De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A7-0204/2010) van George Lyon, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 (2009/2236(INI)).
We verwelkomen commissaris Cioloş in ons midden. In Straatsburg wijst de Commissie telkens ad hoc een commissaris aan die de vergadering moet bijwonen, maar mijns inziens is het een teken van opmerkelijk verantwoordelijkheidsgevoel dat nu de voor dit onderwerp verantwoordelijke commissaris aanwezig is en aan dit debat deelneemt. Wat mij betreft is dit een buitengewoon positief detail.
George Lyon, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, na de uitstekende voetbalwedstrijd van gisteravond wil ik eerst de Duitse collega’s mijn deelneming betuigen en mijn Spaanse collega’s feliciteren.
Ik wil uiteenzetten wat volgens mij de twee essentiële vragen zijn waarop we in het kader van de GLB-hervorming een antwoord moeten vinden. Waar staat het GLB voor? Waarom is het nog steeds relevant in de eenentwintigste eeuw? In deze tijd van economische crisis, overheidsfinanciën met hoge schulden en bezuinigingsbegrotingen is het essentieel dat het GLB antwoorden op deze vragen geeft als we willen dat de belastingbetalers ook in de toekomst onze boeren de broodnodige steun blijven geven.
Een van de fundamentele problemen waarmee de samenleving wordt geconfronteerd, is de toenemende mondiale vraag naar voedsel, die volgens ramingen van de FAO tegen 2050 zal zijn verdubbeld. Het grote probleem is natuurlijk hoe we aan die verdubbeling van de vraag naar voedsel beantwoorden als er sprake is van minder landbouwgrond, minder water en minder energie als gevolg van klimaatverandering. Hoe gaan we de kwadratuur van de cirkel oplossen ter voorkoming van de vreselijke storm (perfect storm) die voorspeld is door Sir John Beddington, een belangrijke Britse wetenschappelijk adviseur, toen hij in 2009 zei dat we aankoersten op een vreselijke storm in 2030, omdat al deze dingen zich in hetzelfde tijdpad afspelen? Als we dit niet aanpakken kunnen we zware destabilisatie, toenemende rellen en mogelijk aanmerkelijke problemen met internationale migratie verwachten, als mensen wegtrekken om te ontkomen aan voedsel- en watertekorten.
Dat is de omvang van het probleem. Ik geloof dat de aanpak van klimaatverandering en het duurzamer maken van onze landbouwproductie doelstellingen zijn die tot de kern van de komende hervorming behoren. Dat zijn essentiële stappen om voedselzekerheid voor onze Europese burgers te blijven garanderen en tegelijkertijd een bijdrage te blijven leveren aan de groeiende mondiale vraag naar voedsel.
De hervorming dient ook groene groei te bevorderen door de ontwikkeling van kleinschalige hernieuwbare energiebronnen zoals wind, biomassa, biogas en biobrandstoffen van de tweede generatie. Dat bevordert de werkgelegenheid en geeft boeren reële kansen om te diversifiëren en extra inkomsten te verwerven. We moeten ook reageren op de roep om een betere milieubescherming door erop toe te zien dat boeren de kans krijgen deel te nemen aan agromilieuprogramma’s. Het doel is ervoor te zorgen dat in de volgende hervormingsperiode het overgrote deel van de landbouwgrond door een dergelijk programma gedekt is. Door de wortel te gebruiken in plaats van de stok – een zeer belangrijk principe: de wortel, aanmoediging, in plaats van de grote stok van regels en voorschriften – kun je ervoor zorgen dat de boeren zich bij deze agenda aansluiten.
Billijkheid moet ook een drijvende kracht achter de hervorming zijn: billijkheid jegens de oude lidstaten, maar ook jegens de nieuwe lidstaten bij de verdeling van rechtstreekse betalingen in de EU; een billijke verdeling onder boeren en lidstaten door de betalingen op grond van historische situaties tegen 2020 te beëindigen. Het is niet juist en rechtvaardig om betalingen te blijven verrichten op basis van hoe een boerenbedrijf er tien jaar geleden bij stond. We moeten ook een billijke deal maken om boeren in staat te stellen de macht van de grootwinkelbedrijven in de voedselketen het hoofd te bieden. Dus billijkheid, het beginsel van billijkheid, moet de kern van de komende hervorming vormen.
We moeten ook de kwestie van de marktvolatiliteit aanpakken maar op dit punt wil ik manen tot enige voorzichtigheid. Ja, we hebben nog steeds interventie en particuliere opslagsteun nodig. Ja, we moeten andere instrumenten zoals risicoverzekeringen en futuresmarkten, onderzoeken. Ja, we hebben onze speciale begrotingsreserve nodig om crisismaatregelen te financieren. Maar iedere gedachte aan terugkeer naar het grootschalig marktbeheer van vroeger moeten we afwijzen. Dat is al geprobeerd en mislukt. Ik stel voor dat we die weg niet nog eens willen bewandelen.
Tot slot heb ik er vertrouwen in dat dit Parlement zijn steun zal geven aan onze hervormingen, aan de modernisering van het GLB, en het GLB op een nieuw pad zal zetten, zodat het de nieuwe uitdagingen van de eenentwintigste eeuw het hoofd kan bieden. Door dit verslag te steunen geeft het Parlement vorm aan het debat en bepaalt het de agenda. Ik nodig de commissaris uit onze ideeën mee te nemen in zijn in november te publiceren voorstellen voor de GLB-hervorming.
Dacian Cioloş, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben natuurlijk zeer vereerd dat ik mag deelnemen aan deze debatten, waarin ik een bijzonder belang stel, aangezien ik met voorstellen moet komen voor de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zoals ik eerder in mijn hoorzittingen voor het Parlement heb gezegd, ben ik van mening dat de betrekkingen met het Europees Parlement essentieel zijn om uiteindelijk te kunnen komen tot een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid dat beter aan de verwachtingen van de burgers voldoet en ook beter door de Europese burgers wordt begrepen.
Mijn oprechte dank gaat uit naar de heer Lyon voor het verslag dat hij vandaag ter stemming voorlegt, evenals naar zijn hele team en uiteraard alle leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Zij hebben amendementen ingediend die de tekst hebben verrijkt.
Ik juich het ook toe dat in dit verslag een oproep wordt gedaan en de wil wordt geuit tot betere communicatie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toekomst van de landbouw in de Europese Unie. Ik meen dat, los van de zeer belangrijke technische inhoud, dit verslag al een uitstekend instrument is voor communicatie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, over wat het tot nu toe is geweest, over de toekomstige behoefte aan een dergelijk beleid en over de noodzaak om dit beleid te ontwikkelen.
Ik merk ook op dat u oproept tot aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan niet alleen het Verdrag van Lissabon, waarin duidelijke doelen voor het GLB zijn gesteld, maar ook de EU 2020-strategie. Ik meen dat we hier de kans hebben om ons gemeenschappelijk landbouwbeleid beter af te stemmen op de verwachtingen die de burgers vandaag de dag hebben, en om daarmee niet alleen de gebruikelijke doelstellingen van marktvoorzieningszekerheid na te streven.
U beveelt ook maatregelen aan ter verbetering van het functioneren van de voedselketen en het evenwicht tussen de diverse marktdeelnemers in de keten, evenals ter verbetering van de transparantie van de standpunten en de onderhandelingspositie van de landbouwproducenten. Dat zijn elementen die niet alleen in de hervorming van het GLB tot uiting zullen komen, maar ook in andere initiatieven die de Commissie zal voorstellen.
Ik heb ook zeer zorgvuldig nota genomen van uw voorstellen voor de toekomst van de rechtstreekse betalingen, als instrument om de stabiliteit van de landbouwinkomens te waarborgen maar om ook om te zorgen voor een minimumbevoorrading met collectieve goederen. Hier hebben wij mijns inziens te maken hebben met een nieuw concept van rechtstreekse betalingen en met een nieuwe rechtvaardiging ervan, die is gekoppeld aan een gegarandeerd minimumbasisinkomen voor landbouwers maar ook aan het stimuleren van de productie van collectieve goederen.
Ik heb ook kennis genomen van de suggestie om de criteria voor de verdeling van deze rechtstreekse betalingen te herzien, op basis van dit nieuwe criterium maar ook om te zorgen voor een evenwichtiger verdeling onder de diverse lidstaten, regio’s en groepen landbouwers, waarbij ook rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van de landbouw in achtergestelde, moeilijke gebieden.
Ik neem ook nota van hetgeen de heer Lyon zei over de noodzaak om de marktgerichtheid van het GLB op een weloverwogen manier voort te zetten en te voorkomen dat landbouwers met zeer chaotische markten te maken krijgen. Vanuit dit standpunt bezien meen ik dat marktgerichtheid volkomen verenigbaar is met een verbetering van de instrumenten voor marktbeheer, juist om ervoor te zorgen dat deze markten goed kunnen functioneren zonder dat dit ten koste gaat van, zoals ik zei, de doelstellingen om de landbouwsector in heel Europa te handhaven en de diversiteit van onze landbouw te behouden.
Ik wil enkele opmerkingen maken over de amendementen die zijn ingediend en die zullen worden besproken. Ik meen dat voedselproductie een belangrijke doelstelling is van het GLB. Deze productie wordt rechtstreeks door de markten beloond, maar we moeten ook rekening houden met collectieve goederen, die niet door de markten worden beloond en die moeten worden gedekt door overheidsbijdragen. In de landbouwproductie hebben we te maken met deze twee aspecten: voedselproductie en collectieve goederen. Wij hebben te maken met aspecten die voor rekening van de markten komen en met aspecten waarbij dat niet het geval is en die uit de overheidsbegroting moeten worden ondersteund.
Wat de structuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft heb ik een aantal keren gezegd dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid volgens mij uit twee pijlers moet bestaan. Niet alleen moet de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB worden verduidelijkt maar moet ook het beheer van de instrumenten die ons ter beschikking staan worden verbeterd. Wij hebben instrumenten die jaarlijks moeten worden toegepast, en waarvan de resultaten elk jaar kunnen worden gemeten, maar er zijn ook meerjarige maatregelen die deel uitmaken van programma’s waarvan pas na enige jaren resultaten zijn te verwachten. Om te zorgen voor een beter beheer van de middelen die ons uit hoofde van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ter beschikking staan, hebben wij mijns inziens deze twee pijlers nodig, die elkaar natuurlijk moeten aanvullen en waarvan de doelstellingen duidelijker moeten worden omschreven. Vervolgens zou het in de eerste plaats een goed idee zijn duidelijk te maken hoe de maatregelen waarop zij betrekking hebben, moeten worden uitgevoerd.
Wat de cross-compliance betreft meen ik dat deze een gunstig effect heeft op de rechtstreekse betalingen. Daarmee is ook duidelijk het uitgangspunt van uit de overheidsbegroting betaalde collectieve goederen bepaald. We kunnen de cross-compliancemaatregelen natuurlijk vereenvoudigen. We kunnen ervoor zorgen dat ze duidelijker worden voor de landbouwers, maar ook voor de nationale en regionale instanties die ze moeten uitvoeren en controleren. Los daarvan meen ik dat de milieuvoorwaarden die gekoppeld zijn aan rechtstreekse basisbetalingen, ook een goed uitgangspunt zijn om later de andere maatregelen waarmee de productie van collectieve goederen wordt bevorderd, duidelijk vast te stellen.
Wat de marktmaatregelen betreft meen ik dat, zoals ik al zei, marktgerichtheid noodzakelijk is, maar we moeten ook de vangnetten behouden en ons beraden op nieuwe maatregelen waarmee wij de doelstelling van een zekere mate van stabiliteit op het gebied van marktprijzen en inkomen kunnen verwezenlijken.
Wat de structuur van kleine, middelgrote en grote landbouwbedrijven betreft beaam ik dat betere prestaties gewenst zijn – en dit gaat ook op voor kleine landbouwbedrijven – maar we moeten ervoor zorgen dat deze verandering zich in hun specifieke omgeving voltrekt, door hun specifieke potentieel in betere banen te leiden. Een herstructurering van deze landbouwbedrijven is dus mogelijk, samen met een grotere marktgerichtheid, zonder echter de richting uit te gaan van één enkel landbouwmodel, zodat we de landbouwdiversiteit kunnen waarborgen.
