2. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
3. Ingekomen stukken: zie notulen
4. Organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0137/2010) van Edit Bauer, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen [COM(2008)0650 - C6-0354/2008- 2008/0195(COD)].
Edit Bauer, rapporteur. – (HU) Het ingediende voorstel is bedoeld om Richtlijn 2002/15/EG te wijzigen op het vlak van sociale bescherming. Het voorstel van de Commissie beroert drie kwesties: het uit het toepassingsgebied van de wetgeving halen van zelfstandige chauffeurs, een preciezere definiëring van het begrip nachtarbeid en het bevorderen van de toepassing van de wet. De richtlijn zelf, en dus ook de gewijzigde versie ervan, zijn aanvullend van aard en hebben alleen betrekking op voertuigen van meer dan drieënhalve ton, zoals ook de andere rechtsregels die van kracht zijn bij het vervoer over de weg. Daarom kon deze wijziging dus ook niet worden uitgebreid naar chauffeurs van kleinere bedrijfsvoertuigen. De Commissie sociale zaken en werkgelegenheid heeft de wetswijziging met 30 tegen 19 stemmen verworpen.
Tijdens de voorbereiding van de wet zijn er diverse misvattingen gerezen. Ik wil hier nu stilstaan bij een paar daarvan die van invloed kunnen zijn geweest op Parlementsleden. Ten eerste zal volgens het unanieme oordeel van de experts, als het voorstel van de Commissie wordt verworpen en het toepassingsgebied van de richtlijn zal worden uitgebreid naar zelfstandige chauffeurs, daardoor de veiligheid op de weg niet toenemen. Beschikbare statistische gegevens en onderzoeken naar ongevallen tonen aan dat slechts 6 procent van de ongelukken wordt veroorzaakt door vrachtwagenchauffeurs, en dat moeheid slechts voorkomt in 0,06 procent van alle ongelukken. De rijtijd, die wel degelijk effect heeft op de veiligheid op de weg, vormt echter het onderwerp van een andere rechtsregel, Verordening (EG) nr. 561/2006, die ook geldt voor zelfstandige chauffeurs. De laad- en lostijd is een aanvullende bezigheid en maakt geen aanzienlijk deel uit van de werktijd, aangezien de wet geen betrekking heeft op bijvoorbeeld transporten binnen een straal van 100 kilometer. Ten tweede zijn vakbonden bang dat zelfstandige chauffeurs bij gebrek aan regelgeving zelfs wel 86 uur kunnen werken.
In de verordening is rijtijd strikt geregeld. In periodes van twee weken wordt de rijtijd op 45 uur per week gesteld en mag deze binnen een week niet meer bedragen dan 56 uur. Dit wordt precies bijgehouden door digitale tachografen en in de verordening wordt ook de rusttijd vastgelegd. Een werkweek van 86 uur is dus een theoretische veronderstelling die door geen enkele peiling, onderzoek of statistische gegevens wordt onderbouwd. Ten derde zou het voorstel van de Commissie het toepassingsgebied van de richtlijn uitsluitend beperken tot chauffeurs in loondienst en schijnzelfstandige chauffeurs. Tot nu toe bestaat er geen richtlijn waarin de werktijd van zelfstandigen is gereguleerd. De beperking van de werktijd is een belangrijk instrument voor de sociale bescherming van werknemers, maar in het geval van zelfstandige chauffeurs zijn de werkgever en de werknemer dezelfde persoon, en daarom is het een overdreven maatregel om zelfstandige chauffeurs tegen zichzelf in bescherming te nemen. Ten vierde, als de argumenten opraken, komt de echte reden boven tafel: sociale dumping. Niemand mag zich laten misleiden door dit begrip, want zelfstandige chauffeurs en kleine ondernemingen kunnen evengoed onaangename concurrenten op de markt zijn als zelfstandige vervoerders uit de nieuwe lidstaten.
Helaas heb ik moeten constateren dat het spook van de Poolse loodgieter opnieuw rondwaart. Het volgende punt dat ik wil maken, is dat zich op de arbeidsmarkt inderdaad een wijdverbreid verschijnsel voordoet dat niet uitsluitend op het vlak van wegvervoer zou mogen worden behandeld en ook niet kan worden behandeld. Dat is de kwestie van de schijnzelfstandige ondernemers, een typisch Europees probleem met nadelige gevolgen voor de concurrentie en de arbeidsmarkt. Daarom moet deze kwestie worden aangepakt, en deze verwachting is duidelijk geformuleerd in het wijzigingsvoorstel.
Amendement 30, dat we hebben ingediend namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers en de Fractie Europa van vrijheid en democratie, is gebaseerd op het voorstel van de Commissie en wordt ook gesteund door de Raad. Hiervoor wil ik de Raad apart bedanken. We zullen hier per onderdeel over stemmen. Ik wil nog één ding zeggen: als compromisoplossing stellen we voor dat lidstaten die dat willen het toepassingsgebied van de richtlijn ook kunnen uitbreiden naar zelfstandige chauffeurs.
Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit Parlement buigt zich vandaag over een zeer lastig en gevoelig onderwerp. De vraag is of zelfstandige bestuurders nu wel of niet moet vallen onder de richtlijn betreffende de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden uitoefenen.
De opneming van zelfstandige bestuurders zou een precedent scheppen en een duidelijke afwijking betekenen van de algemene richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidstijd. Deze richtlijn regelt alleen de arbeidstijd van werknemers, niet van zelfstandigen. Er wordt al heel lang gediscussieerd over het opnemen van zelfstandige bestuurders. Om te beginnen leverde overleg tussen de sociale partners in de jaren negentig van de vorige eeuw niets op. Vervolgens slaagde de wetgever er na vier jaar discussies – tussen 1998 en 2002 – niet in om tot een conclusie te komen en vroeg deze de Commissie om die reden om een uitvoerige effectbeoordeling. De Commissie heeft nu onderzoek gedaan en een effectbeoordeling uitgevoerd waaruit duidelijk naar voren komt dat deze richtlijn niet het juiste instrument is om kwesties op het gebied van vervoersbeleid zoals verkeersveiligheid of concurrentievoorwaarden aan te pakken, maar dat de naleving ervan met betrekking tot niet-zelfstandige bestuurders wel een echt punt is. Dit is ook de strekking van het voorstel van de Commissie.
Om te beginnen spreek ik mijn waardering uit voor uw rapporteur, mevrouw Bauer, die voortreffelijk werk heeft verricht. Ik ben heel blij dat de rapporteur de zorg van de Commissie over de zwakke naleving van de regels en het algemene probleem van schijnzelfstandigen deelt en ik waardeer de opbouwende voorstellen van mevrouw Bauer. Ik ben van mening dat de door de rapporteur voorgestelde amendementen de mogelijkheid bieden om werknemers nog beter te beschermen tegen mogelijke uitbuiting door werkgevers.
Er moeten in Europa beslist maatregelen worden genomen ten aanzien van de zogenaamde schijnzelfstandige bestuurders – dat wil zeggen, bestuurders die formeel zelfstandig zijn maar in de praktijk werkzaam zijn voor één bedrijf waar ze hun opdrachten van krijgen en dat hen betaalt. Zowel het voorstel van de Commissie als de door de rapporteur gedane voorstellen geven een duidelijke boodschap af aan de sector: het verschijnsel schijnzelfstandigheid wordt niet getolereerd en de wetgever zal erop toezien dat deze regel in heel Europa wordt nageleefd.
Wat de verkeersveiligheid betreft: ik wijs er met klem op dat arbeidstijd niet moet worden verward met rijtijd. De situatie met betrekking tot dat laatste is sinds 1998 drastisch gewijzigd. Zoals u weet, heeft dit Parlement samen met de Raad nieuwe regels inzake de rijtijden aangenomen, het gebruik van moderne, betrouwbare digitale opnameapparatuur ingevoerd en een specifieke richtlijn betreffende handhaving aangenomen. Het debat van vandaag gaat niet over verkeersveiligheid. Uit de cijfers en de onderzoeken die de Commissie ter beschikking van het Parlement heeft gesteld, blijkt in het geheel niet dat de opneming van zelfstandige bestuurders tot een grotere verkeersveiligheid zou leiden.
Het zou geen goed besluit zijn om in een tijd dat we enigszins van de economische crisis hopen te herstellen, kleine en kwetsbare ondernemingen die de economische recessie hebben weten te overleven, op te zadelen met een extra administratieve en financiële last. Wat Europa nodig heeft, is geen administratieve rompslomp voor ondernemers maar een arbeidstijdenrichtlijn die echt zorgt voor de bescherming van niet-zelfstandige en afhankelijke bestuurders die deze bescherming nodig hebben.
Pervenche Berès (S&D). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijn beroep op het Reglement heeft betrekking op de gedragscode die het Parlement heeft aangenomen waar het gaat om onderhandelingen volgens de medebeslissingsprocedure. Ik begrijp niet hoe de commissaris kan spreken over een akkoord met het Parlement, terwijl hij slechts heeft gesproken met één afgevaardigde, die in feite geen enkel mandaat had namens de bevoegde commissie om te onderhandelen over wat u een goed akkoord noemt.
Commissaris, u schendt de voorgeschreven werkwijze van deze instelling. Dat geeft ons het recht om vraagtekens te plaatsen bij de werkwijze van de instelling waartoe u behoort.
De Voorzitter. – Dat was geen beroep op het Reglement. U bent genoteerd als spreker verderop in het debat.
Thomas Mann, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) wil ik mevrouw Bauer bedanken voor haar verslag en haar uitstekende werk in de afgelopen maanden.
De fundamentele vraag is of de arbeidstijd van zelfstandigen in de transportsector nu wel of niet voor de eerste keer gereguleerd moet worden. De Commissie zegt van niet, bijna alle lidstaten zeggen van niet, en ook de meerderheid van mijn fractie zegt van niet. Wanneer we deze richtlijn laten gelden voor zelfstandige bestuurders, zou dat alleen in het belang zijn van grote ondernemingen. We moeten echter het midden- en kleinbedrijf versterken.
Tegen degenen die de gebrekkige veiligheid in het wegverkeer gebruiken als argument om de richtlijn voor zelfstandigen te laten gelden, moeten we zeggen dat de regels voor rij- en rusttijden allang aangescherpt zijn. Alle bestuurders – zelfstandigen of werknemers – moeten binnen 24 uur minimaal 11 uur rusten. Daarom hebben we digitale tachografen die de rijtijden automatisch registreren, en de overheid controleert de naleving ervan.
Ik was toentertijd rapporteur van het Europees Parlement voor tachografen. Ik ben mevrouw Bauer erkentelijk dat ze voorkomen heeft dat de verordening wordt uitgebreid naar voertuigen van minder dan 3,5 ton. Digitale EU-controleapparatuur in alle bedrijfsvoertuigen zou hebben geresulteerd in tijdrovende en dure documentatieverplichtingen. We willen bureaucratie juist verminderen en niet vergroten.
Ik adviseer dit Parlement dan ook om het compromis te steunen dat de rapporteur met de andere fracties heeft uitgewerkt.
Stephen Hughes, namens de S&D-Fractie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het standpunt van deze fractie is ongewijzigd gebleven. Mijn standpunt als rapporteur is al ongewijzigd sinds 2002, toen we voor het eerst voorstelden zelfstandige en onafhankelijke bestuurders in de richtlijn op te nemen. We zijn er nog steeds van overtuigd dat dit moet en ik hoop dan ook dat morgen voor het voorstel tot afwijzing van het voorstel van de Commissie zal worden gestemd, zoals ook het geval was tijdens de plenaire zitting afgelopen voorjaar en in de Commissie werkgelegenheid afgelopen maart.
We betreuren het ten zeerste dat de rapporteur tijdens de vervulling van haar mandaat kennelijk op zo veel verwarring is gestuit. Ze is niet zozeer uitgegaan van de meerderheidsstandpunten van de leden van de Commissie werkgelegenheid van het Europees Parlement en heeft deze niet verdedigd maar heeft zich eerder actief ingezet om het standpunt van de Commissie en de Raad te verdedigen. De andere instellingen hebben zich, zoals mevrouw Berès zei, totaal niet bereid getoond tot loyale samenwerking maar hebben in plaats daarvan alles in het werk gesteld om de zeer duidelijke aanbeveling van de Commissie werkgelegenheid aan de plenaire vergadering – afwijzing van het voorstel van de Commissie – te ondermijnen.
Mevrouw de Voorzitter, een vermoeide bestuurder is een gevaarlijke bestuurder, ongeacht zijn of haar arbeidsstatus. We moeten het wegverkeer niet nog riskanter maken dan het al is. Ook vanmorgen bleek weer dat de rapporteur de begrippen rijtijd en arbeidstijd door elkaar haalt. Het is onder de huidige regelgeving heel goed mogelijk dat een zelfstandige, een schijnzelfstandige, bestuurder tussen de 86 en 95 uur per week rijdt; misschien niet elke week, maar één week brengt op zichzelf al genoeg gevaar met zich mee. Als de commissaris twijfels heeft over dat getal, mag hij altijd bij me langs komen. Ik heb de cijfers van de mensen die in de sector werkzaam zijn. Het is een feit. We moeten het voorstel van de Commissie afwijzen.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste dank ik de rapporteur mevrouw Bauer voor haar harde werk.
Waar het in dit verslag in wezen om draait, is of zelfstandige bestuurders moeten worden opgenomen in of uitgesloten van de arbeidstijdenrichtlijn. We mogen niet vergeten dat alle bestuurders, zowel in loondienst als zelfstandige, vallen onder de verordeningen inzake rijtijden uit 2006, waarin hun rij- en rusttijden en rijtijdonderbreking zijn geregeld. Kwesties op het gebied van verkeersveiligheid worden derhalve op adequate wijze geregeld binnen het kader van deze richtlijn en als iemand vindt van niet dan moeten we naar de rijtijdenrichtlijn kijken.
Er zijn geen gegevens waarin een verband wordt gelegd tussen ongelukken en de arbeidstijd van beroepschauffeurs en ook geen gegevens waarin onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders in loondienst en zelfstandige bestuurders. We hebben dus geen gegevens die betrekking hebben op een besluit om zelfstandige bestuurders op te nemen. De wetgeving moet gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens en alle spookverhalen over zelfstandige bestuurders die 86 uur per week rijden en ongelukken veroorzaken, zijn alleen maar bangmakerij en niet gebaseerd op betrouwbare gegevens.
Als zelfstandige bestuurders in deze wetgeving worden opgenomen, wordt deze nagenoeg onuitvoerbaar. Moet een leger controleurs over de schouders van zelfstandige bestuurders mee kijken om te zien of ze bezig zijn met algemene administratieve taken of met de administratie in verband met het specifieke vervoer in kwestie? De wetgeving verstaat onder arbeidstijd de tijd dat een zelfstandige bestuurder op de werkplek is. Dit wordt in de wetgeving omschreven als de hoofdvestiging van de onderneming en de verschillende nevenvestigingen. Wordt de kantoorruimte in de kleine slaapkamer of op zolder bij de zelfstandige bestuurder thuis beschouwd als werkplek en wie controleert en handhaaft de wetgeving? Ja, er zijn ook kwesties in verband met concurrentie voor zelfstandigen, maar die vallen buiten deze wetgeving. In mijn eigen land wordt deze kwestie heel effectief geregeld via het belastingstelsel.
Tot slot nog dit: als we het voorstel van de Commissie afwijzen, leidt dit tot slechte en onevenredige wetgeving die haar doel voorbijschiet en waardoor de administratieve rompslomp en bureaucratie voor KMO’s die het in de meeste landen en met name in mijn eigen land, Ierland, toch al zo moeilijk hebben, alleen maar toeneemt. Deze wetgeving is onuitvoerbaar en maakt een lachertje van de wet.
Emilie Turunen, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, de kwestie waarover we vandaag debatteren, draait om een absoluut fundamentele vraag: willen wij in het Europees Parlement zorgen voor een sociaal Europa met eerlijke mededinging en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden? Of willen we toestaan dat toevalligheden en de markt de vervoerssector beheersen, die steeds meer onder druk komt te staan? Voor ons in de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken in het Europees Parlement bestaat daar geen enkele twijfel over. Wij willen dat zelfstandig werkzame chauffeurs opgenomen worden in de arbeidstijdenrichtlijn. Wij wijzen derhalve het voorstel van de Commissie om de zelfstandig werkzame chauffeurs uit te sluiten af en wel om de volgende drie redenen. Ten eerste is het noodzakelijk dat zelfstandig werkzame chauffeurs onderworpen zijn aan de arbeidstijdenregels, zodat we de Europese verkeersveiligheid zeker kunnen stellen. Aangezien deze chauffeurs een vrachtwagen besturen die een ton weegt, is het van cruciaal belang dat we een plafond instellen voor hun arbeidstijden om vermoeide chauffeurs en ongevallen te voorkomen. Ten tweede willen we eerlijke mededinging in de vervoerssector waarborgen. De afgelopen jaren hebben we een enorme toename van het aantal schijnzelfstandigen gezien. Dit was de oplossing van de sector om de arbeidstijdenregels te ontlopen. Als wetgevers moeten we geen stimulansen creëren die leiden tot meer zelfstandigen in Europa. Daarentegen moeten we zorgen voor uniforme regels, zodat er een gelijk speelveld is. Ten derde willen we een goede werkomgeving voor iedereen waarborgen. Uit EU-onderzoeken weten we dat zelfstandig werkzame chauffeurs vaker ziek en meer gestresst zijn dan chauffeurs in loondienst. Is dit een verantwoorde situatie vanuit het oogpunt van gezondheid en veiligheid? Wij menen van niet.
Er is veel over deze richtlijn gezegd en er zijn vele onjuiste dingen over gezegd. Ik wil graag een einde maken aan twee mythen. Ten eerste is er de mythe van het administratieve werk. Kantoorwerk maakt geen deel uit van de regulering en het is heel belangrijk om dat vast te stellen. Deze mythe moeten we begraven. Ten tweede is er de mythe van de handhaving. Ik heb collega’s horen zeggen dat het niet mogelijk zou zijn om deze richtlijn te handhaven en tegen hen wil ik slechts zeggen: we hebben een digitale tachograaf om de metingen te verrichten. Dit wordt nu al gedaan voor chauffeurs in loondienst, dus natuurlijk kan het ook voor zelfstandig werkzame chauffeurs worden gedaan.
Ten slotte wil ik enkele woorden zeggen tegen mevrouw Bauer. Als schaduwrapporteur namens de Groenen ben ik zeer teleurgesteld over hoe het proces de laatste tijd is uitgevoerd. Mevrouw Bauer heeft gebroken met alle goede onderhandelingsregels, zij heeft gebroken met de “gedragscode” van het Parlement en nu komt ze met wat ze zelf een compromis noemt. Wat mij betreft is dit haar verantwoordelijkheid en geen compromis dat geldigheid heeft voor het Parlement. Dit is slechts haar inadequate voorstel, dat zij buiten alle regels om met de Raad heeft opgesteld.
Ik wil graag afsluiten met te zeggen dat het niet gaat om de onderhandelingsmethoden van mevrouw Bauer, maar om mensen en om de vraag of we fatsoenlijke arbeidsomstandigheden willen waarborgen in een vervoerssector die meer en meer onder druk staat. Ik hoop dit gesteund wordt door iedereen in het Parlement, wanneer we morgen stemmen.
Peter van Dalen, namens de ECR-Fractie. – Voorzitter, er zijn leden die beweren de belangen van zelfstandige chauffeurs te dienen als die zich houden aan de 48-urige werkweek. Die leden beweren dat de verkeersveiligheid wordt gediend. Dat is een smerige campagne, want de zelfstandige chauffeurs blijven hoe dan ook onder de rij- en rusttijdenverordening vallen. De verkeersveiligheid komt helemaal niet in het gedrang. Het probleem is dat enkele Zuid-Europese vakbonden vrezen dat zelfstandige Roemeense en Bulgaarse chauffeurs ritten gaan overnemen. Die leden lopen als bibberende schoothondjes achter de vakbonden aan. Dát is de kern van de affaire.
Transportcommissaris Kallas wil de zelfstandige chauffeur buiten de richtlijn houden. Hij verdient morgen onze steun bij de stemmingen. Lukt dat niet, dan is 16 juni een zwarte dag in de geschiedenis van het Europees Parlement. De burger krijgt dan een trap na en stapels bureaucratie erbij. En maar klagen dat dan bij de volgende verkiezingen het opkomstpercentage nóg weer lager wordt.
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, dit is weer een debat dat van fundamenteel belang is voor de bescherming van de rechten van de werknemers in het wegvervoer en van de verkeersveiligheid. Het is onaanvaardbaar dat de Europese Commissie – sinds oktober 2008 – aandringt op wijziging van de richtlijn uit 2002. Nu wil de Commissie de zogenaamde zelfstandige bestuurders uitsluiten van het toepassingsgebied van de richtlijn. Bovendien wil ze de arbeidsomstandigheden van alle chauffeurs verslechteren door de mogelijkheid te creëren de arbeidstijd te verlengen tot een onduldbaar niveau, louter om de grote ondernemers meer winst te bezorgen.
Zo zouden bijvoorbeeld de zogenaamde zelfstandige bestuurders het hele jaar door zelfs een werkweek van 86 uur kunnen maken. Dat zou niet alleen hun gezondheid en veiligheid in gevaar brengen maar ook de veiligheid van de andere verkeersdeelnemers. Door de toename van het aantal schijnzelfstandige bestuurders zou het ook een stimulans zijn voor sociale dumping en deregulering van de arbeidswetgeving.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft zich gevoelig getoond voor argumenten en studies waarin de gevaren aangetoond worden die de goedkeuring van dit voorstel met zich mee zou brengen. Daarom heeft de commissie tot twee keer toe het voorstel verworpen, maar helaas heeft de rapporteur, gesteund door de Europese Commissie en de Raad, erin volhard alleen verder te onderhandelen over de ontwerprichtlijn, in weerwil van het besluit van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.
Dat heeft geleid tot de zeer ernstige situatie waarin we ons nu bevinden en waartegen de meerderheid van het Europees Parlement een luid protest moet laten horen. De commissaris heeft het Parlement net nog eens in het geding gebracht. Wij bepleiten de verwerping van het voorstel om deze ernstige bedreiging voor de rechten van werknemers en de veiligheid van alle verkeersdeelnemers in de Europese Unie weg te nemen.
Daarom roepen wij op het voorstel van de Europese Commissie te verwerpen en de richtlijn van 2002 na te leven. Vanaf 2009 had die richtlijn ook van toepassing moeten zijn op zelfstandige bestuurders teneinde sociale dumping te bestrijden, het recht op gezondheid en rusttijden van de werknemers in de sector te beschermen en de verkeersveiligheid te verbeteren.
Mara Bizzotto, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we zijn van plan de toepassing van deze richtlijn uit te breiden tot zelfstandige bestuurders in het belang van een veronderstelde toename in veiligheid.
De aangedragen argumenten zijn echter misleidend en zullen nadelige gevolgen hebben. Ze zijn misleidend, omdat veiligheid reeds krachtens de verordening van 2006 wordt gegarandeerd en ze leiden tot nadelige gevolgen, omdat de concurrentiekracht van duizenden kleine onafhankelijke ondernemingen, die al zwaar op de proef zijn gesteld tijdens de economische crisis, op het spel staat.
Dames en heren, laten we niet net doen alsof we niet weten dat er achter de juridische en technische geschillen over de richtlijn eigenlijk een machtsstrijd schuilgaat tussen Europese aanhangers van het etatisme, die op het punt staan een nieuwe, gevaarlijke last neer te leggen bij ondernemingen, en de voorstanders van een Europa met een menselijk gelaat, die goed weten wat de werkelijke behoeften van onze burgers zijn.
Door wetgevend op te treden bij de indeling van de arbeidstijd van zelfstandige bestuurders, zou het Parlement een gevaarlijk precedent scheppen door het toestaan van een Europese overname van ondernemerschap en vrij initiatief.
Het is tijd dat we onze woorden in daden omzetten. Laten we kleine en middelgrote ondernemingen niet langer uitbuiten voor onze eigen doeleinden. Het is te gemakkelijk om wijdverspreid ondernemerschap te prijzen als het doel is met doeltreffende strategieën op de proppen te komen om de crisis te bestrijden, en deze vervolgens op te offeren op het moment dat bureaucratie weer aan kracht wil winnen binnen de EU. Ik biedt weerstand aan de strijd tussen utopische beginselen door de zaken praktisch te bekijken. Europa mag geen inbreuk plegen op de particuliere ondernemingsgeest en moet de verzoeken van onze regio’s respecteren.
Elisabeth Morin-Chartier (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben voor opname van de zelfstandige chauffeurs in de ontwerprichtlijn, en ik verwerp derhalve dit voorstel van de Commissie en het verslag van mevrouw Bauer.
Ik vind het schandalig dat dit voorstel de belangen van de middelgrote en kleine ondernemingen schaadt door de invoering van oneerlijke concurrentie van schijnzelfstandigen met ingang van heden. Door dit verslag wordt oneerlijke concurrentie in het leven geroepen en die zal zich verder kunnen ontwikkelen naarmate het aantal schijnzelfstandigen toeneemt.
Dit voorstel gaat ook in tegen het belang van de werknemers. Juist nu wij allen gezamenlijk werken aan de opbouw van een sociaal Europa, wordt met dit verslag sociale dumping tussen de lidstaten versterkt. Dat is strijdig met de belangen van werknemers en strijdig met de belangen van Europa.
Tot slot wordt in dit verslag totaal geen rekening gehouden met de verkeersveiligheid. Ik heb aan het hoofd gestaan van een regio die wordt doorkruist door intensief verkeer uit heel Europa, en waar zich ernstige ongelukken hebben voorgedaan die tot gerechtelijke acties hebben geleid. We mogen niet voorbijgaan aan deze ernstige ongelukken en we zullen rekenschap moeten afleggen over ons besluit aan onze medeburgers. Overigens hebben twee lidstaten in 2002 beroep aangetekend bij het Europees Hof van Justitie om Richtlijn 2002/15/EG in te trekken, omdat zelfstandige chauffeurs daarin waren opgenomen. Het Hof heeft hun beroep om redenen van verkeersveiligheid afgewezen.
Tot slot hebben we behoefte aan een Europese verordening tussen alle lidstaten, omdat vervoer vandaag de dag een Europese aangelegenheid is. De stemming in de commissie was duidelijk. Ik hoop dat de stemming in de plenaire vergadering ook zo duidelijk zal zijn.
Alejandro Cercas (S&D). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw Bauer, in de eerste plaats voel ik mij genoodzaakt om mijn diepe teleurstelling in u uit te spreken. Dit vanwege de manier waarop u de onderhandelingen heeft gevoerd zonder dit Parlement te respecteren, en vanwege de manier waarop u vandaag dit debat voert waarin de waarheid ernstig tekort wordt aangedaan.
Het is niet waar, mijnheer de commissaris, dat het erom gaat om ook de zelfstandige chauffeurs op te nemen in de richtlijn, want dat is al sinds 2009 het geval. U wilt juist de zelfstandige chauffeurs uit de richtlijn verwijderen.
Het is ook niet waar, mijnheer de commissaris, dat wij het niet hebben over de gezondheid en de veiligheid op de weg: dat is juist wel waarover we het hebben, mijnheer de commissaris. Wij hebben het over niets anders dan de veiligheid van zelfstandige chauffeurs en Europese burgers die gebruik maken van de wegen. Dat is waarover wij het hier hebben en nu komt u hier met onjuiste argumenten aanzetten.
Zoals gewoonlijk gebruikt u het argument van de bureaucratie. Dat is niet juist. U heeft de loftrompet gestoken over de tachograaf en over de grote vooruitgang die daarmee geboekt is in het reguleren van het rijden in Europa. Dit instrument kan toegepast worden zonder dat dit hoeft te leiden tot bureaucratie. De waarheid is dat u bezig bent de economische belangen van enkelen te stellen boven de rechten van de meerderheid. En wederom loochent u wat men altijd zegt, namelijk dat mensen voor zaken gaan: voor u gaan zaken voor mensen.
Ik wil hiermee blijk geven van ons protest, en ik hoop dat het Parlement opnieuw zal zeggen dat de burgers, de veiligheid, het recht en de waarheid het belangrijkst zijn.
Mijnheer de commissaris, ik protesteer. Ik ben zeer teleurgesteld.
Mevrouw Bauer, ik ben zeer teleurgesteld over de manier waarop u dit debat en deze onderhandelingen gevoerd heeft.
Gesine Meissner (ALDE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, we hebben al een heleboel gehoord. Het is waar wat mevrouw Figueiredo zei, dat dit een richtlijn is die bedoeld is voor werknemers. Dat klopt. We hebben echter ook te maken met zelfstandigen die we niet als werknemers kunnen beschouwen.
Het is belangrijk voor mensen in Europa dat ze zelf kunnen beslissen hoe ze willen werken – als werknemer of als zelfstandige. Dat is alleen maar goed. Natuurlijk moet de zelfstandige zich ook aan bepaalde regels houden. Digitale tachografen zitten al in alle vrachtwagens en andere voertuigen waar we het hier over hebben. Als we nu de zelfstandigen in deze richtlijn zouden meenemen, zou dit een onbehoorlijke beperking van hun keuzevrijheid betekenen. Daarom is mijn fractie er absoluut voorstander van om de zelfstandigen van deze richtlijn uit te sluiten. Wij vinden het voorstel van mevrouw Bauer en het voorstel van de Commissie goed. Daar moet rekening mee gehouden worden. We willen het midden- en kleinbedrijf beschermen, en in dit geval kunnen we dat doen door het voorstel goed te keuren.
Eva Lichtenberger (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de vorige spreker heeft een ideale wereld beschreven waarin bestuurders zelf bepalen of ze willen werken als zelfstandige of als werknemer. In werkelijkheid is het helaas zo dat bestuurders deze keuze niet langer hebben; in plaats daarvan worden ze tot zelfstandigheid gedwongen – of in ieder geval tot schijnzelfstandigheid. Dat is het grote probleem waar we hier voor staan – en als dit hier een individueel compromis is tussen een Parlementslid en de Raad dat gepresenteerd wordt als een algemeen compromis en dat geen rekening houdt met deze kwestie, dan spelen we sociale dumping in Europa in de kaart.
Ga eens kijken wat er op de wegen gebeurt en breng een bezoek aan een controlepost. Ga eens kijken wat er echt in deze sector gaande is. Ga eens kijken bij de ongevallen – dan zult u inzien dat wij als leden van het Europees Parlement geen sociale dumping kunnen toestaan.
Julie Girling (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is van cruciaal belang dat zelfstandigen op deze manier uit de klauwen van de arbeidstijdenrichtlijn worden gehouden. Dit werkterrein is al zwaar gereguleerd via de rijtijdenverordeningen en het is grote onzin om te beweren dat mensen ertoe worden gedwongen om als zelfstandige te gaan werken; dat is een keuze die mensen zelf maken. Het is bangmakerij om te beweren dat de verkeersveiligheid hier in het geding is.
We hebben het hier eindeloos over het bevorderen van het ondernemerschap; we vinden dat ondernemers moeten kunnen floreren in de Europese Unie. We stimuleren kleine ondernemingen actief, dus het kan gewoon niet goed zijn dat we ze op deze manier ontmoedigen. Ik dring er dus bij u op aan om voor de voorstellen van Edit Bauer te stemmen.
Thomas Händel (GUE/NGL). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we discussiëren al maandenlang over rij- en arbeidstijden in het wegvervoer. Ik begin me af te vragen wat het volgende argument zal zijn om aan te tonen dat alles waar we al maanden over discussiëren, volledige onzin is. Het laatste argument is dat we dringend iets moeten veranderen, zodat er niets verandert. Mevrouw Bauer, ziet u niet hoe absurd dit argument is geworden – hoe vol het zit met leugens en halve waarheden?
Waar we het hier over hebben is niets anders dan een verlenging van de arbeidstijden van zelfstandigen. Het gaat in het arbeidstijdenrecht echter al meer dan 150 jaar om het principe dat mensen beschermd moeten worden tegen te lange werktijden. Dat geldt zowel voor de zelfstandigen als voor de mensen in loondienst. Het maakt geen verschil of het een zelfstandige is die zichzelf overbelast of een werkgever die een werknemer overbelast. Het gaat erom dat mensen tegen zichzelf en te lange werktijden in bescherming moeten worden genomen, en ook voor een deel tegen werkgevers en opdrachtgevers.
Ten tweede wordt hier over de verkeersveiligheid beweerd dat we daar niets aan kunnen doen. Dames en heren, we zijn geen amateurs of vrijwilligers! We kunnen geen wetten maken onder het motto ‘We zien wel wat er van komt’. Iedereen weet dat te lang doorwerken het gevaar voor ongevallen vergroot, vooral in het wegvervoer, waar de gevolgen zo groot zijn.
Ten derde zou ik willen vragen wie gaat de onderhavige gedifferentieerde regeling op onze wegen controleren? Onze rechtbanken vinden het zonder diepgaande bestudering van de dossiers al moeilijk te bepalen of iemand zelfstandig is of alleen schijnzelfstandig.
Laten we ophouden met deze onzin. Dit gaat om eerlijke concurrentie. Het gaat er deze ochtend niet om een precedent te scheppen voor toekomstige debatten over verlenging van arbeidstijden. Speel niet dit soort spelletjes met dit Parlement!
Derek Roland Clark (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is van belang dat amendement 30, met betrekking tot lid 7, onder a, wordt aangenomen. Zelfstandige bestuurders zouden dan niet onder deze bepalingen vallen.
Het gaat hier niet om verkeersveiligheid. Alle bestuurders zijn gebonden aan rijtijden en het daaraan verbonden werk dat door de tachograaf wordt geregistreerd. Door zelfstandige bestuurders op te nemen straffen we ze, met name degenen die niet via een agentschap werken. Bestuurders in loondienst krijgen een werkrooster, maar echt onafhankelijke bestuurders moeten hun eigen roosters opstellen en nieuwe opdrachten binnenhalen. Als zij in deze bepalingen worden opgenomen, vallen deze taken onder hun werkweek en hebben ze ten opzichte van bestuurders in loondienst dus minder tijd om te rijden, te laden en lossen en te zorgen voor passagiers. Dit kost opdrachten en leidt tot werkloosheid in de kleinhandelssector. De grotere vervoerders nemen het vrijgekomen werk voor hun rekening en zo creëren we het zoveelste geval waarbij de EU grote bedrijven bevordert ten koste van de KMO’s waar de helft van de beroepsbevolking werkzaam is.
Ik steun derhalve amendement 30 van de rapporteur en in dit opzicht ook de Commissie. Dat hoor je niet vaak uit deze hoek van het Parlement.
Veronica Lope Fontagné (PPE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, naar onze mening is het essentieel dat de zelfstandige chauffeurs in deze richtlijn opgenomen worden. Dit standpunt wordt in mijn land gedeeld door de vertegenwoordigers van zowel de vakbonden als van de werkgeversorganisaties, die beide uitdrukkelijk hebben verzocht om de opneming van de zelfstandige chauffeurs in deze richtlijn.
Volgens ons zijn er verschillende redenen voor deze opneming. Ten eerste de veiligheid van werkenden: zelfstandige chauffeurs hebben recht op dezelfde bescherming als de overige vervoerders, niet alleen wanneer zij rijden maar ook tijdens andere werkzaamheden die direct gerelateerd zijn aan het vervoer over de weg.
Ten tweede eerlijke concurrentie, omdat het herintroduceren van het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers in loondienst zowel de arbeidsmarkt als de markt voor het goederenvervoer over de weg zal verstoren.
Ten slotte lijkt het mij ongewenst dat elke lidstaat de mogelijkheid zou hebben om naar eigen inzicht de bepalingen van de richtlijn al dan niet toe te passen op zelfstandige chauffeurs. Er moet een algemene norm zijn voor de gehele Europese Unie, aangezien de meerderheid van de vervoerders hun werk uitvoert buiten de eigen grenzen; er zou anders geen sprake zijn van een eerlijke concurrentie.
Pervenche Berès (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, voor deze ene keer zal ik over de procedure spreken. Iedereen is het er duidelijk over eens dat we kleine en middelgrote ondernemingen welgezind moeten zijn en iedereen zou zich natuurlijk ongerust moeten maken over kwesties die betrekking hebben op zowel veiligheid, werknemers, verkeersdeelnemers als de voorwaarden voor vrije en eerlijke concurrentie.
Nadat het Parlement deze tekst echter afgelopen voorjaar 2009 had verworpen, commissaris, had uw voorganger, de heer Tajani, in de zomer van 2009 tijdens zijn campagne bij zijn regering voor zijn herbenoeming als commissaris, aangegeven dat hij nieuwe voorstellen zou doen. Die nieuwe voorstellen zijn nooit aan de bevoegde commissie voorgelegd voor behandeling. Bovendien heeft die commissie het verslag van mevrouw Bauer verworpen met een nog grotere meerderheid dan bij het voorgaande verslag.
Mevrouw Bauer had geen enkel mandaat om namens het Parlement te onderhandelen over een akkoord met de Raad in eerste lezing. De Commissie en de Raad hebben de voorgeschreven werkwijze tussen de instellingen bewust geschonden. Mevrouw Bauer heeft de gedragscode van deze instelling geschonden. Dit Parlement vraagt zich soms af wat een akkoord in eerste lezing waard is als het ons onderhandelingsvermogen vermindert. Welnu, als de amendementen van mevrouw Bauer worden aangenomen, zou er hier sprake zijn van een akkoord in eerste lezing dat niet is behandeld door de organen van dit Parlement.
Op een moment waarop we zien dat het Verdrag van Lissabon het evenwicht tussen de instellingen herstelt, ziet het Parlement ervan af zijn collectieve verstand te gebruiken. Ik vraag op zijn minst dat de voorstellen van mevrouw Bauer, die nooit door een commissie zijn behandeld, terug worden gestuurd voor bestudering in de commissie.
Dirk Sterckx (ALDE). - Voorzitter, ik steun de commissaris. Een zelfstandige is iemand die zijn eigen werktijd regelt en dat moet zo blijven. Er is een verschil tussen een zelfstandige en een loontrekkende en dat is ook juist. Het heeft niets te maken met veiligheid op de weg, want de rij- en rusttijden zijn voor zowel de zelfstandigen als de loontrekkenden identiek dezelfde. Die worden gecontroleerd met de tachograaf en daarvoor dient de tachograaf, niet voor iets anders. Men controleert niet bij de loontrekkende en niet bij de zelfstandige wat er daarbuiten gebeurt in verband met de veiligheid op de weg.
Een tweede punt en iets wat ik zeer moeilijk vind bij de voorstellen van de mensen die zeggen dat zelfstandigen hierin moeten worden opgenomen: hoe in godsnaam ga je dat controleren? Hoe ga je bij een zelfstandige binnengaan en vragen: “Wanneer, waar en hoeveel heeft u gewerkt?” Zo komen we tot een soort controlesysteem dat onhaalbaar is en waarvan men dan achteraf zegt dat dit niet gaat. Dergelijke wetgeving moeten we niet maken, we moeten zelfstandigen niet opnemen in de richtlijn die gaat over loontrekkenden.
Timo Soini (EFD). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik kom uit Finland, een land met weinig inwoners, lange afstanden en veel ondernemers. Wij behoeven geen, willen geen en verdragen geen extra beperkingen voor zelfstandige chauffeurs. Ik ben blij dat de Estse commissaris, die de omstandigheden in de noordse landen kent, dit weet, net als de Slowaakse rapporteur. Ik wil u daarvoor bedanken.
Dit is een belangrijke principekwestie: wij kunnen kleine ondernemingen geen beperkingen opleggen die voor heel Europa gelden. Dat is heel gevaarlijk en kan een precedent scheppen. Hoe denkt Europa groei en werkgelegenheid te bereiken als zijn administratieve besluiten ervoor zorgen dat werkgelegenheid en de voorwaarden voor groei worden vernietigd?
Ik sta aan de kant van de Finse zelfstandige chauffeurs en in dit geval dus ook aan de kant van de kleine zelfstandige ondernemers in heel Europa. Er komt namelijk niets terecht van groei of meer welvaart in Europa wanneer administratieve besluiten het de kleine ondernemers onmogelijk maken te werken.
(Applaus)
Sari Essayah (PPE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, er mogen in geen geval beperkingen worden opgelegd aan de arbeidstijd van zelfstandige chauffeurs, met uitzondering van hun rijtijd.
Voor de veiligheid op de weg wordt gezorgd door rijtijden te beperken en door verplichte rustperioden. Daar hebben we de verordening van het Parlement en de Raad betreffende rij- en rusttijden voor en die geldt voor alle – dus alle – vrachtwagen- en buschauffeurs, met inbegrip van zelfstandige ondernemers. Een veel betere oplossing om ongevallen door vermoeidheid te voorkomen is doeltreffender controle op de bestaande rij- en rusttijden in plaats van het op kunstmatige wijze beperken van de arbeidstijd van ondernemers.
Nu wil men ook werkzaamheden als het schoonmaken van voertuigen, technisch onderhoud en het invullen van vrachtbrieven onder de arbeidstijdbeperkingen van zelfstandige chauffeurs laten vallen. Hoe kunnen wij controleren of een zelfstandige chauffeur in zijn eigen tuin de auto van zijn vrouw of zijn vrachtwagen wast? Dit is volstrekt onbegrijpelijk, want er zijn ook geen beperkingen op de arbeidstijd van andere ondernemers. Het zou een ernstig precedent scheppen als wij die kant op zouden gaan.
Zoals de vorige spreker al zei, wordt de vervoerssector in de noordse landen, zoals in mijn land Finland, gedomineerd door kleine zelfstandige ondernemers en bestaat die vooral uit ondernemingen met slechts een of twee vrachtwagens. Beperkingen op de arbeidstijd van ondernemers zullen grote, supranationale vervoersondernemingen begunstigen en het ontstaan van nieuwe vervoersondernemingen bemoeilijken. Jongeren zullen zeker niet in de sector zijn geïnteresseerd als wij de mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien kunstmatig gaan beperken. Dat zou hogere kosten en een gebrek aan capaciteit betekenen. Nu al zijn de logistieke kosten in de noordse landen gemiddeld hoger dan in de rest van Europa vanwege onze noordelijke ligging en lage bevolkingsdichtheid.
(Applaus)
Saïd El Khadraoui (S&D). - Voorzitter, collega’s, ik ga onmiddellijk naar de kern van de zaak, met name de kwestie van de zelfstandigen. Het is ongetwijfeld nuttig om in herinnering te brengen dat sinds maart vorig jaar alle zelfstandige chauffeurs binnen het toepassingsgebied vallen. Dat is de situatie vandaag de dag, dat is het vertrekpunt waarmee de rapporteur rekening had moeten houden.
Het gaat bijgevolg niet over een precedent, zoals de commissaris beweerde. Het had mogelijk moeten zijn om hier op een meer pragmatische manier mee om te gaan, met name door zelfstandigen op te nemen in het toepassingsgebied, maar tegelijkertijd rekening te houden met het specifieke karakter van zelfstandige chauffeurs en de bureaucratische overlast tot een absoluut minimum te beperken.
Ik had – en dat weet u, mevrouw de rapporteur van de Commissie vervoer – een aantal voorstellen uitgewerkt, waardoor bijvoorbeeld met de digitale tachograaf niet enkel de rij- en rusttijden zouden worden gemeten, maar ook laden en lossen, aangevuld met een soort niet-gecontroleerde forfaittijd voor een aantal andere werkzaamheden, onder meer administratief, maar ook het schoonmaken en dergelijke. U weet ook zeer goed dat bijvoorbeeld de contacten met klanten sowieso buiten de controle vallen en buiten de arbeidstijden.
Ik betreur dus dat zowel de Commissie als de rapporteur hiermee op geen enkele manier rekening heeft willen houden. Uw voorstel om de lidstaten de mogelijkheid te geven om de zelfstandigen al dan niet binnen het toepassingsgebied te laten vallen, lijkt mij niet goed. Het streefdoel moet zijn om op Europees niveau tot gemeenschappelijke spelregels te komen die gelijkwaardig zijn, zodat iedereen onder dezelfde regels valt.
Raffaele Baldassarre (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het voorstel van de Commissie en het standpunt dat de rapporteur heeft ingenomen, laten de lidstaten vrij in hun keuze om zelfstandige ondernemers al dan niet binnen het toepassingsgebied van de richtlijn op te nemen.
Deze optionele regeling is onacceptabel en in strijd met de mededingingsregels van de EU. Door de lidstaten vrij te laten in hun keuze zouden zelfstandige bestuurders in sommige landen waar de vorige Richtlijn 2002/15/EG al is omgezet, worden blootgesteld aan de directe concurrentie van hun tegenhangers binnen de EU die niet aan dezelfde regels zijn onderworpen.
Zelfstandige werknemers zouden hun toevlucht kunnen nemen tot een land waar een andere wetgeving van kracht is, waardoor ze aan minder controles worden onderworpen. Dit zou een waar dumpingprobleem tot gevolg hebben en daarmee een ernstige verstoring van de mededinging. Ondernemingen zouden in feite meer gebruik kunnen maken van zelfstandige werknemers, omdat zij hun diensten flexibeler kunnen aanbieden en tegen lagere kosten. Het spreekt voor zich dat lage kosten vaak hand in hand gaan met een mindere kwaliteit en met name op het gebied van veiligheid leidt dat, binnen de vervoersector, tot een ernstige toename van het aantal verkeersrisico’s.
In dit licht acht ik het voorstel onacceptabel en in strijd met een van zijn rechtsgrondslagen, namelijk artikel 153 van het Verdrag, omdat het niet tot verbetering van het werkklimaat leidt en de gezondheid en veiligheid van werknemers niet beschermt.
David Casa (PPE). – (MT) Ik denk dat dit Parlement het ermee eens is dat we Europese bestuurders de beste voorwaarden moeten bieden, ervoor moeten zorgen dat onze wegen veilig zijn en ons uiterste best moeten doen om deze sector te reguleren zonder het Europese concurrentievermogen in het geding te brengen. De meningen lopen echter uiteen over de vraag of we zelfstandige bestuurders in dit alles moeten betrekken.
Ik ben van mening dat wij ons niet de bevoegdheid mogen toe-eigenen om voor te schrijven hoe zij hun tijd dienen te benutten. Indien er bij zelfstandige bestuurders sprake is van misbruik, dan zouden we dat misbruik aan moeten pakken, en niet diegenen onder hen die eerlijk hun best doen om deze sector verder te verbeteren.
We moeten mijns inziens uiterst voorzichtig te werk gaan als het gaat om het invoeren van bureaucratie, aangezien te veel bureaucratie deze sector kan schaden en ruïneren, met name in een tijd als deze waarin we zitten opgezadeld met een crisis die een negatieve invloed heeft op alle Europese sectoren. Ik wil mevrouw Bauer derhalve feliciteren met haar verslag en met de compromissen die zij heeft voorgesteld. Ik zou graag eenieder van ons willen oproepen om voorzichtigheid te betrachten als het gaat om het reguleren van de zelfstandigen zelf.
Georges Bach (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de richtlijn is een belangrijke stap op weg naar verbetering van de gezondheid en veiligheid van werknemers in deze sector, maar ook naar vergroting van de verkeersveiligheid en een eerlijkere concurrentie. Dit zijn de woorden van de Commissie zelf bij de introductie van de richtlijn op 23 maart 2005.
Sindsdien is de Commissie 180 graden gedraaid en heeft ze een voorstel ingediend dat zelfstandigen uitsluit. Dit schept een precedent en ik kan niet achter zo’n beleid staan. Er zijn verschillende argumenten tegen het voorstel, dat in mijn ogen sociaal gezien een stap terug betekent, de verkeersveiligheid vermindert en oneerlijke concurrentie in de kaart speelt. Het voorstel is ook niet zodanig van opzet dat kleine en middelgrote ondernemingen gesteund worden.
Voor mij demonstreert deze ommezwaai het onvermogen om Europees beleid te implementeren. Ondanks het feit dat de richtlijn – Europese wetgeving – twee keer is afgewezen in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en een keer in de plenaire vergadering, ondanks een rapport over de Europese Economische Ruimte en een oordeel van het Europees Hof van Justitie, wordt hij doodleuk aangepast en in een richting gestuurd waar alleen economische belangen tellen.
Proinsias De Rossa (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, als voormalig zelfstandig vrachtwagenchauffeur ben ik ervoor om zelfstandige bestuurders in deze richtlijn op te nemen. Eigen vervoerders, zo weet ik, staan onder gigantische druk om dag en nacht te werken. Commissaris Kallas, uw toespraak en uw voorstel zijn een schande. Het voorstel brengt de gezondheid en veiligheid van bestuurders in gevaar. Het brengt andere weggebruikers in gevaar. Het stelt KMO’s bloot aan oneerlijke concurrentie en zet fatsoenlijke werkgevers nog verder onder druk om hun werknemers ertoe over te halen als zelfstandige te gaan werken.
Vijftig procent van de bestuurders geeft toe wel eens in slaap te zijn gevallen achter het stuur. Twintig procent van de ongelukken zijn het gevolg van vermoeidheid. Dertig procent van de arbeidstijd van bestuurders wordt in beslag genomen door laden en lossen en het helpen van passagiers. Mevrouw Harkin, als u hier nog bent, wat zij op hun zolderkamer doen, is hun eigen zaak. Dit Parlement moet opkomen voor de veiligheid van de burgers en het opnemen tegen degenen die een ongereguleerde vervoerssector willen. Commissaris Kallas, u moet terug naar de tekentafel.
Elisabeth Schroedter (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het eens met mevrouw Morin-Chartier. We mogen niet vergeten dat we in deze zaak te maken hebben met het Europees Hof van Justitie dat heel duidelijk heeft gemaakt dat de verkeersveiligheid voorop staat, en dat dit een bestaande richtlijn voor rij- en rusttijden betreft.
Willen we een gemeenschappelijke Europese regeling over verkeersveiligheid plotseling in twijfel trekken? Waarom zouden we dat doen? Het zou absurd zijn en onbegrijpelijk. Als zelfstandige bestuurders wederom van deze richtlijn worden uitgesloten, zouden ze naast hun 56 uur rijtijd ook nog 28 uur mogen laden en lossen. Dit zou betekenen dat ze een rollend gevaar op de wegen worden. Ik zou zulke chauffeurs niet op de Europese wegen willen tegenkomen.
Hoe kunnen we plotseling voorstander zijn van concurrentievervalsing ten koste van onze gemeenschappelijke gezondheid? Hoe zouden we dat aan onze burgers kunnen uitleggen? Daarom verzoek ik u dringend het voorstel van de Commissie af te wijzen.
Dieter-Lebrecht Koch (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals al vele jaren zet ik me ook nu in voor de verkeersveiligheid, voor een verbetering van de arbeidsomstandigheden van onze beroepschauffeurs en voor een verbetering van hun beroepsimago.
Het is zonneklaar dat wij het vandaag niet hebben over voorschriften voor rij- en rusttijden die van invloed zijn op de verkeersveiligheid en die gelden voor alle beroepschauffeurs, of ze nu in loondienst zijn of zelfstandig; het gaat vandaag over de organisatie van de arbeidstijd. Het is in eerste instantie een regeling ter bescherming van werknemers – met andere woorden, het is uitsluitend bedoeld voor de sociale bescherming van chauffeurs en dient op generlei wijze de verkeersveiligheid. We hoeven zelfstandigen toch niet tegen zichzelf in bescherming te nemen. Hoe willen we de arbeidstijden van zelfstandige vrachtwagen- en buschauffeurs controleren zonder een enorme bureaucratische rompslomp, en om welke reden zouden we dit eigenlijk doen?
Wanneer we de toegestane arbeidstijd van zelfstandige beroepschauffeurs – en misschien in de toekomst ook van zelfstandige ambachtslieden, architecten of parlementsleden – op deze manier beperken, geven we het verkeerde signaal af. In plaats daarvan zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat het probleem van schijnzelfstandigheid onder chauffeurs bestreden wordt. Ik ben voorstander van het voorstel dat de Europese Commissie en mevrouw Bauer hebben voorgelegd.
John Bufton (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is onzinnig om zelfstandigen in de arbeidstijdenrichtlijn op te nemen. De richtlijn is bedoeld om de rechten van werknemers te beschermen en heeft dus geen zin voor zelfstandigen. De richtlijn is bovendien onuitvoerbaar zonder inbreuk te maken op de vrijheid van mensen door ze thuis te controleren.
Het gaat hier niet om verkeersveiligheid. De rijtijd is al geregeld in Verordening (EG) nr. 561/2006 en geldt voor grote bedrijven, kleine bedrijven en zelfstandigen. Je hebt als zelfstandige bestuurder nog steeds een exploitatievergunning nodig om te kunnen werken en staat derhalve geregistreerd als de houder van die vergunning. Alles wat de vergunning in gevaar kan brengen, brengt dus het middel van bestaan van de vergunninghouder in gevaar. Met dit in het achterhoofd kunnen we veilig aannemen dat zelfstandige bestuurders alle reden hebben om nog gewetensvoller te werk te gaan dan grote bedrijven. Alles wat rechtstreeks in verband staat met de dienst wordt als werktijd beschouwd; bijvoorbeeld de algemene administratie en ander papierwerk en onderhoud. Grote bedrijven hebben mensen in dienst die dit werk verrichten; de tijd die gemoeid is met de administratie heeft dus geen effect op de rijtijd. Zelfstandige bestuurders die hun eigen administratie doen, zouden als gevolg van de voorwaarden van de richtlijn weinig tijd overhouden om te rijden.
Overigens meen ik dat de Commissie ook een versoepeling van de beperkingen voor nachtarbeid heeft voorgesteld door invoering van een tijdvak van twee uur voorafgaand aan de nachtbeperkingen. Ik ben het zelden eens met de Commissie maar dit zou ook een welkom amendement zijn. De rapporteur, mevrouw Bauer, krijgt van mij alle steun.
Jutta Steinruck (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou de conservatieven en liberalen nogmaals willen verzoeken om de belangen van zelfstandigen niet boven de veiligheid van de mensen in Europa te stellen.
Ondernemersvrijheid is zeker een groot goed, maar de veiligheid van onze kinderen en van iedereen in het wegverkeer is belangrijker – en dat is wat ik versta onder een Europa dat verantwoord handelt. Bij de stemming morgen kunt u laten zien dat u geen voorstander bent van sociale dumping.
