Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, ik heb verzocht om een stemverklaring met betrekking tot het initiatiefverslag van de heer Lechner, omdat ik het verslag buitengewoon belangrijk vind en ik neem aan dat er nu een verklaring volgt over waarom ik voor het verslag Lechner heb gestemd, nu u mij het woord hebt gegeven. Mijn hartelijke dank daarvoor.
Dames en heren, ik houd het kort: het initiatiefverslag van de heer Lechner, waarover we gisteravond gedebatteerd hebben, is naar mijn mening buitengewoon belangrijk. In dit verslag wordt voorgesteld om de ondernemingsregisters, of vergelijkbare registers van natuurlijke personen en rechtspersonen, van de individuele lidstaten aan elkaar te koppelen om zo te voorzien in een betrouwbare bron van informatie over subjecten voor eventuele handelspartners, consumenten, of crediteuren en op die manier transparantie en rechtszekerheid te bereiken in juridische betrekkingen en handelsrelaties.
Een voorwaarde voor de werking van de gemeenschappelijke markt is het samenstellen van een elementaire databank met gegevens over elke geregistreerde entiteit, en daarmee dus ook de koppeling van handelsregisters. Ik heb ook gestemd voor dit verslag, omdat erin wordt voorgesteld het systeem van de Europese handelsregisters te integreren in het kader van het project e-Justitie, dat zal bijdragen tot een betere tenuitvoerlegging van deze maatregel.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, u herinnert zich ongetwijfeld de prachtige scène uit de film Doctor Zjivago waarin de bourgeoisie en de aristocratie champagne drinken in het warme, gouden licht van een restaurant terwijl buiten in de duisternis de mensen oproer stoken. Toen ik vanochtend naar ons debat luisterde, was dat niet de eerste keer dat ik aan dat filmmoment moest denken.
We hebben onlangs een Eurobarometerpeiling gehad waaruit blijkt dat het vertrouwen in de EU tot recordlaagten is gedaald. Een minderheid van de EU-burgers vindt nu dat de Europese Unie alles bij elkaar voordelig is. Maar we hebben van de heer Verhofstadt, de heer Daul en anderen gehoord dat dat komt omdat we niet genoeg doen, omdat de burgers willen dat Europa meer doet. Van de voorzitter van de Commissie hebben we gehoord dat het allemaal de fout is van de natiestaten. Ik neem aan dat het de menselijke natuur is om de schuld van je onpopulariteit niet bij jezelf te zoeken, maar het zou prettig zijn geweest als we aanwijzingen hadden gehad dat deze crisis mogelijk te maken heeft met de euro, met het redden van de banken, met de volkomen onrechtvaardige besteding van belastinggeld, met de aanmatigende wijze waarop we verkiezingsresultaten als niet-relevant afdoen.
Ik wil afsluiten met de volgende woorden van Edmund Burke, die ongebruikelijk goed van toepassing lijken te zijn op de huidige ontevredenheid: “Als een half dozijn sprinkhanen onder een varen de lucht vullen met hun hardnekkige getjirp, terwijl duizenden grote runderen in de schaduw van een boom liggen te rusten en stil zijn, denk dan niet dat de dieren die al het lawaai maken de enige bewoners van het veld zijn”.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) De achillespees van de overeenkomst met Korea zit hem in de moeilijk meetbare en tegelijkertijd te verwachten verliezen voor het Europese bedrijfsleven als gevolg van teruggave van douaneheffingen of vrijstelling van douaneheffingen voor met name uit China naar Korea geïmporteerde producten. We hebben het hier over een ongeziene liberalisering van de markt waar voor de Europese Unie geen enkel voordeel tegenover staat. Ik ben dan ook geen voorstander van een dergelijke overeenkomst met Korea. In het verslag van de Commissie internationale handel wordt gepoogd dergelijke problemen onder de aandacht te brengen en te zorgen voor een eenvoudiger mechanisme voor het treffen van beschermingsmaatregelen indien daar aanleiding toe is. Het artikel van de overeenkomst over dit onderwerp dient te worden gewijzigd, anders kunnen we de overeenkomst niet ratificeren. We zouden dan zogezegd onze eigen tak afzagen, de tak waaraan de Europese industrie en niet alleen de automobielsector zich aan vasthoudt. Ik ben ingenomen met het feit dat de stemming wordt uitgesteld, dat was een heel verstandige beslissing.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag zeker weten dat we een verzoek zullen kunnen indienen voor het afleggen van stemverklaringen over twee verslagen.
Het gaat om het verslag-Binev en het verslag-Winkler. Aangezien we zijn begonnen met verslagen die daarna komen, wilde ik er zeker van zijn dat ik het woord zal krijgen, anders... (De Voorzitter deelt de spreker mee dat overeenkomstig artikel 170, paragraaf 3, van het reglement het niet mogelijk zal zijn om stemverklaringen over de twee genoemde verslagen af te leggen).
Goed, er zal dus geen stemverklaring over deze twee verslagen worden afgelegd.
Paolo Bartolozzi (PPE). – (IT) Dank u, Mijnheer de Voorzitter, en mijn excuses. Met mijn interventie wil ik benadrukken hoe de geleidelijke inkomensvermindering van Europese boeren, ondanks groeiende winstmarges in de voedingsmiddelenketen, een zorgwekkende economische marginalisering schept van mensen die in de agrarische sector werken, met als gevolg dat die mensen stoppen met hun landbouwactiviteiten.
Dit vraagt daarom om een koerswijziging, die de Europese Commissie zelf erkent en die het verslag dat het Parlement deze ochtend beoordeelt en waarover het stemt – en waarvoor ik mijn steun wil uiten – onderstreept met veel uitleg en suggesties van ook wetgevende en departementale aard.
Het is namelijk noodzakelijk om de wereldwijde speculatie met levensmiddelen te bestrijden en de veiligheid van aanvoer te garanderen. Er moet bovendien een grotere prijstransparantie worden gewaarborgd, niet alleen om boeren gerechtigheid en waardigheid te geven, maar ook om de aanzienlijke onevenwichtigheden qua onderhandelingsmacht te corrigeren en misbruikpraktijken onder de verschillende partijen te vermijden.
De landbouw moet zich opnieuw bevestigen als een sector van economische en sociale stabiliteit, en de macht herwinnen binnen de Europese handelscontext en die van de wereld.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn idee hebben wij vandaag een goed besluit genomen, een besluit dat niet alleen goed is voor de landbouwers en consumenten, maar ook voor de Europese economie als geheel. Het meest belangrijke aspect van dit initiatiefverslag is het politieke signaal dat hiermee wordt gegeven. Het is een signaal aan de waardeketen dat ook landbouwers, met name de landbouwers, recht hebben op een adequate beloning voor hun werk. Een voortzetting van de huidige situatie zou onacceptabel zijn geweest.
Ik heb helemaal niets tegen het leveren en kopen van goedkoop voedsel van goede kwaliteit, zolang de nadruk maar op die goede kwaliteit ligt. Wanneer levensmiddelen verkocht kunnen worden tegen prijzen die lager zijn dan hun energiewaarde, met andere woorden wanneer de thermische verwerking van die levensmiddelen meer geld zou opleveren dan de verkoop ervan, dan is er iets mis met het systeem. In dit geval zal er dan geen sprake zijn van een eerlijke mededinging. En indien de mededinging niet eerlijk is, dient de politiek in te grijpen. Dat is ook precies de inhoud van de ontwerpresolutie die wij hier vandaag hebben aangenomen.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb het verslag-Bové gesteund en ik kan de opmerkingen van mijn collega, de heer Jahr, herhalen.
Dit zendt een zeer krachtig signaal aan iedereen in de politiek en in de economische keten dat het het Parlement ernst is. We hebben gisteravond een stevig debat gevoerd. Niet iedereen is het eens met de volledige inhoud van het verslag, maar we zijn het er allemaal over eens dat de boeren niet almaar verder uitgeknepen kunnen worden. Op dit moment worden ze letterlijk uitgeknepen. Ze ontvangen een steeds kleiner deel van de eindprijs die we allemaal in de supermarkten voor ons voedsel betalen en aan die situatie moet een eind worden gemaakt.
We moeten kijken naar de rol van de dominante spelers. We hebben een ombudsman voor de voedselsector nodig en we moeten goed kijken welke gevolgen de wereldmarkt voor onze voedselproducenten heeft. We moeten de mededingingswetgeving aan een onderzoek onderwerpen. Het doet me genoegen dat dit verslag hier in het Parlement het debat en de steun heeft gekregen die het verdient. Dit is een belangrijke stap om de retoriek van de afgelopen tijd te ondersteunen.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb voor het verslag over billijke inkomens voor de boeren gestemd en het doet mij deugd dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement zich gebogen heeft over de slechte werking van de voedselvoorzieningsketen, respectievelijk met de grote verschillen tussen de lage prijzen die boeren krijgen en de hoge prijzen die consumenten betalen moeten. Ik wil er hier echter nog eens op wijzen dat hier sprake is van ongeoorloofde discriminatie van en ongelijke mededingingsvoorwaarden voor boeren uit de twaalf nieuwere EU-lidstaten enerzijds en de vijftien oude anderzijds. Het is voor Tsjechische klanten namelijk erg moeilijk om door Tsjechische boeren geproduceerde melk, groenten, eieren en andere voedingsmiddelen te kopen, omdat internationale detailhandelsketens de voorkeur geven aan zwaarder gesubsidieerde en daardoor goedkopere goederen uit de vijftien oudere lidstaten. Daar dient echt zo snel mogelijk een eind aan te worden gemaakt.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, ik meen dat dit verslag, waarin sprake is van redelijke inkomens voor landbouwers, absoluut essentieel is, vooral omdat de prijzen voor landbouwproducten veel sneller zijn gestegen, de kosten veel sneller zijn gestegen, dan het bedrag dat landbouwers ontvangen voor hun producten. In deze situatie zijn het goed beschouwd de grote detailhandelketens die door dit proces geen verlies lijden. Ik wil erop wijzen dat het altijd het doel van de Europese Unie is geweest om de inkomenspositie van landbouwers te verbeteren, maar we kunnen vaststellen dat deze criteria ten aanzien van plattelandsontwikkeling onmogelijk zijn te vervullen. De middelen die voor de landbouw worden ingezet blijven toenemen, maar zonder enig resultaat. Boeren van diverse nieuwe lidstaten van de EU, waaronder Letland, zijn grote verliezers, vergeleken met de industriële producenten en hun collega’s in de economisch sterkere Europese landen, die het zich kunnen veroorloven hun aanvullende steun te geven. Op deze manier wordt de uitvoering van het EU-beginsel van cohesie ook ernstig belemmerd. Ik ben ook zeer ingenomen met de verklaring in het verslag dat er ondubbelzinnig openheid moet komen over de winsten die ten koste van de landbouwers worden gemaakt in de voorzieningsketens en bij de groothandels. Dank u.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit verslag met veel genoegen. De titel, “Billijke inkomens voor de boeren”, zegt alles, want de inkomens zijn op dit moment, en in feite al heel lang, onbillijk.
Gelukkig zetten we een stap in de goede richting. De winsten moeten eerlijk over de producenten, de verwerkende bedrijven en de detailhandelaars worden verdeeld, wat op dit moment niet gebeurt. Dit verslag zal in elk geval het juiste signaal afgeven en van daaruit kunnen we verder werken.
Als dat wordt bereikt, hoop ik dat we een sterk en goed gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen aannemen om de levensvatbaarheid van de gezinsboerderij en de zekerheid van de voedselvoorziening in de toekomst te waarborgen. We hebben vandaag een goede start gemaakt. Hopelijk kunnen we dit ook allemaal waarmaken.
Romana Jordan Cizelj (PPE). - (SL) Ik heb gestemd voor het verslag over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Europese solidariteit is voor velen een abstract begrip. Dit is echter een mechanisme dat elke Europese burger rechtstreeks tot voordeel zou moeten strekken wanneer hij zich in problemen en moeilijkheden bevindt.
Het fonds blijkt echter niet goed te werken. Daarom verwacht ik van de Commissie dat ze het verzoek voor een tussentijdse beoordeling van de werking van het fonds en een herziening van het besluit ernstig neemt.
Ik heb bedenkingen bij de onafhankelijkheid van het fonds in verband met de onbeperkte duur ervan. Volgens mij is het fonds een politiek antwoord op de huidige situatie. In de toekomst moet de Europese Unie de tewerkstelling met andere instrumenten bevorderen. Het fonds moet instaan voor het concurrentievermogen van de Europese economie. We moeten ervoor zorgen dat we geen mechanisme opzetten dat in de kaart speelt van zij die zich niet aan de gewijzigde globale omstandigheden aanpassen. In die context heb ik dan ook gestemd.
Barbara Matera (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) voor dit initiatiefverslag wens ik vooral de rapporteur te bedanken voor het belangrijke werk dat hij in het begin heeft verricht, vooral in samenwerking met alle fracties.
Ik geloof dat dit verslag belangrijke ideeën bevat voor de verbetering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), met het oog op de tussentijdse herziening. Deze voorstellen voor invoering komen overeen met wat ik zelf heb geconstateerd tijdens de beoordeling van zaken in 2010 binnen de Begrotingscommissie, en geven gehoor aan de noodzaak om de procedures betreffende dit fonds te vereenvoudigen en te versnellen.
Gezien de bijzonder moeilijke economische situatie voor de Europese ondernemingen en het groeiend aantal verzoeken tot steun van de lidstaten vond ik het essentieel om in het verslag de noodzaak te beklemtonen van de uitbreiding van de dekking van het fonds tot aan 2013, ten gunste van werknemers die hun baan verliezen als gevolg van de economische crisis.
Concluderend: de Europese instellingen worden verzocht een sterk signaal af te geven om het economische herstel te stimuleren, en het EFG is een belangrijke boodschap voor onze burgers.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Indien wij bedenken dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werd ingesteld om de dreiging van werkloosheid terug te dringen en de kans op werk te verhogen voor mensen die te lijden hebben van de globalisering, baart het nog altijd zorgen dat de 500 miljoen euro die opzij zijn gezet om elk jaar ten behoeve van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te besteden, zo weinig worden gebruikt en dat er niet minder dan negen landen zijn die niet één aanvraag hebben ingediend. Het positieve begin, toen de Commissie na het uitbreken van de crisis besloot het betalingsmechanisme van het fonds gemakkelijker en eenvoudiger te maken en het ook te verbeteren, moet zonder meer worden voortgezet. Dit werk moet echter doorgaan. Ik meen dat dit vooral opgaat voor nieuwe lidstaten, die veel kleine en middelgrote ondernemingen hebben, waar niet veel mensen hun banen kwijtraken binnen een enkele onderneming, maar veel mensen hun banen kwijtraken in veel ondernemingen. Het is precies dit aspect dat nog moet worden verbeterd, zodat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werkelijk kan worden aangewend voor die landen waar het bruto binnenlands product lager is dan het gemiddelde in de Europese Unie. Dank U.
Czesław Adam Siekierski (PPE). - (PL) Vandaag hebben we een belangrijk verslag goedgekeurd inzake billijke inkomens voor de boeren en een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. De werking van de voedselvoorzieningsketen is niet alleen het gevolg van de afstand die de landbouwproducten afleggen, van op de velden via de voedselverwerkende industrie, de groothandel en kleinhandel helemaal tot op de tafel van de consument, maar ook van de specifieke en complexe eigenschappen ervan. De landbouwproductie is in grote mate afhankelijk van de natuur- en klimaatomstandigheden, waarop de landbouwer een heel beperkte invloed heeft. De verwerkende industrie legt de landbouwers hun prijzen op, terwijl de distributeurs de verwerkende industrie en de consument op een gelijksoortige manier behandelen. Daarom is het belangrijk om prijzen te analyseren en toezicht te houden op hun transparantie. Dit betekent niet dat de wetten van de markt worden geschonden, men perkt alleen de monopoliserende handelingen van de tussenpersonen in. Op de financiële markten worden momenteel toezichthoudende en controlerende instellingen ingevoerd. Sommigen willen dat er een einde komt aan het toezicht en de controle van de agrarische markt. Men houdt geen rekening met het feit dat de producenten versnipperd zijn, er alleen voor staan en de strijd met de machtige handelswereld zullen verliezen, terwijl ze enorme verliezen lijden.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van onze collega de heer Zwiefka geeft blijk van een zeer grote bekwaamheid en een aanzienlijke mate van onderzoek van de bestaande wetgeving, internationale verdragen, met name het verdrag van Den Haag, en jurisprudentie, waarbij wel moet worden opgemerkt dat er soms tegenstrijdige aspecten in voorkomen.
In de praktijk lost dit verslag echter maar een deel van het probleem op. Als er één terrein is waar de Europese wetgeving volstrekt legitiem is, dan is het wel het terrein van harmonisatie. Het gaat dan niet om harmonisatie van materieel recht, die zou moeten leiden tot uniformering van het recht in alle lidstaten, maar om de harmonisatie van regels op het gebied van bevoegdheidsgeschillen, in de eerste plaats bij het bepalen welke rechtbank bevoegd is, en vervolgens de harmonisatie van regels over conflicterende rechtsstelsels, namelijk welk recht van toepassing is.
Welke wet is van toepassing op het gebied van overeenkomsten, met inbegrip van de situatie dat mensen zich op verschillende plaatsen bevinden? En op het gebied van goederen, of dat nu om onroerende, roerende of immateriële goederen gaat - zoals bij industrieel eigendom? Op het gebied van overeenkomsten, ook als de contractanten zich op verschillende plaatsen bevinden?
Dat alles, mijnheer de Voorzitter, moet door een Europees wetboek geregeld worden. Zolang we geen Europees wetboek van internationaal privaatrecht hebben, houden we aanzienlijke problemen, die door dit verslag gelukkig deels worden opgelost voor wat betreft de exequatur.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik ben het eens met de auteur van het verslag dat vrouwen uit etnische minderheden in de Europese Unie onder verschillende soorten discriminatie lijden en dat het onze dure plicht is ons in te zetten voor betere levensomstandigheden voor hen, met name op het vlak van onderwijs, toegang tot de arbeidsmarkt, tot socialezekerheidsvoorzieningen alsook tot de gezondheidszorg. Verder wordt de Commissie in het verslag verzocht om statistische gegevens te vergaren, met een onderverdeling naar etniciteit. Het Handvest van de fundamentele rechten en vrijheden verbiedt een dergelijke vergaring van gegevens naar ras echter uitdrukkelijk.
Ik zit dan ook met twee vragen: is de Commissie in staat dergelijke analyses te maken zonder daarbij het internationaal recht te schenden, of is hier sprake van een poging om het desbetreffende artikel van het Handvest te wijzigen teneinde dergelijke analyses wel mogelijk te maken? Is de auteur en überhaupt het hele Parlement zich eigenlijk wel bewust van dit probleem? Ondanks dit alles heb ik voor het verslag gestemd.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb tegen het verslag Parvanova over de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden gestemd omdat dit verslag zoals ongeveer alle politiek correcte initiatieven van dit soort contraproductief is. De bochten waarin men zich bijvoorbeeld wringt om toch maar niet de term islam te gebruiken, grenzen aan het lachwekkende. Er wordt bijvoorbeeld erkend dat vrouwen uit etnische minderheden gediscrimineerd worden door mannen uit diezelfde minderheden. Er wordt gesteld dat geweld niet gerechtvaardigd kan worden op grond van gebruiken, tradities of religieuze overwegingen, maar men is bang om duidelijk de vinger op de zere plek te leggen en te zeggen waar het op staat, namelijk dat vele principes die door de islam gehuldigd worden, niet geïntegreerd kunnen worden in onze Europese samenleving. Zolang wij als Europees Parlement in die ontkenningsfase blijven zitten, zijn alle maatregelen gericht op de integratie van vrouwen afkomstig uit islamitische landen op voorhand tot mislukken gedoemd.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) In deze tijden beschouwt men bejaarden maar al te vaak en onterecht als te inefficiënt en niet geschikt om te werken, hoewel de EU-wetgeving zich verzet tegen discriminatie op grond van leeftijd. Men vergeet hoe groot de waarde is die zij dankzij hun jarenlange werkervaring toevoegen aan de nationale economieën. In deze context, gezien de voortdurende discriminatie op grond van geslacht, bevinden de vrouwen zich in een bijzonder moeilijke situatie op de arbeidsmarkt. Bovendien leven vrouwen statistisch gezien langer dan mannen, waardoor ze nog meer blootgesteld zijn aan het armoedeprobleem en lagere pensioenuitkeringen die ze ontvangen omdat ze lagere lonen hebben gekregen dan de mannen voor het uitoefenen van dezelfde functies. Al deze problemen zijn vooral zichtbaar op het platteland. Gezien het bovenstaande ben ik blij dat er resoluties zullen worden ontworpen die ons herinneren aan dit probleem en er ons toe aanzetten om voortdurend inspanningen te leveren om deze situatie te verbeteren.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dit verslag en ik wil speciale aandacht vragen voor drie paragrafen waarvan ik denk dat ze echt belangrijk zijn, gezien de haast waarmee ouderen in zorginstellingen worden geplaatst in plaats van dat er in de gemeenschap of in hun eigen huizen voor ze wordt gezorgd. Vooral de paragrafen 17, 19 en 25 zijn in dit verband bemoedigend. We moeten ervoor zorgen dat de ouderenzorg stoelt op een op rechten gebaseerde aanpak. We moeten ervoor zorgen dat ouderen onafhankelijk thuis kunnen blijven wonen en dat ze daarbij ondersteuning krijgen. We mogen niet toestaan dat er winst wordt gemaakt door ouderen in de richting van private zorginstellingen te duwen.
Ook wil ik aandacht vragen voor paragraaf 13, over het combineren van werk en zorg. Mag ik dit Huis en veel parlementen in Europa – en ook daarbuiten – voorstellen om te onderzoeken hoe politieke werkzaamheden met zorg kunnen worden gecombineerd? Ik zou heel graag een enquête houden over de vraag hoeveel personen in dit Parlement zowel een politieke als een verzorgende rol hebben. Dat zijn er maar heel weinig.
Erminia Mazzoni (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat er zeer belangrijke principiële bevestigingen in staan.
In de eerste plaats dat vergrijzing, dat gewoonlijk als iets negatiefs wordt gezien, een economische en sociale reserve is waar we uit putten zonder enige erkenning; dat de economische crises zwaarder drukken op vrouwen, en in het bijzonder op oudere vrouwen; dat er in verband met insluiting geen discriminatie op basis van leeftijd zou moeten bestaan en dat vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden en, vooral, een beperkt pensioen te ontvangen, ook al zijn ze de steunpilaren van de welzijnszorg.
Dit verslag oppert een belangrijke manier om het Europa van de volkeren, en dus het Europa van de mensen, van alle mensen, leven in te blazen. De methode bestaat uit het scheppen van een benadering om studies, statistieken en gegevens te bepalen die is gebaseerd op het besef dat genderongelijkheid op latere leeftijd het resultaat is van geaccumuleerde gendernadelen gedurende het gehele leven. De methode bestaat tevens uit het scheppen van een benadering voor een beleid inzake vergrijzing die aandacht heeft voor het gehele leven en de onderlinge samenhang tussen geslacht en leeftijd.
In deze resolutie wordt om drie essentiële en belangrijke zaken gevraagd: een mechanisme dat de accumulatie van de pensioenrechten waarborgt, ook in een periode waarin zorgtaken worden verricht; aandacht voor de man/vrouwdimensie bij de hervorming van pensioenstelsels en bij de aanpassing van de pensioenleeftijd; het voorzien in een beloning voor zorgtaken.
Dit zijn zeer belangrijke gegevens aangezien afzonderlijke lidstaten, en Italië in het bijzonder, hun nationale pensioenstelsels aan het aanpassen zijn om aan de Europese richtsnoeren te voldoen. Dit zijn de echte Europese richtsnoeren.
Zuzana Roithová (PPE). - (CS) Ik heb tegen dit verslag gestemd, omdat erin werd voorgesteld lidstaten verplicht rekening te laten houden met de specifieke situatie van oudere lesbische, biseksuele en transseksuele vrouwen. Moeten zij soms hoger worden aangeslagen dan de overige oudere vrouwen? Gisteren tijdens het debat heb ik erop gewezen dat het verhoogde risico op armoede onder vrouwen van pensioengerechtigde leeftijd veroorzaakt wordt door het feit dat zij voor het gezin hebben gezorgd, kinderen hebben opgevoed en omdat zij gedurende hun leven gemiddeld minder verdienden dan mannen. Daar moet hoognodig verandering in komen. Maar dat heeft verder toch niets te maken met hun seksuele geaardheid?
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag met genoegen gesteund. Ik was de enige persoon die gisteravond bij het debat aanwezig was maar niet het woord heeft gevoerd. De reden dat ik niet heb gesproken was dat ik het gevoel had dat de titel in bepaalde opzichten niet klopte. In plaats van over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving ging het eigenlijk over de behandeling van oudere vrouwen in een vergrijzende samenleving.
Natuurlijk waren enkele punten die werden gemaakt absoluut steekhoudend, vooral die met betrekking tot de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, die in een democratische samenleving niet aanvaardbaar is. Het is echter dringend noodzakelijk dat er verder wordt gediscussieerd over de rol van mannen en vrouwen in een vergrijzende samenleving. Daar moet rekening mee worden gehouden, met name in de begroting. Ik denk niet dat dit in het verleden is gedaan. Er is te weinig ingespeeld op de economische gevolgen van een vergrijzende samenleving. Dat moet dringend gebeuren als we willen dat de plannen niet mislukken.
Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, alleen u, ik en een paar anderen zijn overgebleven. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het belangrijk vind voor de verhouding tussen politici, in hun verantwoordelijke positie, en het electoraat, en dit alles kan dienen als een centraal element van onze representatieve democratie. Ik geloof dat dit alles een belangrijke vereiste is voor het waarborgen van de volledige, bewuste en democratische deelname van de burgers aan het integratieproces van de Europese Unie.
We moeten helaas constateren dat er ook bij de laatste Europese verkiezingen een lage opkomst was, en dit is vrij normaal in alle Europese landen – en niet alleen in Europa. Het laat duidelijk zien hoe weinig informatie burgers wel niet krijgen over Europees beleid en Europese kwesties en hoe ver ze zich helaas van onze instelling verwijderd voelen.
Aangezien het Verdrag van Lissabon een nieuwe vorm van deelname aan het communautaire besluitvormingsproces door de burgers introduceert, is het belangrijk dat we ons inspannen om die afstand te overbruggen. De instelling moet namelijk streven naar het waarborgen van onbeperkte en kosteloze toegang tot alle openbare informatie van de Europese Commissie.
Het gaat mij ten slotte ter harte te beklemtonen hoe essentieel het is om te waarborgen dat Europese instellingen samenwerken met de mensen en de verantwoordelijke landelijke autoriteiten om de communicatie te verbeteren. En dit alles moet worden bereikt door de lidstaten aan te moedigen actiever te worden in het informeren van de burgers over kwesties die te maken hebben met ons Europa.
Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste verheugt het me dat we vandaag een verslag hebben aangenomen over betere communicatie in de EU. Persoonlijk heb ik ook gestemd voor de gezamenlijke resolutie die is ingediend door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, aangezien dit verslag ons een sterk fundament geeft. In het verslag zijn in het algemeen alle voorstellen opgenomen die in maart in de Commissie cultuur en onderwijs zijn aangenomen. Ik wil echter opmerken dat er in de tussentijd meer compromissen op tafel zijn gekomen en ik had natuurlijk gehoopt dat we deze tot aan de eindstemming mee hadden kunnen nemen. Dit was niet mogelijk, aangezien op het laatste moment krachtige lobbyactiviteiten de vastberadenheid van bepaalde partijen hebben verzwakt. Echter, ik maak hier nota van en ik stel vast en verheug me erover dat deze voorstellen hebben geleid tot een goed debat, zodat we nu verder kunnen gaan met de 46 voorstellen voor betere communicatie in de EU.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voormalig journalist heb ik dit verslag met veel genoegen gesteund. Ik heb ervaring met beide kanten van de zaak – vroeger als journalist en nu als politicus – en ik denk dat het gevaar bestaat dat voorlichting gelijk wordt gesteld aan journalistiek. Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn.
Op dit moment is mijn zorg dat heel veel journalisten door de economische crisis werkloos raken. Dat gebeurt nu in Ierland. Lokale kranten en radiostations stoten personeel af of staan onder druk om mensen te ontslaan. Dat betekent dat de kwaliteit van de journalistiek zal dalen, omdat mensen niet meer voldoende tijd en middelen zullen hebben om zaken diepgaand te onderzoeken of voor een kwalitatief goede berichtgeving te zorgen.
Ik ben bang dat Europa in het defensief zal worden gedrongen omdat er zal worden bericht over plaatselijke verhalen, maar niet over Europese kwesties, tenzij ze relevant zijn voor de mensen in onze lidstaten. Dat is de uitdaging voor de gekozen leden van dit Parlement – om het werk dat we doen relevant voor de mensen thuis te maken, omdat dat heel relevant is.
Oldřich Vlasák (ECR). - (CS) Positief aan dit verslag is dat de groeiende rol van de nationale parlementen er bij herhaling in erkend wordt en dat het pleit voor het subsidiariteitsbeginsel. Bovendien bevat het uiteenlopende voorstellen, zoals verhoging van de transparantie, openbaarmaking van informatie, vereenvoudiging van accreditatie van journalisten, enz., één voor één zaken die onze steun verdienen. Aan de andere kant echter staat een aantal meer dan twijfelachtige zaken. Zo omvat het verslag een voorstel tot oprichting van een groep correspondenten die zich op een educatieve manier bezig zouden moeten houden met het thema Europese Unie. Ook wordt erin gevraagd om een gespecialiseerd orgaan voor Europese aangelegenheden in elke lidstaat met als opdracht uitleg te geven over de gevolgen van het beleid van de Europese Unie. Bovendien wordt erin gepleit voor een verhoging van de begrotingslijn voor het informatiecentrum van het Europees Parlement. Mijns inziens kunnen er door doeltreffender te werken en door gebruik te maken van nieuwe methodes betere resultaten worden bereikt en is er dus geen noodzaak tot verhoging van de begrotinglijn. Ik heb dan ook tegen het verslag gestemd.
Inese Vaidere (PPE). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik juich het toe dat dit verslag ons herinnert aan de plicht van de massamedia om mensen te informeren over wat er zich in de Europese Unie afspeelt, en dat de kwesties waarmee de Europese Unie te maken heeft in leerplannen moeten worden opgenomen. Als er een grote hoeveelheid informatie over de Europese Unie beschikbaar is, wordt de rol van voorlichtingsbureaus over het Parlement in de lidstaten veel groter. Ik wil tevens benadrukken dat het nodig is te controleren wat zich in deze bureaus afspeelt en hoe effectief de fondsen waarin de Europese Unie voorziet worden besteed. De nadruk die in het verslag wordt gelegd op het kanaal Euronews TV is ook zeer welkom. Ik wil benadrukken dat dit kanaal precies moet uitzenden wat in het verslag wordt gesteld; het moet uitzendingen in alle officiële talen van de Europese Unie verzorgen. Zo ontvangen wij in Letland informatie van dit kanaal in het Russisch, maar is er geen informatie beschikbaar in het Lets, de officiële taal. Onafhankelijke journalistiek heeft een bijzondere rol. Ik stel ook voor dat we een overkoepelende EU-wetgeving invoeren waarmee we kunnen vaststellen wat de werkelijke massamedia zijn, ook in die lidstaten waar het politieke vermogen om dit soort wetgeving in te voeren eenvoudigweg ontbreekt. Dank u.
Emma McClarkin (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag en de resolutie over journalistiek en nieuwe media waarover we vandaag hebben gestemd had moeten gaan over de wijze waarop de nieuwe media uitdagingen voor de journalistiek creëren. In plaats daarvan is het verworden tot een wensenlijst van leden van dit Parlement die vaker over zichzelf willen lezen en willen manipuleren hoeveel er over de EU wordt geschreven. De voorstellen omvatten Europese trainingsprogramma’s voor journalisten, meer geld voor de voorlichtingsbureaus van het Parlement en nog meer geld voor het communicatiebeleid van de EU.
Ik geloof in de vrijheid van meningsuiting. Ik geloof ook in onafhankelijke, geloofwaardige journalistiek. Het dwingen en financieren van journalisten en onafhankelijke uitzendgemachtigden om over de EU te berichten om het Europese ideaal te promoten komt neer op schaamteloze propaganda, en daarom heb ik tegen dit verslag en deze resolutie gestemd. Om redenen van ijdelheid is een kans gemist om te onderzoeken hoe de sociale media kunnen worden gebruikt om de betrokkenheid bij de democratie te bevorderen.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn stem gegeven aan het verslag van mijn Poolse collega, mevrouw Geringer de Oedenberg, over het voorstel tot codificatie van de van oktober 1968 daterende verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie, die is gewijzigd in 1968, 1976, 1992 en tweemaal in 2004. In april 1987 heeft de Commissie haar diensten opgedragen over te gaan tot de codificatie van besluiten uiterlijk nadat zij voor de tiende maal zijn gewijzigd, en zij heeft er daarbij op gewezen dat dit een minimumregel is, omdat ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de wetgeving haar diensten zouden moeten trachten de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met kortere tussenpozen te codificeren. Hoewel er in het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode is vastgesteld, is er helaas toch sprake van vertragingen bij de codificatie van Europese wetteksten. Deze vertragingen treffen zowel onze burgers als de lidstaten, met name overheidsdiensten, de magistratuur, rechtenstudenten en professoren, enzovoort. Veel te veel bepalingen zijn herhaaldelijk gewijzigd en staan nu overal verspreid in de oorspronkelijke tekst en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik draag altijd al mijn intergouvernementele en territoriale visie van het Europese beleid uit en ben onvermoeibaar in het verdedigen van het subsidiariteitsbeginsel, en ik verzet me ten zeerste tegen de hoge bureaucratische en administratieve lasten die lidstaten, burgers en ondernemingen vaak door de EU krijgen opgelegd.
Ik kan dus niet anders dan voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg stemmen. Het haalt het belang van “beter wetgeven” aan, Deels kan dit worden bereikt door het effect van juridische procedures grondiger te beoordelen voordat het ontwerp van een bepaald besluit wordt gepresenteerd als een officieel wetgevingsvoorstel van de Commissie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Dit nieuwe voorstel bevat een codificering van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap. In dit voorstel blijft de inhoud van de gecodificeerde wettelijke bepalingen behouden en wordt gestreefd naar verduidelijking ten aanzien van de toepassing van wettelijke normen inzake vrij verkeer van werknemers. De Europese Unie moet een lange termijndoelstelling verwezenlijken en vrij verkeer van werknemers in alle lidstaten waarborgen. Het recht van bewegingsvrijheid en het recht om werk te vinden in de lidstaten moeten alle werknemers worden verleend.
De Europese Unie moet ervoor zorgen dat de mobiliteit van arbeidskrachten transparanter is en werknemers helpen om hun levensomstandigheden te verbeteren en om voet aan de grond te krijgen in de samenleving. Daarom behoort discriminatie op grond van nationaliteit en arbeidsvoorwaarden volledig te worden uitgebannen. Er moet een betere samenwerking komen tussen de lidstaten met betrekking tot het instellen van flexibelere arbeidsvoorwaarden.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het vrije verkeer van werknemers is een fundamenteel recht en een middel om mensen meer mogelijkheden te geven om hun levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Dit recht wordt in alle lidstaten toegekend aan permanente werknemers, seizoensarbeiders, grensarbeiders en werknemers die arbeid in dienstverlening verrichten. Ik steun deze resolutie vanwege de bijdrage die zij levert aan de werkzaamheden van de diensten voor arbeidsvoorziening ten behoeve van de onderdanen van andere lidstaten, aan gelijke behandeling en aan het recht op toelating tot het algemeen onderwijs, het leerlingenstelsel en de beroepsopleiding voor kinderen van onderdanen van een lidstaat die werken, of hebben gewerkt, in een andere lidstaat.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze nieuwe verordening vervangt de verordening van 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers, evenals de verschillende wetsteksten die er later in opgenomen zijn. We hebben hier te maken met een voorstel tot codificatie waaraan volgens het advies van de adviesgroep bestaande uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen enkele inhoudelijke wijziging is toegevoegd. Ik heb geen enkele twijfel om steun te verlenen aan dit initiatief dat tot doel heeft de wetgeving van de Unie – die vaak gewijzigd is en versnipperd over verschillende wetten – te vereenvoudigen en te verduidelijken. Alleen op deze wijze kunnen we zorgen voor meer transparantie van de wetgeving van de Unie. Dat maakt die wetgeving toegankelijker en inzichtelijker voor de gewone burger, die nieuwe kansen krijgt om gebruik te maken van de specifieke rechten die hem zijn toegekend. Op die manier bevorderen we het Europa van de burgers.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het bevat namelijk waarborgen zodat de onderdanen van een lidstaat die werken in een andere lidstaat op het vlak van arbeidsvoorwaarden – met name beloning, ontslag en re-integratie op de arbeidsmarkt – recht hebben op dezelfde behandeling als de nationale werknemers.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie beperkt zich louter tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende het vrije verkeer van werknemers van de Europee Unie zonder er inhoudelijke wijzigingen aan toe te voegen. Daarom heb ik voor het voorstel gestemd. Toch wil ik er op wijzen dat dit vrije verkeer meer politieke integratie vereist. Alleen een nieuw concept van sociale rechten in de Europese Unie, waarmee elke Europese burger verzekerd is van sociale minimumrechten, zal vrij verkeer van werknemers mogelijk maken zonder sociale problemen of sociale dumping.
Ik meen dat een dergelijke vorm van vrij verkeer het noodzakelijk maakt op het niveau van de Europese Unie minimumregels in te voeren op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs en minimumpensioenen. Dergelijke minimumregels voor sociale rechten zullen zorgen voor meer homogeniteit op het gebied van de arbeidsvoorwaarden daar zij zullen functioneren als regulator voor het verplaatsen van bedrijven die werken met handarbeiders.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarin terecht wordt gewezen op het belang van Zwitserland en de Europese Economische Ruimte (EER) voor de handel van de EU. In het verslag wordt expliciet verklaard dat de redenen voor de bijzondere aard van de betrekkingen tussen Zwitserland en de EU door dit Huis volledig in acht worden genomen. Ik zou verder willen gaan en willen aandringen op volledig respect voor de burgers van alle vier de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) bij het nemen van besluiten over de betrekkingen van hun eigen landen met de EU. Een gebied van wederzijds belang voor de EU en de landen van de EVA dat buiten de werkingssfeer van de interne markt valt is dat van de visserij. In de afgelopen maanden heeft IJsland eenzijdig quota voor de makreelbestanden vastgesteld die de duurzaamheid van die bestanden in gevaar kunnen brengen. Hoewel ik sterk voorstander ben van het concept van nationale controle over de eigen visgronden, moet dit concept functioneren op basis van regionale samenwerking en het internationaal recht. Ik dring er bij de regering van IJsland op aan om aan één tafel te gaan zitten met de buurlanden van IJsland om een voor alle partijen bevredigende en verantwoordelijke oplossing voor deze situatie te vinden.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Met deze procedure wordt het vrije verkeer van werknemers in de Gemeenschap, een van de belangrijkste wapenfeiten van de Europese Unie, behouden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het vrije verkeer van werknemers in de Europese Unie is één van de belangrijkste doelstellingen van alle lidstaten en tevens een stimulans voor de ontwikkeling van de economie van alle EU-landen. Er mag derhalve geen enkele vorm van discriminatie bestaan en daarom is het erg belangrijk dat alle bepalingen die moeten zorgen voor het realiseren van dat doel perfect geformuleerd en gecodificeerd zijn. De goedkeuring van deze verordening maakt het mogelijk alle lidstaten richtsnoeren te geven voor de coördinatie van hun werkgelegenheidsbeleid. Om die reden heb ik het voorstel gesteund.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De Europese Commissie hecht groot belang aan het vereenvoudigen en transparanter maken van de Europese wetgeving zodat deze gemakkelijk en eenvoudig toegankelijk worden voor de onderdanen van de lidstaten. Dit doel kan echter niet worden verwezenlijkt zolang we verscheidene grondig gewijzigde bepalingen slechts her en der verspreid kunnen terugvinden. In een aantal gevallen is zelfs uitgebreid onderzoek nodig om vast te stellen welke verordeningen van kracht zijn. Aangezien ook de resolutie van de Raad over werken binnen de Europese Unie al meermalen is gewijzigd, moest deze tekst ook worden gecodificeerd. Ik acht het van belang dat we dergelijke en soortgelijke EU-wetgeving zo snel mogelijk onder één noemer kunnen brengen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) De toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie heeft te vroeg plaatsgevonden. De grote sociaaleconomische verschillen tussen de oude en de nieuwe lidstaten, met name wat Bulgarije en Roemenië betreft, leiden binnen de EU tot een massale arbeidsmigratie van oost naar west. Dat kan in dit geval niet gerechtvaardigd worden door een beroep te doen op het vrije verkeer van werknemers, aangezien de verschillen dermate groot zijn dat dit in de oude lidstaten loondumping en integratieproblemen op de arbeidsmarkt veroorzaakt. Daarom heb ik tegen het onderhavige verslag gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voorgestemd daar het om een zeer belangrijke materie gaat, met name nu het debat gevoerd wordt over de mobiliteit van Roma-burgers in de EU.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het vrije verkeer van werknemers binnen de EU gestemd, en dit in de versie waarin rekening gehouden is met de juridische bezwaren van het Europees Parlement. Met de goedkeuring in reeds de eerste lezing wordt deze verordening eerder van kracht, hetgeen van erg belangrijk is. Ik moet echter constateren dat een aantal lidstaten nog altijd uiteenlopende obstakels opwerpt voor het vrije verkeer van personen binnen de EU, op uiteenlopend niveau en onder verschillende voorwendselen, en dat zij aldus bezondigen aan schending van het Verdrag inzake de werking van de EU. Ik wil hier nog wijzen op de volledig ongegronde en ronduit schandalige behandeling van Tsjechische automobilisten door de Duitse politie in de grensstreek. De vergadering gisteren van vertegenwoordigers van de politieorganisaties van beide landen heeft maar weinig opgeleverd en eindigde bovendien in een mondelinge schermutseling die ook nog eens breed uitgemeten is in de media. Ik verzoek de Commissie om zich nu eindelijk eens serieus met deze kwestie bezig te houden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Dit was een vrij technisch, maar niet controversieel verslag. Daarom hebben wij, de Groenen, het gesteund.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat het vrije verkeer van werknemers in de EU zal beschermen. De interne markt steunt op geschoolde werknemers die zich zonder belemmeringen tussen de lidstaten kunnen verplaatsen, reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) De vereenvoudiging en verduidelijking van de Europese wetgeving is uiterst belangrijk om de regels inzichtelijker en toegankelijker te maken voor de burgers. Sneller begrip van de regels geeft de burgers de mogelijkheid hun rechten beter te kennen waardoor nieuwe kansen ontstaan.
De codificatie van versnipperde bepalingen die frequent gewijzigd worden is noodzakelijk om te kunnen zorgen voor duidelijkheid en transparantie van de Europese wetgeving en die wetgeving dichter bij de burgers te kunnen brengen.
