een grotere regionale dimensie zijn in de toekomststrategie van de Europese Unie. Het is ook nodig om macroregionale strategieën te stimuleren, waarmee het beleid van ruimtelijke ordening gereorganiseerd wordt rond de natuurlijke levensbronnen van het continent, eveneens culturele en historische bronnen: de Baltische Zee, de Westelijke Middellandse Zee, de Donau, de Alpen, de Atlantische Boog, etc.

Een dergelijke benadering wordt op dit moment afgerond, met name voor de Baltische Zee, maar deze komt niet terug in de EU 2020-strategie en loopt sterk het risico om in de kiem te worden gesmoord als het gaat om middelen te verkrijgen voor de uitvoering ervan. Naar onze mening heeft de gepresenteerde EU 2020-strategie een sterk conventioneel en technocratisch karakter, en ontbeert zij politieke visie.

 
  
MPphoto
 

  Zbigniew Ziobro (ECR). - (PL) De EU 2020-strategie is een document dat voor het komende decennium de ontwikkelingsrichtingen van de Unie moet uitzetten. Als we echter willen dat dit document het lot van de Lissabonstrategie bespaard blijft, dan moet het veel realistischer zijn en dichter bij de ambities van de lidstaten blijven. Uit dit oogpunt zijn de amendementen op de voorstellen van de Commissie die door het Parlement zijn aangenomen te waarderen, zeker waar het gaat om de versterking van de interne markt, vermindering van het protectionisme, voorzetting van het cohesiebeleid en steun voor de landbouw.

Toch moet nog steeds worden benadrukt, dat de invoering van een rechtvaardig klimaatbeleid noodzakelijk is; een beleid dat voorkomt dat door overmatige belasting de landen van Midden- en Oost-Europa voor altijd de arme tak van de Europese familie blijven.

Tot slot wijs ik er nog op, dat innovatie dan wel het centrale concept is van de EU-strategie, maar dat we de voortzetting van het cohesiebeleid en de steun aan de landbouw niet over het hoofd mogen zien. Hierdoor kunnen de armere regio’s hun ontwikkelingsachterstanden wegwerken.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat een industriebeleid dat alleen gebaseerd is op op internationaal vlak opererende hoogtechnologische ondernemingen geen succes zal worden. We moeten ook aandacht besteden aan de hele sector van de kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder ook de kleinschalige fabrikanten en winkeliers. Het innovatiebeleid moet ook aan deze ondernemingen aandacht besteden.

Uit hoofde van deze strategie moeten met name condities worden gegarandeerd waardoor kleine en middelgrote ondernemingen op gelijke voet staan met hun concurrenten buiten de EU, door de aanname van beschermingsclausules en drastische en doeltreffende maatregelen tegen het bijzonder ernstige probleem van vervalsing, ook door middel van efficiënte instrumenten voor handelsbescherming. Het is belangrijk dat het beheer van de EU 2020-strategie niet alleen in handen blijft van de Commissie, maar op diverse niveaus wordt uitgevoerd, waaronder het nationale en macroregionale.

Wij moeten beginnen te werken aan een beleid en een strategie die zich toespitsen op het plaatselijke niveau en de realiteit van productie in de praktijk, en ik onderstreep hierbij dat de productiesituatie in Padania aandacht behoeft. Met andere woorden, wij vragen meer aandacht voor de realiteit van de daadwerkelijke productiesituatie in de praktijk en, ik herhaal, in het bijzonder voor de MKB-structuur die in ieder land in Europa de ruggengraat vormt van de productie en dus de echte hoop voor de toekomst van de productie en ontwikkeling van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Bendt Bendtsen (PPE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het was de bedoeling dat we “the most competitive and knowledge-based economy in the world” zouden worden, maar het is anders gelopen. De uitdagingen waar Europa in de komende jaren mee te maken krijgt, zijn enorm. De problemen die we momenteel in Griekenland zien en misschien over niet al te lange tijd in een aantal andere landen zijn het gevolg van twee omstandigheden: het gebrek aan concurrentievermogen in Europa en het feit dat de Europeanen boven hun stand hebben geleefd, dat wil zeggen dat we meer geld hebben uitgegeven dan we hebben verdiend, en dat we meer geld hebben uitgegeven dan wordt gedekt door onze productie.

Veel economen willen economie graag ingewikkelder maken dan het is, maar de verklaring is eenvoudig: de markt heeft simpelweg het vertrouwen verloren dat de Europese landen met grote schuldenlasten kunnen concurreren en aan hun verplichtingen voldoen, dat is de oorzaak. Het grote probleem van Europa is, zoals ik al zei, het gebrek aan concurrentievermogen, en voor dit probleem moet de EU 2020-strategie een oplossing bieden. We moeten ons concurrentievermogen ten opzichte van andere landen verbeteren en de lidstaten moeten hun economieën op orde krijgen, terwijl ze tegelijkertijd in de toekomst moeten investeren.

Het kan inderdaad noodzakelijk worden om te bezuinigen op dat wat we sociale voorzieningen noemen, om het geld te gebruiken voor onderwijs en onderzoek. Kleine en middelgrote ondernemingen vormen de ruggengraat van de Europese economie. Daarom moeten we ze serieus nemen in deze strategie. Ze hebben geen kapitaal en hebben moeite om geld te lenen. Hier moeten we iets aan doen. Vele kleine middelgrote ondernemingen zijn uitgesloten van openbare aanbestedingen, zowel in de lidstaten als, met name ook, in verband met EU-aanbestedingen, waarbij de grote bedrijven prioriteit krijgen.

Tot slot wil ik zeggen dat we ook op het gebied van administratieve lasten moeten blijven strijden. De administratieve regels die we maken, zijn immers een grote last voor de kleine bedrijven die slechts weinig werknemers hebben. Tot slot moeten we kleine en middelgrote ondernemingen helpen om de exportmarkten te betreden.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Gaetano Cofferati (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik denk dat wij allemaal een groot risico lopen, namelijk dat we ons alleen concentreren op de crisis. Na de actie waarbij het fonds tot bescherming van de euro is opgericht, om de in moeilijkheden verkerende landen te helpen en de speculatie een halt toe te roepen, kunnen we er niet omheen dat de discussies in dit Huis zich hebben toegespitst op de thema’s vernieuwing en stabiliteit, waarbij al het andere werd genegeerd. Dit zijn onderwerpen voor de lidstaten.

Deze focus is zodanig geweest dat de onderwerpen van het financiële en bancaire systeem en de aanverwante problemen van toezicht en regulering terzijde zijn geschoven en bijna zijn vergeten. Ik ben er echter van overtuigd dat wij bij de bepaling van ons beleid rekening moeten houden met de context. Het heette niet voor niets het “stabiliteits- en groeipact.” Een nog correcter benaming zou zijn geweest “stabiliteitspact voor groei.”

Wij moeten weer gaan praten over groei en ontwikkeling. Dit is de beste manier om een halt toe te roepen aan speculatie en vertrouwen te stellen in de echte investeerders. Zonder voorstellen in het kader van de groei – ik denk hierbij aan de door de heer Monti genoemde belastinguniformiteit, middelen voor investeringen, het beschikbaar maken van eurobonds en aan cohesie-instrumenten, omdat cohesie een bijzonder belangrijke factor is voor het concurrentievermogen – zal het, zeker op dit moment, moeilijk worden om dit positieve klimaat te creëren.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE).(SV) Mijnheer de Voorzitter, de voorbije tijd heeft ons geleerd hoe belangrijk gezonde overheidsfinanciën zijn. Het is daarom op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat de rapporteur, de heer Hoang Ngoc, strikte eisen tot naleving van het stabiliteits- en groeipact wil afzwakken en zelfs schrappen. De waarheid is dat het integendeel noodzakelijk is dat de EU zich nu toespitst op het onder controle krijgen van haar ontsporende schulden. Anders zou de toekomst nog angstaanjagender kunnen zijn.

In de jaren negentig was ik lid van het Zweedse parlement. Ik was lid van de Commissie financiële zaken toen onze overheidsfinanciën instortten. Ik ben er bepaald niet trots op, maar het is de waarheid: een poosje hadden we een rentevoet van 500 procent! Hij ging in de richting van 2 000 procent, wat betekende dat we goed op weg waren om een bananenrepubliek te worden. Maar ook die 500 procent volstond niet eens. Onze munt liep op de klippen en George Soros zegevierde.

Het Zweedse volk stonden moeilijke tijden te wachten, maar we leerden één ding, mijnheer Hoang Ngoc, en dat was onze financiën op orde te houden. Hetzelfde geldt voor Europa – orde leidt tot stabiliteit en groei.

 
  
MPphoto
 

  Michail Tremopoulos (Verts/ALE).(EL) Europa is nog steeds geconfronteerd met een multidimensionale crisis die vooral de werkgelegenheid en de lage inkomens treft. Toen de Europese Unie begon, was er enkel armoede daar waar geen werk was. Nu is 9,6 procent van de Europeanen werkloos en moet 8 procent van de werkende bevolking rondkomen met een inkomen beneden de armoedegrens. Welke vooruitzichten zijn er voor 2020?

De combinatie van werkloosheid en armoede wordt nog verergerd door de druk die uitgaat van het gemak waarmee mensen kunnen worden ontslagen. Op Europees niveau is er geen bescherming tegen ontslagen en op nationaal niveau wordt de desbetreffende wetgeving afgezwakt, zoals bijvoorbeeld in Griekenland het geval is. En dit alles in het jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting!

Daarom is er behoefte aan een minimumkader met ontradende maatregelen voor ontslagen. Daarvoor zijn voorstellen gedaan, voorstellen die gebaseerd zijn op de erkenning dat massaontslagen onrechtmatig zijn als zij worden verricht door ondernemingen die winstgevend zijn in het land waarin ze actief zijn. Logischerwijs vloeit daar uit voort dat dergelijke ondernemingen moeten worden uitgesloten van Europese subsidies, zwaarder moeten worden belast, boetes moeten betalen en ontvangen financiële middelen moeten terugbetalen. De vraag is echter of sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen niet ook betekent dat deze ondernemingen verplicht zijn te functioneren als onderdeel van de samenleving. Of mogen ze zich zo maar gedragen als concurrenten van de werknemers?

 
  
MPphoto
 

  Vicky Ford (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom veel van de doelen van de EU 2020-strategie: de concentratie op door innovatieve bedrijven geleide groei, op duurzame groei en op het bereiken van een hoog werkgelegenheidsniveau. Om dit te verwezenlijken moet de EU echter niet alleen denken, maar doen.

Bij het doorvoeren van essentiële hervormingen van de financiële dienstverlening moeten we bijvoorbeeld niet vergeten dat innovatieve bedrijven en hun werkgevers toegang moeten hebben tot kapitaal in mondiale markten. Onze lidstaten moeten ook toegang tot die mondiale kapitaalmarkten hebben. Hoewel alle ogen gericht zijn op de Europese stabilisatiefondsen, en of deze op dit moment enige vermindering van de huidige volatiliteit teweeggebracht hebben, zal het langetermijnvertrouwen in principe alleen worden verkregen als, naast deze ambitieuze groei, onze tekorten onder controle worden gebracht en de overheidsfinanciën zelf duurzaam blijken te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Johannes Hahn, lid van de Commissie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het debat van vandaag aantoont dat het een essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van de strategie kan en moet leveren. Ik wil op grond van mijn verantwoordelijkheid in het bijzondere de heren Van Nistelrooij en Cortés Lastra voor hun verslagen bedanken en al degenen die hier intensief aan hebben meegewerkt. Zij zullen een belangrijke invloed op de vormgeving van het regionaal beleid uitoefenen en in beide verslagen is aangetoond hoe belangrijk het is dat naar alle regio’s van Europa wordt gekeken en dat het regionaal beleid juist een beleid voor alle regio’s moet en kan zijn en dit in de toekomst ook zou moeten zijn.

Beide verslagen tonen uiteindelijk de positieve effecten van deze maatregelen aan en ik dank daarom vooral de heer Cortés Lastra voor deze belangrijke bijdrage. Hij heeft gewezen op wat uiteindelijk, ondanks alle kritiek, bereikt kon worden met de Lissabon-strategie, en laten zien dat uiteindelijk niet alleen de gedachte maar ook de consequente uitvoering van het concept van earmarking belangrijke gevolgen heeft gehad, vooral op het gebied van innovatie en onderzoek.

Tegen mevrouw Schroedter, die vond dat we dit een bittere ervaring kunnen noemen, moeten we zeggen dat er natuurlijk een plan moet zijn. De regio’s, de lokale structuren en uiteindelijk alle individuele projectontwikkelaars hebben en hadden de mogelijkheid en zullen die ook in de toekomst hebben, om onder één dak afzonderlijke projecten en doeleinden na te streven. Er moeten natuurlijk zwaartepunten en prioriteiten worden vastgesteld, en dat is de gedachte van earmarking, maar met tegelijkertijd een bottom-up- en een top-down-aanpak kan zeer veel worden bereikt.

Ook uit het onlangs door mij gepresenteerde strategische verslag over de verslagen van de 27 lidstaten met betrekking tot de stand van zaken van de uitvoering van de lopende programmaperiode, blijkt hoe duurzaam en zinvol earmarking is, want van de tot nu toe toegewezen 93 miljard euro is 63 miljard voor Lissabon-doelstellingen gebruikt, dat wil zeggen voor onderzoek, innovatie en investeringen in scholing en ten slotte ook voor de transportsector en infrastructuur in de ruimste zin.

Regionaal beleid – en dat is in het verslag-Van Nistelrooij zeer goed uitgewerkt – is een motor voor innovatie die bepaalde ontwikkelingen kan stimuleren en ervoor kan zorgen dat de Europese samenleving uiteindelijk op de wereldmarkt concurrerend kan zijn en kan blijven. In 246 van de meer dan 450 lopende programma’s blijkt onderzoek en innovatie centraal te staan. Dit laat heel duidelijk zien dat zwaartepunten als onderzoek en ontwikkeling nodig zijn en dat daaraan moet worden vastgehouden.

Daarom lag het voor de hand om alleen al in de huidige programmaperiode 86 miljard euro voor dit gebied beschikbaar te stellen, drie keer meer dan in de periode 2000-2006. Er moet natuurlijk juist op het gebied van onderzoek en innovatie meer coördinatie komen. Uitstekende prestaties en een grote geografische spreiding zijn niet met elkaar in tegenspraak. Brain circulation moet ons doel zijn en niet brain drain uit enkele of veel regio’s naar een paar andere. We moeten er integendeel voor zorgen dat er juist op het gebied van onderzoek, innovatie en ontwikkeling een circulatie van kennis en van de hierbij betrokken mensen plaatsvindt.

Juist nu we aan de volgende programmaperiode denken, moet een van de belangrijke doelstellingen zijn om ons niet louter te richten op de uitvoering, dus op de correcte financiële afwikkeling, maar in onze benadering en aanpak meer resultaatgericht te zijn. Een van de grote stappen vooruit van EU 2020 ten opzichte van Lissabon moet zijn dat we werkelijk in staat zijn om Europese doelstellingen om te zetten in nationale, regionale en tenslotte ook lokale doelstellingen, waarmee we de strategieën ook tastbaar, zichtbaar en begrijpelijk maken.

Een laatste opmerking is dat het regionaal beleid volgens mij investeringsbeleid moet zijn, gericht op investeringen in alle regio’s. Uiteindelijk profiteren alle regio’s van geslaagde investeringen in afzonderlijke regio’s, want we moeten steeds bedenken dat twee derde van de Europese export van iedere afzonderlijke lidstaat naar de Europese Unie gaat, dus naar de andere 26 landen. Dus als het goed gaat met deze landen, dan gaat het ook goed met de 27e lidstaat. Dat moet een doelstelling zijn en wanneer we vandaag debatteren over de vraag hoe we de crisis kunnen aanpakken, dan is enerzijds natuurlijk de herstructurering van de begroting aan de orde, maar anderzijds moet de groei een belangrijk element vormen. Alleen op die manier kunnen we op den duur succesvol uit de crisis komen en daarbij kan het regionaal beleid ook een belangrijke bijdrage leveren.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn vijf vragen naar voren gebracht over economische governance plus twee vragen over Europa 2020. Ik zal proberen ze in vijf minuten te beantwoorden, en om dat te kunnen doen zal ik in het Engels spreken in plaats van in mijn moedertaal.

Geachte leden, de eerste vraag gaat over hoe de Commissie het toezicht op de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wil gaan versterken en hoe de Commissie ervoor wil gaan zorgen dat de nationale parlementen en het Europees Parlement een actieve rol spelen in het multilaterale proces van toezicht.