Wat deze discussie de afgelopen maanden ook heeft laten zien is dat een debat over schijnzelfstandigheid in Europa allang had moeten plaatsvinden. Er worden steeds meer reguliere arbeidscontracten verdrongen door schijnzelfstandigheid, en daarom hebben we dringend een analyse van de situatie nodig en een voorstel voor wat we eraan kunnen doen. Zoals de commissaris vandaag duidelijk heeft gezegd, hebben we veel intentieverklaringen over dit onderwerp. Het is tijd om eindelijk in actie te komen.
Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Ik wil het volgende vragen: hoe kan het ondernemerschap in tijden van crisis gestimuleerd worden? Hoe kan een stijging van het aantal kleine en middelgrote ondernemingen gestimuleerd worden? Op welke manier kunnen bijvoorbeeld economische activiteiten gestimuleerd worden, indien het Europees Parlement nieuwe voorschriften invoert, die het ondernemerschap belemmeren? Mensen die als zelfstandige een eigen bedrijf willen oprichten, ook in de transportsector, moeten daar het recht toe hebben. We kunnen hen niet aan de ene kant als ondernemers behandelen, en aan de andere kant opleggen dat ze dezelfde criteria als een werknemer moeten vervullen. Hetzelfde geldt voor mensen die samen met hun familie een restaurant runnen, of voor mensen die een winkel hebben. We mogen deze twee zaken niet door elkaar halen.
Er bestaat een zekere overmaat aan voorschriften, en ook het Europees Parlement draagt hiertoe bij. Ik weet dat we in Polen in het begin van de jaren negentig de beste regelgeving met betrekking tot economische activiteiten hadden. Nu hebben we het aantal wettelijke verplichtingen opgedreven en het blijkt dat daar kritiek op komt. Van wie? Van die mensen die als zelfstandige werken.
Ik ga akkoord met hetgeen mevrouw Bauer zegt. Ik wil echter niet ingaan op de kwesties die opdoken bij de onderhandeling van dit compromis.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in een tijd van economische uitdagingen gaat dit Parlement er prat op dat het ondernemerschap en concurrentie aanmoedigt, maar tegelijkertijd staan we op het punt om voor zelfstandige bestuurders het recht om te werken te beperken. Ik kan alleen maar zeggen dat het argument dat het om gezondheid en veiligheid gaat, dat ik vanochtend in dit Parlement hoor, grote lariekoek is. We hechten allemaal belang aan gezondheid en veiligheid en willen niet meer ongelukken op onze wegen.
Ik vertegenwoordig Noord-Ierland. Dat ligt helemaal aan de rand van Europa. De wegvervoersector is van groot belang voor de economie en opneming van zelfstandige vrachtwagenchauffeurs zal alleen maar een negatief effect op het concurrentievermogen hebben. Het is een sector die sterk gereguleerd is door middel van de tachograafregels. De financiële gevolgen van nog meer administratieve rompslomp zouden verwoestend zijn en zouden ook zeer schadelijk zijn voor personen die als zelfstandig bestuurder willen beginnen.
Karin Kadenbach (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de rapporteur, mevrouw Bauer, snapt niet helemaal hoe democratie in elkaar zit, omdat ze is doorgegaan met onderhandelen – zonder mandaat – tegen het besluit van de commissie in. Als het Europees Parlement echt groei en welvaart wil creëren, moeten wij Parlementsleden het voorstel van de Commissie afwijzen.
Zelfstandige bestuurders mogen niet worden uitgesloten van de richtlijn over de organisatie van de arbeidstijd. Dit zou een stap terug betekenen, want voor zelfstandige buschauffeurs en internationale vrachtrijders moeten dezelfde regels gelden als voor werknemers van een onderneming. Het kan niet onze bedoeling zijn dat steeds minder mensen steeds harder werken – en dat doorgaans voor steeds minder geld. Het kan niet onze bedoeling zijn dat buschauffeurs en internationale vrachtrijders hun eigen gezondheid en de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar brengen.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat de kleine en middelgrote ondernemingen in Europa momenteel heel belangrijk zijn, omdat we er niet omheen kunnen dat we alleen uit de schuldencrisis kunnen komen als we meer werken. Het is helemaal niet nodig om de zelfstandigen nog meer bureaucratie en papierwerk te bezorgen. Het is heel simpel: als we sociale zekerheid in Europa willen garanderen, is het heel belangrijk dat we de productiviteit en het concurrentievermogen vergroten. Daarom zijn de rij- en rusttijden die nu dankzij tachografen worden nageleefd, meer dan genoeg. Ik zou iedere afgevaardigde die wil dat de richtlijn voor iedereen geldt, willen vragen om zich er dan zelf ook aan te houden en een tachograaf te installeren in hun eigen auto’s – en hun auto’s dan niet te gebruiken, wanneer ze naar huis gaan na hier 15 uur te hebben gewerkt.
Veiligheid garanderen is belangrijk, maar aan de andere kant moeten we ook de zelfstandigen beschermen.
Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u zeer voor dit debat. Ik heb met grote belangstelling naar al uw bijdragen geluisterd. De verleiding is groot om in detail te treden en een debat te voeren over de details van deze discussie, maar ik wil alleen maar zeggen dat ik het standpunt van de Commissie, dat op feiten gebaseerd is, nog steeds onderschrijf. Wij beschikken niet over de hier genoemde onderzoeken waaruit blijkt dat zelfstandige bestuurders regelmatig negentig uur per week werken en we denken dat de rijtijdenverordening, die wij graag ten uitvoer willen leggen, zal leiden tot harmonisatie van de praktijk in de verschillende lidstaten. Op die manier kunnen wij voor een grotere verkeersveiligheid zorgen.
De verkeersveiligheid is aanzienlijk toegenomen dankzij de toepassing van de rijtijdenrichtlijn. Wij beschikken niet over de informatie dat zelfstandige bestuurders zieker zijn. En waarom denken wij soms dat kleine en middelgrote ondernemingen zich onverantwoordelijk gedragen, dat ze zich niet druk maken om de verkeersveiligheid of hun eigen gezondheid en dat ze dus meer gereguleerd moeten worden dan anderen?
De Commissie kan geen wetgeving steunen die leidt tot een beperking van de vrijheid van ondernemers in de wegvervoersector om hun eigen arbeidstijd te organiseren, terwijl ondernemers in andere sectoren niet aan dergelijke arbeidstijdbeperkingen worden onderworpen. Maar als de stemming in dit Parlement de afwijzing van het voorstel van de Commissie bevestigt, dan zal de Commissie zich buigen over alle mogelijke opties, waaronder intrekking van het voorstel, en als het Parlement besluit om zelfstandige bestuurders in deze richtlijn op te nemen, dan zullen wij uitvoering geven aan uw wens. We zullen onmiddellijk bij de lidstaten navragen hoe zij de arbeidstijdenregels met betrekking tot zelfstandige bestuurders toepassen en hoe ze de naleving van deze regels controleren.
Edit Bauer, rapporteur. – (HU) Ik wil graag kort ingaan op vijf kwesties. Het Reglement. Ik heb het Reglement zorgvuldig bestudeerd en voor zover ik weet kunnen Parlementsleden hun mandaat naar believen uitvoeren, dus mogen zij raadplegen wie ze willen. Volgens het Reglement verplichten parlementaire commissies Parlementsleden niet het standpunt van de commissie uit te dragen. Het standpunt van de plenaire vergadering is wel bindend. Dit is precies wat er in het Reglement staat. Ik zet ook geen vraagtekens bij de gronden waarop de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement haar eigen amendement heeft ingediend, of bij de personen die door hen zijn geraadpleegd.
In overeenstemming met de schaduwrapporteurs heb ik ook informeel gesproken met de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad, waar ik dat van belang achtte. De kwestie van schijnzelfstandige ondernemers is volgens mij een typisch Europees probleem en we hebben dit dan ook verwoord in het voorstel dat we uiteindelijk hebben ingediend met de collega’s die het belangrijk vonden om zelfstandig ondernemers uit het toepassingsgebied te halen. We moeten ons dus bezighouden met deze kwestie, maar het is geen sectorgebonden probleem.
Er is een misverstand dat hier meermalen te horen was, namelijk dat internationaal kan worden gecontroleerd of deze rechtsregel wordt nageleefd. Deze rechtsregel vereist nationale controle. Graag voeg ik daar aan toe dat bij een tarief van 4 procent de inspectie meer zou kosten dan een verhuizing van het Parlement van Brussel naar Straatsburg. Ik verzoek u dit ook in overweging te nemen. Graag vertel ik u dat als we dit voorstel verwerpen, we vervoerders uit derde landen begunstigen. Ik verzoek u dan ook in aanmerking te nemen dat dit het voorstel is dat de Commissie heeft goedgekeurd. Als we het voorstel van de Europese Commissie verwerpen, wordt het daardoor zinloos, duur en onuitvoerbaar.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 16 juni 2010 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik deel het standpunt van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken betreffende de verwerping van het Commissievoorstel en ben het ermee eens dat de Commissie samen met het Parlement actie moet ondernemen om ervoor te zorgen dat de Commissie in de toekomst een nieuw verbeterd voorstel indient. Ik wil erop wijzen dat het voorstel van de Commissie om zelfstandige bestuurders niet onder deze richtlijn te laten vallen een grote stap achteruit zou betekenen in het sociale beleid van de EU en op het gebied van transport. Ik wil erop wijzen dat ‘schijnzelfstandigen’ de arbeidsmarkt als geheel verzwakken; het grootste probleem is dat het in de praktijk moeilijk aan te tonen is dat het om ‘schijnzelfstandigen’ gaat. Als we geen concrete en wettelijke maatregelen nemen, zal het werk van schijnzelfstandigen een van de grootste problemen op de arbeidsmarkt worden en is oneerlijke concurrentie onvermijdelijk. Als we de arbeidsomstandigheden van alle bestuurders willen verbeteren, hun sociale rechten en waarborgen willen handhaven en de verkeersveiligheid willen verhogen, alsmede oneerlijke concurrentie op de Europese markt voor wegvervoer willen vermijden, kunnen we het Commissievoorstel in zijn huidige vorm niet goedkeuren.
Pascale Gruny (PPE), schriftelijk. – (FR) De richtlijn waar we vandaag over debatteren is het product van een zeer lange onderhandeling in het Europees Parlement over twee zittingsperioden. Het is een zeer gevoelig onderwerp, want het gaat over onze werkgelegenheid van nu en de toekomst. Het gaat over verkeersveiligheid en eerlijke concurrentie tussen ondernemingen van de lidstaten. Ik zou geen sociale dumping binnen onze eigen Unie accepteren.
Zou een zelfstandige 14 uur per dag, 84 uur per week, kunnen werken zonder een gevaar op de weg te vormen? De concurrentie in vergelijking met een onderneming wordt ook oneerlijk. Dat leidt er ook toe dat sommige bedrijven aan hun werknemers zullen voorstellen om zelfstandige te worden. Wij moeten onze medeburgers en onze ondernemingen beschermen.
Ik nodig de Europese Commissie daarom uit om haar voorstel in te trekken en zo niet, dan roep ik de Europese afgevaardigden op om zich morgen tijdens de stemming in de plenaire zitting uit te spreken voor het handhaven van zelfstandigen in de wetgeving over de arbeidstijden.
Sirpa Pietikäinen (PPE), schriftelijk. – (FI) In sommige EU-landen bestaat terechte bezorgdheid bij de vakbeweging over schijnondernemerschap in verband met de arbeidstijdenrichtlijn en zelfstandige chauffeurs. Uitbesteding en, als gevolg daarvan, ondernemers die hun verantwoordelijkheid ontlopen, zijn toenemende problemen. De voorgestelde manier om het probleem op te lossen, namelijk door zelfstandige chauffeurs in de richtlijn op te nemen, is echter verkeerd. De juiste wijze om de problemen met betrekking tot schijnondernemerschap op te lossen, is het op communautair niveau vaststellen van een definitie van ondernemerschap tussen werknemers- en werkgeversorganisaties. Nu moeten de onschuldigen lijden.
Wat deze zaak betreft zouden wij in overeenstemming met het compromis moeten handelen, dat onder meer mevrouw Wortmann-Kool, ondervoorzitter van de centrumrechtse Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), aan het vormen was. Krachtens dit compromis blijven zelfstandige ondernemers buiten het toepassingsgebied van de richtlijn, maar kunnen lidstaten, als zij dat willen, de regulering voor volledige arbeidstijd in hun eigen land op zelfstandige chauffeurs toepassen. Het voorstel zou er waarschijnlijk toe leiden dat het Parlement en de Raad in eerste lezing overeenstemming over de richtlijn bereiken.
Het is jammer dat het Parlement geen mogelijkheden voor een compromis openlaat. Terwijl wij ons meer zouden moeten richten op het verbeteren van de positie van ondernemers, wordt nu de gelegenheid geboden om de arbeidstijd van echte ondernemers te beperken. Dit is zorgwekkend, want de mogelijkheden voor kleine ondernemers om in hun levensonderhoud te voorzien hangen meestal alleen af van het werk dat zij doen.
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0109/2010) van Renate Sommer, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten [COM(2008)0040 - C6-0052/2008- 2008/0028(COD)].
Renate Sommer, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik zou de vier minuten die ik mag spreken, naar zes minuten willen uitbreiden, omdat dit dossier zo omvangrijk is dat ik het anders niet goed uit de doeken kan doen.
Consumenten hebben het recht te weten wat er in voedsel zit. Alleen als ze informatie hebben over de samenstelling en voedingswaarde van levensmiddelen kunnen ze een doelgerichte keuze maken. Weliswaar bestaat er in het Gemeenschapsrecht een hele reeks verordeningen en richtlijnen over etikettering van levensmiddelen, maar een uitgebreide verplichte vermelding is er nog niet. Producenten en groothandelaren van levensmiddelen zien door de bomen nauwelijks het bos meer bij de bestaande wetgeving – of het nu EU-wetgeving is of nationale wetgeving van de lidstaten. Er is sprake van rechtsonzekerheid, concurrentievervalsing en handelsbelemmeringen in de interne markt. Onderhavig voorstel moet een eind maken aan deze misstanden door de uniforme verstrekking van voedselinformatie in heel Europa. De doelstellingen zijn betere informatie aan de consumenten, beter wetgeven, harmonisatie en afslanking van bureaucratie.
Het voorstel van de Commissie voldoet echter niet aan deze eisen, want het is gebaseerd op veronderstellingen en vermoedens over de wensen en behoeften van consumenten, schrijft onrealistische etiketteringssystemen voor – zoals de schriftgrootte van 3 mm die op zichzelf geen waarborg voor de leesbaarheid van een tekst is –, trekt de grote levensmiddelenconcerns voor en benadeelt de kleine en middelgrote ondernemingen, die echter 80 procent van de levensmiddelensector uitmaken. Hiermee gaat het voorstel in tegen de Small Business Act. Het druist ook in tegen het doel van harmonisatie in de interne markt, door nadrukkelijk 27 extra nationale etiketteringssystemen toe te willen staan. De tekst van de Commissie behoeft dan ook vergaande amendering.
Dat hebben we geprobeerd te doen. Informatie moet leesbaar zijn. De grootte van het schrift is hierbij echter slechts een van de vele factoren. We hebben regels nodig over het soort schrift, de dikte van de streepjes, het contrast etc. We hebben bindende richtsnoeren over de leesbaarheid nodig. Informatie moet vergelijkbaar zijn en daarom moet het altijd betrekking hebben op 100 g en 100 ml; we willen niet de optie dat alleen de voedingswaarde per portie wordt aangegeven. Zo kunnen mensen tijdens het boodschappen doen in een oogopslag zien welke yoghurt het meest ‘light’ is, los van de grootte van het pak.
Informatie moet begrijpelijk zijn. We moeten eindelijk de kilojoule afschaffen waar niemand mee uit de voeten kan. We willen ons weer op kilocalorieën concentreren; dat is waar de consumenten in geïnteresseerd zijn en wat ze begrijpen. Vermelde portiegrootten moeten de realiteit weerspiegelen en realistisch en begrijpelijk zijn voor consumenten en, zo mogelijk, uniform zijn in de hele EU. Informatie mag consumenten niet misleiden over de inhoud van de producten of hun herkomst of hun eigenlijke aard. Surrogaatlevensmiddelen als analoge kaas en aan elkaar gelijmd vlees, moeten als zodanig op de voorkant van de verpakking staan vermeld. Consumenten moeten weten wat ze kopen.
Uiteindelijk zouden consumenten echter helemaal niets meer lezen, als we de voorkant van de producten overladen met meer informatie. Daarom stel ik voor dat als enige voedingswaarde het aantal kilocalorieën per 100 g of 100 ml wordt vermeld. Dan zullen ze het lezen – het is wat hun interesseert, en ik geloof dat het een realistische oplossing is.
Ik denk ook dat we de voedingswaardeprofielen moeten schrappen. Ik hoop dat we ze kunnen stoppen. Deze profielen zijn overbodig, omdat volgens de nieuwe verordening voedingswaarden sowieso moeten worden vermeld. Voedingswaardeprofielen discrimineren basisvoedingsmiddelen, en de drempelwaarden voor zout, suiker en vet zijn volstrekt willekeurig gekozen – bedacht door ambtenaren van de Commissie en niet wetenschappelijk gefundeerd.
Het eigenlijke doel van de verordening inzake voedings- en gezondheidsinformatie voor levensmiddelen is het verstrekken van eerlijke gezondheidsinformatie, en daarvoor hebben we geen extra beoordeling van afzonderlijke levensmiddelen nodig of een indeling ervan in goed en slecht. Uiteindelijk tellen het totale voedingspatroon en de levensstijl. We moeten onszelf afvragen waarom de grote levensmiddelenbedrijven op dit moment zo hard lobbyen voor voedingswaardeprofielen. Dat is iets wat we onszelf zouden moeten afvragen.
Het zogenaamde stoplichtmodel dat hier is voorgesteld, heeft soortgelijke tekortkomingen als de voedingswaardeprofielen. Ook hierbij worden we gedwongen de producten in te delen in goed of slecht. De grenswaarden van de kleuren zijn op arbitraire wijze vastgesteld en de spanwijdte binnen de kleuren is te groot. Basisvoedingsmiddelen zouden gediscrimineerd worden, imitatievoedingsmiddelen krijgen de voorkeur, evenals producten met kunstmatige bestanddelen, dus met zoetstof in plaats van suiker, met smaakversterkers in plaats van zout. Dat kan toch niet in het belang van consumenten zijn.
Ook het GDA-model – het model van de industrie voor etikettering – vertoont overduidelijk tekortkomingen. Het is onbegrijpelijk, omdat het te veel cijfers bevat. Het is misleidend, omdat het alleen de dagelijkse behoefte van een veertigjarige vrouw beschrijft en bijvoorbeeld geen enkele waarde noemt voor de suikerconsumptie. Voor kleine en middelgrote ondernemingen is het moeilijk om het GDA-model te implementeren. Dat zou wederom een concurrentievoordeel opleveren voor de grote concerns. Dat is een andere goede reden waarom GDA-etikettering niet verplicht zou moeten worden.
We moeten ook onze ambachtelijke bedrijven beschermen. Alleen dan kunnen we het voortbestaan garanderen van regionale specialiteiten en onze zo geliefde verscheidenheid aan levensmiddelen in de EU. Niet-voorverpakte producten moeten daarom zoveel mogelijk buiten deze verordening vallen, want ambachtelijk gemaakte producten zijn nu juist niet gestandaardiseerd. Deze producenten kunnen nog altijd informatie verstrekken over allergenen, bijvoorbeeld in het verkoopgesprek.
Dan een paar woorden over het vermelden van de herkomst. De vraag is of consumenten echt willen weten waar alle ingrediënten in hun voedsel vandaan komen of dat hier eigenlijk een protectionistische agenda achter zit. Ik zou eerst willen weten of het haalbaar is, en daarom verzoek ik om een effectbeoordeling.
Tot slot wil ik constateren dat voedselinformatie nooit een handleiding voor goede voeding kan zijn. We hebben informatiecampagnes nodig en we moeten mensen in de lidstaten voorlichten over evenwichtige voeding en een gezonde levensstijl.
Het is niet de taak van de wetgever om zijn ’baas’, in dit geval de burgers, op te voeden. Hij moet hulp bieden, maar onze burgers zijn verantwoordelijk voor zichzelf en wij kunnen deze verantwoordelijkheid niet van hen overnemen. Tot slot wil ik alle betrokkenen hartelijk danken, de schaduwrapporteurs, ook al waren ze niet altijd bereid compromissen te sluiten, iedereen die me heeft gesteund, in het bijzonder mijn …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
John Dalli, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals ik bij eerdere gelegenheden al gezegd heb, is het ons doel ervoor te zorgen dat consumenten weten wat ze kopen en wat ze eten om het zo eenvoudiger voor ze te maken een voedselpakket voor henzelf en hun gezin te kiezen dat is afgestemd op hun behoeften, wensen en doelstellingen. Burgers – consumenten – hebben recht op de juiste informatie. Ik doe een beroep op de geachte afgevaardigden om dit tijdens het hele debat goed voor ogen te houden.
Voordat ik me buig over de inhoud van het voorstel, dank ik eerst de rapporteur, mevrouw Sommer, voor het opstellen van dit verslag, en ook de schaduwrapporteurs. Ik sta welwillend tegenover de meeste van haar punten, hoewel ik het niet met alles eens ben. Ik mag ook de inbreng van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling niet onvermeld laten.
Staat u mij toe de belangrijkste kwesties waarop de voorgestelde amendementen betrekking hebben, kort naar voren te halen.
De verplichte vermelding van de oorsprong is een zeer belangrijke kwestie die zorgvuldig moet worden beoordeeld. Er wordt inderdaad herhaaldelijk gevraagd om verplichte verstrekking van dergelijke informatie voor bepaalde levensmiddelen. De Commissie kan het voorgestelde amendement voor uitbreiding van het aantal gevallen van verplichte vermelding van de oorsprong deels aanvaarden. Vermelding van de oorsprong voor primaire levensmiddelen die geen uitvoerige verwerking hebben ondergaan en in het algemeen worden beschouwd als producten die bestaan uit één ingrediënt, zou een praktische optie kunnen zijn. Gezien de complexiteit van de kwestie moet de toepassing van de verplichte vermelding van de oorsprong echter worden gekoppeld aan de invoering van gedelegeerde maatregelen en gebaseerd zijn op effectbeoordelingen.
De leesbaarheid is een belangrijk element en een van de voornaamste klachten van consumenten. Dit is een belangrijke manier om te laten zien dat we consumenten vooropstellen in ons debat en ik hoop dat de geachte afgevaardigden het idee van een minimumlettergrootte kunnen steunen. Het is dus betreurenswaardig dat de ingediende amendementen het doel om meetbare criteria als basis voor handhaving te hanteren, zouden ondermijnen.
Ik deel de bezorgdheid van de geachte afgevaardigden over imitatievoedingsmiddelen. Ik ben dus blij om te zien dat het Parlement een amendement indient met een bepaling die dergelijke misleidende praktijken expliciet verbiedt. De invoering van een definitie en een specifieke benaming van dergelijke producten zou echter op juridische problemen stuiten en daarom moeten we benamingen kiezen die correcte en ondubbelzinnige informatie aan de consument geven. Ik ben ook blij om te zien dat er brede steun is voor verplichte voedingswaarde-etikettering op de voorkant van de verpakking en steun voor vrijwillige regelingen door de lidstaten.
Het beginsel dat consumenten moeten weten wat ze eten, moet niet alleen gelden voor voorverpakte levensmiddelen maar ook voor levensmiddelen die ze aan de toonbank kopen of die ze nuttigen wanneer ze uit eten gaan. Ik ben dus niet voor amendementen die de werkingssfeer van de ontwerpverordening beperken. Dat gezegd hebbende, sta ik open voor aanpassing van de tekst van niet-voorverpakte levensmiddelen zodat alleen informatie over allergene stoffen verplicht is, terwijl de lidstaten voor dergelijke levensmiddelen tot verdere verplichte voorschriften kunnen besluiten.
Wat betreft het voorstel om vermelding van nano-ingrediënten verplicht te stellen: in principe kan ik het amendement aanvaarden, hoewel er nog wel een geschikte definitie moet komen.
Tot slot de kwestie voedingswaardeprofielen. Ik kan de amendementen om artikel 4 op de voorgestelde wijze te schrappen of te wijzigen niet aanvaarden aangezien deze bepaling de bestaande verordening inzake voedingsclaims zou ondermijnen. We weten allemaal dat veel beweringen misleidend zijn voor consumenten; sommige omdat ze niet van gronden worden voorzien, andere omdat ze niet het volledige beeld van het levensmiddel in kwestie geven maar alleen de positieve aspecten noemen. Er moet ook op gewezen worden dat beweringen uitsluitend op initiatief van de fabrikant worden gedaan met als doel meer producten te verkopen. We leggen niemand voedingswaardeprofielen op. We dringen aan op voedingswaardeprofielen in gevallen waar fabrikanten ervoor kiezen hun producten voorzien van beweringen in de handel te brengen, zodat consumenten evenwichtige voedselinformatie krijgen.
De vaststelling van voedingswaardeprofielen leidt niet tot een verbod op of enige beperking van de voedingsproducten die fabrikanten kunnen produceren. Levensmiddelenproducenten kunnen blijven produceren zoals ze dat wensen. Maar het is oneerlijk ten opzichte van onze consumenten en burgers om voedingsclaims toe te staan die misleidend kunnen zijn. Voor mij draait het erom dat we onze burgers voorzien van eerlijke en volledige informatie over de producten die ze consumeren. We mogen niet vergeten dat de verordening inzake voedingsclaims werd aangenomen naar aanleiding van een diepgaand debat tussen de instellingen. De kernbeginselen van de verordening zijn nog steeds geldig en relevant. Dit gezegd hebbende, kijk ik met een open blik naar de opstelling van voedingswaardeprofielen en ik ben bereid om bepaalde vrijstellingen in overweging te nemen in verband met traditionele producten en basisproducten die een belangrijk onderdeel van de voeding uitmaken.
Op basis hiervan dring ik er bij u op aan de inspanningen van de Commissie te steunen om te zorgen voor een zinvolle basis voor de bescherming van consumenten en het stimuleren van innovatie in de levensmiddelensector.
Ik dank u voor uw aandacht. Ik verheug me op een boeiend debat en ben benieuwd naar uw opvattingen.
Christel Schaldemose, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. − (DA) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO) heeft een advies geformuleerd naar aanleiding van het verslag van mevrouw Sommer betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten. Bij het werk in IMCO was het voor ons van doorslaggevend belang om te waarborgen dat de consumenten fatsoenlijke instrumenten krijgen om een gezonde en juiste keuze te kunnen maken, wanneer het gaat om voedingsmiddelen. We zijn het er in de commissie dan ook over eens dat het gebruiken van voedseletiketten om consumenten te misleiden volstrekt onaanvaardbaar is. We zijn het er ook over eens dat de consumenten duidelijke informatie moeten krijgen door middel van correcte etikettering. We zijn het er uiteraard ook over eens dat de regels het mogelijk moeten maken dat de interne markt zo goed mogelijk functioneert. We zijn het dus eens over de grondbeginselen. Als het echter gaat om concrete maatregelen, dat wil zeggen de vraag hoe we dit gaan doen, zijn we het binnen IMCO niet bepaald eens en dezelfde tegenstellingen hebben we ook gezien binnen de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Dit toont aan hoe moeilijk deze kwestie is. Om deze reden zou ik de rapporteur eigenlijk eerst en vooral willen oproepen om er rekening mee te blijven houden dat deze voedselinformatie in eerste instantie bedoeld is als instrument voor de consument en niet als marketinginstrument voor bedrijven.
Marc Tarabella, rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben een beetje kwaad terwijl ik u toespreek, omdat ik het ga hebben over amendement 101 inzake het land van oorsprong of de plaats van herkomst.
Namens mijn fractie is er een amendement ingediend voor een stemming in onderdelen, om duidelijk onderscheid te maken tussen de twee termen, aangezien deze niet gelijk zijn. In het kort, het land van oorsprong is de plaats waar het voedingsmiddel voor het laatst is bewerkt, terwijl de plaats van herkomst duidelijk de plaats is waar het onbewerkte voedingsmiddel, met name groenten en fruit, vandaan komt en de heer Dalli heeft dat uitgelegd.
Het is zeer ernstig dat de diensten van het Parlement dit amendement voor een stemming in onderdelen hebben geweigerd en dat zij niet in staat zijn om het artikel van het Reglement te noemen op basis waarvan zij dit amendement mogen weigeren. Ze zeggen me zelfs dat dit de gebruikelijke procedure is. Het is dus zeer ernstig, omdat dit besluit, dat willekeurig op mij overkomt, zeker invloed zal hebben op de inhoud van het besluit.
Mevrouw de Voorzitter, ik vraag u om namens mij met uw diensten te spreken om deze willekeurige beslissing aan de kaak te stellen en ervoor te zorgen dat de diensten zich binnen 24 uur beraden en dit gegronde amendement aanvaarden.
Peter Liese, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil mevrouw Sommer hartelijk danken voor haar harde, geëngageerde werk. Ze heeft soms blootgestaan aan ongefundeerde kritiek en dat heeft ze niet verdiend.
Dat verhult ook het feit dat we het over veel zaken eens zijn. We willen allemaal een betere etikettering van imitatievoedsel. Kaas wordt van melk gemaakt, en als er andere dingen in zitten, moet voorop de verpakking staan dat het een imitatie is. We willen ook allemaal bindende voedselinformatie. Dit is nog niet het geval. We willen dit allemaal. We willen het ook allemaal in een eenheid die consumenten begrijpen.
Laat me hierover een mop vertellen die de ronde doet in Duitsland – en misschien ook in sommige andere landen: ‘Hoe heten de diertjes die je kleren in de kast strakker naaien? Calorieën.’ Niemand in Europa zou deze mop met kilojoules vertellen. Kilojoule is als eenheid geen gemeengoed geworden. Het is verwarrend en daarom hoeft het geen verplichte informatie te worden. De calorie is de eenheid waarmee geïnformeerde consumenten rekenen. Er is dus veel overeenstemming. Er zijn ook verschillen, bijvoorbeeld over de voedingswaardeprofielen. Onze fractie wil ze schrappen of op zijn minst duidelijkheid over het feit dat de basisvoedingsmiddelen er buiten moeten vallen.
Er zijn hevige discussies geweest over zout in brood, Franse kaas en vergelijkbare zaken. Ik zou commissaris Dalli en de heer Barroso willen bedanken dat ze geprobeerd hebben om hierover duidelijkheid te verschaffen. Er is echter geen collegebesluit, en daarom moeten we dit eens en voor altijd ophelderen. Ik vraag u om uw steun voor de amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) op dit terrein.
Glenis Willmott, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit voorstel is zeer controversieel en uitermate complex. Als schaduwrapporteur voor mijn fractie heb ik mij laten leiden door de vragen welke informatie consumenten wensen wanneer ze levensmiddelen voor hun gezin kopen en hoe we deze informatie het best kunnen verschaffen.
Ons werelddeel wordt geconfronteerd met een obesitasepidemie van een ongekende schaal. We eten te veel vet, suiker en zout en dat draagt bij aan hartaandoeningen, diabetes, een vergrote kans op kanker, beroertes, leveraandoeningen en zelfs depressies. Dat consumenten de voedingswaarde van hun voedsel eenvoudig kunnen vaststellen wil natuurlijk niet zeggen dat het hele probleem als bij toverslag zal verdwijnen, maar het stelt consumenten wel in staat om bewuster voedsel te kopen, producten te vergelijken en in één oogopslag de gezondste keuze te maken en zo zelf te bepalen wat ze eten.
Ik stel voor dat we hiervoor een kleurencodesysteem invoeren, niet om het product als geheel te beoordelen, maar om consumenten te informeren of het product dat ze kopen, een hoog, gemiddeld of laag zout-, vet- en suikergehalte heeft. Dit systeem zal alleen gelden voor complexe bewerkte levensmiddelen zoals kant-en-klare maaltijden, ontbijtgranen en alle gedeeltelijk bereide maaltijden (convenience foods) die op industriële schaal worden geproduceerd en die een – vaak lage – voedingswaarde hebben waar consumenten niet van op de hoogte zijn of verkeerd over zijn geïnformeerd.
Ik benadruk dat dit niet zal gelden voor Duits brood. Het zal niet gelden voor boter en kaas en appelsap en zelfs niet voor alcohol. Ik heb alle Parlementsleden een e-mail met meer informatie gestuurd. Ik verzoek u deze informatie te lezen voordat u een besluit neemt. Als u de informatie leest, weet u precies wat er wordt voorgesteld en hoeft u niet af te gaan op het misleidende gelobby van de industrie of ondeugdelijke argumenten afkomstig uit bepaalde hoeken van dit Parlement.
Ik dring er ook bij mijn collega’s op aan om de verplichte vermelding van het land van oorsprong te steunen. Het is duidelijk dat consumenten zich meer bewust worden van de oorsprong van het voedsel op hun bord en dat ze een eerlijke etikettering van levensmiddelen willen. Dat is natuurlijk niet altijd haalbaar. Toch is het duidelijk dat consumenten moeten kunnen beschikken over informatie over de agrarische oorsprong van uit één ingrediënt bestaande producten en dat is voor 100 procent haalbaar. Dit is reeds ingevoerd voor rundvlees, voor vis en voor verse groenten en fruit. Voor de ingrediënten van bewerkte producten is dat natuurlijk ingewikkelder. Daarom geldt het voorstel alleen voor vlees, vlees van gevogelte en vis in bewerkte levensmiddelen.
Een laatste opmerking: we hebben het in dit Parlement vaak over het belang van keuzevrijheid voor de consument en preventie op het gebied van de volksgezondheid. Dit is onze kans om te bewijzen dat we het menen. Laten we de daad bij het woord voegen, collega’s. Steunt u alstublieft mijn voorstellen.
Gerben-Jan Gerbrandy, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn verklaring aan het begin van dit debat en ik dank ook mevrouw Sommer voor haar werk als rapporteur. Ik heb de indruk, nu ik bijna een jaar in dit Parlement zit, dat wij denken dat we met een simpele wetgeving het gedrag van miljoenen Europeanen zomaar eventjes kunnen wijzigen.
Datzelfde idee hebben wij bij deze verordening. We moeten ons wel realiseren dat niets zo moeilijk is als het veranderen van het gedrag van mensen, zeker als dat 500 miljoen mensen betreft. Dus de invloed die we uiteindelijk op dat gedrag zullen hebben via labeling, zal beperkt zijn. Dat wil niet zeggen dat ik deze verordening helemaal wegrelativeer, absoluut niet. Maar we moeten wel realistisch zijn in de kracht van dit instrument.
We moeten ons wel realiseren dat de consumenten het recht hebben op de informatie. En wat ook de uitkomst mag zijn van dit debat, de consument zal veel meer informatie krijgen aan het eind van de tweede lezing. Op de langere termijn daarentegen moeten we meer investeren in het onderwijs en mensen van onderaf leren om een gezonde levensstijl te hebben.
Een ander punt is dat het debat in dit Parlement gaat over de fundamentele doelen van deze richtlijn. Is dat mensen dwingen om een gezonde keuze te maken bij het voedsel of is dat mensen de keuze bieden om zelf te bepalen welk voedsel zij kiezen? Wij liberalen geloven erin dat we de mensen de informatie moeten geven en dat de mensen de kracht hebben om zelf de keuzes te maken.
Tot slot moeten we een balans zien te vinden in de hoeveelheid informatie die we mensen bieden. Té veel zal nooit werken, té weinig ook niet. Ik denk dat we op zich op de goede weg zitten. Laten we erop vertrouwen dat mensen die op ons kunnen stemmen ook voldoende kracht hebben om in de winkel te kiezen voor het juiste voedsel, als ze de juiste informatie krijgen.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, de macht waarover consumenten beschikken is erop gebaseerd dat ze informatie krijgen. Als we bedrijven niet dwingen om correcte informatie te verstrekken, zullen de consumenten die ook niet krijgen en dan stort de hele interne markt in elkaar. We kunnen niet centraal beslissen welke informatie voor een bepaalde consument belangrijk is. Consumenten hebben verschillende behoeften en we moeten proberen om aan zoveel mogelijk ervan te voldoen.
We dreigen de industrie in de kaart te spelen als we consumenten niet willen waarschuwen voor een te hoge energetische waarde, een te hoog zoutgehalte, een te hoog vetgehalte, enzovoort. Consumenten aan de hand van een kleurcode waarschuwen voor de voedingsstoffen die een product bevat, is niet vreemder dan consumenten waarschuwen die een energieverslindende auto of een energieverslindende koelkast kopen.
We mogen de oorsprongsetikettering niet uitstellen door onderzoeken uit te voeren, maar moeten ze hier en nu invoeren. De dieren en diegenen die het welzijn van de dieren willen beschermen, kunnen niet wachten tot er informatie over beschikbaar is of dieren levend werden vervoerd naar slachthuizen ver weg.
We mogen ook de alcoholindustrie niet in de kaart spelen. Alcoholproducenten eisen constant om te worden behandeld als gewone voedingsbedrijven, maar nu we voeding reguleren, willen ze niet langer meedoen. Dat is onoprecht. Veel consumenten weten niet dat alcohol veel calorieën bevat, dat een glas wijn bijvoorbeeld dubbel zoveel calorieën bevat als eenzelfde hoeveelheid frisdrank.
Wat voedingsprofielen betreft, ben ik het absoluut niet met mevrouw Sommer eens. Ze beperken de mogelijkheden van bedrijven om producten als gezond voor te stellen hoewel ze dat niet zijn. Het stelsel legt grenzen vast en beperkt de mogelijkheid om aan valse marketing te doen. Op dit punt ben ik het volkomen eens met de Commissie.
Tot slot wil ik nog een paar kleine kwesties aansnijden. We zeiden al in een vroeg stadium nee tegen trombine. Er zijn andere, vergelijkbare producten op de markt en mevrouw Sommer en ik hebben beiden amendementen ingediend om die producten op een correcte manier te beschrijven. Ik hoop dat die amendementen steun krijgen. Vandaag worden op de markt worsten verkocht die grote hoeveelheden bindweefsel en vet bevatten maar toch vlees worden genoemd. Nu hebben we de kans om dat recht te zetten. Wat eierproducten en andere dierlijke producten betreft, zouden we die nu kunnen etiketteren volgens het stelsel dat al geldt voor eieren, met andere woorden, een stelsel dat aangeeft in welke fokomstandigheden dieren hebben geleefd. Dat zou een stap in de juiste richting zijn.
Struan Stevenson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een van de meest omstreden onderdelen van dit debat is de vermelding van het land van oorsprong. Ik geloof stellig dat consumenten het recht hebben om te weten wat de oorsprong is van het voedsel dat ze kopen en, vooral in het geval van vlees, of het is geproduceerd volgens hoge normen voor dierenwelzijn en niet vóór de slacht over grote afstanden is getransporteerd. Maar het is onherroepelijk gecompliceerd om vast te stellen wat de oorsprong van grondstoffen in bewerkte levensmiddelen is, aangezien ingrediënten worden gekozen op basis van prijs, kwaliteit en beschikbaarheid en de landen van oorsprong in één vleesverwerkende fabriek van dag tot dag of zelfs van uur tot uur kunnen wisselen.
De voortdurende aanpassing van etiketten zou tot hogere kosten leiden en onvermijdelijk meer verpakkingsafval tot gevolg hebben. Deze extra kosten zouden aan de consument worden doorberekend. Ik ben dan ook van mening dat de haalbaarheid van verplichte etiketteringsregels moet worden onderzocht door middel van een effectbeoordeling en ik ben blij van commissaris Dalli te vernemen dat hij dat steunt.
Dit debat spitst zich toe op grondstoffen en ingrediënten voor levensmiddelen, maar het gaat niet over de oorsprong van het eindproduct. Dit is van groot belang voor specifieke producten zoals whisky. Het is nog steeds mogelijk om whisky’s van slechte kwaliteit uit landen zoals India, China en Japan voor echt te laten doorgaan door middel van afbeeldingen of namen op het etiket die doen denken aan de traditionele whisky-producerende landen in de EU om zo hun concurrentievoordeel te vergroten en de consument te misleiden. We moeten ons daartegen wapenen en daarom dring ik er bij u op aan om amendement 254 te steunen.
Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. – Ook nu gaat het erom of Europa kiest voor de voedselindustrie of voor de consument. Morgen bekent u kleur. Steunt u een helder kleurcodesysteem voor voedseletiketten of vertrouwt u op de industrie? De politieke keuze is wat mij betreft simpel. Wilt u handelsbelangen beschermen, dan steunt u de ideeën van de voedingsindustrie. Wilt u een etiket dat u helpt zelf te kiezen voor veel, gemiddeld of weinig suiker, zout of vet, stem dan voor een kleurcodesysteem.
60 procent van uw kiezers hebben overgewicht. 25 procent van onze kinderen zijn te dik. 25 procent van de mensen hebben leesproblemen. Waarom vindt iedereen kleurcodes op bijvoorbeeld energielabels voor huizen, auto’s of elektronica normaal, maar is het betuttelend op voedsel? Voedingsdeskundigen en consumentenorganisaties adviseren een simpele kleurcodering, zodat voedingsetiketten begrijpelijk zijn en zodat u zelf een makkelijke keuze kunt maken. Ook ik ondersteun dat.
VOORZITTER: GIANNI PITTELLA Ondervoorzitter
Giancarlo Scottà, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we zijn verzocht onze stem uit te brengen over een ontwerpverslag betreffende informatievoorziening aan consumenten, maar hebben we onszelf wel echt de vraag gesteld wat consumenten willen? Zijn deze standpunten achter de gesloten deuren van het Parlement afgesproken of weerspiegelen ze de belangen van de consumenten?
Het meest recente onderzoek dat door de Commissie is uitgevoerd is wellicht niet representatief voor de toegenomen bewustwording van de consumenten in de afgelopen jaren met betrekking tot informatie over hun voedselkeuzes. Niet alleen de herkomst, maar ook de ingrediënten en andere eigenschappen worden steeds belangrijker bij het maken van de keuze. Zijn we ons ervan bewust dat de beslissingen die wij vandaag nemen van invloed zijn op de aankopen van morgen? Zouden de consumenten niet de markt moeten bepalen? Waarom proberen we niet via een nieuw onderzoek of door het onderhouden van een voortdurende directe dialoog met consumenten erachter te komen wat ze nu echt willen?
We moeten de consument zo goed mogelijk beschermen. Daarom zijn we hier en uit de ontmoetingen die ik met consumenten heb gehad, heb ik kunnen opmaken dat ze er meer bij betrokken willen worden. Ze zitten er niet op te wachten dat de aankoop wordt bemoeilijkt doordat er zinloze informatie aan het etiket wordt toegevoegd. Anderzijds zitten ze ook niet te wachten op al te simplistische en misleidende keuzes, zoals het stoplichtmodel, waarbij het risico bestaat dat er irrelevante informatie wordt verschaft die niet noodzakelijk is om een weloverwogen keuze te maken en die niet aan hun wensen voldoet. We moeten ons niet te bemoeizuchtig opstellen, maar openstaan voor een dialoog.
Csanád Szegedi (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de partij Jobbik vindt adequate informatieverstrekking aan consumenten zeer belangrijk. We steunen de verplichte vermelding van de plaats van herkomst, en vinden het tevens belangrijk dat naast de fabrikant ook de distributeur ter verantwoording kan worden geroepen als de regels niet worden nageleefd. Behalve de vaak moeilijk te interpreteren numerieke gegevens vinden we de invoering van uniforme kleurcodes van belang, waarmee verschil wordt gemaakt tussen gezonde en ongezonde producten. Maar dit is niet genoeg voor de opmars van gezonde voedingsmiddelen. Het moet namelijk gezegd dat multinationals verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van producten van slechte kwaliteit die de naam voeding meekrijgen, in heel Europa.
Het moet gezegd dat Cora, Tesco, Auchan, Metro en dergelijke bedrijven er verantwoordelijk voor zijn dat in Hongarije de markt wordt overspoeld met rotzooi die voeding wordt genoemd. Geen hond begrijpt waarom er in Hongarije behoefte is aan Chinese knoflook, Chinese perziken, Braziliaanse vrieskip of kankerverwekkende Slowaakse babyvoeding. Jobbik is er vast van overtuigd dat in plaats van multinationals kleine boeren en ecologische boerderijen moeten worden gesteund. Dat is de oplossing voor gezonde voeding.
Pilar Ayuso (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, deze verordening is van het allergrootste belang voor de consumenten en voor de agrovoedingsmiddelenindustrie. Het is namelijk helemaal niet eenvoudig om een uitgebalanceerde etikettering tot stand te brengen die alle essentiële informatie bevat zonder te uitvoerig en daarmee te ingewikkeld te zijn.
Dit is een uitstekend verslag en de rapporteur verdient daarmee onze felicitaties. Ik ben het met haar eens als het gaat om de belangrijkste onderwerpen op het gebied van de voedselinformatie en de controversiële kwestie van de voedingswaardeprofielen. Felicitaties zijn vooral op hun plaats als we ons bedenken dat de Commissie er niet in is geslaagd om deze profielen, en de voorwaarden voor het gebruik ervan, voor 19 januari 2009 op te stellen, zoals zij had toegezegd en zoals de Verordening (EG) nr. 1924/2006 voorschrijft.
Een kwestie waar ik bezorgd over ben is de mogelijkheid dat er tegelijkertijd ook nationale etiketteringnormen bestaan. Dat is in strijd met het doel van de wetgeving, namelijk harmonisatie en het uit de weg ruimen van zoveel mogelijk obstakels die het functioneren van een werkelijk interne markt in de weg staan.
In de huidige wetgeving moet het land van herkomst vermeld worden wanneer het ontbreken van deze aanduiding zou kunnen leiden tot misleiding van de consument. Ook wordt erin voorzien dat altijd vrijwillig aanvullende informatie op het etiket geplaatst kan worden. Verder gaan dan dat kan voor bedrijven meer kosten en meer administratieve rompslomp met zich meebrengen, zonder dat dit voor de consument een belangrijk en duidelijk voordeel oplevert.
Wat betreft het gebruik van verschillende talen moet ik zeggen dat het voorstel van de Commissie overeenkomt met de bestaande richtlijn, die goed gewerkt heeft en geen problemen heeft veroorzaakt. Het heropenen van dit debat kan gevaarlijk en onnodig zijn en problemen opleveren voor het verkeer van goederen.
Nessa Childers (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, meer dan 60 procent van de volwassen Ieren heeft overgewicht of obesitas en voor de rest van Europa gelden vergelijkbare cijfers. Deze verordening helpt ons niet alleen deze obesitascrisis aan te pakken, maar ook andere gezondheidsproblemen zoals diabetes, beroertes en hartaandoeningen. Het huidige door de industrie ontwikkelde GDA-etiketteringssysteem is helaas ingewikkeld en mogelijk misleidend en wordt in het algemeen verkeerd begrepen.
Etikettering van levensmiddelen volgens het stoplichtmodel is een eenvoudig, universeel begrepen en transparant systeem dat door gezondheids- en consumentengroepen wordt gesteund en veel gezondheidsbewuste levensmiddelenfabrikanten hebben het systeem reeds vrijwillig en met succes overgenomen. Ik ben ook van mening dat alcoholproducenten op een dergelijke manier op hun producten moeten vermelden hoeveel calorieën en suiker erin zitten. Niemand heeft mij ook maar één goede reden kunnen geven waarom dat niet voor alcohol zou moeten gelden.
We weten allemaal dat er aangaande deze wetgeving heel veel druk vanuit de industrie wordt uitgeoefend. Ik dring er bij mijn collega-Parlementsleden op aan om niet voor deze druk te bezwijken en voor gezondheid te kiezen door morgen voor etikettering volgens het stoplichtmodel en etikettering van alcohol te stemmen.
Corinne Lepage (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn interventie zal gaan over de kwestie van de kleurcodes. Er wordt gezegd: “het is ingewikkeld”. Dat is niet waar, het maakt het juist makkelijker. Er wordt gezegd: “het is een verbod”. Het is geen verbod, het is in feite een vorm van informatie. Er wordt gezegd: “consumenten worden als kinderen behandeld”, maar dan moet er maar eens uitgelegd worden, mijnheer de Voorzitter, waarom de consumentenorganisatie nu juist om deze kleurcodes vragen.
We moeten duidelijk zijn en stoppen met die hypocrisie en huichelarij. We moeten hier in feite kiezen tussen het beschermen van de volksgezondheid en de consumenten of toegeven aan de verzoeken van de lobby’s, die bovendien op de zeer korte termijn zijn gericht, aangezien deze zonder de etikettering alleen relevant zijn op de korte termijn.
Het is een keuze die duidelijk moet zijn wat mij betreft, wat ons betreft. Het is volkomen duidelijk dat wij voorstander zijn van deze informatie voor consumenten, waar autoriteiten op het gebied van sociale voorzieningen en gezondheid in Europa om vragen, juist omdat het een middel is om overgewicht en een aantal ziekten te bestrijden.
Laten we daarom niet verslappen! Laten we ons realiseren waarom we hier zijn, waarom we gekozen zijn. We zijn hier om onze medeburgers te beschermen.
Satu Hassi (Verts/ALE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als wij zijn wat wij eten, dan worden wij in toenemende mate producten van de industrie. Dit houdt verband met het feit dat het overgewicht bij mensen toeneemt, net als de gevolgen ervan, zoals type 2-diabetes en hart- en vaatziekten.
Voedselverpakkingen moeten duidelijke en eerlijke informatie bevatten over de inhoud ervan. De duidelijkste indicatie over de totale producteigenschappen die de gezondheid bevorderen zou het zogeheten stoplichtmodel zijn, dat ook een kind meteen begrijpt. Als wij dit niet op communautair niveau voor elkaar krijgen, dan zou het in ieder geval nationaal moeten worden toegestaan.
Ik wil u ook wijzen op transvetten. De parlementaire commissie steunde de verplichte vermelding van industriële transvetten en ik hoop dat het Parlement als geheel hetzelfde doet. De commissie liet een samenvatting maken over onderzoeken naar de effecten op de gezondheid van transvetten. Overeenkomstig die samenvatting is er zoveel bewijs van de schadelijke effecten ervan, dat het logisch zou zijn transvetten te verbieden, zoals in Denemarken is gebeurd. Transvetten zouden in ieder geval op verpakkingen moeten worden vermeld, zodat wij weten wat wij kopen wanneer wij bijvoorbeeld koekjes, chocolade, chips of ijs kopen.
James Nicholson (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste verwelkom ik het verslag en ik feliciteer de rapporteur. Ze heeft er behoorlijk lang aan gewerkt en ze heeft beslist laten zien dat ze een zeer kundig rapporteur is.
Laat ik één ding vooropstellen. Ik ben volledig voor vermelding van de oorsprong, maar ik denk dat we heel goed moeten bedenken wat we bedoelen met de vermelding van de oorsprong. Om te beginnen moeten we ervoor zorgen dat mensen – de consumenten – weten waar de producten vandaan komen. Vervolgens moet de consument ook heel goed weten hoe dat voedsel is bereid of hoe het op de plaats van bestemming terechtgekomen is. Ik ben het op dat punt eens met de rapporteur en ik denk dat we het gevaar lopen hier te snel te veel te willen.
Dit is een proces, een eerste lezing. Laten we er heel eerlijk over zijn, want we zullen er keer op keer op terugkomen. Ik wil dat we enige mate van voorzichtigheid betrachten, maar laten we het wel goed aanpakken. Ik wil niet dat we in Europa zodanig gaan overreguleren dat we zelf niet meer weten hoe het zit. We lopen het grote gevaar dat we onszelf de markt uit reguleren. We moeten dit onder controle zien te houden en de zaak goed aanpakken. Daar ben ik volledig voor. Ik denk dat we de tijd tussen de eerste en de tweede lezing moeten benutten door een effectbeoordeling uit te voeren om te kijken wat de kosten en de gevolgen zijn, want daar zullen we op de lange termijn behoefte aan hebben.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk niet dat iemand in dit Parlement zal betwisten dat consumenten behoefte hebben aan veilige, traceerbare en gezonde levensmiddelen en niemand zal beweren dat er geen behoefte is aan nauwkeurige en eerlijke etikettering van levensmiddelen. We moeten echter oppassen dat een etiketteringssysteem niet tot een overdosis aan informatie leidt. Te veel onbegrijpelijke informatie leidt ertoe dat consumenten de belangrijke informatie over het hoofd zien en aandacht besteden aan informatie die niet echt waardevol is. Daarom moeten eenvoud en waardevolle informatie de kerncriteria van een etiketteringssysteem zijn.
Net als mijn collega’s steun ik de vermelding van het land van oorsprong. Ik vind dat het van belang is dat we weten waar ons voedsel vandaan komt. De landbouw- en visserijsectoren en de gemeenschappen die in dit Parlement vertegenwoordigd worden, produceren voedsel overeenkomstig zeer strenge regelgeving, maar bijvoorbeeld 60 procent van de vis die we eten, wordt van buiten de EU geïmporteerd en wordt in de meeste gevallen niet onder diezelfde strenge milieunormen en regelgeving gekweekt. We moeten ervoor zorgen dat onze systemen een level playing field voor onze gemeenschappen en onze industrieën creëren.
In Noord-Ierland is de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie enorm belangrijk en ik dring er nogmaals op aan dat we de industrie niet straffen met onnodige bureaucratie en administratieve rompslomp.
Françoise Grossetête (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil twee specifieke punten benadrukken. Het eerste gaat over de voedingsprofielen. Ik ben tegen de afschaffing ervan, omdat ik eraan herinner dat zij zijn ingevoerd met het enige doel om vast te stellen of een voedingsmiddel wel of niet een gezondheidsclaim mag voeren. Hiermee wil men voorkomen dat consumenten worden misleid door gezondheidsclaims die soms zijn vermeld op voedingsmiddelen die vaak veel vet, zout of suiker bevatten. Ik stel dus voor om het amendement tot afschaffing van de voedingsprofielen te verwerpen. Die profielen hebben we overigens in 2006 goedgekeurd.
Ik zou ook uw aandacht willen vragen voor de risico’s van amendement 205, dat gericht is op de etikettering van vlees dat afkomstig is van ritueel geslachte dieren. Dat zou bepaalde religieuze groeperingen kunnen stigmatiseren, aangezien een dergelijke etikettering zou kunnen leiden tot ongegrond wantrouwen bij bepaalde consumenten. Ik herinner eraan dat een deel van het vlees dat volkomen geschikt is voor consumptie op de gewone markt terechtkomt, omdat het om religieuze redenen niet geconsumeerd kan worden door gelovigen. Dit vlees komt bovendien uit gecertificeerde slachterijen, die geheel voldoen aan de hygiënische voorschriften.