Na deze opmerkingen zal ik aandachtig luisteren naar uw commentaar en overwegingen, en ik kan u, mijnheer Lyon, verzekeren dat ik zeer nauwkeurig de inhoud van het door het Parlement aangenomen verslag zal bestuderen en er de komende maanden naar zal teruggrijpen, tijdens de uitwerking van de wetgevingsinitiatieven van de Commissie.
Giovanni La Via, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, de verdienste van het verslag-Lyon is mijns inziens dat het een aantal doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft vastgesteld die veel ruimer zijn dan in het verleden het geval was en die aansluiten op de EU 2020-strategie.
Het verslag maakt onomstotelijk duidelijk dat het landbouwbeleid communautair moet blijven en dat er derhalve flink tegengas moet worden geboden aan iedereen die aanstuurt op renationalisatie, op nationale ondersteuning van het landbouwbeleid. Uit het verslag blijkt zonneklaar dat gepaste middelen moeten worden uitgetrokken om de aangegeven ruimere doelstellingen te kunnen verwezenlijken, en ook om collectieve doelstellingen en collectieve goederen zonder markt te kunnen bereiken. En tot slot komt uit het verslag naar voren dat de middelen die voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid worden uitgetrokken, in lijn moeten zijn met wat tot dusver aan dit beleid is toegewezen.
Michel Dantin, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de heer Lyon bedanken, alsmede het team van schaduwrapporteurs dat naar mijn mening doeltreffend met hem aan dit verslag heeft gewerkt.
Wat onze fractie betreft bevat dit verslag een ambitie voor de Europese landbouw . Het is geschreven na de grondstoffencrises van 2007 en 2008 en na de landbouwcrisis van 2009, die ons leerden dat liberalisme niet de oplossing is voor de landbouw.
Onze landbouw is in de eerste plaats bedoeld om 450 miljoen Europeanen voedselvoorziening te bieden, te waarborgen, maar we moeten ook een plaats zien te bemachtigen op koopkrachtige markten. Het is duidelijk dat de omstandigheden die sinds medio vorige eeuw opgeld deden, zich hebben gewijzigd, dat de techniek zich heeft ontwikkeld en zich verder moet ontwikkelen, dat ze moet veranderen en dat de landbouwbeleidsinstrumenten zich eveneens moeten ontwikkelen. De landbouw behoort in dit proces te worden ondersteund.
De eerste pijler, die uitsluitend uit de EU-begroting wordt gefinancierd, dient ter ondersteuning van de maatschappelijke eisen die wij aan de landbouw stellen. Met de tweede, medegefinancierde pijler, moet de steun aan de modernisering van de landbouw en van de landbouwvoedingsmiddelen worden voortgezet, om in te kunnen spelen op nieuwe situaties. Dit beleid zal ook eerlijker moeten zijn – ja, dat zei ik, eerlijker – jegens de landen en jegens de landbouwers zelf. Vanzelfsprekend is het onze wens om de 14 miljoen landbouwers en hun gezinnen weer hoop te geven en in het bijzonder te zorgen voor de vervanging van de 4,5 miljoen landbouwers die meer dan 60 jaar oud zijn en het beroep vaarwel zullen zeggen. De kwestie van de opvolging van generaties zal een van onze aandachtspunten zijn.
Wojciech Michał Olejniczak, namens de S&D-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de debatten die we de afgelopen maanden in het Europees Parlement hebben gevoerd, wijzen er ondubbelzinnig op dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet veranderen. Niemand van ons twijfelt eraan dat het GLB in de komende decennia een bijdrage moet leveren aan de voedselzekerheid in de vorm van goed en gezond voedsel, aan het behoud van de biodiversiteit en de bescherming van het milieu.
Het GLB zal in de toekomst in hogere mate tegemoet moeten komen aan de maatschappelijke behoeften, zoals het creëren van arbeidsplaatsen en de positie van vrouwen en jongeren in de landbouw. Ik wil hierbij benadrukken dat landbouwers moeten kunnen rekenen op een stabiel en redelijk inkomen als tegenprestatie voor hun harde werk en de levering van producten van hoge kwaliteit.
Het verslag dat we vandaag zullen aannemen, houdt rekening met de voorstellen die zijn ingediend door vertegenwoordigers van fracties en individuele lidstaten. Wij moeten een aantal belangrijke besluiten nemen die bepalend zijn voor de weg die zal worden ingeslagen, zodat het geld dat in de toekomst aan het GLB wordt uitgegeven, voordelen oplevert voor zowel de landbouwproducenten als de consumenten.
Tot slot wil ik de heer Lyon van harte bedanken voor de bijzonder goede samenwerking.
Marit Paulsen, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de heer Lyon heeft een paar, misschien kleine maar niettemin belangrijke stappen gezet in de richting van een wijziging van het landbouwbeleid. We hebben het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid nodig. We mogen absoluut niet denken aan renationalisering. We moeten ook beseffen dat we in een nieuw tijdperk leven met zeer lastige problemen en dat het oplossen van die problemen onze plicht is. Het gaat daarbij natuurlijk om het vinden van voedsel voor negen miljard mensen. Tezelfdertijd worden we ook geconfronteerd met reusachtige uitdagingen in verband met het klimaat en met het laten werken van de natuurlijke cycli.
Laten we landbouw niet als boosdoener voor het milieu en als milieuprobleem zien. Land- en bosbouw dragen de fundamentele oplossingen voor de gigantische problemen in zich.
Martin Häusling, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer Lyon, allereerst wil ik u bedanken voor uw verslag. Wij hebben goed samengewerkt als rapporteurs, en ik denk dat we een zeer goed compromis hebben bereikt dat wij volledig kunnen ondersteunen. Het is belangrijk dat het Parlement een krachtige boodschap uitzendt en aangeeft dat wij van plan zijn om een gemeenschappelijk landbouwbeleid te blijven voeren.
Het ligt vanzelfsprekend in de aard van de zaak dat wij bij een compromis niet alles krijgen wat we willen. Wat ik echter belangrijk vind voor ons en wat ik wil beklemtonen, is dat er een groener GLB in het verschiet ligt – ik bedoel groen niet alleen in de zin van een duurzaam energiebeleid maar ook in de zin van een duurzaam landbouwbeleid. Bovendien moeten wij concurrentie niet alleen zien als een concurrerende houding ten opzichte van de wereldmarkt maar ook meer aandacht schenken aan de situatie binnen de Europese landbouw en ons richten op concurrentievoorwaarden binnen die Europese landbouw. Voorts moeten wij ons niet alleen houden aan de regels van de WTO voor het toekomstige landbouwbeleid maar uiteindelijk een eigen, sterk gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid ontwikkelen.
Het is van belang dat wij voortaan de rechtstreekse betalingen van de eerste pijler toekennen in overeenstemming met een duurzaam landbouwbeleid, en dat wij beschikken over een sterke tweede pijler voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden, met de nadruk op arbeidsplaatsen.
Wat wij niet ondersteunen – en dit hebben wij ook in de commissie duidelijk gemaakt – is een landbouwbeleid dat werkt met exportsubsidies op de wereldmarkt. Wij blijven deze strategie van de hand wijzen, en in tegenstelling tot vele anderen beoordelen wij de ontwikkeling van het huidige landbouwbeleid kritischer. Met andere woorden, wij willen een landbouwbeleid dat afstapt van industrialisatie en verdere concentratie, en dat geen louter concurrentiegericht marktbeleid voert. Veeleer willen wij benadrukken dat het landbouwbeleid werkelijk een toekomstgericht beleid is, waarmee wordt voorzien in een beleid voor plattelandsgebieden en waarmee voedselzekerheid en behoud van bodem, water en biodiversiteit worden bevorderd. Wij vinden tevens dat wij het landbouwbeleid moeten gebruiken ter bestrijding van de klimaatverandering en last but not least als een belangrijk instrument voor het behoud van arbeidsplaatsen.
James Nicholson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag biedt het Parlement de kans om zijn standpunten uiteen te zetten voordat de Commissie tegen het eind van dit jaar haar voorstellen over de toekomst van het GLB naar buiten brengt. Hoewel mijn fractie en ik voor dit verslag zullen stemmen, wil ik duidelijk stellen dat wij het met enkele delen daarvan niet eens zijn. Het behoud van de tweepijlerstructuur is beslist van doorslaggevend belang en zal de kern vormen van het succes van het GLB op lange termijn.
Maar per saldo geloof ik dat het verslag een goed uitgangspunt is voor een algemeen debat over het vraagstuk. Het laat zien dat de commissie kan samenwerken. Als Parlement hebben we een grote verantwoordelijkheid en moeten er op toezien dat met de komende hervormingen de landbouw als bedrijfstak kan concurreren en in de toekomst kan overleven. Het GLB heeft geweldige veranderingen doorgemaakt. We dienen ervoor te zorgen dat het beleid is afgestemd op de behoeften van de eenentwintigste eeuw. We moeten eraan denken dat het GLB er niet alleen voor de boeren is; het voorziet ons van veilig en zeker voedsel en van een hele reeks collectieve goederen en milieuvoordelen. De begroting moet volgens mij op zijn minst op hetzelfde peil blijven willen we deze doelen kunnen behalen. Ik zeg de rapporteur dank voor zijn zeer goed verslag en zijn samenwerking.
João Ferreira, namens de GUE/NGL-fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, van harte gefeliciteerd.
De vorige hervormingen van het GLB hebben geleid tot liberalisering van de landbouwmarkten. Ze hebben geleid tot diepe onrechtvaardigheid bij de verdeling van de steun tussen lidstaten, producties en producenten. Ze hebben instrumenten voor productiebeheer, zoals quota en productierechten, en marktregulerende en interventiemechanismen ontmanteld. Ze hebben de landbouw onderworpen aan de regels van de WTO en als pasmunt gebruikt voor andere belangen.
Het resultaat liegt er niet om: een ongekende productiestopzetting door miljoenen kleine en middelgrote landbouwers, inkomensonzekerheid, toenemende prijsvolatiliteit en grotere voedselafhankelijkheid van talrijke landen en regio’s.
Daarom moet het GLB grondig worden gewijzigd. Het moet voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit waarborgen en prioriteit geven aan de noodzakelijke productieverhoging in de landen en regio’s, zodat deze aan hun behoeften kunnen voldoen en tegelijkertijd milieuduurzaamheid en plattelandsontwikkeling kunnen bevorderen. Het moet een gediversifieerde productie stimuleren en voorkomen dat de diversificatie afneemt. Daarbij moet er aandacht zijn voor de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren en regio’s. Het GLB moet door middel van modellen en steunplafonds de huidige ongelijkheden tussen producties, producenten en lidstaten wegwerken. Tot slot moet het interventiemechanismen bevatten die een rechtvaardige productieprijs waarborgen en de landbouwers voldoende inkomen opleveren om voortzetting van de productie en de voedselvoorziening te kunnen garanderen.
Lorenzo Fontana, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, allereerst wil ik de heer Lyon feliciteren met zijn verslag. Daarnaast gaan mijn felicitaties naar de voorzitter en het secretariaat van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en wil ik commissaris Cioloş gelukwensen met de goede samenwerking die tussen onze commissie en hem is ontstaan. Dat is van groot belang. Ik hoop dat de Commissie ook in de toekomst, in de volgende stadia van het wetgevingsproces, bijzondere aandacht zal blijven besteden aan de producenten en consumenten, want zij zijn als gevolg van de marktstructuur en de recente crisis ongetwijfeld zwaar getroffen.
Ik kom uit Veneto. Deze regio telt 150 000 landbouwbedrijven die niet alleen kwaliteitsproducten leveren, maar ook het landschap beschermen, en naar onze mening moet deze rijkdom niet alleen behouden blijven maar ook worden gestimuleerd.