Ter beantwoording van de eerste vraag wil ik verwijzen naar de mededeling van de Commissie over Europa 2020, waarin zij een belangrijke rol voor het Europees Parlement voorstelt, niet alleen in zijn hoedanigheid als medewetgever maar ook als stuurkracht om burgers en de nationale parlementen te mobiliseren. De Commissie benadrukt ook het belang van de vestiging van een permanente dialoog tussen diverse overheidsniveaus, bestaande uit nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten en nationale parlementen, evenals sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

De tweede vraag betreft het stabiliteits- en groeipact en de extra instrumenten die de Commissie kan voorzien om dit pact aan te vullen. In dit opzicht wil ik verwijzen naar onze mededeling over de versterking van de coördinatie van het economisch beleid, die we vorige week hebben aangenomen. In deze mededeling heeft de Commissie voorstellen beschreven over de versterking van de naleving van het stabiliteits- en groeipact en een meer diepgaande coördinatie van het begrotingsbeleid. De Commissie wil met name de coördinatie van het begrotingstoezicht en -beleid meer vooruitziend maken. Vooral in de eurozone lijkt een verderstrekkende benadering van de beoordeling van het begrotingsbeleid van lidstaten gerechtvaardigd, waaronder een meer diepgaande beschouwing van de zwakke punten in nationale begrotingsplannen voordat ze worden aangenomen. Om lidstaten bovendien de juiste stimulansen te bieden om onevenwichtigheden in de begroting aan te pakken kan de werking van de buitensporigtekortprocedure worden verbeterd door de afzonderlijke procedures te versnellen, vooral bij lidstaten die het pact herhaaldelijk schenden. De Commissie stelt ook voor het kader voor macro-economische preventie voor lidstaten in de eurozone te versterken door een permanent crisisoplossingskader te vestigen. Onder het voorgestelde mechanisme zou de EU schuldpapieren kunnen uitgeven om noodleningen te financieren aan lidstaten in de eurozone die in nood verkeren.

De derde vraag betreft de verschillen tussen twee documenten van de Commissie: aan de ene kant de mededeling van juni 2006 over overheidsfinanciering in de EMU 2006, en aan de andere kant het EMU 10-verslag van 2008. De beleidsadviezen die we in 2006 gaven, waren gericht op de veranderingen die de hervorming van het pact in 2005 teweeg had gebracht. Het EMU 10-verslag van 2008 is consistent met wat er destijds werd geschreven, bijvoorbeeld over de relevantie van duurzaamheid op de lange termijn, over de noodzaak in goede tijden stimuleringsmaatregelen te nemen en over de positieve rol van nationale begrotingskaders. Tegelijkertijd nopen de lessen die we uit ruim 10 jaar EMU hebben geleerd en het recente effect van de crisis tot een aangepaste maar nog steeds consistente beoordeling. De mededeling van vorige week over de versterking van de coördinatie van het economisch beleid is erop gericht het pact strenger te maken zowel met betrekking tot het preventieve als het corrigerende aspect. Er staan ook gedetailleerde voorstellen in tegen de achtergrond van de nieuwe mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt.

Wij stellen voor het kader van het stabiliteits- en groeipact te versterken, zowel wat betreft de preventieve als de corrigerende dimensie; het toezicht op de macro-economische onevenwichtigheden en de trends in het concurrentievermogen binnen de eurozone te verbreden; een Europees semester in te voeren om de coördinatie van een geïntegreerd economisch beleid op voorhand te versterken; en ten slotte naar een solide en permanent mechanisme voor crisisoplossing toe te werken voor de lidstaten in de eurozone die in financiële nood verkeren.

De vierde vraag handelt over de in maart 2010 door de Europese Raad opgerichte taskforce om de economische governance in de Unie te verbeteren. De Commissie zal daar op opbouwende wijze in het belang van de Unie en met volledige eerbiediging van haar initiatiefrecht aan meewerken. De mededeling van vorige week houdt al een aanzienlijke bijdrage aan de taskforce in. Het Europees Parlement is binnen deze context duidelijk een zeer grote belanghebbende in de hervorming van de economische governance van de EU. Het Parlement levert door middel van zijn werkzaamheden en verslagen in de betreffende commissies – met name commissies betreffende de economische crisis – al waardevolle bijdragen aan de beraadslagingen van de taskforce.

De vijfde en laatste vraag gaat over het vertrouwen dat weer moet worden opgebouwd in de Europese banken en financiële markten en in het Europese project in het algemeen. Ik zal dit kort samenvatten, want het is een zeer breed onderwerp. Ik denk dat hier drie belangrijke punten moeten worden onderstreept: ten eerste het belang van financiële regulering om een veel veiliger financieel stelsel te creëren; ten tweede het voor iedereen heel duidelijk, transparant en begrijpelijk maken van de regelgeving voor begrotingsstabiliteit; en ten derde het herstellen van het groeipotentieel van Europa. Daarom speelt Europa 2020 ook een belangrijke rol in deze context. Dus mijns inziens zijn deze elementen allemaal even belangrijk om het vertouwen in het Europese project te herstellen.

En daarmee kom ik bij de twee vragen over de EU 2020-strategie. Conform de conclusies van de Europese Voorjaarsraad, met name wat betreft de streefdoelen van de EU 2020-strategie, is de Commissie begonnen er met de lidstaten aan te werken nationale doelen te stellen om de streefdoelen te onderbouwen. Om deze werkzaamheden te vereenvoudigen heeft de groep voor de indicatoren van het Comité voor de werkgelegenheid twee alternatieve technische benaderingen geboden waarin wordt getoond wat elke lidstaat zou moeten doen om ervoor te zorgen dat de EU het streefcijfer van 75 procent voor de werkgelegenheidsniveaus haalt.

In de laatste week van april en de eerste week van mei hebben de Commissie en het voorzitterschap een ronde van bilaterale besprekingen gehouden om de eerste ideeën over potentiële nationale doelen voor de strategie uit te wisselen. Deze besprekingen waren zeer succesvol en stelden ons in staat in eerste instantie een idee te krijgen waar de lidstaten staan en de zeer specifieke economische omstandigheden te begrijpen die elke lidstaat eigen zijn. De bilaterale bijeenkomsten toonden aan dat de meeste lidstaten sterk achter de streefdoelen staan en bereid zijn ambitieuze nationale doelen te stellen om de door de Voorjaarsraad gestelde streefdoelen te verwezenlijken. De Commissie zal op grond van de algehele uitkomst van deze besprekingen de resultaten bijeenbrengen, die dan als inbreng zullen dienen voor de diverse Raadsformaties in mei en juni. Indien er verschillen zijn tussen een EU-doel en het totaal van de nationale doelen, willen wij de besprekingen met de lidstaten voortzetten om te bekijken hoe maatregelen op nationaal of EU-niveau de EU dichter bij de streefdoelen kunnen brengen. De Europese Raad heeft gezegd het streefdoel in juni op grond van de verdere werkzaamheden te zullen beoordelen.

Men is vooral geïnteresseerd in een toelichting van het doel voor armoedebestrijding, als u mij toestaat. De Voorjaarsraad heeft de Commissie gevraagd de lidstaten te helpen geschikte indicatoren te identificeren die het streefdoel van de EU voor sociale insluiting ondersteunen, met name door armoedevermindering. Na de bezorgdheden van de diverse lidstaten te hebben gehoord heeft de Commissie een mogelijk compromisvoorstel gepresenteerd. Het voorstel is gebaseerd op drie belangrijke indicatoren van armoede in de EU, namelijk: risico op armoede; materiële ontbering; en het aantal werkloze huishoudens. Samen weerspiegelen ze de veelzijdige aard van armoede en de verscheidenheid aan omstandigheden in de lidstaten. Terwijl een aantal delegaties binnen het Comité voor sociale bescherming te kennen heeft gegeven het voorstel van de Commissie te steunen, dringen sommige delegaties erop aan in het gestelde EU-doel het aspect van de arbeidsmarkt op te nemen. De Commissie is de mogelijke oplossingen actief aan het verkennen.

Wat betreft governance zou ik u willen geruststellen met de mededeling dat we veel waarde hechten aan uw rol in de nieuwe strategie en aan uw inbreng. Voorzitter Barroso heeft duidelijk gemaakt dat het een van zijn belangrijkste punten voor zijn tweede ambtstermijn is het Parlement nauwer te betrekken in Europa 2020. Wij doen ons best ervoor te zorgen dat het Parlement voldoende tijd zal hebben om dit jaar tot een standpunt te komen. Persoonlijk zal ik mij er volledig voor inzetten u daarbij op alle mogelijke manieren te helpen. We moeten alle belangrijke EU-instellingen erbij hebben als we de benodigde politieke inbreng willen hebben en de strategie willen laten slagen.

Wat betreft onderwijs en opleiding, dat onderwerp is van de tweede vraag over EU 2020, zou ik eigenlijk het volgende willen zeggen. Al bij het crisisoplossingsplan van november 2008 heeft de Commissie de lidstaten opgeroepen de investering in onderwijs en opleiding te behouden, en we zullen deze richting blijven aanhouden. Over het algemeen hebben de lidstaten positief gereageerd op de oproep de herstelmaatregelen te richten op slimme investering in middelen voor toekomstige groei. Veel regeringen hebben noch de steun aan studenten verlaagd, noch de inschrijving teruggedrongen. Integendeel, in veel herstelpakketten zijn maatregelen opgenomen om een grotere deelname in het onderwijs, met name het hoger onderwijs, te ondersteunen. Ondanks de crisis zijn de voor 2010 aangekondigde onderwijsbegrotingen in veel lidstaten constant gebleven of verhoogd. We zien echter inderdaad tekenen van geplande verlagingen van de onderwijsbegrotingen van andere landen.

We moeten er wel aan denken dat sommige regeringen al algemene bezuinigingen in overheidsbegrotingen hadden gepland – en in sommige gevallen al hadden doorgevoerd – voordat de crisis begon. Veel van deze bezuinigingen zouden het onderwijs treffen. Andere lidstaten zijn manieren aan het verkennen om de financieringsbronnen te spreiden. De Commissie zal deze kwestie aandachtig blijven volgen. In sommige landen ontstaan er nu pas financiële beperkingen. Wij zullen de algemene overheidsbegrotingen evenals de efficiency van investeringen in de gaten houden.

Op Europees niveau en binnen het bestaande meerjarig financieel kader wil de Commissie maatregelen die de doelstellingen van Europa 2020 ondersteunen tot prioriteit stellen. Stimulering van economisch herstel, investering in de jongeren van Europa en opbouw van de toekomstige infrastructuur vormen de prioriteiten van de ontwerpbegroting voor 2011 die de Commissie onlangs heeft aangenomen. Ondersteuning van het kerninitiatief “Jeugd in beweging” betekent het versterken van de programma’s “Een leven lang leren” en “Jeugd in actie” evenals de “Marie Curie”- en “Erasmus voor ondernemers”-activiteiten.

Laten we niet vergeten dat we op dit gebied ook ingrijpen door middel van de structuurfondsen. Met een begroting van 76 miljard euro voor de periode 2007-2013 helpt het Europees Sociaal Fonds jongeren van het onderwijs over te stappen naar het arbeidsgebeuren. Het helpt mensen ook terug te keren naar het onderwijs om hun vaardigheden op te frissen en uit te breiden. Ongeveer een derde van de begunstigden van het Europees Sociaal Fonds bestaat uit jongeren. Het fonds kent bovendien 8,3 miljard euro toe – en dat vertegenwoordigt grofweg 11 procent van de algehele begroting van het fonds – voor de hervorming van onderwijs- en opleidingsstelsels van lidstaten.

Dit alles toont aan dat de EU 2020-strategie het beginsel van de kenniseconomie versterkt en dat onderwijs en opleiding daar de kern van vormen. Wij zullen ervoor zorgen dat we de middelen hebben om onze doelen te halen.

 
  
MPphoto
 

  David Casa (PPE). (MT) Ik vind het buitengewoon verontrustend dat de economische crisis een belangrijke nasleep zal hebben op de lange termijn. Met het stijgen van de leeftijd van de bevolking zullen de lidstaten zich steeds meer moet inspannen om hun socialezekerheidsstelsel houdbaar te houden. Ook ik zie in dat de overheidsuitgaven gediversifieerd moeten worden om ervoor te kunnen zorgen dat Europa daadwerkelijk zijn visie voor 2020 tot stand kan brengen. Dat neemt echter niet weg dat deze uitgaven mijns inziens deel dienen uit te maken van het nationaal fiscaal beleid. Willen we het geheel fiscaal houdbaar houden, dan dienen we gezien de sterke achteruitgang van de geboortecijfers alsook de steeds verder vergrijzende bevolking een duidelijke beleidsommezwaai te maken. Daarbij dient bovendien fors rekening te worden gehouden met de stijgende pensioenaanspraken en het grotere beroep dat gedaan zal worden op de medische zorgverlening.

De Europese Unie heeft gezien de demografische trends alle belang bij een strategie die oudere burgers motiveert langer te blijven werken. Het is van cruciaal belang dat bij het opstellen van een dergelijke strategie rekening wordt gehouden met de van lidstaat tot lidstaat verschillende omstandigheden en behoeftes. Er is geen hapklaar standaardbeleid; alles dient op maat te worden gesneden van de lidstaten. Het is dan ook van cruciaal belang dat het aantal op de arbeidsmarkt actieve mensen stijgt en dat we kansen creëren voor hoogstaande werkgelegenheid. Daardoor vermindert niet alleen de afhankelijkheid van de sociale zekerheid, maar zullen tevens meer mensen bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel.

Wat banen en scholing betreft, is het van cruciaal belang dat de Europese Unie inzet op actieve en inclusieve werkgelegenheid, met andere woorden: dat zij ernaar streeft het volledige potentieel van alle mensen die kunnen werken – vrouwen in het bijzonder – te benutten en te werken aan de integratie van al degenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan en hun daartoe alle noodzakelijke instrumenten aan te bieden. Mijnheer de commissaris, nu we de eerste weken in onze nieuwe functie achter de rug hebben, is het de hoogste tijd om de mouwen op te stropen en aan de slag te gaan om de doelstellingen waarmee de werkgelegenheid binnen de Europese Unie stijgen zal, ook daadwerkelijk tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Ole Christensen (S&D). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, we verliezen dagelijks duizenden arbeidsplaatsen in Europa, en de EU 2020-strategie is bedoeld als aanpak van de EU voor de uitdagingen van de toekomst en voor de manier waarop we het concurrentievermogen kunnen handhaven en versterken, zodat we groei en meer arbeidsplaatsen kunnen creëren. Daarbij moeten we een keuze maken voor een route: willen we concurreren op basis van lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden of willen we concurreren op basis van kennis en competenties, groene banen van hoge kwaliteit en fatsoenlijke omstandigheden op de arbeidsmarkt?

In dit verband is het enigszins zorgwekkend om te zien dat de Commissie zich eenzijdig concentreert op de flexibiliteit binnen het flexizekerheidmodel. Dat is niet zinvol. Mensen moeten beschermd en veilig zijn, voordat ze flexibel kunnen zijn. Er moet een vorm van steun zijn waarvan mensen kunnen leven, als ze hun baan verliezen. Mogelijkheden voor nascholing moeten beschikbaar zijn, zodat mensen kunnen rondkijken en zich oriënteren op de arbeidsmarkt om de best mogelijke banen te vinden. Dit vereist investeringen in de lidstaten, maar dit zijn investeringen die zich op de lange termijn terugbetalen.

De Commissie moet meer doen in verband met sociale dumping. Wie van het ene land naar een ander land verhuist om te werken, moet werken onder de voorwaarden die gelden in het nieuwe land. De Commissie moet ervoor zorgen dat iedereen onderworpen is aan de regels inzake migrerende werknemers, dat iedereen onderworpen is aan de regels die op EU-niveau gelden en dat de regels van de interne markt geen voorrang krijgen op de regels inzake de rechten van werknemers.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen zeggen dat het debat vanmiddag de bereidheid, sterker nog, het aandringen van het Parlement weerspiegelt om volledig in dit proces betrokken te worden. Gezien de beperkte tijd die ik heb, zou ik alleen drie korte punten willen aankaarten. Ik steun de verklaring van commissaris Rehn – en ook de verklaring van commissaris Andor vandaag – wat betreft nauw toezicht op de begrotingen van de lidstaten. Op gegeven moment zag het ernaar uit dat de eurozone en de EU als eenheid het jaar 2020 niet zouden halen. Dus om ervoor te zorgen dat we niet alleen overleven, maar ook welvaren, is het van essentieel belang dat de lidstaten hun reeds aangegane verplichtingen en beloften nakomen. De put dempen als het kalf verdronken is, is altijd al een nutteloze actie geweest.