Er zou dus sprake zijn van niet te verwaarlozen economische consequenties, het voortbestaan van een aantal rituele slachterijen in Europa zou worden bedreigd en dat zou de kleine lokale veehouders in moeilijkheden brengen. Ik denk dat we bij de etikettering met veel gezond verstand te werk moeten gaan om de consumenten goed te informeren, maar ik denk vooral dat de kleurcodes ook hier zullen leiden tot stigmatisering van producten. Ik denk dat het nog niet de goede oplossing is.
Andres Perelló Rodriguez (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de duizend amendementen vanuit de commissie die we in dit Parlement hebben gezien vormen het beste bewijs van onze goede wil. Maar als het gaat om het etiketteren van voedingsmiddelen denk ik dat we, behalve van goede wil, ook praktisch moeten zijn; tenminste, als we niet het tegenovergestelde effect willen bereiken van wat we voor ogen hebben, namelijk de consument in verwarring te brengen in plaats van hem van informatie te voorzien.
Het gaat er niet om de consument uitleg te geven, maar om hem te waarschuwen; hem te informeren over wat hij kan eten en in welke hoeveelheden. Is het nodig om te etiketteren over vetten, over suikers, over transvetten? Jazeker. Is het nodig om te etiketteren over stoffen die het cholesterolgehalte beïnvloeden, over al die stoffen die de zaken beïnvloeden die we hier genoemd hebben: obesitas en de gezondheid van de mensen? Jazeker. Maar het toevoegen van andere informatie op bepaalde voedingsmiddelen, bijvoorbeeld de herkomst, of, als het gaat om vleesproducten, waar het dier geboren is, door welke gebieden het vervoerd is, waar het is opgegroeid en waar het geslacht is, kan soms weliswaar heel verhelderend zijn maar leidt uiteindelijk tot verwarring.
Het is aan ons om ervoor te zorgen dat we praktisch zijn en dat dit een verordening wordt die harmoniseert en de consument informeert, in plaats van een verordening die niet tot een hoger gezondheidsniveau leidt maar juist aanleiding geeft tot meer verwarring en die meer vragen oproept.
Ik wil er daarom op wijzen dat sommigen van ons kiezen voor de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA) in plaats van voor het stoplichtmodel, omdat het op die manier heel duidelijk is dat wanneer u van een bepaald product twee keer de aanbevolen hoeveelheid eet, u dik zult worden, en dat u zich dus aan de aanbevolen hoeveelheid moet houden. Sommigen van ons zijn daarom voorstander van het aangeven van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid in plaats van andere soorten coderingen, om de consument niet verder in verwarring te brengen.
Chris Davies (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat is eenvoudiger dan regels vastleggen voor het verstrekken van informatie aan consumenten? Verschillende interpretaties en verschillende praktijken in verschillende landen en elkaar beconcurrerende handelsbelangen hebben echter tot grote complexiteit geleid.
Persoonlijk stem ik voor het stoplichtmodel, vermelding van het land van oorsprong en meer informatie over alcoholhoudende dranken, maar ervaring uit het verleden leert ons dat er nog steeds veel ruimte voor verwarring is. In zijn openingsopmerkingen verwees de commissaris naar de wetgeving inzake voedings- en gezondheidsclaims. In het antwoord op een parlementaire vraag dat hij me zojuist heeft gegeven, zegt hij dat bedrijven 44 000 aanvragen voor gezondheidsclaims hebben ingediend. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid wordt overstelpt door aanvragen en de Commissie heeft in antwoord op deze aanvragen nog niet één enkel advies gegeven.
De Commissie handelt nu zelf in strijd met de Europese wetgeving. Kortom, het is een grote warboel. Misschien kan de commissaris zijn slotopmerkingen gebruiken om ons te vertellen hoe we uit deze warboel kunnen geraken.
Emma McClarkin (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het principe om meer en betere informatie over de voedingswaarde aan consumenten te verstrekken, is leidend geweest bij dit verslag en is een prijzenswaardig doel. Tijdens het proces dat het verslag door dit Parlement heeft doorlopen, heb ik zeer verhelderende discussies gehad over de lettergrootte op een pakje kauwgum, of kip wel vlees is en of een Twix-reep als één portie geldt of als twee. We zijn vergeten waar het voor de consument om draait.
Op basis van het etiketteringssysteem volgens het stoplichtmodel worden de voedingswaardeprofielen buitengewoon sterk vereenvoudigd, met als gevolg dat zelfs de meest basale informatie vaag en abstract wordt. Dit is rechtstreeks van invloed op de keuzes die consumenten kunnen maken en heeft een onevenredig negatief effect op basislevensmiddelen. Net zoals sommige Parlementsleden snel met hun oordeel klaarstaan, zo biedt ook het stoplichtmodel in te sterke mate een oordeel over levensmiddelen en de gecompliceerde voedingswaarde ervan. Het is onmogelijk om de plaats van levensmiddelen in het voedselpakket simpelweg terug te brengen tot een kleur.
Consumenten willen weten waar hun levensmiddelen vandaan komen en willen relevante informatie over wat erin zit – vooral informatie over allergene stoffen – zodat ze in staat zijn de beste voedselproducten te kiezen. Ik denk dat ze intelligent genoeg zijn om dat te doen. Ze willen niet dat iemand voorschrijft welke levensmiddelen ze wel en niet kunnen eten.
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Met het oog op de interne markt is het aspect van een harmonisering van de etiketteringsprincipes en een wederzijdse erkenning van levensmiddelen van zeer groot belang. Momenteel veroorzaken aanvullende nationale voorschriften voor levensmiddelen en bestaande Europese voorschriften die door de verschillende lidstaten op hun eigen manier geïnterpreteerd worden, moeilijkheden in de handel en het goederenverkeer en verstoren ze de concurrentie.
Ik ben ongerust over de voorschriften betreffende de plicht om informatie op te geven over het land van herkomst van producten van bepaalde categorieën. Volgens mij geeft dit blijk van een protectionistische houding van de lidstaten, die in strijd is met het idee van een gemeenschappelijke markt die alle belangrijke barrières en hindernissen in het goederenverkeer moet opheffen. Met het oog op het welzijn van de consument ben ik daarom van mening dat de informatie over het land van herkomst opgegeven moet worden op basis van het beginsel van vrijwilligheid, en ook indien het gebrek aan dergelijke informatie de consument zou kunnen misleiden over de feitelijke herkomst van het product. Zo’n aanpak vind ik zowel gegrond met het oog op het welzijn van de consument als met het oog op het belang van de levensmiddelenproducenten.
Tijdens het debat over de verordening van de Commissie en het verslag van mevrouw Sommer is meermaals verwezen naar de kwestie van een evenwichtig dieet en de voedingsgewoontes van de Europese burgers. Volgens mij is de etikettering van levensmiddelen slechts een van de vele wegen waarlangs de consument over gezonde voeding geïnformeerd wordt. Dit kan een aanvulling vormen op de kennis over een gezonde levensstijl, die de bevolking bijvoorbeeld via campagnes en educatieve acties krijgt, maar kan deze kennis niet vervangen. Daarom ben ik tegenstander van een kleurenetikettering op voedingsmiddelen, die permanente gevolgen kan hebben voor onze voedingsgewoontes.
In onze maatschappij mogen we immers geen voorschriften invoeren waardoor de burgers ontslagen worden van de verantwoordelijkheid voor hun eigen handelingen en keuzes.
Karin Kadenbach (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de taak van de politiek en de taak van het Europees Parlement moet zijn om de levenskwaliteit van Europeanen verder te verbeteren. Daar hoort een gezonde omgeving bij, en daar hoort ook gezond voedsel bij. Als ik gezonder wil eten, dan heb ik als consument deze informatie nodig.
We hebben dringend een uitvoerbare, bindende vermelding van de herkomst nodig, zodat consumenten een weloverwogen besluit kunnen nemen welke levensmiddelen ze kopen uit welke regio. Aan de andere kant hebben we ook nog steeds de voedingswaardeprofielen nodig, want alleen die kunnen garanderen dat consumenten niet voorgespiegeld wordt dat een product gezond is, maar dat de bestanddelen daadwerkelijk goed zijn voor de gezondheid en een goede voeding.
Daarnaast hebben we echt informatie en voorlichting nodig op het gebied van voeding. Daar horen gezonde voeding uit een gezonde omgeving en voldoende beweging bij.
Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het gebeurt niet elke dag dat we debatteren over wetgeving die zo’n grote interesse bij onze kiezers wekt. Iedereen weet dat een leesbaar etiket op een levensmiddel invloed heeft op de beslissingen van de consument en de producenten bovendien aanzet om gezonde voeding aan te bieden.
Een van de kwesties die in het wetgevende proces en in onze discussie opdoken, heeft betrekking op de informatie over de herkomst van de levensmiddelen. Etiketten moeten verplicht informatie geven over het land van herkomst van een product, ook in geval van verwerkte levensmiddelen. In het tweede geval zal dat zeker moeilijker zijn, maar het idee om informatie over de herkomst van het hoofdbestanddeel van een verwerkt levensmiddel op te geven, lijkt me een goede oplossing.
Ook informatie over de ingrediënten van alcoholische dranken is van belang. Ik sluit me aan bij het idee dat informatie over de ingrediënten en voedingswaarde van alcoholische dranken op de verpakking opgegeven moet zijn. De consument moet weten of de wodka die hij koopt, van graan, aardappelen of misschien van bananen gemaakt of geproduceerd is. In deze zaal stelt er niemand de behoefte aan wijzigingen en een complexere wetgeving in vraag. Ik hoop dat we ook allemaal akkoord gaan dat de wetgeving aan de verwachtingen van de Europese consumenten moet voldoen, maar dat daarbij de mogelijkheden van kleine en middelgrote ondernemingen uit de levensmiddelensector in aanmerking genomen moeten worden.
Paolo Bartolozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement is, zoals we weten, verzocht een definitief standpunt in te nemen over de voedselinformatie aan consumenten.
Ik wil beginnen met te zeggen dat dit zonder meer een moeilijk, lang en omstreden wetgevingsproces is geweest, dat niet ingekort had kunnen worden. Het doel is in feite om Europese voedselwetgeving aan de hand van verordeningen te harmoniseren, zodat informatie voor consumenten transparanter wordt en voorkomen kan worden dat ze verwarde keuzes maken of keuzes die zelfs hun gezondheid kunnen schaden.
Het verslag van mevrouw Sommer, naar wie onze dank uitgaat voor haar inzet om een groot aantal voorschriften samen te vatten, is dus bedoeld om een antwoord te verschaffen op de tegenstrijdigheden en verschillen in de informatiesystemen voor consumenten die binnen de lidstaten van kracht zijn. Het is geen toeval dat nationale voorschriften nog altijd verschillen van de wijze waarop de aard van de voor verkoop bestemde levensmiddelen wordt beschreven, waardoor er een systeem ontstaat dat per land verschilt en tevens oneerlijke concurrentie in de hand werkt ten nadele van potentiële consumenten. Daarom wordt er op basis van het voorstel van de Europese Commissie geprobeerd om de huidige wetgeving te vernieuwen door zowel de levensmiddelenindustrieën als consumenten hierbij te betrekken. Tegelijkertijd legt het verslag de Europese levensmiddelenindustrie de verplichting op om duidelijkheid te verschaffen over verplichte etikettering, en daarnaast over de etikettering en presentatie van de voedingswaarde van voedingsmiddelen.
Binnen een geglobaliseerde markt kan de Europese Unie zich niet onttrekken aan de noodzaak om de wetgeving voor levensmiddelen aan te passen en te hervormen om, onder andere, de levensmiddelenhandel te beschermen en te behoeden voor een in toenemende mate overheersende en ongecontroleerde internationale concurrentie. Het is niets nieuws dat we steeds meer te horen krijgen over de gevaren van levensmiddelen die stiekem benamingen en vermeldingen dragen die dikwijls niet voldoen aan voedingsbehoeften, maar die desondanks doorgaan voor producten die de volksgezondheid ten goede komen.
José Manuel Fernandes (PPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de etikettering van levensmiddelen is essentieel voor het garanderen van de voedselveiligheid. Ik ben zowel voorstander van het verstrekken van heldere informatie aan de consument als van minder bureaucratie, eenvoudiger regelgeving, meer rechtszekerheid en een groter concurrentievermogen voor de levensmiddelenindustrie. Daarbij moeten we de kleine ondernemingen nooit uit het oog verliezen.
Rechtstreekse verkoop door boerenbedrijven en lokale en ambachtelijke producten mogen niet onder de bepalingen van deze verordening vallen. Dergelijke producten zijn een waarborg voor onze verscheidenheid en onze diepste wortels. De consument dient geïnformeerd te worden, zonder hem echter onder druk te zetten bij het maken van zijn keuzes en onze regionale producten te stigmatiseren.
Het Commissievoorstel is overdreven bevoogdend, want het wil de consument bij de hand nemen in plaats van hem te informeren. Er zijn mensen die ons menu willen opstellen en ons willen voorschrijven welke gerechten wij al of niet mogen eten. Ik kan u verzekeren dat de Portugezen in het algemeen, en de inwoners van de Minho in het bijzonder, altijd pica no chão, arroz de cabidela, caldo verde en cozido à portuguesa zullen blijven eten, gevolgd door een lekker regionaal nagerecht en onder het genot van een beker vinho verde tinto.
Daarom juich ik de amendementen, de aanpassingen en het werk van de rapporteur toe. Ik ben het eens met haar standpunt en met haar verslag. Ik pleit ervoor dat de consument bewust moet zijn van wat hij eet en goed geïnformeerd, maar diezelfde consument moet de verantwoordelijkheid dragen voor zijn eigen besluiten.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het over informatie over levensmiddelen voor consumenten. Als Parlementsleden krijgen we informatie over talrijke zaken en het gaat niet zozeer om de informatie als wel om wat we ermee doen.
Ik wil twee specifieke punten in dit verslag aan de orde brengen. Het ene is het land van oorsprong. Voor rundvlees geldt de vermelding van het land van oorsprong. Misschien had de EU daar liever niet voor gekozen, maar ze werd daar door een crisis toe gedwongen. Het lijkt goed en doeltreffend te werken. Ik steun het idee dat consumenten kunnen beschikken over informatie over het land van oorsprong, met name voor vleesproducten, zodat ze weten waar hun voedsel vandaan komt.
Mijn tweede punt is de vraag wanneer het licht op oranje springt. Ik heb gelezen – en ik dank degenen van wie ik de informatie heb gekregen – over stoplichten en het GDA-systeem en ik heb geprobeerd deze informatie heel zorgvuldig te analyseren. Ik wil een aantal punten aanstippen. We hebben gezondheidswaarschuwingen op sigarettenpakjes. Ik rook niet. Ik vind de waarschuwingen een prima idee en ik zal niet gaan roken. Mensen die wel roken, blijven dat doen ondanks alle alarmerende waarschuwingen op de verpakking. Ik wil erop wijzen dat je van de etiketten niet afvalt. Etiketten lossen het probleem van obesitas niet op. De discussie over dit probleem moet veel verder voeren. Eigenlijk zouden we liften en auto’s moeten verbieden zodat we meer lichaamsbeweging krijgen, maar het ligt niet voor de hand dat we die koers zullen volgen.
Ik ben blij dat dit een eerste lezing is. Ik denk dat de kwesties te ingewikkeld zijn om ze in dit stadium te kunnen oplossen. Er moet een diepgaander debat en discussie komen en we moeten met iets komen wat de titel van het verslag – “de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten” – eer aan doet.
Herbert Dorfmann (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de rapporteur bedanken. Efficiënte voedselinformatie is inderdaad heel belangrijk. Consumenten moeten weten wat ze eten, en ze moeten daarachter komen in de korte tijd die ze in de supermarkt zijn. Informatie moet echter op zo’n manier vermeld worden dat je geen voedingsdeskundige hoeft te zijn om het te begrijpen. Onze doelgroep voor deze informatie is een hele andere – het zijn niet degenen die al heel goed weten hoe gezond de verschillende levensmiddelen zijn.
Eén gebied vind ik heel belangrijk, en dat zijn de ambachtelijk vervaardigde producten, met name producten die direct door de boer worden gemaakt en verkocht. De inhoud van deze producten is vaak niet gestandaardiseerd – ik denk bijvoorbeeld aan jam of sappen – en het is gewoonweg niet mogelijk om informatie te geven over bijvoorbeeld het exacte suikergehalte of de exacte verbrandingswaarden.
De afgelopen jaren hebben we veel werk verricht om de lijnen tussen boeren en consumenten korter te maken, en tegenwoordig zijn zaken als leven op de boerderij, boerenmarkten en dergelijke heel belangrijk voor het imago van boeren en landbouwers. We hebben ook Europees geld uitgegeven aan het bevorderen van deze zaken ten behoeve van de plattelandsontwikkeling. Bij dit soort verkopen is er bovendien rechtstreeks contact tussen de boer en de koper, en dat is vaak belangrijker dan informatie op etiketten. Daarom verzoek ik u, dames en heren, om de amendementen te steunen die erop gericht zijn een zinvolle oplossing te vinden voor deze productgroep.
Richard Seeber (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, er bestaat geen twijfel over dat er gezondheidsproblemen zijn in de Europese Unie, en ook bestaat er geen twijfel over dat de belangen van consumenten voorop moeten staan of dat voedsel anders is dan andere handelswaren, omdat we het consumeren en in ons lichaam stoppen. Het staat dan ook buiten kijf dat we heel zorgvuldig moeten zijn, wanneer we het hebben over voedsel en de informatie erop, en dat het voorzorgsbeginsel – zoals vastgelegd in het Verdrag – hier ook moet gelden.
Het is echter naïef te denken dat we deze problemen kunnen oplossen met voedselinformatie. Kijk maar naar de VS: er zijn veel mensen met overgewicht in de VS, en toch stellen de Amerikanen de strengste eisen aan voedselinformatie. We moeten dan ook goed nadenken over de manier waarop we hier in Europa met dit probleem omgaan.
Ik geloof daarom ten eerste dat we met een stoplichtsysteem, zoals voorgesteld, onze doelstellingen niet zullen bereiken – aangezien het meer verwarring sticht dan informatie geeft. Ten tweede geloof ik echter ook dat een GDA-systeem dat ook is voorgesteld, heel goed de informatie kan leveren die consumenten die meer willen weten, kunnen gebruiken om de juiste keuzes te maken.
Ten derde geloof ik dat het belangrijk is de herkomst te vermelden, juist bij voedsel. De meeste consumenten willen weten waar hun voedsel vandaan komt en waar het is gemaakt. Ten vierde geloof ik dat informatie over gezondheid wetenschappelijk gefundeerd moet zijn om de keuzes van consumenten te kunnen beïnvloeden.
Ik heb een laatste verzoek aan de commissaris: we wachten nog steeds op een voorstel van de Commissie over de financiering van EFSA, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Dit is de enige instantie die geen vergoedingen vraagt voor haar activiteiten. Kunt u ons vertellen wanneer we dit kunnen verwachten?
Anja Weisgerber (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het goede nieuws van vandaag is dat de nieuwe wetgeving zorgt voor uniforme, verplichte voedselinformatie per 100 g, waardoor producten beter met elkaar vergeleken kunnen worden. Door het vermelden van voedingswaarden krijgen consumenten informatie waarmee ze doelgerichte keuzes kunnen maken.
Mijn ideaal is de mondige consument die weet wat hij koopt. Imitatieproducten die niet als zodanig herkenbaar zijn, misleiden consumenten bewust. Imitatiekaas, aan elkaar geplakte ham, vanilleyoghurt waar helemaal geen vanille in zit – dat zijn maar een paar voorbeelden. Al deze imitatieproducten moeten als zodanig herkenbaar zijn op de verpakking. Ik ben blij dat we morgen een duidelijk signaal afgeven aan de Raad en dat iedereen hier het erover eens is dat we betere voedselinformatie nodig hebben.
Wat mij betreft is het onze taak om te informeren; consumenten moeten echter zelf hun eigen keuzes maken. Daarom ben ik tegen het stoplichtmodel. Er bestaat geen ongezond voedsel – alleen ongezonde, onevenwichtige eetgewoonten. De stoplichten zijn misleidend. Ik ben voorstander van voedselinformatie volgens het GDA-model en ik ben blij dat we morgen waarschijnlijk ook in deze richting zullen stemmen.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D). - (HU) Consumenten moeten weten wat ze eten. Met dit doel voor ogen steunen we van Hongaarse zijde unaniem het gecombineerde hybride kleurcodesysteem voor etiketten. Ook de Hongaarse Vereniging voor Consumentenbescherming steunt dit eensgezind. Dit gecombineerde kleurcodesysteem is een zeer goed, gemakkelijk te begrijpen systeem waarmee tegenstrijdigheden worden uitgebannen. Het maakt geloofwaardige informatie mogelijk en zorgt ervoor dat mensen gezondere producten kunnen kiezen. Om bezorgdheid omtrent de consumptie van traditionele producten weg te nemen bevelen we dit codesysteem alleen aan voor bepaalde productgroepen. Dat is volledig duidelijk. We steunen tevens de vermelding van het land van herkomst in zo breed mogelijke kring. We moeten deze regelgeving bekrachtigen die vereist dat bij groente en fruit, vlees, vis en andere producten met één enkel bestanddeel de plaats van herkomst wordt vermeld.
Giovanni La Via (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de prioriteit van dit Parlement ligt niet alleen bij het waarborgen van veilig voedsel met een gegarandeerde en controleerbare herkomst voor consumenten, maar ook bij het bevorderen van eenvoudige toegang tot voedselinformatie aan de hand van geschikte etiketteringsystemen. Het aannemen van een duidelijke en begrijpelijke etikettering van levensmiddelen is een stap in deze richting en zou dan ook de keuzes van de consumenten kunnen beïnvloeden door ze aan te moedigen gezondere producten te kopen met een gegarandeerde herkomst.
In dit verband wil ik dit Parlement verzoeken nauwkeurig een amendement te onderzoeken dat door veertig afgevaardigden is ingediend en ondertekend – amendement 351 – waarin ertoe wordt opgeroepen de consumenten van informatie te voorzien, niet alleen over de herkomst van gebruikte grondstoffen in sommige onverwerkte landbouwproducten die bij ons op de eettafel komen, maar ook over de herkomst van gebruikte grondstoffen in verwerkte producten die uit één ingrediënt bestaan, met andere woorden grondstoffen die een additief bevatten naast het landbouwproduct.
Frédérique Ries (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil twee dingen zeggen over deze verordening. Het is van wezenlijk belang dat wij morgen onze stemming bevestigen over de verplichte vermelding van de geografische herkomst van voedingsmiddelen, zoals die al voor zeer veel producten bestaat, zoals voor vis, fruit, groenten, maar ook voor onbewerkt rundvlees, en dat gebeurt al sinds de crisis van de gekkekoeienziekte.
Het is ook van wezenlijk belang dat wij ervoor zorgen dat deze Europese verordening de investeringen van een groot aantal middelgrote en kleine ondernemingen beschermt, die innoveren en voor werkgelegenheid zorgen, en dat we dus alle maatregelen achterwege laten die niet alleen ondoelmatig zijn, zoals bijvoorbeeld de in artikel 14 genoemde voedingsprofielen, maar die de ondernemers duidelijk ook onnodig veel tijd en geld zullen kosten.
Ik wil snel besluiten met een vraag aan onze commissaris, de heer Dalli. Ik zou graag de mening van de Commissie willen horen over amendement 205, waarover mevrouw Grossetête uitvoerig heeft gesproken, dat erop gericht is een vermelding toe te voegen voor dieren die ritueel geslacht zijn, wat, zoals al is gezegd, deze producten onnodig zou stigmatiseren en bijzonder contraproductief zou zijn voor de sector. Ik zou graag de mening van de Commissie horen over dit zeer belangrijke punt.
Anna Rosbach (EFD). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben de Europese consument en ik wil weten wat ik in mijn mond stop. In mijn land kan ik als vanzelfsprekend lezen waar mijn sla, vlees en kaas vandaan komen. Wij consumenten hebben recht op een duidelijk overzicht van de samenstelling van de levensmiddelen die we kopen, zonder dat we een opleiding tot scheikundige of klinisch diëtist hebben gevolgd. Wij verwelkomen het feit dat de vermeldingen van de voedingswaarde per 100 g of 100 ml aan de voorkant van de verpakking moeten worden aangebracht, aangezien statistieken uitwijzen dat consumenten juist naar deze informatie zoeken. We moeten de consumenten niet in verwarring brengen met al te veel marktreguleringen, noch een einde maken aan de regionale verscheidenheid op voedselgebied door een gedetailleerde etikettering van niet-voorverpakte levensmiddelen op te leggen. Ook moeten we geen hindernissen opwerpen voor de vele kleine en middelgrote ondernemingen die samen de levensmiddelensector uitmaken. Dit zou duizenden arbeidsplaatsen in heel Europa kosten en dat kunnen we ons niet veroorloven.
Anna Maria Corazza Bildt (PPE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is mijn visie dat we de macht van de consumenten moeten versterken door duidelijke, eenvoudige en begrijpelijke informatie over voeding, zonder kleine producenten met meer bureaucratie te belasten. Daarom ben ik tegen alle vormen van misleidende etikettering en vervalsingen. Ik ben tegen het stoplichtmodel voor etikettering omdat dit mensen angst aanjaagt en er geen rekening mee houdt dat we allemaal verschillende gezondheidsvereisten en een andere levensstijl hebben. Om dezelfde reden ben ik tegen de vermelding van de verplichte dagelijkse inname.
Ik ben voor de vermelding van het land van oorsprong op het etiket van vlees. De Commissie moet praktische oplossingen voorleggen die geëvalueerd kunnen worden en ten aanzien waarvan we vervolgens een standpunt in kunnen nemen.
We hebben twee tegengestelde alternatieven: ofwel bepalen politici met opgeheven vingertje van boven af wat we moeten eten, ofwel krijgen we meer keuzevrijheid en het recht op meer informatie. Ik ben voor een op onderzoek gebaseerd en flexibel voedingswaardeprofiel. De voedingsindustrie moet haar verantwoordelijkheid nemen, zelf schoon schip maken en zich inzetten om een einde te maken aan fenomenen die slechtere voeding veroorzaken. Voedsel is een gezondheidskwestie en het is belangrijk dat te beseffen. We moeten ons samen inzetten voor betere voeding.
Kriton Arsenis (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik geef mijn steun aan kleurenetikettering. Ik zou echter nog een ander onderwerp willen aanhalen. Met ieder uur dat voorbij gaat wordt ongerept tropisch oerwoud met een oppervlakte van driehonderd voetbalvelden omgevormd tot palmolieplantages. En dat gebeurt om de palmolie te winnen die wordt gebruikt in de levensmiddelen die wij op de winkelschappen vinden. Die informatie wordt echter achtergehouden voor onze medeburgers.
Beste collega’s, ik roep u op te stemmen vóór amendement 263 waarmee verplicht wordt gesteld de aanwezigheid aan te geven van palmolie in de levensmiddelen die onze medeburgers in winkelrekken vinden. Op die manier zullen onze medeburgers niet buiten hun wil om en zonder het te weten financieel bijdragen tot de ontbossing, tot het verlies van de biodiversiteit en tot de klimaatverandering.
Met onze stem morgen, in deze zaal, zullen wij beslissen of onze medeburgers hun milieuverantwoordelijkheid op zullen kunnen nemen door een keuze van de levensmiddelen die ze consumeren en of ze zonder het te weten, ondernemingen financieren die het milieu vernietigen en daarmee ook de toekomst van ons allen.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er zijn drie miljoen Europese schoolkinderen die lijden aan overgewicht en hun aantal neemt per jaar toe met nog eens 85 000. Overgewicht veroorzaakt uiteraard tal van chronische ziekten en daarom is het ook zo belangrijk wat wij tot ons nemen als voedsel. Anders gezegd, wij zijn wat wij eten. Het is in het belang van de consument dat er duidelijke, begrijpelijke voedseletikettering is, waarop verwezen wordt naar bepaalde ingrediënten. Daarom verwelkom ik het idee om de consument een kort overzicht te geven van de hoeveelheid vet, suiker en zout die een product bevat. Wat echter niet thuishoort in deze regelgeving is de verantwoordelijkheid voor de herkomst van de ingrediënten in het product. Het is dan ook van belang dat iemand verantwoordelijk wordt gesteld voor de herkomst van de ingrediënten die in een kant-en-klaarproduct worden gebruikt. In dit verband – in dit gevoelige segment van de markt – is het eveneens van groot belang dat wij beschikken over sancties: sancties voor diegenen die bewust de consument misleiden en die valse beweringen doen over hun producten en ingrediënten.
Christa Klaß (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben het vandaag over informatie, en informatie kan vandaag de dag met een enkele druk op de knop de hele wereld over worden gestuurd. Aan informatie geen gebrek. Waar echter wel behoefte aan is, is heldere, beknopte en toepasselijke informatie.
Eén ding is zeker: een voedseletiket is nog geen handleiding voor een gezonde eetstijl. De kennis van ons dagelijks eten zal moeten worden overgebracht in het gezin, op school en in de samenleving. Iedereen zal moeten beschikken over dezelfde basiskennis, wil men de informatie op het voedseletiket ook werkelijk kunnen gebruiken om een eigen gezond dieet samen te stellen. Dagelijkse voedingsrichtlijnen, voedingsprofielen en gezondheidsclaims zijn niet nodig op etiketten. Het zijn verkeerslichten die gelijk op groen en rood staan – een hoge suikerwaarde en een laag vetgehalte sluiten elkaar immers niet wederzijds uit – en die de consument maar weinig hulp bieden.
Etikettering inzake de regio van herkomst is niet langer passend in de huidige wereld. In onze zuivel in de Eifel wordt melk verwerkt uit Duitsland, België en Luxemburg. Wat is dan nog het land van herkomst van de aldus geproduceerde kaas? Uiteraard moeten wij wel stappen nemen om te zorgen dat de consument niet wordt misleid. Op een etiket moet vermeld staan wat het product bevat, en hierover mogen geen misverstanden ontstaan. Imitatiekaas moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn, en moet dienovereenkomstig worden aangeduid. Een levensmiddelenadditief, een stuk vlees dat is samengesteld, mag niet als ham over de toonbank gaan. Ik roep u dan ook op de voorstellen van de rapporteur te steunen.
Edite Estrela (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, goede etikettering van levensmiddelen is van fundamenteel belang. De vermelding van de plaats van herkomst is belangrijk, evenals het gehalte aan vet, suiker en zout. Om te zorgen dat de informatie doeltreffend is, dient zij helder en toegankelijk te zijn en slechts essentiële zaken te vermelden. Dat betekent echter niet dat een aantal traditionele producten, die soms ook een culturele uiting zijn van bepaalde Europese regio’s, niet vrijgesteld kunnen of moeten worden van die informatieplicht.
Wat wijn betreft denk ik dat dit product om twee redenen moet worden vrijgesteld. Op de eerste plaats bestaat er vanwege het specifieke karakter van wijn al een aparte verordening voor. Wijn bevat vet noch suiker en het alcoholgehalte staat al op het huidige etiket. Bovendien wordt rode wijn zelfs aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie. Op de tweede plaats zouden nieuwe etiketteringseisen alleen maar meer schade aanrichten in deze economische sector die al grote moeilijkheden kent.
Oreste Rossi (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we moeten niet bang zijn de plaats van herkomst te vermelden van de producten die wij, onze families en alle burgers consumeren.
Consumenten, die de garantie op volledige keuzevrijheid moeten hebben, hebben het recht om te weten wat voor producten ze aanschaffen, wat erin zit en waar ze vandaan komen. Dit zijn noodzakelijke hulpmiddelen waardoor consumenten op rationele wijze hun voedingskeuzes en consumptiegedrag kunnen bepalen. In dit opzicht is een goed doordachte aankoop de eerste stap in de richting van een gezonde en evenwichtige voeding die de gezondheid ten goede komt.
We zijn ons bewust dat veel bedrijven vanuit economisch oogpunt of gemakshalve bij voorkeur de meeste informatie weglaten op hun etiketten, maar dat mag niet worden goedgekeurd door de wetgever die alleen het belang van de Europese consument mag dienen.
Doeltreffende etikettering mag geen discriminerend oordeel vellen over goede en slechte levensmiddelen, maar kan de consument wel handvatten bieden zodat ze onafhankelijke, goed doordachte keuzes kunnen maken.
De Italiaanse partij Lega Nord heeft altijd gestreden voor de bescherming en waarborging van kwaliteitsproducten die indien mogelijk lokaal worden vervaardigd, omdat ze gelooft dat een goede en gezonde voeding fundamenteel is voor een betere gezondheid en kwaliteit van leven.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE). - (RO) De kleurencode lijkt het meest heikele onderwerp te zijn van de debatten van vandaag. Het idee is wellicht verleidelijk, maar zeker niet efficiënt, en zelfs gevaarlijk.
Ik wil daar zeker niet mee zeggen dat het correct informeren van de consument en het treffen van maatregelen tegen voedingsgerelateerde aandoeningen geen prioriteit hebben, maar ik ben van mening dat we voedsel ook niet moeten demoniseren. Er bestaan geen goede of slechte voedingsmiddelen, slechts voedingsexcessen. Vele traditionele Europese producten lopen het risico vermeden te worden door consumenten of van karakter veranderd door producenten, hetgeen ernstige consequenties zou hebben voor de voedselindustrie.
Afsluitend wil ik zeggen dat ik het standpunt deel van mevrouw Grossetête met betrekking tot vlees verkregen door middel van rituele slachting en het standpunt van collega Dorfmann met betrekking tot ambachtelijke producten, die op hun beurt een belangrijke Europese traditie vormen. Daarnaast steun ik – niet in de laatste plaats – amendement 351, dat is genoemd door collega Giovanni La Via.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Ik zou graag om te beginnen mijn waardering willen uitspreken voor het verslag van de rapporteur, mevrouw Renate Sommer, waarin zij in de eerste plaats heeft getracht de door de Commissie ingediende richtlijn verder te verbeteren. Ik ben van mening dat bij de aanduiding van de voedingswaarde van levensmiddelen bepalend dient te zijn of de informatie al dan niet zinvol is. De benodigde gegevens dienen middels onderling vergelijkbare waarden te worden weergegeven, zonder dat men door allerlei symbolen en merkjes het spoor bijster raakt.
Verder dient alles in het teken te staan van de begrijpelijkheid van het geheel. De belangrijkste gegevens en informatie dienen op de voorzijde te worden aangebracht, zodat men deze direct in één oogopslag tot zich nemen kan. Het volstaat dan verder om aanvullende gegevens over de ingrediënten op de achterzijde van het product aan te brengen.
Een ander belangrijk aandachtspunt is objectiviteit. De producent dient op straffe van een boete aansprakelijk te zijn voor de juistheid van de op het product in kwestie aangegeven informatie. Dan is er nog iets waarvoor we oog moeten hebben, en dat is de leesbaarheid van de informatie. De in het Commissievoorstel vermelde tekengroottes en -diktes zijn onvoldoende. De consument dient in één oogopslag de belangrijkste gegevens tot zich te kunnen nemen.
Dan nog een paar woorden over de oorsprongsaanduiding. Ik zie hier een aantal niet goed doordachte problemen. Producenten laten zich bij de aankoop van halfproducten veelal leiden door de prijs, reden waarom ze regelmatig van producent wisselen en daarmee soms ook van land. Daardoor kunnen in het eindproduct halfproducten door elkaar zitten van verschillende afkomst. Denk bijvoorbeeld maar aan salami en worst. Ik denk dat het bij dit soort producten moeilijk wordt een specifiek land van oorsprong aan te wijzen.
Gilles Pargneaux (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, het gaat om een uiterst belangrijk onderwerp met betrekking tot de bescherming van consumenten. Uit een recent onderzoek is gebleken dat de situatie op het gebied van voedselveiligheid de afgelopen tien jaar is verslechterd in de ogen van Europeanen, en een op de drie consumenten blijft wantrouwend ten opzichte van de kwaliteit van producten. Het actualiseren, versimpelen en verduidelijken van de etikettering van voedingsmiddelen in de Europese Unie is derhalve noodzakelijk voor een betere bescherming van de consument.
Laat mij twee onderwerpen aansnijden. Voor wat betreft de kleurcodering, daar zijn wij voorstander van als die gepaard gaat met een verwijzing naar de voedingswaarden uitgedrukt in percentages. Bovendien ben ik tegen een verplichte vermelding van voedingswaarde voor wijn en gedistilleerde dranken. Wij willen dat een specifieke verordening voor wijn en gedistilleerde dranken in de komende drie jaar wordt uitgewerkt, in plaats van in de komende vijf jaar zoals de Europese Commissie voorstelt. Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dat wilde ik graag opmerken.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Ik zou mevrouw Renate Sommer graag willen bedanken voor haar zeker niet al te makkelijke en met veel toewijding uitgevoerde werkzaamheden voor het verslag inzake deze ontwerpverordening. Dit is een uitermate belangrijk stuk wetgeving, met name met het oog op de gezondheid van de Europese burger, onze prioriteit nummer een. Tegenwoordig staat onomstotelijk vast dat een aantal ziekten, waaronder beschavingsziekten, samenhangen met een onjuist voedingspatroon. Dat vraagt al met al om een conceptuele aanpak.
Ik wil graag benadrukken dat de consument duidelijke en overzichtelijke informatie moet krijgen over de voedingswaarde van een product. Natuurlijk is de keuze dan verder aan hem of haar. Het gaat ons erom de consument te vertellen wat erin zit, en niet wat hij of zij eten moet. De stoplichtvormige aanduidingen lijken mij dan ook te oppervlakkig en van weinig nut. Aangezien 80 procent van de voedingsmiddelenproducenten afkomstig is uit het midden- en kleinbedrijf, is het belangrijk erop te wijzen dat deze maatregelen dergelijke producenten niet onevenredig belasten mogen.
John Dalli, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor dit levendige en interessante debat waarin zulke krachtige standpunten over diverse onderdelen van het voorstel naar voren zijn gebracht. De Commissie zal deze standpunten natuurlijk zorgvuldig in overweging nemen.
Er zijn bepaalde kwesties die volgens ons fundamenteel zijn voor consumenten – bijvoorbeeld de beschikbaarheid van informatie over allergene stoffen op alle levensmiddelen, voedingswaarde-etikettering op de voorkant van de verpakking ondersteund door aanvullende etikettering door de lidstaten, opneming van meetbare criteria voor de leesbaarheid en evenwichtige informatie inzake consumentengezondheid. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik een groot voorstander ben van voedingswaardeprofielen en wijs er met klem op dat wij de productie van geen enkel levensmiddel zullen stopzetten en dat we onbevooroordeeld te werk zullen gaan. De Commissie kan niet aanvaarden dat deze bepaling wordt geschrapt uit de verordening inzake voedingsclaims.
Als u mij toestaat, wil ik graag reageren op een aantal van de kwesties die hier vandaag aan de orde zijn geweest. Wat betreft de financiering door de EAVV, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, kan ik zeggen dat we momenteel werken aan een niet-wetgevend verslag dat na de zomer klaar moet zijn en waarin staat welke koers we in dat opzicht willen volgen.
Wat innovatie betreft: ik ben van mening dat onze voorstellen niet tegen innovatie gericht zijn. Ik ben voor innovatie – en dat geldt ook voor de Commissie – maar het moet wel verantwoorde innovatie zijn. We willen innovatie die werkt voor de consumenten en innovatie die werkt voor de gezondheid van consumenten.
Aangaande de gedane voedingsclaims en de goedkeuring ervan waar de heer Davies naar verwees, moet ik zeggen dat we, op grond van artikel 13, inderdaad ongeveer 44 000 aanvragen voor gezondheidsclaims van lidstaten hebben ontvangen. Toen we de lidstaten vroegen deze gezondheidsclaims te herzien, bleven er nog 4 000 over. Hieruit blijkt mijns inziens de lakse en oppervlakkige manier waarop claims worden gedaan en waarom het van belang is dat we toezicht houden op deze claims, die, zoals ik al zei, worden gebruikt als marketinginstrumenten om producten te verkopen. Dit proces heeft enige vertraging opgelopen door de grote aantallen, maar we verwerken ze in partijen. De eerste partij is door de EAVV afgerond en wordt door de Commissie beoordeeld voor publicatie en de beoordeling van de tweede partij door de EAVV vordert ook al. Dit is een doorlopend proces. Daarentegen zijn er inmiddels vijftig claims beoordeeld op grond van artikel 14 en heeft de Commissie zich voor of tegen deze claims uitgesproken. De werkzaamheden hieraan zijn dus in volle gang – we hebben vertraging opgelopen maar er wordt aan gewerkt.
Ik wil nog iets opmerken over de effectbeoordelingen. De Commissie heeft dit voorstel gesteund door middel van een brede raadpleging van belanghebbenden en een effectbeoordeling waarin de kosten en baten van de diverse beleidskeuzes werden afgewogen. Het effect van verschillende vandaag en in het verleden door de geachte afgevaardigden ingediende amendementen gericht op aanvullende etiketteringsregels, is niet onderzocht. Omwille van betere regelgeving denk ik dat het besluitvormingsproces te allen tijde moet worden onderbouwd door een effectbeoordeling.
Tot slot dank ik nogmaals mevrouw Renate Sommer en alle geachte afgevaardigden voor hun bijdragen. Zoals gewoonlijk wordt er een volledige lijst van de standpunten van de Commissie inzake alle amendementen aan het Parlement beschikbaar gesteld.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 16 juni 2010 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit debat van vandaag is van uitzonderlijk belang.
Het Europees recht voorziet in een reeks maatregelen en richtlijnen over de ingrediënten van levensmiddelen en voedselwaarde-etikettering. Momenteel bestaan er echter geen gecoördineerde etiketteringseisen tussen de lidstaten. Door het grote aantal generieke Europese regels dat van toepassing is op voedselinformatie lijken Europese consumenten de richting kwijt te raken. In plaats van de gaten te dichten zoals de bedoeling was, hebben de aanvullende verordeningen van de lidstaten de handel binnen de interne markt van de Europese Unie belemmerd.
Om die redenen denk ik dat alleen een eenduidig systeem voor voedselwaarde-etikettering op Europees niveau deze problemen redelijkerwijze kan oplossen. Verplichte etikettering moet op begrijpelijke wijze worden gepresenteerd, zodat consumenten goed doordachte keuzes kunnen maken wanneer ze iets kopen. Consumenten nemen inderdaad nog altijd een speciale plaats in binnen ons besluitvormingsproces als het gaat om de bescherming van zowel hun gezondheid als de kwaliteit van de goederen die ze kopen.
Ik wil benadrukken hoe belangrijk het is om Europese ondernemingen te beschermen tegen iedere vorm van vervalsing en oneerlijke concurrentie, en tegelijkertijd bureaucratie terug te dringen. De aanduiding van de naam van de producent op levensmiddelenverpakkingen is ook cruciale informatie met het oog op de bevordering van de concurrentie van de Europese levensmiddelenindustrie.
António Fernando Correia de Campos (S&D), schriftelijk. – (PT) Het verslag-Sommer is belangrijk om ervoor te zorgen dat consumenten geïnformeerd zijn maar ook om marktverstoringen te voorkomen en de Europese economie te stimuleren via mechanismen voor transparantie en een uniforme toepassing van de regels in de EU. Tot mijn verbazing zie ik dat er weer pogingen worden ondernomen, via amendementen voor de plenaire behandeling, om wijn op te nemen in dit etiketteringssysteem met informatie over het energie- en suikergehalte.
Voor de etikettering van wijn bestaan al een reeks verplichte vermeldingen. Bijkomende eisen zouden de etiketten zwaar verteerbaar en moeilijk leesbaar maken, waardoor het praktisch nut van de etiketten uiterst gering wordt. De speciale voorschriften voor de etikettering van wijn laten zich historisch verklaren door het feit het om een zwaar gereglementeerd product gaat met specifieke kenmerken. De buitengewone regeling voor wijn is noodzakelijk, zodat er tijdens de vijf jaar vrijstelling voor het product zorgvuldig geanalyseerd kan worden welke vermeldingen op het etiket zouden moeten staan. De financiële crisis die Europa op dit moment treft, vereist een voorzichtige aanpak van deze sector waarin de meeste bedrijven ’een kleine of middelgrote onderneming zijn. Nieuwe eisen zouden de al hoge productiekosten van kwaliteitswijn verder opvoeren, terwijl het praktisch nut van die nieuwe regels gering is. Het lijkt me daarom niet raadzaam en ook verkeerd het etiketteren van wijn onder de verordening te laten vallen die we hier behandelen.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. – (CS) Met het verslag over voedselinformatie wordt beoogd zeven bestaande richtlijnen en één verordening op een lijn te brengen en meer duidelijkheid te scheppen in de geldende voorschriften op Europees en nationaal niveau. De huidige verschillen leiden tot onzekerheid en verwarring ten aanzien van de op voedingsmiddelen vermelde informatie ten aanzien van de ingrediënten en de voedingswaarden. Verder wordt als neveneffect van deze nieuwe geharmoniseerde EU-regelgeving inzake voedselinformatie het concurrentievermogen van de Europese producenten vergroot en een bijdrage geleverd aan gezonde voedingsgewoonten onder de bevolking. Ik ben het faliekant oneens met het Commissievoorstel om de lidstaten verregaande vrijheid te laten bij het vaststellen van de concrete juridische invulling van dit geheel. Dit leidt alleen maar tot verdere versplintering en dispariteiten op de interne markt en brengt het hoofddoel van de verordening, namelijk geharmoniseerde en begrijpelijke voedselinformatie, volledig buiten bereik. Het voorstel van de Commissie voor een lettergrootte van 3 mm is in de praktijk in vele gevallen onhaalbaar. Bepaalde verpakkingen zouden daarvoor groter moeten worden gemaakt. Dat leidt logischerwijze tot hogere productiekosten voor de verpakkingen, hogere vervoerskosten van de aldus verpakte producten, een groter ruimtebeslag, duurdere levensmiddelen en hogere afvalverwerkingskosten. De Commissie is geheel voorbijgegaan aan kleine landbouwondernemingen en de directe verkoop van onverpakte producten. De Commissie is met een onevenwichtig en incompleet voorstel gekomen waarin geen rekening is gehouden met de meest recente wetenschappelijke inzichten. Dat is volstrekt onaanvaardbaar. Ik ga in grote lijnen akkoord met de inhoud van het aangepaste verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en zal dus voor deze nieuwe versie stemmen.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) Vandaag stemmen we over een verordening die consumenten moet beschermen door hun recht op informatie over de aan hen verkochte levensmiddelen te garanderen, zodat ze bij hun aankopen goed doordachte keuzes kunnen maken.
We zijn hier niet om te bepalen wat Europese burgers moeten eten. Daarom kunnen we methodes als het stoplichtmodel of etikettering van het voedingswaardeprofiel niet goedkeuren, waarbij levensmiddelen een groen of rood licht krijgen op basis van zogenaamde gezondheidsprincipes die bovenal geen rekening houden met gastronomische tradities of lokale specialiteiten. Daarnaast zijn vooraanstaande voedingsdeskundigen van mening dat er geen goede en slechte levensmiddelen bestaan, maar alleen goede en slechte voedingspatronen, afhankelijk van de manier waarop de verschillende levensmiddelen worden gecombineerd in het totale dieet van een persoon. Zowel de stoplichtmethode als het voedingswaardeprofiel gaan voorbij aan het feit dat het menselijk lichaam ook deze zo geminachte vetten, suikers en zout nodig heeft om goed te functioneren.
Ook wil ik de aandacht vestigen op de noodzaak om de herkomst van levensmiddelen te specificeren. We weten allemaal dat in sommige landen ingrediënten gebruikt mogen worden die schadelijk zijn voor de gezondheid of dat er slechte hygiënische voorschriften binnen de productiesector worden toegestaan. We moeten ook die ondernemingen waarvan de kracht bij de kwaliteit en de gezondheid van hun producten ligt, beschermen. Met onze stem kunnen we belangrijke progressie boeken in deze richting.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Wij hebben ongeveer 90 miljoen euro gespendeerd aan de EU-campagne ter bevordering van een gezond dieet voor Europese schoolkinderen. Het doel was schoolkinderen gezond te laten eten door hun gratis fruit aan te bieden. Kortom, wij geven miljoenen uit om kinderen in te prenten dat ze appels en ander fruit moeten eten. Vervolgens zijn wij van plan een voedseletiketteringssysteem te introduceren op grond waarvan levensmiddelen met een laag suiker-, vet- en zoutgehalte een groen verkeerslicht op het etiket krijgen en levensmiddelen met een hoog gehalte een rood verkeerslicht. Zo krijgen al die appels die wij voor al die miljoenen euro’s hebben rondgedeeld, plotseling een rood etiket omdat hun suikergehalte hoog is. Deze appels worden dan opeens als ongezond bestempeld. Op deze manier zullen die kinderen geen al te hoge pet op hebben van de EU. Zelfs mensen die niet nadenken over wat ze eten, begrijpen inmiddels wel dat het niet gezond is om al te grote hoeveelheden kant-en-klaarmaaltijden, koekjes, snoepjes en alcohol te consumeren. Voor al die mensen die rekening willen houden met hun gezondheid als zij levensmiddelen kopen, of die daartoe gedwongen zijn vanwege een ziekte, is het veel belangrijker dat een etiket een complete lijst van ingrediënten bevat. Op deze manier kunnen diabetici bijvoorbeeld makkelijker berekenen hoeveel sneetjes brood ze moeten eten, in plaats van dat ze moeten gokken hoeveel insuline ze moeten injecteren. Voor de ongeveer 10 procent aan consumenten die naar het schijnt de informatie op het etiket tot zich neemt, zijn eerder de calorische waarde en de hoeveelheid calorieën van belang. Een verwarrend systeem van kleurencodes heeft daarentegen weinig nut.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Veel Europese burgers lijden aan voedingsgerelateerde aandoeningen, zoals diabetes, hoge bloeddruk en hartaandoeningen en het aantal gevallen van deze – vaak te voorkomen – aandoeningen neemt toe. De grote nadruk op verwerkte levensmiddelen en convenience foods in combinatie met een gebrek aan toegankelijke informatie over de samenstelling van deze producten leidt ertoe dat consumenten niet altijd gezonde keuzes voor hun voeding maken – zelfs als ze dat wel willen. We hebben recht op duidelijke, nauwkeurige informatie over wat we eten en het zou mogelijk moeten zijn om verschillende producten eenvoudig met elkaar te vergelijken, vooral in termen van vet-, suiker- en zoutgehalte. De etiketteringsnormen, met name de kleurcodering die ik morgen tijdens de stemming zal steunen, helpen mensen met specifieke dieetwensen alsook mensen die in het algemeen bewust met voeding omgaan, de juiste keuzes te maken. Educatie over dieet en voeding alleen is niet genoeg. Er moet ter ondersteuning ook toegankelijke en betrouwbare informatie beschikbaar zijn die mensen eenvoudig kunnen gebruiken. Dit is van wezenlijk belang als we mensen in staat willen stellen de juiste voedingskeuzes te maken en het is een van de beste manieren om de voedingsgerelateerde ziekten waarmee de hele Europese Unie te kampen heeft, aan te pakken.
Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. – (PL) Het verslag over een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten, waarover vandaag gestemd zal worden tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement, geeft de consument weer meer mogelijkheden om de nodige informatie over levensmiddelen te verzamelen en daardoor een bewuste aankoopbeslissing te nemen. Op grond van deze wettekst voert de Unie een etiketteringssysteem voor levensmiddelen in dat zal gelden in alle lidstaten. Dit is een voorbeeld van goede wetgeving die orde brengt in het huidige systeem, dat bestaat uit zeven richtlijnen en een verordening. Dankzij de harmonisering van de voorschriften op Europees niveau wordt een goede werking van de gemeenschappelijke markt gegarandeerd door de consument de mogelijkheid tot bewuste keuzes te geven en tegelijkertijd de producenten een juridische bescherming te bieden. De verscheidenheid aan etiketteringssystemen voor levensmiddelen veroorzaakt enkel onnodige twijfels bij de consumenten die aankopen doen. De opgegeven informatie is vaak onleesbaar of onvoldoende zichtbaar op de verpakking. Dit is van uitzonderlijk belang als we de obesitasepidemie in Europa in het achterhoofd houden. Het verslag van Renate Sommer moet deze stand van zaken veranderen en daarom zal ik voor het verslag stemmen.
6. Kwaliteit van de statistische gegevens in de Unie en grotere controlebevoegdheden van de Commissie (Eurostat) (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0080/2010) van Othmar Karas en Sharon Bowles, namens de Commissie economische en monetaire zaken, aan de Commissie, over de kwaliteit van de statistische gegevens in de Unie en grotere controlebevoegdheden van de Commissie (Eurostat) (B7-0314/2010).
Othmar Karas , auteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Rehn, dames en heren, het debat van vandaag is een belangrijk signaal dat het Europees Parlement in het huidige tijdsgewricht wil afgeven. Dat wij deze mondelinge vraag behandelen midden in het proces van het vernieuwen van Eurostat en het opstellen van de verklaring van het Europees Parlement aan de Commissie, geeft eveneens blijk van onze vastberadenheid.
Door een afzonderlijke resolutie in te dienen, geven wij als Europees Parlement aan dat wij willen dat Eurostat onafhankelijk en met een ruim mandaat opereert. Dit is het eerste directe antwoord van de wetgevers op de ervaringen in en met Griekenland. Tegelijkertijd moeten wij niet vergeten dat de Raad in 2005 het vijfpuntenplan van commissaris Almunia heeft verworpen en zo heeft gezorgd dat de Commissie niet werd voorzien van de nodige instrumenten. Wij halen nu in wat wij al eerder hadden kunnen, en moeten, doen. Dienovereenkomstig zou ik zowel de Commissie als de Raad eraan willen herinneren dat de politieke wil wel degelijk bestaat om alle instrumenten te ontwikkelen die nodig zijn om te zorgen dat de euro wordt ondersteund, niet alleen door de pijler van de monetaire unie maar ook door de pijler van de economische unie. Ik roep de Raad op deze mogelijkheid niet te blokkeren, te vertragen of te voorkomen, maar deze werkelijk aan de Commissie te gunnen.