Die codificatie is nog belangrijker op het terrein van het vrije verkeer van werknemers. Het vrije verkeer van werknemers is het favoriete podium geworden van de Europese integratie. De burgers van de lidstaten hebben er nieuwe kansen door gekregen daar ze het recht hebben vrij in een andere lidstaat te gaan werken. Ze genieten daar gelijke behandeling, terwijl elke vorm van discriminatie verboden is.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vrije verkeer voor werknemers binnen de Unie, omdat ik van mening ben dat vrij verkeer een grondbeginsel van de EU en van de interne markt is. Ik verzoek de Europese Commissie en de Raad om deze gelegenheid aan te grijpen en deze verordening vast te stellen, en ik vraag de lidstaten om de huidige obstakels waarmee Roemeense en Bulgaarse werknemers te maken hebben, weg te nemen. De huidige obstakels die het vrije verkeer verhinderen van werkenden uit lidstaten die na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, beperken de rechten van burgers in deze landen. Ze kunnen ook leiden tot zwart werk en sociale dumping. Wanneer deze obstakels worden weggenomen, beschermt dat zowel migrerende werknemers als lokale werkenden. Wanneer deze doelstelling wordt verwezenlijkt, worden ook bescherming en respect voor de grondbeginselen van de EU gewaarborgd. Ik hoop dat zowel de Commissie als de lidstaten blijk zullen geven van de benodigde politieke wil.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dames en heren, vrij verkeer is een grondrecht van werknemers en hun gezinnen. In dit verslag wordt opgemerkt dat het verkeer van werknemers in de Europese Unie een van de middelen moet zijn waarmee EU-burgers hun levens en arbeidsomstandigheden kunnen verbeteren. Het is zowel een kwestie van vrijheid als van menselijke waardigheid. Wat dat betreft had de toetreding tot de EU een enorm effect op mijn land, Litouwen. Met uitzondering van enkele landen zijn wij vrij om in elke EU-lidstaat te werken.
Nu zitten we in het gouden tijdperk van de luchtvaartmaatschappij Ryanair, die het gemakkelijker maakt te reizen. Mensen kunnen vanaf de drie grootste luchthavens in Litouwen naar veertig Europese steden vliegen. Dit is zowel een zegen als een vloek. De vrees bestaat dat Litouwen door de constante migratie met een kennisvlucht wordt geconfronteerd. Bijna 60 000 Litouwers wonen in het Verenigd Koninkrijk, terwijl dat er in 2001 minder dan 5 000 waren.
Ongeveer 90 000 Litouwers wonen in Ierland. Wij zijn een kleine natie en nadat we hun onderwijs hebben gegeven en in hun studies hebben geïnvesteerd, raken we nu onze meest actieve mensen – twintigers en dertigers – kwijt. Wij, Litouwen en sommige EU-lidstaten, moeten meer ons best doen om deze gevaarlijke tendens te stuiten.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Zoals het verslag in kwestie duidelijk stelt, is vervalsing van de euromunt een reëel en aanzienlijk gevaar.
Juist daarom kan het aannemen van een specifiek reglement bijdragen aan het aanzienlijk verminderen van de circulatie van valse euromunten, middels de toepassing van gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole van euromunten die in omloop zijn, en van mechanismen voor het overheidstoezicht op deze procedures. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Binev gestemd, en ik dank hem voor zijn werk.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In dit voorstel voor een verordening worden de maatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de euro te beschermen tegen valsemunterij. Deze maatregelen houden onder andere in dat kredietinstellingen en bepaalde andere economische instanties, zoals firma’s voor geldtransport, de verplichting krijgen om alle ontvangen eurobankbiljetten en –muntstukken op hun echtheid te controleren voordat ze opnieuw in omloop worden gebracht, en te zorgen voor het detecteren van vervalsingen. Doordat er evenwel geen verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten bestaat, lopen de werkwijzen in de lidstaten uiteen, waardoor de munteenheid niet dezelfde bescherming geniet in de gehele Unie. Als rapporteur voor mijn fractie heb ik mij in nauwe samenwerking met de heer Binev beziggehouden met dit voorstel voor een verordening. Net als de heer Binev steun ik het voorstel van de Europese Commissie en heb ik dienovereenkomstig gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Mechanismen en een wetgevend kader die ervoor zorgen dat alle in omloop zijnde munten een echtheidscontrole hebben ondergaan door de bevoegde autoriteiten is essentieel om de financiële instellingen en markten tegen fraude te beschermen. Anderzijds dient het garanderen van de geldigheid en de circulatie van de munten op adequate wijze te geschieden en daarvoor is het nationale niveau de aangewezen plek. Met het oog daarop is de invoering van bindende regels belangrijk, waardoor de toepassing van procedures voor de echtheidscontrole van de euro en het toezicht daarop geharmoniseerd worden. Met deze taken moeten beroepsmensen belast worden die daarvoor een degelijke opleiding hebben gehad en gespecialiseerd zijn in de materie zodat de procedures op doeltreffende wijze kunnen verlopen. Bovendien acht ik deze harmonisering van fundamenteel belang om het vertrouwen in de eurozone van de consumenten en van de hele markt te vergroten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De vervalsing van euromunten is een belangrijk gevaar, vooral voor de hoogste muntwaarden. Het ontbreken van een verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten kan een hinderpaal vormen voor de bescherming van de munten. De zojuist goedgekeurde verordening is een bindend rechtsinstrument waarmee een gemeenschappelijke methode voor de echtheidscontrole van euromunten tot stand kan komen. Een van de voornaamste doelstellingen van de verordening is waarborgen dat de instellingen ervoor zorgen dat de munten die opnieuw in omloop worden gebracht op echtheid zijn gecontroleerd. De echtheid moet worden vastgesteld met de muntsorteermachines die zijn opgenomen in de lijst in artikel 5, lid 3, of door degelijk opgeleid personeel volgens door de lidstaten vast te stellen methoden. Aangezien de vaststelling van de echtheid van euromunten onvermijdelijk kosten met zich meebrengt voor de instellingen die ermee belast zijn (kredietinstellingen en een aantal andere instanties, zoals firma’s voor geldtransport), stel ik voor deze instellingen het recht te geven om behandelingskosten aan te rekenen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De strijd tegen de vervalsing van eurobiljetten en euromunten en de procedures voor de echtheidscontrole van euromunten zijn redenen om het voorstel goed te keuren zodat er een gemeenschappelijk bindend kader komt voor de echtheidscontrole van de munten. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag gaat over het probleem van de circulatie van valse euromunten.
Tot nu toe hadden de lidstaten verschillende werkwijzen voor het uit omloop nemen van valse euromunten. Tegen die achtergrond wil het voorstel ervoor zorgen dat er in heel de eurozone gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole zijn van de euromunten die zich in omloop bevinden, en mechanismen voor overheidstoezicht op de procedures. Ik heb vóór gestemd omdat ik geloof dat het essentieel is dat de procedures in heel Europa eenvormig zijn.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Als lid van de Commissie economische en monetaire zaken heb ik actief deelgenomen aan het wetgevende proces van dit verslag, dat ik steun, en dat proces ook actief gevolgd.
Een brede eenvormigheid van in Europa gebruikte systemen ter bestrijding van valsemunterij is meer dan wenselijk, vooral nu er al een uitstekende beschermingsgraad in de strijd tegen de vervalsing van biljetten is bereikt. Het voorstel dat we zo dadelijk gaan goedkeuren maakt het mogelijk om de stroom en hoeveelheid valse euromunten te controleren en te monitoren in de verschillende lidstaten die nog geen gelijkgeschakelde systemen hebben die in dat opzicht veilig genoeg zijn. We moeten het probleem van vervalsing namelijk krachtig bestrijden met doeltreffende en uiterst moderne instrumenten om grote schade voor onze burgers, voor onze mensen die in de commercie werken en, uiteindelijk, voor de begrotingen van onze landen te vermijden.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Vervalsing van euromunten is een aanzienlijk gevaar, vooral voor de hoogste muntwaarden.
Dat er geen verplicht gemeenschappelijk kader voor de echtheidscontrole van munten bestaat, vormt in sommige lidstaten een beletsel voor de geldinstituten om actief valse euromunten op te sporen, zodat de munteenheid niet in heel de Europese Unie dezelfde bescherming krijgt.
De voorgestelde verordening is een bindend rechtsinstrument dat nu noodzakelijk is geworden om een gemeenschappelijke methode voor de echtheidscontrole van euromunten door de geldinstituten en het toezicht door de lidstaten in te stellen. Tegen die achtergrond wil het voorstel ervoor zorgen dat er in heel de eurozone gemeenschappelijke procedures zijn die het toezicht verbeteren en de vervalsing van euromunten uitroeit.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Alle vervalste of voor circulatie ongeschikte euromunten moeten uit de omloop worden genomen en ingeleverd bij de bevoegde nationale autoriteiten, zodat ze kunnen worden vernietigd.
We hebben voor het verslag gestemd, ondanks het feit dat de tekst geen maatregelen bevat ter bescherming van burgers die in goed vertrouwen vals geld bezitten, en dat geld uit de omloop zien worden genomen door hun eigen bank wanneer ze het daar deponeren. Het zijn vaak oudere mensen die worden opgelicht door mensen die vals geld in omloop brengen, en daarom moeten we een systeem vinden dat op zijn minst een deel van het geld dat gedupeerden moeten inleveren vergoedt. Er zijn ook strengere maatregelen nodig tegen degenen die euromunten vervalsen en in omloop brengen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin gemeenschappelijke maatregelen worden vastgesteld voor een doelmatige bestrijding van valsemunterij in de landen van de eurozone. Er bestaan op dit moment geen geharmoniseerde regels voor de echtheidsverklaring van euromunten en de intrekking van munten die ongeschikt zijn voor circulatie. Dergelijke regels zullen helpen om consumenten te beschermen tegen valse munten, reden waarom ik voor dit verslag heb gestemd.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik stem voor het verslag van de heer Binev, dat ervoor wil zorgen dat er gemeenschappelijke procedures komen voor zowel de echtheidscontrole van vals geld als de controle van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie.
Op dit moment zijn banken en instellingen die deelnemen aan de verstrekking van geld verplicht om de biljetten en de muntenstukken die ze ontvangen te controleren op hun echtheid, voordat ze opnieuw in omloop worden gebracht. Wanneer ze valse euromunten vinden, moeten ze die uit de omloop nemen. Maar de werkwijzen voor het detecteren van vals geld lopen in de verschillende landen van de Europese Unie uiteen. Ik geloof daarom dat het juist is om dit initiatief, dat een eenvormige bescherming van de munteenheid in de gehele eurozone wil waarborgen, te steunen.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben voor het toekennen van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië omdat het een van de landen is die het meest zijn getroffen door de gevolgen van de mondiale economische crisis. Zoals uit de tekst blijkt zal deze maatregel namelijk bijdragen aan het dekken van de externe financieringsbehoefte van het land in 2010 en 2011, maar de maatregel zal vooral de hervormingsdynamiek versterken door het economische programma van de regering en haar streven naar integratie met de EU te ondersteunen. Dank u wel.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik steun dit voorstel ter verlening van macrofinanciële bijstand aan de republiek Moldavië. Moldavië is een van de landen van het oostelijk partnerschap die het zwaarst door de wereldwijde crisis zijn getroffen. De productie is ernstig gedaald, de fiscale positie verslechterd en er is een toenemende behoefte aan externe financiering. Ik meen dat, indien op tijd verleend, de bijstand het land zal helpen de gevolgen van de financiële crisis sneller en effectiever aan te pakken en dat de betalingsbalans en begrotingsbehoeften erdoor zullen worden verlicht.
Er zullen ook omstandigheden worden geschapen om de in het land doorgevoerde hervormingen te versterken – door ondersteuning van het economische stabiliseringsprogramma van de overheid en van haar inspanningen op het gebied van Europese integratie. Om de effectiviteit en transparantie van de verleende ondersteuning te waarborgen, is het echter noodzakelijk de controlerende en toezichthoudende rol van de Europese Commissie op dit gebied te versterken.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De wereldwijde economische crisis heeft grote gevolgen gehad voor de economie van de Republiek Moldavië. Dit land heeft een van de laagste inkomens per hoofd van de bevolking van de landen van het oostelijke partnerschap van de Europese Unie. Aangezien de EU zich heeft verbonden om de landen van het oostelijk partnerschap te steunen, en aangezien de nieuwe regering in de Republiek Moldavië zich duidelijk ontvankelijk heeft getoond voor de Europese Unie, denk ik dat de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië in de vorm van een gift ten belope van ten hoogste 90 miljoen euro een initiatief is dat meer dan noodzakelijk is.
Ik moet hier vermelden dat de voorgestelde bijstand bijzonder nuttig is, aangezien de precaire economische situatie van Moldavië nog is verergerd door de ernstige overstromingen die het land deze zomer hebben getroffen. Het is belangrijk te vermelden dat in april de intergouvernementele overeenkomst is ondertekend, en dat Roemenië op basis daarvan heeft aangeboden de Republiek Moldavië niet terug te betalen financiële bijstand te verlenen ten belope van 100 miljoen euro, die is geoormerkt voor ondersteuning van de infrastructuur van de Republiek Moldavië. Ik sluit af met te zeggen dat de financiële steun van de EU zal worden gebruikt om de Republiek Moldavië verder te helpen op de weg van politieke en economische integratie in de EU.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik heb om een concrete en praktische reden tegen dit verslag gestemd. Ik kan me in principe wel vinden in het idee de Republiek Moldavië bijstand te verlenen, omdat het verlenen van bijstand aan landen die dichtbij Europa liggen ons ook kan helpen om problemen te voorkomen die te wijten zijn aan armoede en aan de daaruit voortvloeiende immigratie, dat ons continent overspoelt. Ik stem echter om twee redenen tegen het voorstel. Ten eerste heb ik grote twijfels over het concrete en serieuze gebruik van het geld dat door de EU beschikbaar zou worden gesteld. De woorden en geruststellingen van de Moldavische autoriteiten zijn mooi, maar we weten dat dit land in toenemende mate wordt geteisterd door corruptie en ook vandaag de dag nog een zeer ouderwets financieel-economisch systeem heeft. Daarom is er geen enkele geloofwaardige garantie dat er verstandig en serieus met het Europese geld zal worden omgegaan. Ten tweede: zelfs als we voldoende garanties zouden hebben dat het geld goed zou worden gebruikt, dan zou het voorgestelde bedrag hoe dan ook ontoereikend zijn. Ik zie niet hoe de negentig miljoen euro die in het verslag wordt genoemd een land werkelijk kan helpen om de weg van modernisering en economische en politieke vernieuwing in te slaan.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Republiek Moldavië is een van de Europese staten die het zwaarst is getroffen door de economische crisis. De autoriteiten in Chişinău hebben bovendien al ruim een jaar te maken met politieke onzekerheid, die de gevolgen van de economische crisis alleen maar kan verergeren, niet alleen voor de bevolking, maar ook voor de overheidsfinanciën. De toekenning van een gift aan Moldavië ten belope van circa 90 miljoen euro, die uitsluitend bestemd is om de budgettaire en betalingsbalansbehoefte te lenigen en op de bestedeling waarvan toezicht zal worden uitgeoefend, zal Moldavië helpen om de door het IMF gestelde macro-economische doelen te halen, terwijl zij op de middellange en lange termijn de geloofwaardigheid van het land op de mondiale financiële markten zal vergroten.
Ik verwelkom het feit dat het Parlement en de Commissie controlemechanismen gaan opleggen, teneinde te waarborgen dat de gift van de EU op de beoogde plaats terechtkomt. Moldavië verkeert in een moeilijke politieke situatie en het land zou in de verleiding kunnen komen om enkele populistische politieke gebaren te maken met het oog op de aanstaande vervroegde verkiezingen. Ik verwelkom ook de verzekeringen van premier Filat en zijn vastbeslotenheid om zijn verplichtingen na te komen, wat alleen maar een positief effect zal hebben op de economie van Moldavië. Moldavië heeft behoefte aan blijken van goede wil van de internationale gemeenschap, want het land maakt moeilijke tijden door. Het is in het belang van de Europese Unie om Moldavië de hand te reiken, zodat de Unie aan haar oostgrens een economisch en politiek stabiele staat krijgt.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming onthouden over het verslag inzake de toekenning van financiële bijstand aan Moldavië, ondanks het feit dat ik geloof dat de EU financiële bijstand moet verlenen zodat Moldavië aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. De terbeschikkingstelling van de bijstand is helaas echter gekoppeld aan de voorwaarden die het IMF aan dit land stelt. Het feit dat de EU het verlenen van financiële bijstand verbindt aan de noodzaak van dit land om zich te onderwerpen aan beleid dat het IMF dicteert, is ethisch en politiek onaanvaardbaar. In Griekenland, evenals in andere landen waar het IMF is geweest of nog steeds aanwezig is, zien wij de desastreuze gevolgen ervan, en daartegen verzetten wij ons.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Als schaduwrapporteur voor mijn politieke fractie heb ik verzocht om zo snel mogelijk financiële hulp te verlenen ten belope van maximaal 90 miljoen euro. De Republiek Moldavië, een land dat betrokken is bij het oostelijk partnerschap, is zwaar getroffen door de financiële en economische crisis. Tegelijkertijd heeft het land belangrijke politieke hervormingen ondernomen, die moeten worden geconsolideerd en gepaard moeten gaan van de praktische toepassing van Europese normen. Ik beschouw de toekenning van deze financiële steun daarom als een manier om het tempo van het hervormingsproces te vergroten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de effecten van de huidige economische en financiële crisis in Moldavië en het pad richting convergentie met de Unie dat dit land probeert af te leggen meen ik dat de keuze van Europa om het land macrofinanciële bijstand te verlenen terecht is. Solidariteit met de landen die vallen onder het Europees nabuurschapsbeleid mag echter niet betekenen dat de controle van de Europese Unie op het gebruik van de verleende hulp minder degelijk wordt en moet leiden tot het nemen van verantwoordelijkheid door de lagere overheden die bevoegd zijn voor het goed beheer van de steun.
Zonder deze strikte begeleiding zou de hulp nergens toe dienen en zelfs averechts kunnen werken in landen als Moldavië die hun instellingen proberen te stabiliseren en de democratie en de rechtsstaat te versterken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De voorgestelde macrofinanciële bijstand aan Moldavië is geen echte en onbaatzuchtige hulp. Integendeel zelfs, deze bijstand valt onder de voorwaarden en het toezicht van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), zoals geformuleerd in de basisbeginselen en de doelstellingen van het Memorandum van economisch en financieel beleid. Ik noem ontslagen en personeelsstop bij de overheid; maatregelen die de arbeidsverhoudingen kwetsbaarder maken en de rechten van werknemers beknotten; verhoging van de pensioenleeftijd; hogere energieprijzen; privatiseringen; bevriezing van de ambtenarensalarissen; minder steun voor boeren; verhoging van de directe en indirecte belastingen; sluiting van scholen; universiteiten afhankelijk maken van private financiering; en deregulering en meer liberalisering van binnenlandse en buitenlandse investeringen.
Dat zijn voor ons redenen te over om geen steun te verlenen aan deze toekenning van macrofinanciële bijstand aan Moldavië. Dit pakket maatregelen versterkt nog eens de verarming van een land en zijn volk dat al tot de armste van de hele regio behoort. We kunnen stellen dat met deze harde aanval op de rechten van het Moldavische volk door “vrienden” als de EU en het IMF, dat volk geen vijanden meer nodig heeft.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb gestemd voor het verslag over de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Dit is een belangrijke kwestie, aangezien die een belangrijke invloed kan hebben op de Europese toekomst van dit land. Vorige week heeft de Poolse president Bronisław Komorowski tijdens een bezoek aan het Europees Parlement gezegd dat de samenwerking met Moldavië een prioriteit voor onze buitenlandse politiek zou moeten worden.
Een groot aantal leden van het Parlement waren nogal verbaasd over deze verklaring. Moldavië is nochtans een Europees land, dat ooit lid van de Europese Unie kan worden. Daarom loont het om ermee samen te werken en ideeën over de toekomst van dit land ernstig te nemen. Ik hoop dat er spoedig een einde komt aan de huidige constitutionele crisis in Moldavië en dat nieuwe verkiezingen een parlement zullen aanstellen dat in staat is om historische veranderingen door te voeren.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) De Europese Unie onderhoudt goede politieke en economische betrekkingen met de Republiek Moldavië en het is belangrijk om deze betrekkingen in stand te houden en uit te breiden. Dat is de reden dat wij onze ondubbelzinnige goedkeuring moeten geven aan het verstrekken van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië, een land dat zwaar door de economische crisis is getroffen. Aan het geld dat door de EU is toegezegd, zijn duidelijke voorwaarden verbonden zodat het op de juiste plaatsen terechtkomt. In combinatie met de financiering van het IMF, zal die financiële bijstand een bijdrage leveren aan het stabiliseren van de nationale begroting van Moldavië. Tevens zal dit een positief effect hebben op de onderhandelingen over een Associatieovereenkomst met dat land. Ik steun dit pakket aan macrofinanciële bijstand omdat het een bijdrage levert aan het versterken van de politieke en economische banden en omdat het uiteindelijk niet alleen tot voordeel van Moldavië, maar van de hele EU zal strekken.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De economie van de Republiek Moldavië is zwaar getroffen door de wereldwijde financiële crisis, zoals blijkt uit de verslechtering van haar begrotingssituatie en haar toenemende externe financieringsbehoefte. Vanwege de achteruitgang van de economische situatie heeft de Republiek Moldavië de Europese Unie om macrofinanciële bijstand gevraagd. Ik heb gestemd voor toekenning van deze bijstand, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie, tezamen met het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en andere internationale instellingen, betrokken moet zijn bij de verlichting van de moeilijke situatie waarin de Republiek Moldavië verkeert. Deze hulp zal de regering in Chişinău passende steun bieden op het punt van de financiering van het betalingsbalanstekort en andere begrotingsbehoeften. Tegelijkertijd zal deze maatregel de bilaterale betrekkingen tussen deze staat en de Europese Unie versterken en de EU de mogelijkheid geven om haar solidariteit te tonen met een staat die partner is in het oostelijk partnerschap.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van onze collega Iuliu Winkler gestemd, omdat ik voorstander ben van het verlenen van macro-economische bijstand aan de republiek Moldavië, bedoeld om dit land te helpen bij het bestrijden van de economische crisis. De Europese Commissie stelt voor 90 miljoen euro te schenken, in ten minste drie gifttranches. Deze EU-gift is een aanvulling op de steun van het IMF en de Wereldbank waar Moldavië om heeft gevraagd. Europese macro-financiële steun is bedoeld om de hervormingsdynamiek in de Republiek Moldavië te versterken door het economische programma van de regering en het regeringsstreven naar integratie met de EU te ondersteunen.
De Alliantie voor Europese Integratie, onder voorzitterschap van de zittende president Mihai Ghimpu en de eerste minister Vlad Filat, heeft de beloften om democratische hervormingen door te voeren en Europese normen te implementeren herhaald. Als lid van het Europees Parlement en als Roemeen ben ik ervan overtuigd dat het in het belang van de gehele Europese Unie is langs de oostgrenzen stabiele, welvarende en bevriende buurlanden te hebben.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het proces van stabilisering en herstel van de Moldavische economie wordt financieel gesteund door het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Gezien de verslechterende economische vooruitzichten heeft Moldavië de Unie om macrofinanciële bijstand verzocht. Het programma voor macrofinanciële bijstand is heel belangrijk om het financieel evenwicht te herstellen in Europese landen die getroffen zijn door de recente mondiale crisis en te lijden hebben gehad van de effecten van de crisis op hun belangrijkste handelspartners. Het gebrek aan financieel evenwicht geldt voor de begroting en de betalingsbalans. Deze steun is belangrijk om Moldavië op een zo coherent mogelijke manier door de crisis heen te helpen. De EU dient een ruimte van solidariteit te zijn en daarom heb ik het voorstel gesteund.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De economie van de Republiek Moldavië is zwaar getroffen door de internationale financiële crisis getuige de dramatische daling van de economische productie, de verslechterende financiële positie en de toenemende behoefte aan externe financiering. Aangezien dit land een direct buurland van de EU is en sterke banden onderhoudt met de EU-lidstaat Roemenië, is het ook voor de Unie zelf uitermate belangrijk dat de situatie in de regio gestabiliseerd wordt en er een einde komt aan de grootschalige migratie op basis van economische motieven.
De economische stabiliteit en het herstel in de Republiek Moldavië wordt ook ondersteund met financiële bijstand van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). De Europese Commissie dient te waarborgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en inhoudelijk in overeenstemming is met de maatregelen die op de verschillende externe actiegebieden zijn genomen en met andere relevante beleidsmaatregelen van de Unie. De macrofinanciële bijstand van de Unie dient door de Commissie beheerd te worden. Om te waarborgen dat het Europees Parlement en het Economisch en Financieel Comité in staat zijn om de uitvoering van dit besluit te volgen, dient de Commissie hen periodiek te informeren over de ontwikkelingen verband houdende met die bijstand. In dat kader dient tevens de relevante documentatie overgelegd te worden. Hierdoor wordt niet alleen een correcte uitvoering van het besluit gewaarborgd, maar wordt ook op zorgvuldige wijze omgegaan met het geld van de belastingbetalers. Dat is de reden dat ik het besluit heb gesteund.
Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. − (PL) Met groot genoegen neem ik nota van de goedkeuring van het verslag van mijnheer Winkler, dat vandaag werd voorgesteld, over de macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië. Een van de fundamentele taken die wij hebben als leden van de Europese Unie is met alle mogelijke middelen die landen te helpen die onze hulp nodig hebben. Dit aspect is cruciaal, aangezien het van essentieel belang lijkt om meer aandacht te besteden aan onze partners in het oosten, waaronder ook Moldavië.
Een sterk Europa is een Europa dat met één stem spreekt, terwijl solidariteit, begrepen in een brede context, met inbegrip van economische solidariteit, een van de basisbeginselen is. Volgens mij zal een stabiele economie in Moldavië met zekerheid een belangrijke factor zijn die invloed kan hebben op de verbetering van de politieke verhoudingen in dat land.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het beleid van de Groenen met betrekking tot macrofinanciële bijstand bestaat tot dusver in het controleren of er politieke redenen zijn waarom er geen macrofinanciële bijstand moet worden verleend. Aangezien er op dit moment geen specifieke problemen bestaan met betrekking tot de Republiek Moldavië, is er geen reden om de macrofinanciële bijstand niet te geven. Daarom hebben de Groenen vóór gestemd in de commissie en hebben we dat vandaag in de plenaire vergadering ook weer gedaan. Wij als Groenen blijven echter benadrukken dat we van de Commissie verwachten dat ze eindelijk een kader voor haar beleid inzake macrofinanciële bijstand ontwerpt.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) We zijn zeer sceptisch over het feit dat Europa het op zich neemt om financiële bijstand te verlenen aan landen buiten de EU.
Het is één ding om actie te ondernemen volgens het motto dat de Lega Nord zo aanstaat – ‘Laten we mensen in hun eigen huis helpen’ – met projecten die zijn gericht op het helpen van bevolkingen door humanitaire interventies, op het bestrijden van armoede en op het financieren van projecten om kinderen te beschermen; iets anders is het verlenen van macrofinanciële bijstand aan een staat. Het is evident dat dit soort actie geen directe hulp aan de armen geeft maar aan een staatssysteem dat niet in staat is geweest om de eigen financiën te beheren. Daarom hebben we tegen gestemd.
Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. − (PL) Steun aan een toenaderingsbeleid tussen de EU-lidstaten en Moldavië vereist de inspanning van de hele Unie. De Unie zou van Rusland moeten afdwingen dat ze Moldavië de kans geven om zelfstandig een beslissing te nemen over Transnistrië, dat integraal deel uitmaakt van deze republiek. Er moeten voorwaarden worden gecreëerd die ervoor moeten zorgen dat de EU-bijstand in deze regio op doeltreffende wijze wordt benut.
Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) In mijn hoedanigheid van schaduwrapporteur van de PPE-Fractie voor het verslag over de associatieovereenkomst met de Republiek Moldavië verwelkom ik de aanneming, door een overweldigende meerderheid, van het macrofinanciële bijstandspakket van de EU voor de Republiek Moldavië. De pro-Europese regering van Republiek Moldavië heeft dringend behoefte aan deze bijstand, terwijl de stemming in het Europees Parlement over de EU-bijstand een krachtig signaal is voor de huidige Moldavische autoriteiten en hun inspanningen om de negatieve gevolgen van meerdere crises tegelijk te mitigeren.
Ik hoop dat de EU-bijstand voor de Europese krachten en de Europese weg van de Republiek Moldavië op deze manier meer zichtbaar voor de bevolking van de Republiek Moldavië zal worden en de boodschap zal herhalen dat de Republiek Moldavië concrete steun van de EU zal blijven ontvangen bij al haar pogingen om beter te voldoen aan EU-normen en -waarden als goed bestuur en versterking van de democratische instellingen.
Tot slot herhaal ik dat ik het betreur dat het besluitvormingsproces voor de toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië onacceptabel lang heeft geduurd, en ik dring er bij de instellingen van de EU op aan om voort te bouwen op de ervaringen van dit jaar om dit soort vertragingen in de toekomst te voorkomen.
Iuliu Winkler (PPE), schriftelijk. – (EN) Als rapporteur voor het voorstel om de Republiek Moldavië macrofinanciële bijstand toe te kennen verwelkom ik de soepele aanneming van dit verslag in de plenaire vergadering door een relevante meerderheid, die de unanieme steun van de fracties in het Europees Parlement weerspiegelt. De Republiek Moldavië is een van de landen van het Oostelijk Partnerschap die het meest zijn getroffen door de wereldwijde crisis. De bijstand draagt bij aan het economisch herstel en komt tegemoet aan de externe financieringsbehoeften van het land. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat de bijstand bijdraagt aan het versterken van de Moldavische hervormingen en de inspanningen van dit buurland op weg naar integratie in de EU. In overeenstemming met de belangrijkste beginselen en doelstellingen van de PPE-Fractie heb ik amendementen ingediend om de efficiëntie, de transparantie en de verantwoordingsplicht van de bijstand te vergroten, waaronder in het bijzonder die van de overheidssystemen voor het financieel beheer in de Republiek Moldavië.
In het verslag wordt bepaald dat de Commissie het Europees Parlement regelmatig moet informeren over ontwikkelingen in het beheer van de bijstand en ons daarbij de relevante documenten moet verstrekken. De stemming in de plenaire vergadering van het Europees Parlement wordt gekenmerkt door een sterke Europese geest; ik wil benadrukken dat dit verslag in de Commissie internationale handel met eenparigheid van stemmen is aangenomen. Ook wil ik de Commissie buitenlandse zaken bedanken voor de snelle aanneming van dit verslag.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd dat het concurrentievermogen van de economische actoren van de Azoren beoogt te versterken en de werkgelegenheidssituatie te stabiliseren teneinde de economische nadelen van de geografische ligging van de eilanden te compenseren.
Deze tijdelijke schorsing van de rechten zal de plaatselijke economische actoren op de Azoren en Madeira in staat stellen een bepaalde hoeveelheid grondstoffen, onderdelen en eindproducten vrij van rechten in te voeren voor de visserij, landbouw, industrie en dienstensector. Nu het conjunctureel getij tegenzit zal deze maatregel het concurrentievermogen verbeteren en voor de beleggers op lange termijn een gunstiger investeringsklimaat creëren.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon speelt het Europees Parlement een rol van betekenis in het Europese wetgevingsproces. Nu dit verslag is aangenomen zal het Europees Parlement telkens in kennis worden gesteld wanneer er een voorstel ligt om de status van de gedelegeerde handelingen te wijzigen (artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Dit is belangrijk omdat het Parlement de mogelijkheid moet hebben om bij te dragen aan het debat over soms noodzakelijke technische aanpassingen van de lijst van goederen die vallen onder een tijdelijke opschorting van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio’s Madeira en de Azoren.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik stem met enthousiasme voor dit verslag. In een tijd van economische crisis zijn maatregelen die een antwoord geven op specifieke problemen van de ultraperifere regio’s van de Unie bijzonder belangrijk. De geografische afstand van de autonome regio’s Madeira en de Azoren brengt aanzienlijke handelsnadelen met zich mee voor de economische actoren die daar werken. Die nadelen beïnvloeden de demografische trends, de werkgelegenheid en de economische en sociale ontwikkeling in negatieve zin.
De regionale economieën van Madeira en de Azoren zijn in sterke mate afhankelijk van het toerisme. Deze inkomstenbron is onderhevig aan grote schommelingen en wordt bepaald door vele factoren die niet gecontroleerd of beïnvloed kunnen worden door de regionale autoriteiten of de Portugese regering. Daarom heeft de economische ontwikkeling van Madeira en de Azoren onder de genoemde beperkingen te lijden.
Gezien die omstandigheden is het belang duidelijk van steun aan de economische sectoren die minder afhankelijk zijn van het toerisme zodat de schommelingen van die sector worden gecompenseerd en de regionale werkgelegenheidssituatie langs die weg wordt gestabiliseerd. Meer concreet gaat het om steun aan de plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen en boeren zodat er geïnvesteerd wordt in stabiele werkgelegenheid in de regio.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de “tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio’s Madeira en de Azoren” gestemd, daar het in een tijd van internationale crisis dringend noodzakelijk is het concurrentievermogen van de plaatselijke economische actoren te versterken en de werkgelegenheidssituatie in deze ultraperifere regio’s te stabiliseren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals ik al in januari heb laten weten bij de behandeling van ditzelfde onderwerp acht ik het van fundamenteel belang autonome douanerechten tijdelijk te kunnen schorsen om het concurrentievermogen van de economische actoren van de autonome Portugese regio’s Madeira en de Azoren te versterken en de werkgelegenheidssituatie op die eilanden te stabiliseren.
De goedkeuring van deze buitengewone regeling is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van deze autonome Portugese regio’s, die beide in sterke mate afhankelijk zijn van het toerisme en dus te kampen hebben met de schommelingen waaraan die economische sector onderhevig is. Beide regio’s worden beperkt in hun volledige economische ontwikkeling door de kenmerken van de plaatselijke economie en hun geografische ligging. In die zin is elke prikkel voor de lokale industrie een bijdrage aan de verbetering van de levensomstandigheden van de plaatselijke bevolking en een middel om werkgelegenheid te scheppen op die eilanden. Dat laatste is van essentieel belang om de bevolking daar vast te houden en gunstige ontwikkelingsvoorwaarden te creëren.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In antwoord op het verzoek van de regionale autoriteiten van Madeira en de Azoren, zoals geformuleerd in augustus en december 2007, betreffende de invoering van een tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bij invoer van bepaalde industrieproducten van 1 januari 2010 tot 31 december 2019 hecht het Parlement zijn goedkeuring aan de verordening van de Raad na toevoeging van de verplichting om het Parlement in kennis te stellen en in te lichten wanneer een gedelegeerde handeling wordt goedgekeurd of wanneer de Raad voornemens is bezwaren te formuleren.
Wij gaan akkoord met de schorsing die door de twee voornoemde regio’s is aangevraagd, omdat deze maatregel belangrijk is voor zowel de regionale ontwikkeling als de regionale kleine en middelgrote ondernemingen en de plaatselijke landbouwers en producenten en omdat rekening wordt gehouden met de beperkingen die verbonden zijn aan de ultraperifere ligging van deze regio’s. Daarom hebben wij voor het verslag gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben blij dat dit verslag is aangenomen, omdat het rekening houdt met de realiteit van de ultraperifere regio’s en hun van nature kwetsbare economieën en zeer specifieke kenmerken die aangepaste, specifieke oplossingen vereisen. De maatregelen die hier zijn goedgekeurd, hebben ten doel om enerzijds het concurrentievermogen van de lokale economische actoren te versterken door bij te dragen aan de ondersteuning van de plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen en landbouwers en anderzijds investeringen aan te trekken en banen te scheppen, zodat in de autonome regio’s van de Azoren en Madeira meer stabiele werkgelegenheid gewaarborgd is. In het kader van de alomtegenwoordige economische crisis moet dit initiatief worden opgevat als een specifieke maatregel om de economische activiteit en de werkgelegenheid op de lange termijn aan te wakkeren en op die manier op beslissende wijze bij te dragen tot de cohesie en de convergentie op Europees grondgebied. De schorsing van de douanerechten is vastgesteld voor een periode van tien jaar en heeft betrekking op een waaier van producten waaronder eindproducten voor industrieel gebruik, grondstoffen, onderdelen voor landbouwdoeleinden, industriële verwerking en onderhoud. Ofschoon het niet mogelijk is te voorzien in een nauwkeurige beoordeling van het effect van deze maatregelen, omdat zij deel uitmaken van een reeks andere maatregelen die inspelen op de specifieke problemen van deze autonome regio’s, verwacht de Europese Commissie dat hun effect op de eigen middelen en inkomsten van de Unie over de periode 2010-2019 ongeveer 0,12 procent per jaar zal bedragen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het hier gaat om vitale belangen voor de twee Portugese regio’s.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Geachte collega’s, ik zou graag van deze gelegenheid gebruik willen maken om erbij stil te staan dat de Commissie in haar verordeningsvoorstel vergeten is dat zij na het Verdrag van Lissabon niet langer om het Europees Parlement heen kan als het gaat om samenwerking bij de overdracht van bevoegdheden voor de goedkeuring van dergelijke stukken wetgeving. Het lijkt wel of de Commissie even vergeten was dat het Verdrag van Lissabon reeds van kracht is. Ik zou de rapporteurs graag willen bedanken voor het feit dat zij de nodige artikelen zodanig hebben aangevuld dat de Commissie het Europees Parlement voortaan voorafgaand aan de goedkeuring van wetgeving ten aanzien van overgedragen bevoegdheden op het vlak van douaneheffingen dient te informeren en rekening dient te houden met onze standpunten ter zake. Ik wil stellig geloven dat ook in andere kwesties de Commissie daar nu ook nauwlettend op zal toezien.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De regionale autoriteiten van Madeira en de Azoren hebben verzocht om de tijdelijke schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief om de concurrentiepositie van lokale marktdeelnemers te versterken en de werkgelegenheid in deze ultraperifere regio’s van de Unie te stabiliseren. De effecten van deze voorgestelde schorsing zullen tot de betrokken regio's beperkt blijven en de plaatselijke KMO’s en landbouwers helpen te investeren en banen te creëren in deze ultraperifere gebieden van de Unie. De Commissie regionale ontwikkeling steunde het voorstel in het oorspronkelijke verslag. Er zijn amendementen ingediend (vereenvoudigde procedure – artikel 46, lid 2, van het Reglement) en aangenomen waarin het volgende werd voorgesteld: uitbreiding van de lijst van goederen die onder deze tijdelijke schorsing vallen (toevoeging CN-codes) en een nieuwe datum voor de inwerkingtreding van de verordening (1 februari 2010 in plaats van 1 januari 2010), plus een geldigheid tot 31 december 2019. In de stemming van vandaag hebben de Groenen voor dit verslag gestemd omdat we de nieuwe raadpleging en de opname van de plicht om het Europees Parlement te informeren steunen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) De tijdelijke schorsing van de autonome rechten bij invoer van bepaalde industrieproducten in de autonome regio's Madeira en de Azoren is een maatregel die ten doel heeft het concurrentievermogen van de plaatselijke economieën te versterken en er zodoende voor te zorgen dat de werkgelegenheid in deze twee ultraperifere regio’s van de Europese Unie gewaarborgd is. De schorsing is afhankelijk van de eindbestemming van de producten en komt uitsluitende de regionale economische actoren ten goede, aangezien zij bedoeld is om investeerders aan te trekken door hen een perspectief op lange termijn te bieden dat in de regio een stabiel economisch en sociaal klimaat tot stand moet brengen.
Het beoogde voorstel zal ervoor zorgen dat niet alleen de industrieën in de vrije zones maar alle soorten bedrijven in deze regio’s met de schorsing hun voordeel zullen kunnen doen. De waaier van producten is uitgebreid met eindproducten voor industrieel gebruik, grondstoffen en andere materialen, en onderdelen voor landbouwdoeleinden, industriële verwerking en onderhoud.
De economieën van de ultraperifere regio’s zijn kwetsbaar en vertonen zeer specifieke kenmerken die aangepaste, specifieke oplossingen vereisen. Ofschoon de lijst van producten die in het document wordt genoemd mij ontoereikend lijkt, geeft het verslag een positieve impuls aan de economie van deze ultraperifere regio’s. Daarom stem ik voor.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Gelet op het feit dat dit voorstel niet tot extra uitgaven leidt, maar slechts ten doel heeft meer klaarheid te scheppen in de kredieten voor administratieve en beleidsuitgaven door Afdeling III van de begroting preciezer en strikter te maken, schaar ik mij achter het voorstel van de rapporteur om het standpunt van de Raad te onderschrijven.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Verdrag van Lissabon kent het Europees Parlement nieuwe verantwoordelijkheden toe. Deze situatie zorgt voor een hogere administratieve werklast, waardoor de leden van het Parlement moeten worden bijgestaan door bevoegde medewerkers die optreden als adviseurs. Deze nieuwe realiteit brengt twee problemen mee: een stijging van de kosten door het grotere aantal medewerkers en een behoefte aan extra ruimte om deze mensen in de gelegenheid te stellen hun taken onder goede werkomstandigheden uit te voeren. De hogere kosten die hieruit voorvloeien kunnen in deze crisistijd op weinig begrip rekenen. Wanneer dit Parlement werk van uitstekende kwaliteit moet afleveren moet het echter over de nodige menselijke en financiële hulpbronnen beschikken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De bescherming van de onafhankelijkheid van het mandaat van Europese afgevaardigden valt onder de bevoegdheid van het Parlement en die onafhankelijkheid mag niet in gevaar worden gebracht. In het geval dat wij hier vandaag behandelen wordt de Europese afgevaardigde beschuldigd van boekhoudfraude in verband met de financiering van een politieke partij gedurende een periode vóór zijn verkiezing tot lid van het Europees Parlement. Dit betekent dat de beschuldigingen geen verband houden met zijn werkzaamheden als lid van het Europees Parlement en dat wij bijgevolg zijn immuniteit moeten opheffen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ten aanzien van de immuniteit van onze collega Viktor Uspaskich heb ik mij van stemming onthouden, omdat ik immuniteit niet beschouw als een soort ‘wisselgeld’. Men bezit immuniteit of niet. Immuniteit geeft leden de gelegenheid hun werk te doen en beschermt hen tegen mogelijke druk. Ik meen dat immuniteit niet kan worden opgeheven zonder een uitspraak van het Europees Hof.
Ik ben er niet van overtuigd dat het Hof in Litouwen eerlijk heeft gehandeld, de regering en president van Litouwen hebben immers vaak gezinspeeld op de hoge mate van corruptie in Litouwen. Welke garantie hebben wij dat de uitspraak op objectieve wijze tot stand is gekomen? Indien wij de immuniteit van Viktor Uspaskich nu opheffen, moeten wij het hele begrip immuniteit schrappen in het Reglement van Orde van het Parlement.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen het opheffen van de parlementaire immuniteit van de heer Uspaskich gestemd, omdat bij een nadere bestudering van de documenten blijkt dat de betreffende actie tegen de heer Uspaskich duidelijk gebaseerd is op partijpolitieke motieven. Als lid van de Russische minderheid zijn hij en zijn partij in Litouwen herhaaldelijk publiekelijk door de regering aangevallen. Hij wordt er nu van beschuldigd dat hij de financiën van de partij over een periode van drie jaar niet goed heeft berekend. Interessant genoeg is er geen zaak regen de penningmeester aanhangig gemaakt. Overigens was de heer Uspaskich de coördinator van de partij en in die hoedanigheid dus medeverantwoordelijk, zij het alleen in het eerste jaar. Het beeld wordt gecompleteerd door de onjuiste manier waarop deze kwestie in het Europees Parlement is behandeld. De heer Uspaskich heeft niet eens de kans gekregen om in de Commissie juridische zaken zijn standpunt te geven of een verklaring af te leggen. De socialistische rapporteur lijkt dan ook een duidelijke rol te spelen bij dit politieke proces. Deze handelwijze is onacceptabel omdat elke zaak in overeenstemming met de beginselen van de rechtsstaat behandeld moet worden. Dat is in de onderhavige zaak in ieder geval niet gebeurd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Dit onderwerp is op het laatste moment toegevoegd aan de agenda voor de eerste vergaderperiode van september. Vorige week heeft de Commissie juridische zaken besloten de immuniteit van de heer Uspaskich op te heffen. Onze fractie is het eens met het besluit van de Commissie juridische zaken omdat de zaak betrekking heeft op het voeren van een dubbele boekhouding in verband met de financiering van een politieke partij en niet op het uiten van een mening of het uitbrengen van een stem bij de vervulling van zijn taken als lid van het Europees Parlement. We hebben deze opvatting vandaag in de plenaire vergadering tot uiting gebracht door voor het verslag te stemmen.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Het verslag van de heer Rapkay is onwettig. Het Europees Parlement heeft mijn recht mij te verdedigen geschonden. Ik heb de rapporteur overtuigend bewijs van politieke vervolging verschaft, maar hij heeft op kwaadwillende wijze geweigerd om mijn bewijs aan andere leden van de Commissie juridische zaken door te geven.