Ten tweede hebben de lidstaten en de EU zich de laatste anderhalf jaar bijna uitsluitend gericht op het stabiliseren van financiële instellingen. We zijn er in feite helemaal door in beslag genomen. Hoewel dit belangrijk is, hebben zeer veel burgers het vertrouwen verloren en voelen ze zich nu in de steek gelaten. Ze verwachten ondersteuning van de lidstaten en verwachten dat de EU een kader neerzet dat bevorderlijk is voor het creëren van banen, voor het ondernemerschap en voor de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf. Het is echter cruciaal dat een dergelijk kader groei van de economie koppelt aan het creëren van fatsoenlijke banen en aan een verbetering van het welzijn van alle burgers, vooral degenen die onder de armoedegrens leven.

Ten slotte verkeert de jeugdwerkloosheid in een grote crisis. Een gisteren door de Commissie gepubliceerd document bevestigde dat de jeugdwerkloosheid in de EU op 20 procent ligt, en dat is tweemaal zo hoog als was voorspeld voor de algehele werkloosheid. Deze crisis is in alle opzichten net zo reëel en dringend als de economische crisis en, hoewel ik de opmerkingen van de commissaris heb gehoord over initiatieven voor jongeren en deze toejuich, moet er echte coördinatie tussen de lidstaten zijn en een sterke invloed op hen worden uitgeoefend om die initiatieven naar concrete banen te vertalen.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) De EU 2020-strategie bevat ambitieuze doelstellingen die zo correct zijn dat zij eigenlijk niet ter discussie gesteld kunnen worden. Als we de doelstellingen lezen, krijgen we de indruk dat de Europese Unie nu al rijk is en vrij van zorgen en uitsluitend oog heeft voor de opbouw van een voorspoedige toekomst. Wij weten ondertussen dat er in werkelijkheid vele problemen zijn en vooral dat er tussen de rijke en arme landen en regio’s van Europa grote verschillen bestaan in ontwikkelingsniveau.

Ik stel met verbazing vast dat er onder de prioriteiten van de strategie geen plaats is voor de ontwikkeling van de landbouw, terwijl we weten dat de wereld de landbouwproductie tot 2050 met 70 procent moet verhogen om de groeiende wereldbevolking te kunnen voeden van een steeds kleiner wordend areaal landbouwgrond. Ik begrijp dus niet dat de ontwikkeling van de landbouw geen prioriteit heeft in de strategie.

Landbouw betekent voedselzekerheid en ecologische veiligheid – belangrijk voor ons en voor toekomstige generaties. Ik kan me geen verantwoordelijke ontwikkelingsstrategie van de Europese Unie voorstellen zonder zorg voor de ontwikkeling van de Europese landbouw.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Koumoutsakos (PPE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik iets ga zeggen over de EU 2020-strategie, moet ik reageren op hetgeen ik eerder van een of twee collega’s heb gehoord over het standpunt van de Griekse centrumrechtse partij ten aanzien van het steunmechanisme voor de Griekse economie. Laat ik eerst een paar punten rechtzetten. Onze partij heeft zich nooit verzet tegen het Europees steunmechanisme voor Griekenland. Onze partij had enkel een andere opvatting over de maatregelen die toegepast moesten worden. De maatregelen die nu toegepast worden zullen het land geheid in een zware recessie storten en stagflatie veroorzaken. Tot die maatregelen heeft de regering op eigen houtje besloten. Zij heeft daar niemand, noch de andere Griekse partijen noch de Griekse samenleving, van tevoren van op de hoogte gebracht of geraadpleegd. De regerende meerderheid heeft geweigerd voorafgaand overleg te plegen, ofschoon zij op die manier tot het noodzakelijke, brede beleid had kunnen komen en voor een sociaal draagvlak had kunnen zorgen. Ik herhaal, mijnheer de Voorzitter, de Nea Dimokratia heeft zich niet verzet tegen het steunmechanisme van de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds. Wij respecteren het geld van onze partners tot op de laatste cent en wij bedanken hen voor hun steun. Daarom hebben wij op verantwoorde wijze steun gegeven aan een andere, efficiëntere beleidsmix. Wij hebben ingestemd met de noodzaak van strenge begrotingsdiscipline maar willen ook een groeibeleid, opdat Griekenland in staat zal zijn de vicieuze cirkel van diepe recessie en hollende inflatie te doorbreken, die zulke nefaste gevolgen heeft voor de Griekse samenleving en economie, maar ook een negatieve weerslag heeft op Europa.

Wat ons debat over de economische crisis en de EU 2020-strategie betreft, geloof ik, mijnheer de Voorzitter, dat het hoog tijd is voor concrete daden en tastbare resultaten. Er is genoeg gepraat! Daarom heb ik ook het woord gevraagd! Het is heel eenvoudig: de euro is een historisch succes van de Europese integratie, en wij moeten de euro beschermen en redden. Daarom hebben wij een krachtig financieel en economisch bestuur nodig. Zonder een dergelijk bestuur dreigt de 2020-strategie te mislukken en hetzelfde lot te moeten ondergaan als de strategie van Lissabon.

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mijnheer Koumoutsakos, geachte collega, u hebt bepaald geen gebrek aan eigendunk! Zojuist heb ik u horen zeggen dat de Griekse regering niet de moeite heeft genomen om u of de verschillende partijen en het maatschappelijk middenveld te raadplegen over de te nemen maatregelen. Ik wil dan toch naar voren brengen dat de huidige Griekse regering in het geheel niet verantwoordelijk is voor de situatie. Zij is het slachtoffer van speculanten, die ik straks zal noemen wanneer ik het woord heb. Maar het is ook mijn plicht om te onderstrepen, dat de vorige regering de cijfers gedurende meerdere jaren heeft verbloemd en dat uw partij ten minste twee termijnen aan de macht is geweest. Ik ben dus van mening dat de verantwoordelijkheid meer in Griekenland ligt, en dat uw partij de politieke verantwoordelijkheid draagt. Kunt u mij antwoord geven op die vraag, mijnheer Komoutsakos?

 
  
MPphoto
 

  Georgios Koumoutsakos (PPE).(EL) Geachte collega, uw interventie is te wijten aan gebrekkige informatie. De vorige Griekse regering had een economie geërfd met hoge schulden, torenhoge schulden, een economie met rotte fundamenten. De grote internationale economische crisis heeft die problemen, die chronische problemen die in dertig jaar tijd diep wortel hadden geschoten, voor het voetlicht gebracht en een dramatische omvang gegeven.

Natuurlijk zijn er fouten gemaakt door de vorige regering maar de huidige regering heeft veel grotere fouten gemaakt, ofwel uit zwakte ofwel uit een gebrek aan moed. Deze regering heeft minstens vijf maanden gewacht alvorens de noodzakelijke maatregelen te nemen om de situatie in te dammen, en op die manier is de tekortcrisis die, zoals u zelf ook heel goed weet, alle landen in haar greep heeft, een leningscrisis geworden.

En zo zijn wij in de huidige dramatische situatie verzeild geraakt. Dit is mijn antwoord. Wij zijn bereid om zelfkritiek te oefenen maar ook hier geldt de zeer oude spreuk: “wie uwer zonder zonde is, werpe de eerste steen”.

 
  
MPphoto
 

  Edward Scicluna (S&D). (MT) Mijnheer de Voorzitter, het belang van de stabiliteit van de overheidsfinanciën op de lange termijn is vandaag dramatischer dan ooit tevoren uit de doeken gedaan. Het is makkelijk en ook niet meer dan logisch om te zeggen: “We hebben u gewaarschuwd om uw tekorten en schulden niet volledig uit de hand te laten lopen”. De redenen daartoe liggen voor het oprapen. Nu echter een groot aantal lidstaten van de Europese Unie, waaronder leden van de eurozone, concreet in een dergelijke onhoudbare situatie terecht zijn gekomen, kan deze situatie niet zomaar eventjes snel-snel rechtgezet worden zonder dat we ons daarbij ernstig rekenschap geven van de desastreuze economische situatie waarin we ons nu bevinden.

Dit is echter allesbehalve een oproep om de maatregelen op het gebied van de overheidsfinanciën uit te stellen. Integendeel. Maar om de lidstaten van de Europese Unie nu te vragen om koste wat het kost bezuinigingsmaatregelen te treffen, gaat ook weer veel te ver. We zouden namelijk op die manier de hele Europese regio voor heel veel jaren in het vooruit veroordelen tot een lage economische groei, zo niet erger. We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven om de vraag af te vlakken, ook niet in lidstaten die zowel intern als extern over overschotten beschikken en die het geld hebben om meer en niet minder uit te geven.

We dienen de zwakkere EU-lidstaten te helpen om door middel van export hun economie te stimuleren en hen op die manier uitzicht te geven op meer banengroei. Daarbij mogen we niet dogmatisch te werk gaan. Neen, deze situatie vraagt om intelligent optreden en op velerlei vlak om een zekere flexibiliteit, niet in het laatst op dat van het economisch beleid.

 
  
MPphoto
 

  Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben in het voorstel van de Commissie voor de EU 2020-strategie zeer terecht veel gehoord over economisch herstel, maar naar mijn mening niet genoeg over armoede, en daarom was ik zeer verheugd dat u armoedevermindering in uw toespraak noemde.

We moeten niet vergeten dat de meest kwetsbaren in de samenleving in elke economische recessie harder getroffen worden dan wie dan ook, en daarom moeten we mechanismen instellen om hen te beschermen. Zo zou ik bijvoorbeeld graag een doel willen zien om het percentage EU-burgers dat in armoede leeft met 25 procent omlaag te brengen, en om er ook voor te zorgen dat degenen die momenteel van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten goed werk kunnen krijgen, en dat we tegelijkertijd doelen hebben om zwartwerk uit te bannen.

We moeten er bovendien voor zorgen dat de lidstaten investeren in stelsels voor sociale zekerheid en sociale bescherming, en ook de toegang tot rechten, middelen en universele diensten waarborgen. Ik zou ook graag een doel op EU-niveau willen zien om ervoor te zorgen dat de lidstaten tegen 2015 de dakloosheid hebben beëindigd en om geïntegreerde strategieën tegen dakloosheid te ontwikkelen.

Op al deze gebieden zou niet alleen meer met het Parlement moeten worden overlegd – en ik was blij dat u dat noemde – maar ook met NGO’s die in het veld werkzaam zijn. Wat betreft de open coördinatiemethode op sociaal gebied: die moet worden versterkt. We weten allemaal dat deze niet zo goed heeft gewerkt als had gekund, maar ik denk dat deze in de toekomst wel goed kan werken als de juiste mechanismen worden ingesteld – maar alleen als die mechanismen werkelijk worden ingesteld.

 
  
MPphoto
 

  Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) De strategie wordt aangenomen op het slechtst mogelijke moment. De industriële productie in Europa is gedaald tot het niveau van de jaren negentig en het bnp van de Europese Unie is vorig jaar met 4 procent afgenomen. Maar niet de timing is het ergste. Het ergste is dat maar liefst vier van de vijf prioriteiten die ons zijn voorgehouden als de belangrijkste trekpaarden van de ontwikkeling van Europa, namelijk werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en armoedebestrijding, geen Europese activiteiten zijn. Aan deze thema’s is weinig supranationaals te ontdekken en de individuele landen lossen ze in eigen beheer op. Eigenlijk is alleen het klimaatbeleid een terrein waarop we bepaalde Europese maatregelen kunnen nemen. Alle andere onderwerpen vallen, om eerlijk te zijn, onder de verantwoordelijkheid van de verschillende lidstaten zelf.

 
  
MPphoto
 

  Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de EU 2020-strategie zou een nieuwe vorm van bestuur moeten voorstellen op basis van reflectie op de economische crisis, in plaats van te proberen het huidige mislukte systeem te repareren.

Laten we eerst afrekenen met de onjuiste ideeën, met name betreffende Griekenland. De crisis is geen Griekse crisis. De Grieken zijn nu slachtoffer van een economisch en financieel systeem van aasgieren, een systeem waarin de G20 in een aantal dagen duizenden miljarden dollars heeft uitgegeven om de banken te redden, terwijl Griekenland maandenlang aan zijn lot wordt overgelaten.

De internationale topontmoetingen zijn niet meer te tellen, men zou het allemaal gaan zien. Eindelijk zou de financiële sector worden gereglementeerd. Europa praat en denkt na, maar ondertussen zijn de aasgieren er nog steeds. Wat wordt er op dit moment overal gezegd? Dat men de markt gerust moet stellen. Maar wie is de markt? De speculanten worden gekalmeerd, alsof het halfgoden zijn aan wie geofferd moet worden zodat ze ons sparen.

Hoelang nog zullen de mensen dit cynisme ondergaan? Hoe lang nog blijft men leven in de illusie van de markt, die goed is voor investeerders maar de bevolking arm maakt? Het is onacceptabel dat het terrorisme van de financiële markten gehele landen op de knieën dwingt.

Een valsemunter loopt groot risico, want de munt is een element van staatssoevereiniteit. Maar als een handelaar speculeert met de schuld van een land, riskeert hij niets. Wanneer komen er echte sancties voor deze financiële witteboordencriminelen? Speculanten die zich verrijken over de rug van de bevolking moeten worden uitgebannen. Wij moeten een einde maken aan de casinobanken, die spelen met de levens en de toekomst van de burgers. Wij moeten van Europa eisen dat de financiële markten serieus worden gecontroleerd, in plaats van de openbare dienstverlening aan te pakken.

Tot slot, geachte collega’s: ik vind dat men ons genoeg belachelijk heeft gemaakt. We kunnen wel iedere vrijdag in buitengewone zitting bijeenkomen en miljarden vrijmaken, maar als we de oorzaken van het kwaad niet aanpakken zullen we uiteindelijk op een van die vrijdagen moeten melden dat Europa failliet is.

 
  
MPphoto
 

  Filiz Hakaeva Hyusmenova (ALDE).(BG) Mijnheer de Voorzitter, in de loop der jaren is gebleken dat het Europees cohesiebeleid een essentiële rol speelt en een cruciaal beleid van de Gemeenschap is. Het biedt de Europese burgers een zichtbare, kwantificeerbare indicator van de Europese solidariteit. De rol van het cohesiebeleid wordt ook erkend door de opname ervan in de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon. Door dit alles verdient het cohesiebeleid een rechtmatige plaats in de EU 2020-strategie.

In de ontwerpstrategie heeft dit beleid niet de plaats gekregen die het verdient. Daarom heb ik grote waardering voor het verslag over de bijdrage van het cohesiebeleid aan Lissabon- en EU 2020-doelstellingen, dat waardevolle richtsnoeren bevat. Een krachtig cohesiebeleid is ook nodig op het moment dat de economische crisis tot een vermindering van het aantal banen leidt en ons concurrentievermogen aantast, maar ook in de toekomst, zodat de Europese Unie zich kan consolideren als sterke mondiale speler.

Er zijn betrouwbare benchmarks nodig om vast te stellen hoe doelmatig en efficiënt de middelen voor dit beleid zijn gebruikt. Zoals in dit verslag wordt gevraagd, moet het effect van de uitgaven voor het cohesiebeleid op de regionale ontwikkeling worden geëvalueerd op basis van specifieke indicatoren. Om die evaluatie-indicatoren vast te stellen moet de Commissie nadenken over een duidelijke definitie van het begrip “territoriale cohesie” en met een voorstel op dit gebied komen, omdat dit begrip in het Verdrag van Lissabon wordt gebruikt. Objectieve, precieze evaluatiecriteria kunnen alleen worden vastgesteld als we een definitie van dit begrip hebben. Dit zal een concrete basis voor het beleid vormen, evenals voor instellingen en burgers.

 
  
  

VOORZITTER: GIANNI PITTELLA
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Tamás Deutsch (PPE). (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik mijn waardering tot uiting brengen aan de rapporteurs voor hun uitstekende werk en wil ik de commissarissen bedanken voor hun belangrijke, waardevolle gedachten.

Enkele jaren geleden zei een goede vriend en mentor tegen me dat je tijdens je leven altijd in situaties terechtkomt waarin je ofwel onderdeel van het probleem bent ofwel onderdeel van de oplossing. In mijn optiek is de EU2020-strategie op dit moment veel meer onderdeel van het probleem dan van de oplossing. Ik denk dat het onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is deze strategie veel meer onderdeel van de oplossing te maken. Staat u mij toe dat ik hier even pas op de plaats maak en uw aandacht erop vestig dat alleen de naam van de strategie al problemen met zich meebrengt. In de grote meerderheid van de talen van de Europese Unie zegt de naam EU2020-strategie helemaal niets. Het is moeilijk voor te stellen dat een gemeenschap van meer dan 500 miljoen burgers zich kan identificeren met een strategie die is gebaseerd op een concept, een idee dat een recept biedt voor de problemen in hun persoonlijke leven, terwijl deze titel voor hen onbegrijpelijk is en ver afstaat van hun persoonlijke leven. Misschien is deze titel zeer veelzeggend op een bijeenkomst van marketingexperts, maar het gaat hier niet om marketingexperts maar om Europeanen van vlees en bloed.