Ook zouden wij willen weten of er nog onderzocht wordt op welke punten Eurostat en/of de lidstaten de afgelopen jaren onjuist hebben gehandeld, aangezien wij pas kunnen weten welke aanpassingen en toevoegingen er moeten worden gemaakt als wij over een heldere analyse beschikken.
Wat wil het Europees Parlement nu precies? Wij willen onafhankelijkheid, wij willen vergelijkbaarheid – en daarom willen wij minimumnormen voor het verzamelen van statistieken en minimumnormen voor de institutionele structuur van de autoriteiten en de samenwerking met de ECB. Wij willen dat alle handelingen kunnen worden gecontroleerd, en dat is de reden dat Eurostat op ieder moment een onaangekondigde controle moet kunnen verrichten. Wij willen dat de bevoegdheden ervan worden uitgebreid, omdat wij inzicht willen hebben in alle gegevens – dus ook op regionaal en gemeentelijk niveau en voor de sociale zekerheid. Wij willen een naadloze samenwerking, wij willen de coördinerende functie versterken en wij willen dat de Commissie ons, alvorens wij ons verslag afronden, vertelt of alles wat tot op heden is overeengekomen met de Raad, voldoende is. Wij geloven namelijk niet dat dit het geval is. Wij hebben het over een minimumverklaring, waarmee wordt ingehaald wat wij hebben nagelaten, zodat wij een volgende stap kunnen zetten naar meer onafhankelijkheid en uitgebreidere bevoegdheden.
Sharon Bowles, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie economische en monetaire zaken is consequent en eendrachtig in haar standpunt dat Eurostat moet worden versterkt en we streven al een lange tijd naar statistische gegevens van hogere kwaliteit.
We kennen de geschiedenis waar de heer Karas al naar verwees. In 2005 heeft de Raad zichzelf te schande gemaakt en de kiem gezaaid voor de huidige staatsschuldproblemen door het stabiliteits- en groeipact te verzwakken en tegelijkertijd Eurostat controlebevoegdheden te ontzeggen. Met die historische achtergrond is er tijd nodig om het vertrouwen te herstellen en gebrek aan vertrouwen heeft ertoe bijgedragen dat lidstaten tijdens de recente problemen heel veel contant geld op tafel hebben moeten leggen. Woorden en politieke toezeggingen van de Raad Ecofin waren niet genoeg.
Binnenkort krijgt Eurostat dan eindelijk controlebevoegdheden en dat is nu des te meer van belang omdat dit de sleutel is tot andere doeltreffende plannen op het gebied van economisch toezicht. Het is veel beter om een instrument te hebben dat grip biedt op resultaten dan een waarmee je alleen maar grip hebt op beloften.
We willen dat de kwaliteit van gegevens wordt verbeterd en dat deze tijdig beschikbaar zijn en we willen de stroomopwaartse input in nationale rekeningen kunnen onderzoeken en wij vragen ons af of de nieuwe bevoegdheden die Eurostat krijgt, voldoende zijn. Zelfs nu heeft de Raad Ecofin enkele voorwaarden aan de nieuwe controlebevoegdheden verbonden. Deze zijn weliswaar minder beperkend dan velen van ons vreesden, maar wellicht wordt de mogelijkheid om echt vroegtijdig onderzoek te doen en in te grijpen er toch door ondermijnd.
Het verslag van het Europees Parlement steunt onvoorwaardelijke rechten voor Eurostat om zogeheten methodologische bezoeken af te leggen. Natuurlijk moeten middelen ingezet worden waar ze nodig zijn, maar onderzoek moet plaatsvinden op het moment dat er argwaan is en niet naderhand.
Tot slot nog dit: wanneer weten we dat er niet met twee maten wordt gemeten? Wat wordt er ondernomen om ervoor te zorgen dat boekhoudkundige procedures gestandaardiseerd worden en transparant genoeg zijn om activiteiten buiten de balans en allerlei andere innovatieve praktijken te ontdekken?
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen dank ik de heer Karas, mevrouw Bowles en anderen omdat ze deze zeer belangrijke kwesties betreffende de kwaliteit van statistische gegevens en Eurostat aan de orde hebben gesteld. Ik verwelkom ook de steun die u in uw ontwerpadvies uit voor het voorstel van de Commissie tot wijziging van de verordening betreffende de toepassing van het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (BTP).
Ik wijs erop dat dit in februari het allereerste wetgevingsvoorstel was van de tweede Commissie van de heer Barroso. Ik ben blij dat het, naar ik vertrouw, spoedig zal worden aangenomen zodat we het aan ons arsenaal kunnen toevoegen. Er was al veel eerder behoefte aan, zoals mevrouw Bowles zei.
Het oorspronkelijke voorstel hiertoe stamt uit 2005, maar dat werd toen door de lidstaten afgewezen. De tijden zijn inmiddels veranderd en er is nu brede steun voor in de Raad.
Wat dit voorstel betreft: de algemene benadering waartoe de Raad Ecofin op 8 juni, vorige week, heeft besloten, bevestigt het belang van statistische gegevens van hoge kwaliteit over staatschuld en begrotingstekort en erkent de rol van de Commissie en Eurostat voor dat doel.
In de verordening waaraan nu de laatste hand wordt gelegd, blijft het voornaamste doel van het voorstel dat de Commissie heeft ingediend, behouden, namelijk Eurostat grotere bevoegdheden te verlenen wanneer er een duidelijk ernstig risico of probleem in verband met de kwaliteit van gegevens aan het licht is gebracht. De Commissie kan de compromistekst derhalve aanvaarden.
De Commissie is van plan een aantal verdere stappen te ondernemen om de kwaliteit van Europese statistische gegevens voor de BTP te verbeteren. Er zullen onmiddellijk extra middelen worden ingezet voor het personeel dat zich met dit werk bezighoudt, in de eerste plaats door middel van een interne herschikking binnen Eurostat. De lidstaten zullen vaker worden bezocht dan nu het geval is in de vorm van de zogenoemde BTP-contactbezoeken.
De Commissie zal ervoor zorgen dat er meer informatie over brongegevens voor het samenstellen van statistische gegevens wordt opgenomen in de BTP-lijsten waarin de verordening voorziet. Mocht er sprake zijn van een uitzonderlijk geval wanneer duidelijk ernstige risico’s of problemen in verband met de kwaliteit van de gegevens aan het licht zijn gebracht, dan zal Eurostat gebruik maken van alle geldende bevoegdheden die het op grond van de nieuwe regels tot zijn beschikking heeft, waaronder natuurlijk de controlebevoegdheden.
Voordat ik afsluit, wil ik kort stilstaan bij een paar actuele kwesties aangaande Griekenland. Daarvoor wil ik van deze gelegenheid gebruikmaken en nog een minuut langer beslagleggen op uw tijd. Zoals bekend heeft de Commissie diepgaand onderzoek gedaan naar Griekse statistische gegevens over verschillende jaren. De gewijzigde verordening moet voortaan het gevaar van fraude en manipulatie van statistische gegevens of dat van andere onregelmatigheden verkleinen.
Gisteren heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan in verband met Griekenland. Zoals u weet, heeft kredietbeoordelaar Moody’s gisteren besloten een lagere waarde toe te kennen aan Griekse obligaties. Ik heb dit ook besproken met collega Michel Barnier en de voorzitter van de Commissie. Ik moet zeggen dat het besluit van Moody’s op een verrassend en hoogst ongelukkig tijdstip komt, net nu er een overeenkomst over een macro-economisch aanpassingsprogramma is afgesloten tussen Griekenland en de Commissie, de ECB en het IMF.
Uit de maatregelen die de Griekse regering heeft genomen, blijkt haar bereidwilligheid om de strategie voor hervorming van het statistische stelsel uit te voeren, de overheidsfinanciën te stabiliseren en te werken aan het herstel van de duurzame economische groei voor de lange termijn. Het besluit van Moody’s lijkt onverenigbaar met de ontwikkeling rond de uitgifte van Griekse staatsobligaties en CDS-spreads, die sinds de overeenkomst over het programma aanzienlijk zijn beperkt. Dit roept opnieuw vragen op over de rol van kredietbeoordelingsinstellingen in het financiële systeem en de prudentiële regelgeving.
Deze en andere kwesties zullen door de Commissie in overweging worden genomen als zij nadenkt over de toekomst van kredietbeoordelingsinstellingen. De Commissie zal zich de komende maanden met name buigen over de mate van concurrentie in deze sector – voorlopig zeer gericht – en ook over de transparantie met betrekking tot methodologie en belangenverstrengeling, aangezien het systeem blijft gebaseerd op het betaler-uitgever-model.
Tot slot wil ik nog zeggen dat nauwkeurige en betrouwbare statistische gegevens over nationale rekeningen van cruciaal belang zijn. Het is een van de hoekstenen van een goed en doelmatig functionerende economische en monetaire unie, zoals de heer Karas onder anderen onderstreepte. Dit amendement inzake de bevoegdheden van Eurostat is derhalve een essentieel onderdeel van de inspanningen om de economische governance in Europa te versterken, en dat is zeker een noodzakelijke doelstelling.
Edward Scicluna, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat de Commissie wetgevingsvoorstellen ter ondersteuning van Eurostat heeft ingediend, die momenteel door de Commissie economische en monetaire zaken worden onderzocht.
De kwaliteit van statistische governance raakt de kern van de crisis in de eurozone. Ik twijfel er geen moment aan dat Eurostat grotere bevoegdheden moet krijgen, met name om ter plaatse inspecties te kunnen uitvoeren in de lidstaten. Maar dergelijke inspecties moeten niet worden begeleid door ambtenaren van het ministerie van Financiën van de lidstaat of door de nationale statistische instanties of zelfs door overheidsondernemingen: als de werkzaamheden daarom vragen, moeten daar academische economen, vakbonden, NGO’s en dergelijke bij worden betrokken. Dit is iets wat kredietbeoordelingsinstellingen of zelfs IMF-delegaties, altijd als vanzelfsprekend doen.
Ten tweede moet er een gemeenschappelijk boekhoudsysteem komen – dat door alle lidstaten wordt gehanteerd en dat gebaseerd is op een gestandaardiseerde en internationaal geaccepteerde boekhoudmethode die de lidstaten, de Commissie en het Parlement overeengekomen zijn. Dit systeem zou niet alleen moeten gelden voor financiële verslagen zoals deze bij de Commissie worden ingediend maar moet ook worden toegepast in de publieke sector in de lidstaten zelf.
Ruim tien jaar na de vorming van de eurozone en de invoering van de euro hebben we een aantal fundamentele gebreken in het systeem ontdekt die schade veroorzaken. Deze gebreken hebben we genegeerd, ironisch genoeg, vanwege het valse gevoel van veiligheid dat we ontlenen aan een succesvolle euro. We moeten ervoor zorgen dat markten in de toekomst de economische voorspellingen en statistieken van overheden vertrouwen. We moeten deze gebreken zien te herstellen en wel snel.
Ik dring er derhalve bij de Commissie op aan om nauw te blijven samenwerken met het Parlement en de Raad om deze problemen met spoed op te lossen.
Sylvie Goulard, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de huidige crisis in de eurozone is natuurlijk niet toe te schrijven aan de tekortkomingen van het gemeenschappelijke statistische systeem. Toch hebben die tekortkomingen ernstige consequenties gehad. Er zijn economische consequenties, dat is al vaak gezegd, maar er zijn ook consequenties op het gebied van geloofwaardigheid van de Europese Unie. We hebben hier naar mijn mening te maken met ernstige problemen voor wat betreft de manier waarop de Europese Unie momenteel functioneert. Regeringen doen, terecht overigens, beloftes aan hun bevolking met de woorden dat ze streng zullen toezien op de wederzijdse verplichtingen, dat de voorwaarden tot in detail zullen worden bestudeerd – in de originele Duitse versie is dat drei komma null , maar diezelfde regeringen hebben jarenlang geweigerd om Eurostat de beschikking te geven over middelen om zijn werk te doen. Dit alles heeft het algemeen belang geschaad, want wat de Commissie schaadt is voor niemand goed.
Daarom staan wij volledig achter deze resolutie, waarin wordt gevraagd om onderzoeksbevoegdheden voor de Commissie, voor Eurostat, alsmede om versterking van de gemeenschappelijke normen. Zonder deze poging tot striktheid bij het gebruiken en verzamelen van gegevens, zullen de beloften van striktheid niet gehouden kunnen worden. De burgers zullen steeds meer de weg kwijt raken en de Europese Unie zal gezichtsverlies lijden.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het debat inzake de uitgebreidere bevoegdheden van Eurostat raakt niet echt aan de kern van het probleem. Uiteraard mogen wij nooit meer in de situatie geraken waarin een lidstaat een spelletje speelt met zijn begrotingsgegevens en ten koste van anderen jarenlang meer uitgeeft dan het land zich kan permitteren. Als er reden is om aan de gegevens te twijfelen, moeten deze ook worden gecontroleerd. De EU moet Griekenland en de huidige crisis met de euro echter niet als excuus gebruiken om de bevoegdheden van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten geheel weg te nemen.
De sociaaleconomische structuren van de lidstaten verschillen in sommige gevallen zeer. Zelfs Eurostat, dat jongleert met de cijfers voor de EU, moet dit beseffen. Een werkloze in Londen is niet hetzelfde als een werkloze in Parijs, omdat er nu eenmaal per stad verschillende criteria gelden. De verschillen tussen de sociaaleconomische realiteiten van de landen met een van oudsher harde valuta en de landen met een van oudsher zachte valuta, zijn nog opvallender.
Eurostat moet de mythe van vergelijkbaarheid niet koste wat kost in stand willen houden. Er zou juist fundamenteel anders moeten worden gedacht over de vergelijkbaarheid van de landen in de eurozone.
Anni Podimata (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, allereerst zou ik mijn volledige voldoening willen uitspreken over het commentaar dat u zo-even gaf bij de plotse en ongegronde beslissing van het ratingbureau Moody’s om de kredietwaardigheid van Griekenland lager te beoordelen, een beslissing die u beschreef als ongelukkig getimed en inconsequent. Daarmee bevestigt u dat wij terecht het werkingskader van zulke bureaus op Europees grondgebied grondig onder de loep nemen en ernstig de mogelijkheid bekijken om een Europees openbaar ratingbureau op te richten.
Wat het debat van vandaag en het voorstel tot herziening van de regelgeving over de kwaliteit van statistische gegevens in de procedure bij buitensporige tekorten betreft: we weten allemaal dat dit een uitloper is van de zogenaamde “Griekse affaire” van vervalste statistieken.
Als Grieks lid van het Europees Parlement voel ik mij uiteraard niet gelukkig dat Griekenland in een dergelijk debat wordt gebruikt als een voorbeeld van hoe het niet moet. Ik wil er echter aan herinneren – en u deed dat eerder ook al, commissaris – dat het Griekenland zelf was, dat wil zeggen de huidige Griekse regering, dat als eerste het probleem heeft erkend en onmiddellijk radicale beslissingen heeft genomen om dit te verhelpen, eerst en vooral door de nationale statistische dienst om te vormen tot een volledig onafhankelijke instelling onder het toezicht van het parlement, en ten tweede door een onderzoekscomité op te richten om deze onaanvaardbare procedure te onderzoeken en vast te stellen wie hiervoor verantwoordelijk was.
Wij moeten echter toegeven dat dit debat op Europees niveau aan de late kant is, omdat er al sinds 2005 voldoende aanwijzingen zijn die ons hadden moeten mobiliseren.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) Ik wil het debat in een iets meer praktische richting sturen, omdat de commissaris vorige week verklaarde dat er een speciale controle van Eurostat zal plaatsvinden op de statistische gegevens die de Commissie van Bulgarije heeft ontvangen.
Helaas is uit de verklaring van de heer Rehn niet duidelijk gebleken waarom een dergelijke controle nodig is, en daarom wil ik nu van de gelegenheid gebruik maken om hem een vraag te stellen.
Welke criteria leidden ertoe dat de meest stabiele lidstaat van de Balkan voor deze controle werd aangewezen, terwijl alle andere lidstaten op de Balkan in ernstige problemen verkeren? Wat voor criteria deden u ertoe besluiten dat er uitgerekend in Bulgarije een controle moet plaatsvinden? Is hier wellicht sprake van de macht der gewoonte, omdat u voorheen met zaken rond uitbreiding was belast?
Nog maar kortgeleden zei u dat het hoogst ongelukkig is dat Moody’s de kredietwaardigheid van Griekenland naar beneden heeft bijgesteld. Maar realiseert u zich wel dat als u dergelijke uitspraken in het openbaar rondstrooit, ook de kredietwaardigheid van Bulgarije vrijwel direct omlaag kan gaan en dat u dan geen enkele reden hebt om boos te zijn op Moody’s? Nee, dan zult u boos moeten worden op zichzelf.
Olle Ludvigsson (S&D). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, er bestaan eenvoudige maatregelen die moeten worden genomen om in de EU economische stabiliteit te creëren. Een van de eenvoudigste maar tegelijk belangrijke maatregelen is het verbeteren van de kwaliteit van de economische statistische gegevens. Op dat gebied is het best mogelijk om relatief snel aanzienlijke verbeteringen tot stand te brengen. Daarom ben ik ingenomen met de positieve signalen van de Commissie en de Raad. Ik hoop dat er snel overeenstemming kan worden bereikt over een pakket effectieve maatregelen waarmee de kwaliteit van de statistische gegevens naar een hoger niveau wordt getild.
Ik denk dat we de rol en bevoegdheden van Eurostat moeten versterken. Eurostat moet blijven samenwerken met de nationale instanties die belast zijn met het opstellen van statistische gegevens, maar de hiërarchie en de besluitvormingsniveaus moeten duidelijker worden. Eurostat moet correcte nationale gegevens kunnen eisen en zowel sancties kunnen opleggen als bijzondere inspecties kunnen uitvoeren als de kwaliteit onvoldoende is.
Betere statistische gegevens vergen meer middelen. Het is belangrijk dat we inzien dat betere kwaliteit meer investeringen op dat gebied vergt. We moeten een plan opstellen voor Eurostat. De capaciteit van Eurostat moet worden uitgebreid en we moeten ervoor zorgen dat de begroting die capaciteitsuitbreiding mogelijk maakt. Het baart me zorgen dat de statistische gegevens in de lopende besluitvormingsdiscussies tot dusver geen prioriteit zijn geweest. Ik hoop dat de grotere investering er komt.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij weten allemaal dat het wijzigen van de regelgeving ten aanzien van de kwaliteit van de statistische gegevens in de context van de buitensporigtekortprocedure een bijzonder belangrijke en urgente maatregel vormt gezien de huidige problemen met de meeste nationale begrotingen van de lidstaten. Zonder exacte en duidelijke gegevens kunnen wij moeilijk nadere maatregelen overeenkomen en doorvoeren. In dat opzicht zal er een controlemechanisme moeten worden ingevoerd, waarmee de door nationale autoriteiten ingediende gegevens tijdig kunnen worden geverifieerd. Hoe dan ook, wij mogen nooit meer in een situatie terechtkomen – zoals is gebeurd bij Griekenland – waarin het pas achteraf duidelijk wordt dat beslissingen met verreikende gevolgen zijn genomen op basis van onjuiste of vervalste gegevens. Ook moeten wij sancties overwegen voor lidstaten die bewust onjuiste gegevens of statistieken verstrekken. De versterking van Eurostat en de uitbreiding daarvan tot onafhankelijke autoriteit moet daarom hoe dan ook worden overwogen. Dit gaat helemaal niet om bemoeizucht ten aanzien van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten, maar juist om het invoeren van doelmatige controles op de gegevens.
Liisa Jaakonsaari (S&D). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening mogen wij de Commissie dankbaar zijn voor het feit dat zij in deze zaken zo snel vooruitgang boekt. Nog maar enkele maanden geleden werd bijvoorbeeld het bekijken van de statistische gegevens van een land al beschouwd als aantasting van de nationale soevereiniteit. Toen werd dat bijna voor onmogelijkheid gehouden en nu zijn wij al zo ver gekomen. Het is uitstekend dat de bevoegdheden van Eurostat worden uitgebreid. Europa zou in een soort morele crisis zijn beland als men als het ware alleen vanuit de ooghoeken had kunnen volgen dat de statistieken worden vervalst.
Ik ben het met mijn collega, mevrouw Podimata, eens dat men nu moet ophouden met het belachelijk maken van Griekenland. Griekenland moet worden gerespecteerd voor het nemen van enkele zeer harde maatregelen. Ook de burgers daar zouden betere toegang moeten krijgen tot statistische gegevens en algemene informatie over de economie.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor een zeer substantieel debat en uw steun voor dit voorstel om de bevoegdheden van Eurostat uit te breiden. Ik moet zeggen dat ik het met mevrouw Jaakonsaari eens ben dat we de afgelopen maanden getuige zijn geweest van een transformatie – een echte culturele omslag – wat betreft de houding ten opzichte van economische beleidscoördinatie in Europa.
De aanneming van dit voorstel vormt een van de hoekstenen bij onze inspanningen om onze economische en monetaire unie te versterken. Er zijn verschillende punten aan de orde gebracht met betrekking tot Griekenland en Bulgarije en ik zou graag op enkele van de vandaag besproken kwesties willen reageren en een en ander willen toelichten. Wat Griekenland betreft: ik zal niet ingaan op de lange geschiedenis van dit drama. Ik ben het eens met degenen die zeggen dat het oneerlijk is om op Griekenland te blijven inhakken, omdat Griekenland nu op het goede spoor is en het zijn programma effectief ten uitvoer legt. In plaats van voordurende kritiek verdient Griekenland krediet en steun. Op het gebied van de statistische hervormingen werken we samen met de Griekse autoriteiten. We hebben afgelopen winter en voorjaar talrijke bezoeken afgelegd en zijn onlangs een actieplan overeengekomen dat erop gericht is de capaciteit van het Griekse statistische systeem te vergroten en de statistieken van de Griekse overheidsfinanciën te verbeteren.
Wat Bulgarije betreft, hebben onze zorgen vooral te maken met twee aspecten van de begrotingsraming. Ik vertrouw erop dat in ieder geval de Bulgaarse leden van het Europees Parlement luisteren naar mijn toelichting op de procedure bij buitensporige tekorten en de statistische problemen van Bulgarije.
Ten eerste werd de Commissie pas laat door Bulgarije op de hoogte gesteld van de forse herziening van de begrotingsvooruitzichten en dat is in strijd met de verplichtingen krachtens het Verdrag. Ten tweede hebben we geen informatie over de reden waarom Bulgarije zijn evenwichtige begroting die voor 2010 was gepland, in enkele weken tijd heeft omgezet in een begroting met een tekort van 3,8 procent, hoewel de macro-economische omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven of zelfs zijn verbeterd. Derhalve is de Commissie momenteel niet in staat om een beoordeling van de Bulgaarse begrotingsplannen voor dit jaar uit te voeren.
De geplande missie van Eurostat naar Bulgarije die voorzien is voor de tweede helft van dit jaar, zal zich niet bezighouden met de verschillen en vragen met betrekking tot de vooruitzichten voor 2010. Dit is geen statistische kwestie. In plaats daarvan zal Eurostat zich concentreren op potentiële risico’s in verband met oude gegevens over de procedure bij buitensporige tekorten, ofwel de BTP, voor het jaar 2009 met betrekking tot niet eerder bekendgemaakte contractuele verplichtingen van de overheid.
Ik ben u zeer erkentelijk voor uw aandacht voor deze belangrijke kwesties, die ook van invloed kunnen zijn op de marktpositie van Bulgarije. Volgens de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie worden de interne begrotingscontroles pas halverwege de zomer afgerond. Eurostat zal de uitkomst van dergelijke controles gebruiken in het kader van het geplande BTP-bezoek aan Bulgarije. Afhankelijk van het tempo waarin de herziene verordening, die Eurostat grotere bevoegdheden verleent, wordt aangenomen, kan Eurostat tijdens zijn werkzaamheden, waar nodig, van deze bevoegdheden gebruik maken.
Dames en heren, ik dank u nogmaals voor uw aandacht en met name voor uw brede en krachtige steun voor ons voorstel, het allereerste wetgevingsvoorstel van de tweede Commissie-Barroso. De aanneming ervan is essentieel voor het doelmatig functioneren van de economische en monetaire unie.
De Voorzitter. – Dank u wel, commissaris, en dank u voor uw vriendelijke woorden aan ons adres, al hebben we er niet aandachtig genoeg naar geluisterd. Ik vind het betreurenswaardig dat een betoog van iemand die in dit Huis het woord voert, wordt verstoord door handelingen, zoals een rondje applaus, die niets te maken hebben met het onderwerp ter zake en de toespraak in het kader van ons debat.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag 16 juni 2010 plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Enikő Győri (PPE), schriftelijk. – (HU) Tijdens het debat van vandaag moet het Europees Parlement een standpunt innemen over een zeer belangrijk onderwerp, namelijk in welke richting we het systeem voor statistische gegevensverstrekking zoals dat nu onder Eurostat functioneert, moeten transformeren, om in de toekomst situaties zoals het Griekse schandaal te kunnen voorkomen. Ik wil u eraan helpen herinneren dat het Griekse bedrog al in 2004 aan het licht was gekomen, en in dezelfde periode sjoemelde de socialistische Hongaarse regering ook met de cijfers. Desondanks heeft de Europese Unie sindsdien geen effectieve stappen ondernomen om het systeem van statistische gegevensverstrekking te hervormen. Ik zie het als een stap in de goede richting dat de Commissie Eurostat de bevoegdheid wil geven om audits uit te voeren, maar ik ben ervan overtuigd dat we hoe dan ook verder moeten gaan dan dat, want inmiddels staat de toekomst van onze gemeenschappelijke munt op het spel. Wat zie ik als een mogelijke volgende stap? Volgens mij zouden in de procedure voor buitensporige tekorten niet alleen aan lidstaten sancties moeten worden opgelegd die stelselmatig hun verplichting niet nakomen om het criterium van Maastricht – een begrotingstekort van 3 procent – te halen, maar ook aan de lidstaten die jarenlang met onjuiste statistische gegevens beleggers en de Europese Unie hebben misleid, en daarmee de stabiliteit van de eurozone in gevaar brengen. Ik ben het eens met de benadering dat de werknemers van nationale bureaus voor de statistiek persoonlijke verantwoordelijkheid moeten dragen voor de kwaliteit van de gegevens die aan Eurostat worden geleverd. Daarom stel ik voor dat we, met inachtneming van de werkzaamheden die plaatsvinden in de werkgroep van de Raad onder leiding van Herman van Rompuy, de Commissie oproepen een veel strikter systeem van sancties uit te werken dan we nu hebben.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
7.1. Verkiezing van een ondervoorzitter van het Europees Parlement (stemming)
De Voorzitter. – Aan de orde is de verkiezing van een ondervoorzitter van het Europees Parlement overeenkomstig de artikelen 13, 15 en 18 van ons Reglement.
Zoals u weet, is een van onze collega-afgevaardigden, die fungeerde als elfde ondervoorzitter, gekozen in het parlement van zijn land, waarin hij het voorzitterschap bekleedt. Ik heb het over de heer Schmitt. Vandaag kiezen wij een nieuwe ondervoorzitter die zijn plaats zal innemen. Ik heb de volgende voordracht ontvangen: de heer László Tőkés. De kandidaat heeft mij formeel op de hoogte gesteld dat hij instemt met zijn voordracht. Omdat er maar één kandidaat is, stel ik voor dat hij bij acclamatie wordt gekozen.
Heeft iemand hier bezwaren tegen? Volgens het Reglement ben ik verplicht om dit te vragen.
Corneliu Vadim Tudor (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is het de eerste keer dat ik me schaam om deel uit te maken van het Europees Parlement. Voor het eerst wordt iemand die het na de Eerste Wereldoorlog ondertekende vredesverdrag van Trianon weigert te erkennen, gepromoveerd en benoemd tot een zo belangrijke positie in Europa. Het Roemeense volk ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. – U stemt niet in met deze keus en we zullen daarom een formele stemming houden. We stemmen via het elektronisch systeem.
Hannes Swoboda (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is ons ter ore gekomen dat de kandidaat eerst een verklaring zou willen afleggen. Misschien hebben wij het mis, maar als de kandidaat inderdaad een verklaring wil afleggen, moet u hem eerst het woord geven.
László Tőkés (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor vandaag een korte verklaring voorbereid, die ik zou willen voorlezen.
Het is een grote eer voor mij om te worden benoemd tot ondervoorzitter van het Europees Parlement met de steun van de Europese Volkspartij. Het was een soortgelijke eer om het belangrijkste nationale Roemeense ereteken, de Orde van de Ster, te mogen ontvangen in december 2009 bij de herdenking van de 20e verjaardag van de val van de communistische dictatuur in Roemenië. Twintig jaar geleden kwamen de mensen van Timişoara in opstand tegen het regime van Ceauşescu. Het waren mensen van verschillende etnische achtergrond en overtuiging, maar ze werden verenigd door hun inzicht en moed, en liepen samen dezelfde risico’s. Op dezelfde manier als toen, blijf ik vandaag de belangen van mijn land verdedigen in de strijd voor de mensenrechten, de rechten van minderheden, de godsdienstvrijheid en de vrijheid in het algemeen, terwijl ik trouw blijf aan de Europese en christelijke waarden.
Ik ben vastbesloten om de Europese integratie van de voormalige communistische landen en naties in Oost- en Centraal-Europa te bevorderen, en in het bijzonder die van de Hongaarse minderheid in Roemenië, die ik vertegenwoordig als lid van de Europese Volkspartij. Het vervult me met vreugde om deel te mogen uitmaken van het Europees Parlement in de periode na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, omdat het een nieuw begin inluidt in de geschiedenis van een verenigd Europa. Ik dank u voor uw aandacht.
(Applaus)
De Voorzitter. – We stemmen elektronisch. Nadat ik de stemming voor geopend heb verklaard, verschijnt de volgende informatie in beeld: het onderwerp van de stemming en de naam van de kandidaat. Als u vóór de kandidaat stemt, drukt u op de ‘+’-knop. U kunt zich natuurlijk ook van stemming onthouden. In dat geval drukt u op de ‘0’-knop, zoals u weet. De procedure is dus eenvoudig. Krachtens artikel 15 van het Reglement wordt degene gekozen die een volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen heeft behaald, hetgeen betekent dat alleen stemmen vóór in aanmerking worden genomen.
Marc Tarabella (S&D) . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, neem mij niet kwalijk, ik ben waarschijnlijk de enige in deze vergadering die het niet snapt, maar ik weet echt niet hoe ik mijn stem moet uitbrengen. Er verschijnt een nul, een nummer één, een kruis ... echt, ik weet niet hoe ik voor of tegen moet stemmen of mij van stemming kan onthouden. Het zou fijn zijn als het duidelijk uitgelegd werd.
Martin Schulz (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u in alle bescheidenheid een vraag willen stellen. U beschikt over een grote hoeveelheid goedbetaalde collega’s waarvan ik zeker weet dat zij u kunnen bijstaan bij de beantwoording van de volgende vraag. Op mijn scherm heb ik de naam Tőkés.
Op mijn machine zitten drie knoppen waarop ik kan drukken bij hoofdelijke stemmingen. De eerste knop is voor ‘Ja’, de middelste knop is voor ‘Onthouding’ en de derde knop is voor ‘Nee‘. Is dat correct?
(Tekenen van instemming)
Betekent dit dat wie wil stemmen vóór de heer Tőkés, op de knop ‘Ja’ moet drukken, dat diegenen die niet vóór de heer Tőkés willen stemmen, op de knop ‘Nee’ moeten drukken, en dat diegenen die zich willen onthouden van stemming, zoals de leden van mijn fractie, op de knop ‘Onthouding’ moeten drukken? Is dat juist?
(Applaus)
De Voorzitter. – Dat is precies wat ik zojuist zei. Degenen die ‘ja’ willen stemmen, drukken op de ‘ja’-knop, degenen die ‘nee’ willen stemmen, drukken op de ‘nee’-knop, en degenen die zich van stemming willen onthouden, drukken op ‘0’.
Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, neem me niet kwalijk, maar ik neem opnieuw het woord na de vraag van de heer Schulz en uw heel heldere antwoord, dat echter in tegenspraak is met wat de diensten van het Parlement zeggen.
De diensten van het Parlement hebben me zojuist gezegd dat ik voor kan stemmen of mij onthouden, maar dat ik niet tegen kan stemmen. Dat is dus helemaal niet duidelijk. Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor deze interventie, maar laten we proberen om coherent te zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik zou u dankbaar zijn voor een helder antwoord.
De Voorzitter. – Het duidelijke antwoord is dat wij bij deze stemming alleen reageren op ‘ja’-stemmen. Stemmen tegen worden samengeteld met de onthoudingen, omdat alleen het aantal ‘ja’-stemmen belangrijk is. De zaak is duidelijk. Het maakt dus niet uit of u de ‘nee’-knop of de ‘0’-knop indrukt.
Ik zal nu nog drie vragen beantwoorden.
Georgios Toussas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de voorzitter, ik ben van mening dat het Reglement van het Europees Parlement op een flagrante manier met de voeten is getreden. Deze werkwijze is onaanvaardbaar. Het is onaanvaardbaar dat niet met duidelijkheid wordt opgetekend wie voorstemt, wie tegenstemt en wie zich onthoudt. Uit de wijze waarop de knoppen werken, kunnen wij opmaken dat de tegenstem niet wordt opgetekend. U dient instructies te geven zodat de stemming duidelijk wordt opgetekend, en dat duidelijk is wie voorstemt, wie tegenstemt en wie zich onthoudt.
Robert Atkins (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor intelligente mensen is het toch niet zo moeilijk te begrijpen dat we de mogelijkheid wensen om voor of tegen te stemmen of ons te onthouden, zoals wij dat normaal doen. Kunt u daar niet voor zorgen? Als u dat niet kunt, dan kunnen we deze stemming niet laten doorgaan.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag een technische waarneming met u willen delen. Op onze machines moet je eerst op ‘Ja’ drukken. Als je vervolgens verdergaat met ‘Nee’, is het scherm nog altijd blauw. Als je ‘Ja’ op je scherm wilt krijgen, wordt er helemaal niets afgebeeld. Met andere woorden, je kunt alleen ‘Nee’ stemmen via ‘Ja’. Dat lijkt me geen technisch goede oplossing.
Dagmar Roth-Behrendt (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, laten wij dit hele proces met wat meer kalmte benaderen. Doorgaans worden de ondervoorzitters van het Parlement en bloc gekozen aan het begin van de zittingsperiode of in de loop daarvan. Als wij dat doen, waarde collega’s, krijgen wij alleen het aantal stemmen vóór te horen dat de kandidaat heeft vergaard – en dit bepaalt meteen de volgorde waarin de Parlementsleden worden gekozen tot het Bureau. Omdat één Parlementslid is vertrokken, stemmen wij vandaag voor een aanvullende ondervoorzitter – het enige waar het dus om gaat is of de kandidaat de hoeveelheid stemmen vóór vergaart, die vereist is om te worden verkozen. De rest maakt allemaal niets uit. Daarom verschilt deze stemming van andere.
(Applaus)
De Voorzitter van het Parlement heeft een perfecte beschrijving gegeven van de geheime stemming, en voor mij werkte dat uitstekend, zonder dat ik op meerdere knoppen hoefde te drukken. Ik heb gedrukt op de knop die ik in wilde drukken en er verscheen een blauw lichtje. Mijnheer de Voorzitter, misschien kunnen wij het allemaal nog eens proberen.
(Applaus)
De Voorzitter. – Ik verklaar de stemming voor geopend.
(Bij elektronische stemming (621 deelnemers aan de stemming, 334 stemmen voor, 287 blanco stemmen) kiest het Parlement László Tőkés)
Onze ondervoorzitter heeft een gekwalificeerde meerderheid behaald. Ik feliciteer onze collega-afgevaardigde, de heer Tőkés, met het behalen van een resultaat dat hem het recht geeft op te treden als ondervoorzitter van het Parlement en ik wens hem succes met de uitoefening van zijn taken. De heer Tőkés neemt in de rangorde van ondervoorzitters de elfde plaats in.
Norica Nicolai (ALDE). - (RO) Mijn stemkaart werkte niet. Ik heb tegen gestemd.
Stavros Lambrinidis (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het vervelend om hier nog verder op door te gaan, maar wat u zei in uw instructies was dat mensen ofwel voor konden stemmen of zich konden onthouden. De definitieve resultaten tonen echter een onderscheid tussen ‘Ja’, ‘Onthouding’ en ‘Nee’. Ik meen dat er wellicht veel mensen anders zouden hebben gestemd als zij wisten dat ze konden kiezen tussen die drie opties. Als dit inderdaad de juiste manier is, zou ik willen vragen om de stemming nog een laatste keer te herdoen.
De Voorzitter. – Dames en heren, ik zal in een speciale procedure na de stemming kennis nemen van al uw bezwaren inzake de stemming. We gaan niet hier en nu een besluit ter zake nemen. Overeenkomstig het resultaat van de stemming is de heer Tőkés met een gekwalificeerde meerderheid gekozen. Al uw bezwaren zullen in aanmerking worden genomen. Ik verzoek u deze aan het einde van de dag bij mij in te dienen. We zullen morgen een besluit hierover nemen. Ik zal u een directe reactie geven op uw bezwaren. Dank u wel.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Hannes Swoboda (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u slechts laten weten dat het Parlement volgens de voorgaande stemming 789 leden telt. Dat is wat aan de hoge kant. Ik mag hopen dat in de toekomst stemmingen niet meer zullen suggereren dat er 789 Parlementsleden zijn.
De Voorzitter. – Als er aan het einde van de stemming nog iets toe te voegen is, kom ik er bij u op terug.
Robert Atkins (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Swoboda heeft gelijk. Mijn goede vriend, de heer Malcolm Harbour, heeft de som gemaakt en indien blijkt dat meer mensen hebben gestemd dan er daadwerkelijk aanwezig zijn – inderdaad 785, of misschien zelfs 789 – dan is deze stemming zeker niet geldig.
(Applaus)
Wat wij moeten doen is overwegen – en ik verzoek u met aandrang om deze kwestie onmiddellijk met het Bureau op te nemen van zodra u hier klaar bent – om morgen een nieuwe stemming te houden, bij voorkeur met een papieren stembiljet of op zijn minst met een systeem dat goed werkt.
De Voorzitter. – Zoals ik zei, zal ik er voor het einde van de stemmingen op terugkomen. Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een tegenstrijdigheid, die de heer Swoboda aan de orde stelde en ook Sir Robert Atkins heeft opgemerkt. We gaan het uitzoeken en komen zo spoedig mogelijk op deze kwestie terug, maar ik wil er nu toch echt een punt achter zetten. Er is een probleem en daar moet naar gekeken worden. Dat gebeurt ook en ik zal er zo spoedig mogelijk bij u op terugkomen.
7.2. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: ES/Comunidad Valenciana (A7-0180/2010, Barbara Matera) (stemming)
Vóór de stemming
Barbara Matera, rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de huidige context van economische crisis is een van de grootste problemen die de ontwikkelde economieën het hoofd moeten bieden juist het probleem van de werkloosheid, een dreiging die het alarmerende niveau van 10 procent in de eurozone heeft bereikt.
Om het economische herstel te ondersteunen hebben de Europese instellingen – op de eerste plaats de Europese Commissie, in haar ontwerpbegroting voor 2011 – een reeks maatregelen ingevoerd, waaronder het aanvullen van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvoor ik rapporteur ben. We staan op het punt om over vier belangrijke verzoeken tot mobilisatie van dit fonds te stemmen.
Ik denk daarom dat de procedures voor de mobilisatie van dit fonds moeten worden gestroomlijnd teneinde snel antwoord te kunnen geven aan werknemers van bedrijven die zijn getroffen door de economische crisis en aan werknemers die zijn geraakt door de bedrijfsverplaatsing van hun werkgever. Daarom spoor ik mijn collega-afgevaardigden aan dit fonds in de afzonderlijke lidstaten te promoten.
7.3. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: Ierland/Waterford Crystal (A7-0181/2010, Barbara Matera) (stemming)
7.4. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: ES/Castilla-La Mancha (A7-0179/2010, Barbara Matera) (stemming)
7.5. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: technische bijstand op initiatief van de Commissie (A7-0178/2010, Barbara Matera) (stemming)
7.6. Transparantie in het regionaal beleid en de financiering ervan (A7-0139/2010, Michail Tremopoulos) (stemming)
Vóór de stemming
Michail Tremopoulos, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, aanleiding voor dit verslag over de transparantie in het regionaal beleid en de financiering ervan was dat door door de bekendmaking van ontvangers van EU-gelden het publiek kan deelnemen aan een zinvol debat over de manier waarop overheidsgeld wordt besteed. Dat is nodig voor de werking van de democratie op Europees niveau.
Dit verslag, dat mij werd opgedragen door de Commissie regionale ontwikkeling, omvat aanbevelingen die zouden moeten worden opgenomen in toekomstige verordeningen inzake de structuurfondsen, zoals het opgeven van aanvullende informatie bij bekendmaking van de lijsten van begunstigden en voldoende bindende regels inzake het partnerschap.
Andere voorstellen die kunnen worden gerealiseerd in het kader van de huidige cohesieprogramma’s zijn bijvoorbeeld:
- een door de Commissie vastgelegd meer gedetailleerd en prescriptief formaat, waarin structuur, vorm en inhoud van de te verschaffen informatie wordt gespecificeerd;
- een koppeling tussen het Europese transparantie-initiatief en de nieuwe financiële controles en auditing;
- een strengere houding van de auditors inzake de communicatie- en informatievereisten, ook door de boosdoeners openlijk aan de kaak stellen, en door toepassing van financiële correcties bij geconstateerde fraude;
- de regionale en plaatselijke autoriteiten en andere partners nauwer betrekken bij alle fasen van de programmering en uitvoering van het cohesiebeleid en hun volledige toegang verstrekken tot alle documenten van het project;
- meer richtsnoeren van de Commissie over de wijze waarop de partnerschapclausule in de lopende programma’s in praktijk moet worden gebracht en verbetering van transparantie rond EU-financiering van belangrijke projecten.
Ik zou graag nogmaals de schaduwrapporteurs van de overige fracties willen bedanken voor de definitieve tekst die we hebben kunnen bereiken.
7.7. Financiële bijdragen van de Europese Unie aan het Internationaal Fonds voor Ierland (2007-2010) (A7-0190/2010, Seán Kelly) (stemming)
Vóór de stemming
Seán Kelly, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat het niet gewaardeerd wordt dat iemand op dit moment het woord neemt, maar ik zou de collega’s willen vragen me kort enkele minuten te gunnen.
Ten eerste is het belangrijk dat er iets over gezegd wordt, vooral gezien de rol van de Europese Unie binnen het Internationaal Fonds voor Ierland, en ook omdat er nooit een debat over heeft plaatsgevonden in het Parlement. Ten tweede denken de meeste mensen in Ierland – en daarbuiten – dat dit fonds grotendeels gefinancierd werd door de VS. Natuurlijk heeft de VS een grote rol gespeeld, waarvoor dank, net als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, maar het is belangrijk erop te wijzen dat de Europese Unie sinds 2006 verantwoordelijk is voor 57 procent van de financiering van het fonds. Dat is niet algemeen bekend en het feit dat er hier in het Parlement geen debat over gehouden is, betekent uiteraard dat we het geheim hebben gehouden. Dus ik zou graag de rol willen benadrukken die de Europese Unie gespeeld heeft bij het op gang brengen van contact, dialoog en verzoening in Noord-Ierland, zaken die gelukkig, ondanks de kwetsbaarheid van het vredesproces, nog steeds stand houden.
Ik wil vandaag hulde brengen aan alle mensen die hebben bijgedragen tot de vrede in Noord-Ierland – er zijn zo veel – en in het bijzonder, denk ik, aan de extremen. Partijen, zoals de partij van dr. Ian Paisley – die jarenlang deel heeft uitgemaakt van dit Parlement – en de partij van Gerry Adams, waarvan men twintig jaar geleden niet verwachtte dat ze ooit samen rond de tafel zouden gaan zitten, hebben zich toch bereid getoond om in een vredesproces de macht te verdelen. De Europese Unie mag hiervoor de eer opstrijken – of toch een deel ervan – en dat wil ik vandaag graag onder de aandacht brengen. Ik wil graag hulde brengen aan al diegenen die risico’s hebben genomen voor de vrede in Noord-Ierland, en ik hoop dat de vrede stand zal houden.
(GA) Ik hoop dat deze resolutie unaniem wordt aangenomen, en ik wil allen die hierbij betrokken zijn prijzen voor de rol die zij hebben gespeeld in het vredesproces in mijn eigen land.
Francesco Enrico Speroni (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezien dat tussen de stemming voor de verkiezing van de ondervoorzitter en deze laatste stemmingen honderdvijftig afgevaardigden zijn verdwenen. Ik weet niet of dat door darmklachten of een probleem met de airconditioning komt. Misschien zouden we dit moeten uitzoeken.
De Voorzitter. – Nee, ze zijn niet verdwenen. We zullen u haarfijn uitleggen wat er bij de stemming over dominee Tőkés is gebeurd, maar er was geen sprake van goddelijke interventie.
7.8. Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (A7-0162/2010, Marian-Jean Marinescu) (stemming)
Na de stemming
Robert Atkins (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn excuses dat ik u nog eens lastig val, maar er is eigenlijk een vierde hoofdelijke stemming op de volgende pagina.
De Voorzitter. – Mij is verteld dat er een nieuwe versie van de stemmingslijst is uitgebracht, dus die is vermoedelijk komen te vervallen. De stemming over het verslag-Marinescu is hiermee beëindigd.
7.9. Aanpassing van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon (A7-0043/2009, David Martin) (stemming)
Vóór de stemming
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik constateer dat u, in tegenstelling tot de heer Buzek, minder last heeft van scheelzien en dat u mij heeft gezien.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb een zeer korte motie van orde. Het verslag van de heer Martin is bedoeld om de problemen met betrekking tot de aanpassing aan het Verdrag van Lissabon op te lossen, maar bij de teksten waarover we moeten stemmen is er één die geen enkel verband heeft met het Verdrag van Lissabon en die me in strijd lijkt met de algemene beginselen van het parlementair recht. Het gaat om de tekst waarin niet-ingeschrevenen de mogelijkheid wordt ontnomen om zelf hun vertegenwoordigers aan te wijzen.
Dames en heren, wat uw politieke opvattingen ook mogen zijn, ik denk dat dit iets heel ernstigs is. Ik meen oprecht dat het overdragen van de verantwoordelijkheid aan de Voorzitter van het Parlement, hoe onpartijdig deze ook mag zijn, om een vertegenwoordiger aan te wijzen voor niet-ingeschrevenen bij de Conferentie van voorzitters, op basis van Joost mag weten welke criteria, in plaats van aan de niet-ingeschrevenen zelf, strijdig is met de algemene beginselen van het recht en met de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, vind ik dat dit amendement moet worden afgevoerd van de lijst van amendementen waarover we vandaag moeten stemmen.
De Voorzitter. – Dank u wel, mijnheer Gollnisch. Misschien herinnert u zich nog dat ik enkele maanden lang als niet-ingeschrevene lid ben geweest, en het feit dat – als ik het zo mag uitdrukken – mijn politieke denkbeelden zo ver afwijken van die van u vormt het bewijs dat de niet-ingeschrevenen geen fractie zijn en nooit een fractie kunnen zijn.
Aan het einde van de stemming
David Martin, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement niet ophouden, maar vooraleer we dit onderwerp afronden zijn er nog twee technische punten die moeten behandeld worden.
Zoals u weet is dit proces vorig jaar in november begonnen. We moeten een nieuwe aanhaling toevoegen die de stemming van november vorig jaar linkt aan de huidige stemming. Ik verzoek het Parlement akkoord te gaan met de toevoeging van de woorden “onder verwijzing naar zijn besluit van 25 november 2009 over de aanpassing van het Reglement van het Parlement aan het Verdrag van Lissabon”. Dat is, zoals ik al zei, gewoon een technisch punt.
Het tweede dergelijk punt is dat we op dit moment zeggen dat dit aangepaste Reglement in werking moet treden op 1 december 2009. Dat is uiteraard niet mogelijk, en daarom stel ik voor dat we ons houden aan artikel 212, lid 3 van het Reglement, waarin staat dat de wijzigingen in werking treden op de eerste dag van de eerstvolgende vergaderperiode.
De Voorzitter. – Mijnheer Martin, dank u wel voor al uw werk aan deze zaak en andere zaken.
7.10. Mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2011 (A7-0183/2010, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska) (stemming)
7.11. Derivatenmarkten: toekomstige beleidsmaatregelen (A7-0187/2010, Werner Langen) (stemming)
7.12. Het internet van de dingen (A7-0154/2010, Maria Badia i Cutchet) (stemming)
7.13. Internetgovernance: de volgende stappen (A7-0185/2010, Francisco Sosa Wagner) (stemming)
7.14. Het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld (A7-0143/2010, Hermann Winkler) (stemming)
7.15. Vorderingen bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling: tussentijdse herziening ter voorbereiding op de VN-bijeenkomst op hoog niveau in september 2010 (A7-0165/2010, Michael Cashman) (stemming)
Na de stemming over paragraaf 25
Anja Weisgerber (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde alleen even melden dat mijn stemmachine niet meer werkt. Ik heb niet kunnen deelnemen aan de laatste drie stemmingen. Ik zou u zeer erkentelijk zijn als u een monteur liet komen.
7.16. Voorstel voor een besluit betreffende de instelling en het ledental van de Delegatie in de Parlementaire Commissie Cariforum-EG (stemming)
***
De Voorzitter. − Collega’s, voor degenen die geïnteresseerd zijn in de verklaring over de stemming inzake de heer Tőkés:
Deelnemers aan de stemming: 621 – dat zijn de stemmen vóór en de onthoudingen; uitgebrachte stemmen vóór: 334; onthoudingen: 287, maar deze worden niet als uitgebrachte stemmen meegeteld. De volstrekte meerderheid is 168.
De heer Tőkés kreeg 334 stemmen, meer dan de volstrekte meerderheid van 168. Het systeem van elektronisch stemmen wordt gebruikt als alternatief voor stemmingen met stembriefjes. Op een stembriefje voor een verkiezing kunnen kiezers alleen vóór een kandidaat of een vast aantal kandidaten stemmen. Er bestaat nooit de mogelijkheid om tegen te stemmen, zoals mevrouw Roth-Behrendt al toelichtte. Kiezers die niet vóór willen stemmen laten het stembriefje blanco. Ik heet dominee Tőkés derhalve welkom in het Bureau.
Stavros Lambrinidis (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik probeer het te begrijpen. Wat u ons vertelt, is dat bij het kiezen van een ondervoorzitter, het onmogelijk is om géén gekwalificeerde meerderheid te behalen. Want als je alleen kunt kiezen tussen positief stemmen of je onthouden van de stemming, en als onthoudingen niet meetellen voor het totale resultaat, dan krijg je per definitie altijd een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Is dat wat u zegt?
De Voorzitter. – Zoals u zich herinnert, mijnheer Lambrinidis, waren er bij het begin van het Parlement drie stemmingen om alle ondervoorzitters met een gekwalificeerde meerderheid te kiezen. Dat was de procedure die we destijds hebben gevolgd. Nu was er echter maar één kandidaat en het feit dat hij meer dan 168 stemmen kreeg, betekent dat hij meer dan de gekwalificeerde meerderheid heeft behaald. Hij is derhalve bij één stemming verkozen. Deze procedure is niet gebruikelijk, maar wel volgens de regels.
Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, u heeft misschien de regels gevolgd, maar wanneer ik 334 stemmen vóór, 168 onthoudingen en 287 mensen die tegen hebben gestemd, bij elkaar optel, dan kom ik op 789 afgevaardigden. Met andere woorden: meer afgevaardigden dan er in deze zaal zijn. Er is dus sprake van fraude bij de stemming, zoals bij de verkiezingen op Corsica. Er is duidelijk gesjoemeld met deze stemming en er moet opnieuw gestemd worden.
De Voorzitter. – Mijnheer Goebbels, het antwoord op uw vraag is dat een aantal leden dacht dat de volstrekte meerderheid een score betrof. Maar dat was het niet; het was een aanduiding van de volstrekte meerderheid. Het getal moet niet worden opgeteld bij het totale aantal stemmen. Ik herhaal, de heer Tőkés heeft 334 stemmen gekregen. Dat is meer dan de gekwalificeerde meerderheid. Hij is derhalve gekozen.
Ik wil heel duidelijk stellen dat het cijfer 168 niet staat voor 168 stemmen. Dit cijfer is een indicatie van het aantal stemmen, de vereiste drempel, benodigd om voor de functie van ondervoorzitter in aanmerking te komen. Het spijt me voor dit misverstand. We hadden het eerder duidelijker moeten uitleggen.
Adrian Severin (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet in details treden. Ik wil u eraan herinneren dat degene die de vergadering voorzat en de Voorzitter van het Parlement ons hebben gemeld dat de personen die zich zouden onthouden en de personen die tegen zou stemmen, uiteindelijk hetzelfde zouden doen. Die aankondiging was natuurlijk misleidend, maar toch, aangezien de aankondiging afkomstig was van degene die de vergadering voorzat, was het een geldige aankondiging. Daarom denk ik dat de stemming overgedaan moet worden, gebaseerd op de toelichting die u ons zojuist hebt gegeven.
De Voorzitter. – Ik ben ervan overtuigd dat als de stemming zou worden overgedaan hetzelfde resultaat uit de bus zou komen. Ik denk dat de mensen hebben gesnapt dat ze stemden op een wijze die bij elektronisch stemmen te doen gebruikelijk is. De knoppen stonden immers voor hetzelfde en het resultaat was duidelijk. Wat voor enige verwarring zorgde was het cijfer 168. Als er sprake was van onbegrip kan de Voorzitter zelf uitleggen wat hij bedoelde als hij de volgende keer voor u verschijnt.
Joanna Senyszyn (S&D) . – (PL) Mijn naam is Senyszyn.
Deze uitleg is absoluut onvoldoende. Voor de stemming kregen we informatie dat stemmen tegen en onthoudingen op dezelfde manier geteld zullen worden, wat conform is met de vereiste voor een gekwalificeerde meerderheid. Want wat betekent een gekwalificeerde meerderheid? Dit betekent dat er meer stemmen voor moeten zijn dan stemmen tegen en onthoudingen. In dit geval weten we helemaal niet wat de uitslag van de stemming was. Voorzitter Buzek zei dat er 334 stemmen voor, 287 stemmen tegen en 168 onthoudingen waren. Het ziet er dus in feite naar uit dat er 789 personen stemden. Als men nu gaat beweren dat bepaalde stemmen niet tellen, kan dat ook betekenen dat bepaalde stemmen van de 334 stemmen niet tellen.
