De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A7-0215/2010) van Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de Commissie juridische zaken, over "De wetgeving verbeteren" overeenkomstig artikel 9 van het Protocol betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (vijftiende jaarverslag van de Europese Commissie) [2009/2142(INI)].
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, rapporteur. ? (PL) Mijnheer de Voorzitter, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel maken we alleen EU-wetgeving waar dit nodig is. Deze wetgeving moet op de juiste wijze worden omgezet in de rechtsorde van de lidstaten, zij moet eenvoudig, transparant en voor de EU-burgers begrijpelijk zijn. In de praktijk is het echter niet zo simpel. Het gemeenschapsrecht is ingewikkeld, onnauwkeurig en biedt teveel ruimte voor interpretatie, zo wordt vaak geconstateerd.
De algemene vertraging bij de wettelijke omzetting heeft geleid tot het ontstaan van artikel 260 van het Verdrag van Lissabon, de bepaling waardoor de Europese Commissie lidstaten makkelijker kan straffen voor ontbrekende of onjuiste tenuitvoerlegging van het gemeenschapsrecht. Ik heb dan ook met grote interesse kennisgenomen van het concept van slimme regelgeving dat de heer Barroso vorig jaar in zijn politieke richtsnoeren heeft gepresenteerd. Ik moedig de Commissie aan om de agenda voor slimme regelgeving uit te voeren en ik maak van de aanwezigheid van haar vertegenwoordigers gebruik om te vragen wat er op dit gebied gebeurt. Hoe verwezenlijkt de Commissie dit concept? Ik hoop dat het niet bij de modieuze, technocratische slagzin is gebleven. Een andere belofte van de heer Barroso was de evaluatie achteraf. Ik ben het ermee eens dat we bijzonder nauwgezet moeten volgen wat er met de EU-wetgeving gebeurt nadat zij is aangenomen. Wordt zij op de juiste manier omgezet en zo nee, waardoor zijn de vertragingen veroorzaakt? Is de wetgeving begrijpelijk voor de burgers? Als het gemeenschapsrecht geen positieve invloed heeft op economie, milieu en samenleving, dan is al ons werk zinloos. Dit brengt mij op de volgende vraag voor de Commissie: wat gebeurt er met de evaluatie achteraf? Waarin wijkt deze af van de controle op de wettelijke omzetting zoals die tot op heden werd uitgevoerd? Een volgend onderwerp is de effectbeoordeling waarmee ieder nieuw wetgevingsvoorstel gepaard gaat.
Het Parlement heeft de Commissie er meerdere malen op gewezen dat bij nieuwe wetgevingsvoorstellen de tenuitvoerlegging voorwerp moet zijn van een gedetailleerde analyse die gebaseerd is op geloofwaardige gegevens.
In het verslag heb ik de effectbeoordeling benaderd vanuit twee invalshoeken. Als eerste de inhoud, namelijk welke consequenties van de wetgevingsvoorstellen de Commissie moet onderzoeken. Ik vraag de Commissie hierbij om extra gewicht toe te kennen aan het onderzoeken van de sociale effecten van haar voorstellen. In het licht van de economische crisis zijn de antwoorden op vragen over de invloed van een gegeven voorstel op de Europese arbeidsmarkt en de werkgelegenheid in de verschillende leeftijdsgroepen en sectoren bijzonder belangrijk. Mijns inziens is dit aspect tot op heden nog niet gestaafd met een toereikende analyse. De tweede invalshoek is de onafhankelijkheid van de effectbeoordeling, die nauw gerelateerd is aan de kwestie van betere wetgeving.
In het verslag wijs ik op de noodzaak dat het orgaan dat de kwaliteit van de effectbeoordeling controleert, volledig onafhankelijk blijft en over voldoende middelen kan beschikken. Ik breng in herinnering dat dit orgaan is ontstaan als antwoord op eisen van het Parlement. Ik heb het hier over de Dienst voor effectbeoordeling, die bestaat uit de hoogste ambtenaren van de Commissie en rechtstreeks ressorteert onder haar voorzitter.
Tegelijkertijd ben ik bijzonder terughoudend over de aanstelling van externe experts voor effectbeoordeling, aangezien het Parlement in feite niet in staat is om hun onafhankelijkheid te controleren. In het verslag ga ik ook in op het programma ter vermindering van administratieve lasten. De publieke opinie associeert de Europese Unie te vaak met gecompliceerde en overbodige bureaucratie. Ik ben daarom blij dat de Commissie van plan is om deze lasten tot 2012 met maar liefst 33 procent terug te brengen. Er bereiken mij echter ook signalen, dat in sommige gevallen vrijstelling van ondernemers van administratieve verplichtingen leidt tot verlaging van de normen, bijvoorbeeld voor de veiligheid op het werk. Ik roep de Commissie op om dit probleem in globaal perspectief te zien. Bezuinigingen op administratieve kosten mogen niet ten koste gaan van de sociale normen in de Europese Unie.
Ik verwijs in het verslag ook naar de activiteiten van de Groep op hoog niveau inzake de administratieve lasten, onder voorzitterschap van de heer Stoiber. Ik beoordeel de activiteiten van deze groep tot nu toe positief en ik ben dan ook verheugd dat het mandaat verlengd is tot 2013. Ik reken erop dat het Parlement op de hoogte gehouden wordt over het oordeel van de groep over de uitvoering van het programma te vermindering van de administratieve lasten op het niveau van de Europese Unie.
Tot slot wil ik ingaan op zaken die verband houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, in het bijzonder op de praktische uitwerking van de verdieping van het contact met de nationale parlementen en de uitvoering van burgerinitiatieven. Ik hoop dat de interparlementaire samenwerking niet alleen de controle van het subsidiariteitsbeginsel betreft, maar ook zal bijdragen aan betere omzetting van EU-wetgeving. Wat het burgerinitiatief betreft, ik denk dat miljoenen burgers wachten op het standpunt van het Parlement in deze. Ik weet dat de Commissie constitutionele zaken hard aan deze zaak werkt en ik hoop dat de eerste lezing van het document nog dit jaar kan plaatsvinden. Nu reken ik op een vruchtbare discussie.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mevrouw Geringer de Oedenberg bedanken voor een uitstekend verslag. Uit mijn inleidende opmerkingen kan zij opmaken dat de Commissie het met het grootste deel volledig eens is. Wij staan achter de inspanningen van het Parlement voor en de nadruk op slimme regelgeving omdat dit de juiste stap voorwaarts is.
Het verheugt me om vandaag te kunnen aankondigen dat de Commissie op dinsdag de laatste hand heeft gelegd aan het terugtrekken van 59 voorstellen in de werkprogramma's van 2010 die nog in behandeling zijn. We nemen deze voorstellen niet verder in behandeling omdat ze verouderd zijn of door de tijd zijn ingehaald. Hiermee doen we recht aan onze toezeggingen bij de onderhandelingen over het Kaderakkoord.
Ik wil ook graag bevestigen dat de Commissie op 6 oktober een mededeling publiceert over slimme regelgeving, alsook het jaarverslag "De wetgeving verbeteren" waarin we de subsidiariteitskwesties in detail bespreken. Deze documenten zullen de kwesties die mevrouw Geringer de Oedenberg in haar verslag aankaart, uitgebreid behandelen, en daarom wil ik slechts een aantal belangrijke punten bespreken.
Het eerste punt waar wij het waarschijnlijk allemaal over eens zijn, en de financiële crisis is hier een bewijs van, is dat regelgeving een positieve en noodzakelijke rol speelt in het verzekeren van een duurzame welvaart door de markten, voor iedereen. Tegelijkertijd ben ik het helemaal eens met mevrouw Geringer de Oedenberg dat we voorzichtig moeten zijn met die regelgeving. We willen bedrijven, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, niet belasten met onnodige administratieve rompslomp. We doen wat we kunnen om de administratieve last te verminderen in bestaande wetgeving en in de wetgeving die we voorbereiden.
We zullen heel hard werken om de vier hoofdactiviteiten rondom slimme regelgeving voort te zetten. We zullen doorgaan met de effectbeoordelingen. We zullen ons uiterste best blijven doen om de kwaliteit te verbeteren. We zullen de bestaande wetgeving vereenvoudigen. We zullen ons blijven inspannen om de administratieve last voor bedrijven te verminderen, en we zullen ook de bestaande regelgeving evalueren om te beoordelen hoe efficiënt ze is.
Ik moet toegeven dat er enkele meningsverschillen zijn en ik zal slechts twee kwesties bespreken. De eerste betreft de onafhankelijke instantie die verantwoording aflegt aan het Parlement. We zijn tevreden met de manier waarop de effectbeoordelingen binnen de Commissie worden uitgevoerd. Zoals u allen heel goed weet, legt de Commissie verantwoording af aan het Europees Parlement. Daarmee is het Parlement als wetgever de instantie die uiteindelijk de kwaliteit van de wetgeving beheert.
De tweede kwestie is die van herschikking. U weet dat de Commissie en het Parlement opvattingen uitwisselen door middel van brieven tussen onze beider Voorzitters, waar we uit opmaken dat de huidige situatie, ontstaan na de wijzigingen in het Reglement van Orde, vragen oproept over het inzetten van de methode van herschikking. Wanneer deze situatie voortduurt zal uiteindelijk het gebruik van herschikking voor initiatieven voor vereenvoudiging en aanpassing van bestaande wetgeving geen nut meer hebben.
Overigens vind ik dat we het met betrekking tot andere kwesties sterk met elkaar eens zijn. Ons gezamenlijk doel is om wetgeving te creëren op een slimme, efficiënte manier die goed is voor onze burgers en onze bedrijven.
Tadeusz Zwiefka, rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. ? (PL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur feliciteren en bedanken voor de buitengewoon goede samenwerking tijdens de voorbereiding van dit verslag. Ik ben er ook mee ingenomen dat mijn advies dat is voorbereid in de Commissie constitutionele zaken, bijzonder uitgebreid is verwerkt in de definitieve versie van het verslag. In de loop van de vele jaren dat eerst de Europese Gemeenschappen en later de Europese Unie functioneren, zijn we er van overtuigd geraakt, dat in een wereld met vrij verkeer van goederen, diensten en personen een enkele EU-regeling voor alle lidstaten effectiever is dan ingewikkelde en vaak ongewoon gecompliceerde wetgeving op het niveau van de 27 lidstaten.
Nieuwe en al bestaande voorschriften mogen echter geen nieuwe obstakels opwerpen voor degenen die er gebruik van maken. Wetgeving moet levensterreinen reguleren, maar het is niet de bedoeling dat het handelen onmogelijk maakt. Het basisidee is om de EU-wetgeving te vereenvoudigen en een vriendelijk juridisch klimaat te scheppen, zodat de burger makkelijker zijn weg kan vinden in de Europese voorschriftenjungle. Dit mag echter in geen geval leiden tot minder strenge normen op dit gebied, integendeel, het moet juist leiden tot verscherping ervan. Het verslag van dit jaar vestigt de aandacht op een reeks veranderingen die het Verdrag van Lissabon invoert in de Unie introduceert en die bepalend zullen zijn voor het gehele EU-wetgevingsproces.
De grotere rol voor het Europees Parlement, het Europees wetgevingsinitiatief en de vermindering van de administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen zullen de aandacht van de EU-burger op natuurlijke wijze op het proces zelf en de kwaliteit en de effectiviteit ervan vestigen. Een grotere bijdrage van het Parlement in het EU-wetgevingsproces betekent natuurlijk ook meer verantwoordelijkheid. Burgers zullen het Parlement daarom gaan zien als een instelling die daadwerkelijk invloed heeft op de wetgeving en als gevolg daarvan ons als leden van het Parlement meer op de vingers gaan kijken. Daarom moeten we zorgen voor een onafhankelijke, alomvattende effectbeoordeling, het volgende belangrijke onderwerp. In de commissie kijken wij anders tegen deze kwestie aan dan de rapporteur. We willen echter allemaal hetzelfde, namelijk dat we over een objectieve en betrouwbare basis kunnen beschikken, waarmee we onze koers kunnen uitzetten en besluiten kunnen nemen over toekomstige wetgeving. We mogen niet vergeten dat goede wetgeving een van de garanties is voor effectieve omzetting en toekomstige toepassing van de voorschriften van de EU-wetgeving in de lidstaten. Helaas is dit laatste nog steeds een behoorlijk groot probleem in de hele Europese Unie.
Raffaele Baldassarre, namens de PPE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, in het verslag-Geringer staat een fundamenteel vraagstuk voor het integratieproces van de Europese Unie centraal, namelijk de noodzaak om eenvoudige, transparante en voor de burgers van de Unie begrijpelijke wetgeving uit te vaardigen.
Ik ben het hartgrondig eens met de prioritaire doelstellingen die de rapporteur heeft vastgesteld, namelijk eerbiediging van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, en het belang van effectbeoordelingen en van de vermindering van administratieve lasten.
Wat de effectbeoordelingen betreft wil ik graag benadrukken dat de juridische commissie zich inspant om te bereiken dat de Europese Commissie mechanismen ontwikkelt om de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van de uitgevoerde analyses te garanderen. Dit is een cruciale kwestie: als we hoge normen voor de onpartijdigheid van de beoordelingen vastleggen, neemt de geloofwaardigheid van de wetgevingsvoorstellen van de EU toe en wordt het proces van goedkeuring ervan gestroomlijnd.
Verder is het naar mijn mening van groot belang dat we ons best doen om tot een duidelijke vermindering te komen van de administratieve lasten waarmee de Europese wetgeving gepaard gaat. De Europese Commissie wil deze lasten in 2012 met 25 procent terugdringen. Dit betekent een verhoging met 1,4 procent van het BNP van de Unie, oftewel 150 miljard euro.
Bovendien is een goed deel van de uit de EU voortvloeiende administratieve lasten het gevolg van de ontoereikendheid en ondoeltreffendheid van de nationale administratieve procedures. Een voorbeeld: 72 wetgevingshandelingen hebben aanleiding gegeven tot 486 informatieverplichtingen, wat heeft geleid tot invoering van meer dan 10 000 omzettingsmaatregelen in de lidstaten.
Enerzijds moet er dus meer toezicht worden gehouden op de omzetting van Europese wetgeving, en anderzijds is een betere samenwerking tussen de Raad en de lidstaten van essentieel belang.
Tot besluit ben ik van mening dat een betere samenwerking met de nationale parlementen, los van vraagstukken die met het subsidiariteitsbeginsel verband houden, een beslissende bijdrage kan leveren aan een doeltreffender Europese wetgeving die uiteindelijk beter aansluit bij de behoeften van de Europese burgers.
Evelyn Regner, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, onze rapporteur, mevrouw Geringer, heeft een ambitieus verslag gepresenteerd. Als iedereen die betrokken is bij het Europees wetgevingsproces zich hieraan houdt, hebben we al een heleboel bereikt. Het gaat tenslotte om de geloofwaardigheid van de Europese wetgeving. Het is de bedoeling dat de regelgeving aanmerkelijk wordt verbeterd. De EU-wetgeving moet transparanter, samenhangender en doeltreffender worden.
Twee elementen in het verslag zijn met name van belang. Vereenvoudiging van de wetgeving - "betere wetgeving"- mag er niet toe leiden dat Europese normen die in de wetgeving zijn vastgelegd, worden afgezwakt. Betere wetgeving moet in dit opzicht in nauwe samenhang met een ander initiatief worden bekeken, namelijk "slimme" of "betere regelgeving". Elk wetgevingsinitiatief moet een adequate raadpleging van alle betrokken partijen omvatten, met name als dit gevolgen voor werkgelegenheid en sociaal beleid heeft.
Voorts hecht ik, net als iedereen die aan dit verslag heeft meegewerkt, bijzonder veel waarde aan een uitstekend effectbeoordelingssysteem. Wij hebben een systeem nodig waaruit duidelijk blijkt dat de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van de doorgevoerde maatregelen gewaarborgd zijn. In het verleden hebben wij immers bijzonder slechte ervaringen gehad. Ik denk daarbij aan de Dienstenrichtlijn en de eenzijdige beoordeling van de gevolgen destijds door met name de Commissie.
Het Verdrag van Lissabon voorziet nu in een horizontale sociale clausule. Dat is wat mij betreft tevens de basis voor het feit dat wij er nu bij het effectbeoordelingssysteem - zoals reeds is opgemerkt - met name op letten dat de sociale partners uitvoerig worden geraadpleegd over de gevolgen voor werkgelegenheid en sociale kwesties.
Alexandra Thein, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wat wordt er bedoeld met betere wetgeving? Wij willen eenvoudige en transparante wetten maken die voor EU-burgers en ondernemingen begrijpelijk zijn. Het is daarbij met name van belang dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in acht worden genomen. Wij willen uitsluitend datgene op Europees niveau regelen, wat niet op nationaal of lokaal niveau kan worden geregeld.
Een belangrijk aspect van betere wetgeving is voornamelijk het hebben van een duidelijk beeld van de gevolgen die de voorgenomen voorschriften zullen hebben. Alleen dan kunnen we de best mogelijke effecten bereiken en tegelijkertijd nadelige gevolgen tot een minimum beperken. De zogenaamde effectbeoordeling moet daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid door de Commissie worden voorbereid. Het is derhalve terecht dat er op aandringen van het Europees Parlement een onafhankelijke dienst is opgericht die de kwaliteit van de effectbeoordeling bewaakt. Het is echter de bedoeling dat deze dienst verantwoording aflegt aan het Europees Parlement.
Voor ondernemingen, autoriteiten en burgers gaan de voorschriften gepaard met kosten, of het nu gaat om het verstrekken van informatie, het etiketteren van producten of het naleven van controleplichten. Te hoge kosten doen het profijt van een beleid te niet. Het is derhalve ons ambitieuze en ook juiste doel om de administratieve kosten in 2012 met 25 procent te hebben verminderd door de bureaucratische rompslomp terug te dringen. Om dit doel te realiseren, moeten wij op Europees niveau maatregelen nemen en de kansen om dit bereiken zijn goed. Ik moet op dit punt echter opmerken dat ruim een derde - volgens sommigen twee derde - van de administratieve kosten die afgeleid zijn van de EU het gevolg is van het feit dat de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving gewoonweg te veel onnodige administratieve en bureaucratische voorschriften uitvaardigen. EU-instellingen en lidstaten moeten daarom actief samenwerken om onnodige bureaucratie te vermijden. De tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving moet bovendien grondig en actief worden gecontroleerd. Boven alles moeten de nationale parlementen hun verplichting tot medewerking overeenkomstig het Verdrag van Lissabon nakomen.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als 27 wetgevingssystemen bij elkaar komen en willen samenwerken, is het ontstaan van problemen onvermijdelijk. Daarom is er immers ook veel kritiek op de Europese wetgeving waar wij op moeten reageren. Deze reactie moet wezenlijke aspecten omvatten, zoals effectbeoordelingen, die daadwerkelijk onafhankelijk moeten zijn en waarbij rekening wordt gehouden met alle betrokken partijen, niet alleen met de economie, de industrie en de lobbygroepen. Dat is mijns inziens uitermate belangrijk.
Het tweede punt, en dat was onderwerp van bijzonder ernstige kritiek, is de tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving op nationaal niveau. Heel veel problemen ontstaan pas in deze fase van implementatie, dan wel wellicht het gebrek aan implementatie, van Europese wetgeving in nationale wetgeving. Daarom moeten wij juist in deze implementatiefase nieuwe verbeteringen doorvoeren en op doeltreffende, transparante en heldere wijze reageren op de zorgen van burgers. Klachten van burgers geven een maximale impuls aan de vernieuwing van de Europese wetgeving.
Sajjad Karim, namens de ECR-fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mijn collega de rapporteur bedanken voor het verslag en de inhoud er van.
De wetgeving verbeteren is een hele belangrijke uitdaging voor de toekomst van een EU die relevant is voor de burgers van onze lidstaten. Een groot deel van de goede wetgeving die we in dit Parlement maken wordt helaas ongedaan gemaakt, ten eerste door de enorme hoeveelheid totaal overbodige regelgeving die nog steeds in onze wetboeken staat en de administratieve last die dat oplevert voor de basis van de Europese economie, namelijk de kleine en middelgrote ondernemingen. Het verheugt me dat de Commissie dit vandaag heeft erkend in dit Parlement. Ten tweede zijn er de behoorlijk vreemde initiatieven waarmee de Commissie van tijd tot tijd bij ons komt en die niets anders doen dan ons afhouden van ons eigenlijk werk en deze vreemde ideeën verdwijnen geheel terecht in de vuilnisbak.
Nu er een Verdrag van Lissabon op tafel ligt is het belangrijk dat we ons concentreren op een groot aantal van de zaken die mijn collega onder de aandacht heeft gebracht. Ten eerste, als permanent rapporteur voor toezicht op subsidiariteit en evenredigheid, kan ik u vertellen dat het van wezenlijk belang is dat onze nationale parlementen de juiste rol spelen in ons proces van wetgeving hier. Echter, zonder toereikende tolkfaciliteiten kunnen wij dat onderdeel van ons werk niet naar volle tevredenheid uitvoeren.
Ik ben zeer tevreden met de ontwikkeling op het gebied van effectbeoordelingen. Overleg met alle betrokken partijen en overeenstemming met subsidiariteit moeten ook worden nagegaan. Ik sta volledig achter de oproep in het verslag om slimme regelgeving te definiëren. Effectbeoordelingen moeten vanaf het begin af aan worden gepresenteerd in commissies, zodat het Parlement zijn opvattingen kan delen met de Commissie voordat een beoordeling wordt gemaakt.
Kort samengevat staat mijn fractie pal achter deze ontwikkelingen wanneer die de volgende basisprincipes volgen: de Europese instellingen moeten de principes van subsidiariteit en evenredigheid volgen; in alle ontwerpwetgeving moeten de redenen worden genoemd die aannemelijk maken dat dit niveau het beste is waarmee we de regelgeving kunnen indienen; alle wetgevende voorstellen moeten worden vergezeld door een effectbeoordeling die onafhankelijk is; de Commissie moet alle effectbeoordelingen direct aan het begin presenteren bij de commissie; en we moeten er voor zorgen dat de beslissingen die genomen worden zo dicht mogelijk bij de burger staan.