Onze boeren kunnen evenwel hun activiteiten alleen maar voortzetten als wij hen beter beschermen tegen prijsvolatiliteit en de rechtstreekse steun intact laten. Verder is handhaving van de tweede pijler van essentieel belang. Instandhouding van het beleid inzake plattelandsontwikkeling is vooral noodzakelijk omdat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de lokale landbouw in Europa, die aan steeds hogere kwaliteitsnormen moet voldoen.
Onze boeren zijn in deze concurrerende markt vaak in het nadeel, en daarom willen zij dat het verminderen van de bureaucratische lasten deel uitmaakt van de prioritaire acties, daar deze bureaucratie zonder twijfel afbreuk doet aan hun concurrentievermogen.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de rapporteur voor zijn verslag. Het was beslist goed om een rapporteur met een luisterend oor te hebben. Zijn reizen door de lidstaten en ook het resultaat van het verslag weerspiegelen dat.
De toekomst van de landbouw en het GLB moeten boeren een stabiel inkomen verschaffen waarmee ze kunnen rondkomen. De betalingen uit hoofde van de eerste pijler moeten boeren een rechtstreekse betaling blijven verschaffen opdat zij een minimumniveau van inkomenszekerheid hebben. Daarom hebben we een GLB-begroting nodig die op zijn minst op het huidige niveau wordt gehandhaafd, of die zelfs wordt verhoogd om rekening te kunnen houden met de uitbreiding van de Unie.
De volatiliteit binnen de markten is schadelijk voor de industrie in Europa. We moeten de veiligheidsnetten in stand houden om de stabiliteit te handhaven en rentabiliteit te verzekeren. Bij de verdeling van de GLB-middelen moet rekening worden gehouden met de productiekosten in de lidstaten.
De definitie van “billijk” moet door de Commissie nader worden onderzocht. Een aan oppervlakte gerelateerde betaling zou voor de boeren in Noord-Ierland betekenen dat zij minder bedrijfstoeslag ontvangen. Dit is nadelig voor een bedrijfstak waarin veel boerenbedrijven op de rand van financiële levensvatbaarheid verkeren. Noord-Ierland heeft veel boeren met slechts weinig landbouwgrond, die zij echter intensief bebouwen. Een dergelijke betaling zou geen afspiegeling zijn van hun werk en evenmin van hun financiële lasten. Daarom dient in het GLB na 2013 rekening te worden gehouden met regionale variaties.
Albert Deß (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Cioloş, dames en heren, wij voeren vandaag een belangrijk debat over het verslag van George Lyon, en ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de heer Lyon hartelijk te bedanken voor de bereidheid tot het sluiten van compromissen waarvan hij in dit document blijk geeft. Wij zijn erin geslaagd een goed compromis te vinden dat door vele fracties kan worden ondersteund, en ik hoop dat dit compromis vanmiddag tijdens de stemming door een grote meerderheid wordt ondersteund.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid in Europa was en is een van de belangrijkste pijlers van het Europese eenwordingsproces. Wij beschrijven in dit verslag de effecten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. De Europese landbouwsector produceert kwalitatief hoogwaardig voedsel, beschermt vitale plattelandsgebieden en vele arbeidsplaatsen, houdt ons cultuurlandschap en de biodiversiteit in stand en stimuleert deze en kan een bijdrage leveren aan het besparen van fossiele brandstoffen door hernieuwbare grondstoffen en energie te produceren. Om ervoor te zorgen dat de Europese landbouw deze functies in de toekomst kan blijven vervullen, moeten wij voor de periode na 2013 een concept vinden waarmee zij al deze taken kan vervullen.
Ik juich het toe dat commissaris Cioloş duidelijk heeft aangegeven voorstander te zijn van de voortzetting van het tweepijlersysteem. Mijn fractie zal dit ondersteunen. De eerste pijler fungeert als compensatie voor de beperkingen waaraan de Europese landbouw gebonden is tegenover andere landbouwgebieden op de wereld, terwijl de tweede pijler betrekking heeft op het opstellen van een pakket maatregelen waarmee de 27 lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de landbouw extra subsidies ontvangt om haar functies te kunnen vervullen. De overgrote meerderheid van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) zal hiervoor stemmen.
Luis Manuel Capoulas Santos (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement is bijzonder tevreden dat haar voornaamste voorstellen zijn opgenomen in het verslag van Lyon: 80 tot 90 procent van onze amendementen zijn in aanmerking genomen en bij de stemming in de Commissie landbouw hebben we 49 van de 50 compromisamendementen kunnen ondersteunen.
We zijn bijzonder verheugd over het feit dat het verslag-Lyon duidelijk tot uiting brengt dat men bereid is om het waarlijk communautaire karakter van het GLB te behouden en dat het GLB een adequate begroting zou moeten blijven krijgen. Ook worden hierin de historische criteria voor de toewijzing van de producentensteun veroordeeld en vervangen door nieuwe criteria, in hoofdzaak milieucriteria. Verder wordt gewag gemaakt van het voornemen om de steun eerlijker te verdelen over landbouwers en lidstaten, zoals hier al door verschillende collega’s is herhaald, en wordt erkend dat er adequate beleidsinstrumenten moeten zijn voor de regulering van de markten en voor het systeem van risicomanagement. Tot slot staat hierin dat de steun op een andere manier verantwoord moet worden, op basis van een vergoeding voor de levering van collectieve diensten en goederen, waarvan de hele samenleving profiteert maar die door de markt niet worden beloond.
De Commissie beschikt daarmee over voldoende inspiratiebronnen voor de mededeling die ze in november zal voorleggen, en ik verheug mij erover dat de commissaris zich al bereid heeft getoond om onze aanbevelingen in ontvangst te nemen.
Ik hoop commissaris Ciolos over zes maanden te kunnen feliciteren, en wel met evenveel tevredenheid als ik waarmee ik vandaag collega Lyon feliciteer. Hij heeft uitstekend werk geleverd, werk dat de rol van het Parlement op een hoger plan tilt en versterkt op een moment waarop we met het Verdrag van Lissabon onze medebeslissingsbevoegdheden gaan uitoefenen.
Britta Reimers (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil onze rapporteur bedanken voor zijn constructieve samenwerking en de belangrijke aspecten die worden beklemtoond in zijn verslag over de toekomst van het GLB na 2013. In dit verslag wordt gevraagd om de verdere ontwikkeling van het bestaand gemeenschappelijk landbouwbeleid, niet om de ontwikkeling van een nieuw beleid. Dat is een goede zaak.
De belangrijkste functie van de landbouw is en blijft de productie van voedsel voor onze burgers. Door de voortdurend toenemende behoefte aan collectieve goederen, de groei van de bevolking en tegelijkertijd de schaarste aan natuurlijke hulpbronnen wordt het moeilijker dit te bereiken. Boeren moeten met steeds minder steeds meer produceren. Dit is niet mogelijk zonder de efficiëntie te verhogen. Het is de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad om hier de noodzakelijke raamvoorwaarden voor te waarborgen. Indien wij in de toekomst in Europa een gezonde en gevarieerde landbouw in stand willen houden, moeten wij ook rekening houden met de behoeften van de boeren door namelijk zo weinig mogelijk bureaucratie op te leggen en zo veel mogelijk vrijheid van ondernemerschap toe te staan, opdat zij een redelijk inkomen voor zichzelf kunnen verwerven.
Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik feliciteer mijn Schotse collega, George Lyon, met zijn zeer gedegen verslag. Ik ben tevreden over veel zaken in het verslag en ik sluit me aan bij de opmerkingen van een aantal collega's vanochtend. Ik hecht bijzonder aan de zeer duidelijke stelling in het verslag dat voedselproductie het primaire doel is van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Al het andere is zeer waardevol en zeer wenselijk, maar komt op de tweede plaats.
We moeten duidelijk voor ogen houden dat voedselzekerheid een integraal onderdeel van onze Europese nationale veiligheid en het voornaamste openbare belang van het GLB is, waarvoor het op zich al de moeite waard is te betalen. Ik wijs in het bijzonder op de opmerkingen van de heer La Via over de begroting, die vanochtend door opmerkelijk weinig collega’s werden onderschreven. Misschien is het typisch Schots om zoveel aandacht aan de begroting te besteden, maar als we niet voldoende financiële middelen voor dit beleid beschikbaar stellen, is dit allemaal zinloos. Ik zou dankbaar zijn voor enkele woorden van onze commissaris over de manier waarop hij vooruitgang van de begroting denkt te verdedigen, zeer zeker omdat een aantal lidstaten, waaronder Groot-Brittannië, met de rechtstreekse betalingen aan boeren wil stoppen.
Maar u kunt verzekerd blijven van de steun van dit Parlement bij het in stand houden van een werkbaar GLB en een werkbare begroting. Dit is een goede basis voor de verdere discussies.
Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mijn waardering uitspreken voor de heer Lyon. Hij heeft een verslag opgesteld met een visie op de belangrijkste uitdagingen die de Europese landbouw te wachten staan.
Dames en heren, we hebben een probleem met betrekking tot het wegwerken van de ongelijkheden tussen de subsidies die in de verschillende lidstaten worden uitbetaald. Dit is een bijzonder belangrijk probleem. Als we het huidige systeem in stand willen houden en we kijken naar de actuele toeslagen, dan zien we enorme verschillen. Er zijn landen waar na 2013 meer dan 500 euro per hectare zal worden betaald, maar er zijn ook landen, vooral de nieuwe lidstaten, waar nog niet eens100 euro per hectare wordt uitgekeerd. Wij moeten dit probleem aanpakken en zorgen voor een oplossing. De huidige verschillen kunnen op de langere termijn niet in stand gehouden worden. Het is moeilijk om dit probleem op te lossen.
Ik bedank de heer Smith die het probleem met de begroting heeft opgemerkt. Dit probleem is namelijk niet op te lossen zonder de begroting te verhogen. Het is immers moeilijk om iets af te nemen van degenen die meer hebben; we kunnen beter iets geven aan degenen die minder hebben. Het motto van de Franse revolutie was: „Vrijheid, gelijkheid, broederschap”. Met vrijheid hebben we geen probleem, maar voor gelijkheid en broederschap is meer nodig. Ik doe dan ook een beroep op de collega’s uit de oude lidstaten om te helpen dit probleem op te lossen in de geest van gelijkheid en broederschap.
Bairbre de Brún (GUE/NGL). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik sta positief tegenover dit belangrijke verslag, hoewel het me enigszins teleurstelt dat het in het verslag ontbreekt aan een visie voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) waarmee een halt kan worden toegeroepen aan de ontvolking van het platteland en ervoor kan worden gezorgd dat actieve landbouwers de goederen en diensten leveren waar de samenleving om vraagt.
We hebben een GLB nodig dat garant staat voor hoogwaardige voedingsmiddelen die volgens strenge normen worden geproduceerd, voor de instandhouding van landbouwgronden en de bescherming van water, bodem en biodiversiteit. Wij hebben een gemeenschappelijk beleid nodig dat werk in plattelandsgebieden en een sterkere plattelandseconomie oplevert en dat een ruggensteun is in de strijd tegen klimaatverandering.
Het GLB moet worden aangepast om de mensen die daar het meest behoefte aan hebben, te helpen. Op dit moment gaat het leeuwendeel naar grootgrondbezitters en producenten. Een passende begroting voor het GLB is ook belangrijk, en ik bedank de heer Lyon.
Giancarlo Scottà (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte heer Lyon, dames en heren, in een situatie als deze moeten landbouwbedrijven krachtig gesteund worden om te kunnen innoveren en vooruit te kunnen gaan.
Landbouwers moeten een ware omwenteling doormaken: als gevolg van de systematisering van de landbouwproductie veranderen zij in landbouwondernemers en stimuleren zij aldus de economische ontwikkeling. Voor mij is het van fundamenteel belang dat bij de terugwinning van talloze verlaten gebieden korte, gesloten landbouwketens ontstaan, dat wil zeggen systemen waarmee de landbouwproductie direct aan de verkoop wordt gekoppeld. Deze systemen kunnen in de gehele Europese Unie op grote schaal functioneren.