Dit is een absoluut ontoelaatbare situatie als men de definitie in de meeste landen bekijkt. Ik denk dat het in ons Parlement niet anders is. Een gekwalificeerde meerderheid, een absolute meerderheid, dat is een overwicht van stemmen voor op stemmen tegen en onthoudingen. In dit geval was er helemaal geen dergelijke situatie, want er werd een foutief aantal stemmen afgegeven. Dat betekent dat de stemmachine slecht werkte en dat de stemming zonder twijfel herhaald moet worden.
Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als u het mij toestaat, wil ik tweemaal een beroep op het Reglement doen. Mijn eerste beroep gaat over de verkiezing van de ondervoorzitter van het Parlement. Dit was in geen geval een veilige stemming. We werden misleid over de instructies. In deze rij hier hebben we geprobeerd om tegen te stemmen, en de machines lieten dat niet toe. We hebben geprobeerd om een motie van orde in te dienen, maar we werden op dat moment niet gehoord. Ik zou dan ook willen vragen om deze stemming over te doen met papieren stembiljetten of een simpele ja / onthouden / nee - stemming en een goede weergave van de resultaten. In naam van alle mensen die, zoals ik, kritisch staan tegenover deze instelling zou ik u van harte willen bedanken. Dit is een open doel en we zullen er dankbaar gebruik van maken om hierop kritiek te leveren. Heel erg bedankt!
Mijn tweede punt van kritiek is dat mij niet werd toegestaan een stemverklaring af te leggen over het verslag-Tremopoulos. Dit was een hoofdelijke stemming over transparantie en ik heb tegengestemd. Nu krijg ik niet de kans om uit te leggen waarom ik tegen heb gestemd, maar mijn kiezers zullen wel zien dat ik tegen transparantie heb gestemd. Ik wil uitleggen waarom ik tegen dit verslag heb gestemd. Mag ik alstublieft hierover een stemverklaring afleggen?
De Voorzitter. – Wat het eerste punt betreft, de medewerkers waren aanwezig, net als de Voorzitter die bij de stemming het voorzitterschap bekleedde. Indien er problemen zijn die zijn voortgekomen uit de behandeling van een en ander, dan worden die aangepakt.
Wat het tweede punt betreft, bij een vereenvoudigde procedure wordt er niet gedebatteerd en zijn er geen stemverklaringen. Wel kunt u, mevrouw Sinclair, uw punten schriftelijk kenbaar maken en ik nodig u uit van die gelegenheid gebruik te maken.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb u gehoord en ik heb goed gelet op wat u heeft gezegd. U heeft gezegd dat het getal 168 de drempel was voor de gekwalificeerde meerderheid. Dat heb ik gehoord, en zo is het in ieder geval vertaald. Dat lijkt me bijzonder onwaarschijnlijk, want als dat het geval is, dan zou op de een of andere manier de helft van het aantal mensen dat vóór heeft gestemd beschouwd worden als de drempel voor de stemming.
Op die manier zal de gekwalificeerde meerderheid altijd gehaald worden. Dat is duidelijk. Het is voor het eerst dat ik in dit Parlement hoor dat 168 stemmen de gekwalificeerde meerderheid is. Misschien heb ik uw woorden niet goed begrepen, maar deze procedure als geheel lijkt me volstrekt absurd. Die procedure is misschien geschikt voor een verkiezing met meerdere kandidaten, maar in het geheel niet voor de vervanging van een ondervoorzitter
De Voorzitter. – Het cijfer 168 is door de computer berekend, op basis van de werkelijk uitgebrachte stemmen, als meerderheid.
Maar luister eens, ik heb nog nooit in mijn leven een wiskunde-examen afgelegd dus ik zet er nu een punt achter!
Mário David (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op dit punt ben ik het voor een keer eens met de heer Gollnisch, zij het hopelijk voor de eerste en laatste keer. Het klopt dat, als 621 leden hun stem hebben uitgebracht, de vereiste meerderheid ten minste 311 moest bedragen. Ik ben erg blij met het resultaat. Onze kandidaat heeft 334 stemmen behaald, wat betekent dat hij hoe dan ook verkozen is, maar ik smeek u om dit te corrigeren. Als dit het programma is dat wij in de computer hebben zitten, dan is het in elk geval op wiskundig vlak onjuist.
De Voorzitter. – Wij hebben kennis genomen van dit punt.
Matthias Groote (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het was niet mogelijk om ‘Nee’ te stemmen, omdat mijn stemmachine alleen iets afbeeldde als ik op de knop ‘Ja’ had gedrukt, en vervolgens op de knop ‘Onthouding’. Zou u nogmaals willen controleren hoe de machine de stemmen verzamelt en telt, want volgens mij is dit nog niet helemaal afdoende gebeurd. Ik ben niet de enige die dit heeft geconstateerd; een aantal andere Parlementsleden heeft hetzelfde ervaren. Zij konden niet op de knop ‘Nee’ of op de knop ‘Onthouding’ drukken, maar moesten eerst op de knop ‘Ja’ drukken. Dat maakt het stemmingsproces wat schimmig. Wilt u daarom nogmaals controleren hoe de stemmen zijn geteld?
De Voorzitter. – Iets zegt mij dat wij dit systeem nooit meer zullen gebruiken. We doen het voortaan wel op papier!
Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou aan diegenen die nog in het Parlement aanwezig zijn, willen voorstellen dat we afzien van verdere discussie over deze kwestie. Het is overduidelijk dat er 621 stemmen werden uitgebracht. De ondervoorzitter kreeg er 334. Dat is een meerderheid, dus laten we verder gaan. Als de burgers in onze 27 landen dit zien, zullen ze zeer weinig respect kunnen opbrengen voor dit Parlement. Er zijn grotere problemen dan dit, zoals de hoge werkloosheid. Laten we debatteren over de onderwerpen die van belang zijn en geen tijd meer verspillen aan verdere discussie hierover. Ik ga akkoord met uw uitleg, mijnheer de Voorzitter; ik accepteer de uitleg van de Voorzitter. Gelieve verder te gaan en de aandacht te richten op kwesties die van belang zijn.
Toine Manders (ALDE). - Voorzitter, ik stel voor dat u de uitleg die u heeft gegeven en die voor mij duidelijk was, via de e-mail naar alle leden stuurt. Want ik betreur het dat heel veel collega’s die altijd bovenop de kast staan als het gaat over transparantie, duidelijkheid en democratie, zich nu heel snel naar de lunch hebben gespoed. Wellicht is het voor hen duidelijk als u het hen via de e-mail laat toesturen.
De Voorzitter. – Dat is een besluit dat de Voorzitter moet nemen, maar ik zal die suggestie zeker aan hem doorgeven.
Alexandra Thein (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de ondervoorzitter, onze plenaire vergaderingen zijn openlijk toegankelijk en dit maakt toch een wel zeer jammerlijke indruk. Ik zou mij graag willen aansluiten bij wat reeds eerder is gezegd. Ik vraag niet zozeer om een e-mail, maar zou daarentegen wensen dat het op de website van het Parlement officieel uiteen wordt gezet en verklaard. Immers, ten minste één van de verklaringen moet onjuist zijn. 168 kan onmogelijk de drempel zijn. Als er 621 stemmen worden uitgebracht, dan zou de drempel 310 moeten bedragen, tenminste als ik een en ander goed begrepen heb. Ik zou daarom om een schriftelijke verklaring op de website willen vragen, zodat elke burger kan begrijpen hoe het in elkaar zit. Met het oog op de grote hoeveelheid mensen die toekijkt, maken wij hier vandaag echt een erbarmelijke indruk op het publiek.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D). - (RO) Vanwege de verwarrende en tegenstrijdige uitleg van Voorzitter Buzek over de stemprocedure en het feit dat meerdere stemapparaten niet hebben gewerkt, ben ik van mening dat een legitiem, transparant resultaat kan worden bereikt door de stemming te herhalen. Zoals een van mijn collega’s opmerkte worden wij gevolgd door mensen uit 27 landen, dus ik vind dat wij tegenover onze kiezers transparantie en correctheid moeten laten zien.
Het is betreurenswaardig dat, hoewel veel Europese afgevaardigden protesteren tegen de afwikkeling van de stemprocedure, een herstemming onder normale omstandigheden is geweigerd, hetgeen betekent dat niet alle afgevaardigden eerlijk zijn behandeld.
Daarom moet uw overtuiging, die van u mijnheer de Voorzitter en de overtuiging van de collega’s die hebben gezegd dat deze stemmen zijn ontvangen, de overtuiging zijn van ons allemaal, van alle leden van de Europese Unie.
Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was niet verrast maar wel erg tevreden over de overweldigende meerderheid waarmee dit verslag is aangenomen; die is er ook steeds geweest tijdens de debatten over het Internationaal Fonds voor Ierland, het IFI. De EU speelde in 1986 dan ook een toonaangevende rol bij de oprichting van het IFI, dat door de regeringen van Londen en Dublin in het leven werd geroepen om de economische en sociale ontwikkeling in de twaalf graafschappen aan beide zijden van de grens te bevorderen.
(GA) De bijdragen aan het fonds bedragen meer dan 800 miljoen euro, en als wij rekening houden met het multipliereffect, komt dit overeen met een investering van meer dan 2 miljard euro.
Ik kom zelf uit een aan de grens gelegen graafschap en ben vertegenwoordiger van een grensregio. Als zodanig ben ik mij maar al te bewust van het aandeel dat het Internationaal Fonds voor Ierland heeft gehad in het vredesproces.
Met de steun van het Internationaal Fonds zijn meer dan 40 000 directe banen en meer dan 16 000 indirecte banen gecreëerd. In een economisch achtergebleven regio zijn zo vele arbeidskansen gecreëerd.
(EN) Tot slot geloof ik dat, ook al is er een afsluitstrategie overeengekomen om het werk van het IFI aan het einde van het jaar af te ronden, er toch echt serieus moet worden nagedacht over verlenging van dit waardevolle en doelmatige programma. Dank u voor uw geduld.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor dit initiatief omdat het als voornaamste doel heeft het proces van vrede en verzoening in Noord-Ierland en in de grensgebieden van Ierland te blijven steunen. Dit initiatief is erop gericht om verzoening en communicatie tot stand te brengen tussen de gemeenschappen die het meest verdeeld zijn, en om door te gaan, als Europeanen, met het verdedigen van waarden en mensenrechten.
Wij in Euskadi – in Baskenland – lijden nog steeds onder terroristisch geweld en hopen dat de ETA luistert naar de noodkreet van de Baskische gemeenschap, die moe is van het lijden en de ETA vraagt om definitief de wapens neer te leggen. Wij wachten op een verklaring van een definitief staakt-het-vuren. In deze omstandigheden verwacht ik dezelfde solidariteit en vastberaden steun van de Europese Unie om ook in Euskadi de vrede en verzoening tot stand te brengen waar wij zo naar uitzien.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geen enkel land is erger benadeeld door de financiële reddingsoperaties dan Ierland, en geen volk is oneerlijker behandeld dan de Ieren. De Ierse minister van Financiën, Brian Lenihan, heeft telkens de juiste beslissingen genomen. Elke Ierse overheidsdienaar, van de Taoiseach (de Ierse premier) tot de laagste ambtenaar, en zelfs de ontvangers van een werkloosheidsuitkering, hebben de buikriem aangehaald en hebben hun inkomen aanzienlijk zien slinken. Nu merken ze dat, als zij die pijnlijke beslissingen niet genomen hadden – als ze hun geld waren blijven uitgeven – ze net als de Grieken in aanmerking waren gekomen voor een financiële reddingsoperatie. En wat nog erger is: ze worden nu verplicht om Griekenland te helpen redden. En dat is niet het enige. Ze ontdekken ook nog eens dat Ierland een grotere bijdrage per inwoner moet betalen dan de meeste van de andere leden van de eurozone.
Elke normale econoom zou op een moment als dit voorstellen dat we de economieën van de eurozone in staat stellen om opnieuw hun eigen valuta bij te maken, om te devalueren, om op die manier tijd te winnen en zich opnieuw in de markt te prijzen. Maar in de plaats daarvan veroordelen we de burgers van Zuid-Europa tot jaren van armoede en deflatie. We zadelen de belastingbetalers van Noord-Europa op met een enorme schuldenberg, gewoon om een aantal personen gezichtsverlies te besparen. Dat moeten dan toch wel de duurste gezichten zijn sinds Helena van Troje, voor wie er duizend schepen werden ingezet!
James Nicholson (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was niet van plan om een stemverklaring af te leggen over dit specifieke onderwerp, maar tijdens zijn toespraak verwees de rapporteur slechts naar dr. Paisley en de heer Adams, toen hij beweerde dat zij voor vrede hebben gezorgd in Noord-Ierland. Wel, de heer Adams en Paisley hebben voor een heleboel dingen gezorgd, maar ze hebben nooit voor vrede gezorgd. Een heleboel mensen kunnen aanspraak maken op de vrede in Noord-Ierland, maar uiteindelijk waren het David Trimble en John Hume die het zware werk hebben gedaan om vrede te brengen in Noord-Ierland. Ik hoop dan ook dat de rapporteur zich in de toekomst beter zal informeren. Zij hebben in het verleden al het zware werk gedaan.
Laat het duidelijk zijn dat ik positief heb gestemd omdat ik vind dat we vandaag in Noord-Ierland nog steeds steun nodig hebben om te behouden wat is bereikt. Het is geenszins zeker dat de vrede zal blijven duren, omdat er aan beide zijden mensen zijn – en ze hebben onlangs nog van zich laten horen – die nog steeds proberen terug te draaien wat er is bereikt.
Verkiezing van een ondervoorzitter van het Europees Parlement
Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik was een van de 334 leden van het Europees Parlement die de heer László Tőkés steunden voor de functie van ondervoorzitter van het Europees Parlement. Hij is een van mijn jeugdhelden. Als journalist van Solidariteit in 1989 bracht ik onder een kogelregen van de misdadige veiligheidsdienst van Ceauşescu, de Securitate, verslag uit over de Roemeense revolutie. Deze revolutie begon op 16 december 1989 in Timişoara met een speech van László Tőkés.
Ik betreur dat hij vandaag eerst het slachtoffer is van een fout van de computer, die 168 stemmen verkeerd telde, en dat deze 168 stemmen daarna door de voorzitter van de vergadering bij het totaal gevoegd werden, wat tot algemene controverse leidde. Als het daardoor zou blijken dat er iemand de rechtsgeldigheid van de verkiezing van László Tőkés als ondervoorzitter van het Parlement in twijfel trekt, dan ben ik er voorstander van om de stemming te herhalen. Ik ben ervan overtuigd dat de uitslag nog beter zal zijn. Het mandaat van een zo verdienstelijk persoon in het Europees Parlement zou door niemand betwist mogen worden. Ik denk dus dat het in het belang van deze persoon zelf is om de stemming te herhalen, voor het geval iemand vraagtekens wil plaatsen bij de vorige stemming.
- Verslag-Marinescu (A7-016/2010)
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag van de heer Marinescu gestemd – die ik hierbij bedank – omdat ik geloof dat een uiterst modern en efficiënt goederenvervoer een essentiële vereiste voor Europese ondernemingen is, niet alleen om te kunnen concurreren maar om überhaupt te kunnen overleven. Ik deel bovendien de wens van de rapporteur volkomen om enkele passages van de tekst die door dit Parlement zelf in eerste lezing is goedgekeurd opnieuw in te voeren.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen we vandaag aan de stemming begonnen, werden we geconfronteerd met een procedure die we nog nooit eerder in dit Parlement hadden gezien, namelijk een procedure waarbij alleen de ‘ja’-stemmen geregistreerd werden. Ik zeg u, mijnheer de Voorzitter, dat was gewoon een kwestie van tijd. Want dit is natuurlijk precies de werkwijze die de EU gehanteerd heeft bij de laatste referenda.
De Europese Grondwet of het Verdrag van Lissabon werd voortdurend afgewezen in de peilingen, door de Franse kiezers met 54 procent, door de Nederlandse kiezers met 62 procent, door de Ierse kiezers met 53 procent, en de reactie hierop was telkens om hoe dan ook door te gaan en de bezwaren te negeren die de mensen hadden gemaakt. Waar mensen hun verzet hadden geuit, werd alleen ‘ja’ gehoord. Nu hebben we deze benadering geregulariseerd, vastgelegd in de procedures van dit Parlement. We hebben het onmogelijk gemaakt voor mensen om hun meningsverschil over het project kenbaar te maken. Ik ben geneigd om hier een oud gezegde enigszins aan te passen, namelijk “welk deel van ‘nee’ begrijpt u niet?”
Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we kijken naar dit verslag over het Reglement en de aanpassing van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon, is het interessant om te zien hoeveel leden van het Parlement zelf niet echt weten wat er nu eigenlijk in het Verdrag van Lissabon staat en welke invloed het heeft op onze kiezers in het dagelijks leven.
Neem nu bijvoorbeeld, die hele financiële reddingsoperatie ten behoeve van Griekenland. Als je kijkt naar wat er is besproken in de Raad, is artikel 122 van het Verdrag van Lissabon bedoeld als een artikel van solidariteit: “in een geest van solidariteit ... indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen ...” of “ in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden in een lidstaat, die worden veroorzaakt door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen ...”. Dat wordt nu gebruikt als een excuus door de lidstaten, ongeacht of zij lid zijn van de eurozone of niet, om een land te redden dat er zelf een puinhoop van heeft gemaakt en dus niet op grond van buitengewone gebeurtenissen.
We moeten heel duidelijk zijn tegenover de kiezers wat het Verdrag van Lissabon voor hen betekent. Betekent het dat we het geld van de belastingbetaler gebruiken om landen te redden die niet in staat zijn hun eigen zaken te regelen?
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het talent van dit Parlement uit zich met name als het gaat om hervormingen van het Reglement. Die zijn altijd bedoeld om de rechten van de minderheid, de underdogs, de Untermenschen, die wij in zekere zin zijn, te verminderen. De regel, volgens artikel 24 van het Reglement, dat niet-ingeschrevenen hun eigen vertegenwoordiger mogen aanwijzen, wordt al een jaar lang domweg met voeten getreden.
Mijnheer de Voorzitter, in een opmerking die, neem mij niet kwalijk, een van de stomste is die ik in mijn parlementaire carrière heb gehoord, heeft u verklaard dat het niet mogelijk was, omdat u niet dezelfde politieke opvattingen heeft als ik. Dat klopt, ik ben een niet-ingeschrevene uit overtuiging. U was alleen een niet-ingeschrevene door het verraad van uw vrienden.
Er is echter een manier, mijnheer de Voorzitter, waarmee dit geschil beslecht had kunnen worden, en dat is een stemming. Een stemming is de normale procedure in een democratie. Maar nee. Nu zullen de vertegenwoordigers van de niet-ingeschrevenen worden aangewezen door de Voorzitter van het Parlement. Dit is weer zo’n klucht.
Het klopt dat de heer Martin hiervoor heeft gezorgd, dit heeft bekokstoofd, samen met de vertegenwoordigers van de twee grote fracties. Dit doet me overigens denken aan de vorige aanpassingen van het Reglement, op initiatief van de heer Corbett, die nu van het toneel verdwenen is, en die gelukkig bij de Europese verkiezingen is verslagen door mijn vriend Nick Griffin.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, artikel 86 van het verslag-Martin bepaalt dat de vertegenwoordiger van de niet-ingeschrevenen in de Conferentie van voorzitters niet door de niet-ingeschrevenen zelf wordt bepaald, maar door de Voorzitter van het Parlement. De reden is dat er geen consensus zou bestaan bij de niet-ingeschrevenen. Ik vraag mij af waar het probleem zit. In dit Parlement zelf, wanneer de Voorzitter van het Parlement wordt gekozen, is er ook geen consensus en juist daarom houden wij een verkiezing op een democratische manier. De vertegenwoordiger van de niet-ingeschrevenen moet representatief zijn en daarom is het het best dat er een verkiezing wordt georganiseerd.
Nu komen we in een situatie dat het Europees Parlement zichzelf een beetje te kijk stelt als een soort “Mickey Mouse”-parlement waar de Voorzitter van het Parlement zelf gaat bepalen wie representatief is voor een deel van zijn tegenstanders. Dan stel ik mij de vraag op welke basis? Op basis van representativiteit? Op basis van persoonlijke sympathie of vriendschap voor deze of gene van de niet-ingeschrevenen? Welke criteria gaat de Voorzitter gebruiken om de vertegenwoordiger van de niet-ingeschrevenen te bepalen? Daarover had ik graag een verklaring gehad van de Voorzitter vóór deze stemming, maar daar hebben wij jammer genoeg geen recht op gehad.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, met alle respect voor uw persoon en voor deze instelling, maar er dient bij het debat over de aanpassingen van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon eveneens te worden ingegaan op de tekortkoming in het Reglement die een stemming als deze met een dergelijk resultaat – de verkiezing van de heer Tőkés tot ondervoorzitter – mogelijk maakten.
Ik begrijp niet hoe de voorzitters een tegenstrijdige stemming hebben kunnen houden, met als gevolg tegenstrijdige stemmingsuitslagen, en heb alle begrip voor de collega’s die de nodige twijfels hebben bij de vraag of de stemmen wel goed zijn geteld. Wat dat betreft vind ik dat de Europese Unie en het Europees Parlement te allen tijde transparant en inzichtelijk te werk dienen te gaan en dat zodra leden van het Parlement het idee hebben dat de stemmachine hun stem onjuist heeft weergegeven, zonder dit te hebben kunnen nagaan op hun beeldscherm, een dergelijke stemming altijd controversieel zal blijven.
Ik ben dan ook van mening dat we in het belang van de heer Tőkés alsook in het belang van de geloofwaardigheid van het Europees Parlement deze stemming nog eens over moeten doen om er zeker van te zijn dat de juistheid van de uitverkiezing van de ondervoorzitter van het Europees Parlement nooit en te nimmer in twijfel getrokken zal kunnen worden.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de kanker van Griekenland is zich aan het uitzaaien rondom de Middellandse Zee. Deze week konden we lezen dat de Europese Commissie de financiële reddingsoperatie ten behoeve van Spanje aan het voorbereiden is, en de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, heeft al eerlijk toegegeven dat in dat geval de 750 miljard euro die reeds opzijgezet werd in het noodfonds voor financiële reddingsoperaties absoluut ontoereikend zou zijn.
De tumor verspreidt zich, en in plaats van amputatie te overwegen, hebben onze leiders gekozen voor een langdurige kuur van chemotherapie die niet alleen duur en pijnlijk is, maar bovendien geen positief resultaat garandeert. Wat ik daarmee bedoel, is dat ze zullen proberen de machine op gang te brengen van wat de heer Van Rompuy economisch bestuur noemt en wat zijn voorganger fiscaal federalisme noemde: belastingharmonisatie, een heffing op financiële transacties, een Europees schuldagentschap of een Europees monetair fonds. Al deze constructies proberen geld over te hevelen om het project in leven te houden terwijl het natuurlijk veel makkelijker zou zijn om de belastingbetalers de last van deze reddingsoperatie te besparen en de getroffen economieën enorm te stimuleren door hen in de gelegenheid te stellen te devalueren en zich opnieuw in de markt te prijzen. Wat een hoge tol moeten onze burgers betalen voor de grillen van hun elite!
Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ter gelegenheid van de millenniumtop van 2000 hebben de rijkste landen, inclusief de landen van de Europese Unie, hun belofte hernieuwd om in 2015 enkele specifieke doelen te bereiken: het verminderen van honger en armoede, het verbeteren van onderwijs en gezondheidszorg en het beschermen van het milieu in ontwikkelingslanden.
Nu we bijna tien jaar verder zijn vinden we dat Europa, dat internationaal gezien het meest actief is binnen de ontwikkelingshulp, meer dan ooit een leidende rol op zich moet nemen. Het lijdt geen enkele twijfel dat de toename van ontwikkelingshulp de afgelopen jaren heeft bijgedragen aan het verlichten van het leed van miljoenen mensen. Hoewel het waar is dat de hulp werkt, is er nog veel te doen, vooral gezien het feit dat de huidige internationale crisis veel lidstaten zal dwingen hun begroting voor ontwikkelingshulp voor deze landen in te krimpen.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik geloof dat het nu noodzakelijk is om innovatieve financieringsmechanismen te verkennen. De lidstaten van de Europese Unie moeten strategische partnerschappen van politieke aard met deze landen serieus gaan nemen. Dit betekent dat alle partners een hernieuwde politieke wil moeten laten zien om de prioritaire doelen te verwezenlijken, die nog steeds zijn: een samenhangend ontwikkelingsbeleid, het trotseren van de klimaatverandering en de mondiale crisis, governance en rechten, recht op voedsel en ontwikkelingsonderwijs. Dit blijft, mijnheer de Voorzitter, onze primaire uitdaging.
Sonia Alfano (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb vóór het verslag-Cashman gestemd omdat ik geloof dat het de verantwoordelijkheid van dit Parlement en van de Europese instellingen is om vast te houden aan hun verplichtingen jegens mensen die in minder ontwikkelde landen wonen, in het bijzonder in Afrikaanse landen, en deze verplichtingen ook na te komen.
We kunnen niet in het jaar 2015 belanden en ons realiseren dat de acht doelen die we ons hadden gesteld niet zijn bereikt, omdat we het, als we het hebben over het bereiken van de millenniumdoelstellingen en over al die percentages – laten we dat niet vergeten – hebben over miljarden mensen die lijden en die niet de mogelijkheid hebben om op een waardige manier te leven.
De Europese Unie moet een voorbeeld en gids in de ontwikkelingshulp zijn. Het kwijtschelden van staatsschulden, samen met een grotere inspanning voor het goed terecht laten komen van hulp, is een van de basispunten van dit solidariteitsplan. De verwezenlijking van dit plan – daar moeten we ons bewust van zijn – kan niet worden uitgesteld zonder dat meer mensenlevens worden opgeofferd.
Schriftelijke stemverklaringen
Verkiezing van een ondervoorzitter van het Europees Parlement
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Toen Pal Schmitt, ondervoorzitter van het Europees Parlement, onlangs werd gekozen om het nieuw gekozen Hongaarse parlement voor te zitten, moesten mijn collega’s en ik een nieuwe ondervoorzitter aanwijzen. Aangezien László Tőkés, Hongaars afgevaardigde van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om een dergelijke functie uit te oefenen (integriteit, inzet, steun voor de Europese eenwording), heb ik voor zijn kandidatuur gestemd.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. − (RO) De benoeming van László Tőkés als ondervoorzitter van het Europees Parlement is een belediging voor Roemenië, gezien het nationalistische discours van deze collega. Het is nog erger dat hij in deze functie is gekozen via een vanuit procedureel oogpunt twijfelachtige stemming. Een dergelijke benoeming zou in het Europees Parlement niet moeten plaatsvinden. Wij dragen als forum verantwoordelijkheid ten opzichte van de Europese burgers. Maar aangezien de benoeming toch heeft plaatsgevonden, zou ik gewild hebben dat de stemming volledig in overeenstemming met de procedure werd gehouden. Aangezien ook dit niet is gebeurd, tast deze verkiezing het beeld van het Europees Parlement aan, met name in Roemenië waar de publieke opinie direct geïnteresseerd is in dit onderwerp. Of László Tőkés in zijn huidige functie al of niet goed presteert is op dit moment minder belangrijk. Wat wel degelijk van belang is, is dat een Europees land diep gegriefd is.
Ioan Mircea Paşcu (S&D), schriftelijk. – (EN) De stemming van vandaag over de verkiezing van de heer Tőkes als ondervoorzitter van het Europees Parlement is een schande. Ten eerste was de uitleg van de Voorzitter over de stemprocedure zowel verwarrend als tegenstrijdig. Daardoor wist niemand meer wat te doen. Ten tweede werkten de stemmachines van een aantal Roemeense Parlementsleden – die van plan waren om tegen te stemmen – vreemd genoeg niet zoals het moest. Ten derde liet men de stemming gewoon doorgaan en liet de Voorzitter de hele kwestie voor wat ze was toen hij de zaal verliet. Ten vierde werd het verstandige verzoek vanuit de zaal dat de stemming overgedaan moest worden onder normale omstandigheden afgewezen. Ten vijfde werd er gemeld dat er meer stemmen uitgebracht zijn dan er leden aanwezig waren! Ten zesde werden we eenvoudigweg op de hoogte gebracht dat de stemming toch gevalideerd werd! Ten zevende kon nochtans niemand uitleggen hoe 168 stemmen een ‘gekwalificeerde meerderheid’ zou kunnen vormen in een Parlement van 751 leden!
In feite, heeft de PPE dus zijn wil opgelegd aan het hele Parlement! Ik vind het jammer, want ze kunnen beter dan dit, en wij, de andere leden van het Parlement, verdienen beter!
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Uit politieke solidariteit met mijn vrienden bij de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heb ik voor het verslag van mijn Italiaanse collega Barbara Matera (PPE, IT) gestemd, over het voorstel voor een besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van ongeveer 6,6 miljoen euro voor hulp aan Spanje, dat zich geconfronteerd ziet met gedwongen ontslagen in de sector van de niet-metaalhoudende minerale producten. Ik wil de analyse van de Europese Commissie die gebaseerd is op informatie van het Koninkrijk Spanje niet fundamenteel in twijfel trekken, maar ik vind het wel vreemd dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar gesteld moet worden voor iets dat slechts een gevolg is van het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel in Spanje. In feite is het de afname van het aantal hypothecaire leningen die heeft geleid tot het teruggelopen aantal bouwvergunningen en dus het lagere verbruik van tegels en keramiek, en daardoor niet-metaalhoudende minerale producten. Waar gaan we heen met een dergelijke redenering? Kunnen we serieus beweren dat het hier om aanpassing aan de globalisering gaat? Ik vind overigens ook dat de administratieve kosten van ruim 400 000 euro ver bovenmaats zijn, zelfs als een onderzoek van 60 000 euro, dat onbetaalbaar lijkt, ten grondslag lijkt te liggen aan dat torenhoge bedrag. Wordt vervolgd …
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Stijgende werkloosheid is een van de meest schadelijke gevolgen van de recente economische en financiële crisis. De grotere instabiliteit van de markten heeft bijgedragen tot de verslechtering van de positie van verscheidene bedrijven die minder in staat bleken te zijn zich aan te passen aan de mondialisering. In dit geval gaat het om 118 bedrijven in de Comunidad Valenciana, die getroffen zijn door de effecten van de mondialisering. Daar Spanje het verzoek om geld beschikbaar te stellen uit het fonds voldoende heeft onderbouwd, meen ik dat de aanvraag gesteund moet worden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Op het steekhoudende karakter van speciale steun voor werknemers die ontslagen zijn ten gevolge van de huidige wereldwijde economische crisis valt volgens mij niets af te dingen. Dat geldt ook voor het onderhavige geval van 2 425 ontslagen bij 181 bedrijven in de Spaanse Comunidad Valenciana. Het verstrekken van steun voor de omscholing en re-integratie van deze werknemers in de arbeidsmarkt is zeer belangrijk, zowel voor het aantrekken van de economie als voor de sociale stabiliteit. Daarom stem ik voor deze resolutie. Ik herhaal de aanbeveling aan de Commissie geen kredieten uit het Europees Sociaal Fonds over te schrijven voor betalingen in het kader van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Het gaat immers om fondsen met verschillende doelstellingen, die complementair zijn en elkaar dus niet kunnen vervangen. Bij het EFG gaat het om buitengewone maatregelen en daarom dient de financiering van het fonds autonoom te zijn. Het is dan ook een ernstige fout dat de financiering van het EFG, dat dient voor conjuncturele maatregelen, ten koste gaat van het Europees Sociaal Fonds of van een ander structuurfonds.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Op 2 september 2009 heeft Spanje een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met het gedwongen ontslag van werknemers van 181 bedrijven die niet-metaalhoudende minerale producten fabriceren in één enkele NUTS II-regio, Comunidad Valenciana. Mijns inziens voldoet deze aanvraag aan de eisen voor het bepalen van de financiële bijdrage zoals vastgelegd in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd en voor het Commissievoorstel om een bedrag van 6 598 735 euro beschikbaar te stellen, omdat alleen maatregelen die ontslagen werknemers helpen integreren in de arbeidsmarkt worden gefinancierd uit middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), en omdat met geld uit het fonds de voorwaarden worden geschapen waaronder ontslagen werknemers een vaste of tijdelijke baan kunnen vinden, kunnen deelnemen aan beroepsopleidingsprogramma’s en de nodige kennis kunnen verwerven om te voldoen aan de vraag van de arbeidsmarkt, een bedrijfsvergunning verkrijgen of een eigen bedrijf opzetten. Litouwen heeft eerder al steun uit dit fonds ontvangen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) gestemd omdat ik denk dat het cruciaal is om het belang van dit fonds te benadrukken.
Dit instrument is geschapen om actieve steunmaatregelen op de arbeidsmarkt te introduceren. De maatregelen zijn uitsluitend bedoeld om werknemers, die zijn ontslagen als gevolg van structurele veranderingen in de belangrijkste internationale handelspatronen, te helpen en hun re-integratie in de arbeidsmarkt te faciliteren.
Dit is een uiterst nuttig instrument, dat tussen 2007 en nu 55 verzoeken uit 17 lidstaten heeft gezien, betreffende de ondersteuning van 52 334 ontslagen werknemers, voor wie een totaalbedrag van 271,9 miljoen euro is gereserveerd.
Uit de analyse van de gegevens die in ons bezit zijn blijkt dus dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is gemobiliseerd voor een bedrag van 5 195 euro per ontslagen werknemer. Dat bedrag is echt gebruikt voor de verwezenlijking van gepersonaliseerde diensten die specifiek zijn gericht op de re-integratie van de betreffende werknemers in de arbeidsmarkt.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Rekening houdend met de Spaanse arbeiders in de regio Valencia die het slachtoffer zijn geworden van de globalisering, breng ik geen stem uit. Gezien de situatie waarin ze terecht zijn gekomen door de gevolgen van de door de Europese Unie opgelegde neoliberale beleidsvormen, zou je voor je gevoel met recht tegen het hongerloon stemmen dat ze van de Europese elite krijgen. Hoewel het niets voorstelt wat ze krijgen, kan het hun lijden iets verzachten. Dit maakt de logica van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering niet acceptabeler. Het steunt de uitbestedingen naar Marokko en Algerije waar momenteel sprake van is en sanctioneert de winsten van de zeer vermogenden. Een zuiver geweten stelt voor de oligarchische eurocraten weinig voor.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Maatregelen van dit fonds zijn van fundamenteel belang om steun te kunnen verlenen aan werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar vaak de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers makkelijker toegang te geven tot een nieuwe baan. Het EFG is in het verleden al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan de Spaanse Comunidad Valenciana, waar onlangs in de sector “Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten” meer dan 2 400 werknemers bij 181 bedrijven ontslagen zijn. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag gaat over de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 6 598 735 euro uit het EFG ten behoeve van de regio Valencia in Spanje, ten gevolge van 2 425 ontslagen in 181 bedrijven die actief zijn in de sector van de vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten. De middelen zullen rechtstreeks naar de getroffen werknemers gaan. Het verslag werd in de Begrotingscommissie zonder debat aangenomen. In de plenaire vergadering hebben wij, de Groenen, het verslag eveneens gesteund.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Uit solidariteit met de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Ierland heb ik op basis van het verslag van mijn uitstekende Italiaanse collega, Barbara Matera, gestemd voor het voorstel voor een besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van ongeveer 2,7 miljoen euro voor hulp aan Ierland, dat zich geconfronteerd ziet met gedwongen ontslagen in de kristalsector. Het grootste deel van de 600 ontslagen is gevallen bij de onderneming Waterford Crystal. Ik wil de analyse van de Europese Commissie niet in twijfel trekken, maar ik vind het vreemd dat deze onderneming, die al sinds 2005 in moeilijkheden verkeert, de voornaamste reden kan zijn voor aanpassing aan de globalisering. In 2005 kondigde dit bedrijf de sluiting van zijn fabriek in Dungarvan aan om alle werkzaamheden samen te voegen in de hoofdfabriek in Kilkenny, de stad waar Waterford gevestigd is en waar 1 000 mensen voor de onderneming werkten. Door de verhuizing verdwenen bijna 500 arbeiders uit Dungarvan. Na de sluiting van deze fabriek op 30 januari 2009 hebben voormalige werknemers en hun gezinnen demonstraties georganiseerd die in maart 2009 stopten na een overeenkomst met de arbeiders en betaling van 10 miljoen euro (bron: Wikipedia). Is dit aanpassing aan de globalisering?
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik ben zeer verheugd over de vergoeding uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering die verdeeld wordt onder voormalige werknemers van Waterford Crystal en daarbij aangesloten bedrijven. Het fonds is opgericht om hulp te bieden aan werknemers die het slachtoffer zijn van structurele veranderingen in het wereldwijde handelsnetwerk, en het is uiterst belangrijk voor de lokale gemeenschap waarvan Waterford Crystal de kern vormt.
Wegens de centrale rol die dit bedrijf vervulde binnen de regio, de vele geschoolde lokale werknemers die een baan hadden bij de glassector en de daarbij aangesloten bedrijven en het buitengewone belang van de sector voor de identiteit van de Waterford-regio, zal dit fonds werknemers en hun gezinnen veel ondersteuning bieden en ertoe bijdragen dat werknemers de mogelijkheid krijgen een nieuwe baan te vinden.
Op lokaal niveau moeten coördinatiemaatregelen worden getroffen, zodat deze middelen op de juiste wijze worden verdeeld. Omdat deze groep werknemers ouder is dan gemiddeld, en zij zeer vakkundig werk verrichtten, moet erop worden toegezien dat de middelen worden gebruikt om aanvullende opleidingen en scholing aan te bieden, ondernemerschap te bevorderen en de toegang tot werk te verbeteren.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie is de belangrijkste donor van het Internationaal Fonds voor Ierland. De EU-bijdrage beloopt ongeveer 57 procent van de steun die het fonds jaarlijks ontvangt.
Ik ben dan ook blij met de rol die de Unie heeft gespeeld bij de steunverlening voor de economische en sociale ontwikkeling van Ierland, waarbij het doel de totstandbrenging van vrede en verzoening was.
De huidige periode van activiteiten van het fonds loopt ten einde, maar het is belangrijk dat de Europese Unie haar bijdrage aan het Internationaal Fonds voor Ierland continueert om bruggen te slaan en gemeenschappen te integreren en de ontwikkeling te bevorderen van de gebieden van de beide delen van Ierland die het zwaarst hebben geleden onder de instabiliteit van de afgelopen jaren.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta volledig achter het besluit om het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te gebruiken om de werknemers van Waterford Crystal te steunen. De wereldwijde economische crisis, in combinatie met enkele belangrijke verschuivingen in de wereldhandel, hebben geleid tot talloze ontslagen in Ierland en in heel Europa. Ik dring er bij de Ierse regering op aan om snel te handelen zodat deze middelen snel en doeltreffend worden gebruikt om te voldoen aan de individuele bijscholing en educatieve behoeften van de werknemers. Het tijdschema voor het gebruik van dit fonds is beperkt en er valt geen tijd te verliezen bij het verschaffen van de diensten die noodzakelijk zijn. We moeten de regelgeving omtrent het EFG herzien om meer flexibiliteit mogelijk te kunnen maken bij het gebruik van de middelen, in het bijzonder wat betreft het tijdschema.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het land dat de Keltische Tijger werd genoemd en opmerkelijke groeipercentages haalde, is de afgelopen jaren getroffen door de effecten van de crisis en de mondialisering. Ook de Ierse glasindustrie is getroffen en bijna 600 werknemers in die sector hebben nu steun nodig. Ik ben het eens met de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de doelstellingen van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) stem ik voor de steunverlening aan de ontslagen werknemers bij Waterford Crystal in Ierland. Het gaat om een steunbedrag van meer dan 2,5 miljoen euro, dat van doorslaggevend belang is om de vaardigheden van de ontslagen werknemers, van wie de overgrote meerderheid ouder dan 45 is, te verbeteren. Ik wil evenwel wijzen op de overduidelijke verschillen en ongelijkheden bij het beschikbaar stellen van EFG-middelen, daar bepaalde lidstaten al herhaalde malen verzuimd hebben gebruik te maken van de beschikbare kredieten. Dat is schadelijk voor de werknemers die in de desbetreffende landen werkloos worden, zoals in Portugal ten gevolge van de voortdurende stijging van het aantal faillissementen en de werkloosheidscijfers.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Op 7 augustus 2009 heeft Ierland een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met gedwongen ontslagen in het bedrijf Waterford Crystal en voor drie leveranciers of downstreamproducenten van eerdergenoemd bedrijf. Mijns inziens voldoet deze aanvraag aan de eisen voor het bepalen van de financiële bijdrage zoals vastgelegd in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd en voor het Commissievoorstel om een bedrag van 2 570 853 euro beschikbaar te stellen, omdat alleen maatregelen die ontslagen werknemers helpen integreren in de arbeidsmarkt worden gefinancierd uit middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), en omdat met geld uit het fonds de voorwaarden worden geschapen waaronder ontslagen werknemers een vaste of tijdelijke baan kunnen vinden, kunnen deelnemen aan beroepsopleidingsprogramma’s en de nodige kennis kunnen verwerven om te voldoen aan de vraag van de arbeidsmarkt, een bedrijfsvergunning verkrijgen of een eigen bedrijf opzetten. Litouwen heeft eerder al steun uit dit fonds ontvangen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Rekening houdend met de Ierse arbeiders van Waterford Crystal, die het slachtoffer zijn geworden van de globalisering, breng ik geen stem uit. Gezien de situatie waarin zij terecht zijn gekomen door de gevolgen van de door de Europese Unie opgelegde neoliberale beleidsvormen, zou je voor je gevoel met recht tegen het hongerloon stemmen dat ze van de Europese elite krijgen. Hoewel het weinig is dat ze krijgen, kan het hun lijden verzachten. Dat maakt de logica van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering niet acceptabeler. Het steunt de huidige speculatie door banken en sanctioneert de winsten die VS-fondsen, zoals KPS Capital Partners, maken over de rug van Europese arbeiders. In het koninkrijk van de eurocraten is een zuiver geweten niet duur.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Maatregelen van dit fonds zijn van fundamenteel belang om steun te kunnen verlenen aan werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde wereld. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar vaak de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers makkelijker toegang te geven tot een nieuwe baan. Het EFG is in het verleden al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Ierland, meer in het bijzonder aan bedrijven in de glassector. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag gaat over het inzetten van het EFG ten behoeve van Ierse werknemers (2 570 853 euro) naar aanleiding van de ontslagen bij Waterford Crystal en bij drie van haar toeleveringsbedrijven die actief zijn in de kristalsector. De middelen zullen rechtstreeks naar de getroffen werknemers gaan. Het verslag werd in de Begrotingscommissie zonder debat aangenomen. Wij zien geen reden om dit verslag af te keuren.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik ben blij met de beslissing om financiële steun te bieden aan werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis in drie bijzondere gevallen – in de autonome regio Valencia en in de regio Castilla-La Mancha in Spanje, en in het kristalproductiebedrijf Waterford Crystal in Ierland. Het totale bedrag van de steun in deze gevallen bedraagt 11 miljoen euro en is bedoeld voor 3 663 ontslagen werknemers. Hoewel de steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering geen oplossing zal bieden voor alle problemen die worden veroorzaakt door de financiële en economische crisis, dring ik er bij de EU-instellingen op aan om de aanvragen tijdig en effectief te beoordelen. Ik moedig de lidstaten aan om actief deel te nemen aan dit fonds.
In mijn eigen land, Litouwen, is onlangs financiële steun toegekend voor werknemers die hun baan hadden verloren in de bouwsector, de meubelsector, de kledingindustrie, en ook voor de werknemers van de fabriek van Snaigė in de stad Alytus. Deze steun wordt ten zeerste gewaardeerd door de mensen die het zwaarst getroffenen zijn door de wereldwijde financiële en economische crisis.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Uit solidariteit met de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heb ik op basis van het verslag van mijn Italiaanse collega, Barbara Matera (PPE, IT), gestemd voor het voorstel voor een besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van ongeveer 2 miljoen euro voor hulp aan Spanje, dat zich geconfronteerd ziet met gedwongen ontslagen in de sector voor de vervaardiging van houtproducten. In feite rechtvaardigt het Koninkrijk Spanje zijn verzoek door ervan uit te gaan dat de financiële en economische crisis heeft geleid tot een plotselinge instorting van de wereldeconomie met grote gevolgen voor vele sectoren, in het bijzonder voor de vraag in de bouwsector en dus voor houtproducten. De waarheid is dat de crisis de vastgoedzeepbel in Spanje uiteen heeft doen spatten en het is moeilijk te begrijpen hoe dit als een aanpassing aan de globalisering gerechtvaardigd moet worden … Als we kijken naar wat er wordt gefinancierd (bijvoorbeeld 57 bevorderingen van het ondernemerschap voor een bedrag van ieder 3 000 euro, in totaal 171 000 euro; 16 opleidingsworkshops in combinatie met stages van ieder 12 500 euro, in totaal 200 000 euro, enzovoort), waar is dan de aanpassing aan de globalisering? Wordt vervolgd …
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het feit dat veel sectoren en bedrijven door de crisis en de mondialisering worden getroffen, leidt tot de onvermijdelijke vraag of het huidige Europese economische model levensvatbaar en houdbaar is. Terwijl er op het verlenen van steun aan de ontslagen werknemers niets valt af te dingen, kan er wel het een en ander worden aangemerkt op het bestendigen van een stand van zaken die leidt tot het toenemen van moeilijke situaties, zoals op dit moment voor de hout- en kurkbewerkers in Castilla-La Mancha.
Naast het verlenen van incidentele hulp dienen de Europese Unie en de lidstaten in staat te zijn een economisch klimaat te bevorderen dat geen onnodige bureaucratische belemmeringen kent, ondernemersvriendelijk is en het ondernemersrisico en innovatie beloont.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze steunverlening in het kader van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd gezien de uiterst negatieve gevolgen van de sluiting van 36 houtverwerkende bedrijven in een tijdsbestek van negen maanden in de Spaanse regio Castilla-La Mancha, waardoor 585 mensen werkloos zijn geworden. De situatie is des te ernstiger, daar die regio te kampen heeft met ontvolking en bijna heel de beroepsbevolking op andere terreinen ongeschoold is. Daarom wijs ik op de noodzaak speciale aandacht te besteden aan de negatieve effecten van de huidige economische crisis voor de meest landelijke gebieden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Op 9 oktober 2009 heeft Spanje een aanvraag bij de Commissie ingediend voor de beschikbaarstelling van circa 1 950 000 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met gedwongen ontslagen van 585 werknemers van 36 bedrijven uit de houtindustrie en bedrijven die artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen, en artikelen van riet en van vlechtwerk vervaardigen in de regio Castilla-La Mancha in de verslagperiode van negen maanden van 1 november 2008 tot 31 juli 2009. Ik ben het eens met het oordeel van de Commissie dat deze aanvraag voldoet aan de criteria van de EFG-verordening om in aanmerking te komen voor steun, en met de aanbeveling van de Commissie aan de begrotingsautoriteit om de aanvraag goed te keuren, omdat alleen maatregelen die ontslagen werknemers helpen integreren in de arbeidsmarkt worden gefinancierd uit middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), en omdat met geld uit het fonds de voorwaarden worden geschapen waaronder ontslagen werknemers een vaste of tijdelijke baan kunnen vinden, kunnen deelnemen aan beroepsopleidingsprogramma’s en de nodige kennis kunnen verwerven om te voldoen aan de vraag van de arbeidsmarkt, een bedrijfsvergunning verkrijgen of een eigen bedrijf opzetten. Litouwen heeft eerder al steun uit dit fonds ontvangen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Rekening houdend met de Spaanse arbeiders in de regio Castilla-La Mancha, die het slachtoffer zijn geworden van de globalisering, breng ik geen stem uit. Gezien de situatie waarin zij terecht zijn gekomen door de gevolgen van de door de Europese Unie opgelegde neoliberale beleidsvormen, zou je voor je gevoel met recht tegen het hongerloon stemmen dat ze van de Europese elite krijgen. Hoewel het weinig voorstelt wat ze krijgen, kan het hun lijden verzachten. Dit maakt de logica van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering niet acceptabeler. Het steunt speculatie op de huizenmarkt en de instorting ervan en sanctioneert de winsten die de rente oplevert voor banken. Een zuiver geweten heeft weinig waarde voor de overheersende eurocraten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Maatregelen van dit fonds zijn van fundamenteel belang om steun te kunnen verlenen aan werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar vaak de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers makkelijker toegang te geven tot een nieuwe baan. Het EFG is in het verleden al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan de Comunidad Castilla-La Mancha in Spanje in verband met het ontslag van 585 werknemers bij 36 bedrijven in de sector houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen, en artikelen van riet en van vlechtwerk. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag gaat over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ten behoeve van de regio Castilla-La Mancha in Spanje (1 950 000 euro), vanwege de 585 ontslagen die zijn gevallen in 36 bedrijven die werkzaam zijn in de sector van de “houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk”. De middelen zullen rechtstreeks naar de getroffen werknemers gaan. Het verslag werd in de Begrotingscommissie zonder debat aangenomen. Wij, de Verts/ALE-Fractie, hebben het gesteund.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Uit solidariteit met de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heb ik op basis van het verslag van mijn Italiaanse collega, Barbara Matera, gestemd voor het voorstel voor een besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van 1,1 miljoen euro om de technische ondersteuningsactiviteiten met betrekking tot het EFG te financieren. Artikel 8, lid 1, van de EFG-verordening uit 2006 stelt dat 0,35 procent van het beschikbare totaalbedrag van het fonds, 500 miljoen euro, jaarlijks beschikbaar mag worden gesteld voor technische bijstand op initiatief van de Commissie. Dat komt neer op 1 750 000 euro. Tot nu toe is er niets toegewezen aan technische ondersteuning. Eerlijk gezegd lijkt het houden van twee vergaderingen van 27 deskundigen (1 per lidstaat) van ieder 35 000 euro, dus in totaal 70 000 euro, en twee seminars over het EFG van ieder 100 000 euro zinloos te zijn, vooral als het bedoeld is om het EFG niet te laten betalen voor aanpassing aan de globalisering, maar voor lopende kosten. En hoe zit het met de 10 onderzoeken van ieder 25 000 euro? … Wordt vervolgd … maar je zou toch gaan denken dat deze technische ondersteuningsactiviteiten alleen uitgevoerd worden om geld uit te geven, gewoon omdat het juridisch gezien kan.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met dit verslag omdat meer dan de helft van de middelen voor technische steun die aan de Commissie zijn toegewezen zullen worden gebruikt om studies naar en evaluaties van lopende projecten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te bekostigen en ten uitvoer te leggen, successen vast te stellen en hiervan te leren; een deel van de technische kredieten zal worden gebruikt om een database op te zetten over re-integratie in de arbeidsmarkt op de lange termijn. Ik pleit er ook voor dat ten minste een deel van deze kredieten zal worden gebruikt voor technische maatregelen die de aanvraagprocedure zouden kunnen helpen versnellen, die bij veel steunaanvragen te lang duurt. Ik wil de lidstaten aanmoedigen te informeren naar en gebruik te maken van de mogelijkheden die het EFG biedt bij massaontslagen en de beschikbare middelen te gebruiken om werknemers die gedwongen ontslag hebben gekregen te steunen en te helpen terug te keren op de arbeidsmarkt. Daarnaast wil ik de lidstaten aansporen beste praktijken uit te wisselen en te leren van met name die lidstaten die al nationale netwerken voor voorlichting over het EFG hebben opgezet, samen met de sociale partners en belanghebbenden op lokaal niveau, om te kunnen beschikken over een solide hulpverleningsstructuur op het moment dat er massaontslagen vallen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie vraagt om de terbeschikkingstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering teneinde gepaste en adequate technische bijstand te kunnen verlenen in het kader van de vele aanvragen van meerdere landen waar het aantal werklozen groeit als gevolg van de internationale financiële en economische crisis en de mondialisering, waardoor de solvabiliteit van veel bedrijven wordt aangetast. De bevoegde commissie van het Parlement heeft met eenparigheid van stemmen het voorstel gesteund, wat een blijk is van de consensus over dit voorstel onder de leden die van nabij met deze problematiek te maken hebben. Ik denk dat ook de plenaire vergadering zich in die zin moet uitspreken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Daar ik het belang erken van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de omscholing van werknemers en het verzachten van de sociaaleconomische gevolgen van de wereldwijde crisis, heb ik voor deze resolutie gestemd. In de resolutie wordt gepleit voor een betere toepassing van de steun en voor gerichte steunmechanismen voor ontslagen werknemers. Ik zou er niet alleen op willen wijzen dat meer middelen nodig zijn voor het beter begeleiden, controleren en beoordelen van de realisering van de steunplannen, maar ook dat we actief initiatieven moeten bevorderen die leiden tot een gebruik op bredere schaal van de EFG-middelen door de lidstaten, met name Portugal.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag en met het Commissievoorstel om een bedrag van 1 110 000 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikbaar te stellen aan de Commissie voor technische steun. Volgens artikel 8, lid 1 van de rechtsgrondslag kan elk jaar 0,35 procent van het jaarlijkse maximumbedrag van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikbaar worden gesteld voor technische bijstand op initiatief van de Commissie. Jaarlijks kan maximaal 1,75 miljoen euro worden ingezet om de kosten voor de implementatie van het fonds te dekken. Ik ben het eens met het voorstel van de Commissie dat dit bedrag moet worden gebruikt voor de financiering van de volgende activiteiten: activiteiten in verband met de tussentijdse evaluatie van het EFG – controle- en uitvoeringsstudies, inrichting van een kennisbasis, uitwisseling van informatie en ervaring tussen lidstaten en deskundigen en auditors van de Commissie, ontwikkeling van netwerken, organisatie van bijeenkomsten van de deskundigengroep van het EFG, organisatie van studiebijeenkomsten naar de implementatie van het fonds, en voorlichtings- en publiciteitsactiviteiten en een verdere ontwikkeling van de EFG-website en de financiering van publicaties in alle EU-talen. De activiteiten van het EFG spelen een belangrijke rol, en de middelen uit dit fonds zijn bedoeld om eenmalige steun te bieden aan werknemers die als gevolg van de globalisering of de wereldwijde financiële of economische crisis zijn ontslagen om hun terugkeer op de arbeidsmarkt te bevorderen.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag in kwestie gestemd in de overstelpende overtuiging dat het belangrijk is dat de procedures rondom het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dynamischer worden.