Er is nog een wijs Hongaars gezegde: wie te veel wil, vangt bot. Volgens mij wil de strategie – die voorlopig nog onderdeel van het probleem vormt – te veel, maar vangt bot. Misschien zou de strategie de essentie het beste weergeven als daarin de belangrijkste kwesties werden behandeld. In dit verband maak ik u er graag op attent dat mijns inziens de regionale ontwikkeling moet worden versterkt. De versterking van de regionale ontwikkeling staat voor investeringen, groei en het creëren van banen, en ik ben van mening dat het probleem dat de mensen het meest treft, is dat ze banen, banen en nog eens banen nodig hebben. Dit zijn de punten die ik u onder uw aandacht wil brengen.

 
  
MPphoto
 

  Francesco De Angelis (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, met de start van de EU 2020-strategie wordt in feite een fase afgesloten, namelijk die van de Lissabonstrategie, en moet worden afgerekend met de negatieve structurele effecten die de financiële, economische en sociale crisis heeft gesorteerd en blijft sorteren.

Ik denk dat de EU 2020-strategie, om effectief te kunnen zijn, zich moet toespitsen op twee belangrijke elementen: ten eerste een systeem voor de beoordeling van de vorderingen dat ook voorziet in een belonings- en sanctiestelsel; en ten tweede een doortastend beleid van investeringen in infrastructuur, natuurlijk aangevuld met instrumenten voor de regulering van het financiële systeem en beleid met het oog op een hernieuwde sociale dialoog en samenhang.

Infrastructuur is de hoeksteen van de herlancering van het beleid voor innovatie in de industrie, het midden- en kleinbedrijf, productieconsortia of onderzoeksinstituten en in hun relatie tot universiteiten en lokale instellingen. Het verslag-Van Nistelrooij moet dan ook van harte worden verwelkomd, omdat het niet alleen een grondig beeld geeft van het tot nu toe in de lidstaten verrichte werk, maar ook een begin maakt met het aanpakken van de kwestie van criteria voor de harmonisering van de financiële instrumenten en de operationele programma’s op het gebied van innovatie.

Harmonisering van de regels, procedures en administratieve praktijken voor het beheer van de EU-projecten en vereenvoudiging en stroomlijning van de procedures: dit zijn de oplossingen die de belanghebbenden ter plaatse en de burgers al lange tijd van ons verlangen. Ik ben van mening dat Europa op dit punt veel kan en moet doen om de groei, ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Marietje Schaake (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, daar we proberen de financiële en economische crisis te overwinnen, zou ik graag op een gebrek willen wijzen, namelijk het gebrek aan kennis, die essentieel is. Het spijt mij te zeggen dat Europa met de dag een steeds dommer continent aan het worden is, terwijl kennis ons succesvolste en rijkste middel is. Daarin investeren brengt geen risico met zich mee.

De jonge generatie Europeanen betaalt echter de prijs van de crisis, want de jeugdwerkloosheid stijgt en de begrotingen voor onderwijs en innovatie worden bevroren of verlaagd. We moeten bezuinigingen doorvoeren, maar laten we dat doen met een 21e-eeuwse aanpak, want waar gaat de helft van de EU-begroting nu naartoe? Naar de landbouw! Die zou naar de jonge generatie en hun ontwikkeling moeten gaan. Niet alleen maar naar het traditionele onderwijs, maar naar ontwikkeling die gericht is op bijvoorbeeld e-vaardigheden en ondernemerschap.

We weten dat, hoe hoger iemands opleidingsniveau is, des te minder kans er is dat hij zijn baan verliest Toch komen de lidstaten niet de benodigde beloften na om voor een ambitieuze kenniseconomie te zorgen. Zo straft Europa de volgende generatie Europeanen door het onmogelijk voor hen te maken hun talenten en ambities tot hun volledige potentieel te ontwikkelen, terwijl het toelaat dat China, India en de Verenigde Staten aantrekkelijkere locaties worden voor talent, onderzoek, creativiteit en innovatie.

Maatregelen voor de korte termijn brengen op de lange termijn hoge kosten met zich mee. Ondernemerschap, uitmuntendheid en een duurzame toekomst van de Europese economie zijn zaken waarvoor alleen kan worden gezorgd als we bereid zijn in kennis te investeren. Want wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat domheid kost.

Vandaag heeft commissaris Kroes haar visie op de digitale agenda voor Europa gepresenteerd, een van de kerninitiatieven van EU 2020. Het is een ambitieuze en toch concrete strategie die de digitale markt in Europa binnen de wereldwijde economie sterker wil maken en veel Europeanen op een toegankelijk internet wil aansluiten.

Ik ben van mening dat we nu meer slimme beslissingen moeten nemen en ervoor moeten zorgen dat de huidige crisis geen wissel gaat trekken op de jeugd en de jonge generatie niet met lasten opzadelt die zij nooit kan dragen.

Ondersteunt de Commissie een gecoördineerde aanpak, die bij de besluitvorming een andere richting inslaat dan de intergouvernementele procedure, en een sterkere rol toebedeelt aan de Commissie en het Parlement, om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun beloften nakomen?

 
  
MPphoto
 

  Thomas Mann (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de strategie van Lissabon heeft geen duurzaam resultaat opgeleverd. Hoe komt dat? De lidstaten, sociale partners en brede delen van het maatschappelijk middenveld waren er te weinig bij betrokken en voelden zich daarom niet medeverantwoordelijk. Met de EU 2020-strategie kan het anders gaan. Deze kan succesvol worden, commissaris, indien hierin ook rekening wordt gehouden met degenen die zich buitengesloten voelen, die vaak te kort komen en die vaak niemand hebben die hun belangen behartigt.

In de EU heeft nog geen twee derde van de beroepsbevolking werk. Slechts iets minder dan de helft van alle oudere werknemers heeft een baan. 80 miljoen Europeanen zijn onvoldoende gekwalificeerd en hun kansen op de arbeidsmarkt nemen steeds verder af – een perspectief dat onaanvaardbaar is! Een echte toekomststrategie moet socialer zijn. Kwalitatieve groei in de economie en werkgelegenheid aan de ene kant moeten in overeenstemming worden gebracht met sociaal evenwicht en duurzaamheid, commissaris Andor, dat is ons gemeenschappelijke werkterrein!

Wat betekent dat concreet? De socialezekerheidsstelsels in de lidstaten moeten worden aangepast aan demografische veranderingen. Wij kunnen daaraan bijdragen en wij kunnen van en met elkaar leren door de uitwisseling van beste praktijken in heel Europa. Het Europees Sociaal Fonds – een van uw stokpaardjes – moet aan de nieuwe uitdagingen worden aangepast, om ervoor te zorgen dat we ter plekke nog effectiever te werk kunnen gaan. Het Europees Globaliseringsfonds moet zo worden uitgebreid dat mensen die werkloos dreigen te worden weer een plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. De mensen moeten in onze samenleving integreren, de jongeren bijvoorbeeld door gekwalificeerde opleidingen te volgen, waardoor ze zich persoonlijk en beroepsmatig beter kunnen ontplooien.

Ondanks de noodzakelijke consolidatie van de nationale begrotingen – waar we juist nu mee te maken hebben en waarover we vanmiddag gedebatteerd hebben – mag op één punt niet bezuinigd worden, namelijk op de investeringen in onze burgers. Economisch, duurzaam en sociaal, dat zijn de drie pijlers waarmee de EU 2020-stategie staat of valt.

 
  
MPphoto
 

  Jutta Steinruck (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Mann, ik hoop dat u regelmatig contact heeft met uw bondskanselier, als u alles net zo ziet als ik.

De EU 2020-strategie biedt een echte kans om Europa socialer te maken en die kans hebben we net nodig, nu er heel vijandig over Europa wordt gesproken en het zich in hoge mate van de mensen heeft vervreemd. We moeten de burgers absoluut iets positiefs voor ogen houden. Als het gaat om groei en werkgelegenheid mogen we de belangen van de economie niet langer laten prevaleren boven de belangen van mensen. Dát moet het voornaamste doel van de EU 2020-strategie zijn. Europa heeft sociale vooruitgang nodig!

Afgelopen maandag heb ik er in de commissie in het debat over de werkgelegenheidrichtsnoeren al op gewezen dat we het doel van de volledige werkgelegenheid niet uit het oog mogen verliezen, maar dat we dit niet tegen elke prijs moeten verwezenlijken, omdat we wel goede arbeidsplaatsen nodig hebben. We zeggen steeds dat we arbeidsplaatsen nodig hebben, maar voor mij is het van belang dat dit goede arbeidsplaatsen zijn, dat er sociale zekerheid wordt geboden, dat ze niet worden gesubsidieerd en dat de mensen er ook van kunnen leven.

De toenemende onzekerheid op de arbeidsmarkt, de steeds grotere inkomensongelijkheid en ook de groeiende armoede – daarover is vandaag al veel gesproken – moeten met de EU 2020-strategie eindelijk worden gestopt! We hebben een actiever arbeidsmarktbeleid nodig dat veel gebieden omvat. De mensen verwachten nu eindelijk concretere antwoorden en echt niet de zoveelste strategie, maar heel concrete antwoorden!

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik (PPE). - (PL) De economische crisis die ons continent treft, heeft ervoor gezorgd dat onze aandacht terecht gevestigd is op het redden van de economieën van de lidstaten en het opzetten van een Europees beschermingsmechanisme tegen een economische ineenstorting. Het is te begrijpen dat Europeanen nu gericht zijn op het verhogen van het groeitempo en het scheppen van arbeidsplaatsen. We mogen ons echter bij de opzet van een EU-strategie niet jarenlang beperken tot een debat over economische kwesties. De Europese Unie is meer dan een efficiënte ondernemer die slechts werkt aan het economisch succes van zijn onderneming.

In de EU 2020-strategie horen sterke verwijzingen naar de rol van cultuur bij de verwezenlijking van de maatschappelijke en economische doelstellingen. De prioriteiten hebben namelijk invloed op de verdeling van de toekomstige begroting, daarom moeten we de mogelijkheid openhouden om taken als de ontwikkeling van de Europese culturele infrastructuur en het behoud van het culturele erfgoed te financieren in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. In de EU 2020-strategie moeten we de grote invloed van cultuur op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Unie benadrukken, Europa is immers vermaard om zijn intellectuele kapitaal en creatieve industrieën. Dat is de sector waarin we ons concurrentievermogen ten opzichte van de rest van de wereld kunnen ontwikkelen. Creativiteit moet van jongs af aan gestimuleerd en ontwikkeld worden. Alleen dan kunnen we erop rekenen dat dit zal uitmonden in een innovatieve Europese Unie, ook op het gebied van nieuwe technologieën.

Cultuur mag niet het stiefkind van het Europese beleid worden. We mogen niet toestaan dat ieder voorstel om de rol van cultuur in het Europese beleid te vergroten, wordt afgedaan met de frase dat dit de verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf. Europa gaat tegenwoordig prat op projecten zoals de Europese culturele hoofdsteden. De Europese steden zijn hiervan initiatiefnemer en dragen zelf de belangrijkste lasten van dit spectaculair programma.

Ik verwacht daarom dat de Europese Commissie in de definitieve versie van de EU 2020-strategie meer culturele moed toont.

 
  
MPphoto
 

  Silvia Costa (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, tien jaar na de start van de Lissabonstrategie en aan de vooravond van de EU 2020-strategie, midden in een economische, sociale en werkgelegenheidscrisis, weten wij dat we niet uit deze crisis kunnen komen en evenmin de fundamenten kunnen leggen voor nieuwe en duurzame groei en – zoals u hebt gezegd – nieuwe sociale samenhang, als er geen versterking plaatsvindt van de mechanismen en instrumenten van de Europese Unie voor de bevordering van de investeringen in de kennisdriehoek onderwijs-opleiding-onderzoek.

Commissaris, u hebt net bevestigd dat met betrekking tot deze doelstelling sommige Europese regeringen goed bezig zijn en andere iets minder. Om niet binnen de door de Lissabonstrategie onthulde limieten te vallen, moet de Commissie naar mijn mening op dit gebied de open methode van coördinatie met de lidstaten versterken, prikkels en sancties voorzien in het Europees Sociaal Fonds en toezicht houden op de resultaten.

Het lijkt mij niet juist dat regeringen – zoals in Italië is gebeurd – in drie jaar acht miljard euro bezuinigen op onderwijs en universiteiten, zonder de besparingen opnieuw te investeren in deze gebieden, vooral daar wij een percentage voortijdige schoolverlaters hebben van negentien procent en een jeugdwerkloosheid van 25 procent.

Tot slot: acht u een juridische versterking van Richtlijn 2005/36/EG niet wenselijk om de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties tussen de lidstaten te bevorderen? Volgens het verslag van professor Monti werkt momenteel namelijk minder dan drie procent van de Europese werknemers in een andere lidstaat en een van de redenen hiervoor lijkt juist dit moeilijke punt van wederzijdse erkenning van kwalificaties te zijn.

 
  
MPphoto
 

  Amalia Sartori (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil nog iets opmerken over hetgeen er in het afgelopen decennium 2000-2010 is gebeurd met betrekking tot Lissabon. Het is waar dat velen van ons – ook gezien hetgeen er tot 2008-2009 is gebeurd – niet helemaal tevreden waren over de bereikte resultaten. Zeker is echter dat er in dat decennium verwachtingen en hoop waren ontstaan en er ook veel inspanningen waren geleverd om de gestelde doelen te bereiken, bovenal op werkgelegenheidsgebied.

Nu staan we aan het begin van een nieuw, problematischer en moeilijker decennium en wat betreft de voorstellen die ons tot nu toe zijn voorgelegd, kan ik mij hier deels in vinden, ook al bespeur ik nog te veel tekortkomingen wanneer ik ze grondig bestudeer. Ik zou uitgebreid kunnen stilstaan bij de leidende beginselen van dit voorstel, maar zal mij beperken tot groei en werkgelegenheid.

Een grotere werkgelegenheid en economische groei: dit is het doel dat wij onszelf moeten stellen, waarbij we er rekening mee houden dat wij dit doen in een situatie van torenhoge staatsschulden, geringe structurele groei en hoge werkloosheidspercentages. De doelen die wij onszelf stellen, zijn dus te ambitieus en soms te inflexibel. Met iets minder ambitie en iets meer flexibiliteit kunnen de doelstellingen op het gebied van groei en werkgelegenheid dus misschien worden verwezenlijkt.

 
  
MPphoto
 

  Zita Gurmai (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel commissaris Reding heeft bevestigd dat het Vrouwenhandvest de Commissie ertoe verplicht gendergelijkheid en de vrouwenrechten op alle beleidsvlakken te bevorderen en te waarborgen, en voorzitter Barroso dat in zijn brief vandaag opnieuw heeft bevestigd, ben ik teleurgesteld dat dit niet in praktijk is gebracht bij de EU 2020-strategie. Zouden we niet ambitieuzer moeten zijn dan we bij de Lissabonstrategie waren? Het negeren van 52 procent van de beschikbare vaardigheden en kennis en het arbeidspotentieel in Europa bij welke sector of op welk niveau, dan ook zou een groot verlies zijn.

Als Europa al zijn potentieel wil benutten en uit de crisis wil komen, moeten we ervoor zorgen dat de arbeidsparticipatie van vrouwen tot minstens 70 procent stijgt, hetgeen aangetoond moet worden aan de hand van specifieke genderstatistieken. We moeten ook specifieke doelen hebben, zodat we de inzet van elke lidstaat op het gebied van gendergelijkheid kunnen meten en daartoe verbeteringen kunnen aanbrengen.

Hoe? We moeten de loonverschillen tussen mannen en vrouwen in elke lidstaat met 10 procent terugbrengen. We moeten de hoofdzakelijk vrouwelijke gezondheidssector herwaarderen door de lonen te verhogen en de omstandigheden te verbeteren, evenals de beschikbaarheid van de diensten, want deze sector wordt steeds belangrijker voor onze vergrijzende maatschappij.

We moeten de aantallen vrouwen in besluitvormende organen verhogen, zoals in managers- en bestuursfuncties, op basis van een Noors quotamodel van 40 procent. We moeten de beschikbare mogelijkheden vergroten voor vrouwen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en ze in nieuwe groene banen opleiden.

De lidstaten mogen de uitbreiding, verbetering en tenuitvoerlegging van de Barcelonadoelstellingen in alle lidstaten niet negeren. We moeten een werkelijke inzet van de Europese Unie en alle lidstaten hebben door alle mensen erin te betrekken naar een slimme, groene, progressieve samenleving toe te werken. Ik ben ervan overtuigd dat onze commissaris, de heer Andor, dat gaat doen.