Ik ben van mening dat de Commissie in het nieuwe GLB de vorming van landbouwcoöperaties moet ondersteunen om ervoor te zorgen dat de productiekosten dalen en de boeren concurrerender kunnen zijn. De Commissie moet haar best doen om een passende begroting op te stellen waarmee deze doelstellingen kunnen worden bereikt. Aan de financiering van het nieuwe GLB moeten resultaten worden verbonden, zodat verspilling en speculaties worden voorkomen.
Overigens willen in deze tijden van crisis veel jongeren weer boer worden. Zij vinden echter nogal wat belemmeringen op hun weg: de landbouwgrond is te duur en het plattelandsbeleid is lastig om uit te voeren, er zijn lange wachttijden voor grond en jongeren krijgen geen kans hun mogelijkheden te benutten omdat de landbouwgronden worden toegewezen op basis van vermogen en niet op basis van de ideeën van de jonge ondernemers zelf. Ik ben van mening dat de Commissie de jonge landbouwondernemers op een flexibele manier moet ondersteunen. Daarnaast moet er een voorlichtingsbeleid worden geformuleerd waarmee al op scholen en universiteiten wordt begonnen, om zo...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Rareş-Lucian Niculescu (PPE). – (RO) Ik deel de mening van mijn collega’s die de nadruk hebben gelegd op de kwaliteit van dit verslag en de brede consensus die het heeft gekregen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.
Aan de ene kant is het een ambitieus verslag omdat het probeert oplossingen te vinden voor de huidige grote uitdagingen, en aan de andere kant is het een uitgebalanceerd verslag omdat het probeert een antwoord te bieden op de legitieme zorgen van de nieuwe lidstaten over een eerlijke verdeling van de voordelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Ik wil vooral de nadruk leggen op de artikelen met betrekking tot de architectuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het GLB moet ook in de toekomst op zijn twee pijlers gebaseerd blijven. Het afschaffen hiervan zou het GLB vernietigen, of het veranderen in een beleid dat niet in staat is de landbouw te helpen moderniseren of het concurrentievermogen te vergroten. Het afschaffen van de pijler van plattelandsontwikkeling zou een vergissing zijn. Het zou de modernisatie van de landbouw in geheel Europa maar vooral de nieuwe lidstaten vertragen.
Een ander belangrijk punt is dat de GLB-begroting minstens op zijn huidige niveau gehandhaafd moet blijven. De Europese boeren worden verplicht om aan de hoogste kwaliteitsnormen te voldoen, waarvan de Europese voedselkwaliteit en onze mondiale concurrentiekracht het resultaat zijn. De boeren hebben echter steun nodig om aan deze normen te voldoen. Een goed gestructureerd, afdoende gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid betekent veilig voedsel van hoge kwaliteit voor de Europeanen.
Ik ben van mening dat het Parlement met de stemming over dit verslag een helder en eenduidig signaal zal afgeven aan de Raad en de Commissie met betrekking tot onze positie als Europese volksvertegenwoordigers.
Paolo De Castro (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, de ontwikkeling van het Europees landbouwsysteem zal ons de komende jaren voor enorme uitdagingen plaatsen. Er moet namelijk worden beantwoord aan een groeiende vraag naar voedsel met een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en een hoger niveau van milieuprestaties.
Dit vooruitzicht maakt de band tussen de landbouwsector en de productie van collectieve goederen sterker en zorgt dat de landbouw een nieuw strategisch belang krijgt. Met de vorming van het toekomstig GLB wordt vandaag het antwoord gegeven op deze grote uitdagingen voor onze samenleving. Er is nu al sprake van een voedselcrisis en het GLB zal een beslissende rol spelen in de aanpak ervan. Dus: meer produceren en minder vervuilen: dat is het moeilijke doel dat de Europese landbouw in de komende jaren moet zien te bereiken.
Uitgaande van deze veronderstellingen heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, een intensieve en compacte inspanning geleverd, die door de heer Lyon met inzet van alle fracties is verwerkt tot het verslag dat vandaag hier voorligt. Hij heeft dit op een voortreffelijke manier gedaan en wij zijn ervan overtuigd dat dit verslag de hoekstenen van het toekomstige GLB zal helpen neerleggen en de Commissie duidelijke aanwijzingen zal geven waarmee zij eind dit jaar de mededeling over de toekomst van het GLB na 2013 kan opstellen.
Liam Aylward (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank mijn collega George Lyon voor zijn uitstekende werk aan dit verslag. Het GLB wordt geconfronteerd met veel problemen en in het uitgebreid Europa is het van belang dat de EU een sterk en toereikend gefinancierd landbouwbeleid in stand houdt dat voor de boeren, de plattelandsgemeenschappen en de samenleving zorgt en voedselzekerheid waarborgt. Het is ook belangrijk dat het GLB niet via medefinanciering wordt gerenationaliseerd. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet een gemeenschappelijk Europees beleid blijven.
In de afgelopen vijftig jaar heeft het GLB de productiviteit verhoogd, bijgedragen aan een billijke levenstandaard voor de plattelandsgemeenschap, de beschikbaarheid van voorraden zeker gesteld en consumenten voorzien van kwaliteitsvoedsel tegen redelijke prijzen. De Europese burgers halen aanzienlijk voordeel uit de landbouw in de vorm van voedselzekerheid, milieubescherming, aanpak van klimaatverandering, ondersteuning van plattelandsgemeenschappen en steun aan boerengezinnen.
Als de Europese burgers vruchten willen blijven plukken van het GLB en als dat beleid aan hun vraag moet voldoen, heeft dat beleid krachtige steun nodig, en dat betekent natuurlijk een sterke begroting. Voorts moeten transparantie en proportionaliteit in het toekomstig GLB centraal staan. Het Europees landbouwbeleid moet boeren steunen opdat zij voedsel van hoge kwaliteit kunnen blijven produceren, wat het hoofddoel is, en mag hen niet belemmeren of belasten met buitensporige administratieve eisen en bureaucratische rompslomp.
Tot slot produceren Europese boeren voedsel dat voldoet aan de hoogste kwaliteitseisen en normen. Bij alle import in de EU moet gewaarborgd zijn dat is voldaan aan dezelfde kwaliteit en dezelfde normen als die gelden voor EU-producten. We moeten zorgen voor een ‘gelijk speelveld’, voor eerlijke concurrentie en toekomstige levensvatbaarheid van de Europese landbouw.
Hynek Fajmon (ECR). - (CS) De grootste onrechtvaardigheid van het huidig gemeenschappelijk landbouwbeleid ligt besloten in het feit dat de subsidies op een ongelijke, oneerlijke manier verdeeld worden over de oude en de nieuwe lidstaten. Dit jaar krijgen landbouwers in de in 2004 toegetreden nieuwe lidstaten slechts 70 procent van datgene waar landbouwers in de vijftien oude lidstaten recht op hebben en voor de Bulgaren en Roemenen is dit zelfs maar 40 procent. En dan zijn ze toch wel degelijk allemaal werkzaam op een en dezelfde interne Europese markt. Deze onrechtvaardige behandeling schreeuwt om afschaffing. Alle landbouwers in de hele Europese Unie dienen gelijk te worden behandeld en dezelfde subsidievoorwaarden te genieten. Dit is dan ook de reden waarom ik amendement 6 steun, waarin wordt gevraagd dit zo snel mogelijk te bewerkstelligen. Ik hoop van ganser harte dat ook u allen er voor stemmen zult.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd ontworpen om de autonomie van Europa op het gebied van voedselproductie veilig te stellen. Gedurende de jaren zeventig ging bijna 70 procent van de begroting van de EU naar de landbouw. Echter, na een reeks hervormingen om concurrentieredenen zijn de landbouwuitgaven op de begroting in de financiële periode 2007-2013 gezakt naar 35 procent.
Helaas wordt nu het GLB herzien uitgaande van dezelfde concurrentievoorwaarden als die golden voor het vorige beleid. Het is een regelrechte provocatie dat er onder het voorwendsel van de economische crisis op de steun aan de landbouwers wordt bezuinigd. Overigens zijn zij wel de laatsten die voor de huidige crisis verantwoordelijk kunnen worden gehouden.
De belangrijkste doelstelling van het nieuwe GLB zou de bevordering van een nieuw productiemodel moeten zijn dat compatibel is met gezonde voeding, milieubescherming en bestrijding van CO2-uitstoot. Laten we niet vergeten dat het agrochemische model van de conventionele landbouw in ernstige mate medeverantwoordelijk is voor het broeikaseffect en de klimaatverandering. Dit moet veranderen, juist omdat het gericht is tegen de landbouwers, tegen het volk en tegen de biodiversiteit van onze planeet.
John Stuart Agnew (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als praktiserend boer heb ik belang bij dit onderwerp. Plannen voor de toekomst van het GLB moeten praktisch uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Het leger kent de uitdrukking ‘no names, no pack-drill’ (zwijgen voorkomt repercussies); maar, een lid van de PPE-Fractie stemde in de commissie tegen dit verslag. Misschien is dit omdat de kosten in het huidige financiële klimaat een punt van zorg zijn en omdat er uit het verslag enthousiasme spreekt voor het weghalen van geld uit de tweede pijler, dat voor de boeren bestemd is, en voor het gebruik ervan voor niet-agrarische doelstellingen.
De obsessie in het verslag met klimaatverandering kan ertoe leiden dat het advies om akkerbouwers te verplichten uitlaatgassen van tractoren de grond in te pompen wordt opgevolgd, met als gevolg dat nog meer brandstof wordt verbruikt en de zeebodem wordt verontreinigd. De ervaring die ik heb opgedaan als getuige bij pogingen van contractanten om vuil water in de grond te injecteren, teneinde te voldoen aan EU-regels, heeft mij geleerd welke problemen ons te wachten staan. Veeboeren kunnen worden verplicht om de methaanuitstoot te verminderen door hooi en silovoer te vervangen door duurder, op granen gebaseerd voer. Als er een GLB moet zijn, laat het boeren dan steunen, niet belemmeren.
Esther Herranz García (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, de komende maanden zullen we uitgebreid debatteren over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB). Het is belangrijk om tot een bevredigende overeenkomst te komen, en ik hoop dan ook dat het Belgisch voorzitterschap erin slaagt te bereiken wat het Spaans voorzitterschap heeft laten liggen. Ik hoop dat het Belgisch voorzitterschap het overleg zo zal leiden dat de lidstaten zich in de toekomst zullen inzetten voor het behoud van een echt sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid, met een begroting die toereikend is om te voldoen aan de behoeften van de 27 lidstaten, van zowel de oude als de nieuwe, en dat we niet zoals in 2005 geld tekort komen en moeten improviseren met de modulering.
Bij de komende hervorming van het GLB staat de levensvatbaarheid op het spel van een sector die niet alleen immateriële goederen en diensten aanbiedt, zoals zorg voor het milieu, maar die ook de Europese burgers van levensmiddelen voorziet. We zijn in het verleden al getuige geweest van schrijnende tekorten, en daarom is het noodzakelijk dat het Europees Parlement een basisvoorziening waarborgt op basis van de communautaire productie. Dat moet de belangrijkste doelstelling zijn van de komende hervorming, zonder dat daarbij andere kwesties, zoals de strijd tegen klimaatverandering, uit het oog worden verloren.
Stéphane Le Foll (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik meen begrepen te hebben dat u een korte en aangename nacht hebt doorgebracht. Ik wil de commissaris graag bedanken voor het feit dat hij dit hele debat heeft willen volgen, en de heer Lyon gelukwensen met al hetgeen hij heeft gedaan voor de totstandbrenging van het verslag dat hij ons nu voorlegt.
Waar gaat het hier om? Het gaat erom dat we mensen erop wijzen dat landbouw, voeding en milieu vandaag de dag een uitdaging voor heel Europa vormen. Dat is wat we willen bereiken. En wat willen we daarmee eigenlijk zeggen? Dat we renationalisering van gemeenschappelijk landbouwbeleid en meer cofinanciering afwijzen - dat is het eerste punt. Het tweede punt is dat we een landbouwbegroting willen aanhouden die is opgewassen tegen deze uitdagingen en tegen de in dit verband cruciale kwestie van voedselzekerheid. Ten derde moet ervoor worden gezorgd dat de landbouw de collectieve goederen waar de maatschappij behoefte aan heeft, kan produceren. Ten vierde moet marktvolatiliteit worden gereguleerd en voorkomen, wat voor mij essentieel is. We zullen op dit onderwerp moeten terugkomen en dan nog iets verder moeten gaan.
Mijn laatste punt heeft betrekking op de eerste en tweede pijler. Ik waarschuw degenen die deze structuur verdedigen – en misschien hebben ze daarin gelijk –want het is best mogelijk dat er in het kader van de begrotingsdiscussie veel minder beschikbaar gaat komen voor de eerste pijler. Alles zou dan naar de tweede pijler kunnen worden overgeheveld, en bij de tweede pijler hebben we het over cofinanciering. Eén en ander strookt niet met de doelstelling die we hier zijn overeengekomen, namelijk voorkomen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gerenationaliseerd. Dat is het onderwerp van het debat dat we nu voeren, en daarom wijs ik erop.
Ik sluit af met een heel eenvoudig idee, mijnheer de commissaris. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is geconcipieerd ten tijde van de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. We zijn nu echter in de Europese Unie. Daarom wil ik pleiten voor een werkelijk beleid op dit …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Richard Ashworth (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in deze veranderende wereld is het van vitaal belang dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid blijft veranderen, zodat het niet in het verleden blijft steken maar van belang kan zijn voor de toekomstige uitdagingen.
Na de hervorming gaat het gemeenschappelijk landbouwbeleid een doorslaggevende rol vervullen bij de aanpak van vraagstukken als voedselzekerheid, marktvolatiliteit en klimaatverandering, maar ik wil wijzen op drie andere principes die volgens mij niet minder belangrijk zijn.
Allereerst moeten we erkennen dat de beste methode om de doelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te behalen het scheppen van een levensvatbare, dynamische landbouw is. Dat doel mogen we volgens mij niet uit het oog verliezen.
Om dat te bereiken moet, ten tweede, het gemeenschappelijk landbouwbeleid eenvoudiger, billijker en transparanter zijn op het punt van uitvoering.
Ten slotte moet het waarde voor geld opleveren. Alle landen en alle sectoren hebben op het ogenblik te maken met zware economische tijden, en ik dring bij deze commissie aan uiterst realistisch te zijn in haar verwachtingen met betrekking tot de Europese begroting. Volgens mij betekent dit dat we ervoor moeten zorgen dat gelden effectief worden besteed. De rapporteur heeft een voortreffelijk verslag opgesteld. Ik feliciteer hem met dit werk en zal hem graag steunen.
John Bufton (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid zal meer aandacht worden geschonken aan de band met het beleid inzake klimaatverandering. In mijn kiesdistrict in Wales zullen de bestaande programma’s en de tweede pijler worden vervangen door het Glastir-programma waarin aandacht aan klimaatdoelstellingen en koolstofvastlegging wordt geschonken. Boeren zullen per hectare worden betaald voor waterbehoud, herbebossing, enzovoorts. Bij de hervorming van het GLB na 2013 is het van belang de eerste pijler niet op te offeren en in de plaats daarvan nieuwe doelstellingen van de nieuwe tweede pijler te bevorderen.
De bedrijfstoeslag is van levensbelang voor veel boeren die afhankelijk zijn van subsidies die bij de minste aanleiding kunnen worden geschrapt. Als boeren in Wales ongelukkig zijn met de Glastir-regelingen, krijgen zij dan zinvolle alternatieven aangeboden, of worden zij op een of andere manier gestraft omdat ze niet voor het programma hebben gekozen? Keus zonder een alternatief is in het geheel geen keus.
Wales heeft een lange landbouwgeschiedenis en veel gemeenschappen zijn sterk afhankelijk van de landbouw. Als men nu het landbouwbeleid wil gaan hervormen op basis van alleen de klimaatveranderingsideologie, dan kunnen zouden de landbouwtraditie en de economische toekomst van Wales in gevaar kunnen worden gebracht.
Iratxe García Pérez (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het GLB probeert al een aantal jaren veranderingen door te voeren en vandaag beginnen we aan een nieuw hoofdstuk in dit proces van permanente hervorming.
Mijnheer de Voorzitter, het verslag-Lyon erkent de bijdrage die de landbouw als strategische sector kan leveren aan de prioriteiten van de nieuwe EU 2020-strategie. We willen na 2013 een sterk GLB dat, zonder afbreuk te doen aan de specifieke aard van bepaalde sectoren of regio’s, zijn gemeenschappelijke karakter behoudt. De marktgerichtheid zal aanwezig blijven, maar de toenemende marktvolatiliteit en de voorschriften die voortvloeien uit de internationale verplichtingen van de Europese Unie kunnen een negatieve invloed hebben op het inkomen van de landbouwers.
Wij vragen een heus opvangnet. De rechtstreekse steun moet integraal gefinancierd worden door de begroting van de Unie, en het GLB dient te beschikken over een gepast kredietvolume om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwe uitdagingen en doelstellingen die het voor de boeg heeft. Het niveau ervan dient ten minste gelijk te zijn aan dat van vóór 2013, want nieuwe bezuinigingen zouden zijn doeltreffendheid kunnen ondermijnen.
Mijnheer de commissaris, onze landbouwers moeten voor de zoveelste keer inspanningen doen om zich aan te passen. De veranderingen die worden doorgevoerd zullen gepaard moeten gaan met realistische overgangsperiodes.
Ik wil de heer Lyon en alle schaduwrapporteurs bedanken voor hun werk. Ze hebben een verslag gemaakt dat we vanuit het Parlement kunnen steunen en dat een positief signaal zal geven. Op die manier kan een einde worden gemaakt aan de onzekerheid van de Europese landbouwers.
De Voorzitter. - Nu hebben we een probleem: 23 leden hebben aangegeven volgens de ‘catch the eye’-procedure het woord te willen voeren. Zoals u weet, mogen volgens het Reglement vijf leden het woord voeren. Bovendien had dit hele debat 47 minuten moeten duren en hebben wij tot nu toe al 59 minuten nodig gehad, zonder dat de commissaris opnieuw aan het woord is geweest en de rapporteur het debat heeft kunnen afsluiten.
Aangezien het onderwerp me erg belangrijk lijkt – en het feit dat zo´n uitzonderlijk groot aantal leden het woord wil voeren vormt daar het bewijs van – zal ik tien sprekers het woord geven, dubbel zoveel als het Reglement toestaat.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Cioloş, afscheid nemen van de historische methode voor de bepaling van de steunniveaus en de invoering van een nieuwe, eerlijker verdeling van de middelen uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid over de boeren uit de hele Europese Unie, zonder onderscheid te maken tussen oude en nieuwe lidstaten, dat is een van de grootste uitdagingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013.
Ik ben voor een steunmodel met twee pijlers, waarbij de subsidies aan boeren worden betaald en gebruikt voor bedrijfsontwikkeling en -modernisering, en niet aan landeigenaren die niet investeren in de landbouw en de noodzakelijke hervormingen tegenhouden. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet deze nieuwe uitdagingen aangaan en daarbij onverminderd blijven zorgen voor milieuwaarden en voedselzekerheid. Ik stel voor om beproefde marktreguleringsinstrumenten niet aan te tasten. Een voorbeeld hiervan zijn de melkquota. Als die worden afgeschaft, waar gaan wij ze dan door vervangen? Natuurlijk bestaan er bepaalde ideeën, maar we hebben geen enkele zekerheid…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D). – (RO) Ik wil mijn gelukwensen overbrengen aan de rapporteur, de schaduwrapporteurs en alle betrokkenen bij dit project, dat van groot belang is voor de toekomst van het GLB.
In een geglobaliseerde wereld moet de Europese Unie met zijn gemeenschappelijke markt op uniforme wijze optreden, om voedselzekerheid te garanderen en hernieuwbare hulpbronnen te bevorderen. Ook moet zij klimaatverandering bestrijden en haar onderzoeksinspanningen opvoeren om de kansen die onderzoek biedt zo goed mogelijk te kunnen benutten.
Het GLB moet perspectief bieden en voorzien in een stabiel kader dat de ontwikkeling van de landbouwproductie aanmoedigt door het versterken van de productiviteit en het concurrentievermogen en door te zorgen voor een goed opererende markt, waarbij in de belangrijkste productiesectoren strategische onafhankelijkheid van externe aanvoer wordt gegarandeerd.
Naar mijn mening is het cruciaal dat wij de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid behouden, met een duidelijk onderscheid tussen pijler 1, die sterk genoeg is om een fatsoenlijke levensstandaard te garanderen voor de boeren in alle lidstaten…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
José Bové (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik natuurlijk onze rapporteur, de heer Lyon, bedanken. Ik geloof dat iedereen goed met hem heeft kunnen samenwerken en dat we daarbij allemaal hebben geprobeerd vooruitgang te boeken. Ik hoop u nu in een paar woorden uit te leggen hoe de toestand eruit ziet.
Het is namelijk zo dat Europa tegenwoordig een netto-importeur van landbouwgrondstoffen is. Om ervoor te zorgen dat we kunnen voorzien in de voedselbehoeften van onze burgers zullen we dus een heel ambitieus landbouw- en voedselvoorzieningsbeleid moeten opzetten.
Daar komt bij dat het huidige landbouwbeleid hervormd moet worden, en wel om drie redenen. Dit landbouwbeleid is namelijk niet eerlijk - niet in economische zin, niet in sociale zin en niet in ecologische zin. Wat de economische dimensie betreft: de producenten ontvangen voor hun producten prijzen die lager ligt dan de productiekosten. Het GLB moet een oplossing bieden voor dat probleem. Verder is het beleid sociaal gezien oneerlijk: de steun wordt immers niet eerlijk verdeeld tussen landen, regio’s en landbouwers, aangezien 80 procent van de steun naar 20 procent van de landbouwers gaat. Wat het milieu betreft: we hebben behoefte aan een GLB dat respect heeft voor de grond, respect heeft voor de …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, kort samengevat geldt voor het landbouwbeleid: meer landen, meer prioriteiten en minder geld. Dat betekent dus dat het landbouwbeleid grondig moet worden herzien en herziening vereist beginnen bij de basis. Voedsel is het belangrijkste collectieve goed dat de landbouwsector ons levert en deze productie moet dus gewaarborgd blijven, zeker met het oog op de voedselzekerheid voor de komende decennia.
Daarnaast willen we in Europa voedsel van goede kwaliteit. Ook dierenwelzijn en milieu zijn hoge waarden. Voor die collectieve goederen worden onze landbouwers niet altijd via de markt beloond. Hun mondiale concurrenten hebben deze eisen niet of veel minder. Steun is dus nodig waar de markt in gebreke blijft. Het is goed dat het verslag pleit voor toeslagen per hectare. Dit gaat verdere intensivering van de landbouw tegen en maakt het halen van milieueisen realistischer. Landbouwers kunnen zo beloond worden.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Ik hoef u niet te vertellen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid uiterst complex is en ook buitengewoon gevoelig ligt. De voortgezette toepassing van het zogeheten historische beginsel op de landbouwsteun na de uitbreiding van de Europese Unie met de nieuwe lidstaten heeft geleid tot grote scheeftrekkingen binnen het Europees economisch beleid.
Het is dan ook van groot belang dat zo snel mogelijk rechtvaardige objectieve criteria worden ingevoerd ter vaststelling van de nieuwe verdeling van de financiële steun aan de landbouw, teneinde de nodige voorwaarden te creëren voor een correcte economische mededinging op de interne Europese markt.
De financiële steun dient op een dusdanig correcte, evenwichtige manier te worden verdeeld dat alle landbouwers overal in de Europese Unie gelijke steun ontvangen en eerlijk onderling concurreren kunnen.
Mede om die reden meen ik dat amendement 6 op het onderhavig verslag al onze steun verdient. Het draagt bij aan een rechtvaardiger steunmechanisme voor de landbouw in Europa.
Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het landbouwbeleid heeft een coherent kader nodig. Dat moet de gehele EU versterken en tezelfdertijd terdege rekening houden met de regionale verschillen. De tweede pijler is met name belangrijk voor het land waar ik vandaan kom, Oostenrijk, met het oog op de specifieke milieu- en investeringsprogramma's.
Het landbouwbeleid staat voor grote uitdagingen. De wereldbevolking zal naar schatting tot negen miljard mensen toenemen en tezelfdertijd worden we geconfronteerd met de gevolgen van de klimaatverandering zoals waterschaarste en droogte. Om die problemen op te lossen is het essentieel dat de EU niet alleen intern effectiever samenwerkt maar ook wereldwijd coherenter optreedt.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de discussie van vandaag is, vanuit landbouwoogpunt bekeken, zeer bemoedigend voor alle kanten in het Parlement. Ik ben vooral verheugd dat wordt onderstreept dat jongeren ertoe moeten worden aangemoedigd de landbouw in te gaan, hetgeen absoluut essentieel is, dat er geen renationalisatie van het GLB mag komen, dat de commissaris heeft gezegd dat de twee pijlers in stand moeten worden gehouden, omdat zonder de eerste pijler er geen behoefte bestaat aan de tweede pijler, aangezien de landbouw onrendabel zou zijn en collectieve goederen dus niet worden gegarandeerd, en dat, zoals mevrouw Dodd heeft gezegd, we moeten kijken naar wat we bedoelen met ‘billijkheid’, vooral als we rekening houden met variabele kosten en koopkracht in de EU.
De heer Lyon wees alleen op de historische grondslag. Ik denk dat het juist nu heel belangrijk is dat boeren een duidelijk signaal krijgen over wat er waarschijnlijk gaat gebeuren, zodat ze zich niet hoeven te baseren op wilde speculaties, zonder te weten of ze moeten in- en verkopen uitgaande van het historisch model. Daarom zou ik graag zo spoedig mogelijk een duidelijk signaal van de commissaris daarover ontvangen.
Marc Tarabella (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ook ik wil onze collega, de heer Lyon, graag bedanken en gelukwensen met zijn uitstekende verslag, dat een eerste, positieve stap in de richting van een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid is.
Het is de bedoeling dat het nieuwe beleid een veelomvattend beleid wordt, dat niet alleen betrekking heeft op landbouw en voeding maar ook sociale en milieuaspecten omvat. Dit moet een beleid zijn voor een Europa waarin niet alles wordt teruggebracht tot een ongeremde vrije markt. We willen het GLB extra legitimiteit verlenen, om te beginnen door de openbare middelen die er – met instemming van de belastingbetaler – voor worden vrijgemaakt eerlijker te verdelen over de landbouwers en de zevenentwintig lidstaten, en verder door deze middelen doeltreffender te gebruiken.
Er zullen nieuwe openbare mechanismen moeten worden opgezet om de landbouwproductie te reguleren en zo de voedselveiligheid voor de consumenten te verzekeren. Wij zijn voorstander van een krachtig GLB met een begroting die volstaat om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het verslag van de heer Lyon wijst verder terecht op de nieuwe uitdagingen waarmee het landbouwbeleid geconfronteerd zal worden: klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie, biodiversiteit, bodemerosie, om de belangrijkste te noemen.
Dit verslag dringt aan op een eenvoudiger en verantwoordelijker landbouwbeleid, een beleid dat op een doeltreffender wijze inspeelt op de behoeften van Europese landbouwers, met het oog op consistentie en het behoud …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, het GLB is onontbeerlijk en zal dat nog heel lang blijven, ook als het gaat om werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de landbouw is in Europa in minder dan tien jaar tijd met 25 procent gedaald. Bijna vier miljoen arbeidsplaatsen zijn verloren gegaan. Als wij oplossingen willen vinden voor de nijpende werkloosheidssituatie, kunnen we niet toestaan dat het GLB stuurloos is. We zullen in het GLB moeten investeren en genoeg middelen ervoor moeten uittrekken om een duurzame groei mogelijk te maken. Daarom zal het nieuwe GLB op zijn minst dezelfde hoeveelheid financiële middelen moeten krijgen als in het verleden.
Maar, mijnheer de commissaris, het Parlement vraagt u vandaag niet om dezelfde middelen te garanderen; wij vragen u om extra middelen. De absolute minimale voorwaarde, waar wij dus niet onder kunnen gaan, is dat het huidige middelenniveau blijft gewaarborgd, maar wij vragen u om meer middelen, wij vragen u de middelen voor de landbouw aanzienlijk te verhogen. Het verslag-Lyon bevat een aantal zeer positieve elementen, maatregelen om de prijsvolatiliteit te beperken, om de sector te ondersteunen, om de boeren een passend inkomen te garanderen en om de huidige .....
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Luís Paulo Alves (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, ook wij pleiten voor een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat niet alleen gericht is op de landbouwers, maar ook op de meer dan 500 miljoen Europese burgers, dat een ambitieuze begroting heeft om tegemoet te komen aan de toenemende uitdagingen, en dat vooral in alle regio’s van Europa wordt uitgevoerd. Dat waarborgen is voor de Azoren, waar landbouw een onvervangbare pijler is van het duurzaam ontwikkelingsmodel, van wezenlijk belang.
Het nieuwe GLB moet afstappen van de historische criteria voor de toewijzing van de middelen, die bijzonder nadelig zijn geweest voor Portugal en de Portugese landbouwers. Het nieuwe GLB moet rekening houden met de specifieke kenmerken van de landbouw, en moet een reeks instrumenten voor marktregulering en risicomanagement waarborgen die een correcte werking van de markt en de stabiliteit van de landbouwproductie kunnen garanderen.
Het GLB na 2013 moet het concurrentievermogen van het Europees landbouwmodel vergroten, waarbij op de interne markt een correcte verdeling gewaarborgd wordt van de waarde die gegenereerd wordt door de verschillende schakels in de voedselaanbodketen, externe markten worden opengesteld …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. - Twee leden hebben verzocht het woord te mogen voeren voor een motie van orde. Allereerst geef ik het woord aan mevrouw McGuinness.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, alleen een motie van orde. Ik weet dat andere collega’s mijn bezwaar tegen de ‘catch the eye’-procedure delen. In dit opzicht bent u almachtig, maar de leden van de Commissie landbouw, die feitelijk een lange periode aan dit dossier hebben gewerkt en aan de wieg van dit debat hebben gestaan, verdienen naar mijn mening dat hun opvattingen worden gehoord. Ik kon uw aandacht niet trekken, omdat u niet in mijn richting keek, hoewel ik de aandacht van zes andere ogen om u heen wel wist te vangen, mijnheer de Voorzitter. Mag ik, nu ik het woord heb, de Commissie vragen een reactie te geven op de mogelijkheid om minder bevoorrechte gebieden onder de eerste pijler te brengen? Ik zal een schriftelijke verklaring over deze kwestie indienen. Ik hoop dat u mijn punt steunt, collega’s.
De Voorzitter. - Mevrouw McGuinness, ik verzeker u dat ik bijna continu naar u heb gekeken, en dat ik heb gezien dat u het woord wilde voeren.
Het probleem is echter dat deze procedure niet zo in elkaar steekt. Met andere woorden, zij is niet zo opgezet dat leden van de betrokken commissie voorrang krijgen. Leden die de aandacht van de Voorzitter trekken (‘catch the eye’) voordat iemand anders dat doet, krijgen het woord. Zo zit het Reglement in elkaar. Bovendien staat het Reglement vijf sprekers toe, en hebben we nu al tien mensen het woord gegeven.
Dit is een belangrijke kwestie. De tijd voor de fracties is verdeeld over de leden zodat iedereen één minuut had, maar bijna niemand heeft minder dan anderhalve minuut gesproken, dus kunnen we helaas niet de wensen honoreren van alle leden die buiten de aan hun fractie toegekende spreektijd het woord willen voeren.
Het woord is nu aan de heer Obermayr, wederom voor een motie van orde.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik neem aan dat u mij bedoelde. Ik wil ingaan op juist datgene wat de vorige spreker heeft gezegd. Ik wil u vanzelfsprekend bedanken omdat u zo gul was en tien in plaats van vijf sprekers het woord hebt gegeven. We hebben natuurlijk begrip voor uw tijdbeperkingen, maar vragen ook begrip van u. Dit is een zeer belangrijk onderwerp. Bepaalde delen van Europa zijn bijzonder belast en worden zeer sterk bedreigd, en dit is natuurlijk een commissieoverschrijdend probleem.
Ten tweede hebt u gezegd dat het probleem met de “catch the eye”-procedure niet opgelost is. We zouden willen vragen dit snel in orde te brengen. Moeten wij soms een dag op voorhand in de rij gaan staan, of drie dagen op voorhand een verzoek indienen en hier de nacht doorbrengen om uiteindelijk het woord te mogen voeren? Het is ook zeer belangrijk dat, als er maar tien sprekers aan de beurt komen, ons wordt gezegd wie die tien zijn.
Het zou nuttig en fair zijn als dit zo spoedig mogelijk werd geregeld. Dan hebt u minder stress en wint u aan populariteit als u meer mensen aan bod kan laten komen, en dan zijn wij gelukkig dat er een oplossing is die aan onze wensen tegemoetkomt. Ik vraag om begrip en bedank u nogmaals voor uw begrip.
De Voorzitter. - U hebt helemaal gelijk. Dit idee van ‘catching the eye’ van de Voorzitter is duidelijk geheel subjectief: de Voorzitter heeft wel een oog, maar geen facetoog zoals een reptiel, dat alle kanten op kan kijken. Dus: wie zijn oog pakt, pakt zijn oog. Het secretariaat is natuurlijk zeer behulpzaam hierbij. Maar u hebt gelijk: naar ik heb begrepen is dit punt niet goed geregeld door het Bureau van het Europees Parlement.
Naar mijn mening heeft mevrouw McGuinness absoluut gelijk als ze zegt dat de leden van de commissies in kwestie voorrang zouden moeten krijgen, maar dat is niet vastgelegd in het Reglement. Daarin staat alleen dat de Voorzitter degene is die het debat naar eigen goeddunken voorzit, wat de Voorzitter in een lastig parket brengt.
Verder houden de leden zelf zich niet aan het Reglement, aangezien de blauwe kaart niet bedoeld is om spreektijd te vragen in het kader van ‘catch the eye’. De blauwe kaart is bestemd om degene die op dat moment aan het woord is te onderbreken en hem of haar een vraag van een halve minuut te stellen. Er zijn echter leden die constant hun blauwe kaart opsteken.
We hebben een kleine opfriscursus nodig om de leden te leren dat de blauwe kaart voor bepaalde doeleinden dient, en dat je voor spreektijd tijdens de ‘catch the eye’ je hand of je witte kaart moet opsteken of iets anders moet verzinnen, maar niet je blauwe kaart moet gebruiken.
Ik wil dit debat echter niet verder verlengen. We lopen al behoorlijk achter; in de tijd die we aan dit onderwerp hebben besteed, hadden we al twee of drie mensen het woord kunnen geven.
Dacian Cioloş, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of er veel vragen zijn gesteld. Ik heb vooral vastgesteld dat bepaalde beginselen zijn bevestigd, en we hebben gezien dat die beginselen ook in dit verslag goed worden weergegeven.
Hoe dan ook, wat ik uit dit debat heb gedestilleerd is eerst en vooral dat we behoefte hebben aan een gemeenschappelijk landbouwbeleid, een landbouwbeleid dat werkelijk communautair is. We hebben daar ook een begroting voor nodig: een begroting die aansluit bij de doelstellingen die we voor deze landbouw definiëren. Ik geloof daarom dat we een realistische begroting moeten hebben, en een realistische begroting is volgens mij een begroting die aansluit bij de doelstellingen die we voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid gaan vastleggen.
We zien dat we steeds meer verlangen van onze landbouwers. Natuurlijk willen we dat de ter beschikking gestelde middelen beter worden gebruikt en dat er dienaangaande betere verantwoording wordt afgelegd. Ik zie nu overigens dat mijn collega, de heer Lewandowski, de commissaris voor begroting, hier aanwezig is. Wellicht is hij speciaal hierheen gekomen om ons te verzekeren dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid een begroting zal krijgen die beantwoordt aan de vastgelegde doelstellingen.
