De Voorzitter. Aan de orde is het verslag van Csaba Őry, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten [COM(2010)0193 - C7-0111/2010- 2010/0115(NLE)] (A7-0235/2010).
Csaba Őry, rapporteur. – (HU) Dank u dat u mij het woord hebt gegeven, mevrouw de Voorzitter. Ik probeer het dan ook kort te houden. Het zou inderdaad goed zijn als we het debat snel zouden kunnen afronden. Dit debat is relatief moeilijk op gang gekomen, aangezien niet de gebruikelijke raadplegingsprocedure wordt gevolgd, maar de Commissie en de Raad en ook wij hier in het Parlement het huidige ontwerp van de werkgelegenheidsrichtlijnen als onderdeel van het gemeenschappelijke gedachtegoed over de 2020-strategie beschouwen.
Het lijkt er uiteindelijk op dat de tijd die we tot onze beschikking hadden het debat heeft verrijkt, al moet ik zeggen dat we ook in eerste instantie al verscheidene nuttige en goede aanbevelingen in het voorstel van de Commissie waren tegengekomen. We hebben het toch op een paar punten gewijzigd.
Allereerst wil ik de aandacht vestigen op een structurele verandering. Volgens ons is zowel scholing binnen het onderwijssysteem als daarbuiten erg belangrijk, maar we zagen geen reden om dit in twee verschillende richtlijnen onder te brengen, te meer aangezien we de eerdere 24 werkgelegenheidsrichtlijnen tot slechts vier hebben teruggebracht. Juist daarom hebben wij deze twee terreinen samengevoegd, maar we hebben wel een nieuw element toegevoegd.
We willen het belang van het cohesiebeleid, als instrument en omstandigheid van werkgelegenheid benadrukken, want door beslissingen te nemen over ontwikkelingen die de verschillen tussen de lidstaten moeten verkleinen, lanceren we initiatieven in de Europese Unie waarmee landen die in veel opzichten ver van elkaar verwijderd zijn, dichter bij elkaar worden gebracht. Deze beleidsvormen moeten met elkaar worden verbonden vanuit het perspectief van werkgelegenheid. We steunen ontwikkelingen waarmee tegelijkertijd banen worden gecreëerd, want we zijn het er allemaal over eens dat de eerste prioriteit het creëren van nieuwe banen is.
Dit wordt vooral gerechtvaardigd door de economische crisis die, ondanks hoopgevende signalen, volgens mij nog niet helemaal achter de rug is. En de gevolgen voor de werkgelegenheid zijn nog minder duidelijk. Tussen 2008 en 2010 is het aantal werklozen mogelijk gestegen van 16 naar 23 miljoen, wat een gigantisch hoog getal is, maar ik moet helaas zeggen dat de situatie bij jongeren nog slechter is, want onder hen is de werkloosheid naar ongeveer 20,5 procent gestegen. Ik ben van mening dat deze cijfers duiden op een kwaal en op problemen die onze ogen moeten openen dat er werk aan de winkel is. Ik denk dat we een groot aantal aanbevelingen in de voorstellen van de Raad en de Commissie kunnen steunen. We kunnen de doelstelling van 75 procent steunen, namelijk 75 procent van de beroepsbevolking aan een baan helpen, al zouden we wel graag zien dat dit percentage hoger zou zijn onder jongeren. Bij jongeren tussen de 15 en 24 jaar die studeren of werken, moet dit aandeel ten minste 90 procent bedragen. Er mogen geen lanterfantende jongeren zijn. Tevens willen we ons op het gebied van armoede speciaal bezighouden met kinderarmoede als een belangrijk element, en ook al wil ik nu niet alle richtsnoeren of het hele tiende richtsnoer herhalen, het vervult me met vreugde dat zowel het Belgische als het Hongaarse voorzitterschap deze kwestie met prioriteit behandelt. Ik hoop dus dat ook de Raad zich vast voorneemt om dit onderwerp bijzondere nadruk te geven.
László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, om te beginnen dank ik de rapporteur, de heer Őry, voor zijn verslag en zijn constructieve benadering van het voorstel van de Commissie voor de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Ik ben het volkomen met hem eens dat we deze nieuwe richtsnoeren voor de werkgelegenheid in de context van crisis moeten plaatsen.
Het is nog maar twee jaar geleden dat Lehman Brothers omviel en 2008 een annus horribilis werd voor de financiële sector. Met een ongekende recessie was 2009 een annus horribilis voor de economie en met een gemiddeld werkloosheidscijfer van 10 procent en 20 procent onder jongeren is 2010 een annus horribilis voor de werkgelegenheid in Europa. We moeten deze zaken echt serieus nemen en daarom heb ik grote waardering voor de manier waarop we de afgelopen maanden – vooral in het voorjaar – met het Parlement hebben samengewerkt op het gebied van de richtsnoeren en de EU-strategie voor 2020.
De Commissie heeft het werk aan dit verslag nauwlettend gevolgd. Er is een uitvoerig en vruchtbaar debat over gevoerd. Het debat heeft ook aangetoond dat er prioriteiten moeten worden gesteld en compromissen worden gesloten. Ik verwelkom de voortreffelijke samenwerking tussen de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie de afgelopen vier maanden. Zoals ik al bij verschillende gelegenheden heb benadrukt, is het van cruciaal belang voor de Commissie dat alle belangrijke EU-instellingen meedoen, met name het Europees Parlement, om het noodzakelijke politieke eigenaarschap van de nieuwe Europa strategie voor 2020 vast te stellen en ervoor te zorgen dat Europa 2020 een succes wordt.
Ik kan u verzekeren dat de Commissie het Parlement de komende jaren heel graag zo nauw mogelijk bij de tenuitvoerlegging van de strategie wil betrekken. Ik ben blij om te zien dat een groot deel van de voorstellen en amendementen die in het ontwerpverslag zijn ingediend, door de Raad zijn ingediend en zijn opgenomen in de tekst die in juni politieke steun van de Europese Raad kreeg. Een aantal specifieke punten zal met de Raad moeten worden besproken.
De Commissie is niet vóór de amendementen die erop gericht zijn om door toevoeging van nieuwe richtsnoeren de structuur van de richtsnoeren aan te passen. Dat zou de helderheid en de samenhang van het voorstel van de Commissie ondermijnen. De Commissie is ook tegen het idee om meer centrale streefcijfers toe te voegen aan de vijf die op politiek niveau reeds zijn overeengekomen. De Commissie heeft zich bij het ontwerpen van de nieuwe strategie laten leiden door het fundamentele beginsel om tot een meer gerichte strategie te komen door het aantal streefcijfers en doelstellingen te beperken.
Derhalve is de Commissie het ermee eens dat een aantal kwesties verder moeten worden versterkt in de tekst, bijvoorbeeld ten aanzien van kinderopvang, fatsoenlijk werk of KMO’s. De Commissie is bereid om met het Parlement en de Raad samen te werken om tot een voor alle partijen geschikte compromistekst te komen.
Eva-Britt Svensson, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik overdrijf niet als ik zeg dat de Lissabonstrategie mislukt is. We moeten daarom lering trekken uit onze fouten en we mogen ze in de nieuwe strategie niet opnieuw maken. Enkele van de belangrijkste fouten in de strategie bestonden erin dat van gendergelijkheid in het beroepsleven geen prioriteit werd gemaakt, dat voor vrouwen niet de mogelijkheid en de noodzakelijke voorwaarden werden gecreëerd voor volledige arbeidsmarktparticipatie en dat van het bestrijden van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen geen prioriteit werd gemaakt.
Wij moeten ervoor zorgen dat de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen toeneemt en derhalve dat mannen actiever zijn in de zorg voor kinderen en aanverwante taken. Steun daarom alstublieft de verbeteringen van deze strategie die de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid heeft voorgesteld. Schrap daarnaast alstublieft de formulering over verlaging van de lonen in de publieke sector. Het is in de publieke sector dat vele van onze laagbetaalde vrouwen vandaag al actief zijn. Maak de loonverschillen alstublieft niet nog groter.
Pascale Gruny, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, er moet wetgeving op lange termijn komen ter verbetering van de werkgelegenheid in Europa en ter bestrijding van armoede. Wij moeten de werkloosheid het hoofd bieden in het licht van duurzame groei. Ik wil hierbij drie punten aan de orde stellen.
Ten eerste heeft de Raad voorgesteld om de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten om de tien jaar op te stellen. Ik ben het daarmee eens, want er is een langetermijnperspectief geboden, maar dan moet er wel om de drie jaar een tussenfase worden ingelast, zodat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt niet uit het oog worden verloren.
Ten tweede heb ik een wijzigingsvoorstel ingediend dat niet is meegenomen. Hierin stel ik voor een waarnemingspost voor de werkgelegenheid op te richten die zich moet toeleggen op een concrete analyse van toekomstige banen. Veel te veel jongeren verlaten het lager of hoger onderwijs met een diploma dat niet goed aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt. Er moet in kaart worden gebracht welke banen in de toekomst moeten worden opgevuld. Onze jongeren moeten zich op de toekomst kunnen richten en zich concreet kunnen specialiseren met een opleiding die niet uit de toon valt met de arbeidsmarkt.
Ten derde houdt bestrijding van de werkloosheid niet alleen in dat we alles in het werk moeten stellen om de werkgelegenheidssituatie in Europa te verbeteren, maar ook dat armoede wordt tegengegaan. Integratie van personen die de grootste kloof moeten overbruggen naar de arbeidsmarkt is essentieel voor de bestrijding van armoede. Het Europees Sociaal Fonds is het instrument waarmee dergelijke personen weer een plaats kunnen krijgen op de arbeidsmarkt. De eerste stap is deze personen hun waardigheid teruggeven met een baan. We moeten niet proberen om deze mensen bij te staan zonder enig perspectief op maatschappelijke integratie. Ik wijs met klem op dit punt.