 
  
MPphoto
 

  Jan Olbrycht (PPE). - (PL) In het debat over de EU 2020-strategie moeten we rekening houden met de ervaringen uit de vorige strategie. We weten allemaal dat de mislukkingen uit die strategie zijn veroorzaakt doordat hij gebaseerd was op de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten binnen de open coördinatiemethode en dat de successen het resultaat zijn van “lissabonisering”, namelijk het opnemen van bepaalde Lissabondoelstellingen in het cohesiebeleid.

In verband hiermee rijst de vraag hoe we de nieuwe strategie moeten benaderen. Op dit moment lijkt het cruciaal om er allereerst op te wijzen dat we te maken hebben met zogenaamd verdragsbeleid, beleid dat niet is opgezet om de doelen van de strategie te verwezenlijken, maar dat functioneert op langere termijn, zoals het cohesiebeleid. Dit betekent dat we verschillende beleidsgebieden koppelen aan de uitvoering van de strategie, omdat – eerdere ervaringen wijzen hierop – een strategie alleen geslaagd is als de verschillende beleidsgebieden geïntegreerd zijn. Alle maatregelen die beleidsgebieden van elkaar scheiden, fondsen opsplitsen en activiteiten opdelen, eindigen net als de vorige strategie in een mislukking. Daarom moeten we maatregelen combineren en integreren en activiteiten initiëren die leiden tot synergie.

 
  
MPphoto
 

  Liisa Jaakonsaari (S&D). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de schulden van de nationale economieën en de vergrijzing van de bevolking vormen samen een reële tijdbom voor Europa. Wij weten dat bijvoorbeeld het aantal gevallen van ziekten die aan leeftijd zijn gerelateerd, zoals de ziekte van Alzheimer, in de komende tien jaar zal verdubbelen. Dat betekent een enorme druk op de nationale economieën. Wij moeten schuld echter niet mystificeren. Als ik mij goed herinner was het Roemenië onder Ceauşescu een land zonder schuld en is Noord-Korea dat ook. Er bestaat ook smart productive debt, slimme schuld, wanneer schuld in mensen wordt geïnvesteerd. In dit verband is bijvoorbeeld armoedebestrijding een zeer lucratieve investering voor de samenleving, net als het verlagen van de jeugdwerkloosheid.

Waar ik momenteel echt bang voor ben, nu de lidstaten hun tekorten gaan terugdringen, is waarop zal worden bezuinigd. Het is niet slim of verstandig om te bezuinigen op onderwijs, het verschaffen van werk aan ouderen en gehandicapten enzovoort. Daarom is deze EU 2020-strategie een zeer belangrijk document, en ik behoor tot degenen die méér Europa en niet minder Europa willen. Meer Europa betekent zoiets als een wortelkanaalbehandeling: de lidstaten worden verplicht de doelen te bereiken die in deze EU 2020-strategie uiteen worden gezet.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Niebler (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, collega’s, als ik eerlijk ben, heb ik eigenlijk helemaal geen zin om over deze Europa 2020-strategie te debatteren. We hebben al tien jaar geleden een strategie aangenomen, namelijk de strategie van Lissabon. Wanneer u nu na tien jaar bekijkt wat daarvan terechtgekomen is, dan zijn de resultaten – als ik me voorzichtig uitdruk – overzichtelijk.

Ik denk dat we niet weer dezelfde fouten moeten maken, maar dat we ons nu moeten concentreren op wat de mensen thuis in onze lidstaten werkelijk bezighoudt. En dat is de vraag of we in staat zijn om de stabiliteit van onze munteenheid te waarborgen. Krijgen we misschien met inflatie te maken? Welke consequenties moeten we dan uit de ontwikkelingen van de laatste twee jaar trekken, uit de financiële en economische crisis en nu uit de monetaire crisis? Stellen we dan ook de spelers van de financiële markten verantwoordelijk, die in zo’n hoge mate aan de crisis hebben bijgedragen?

Ik verzoek de Commissie met klem zich allereerst in te zetten voor het creëren van een regulering voor de financiële markt. We moeten in Europa op dit punt een voortrekkersrol vervullen om te voorkomen dat – zoals de laatste jaren is gebeurd – het geld vijf keer per dag de wereld wordt rondgepompt en dat velen daaraan verdienen, terwijl de verliezen hierbij op de gemeenschap worden afgewenteld. Ik verzoek de Commissie van de lidstaten een grote begrotingsdiscipline te eisen en ook te eisen dat zij de desbetreffende regels uitvoeren. Ik zou ook graag zien dat het stabiliteits- en groeipact zo snel mogelijk wordt aangescherpt.

Hier moeten wij ons op concentreren. Ik verzoek de Commissie om de nodige maatregelen te nemen. Zij moet echter niet, zoals in het verleden, alleen besluiten nemen of deze met de lidstaten bespreken, maar zij moet het Parlement als gelijkberechtigde medewetgever naast de 27 lidstaten nu eindelijk serieus nemen.

 
  
MPphoto
 

  Sylvana Rapti (S&D).(EL) Ik ben het met de vorige spreekster eens. Het stabiliteitspact moet worden toegepast. Echter, alvorens het stabiliteitspact toe te passen moeten eerst andere dingen worden toegepast. Degenen die de besluiten in de Europese Unie nemen, moeten snel zijn, snelle reflexen hebben en handelen als handelen vereist is. Als namelijk mevrouw Merkel tijdig had besloten en als de Europese Unie de maatregelen had getroffen die ze had moeten nemen, hadden wij veel geld voor de burgers van Europa kunnen sparen.

Als de Europese Unie economisch sterk wil zijn en op wereldschaal mee wil tellen, moet zij van haar burgers op aan kunnen. Haar burgers moeten gezond zijn, goed zijn opgeleid en werk hebben. Dat mag de Europese Unie niet uit het oog verliezen als zij plannen maakt voor 2020, als zij plannen maakt voor de interne markt. De interne markt moet draaien om de burger, en moet daarom een menselijk gezicht hebben.

 
  
MPphoto
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE).(LV) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Thuis heb ik een hond. Niet zo lang geleden hapte die een worst van de tafel en at hij die helemaal op. De vraag is nu: wiens schuld is het dat de hond die worst heeft opgegeten? Valt het de hond aan te rekenen dat hij naar zijn natuur gehandeld heeft, of is het mijn schuld, omdat ik verzuimd had de worst na de maaltijd van de tafel af te ruimen en in de koelkast te doen?

De euro zakt dag na dag verder onderuit op de financiële markten. Wiens schuld is dat? Velen onder u zeggen dat het de schuld is van de speculanten, van de markt; dat zij de euro aanvallen en zo de waarde ervan doen achteruithollen. Dames en heren, ik zou zo ver willen gaan te suggereren dat het niet aan de markt ligt. Ik denk eerder dat de markt niets meer en niets minder gedaan heeft dan de vinger op de zere plek te leggen, op de achterliggende oorzaak. De achterliggende oorzaak van al onze huidige problemen lijkt mij namelijk het blote feit dat de Europese lidstaten veel te lang boven hun stand hebben geleefd, dat ze al die tijd veel meer hebben uitgegeven dan ze in staat waren te verdienen. De markten hebben hier op dezelfde wijze op gereageerd als mijn hond op de geur van de worst die ik op tafel had laten liggen. Anderhalf jaar geleden bevond mijn land zich in een crisis die veel weg had van de huidige crisis in de rest van Europa: de financiële markten vielen onze munt aan en hadden alle vertrouwen erin verloren. In plaats van ons te beklagen over de situatie, hebben we onze fundamentele indicatoren aangepast en hebben we de publieke uitgaven weer op orde gebracht. Als we er dus voor zorgen willen dat de Europa 2020-strategie ook maar iets om het lijf heeft, dienen we naar mijn stellige overtuiging eerst en vooral alles in het werk te stellen om de Europese nationale overheidsuitgaven onder controle te krijgen, dusdanig dat de uitgaven van de lidstaten weer in overeenstemming komen met de inkomsten. Op die manier kan het vertrouwen weer worden hersteld, de crisis worden bezworen en kan de rust op de financiële markten weerkeren. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Stavrakakis (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag bespreken we onder andere twee uitstekende verslagen van Ricardo Cortés Lastra en Lambert van Nistelrooij. Deze tonen allebei op duidelijke wijze aan hoe belangrijk de bijdrage van het cohesiebeleid is om de doelen van concurrentievermogen en werkgelegenheid te halen en hoe beduidend de rol is die de kenniseconomie speelt om innovatie en groei te bevorderen.

De EU 2020-strategie is op diverse punten gelijk aan de Lissabonstrategie, maar tracht de gerichtheid op de doelstellingen te verbeteren en ze meer te verfijnen. Er is echter één terrein – en een heel belangrijk terrein – dat nog onduidelijk is gebleven, namelijk het uitvoeringsmechanisme. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten en aan peer review, met toetsing door de Commissie.

Het lijkt mij dat we geen lering hebben getrokken uit de zwakke uitvoering van de Lissabonstrategie. Ik roep de Commissie dringend op met een voorstel te komen dat voor een krachtiger uitvoeringsmechanisme voor de EU 2020-strategie zal zorgen om te waarborgen dat alle doelen van de strategie met daden en niet alleen met woorden aangepakt worden.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE).(EL) Inderdaad was met de strategie van Lissabon de lat hoog gelegd, maar Europa heeft zijn doelstellingen niet kunnen bereiken. Goed, wij gaan nu een nieuwe strategie vaststellen voor de komende tien jaar, en wel onder uitzonderlijk moeilijke en ongunstige omstandigheden. Wij zijn het er allemaal over eens dat het ontwikkelingsdrieluik “onderwijs, onderzoek, innovatie” prioriteit en nadruk moet krijgen. Dat is namelijk de beste investering om de crisis te overwinnen en de toekomst van Europa met optimisme tegemoet te zien.

Het is belangrijk te beklemtonen dat de uitvoering van deze strategie in het teken moet staan van solidariteit, van nauwe samenwerking tussen de lidstaten. Om elk misverstand te vermijden wil ik dan ook verduidelijken, mijnheer de Voorzitter, dat het steunmechanisme voor Griekenland wel degelijk een – zij het dan late – uiting is van deze solidariteit, en u kunt ervan op aan dat wij dat erkennen.

Wij van de Nea Dimokratia, van de centrumrechtse partij van Griekenland, hebben duidelijk gemaakt dat wij het geld respecteren dat de andere Europese volkeren geven om een steunmechanisme in het leven te roepen. Er zijn echter niet alleen offers nodig, offers die eerlijk verdeeld moeten worden – en daarom hadden wij kritiek op de genomen maatregelen – en er moet niet alleen bezuinigd worden om de schuld en het tekort te verminderen, maar er moeten ook ontwikkelingsinitiatieven worden genomen om het land te helpen de recessie te overwinnen. Tot nu toe hebben wij van dergelijke initiatieven echter niets gezien, ofschoon dat de enige manier is om ook ons, in Griekenland, in staat te stellen dichter in de buurt te komen van de ambitieuze doelstellingen van de EU 2020-strategie, om ons sterker uit de crisis tevoorschijn te laten komen.

(Spreker verklaart zich bereid te gelegener tijd een “blauwe-kaart” vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Derek Vaughan (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met eigen ogen gezien hoe belangrijk het cohesiebeleid is voor Wales en daarom verwelkom ik het verslag van de heer Lastra over het cohesiebeleid en Europa 2020. Er zijn door heel Wales heen veel projecten waar individuele personen en gemeenschappen baat bij hebben. Ik twijfel er dus niet aan dat structuurfondsen kunnen helpen de 2020-doelen te halen. Ik zou echter de volgende punten naar voren willen brengen.

De EU 2020-strategie, het vijfde cohesieverslag en de begroting moeten allemaal op één lijn worden gebracht. In de toekomst moeten structuurfondsen gepast gefinancierd worden. Ze moeten niet gehernationaliseerd worden, en de regio’s die buiten de convergentiestatus vallen, moeten een overgangsstatus kunnen krijgen.

Als we dit alles kunnen bereiken, geloof ik zeker dat het cohesiebeleid ons kan helpen de 2020-doelen te halen. Het zou de EU 2020-strategie ook relevant maken voor individuele personen en burgers in heel Europa.

 
  
MPphoto
 

  Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Naar aanleiding van de opmerkingen van mijn Griekse collega, de heer Papanikolaou, van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) moet ik even een puntje op de i zetten en iets verduidelijken dat voor mij in deze tijd van crisis, en vooral voor Griekenland erg belangrijk is.

Griekenland krijgt geen geld van andere volkeren. De landen van de Europese Unie gaan zelf geld lenen tegen een laag rentepercentage en lenen op hun beurt dat geld via het mechanisme uit aan Griekenland tegen een hoger rentepercentage. Wij ontvangen geen geld van andere volkeren.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE).(EL) Dat klopt inderdaad, mevrouw Rapti, ware het niet dat Griekenland veel minder leningen nodig had gehad en veel gemakkelijker geld had kunnen vinden op de financiële markten als de huidige Griekse regering niet zo lang, zes maanden lang, had zitten treuzelen.

 
  
MPphoto
 

  Thomas Ulmer (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, veel van wat ook mij zeer bezighoudt is al door mevrouw Niebler gezegd. Ik maak mij grote zorgen om onze gezamenlijke toekomst in de Unie. Ik kan niet eenvoudigweg overgaan tot de orde van de dag, zonder eerst over de crisis te spreken.

Een van onze belangrijke doelen, de euro met zijn grote stabiliteit, dreigt over de hele linie in het nauw te komen. Zonder een zekere geldwaarde zijn welvaart en werkgelegenheid niet mogelijk. Wij debatteren hier over Europa 2020, terwijl we nog niet eens weten hoe Europa er in 2011 zal uitzien! We debatteren over lijmvlees met trombine, over rijtijden voor zelfstandige vrachtwagenchauffeurs, alsof de echte problemen van de Unie vanzelf worden opgelost.

We moeten snel sterke signalen geven om de tekorten in de staatsbegrotingen en bij de banken te regelen, te organiseren en te verbeteren. Ik geef slechts twee voorbeelden: we hebben behoefte aan duidelijke definities en aan harde straffen als de tekorten te hoog oplopen, bijvoorbeeld dat er geen subsidies meer worden verstrekt. We hebben duidelijke spelregels voor de banken nodig, bijvoorbeeld het verbod op CDS of de verplichting om verzekeringen tegen de nominale waarde vast te leggen. Ik wil graag een uitspraak citeren van een beroemde Duitse burgemeester die jarenlang voorzitter van de Duitse vergadering van afgevaardigden uit de steden is geweest: iemand die het geld dat hij niet heeft niet uitgeeft, is daarmee nog geen spaarder!

 
  
MPphoto
 

  Kerstin Westphal (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het nog even hebben over het verslag van Ricardo Cortés Lastra, dat ik zeer goed vind. Het cohesiebeleid is inderdaad het beste instrument om investeringen met het oog op groei en werkgelegenheid (mede) van de grond te krijgen. Ik wil hier nog eens wijzen op het belang van de steden, want die vervullen een sleutelrol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie.

Vier van de vijf mensen in Europa wonen in stedelijke gebieden. De steden vormen de motor voor de economische groei in Europa. Tegelijkertijd zijn hier veel problemen zeer duidelijk voelbaar. Trefwoorden zijn bijvoorbeeld sociale integratie, milieu, verkeer, maar ook demografische veranderingen. De steden verdienen daarom een speciale rol als het gaat om een daadwerkelijke verbetering van de levensomstandigheden van onze burgers.

De steden van Europa hebben bovendien een sleutelpositie op het gebied van innovatie, onderzoek en onderwijs en daarom spelen ze ook een fundamentele rol bij de uitvoering van de strategie van Lissabon en de EU 2020-strategie. Met dit alles moet bij de uitvoering van deze strategieën en ook bij de ontwikkeling van het toekomstig cohesiebeleid rekening worden gehouden.

 
  
MPphoto
 

  Raffaele Baldassarre (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de afgelopen twee jaar hebben geresulteerd in miljoenen werklozen en een verdere vergroting van de staatsschuld, die nog jaren zal voortduren, en hebben hernieuwde druk uitgeoefend op onze sociale cohesdie en er nieuwe scheuren in veroorzaakt.

We moeten tijdig en doortastend reageren en ter vermijding van de bij de Lissabonstrategie gemaakte inschattingsfouten moet de EU 2020-strategie uiterst realistisch zijn in haar doelstellingen en evenwichtig in de doelen die het zichzelf stelt. Commissaris, drie doelstellingen lijken mij prioritair: bovenal een stabiele munt en stabiele nationale begrotingen, die echter niet kunnen worden gescheiden van ontwikkeling en economische groei. Er zijn investeringen nodig in onderzoek en innovatie om onze industrieën nog concurrerender te maken en ervoor te zorgen dat onze producten van de hoogste kwaliteit zijn. We moeten ondersteuning geven aan kleine en middelgrote ondernemingen en nieuwe industrieën, zoals informatietechnologie en duurzame energie, en natuurlijk onze infrastructuur. Ja, laten we het algemene onderwijsniveau verhogen, maar er bovenal voor zorgen dat opleidingen voldoen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en productie. Het is paradoxaal dat ondernemingen vandaag de dag nog steeds specialisaties vragen die de markt niet kan bieden. Het is evident dat iedere doelstelling en actie verband zou moeten houden met de nationale context, maar binnen het kader van een bredere Europese strategie.