Morten Messerschmidt, namens de EFD-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur voor een uitstekend verslag met veel belangrijke punten. Ik ben er in het bijzonder zeer erkentelijk voor dat er zoveel aandacht is voor het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. We moeten niettemin betreuren dat de intenties die in het Verdrag van Lissabon zijn opgenomen in de verre verste niet worden vervuld in het voorstel van de Commissie. Het is bedroevend om te zien dat het volledige deel over de nationale parlementaire controle, waarbij het gaat om het evenredigheidsbeginsel, is geschrapt, en het is evenzeer bedroevend dat we met het Verdrag van Lissabon niet een volledige stap hebben gezet en gezegd dat, als een meerderheid van de parlementen wenst te stoppen met een deel van de wetgeving op grond van inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel, die meerderheid daartoe natuurlijk de mogelijkheid moet hebben. Het enige wat we hebben bereikt, is dat we een aantal gele en oranje kaarten hebben uitgedeeld, iets dat in werkelijkheid totaal geen effect heeft en daarom wat betreft de autonomie en soevereiniteit van de nationale parlementen meer een grap is dan een feitelijk rechtsmiddel.
Dit is betreurenswaardig, maar ik ben van mening dat het in ieder geval wel heuglijk is dat we deze discussie nu zijn begonnen, dat we onze aandacht hebben gericht op deze belangrijke elementen en dat we hopelijk binnen het proces dat nu door de Commissie wordt ingeleid een situatie bereiken waarin de lidstaten werkelijk gerespecteerd worden en dat er niet alleen nota van wordt genomen, als nationale parlementen van oordeel zijn dat er zich een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel voordoet, maar we ook echt stoppen en bedenken dat we in dat geval een andere manier moeten vinden.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) Ik zou graag doorgaan op hetgeen werd gezegd door de twee collega's die voor mij aan het woord waren, in het bijzonder over de nieuwe bevoegdheden waarover de nationale parlementen krachtens het Verdrag van Lissabon beschikken om in te grijpen als zij van mening zijn dat een bepaald besluit niet specifiek met het subsidiariteitsbeginsel in overeenstemming is. Dat was een van de mooie kanten van het Verdrag van Lissabon, waaraan veel publiciteit werd gegeven; nu echter is het moment aangebroken waarop moet blijken of het om meer gaat dan een vorm van populisme met als doel een breder maatschappelijk draagvlak voor het Verdrag van Lissabon te verwerven.
Als u het werkelijk oprecht meende toen u zei dat de nationale parlementen een rol dienen te spelen bij de vaststelling of een bepaald besluit in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, dient nu onverwijld een procedure te worden uitgewerkt die de nationale parlementen in staat stelt hun krachten te bundelen en gezamenlijk op te treden. Uit de eis dat tweederde van de nationale parlementen nodig is om een gegeven besluit aan te vechten als dit niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, vloeit voort dat er een aanzienlijke meerderheid vereist is. Daarom moet er nu, als men wil dat dit principe echt wordt toegepast, daadwerkelijk een uniforme procedure te worden opgesteld waaraan alle nationale parlementen zich hebben te houden. Alleen dan zal een dergelijke norm werkelijk kunnen worden toegepast. Om die reden verzoek ik het Belgische voorzitterschap, dat als gastheer van de COSAC-conferentie van nationale parlementen zal optreden, de hiertoe noodzakelijke maatregelen te nemen.
Antonio Masip Hidalgo (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit is een onderwerp dat al jarenlang telkens weer op de een of andere manier en op uitputtende wijze terugkeert in onze betogen, en ik zou u willen herinneren aan al het werk dat mevrouw Frassoni en de heer Medina Ortega hiervoor in vorige zittingsperioden verricht hebben.
Niettemin denk ik dat we van het verslag van Lidia Gehringer – dat uitstekend is en waarmee ik haar gelukwens - niet alleen de inhoud moeten overnemen, die bijzonder belangrijk is, en de doelstellingen, maar ook de geest waarin dit verslag geschreven is, waarvan iedereen die bij de Europese Unie betrokken is, zou moeten worden doordrongen. Doen we dat niet, dan vervallen we opnieuw in die eindeloze reeks vermoeiende betogen over wat er allemaal aan de hand is en hoe slecht sommige dingen verlopen.
Ik denk dan ook dat de woorden van de commissaris van vandaag niet alleen blijk geven van politieke bereidheid maar ook dat ze geloofwaardig zijn. Ik geloof u, commissaris, en ik denk dat dit verslag en uw inspanningen een belangrijke bijdrage zullen leveren aan het verwezenlijken van die 25 procent-doelstellingen en van de overige doelstellingen die heel goed geformuleerd zijn in het verslag, helemaal in de geest van het verslag.
Martin Ehrenhauser (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele woorden aan het subsidiariteitsbeginsel wijden. Het moet uiteraard zo zijn dat beleid in beginsel op regionaal dan wel lokaal niveau wordt uitgevoerd. Alleen daar is beleid voor de burgers immers inzichtelijk en dat belangrijke instrument van de directe democratie kan alleen daadwerkelijk op dit niveau worden geïmplementeerd. Juist dat is de bedoeling van het subsidiariteitsbeginsel en dat is precies de reden waarom het subsidiariteitsbeginsel moet worden gemotiveerd. We moeten derhalve argumenten op basis van kwantitatieve en kwalitatieve criteria aanvoeren waarom het beleid op EU-niveau plaatsvindt en niet op lokaal niveau.
Op dit moment is het echter zo - en dat punt wil ik hier aankaarten - dat deze motiveringseis voortdurend in de wind wordt geslagen. Het is in enkele gevallen mogelijk om in het verslag van de Commissie aanwijzingen te vinden dat deze taken reeds op nationaal niveau ten uitvoer worden gelegd. Er worden dus te weinig argumenten gepresenteerd om aan te geven waarom het beter is deze regeling op EU-niveau door te voeren.
Het recht om de subsidiariteit te controleren, dat nu met het Verdrag van Lissabon is ingevoerd, is mijns inziens niet adequaat genoeg; de nationale parlementen hebben onvoldoende macht en dit controlerecht is uiteindelijk een schijnrecht. Ik dring er derhalve met name bij de Commissie op aan om aanmerkelijk strikter volgens het subsidiariteitsbeginsel te werk te gaan en in het bijzonder de motiveringseis voldoende in acht te nemen.
Edvard Kožušník (ECR). - (CS) Ik zou de rapporteur willen bedanken voor haar hoogstaand verslag en er enkele opmerkingen bij het plaatsen. De Commissie werkt de laatste jaren met concrete initiatieven aan de verbetering van de wetgeving. Daarvoor heeft zij mijn allergrootste waardering, ook al zie ik vaak met eigen ogen dat zij daar niet altijd in die mate in slaagt als ik graag zou willen. Soms heb ik in dit achtenswaardige assemblee het idee dat de rechterhelft "better regulation" diametraal anders opvat dan de linkerhelft. Verder zou ik graag nog willen stilstaan bij de resultaten van de werkzaamheden van de Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog niveau inzake administratieve lasten onder leiding van Edmund Stoiber.
Er is een punt in het verslag maar ik het echter niet mee eens kan zijn. Ik heb het over de oproep om het aantal medewerkers van effectenbeoordelingscommissie van de Europese Commissie te vergroten. Het lijkt mij verstandiger bij onszelf te rade te gaan hoe we de Commissie zouden kunnen helpen bij dit werk. We zouden bijvoorbeeld kunnen putten uit de pool arbeidskrachten hier in het Europees Parlement en een commissie voor verwijdering van bureaucratische lasten kunnen oprichten. Deze zou onder meer een oordeel kunnen vellen over de effectrapportages, alsmede over de net ingediende wetsvoorstellen mogelijk te bereiken verlichting van de administratieve lasten. De activiteiten van dergelijke commissie zou de Europese Commissie veel moeilijker werk uit handen kunnen nemen zonder dat dit het Parlement ook maar iets extra's kost.
Alajos Mészáros (PPE). – (HU) Ik feliciteer de rapporteur en dank de commissaris voor zijn steun. Dankzij het Verdrag van Lissabon is er een nieuw tijdperk aangebroken op het gebied van Europese samenwerking en dus ook voor het Parlement. Onze rol is belangrijker geworden, maar daarmee is ook onze verantwoordelijkheid toegenomen. Het is belangrijk dat we alle gelegenheden aangrijpen om voorstellen te doen voor de verbetering van de kwaliteit van de wetgeving. Vooral de punten in het verslag waarin de aandacht wordt gevestigd op het effectiever betrekken van kmo's bij effectbeoordelingsstudies zijn waardevol. Bij de steun aan ondernemingen hoort een redelijk wetgevingskader en het waarborgen van eenvoudige administratie. De samenvattingen van de effectbeoordelingsstudies zijn een hulp bij het werk van het Parlement. De Europese wetgeving is de juiste richting ingeslagen, waarbij een goede samenwerking tussen de instellingen en de nationale parlementen van cruciaal belang is. Onze resolutie van februari garandeert het Europees Parlement uitgebreide en gelijkwaardige informatie op het gebied van wetgeving.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, we willen de wetgeving verbeteren, maar het subsidiariteitsprotocol werkt niet: de deelname van de regionale en nationale parlementen is geen werkelijkheid geworden.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Commissie – volgens haar eigen statistieken – 26 wetgevingsinitiatieven gestuurd naar de nationale parlementen van de 27 lidstaten van de Unie. Er zijn echter maar 52 reacties ontvangen van de 702 die mogelijk waren, ofwel iets meer dan 7 procent.
Van de 52 ontvangen standpunten zijn er tien uit Oostenrijk, twee van het Tsjechische Hogerhuis, een van het Spaanse parlement, een van het Franse parlement, achttien zijn van het Hogerhuis van de republiek Italië, drie van het Italiaanse Huis van Afgevaardigden, twee van het Hogerhuis van Polen, en vijftien van de volksvertegenwoordiging van de republiek Portugal.
Bovendien heeft de Commissie geen enkele informatie over de inbreng van de regionale parlementen bij de totstandkoming en aanneming van die standpunten, wat als mogelijkheid is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon.
Alfreds Rubiks (GUE/NGL) . – (LV) Dank u mijnheer de Voorzitter. Ik sta in grote lijnen achter de inhoud van het verslag. Als immers het Parlement en de Europese Unie als zodanig zich inzetten voor toezicht op de mensenrechten en de burgerrechten buiten de EU, is het des te belangrijker dat we dat ook doen voor onszelf. Naar mijn inschatting is er vaak een gebrek aan toezicht op de wijze waarop deze documenten op Europees niveau, waaronder op het gebied van mensenrechten, in de praktijk worden toegepast. Ik wil slechts één geval noemen. In Letland, het land dat ik hier vertegenwoordig, worden de parlementsverkiezingen gehouden op 2 oktober. Het stemrecht in deze parlementsverkiezingen wordt geweigerd aan meer dan...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken aangezien de spreektijd verstreken is)
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Allereerst wil ik graag opmerken dat ik erg verheugd ben over het feit, dat de Europese Commissie, evenals de betreffende commissies van het Europees Parlement – de Commissie juridische zaken en de Commissie constitutionele zaken – , heeft opgemerkt dat het juridische systeem van de Europese Unie bijzonder ingewikkeld is, in vele gevallen zelfs ondoorzichtig, en dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn om het te verbeteren en te vereenvoudigen. Ik ben me ervan bewust dat dit een zware taak is, omdat de bestuurlijke en juridische systemen van de verschillende lidstaten sterk van elkaar verschillen en vaak niet met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Deze situatie zou echter in geen geval de rechtszekerheid van onze burgers of hun recht op een rechtvaardige en vakkundige beoordeling van hun problemen mogen ondermijnen.
Met het oog op een beter besef van de wederzijdse afhankelijkheid van de Europese en nationale rechtssystemen, moet de Europese Unie zich veel meer inspannen om het proces van het ontwerpen van rechtsvoorschriften en de daaropvolgende daadwerkelijke tenuitvoerlegging van wetten en reguleringen zo eenvoudig, doorzichtig en begrijpelijk mogelijk te houden voor alle lidstaten van de Europese Unie.
Een ander belangrijk doel is om te voorzien in netwerken van goede, geaccrediteerde diensten, gespecialiseerde training van deskundigen...
Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het wetgevingsproces zoals dit Parlement het uitvoert lijkt bedoeld te zijn om individuele parlementsleden de kans te ontnemen om hun eigen mening te vormen.
Voorstellen voor wetgeving en amendementen worden herschreven of opnieuw toegewezen aan een andere groep amendementen of op het laatste moment opnieuw verdeeld. Leden van grote fracties die graag precies doen wat hen verteld wordt hoeven zich hier geen zorgen over te maken, want zij volgen blindelings de leiders en de partijlijn.
Echter, de zelfstandige denkers onder de leden, hetzij van grote of kleine fracties, die graag hun eigen mening willen vormen alvorens ze stemmen, moeten soms kiezen tussen het aanwezig zijn bij een debat in de ochtend, voorafgaand aan de stemming, en hun assistenten laten beslissen, of afwezig zijn bij deze debatten zodat ze hun eigen mening kunnen vormen.
Dit is echt niet democratisch te noemen.
Lena Kolarska-Bobińska (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, gefeliciteerd met dit verslag. Het gaat terecht in op de noodzaak om eenvoudige, transparante en voor de EU-burgers begrijpelijke wetgeving op te stellen. Maar ondertussen produceren wij hier in het Europees Parlement zelf verslagen, verklaringen en resoluties in een taal die bijzonder gecompliceerd en voor gewone burgers bijna niet te begrijpen is. Veel van de door ons voorbereide documenten zijn geschreven in niet te ontcijferen juridisch jargon. Zelfs de resoluties waarin we andere landen informeren over onze waarden en spreken over de schending van mensenrechten zijn in die taal gesteld. Ik vind daarom dat het Parlement zich aan moet sluiten bij de Clear Writing Campaign van de Commissie. Deze campagne leert mensen hoe ze goed leesbare documenten op moeten stellen.
Anna Záborská (PPE). - (SK) Ik heb deze uiterst belangrijke en interessante discussie vanuit mijn werkkamer gevolgd, en ik wil mevrouw Geringer de Oedenberg en u, Vicevoorzitter van de Commissie, hartelijk danken. Ik vind het een hele goede zaak, dat de Europese Commissie een commissie op het allerhoogste niveau in het leven heeft geroepen, die de Europese Commissie zal adviseren over de beperking van de bureaucratie.
Elk land heeft zijn eigen cultuur, maar ik vind het goed nieuws, dat u de Duitse politicus Edmund Stoiber tot voorzitter van deze commissie op het allerhoogste niveau hebt gekozen, omdat juist Duitsland een goed voorbeeld kan zijn voor de inperking van de bureaucratie in een beleid, dat zowel op nationaal als op Europees niveau wordt gevoerd.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen zo veel mogelijk vragen te beantwoorden in de tijd die mij toegewezen is, maar eerst wil ik alle leden van het Europees Parlement bedanken voor hun sterke betrokkenheid bij slimmere en betere regelgeving. Dit is nou precies wat de Europese Unie en onze lidstaten nodig hebben. Ik wil ook graag de rapporteur bedanken voor het benadrukken van het belang van het werken met de effectbeoordelingen die worden voorbereid voor de Commissie.
De commissie voor interne markt en consumentenbescherming heeft een aantal zeer positieve precedenten geschapen, en we hopen dat andere commissies net zo gestructureerd en gedetailleerd zullen werken met onze effectbeoordelingen als deze commissie dat heeft gedaan. We gaan natuurlijk proberen om de kwaliteit van effectbeoordelingen nog verder te verbeteren, en om ze te leveren samen met een voorstel voor wetgeving.
Het is van groot belang dat we het effect van de voorgestelde amendementen bestuderen. Het was goed dat het verslag dit benadrukte. Het gebeurt vaak dat we wetgeving voorstellen en dat er belangrijke amendementen worden gedaan die vaak nog even snel worden aangenomen. Dit kan de wetgeving verbeteren, maar ook verslechteren, en daar moeten we scherp op zijn.
Ik ben het volledig eens met de parlementsleden die pleiten voor onafhankelijke beoordeling. Dat is precies wat we proberen te doen in de Commissie. We werken nauw samen met de Stoiber Group. Onze sterke Dienst voor effectbeoordelingen zorgt voor een cultuuromslag met betrekking tot hoe de Commissie het intern aanpakt. De taal is absoluut nietszeggend en meer dan 30 procent van de voorstellen die naar de bewuste afdelingen gaan wordt afgekeurd door de Dienst voor effectbeoordelingen en teruggestuurd voor het verbeteren van de kwaliteit van de wetgeving.
Twee dagen geleden hebben we al besproken hoe belangrijk het is de last te verlichten voor kleine en middelgrote ondernemingen, juist vooral voor kmo's zodat zij kunnen profiteren van de interne markt. Het verheugt me u te kunnen melden dat deze doelstelling van het verlagen van de administratieve last met 25 procent in 2012 ruim gehaald gaat worden.
Mijn spreektijd is voorbij en daarom wil ik graag de rapporteur nogmaals hartelijk danken voor een uitstekend verslag, en alle leden van het Parlement voor hun betrokkenheid bij slimmere en betere regelgeving.
De Voorzitter. − Mijnheer Šefčovič, de Commissie heeft officieel geen tijdslimiet. Ze mag zelf haar spreektijd bepalen. Misschien moet ik dat niet vertellen omdat het goed is dat commissarissen denken dat hun spreektijd beperkt is, zodat ze niet al te lang van stof zijn, maar het is hoe dan ook een feit.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, rapporteur. ? (PL) Aan het einde van dit debat wil ik alle collega's en de heer Šefčovič van harte bedanken voor de vruchtbare discussie. Ik ben blij dat ik de gelegenheid heb gekregen om mee te werken aan het verslag over de verbetering van de wetgeving, in het eerste jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en in het jaar waarin de Raad de EU 2020-strategie heeft vastgesteld. Beide documenten zullen van invloed zijn op vele aspecten van de verbetering van de wetgeving. Dit verslag was een goede aanleiding om me hiermee bezig te houden. Tijdens de voorbereiding van het verslag heb ik contact gehad met diverse groeperingen. Ik heb geluisterd naar de standpunten van zowel de zakenwereld als van werknemers, vakbonden en organisaties zoals de EVV.
Ik denk dat de eenparigheid van stemmen in de Commissie juridische zaken het bewijs is dat het is gelukt om een verstandig compromis te vinden tussen de verwachtingen van alle fracties. Vanaf deze plaats wil ik alle collega's bedanken voor de voortreffelijke samenwerking. Die samenwerking was uitzonderlijk, omdat alle fracties een bijdrage hebben geleverd en dat gebeurt niet vaak in dit huis. Ik hoop dan ook op een positief verloop van de stemming tijdens de plenaire vergadering van vandaag.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) De effectbeoordelingen die door de Commissie worden verricht, zouden moeten waarborgen dat we kwalitatief hoogstaande wetgeving opstellen, en daarom is het in ons aller belang dat we ervoor zorgen dat de effectbeoordelingen zelf van goede kwaliteit zijn.
De belangrijkste leidende beginselen voor deze effectbeoordelingen zouden moeten zijn: dat ze als richtsnoer dienen voor de wetgeving en de rol van de politiek verantwoordelijke besluitmakers niet overnemen of hinderen, en dat in alle kosten-batenanalyses niet alleen rekening wordt gehouden met economische overwegingen, maar ook met sociale, gezondheids- en milieueffecten.
Wat betreft de kwestie van het hebben van een onafhankelijke Dienst voor effectbeoordelingen, denk ik dat de beste methode is ervoor te zorgen dat de Dienst meerdere belanghebbenden bevat, met bekende belangen, zodat belangenconflicten worden voorkomen. Ik ben het met de rapporteur eens dat het hoge percentage van effectbeoordelingen (meer dan 30 procent) die aanvankelijk door de Dienst voor effectbeoordelingen worden afgekeurd, aantoont dat de kwaliteit ervan door de bevoegde diensten van de Commissie verder moet worden verbeterd. De Dienst mag het proces natuurlijk alleen informatie verstrekken en mag geen politieke oordelen vellen. Ik verzoek de voorzitter van de Dienst tot slot om elk jaar na de publicatie van het jaarverslag van de Dienst voor effectbeoordelingen voor de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid te verschijnen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ieder jaar debatteren wij over de verbetering van de EU-wetgeving. Alleen heldere, samenhangende en transparante wettelijke voorschriften garanderen effectieve tenuitvoerlegging in de lidstaten. Op het gebied van de vermindering van administratieve lasten zijn vooral de mededelingen inzake de e-Commissie 2006-2010 en de i2010-stategie van belang. Beiden zijn gericht op modernisering van de administratie in Europa. Elektronische communicatie is nu al niet meer weg te denken uit ons leven en dat zal in de toekomst niet anders zijn. Dankzij elektronische communicatie boeken we tijdwinst, slechten we vele administratieve barrières en beperken we het gebruik van natuurlijke grondstoffen waardoor de natuur beter beschermd wordt. Onze activiteiten en middelen moeten we dus concentreren op haar verdere verspreiding. Daarbij moeten we ook denken aan hulpmiddelen en ondersteuning voor gehandicapten en ouderen. Wij doen regelmatig een beroep op de Europese Commissie om de procedures voor het aanwenden van de extra EU-instrumenten, zoals het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering of het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, te vereenvoudigen en te versnellen. De reactie van de EU-instellingen op natuurrampen en ernstige economische problemen van de lidstaten is nog steeds te traag en niet flexibel genoeg. Het is de hoogste tijd dat we bij de ontwikkeling van nieuwe instrumenten niet weer vervallen in herhaling van oude fouten. De effectiviteit van wetgeving hangt niet alleen af van de helderheid en begrijpelijkheid van de voorschriften, maar in even grote mate van de verspreiding en uitvoering.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) We staan voor een enorme uitdaging die uitstekend past bij het onderwerp van het verslag. Ik heb het over het Europees burgerinitiatief, een instrument dat de EU-burgers wordt aangereikt om direct invloed te kunnen uitoefenen op de Europese agenda. We spreken in dit debat allemaal over de noodzaak om dit instrument zo eenvoudig mogelijk te maken, omdat burgers het gevoel moeten hebben dat zij daadwerkelijk kans maken hun voorstellen gerealiseerd te zien en niet blijven steken in de ingewikkelde EU-procedures. Aan de andere kant moeten we voorkomen dat dit instrument misbruikt wordt en moet de Europese Commissie beschermd worden tegen overbelasting. Er bestaat dus een zekere spanning tussen maximale vereenvoudiging en het handhaven van bepaalde standaarden. Het is onze taak om de juiste balans te vinden.
De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0114/2010) van Brian Simpson, namens de Commissie TRAN, aan de Commissie: Toepassing van Richtlijn 2008/6/EG wat betreft de voltooiing van de interne markt voor postdiensten (B7-0458/2010).
Brian Simpson, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Commissie vervoer en toerisme, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn.
Degenen onder ons die het proces van de liberalisering van de postdiensten hebben gevolgd, weten wat een slepende zaak het is geweest. Al vanaf het begin, aan het einde van de jaren tachtig, wilde dit Parlement graag waarborgen dat een eventueel liberaliseringsproces geen nadelige gevolgen zou hebben voor de arbeidsomstandigheden en dat het een universele postdienst voor de burgers van Europa garandeert.
Moderne technologie heeft de wijze waarop mensen met elkaar communiceren, drastisch gewijzigd, maar uiteindelijk willen burgers nog steeds graag elke dag een postbesteller zien die hun post bezorgt.
Het uitgangspunt moet daarom zijn dat het bij onze postdiensten niet slechts gaat om economische resultaten, maar dat ze ook een sociale dienst zijn die moet worden ondersteund.
Dit uitgangspunt is de basis waarop we Richtlijn 2008/6/EG moeten beoordelen, die de interne markt voor postdiensten op 31 december van dit jaar zal voltooien.
Het doel van deze mondelinge vraag van de Commissie vervoer en toerisme is de Commissie krachtig te herinneren aan de waarborgen die door het Parlement in deze richtlijn zijn ingevoerd op het gebied van de sociale bescherming en het bieden en financieren van een universele dienstverlening, en de lidstaten eraan te herinneren dat op hen de verplichting rust om deze beide gebieden te beschermen en niet de wet gewoon te negeren, zoals zij hebben gedaan bij de liberalisering van het vervoer per spoor.
En hierin ligt het dilemma waar het Parlement voor gesteld staat. Er heerst op de eerste plaats het vermoeden dat de Commissie deze belangrijke aspecten van Richtlijn 2008/6/EG niet zal handhaven, maar wel met grote ijver de economische liberaliseringselementen in de richtlijn zal handhaven, en op de tweede plaats dat de lidstaten slechts met een slakkengangetje zullen handelen, niets zullen doen om de postbeambten en de postdiensten te beschermen en zullen nalaten om de universele dienstverlening adequaat te financieren.
Er zijn daarom vier duidelijke vragen, die vragen om vier duidelijke, ondubbelzinnige antwoorden van de Commissie. Dit zijn de vragen die in deze mondelinge vraag zijn gesteld.
We zitten niet te wachten op technische praat van de Commissie of op citaten uit de verschillende Verdragen enzovoort. Mijn commissie is goed bekend met de Verdragen. We hebben garanties nodig dat wat is overeengekomen in Richtlijn 2008/6/EG, ten uitvoer wordt gelegd, met inbegrip van de waarborgen voor postbeambten in alle sectoren.
We hebben de garantie van een universele dienstverlening nodig. We willen de studies zien die in de richtlijn worden geëist, betreffende de kosten van die universeledienstverleningsverplichting, of op zijn minst een datum krijgen waarop die studies zullen zijn voltooid. We willen dat de Commissie een volledige effectbeoordeling verricht voor de liberalisering van de postmarkt en voor de effecten die deze zal hebben op de sector, en dan niet alleen op het punt van de economische aspecten van deze sector.
Samenvattend zou men kunnen vragen waarom deze mondelinge vraag op dit moment aan het Parlement wordt voorgelegd. Helaas ligt het antwoord in het vermoeden – zelfs de argwaan – dat de lidstaten, nu ze na vele jaren een volledige liberalisering van deze sector hebben gekregen, de artikelen betreffende de sociale bescherming en dienstverlening in de richtlijn zullen negeren en dat de Commissie hen daarmee weg zal laten komen.
Dat mag gewoon niet worden toegestaan. Wij als Parlement zijn niet bereid om de postdiensten slachtoffer te laten worden van een zelfde debacle als heeft plaatsgevonden in de spoorwegsector. De lidstaten moeten zich aan alle bepalingen van Richtlijn 2008/6/EG houden, en de Commissie moet alert waarborgen dat ze dat ook doen.
Wanneer dit niet gebeurt, is dat naar onze mening plichtsverzuim.
Michel Barnier, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Simpson, dames en heren, ik ben nu bijna zeven of acht maanden lid van de Europese Commissie. U hebt mij al vaak horen vertellen, ook tijdens mijn hoorzitting op 13 januari, hoe zeer ik altijd persoonlijk betrokken ben geweest en zal blijven bij het behoud en de bescherming van openbaredienstverleningstaken en bij het afstemmen van de interne markt – waarvoor ik een van de verantwoordelijken ben – op de burgers.
Ik zal dat nog een keer kunnen zeggen in oktober, tijdens de presentatie van de Single Market Act, in het kader waarvan wij, waarvan u, een stap verder kunnen gaan met deze grote markt. Het biedt werkgelegenheid doordat er daadwerkelijk waarde wordt gehecht aan de menselijke en sociale dimensie ervan en, wat mij betreft, aan de bescherming van openbaredienstverleningstaken en taken van algemeen belang. Daarom, mijnheer Simpson, ben ik blij met de vraag die u stelt namens uw collega’s.
Deze zeer belangrijke hervorming van de postdiensten is niet iets van de laatste maanden. We zijn er al lang geleden mee begonnen. De markt zal op 1 januari 2011 volledig worden opengesteld in zestien lidstaten, die samen verantwoordelijk zijn voor 95 procent van het postvolume in de EU. Ik zeg het nog maar eens, het gaat hier om een hervorming waar lang over nagedacht is. Het is een geleidelijke hervorming die in 1992 werd aangekondigd met een groenboek en maarliefst drie richtlijnen die vervolgens gestalte hebben gegeven aan deze ambitie in de vorm van veel opeenvolgende democratische goedkeuringen.
Ik wil u er overigens aan herinneren dat de derde en laatste richtlijn, bij u wel bekend, mijnheer Simpson, om vele redenen, is aangenomen in 2008, met de steun van het Europees Parlement en een grote meerderheid binnen de Raad van ministers. Vijfentwintig lidstaten hebben voor deze hervorming gestemd, die daarmee op transparante wijze tot stand is gekomen. Er is geen sprake van geheimzinnigheid of toeval. Deze hervorming voorziet in een behoefte, namelijk om deze in alle opzichten zeer belangrijke sector – in cijfers uitgedrukt: een omzet van 95 miljard euro, er zijn rechtstreeks of indirect 5 miljoen banen mee gemoeid – door te ontwikkelen, te vernieuwen, om met de tijd mee te gaan en beter in te spelen op de verwachtingen van gebruikers, zowel burgers als bedrijven. De realisatie van deze interne markt staat, als dat weldoordacht en onder begeleiding gebeurt, in mijn ogen garant voor vernieuwing, aanpassing aan veranderingen, en dus van economische groei en betere diensten die beter voorzien in de behoeften van burgers.
De uitdagingen waarmee de exploitanten zich geconfronteerd zien, spreken voor zich door de ontwikkeling van onze sociale en economische praktijken, maar wij hebben in de Unie het geluk dat we de ontwikkeling van deze postsector al lang hebben voorbereid, door, denk ik, een coherente, weldoordachte, geleidelijke hervorming tot stand te brengen. Deze sector is volop in beweging. Nieuwe technologieën wijzigen onze communicatiemethodes ingrijpend. Het fenomeen van elektronische vervanging gaat steeds sneller en is simpelweg het gevolg van nieuw gedrag van de burgers zelf. Daar komen de gevolgen van de verschillende economische en financiële crisissen waar we ons in bevinden nog bij.
Laten we eerlijk zijn dames en heren, wie gelooft er, met dit in ons achterhoofd, serieus dat een plotseling, onverwacht uitstel van dit proces, dat we zo zorgvuldig hebben voorbereid, een wenselijke oplossing is? De Commissie denkt om minstens drie redenen van niet. Allereerst is het halen van de doelstellingen van het groenboek van 1992 een belangrijke troef van de Europese Unie om de crisis waar deze sector mee te kampen heeft te boven te komen: efficiënte exploitanten, behorend tot de beste ter wereld, hoogwaardige postdiensten en een gezond en doeltreffend regelgevingskader.
Ten tweede beschikken we met deze richtlijnen over een degelijk regelgevingskader dat gebaseerd is op de steun van bevoegde nationale regelgevende instanties, die overigens regelmatig en op een veel productievere wijze gaan samenwerken. De markt wordt dus op een gecontroleerde manier opengesteld. Deze nationale regelgevende instanties hebben in het bijzonder als taak, mijnheer Simpson, om erop toe te zien dat universeledienstverplichtingen, waarvan ik een groot voorstander ben, daadwerkelijk op correcte wijze vervuld en gefinancierd worden.
Uiteindelijk zou elke aarzeling in dit vergevorderde stadium van de hervorming leiden tot, en dat is voor niemand voordelig, een algemene en schadelijke rechtsonzekerheid, niet alleen voor de nieuwkomers op deze postmarkten, maar voor alle betrokkenen in de sector. Het stopzetten van dit proces zou de sector, denken wij, dwingen tot een situatie waarin alleen kan worden afgewacht zonder iets te kunnen doen.
Ik kan mij de zorgen die geuit zijn met betrekking tot werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden goed voorstellen. Ik weet, dames en heren, hoe belangrijk de post is voor de werkgelegenheid in Europa. Laat mij u eraan herinneren dat in de derde richtlijn, die de lidstaten veel vrijheid geeft om openstelling en sociale eisen met elkaar te verenigen, staat dat er – dit is mijn enige verwijzing naar de tekst, mijnheer Simpson, – bij het voorbereiden van de openstelling van de postmarkten op passende wijze rekening dient te worden gehouden met de sociale overwegingen.
Ik ben het ermee eens, mijnheer Simpson, dat wij verplicht zijn om na te gaan of al deze eisen en al deze voorwaarden gerespecteerd worden. In 2013, als alle landen van de Unie deze hervorming hebben doorgevoerd, zal de Commissie een officieel beoordelingsverslag presenteren aan het Parlement en aan de Raad. Voor die tijd zullen nog andere onderzoeken worden gepubliceerd. Ik wil u laten weten, om duidelijk te maken hoe zeer ik hier als commissaris persoonlijk mee begaan ben, evenals Voorzitter Barroso, dat ik voornemens ben om in 2011 een dialooggroep van gebruikers op te richten. De groep regelgevende instanties treedt aan. Bovendien en daarnaast wil ik een gebruikersgroep oprichten zodat bedrijven, burgers en vakverenigingen, die een zeer belangrijke rol gaan spelen, en uiteraard het Parlement, om dezelfde tafel kunnen gaan zitten om te bespreken wat er in de praktijk gaande is, het verslag van het beoordelingscomité aan te horen en regelmatig – we zien nog wel hoe vaak – te evalueren en de dialoog aan te gaan om na te gaan of deze verschillende hervormingen van de postsector op de juiste manier worden doorgevoerd.
Die verzekering geef ik u en ik zal er persoonlijk op toezien, mijnheer Simpson, dames en heren, dat deze dialooggroep van gebruikers correct en op transparante wijze functioneert.
Markus Ferber, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, als rapporteur voor de tweede en derde Postrichtlijn ben ik uiteraard bijzonder verheugd dat dit onderwerp ook in deze zittingsperiode op de agenda staat, want het is mijns inziens ook belangrijk om te laten zien wat wij sinds de presentatie van het groenboek in 1992 hebben bereikt, zoals de commissaris heeft opgemerkt.
Wij hebben bereikt dat de kwaliteit van de postdiensten in heel Europa aanzienlijk verbeterd is. Ik kan me nog herinneren dat ik twee zittingsperioden geleden hier in deze zaal heb opgemerkt dat het doorgaans gebruikelijk was dat vakantiegangers eerder thuis waren dan de ansichtkaarten die zij naar dierbaren thuis hadden gestuurd. Dat is inmiddels veranderd. We hebben een duidelijke verbetering van de kwaliteit op het gebied van grensoverschrijdende postdiensten bereikt. We hebben een duidelijke verbetering van de kwaliteit van de postdiensten in de lidstaten bereikt. Met de universele dienstverleningsverplichting die in heel Europa uniform is, zijn we er eveneens in geslaagd dat de levering van postdiensten aanzienlijk verbeterd is, dan wel in gebieden waar deze al goed was, hetzelfde hoge niveau heeft behouden. Dat is eveneens belangrijk en daar hebben zowel de commissaris als onze commissievoorzitter op gewezen.
Bij de tenuitvoerlegging van de derde richtlijn, die voor het merendeel van de lidstaten 1 januari 2011 als datum voor volledige liberalisering voorziet, is het uiteraard belangrijk dat deze universele dienstverlening permanent gewaarborgd blijft. Ik wil uitdrukkelijk benadrukken wat in de vraag wordt gesteld ten aanzien van de gelijktijdige vereiste - en dat was de conditio sine qua non bij de derde richtlijn - dat dit niet tot een verslechtering in de arbeidsomstandigheden mag leiden, maar dat de bestaande sociale normen en beschermingsmaatregelen in de lidstaten ook na 1 januari 2011 van toepassing blijven. We zullen er uiteraard op letten dat dit het geval is.
We zullen niet alleen de mondelinge vraag vandaag hebben, de Commissie moet ook haar plichten nakomen om ons verslagen te presenteren. Deze verslagen zullen wij aandachtig doornemen, commissaris, en indien nodig zullen wij de passende conclusies trekken.
Saïd El Khadraoui, namens de S&D-Fractie. – Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, bedankt voor uw antwoord en voor het feit dat u ook een dialoog tot stand wilt brengen tussen de gebruikers. Maar wij als fractie denken dat er meer nodig is. U moet weten dat we altijd kritisch zijn geweest tegenover de Postrichtlijn. De sector meer efficiënt en dynamisch maken lijkt een lovenswaardig doel, maar twee essentiële elementen zijn onvoldoende uitgewerkt of daarvoor zijn voldoende garanties, lijkt mij, met name het sociale luik, de arbeidsomstandigheden, en de financiering van de universele dienst, die overeind moet blijven, althans volgens de richtlijn. Beide zijn nauw met elkaar verbonden.
Wat het sociale luik betreft stellen we vast dat de bal in het kamp van de lidstaten werd gelegd, maar dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om op dit vlak een gelijk speelveld te creëren tussen oude monopolisten en nieuwe spelers. Dat is een grote vergissing omdat de concurrentie niet gebeurt op basis van innovatie en vernieuwende concepten, maar op basis van kostenreducties in de sector, waar de arbeidskosten ongeveer 70% van de productiekosten bedraagt. In de praktijk zien we dat postmannen en -vrouwen vervangen worden door met mensen met een precair contract, lagere lonen en meer onzekerheden. Dat is niet het Europa dat wij wensen.
De financiering van een universele dienst, de verplichting om elke werkdag een bestelling aan huis te garanderen, ook in dunbevolkte gebieden, werd tot nu betaald door het monopolie, met andere woorden: grote klanten betaalden mee voor de dienstverlening aan gewone burgers. In de praktijk zal dit nu vervangen moeten worden door overheidssteun, en dit in een context die budgettair de komende jaren zeer moeilijk is, en het valt te vrezen dat die onder druk komt te staan.
Bijgevolg, mijnheer de commissaris, zou ik u het volgende willen vragen. Bent u het eens met mij als ik zeg dat een van de belangrijkste doelstellingen van de richtlijn, namelijk meer sociale en territoriale cohesie bewerkstelligen, in deze context moeilijk gehaald zal worden? Ten tweede, u verwijst naar een verslag in 2013, maar zou u zich niet op kortere termijn kunnen engageren tot een gedetailleerde analyse van de manier waarop de richtlijn omgezet werd in de lidstaten en met name ingaan op de twee aspecten die ik aangehaald heb, de sociale en de universele dienst? Ten slotte, hoe zal de Commissie ook de sociale dialoog in de sector op Europees niveau versterken en initiatieven nemen om op sociaal vlak tot een gelijk speelveld te komen voor alle werknemers in de sector?
Gesine Meissner, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij leven in een Europa waarin wij willen dat mensen prettig kunnen samenleven en toegang kunnen hebben tot alle aspecten van het leven die belangrijk voor hen zijn. U weet heel wel dat we een demografische verandering in Europa doormaken. In de toekomst zullen er in sommige gebieden minder mensen wonen dan nu. Toch willen wij dat alle burgers van dezelfde diensten gebruik kunnen maken die zij eisen en die zij nodig hebben om te kunnen meepraten. Daaronder vallen - zeer belangrijk - de postdiensten, die door een universele dienstverlening moeten worden veiliggesteld.
Ten eerste is er de vraag hoe we de dienstverlening in afgelegen plattelandsgebieden kunnen garanderen met minder geld in kas en tegen betaalbare prijzen. We hebben tevens mensen nodig om deze post te bezorgen die hiervoor fatsoenlijk betaald worden. Dat is geen eenvoudige opgave voor de lidstaten, maar we hebben besloten dat we dit willen en u, commissaris, heeft erop gewezen dat een grote meerderheid van de lidstaten daarmee heeft ingestemd. We moeten het nu tevens mogelijk maken dat consumenten klachten kunnen indienen. Daarbij voorzie ik een probleem. Dat is nog niet aan de orde geweest. In de richtlijn staat echter dat als er iets misgaat, burgers met hun klachten bij een orgaan terecht moeten kunnen. Het is eveneens niet zo eenvoudig om hier de vereiste infrastructuur te behouden, met name waar weinig mensen zijn.
Commissaris Barnier, u hebt gezegd dat u nog nieuw bent in dit ambt en dat u in elk geval overal rekening mee zult houden. Ik geloof u. U moet echter ook begrijpen dat wij bijzonder sceptisch zijn, in het bijzonder in de Commissie vervoer en toerisme. De heer Simpson heeft opgemerkt dat hetzelfde is gebeurd met het spoorwegpakket - de vorige Commissie was verantwoordelijk voor het toezicht op de tenuitvoerlegging daarvan - er werd nagenoeg niets ten uitvoer gelegd en er is niets gebeurd. Ook op andere gebieden zijn de zaken niet altijd zo gelopen als wij graag hadden gewild. Ik weet dat omdat ik vroeger ook in Duitsland in de politiek heb gezeten. Er worden besluiten genomen die zonder meer goed zijn, waar iedereen het mee eens is en vervolgens denkt niemand eraan om te controleren of en hoe snel deze besluiten worden doorgevoerd en of deze besluiten in het belang van de Europese burgers en werknemers zijn. Dat is wat wij van u willen. Laat ons daarom zien dat wij u kunnen vertrouwen. Wij zouden verheugd zijn als blijkt dat dit vertrouwen gerechtvaardigd is.
Isabelle Durant, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik trek het democratische en transparante proces dat heeft geleid tot de aanneming van deze verschillende richtlijnen over de openstelling van de postmarkt natuurlijk niet in twijfel. Ook ben ik het eens met het feit dat we moeten toezien op de toepassing ervan, maar ik denk wel dat het ook democratisch en transparant is om op een gegeven moment concreet te beoordelen wat de gevolgen zijn van een richtlijn en van de toepassing ervan. Ik denk dat er waarschijnlijk kleine verschillen tussen de lidstaten bestaan, maar ik vind niet dat we kunnen spreken van verbetering van de dienst of van een betere toegankelijkheid van de postdienst voor de Europese burgers.
U had het over een doordachte en begeleide houding. Ik vind het verstandig om te constateren dat we eerder te maken hebben met een concentratie van particuliere exploitanten en dus met een soort particuliere oligopolie, dan dat er een einde wordt gemaakt aan het publieke monopolie om de concurrentie te organiseren. Ik weet niet zeker of dat is wat we voor ogen hadden.
U had het over het begeleiden van een proces. Hoe zit het met de regelgeving? Ik ben blij dat er een groep van regelgevende instanties is, maar ik zou graag duidelijk de goede praktijken op het gebied van regelgeving zien, want het systeem vertoont nog veel gebreken.
Tot slot, wat betreft de werkgelegenheid in Europa, ben ik het eens met mijn collega, de heer El Khadraoui, dat we duidelijk moeten maken dat de nieuw gecreëerde banen onzekere banen zijn en dat het verlies van banen eerder regel dan uitzondering is.
Ik ben verheugd dat u een ronde tafel beschikbaar stelt om een dialoog mogelijk te maken tussen alle betrokkenen. Als we, net als u, de interne markt willen verenigen met de burgers, is de openstelling van de postdienst echt een uitgelezen kans om te laten zien dat dit mogelijk is. Daarvoor moet echter eerst per geval een beoordeling worden gemaakt van de resultaten en de gevolgen die geconstateerd worden in de praktijk. Dat zijn niet de doelstellingen die door u of door anderen zijn bepaald. We moeten nu eerst de situatie gaan beoordelen voordat we verder gaan en daarmee een nog grotere kloof tussen Europese burgers en hun postdiensten creëren.
Cornelis de Jong, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, commissaris Barnier, u zei het net al, u verklaarde bij uw aantreden dat de interne markt door u een socialer gezicht zou krijgen. Ook professor Monti legde daar in zijn rapport veel nadruk op en dat is mooi. Maar dan nu de werkelijkheid. Gisteren, tijdens de demonstratie van honderden postbodes hier buiten het gebouw, vertelde een vrouwelijke Nederlandse postbode mij dat ze al 55 jaar is, slechts 20 jaar gewerkt heeft bij de post en er daarom van uitgaat dat zij volgend jaar als een van de eersten door TNT-post ontslagen zal worden. En zij is niet alleen. Bij TNT-post in Nederland worden alle postbodes ontslagen, en dat alleen maar omdat TNT inmiddels te maken heeft met concurrenten, van de eigen dochteronderneming nota bene, waar tijdelijke flexwerkers tegen veel lagere salarissen de post rondbrengen. Het gaat hier om 15.000 ontslagen van professionals, van postbodes die betrouwbaar zijn en zo met onze post omgaan en die vaak al decennia dit werk doen. Waarom, commissaris, heeft u nooit onderzoek laten doen naar de sociale gevolgen van de liberalisatie van de postmarkt. Of liever, waarom houdt u van het Europees Parlement de studie weg die u al heeft gefinancierd en die we kunnen lezen op het internet op pique.at. Voor iedereen die post verstuurt of ontvangt, pakt de liberalisering dramatisch uit. In Nederland zie je dat post door verschillende bedrijven een paar keer per dag of midden in de nacht en op sommige dagen weer helemaal niet wordt rondgebracht, het sluiten van postkantoren, van alle postkantoren zo ongeveer, en het laatste idee dat binnen uw diensten ontwikkeld wordt, binnen die groep van regulators die u noemde maar waar u het Parlement niet over heeft geraadpleegd, om extra hoge tarieven te gaan invoeren voor mensen die wonen op eilanden of in bergen.
Commissaris, kunt u ons nu eindelijk een volledig onderzoek sturen van alle gevolgen van de liberalisering voor postbodes en voor de dienstverlening als zodanig, en kunt u onmiddellijk een voorstel indienen om de ingangsdatum van de liberalisering op te schorten, een moratorium dus, totdat we die gegevens hebben. Dat zou een sociaal gezicht geven aan de interne markt.
John Bufton, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen de EU de postdiensten opdracht gaf zich open te stellen voor concurrentie, heeft dat een vitale Britse dienst vernietigd. Als soevereine natie werden onze postkantoren geëxploiteerd door de Royal Mail en kon je er terecht om te sparen, voor vergunningen en voor het innen van uitkeringen en pensioenen, om maar wat te noemen.
In 1975 hadden we vijfentwintigduizend postkantoren. Nu zijn er minder dan twaalfduizend, ondanks een sterke bevolkingsgroei. Nadat postkantoren waren gedwongen om hun winstgevende tak te verkopen, konden ze zonder overheidssteun niet meer openblijven. Duizenden hebben hun deur gesloten, waarbij gemeenschappen de toegang tot belangrijke diensten werd ontnomen.
De Europese hervorming van de postdiensten zegt dat in de hele Europese Unie kwalitatief hoogwaardige postdiensten beschikbaar moeten zijn. Dat is precies wat we in Groot-Brittannië hadden. Als een geconsolideerde onderneming was de dienst efficiënt, werden de prijzen beheerst en had iedereen er toegang toe. Nu is de sector uit elkaar gevallen en is het vertrouwen van de mensen in de sector ingestort. Het is een schande dat het Verenigd Koninkrijk een efficiënte overheidsdienst wordt ontnomen, alleen maar om te voldoen aan het mededingingsrecht. Wilt u hierna soms ook nog onze National Health Service privatiseren? Het Verenigd Koninkrijk moet de mogelijkheid worden geboden om volledig uit deze richtlijn te stappen.
Georges Bach (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijn gelukwensen aan de heer Simpson voor het stellen van de juiste vragen. Het moet vooralsnog blijken of dit liberaliseringsproces tegemoetkomt aan de doelstellingen van een beter aanbod en betere kwaliteit tegen betaalbare prijzen. Traditionele postbedrijven hebben in het verleden eveneens een uitstekende kwaliteit tegen gunstige prijzen geleverd. We moeten echter ook inzien dat traditionele postbedrijven zijn gemoderniseerd, waardoor zij hun efficiëntie middels ingrijpende herstructureringen hebben kunnen vergroten.
Het is mijns inziens van groot belang dat er met verscheidene punten rekening wordt gehouden. Het behoud van het arbeidsrecht is bijvoorbeeld van cruciaal belang, met andere woorden de arbeidsvoorwaarden en de lonen. Dit kan alleen door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten worden gecontroleerd die door alle aanbieders moeten worden toegepast. Dat is de enige manier om sociale dumping te voorkomen.
De universele dienstverlening is al vaak genoemd: bezorging van post en brieven over het hele land. Ook hier verwacht ik van de Commissie een onderzoek naar de universele dienstverlening. Bovendien moet elk land de verplichting nakomen om een onafhankelijk regelgevend orgaan op te richten. Dit moet niet alleen toezicht houden op de toelatingseisen maar ook op de arbeidsvoorwaarden van het personeel en de klachten van klanten afhandelen. Om dit mogelijk te maken, moet een dergelijk orgaan over de nodige medewerkers beschikken.
Aangezien elektronische post evenals kopen en verkopen via internet steeds wijder verbreid raken en er bij banken, verzekeringen en reclame gebruik wordt gemaakt van de postinfrastructuur, moet deze op korte termijn worden versterkt, Ik verwacht van de Commissie een effectbeoordeling waarin ook rekening wordt gehouden met de sociale aspecten. Ik wil de Commissie tevens gelukwensen met de oprichting van de dialooggroep van consumenten, vakbonden, klanten en dienstverleners, die de heer Barnier heeft aangekondigd.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) De liberalisatie van postdiensten staat gepland voor 2011. Lidstaten die na 2004 tot de EU zijn toegetreden en lidstaten met een bijzondere topografie kunnen het openstellen van de markt uitstellen tot 2013.
Het is echter cruciaal bij postdiensten dat de lidstaten zorg dragen voor het inzamelen, sorteren, vervoeren en bezorgen van post aan alle Europese burgers, ongeacht waar zij wonen, eenmaal per dag en ten minste vijf maal per week, tegen dezelfde prijs in de gehele lidstaat, in overeenstemming met de verplichting tot universele dienstverlening.
Ik wil benadrukken dat lidstaten, zelfs tijdens deze crisisperiode, moeten doorgaan met het efficiënt beheren van postnetwerken, met een voldoende aantal toegangspunten ook in landelijke en dun bevolkte gebieden.
De richtlijn wat betreft de voltooiing van de interne markt voor postdiensten bepaalt dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen methoden te ontwerpen voor het financieren van de universele postdienst. Dit geeft hen voldoende flexibiliteit. Deze financiering bepaalt de kwaliteit van de postdienst, het bieden van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor de medewerkers van de postdienst en zekerheden wat betreft banen en de inkomens en opleidingen van de werknemers.
Ik vind het absoluut essentieel dat de Commissie aan het einde van dit jaar een studie presenteert over de effecten van de postliberalisatie in landen die deze markt volledig hebben opengesteld voor concurrentie.
Tot slot wil ik wijzen op de noodzaak dat postbedrijven hun activiteiten diversifiëren, door het bieden van diensten die op de informatiesamenleving zijn afgestemd.
Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de interne markt voor postdiensten zal in december van dit jaar worden voltooid. Veel mensen die in plattelandsgebieden wonen – waarvan ik er veel vertegenwoordig – en veel mensen die in Ierland en in Europa in deze diensten werkzaam zijn, hebben reële, oprechte zorgen. Postbestellers spelen een belangrijke rol in het Ierse leven. Ik wil deze gelegenheid graag benutten om hen te bedanken en hulde te brengen voor de rol die zij spelen, waarbij ze vaak verder gaan dan hun functie van hen verlangt.
De postdienst zoals we die allemaal kennen, is meer dan een economische sector. Hij is in plattelandsgebieden een integraal deel van ons sociale weefsel, vooral in mijn eigen land, aangezien 40 procent van onze bevolking op het platteland leeft. Postbeambten zijn een grote bron van sociaal contact voor veel ouderen en voor veel mensen die in geïsoleerde gemeenschappen wonen. Het is daarom van groot belang dat de Commissie waarborgt dat de universeledienstverleningsverplichting die in deze wetgeving is vervat, volledig wordt nagekomen. Ik neem kennis van de opmerking van de commissaris over de verplichting van de nationale regelgevende instanties.
De Commissie moet garanderen dat post bij klanten overal in de Unie zal worden opgehaald en besteld, ook in de meest afgelegen plattelandsgebieden, vijf dagen per week, in overeenstemming met de wetgeving. Het doet mij genoegen de opmerking van de commissaris te horen over de dialooggroep van gebruikers, waarbij natuurlijk de burgers, bedrijven, de vakbonden en het Parlement betrokken zullen worden.
We hebben hier enige tijd geleden bezoek gehad van een delegatie van Europese postbeambten. Ik denk dat we de verplichting hebben om hen te vertegenwoordigen en, wat belangrijker is, om de burgers te vertegenwoordigen en te waarborgen dat zij de universele dienstverlening krijgen die ze zoveel jaren geleden hadden, lang voor de economische ontwikkelingen in de Unie.
Eva Lichtenberger (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, helaas heb ik tot dusver nog maar weinig gezien van de verbeteringen die met deze verdere liberalisering worden beloofd. Integendeel, uit de feedback die wij als afgevaardigden krijgen, blijkt dat de situatie verslechtert. Wij constateren nu al een versobering van de postdiensten op het platteland. De toegang tot postdiensten op het platteland is niet langer gewaarborgd, met name in moeilijk bereikbare woongebieden.
Er komen weliswaar nieuwe banen bij, maar dat zijn geen fulltime banen. Het is onmogelijk om daarvan rond te komen en ze vormen hooguit een extra bijverdienste voor een gezin. Als we de industrie echter als enige gebruiker van postdiensten beschouwen, dan is er uiteraard wel succes zichtbaar, want de industrie heeft de grondslag van haar activiteiten ongetwijfeld zien verbeteren. De universele dienstverlening, die in wezen een basisdienst moet garanderen, moet nu door de lidstaten worden betaald, die anderzijds enorm onder druk staan omdat er geen budgettaire speelruimte meer is om deze dienstverlening op het platteland door middel van subsidies veilig te stellen. Commissaris, in dit geval is er bij de effectbeoordeling veel te weinig rekening gehouden met de directe gevolgen op dit gebied en dat leidt tot een verslechtering van de situatie voor de consumenten en postmedewerkers.
Sabine Wils (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, twee fasen van de liberalisering van de postdiensten zijn reeds ten uitvoer gelegd. De Commissie heeft tot dusver geen enkel onderzoek gepubliceerd dat uitsluitend gericht is op de sociale voorwaarden en de gevolgen van de openstelling van de markt voor postmedewerkers. Mijn vraag aan u, commissaris Barnier, is wanneer het Parlement eindelijk over dit onderzoek zal beschikken?
Wij hebben gisteren van talloze postmedewerkers uit diverse EU-lidstaten gehoord dat nieuwe postbedrijven nu al overgaan tot massale ontslagen en de ontslagen medewerkers tegen slechtere voorwaarden opnieuw te werk stellen. Concurrentie en concurrentiebeleid mogen niet over de rug van medewerkers worden gevoerd.
Als de Commissie en het Parlement daadwerkelijk iets tegen armoede en uitsluiting in de EU willen doen, moet de derde fase van de liberalisering van de postdiensten nu worden stopgezet. De gevolgen voor de postmedewerkers en de kwaliteit van de universele dienstverlening moeten allereerst worden onderzocht. Wij dringen daarom aan op uitstel van de derde fase van de liberalisering van de postdiensten, in het belang van de klanten en de postmedewerkers.
Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we discussiëren hier over een bijzonder belangrijk besluit op weg naar liberalisering van de postdiensten in de Europese Unie en naar gezonde concurrentie. Dat besluit is de richtlijn over de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap. We moeten ons uiterste best doen om ervoor te zorgen dat hij in alle lidstaten tijdig en op de juiste wijze wordt ingevoerd. De heer Barnier geeft in zijn antwoorden duidelijk blijk van zijn intentie om op dit gebied nauw samen te werken met de lidstaten. Ik ben blij met het besluit van de Commissie om een Europese groep voor de regulering van de postdiensten in het leven te roepen, waarin alle nationale regelgevers van deze sector vertegenwoordigd zijn. Ik ben ervan overtuigd dat dit de consolidering van de postdiensten bevordert. Een ander, bijzonder belangrijk onderwerp is de openstelling van de postmarkten van de lidstaten voor onafhankelijke exploitanten. Ik ben optimistisch over alle concrete maatregelen van de Europese Commissie die hier vandaag aan de orde zijn gekomen. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat onafhankelijke exploitanten vrij kunnen opereren in de verschillende lidstaten. Verder ben ik zeer verheugd over de plannen voor permanent toezicht op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Ik wil nog een ander thema aankaarten. De Europese identiteit heeft duidelijke symbolen nodig. Dergelijke symbolen zijn de gemeenschappelijke munt, de vlag en het volkslied. Gratis roaming en een gemeenschappelijke postzegel zouden evengoed symbool kunnen staan voor de Europese identiteit. Zou het niet de moeite waard zijn om stil te staan bij die mogelijkheden?
Debora Serracchiani (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, de voltooiing van de interne markt voor postdiensten voor het eind van dit jaar is een belangrijke mijlpaal. Het zou evenwel – en enkele van de voorgaande sprekers hebben dit ook al gezegd - goed zijn als de Commissie een effectbeoordeling zou uitvoeren van de openstelling van de postmarkt, zodat we beter weten wat de burgers nodig hebben.
Hoe denkt de Commissie het recht te beschermen van de Europese burgers die in moeilijk toegankelijke gebieden wonen, zoals bergstreken of het platteland? Hoe en met welke middelen denkt de Commissie ervoor te zorgen dat zij hun post geregeld kunnen ontvangen?
Voorts ben ik van mening dat we deze reeds bestaande richtlijn niet moeten gebruiken om het probleem van de sociale dumping te rechtvaardigen. Het zijn de lidstaten die de richtlijn ten uitvoer moeten leggen en zij hebben alle middelen om dat te doen.
Sari Essayah (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, vanwege de kwestie om de postdiensten open te stellen voor concurrentie is in veel landen grote zorg ontstaan over het behoud van de beschikbaarheid en kwaliteit van die diensten.
Bijvoorbeeld in een groot maar dunbevolkt land als Finland bestaat het gevaar dat concurrentie alleen loont in de dichterbevolkte stedelijke gebieden waar men de financiële vruchten ervan plukt. Anderzijds zullen de kosten van postbezorging in de onrendabele dunbevolkte gebieden door de samenleving moeten worden gedragen.
De bezorgkosten in dunbevolkte gebieden zijn gemiddeld vier maal hoger dan in bebouwde gebieden. In extreme gevallen kunnen de kosten maar liefst tien maal hoger zijn. Desondanks is ook in Finland een deel van de postdiensten al voor concurrentie geopend.
In de richtlijn wordt ernaar gestreefd het niveau van de diensten te waarborgen door verplichtingen op te leggen aan de onderneming met een universele dienstverplichting. Ik wil van de commissaris weten hoe concurrentie zuiver en gelijkwaardig kan zijn als de eisen met betrekking tot de kwaliteit en het niveau van de dienst die aan de onderneming met een universele dienstverplichting worden opgelegd aanzienlijk strenger zijn dan de eisen die aan de concurrenten worden opgelegd. Hoe worden de kosten van het aanbieden van de universele dienst gedekt?
In de richtlijn worden alternatieven voor de financiering gepresenteerd waarvan de eenvoudigste de financiering van verliezen uit belastingopbrengsten is. Dit kan niet echt als een verstandige zet worden beschouwd gezien de huidige staat van de overheidsfinanciën. De situatie in Finland dreigt gewoonweg absurd te worden. De onderneming met de universele dienstverplichting is daar een rendabel staatsbedrijf waarvan de jaarlijkse winst van ongeveer honderd miljoen euro zou worden geruild tegen overheidsuitgaven van bijna hetzelfde bedrag om enkele bedrijven winst te kunnen laten maken op de lucratieve stedelijke markten. Dit kan heel moeilijk zijn om aan de belastingbetaler uit te leggen.
Tot slot wil ik de commissaris vragen of het binnen het kader van deze richtlijn mogelijk is om op nationaal niveau regelingen te treffen voor bijvoorbeeld de tarieven voor het verlenen van postdiensten die alle actoren in de sector moeten betalen om ook in de onrendabele regio's gelijkwaardige diensten te kunnen waarborgen.
José Manuel Fernandes (PPE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de postdiensten zijn van essentieel belang voor de communicatie. Zij vervullen een belangrijke rol in het kader van het concurrentievermogen en de doelstellingen van sociale, economische en territoriale samenhang. Daarom zou het onaanvaardbaar zijn als plattelandsbewoners geen toegang zouden hebben tot diensten van dezelfde kwaliteit als de rest van de bevolking. Ook de kwetsbaarste en verst afgelegen bevolkingsgroepen hebben recht op hoogwaardige postdiensten. In Portugal en andere lidstaten is het aantal toegangspunten voor postdiensten in landelijke gebieden verminderd en is de kwaliteit van de dienstverlening verslechterd. De kwaliteit van deze diensten moet verbeterd worden of behouden blijven, maar mag in geen geval afnemen.
Wij moeten tevens voorkomen dat de toepassing van de Europese wetgeving negatieve gevolgen heeft voor de arbeidsvoorwaarden en de lonen van postambtenaren. Het is onaanvaardbaar dat sommige aspirant-dienstverleners er op uit zijn alleen maar vlees te eten en de beenderen aan de anderen over te laten. Laat ik dit met het volgende voorbeeld verduidelijken: sommige bedrijven willen slechts diensten verlenen op plaatsen waar de postbezorging rendabel is, dat wil zeggen, in gebieden met een grote bevolkingsdichtheid.
Daarom is het noodzakelijk dat de Commissie met oplossingen komt om dergelijke situaties te voorkomen, onder meer door te waarborgen dat de bestaande wetgeving wordt nageleefd en waar nodig verbeterd.
Sophie Auconie (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, goed werkende communicatiediensten zijn in onze moderne samenlevingen onmisbaar, zowel voor bedrijven als voor alle Europese burgers.
De liberalisering van de postmarkt is in dat opzicht een grote uitdaging voor deze sector, en dat terwijl technologische ontwikkelingen en de economische crisis de bekende transporteurs van poststukken kwetsbaarder hebben gemaakt.
Net als veel van mijn collega's vind ik economische en sociale cohesie heel belangrijk, evenals territoriale cohesie, waartoe deze postdiensten uiteindelijk ook bijdragen. Als ondervoorzitter van de interfractiewerkgroep openbare diensten ben ik me bewust van de zorgen die in de toekomst zullen ontstaan over de diensten van algemeen economisch belang: overigens hebben gisteren ongeveerd honderd postbeambten gedemonstreerd in Straatsburg.
Ik vind het heel belangrijk dat deze liberalisering van de postmarkt niet ten koste gaat van de arbeidsvoorwaarden en de kwaliteit van de dienstverlening. Richtlijn 2008 is bedoeld om een servicekwaliteit met aantrekkelijke prijzen te garanderen en om banen te creëren. Om dat doel te bereiken moet het recht nauwgezet worden toegepast, vooral wat betreft de verplichtingen op het gebied van universele dienstverlening. Bovendien moeten de postdienstverleners ontwikkelen door verscheidenheid aan te brengen in hun activiteiten, alsook in hun inkomstenbronnen.
Commissaris, wij gaan ervan uit dat de Europese Commissie heel goed oplet en de ontwikkelingen in deze economische sector nauwlettend in de gaten houdt. U bent erin geslaagd een ingrijpende structurele hervorming tot stand te brengen op het gebied van de coördinatie van het monetair beleid, van het financiële toezicht. Ik weet zeker dat het u zal lukken om ons allemaal over te halen verder te gaan met deze belangrijke hervorming.
De Voorzitter. – Aan de orde is de "catch-the-eye"-procedure.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) December 2010 is een belangrijke mijlpijl voor de voltooiing van de gemeenschappelijke markt voor postdiensten in de landen van de Europese Unie, die toegankelijk worden voor alle aanbieders van postdiensten, waardoor de concurrentie in deze sector wordt versterkt. De Europese Unie is al vanaf 1992 bezig met hervormingen in deze sector en de laatste richtlijn dateert van 2008. Ik beschouw dit als een belangrijke stap, aangezien de nationale markten voor postdiensten veelal worden beheerst door sterke monopolistische organisaties, wat een voortdurende stijging van de prijzen van postdiensten tot gevolg heeft en voornamelijk voor de consument negatieve gevolgen heeft.
Ik sta vierkant achter de liberalisering en privatisering van de Europese interne markt voor postdiensten en het afbreken van staatsmonopolies, waardoor niet alleen de prijzen zullen dalen, maar de postdiensten voor de gewone consument ook beter zullen worden. Ik hoop daarbij op zo beperkt mogelijke gevolgen voor de werkgelegenheid.
Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, afgelopen juni heb ik de Commissie zelf ondervraagd over de nadelige gevolgen van de liberalisering van de openbare diensten voor consumenten, waarbij ik heb benadrukt dat uit meerdere onderzoeken is gebleken dat er sprake is van ernstige misstanden, vooral bij de postdiensten, zoals prijsverhogingen, een afname van de servicekwaliteit en een gebrek aan transparantie.
Ik dring er nogmaals op aan dat de Commissie niet alleen een analyse maakt van de elektriciteitsmarkt, wat begin 2010 gebeurd is, maar ook van de postdiensten om te bepalen in hoeverre consumenten daadwerkelijk profiteren van een geliberaliseerde markt wat betreft keuze, prijzen en kwaliteit, zonder te vergeten om ook de kwaliteit van de werkgelegenheid binnen de postdiensten te analyseren. Het gaat er nu niet meer om hoog op te geven van de voordelen van liberalisering. Het is de hoogste tijd om de balans op te maken voordat er nieuwe stappen worden ondernomen, om te voorkomen dat voor de postdiensten dezelfde grove fouten worden gemaakt die al begaan zijn in andere geliberaliseerde sectoren.
Ik heb vernomen dat er een dialooggroep van gebruikers zal worden opgezet, maar, zoals de heer El Khadraoui voor mij al zei, is dat niet genoeg. We verwachten meer van u, commissaris. De Commissie moet stoppen met achteloos doorgaan zonder de gevolgen te overzien.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Commissaris, u hebt ons verteld dat de richtlijn de lidstaten speelruimte geeft bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn, teneinde te voldoen aan de sociale voorschriften, maar ik vraag u, als commissaris, ervoor te zorgen dat deze sociale voorschriften volledig in acht worden genomen.
Gisteren hebben we in dit Parlement gestemd vóór de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en hebben we gevraagd om fatsoenlijk werk. In heel Europa gaan in de postdiensten echter goede banen verloren. Ze worden vervangen door onzekere, laagbetaalde banen, en we weten dat de liberalisering van de postdiensten achter deze agenda zit. Er heerst oprechte bezorgdheid onder de burgers en onder de postbeambten over het verlies van banen, en ik denk niet dat we dat feit in dit Parlement en in de Commissie kunnen blijven negeren.
Als afgevaardigde van een grotendeels ruraal kiesdistrict heb ik veel vragen ontvangen over de verplichting om te waarborgen dat poststukken ten minste vijf keer per week worden opgehaald en besteld. Nogmaals, u hebt een verantwoordelijkheid op dit gebied.
Tot slot ben ik het met veel van de andere sprekers eens dat we een moratorium op de volledige tenuitvoerlegging van deze richtlijn nodig hebben. Intussen …
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
João Ferreira (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de commissaris, overal in Europa zijn de werknemers uit de sector en de rest van de bevolking het eens over een onmiskenbare realiteit: in tegenstelling tot wat is en wordt beweerd door de voorstanders van deze ontwikkeling, is de liberalisering van de postdiensten uitgemond in een aanzienlijke achteruitgang van de dienstverlening en een ongekende aanslag op de rechten van de werknemers uit de sector.
Zoals in andere sectoren leidt liberalisering tot privatisering en monopolievorming op Europese schaal. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, ook in landen waar het proces nog in de kinderschoenen staat: beperking van de geografische dekking en de frequentie van de dienstverlening, stijging van de prijzen, sociale dumping en verslechtering van de arbeidsvoorwaarden. Daarom bundelen de werknemers en de rest van de bevolking hun krachten in een gemeenschappelijke strijd tegen de privatisering en de vernietiging van deze belangrijke overheidsdienst. Wij maken van de gelegenheid gebruik om hen te groeten, hun voorbeeld naar waarde te schatten en het belang van hun strijd te onderstrepen. De Commissie zou meer aandacht aan hen moeten besteden.
Evelyn Regner (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb zojuist deelgenomen aan het debat over betere wetgeving. De liberalisering van de postdiensten is een voorbeeld van een geval waarin vele negatieven gevolgen niet zouden zijn opgetreden als - net als in het eerder gepresenteerde verslag over betere wetgeving - een onafhankelijke, geloofwaardige effectbeoordeling zou zijn uitgevoerd.
De Commissie heeft geen enkel onderzoek gepubliceerd dat uitsluitend op de sociale voorwaarden en gevolgen van de liberalisering van de postdiensten gericht is. De Commissie ondersteunt enkel de nationale regelgevende instanties om zuivere ongehinderde concurrentie te garanderen. U weet wat de gevolgen hiervan zijn: onbetrouwbare verzendingen, slecht betaald en laaggekwalificeerd personeel, bezorging nu op niet meer dan drie dagen, verschillende prijzen voor verschillende regio's. Ik heb daarom een persoonlijke vraag aan u, commissaris. Doet het u geen pijn aan het hart om te zien dat La Poste in Frankrijk tegen de wil van de directie van het bedrijf, de vakbonden en de bevolking in wordt geprivatiseerd?
Inés Ayala Sender (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, in de landen die vooroplopen met de liberalisering, zoals Finland, het Verenigd Koninkrijk of Duitsland, hebben we een opeenvolging gezien van tekorten, faillissementen van operators en massaal banenverlies, zonder duidelijk sociaal alternatief.
De derde postrichtlijn is aangenomen op drie essentiële voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat universele postdienst wordt gewaarborgd als plicht om over het hele grondgebied tegen eenzelfde tarief en ten minste vijf dagen per week de post te bezorgen als garantie van de sociale en territoriale cohesie. De tweede voorwaarde is dat de sociale impact en de kwaliteit van de banen geëvalueerd en gecontroleerd worden, want concurrentie mag niet gebaseerd worden op social dumping, en daarom dringen wij er bij de heer Barnier op aan ons te laten zien dat de richtlijn de effecten heeft gehad die het Europees Parlement geëist heeft. De laatste voorwaarde betreft de rechten van de gebruikers, die niet de basisrechten zijn maar de rechten die we hun beloofd hebben voor het nieuwe tijdperk: informatie over de servicepunten, de capaciteit van de nieuwe postdiensten, het recht om te reclameren…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Mario Pirillo (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Barnier, waarde collega's, de overstap van postdiensten die door de afzonderlijke landen worden beheerd naar postdiensten die Europabreed worden beheerd is een initiatief dat de verschillende gebieden zal versterken, en daar ben ik het mee eens.
Ik dring evenwel aan op een nauwkeurige schatting van de kosten, het tijdspad en de werkelijke voordelen. Wij moeten zorg dragen voor een punctuele postbezorging, ook in de plattelands- en landelijke gebieden. De netwerken die de verschillende landen en gebieden met elkaar verbinden, moeten worden versterkt. We moeten zorgen voor een stabiele en zekere werkgelegenheid, en eventuele pensioneringen spreiden. De kosten voor postdiensten mogen niet stijgen, we moeten….
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. – Het verbaast me dat er in het Reglement geen spreektijd wordt ingeruimd voor de vraagsteller om te reageren, zodat hij daarvoor de "catch-the-eye"-procedure moet gebruiken.
Daarom, mijnheer Simpson, geef ik u, op grond van mijn opvatting van mijn rol als voorzitter van het debat, twee minuten om op alle bijdragen te reageren.
Brian Simpson, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het feit dat veel mensen bereid waren om deel te nemen aan het "catch the eye"-debat, het belang van dit onderwerp voor het Parlement laat zien, en dat wil ik graag benadrukken tegenover de commissaris.
Ik heb het antwoord van de commissaris gehoord en ik ben op bepaalde punten tevreden met wat ik heb gehoord, maar in dit Parlement heerst ook grote bezorgdheid dat, met de liberalisering van de postdiensten, de sociale voorwaarden en de arbeidsomstandigheden van werknemers, alsook de dienstverleningsvoorwaarden in de universele dienstverlening op enkele punten zullen verslechteren ten behoeve van de liberalisering en de privatisering.
Ik denk daarom dat het relevant is dat we hem dit punt duidelijk maken, en ik hoop dat hij hierop in zijn antwoord zal terugkomen.
Het tweede punt dat ik ter sprake wil brengen, is een punt in antwoord op de opmerkingen van de woordvoerder van de EFD-Fractie over het Verenigd Koninkrijk en op het feit dat hij de schuld voor de sluiting van hulppostkantoren in het Verenigd Koninkrijk legt bij dit liberaliseringsproces.
We moeten deze leugen heel duidelijk aan de kaak stellen. De sluiting van hulppostkantoren in het Verenigd Koninkrijk was een besluit van het Verenigd Koninkrijk. Dit besluit is genomen omdat de Britse regering haar subsidie aan hulppostkantoren heeft verlaagd en de wijze van uitbetaling van uitkeringen heeft gewijzigd in directe betalingen. Dat was, samen met bezuinigingen bij Royal Mail, een van de belangrijkste redenen waarom hulppostkantoren in het Verenigd Koninkrijk zijn gesloten.
Tot slot is het idee van een uitstapclausule voor het Verenigd Koninkrijk een van de belachelijkste dingen die ik in mijn leven heb gehoord op het punt van de postdiensten. Waarom? De meest Hezbollah-achtige, pro-liberale, "laten we er meer vaart achter zetten dan welke andere regering ook"-regering in Europa op het punt van de liberalisering was de eigen regering van het Verenigd Koninkrijk, van Thatcher tot Major en Blair …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Michel Barnier, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat is van groot belang en ik ben u dankbaar, mijnheer Simpson, dat u het op gang heeft gebracht.
Ik wil nog even op twee of drie zaken terug komen voordat ik verder ga met mijn antwoorden.
Allereerst, zoals ik zo-even al zei en zoals iedereen feitelijk wel moet toegeven, is deze hervorming, deze gecontroleerde openstelling van de postmarkten, niet in het geheim, niet overhaast en niet bij toeval tot stand gekomen, maar op basis van democratische goedkeuringen volgens de regels en de steun van alle regeringen. Velen van u hebben daar een belangrijk aandeel in gehad: mijnheer Simpson, u bent er daar een van, de heer Ferber is er daar ook een van, en zo zou ik nog veel meer namen kunnen noemen.
Zo staan we er vandaag voor. Het is een geleidelijk proces. Mijn diensten hebben me erop gewezen dat er ongeveer twintig sectorale onderzoeken zijn gehouden. Mijnheer De Jong, er is absoluut geen sprake van overhaasting of geheimzinnigheid. Mijnheer Tarabella, we zijn ook niet achteloos met grote sprongen verder gegaan. De zaken zijn geleidelijk en stap voor stap aangepakt. Dat was het eerste punt.
Het tweede punt is dat ik weet wat er in de verdragen en in de wetsteksten staat. Mevrouw Auconie heeft een heel belangrijk woord genoemd: territoriale cohesie. Ik heb er als een van de oprichters van de oude Grondwet en het nieuwe Verdrag van Lissabon – ik was toentertijd EU-commissaris voor institutionele hervormingen – voor gevochten om de woorden "territoriale cohesie" in het Verdrag te krijgen. En dat was niet gemakkelijk. Dit zijn woorden die iets betekenen. Net als dat er in het Verdrag van Lissabon nieuwe woorden gebruikt zijn over de veiligheid en bescherming van openbarediensttaken.
Deze woorden vind ik heel belangrijk, afgezien van en naast mijn persoonlijke overtuigingen, die ik in een zin zou willen samenvatten: ik vind niet dat Europa kan worden samengevat als een grote vrijhandelszone. Europa is veel meer dan de interne markt. Het is een economische, sociale en menselijke gemeenschappelijke leefruimte. En met deze overtuiging ben ik teruggekomen naar de Europese Commissie. Die zal de leidraad blijven vormen voor alles wat ik doe gedurende de vijf jaar dat ik deze functie mag bekleden. Dat is wat er in het Verdrag staat. Dat zal ik niet vergeten en dat zal ik, als het nodig is, herhalen voor iedereen die het wel is vergeten.
En dan zijn er nog de teksten van deze richtlijnen, dames en heren. Eerlijk gezegd denk ik niet – dit heb ik tegen mevrouw Wils en tegen anderen gezegd – dat een moratorium of een plotselinge stopzetting van deze ontwikkeling van nut zou zijn. Het zou, volgens mij, leiden tot onzekerheid die nadelig kan uitpakken voor de bedrijven en de gebruikers en alles welbeschouwd zou het onverantwoord zijn. Maar, nu dit gezegd is en er dus bevestigd is dat het proces in gang gezet gaat worden, zijn wij verplicht om erop toe te zien dat dit op passende wijze gebeurt en in overeenstemming met wat er in de richtlijnen en het Verdrag van de Europese Unie staat.
De heer Bach en mevrouw Auconie brachten de universele postdienst ter sprake; er staan belangrijke woorden in de teksten die de dienstverlening van de universele dienst moeten verbeteren. Er zijn vele mechanismen die deze dienstverlening garanderen en wij moeten controleren of ze ook daadwerkelijk worden gebruikt; dat gaat op voor het compensatiefonds, omschrijvingen in het kader van openbare aanbestedingen en andere instrumenten. Nog meer woorden die ik niet zal vergeten.
De opneming van arbeidsvoorwaarden wordt ook omschreven als een essentiële vereiste die in overweging dient te worden genomen bij het goedkeuren van exploitanten van postdiensten. Wat betreft sociale bescherming – de heer De Jong, mevrouw Durant en mevrouw Serracchiani brachten deze kwestie ter sprake –, wordt in de derde postrichtlijn duidelijk gesteld dat de lidstaten voor de arbeidswetgeving beschikken over instrumenten om elke mogelijke vorm van sociale dumping te bestrijden en het is aan de lidstaten zelf, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, om de juiste aanpak te vinden om dat juiste niveau van werkgelegenheid en sociale bescherming te garanderen.
Ik kan nog veel meer woorden en zinnen noemen die allemaal vereisten zijn voor de lidstaten, bedrijven en de Commissie, onder toezicht van uw Parlement en de Raad.
Ik zou ook nog iets willen zeggen over iets dat mij aan het hart gaat, omdat ik twintig jaar afgevaardigde ben geweest van een landelijk, zelfs bergachtig gebied, waar we weten hoe belangrijk openbare diensten zijn voor geïsoleerde en kwetsbare mensen die in dergelijke gebieden wonen. De heer Gallagher heeft deze kwestie ter sprake gebracht, evenals de heer Fernandes, mevrouw Auconie en mevrouw Harkin zo-even. Wat betreft de landelijke gebieden wil ik u eraan herinneren dat als de lidstaten bepaalde minimumvereisten niet respecteren, de Commissie alle mogelijke instrumenten zal aanwenden om ervoor te zorgen dat de lidstaten deze basisdienstverlening voor postzaken blijven verzorgen, met name in landelijke gebieden met het oog op deze territoriale cohesie.
Ik begrijp natuurlijk best dat we verder moeten, zonder meteen overhaaste beslissingen te nemen, maar door te controleren of dat wat in de teksten en het Verdrag staat nageleefd wordt. Daarom, mijnheer de Voorzitter, moeten we de stappen van beoordeling, onderzoek, verslaggeving en, indien van toepassing, correctie zeker niet overslaan. De heer El Khadraoui, mevrouw Ticău en mevrouw Wils hebben de eerste onderzoeken genoemd. Ik bevestig hierbij dat we dit jaar nog een eerste onderzoek zullen starten – mijnheer El Khadraoui, aan het einde van dit jaar, – dat alle ontvangende partijen een analyse zal geven van de laatste ontwikkelingen op de postmarkten en waarin ook de nieuwste trends op het gebied van werkgelegenheid aan de orde zullen komen.
Dat is nog niet alles: in 2013 zullen we een officieel verslag moeten uitbrengen aan het Parlement en de Raad, als de lidstaten de richtlijn in zijn geheel hebben doorgevoerd. En dan is er nog de dialooggroep van gebruikers, waaraan u zult deelnemen, evenals de vakbonden, de ondernemingen en de gebruikers zelf. De groep zal de groep van regelgevende instanties aanhoren en de door de Commissie verstrekte evaluaties onderzoeken.
Dames en heren, tot slot – ik richt me nu tot mevrouw Thun und Hohenstein, mevrouw Durant en anderen –, vind ik het net zo belangrijk als u dat deze richtlijnen op de juiste manier ten uitvoer worden gebracht, zonder de burgers en gebruikers te benadelen. Ik vind het net zo belangrijk als u dat de evaluaties objectief, nauwkeurig en eerlijk worden georganiseerd. En nu we het toch over eerlijkheid hebben, herhaal ik even iets dat de heer Simpson heeft gezegd: "We moeten eerlijk zijn tegenover Europa". Daarom zijn deze onderzoeken en de ruchtbaarheid die wij eraan geven, de debatten die we rond deze onderzoeken houden – vooral in deze dialooggroep van gebruikers – zo belangrijk. Ik zal ervoor proberen te zorgen dat we eerlijk zijn tegenover de Europese Unie en de beslissingen die we samen hebben genomen.
Als we het hebben over banen in de postdiensten, als we het hebben over de kwaliteit van de distributie, als we het hebben over territoriale cohesie, als we het hebben over sociale bescherming, hoeveel hebben we dan te danken aan beslissingen op Europees niveau? Hoeveel hebben we te danken aan de beslissingen van bedrijven? Hoeveel hebben we te danken aan politieke beslissingen van regeringen? We moeten duidelijk maken wie waar verantwoordelijk voor is en de verantwoordelijkheid niet afschuiven op de Europese Unie voor alles wat er in de praktijk gebeurt.
Dat is ook meteen de reden dat ik tot het einde toe wil doorgaan wat betreft het debat en de evaluatie. En dat is ook de reden, mevrouw Durant, dames en heren, dat ik persoonlijk zal toezien op de aanstelling van de dialooggroep van gebruikers, om te laten zien dat de Commissie oprecht en daadkrachtig te werk gaat op dit gebied, dat de kern vormt van deze interne markt, als zijnde economische en sociale gemeenschappelijke leefruimte, waar ik mee begaan ben en waarvoor ik een van de verantwoordelijken ben.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt over tien minuten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De uiterste datum voor voltooiing van de interne markt voor postdiensten komt dichterbij. Hoezeer deze richtlijn ook zal zorgen voor meer concurrentie in de steden, het lijdt geen twijfel dat het in de plattelandsgebieden zal resulteren in een aanzienlijke verslechtering van de dienstverlening. Veertig procent van de inwoners van Ierland leeft op het platteland en het is van essentieel belang dat er postdiensten beschikbaar zijn voor diegenen die in afgelegen gebieden wonen. Het leveren van postdiensten in dergelijke gebieden is vaak niet winstgevend.
Hoe gaat de Commissie ervoor zorgen dat essentiële postdiensten voor kleine, afgelegen gemeenschappen niet worden stopgezet en dat post overeenkomstig de universeledienstverleningsverplichting in afgelegen gebieden wordt opgehaald en bezorgd? Hoe kan, gelet op het feit dat bedrijfspost en postdiensten in steden het meest winstgevend zijn, worden voorkomen dat nieuwe organisaties klanten en diensten in afgelegen of niet-lucratieve gebieden zullen negeren? Deze richtlijn kan grote sociale gevolgen hebben voor bepaalde gemeenschappen en postmedewerkers. Daarom moeten deze kwesties worden geregeld voordat de richtlijn ten uitvoer wordt gelegd.
Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) De kracht van de Europese Unie ligt in eenheid. De Europese Unie is de wereldwijd toonaangevende regio, die nu al meer dan 50 jaar volgens vaste principes te werk gaat. We zijn sterk omdat we verenigd zijn en solidariteit hebben getoond. De grotere lidstaten van de Unie hebben de belangen van de kleinere lidstaten gerespecteerd, en economisch sterkere landen hebben de economisch zwakkere landen ondersteund. Aan deze principes moeten we blijven vasthouden. De plannen van Frankrijk om oorlogsschepen van het type Mistral te verkopen aan Rusland, dat twee jaar geleden Georgië heeft aangevallen, een partnerland van de Europese Unie en de NAVO, heeft tot verontwaardiging geleid onder de bevolking van verschillende lidstaten. Ik wil niet tornen aan het recht van Frankrijk om een dergelijke deal te sluiten. Ik wil Frankrijk wel oproepen om vast te houden aan de principes van de EU en de NAVO die het in het verleden altijd gevolgd heeft en die het naar mijn overtuiging ook in de toekomst zal volgen. Deze deal veroorzaakt ongerustheid onder de NAVO- en EU-partners van Frankrijk, landen die altijd gehandeld hebben volgens de beginselen van onderlinge solidariteit. Het kan op korte termijn wellicht financiële voordelen opleveren, maar op lange termijn heeft het negatieve gevolgen voor de Europese veiligheid en de relaties tussen de lidstaten, wat ons zal verzwakken. Het standpunt van een partner zou niet genegeerd moeten worden, zeker niet bij een zo belangrijk onderwerp als de militaire veiligheid van de Europese lidstaten. We mogen niet toestaan dat andere landen onze eenheid ondermijnen door dit soort handelstransacties. Laten we niet vergeten dat onze grootste vrienden en bondgenoten zich niet in het oosten bevinden, maar binnen onze Unie. Laten we trouw blijven aan de principes die we tot nu toe altijd gevolgd hebben. Als we verenigd blijven, blijven we sterk.
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik begin met Polen dat zich in een bevoorrechte positie bevindt vanwege de overgangsperiode van twee jaar die aan het land is toegewezen. Op deze manier kunnen wij de maatregelen en mechanismen bijstellen die al in de andere lidstaten worden toegepast. Ik wil benadrukken dat postzendingen tot 50 gram, die in grote hoeveelheden per post verzonden worden, volledig vrijgegeven gaan worden, hoewel dit vaak ambtelijke of gerechtelijke postzendingen betreft die onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen. Daarmee rijst de vraag hoe de Commissie invloed gaat uitoefenen op de lidstaten zodat zij in het kader van de liberalisering deze belangrijke diensten door verschillende exploitanten laten verrichten, zonder hierbij de stabiliteit en de veiligheid van de landen en hun burgers op het spel te zetten. Verder wekt alleen al het noemen van het probleem van adequate sociale bescherming grote bezorgdheid.
Ondernemingen die postdiensten verzorgen zijn meestal enorme bedrijven met aanzienlijke personeelsbestanden. Zal het agressieve prijsbeleid en de daarmee gepaard gaande kostenreductie daarom niet leiden tot een categorische vermindering van het aantal werknemers? Als we ondertussen puur naar de kwaliteit van de diensten kijken, dan rijst de vraag of prijsoverwegingen niet leiden tot verlaging van de standaarden. De uitvoering van de postdiensten hangt ook af van de plaatsen waar post kan worden verzonden of afgehaald, hun aantal en hun toegankelijkheid. Over de grote stedelijke gebieden maak ik me geen zorgen, maar ik ben bang dat kleine plaatsen en vooral de landelijke gebieden in de toekomst vrijwel verstoken zullen blijven van postdiensten.
Jutta Steinruck (S&D), schriftelijk. – (DE) Uit de ervaring van landen waar liberalisering reeds heeft plaatsgevonden blijkt dat de liberalisering van de postdiensten een neerwaartse spiraal is. Concurrentie mag niet worden gevoerd ten koste van werknemers, met andere woorden op basis van lonen en arbeidsvoorwaarden. Wij moeten hoogwaardige arbeidsplaatsen bij de Europese postdiensten behouden, want alleen op die manier kunnen wij universele dienstverlening voor de mensen waarborgen. Postdiensten moeten voor iedereen even toegankelijk zijn, ongeacht waar men woont - dat moet een grondrecht zijn.
Het is de taak van de Commissie om de burgers van de Europese Unie te beschermen tegen sociale dumping en de arbeidsnormen te behouden. Tot dusver zijn er echter geen maatregelen genomen. De openstelling van de Europese markten mag niet gepaard gaan met de afschaffing van socialebeschermingsrechten. Wij keuren concurrentie tussen de sociale systemen van de lidstaten af. Ik dring aan op uitstel tot de sociale gevolgen onderzocht zijn, de sociale voorwaarden binnen de gehele postmarkt zijn veiliggesteld, de financiering van de universele dienstverlening gegarandeerd is en er een oplossing is gevonden voor concurrentie op basis van kwaliteit en innovatie binnen de markt. De lidstaten moeten zorgen voor wettelijke garanties voor volledige toegankelijkheid tot postdiensten.
(De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat)
Voorzitter. − (EN) Geachte collega's, ik heb triest nieuws voor u. Ik wil graag een paar woorden zeggen.
Afgelopen zondagnacht is Angelo Vassallo, de burgemeester van Pollica in de streek Campanië in Italië, op 57-jarige leeftijd op weg naar huis vermoord door de Camorra. Hij was beter bekend als de "milieuburgemeester", vanwege zijn harde werk om de natuurlijke omgeving in zijn regio te verbeteren.
De heer Vassallo heeft altijd gevochten tegen de infiltratie van zijn gemeenschap door de georganiseerde misdaad. Hij liet een fantastisch menselijk gezicht zien in zijn contacten met zijn burgers. We mogen de rol van de georganiseerde misdaad in enkele van onze lidstaten niet onderschatten. We moeten samen solidair zijn om dit kwaad uit onze samenlevingen uit te roeien, zodat de dood van Angelo Vassallo niet voor niets is geweest.
Ik wil u vragen te gaan staan en ter nagedachtenis aan hem een minuut stilte in acht te nemen.
Sajjad Karim (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, over 48 uur, terwijl miljoenen moslims nog het Suikerfeest vieren en de wereld de terroristische aanslagen van 11 september herdenkt, staat een verbranding van korans gepland die samenvalt met die in Florida in de VS. Deze daad is afgekeurd door de Amerikaanse regering en het Vaticaan. Ik hoop dat dit Huis dat ook zal doen.
(Applaus)
Deze extreme daad van koranverbranding is de daad van slechts één man en zijn aanhangers. Zijn acties mogen niet worden geïdentificeerd met het Westen of met het christendom. Moslims over de hele wereld moet worden verteld dat deze pastor niets zal bereiken met deze koranverbranding. Hij staat alleen in zijn land en binnen zijn religie. Alleen wanneer er wordt gereageerd, krijgt hij een pervers gevoel van succes.
(Langdurig applaus)
Gerard Batten (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ongeacht de verdiensten van de opmerkingen van de heer Karim, begrijp ik niet dat dit een beroep op het Reglement was. Als iemand anders was opgestaan om een verklaring af te leggen, had u hem of haar gevraagd uit hoofde van welk artikel hij of zij sprak. Kunt u mij uitleggen waarom dit een beroep op het Reglement was?
De Voorzitter. − Mijnheer Batten, het was een beroep op het Reglement, ter informatie van het Parlement.
5.1. De wetgeving verbeteren (A7-0215/2010, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (stemming)
5.2. Situatie van de Roma in Europa (stemming)
Na de stemming over paragraaf 8
Hannes Swoboda (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag het volgende amendement willen invoegen als een nieuwe paragraaf 9 bis. Ik zal het voorlezen: "Is van mening dat de situatie van de Roma in Europa op geen enkele wijze van invloed mag zijn op de aanstaande toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied, noch op de rechten van hun burgers". Ik hoop dat dit Huis dit amendement kan steunen.
Na de stemming
Gerard Batten (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik merk dat een groot aantal mensen spandoeken omhoog heeft gehouden. Ik begrijp dat dit tegen de regels is, maar u hebt er niets van gezegd. Als zij hun spandoek omhoog mogen houden, mag ik dan alstublieft het mijne omhooghouden? De tekst luidt: "Zeg nee tegen de Europese Unie".
(Applaus van de EFD-Fractie)
Kunnen we alstublieft één stel regels voor iedereen hanteren? Is dat mogelijk?
De Voorzitter. − Uw punt is duidelijk. Iedereen weet en het zal niemand ontgaan zijn dat u "nee" zegt tegen de Europese Unie.
5.3. Langdurige zorg voor ouderen (stemming)
5.4. De situatie van de rivier de Jordaan, met name de benedenloop (stemming)
6. Gebrek aan een transparante procedure met betrekking tot de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) - Europees jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen (schriftelijke verklaringen): zie notulen
De Voorzitter. − Dames en heren, voordat u weggaat, wil ik nog twee aankondigingen doen. De tekst is in het Tsjechisch, dus ik zal ze in het Tsjechisch voorlezen.
Voorzitter. − (CS) De door Françoise Castex, Zuzana Roithová, Alexander Alvaro en Stavros Lambrinidis ingediende schriftelijke verklaring 0012/2010 over het gebrek aan een transparante procedure met betrekking tot de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) is door het leeuwendeel van de leden van het Parlement ondertekend.
De schriftelijke verklaring zal overeenkomstig artikel 123 van het Reglement worden toegezonden aan eenieder aan wie deze gericht is, alsmede opgenomen in de bundel van tijdens deze zitting aangenomen stukken. De namen van de ondertekenaars worden opgenomen in de notulen.
De door Marc Tarabella, Barbara Matera, Marije Cornelissen, Ilda Figueiredo en Antonyia Parvanova ingediende schriftelijke verklaring 0020/2010 over het uitroepen van een Europees jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen is door het leeuwendeel van de leden van het Parlement ondertekend.
Ook deze schriftelijke verklaring wordt overeenkomstig artikel 123 van het Reglement toegestuurd aan eenieder aan wie deze gericht is, alsook opgenomen in de bundel van tijdens deze zitting goedgekeurde stukken. De namen van de ondertekenaars worden opgenomen in de notulen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen maar even mijn voldoening uitspreken en mijn dank betuigen aan de collega's die het verzoek om een Europees Jaar voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen hebben ondertekend. Wij zijn van oordeel dat dit een belangrijke stap is en wij hopen dat de Europese Commissie met deze verklaring rekening zal houden. Hartelijk dank aan al degenen die hun medewerking hebben verleend.
De Voorzitter. − Dames en heren, we zijn nu aangekomen bij de stemverklaringen. Degenen die hun stem niet willen motiveren, verzoek ik stil te zijn bij het verlaten van de zaal om de stemverklaringen niet te hinderen.
Giommaria Uggias (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dit is een stap in de goede richting. Hierdoor zullen de Europese burgers de door ons aangenomen teksten beter begrijpen. Er is nog veel werk te verzetten maar het is van belang dat deze stappen ononderbroken worden gezet.
Natuurlijk moeten we een evenwicht vinden tussen de verschillende rechtssystemen, dat wil zeggen het Angelsaksische en het continentale systeem dat op het Romeins recht gebaseerd is.
Maar de stap naar de effectbeoordeling is ook van belang. Dat is een uitermate belangrijke stap die in de nationale wetgevingen zijn weerslag moet krijgen. Op dit punt blijven de wetgevingen ernstig in gebreke. We zullen op dit onderwerp terug moeten komen en ik denk dat dit snel zal gebeuren.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, eenvoudige en duidelijke wetgeving die begrijpelijk is voor de burgers is van groot belang voor de acceptatie van de Europese Unie onder de burgers. Goede wetgeving is echter ook van wezenlijk belang voor het functioneren van de Europese Unie. Vereenvoudiging van het wetgevingsproces moet daarom een van de fundamentele doelstellingen van de Europese instellingen zijn. Een bijzonder belangrijk aspect daarbij is de vermindering van de administratieve lasten voor onze ondernemingen. Dat zal een nieuwe impuls aan economische ontwikkeling en innovaties geven. Europa is echter niet altijd overal te vinden waar het ogenschijnlijk zou moeten zijn, dat is in ieder geval mijn ervaring in mijn eigen land. De Commissie moet nauwlettend in de gaten houden dat de lidstaten voorschriften introduceren die niet verder gaan dan de Europese vereisten.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn momenten in dit Huis waarop de agenda meer dan parodistisch is. Het verslag over "betere wetgeving" komt van dezelfde instellingen die van dit deel van de wereld een van de meest overgereguleerde en minst concurrerende blokken op aarde hebben gemaakt en die ons de bureaucratische nachtmerrie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de ecologische ramp van het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben gebracht.
Maar laat ik proberen constructief te zijn. Hier is een idee voor betere wetgeving: laten we proberen om niet hoogdravend te zijn wanneer we wetgeving maken. Laten we proberen het Reglement van dit Huis niet te gebruiken als een manier om te laten zien dat we aardige mensen zijn, dat we ons zorgen maken over werkloosheid, dat we geven om de Roma of ons zorgen maken over langere werkuren of wat dan ook. Harde interventie door de staat is doorgaans niet de beste manier om problemen op te lossen. We zijn veel beter af wanneer we toestaan dat besluiten worden genomen zo dicht mogelijk bij de mensen die door de besluiten worden getroffen.
Mijn bescheiden voorstel voor betere wetgeving is dus dat we dit Parlement bij wijze van proef voor de komende zes maanden sluiten, helemaal geen wetgeving aannemen en kijken of onze kiezers daarover klagen.
Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) In Slowakije herdenken we vandaag de slachtoffers van de Holocaust. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er meer dan honderdduizend joden, Roma, homoseksuelen en lichamelijk gehandicapten uit Slowakije gedeporteerd naar concentratiekampen. Daarom heb ik vandaag voor deze resolutie gestemd, die ik toevallig ook zelf heb ingediend, omdat ik het heel belangrijk vind, dat het Europees Parlement laat horen dat we zoiets nu, in het heden en in de toekomst, in Europa niet meer willen. We hebben in Europa twee grote oorlogen meegemaakt en het is nu, op het moment dat Frankrijk op grote schaal Roemeense Roma terug naar hun land deporteert, de hoogste tijd om te laten horen dat dergelijke zaken voor ons onacceptabel zijn. Door voor deze resolutie te stemmen dragen we bij tot de verspreiding van die boodschap. Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank uitbrengen aan alle Parlementsleden die voor deze resolutie gestemd hebben.
Joe Higgins (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de ontwerpresolutie gesteund, die onder meer is ondertekend door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links.
Door de Aromagemeenschap in Frankrijk eruit te pikken en tot slachtoffer te maken en te verdrijven, hebben de Franse president Sarkozy en zijn regering het meest verachtelijke cynisme laten zien. Dit is niets anders dan het bot gebruiken van een minderheid van onderdrukte mensen om de aandacht af te leiden van het desastreuze economische en sociale beleid.
Het beleid van de heer Sarkozy heeft geleid tot massawerkloosheid in Frankrijk en marginalisatie van veel arbeidersgemeenschappen. De regering van de heer Sarkozy tast nu stelselmatig de levensstandaard van Franse werkenden aan en tast de pensioenrechten van de Fransen aan. De heer Sarkozy en zijn regering zijn de instrumenten van de Franse bourgeoisie en het internationale bedrijfsleven, en zij proberen wanhopig een kwetsbare bevolkingsgroep als zondebok te gebruiken om de aandacht af te leiden van hun grote impopulariteit.
Ik breng hulde aan de tienduizenden Fransen die afgelopen zaterdag tegen dit beleid hebben gedemonstreerd, en ik doe een beroep op de Franse werknemers om hun geweldige traditie van solidariteit uit te oefenen – waarbij alle minderheden en werkenden samen pal staan voor de mensenrechten en burgerrechten en een betere toekomst – en zich er niet tussen te laten nemen door deze cynische oefening.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Ik heb met name voor de resolutie van mijn eigen fractie gestemd omdat er oplossingen in staan en geen stigmatisering van een politieke optie. Helaas heeft deze ontwerpresolutie het niet gehaald.
Voor wat betreft de ontwerpresolutie van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en degenen die sympathiek staan tegenover hun beleidsstandpunten: Ik heb voor een aantal punten in deze tekst gestemd die ik constructief vond, met name het mondelinge amendement over het ontbreken van enig verband tussen de situatie van de Roma in Europa en de toetreding van Roemenië tot het Schengengebied.
Ik heb ook gestemd voor het tweede deel van paragraaf 10, dat oproept tot een sterke horizontale coördinatie om in de toekomst op dergelijke situaties te reageren, en voor het tweede deel van paragraaf 16, dat zowel de Commissie als de lidstaten aanmoedigt de grondrechten van de Roma en de toepassing daarvan te eerbiedigen.
Ik heb ook gestemd voor overweging L, over de noodzaak van een betere vertegenwoordiging van de Roma in overheidsstructuren en het openbaar bestuur in de lidstaten. Ik kon echter niet voor de hele ontwerpresolutie stemmen, omdat ik hem demagogisch vind.
Sergej Kozlík (ALDE). - (SK) Externe immigratie is een groot probleem voor Europa. Elk jaar komen 900.000 immigranten Europa binnen. De Aromaproblematiek is een intern probleem van Europa, en bij de migratie van Roma tussen de lidstaten gaat het niet om honderdduizenden maar om duizenden mensen. Dat betekent echter niet dat het geen serieus probleem is.
Ik sta achter de ontwerpresolutie van het Europees Parlement met betrekking tot de situatie van de Roma in Europa. Ik vind het positief dat het probleem daarin wordt gedefinieerd als een probleem van heel Europa. Een geïsoleerde benadering van het probleem zal niet bijdragen tot een effectieve oplossing van de situatie van de Roma. Vooral in de landen met een grote Aromaminderheid is het nodig Europese middelen en kennis in te zetten om het probleem op te lossen.
De migratie en repatriëring van Roma zou geen politiek thema moeten worden. De rechten van minderheden zouden niet moeten worden geschonden. Tegelijkertijd moeten rechten en plichten niet alleen gelden voor de lidstaten, maar ook voor de minderheden.
Tunne Kelam (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de ontwerpresolutie van de PPE gestemd, omdat de tekst van deze ontwerpresolutie een constructieve en veelomvattende Europese oplossing bood voor het probleem van een betere sociale integratie van de Roma.
In plaats van hun ernstige sociale en economische situatie te gebruiken als een instrument voor politiek gemotiveerde aanvallen tegen bepaalde de wet respecterende regeringen zoals die van Frankrijk en Italië, stelt de PPE een Europese strategie voor de Roma voor.
Wanneer het probleem van de ene naar de andere lidstaat wordt verschoven, helpt dat ons niet om de noodzakelijke middelen te vinden. We zullen daar alleen samen in slagen in de geest van een constructieve aanpak.
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, wij van de Deense liberale partij Venstre hebben ervoor gekozen om voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie van de Roma te stemmen, niet omdat we niet van mening zijn dat het taalgebruik van grote delen van de resolutie eigenlijk te emotioneel beladen is en de aanvallen erin niet berusten op documentatie, maar omdat we van oordeel zijn dat er reden is om vraagtekens te zetten bij de manier waarop Frankrijk plotseling heeft besloten om de Roma uit te zetten. Daarmee zijn wij niet van mening dat er iets te onderzoeken valt aan de uitzettingen van Denemarken of Duitsland. Denemarken heeft volgens het boekje gehandeld en als Duitsland geen vluchtelingen van een oorlog die voorbij is, kan terugsturen, verdwijnt het begrip vluchtelingenstatus en hebben we een geheel nieuwe rechtssituatie in de wereld. Ik moet zeggen dat de strijd van Venstre tegen de onterechte kritiek op Denemarken en Duitsland onaangenaam eenzaam is geweest. Noch de Deense sociaaldemocraten (Socialdemokraterne) noch de Deense socialistische volkspartij (Socialistisk Folkeparti) hebben ons gesteund. Nee, zij staan liever toe dat hun land en buurland worden bezoedeld door kritiek die niet door documentatie wordt ondersteund. Ik vind dit eerlijk gezegd pijnlijk. Ik zou willen afsluiten met te benadrukken dat de laatste expliciete rest van zogenaamde kritiek op Denemarken en Duitsland definitief is verwijderd tijdens de stemming vandaag.
Gerard Batten (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor geen van deze resoluties gestemd, omdat ik in principe de democratische legitimiteit van de Europese Unie niet erken en deze ook nooit zal erkennen.
Maar soevereine naties moeten natuurlijk wel het recht hebben om zelf te beslissen wie wel of niet tot hun grondgebied kan worden toegelaten en op welke basis dat kan. De lidstaten van de EU hebben dat recht opgegeven door de suprematie van het Europees recht te erkennen, en in het bijzonder door Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht op vrij verkeer voor mensen vast te stellen.
De Fransen kunnen niet van twee walletjes eten. Ze kunnen geen volwaardige leden van de Europese Unie zijn en vervolgens Roemeense zigeuners discrimineren.
Als dat de Fransen niet bevalt, stel ik voor dat ze kiezen voor de gedragslijn van de UK Independence Party, namelijk uit de Europese Unie stappen en hun soevereiniteit terugkrijgen.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Door de resolutie over de situatie van de Roma aan te nemen, nemen het Europees Parlement en de Europese Commissie naar mijn mening terecht de verantwoordelijkheid op zich voor de situatie van de Roma in de Europese Unie. Gezien de ervaringen die ik heb uit mijn eigen land wil ik er echter op wijzen, dat bij het zoeken naar effectieve maatregelen om de Romabevolking te laten integreren alleen financiële hulp of materiële middelen niet voldoende zullen zijn om hun materiële situatie te verbeteren. Het is veel belangrijker om Roma te leren, dat zij om een goed bestaansniveau te behouden veel meer hun best moeten doen om een zo hoog mogelijk opleidingsniveau te behalen en een vaste baan niet kwijt te raken. Want alleen door onderwijs en sociale integratie kunnen de Roma zich ontdoen van de last van hun oneervolle positie in onze samenleving. Het zal een zware taak worden, maar ik hoop dat we hem zullen volbrengen.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb ervoor gestemd dat alle leden van de Europese Unie gelijke rechten moeten hebben. Dat geldt ook voor de Roma.
Ik begrijp dat sommigen, bijvoorbeeld in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), van mening zijn dat deze ontwerpresolutie te veel een instrument is van politieke actie tegen Frankrijk. Wij moeten het echter zo zien dat wij geen beleid implementeren als instrument, maar dat wij, omdat de Europese Unie een waardengemeenschap is, ons ertoe verbinden voor onze kwetsbaarste bevolkingsgroepen te zorgen.
Wij weten dat de deelname van de Romabevolking aan de samenleving in veel Europese landen gering is en daarom is het oplossen van dit probleem een uitdaging die de Europeanen, de burgers van de Europese Unie, delen. Wij zijn niet geloofwaardig als wij buiten Europa uitleggen hoe men met de mensenrechten om moet gaan en tegelijkertijd niet zelf de situatie van de Romabevolking in de Europese Unie op orde brengen.
Ik hoop dat dit als concrete actie in het Europees Parlement zichtbaar zal zijn. Het Parlement heeft natuurlijk verschillende kleinschalige proefprojecten gelanceerd om de integratie van de Roma in de samenleving te bevorderen via onderwijs en dergelijke. Het lijkt er soms echter op dat ook dit Parlement geen geld uit haar begroting aan dergelijke projecten wil geven, maar liever aan Griekenland of een ander land of zelfs aan landen buiten Europa.
Wij moeten de kwestie van de Roma in de Europese Unie eens en voor altijd oplossen. Dat moeten wij doen voor onze geloofwaardigheid en de fundamentele waarden waar de Europese Unie voor staat.
Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik heb goed naar de heer Takkula geluisterd, maar er zijn enorme kredieten vrijgemaakt, tientallen miljoenen euro, waarvan tot op heden slechts 9 miljoen is uitgegeven.
Ik vind dat de heer Sarkozy en de heer Hortefeux, de Franse minister van Binnenlandse zaken, die beide lid zijn geweest van dit Parlement, met deze resolutie vandaag de vruchten plukken van wat zij hebben gezaaid. Zij waren de voorvechters van de openstelling van de grenzen; zij hebben deze verdragen gesloten; zij hebben ze in veel gevallen zelfs opgesteld of aangemoedigd; en zij moeten zich nu goed realiseren dat de kwetsbare grenzen die zijn ingevoerd – de tijdelijke oplossingen die het voor Roma mogelijk maken om zich pas vanaf 2013 in Frankrijk te vestigen – nou, dat dit alles volledig mislukt is.
Tot slot, wat ik het meest onaangenaam vind aan de houding van onze collega's, is dat er, onder het mom van de bestrijding van discriminatie, juist sprake is van discriminatie, van systematische stigmatisering – om die uitdrukking nog maar eens te gebruiken – van de overgrote meerheid van de autochtone bevolking. Het is heel goed om minderheden te beschermen, maar denkt u niet dat er in het gedrag van de minderheden soms problemen ontstaan, dat kunnen problemen met cultuur, gedrag of iets anders zijn, die juist verhinderen dat ze goed integreren? Zouden we deze minderheden geen dienst bewijzen als we deze kwesties eerlijk zouden bespreken. Eenmaal gedaan is nog geen gewoonte.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik sta verbaasd over de lichtzinnigheid waarmee de linkerzijde in dit Parlement goochelt met termen als collectieve uitzettingen, terwijl het gaat om dossiers in Frankrijk die op individuele basis beoordeeld zijn en terwijl het gaat om mensen die een premie hebben ontvangen om vrijwillig terug te keren naar hun land van herkomst. Een lidstaat heeft wel degelijk het recht en de plicht om de regels van de rechtsstaat te handhaven en op te treden tegen illegale immigratie en de overlast die daarmee gepaard gaat. Een belangrijke sleutel tot de oplossing van de problemen ligt trouwens bij de Romagemeenschappen zelf. Ik verwijs naar een nota van de voormalige Nederlandse minister van Integratie, Van der Laan, een socialist, die onder meer stelt dat de criminaliteit onder Romazigeuners buitenproportioneel hoog is, dat het schoolverzuim enorm is, dat er kinderen worden misbruikt voor bedelarij en criminele activiteiten. Met die houding - zo stelde de socialist Van der Laan - plaatsen de Romazigeuners zichzelf buiten de Nederlandse samenleving. Daar is dus werk aan de winkel. Ik weet, mijnheer de Voorzitter, dat het niet populair is om dit te zeggen in dit Parlement, maar Roma hebben net zoals alle andere mensen niet alleen rechten, maar ook plichten.
Mario Borghezio (EFD). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, wij hebben tegen de resolutie van de Europese volkspartij gestemd, die zonder twijfel evenwichtiger was, vanwege een cruciaal aspect waarop we graag de aandacht vestigen, namelijk de oproep aan de Europese Commissie, aan Europa, om het proces van de integratie van Roemenië en Bulgarije in de Schengenruimte te versnellen.
Wij hebben al ten tijde van de uitbreiding alarm geslagen en doen dat nu weer: wij vinden dat deze landen nog steeds geen streng beleid hebben ingevoerd voor de controle op de afgifte van identiteitskaarten en de erkenning van de nationaliteit.
Zijn de Commissie en het Parlement ervan op de hoogte dat het in deze landen doodeenvoudig is om vanuit niet-Europese landen certificaten te bemachtigen waarmee het dankzij het vrije verkeer mogelijk wordt de Schengenruimte op een onwettige of onrechtmatige manier binnen te komen? Dit moeten we nauwlettend in de gaten houden, en het is volstrekt onverantwoord dat we dat niet gedaan hebben en dat we, geheel tegen het gezond verstand in, hebben aangedrongen op uitbreiding van de Schengenruimte.
Tot besluit: ik hoop dat in de volgende vergaderweek op zijn minst een van die goedertierende afgevaardigden die de Roma zo'n warm hart toedragen, ons kan melden dat hij zo'n leuk Romagezin in zijn eigen huis kost en inwoning heeft verschaft – met het salaris van een Europarlementariër moet dat toch lukken. Het is toch niet moeilijk om met daden, en niet alleen met woorden, je goedertierendheid te laten zien.
Anna Záborská (PPE). - (SK) Ik heb niet voor deze aangenomen ontwerpresolutie gestemd, omdat ik denk dat zij niet zal bijdragen tot een oplossing voor de situatie van de Roma in Europa en tegelijkertijd de politieke verstandhoudingen tussen de lidstaten van de Europese Unie zal doen verslechteren. Ons onvermogen om de problemen van de Roma op te lossen kan worden samengevat in één zin: we weten wat we niet willen, maar we weten niet wat we wel willen. We willen niet dat iemand willekeurig wordt bestraft voor de overtredingen van een ander, alleen omdat ze tot dezelfde etnische bevolkingsgroep behoren. Maar we willen ook niet, dat sommigen gaan denken dat de wet voor hen niet geldt. We willen niemand ertoe verplichten om afstand te doen van zijn culturele afkomst, maar we willen ook niet dat in naam van etnische identiteit zou worden getolereerd dat de grondbeginselen van onze samenleving worden geschonden. De Franse regering weet wat ze niet wil. Zolang zij geen wetten heeft overtreden, hebben we haar niets te verwijten. Indien er wel wetten zijn overtreden, moeten rechtbanken over de kwestie beslissen. Een korte opmerking over de bijeenkomst deze week in Parijs: ik zou het erg op prijs stellen, als voor een dergelijke bijeenkomst vooral landen zouden worden uitgenodigd, waarvan een positieve oplossing van de situatie van de Roma kan worden verwacht.
Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd die de meerderheid van de stemmen in het Parlement heeft gekregen. De resolutie betreft de grondslag van het recht dat bijzonder duidelijk bepaalt, dat geen enkele sanctie verband mag houden met nationaliteit. Verantwoordelijkheid heeft altijd een individueel karakter, dat is het fundament van de wet. De Roma moeten net zo behandeld worden als alle andere EU-burgers. Dit houdt ook in dat zij zich moeten houden aan de wet en dat zij bij overtredingen op gelijke basis ter verantwoording worden geroepen. Het kan niet zo zijn, dat een beroep op de nationaliteit ontslaat van wettelijke aansprakelijkheid. Besluiten over het nemen van sancties mogen nooit genomen worden op basis van nationaliteit, omdat sancties altijd een individueel karakter moeten hebben.
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen even zeggen dat ik de ontwerpresolutie over langdurige zorg voor ouderen volledig steun.
Gelet op de huidige demografische situatie is het vraagstuk van de langdurige zorg voor ouderen zeker een Europees vraagstuk, en ook al is het grotendeels de verantwoordelijkheid van de lidstaten, toch is het een Europees vraagstuk en wordt het vanwege de aard en de omvang van het probleem ook als zodanig erkend.
Een van de problemen die naar voren worden gehaald in de ontwerpresolutie, die ik volledig ondersteun, is de noodzaak om rekening te houden met de behoeften van niet-officiële verzorgers. Zij leveren een aanzienlijk deel van de zorg die ouderen nodig hebben. De lidstaten moeten praktische stappen nemen om deze onschatbare hulpbron te ondersteunen en te waarborgen, en zij moeten dit doen via opleiding, tijdelijke vervangende hulp en andere maatregelen die helpen om werk en gezinsleven te combineren.
Een ander punt met betrekking tot de ontwerpresolutie dat ik naar voren wil halen, is dat de ontwerpresolutie vraagt om in de lidstaten garanties in te voeren om de grondrechten te beschermen van personen die langdurige zorg ontvangen, en niet alleen dat deze garanties worden ingevoerd, maar ook dat de lidstaten ervoor zorgen dat de handhaving en naleving van de kwaliteitscriteria voor de dienstverlening is gewaarborgd.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in verband met de ontwerpresolutie over langdurige zorg voor ouderen spreek ik mijn volledige steun uit voor de aandacht die aan dit onderwerp wordt besteed. In het licht van de ongunstige demografische ontwikkelingen die Europa achtervolgen, is het noodzakelijk om onmiddellijk maatregelen te nemen op dit gebied. Naast het activeren van ouderen en het verzekeren van passende ouderenzorg, mogen we de personen die de zorg leveren niet vergeten. Deze mensen worden vaak op zichzelf teruggeworpen omdat zij naast de zorg voor de oudere ook nog moeten werken. Dat is niet eenvoudig met elkaar te verzoenen. Ik denk hierbij vooral aan families op het platteland die het vaakst de zorg voor zieke familieleden op zich nemen. We moeten de rechtspositie van deze personen regelen, zodat ook anderen gestimuleerd worden om te zorgen voor ouderen, die waardig oud willen worden. Ik denk dat iedereen dat wel wil.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, helaas was deze ontwerpresolutie naar mijn mening eenzijdig. Wanneer wij de situatie in het Midden-Oosten bekijken, dan moeten wij beseffen dat daar één democratisch land is dat dezelfde waarden deelt met ons in Europa, en dat is Israël. Democratie, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting zijn daar belangrijke waarden.
Het is daarom belangrijk dat, wanneer wij de situatie in die regio bekijken, wij ook naar de algemene situatie kijken en niet alleen op een of andere wijze de enige democratie daar willen beschadigen.
Een dergelijk beeld ontstond helaas wel toen er over de toestand van de rivier de Jordaan werd gesproken. Wij weten allemaal dat de watervoorraden in die regio beperkt zijn. Wij weten ook dat Israël met de aanleg van irrigatie- en wateropvangsystemen enorme inspanningen heeft verricht om ervoor te zorgen dat de burgers, zowel in Israëlisch gebied als in de zogeheten Palestijnse gebieden, toegang hebben tot water en dat daar landbouw mogelijk is.
Ik hoop dat onze houding constructief zal zijn. Laten wij hopen dat wij op het gebied van vrede vooruitgang boeken als gevolg van de huidige vredesonderhandelingen. Onze houding ten opzichte van deze regio moet constructief en ondersteunend zijn en niet een die Israël beschuldigt.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Hoe zouden we nu tegen een verslag met zo een titel kunnen stemmen? Hoe kunnen we nu voorbij gaan aan de noodzaak om eenvoudige, transparante en voor de EU-burgers begrijpelijke wetgeving op te stellen? Het moge duidelijk zijn dat ik volledig achter dit initiatiefverslag van het Parlement sta, aan de ene kant omdat het onze constante zorg zou moeten zijn om betere wetgeving op te stellen, en aan de andere kant omdat dit verslag de nadruk legt op een aantal belangrijke uitdagingen. Dat gaat vooral op voor de effectbeoordelingen van de Europese Commissie, waarvan de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid gegarandeerd moeten worden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Beter wetgeven is een eerste voorwaarde geworden voor het goed functioneren van de Europese Unie, en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de beëindiging van de economische crisis en het bereiken van economische groei. De werkzaamheden van de instellingen moeten beantwoorden aan de verwachtingen van de burgers, op de interne markt opererende ondernemingen en nationale en lokale overheden, en besluiten moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen. Ik schaar mij achter de resolutie, waarin wordt opgemerkt dat we het proces van betere regelgeving dat bedoeld is om de EU-wetgeving transparanter, doeltreffender en samenhangender te maken, moeten ondersteunen. Als instelling met het recht van wetgevingsinitiatief speelt de Commissie een sleutelrol in dit proces, door de voorbereiding van kwalitatief hoogstaande wetgevingsvoorstellen, door het verminderen van administratieve lasten en het realiseren van kostenbesparingen voor bedrijven en door samen te werken met de lidstaten met het oog op de juiste tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit initiatief heeft ten doel de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid te analyseren en te waarborgen dat deze beginselen in de voorstellen van de Europese Unie worden geëerbiedigd. Subsidiariteit is een dynamisch concept dat voortdurend in ontwikkeling is en de mogelijkheid biedt om de acties van de Europese Unie waar nodig uit te breiden of te beperken indien zij niet langer gerechtvaardigd zijn.
Evenredigheid is een richtsnoer voor de uitoefening van de exclusieve en gedeelde bevoegdheden van de Europese Unie, die niet verder mogen gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Op dit gebied zij gewezen op twee belangrijke vernieuwingen: de oprichting van de Dienst voor effectbeoordelingen en het feit dat de nationale parlementen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de manier waarop deze twee beginselen worden toegepast: politieke controle vooraf, wat een herziening of een intrekking van het voorstel tot gevolg kan hebben, en juridische controle achteraf, met de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie in geval van vermeende schending van de beginselen. Dit beoordelingssysteem stelt de Unie in de gelegenheid de wetgeving te verbeteren op basis van de analyse en rechtvaardiging van de voorstellen en het zorgt voor meer kwaliteit, nauwgezetheid en transparantie. Ik ben blij dat het effectbeoordelingssysteem naar behoren functioneert en onderschrijf het voorstel om de analyseprocedure te versterken.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Het verslag van mevrouw Oedenberg is in de eerste plaats een beoordeling van het vijftiende en zestiende verslag van de Commissie over verbetering van de wetgeving uit 2007 en 2008, alsook van de strategische beoordeling van de verbetering van de wetgeving van januari 2009 en het actieplan voor de verlichting van de administratieve lasten van oktober 2009. De rapporteur pleit voor meer subsidiariteit en proportionaliteit als fundamentele uitgangspunten van het communautair recht teneinde de lidstaten in staat te stellen hun eigen wetgevende bevoegdheden uit te oefenen en teneinde ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de verwachtingen van de burger. Er dient voor wat betreft de beoordeling van de effecten van wettelijke voorschriften en de verlichting van de administratieve lasten echter veel meer te worden gedaan. In het verslag wordt gewezen op het feit dat 32% van de administratieve lasten in de EU veroorzaakt worden door een overdreven grondige omzetting van Europese regelgeving in nationale wetgeving door de lidstaten; zij gaan vaak verder dan eigenlijk krachtens het gegeven stuk Europese regelgeving nodig is.
In de nieuwe lidstaten hebben we ernstig met dit probleem te kampen. Ik ben ingenomen met het feit dat gewezen wordt op de nieuwe mogelijkheid tot het nemen van Europese burgerinitiatieven. Met de invoering van het Verdrag van Lissabon wordt de Europese burger eerst en vooral de gelegenheid geboden actief deel te nemen aan het Europese wetgevingsproces. Het verslag is integraal een positieve bijdrage aan ons wetgevingsproces en ik ben voor goedkeuring ervan.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over "De wetgeving verbeteren" gestemd omdat ik van oordeel ben dat het noodzakelijk is eenvoudige, transparante en voor de EU-burgers begrijpelijke wetgeving op te stellen. Anderzijds is het belangrijk te waarborgen dat de administratieve lasten beperkt blijven en dat het economische, sociale en milieueffect van alle nieuwe Commissievoorstellen beoordeeld wordt op basis van een deugdelijk onderzoek door een onafhankelijke instantie, die evenwel verantwoording moet afleggen aan het Parlement.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verleen mijn volle steun voor de voortdurende inspanningen om eenvoudige, transparante en voor de EU-burgers begrijpelijke wetgeving op te stellen. Ondanks de goedbedoelde verklaringen, nauwgezette studies en duidelijke verslagen van diverse instellingen is het een feit dat de Europese wetgeving nog steeds lijdt aan de kwalen die vaak genoemd worden: buitensporig volume, overdreven complexiteit, onbegrijpelijkheid en herhaalde verwijzingen.
Dit feit vergroot niet alleen de afstand tussen de burgers en de beslissingen die op Europees niveau worden genomen, maar wakkert bovendien het − niet altijd even redelijke en nauwkeurige − debat aan over de Europese inmenging in zaken waarover de Unie zich niet zou mogen uitspreken of geen wetten zou mogen opstellen indien de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid strikter zouden worden geëerbiedigd. Daarom gaat deze resolutie in de goede richting.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie gaat over het verbeteren van de wetgeving en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid die onontbeerlijk zijn om te waarborgen dat de Europese Unie naar behoren functioneert. Zo is het bijvoorbeeld nodig om het EU-wetgevingsproces te onderwerpen aan effectbeoordelingen, de wetgeving te vereenvoudigen en de administratieve lasten als gevolg van de EU-regelgeving tegen 2010 met 25 procent te verminderen.
In dit verband zij gewezen op het Europees burgerinitiatief dat met het Verdrag van Lissabon is ingevoerd en dat de burgers in de gelegenheid zal stellen actief deel te nemen aan het EU-wetgevingsproces. Niet minder belangrijk is het feit dat het Europees Parlement thans in de gewone wetgevingsprocedure op gelijke voet staat met de Raad en dat de nationale parlementen betrokken worden bij de controle op de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. In dit verband heb ik op grond van artikel 225 van het Verdrag van Lissabon, als voorbeeld van "betere wetgeving", in een initiatiefverslag voorgesteld om een specifieke richtlijn voor bioafval op te stellen. Het voorstel is tijdens de vergaderperiode van juli bij meerderheid aangenomen en ik hoop dat de Commissie spoedig zal antwoorden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik ben het ermee eens dat duidelijke wetgeving heel belangrijk is, evenals een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven, de kwaliteit van effectbeoordelingen, de mate waarin deze in aanmerking worden genomen (wat niet altijd even goed gebeurt, verre daarvan) en vooral een correcte toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, waaraan elke wetgevingshandeling vanuit Brussel moet voldoen. Ik vind het echter jammer dat in het verslag, waarin meerdere keren wordt gewezen op een vermeende "vergulding van wetgeving" door de lidstaten, geen gewag wordt gemaakt van een zeer interessante opmerking in de toelichting. Van de duizenden wetgevingshandelingen hebben er 72 aanleiding gegeven tot 486 informatieverplichtingen, wat heeft geleid tot de invoering van meer dan 10 000 omzettingsmaatregelen in de lidstaten. Naar mijn idee maakt deze informatie juist duidelijk dat de wortels van het kwaad in de vergulding van wetgeving door de Commissie liggen. Ik heb mijn twijfels bij een niet-formele naleving van het subsidiariteitsbeginsel, voor zover de verdragen voorzien in terreinen van exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie, die in geen geval in twijfel kunnen worden getrokken, en waarvoor het er voor alle overige terreinen op lijkt dat bepaalde nationale parlementen nog niet in staat zijn om hun rechten op het betreffende gebied volledig uit te oefenen.
Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. − (FI) De filosoof Schopenhauer heeft eens gezegd dat wij gewone woorden moeten gebruiken om ongewone dingen te zeggen. Veel mensen, vooral politici en wetgevers, doen juist het tegenovergestelde, maar waarschijnlijk zonder zich dat te realiseren. Juist daarom zal de voortdurende controle en verbetering van de wetgevingspraktijk altijd een cruciale rol spelen in het werk van de Europese Unie. Ik heb voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg over betere wetgeving gestemd, omdat daarin belangrijke aspecten ter verbetering van de wetgeving naar voren worden gebracht. Ten eerste moet het Parlement zijn eigen verantwoordelijkheid kennen: veel te vaak leidt de hang naar aandacht onder EU-wetgevers ertoe dat een goede richtlijn tijdens de behandeling door het Parlement vastloopt door gedetailleerde amendementen. Overeenkomstig de stelregel van Schopenhauer betekent eenvoudige en transparante wetgeving niet dat de inhoud ervan inferieur is. Complexiteit en haarkloverij zijn vaak een manier om een gebrek aan ideeën te verbloemen. Ten tweede wil ik de effectbeoordeling van wetgeving ter sprake brengen. Enkele belangrijke wetgevingsinitiatieven, zoals de geschiedenis van de emissiehandelrichtlijn, lieten zien dat de effectbeoordeling ernstige gebreken vertoonde. Vooral bij het opstellen van milieuwetgeving moet men heel nauwkeurig zijn: een opgelost probleem hier kan elders een nieuw probleem doen ontstaan. Zoals in de resolutie staat, moet de Commissie regelmatig en op omvattende wijze belangengroepen raadplegen om een objectieve beoordeling te kunnen maken. Ik vind de door de Commissie in haar interne richtsnoeren gelanceerde test inzake kleine ondernemingen zeer welkom. Ten derde moeten wij ons realiseren dat nationale autoriteiten vaak essentieel zijn voor het verlichten van de administratieve lasten. Ik kom uit een land waar de overdreven nauwgezetheid van de bureaucratie in de toepassing van regels vaak tot extra lasten leidt. Wat dit betreft kan de verantwoordelijkheid van de lidstaten niet worden genegeerd.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het enige goede aan deze tekst is dat de verlenging wordt bepleit van de periode waarin de sociale partners worden geraadpleegd over de wetgevingsvoorstellen van de Commissie. De rest is verbijsterend: aanprijzing van het werk van de groep onder leiding van Edmund Stoiber, een club ondernemers die voorstander zijn van deregulering om het mom van vermindering van de administratieve lasten; het voorstel tot beperking van het burgerinitiatief, het armzalige instrument dat de soevereine volkeren hebben verkregen via het Verdrag van Lissabon; herbevestiging van de termijn van 8 weken om de adviezen te verkrijgen van de nationale parlementen over de wetgevingsvoorstellen van de Commissie.
En hoewel de tekst hamert op de noodzaak van begrijpelijke Europese wetgeving, wordt er nergens vermeld dat de meeste werkzaamheden van de Commissie en de werkgroepen alleen in het Engels beschikbaar zijn. Wat kun je anders verwachten van een volksvertegenwoordiging waarvan de meerderheid geen aanspraak maakt op het recht om een echt parlement te zijn?
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Vanwege de enorme complexiteit van de kwesties die in de Europese Unie worden behandeld, is de wetgeving die uiteindelijk wordt aangenomen meestal te uitgebreid en haast onbegrijpelijk voor de overgrote meerderheid van de Europese burgers. Daarom is het noodzakelijk eenvoudige, transparante en voor alle burgers van de EU-lidstaten begrijpelijke wetgeving op te stellen. Gelet op de crisis die we thans doormaken is het tegelijkertijd noodzakelijk te voorzien in mechanismen waarmee de hoge kosten van het Europese wetgevingsproces aanzienlijk kunnen worden teruggedrongen, zodat wij als eersten het goede voorbeeld geven bij de besteding van de EU-begroting.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In het onderhavige verslag wordt beweerd dat de rol van de nationale parlement dankzij het Verdrag van Lissabon wordt versterkt, maar in feite hebben de lidstaten zelfs nog meer bevoegdheden aan Brussel moeten afstaan. Bovendien zijn er de facto in het dagelijks leven nog steeds situaties waaruit blijkt dat er over de grenzen heen nog problemen in de rechtssfeer bestaan.