Mij is de mogelijkheid ontzegd om deel te nemen aan het ontwerpbesluit, noch mocht ik commentaar erop leveren tijdens de commissiebijeenkomst. Ik mocht niet spreken over het feit dat ik in Rusland officieel als slachtoffer van politieke vervolging ben erkend, ik mocht ook geen commentaar leveren op precedenten van het Europees Parlement. In het ontwerpbesluit heeft de rapporteur een onjuiste versie en interpretatie van de Litouwse grondwet weergegeven – leden van het Seimas (het Litouwse Parlement) genieten ook immuniteit voor acties die dateren van vóór de verkiezingen. Het werd mij niet toegestaan om tijdens de bijeenkomst over deze zaak te spreken.
Verder heeft het Europees Parlement zijn bindende voorgaande wetten geschonden. Nooit in de geschiedenis van de EU is immuniteit opgeheven in een situatie als waarin ik mij bevind: in de eerste plaats geniet ik officieel de status van slachtoffer van politieke vervolging; in de tweede plaats is de staatsveiligheidsdienst die de aanval lanceerde, gepolitiseerd – zoals het Seimas heeft erkend. En zoals een van de hoofden van de dienst verklaarde, gaf de voorzitter van het Seimas het bevel de aanval te openen; ten derde verbieden aanklagers mij om kiezers te ontmoeten – om naar een andere stad in Litouwen te gaan; maar tijdens de verkiezingen zelf staan ze me toe om op vakantie te gaan, sportevenementen bij te wonen en religieuze plekken te bezoeken; ten vierde, volgens de precedenten van Herkotz, Blumenfeld, Venelzi, Amadei, Gaibisso, Marchiani, kan een politieke leider niet voor boekhouding verantwoordelijk worden gehouden.
Ik zal een klacht neerleggen bij het Europees Hof voor Justitie over dit illegale besluit en het zal worden teruggedraaid.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) De globalisering, die wij op dit moment in de tijd meemaken, manifesteert zich in alle sectoren van het dagelijks leven en helaas ook in de misdaad. Zoals het verslag goed uitlegt, blijkt uit de statistieken over de gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan dat de gerechtelijke autoriteiten van Europa en Japan zich genoopt zien tot samenwerking, ook al ontbrak hiervoor tot nu toe een wettelijk raamwerk.
Daarom vond ik het mijn plicht om voor dit verslag te stemmen en neem ik de gelegenheid te baat om de heer Iacolino te bedanken voor zijn uitstekende werk.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Internationale samenwerking in strafzaken is vandaag de dag een doel dat de EU met de grootst mogelijk inzet moet nastreven. De huidige toename van de georganiseerde misdaad die op supranationaal niveau opereert dwingt nationale, internationale en staatsorganisaties tot een uiterste inspanning om tot overeenkomsten te komen die bureaucratische en administratieve formaliteiten vergemakkelijken en onderzoeksprocedures en de vervolging van misdrijven faciliteren. De overeenkomst tussen Europa en Japan, waartoe we geroepen zijn te stemmen, geeft voldoende garanties voor het respecteren van de wet en individuele rechten. Het is bovenal een historische kans, omdat de wil van beide partijen om tot samenwerkingsvormen in strafzaken en bij misdaadbestrijding te komen voor de eerste keer wettelijk wordt geregeld. Daarom heb ik voor het verslag-Iacolino gestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze overeenkomst heeft ten doel de samenwerking op het gebied van wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan aan te scherpen. Ik ben blij met deze belangrijke overeenkomst, niet alleen omdat zij de weg opent naar de vaststelling van een duidelijk en coherent wettelijk raamwerk voor deze samenwerking, maar ook omdat er tot dusver op dit gebied zelfs geen bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Japan bestonden. De huidige uitdagingen ten gevolge van de mondialisering vereisen steeds vaker transnationale oplossingen. Misdaadbestrijding is hiervan een duidelijk voorbeeld, aangezien de samenwerking en wederzijdse hulp tussen de diverse landen van de internationale gemeenschap op dit vlak een fundamentele rol spelen.
In het kader van deze overeenkomst kan een officieel verzoek worden ingediend of kunnen eenvoudigweg op eigen initiatief gegevens worden uitgewisseld, bijvoorbeeld getuigenverklaringen of verklaringen, afschriften, bescheiden en rapporten betreffende bankrekeningen, verblijfplaatsen en gegevens van personen. De aangezochte staat kan het verzoek steeds weigeren door zich te beroepen op de “klassieke” redenen voor afwijzing. Elke weigering moet echter worden voorafgegaan door een fase van overleg tussen de betrokken staten.
Gelet op het voorgaande verleen ik mijn steun voor deze overeenkomst die bijdraagt tot een meer doeltreffende rechtshulp en tegelijkertijd voldoende waarborgen garandeert.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De georganiseerde misdaad beperkt zich al lang niet meer tot de grenzen van de verschillende lidstaten, maar breidt zijn activiteiten uit naar alle hoeken van de wereld. Deze omstandigheid, eigen aan de tijd waarin wij leven, vergt op internationaal niveau gecoördineerde antwoorden van de internationale organisaties, de landen en de volkeren die van deze criminaliteit het slachtoffer zijn. De overeenkomst tussen de Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken is een nieuwe stap in die richting. De rechtsstaten moeten ervoor zorgen dat de grenzen die hen scheiden in termen van internationaal recht niet door misdadigers worden gebruikt om aan de rechtspleging te ontkomen, met als gevolg dat zij niet veroordeeld kunnen worden en hun slachtoffers geen rechtvaardige schadevergoeding krijgen.
Hoe efficiënt de politie en de gerechtelijke autoriteiten van elk land afzonderlijk ook zijn, informatie-uitwisseling en toepassing van beste praktijken zijn in het voordeel van iedereen als iedereen toegang heeft tot wederzijdse rechtshulp. Ik hoop dat dit spoedig het geval zal zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In februari 2009 heeft de Raad machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Bij besluit van 30 november 2009 verleende de Raad machtiging voor de sluiting van de overeenkomst op grondslag van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het Parlement verzocht om zijn goedkeuring te hechten aan de sluiting van de overeenkomst, zoals bepaald in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De overeenkomst is opgesteld naar voorbeeld van eerder gesloten overeenkomsten inzake gerechtelijke samenwerking en betreft met name samenwerking in verband met het verloop van onderzoeken en de verkrijging van stukken van overtuiging, alsmede andere activiteiten zoals de bekendmaking van mededelingen in de aangezochte staat. Als belangrijkste bepalingen onderstreep ik het afnemen van getuigenverklaringen of verklaringen, de mogelijkheid van verhoor per videoconferentie, het verkrijgen van afschriften, bescheiden en rapporten betreffende bankrekeningen en het opsporen van de verblijfplaats en het identificeren van personen, voorwerpen of plaatsen, alsmede het verstrekken van voorwerpen die in het bezit zijn van wetgevende, bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten van de aangezochte staat en de lokale autoriteiten van deze staat.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het reglementeren van justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied om onderzoek te vergemakkelijken, om grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffend te bestrijden: dat is het onderwerp en het doel van internationale overeenkomsten op het gebied van wederzijdse rechtshulp en in dit geval van deze overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en Japan. De moeilijkheden die een "Europese opspoorder" (rechterlijke autoriteit, politie, douane, enzovoort) zou ondervinden bij het verzamelen van bewijs in een derde land zijn makkelijk voorstelbaar. Tegenwoordig is er door de globalisering en de grensoverschrijdende criminaliteit behoefte aan samenwerking tussen staten, een wettelijk kader en een "operationele interface" tussen de Europese Unie en derde landen op strafrechtgebied. De meerwaarde van deze overeenkomst is onweerlegbaar: op gebieden als het uitvoeren van onderzoeken, het verzamelen van bewijsstukken, het verkrijgen van getuigenissen, het verkrijgen van bankdocumenten, het identificeren of lokaliseren van personen, is voortaan voorzien in formeel geregelde samenwerking tussen de Europese Unie en Japan, voor meer doelmatigheid en meer snelheid. Daarom heeft het Europees Parlement zonder problemen zijn goedkeuring verleend aan het sluiten van een dergelijke internationale overeenkomst en ik ben er zeer verheugd over.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) In de eerste plaats wil ik de heer Iacolino feliciteren met het voortreffelijke werk dat hij heeft verricht.
Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik geloof dat het grote aantal gevallen van gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan in de afgelopen jaren de noodzaak van één wettelijk juridisch raamwerk weerspiegelt, vooral gezien de onbegrijpelijke afwezigheid van bilaterale verdragen tussen de EU-lidstaten en Japan.
Het gaat om een overeenkomst betreffende gerechtelijke samenwerking die vergelijkbaar is met eerder gesloten overeenkomsten, en betreft met name de samenwerking in verband met het verloop van onderzoeken en het verkrijgen van stukken van overtuiging, alsmede andere activiteiten zoals de bekendmaking van mededelingen in de aangezochte staat. De bepalingen van de overeenkomst dragen bij aan de invoering van een zo doeltreffend mogelijke rechtshulp, die in staat is om de huidige uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijkertijd voorziet in passende waarborgen.
Wat betreft redenen voor afwijzing wil ik hier het belang beklemtonen van de bepaling die de lidstaten beschermt tegen een mogelijk gebruik van de overeenkomst in strafzaken waarin de doodstraf kan worden uitgesproken; dit alles met de volledige inachtneming van het meermalen door de Europese Unie geuite standpunt waarbij wordt opgeroepen tot afschaffing of ten minste opschorting van de doodstraf.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De globalisering die zo kenmerkend is voor onze tijd beperkt zich niet tot de economie, maar breidt zich thans ook uit naar andere terreinen, waaronder dat van de criminaliteit. Daarom staat de gerechtelijke samenwerking in strafzaken met andere landen altijd op de agenda. Ondanks de afwezigheid van een wettelijk kader werken de gerechtelijke autoriteiten van Japan en de landen van de Europese Unie al samen. Daarom is het van het grootste belang dat onderhandelingen worden geopend over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil de heer Iacolino complimenteren met het voortreffelijke werk dat hij voor dit verslag heeft verricht. Het verslag heeft een uitstekende juridische en procedurele basis en vormt een duidelijke stap voorwaarts in de gerechtelijke samenwerking – en niet alleen met Japan, want ik hoop dat het in de toekomst zal worden gebruikt als model voor verslagen over overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand met andere derde landen.
Het komt vaak voor dat Europese burgers in het buitenland een overtreding begaan, soms zonder zich te realiseren dat ze de wetgeving van het gastland overtreden. Het is van het hoogste belang dat deze mensen verzekerd zijn van juridische bijstand, om te beginnen met vertolking, de mogelijkheid zich in de eigen taal uit te drukken en de mogelijkheid om hulp en ondersteuning te krijgen in de eigen taal. Het is duidelijk dat we rekening moeten houden met bepaalde moeilijkheden die verband houden met de verschillende rechtssystemen, maar ik ben van mening dat er bepaalde waarborgen zijn die te allen tijde in acht moeten worden genomen en gerespecteerd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) De globalisering, die de tijd waarin wij leven kenmerkt, komt tot uiting in alle sectoren van het dagelijks leven, ook in de misdaad.
Uit de statistieken over de gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de afzonderlijke lidstaten en Japan blijkt dat de gerechtelijke autoriteiten van Europa en Japan zich genoopt zien tot samenwerking, ook al ontbrak hiervoor tot nu toe een wettelijk raamwerk.
Daar er geen bilaterale verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan bestaan en de voordelen van een harmonisch en samenhangend wettelijk raamwerk evident zijn, heeft de Raad in februari 2009 machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken.
Kortom: de beschermingsmaatregelen waarin deze overeenkomst voorziet lijken beter dan die welke door vergelijkbare overeenkomsten worden geboden, ook enkele overeenkomsten die nog maar onlangs zijn getekend. De aanneming van de overeenkomst zal dan ook geen bijzondere problemen opleveren.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is een nieuwe, fundamentele stap op weg naar de totstandbrenging van een brede gerechtelijke samenwerking met derde landen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Het is juist om te zoeken naar samenwerkingsverbanden tussen de Europese Unie en landen van buiten de EU voor de strijd tegen de criminaliteit omdat globalisering de uitbreiding van nationale criminele netwerken met zich mee brengt, denk maar aan de maffia en de triades.
Het versterken en uitbreiden van deze overeenkomsten ook naar landen met een hoog crimineel gehalte kan leiden tot de vermindering van de uitbreiding van misdaad binnen de Europese Unie. Daarom hebben we vóór gestemd.
Rui Tavares (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Volgens een verslag van de Internationale Federatie van de mensenrechten FIDH uit 2008 "veroordeelt Japan nog steeds criminelen ter dood en sluit hen decennialang op in gevangenissen waar eenzame opsluiting en isolement gemeengoed zijn". Het aantal executies is de laatste jaren toegenomen, met name in 2008. Er heeft sinds 1986 geen enkele herziening van een proces van een terdoodveroordeelde plaatsgevonden. De overeenkomst die de Europese Unie van plan is te sluiten omvat geen uitleveringsprocedures.
Wel maakt de overeenkomst het verzamelen van verschillende bewijsstukken mogelijk die gebruikt kunnen worden om eventuele veroordelingen af te ronden, waaronder de tijdelijke overplaatsing van een gevangene om zijn getuigenis af te nemen. Artikel 11 stelt de lidstaten van de Europese Unie in staat om verzoeken om wederzijdse rechtshulp onder bepaalde voorwaarden af te wijzen, maar verhindert niet dat zij gevolg moeten geven aan de verzoeken ook wanneer het proces tot de doodstraf zou kunnen leiden.
Ik ben voorstander van wederzijdse rechtshulp in strafzaken wanneer dat gebeurt met respect voor het recht op verweer, procedurele waarborgen en mensenrechten. In het geval van Japan is dat op zijn minst onzeker. Daarom kan ik geen groen licht geven voor dit nieuwe verdrag.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de tekst van de heer Iacolino gestemd omdat het een zeer belangrijke overeenkomst betreffende juridische samenwerking is, en een concrete stap richting de modernisering van het internationale juridische systeem, waarvan het doel het bestrijden van de georganiseerde misdaad is.
Europese en Japanse autoriteiten moeten vaak samenwerken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en deze internationale overeenkomst waarborgt zonder twijfel de voordelen van de ontwikkeling van een harmonisch en samenhangend wettelijk raamwerk voor wat betreft wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en Japan.
Ik zou willen beklemtonen dat het akkoord tussen de EU en Japan beschermingsmaatregelen waarborgt die beter zijn dan die welke door vergelijkbare overeenkomsten betreffende juridische samenwerking worden geboden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund. Het koppelen van ondernemingsregisters is een geschikte manier om verdere integratie van de economische ruimte in de EU te bevorderen en om de rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten te vergroten. Ondernemingsregisters worden meestal op nationaal of regionaal niveau beheerd. De toename van grensoverschrijdende economische activiteiten maken om redenen van rechtszekerheid en transparantie een betere koppeling van ondernemingsregisters noodzakelijk; en er worden tijd en geld mee bespaard.
De huidige financiële crisis heeft eens te meer de noodzaak van transparantie in alle financiële markten aan het licht gebracht. Gezien de maatregelen ter herstel van de financiële status, door mogelijkheden te vergroten om te profiteren van de jongste officiële informatie over ondernemingen, kan het vertrouwen in alle Europese markten worden hersteld.
Wat dat betreft zijn ondernemingsregisters van groot belang; zij registreren, onderzoeken en slaan informatie over bedrijven op, zoals de rechtsvorm van de onderneming, het hoofdkantoor, het kapitaal en de wettelijke vertegenwoordigers en maken deze informatie toegankelijk voor het publiek. Daartoe worden voorwaarden geschapen voor geldschieters, zakenpartners en consumenten om, op grensoverschrijdende basis, officiële en betrouwbare informatie te verkrijgen, teneinde de nodige transparantie en rechtszekerheid op alle EU-markten te waarborgen.
António Fernando Correia De Campos (S&D), schriftelijk. − (PT) De koppeling van ondernemingsregisters is van essentieel belang omdat de huidige versnippering niet alleen de zakenwereld schaadt, maar ook het vertrouwen van de consument ondermijnt. Er dient met name aandacht te worden besteed aan de problemen hiervan voor de kleine en middelgrote ondernemingen, die de ruggengraat vormen van de Europese economie en op beslissende wijze bijdragen tot het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de sociale cohesie in de Europese Unie en de grensoverschrijdende betrekkingen. De huidige versnippering vormt een ernstig obstakel voor de Europese interne markt.
Ik ga ten volle akkoord met het voorstel om een gemeenschappelijk toegangspunt voor ondernemingsinformatie op te richten. De informatie moet beschikbaar worden gesteld in alle talen van de Europese Unie en zij moet op passende wijze verspreid worden, zodat toegang wordt verleend tot degelijke, betrouwbare en actuele Europese bedrijfsinformatie.
In de huidige omstandigheden, waarin verregaande maatregelen worden aangenomen om paal en perk te stellen aan de crisis, kan dit instrument uitgroeien tot een nieuwe toegevoegde waarde om het vertrouwen van de vijfhonderd miljoen burgers van de Europese Unie in de interne markt te versterken en de grensoverschrijdende handelsbetrekkingen aan te halen. Daarom onderschrijf ik het verslag dat hier vandaag in het Parlement in stemming is gebracht.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Wanneer we het hebben over de interne markt moeten we beseffen dat dit soort markt onder meer een toename van de grensoverschrijdende economische bedrijvigheid tot gevolg heeft. Dat is een goede zaak die moet worden aangemoedigd. Tegelijkertijd dient het publiek echter toegang te hebben tot officiële en betrouwbare informatie over de bedrijven die in de Europese Unie actief zijn. Zolang de gegevens in de verschillende ondernemingsregisters niet op uniforme wijze worden opgemaakt, bestaat er onvoldoende rechtszekerheid, en daarvan ondervinden zowel de ondernemingen als de consumenten in de Unie nadeel. Daarom moet een gemeenschappelijk Europees toegangspunt worden opgericht waarin de bedrijfsinformatie van alle lidstaten op uniforme wijze beschikbaar wordt gesteld.
Deze aanpak draagt bij tot meer transparantie, doeltreffendheid en rechtszekerheid en versterkt het vertrouwen van de vijfhonderd miljoen Europese consumenten, wat een fundamentele stap is in de beteugeling van de huidige crisis. Gelet op het advies van de Commissie economische en monetaire zaken, wil ik ten slotte nadrukkelijk onderstrepen dat het nieuwe systeem of portaal voor de Europese ondernemingen geen extra administratieve rompslomp mag meebrengen. Integendeel, het moet het leven van alle marktdeelnemers gemakkelijker maken en het mag hen in geen geval nog meer administratieve verplichtingen opleggen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Door de groei van de grensoverschrijdende economische bedrijvigheid wordt, met het oog op de rechtszekerheid en de transparantie een betere koppeling van de ondernemingsregisters noodzakelijk; ook is het belangrijk dat bespaard wordt op kosten en tijd. De koppeling van ondernemingsregisters is een geschikt middel om de verdere integratie van de economische ruimte in de Europese Unie te bevorderen en de rechtszekerheid voor ondernemingen en consumenten te verbeteren.
Handelsregisters worden op nationaal en regionaal niveau beheerd en slaan uitsluitend informatie op van bedrijven die geregistreerd zijn in het gebied (land of regio) waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Er zijn reeds diverse mechanismen voor samenwerking tussen ondernemingsregisters ingevoerd, zoals het Europees ondernemingsregister (EBR) en het project Business Register Interoperability Throughout Europe (BRITE). EBR en BRITE zijn vrijwillig en BRITE is slechts een onderzoeksproject. Eén toegangspunt voor ondernemingsinformatie over alle Europese bedrijven bespaart tijd en kosten. Daarom moeten alle lidstaten tot deelname worden verplicht.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Ik steun het initiatief van de Europese Commissie tot koppeling van ondernemingsregisters. Mijns inziens is de mogelijkheid tot grensoverschrijdende informatie-uitwisseling niet alleen een manier om de interne markt een opkikker te geven, maar vooral ook een manier om de geloofwaardigheid ervan te vergroten en de rechtszekerheid van alle op de interne markt figurerende subjecten te versterken, en dan nog gezwegen van de verregaande verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Volgens de werkgroep tegen administratieve lasten onder leiding van Edmund Stoiber zou het bedrijfsleven met grensoverschrijdende elektronische toegang tot informatie in de ondernemingsregisters jaarlijks 160 miljoen euro in eigen zak kunnen houden.
Desondanks heb ik toch nog een specifieke oproep aan de Commissie, en wel dat zij bij de tenuitvoerlegging van dit initiatief consequent waakt voor de interoperabiliteit en technische neutraliteit van het hele systeem. Ik zou namelijk niet graag zien dat we aan de ene kant 160 miljoen euro minder administratieve lasten hebben en aan de andere kant een soortgelijk bedrag kwijt zijn aan de implementatie en de technische configuratie van de koppeling van de ondernemingsregisters.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het lijdt geen twijfel dat de economische globalisering noopt tot de koppeling van ondernemingsregisters. Momenteel wordt alle bedrijfsinformatie uitsluitend op regionaal en nationaal niveau beheerd. Gezien de toenemende vraag naar toegang tot informatie over bedrijven in een grensoverschrijdende context is uitbreiding naar alle lidstaten echter noodzakelijk. De koppeling van ondernemingsregisters is uitermate belangrijk om een einde te maken aan de economische verliezen en problemen waarmee alle belanghebbenden worden geconfronteerd, of het nu gaat om bedrijven, hun werknemers, consumenten of het publiek.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het is met name in het bedrijfsleven essentieel dat bepaalde gegevens publiekelijk toegankelijk zijn. Tegen die achtergrond is het zinvol om ondernemingsregisters op nationaal en regionaal niveau bij te houden (om enerzijds de rechtszekerheid te waarborgen en om anderzijds te voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel), en een grensoverschrijdende toegang tot die gegevens mogelijk te maken. Daarbij dient te interoperabiliteit gewaarborgd te worden, met name met het oog op bedrijven die internationaal actief zijn met het oog op situaties waarin er bijvoorbeeld sprake is van een verplaatsing van het hoofdkantoor of een fusie. De administratieve samenwerking mag echter onder geen beding tot bureaucratische belemmeringen leiden. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met taal- en kwaliteitsproblemen. Dat zou op dit punt de weg moeten plaveien voor de Dienstenrichtlijn. De grensoverschrijdende samenwerking is met betrekking tot met name de eisen die aan beroepskwalificaties worden gesteld echter nog niet helemaal bevredigend.
Zo zijn er in Oostenrijk bijvoorbeeld een intensieve opleiding en examens vereist om als een commerciële toeristengids te mogen werken, maar in andere landen is dat niet het geval. De toegezegde equivalenten en controles om dergelijke problemen op te lossen zijn echter zeer inadequaat. Gezien de hoge kwaliteit van de beroepsopleidingen in Oostenrijk heb ik mij dan ook van stemming onthouden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het vorengenoemde verslag gestemd.
De koppeling van ondernemersregisters is een geschikt middel om verdere integratie van de economische ruimte binnen de EU te bevorderen en de rechtszekerheid voor ondernemingen en consumenten te verbeteren. De informatie van een handelsregister kan niet gelijk worden gesteld met andere in het bedrijfsleven toegankelijke informatie. Hun waarde en juridische betekenis verschilt per lidstaat; de gebruiker moet hier bij het opvragen van de gegevens absoluut op worden gewezen.
Gezien deze bijzondere situatie moeten de koppeling van de ondernemersregisters en de toegang tot de gegevens in een eigen context plaatsvinden, die eenvoudig in het gebruik en makkelijk toegankelijk is. Tot slot: om van het project een echt succes te maken moeten alle lidstaten deelnemen, zodat dit, zodra de technische normen zijn geperfectioneerd, bindend kan worden voorgeschreven.
Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. – (DE) Ik heb het verslag over de koppeling van ondernemingsregisters gesteund, omdat ik er als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement in geslaagd ben om een goed compromis met de rapporteur, de heer Lechner, te sluiten. Mijn belangrijkste punten van zorg zijn:
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het verslag-Lechner is een niet-controversieel initiatiefverslag dat we graag steunen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Het idee om de handelsregisters te koppelen zodat betrokkenen er toegang tot kunnen krijgen komt overeen met de verzoeken tot transparantie van de beroepsverenigingen.
Globalisering brengt met zich mee dat ondernemingen zich constant binnen en buiten de EU verplaatsen, en het is goed dat degenen die dat willen deze registers in alle vrijheid kunnen raadplegen. Te vaak hebben spookondernemingen fraude gepleegd juist door te profiteren van de mogelijkheid dat ze niet met zekerheid als een bedrijf konden worden geïdentificeerd. Daarom kunnen we niet anders dan vóór dit initiatief zijn.
Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik wil de rapporteur complimenteren met deze zeer goede tekst, die ruimschoots is aangenomen door het Parlement. Als rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming voor ondernemingsregisters, wil ik het belang van dit verslag benadrukken. De gegevens over de handel binnen de Europese Unie zijn cruciaal voor de goede ontwikkeling en groei van onze gemeenschappelijke markt, en ik wacht de wetgevingsvoorstellen van de Commissie over dit onderwerp met spanning af.
Een verplichte deelname van alle lidstaten aan een gemeenschappelijk ondernemingsregister zou gunstig zijn voor de gehele Unie. Dat kan echter alleen als we ervoor zorgen dat er geen aanvullende administratieve verplichtingen aan onze ondernemingen worden opgelegd en dat privacygevoelige gegevens privé blijven, om een klimaat van vertrouwen te bewaren.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb dit verslag gesteund omdat ik ervan overtuigd ben dat de koppeling van ondernemingsregisters de transparantie bij juridische en zakelijke transacties kan verbeteren. Het overkoepelende doel van dit project is om de toegang tot informatie voor marktdeelnemers te vereenvoudigen. Het is bedoeld om iedereen in staat te stellen om te kunnen achterhalen welke personen er eigenlijk achter een bepaald bedrijf zitten, ongeacht de rechtspersoonlijkheid van dat bedrijf. Dat betekent dat die koppeling ook in het belang is van de consumenten- en crediteurenbescherming.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Portas over de koppeling van handelsregisters gestemd omdat het een goed idee is om de verplichte integratie van de registers van Europese ondernemingen voor alle Europese landen te overwegen, teneinde de huidige obstakels voor de mobiliteit van ondernemingen in de EU te verwijderen.
De invoering van één Europees portaal voor toegang tot handelsregisters, een goed en toegankelijk portaal in de 27 lidstaten waardoor alle burgers toegang tot informatie over Europese ondernemingen kunnen krijgen, is beslist een goede manier om de ontwikkeling van ondernemingen binnen de Unie te stroomlijnen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat de nieuwe duurzame economie gebaseerd moet zijn op de beschikbaarstelling van hooggekwalificeerde banen met het oog op de bevordering van de innovatie in sectoren die voor de toekomst van Europa van strategisch belang zijn, met name energie en onderzoek. De toegevoegde waarde van deze kennisterreinen en de mogelijkheden die zij bieden met betrekking tot de verplaatsing van de bedrijfsactiviteit, aangezien zij zowel in perifere als meer centraal gelegen regio’s van het Europees continent tot bloei kunnen komen, bieden een enorm potentieel op het gebied van de nieuwe technologieën en de aanpassing aan de veranderende milieuomstandigheden en menselijke situatie.
Het is essentieel dat wij onze inspanningen richten op sectoren die bijdragen tot de preventie en verlichting van de gevolgen van de klimaatverandering, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de maritieme regio’s, en op alternatieve manieren om energie te produceren, waarbij de natuurlijke rijkdommen van de verschillende Europese regio’s moeten worden benut.
Op milieugebied zet de combinatie van kennis en innovatie de toon voor de toekomst van de nieuwe economie. In dit verband moeten wij ons ten volle inzetten om de opgedane kennis te gebruiken in nieuwe economische toepassingen. Anders gezegd, kennis kan toegevoegde waarde genereren, maar om de werkgelegenheid te bevorderen moeten synergieën tot stand worden gebracht tussen onderzoekscentra, productiecentra en verdeelcentra en moeten op alle terreinen banen worden gecreëerd, van onderzoek tot dienstverlening en handel.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De onzekerheid op de arbeidsmarkt is van grote invloed op de arbeidssituatie van jongeren in de Unie. Ik ben ingenomen met de nadruk in het rapport op toegang tot de arbeidsmarkt, op het vergroten van kansen op werk voor jongeren en op een verbetering van de opleidingsprogramma’s die dat doel dienen.
Jongeren moeten kunnen profiteren van de arbeidsmarkt. Ik ben bijzonder ingenomen met de verbeterde verhoudingen tussen opleidingscentra, universiteiten en het bedrijfsleven. Deze verhoudingen zullen leiden tot toetreding van jongeren tot de arbeidsmarkt en tot kansen op werk voor gediplomeerden en jongeren met vaardigheden.
In de tweede plaats ondersteun ik wat in het rapport wordt gesteld over het instellen van een meerlagige coördinatie tussen Europese, nationale en regionale financieringsregelingen.
Ik schaar mij echter niet achter de bepaling in het verslag om rechtstreekse ondersteuningsmechanismen te vervangen door plattelandsontwikkeling en de ontwikkeling van milieuvriendelijke landbouw, aangezien rechtstreekse mechanismen de beste manier zijn om de boeren inkomensondersteuning te verlenen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund. Om een duurzame economie voor de EU tot stand te brengen, moeten we zorgen voor evenwichtige economische en sociale ontwikkeling. Het is van cruciaal belang om economische groei minder afhankelijk te maken van het verbruik van hulpbronnen en energie, om de emissies die het klimaat schaden terug te dringen en aldus de opwarming van de aarde te bestrijden. We moeten er ook naar streven om in de dienstensector en de sociale economie het potentieel van groene werkgelegenheid te benutten. Daartoe dient de Commissie een strategie te bedenken voor het scheppen van groene banen die regionale overheden in hun regionale ontwikkelingsstrategieën moeten aanhouden. De tenuitvoerlegging van deze strategie dient te worden gefinancierd door de EU en door nationale en regionale fondsen. De verdeling hiervan moet zorgvuldig worden gecoördineerd. De hulp kan worden gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling, vernieuwing van de infrastructuur en nieuwe technologieën op het gebied van, bijvoorbeeld, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De financiële crisis blijft voor stagnatie zorgen in Europa en talloze regio's in de wereld zonder dat politici zich bezighouden met het zoeken naar een uitweg. Er zijn er zelfs veel die denken dat het voldoende is om deze periode uit te zitten en te wachten tot de situatie weer is zoals voor september 2008.
Daar ben ik het niet mee eens. Als we het milieu niet meenemen in onze discussies, dan zullen dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen hebben. Het milieu vormt een kans om een nieuw ontwikkelingsmodel uit te werken. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden voor werkgelegenheid, als we maar middelen vinden om leiding te geven aan de duurzame economie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met dit verslag, omdat het de schepping van duurzame banen voorstaat, met andere woorden, banen waarbij zodanig rekening wordt gehouden met de noden van de huidige generatie dat de kansen van toekomstige generaties niet in gevaar worden gebracht. Er wordt ook benadrukt dat deze banen sociaal welzijn moeten creëren, dus ten dienste moeten staan van de mensheid en de natuur. Het doel van een nieuwe duurzame economie moet gemeenschappelijke ecologische en sociale duurzaamheid zijn, het scheppen van lange termijnvooruitzichten op het gebied van toenemend concurrentievermogen, sociaal welzijn en betere milieubescherming. De toename van weinig zekerheid biedende arbeidscontracten voor lager gekwalificeerden maakt banenkwaliteit ook zeer relevant, en in dit verslag wordt dus ook het scheppen van goede banen gepropageerd.
Deze banen moeten borg staan voor stabiel en maatschappelijk verantwoord werk, met bijzondere aandacht voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, fatsoenlijk werk en vereiste vaardigheden. Ik roep lidstaten daarom op om niet alleen banen te scheppen voor hoger opgeleiden, maar om de status van banen voor gemiddeld en lager opgeleiden te verhogen, door goede arbeidsvoorwaarden te scheppen. Ik stem ook in met het initiatief om strategieën voor levenslang leren aan te passen aan oudere werknemers, om eveneens te zorgen voor een hoge deelname van 55-plussers aan de arbeidsmarkt.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het cohesiebeleid van de Europese Unie speelt een essentiële rol in de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een duurzame economie door bij te dragen aan de vermindering van regionale verschillen en aan het herstel van de economie. Vanuit deze invalshoek zouden de regionale en lokale niveaus vaker een beroep moeten doen op de Europese structuurfondsen voor het nemen van initiatieven die zijn gericht op het creëren van nieuwe duurzame werkgelegenheid. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling draagt bij aan de vorming van regionale centra door op lokaal niveau onderzoek, innovatie en infrastructuur op het gebied van nieuwe technologieën te verenigen.
De lokale en regionale autoriteiten zijn het beste in staat om de voorwaarden te scheppen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van deze centra, die de lokale economische ontwikkeling een enorme impuls kunnen geven en voor nieuwe banen in de regio's kunnen zorgen. De middelgrote en kleine ondernemingen spelen ook een zeer belangrijke rol bij de bevordering van innovatie in Europa. Zij zouden moeten worden aangemoedigd om een beroep te doen op het Europees Sociaal Fonds om hun ondernemershouding en –vaardigheden te ontwikkelen.
Het gebrek aan afstemming tussen de Europese, nationale en regionale financieringssystemen vormt echter een belemmering voor de verwezenlijking van deze doelstellingen. Het is daarom noodzakelijk om de afstemming op alle niveaus te verbeteren om te komen tot een sterkere synergie tussen de verschillende gemeenschappelijke beleidslijnen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat "groene banen" belangrijk zijn voor een samenleving die streeft naar duurzaamheid. Een baan moet ook als "groen" worden beschouwd wanneer deze bijdraagt aan de besparing van energie en natuurlijke rijkdommen, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de instandhouding van ecosystemen en de vermindering van de afvalproductie en de luchtvervuiling. De bevordering van de werkgelegenheid in deze sectoren heeft aanzienlijke positieve neveneffecten en deze moeten dan ook worden gemaximaliseerd. Tegelijkertijd moet er worden gezorgd voor goede werkomstandigheden en degelijke opleidings- en bijscholingsfaciliteiten.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het kritiek oefent op de “Europa 2020-strategie”, die de problemen van werkloosheid en sociale cohesie niet aanpakt, en omdat het veranderingen eist in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds zodat deze de werkgelegenheid en volwaardige sociale integratie werkelijk stimuleren. Eveneens heeft het verslag tot doel om een debat te initiëren over en specifieke maatregelen te treffen voor het scheppen van kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen, met volledige betaling en sociale zekerheid, door in ecologisch en sociaal opzicht duurzame ontwikkeling te bevorderen.
In dit kader pleit het verslag voor een sterke rol van de publieke sector en stimuleert het de duurzame ontwikkeling daarvan met openbare diensten en een infrastructuur die aan ecologische en sociale criteria beantwoordt. Het pleit voor een nieuw industriebeleid, voor onderwijs en het ontwikkelen van vaardigheden waardoor een duurzame economie zal ontstaan, door de gelijkheid van geslachten en een sterke rol voor de vertegenwoordigers van de werkenden te stimuleren.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin erop wordt gewezen dat bij het optimaliseren van het banenpotentieel bijzondere aandacht moet worden besteed aan fatsoenlijk werk en de gezondheid en veiligheid van werknemers. Om op veranderingen te anticiperen en werkloosheid te voorkomen is het essentieel dat er wordt gewerkt aan de bevordering van de sociale dialoog en collectieve overeenkomsten (die vaak niet bestaan in de nieuwe sectoren), en dat er daarnaast wordt gezorgd voor een versterking van de sociale zekerheid, systemen voor inkomensondersteuning en proactieve sectorale opleidingsinitiatieven, gendergelijkheid en een sociaal inclusieve arbeidsmarkt. In het verslag wordt uitgegaan van de definitie van groene banen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), op grond waarvan alle banen die bijdragen aan duurzame ontwikkeling als groene banen mogen worden aangemerkt. Met het oog op een maatschappelijk verantwoorde transformatie moeten werknemers in het proces een participerende partnerschapsrol spelen. In het verslag wordt ertoe opgeroepen om in dit verband vertegenwoordigers van de werknemers die zijn belast met het groen maken van de werkplek, volgens de definitie van de IAO, te betrekken bij het duurzamer maken van werkplekken, bedrijven en sectoren. Toenemende duurzaamheid, een van de nagestreefde doelstellingen, moet worden opgenomen in de financiële vooruitzichten van diverse fondsen, inclusief de structuurfondsen en het Cohesiefonds. We moeten het scheppen van duurzame banen boven aan de EU-agenda zetten en streven naar een progressieve overgang naar, en investeringen in, goede en milieuvriendelijke banen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie gestemd, omdat erin wordt onderstreept dat het scheppen van banen niet uitsluitend cijfermatig mag worden benaderd. Het is ook belangrijk nader te onderzoeken op welke wijze goede arbeidsvoorwaarden gewaarborgd kunnen worden en hoe de overgang naar een duurzame economie op maatschappelijk verantwoorde wijze kan plaatsvinden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Aan de opstelling van dit verslag hebben maar liefst zes parlementaire commissies deelgenomen. Dit bewijst dat het vraagstuk van de werkgelegenheid thans bijzonder belangrijk is en dat het begrip van duurzaamheid tegenwoordig onlosmakelijk verbonden is met de politieke woordenschat en het politieke discours. De duurzaamheid en het werkgelegenheidspotentieel van de economie zijn problemen waarmee niet alleen werknemers, ondernemers en politici, maar onder meer ook technici en leken en milieudeskundigen en fabrikanten geconfronteerd worden. Een van de voornaamste problemen heeft te maken met de kosten van duurzaamheid en de manier waarop die verdeeld worden.
Wij vragen ons af of dit element, dat niet altijd voldoende duidelijk en meetbaar is, geen negatieve invloed zal uitoefenen op het initiatief en de organisatiecapaciteit van de markten of geen bijkomende moeilijkheid zal scheppen in een economie die reeds getroffen wordt door de crisis en de bijbehorende onzekerheid. Daarom bestaat er een toenemende behoefte aan een definitie van duurzaamheid die niet beperkt blijft tot een breed en dus moeilijk in te vullen begrip. Onder duurzaamheid moet worden verstaan het scheppen van operationele en uitvoerbare voorwaarden om de menselijke actie en interactie in de wereld te heroriënteren, ook op economisch gebied, zodat iedereen ermee gebaat is, niet slechts een handvol radicalen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Een ontwikkeling wordt als duurzaam gedefinieerd wanneer deze op een zodanige manier aan de behoeften van de huidige generatie tegemoet komt dat de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, niet in gevaar komt. Dit vergt een geïntegreerde benadering van economische, sociale en ecologische belangen, een intensivering van de maatschappelijke dialoog, een grotere sociale verantwoordelijkheid van de ondernemingen en de toepassing van het preventiebeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Ons streven moet erop gericht zijn op de lange termijn een toereikend concurrentievermogen en sociale, economische, territoriale en ecologische samenhang te creëren. Daarom pleiten wij voor investeringen in het menselijk, sociaal en milieukapitaal, evenals in technologische innovaties en in nieuwe milieudiensten.
Met deze verplichting leveren wij een bijdrage aan de strijd tegen de klimaatverandering. De Europese Unie heeft zich ertoe verbonden in 2020 de broeikasgasemissies met minstens 20 procent te verminderen, 20 procent van de eigen energiebehoefte uit hernieuwbare energiebronnen op te wekken en de energie-efficiëntie met 20 procent te verhogen. Volgens een onderzoek van het IPCC kan de opwarming van de aarde alleen worden beperkt tot maximaal 2°C als de industrielanden hun broeikasgasemissies in 2050 met 80-90 procent hebben teruggedrongen ten opzichte van de emissies in 1990. Daarom wordt gepleit voor "groene banen" die bijdragen aan een duurzame groei op basis van sociale rechtvaardigheid en milieu-efficiëntie en voor meer werkgelegenheid in plattelandsgebieden om leegloop te voorkomen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit initiatiefverslag bevat diverse positieve elementen en het advies dat ik namens de Commissie industrie, onderzoek en energie heb opgesteld, wordt gedeeltelijk overgenomen. Helaas wordt onvoldoende onderstreept dat meer aandacht moet worden besteed aan de eigen kenmerken van elke lidstaat. Ik noem hier enkele positieve punten:
- is van mening dat een nieuwe duurzame economie in de Europese Unie waarborgen moet bieden voor een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling en dat daarbij het belang van de overheidssector moet worden benadrukt.
- vraagt om een ambitieus duurzaam industriebeleid dat zich vooral richt op een efficiënt gebruik van hulpbronnen; benadrukt dat de groene economie uitzicht moet bieden op fatsoenlijke, goed betaalde banen en zich daarbij moet richten op de verbetering van de energie-efficiëntie, wat op zijn beurt de industriële diversificatie ten goede komt.
- wijst erop dat de overgang naar een nieuwe duurzame economie een complex fenomeen is, dat het noodzakelijk maakt bijzondere aandacht te besteden aan de regio's die te lijden hebben onder de de-industrialisatie door in overleg met de sociale partners passende financiële steunregelingen in te voeren en geïntegreerde interventies die gericht zijn op duurzame ontwikkeling en een meer op innovatie gebaseerde economie die fatsoenlijke, goed betaalde banen met gegarandeerde arbeidsrechten kan genereren waardoor de bestaande sociale ongelijkheid en regionale asymmetrie verminderen; acht het van belang dat in dit verband steun wordt verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het is passend dat we vandaag over dit verslag stemmen, de dag dat de Schotse regering heeft aangekondigd dat Schotland halverwege is bij het bereiken van zijn doelstellingen voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen. In een recent rapport is erop gewezen dat offshorewindenergie alleen al circa 48 000 banen in Schotland kan opleveren, en de Schotse regering wil vooroplopen bij het creëren van nieuwe banen in een duurzame economie. Het is jammer dat de regering in Westminster Schotse energieleveranciers blijft discrimineren door hoge tarieven voor de toegang tot het netwerk te vragen, waarmee deze sector zich niet tot een belangrijke, EU-brede leverancier kan ontwikkelen. Ik heb vóór de vragen en wensen van dit verslag gestemd, en ik dring er bij de regering van het Verenigd Koninkrijk op aan om dit verslag goed in acht te nemen.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) De stijging van het aantal tijdelijke overeenkomsten met slechtere arbeidsvoorwaarden is momenteel vooral zichtbaar onder de jongeren. Dit vormt een ernstige hindernis op de weg naar een stabiel leven voor de burgers en daardoor ook voor een evenwichtige economie. De ecologische trends die zich ontwikkelen en de industriële innovaties moeten meehelpen om de tewerkstellingsgraad te doen stijgen, terwijl ze tegelijk ook bijdragen tot de bescherming van het milieu.