Tot slot wil ik zeggen dat de Griekse crisis en de economische en werkgelegenheidscrisis in heel Europa ervan getuigen dat sociale samenhang, ontwikkeling en stabiele nationale begrotingen een krachtig en solide economisch bestuur op Europees niveau vereisen, zodat de Europese instellingen – waaronder het Parlement – doeltreffende en preventieve actie kunnen ondernemen.

 
  
MPphoto
 

  Damien Abad (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we zijn het allemaal eens over de belangrijkste doelstellingen van de EU 2020-strategie. En als we het eens zijn over de doelstellingen, moeten wij ons vervolgens de middelen verschaffen om ze uit te voeren. Deze uitvoering wordt met name mogelijk door het instellen van een economisch bestuur van de Unie.

Wij moeten absoluut beschikken over de middelen om in actie te komen, opdat de mooie woorden en grootse doelstellingen werkelijkheid worden en we de collectieve teleurstelling van de Lissabonstrategie kunnen vermijden. Tegen deze achtergrond wil ik overigens mijn volle steun geven aan het voorstel van de Commissie om de nationale begrotingen vooraf door de EU te laten controleren. Het is echter noodzakelijk om de nationale parlementen en het Europees Parlement bij dit controlemechanisme te betrekken.

Ik wilde in het bijzonder iets zeggen over de crisis en over jongeren. Ik denk dat jongeren tot de belangrijkste slachtoffers van deze crisis behoren, en dat we nu de geboden kans moeten grijpen om jongeren terug te brengen in het hart van de EU 2020-strategie .

Om te beginnen moet de EU 2020-strategie inclusief zijn. Mobiliteit, de concrete vertaling van het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie, moet voor alle jongeren realiteit worden, en niet alleen voor studenten. Zodoende hoop ik dat de Commissie steun wil verlenen aan het voorstel om de Europese mobiliteitsprogramma´s uit te breiden naar leerlingen-stagiairs.

Daarnaast ben ik van mening dat deze strategie de competenties van jongeren moet bevorderen, om de strijd aan te gaan met de jeugdwerkloosheid. Het is algemeen bekend dat de overgang van studie naar de eerste baan een van de grootste uitdagingen is voor jongeren. Door het versterken van hun competenties, bijvoorbeeld via een betere aanwending van de Europese fondsen voor jeugdbeleid, kunnen we op dit vlak vooruitgang boeken.

Ten slotte: alle jonge Europeanen moeten toegang hebben tot mobiliteit en versterking van competenties, omdat we vóór alles behoefte hebben aan innovatieve jongeren. Zij realiseren vandaag de groei en innovatie van morgen. Om die reden zou ik willen dat de EU 2020-strategie niet voorbij gaat aan de jeugd.

 
  
MPphoto
 

  Rosa Estaràs Ferragut (PPE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, we hebben de Agenda van Lissabon en zijn bijzonder ambitieuze doelstellingen goedgekeurd in het jaar 2000. Een aantal daarvan zijn verwezenlijkt, maar vele ook niet. Het lijdt geen twijfel dat de regionale fondsen een bijdrage hebben geleverd aan de Lissabon-strategie.

Tien jaar later worden we geteisterd door de zwaarste economische crisis die we ons kunnen herinneren. Ik denk dat deze crisis ons in de gelegenheid heeft gesteld om vast te stellen, in deze nieuwe EU 2020-strategie, waar we de mist zijn ingegaan, en verbeteringen door te voeren om betere resultaten te bereiken.

Allereerst hebben we geleerd dat coördinatie tussen alle bestuurslagen van essentieel belang is, zoals duidelijk geconstateerd is in het verslag van de heer Cortés. We hebben ook geleerd dat de bijdrage van de regionale fondsen essentieel is om de door ons voorgestelde doelstellingen te verwezenlijken.

Wij denken dat het combineren van specifieke acties op alle niveaus – de Europese Unie, de nationale, regionale en lokale overheden – een absolute vereiste is. Als we samenwerken, zullen we een stuk sterker zijn. Belangrijk is ook dat een cohesiebeleid waarin de economische, sociale en territoriale aspecten aan bod komen, wordt opgenomen in de EU 2020-strategie.

Ik zou hier ook een opmerking willen maken over het cohesiebeleid, namelijk dat de bureaucratische procedures veel soepeler en efficiënter moeten worden. Ook in de sector van de arbeidsongeschiktheid zal dat verschil op de een of andere manier in aanmerking moeten worden genomen.

Ten slotte zou ik willen benadrukken hoe belangrijk de rol is die moet worden weggelegd voor de regio’s en de steden van Europa, en vooral hoe noodzakelijk het is om meer aandacht te schenken aan gebieden met speciale behoeften, zoals berggebieden, kustgebieden of eilanden.

Kortom, als we willen slagen, moeten we kunnen rekenen op de Europese regio’s, op de steden en de bevolking, en op een hervormd cohesiebeleid dat is afgestemd op de nieuwe situatie.

 
  
MPphoto
 

  Petru Constantin Luhan (PPE).(RO) Europa 2020 moet een Europa voor de burgers zijn en aan hun behoeften beantwoorden. Ik ben van mening dat die benadering de basis moet vormen voor deze strategie. Het is belangrijk dat, binnen het nieuwe Europese kader, wij doorgaan met de koers waarin ontwikkeling en de reeds vastgestelde doelen worden bevorderd, waarvan bewaakt moet worden of ze tastbare resultaten opleveren om een positief effect te sorteren. Ik doel hier in concrete zin op investeringen in infrastructuur, waardoor onze economisch concurrentievermogen zal stijgen.

Wij moeten doorgaan met het voeren van economisch, sociaal en territoriaal beleid om de verschillen tussen regio’s te verkleinen, en een platform in te stellen voor evenwichtige economische ontwikkeling, zoals ook in het Verdrag van Lissabon is bepaald.

Europa 2020 moet een Europa zijn met een mondiaal bereik. Dit kan worden bereikt als de Europese Unie hetzelfde ontwikkelingsniveau heeft, dat een versterkend effect heeft op de mogelijkheden van lokale en regionale spelers om op mondiale uitdagingen te reageren.

Europa 2020 is een Europa waarin regio’s zich ontwikkelen op basis van hun specifieke potentieel en gebruik maken van het regionale aspect van onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor het bevorderen van economische groei en het vergroten van de werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 

  Richard Seeber (PPE). (DE) Mijnheer de Voorzitter, als we over Europa 2020 spreken, hebben we het over de toekomst van ons continent en vooral over de vraag: waar willen we heen? Wat voor soort leven moeten onze burgers hier kunnen leiden?

Ik denk echter dat we in de eerste plaats de huidige situatie moeten analyseren om de juiste instrumenten te vinden voor de verwezenlijking van deze doelen. We moeten ook oorzaken en gevolgen uit elkaar houden. Wat zijn nu echt de grote problemen waarmee we momenteel geconfronteerd worden? Volgens mij is de vergrijzing van onze Europese samenleving er zeker één van. Het lukt ons nu helaas niet om Europa zo aantrekkelijk te maken dat mensen een gezin stichten en kinderen krijgen. Dat betekent dat de druk op de overheidsbegroting in de toekomst zeer groot zal zijn vanwege de dreigende onderfinanciering van onze pensioenstelsels.

In de tweede plaats kampen we nu al met grote overheidstekorten. In de crisis hebben we overeenkomstig de klassieke leer van Keynes veel geld uitgegeven. Nu is het tijd om te sparen. Dat betekent ook dat er natuurlijk in het algemeen druk op onze munteenheid wordt uitgeoefend. We zien dat momenteel bij de crisis van Griekenland en samen staan we nu voor het probleem dat het ons eigenlijk niet is gelukt om onze economie zo concurrerend te maken dat er economische groei wordt gecreëerd waarmee we deze hoge overheidstekorten te lijf zouden kunnen gaan.

We hebben in Europa regels op dit gebied, zoals het stabiliteits- en groeipact, maar helaas houdt nu niemand zich daaraan! Dat is een van de belangrijkste problemen. We creëren nieuwe regels maar volgens mij zouden we ons soms veel beter aan de bestaande regels kunnen houden zodat deze ook echt volledig effect zouden kunnen sorteren. Daarom pleit ik er vooral ook voor dat de Commissie op dit gebied een zekere strengheid laat zien, opdat we deze overeengekomen doelstellingen verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  Sabine Verheyen (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, collega’s, ik wil graag aansluiten bij wat collega Seeber heeft gezegd. Indien we de doelstellingen van de agenda voor 2020 werkelijk willen verwezenlijken, moeten we eerst maar eens ons huiswerk voor nu doen.

We hebben een sterke regulering van de financiële markt nodig, die ervoor moet zorgen dat het toekomstige gedrag op dit gebied ook echt beter gecontroleerd en beter gestuurd wordt. We moeten echter ook hier in het Parlement ons huiswerk doen. We moeten er namelijk voor zorgen dat er beter wordt gecontroleerd hoe efficiënt middelen uit de desbetreffende structuurfondsen worden besteed en op wat voor manieren verdere ontwikkeling ondersteund kan worden. Ook moeten we de regionale en lokale autoriteiten meer bij de structuren en de planning betrekken, want zij moeten uiteindelijk ter plekke de taken vervullen en bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden om de doelen te verwezenlijken die wij hier terecht willen stellen. Het heeft in mijn ogen weinig zin om alleen doelstellingen te formuleren, zonder een echt grondige en consequente aanpak van de huidige situatie, zonder het huiswerk voor nu te doen en een analyse te maken van wat nu nodig is.

We zijn hier overgegaan tot de orde van de dag – zoals collega Ulmer net al heeft gezegd – en debatteren over de gebruikelijke vragen die aan het Parlement worden gesteld, over voedselveiligheid enzovoort, zonder dat we werkelijk weten welke problemen prioriteit hebben. Daar moeten we mee beginnen. We moeten ons allereerst concentreren op het op orde brengen van onze financiële situatie en ervoor zorgen dat iedereen zich ook aan deze regels houdt. Ook moeten we ervoor zorgen dat het Parlement en vooral de Commissie in de toekomst nog meer gebruikmaken van de controlemechanismen waarover ze in het verleden al beschikten en meer invloed uitoefenen op wat in de afzonderlijke lidstaten geschiedt.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). (GA) Geachte Voorzitter, het vervult mij met trots dat ik hier enige woorden wijden kan aan de EU 2020-strategie en zou u graag de volgende aandachtspunten willen meegeven.

(EN) Ik moet zeggen dat het teleurstellend en soms deprimerend is de ene na de andere spreker hier in Straatsburg en Brussel te horen praten over het mislukken van de Lissabonstrategie. Maar die was niet helemaal een mislukking, en als dat wel zo was, denk ik niet dat 67 procent van de Ierse bevolking vorig jaar oktober voor het Verdrag van Lissabon had gestemd. Er zijn veel voordelen geweest die we allemaal hebben kunnen zien, met name op regionaal niveau, zoals de commissaris opmerkte. Er zijn echter een paar punten waar ik mij zorgen om zou maken.

Ten eerste, hoe kan het per halfjaar wisselende voorzitterschap hierin geplaatst worden? Ik zie dat elk land hier naartoe komt met een samenvatting van zijn prioriteiten voor een half jaar in plaats van waar ze binnen de algehele doelen per jaar passen die voor de komende tien jaar zijn gesteld. Volgens mij is dat een zeer belangrijk punt; er is geen enkele voetbalclub die elk halfjaar van manager wisselt, die steeds met een andere reeks prioriteiten komt die niet binnen een kort tijdsbestek kunnen worden verwezenlijkt.

Ten tweede verwelkom ik de instrumenten die zijn ingebracht om de lidstaten hun verantwoordelijkheden te laten nemen, en om ze de rekening voor hun mislukkingen te laten betalen als zij dat niet doen. De zachte hand is niet goed genoeg meer. Als je bij een team hoort en slecht speelt, word je ofwel weggestuurd of er wordt je verteld dat je je spel moet verbeteren. En wij moeten ons spel verbeteren.

Ten slotte wil ik zeggen dat ik ook het voorstel toejuich de regio’s en de steden als onderdeel van dit proces bevoegdheid te geven.

 
  
MPphoto
 

  Sophie Auconie (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, op 9 mei heeft de Europese Unie een ferm antwoord gegeven aan de financiële markten, op initiatief van de ministers van Economische Zaken en Financiën. Het Europees Parlement moet niet veroordeeld worden tot niets doen, hoewel de parlementaire procedures langer duren.

Ik ben van mening dat het Parlement en wij, de afgevaardigden, drie essentiële rollen te spelen hebben. Ten eerste moeten wij met al ons gewicht steun verlenen aan de regeringen en de Commissie bij de recent genomen initiatieven. Ten tweede moeten wij direct aan het werk gaan om oplossingen te vinden waarmee we op de middellange en lange termijn uit de crisis kunnen raken en een groeimodel kunnen bevorderen dat daadwerkelijk dynamisch is en in dienst staat van de reële economie. Dat is de voornaamste inzet van de EU 2020-strategie en de prioritaire doelstellingen voor de Europese structuurfondsen voor de periode 2014–2020.

En mevrouw Bowles, op dit punt wil ik u zeggen dat de Lissabonstrategie in bepaald opzicht een mislukking is omdat zij jaren geleden onder een andere conjunctuur is bepaald. De strategie mislukt omdat ze niet flexibel is, zich niet kan aanpassen aan de conjunctuur. Dat is het probleem van strategieën. Deze EU 2020-strategie zal daarom des te krachtiger zijn als ze zich kan aanpassen aan de conjunctuur.

Ten slotte, en wat mij betreft het meest belangrijk: Men zal op lokaal niveau moeten uitleggen wat zich op Europees niveau afspeelt, en men moet de instemming zoeken van de publieke opinie. De Europese burgers zijn op 10 mei in een ander Europa wakker geworden. Zij hebben deze metamorfose echter niet zelf in gang gezet. Niemand kan er nog de gevolgen op lange termijn van voorzien. Deze metamorfose kan geen vrucht dragen als ze geen democratische wortels kan verkrijgen. We waren in verscheidenheid verenigd, maar vandaag moeten we verenigd zijn in tegenspoed.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Antonio Cancian (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik heb vandaag veel gehoord en het was zeker nuttig, maar ik moet ook de aandacht vestigen op een in mijn ogen belangrijk aspect: wij zullen er volgens mij niet in slagen deze hele strategie te plaatsen in de context van een markt die momenteel is ontwricht, die onderhevig is aan voortdurende speculatie en een diepe crisis. Bij onze discussie over Europa 2020 moeten we dit type situatie in gedachten houden.

Ik zou deze discussie in tweeën delen: ten eerste moet de markt in dienst staan van de reële economie en niet andersom; ten tweede denk ik dat Europa deze economie op sleeptouw moet nemen. Wat het eerste deel betreft, is er al veel gepraat en moet er dringend worden gezorgd voor een hedge tegen deze markt zodat wij niet afhankelijk zijn van wie dan ook, maar het is vooral belangrijk de trekkende kracht te zijn en hiervoor moeten dus ook middelen zijn.

Laten we de moed hebben deze begroting te veranderen en de verantwoordelijkheid te nemen voor de instelling van een belangrijk fonds dat niet alleen dient als financiële hedge, maar vooral de netwerken TEN-T, TEN-E en E-TEN op gang kan brengen. Dit is de trekkende kracht die wij in de strijd moeten gooien, en om de reële economie op sleeptouw te nemen, hebben we ook de particuliere sector nodig, door middel van het PPP-mechanisme. Commissaris, deze taak moet onmiddellijk worden uitgevoerd omdat de crisis nog niet voorbij is – de crisis is hier en dit is het moment voor ons om deze krachtige impuls te geven.

 
  
MPphoto
 

  Diogo Feio (PPE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, een debat over de EU 2020-strategie leidt vanzelfsprekend tot de aanvaarding van een betere coördinatie van de verschillende vormen van nationaal beleid, meer invloed van Europa en de keuze voor structurele hervormingen om groei voor onze economie te bewerkstelligen. Echter, als we 2020 willen bereiken, dan moeten we eerst 2010 tot een goed einde brengen, en in dit kader zou ik de aandacht willen vestigen op het evenwicht dat nodig is tussen het begrotingsconsolidatiebeleid en de noodzaak te voorkomen dat Europa terugvalt in een recessie.