Het besluit van het Europees Parlement en van de Raad van 20 mei 2010 vraagt om de mobilisatie van een bedrag van 1 110 000 euro voor de financiering van controle- en monitoringactiviteiten maar vooral van activiteiten rondom informatie en technische en administratieve ondersteuning in verband met het gebruik van de middelen door de lidstaten en de sociale partners. Duidelijke informatie verschaffen is essentieel voor het versnellen van de procedures, zoals het ook strikt noodzakelijk is om de Unie met instrumenten uit te rusten die haar steeds dichter bij de burgers brengen als we transparantie en helderheid willen hebben. Sinds 1 mei 2009 kan dit fonds ook worden gebruikt voor steun aan personeel dat overtollig is geworden als gevolg van de economische crisis en die van de financiële markten, wat het fonds nog relevanter en noodzakelijker maakt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Maatregelen van dit fonds zijn van fundamenteel belang om steun te kunnen verlenen aan werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in onze gemondialiseerde economie. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten, waarbij zij profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar vaak de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om ervoor te zorgen dat werknemers in de toekomst makkelijker toegang hebben tot een nieuwe baan. Daarom is het ook noodzakelijk te evalueren of dit steunmechanisme goed functioneert. Met het oog daarop verzoekt de Commissie EFG-middelen ter beschikking te stellen ter dekking van de administratieve kosten in verband met voorbereidende activiteiten voor de tussentijdse evaluatie van de werking van het EFG . In dit verband zijn studies gepland over de tenuitvoerlegging van het EFG, de re-integratie van werknemers in de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van netwerken tussen de diensten van de lidstaten die voor het EFG bevoegd zijn en de uitwisseling van goede praktijken, evenals het opzetten en bijhouden van een EFG-website.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is bedoeld om snel hulp te bieden aan werknemers die het slachtoffer zijn geworden van structurele veranderingen in de internationale handelspatronen.
Op 24 april 2010 heeft de Commissie een nieuw voorstel voor mobilisatie van het EFG aangenomen dat het vrijgeven van 1 110 000 euro uit het fonds betreft. Dat bedrag zou de primaire activiteiten van het EFG dekken, oftewel: het monitoren en uitvoeren van studies, het opzetten van een databank, het uitwisselen van informatie en ervaringen tussen de lidstaten en de Europese deskundigen van het EFG, de organisatie van seminars en de verdere ontwikkeling van de website van het EFG en zijn publicaties in alle Europese talen.
Naar mijn mening kan de implementatie van het fonds alleen maar worden verwelkomd, omdat het de verdienste heeft dat het de lidstaten aanmoedigt om goed gebruik te maken van de mogelijkheden die het EFG biedt, vooral wat werknemers aangaat. Ik denk dat het opzetten van een databank heel nuttig is, aangezien zo’n databank als bindende kracht tussen de lidstaten fungeert en hen dus aanzet om onderling samen te werken en ideeën op te doen bij die landen die meer ervaring op dit gebied hebben. Ik vind het ten slotte bemoedigend dat een team van deskundigen de lidstaten in dit proces leidt en ik hoop dat er verdere ontwikkelingen zullen zijn met het oog op een toekomstig EFG-project.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag gaat over de beschikbaarstelling van 1 110 000 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) om op initiatief van de Commissie technische bijstand te verlenen. Volgens het voorstel van de Commissie is dit bedrag bedoeld om de volgende activiteiten te dekken: activiteiten voor de tussentijdse evaluatie van het EFG (art. 17), studies naar toezicht en uitvoering, totstandbrenging van een kennisbasis, uitwisseling van informatie en ervaring tussen deskundigen en auditors van de lidstaten en van de Commissie, ontwikkeling van netwerken, organisatie van vergaderingen van de Deskundigengroep van contactpersonen van het EFG, organisatie van seminars over de uitvoering van het fonds, alsmede voorlichtings- en publiciteitsactiviteiten (art. 9) en de verdere ontwikkeling van de EFG-website en publicaties in alle talen van de EU. Het verslag werd in de Begrotingscommissie zonder debat aangenomen. Wij Groenen hebben het gesteund.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Als gevolg van de recente financiële aardbeving hebben veel mensen geen of te weinig werk meer. Gelukkig is de EU gebouwd op het beginsel van solidariteit. Sinds de oprichting van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in 2006 zijn bijna 30 aanvragen ingediend voor een totaalbedrag van 154 miljoen euro, en hebben 33 000 werknemers in heel Europa steun ontvangen. Deze hulp strekte zich uit over vele verschillende sectoren, waaronder de computerindustrie, de sector mobiele telefonie en de automobielsector.
De Baltische staten hebben het door de financiële crisis zwaar te verduren. Tussen oktober 2008 en juli 2009 zijn ruim 1 600 werknemers van Litouwse bouwbedrijven hun baan kwijtgeraakt. De helft van hen heeft geen nieuwe baan gevonden of is met pensioen gegaan en doet een beroep op steun. Het grootste deel van de kosten wordt gedekt door het EFG; de rest wordt betaald uit het Litouwse werkgelegenheidsfonds. Ik wil het EFG bedanken voor de geboden steun die zorgvuldig en maatschappelijk verantwoordelijk wordt verstrekt. Om een voorbeeld te noemen: tot mei 2009 zijn 651 werknemers van het Litouwse ‘AB Snaigė’ (producent van koelinstallaties) en twee van zijn leveranciers binnen een periode van vijf maanden hun baan kwijtgeraakt. Dit had directe gevolgen voor de werknemers en hun gezinnen en voor de stad Alytus, waar ‘Snaigė’ is gevestigd. Gezien de ontstane situatie werd een groot deel van de EFG-middelen aan de werknemers toegewezen. Met het toegekende geld hebben ontslagen werknemers de kans een baan te vinden, te studeren en zich om te scholen.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Het EFG werd ingesteld om die werknemers te helpen die de negatieve gevolgen van de globalisering ondervinden. De Commissie heeft voorstellen goedgekeurd om het fonds te gebruiken om Ierland en Spanje te helpen. Ik zou er op willen wijzen dat de gevallen waarin deze middelen echt nodig zijn doorgaans buitengewoon dringend zijn, en daarom zou de procedure waarmee toegang tot deze middelen verkregen kan worden zo efficiënt en snel mogelijk moeten zijn. Wat dat betreft heb ik ingestemd met de conclusies die door onze rapporteur zijn getrokken en heb ik derhalve vóór het verslag gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is van fundamenteel belang voor steunverlening aan de re-integratie in de arbeidsmarkt van werknemers die ontslagen zijn ten gevolge van de wereldwijde economische en financiële crisis.
De Europese instellingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het steunen van het economisch herstel van de lidstaten die het meest hulpbehoevend zijn.
Eens te meer roep ik de instellingen van de Europese Unie op hun solidariteit te tonen door het fonds snel en flexibel ten uitvoer te leggen op basis van vereenvoudigde procedures waarmee snel gereageerd kan worden op de noden van de werknemers die het zwaarst getroffen zijn door de huidige economische neergang.
Sonia Alfano (ALDE), schriftelijk. − (IT) Volgens een onderzoek dat eind 2009 is gepubliceerd door de regio Sicilië vindt 75 procent van de burgers dat Europese fondsen geen of heel weinig positieve effecten hebben. Als we bedenken dat, volgens de Algemene Rekenkamer, 51 procent van de middelen die in de programmaperiode 2000-2006 waren bestemd voor Sicilië niet is uitgegeven, en dat bij een flink percentage van de gebruikte middelen onrechtmatigheden zijn aangetoond, dan kunnen we het bijna totale gebrek aan vertrouwen bij de burgers goed begrijpen.
Daarom steun ik het verslag van mijn collega-afgevaardigde volkomen. Alleen totale transparantie, waardoor de burgers kunnen weten hoe openbare middelen werkelijk worden gebruikt, kan het vertrouwen in de instellingen herstellen. Iedereen moet de mogelijkheid hebben om te weten aan wie de middelen worden toegekend en, vooral, waarvoor ze zijn bestemd. Iedereen moet ook alle fasen, van de programmering tot aan de uitvoering van de interventies, kunnen volgen.
De burgers in de gelegenheid stellen om toe te zien op de Europese fondsen is niet alleen een essentiële manifestatie van het democratische proces maar vormt ook een afschrikmiddel voor iedere vorm van verduistering van die openbare middelen. Ik herinner u eraan dat transparantie niet louter het openbaar maken van documenten betekent; dat is alleen de eerste stap. De informatie moet toegankelijk en makkelijk te begrijpen zijn, anders is het verschaffen van die informatie een louter technische oefening die voor geen enkele democratische controle functioneel is.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, daar er een toegankelijke, op overleg gestoelde benadering in wordt bepleit voor de interregionale uitwisseling van de beste praktijken, zodat degenen die betrokken zijn bij het cohesiebeleid gebruik kunnen maken van de ervaringen van anderen. Ik ben van mening dat het beheersen van de problemen inzake projectbeheer door degenen die zich bezighouden met de uitvoering van het cohesiebeleid een essentiële factor is om het bestuur te verbeteren en makkelijker te maken. De lidstaten dienen de uitvoering van het cohesiebeleid te decentraliseren teneinde een goede werking van het bestuur op verschillende niveaus mogelijk te maken, met inachtneming van de beginselen van partnerschap en subsidiariteit. Ik juich de te maken audithandleiding toe, evenals de vereenvoudiging van met name regelgeving betreffende subsidiabiliteit, financiële mechanismen en financiële verslaglegging.
Ik wijs op de obstakels die potentiële kandidaten voor het gebruik van de structuurfondsen ontmoeten. Daarbij denk ik met name aan de zware bureaucratische lasten, te veel complexe regelgeving, het gebrek aan transparantie bij de besluitvormingsprocessen, de cofinancieringsvoorschriften en de betalingsachterstanden. Om die obstakels uit de weg te ruimen dienen er via de structuurfondsen langetermijncriteria te worden ontwikkeld voor de gecofinancierde projecten, evenals speciale maatregelen en nieuwe kwaliteitsindicatoren voor regio’s met specifieke geografische kenmerken, zoals de ultraperifere regio’s.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het eens met de heer Winkler en ik stem vóór de herziening van het communautaire innovatiebeleid. Ik deel in het bijzonder de wens om met een breedvoerige strategie te komen waarin het niet alleen om technologische innovatie gaat, maar ook om administratieve, organisatorische en sociale innovatie. Wat dat betreft denk ik dat de betrokkenheid van de financiële wereld en kleine en middelgrote ondernemingen bij het vaststellen van maatregelen die innovatie promoten cruciaal is, net zoals de aandacht die moet worden geschonken aan de doelen van economisch beleid op regionaal niveau dat is.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De eerste versie van dit initiatiefverslag van Michail Tremopoulos beviel me absoluut niet. Ik heb daarom tien amendementen ingediend om het te verbeteren. Zo ben ik er met mijn collega’s van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) in geslaagd om het Frans en het Duits te herinstalleren als communicatietalen naast het Engels, om de gevraagde informatie terug te brengen tot dat wat echt nuttig is, om de veronderstelling te handhaven dat de Europese fondsen op de juiste manier gebruikt zijn, enzovoort. Het gebruik van de fondsen moet inderdaad transparanter worden, maar dat mag geen excuus zijn om de procedures voor het aanvragen van Europese financiering overmatig lastig te maken. Door ons toedoen krijgen Europese burgers inderdaad extra informatie tot hun beschikking over het gebruik van Europese fondsen, maar dat leidt niet tot meer bureaucratie. Ik heb daarom gestemd voor de gewijzigde versie van dit verslag.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslag van mijn Griekse medeparlementslid, Michail Tremopoulos, over de transparantie in het regionaal beleid en de financiering ervan. Ik sta achter het Europees transparantie-initiatief (ETI) dat de Europese Commissie heeft goedgekeurd om de transparantie, de openheid en de verantwoordingsplicht in de governance van de Europese Unie te verbeteren. Ik verdedig de noodzaak van regelgeving en toepassingsmethoden die garanderen dat de procedures transparant zijn, potentiële begunstigden een betere toegang tot de structuurfondsen bieden en de administratieve verwikkelingen voor de deelnemers verminderen. De beherende autoriteiten in de lidstaten moeten alle etappes van de door middel van de structuurfondsen gefinancierde projecten op transparante wijze presenteren. Ik beloof dat de leden van het Europees Parlement geïnformeerd en betrokken zullen worden bij de uitvoering van projecten in hun kiesdistricten.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Effectief gebruik van de structuurfondsen en het Cohesiefonds is een eerste vereiste voor de groei van onze economieën en het scheppen van banen. Om de transparantie van het gebruik van de fondsen te garanderen zou het Europees transparantie-initiatief volledig ten uitvoer moeten worden gebracht. Momenteel is er onvoldoende informatie over de beslissingen van de Commissie inzake de financiering van belangrijke [zin onvolledig]. Ook de lidstaten informeren de bevolking niet op gelijke wijze over de begunstigden van de EU-hulp. Ik ben ervan overtuigd dat er op alle niveaus voor transparantie moet worden gezorgd, aangezien dit hand in hand gaat met het proces van het vereenvoudigen van de procedures voor het verwerven van middelen uit de structuurfondsen en hierdoor de deelname van de bevolking mogelijk is aan het debat over hoe belastinggeld wordt besteed, hetgeen essentieel is voor het efficiënte gebruik van de EU-gelden.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) In tijden als deze, wanneer de economische en financiële crisis een horizontaal fenomeen blijkt dat zonder onderscheid alle sectoren treft, is de landbouwsector geen uitzondering en heeft deze sector nadrukkelijk financiële steun en transparantie nodig.
Het verslag van de heer Tremopoulos is een vervolg op de mededeling van de Commissie over het Europees transparantie-initiatief. In het verslag worden voorstellen gedaan voor de bekendmaking van gegevens van begunstigden van fondsen en de bevordering van transparantie in gedeeld beheer en partnerschap. Ik zal vóór dit verslag stemmen juist omdat ik geloof dat meer informatie, en vooral eenvoudigere informatie, de complexe wereld van het cohesiebeleid van de Unie nader tot de ondernemerswereld kan brengen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het Europees transparantie-initiatief is al van kracht sinds 2005, toen het werd ingesteld door de Commissie. Een jaar later is het Groenboek “Europees transparantie-initiatief” gepubliceerd met het doel de transparantie, openheid en verantwoordingsplicht in de governance van de EU te verbeteren. De reden van het goedkeuren van deze documenten is het fundamentele recht van de Europese burgers om te weten wat de bestemming is van Europees geld. In meer of mindere mate draagt ieder van hen financieel bij aan deze projecten.
De publicatie online van de informatie met betrekking tot grote projecten, voordat de financieringsbeslissing is genomen, is een gebruikelijke praktijk bij internationale financiële instellingen. Tot nu toe heeft de Commissie daarop een uitzondering gevormd, hoewel er geen reden is waarom de Commissie minder hoge transparantienormen zou moeten hebben. Zodoende past het verzoek van het Parlement aan de Commissie, om op tijd informatie op internet te publiceren, precies in het transparantiebeleid dat Uniebreed is aangenomen. Het is belangrijk dat de door de Commissie goedgekeurde projecten boven elke verdenking verheven zijn, en dat het publiek vanaf de eerste etappes van de financieringsaanvraag op de hoogte is.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Transparantie met betrekking tot de wijze waarop de middelen van de structuurfondsen worden uitgegeven, met name door het bekendmaken achteraf van de begunstigden, de naam van de concrete acties en de daarvoor uitgetrokken bedragen aan overheidsgelden, is van fundamenteel belang voor het inhoudelijk debat over het besteden van Europees overheidsgeld.
De definitie van “begunstigden” en van het te publiceren bedrag aan overheidsgeld dat aan de begunstigde is betaald (toegewezen of daadwerkelijk betaalde bedragen) is echter niet duidelijk.
Ik ben verheugd over de aanbevelingen in dit verslag die een bijdrage beogen te leveren aan de totstandkoming van een cultuur van wederzijds vertrouwen waarbij alle belanghebbenden worden betrokken. Dat zal leiden tot een beter gebruik van de Europese fondsen.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Er zijn vele gelden in de EU die aan burgers en ook aan andere entiteiten beschikbaar worden gesteld. Velen klagen dat de procedures om gebruik te kunnen maken van dergelijke gelden ingewikkeld en buitensporig bureaucratisch zijn. Er zou duidelijkere informatie moeten komen over de procedures met betrekking tot dergelijke gelden en een grotere transparantie met betrekking tot hoe deze gelden worden besteed. Ik ben het eens met de conclusies die door de rapporteur zijn getrokken en heb derhalve besloten om vóór dit verslag te stemmen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem voor de maatregelen die in dit verslag worden voorgesteld, daar ik van mening ben dat transparantie een kernvoorwaarde dient te zijn voor het realiseren van de algemene doelstellingen van elk beleid. Dat geldt des te sterker voor het cohesiebeleid.
Uiteenlopende presentatie en voorwaarden voor de toegang tot gegevens zijn een gevolg van de duidelijke verschillen tussen de lidstaten en de beheersautoriteiten bij de interpretatie van de minimumvereisten van het Europees transparantie-initiatief. Daar een volledige vergelijking op EU-niveau op die manier onmogelijk is, verwelkom ik het invoeren van duidelijker regels voor het bekendmaken van informatie over de begunstigden van fondsen onder gedeeld beheer. Minder bureaucratische lasten, vereenvoudiging van de procedures voor het verkrijgen van middelen en meer controle van het financieel beheer zijn stappen in de goede richting.
Voorts vind ik het positief dat wordt voorgesteld de officiële publicatie door de lidstaten van de openbare informatie over het programmeringsproces van de fondsen tweetalig te maken.
Tot slot ben ik van mening dat de Commissie het voorbeeld dient te geven door regels te hanteren die de transparantie bevorderen, met name waar het gaat om de financiering van grote projecten door de EU. Het is namelijk onbegrijpelijk dat de transparantienormen voor dergelijke projecten onderdoen voor die van instellingen als de Europese Investeringsbank of de Wereldbank.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd betreffende transparantie in het regionaal beleid en de financiering ervan met het oog op meer controle op de wijze waarop overheidsgelden worden gebruikt. Naast de bestaande minimumvereisten is het dringend noodzakelijk te garanderen dat met het oog op meer transparantie de lijsten van begunstigden van structuurfondsmiddelen die op de Commissiewebsite worden gepubliceerd gedetailleerdere informatie bevatten. Daarbij valt te denken aan informatie over de locatie, overzichten van goedgekeurde projecten, de soort van subsidie en beschrijvingen van de partners in het project.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het regionaal beleid en het Cohesiefonds van de Europese Unie zijn voor het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten van fundamenteel belang. Het is essentieel dat de eraan toegewezen bedragen efficiënt en gericht worden gebruikt, zodat ze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de gebieden waarvoor ze zijn bestemd. Meer verantwoordelijkheid van de lidstaten, transparantie bij het gebruik van deze fondsen en sancties in geval van slecht beheer zullen bijdragen aan het verkleinen van onevenwichtigheden in de Europee Unie.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de omvang en de regionale verscheidenheid van Europa en het belang van geloofwaardige Europese instellingen heb ik voor dit verslag gestemd. Ik ben namelijk van mening dat het delen van openbare informatie en homogene procedures doorslaggevend zijn om de noodzakelijke transparantie te verzekeren bij de uitvoering en financiering van het regionaal beleid teneinde economische en sociale cohesie en meer rechtvaardigheid en billijkheid in Europa te bereiken. Verder onderstreep ik dat het garanderen van de naleving van gemeenschappelijke regels en de bekendmaking van objectieve informatie over overheidsinvesteringen niet tot meer bureaucratie mogen leiden. Ik vind het juist belangrijk de bureaucratie terug te dringen teneinde de transparantie en doeltreffendheid van het Europees beleid te verbeteren.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) De transparantie van het regionale beleid en de financiering van dat beleid zijn bijzonder gevoelige onderwerpen en van aanzienlijk belang voor het gebied dat ik vertegenwoordig.
Zoals in het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 is vastgesteld, vallen de regio Veneto en de andere regio’s van Noord- en Midden-Italië onder doelstelling 2: “Regionale concurrentie en werkgelegenheid”, waarvoor 16 procent van de beschikbare middelen is bestemd. Het grootste deel van de middelen (83 procent) is bestemd voor regio’s die qua ontwikkeling achterblijven en daaronder vallen de regio’s van Zuid-Italië.
Ik ben het met de rapporteur eens dat het Europees transparantie-initiatief (ETI) van de Commissie vergezeld moet gaan van referentiecriteria die voor iedereen gelijk zijn, om een homogeen en doeltreffend transparantieniveau te waarborgen. Het bepalen van het type documentatie dat moet worden verschaft, het waarborgen van de toegang tot die documentatie – vooral bij “grote projecten” – en het creëren van een gemeenschappelijk model waaraan iedereen zich moet houden, zullen verkwisting en een gebrek aan procedurele transparantie voorkomen. Het opstellen van duidelijke en gedetailleerdere gemeenschappelijke regels, die de bestuurlijke efficiëntie echter niet aantasten, zal de deugdzame regio’s belonen en de regio’s die hun eigen verzoeken en projecten niet accuraat genoeg beschrijven bestraffen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het vertrekpunt van het verslag-Tremopoulos is de gedachte dat transparantie een eerste vereiste is om de doelen van het cohesiebeleid te bereiken; ik sta volledig achter oproepen tot grotere transparantie in het regionaal beleid. In het verslag worden de lidstaten ook opgeroepen om de regionale en lokale autoriteiten volledig te betrekken bij de uitvoering van beleidsmaatregelen en ik ben er zeker van dat wanneer Schotland onafhankelijk is, de Schotse regering alle Schotse regio’s volledig bij deze zaken zal betrekken.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Openbaarmaking van de ontvangers van EU-gelden is een hoeksteen van het Europees transparantie-initiatief (ETI). Mijns inziens is de eis in het Financieel Reglement dat lidstaten informatie moeten verstrekken over de besteding van EU-middelen onder gedeeld beheer, met name door de publicatie achteraf van begunstigden, ontoereikend. De Commissie beperkt zich tot het voorstellen van een gemeenschappelijke indicatieve norm voor publicatie van deze gegevens en verwijzing van het Europese publiek, via haar DG REGIO website, naar links van de elektronische adressen van de lidstaten waar de verlangde gegevens over begunstigden uit het EFRO en Cohesiefonds te vinden zijn. Waar de genoemde fondsen onder ‘gedeeld beheer’ worden uitgevoerd, vallen deze links met hun inhoud onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten; de inhoud is gebaseerd op de door de beheersautoriteiten aangeleverde informatie. De uiteenlopende presentatie en voorwaarden voor toegang tot de gegevens laten een volledige vergelijking op EU-niveau niet toe. Daarom sta ik achter de door het Europees Parlement ingediende voorstellen om de nationale gegevensbanken volledig open te stellen voor zoekbewerkingen en onderling compatibel te maken, zodat gemakkelijker een EU-wijd overzicht kan worden verkregen van de gepresenteerde gegevens en dat de ingezamelde gegevens op een gestructureerde en vergelijkbare manier worden gepresenteerd en bewaard, met het oog op hun volledige bruikbaarheid. De implementatie van deze voorstellen zou bijdragen aan het ETI.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik sta positief tegenover de stappen die de Commissie en het Parlement ondernemen om het regionale beleid en zijn financiering transparanter te maken. Dit is een sector die het “leeuwendeel” van de Europese begroting in beslag neemt. Daarom hebben de belastingbetalers het recht op onbeperkte toegang tot informatie over het gebruik van dit geld.
Ik hoop ook dat de ondernomen stappen leiden tot nieuwe regelgeving die geïnspireerd is door de observatie van de gepubliceerde gegevens. Ik hoop dat de tenuitvoerleggingsprocedures hierdoor transparanter en eenvoudiger zullen worden.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. − (RO) De Europese Unie wil haar instellingen en organen dichter bij de Europese burgers brengen die zij bedienen en laten zien welke bijdrage zij leveren aan de sociale en economische cohesie, alsook aan de duurzame ontwikkeling van Europa. Om dat te bereiken is het van fundamenteel belang dat zij transparanter wordt.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik de Commissie steun wat betreft de standaard, solide optie die zij voorstaat voor het verstrekken van informatie over de begunstigden van Europese fondsen. Zodoende kunnen de verschillen tussen de manieren waarop lidstaten deze informatie publiceren, verdwijnen. Wij kunnen zo een totaalbeeld verkrijgen op Europees niveau van de gegevens, en tegelijkertijd aan geloofwaardigheid en verantwoording winnen tegenover de Europese burgers.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, want ik beschouw het als buitengewoon belangrijk dat het regionale beleid transparant is, met het oog op een betere toegang voor potentiële begunstigden tot de informatievoorziening van het Europees transparantie-initiatief (ETI). Ik ben van mening dat betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten essentieel is wanneer het gaat om transparantie van het regionale beleid, want zij hebben in dit opzicht een dubbele rol te vervullen. Aan de ene kant zullen zij gebruikmaken van de voordelen van het ETI door de begunstigden van fondsen een zo ruim mogelijke toegang te bieden tot deze informatievoorziening, hetgeen een concreet voorbeeld kan zijn van goede praktijken van regionale financiering. Tegelijkertijd zullen de lokale en regionale autoriteiten de beslissende rol hebben bij het bevorderen van een zo bruikbaar mogelijke gegevensbank, zodat de informatie zo eenvoudig mogelijk bij de burgers terechtkomt.
Daarnaast is het nodig om een meetsysteem vast te stellen voor de mate van toegang tot de gegevensbank van het ETI, voor een zo helder mogelijk beeld van de mate waarin de informatie in de gegevensbank wordt geraadpleegd. Indien men vaststelt dat er beperkt gebruik wordt gemaakt van de gegevens moeten de beherende autoriteiten efficiëntere methoden zoeken om het gebruik te promoten.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) De traceerbaarheid van begunstigden, toegekende bedragen en projecten is een onontbeerlijk aspect van instrumenten die het gebruik van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds reguleren teneinde de transparantie van de uitgaven te waarborgen. Een transparant systeem optimaliseert investeringen en vermindert kosten. Het grote belang hiervan betekent dat het lonend is om de sancties bij overtreding van de communicatie- en publiciteitverplichtingen te verzwaren, om een moderner en functioneler netwerksysteem tussen de beherende autoriteiten te promoten, om een gemeenschappelijke basis vast te stellen voor de gelijkschakeling van het gedrag van afzonderlijke landen en om een link te creëren tussen publiciteit, controle en auditing. Deze acties zouden moeten worden opgenomen in het pakket maatregelen ter bestrijding van de crisis. Een vergelijkbare suggestie is door het Parlement gedaan tijdens de stemming over de “Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de strijd tegen fraude – jaarverslag”, gezien het feit dat de eis van transparante procedures onbetamelijk gedrag voorkomt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Transparantie bij het gebruik van communautaire fondsen en openbare informatie over de begunstigden van de EU-fondsen zijn essentieel voor het Europees transparantie-initiatief (ETI). Die bekendmaking biedt de mogelijkheid te beoordelen hoe overheidsgelden worden gebruikt, wat essentieel is voor de goede gezondheid van de democratie en het goed beheer van immer beperkte middelen. Maar in de crisis die we nu meemaken zijn andere mechanismen noodzakelijk die nog meer transparantie mogelijk maken. Daarbij denk ik met name aan informatie vooraf van de Commissie over besluiten betreffende de financiering van grote projecten. Voorts is het erg belangrijk alle beschikbare mechanismen te blijven ontwikkelen die kunnen zorgen voor groeiende transparantie over alle begunstigden van de fondsen van de Europese Unie. Daarom heb ik voor het voorstel gestemd.
Miroslav Mikolášik (PPE) , schriftelijk. − (SK) Dankzij de publicatie van informatie inzake de financiering van projecten uit de Europese fondsen kan het algemeen publiek in de lidstaten veel beter betrokken worden bij de discussie over een beter gebruik van publieke middelen.
Voor een grotere transparantie zijn er mijns inziens duidelijke regels nodig met betrekking tot de publicatie van informatie. Een dergelijke publicatieplicht mag echter ook weer niet leiden tot een al te grote administratieve belasting van potentiële ontvangers van steun, want zij worstelen nu al met de ingewikkelde administratieve rompslomp eromheen.
Het zou bovendien een goede zaak zijn informatie over grote projecten tijdig op het internet te publiceren, inclusief directe toegang tot de projectdocumentatie, de milieueffectrapportage in het bijzonder. Met de laatste wordt vaak al te lichtvaardig omgegaan en soms wordt deze eenvoudigweg helemaal weggelaten. Het maatschappelijk middenveld zou dus zijn standpunt te kennen moeten kunnen geven op de website van de Commissie en zo een bijdrage moeten kunnen leveren aan de democratische controle en de vergroting van de kwaliteit van projecten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het Europees transparantie-initiatief is reeds jaren geleden ingezet, maar vertoont nog maar weinig vooruitgang. De openbaarmaking van ontvangers van landbouwsubsidies heeft bijvoorbeeld aan het licht gebracht dat deze fondsen vaak in de zakken verdwijnen van grote ondernemingen en koningshuizen e.d. Als het de EU ernst is met de transparantie, dan moet zij deze ook consistent invoeren in haar besluitvormingsprocessen. Als zo vaak is ook het transparantie-initiatief vooral weer gebakken lucht, en dat is de reden waarom ik mij onthoud van stemming.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Het is belangrijk en ook terecht dat er informatie wordt verzameld over hoe publieke subsidies daadwerkelijk worden besteed en over wie er eigenlijk van het geld profiteren. Dit moet er echter niet toe leiden dat de Commissie dusdanig verreikende bevoegdheden krijgt toebedeeld dat de lidstaten bijvoorbeeld niet langer zelf hun eigen projecten en partners kunnen selecteren. Ik heb mij daarom onthouden van stemming.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) De financiële transparantie van openbare instellingen is een van de fundamenten van de hedendaagse democratie. De burgers moeten weten hoe elke euro uitgegeven wordt, want hij is afkomstig uit de belastingen die zij betalen. Het is duidelijk dat we nu de eerste vruchten plukken van het Europees transparantie-initiatief dat in 2005 door de Europese Commissie aangenomen werd. Daar ben ik erg tevreden over. Aan de andere kant is er nog veel werk te doen. Ik moet spijtig genoeg vaststellen dat de transparantiestandaarden die in de Europese Commissie gelden bij de tenuitvoerlegging van het regionale beleid, lager liggen dan in de andere instellingen, met de Europese Investeringsbank op de eerste plaats. Er zijn geen redenen om zo’n stand van zaken te behouden. Ik deel ook de tevredenheid die in de resolutie uitgedrukt wordt over de vooruitgang op het gebied van sociale controle op de verdeling van fondsen voor de uitvoering van de doelen van het regionale beleid. Ik vind het ook zeer goed dat de resolutie de rol van maatschappelijke organisaties in het programmeringssysteem van het cohesiebeleid onderstreept. Ik ben ervan overtuigd dat de oplossingen die in de resolutie voorgesteld zijn, zullen leiden tot een grotere doeltreffendheid van de programma’s en een legitimering van het cohesiebeleid van de EU. Om deze redenen besloot ik de resolutie te steunen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Tremopoulos, waarin bepalingen staan die erop gericht zijn de efficiëntie en de transparantie van het Europees regionaal beleid te verbeteren. Als we de potentiële begunstigden van de Europese structuurfondsen een betere toegang willen verschaffen tot de beschikbare fondsen, is het volgens mij nodig om de administratieve rompslomp die gepaard gaat met financieringsaanvragen te vereenvoudigen en de transparantie van de procedures voor toegang tot de EU-fondsen te verbeteren. Door de regels en de toepassing ervan helderder en eenvoudiger te maken, zullen deze EU-fondsen efficiënter worden. Bovendien denk ik dat burgers beter moeten worden geïnformeerd over de projecten die door de Europese Unie worden uitgevoerd, vooral over projecten waarvoor gebruik gemaakt wordt van structuurfondsen. Ik ben er daarom voor dat de Europese Commissie meer informatie voor het grote publiek publiceert over grote projecten die worden uitgevoerd met behulp van deze fondsen, en of deze projecten al voltooid of nog in uitvoering zijn.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik wil mijn Griekse fractiegenoot, Michail Tremopoulos, lof toezwaaien en feliciteren met het feit dat zijn verslag over transparantie in het regionaal beleid en de financiering ervan is aangenomen. Het resultaat, 629 stemmen vóór en slechts 6 tegen, laat zien wat een goed werk hij hier heeft verricht.
Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik steun en heb gestemd voor het verslag-Tremopoulos waarin de Europese Commissie en de nationale beherende autoriteiten wordt verzocht om meer transparantie in de toewijzing en het gebruik van structuurfondsen. Het is belangrijk dat we vergelijkbare gegevens over het beheer van de fondsen uit de hele Unie verkrijgen zodat de projectuitvoerders en de burgers te weten komen waar de financieringsprioriteiten van de EU liggen, welke belanghebbenden al van deze fondsen gebruik hebben gemaakt, hoe deze fondsen zijn gebruikt, en wat de procedures en tijdschema’s van de verschillende projecten zijn. Het doel hiervan is om de potentiële begunstigden een beter beeld van deze fondsen te geven en beter toezicht op het gebruik ervan te kunnen houden. Het was echter belangrijk om niet te vervallen in buitensporige transparantie en de beherende autoriteiten en projectuitvoerders te belasten met irrelevante, inefficiënte en averechts werkende informatievereisten. Daarom hebben mijn collega’s van de presidentiële meerderheid binnen de Commissie regionaal beleid en ik de oorspronkelijke tekst gewijzigd om ervoor te zorgen dat de beoogde transparantie niet gerealiseerd wordt ten koste van de door het cohesiebeleid beoogde vereenvoudiging, want juist deze twee belangrijke thema’s – vereenvoudiging en zichtbaarheid – moeten door het cohesiebeleid worden aangepakt.
Nicole Sinclaire (NI), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen deze maatregel gestemd, niet omdat ik tegen transparantie ben, verre van dat; als een van de weinige Britse leden van het Europees Parlement die rekeningen heeft gecontroleerd geloof ik in sterkere transparantie. Maar deze stemming is typerend voor de EU: doen alsof men transparant is en meer bureaucratie instellen op kosten van de belastingbetaler. De kiezers die ik vertegenwoordig verdienen beter.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun dit verslag waarin een beschrijving wordt gegeven van de transparantie van het horizontale leidend beginsel bij het programmerings- en besluitvormingsproces van het cohesiebeleid. Er worden in het verslag verschillende technische en administratieve voorstellen gedaan die nuttig zijn voor het verbeteren van de doeltreffendheid van het regionaal beleid. Naast de bekendmaking op ruimere schaal van gegevens over de begunstigden, de noodzakelijke vermindering van administratieve lasten en snellere procedures richt het voorstel zich op de transparantie van de partnerschappen tussen regio’s, lidstaten en de Europese Unie.
Op grond van die overwegingen heb ik een amendement ondertekend dat in het verslag is opgenomen. Daarin wordt verwezen naar de noodzaak op geregelder basis meer gerichte en relevantere informatie te verstrekken aan de partnerorganisaties. Dat moet vooral geschieden via meer technische bijstand en scholingsactiviteiten, wat ongetwijfeld nuttig zal zijn voor de partners van de verstafgelegen regio’s van de Unie, waaronder de ultraperifere regio’s.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dames en heren, ik wil erop wijzen dat transparantie voor een land als het mijne, Litouwen, erg belangrijk is. EU-fondsen als het structuurfonds en het Cohesiefonds hebben de ontwikkeling van Litouwen op economisch, sociaal en milieugebied helpen vormgeven en zullen dat ook in de nabije toekomst doen. Daarom moeten burgers de kans krijgen hierop toe te zien en een stem krijgen in de besteding van deze middelen. Hiervoor hebben we een participerende maatschappij nodig. Participatie van de maatschappij kan op verschillende manieren in het besluitvormingsproces – de toewijzing en inzet van EU-middelen – worden geïntegreerd. Wanneer de maatschappij meer bij de besluitvorming wordt betrokken, neemt de corruptie af en worden middelen efficiënter ingezet, wat vooral voor een land als Litouwen belangrijk is. Ook moeten de ontvangers van EU-middelen worden bekendgemaakt. Dit zou het debat over het gebruik van publieke middelen in het land op gang brengen, wederom een van de basisbeginselen van een functionerend democratisch land. Daarnaast wil ik wijzen op het belang van participatie van regionale en lokale instellingen en bovenal van gewone burgers. Het verslag bevat een aantal opmerkingen over een uitgebreid internetplatform waarop mensen een beter overzicht krijgen van de bestaande fondsen. Dat is een goed begin, maar toch moet er meer worden gedaan om mensen uit verschillende lagen van de maatschappij erbij te betrekken – arm en rijk, stedelingen en dorpsbewoners. Ook organisaties uit het maatschappelijk middenveld en niet-gouvernementele organisaties kunnen de effectiviteit van programma’s helpen bevorderen en hun verantwoording helpen verbeteren.
Kerstin Westphal (S&D), schriftelijk. − (EN) Namens de S&D-Fractie wil ik onze algemene steun aan dit verslag betuigen. Het is belangrijk dat het Europees Parlement vecht voor een grotere transparantie in het regionaal beleid, maar wij verwerpen het zogenoemde ‘openlijk aan de kaak stellen’, waarom in paragraaf 16 van dit verslag wordt gevraagd. We stemmen zeker in met strengere communicatie- en informatie-eisen, maar het doel van meer transparantie – dat ook wij steunen – moet niet met de verkeerde middelen worden bereikt. Wij zijn bang dat we een “heksenjacht” krijgen wanneer boosdoeners openlijk aan de kaak worden gesteld. Van de Europese Commissie moet geen morele autoriteit worden gemaakt die fractiediscipline bewerkstelligt door dergelijke praktijken of door schuldigen aan te wijzen. Wij verwerpen deze aanpak ook omdat zij tot een ingewikkeldere situatie kan leiden en niet door alle lidstaten ten uitvoer wordt gebracht. Ondanks dit punt van zorg zijn wij het, zoals in het bovenstaande vermeld, eens met de grote lijn van het verslag en zijn wij van mening dat het erg nuttig is.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De totstandkoming van Europa was een idee van de grondleggers van Europa om de vrede in Europa te garanderen. Hoewel er nog altijd spanningen zijn in Noord-Ierland moet het hedendaagse Europa de verzoening tussen de twee gemeenschappen die elkaar al zo lang bevechten financieel blijven ondersteunen. Zo moet de Europese Unie de financiering handhaven voor specifieke projecten die het mogelijk maken om de banden aan te halen die nodig zijn voor duurzame vrede. Als gevolg van het feit dat het Hof van Justitie van de Europese Unie onlangs Verordening (EG) nr. 1968/2006, die deze financiering juist toestond, om juridische redenen nietig heeft verklaard, moesten de leden van het Europees Parlement een nieuwe verordening aannemen die gebaseerd is op de juiste rechtsgrondslag. Ik heb daarom voor deze nieuwe verordening gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb vóór dit verslag gestemd over het voortzetten van de financiële bijdragen van de EU aan het Internationaal Fonds voor Ierland. De Europese Unie heeft voor de periode 2007-2010 15 miljoen euro bijgedragen aan het fonds. De bijdrage van de EU (die 57 procent van het totaal bedraagt) is van centraal belang voor de doeltreffendheid van het fonds.
Het fonds heeft een positieve invloed gehad op zaken in zowel Ierland als Noord-Ierland, en sinds de oprichting ervan in 1986 zijn veel grensoverschrijdende initiatieven door het fonds gesteund. Het fonds heeft bijgedragen aan vrede en verzoening, het stimuleerde onderlinge betrekkingen en participatie en het droeg bij aan economische en sociale vooruitgang. Het had een duidelijk en belangrijk effect op de betrokken gemeenschappen en heeft in grote mate bijgedragen aan de inspanningen om permanente vrede te bereiken, vooral met betrekking tot de activiteiten die werden uitgevoerd in samenwerking met het Peace-programma in Noord-Ierland en de aangrenzende graafschappen.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Internationaal Fonds voor Ierland is een goed voorbeeld van transnationale en internationale samenwerking. Dit fonds, dat beheerd wordt door een onafhankelijke internationale organisatie, wordt gefinancierd door een aantal landen: de Europese Unie, de Verenigde Staten, Canada, Nieuw-Zeeland en Australië. Zowel in Noord-Ierland als in de Republiek Ierland bevorderen de projecten het contact, de dialoog en de verzoening tussen nationalisten en unionisten. Deze internationale steun wordt echter in 2010 beëindigd. We moeten ons daarom nu gaan afvragen hoe de actieprioriteiten van het fonds na die tijd kunnen worden gefinancierd, vooral wat betreft het stimuleren van de economische en sociale vooruitgang en het bevorderen van de vredesdialoog.
De projecten die door het Internationaal Fonds voor Ierland worden gedekt vormen al een aanvulling op de acties in het raamwerk van de Peace-programma’s van de Europese Unie. Het zou goed zijn om vast te stellen wat er met deze projecten gaat gebeuren in het kader van de aanstaande EU-begrotingsvooruitzichten. Ik verzoek de Europese Commissie daarom te onderzoeken hoe de structuurfondsen in de plaats zouden kunnen komen van het Internationaal Fonds voor Ierland, met name wat betreft de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Na talrijke jaren van instabiliteit in Ierland werd er een fonds ingesteld dat het IFI werd genoemd, met als doel om de economische en financiële stabiliteit in de regio te garanderen. We hebben gezien dat er in het verslag wordt gekeken naar de toekomstplannen voor het fonds en dat er enkele belangrijke doelen worden vastgesteld waar iets mee gedaan moet worden. Ik ben het eens met de conclusies die door de rapporteur zijn getrokken en heb derhalve besloten om vóór dit verslag te stemmen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag-Kelly gestemd over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende financiële bijdragen van de Europese Unie aan het Internationaal Fonds voor Ierland (IFI).
Dergelijke interregionale samenwerkings- en verzoeningsprojecten moeten ondersteund worden, met het oog op het bevorderen van de sociale en economische vooruitgang. Het IFI is een cruciaal onderdeel geweest van de verzoening tussen de verschillende gemeenschappen en de cruciale rol die de EU op dit gebied heeft gespeeld dient erkend te worden. Er kunnen lessen worden geleerd van de successen van de IFI-initiatieven, die op andere gebieden van de Unie toegepast kunnen worden waar sprake is van marginalisering van gemeenschappen en spanningen.
Het gebruik van EU-gelden om het Football for Peace-project van het IFI te ondersteunen is een punt dat ik naar voren zou willen halen. Het bevorderen van verzoening en wederzijds begrip tussen jongeren door middel van sport is een initiatief dat geprezen moet worden. Sterker nog, de kracht van sport om mensen mondig te maken en maatschappelijke uitsluiting te bestrijden moet niet onderschat worden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het vredesproces in Noord-Ierland is een voorbeeld van een succesvol project dat de steun van de Europese instellingen waard is gebleken. Derhalve moet die steun worden gecontinueerd. Net als voor de Europese integratie geldt voor dergelijke post-conflictsituaties dat het traject richting stabiliteit wordt afgelegd via het creëren van situaties van de facto solidariteit, waardoor de grens- en gemeenschapsoverschrijdende betrekkingen gemakkelijker worden en toenemen. Ik hoop dat andere delen van de Europese Unie die worden geteisterd door terroristische activiteiten die afscheiding als doel hebben, de Ierse weg naar vrede kunnen bestuderen. Hopelijk kunnen er ook lessen uit worden getrokken die dergelijke gebieden de mogelijkheid geven het geweld uit te roeien en een samenleving op te bouwen waarin eenieder zich thuis voelt en wetten, tradities en mensenrechten worden gerespecteerd.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het voortzetten van de EU-bijdrage aan het Internationaal Fonds voor Ierland gestemd, daar ik van mening ben dat het belangrijk is de missie van de Europese Unie bij het tot stand brengen van vrede tussen volkeren en gemeenschappen te onderstrepen. Die missie is doorslaggevend voor de economische en sociale ontwikkeling en voor het verbeteren van de menselijke waardigheid en de levenskwaliteit van de burgers. Ook in het specifieke geval van Ierland kan dat proces worden vastgesteld. De Europese Unie moet een beslissende rol blijven spelen bij het handhaven van de vrede en het elimineren van regionale, etnische en culturele spanningen, waardoor de voorwaarden kunnen worden geschapen voor sociale en economische vooruitgang.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds de oprichting in 1986 heeft het Internationaal Fonds voor Ierland bijgedragen aan de bevordering van de economische en sociale vooruitgang en het aanmoedigen van contact, dialoog en verzoening tussen de nationalisten en de unionisten in heel Ierland. De voortzetting van het huidige vredesproces in Ierland vereist het continueren van de EU-steun door bijdragen aan het Internationaal Fonds voor Ierland, dat de EU sinds 1989 steunt. Het vergroten van die bijdrage zal de solidariteit tussen de lidstaten en hun bevolking helpen versterken. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
- Aanbeveling voor de tweede lezing: Marian-Jean Marinescu (A7-0162/2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit was een stemming in tweede lezing over de verordening inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer. Ik heb gestemd voor de compromissen die het Parlement en de Raad van de EU overeen zijn gekomen. Deze compromissen zouden het namelijk mogelijk moeten maken om de voorwaarden te helpen creëren voor een betere governance bij het toewijzen van toegangscapaciteiten en voor het beheer van de belangrijke intra-Europese corridors voor het spoorwegvervoer. Eenmaal aangenomen moet deze verordening de effectiviteit van belangrijke goederenstromen per spoor op de Europese corridors verbeteren en daardoor de vervuiling door het transport helpen verlagen. Om al die redenen heb ik gestemd voor de tekst waarover onderhandeld is met de Raad om tot een overeenkomst in tweede lezing te komen.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de aanbeveling voor tweede lezing die staat in het verslag van mijn Roemeense vriend, Marian-Jean Marinescu, betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer. Ik steun de voorgestelde amendementen ten aanzien van de organisatie van internationale spoorwegcorridors voor de totstandbrenging van een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer. Ik geef mijn steun ook aan het idee van “één loket” dat wordt geïntroduceerd in de vorm van een door de beheersraad van elke goederencorridor opgerichte gemeenschappelijke instantie die aanvragers in staat stelt op één plaats en in één verrichting een treinpad aan te vragen voor een traject dat minimaal één grens overschrijdt.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik spreek mijn steun uit voor deze verordening inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer; de hoop bestaat dat de uitvoering ervan toegevoegde waarde zal hebben voor de hele Unie, omdat Europa verbonden zal zijn door een gemeenschappelijk spoorwegnet waarover passagiers en vracht effectief tussen de Europese regio’s kunnen worden vervoerd. Met deze verordening is ook een besluit genomen over de implementatie van de tijdstippen waarop de spoorwegcorridors voltooid moeten zijn. Er is gekozen voor een langere periode van vijf jaar, wat gunstig is voor Litouwen. Gedurende die periode moet in Litouwen een Europese spoorweg worden aangelegd. Gezien de ernstige gevolgen van de economische crisis voor Litouwen komt dit besluit extra gelegen, omdat Litouwen net als andere landen die zwaar zijn getroffen door de crisis over beperkte financiële middelen beschikt om in de nabije toekomst in projecten voor ontwikkeling van de spoorinfrastructuur te investeren.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) De sector goederenvervoer in de EU heeft veel te bieden bij een constante groei. Gezien dit feit lijkt het tegenstrijdig dat bedrijven steeds minder gebruik maken van vervoer per spoor. Slechts tien procent van de goederen die in de Europese Unie worden vervoerd gaat per spoor. In vergelijking met twintig jaar geleden is het goederenvervoer per spoor gehalveerd. De Europese Commissie heeft de sleutelrol van het goederenvervoer per spoor al in 2001 erkend.
Op dat moment was de vastgestelde horizon voor het witboek over het Europees transportbeleid het jaar 2010. De markt voor goederenvervoer per spoor dient thans de uitdaging aan te gaan voor wat betreft de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, omdat een gebrek aan kwaliteit voor de spoorwegen een handicap vormt in hun concurrentie met andere vervoerswijzen in het goederenvervoer. De teruggang van het goederenvervoer per spoor is niet meer uit te leggen als men bedenkt dat er drie spoorwegpakketten bestaan. Deze zijn echter onvoldoende geharmoniseerd met de nationale regelgevingen, en de spoorsystemen zijn bij de grenzen niet op elkaar aangesloten. Gegeven deze omstandigheden is de ontwerpverordening van het Europees Parlement erop gericht om het goederenvervoer per spoor efficiënter te maken, door coördinatie tussen lidstaten en infrastructuurbeheerders.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik steun de inspanningen om het goederenvervoer per spoor effectiever te maken, vanwege de milieuvoordelen ervan vergeleken met het goederenvervoer over de weg. Ik wil echter duidelijk maken dat ik tegen de huidige liberalisering van de spoorwegen in de Europese Unie ben, die verantwoordelijk is voor de versplintering, het gebrek aan investeringen en de ineffectiviteit van het goederenvervoer per spoor van tegenwoordig. Dit compromis met de Raad is een poging om de situatie te verbeteren en daarom stem ik ervoor. Maar het bouwt voort op de liberalisering waar ik sterk tegen ben. Deze stemming gaat echter niet over deregulering, een onderwerp dat reeds in het Verdrag is opgenomen.
Cornelis de Jong (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik steun alle inspanningen om het goederenvervoer per spoor effectiever te maken, vanwege de milieuvoordelen ervan vergeleken met het goederenvervoer over de weg.
Ik wil echter duidelijk maken dat ik tegen de huidige liberalisering van de spoorwegen in de Europese Unie ben, die verantwoordelijk is voor de versplintering en ineffectiviteit van het goederenvervoer per spoor van tegenwoordig, evenals voor het gebrek aan investeringen op dit gebied.
Dit compromis met de Raad is een poging om de situatie te verbeteren. Daarom stem ik vóór, ook al bouwt het voort op de liberalisering waar ik sterk tegen ben. Deze stemming gaat niet over deregulering, een onderwerp dat reeds in het Verdrag is opgenomen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De ontwerpverordening bepaalt corridors voor het goederenvervoer per spoor, met andere woorden: trajecten die meerdere lidstaten doorkruisen en waarop beheerders het beheer en de exploitatie van de infrastructuur coördineren. Dit biedt een zeer grote Europese toegevoegde waarde omdat deze verordening de transparantie in de toewijzing en het beheer van treinpaden zal verbeteren en de transnationale coördinatie op alle niveaus zal bevorderen: beschikbare capaciteit, investeringen, werkzaamheden aan de infrastructuur, operationeel beheer, enzovoort. De oprichting van één loket per corridor stelt bovendien ondernemingen in staat om zich tot één contactpersoon te richten. Dit symboliseert het beheer van spoorwegcorridors geplaatst in een Europees perspectief. Deze verordening is om die reden een sterk signaal ten gunste van een heus Europees vervoers- en infrastructuurbeleid. Het is een belangrijke stap in de richting van goederenvervoer per spoor dat sneller en betrouwbaarder is en daarmee een geloofwaardig en milieuvriendelijk alternatief voor langeafstandswegvervoer biedt. Een goede Europese benadering was des te meer noodzakelijk, omdat de markt voor goederenvervoer per spoor op deze schaal van belang is.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het een bijdrage levert aan de totstandbrenging van een concurrerender Europees spoorwegnet voor goederenvervoer. De veranderingen in de vervoerssector van de afgelopen decennia en de toenemende openstelling van de nationale spoormarkten (wat tot ernstige problemen leidt vanwege het gebrek aan conformiteit) maken het noodzakelijk deze maatregelen toe te passen. Zij zullen bijdragen aan het tot stand komen van een efficiënt distributienetwerk tussen de lidstaten van de EU.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De afgelopen decennia is het marktaandeel van de spoorwegen in het goederenvervoer voortdurend afgenomen: in 2005 was het marktaandeel van het goederenvervoer per spoor nog slechts 10 procent. Om deze uitdaging aan te gaan heeft de Commissie het idee gepromoot meer voorrang te geven aan het goederenvervoer per spoor door in december 2008 een verordening voor te stellen voor de totstandbrenging van een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer.
In april 2009 heeft het Europees Parlement zijn standpunt betreffende dit voorstel in eerste lezing vastgesteld en steun gegeven aan de Commissie. De Raad heeft ook een politiek akkoord bereikt over deze verordening, maar heeft er wel een aantal wijzigingen in aangebracht. Ik erken zonder meer het belang van het goederenvervoer per spoor en de noodzaak dat vervoer op Europees niveau te coördineren en ik steun de totstandbrenging van de zogenaamde goederencorridors. Voor de totstandkoming van een geïntegreerd goederenvervoerssysteem zijn grote investeringen van de lidstaten noodzakelijk, maar gezien de huidige financieel-economische situatie van de EU-landen kunnen we er niet voor instaan dat de lidstaten dergelijke investeringen kunnen toezeggen of opbrengen. Hoewel wij de doelstellingen van de verordening niet betwisten en het voorstel goedkeuren, mogen we echter niet vergeten dat het huidige bezuinigingsklimaat natuurlijk alle andere plannen beïnvloedt.
Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik juich het toe dat het plenum zijn goedkeuring heeft uitgesproken over de aanbeveling voor de tweede lezing met het oog op de aanneming van de verordening inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer.
Het verslag voorziet in de verwezenlijking van negen goederencorridors tussen de lidstaten van de Europese Unie en in de oprichting van “één loket” per corridor, met het doel te garanderen dat voor alle openbare en particuliere spoorwegmaatschappijen de noodzakelijke informatie beschikbaar is over de toewijzing van capaciteit voor de betreffende corridor. Ook wordt in het verslag de nadruk gelegd op de interoperabiliteit in het goederenvervoer, waarbij het voorziet in verbindingen met zee- en binnenhavens.
Deze verordening betekent zonder twijfel een grote stap voorwaarts in de richting van coördinatie op Europees niveau van het spoorwegverkeer, vooralsnog alleen voor het goederenvervoer, en draagt bij tot de voltooiing van de liberalisering van de spoorwegmarkt, wat in deze sector een absolute prioriteit is.