Jutta Steinruck, namens de S&D- Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb allereerst wat kritiek op de procedure. Het voorstel is zo laat gedaan dat het Parlement heel moeilijk heeft kunnen werken. We hebben onze standpunten alleen maar naar voren kunnen brengen omdat er uitzonderingen zijn gemaakt, en de Raad dit onderwerp pas tijdens de herfsttop zal bespreken.
Uiteindelijk is er een bruikbaar compromis gesloten. De samenwerking tussen de rapporteur en de schaduwrapporteurs is uitstekend verlopen, en dat blijkt ook wel uit het feit dat een grote meerderheid van de leden van de commissie voor ons voorstel is. Als sociaaldemocraten hebben we heel veel van onze wensen in de tekst weten te krijgen, maar we zijn niet met alle passages tevreden. Toch ben ik dankbaar dat het Belgische voorzitterschap van de Raad ons heeft beloofd het standpunt van het Parlement te steunen.
Om deze procedure mogelijk te maken hebben we vier amendementen ingediend, en we hopen dat u die morgen tijdens de stemming zult steunen. Wij vonden het belangrijk dat ook de sociale component een plaats krijgt in de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid, we moeten dus definiëren wat goed werk is, we moeten eisen dat goed werk ook goed betaald wordt, en dat er meetbare tussentijdse doelstellingen worden vastgelegd. De richtsnoeren worden in de lidstaten echter alleen maar serieus genomen wanneer ook de Commissie en de Raad ze serieus nemen. Daarom verzoek we de Commissie er op te letten dat de nodige maatregelen ook worden uitgevoerd, en dat de resultaten worden getoetst.
Ik ben blij dat de commissaris ons heeft beloofd dat er met onze standpunten rekening zal worden gehouden. Het Parlement heeft tenslotte een bijzonder sociaal element aan de richtsnoeren toegevoegd, in het belang van de werknemers en van de Europese burgers. Dat is wat de burgers van dit Parlement verwachten, we maken de richtsnoeren beter en socialer.
Siiri Oviir, namens de ALDE-Fractie. − (ET) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, wij debatteren midden in de economische crisis over nieuwe richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Die zullen ongetwijfeld een aantal jaren grote invloed hebben op de arbeidsmarkt. Het is belangrijk afspraken te maken over een doeltreffende strategie op communautair niveau waarmee de problemen echt kunnen worden opgelost. Het was niet mogelijk de doelen van de Lissabonstrategie te bereiken, vooral vanwege problemen met betrekking tot de implementatie van de doelen en niet omdat de doelen niet goed waren.
Het succes van de nieuwe strategie hangt in grote mate af van de vraag of wij van vorige fouten kunnen leren. Het scheppen van arbeidsplaatsen en het verbeteren van de werkgelegenheid moet de kern van de nieuwe strategie blijven. Het is daarom van wezenlijk belang hoogwaardige banen te scheppen die ook op de lange termijn nodig zijn en die voor een grote meerwaarde zorgen. Het werkgelegenheidsbeleid moet waarborgen dat overgangen voor werknemers, zowel tussen economische sectoren als tussen posities op de arbeidsmarkt, zo geleidelijk mogelijk gaan. Het is daarom nodig de langetermijndoelen verder uit te breiden en zich meer te richten op gecoördineerde maatregelen in het handels-, onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid.
De bestrijding van armoede en uitsluiting is vandaag de dag zeer relevant. Daarom moeten wij mogelijkheden creëren om aan de arbeidsmarkt deel te nemen of ernaar terug te keren voor alle groepen in de samenleving, ongeacht hun leeftijd en sekse, met specifieke aandacht voor alle kwetsbare groepen.
Als schaduwrapporteur voor de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa ben ik blij dat wij in samenwerking met de leden van het Parlement in het verslag nu ook een indicatie hebben gevonden dat gelijke rechten voor mannen en vrouwen zullen worden gewaarborgd. Met het aannemen van het verslag hopen wij uiteindelijk dat de Commissie en de lidstaten het relevante juridische kader op tijd aannemen. Daarnaast hopen wij op nauwe samenwerking tussen de Commissie en het Parlement en tussen de lidstaten onderling. Anders zal het communautaire idee van een interne markt, voorzichtig gezegd, slechts gedeeltelijk bewaarheid worden. Ik wil ook de heer Őry bedanken voor zijn inspanningen en goede samenwerking.
Emilie Turunen, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, geachte heer Öry, in verband met deze werkgelegenheidsrichtsnoeren is er veel gezegd over de inhoud en het proces. Er bestaat geen twijfel over dat het Parlement de richtsnoeren beduidend heeft verbeterd ten opzichte van het voorstel dat voor ons lag. Namens de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie wil ik graag twee dingen benadrukken. Ten eerste zijn we erin geslaagd om steun zeker te stellen voor een ambitieus werkgelegenheidsinitiatief voor bijzonder kwetsbare groepen, waaronder jongeren. Het Parlement roept op tot een halvering van de werkloosheid onder jongeren, zodat maximaal 10 procent van de jongeren tussen vijftien en vijfentwintig jaar oud werkloos mag zijn tegenover meer dan 20 procent op dit moment. Dit is een ambitieuze, maar noodzakelijke doelstelling om voor de toekomst werkgelegenheid, welvaart en sociale cohesie te waarborgen.
Ten tweede roept een meerderheid binnen het Parlement op tot een grotere mate van toewijding aan een sociaal Europa. Dit betekent concreet dat we armoede niet alleen moeten bestrijden via een toename van de werkgelegenheid, maar dat we in richtsnoer 10 eisen dat arbeid van een fatsoenlijke kwaliteit moet zijn en een fatsoenlijk loon moet opleveren waarvan men kan leven. Gelijke toegang tot welvaart en sociale voorzieningen is een andere cruciale eis. Vandaag zeggen we in dit Parlement heel duidelijk dat we het concept van ’werkende behoeftigen’ willen bestrijden en dat we in Europa op de arbeidsmarkt geen Amerikaanse toestanden willen. Deze twee aspecten, werkgelegenheid voor jongeren en sociale richtsnoeren, zijn twee wezenlijke verbeteringen die de Raad of de Commissie naar mijn oordeel niet kunnen negeren.
Milan Cabrnoch, namens de ECR-Fractie. – (CS) Dames en heren, de situatie ten aanzien van de werkloosheid in de lidstaten van de Europese Unie is kritiek. De EU kent nu de hoogste werkloosheid sinds de invoering van de euro in 1999. Deze bedraagt nu 10,1%, dat wil zeggen 23 miljoen werklozen, waarvan 16 miljoen in de landen van de eurozone. Ik denk dat we het er hier allemaal wel over eens zijn dat dit probleem met de grootste urgentie dient te worden aangepakt. Het verslag wijst hierbij echter niet de weg. Wij geloven er niet in dat het uiten van de eis van volle werkgelegenheid an sich een oplossing is. We leggen ons hier kunstmatige doelstellingen op zonder te weten hoe we die moeten bereiken. Wat hebben we aan papieren regeltjes over procentuele deelname aan de arbeidsmarkt, verhoging van de werkgelegenheid onder vrouwen en jongeren, en verlaging van het aantal leerlingen dat vroegtijdig de school verlaat, als we niet weten hoe we dergelijke doelstellingen dienen te meten en te vergelijken? Ik ben ervan overtuigd dat we ten behoeve van een macro-economisch krachtig Europa dienen te zorgen voor een daadwerkelijk interne, doeltreffende markt en dat nieuwe werkgelegenheid het beste tot stand kan worden gebracht middels een flexibele arbeidsmarkt.
Thomas Händel, namens de GUE/NGL- Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Parlement heeft het voorstel van de Commissie inzake de geïntegreerde richtsnoeren voor meer en betere werkgelegenheid duidelijk verbeterd.
Desondanks zijn we nog ver verwijderd van het eigenlijke doel. We geven graag toe dat de gelijke behandeling van mannen en vrouwen nu beter geregeld is, maar het zou beter zijn geweest om in deze richtsnoeren een eigen guideline te integreren. We gaan dat morgen tijdens de plenaire vergadering demonstratief voorstellen.
Ten tweede is het belangrijk dat nu gegarandeerd wordt dat de resultaten worden geëvalueerd, en dat er verslag moet worden uitgebracht aan het Parlement. Bovendien bevat het verslag meer duidelijk beschreven tussentijdse en uiteindelijke doelstellingen voor de arbeidsparticipatie en voor een actief arbeidsmarktbeleid. We hopen bovendien werkelijk dat het Parlement morgen ervoor zorgt dat ook de principes van de ILO voor goed en menswaardig werk in het verslag aan de orde komen, alsmede een minimuminkomen dat duidelijk boven de armoedegrens ligt.
Ik vind echter dat dit verslag nog een aantal tekortkomingen heeft. Het is te zeer geïnspireerd door de oude Lissabon-strategie. De principes van de flexizekerheid zijn gestrand, maar ze worden als een mantra herhaald. Bovendien is het oude dereguleringsbeleid in allerlei passages nog te horen.
Ten tweede wordt er wel gesproken over principes als het combineren van werk en gezin, sociale cohesie, een duurzame economie, duurzame investeringen en duurzaam onderwijs, maar er worden geen concrete maatregelen aan verbonden, en dat is een zwak punt van dit verslag. Voor meer en betere werkgelegenheid zouden we het accent moeten leggen op de strijd tegen precaire banen, en op het principe van het zelfde loon voor het zelfde werk op de zelfde plaats. We moeten weer sterker de nadruk leggen op het streefdoel van voltijdbanen, het maximale aantal gewerkte uren beperken, nadenken over de verkorting van de werktijd en vooral in verband met de cohesie voorschrijven dat er sociale vooruitgang moet worden geboekt, en dat er geen achteruitgang mag ontstaan.
Mara Bizzotto, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijn diagnose van de malaise die op dit moment de 27 lidstaten van de Europese Unie treft, luidt: traagheid en kortzichtigheid.
Traagheid omdat er, ondanks dat in Italië een op de vier jongeren geen werk heeft en de eurozone 16 miljoen werklozen telt, geen enkele daadwerkelijk doeltreffende actie is ondernomen na de ophef in de afgelopen maanden over europropaganda.
Kortzichtigheid omdat Europa niet alleen met de oude, bekende remedie op de proppen is gekomen als oplossing voor de crisis, maar ook de meer oorspronkelijke regionale dimensie van het beleid inzake economische en sociale samenhang volledig uit het oog heeft verloren. Alleen door de regio’s centraal te stellen in het beleid en alleen door de karakteristieke culturele bestemmingen van de regio’s te respecteren, kan het beleid inzake ontwikkeling en werkgelegenheid in Europa weer nieuw leven worden ingeblazen, gebruikmakend van de natuurlijke krachten die elk geografisch gebied uitoefent: districten, kleine en middelgrote ondernemingen en ambachten.
Om het probleem van de werkloosheid op te lossen, moeten we allereerst in het klein denken. We moeten investeren in lokale instellingen, de voorkeur geven aan subsidiariteit en bescherming bieden aan een erfgoed dat bestaat uit taalkundige en culturele diversiteit.
Als de naald van het Europese kompas het beleid van Europa niet in de richting van de regio’s leidt, zal het Europese project zeker stranden.
Franz Obermayr (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, in een Oostenrijkse krant stond op 2 september de volgende kop: “ De leerlingen hebben onvoldoende onderwijs genoten”. Helaas is dat waar. Er zijn intussen meer beschikbare plaatsen voor leerlingen dan geschikte kandidaten, en dertig procent van onze bedrijven in de handel vinden geen geschikte leerlingen. De bedrijven klagen al vaker over het opleidingsniveau van de scholieren die het verplicht onderwijs hebben afgesloten. Een op de vijf bedrijven zorgt zelf voor de algemene vorming van de leerlingen.
Als tegenmiddel wil Europa nu goed opgeleide vakkrachten invoeren uit derde landen. Dat is het wondermiddel: meer immigratie, omdat onze jeugd op school geen adequate opleiding meer krijgt. Dat kan toch niet de oplossing zijn, want dat komt er uiteindelijk op neer dat we ons onderwijs failliet verklaren. Daarom moet het roer om in het onderwijs, het is de hoogste tijd. Zonder een goed diploma krijgt niemand toegang tot de arbeidsmarkt. Het gaat namelijk om onze jeugd, en uiteindelijk ook om de toekomst van Europa.
Veronica Lope Fontagné (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, Europa heeft een strategie nodig die ons in staat stelt om sterker uit deze economische en financiële crisis te komen en die ons toestaat om het hoofd te bieden aan de uitdagingen die zich opdringen op lange termijn, zoals de vergrijzing van de bevolking.
In de strategie voor de komende tien jaar, de Europa 2020-strategie, moet het werkgelegenheidsbeleid een belangrijke rol spelen. We moeten streven naar een duurzame groei, naar de creatie van werkgelegenheid en naar een grotere sociale samenhang. De strijd tegen de armoede is een nieuwe prioriteit van de Unie waar mijn fractie zich voor wil inzetten.
Deze strategie benadrukt de noodzaak om structurele hervormingen door te voeren om de werking van de arbeidsmarkten, het concurrentievermogen en de productiviteit te verbeteren. En we zouden niet consequent zijn als we alleen maar bezig zouden zijn met het scheppen van werkgelegenheid in de toekomst terwijl we toestaan dat de bestaande banen vernietigd worden, zoals dat momenteel gebeurt in bepaalde sectoren als de steenkoolsector. In die sector kunnen in Europa een groot aantal banen verloren gaan. De mijnbouwactiviteiten moeten behouden blijven als een strategische reserve en als aanvulling op de hernieuwbare energie.
Sta me toe dat ik het even heb over mijn eigen land, Spanje, en over mijn streek, Aragón. In Teruel, één van de provincies van Aragón met een bevolkingsdichtheid van ongeveer twaalf inwoners per vierkante kilometer, zou het verlies van een vijfduizendtal banen leiden tot de leegloop van een volledig gebied. Daarom moeten we ons in de eerste plaats richten op het consolideren en behouden van de banen die wij op dit moment hebben en, anderzijds, op het uitvoeren van de hervormingen die in dit verslag zijn opgenomen.
Alejandro Cercas (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, dit debat is erg belangrijk voor de socialistische fractie omdat het zeer belangrijk is om hoop te geven aan die miljoenen mannen en vrouwen in Europa die werkloos zijn geworden, die vrezen hun baan te verliezen of die graag willen werken maar die nog geen plaatsje hebben gevonden op onze arbeidsmarkt.
Het is belangrijk dat we van de werkgelegenheid een kernonderwerp maken binnen de Europa 2020-strategie en op een of andere manier laten blijken dat het niet voldoende is om de economische onevenwichten op te lossen, maar dat we ook een sociale dimensie moeten toevoegen aan onze strategie. Want de economie alleen, zonder ziel, zal de economische problemen niet kunnen oplossen.
En het is essentieel dat we ons doelstellingen opleggen, want hoewel het waar is dat het hebben van doelstellingen nog niet betekent dat je ze kan realiseren, als je niet weet waar je naartoe gaat dan zal je zeker nooit de eindstreep bereiken. Daarom bedank ik de heer Őry voor het behalen van een meerderheid voor deze criteria. Ik dank ook commissaris Andor en het Spaanse en het Belgische voorzitterschap, die ervoor gezorgd hebben dat het Parlement werd gehoord, zoals voorgeschreven in artikel 148 van het Verdrag. Dit is zeer goed, niet alleen voor het Parlement als een geheel, maar ook omdat het de Europese burgers verbindt en in de toekomst de nationale parlementen zal scharen achter deze taak die de verantwoordelijkheid is van ons allen.
En nu is het nodig dat we gehoord worden. Niet alleen dat we gehoord worden, maar ook dat al onze aanbevelingen uitgevoerd worden, allemaal, op welke manier dan ook. Er moet voor de eerste keer in de geschiedenis echt rekening gehouden worden met deze inspanningen van het Europees Parlement, omdat dat goed zou zijn voor de Commissie, voor de Raad, voor het Parlement en, vooral, voor de Europese burgers.
Marije Cornelissen (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een grote groep mensen in dit Parlement heeft bijzonder hard aan dit verslag gewerkt. We hebben compromissen gesloten en globaal overeenstemming bereikt over vijf prioriteiten om de tekst van de Commissie te verbeteren: betere governance, fatsoenlijk werk en gelijke beloning voor gelijke arbeid, subdoelen voor kwetsbare groepen, gendergelijkheid en cohesiebeleid.
Maar al onze inspanningen zijn vergeefs geweest als de Raad besluit om het verslag te negeren. Daar kunnen ze voor kiezen.
Mijnheer Chastel, ik zou u willen vragen of u zich tot het uiterste wilt inzetten voor onze prioriteiten. Ik wil ook graag weten of het waar is dat de kans groter is dat onze prioriteiten in de overwegingen worden aangenomen, zoals mevrouw Milquet aangaf. Dit is belangrijk om te weten met het oog op de stemming morgen.
Ik doe een beroep op mijn collega’s om allemaal vast te houden aan onze compromissen. We zijn geen partij voor de Raad als we verdeeld zijn. De Groenen zullen hun toezegging zeker gestand doen en we rekenen erop dat u dat ook allemaal doet.
Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) De interne markt en vrij verkeer van werknemers zijn enkele van de grootste verworvenheden van de Europese integratie. We bespreken de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten onder de EU 2020-strategie op het moment dat de crisis die de Europese economie en arbeidsmarkt heeft getroffen nog steeds voortduurt. Het bestrijden van werkloosheid moet daarom een van de prioriteiten zijn van het EU-beleid. In de gemeenschappelijke begroting moet hiervoor geld gevonden worden. Nauwe samenwerking op EU-niveau is vanuit dit perspectief dus noodzakelijk, evenals het in evenwicht brengen van de huidige, uit de crisis voortkomende doelstellingen en de strategische doelstellingen. Europa wordt namelijk geconfronteerd met een aantal langlopende uitdagingen, zoals demografische veranderingen en globalisering. We moeten ervoor zorgen dat zowel op Europees niveau als in de lidstaten voldoende potentieel aanwezig is voor het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. Daarnaast moeten we mensen helpen bij de integratie op de arbeidsmarkt. De uitvoering van deze prioriteiten mag echter niet gepaard gaan met meer administratie en regelgeving. We moeten zorgen voor samenhang tussen de maatregelen die door de lidstaten worden genomen op terreinen als economie, werkgelegenheid en sociale zaken. De richtsnoeren en gemeenschappelijke doelstellingen op EU-niveau mogen in geen geval de bevoegdheden van de lidstaten ondermijnen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Het is niet meer voldoende om in min of meer interessante bewoordingen te spreken over het wijzigen van de dramatische sociale situatie die op dit moment heerst in verschillende landen van de Europese Unie. Het is noodzakelijk om te breken met het huidige financiële en economische beleid, en het is nodig om een halt toe te roepen aan het stabiliteitspact en zijn irrationele criteria die een ware knevel zijn voor de landen die zich in economische en financiële moeilijkheden bevinden. Hier is spijtig genoeg geen sprake van.
Terwijl wij aandringen op de toepassing van hervormingsplannen in lijn met het stabiliteitspact en de flexizekerheid, zien we ook dat door enkele landen zoals Griekenland, Portugal en Spanje bezuinigingsplannen worden uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dramatisch met een toename van de werkeloosheid, armoede, sociale ongelijkheid en de bekende protesten van mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Daarom dringen wij erop aan dat voorstellen worden ingediend voor wijziging van het huidige macro-economische beleid, waarbij het stabiliteitspact wordt opgeschort, een halt wordt toegeroepen aan privatiseringen en liberaliseringen, voorrang wordt gegeven aan het scheppen van kwaliteitsbanen met rechten, waardige salarissen en zonder discriminatie van vrouwen, en de waardigheid van de werknemers wordt gewaarborgd door middel van een echt pact voor werkgelegenheid en sociale vooruitgang.
Derek Roland Clark (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het enige richtsnoer is dat de EU ophoudt zich ermee te bemoeien. De arbeidstijdenrichtlijn is een belemmering om te werken. Waarom kun je mensen niet laten overwerken als ze dat willen? Gaat u mij alstublieft niet vertellen dat dat is om werknemers tegen uitbuiting te beschermen, terwijl de marionettenrechtbank van de EU, het Europees Hof van Justitie, in wel liefst vier landen vorderingen heeft toegewezen van bedrijven die groepen werknemers uitbuiten door minder dan minimumloon te betalen.
Bent u zich ervan bewust dat meer dan een vijfde van alle pas gediplomeerde dokters in opleiding in het Verenigd Koninkrijk wordt afgewezen omdat ze als gevolg van de arbeidstijdenrichtlijn niet genoeg ervaring hebben en dat er tijdens de opleiding om dezelfde reden nog meer afvallen?
Dit Parlement heeft onlangs een verslag over onafhankelijke vrachtwagenchauffeurs goedgekeurd en als gevolg daarvan kunnen velen van hen nu wel inpakken. Tijdens de stemming vandaag hebben de Parlementsleden hun goedkeuring gegeven aan de alinea in het verslag-Bové – die een enorme extra rapportagelast voor KMO’s met zich meebrengt – terwijl president Barroso een paar uur daarvoor nog had geklaagd dat KMO’s omkwamen in de bureaucratie.
De EU is het probleem, niet de oplossing, zoals de bevolking van in Europa zich begint te realiseren.
Edit Bauer (PPE). – (HU) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. Graag bedank ik de rapporteur voor zijn inspanningen om de 2020-strategie en de samenhangen van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te versterken. Ik denk dat dit buitengewoon belangrijk is. Ik wil graag kort ingaan op twee kwesties. De ene is de toename van de werkgelegenheid onder vrouwen naar 75 procent. Al lijkt een stijging van 60 naar 75 procent niet zo veel, in de praktijk zou het werkgelegenheidsniveau van vrouwen daarmee met een kwart stijgen. Wat ik in verband hiermee wil zeggen, is dat als we niet de randvoorwaarden voor dit beleid creëren in de publieke dienstensector, dit doel waarschijnlijk niet kan worden gehaald.
Het andere onderwerp dat ik wil benadrukken en dat de rapporteur ook met prioriteit heeft behandeld, is kinderarmoede. Ik ben van mening dat ondanks het feit dat de Raad zich dit jaren geleden als prioriteit heeft gesteld, er niet echt veel is gebeurd; als we dit probleem niet strikt monitoren en we de lidstaten er niet toe kunnen aanzetten zich hier serieus mee bezig te houden en belangrijke doelstellingen te formuleren en te verwezenlijken op dit gebied, verkwanselen we onze eigen toekomst. We mogen niet zo nonchalant omspringen met onze eigen menselijke hulpbronnen.
Pervenche Berès (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u weet dat dit een essentieel debat is voor het Europees Parlement.
Het is het concrete instrument waarmee we kunnen aangeven hoe de strategie voor 2020 ten uitvoer moet worden gelegd. Gezien de vage debatten die over deze strategie zijn gevoerd, is het opstellen van deze werkgelegenheidsrichtsnoeren voor ons echt van doorslaggevend belang. Daarom hebben wij er zo op gehamerd de goedkeuring door de Raad uit te stellen tot na dit debat en na de stemming van morgen. Dat is voor ons al een zeer belangrijk punt.
Maar naast het kiezen van een gunstiger tijdstip willen we ook inhoudelijk worden gehoord. Op basis van de contacten die hebben plaatsgevonden met het Belgische voorzitterschap hebben wij enige hoop dat de Raad de nuttige voorstellen en de toegevoegde waarde van het standpunt van het Europees Parlement niet naast zich neer zal leggen en zich bereid zal tonen om de aangenomen tekst opnieuw in behandeling te nemen en deze voorstellen erin op te nemen. Het zijn namelijk relevante voorstellen.
Na bespreking met het Belgische voorzitterschap zijn wij, alle fracties die aan de discussies hebben deelgenomen, overeengekomen elementen uit onze tekst in de vorm van overwegingen mee te nemen en in dit opzicht zijn wij het in grote lijnen eens. Ik hoop dan ook dat de vier hiertoe ingediende amendementen morgen kunnen worden aangenomen.
Het eerste amendement heeft de strekking dat deze werkgelegenheidsrichtsnoeren alleen zinvol kunnen zijn als hiervoor goed bestuur wordt toegepast, een term die op dit moment zo in zwang is. Over dit amendement heerst waarschijnlijk de grootste consensus. Goed bestuur betekent hier dat leden van nationale parlementen, Europarlementariërs en de sociale partners in alle fasen van deze richtsnoeren, zowel bij het opstellen als bij de tenuitvoerlegging, worden geraadpleegd.
Voorts zijn er twee politiek inhoudelijke amendementen die voor mij van levensbelang zijn. Hierin staat fatsoenlijk werk centraal. Hoe kan de Europese Unie over al deze overeenkomsten stemmen zonder deze concepten van fatsoenlijk werk zelf toe te passen en deze richtsnoeren ten uitvoer te leggen waarmee de situatie van de meest kwetsbaren eindelijk wordt aangepakt, met name die van jongeren, hun opleidingsniveau, achtergestelde bevolkingsgroepen, om een einde te maken aan armoede?
Dat zijn onze voorstellen. Wij vertrouwen erop dat u voor deze amendementen zult pleiten als deze, naar ik hoop, morgen door een meerderheid van dit Parlement worden goedgekeurd.
Timo Soini (EFD). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de kosten mogen in de lidstaten niet stijgen door maatregelen van de nationale overheid of de Europese Unie. Er zijn geen groene belastingen, geen blauwe belastingen en geen rode belastingen: er zijn alleen belastingen die de mensen betalen.
Een stijging van de kosten is funest voor de werkgelegenheid. Elke stijging van de kosten vreet arbeidsplaatsen. De Europese Unie en de Europese Centrale Bank hebben op dit moment geen onafhankelijk rentebeleid. Dat maakt het moeilijk voor de lidstaten om hun financiën te beheren, aangezien zij geen financieel beleid kunnen voeren.
Ondanks deze betreurenswaardige zaken hebben wij beleid inzake groei en werkgelegenheid nodig. Zowel Finse als Europese arbeid zal succes hebben met originele en hoogwaardige producten.
De aanbestedingsregels moeten rechtvaardig, eerlijk en transparant zijn. Het is voor ons van wezenlijk belang dat arbeid in Finland Finse arbeid is en dat geldt ook voor elke andere lidstaat. Nationale arbeid voor de export en het eigen land is het recept voor succes.
Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, geachte rapporteur, beste collega's, ik wil in de allereerste plaats de rapporteur bedanken en ook complimenteren met het verslag dat er nu ligt. We hebben nu eindelijk concrete doelen en daar moeten we de komende jaren ook voor gaan. De problemen waarvoor we staan zijn niet makkelijk. Alles moet in het werk gesteld worden voor duurzaam herstel. Daarbij moeten we rekening houden met demografische veranderingen. Om sterker uit de crisis te komen en de Europese arbeidsmarkten weerbaar te maken, zullen er nieuwe uitdagingen aangepakt moeten worden. Ik vind dan ook dat de aandacht die we besteden aan het onderwijs van uitermate groot belang is omdat we alleen daardoor de kansen voor iedereen kunnen verbreden.
Voorzitter, ook de nadruk die gelegd wordt op de bestrijding van armoede en met name kinderarmoede, is van groot belang. We hebben met dit verslag in de Commissie sociale zaken in een goede consensus concrete aanbevelingen geformuleerd en ik vind dat zeer belangrijk. Ook omdat we elkaar op die aanbevelingen zullen moeten gaan afrekenen. Dat betekent niet alleen dat we op Europees niveau aan de slag gaan, maar ook dat de overheden in de lidstaten samen met de sociale partners aan die doelen moeten gaan werken.
Voorzitter, een oud idee van mezelf ooit, heel lang geleden, was dat we zouden moeten voorkomen dat jongeren, als ze de arbeidsmarkt op gaan, geen plek vinden. Dat kan gewoonweg niet. Wat nu goed is in dit verslag, is dat het bepleit dat elke jongere die niet naar school gaat, binnen vier maanden een studie moet hebben, een trainingsplaats of iets anders.
Olle Ludvigsson (S&D). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil enkele aspecten benadrukken die bijzonder belangrijk zijn om te worden beklemtoond bij het vaststellen van de richtsnoeren.
Ten eerste moet het werkgelegenheidsniveau stijgen opdat de economie zich positief ontwikkelt. De neiging bestaat om de ogen te sluiten voor de enorme omvang van de problemen die voortvloeien uit de torenhoge werkloosheid waar we in de realiteit mee worden geconfronteerd. Alleen als we ons actief inzetten voor het terugdringen van de werkloosheid kunnen we de groei aanzwengelen en het evenwicht van de overheidsfinanciën herstellen.
Ten tweede hebben investeringen in werkgelegenheid een positief effect op de nationale begrotingen. Lagere werkloosheid leidt tot hogere belastinginkomsten en lagere sociale uitgaven. Het is met andere woorden lonend om te investeren in werkgelegenheidsbeleid.
Ten derde kan het werkgelegenheidsbeleid alleen werken als het sterke steun krijgt van de sociale partners en als er ruimte wordt gecreëerd voor effectieve samenwerking. Bovendien moeten we de daad bij het woord voegen.
Raffaele Baldassarre (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de nieuwe richtsnoeren voor het bevorderen van de werkgelegenheid zijn een essentiële stap in de richting van het herstel en de groei van de economie in Europa.
De crisis heeft gezorgd voor een enorme stijging van het werkloosheidspercentage. In 2010 liep dit percentage op tot 9,6 procent en onder jongeren tot 20,3 procent. Dat zijn dus miljoenen en miljoenen werklozen. Maar werkloosheid is slechts een deel van het probleem. De uitdaging is niet simpelweg het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, maar het verbeteren en behouden van bestaande arbeidsplaatsen.
Om de doelstellingen te halen die in het verslag staan, is een structurele verandering van de economie nodig. Wat dat betreft, ondanks de enorme inspanningen van de rapporteur, de heer Őry, blijft de reactie van het Parlement op de cijfers die ik zojuist gaf algemeen en onsamenhangend en dat gaat ten koste van de Europese strategie. Indicatoren en kerndoelstellingen zijn niet voldoende. Het is niet voldoende om termen te gebruiken zoals ‘coördineren’, ‘overleggen’ en ‘samenwerken’ en ook een pact tussen generaties is niet voldoende. Er is Europees beleid nodig dat aansluit op de behoeften van de Europese burgers.
We moeten de beperkingen die worden opgelegd door het begrotingsbeleid te boven komen met een concretere publieke planning, die gericht is op ontwikkeling. We moeten de huidige maatregelen richten op het helpen van jongeren en de toekomstige generaties, we hebben beleid inzake onderwijs en opleiding nodig dat het mogelijk maakt om te investeren in menselijk kapitaal, zodat we de kwaliteit daarvan kunnen verbeteren en kunnen laten aansluiten op de arbeidsmarkt. We moeten keuzen maken die het productiesysteem ten goede komen. Kortom: wat we nodig hebben is minder papierwerk, meer investeringen en duidelijkere economische keuzen.
Evelyn Regner (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, we moeten niet zomaar banen creëren, we moeten hoogwaardige en duurzame banen creëren, dat is mijn innigste wens.
In deze richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid wordt volgens mij nog veel te weinig aandacht besteed aan de kwaliteit van het werk. De EU wil de gemiddelde arbeidsparticipatie van de burgers tussen de 20 en de 64 in Europa voor 2020 verhogen tot 75 procent, maar ik ben heel bang dat dit leidt tot een soort cijferfetisjisme, een tonnenideologie, die in het verre verleden in de Sovjet-Unie zo populair was. We mogen ons niet beperken tot het bereiken van kwantitatieve doelstellingen, de kwaliteit van de banen is even belangrijk. We mogen bij de berekening niet alle precaire, slecht betaalde, beroerde en tijdelijke banen meetellen. Het hoogste doel moet zijn dat de arbeidscontracten stabiel zijn, met goede voorwaarden voor de aanwerving.
Thomas Mann (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, we hebben ons heel wat voorgenomen. In het uitstekende verslag van Csaba Öry stellen we voor om de lidstaten te verplichten om de participatie op de arbeidsmarkt voor 2020 te verhogen tot 75 procent van de actieve bevolking. Mevrouw Bauer heeft net toegelicht hoe belangrijk dat is. We moeten vooral de nadruk leggen op de komende generatie. De Europese jeugdgarantie is bedoeld om iedere jongere in staat te stellen om binnen vier maanden na het afronden van zijn opleiding een baan of een aanvullende opleiding te krijgen. Tot slot willen we het aantal voortijdige schoolverlaters tot onder de tien procent verlagen.
Het jaar 2010 is het jaar van de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, en dat heeft ook gevolgen voor deze richtsnoeren. Het aantal burgers die onder de armoedegrens leven moet met vijfentwintig procent dalen. Dat is ambitieus, want daarvan zullen twintig miljoen mensen profiteren. Tegelijkertijd intensiveren we de strijd tegen de uitsluiting van langdurig werklozen. Ten minste vijfentwintig procent van die werklozen hebben een intensieve begeleiding nodig om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, ze moeten worden geschoold, bijgeschoold en omgeschoold.
Ook nieuwe vormen van werkgelegenheid zijn belangrijk, zoals tijdelijk werk en uitzendwerk. Atypische arbeidscontracten mogen echter niet de norm voor iedereen worden. Ze zijn alleen maar zinvol wanneer ze een overgang kunnen vormen naar duurzame en hoogwaardige banen met alle bijbehorende rechten.
Er bestaat een meerderheid voor een andere eis van de EVP-Fractie, we stellen voor om de middelen uit het Europees Sociaal Fonds volledig te gebruiken om de kansen van de werknemers op de arbeidsmarkt en de kwaliteit van de banen te verbeteren. Dat is een belangrijk signaal aan het adres van de lidstaten van de Europese Unie.
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
Danuta Maria Hübner (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gevaar van oplopende werkloosheid of economische groei zonder toename van de werkgelegenheid is groot en Europa kan het zich niet veroorloven dat te laten gebeuren.
Ten eerste moeten we onze werkgelegenheidsstrategie richten op de betrekkelijke voordelen van de EU – dat wil zeggen onderwijs, onderzoek en groene technologie. Ten tweede moeten we voorkomen dat er een koehandel ontstaat tussen innovatie en het scheppen van nieuwe banen; een dergelijke koehandel kan worden voorkomen als innovatie inclusief is.
Ten derde moeten we een duurzaam evenwicht zien te vinden tussen het steunen van bestaande banen en het scheppen van nieuwe banen. Investeren in een hoogopgeleide beroepsbevolking gaat hand in hand met innovatie. Natuurlijk zullen er altijd banen zijn die niet voldoende door de markt worden beloond en we hebben beleidsinstrumenten nodig om daar het hoofd aan te bieden.
Ten vierde moeten we beleidsmaatregelen op het gebied van arbeidsvraag en -aanbod activeren. Er zijn veel instrumenten voor het werkgelegenheidsbeleid beschikbaar, maar die moeten wel in een goed en alomvattend beleidskader worden geplaatst.
Ten vijfde moeten we de inspanningen, verantwoordelijkheden en beleidsinstrumenten op alle bestuursniveaus – Europees, nationaal, regionaal en lokaal – goed op elkaar afstemmen. Als laatste, maar niet minder belangrijk, moet de interne markt zorgen voor volledige mobiliteit van de beroepsbevolking, met name in termen van loopbaan en levenslang leren, en dat moet geografisch gezien horizontaal gebeuren.
Elisabeth Morin-Chartier (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mag ik allereerst de heer Csaba Őry van harte complimenteren met dit uiterst gecompliceerde werk in een periode van crisis, waarin het uitstippelen van werkgelegenheidsrichtsnoeren tot 2020 absoluut geen sinecure is. De werkzaamheden die zijn verricht door de Commissie Werkgelegenheid en sociale zaken ter aanvulling op het voorstel van de Commissie zijn van fundamenteel belang.
Ik zou met name drie punten willen aanstippen. Ten eerste moet er een ferm beleid worden gevoerd voor de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. Daarvoor moeten we niet alleen doen wat mijn vriend Thomas Mann zojuist heeft gezegd, maar ook allen zien te voorkomen dat leerlingen het onderwijs verlaten zonder diploma. Schoolverlaters zonder diploma hebben geen kans op werk, en worden daarmee van de maatschappij uitgesloten. Op dat terrein moeten we alles in het werk stellen om de werkloosheid onder jongeren terug te dringen.
De tweede groep waarop onze inspanningen zich moeten richten, zijn vrouwen. Twee zaken waarvoor wij ons sterk moeten inspannen, zijn enerzijds het zorgen voor werk en gelijke salarissen en gelijke carrières voor mannen en vrouwen, maar anderzijds moet het hun mogelijk worden gemaakt om werk en privéleven goed te combineren, want alleen zo kunnen echte gelijke kansen worden geboden aan mannen en vrouwen.
Tot slot moet de vicieuze cirkel van vervroegde uittreding worden doorbroken. Langer leven moet zich niet vertalen in korter werken en een verlies van vaardigheden die absoluut onmisbaar zijn.
Ik reken op de Raad.
Horst Schnellhardt (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou een woord van lof willen richten tot de rapporteur. Hij heeft een keurig verslag voorgelegd. Ik ben met name blij dat de richtsnoeren duidelijk gestructureerd zijn, en een goed aanknopingspunt voor de Raad en de Commissie kunnen zijn voor hun verdere wetgevende werk. Ik ben ook blij dat deze richtsnoeren ook een verband scheppen tussen de werkgelegenheid en het cohesiebeleid, Vanaf 2014 moet het cohesiebeleid leiden tot de verlaging van de werkloosheid.
Ik heb echter ook kritiek. In overweging 6 wordt een formulering geschrapt, en ik begrijp niet waarom. Daar staat: “met de euro als anker voor macro-economische stabiliteit“, en dat is een feit. Dat kunnen we niet zomaar schrappen om een compromis mogelijk te maken. Ik denk dat dit een fout was. Daarna komt een aanvulling en die is ook juist, maar ik kan niet voor deze tekst stemmen.
Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Őry feliciteren met zijn zeer goede verslag. Het is een verslag dat is gebaseerd op instemming. Hierdoor krijgt het verslag een duidelijkere stem en moeten de Commissie en de Raad er serieus rekening mee houden.
Wij socialisten zijn tevreden, omdat we in het verslag onze vaste uitgangspositie terugvinden, waarvan we geloven dat deze een oplossing biedt voor het probleem van de werkloosheid en de waardigheid van mensen. We hebben het over gelijke beloning voor hetzelfde werk op dezelfde werkplek. Hier moet ik echter nog het probleem van de waardigheid aan toevoegen. De arbeidsplaatsen moeten duurzaam zijn en het werk fatsoenlijk.
De Raad toont zich bereid dit alles in aanmerking te nemen, desalniettemin zou ik zeggen dat het niet volstaat om dit alleen in de overwegingen op te nemen, maar het moet ook deel uitmaken van het corpus van de tekst.
Danuta Jazłowiecka (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in Europese debatten over het werkgelegenheidsbeleid hebben we het meestal over bestrijding van de werkloosheid en over sociale zekerheid. We besteden helaas veel minder tijd aan onderwerpen als de bevordering van arbeidsparticipatie of steun aan ondernemers die nieuwe banen scheppen. De bevordering van arbeidsparticipatie is als prioriteit opgenomen in de richtsnoeren. Laten we echter niet vergeten dat het extreem belangrijk is dat vastgestelde prioriteiten ook ten uitvoer gelegd worden. Uit een verontrustende mededeling van de Europese Commissie blijkt dat 70 procent van de middelen van het Sociaal Fonds die bestemd zijn voor de bevordering van arbeidsparticipatie gebruikt is door hoog opgeleide werknemers en slechts 30 procent door werkzoekenden. Ik hoop dat door de tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie die verhouding omdraait, de effectiviteit van het Sociaal Fonds toeneemt en de arbeidsparticipatie stijgt, zodat we eindelijk kunnen concurreren op de mondiale arbeidsmarkt.
Derek Vaughan (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik juich dit verslag toe. Ik denk dat er veel voor te zeggen is. Als overtuigd voorstander van cohesiebeleid en Structuurfondsen verwelkom ik vooral de opmerkingen over het belang van deze fondsen bij het weer aan het werk krijgen van mensen.
In Zuid-Wales heb ik bijvoorbeeld gezien dat het Europees Sociaal Fonds programma’s biedt voor vaardigheidstrainingen en diverse andere programma’s om mensen weer aan het werk te krijgen. De heer Andor vindt het misschien niet leuk als ik het zeg, maar dit is een van de redenen waarom ik van mening ben dat het Europees Sociaal Fonds op regionale ontwikkeling gericht moet blijven en niet op werkgelegenheid. Dat is een discussie die we in de toekomst zeker nog eens zullen voeren.
Ik juich het ook toe dat het belang van sociale partners in het verslag ook wordt erkend. Als ik sociale partners zeg, bedoel ik natuurlijk de vakbonden, maar ook de lokale en regionale overheid. Dat zijn instanties die veel diensten leveren, maar het zijn ook grote werkgevers en ze moeten derhalve bij iedere sociale dialoog over werkgelegenheidsbeleid betrokken worden.
Jan Kozłowski (PPE). - (PL) Om te beginnen wil ik mijn collega, de heer Öry, bedanken voor het uitstekende verslag. De richtsnoeren moeten helder en eenvoudig zijn en het verminderen van hun aantal is een stap in de goede richting. Stijging van de arbeidsparticipatie is de belangrijkste uitdaging. Beperking van de structurele werkloosheid alleen is niet voldoende. Anticipatie en preventie zijn belangrijk, evenals de vorming en ontwikkeling van ondernemerschap en flexibiliteit. Alleen het vergroten van het aantal deelnemers aan het hoger onderwijs is niet genoeg. Het onderwijs op instellingen voor hoger onderwijs moet van voldoende hoog niveau zijn en zich richten op disciplines waar de arbeidsmarkt behoefte aan heeft. Werken is de beste manier om aan armoede te ontsnappen. Individuele steunprogramma’s zijn echter vaak nodig. Verder moet de effectiviteit van de maatregelen op dit gebied gemeten worden. Nauwe samenhang met het cohesiebeleid is een voorwaarde voor het welslagen van de EU 2020-strategie. De doelstellingen van de strategie zijn eveneens gebaat bij vereenvoudiging en ontbureaucratisering van de structuurfondsen.
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de rapporteur, dames en heren, zoals u weet, zullen de algemene beleidslijnen van de Raad opnieuw worden bezien in het licht van de adviezen die krachtens de verdragen zijn uitgebracht. Na de stemming in dit Parlement zullen de Raad en zijn voorbereidende groepen de amendementen van het Parlement onder de loep nemen. De eerste vergadering van de Groep sociale vraagstukken is gepland op 14 september. Het is de bedoeling de richtsnoeren tijdens de vergadering van de EPSCO-formatie op 21 oktober aan te nemen.
In onze ogen liggen de algemene beleidslijnen van de Raad en het standpunt van het Parlement inhoudelijk niet ver uit elkaar. Het aanvankelijke voorstel van de Commissie is overigens al door de Raad gewijzigd, die een aantal punten heeft ingevoegd waaraan het Parlement grote waarde hecht, zoals gelijke kansen voor mannen en vrouwen, bescherming van gehandicapten, de klimaatuitdaging, bevordering van ondernemerschap, het stimuleren van de vraag naar werk en bescherming van arme werknemers. Daarnaast willen alle lidstaten een bondige tekst die meer effect kan sorteren.
Het Belgische voorzitterschap zou de Raad dan ook kunnen voorstellen een aantal amendementen van het Parlement mee te nemen in zijn overwegingen, met name op het gebied van bestuur van de Europese werkgelegenheidsstrategie, deels in verband met de doelstellingen die de lidstaten voor zichzelf definiëren, wat betreft de kwaliteit van arbeid en fatsoenlijk werk, het verband met productiviteit en stimulering van het MKB en gelijke kansen voor mannen en vrouwen.
Overigens hebben er, vooral op verzoek van de Belgische delegatie, discussies plaatsgevonden in de werkgroep over de vaststelling van subdoelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, met name voor bepaalde doelgroepen. Zoals u weet hebben de lidstaten deze optie uiteindelijk niet overgenomen. Aangezien het heel moeilijk zal zijn om subdoelstellingen op te nemen in de richtsnoeren, zou het Belgische voorzitterschap kunnen voorstellen deze kwestie te koppelen aan de nieuwe context van sociaaleconomisch bestuur, de Europese strategie voor 2020 en economisch bestuur.
Het Belgische voorzitterschap zou de Raad dus kunnen voorstellen een doeltreffende follow-up van de richtsnoeren te waarborgen. Hiertoe zouden jaarlijks werkgelegenheidsaanbevelingen per land kunnen worden aangenomen door de EPSCO-Raadsformatie, die vervolgens subdoelstellingen per land kan aanbevelen op basis van nationale omstandigheden.
Voorts worden de lidstaten aangemoedigd om nationale subdoelstellingen vast te stellen voor bepaalde doelgroepen, die aansluiten op hun nationale omstandigheden. Het Werkgelegenheidscomité (EMCO) heeft dit ook al benadrukt in zijn bijdrage aan de EU-strategie voor 2020.
Ter conclusie wil ik het Parlement danken voor de werkzaamheden die zijn verricht voor deze richtsnoeren en u verzekeren dat deze zullen worden meegenomen.
László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb het idee dat we krap in de tijd zitten, dus ik zal proberen het redelijk kort te houden. Ik wil graag enkele punten naar voren brengen in verband met de procedure en de wezenlijke onderdelen van deze discussies, omdat het een belangrijke discussie is voor de huidige en de toekomstige Europese Unie.
In het voorjaar hadden we haast en het is algemeen bekend dat de Commissie zelf met vertraging werd geïnstalleerd als gevolg van de vertraagde ratificatie van het Verdrag van Lissabon in diverse landen. Sommige documenten, waaronder met name Europa 2020, moesten op korte termijn worden geproduceerd. Dat was ook van invloed op het tijdschema voor de werkgelegenheidsrichtsnoeren en er moest ook in hoog tempo worden gewerkt aan de economische governance.
De uitdagingen rechtvaardigden deze haast evenwel en ik waardeer het dat we bij deze uitdagingen goed hebben samengewerkt met de rapporteur en met het Parlement in het algemeen. Nu moet ik ook haast maken met mijn antwoord, maar ik heb een paar zeer wezenlijke punten.
Ten eerste werd in een paar commentaren een vergelijking gemaakt met de Agenda van Lissabon. We hebben veel gestructureerder doelstellingen en een veel beter voorstel voor de governance van de strategie en daaruit putten wij de hoop dat succes gegarandeerd is, anders dan bij de Strategie van Lissabon die slechts deels een succes was. Enige kritiek is op zijn plaats, maar het is niet waar dat de Strategie van Lissabon tot 2008 en de financiële crisis helemaal geen succes was.
Dan enkele andere kwesties: met de werkgelegenheidsrichtsnoeren willen we het aantal banen en de kwaliteit ervan vergroten. Europa 2020 bevat ook een streefcijfer voor de kwantiteit en mijns inziens is dat een ambitieus streefcijfer, aangezien we nu op een dieptepunt zitten, de werkloosheid zeer hoog is en er sprake is van economische groei zonder toename van de werkgelegenheid. Dit is niet iets wat er aan zit te komen. Daar zitten we al middenin.
Helaas zijn er momenteel slechts heel weinig lidstaten waar het aantal werkenden stijgt, maar het goede nieuws is dat Duitsland er een van is. We hopen dat deze werkgelegenheidsgroei in Duitsland doorzet en overslaat naar andere landen. Het feit dat er nu sprake is van een stijgende trend in het centrum van de Europese economie, onderstreept het belang van cohesie.
Ik zal de laatste zijn om het belang van het cohesiebeleid te ontkennen, maar ik moet wel zeggen dat, als ik cohesie aan de geïntegreerde richtsnoeren had moeten koppelen, ik liever een koppeling had gemaakt met de economische richtsnoeren dan met de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Er is binnen Europa namelijk sprake van verschillen tussen de kern en de periferie, maar deze verschillen zijn veel grotere in termen van economische resultaten dan in termen van werkloosheidscijfers.
Maar ik ben, als altijd, blij dat ik met u kan werken aan kwesties op het gebied van cohesie en de koppeling met werkgelegenheidsbeleid. Ons ambitieuze streefcijfer is 75 procent maar daar moet ik een kanttekening bij plaatsen, namelijk dat deze 75 procent niet voor iedere subgroep afzonderlijk geldt. Het is bijvoorbeeld niet zo dat voor vrouwen ook een gemiddelde van 75 procent geldt. Het percentage is voor mannen en vrouwen samen. Dat is van belang wanneer lidstaten de komende maanden hun eigen werkgelegenheidsprogramma’s gaan ontwikkelen en zich aansluiten bij het kerninitiatief.
Er wordt ambitieus werk verricht op het gebied van subgroepen zoals jongeren en ik wil u wijzen op het feit dat we volgende week het kerninitiatief Jeugd in beweging lanceren. Ook dit is een inherent en sterk onderdeel van al onze activiteiten op het gebied van werkgelegenheid. Als je kijkt naar de inhoud van het document Jeugd in beweging, zie je dat 50 procent betrekking heeft op onderwijs en 50 procent op werkgelegenheid. De Commissie ziet namelijk in wat het belang is van de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid voor jonge mensen in Europa.
Met het oog op de tijd zal ik een aantal punten slechts aanstippen. We kunnen niet beloven dat de werkgelegenheid in iedere sector, zoals de kolenindustrie die werd genoemd, behouden zal blijven. De Commissie erkent het belang van behoud van werkgelegenheid in krimpende sectoren. We hebben de mogelijkheid van overheidssubsidies voor de kolenindustrie voor de komende twee jaar uitgebreid, maar dit kunnen we niet eindeloos doen.
We moeten ons voorbereiden op veranderingen en we moeten prioriteit geven aan de verschuiving naar groene banen in de toekomst. We werken dus aan groene banen om deze overgang mogelijk te maken en om beter te kunnen anticiperen welke banen een rol spelen bij deze onvermijdelijke structurele verandering in de economie en om mensen te helpen zich beter voor te bereiden op een andere structuur in termen van energieproductie, energieverbruik, de bouwsector, de automobielsector, landbouw, enzovoorts.
Ik ben het helemaal eens met wat er werd gezegd over armoede onder kinderen. We hebben zojuist met het Belgische en het Hongaarse voorzitterschap afgestemd dat het ene een nieuwe aanbeveling over armoede onder kinderen initieert en het andere het werk aan de aanbeveling afrondt, volledig afgestemd op ons werk voor het Europees platform.
Ik ben het er ook mee eens dat we verder moeten kijken dan de beperkte reeks instrumenten – die van het werkgelegenheidsbeleid – als we hoog willen inzetten op betere werkgelegenheidscijfers en uiteindelijk op volledige werkgelegenheid. Het draait niet alleen om vaardigheden, hoewel de ontwikkeling van vaardigheden wel centraal staat. We moeten participeren in de bredere macro-economische discussies – bijvoorbeeld in de discussie over exitstrategieën – en we moeten ervoor zorgen dat het voortijdig afbreken van ondersteunende maatregelen het herstel van en de terugkeer naar het scheppen van werkgelegenheid in Europa niet in de weg staat.
Ik onthoud me in dit verband echter van uitspraken die ertoe zouden kunnen leiden dat de structuur van de economische en monetaire unie en de nieuw gevormde structuren van de economische governance in twijfel worden getrokken, want er moeten wel lessen geleerd worden. We moeten samenwerken en dat betekent ook nauwere macro-economische coördinatie. Het punt is dat we rekening moeten houden met werkloosheid, een van de grote instabiele factoren van de economie, als we de algemene instabiliteit in verband met de nieuwe structuren van economische governance het hoofd willen bieden.
Het Europees Sociaal Fonds blijft een belangrijk instrument om de werkgelegenheid te stimuleren, met name om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren om werklozen te helpen weer aan het werk te gaan, een nieuwe, betere en meer concurrerende baan te vinden of mogelijk als zelfstandige aan het werk te gaan. Ik sta rechtstreeks in contact met de autoriteiten in Wales die mij tot mijn grote genoegen hebben uitgelegd hoe het ESF in Wales werkt. Ik wil het ESF graag behouden binnen het cohesiekader, maar het is ook waar dat we, met het oog op de uitdagingen waarvoor werkloosheid en armoede ons stellen, het ESF zichtbaarder moeten maken. Ik zou graag zien dat het Parlement een grotere rol speelt en meer betrokken is bij de ontwikkeling van het toekomstige Sociaal Fonds en ook als het gaat om bijvoorbeeld een nieuwe verordening voor de toekomst.
Ik weet zeker dat we op dit terrein heel goed kunnen samenwerken. Ik zou nog op diverse andere kwesties willen ingaan, maar de tijd dringt en ik heb met veel mensen die hier nu aanwezig zijn, bilaterale vergaderingen en discussies op commissieniveau gehad.
Tot slot dank ik het Belgisch voorzitterschap voor de samenwerking met de vicepremier en alle anderen die in de Belgische regering verantwoordelijk zijn voor werkgelegenheidskwesties en sociale zaken.
Csaba Őry, rapporteur. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, graag wil ik tegen de heer Andor zeggen dat we geen nieuwe doelstellingen hebben geformuleerd, maar subdoelstellingen. We wilden dus geen nieuwe doelen toevoegen, maar de bestaande doelstellingen specificeren. Ik hoop dat dit in deze vorm acceptabel is. Naar aanleiding van het debat zie ik dat we het er allemaal over eens zijn dat we, om de crisis te boven te komen en de concurrentie aan te gaan met de opkomende regio’s in de wereld, met meer mensen meer en beter moeten werken, en in deze doelstelling vormen ouderen, vrouwen, gehandicapten en laagopgeleiden geen last of een ongemak, maar een mogelijkheid en een reserve, en daarop moet vanzelfsprekend het beleid worden afgestemd. Tevens bestond er grote overeenstemming, en ik ben blij dat de vertegenwoordigers van het Belgische voorzitterschap dat ook hebben onderstreept, over het feit dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan kleine- en middelgrote ondernemingen en de fiscale belastingomgeving die op hen van toepassing is, want dit is het terrein waar een groot aantal nieuwe banen kan worden gecreëerd. We moeten ons daar dus op concentreren.
Het is belangrijk dat we nieuwe vormen van werkgelegenheid hebben besproken. Ze bestaan en zijn aanwezig, maar er zijn veel misverstanden over. Er is duidelijk betere regelgeving nodig waarbij rekening wordt gehouden met de door de Internationale Arbeidsorganisatie vastgestelde beschrijving van billijk werk en de bijbehorende verwachtingen en vereisten. Evenzo vervullen de woorden van de heer Chastel me met groot vertrouwen, namelijk dat als we aan goed bestuur denken, we hiermee ook bedoelen dat we moeten monitoren en controleren, dat wil zeggen dat we ook onszelf, ieder van ons, ter verantwoording moeten roepen over het feit of we onze toezeggingen, onze beloften en onze gezamenlijke beslissingen wel waar kunnen maken.
Ik dank dus iedereen hartelijk voor de samenwerking. Onze samenwerking was inderdaad uitstekend, zowel met de Commissie, de Raad, de collega’s en de schaduwrapporteurs. Ik hoop dat deze gezamenlijke inspanning uiteindelijk terug te zien zal zijn in de resolutie, het besluit van de Raad en in de eventuele raadpleging die daarop volgt. Ik wil u erop attenderen dat we u vragen dat als u het gevoel hebt dat er veel wijzigingen moeten worden aangebracht, we hierop moeten terugkomen in het kader van een gezamenlijke raadpleging. Wij zijn daar namens onszelf en het Parlement uiteraard toe bereid. Dank u wel voor de samenwerking en ik hoop dat we goed werk hebben verricht.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde eigenlijk alleen maar iets zeggen over de opmerking van de heer Clark. Hij heeft beweerd dat we in de Europese Unie een gerechtshof van marionetten hebben. Ik ben het niet met hem eens! Ik weet zeker dat de heer Clark als afgevaardigde geen marionet is, hij is gekozen, en ik denk dat hij zich in dit Parlement aan de fatsoensregels moet houden. We leven in een democratie, en in een democratie noem je een Hof van Justitie geen rechtbank van marionetten!
De Voorzitter. – Bedankt voor de opmerking. De heer Clark is niet aanwezig, maar ik ben ervan overtuigd dat hij uw opmerking in aanmerking zal nemen.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, woensdag 8 september 2010, plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Zoals het Internationaal Monetair Fonds kort geleden in zijn halfjaarlijkse verslag heeft benadrukt, vormt de werkloosheid het grootste probleem waaraan de ontwikkelde economieën het hoofd moeten bieden, en dat zal de komende jaren zo blijven.
Met name jongeren die voor de eerste keer de arbeidsmarkt betreden, bevinden zich in een lastige situatie: volgens recente gegevens van Eurostat neemt de werkloosheid onder jongeren in heel Europa toe, mede vanwege de recente financieel-economische crisis. De Commissie heeft in april jl. een voorstel ingediend inzake de ‘geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020’ die een kader vormen voor de nieuwe strategie en hervormingen aandragen die de lidstaten moeten uitvoeren.
Wat betreft het verslag dat we vandaag bespreken en dat het onderdeel van de geïntegreerde richtsnoeren behandelt dat te maken heeft met de werkgelegenheid, ben ik het met name eens met de stelling dat het aantal richtsnoeren moet worden beperkt, om de Europese actie die gericht is op het bestrijden van het probleem van de groeiende werkloosheid, concreter te maken.
Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om te benadrukken dat het belangrijk is te investeren in menselijk kapitaal: we moeten zowel investeringen in human resources stimuleren en prioriteit geven aan levenslang leren, als innovatie bevorderen binnen kleine en middelgrote ondernemingen, die de motor zijn van de Europese economie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Als gevolg van de economische en financiële crisis zal de situatie op de Europese arbeidsmarkt de komende jaren nog zeer gespannen blijven. Gezien deze omstandigheden moet bestrijding van de werkloosheid een van de belangrijkste beleidstaken van de EU en de lidstaten zijn en daarom zou dat beter naar voren moeten komen in de richtsnoeren die de Commissie voorstelt.
Ik wil benadrukken dat in deze richtsnoeren voor werkgelegenheid in het algemeen te weinig aandacht wordt besteed aan beleid ten aanzien van gendergelijkheid en het bevorderen van ondernemerschap bij vrouwen. Om de gevaren van armoede in Europa werkelijk te verkleinen, moeten we bindende doelen vaststellen om een einde te maken aan genderstereotypen, de huidige discriminatie op de arbeidsmarkt en de structurele oorzaken die ten grondslag liggen aan ongelijke beloning van mannen en vrouwen en om de barrières weg te nemen die vrouwen verhinderen bepaalde beroepen uit te oefenen en de kansen van vrouwen om een bedrijf te beginnen beperken.
De richtsnoeren slagen er ook niet in de doelstelling van het verminderen van illegaal werk of werk in de schaduweconomie te bevorderen, want in deze moeilijke tijd werken in veel landen mensen illegaal, omdat het hen simpelweg niet lukt op een andere manier aan deze situatie te ontsnappen. De richtsnoeren bevorderen geen ambitieuze doelstellingen voor het bestrijden van armoede en voor armoedebestrijding, werkgelegenheid en onderwijs moeten beleidsmaatregelen worden genomen die gericht zijn op de meest kwetsbare groepen, die te maken hebben met extreme armoede, zoals alleenstaande moeders, ouderen met een klein pensioen en mensen met een handicap.
Daarom roep ik de lidstaten en de Commissie op te streven naar maximale tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de richtsnoeren, omdat Europa anders de in de richtsnoeren beschreven resultaten niet zal bereiken.
Martin Kastler (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik ben blij met het verslag van Csaba Öry over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Waarom ben ik er blij mee? Omdat het Europees Parlement in dit verslag heel duidelijk heeft gezegd wat ons als Europeanen in de komende jaren allemaal te wachten staat op het gebied van werk en werkgelegenheid. Naast de migratie en de demografische veranderingen is het potentieel voor meer werkgelegenheid in de zogenaamde “groene economie” in Europa heel belangrijk. Dat kunnen we echter alleen maar benutten wanneer er genoeg goed opgeleide werknemers te vinden zijn. Hier ligt een unieke kans, met name voor vrouwen in leidinggevende functies. Dit is een dynamische en jonge sector, waar vrouwen en mannen gelijke kansen hebben, en dat is niet in alle sectoren het geval. Daarbij moeten we garanderen dat de werknemers gezin en beroep kunnen combineren, bijvoorbeeld door gezinsvriendelijke banen te creëren en voor kinderopvang te zorgen. Vooral voor werknemers in leidinggevende functies moet het mogelijk zijn om individuele modellen voor de werktijd te ontwikkelen, inclusieve deeltijdwerk. Dat is helaas nog niet overal in Europa mogelijk.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Zoals de heer Daul vanochtend al zei, hebben we meer Europa nodig. Meer Europa betekent niet meer bemoeienis met de activiteiten van onze burgers of lidstaten. Het betekent dat we efficiënter en bekwamer moeten worden als Unie. De geïntegreerde richtsnoeren zullen grotendeels in dienst staan van dit besef.
De werkloosheidscijfers zijn de hoogste in tien jaar en de werkloosheid onder jongeren is alarmerend hoog. Dat dreigt de pogingen om de economische groei te herstellen in de nabije toekomst te ondermijnen.
Tegelijkertijd moeten alle oplossingen ook een kwaliteitsaspect omvatten. Voorzitter Barroso wees er vandaag op dat er vier miljoen vacatures zijn. Dit zijn hoofdzakelijk vacatures voor geschoolde werknemers. Ik verzoek de Commissie met klem onverwijld het voorgestelde Europese vacaturetoezichtstelsel in te voeren, waar ook een Europees vaardighedenpaspoort deel van zal uitmaken.
De meest directe uitdaging is echter de jonge mensen hoogwaardig onderwijs bieden dat veel beter aansluit bij de praktische behoeften van de arbeidsmarkten. Onderwijsprogramma’s moeten worden hervormd met dit doel in gedachten en de lidstaten moeten zich inzetten voor het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters.
De doelstelling voor heel Europa moet zijn om ons continent te voorzien van een geschoolde beroepsbevolking.
Tot slot hebben we vastberadenheid en moed nodig om de administratieve en niet-tarifaire belemmeringen voor het MKB weg te nemen.
Ádám Kósa (PPE), schriftelijk. – (HU) Mijn collega Csaba Őry heeft uitstekend werk verricht, waarvoor hem niets dan lof toekomt. Als gehandicapte afgevaardigde in het Europees Parlement kan ik met zekerheid stellen dat zonder zijn werk en openheid de grootste Europese politieke fractie, de Europese Volkspartij, de rol van gehandicapten bij het werk van het Europees Parlement niet in zulke grote mate had gesteund als vandaag de dag het geval is. Met zijn moderne en naar eenvoud strevende benadering kan de heer Őry niet alleen bij de juiste onderwerpkeuze maar ook bij de adequate implementatie daarvan blijvende resultaten boeken. Mijn collega heeft niet alleen zijn hoofdonderwerp effectief gekozen, maar met zijn professionele coördinatie kunnen via de finetuning van schijnbare grensgebieden de doelstellingen van het Europees Parlement en in het bijzonder de Europese Volkspartij veel breder worden uitgevoerd. De belangrijkste doelstelling is de investering in mensen als kapitaal. We hebben meer en duurzame banen nodig. Naast het creëren van kwalitatieve banen vind ik de tewerkstelling van gehandicapten echter ook een essentieel doel, want het werkloosheidspercentage onder deze groep bedraagt 60 à 70 procent, en in sommige lidstaten zelfs 90 procent. Europa moet naast innovatie en groene werkplekken ook werk bieden aan de moeilijk op te leiden bevolkingslagen. Dit zou echter zelfs kunnen leiden tot een heroverweging van de globalisering, door een parallel te trekken tussen de uitbuiting van sociaal berooide, onderbetaalde werknemers van buiten de EU en de groeiende werkloosheid onder Europese werknemers met een handicap.
Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE), schriftelijk. – (PL) De EU-economie herstelt zich langzaam van de crisis die in 2008 begon. De werkgelegenheid is echter in het merendeel van de EU-landen nog steeds verontrustend laag, lager dan voor de crisis. Een van de maatschappelijke groepen die het meest last hebben van de groeiende werkloosheid in crisistijd wordt gevormd door jongeren. Sinds 2008 is het aantal werkloze jongeren dramatisch gestegen en momenteel is in veel lidstaten de werkloosheid onder jongeren van 15 tot 25 jaar hoger dan onder de totale beroepsbevolking. Dit zijn verontrustende gegevens, zeker als ze worden beschouwd tegen de achtergrond van de vergrijzende samenleving in de Europese Unie. Het aantal mensen in de productieve leeftijd neemt af in verhouding tot het aantal pensioengerechtigden. Het is daarom van wezenlijk belang om jongeren te helpen bij het vinden van hun eerste baan en een stabiele aanstelling. Het verslag over richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid bij de EU 2020-strategie is een goede stap in de richting van verbetering van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Extra maatregelen op het niveau van de lidstaten zijn echter nodig om een merkbare verbetering te bewerkstelligen. We moeten bijzondere nadruk leggen op steun voor jongeren bij het vinden van hun eerste baan en op de bestrijding van werkloosheid onder afgestudeerden. Het afleveren van geschoold personeel dat de vaardigheden bezit die de markt vraagt en voorbereiding van afgestudeerden op de arbeidsmarkt zijn slechts enkele van de taken die op het niveau van de onderwijsinstellingen moeten worden aangepakt.
Theodor Dumitru Stolojan (PPE), schriftelijk. – (RO) De creatie van nieuwe banen in de Europese Unie hangt ook af van de volledige deregulering van de arbeidsmarkt. Als leden van het Europees Parlement is het onze plicht om actie te ondernemen om dat te bereiken. Laten we de lidstaten die nog steeds beperkingen op het vrije verkeer van arbeid voor bepaalde lidstaten hanteren vragen om actie te ondernemen om dat te bereiken. Laten we alle lidstaten, de Europese Commissie en de Raad vragen om alle benodigde maatregelen te nemen om de arbeidsmarkt flexibeler te maken, omdat die vanwege allerlei nationale beperkingen nog steeds te versnipperd is. Zonder deze grotere flexibiliteit wordt de aanpassing van de arbeidsmarkt aan de economische cyclus vertraagd en moeilijker, wat tot veel grotere verliezen voor de mensen zal leiden.