Ik ben Portugees staatsburger, en op dit moment wordt een voorstel gedaan om de belastingen te verhogen. Eigenlijk zouden de lidstaten ervoor moeten kiezen om de overheidsuitgaven drastisch te verminderen, door het invoeren van concurrerende belastingsystemen en het doorvoeren van structurele hervormingen zodat we de noodzakelijke groei kunnen bereiken.

Behalve aan de lange en middellange termijn moeten we ook aan de korte termijn denken en onmiddellijk starten met het stimuleren van creatieve ondernemingen. Het is inmiddels wel duidelijk dat we toezeggingen moeten doen aan universiteiten en aan onderzoek en ontwikkeling. Willen we 2020 halen, dan moeten we ons ongedeerd een weg zien te banen door 2010.

Ik wil deze zorgen nu graag achter mij laten. Het is duidelijk dat we beschikken over een stabiliteitspact, maar daarnaast is er ook nog een groeipact, en het sleutelwoord voor onze economieën in de nabije toekomst is groei.

 
  
MPphoto
 

  Veronica Lope Fontagné (PPE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de toekomstige EU 2020-strategie moet de Unie in staat stellen om de tekortkomingen te corrigeren die in de Lissabonstrategie aan het licht zijn gekomen, als we werkelijk een concurrerende economische ruimte willen creëren die samenhangend is in economisch, sociaal en territoriaal opzicht.

Ondanks het feit dat de vooronderstellingen van de nu al verouderde Lissabonstrategie nog steeds opgaan, wil ik er hier op wijzen dat een van de redenen waarom deze strategie aan kracht inboette gelegen was in haar hoogst complexe structuur, en met name haar gebrek aan duidelijkheid bij het bepalen van de verantwoordelijkheden en taken die behoorden tot de Unie en de andere bestuurlijke niveaus, in het bijzonder die van regionale en lokale aard.

De regio’s en de lokale overheden moeten betrokken worden bij de formulering en uitvoering van de beleidsvormen als we willen dat de toekomstige EU 2020-strategie op middellange termijn enige resultaten oplevert.

Onze regio’s en steden spelen een sleutelrol bij de ontwikkeling en uitvoering van een groot deel van EU-overheidsinvesteringen gerelateerd aan groei en werkgelegenheid.

Zo wordt de toekenning van middelen voor het regionaal beleid een bepalend element voor het verwezenlijken van de Europese doelstellingen zoals wij die definiëren. Ik zou u erop willen wijzen dat de middelen die tussen 2000 en 2006 geïnvesteerd zijn via het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling geleid hebben tot het creëren van 1 400 000 banen in de Unie, en tot de aanleg van meer dan 2 000 km snelweg.

Om af te sluiten zou ik nogmaals willen wijzen op de betekenis van het Europees regionaal beleid ten aanzien van strategische doelstellingen zoals groei en werkgelegenheid. De economische, sociale en territoriale cohesie is een fundamentele doelstelling, die wordt gewaarborgd door de Verdragen.

 
  
MPphoto
 

  Joachim Zeller (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, waarde collega’s, en ook een speciale groet voor de bezoekers van het Parlement, die meer aandacht voor dit debat hebben dan veel van onze collega’s, terwijl het hier toch gaat om een van de thema’s die de komende tien jaar in de Europese Unie centraal staan.

We voeren deze debatten ook op een veel te technocratische manier. Ik ben opgegroeid in een staat waar het maatschappelijk leven aan de hand van meerjarenplannen werd georganiseerd. Deze staat, de DDR, bestaat nu niet meer. Daarom heb ik ook een zekere scepsis behouden ten aanzien van programma’s die strategieën, nagestreefde doelstellingen en planeconomische kencijfers door elkaar halen, die zich over een lange periode uitstrekken en waarbij de uitvoering van dit alles aan anderen wordt overgelaten. Wat voor beslissingen wij in het kader van de Europa 2020-strategie voor de Europese Unie ook nemen, het zijn de lidstaten, de regeringen en parlementen en de regionale en lokale autoriteiten die het allemaal moeten uitvoeren. Het onbehagen tegenover een dergelijke procedure is al duidelijk voelbaar.

Een van bovenaf gestuurd Europa kan niet functioneren. Het verenigde Europa kan alleen functioneren als het gezamenlijk met de nationale en regionale instellingen en met de burgers verder wordt ontwikkeld. De Commissie heeft de strategie van Lissabon te snel achter zich gelaten en heeft verzuimd om grondig te analyseren waarom de doelen van deze strategie niet zijn verwezenlijkt. Daarom is het ook geen toeval dat onder de titel “EU 2020” nu in het Parlement verslagen en verzoeken worden samengebracht, die allemaal een afzonderlijke beoordeling verdienen en die ten minste op twee punten staan voor waar het Europese beleid tot nu succes heeft geboekt, namelijk de vormgeving van de interne markt en het cohesie- en structuurbeleid. Het cohesiebeleid krijgt echter in de EU 2020-strategie bij de verwezenlijking van de doelen van de strategie slechts een ondersteunende rol toebedeeld. Dit is tegenstrijdig! We hebben geen behoefte aan meer planeconomie in de Europese Unie, want daar hebben anderen al mee gefaald.

Voordat we dus de lidstaten van de Europese Unie confronteren met een waslijst planeconomische kencijfers waarvan nu niemand kan zeggen hoe ze verwezenlijkt moeten worden, hebben we nu, met het oog op de onzekerheden en turbulentie in het economisch en financieel beleid van nu en in de laatste jaren en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en de sociale situatie in de lidstaten, een uitvoerig debat nodig over de vraag wat de Europese Unie succesvol heeft gemaakt, waar een gemeenschappelijke verwezenlijking van doelen – bijvoorbeeld in een pact met de regio’s in de EU – mogelijk is en hoe we meer gemeenschap kunnen creëren zonder het subsidiariteitsbeginsel te schenden.

Dit debat kan en zal dan ook in een gemeenschappelijke strategie uitmonden. Dit debat is – zoals uit het voorbeeld van vandaag blijkt – echter nog maar net begonnen en wij in het Europees Parlement moeten het voeren.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sógor (PPE). (HU) Commissaris, ik denk dat het leidende principe van elk plan of elke strategie over Europese ontwikkeling moet zijn dat we aan een Europa bouwen dat echt als één regio optreedt en in dienst staat van de Europese burgers. We hebben zeer veel gesproken over de economische en sociale dimensie van de Europa 2020-strategie. De Europese Unie is inmiddels echter veel meer dan dat. De Europese Unie is niet alleen een gemeenschap van belangen maar ook van waarden; daaraan ontleent ze haar economische kracht en politieke macht. Als we tegen het eind van het decennium inderdaad een succesvoller en competitief sterker Europa willen bewerkstelligen, moeten we er goed op letten dat we onze gemeenschappelijke waarden op de juiste wijze in ere houden, versterken en tot hun recht laten komen. We moeten ons hard maken voor een betere afstemming van het onderwijsbeleid van de lidstaten, voor de vermindering van regionale ongelijkheden, voor het toetredingsproces en ook voor het waarborgen van grondrechten en de rechten van minderheden, om slechts een paar beleidsterreinen te noemen die zijn gebaseerd op Europese waarden. Economische groei en de verbetering van de levensomstandigheden van de burgers zijn onvoorstelbaar zonder zulk op waarden gebaseerd beleid.

 
  
MPphoto
 

  Frédéric Daerden (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de EU 2020-strategie heeft een algemeen karakter en bestrijkt vele onderwerpen, zoals ook blijkt uit het debat van vanmiddag. Ik wil graag ingaan op twee aspecten.

Het eerste aspect is de door mij ten volle ondersteunde interpellatie van mevrouw Berès over de sociale dimensie van deze strategie, met name met betrekking tot het vaststellen van concrete doelstellingen voor armoedereductie in deze strategie, die wat mij betreft een rode draad vormt. Overigens lijkt het principe van een Europees minimumloon om deze doelstellingen te bereiken van evident belang. Dit principe moet worden geconcretiseerd.

Het tweede aspect is de samenhang van de Europese begroting met deze strategie. De Raad of de Commissie geeft momenteel geen enkel signaal af dat de wil bestaat om het meerjaarlijkse financiële kader te herzien voor de huidige periode, terwijl dit toch zijn beperkingen heeft getoond. Maar als wij dit niet aanpassen aan de nieuwe uitdagingen van de strategie lopen we een groot gezamenlijk risico. Noch de – te kleine – Europese begroting, noch de nationale begrotingen zullen in staat zijn om de nodige investeringen te doen ter ondersteuning van de verschillende prioritaire initiatieven van de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, op bladzijde 7 van het Europa 2020-document staat: “Europa beschikt over veel troeven: wij hebben getalenteerde en creatieve burgers”. Er wordt natuurlijk niet gezegd dat andere mensen minder getalenteerd of creatief zijn – dat zou vreselijk onvriendelijk en vrijwel zeker onrechtvaardig zijn – maar de Europese bevolking wordt met die bijzondere lof beslist uitverkoren.

Elders wordt getreurd over het feit dat Europa een vergrijzende bevolking heeft. Dit valt uiteraard hoofdzakelijk toe te schrijven aan de sterk dalende geboortecijfers, hoewel dat in het document niet wordt genoemd. Misschien zouden de landen, voor zover landen dat kunnen, een stijging van het geboortecijfer bij hun bevolking moeten stimuleren. Dat zou het evenwicht in de bevolking zeker herstellen. Verder zou dat misschien zelfs minstens een proportionele toename opleveren van die getalenteerde en creatieve mensen, die zo hard nodig zijn voor economische en culturele ontwikkeling. Ik hoop echt dat ik het document van de Commissie niet aantast door de onderdelen ervan aan beredeneerde argumenten te koppelen, maar ik heb mij aan mijn tijdslimiet gehouden!

 
  
MPphoto
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) De EU 2020-strategie kan de grote hoeveelheid taken waar we het hier over hebben nooit realiseren. Het is onmogelijk om zoveel te doen met amper 1 procent van het bnp, want dat is de hoogte van de begroting van de Europese Unie. Laten we aangeven welke taken we willen uitvoeren door het ontwikkelen van passende en moderne wetgeving en voor welke taken we middelen uit de EU-begroting willen inzetten.

Laten we duidelijk zijn: de verwachtingen uit de EU 2020-strategie zijn weinig realistisch. Er zijn teveel taken, er wordt teveel hoop gewekt en een definiëring van de rol van de lidstaten ontbreekt. Nu wij ons in een crisissituatie bevinden, zijn stijging van de werkgelegenheid, armoedebestrijding, onderwijs en vooral economische groei de grote opgaven en hoofdprioriteiten. Wij moeten nu stappen zetten om de economie te stimuleren – dát is thema nummer één van de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D).(RO) Het cohesiebeleid van de EU heeft geholpen bij het creëren van synergie met het onderzoeks- en innovatiebeleid, en doet dat nog steeds. Het heeft ook de aandacht gevestigd op de rol van territoriale cohesie.

Ik ben van mening dat de regio’s zich moeten specialiseren in slimme en groene ontwikkeling, en voor zichzelf een aantal prioriteiten moeten vaststellen op basis van de doelstellingen van de EU en hun eigen behoeften. Vervolgens moeten de gemeenschappelijke middelen richting deze vastgestelde prioriteiten worden gekanaliseerd. Tegelijkertijd moeten zij succesvoorbeelden bevorderen in de kennisdriehoek en de relatie tussen bedrijven, onderzoekscentra, universiteiten en de overheid. Het gaat dan vooral om de succesvoorbeelden uit publiek-private partnerschappen.

Ik ben eveneens van mening dat de uitwisseling van kennis tussen regionale groepen ook kan worden gefaciliteerd door de structuurfondsen, omdat Europees beleid consequent gericht is op duurzame ontwikkeling met tastbare resultaten op regionaal niveau. Al deze elementen vormen de concrete band waarmee territoriale cohesie binnen de Europese Unie kan worden bereikt.

 
  
MPphoto
 

  Iosif Matula (PPE).(RO) Ik wil de rapporteurs van vandaag feliciteren met het uitstekende verslag, met name de heer Van Nistelrooij. Onderzoek en ontwikkeling zullen ons de oplossingen brengen waar we rekening mee moeten houden bij de toekomstige aanpak van de grote uitdagingen waar wij voor staan, of het nu gaat om deze ernstige economische crisis of het bereiken van de langetermijndoelstellingen van de EU 2020-strategie. Met de impuls die het cohesiebeleid levert, waarvan het doel is om innovatie en ondernemerschap aan te moedigen en een kenniseconomie te ontwikkelen, moeten onderzoek en ontwikkeling vanuit twee richtingen worden benaderd.

Op basis van een top-downbenadering zullen onderzoek en innovatie de belangrijkste gebieden zijn voor het vinden van oplossingen voor de problemen van dit moment, en voor het stimuleren van economische groei en duurzame ontwikkeling. Net zo belangrijk is het dat er innovatie uit de laboratoria en onderzoekscentra komt, die ingezet kan worden op een niveau waar de Europese burgers iets aan hebben. Wij moeten lokale en regionale economieën aanmoedigen om hun innovatiekracht te vergroten en de meest effectieve oplossingen te vinden in een bottom-upbenadering, gebruik makend van regionaal en lokaal potentieel.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D).(RO) De Europese Unie heeft op dit moment te maken met een economische, financiële en sociale crisis. Het in de afgelopen jaren gevoerde de-industrialiseringsbeleid heeft geleid tot het verlies van miljoenen banen, verplaatsing van Europese industrie naar derde landen en tot een werkloosheidspercentage van tien procent, onder jongeren zelfs twintig procent. Hierdoor wordt het Europese concurrentievermogen in gevaar gebracht.

Ik ben van mening dat de Europese Unie grote investeringen moet doen in de transport- en energie-infrastructuur, in landbouw, gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek, maar vooral in duurzame economische ontwikkeling. De ontwikkeling van de industriële productie, en daarmee van de hoeveelheid banen in de EU vergt een investering in moderne Europese bedrijven, zodat deze ontwikkelingen kunnen leiden tot groenere productie. In de komende tien jaar moet energie-efficiëntie onze hoogste prioriteit worden.

Bovendien vergrijst de EU-bevolking bij een dalend geboortecijfer, terwijl de hoge werkloosheid de stabiliteit van de pensioenstelsels aantast. Ik ben van mening dat de Europese Unie nu zijn fundamentele principes en verworvenheden moet verdedigen. En de grootste van die verworvenheden wordt gevormd door de 500 miljoen Europese burgers.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Werthmann (NI). (DE) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega’s, we hebben het over de EU 2020-strategie en de voornaamste prioriteiten daarvan. We kunnen uit de crisis in Griekenland leren dat we beter actief kunnen optreden in plaats van slechts te reageren!

Een gecoördineerd en gecontroleerd begrotingsbeleid en toezicht op en regulering van de financiële markt zijn absoluut noodzakelijk. Om de werkloosheid te verminderen en arbeidsplaatsen te creëren en zeker te stellen, moeten we ons voor onze burgers richten op investeringen voor groei en werkgelegenheid. Dat betekent ook dat we de onderwijssector moeten versterken en dat we moeten investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie, die de fundamenten van een duurzame sociale markteconomie en een duurzame en milieubewuste economie vormen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE).(SK) De Lissabonstrategie en de EU 2020-strategie hebben iets gemeen: de overtuiging dat de economie gepland moet worden. Hoogconjunctuur of crisis, het recept van de Commissie blijft helaas steeds hetzelfde. In de EU 2020-strategie wordt gezegd dat de makkelijke toegankelijkheid van kredieten en kortetermijndenken een gedrag tot gevolg hadden dat leidde tot onevenredige groei en een verstoord evenwicht.

Maar verderop in de tekst van de strategie lezen we, dat de Commissie zich zal inzetten voor betere toegankelijkheid van kapitaal en de verbetering van de toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf. Dit zorgt opnieuw voor betere toegankelijkheid van kredieten, die nogmaals zal leiden tot speculaties en onevenredige groei.

In 1991 kondigde de toenmalige premier van Maleisië het project Visie 2020 aan, in het Maleis genaamd “Vavasan 2020”. Volgens dit project zou Maleisië in 2020 het niveau van Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en Japan evenaren. Dames en heren, de planeconomie werkt niet. Dit kunnen onze collega’s uit de nieuwe lidstaten, waaronder de commissaris, beamen.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze discussie vandaag over de EU 2020-strategie was voor ons als Commissie bijzonder interessant en nuttig, net als de discussie vanochtend over economische governance. Ik zou u willen bedanken voor deze gelegenheid en voor alle boodschappen die u over deze strategie hebt gegeven. Namens de Europese Commissie ben ik met name dank verschuldigd aan de heer Van Nistelrooij, de heer Grech, de heer Cortés Lastra en de heer Hoang Ngoc voor hun verslagen.