Ik betreur het dat enkele afgevaardigden hebben geprobeerd het prioritaire project van de corridor Stockholm-Napels te saboteren door een amendement in te dienen dat beoogde de Brennerpas buiten het traject te houden. Dankzij de oplettendheid van de Italiaanse afgevaardigden is deze onverantwoorde poging afgeweerd. Om deze redenen heb ik mij vol overtuiging achter de aanbeveling voor de tweede lezing geschaard.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vol enthousiasme heb ik voor deze tekst gestemd. Het is een grote stap voorwaarts voor het goederenvervoer in Europa, dat nu concurrerender en goedkoper zal worden. Europa is op weg naar een grotere onderlinge verbinding tussen de Europese spoorwegnetten, goederencorridors en zee- en rivierhavens. Het is een belangrijke stap in de duurzame ontwikkeling van de spoorvervoersector in Europa, dat nu eindelijk een goed alternatief kan bieden voor het lucht- en wegvervoer. De internationale corridors die de lidstaten onderling met elkaar verbinden zullen voortaan worden beheerd door grensoverschrijdende autoriteiten die het beheer van de infrastructuren en de toewijzing van treinpaden coördineren. Dit alles wordt overkoepeld door één loket per spoorcorridor, waarvan ik de oprichting fel verdedigd heb. Europa kan door deze vernieuwing vooruitgaan en laten zien dat het streeft naar een betere samenwerking en meer integratie in de vervoersector. Ik verwelkom de aanneming van dit verslag, dat de basis versterkt van het grote Europese spoorwegnet voor goederenvervoer waar ik al jaren om vraag.
Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Stemverklaring over Marinescu (A7-0162/2010). Ik steun de inspanningen om het goederenvervoer per spoor effectiever te maken, vanwege de milieuvoordelen ervan vergeleken met het goederenvervoer over de weg. Ik wil echter duidelijk maken dat ik tegenstander ben van de huidige liberalisering van de spoorwegen in de Europese Unie, die verantwoordelijk is voor de verspintering, het gebrek aan investeringen en de ineffectiviteit van het goederenvervoer per spoor van tegenwoordig. Dit compromis met de Raad is een poging om de situatie te verbeteren en daarom heb ik ervoor gestemd, maar het bouwt voort op de liberalisering waar ik sterk tegen ben. Deze stemming gaat echter niet over deregulering, een onderwerp dat reeds in het Verdrag is opgenomen.
Thomas Mann (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb zojuist tegen het amendement in het verslag-Marinescu gestemd dat gericht is op het instellen van een centraal coördinerend orgaan dat zal optreden als “één loket” voor het beheer van het vrachtverkeer. 162 van mijn mede-Parlementsleden hebben naar aanleiding van een petitie die ik mede heb opgesteld, hetzelfde gestemd. Wij zijn voor kwaliteit en concurrentievermogen op het vlak van goederentreinen. Wij streven naar flexibele en efficiënte oplossingen en geloven tevens in de bevordering van het treinvervoer omwille van het milieu. Het plaatselijke en langeafstandstreinverkeer mag hier echter op geen enkele manier onder komen te lijden. De zeer complexe tekst van het verslag bevat op dit vlak geen heldere uitspraken. Helaas heeft het Europees Parlement vóór de aanbeveling van de Commissie en de meerderheid van de Raad gestemd om in de toekomst de toewijzing van sporen te laten beheren door een extra centraal coördinerend orgaan. Dit zal resulteren in een fragmentatie van bevoegdheden, hetgeen vergaande gevolgen zal hebben voor de dienstregelingen. In Duitsland, dat van oudsher een doorgangsland is, wordt het spoorwegnet reeds ingezet op bijna volledige capaciteit. Alle drie de geplande corridors passeren belangrijke bevolkingscentra. In het bondsland Hesse bevinden zich de steden Fulda en Frankfurt, die nu op het traject van Stockholm naar Palermo liggen. De goede reputatie van het Europees Parlement als voornaamste instelling voor de bescherming van de consument heeft vandaag een ernstige deuk opgelopen. De lidstaten verliezen de bevoegdheid om te beslissen over hun eigen spoorwegnet en alle burgers van Europa zullen worden getroffen door de daaruit voortvloeiende vertragingen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag bevestigt het beeld van een Europa dat het tegenovergestelde is van het Europa van solidariteit en samenwerking dat onze huidige tijd meer dan ooit tevoren nodig heeft. Land moet worden ontwikkeld op grond van het algemene belang van de Europese volkeren en niet op basis van de individuele belangen van particulieren ondernemingen. De privatisering van het vervoersbeleid is in het belang van de eurocratie ten nadele van mijn medeburgers. Ik stem tegen deze rampzalige tekst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer is essentieel om de Europese Unie in staat te stellen de doelstellingen in de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid te realiseren. In dat licht biedt de totstandbrenging van spoorcorridors, die snelle en efficiënte verbindingen mogelijk maken tussen de nationale spoornetten, een kans de voorwaarden voor het gebruik van de infrastructuur te verbeteren. De goedkeuring van deze verordening is essentieel om het goederenvervoer per spoor concurrerender te maken ten opzichte van de nu gebruikte vervoersmodaliteiten. Dat zal vanwege het milieuvriendelijke karakter van het spoorvervoer niet alleen voor de economie maar ook voor het milieu vruchten afwerpen. Daarom heb ik voor het voorstel gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen de compromisvoorstellen voor de verordening inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer gestemd. In de voorstellen wordt de bevoegdheid bij de nationale infrastructurele autoriteiten weggehaald, al hebben zij tot op heden zeer effectief en efficiënt gewerkt, ook in de internationale sfeer. De voorgestelde maatregelen resulteren daarnaast in meer bureaucratie, hetgeen toch moeilijk ons streven kan zijn. Deze inflatie gaat ten koste van de efficiëntie. Er zal ongebruikte capaciteit zijn. Naar mijn mening zal dit een schadelijk effect hebben op de spoorwegen in geheel Europa.
Als de EU echt het vrachtvervoer over het spoorwegnet wil aanmoedigen, zal zij prioriteiten moeten stellen ten aanzien van de verwezenlijking van de trans-Europese vervoersnetten. Volledige uitbreiding van de zuidelijke corridor aan de hand van de zogeheten Koralmtunnel zou bijvoorbeeld een ongekende verschuiving naar het spoorwegvervoer bewerkstelligen. Wij zouden moeten streven naar beter vrachtvervoer, niet naar meer centralisatie.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb besloten om vóór de aanbeveling voor de tweede lezing te stemmen, aangezien een reeks onlangs gehouden informele trialoogbijeenkomsten met het Spaanse voorzitterschap tot een overeenkomst hebben geleid. Ik ben van mening dat het belangrijk is om het momentum niet te verliezen. In de eerste lezing van april 2009 heeft mijn fractie haar steun gegeven aan het doel van een concurrerend spoorwegnetwerk voor goederenvervoer door de totstandbrenging van corridors in de Europese Unie, zoals uiteengezet in het voorstel van de Commissie van december 2008. Mijn steun voor deze overeenkomst wordt ook versterkt door het belang van het spoorwegnetwerk in Litouwen en het economisch perspectief dat het mijn land biedt. Het is van het allergrootste belang, niet alleen voor Litouwen maar ook voor de Europese Unie als geheel, om een eind te maken aan de neergang van het aandeel van het goederenvervoer per spoor. Ik ben ervan overtuigd dat de markt voor het goederenvervoer per spoor van deze overeenkomst zal profiteren. Zij zal bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van zijn diensten en synergie tussen nationale spoorwegsystemen tot stand brengen.
Vilja Savisaar (ALDE), schriftelijk. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, helaas kon ik de groep van vier compromisamendementen niet steunen, omdat Estland en Letland buiten de spoorwegcorridor, zoals beschreven in bijlage I, punt 8, werden gehouden. Rekening houdend met de toekomst van de spoorwegen in het algemeen en het project Rail Baltica, zou men verwachten dat de corridor ook Tallinn en Riga zou omvatten. Helaas beperken de aangenomen amendementen de mogelijkheden van Estland en Letland, en op die manier zijn wij geen stap verder gekomen met het aansluiten van alle lidstaten van de Europese Unie op een eenvormig spoorwegsysteem.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL) , schriftelijk. − (EN) Ik steun de inspanningen om het goederenvervoer per spoor effectiever te maken, vanwege de milieuvoordelen ervan vergeleken met het goederenvervoer over de weg. Ik wil echter duidelijk maken dat ik tegenstander ben van de huidige liberalisering van de spoorwegen in de Europese Unie, die verantwoordelijk is voor de versplintering, het gebrek aan investeringen en de ineffectiviteit van het goederenvervoer per spoor van tegenwoordig. Dit compromis met de Raad is een poging om de situatie te verbeteren, en daarom heb ik ervoor gestemd, al bouwt het voort op de liberalisering waar ik sterk tegen ben. Deze stemming gaat echter niet over deregulering, een onderwerp dat reeds in het Verdrag is opgenomen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel het goederenvervoer per spoor al meerdere jaren een dalende tendens vertoont, is het nog steeds het alternatief, voor onder meer het wegvervoer, met het hoogste niveau aan veiligheid en efficiëntie. Dit verslag beoogt het marktaandeel van de spoorwegen in het goederenvervoer te vergroten door het tot stand brengen van corridors tussen minimaal twee lidstaten, zodat goederen snel vervoerd kunnen worden.
Uit het verslag maak ik niet op dat het realiseren van deze corridors leidt tot een prioritair traject voor het goederenvervoer ten koste van het passagiersvervoer. Volgens mij is er daarom geen sprake van verschil in behandeling tussen die twee vormen van spoorvervoer. Het ene loket kan van strategisch belang zijn voor de coördinatie, aangezien de aanvragen voor de treinpaden daar behandeld zullen worden. Het standpunt van de Raad heeft het ene loket tot een informatiebalie gereduceerd. Ik deel daarentegen de mening van de rapporteur dat het ene loket essentieel is voor het bereiken van de gewenste stroomlijning van het goederenverkeer.
Dit netwerk van corridors geeft de mogelijkheid de Europese spoordiensten beter op elkaar af te stemmen, interfaces te creëren tussen de verschillende vervoersmodaliteiten en een nieuwe impuls te geven aan de investeringen in de sector. Om die redenen heb ik voorgestemd.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik wijs dit verslag volledig van de hand hoewel helaas in de tweede lezing geen slotstemming mogelijk is. De “één loket”-strategie vormt voor Deutsche Bahn, die als enige speler te maken heeft met concurrentie in een geliberaliseerd Duits net, een maatregel die neerkomt op onteigening en zal leiden tot een concurrentienadeel dat niet goedgemaakt kan worden, aangezien Duitsland een gemengd personen- en goederenvervoer kent en geen aparte hogesnelheidsnetwerken. Ik adviseer Deutsche Bahn dringend de mogelijkheid van juridische stappen tegen deze beslissing te onderzoeken.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben ervan overtuigd dat het idee om een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer tot stand te brengen, gegrond en noodzakelijk is. Ik heb echter grote twijfels over de interpretatie van artikel 12, lid 2 bis dat de oprichting van één loket per goederencorridor voorziet. Ik heb in het bijzonder bedenkingen bij de rechten om te beslissen over de gebruiksmogelijkheden van de verschillende spoorwegnetten. De situatie wordt nog bemoeilijkt door het feit dat bepaalde lidstaten tot nu toe hun spoorwegmarkt niet openstelden.
Daarom heb ik tegen het tweede deel van het amendement 83 gestemd.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het besluit gestemd over de aanpassing van het Reglement van het Parlement na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De wijzigingen die door de plenaire vergadering zijn aangenomen, treden op 1 december 2010 in werking. Het werd noodzakelijk wijzigingen aan te brengen in het Reglement teneinde in te spelen op de komst van achttien nieuwe leden, de toegenomen wetgevende bevoegdheden en de nieuwe begrotingsprocedure die het Parlement op voet van gelijkheid stelt met de Raad. De overige veranderingen hebben betrekking op de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van het subsidiariteitsbeginsel, rekening houdend met de toenemende invloed van de nationale parlementen; het recht van het Parlement om Verdragsherzieningen voor te stellen; de procedure voor de benoeming van de voorzitter van de Commissie, aangezien het Parlement meer bevoegdheden heeft op dit gebied; de mogelijkheid voor een lidstaat om zich uit de Unie terug te trekken, en, tot slot, de schending van de fundamentele beginselen door een lidstaat. Ik betreur het dat het nieuwe Reglement niet door een hogere juridische autoriteit is onderzocht om ervoor te zorgen dat deze tekst in overeenstemming is met teksten die hoger in rang staan, zoals met name de Verdragen en de grondwetten van de lidstaten.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem voor dit voorstel betreffende de aanpassing van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon. Meer bevoegdheden voor het Europees Parlement moeten ook vertaald worden in meer verantwoordelijkheid! We kunnen niet zonder het Verdrag van Lissabon, daar de Europese Unie verbreding met verdieping dient te combineren. Met dit Verdrag heeft de Unie dat op een evenwichtige, geloofwaardige en rechtvaardige wijze gedaan. Daarmee zijn de samenhang, de legitimiteit, het democratisch gehalte, de efficiëntie en de transparantie van het besluitvormingsproces verbeterd, is de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten verduidelijkt en wordt een bijdrage geleverd aan efficiëntere inter- en intra-institutionele betrekkingen in de Unie.
De compromisamendementen in deze aanpassing van het Reglement aan het Verdrag van Lissabon zijn grotendeels de vrucht van de inspanningen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) om zowel het besluitvormingsproces in het Parlement als de betrekkingen van het Europees Parlement met de nationale parlementen te verduidelijken en te vereenvoudigen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese instellingen produceren zeer veel regelgeving die tot stand komt met de inbreng van veel betrokkenen. De instellingen produceren daarbij ook vaak een overdaad aan documenten en de hiërarchie tussen bronnen en wetten is niet altijd duidelijk. Daarom is het essentieel dat het Europees Parlement deze risico’s verkleint via de aanpassing van zijn Reglement aan het recente Verdrag van Lissabon. Ik denk dat dit noodzakelijk is teneinde duidelijker procedures en meer rechtszekerheid te verkrijgen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet het Europees Parlement zich aanpassen aan de nieuwe omstandigheden waarin het opereert en aan de gedeelde verantwoordelijkheid van de besluitvormingsprocessen. Ik onderstreep de effecten van de ruimere bevoegdheden van het Europees Parlement, de nieuwe samenstelling van de nationale vertegenwoordigingen en de nauwere band met de nationale parlementen. Ik onderschrijf de wijzigingen in het Reglement die nu worden voorgesteld. Zij zorgen voor vereenvoudiging en een duidelijke beschrijving van de procedures in het Reglement, zodat de capaciteit om te reageren op de behoeften van de burgers, de instellingen en de lidstaten wordt verbeterd en tegelijkertijd efficiënte voorwaarden voor de uitvoering van het Europees beleid kunnen worden verzekerd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen amendement 110 gestemd, waarin naar voren komt dat dit Huis samenwerkt met de nationale parlementen, maar niet met de parlementen op subnationaal niveau. Hiermee wordt voorbijgegaan aan de constitutionele werkelijkheden van enkele lidstaten; hoewel bijvoorbeeld Vlaanderen deze week een historische stap heeft gezet richting onafhankelijkheid, blijft het Belgische federale parlement voor nu het “nationale” parlement in EU-termen. Desondanks heeft het Vlaamse parlement in Belgische constitutionele termen volledige bevoegdheid inzake bepaalde EU-aangelegenheden. Het amendement gaat ook voorbij aan de politieke werkelijkheden van andere lidstaten: het is belachelijk dat dit Huis niet volledig kan samenwerken met het Schotse parlement bij aangelegenheden als de visserij, waarin Schotland het grootste aandeel van het Verenigd Koninkrijk heeft.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement nieuwe verantwoordelijkheden gegeven. Daarom is het noodzakelijk het Reglement van het Europees Parlement aan te passen aan de nieuwe regels. Dit voorstel verenigt het Reglement van het Europees Parlement met de nieuwe uitdagingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon. Daarom heb ik voor dit voorstel gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De ter tafel liggende aanpassing van het Reglement is enerzijds noodzakelijk geworden door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. In dit opzicht is zij een formaliteit. De twee grote fracties – de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement – proberen echter in het kader van deze amendementen de rechten te beknotten van afgevaardigden die geen deel uitmaken van een van de grote fracties. Dit is zeer onrechtvaardig en oneerlijk omdat dit zou ondersneeuwen in de discussie over de grote aanpassingen aan het Verdrag van Lissabon. Er wordt bijvoorbeeld voorgesteld dat niet-ingeschreven leden niet meer, zoals thans het geval is, zelf mogen beslissen wie hen vertegenwoordigt. Dit is een uniek staaltje democratie dat onaanvaardbaar is. In elk democratisch parlement dat die naam verdient, mag een fractie zelf haar vertegenwoordigers in bepaalde commissies aanwijzen.
Nu wordt echter voorgesteld dat de Voorzitter – die deel uitmaakt van een van de twee grote politieke partijen – beslist wie van de niet-ingeschreven leden hen zal vertegenwoordigen in de Conferentie van voorzitters. Dit betekent dat hun politieke tegenstanders de mogelijkheid hebben een vertegenwoordiger te kiezen wiens politieke overtuiging het meest overeenkomt met hun eigen overtuiging. Dat is schandalig. Naar mijn mening kan de vertegenwoordiger van de niet-ingeschreven leden slechts worden gekozen in het kader van een stemming waaraan alle niet-ingeschreven leden deelnemen. Ik heb daarom tegen het voorgestelde amendement gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Steeds vaker gebeuren er natuurrampen waardoor mensen al hun hebben en houden verliezen. Mensen wier huizen onder water lopen, worden bijzonder zwaar getroffen omdat de gehele inboedel dikwijls beschadigd of verwoest wordt. Bovendien ontstaat er zware schade aan akker- en bouwland, waarvan de reparatie grote sommen geld vergt. De getroffenen kunnen dit dikwijls nauwelijks of zelfs helemaal niet opbrengen. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het belangrijk is de helpende hand te reiken aan mensen die getroffen worden door een ramp.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Het Europees Parlement heeft een besluit aangenomen over de aanpassing van zijn Reglement aan het Verdrag van Lissabon. De door de leden van het Parlement goedgekeurde wijzigingen betreffen onder andere de komst van achttien nieuwe afgevaardigden uit twaalf lidstaten, de versterking van de wetgevingsbevoegdheden en een nieuwe begrotingsprocedure waarin het Parlement op voet van gelijkwaardigheid met de Raad staat. De wijzigingen die in het Reglement aangebracht zijn, houden bovendien rekening met de begrotingsregels voor zover het Parlement hierover in samenwerking met de Raad besluiten zal nemen. Meer bepaald hebben de amendementen betrekking op de volgende zaken: het driejarig financieel kader dat een wetgevingshandeling wordt waarvoor de goedkeuring van het Parlement vereist is, de documenten die ter beschikking van de leden worden gesteld, de behandeling van de ontwerpbegroting, de bemiddelingsprocedure in het kader van de begroting en de definitieve vaststelling van de begroting.
Veranderingen die ik verder nog van groot belang vind, betreffen de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het recht van de leden van het Parlement om verdragsherzieningen voor te stellen, de benoemingsprocedure voor de voorzitter van de Commissie en vooral de schrapping van speciale bepalingen voor de benoeming van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik hoop dat deze veranderingen spoedig zullen worden doorgevoerd in de tekst van het Verdrag, gezien de fundamentele vernieuwing die zij vertegenwoordigen voor de gehele Unie.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem voor het verslag-Martin, dat na een lang onderhandelingstraject tot stand is gekomen. Daarbij waren alle leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) betrokken die deel uitmaken van de Commissie constitutionele zaken, waar ikzelf ook lid van ben. Deze aanpassing van het Reglement van het Europees Parlement was noodzakelijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Bij een eerste stemming over de aanpassing tijdens de vergaderperiode van november 2009 zijn de nodige wijzigingen goedgekeurd die direct verbonden waren met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Tegelijkertijd is toen besloten de overige wijzigingen uit te stellen om meer tijd te geven voor bezinning. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), waar de Partido Social Democrata (PSD) deel van uitmaakt, heeft verschillende compromisamendementen ondertekend. Ik noem de voorstellen met betrekking tot het vragenuur aan de voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de voorzitter van de Eurogroep, de toepassing van het Statuut van de leden, de herziening van de Verdragen en de gedelegeerde handelingen. Ik wil evenwel met nadruk de amendementen noemen betreffende de interparlementaire samenwerking, de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen tijdens het wetgevingsproces en de samenstelling van de delegatie van het Europees Parlement in de COSAC. Als ondervoorzitter van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), met de betrekkingen met de nationale parlementen in mijn portefeuille, heb ik me met die drie onderwerpen speciaal moeten bezighouden.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement stemt vandaag over de noodzakelijke aanpassing van het Reglement in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Na de stemming tijdens de vergaderperiode van november werd de stemming over de overige wijzigingen, die niet direct te maken hebben met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, uitgesteld tot deze vergaderperiode. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), waar ik toe behoor, heeft twaalf compromisamendementen ondertekend die meerdere onderwerpen betreffen: het vragenuur aan de voorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie, de schriftelijke vragen aan de Raad en de Commissie, de periodieke interparlementaire samenwerking, de toepassing van het Statuut van de leden, de delegatie in de COSAC, de herziening van de Verdragen en de delegatie van wetgevende bevoegdheid.
Ik stem ook voor de overige wijzigingen in het document. Daarvan noem ik de nieuwe bepalingen over subsidiariteit en evenredigheid bij de behandeling van wetgevingshandelingen en de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen tijdens het wetgevingsproces.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Deze tweede lezing is het einde van een lang proces van aanpassing van het Reglement van het Europees Parlement aan de wijzigingen die het Verdrag van Lissabon invoerde. Hoewel de aanpassingen waarover vandaag gestemd werd slechts in beperkte mate betrekking hebben op de fundamentele wijzigingen uit het Verdrag die de rol van het Parlement in het besluitvormingsproces versterken, zijn ze zelf een belangrijke aanvulling op de aanpassingen van het Reglement en stellen ze ons in staat de nieuwe mogelijkheden volledig te benutten. Zoals bij alle aanpassingen, en in het bijzonder bij aanpassingen in het primaire recht, hangt veel af van de manier waarop ze ten uitvoer gelegd worden.
De duivel zit in het detail, daarom is het belangrijk dat dit proces tot op het einde nauwlettend gevolgd wordt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Een van de hoofddoelen voor 2011 zal het handhaven, bevorderen en verkrijgen van middelen zijn voor onderzoek en technologische ontwikkeling in de Unie door op adequate wijze het kaderprogramma te financieren zodat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de EU 2020-strategie.
De groei van het aantal aanvragen voor financiering was evenredig aan de toename van de controlemechanismen die een correct gebruik van de communautaire middelen beogen te verzekeren.
De interne bureaucratie en het maken van meer administratieve regels en procedures leiden tot minder vertrouwen in het proces. Voor kleinere organisaties als kleine en middelgrote ondernemingen, startende technologie-intensieve bedrijven, kleinere instituten, universiteiten en onderzoekscentra, is het bijzonder moeilijk met deze complexe realiteit om te gaan.
Ik doe een oproep de toegang tot de financiering voor onderzoek te vereenvoudigen. Er moet een cultuur van wederzijds vertrouwen worden ontwikkeld, waarbij alle belanghebbenden moeten worden betrokken. Dat zal zorgen voor het versterken van onderzoek en innovatie, wat Europa tot een aantrekkelijker plek om te wonen en te werken zal maken.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De ontwerpbegroting 2011 van de Europese Commissie is niet afgestemd op de uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet. Bij een bedrag van 142 miljard euro aan vastleggingskredieten – oftewel 1,15 procent van het Europese bruto nationaal inkomen – stelt de Commissie voor om voor de financiering van nieuwe prioriteiten, evenals van programma’s die reeds in het financieel kader 2007-2013 zijn opgenomen, te putten uit kredieten van bestaande programma’s en uit een begrotingsruimte die praktisch tot nul is gereduceerd. De EU 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid, die de komende tien jaar de routekaart van de Unie moet zijn, en de strijd tegen klimaatverandering kunnen niet echt worden gerealiseerd zonder financieringsmiddelen. Het is onaanvaardbaar dat er voor de financiering van het toekomstige instrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen uit ontwikkelingshulp wordt geput. Het is niet realistisch om de Europese financiële steun aan het vredesproces in het Midden-Oosten met een derde te verminderen. Dat is niet serieus. Wij hadden verwacht dat de Commissie moediger zou zijn. Verder is het Europees Parlement nog altijd in afwachting van een ontwerpvoorstel voor de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten, waaraan Europa dringend behoefte heeft. Deze kwestie moet bij de komende begrotingsonderhandelingen met de Raad centraal staan. De delegatie van de Franse partij Mouvement Démocrate in het Parlement zal zich hiervoor inzetten.
Göran Färm, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben ervoor gekozen om voor het onderhandelingsmandaat voor de begroting 2011 te stemmen. Wij zijn het in grote lijnen eens met de in het verslag vermelde prioriteiten. Wij zijn bijvoorbeeld van mening dat het belangrijk is dat er wordt geïnvesteerd in jongeren, in onderzoek en ontwikkeling en in groene technologie. Wij zijn ook van mening dat het belangrijk is dat er voldoende middelen worden uitgetrokken om van de nieuwe Europese strategie voor groei en werkgelegenheid, “EU 2020”, een succes te maken.
Wij willen echter onderstrepen dat we niet vinden dat er meer rechtstreekse steun voor de landbouw nodig is. Wij willen evenmin permanente marktsteun van de EU voor melk en zuivelproducten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De rol van het Europees Parlement bij de onderhandelingen over de communautaire begroting is versterkt door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. In deze tijd van economische, financiële en sociale crisis is het van fundamenteel belang middelen toe te wijzen die de groei en het concurrentievermogen van de Unie stimuleren. In de huidige context is het belangrijk dat het Solidariteitsfonds van de Unie wordt versterkt – mits die gelden effectief worden gebruikt door de regeringen – zodat de effecten van de crisis in de meest benadeelde regio’s worden verkleind.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik herinner mij dat de ontwerpbegroting voor 2011 de eerste in zijn soort was sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, en dat zij ontegenzeggelijk een grotere samenwerking en coördinatie vereist met de andere tak van de begrotingsautoriteit. Ik benadruk de bezorgdheid en de inspanning om adequate financiering te verkrijgen van de strategische ontwikkelingslijnen voor de Europese Unie, vooral op het gebied van jeugd en innovatie, tezamen met energie-efficiëntie, de strijd tegen de klimaatverandering, bevordering van de werkgelegenheid en van de gendergelijkheid. Ik vind ook dat de uitvoerbaarheid van mechanismen die de duurzaamheid van de landbouwsector waarborgen, moet worden gegarandeerd. Ik denk dan vooral aan de melksector. In de huidige situatie van crisis en grote druk op de openbare financiën van de lidstaten benadruk ik de noodzaak de budgettaire houdbaarheid van de Europese Unie te garanderen, met het oog op het nastreven van de centrale doelstelling van sociale en economische cohesie. Ik vind het desondanks belangrijk dat de ontwerpbegroting voor 2011 vanaf nu de financiële implicaties reflecteert van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie, zoals “Innovatie-Unie”, “Jeugd in beweging”, “Efficiënt gebruik van hulpbronnen”, “Nieuwe vaardigheden en banen” en “Industriebeleid in een tijd van mondialisering”.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben tegen dit verslag over de ontwerpbegroting voor 2011 gestemd omdat het nergens de eisen weerspiegelt die vandaag de dag worden gesteld aan de financiering van de Europese Unie, waar de schepping van de eurozone de sociale en territoriale ongelijkheid heeft verergerd zonder dat er voldoende rekening is gehouden met het beginsel van economische en sociale cohesie.
In deze periode van crisis is er nog meer behoefte aan een communautaire begroting die de uitgaven ten minste verdubbelt, zodat in ieder geval de helft van de begroting (berekend op basis van 2 procent van het bnp van de Unie) kan worden gebruikt voor investeringen in de productiesector en voor steun aan de sociale functie van de lidstaten. Zo kan meer werkgelegenheid met rechten worden geschapen, de armoede worden bestreden, de regionale ongelijkheid worden verminderd en de economische en sociale cohesie worden bevorderd.
Aan de andere kant is het ook essentieel om de tarieven voor communautaire cofinanciering te verhogen voor de economisch zwakkere landen, vooral voor sociale programma’s en voor productie-investeringen.
Ten slotte moeten de bedragen die bestemd zijn voor het militaire apparaat substantieel worden verlaagd en de centrale doelstellingen van de begroting worden gewijzigd om een evenwichtige ontwikkeling en sociale vooruitgang te bewerkstelligen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De ontwerpbegroting voor 2011 is de eerste sinds de inwerkingtreding van Verdrag van Lissabon, en de voorbereiding ervan vereist een grotere samenwerking en coördinatie tussen alle betrokken partijen zodat een akkoord kan worden bereikt over alle uitgaven tijdens het proces. De trialoog in juli moet duidelijk zijn over de voorbereiding van de route, opdat van tevoren de punten kunnen worden vastgesteld waarover overeenstemming moet zijn. De belangrijkste punten zijn daarbij de begrotingsimplicaties van het Europees stabilisatiemechanisme, van Europa 2020 en van de programma’s voor jongeren.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De begroting voor 2011 bevat talrijke punten waarop ernstige kritiek kan worden geuit. De begroting voor het Europees Vluchtelingenfonds, dat onder andere de hervestiging van asielzoekers in de EU bevordert, wordt bijvoorbeeld verhoogd, terwijl de kredieten voor het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) worden verlaagd. De financiële steun aan Palestina wordt eveneens verlaagd maar de begroting voor EU-toetredingskandidaten, inclusief Turkije, wordt aanzienlijk verhoogd. Ik heb daarom tegen het verslag over de ontwerpbegroting 2011 gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onze fractie, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, was niet tegen de prioriteiten van de rapporteur voor de trialoogonderhandelingen. Wij hebben enkele gedetailleerdere amendementen ingediend over de “vergroening” van de structuurfondsen, de plattelandsontwikkeling en het landbouwbeleid, die allemaal verworpen werden – wat nauwelijks een verrassing kan worden genoemd – maar die opnieuw ingebracht kunnen worden voor de meer gedetailleerde eerste lezing van de begroting van het Parlement in september. De leden van De Groenen die zitting hebben in andere commissies hebben de amendementen uit naam van hun respectieve commissies medeondertekend. Door de aanpak van de rapporteur om de tekst niet onnodig op te blazen, zijn ook de meeste van die amendementen verworpen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun het standpunt van mijn fractie over dit document van het Parlement in reactie op de ontwerpbegroting voor 2011 zoals die door de Europese Commissie is voorgesteld. Het lijkt ons onmogelijk duidelijk de implicaties te definiëren van de begroting voor de kerninitiatieven van Europa 2020, en dat er meer en betere informatie nodig is.
Ook zie ik met genoegen dat het programma voor de jeugd een van de prioriteiten is voor het komende jaar in het ontwerp van de Commissie, maar ik betreur het dat de toename van middelen daarvoor slechts symbolisch is, terwijl we toch van deze initiatieven meer zouden mogen verwachten. Mijn collega’s uit de ultraperifere regio’s en ik vinden het onaanvaardbaar dat de middelen voor Posei, het programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen, voor 2011 lager zijn dan die over 2010, vooral in een periode waarin de sluiting van het akkoord tussen de EU, Colombia en Peru ernstige repercussies zal hebben voor de productie van bananen, suiker en rum in de ultraperifere regio’s. Daarom steunen wij een amendement waarin de Commissie wordt gevraagd, op zo kort mogelijke termijn, om een studie naar de invloed van deze situatie op die regio’s.
Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. − (PL) Het verslag over het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2011, dat vandaag op de plenaire vergadering van het Europees Parlement aangenomen is, geeft zes prioriteiten aan voor de onderhandelingen over de begroting voor het jaar 2011. Een van deze prioriteiten omvat de programma’s voor de jeugd zoals “Jeugd in beweging”, “Een leven lang leren”, “Jeugd in actie” en “Erasmus Mundus”. Het verslag wijst er in paragraaf 12 van de algemene opmerkingen op dat een verhoging van de middelen voor deze programma’s in de ontwerpbegroting ondanks het zeer hoge tenuitvoerleggingspercentage (tussen 95 en 100 procent in de jaren 2007 t/m 2009) niet voldoende is. Ik ben blij dat de goedgekeurde tekst oproept om deze middelen te verhogen zodat de programma’s voor de jeugd uitgevoerd kunnen worden op een manier die past bij hun betekenis voor de burgermaatschappij in Europa.
Ondanks de economische crisis die de lidstaten tot aanzienlijke besparingen dwong, breidt de Europese Unie haar activiteiten steeds verder uit. Hierbij moet een aangepast financieringsniveau van reeds bestaande programma’s gegarandeerd blijven. Het verslag van Sidonia Jędrzejewska vraagt aandacht voor deze kwestie, die mijns inziens met recht erkend is als een van de prioriteiten voor de onderhandelingen over de begroting.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Geachte dames en heren, het mandaat voor de trialoog is van groot belang voor het Europees Parlement omdat het onderhandelingsstandpunt van het Parlement hierin wordt vastgelegd. De ontwerpbegroting voor 2011 staat in het teken van de crisis en de recessie, wat onder andere blijkt uit de zeer krappe marges. Er zijn echter ook positieve signalen. Een van die positieve signalen is de prioriteit die wordt gegeven aan jeugdprogramma’s. Indien de Europese Unie een duurzame uitweg uit de crisis wil vinden, is het voor haar van cruciaal belang om te investeren in jonge mensen, omdat zij onze toekomst zijn. Bovendien moeten wij met het oog op de economische situatie in Europa een mandaat voor een sociaal evenwichtige EU-begroting ondersteunen die ook rekening houdt met ons concurrentievermogen. Dank u wel.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, zoals de recente financieel-economische crisis uitgebreid heeft aangetoond, moeten we een strategie in het leven roepen om derivatenmarkten beter te reguleren en transparanter te maken en om buitensporig speculeren te voorkomen. Ik kan mij met name vinden in het voorstel van de rapporteur een centrale toezichtsrol toe te bedelen aan de EAEM, de Europese Autoriteit voor effecten en markten, en in de oproep de kosten van de toekomstige marktinfrastructuur te laten dragen door de marktdeelnemers en niet door de belastingbetalers. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement roept in deze resolutie op tot een strenger toezicht op de derivatenmarkt. Ik heb de resolutie gesteund, omdat ik het van essentieel belang vind dat het Parlement een heldere boodschap afgeeft aan de Raad en de Commissie, opdat er wettelijke maatregelen worden getroffen op dit gebied. Doelstelling is buitensporige speculatie tegen te gaan door een standaardprocedure en toezichthoudende instanties in te stellen, en door een gemeenschappelijk register voor de transacties te gebruiken.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het initiatiefverslag van mijn geachte Duitse collega, de heer Langen, over derivatenmarkten gestemd, dat een reactie vormt op de mededeling van de Europese Commissie over ditzelfde onderwerp. Ik steun het initiatief van de Commissie om de regelgeving op het gebied van derivaten te verbeteren. Het is absoluut noodzakelijk dat de toekomstige Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) een belangrijke rol krijgt bij de toelating van Europese clearinginstellingen en dat deze autoriteit daarop ook toezicht uitoefent.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we naar mijn mening de transparantie op de derivatenmarkt (handel in toekomstige transacties) moeten verhogen en de markt sterker moeten reguleren. Afgeleide instrumenten kunnen een nuttige rol spelen bij het verplaatsen van financiële risico’s in een economie, maar door een gebrek aan transparantie en regulering hebben zij juist bijgedragen aan een verergering van de financiële crisis. Ik ben verheugd over het initiatief van de Commissie voor betere regulering van derivaten, en in het bijzonder van over-the-counter-derivaten, met het oog op het reduceren van de gevolgen van de risico’s voor de stabiliteit van de financiële markten als geheel en voor de standaardisatie van derivatenovereenkomsten, het gebruik van gecentraliseerde gegevensopslag en georganiseerde handelsplatforms.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) In het verslag van collega Langen wordt een reeks maatregelen voorgesteld die de derivatenmarkt transparanter zouden moeten maken. Gezien de manier waarop de financiële crisis van 2008 is ontstaan en de kwetsbare situatie waarin de markten zich door dit soort ingewikkelde producten nog steeds bevinden, is het zonder meer wenselijk te streven naar een grotere stabiliteit en transparantie. Ik heb dan ook voor het verslag-Langen gestemd.
Niettemin zouden wij een ander punt moeten benadrukken, dat een fundamenteel beginsel is wanneer we het hebben over financiële zaken, de economische crisis en de markt. Meer nog dan de derivaten en de gecompliceerde financiële engineering heeft het feit dat wij abusievelijk te lang hebben gedacht dat we ons niet druk hoefden te maken over de reële economie geleid tot de crisis van 2008, die een kettingreactie van negatieve gevolgen in gang zette waaronder onze samenlevingen nog steeds gebukt gaan. Maatregelen ter bevordering van de transparantie van de financiële markten en van de producten die worden aangeboden door banken en aandelenmarkten zijn op dit moment dan ook van harte welkom, maar laten we met ons allen niet vergeten dat we ons dringend moeten herbezinnen op het economisch systeem waarop de wereldmarkten gebaseerd zijn. Al onze inspanningen moeten dus gericht zijn op het versterken van de reële economie, die de enige zekere bron is van welvaart en duurzame stabiliteit.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Allereerst wil ik mijn vriend en collega, de heer Langen, feliciteren met het ontwerpverslag dat hij vandaag ter stemming aan het Parlement heeft voorgelegd.
In het licht van de financiële en economische crisis hebben wij geconstateerd hoe gevaarlijk bepaalde financiële instrumenten zijn die op een schaamteloze wijze, zonder regels of beperkingen, worden gebruikt door de markten. Veel burgers en talloze lokale autoriteiten, die zich nu met ontzettende begrotingstekorten geconfronteerd zien, zijn het slachtoffer geworden van deze gevaarlijke instrumenten, ook in Italië.
Om dergelijke onaangename situaties te voorkomen, acht ik het juist – sterker nog, noodzakelijk – derivaten goed te reguleren, zodat we een stabielere en veiligere markt krijgen die zowel marktdeelnemers en consumenten in staat stelt weloverwogen keuzen te maken. De Europese Unie moet pleitbezorgster worden van een radicale verandering in het financieel beleid ten opzichte van het verleden en krachtige signalen afgeven om te verhinderen dat instrumenten zoals over-the-counter-derivaten de interne financiële markt in de toekomst in gevaar kunnen brengen.
Tot slot ben ik het eens met de richtsnoeren die door collega Langen worden uiteengezet in de tekst waarover vandaag gestemd wordt, ook omdat financiële derivaten niet voorbehouden zijn aan de professionals in de sector, maar op grote schaal gebruikt worden. Daarom zal strengere wetgeving een grotere transparantie garanderen, waardoor “marktdeelnemers in staat zijn de risico’s juist in te schatten”.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Een strakkere regulering van de derivatenmarkten moet rekening houden met de bijzondere situatie van bedrijven die moeten blijven garanderen dat hun financiële en bedrijfsrisico’s onder gunstige omstandigheden gedekt zijn, dan wel worden aangepast met behulp van derivaten.
Niet-financiële bedrijven gebruiken deze instrumenten om de dekking te garanderen van risico’s met betrekking tot valuta, rente en grondstoffen. Deze protectie is niet speculatief en draagt bij tot het scheppen van stabiliteit en groei van werkgelegenheid en investeringen.
De voorgestelde regulering mag echter niet leiden tot duidelijke verslechtering van de risicodekking voor bedrijven.
Ik pleit voor het toestaan van afwijkingen en vermindering van eisen als het gaat om inzet van eigen middelen in het geval van bilaterale derivaten, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegengestemd omdat, hoewel het verslag positieve punten bevat en bepaalde minimumbeperkingen en regels tracht op te leggen aan de derivatenmarkt, het in werkelijkheid geen fundamentele oplossing biedt voor de problematiek. Een essentiële oorzaak van de economische en financiële instabiliteit is de ontwikkeling en de toename van extrabancaire transacties, waaronder risicopremies en andere financiële derivaten.
De recente instorting van de geldmarkten en de speculatie tegen Griekse obligaties heeft aangetoond dat het financiële systeem niet alleen behoefte heeft aan een strikte regelgeving, maar dat bovendien bepaalde transacties moeten worden verboden, waaronder de risicopremietransacties. Volgens mij zou het verkeerd en onvoldoende zijn onze aandacht uitsluitend toe te spitsen op “beleidsmaatregelen”, zoals degene die in het verslag worden voorgesteld, omdat die niet in verhouding staan tot de werkelijke omvang van het probleem en onvoldoende oplossingen bieden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals gebleken is in de economische, financiële en sociale crisis die we doormaken, heeft de derivatenmarkt een efficiënte regulering nodig. Daardoor ontstaat een grotere transparantie in de commercialisering van deze financiële instrumenten. Deze producten moeten worden onderworpen aan een meer doelmatige supervisie, zodat de handel erin de markt niet negatief beïnvloedt. Wel steun ik, vanwege de verscheidenheid aan derivaten en de noodzakelijke bescherming voor de investeerders, het voorstel voor strakkere informatieregels.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij met de mobilisering van de Europese instellingen om de efficiëntie, zekerheid en soliditeit van de derivatenmarkten te vergroten en erken het belang ervan voor de economische ontwikkeling en de noodzaak van het garanderen van de regulering en verificatie van de procedures en onderhandelingen in verband met handel en commercialisering van deze financiële instrumenten. Tegenover de omvang van de derivatenmarkt en haar invloed op de wereldeconomie – die duidelijk is gebleken in de huidige economische en financiële crisis – en tegenover de exponentiële groei van de risicocomponent op de wereldmarkt, vind ik het essentieel dat transparantie wordt gewaarborgd. Daarvoor is niet alleen doelmatige supervisie van de markten nodig, maar ook duidelijke, beknopte en volledige normen voor financiële verslaglegging. De credit default swaps van de soevereine emittenten die worden gebruikt door financiële speculanten hebben ertoe geleid dat diverse nationale spreidingen ongerechtvaardigd hoge niveaus bereikten. Dit onderstreept de noodzaak van verdere markttransparantie en meer uitgebreide Europese regelgeving met het oog op de handel in credit default swaps, met name van credit default swaps die verband houden met staatsobligaties. Het is te hopen dat de toekomstige wetgeving niet alleen transparantie op de derivatenmarkten, maar ook een solide regulering bevat. Ik benadruk dat de kosten van de toekomstige infrastructuur van de markt gedragen moeten worden door de deelnemers aan die markt en niet door de belastingbetalers.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In plaats van voor te stellen een einde te maken aan de derivatenmarkt heeft de meerderheid van het Europees Parlement zich ertoe beperkt de speculatieve handel in credit default swaps (CDS) op basis van staatsobligaties te verbieden. Er is bij de Commissie op aangedrongen maximumgrenzen te overwegen voor derivaten, met name CDS, en deze met de internationale partners af te stemmen. Maar naar nu is gebleken hoeft de Commissie haar voorstel over derivatenmarkten pas in september te presenteren, en het Parlement zal hierover op gelijke voet met de Raad wetgeving creëren.
Al dit wachten is betreurenswaardig in het licht van de recente dramatische stijgingen van de rente op staatsobligaties in sommige landen van de eurozone tot een niveau dat op den duur niet houdbaar is, als we zien welke negatieve rol de credit default swaps in het hele proces hebben gespeeld. We kunnen speculatieve effecten op basis van staatsobligaties niet langer toestaan.
Het Europees Parlement heeft vandaag gepleit voor een verbod op handel in credit default swaps omdat dit “pure speculatiehandel is waarbij op kredietverliezen wordt gespeculeerd”, maar vervolgens beperkt het zich tot het vragen om langere vervaltermijnen bij de verkoop van effecten en derivaten vanuit een ongedekte positie. Wij steunen dus de positieve voorstellen, maar zijn tegen het terughoudende standpunt en de enorme vertraging in de regulering van de kapitaalmarkt.
Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag-Langen over derivatenmarkten gestemd, omdat ik er net als de rapporteur van overtuigd ben dat de sector gereguleerd moet worden en dat de transparantie van de derivatenmarkten moet worden vergroot. Ik steun in het bijzonder het idee dat er een clearingplatform moet worden opgericht voor de afwikkeling van transacties in derivaten tussen marktspelers. Door transacties te standaardiseren en ervoor te zorgen dat de clearinginstellingen onafhankelijk zijn, zal er aanzienlijke vooruitgang worden geboekt.
De regelgeving die dankzij de samenwerking tussen de Commissie, de Raad en het Parlement op vrij korte termijn tot stand zou moeten komen, mag er evenwel niet toe leiden dat de derivatenmarkten, die een belangrijke rol spelen in de mondiale financiële sector, volledig aan banden worden gelegd. Er dient onderscheid te worden gemaakt, zoals de rapporteur overigens ook doet, tussen derivaten die gebruikt worden als een risicobeheerinstrument ter afdekking van risico’s die rechtstreeks samenhangen met de activiteiten van ondernemingen en derivaten die uitsluitend voor speculatiedoeleinden worden gebruikt. Alleen deze laatste derivaten kunnen een wezenlijk systemisch risico opleveren waarop adequaat moet worden toegezien om een herhaling van het soort crises dat wij de laatste tijd hebben meegemaakt, te voorkomen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De instrumenten voor derivaten speelden in het verleden een belangrijke rol bij risico-overdracht in de economie. Intussen heeft het gebrek aan transparantie en regulering van de derivatenmarkt een desastreus effect gehad op economische crisis. Een van de instrumenten die de Europese economieën het meest heeft beïnvloed en heeft geleid tot toename van de rente op staatsobligaties wordt gevormd door de credit default swaps. In deze regeling wordt een verbod op de speculatieve handel in dit instrument bepleit, omdat die tot verstoring van de markt voor staatsobligaties kan leiden. Het is essentieel dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de derivaten die worden gebruikt als instrument van risicobeheer om een onderliggend reëel risico voor het onderwerp af te dekken, en de derivaten die alleen worden gebruikt voor speculatieve doeleinden. Vandaar dat ik gestemd heb zoals ik gestemd heb.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij dat de belangrijkste paragrafen van de resolutie in de tekst zijn blijven staan, hoofdzakelijk de paragrafen 33, 34, 35 en 36, evenals de overwegingen K, S en X. Dit is de reden dat wij vóór hebben gestemd. Als minstens een van de afzonderlijke stemmingen was verworpen, dan zouden wij Groenen tegen het verslag hebben gestemd.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) De voornaamste aspecten van het verslag van de heer Langen zijn aanvaardbaar. Tijdens het debat in de commissie werd er echter sterk de nadruk gelegd op de gevaren van de bedrijfstak. Het is duidelijk dat de omvang van de derivatenactiviteit vragen doet ontstaan over hoe de bedrijfstak gereguleerd moet worden, en dus worden transparantie en een geharmoniseerd toezicht als zeer belangrijke factoren beschouwd. Tegelijkertijd is het niet nodig om de kosten van de handel te laten toenemen door erop aan te dringen om de clearing van dit soort handel te concentreren via afzonderlijke beurzen. Gelukkig is de heer Langen zich terdege bewust van de beperkingen van een dergelijke benadering waarmee de kosten op een beurs wel tien keer hoger zouden kunnen worden dan elders. We moeten er ook voor zorgen dat de zogenoemde op maat gemaakte derivaten, die bedrijven de mogelijkheid geven om toekomstige stijgingen in de grondstoffenmarkten af te dekken, gehandhaafd blijven. Wij zouden ook de internationale compatibiliteit moeten waarborgen, in het bijzonder met de Verenigde Staten, de grootste markt.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De snelle ontwikkeling van het internet zorgt voor een toename van onderling gekoppelde objecten die beschikbaar en verhandelbaar zijn op het internet. Op die manier ontstaat er een ‘internet van de dingen’, dat alles omvat van boeken tot auto’s, en van elektrische apparaten tot voeding. Dit initiatiefverslag van het Europees Parlement is bedoeld als reactie op de mededeling van de Europese Commissie, die veertien maatregelen bevat die ervoor moeten zorgen dat de EU een drijvende kracht wordt achter de ontwikkeling van deze nieuwe netwerken van onderling gekoppelde objecten. In het verslag van het Parlement wordt specifiek de nadruk gelegd op de kwestie van de eerbiediging van de privacy, de voordelen van het internet van de dingen voor de kwaliteit van leven van de Europese consumenten, en de toegankelijkheid en het inclusieve karakter van het internet van de dingen. Omdat ik het volkomen eens ben met deze prioriteiten, heb ik vóór dit initiatiefverslag gestemd.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) De ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft in de afgelopen twintig jaar een ware revolutie teweeggebracht op het gebied van kennis, vooral doordat burgers steeds vertrouwder raken met internet en het World Wide Web.
Nu we kennis op internet hebben gezet en we informatie uitwisselen zonder dat afstand daarbij ook maar enige rol speelt, zijn we aangekomen bij de nieuwe grens van deze technologie: de mogelijkheid een nieuw radiofrequentie-identificatiesysteem te combineren met producten, zodat deze onmiddellijk informatie kunnen afgeven aan consumenten.
Ik ben er voorstander van dat, mede door middel van proefprojecten, onderzoek wordt gedaan naar de ethische en sociale gevolgen van deze nieuwe IT-hulpbron, die in de toekomst een nieuwe tak van werkgelegenheid zou kunnen genereren, en daarom steun ik het verslag van collega Maria Badia i Cutchet.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij met de algemene lijnen van de mededeling door de Commissie. De ontwikkeling van nieuwe toepassingen en de werking van het ‘internet van de dingen’, en de grote invloed die dit zal hebben in het dagelijks leven en gewoonten van de Europese burger, zijn nauw verbonden met het vertrouwen dat de Europese consumenten stellen in het systeem.
Er moet allereerst een regelgevings- en juridisch kader worden opgezet dat enerzijds de Europese consument beschermt en anderzijds de publieke en private investeringen in het internet van de dingen bevordert.
Het internet van de dingen betekent een grote kans in economische zin, want daardoor kunnen de productieprocessen en de energieconsumptie worden geoptimaliseerd, en kunnen nieuwe banen en diensten worden geschapen voor steeds meer Europese burgers en bedrijven.
Als de Europese Unie werkelijk een leidinggevende positie in deze markt wil innemen, moet zij in dezen een proactieve aanpak hanteren en onderzoek en pilootprojecten stimuleren.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De snelle ononderbroken groei van internet heeft ertoe geleid dat momenteel ongeveer anderhalf miljard mensen verbonden zijn door middel van computers en mobiele apparaten. De volgende stap zal zijn een progressieve transformatie van een net van onderling verbonden computers naar een net van onderling verbonden objecten – het internet van de dingen – van boeken tot auto’s, van huishoudelijke apparaten tot voedingsmiddelen (bijvoorbeeld een koelkast die kan nagaan of een product de uiterste houdbaarheidsdatum nadert, dan wel daar al overheen is). Deze technologische innovaties kunnen helpen bij het geven van een antwoord op verschillende verwachtingen van de maatschappij en van de burgers, maar ook functioneren als een katalysator voor groei en innovatie, en voordeel brengen in economische zin en voor het welzijn van de bevolking.
Toch moet het voorwerp zijn van een precieze en uitgebreide regulering, waardoor het internet van de dingen kan beantwoorden aan uitdagingen inzake vertrouwen, acceptatie en veiligheid. Het is essentieel dat er volledig respect komt voor het privéleven en de bescherming van persoonlijke gegevens, en dat er maatregelen worden genomen tegen mogelijk misbruik en andere risico’s die te maken hebben met persoonlijke gegevens. Ik steun dus deze proactieve aanpak, zonder echter te vergeten dat het internet van de dingen in feite een ‘internet voor de mensen’ is.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De ontwikkeling van de toepassing van het internet van de dingen biedt enerzijds een grote kans voor groei en concurrentiekracht, en leidt anderzijds tot een grote sociale verandering, doordat ze het gedrag van de burgers in belangrijke mate beïnvloedt. Daarom ben ik ingenomen met het voornemen van de Commissie om in 2010 een mededeling te publiceren over privacy en vertrouwen in de informatiemaatschappij, omdat het mijns inziens van fundamenteel belang is de aspecten die te maken hebben met de bescherming van persoonsgegevens permanent in de gaten te houden.
Even belangrijk is het debat over de technisch-juridische aspecten van het recht op stilzwijgen van de chip. Bovendien is het vanwege de ingrijpende veranderingen die het internet van de dingen met zich mee zal brengen essentieel dat we een uniforme technologische ontwikkeling op regionaal niveau mogelijk maken door de overheden op adequate wijze bij dit proces te betrekken en aandacht te schenken aan de ultraperifere gebieden, om op die manier te voorkomen dat er verschillen ontstaan die nog groter zijn dan de verschillen die er nu al zijn.
Tot besluit vind ik het belangrijk dat er meer Europees geld voor het internet van de dingen wordt uitgetrokken in de context van onderzoeksprojecten van het zevende kaderprogramma en proefprojecten van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, en in te zetten op de ontwikkeling van infrastructuur, de verspreiding van breedband en de verdere verlaging van de kosten voor roaming.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag over het internet van de dingen gestemd, omdat ik van mening ben dat het aannemen hiervan een impuls zal geven aan innovatieve technologie in de Europese Unie. Deze zal Europese bedrijven commerciële mogelijkheden bieden en heeft als voordeel dat de klimaatverandering wordt bestreden en het beheer van energie en transport wordt verbeterd.
In mijn rol van schaduwrapporteur heb ik een aantal amendementen ingediend met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, om te vermijden dat die worden gebruikt voor andere doeleinden door de bedrijven die er toegang toe hebben. Het verslag bevat zodoende belangrijke bepalingen in verband met de bescherming van de grondrechten van burgers.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Het internet van de dingen is een concept van de toekomst, dat verankerd is in het heden. Afhankelijk van het standpunt dat wij innemen kan dit op harmonieuze en efficiënte wijze in het voordeel werken van alle burgers. Bij de uitwerking van dit nieuwe systeem, waarbij technologie in het dagelijks leven wordt geïntegreerd, moet de persoonlijke levenssfeer strikt worden gerespecteerd. De Commissie moet voortdurend de Werkgroep voor gegevensbescherming om advies vragen, en niet slechts wanneer zij dat nodig vindt. We hebben het over apparaten en technologieën die de positie, kenmerken en identiteit van een object kunnen doorgeven. Deze apparaten mogen, in aanvulling op het “recht op stilzwijgen” alleen op verzoek van de betreffende persoon worden geïntegreerd en niet standaard bij de fabricatie. Tegelijkertijd moet de Commissie in het oog houden welk verbindingsnetwerk van deze objecten wordt gekozen op het moment dat er wordt besloten tot het uitvoeren van projecten met betrekking tot het internet van de dingen. Op dit moment zijn er vele cyberaanvallen op internet. In mijn perceptie leidt het gebruik van het wereldwijde web als verbindingsnetwerk voor het internet van de dingen tot een mogelijk veiligheidsrisico, maar ook tot een substantiële belasting van het huidige netwerk. Het ontwikkelen van een parallel netwerk voor het verbinden van de objecten kan de oplossing zijn voor dit moment. Op die wijze wordt het digitale spectrum en ook het dividend verdeeld.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag-Badia i Cutchet gestemd omdat ik het ontstaan van een internet van de dingen ondersteun. Ik vind dat nieuwe informatietechnologieën belangrijke voordelen hebben voor onze maatschappij, maar we moeten er zeker van zijn er rekening wordt gehouden met mogelijke invloed op de gezondheid en het milieu, alsmede met privacyaspecten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Internet is een deel geworden van het dagelijks leven van miljoenen mensen en vervult vandaag de dag een onvervangbare rol als communicatiemiddel en vehikel van kennis- en informatieoverdracht. De exponentiële groei van content maakt internet tot een instrument met vele mogelijkheden en dat aantal groeit. Maar daarnaast wordt het ook een platform voor een nieuw soort criminaliteit die gebruik maakt van de snelheid en de dematerialisatie van informatiestromen en van het enorme volume aan persoonlijke gegevens die beschikbaar zijn gesteld door gebruikers van het net.
Ik deel de bezorgdheid die in de resolutie wordt verwoord over de toegangsbeperkingen tot het internet om politieke redenen, alsmede over grotere beveiliging in het gebruik van het net door kinderen en jongeren. Ik vind ook dat het gebruik en beheer van het net moet worden overgelaten aan privépersonen, maar dat de lidstaten niet onder een duidelijke actieve regulerende rol uitkomen, met als doel vooral het vermijden van misbruik en het schenden van de burgerrechten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De invloed van nieuwe technologieën op de veiligheid en kwaliteit van leven is onmiskenbaar. Dat legt de nadruk op zowel de voordelen als de risico’s ervan. In die context betekent het internet van de dingen nieuwe voordelen voor de mens, maar moeten ook de mogelijke risico’s worden onderkend die inherent zijn aan een instrument met enorme mogelijkheden. Ik benadruk de bevordering van onderzoek en het starten van pilootprojecten, tezamen met het benutten van kansen die zich voordoen, vooral bij de optimalisatie van zuinig energiegebruik, bij productieprocessen, het creëren van nieuwe werkgelegenheid en uitdagingen. Het is echter essentieel dat de Unie een gemeenschappelijk referentiekader krijgt om de bepalingen voor het beheer van het systeem te versterken, vertrouwelijkheid, informatiebeveiliging, ethisch beheer, privacy, verzameling en opslag van persoonlijke gegevens en van consumenteninformatie. De snelle ontwikkeling van het internet van de dingen vereist een veilig, transparant en multilateraal beheer. Daarom deel ik de bezorgdheid van de Commissie over veiligheid, bescherming van persoonlijke bescherming en privacy voor de burgers, tezamen met het beheer van het internet van de dingen omwille van het respecteren van de privacy en de bescherming van persoonlijke gegevens.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het internet van de dingen is als project begonnen in 1999 in de Verenigde Staten. Het wint voortdurend aan populariteit en er wordt de komende tien tot vijftien jaar een revolutie verwacht in de interactie tussen personen en dingen en tussen dingen onderling door middel van een toenemend gebruik van RFID-technologie (radio frequency identification).
De ontwikkeling van het internet van de dingen, hoe innovatief en positief ook voor ons dagelijks leven, kent nog veel onzekerheden, in conceptuele en in technische zin, die reden geven tot bezorgdheid. De onderliggende technologie, RFID, is een tag, een elektronische component bestaande uit een chip en een antenne. De chip is slechts een paar millimeter groot en kan informatie bevatten en draadloos ontvangen en verzenden. Dat roept problemen op met betrekking tot onder andere eigendom, beheer en privacy.
Voor wat betreft privacy en gegevensbescherming stelt de rapporteur dat alle grondrechten, niet alleen de privacy, in het kader van de ontwikkeling van het internet van de dingen moeten worden beschermd, en dat vinden wij positief. Wel hebben wij grote twijfel over het beheer van die gegevens. De weg is nog verre van duidelijk, daarom hebben wij ons onthouden van stemming.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Nu de technologie geavanceerder dan ooit wordt, is het belangrijk dat de EU en andere beleidsmakers op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. In dit verslag wordt een aantal belangrijke onderwerpen behandeld, zoals kwesties rond privacy en gezondheid, en ik steun de oproep van de rapporteur dat de EU op dit gebied proactief moet zijn ten volle.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft een belangrijke rol gespeeld bij de bevordering van de sociale ontwikkeling, economische groei, onderzoek en innovatie en creativiteit bij Europese openbare en private instellingen. De snelle ontwikkeling van internet in de laatste jaren leidt tot nieuwe bezorgdheid. De Europese Unie moet kunnen beschikken over een gemeenschappelijk referentiekader om de bestaande bepalingen voor het beheer van het systeem te versterken, vooral inzake vertrouwelijkheid, informatiebeveiliging, ethisch beheer, privacy, verzameling en opslag van persoonlijke gegevens en van consumenteninformatie. Het is dus zeer belangrijk dat het beheer van internet van de dingen gaat over het respecteren van de privacy, over gegevensbescherming en privacy van degene die het gebruikt, want alleen dan is er sprake van voordeel voor de Europese burger. Vandaar dat ik gestemd heb zoals ik gestemd heb.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Anderhalf miljard mensen zijn tegenwoordig reeds online en maken gebruik van internet. Nu is met het internet van de dingen een nieuwe vorm van netwerktechnologie in opmars die een soort communicatie tot stand wil brengen tussen mensen en dingen alsmede tussen dingen en dingen. Informatie over producten wordt opgeslagen, ontvangen en verstuurd. Het risico bestaat echter dat de voordelen van deze nieuwe technologie niet zullen opwegen tegen de nadelen. We moeten ervoor zorgen dat de persoonlijke levenssfeer beschermd blijft worden en dat er geen misbruik gemaakt kan worden van persoonsgegevens. Toekomstige netgebruikers schijnen echter nog kwetsbaarder te worden dan zij toch al zijn. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de voorgestelde maatregelen van de auteur ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens duidelijk nodig zijn.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Het is altijd belangrijk om bij nieuwe technologische ontwikkelingen, in dit geval het zogenoemde internet van de dingen, naast de mogelijke vooruitgang ook ethische kwesties aan de orde te stellen en persoonlijke rechten te beschermen. Dit verslag gaat in die richting, en daarom heb ik ervoor gestemd.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Het is pas twee decennia terug dat het internet aan een opmars begon; nu is het een onafscheidelijk onderdeel van de maatschappij geworden, net als de telefoon of de radio. Momenteel hebben anderhalf miljard mensen toegang tot het internet, en over een paar jaar zal dit aantal verdubbeld zijn. Het duurt niet lang of de nieuwste technologie zorgt ervoor dat niet alleen computers op het net zijn aangesloten, maar ook auto’s of zelfs boeken, levensmiddelen en andere dingen. Zodra een auto met het internet wordt verbonden, kan de bestuurder informatie krijgen over de bandendruk. Geprogrammeerde koelkasten kunnen herkennen of producten over de houdbaarheidsdatum heen zijn. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het internet van de dingen de economie, die schade heeft geleden door de crisis, een impuls zal geven en voor steeds meer burgers en bedrijven in de EU nieuwe banen en nieuwe diensten zal helpen creëren. Hierdoor kunnen we tevens productieprocessen optimaliseren en energie besparen, wat erg belangrijk is in de strijd tegen klimaatverandering.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij Groenen hebben dit verslag van onze socialistische collega Badia i Cutchet ten sterkste gesteund. Het zal een belangrijke nieuwe toepassing van internettechnologie zijn. De voorspelling is dat het internet van de dingen de komende vijf à tien jaar deel van ons dagelijks leven zal zijn. Het gebruikt RFID-technologie (radiofrequentie-identificatietechnologie) om informatie draadloos te ontvangen en te verzenden. Het werkt met een heel kleine chip die heel veel informatie kan opslaan over het voorwerp of de persoon waarop hij geplaatst is. In bijvoorbeeld de agrovoedingssector kunnen producten door RFID bijvoorbeeld beter en sneller opgespoord worden en kan informatie worden verstrekt over de ingrediënten: chemische kenmerken, of er gluten in zitten enzovoort. Vergelijkbare toepassingen zijn reeds in gebruik, zoals een chip die een chauffeur in realtime informatie kan overbrengen over de bandendruk. Met deze nieuwe technologie zal de interactie tussen mens en ding en ding en ding radicaal veranderd en verbreed worden. De innovatie ligt in de ding-tot-dingrelatie. Het praktische voorbeeld hiervan dat meestal wordt aangehaald is dat van de koelkast die, als zij goed geprogrammeerd is, kan aangeven dat een product (bijna) over de houdbaarheidsdatum heen is.
Alexander Alvaro, Jorgo Chatzimarkakis, Jürgen Creutzmann, Wolf Klinz, Silvana Koch-Mehrin, Britta Reimers en Michael Theurer (ALDE), schriftelijk. − (DE) De bestrijding van misbruik van kinderen en kinderpornografie is van cruciaal belang. We moeten de beschikbaarheid van kinderpornografie in communicatienetwerken met man en macht bestrijden. De permanente en effectieve strijd tegen het misbruik van kinderen is zowel een politieke verantwoordelijkheid als een rechtsstatelijk gebod. De Duitse Vrije Democratische Partij in het Europees Parlement is van mening dat het noodzakelijk is om dergelijke criminele content zo snel mogelijk te verwijderen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór dit initiatiefverslag gestemd, dat tot doel heeft invloed uit te oefenen op het volgende forum voor internetgovernance, dat van 25 tot 29 september zal plaatsvinden in Vilnius. In het verslag verzoekt het Parlement het forum zijn werkzaamheden voort te zetten en daarbij enerzijds de participatie van ontwikkelingslanden en anderzijds de coördinatie met nationale en regionale fora te verbeteren. Tevens roept het Parlement de EU op om een strategie te ontwikkelen met betrekking tot de basiselementen van internetgovernance, en om aan te sturen op een interne hervorming van ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers).
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik kan niet anders dan voor het verslag van de heer Sosa Wagner over de noodzaak van een ethisch verantwoorde en betrouwbare internetgovernance stemmen.
Het instrument dat een einde heeft gemaakt aan de rol van afstand en tijd in communicatie en dat enorme potentiële voordelen biedt, is tegelijkertijd een dagelijkse bron van risico’s, zowel voor de bescherming van persoonsgegevens als voor minderjarigen. Het is van fundamenteel belang dat de vrije circulatie van informatie en communicatie wordt gewaarborgd, maar in de zekerheid dat de meest kwetsbare individuen en de meest gevoelige gegevens op passende wijze beschermd blijven. Alleen op die manier zal internet de drijvende kracht kunnen blijven achter een positieve maatschappelijke verandering die de waardigheid van elk individu eerbiedigt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Internet is een “internationaal openbaar goed”, en het feit dat een zekere regering het eenzijdig beheert en controleert, heeft enorm veel kritiek opgeleverd.
De Europese Unie moet een strategie ontwikkelen van consensus over de fundamentele aspecten van het internetbeheer, die met verve kan worden verdedigd op internationale fora en in de bilaterale relaties met de VS.
Ik steun het positieve standpunt van de Europese Commissie in verband met het huidige beheermodel dat is gebaseerd op leiderschap in de private sector.
Ik zou ook willen pleiten voor grotere betrokkenheid van de ontwikkelingslanden, vooral door hun deelname te financieren.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Internet heeft de laatste twintig jaar een enorme invloed gehad op de maatschappij en het leven. De EU is hiervan een goed voorbeeld, want hoewel zij iets meer dan zeven procent van de wereldbevolking bevat, woont negentien procent van de wereldwijde internetgebruikers in de EU. Het beheer van internet heeft bovenaan de prioriteitenlijst gestaan van de politiek. Men wil garanderen dat het publiek volledig profijt kan trekken van het potentieel van internet. Tegelijkertijd wil men de beste oplossingen zoeken voor het probleem van onvolledige of illegale content, op afdoende wijze de consument beschermen, en proberen de kwesties van rechterlijke bevoegdheid in een onlinewereld op te lossen.
Ik ben het helemaal eens met het idee dat het internet een wereldwijd publiek goed is dat altijd het openbare belang moet verdedigen en respecteren. Het is essentieel dat de EU een strategie ontwikkelt voor de fundamentele aspecten van internetbeheer. Ik steun het initiatief van het Spaanse voorzitterschap voor het opstellen van een Europees handvest van de rechten van internetgebruikers. We moeten overgaan tot een interne hervorming van de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) en haar een structuur van grotere vertegenwoordiging te geven, met meer controle vanuit de internationale gemeenschap, meer verantwoordelijkheid en meer transparantie.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over internetgovernance gestemd. Het gaat over gevoelige onderwerpen zoals de bescherming en garantie van fundamentele rechten en vrijheden, toegang tot en gebruik van het internet, en cybercriminaliteit. Het voorstel van het Spaanse voorzitterschap om een Europees handvest van de rechten van internetgebruikers op te stellen en het idee om een vijfde fundamentele vrijheid van de EU te erkennen – vrijheid van toegang tot internet – zouden de EU efficiëntere instrumenten kunnen verschaffen bij het garanderen van een betere bescherming (als het gaat om veiligheidsaspecten) en algemene, non-discriminatoire toegang tot het net.
Göran Färm, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben ervoor gekozen om ons van stemming te onthouden met betrekking tot de formulering betreffende blokkering van websites. Wij vinden dat die maatregel in bepaalde gevallen – bijvoorbeeld bij kinderpornografiemisdrijven – gerechtvaardigd kan zijn, maar de verwijzing in de desbetreffende tekst naar blokkering van websites bij “cybercriminaliteit” was voor ons te ruim om er voor te kunnen stemmen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het valt niet te ontkennen dat het internet tegenwoordig een openbare rol vervult en niet alleen een invloed uitoefent op ons dagelijks leven, maar ook op massabewegingen, politieke ideeën en communicatiestrategieën. We kunnen wel stellen dat het internet een onvervangbare openbare rol is gaan spelen. De lidstaten van de Europese Unie dienen daar rekening mee te houden. Ze moeten aandringen op een wijder verspreide toegang tot en deelname aan internetgovernance, zonder daarbij evenwel de leidende rol van de privésector bij het dagelijks gebruik en beheer van het internet te ondermijnen. De inbreng van de privésector is voor de groei en vitaliteit van het internet immers van doorslaggevend belang geweest. De rol van de lidstaten wordt nu belangrijker, terwijl kwesties die verband houden met cybercriminaliteit, privacy en de vrijheid van toegang en vrijheid van meningsuiting van de burgers steeds meer aandacht opeisen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het internet speelt een steeds dominantere rol in het dagelijks leven van de burgers en instellingen, en zelfs bij het bestuur van landen. Het internet heeft bovendien een grote invloed op de economische, culturele, sociale en menselijke ontwikkeling. Daarom is internetgovernance voor deze gemondialiseerde wereld een onderwerp van fundamenteel belang. Het is dus heel belangrijk dat de Europese Unie de voorwaarden schept voor actieve interventie op dit gebied, om zo het algemeen belang en onze waarden en beginselen te beschermen. Met die gedachte in het achterhoofd heb ik vóór dit verslag gestemd. Het wijst erop dat de mondiale diversiteit beter tot uitdrukking moet komen in de vertegenwoordiging bij de entiteiten die de internetmarkt momenteel beheren, zoals de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) en de Internet Assigned Numbers Authority (IANA).
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over de belangrijke rol die het internet vertegenwoordigt. Het internet is uitgegroeid tot een onmisbaar hulpmiddel voor de bevordering van democratische initiatieven, politieke discussies en digitale geletterdheid, en voor de verspreiding van kennis. Internettoegang staat garant voor en hangt af van de uitoefening van een aantal essentiële grondrechten, zoals onder meer eerbied voor het privéleven, bescherming van gegevens, vrije meningsuiting, vrijheid van spreken en vrijheid van vereniging, persvrijheid, vrije politieke meningsuiting en vrije deelname aan het politieke leven, niet-discriminatie, onderwijs en culturele en taalkundige verscheidenheid.
Het verslag onderstreept dat de op de respectieve niveaus betrokken instellingen en partijen er gezamenlijk op moeten toezien dat iedereen zijn recht om deel te nemen aan de informatiemaatschappij kan uitoefenen.
Het wijst er verder op dat cybercriminaliteit een groeiende bedreiging vormt voor samenlevingen die afhankelijk zijn van ICT, en dat de stimulansen tot terroristische aanvallen, op haat berustende misdaden en kinderpornografie toegenomen zijn en individuele personen, onder wie kinderen, in gevaar brengen. Het verslag bevestigt “dat de rol van de overheid bij de uitwerking van een overkoepelende strategie moet worden versterkt”. Het spreekt bezorgdheid uit over de weinig representatieve structuur van de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) en de geringe controle van de internationale gemeenschap, inclusief de EU, op de werking van ICANN.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt het belang van het internet bij het bevorderen van culturele verscheidenheid en het stimuleren van democratisch burgerschap erkend. Bij het bevorderen van democratische waarden is het echter van essentieel belang dat overheden zich onthouden van het opleggen van censuur en daarom juich ik de bepalingen in paragraaf 13 toe.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Het debat over internetgovernance is zonder twijfel van groot belang, gegeven het feit dat dit communicatiemiddel in veel landen onmisbaar is geworden, zowel voor werk- als privéomstandigheden. Juist hierom is het op zijn minst ongeïnspireerd om de strategische beslissingen over de toekomst van het internet uitsluitend over te laten aan een aantal private firma’s uit Amerika.
Het verslag waar we vandaag over hebben gestemd is essentieel voor het opzetten van een beheersmodel waarbij ook de eindgebruikers worden betrokken. Ik denk dat het nodig is om de samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven aan te moedigen, zowel op lokaal, regionaal en nationaal niveau, en ook spelers van de Aziatische markt erbij te betrekken vanwege de zeer snelle groei op dit terrein. Daarnaast is het belangrijk dat we veel aandacht besteden aan een evenwicht tussen bescherming van de persoonlijke levenssfeer van gebruikers en het registreren van persoonsgegevens op verschillende websites, met name vanwege de verschijning van sociale netwerken maar ook door de toename van commercie op internet. Het is ook zeer belangrijk dat het internet een uitstekend middel is om het culturele erfgoed en de Europese waarden te bevorderen, maar ook een motor voor innovatie, waardoor we de kloof in vergelijking met andere delen van de wereld kunnen verkleinen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik sta positief tegenover de overwegingen in dit verslag die het internet bestempelen als een internationaal openbaar goed dat in het belang van elkeen moet worden beheerd. In het verslag wordt het belang van internet in het politieke debat onderstreept. Omwille van deze terecht genoemde beginselen heb ik tegen deze tekst gestemd. Hoe kunnen wij namelijk enerzijds pleiten voor inachtneming van het gemeenschappelijk belang, en anderzijds oproepen tot een gezamenlijk publiek-privaat beheer dat de vrije mededinging niet in de weg staat? Deze tekst mag dan de verdienste hebben dat de importantie van het algemeen belang wordt onderstreept; het resultaat dat wordt bereikt is precies het tegenovergestelde. Het euroliberale dogmatisme is een ramp voor Europa.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Internet is nu een wereldwijde hulpbron geworden, reden waarom er bij internetgovernance rekening moet worden gehouden met het algemeen belang. Het Internet is tegenwoordig een van de belangrijkste instrumenten voor de wereldwijde verspreiding van democratische waarden en een onmisbaar hulpmiddel voor de bevordering van democratische initiatieven, politieke discussies en de verspreiding van kennis. Het dus van cruciaal belang dat het internet zodanig ontwikkeld wordt dat iedereen in de EU er op steeds duidelijker egalitaire grondslag toegang tot krijgt. Het is verder van belang dat het internet veilig is voor alle gebruikers, inzonderheid kinderen, die minder goed in staat zijn zich te weer te stellen tegen de mogelijke gevaren van het internetgebruik. We moeten verhinderen dat één enkele entiteit of entiteitengroep de bovenhand krijgt bij het beheer van het Internet, zodat het Internet zijn status als mondiaal openbaar goed kan behouden. Vandaar dat ik gestemd heb zoals ik gestemd heb.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Wat internet betreft moeten wij enerzijds de vrijheid van meningsuiting handhaven en anderzijds cybercriminaliteit en de uitwassen ervan bestrijden. Wij mogen echter niet in naam van de strijd tegen criminaliteit en terrorisme data bewaren zonder dat er sprake is van een verdenking. Internet heeft juist gezorgd voor nieuwe problemen, zoals dat van de gegevensbescherming bij sociale netwerksites of in verband met projecten zoals Google Street View. We hebben nauwelijks aandacht geschonken aan de problemen met de laatste ontwikkelingen op internet; daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het internet is een mondiaal openbaar goed en moet in dienst staan van het publieke belang. Er moet een specifieke infrastructuur voor internetgovernance worden opgericht om de veiligheid, de integriteit en de bestendigheid ervan te garanderen en om de kans van aanvallen in cyberspace te beperken. Een open samenwerking op wereldvlak voor internetgovernance is nodig en wij moeten een Europees handvest van de rechten van internetgebruikers opstellen, en ook de vijfde fundamentele vrijheid van de EU erkennen, namelijk de toegang tot het internet. Om die reden was mijn stem vandaag vóór het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie over internetgovernance, waarbij ik noteer dat de EU een strategie moet uitwerken voor toegang tot het internet zonder discriminatie, met garanties van neutraliteit van het internet, respect voor het privéleven, gegevensbescherming, vrijheid van meningsuiting en bescherming van minderjarigen. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan die bevolkingsgroep die kwetsbaarder is voor aanvallen in cyberspace en de noodzakelijke beperkingen moeten worden opgelegd om minderjarigen zo goed mogelijk te beschermen. Ook moet de internationale samenwerking worden bevorderd in de strijd tegen illegale en schadelijke inhoud op het internet.
Fiorello Provera (EFD), schriftelijk. – (IT) Internet is inmiddels een essentieel instrument geworden voor de ontwikkeling van de interne markt, die de pijler is waarop de groei en de ontwikkeling van de Europese Unie steunen. Het percentage van de Europese bevolking dat toegang heeft tot de wereld van de informatietechnologie is bovendien inmiddels meer dan 60 procent. Het lijkt dan ook noodzakelijk dat de Unie het voortouw neemt in het debat over internetgovernance en er zo voor zorgt dat deze dienst die van cruciaal belang is geworden voor de sociale en commerciële interactie de waarden van de Unie, zoals bescherming van consumenten en minderjarigen, naar behoren in acht neemt. Daarom steun ik de inhoud van en de voorstellen in het verslag van de heer Sosa Wagner.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. – (ES) Om te beginnen wil ik de samensteller feliciteren met de kwaliteit van zijn verslag en met de goede timing ervan gezien de op handen zijnde volgende bijeenkomst van het Internet Governance Forum (IGF), die voor de eerste keer plaats zal vinden binnen de grenzen van de Europese Unie.
De Europese Unie heeft sinds de oprichting ervan aan dit forum deelgenomen, maar het feit dat de bijeenkomst in Vilnius plaatsvindt, verleent aan onze delegatie deze keer een speciale relevantie. Dit jaar is het precies vijf jaar geleden dat het forum werd opgericht en er zal, in overeenstemming met de agenda van Tunis, een beslissing genomen moeten worden over zijn voortbestaan. De delegatie van de Europese Unie heeft zich in Sharm el Sheikh al uitgesproken ten gunste van het voortbestaan van het forum in zijn huidige vorm, vanwege de belangrijke rol die het speelt als instrument voor een open dialoog tussen alle actoren die betrokken zijn bij internetgovernance.
Dat moet ons standpunt blijven in de debatten die in Vilnius zullen plaatsvinden. Wat betreft de overige kwesties die ongetwijfeld een belangrijke plaats zullen innemen in de debatten van het komende forum, zoals de ontwikkeling van de ICANN, wordt in het verslag van de heer Sosa Wagner op zeer heldere wijze uitgelegd wat het standpunt is dat wij als vertegenwoordigers van de Europese instellingen in het IGF gezamenlijk zullen verdedigen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb bij de eindstemming over dit verslag tegengestemd, omdat er ook wordt gesproken over het bevorderen van overheidsbemoeienis met internetgovernance, wat niet bepaald het standpunt van De Groenen is.
Alexandra Thein (ALDE), schriftelijk. − (DE) De bestrijding van misbruik van kinderen en kinderpornografie is van cruciaal belang. We moeten ons tot het uiterste inspannen om te voorkomen dat kinderpornografie beschikbaar wordt gesteld op internet. De permanente en effectieve preventie van het misbruik van kinderen is zowel een politieke verantwoordelijkheid als een rechtsstatelijk gebod. De leden van de Duitse Vrije Democratische Partij in het Europees Parlement zijn van mening dat dergelijke criminele content zo snel mogelijk moet worden gewist.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór het verslag-Sosa Wagner gestemd, omdat de EU in de internationale arena sterk leiderschap zou moeten tonen inzake alle aspecten van internetgovernance. Ook in dit verslag komt de nadruk van de EU op de behoefte aan een veilig en stabiel mondiaal internet, de eerbiediging van de mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, privacy, bescherming van persoonsgegevens en de bevordering van culturele en linguïstische verscheidenheid naar voren.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag over internetgovernance gestemd. Ik heb mij echter van stemming onthouden met betrekking tot het punt waarin wordt opgeroepen prioriteit te geven aan de bescherming van houders van intellectuele-eigendomsrechten door hen op één lijn te plaatsen met consumenten.
Een goede internetgovernance moet namelijk de toegang van eenieder tot goederen – met name culturele goederen – in een digitale omgeving waarborgen, maar dit mag niet worden gerealiseerd ten koste van de rechten van de scheppers en in het bijzonder van auteurs. Deze rechten mogen niet simpelweg als intellectuele-eigendomsrechten worden behandeld; auteurs zouden moeten kunnen kiezen op welke manier zij hun werken toegankelijk willen maken.
Daarnaast dienen de privacy van de gebruikers en de creativiteit eveneens gewaarborgd te worden.
Daarom is het absoluut noodzakelijk om een evenwicht te vinden tussen de rechten van de gebruikers en de rechten van de scheppers, zodat mensen zich als geïnformeerde burgers, consumenten en scheppers kunnen ontplooien.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, maar wil er wel graag op wijzen dat toegang tot innovatie in bepaalde regio’s, inzonderheid de ultraperifere regio’s, aan beperkingen onderhevig is. Om het potentieel van deze regio’s op het gebied van onderzoek en innovatie beter te benutten moeten we rekening houden met de obstakels die het gevolg zijn van het ontbreken van een kritische massa. De unieke eigenschappen van de ultraperifere regio’s in geografisch en klimatologisch opzicht vormen echter evenzovele specifieke voordelen bij het ontwikkelen van bepaalde acties op het gebied van biodiversiteit, mariene hulpbronnen, klimaatverandering, hernieuwbare energiebronnen, water, het milieu, natuurlijke hulpbronnen, gezondheid en nieuwe technologieën.
Juist in de context van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit zijn de ultraperifere regio’s interessant voor de Europese onderzoekers: ze bieden gemakkelijke toegang tot tropische ecosystemen met een unieke biodiversiteit en landbouw. Er kan daar in het kader van de Europese Ruimte voor Onderzoek research worden uitgevoerd in ‘natuurlijke laboratoria’. En die gebieden zijn ook heel geschikt voor experimenten. Deze regio’s bieden vele mogelijkheden en er zijn de nodige inspanningen verricht. Toch blijven ze meer moeilijkheden ondervinden dan andere regio’s bij hun pogingen om overeenkomstig de strategie van Lissabon betere voorwaarden te scheppen voor mededinging, groei en werkgelegenheid, zeker als het gaat om onderzoek en ontwikkeling.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik deel het standpunt van de heer Winkler, wiens verslag ik gesteund heb, over de herziening van het communautaire innovatiebeleid. Ik sta met name achter de wens een brede aanpak te ontwikkelen, die niet alleen technologische innovatie omvat, maar ook administratieve, organisatorische en sociale innovatie. De inbreng van de financiële wereld en van het MKB (kleine en middelgrote ondernemingen) bij het vaststellen van maatregelen ter bevordering van de innovatie lijkt mij in dit verband van cruciaal belang, evenals aandacht voor de doelstellingen van het economisch beleid op regionaal niveau.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In dit initiatiefverslag worden de communautaire maatregelen op het gebied van het innovatiebeleid onderzocht en wordt een aantal prioriteiten gedefinieerd met het oog op de vaststelling van een nieuw innovatiebeleid. Een van deze prioriteiten is de wens van het Parlement dat innovatie niet beperkt blijft tot technologische aspecten, maar ook administratieve, organisatorische en sociale innovaties dient te omvatten. Het Parlement dringt tevens aan op de ontwikkeling van nieuwe innovatie-indicatoren die beter aansluiten op economieën die steeds meer op kennis zijn gebaseerd. Een belangrijk punt in mijn ogen, tot slot, is dat in het verslag wordt benadrukt dat de synergie tussen de kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie en de structuurfondsen moet worden verbeterd. Aangezien ik het volledig eens ben met de richtsnoeren die door dit verslag worden aanbevolen, heb ik er tijdens de stemming mijn steun aan gegeven.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het initiatiefverslag van mijn Duitse collega, de heer Winkler, gestemd, dat is opgesteld naar aanleiding van de mededeling van de Europese Commissie met als titel “Herziening van het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld”. Innovatie is van wezenlijk belang voor een succesvolle aanpak van de problemen waarmee de EU momenteel op maatschappelijk en milieugebied te maken heeft en is tevens van groot belang voor de verwezenlijking van de strategische beleidsdoelstellingen van de EU. Wij zullen onze energie- en klimaatdoelstellingen voor 2020 alleen halen als de ontwikkeling en algemene toepassing van schone, duurzame en efficiënte energietechnologie wordt versneld. Ik steun de intensivering van de dialoog tussen de universiteiten en het bedrijfsleven. Wat de begrotingsaspecten betreft, is het bij een gelijkblijvend niveau van overheidsheffingen noodzakelijk het innovatiebeleid verder te communautariseren.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Wetenschappelijk onderzoek en innovatie zijn van cruciaal belang om de huidige grote uitdagingen van de EU op maatschappelijk en milieugebied succesvol aan te kunnen gaan en haar strategische politieke doelen op het gebied van onder meer het concurrentievermogen, de klimaatverandering, de werkgelegenheid en demografische veranderingen te verwezenlijken. De EU moet investeren in duurzame technologieën en de benodigde financiering rond krijgen om haar concurrentiekracht te behouden. Tot dusverre loopt Europa ver achter op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en innovaties, omdat het een erg gefragmenteerd terrein is en er verschillen bestaan tussen wetenschappelijk onderzoek en innovaties en markttoepassing. Ik ben van mening dat het toekomstplan voor innovaties van de Europese Commissie de kwestie van financiering van wetenschappelijk onderzoek en innovaties door de particuliere sector moet oplossen, waardoor bedrijven innovatieve producten en diensten zouden kunnen ontwikkelen en ze in de markt zouden kunnen aanpassen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Of ze nu betrekking hebben op producten of processen, of ze nu radicaal zijn of organisch aansluiten op wat er al was, innovaties zijn vandaag de dag de drijvende kracht achter het concurrentievermogen van hedendaagse economische en bedrijfssystemen die gericht zijn op efficiëntie en duurzaamheid. Onderzoek, dat de basis vormt voor elke innovatieve maatregel en uitvinding, moet dus worden ondersteund, vooral wanneer het erin slaagt kleine en middelgrote ondernemingen en de wereld van nieuwe technologieën dichter bij elkaar te brengen.
Ik kon dan ook niet anders dan mijn steun geven aan het initiatiefverslag van de heer Winkler, waarin een derde partij wordt opgevoerd om de kennisdriehoek te sluiten: de consument. In een zo veranderlijke context als de moderne werkelijkheid hebben we referentiepunten nodig. Het is daarom belangrijk dat ook in de groei en de concurrentiekracht van het sociaaleconomisch systeem de menselijk maat steeds behouden blijft.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Minder dan een procent van de EU-begroting gaat op dit moment naar innovatie. En dit terwijl Europa zich realiseert dat zijn toekomst ligt in de driehoek onderzoek-innovatie-onderwijs. De oproep van het Europees Parlement om het budget voor innovatie te verhogen is daarom zeer gerechtvaardigd. Wij naderen het moment van de financiële vooruitzichten voor de periode 2014-2020, waarbij rekening moet worden gehouden met deze oproep. De transformatie van de Europese economie in een duurzame economie moet het effect sorteren van een grotere concurrentiekracht van de Europese bedrijven en nieuwe kansen genereren voor de nationale economieën, als reactie op de economische en ecologische uitdagingen waar Europa voor staat.
Daarnaast is de intensivering van de financiering op communautair en nationaal niveau en het creëren van adequate financieringsinstrumenten van beslissend belang voor de innovatiecapaciteit, juist vanwege de financiële en kredietcrisis. Tot nu toe heeft de fragmentatie van middelen over een veelheid van doelstellingen niet tot bevredigende resultaten geleid. De middelen moeten worden aangewend waar het boemerangeffect het grootst is. Hierbij moet de meerwaarde voor Europa het doorslaggevende criterium zijn.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Allereerst wil ik de rapporteur, de heer Winkler, complimenteren met zijn uitstekende werk.
Innovatie en onderzoek zijn, evenals onderwijs en opleiding, de hoekstenen die Europa in staat stellen daadwerkelijk te concurreren in een wereld die vanuit technologisch oogpunt concurrerender is. En toch wordt tot op heden slechts 1 procent van de EU-begroting gereserveerd voor deze sector. Dat is ontoereikend om de lastige uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet, het hoofd te kunnen bieden. Het is tijd dat de Europese Unie meer investeert in onderzoek en innovatie. Ik ben er namelijk van overtuigd dat we de economische crisis ook te boven kunnen komen door meer middelen beschikbaar te stellen.
Mijns inziens is het bovendien noodzakelijk particuliere investeringen in innovatie te stimuleren en aan te moedigen, want alleen door onderzoek uit te voeren zullen we een concurrerende markt kunnen verwezenlijken die bestand is tegen het groeiende aantal bedrijfsverplaatsingen. Ik sta, tot besluit, achter het voorstel te voorzien in instrumenten voor bedrijven die innovaties willen doorvoeren en de bureaucratische rompslomp voor kleine en middelgrote ondernemingen terug te dringen, wat bevorderlijk zou zijn voor onmiskenbare technologische innovatie.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het innovatiebeleid moet antwoorden proberen te formuleren op de grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien, en al de daarbij betrokken actoren bij elkaar brengen.
Investeringen in kennis en hervormingen met het oog op het stimuleren van technologische vooruitgang, onderzoek, innovatie, onderwijs en opleiding zijn essentieel voor het bevorderen van welvaart, groei en werkgelegenheid op de middellange en lange termijn.
De nieuwe uitdagingen zijn van dien aard dat we een innovatieve benadering zullen moeten volgen bij het toepassen van nieuwe technologieën. Er is bovendien behoefte aan innovatieve initiatieven op sociaal gebied, vooral op organisatorisch vlak.
Ik roep daarom op tot extra inspanningen, zodat we via technologische innovatie kunnen overstappen op sociale innovatie, met vernieuwde openbare diensten in de regio’s.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Voor een intelligente groei die gebaseerd is op de kenniseconomie zijn concrete maatregelen nodig van de kant van supranationale en nationale instellingen.
Een versterkt beleid ter ondersteuning van bedrijven in de onderzoekssector moet gepaard gaan met beleid dat investeringen in nieuwe experimenten stimuleert, ook om ervoor te zorgen dat geschoolde arbeidskrachten erop voorbereid zijn om op de Europese arbeidsmarkt te concurreren. Wanneer we landen vragen meer te investeren in onderzoek, moeten we hun tegelijkertijd ook een Europees regelgevingskader bieden dat zowel algemeen als specifiek is en dat gemeenschappelijke en gecoördineerde richtsnoeren voor ontwikkeling bevat, alsmede adequate instrumenten waarmee kan worden gecontroleerd of de financiering de gewenste resultaten oplevert.
Enkele landen voorzien in hun onderwijsstelsels al in maatregelen voor zowel oriënterende als beroepsstages. Ik steun deze maatregelen en stel voor ze op Europees niveau bij wet te regelen, evenals “rechten en plichten” op onderwijsgebied. Als we echter willen dat 3 procent van het bruto binnenlands product aan de financiering van onderzoek besteed wordt, moet de academische wereld meer garanties geven over, bijvoorbeeld, de academische productiviteit van docenten, en de versnippering van financiële middelen vermijden die de afgelopen jaren heeft geleid tot een oneigenlijk en ontoereikend gebruik van de toch al beperkte fondsen, met alle onbevredigende resultaten van dien.
Tot slot acht ook ik het noodzakelijk dat we komen tot een gemeenschappelijk stelsel voor de beslechting van octrooigeschillen, om rechten te standaardiseren op supranationaal niveau.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Innovatie is in de moderne samenleving een bijzonder belangrijke factor. Een op innovatie gebaseerde samenleving kan een eventuele sociaaleconomische crisis of natuurramp afwenden. Daarom is het essentieel dat het innovatiebeleid de vooruitgang van de samenleving kan faciliteren en niet stagneert door verschillende bureaucratische horden. Zoals de heer Winkler aangeeft in zijn verslag, moet innovatie vandaag de dag rekening houden met haar sociale meerwaarde. Ik ben van mening dat de innovatie van de eenentwintigste eeuw ook rekening moeten houden met haar effect op het individu en op de samenleving. Innovaties zoals het internet van de dingen moeten bijvoorbeeld rekening houden met en respect hebben voor het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens. De Europese samenleving moet geen “Big Brother”-samenleving worden. Integendeel, de innovaties moeten de mensen helpen om vrij te kunnen communiceren in een open samenleving. De bijdrage van de technologische en sociale innovaties is in feite de basis van onze vooruitgang. Daarom roep ik de Commissie op dit thema met het grootst mogelijke verantwoordelijkheidsgevoel te behandelen en met een visie te komen voor een innovatief actieplan voor de toekomst.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Kennis en innovatie nemen op de agenda en in het politieke jargon een steeds prominentere plaats in. Slechts weinigen wagen het om twijfels uit te spreken bij het nut van investeringen op dit gebied en de noodzaak om een verband te leggen tussen kennis, innovatie, bedrijven en werkgelegenheid.
Eensgezindheid op dit punt kan er echter toe leiden dat deze concepten uitgehold worden, zoals dat ook gebeurd is met andere modegevoelige onderwerpen als het milieu, de duurzaamheid van de economie en steun aan het ondernemerschap. Deze onderwerpen vullen de bladzijden van verkiezingsmanifesten en -programma’s, met als uiteindelijk gevolg dat ze tot holle frasen verworden en elke onderscheidende betekenis verliezen. De Portugese regering heeft op een aantal punten serieuze inspanningen geleverd, maar ik moet toch mijn afkeuring uitspreken over het technologisch populisme dat zich van de eerste minister meester lijkt te hebben gemaakt. Hij zou er verstandiger aan doen zich meer op inhoud te concentreren, en wat minder op de formele aspecten van zijn uitspraken over het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de wetenschappelijke productie. Hij zou er eens bij stil moeten staan dat het voor het verbeteren van de mededinging niet volstaat ambitieus te zijn – we hebben op dit punt vooral behoefte aan realisme.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dat innovatie doorslaggevend is voor een duurzame economische en sociale ontwikkeling en een succesvolle Europese integratie wordt thans universeel aanvaard. Het belang van innovatie – een begrip dat steeds moet worden gekoppeld aan onderzoek en onderwijs – wordt nog eens duidelijker als we kijken naar de voortdurend sneller verlopende evolutie van de mondiale en menselijke werkelijkheid. Daarom steun ik dit verslag over de herziening van het Europees innovatiebeleid. Het wijst erop dat de Europese Unie zich nu eindelijk moet gaan concentreren op het efficiënter gebruik van hulpbronnen. Ik wijs verder op het belang van het bevorderen van het particulier initiatief en het ontwikkelen van een algemene, alle sectoren omvattende strategie voor het implementeren van het Europees innovatiebeleid.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zijn het met een aantal punten in dit verslag eens, maar vinden wel dat het niet altijd voldoende aandacht aan de belangrijkste kwesties schenkt. Ook wij geloven bijvoorbeeld dat innovatie een factor van wezenlijk belang is – maar niet de enige factor – voor een succesvolle aanpak van de problemen waarmee de EU momenteel op maatschappelijk en milieugebied (of andere even belangrijke maatschappelijke gebieden) te maken heeft.
De prioriteiten zoals die worden toegekend aan elk van de elementen van de Europa 2020-strategie – waaronder ondernemerschap, concurrentievermogen, klimaatverandering, werkgelegenheid, demografische veranderingen en een op integratie gerichte samenleving – zijn echter van dien aard dat dit document, alsook de erin opgenomen beoordeling van de innovatie waaraan we in deze veranderende wereld behoefte hebben, tekort schieten om aan te zetten tot werkelijke economische en sociale cohesie, de groei van de productie en de werkgelegenheid, en eerlijke lonen in de lidstaten. En dat zijn allemaal zaken die voor ons cruciaal zijn. Daarom hebben we ons van stemming onthouden.
In haar op 2 september 2009 uitgebrachte mededeling inzake de herziening van het communautaire innovatiebeleid in een veranderende wereld geeft de Europese Commissie een schets van de ontwikkelingen zoals die zich sinds 2005 in de context van het EU-innovatiebeleid hebben voorgedaan. We verwachten nu dat de Commissie een aantal van de hier genoemde aspecten zal verwerken in het binnenkort uit te brengen actieplan voor innovatie.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Het verslag over de uitdagingen die het innovatiebeleid van de Europese Unie moet aangaan, is een heel goed document, waarin de belangrijkste kwesties rond dit thema aangekaart worden. Net als mijn collega’s uit de S&D-Fractie heb ik voor het verslag gestemd, en daarmee ook voor amendement 46, dat de Commissie en de lidstaten oproept om hun inspanning te coördineren om overeenstemming te bereiken over een Gemeenschapsoctrooi en een gemeenschappelijk stelsel voor de beslechting van octrooigeschillen. Deze kwestie sleept al jaren aan en al jaren worden dezelfde argumenten met betrekking tot een Gemeenschapsoctrooi en dezelfde geschilpunten herhaald (bijvoorbeeld naar hoeveel talen Gemeenschapsoctrooien vertaald dienen te worden). Sinds het Verdrag van Lissabon van kracht is, zijn bepaalde juridische kwesties opgelost. We zullen twee verordeningen hebben: één betreffende het octrooi zelf, en één betreffende het talensysteem.
Daarbij komt nog de kwestie van het stelsel voor beslechting van octrooigeschillen. Hiervoor moeten de relaties tussen de EU en de Europese Octrooiorganisatie geregeld worden op een manier die conform is met de bevoegdheden van de Europese instellingen, met inbegrip van het Europees Parlement. Ik wil hier de details van het octrooisysteem, die zeker nog het voorwerp van talrijke discussies zullen vormen, niet gaan analyseren. Ik wil wel benadrukken dat deze kwestie een van de belangrijkste uitdagingen van deze ambtstermijn van het Europees Parlement is. Daarom ben ik van mening dat we de andere instellingen voortdurend moeten aansporen tot constructieve samenwerking op dit gebied. Dat is precies van het verslag van de heer Winkler doet.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Winkler gaat op een aantal belangrijke kwesties in, waaronder ecologische innovatie en groen ondernemen. Gezien de uitdagingen waarvoor de aarde staat, is het duidelijk dat innovatie op deze gebieden van essentieel belang is. Mijn eigen land, Schotland, loopt voorop bij vele aspecten van ecologische innovatie, in het bijzonder op het gebied van hernieuwbare energie. De Schotse regering heeft een Saltire Prize ter waarde van tien miljoen Britse ponden ingesteld die bedoeld is om de innovatie op het gebied van de getijden- en golfslagenergie een impuls te geven. Dit past mooi bij de bredere inspanningen van de EU om een passend beleid te hebben in een veranderende wereld.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Door de wereldwijde competitie om het aantrekken van kapitaal worden niet alleen bepaalde productielocaties, maar ook de bijbehorende onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten steeds vaker naar derde landen verplaatst. Deze trend vormt een fundamentele bedreiging voor Europa als vestigingsplaats voor de industrie en moet daarom voordat zij onomkeerbaar wordt worden gekeerd door het innovatieve potentieel actief te promoten. Uit gegevens van de Commissie blijkt dat momenteel minder dan 1 procent van de EU-begroting direct wordt besteed aan innovatiegerelateerde maatregelen. Gezien de sociale uitdagingen waar wij voor komen te staan, is dit ontoereikend. Ik sta daarom achter de oproep de EU-begroting voor innovatie te verhogen. Deze verhoging moet tot uiting komen in het planningsproces in het kader van de financiële vooruitzichten voor 2014-2020. Zeker tegen de achtergrond van de financiële crisis en de kredietschaarste is het voor de innovatieve kracht van bedrijven van cruciaal belang dat op EU- en nationaal niveau meer financiering beschikbaar wordt gesteld en dat financiële instrumenten worden ontwikkeld die zijn afgestemd op de behoeften van hun afnemers. Het innovatiebeleid moet meer effect gaan sorteren door een betere coördinatie en koppeling van de verschillende steunmechanismen en een soberder beheerstructuur; met andere woorden: de financiële steun moet doelmatiger worden ingezet.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ontwikkeling heeft geen kans als er niet voortdurend innovaties ingevoerd worden. Elke sector van de economie en de maatschappij voelt de behoefte aan innovatieve oplossingen – van moderne behandelingsmethodes en steeds snellere communicatiemogelijkheden, tot innovatieve ideeën in de industrie en de wetenschap, en nieuwe, alternatieve methodes voor energiewinning. Dit is van uitzonderlijk belang in de context van de wereldwijde economische crisis en het probleem van de verouderende maatschappij. Ik wil erop wijzen dat naast het horizontale karakter van dit beleid ook het burgerinitiatief van belang is.
De innovatiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen, en ook van landbouwbedrijven, is een onlosmakelijk element van de concurrentiekracht van de economie. Als we streven naar een snelle economische ontwikkeling, en daarbij ook zorg willen dragen voor het milieu, dan mogen we de mensen en het gebrek aan sociale gelijkheid niet vergeten, een stijging van deze ongelijkheid kan ten koste gaan van maatregelen voor ontwikkeling.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik vind dat de huidige transformatie van de Europese economie in een duurzame economie de concurrentiekracht van onze Europese ondernemingen kan vergroten. Het is noodzakelijk dat de economische uitdagingen worden omgevormd tot nieuwe kansen voor de nationale economieën. Het moet onze doelstelling worden de strijd aan te binden met het toenemende aantal bedrijfsverplaatsingen naar derde landen, waarbij het niet alleen gaat om productiefaciliteiten, maar ook om de daarmee samenhangende capaciteit voor onderzoek en ontwikkeling.
Concurrentiekracht is één beleidsdoelstelling van de Europese Unie, maar daarnaast moet zij ook andere belangrijke maatschappelijke uitdagingen aanpakken, zoals de klimaatverandering of de demografische ontwikkeling. Tot op heden wordt minder dan 1 procent van de begroting van de Unie rechtstreeks uitgetrokken voor innovatiemaatregelen. In aanmerking genomen welke maatschappelijke uitdagingen ons te wachten staan, vinden wij dit percentage ontoereikend.
Daarom heb ik mij aangesloten bij het standpunt van onze rapporteur die erop aandringt om bij de komende programmering van de nieuwe financiële vooruitzichten voor 2014-2020 het budget van de EU voor innovatie te verhogen. Het zal absoluut noodzakelijk zijn dat de financiële stimulansen worden afgestemd op de doelstellingen. Daarbij moeten synergieën tussen de stimuleringsinstrumenten voor nieuwe technologieën worden gevonden en versterkt, en moet gezorgd worden voor een betere coördinatie tussen de betrokken partijen. Naast het verlenen van overheidssteun dienen ook particuliere investeringen in innovaties aangemoedigd en gestimuleerd te worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Innovatie is – samen met onderzoek en opleiding – een van de belangrijkste elementen bij het ontwikkeling van kennis in de EU. Een communautair innovatiebeleid is van groot belang voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het EU 2020-Strategie. Om innovatiecapaciteit op te bouwen is echter geld nodig, zeker als het om bedrijven gaat. En het is voor bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, op dit moment niet gemakkelijk financiële hulpmiddelen te verwerven. Goedkeuring van deze verordening is een belangrijke stap bij het beschikbaar maken van fondsen aan ondernemers. Die zijn immers de drijvende kracht achter innovatie in Europa.
Miroslav Mikolášik (PPE) , schriftelijk. − (SK) De gedachte dat de wereldwijde concurrentie er uiteindelijk toe leiden zal dat niet alleen productiefaciliteiten, maar ook de daaraan verbonden onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten naar derde landen vertrekken, is voor mij volstrekt onaanvaardbaar.
Deze trend dient onverwijld een halt te worden toegeroepen middels een moedig en grondig doordacht innovatiebeleid waarmee het concurrentievermogen van de Europese economie, alsook de overgang naar een kennis- en koolstofarme economie, wordt veiliggesteld.
Ik acht de innovatiesteun van de EU ter hoogte van minder dan 1 procent van de EU-begroting dan ook verregaand ontoereikend en ben het met de rapporteur eens dat dit in de financiële vooruitzichten voor de periode 2014-2020, waaraan aan het einde van dit jaar de eerste hand gelegd zal worden, rechtgezet dient te worden.
Verder is het met het oog op het feit dat de financiële crisis tot bevriezing van de kredietverstrekking voor innovatieve projecten in het bedrijfsleven heeft geleid van belang dat ook de lidstaten ernstig nadenken over een verregaande verhoging van de financiële steun aan onderzoek en ontwikkeling, geld dat per slot van rekening op de lange termijn terugkomt in de vorm van behoud van concurrentievermogen en arbeidsplaatsen en de schepping van nieuwe.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Onderzoek, innovatie en onderwijs zijn belangrijke factoren voor het concurrentievermogen van een land. Indien ondernemingen innovatief moeten blijven, moeten zij veel geld investeren − dat is vaak een probleem, met name gezien de kredietcrisis. In een tijd van schaarser wordende middelen is het van cruciaal belang duurzame technologieën uit te breiden en te bevorderen. Eens te meer moeten wij plattelandsgebieden ondersteunen door de uitbreiding van breedbandinternet in deze gebieden te bevorderen, terwijl de infrastructuur van deze gebieden wordt aangetast als gevolg van de privatisering van het spoorwegnet, de post en dergelijke.
Terwijl wij spreken over het belang van universiteiten en onderzoeksinstellingen worden de middelen voor deze instellingen de facto verlaagd. Zoals altijd onderstrepen wij in dit verband het belang van kleine en middelgrote ondernemingen, maar het is nog maar de vraag of de daad bij het woord wordt gevoegd. In dit verslag worden voornamelijk oude maatregelen opgesomd; daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) De strategie voor het komende decennium (EU 2020) stelt als tweede hoofddoelstelling dat 3 procent van het bbp van de EU voor 2020 moet worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling (O&O). In dit initiatiefverslag wordt de Commissie opgeroepen tot concrete en ambitieuze initiatieven in de schaduw van de mislukking van de strategie van Lissabon op dit terrein.
Er dient op te worden gewezen dat in Europa de uitgaven voor O&O minder dan 2 procent bedragen, in vergelijking tot 2,6 in de VS en 3,4 procent in Japan, vooral wegens het lagere niveau van investeringen uit het bedrijfsleven. De veranderingen die zich voordoen op de arbeidsmarkt ten gevolge van de economische crisis en de veranderende productieprocessen vereisen de stimulering van innovaties, die niet alleen technologische maar ook sociale meerwaarde zullen brengen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het zijn de innovaties van morgen die Europa in staat zullen stellen de belangrijke uitdagingen van de komende decennia op economisch, maatschappelijk en milieugebied het hoofd te bieden. Wij moeten onze inspanningen opvoeren om een ambitieus innovatiebeleid ten uitvoer te leggen in Europa. Dat is de strekking van het verslag van mijn collega, de heer Winkler, waaraan ik mijn steun heb gegeven. Allereerst moeten wij de financiële steun voor dit beleid verhogen. Het deel van de Europese begroting dat voor innovatie is bestemd, moet op substantiële wijze worden vergroot, en ik hoop dat de komende financiële vooruitzichten 2014-2020 in die richting zullen gaan.
Daarnaast moeten de lidstaten zich meer inspannen om de doelstelling van Barcelona zo snel mogelijk te verwezenlijken door ten minste 3 procent van hun bbp aan onderzoek en ontwikkeling te besteden. Het is tevens van essentieel belang om de coördinatie van Europees en nationaal beleid te verbeteren. Als wij willen dat het gevoerde innovatiebeleid effectief is, moet dit absoluut op coherente wijze en met oog voor het geheel worden opgesteld en voor de lange termijn worden gepland. Bovendien moet de dialoog tussen de onderzoekssector en de economische sector worden versterkt. In die zin verwelkom ik de oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, dat het mogelijk zal maken de betrekkingen tussen deze twee werelden te verbeteren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik betreur het dat de stemming in onderdelen waarom De Groenen hebben verzocht om daarmee de oproep tot een Europese octrooirechtbank eruit te halen niet heeft gewerkt, waardoor dit helaas is opgenomen. Hoe dan ook, in dit verslag wordt opgeroepen tot het gebruik van octrooigemeenschappen, gemeenschappelijke octrooiplatforms en full-rights licences, en wordt het belang van de kwaliteit van octrooien benadrukt.