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid wijst erop dat milieuvriendelijke technologieën die in de landbouw moeten worden toegepast zullen bijdragen tot een stijging van de tewerkstelling en de inkomsten van de landbouwers. Dit is een interessante these, die zeker verdient te bediscussieerd en grondiger geanalyseerd te worden. Het voorstel om informatiecampagnes te voeren die de burgers bewust moeten maken van de betekenis van ecologie is eveneens onze steun waard.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) De hernieuwbaarheid van energie vormt een van de belangrijkste vraagstukken van de hedendaagse Europese samenlevingen. Daarnaast heeft deze sector het potentieel om in de komende jaren uit te groeien tot een van de belangrijkste bronnen van werkgelegenheid. Ik ondersteun dit initiatief omdat het de werkgelegenheid bevordert en de rechten van werknemers beschermt.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) De langzaam wegebbende economische crisis zou een impuls voor de Europese Unie moeten zijn om haar hulpbronnen nog zuiniger en competitiever te beheren. Dat is echter alleen mogelijk op basis van een duurzaam bedrijfsleven, hetgeen tegelijkertijd een breed scala aan secundaire voordelen voor het milieu en onze burgers met zich mee zou brengen. Wij moeten stabiele algemene voorwaarden creëren waarin het werkgelegenheidspotentieel in de groene economie van de EU tot volle wasdom kan komen, waardoor een duurzame ontwikkeling van bedrijven wordt gewaarborgd. Ik steun dit verslag omdat economische groei, milieubescherming en sociale cohesie hand in hand gaan en elkaar aanvullen. Doel moet zijn om niet alleen nieuwe, duurzame, ‘groene’ banen te creëren, maar om ook het bedrijfsleven en de maatschappij in het algemeen te stimuleren om een rol te spelen bij deze nieuwe manier van zaken doen. Wij moeten het potentieel van de ‘groene’ economie optimaal benutten en er tegelijkertijd toe bijdragen dat de wereld Europa als een rolmodel gaat zien in de zin van een progressieve, duurzame en milieubewuste economische Unie.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Als gevolg van de crisis zijn economische groei en werkgelegenheid onmiddellijke prioriteiten voor de Europese Unie geworden. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het volgens mij heel belangrijk is dat er goed gerichte worden ondernomen om de arbeidsparticipatie te verhogen, en wel via beleidsmaatregelen voor actief ouder worden en het bevorderen van de integratie van jongeren, personen met een handicap, legale migranten en andere kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Deze maatregelen moeten worden aangevuld met goed onderwijs en goede beroepsopleidingen, en er moeten doeltreffende stimulerende maatregelen worden genomen om levenslang leren mogelijk te maken en mensen de kans te geven hun mogelijkheden te verbeteren door hun kwalificaties uit te breiden.
Een andere groep die we niet mogen vergeten wordt gevormd door de recent afgestudeerden. We moeten een sterk partnerschap opzetten tussen de lidstaten en de sociale partners om deze jonge mensen te helpen een eerste betrekking te vinden of een extra opleiding te volgen, waaronder inbegrepen stages. De lidstaten moeten voor dat doel volop gebruik van de beschikbare EU-fondsen, inzonderheid het Europees Sociaal Fonds.
Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. – (RO) We hebben behoefte aan maatregelen om nieuwe banen te creëren, zeker nu de lidstaten met een ernstige economische en sociale crisis worden geconfronteerd. Het cohesiebeleid van de EU moet een beslissende rol spelen bij de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een duurzame economie door bij te dragen tot het terugdringen van regionale verschillen en een maatschappij met volledige werkgelegenheid te realiseren. We moeten de regio’s aanmoedigen gebruik te maken van het de Structuurfondsen voor het financieren van landelijke, regionale en lokale projecten en van het Europees Sociaal Fonds voor het creëren van mogelijkheden op het gebied van scholing en werkgelegenheid.
Het Europees Sociaal Fonds is dé oplossing voor lidstaten die willen investeren in vaardigheden, werkgelegenheids-, scholings- en herscholingsactiviteiten en carrièreadvies voor werklozen met het oog op het scheppen van meer en betere banen. Om gemeenten en regio’s te helpen heb ik de Europese Commissie gevraagd een proefproject te financieren om mensen die direct, op lokaal en regionaal niveau betrokken zijn bij het beheren en implementeren van Europese fondsen te trainen en te helpen bij de uitwisseling van voorbeelden van goede praktijken.
Thomas Mann (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb vandaag mijn stem gegeven aan het initiatiefverslag van mevrouw Schroedter over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie. De ‘groene banen’ nemen een centrale plaats in dit verslag in. Dat zijn de banen in vrijwel alle relevante industriële en dienstensectoren die een bijdrage leveren aan een duurzame economie. Milieubescherming kan een drijvende economische kracht worden als wij er tijdig in slagen om voorspelbare en investeringsvriendelijke kadervoorwaarden te creëren. De invoering van talloze extra aanbestedingscriteria zou haaks staan op de uitdrukkelijke doelstelling van de EU om de bureaucratie snel terug te dringen. Ik ben blij dat wij erin zijn geslaagd om de stijging van de criteria te beperken tot de minimale sociale normen. De meest Europese ondernemingen zijn ongetwijfeld mondiale pioniers op het gebied van een succesvolle milieubescherming. Om voor die bedrijven een eerlijke mededinging te waarborgen, moeten wij voorkomen dat de productie naar landen buiten de EU wordt verplaatst met lage normen op het gebied van de milieubescherming. De Europese Commissie en de lidstaten dienen snelle en krachtige maatregelen te nemen om die tendens te bestrijden. Mijn daartoe strekkende amendement is vandaag door een meerderheid ondersteund.
Wij moeten op de werkplek discriminatie tegengaan en een gelijke behandeling bevorderen. Om dat te bewerkstelligen, vormen sanctiemechanismen en quota echter niet het goede instrument. De verplichting dat 40% van de directie van een bedrijf uit vrouwen dient te bestaan, is niet reëel. Daarom kon dat voorstel op geen enkele steun rekenen. Vrouwen hebben geen quota nodig. Zij hebben betere mogelijkheden nodig om hun carrière gestalte te kunnen geven. Daartoe is het noodzakelijk dat de obstakels uit de weg worden geruimd die de beroepsmatige ontwikkeling van vrouwen belemmeren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het begrip “werkgelegenheid in een nieuwe duurzame economie” roept een nieuw paradigma in het leven met betrekking tot de economische voorwaarden die tot dusver onontbeerlijk werden geacht voor de economische ontwikkeling en het scheppen van werkgelegenheid. Een duurzame economie houdt een vergaande wijziging van het werkgelegenheidspotentieel in, aangezien de ondernemingen uit de sector van de hernieuwbare energiebronnen en de energie-efficiëntie overal ter wereld een fundamentele rol zullen spelen bij het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. Het voorbeeld van Duitsland toont duidelijk aan hoe de bedrijven uit de voornoemde sector een beslissende bijdrage kunnen leveren aan het scheppen van nieuwe banen. Het is essentieel dat de andere landen van de Europese Unie dit voorbeeld volgen om een multiplicatoreffect teweeg te brengen en het begrip “werkgelegenheid in een duurzame economie” op het gehele Europese grondgebied in de praktijk te brengen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Voor de zoveelste keer staan er in een EU-verslag weer fraaie woorden. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over het optimale groeipotentieel voor mannen en vrouwen in de nieuwe, duurzame economie, over fatsoenlijk werk, over een sociaal verantwoorde transformatie en over de benodigde vaardigheden van werknemers. Tegelijkertijd moet de EU zich er echter van bewust zijn dat de druk op de arbeidsmarkt juist vanwege de uitbreiding met Oost-Europese landen in een aantal sectoren aanzienlijk is gestegen zonder dat er aanwijzingen zijn die op verbeteringen duiden. Bovendien zijn met name de afgelopen jaren de hoeveelheid onzekere arbeidsomstandigheden aanzienlijk toegenomen door bijvoorbeeld uitzendwerk, deeltijdwerk, ‘MacJobs’ en de aanwezigheid van zogenaamde kleine zelfstandigen. Tegenwoordig biedt zelfs een goede opleiding geen garantie meer op werk.
Zolang als er over ‘green cards’ voor werknemers uit derde landen wordt gepraat om de handel en industrie van goedkope arbeidskrachten te voorzien in plaats van dat er getracht wordt om EU-ingezetenen de benodigde vaardigheden aan te leren, zullen het allemaal waarschijnlijk loze woorden blijven. Wat er in het verslag gevraagd wordt, klinkt niet slecht, maar papier is geduldig. Aangezien wij er niet vanuit kunnen gaan dat er adequate maatregelen zullen volgen om die eisen ook in de praktijk te realiseren, heb ik mij van stemming onthouden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Schroedter gestemd omdat ik het eens ben met de boodschap en aanpak.
Duurzame ontwikkeling komt tegemoet aan de behoeften van de huidige generatie op een manier waardoor het vermogen van de toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar komt. Naast het rekening houden met economische en ecologische belangen voorziet het besluit van de Europese Raad in investeringen in menselijk en sociaal kapitaal en in innovatie, met als doel omstandigheden te scheppen voor concurrentievermogen, welvaart en sociale samenhang.
Een ander zeer belangrijk punt van het document betreft bovendien de definitie van groene banen. Deze banen hebben niet alleen betrekking op arbeidssectoren die direct verband houden met milieubescherming. Het zijn ook banen die een bijdrage leveren aan de overgang naar een duurzame bedrijfsvoering waardoor energie wordt bespaard, hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt en het produceren van afval wordt voorkomen.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Duurzame groei moet gebaseerd zijn op sociale rechtvaardigheid en milieuefficiëntie. De transformatie van Europese economieën van vervuilende naar milieuefficiënte economieën zal grondige veranderingen teweeg brengen op het gebied van productie, distributie en consumptie. Ik ben voorstander van het idee om voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te organiseren om duidelijk te maken dat onze strategie voor het overschakelen op een groene, duurzame economie sociaal rechtvaardig is en zal bijdragen tot een groei van de werkgelegenheid.
Ik wil er graag op wijzen dat bijzondere aandacht voor biologische verscheidenheid van groot belang is voor het scheppen van groene banen in Europa, met name bij de implementatie van de Natura2000-netwerken. Ik verzoek de Commissie uiterlijk in 2011 een voorstel in te dienen voor een strategie, met inbegrip van wetgevende en niet-wetgevende maatregelen, ter bevordering van groene banen die een bron van groei en welvaart vormen voor iedereen
Ik verzoek de Commissie en de lidstaten om aan al het overige EU-beleid maatregelen te verbinden die gericht zijn op de herscholing en heropleiding van werknemers om ze te kwalificeren voor groene banen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De ontwikkeling van groene banen in Europa is een noodzaak. Enerzijds kunnen zij duurzame groei ondersteunen, en anderzijds dragen zij bij aan de verwezenlijking van de ambitieuze meetbare doelstellingen die de Europese Unie heeft vastgesteld voor de bestrijding van de klimaatverandering. Ik heb voor het verslag van mijn collega mevrouw Schroedter gestemd, waarin de invoering van maatregelen ter bevordering van groene banen wordt bepleit. Om het aantal groene banen te vergroten moeten ondernemingen met name worden aangemoedigd om te investeren in schone technologieën. Ik denk in het bijzonder aan de invoering van belastingvermindering voor middelgrote en kleine ondernemingen. De regio's moeten ook worden aangemoedigd om gebruik te maken van de Europese structuurfondsen en het Cohesiefonds om nieuwe duurzame banen te creëren. We moeten er echter op toezien dat de nationale onderwijs- en opleidingsstelsels worden aangepast om te voldoen aan de vraag naar gekwalificeerd personeel en dat degenen van wie de banen worden bedreigd door structurele economische verandering worden omgeschoold.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb me onthouden van stemming over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie, omdat ik het niet eens ben met de rapporteur die stelt dat met een verlaging van de uitstoot over 40 jaar de werkloosheid de wereld uit geholpen wordt. Uiteraard gaat van een duurzame economie een duidelijke stimulans uit voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën, wat nog niet betekent dat er zomaar arbeidsplaatsen voor de Europese burger uit komen rollen. We maken onderdeel uit van een geliberaliseerde wereldwijde markt en die biedt bedrijven, gemeenten en consumenten eveneens nieuwe technologieën aan uit Azië. Deze beconcurreren Europese producten met name op prijs. Dat betekent niet dat we de normen voor de verbetering van het milieu niet zouden moeten aanscherpen, maar laten we ons vooral niet wijsmaken dat dit een wondermiddel is tegen werkloosheid.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom het feit dat het Europees Parlement vandaag heeft ingestemd met een verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie van mijn Duitse collega in de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, Elisabeth Schroedter. Zoals zij na de stemming zei, pleiten de Groenen er al lang voor dat Europa zich committeert aan een echte ‘Green New Deal’, die de overgang naar een groene economie, als het enige levensvatbare antwoord op de huidige economische crisis, moet versnellen. Het is daarom bijzonder welkom dat dit verslag, waarin wordt gewezen op het enorme potentieel voor het creëren van nieuwe groene banen en het omvormen van bestaande banen in groene banen in heel Europa en waarin aanbevelingen worden gedaan om dit te bereiken, de steun heeft gekregen van een grote meerderheid van de afgevaardigden van verschillende fracties.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel wij een aantal uitgangspunten van het verslag steunen, hebben wij tegengestemd.
Het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen in de groene sectoren, het inzetten van duurzame energiebronnen, het herstel van het ecosysteem en energiebesparing zijn wenselijke punten die gesteund moeten worden. Aan de andere kant kunnen wij niet accepteren dat de kosten van de overgang naar duurzame arbeidsplaatsen door onze bedrijven gedragen worden, zeker niet in deze tijden van crisis.
Er zouden financiële middelen beschikbaar moeten komen voor bedrijven die zich volledig of deels willen omvormen tot bedrijven in de duurzame sector. Daarnaast moeten de procedures voor de vervanging van zwaar vervuilende systemen door systemen met weinig gevolgen voor het milieu, worden vereenvoudigd, omdat, zoals in Italië vaak gebeurt, de bevolking zich er vaak tegen keert.
Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik steun dit verslag met genoegen. Het is belangrijk dat de economische en sociale crisis de lidstaten er niet van weerhoudt om zich tot meer duurzame, koolstofarme, hulpbronnenefficiënte economieën te ontwikkelen. Dit zal onze economieën weerbaarder, concurrerender en minder afhankelijk van steeds duurdere importen te maken. De Commissie moet speciale nadruk leggen op groene banen, vooral omdat de OESO heeft aangetoond dat de sector van de milieugoederen en -diensten het potentieel heeft om banen te scheppen voor een breed scala aan vaardigheden en capaciteiten, ook voor laaggeschoolde werknemers. Ook zou ik graag zien dat de lidstaten financieringssystemen en fiscale prikkels ontwikkelen om kleine en middelgrote bedrijven in de richting van een groen werkgelegenheidsbeleid te sturen. Hoewel het begrip ‘groene banen’ in een nieuwe Europese werkgelegenheidsstrategie in brede termen zal worden gedefinieerd, moet onderscheid worden gemaakt tussen zaken als controle op vervuiling, recycling, watermanagement, natuurbehoud, de productie van milieuvriendelijke en hernieuwbare energietechnologieën en onderzoek en ontwikkeling op milieugebied. Een ‘groene’ economie heeft het potentieel om voor economische groei te zorgen en de baanonzekerheid, die in de afgelopen decennia is toegenomen, vooral onder jongeren, aan te pakken. Om dit te bereiken hebben we passende opleidings- en onderwijsprogramma’s nodig. Alleen dan zullen we het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie kunnen ontwikkelen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Volgens de Raad van Europa is ontwikkeling duurzaam als ze de behoefte van de huidige generaties vervult zonder de mogelijkheid om de behoeften van de toekomstige generaties te vervullen in gevaar te brengen. In het verslag wordt uitgebreid gesproken over de schepping van groene banen. Het is uiterst belangrijk dat er in de hernieuwbare energiebronnen een groot potentieel schuilt voor het scheppen van nieuwe banen. Op het Europese continent is Duitsland een goed voorbeeld van de juiste implementatie van een dergelijk beleid. Tijdens de overgang naar een duurzame economie moeten we ook rekening houden met maatschappelijke rechtvaardigheid, omdat die zal zorgen voor de goedkeuring van de burgers. Ook de juiste opleiding en de systematische bijscholing van de werknemers zijn hierbij belangrijk. Duurzame ontwikkeling vereist niet alleen respect voor de milieunormen, maar ook voor de normen op het vlak van arbeid.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik steun ten volle het verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie. Collega Schroedter verwijst naar de IAO-definitie volgens welke een arbeidsplaats groen is als die bijdraagt aan duurzame bedrijfsvoering en een sociaal Europa. Ruimer opgevat dus dan de hoogtechnologische banen in de sector van energie en milieubeheer waar de Commissie op doelt. Het gaat bijvoorbeeld om een ambitieus duurzaam industriebeleid, gericht op efficiënt gebruik van hulpbronnen, met fatsoenlijke, goed betaalde jobs. Aanbevolen wordt om het bedrijfsleven meer erbij te betrekken of de regionale overheden te stimuleren wettelijke kadervoorwaarden, markteconomische sturingsmechanismen, subsidies en openbare aanbestedingen op dit doel af te stemmen. Of meer in te spelen op de behoefte aan nieuwe vaardigheden, maar evenzeer op de installatie van sociaal overleg of collectieve arbeidsovereenkomsten in de nieuwe bedrijfstakken en -sectoren.
De productiedruk in de nieuwe sectoren is vrij hoog en de neiging om goede arbeidsvoorwaarden te garanderen klein. Hierdoor zijn werknemers uit de traditionele industrietakken met een traditioneel degelijke sociale bescherming niet gemakkelijk te motiveren de overstap te maken. De Unie heeft de verplichting strijd te leveren tegen de opwarming van de aarde en daarom is een goede strategie nodig voor een maatschappelijk verantwoorde transformatie naar een meer groene economie.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt gevraagd om een Europese werkgelegenheidsstrategie voor een duurzame economie. Ook wordt in dit verslag steun gegeven aan de oproep van de Raad tot herziening van subsidieregelingen die negatieve effecten op het milieu hebben en wordt de noodzaak van fatsoenlijk werk benadrukt.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag over de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van een nieuwe duurzame economie gestemd, omdat ik geloof dat de lidstaten moeten overstappen op een concurrerende en efficiënte koolstofarme economie. Daarom roep ik de EU op om een duurzaam industrieel beleid te ontwerpen en het bedrijfsleven bij de eco-innovatie te betrekken, teneinde de groei van de economie minder afhankelijk te maken van het gebruik van hulpbronnen en energie en de schadelijke uitstoot terug te dringen. Om banen te creëren in een milieuefficiënte economie zullen we moeten investeren in energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en groene technologieën in gebouwen, de vervoersector en de landbouw. Daarom dring ik aan op de ontwikkeling van een Europese werkgelegenheidsstrategie voor een duurzame economie als onderdeel van de EU 2020-strategie. Regionale autoriteiten zouden daarbij een belangrijke rol moeten spelen.
Ik pleit verder voor doeltreffende financieringssystemen en fiscale prikkels om kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren groene innovaties en productieprocessen te ontwikkelen. Tot slot geloof ik dat het werkgelegenheidsbeleid een cruciale rol kan spelen bij het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting, en ik roep de lidstaten op van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gebruik te maken om de nieuwe, voor een milieuefficiënte economische ontwikkeling benodigde vaardigheden te bevorderen.
Viktor Uspaskich (ALDE), – (LT) Dames en heren, het streven naar een duurzame economie is niet alleen een ecologische noodzaak; het is ook een van de pijlers van onze strategie voor een sociaal Europa. Dergelijke veranderingen zullen echter pas vrucht dragen als ze sociaal rechtvaardig zijn en uiteindelijk de werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en sociale zekerheid ten goede komen.
Daarom moet een duurzame economie niet alleen sociale en ecologische, maar ook technologische en economische duurzaamheid bieden. Dat hoeft geen tegenspraak te zijn. We hebben creatievere maatregelen nodig.
Neem energie-efficiëntie. In Litouwen behoorde de bouw tot de zwaarst door de economische crisis getroffen sectoren. De meeste oude gebouwen in Litouwen zij zeer oneconomisch – ingevoerde energie wordt inefficiënt gebruikt, zoals blijkt uit de enorme verwarmingsrekeningen van de gebruikers.
Waarschijnlijk zullen nationale projecten voor isolering en energie-efficiënte gebouwen weer geld in de markt pompen, aan de hand van lonen en investeringen in de bouwsector. Tegelijkertijd wordt Litouwen zo minder afhankelijk van ingevoerde energie.
Natuurlijk is dit maar een voorbeeld en is het niet automatisch van toepassing op alle lidstaten. Het toont echter aan dat we vooral tijdens de crisis creatiever moeten denken en onze krachten moeten bundelen, om de basis te leggen voor een duurzame toekomst.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor het verslag over EER-Zwitserland: obstakels voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt gestemd, met name omdat het de Commissie wijst op een hele reeks te nemen stappen om te komen tot vereenvoudiging en verdieping van de economische samenwerking tussen de Europese Unie en Zwitserland en ook omdat ze erin wordt uitgenodigd deze stappen ook daadwerkelijk te zetten. In het verslag wordt bovenal, volstrekt terecht, gewezen op het nodeloos ingewikkelde systeem van 120 bilaterale akkoorden tussen Zwitserland en de EU voor de uiteenlopende economische sectoren. De vastberadenheid waarmee wordt gepoogd zich maximaal in te zetten voor vereenvoudiging en toenadering van de wettelijke voorschriften is volstrekt terecht, zeker als het gaat om het opruimen van obstakels voor toetreding tot de Zwitserse markt voor bedrijven uit de EU en vice versa. Zo wordt in het verslag mede gewezen op de volstrekt zinloze juridische vereiste voor bedrijven die de Zwitserse markt willen betreden een financiële borg te storten. In mijn ogen is dit een nodeloos obstakel dat erom vraagt te worden opgeruimd en wordt meer dan terecht in het verslag aan de kaak gesteld.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de volledige tenuitvoerlegging van een behoorlijk functionerende interne markt van belang is voor zowel de Europese Unie als haar handelspartners, en met name voor de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie. Voor Zwitserland, de naar omvang vierde belangrijkste handelspartner van de Europese Unie, geldt een model voor economische integratie zonder toetreding dat gebaseerd is op bilaterale overeenkomsten per sector. Dat schept extra problemen, aangezien de bilaterale overeenkomsten, in tegenstelling tot de EER-Overeenkomst, geen enkele vorm van automatische aanpassing aan latere ontwikkelingen in de overeenkomstige verworvenheden van de Gemeenschap bevatten.
Ondanks de gunstige ontwikkelingen met betrekking tot de Overeenkomst op het vrij verkeer van personen tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland verdienen bepaalde aspecten van de toepassing van deze overeenkomst meer aandacht. Daarom ben ik van oordeel dat alle manieren om de toepassing van de overeenkomst te verbeteren op een rij moeten worden gezet, te beginnen met het streven naar een meer uniforme toepassing van de overeenkomst en naar meer convergentie tussen het Gemeenschapsrecht en de Zwitserse wetgeving op het gebied van de interne markt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zwitserland heeft een geschiedenis en een reeks eigen kenmerken die niet alleen tot uiting komen in de manier waarop het zichzelf intern bestuurt, maar ook in de vorm waarin het besloten heeft betrekkingen met andere landen aan te gaan en in de voorzorgen en beperkingen waaraan het die betrekkingen onderwerpt. De weerwil van Zwitserland om toe te treden tot grote internationale organisaties en om in principe voor altijd geldende overeenkomsten te onderschrijven die van invloed zijn op de interne rechtsorde van het land is niet nieuw, net zomin als de voorkeursbehandeling die het verleent aan zijn burgers en aan de op Zwitsers grondgebied gevestigde bedrijven ten koste van de buitenlandse concurrenten, die vaak geconfronteerd worden met onredelijke juridische en administratieve belemmeringen.
Desalniettemin is Zwitserland een belangrijke partner van de Europese Unie en heeft het reeds meer dan honderd bilaterale overeenkomsten ondertekend waarmee de betrekkingen tussen beide partijen worden geregeld. Ofschoon de keuze van Zwitserland om zich afzijdig te houden van de Europese Economische Ruimte niet bepaald geholpen heeft om de economische betrekkingen van de Europese Unie met het land te versoepelen en te bevorderen, heeft ze ook niet verhinderd dat de balans over het geheel genomen positief is. Ik hoop dat de betrekkingen zullen worden aangehaald en verdiept.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De vier lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) zijn belangrijke handelspartners van de Europese Unie: Zwitserland en Noorwegen zijn naar omvang respectievelijk haar vierde en vijfde belangrijkste handelspartner. Even belangrijk is dat de vier EVA-lidstaten en de lidstaten van de Europese Unie tot hetzelfde cultuurgebied behoren en fundamentele waarden en een cultureel en historisch erfgoed delen.
Gelet op het feit dat de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon de uitvoering van de wetgeving op de interne markt in de EER/EVA-landen kunnen vertragen, beaam ik dat de Commissie de bekendmakingsprocedure voor nieuwe EU-regels en -wetgeving die in het bereik van de EER-Overeenkomst vallen formeel moet vastleggen om de afstand tussen de aanneming van nieuwe wetgeving en haar mogelijke overname door de EER/EVA-landen te verkleinen.
Ik beaam tevens dat de parlementen van de EER/EVA-landen nauwer bij de wetgevende procedures van de Europese Unie betrokken moeten worden als het om voorstellen gaat die voor de EER van belang zijn. Daarom verzoek ik de Commissie om de nationale parlementen van de EER/EVA-landen van de wetgevende voorstellen te voorzien die ze de nationale parlementen van de EU-lidstaten voor raadpleging toestuurt.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zwitserland en de EER, begrijp ik de in dit rapport aan de orde gestelde kwesties goed. De Europese Vrijhandelsassociatie telt vier leden: Zwitserland, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. Met de ondertekening in 1994 van de EER-overeenkomst gingen drie van deze vier landen deel uitmaken van de interne markt. Zwitserland besloot bij referendum niet tot de EER toe te treden (50.3 procent van de stemmen tegen en 49.7 procent van de stemmen voor). Zwitserland heeft derhalve besloten een afzonderlijke relatie met de rest van Europa aan te gaan. Zwitserland is ongeveer 120 bilaterale overeenkomsten aangegaan met de EU.
Deze overeenkomsten betreffen het vrije verkeer van personen, wegvervoer, burgerluchtvaart, wetenschappelijk onderzoek, technische handelsbarrières, markten voor overheidsopdrachten en landbouwkwesties. Zwitserland is de op een na grootse handelspartner van de EU en Zwitserse bedrijven hebben meer dan een miljoen mensen in dienst in de EU.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik heel tevreden ben met de vorderingen die zijn gemaakt bij de liberalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de EU en Zwitserland, en meer in het bijzonder de positieve uitwerking van de overeenkomst inzake het vrij verkeer van personen. De aanhoudende toename van het aantal uitgezonden werknemers en zelfstandige dienstverleners uit de EU, die van 2005 tot 2009 in Zwitserland werkzaam geweest zijn (volgens de statistieken zijn er ongeveer 200 000 grensarbeiders uit de EU of de EVA-landen die elke dag in Zwitserland gaan werken) is voor alle partijen gunstig gebleken. Ik geloof dat de Zwitserse regering en de kantons er in de nu volgende periode verstandig aan doen gebruik te maken van de ervaringen van de EU en de EER met de openstelling van de dienstensector via overzetting van de dienstenrichtlijn.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Zwitserland maakt samen met IJsland, Noorwegen en Liechtenstein deel uit van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en is een belangrijke handelspartner van de Europese Unie. IJsland, Noorwegen en Liechtenstein hebben hun handelsbetrekkingen met de Europese Unie echter nog steviger onderbouwd met hun ondertekening van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER). Aangezien Zwitserland naar volume de vierde belangrijkste handelspartner van de Europese Unie is, is het van uitzonderlijk belang dat het land zich aansluit bij de EER-overeenkomst. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) De soevereiniteit van Zwitserland wordt in het onderhavige verslag niet voldoende benadrukt. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is absoluut noodzakelijk dat er een echte Europese Economische Ruimte tot stand wordt gebracht, zoals bepaald in het Verslag van Porto.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij, de Groenen, hebben onze steun gegeven aan dit verslag, dat een reeks opmerkingen bevat over de belemmeringen voor de toepassing van de regels voor de interne markt door Zwitserland en de landen van de Europese Economische Ruimte (EER). In het bijzonder worden in het verslag de volgende ideeën geformuleerd: na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet de Europese Commissie de nationale parlementen van alle landen van de EER en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) wetgevingsvoorstellen toezenden die ze voor raadplegingsdoeleinden aan de nationale parlementen van de EU-lidstaten toestuurt; de EER/EVA-landen moeten de nodige middelen uittrekken voor de toepassing van de dienstenrichtlijn, met name om de enige aanspreekpunten op te richten; en de EER/EVA-landen moeten sterker worden betrokken bij de besprekingen over de richtlijn inzake de rechten van de verbruiker, onder andere voorstellen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Wij hebben voor dit verslag gestemd omdat daarmee belemmeringen voor de vrije handel tussen EU-landen en belangrijke handelspartners van de EU worden weggenomen. Met het oog op Italië zijn we van mening dat het voor Italiaanse bedrijven en werknemers goed zou zijn als Zwitserland de regels op de interne markt meer zou toepassen. We verwelkomen het reeds door Zwitserland genomen besluit tot vergaande beperking van het bankgeheim om te voldoen aan de door de Europese Unie verlangde transparantie..
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt aanbevolen om meer samen te werken en goede praktijken te delen en waarin advies wordt gegeven over de veranderingen die moeten worden doorgevoerd na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Dit is een interessant verslag. Er wordt bijvoorbeeld in gemeld dat het gemiddelde omzettingstekort 0,7 procent is, waardoor dit tekort min of meer op hetzelfde niveau ligt als in de meeste lidstaten van de EU.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben heel blij dat het Parlement dit verslag met overgrote meerderheid heeft goedgekeurd. Ik hoop dat u voor dit verslag hebt gestemd omdat u net als ik achter de twee basisdoelstellingen ervan staat. Ten eerste wilden de Commissie interne markt en consumentenbescherming en ik de landen van de Europese Economische Ruimte die niet tot de EU behoren en Zwitserland op de agenda van de commissie plaatsen die zich toespitst op het hart van de EU, namelijk de Commissie interne markt. Ik hoop dat die partners van de Unie, die uiteindelijk hun grootste handelspartners zijn, daar voorgoed zullen blijven. De tweede doelstelling was de concrete hindernissen in de implementatie van deze samenwerking, vooral op de lijn Brussel-Bern, eindelijk eens aan te pakken. Ik hoop dat de stem van het Parlement in deze zaak beide partijen, zowel de Europese Commissie als de overheid van de Zwitserse Confederatie, ertoe zal aanzetten om de mechanismen die momenteel hun samenwerking regelen te herzien.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Door vrijhandelsovereenkomsten kunnen de ondertekenende landen profiteren van onderlinge handel in uiteenlopende producten en gebruikmaken van elkaars sterke punten. Ik ben dan ook zeer ingenomen met het feit dat de Europese Unie op het punt staat een vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea te sluiten. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat ten aanzien van de voorwaarden van voorgenomen handelsovereenkomsten altijd uiterste waakzaamheid geboden is. In dit geval moeten we snelle veranderingen vermijden die mogelijk de handelsstromen kunnen destabiliseren. Vandaar de noodzaak van vrijwaringsclausules, niet in de laatste plaats om onze auto-industrie te beschermen. In de praktische zin ben ik blij dat het verslag is aangenomen, omdat het een oproep van leden van het Europees Parlement bevat om toe te staan dat er op verzoek van een lidstaat, het Europees Parlement, de interne adviesgroep, een rechtspersoon, een rechtspersoonlijkheid die optreedt namens een bedrijfstak van de Unie en die ten minste 25 procent daarvan vertegenwoordigt, of op initiatief van de Commissie zelf, een onderzoek wordt geopend naar een toegenomen invoer van bepaalde producten. Mocht blijken dat Europese producenten ernstige schade ondervinden van een drastische stijging van de invoer van een bepaald product, dan mogen vrijwaringsmaatregelen in de vorm van beschermende douanerechten worden ingezet.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag over de uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule in de vrijhandelsovereenkomst EU-Korea gestemd. Deze vrijwaringsclausule zal Europese ondernemingen en banen beschermen tegen schade veroorzaakt door invoer uit Korea. Het is van bijzonder belang dat de invoer uit dat land nauwlettend in de gaten wordt gehouden en dat alle onregelmatigheden bij de nakoming van het principe van eerlijke mededinging direct worden gecorrigeerd.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Parlement heeft de wijzigingen op de vrijwaringsclausule voor de vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea goedgekeurd. Dit is echter pas de eerste stemming: de definitieve stemming is uitgesteld tot de vergaderperiode van 18-21 oktober, zodat wij nog ruimte hebben om in eerste lezing tot een vergelijk te komen met de Raad. Alle effectbeoordelingen van de Europese Commissie wijzen erop dat Zuid-Korea meer handelsvoordeel zal behalen uit deze overeenkomst dan de EU. De Commissie had ons dan ten minste een geloofwaardige vrijwaringsclausule kunnen geven. Wij zijn van mening dat onze eis voor regionale vrijwaringsmaatregelen legitiem is, omdat de gevolgen van de openstelling van de EU-markt voor Zuid-Koreaanse producten per lidstaat aanzienlijk uiteen kunnen lopen. Het is veel eenvoudiger om het effect van Europese exportgoederen te voorspellen voor een land met vijftig miljoen inwoners (tegenover 500 miljoen in de EU). Daarnaast is het essentieel dat het Parlement en de betrokken industrietakken het recht krijgen om een onderzoek te initiëren met het oog op de bescherming van de markt, en dat het Parlement meer zeggenschap krijgt over het goedkeuren of afkeuren van vrijwaringsmaatregelen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik hoop dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea voor beide partijen voordeel zal opleveren en dat de vrije handel aan beide zijden zo min mogelijk belemmerd zal worden. De vrijwaringsmaatregelen zijn een antwoord op de ernstige schade die de Europese industrie ondervindt. Als onderdeel van de in oktober met Zuid-Korea ondertekende overeenkomst moet de vrijwaringsclausule op zodanige wijze worden geherformuleerd dat alle aspecten van de uitvoering van deze clausule op passende wijze worden uiteengezet en dat bij de tenuitvoerlegging ervan het transparantiebeginsel en de betrokkenheid van de tegenpartij gewaarborgd zijn.
Deze clausules belemmeren de vrije handel. Daarom moeten ze beperkt blijven tot maatregelen die noodzakelijk zijn om erger te voorkomen. Ze moeten passend zijn en in verhouding staan tot de situaties waarvoor ze ontworpen zijn. Ik hoop dat de Europese industrie steeds krachtiger en creatiever wordt, zodat wij van dit middel geen gebruik hoeven te maken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is het rechtsinstrument tot uitvoering van de vrijwaringsclausule van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea. Op 15 oktober 2009 heeft de Europese Unie met de Republiek Korea een vrijhandelsovereenkomst gesloten. De overeenkomst bevat een bilaterale vrijwaringsclausule die voorziet in de mogelijkheid opnieuw het meestbegunstigingsrecht in te stellen wanneer ten gevolge van de liberalisering van de handel goederen in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden worden ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden. Voor de toepassing van deze maatregelen is het noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule in de EU-wetgeving wordt opgenomen, temeer daar niet alleen de procedurele aspecten van de instelling van vrijwaringsmaatregelen maar ook de rechten van belanghebbenden nader moeten worden gespecificeerd.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De aanneming van deze vrijwaringsclausule, waarmee de nefaste gevolgen van de liberalisering en de deregulering van de wereldhandel worden erkend, maakt geen einde aan de gevaren en de zorgpunten die de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea inhoudt voor de toekomst van de diverse economische sectoren. Dit geldt met name voor lidstaten − waaronder Portugal − en regio’s die sterk van deze sectoren afhankelijk zijn.
Laten we onze aandacht vestigen op één van de sleutelsectoren van deze overeenkomst: de textiel- en kledingsector. Laten we onze aandacht vestigen op de studie van het directoraat-generaal Werkgelegenheid en Eurofound, waarin wordt voorspeld dat het aantal EU-banen in deze sector in 2020 met 20 à 25 procent zal zijn gedaald en waarin zelfs sprake is van een mogelijk verlies van 50 procent van de huidige werkgelegenheid in de Europese Unie. En laten we ten slotte ook onze aandacht vestigen op sectoren zoals de elektronicabedrijven en de producenten van auto-onderdelen.
Het neoliberale fundamentalisme van de Europese Unie blijft banen en productiecapaciteit offeren op het altaar van de vrije handel om de winst van haar multinationals te vergroten. Het holt de deficits verder uit en blijft de externe afhankelijkheid en het chronische, almaar groeiende gebrek aan evenwicht van de handelsbalansen in de hand werken. Bovendien rechtvaardigt deze ideologie onveranderlijk de aanslagen op de arbeidsrechten, de sociale dumping en de ondergang van miljoenen kleine producenten en vele kleine en middelgrote ondernemingen.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomst is de eerste handelsovereenkomst na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, de eerste overeenkomst waaraan het Europees Parlement zijn goedkeuring zal verlenen. Het is daarom belangrijk dat het Europees Parlement gehoord wordt. Om de nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement bij het vaststellen van het handelsbeleid van de Europese Unie te bekrachtigen, hebben wij daarom voor de amendementen van de parlementaire Commissie van internationale handel gestemd, maar we hebben besloten om niet voor de tekst van de resolutie als geheel te stemmen, om te proberen om tot een betere overeenstemming met de Raad te komen. Een betere overeenstemming, waarvoor verschillende hoofdpunten zullen moeten worden herzien: wij willen een daadwerkelijke vrijwaringsclausule, een effectieve clausule waarmee de regionale verstoringen tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie hersteld kunnen worden en waarmee vooral situaties voorkomen kunnen worden waarbij een ernstig nadeel voor de producenten van de Europese Unie zou kunnen optreden. Daarnaast is er de kwestie van het initiatiefrecht van het Parlement om een onderzoek te openen krachtens de vrijwaringsclausule.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea is van groot belang voor de economische ontwikkeling van de EU-lidstaten. Om concurrentievervalsing tegen te gaan en het evenwicht tussen de ingevoerde en uitgevoerde goederen aan beide zijden te waarborgen moet echter worden voorzien in bilaterale vrijwaringsclausules. Deze clausules hebben ten doel te voorkomen dat de Europese industrie ernstige schade ondervindt ten gevolge van een buitensporige toename van de invoer van bepaalde producten. Het is dan ook noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule waarvan hier sprake is, wordt opgenomen in de wetgeving van de Europese Unie, zodat de beoogde maatregelen hun beslag kunnen krijgen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ten opzichte van andere landen waarmee de Europese Unie onderhandelt over vrijhandelsovereenkomsten dan wel waarmee zij dergelijke overeenkomsten al heeft gesloten, kent de voormalige Japanse kolonie Zuid-Korea hogere sociale en arbeidsrechtnormen. Het is belangrijk en verhoudingsgewijs terecht dat de afzonderlijke lidstaten gedurende een beperkte periode op regionaal niveau vrijwaringsclausules kunnen hanteren. Uit ervaringen in het verleden is gebleken dat het, met name in verband met de invoer en uitvoer van goederen, belangrijk is om in te kunnen grijpen teneinde eventueel noodzakelijke structurele aanpassingen of soortgelijke maatregelen door te voeren.
Daarnaast is het essentieel dat de uitvoer en invoer op gebieden waar zich de grootste effecten voor zouden kunnen doen, adequaat wordt gecontroleerd om te grote negatieve gevolgen voor industriële sectoren in de Unie te voorkomen. In beginsel bevorderen handelsovereenkomsten de economische groei in de EU en derhalve heb ik mijn steun aan dit verslag gegeven.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het volledig eens met de tekst van de resolutie, die een verordening vaststelt waarin een beschermingsclausule kan worden opgenomen voor gevallen waar de import uit Zuid-Korea, na de instelling van de vrijhandelszone, dreigt te leiden tot ernstige schade voor Europese producenten en de Europese industrie.
De regionale toepassing van deze clausule is essentieel om niet alleen de lidstaten, maar ook de industrie en het Europees Parlement de mogelijkheid te geven aanvragen te doen voor het instellen van onderzoeken om de Europese export binnen korte tijd veilig te stellen. Door voor de resolutie van de heer Zalba te stemmen kunnen wij een heldere en vastberaden positie innemen ten opzichte van de Raad om daarmee de rol van het Parlement te bevestigen: het Parlement is een speler en niet slechts een uitvoerder van het Europees handelsbeleid.
Het verbaast ons zeer dat het Belgisch voorzitterschap het voorgestelde besluit betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het verdrag heeft geagendeerd voor de komende Raad Buitenlandse Zaken, terwijl de discussie over het verdrag in het Parlement nog moet beginnen en het resultaat van de parlementaire stemming over de beschermingsclausule nog niet bekend is, waarbij er geen officieel overleg tussen de drie partijen is geweest, terwijl het Belgisch voorzitterschap weet dat de definitieve inhoud nog ongewis is. Het is om die reden zeer noodzakelijk dat alle instellingen worden opgeroepen meer wederzijds respect te tonen, zoals in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie is tegelijkertijd de meest veeleisende producerende ruimte en de meest ontvankelijke markt ter wereld. Deze situatie schept bijzonder ernstige problemen, met name voor onze producenten, die zoveel en zo lastige regels moeten naleven dat hun productiekosten soms hoger liggen dan die van hun concurrenten elders in de wereld. Als we die concurrenten vrije toegang tot onze markt verlenen, krijgen we te maken met een verstoring van de concurrentie die ondraaglijk zou zijn voor onze producenten en ook voor onze verwerkers, industrie en handelaren en de Europese samenleving op de lange termijn ernstige schade zou berokkenen.
Ik ben dan ook bijzonder ingenomen met dit verslag over de handel tussen de Europese Unie en Zuid-Korea. Het voorziet in een bilaterale vrijwaringsclausule die moet voorkomen dat de Europese industrie ernstige schade ondervindt ten gevolge van een toename van de invoer. Hiermee erkent het verslag niet alleen dit chronische probleem, maar opent het de weg naar passende maatregelen om het te verhelpen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met Zuid-Korea te openen, met als doel om een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea te sluiten.
De overeenkomst is op 15 oktober 2009 geparafeerd en bevat een bilaterale vrijwaringsclausule die voorziet in de mogelijkheid opnieuw het meestbegunstigingsrecht in te stellen wanneer ten gevolge van de liberalisering van de handel goederen in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige omstandigheden worden ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie die het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden.
Voor de toepassing van deze maatregelen is het noodzakelijk dat de vrijwaringsclausule in de EU-wetgeving wordt opgenomen, temeer daar de procedurele aspecten van de instelling van vrijwaringsmaatregelen en de rechten van belanghebbenden nader moeten worden gespecificeerd. Bijgevoegd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad is het rechtsinstrument tot uitvoering van de vrijwaringsclausule van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea.
Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) De vrijhandelsovereenkomst EU-Korea is voor de EU een ontzettend belangrijke overeenkomst. Als liberalen staan wij zeer positief tegenover vrijhandelsovereenkomsten en geloven wij in de positieve effecten ervan voor de Europese economie en handel. Daarom zijn wij erg sceptisch ten aanzien van de regionale vrijwaringsclausules die het Europees Parlement in het Verdrag wil opnemen als manier om de vrijhandel in te perken. In plaats daarvan willen wij onderstrepen hoe belangrijk vrijhandel is voor de ontwikkeling van de EU. Als we van de EU een concurrerende speler willen maken op het gebied van wereldwijde handel, zou het Europees Parlement zich moeten inzetten voor het bevorderen en creëren van mogelijkheden om via vrijhandelsovereenkomsten zonder beperkingen handel te drijven met de rest van de wereld.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De Groenen hebben geen amendementen ingediend op het ontwerpverslag, aangezien we van plan zijn om in de komende instemmingsprocedure tegen de vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea als zodanig te stemmen omdat we bezwaar hebben tegen een situatie waarin het industriële landschap van de EU op arbitraire wijze wordt bepaald door één enkele vrijhandelsovereenkomst. Bovendien hebben we bezwaar tegen de door de EU bevochten uitzondering in de vrijhandelsovereenkomst die de uitvoer naar Zuid-Korea toestaat van grote benzineslurpers die niet voldoen aan de strengere limieten en tijdschema’s voor de uitstoot van CO2 van Zuid-Korea. Daarnaast zien we de Europa 2020-strategie als een poging om een EU-breed industriebeleid in de steigers te zetten, dat vergezeld zou moeten gaan van een tijdelijk moratorium op nog niet gesloten vrijhandelsovereenkomsten die mogelijk in strijd zijn met de ontwikkeling van zo’n beleid.
In deze situatie steunen we echter de formulering van strikte waarborgen, en deze specifieke waarborg zal de blauwprint voor andere vrijhandelsovereenkomsten worden. Ook hebben we de rapporteur gesteund in zijn verzet tegen een situatie waarin de waarborg met betrekking tot Zuid-Korea uitsluitend wordt ontwikkeld in het belang van de auto-industrie en bij zijn inspanningen om alle aspecten van de handelsbetrekkingen en de mogelijke noodzaak van handelsbeschermingsmechanismen in aanmerking te nemen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Als verantwoordelijke voor dit verslag namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heb ik voor gestemd omdat ik van oordeel ben dat de betrekkingen in de voedselvoorzieningsketen opnieuw in evenwicht moeten worden gebracht en transparanter moeten worden gemaakt. Dat vergt een rechtvaardig en concurrerend raamwerk van goede praktijken en een controlesysteem om te waarborgen dat alles naar behoren functioneert. Ik hoop nu dat de Commissie rekening zal houden met de richtsnoeren die het Parlement hier vandaag heeft aangenomen en dat ze zullen worden opgenomen in het wetgevingsvoorstel dat de Commissie ons nog dit jaar zal voorleggen.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag beperkt zich tot verklaringen over de bedroevende staat van de voedselketen, die met de dag erger wordt, en het heeft kritiek op de Commissie wegens onvolkomenheden in haar kennisgeving. Het accepteert echter de vercommercialisering van levensmiddelen en draagt oplossingen aan in het kader van verbetering van het concurrentievermogen, de transparantie en de voorlichting op de levensmiddelenmarkt, zonder echter de wortel van het probleem te raken: de kapitalistische productiewijze. Deze steelt het brood uit de mond van de kleine en middelgrote boer, en ontneemt de werkende consument zijn loon. In Griekenland heeft de volksvijandige politiek van de EU en van de regeringen van PASOK en Nea Dimokratia de overheersende positie van monopolisten op de levensmiddelenmarkt gesteund, alsmede de vorming van kartels in de zuivel- en meelsector. Als gevolg daarvan zijn de winkelprijzen omhooggeschoten, waardoor de buitensporige winsten van de levensmiddelenindustrie nog meer stijgen, maar levensmiddelen voor de werkenden en het volksgezin niet meer te betalen zijn.
Het voorzien in de voedingsbehoefte van het volk maakt deel uit van de gemeenschappelijke antimonopolistische strijd van de werkende klasse, de kleine en middelgrote boeren, de lagere bevolkingsgroepen. Deze strijd is erop gericht het volksvijandige beleid en de vertegenwoordigers ervan te breken en omver te werpen zodat de macht in handen komt van het volk, de productiemiddelen sociaal kapitaal worden, en de agrarische productie planmatig georganiseerd wordt op basis van de behoeften van het arbeiders- en volksgezin in het kader van de volkseconomie.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat, zoals punt drie van het verslag overtuigend beschrijft, alle landbouwdoelstellingen uit het Verdrag van Rome (toename van de productiviteit, adequate voedselvoorziening, redelijke prijzen voor de consument, stabilisatie van de markt) zijn behaald, met uitzondering van de doelstelling om boeren een billijk inkomen te garanderen. Daarom zou de Commissie hier in alle begrotingsvoorstellen rekening mee moeten houden.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Onze boeren moeten met hun werk een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en tegelijkertijd levensmiddelen produceren die voldoen aan strenge kwaliteitsnormen en betaalbaar zijn voor consumenten. Dankzij het werk dat in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is verzet is het verslag van de heer Bové evenwichtig en stelt het een aantal oplossing voor deze uitdagingen voor. Het versterken van producentenorganisaties, het bieden van standaardcontracten in bepaalde sectoren en het stimuleren van zelfregulering zijn in mijn optiek goede mogelijkheden om te onderzoeken. Ik heb dan ook voor het verslag gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De inkomens van landbouwers zijn in 2009 met gemiddeld 12 procent gedaald en de exploitatiekosten met 3,6 procent gestegen. Zoals het er nu voorstaat, zullen landbouwers niet veel langer hun rol kunnen vervullen in de voedselvoorzieningsketen – waar de prijzen die consumenten betalen sinds 1996 met 3.3 procent per jaar zijn gestegen.
De voedselketen is een complexe structuur die op dit moment niet doeltreffend functioneert. De tijd en de investeringen die landbouwers in de productie van kwaliteitsvoedsel stoppen wordt niet behoorlijk vergoed. Willen wij op landbouwers blijven vertrouwen voor de continuïteit van de voedselvoorziening in Europa, dan moeten we de wispelturigheid van de markt en de afwijkingen in de voedselvoorzieningsketen aanpakken. Landbouwers moeten verzekerd zijn van een redelijk inkomen.
Redelijke prijzen voor landbouwers, een behoorlijke transparantie van de markt en redelijke detailhandelsprijzen moeten worden gegarandeerd. De Commissie moet onderzoek doen naar de voedselketen en ik steun in het bijzonder degenen die een nauwkeurig onderzoek wensen naar de verdeling van winstmarges, zodat precies kan worden vastgesteld waar in de voedselketen vertekeningen de mededinging op schadelijke wijze beïnvloeden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag en de zorgen die erin worden geuit over de situatie van boeren in de EU. De mondiale economische en financiële crisis en de volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen hebben landbouwproducenten zwaar in de problemen gebracht en daardoor betalen ook consumenten geen eerlijke prijs. Hoewel de voedselprijzen sinds 1996 met 3,3 procent per jaar zijn gestegen, zijn de prijzen die boeren ontvangen met slechts 2,1 procent gestegen, en dat terwijl de bedrijfskosten met 3,6 procent zijn toegenomen. Dit bewijst dat de voedselvoorzieningsketen niet naar behoren functioneert. Daarnaast is het gemiddelde inkomen van de boeren in de EU van de 27 in 2009 met meer dan 12 procent gedaald, wat betekent dat boeren niet langer een billijk inkomen uit hun werk kunnen genereren. Desondanks moeten boeren en de levensmiddelensector nog steeds levensmiddelen produceren die voldoen aan uiterst strenge kwaliteitsnormen, en dit tegen prijzen die betaalbaar zijn voor de consumenten. Ik ben het ermee eens dat de landbouwsector transparanter moet worden en dat de Europese Commissie op dit gebied het voortouw moet nemen en een voorstel moet indienen met het oog op een verplichte jaarlijkse rapportage door de grootste Europese handelaren, verwerkers, groothandelaars en detailhandelaren over hun marktaandelen.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Bij iedere landbouwcrisis komt de volgende eis van zowel boeren als consumenten nadrukkelijk terug: eindelijk zorgen voor transparante prijzen en inkomens van boeren in de gehele landbouwproductieketens. Dit verslag gaat precies in die richting en we hebben dus alle reden om er blij mee te zijn. Toch betreur ik het feit dat het voorstel om bij openbare aanbestedingen een voorkeursbehandeling te geven aan coöperaties, het MKB en producentenorganisaties, het op slechts enkele stemmen na niet heeft gehaald.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Transparantie, concurrentie en de voedselvoorziening zijn slechts enkele van de aspecten die de heer Bové heeft behandeld. Hij nodigt de Commissie en de Raad uit in te grijpen om de Europese voedselvoorzieningsketen te verbeteren.
Ik heb besloten voor het verslag van de heer Bové te stemmen, omdat ik ervan overtuigd ben dat de voedselvoorzieningsketen doeltreffender moet worden gemaakt door een einde te maken aan oneerlijke concurrentie, door toezicht te houden op de prijzen en door producenten en consumenten meer te betrekken bij het uitwerken van kwaliteitscriteria en de lokale economische ontwikkeling.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor het verslag over billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa gestemd. Ik ben namelijk van mening dat er meer aandacht nodig is voor dit onderwerp in de EU. Ik heb echter ook iets aan te merken op het verslag, namelijk dat er bij lange na niet genoeg aandacht wordt besteed aan de ongelijke onderhandelingskracht van boeren ten opzichte van de verwerkende industrie. Terwijl de voedingsmiddelenindustrie geïntegreerd is en economisch sterk, zijn boeren vaak versnipperd en trekken zij bij prijsonderhandelingen veelal aan het kortste eind. Desondanks wil de Europese Commissie in het kader van maatregelen ter versterking van de concurrentie binnen de Europese voedselvoorzieningsketen de integratie van de voedingsindustrie binnen de interne markt versterken.
Er wordt nagenoeg in alle talen gezwegen over de manier waarop boeren gelijkwaardige partners voor de verwerkende industrie en de detailhandel zouden kunnen worden. Verder vond ik het verzoek tot stopzetting van de ontwikkeling van nationale en regionale oorsprongsaanduidingen nogal opmerkelijk. Ikzelf beschouw regionale stelsels voor de aanduiding van de oorsprong van producten namelijk als een nuttige aanvulling op het Europese oorsprongsaanduidingenstelsel, tenminste, in de veronderstelling dat deze het vrij verkeer van goederen op de interne markt niet belemmert.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Dit verslag over de prijzen van levensmiddelen en de inkomens van boeren in Europa is vandaag, dinsdag 7 september, aangenomen door het Europees Parlement. Dit verslag is het resultaat van een breed overleg tussen alle fracties, met een belangrijke bijdrage van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten).
Ik verheug me over de voorstellen aan de Europese Commissie om de invloed van de producenten in hun onderhandelingen met de distributeurs te versterken. Ik sluit me aan bij het verzoek van de rapporteur om het Europees mededingingsrecht aan te passen om misbruik van dominante posities te voorkomen.
Het voorstel om standaardovereenkomsten in te voeren met clausules over volume en prijs, waardoor boeren een billijk inkomen kunnen krijgen, vind ik relevant. Er is behoefte aan een nieuwe regulering van de markten, die het gemeenschappelijk landbouwbeleid de instrumenten verschaft om beter om te gaan met crises.
Evenals voor de producten van de visserij en de aquacultuur, ben ik een groot voorstander van de bevordering van kwaliteitsproducten en duurzame productie. Daarom is het onontbeerlijk dat geïmporteerde producten uit derde landen aan dezelfde eisen voldoen als Europese producten, om iedere vorm van oneerlijke concurrentie te vermijden.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Nu de problemen in de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketens zijn blootgelegd, moeten er dringend oplossingen komen. Dit verslag bevat een aantal mogelijke oplossingen waarvan ik er hier enkele wil onderstrepen: de noodzaak om een toename van de toegevoegde waarde van de Europese landbouw- en voedingsmiddelenproductie te bevorderen; het belang van maatregelen ter ontmoediging van misbruik, zoals het invoeren van een sanctieregeling en het opstellen van een openbaar overzicht van bedrijven die de regels niet naleven; en de oprichting van een Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges. Bovendien acht ik het van essentieel belang om de voedselvoorzieningsketen verder te rationaliseren teneinde het milieueffect van voedseltransport te verminderen. Ook de afzet van lokale voedingsmiddelen en de duurzame ontwikkeling van de plattelandseconomie moeten worden bevorderd.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag Bové gestemd, niet alleen omdat het zich in de juiste richting beweegt en zeer belangrijke informatie bevat, maar ook omdat het vele belangrijke wijzigingen aanbrengt in de bijzonder slechte oorspronkelijke tekst van de Commissie. Het verslag bepleit productverscheidenheid, cultureel erfgoed in de landbouw, detailhandelsbedrijven en de mogelijkheid van directe verkoop van producten door de boeren, werkgelegenheid en kredietfaciliteiten voor kleine en middelgrote boeren en coöperaties op een manier die zelfvoorzienende voedselproductie en milieubescherming veilig stelt. De noodzaak om een rechtvaardig inkomen voor de boeren te garanderen wordt benadrukt en bijgevolg wordt de Commissie verzocht om hiermee bij alle financiële voorstellen rekening te houden. Het verslag beveelt een betere juridische onderbouwing aan van particuliere kwaliteits- en distributielabels, om wildgroei hiervan te voorkomen, de consument meer transparantie te bieden en de producenten toegang tot de markt te geven.
Eveneens acht het verslag het noodzakelijk dat op communautair niveau verkoop onder de marktprijs wordt verboden en het dringt er bij de Commissie op aan de criteria te herzien die momenteel worden gebruikt om concurrentievervalsing te beoordelen, want de Herfindahl-index is weliswaar nuttig om de risico’s van monopolieposities te beoordelen, hiermee is het echter niet mogelijk om concurrentievervalsing te vatten die heimelijk of oligopolide van aard is, zoals die momenteel kan worden aangetroffen in de grootschalige detailhandel.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) De belangrijkste doelstelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is altijd geweest om landbouwers een billijk inkomen te garanderen. De door de Commissie geïnitieerde herziening heeft een aantal punten aan het licht gebracht die strijdig zijn met dit oorspronkelijke beginsel en die wij allen niet kunnen negeren. Onze boeren zijn ervan overtuigd dat hun werk financieel wordt ondergewaardeerd.
Dat boeren van spelers in de eerste fase van de voedselvoorzieningsketen nu belangrijke spelers in de tweede fase zijn geworden, wordt niet langer gezien als een beslissende factor bij het vaststellen van de prijs die consumenten betalen. Het is nodig om controle uit te oefenen op de fluctuerende prijzen van basisproducten, die alleen de consument treffen. Ik denk dat het nuttig is om na te gaan op welke wijze producten zich binnen de voedselvoorzieningsketen bewegen, om te voorkomen dat de prijs van een goed stijgt op een manier die strijdig is met een kostenverdeling die recht doet aan het geleverde werk.
Het is nodig om te controleren of de verhouding tussen de productkosten in de beginfase en in de eindfase niet verder uit evenwicht raakt, waardoor de consument schade lijdt. Het gevaar bestaat dat duurdere producten in de markt worden gezet zonder dat er sprake is van kwaliteitsverbetering. Consumenten moeten een leidende rol hebben om ervoor te zorgen dat alle spelers in de voedselvoorzieningsketen billijk beloond worden.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Gelet op het feit dat de landbouw één van de sectoren is die het meeste schade hebben ondervonden van de economische crisis, meen ik dat de Commissie maatregelen moet nemen om landbouwers aan te zetten tot een duurzame en ethische productie, en de landbouwers te compenseren voor gemaakte investeringen. Dat zou een beter evenwicht creëren, waardoor de voedselketen in Europa beter zou functioneren.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) De voedselcrisis en de daarmee gepaard gaande volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen hebben de bestaande bezorgdheid over de werking van de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketens blootgelegd. Ze hebben tevens de aandacht gevestigd op de kloof tussen de jaarlijkse stijging van de voedselprijzen met 3,3 procent en de stijging met 2,1 procent van de prijzen die de landbouwers ontvangen, terwijl hun kosten met 3,6 procent zijn toegenomen, hetgeen wijst op een gebrek aan transparantie van de prijzen in de verschillende schakels van de voedselvoorzieningsketen. Aangezien ik van oordeel ben dat evenwichtige handelsbetrekkingen niet alleen de voedselvoorzieningsketen beter zouden doen functioneren maar ook de landbouwers zelf ten goede zouden komen, heb ik voor de inhoud van dit verslag gestemd.
Daarom herhaal ik dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de eerste plaats gericht moet zijn op de instandhouding van het concurrentievermogen van de Europese landbouw en de ondersteuning van de landbouwactiviteit in de Europese Unie, zodat de lokale voedselproductie behouden blijft en een evenwichtige territoriale ontwikkeling gewaarborgd is. Daarbij mag achter niet uit het oog worden verloren dat de landbouwsector billijke inkomens moet kunnen genereren. Daarom is het slechts mogelijk om duurzame en ethisch verantwoorde productiesystemen te stimuleren als de landbouwers naar behoren worden gecompenseerd voor hun investeringen en hun inzet op dit gebied.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft gevraagd om eerlijker inkomsten voor boeren in het kader van een beter functionerende voedselvoorzieningsketen. Het is niet acceptabel dat de inkomsten van boeren alsmaar dalen terwijl de winsten van de voedselindustrie, internationale groothandelaars en detailhandelaren stijgen. Daarom verzoeken wij de Europese Commissie te komen met praktische maatregelen (om dominante posities, oneerlijke commerciële en contractuele praktijken, vertraagde betalingen enzovoort tegen te gaan) met het oog op het creëren van een transparante, efficiënte economie waarin producten tegen een eerlijke prijs worden verkocht en boeren in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, want het gaat over het oplossen van het probleem van de oneerlijke verdeling van de winsten in de voedselvoorzieningsketen, met name een billijk inkomen voor boeren.
Het gemiddelde inkomen van de boeren van de EU van 27 is met meer dan 12 procent gedaald in 2009, terwijl consumenten gelijkblijvende of zelfs stijgende prijzen bemerken van de eindproducten die zij kopen. Hieruit blijkt het gebrek aan transparantie bij de vaststelling van de prijzen in de voedselvoorzieningsketen, evenals de toenemende volatiliteit van de marktprijs van grondstoffen. We moeten daarom zorgen voor meer transparantie in de voedselvoorzieningsketen om een einde te maken aan de kwalijke praktijken van de grote supermarkten en de verwerkingsindustrie.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Ik steun dit verslag in beginsel, omdat ik van mening ben dat in het verslag de belangrijkste problemen binnen de voedselvoorzieningsketen aan de orde worden gesteld. We hebben te maken met een situatie waarin de machtsverhoudingen in het systeem op dit moment verstoord zijn. Detailhandelaars hebben te veel macht, waardoor de primaire producenten prijsnemers in plaats van prijszetters zijn. Hoewel ik het eens ben met de beginselen van dit verslag, heb ik grote bezwaren tegen de oplossingen die de rapporteur voorstelt. Ik geloof niet in overregulering. Meer bureaucratie zal in het huidige systeem alleen maar meer tot meer druk en extra kosten leiden. Ook ben ik het niet eens met de oprichting van een EU-breed orgaan om alle markttransacties te monitoren. De kosten die aan een dergelijk orgaan zouden zijn verbonden zijn te hoog om daarmee te kunnen instemmen.
Een ombudsman voor supermarkten op het niveau van de lidstaten kan deze rol vervullen. Hoewel ik het eens ben met enkele amendementen van de ECR-Fractie, vrees ik dat een snelle overgang naar een vrijere markt schadelijk zal zijn voor de producenten in mijn kiesdistrict. Hun aarzeling om de macht van detailhandelaars in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken zal niets bijdragen aan het waarborgen van een continue voedselvoorziening door primaire producenten.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag inzake ‘billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa’ gestemd omdat er maatregelen nodig zijn die voorzien in billijkere inkomens voor de boeren, transparantere prijzen voor de consumenten en een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Daarvoor moeten met name wetgevingsvoorstellen worden gepresenteerd die de oneerlijke verdeling van de winsten in de voedselvoorzieningsketen aanpakken, de prijsvolatiliteit aan banden leggen en de kwetsbaarheid van landbouwers verminderen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Wij zijn het er allen over eens dat de landbouwers vanwege de specifieke kenmerken van hun beroep in hoge mate zijn blootgesteld aan prijsschommelingen. Hoewel het verslag voorziet in een aantal goede maatregelen om landbouwers te beschermen, bevat het ook punten die twijfels oproepen. Zo is het gevaar groot dat de verplichte rapportage over marktaandelen beperkt blijft tot een louter bureaucratische maatregel. Ik heb tevens twijfels bij het feit dat de aandacht wordt gevestigd op misbruik van dominante marktpositie en oneerlijke praktijken, want als zich werkelijk gevallen van misbruik en oneerlijke praktijken voordoen, dan moeten de huidige mededingingsregels worden toegepast, zodat de daders gestraft worden.
Het lijkt mij dan ook niet nodig om een nieuwe relatie tussen de mededingingsregels en het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot stand te brengen. Verder is het bekend dat huismerken de consumenten een grotere keuzevrijheid bieden. Uit diverse studies is gebleken dat de consument uiteindelijk aan deze producten de voorkeur geeft. Dat is de manier waarop de markt functioneert. Daarom bevat dit verslag tal van elementen waarover in de toekomst dieper zal moeten worden nagedacht.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Boeren moeten over billijke inkomens kunnen beschikken. Het is onaanvaardbaar dat de bedrijfskosten sinds 1996 met 3,6 procent zijn toegenomen terwijl de prijzen die landbouwers voor hun producten ontvangen slechts met 2,1 procent zijn gestegen. De voedselprijzen zijn echter met 3,3 procent per jaar toegenomen, wat betekent dat de landbouwers worden gestraft. Er zij op gewezen dat het gemiddelde inkomen van landbouwers in 2009 met ruim 12 procent is gedaald in de EU-27.
Alle landbouwdoelstellingen uit het Verdrag van Rome, (verhoging van de productiviteit, passende voedselvoorziening, redelijke prijzen voor de consument, stabiliteit van de markten) zijn verwezenlijkt, met uitzondering van het waarborgen van billijke inkomens in de landbouw. Daarom spoor ik de Commissie aan om het instrument voor de bewaking van de Europese voedselprijzen te verbeteren, opdat wordt voldaan aan de behoefte van consumenten en boeren aan een grotere transparantie van de voedselprijsvorming. Ik roep de Commissie tevens op om snel het proefproject uit te voeren ter oprichting van een Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges (aangevuld met gegevens betreffende prijzen, marges en volumes) waarvoor het Parlement en de Raad in het kader van de begroting 2010 1,5 miljoen euro aan kredieten hebben uitgetrokken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De inhoud van het verslag beantwoordt niet aan de ambitieuze titel. Er worden weinig of geen voorstellen gedaan, met name over de manier waarop billijke inkomens voor landbouwers gewaarborgd kunnen worden. Het blijft bij vage en soms zelfs dubbelzinnige formuleringen. Het Europees Parlement schuift haar plicht om voorstellen te presenteren door naar de Commissie.
Om billijke inkomens voor landbouwers te waarborgen moet in de eerste plaats een punt worden gezet achter de beleidsmaatregelen inzake de liberalisering van de landbouwmarkten waartoe in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is besloten. Tevens moet de landbouw verwijderd worden uit de Wereldhandelsorganisatie en de ‘vrijhandelsovereenkomsten’, aangezien de daarmee gepaard gaande ontwikkelingen weliswaar voordeel hebben opgeleverd voor sommige grote ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen, maar rampzalige gevolgen hebben gehad voor de kleine en middelgrote landbouwbedrijven. Er is een prijsbeleid nodig dat rekening houdt met de kwetsbaarheid van de landbouwactiviteit en onder meer voorziet in maatregelen waarmee billijke minimumbedragen voor landbouwers worden gewaarborgd.
Bovendien dient controle te worden uitgeoefend op de omvang van de invoer. In dit kader moeten EU-producten de voorkeur genieten en moet voorrang worden gegeven aan de productie van de verschillende landen en hun voedselsoevereiniteit. De supermarkten moeten ertoe worden verplicht een aanzienlijk quotum van de nationale productie van elk land te verkopen, met bijzondere aandacht voor de niveaus van voedselafhankelijkheid en de situatie van de handels- en voedselbalans.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verslag van de heer Bové over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa is een eerste belangrijke stap op weg naar een eerlijkere verdeling van de inkomsten en naar het op waarde schatten van de producenten, die de afgelopen jaren het zwaarst getroffen zijn door oneerlijke handelspraktijken. Het is mijns inziens nodig om in de sector in te grijpen met maatregelen die gericht zijn op het verhogen van de onderhandelingsmacht van producenten. Zoals voor de meeste Europese producenten geldt, zijn ook de producenten uit mijn regio hard getroffen door de ongelijke inkomstenverdeling in de voedselvoorzieningsketen en door de prijsdaling van landbouwproducten, die veel gewassen en de veehouderij heeft geraakt. In 2005 stonden er meer dan 91 000 bedrijven geregistreerd in de regio Veneto, en dat aantal is met 14 % gedaald. In de praktijk zijn voornamelijk kleine bedrijven verdwenen – de bedrijven die het minst relevant zijn voor de markt. Ik zal dus voor dit initiatiefverslag stemmen in de hoop dat het leidt tot een voorstel van de Raad dat evenzeer is afgestemd op de noodsituatie waarin veel producenten verkeren.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik ben ingenomen met dit vandaag aangenomen verslag over het verbeteren van het functioneren van de voedselketen.
Het lijdt geen twijfel dat er problemen zijn in de voedselvoorzieningsketen en dat landbouwers hiervan de meest nadelige gevolgen ondervinden. De prijzen die landbouwers ontvangen moeten duidelijk en openlijk worden vastgesteld. Ik verzoek de Europese Commissie om de aanbevelingen in dit Verslag op te nemen in de Mededeling inzake het Gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, een mededeling die later dit jaar wordt gepubliceerd.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dit probleem speelt al jaren en de situatie verslechtert door de toenemende macht en concentratie van distributeurs.
Kleine en middelgrote landbouwproducenten hebben moeite om een waardig inkomen te genereren en consumenten hebben te maken met voortdurende prijsstijgingen. Het leidt geen twijfel dat de regels voor de voedselvoorzieningsketen worden gedicteerd door grootwinkelbedrijven, die alle onderhandelingsmacht in handen hebben. Het is daarom belangrijk om maatregelen te treffen die de strijd aanbinden met oneerlijke handelspraktijken en die de transparantiemechanismes in werking stellen die zijn vastgelegd in deze richtlijn, waar ik met overtuiging voor heb gestemd. Toch is dat nog niet genoeg om boeren de winstmarges te garanderen die als doelstelling zijn opgenomen in het GLB.
We moeten het prijscontrolemechanisme verder perfectioneren, de oprichting van producentenorganisaties stimuleren om de onderhandelingsmacht van de afzonderlijke bedrijven te vergroten en we moeten de voedselvoorzieningsketen beter organiseren, waarbij we rekening moeten houden met de verschillende omvang van bedrijven en met de specifieke eigenschappen van de verschillende markten.
Om kort te gaan moeten we dit probleem effectiever en in zijn totaliteit aanpakken om billijke inkomens te garanderen voor elke schakel in de voedselvoorzieningsketen, vooral als we de kwaliteit willen waarborgen en de consument willen beschermen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De doelstelling van een landbouwbeleid moet niet alleen zijn om betaalbare of lage prijzen te waarborgen voor consumenten. De doelstelling moet ook zijn om boeren een billijke beloning voor hun werk te garanderen, om korte lijnen te bevorderen, om consumenten, producenten, verwerkers en distributeurs aan te moedigen om te denken aan "lokaal en seizoensgebonden", aan kwaliteitsproducten, enzovoort, en om een einde te maken aan bepaalde praktijken van de grote supermarkten en de tussenhandel.
We hebben het hier al diverse keren gezegd: omdat landbouw mensen van voedsel voorziet, het landschap onderhoudt en het fundament van de samenleving is, is landbouw anders dan alle andere economische activiteiten.
Daarom moeten de mededingingsregels niet zomaar worden opgelegd, en zeker niet de regels van de internationale handel. Het is schandelijk dat landbouwgrondstoffen, waar het leven van mensen van afhangt, worden behandeld als financiële producten op uiterst speculatieve markten. Het verslag van de heer Bové gaat in de goede richting. Het is wel jammer dat het, dankzij de pro-Europese meerderheid in dit Parlement, nog ruimschoots past binnen het foutieve begripskader van de Europese Unie en haar dogma's.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb met overtuiging voor deze tekst gestemd, waarin de Europese Commissie wordt verzocht om concrete maatregelen te nemen om de boeren van een billijk inkomen te voorzien en te komen tot een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Het is een belangrijke stemming, want de boeren ontvangen geen eerlijke beloning voor wat zij produceren en zij zijn vaak de eerste slachtoffers van soms kwalijke handelspraktijken. Deze tekst is een stap voorwaarts, want er wordt in aangegeven dat de onderhandelingspositie van alle spelers evenwichtig moet zijn en dat er sprake moet zijn van eerlijke concurrentie op alle levensmiddelenmarkten, om een billijk inkomen voor de boeren te waarborgen en te zorgen voor prijstransparantie voor consumenten. Ik ben daarom verheugd dat deze tekst is aangenomen. Het is een belangrijke stap voorwaarts voor boeren en consumenten. Als we een dynamische landbouw willen behouden en als we over een voedselvoorzieningsketen van goede kwaliteit willen beschikken in Europa, die in dienst staat van de consumenten, dan moeten boeren meer krijgen voor wat ze produceren.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze tekst gestemd omdat de gevolgen van door kopers opgelegde "contractlandbouw" mogelijk de onderhandelingspositie van boeren kunnen ondergraven.
Er is dus een nieuwe wetgeving nodig om de integratie van primaire producenten met de overige schakels van de keten te verbeteren en om prijstransparantie voor consumenten te garanderen.
Het voorstel om standaardcontracten op te stellen met daarin volume- en prijsverplichtingen zou producenten in staat stellen om hun onderhandelingspositie met sectoren verderop in de voedselvoorzieningsketen te versterken. Deze standaardcontracten zouden nuttige instrumenten kunnen vormen ter voorkoming van praktijken als het wijzigen van de contractvoorwaarden, late betalingen en verkoop met verlies. In bepaalde sectoren zou dit soort contracten zelfs verplicht moeten worden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Bové over de voedselprijzen gestemd, omdat we boeren een stabiel inkomen moeten garanderen en tegelijkertijd de koopkracht van de consumenten moeten beschermen. Diverse recente grondstoffencrises, zoals de melkcrisis, hebben de zorgelijke situatie waarin veel boeren zich bevinden onder de aandacht gebracht. De verkoopprijzen kelderen en producenten kunnen niet goed meer rondkomen. Aan het andere eind van de keten plukken consumenten nooit de vruchten van deze prijsverlagingen – als daar al sprake van is –, terwijl prijsstijgingen, met name veroorzaakt door speculatie, juist direct terug te zien zijn in de uiteindelijke consumentenprijs. Er is een dringende behoefte aan meer transparantie ten aanzien van de rol van tussenpersonen en met name die van grootschalige distributeurs.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het misselijkmakend vind dat boeren op grote schaal worden afgezet door grotere filiaalbedrijven. De inkomsten moeten op een eerlijke manier over de voedselvoorzieningsketen worden herverdeeld. Ik hoop dat de Commissie snel in actie komt en een mechanisme voorstelt om de problemen die in dit verslag aan de orde worden gesteld aan te pakken. Indien dit vervolgens ook wordt gehandhaafd zal dat het levensonderhoud van de boerengemeenschap in Ierland enorm ten goede komen, en dat is de reden waarom ik dit verslag steun.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik steun het verslag-Bové over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. In het verslag worden wezenlijke vragen aan de orde gesteld met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van de landbouwsector en dus ook met betrekking tot het waarborgen van de beschikbaarheid voor de Europese bevolking van gezonde, gecontroleerde en verse levensmiddelen. Daarnaast dienen transparante prijzen, eerlijke concurrentie, het terugdringen van het misbruik van afnemersmacht, het verbeteren van contracten en van de status van producentengroepen, en het beperken van de speculatie met agrarische grondstoffen de centrale doelstellingen van de landbouwproductie te zijn. In deze tijd van wereldwijde economische crisis geeft het Parlement met dit verslag een duidelijk signaal af in de richting van de agrarische familiebedrijven. Bovendien richt het verslag zich op alle betrokken partijen in de voedselvoorzieningsketen die een negatieve bijdrage leveren aan de scheefgroei in de prijsvorming in de landbouw. Eenzijdige winstmarges aan de kant van de partijen in de verwerkende sectoren dienen geëlimineerd te worden. Het kan niet zo zijn dat landbouwbedrijven prijzen voor hun producten ontvangen die onder de productiekosten liggen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Om een sterke en zelfvoorzienende landbouwsector te waarborgen moet de Europese Unie ervoor zorgen dat de boeren billijke inkomens genieten en dat hun producten voor een billijke prijs worden verkocht. De enorme druk die wordt uitgeoefend door de voornaamste voedselvoorzieningsketens heeft echter geleid tot een daling van de prijzen die aan boeren worden betaald en een stijging van de voedselprijzen voor de consument. De stijging van de consumentenprijzen moet worden weerspiegeld in de prijzen die de boeren voor hun producten betaald krijgen, aangezien dat de enige manier is om evenwichtige handelsbetrekkingen tot stand te brengen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik aan een kant blij ben met wat er in dit verslag vastgesteld wordt over de dramatische situatie van de landbouw in Europa, vind ik het aan de andere kant jammer dat het enige voorstel dat ons gedaan wordt alleen gaat om het creëren van nog meer Europa, meer Europese wetten en meer pro-Europees en bureaucratisch interventionisme.
Door onze verschillende lokale, regionale en nationale identiteiten en tradities en door onze diepliggende verschillen wat betreft de praktijken en behoeften van de verschillende economische en sociale gemeenschappen van boeren in de lidstaten, moet dat wat de pro-Europeanen hebben gedaan absoluut ter discussie worden gesteld. We hebben een beleid dat gefaald heeft en ervoor gezorgd heeft dat de woestijnvorming van landbouwgrond, de vrijwel monopoliepositie en de oneerlijke praktijken van grote distributeurs en kopers, en de verschillende soorten speculatie die onze boeren ruïneren verergerd zijn.
Hoewel het meer dan nodig is om de boeren te ondersteunen zodat ze billijke inkomens kunnen hebben binnen een voedselvoorzieningsketen die beveiligd is, beter werkt en betere kwaliteit levert, zegt het gezonde verstand ook dat zoiets op nationaal niveau plaats moet vinden. We moeten het GLB hernationaliseren in plaats van de liberale en internationalistische argumenten van de Europese Commissie te versterken.
Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (DE) Aangezien ik tijdens het debat over het verslag-Bové geen gelegenheid heb gekregen om het woord te voeren en ik dus geen verklaring kon afleggen waarom ik dat verslag niet kan steunen, wil ik hier nogmaals duidelijk maken dat wij vooralsnog in de Europese Unie leven en niet in de Sovjet-Unie.
Daarom wijs ik alle oplossingen van José Bové af die niet verenigbaar zijn met ons sociale markteconomiestelsel.
Ik kan mij wel aansluiten bij de ernstige oorzaken die in het verslag in kaart zijn gebracht voor de gebrekkige werking van de voedselvoorzieningsketen, zoals het misbruik van de afnemersmacht, vertragingen in betalingen, een beperkte markttoegang enzovoorts.
Wij moeten dus actie ondernemen en wij zijn daartoe ook bereid. Wij moeten voor een adequaat inkomen voor de landbouwers zorgen zonder dat wij de verwerkende industrie of de handel wereldwijd in diskrediet brengen. In tegenstelling tot de nationale autoriteiten hebben de verwerkende industrie en de handel te maken met de regels van de reële economie. Wanneer de steun waarop de landbouwers recht hebben en waar zij ook vast op rekenen meer dan twaalf maanden te laat wordt uitbetaald, heeft deze verwerpelijke praktijk een net zo negatief effect op het inkomen van die landbouwers als bepaalde praktijken van de verwerkende industrie en de handel, praktijken die overigens hard aan herziening toe zijn.
Ik zal dan ook geen steun geven aan het verslag indien de inconsistenties die tegen het systeem ingaan, niet succesvol worden geëlimineerd.
Marisa Matias e Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat zij talloze voorstellen bevat om de machtsverhoudingen tussen de verschillende actoren die bij de voedselvoorzieningsketen betrokken zijn in evenwicht te brengen. De kleine en middelgrote landbouwers zijn thans de zwakke schakel in deze keten. Zonder billijke inkomens is het onmogelijk om een succesvolle strijd tegen de leegloop van het platteland aan te gaan en tegelijkertijd de kleinschalige landbouw en de daaraan verbonden verwerkende industrie aan te passen aan de milieuvereisten.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik stem in met alle punten in het verslag van de heer Bové. De onproductieve houding van de Europese Commissie jegens landbouwers en haar voortdurende wens om de belastingen op productie, bevoorrading, verkoop en opslag te verhogen, kunnen tot een situatie leiden waarin het aandeel van de landbouwproductie in Europa met 30 procent tot 50 procent zakt ten opzichte van het huidige peil.
Europeanen zouden dan volledig afhankelijk zijn van het aanbod uit China, India, Zuid-Amerika en Rusland, waar de kosten in deze sector aanzienlijk lager zijn. Het verslag van de heer Bové maakt de Europese Commissie duidelijk dat de leden van het Europees Parlement het de heer Barroso en zijn commissarissen niet zullen toestaan druk uit te oefenen op landbouwers en hun inkomsten te onthouden ten gunste van de EU-overheidsfinanciën. Wij moeten iedereen die het leven van landbouwers zwaarder en moeilijker willen maken, een paar tikken op de vingers geven.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de zogeheten voedingsmiddelenketen gaat een en ander niet zoals het hoort. Zo staan de winkelprijzen in geen verhouding tot de prijzen die kleine landbouwers voor hun intensieve werkzaamheden ontvangen. Steeds opnieuw blijkt er sprake te zijn van misbruik van de afnemersmacht, van oneerlijke praktijken. Dat betekent dat toeleveranciers bij bijvoorbeeld jubileumfeesten of herstructureringsplannen van supermarktketens het gelag uit eigen zak moeten betalen. Kleine landbouwers worden meedogenloos onder druk gezet en vervolgens maken bedrijven ook nog eens gebruik van verwerpelijke, frauduleuze etiketteringstechnieken voor producten waarvan de houdbaarheidsdatum is verlopen, culminerend in een soort Gammelfleisch & Co.
Om de neergang van de landelijke regio’s en het uitsterven van boerenbedrijven tegen te gaan, is het de hoogste tijd dat de landbouwsteun eindelijk ten goede gaat komen van diegenen die dat geld nodig hebben om te overleven en niet van de grote landbouwmultinationals oen miljonairs. Als dat via het EU-centralisme en het Brusselse schuldafschuivingsmechanisme niet mogelijk blijkt, is een renationalisatie van de landbouwsubsidies de enig haalbare oplossing. Het onderhavige verslag is niet geschikt om de situatie daadwerkelijk te verbeteren, hoewel het enige goede aanzetten bevat. Dat is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het in mijn ogen goed is voor de Italiaanse voedselindustrie.
In het bijzonder vind ik het essentieel om instrumenten aan te nemen ter ondersteuning van korte leveringsketens en rechtstreeks door boeren beheerde markten, waarbij het aantal tussenpersonen wordt teruggebracht. Dit levert voordelen op voor de consument, omdat deze de producten tegen een eerlijkere prijs zal kunnen kopen. Ik roep de Commissie op serieuze maatregelen te treffen tegen oneerlijke concurrentie, die negatieve gevolgen heeft voor kleine producenten.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) De economische recessie en de grillen van de natuur stellen de Europese agrariërs onvermijdelijk voor problemen. Grote moeilijkheden dienen zich aan in verband met de prijsschommelingen van basisproducten van de agrarische- en levensmiddelensector. De mededeling van de Europese Commissie rept van prijstransparantie, concurrentie en verbeterde voedselkwaliteit, maar enkele belangrijke elementen ontbreken, vandaar het enorme belang van de resolutie die vandaag is aangenomen en waarin het Europees Parlement, dat zijn mening verkondigt, de aandacht vestigt op de zeer ongelijke onderhandelingspositie van de landbouwers, die ertoe heeft geleid dat diverse deelnemers aan de landbouwmarkt misbruik hebben gemaakt van de bestaande situatie, de inkomens van de landbouwers nadelig hebben beïnvloed en oneerlijke contracten en kartelovereenkomsten hebben gesloten. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik meen dat we moeten zorgen voor een beter functionerende voedselvoorzieningsketen en moeten aandringen op redelijke inkomens voor landbouwers, op een bevordering van prijstransparantie in de hele voedselvoorzieningsketen, concurrentie, bestrijding van instabiele prijzen en verbeterde informatie-uitwisseling tussen marktdeelnemers, met het oog op nieuwe uitdagingen als klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag-Bové gestemd. Het heeft betrekking op een ernstig actueel probleem en stelt een aantal nuttige maatregelen voor om dat probleem althans enigszins te verhelpen. Ik heb echter tegen al die artikelen gestemd die de economische vrijheid en de vrije mededinging aan banden leggen. We mogen nooit vergeten dat er geen alternatief is voor een eerlijk economisch beleid. Dat principe dient ook in de landbouw gerespecteerd te worden. Ik moet er verder helaas op wijzen dat er in dit verslag geen verwijzing wordt gemaakt naar het beleid voor plattelandsontwikkeling. Ik hoop wel dat de genoemde eerlijke en nuttige maatregelen door de Commissie in wetgevingsvoorstellen zullen worden verwerkt.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Het verslag bevat absoluut goede en belangrijke elementen, zoals de strijd tegen de monopolistische structuren in de landbouwsector om de kleine boeren te verzekeren van een gegarandeerd inkomen. Ik sta echter negatief tegenover de in het verslag voorgestelde oplossing om de problemen in de landbouwsector op te lossen met meer EU-voorschriften. Dat is niet de juiste aanpak. We zouden er goed aan doen een groot aantal bevoegdheden terug te geven aan de landelijke en regionale overheden, omdat die het dichtst bij de uitdagingen staan waarmee de landbouw wordt geconfronteerd. Dat is de reden waarom ik mij van stemming heb onthouden.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor het verslag betreffende redelijke inkomens voor landbouwers, omdat een van de cruciale doelstellingen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU – landbouwers een behoorlijk inkomen garanderen – nog moet worden verwezenlijkt. Hoewel de voedselprijzen in de EU sinds 1996 met 3.3 procent per jaar zijn gestegen, zijn de aan landbouwers aangeboden prijzen slechts met 2.1 procent toegenomen, terwijl de exploitatiekosten een groei van 3.6 procent vertoonden, waaruit de onevenwichtigheid van de voedselvoorzieningsketen blijkt, vanwege de dominante positie van handelaren in producten van de landbouwindustrie, toeleveringsbedrijven, verwerkers en detailhandelaren. Ik meen dat het daarom noodzakelijk is de ontwikkeling van economische organisaties van landbouwers en de vorming van coöperaties te stimuleren, omdat zij de invloed en onderhandelingspositie van landbouwers versterken. Ik stem in met de voorstellen in het verslag om te zorgen voor transparantere prijzen in de voedselbranche, in het bijzonder de voorstellen die zijn bedoeld zijn om de wereldwijde speculatie in levensmiddelen tegen te gaan, prijsinstabiliteit te beheersen en een betere informatiestroom te waarborgen over prijzen en overeenkomsten tussen marktdeelnemers. Het is vooral van belang om machtsmisbruik van kopers in de voedselketen te voorkomen. Ik stem zeer in met het door de Commissie landbouw goedgekeurde voorstel om programma’s in te voeren ter aanmoediging van de verkoop van producten op lokale markten en ervoor te zorgen dat er een voorkeursbehandeling wordt verleend aan organisaties van producenten, coöperaties en midden- en kleinbedrijven bij de aanbesteding van overheidsopdrachten in de voedselvoorzieningsketen. Het valt te betreuren dat het Parlement dit voorstel heeft verworpen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd om de reden die in de titel wordt genoemd: het garanderen van billijke inkomens voor boeren. Hoewel dit een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is, is hier altijd minder aandacht voor geweest dan voor andere doelstellingen, zoals het verhogen van de productiviteit en de wereldwijde concurrentiepositie van de Europese voedselindustrie. Ik ben op de hoogte van de factoren die het goed functioneren van de Europese voedselvoorzieningsketen in de weg staan. Deze factoren zijn duidelijk aan het licht gekomen door de grote schommelingen in de prijs van basisproducten uit de landbouwsector.
Deze problemen lijken rechtstreeks verband te houden met de grotere concentratie binnen de verwerkende industrie, de groothandelssector, de detailhandel en supermarktketens, alsmede met hun groeiende marktmacht en met verschillende vormen van misbruik van hun dominante positie in de voedselvoorzieningsketen. Ik ben het eens met de rapporteur wanneer hij stelt dat de beste manier om deze problemen aan te pakken is om prijzen binnen de gehele voedselvoorzieningsketen transparanter te maken, om op die manier de concurrentie te vergroten en prijsschommelingen tegen te gaan en om ervoor te zorgen dat de marktspelers meer informatie over vraag en aanbod uitwisselen.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien het voorstellen bevat voor een beter werkende voedselvoorzieningsketen, met billijke inkomens voor landbouwers.
Verbeteringen van de werking van de voedselvoorzieningsketens zouden ook een diversificatie en herziening van de hygiënenormen moeten inhouden, decentralisering en vereenvoudiging van de certificatie- en controlesystemen, bevordering van rechtstreekse relaties tussen producent en consument en van korte voedselvoorzieningsketens, de betrokkenheid van producent en consument bij de uitwerking van criteria voor kwaliteit en eerlijke handel, alsook ecologische duurzaamheidscriteria voor inkooppraktijken voor levensmiddelen (bijvoorbeeld bij cateringdiensten) als middel om de voedselkwaliteit en de plaatselijke economische ontwikkeling te verbeteren, en tegelijkertijd de “voedselkilometers” en agrochemische afhankelijkheid te reduceren. Er moet verder iets worden gedaan aan het buitengewoon hoge verlies aan levensmiddelen in de gehele voedselvoorzieningsketen, dat in veel lidstaten kan oplopen tot 30 procent van de geproduceerde en verkochte levensmiddelen. Tot slot er moet aandacht komen voor het belang voor de voedselvoorzieningsketen van het Europese voedselhulpprogramma, dat 43 miljoen arme mensen in Europa van levensmiddelen voorziet en dat moet worden herzien in de zin van een betere koppeling tussen plaatselijke producenten en consumenten van levensmiddelen
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de aanneming van het verslag-Bové, waarin de voorstellen van de Commissie om de oprichting van agrarische producentenorganisaties aan te moedigen weliswaar worden verwelkomd, maar ook wordt gezegd dat de commissie desondanks benadrukt dat een herziening van de mededingingswetgeving de verschillende niveaus van mededinging met betrekking tot de markten en toeleveringsketens moet weerspiegelen. Daarom moet ook de omvang van onafhankelijke lokale detailhandelaars, markten, lokale voedselvoorzieningsketens en semi-zelfvoorzienende voedselvoorzieningssystemen in aanmerking worden genomen. De Europese mededingingsregels moeten de onderhandelingspositie van de producentenorganisaties verbeteren, zodat ze een eerlijke prijs voor hun productie kunnen krijgen.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag-Bové gestemd, omdat de Europese voedselmarkt behoefte heeft aan meer transparantie. Het is inderdaad waar dat de voedselketen niet goed functioneert, en dat het vooral speculanten zijn die daarvan profiteren. Europese landbouwers moeten eerlijke en zekere inkomens krijgen. Daarom moeten wij garanderen dat zij in deze keten niet steeds de verliezer zijn. Om dat te bereiken moeten wij ervoor zorgen dat de mededinging eerlijk verloopt.
Christel Schaldemose (S&D), schriftelijk. − (DA) Namens de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement (Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Britta Thomsen en Ole Christensen). De Deense sociaaldemocraten zijn van oordeel dat het nodig is om te zorgen voor duidelijkheid en transparantie omtrent de voedselprijzen in de EU. Wij zijn echter van oordeel dat dit verslag een andere doelstelling heeft, die een toename van de bestaande landbouwsteun kan inhouden en een voortzetting van centraal beheerde voedselprijzen. Derhalve hebben wij tegen de uiteindelijke resolutie gestemd, hoewel we de behoefte aan transparantie wat betreft de inkomensverdeling binnen de levensmiddelensector en de voedselprijzen steunen.
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik ben ingenomen met het verslag als initiatief dat nu eindelijk het debat opent over hoe het er werkelijk aan toegaat binnen de voedselvoorzieningsketen in Europa. Boeren kampen met steeds lagere prijzen voor het leeuwendeel van hun producten, terwijl de consument daarentegen steeds dezelfde prijs blijft betalen of zelfs steeds meer voor het eindproduct in de detailhandel. Versterking van de onderhandelingspositie van producenten en consumenten is dan ook meer dan wenselijk en beëindiging van de asymmetrie in de onderhandelingspartner van de verschillende onderdelen van de voedselvoorzieningsketen evenzeer. Onderhavig thema dient onderdeel uit te maken van de discussies over het nieuwe GLB. Ik heb voor goedkeuring van het verslag gestemd.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik keurde met enthousiasme het verslag goed van José Bové over billijke inkomens voor de boeren en een beter werkende voedselvoorzieningsketen. Er bestaat een gigantisch verschil tussen de prijs die de boer krijgt voor zijn producten en wat de consument er uiteindelijk voor betaalt. Waar dat verschil blijft, is volstrekt onduidelijk. Daarom is het goed te pleiten voor een grotere transparantie in de totstandkoming van de voedselprijs, voor zowel de boer als de consument. Het verslag roept de Commissie op om de werkelijke productiekosten van boeren en de prijs die ze voor hun producten krijgen in kaart te brengen. Zo moet inzichtelijk worden wat de winstmarges van alle schakels in de voedselketen zijn. Boeren mogen niet de dupe worden van ondoorzichtige prijsafspraken van supermarktketens.
De onderhandelingspositie van boeren wordt sterker als duidelijk is hoeveel winst tussenhandelaars en supermarktketens maken op een bepaald product. Bovendien kan in een transparanter systeem machtsmisbruik van supermarktketens om prijzen te bepalen aan banden worden gelegd. Transparantie en eerlijke concurrentie zorgen ook voor een duurzamere voedselketen. Het gebeurt nu dat Vlaanderen tomaten uit Spanje importeert en Spanje tomaten uit Vlaanderen. Met meer inzicht in prijzen en winstmarges kunnen deze inefficiënte en milieubelastende praktijken worden voorkomen.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd met de aanneming van het uitstekende verslag van de heer Bové, waarin we pleiten voor meer billijke inkomens voor onze boeren en een transparantere en beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa. Ik betreur echter de meerderheidspositie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die, door terug te komen op de compromisamendementen waarover een paar maanden geleden is onderhandeld, een aantal fundamentele paragrafen van dit verslag hebben verworpen. De verwerping van met name paragraaf 52, waarin een voorkeursbehandeling wordt verdedigd voor producentenorganisaties, coöperaties van boeren en kleine en middelgrote bedrijven bij het gunnen van openbare aanbestedingen, laat er geen enkele twijfel over bestaan; het is nu duidelijk dat de belangen van de detailhandelsector en de voedselverwerkende industrie prioriteit hebben gekregen ten koste van onze producenten.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik was heel tevreden toen ik de resultaten van de stemming van vandaag te horen kreeg. Vrijwillige vormen van producentenverenigingen zijn voor landbouwers vanuit economisch standpunt de meest doeltreffende manieren om samen iets te bereiken. Ze versterken hun onderhandelingspositie op de markt, verdelen hun kansen in de onderhandelingen met de voedselverwerkende industrie en zorgen voor een optimalisering van de productie zonder er buitensporig veel externe middelen voor nodig te hebben. Om opgewassen te zijn tegen de concurrentie moeten de landbouwers in grotere mate samenwerken. Samenwerking en coördinatie op het niveau van een producentenorganisatie laten toe om een aantal initiatieven te nemen, zoals promotie van regionale producten of het opstarten van informatiecampagnes voor de consumenten, terwijl tegelijk ook de diversiteit van de productie op de EU-markt wordt gewaarborgd.
Voor een groep is het bovendien gemakkelijker om haar behoeftes te bepalen op het vlak van strategische planning, rationalisering van de kosten, efficiëntere bebouwing en organisatie van de verkoop van de landbouwproducten. De middelen die aan producentengroeperingen worden toegekend zullen een gunstig effect hebben op het gebruik van menselijk en investeringspotentieel en tegelijk ook op de inkomsten en verbetering van de marktpositie van de landbouwbedrijven.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd, omdat ik ten volle onderschrijf dat dit fonds sneller geactiveerd moet worden, vooral nu dringend een antwoord moet worden geboden op de stijging van de werkloosheid ten gevolge van de economische en financiële crisis. Wij moeten van het EFG een flexibel en permanent steuninstrument maken.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het EFG is een effectief instrument gebleken bij de Europese aanpak van de gevolgen van de financiële crisis, vooral op het gebied van de werkgelegenheid. De stijging van het aantal verzoeken om steun uit het EFG en de problemen met de activerings- en uitvoeringsprocedure vereisen snelle wijzigingen in de procedurele en budgettaire bepalingen. Ik heb voor dit verslag gestemd in de hoop dat deze wijzigingen tijdig en snel worden doorgevoerd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om steun te bieden aan werknemers, met name in regio’s en sectoren die lijden onder de gevolgen van de geglobaliseerde economie. Het fonds stelt jaarlijks mogelijk 500 miljoen euro beschikbaar voor de herintegratie van werknemers. De financiering en werking van het EFG moeten worden verbeterd: ze moeten vereenvoudigd worden om de activering van het fonds gemakkelijker en sneller te laten verlopen. Dat was de strekking van de amendementen die ik bij de Commissie economische en monetaire zaken heb ingediend over dit verslag. Het EFG moet een nuttig middel zijn van een soms zwak Europees sociaal beleid. Ik ben daarom van mening dat dit fonds behouden moet blijven door het te vereenvoudigen, en om die reden heb ik voor het verslag van de heer Portas gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik ondersteun volledig wat in dit verslag wordt gesteld over een verkorting van de tijd die het kost om financiële bijstand uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te betalen aan werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt door de globalisering of de financiële crisis. Bijstand uit dit fonds moet terstond en op doelmatige wijze worden verleend opdat deze werknemers er daadwerkelijk hun voordeel mee kunnen doen.
Het is duidelijk dat de vertraging in de toepassing van dit fonds moet worden verkort. In het verslag wordt duidelijk beschreven hoe de vertraging tussen de indiening van een aanvraag en uitbetaling kan worden teruggebracht, wat de effectiviteit van het fonds zou versterken.
Bovendien juich ik toe wat in het verslag staat over het instellen, op nationaal niveau, van een communicatie- en beheerstructuur voor het fonds, waarmee de betrokken beter op de hoogte worden gehouden van de status en de uitkomst van de aanvragen en van de procedure die na de toekenning van het geld in gang wordt gezet.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Dit verslag heeft mijn steun. Oorspronkelijk had het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering alleen als doel het opvangen van de negatieve effecten van de globalisering voor de zwakste en laagst geschoolde werknemers van bepaalde sectoren die hun baan hadden verloren als gevolg van ingrijpende veranderingen in de wereldhandelssituatie, die op hun beurt hebben geleid tot een ernstige verstoring van de economie. Op 1 juni 2009 is, voor alle aanvragen tussen 1 mei 2009 en 31 december 2011, de actieradius uitgebreid tot werknemers die hun baan verliezen als direct gevolg van de economische en financiële crisis. Hoewel het aantal aanvragen recentelijk is gestegen blijft de inzet van het EFG beperkt in de armste regio‘s van de EU, waar ontslagen werknemers de hulp juist het hardst nodig hebben. Dit ongelijke gebruik van het EFG houdt verband met de uiteenlopende strategieën van de lidstaten. Ik ben het ermee eens dat de financiële steun uit het EFG zo snel en effectief mogelijk moet worden verstrekt, zodat zo veel mogelijk werknemers ervan kunnen profiteren. Er moeten nieuwe maatregelen worden voorbereid en goedgekeurd, zodat de lidstaten aanvragen voor activering van het EFG kunnen voorbereiden zodra er plannen voor collectief ontslag bekend worden gemaakt en niet pas nadat het ontslag heeft plaatsgevonden, en zodat de tijd die nodig is om een besluit te nemen over de toekenning kan worden bekort.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de negatieven gevolgen van de economische en financiële crisis op de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in Europa nog altijd enorm zijn en er nog altijd massaontslagen vallen in diverse economische sectoren, waardoor het aantal EU-lidstaten dat aanvragen voor financiële steun indient bij het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering eveneens sterk toeneemt. De huidige procedures voor financiële steun zijn echter te ingewikkeld en het duurt te lang om steun te verkrijgen. Op dit moment duurt het 12 tot 17 maanden eer het EFG een lidstaat van financiële steun voorziet en dit betekent dat de meerderheid van ontslagen werknemers niet op tijd financiële steun krijgt en wordt gegijzeld door de gevolgen van de globalisering en de crisis. We moeten daarom dringend de procedures van het fonds vereenvoudigen, omdat het alleen dan mogelijk zal zijn de tijd die het duurt financiële steun te krijgen, te halveren. Verder is het voor de EU-instellingen van groot belang te zorgen voor een soepele en snelle vaststelling van besluiten over kwesties betreffende het verlenen van financiële steun, omdat het uitstellen van dergelijke besluiten de huidige moeilijke situatie voor werknemers alleen maar zal verergeren.
Ik roep de lidstaten ook op voorbeelden van goede praktijken uit te wisselen en in het bijzonder te leren van die lidstaten die al landelijke EFG-informatienetwerken hebben ingevoerd, waarbij sociale partners en belanghebbenden op lokaal niveau zijn betrokken, zodat er een geschikt hulpstelsel is bij massaal verlies van banen.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is bedoeld ter compensatie van de nadelige gevolgen van de globalisering voor de meest kwetsbare en laagste opgeleide werknemers die om economische redenen werkloos zijn geworden. Dat is des te noodzakelijker gezien de huidige economische crisis. De toegevoegde waarde van het EFG is de zichtbare, specifieke en tijdelijke aard van de financiële steun ervan aan geïndividualiseerde programma's voor herintegratie in het beroepsleven.
Het is noodzakelijk dat de in juni 2009 ingestelde afwijking ten behoeve van de werknemers die hun baan kwijtraken door de economische en financiële crisis verlengd wordt tot het eind van het huidig meerjarig financieel kader. Ter versnelling en vereenvoudiging van de procedures moet bovendien gezorgd worden voor een doeltreffende coördinatie van Commissie en Parlement, zodat minder tijd nodig is voor de besluitvorming.
Zo zou de Commissie rekening moeten houden met het EP-rooster en het Parlement tijdig op de hoogte moeten brengen van eventuele problemen wanneer zij de aanvragen van de lidstaten behandelt. Ten slotte zou het gewenst zijn dat de Commissie een nauwkeuriger beeld verschaft van de steunverlening uit het EFG door het Europees Parlement regelmatig informatie door te spelen over de stand van de financiële bijdragen van de lidstaten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik het eens ben met de verzoeken aan de Europese Commissie om het EFG efficiënter te maken. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de impact van het EFG op het netwerk van begunstigden en op kleine en middelgrote ondernemingen die mogelijk zullen worden getroffen door plannen voor collectief ontslag en waarvan de werknemers voor steun uit het fonds in aanmerking zouden kunnen komen. Ik onderschrijf tevens de voorstellen aan de Commissie die ten doel hebben de tijdspanne die nodig is om het EFG te activeren met de helft te bekorten. Daarvoor moet de Commissie beschikken over de noodzakelijke menskracht en technische middelen, met inachtneming van het beginsel van begrotingsneutraliteit, om de door de lidstaten ingediende aanvragen doeltreffend en snel te verwerken.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) In het kader van de tussentijdse evaluatie van de financiële instrumenten van de Unie heb ik voor deze resolutie gestemd omdat de Begrotingscommissie een verslag heeft opgesteld over het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), een middel ter ondersteuning van de herintegratie en de omschakeling van werknemers waarvan zeker is dat ze zijn ontslagen vanwege de globalisering of de economische crisis.
Bij het beoordelen van dit verslag hebben wij socialisten gemerkt dat links en rechts de zaken heel verschillend benaderen. In de ogen van de socialisten is het namelijk van groot belang om dit fonds te behouden, omdat de globalisering los van de crisis nadelige gevolgen heeft voor onze gehele industriële structuur. Rechts is echter van mening dat dit fonds tegen 2013 ingeperkt moet zijn omdat de globalisering in hun ogen alleen goed kan zijn in een economische context die weer stabiel is geworden.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag van Miguel Portas gestemd, afgevaardigde van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, omdat hij de betekenis en de rol van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering juist beoordeelt en tegelijkertijd manieren aanwijst om er ten volle gebruik van te maken om de ontslagen “slachtoffers” van de neoliberale globalisering en de economische crisis te steunen, die in het bijzonder de werknemers in Europa treft.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd. De stijging van het aantal verzoeken om steun uit het EFG en de problemen met de activerings- en uitvoeringsprocedure vereisen snelle wijzigingen in de procedurele en budgettaire bepalingen. Gelet op de grote verschillen tussen de dossiers dient de Europese Commissie een voorstel te formuleren voor een grotere flexibiliteit bij de toepassing van de interventiecriteria per lidstaat om ongelijkheden in de toegang tot het instrument te voorkomen.
Göran Färm (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben er vandaag voor gekozen om voor het verslag inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te stemmen. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering steunt individuele werknemers die ten gevolge van de globalisering ontslagen worden en geeft financiële steun voor om- en bijscholing om de re-integratie van werknemers in de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.
In het verslag staan concrete voorstellen om zowel op nationaal als Europees niveau de tijdspanne die nodig is om middelen van het fonds te krijgen, met de helft in te korten. Daarnaast wordt voorgesteld om de sociale partners te betrekken bij de aanvraagprocedure en de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregelen. Het verslag stelt ook voor om de afwijking te verlengen die werd ingesteld opdat ook werknemers die hun baan kwijtraken door de financiële crisis steun kunnen krijgen. Dat is volgens ons een zeer belangrijk instrument om de gevolgen van de financiële crisis te bestrijden en om te verhinderen dat werknemers voor altijd de toegang tot de arbeidsmarkt verliezen.
In paragraaf 16 van het verslag wordt ook voorgesteld om de Commissie te laten onderzoeken of het mogelijk is om een permanent fonds voor de aanpassing van de globalisering te vormen. Wij willen echter onderstrepen dat die formulering geen definitieve stellingname ter zake inhoudt, maar slechts betekent dat de Commissie het nut van een permanent fonds zou moeten nagaan en evalueren. Wij willen er ook op wijzen dat het arbeidsmarktbeleid de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering mag daarom nooit in de plaats treden van maatregelen op nationaal niveau, maar moet worden gezien als aanvulling op de maatregelen die in de lidstaten worden genomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De ontwikkelingen rond het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering leggen een aantal zaken bloot: enerzijds de verschillen tussen de dossiers en het relatief kleine aantal aanvragen om steun uit het fonds en anderzijds het onvermogen van dit instrument om werknemers na ontslag opnieuw op de arbeidsmarkt te integreren. Het is belangrijk nauwgezet te onderzoeken waarom de uitvoering van het fonds is tekortgeschoten en op welke manier kan worden bijgedragen tot de versoepeling van het gebruik ervan door de lidstaten, met bijzondere aandacht voor de landen die het ergst getroffen worden door de werkloosheid.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Om het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van de globalisering voor de werknemers die het slachtoffer zijn van collectief ontslag en om haar solidariteit te betuigen met die werknemers heeft de Europese Unie een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ingesteld met als doel financiële steun te verlenen aan geïndividualiseerde programma's voor herintegratie in het beroepsleven. Voor dit fonds wordt een jaarlijks krediet van maximaal vijfhonderd miljoen euro uitgetrokken.
Gezien de economische en sociale crisis is het opvallend dat er maar beperkt gebruik is gemaakt van het EFG. Immers, tussen 2007 en het eind van het eerste semester van 2009 is van het totale in theorie beschikbare bedrag van 1,5 miljard euro slechts 80 miljoen euro vrijgemaakt voor 18 steunaanvragen, ten gunste van 24 431 werknemers in acht lidstaten. Sinds de wijzigingen die in mei 2009 in het fonds zijn aangebracht, is het aantal aanvragen gestegen van 18 naar 46, het totale toegekende bedrag van 80 miljoen euro naar 197 miljoen euro en het aantal landen dat een aanvraag heeft ingediend van 8 naar 18. Toch zijn er nog steeds negen lidstaten die geen beroep hebben gedaan op het EFG.
Bovendien zijn het de Europese regio’s met het hoogste bbp die tot dusver de meeste steun uit het fonds hebben ontvangen. Wij moeten dringend onderzoeken waaraan deze situatie te wijten is en wij moeten ervoor zorgen dat het fonds sneller en vaker wordt geactiveerd. Het EFG moet uitgroeien tot een onafhankelijk fonds met eigen vastleggings- en betalingskredieten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Uit de uitvoering van dit fonds is gebleken dat wij gelijk hadden toen wij meteen al in de eerste fase kritiek hadden op diverse aspecten van de oprichtingsverordening. Wij hebben die kritiek later gedeeltelijk hernomen bij de herziening die de Commissie heeft moeten presenteren en waarin zij sommige van onze kritieken op de oorspronkelijke versie heeft erkend.
Daarom onderschrijven wij het verzoek aan de Commissie om de indiening van haar interim-verslag te vervroegen naar 30 juni 2011 en er een voorstel tot herziening van de EFG-verordening aan te koppelen zodat ‘de meest in het oog springende gebreken’ van het fonds kunnen worden verholpen.
Zoals ik al tijdens mijn toespraak in het Parlement zei, is het echter essentieel dat wij ook oog hebben voor de preventieve maatregelen die moeten worden genomen om de verplaatsing van multinationals tegen te gaan, de werkloosheid te bestrijden en meer banen met rechten te waarborgen. Bovendien moeten wij hoe dan ook voorkomen dat dit fonds wordt gebruikt om ontslagen ten gevolge van de herstructurering van bedrijven of de verplaatsing van multinationals te dekken of te vergemakkelijken.
Tot slot onderstrepen wij de noodzaak om de cofinancieringsdrempel op te trekken van 65 procent naar ten minste 80 procent, zodat ook de lidstaten met de grootste financiële moeilijkheden toegang tot het fonds krijgen en de werklozen die er het ergst aan toe zijn snel en doeltreffend geholpen worden.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) slaagt in zijn pogingen om de gevolgen van grootschalige werkloosheid in Ierland en Europa aan te pakken. Het fonds werd in 2007 ingesteld als reactie op de problemen en uitdagingen van de globalisering.
Dit initiatief is goed voor 500 miljoen EUR per jaar. Het voorziet in hulp en bijstand aan regio’s waar meer dan duizend banen overbodig zijn geworden als gevolg van bedrijven die hun activiteiten hebben verplaatst door veranderingen in wereldwijde omstandigheden. De Europese Unie pakt het probleem van de werkloosheid in Ierland opnieuw aan. Zowel het EFG als het Europees Sociaal Fonds is in dit opzicht cruciaal.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag Portas gestemd. Ik sta namelijk achter zijn hoofddoel, namelijk om het EFG te behouden, omdat de globalisering los van de crisis waarin we ons nu bevinden blijvende nadelige gevolgen zal hebben voor onze industriële werkgelegenheid, wat Europees rechts weigert toe te geven. Ik heb bovendien bijgedragen aan het aanpassen van deze tekst om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met kleine en middelgrote bedrijven en toeleveranciers bij de toekenning van steun uit het EFG. Hun werknemers zijn namelijk bijzonder kwetsbaar door hun afhankelijkheid van multinationals; het is daarom heel belangrijk dat het EFG hun vooruitzichten biedt op omscholingsopleidingen als ze worden ontslagen. Ik ben ook blij dat er erkend wordt dat er onderzoek moet worden gedaan naar de overheidslichamen die de dossiers opstellen om de gebruikmaking te verbeteren van het EFG, dat vaak onbekend is en weinig gebruikt wordt, met name in Frankrijk. Aangezien Europees rechts geweigerd heeft het EFG na 2013 voort te zetten, zal er ik tijdens het debat over de volgende financiële verwachtingen van de EU alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit fonds behouden blijft.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Omdat de beschikbaarstelling van middelen voor werknemers die werkloos zijn geworden door de globalisering of door de financiële crisis versneld moet worden, heb ik voor een aantal aanbevelingen gestemd ter verbetering van de procedurele en budgettaire bepalingen van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Dit fonds is opgericht in 2006, maar er zijn maar weinig aanvragen ingediend, gedeeltelijk vanwege ingewikkelde interventies en cofinancieringscriteria. Om die reden wilden mijn collega’s en ik wijzigingen aanbrengen in dit mechanisme. Deze tekst betekent daarom een belangrijke stap vooruit omdat de Commissie verzocht wordt om de procedure verder te vereenvoudigen om de meest in het oog lopende zwakke punten aan te pakken en de termijnen te verkorten. Bovendien was de financiering van dit fonds tot nu toe afkomstig uit verschillende begrotingslijnen. In de tekst wordt een aparte lijn voor dit fonds voorgesteld in de begroting van 2011, wat een belangrijke ontwikkeling is. Ik ben dus blij met de aanneming van deze aanbevelingen, die heel belangrijk zijn op een moment dat onze medeburgers getroffen worden door de economische crisis.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien de recente aardverschuivingen die hebben plaatsgevonden in de financiële wereld en de daardoor veroorzaakte banenverliezen, zijn omscholing en herintegratie in het beroepsleven essentieel voor de werkgelegenheid als geheel en ik begroet de herwaardering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering als instrument van het sociaal beleid van de Europese Unie. Ik zou echter graag meer flexibiliteit in het proces willen wanneer de aanvraag eenmaal is voltooid, en meer overleg met de werknemers zelf wanneer er plannen worden gemaakt voor de inzet van het EFG. We willen geen herhaling zien van wat Ierse werknemers van Dell en Waterford Crystal is overkomen.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is niet slechts een belangrijk instrument om de mensen te helpen die zich niet hebben kunnen aanpassen aan het openstellen van de markten. Het is ook een manier om het vertrouwen in de Europese Unie te bevorderen. Ik vind het zeer belangrijk om dat te benadrukken. Door het fonds zijn wij in staat om de laten zien dat wij bij economische veranderingen oog blijven houden voor degenen die niet snel genoeg op de nieuwe situatie kunnen reageren. Ik vind het echter ook belangrijk dat dat vertrouwen op het beginsel van de wederkerigheid is gebaseerd. Financiële middelen die gereserveerd zijn voor mensen die ondanks al hun inspanningen het slachtoffer worden van veranderingen op de markt, moeten ook ten goede komen aan de mensen waarvoor dat geld bedoeld is. Daarom is het belangrijk dat de toewijzing van de middelen transparant en inzichtelijk is en dat zij niet gewoonweg worden verdeeld op basis van het principe van gelijkheid voor iedereen. De situatie waarin de betreffende mensen verkeren, vereist een grensoverschrijdende én regiospecifieke aanpak en dat is de reden dat de toewijzing van de middelen snel dient te gebeuren. Dat is de enige manier waarop het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan zijn doelstelling kan beantwoorden en door een snelle hulpverlening het vertrouwen in de EU kan versterken. Ik zal dit verslag dan ook steunen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb het verslag over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) gesteund, omdat ik van mening ben dat het fonds een effectief middel is om werknemers te ondersteunen die door de financiële crisis in moeilijkheden zijn geraakt.
Het fonds is opgericht om concrete ondersteuning te bieden aan werknemers die ontslagen zijn door de verplaatsing van hun bedrijf of door de crisis, met als doel de werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het ontwerpverslag waarover wij vandaag hebben gestemd, laat enkele zwakke punten in de werking van het fonds zien en doet de Commissie en de lidstaten een aantal voorstellen, die als doel hebben om de werking van het fonds te herzien, zodat de procedures voor toegang tot het EFG versneld en gestroomlijnd kunnen worden.
Een essentieel punt dat ik onder uw aandacht wil brengen is het voorstel om de afwijking die in 2009 van kracht is geworden, tot eind 2013 te verlengen. Deze afwijking maakte het mogelijk om het werkingsgebied van het fonds uit te breiden door de economische crisis aan de vereisten toe te voegen.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgezet om hulp te bieden aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van de veranderingen die de economie over de gehele wereld heeft ondergaan. Sinds 2009 wordt dit fonds ook ingezet om degenen die door de economische crisis zijn getroffen te ondersteunen en zo de werkloosheid terug te dringen. Ik meen dat het een goede zaak zou zijn als dit fonds werd omgevormd tot een permanent instrument voor het ondersteunen van werkzoekenden en het aanvullen van het sociale beleid van de lidstaten.
Deze maatregel zou alle aandacht moeten concentreren op het aanwenden van het potentieel van werknemers, en zou zo een tegenwicht kunnen vormen voor de maatregelen die gericht zijn op het ondersteunen van ondernemingen. We mogen ook niet vergeten dat er nog steeds problemen bestaan bij de procedures voor het mobiliseren van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de voor de implementatie ervan gestelde termijnen.
Ontslagen werknemers hebben vooral behoefte aan herscholing en tijdelijke bijstand. Het vereenvoudigen van de procedures, zodat steun zo snel en efficiënt mogelijk kan worden gemobiliseerd, is daarom van cruciaal belang.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is essentieel gebleken voor de ondersteuning duizenden Europese werklozen die hun baan hebben verloren ten gevolge van de verplaatsing van bedrijven naar andere continenten. In deze tijden van crisis, en gelet op de enorme toename van het aantal massaontslagen, is het absoluut noodzakelijk dat in dit instrument verbeteringen worden aangebracht en dat nieuwe financieringsbronnen worden aangeboord. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) In Europa neemt de werkloosheid structureel toe als gevolg van de economische crisis en het verplaatsingsbeleid.
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een nuttig instrument dat de EU kan inzetten om ondersteuning te bieden aan en zich solidair te tonen met werknemers die hun baan hebben verloren. Tot aan 2009 werd er om bureaucratische redenen weinig gebruik gemaakt van het fonds, en ik ben van mening dat het verzoek aan de Commissie om maatregelen te treffen die de toegangsprocedure verkorten, van fundamenteel belang is. Als het EFG flexibeler wordt en het makkelijker wordt om toegang te krijgen tot het fonds, wordt het fonds een essentieel instrument voor het sociale beleid van de lidstaten.
Om deze redenen heb ik voor gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil mijn steun uitspreken voor het verslag van de heer Porta. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is een essentieel instrument bij het leveren van extra ondersteuning aan werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van de verplaatsing van hun bedrijf. Voor werknemers is het instrument des te belangrijker gebleken, omdat zij tijdens de recente crisis zijn geholpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
Het verslag van de heer Porta is cruciaal en richt zich op het verbeteren en vereenvoudigen van een belangrijk instrument voor Europese burgers. Het is tevens een tastbaar bewijs van de manier waarop de EU zich inzet om de negatieve conjunctuur om te buigen, de werkloosheid te bestrijden en haar burgers te ondersteunen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik akkoord ga met de verzoeken aan de Europese Commissie die tot een versoepeling van het EFG moeten leiden. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de mate van succes met de herintegratie en een evaluatie van de verbetering van de vaardigheden van de begunstigden, een vergelijkende analyse van de gefinancierde maatregelen in reactie op elke EFG-toepassing en de resultaten op grond van herintegratie en de impact van het EFG op het netwerk van begunstigden en op potentieel door het afvloeiingsplan getroffen kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan de werknemers voor steun uit het fonds in aanmerking zouden kunnen komen.
Ik onderschrijf tevens het verzoek aan de Commissie om aan de lidstaten een aantal richtsnoeren te geven voor de opmaak en uitvoering van de aanvragen voor EFG-middelen, met als doel een snelle aanvraagprocedure en een brede consensus onder de belanghebbenden over de te volgen strategie en de te nemen maatregelen voor een effectieve herintegratie van de werknemers in de arbeidsmarkt.
Tot slot kan ik mij vinden in de oproep aan de lidstaten om op nationaal niveau een communicatie- en beheerstructuur van het EFG op te zetten, die in verbinding staat met alle betrokkenen, in het bijzonder de sociale partners, en positieve praktijkervaringen op Europees niveau uit te wisselen.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De steun die door het EFG wordt verleend, moet dynamisch zijn en aangepast kunnen worden aan de steeds maar veranderende, vaak onverwachte situaties die op de markt plaatsvinden. Het doel van dit fonds is om specifieke en acute hulp te bieden bij het vergemakkelijken van professionele omscholing van werknemers die hun baan zijn verloren als gevolg van de zware economische ommekeer op de arbeidsmarkt.
Ik roep de lidstaten op om de sociale partners erbij te betrekken en de dialoog met de sociale partners en ondernemers van meet af aan te bevorderen bij de voorbereiding van de aanvragen voor een bijdrage van het EFG. Tegelijkertijd doe ik een dringend beroep op de lidstaten om dit fonds te gebruiken voor de bevordering van nieuwe kwalificaties om bestaande banen groen te maken en nieuwe groene banen te creëren en daarnaast levenslang leren te stimuleren door werknemers in staat te stellen een persoonlijk loopbaantraject te ontwikkelen en bij te dragen aan het concurrentievermogen van de EU in een context van globalisering.
Verder ben ik er voorstander van dat dit fonds na 2013 verder gaat als een onafhankelijk fonds met een eigen begroting. De Commissie en de lidstaten moeten nauw samenwerken om effectief toezicht uit te oefenen op de steun die wordt gegeven aan de multinationale ondernemingen en zich sterk in te zetten voor nieuwe banen waaraan werknemersrechten zijn verbonden om sociale dumping te voorkomen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het eens ben met de verzoeken aan de Europese Commissie om het EFG efficiënter te maken. Zo wordt de Commissie onder meer verzocht de toegekende bijdragen te toetsen aan de mate van succes met de herintegratie en een evaluatie van de verbetering van de vaardigheden van de begunstigden. Ik onderschrijf tevens de voorstellen aan de Commissie die ten doel hebben de tijdspanne die nodig is om het EFG te activeren met de helft te bekorten, en met name de eis om alle middelen ter beschikking te stellen met het oog op een snelle en betere communicatie met de betrokken lidstaat.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het debat over dit onderwerp was bepaald niet gemakkelijk. De afgelopen maanden zijn er vragen gerezen over: het ‘reactievermogen’ van het fonds (zonder dat er tegelijkertijd meer aandacht wordt besteed aan het wegnemen van de oorzaken door algemene strategieën voor innovatie en onderwijs in een geglobaliseerde wereld te verbeteren en een betere gerichtheid en een beter gebruik van het Europees Sociaal Fonds); het beperkte aantal gesteunde sectoren (vooral in die tijd), met name de auto- en de textielsector (respectievelijk 13 en 15 aanvragen), waarbij men zich bijvoorbeeld kan afvragen of de ontslagen het gevolg zijn van de ‘globalisering’ of aan het gebrek aan innovatie in de sector; of/in welke mate de maatregelen in de plaats komen van nationale steun; de paradox dat enerzijds (slechts) vijfhonderd miljoen euro per jaar beschikbaar wordt gesteld voor het fonds (uit niet-bestede vastleggingen in de EU-begroting), terwijl in principe een oneindig aantal aanvragen kan worden ingediend als die aan de criteria voldoen (op basis van het beginsel “wie het eerst komt, die het eerst maalt”); het feit dat het voor kleine en middelgrote ondernemingen moeilijker is om van het fonds gebruik te maken; de koppeling met staatssteun/belastingen. Uiteindelijk is een consensusstandpunt aangenomen en is het verslag ook aangenomen, onder andere door ons als Groenen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik heb de resolutie inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) goedgekeurd. De werkingsbeginselen van het EFG dienen ten stelligste te worden verbeterd om er op meer doeltreffende wijze gebruik van te kunnen maken. Ik hoop dat de Commissie gebruik maakt van de voorstellen van het Parlement, waardoor de steuntoekenningsprocedure met de helft kan worden verkort. De door de crisis veroorzaakte stijging van de werkloosheid heeft ervoor gezorgd dat de financiële middelen van het EFG van uitzonderlijk belang zijn geworden, aangezien ze ontslagen werknemers individuele steun en terugkeer naar de arbeidsmarkt garanderen. De strenge criteria voor bijstand en de lang aanslepende procedures zorgen ervoor dat de lidstaten de mogelijkheden om EFG-steun te ontvangen niet ten volle benutten. Ter illustratie, in mijn land, Polen, zijn slechts drie aanvragen voor financiële steun van het EFG ingediend. De hoofdreden voor de beperkte belangstelling is juist de langdurigheid van de procedures.
Naast de verbetering van de werkingsbeginselen van het fonds dient ook de geldigheid van het criterium om werknemers die ten gevolge van de huidige crisis hun baan hebben verloren bijstand te verlenen te worden verlengd, en dit ten minste tot het einde van het huidige financiële vooruitzicht, en het medefinancieringspercentage op het niveau van 65% te worden gehouden. We zullen de gevolgen van de crisis op de arbeidsmarkt nog vele jaren blijven voelen, daarom is deze hulp nodig, ook in de toekomst. Ik wil de Commissie en de lidstaten ook wijzen op de coördinatie van de uitwisseling van goede praktijken op Europees niveau, die een snelle en efficiënte interventie van het EFG in het geval van grootschalige ontslagen mogelijk maakt.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is gebleken dat de structuurfondsen instrumenten van onschatbare waarde zijn om de ongelijkheden in Europa terug te dringen, niet in de laatste plaats omdat zij een bron van steun zijn voor de meest kwetsbare ultraperifere regio’s. Met de oprichting van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering heeft de Europese Unie erkend dat het verschijnsel van de globalisering ingrijpende en lang niet altijd positieve veranderingen heeft teweeggebracht en dat de gevolgen ervan in Europa sterk uiteenlopen, aangezien sommige regio’s met deze nieuwe ontwikkelingen hun voordeel hebben gedaan en andere er ernstig onder hebben geleden.
Toch heeft dit fonds niet de zichtbaarheid genoten die het verdient. Volgens mij is dat voornamelijk te wijten aan de enorme tijdspanne tussen de indiening van de aanvraag om steun door een lidstaat en de daadwerkelijke ontvangst van die steun. Deze vertraging heeft ernstige gevolgen voor de getroffen gezinnen en heeft te maken met de complexiteit van de procedure voor het aanvragen, activeren en uitvoeren van steun uit het EFG. Vereenvoudiging is dan ook dringend noodzakelijk en moet een absolute prioriteit zijn. Dat is de enige manier om de doelstelling van dit fonds te verwezenlijken en werknemers die ontslagen worden ten gevolge van diepgaande veranderingen in de internationale handelspatronen op doeltreffende wijze te herintegreren. Het verslag dat hier vandaag in stemming is gebracht, is het resultaat van de inspanningen van de verschillende fracties om tot een compromis te komen en daarom heb ik het gesteund.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Volgens de laatste EU-statistieken is het aantal werklozen in de 27 EU-landen het afgelopen jaar met 1,1 miljoen toegenomen door de economische en financiële crisis. Dit verklaart waarom het aantal verzoeken tot de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in de periode tussen mei 2009 en april 2010 is toegenomen van 18 naar 46. Verder zijn er, ondanks dat het aantal lidstaten dat om hulp heeft gevraagd is opgelopen van 8 naar 18, niettemin negen lidstaten die zich nog niet tot het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering hebben gewend.
Met dit alles in het achterhoofd heb ik voor de ontwerpresolutie van het Europees Parlement inzake de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering gestemd aangezien de economische crisis gevolgen zal blijven hebben voor banen. Juist met het oog daarop is het belangrijk dat wij de Commissie verzoeken de tussentijdse financiële evaluatie van het gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de herziening van de betreffende verordening te vervroegen om zo de duur van de procedure tot het gebruik van het fonds aanzienlijk te verkorten.
Ook wil ik de aandacht van de Commissie vestigen op de ontslagen in de publieke sector, waar geen soortgelijk instrument voorhanden is, ook al zijn deze ontslagen een direct gevolg van de tekorten in de overheidsbegrotingen die voortvloeien uit de huidige economische en financiële crisis.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik steun het verslag van de heer Portas over de financiering en de werking van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering volledig. Het verslag behandelt veel verschillende onderwerpen, waaronder de efficiëntie van de aanvraagprocedure en het sneller beschikbaar stellen van middelen uit het fonds om steun te geven aan mensen die hun baan hebben verloren. Hoewel het Verenigd Koninkrijk op dit moment geen beroep doet op gelden uit dit fonds (vanwege de korting op de EU-bijdrage van het Verenigd Koninkrijk), kunnen we zien hoe nuttig dit fonds in moeilijke economische tijden is geweest voor andere lidstaten.
Ik ben voor het instellen van een permanent fonds na 2013 om de mensen te helpen die het slachtoffer zijn geworden van de veranderingen die het gevolg zijn van de globalisering of de financiële en economische crisis, en ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat de Commissie de mogelijkheid onderzoekt om van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering een onafhankelijk fonds te maken, met zijn eigen betalings- en vastleggingskredieten, in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader (2013-2020).
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De basis van de verordening waarover wij vandaag hebben gestemd is het Verdrag van Brussel, een van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht, dat de grondslag heeft gelegd voor een Europees rechtsgebied. De toepassing van eenvormige Europese regels op basis van jurisprudentie draagt bij aan de rechtszekerheid en voorzienbare uitspraken, en voorkomt parallelle rechtszaken. Een van de fundamentele voorwaarden voor een functionerend Europees rechtsgebied is het vrije verkeer van rechterlijke uitspraken. Ik ben het dan ook eens met het standpunt dat deze verordening moet worden herzien om het effectieve vrije verkeer van rechterlijke uitspraken te waarborgen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De verordening Brussel-I dient als basis voor de Europese justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken. Dit instrument is een van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht, temeer daar het de grondslag voor een Europees rechtsgebied heeft gelegd. Het is buitengewoon doeltreffend gebleken om enerzijds grensoverschrijdende conflicten te helpen oplossen via een systeem van justitiële samenwerking dat gebaseerd is op een mondiale regelgeving inzake rechterlijke bevoegdheid en anderzijds parallelle rechtszaken te coördineren en het verkeer van rechterlijke beslissingen te bevorderen. Toch is het inderdaad aan verbetering toe. Ik ga onder meer akkoord met het voorstel om de exequaturprocedure af te schaffen op alle terreinen die onder de verordening vallen, want dat zou bevorderlijk zijn voor het vrij verkeer van rechterlijke beslissingen. Voorwaarde is wel dat alle nodige waarborgen gegarandeerd zijn.