Ik ben bereid een discussie over allerlei details en ook nuances betreffende de EU 2020-strategie voort te zetten. Maar op dit moment wil ik mijn antwoorden concentreren op een aantal van de belangrijkste punten in deze discussie en ter afsluiting een paar opmerkingen plaatsen.

Om te beginnen wil ik nogmaals het belang benadrukken van de sterke betrokkenheid van het Europees Parlement bij de diverse komende stappen in verband met de EU 2020-strategie: ten eerste de mening van het Europees Parlement over de geïntegreerde richtsnoeren; ten tweede, in een later stadium, de rol van het Europees Parlement als medewetgever bij diverse voorstellen die onder de kerninitiatieven zullen worden gedaan; en niet te vergeten, ten derde het volgende meerjarig financieel kader dat bedoeld is om de toekomstige EU-begrotingen de prioriteiten die in de Europa 2020-strategie zijn gesteld beter te laten weerspiegelen.

Ik wil ook heel duidelijk zijn over de doelstellingen van de strategie. Deze heeft een tweeledige doelstelling. Bovenal is het een essentiële pijler van de reactie van de Unie op de huidige crisis. Het is een essentieel instrument om de coördinatie van het economisch beleid binnen de EU-27 en uiteraard binnen de eurozone te versterken. Maar naast deze kortetermijndoelstelling betekent deze nieuwe strategie dat we Europa uitrusten met een strategie – in feite een actieprogramma, zoals Michel Barnier in zijn openingsverklaring aangaf – waarmee de Europese Unie de economische crisis kan beëindigen door de economische groei te herstellen en ervoor te zorgen dat deze groei zich vertaalt naar meer en betere banen.

We moeten echter op een andere manier banen creëren dan we in het verleden hebben gedaan – duurzamer, niet alleen in ecologisch opzicht maar ook economisch, sociaal en financieel duurzamer. Het gaat erom de Europese Unie te herstellen tot een concurrerende eenheid die de duurzaamheid van haar unieke sociale model kan waarborgen, een concurrerende EU die wereldleider is bij de aanpak van klimaatverandering, een EU die meer in haar mensen investeert door middel van meer en beter onderwijs en, ten slotte een EU die de sociale cohesie versterkt door armoede te bestrijden.

Zoals aangegeven in de conclusies van de Commissie in het debat vanochtend, is deze terugkeer naar een sterke groei natuurlijk alleen mogelijk als we ervoor zorgen dat onze lidstaten in de komende jaren de benodigde begrotingsconsolidatie op zich nemen, daarbij rekening houdend met hun respectievelijke uitgangspunten, zonder een kwetsbaar herstel te ondermijnen, en de uitgaven tegelijkertijd met de inkomsten te bekijken. Dit zijn allemaal zeer belangrijke elementen.

Ik wil nogmaals benadrukken hoe belangrijk en complex de begrotingsproblemen zijn die momenteel op de agenda staan. Ik wil uw aandacht echter ook vestigen op het feit dat deze financiële en economische crisis veel complexer is dan alleen maar het punt van de begrotingstekorten. De crisis is in eerste instantie ontstaan door een fundamenteel gebrekkige werking van de financiële sector, beginnend bij het bankwezen, dat beslist moet worden verbeterd als we vanuit deze situatie een duurzaam herstel willen opstarten. Er zijn ook andere oorzaken van de recente recessie die we moeten aanpakken, zoals het ontbreken van een industrieel beleid en, tot op zekere hoogte, het feit dat onze eerdere strategieën niet tot volledig succes hebben geleid. Dan kunnen we een economische groei op basis van kennis bereiken en deze groei naar elke regio, elke uithoek van de Europese Unie verspreiden.

Daarom moeten we ons beter inzetten op het gebied van economische governance, op het gebied van financiële regulering en ook een betere economische, sociale en territoriale cohesie bereiken.

In het geheel genomen geloof ik echt dat Europa geen alternatief heeft dan deze strategie te lanceren, en dat ook heel snel te doen. Als Europa zijn groeicurve niet herstelt, zal het economisch achteruitgaan en daarom ook politiek achteruitgaan. Terwijl wij deze nieuwe strategie aan het bespreken zijn, hebben de meeste van onze belangrijkste handelspartners niet alleen reeds tienjarige strategieën opgesteld voor sociaaleconomische ontwikkelingen op de lange termijn, maar zijn die ook al aan het implementeren.

Als er echter één lering is we kunnen trekken uit de huidige economische crisis en de voorgaande strategie, de Lissabonstrategie – en ik ben het met de heer Kelly eens dat de Lissabonstrategie vaak aan te strenge kritiek wordt blootgesteld – is het dat het uitvoeren van hervormingen de sleutel tot succes is. Daarom is het van dringend belang om de EU 2020-strategie tijdens de vergadering van de Europese Raad in juni te lanceren en ervoor te zorgen dat zowel de EU als haar lidstaten direct daarna met de uitvoering starten.

Op dit punt zou ik ook het Spaanse voorzitterschap willen bedanken voor zijn inzet om de lidstaten bijeen te brengen en voor het ondersteunen van deze strategie gedurende de laatste maanden en ongetwijfeld in de komende weken. Gezien de huidige economische situatie en de crisis die we momenteel doormaken mag er geen vertraging optreden. Wij zijn het onze burgers verschuldigd om hun oplossingen te bieden die de huidige crisis beëindigen en de coördinatie van het economisch beleid verbeteren, en tegelijkertijd toe te werken naar een terugkeer naar een slimme, duurzame en inclusieve economische groei. Door op gecoördineerde wijze de handen ineen te slaan zullen we ook het benodigde gewicht hebben om op het wereldtoneel succesvol te zijn. De Commissie rekent op de steun van het Parlement om ervoor te zorgen dat de EU 2020-strategie snel en met succes kan worden gelanceerd.

 
  
MPphoto
 

  Lambert van Nistelrooij, rapporteur. Na dit debat allemaal dank voor de steun voor mijn verslag. Voorts nog een paar opmerkingen. Een aantal zaken over sociaaleconomisch governance op korte termijn, de financiële kant is voldoende onder de aandacht gekomen en heeft belangrijke prioriteit; wij hebben vanmiddag echter ook kunnen spreken over de middellange termijn en daarover een aantal opmerkingen kunnen maken.

Wij gaan een en ander vervatten in een resolutie van het Parlement die wij nog vóór de junitop hier in de vergaderzaal aan de orde zullen stellen.

Twee opmerkingen nog, één over de governance. De vraag is gesteld van wie die strategie dan wel is? Een van de fouten van Lissabon was dat de partijen, decentraal de gemeenten, de regio’s, en ook partners, onvoldoende waren betrokken bij het proces; ik stel dan ook voor dat er naast de overeenkomst in de Raad met de lidstaten en de Commissie een territoriaal pact met de regio's en steden komt, anders gebeurt dit wéér, dan hebben wij het over de regio’s, over onze partners, maar niet mét.

Als een en ander de burgers deze keer niet bereikt, dan weet ik het zeker: je kunt grote vlaggenschepen opsieren, maar dan is het straks meer vlag dan schip. Het moet spannender worden om aan de Lissabon-strategie en aan de EU 2020-strategie mee te doen. Dat kan ook, door in die subsidiëring, in die stimulering te zeggen dat degene die zijn nek uitsteekt, die ook financiert, mee mag doen. Het is allemaal veel te vlak: ik nodig de Commissie dan ook uit een territoriaal pact met regio's en steden aan te gaan.

Tenslotte, integraal beleid, zeker ook door de sectoren heen, is cruciaal, het versnipperen van allerlei nieuwe financieringsstructuren levert niets op en brengt ons niet tot die agenda. Mijn verslag gaat over synergie tussen onderzoek, ontwikkeling, innovatie en productie, werkgelegenheid in Europa. Versnippering moet worden tegengegaan en daarom, commissaris Andor, een dringend verzoek om het Europees Sociaal Fonds in de verordeningen integraal bijeen te houden en niet op te splitsen, zoals hier en daar in het Parlement wordt gesuggereerd.

 
  
MPphoto
 

  Louis Grech, rapporteur.(MT) In de weinige tijd die me ter beschikking staat, zou ik graag willen reageren op de opmerkingen van een aantal collega’s naar aanleiding van mijn verslag.

Ik ben het eens met de heer Malcolm Harbour als hij zegt dat hij niet veel bereidheid ziet om de interne markt – die nog altijd niet goed gedefinieerd is en niet uitontwikkeld – te beschouwen als de kern van de EU 2020-strategie. Dat is echt een enorme gemiste kans, want als de interne markt op een bredere, meer holistische zienswijze geschoeid zou worden, is het een van de allerbeste initiatieven binnen de EU-strategie, zoniet dé allerbeste, die de Europese burgers een betere levenskwaliteit zou kunnen bieden.

Mevrouw Evelyne Gebhardt zegt – eveneens zeer terecht – dat tegen de achtergrond van de EU 2020-strategie de interne markt dringend zit te springen om nieuwe impulsen en dus om sterk leiderschap van alle Europese instellingen, met name van de Commissie, opdat de interne markt onze burgers eens te meer opnieuw hoop en vertrouwen schenken kan.

Mevrouw de Voorzitter, tot slot zou ik nog willen zeggen dat we ons er echt voor moeten waken de nieuwe EU 2020-agenda te ambitieus te maken, te overladen. Doen we dat wel, dan zitten we straks opgescheept met een agenda vol prioriteiten waar net als bij de vorige ronde niets van terechtkomt.

 
  
MPphoto
 

  Liem Hoang Ngoc, rapporteur. (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, in de afgelopen weken zijn twee taboes doorbroken. Het eerste is dat de Centrale Bank voortaan openbare schulden kan verminderen door geld bij te drukken. Het tweede doorbroken taboe is dat men voortaan via leningen communautaire uitgaven kan financieren. Dit laatste gebeurt met name bij het instellen van stabilisatie- en steunfondsen.

Een derde taboe is helaas niet doorbroken, namelijk dat van het stabiliteitspact, waarvan bepaalde leden op dogmatische wijze versterking eisen. Heren commissarissen, de socialisten zijn voor federalisme. Wij steunen de coördinatie van begrotingsbeleid. Maar als de coördinatie van begrotingsbeleid betekent dat nationale parlementen onder voogdijschap worden geplaatst en hun bevolkingen op water en brood worden gezet, dan ben ik bang dat het mooie idee van Europa weleens te water zou kunnen raken. Dat is de echte dreiging die ons momenteel boven het hoofd hangt.

Mijne heren commissarissen, de bezuinigingsplannen in Griekenland, Spanje, Portugal en Frankrijk hebben geen enkele kans op succes. Ik vraag u zich daar rekenschap van te geven.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra, rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil al mijn collega’s bedanken voor hun bijdragen en voor het klimaat van opbouwende kritiek waarin we dit belangrijke debat gevoerd hebben.

Dit verslag over de bijdrage van het cohesiebeleid aan de doelstellingen van Lissabon en de EU 2020-strategie is een van de belangrijkste bijdragen van het Parlement aan de toekomstige EU 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid, een van de prioriteiten van het Spaanse voorzitterschap.

Het verslag legt het accent op het creëren van werkgelegenheid, het bevorderen van een duurzame economie, op onderwijs en scholing om ontwikkeling, werkgelegenheid en concurrentievermogen te stimuleren, en ook op de essentiële rol van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak om speciale maatregelen te nemen voor regio’s met aan de natuur gerelateerde problemen.

Het zal echter niet mogelijk zijn de EU 2020-strategie goed te implementeren zonder de deelname en volledige instemming van de regionale en lokale overheden en het maatschappelijk middenveld.

De regio’s dragen niet alleen bij aan de cofinanciering van projecten maar ze zijn ook veel beter in staat om de noden te polsen van de burgers en de KMO’s en om rechtstreeks contact te leggen met universiteiten en innovatiecentra, en op die manier de kennisdriehoek te bevorderen.

In dit verband is het cohesiebeleid niet alleen een bron van stabiele financiële toewijzingen maar ook een krachtig instrument voor de economische ontwikkeling van alle Europese regio’s.

Zijn doelstellingen, gericht op het opheffen van de bestaande ongelijkheden tussen de regio’s en het invoeren van een doeltreffende economische, sociale en territoriale samenhang in Europa, en zijn fundamentele beginselen van een geïntegreerde aanpak, meerlagig bestuur en daadwerkelijke samenwerking, zijn essentiële elementen voor het welslagen van de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dit punt is afgehandeld.

De stemming vindt morgen (donderdag 20 mei 2010) plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk.(RO) De principes van de EU 2020-strategie zijn van cruciaal belang voor het stimuleren van het Europese concurrentievermogen. Structurele hervormingen zijn de sleutel tot het einde van de huidige crisis. De tot nu toe in de praktijk gebrachte oplossingen om uit de crisis te komen waren niet gericht op de oorzaken waardoor we in deze situatie zijn gekomen. De oorzaken van de crisis kunnen alleen door structurele hervormingen worden weggenomen. Wij moeten de aandacht richten op de innovatieve kracht van onze economieën. Daar ligt namelijk de sleutel tot het concurrentievermogen van de EU in de komende periode. We hebben een gecoördineerde benadering nodig voor de benutting van fondsen die zijn geoormerkt voor innovatie en regionale ontwikkeling. Innovatie moet een onderdeel zijn van regionale ontwikkeling. Innovatie was een doelstelling van de Lissabonstrategie, maar het is helaas een papieren principe gebleven. De vooruitgang in de verschillende lidstaten loopt sterk uiteen en de totale doelstelling is niet bereikt. Daarom roep ik alle lidstaten op om verantwoordelijkheid te tonen en zich te houden aan de gedane toezeggingen. De Commissie moet een actievere rol spelen bij de coördinatie van de uitvoering van deze strategie, zodat de rampzalige mislukking van de Lissabonstrategie zich niet herhaalt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. (FR) De EU 2020-strategie, voorgesteld door de Commissie ter stimulering van de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie, legt het accent op onderzoek en innovatie. Er bestaan al verschillende instrumenten die belangrijke steun geven aan de projecten op deze terreinen: de structuurfondsen, het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het kaderprogramma voor innovatie en concurrentievermogen. Deze verschillende programma’s staan voor een financiering van 86 miljard euro voor de periode 2007–2013. De EU 2020-strategie legt overigens de nadruk op de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende beleidsmaatregelen van de Europese Unie. Omwille van de doeltreffendheid is het daarom essentieel om synergie te vinden tussen de verschillende instrumenten. Ik verwelkom daarom het belang dat de rapporteur geeft aan de rol die een sterk en op de juiste wijze gefinancierd regionaal beleid kan spelen bij de realisatie van de doelstellingen van de EU 2020-strategie. Ik deel eveneens de mening van de rapporteur, dat de potentiële begunstigden niet altijd goed op de hoogte zijn van de bestaande mogelijkheden tot synergie. Het lijkt mij daarom van groot belang om de communicatie te verbeteren, bijvoorbeeld volgens het model van de Praktische gids van de Europese Unie voor financieringsmogelijkheden voor onderzoek en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. (PL) In de discussie over doeltreffende aanwending van de middelen van de Europese Unie die zijn bestemd voor onderzoek en innovatie, zullen we het ook moeten hebben over goede promotie van de innovatieve oplossingen die in de verschillende lidstaten zijn ontwikkeld.

Doordat de informatieverspreiding te wensen overlaat, gebeurt het nu vaak dat wordt geïnvesteerd in onderzoeksprojecten die al eerder zijn uitgevoerd door wetenschappers in een van de andere landen. Dit is een verspilling van Europees geld die we ons niet kunnen veroorloven in tijden van economische crisis. We moeten goede communicatie benadrukken en de aanschaf van bestaande innovatieve technologie door de Europese Unie ondersteunen. Daardoor kunnen we extra financiële steun aan innovatieve ondernemingen verlenen.

Belangrijk is ook de financiering van zogenaamde “zachte projecten” zoals scholing en verspreiding van kennis over de betekenis van innovatie voor economische groei, evenals verbetering van de informatievoorziening aan locale entiteiten over de beschikbare programma’s en flexibiliteit bij het vaststellen van criteria voor toekenning van de steun. Landen die op dit moment een laag innovatieniveau hebben, kunnen door de ontwikkeling van deze sector bijdragen aan het creëren van een wereldwijd concurrentievoordeel voor de Europese Unie.

Het is verder noodzakelijk om investeringen in lokale onderzoekscentra te stimuleren. Kleine en middelgrote ondernemingen zijn niet in staat om deze te bekostigen en de grote internationale bedrijven willen er geen gebruik van maken. De verschillen in innovatieniveau tussen de lidstaten van de Europese Unie worden hierdoor groter.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid