Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd vóór de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de uitwisseling van financiële gegevens met het doel om terrorismefinanciering op te sporen.
Wij zijn ons terdege bewust van de bedreiging die het terrorisme vormt voor onze eigen veiligheid en voor die van onze partners aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. Ik hoef u niet te herinneren aan alle terroristische aanslagen die de afgelopen tien jaar op Europese bodem hebben plaatsgevonden. Het is ook duidelijk dat onze Amerikaanse partners een zeer belangrijke strategische bondgenoot zijn, niet alleen als het gaat om de veiligheid in de wereld, maar ook op economisch gebied en op andere terreinen.
Nog maar enkele maanden geleden heeft vice-president Joe Biden in dit Parlement heel duidelijk verklaard dat hij veel belang hecht aan dit strategische partnerschap. Wij moeten er daarom trots op zijn dat wij uiteindelijk onze goedkeuring hebben gehecht aan deze overeenkomst, die zo belangrijk is voor de inspanningen om terroristische activiteiten op te sporen, vooral nu in de nieuwe overeenkomst duidelijke verbeteringen zijn aangebracht en de door het Europees Parlement voorgestelde verduidelijkingen er grotendeels in zijn verwerkt.
Gerard Batten (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn veel redenen om tegen deze resolutie te stemmen, maar het zijn er teveel om in slechts zestig seconden te behandelen. Uiteraard moeten wij het terrorisme bestrijden, maar de regeringen mogen dat niet als excuus gebruiken om hun burgers te bespioneren. Vertrouwelijke gegevens zijn het eigendom van de burger op wie ze van toepassing zijn, en niet van de Europese Unie, het Parlement of zelfs de nationale staat.
Een overeenkomst als deze moet worden gesloten tussen soevereine staten, die via het democratisch proces verantwoording verschuldigd zijn aan hun eigen volk. Hoe dan ook, dit is een eenzijdige overeenkomst en wij hebben geen reden om te denken dat de Verenigde Staten zich eraan zullen houden. De overeenkomst is in strijd met de Britse wetgeving inzake gegevensbescherming, die de uitwisseling van informatie zonder toestemming tussen derden buiten het Verenigd Koninkrijk verbiedt. De Britse regering heeft een opt-out clausule op dit punt, en ik hoop dat zij dit keer voor de verandering haar rug recht zal houden, zich tegen deze overeenkomst zal verzetten en er tegen zal stemmen, net zoals ik zojuist heb gedaan.
Filip Kaczmarek (PPE). - (PL) Ik heb voor het verslag-Alvaro gestemd. Om terrorisme effectief te kunnen bestrijden moeten we over goede instrumenten beschikken. Een bijzonder belangrijk preventief instrument is het controleren en beperken van de financiële middelen en de geldstromen van en naar terroristen. Geld is meestal de brandstof voor terroristische activiteiten. Zonder geld is het moeilijker om terroristische activiteiten te organiseren en dat is nu precies wat we willen. Een betere controle op de geldstromen hindert terroristische activiteiten en de voorbereiding van terroristische acties bij de bron. Ik ben blij dat we het eens zijn geworden en dat we zowel de overeenkomst als het verslag hebben aangenomen.
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor dit verslag van de heer Alvaro gestemd. Het is naar mijn mening zeer belangrijk dat wij samen terrorisme kunnen bestrijden en dat naties die dezelfde waarden delen samen kunnen werken. Het is belangrijk de trans-Atlantische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten te verbeteren en, zoals wij weten, delen wij dezelfde waarden.
Het is natuurlijk duidelijk dat wij ons hierbij aan de wetgeving inzake gegevensbescherming moeten houden, maar er moet een grens zijn: in gevallen van terrorisme kunnen wij ons niet achter gegevensbescherming verschuilen. Dat moet wat dit betreft heel duidelijk zijn. Ik denk en hoop dat wij op die manier de strijd tegen het terrorisme kunnen voortzetten en zo vrede in deze wereld kunnen brengen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is altijd sprake van een delicaat evenwicht tussen burgerlijke vrijheden en veiligheid. Naar mijn mening zijn wij er sinds de aanslagen op de twin towers van negen jaar geleden meerdere malen niet in geslaagd het juiste evenwicht te vinden.
Wij hebben dat juiste evenwicht niet gevonden doordat in de politiek vaak een valse vergelijking wordt getrokken, waarbij politici denken dat hun maatregelen in verhouding moeten staan tot de omvang van de publieke verontwaardiging in plaats van in verhouding tot de noodzaak om een bepaald probleem op te lossen. Dit Parlement heeft die vergissing begaan, maar het was daarin niet de enige. Nationale parlementen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan hebben hetzelfde gedaan.
In dit geval hebben wij echter naar mijn mening wel het juiste evenwicht gevonden. Wij hebben onze tijd genomen, we hebben verstandige waarborgen ingebouwd, en ik denk dat wij de veiligheidsdiensten in de wereld in staat stellen effectief samen te werken bij de strijd tegen het terrorisme zonder dat een onaanvaardbaar hoge prijs wordt betaald in de zin van burgerlijke vrijheid. Dit is precies het soort actie waar de Europese Unie zich op moet richten: een grensoverschrijdend probleem dat niet aan de lidstaten kan worden overgelaten. Als zij dit soort dingen altijd zou doen, zouden veel mensen er niet zo’n groot probleem mee hebben.
Joe Higgins (GUE/NGL). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag over de Europese dienst voor extern optreden gestemd. De dienst voor extern optreden kan niet los worden gezien van de context van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de veranderingen daarin door het Verdrag van Lissabon.
Het Verdrag van Lissabon verschaft meer middelen voor de versterking van de bewapening en de militaire industrie in Europa, en datzelfde Verdrag zal het voor de grote Europese landen die tevens als militaire machten beschouwd kunnen worden, gemakkelijker maken om een militaire missie op touw te zetten. Het lijdt geen twijfel dat de sterkste machten in de Unie in de toekomst bereid zullen zijn om militaire campagnes buiten Europa te voeren, als zij denken dat hun eigen economische belangen daarmee gediend zijn, net zoals de Verenigde Staten hebben gedaan.
De dienst voor extern optreden zal een instrument worden voor de bescherming van de economische, politieke en militaire belangen van het Europese kapitalisme en dus niet bijdragen tot de wereldvrede, maar juist het tegenovergestelde bewerkstelligen.
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van de heer Brok gestemd. Het Europees Parlement heeft bij zijn eensgezinde standpunt optimaal gebruik gemaakt van de nieuwe mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt. Ik steun in het bijzonder het politieke en financiële toezicht van het Europees Parlement op de Europese dienst voor extern optreden. Ik ben blij dat de hoge vertegenwoordiger heeft ingestemd met de totstandbrenging van eenzelfde speciale structuur voor mensenrechten en democratie als de hoofdzetel van de EDEO. Het belangrijkste is echter dat wij blijven vasthouden aan de praktische uitvoering van een passend geografisch evenwicht, waarbij het EDEO-personeel bestaat uit vertegenwoordigers uit alle zevenentwintig lidstaten. Dit proces is nog maar juist begonnen. Het is mijns inziens belangrijk dat dit punt van de evenwichtige vertegenwoordiging wordt meegenomen in de evaluatie in 2013.
Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden een belangrijke stap is, een historische stap voor de verdere ontwikkeling van het buitenlands beleid van de Europese Unie.
Ik kan me met name volledig vinden in de passage in het verslag waarin wordt benadrukt dat overleg tussen de EDEO en de diplomatieke diensten van de lidstaten van cruciaal belang is om te zorgen voor meer beleidssamenhang in het extern optreden van de EU als geheel. Daarmee zou dubbel werk worden voorkomen en tegelijkertijd zou ervoor worden gezorgd dat de bevordering van de fundamentele waarden en strategische belangen van de EU in het buitenland op lange termijn logische samenhang krijgt.
Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen dit verslag gestemd. Hoewel velen hier ongetwijfeld laaiend enthousiast zijn over de oprichting van de EDEO als een nieuwe mijlpaal op weg naar de Unie, worden de kiezers in het Verenigd Koninkrijk steeds bozer over de uitholling van de nationale soevereiniteit en zijn zij verbijsterd over het idee dat het buitenlandse beleid van het Verenigd Koninkrijk wordt, of zou kunnen worden, overgelaten aan iemand die niet door het Britse volk is gekozen.
Onze minister van Buitenlandse Zaken belooft nu nauw te zullen samenwerken met de hoge vertegenwoordiger, omdat de EDEO van grote invloed zal zijn op het toekomstige succes van de rol van Europa in de wereld. De belastingbetalers in het Verenigd Koninkrijk zal de ironie niet ontgaan van het feit dat dezelfde regering die de ministeries vraagt de effecten van bezuinigingen van 40 procent op de ministeriële uitgaven te tonen, haar goedkeuring hecht aan een dienst die naar schatting 900 miljoen euro zal kosten, waar de Britse belastingbetalers de noodzaak niet van inzien en die zij niet willen. Diegenen van ons die in 2008 principieel tegen de oprichting van de EDEO waren, zijn daar nog steeds tegen.
Eija-Riitta Korhola (PPE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de stemming over de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden heb ik de amendementen gesteund die zich richten op het betrekken van de nationale parlementen bij het toezicht op de dienst. Verder heb ik in overeenstemming met het standpunt van mijn fractie gestemd. De noodzaak is duidelijk: het wordt tijd dat de Europese Unie niet alleen duidelijker wordt erkend als een mondiale betaler, maar ook als een mondiale medespeler. Die verandering is nodig, zoals onze veel te weinig opgemerkte rol als de grootste geldverstrekker van de Verenigde Naties aantoont.
Ik hoop bovendien dat deze gewijzigde rol ook tot uiting zal komen in de structuur van de VN-Veiligheidsraad. Het is wenselijk dat dergelijke internationale organisaties hun concepten inzake de huidige mondiale structuren kunnen bijstellen.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. De Europese dienst voor extern optreden biedt de mogelijkheid om de buitenlandse politiek van de Europese Unie sterker één te maken en meer doeltreffendheid en strategische coherentie te geven. Het is de hoogste tijd dat we laten zien gecoördineerd te kunnen werken en dat onze invloed in de wereld niet is verdwenen. De Europese dienst voor extern optreden zal het gemeenschappelijk standpunt van de gehele Europese Unie vertegenwoordigen. De dienst zal echter niet efficiënt kunnen functioneren als de belangen en gevoelige kwesties van de afzonderlijke lidstaten niet in acht worden genomen en op elkaar worden afgestemd. Dit laatste moet de prioriteit van het buitenlands beleid van de Europese Unie worden. Een passende geografische vertegenwoordiging moet een ondubbelzinnig grondbeginsel zijn bij het opzetten van de dienst. Vanaf de begindagen van zijn activiteiten moet gezorgd worden voor een professionele maar ook evenredige vertegenwoordiging van de diplomatieke diensten van de lidstaten binnen deze dienst. Het compromis dat ter tafel is gebracht – relevante vertegenwoordiging – brengt een speciale verantwoordelijkheid met zich mee met betrekking tot de opbouw van deze dienst. Alle lidstaten moeten namelijk echt en goed vertegenwoordigd zijn in de pas opgerichte dienst. Ik ben de heer Brok erkentelijk voor zijn uitstekende werk met betrekking tot dit verslag. Dank u wel.
Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hebben we een besluit genomen dat de verwezenlijking van de Europese dienst voor extern optreden versnelt. Ik wil graag de aandacht vestigen op een aantal belangrijke punten waar we rekening mee moeten houden.
Ten eerste vereist het buitenlands beleid coördinatie met vele andere beleidsterreinen. Dit is onmogelijk los te zien van de activiteiten op het gebied van bijvoorbeeld ontwikkelingsbeleid, handelsbeleid, het functioneren van de mondiale financiële instellingen of economische zaken in een gemondialiseerde wereld. Ten tweede moet de diplomatieke dienst van de EU een gemeenschappelijk karakter hebben. De verantwoordelijkheid voor belangrijke functies op het gebied van regelgeving, controle en begroting ligt bij het Europees Parlement. Ten derde wekt de onduidelijkheid over wie de Europese dienst controleert de angst dat dit zou kunnen leiden tot de oprichting van nog een EU-instelling. Ten vierde ontbreken er duidelijk geformuleerde bevoegdheden voor de samenwerking met de diplomatieke diensten van de lidstaten. Ten vijfde en tot slot mogen we niet vergeten dat het jaren duurt voor een goede diplomatieke dienst is opgebouwd. De Europese dienst voor extern optreden moet daarom voortbouwen op de waarden en de identiteit van de Europese Unie.
Tot slot wil ik nog zeggen dat de Unie zich mondiaal gezien beter moet voorbereiden op crisismanagement en een civiele en militaire capaciteit op het gebied van...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag over de Europese dienst voor extern optreden gestemd, omdat ik weet dat dit het gevolg is van het Verdrag van Lissabon, het hervormingsverdrag. Desondanks heb ik enkele twijfels en zorgen over deze nieuwe dienst. Helemaal in het begin, toen men deze dienst ging opzetten, werd gezegd dat zij kostenneutraal zou zijn. Nu weten wij echter allemaal dat zij de Europese belastingbetalers zeer veel geld zal kosten.
Het is logisch dat er voor de hoge vertegenwoordiger geld nodig is, maar wanneer wij nieuwe instellingen in het leven roepen, nieuwe systemen, is het altijd goed meteen aan het begin te vertellen waar het om gaat, zodat niet de indruk ontstaat dat wij voortgaan op basis van een soort leugentjes om bestwil.
Wat mij verontrust is dat de stem van de grote lidstaten met de komst van deze dienst alleen maar groter wordt. Ik hoop dan ook dat, wanneer er mensen voor de verschillende taken in de dienst worden gekozen, heel Europa op evenwichtige wijze wordt vertegenwoordigd en dat de Europese nationale parlementen er ook bij worden betrokken. Op die manier kunnen wij waarborgen dat de dienst op rechtvaardiger wijze zal opereren.
David Martin (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de stemming over de Europese dienst voor extern optreden, maar nu deze stemming achter de rug is, is het volgens mij belangrijk dat wij ons niet langer bezighouden met procedures en structuren en dat de Dienst daadwerkelijk aan de slag gaat. Het is van groot belang dat mevrouw Ashton, nu zij een team heeft, de Europese kernwaarden in praktijk gaat brengen.
De mensenrechten moeten haar topprioriteit worden. In het bijzonder heeft zij beloofd dat er op ieder extern bureau een speciale ambtenaar voor de mensenrechten zal komen. Zij moet zorgen dat die speciale ambtenaren er ook daadwerkelijk komen, maar er moet ook een structuur komen waarlangs die ambtenaren kunnen rapporteren naar het hoofdbureau, zodat er een soort gezamenlijke aanpak komt voor de manier waarop de Europese Unie omgaat met de mensenrechten.
Op dit moment hebben wij met veel landen, niet in de laatste plaats met China, een dialoog over de mensenrechten die volstrekt zinloos is. De Dienst voor extern optreden moet, wil zij het geld en de inspanning die wij erin steken waard zijn, zorgen dat er ernst wordt gemaakt met de Europese waarden, en met de mensenrechten in het bijzonder.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is iets vreemds, bijna aandoenlijks, aan deze debatten over de oprichting van een Europese dienst voor extern optreden, alsof de Europese Unie niet al over een diplomatieke dienst met alles erop en eraan beschikt. Ga naar een willekeurig land buiten de EU, en je zult er een EU-ambassade aantreffen die boven alle gezantschappen van de lidstaten uittorent. Het corps diplomatique van de Europese Unie heeft de nationale diensten al vrijwel verdrongen. Barones Ashton ontvangt een salaris dat ongeveer twee maal zo hoog is als dat van William Hague, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, en zij beheert een begroting die twintig keer zo groot is als die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Gemenebest.
Nu zou dit niet zo erg zijn als het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie ook aantoonbaar effectiever zou zijn dan dat van de lidstaten, maar dat is het niet. Wat doet de diplomatieke dienst van de EU? Hij isoleert Taiwan en papt aan met de tirannieke machthebbers in Peking, weigert te praten met de anti-Castrodissidenten in Cuba, likt zich in bij de ayatollahs in Teheran en sluist geld door naar Hamas. Volgens mij kan het allemaal best wat beter. Wij zijn de op drie na grootste militaire macht op deze planeet en de op vier na grootste economie. Ik zou denken dat wij ons eigen buitenlandse beleid best zo kunnen voeren dat het onze eigen belangen dient!
Ingeborg Gräßle (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, er zijn vier redenen waarom ik tegen het verslag-Brok heb gestemd. De structuur van de Dienst vertoont vele zwakke punten, waarvan de details ons nog grote zorgen baren.
Ten tweede zal de Europese ambassadeur in de toekomst de middelen van de Commissie beheren. Daardoor worden deze middelen aan een groot aantal risico's blootgesteld en de garanties tegen deze risico's zijn op dit moment nog hoogst onduidelijk.
Ten derde doet het Parlement afstand van zijn rechten in een verordening van de Raad. Wij zijn in feite medebeslissers in deze procedure en toch hebben wij toegestaan dat de verordening van de Raad vooruitloopt op de rechten van het Parlement. Daarom wil ik ten aanzien van mijn dossier – het Financieel Reglement – opmerken dat ik mijzelf niet gebonden acht door de besluiten van vandaag.
Ten vierde rijst de vraag hoe wij eigenlijk met elkaar omgaan in het Parlement. Wij hebben tijdens de vorige zittingsperiode besloten tot een parlementaire hervorming evenals tot procedures die wij nu met voeten getreden hebben, zelfs met toestemming van het Bureau en de Voorzitter. Waarom voeren wij een parlementaire hervorming door die bepaalde procedures voorschrijft, als wij deze procedures niet naleven en niet toepassen als het erop aankomt?
Om deze redenen kan ik niet voor dit verslag stemmen.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Bij de resolutie over Kosovo heb ik anders gestemd dan de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten). Ik had helaas geen andere mogelijkheid dan een stem tegen deze tekst uit te brengen.
Er is een aantal fundamentele kwesties in deze resolutie waar ik het mee eens ben, en waarvan ik denk dat we ze allen kunnen steunen. De inwoners van Kosovo moeten een levensvatbare democratie krijgen met een eerlijke, onpartijdige rechtspraak en een corruptievrije maatschappij waarin de mensenrechten en vooral de rechten van minderheden worden gerespecteerd. Kortom, ik zou graag zien dat de provincie Kosovo blijvende stabiliteit en economische ontwikkeling geniet en deel is van het Europese perspectief van de westelijke Balkan.
Ik kom echter uit een land dat de onafhankelijkheid van Kosovo niet heeft erkend. Vanuit dat perspectief vind ik de talrijke verwijzingen in de tekst naar de eigenschappen van een staat, zoals land, regering, burgers, grenzen enzovoort, onacceptabel.
Ik vind het jammer dat er niet meer rekening is gehouden met de positie van staten die de onafhankelijkheid van Kosovo niet erkennen.
María Muñiz De Urquiza (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals we reeds bij andere gelegenheden hebben gezegd, kan geen enkele stem van de Spaanse socialistische delegatie geïnterpreteerd worden als een aanvaarding van de impliciete of expliciete internationale erkenning van de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
Met onze tegenstem willen wij dan ook uiting geven aan ons verzet tegen de vraag van dit Parlement aan de lidstaten van de Europese Unie om een gebied internationaal te erkennen waarvan de afscheiding noch door een resolutie van de Veiligheidsraad noch door een wederzijds akkoord wordt ondersteund. We bevestigen dat het internationale recht dat in dit geval van toepassing is, wordt bepaald door wat er is vastgelegd in resolutie 1244/99 van de VN-veiligheidsraad.
We zijn echter niet gekant tegen een Europees perspectief voor de Balkan en diens inwoners, en we geloven dat de interregionale dialoog, die ook al werd gepromoot door het Spaanse voorzitterschap van de Raad en op de conferentie op hoog niveau die plaatsvond in Sarajevo op 2 juni, voor hen een doeltreffende manier kan zijn om dat doel te bereiken,.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd. Ik wil mijn voldoening uitspreken over het feit dat het Europees Parlement in gesprek is met de Commissie en de Raad over de uitermate belangrijke kwestie van de toekomst van Kosovo.
Kosovo kan worden beschouwd als het laatste stukje in de complexe politieke puzzel van de Balkan. Het is daarom van essentieel belang dat wij het stukje op de juiste plaats leggen en het proces op een harmonieuze en vreedzame wijze afronden. De onafhankelijkheid van Kosovo is al erkend door 69 landen, waaronder 22 EU-lidstaten. Daarbij moet worden opgemerkt dat het perspectief van een toekomstig lidmaatschap van de EU voor de Balkanlanden de sterkste stimulans vormt om de noodzakelijke hervormingen door te voeren. Dit vooruitzicht speelt ook een belangrijke rol bij de stabiliteit in de regio.
Kosovo is geen uitzondering. Daarom is het van essentieel belang dat wij, als we Kosovo willen verankeren in Europa en stabiliteit in het Balkangebied willen garanderen, zorgen voor een gemeenschappelijke aanpak voor de hele regio en voor Kosovo in het bijzonder.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) wil ik mevrouw Lunacek danken voor de goede samenwerking. De tekst die wij vandaag hebben aangenomen, is veel beter dan de tekst die uit de commissie is gekomen, omdat we in de tekst duidelijk hebben aangegeven dat een deling van Kosovo geen optie is. Dat is een cruciaal punt. Wij hebben er – net als in de ontwerpresolutie van de commissie – op aangedrongen dat de overige vijf lidstaten Kosovo erkennen. Dat is logisch omdat het Europees Parlement reeds in 2005 en 2007 met een driekwart meerderheid heeft aangedrongen op erkenning van Kosovo. De meeste lidstaten hebben dat inmiddels gedaan.
Wij moeten helderheid scheppen want wij moeten duidelijk maken dat er geen nieuwe onderhandelingen over de status van Kosovo komen. Van de heer Panzeri, die ik bijzonder hoogacht, is vandaag in de media de opmerking geciteerd dat hij voorstander is van nieuwe statusonderhandelingen. Dat zou uiterst gevaarlijk zijn en het is daarom dringend noodzakelijk dat in dit verband helderheid wordt geschapen, dat in dit verslag de ondeelbaarheid en erkenning van Kosovo evenals zijn deelname aan de screening, met andere woorden aan de pretoetredingsstrategie, sterker uit de verf komen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, sinds de begindagen van de Verdragen van Parijs en Rome hebben wij met het Europese project het doel van supranationalisme boven dat van vrijheid of democratie gesteld, en de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij deze ideologie ook exporteren. In feite houden wij in Kosovo, en ook in Bosnië, een protectoraat in stand met als enige doel om kunstmatig een multi-etnische staat bijeen te houden.
Ik was al vroeg voorstander van een onafhankelijk Kosovo. Het leek mij een heel duidelijk geval dat, waar meer dan 90 procent van het volk in een referendum voor zelfbestuur had gestemd, zij dat zelfbestuur ook moesten krijgen. Dat beginsel zouden wij echter ook moeten toepassen als het gaat om nationale minderheden binnen dat grondgebied. We moeten streven naar etnografische grenzen, met andere woorden we moeten de Servische bevolkingsgroep, die zo handig dichtbij de Servische staat woont, toestaan om ook volgens de wet te doen wat zij in de praktijk doen, namelijk geregeerd worden door hun eigen volksgenoten.
Er is een spanning tussen supranationalisme en democratie. Je kunt een multi-etnische staat bijeenhouden – zoals dat gebeurde in de Joegoslavische Federatie en ook in het Ottomaanse Rijk, het Habsburgse Rijk en de Sovjet Unie – maar zodra je de mensen stemrecht geeft, kiezen ze voor democratische zelfbeschikking. Dat moeten wij erkennen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb ook voor deze resolutie gestemd, omdat ik vind dat wij nogmaals onze steun moeten uitspreken voor het streven van de landen in het Balkangebied naar integratie in Europa binnen het stabilisatie- en associatieproces.
Albanië is zeker een land dat concrete vooruitgang heeft geboekt met het hervormingsproces. Het is echter ook een land dat meer moet doen om dichter in de buurt van de EU-normen en -toetredingscriteria te komen. Verdere, aanzienlijke inspanningen zijn nodig voor het consolideren van de democratie en de rechtsstaat en voor de duurzame ontwikkeling van het land. Ik betreur de politieke en institutionele crisis die is ontstaan na de parlementsverkiezingen van juni 2009 in Albanië. Wij moeten onze Albanese partners duidelijk maken dat volledig functionerende representatieve instellingen – en in de allereerste plaats het parlement – de ruggengraat vormen van een stabiel democratisch bestel en misschien wel het belangrijkste politieke criterium zijn voor integratie in de EU.
Bernd Posselt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de ex-communistische socialisten in Albanië proberen de succesvolle regering aldaar te destabiliseren. Dat keuren wij af, maar helaas wordt in Macedonië op dit moment dezelfde poging ondernomen. Eergisteren was de socialistische oppositieleider in dat land, de heer Crvenkovski, hier in dit Parlement. Hij heeft een vertrouwelijk gesprek met commissaris Füle gevoerd en later – tegen alle regels van de EU in – een persverklaring over dit interne onderhoud afgegeven en beweerd dat de commissaris hem gelijk had gegeven in zijn binnenlandse politieke polemieken. Dat was niet het geval en ik heb dat gisteren ook tegen de heer Füle gezegd. Een EU-commissaris mag niet voor socialistische propaganda of binnenlandse politiek worden misbruikt.
De Macedonische regering heeft democratische legitimiteit. Ze verricht uitstekend werk en brengt het land op weg naar de Europese Unie. De oppositie heeft het recht om oppositie te voeren, maar ze heeft niet het recht om daartoe misbruik te maken van de Europese Unie.
Ontwerpresolutie: Situatie in Kirgizië (B7-0419/2010)
Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik net als mijn collega’s het geweld dat de afgelopen maand in Kirgizië is losgebarsten, veroordeel.
Het is buitengewoon triest dat honderden gewapende Kirgiziëers de straten in de steden hebben bestormd, burgers hebben beschoten en winkels in brand hebben gestoken, waarbij zij hun doelwitten uitsluitend kozen op grond van etniciteit. Ik wil mijn medeleven betuigen aan de families van de ongeveer 300 doden en de 2 000 mensen die gewond zijn geraakt of in het ziekenhuis zijn opgenomen. Het is van groot belang dat de EU druk blijft uitoefenen op de Kirgizische autoriteiten om een geloofwaardig, onpartijdig en onafhankelijk onderzoek naar het geweld in te stellen.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Als gevolg van de etnische agressie in Zuid-Kirgizië afgelopen juni zijn honderden mensen omgekomen, duizenden gewond geraakt en hebben tienduizenden mensen hun huis moeten ontvluchten. Dit getuigt van de noodzaak dat de Europese Unie actiever betrokken wordt bij de oplossing van deze processen in Centraal-Azië. Hulp aan Kirgizië moet gericht zijn op de mensen en niet op een specifieke regering. Zelfs nog tijdens de vergadering van de delegatie voor Centraal-Azië op 22 juni jongstleden hield de ambassadeur van Kirgizië, de heer Azilov, vol dat het geweld geen daad van etnische zuivering was en dat de buitenlandse media de situatie niet objectief hebben weergegeven. Oezbekistan is een andere mening toegedaan ten aanzien van dit vraagstuk. Het verslag toont aan dat er in Kirgizië meerdere mensenrechtenactivisten zonder geldige reden zijn gearresteerd. Deze feiten moeten worden meegenomen in de evaluatie van de Europese strategie ten aanzien van de bestaande politieke macht in Kirgizië. Ook moeten er daarnaast besprekingen worden gehouden met andere landen in het gebied, met name met de buurlanden van Kirgizië, Rusland en China. Deze landen hebben ook een aanzienlijke invloed binnen dit gebied. Het verslag roept de Kirgizische regering op om een geloofwaardig en verantwoord onderzoek uit te voeren naar het conflict, mogelijkerwijs met aanwezigheid van buitenlandse waarnemers. Daarom steun ik dit verslag, omdat dit onderzoek absoluut noodzakelijk is. Dank u wel.
Ontwerpresolutie: Aids/hiv met het oog op de 18e internationale aidsconferentie (Wenen, 18-23 juli 2010) (RC-B7-0412/2010)
Anna Záborská (PPE). - (SK) Na zo’n dertig jaar actief EU-beleid, met name in Afrika, wordt in onderhavig verslag vastgesteld dat het aantal met hiv/aids besmette mensen toeneemt. Daarin staat dat alleen al in het jaar 2008 niet minder dan 2,7 miljoen mensen met hiv/aids besmet zijn geraakt. De Europese Unie heeft miljarden euro's geïnvesteerd en toch raken steeds meer mensen besmet.
Ik vraag u: geeft u dat niet te denken? Doen we misschien iets niet goed? En dat al 30 jaar lang? Het is in ieder geval duidelijk dat het uitdelen van condooms niets tegen de verspreiding van hiv/aids vermag. Alleen meer trouw aan de seksuele partner zet zoden aan de dijk.
Ook het recht op abortus biedt, gezien het feit dat de medische wetenschap tegenwoordig in staat is ervoor te zorgen dat ook een vrouw die besmet is met het hiv-virus een gezond kind ter wereld kan brengen, geen oplossing. Onze Afrikaanse vrienden zeggen vaak tegen ons: ”We zijn arm, en dan willen jullie ook nog eens dat we minder talrijk worden.”
Het beleid van seksuele en voortplantingsrechten helpt Afrika niets verder. Ik zal dan ook de Commissie verzoeken om een analyse te maken van de doeltreffendheid van de aan de bestrijding van hiv/aids bestede financiële middelen.
Ontwerpresolutie: Inwerkingtreding van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) op 1 augustus 2010 en de rol van de EU (RC-B7-0413/2010)
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Ik heb er de voorkeur aan gegeven mij te onthouden van stemming over deze resolutie. De uiterste termijn, die in artikel 2 van de tekst wordt genoemd, en die ook van toepassing is op Roemenië, kan namelijk te beperkend zijn in de context van de onderhandelingen in Genève over het verdrag inzake de afschaffing van verschillende typen conventionele wapens.
Ik ben van mening dat het VN-mechanisme een geschikt multilateraal kader biedt voor het bestuderen van en onderhandelen over een internationaal wettelijk instrument dat het stelsel voor clustermunitie zal bepalen, aangezien er 110 staten bij die onderhandelingen zijn betrokken.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een succesverhaal. Ik was dan ook ingenomen met de brede steun van het Parlement, want we hebben reeds een heleboel bereikt: ten eerste een stabiele voedselvoorziening voor de bevolking, ten tweede onderhoud en behoud van het cultuurlandschap en ten derde vernieuwing van belangrijke hulpbronnen en bescherming van milieu en flora en fauna.
Uiteraard zijn er nieuwe en toekomstige taken. Daartoe behoren groene groei, hernieuwbare energie en bestrijding van de honger in de wereld. Met het gemeenschappelijk landbouwbeleid zorgen wij tot op zekere hoogte voor een bron van arbeidsplaatsen binnen de gehele EU die niet afhankelijk is van de omvang of de vorm van de onderneming. In het verslag-Lyon worden deze taken van het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid uitstekend gedefinieerd en daarin wordt expliciet de tweepijlerstructuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid erkend. Wij moeten er nu gezamenlijk voor zorgen dat voor deze politieke taken de juiste financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik heb voor het verslag-Lyon gestemd omdat ik net als de rapporteur van mening ben dat er een gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden uitgestippeld dat enerzijds de brede hervormingen van de afgelopen jaren voortzet, en anderzijds concrete en innovatieve antwoorden weet te geven op de talloze uitdagingen die wij de komende jaren het hoofd moeten bieden.
De vijf fundamentele elementen die in het verslag worden genoemd, namelijk voedselzekerheid, duurzaamheid, landbouw in heel Europa, biodiversiteit en milieubescherming, en groene groei, zijn naar mijn mening een uitstekend uitgangspunt om een toekomstig GLB te vormen dat rekening houdt met de snelle ontwikkelingen niet alleen in Europa maar in de hele wereld.
Christa Klaß (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, met het verslag-Lyon over de toekomst van het Europees landbouwbeleid hebben wij ervoor gezorgd dat er een duidelijke mening in het Parlement is gevormd, en hebben wij de Commissie duidelijke en uitvoerbare aanwijzingen gegeven.
Ik heb voor het verslag gestemd en ben blij dat er hier in dit Parlement brede steun voor bestaat. Nu de eisen in verband met een gezond milieu, gezonde voedingsmiddelen, voorzorg en duurzaamheid van de agrarische productie toenemen, moet de Europese Unie bereid zijn om deze fundamentele terreinen te subsidiëren en te ondersteunen.
Het is de plicht van Europa om zijn burgers voedselzekerheid te garanderen. Als een gebied met een van nature gunstig klimaat heeft Europa ook de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat mensen overal ter wereld van voedsel worden voorzien. Daarbij moet de Europese Unie echter beter en op coherentere wijze samenwerken met de rest van de wereld. Europa moet de boeren een fatsoenlijke levensstandaard garanderen. Er is één ding dat we in ons achterhoofd moeten houden: we kunnen voedsel ook importeren, maar niet als voldaan moet worden aan onze voorwaarden. Wij moeten hier een gezond milieu creëren en behouden. Onze boeren hebben een eerlijk loon nodig.
Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) Ik heb voor aanneming van dit verslag gestemd. Ik wil echter opmerken dat ik in moeilijke situaties gedeeltelijke interventie op de landbouwmarkt wil behouden. Dat is niet in tegenspraak met de vrijemarktbeginselen.
We moeten meer aandacht besteden aan plattelandsontwikkeling, infrastructuuruitbreiding, onderwijs en de demografische situatie. Het aantal jonge boeren neemt af, terwijl het aantal oudere boeren steeds toeneemt. De leefomstandigheden en de levensstandaard op de boerenbedrijven en op het platteland zijn beduidend lager en veel slechter dan in de steden. Verder bedraagt het inkomen van boerengezinnen ongeveer 60 procent van het inkomen van gezinnen die hun inkomen buiten de landbouw verwerven. De boeren hebben hiertegen geprotesteerd.
Samenvattend, we zullen ons moeten richten op duurzame ontwikkeling van de landbouw en het platteland.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik sta achter deze resolutie omdat ze enkele voorwaarden voor de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onderstreept die steun verdienen. Zo wordt benadrukt dat de financiering van het beleid ten minste gedurende de volgende financiële langetermijnperiode wordt gehandhaafd. Ten tweede vereist de resolutie dat de rechtstreekse betalingen aan de boeren volledig gefinancierd worden uit de begroting van de Europese Unie. Ten derde wordt verwezen naar het veiligstellen van eerlijke concurrentie. Dit is het voornaamste punt dat momenteel ontbreekt in het voorlopige gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ofschoon mijn land, Letland, al geruime tijd lid is van de Europese Unie, ontvangen onze boeren ongeveer 90 euro per hectare aan subsidie, terwijl de Griekse boeren ongeveer 550 euro uitgekeerd krijgen en Duitse en Franse boeren meer dan 300 euro per hectare. Deze destructieve discrepanties verstoren de concurrentie en de gehele markt van de Europese Unie. Sterker nog, hierdoor wordt de kloof tussen de nieuwe en oude lidstaten groter, worden de beginselen van cohesie genegeerd, hun implementatie vertraagd en de economische ontwikkeling van de landen belemmerd. Het nieuwe beleid moet eerlijk opgezet worden, met gelijkwaardige steun, zodat destructieve discrepanties worden opgeheven en eerlijke concurrentie binnen de Europese Unie wordt gewaarborgd.
Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik moet zeggen dat ik voor het verslag van de heer Lyon heb gestemd. Op een aantal punten had ik, zo te zeggen, een nationaal voorbehoud of stemde ik een beetje anders. Hoewel de heer Lyon een uitstekend en alomvattend voorstel heeft gedaan voor de landbouw en de hervorming ervan in de Europese Unie, moeten wij beseffen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in elk opzicht direct op elke situatie toepasbaar is. Ik spreek als iemand uit een klein land, Finland, waar de omstandigheden waaronder landbouwbedrijven opereren heel anders zijn dan in grote lidstaten als Frankrijk en Duitsland. Daarom heb ik tijdens de stemming her en der anders gestemd.
Ik hoop dat het Europees Parlement en de Europese Unie in de toekomst meer aandacht kunnen besteden aan kleinschalige landbouw, aan kleine landen en de landbouw die daar wordt bedreven, omdat landbouw een soort nationale levensverzekering is. Elke lidstaat heeft zijn eigen landbouw nodig en er moet voor worden gezorgd dat die behouden blijft.
David Martin (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Lyon gestemd omdat overal in Europa de regeringen bezuinigen op hun begroting. In het Verenigd Koninkrijk worden verpleegkundigen en leerkrachten geconfronteerd met verlagingen van hun salarissen en pensioenen. Het aantal politieagenten wordt teruggebracht en er worden gevangenen vrijgelaten omdat het te duur is om hen in de gevangenis te houden. Toch menen hier in het Europees Parlement vertegenwoordigers van de conservatieve en de liberale partijen, die samen de Britse regering vormen, voor een voorstel te moeten stemmen om de landbouwuitgaven tot en met 2013 en na 2013 op het niveau van 2013 te houden.
Ik vind dat volstrekt onaanvaardbaar. Ik vind het verkeerd dat de boeren worden beschermd op een manier die geen enkele andere groep in de maatschappij ten deel valt. Als het terecht is dat er wordt gekort op de salarissen van ambtenaren, dan is het ook terecht dat op anderen in onze maatschappij op dezelfde wijze worden gekort. De regering in het Verenigd Koninkrijk en regeringen in heel Europa zeggen dat wij allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Als we dan allemaal in hetzelfde schuitje zitten, moeten we ook allemaal samen pijn lijden.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, men kan zich voorstellen waarom de politieke leiders van Europa, toen zij aan het eind van de Tweede Wereldoorlog hun door de oorlog verwoeste landen zagen, de continuïteit van de voedselvoorziening en het gemeenschappelijk landbouwbeleid wilden bevorderen.
Als we echter nu, zestig jaar later, naar dat beleid kijken, moeten we ook eens kijken naar de kosten ervan voor de burgers van de EU. Laten we eens kijken naar het feit dat de burgers drie keer betalen: één keer in de vorm van belastingen om de bureaucratie te betalen, één keer in de vorm van belastingen om de subsidies te betalen en dan nog eens hogere prijzen in de winkels. Het lijkt mij toch duidelijk dat wij niet moeten praten over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar eerder over de afschaffing ervan. Als we het GLB zouden afschaffen, zouden efficiënt werkende boeren de kans krijgen hun bedrijf tot bloei te brengen. Belastingbetalers zouden meer van hun eigen geld overhouden en dat geld nuttiger kunnen besteden, en het zou leiden tot lagere prijzen voor consumenten.
Hervorming is niet genoeg – het is tijd om het GLB af te schaffen.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van de heer Lyon gestemd. Het is evenwichtig en waarborgt dat er overal in Europa landbouw kan worden bedreven en voedsel kan worden geproduceerd, zodat de voedselvoorziening voor de burgers zeker wordt gesteld.
Er zijn enkele punten waarbij ik anders heb gestemd dan mijn fractie, omdat ik van mening ben dat wij in bepaalde situaties marktregulering en marktinterventies nodig hebben. Die zijn nodig om tegelijkertijd zowel de voedselvoorziening als duurzame ontwikkeling te waarborgen.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd. Er waren twee punten in dit verslag die mijns inziens met name van belang waren. Het eerste punt betreft de ecologische, sociale en kwalitatieve aspecten. Het is in dit opzicht belangrijk dat geïmporteerde producten aan dezelfde eisen voldoen als producten die in de Europese Unie worden geproduceerd, want wat wij hebben wij eraan als wij onze visbestanden op duurzame wijze exploiteren maar onze handelspartners de bestanden in de wereldzeeën nagenoeg uitroeien?
Het tweede punt betreft het economische aspect. Als de zelfvoorziening binnen de EU slechts 40 procent bedraagt en de visbestanden op de wereldmarkten in gevaar zijn, dan is het duidelijk dat hier eveneens een uitzonderlijke kans voor de aquacultuur bestaat. Wij moeten deze economische sector uitbreiden, wetenschappelijke ondersteuning bieden en vooral op een duurzame wijze gestalte geven, want ook de aquacultuur biedt arbeidsplaatsen en uiteindelijk meerwaarde voor onze Europese Unie.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u wel. Dit verslag onderstreept dat de ecologische en economische levensvatbaarheid van de visserij in de Europese Unie –inclusief de niet-industriële visserij op een constante hoeveelheid in kustwateren – in stand moet worden gehouden en van dien aard moet zijn dat zij kan bijdragen aan het behoud van de culturele identiteit van het betreffende gebied, werkgelegenheid kan verschaffen over de hele lengte van de vangst- en verwerkingsketen en kan zorgen voor veilige en kwalitatief hoogwaardige producten. Helaas is de realiteit dat Letse vissers zulke lage quota’s en zo weinig financiële steun van de Europese Unie ontvangen dat het financieel voor ons aantrekkelijker is om de boten te verschroten en te stoppen met vissen. Dit is echt een tragische situatie, waarin een traditionele bedrijfstak kapot wordt gemaakt in een land met een kustlijn van 550 kilometer. De gehele kleinschalige visserij wordt schade berokkend door het beleid van de Europese Unie dat industriële producenten steunt die visvangstpraktijken toepassen die vaak schadelijk zijn voor het milieu. Om die reden steun ik dit verslag dat ertoe oproept de huidige situatie te veranderen.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit uitstekende verslag van Alain Cadec gestemd en ik heb het debat in het Parlement eerder vandaag bijgewoond. Omdat er toen echter onvoldoende tijd voor de ‘catch the eye’-procedure was, grijp ik nu de gelegenheid aan om hier kort iets over te zeggen.
Ten eerste is het vóór alles de plicht van de Europese Unie om te zorgen voor haar eigen burgers, met name in de visserijsector, omdat het daarbij gaat om mensen die daar al heel lang werkzaam in zijn, vaak binnen een eeuwenoude traditie, mensen die beschermd moeten worden.
Ten tweede moeten producten die de Europese Unie binnenkomen aan dezelfde – of misschien zelfs wel hogere – normen voldoen als EU-producten.
Tot slot moeten we veel meer werk maken van de aquacultuur. Dat zou de oplossing van dit probleem veel dichterbij brengen.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u en al uw medewerkers bedanken voor al uw geduld. Ik moet zeggen dat ik, toen ik voor het eerst de Engelse afkorting CFP voor het gemeenschappelijk visserijbeleid tegenkwam, dacht dat de C stond voor ‘communist’ in plaats van voor ‘common’. Hier zien we in feite het idee van centrale planning, waarbij centrale plannenmakers bepalen hoeveel de vissers in elk land mogen vangen, en net als het communisme is dat een ramp geworden. Het heeft geleid tot uitputting van de visbestanden, en steeds meer vissers klagen dat zij te lage quota hebben gekregen.
Het wordt nu toch echt tijd dat wij eens gaan leren van de lessen van succesvolle vormen van instandhouding en geslaagd behoud van visbestanden. Laten we eens kijken naar de op eigendomsrechten gebaseerde systemen in IJsland en Nieuw-Zeeland, waar, zoals de vorige spreker al zei, de kustgemeenschappen worden beschermd doordat zij eeuwigdurende rechten krijgen, die zij kunnen doorverkopen, verhandelen of nalaten aan volgende generaties. Dat is mijns inziens het beste antwoord, omdat dit succesvol is geweest en heeft geleid tot het behoud van de visstand, in tegenstelling tot het GVB-stelsel, dat in Europa op een gigantische mislukking is uitgedraaid.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, we hebben tegen deze schandelijke terreurovereenkomst gestemd, op basis waarvan de persoonlijke gegevens van elke inwoner van de EU in het kader van de “samenwerking bij de terrorismebestrijding” worden overgedragen aan de geheime diensten van de VS. De vertegenwoordigers van het kapitaal in het Europees Parlement die vóór de SWIFT-overeenkomst hebben gestemd, zijn niet op de hoogte van de inhoud hiervan, aangezien het alleen “vertrouwde” Europarlementariërs werd toegestaan om de “vertrouwelijke” tekst te lezen, terwijl het Europees Parlement deze overeenkomst in de afgelopen zes maanden tweemaal heeft afgewezen. Men raakte echter overtuigd toen de VS garandeerden dat “de geheime diensten zullen zorgen voor de bescherming van persoonlijke gegevens”!
Het goedkeuren van de “terreurovereenkomst” bevestigt dat het Europees Parlement dit intens reactionair, volksvijandig EU-beleid op zogenaamd democratische wijze legitimeert. Overigens speelt het Europees Parlement een leidende rol bij de vaststelling van een rechtskader voor staatsterreur en onderdrukking, voor een verstikkende beknotting van de democratische rechten en de volksvrijheden. Geen enkele “terreurovereenkomst” respecteert de volksvrijheden. Het doelwit van deze maatregelen zijn de strijd en het verzet van de volkeren, hun voortrekkersrol, de communistische beweging en de revolutionaire krachten die weigeren zich te onderwerpen aan de barbaarsheid van het kapitalistische uitbuitingssysteem. Zolang het kapitaal en zijn politiek personeel de maatregelen van onderdrukking en verstikkende beknotting van de rechten van arbeiders blijven intensiveren om de eigen heerschappij te bestendigen en te waarborgen, zal het verzet, de ongehoorzaamheid en de onvermijdelijke strijd om de omverwerping van de macht van de monopolies en hun reactionaire unies alleen maar toenemen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In februari 2010 heeft het Europees Parlement geweigerd om een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de doorgifte van financiële gegevens te ondertekenen en heeft het verzocht om de onderhandelingen te hervatten. Nu zijn de voorwaarden van deze overeenkomst aanzienlijk verbeterd, in het belang van de Europese burgers. Deze keer heb ik daarom voor de overeenkomst gestemd, zeker aangezien deze erin voorziet dat er op lange termijn een geheel Europees systeem voor de extractie van gegevens zal worden ingesteld. Deze overeenkomst is derhalve een tijdelijke oplossing, die de Europese Unie en de Verenigde Staten helpen het terrorisme te bestrijden maar die niet als definitief kan worden beschouwd.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb besloten mij te onthouden bij de stemming over de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten betreffende de doorgifte van bankgegevens door SWIFT in het kader van de strijd tegen het terrorisme. De overeenkomst is een duidelijke vooruitgang ten opzichte van de vorige versie. Het Europees Parlement heeft, na zijn stem te hebben laten horen, een aantal garanties kunnen krijgen die de bescherming van gegevens en de rechten van de betrokken personen versterken.
Toch is volgens mij de keuze voor Europol als autoriteit die verantwoordelijk is voor de doorgifte van de gegevens, niet passend. Europol is geen onafhankelijke autoriteit, maar een politie-instelling, waarvan ik betwijfel of die in staat is om neutraal toezicht te houden op de gepastheid van verzoeken om doorgifte van de Amerikaanse autoriteiten. Gezien de zeer gevoelige aard van de door te geven persoonlijke gegevens, kon ik niet vóór deze overeenkomst stemmen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het is een feit dat sinds 11 september 2001 geen enkel mens zijn eigen veiligheid en lichamelijke ongedeerdheid meer als iets vanzelfsprekends beschouwt. Elke maatregel gericht op het herstellen van het vertrouwen van de burgers draait derhalve om de bescherming van persoonsgegevens. Deze moeten uiteraard vanwege de privacy worden beschermd, maar de verwerking van financiële gegevens vormt ook een belangrijk middel in de strijd tegen het internationale terrorisme. Ik heb daarom mijn stem gegeven aan het verslag-Alvaro over de overeenkomst die de voorwaarden bepaalt waaronder het Amerikaanse ministerie van Financiën vanaf 1 augustus toegang krijgt tot de financiële gegevens van ongeveer 8 000 instellingen en banken in 200 landen die worden beheerd door de onderneming SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication). Er zijn de nodige beschermingsmaatregelen zoals de mogelijkheid voor Europese burgers om een administratief beroep in te stellen en dezelfde behandeling te krijgen als Amerikaanse staatsburgers, en de mogelijkheid de duur van de opslag van gegevens te bekorten. Gezien deze bescherming is samenwerking tussen Europa en de Verenigde Staten in dit geval een passend antwoord op de negatieve gevolgen van de globalisering.
Emine Bozkurt (S&D), schriftelijk. − De PvdA-delegatie in het Europees Parlement stemt in met de overeenkomst, zodat binnen afzienbare tijd een einde komt aan het massaal overdragen van gegevens van Europese burgers. Er is vastgelegd dat Europa een eigen systeem ontwikkelt om bankgegevens te verzamelen en uit te zoeken. Dit biedt de mogelijkheid om de overdracht te individualiseren. We houden gegevens in eigen hand en kunnen zo op de beste manier de rechten van onze burgers beschermen. De Europese Commissie komt binnen een jaar met een voorstel hiervoor. Over drie jaar moet zo´n eigen systeem ingevoerd kunnen worden. Vanaf dat moment zal er ook sprake zijn van wederkerigheid. Een Europese toezichthouder zal in de VS op dagelijkse basis controleren wat er met de ontvangen Europese bankgegevens gebeurt. Europol krijgt de taak om de Amerikaanse verzoeken te controleren en goed te keuren. Onder druk van het Europees Parlement werd de al bereikte overeenkomst opnieuw opengebroken. Wij hebben niet voor 100% onze zin gekregen, maar er is bereikt dat de Amerikanen niet zomaar in onze gegevens kunnen snuffelen. In de nieuwe overeenkomst is er een evenwicht gevonden tussen de bescherming van de privacy en de garantie van veiligheid. Ondertussen blijft de strijd tegen terrorisme van het allergrootste belang.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Alvaro gestemd over de nieuwe SWIFT-overeenkomst, waarin de voorwaarden worden beschreven voor de doorgifte van bepaalde, door SWIFT bewaarde bankgegevens aan het Amerikaanse ministerie van Financiën in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Met gebruikmaking van de nieuwe bevoegdheden die sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn toegekend, hebben wij de Commissie gedwongen om opnieuw met de Verenigde Staten te onderhandelen over een evenwichtigere overeenkomst. Hoewel deze overeenkomst bevredigend is, hadden bepaalde punten verbeterd kunnen worden. De positieve uitkomst van de stemming van vandaag is geen blanco cheque voor de Amerikanen: het Parlement zal de komende maanden uiterst waakzaam blijven, met name voor wat betreft de procedure voor de aanpassing van de bevoegdheden van Europol, de aanwijzing van de onafhankelijke autoriteit in Washington en de instelling van een Europees TFTP.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de nieuwe tekst van de SWIFT-overeenkomst gestemd omdat er met de Europese Raad en met de Verenigde Staten onderhandeld is over een aantal vrijwaringsmaatregelen die niet vervat waren in de overeenkomst die vier maanden geleden aan het Europees Parlement was voorgelegd. Deze overeenkomst over de doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer aan de Verenigde Staten bepaalt dat de EU een systeem ontwikkelt om de doorgifte te vermijden van gegevens in bulk, wat niet in de vorige overeenkomst stond.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb gestemd tegen het verslag over de overdracht van bankgegevens vanuit de Europese Unie naar Amerika, om dezelfde redenen als waarom mijn fractie en ikzelf al eerder oppositie hebben gevoerd tegen een eerdere poging om deze overeenkomst erdoor te drukken, ondanks alle in dit verslag opgenomen “technische” verbeteringen. De overeenkomst van de Europese Commissie op grond waarvan persoonlijke gegevens worden overgedragen aan de Amerikaanse overheid en geheime diensten, nota bene onder het voorwendsel van “de oorlog tegen het terrorisme”, dient door het Europees Parlement te worden afgewezen. Ik verzet mij tegen het aandringen van de Commissie om gegevens over financiële transacties in bulk door te geven aan de VS, omdat dit het respect voor persoonlijke gegevens met voeten treedt en omdat het gaat om gegevens en materiaal die in feite ongecontroleerd en voor eigen doelstellingen gebruikt zullen worden door de geheime diensten van de VS.
Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party heeft vandaag tegen het verslag-Alvaro gestemd omdat wij niet willen dat de EU meer zeggenschap krijgt over persoonlijke gegevens. Een dergelijke maatregel zal een grove schending van de privacy tot gevolg hebben. Vertrouwelijke en persoonlijke financiële gegevens zijn eigendom van de betrokkene, en niet van de EU of het Europees Parlement.
Wij willen absoluut niet dat het terrorisme zich verspreidt, maar zolang er geen reden is om te vermoeden dat iemand iets verkeerd heeft gedaan moet de persoonlijke levenssfeer worden beschermd. Indien het Verenigd Koninkrijk een overeenkomst wil sluiten met de Verenigde Staten, dan moet dit een volstrekt wederkerige overeenkomst zijn, en niet het praktisch eenzijdige akkoord dat de EU eerder heeft ondertekend. Dit is een zaak waarover nationale regeringen moeten beslissen, en niet het Europees Parlement.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) In februari heb ik tegen de overeenkomst gestemd omdat ze een schending was van de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit, en van de integriteit en de veiligheid van de Europese financiële gegevens. Deze nieuwe overeenkomst is beter dan de vorige. De verbeteringen omvatten een engere definitie van terrorisme, de uitzondering van de gegevens van de gemeenschappelijke betalingsruimte voor de euro (SEPA), monitoring en de erkenning van de rechten van de Europese burgers. Maar deze overeenkomst maakt de doorgifte van gegevens in bulk nog steeds mogelijk (bulk data). Europol is een verkeerde keuze. Europol is een gerechtelijke noch gegevensbeschermingsautoriteit. Om Europol nieuwe functies toe te kennen zou de rechtsgrondslag gewijzigd moeten worden, en daarbij moet het Europees Parlement worden betrokken. De formulering van artikel 20 van de overeenkomst doet afbreuk aan een doeltreffende erkenning van de verschillende rechten die op verzoek van het Parlement zijn opgenomen. Ik kijk uit naar een initiatief van de Commissie voor een Europees programma voor het traceren van terrorismefinanciering (TFTP), en verwacht dat dit programma een stevigere oplossing zal zijn en alleen extractie op het grondgebied van de EU zal toestaan. Om al deze redenen heb ik besloten mij te onthouden van stemming, omdat ik er nog steeds, in eer en geweten, niet van overtuigd ben dat deze overeenkomst nu wel aanvaardbaar is.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) De strijd tegen het terrorisme moet een prioriteit zijn voor de Europese Unie. In dat verband is een proactieve samenwerking met de Verenigde Staten, meer bepaald op het gebied van de uitwisseling van informatie en gegevens, cruciaal om het terrorisme efficiënter te bestrijden, aanslagen in de toekomst te voorkomen en de veiligheid van de Europese burgers te waarborgen. Daarom stem ik voor de voorstellen in dit verslag. De wijzigingen die in deze overeenkomst zijn doorgevoerd houden niet alleen rekening met het merendeel van de punten van zorg die het Europees Parlement had opgeworpen toen het op 11 februari de overeenkomst verwierp, maar ook met de noodzakelijkheid en de proportionaliteit van de gegevensverwerking, meer bepaald wat betreft de verwerking, de opslag en de latere verwijdering ervan. Ik zou ook nog de nadruk willen leggen op de versterkte waarborgen die in deze nieuwe overeenkomst aan de Europese burgers worden geboden met betrekking tot in het bijzonder gerechtelijke en administratieve beroepsmogelijkheid, doorzichtigheid en informatieverstrekking aan de betrokkenen, en de definitie van het toepassingsgebied van de gegevens, namelijk beperkt tot gedrag dat rechtstreeks verband houdt met het terrorisme of met de financiering ervan.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Zes maanden geleden wierp het Europees Parlement zich op als grondrechtenverdediger door de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de doorgifte en de verwerking van bankgegevens, de zogenaamde SWIFT-overeenkomst, te verwerpen. Door toedoen van de afgevaardigden en vooral van onze fractie is er een nieuwe versie uitgewerkt. Deze bevat aanzienlijke inhoudelijke verbeteringen, zoals het achterwege laten van de doorgifte van gegevens in bulk. De rechten van individuele personen zullen derhalve beter beschermd zijn, terwijl ook het belang wordt erkend van het traceren van financiële gegevens in de strijd tegen het terrorisme. Daarom heb ik ervoor gekozen om voor deze nieuwe overeenkomst te stemmen. Ik zal echter goed op de volgende punten blijven letten: de rechten van de met gegevensbescherming belaste Europese autoriteiten en de keuze van Europol als controlerende autoriteit, de effectiviteit van het recht op schadeloosstelling van personen wier recht op persoonlijke levenssfeer is geschonden en het toezicht op en de beoordeling van de relevantie van de gegevens die worden doorgegeven aan de Amerikaanse autoriteiten.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de verwerking en de doorgifte van financiële gegevens in het kader van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering, want ik vind dat het nieuwe voorstel van de Commissie meer waarborgen biedt voor de Europese burgers, met name met betrekking tot de bescherming van gegevens. Ik vind eigenlijk dat iedere doorgifte van Europese persoonsgegevens aan een derde land voor veiligheidsdoeleinden moet voldoen aan zowel de procedurele waarborgen en het recht op verweer als de relevante nationale en Europese rechten op het gebied van gegevensbescherming.
Enkele maanden geleden was de eerste versie van de overeenkomst te vaag en waren dergelijke waarborgen niet aanwezig. Daarom hebben we toen "nee" gezegd. Vandaag ben ik verheugd dat er rekening is gehouden met onze verbeteringsvoorstellen, die onder andere waren gericht op de invoering van een gelijksoortig uitwisselingssysteem op Europees niveau en de garantie dat het toezicht op de follow-up in handen komt van Europese functionarissen, die zich moeten kunnen verzetten tegen de extractie van gegevens op Amerikaanse bodem.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn stem gegeven aan de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering. Dankzij de niet geringe inzet van de rapporteur en de leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken bevat de huidige tekst van de overeenkomst significante verbeteringen ten opzicht van de vorige versie. Van speciaal belang voor de toekomst van de strijd tegen het terrorisme met inachtneming van de fundamentele rechten van burgers op bescherming van hun persoonsgegevens, is artikel 2 over het opstellen van een wettelijk en technisch kader voor een EU-instrument voor gegevensextractie. De Commissie moet zich doortastend en tijdig van deze taak kwijten. Door de toevoeging van artikel 2 aan de overeenkomst kan de enorme hoeveelheid gegevens die naar landen buiten de EU wordt gezonden om te worden geanalyseerd, aanzienlijk worden teruggedrongen. De artikelen 15 en 16 voorzien in betere verhaalmogelijkheden en meer transparantie voor burgers.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de SWIFT-overeenkomst gestemd met betrekking tot de doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer aan de Verenigde Staten omdat ik van mening ben dat de overeenkomst die na onderhandelingen met de Raad en de Verenigde Staten tot stand is gekomen nu een aantal vrijwaringsmaatregelen bevat op het gebied van de bescherming van gegevens van burgers, doordat het niet mogelijk is om gegevens in bulk door te geven aan derde landen. Het is een belangrijke overeenkomst in de strijd tegen het terrorisme, een overeenkomst die de bescherming van de fundamentele vrijheden van de Europese burgers waarborgt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Door het fenomeen van het terrorisme en de toenemende impact ervan op de Europese samenlevingen komen basiswaarden, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de nood om de openbare veiligheid te waarborgen, in het gedrang.
In dat verband werd de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de verwerking van gegevens eerder door dit Parlement verworpen omdat het Parlement vond dat ze ontoereikend was. De nieuwe versie houdt een aantal verbeteringen in. Ik hoop dat deze overeenkomst de redenen waarom ze is ondertekend, rechtvaardigt en dat alle partijen de bepalingen op passende wijze weten te interpreteren teneinde de financiering van terrorisme te bemoeilijken en te bestrijden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verloop van dit proces is een positief bewijs van de voordelen van institutionele samenwerking voor een succesvolle consolidering van de Europese integratie. Nadat het Europees Parlement zijn bezorgdheid had geuit en aanbevelingen had gedaan, kon een evenwichtige overeenkomst inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer worden bereikt, waarbij we vooral niet mogen vergeten dat dit ten behoeve is van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering. Ik zou willen onderstrepen dat er vrijwaringsmaatregelen zijn opgenomen met betrekking tot de rechten van burgers, de voorwaarden voor eventuele doorgifte aan derde landen en de risico’s van ongepaste gegevensextractie en economische spionage. De overeenkomst waarborgt ook de mogelijkheid om de doorgifte van gegevens te corrigeren als later zou blijken dat deze ongepast was. Deze overeenkomst garandeert betere procedures en een nuttige en gezonde samenwerking in het kader van de institutionele betrekkingen met de VS.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het is ontoelaatbaar dat, vier maanden nadat het Europees Parlement de SWIFT-overeenkomst heeft verworpen, het Europees Parlement en de Raad nu een overeenkomst hebben bereikt met de Amerikaanse autoriteiten over de sluiting van een overeenkomst die noch de veiligheid noch de persoonlijke levenssfeer waarborgt, onder het mom van de strijd tegen het terrorisme. Het is betreurenswaardig dat het merendeel van het Europees Parlement nu voor deze overeenkomst heeft gestemd.
De uitwisseling van en toegang tot gegevensbanken, zowel door de Amerikaanse autoriteiten als door de Europese agentschappen, gaat gepaard met grote onzekerheid en brengt risico’s met zich die we niet in de hand hebben. Iedereen - schuldig of niet, verdacht of niet- komt terecht in een systeem waarvan de doeltreffendheid, zo blijkt, niet gewaarborgd is.
De toepassing van deze overeenkomst, zoals we eerder al zeiden, houdt in dat verkeerde maatregelen die genomen zijn in het kader van de zogenaamde strijd tegen het terrorisme in stand worden gehouden met het oog op een schorsing van rechten.
We pleiten ervoor om alle vormen van criminaliteit te bestrijden, maar daarvoor moeten we vooral de oorzaken van dergelijke fenomenen aanpakken en aan preventie doen, en niet het veiligheidsdiscours aanscherpen dat een aanslag is op de openbare vrijheden en op de grondrechten van de burgers, waardoor onze democratie nog verder wordt uitgehold.
We kunnen niet aanvaarden dat we onze vrijheid moeten inruilen voor meer veiligheid, omdat we uiteindelijk allebei verliezen. We pleiten voor een veiligere samenleving met ruime democratische rechten en vrijheden.
Evelyne Gebhardt (S&D), schriftelijk. − (DE) De bestrijding van terrorisme vraagt om internationale samenwerking die door middel van overeenkomsten wordt geregeld. Daarbij mogen de grondrechten van burgers die in het Europese Handvest van de grondrechten verankerd zijn, niet worden uitgehold. In onze moderne tijd behoort ook gegevensbescherming tot deze rechten. Deze wordt niet voldoende veiliggesteld door de SWIFT-overeenkomst die met de Verenigde Staten tot stand is gebracht. De bestrijding van terrorisme mag echter niet worden gebruikt als voorwendsel om gegevens ontoereikend te beschermen. Andere ernstige lacunes in deze overeenkomst zijn onder andere de controle van bankgegevens zonder toestemming van de rechter, de lange termijn voor het bewaren van gegevens, die volgende de Duitse grondwet niet is toegestaan, evenals het feit dat mensen onvoldoende mogelijkheden hebben om zich voor de rechtbank te verdedigen tegen onbevoegd gebruik van hun gegevens. Dat zijn ernstige schendingen van de grondrechten. De Europese Unie heeft echter geen toestemming om bestaande grondrechten buitensporig te beknotten. Om die reden blijf ik tegen deze SWIFT-overeenkomst.
Sylvie Goulard (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vandaag heb ik na rijp beraad voor de herziene SWIFT-overeenkomst gestemd. Het is zeker geen volmaakt compromis, maar we moeten de eisen van de strijd tegen terrorisme combineren met de eerbiediging van de burgerlijke vrijheden. Deze nieuwe versie bevat ook verbeteringen, onder andere met betrekking tot het doel van de doorgifte van gegevens.
Aangezien het gaat over een zo gevoelige kwestie als de bescherming van persoonlijke gegevens, had ik graag nog meer striktheid gezien, onder andere op de volgende punten: het toekennen van verantwoordelijkheid aan een onafhankelijke autoriteit – en niet aan Europol – voor het controleren van de gepastheid van verzoeken of de doelmatigheid van het recht op schadeloosstelling van personen van wie de rechten geschonden zijn.
Uit solidariteit met mijn fractie, waaraan we de strijd van afgelopen februari en daarmee het merendeel van de verbeteringen te danken hebben, heb ik besloten om deze overeenkomst te steunen. Samen met mijn collega's zal ik nauwlettend toezien hoe de Verenigde Staten de voorwaarden van deze overeenkomst uitvoeren, maar ik zal ook de toezeggingen van de Raad en de Commissie goed in de gaten houden. Als de beloften geschonden worden, dan zal ik me uitspreken voor het beëindigen van de overeenkomst, zodra deze opnieuw wordt behandeld.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Met bijzondere aandacht heb ik de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de SWIFT-overeenkomst gevolgd, en wel sinds de eerste verwerping die tot stand kwam dankzij het toedoen van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. Sinds februari heeft het Europees Parlement met vastberaden gebruikmaking van de nieuwe bevoegdheden veel vooruitgang en aanvullende waarborgen weten te behalen: het door onze fractie verdedigde tweesporenbeleid, regelmatige evaluaties van de overeenkomst, een eerste evaluatie over zes maanden, een voortgangsverslag na drie jaar, recht op inzage en correctie, de mogelijkheid om de doorgifte van bepaalde gegevens te blokkeren, het toezicht door een Europese autoriteit op de gegevensextractie in de Verenigde Staten, enzovoort. Hoewel er echter veel vooruitgang is geboekt, is deze overeenkomst niet volmaakt en zijn er veel zwakke punten. Daarom heb ik pas na rijp beraad besloten om voor deze nieuwe overeenkomst te stemmen, want een juridisch kader is noodzakelijk in de strijd tegen het terrorisme, en op termijn gaan we naar een Europees systeem van toezicht op de doorgifte van gegevens, waarmee gegevensextractie op Europese bodem mogelijk is. Nu is het aan de Europese instellingen om zich in te spannen voor een strikt en nauwlettend toezicht op de uitvoering van de voorwaarden van de overeenkomst.
Matthias Groote en Bernhard Rapkay (S&D), schriftelijk. − (DE) De delegatie van de Duitse Sociaal-democraten (SPD) in het Europees Parlement is er voorstander van om zo vastberaden en doeltreffend mogelijk internationaal terrorisme te bestrijden en persoonlijke gegevens permanent te beschermen. Met het oog op het belang van gegevensbescherming heeft de SPD-delegatie haar besluit niet licht genomen. Na lang en zorgvuldig beraad kunnen we nu echter voor de overeenkomst stemmen: de sociaal-democraten hebben ervoor gezorgd dat er een permanente Europese controle op het extraheren van gegevens, direct ter plekke in het Amerikaanse ministerie van Financiën, wordt ingesteld. Deze zal ook de mogelijkheid bieden om de extractie van gegevens te blokkeren. Voor ons had de beperking van de doorgifte van gegevens in bulk de belangrijkste prioriteit. SEPA-gegevens vallen niet onder de overeenkomst; de meeste transacties worden hier helemaal niet door getroffen. De bewaartermijn van vijf jaar moet jaarlijks worden bekeken, waarbij gegevens die niet nodig zijn eerder moeten worden gewist. Bovendien is een jaarlijkse controle op de naleving van alle normen ten aanzien van gegevensbescherming voorzien, waar toezichthouders voor gegevensbescherming bij betrokken zijn. Ook al hadden wij liever gezien dat de controlerende functie en de doorgifte van gegevens aan een justitiële instantie waren overgelaten, moet Europol toch zijn mandaat voor goedkeuring van de doorgifte van gegevens zoals in de overeenkomst is vastgelegd onder strikte controle van de EU kunnen uitvoeren. Europol heeft weliswaar een betrouwbaar gegevensbeschermingssysteem maar moet worden aangepast aan het Verdrag van Lissabon, zodat het zijn taken onder voldoende democratisch toezicht kan uitvoeren.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Alvaro gestemd over de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de doorgifte en verwerking van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer in het kader van de strijd tegen het terrorisme, want ik vind dat er nu in deze overeenkomst een evenwicht bestaat tussen enerzijds de veiligheidsdoelstellingen in de strijd tegen het terrorisme en anderzijds de doelstellingen met betrekking tot de vrijheden in de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers.
In tegenstelling tot de SWIFT-overeenkomst van februari, waar ik tegen had gestemd, beschermt deze overeenkomst de persoonlijke gegevens beter. De burgers zullen recht hebben op inzage en correctie van de hen betreffende gegevens, hun recht op administratief en gerechtelijk beroep is gewaarborgd en er zijn diverse beperkingen en restricties opgelegd met betrekking tot de doorgifte van gegevens.
Toch zal het Parlement waakzaam moeten blijven ten aanzien van de aanpassingen van de bevoegdheden van Europol, dat belast is met het toezicht op de doorgifte, een ook ten aanzien van de toekomstige instelling van een Europees TFTP.
Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) De Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement is er samen met het Spaanse voorzitterschap in geslaagd om via onderhandelingen verbeteringen tot stand te brengen in de overeenkomst over uitwisseling van bankgegevens met de VS. De hoeveelheid doorgegeven bankgegevens is beperkt (er zullen geen gegevens met betrekking tot transacties in de EU worden doorgegeven) en door de EU aangesteld personeel zal in real time de doorgifte beoordelen en goedkeuren.
Ook al is er zekere vooruitgang geboekt in de onderhandelingen, het fundamentele probleem van de zogenaamde doorgifte van bankgegevens in bulk bestaat nog altijd. Dat betekent dat gegevens van onschuldige burgers nog altijd aan Amerikaanse instanties zullen worden doorgegeven, wat wij, Zweedse sociaaldemocraten, onaanvaardbaar vinden. Verder zien we ernstige tekortkomingen, zowel op juridisch als praktisch vlak, met betrekking tot het feit dat Europol de instantie mag zijn die de doorgifte moet bewaken.
Om die redenen hebben we ervoor gekozen om niet voor de overeenkomst met de VS over doorgifte van bankgegevens te stemmen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Dankzij de concessies en bepalingen die de EU heeft weten te verkrijgen bij de SWIFT-overeenkomst betreffende de uitwisseling van bankgegevens, schaar ik mij nu met genoegen achter deze overeenkomst. Ik ben met name ingenomen met het feit dat onze fractie heeft geholpen om garanties te krijgen ten aanzien van het verbod op steekproefsgewijze controles, het directe toezicht op het programma door een EU-functionaris en de jaarlijkse beoordeling van de opslagtijden. Blijvende monitoring van deze overeenkomst om ons ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de overeenkomst acceptabel blijven voor dit Parlement en voor de Europese burgers, zal echter cruciaal zijn.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór gestemd omdat ik het mijn plicht en verantwoordelijkheid acht mijn steun te verlenen aan de overeenkomst die de Europese Commissie en de VS hebben gesloten.
De overdracht van persoonsgegevens ligt in Europa bijzonder gevoelig. Europa heeft immers pijnlijke ervaringen met totalitaire regimes die persoonsgegevens op grote schaal misbruikten. Deze nieuwe overeenkomst maakt de overdracht aan de Amerikaanse autoriteiten van een bepaald aantal bankgegevens mogelijk, mits daarbij de strenge regels voor de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. Over die regels waken wij Europese afgevaardigden. Deze bankgegevens mogen uitsluitend worden geraadpleegd als ze een belangrijke rol spelen in antiterrorisme-onderzoeken. Om toegang te krijgen moeten de Amerikaanse autoriteiten afdoende bewijzen overleggen.
Deze nieuwe overeenkomst is een overwinning voor alle Europese instellingen en met name voor ons Europees Parlement. Ons verzoek om meer bescherming van de privacy van de Europese burgers is immers ingewilligd. Zij krijgen nu een dubbele garantie: enerzijds volledige transparantie bij de toegang tot en het gebruik van de gegevens, en anderzijds deugdelijke beroepsprocedures om de bescherming van de privacy te waarborgen. Dit zijn passende garanties omdat beide belangen, veiligheid en bescherming van de privacy, op deze manier kunnen worden behartigd en beschermd.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit verslag gestemd. Het komt neer op goedkeuring van inmenging van de Verenigde Staten in Europa, met de medeplichtigheid van ondernemingen als SWIFT. Het geeft steun aan de mogelijkheid om persoonlijke gegevens van iedere burger door te geven aan de Verenigde Staten; zo ruim is het toepassingsgebied van de tussen de Raad en de Verenigde Staten gesloten overeenkomst. Er wordt geen enkele daadwerkelijke waarborg gevraagd ter bescherming van deze gegevens en de beroepsmogelijkheden. Dit verslag en de overeenkomst die daarmee wordt bekrachtigd, zijn een symbool voor de onderwerping van Europa aan het Amerikaanse imperialisme.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De strijd tegen het terrorisme is een zorg van de Europese Unie en van de hele democratische wereld. Alle mechanismen die helpen om mogelijke aanslagen op te sporen zijn van fundamenteel belang voor het succes van deze strijd. De SWIFT-overeenkomst is een zeer krachtig instrument in de strijd tegen het terrorisme omdat ze toegang verschaft tot bevoorrechte gegevens betreffende financiële verrichtingen tussen landen. De heropening van de onderhandelingen met de VS over deze overeenkomst is voor de Europese Unie een unieke kans om een doeltreffende bijdrage te leveren aan het opsporen van nieuwe terroristen en mogelijke aanslagen. Er leeft op dit moment een grote wens bij de VS om samen te werken, wat een overeenkomst mogelijk maakt waarin doeltreffende waarborgen zijn opgenomen voor de doorgifte van gegevens en waarin sprake is van een zo groot mogelijke mate van wederkerigheid. De ontwerpresolutie die vandaag is aangenomen is een goed uitgangspunt voor de nakende moeilijke onderhandelingen met de Verenigde Staten.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb opnieuw gestemd tegen de SWIFT-overeenkomst inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten onder het mom van de bestrijding van het terrorisme, omdat ik vind dat de Amerikaanse pretentie onaanvaardbaar is en indruist tegen de vrijheden en rechten van de Europese burgers. Met dit voorstel trachten de meest conservatieve krachten ons weerloos over te leveren aan de Amerikaanse belangen, zonder rekening te houden met de veiligheid of de privacy van onze burgers. Het Europees Parlement mag niet toestaan dat de burgerlijke rechten en vrijheden van de Europeanen geschonden worden onder het mom van de bestrijding van het terrorisme.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De gegevensbescherming in het kader van de SWIFT-overeenkomst is een pure schijnvertoning. Het opslaan van ongelimiteerde hoeveelheden gegevensbestanden gedurende een dergelijk lange periode zonder enige gerechtelijke tussenkomst druist tegen alle principes van de moderne rechtsstaat in. Dat uitgerekend de Europese politie-instantie Europol – die met het oog op terrorismebestrijding zelf ook belang heeft bij het verkrijgen van relevante gegevens – de naleving van de voorschriften voor de gegevensbescherming gaat controleren en moet toetsen of er inderdaad sprake is van een terroristische dreiging, is als de wolf die tot herder wordt gemaakt. En de gedachte dat de commissarissen voor de gegevensbescherming die in het verleden al zo vaak slechts machteloos hebben staan toekijken, gegevens in Amerika zouden kunnen blokkeren of laten verwijderen, is ronduit lachwekkend. Dat betekent dat er in de verste verte geen sprake is van een betere gegevensbescherming, en dat is de reden waarom ik een krachtig ‘nee’ tegen de SWIFT-overeenkomst heb laten horen.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik heb voor het verslag-Alvaro gestemd omdat ik het belangrijk vind tegen het terrorisme op te treden. Terrorisme is een dreiging en daarom moet het worden bestreden. De VS zijn in de strijd tegen het terrorisme een cruciale partner waarmee we moeten samenwerken om de financieringen die de werkelijke brandstof van de terroristen zijn, te kunnen traceren en doorsnijden.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Onder het mom van terrorismebestrijding worden de gegevens van nietsvermoedende Europese burgers massaal naar de Verenigde Staten verstuurd. Daar doet ook het nieuwe aftreksel van SWIFT niets aan af! Wij kunnen de burgers geen toezeggingen over een adequate gegevensbescherming doen omdat: – gevoelige gegevens zonder enig onderscheid worden opgeslagen, in plaats van in afzonderlijke gevallen bij een verdenking van terroristische activiteiten – de gegevens op een willekeurige basis gedurende vijf jaar worden opgeslagen – de naleving van de voorschriften inzake gegevensbescherming door Europol gecontroleerd dient te worden terwijl die instantie zelf ook belang bij die gegevens heeft. De uitvoerende macht controleert zichzelf dus als het ware – en dan moeten wij geloven dat er hier sprake is van een onafhankelijke controle-instantie! – De EU-burgers waarvan de rechten worden geschonden, hebben in feite niet eens de mogelijkheid om via de rechter actie te ondernemen. De burgers moeten eerst maar eens het geld bijeen zien te brengen om de kosten van een juridische procedure in de VS te betalen. Wat in februari nog als een succes van het Europees Parlement werd begroet, kan inmiddels als een fiasco worden bestempeld. Zelfs de rapporteur geeft toe dat hij niet volledig tevreden is. Er is geen sprake van concrete, effectieve gegevensbescherming en daarom dient het verslag verworpen te worden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De definitieve overeenkomst komt tegemoet aan de meeste wensen van het Parlement. De overeenkomst biedt veiligheid maar houdt ook rekening met de bezorgdheid van EU-burgers over privacy, en voorziet in wettelijk bindende oplossingen voor de algemeen bekende problemen. Voorts staat de overeenkomst voor een nieuwe stap met betrekking tot de bevoegdheden van het Parlement door te zorgen voor een Europees democratisch toezicht op internationale overeenkomsten. Naast de in de overeenkomst besloten verbeteringen hebben de Raad en de Commissie zich er wettelijk toe verplicht een juridisch en technisch kader op te zetten dat de extractie van gegevens op EU-grondgebied mogelijk maakt. Deze verbintenis zal er op middellange termijn voor zorgen dat er een einde komt aan de doorgifte van gegevens in bulk aan de autoriteiten van de VS. De opzet van een Europees systeem voor het extraheren van gegevens vormt een zeer belangrijke verbetering, aangezien een continue doorgifte van gegevens in bulk afwijkt van de beginselen die ten grondslag liggen aan de wetgeving en de praktijk in de EU.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Vandaag heb ik in de plenaire vergadering van het Europees Parlement voor de nieuwe SWIFT-overeenkomst gestemd. Het gaat om een zeer belangrijke overeenkomst die er op is gericht om terreur en de georganiseerde misdaad krachtig te bestrijden door onrechtmatige financieringen aan te pakken. Het is belangrijk dat deze nieuwe overeenkomst tegelijkertijd ook de persoonlijke gegevens van Europese burgers respecteert. Deze nieuwe overeenkomst refereert aan de noodzaak om een Europees TFTP (programma voor het traceren van terrorismefinanciering) in te voeren. Het is een verbintenis die binnen vijf jaar geïmplementeerd dient te worden. Het is dus de plicht van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad om onmiddellijk over te gaan tot de implementatie van deze verbintenis, zodat Europa in de nabije toekomst beschikt over nog betere middelen om de veiligheid van de Europese burgers te waarborgen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór gestemd omdat ik achter de overeenkomst sta en omdat ik mij niet aan mijn plicht of aan mijn verantwoordelijkheid wil onttrekken om de overeenkomst te steunen die tussen de EU en de VS tot stand gekomen is. We zijn ons ervan bewust dat er een balans moet zijn tussen het respecteren van individuele privacy en het bewaken van collectieve veiligheid, maar het verschijnsel terrorisme, waar veel van onze Europese medeburgers vandaag de dag mee geconfronteerd worden, vraagt om bijzondere maatregelen. Ik voel me geroepen te vermelden, dat ik door mijn betrokkenheid bij de interne verkiezingen van mijn nationale partij (PSD) niet in staat ben geweest vóór de vorige overeenkomst te stemmen, zoals ik van plan was. Ik ben me ervan bewust dat dit onderwerp in Europa zeer gevoelig ligt, vanwege de enorme impact op mensen met ervaringen uit totalitaire regimes, die zonder enige legitimiteit een inbreuk maakten op de privacy van hun burgers. Dat is hier niet het geval. We zijn bezig met een legitieme strijd tegen steeds nieuwe, en steeds geavanceerdere vormen van terrorisme, met als enig doel het beschermen van de fundamentele vrijheden van Europese burgers. Deze overeenkomst maakt het mogelijk dat bankgegevens worden overgedragen, maar biedt ook voldoende waarborgen voor veiligheid en privacy. Er worden strenge regels in vastgelegd voor de bescherming van persoonsgegevens, en aan de toegang tot persoonsgegevens wordt de voorwaarde verbonden dat de bevoegde instanties kunnen aantonen dat ze bezig zijn met een onderzoek in het kader van terrorismebestrijding.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De goedkeuring van de nieuwe SWIFT-overeenkomst door een meerderheid van het Parlement is een zware klap voor de onderhandelingen over bindende bescherming van de grondrechten in de internationale samenwerking op het gebied van veiligheid. Er zijn weliswaar enige verbeteringen aangebracht ten opzichte van het eerste ontwerp, maar dat neemt niet weg dat er nog altijd fundamentele bezwaren zijn tegen de massale overdracht van gegevens zonder dat daar enige verdenking aan ten grondslag ligt, en ook tegen de excessieve opslagtijden. De geweldige coalitie van conservatieven, sociaaldemocraten en liberalen heeft dus genoegen genomen met normen die soepeler zijn dan de bestaande rechtsstatelijke principes, en zij riskeert daarmee een regeling in het leven te roepen die inbreuk maakt op het recht van de Europese Unie. Wij, de groenen, hebben dan ook tegen de nieuwe overeenkomst gestemd, en als progressieve kracht richten wij ons vizier op een betere bescherming van de privacy en waarborging van de rechtsstatelijke beginselen in de trans-Atlantische samenwerking.
Als rapporteur van dit Parlement voor een alomvattende overeenkomst inzake bescherming van persoonsgegevens, die de commissaris voor Justitie, Viviane Reding, nastreeft, zal ik in samenwerking met de Amerikaanse regering en het Amerikaanse Congres ijveren voor bindende regels op dit vlak. In dit verband vind ik het intriest dat het Europees Parlement, met de aanneming van de SWIFT-overeenkomst vandaag, zijn onderhandelingspositie ten opzichte van de Verenigde Staten heeft verzwakt. Voor een daadwerkelijke verandering in de richting van een bindende bescherming van de grondrechten in de strijd tegen het terrorisme is meer moed en inzet noodzakelijk.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Ik wil dat mijn stem tegen de nieuwe overeenkomst op geen enkele manier wordt opgevat als een afwijzing van de strijd tegen het terrorisme. Terroristische aanslagen moeten voorkomen worden en elke terroristische handeling moet zo scherp mogelijk worden veroordeeld. Daar tegenover staat de bescherming van de burgerrechten. Die burgerrechten zijn geen vanzelfsprekend iets – daar is hard voor gevochten! Ik ben ervan overtuigd dat als er meer tijd was uitgetrokken om over deze overeenkomst te discussiëren, beide partijen – de Verenigde Staten en Europa – volledig tevreden over het resultaat zouden zijn geweest.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen de gezamenlijke resolutie van de conservatieven, de liberalen en de sociaaldemocraten over de oprichting van een Europese dienst voor extern optreden gestemd, omdat deze dienst een uitvloeisel is van het reactionaire “Verdrag van Lissabon”. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de bepalingen inzake militarisering van de EU (civiel-militair comité, crisisbeheerscentrum, satellietcentrum, militair comité, euroleger, EULEX enzovoort), zodat de doctrines van de VS omtrent preventieve oorlogsvoering hun toepassing kunnen vinden. Deze dienst is een instrument van de NAVO-strategie en van de NAVO-oorlogen. Aan de EU wordt het recht gegeven om militair en civiel te interveniëren onder het voorwendsel van terreurbestrijding, zelfs binnen de lidstaten. De EDEO beknot de nationale soevereine rechten van lidstaten nog meer, omdat daarmee de EU nog meer bevoegdheden krijgt op vrijwel alle beleidsterreinen van een lidstaat. Hij zal een instrument worden om het primaat van het gemeenschapsrecht over het nationale recht van de lidstaten hard te maken. Hij versterkt de imperialistische interventiemechanismen en de repressiemechanismen van de EU (Frontex, enzovoort) en creëert nieuwe (zoals het Europees openbaar ministerie). Wij veroordelen deze onacceptabele heimelijke procedure, zoals die door leden van het Europees Parlement, de Commissie, het voorzitterschap, de hoge vertegenwoordiger en de vicevoorzitter van de Commissie werd gevolgd om de toenemende wedijver en confrontatie tussen de grote imperialistische krachten te verhullen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb steun gegeven aan het compromis dat is bereikt door collega's Brok en Verhofstadt met de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Europese Commissie, en mij daarmee uitgesproken voor de instelling van de Europese dienst voor extern optreden. Er is lang onderhandeld over dit compromis en ik vind het momenteel bevredigend en evenwichtig. Het stelt het Europees Parlement in staat om zijn voorrechten te versterken en de communautaire methode te behouden. We moesten vandaag vooral de snelle invoering van deze dienst waarborgen, teneinde over te kunnen gaan tot de benoemingen en het onbevredigende systeem van de laatste maanden achter ons te laten.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De onderhandelingen over de oprichting van een gemeenschappelijk onafhankelijk EU-orgaan, overeenkomstig het Verdrag van Lissabon, naderen hun einde. Ik hoop dat de Raad zich ook aan de overeenkomst houdt en dat het besluit over de Europese dienst voor extern optreden eind juli wordt aangenomen. We moeten ervoor zorgen dat de EDEO zo snel mogelijk van start gaat en dat de activiteiten ervan bijdragen aan de totstandbrenging van een Europees buitenlands en veiligheidsbeleid van hoog niveau, dat de samenhang van het externe optreden van de EU verzekert en de positie van de Europese Unie op het wereldtoneel verstevigt. Het Europees Parlement moet ernaar streven de parlementaire controle te versterken door een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in te voeren en zich actief te kwijten van zijn taken op het gebied van wetgeving, opstelling van de begroting en verlening van kwijting. We moeten ervoor zorgen dat het werk van de EDEO gebaseerd is op het principe van begrotingsneutraliteit en dat we onnodig dupliceren van taken, functies en middelen van de EDEO met andere instanties vermijden. Daarnaast moeten we met een oplossing komen voor de verantwoordelijkheidskwestie en de verantwoordingsplicht zowel wat betreft het gebruik van begrotingsgeld van de EU als de bevoegdheidsverdeling.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Brok, omdat het een belangrijke stap is richting het operationeel worden van de Europese dienst voor extern optreden.
Het Europees Parlement zal een belangrijke rol spelen bij het werk van de Europese dienst voor extern optreden, omdat het vóór het lanceren van EU-missies in derde landen zal worden geraadpleegd. Daarnaast zal de begroting van de Europese dienst onderworpen zijn aan controle door het Parlement.
Roemenië staat klaar om de Europese dienst voor extern optreden personeel met de nodige expertise ter beschikking te stellen dat daar onmiddellijk aan de slag kan gaan. Mijn land heeft zijn betrokkenheid getoond bij Europese missies voor crisisbeheer. Wij hebben met meer dan 200 experts, politie, militaire politie, diplomaten, magistraten en soldaten bijgedragen aan de meeste civiele en militaire missies van de Europese Unie.
Ter afsluiting wil ik benadrukken dat het wervingsbeleid rekening moet houden met de principes van geschiktheid en geografisch evenwicht.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Met de nieuwe bevoegdheden die de Europese Unie heeft gekregen met de aanneming van het Verdrag van Lissabon moet zij kunnen steunen op een sterke diplomatie. De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) betekent een aanzienlijke vooruitgang in deze richting.
Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de EDEO gestemd, want de hoge vertegenwoordiger moet voor de goede uitvoering van haar taken snel de beschikking krijgen over een bekwame diplomatieke arm. Mijn besluit is gebaseerd op de conclusies van de conferentie van Madrid van 21 juni jongstleden, toen een institutioneel evenwicht is gevonden.
Het Europese belang van het oorspronkelijke project is bewaard gebleven. De Commissie, de Raad en het Parlement zullen nu samen kunnen werken om een doeltreffende en functionele Europese diplomatieke dienst op te zetten. Ik heb er vertrouwen in dat de volgende onderhandelingen over de inrichting van de EDEO dit evenwicht zullen respecteren.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Vanaf het begin zaten er aan de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden enkele onduidelijke en controversiële aspecten. Zo zouden we ons met enige bezorgdheid moeten afvragen of de activiteiten van de toekomstige communautaire diplomatieke dienst niet strijdig zijn met de diplomatieke diensten die traditiegetrouw door de lidstaten worden uitgevoerd. Zullen de landen hun vrijheid kwijtraken om hun eigen buitenlands beleid te bepalen? Nu zal de soep wel niet zo heet gegeten worden, maar toch is het de moeite waard eens te kijken welke effecten de oprichting van zo’n dienst op Europees niveau op de middellange en lange termijn zal hebben. Anders gezegd: als het eigenlijk de bedoeling is het Amerikaanse model na te apen, waarin het buitenlands beleid rechtstreeks en exclusief wordt beheerd door de federale regering over de rug van de 50 staten heen, moeten we ons wel realiseren dat de regering in Washington door de burgers wordt gekozen. Haar buitenlands beleid krijgt elke vier jaar de democratische legitimering die de Commissie en de Raad van de EU niet hebben – en de toekomstige Europese dienst voor extern optreden ook niet heeft. Door tegen het verslag-Brok te stemmen druk ik dus mijn voorkeur uit voor een intergouvernementeel Europees buitenlands beleid, aangezien een GBVB op communautair niveau geen garantie biedt dat de keuzen die op zo’n gevoelig gebied genomen worden, werkelijk supranationaal zijn.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese belastingbetaler krijgt meer controle over de manier waarop EU-middelen worden uitgegeven door de Europese dienst voor extern optreden. Het is lovenswaardig dat het Europees Parlement ruimere begrotingsbevoegdheden heeft gekregen op dit gebied, en dat de begroting van de dienst onderworpen zal zijn aan goedkeuring door de wetgevende macht. De Europese Unie heeft op dit moment ongeveer 7 000 diplomaten en functionarissen in dienst, die ervoor zullen zorgen dat de doelstellingen van de EU voorrang krijgen boven nationale en zelfs intergouvernementele doelstellingen. Alle medewerkers van de Europese dienst voor extern optreden moeten politieke verantwoording afleggen aan het Europees Parlement, dat over uitgebreide bevoegdheden beschikt sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft een overwinning behaald door het succesvol opleggen van de notie dat een groot deel van het werk van de Europese dienst voor extern optreden verband moet houden met het bevorderen van mensenrechten en het bewaren van de vrede in de wereld. Dit laat zien dat de Europese Unie bewust de belangrijke rol accepteert als exporteur van grondrechten, die helaas momenteel in vele landen ter wereld opzettelijk met voeten worden getreden.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over de inrichting en werking van de Europese dienst voor extern optreden. Dit is een belangrijke stap om de rol van Europa in de wereld te versterken en om het beleid van de zevenentwintig lidstaten op het gebied van de externe betrekkingen te coördineren. Het Parlement heeft gezien dat de communautaire dimensie van de Europese dienst voor extern optreden in de onderhandelingen tussen de Raad en de Commissie een sterkere rol is gaan spelen, en dat het Parlement zelf daarmee een grotere rol heeft gekregen bij het beleid en de begroting van deze nieuwe dienst.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over de Europese dienst voor extern optreden gestemd, omdat die dienst tot stand komt op basis van obscure procedures en onoverzichtelijke bevoegdheden. Daarbij is tevens de controlerende rol van het Europees Parlement – de enige gekozen instelling van de EU – beperkt tot slechts begrotingsaangelegenheden. Voorts heb ik tegen gestemd omdat de EDEO ontworpen is als instrument voor de verdere militarisering van de Europese Unie, aangezien ook militaire acties hier deel van uitmaken, zelfs in gevallen van humanitaire hulp en interventie. In crisissituaties moet de Europese Unie niet haar buitenlands beleid of haar beleid van solidariteit koppelen aan militair optreden en gemilitariseerde structuren en mechanismen. De Europese Unie moet beleid en organen ontwikkelen die haar in de internationale betrekkingen een autonome en vredelievende rol geven, ver van het militaire opportunisme en de interventies van Amerika. Zij moet handelen met inachtneming van het internationale recht en het Handvest van de Verenigde Naties ten behoeve van een wereld van vrede en solidariteit.
Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van de stemming over amendement 80 omdat dit amendement niet alleen voorzag in controle van het bestuur van EDEO door de nationale regeringen, maar daarnaast het Europees Parlement het recht gaf om hetzelfde te doen. Voor een soevereine natie is het niet acceptabel dat een Europese organisatie zijn buitenlandse dienst controleert. Het Europees Parlement heeft daar niets over te zeggen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb met groot genoegen voor het verslag-Brok gestemd. Na maanden van discussiëren in het Parlement, met de Raad en met de Commissie, was er eindelijk witte rook bij de onderhandelingen. Ik hoop nu dat de EDEO het Handvest van de grondrechten zal toepassen, in overeenstemming met de geest en het doel van het Verdrag van Lissabon, dat bij het ontwikkelingsbeleid en bij de programmering van het externe optreden van de Unie gekozen wordt voor het communautaire model, en dat de lidstaten (meer speciaal de ministeries van Buitenlandse Zaken van bepaalde lidstaten) de oprichting van deze nieuwe dienst verwelkomen, evenals de nieuwe taken en bevoegdheden die de hoge vertegenwoordiger gekregen heeft met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ook hoop ik dat er een einde aan zal komen aan de situatie dat sommige lidstaten of regeringsvertegenwoordigers van die landen het optreden van deze dienst als een inbreuk zien op hun bevoegdheden als land of regering, en dat de Portugese regering zich zal inzetten voor een representativiteit die ons recht doet met betrekking tot de kwaliteit, de bevoegdheden, de taken en het verhoudingsgewijs juiste aantal functionarissen per land. Als leden van dit Europees Parlement willen we geen dienst die tot stand is gekomen op basis van een intergouvernementeel evenwicht; we willen een dienst van de Unie!
Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) Een gemeenschappelijk buitenlands en een gemeenschappelijk economisch beleid zijn de noodzakelijke doelen van het Europese integratieproces. We moeten niet vergeten dat de gemeenschappelijke munt ook gekozen werd omdat men dacht dat daarmee het integratieproces dat in Nice tot stilstand was gekomen, zou worden aangezwengeld. Te oordelen naar de manier waarop de Europese dienst voor extern optreden wordt georganiseerd, lijkt deze meer de weg van de verlammende traagheid te kiezen dan het pad in te slaan van een krachtdadig eenwordingsproces.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom het verslag-Brok zoals dit is geamendeerd. Het was essentieel dat het voorstel om het ontwikkelingsbeleid in te lijven in ons buitenlands beleid van de hand werd gewezen. We hebben een autonome ontwikkelingsdienst nodig die verantwoording aflegt aan een autonome commissaris voor ontwikkeling en humanitaire hulp. Nu is op grond van dit verslag de commissaris voor ontwikkeling verantwoordelijk voor de gehele cyclus van programmering, planning en tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EO). We moeten erop toezien dat de tenuitvoerlegging plaatsvindt conform de geest en de letter van de overeenkomst. Het voorstel bevat nog altijd elementen die op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd. De amendementen die het Europees Parlement heeft aangebracht, versterken evenwel de zeggenschap van de Commissie over de operationele begroting en garanderen daarmee het parlementaire toezicht en een duidelijke lijn van democratische verantwoordingsplicht.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over de inrichting en werking van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), omdat in de overeenkomst die tot stand gekomen is het communautaire karakter van de EDEO versterkt is, en omdat deze dienst over beleids- en begrotingsaangelegenheden verantwoording verschuldigd is aan het Europees Parlement.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In november 2006 heeft het Parlement een resolutie aangenomen waarin het strategisch belang werd erkend van de Europese wereldtalen – Engels, Spaans, Portugees en Frans, in volgorde van aantal sprekers – als communicatiemiddel en als middel tot solidariteit, samenwerking en economische investering, en de Europese Commissie heeft in 2008 erkend dat deze talen een belangrijke brug vormen tussen mensen en landen in de verschillende regio's van de wereld.
Nu we bezig zijn met de organisatie en werking van de EDEO, vind ik het van groot belang dat deze dienst zo goed mogelijk gebruik maakt van de communicatiemogelijkheden van de Europese wereldtalen, en deze als werktalen aanneemt. Uit de wijze waarop de dienst beleidsmatig en in de praktijk omgaat met talen, zal blijken in hoeverre de dienst belang hecht aan de externe communicatie.
Dit gezegd hebbende kan ik alleen maar blij zijn met de oprichting van de EDEO, en ik hoop dat de resultaten die eruit voortkomen, zullen voldoen aan de verwachtingen die er nu leven. De Europese Unie heeft veel te winnen bij een goed en efficiënt functionerende EDEO, die de stem van Europa kan zijn in de wereld en die actief samenwerkt met de diplomatieke diensten van de lidstaten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Doel van dit besluit is de inrichting en werking vast te stellen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), een functioneel autonoom orgaan van de Unie dat onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger staat en is ingesteld bij artikel 27, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, als gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon. Het Europees Parlement heeft ook een rol te vervullen in het extern optreden van de Unie, met name wat de in artikel 14, lid 1 van het VEU bedoelde politieke controle betreft, alsmede in wetgevings- en begrotingsaangelegenheden overeenkomstig de Verdragen. De hoge vertegenwoordiger zal voorts het Europees Parlement regelmatig raadplegen over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en erop toezien dat de opvattingen van het Europees Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen. De EDEO zal de hoge vertegenwoordiger daarin bijstaan. Er dient een specifieke regeling te worden vastgesteld met betrekking tot de toegang van leden van het Europees Parlement tot gerubriceerde documenten en informatie op het gebied van het GBVB. Ik heb geen bezwaren in te brengen en heb daarom voor de goedkeuring van dit besluit gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben tegen dit verslag gestemd, dat het resultaat is van onderhandelingen tussen de Raad en een meerderheid van dit Parlement over enkele kernpunten van het Verdrag van Lissabon, en dat een van de bouwstenen is van het federalisme van de Europese Unie, dat nu een juridische vorm heeft gekregen, zoals in de zogenaamde Europese grondwet bepleit werd. Opgemerkt wordt dat bij deze dienst meer dan 5 000 personen betrokken zullen zijn op de ambassades van de EU in de verschillende landen over de hele wereld.
Wat het allemaal nog erger maakt is dat de voorstellen die door onze fractie zijn gedaan niet in het verslag zijn opgenomen, in het bijzonder als het gaat om onze opvatting dat de militaire structuren van de EU geen onderdeel mogen uitmaken van de Europese dienst voor extern optreden en dat ze er zelfs niet institutioneel mee verbonden mogen zijn. Hetzelfde is gebeurd met betrekking tot de EU-structuren voor inlichtingenwerk.
Het is verder uitermate zorgwekkend dat ons voorstel is verworpen waarin wij de Raad verzochten de ontwikkeling van alle militaire en civiel-militaire structuren die onder zijn bevoegdheid vallen stop te zetten en deze structuren af te schaffen, en de financiering van militaire en civiel-militaire activiteiten te staken. We zijn dan ook zeer bezorgd over de toekomst van de Europese Unie en over de koers die zij wil varen.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Negen jaar geleden is in Laken, tijdens het vorige voorzitterschap van België, begonnen met het werk aan het Grondwettelijk Verdrag dat het buitenlands beleid van de Europese Unie moest versterken door meer samenhang en betere zichtbaarheid in de internationale arena. Vele complicaties hebben de hervorming van de EU-Verdragen bemoeilijkt, maar nu hebben de Belgen de kans om hun inspanningen te bekronen met de lancering van de Europese dienst voor extern optreden op de eerste verjaardag van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (1 december 2009). Als leden van het Europees Parlement, dat door datzelfde Verdrag is versterkt, kunnen wij daarbij helpen. Na maandenlange onderhandelingen van een delegatie van het Europees Parlement met Catherine Ashton, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, ontwikkelt de EDEO zich namelijk in de door het Europees parlement gewenste richting. Het verslag van de heren Brok en Verhofstadt is een belangrijk document dat deze werkzaamheden samenvat en het verdient onze steun. Wat heeft het Europees Parlement weten te bereiken in de onderhandelingen met de hoge vertegenwoordiger? Ten eerste is het een gemeenschappelijke en geen intergouvernementele dienst geworden. Hierdoor is gewaarborgd dat 60 procent van de functionarissen wordt benoemd door de Europese Unie. Ten tweede zal het Europees Parlement politieke en budgettaire controle kunnen uitoefenen op de dienst. Dit betekent dat wij de mogelijkheid hebben om kandidaten voor de post van delegatiehoofd te horen en de financiën van de dienst te controleren, zoals wij dat ook bij de Commissie en de Raad doen. Ten derde komt er een evenwichtige verdeling van de posten, rekening houdend met nationaliteit en gender, waarbij in 2013 een evaluatie van de samenstelling van de dienst zal plaatsvinden om eventuele onevenwichtigheden te corrigeren.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de overeenstemming die tussen de drie Europese instellingen en mevrouw Ashton over de inrichting van de Europese dienst voor extern optreden is bereikt. Het is een dienst met een evenwichtige organisatie en samenstelling, die zal worden ingesteld om mevrouw Ashton te helpen bij haar werk als hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie. Bovendien worden de bevoegdheden van het Europees Parlement om toezicht uit te oefenen op het beleid en de begroting erdoor versterkt. Ik hoop van harte dat er optimaal gebruik zal worden gemaakt van deze dienst in het belang van de Unie. De Unie zal zo blijk geven van daadwerkelijke politieke samenhang en met één stem spreken op het internationale podium. De Unie zal er alleen maar sterker door worden en ons optreden zal een sterkere legitimatie hebben en doeltreffender worden.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het voorstel van mevrouw Ashton is onaanvaardbaar. Daarmee streeft zij naar een uniformisering van de Europese diplomatie, waarbij haar eigen persoon en de Commissie als een soort overkoepelend orgaan fungeren. Daarbij gaat zij volledig voorbij aan de bevoegdheden van de lidstaten op dit vlak. Enigszins positief aan dit verslag is het verzoek dat alle lidstaten worden vertegenwoordigd in het Europese diplomatieke personeel dat mevrouw Ashton en de Commissie ter beschikking moet komen te staan. Zover is het dus al gekomen met dit Europa! Smeken om het recht om te zwijgen, maar dan wel eerlijk! Ik stem tegen deze tekst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon heeft de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden mogelijk gemaakt, en daarmee is de basis gelegd voor een sterke Europese diplomatieke dienst. Het doel van de oprichting van de EDEO is de samenhang van het extern optreden van de EU te waarborgen en het gezamenlijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit te voeren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb tegen het verslag over de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) gestemd omdat ik vind dat deze dienst de militarisering van de Europese Unie zal institutionaliseren. Met mijn stem heb ik uiting willen geven aan mijn absolute afwijzing van de onderhandelingsprocedure die is gevolgd voor de oprichting van de EDEO, omdat de rapporteurs en Catherine Ashton gezwicht zijn voor de druk van bepaalde lidstaten en de regels van de democratie compleet aan hun laars gelapt hebben. De EDEO zal een sui generis instelling worden die ontsnapt aan de fundamentele controlemechanismen van elk democratisch systeem. Ik vind dat we moeten garanderen dat het Europees Parlement, de enige democratisch verkozen instelling in de Europese Unie, en de nationale parlementen niet alleen de begrotingsbevoegdheid over de EDEO hebben maar ook de politieke bevoegdheid. Mijn fractie vindt vooral de duidelijk militaire inslag van de EDEO uitermate zorgwekkend en ook dat het grootste deel van de civiele component van het Europees buitenlands beleid onder de bevoegdheid van het Europees veiligheids- en defensiebeleid terecht komt, meer bepaald alles wat te maken heeft met ontwikkelingssamenwerking en het oplossen van conflicten. Om deze redenen kan de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, die belang hecht aan de waarden van vrede en demilitarisering, de oprichting van de EDEO niet steunen.
Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. – (FR) Na de moeizame discussies die de afgelopen weken over de Europese dienst voor extern optreden zijn gevoerd in de bevoegde parlementaire commissies en de verschillende fracties, wil ik onze collega Elmar Brok bedanken voor zijn sterke betrokkenheid bij dit dossier. De stemming van vandaag legt de basis voor een krachtige diplomatieke dienst op het niveau van de Europese Unie. De communautaire identiteit van de dienst zal worden versterkt en diens politieke en budgettaire verantwoording aan het Europees Parlement zal worden gewaarborgd. Bovendien zal het personeel van deze nieuwe dienst voor ten minste 60 procent uit EU-ambtenaren bestaan. Wel betreur ik dat de hoorzittingen in het Europees Parlement met de speciale vertegenwoordigers voor het buitenlands beleid "informeel" blijven. Ik hoop dat dit punt over een paar jaar goed geregeld zal zijn. Ondanks alles gaat de controlebevoegdheid van het Europees Parlement erop vooruit, met name voor wat betreft de uit de EU-begroting gefinancierde missies van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB).
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb besloten om voor het verslag over de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) te stemmen en mijn volledige steun te geven aan de oprichting van deze dienst, die een van de voornaamste innovaties is van het Verdrag van Lissabon en die van historisch belang zal zijn voor de toekomst van Europa. Slechts zeven maanden na de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag zijn wij erin geslaagd overeenstemming te bereiken en hebben wij de politieke en budgettaire verantwoordingsplicht ten opzichte van het Europees Parlement vastgelegd. Deze toezichthoudende rol staat garant voor een waarlijk democratische controle van de dienst,wat ik van het hoogste belang acht.
Dit verslag zal zorgen voor geografisch evenwicht en ook voor een betere samenhang tussen de verschillende aspecten van de EDEO. Het is niet de bedoeling de diplomatieke diensten in de EU te dupliceren, maar om de Europese diplomatieke diensten te versterken. Een dergelijke overeenkomst getuigt duidelijk van de intentie van de Europese Unie haar krachten te bundelen en haar waarden op een effectievere manier uit te dragen. Het zal de EU de mogelijkheid geven om internationaal een wezenlijke invloed uit te oefenen. Dit is een kans voor de Europese Unie, maar ook voor haar lidstaten.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het is zonder enige twijfel van belang dat de Commissie tijdig de verschillende terreinen van het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie op elkaar afstemt. De inrichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) onder auspiciën van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, tevens vicevoorzitter van de Commissie, kan het extern optreden van de Europese Unie op het wereldtoneel doeltreffender maken, met name om gebrek aan logische samenhang en dubbel werk te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de bevordering van strategische belangen van de EU en van fundamentele waarden in het buitenland op lange termijn logisch samenhangt.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Als lid van de Commissie constitutionele zaken, waarin de Europese dienst voor extern optreden uitvoerig besproken is en waarin ik mijn opvattingen naar voren heb kunnen brengen, en als lid van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) steun ik dit verslag en stem ik ervoor. Het Europees Parlement is gekomen met een gezamenlijk standpunt van zijn fracties, die een gezamenlijk belang hadden, namelijk het zo goed mogelijk benutten van de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon in het bijzonder aan dit Parlement heeft toegekend, zowel wat de politieke als de financiële controle op de Europese dienst voor extern optreden betreft. Ik herhaal nog eens mijn oorspronkelijke zorg, die ik herhaaldelijk verwoord heb en ook in amendementen op de ontwerpverslagen heb geformuleerd, namelijk dat het geopolitieke evenwicht van de nu opgerichte Europese dienst voor extern optreden moet worden gewaarborgd. Ik onderstreep het compromis van de hoge vertegenwoordiger om een team te vormen op basis van geografisch evenwicht, met vertegenwoordigers uit alle zevenentwintig lidstaten, en om elke vorm van discriminatie uit te bannen en genderevenwicht te bevorderen.
Bernhard Rapkay (S&D), schriftelijk. – (DE) Als rapporteur van de Commissie juridische zaken voor de Europese dienst voor extern optreden wijs ik erop dat het vandaag aangenomen verslag mede door de wijzigingen van artikel 6 uit het voorstel van de hoge vertegenwoordiger, noch voor mij als rapporteur, noch voor het Parlement als geheel, bindend is met het oog op de beraadslagingen over de aanpassing van het statuut van het personeel. Daarmee doel ik in het bijzonder ook op de voetnoten die vandaag in de tekst zijn aangenomen. Een verslag over een wetgevingsvoorstel waarover het Parlement slechts geraadpleegd is, kan geen juridisch bindende werking hebben op gebieden waarop het Europees Parlement uit hoofde van andere rechtsgrondslagen medebeslissingsbevoegdheid heeft.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met de goedkeuring van het Parlement wordt de weg gebaand voor een coherenter en effectiever Europees buitenlands beleid dat beter voldoet aan de verwachtingen van de burger. Toch had het nog beter gekund.
Wij betreuren het dat mevrouw Ashton, de Commissie en een aantal nationale regeringen niet de moed hebben gehad om voor een ambitieuzere oplossing te kiezen. Wij hechten onze steun aan het compromis omdat het Parlement erin geslaagd is het oorspronkelijke voorstel van mevrouw Ashton aanzienlijk te verbeteren. Een sterke mensenrechtenstructuur, beschermingsmechanismen ten behoeve van het ontwikkelingsbeleid en tegen renationalisering van gemeenschapsbeleid, versterkt democratisch toezicht, een transparantere begroting voor buitenlandse zaken en toepassing van het principe van genderevenwicht bij de werving en selectie van personeel zijn hier voorbeelden van.
De overeenkomst is echter niet perfect. Minpunten zijn onder meer de onduidelijk geformuleerde structuren voor crisismanagement, de afwezigheid van vaste plaatsvervangers voor mevrouw Ashton en de beperkte consulaire diensten voor burgers. Er zal nu veel afhangen van de wijze waarop het compromis ten uitvoer wordt gelegd – de bal ligt nu dus weer bij mevrouw Ashton, de lidstaten en de Commissie. Zij moeten samenwerken, een gemeenschappelijke esprit de corps creëren en een onderlinge concurrentiestrijd vermijden.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Zoals altijd is het moeilijk om de verschillende belangen en standpunten een plaats te geven en met elkaar in evenwicht te brengen. Ondanks het huidige touwtrekken mag en moet het overkoepelende doel – het realiseren van een efficiënt en coherent buitenlands beleid van de EU – echter nooit uit het oog worden verloren. De volgende factoren zijn tot nu toe nog niet duidelijk: • Personeel – wie en hoeveel? • Gelijkwaardigheid – de werving van personeel dient op basis van het beginsel van gendergelijkheid te geschieden. • Wat zijn de bevoegdheden van de Europese dienst voor extern optreden? • De verantwoordelijkheid voor de begrotingscontrole dient bij het Europees Parlement te berusten. • Belangrijk voor de belastingbetaler: hoe hoog zijn de kosten? Die kosten dienen in ieder geval binnen redelijke en inzichtelijke grenzen te blijven. In dat opzicht moeten wij gebruik maken van synergieën met het oog op een optimale kwaliteit en kostenbesparingen.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De delegatie van de Griekse communistische partij in het Europees Parlement heeft tegen deze resolutie gestemd omdat die is gericht op consolidering van de onwettige afscheiding van Kosovo, die werd opgelegd met wapengeweld door de NAVO en chantage door de EU en de andere imperialistische krachten. De resolutie pleit de NAVO vrij van verantwoordelijkheid voor de oorlog en voor het uiteenvallen van Servië, steunt de handhaving op lange termijn van de NAVO-troepen en NAVO-bases in Kosovo en het omliggend gebied, en steunt ook de EU-interventies door het legeren van EU-troepen via EULEX. De resolutie wil vooruit lopen op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over de wettigheid van de afscheiding van Kosovo. Het imperialistische beleid van de EU, dat de resolutie steunt, verergert de problemen van de arbeiders in Kosovo evenals de uitbuiting, corruptie en criminaliteit tengevolge van de ingrijpende kapitalistische herstructureringen. Voor hen is emigratie de enige uitweg. Het verergert de instabiliteit in de regio, de onderdrukking van de Serviërs en de inwoners van Kosovo in het algemeen en de problemen die door de aanwezigheid van EULEX en de NAVO worden veroorzaakt.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Kosovo ligt in een zeer gevoelige regio waarvoor de aandacht van de EU geen moment mag verslappen. Ik wil in de eerste plaats wijzen op het betreurenswaardige gebrek aan samenhang binnen de EU wat betreft de politieke lijn die ten opzichte van dit land gevolgd moet worden, iets wat ook in deze resolutie aan de kaak wordt gesteld. Vijf EU-lidstaten zijn immers nog niet overgegaan tot de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo, hoewel het verzoek daartoe al in 2008 is gedaan. Voor de interne samenhang binnen de Europese Unie, maar ook voor haar geloofwaardigheid tegenover de buitenwereld hebben we dus behoefte aan een gemeenschappelijke politieke lijn, met name over zeer concrete punten als visumafgifte. Verder is het proces van Europese integratie van alle landen in deze regio in mijn ogen een belangrijk element voor de stabilisatie van de regio, die in het belang is van onze gehele gemeenschap. Voor Kosovo is het perspectief van toetreding tot de Europese Unie een krachtige katalysator voor het doorvoeren van de noodzakelijke hervormingen, vooral op het vlak van de mensenrechten, die al in gang zijn gezet en die wij moeten aanmoedigen. Ik heb deze resolutie, die op al deze belangrijke punten ingaat, dan ook zonder enige aarzeling ondersteund.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen de resolutie gestemd over het Europees perspectief van Kosovo, omdat de resolutie Kosovo beschouwt en benadert als een onafhankelijk land. Resolutie 1244/99 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt door deze resolutie niet gerespecteerd. Sterker nog, hiermee worden de andere vijf landen van de EU die niet zijn overgegaan tot erkenning van de unilaterale onafhankelijkheid van Kosovo, waaronder Griekenland, opgeroepen om dit alsnog te doen. Ze worden dus opgeroepen om de resolutie van de Verenigde Naties naast zich neer te leggen. De resolutie draagt dus niet bij aan een oplossing voor het probleem en kan ook niets betekenen voor de versterking van stabiliteit en vrede in deze streek. Bovendien wordt er in de resolutie een oproep gedaan voor een nog sterkere aanwezigheid van EULEX in Kosovo.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb tegen deze resolutie gestemd. Deze resolutie, de analyse van de situatie en de richting die wordt voorgesteld tonen het gelijk aan van degenen die tegen de onafhankelijkheid van Kosovo waren!
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Kosovo wordt nog niet unaniem erkend door de lidstaten. De terughoudendheid van sommige landen ten aanzien van dit nieuwe land zal ongetwijfeld zijn ingegeven door politieke en strategische motieven, maar ook door meer praktische overwegingen, die met name verband houden met het feit dat corruptie en georganiseerde misdaad in dat gebied welig tieren, waardoor Kosovo niet kan laten zien dat het een rechtsstaat is.
Het zou goed zijn als Kosovo, evenals andere landen in de Balkan, kan aantonen dat het echt en onomkeerbaar bezig is beleid en hervormingen gestalte te geven die enerzijds zijn keuze voor Europa bevestigen en anderzijds het eigen politieke apparaat versterken, en die in de burgers de kiem zaaien van democratie in de praktijk en verwerping van geweld, in het bijzonder etnisch geweld, als een manier om conflicten op te lossen. Kosovo heeft nog een lange weg te gaan.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze resolutie wordt nota genomen van de verklaring van onafhankelijkheid van Kosovo van 17 februari 2008, die door 69 landen erkend is, en worden de lidstaten aangespoord om samen te werken bij hun gemeenschappelijke benadering van Kosovo en daarbij voor ogen te houden dat Kosovo van plan is toe te treden tot de EU. Ik ben van mening dat, ondanks de zware erfenis van het gewapende conflict, het perspectief van toetreding tot de EU een krachtige stimulans is voor de noodzakelijke hervormingen in Kosovo en ik dring aan op praktische stappen om dit perspectief voor de burgers tastbaarder te maken door implementatie van mensenrechten en versterking van de rechtsstaat.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het feit dat verschillende lidstaten van de EU de onafhankelijkheid van Kosovo nog niet erkend hebben, laat al zien hoe onacceptabel de inhoud van deze resolutie is. Het valt te betreuren dat een meerderheid van dit Parlement zo opnieuw een daad legitimeert die overeenkomstig het internationaal recht onrechtmatig is. Zoals verwoord in het amendement van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, dat door de meerderheid verworpen is, is hervatting van de dialoog en de onderhandelingen in overeenstemming met het internationaal recht de enige weg die kan leiden tot stabiliteit en duurzame vrede in de regio.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) De resolutie van mevrouw Lunacek brengt de beperkte vooruitgang in het land duidelijk voor het voetlicht. Als ik de in het verslag beschreven problemen zo bekijk, lijkt het mij steeds minder aannemelijk dat dit land tot de EU kan toetreden. Deze toetreding zou een extra versterking betekenen van het heterogene karakter dat EU met de laatste toetredingen al heeft aangenomen. Parallel met hetgeen ik ten aanzien van de integratie van Albanië in de EU heb opgemerkt, denk ik dat we op een kruispunt staan. Europa moet kiezen: wil het alleen maar een entiteit worden op basis van zuiver geografische criteria, of wil het een meer organisch, samenhangend geheel worden dat bestaat uit landen die in al hun verscheidenheid gemeenschappelijke kenmerken laten zien die aansluiten bij het Europese ideaal. Cruciaal in dit vraagstuk is dat vijf lidstaten de soevereiniteit van het land niet hebben erkend, en dit obstakel maakt de toetreding van Kosovo tot Europa momenteel een paradoxale aangelegenheid. Om deze redenen kan ik het verslag van mevrouw Lunacek niet steunen.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De auteur van de ontwerpresolutie over het Europees integratieproces in Kosovo moet wel iemand zijn die geheel buiten de werkelijkheid leeft en er geen benul van heeft dat Kosovo geen erkend lid is van de internationale gemeenschap. Inspanningen om de druk van de binnenlandse economische ketel te halen, werken aan een vreedzaam samenleven van de oorspronkelijke bevolking – te weten Serviërs, Gorani, en andere volkeren – met de huidige Albanese meerderheid, voorkoming van intimidatie van minderheden en keiharde bestrijding van de in heel Europa drugs dealende clans: het zijn allemaal cruciale kwesties die kunnen bijdragen aan de verbetering van de situatie in het gebied en tot versterking van de grensoverschrijdende samenwerking. Het is tot op de dag van vandaag nog niet gelukt om het bevolkingsregister weer op orde te krijgen en ook is het land nog altijd volledig afhankelijk van buitenlandse economische hulp. Er ontbreekt de politieke wil om op zijn minst rechtvaardige gemeenteraadsverkiezingen te organiseren of om dusdanige structuren op poten te zetten dat gemeentebesturen überhaupt hun werk kunnen doen. De bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad is, net als decentralisering en hervorming van het overheidsbestuur in dit gebied, slechts een formele aangelegenheid, reden waarom die inspanningen nagenoeg geen effect sorteren op de situatie in het land. Er is een welig woekerende corruptie en een welig tierende wapen- en drugssmokkel waardoor veel onrust wordt gezaaid in de regio. Het is erg vreemd dat de euro op dit grondgebied gebruikt wordt als formele valuta, te meer daar er niet in de verste verte voldaan wordt aan de elementaire voorwaarden voor een dergelijk gebruik van de gemeenschappelijke Europese munt. Het moge duidelijk zijn dat de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links onmogelijk met een dergelijke ontwerpresolutie instemmen kan.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik was zeer onaangenaam verrast toen ik eerder deze week via de pers vernam dat een gewapende man vier kogels had afgevuurd op een Servisch parlementslid in het parlement van Kosovo. Deze aanval vond plaats vier dagen na de explosie in Mitrovica tijdens een Servische demonstratie. De EU moet zich bezig houden met het proces van democratisering en stabilisering in Kosovo. Daarom had de ontwerpresolutie vooral de werkelijkheid in deze provincie moeten weerspiegelen, zoals de traag verlopende hervorming van het rechtsstelsel en de moeilijkheden die Europese missies hebben bij de communicatie met de lokale autoriteiten in Pristina. Regionale samenwerking tussen de landen op de Westelijke Balkan is de sleutel tot hun economische ontwikkeling, maar vooral tot het ontstaan van wederzijds respect en de eerbiediging van de rechtsstaat. Samenwerking tussen Belgrado en Pristina is, vooral op lokaal niveau, van fundamenteel belang voor de burgers, met name op de zwaarst getroffen gebieden zoals milieu, infrastructuur en handel. Wat tot slot de erkenning van de status van Kosovo betreft zou de onderhavige resolutie de duidelijke boodschap moeten bevatten dat zij niet de positie van alle EU-lidstaten weerspiegelt.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Vijf lidstaten van de EU, waaronder Frankrijk, hebben de onafhankelijkheid van Kosovo niet erkend. Het is dan ook onverdedigbaar dat er vandaag een verslag voorligt waarin de opneming van Kosovo in de EU wordt bepleit. Bovendien heb ik te veel respect voor de inwoners van deze provincie om van hen te verlangen dat ze, naast het dragen van de consequenties van de recente conflicten, ook nog eens de criteria van Kopenhagen gaan toepassen. Ik stem tegen deze onaanvaardbare en provocerende tekst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Regionale stabiliteit en opneming van de Westelijke Balkanlanden in de EU is altijd al een van de prioriteiten van de EU geweest. In dit moeilijke proces zijn er landen die de toenadering tot de EU sneller volbrengen dan andere. Dit is het geval voor Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro. Dit proces verloopt voor Kosovo om verschillende redenen langzamer en zijn burgers mogen nog niet zonder visum naar EU-landen reizen. Aan deze situatie moet dringend een einde komen en die inspanning hangt geheel en uitsluitend van Kosovo af, dat daartoe de noodzakelijke hervormingen moet doorvoeren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb gestemd tegen deze resolutie over Kosovo omdat de vijf lidstaten die de eenzijdige onafhankelijkheid Kosovo nog niet erkend hebben, erin aangespoord worden om dat wel te doen. De fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links is altijd tegen de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo geweest omdat het een handeling is die in strijd is met het internationaal recht. We blijven ons echter wel inzetten om de dialoog te doen hervatten op een manier die bevredigend is voor beide partijen, op basis van resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad en met inachtneming van het internationaal recht, want dat is de enige manier om vrede en stabiliteit te bereiken in die regio.
Francisco José Millán Mon en José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE ), schriftelijk. − (ES) Namens de Spaanse delegatie in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) zouden wij willen toelichten dat de redenering achter onze stem met betrekking tot de resolutie over het Europees integratieproces van Kosovo is dat deze resolutie Kosovo behandelt alsof het een onafhankelijke staat in een volkomen normale situatie is. Daarbij wordt geen rekening gehouden met het feit dat de status van deze regio binnen de internationale gemeenschap nog steeds zeer omstreden is − we zijn trouwens nog in afwachting van een advies van het Internationaal Gerechtshof − en dat Kosovo nog niet erkend is door vijf lidstaten van de Europese Unie, waaronder Spanje.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het Europees Parlement heeft vandaag het duidelijke signaal gegeven dat de toekomst van een onafhankelijk Kosovo gelegen is in opneming in de EU. Het is een signaal van bemoediging, niet alleen voor de regering maar ook voor de burgers van Kosovo. Daarnaast is het ook een duidelijk verzoek aan de vijf lidstaten van de EU die Kosovo nog niet als staat hebben erkend, om dit alsnog onverwijld te doen, teneinde de effectiviteit van onze steun te vergroten. Een duidelijke meerderheid van de afgevaardigden in dit Parlement heeft een vervolgdiscussie over de status van Kosovo van de hand gewezen, omdat het Internationale Gerechtshof hieromtrent in juli een uitspraak zal doen. Met deze ontwerpresolutie heeft het Parlement zijn voorkeur uitgesproken voor een zo snel mogelijke aanvang van de onderhandelingen over visumliberalisering. Wij mogen de burgers van Kosovo niet langer de vrijheid van verkeer onthouden, een recht dat de EU waarschijnlijk tegen het eind van dit jaar al aan de andere landen in de regio zal hebben verleend. In mijn ontwerpresolutie wordt opgeroepen om deze dringend noodzakelijke maatregelen snel te nemen en de Kosovaren zowel uit hun regionale als internationale isolement te bevrijden.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen de resolutie gestemd omdat zij tegen de toetreding van Albanië tot de EU is, en wel om dezelfde redenen als waarom zij zich heeft verzet tegen de toetreding en voortzetting van het lidmaatschap van Griekenland van deze imperialistische en interstatelijke unie. Bij deze toetreding is met name het EU- en Albanees kapitaal gebaat, vooral als het gaat om energie, grondstoffen en transport. Toetreding is ook goed voor de agressieve imperialistische plannen van de EU en de NAVO, maar nadelig voor de werknemers, de arme boeren en de kleine en middelgrote ondernemingen.
De resolutie vraagt om een vastberaden bevordering van het pakket van kapitalistische herstructureringen dat in samenwerking met de EU wordt opgelegd door het minachtende en volksvijandige politieke bestel van de bourgeois partijen van dit land. Deze aanval op het gewone volk, die in de jaren negentig uitmondde in volksopstanden, leidt tot privatiseringen, enorme werkloosheid, migratie, leegloop van het platteland, toenemende uitbuiting, criminaliteit en corruptie. Met de resolutie wordt een poging ondernomen tot een ongekende openlijke inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van het land en in de politieke conflicten en wordt aangedrongen op antidemocratische regelingen voor de werking van de politieke partijen en het parlement. Dit op toetreding gerichte beleid van de EU en de bourgeois krachten in Albanië verergeren de ontwikkelingsproblemen van het land, tast de positie van arbeiders aan, leidt tot een steeds grotere braindrain en tot immigratiestromen en gaat gepaard met grote risico’s voor de veiligheid in de regio.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Met mijn stem vóór deze ontwerpresolutie over het proces van toetreding van Albanië tot de EU heb ik mij achter de twee voornaamste ideeën ervan willen scharen. Enerzijds steun ik het idee dat dit land op lange termijn moet toetreden, omdat toetreding gerechtvaardigd is wegens de grote inspanningen die zijn geleverd en de grote vooruitgang die is geboekt. Er zijn immers goede maatregelen getroffen ter bestrijding van de corruptie en ter versterking van de democratie in Albanië. Anderzijds moet er nog veel gedaan worden om de democratie te consolideren of ook om duurzame ontwikkeling van het land te bevorderen. De politieke crisis in Albanië na de parlementsverkiezingen van juni 2009 heeft ons vóór alles geleerd dat het land nog met ernstige problemen te kampen heeft. Daarom heeft het onze volledige steun nodig.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Dit verslag is het levende bewijs van wat de europropaganda vermag als zij niet wil leren van de fouten uit het verleden. Het verslag van de heer Chountis maakt zonder meer duidelijk met welke binnenlandse problemen Albanië kampt, maar tegelijkertijd lijkt het ons bijna te willen zeggen dat we wel verplicht zijn de Balkanlanden in de Unie op te nemen, alsof dat in de sterren geschreven staat en niemand zich daartegen kan verzetten. Ik ben het daar helemaal niet mee eens: Albanië heeft op dit moment overduidelijke problemen met haar binnenlandse politieke stabiliteit en de corruptie in het land is wijd verbreid. Als Albanië zou toetreden, zouden er nog meer problemen komen, naast die welke de Unie sowieso al heeft gehad en ook nu nog heeft als gevolg van de omvangrijke uitbreiding waarmee het aantal lidstaten bijna is verdubbeld. Afgezien van de honger naar macht en het centralisme waaraan de communautaire bureaucraten lijden, is er geen enkele reden om te volharden in de toetreding van Albanië tot de EU. Gelet op de huidige binnenlandse situatie in deze Balkanrepubliek zie ik niet in welke bijdrage haar toetreding aan de Europese integratie zou kunnen leveren.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik vind dat Albanië moet doorgaan op de ingeslagen weg naar toetreding tot de EU. De Unie moet haar uitbreidingsstrategie stapsgewijs en vastberaden voortzetten. Ze moet blijven functioneren als een drijvende kracht achter belangrijke hervormingen in de landen die kandidaat of potentiële kandidaat zijn voor lidmaatschap van de EU. We weten echter allemaal dat de weg naar lidmaatschap van de Unie niet over rozen gaat. De eisen voor toetreding zijn duidelijk en bekend, maar het is niet altijd eenvoudig eraan te voldoen. In het geval van Albanië is er nog een lange weg te gaan, zoals ook blijkt uit dit verslag. Om te beginnen moet het land voldoen aan de criteria van Kopenhagen, onder meer wat betreft stabiele democratische instellingen. In dat kader wil ik wijzen op en steun verlenen aan de inspanningen die premier Sali Berisha onderneemt om een uitweg te vinden uit de huidige politieke crisis, maar tegelijkertijd het onwaardige gedrag van de socialistische oppositie bekritiseren. De snelheid waarmee elk land voortgang boekt op weg naar toetreding tot de EU wordt daarom door de kandidaat of potentiële kandidaat zelf bepaald. Ik hoop dat Albanië vastberaden en zonder aarzelingen zal voortgaan op deze weg naar de Unie.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. – (GA) Hoewel ik voor dit verslag heb gestemd, moeten de Albanezen naar mijn mening zelf uitmaken of ze wel of niet bij de EU willen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Albanië vormt geen uitzondering op de regel als het gaat om de instabiliteit in de landen van de Westelijke Balkan. Het land maakt een crisis door die een bedreiging vormt voor de tot nu toe doorgevoerde hervormingen, die met name gericht waren op meer toenadering tot de Europese Unie. Hoewel de tijden van de dictatuur van Enver Hoxha lang voorbij zijn, moet onderkend worden dat Albanië weinig garanties biedt dat het kan doorgaan op de ingeslagen weg en het ontwikkelingsniveau en de eerbiediging van de rechtsstaat en de individuele vrijheden kan brengen op een niveau dat aanvaardbaar is gemeten aan Europese normen. De aansluiting bij de NAVO was een belangrijke stap, maar er is meer nodig om te zorgen dat de EU Albanië als een sterke kandidaat voor toetreding kan zien.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In de resolutie wordt weliswaar erkend dat Albanië vooruitgang heeft geboekt in het hervormingsproces, maar ook onderstreept dat er verdere, aanzienlijke inspanningen nodig zijn om de democratie en de rechtsstaat te consolideren en een duurzame ontwikkeling van het land te bewerkstelligen. Ik ben van mening dat het perspectief van toetreding tot de EU een stimulans vormt voor hervormingen in de landen van de Westelijke Balkan en een constructieve rol kan spelen bij het vergroten van de capaciteit voor vrede, stabiliteit en conflictpreventie in de regio, het verbeteren van de nabuurschapsbetrekkingen en het lenigen van economische en sociale behoeften via duurzame ontwikkeling. De voortgang van elk land in de richting van EU-lidmaatschap hangt af van de inspanningen van het land zelf om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en aan de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Uit genegenheid voor de Albanezen stem ik tegen deze tekst. Hoe kunnen we van hen verlangen dat ze toetreden tot een Europese Unie die niets anders doet dan de belangen van haar financiële elite najagen? Uitbreiding is geen optie zolang de EU pleit voor onderlinge wedijver tussen de volkeren en voor bescherming van de belangen van de bevoorrechten. Bovendien is gebleken dat het postcommunistische Albanië nauwelijks in staat is iets te doen tegen de georganiseerde misdaad, die buitengewoon actief is in het land. Ik stem tegen deze tekst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Regionale stabiliteit en toetreding tot de EU van de landen van de Westelijke Balkan is altijd al een van de prioriteiten van de EU geweest. Daarom is het perspectief van toetreding tot de EU een stimulans voor de landen van die regio om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om aan de toelatingscriteria te voldoen op grond waarvan zij volledig lid van de EU kunnen worden. Gewezen moet worden op de inspanningen van deze landen voor vrede, stabiliteit en conflictpreventie in de regio en voor het verbeteren van de nabuurschapsbetrekkingen. Albanië is al ver gevorderd in het integratieproces en heeft zelfs al geantwoord op de vragenlijst die de Commissie heeft opgesteld met het oog op de voorbereiding van haar advies over de aanvraag van Albanië om toetreding tot de EU.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór de ontwerpresolutie over Albanië gestemd omdat hierin de steun van het Parlement voor het Europees perspectief van Albanië wordt bevestigd zodra het land een adequaat niveau van politieke stabiliteit en betrouwbaarheid heeft bereikt en aan de criteria van Kopenhagen voldoet. In de ontwerpresolutie wordt onderkend dat er vooruitgang is geboekt in het hervormingsproces. Tegelijkertijd wordt echter benadrukt dat er nog meer substantiële inspanningen noodzakelijk zijn om de democratie en de rechtsstaat te consolideren en duurzame ontwikkeling van het land te bewerkstelligen. In de ontwerpresolutie wordt de aanneming van het voorstel inzake visumliberalisering toegejuicht. Daarnaast wordt opgeroepen om uiterlijk eind 2010 visumvrijstelling voor Albanese burgers in te voeren. Tevens wordt het belang benadrukt van scheiding der machten en eerbiediging van een onafhankelijke rechterlijke macht, en verzocht om met name op dit punt in de toekomst vooruitgang te boeken. Tot de meest zorgwekkende problemen in het land behoren corruptie, georganiseerde criminaliteit en mensenhandel. Ook met betrekking tot deze aspecten wordt in de ontwerpresolutie een duidelijk standpunt ingenomen. In het verslag wordt bovendien aandacht besteed aan de rechten van minderheden, de Roma, aan vakbondsrechten en de sociale situatie, aan vrouwenrechten en de raadpleging van de maatschappelijke organisaties door de overheid over ontwerpwetgeving en de in gang gezette hervormingen. In het verslag wordt tot slot opgeroepen om de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, openbaar vervoer en milieuwetgeving aan te moedigen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik ben verheugd dat deze ontwerpresolutie is aangenomen met name omdat: de vooruitgang wordt onderkend die met betrekking tot het rechtsstelsel is geboekt, maar tegelijkertijd wordt onderstreept dat de uitvoering van de hervormingen zich nog in een vroege fase bevindt; het standpunt wordt ingenomen dat justitiële hervormingen, inclusief de handhaving van gerechtelijke beslissingen, een essentiële voorwaarde vormen voor de toetreding van Albanië tot de EU en het belang wordt benadrukt van een scheiding der machten in een democratische samenleving; wordt onderstreept dat een transparant, onpartijdig en efficiënt rechtswezen dat onafhankelijk is van alle politieke en andere druk of controle, fundamenteel is voor een rechtsstaat en er een dringende oproep wordt gedaan om een alomvattende langetermijnstrategie op dit gebied vast te stellen, inclusief een routekaart voor het aannemen van de benodigde wetgeving en uitvoeringsmaatregelen; de oppositie wordt opgeroepen om deel te nemen aan de formulering van die strategie en haar volledige steun te verlenen aan de justitiële hervorming; bovendien wordt benadrukt dat de rechterlijke macht de beschikking dient te krijgen over voldoende financiële middelen om in het gehele land effectief te kunnen functioneren; wordt uitgezien naar nieuwe bijstandsinitiatieven van de Commissie en in dit verband de recente instelling van een rechtbank voor zware misdrijven in Tirana wordt toegejuicht.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Ik heb voor de resolutie gestemd aangezien er een aantal terechte oproepen tot verbeteringen in Albanië in zijn opgenomen. Echter, mijn ’ja’ moet in geen geval worden beschouwd als een directe of indirecte oproep aan de Albanese bevolking om toe te treden tot de EU. Het is volledig aan de Albanese bevolking zelf om daarover te beslissen.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Ik heb weliswaar mijn steun aan het onderhavige verslag gegeven maar ik blijf er vast van overtuigd dat de Albanese burgers zelf dienen te beslissen of zij wel of niet tot de EU willen toetreden.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (LT) Zowel Albanië als Kosovo heeft vooruitgang geboekt bij het doorvoeren van de democratische hervormingen die nodig zijn om de rechtsstaat te versterken en duurzame ontwikkeling van het land te verzekeren. We moeten echter volharden in onze doelstellingen voor met name de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, de administratieve capaciteit van staatsinstellingen versterken en de rechtsstaat verzekeren. De politieke spanning die in Albanië is ontstaan over de uitslag van de parlementsverkiezingen en die nu al een jaar lang duurt, belemmert het land in zijn pogingen om lid van de EU te worden. De Albanese regerings- en oppositiepartijen moeten een constructieve dialoog gaan voeren om tot overeenstemming te komen over de uitslag en over een kieswet die een nieuw en volledig transparant verkiezingsproces kan waarborgen. Ik heb voor de resoluties gestemd omdat de lidstaten hierin ook worden opgeroepen te streven naar nieuwe vormen van interactie met deze Balkanlanden. Een van deze maatregelen is het bevorderen van intermenselijke contacten aan de hand van academische uitwisselingen tussen leerlingen, studenten en wetenschappers.
Ernst Strasser (PPE), schriftelijk. – (DE) Met betrekking tot het thema “visumliberalisering” in de onderhavige ontwerpresolutie dient het volgende opgemerkt te worden: visumvrijstellingen voor de landen van de Westelijke Balkan dienen in principe ondersteund te worden op voorwaarde dat er volledig aan alle vastgelegde verplichtingen is voldaan.
Ontwerpresolutie: Situatie in Kirgizië (B7-0419/2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd vóór de gezamenlijke ontwerpresolutie die door verschillende fracties is opgesteld. In deze resolutie wordt gesteld dat er een bedrag moet worden vrijgemaakt dat beter bij de noden aansluit dan het bedrag dat al aan Kirgizië is uitbetaald, vooral als reactie op de dringende oproep van de Verenigde Naties, die ernaar streven 71 miljoen dollar voor noodhulp op te halen. Verder denk ik dat dit land niet alleen noodhulp moet worden gegeven, maar ook de middelen moet worden verstrekt die nodig zijn om de situatie te stabiliseren en te voorkomen dat gebeurtenissen als deze zich herhalen. Er moeten dan ook instrumenten ter beschikking worden gesteld voor een begeleide terugkeer naar veiligheid in Kirgizië.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel er op het politieke vlak enige successen geboekt zijn, wordt Kirgizië nog steeds zwaar geteisterd door instabiliteit en conflict, en niets wijst erop dat de situatie zich binnenkort zal stabiliseren. Dit land, dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie onafhankelijk geworden is, heeft laten zien niet in staat te zijn betere normen voor mensenrechten en voor de eerbiediging van de individuele vrijheden uit te vaardigen.
Ik denk dat de Europese Unie een stabiliserende en bemiddelende rol kan spelen en dat ze, in wat feitelijk een postconflictsituatie is, een actieve bijdrage moet leveren aan de moeilijke taak van pacificatie en democratisering van een land dat Rusland en China als buren heeft.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze resolutie komt diepe bezorgdheid tot uiting over de tragische, gewelddadige confrontaties in het zuiden van Kirgizië en wordt medeleven betuigd aan de families van alle slachtoffers. Ik onderschrijf het verzoek om alles in het werk te stellen om de situatie te normaliseren en de voorwaarden te creëren die nodig zijn om vluchtelingen en binnenlandse ontheemden in staat te stellen vrijwillig, veilig en onder waardige omstandigheden naar huis terug te keren. Verder wordt de Commissie verzocht om in samenwerking met internationale organisaties de humanitaire hulp op te voeren en een begin te maken met korte- en middellangetermijnprogramma's voor de wederopbouw van vernielde huizen en de vervanging van verloren activa, alsmede rehabilitatieprojecten uit te voeren in samenwerking met de Kirgizische autoriteiten en andere donoren teneinde gunstige omstandigheden voor de terugkeer van vluchtelingen en binnenlandse ontheemden te creëren.
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, op 11 juni van dit jaar hebben ongeregeldheden en confrontaties plaatsgevonden in de steden Osh en Jalal-Abad in het zuiden van Kirgizië. Deze hebben het leven gekost aan ongeveer 300 mensen en er zijn meer dan 2 000 gewonden gevallen. Ik vind dat het Europees Parlement, als hoeder van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, op dergelijke gebeurtenissen vastberaden moet reageren om destabilisering zoals die nu plaatsvindt in Kirgizië te voorkomen. Ik geef daarom uiting aan mijn solidariteit en mijn steun voor de Kirgizische natie door voor deze resolutie te stemmen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik kijk met grote zorg naar de gewelddadige confrontaties die onlangs hebben plaatsgehad in Osh en Jalal-Abad, in het zuiden van Kirgizië. Daarom moeten wij ons, mede gelet op de verbintenissen die de EU ten aanzien van deze regio is aangegaan middels vooral haar strategie voor Centraal-Azië, sterk engageren voor hulp aan Kirgizië. De situatie is zeer ernstig en daarom moet de humanitaire hulp van de EU aan iedereen die door deze ernstige confrontaties getroffen is, aanzienlijk opgevoerd worden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik ben verheugd dat deze ontwerpresolutie is aangenomen, met name omdat: er een oproep wordt gedaan om niet alleen de humanitaire hulp van de EU aan de door het recente geweld in Zuid-Kirgizië getroffen mensen aanzienlijk te verhogen maar ook het stabiliteitsinstrument op grootschalige wijze in te zetten; onze overtuiging wordt benadrukt dat er ook op langere termijn een nieuwe vorm van Europees engagement in Zuid-Kirgizië noodzakelijk zal zijn; de oproep van het Parlement aan de Commissie wordt herhaald om voorstellen voor te bereiden voor de herschikking van de middelen van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking teneinde ervoor te zorgen dat de EU op zowel korte als middellange termijn op de nieuwe situatie in Kirgizië kan reageren, en er wederom op wordt aangedrongen om menselijke veiligheid centraal te stellen in het EU-beleid ten aanzien van Centraal-Azië.
Ontwerpresolutie: Aids/hiv met het oog op de 18e internationale aidsconferentie (Wenen, 18-23 juli 2010) (RC-B7-0412/2010)
John Attard-Montalto, Louis Grech en Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. – (EN) De Maltese Labour-delegatie heeft de gezamenlijke ontwerpresolutie over de aanpak van de aids/hiv-strategie van de EU gesteund, met name omdat daarin een aantal fundamentele kwesties en prioriteiten aan de orde wordt gesteld met betrekking tot een mondiaal en tragisch probleem dat een grote invloed uitoefent op het leven van veel mensen, vooral van vrouwen en kinderen die in door armoede geteisterde gebieden leven, zoals subsahariaans Afrika waar 22,4 miljoen mensen leven met aids/hiv. Hoewel er in de ontwerpresolutie op het eerste gezicht geen directe verwijzing is opgenomen naar het stimuleren van abortussen, kan mijn delegatie eventuele abortusgedogende bepalingen niet ondersteunen.
Carlo Casini (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, eens te meer bevinden we ons in de betreurenswaardige situatie dat er in een debat over een reëel en ernstig vraagstuk (in dit geval de strijd tegen hiv) argumenten te berde worden gebracht die onrechtvaardige oplossingen ten aanzien van het recht op leven voorstellen en ons daardoor verhinderen vóór te stemmen. De woorden “seksuele en reproductieve gezondheid” zijn nu de methode geworden om de parlementen ervan te overtuigen abortus te promoten. We mogen ons niet om de tuin laten leiden.
Wij allen, en ik voorop, moeten de seksuele en reproductieve gezondheid promoten, maar als met deze woorden een heel andere, volkomen tegengestelde werkelijkheid wordt aangeduid (het doden van een menselijk wezen, dat wordt opgevat als het recht van de vrouw op vrijheid), dan moet het bedrog ontmaskerd worden. Abortus is in onze wereld een regelrechte tragedie en dat is het ook in ons Europa! Mijn stem tegen deze resolutie is niet bedoeld om een dam op te werpen tegen alle inspanningen in de strijd tegen aids, maar als protest tegen de methode en de inhoud zoals zojuist door mij beschreven.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd die is opgesteld met het oog op de 18e internationale aidsconferentie, omdat er meer gedaan moet worden voor het bestrijden van aids/hiv als een mondiale volksgezondheidsprioriteit en omdat bevorderd moet worden dat eenieder toegang tot gezondheidszorg krijgt en dat mensen met aids/hiv toegang tot onderwijs en werkgelegenheid krijgen. Het is van groot belang dat stigmatisering en discriminatie van mensen met aids/hiv bestreden worden en dat hun rechten gewaarborgd worden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De fracties zouden over een onderwerp als het onderhavige een brede consensus moeten proberen te bereiken en afzien van pogingen om dat onderwerp voor een ander, eigen agendapunt te gebruiken. Deze ontwerpresolutie is uitsluitend door de linkse en de extreemlinkse fracties ondertekend, en het is dus duidelijk dat elk idee om een consensus te bereiken is getorpedeerd. We zouden ons nu juist bezig moeten houden met deze mensen, hun ziekte, het door die ziekte veroorzaakte leed en de gevolgen van dat alles voor de maatschappij, vooral in de minst ontwikkelde landen. We moeten proberen betere manieren te vinden om deze gesel te bestrijden en de impact ervan te verminderen, juist omwille van deze mensen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze gesel - aids - vormt nog steeds overal ter wereld een ernstig humanitair probleem en noopt dus tot een wereldwijd en geïntegreerd optreden dat staten, instellingen en hele maatschappijen uit de verschillende regio’s en continenten mobiliseert. De met aids samenhangende sociale stigmatisering duurt voort en het feit dat de ziekte zich blijft verspreiden – met een hoog sterftecijfer en catastrofale gevolgen in nu juist de minst ontwikkelde landen en de landen met de slechtste humanitaire situatie – moet de EU-instellingen en de lidstaten wel bezorgd maken en aanzetten tot het beschikbaar stellen van voldoende middelen voor het formuleren van een brede en doeltreffende respons. We moeten het beleid voor preventie en adequate behandeling van de ziekte harmoniseren. Ik ben het er echter niet mee eens dat de bestrijding van aids gekoppeld wordt aan een gevoelig liggend onderwerp als abortus.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie volgt een brede, op recente gegevens gebaseerde benadering van het aids/hiv-probleem. Er wordt in dit verband een aantal essentiële kwesties geformuleerd, waar wij uiteraard steun aan geven. Daarbij gaat het onder meer om het idee dat toegang tot gezondheidszorg een universeel recht moet zijn en dat regeringen zich aan hun verplichtingen moeten houden door eenieder toegang tot volksgezondheidsdiensten te waarborgen; dat we moeten zorgen voor bevordering, bescherming en eerbiediging van de mensenrechten, inclusief de rechten op het gebied van seksualiteit en reproductieve gezondheid; dat de belangrijkste economische, juridische, sociale en technische hinderpalen alsmede onredelijke wetten en praktijken die een effectieve aanpak van hiv in de weg staan moeten worden weggenomen; dat er billijke en flexibele financieringsmogelijkheden moeten worden geboden voor onderzoek naar nieuwe preventieve technologieën, waaronder vaccins en microbiciden; dat de lidstaten en de Commissie moeten worden opgeroepen de zorgwekkende neergang in de financiering van de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en de rechten op dat vlak in de ontwikkelingslanden te keren.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb met volle overtuiging voor deze resolutie gestemd, waarin de lidstaten van de Europese Unie aan de vooravond van de komende internationale aidsconferentie in Wenen worden verzocht om nieuwe wetgeving vast te stellen en te zorgen voor toegang tot betaalbare en doeltreffende hiv-geneesmiddelen, om bewustmakingscampagnes in de ontwikkelingslanden verder te bevorderen, om meer geld beschikbaar te stellen voor onderzoek naar nieuwe vaccins en microbiciden en om discriminatie van patiënten te bestrijden. Wereldwijd zijn er ruim 33 miljoen mensen met aids, die slechts in zeer beperkte mate toegang hebben tot antiretrovirale behandelingen, en ik hoop dat deze aanbevelingen, bescheiden in aantal, komende week opgevolgd zullen worden bij de internationale conferentie.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Het leek mij noodzakelijk dat wij, afgevaardigden, vóór de komende internationale aidsconferentie in Wenen in juli een krachtig signaal zouden geven aan de regeringen. Ik heb dan ook voor deze resolutie gestemd, waarin de Commissie en de Raad worden verzocht meer te doen voor het bestrijden van hiv/aids en dit als een mondiale volksgezondheidsprioriteit te beschouwen, waarbij mensenrechten van centraal belang zijn voor hiv/aidspreventie, -behandeling en -ondersteuning.
Daar er op dit moment nog te weinig besmette mensen worden behandeld, moet er wetgeving komen die zorgt voor betaalbare en doeltreffende hiv-geneesmiddelen. Ik ben een resoluut tegenstander van bilaterale handelsakkoorden die, niettegenstaande een in WTO-verband ondertekende overeenkomsten, commerciële belangen voorrang blijven geven boven volksgezondheid. Zoals de resolutie onderstreept moet dan ook wetgeving worden bestreden waarmee hiv-transmissie wordt gecriminaliseerd en stigmatisering en discriminatie van de betrokkenen worden aangewakkerd.
Omdat tot slot de cijfers over het aandeel vrouwen en meisjes laten zien dat het huidige preventiebeleid faalt, is het voor mij een uitgemaakte zaak dat er eindelijk een realistische aanpak moet komen waarbij meer geld wordt uitgetrokken voor onderzoek naar nieuwe vaccins en microbiciden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Aids/hiv is nog steeds een van de belangrijkste doodsoorzaken in de wereld, waaraan in 2008 twee miljoen sterfgevallen toe te schrijven waren. Naar verwachting zal het ook in de komende decennia over de gehele wereld een belangrijke oorzaak van vroegtijdige sterfte blijven. Het aantal nieuwe besmettingen blijft sneller stijgen dan de toename van de behandelingscapaciteit. In 2009 heeft tweederde van de mensen niet de behandeling gekregen die zij nodig had, hetgeen betekent dat 10 miljoen getroffen mensen geen toegang hadden tot de nodige effectieve behandeling. Ik geloof daarom dat de EU al het mogelijke moet doen om meer investeringen in onderzoek, behandeling en voorlichting aan te moedigen, teneinde de situatie te verbeteren. Er zullen ook maatregelen moeten worden genomen om een einde te maken aan stigmatisering en discriminatie van hiv-dragers/aidspatiënten. Van belang is ook dat de EU bijzondere aandacht besteedt aan de problemen in subsahariaans Afrika, dat met 22,4 miljoen met aids/hiv besmette mensen nog steeds de zwaarst getroffen regio is.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb gestemd vóór de gezamenlijke ontwerpresolutie over hiv/aids die is ingediend door alle fracties in dit Parlement, omdat de resolutie de belangrijke elementen van dit probleem behandelt, zoals het feit dat alle burgers toegang moeten hebben tot openbare gezondheidszorg. In de resolutie wordt ook met aandrang aan de overheden gevraagd om hun verplichting na te komen en een openbare gezondheidszorg aan alle burgers beschikbaar te stellen. De resolutie beschermt eveneens de rechten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid van hiv-positieve personen. Ook wordt de noodzaak benadrukt van billijke en flexibele financieringsmogelijkheden voor onderzoek naar nieuwe preventieve technologieën, waaronder vaccins.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Aids/hiv is tot op heden nog steeds een wereldwijde plaag waarop nauwelijks greep is te krijgen. Met name ontwikkelingslanden hebben nog steeds een hoog percentage nieuwe besmettingsgevallen en dientengevolge ook een hoog aids/hiv-sterftecijfer. Ook in de Europese Unie worden echter steeds meer nieuwe besmettingsgevallen geregistreerd en het aantal niet gerapporteerde gevallen zou nog wel eens veel hoger kunnen liggen. De angst onder mensen om toe te geven dat ze aan de ziekte lijden en om met de bijbehorende stigmatisering verder te moeten leven, is altijd nog erg groot. Om de ziekte te stoppen, wordt ook in de EU veel onderzoek uitgevoerd. Omdat onderzoek op het gebied van aids/hiv essentieel is, heb ik de ontwerpresolutie gesteund.
Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. – (FR) Aan de vooravond van de komende internationale aidsconferentie, die van 18 tot en met 23 juli 2010 zal plaatsvinden in Wenen, sluit ik me aan bij de vandaag aangenomen resolutie, die een krachtig signaal laat uitgaan naar de nationale regeringen. Nieuwe wetgeving is immers geboden om te zorgen voor betaalbare en doeltreffende hiv-geneesmiddelen, met inbegrip van antiretrovirale en andere veilige en doeltreffende medicijnen. Ik wijs erop dat slechts 23 procent van de besmette mensen in Europa en Centraal-Azië een antiretrovirale behandeling ondergaat. Binnen de Europese Unie zijn het de Oostzeelanden die het meest behoefte hebben aan aidsbestrijdingsbeleid. Ik roep het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten aldus op om nadere informatie te vergaren over de situatie van mensen met hiv/aids en zich ervan te vergewissen dat deze mensen altijd hun recht kunnen doen gelden op een volwaardig leven op sociaal, seksueel en reproductief vlak.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik leg deze stemverklaring af omdat ik duidelijk wil maken dat ik weliswaar vóór het merendeel van de paragrafen heb gestemd maar mij bij paragraaf 17 van stemming heb onthouden. Ik heb dat gedaan uitsluitend en alleen omdat de Franse versie –in tegenstelling tot de Portugese versie – aangaf dat de verwijzing naar seksuele en reproductieve gezondheid ook begrepen kan worden als aanvaarding van abortus als middel ter bevordering van die seksuele en reproductieve gezondheid. Ik geloof in het recht op leven en kan dus niet met een goed geweten vóór stemmen. Ik wijs er met nadruk op dat de uitdrukking “seksuele en reproductieve gezondheid” niet gebruikt mag worden om parlementen ervan te overtuigen dat ze abortus behoren te bevorderen. Ik herhaal dat ik de bestrijding van de aids/hiv van ganser harte steun.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De gezamenlijke ontwerpresolutie is aangenomen met 400 stemmen vóór en 166 stemmen tegen, ondanks het feit dat de PPE-Fractie, zoals zij altijd doet, om een stemming in onderdelen heeft verzocht over de rechten op seksuele en reproductieve gezondheid. Hieruit blijkt dat ook de PPE-Fractie zelf verdeeld is over deze kwestie. Ik ben blij met het resultaat, met name omdat al onze overwegingen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid hierin zijn terug te vinden.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Hiv/aidsbesmettingen zijn een mondiaal verschijnsel en hebben niets te maken met zogenaamde risicogroepen of bepaalde gebieden. Vandaag de dag is het geen probleem van drugsverslaafden of homoseksuelen meer, maar een probleem van ons allemaal. Jongeren, hoog opgeleiden, blanken en werknemers van grote ondernemingen lopen het meeste risico.
Bijna de helft van de personen die met hiv leven, zijn vrouwen. Zij zijn veel ontvankelijker voor besmetting, omdat het virus veel makkelijker overgaat van de man op de vrouw dan andersom. Op de 18e internationale aidsconferentie die van 18 tot 23 juli 2010 in Wenen wordt gehouden, zal de noodzaak benadrukt worden van intensievere voorlichtingscampagnes gericht op vrouwen en jongeren. Vrouwen moeten algemeen en eenvoudig toegang hebben tot informatie over de gezondheidsaspecten van seks en reproductie en over medische dienstverlening. Gratis verstrekking van anti-hivmedicijnen aan zwangere vrouwen is noodzakelijk om te voorkomen dat de ziekte wordt overgedragen van moeder op kind. Educatieve programma’s voor scholen op het gebied van seksuele en reproductieve rechten zijn cruciaal voor hiv/aidspreventie.
De meest zichtbare gevolgen van het ontbreken van seksuele voorlichting op scholen zijn de besmettingen van jongeren met hiv en andere seksueel overdraagbare ziekten en de vroege, ongewenste zwangerschappen bij jonge vrouwen. Vanwege de omvang, het dodelijke gevaar en het hoog besmettingspercentage onder jongeren zou de hiv/aidsepidemie op zichzelf al voldoende reden moeten zijn om goede seksuele voorlichting op scholen in te voeren. Daarom heb ik voor de resolutie over hiv/aids in het kader van de 18e internationale aidsconferentie gestemd.
Charles Tannock (ECR), schriftelijk. – (EN) De ECR-Fractie is een fervent voorstander van mensenrechten voor iedereen, ongeacht ras, gender of seksuele geaardheid. Wij zijn een groot voorstander van het verbeteren van de behandeling, preventie en toegang tot gezondheidszorg voor iedereen en van het bevorderen van bewustmaking en educatie in de strijd tegen hiv en aids.
Wij zijn echter van mening dat reproductieve rechten, waartoe ook het recht op abortus behoort, een gewetenszaak voor individuele personen is. De voorstellen in de onderhavige ontwerpresolutie begeven zich echter te veel op het terrein van het soevereine recht van landen om een agenda op te stellen voor hun eigen gezondheidszorg en hun eigen abortusbeleid.
Dat zijn de redenen waarom de ECR-Fractie besloten heeft om zich bij deze ontwerpresolutie van stemming te onthouden.
Ontwerpresolutie: Inwerkingtreding van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) op 1 augustus 2010 en de rol van de EU (RC-B7-0413/2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Verdrag inzake clustermunitie beoogt een verbod op het gebruik, de productie, de opslag en de overbrenging van deze categorie wapens en voorziet in de opruiming en vernietiging ervan. Ik heb mijn steun gegeven aan de gezamenlijke ontwerpresolutie, waarin alle lidstaten worden opgeroepen dit verdrag te ratificeren om daarmee toetreding van de Unie tot dit verdrag mogelijk te maken. Het is dan ook van het allerhoogste belang de nodige maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat de landen die het verdrag nog niet hebben geratificeerd, alsnog hiertoe overgaan. Voor wat betreft de lidstaten die het verdrag al wel hebben ondertekend, is de inwerkingtreding een goede gelegenheid om de nodige stappen te zetten voor de tenuitvoerlegging van het verdrag, zoals het vernietigen van voorraden, het verrichten van opruimwerkzaamheden, het verlenen van slachtofferhulp, enzovoort.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb de resolutie over de inwerkingtreding van het Verdrag inzake clustermunitie en de rol van de EU medeondertekend en er vóór gestemd, niet alleen omdat het gaat om een kwestie van het allergrootste belang, maar ook omdat Griekenland helaas een van de landen is die het desbetreffende verdrag niet eens heeft ondertekend. Dit verdrag dient onmiddellijk door alle staten te worden toegepast. Een eigenschap van clustermunitie is dat er veel dodelijke slachtoffers vallen en zij voor burgers zeer gevaarlijk is, vooral bij inzet in de buurt van bewoonde gebieden. Ook na de beëindiging van een conflict kan deze munitie nog tragische gevolgen hebben, daar het gebruik van deze munitie onder burgers vele gewonden en doden tot gevolg heeft gehad omdat de niet-geëxplodeerde projectielen op de grond blijven liggen, waar ze vaak door kinderen en andere niets vermoedende en onschuldige slachtoffers worden gevonden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Alle landen die zich deelname aan een oorlog kunnen herinneren weten welke vernietigende schade clustermunitie teweegbrengt. Dit Parlement steunt de afschaffing van en een verbod op deze wapens, en dat is volkomen gerechtvaardigd. Ik vrees echter dat de bereidheid van politici en de ratificatie van het verdrag door een aantal staten niet zullen volstaan om het verlangde resultaat spoedig te verwezenlijken.
Dit is hoe dan ook een belangrijke stap in de goede richting. Op de Europese Unie en de lidstaten rust de plicht dit initiatief te steunen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie speelt een sleutelrol bij de verdediging van de vrede en de veiligheid, bij de eerbiediging van de vrijheid, het leven en de mensenrechten, en bij de levenskwaliteit van burgers. Daarom steun ik deze resolutie en dring ik erop aan dat de lidstaten snel gehoor geven aan de oproep om het Verdrag inzake clustermunitie “onverwijld” te ondertekenen en te ratificeren. Ik wijs erop dat clustermunitie een dodelijk werking heeft en een ernstig risico voor de burgerbevolking inhoudt, ook na afloop van het conflict. Helaas zijn vooral kinderen het slachtoffer van dit type explosief materiaal. Ik vind dat Europa zich moet inzetten om de proliferatie van wapens die op volstrekt willekeurige wijze slachtoffers maken te bestrijden. Ik hoop dat de lidstaten en instellingen van de EU bereid zijn om in dit opzicht op samenhangende en vastberaden wijze op te treden jegens derde landen.
Paweł Robert Kowal (ECR), schriftelijk. − (PL) Onze ontwerpresolutie is uitgebalanceerd. Zij prijst de lidstaten die het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) hebben ondertekend en geratificeerd, maar erkent tegelijkertijd dat sommige lidstaten dit verdrag vanwege hun ligging op dit moment nog niet kunnen ondertekenen. Onze tekst roept die landen (onder andere Polen) op om in het kader van een extra protocol bij het Conventionelewapensverdrag (CWV) stappen te zetten om te voldoen aan de eisen (zoals een aanzienlijke vermindering van het aantal niet-ontplofte resten en een kleiner verspreidingsgebied) waardoor het potentiële aantal burgerslachtoffers beperkt wordt. Deze route is gekozen door Polen, een aantal andere EU-lidstaten (zoals Finland, Letland, Estland, Roemenië en Slowakije) en de Verenigde Staten.
Sabine Lösing en Sabine Wils (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) Helaas bevatten de overwegingen van de gezamenlijke ontwerpresolutie een positieve verwijzing naar de Europese veiligheidsstrategie en naar het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, twee concepten die ikzelf en mijn fractie van de hand wijzen. Vanwege het uitermate grote belang van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) dat door 107 landen is goedgekeurd, hebben ik samen met de GUE/NGL-Fractie niettemin de gezamenlijke ontwerpresolutie ondertekend over de inwerkingtreding van het CCM en de rol van de EU, aangezien deze gezamenlijke ontwerpresolutie als een groot succes aangemerkt kan worden met het oog op een verbod op het gebruik van clustermunitie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De ondertekening van het Verdrag inzake clustermunitie door 20 lidstaten bewijst dat de EU zich wil inzetten tegen de proliferatie van wapens die in volstrekte willekeur slachtoffers maken. We mogen niet vergeten dat dit type wapen zonder enig onderscheid slachtoffers maakt en daarom de hoofdoorzaak is van de dood van duizenden burgers, kinderen en andere nietsvermoedende onschuldige personen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Helaas bevat de gezamenlijke resolutie positieve verwijzingen naar de Europese veiligheidsstrategie en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, die ik evenals mijn fractie verwerp. Echter, wegens het grote belang van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) dat door 107 landen is goedgekeurd, heb ik evenals mijn fractie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, steun gegeven aan deze gezamenlijke resolutie over de inwerkingtreding van het Verdrag en de rol van de EU. Ik vind dat de gezamenlijke resolutie beschouwd kan worden als een stap in de richting van een verbod op clusterbommen, en daarom heb ik voor gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Clustermunitie is een van de meest verraderlijke wapens omdat met name onschuldige mensen vaak door het gebruik ervan om het leven komen. Vooral kinderen lopen het gevaar om niet-geëxplodeerde munitie alsnog per ongeluk tot ontploffing te brengen, waardoor zij zwaar gewond kunnen raken. Het CCM (het Verdrag inzake clustermunitie) is inmiddels door twintig lidstaten ondertekend. Op grond van dit verdrag is het gebruik van deze wapens verboden en worden landen die dergelijke wapens in hun arsenaal hebben, opgeroepen om ze te vernietigen. Ik sluit mij bij de onderhavige ontwerpresolutie aan in zoverre het CCM de eerste stap in de juiste richting is om deze dodelijke wapens voorgoed te verbieden. Ik heb echter tegen de ontwerpresolutie gestemd omdat ik niet geloof dat het verdrag landen ertoe kan dwingen om clustermunitie te verbieden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Met een overweldigende meerderheid heeft het Europees Parlement een krachtig signaal gegeven tegen deze verraderlijke bedreiging van mensen in oorlogs- en crisisgebieden. Tot op de dag van vandaag ondervinden mensen de negatieve gevolgen van clustermunitie: daarbij gaat het vrijwel uitsluitend om burgers en met name om veel kinderen die de explosieven vaak aanzien voor ballen of ander speelgoed. Derhalve heeft het Europees Parlement het enige juiste standpunt ingenomen ten opzichte van dit nietsontziende en onmenselijke wapen: een verenigd “nee” tegen het gebruik clustermunitie, niet alleen in Europa, maar ook in de rest van de wereld. Het Europees Parlement verlangt dat alle lidstaten en kandidaat-lidstaten die het internationale verdrag inzake het verbod op clustermunitie nog niet hebben ondertekend of geratificeerd, dit zo snel mogelijk alsnog doen, bij voorkeur vóór het einde van dit jaar. Wij groenen zijn er in geslaagd om onze eis ingewilligd te krijgen dat de landen die nog niet met name genoemd zijn, alsnog met naam en toenaam genoemd worden zodat de maatschappelijke organisaties druk kunnen uitoefenen op gebieden waar dat het meest noodzakelijk blijkt. Estland, Finland, Griekenland, Letland, Polen, Roemenië, Slowakije en Turkije moeten dit verdrag nog onderteken en ratificeren. Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Hongarije, Italië, Litouwen, Nederland, Portugal en Zweden hebben het verdrag weliswaar ondertekend, maar dienen het nog steeds door hun nationale parlementen te laten ratificeren.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. – (EN) De ECR-Fractie is een groot voorstander van alle maatregelen om het lijden van militairen en burgers te minimaliseren en heeft dan ook steun gegeven aan deze ontwerpresolutie. Wij zijn echter van mening dat er niets ondernomen mag worden dat de operationele effectiviteit en veiligheid van onze strijdkrachten kan aantasten. Wij willen dan ook heel duidelijk stellen dat ‘clustermunitie’ zoals gedefinieerd in het Verdrag inzake clustermunitie geen munitie omvat met een zelfdestructieve of zelfdeactiverende werking: met andere woorden, munitie die gebruikt zal worden door de verantwoordelijke strijdkrachten van onze naties.
Persoonlijk distantieer ik mij van de formulering in paragraaf 10 waarin de hoge vertegenwoordiger wordt verzocht “alles in het werk te stellen om de toetreding van de Unie tot het CCM te bewerkstelligen”. Een van de vele vervelende gevolgen van het Verdrag van Lissabon is dat de EU nu zelf kan toetreden tot internationale verdragen. Dit hoort echter voorbehouden te zijn aan soevereine naties, niet aan een organisatie als de EU, hoewel duidelijk is dat er mensen zijn die trachten – en dat is zeer betreurenswaardig – om de EU om te vormen tot een soevereine staat.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is een van de belangrijkste beleidsvormen van de Europese Unie. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de hervorming van het GLB, net zoals elke nieuwe wetgeving op landbouwgebied, niet zonder toestemming van het Parlement worden goedgekeurd.
Landbouwers produceren goederen die de gehele maatschappij ten goede komen, maar zij zijn niet de enigen op wie het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrekking heeft, want er is immers een relatie tussen landbouw, milieu, biodiversiteit, klimaatverandering en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water en land. Ook is er een duidelijke relatie tussen landbouw en een deugdelijke sociaal-economische ontwikkeling van de uitgestrekte plattelandsgebieden van de EU. Bovendien leveren boeren het voedsel dat wij nodig hebben om te overleven.
Wij afgevaardigden leveren met deze eerste resolutie over de toekomst van het GLB een bijdrage aan het debat over hoe het GLB hervormd moet worden in combinatie met de nieuwe meerjarenbegroting die in 2013 van start gaat, en over hoe de fundamentele beginselen moeten worden bepaald op basis waarvan het proces van vorming van een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt ingezet. Met deze stem heeft het Parlement aangegeven hoe de nieuwe uitdagingen aangepakt kunnen worden. Deze uitdagingen zijn de strijd tegen klimaatverandering, voedselzekerheid, levensmiddelenkwaliteit, concurrentievermogen van de ondernemingen en het inkomen van de landbouwers.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag over de toekomst van het GLB na 2013 bevordert het EU- beleid dat verantwoordelijk is voor de ontworteling van arme landbouwers van middelgrote landbouwbedrijven en voor de ondersteuning van de grote kapitalistische landbouwproductie. Het GLB, de “check-up” van de GLB-hervorming en de besluiten van de WTO hebben dramatische gevolgen gehad voor arme landbouwers van middelgrote landbouwbedrijven. Vóór diens toetreding tot de EEG/EU exporteerde Griekenland zelf landbouwproducten, terwijl het land nu 2,5 miljard euro uitgeeft om producten te importeren die het zelf kan produceren. Jaarlijks gaan er in de landbouwsector twintig duizend arbeidsplaatsen verloren, de productie loopt terug. Het inkomen in de landbouwsector zakte tussen 2000 en 2008 met 20 procent terwijl 75 procent van de landbouwbedrijven een bruto jaarwinst heeft van 1 200 tot 9 600 euro.
Het verslag beschouwt de pijnlijke gevolgen voor de kleine en middelgrote landbouwbedrijven als een succes. De doelstelling van het verslag is om het GLB aan te passen aan de strategie van het monopoliekapitaal voor de landbouweconomie, zoals dit wordt omschreven in de EU 2020-strategie: “concurrerende landbouw”, ondernemingen als grootgrondbezitters binnen de landbouweconomie, die land en communautaire steun naar zich toe zullen trekken ten nadele van de arme landbouwers van middelgrote landbouwbedrijven, meedogenloze concurrentie om delen van de EU- en wereldmarkten te veroveren. In min of meer dezelfde richting beweegt zich ook het besluit van de Commissie om de communautaire subsidies/steun in de landbouwsector op te schorten of op te heffen voor de lidstaten die volgens het Stabiliteitspact niet voldoen aan de voorwaarden van begrotingsdiscipline.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Momenteel zijn er 13,6 miljoen EU-burgers rechtstreeks in de landbouw, bosbouw en visserij werkzaam, en nog eens vijf 5 mensen in de agro-levensmiddelenindustrie. Zij genereren meer dan 337 miljard euro in jaarlijkse productie op EU-niveau.
Overwegende dat de EU haar burgers voedselzekerheid moet verschaffen en gezien de langetermijnontwikkeling van de landbouwsectoren, moet de landbouw grote veranderingen ondergaan om de productiviteit te behouden, en wel op een moment waarop de sector zich ook moet aanpassen aan steeds strengere milieueisen.
Het beleid om het gebruik van grond voor landbouwdoeleinden te reduceren, teneinde klimaatverandering te bestrijden, zal een beperking opleggen aan de omvang van het landbouwareaal en aanvullende voorwaarden inhouden voor de landbouwproductie, om het effect op milieu en klimaat te verminderen. Daarnaast zal het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU moeten worden aangepast aan het nieuwe economische en sociale klimaat op lokaal en regionaal niveau, waarbij rekening moet worden gehouden met de stijgende energiekosten.
Dit verslag geeft de kernproblemen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die vanaf 2013 moeten worden aangepakt goed weer. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het verslag-Lyon beoogt de toekomst van het GLB na 2013 zeker te stellen en te verbeteren, en daarbij rekening te houden met de economische crisis en de ernstige financiële problemen die zich stellen voor de lidstaten, de belastingbetalers, de landbouwers en de consumenten. De Europese Unie zal een oplossing moeten vinden voor de toenemende bevolkingsdruk en de groeiende vraag in de interne markt. Maar zoals in dit verslag – waar ik overigens vóór heb gestemd – wordt aangegeven, is deze oplossing niet simpelweg gelegen in de verhoging van de productie. De uitdaging voor het GLB en voor onze landbouwers zal immers zijn om meer voedingsmiddelen te produceren met minder land, minder water en minder energie. Er zijn meerdere amendementen ingediend in de plenaire vergadering. Ik heb onder meer voor amendement 1 gestemd, waarin het accent wordt gelegd op de hoge voedingswaarde van landbouwproducten. Wel heb ik tegen amendement 2 gestemd, waarin wordt opgeroepen tot afschaffing van de tweepijlerstructuur van het GLB.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vindt plaats tegen een achtergrond van een economische crisis en ernstige financiële problemen voor lidstaten, belastingbetalers, boeren en consumenten. Het nieuwe GLB moet worden aangepast aan een veranderende Europese en mondiale situatie en vele uitdagingen het hoofd bieden. De Europese landbouw moet de voedselzekerheid voor de eigen consumenten verzekeren en de gestaag groeiende wereldbevolking helpen voeden. Dit zal zeer lastig zijn, omdat de energiecrisis, de stijgende energiekosten en de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen een beperking opleggen aan productieverhoging. Daarnaast is door de impact van de klimaatverandering de optie om uitgestrekte gebieden in cultuur te brengen uitgesloten en als gevolg daarvan moeten de EU en de mondiale landbouw meer voedsel met minder land, minder water en minder energie produceren. Ik vind dat het uitgangspunt van het GLB nog steeds moet zijn ervoor te zorgen dat de Europese landbouw kan concurreren met gesubsidieerde handelspartners zoals de VS, Japan, Zwitserland of Noorwegen, door de Europese boeren eerlijke handelsvoorwaarden te bieden. Ook moet het GLB het landbouwbedrijf overal in Europa blijven steunen, zodat lokale voedselproductie en een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling mogelijk zijn.
Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk. − Het initiatiefverslag van collega Lyon is een belangrijk verslag. De Europese Commissie weet nu wat de positie van het Europees Parlement is ten aanzien van dit dossier en zal daar bij het doen van nieuwe voorstellen terdege rekening mee hebben te houden. Wat mijn partij betreft is er ook na 2013 een GLB. De landbouw is van belang voor de burger. Voedselzekerheid, landschap, milieu, dierenwelzijn, klimaat, enz. zijn waarden waar de landbouw in grote mate aan bijdraagt. Bij een stevig beleid horen voldoende financiële middelen. Er zijn reeds genoemde (nieuwe) uitdagingen. De Unie telt meer lidstaten. Ik ben het daarom eens met het verslag dat vraagt om een vergelijkbaar bedrag voor landbouw in de begroting na 2013. Hervormingen zijn evenwel nodig. In de eerste plaats moet het eenvoudiger, met minder administratieve rompslomp. Ook zal er een omslag gemaakt moeten worden van een model waarbij niet alle boeren ondersteuning kregen, naar een model waarbij de toeslag gebaseerd is op areaal. Van groot belang is een zorgvuldige overgangstermijn.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Nu de programmeringsperiode 2007-2013 verstreken is, moet het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid een oplossing vinden voor een buitengewoon belangrijke uitdaging voor onze boeren: zorgen voor ten minste dezelfde financiële middelen als in het verleden en deze gelijkelijk verdelen over de oude en nieuwe lidstaten. Uitgangspunt bij die verdeling moet niet alleen het aantal hectaren zijn, maar er moeten ook andere objectieve criteria worden toegepast. Ik heb voor het verslag-Lyon gestemd omdat ik het volledig eens ben met zijn streven naar regionalisering en behoud van gekoppelde steun ten gunste van kwetsbare landbouwgebieden en -sectoren. Verder geloof ik in het belang van het beleid tot bevordering van geografische aanduidingen, in vereenvoudiging, naleving van de communautaire normen bij invoer uit derde landen en de versterking van de positie van de verschillende partijen in de voedselketen.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag kent het gemeenschappelijk landbouwbeleid een strategische rol toe bij het streven naar voedselzekerheid en duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling van groene technologieën voor de landbouw zal een doorslaggevende bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-Strategie. In dit verslag geeft het Europees Parlement aan wat zijn standpunt is met betrekking tot de hervorming en financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. Het verslag legt verder een verband tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de bestrijding van klimaatverandering.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) Het verslag in zijn geheel: "Wij Deense sociaaldemocraten hebben besloten om tegen het verslag over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 te stemmen, aangezien we van mening zijn dat het verslag in feite niet de wens uitdrukt om een dringend noodzakelijke hervorming uit te voeren. We hadden graag gezien dat de EU het voortouw had genomen en uiterlijk in 2013 een einde had gemaakt aan alle betalingen van exportsubsidies, ongeacht het optreden van andere WTO-handelspartners. Dit is niet in het verslag terechtgekomen. We hadden graag gezien dat er voor de uitbetaling van steun hogere milieu-, klimaat- en duurzaamheidsvereisten zouden worden vastgesteld dan de onambitieuze vereisten die op dit moment gelden. Dit is niet in het verslag terechtgekomen. Daarnaast hadden we graag gezien dat het deel van de EU-begroting dat voor landbouwsubsidies wordt gebruikt sterk teruggebracht zou worden. Ook dit is niet in het verslag terechtgekomen. Om deze redenen kunnen wij Deense sociaaldemocraten het definitieve verslag over de landbouwsteun van de EU na 2013 niet steunen."
Amendement 3: "Wij Deense sociaaldemocraten zijn van mening dat de EU-steun uit het Europese landbouwbeleid moet worden verwijderd. Vrije en eerlijke handel moet het leidende beginsel zijn voor een landbouwgebied dat op duurzaamheid gebaseerd is. We hebben tegen dit amendement gestemd omdat we van mening zijn dat het inherent tegenstrijdig is. Het roept immers op tot het geven van EU-steun zonder de vrije en eerlijke handel te verstoren. Echter, het verstoren van de vrije en eerlijke handel is precies wat de steunregelingen van de EU op dit moment doen."
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb beslist 'ja' gezegd tegen het behoud van een gelijke verdeling van de betalingen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 over boeren uit de nieuwe en boeren uit de oude lidstaten. Dit zou helpen een einde te maken aan de oneerlijke situatie ten opzichte van de staten die recent zijn toegetreden, waaronder Roemenië.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij zijn op een kruispunt beland bij de vraag welke kant het op moet gaan met de toekomstige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit is een kwestie die uiteraard de Europeanen aangaat, maar ook de mensen in de rest van de wereld. Daarom moet deze hervorming een zaak zijn van de landbouwers en de consumenten, en niet van de deskundigen. In het kader van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten de algemene doelstellingen tegen het licht worden gehouden. De Europeanen hebben nieuwe verwachtingen op voedselgebied. Ze willen een milieuvriendelijke landbouw die hoge normen met betrekking tot kwaliteit, traceerbaarheid, voedselveiligheid en de koolstofvoetafdruk hanteert. Dit nieuwe beleid zal ook moeten passen binnen het mondiale kader, en daarbij stelt zich één grote uitdaging: voorzien in een dubbel zo grote vraag naar voedsel in 2050 tegen een achtergrond van waterschaarste, minder landbouwgrond en een nieuwe energiesituatie tengevolge van de strijd tegen klimaatverandering. De mondiale ordening van de landbouwmarkten moet op de schop op basis van de twee belangrijkste uitgangspunten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: het waarborgen van voedselzekerheid en het veiligstellen van de vitale structuur van de boeren en hun gezinnen, zowel bij ons als in de armste landen.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, maar wil hierbij benadrukken dat die steun in de toekomst afhankelijk zal zijn van de vraag of de Commissie met een aantal doelstelling rekening gaat houden en actie onderneemt om de verwezenlijking ervan te waarborgen:
1. Wij hebben behoefte aan een GLB-begroting die in staat is om onze landbouwers van een levensvatbaar en zeker inkomen te voorzien, terwijl tegelijkertijd de voedselzekerheid van de consumenten gegarandeerd wordt.
2. Wij moeten blijven vasthouden aan de pijler-1-betalingen, wat betekent dat wij landbouwers belonen voor hun werkzaamheden en het bestaan van de sector veilig stellen middels rechtstreekse betalingen.
3. Wij moeten duidelijk definiëren wat er bedoeld wordt met een eerlijke verdeling van de GLB-middelen en kijken naar productiekosten. Door areaalvergoedingen in te voeren, waardoor Noord-Ierland bijvoorbeeld minder geld zou ontvangen dan thans het geval is, richten wij een sector te gronde die zich toch al op de rand van de afgrond bevindt. Regionale variatie is dan ook van essentieel belang.
4. Wij moeten marktmaatregelen in stand houden om de prijsvolatiliteit te controleren en de rentabiliteit te waarborgen.
Leonidas Donskis (ALDE), schriftelijk. – (LT) De resolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorziet in een ambitieuze en doelgerichte hervorming. Zij heeft mijn steun en die van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. Het belangrijkste punt is de erkenning dat de boeren van de nieuwe lidstaten onrecht is aangedaan. Deze resolutie roept ons op aan de verwachtingen van de twaalf nieuwe lidstaten te voldoen die na 2004 zijn toegetreden en ze eerlijk te behandelen bij het uitdelen van het geld van de Europese Unie. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Europees Parlement op dit gebied toegenomen en daarom hoop ik dat de Raad niet terugvalt op ongelijke rechtstreekse betalingen aan boeren van oude en lidstaten en niet akkoord gaat met aanvullende algemene financiering in welke vorm dan ook, omdat dit schade kan toebrengen aan de eerlijke concurrentie binnen de interne EU-markt. Het nieuwe GLB moet ervoor zorgen dat boeren over efficiënte en gerichte steun beschikken, die de gehele samenleving en de consumenten in het bijzonder ten goede komt. De resolutie spreekt over voedselzekerheid en het aanbod van producten van hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs. Als liberaal kan ik de huidige GLB-begroting alleen rechtvaardigen als het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid toegevoegde waarde heeft en de markt niet verstoort, als het de EU concurrentiekrachtiger maakt ten opzichte van zijn handelspartners, werkgelegenheid creëert en een evenwichtige ontwikkeling van de landbouw en het platteland garandeert, met behoud van milieu en landschap. De hervormingen die door het Europees Parlement zijn voorgesteld, vormen een positieve stap die ik en de familie van Europese liberalen toejuich en graag tegemoet zie.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 gestemd, omdat we dit beleid moeten versterken. Zo moeten we er ook voor zorgen dat er een begroting beschikbaar komt die volstaat om een antwoord te formuleren op de uitdagingen waarmee de Europese landbouw nu geconfronteerd wordt, zoals klimaatverandering, voedselveiligheid en -kwaliteit, en het concurrentievermogen van deze sector.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb tegen amendement 69 op dit voorstel gestemd omdat het de algemene structuur van het GLB ondermijnt en de belangen van de Portugese landbouw schaadt. Er wordt immers voorgesteld de financiering van structurele maatregelen te schrappen, zonder enige garantie dat hiervoor compensatie wordt geboden via de veranderingen in het kader van de tweede pijler. Bovenvermeld voorstel zou bovendien procedurele moeilijkheden veroorzaken bij de verdeling van EU-fondsen over landbouwers, en het is nu juist de bedoeling het bestaande systeem te vereenvoudigen en niet nóg gecompliceerder te maken. Ik wil er in dit verband op wijzen dat de Portugese staat honderden miljoenen euro´s uit de eerste pijler heeft verspild. Nu de tweede pijler wordt opgeheven en een aantal maatregelen uit die tweede pijler naar de eerste worden overgebracht, zullen veel maatregelen waarvoor nu steun beschikbaar is niet langer gefinancierd kunnen worden, vooral omdat dit begrotingstechnisch niet mogelijk is. Het resultaat daarvan is een verzwakking van het GLB. We vermogen dus niet in te zien wat voor nut een overdracht van GLB-middelen naar andere beleidsterreinen kan hebben. Daarom pleiten wij voor maatregelen die het enige werkelijk gemeenschappelijke beleid van de EU veilig stellen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het GLB heeft de productiviteit verhoogd, de voedselvoorziening zeker gesteld en de consument voedsel van goede kwaliteit geboden tegen redelijke prijzen. Het nieuwe GLB zal op de nieuwe uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd snel een antwoord moeten formuleren. Het zal een kader voor de toekomst moeten verschaffen, op basis van stabiliteit, voorspelbaarheid en - in tijden van crisis - flexibiliteit.
De hervorming van het GLB moet worden gezien in de context van de economische crisis, de bestrijding van klimaatverandering en de noodzaak om het concurrentievermogen van onze landbouw ten aanzien van de rest van de wereld te behouden. We gaan ervan uit dat het GLB een grote bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de nieuwe EU 2020-Strategie met betrekking tot de bestrijding van klimaatverandering en het scheppen van werkgelegenheid door groene groei, en dat de landbouw tegelijkertijd de continuïteit van de voedselvoorziening voor de Europese consumenten blijft garanderen door veilige voedingsmiddelen van hoge kwaliteit te produceren.
Ik geloof echter dat het GLB prioriteit zou moeten verlenen aan de productie van de zogenaamde eerste generatie collectieve goederen. Voedselsoevereiniteit zou het belangrijkste leidende beginsel moeten zijn, opdat de lidstaten zelfvoorzienend worden. Ik ben ook voorstander van marktregulering in de zuivelsector, van productie tot afzet op de markt van zuivelproducten. Ik geloof daarom dat het handhaven van melkquota van cruciaal belang is.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet drastisch hervormd worden. Belangrijk is vooral dat we het recht op voedsel en voedselsoevereiniteit vastleggen en prioriteit verlenen aan voedselautarkie. De landen en regio’s moeten in staat zijn om de productie zodanig te ontwikkelen dat ze in de nationale en regionale behoeften kunnen voorzien. We moeten activiteiten die de lokale productie bevorderen, het lokale milieu respecteren en het water en de bodem beschermen steunen. Het is zaak dat we de productie van GGO-vrij voedsel verhogen en de diversiteit van de door landbouwers gebruikte zaden en veetypen bevorderen. Dat was wat we met één van onze amendementen op dit verslag beoogden te bereiken.
Dat de belangrijkste fracties van dit Parlement dit amendement en de daarin verwerkte beginselen hebben verworpen, illustreert alleen maar welke benadering zij wensen te volgen. Dat is ook de benadering die in dit verslag wordt gevolgd. Op een aantal belangrijke punten, zoals de verwerping van renationalisering van het GLB, de afwijzing van een algemene verlaging van de begroting en een pleidooi voor een eerlijker verdeling van de steun over landen en landbouwers, kunnen we dit verslag volgen. Het blijft echter vasthouden aan het onderliggende idee van voorgaande hervormingen van het GLB, ofwel de volledige liberalisering van de landbouwmarkten en het ondergeschikt maken van het GLB aan de belangen die de EU-onderhandelingen in de WTO oriënteren. Wij vinden een dergelijke benadering onaanvaardbaar.
Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) De drie leden van de Deense liberale partij Venstre hebben vandaag gestemd voor het verslag over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. De belangrijkste elementen van het verslag zijn de modernisering van de landbouw, het bereiken van een efficiëntere landbouw, het waarborgen van verbeteringen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, de bijdrage van de landbouw aan het energie- en klimaatbeleid, evenals vereenvoudiging van de regels voor de landbouwsector. Het verslag bevat enkele opmerkingen over de landbouwbegroting van de EU waar we het niet mee eens zijn. Venstre zal blijven werken aan een geleidelijke afschaffing van de landbouwsteun van de EU. In het algemeen staat het verslag echter in het teken van de consolidatie en verdere ontwikkeling van de hervormingen van het EU-landbouwbeleid die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Vanaf 2014 dient het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de Europese landbouw in werking te treden. Het verslag-Lyon vormt de opmaat voor de intensieve onderhandelingen die de komende drie jaar over het GLB na 2013 gevoerd zullen worden. Het Europees Parlement heeft voor het eerst nu ook een volledig medebeslissingsrecht wat de landbouwhervorming betreft en speelt een belangrijke onderhandelingsrol naast de lidstaten, de Raad en de Europese Commissie. Met de eerste voorstellen in het verslag-Lyon zet het Europees Parlement alvast een hele duidelijke koers uit: een onmiskenbaar engagement voor een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid met zijn twee pijlers, rechtstreekse betalingen en plattelandsontwikkeling, die ook in het landbouwmodel na 2013 behouden moeten blijven. De financiële middelen van het GLB dienen ook in de komende financiële progammeringsperiode tenminste op hetzelfde niveau te blijven als in de begroting 2013. Alleen via het GLB is immers een multifunctionele landbouw in heel Europa mogelijk en kan de levering van kwalitatief hoogwaardige levensmiddelen gewaarborgd worden. Juist ook voor mijn eigen land, Oostenrijk, dient een adequaat model gevonden te worden dat het behoud van kleine bedrijven zekerstelt en dat voor een levensvatbaar evenwicht voor de berggebieden zorgt. Naast de productie van voedingsmiddelen levert de landbouw ook een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van het cultuurlandschap. Ik steun het verslag-Lyon omdat mijn amendement over het waarborgen van de landbouw in heel Europa en in de berggebieden is overgenomen en er derhalve een stabiel perspectief is gecreëerd voor de toekomst van onze jonge landbouwers.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben van mening dat de Europese landbouw een gemeenschappelijk beleid nodig heeft dat zodanig moet blijven functioneren dat anders onvermijdelijke ongelijkheden tussen de lidstaten vermeden worden en de middelen op een rechtvaardige en integrale wijze vanuit de Europese begroting worden gefinancierd. Ik heb daarom tegen de renationalisatie van het GLB gestemd. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moet immers op voldoende financiële middelen kunnen rekenen om de grote uitdagingen te aan kunnen gaan waarvoor deze voor de voedselzekerheid van de EU zo belangrijke sector zich de komende jaren geplaatst ziet. De voedselzekerheid is een recht voor de consumenten dat net zo beschermd moet worden als de garantie op collectieve goederen van de “tweede generatie”, zoals milieu, ruimtelijke ordening en dierenwelzijn.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Op zich juich ik dit verslag toe, dat getuigt van bezorgdheid over de toekomst van de landbouw, maar ik kan me niet vinden in de gedachte dat met het GLB de doelstellingen bereikt zouden zijn en gezegd kan worden dat een fatsoenlijke levensstandaard is gegarandeerd, de markten zijn gestabiliseerd, goede voedingsmiddelen worden geproduceerd tegen redelijke prijzen, de bedrijvigheid op het platteland is ontwikkeld en onze voedselzekerheid en -zelfvoorziening is gegarandeerd. De werkelijkheid laat een heel ander beeld zien. We hoeven maar te kijken naar de toestand van een grote landbouwnatie als Frankrijk, die op dit gebied een inkomensdaling van 34 procent te zien heeft gegeven.
Net zoals in het verleden zal het GLB ook na 2013 niet in staat zijn onze landbouwers te beschermen tegen speculanten en de ongebreidelde mondiale concurrentie, noch soelaas kunnen bieden voor de uitwassen van de multinationals van de agro-levensmiddelenindustrie en het grootwinkelbedrijf. Het GLB van na 2013 zal ergens blijven hangen tussen enerzijds de ultraliberale en puur mondiaal georiënteerde marktlogica van de Europese Commissie en anderzijds het toekomstige "groene" GLB, dat in werkelijkheid ten dienste staat van de neokapitalisten uit de milieuhoek. Dat is een logica waarmee ons platteland wordt opgeofferd, een logica waar de arme landen of de achterstands- dan wel verlaten regio’s in Europa niets mee opschieten, en waarmee op zich al reden genoeg is gegeven om het GLB zo snel mogelijk te renationaliseren.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De landbouw is en blijft een strategische sector voor de economie van de Europese Unie. De Unie zal de toekomstige uitdagingen het hoofd moeten bieden en de Europeanen onafhankelijkheid en voedselzekerheid moeten garanderen door middel van haar gemeenschappelijk beleid. Ik heb voor dit zeer belangrijke verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het gemeenschappelijke landbouwbeleid in de komende programmeringsperiode steun nodig zal hebben van een geconsolideerde, goed gestructureerde begroting die is opgewassen tegen de voor ons liggende uitdagingen. Ik ben van mening dat we een sterke koppeling tot stand moeten brengen tussen het beleid inzake plattelandsontwikkeling en het regionaal beleid, om te kunnen zorgen voor consistente maatregelen in een bepaalde regio. Daardoor zal ook de territoriale cohesie in de Europese Unie worden gestimuleerd. Ik ben ook van mening dat het cruciaal is om rekening te houden met de territoriale kenmerken en prioriteiten van de regio's. We moeten gezamenlijke normen en doelstellingen bevorderen rekening houdend met de specifieke aard van iedere regio. Hiermee kunnen we een dynamische, multifunctionele en duurzame landbouw in Europa bereiken.
Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag over de toekomst van het landbouwbeleid na 2013 gestemd, omdat ik vind dat het Europees Parlement, dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden heeft, met dit uitstekende verslag duidelijk laat zien dat het zijn nieuwe verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk op zich neemt.
Het Parlement is vóór de instandhouding, ook na 2013, van een gemeenschappelijk landbouwbeleid dat die naam verdient, met een begroting die ten minste gelijk is aan die van nu, om een hoogwaardige productie en voedselvoorzieningszekerheid in de 27 lidstaten te waarborgen. Ik ben verheugd dat in deze tekst plaats is ingeruimd voor mijn amendementen van die strekking.
Mijn verzoek om de instandhouding van bepaalde marktmaatregelen die als vangnet voor de landbouwers en hun productprijzen fungeren, kon eveneens op brede steun rekenen. We moeten crises als gevolg van overproductie kunnen voorkomen onder meer om ervoor te kunnen zorgen dat de landbouwactiviteit in alle Europese regio’s kan voortbestaan. Er moeten ook specifieke instrumenten blijven bestaan ter ondersteuning van het productiepotentieel van bepaalde sectoren.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Lyon over de toekomst van het GLB gestemd en met name voor de handhaving van de tweepijlerstructuur. De stemming van vandaag in de plenaire vergadering over het verslag-Lyon was zeer belangrijk en symbolisch, aangezien de huidige Europese afgevaardigden de eersten zijn die een standpunt innemen en een voorstel voor het GLB na 2013 indienen. Ik heb er alle vertrouwen in dat commissaris Cioloş rekening zal houden met de uitslag van deze stemming in de voorstellen die in november door de Commissie zullen worden ingediend.
Op de belangrijkste prioriteiten van de Europese landbouw, zoals voedselzekerheid, marktregulering en ruimtelijke ordening, wordt nog eens duidelijk gewezen in het verslag, evenals op de consequenties voor de begroting, die moet aansluiten bij het ambitieniveau van het GLB. De maatregelen ter ondersteuning van biodiversiteit mogen niet vergeten worden. Biodiversiteit moet centraal staan binnen het GLB, aangezien de bescherming ervan niet langer moet worden gezien als een luxeartikel, maar als iets absoluut noodzakelijks voor de instandhouding van soorten en leefomgevingen.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) De crisis van 2009 heeft de zwakke kanten van het stelsel van steunmaatregelen in de landbouw aan het licht gebracht. De gevolgen van de crisis zijn tastbaar geworden in het inkomen van de boeren. Hun inkomen is met 12 procent gedaald, terwijl ze normaal gesproken sowieso slechts rond de 50 procent van het gemiddelde inkomen in de Europese Unie hebben. Dit is een belangrijke sector waar zo’n 30 miljoen mensen werkzaam zijn. Het strategisch plan voor de periode na 2013 moet het belang van deze sector weerspiegelen. Uitgangspunt moet versterking van het gemeenschappelijk beleid zijn, een deugdelijk begrotingsbeleid en instandhouding van de begroting, waarbij tevens de vele gunstige gevolgen van de landbouw voor het milieu, de gezondheid en de klimaatveranderingen moeten worden meegenomen. De consumenten moeten de garantie krijgen dat er redelijke prijzen worden vastgesteld en de boeren moeten een rechtvaardig inkomen hebben. In de EU 2020-strategie moet de landbouw een grotere rol toebedeeld krijgen en moeten er maatregelen worden vastgesteld voor een slimme, duurzame en inclusieve groei. Met het toenemen van het aantal maatregelen om de veiligheid en duurzaamheid van producten te waarborgen neemt ook de instabiliteit van de markt toe, omdat de EU-producenten door deze situatie in een nadelige concurrentiepositie ten aanzien van de invoer worden geplaatst. Als we geen strengere regels invoeren om de naleving van het beginsel van de communautaire preferentie af te dwingen, zal het heel moeilijk worden te zorgen voor redelijke consumentenprijzen en een eerlijk inkomen.
Mairead McGuinness (PPE), schriftelijk. – (EN) Met het Verdrag van Lissabon beschikt het Europees Parlement over grotere bevoegdheden, met name op het gebied van het landbouwbeleid. Extra bevoegdheden brengen echter ook een grotere verantwoordelijkheid met zich mee en uit de aanneming van het verslag-Lyon over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2013 blijkt dat het Parlement zijn verantwoordelijkheid serieus neemt. Wij onderkennen dat het GLB in stand gehouden moet worden, dat er een adequate begroting voor dat beleid beschikbaar gesteld moet worden en dat de voedselproductie door de landbouwers tot de ‘collectieve goederen’ behoort waarvoor deze landbouwers een beloning dienen te ontvangen. Wij hebben de instandhouding van een tweepijlerstructuur gesteund. Het is duidelijk dat maatregelen voor de ondersteuning van de landbouwmarkt nog steeds een belangrijk onderdeel van het GLB vormen. Wij hebben alle pogingen om het landbouwbeleid opnieuw te nationaliseren verworpen. In het verslag wordt opgeroepen om alle oude toeslagmodellen uiterlijk in 2020 te vervangen door een areaalvergoeding met objectieve criteria die in de plaats komt van de huidige regelingen. De Commissie dient op dit gebied voorstellen te doen, waarbij overigens de nodige voorzichtigheid is geboden. Het verslag-Lyon biedt ook ruimte voor flexibiliteit op nationaal niveau om het GLB af te stemmen op lokale, regionale en nationale behoeften, waarbij ook de optie moet worden gegeven om de steun weer aan het type en de omvang van de productie te koppelen mocht dat vanwege specifieke redenen noodzakelijk zijn. Onze eerste prioriteit is de begroting zeker te stellen, en als dat eenmaal gebeurd is, kunnen wij concreet over de invulling gaan praten.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De verdienste van deze tekst is dat de tekortkomingen van de markt worden onderkend en dat een lans wordt gebroken voor de strijd tegen klimaatverandering. Maar dat is dan ook het enige. Ondanks de onderkende tekortkomingen gaat het in de tekst vooral over marktliberalisering, beter reageren door landbouwers op marktsignalen, het concurrentievermogen van de Europese landbouw op de regionale en wereldmarkten en groen kapitalisme. Dit kader schiet absoluut tekort om de strijd aan te binden met klimaatverandering, of met de koolstofmarkt, de biobrandstoffen en de GGO´s waar de tekst prat op gaat. De tekst steunt juist die hele productivistische mentaliteit en de verwoesting van de lokale voedsellandbouw hier en elders in de wereld.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb tegen amendement 69 op dit voorstel gestemd omdat het de algemene structuur van het GLB ondermijnt en de belangen van de Portugese landbouw schaadt. Er wordt immers voorgesteld de financiering van structurele maatregelen te schrappen, zonder enige garantie dat deze zullen worden vervangen via gebruikmaking van de veranderingen in de eerste pijler. Voornoemd voorstel zou bovendien procedurele moeilijkheden veroorzaken bij de verdeling van EU-fondsen over landbouwers, en het is nu juist de bedoeling het bestaande systeem te vereenvoudigen en niet nog gecompliceerder te maken. Ik wil er in dit verband op wijzen dat de Portugese staat honderden miljoenen uit de eerste pijler afkomstige euro’s heeft verspild. Nu de tweede pijler wordt opgeheven en een aantal maatregelen uit die tweede pijler naar de eerste wordt overgebracht, zullen veel maatregelen waarvoor nu steun beschikbaar is niet langer gefinancierd kunnen worden, vooral omdat dit begrotingstechnisch niet mogelijk zal zijn. Het resultaat daarvan is een verzwakking van het GLB. We vermogen dus niet in te zien wat voor nut een overdracht van GLB-middelen naar andere beleidsterreinen kan hebben. Daarom pleiten wij voor maatregelen die het enige werkelijk gemeenschappelijke beleid van de EU veilig stellen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Het huidige gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ondersteunt een gedelokaliseerd en speculatief systeem van industriële productie dat de grote landbouwbedrijven bevoordeelt en niet de kleine producenten. De ontkoppeling van de steun speelt in de kaart van grootgrondbezitters, en brengt kleine ondernemingen en familiebedrijven in gevaar. Ondanks het mislukken van de Lissabonstrategie heeft de EU haar economisch beleid niet aangepast. Ze kiest niet voor voedselzekerheid, maar voor concurrentievermogen, wat alleen de grote multinationals vooruithelpt. Ik ben van mening dat de landbouwsector moet worden beschouwd als een strategische sector binnen de Europese Unie. Daarom denk ik dat er een fundamentele hervorming van het GLB nodig is, die kleine producenten toegang garandeert tot steun, grond, zaden en water, en die dus een sociaal, productief en duurzaam landbouwmodel ondersteunt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De afgelopen decennia worden gekenmerkt door een massale afname van de landbouwbedrijvigheid in de hele EU. Het GLB is talloze malen hervormd, de steunvoorschriften voor de landbouw zijn elke keer nog gecompliceerder geworden en de bureaucratische lasten zijn alleen maar toegenomen. In dit verband is het ook problematisch dat de EU haar landbouwers hoge normen oplegt wat kwaliteit en dieren- en milieubescherming betreft, maar vervolgens wel de invoer van producten uit andere landen toestaat waar die normen niet gelden en de productie dus uiteraard aanzienlijk goedkoper is. Om de voedselzekerheid en de mogelijkheden voor zelfvoorziening binnen de EU tenminste nog voor een deel in stand te houden, is het essentieel dat kleine boerenbedrijven en de landbouw in afgelegen gebieden kunnen overleven. Een vereenvoudiging van het GLB heeft geen zin als die gepaard gaat met een herstructurering waardoor nog meer landbouwers commerciële nevenactiviteiten moeten gaan verrichten of, nog erger, hun bedrijf moeten sluiten, waardoor het uitsterven van de landbouwactiviteiten wordt versneld. Door de vereenvoudigingen die in het onderhavige verslag worden voorgesteld zal het leven van de landbouwers in ieder geval gemakkelijker worden, en dat is de reden dat ik het verslag heb gesteund.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik sta achter de opzet en de aanpak van het verslag-Lyon. Dit initiatiefverslag biedt, in afwachting van de mededeling van de Commissie eind dit jaar, een belangrijke basis voor het vaststellen van de richtsnoeren die het Europees Parlement voor de toekomstige landbouw wil volgen. Het is voor het eerst dat het Parlement met een gezamenlijke stem aangeeft welke weg we moeten gaan om een constructieve dialoog in gang te zetten. Deze dialoog gaat over de inhoud en de prioriteiten die moeten worden bepaald om te zorgen voor een concurrerende agrolevensmiddelenindustrie en een duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden. De Europese landbouw staat voor een groot aantal uitdagingen die een behoorlijke impact hebben op de economie van veel lidstaten. Deze uitdagingen staan evenwel ook centraal in het debat over de begroting die aan de Europese Unie moet worden toegekend, met als doel de uitdagingen om te zetten in kansen voor de landbouwsector om te groeien en voor de vele Europese landbouwers om zich te ontwikkelen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben heel tevreden dat het Europees Parlement het verslag-Lyon heeft aangenomen. We kunnen dit resultaat toeschrijven aan de kwaliteit van het werk van de rapporteur, aan de steun van de schaduwrapporteurs en de bijdragen van al de afgevaardigden die amendementen hebben ingediend, aan dit debat hebben deelgenomen en zich hebben ingezet om een consensus te bereiken. Dit verslag is een getrouwe weerspiegeling van de consensus die leden uit alle 27 lidstaten en uit verschillende politieke families hebben weten te bereiken. Dat is op zich reeds veelbetekenend, maar wordt nog belangrijker in het licht van de nieuwe medebeslissingsbevoegdheden van het Parlement. Dit verslag, dat het eindresultaat is van een hele reeks onderhandelingen, formuleert standpunten die het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid structuur zullen geven. Het gaat hier om voor ons fundamentele zaken: geen verlaging van de begroting, geen renationalisering van het GLB, het behoud van de twee GLB-pijlers, een nieuw systeem voor het toekennen van subsidies, een onderscheid tussen collectieve goederen van de eerste en de tweede generatie, het openhouden van de mogelijkheid dat de Raad zijn beslissing over de afschaffing van melkquota herroept, de noodzaak van een nieuw veiligheidsnet, meer transparantie in de gehele voedselketen en de noodzaak het GLB te vereenvoudigen. We moeten het werk dat in de Commissie wordt verricht tot de publicatie van de uiteindelijke mededeling in november nauwlettend volgen
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Ik leg deze stemverklaring af om erop te wijzen dat ik tegen het eerste deel van de door de rapporteur voorgestelde paragraaf 44 (marktbeheer) heb gestemd. Ik heb daarentegen vóór het tweede deel van die paragraaf gestemd, omdat het Parlement daarin een besluit neemt dat de strategische belangen van Portugal wel dient. Het voorstel van de rapporteur hield, indien ruim uitgelegd, de mogelijkheid open dat de melkquota vervroegd werden afgeschaft. Ik ken en steun het standpunt van de Portugese landbouwsector, en die heeft er steeds de nadruk op gelegd dat de afschaffing van het melkquotasysteem de Portugese producenten ernstige schade zou toebrengen. 93 procent van de in de EU geproduceerde melk wordt op de Europese markt verkocht en vertegenwoordigt aldus een belangrijk deel van het inkomen van de EU-zuivelbedrijven. Melkquota zorgen ervoor dat de melkproductie in de 27 lidstaten behouden blijft en duurzaam kan groeien. En dat zal bijdragen tot het op elkaar afstemmen van zowel de Europese als de internationale vraag en aanbod in de zuivelsector, waardoor de prijzen zullen stabiliseren en duurzame inkomens mogelijk worden. Het afschaffen van dit systeem zonder een alternatief voor te stellen zal leiden tot het stopzetten van de productie in landen waar deze sector minder goed kan concurreren, en Portugal valt in die categorie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Er is een aanzienlijk aantal amendementen van de Verts/ALE-Fractie overgenomen waarin de nadruk wordt gelegd op de milieu- en sociale voorwaarden voor rechtstreekse betalingen, maatregelen tegen klimaatverandering, een bredere en meer op integratie gerichte benadering van de territoriale plattelandsontwikkeling en een adequaat inkomen voor landbouwers. Wij zijn er ook in geslaagd om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen de verschillende niveaus wat de mededinging en het op de markt brengen van voedselproducten betreft. Daarnaast hebben wij onze steun gegeven aan een duidelijke verklaring dat de huidige vergoedingen op basis van historische landbouwopbrengsten en inkomsten vervangen moeten worden door betalingen aan producenten via de opneming van het beginsel van ‘collectieve goederen’ in de berekening van rechtstreekse betalingen. Wij zijn dan ook zeer verheugd dat het verslag is aangenomen.
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU een gemeenschappelijk Europees beleid dient te blijven en dat dit beleid in de komende periode dus in geen geval gerenationaliseerd mag worden. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid dient onder meer tot doel te hebben vergelijkbare voorwaarden tot stand te brengen voor alle landbouwers in de EU, met name op het vlak van de rechtstreekse betalingen.
Brian Simpson (S&D), schriftelijk. – (EN) Voor de zoveelste keer heeft het Europees Parlement de verantwoordelijkheid van zich afgeschoven door wederom geen hervorming van het GLB door te voeren. Ik vind dat dit verslag een andere naam moet krijgen en verslag over het “verhogen van de subsidies aan inefficiënte landbouwers” moet worden genoemd. Waarom moet het geld van de belastingbetalers gebruikt worden om markten te stabiliseren, prijzen kunstmatig hoog te houden en de landbouw in moeilijke tijden te ondersteunen, als die sector ook al andere subsidies via de belastingbetalers ontvangt? Namens de Labour-delegatie in dit Parlement ben ik van mening dat dit verslag in de verste verte niet in de buurt komt van een streven naar ambitieuze veranderingen. De efficiënte landbouwers worden immers gestraft, terwijl de inefficiënte landbouwers op steun kunnen rekenen. Ook ontwikkelingslanden worden gestraft, omdat er een oproep wordt gedaan om de afschaffing van exportrestituties te vertragen op een manier die ronduit als de ergste vorm van protectionisme kan worden aangemerkt. Daarnaast wordt het belangrijke probleem van de duurzaamheid op het platteland niet aangepakt, omdat wordt vastgehouden aan een systeem van rechtstreekse betalingen dat als een soort rem werkt op het bevorderen van diversiteit en op de bescherming van landelijke gebieden. Wij zullen tegen dit als verslag vermomd document stemmen in de hoop dat ooit de efficiënte landbouwers beloond zullen worden, dat het rentmeesterschap over het platteland als een belangrijk goed zal worden aangemerkt, dat consumenten niet de dupe zullen worden van kunstmatig hoge prijzen en dat de ontwikkelingslanden een eerlijk aanbod zal worden gedaan. Dat zijn de doelstellingen die in de hervorming van het GLB centraal zouden moeten staan.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb dit verslag gesteund omdat het van strategisch belang is voor de ultraperifere regio’s en landen als Portugal. Het Parlement heeft zoals bekend al het mogelijke gedaan om reeds tijdens het eerste jaar van deze zittingsperiode over dit verslag te stemmen.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een cruciaal onderdeel van het financiële en begrotingskader van de EU voor de periode na 2013 en verdient daarom een uitgebreide analyse. De communautaire landbouwproductie is een sleutelaspect van dit beleid. Deze productie kan in sterke mate bijdragen tot voedselzekerheid en een belangrijke rol spelen in het kader van de handel met derde landen (onder andere door het terugdringen van handelstekorten).
De Europese landbouwers staan garant voor kwaliteit en een hoge mate van veiligheid bij de voedselproductie. Ze volgen strikte regels voor milieu- en dierenbescherming. Dat mag beslist niet tegen ze worden gebruikt. Ze moeten er juist voor worden beloond, en dat kan als we de derde landen waarmee de Europese Unie handelsovereenkomsten heeft gesloten voorwaarden opleggen die gelijkaardig zijn aan die welke we aan onze eigen producenten voor de Europese interne markt opleggen.
Ik geloof dat we nog steeds geen begroting hebben die de middelen eerlijk verdeelt en daarbij bijzondere aandacht schenkt aan regio’s als Madeira en de Azoren. Dat zijn regio’s die met permanente nadelen te maken hebben als gevolg van hun afgelegen ligging, eilandkarakter, moeilijke klimaatomstandigheden en een ongunstige geografische situatie, en daarom permanente steun zouden moeten ontvangen.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) Een goed landbouwbeleid is een beleid dat is gebaseerd op de behoeften van de consument en niet op de wensen van de producent. Slechts vijf procent van de EU-bevolking is werkzaam in de landbouw, en dat geldt ook voor Slowakije. Daarentegen is iedereen, zonder enige uitzondering, consument van landbouwproducten. Voor de consument staan kwaliteit en prijs gewoonlijk op de eerste plaats, niet alleen als het om een nieuwe auto of een nieuwe televisie gaat, maar ook als het om brood, groenten, vlees of melk gaat. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid daarentegen gaat uit van de behoeften van de landbouwer en zet de zaken daarmee volledig op de kop. En zo besteedt het verslag, in de geest van de aanpak tot nu toe van de EU, te veel aandacht aan de gevolgen en sluit het de ogen voor de oorzaken. Een voorbeeld ter illustratie: het verslag pleit voor stimulansen en subsidies om de gebrekkige belangstelling van jonge mensen voor het boerenbestaan te verhogen, ofschoon een goed werkende markt en correcte mededinging dit probleem op natuurlijke wijze zouden oplossen. Het enige misschien gedeeltelijk positieve element aan het verslag is de oproep tot rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid is met name voor Slowakije en de nieuwe lidstaten van groot belang. Want als de EU besluit om ook na 2013 door te gaan met het huidige dure en inefficiënte landbouwbeleid, dan dient deze gebaseerd te zijn op het beginsel van gelijke monniken, gelijke kappen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) De visserijsector is in de EU een strategische bron van bevoorrading van de bevolking en zij levert ook een belangrijke bijdrage aan de plaatselijke ontwikkeling, de werkgelegenheid en het behoud van culturele tradities in de kustgemeenschappen. Helaas hebben we de afgelopen jaren de productie geleidelijk zien dalen, ook als gevolg van sommige communautaire maatregelen ter bescherming van het mariene ecosysteem. Een voorbeeld daarvan is de mediterrane verordening die als doelstelling een duurzame visserij heeft, maar in werkelijkheid de hele sector op de knieën heeft gedwongen. Onze vissers worden gedwongen minder te vissen, maar de vraag groeit en dus groeit ook de invoer uit derde landen. Om oneerlijke concurrentie te voorkomen en de consumenten te beschermen moeten voor de ingevoerde producten dezelfde regels gelden als voor de communautaire productie. Maar ingevoerde producten zijn vaak juist goedkoper, ze zijn ook kwalitatief minder goed en zekerheid kan hier niet worden geboden. Daarom moeten we ons inspannen voor een eerlijke, transparante en duurzame handel in vis, en voor de invoering van strenge keurings- en etiketteringscriteria voor de kwaliteit en traceerbaarheid van visserij- en acquacultuurproducten.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit initiatiefverslag over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU wil een bijdrage leveren aan de handhaving van een ecologisch duurzame en economisch levensvatbare visvangst en aquacultuur in de Europese Unie. We zien immers dat de invoer van visserij- en aquacultuurproducten toeneemt ten koste van onze eigen communautaire productie. Net zoals voor de rapporteur lijkt het ook mij van het allerhoogste belang dat de communautaire productie wordt hersteld. Wij, en onze rapporteur in de eerste plaats, zijn ons er wel van bewust dat dit hand in hand moet gaan met duurzaam beheer. Zo moet de hoeveelheid te vangen vis worden beperkt om op verantwoorde wijze om te gaan met onze natuurlijke rijkdommen. Verder lijkt het noodzakelijk om verantwoordelijke consumptie te bevorderen waarin kwaliteit en duurzaamheid van de productie vooropstaan.
Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk. − Het verslag van collega Cadec komt op een goed moment. Het komt na de raadplegingen over het groenboek over de hervorming van het GVB en nog ruim vóór de nieuwe voorstellen voor wetgeving van de Europese Commissie. De importen van viskweekproducten zijn enorm toegenomen. En dat is ook nodig. De consumptie van vis neemt nog altijd toe in Europa en in die toegenomen vraag kan niet afdoende worden voorzien door de vangst van meer wilde vis en evenmin door Europese viskweek. Het is echter van groot belang dat deze invoer voldoet aan dezelfde eisen als waaraan Europese visproducten moeten voldoen en dat kunnen we niet beperken tot voedselveiligheid alleen. Ook milieu en sociale omstandigheden moeten wat mij betreft worden meegenomen. Importen zijn nodig. Ik wil geen verkapt protectionisme, maar we moeten wel oneerlijke concurrentie voorkomen. Grote hoeveelheden goedkope importvis vormen nu een bedreiging voor de Europese productie, voor zowel visserij als viskweek. Daarom stem ik voor dit initiatiefverslag.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Cadec gestemd. Op een historisch moment als dit is de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten mijns inziens een cruciaal vraagstuk. In feite gaat het immers om het vaststellen van de voorwaarden waaronder productie van buiten de EU op de interne markt wordt toegelaten. De interne vraag wordt op dit moment voor 60 procent gedekt door invoer en verwacht wordt dat dit in 2030 sterk zal zijn toegenomen. Daarom moet Europa antwoorden vinden op de vragen en legitieme zorgen van de in deze sector werkende mensen. Ik ben het daarom met de heer Cadec eens: we moeten er scherp op toezien dat de ontwikkeling van het gemeenschappelijk beleid op dit gebied niet leidt tot ongelijke behandeling tussen producenten van lidstaten en die van derde landen.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU en de omstandigheden waaronder één en ander dient te geschieden. Ingevoerde producten moeten aan dezelfde kwaliteitscriteria voldoen als die welke in de EU worden voortgebracht. In dit verslag wordt gepleit voor de invoering van een ecokeurmerk voor visserijproducten. Dan zouden de consumenten kunnen beschikken over informatie over de oorsprong van de producten en de sociale, gezondheids- en milieuomstandigheden waaronder deze zijn verkregen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Gezien het strategische belang van de visserijsector voor de voedselvoorziening en de voedselbalans van de verschillende lidstaten en de EU als geheel, geloof ik dat het hierbij, net als bij de landbouwsector, gaat om een strategisch sector die afhankelijk is van de instandhouding en duurzame exploitatie van een aantal natuurlijke hulpbronnen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Net zoals de landbouw lenen ook de visserij en de aquacultuur zich niet voor een pure vrijhandelsaanpak. De productie van de EU is ontoereikend om te voorzien in de Europese vraag, die al voor 60 procent wordt gedekt door importproducten. We moeten er echter op toezien dat de toekomstige regelingen inzake de invoer in de EU van dien aard zijn dat er een goede balans kan worden gevonden, zodat de Europese productie, die nu al een crisis doormaakt, niet lijdt onder oneerlijke concurrentie van derde landen. In de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) moeten visserijproducten, net als bepaalde landbouwproducten, worden aangemerkt als "gevoelige producten", wat het gemakkelijker zou maken om douanerechten te blijven heffen op de invoer uit derde landen. Op die manier zouden de Europese vissers beschermd worden door een redelijk en moduleerbaar douanerecht en een ecokeurmerk. Tegelijkertijd moeten de ontwikkelingslanden hun eigen visserij kunnen ontwikkelen. Daarvoor moeten we de internationale overeenkomsten ter discussie stellen op basis waarvan visserijrechten van de ontwikkelingslanden gekocht kunnen worden en vloten van derde landen industriële visserij kunnen bedrijven langs de kusten van die ontwikkelingslanden, waardoor zij beroofd worden van een zeer groot deel van hun natuurlijke rijkdommen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU in het licht van de hervorming van het GVB gestemd, omdat ik geloof dat alles wat te maken heeft met de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU bijzondere aandacht verdient in het kader van de nu doorgevoerde hervorming van het GVB.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) We hebben tijdens de vorige vergadering gestemd over het verslag van de heer Milana over een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur, en we gaan nu stemmen over een verslag over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten.
Volgens dit laatste verslag importeert Europa momenteel 6 procent van de vis die het consumeert. Daar komt bij dat de verbruiksprognoses erop wijzen dat de vraag tussen nu en 2030 zal toenemen, en dat aan die extra vraag bijna volledig met bijkomende invoer zal moeten worden voldaan.
Het is duidelijk dat de Europese productie ontoereikend is en nooit toereikend kan zijn om aan de vraag tegemoet te komen. Daarom moet bij de toekomstige hervorming van het gemeenschappelijk GVB aandacht worden geschonken aan het invoervraagstuk, om te zien of er een betere oplossing mogelijk is, ofwel door het opvoeren van de Europese productie (en dan niet alleen door het verhogen van de vangsten, maar ook door investeringen in aquacultuur), ofwel door te verlangen dat de ingevoerde vis voldoet aan de zelfde normen als die welke in de EU wordt gevangen of gekweekt, ofwel door de consument voldoende informatie te verschaffen over de oorsprong van de vis. Zoals de rapporteur zelf aangeeft is dit een vraagstuk waaraan we bij de hervorming van het GVB serieuze aandacht zullen moeten besteden.
José Manuel Fernandes (PPE). – (PT) De EU-markt is met een omvang van 12 miljoen ton en een waarde van 55 miljoen euro (gegevens voor 2007) de grootste markt voor visserij- en aquacultuurproducten ter wereld, en komt vóór Japan en de Verenigde Staten. Deze markt is sinds 2005 snel gegroeid en in steeds sterkere mate van invoer uit derde landen afhankelijk geworden. Ze is nog maar voor minder dan 40 procent zelfvoorzienend, hetgeen inhoudt dat we voor 60 procent van invoer afhankelijk zijn. Verbruiksprognoses wijzen op een vraag die tot 2030 met nog ongeveer 1 500 000 ton kan toenemen. Daaraan zal echter bijna volledig met bijkomende invoer voldaan moeten worden.
Net als tijdens de plenaire vergadering van juli wil ik ook nu weer pleiten voor een voorstel voor een verordening die alle communautaire bepalingen inzake aquacultuur in één enkele tekst consolideert. Ik geloof, mede gelet op het feit dat Portugal in Europa per capita de meeste vis consumeert, dat aquacultuur een strategische prioriteit voor de EU moet worden. Daarom ben ik heel tevreden dat er aangedrongen wordt op een beleid voor duurzame aquacultuur, om zo onze afhankelijkheid van de invoer van visserij- en aquacultuurproducten te verminderen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Om dit verslag mogelijk te maken zijn gegevens vergaard en gesystematiseerd. We moeten dat werk op zijn waarde schatten: we hebben nu immers een geactualiseerd beeld van de situatie, en die moet vanuit verschillende invalshoeken beslist zorgwekkend worden genoemd. Dit verslag erkent dat ook.
Het feit dat er in de EU landen zijn met een duurzame visserij- en aquacultuursector is vanuit een economisch, sociaal en milieustandpunt niet te verenigen met het door de EU gevoerde handelsbeleid. Als je de internationale handel dereguleert en liberaliseert en in het teken plaats van het mededingingsbeginsel in plaats van het complementariteitsbeginsel (die de leidraad zou moeten zijn) bevorder je de belangen van importeurs en distributeurs, maar veroordeel je duizenden producenten tot faillissement en dwing je hen hun bedrijven op te geven. Daardoor zullen de voedseltekorten oplopen en niet meer worden voldaan aan de basiscriteria voor voedselveiligheid, kwaliteit en milieubescherming.
Net als de landbouw zijn ook de visserij en de aquacultuur belangrijke strategische sectoren die niet op een mercantilistische leest mogen worden geschoeid. De handel dient dus gereguleerd te worden, wat betekent dat we indien nodig instrumenten voor de bescherming van de handel moeten kunnen inzetten, zoals dit verslag dat ook voorstelt. In het verslag wordt er verder op gewezen dat de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten dringend aan een herziening toe is. Ook wij zijn daar voorstander van.
Christofer Fjellner (PPE), schriftelijk. − (SV) Ik heb vandaag tegen het initiatiefverslag over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten gestemd. Ik sta volledig achter de noodzaak om de Europese visserij- en aquacultuursector te veranderen en nieuw leven in te blazen. Het verslag gaat er echter van uit dat het probleem tot op zekere hoogte zal kunnen worden opgelost via bescherming tegen concurrentie van buitenaf. Met protectionisme en subsidies kan de Europese visserij op termijn niet overleven. De problemen in de Europese visserij- en aquacultuur zouden moeten worden opgelost binnen het kader van de aanstaande herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Het is tijd om de onderschatting en vertraging uit het verleden goed te maken. De visserij is een cruciale sector in ons economisch en sociaal systeem en verdient als zodanig alle respect. Nu wij het gemeenschappelijk visserijbeleid gaan hervormen, hebben wij de plicht vastberaden te ijveren voor waarborging van de inkomens, stabiliteit op de markten en een betere commercialisering van de producten, ook van aquacultuurproducten. En ook moeten we consumenten beschermen door meer aandacht aan voedselveiligheid te besteden.
Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Het verslag gaat in op de negatieve gevolgen van de liberalisering van de markten voor de plaatselijke economieën en benadrukt aldus het strategische belang van een redelijke douanebescherming. We moeten een dam opwerpen tegen concurrentie als gevolg van de invoer van goedkope producten uit derde landen, die vaak niet beantwoorden aan de normen op milieutechnisch en sociaal gebied en op het terrein van gezondheid en kwaliteit.
Ook moeten we strenge keurings- en etiketteringscriteria invoeren voor de traceerbaarheid van producten, om zodoende de consumenten te kunnen inlichten over de geografische oorsprong, en over de productie-, vangst- en vooral kwaliteitsomstandigheden van de producten die hun te koop aangeboden worden. Tot besluit wil ik benadrukken dat het in een markt die grotendeels van invoer afhankelijk is, niet langer gerechtvaardigd is producten uit de markt te halen om ze vervolgens te vernietigen. Het geld dat hiermee bespaard zou worden, zou beschikbaar kunnen worden gesteld aan programma’s van producentenorganisaties.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Een duurzame ontwikkeling van de Europese visserij- en aquacultuur en viskwekerijen is, in combinatie met het creëren van betere basisvoorwaarden, essentieel voor het concurrentievermogen van de Europese visserij. De kwaliteit van ingevoerde visproducten speelt in dit verband een belangrijke rol. Gezien de continu toenemende invoer uit derde landen dient gewaarborgd te worden dat de betreffende producten ook aan de Europese normen voldoen. In de Europese visserijsector worden kwalitatief hoogwaardige producten gekoppeld aan grote vakkennis, en dat zijn verworvenheden die wij moeten beschermen. In dat verband ben ik verheugd over de IOO-richtlijn inzake de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, die in januari in werking is getreden. Die richtlijn vormt een belangrijke stap om mondiale verstoringen van de mededinging te voorkomen en om eerlijke vissers die de wet in acht nemen, te ondersteunen. Ik steun het verslag-Cadec omdat hierin een verstrekkend en belangrijk aspect van de Europese visserij wordt toegelicht.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de resolutie over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU in het licht van de hervorming van het GVB gestemd, omdat ik het absoluut noodzakelijk vind dat er een regeling komt die aansluit bij de eisen van de sector. De Europese Unie is wereldwijd de grootste markt voor visserijproducten en we weten dat de productie niet toereikend is om aan de interne vraag te voldoen. Het is daarom van prioritair belang te zorgen dat de invoer uit derde landen voldoet aan de door de EU gestelde normen op milieutechnisch en sociaal gebied en op het terrein van gezondheid en kwaliteit. Op die manier kunnen we voorkomen dat de invoerende landen ons oneerlijke concurrentie aandoen door producten met een lagere prijs en kwaliteit aan te bieden. Het vandaag door dit Parlement aangenomen verslag roept voorts op om strengere en transparanter criteria aan te leggen voor wat betreft de kwaliteit, traceerbaarheid en etikettering van visserijproducten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU-markt is de grootste importeur van visserijproducten ter wereld, en daarom hebben wij als EU de politieke verantwoordelijkheid om er, samen met de andere landen die veel visserijproducten invoeren, voor te zorgen dat de door de WTO gestipuleerde handelsbepalingen overeenstemmen met de wereldwijde regels voor het behoud en beheer van de visserij. De EU moet proberen de visproductie uit aquacultuur op een duurzame wijze te verhogen, teneinde de omvang van de invoer van visserij- en aquacultuurproducten terug te dringen. Ik maak me vooral zorgen over de mogelijkheid dat genetisch gemodificeerde vis wordt ingevoerd en verhandeld. Ik geloof dat we de verkoop van dit soort vis moeten tegengaan. Daarom ben ik voorstander van een strikt certificatiebeleid, omdat we de problemen op die manier goed zouden kunnen oplossen. Ik sta ook achter het idee om te investeren in onderzoek en ontwikkeling van de Europese aquacultuur, aangezien onze aquacultuur thans slechts 2 procent van de wereldproductie vertegenwoordigt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Voor het overleven van elke staat is het belangrijk om via eigen voedselproductie de mogelijkheid tot zelfvoorziening in stand te houden. De visserij is niet alleen belangrijk voor de voedselvoorziening, maar, gezien de vele arbeidsplaatsen, ook voor de werkgelegenheid. Net als in de landbouw leggen wij onze Europese visleveranciers hoge normen op qua kwaliteit en dieren- en milieubescherming die uiteraard ook in de prijs van de producten worden weerspiegeld. Bij ingevoerde producten is het echter vrijwel onmogelijk om te controleren of diezelfde normen in acht zijn genomen. Daarom is het des te belangrijker om duidelijke regels voor die invoer en voor de etikettering en kwaliteit van voedingsmiddelen te hanteren. Wij willen immers niet de concurrentie bevoordelen ten koste van onze eigen visserijsector. Daarnaast dient ook gewaarborgd te worden dat wij ons met betrekking tot de aquacultuur niet in onze eigen voet schieten door bijvoorbeeld de ecosystemen extra te belasten of door Europese vissers werkloos te maken, in plaats van voor een betere milieubescherming te zorgen. De voorgestelde maatregelen vormen een stap in de goede richting en daarom heb ik mijn steun aan het verslag gegeven.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Zonder enige twijfel is de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU een prioritair vraagstuk, met name waar het gaat om de voorwaarden waaronder producten van buiten de EU op het grondgebied van de EU worden toegelaten naast, of in concurrentie met de Europese visserij- en aquacultuurproducten. Elke analyse die van deze specifieke Europese economische sectoren wordt gemaakt, moet dit vraagstuk in ogenschouw nemen. Het is noodzakelijk een regeling hiervoor te treffen, aangezien Europa op dit moment in de verste verte niet zelfvoorzienend is; haar afhankelijkheid van invoer ligt boven de 60 procent.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Oorspronkelijk was dit verslag bedoeld om een protectionistisch uitgangspunt in stand te houden. Dat is voornamelijk ingegeven door de overtuiging dat Europese vissers een preferentiële toegang tot de EU-markt zouden moeten hebben. Pas als hun vangst niet groot genoeg zou zijn, is het visverwerkende bedrijven in de EU toegestaan om vis in te voeren. Het feit dat volgens ons te veel internationale handel tot overbevissing en uitputting van de visbestanden leidt, omdat landen ernaar streven hun uitvoer te vergroten, vormde een goede basis voor consensus. Er is zelfs een aanzienlijk aantal van onze amendementen overgenomen. In het belangrijkste amendement wordt er weliswaar op gewezen dat de internationale handel in visproducten voor een grotere voedselzekerheid in ontwikkelingslanden kan zorgen, maar dat dit ook tot een intensievere visvangst kan leiden om de exportmarkt van vis te voorzien, hetgeen tot een snellere uitputting van de visbestanden kan leiden. In andere amendementen wordt de noodzaak onderstreept om de beschikbare middelen beter te beheren, intensiever toezicht te houden op de visserijactiviteiten en een verantwoorder consumptiepatroon te ontwikkelen. In dat verband is er tevens op gewezen dat de aanvoer van vis afkomstig is uit een wilde, natuurlijke bron die van beperkte omvang is. Dat betekent ook dat er een grens is aan de hoeveelheid vis die gevangen, uitgevoerd en geconsumeerd kan worden.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De communautaire strategie voor de duurzame ontwikkeling van aquacultuur is onlangs goedgekeurd. Dan is het nu tijd om de invoer van visserij- en aquacultuurproducten te reguleren, aangezien de EU op dit moment de grootste markt voor dit soort producten ter wereld is. De productie volstaat echter niet om aan de vraag te voldoen, hetgeen betekent dat de EU voor deze producten afhankelijk is van invoer. Daarom moeten we deze invoer reguleren om ervoor te zorgen dat de kwaliteit en de goede werkwijzen die wij de communautaire producenten opleggen, ook gelden voor producenten uit derde landen.
Ik ben het met de rapporteur eens wat douanebescherming betreft. Ik geloof niet dat het vandaag de dag mogelijk is douanetarieven af te schaffen en dan toch te verwachten dat onze producten kunnen concurreren met producten uit derde landen en deze uiteindelijk kunnen vervangen.
Zoals ik bij een eerdere gelegenheid al heb aangegeven, zijn visserij en aquacultuur één van de prioriteiten van het economische en sociale ontwikkelingsplan dat Madeira momenteel implementeert. Deze regio probeert het concurrentievermogen van voornoemde sectoren te bevorderen via een duurzaam beheer van de hulpbronnen, diversificatie van de visproductie, waardevermeerdering van de producten door kwaliteitsverbetering en scholing van de mensen die in de visproductie werkzaam zijn teneinde de productiviteit te verhogen.
Om al deze redenen heb ik vóór dit verslag gestemd.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vandaag voor het Cadec-verslag gestemd. In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid behandelt dit verslag vele belangrijke aspecten van de bescherming van de EU-markt voor visserijproducten. Ik heb dit verslag gesteund omdat ik een van de bedreigingen die erin genoemd worden bijzonder belangrijk vind, namelijk het ontbreken van betrouwbare en breed opgezette informatie voor consumenten over de voedingswaarde, samenstelling en herkomst van de verschillende vissoorten. Bij gebrek aan kennis blijft de prijs als enige marktargument over. Europese producenten bieden producten aan die meestal veel waardevoller zijn dan geïmporteerde producten, maar deze ongelijke strijd zijn zij gedoemd te verliezen. Daarom is het nodig om de voorschriften voor traceerbaarheid te verscherpen. Dank u wel.