Het is tevens belangrijk om een Europese juridische cultuur in het leven te roepen door opleiding en gebruikmaking van bestaande netwerken zoals het Europees netwerk voor justitiële opleiding en het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken teneinde de communicatie tussen rechters te bevorderen. Er moet worden voorzien in een wetgevingskader met structurele samenhang dat gemakkelijk toegankelijk is. Daarvoor moet de Commissie zich buigen over de onderlinge verhouding tussen de verschillende verordeningen waarin de bevoegdheid, de tenuitvoerlegging en het toepasselijk recht worden geregeld.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben er voorgestemd om het voor de steeds mobielere burgers in Europa gemakkelijker te maken om gerechtelijke procedures aan te spannen. Dat betekent niet dat we het met alle details eens zijn of zonder voorbehoud achter de hervormingen staan die uit het verslag van de heer Zwiefka voort kunnen vloeien. Wij staan bijvoorbeeld nog altijd kritisch tegenover de nagestreefde invoering van collectieve vorderingen en wij willen ook onderstrepen dat geen enkele aanpassing van de samenwerking in burgerlijke zaken die wordt besproken van dien aard mag zijn dat ze gevolgen heeft voor de Zweedse persvrijheid.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben mij bewust van het enorme belang van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad over internationaal privaatrecht en van de noodzaak om een passend wetgevingskader voor de erkenning en uitvoering van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen. Samen met de rapporteur ben ik van oordeel dat de herziening van deze verordening buitengewoon belangrijke technische en juridische kwesties opwerpt. In principe ga ik akkoord met de afschaffing van de exequaturprocedure zoals die in het verslag wordt omschreven. Bovendien lijken veel van de voorstellen me interessant en pragmatisch. Dit belooft een debat te worden dat onze aandacht verdient.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie behandelt de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel-I) in het licht van het Groenboek van de Commissie. De verordening vormt samen met haar voorloper, het Verdrag van Brussel, één van de meest geslaagde onderdelen van het Europees recht. Ze heeft de grondslag voor een Europees rechtsgebied gelegd en ze heeft de burger en het bedrijfsleven goede diensten bewezen door voor rechtszekerheid en voorzienbare uitspraken volgens eenvormige Europese regels te zorgen.
Ze moet echter gemoderniseerd worden. Ik onderschrijf het voorstel om de exequaturprocedure (uitvoeringsbevel) af te schaffen, want dat zou bevorderlijk zijn voor het vrij verkeer van rechterlijke beslissingen en een belangrijke mijlpaal vormen op de weg naar een Europese juridische ruimte. Daar moeten echter de nodige waarborgen tegenover staan om de rechten van de partij te beschermen waartegen tenuitvoerlegging gevorderd wordt. Ik ben van mening dat de Commissie zich moet buigen over de onderlinge verhouding tussen de verschillende verordeningen waarin de bevoegdheid, de tenuitvoerlegging en het toepasselijk recht worden geregeld en dat de algemene opzet een wetgevingskader met structurele samenhang dient te zijn dat gemakkelijk toegankelijk is.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Het verslag van Tadeusz Zwiefka, waarover vandaag is gestemd, heeft betrekking op het Groenboek van de Europese Commissie over de herziening van Verordening Brussel I betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De discussie over het Groenboek laat ons toe ons in zekere mate voor te bereiden op de werkelijke herziening van deze verordening die we binnenkort kunnen verwachten. Dit zal een grote uitdaging worden voor het Parlement, gezien de buitengewoon ingewikkelde en technische aard van deze verordening. Bovendien zal het Parlement voor de eerste maal samen met de Raad over deze moeilijke en gevoelige materie beslissen. In deze fase zijn er meningsverschillen tussen de politieke fracties over de voorgestelde amendementen, zoals het exequatur en de specifieke rechterlijke bevoegdheid in tewerkstellingsaangelegenheden.
Daarom heeft de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten besloten het verslag in zijn huidige vorm niet te steunen. Ik vertrouw er echter op dat alle politieke fracties op constructieve wijze zullen samenwerken rond deze kwestie, aangezien Brussel I een verordening is die van fundamenteel belang is voor de interne markt. De efficiënte herziening ervan zal aantonen hoe het Parlement gebruik maakt van zijn nieuwe competenties, waarvoor het immers heel lang heeft gestreden.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Hoewel het verslag dat we gisteren in de voltallige vergadering van het Europees Parlement hebben aangenomen vrij technisch is, is het ook heel belangrijk voor de vergevorderde totstandkoming van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, een Europese justitiële ruimte, en dus voor de consolidering van de Europese interne markt. De verordening Brussel I heeft op gerechtelijk gebied een enorme vooruitgang geboekt: hierin worden de bevoegde rechterlijke instanties in burgerlijke of in handelszaken voor grensoverschrijdende geschillen vastgesteld en worden de erkenning en uitvoering geregeld van strafrechtelijke beslissingen in burgerlijke of in handelszaken uit andere lidstaten. Het is nu zaak om deze verordening opnieuw te bezien om de bepalingen ervan te moderniseren en bepaalde procedures te "verbeteren": de communicatie tussen rechters, de kwestie van de authentieke akten, de kwestie van de arbitrage en vooral de kwestie van het exequatur... Zonder verder in te gaan op deze gecompliceerde juridische kwesties, reken ik zeer op de herziening van deze verordening, omdat dit de Europese burgers juridisch gezien beter zou beschermen: een beter "vrij verkeer" van vonnissen en rechterlijke beslissingen, meer "wederzijds vertrouwen" tussen de rechtbanken en rechtsstelsels van de verschillende lidstaten, en dus een versterking van de rechtszekerheid in Europa en de rechten van de burgers.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit initiatief heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de totstandkoming van een justitiële samenwerking op het gebied van burgerlijke en handelszaken.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat ik van mening ben dat het een stap voorwaarts is voor het internationaal privaatrecht. Deze rechtstak moet worden aangepast in het licht van de sterkere vervlechting van de rechtssystemen.
Voor wat betreft de inhoud van dit verslag deel ik het idee om het exequatur af te schaffen, maar ben ik voorts van mening dat een dergelijke maatregel moet worden gecompenseerd door een uitzonderingsprocedure die gepaard moet gaan met de nodige waarborgen voor de verliezende partijen. Bovendien ben ik tegen het schrappen van de uitsluiting van arbitrage uit het toepassingsbereik van de verordening en denk ik dat er nog veel meer denkwerk over de verhouding tussen scheidsrechterlijke en juridische procedures nodig is, en dat in afwachting van omvangrijke raadplegingen en volledige herziening het idee van uitsluitende rechtsbevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken van de lidstaten voor gerechtelijke procedures ter bekrachtiging van arbitrage, geen verder vervolg verdient.
Voorts deel ik de oproep van de rapporteur om eerst omvangrijke raadplegingen en een politiek debat te houden voordat we op dit gebied maatregelen treffen die buiten de voorstellen van dit verslag vallen.
Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen het verslag over de Brussel I-verordening gestemd omdat er naar mijn mening belangrijke aspecten in de ontwerpresolutie ontbreken. Ik vind het belangrijk dat er voor een holistische benadering wordt gekozen voor het verbeteren van de verordening. Dat betekent ook dat de zwakkere partij beschermd moet worden door voorschriften over de bevoegdheden tijdens een proces die voor die partij gunstiger zijn. Dat geldt zowel voor werknemers als voor consumenten en dat is ook de expliciete intentie van de verordening. Geen van mijn amendementen voor het versterken van de positie van die zwakkere partij is in het verslag overgenomen. Ik vind het belangrijk dat er een apart rechtsforum wordt gecreëerd voor arbeidsgeschillen om een coherentie tot stand te brengen tussen de Brussel I- en Rome-II-verordening. In de Rome II-verordening is al vastgelegd welk recht er van toepassing is op schade met grensoverschrijdende gevolgen verband houdende met stakingen. Ik zie niet in waarom een zaak niet gevoerd kan worden in de lidstaat waar de staking heeft plaatsgevonden. Zo blijft de deur voor forum shopping immers nog steeds openstaan. Ik streef ernaar om deze deur in het kader van het bredere wetgevingsproces te sluiten.
Ik ben ook tegen de invoering van een “forum non conveniens” en van een verbod op de procesvoering (“anti-suit injunctions”), omdat er in het Gemeenschapsrecht al juridische instrumenten zijn die in verschillende arresten van het Europees Hof van Justitie als onverenigbaar aangemerkt zijn met de Europese verdeling van bevoegdheden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft een alternatieve resolutie ingediend voor het verslag van de heer Zwiefka over de uitvoering en herziening van ‘Brussel I’. De Groenen hebben besloten om deze alternatieve resolutie niet te steunen, omdat het verslag een uitvoeringsverslag is dat in de Commissie juridische zaken uitgebreid is besproken door alle schaduwrapporteurs. De alternatieve motie voor een resolutie bevat redelijke punten, die echter niet direct relevant zijn voor dit verslag. Daarom hebben we simpelweg voor de resolutie als aangenomen in de Commissie juridische zaken gestemd.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij hebben onze steun gegeven aan deze evenwichtige verordening, die is opgesteld om zekerheid te bieden, bijvoorbeeld bij het vaststellen welke rechter binnen het Europees rechtsgebied bevoegd is in internationale burgerlijke en handelszaken.
Bij verdere wijzigingen van de verordening zal het Europees Parlement optreden als medewetgever. Amendementen zullen daardoor worden behandeld volgens de gewone wetgevende procedure.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, waarin wordt aanbevolen om het bestaan van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te verlengen tot 2013 en wordt voorgesteld om er daarna een permanent fonds van te maken. Het EFG geeft financiële steun voor de omscholing van werknemers die hun baan hebben verloren. Dat is vooral nu hard nodig, met de diepe economische crisis waar Europa mee geconfronteerd wordt, en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd – anders dan mijn conservatieve en liberale collega’s die deze financiering willen stopzetten.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door vandaag, dinsdag 7 september 2010, te stemmen over het initiatiefverslag over de maatschappelijke integratie van vrouwen die tot etnische minderheden behoren, dringt het Europees Parlement door tot de kern van het huidige politieke debat. De kwestie rond de integratie van minderheden in de lidstaten is namelijk van fundamenteel belang en verdient de inzet van de Europese instellingen, des te meer daar het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting nog een paar maanden duurt. Daarom ben ik blij met de aanneming van dit verslag, dat het mogelijk maakt om het debat op gang te brengen op Europees niveau en dat als voordeel heeft dat het de problemen aangaande de integratie van minderheden en het streven naar een gelijke behandeling van mannen en vrouwen met elkaar in verband brengt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Talloze minderheidsgroepen in de EU, en in het bijzonder de vrouwen en meisjes onder hen, staan bloot aan meervoudige discriminatie en zijn daardoor sneller slachtoffer van sociale uitsluiting en armoede dan autochtone vrouwen. In een democratische samenleving is het geen handicap om een vrouw van een bepaalde etnische groep te zijn. De Europese Unie streeft er daarom naar vrouwen meer en meer rechten te geven en om vernieuwende vormen van bewustmaking over vrouwenrechten te stimuleren. Zowel de Commissie als de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bestaande gendergelijkheid en antidiscriminatiewetgeving volledig worden toegepast, zodat etnische minderheden toegang hebben tot hulpdiensten en kunnen deelnemen aan educatieve programma’s. Kwesties die de sociale integratie van vrouwen van etnische minderheidsgroepen in de Europese Unie betreffen, blijven evenwel onopgelost.
Een consequent EU-beleid inzake de integratie van migranten is nog niet gevonden en daarom verzoek ik de Commissie met spoed EU-richtsnoeren op te stellen om lidstaten te helpen vrouwen die tot etnische minderheden behoren betere en snellere toegang te verschaffen tot het onderwijssysteem, werkgelegenheid, gezondheidszorg, sociale uitkeringen en financiële bijstand. Ik deel het standpunt van het Parlement dat wetgeving aangaande gendergelijkheid ook bij etnische minderheden volledig moet worden toegepast.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag behandelt de maatschappelijke integratie van vrouwen in het kader van het EU-beleid. Ook de rol van vrouwen in etnische minderheden wordt bestudeerd. Deze kennis is essentieel om inzicht te krijgen in de integratieproblemen van deze vrouwen. Er wordt aandacht besteed aan gevestigde of traditionele minderheden en recentelijk gearriveerde minderheden, zoals migranten.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat wij tegemoet moeten komen aan de gewettigde aspiraties van vrouwen uit etnische minderheden. Het is essentieel om op dit vlak specifieke actie op Europees niveau te ondernemen. Er zijn met name maatregelen en beleidsacties nodig die een betere maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden mogelijk maken. Bovendien onderschrijf ik de oproep die in het verslag wordt gedaan om de actieve politieke en maatschappelijke participatie van deze vrouwen te steunen, met name op terreinen zoals politiek leiderschap, onderwijs en cultuur, teneinde de huidige ondervertegenwoordiging terug te dringen.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat hierin beoogd wordt om het beleid dat in de EU wordt gevoerd op het gebied van maatschappelijke integratie voor vrouwen uit etnische minderheden te evalueren en aan te geven waar dit werkt en waar er problemen spelen, zodat het kan bijdragen aan het vinden van oplossingen.
We leven in een multiculturele samenleving die meerdere culturele, etnische en religieuze gemeenschappen omvat. Met het oog daarop is het nuttig dat integratiebeleidsmaatregelen voor personen uit derde landen meer aandacht hebben voor de genderdimensie, hetgeen nodig is om ervoor te zorgen dat er rekening word gehouden met de specifieke behoeften van vrouwen en etnische minderheden.
Er is een gerichte aanpak van de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden nodig om meervoudige discriminatie, stereotypering, stigmatisering en etnische segregatie te vermijden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat vrouwen uit etnische minderheden het doelwit zijn van meervoudige discriminatie. Daarom is het noodzakelijk mensen bewust te maken van vrouwenrechten, vrouwen meer macht te geven en hen te stimuleren een leidersrol op zich te nemen in hun gemeenschap. Dit is tevens een manier om de mensenrechten te bevorderen. Ofschoon maatschappelijke integratie nog steeds onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, moet de Europese Commissie rekening houden met het genderaspect bij besluiten over beleid en maatregelen ter bevordering van maatschappelijke integratie.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In een samenleving die steeds multicultureler wordt, zijn beleidsacties ter bevordering van de integratie van minderheden van uitzonderlijk belang om discriminatie, racisme, geweld, uitsluiting en marginalisering van deze groepen tegen te gaan en te voorkomen dat deze mensen aan de rand van de samenleving belanden. Wij weten dat stigmatisering en uitsluiting van minderheden slechts ongenoegen en opstandigheid veroorzaken, wat uiteindelijk geweld zaait en in strafbare feiten uitmondt.
Het is aan onze samenleving om integratie zonder discriminatie te waarborgen en opname zonder uitsluiting mogelijk te maken. Dat betekent echter niet dat wij zomaar alle elementen die deel uitmaken van de cultuur, de traditie of het geloof van minderheden moeten aanvaarden. Dit geldt met name voor gebruiken en gewoonten die betrekking hebben op vrouwen. Wij moeten dan ook resoluut de strijd aanbinden met alle culturele praktijken die discriminerend zijn op grond van geslacht en met alle vormen van geweld die in bepaalde minderheden nog steeds tegen vrouwen worden uitgeoefend. Integratie betekent ook bescherming, in dit geval bescherming van vrouwen, met name meisjes, die al te vaak de stille slachtoffers zijn van gewoonten en tradities die wij eenvoudigweg niet kunnen aanvaarden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie gaat over het EU-beleid inzake de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden. Ik onderschrijf in dit kader met name het belang van onderwijsparticipatie, en onderwijs en opleiding voor deze vrouwen en het belang om hen te ondersteunen bij hun toetreding tot de arbeidsmarkt, om sociale uitsluiting en discriminatie te bestrijden.
Uitsluitend door integratie kunnen we stigmatisering en vooroordelen bestrijden die het gevolg zijn van etnische segregatie. Ook dient opgemerkt te worden dat er geen bindend EU-beleid bestaat inzake maatschappelijke integratie, hoofdzakelijk omdat integratie onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt. Niettemin wordt het integratiebeleid steeds belangrijker op Europees niveau, en wordt integratie des te belangrijker naarmate de economische en sociale aspecten van de vergrijzing van de bevolking een grotere rol gaan spelen. De EU-regels en -principes worden in de meeste gevallen alleen toegepast op EU-burgers die tegelijkertijd burgers van een lidstaat zijn. Gevestigde minderheden die een wettelijke status als burger hebben gekregen, worden beschermd door de regels en principes van de Europese Unie. Deze bescherming dient echter te worden uitgebreid naar migranten die nog geen burgers van een van de lidstaten zijn.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Integratie van vrouwen uit etnische minderheden is een belangrijk onderwerp, gezien het feit dat deze vrouwen extra kwetsbaar zijn voor sociale uitsluiting, hetgeen momenteel overigens duidelijk naar voren komt bij de onacceptabele collectieve uitzettingen van Roma door Frankrijk.
Het is van groot belang dat de bestrijding van alle soorten discriminatie, ongeacht of deze op basis van geslacht, etnische afstamming of huidskleur plaatsvindt, alle aandacht krijgt en centraal staat in het EU-beleid.
Het wordt tijd te breken met het macro-economisch beleid dat leidt tot een toename van werkloosheid, sociale ongelijkheid en discriminatie. We moeten, zoals het verslag ook aangeeft, vechten voor werkelijke sociale integratie door te werken aan goede sociale voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor immigrantengezinnen en kinderen, vooral op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale bescherming.
Het wordt tijd dat we verder gaan dan holle frases en loze woorden. Er zijn dringend maatregelen nodig die waardigheid en gelijkheid bevorderen, en die heldere antwoorden geven op de sociale problemen en niet leiden tot xenofobe acties en discriminatie, die des te verwerpelijker zijn als ze vanuit de overheid zelf komen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk – (FR) We kunnen de "acceptatie van verschillende culturen" en de communicatie door minderheden, vrouwen of andere personen, in hun moedertaal niet de hemel in prijzen en tegelijkertijd volhouden dat we de maatschappelijke integratie van deze minderheden willen bevorderen.
Hier is sprake van een fundamentele tegenstrijdigheid, omdat deze "integratie" ten minste vereist om met de gastsamenleving een minimale gemeenschappelijke basis te delen, te weten een gemeenschappelijke taal en elementaire codes om "naast elkaar te leven", te beginnen met het naleven van de sociale wetten en gebruiken van het gastland.
De enige uitzondering die u maakt op de verder zeer pro-Europese argumenten van dit verslag, is als u zonder veel overtuiging en met veel omhaal verkondigt dat we geweld of discriminatie op grond van gebruiken, tradities of religieuze overwegingen niet kunnen rechtvaardigen.
Mensen, word wakker: de ergste gewelddadige en discriminerende praktijken worden niet door Europeanen gebezigd. Polygamie, besnijdenis, infibulatie, de manier waarop vrouwen behandeld worden als ondergeschikten enzovoort komen voor bij gemeenschappen die weigeren onze wetten en gebruiken te respecteren en ons die van hen zelfs willen opleggen. Dat is het gevolg van het beleid voor massale immigratie dat u al tientallen jaren oplegt aan onze medeburgers. Het is tijd om daarmee te stoppen!
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Parvanova over de maatschappelijke integratie van vrouwen uit etnische minderheden gestemd. Discriminatie blijft helaas toenemen en de vrouwen uit etnische minderheden hebben daar steeds meer van te lijden. De tekst pleit ervoor dat de beleidsmaatregelen van de Unie een betere beoordeling maken van de genderdiscriminatie die deze vrouwen ondergaan. Ze moeten actief kunnen participeren in de maatschappij en daarvoor toegang hebben tot onderwijs en de arbeidsmarkt, omdat die hun emancipatie mogelijk maken.
Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. − (EN) Als een van de schaduwrapporteurs wens ik dr. Parvanova van harte geluk en ben ik verheugd dat haar verslag is aangenomen. Er wordt getracht oplossingen te bieden voor de - in een genderspecifieke context nog sterkere - achterstand die vrouwen hebben omdat ze afkomstig zijn uit etnische minderheden. Ondanks dat ook voor autochtone vrouwen geldt dat nog geen sprake is van gendergelijkheid hebben Roma-vrouwen in vergelijking met hun zusters die niet tot de Roma behoren een lagere levensverwachting en een lager opleidingsniveau en hebben zij te maken met beperkte toegang tot werkgelegenheid en met grotere armoede. Wanneer we tot volledige integratie willen komen, hebben we instrumenten als genderstatistieken, indicatoren en standaarden nodig maar ook statistieken die weer zijn uitgesplitst naar gender en etnische afkomst. Wanneer we voortgang willen kunnen meten dan zijn deze instrumenten noodzakelijk.
Het verzamelen van uitgesplitste gegevens is een eerste vereiste voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten van vrouwen en etnische minderheden en moet geschieden met inachtneming van de nationale regels inzake bescherming van persoonsgegevens. Er bestaat een nauw verband tussen onderwijsniveau, de mate van economische participatie en de mogelijkheden om met het hele gezin boven de armoedegrens te blijven. Daarom moet er allereerst gericht beleid worden gevoerd om voor Roma vrouwen de toegang tot onderwijs en werkgelegenheid te verbeteren.
Marisa Matias en Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben voor deze resolutie gestemd, onder andere omdat we vinden dat er een meer gestructureerde coördinatie van het EU-beleid op dit gebied nodig is om de sociale integratie van vrouwen uit minderheden te verbeteren, en dat daarbij het belang onderstreept moet worden van voorlichting in het ontvangende land over acceptatie van andere culturen en over de negatieve gevolgen van racisme en vooroordelen. Ook hebben we voor dit verslag gestemd omdat het oproept tot een actieve politieke en maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheden op alle sociale terreinen, met inbegrip van politiek leiderschap, onderwijs en cultuur, ten einde de huidige ondervertegenwoordiging terug te dringen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa is een ruimte van integratie, waarin geen enkele vorm van discriminatie mag bestaan, zeker niet als het gaat om etnische minderheden en met name om vrouwen uit deze groepen. Het EU-beleid op het gebied van gendergelijkheid heeft gelijkheid tussen mannen en vrouwen tot doel, en dit doel is voor de autochtone bevolking bereikt. Vrouwen uit bepaalde etnische minderheden ondervinden echter vele vormen van discriminatie. Daarom moet deze realiteit meer onder de aandacht worden gebracht van iedereen, om de volledige integratie van vrouwen uit minderheidsgroepen tot stand te kunnen brengen. Vandaar mijn stemgedrag.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik beschouw de sociale integratie van vrouwen die behoren tot etnische minderheden als een zeer belangrijk en gevoelig thema, waarbij de lidstaten van de Europese Unie blijk zouden moeten geven van volwassenheid en de daadwerkelijke bereidheid om waarden als tolerantie en gelijkheid in het dagelijks leven uit te dragen.
Ik beschouw het als ontoelaatbaar, dat leden van etnische minderheden worden blootgesteld aan discriminatie, sociale uitsluiting, stigmatisering en zelfs segregatie. Daarom sluit ik mij aan bij de oproep aan de Commissie, en vooral de lidstaten, die de volle verantwoordelijkheid dragen voor het beleid op het gebied van de sociale integratie, om ervoor te zorgen dat de bestaande rechtsvoorschriften op het gebied van discriminatie en gendergelijkheid volledig ten uitvoer worden gelegd.
De juridische instrumenten zouden moeten worden aangevuld met beleidsmaatregelen en met voorlichtingscampagnes die erop gericht zijn om stereotypen uit te bannen en alternatieven te bieden voor sociale uitsluiting en armoede.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het is voor de sociale vrede in alle landen van doorslaggevend belang dat etnische minderheden in het openbare leven integreren. In tegenstelling tot dit verslag ben ik echter van mening dat de verantwoordelijkheid daarvoor berust bij degenen die die integratie nastreven. Gezien de problematische begrotingssituatie in heel Europa kan ik een verslag dat waarin klaarblijkelijk dure en inefficiënte maatregelen worden voorgesteld, niet steunen. Dat is de reden dat ik tegen dit verslag heb gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag behandelt een thema dat steeds meer in de publieke belangstelling staat, niet alleen vanwege de dramatische situaties die zich buiten de Europese Unie voordoen, en die een appèl doen op ons moreel bewustzijn, maar ook omdat we erkennen dat problemen op dit vlak zich ook bij ons voordoen en dat dit om een reactie vraagt van zowel de politiek als de burger.
Vrouwen uit etnische minderheden hebben vaak te kampen met grote druk van familieleden die meer autoriteit hebben en die tradities willen behouden die vrouwen onderdrukken. Over het algemeen hebben zij weinig opleiding en beschikken ze over weinig informatie aangaande de mogelijkheden die er zijn om zich te verzetten tegen de gezinsautoriteit en om hun plaats in te nemen binnen de samenleving waarin zij integreren en/of het gastland. Daarnaast kunnen zij ook geconfronteerd worden met xenofobe sentimenten.
De ontwikkeling en implementatie van het gendergelijkheidsbeleid van de Europese Unie moet bijdragen aan het verminderen van de ernstige vormen van onrecht waar deze vrouwen overal ter wereld en ook in de Europese Unie mee te maken hebben.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Het is bekend dat anti-Roma sentimenten nog altijd veelvuldig voorkomen in Europa, waarbij de Roma regelmatig het doelwit zijn van racistische aanvallen, haattoespraken, illegale evacuaties en uitzettingen door plaatselijke en centrale overheden. Ik wil met name de recente acties van de Franse overheid benoemen die de Roma hebben uitgezet.
Aangezien de EU over vele mechanismen en instrumenten beschikt die kunnen zorgen voor respect voor de grondrechten van Europese burgers van Roma-afstamming en voor betere toegang tot kwalitatief goed onderwijs binnen het conventionele onderwijssysteem en werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg en sociale en openbare voorzieningen, waardoor hun maatschappelijke integratie wordt bevorderd, verzoek ik de lidstaten om:
- stereotype attitudes en discriminatie jegens Roma-vrouwen en –meisjes die slachtoffer zijn geweest van vele vormen van discriminatie op basis van etnische afkomst of geslacht, met name met betrekking tot hun recht op onderwijs, werkgelegenheid en gezondheidszorg, op te heffen;
- de EU-richtlijnen ter bestrijding van discriminatie en het vrij verkeer volledig ten uitvoer te brengen en maatregelen en proactieve programma’s te bevorderen ter ondersteuning van de integratie van de Roma-bevolking in het sociale, politieke, economische en onderwijsstelsel.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer verheugd dat dit verslag is aangenomen. Er wordt uitdrukkelijk verzocht dat de lidstaten de fundamentele rechten van vrouwen uit etnische minderheden en van vrouwelijke immigranten – al dan niet met reguliere status - respecteren (P.11); dat de lidstaten maatregelen nemen om de toegang te verzekeren tot ondersteunende diensten voor preventie van of bescherming van vrouwen tegen gendergerelateerd geweld, ongeacht hun verblijfsstatus (P.17); dat het Bureau van de grondrechten een transversale dimensie inzake gendergelijkheid en vrouwenrechten opneemt in alle aspecten, met inbegrip van activiteiten met betrekking tot etnische discriminatie en grondrechten van Roma (P. 22); dat het Europese Instituut voor gendergelijkheid naar gender en etnische afkomst uitgesplitste gegevens verzamelt; dat de nationale organen voor gelijke behandeling instrumenten en opleiding ontwikkelen over meervoudige discriminatie; en, ten slotte, een gerichte aanpak om meervoudige discriminatie, stereotypering, stigmatisering en etnische segregatie te vermijden.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij zijn zeer onthutst over dit verslag en stemmen dan ook tegen. Hoewel het enerzijds goed is om vrouwen die uit derde landen afkomstig zijn, te wijzen op hun rechten binnen het gezin, waar ze vaak een gesegregeerd leven leiden, is het anderzijds voor ons ondenkbaar dat mensen die in ons land te gast zijn beter worden behandeld dan onze eigen burgers, die altijd in de EU hebben gewoond en belasting hebben betaald.
Als we kijken naar het percentage niet-EU-ingezetenen ten opzichte van het percentage EU-ingezetenen dat vandaag de dag gratis dienstverlening geniet, zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting, is die eerste groep duidelijk beter vertegenwoordigd. Dit betekent dat mensen die in hun eigen land wonen, werken en belasting betalen, op de tweede plaats komen na mensen die pas in Europa zijn aangekomen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Hier wordt beoogd het beleid te evalueren dat in de Europese Unie op het gebied van maatschappelijke integratie voor vrouwen uit etnische minderheden wordt gevoerd. Er zouden specifieke maatregelen genomen moeten worden om gendergelijkheid binnen etnische minderheden te bevorderen en ervoor te zorgen dat de bestaande wetgeving inzake non-discriminatie volledig door de lidstaten wordt uitgevoerd.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) In dit verslag wordt de vraag aan de orde gesteld of vrouwen die tot een etnische minderheid behoren, in feite uitgesloten zijn van de EU-maatregelen die op gendergelijkheid zijn gericht vanwege hun gebrek aan maatschappelijke integratie. Vrouwen uit etnische minderheden zijn de afgelopen jaren grotendeels onzichtbaar geweest, zelfs al zijn de meeste van hen op twee manieren benadeeld, namelijk op sociaal en op economisch gebied.
Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) De ECR-Fractie steunt het principe van gelijke behandeling voor allen van harte en daar horen uiteraard ook vrouwen uit etnische minderheden bij. Wij zijn echter geen voorstander van dit verslag vanwege een aantal zeer duidelijke redenen.
Ten eerste zijn wij tegen een verdere uitbreiding van Europese steun voor sociale zaken. In heel Europa snijden overheden in uitgaven voor de openbare sector en de ECR-Fractie is van mening dat de Europese Unie dat ook zou moeten doen. Ten tweede zijn wij fundamenteel tegen iedere beweging in de richting van een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid. We zijn van mening dat delen van dit verslag betrekking hebben op immigratie- en asielbeleid dat bij voorkeur op nationaal niveau wordt gemaakt en uitgevoerd. Ten derde blijven kwesties als kinderopvang, onderwijs en gezondheidszorg – inclusief reproductieve en seksuele gezondheidszorg – de verantwoordelijkheid van de lidstaten en niet van de Europese Unie.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving gestemd, omdat ik vind dat het tijd wordt dat er in de publieke opinie meer aandacht komt voor genderongelijkheid op latere leeftijd, die voornamelijk het resultaat is van geaccumuleerde gendernadelen gedurende het gehele leven. Het is tegenwoordig voor iedereen duidelijk dat oudere vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden omdat ze een beperkt pensioen ontvangen, om uiteenlopende redenen, zoals de brede kloof tussen de beloning van mannen en vrouwen, of het feit dat zij een pauze hebben ingelast of gestopt zijn met werken om hun gezinsplichten te vervullen, waardoor zij in die periode geen beloning hebben ontvangen en niet onder het sociale verzekeringsstelsel vielen. Het gevaar om in armoede te vervallen is voor deze vrouwen in tijden van economische recessie zelfs nog groter.
Het wordt tijd dat onze instellingen zich positiever opstellen tegenover ouder worden. Daarom steun ik het initiatief van de Commissie om 2012 uit te roepen tot het jaar van actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties van ganser harte. Een benadering waarin er meer aandacht is voor de onderlinge samenhang tussen ouder worden en de genderproblematiek moet een onmisbaar instrument worden in de bepaling van het beleid in alle desbetreffende sectoren (economie, maatschappij, werkgelegenheid, volksgezondheid, voedselveiligheid, consumentenrechten, digitale agenda, plattelands- en stadsontwikkeling, enz.).
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In dit verslag herinnert mevrouw Pietikäinen ons eraan dat vrouwen van oudsher een groter gevaar lopen arm te worden en een beperkt pensioen te ontvangen om uiteenlopende redenen, zoals de brede kloof tussen de beloning van mannen en vrouwen, het feit dat zij een pauze hebben ingelast of gestopt zijn met werken om hun gezinsplichten te vervullen, dan wel het feit dat zij zonder beloning en zonder sociale verzekeringen in het bedrijf van hun man hebben gewerkt, met name in de zaken- en landbouwsector. Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Als voorzitter van de vereniging Femmes au Centre zet ik me regelmatig in om de aandacht te vestigen op sociale ongelijkheden die vaak over het hoofd worden gezien, waar dit volgens mij een voorbeeld van is. Bij het bespreken van de hervorming van onze pensioenregelingen moet absoluut rekening worden gehouden met de verschillen in de behandeling van mannen en vrouwen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het uitbannen van discriminatie op wat voor grond dan ook deel gaan uitmaken van de wetgevende bevoegdheid van de Europese Unie. Het is daarom belangrijk een positief beeld van ouderen te verspreiden en mogelijkheden voor hen te scheppen een bestaan te leiden dat genoeg bevrediging biedt.
Ik vind het zeer verheugend dat het Parlement een verslag heeft ingediend dat de aanbeveling bevat actie te ondernemen ten behoeve van de vergrijzende samenleving. Bovenal is het van belang om veel aandacht te schenken aan oudere vrouwen die in armoede leven, omdat hun ouderdomsuitkeringen meetal lager zijn door de lagere lonen in de sectoren waarin deze vrouwen werken. Daarnaast vertegenwoordigen ouderen een grote consumentengroep, waardoor de vraag naar diensten voor ouderen sterk toeneemt en sterk zal blijven toenemen. Er zijn echter factoren die het moeilijk maken om laagdrempelige, goede en betaalbare publieke en private diensten te verkrijgen.
Het is daarom van belang dat de Commissie actie onderneemt om de toegankelijkheid van veel basisdiensten te reguleren en voor levenskwaliteit te zorgen, ter voorkoming van fysieke, psychologische en economische schade. De vergrijzende maatschappij wordt vaak negatief bekeken: er is vooral aandacht voor problemen aangaande de leeftijdsopbouw van de beroepsbevolking en de duurzaamheid van sociale zekerheid en gezondheidszorg. In werkelijkheid zijn ouderen een aanwinst en bieden zij essentiële hulp aan families en gemeenschappen. Bijgevolg moeten we hun recht op een waardig en zelfstandig bestaan waarborgen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Vrouwen ondervinden meer problemen op de arbeidsmarkt dan mannen. De discriminatie waar zij mee te maken krijgen bij het vinden van werk, in hun carrière en ten aanzien van gelijke beloning, moet dringend worden opgeheven. De gezondheidszorg en de sociale voorzieningen moeten ook worden afgestemd op de specifieke behoeften van vrouwen. Al deze problemen worden op latere leeftijd nog eens versterkt. Daarom is dit een belangrijk verslag. Ik ben er vooral voorstander van dat de kennis en ervaring van oudere vrouwen goed benut worden. En tot slot heb ik ook voor dit verslag gestemd vanwege de mechanismes voor toezicht die erin worden genoemd.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark, Anna Ibrisagic en Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Gisteren, 7 september 2010, stemden wij tegen het verslag (A7-0237/2010) over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (2009/2205(INI)). Dat hebben we in de eerste plaats gedaan omdat we niet achter het voorstel staan voor een stelsel waarin iedere Europese burger het recht krijgt op een basisinkomen, en evenmin achter de positieve discriminatie ten behoeve van vrouwen waar het verslag op aandringt. Het verslag stelt ook voor dat het Europees Parlement de lidstaten zou verzoeken om nieuwe vormen van verlof in te voeren zodat in plaats van ouderschapsverlof betaald zorgverlof kan worden opgenomen. Wij willen in dit verband over het subsidiariteitsbeginsel waken. We willen tezelfdertijd echter beklemtonen dat delen van het verslag wel op onze instemming kunnen rekenen.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de vergrijzing van onze samenleving te vaak in negatieve zin wordt opgevat, hoewel ouderen een economische reserve en een reservoir van ervaringen vormen waar je niet omheen kunt. Bovendien lopen ouderen meer gevaar om arm te worden dan de bevolking in het algemeen: het percentage van personen van 65 jaar en ouder lag in 2008 in de EU-27 rond de 19%, terwijl dit percentage in 2000 op 17% lag.
Ik ben het ermee eens dat er ten aanzien van de vergrijzing een alomvattende, multidisciplinaire aanpak moet worden gevolgd alsook ten aanzien van het creëren van mogelijkheden, met name wat betreft markten voor producten en diensten die afgestemd zijn op de behoeften van ouderen en op de behoeften van hen die in niet-officiële hoedanigheid zorgen voor afhankelijke mensen. Daarom moet de Commissie verzocht worden om uiterlijk eind 2011 een actieplan voor te leggen dat deze verschillende maatregelen inhoudt.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Er zijn al heel wat woorden geplengd over de achtergestelde positie van vrouwen in de samenleving. Met lagere lonen voor gelijk werk worden vrouwen nog altijd gediscrimineerd op de arbeidsmarkt en tevens zien ze zich als gevolg van de omstandigheden vaak gedwongen hun carrière te onderbreken of een slechter betaalde baan te kiezen in de buurt van de woonplaats van het gezin. Allereerst als gevolg van de bevalling van/de zorg voor een kind, en vervolgens vanwege de zorg voor ouder wordende ouders of een ziek familielid. In het leeuwendeel van de gevallen zijn het vrouwen die zich “opofferen” voor de zorg voor het gezin/de kinderen ten koste van hun werk en carrière. En ja, de samenleving verwacht stereotiep ook niets anders van hen. De gevolgen? Financiële afhankelijkheid van de partner, en lagere of zelfs helemaal geen socialezekerheids-/pensioenvoorzieningen. Om die reden lopen vrouwen op hogere leeftijd een veel groter risico dan mannen en vormen zij voor wat armoede betreft zelfs het meest bedreigde deel van de bevolking.
Daar komt vaak nog eens bij dat oudere vrouwen vaak nog voor hun ouders zorgen en tegelijkertijd voor de kleinkinderen, dat daar geen financiële vergoeding tegenover staat en dat vrouwen er al hun inkomen of spaargeld aan uitgeven. Het potentieel van oudere mensen wordt niet benut. In het verleden, toen er nog “grote families” waren, had ieder familie-/gezinslid zijn of haar eigen functie en rol en werden zelfs de allerarmsten niet uitgestoten en veroordeeld tot een leven in armoede. Ik steun het verslag van mevrouw Pietikäinen en ik zal dan ook voor goedkeuring ervan stemmen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over "de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving" gestemd. Het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen is in de Europese Unie momenteel ruim 17 procent. Om die reden en omdat vrouwen vaak thuisblijven om voor de kinderen of andere afhankelijke familieleden te zorgen, en vaak voor parttimebanen kiezen, wordt de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen na het pensioen alleen nog maar groter. De lidstaten moeten dringend maatregelen nemen die rekening houden met de man/vrouwdimensie in verband met de hervorming van de pensioenstelsels en de aanpassing van de pensioenleeftijd, gezien de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft werkpatronen en het hogere discriminatierisico dat oudere vrouwen lopen op de arbeidsmarkt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Overwegende dat, zoals in het verslag staat, "het geslacht een significante factor bij de vergrijzing is, aangezien de levensverwachting van vrouwen ongeveer zes jaar langer is dan die van mannen" en gezien het feit dat de Europese samenleving aan het vergrijzen is, kunnen we niet om de werkelijkheid heen dat er steeds meer oudere vrouwen zijn in onze samenleving, die recht hebben op een menswaardig bestaan en die in veel gevallen nog een actieve rol kunnen spelen.
We mogen niet vergeten, zoals het verslag ook goed uiteenzet, dat oudere vrouwen een groter risico lopen om in armoede te vervallen, en dat hier daarom speciale aandacht voor nodig is. Ik ben echter wel van mening dat de oplossing niet zozeer gezocht moet worden in de welvaartsstaat en in de sociale bijstand, maar dat vooral gekeken moet worden naar hoe deze vrouwen een actieve rol kunnen spelen in de samenleving. Vele van hen zijn zeer ervaren beroepskrachten, en deze ervaring kan worden ingezet voor jongere mensen. Anderen zijn grootmoeder of overgrootmoeder, en kunnen binnen de familie een belangrijke ondersteunende rol spelen, waardoor jonge moeders werk en gezin beter kunnen combineren. Die rollen zijn van onschatbare waarde en we moeten die aanmoedigen en beschermen, en zo bouwen aan een samenleving die daadwerkelijk gebaseerd is op solidariteit tussen de generaties.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie gaat over de kwetsbaarheid van oudere vrouwen in het licht van de vergrijzing van de EU-bevolking, die doorgaans wordt gezien als een belasting voor de nationale economieën. Daarbij wordt het potentieel van ouderen veelal veronachtzaamd omdat zij vaker als passieve objecten dan als actieve subjecten worden beschouwd. Ik wil onderstrepen dat oudere vrouwen een groter gevaar lopen arm te worden, en daarom ben ik ervoor dat er maatregelen komen om het werken van ouderen te stimuleren, bijvoorbeeld door tegemoetkomingen voor werkgevers. Ik ben echter tegen specifieke maatregelen voor oudere lesbiennes, biseksuele en transseksuele vrouwen.
Met de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de EU is het discriminatieverbod onder de wetgevingsbevoegdheid van de Europese Unie komen te vallen. In artikel 21 van het Handvest staat: "Elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, is verboden." Artikel 25 luidt als volgt: "De Unie erkent en eerbiedigt het recht van ouderen om een waardig en zelfstandig leven te leiden en om aan het maatschappelijke en culturele leven deel te nemen." Ik ben van mening dat elke vorm van discriminatie bestreden kan worden door deze grondrechten in praktijk te brengen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hoewel het verslag over het algemeen positief is, had het op verschillende punten verder kunnen gaan, met name wat de analyse betreft van de oorzaken van de dubbele discriminatie waar miljoenen vrouwen in de Europese Unie het slachtoffer van zijn, en die verergerd wordt als ze ouder worden: migrantenvrouwen, gehandicapte vrouwen, vrouwen uit etnische minderheden en vrouwen met weinig opleiding.
Vrouwelijke werknemers die al slachtoffer waren van lage lonen en onderwaardering van hun werk tengevolge van discriminatie, waar in veel gevallen nog de discriminatie van het moederschap bijkwam, krijgen minder pensioen en leven onder de armoedegrens. Het wordt hoog tijd dat er een eind gemaakt wordt aan deze situatie, door het beleid van de EU te wijzigen en te breken met het neoliberale beleid, en ons sterk te maken voor een juiste waardering van werk, in overeenstemming met de mensenrechten, en door de toegankelijkheid van kwalitatief goede voorzieningen te waarborgen, met name op het gebied van de gezondheidszorg en sociale voorzieningen, en door te zorgen voor pensioenen die een menswaardig bestaan voor vrouwen mogelijk maken.
We zullen daarom blijven strijden voor een beleid dat de rol van vrouwen waardeert en de rechten van vrouwen volledig respecteert.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Pietikäinen over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving gestemd omdat vrouwen, ondanks het feit dat hun levensverwachting hoger is dan die van mannen, meer gevaar lopen kwetsbaarder te worden naarmate ze ouder worden. Wie zien het nu ook in Frankrijk, met het debat over de pensioenen, salarisverschillen en de eventuele beperking of onderbreking van carrières wegens familieomstandigheden, waardoor hun pensioenen worden ingeperkt. De tekst maakt duidelijk dat een transversale richtlijn tegen discriminatie meer dan ooit nodig is.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Met de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van Lissabon in december 2009 respectievelijk in het voorjaar van 2010, heeft de Europese Unie de plicht op zich genomen om alle vormen van discriminatie te verbieden, ongeacht of die discriminatie op grond van sociale klasse, ras, huidskeur of geslacht plaatsvindt. Burgers in de EU, en met name oudere vrouwen, zijn nog steeds het slachtoffer van discriminatie. Ik steun dit verslag omdat ik van mening ben dat het met name noodzakelijk is om vrouwen van alle leeftijdsgroepen op gelijke wijze te behandelen als jongere mensen. Oudere vrouwen zijn op veel gebieden van het publieke leven in het nadeel. Een prangend voorbeeld is hun afhankelijkheid van openbare diensten, aangezien een slechte organisatie van die dienstverlening een direct effect heeft op vrouwen. Een ander voorbeeld zijn de lagere pensioenniveaus vanwege de lagere salarisniveaus, aangezien mannen doorgaans een hoger inkomen hebben. Oudere vrouwen dienen niet als een last gezien te worden, maar veeleer als actieve deelnemers in onze samenleving en zij zouden ook als zodanig binnen de Europese Unie aangemerkt moeten worden.
Marisa Matias en Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben voor deze resolutie gestemd omdat daarin terecht gekozen wordt voor een benadering van ouder worden die meer uitgaat van rechten, en van ouderen als mondige burgers. Vrouwen ondervinden nog steeds problemen bij het carrière maken, zodat mannen vooral in de topfuncties, met hogere salarissen, sterk oververtegenwoordigd zijn, en dit verschil tussen mannen en vrouwen wordt met name zichtbaar op latere leeftijd. Ook wijst het verslag erop dat oudere vrouwen vaker tegen onoverkoombare belemmeringen aanlopen bij het vinden van een nieuwe baan en dat werkgevers niets meer in vrouwen zien naarmate zij ouder worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De vergrijzing en de afnemende demografische groei waarvan sprake is in de EU zijn zorgwekkend in het licht van de houdbaarheid van sociale zekerheid en gezondheidszorg. Dit geldt voor vrouwen nog veel harder, omdat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nog scherper naar voren komt bij oudere vrouwen. Deze situatie is met name zorgwekkend omdat vrouwen een zeer belangrijke rol spelen in onze samenleving, vooral vanwege de essentiële bijdrage die zij aan familie en gemeenschap leveren omdat zij de zorg dragen voor afhankelijke personen. Het is daarom van groot belang de leeftijdsdiscriminatie, die voor vrouwen nóg sterker geldt, te bestrijden. Vandaar mijn stemgedrag.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik heb voor deze resolutie gestemd, voornamelijk opdat de maatschappij speciale aandacht aan oudere vrouwen schenkt. Hun pensioenen zijn aanzienlijk lager dan die van mannen. De meeste vrouwen leven langer dan mannen en hebben een eenzame oude dag. Weinig politici staan erbij stil dat afgezien van het werk waarmee ze hun pensioen verdienen, vrijwel alle vrouwen ook in het gezin hebben gewerkt, kinderen en kleinkinderen hebben opgevoed en dat hun werk ten behoeve van dit aspect van het leven de bijdrage van mannen ver overstijgt.
Met de grotere fysieke kwetsbaarheid van vrouwen ten opzichte van mannen in gedachten, moeten we oudere en alleen leven levende vrouwen met extra zorg behandelen. Het is onze plicht een discussie over dit onderwerp op gang te brengen, zodat de aandacht van de maatschappij wordt gevestigd op de oneerlijke en soms onverschillige houding jegens het ‘zwakke geslacht’. Ik heb gestemd voor grotere aandacht voor onze moeders en grootmoeders – voor vrouwen die hun hele leven hebben gewijd aan kinderen en kleinkinderen. We mogen hen niet aan de eenzaamheid uitleveren; we mogen hen niet vergeten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In het verslag over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving komen veel belangrijke kwesties aan de orde die naar mijn mening niet op een genderspecifieke basis beoordeeld moeten worden. Er dienen kadervoorwaarden te worden opgesteld voor de gehele bevolking waardoor werknemers langer kunnen doorwerken als zij dat wensen en waardoor mensen zo lang mogelijk een onafhankelijk leven kunnen leiden. Ik sta echter meer dan een beetje sceptisch ten opzichte van het gebruik van positieve discriminatie. Dat is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – Vanuit humanitair gezichtspunt zouden we de diensten, de gezondheidszorg en de zeggenschap van een snel groeiend deel van onze bevolking – oudere vrouwen – moeten verbeteren. Net als alle andere Europeanen hebben zij immers recht op een gezond, waardig, zelfstandig bestaan. Vanuit economisch gezichtspunt moeten wij streven naar meer werkgelegenheid en meer kansen op flexibel- en deeltijdwerk voor oudere vrouwen. Indien wij dit vaak verwaarloosde potentieel en deze schat aan ervaring benutten, zal dit leiden tot economische groei, minder armoede onder ouderen, een betere algemene levensstandaard van gepensioneerden en grotere sociale cohesie. Ik heb voor deze resolutie gestemd in de hoop dat een tweezijdige benadering van deze kwesties leidt tot het aanpakken van de meer basale, maar niet minder dringende problemen van gender- en leeftijdsongelijkheid in de arbeidsomgeving en van ondergewaardeerde en onderbetaalde verzorgers, en dat er, uiteindelijk, een einde komt aan de voorkeur voor vorm boven inhoud die onze samenleving is ingebakken bij het oplossen van gendergerelateerde kwesties. Leeftijd, geslacht en dierbaren die op leeftijd raken moeten altijd als aanwinsten worden behandeld, en niet als risico’s.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb om een aantal redenen voor het verslag van mevrouw Pietikäinen gestemd. De bevolking van de Europese Unie vergrijst. Volgens de statistieken leven vrouwen langer dan mannen. Leeftijdsdiscriminatie op arbeidsgebied is volgens het EU-recht verboden. De vigerende wetgeving heeft evenwel niet als resultaat dat leeftijdsdiscriminatie op het werk niet meer bestaat.
In het algemeen hebben vrouwen het nog steeds moeilijker om carrière te maken, zodat er een zeer scheve situatie bij de leidinggevende functies bestaat en mannen vooral in de topfuncties sterk oververtegenwoordigd zijn. Dit geldt temeer voor de hogere leeftijdscategorieën. Ook hebben vrouwen vaker moeite om een nieuwe baan te vinden en ziet een werkgever steeds minder in vrouwen naarmate zij ouder worden. Oudere vrouwen verdienen niet alleen bescherming op het werk, maar op alle gebieden des levens, omdat discriminatie op grond van leeftijd of geslacht in strijd is met de grondrechten.
Om de tweeledige discriminatie waar oudere vrouwen vaak mee geconfronteerd worden te bestrijden, verdienen deze zaken erkenning en moeten er maatregelen worden getroffen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over een onderwerp dat steeds belangrijker wordt in de westerse landen, gezien het extra werk dat vrouwen traditioneel verzetten in de samenleving en gezien het feit dat deze situatie kan verslechteren in een context waarin er sprake is van een omgekeerde democratische piramide. Daarnaast moet er ook in aanmerking genomen worden dat vrouwen een langere levensverwachting hebben dan mannen en dat dit verschil steeds groter wordt. Hoewel dit op zich een positief aspect is, betekent dit vaak dat een toenemend aantal vrouwen op latere leeftijd op zichzelf is aangewezen.
Vandaag de dag is het vaak zo dat een vrouwen op volwassen leeftijd voor haar kinderen, ouders en schoonouders zorgt, vervolgens voor haar kleinkinderen, moeder en schoonmoeder, en dat ze nog weer later alleen overblijft als weduwe, met kinderen die ver weg wonen, door de extreme mobiliteit die kenmerkend is voor onze samenleving, zodat niemand voor haar zorgt, terwijl zij altijd voor iedereen gezorgd heeft.
Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het dit onderwerp onder de aandacht brengt, en voorstellen doet om deze situatie in kaart te brengen en aan te pakken.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De ouder wordende bevolking wordt als een toekomstige belasting voor de economie gezien. Het potentieel van ouderen wordt inderdaad veelal veronachtzaamd. Naarmate de bevolking ouder wordt, zijn vrouwen – die ook in Roemenië langer leven dan mannen (de gemiddelde levensverwachting in 2008 was 76 jaar voor vrouwen en 69 jaar voor mannen) – kwetsbaarder, vooral met de inkomensdaling door grote families. Als er meer mogelijkheden zijn om parttime te werken, zou het inkomen van oudere vrouwen hoger kunnen zijn.
Oudere vrouwen zijn in sterkere mate afhankelijk van publieke en private dienstverlening en publieke gezondheidszorg. Ik roep de lidstaten op om vormen van langdurige thuiszorg te ontwikkelen, waar zowel de vrouwen die als mantelzorgers fungeren, als de vrouwen die de zorg ontvangen baat bij hebben.
De kwaliteit van de zorg kan gegarandeerd worden door toereikende middelen en scholing in de zorgsector. Ik verzoek de lidstaten dringend om openbaar beleid te bevorderen waarbij extra aandacht uitgaat naar deze vraagstukken en toereikende middelen beschikbaar te stellen om de gevolgen op de lange termijn terug te dringen. Politieke initiatieven moeten opgevolgd worden door het opstellen van effectieve programma’s en de uitvoering ervan.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Met het oog op de vergrijzing van de Europese bevolking vormen het evenwicht tussen de nationale pensioenstelsels en de behandeling van afhankelijkheid aanzienlijke uitdagingen voor de EU. Europa moet nu snel en overtuigend in actie komen om te voorkomen dat zijn sociale stelsel snel kwetsbaarder wordt, en dat het oudere gedeelte van haar bevolking steeds verder verarmt, met name vrouwen, aangezien vrouwen statistisch gezien meer kans hebben om in armoede te vervallen dan mannen.
Ik geef mijn steun aan het verslag van mevrouw Pietikäinen, die er met name voor pleit dat er maatregelen worden genomen om discriminatie op basis van leeftijd in verband met arbeid, met name van vrouwen, beter te kunnen bestrijden. Ook ben ik voor het bevorderen van de solidariteit tussen generaties, bijvoorbeeld door middel van programma’s die erop gericht zijn vrouwen te helpen die voor hun kleinkinderen zorgen als de ouders dat niet kunnen vanwege hun werk. Ten slotte sta ik achter het idee van een sterkere coherentie op het gebied van sociale zekerheid, waaronder pensioenregelingen, zorgverlof en deeltijdarbeid.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd dat dit verslag is aangenomen. Het bevat groene maatregelen zoals: maatregelen die rekening houden met de man/vrouwdimensie in verband met de hervorming van de pensioenstelsels; maatregelen die een gelijkmatiger verdeling van onbetaalde zorgtaken over mannen en vrouwen bevorderen; meer aandacht voor aandoeningen waarvoor oudere vrouwen bijzonder gevoelig zijn, zoals reumatoïde artritis; opneming in alle vormen van beleid van het perspectief van oudere migranten en lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen; en vele andere zaken meer.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het aangenomen verslag raakt een belangrijk onderwerp dat men te vaak over het hoofd ziet.
Europese burgers leven steeds langer en verlengen hun derde levensfase soms met veel meer jaren dan vroeger het geval was. Te vaak wordt deze levensfase echter beschouwd als iets negatiefs, geconditioneerd als men is door de vooroordelen van een samenleving die de schat aan ervaring van ouderen negeert en die ouderdom ziet als een ware last die actieve mensen verandert in passieve wezens.
Dit gevaarlijke verschijnsel treft vooral vrouwen, die gemiddeld langer leven dan mannen en zwaar getroffen zijn door de huidige economische crisis, waardoor de dienstverlening aan vrouwen sterk is verslechterd. Veel vrouwen lopen het risico in armoede te vervallen en moeten rondkomen van een te klein pensioen. Ik hoop dat de stemming van vandaag, in het belang van alle Europese vrouwen, jong en oud, recht zal doen aan de fundamentele rol die zij in de huidige samenleving spelen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Hoewel ik de oproep om vrouwen en mannen gelijke kansen op werk te bieden en gelijk te belonen, volledig steun, denk ik dat we meer de nadruk hadden moeten leggen op gezinssteun, omdat vrouwen in de overgrote meerderheid van de gevallen de meeste verantwoordelijkheid op zich nemen voor kinderen en zieke ouderen binnen hun gezin.
Door de financiële en infrastructurele dienstverlening voor gezinnen te verbeteren en hen op die manier te ondersteunen – denk aan kindercrèches, efficiënt openbaar vervoer en thuiszorg voor ouderen en zieken – kunnen vrouwen, en werkende vrouwen in het bijzonder, worden ontlast van een groot deel van de verantwoordelijkheden die zij normaalgesproken moeten dragen. Wij zijn tegen dit verslag omdat het vraagt om een actieplan dat zich in het bijzonder ook richt op lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transseksuelen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik verleen mijn steun aan het verslag van mevrouw Pietikäinen, omdat het de vergrijzende samenleving in een nieuw daglicht stelt. Dit proces wordt gewoonlijk onterecht op uitsluitend negatieve wijze voorgesteld. De discussies concentreren zich op de kosten en de lasten. Dit leidt tot de discriminatie van ouderen, en vooral van vrouwen, die langer leven, in grotere mate bedreigd worden door armoede, lagere pensioenuitkeringen ontvangen en voor wie de openbare en particuliere diensten moeilijk toegankelijk zijn. Volgens de statistieken zal het percentage van de bevolking dat 65 is of ouder van 17,1% in 2008 toenemen tot 30% in 2060, en het percentage van de bevolking dat 85 is of ouder van 4,4% tot 12,1%. Volgens het Poolse nationale instituut voor de statistiek zal het percentage ouderen in Polen zelfs 26% bedragen, wat neerkomt op tien miljoen.
Het is de hoogste tijd om de bejaarden anders te gaan behandelen. Ze vormen een enorm, onontgonnen potentieel. Dit omvat onder andere immense ervaring, intellectueel kapitaal, kennis en sociale vaardigheden. Hoe sneller we ons bewust worden van deze voordelen en we die beginnen te benutten, hoe beter voor ons, onze economieën en de EU-strategieën. Daarom ben ik blij met het initiatief van de Commissie om 2012 uit te roepen tot het Jaar voor actief ouder worden en intergenerationele solidariteit. We promoten de zogenaamde „zilveren economie”, we investeren in de ouderen, gaan de strijd aan met de stereotypes. We zouden het belangrijk moeten vinden dat oudere mensen willen werken. Het niveau, de sociale cultuur en de wijsheid van de maatschappij kunnen worden bepaald op basis van haar houding ten opzichte van de ouderen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Tijdens een economische crisis worden de vrouwen bijzonder zwaar getroffen door de gevolgen ervan. Het is vooral aan hen om in een moeilijke situatie de eindjes aan elkaar zien te knopen. De actieve beroepsbevolking neemt af en het aantal werkende mensen per gepensioneerde daalt. De EU-lidstaten zouden prioriteit moeten geven aan actief gezinsbeleid. Het is moeilijk voor vrouwen om de opvoeding van de kinderen en het gezinsleven met een baan te combineren. We horen vaak over discriminatie van vrouwen omdat ze verplichtingen hebben die gepaard gaan met de opvoeding van hun kinderen, dit gebeurt zowel tijdens het rekruteringsproces voor een bepaalde functie als wanneer er een kans bestaat om promotie te maken. De hogere functies worden grotendeels door mannen ingevuld. Later vertaalt deze opdeling zich ook naar de hoogte van het bedrag van de pensioenuitkering en bijgevolg ook de levenskwaliteit. De pensioenleeftijd is een andere belangrijke kwestie. Door minder lang te werken verzamelen vrouwen automatisch ook minder sociale uitkeringen, wat zijn weerslag heeft op hun levensstandaard en tot armoede kan leiden.
Dit verschil heeft een negatieve invloed op hun kansen op de arbeidsmarkt: vrouwen en mannen van dezelfde leeftijd worden door de werkgevers op verschillende wijze bekeken, aangezien de werkgevers geen vrouwen in dienst willen nemen die binnen afzienbare tijd de pensioenleeftijd zullen bereiken. De verschillen in de pensioenuitkeringen ontstaan ook door het verschil in het niveau van de lonen, dat ook zou moeten worden gelijkgetrokken.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Hier wordt getracht de grondrechten van oudere vrouwen in de Europese Unie te beschermen. Oudere vrouwen lopen een groter risico om onder de armoedegrens terecht te komen omdat ze minder pensioen opbouwen en tijdelijk minder verdienen in verband met zorgtaken. Daarom heb ik dit verslag mijn steun gegeven.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) De “vergrijzende samenleving” wordt meestal als een onvoorzienbare toekomstige belasting voor de nationale economieën gezien. In dit debat gaat de aandacht altijd uit naar de pensioen- en zorgstelsels. Zoals uit dit verslag blijkt, bouwen vrouwen vanwege hun zorgtaken minder pensioen op, waardoor zij meer kans lopen op latere leeftijd in armoede te vervallen. Dit is een spiraal die moet worden doorbroken; deze voorschrijdende ontwikkeling moet maatschappijbreed worden aangepakt, met name door beleid op het gebied van onderwijs en de arbeidsmarkt.
Marina Yannakoudakis (ECR), schriftelijk. − (EN) Hoewel met dit verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid de aandacht wordt gevestigd op de praktische problemen waar vrouwen die zorgen voor de vergrijzende bevolking van Europa mee te maken krijgen, kan de ECR-Fractie het verslag niet steunen omdat wij vinden dat er kwesties worden aangepakt die niet tot de verantwoordelijkheden van de Europese Unie behoren maar de zorg van onze eigen nationale parlementen zijn. Wij zijn in het bijzonder tegen bemoeienis van de EU op het terrein van de gezondheidszorg, onderwijs en opleiding, pensioenen, pensioenleeftijd en verpleeghuizen.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) In een tijd dat de kapitalistische crisis verergert, neemt het Europees Parlement initiatieven om het bewustzijn van de werkenden te manipuleren en de EU-propaganda in de media te organiseren, zowel particulier als publiek, teneinde elke stem die tegengesteld is aan de belangen van het kapitaal te smoren, en het beeld te doen ontstaan van geveinsde instemming met de imperialistische plannen. Het verslag mikt op volledige onderwerping van de publieke media aan de EU-propaganda en hun koppeling aan particuliere mediamonopolies. Om dit te verwezenlijken wordt voorgesteld de middelen voor de particuliere en publieke media te verhogen, controlestructuren in het leven te roepen en te versterken, en nieuwsberichten te “filteren”. Het verslag promoot passende scholing van journalisten om de belangen van het kapitaal te dienen, inmenging in de activiteiten van de media in de lidstaten door middel van het Europees audiovisueel waarnemingscentrum, ondersteuning van de EU-plannen door middel van versterking van de voorlichtings- (en propaganda-)bureaus, en intensivering van de ideologisch-politieke interventie ten gunste van de EU en het rotte uitbuitende systeem. Eens te meer wordt bewezen dat de onafhankelijkheid van de media, zoals het pluralisme en de diversiteit ervan, een schreeuwende poging vormt om de werkenden te misleiden, die echter de enige uitweg voor de belangen van het volk niet kan wegnemen: de strijd voor omverwerping en doorbraak, teneinde de huidige belangen van het volk te dienen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa is in mijn ogen essentieel. Het gaat hier absoluut niet om een zuiver theoretisch debat, maar om een democratische uitdaging waarin de Europese Unie haar legitimiteit op het spel zet. Niet alleen de media, maar ook de nieuwe sociale netwerken maken de weg vrij voor een goed ontwikkelde Europese publieke ruimte: wij als afgevaardigden moeten de Europese burgers op de hoogte houden van wat wij doen via journalisten, maar ook via onze websites, Facebook, Twitter, enzovoort. Een betere communicatie over Europa is tegenwoordig een prioriteit en daarom sta ik volledig achter dit verslag, waarin de aandacht wordt gevestigd op de verantwoordelijkheid van de media op dit gebied, maar ook op die van de Europese instellingen, die de toegang tot en het in de media brengen van hun werkzaamheden zo eenvoudig mogelijk moeten maken.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement belangrijker dan ooit gemaakt in het dagelijks leven van de Europese bevolking. Het is daarom van vitaal belang om de bestaande betrekkingen tussen het Parlement, de leden van het Europees Parlement, de Europese Instellingen en de bevolking van de Unie te verbeteren. Opeenvolgende Eurobarometer-onderzoeken hebben aangetoond dat de bevolking van de EU meer wil weten over EU-zaken en beter over Europa wil worden geïnformeerd.
Zoals in het verslag wordt gesteld: om Europeanen actiever te betrekken bij Europese zaken, moeten media en communicatiecentra duidelijke en relevante informatie verschaffen. Ik juich in het bijzonder toe wat in het verslag wordt gesteld over een beperking van het gebruik van ‘EU-jargon’ en overdreven technische taal.
De informatie die de instellingen de EU-burgers ter beschikking stellen moet duidelijk, begrijpelijk en ter zake doende zijn. Daartoe ondersteun ik het verzoek in het verslag dat de Commissie haar ‘lokale’ benadering voortzet, een benadering die is gericht op een verbetering van de zichtbaarheid van de EU op lokaal niveau.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Om goed uit te kunnen leggen hoe Europa werkt, moet er een einde worden gemaakt aan dat simplistische en systematische spelletje van het eeuwig blijven herhalen van de woorden: "Het is de schuld van Brussel". Wat dat betreft zou het goed zijn om over veel meer zaken uitleg te geven. Regeringen, politieke partijen, onderwijsinstellingen en publieke omroeporganisaties moeten daaraan meewerken en meer hun best doen om het publiek duidelijk te maken wat er op Europees niveau allemaal speelt. Nieuwe communicatiemiddelen kunnen de Europese democratie radiaal veranderen. Aan de slag!
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Europese vraagstukken komen niet in de landelijke pers terecht, maar komen vaker naar voren in de internationale pers die slechts door een beperkt deel van het grote publiek wordt gevolgd. Deze onverschilligheid ten aanzien van de aangelegenheden in Brussel en Straatsburg wordt ook zichtbaar door de lage opkomstcijfers bij de Europese verkiezingen.
Dit vindt plaats op een moment dat er geen overtuigende mening heerst over de Europese Unie. De houding van de Europeanen jegens de Europese Unie kan waarschijnlijk het best omschreven worden als onverschillig. We bevinden ons in een tegenstrijdige situatie, omdat alle beslissingen die in Brussel en Straatsburg worden genomen direct van invloed zijn op de levens van alle Europese burgers.
Het Verdrag van Lissabon heeft de Europese burgers centraal gesteld binnen de EU en besloot ze te betrekken in het besluitvormingsproces op EU-niveau, zij het door het Parlement – het enige rechtstreeks gekozen orgaan – meer bevoegdheden toe te kennen. Naast de ingediende voorstellen in het verslag die tijdens de wetgevende plenaire vergadering ter sprake kwamen, is ieder parlementslid, en ook iedere landelijke politicus trouwens, uiteraard gerechtigd om op een duidelijke manier steun te verlenen en de gevolgen van de beslissingen die op EU-niveau worden gemaakt in onze landen van herkomst uit te leggen.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor de alternatieve ontwerpresolutie gestemd omdat zij enerzijds het gebrek aan transparantie en democratisch gehalte van de Europese instellingen erkent, en bijgevolg de noodzaak om nieuwe vormen van online-media en journalistiek te ontwikkelen, teneinde de burgers beter te informeren over de EU. Aan de andere kant erkent zij het belang ervan om de onafhankelijkheid van de media en de vrijheid van meningsuiting te garanderen.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de aanname van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie meer bevoegdheden gekregen, in het bijzonder op wetgevend vlak.
80 % van de nationale wetten komt voort uit besluiten die het Europees Parlement heeft genomen, maar burgers zijn niet op de hoogte van deze invloed op hun dagelijks leven. Lokale media maken een verandering van deze situatie er niet makkelijker op, omdat ze te veel aandacht besteden aan nationale gebeurtenissen. Het is belangrijk dat de uitwisseling van informatie over Europa tussen journalisten wordt verbeterd en dat Euronews in meer talen beschikbaar komt en er meer communicatie komt tussen de leden van het Europees Parlement en het electoraat.
Nieuwe technologieën kunnen, mits correct en slim ingezet, van grote waarde zijn bij de verspreiding van nieuws. Het internet heeft vooral geholpen bij het verspreiden van nieuws onder jongeren, die zich daardoor meer betrokken voelen bij het maatschappelijk leven. Veel jongeren maken blogs, chatrooms en websites over de Europese Unie aan, waar constructief wordt gedebatteerd. Het is het recht en de plicht van burgers om kritiek te leveren, zo lang de kritiek gebaseerd is op harde feiten en niet op roddels.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) De toegankelijkheid van informatie voor burgers en de communicatie tussen beleidsmakers en kiezers zijn centrale elementen in elke democratische samenleving, en een conditio sine qua non voor de uitoefening van het recht op participatie in het publieke leven. Ik ben me bewust van het belang van de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa in de zin van een "toename [in de media van de lidstaten] van Europese aangelegenheden in de nationale ruimten", en daarom onderschrijf ik in grote lijnen dit verslag (met inachtneming van de amendementen die door mijn en andere fracties zijn ingediend). Een transparante en onafhankelijke "publieke ruimte" dient echter niet verward te worden met "manipulatie van de sociale media" of "verkapte" controle van de media, zoals momenteel naar mijn mening in mijn land aan de hand is (zie bijvoorbeeld het "geval TVI" dat ik tijdens een plenaire vergadering van het Parlement heb aangehaald).
Belangrijke punten in dit verslag vind ik het verzoek aan het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, om een overzicht bij te houden van de berichtgeving over EU-nieuws door publieke en particuliere omroepnetwerken in de lidstaten en het Parlement van de resultaten op de hoogte te stellen, en het voorstel om EuroparlTV verder in de internetstrategie van het Europees Parlement te integreren. Het eerste punt omdat dat een uitstekende input oplevert voor het politiek handelen en het tweede omdat dat een belangrijk communicatiemiddel is.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag "over journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa" gestemd, omdat ik het van groot belang vind dat er strategieën worden ontwikkeld om de Europese burger dichter bij de beleidsmakers in de Europese Unie te brengen. De communicatie van de Europese instellingen moet verbeterd worden, om een grotere transparantie tot stand te brengen en de publieke opinie meer te betrekken bij het politieke debat, vooral gezien het feit dat de besluiten die op Europees niveau genomen worden direct van invloed zijn op het leven van de burgers.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa hoofdzakelijk positief en nodig is, stuit dit op grote desinteresse bij de bevolking en in de publieke opinie, die geen enkele boodschap lijkt te hebben aan de enorme investering die de instellingen doen in het verspreiden van informatie en die zich eerder steeds verder lijkt te verwijderen van het Europees project, hetgeen uitermate zorgelijk is. Zoals de rapporteur stelt moet een dergelijke publieke ruimte van onderaf worden opgebouwd, en gebaseerd zijn op een echte betrokkenheid van mensen bij de realiteit waaraan gebouwd wordt en waarvan we allemaal deel uitmaken. Desondanks ben ik van mening dat de resolutie zich meer zou moeten bezighouden met het versterken van de middelen waarmee dit bereikt kan worden, en minder met het volledig doorgronden van de redenen achter deze desinteresse en het gebrek aan betrokkenheid bij de burgers.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag wordt een aantal voorstellen gedaan om de burgers meer te betrekken bij Europese aangelegenheden. Het is belangrijk de betrokkenheid van burgers bij het Europees integratieproces te bevorderen en ernaar te streven met de burger te communiceren, en deze niet uitsluitend te informeren. Informeren door inhoud slechts beschikbaar te stellen geeft geen enkele garantie dat de belangstelling van burgers in de lidstaten wordt gewekt. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de "zender" zich houdt aan de beginselen van communicatie, teneinde een dialoog met de burgers op gang te brengen.
De EU beschikt over programma's, fondsen en middelen waarvan het merendeel van de burgers niet op de hoogte is. Ik onderschrijf daarom het belang van de aanwezigheid van correspondenten uit de lidstaten, omdat deze de verbinding kunnen vormen tussen wat er in Brussel gebeurt en hoe dit van invloed is in de landen en de regio's. De EU is op zichzelf een complexe entiteit, die niet gemakkelijk uit te leggen is. Er is niet één eenvoudige oplossing voor de totstandbrenging van een Europese publieke ruimte. De institutionele en technologische situatie is echter nooit gunstiger geweest. Het Verdrag van Lissabon is een belangrijke stap in de democratisering van de EU, en nieuwe media bieden burgers nieuwe mogelijkheden om betrokken te raken bij het Europese integratieproces.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De trend van dalende opkomstcijfers bij de laatste Europese verkiezingen heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is om de inspanningen voort te zetten om de kloof tussen de EU en haar burgers te overbruggen. Ook de economische crisis waaronder de landen van de Unie momenteel gebukt gaan verlangt van de burgers onvoorwaardelijke steun en een groot vertrouwen in de Europese instellingen. In die context bevordert het Verdrag van Lissabon, met name met de invoering van het burgerinitiatief, een democratischer Unie, die echter niet kan bestaan zonder de totstandkoming van een algemeen communicatiebeleid. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd, waarin gepleit wordt voor de totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa. Deze verantwoordelijkheid rust uiteraard op onze schouders, op ons allen, leden van het Europees Parlement, leden van nationale regeringen, politieke partijen, onderwijsinstellingen en publieke omroeporganisaties. Maar we moeten goed blijven opletten; meer communiceren betekent vooral beter communiceren. De totstandbrenging van een Europese publieke ruimte moet gebaseerd worden op betrouwbare, feitelijke en onafhankelijke informatie. Naast deze kwaliteitseis moet een pedagogische aanpak van de informatie worden voorzien die de werking van de Europese instellingen begrijpelijker en dus aantrekkelijker moet maken.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. – (RO) Het verslag van Morten Løkkegaard is weliswaar maar een initiatiefverslag, maar heeft wel nieuw licht geworpen op de rol van de journalistiek en de massamedia in onze aldoor veranderende samenleving.
Onze fractie, gesteund door de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, heeft een alternatieve resolutie ingediend waarin bepaalde bepalingen die in het oorspronkelijke verslag staan zijn geschrapt, zoals het bijhouden van een overzicht van de berichtgeving over EU-nieuws door publieke en particuliere omroepen in de lidstaten door het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector of het samenstellen van een groep ‘onafhankelijke’ journalisten in Brussel. De definitieve versie van het verslag is minder ambitieus dan het oorspronkelijke verslag maar is wel realistisch en evenwichtig, en daarom hebben ik en mijn collega’s voor gestemd.
Ramona Nicole Mănescu (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik wil de heer Løkkegaard feliciteren met dit definitieve verslag. Communicatie binnen de Europese Unie is momenteel een essentieel aspect van een geïntegreerd Europees beleid. Helaas blijft het echter een uitdaging voor Europese instellingen. Europese burgers moeten zich inderdaad direct bewust zijn van de werkelijke gevolgen van de beslissingen die door de Europese instellingen worden genomen. Om dit te bereiken, moeten ze echter toegang hebben tot voldoende informatie over de gevolgen van Europese beslissingen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, waar publieke omroeporganisaties een uitermate grote rol in spelen.
Daarnaast moeten de plaatselijke voorlichtingsbureaus van de Europese instellingen een actievere en beter gecoördineerde aanpak aannemen om communicatie te bevorderen. Daarom denk ik dat het essentieel is voor de Europese Commissie om op institutioneel niveau vormen van Europese communicatie die reeds op landelijk niveau voorkomt, te steunen en aan te moedigen. Daarnaast moet de Commissie een nauwe band aanleggen met publieke omroeporganisaties om voor een efficiënter gebruik van de middelen via de Europese communicatiestrategie te zorgen. We weten allemaal dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de communicatie. Toch zullen de Europese instellingen in dit opzicht meer betrokkenheid en coördinatie moeten tonen.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) De vooruitgang in technologie de afgelopen jaren zorgt ervoor dat professionals zich op veel gebieden aanpassen aan de situatie als het gaat om hun bekwaamheden en vaardigheden en ook wat betreft het werk dat ze uitoefenen. Massacommunicatie is een van de gebieden die sterk onder invloed staat van technologische vernieuwingen. Dit houdt in dat de scheidslijn tussen journalisten en hun lezers niet langer duidelijk is, omdat hun rollen verwisselbaar zijn geworden. Dit is precies de reden waarom ik achter het ontwerpverslag over journalistiek en nieuwe media sta.
Hieruit komt verder duidelijk naar voren dat het Europees Parlement graag wil bijdragen aan de totstandbrenging van een publieke ruimte op Europees niveau en de participatiegeest wil bevorderen. Ik ben er zelf stellig van overtuigd dat we journalisten moeten aanmoedigen om op structurele basis informatie te verschaffen over de EU-instellingen en tegelijkertijd moeten we regelmatig beoordelen hoe de nieuwe media de totstandbrenging van deze Europese publieke ruimte steunt. Met de opkomst van nieuwe communicatiemiddelen en –technologieën moet er tevens een Europese ethiekcode voor journalistiek worden opgesteld.
Tegelijkertijd moet er binnen het onderwijspakket meer nadruk komen te liggen bij vakken die ter voorbereiding op deze nieuwe vorm van journalistiek kunnen dienen. Als bewijs van erkenning door het Europees Parlement, ben ik er uiteraard voorstander van dat de journalistiekprijs van het Europees Parlement die we elk jaar uitreiken ook een categorie nieuwe media omvat.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU-instellingen hebben problemen met de communicatie met de burgers van de EU, die in de meeste gevallen niet begrijpen wat het nut is van de verschillende instellingen waaruit de EU bestaat. Het is daarom een goed moment om manieren te presenteren waarop Europese burgers meer betrokken kunnen worden bij EU-aangelegenheden. We moeten zoeken naar communicatievormen die het Europees debat en de informatiestroom kunnen initiëren, aanmoedigen en bevorderen, door een geïntensifieerde discussie over Europese aangelegenheden in de nationale media, dan wel door een Europese publieke ruimte. De totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa is dan ook een essentiële stap om het begrip van Europese aangelegenheden bij de voltallige bevolking van de lidstaten te bevorderen.
Marek Henryk Migalski (ECR), schriftelijk. − (PL) Naar mijn overtuiging bevat het verslag van Morten Løkkegaard over journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een nieuwe ruimte in Europa heel wat verontrustende bepalingen die de vrijheid van de media aan banden leggen. Vooral de punten 8, 14, 20, 23, 31, 39, N en O van de preambule vind ik onaanvaardbaar. Ik ben van oordeel dat het verslag van Løkkegaard de journalistieke vrijheid in de weg staat. Het benadrukt onder andere dat de publieke omroeporganisaties verplicht zijn om de kijkers te informeren over de Europese Unie. Ik wijs er eveneens op dat dit verslag de Europese Unie nieuwe financiële verplichtingen oplegt door het voorstel om onder andere meer middelen toe te kennen voor de budgetlijnen van de voorlichtingsbureaus van het Parlement.
Het verslag "Journalistiek en nieuwe media" stelt ook voor om EU-studies op te nemen in de curricula van scholen. Volgens mij horen de EU-instellingen zich niet bezighouden met het opstellen van leerplannen, dit zou de verantwoordelijkheid van de lidstaten moeten zijn. Ik ben het ook oneens met de visie van de rapporteur op de rol van de media in de Europese Unie en op de aanvullende financiële lasten voor de Unie en de lidstaten en daarom heb ik ook besloten om tegen het verslag te stemmen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europese Parlement inzake effectievere publieksvoorlichting over de Europese Unie. De bevolking van Letland weet het verschil niet tussen de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en het Europees Parlement; 99 procent van de bevolking van Letland begrijpt niet wat de instellingen van de Europese Unie betekenen en hoe ze functioneren. We moeten elke burger uitleggen wat de zin van het optreden van de EU is. Als we dit niet snel doen, zal de opkomst bij Europese verkiezingen minimaal zijn en zullen mensen de besluiten en wetten van de EU-instellingen wantrouwen.
Ik heb voor meer aandacht voor het communicatiebeleid van de EU gestemd; en dus voor het zo goed mogelijk informeren van mensen over hoe en waarom EU-begrotingsgeld wordt uitgegeven. Indien het ons lukt om op dit terrein zo veel voortgang te boeken als mogelijk is, zullen wij mensen hopelijk meer vertrouwen inboezemen, zodat ze meer geïnteresseerd raken in EU-verkiezingen. Mocht dat gebeuren, dan zal het lidmaatschap van het Europees Parlement aanzienlijk aan professionaliteit winnen.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Op 7 September stemde ik voor het voorstel om een ontwerpresolutie van het Europees Parlement aan te nemen inzake journalistiek en nieuwe media – totstandbrenging van een publieke ruimte in Europa (A7-0223/2010). Diverse Eurobarometer-peilingen wijzen uit dat burgers slecht zijn geïnformeerd over beleid en vraagstukken die betrekking hebben op de EU. Uit diezelfde peilingen blijkt echter ook dat deze informatie maatschappelijk relevant is. Deelnemers aan de peilingen stellen ook dat gebrek aan informatie een van de voornaamste redenen is om niet te stemmen en om weinig vertrouwen in de EU-instellingen te hebben. Ik meen dat om effectief te zijn, er uit de communicatie duidelijk moet blijken dat besluiten die op EU-niveau worden genomen van rechtstreeks belang zijn voor EU-burgers, voor wie de EU nog steeds ver van hun bed is en die in hun ogen weinig bijdraagt aan oplossingen voor hun werkelijke problemen. Verder ben ik het ermee eens dat om de kennis van de bevolking omtrent de EU te vergroten, EU-studies in leerplannen van scholen moeten worden opgenomen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het EU-burgers en de samenleving wegen biedt om in de hele EU actiever deel te nemen aan het nationale en openbare leven. Tot nu toe is het EU-burgers niet duidelijk genoeg gemaakt dat politieke besluiten op EU-niveau van rechtstreeks belang zijn voor hun dagelijks leven. Er is een gebrek aan steekhoudende en diepgaande informatie over de EU in de media van de lidstaten. Ik ben het eens met de rapporteur dat lidstaten het aantal geaccrediteerde journalisten bij de EU-instellingen moet verhogen. Litouwen, bijvoorbeeld, heeft op dit moment niet één geaccrediteerde journalist bij de EU-instellingen. We moeten doorgaan met het opleiden van journalisten en hun kennis van het complexe besluitvormingsproces van de EU vergroten. Het televisiekanaal Euronews zou uitzendingen kunnen beginnen in de talen van de meeste EU-lidstaten en de EU-instellingen zouden verslagen kunnen opstellen in de sociale media die steeds populairder worden bij jonge mensen. In het bijzonder ondersteun ik de oproep van de rapporteur om de vrijheid en redactionele zelfstandigheid van de media te eerbiedigen, met name het recht van publieke radio- en tv-zenders om hun programma’s zo in te richten als het hun belieft. De regeringen van sommige EU-lidstaten beperken echter de financiering van publieke zenders, met als doel om aldus de personeelsselectie en de inhoud van de programma’s te beïnvloeden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Communicatie is zeer essentieel voor de politiek. Als er niet goed gecommuniceerd wordt over de politiek, hebben we een probleem. Op dit vlak staat de Europese Unie voor een moeilijke uitdaging. Het is noodzakelijk om nieuwe manieren te vinden om Europese burgers meer te betrekken bij onderwerpen die de Europese Unie betreffen.
Het verslag bekijkt hoe communicatie het Europees debat en de informatiestroom kan activeren en bevorderen, hetzij door een bredere discussie over Europese aangelegenheden in de nationale media hetzij door de Europese publieke ruimte. Hoewel ik de strekking van het verslag steun, vind ik dat sommige punten en vragen misschien wat overdreven zijn.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Sinds de invoering van de euro is er een samenhangend pakket aan maatregelen ingevoerd om de gemeenschappelijke munt te beschermen tegen valsemunterij. Dit pakket omvat regelgevingsvoorstellen, technische instrumenten en institutionele veranderingen, met nadruk op de nauwe samenwerking tussen alle betrokken partijen op nationaal en Europees niveau. In haar recente antwoord (E-0107/10) op mijn vraag wijst de Commissie erop dat het aantal valse munten nog bijzonder klein is en 0,2 promille van de in totaal in omloop zijnde munten niet overschrijdt. Bovendien bepaalt artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) 1338/2001 dat technische en statistische gegevens betreffende valse bankbiljetten en munten, die in de lidstaten worden ontdekt, door de bevoegde nationale autoriteiten verzameld en geregistreerd moeten worden. Desalniettemin wordt het instrumentarium voor de aanpak van valsemunterij door het onderhavige voorstel voor een verordening versterkt, omdat de procedures voor de echtheidscontrole en het beheer van de euromunten die voor circulatie ongeschikt zijn, duidelijker worden.
Tegelijkertijd worden er door de nationale autoriteiten ook voorzieningen getroffen voor de toepassing van gemeenschappelijke procedures voor de authenticiteitscontrole van de controlemechanismen van die procedures. De bewuste voorstellen versterken het optreden tegen valsemunterij, en daarom heb ik voor de betreffende bepalingen gestemd, maar ook voor het verslag als geheel.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag Løkkegaard over journalistiek en nieuwe media in de totstandbrenging van een heuse "Europese publieke ruimte" gestemd. We kunnen het niet vaak genoeg zeggen: de afstand tussen de Europese instellingen en de burgers moet worden overbrugd. Denk daarbij aan de triest lage opkomst tijdens de Europese verkiezingen. Vergeet ook niet dat alle indicatoren voor het wantrouwen dat de Europeanen hebben in de EU-instellingen momenteel in het rood lijken te staan. De laatste Eurobarometer is wat dat betreft overduidelijk, met meer dan de helft van de ondervraagde personen die negatief staan tegenover het lidmaatschap van hun land van de EU. Interessant is echter dat de verwachtingen tegelijkertijd hooggespannen zijn, aangezien meer dan 80% van de mensen zegt dat de EU dé oplossing is voor de problemen.
Om beter uit te kunnen leggen wat Europa doet, op welke manier en met welke middelen, en dus om de burgers minder teleur te stellen, is boven alles een betere communicatie vereist en moet het nieuws uit Europa beter worden verslagen. Ik sta er echter op, wat ook benadrukt wordt in de tekst die we hebben aangenomen, dat dit moet gebeuren op basis van vertrouwen, waarbij de redactionele onafhankelijkheid en de journalistieke vrijheid gerespecteerd worden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het grootste deel van de amendementen die zijn ingediend door de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zijn goedgekeurd door de Commissie cultuur en onderwijs. Het verslag is goedgekeurd met 24 stemmen voor, 3 tegen, bij 1 onthouding.
Het grootste deel van de amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is opgenomen in de compromisamendementen. Hiervan was sprake in paragraaf 33, waarin wordt gesteld dat EU-instellingen het communicatiebeleid van de EU zouden moeten helpen decentraliseren teneinde het een plaatselijke en regionale dimensie te geven; en in paragraaf 36, waarin wordt benadrukt dat oplossingen onderzocht moeten worden waarmee een interparlementaire relatie tussen de nationale of regionale parlementen en het Europees Parlement tot stand gebracht kan worden.
Vandaag moesten we stemmen over een alternatieve resolutie die is ingediend door de S&D-Fractie en die wordt gesteund door de PPE-Fractie en de ALDE-Fractie. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie steunt de wijzigingen die zijn voorgesteld en daarmee hebben wij dus uiteindelijk het verslag gesteund.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Het is goed dat geprobeerd wordt aan Europese burgers uit te leggen wat de Europese Unie en al haar instellingen doen en welk doel zij dienen.
In het bijzonder zou het ons doel moeten zijn de burger centraal te stellen, wat onder meer inhoudt dat burgers kunnen kiezen door wie zij zich laten vertegenwoordigen. Tot op de dag van vandaag worden de belangrijkste functionarissen – zoals de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Raad – echter benoemd, zonder dat de burgers daarover zijn gehoord. De nationale media zouden aangemoedigd moeten worden om berichten te publiceren over de werkzaamheden van de leden van het Europees Parlement, die rechtstreeks gekozen worden door de Europeanen en hen daardoor vertegenwoordigen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, waarin voorstellen worden gedaan om met de inzet van verscheidende media-instrumenten die voorhanden zijn het bewustzijn te vergroten dat de burger van Europese wetgeving en besluitvorming heeft. Als gekozen afgevaardigde vind ik het van groot belang dat de burger kan zien hoe Europees beleid zijn dagelijks leven beïnvloedt en daarom heb ik dit verslag gesteund.