Ik heb verder begrepen dat de landbouw – het gemeenschappelijk landbouwbeleid – die doelstellingen pas kan verwezenlijken als we terdege rekening houden met de verschillen tussen de diverse typen landbouw die in Europa bedreven worden. We moeten oog hebben voor deze diversiteit. In de regio’s waar deze tot uitdrukking komt, kunnen we de verschillende typen landbouw gebruiken om onze doelstellingen te behalen, niet alleen als het gaat om de marktvoorziening, de productie en de voorzieningszekerheid, maar ook als het gaat om het milieu, het beheer van natuurlijke hulpbronnen en de mogelijkheden voor de economische ontwikkeling van plattelandsgebieden. We moeten ons gaan afvragen hoe de landbouw en de voedselproducerende sector daartoe kunnen bijdragen.
Iets anders dat uit het debat naar voren komt is dat we bij het nadenken over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook rekening moeten houden met jonge mensen. We moeten ze aanmoedigen en iedereen die landbouwer wil worden en in de landbouw wil investeren een perspectief bieden. Alleen zo kunnen we onze doelstellingen verwezenlijken en ervoor zorgen dat de landbouw ook in de toekomst een optie blijft.
Ik wil ook een duidelijk signaal afgeven en antwoorden op de vraag van de heer Kelly over rechtstreekse steun. Om een rechtvaardiger landbouw te creëren en de doeltreffendheid en transparantie van ons gemeenschappelijk landbouwbeleid te vergroten is het volgens mij cruciaal dat we duidelijke criteria opstellen met betrekking tot de verdeling van de rechtstreekse steun, en wel overeenkomstig de doelstellingen die we daarmee willen bereiken. Welnu, ik geloof niet dat historische referenties rechtvaardige, transparante en objectieve criteria opleveren. We moeten deze historische referenties vervangen door veel duidelijker doelstellingen. Dat zal leiden tot een bepaalde mate van eerlijkheid en het verder mogelijk maken meer rekening te houden met de diversiteit van de landbouw binnen de Europese Unie. En het zal de lidstaten en de regio’s middelen in handen geven om de hulpbronnen waarover ze beschikken beter te gebruiken.
Ter afsluiting wil ik graag herhalen dat we behoefte hebben aan een gemeenschappelijk landbouwbeleid voor Europa. We hebben behoefte aan een gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de gehele Europese Unie en – inderdaad – aan een beleid dat de ontwikkeling van de landbouw in andere regio’s van de wereld niet belemmert.
George Lyon, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst enkele belangrijke thema’s aanroeren die door collega's tijdens dit debat aan de orde zijn gesteld. Een nieuw strategisch belang voor voedselproductie en het GLB: beslist. Twee pijlers: daar ben ik het absoluut mee eens. Voedselproductie als kern van het GLB: ja, daar gaat het GLB zeker over. De rest is aanvulling voor de bewerkstelliging van een landbouwsector die niet alleen rendabel is maar ook milieuvoordelen biedt, de klimaatverandering aanpakt en alle andere dingen doet die we in het verslag hebben uiteengezet.
Een forse begroting: jazeker. Billijkheid voor de oude en de nieuwe lidstaten: zoveel leden van het Parlement hebben dit ter discussie gesteld, en het is een kwestie die we moeten aanpakken. De wijze waarop geld aan de lidstaten wordt toegewezen, dient objectief en transparant te zijn. Het zijn de lidstaten die de uitdagingen van Europa 2020-strategie het hoofd moeten bieden, en het is zeker belangrijk dat de landbouw en het GLB niet worden gezien als deel van het probleem, maar als deel van de oplossing om de doelstellingen te behalen.
Ik wil graag mijn schaduwrapporteurs, Michel Dantin, de heren Häusling en Olejniczak en Jim Nicholson bedanken. We hebben geweldig samengewerkt bij de samenstelling van een in mijn ogen zeer sterk verslag waarin een duidelijke visie wordt gegeven op de GLB-koers na 2013, zoals het Parlement die wil zien. Ik zou zeggen dat het Parlement hiermee een zeer sterke positie verwerft in zijn besprekingen en onderhandelingen met de Commissie en de Landbouwraad. Commissaris, ik zou tegen u willen zeggen: doe met ons mee, dan kunnen we samen die visie hard maken.
(Applaus)
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag, donderdag 8 juli 2010, om 12.00 uur plaats.
Nogmaals mijn excuses aan de leden die het woord niet hebben gekregen. Zoals mevrouw McGuinness zegt, kunnen zij hun bijdrage schriftelijk indienen.
Ik zal deze kwestie voorleggen aan het Bureau, want er moet hierover duidelijkheid worden verkregen. Daarnaast zal ik het Bureau voorstellen – naar ik hoop met uw aller steun – om leden die bij aanvang van het debat, bij de presentatie van het verslag door de rapporteur of bij de redevoering van de commissaris niet aanwezig zijn geen spreektijd te geven tijdens de ‘catch the eye’-procedure. Sommige leden zijn weliswaar verontwaardigd dat zij geen spreektijd hebben gekregen, maar ze zijn niet eens blijven luisteren naar de uitleg en de conclusies van de commissaris en de rapporteur. Wij moeten proberen strikter te zijn, maar dat geldt dan wel voor iedereen.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, het GLB is een van de belangrijkste beleidsvormen van de Europese Unie. Kijk alleen maar eens naar de landbouwuitgaven: die bedragen ongeveer 43 procent van de communautaire begroting. Overeenkomstig artikel 33 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft het landbouwbeleid ten doel redelijke prijzen aan de Europese verbruikers en een redelijk inkomen aan de landbouwers te verzekeren.
Als gevolg van de recente financieel-economische crisis is tussen 2008 en 2009 het inkomen van de boeren met gemiddeld 12,2 procent gedaald, zijn de voorwaarden voor het aangaan van leningen aangescherpt en is de werkloosheid in de plattelandsgebieden gestegen. De prijsvolatiliteit van de producten op de landbouwmarkten is fors toegenomen en zal naar verwachting alleen nog maar verder stijgen. Naar mijn mening zou daarom in het toekomstig GLB een vangnet moeten worden gecreëerd om de onzekerheid van de marktprijzen op te vangen en snelle en doeltreffende antwoorden op de economische crises in deze sector te geven.
Volgens ramingen van de FAO zal de wereldbevolking in 2050 gestegen zijn van de huidige 6 naar 9 miljard mensen. De vraag naar voedsel zal verdubbelen en dus zal ook de productie van voedsel wereldwijd moeten groeien. Voedselzekerheid zal de allergrootste uitdaging voor de toekomstige landbouw zijn en de Unie moet ervoor zorgen dat de Europese burgers op voedselzekerheid kunnen blijven rekenen.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Het is noodzakelijk om het GLB aan te passen aan de nieuwe sociale en economische werkelijkheid. Daarom moeten we een antwoord vinden op een aantal belangrijke vragen. Ik ben het er volledig mee eens dat het nodig is om voedselzekerheid te garanderen. De vraag is echter tot op welk punt we onafhankelijk willen blijven en in welke mate we bereid zijn om hiervoor meer te betalen.
Tot nu toe heeft het GLB de prijzen hoog gehouden voor voedsel dat in andere landen goedkoper is. De EU kan niet enerzijds de vrijhandel bevorderen en anderzijds zijn eigen landbouwmarkt beschermen. Er moeten oplossingen worden gevonden waarmee de EU goede mondiale kwaliteitsnormen kan afdwingen, zodat de verschillen tussen de prijzen van landbouwproducten uit de diverse landen kleiner kunnen worden.
Ik ben echter vooral bezorgd over het effect van de GLB-hervormingen op de boeren. De ontkoppeling van de betalingen heeft alleen geleid tot directe betaling aan de grote landeigenaren, die zeker geen boeren zijn. Ontkoppeling is nodig om overproductie te voorkomen. Ik roep de Commissie echter op om een aantal eerlijker criteria op te stellen, zodat de steun van het GLB bij de boeren terechtkomt. We hebben stimulerende maatregelen voor boeren nodig, vooral om jongeren te bewegen naar het platteland te verhuizen. Dat zal echter niet gebeuren als het huidige belachelijke betalingensysteem gehandhaafd blijft.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft in beginsel oplossingen voor veel problemen waarmee Europese landbouwbedrijven momenteel kampen. Dit is in geen andere EU-lidstaat zo duidelijk het geval als in Ierland, waar een even sterk engagement bestaat zowel voor een billijke en volledige GLB-overeenkomst als voor vorderingen bij het doorvoeren van de veranderingen die noodzakelijk zijn voor de landbouw van de eenentwintigste eeuw. Als men echter het vertrouwen en het engagement van de Europese landbouwgemeenschap wil, moet men ervoor zorgen dat het nieuwe GLB, net als het huidige, de boeren stabiliteit en eerlijke prijzen biedt voor de goederen die zij produceren. In ruil daarvoor zullen de Europese burgers niet alleen betrouwbare goederen van hoge kwaliteit ontvangen, met de garantie dat deze voldoen aan de hoge EU-praktijknormen, maar ook baat hebben bij de maatschappelijke en culturele aspecten van het GLB, die in de tweede pijler zijn ondergebracht. Bovenal moet de EU het vertrouwen van de Europese boeren houden. De agrarische gemeenschap is zich ervan bewust dat deze nieuwe overeenkomst verandering met zich meebrengt, en ze is nu bereid deze te omarmen. Om deze positieve relatie goed te kunnen benutten, moeten de EU-instellingen zorgen voor een overeenkomst die modern is en tegelijkertijd voor iedereen volledig en billijk is.
Béla Glattfelder (PPE), schriftelijk. – (HU) Europa heeft ook na 2013 een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig. Daarom moet de landbouwbegroting van de EU ten minste op het huidige niveau worden gehandhaafd.
Europa heeft een bijzondere verantwoordelijkheid als het gaat om het garanderen van voedselveiligheid in de wereld. In Europa kan immers de veiligste voeding worden geproduceerd volgens de strengste milieunormen. Daarom is het de belangrijkste taak van het GLB om het landbouwproductiepotentieel van Europa te behouden.
Het bedrag aan rechtstreekse uitbetalingen mag dan ook niet worden verlaagd.
Bij de subsidies voor plattelandsontwikkeling uit de tweede pijler moet ervoor worden gezorgd dat deze in de eerste plaats voor landbouwdoelen worden aangewend.
Boeren moeten worden beschermd tegen de extreme schommelingen in de interventieprijzen in de landbouw die we de laatste jaren hebben kunnen waarnemen. We hebben marktreguleringsinstrumenten en in bepaalde sectoren, zoals zuivel en wijn, maatregelen nodig die het aanbod beperken. Zo kunnen de verliezen van de boeren als gevolg van prijsschommelingen worden teruggebracht.
De Europese levensmiddelenhandel is veel sterker geconcentreerd dan de voedselverwerkende industrie en de landbouwproductie. Vaak concurreren honderden boeren met één grote hypermarktketen, maar hun onderhandelingspositie is veel zwakker. Daarom moet nauwere samenwerking tussen de boeren worden bevorderd. Om dat te bereiken, moeten zij echter worden ontheven van de strenge Europese concurrentieregels op het gebied van de landbouw.
Voor de import uit derde landen moeten dezelfde strenge eisen voor milieubescherming, voedselveiligheid, dierenwelzijn, enzovoorts gelden als voor de Europese boeren.
Elisabeth Jeggle (PPE), schriftelijk. – (DE) Met het initiatiefverslag van de heer Lyon mengt het Parlement zich in een vroeg stadium in het debat over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik wil alle betrokkenen bedanken voor het verrichte werk. Er zijn toekomstgerichte doelen voor de hele gemeenschap geformuleerd.
Om ook in de toekomst een grootschalige en duurzame landbouw in heel Europa te verzekeren zijn volgens mij drie elementen fundamenteel. 1. Het is essentieel dat we verzekeren dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook na 2013 over voldoende financiële middelen beschikt en dat we een passende begroting opstellen.
2. We moeten de beproefde tweepijlerstructuur, met een sterke eerste en even sterke tweede pijler, behouden. Er is maar één manier om het Europese landbouwmodel te handhaven, namelijk door in de eerste pijler de productie van onze voeding volgens de hoogste normen te verzekeren en in de tweede pijler goede vooruitzichten te bieden voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden, banen en infrastructuur te creëren voor mannen en vrouwen in de landbouwsector en daarbuiten, en met name voor jongeren.
3. Door de sterke schommelingen in de geliberaliseerde markten en de gevolgen van de klimaatverandering blijft een veiligheidsnet noodzakelijk. Marktoriëntatie, productveiligheid, dierenwelzijn en de uitdagingen van de klimaatverandering voor milieubescherming en biodiversiteit hebben nieuwe doelen opgeleverd. Een goed landbouwbeleid is in het licht van die uitdagingen het beste beleid voor de toekomst en komt alle burgers ten goede.
Sandra Kalniete (PPE), schriftelijk. – (LV) Deze resolutie houdt in dat men, tijdens de volgende financiële planningsperiode, bij de vaststelling van de rechtstreekse steun geleidelijk afstapt van het historische areaalcriterium. We bieden dus de mogelijkheid van een overgangsperiode. Een dergelijke periode is essentieel, maar zeven volle jaren zou een buitensporig lange overgangsperiode zijn. Een gebrek aan doortastendheid bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe methode kan een negatieve invloed hebben op het behalen van een belangrijke doelstelling van de GLB-hervorming, namelijk gerichte, eerlijke, evenwichtige, eenvoudige en transparante steun. Een argument voor het handhaven van de GLB-begroting op het peil van 2013 is de gerechtvaardigde verwachting van de nieuwe lidstaten dat de GLB-steun in hun geval vergelijkbaar zal zijn met de steun die aan de oude lidstaten is verleend. Ik ben ervan overtuigd dat het GLB alleen krachtig en daadwerkelijk gemeenschappelijk kan zijn wanneer het tot doel heeft eerlijke concurrentie tussen alle Europese boeren te verzekeren. Onvervalste mededinging binnen Europa vormt ook een voorwaarde voor de concurrentiekracht van Europese boeren op de wereldmarkten. Ik wil graag de in de resolutie tot uiting komende politieke bereidheid benadrukken om de positie van primaire producenten binnen de voedselaanbodketen te versterken, zodat organisaties van primaire producenten doeltreffender kunnen worden en op voet van gelijkheid met grote detailhandelaars en verwerkende ondernemingen kunnen praten. Ik hoop dat het onderdeel plattelandsontwikkeling van het GLB wordt geconsolideerd en dat de belangrijkste aandacht binnen de strategie voor plattelandsontwikkeling uit zal gaan naar agrarische gemeenschappen, verbetering van het milieu, modernisering en herstructurering van de landbouw, versterking van de cohesie, verbetering van de afzet van producten en het concurrentievermogen, instandhouding van de werkgelegenheid en verwezenlijking van nieuwe banen in plattelandsgebieden, en klimaatverandering, hernieuwbare energiebronnen en biodiversiteit.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. – (PL) De toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 is bijzonder belangrijk voor ons. Er hangt veel af van het GLB: de begrotingsstructuur van de Europese Unie en de toekomst van de landbouw, de boeren en het platteland. Het hele Europese Parlement moet zich bewust zijn van de betekenis van het GLB voor de toekomst van de EU. De rechtstreekse betalingen spelen hierin natuurlijk een sleutelrol, maar net zo belangrijk is de noodzaak de verschillen tussen de lidstaten weg te werken. Op dit moment zijn de verschillen tussen de steunniveaus van de lidstaten te groot. Dit ondermijnt het gevoel van solidariteit, gelijkheid en gemeenschappelijkheid. Wat een boer het hardst nodig heeft is een stabiel inkomen, ook op de lange termijn. Als dit ontbreekt, is het niet alleen bijzonder moeilijk om het bedrijf te moderniseren maar ook om de positieve invloed van de landbouw op de natuurlijke en culturele omgeving in stand te houden. Laten we ons daarom sterk maken voor veranderingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid die leiden tot stabiele inkomens voor de Europese boeren. Dank u wel.
Mairead McGuinness (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik ben blij met dit verslag. Dit is namelijk een eerste stap in de besprekingen over de vorm en de aard van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2013. Dit verslag bevestigt dat er een GLB na 2013 zal zijn, dat dit een gemeenschappelijk beleid blijft en dat de begroting op zijn minst op het huidige niveau zal blijven. Uit het verslag spreekt vastberadenheid om dit als een EU-beleid te behouden. Pogingen tot renationalisatie worden hierin afgewezen. De boeren dienen moed te putten uit het feit dat dit Parlement hun zorgen begrijpt. Met het GLB na 2013 moeten actieve producenten worden gesteund en beloond voor het voedsel dat zij produceren en voor de vele collectieve goederen die zij aan de samenleving leveren, met inbegrip van hoge normen op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Maatregelen voor marktondersteuning zijn essentieel om te voorzien in adequate veiligheidsnetten tegen extreme marktvolatiliteit, die waarschijnlijk een kenmerk van de toekomstige markt zal zijn. Slechts 7 procent van de EU-boeren is jonger dan 35 jaar. Dit is voor ons een krachtig signaal om jonge mensen voorwaarden te bieden voor blijvende werkgelegenheid in de landbouw. Het is essentieel om in het GLB na 2013 sterk de aandacht te richten op de jonge generaties en aldus op een innovatieve en efficiënte manier te zorgen voor de ontwikkeling van de landbouw .
Ivari Padar (S&D), schriftelijk. – (ET) Allereerst wil ik mijn collega, de heer Lyon, bedanken voor het opstellen van dit zeer evenwichtig verslag. Ik denk dat hiermee al een goede basis is gelegd voor het debat in de nabije toekomst. De verandering van het landbouwbeleid is waarschijnlijk een van de omvangrijkste taken tijdens deze vergaderperiode. Het is waar dat wij veel later pas de vruchten van deze wetten zullen plukken, misschien pas over tien jaar. Hoewel het de belangrijkste taak van de landbouw is om voedsel te produceren, wordt de betekenis van de landbouw voor het publieke belang in toenemende mate erkend, of deze nu tot uiting komt in het sociaal beleid, het milieu of de cultuur. Een relatief klein deel van de bevolking voedt in feite 100 procent van de bevolking, gebruikt het land voor economische doeleinden en zorgt voor sociaal evenwicht in plattelandsgebieden in de hele Europese Unie. Dit verslag is een goede basis voor verder debat. Dank u voor uw aandacht.
Ulrike Rodust (S&D), schriftelijk. – (DE) Ik bedank de rapporteur. Veel ideeën van mijn fractie zijn in het onderhavige verslag verwerkt zodat we nu een goed resultaat hebben.
Het moet ons ultieme doel zijn om in Europa een kwalitatieve voedselproductie te verzekeren.
In de discussie over de vorm van de landbouwhervorming was vaak sprake van de vergoeding van collectieve goederen. Dat debat gaat volgens mij in de juiste richting.
Alleen als we de burgers van de EU ervan overtuigen dat hier daadwerkelijk prestaties worden beloond en niet zomaar forfaitaire geldsommen worden uitgedeeld, krijgt het gemeenschappelijke landbouwbeleid de erkenning die het verdient.
De plattelandsontwikkeling speelt een steeds grotere rol. Om te verhinderen dat onze landbouw wordt weggevaagd of tot een woestijn wordt, moeten we instrumenten blijven ontwikkelen om de ontvolking van het platteland te voorkomen.
Een actief platteland is niet alleen voor landbouwers een aantrekkelijke leefomgeving, maar ook voor mensen die liever niet in steden willen wonen.
We zouden het verslag zoals het er nu uitziet in de plenaire vergadering met een grote meerderheid moeten aannemen en aldus de buitenwereld een duidelijk signaal moeten geven.
Csaba Sógor (PPE), schriftelijk. – (HU) Aan het begin van het Europese integratieproces stelde het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet alleen de voedselvoorziening van de bevolking veilig, maar werd ook het fundament voor de modernisering van de Europese landbouw en voor ander beleid gelegd. De Europese Unie is recentelijk echter met twaalf nieuwe lidstaten uitgebreid. Dat betekent dat de landbouwpopulatie van de EU van 6 miljoen mensen vóór 2004 is toegenomen met nog eens 7 miljoen personen, en dat het landbouwgebied van 130 miljoen hectare met 40 procent is gestegen naar 185 miljoen hectare. De nieuwe lidstaten rekenden er bij hun toetreding op dat hun boeren op termijn in dezelfde mate gebruik zouden kunnen maken van de subsidies uit het GLB als de boeren uit de oude lidstaten. Om dit te bereiken, is het echter nodig dat de middelen die worden uitgetrokken voor het landbouwbeleid niet worden verminderd in de periode na 2013. De EU moet rekening houden met de uiteenlopende situaties en behoeften van de lidstaten, want de Europese landbouw kan alleen de belangen van de lidstaten, de boeren en alle burgers tegelijk dienen, als dit niet gepaard gaat met een oneerlijke verdeling van de fondsen als gevolg van verschillen in modernisering.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D), schriftelijk. – (HU) Er zijn moedige, ingrijpende hervormingen nodig in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarbij moet sterker rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van de nieuwe lidstaten. De handhaving van het GLB kan alleen worden gerechtvaardigd in de ogen van de Europese belastingbetalers, en kan alleen worden verdedigd op bijeenkomsten van ministers van Financiën als we kunnen laten zien dat de landbouw naast Europese voedselveiligheid tevens collectieve sociale- en milieugoederen oplevert voor de hele samenleving. Alleen een grondige hervorming kan het gemeenschappelijk landbouwbeleid redden. De investeringen in de landbouw van de nieuwe lidstaten zouden moeten gesubsidieerd, want anders kan er een Europese landbouw ontstaan van twee, of in het geval van Roemenië en Bulgarije, drie snelheden. Dit zou de kloof tussen de EU-15 en de twaalf nieuw toegetreden lidstaten verder verdiepen. Voor een ‘groene’ landbouw in Europa en voor de productie van collectieve milieugoederen zullen nieuwe investeringen nodig zijn, vooral in de nieuwe lidstaten. Boeren moeten geen boetes opgelegd krijgen maar aanmoedigingspremies ontvangen, zodat ze milieuvriendelijke machines kunnen aanschaffen die geschikt zijn voor bodembesparende landbewerking, het genenbestand van de verbouwde gewassen kunnen vervangen en kunnen investeren in het behoud van een schoon milieu en zuiver water.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Bij de hervorming van het GLB mogen we de beginselen van integratie, solidariteit en gemeenschappelijkheid niet vergeten. Rechtstreekse betalingen hebben grote invloed op de zekerheid van de voedselvoorziening. Ze leiden niet alleen tot stabilisering van het inkomen van de boeren, maar compenseren ook de kosten van de steeds hogere eisen die aan de landbouw wordt gesteld. Als we de niveauverschillen in de rechtstreekse steun niet wegnemen, bestendigt dit financiële instrument van het GLB de verdeling van de Europese Unie in oude en nieuwe lidstaten. Afscheid nemen van de historische verdelingscriteria is niet alleen een symbolisch gebaar in de richting van volledige integratie, het draagt ook bij aan gelijke concurrentievoorwaarden in de interne markt. Verder is het noodzakelijk dat de strategie voor plattelandsontwikkeling een bouwsteen blijft van het GLB en de economische en maatschappelijke ontwikkeling in brede zin ondersteunt. Herstructurering en modernisering van bedrijven spelen hierbij een sleutelrol, evenals allerlei innovaties die de productiviteit en het concurrentievermogen van de uitgebreide Unie verbeteren. Een sterke tweede pijler betekent een kans voor jonge boeren om een bedrijf te starten, verbetering van de bestaanskwaliteit, sociale activering en verbetering van de positie van vrouwen op het platteland.