Bijvoorbeeld in geval van scheiding van stellen waarvan de partners uit twee verschillende lidstaten afkomstig zijn, waar sommige lidstaten in ieder geval overeenstemming hebben kunnen bereiken over de regeling van de bevoegdheden van rechtbanken, of op het gebied van Europese milieueffectbeoordeling, waarbij de lidstaten tenuitvoerlegging hebben vertraagd teneinde deze verplichting voor grote projecten zoals de uitbreiding van de kerncentrale van Temelin te omzeilen. Welnu, het mag weliswaar zinvol lijken om een effectbeoordeling uit te voeren en het doel van vermindering van de administratieve kosten en vereenvoudiging van de wetgeving is eveneens toe te juichen, dat neemt niet weg dat de EU dit al jarenlang doet, maar dat de ondernemingen en burgers hier weinig van hebben kunnen merken. Het onderhavige verslag zal vermoedelijk weinig aan deze situatie kunnen veranderen en om die reden heb ik mij van stemming onthouden.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor het verslag over verbetering van de wetgeving gestemd omdat ik vind dat betere wetgeving een voorwaarde is voor een effectieve werking van de Europese Unie. Ik ben bovendien van mening dat dit een van de rechten van onze burgers is, dat niet kan worden bereikt zonder duidelijke wetten die door het publiek begrepen worden. Een betere regelgeving in de Europese Unie omvat diverse aspecten, zoals het uitvoeren van effectbeoordelingen, het verminderen van administratieve lasten en het vereenvoudigen en codificeren van bestaande wetgeving. Ik sta in het bijzonder achter het programma van de Commissie ter vermindering van de administratieve lasten als gevolg van de EU-regelgeving, dat sinds 2005 loopt, en waarmee beoogd wordt de lasten tegen 2012 met 25% te verminderen. Het is zeer belangrijk om door kostenbesparingen bedrijven in de Europese Unie efficiënter te laten functioneren in moeilijke economische omstandigheden en hen op wereldniveau concurrerend te maken. Ook de administratieve procedures bij de overheid moeten worden gestroomlijnd. We moeten gericht zijn op vermindering van onnodige informatievereisten en werken volgens het "slechts eenmaal"-beginsel zoals in de Small Business Act vastgelegd. Elektronische communicatiemiddelen lenen zich uitstekend voor de vermindering van de administratieve lasten. De EU-instellingen moeten actief samenwerken met de lidstaten om interpretatieverschillen en zogenaamde "vergulding" van de wetgeving te vermijden. Volgens de Commissie is 32% van de uit de EU voortvloeiende administratieve lasten het gevolg van de beslissing van bepaalde lidstaten om verder te gaan dan de EU-voorschriften en van de ondoeltreffendheid van hun administratieve procedures. We mogen verder niet vergeten dat raadpleging van alle belanghebbende partijen, met name de sociale partners, bij de voorbereiding van de ontwerpwetgeving van fundamenteel belang is.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb mijn volmondige steun gegeven aan dit verslag, dat benadrukt dat het noodzakelijk is eenvoudige, transparante en voor de EU-burgers begrijpelijke wetgeving op te stellen, en dat benadrukt dat Europese instellingen bij het uitbrengen van voorstellen de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid respecteren. Het verslag benadrukt de sleutelrol van de Commissie, als instelling met het recht van wetgevingsinitiatief, bij de voorbereiding van kwalitatief hoogstaande wetgevingsvoorstellen.
Het Parlement verbindt zich ertoe alles in het werk te stellen om die voorstellen snel te behandelen overeenkomstig de toepasselijke wetgevingsprocedure. Het onderstreept ook het belang van samenwerking tussen de lidstaten teneinde een correcte uitvoering van die wetgeving te waarborgen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij zijn absoluut voor het verslag van de Commissie over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid omdat daar een beoordeling van de effecten van de uitgevaardigde richtlijnen in is opgenomen.
Die beoordelingen moeten gepaard gaan met degelijke en onafhankelijke kosten-batenanalyses, en zijn absoluut noodzakelijk om te voorkomen dat er keuzes worden gemaakt die onevenredig zwaar op de burgers en de ondernemingen drukken. We moeten met name zien te vermijden dat de nieuwe, door de Europese Unie uitgevaardigde normen, nieuwe administratieve lasten met zich meebrengen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Beter wetgeven is een essentiële voorwaarde geworden voor de goede werking van de Europese Unie en de correcte toepassing van het Europees recht op basis van een transparantere, meer doeltreffende en coherentere besluitvorming. De correcte toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, die met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon aan belang hebben gewonnen, moet bijdragen tot een eenvoudiger en voor de burgers begrijpelijker wetgeving en moet waarborgen dat de Europese beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen. Het Verdrag van Lissabon stelt het Europees Parlement op gelijke voet met de Raad en voorziet in een actievere deelname van de nationale parlementen aan de controle op de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.
Bovendien moet het regelgevingskader in de Europese Unie steun blijven verlenen voor het uitvoeren van effectbeoordelingen en het verminderen van administratieve lasten. Zoals wordt onderstreept in het verslag, waaraan ik overigens mijn stem heb gegeven, is een betere wetgeving slechts mogelijk als de administratieve lasten aanzienlijk worden verminderd, de Europese wetgeving op doeltreffende wijze wordt toegepast in de nationale wetgeving en efficiënte effectbeoordelingen worden uitgevoerd waarin rekening wordt gehouden met economische, sociale en milieuaspecten.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Geringer de Oedenberg gestemd omdat het duidelijk maakt dat er eenvoudige, heldere en voor de Europese burgers begrijpelijker wetgeving moet worden uitgevaardigd.
Belangrijkste doelstellingen van het verslag "De wetgeving verbeteren" zijn derhalve naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, het belang van een deugdelijke beoordeling van de effecten van de wetgevingsvoorstellen, vermindering van de administratieve lasten en de vereenvoudiging en codificatie van de wetgeving. Bovendien is het een feit dat eenvoudiger en begrijpelijker wetten cruciaal zijn voor de vooruitgang bij het uitstippelen van het toekomstige economisch en sociaal beleid van de Europese Unie.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement over de situatie van de Roma in Europa gestemd, omdat de stappen die Frankrijk tegen deze gemeenschap heeft ondernomen mij ernstige zorgen baren. Ik pleit dan ook voor de onmiddellijke stopzetting van dit proces. Frankrijk is afgelopen augustus begonnen met collectieve uitzettingen van Europese burgers die tot deze etnische minderheid behoren. De Romagemeenschap is de grootste etnische minderheidsgroep in de Europese Unie en telt leden in diverse lidstaten van de Unie.
Het recht van alle EU-burgers op vrij verkeer en verblijf overal in de Europese Unie is een pijler van het EU-burgerschap, zoals vastgelegd in de Verdragen. Daarom is de oorverdovende stilte van de Europese Commissie mij een raadsel. Zij had moeten reageren en uitleggen dat uitzetting van Europese burgers door een lidstaat illegaal is, dat uitzetting gebaseerd moet zijn op redenen van openbare orde, per geval bestudeerd moet worden, in verhouding moet staan tot de bedreiging van de openbare orde en in geen geval het karakter van een collectieve sanctie tegen een etnische minderheid mag aannemen. Het is overigens nog maar de vraag of het gebruik van financiële middelen om "vrijwillige terugkeer" te rechtvaardigen niet als een manipulatie van de vrijheid van burgers moet worden bestempeld en geen illegale manier is om aan de definitie van "uitzetting" te ontkomen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Wat betreft het debat over de Roma heb ik een duidelijke boodschap: er moet een einde komen aan de irrelevante typisch Franse polemieken en we moeten liever als Europeanen een Europese kwestie bespreken die om een Europees antwoord vraagt. Uit dit debat blijkt dat we er nog altijd moeite mee hebben om Europese uitdagingen als Europeanen te benaderen en niet als staatsburgers van deze of die lidstaat. De Europese eenwording gaat allereerst om het bundelen van bepaalde waarden, waaruit bepaalde vrijheden voortvloeien, waaronder het recht op vrij verkeer, evenals bepaalde plichten, waaronder de plicht om aan de voorwaarden te voldoen die van toepassing zijn op de uitoefening van het verblijfsrecht. Vandaag moeten we een antwoord vinden op de wanhoop van een niet-geïntegreerde bevolkingsgroep. Een wanhoop die wordt uitgebuit door een aantal maffia-achtige netwerken en die leidt tot bedelarij, diefstal en prostitutie. Deze kwestie is vandaag het belangrijkste punt op onze agenda.
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De resoluties die in het EP zijn ingediend en die krokodillentranen vergieten over de situatie en de uitzettingen van de Roma, zijn het toppunt van hypocrisie van de politieke krachten die het Europese eenrichtingsverkeer steunen. Geconfronteerd met de massale reacties heeft de Europese Commissie besloten om een werkgroep in te stellen om het probleem te bestuderen! Ze denken dat ze op die manier de algemene verontwaardiging over de politiek van discriminatie zullen wegnemen en grenzen zullen stellen aan de beslissingen van de Franse en Italiaanse regering om de Roma uit te zetten. De politieke vertegenwoordigers van het kapitaal, die elkaar afwisselen bij het besturen van de lidstaten en meebeslissen in de EU, geloven dat ze met de veroordeling van deze op regeringsniveau genomen beslissingen de EU en zichzelf kunnen vrijpleiten van de voortdurende en systematische discriminatie van de Roma.
Maar discriminerende politiek behoort juist tot het wezen van de imperialistische transnationale unie van het kapitaal. Hoe kwetsbaarder de sociale groep en hoe groter de winst voor het kapitaal, des te heviger is de discriminatie. De Roma zullen de EU, haar organen en de krachten die haar steunen, steeds meer tegenover zich vinden. Alleen hun gemeenschappelijke strijd met de werkenden voor de omverwerping van de maatschappij van uitbuiting, tegen de EU en haar pleitbezorgers, kan leiden tot eerbiediging van de rechten van de Roma en het voorzien in hun tegenwoordige behoeften.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De door de linkse fracties ingediende gezamenlijke resolutie geeft een interpretatie aan de richtlijn 38/2004 die mijns inziens politiek gezien volstrekt verkeerd is en juridisch gezien incorrect.
De richtlijn spreekt duidelijke taal: er zijn grenzen aan het vrije verkeer in de lidstaten en wanneer een regering dat goeddunkt, heeft zij de mogelijkheid om zelfs communautaire burgers terug te sturen. De resolutie gaat bovendien voorbij aan een essentieel gegeven, namelijk dat Europa de afgelopen jaren al honderden miljoenen euro's heeft uitgegeven aan programma's voor de sociale integratie van de Roma, maar dat er geen enkel positief resultaat is bereikt. De Roma hebben namelijk niet de minste neiging om in de hun omringende sociale omgeving te integreren, en dat is het grootste probleem.
Deze resolutie negeert de behoefte aan veiligheid die de burgers van onze landen hebben en waarin wij moeten voorzien; sterker nog, de resolutie zet de deur open voor een zeer ruime interpretatie van het beginsel van vrij verkeer van personen. Daardoor betekent de resolutie een extra stap in de richting van een Europa dat totaal niet in contact staat met de gevoelens en behoeften van de mensen. Ik heb daarom tegen de gezamenlijke resolutie gestemd.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De recente golf van uitzettingen van etnische zigeuners uit Frankrijk, netjes gepresenteerd als vrijwillige repatriëring, wakkert het debat over dit onopgeloste probleem opnieuw aan. Het uitzetten van deze mensen naar hun landen van herkomst is uiteraard geen oplossing. Zij zullen terugkeren zodra dat kan, en niemand kan hen tegenhouden omdat het gaat om Europese burgers, die vrij zijn om te gaan waar zij willen zolang de bepalingen van Richtlijn 38/2004 worden gerespecteerd. Mijn stem is in de eerste plaats een uitdrukking van de lichte reserves die ik heb over de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Fractie Europese Conservatieven en Hervormers, vanwege de stilzwijgende acceptatie van uitzetting als mogelijke oplossing. Ik ben het echter geheel oneens met de ontwerpresoluties van de andere fracties, die onder invloed van de politieke uithaal richting de regering-Sarkozy probeert om de zigeunerminderheid tot een slachtoffer van de meerderheid te maken, en doet of zij geen schuld hebben aan een situatie waar ze eeuwenlang tevreden mee zijn geweest.
De gebeurtenissen in Frankrijk en Italië moeten Europa doen stilstaan bij de aanwezigheid van een minderheid van 10-12 miljoen mensen die nu al pan-Europees is, met grote integratieproblemen. Hen verbergen achter nationale grenzen is echter de verkeerde oplossing. De enige levensvatbare oplossing waarmee op lange termijn resultaten kunnen worden geboekt, is een oplossing waarbij deze minderheid wordt geïntegreerd in een gezamenlijke Europese inspanning.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Het terugsturen van meer dan achtduizend Roma van Frankrijk naar hun land van herkomst - met name Roemenië en Bulgarije - is een onderwerp dat de volle aandacht verdient van het Europees Parlement. Ik ben geen voorstander van snelle oordelen en bedreigingen maar geef er de voorkeur aan de situatie grondig tegen het licht te houden om vervolgens een uitgewogen oordeel te vellen. Laten we een goede dialoog met de Fransen niet in de weg staan, laten we de Franse regering een kans geven alles uit te leggen en te verhelderen, voordat we zover gaan de conclusie te trekken dat het hier om schending van de mensenrechten gaat, dat de behandeling van de Roma op het randje is van het Europees recht. Van de Europese Commissie verwacht ik een actieve houding in de geest van haar rol van hoeder van het Verdrag.
Het zou uiterst schadelijk zijn er het zwijgen toe te doen en te proberen de zaak vanzelf als een nachtkaars te doen uitgaan. Daaraan zou ik willen toevoegen dat wat mij betreft een Romastrategie waarbij alle desbetreffende lidstaten betrokken zijn, voorzien van een link naar het Europees Sociaal Fonds of andere Europese financiële instrumenten, de enige manier is waarop we überhaupt een stap vooruit kunnen zetten bij de aanpak van de hele Romaproblematiek. Daarvoor is echter in de allereerste plaats de erkenning nodig dat het Romavraagstuk een Europees vraagstuk is.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) over de situatie van de Roma in Europa gestemd. Ik vind dat de vrijheid van verkeer een grondrecht van de Europese burgers is overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. In deze richtlijn worden ook voorwaarden gesteld aan deze vrijheid, die van toepassing zijn in de hele Europese Unie: als een persoon langer dan drie maanden in een lidstaat verblijft, dient hij bewijs te overleggen dat hij werk heeft en over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien of te kunnen studeren.
Het is daarom belangrijk dat de sociale en economische integratie van de Roma beschouwd wordt als een Europees probleem en dat daar een communautaire oplossing voor gevonden wordt. Ik wil de lidstaten en de Europese Commissie daarom vragen om zich over deze kwestie te buigen om daar een Europees politiek antwoord op te geven.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben voorstander van een constructieve aanpak op basis van de dialoog over culturele verscheidenheid en de betekenis daarvan in termen van menselijke rijkdom. Vorming speelt een sleutelrol in het integratieproces. Door onderwijs en opleidingen aan te bieden bestrijden we uitsluiting, werkloosheid en discriminatie en waarborgen we een rechtvaardigere, creatievere en dynamischere samenleving. Het is belangrijk om etnische minderheden niet alleen in de arbeidsmarkt maar in alle sferen van de samenleving te integreren. De bescherming van de grondrechten en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zijn doelstellingen van de Europese integratie. Ik prijs al degenen die zich inzetten voor integratie op lokaal niveau, inclusief politici, leraren en verenigingen, want vaak zijn zij het die verantwoordelijk zijn voor de toegang tot huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en een betere levenskwaliteit.
Carlo Casini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag-Weber over de Roma in Europa gestemd omdat het een evenwichtig en opbouwend verslag is.
Het is niet genoeg onze stem tegen discriminatie te verheffen en misschien reële en zeer ernstige problemen te gebruiken voor partijpolitiek gekrakeel. Natuurlijk moeten we de beginselen van non-discriminatie, het vrij verkeer en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten nadrukkelijk onderschrijven, zoals ook gebeurt in de resolutie van de Europese Volkspartij. Nog belangrijker is het echter om concrete hervormingen in gang te zetten waarmee de problemen kunnen worden opgelost, zodat de fundamentele mensenrechten worden toegepast. Het immigratievraagstuk is een Europees probleem en nu is het moment aangebroken om het in Europees verband aan te pakken, zoals de resolutie-Weber ook vraagt.
Het Romavraagstuk is slechts ten dele een integratievraagstuk, maar toch heeft het specifieke kenmerken die ook in Europees verband moeten worden aangepakt. De architectuur van de Unie is gebaseerd op het uitgangspunt van een territoriale stabiliteit van de volkeren die er deel van uitmaken. Een nomadische leefwijze kan een kenmerk zijn van een volk dat moet worden gerespecteerd, maar opnemen van een volk moet uit solidariteit plaatsvinden, overeenkomstig Europese regels, en niet al naar gelang de luimen van de afzonderlijke landen. Dat is de strekking van dit verslag en daar staan wij achter.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd met de aanneming van deze gezamenlijke resolutie over de situatie van de Roma in Europa. Het Europees Parlement heeft zich, tegenover de onverschilligheid van de Commissie en het stilzwijgen van haar Voorzitter, José Manuel Barroso, verzet tegen het beleid dat wordt gehanteerd door de regering van de Franse president wat betreft de Romagemeenschap.
Ik wil u eraan herinneren dat het beleid van de heer Sarkozy in strijd is met het beginsel van vrij verkeer van personen dat door de Europese Unie wordt gegarandeerd. Roemenië is een lidstaat en de Europese Unie verbiedt elke vorm van discriminatie tussen haar burgers op basis van etnische herkomst of nationaliteit. Bovendien is het bestaan van het Handvest van de grondrechten wettelijk bindend sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009. In de resolutie wordt een Europees beleid bepleit als antwoord op hun situatie.
Deze resolutie was hard nodig omdat alles wat de heer Sarkozy en de heer Berlusconi in Italië doen typerend is voor Europees rechts. Zij willen een Europa dat in het straatje van banken en multinationals past. Ze zijn het met elkaar eens over het vrije verkeer van kapitaal, maar zodra het om armen en vervolgden gaat, sluiten ze de grenzen en gaat ze over tot uitwijzing.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) In tegenstelling tot mijn collega's stel ik de legaliteit van de uitzettingsbesluiten van de Franse autoriteiten niet ter discussie. Alle lidstaten zijn bevoegd om burgers uit te zetten om legale redenen van interne veiligheid en bescherming van de openbare orde. Wat ik betreur is het bijbehorende discours. Het lijkt wel alsof het de bedoeling is een gehele etnische minderheid te beschuldigen en onaanvaardbare xenofobe reacties uit te lokken. Als een Europeaan een misdrijf begaat, kunnen we niet concluderen dat alle Europeanen misdadigers zijn. Als een Roma steelt, kunnen wij niet concluderen dat alle Roma misdadigers zijn.
Het is belangrijk om de mechanismen ter ondersteuning van de integratie van Roma te versterken en alle vormen van discriminatie te bestrijden door de grondrechten van deze mensen te beschermen en ervoor te zorgen dat de kinderen naar school gaan. Niemand staat boven de wet, noch nomadenvolkeren noch regeringen. Iedereen moet op verantwoorde wijze bijdragen tot de oplossing van de problemen in plaats van de gemoederen te verhitten en de spanning ten top te drijven.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun deze resolutie, waarin diepe bezorgdheid wordt geuit over de door de Franse autoriteiten en door de autoriteiten van andere lidstaten genomen maatregelen tegen Roma en reizigers en die voorzien in hun uitzetting, en waarin deze autoriteiten worden opgeroepen om alle uitzettingen van Roma onmiddellijk te staken. In de resolutie wordt verder benadrukt dat massale uitzettingen verboden zijn krachtens het Europees Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en dat zulke maatregelen een schending zijn van de EU-Verdragen en de EU-wetgeving, aangezien ze neerkomen op discriminatie op grond van ras en etniciteit, alsook een schending zijn van de richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer voor burgers en hun familieleden in de EU. Ik verwelkom het verlate, maar krachtige antwoord van commissaris Reding dat zij ervan overtuigd is dat de Commissie geen andere keus zal hebben dan een inbreukprocedure tegen Frankrijk te starten wegens schendingen van de richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer. De Roma zijn de meest gediscrimineerde bevolkingsgroep in Europa. Zij lijden nog steeds onder ernstige stelselmatige discriminatie op het gebied van onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid en gelijke toegang tot gezondheidszorg en andere overheidsdiensten. Als EU-burgers hebben de Roma echter het volstrekte en gelijke recht om zich vrij binnen het grondgebied van de lidstaten te bewegen en op dat grondgebied te verblijven.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het doel van deze resolutie is tweeledig: ten eerste om aandacht te vragen voor de moeilijke situatie van de Roma, die overal in Europa en op alle gebieden van het sociale en economische leven worden gediscrimineerd, en ten tweede om onze afkeuring uit te spreken over de toenemende stigmatisering van deze mensen in diverse gastlanden die hun, uit juridische overwegingen die weinig tot geen grondslag vinden in het Europees recht, het recht ontzeggen zich vrij te bewegen binnen de EU. Het is tijd dat wij allemaal onze verantwoordelijkheid nemen door ons te onthouden van populistische, discriminerende retoriek en door een effectief en proactief beleid te voeren met het oog op de integratie van de Roma. Dit geldt in eerste instantie voor de lidstaten waar zij oorspronkelijk vandaan komen, maar ook voor gast- en transitlanden. Om dit gemeenschappelijke probleem aan te pakken wordt in de resolutie dan ook gevraagd om een allesomvattende aanpak op EU-niveau voor de integratie van de Roma.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Het debat dat het Parlement heeft gehouden over de Romakwestie is een zeer links-rechts gewetenloos debat geworden. In geen van de ontwerpresoluties waarover de leden hebben moeten stemmen is ingegaan op de urgente vraag hoe we beter in kunnen spelen op wat de Roma nodig hebben. Het is overduidelijk dat de Romagemeenschap sociaal en economisch gediscrimineerd wordt in de meeste lidstaten, die geen gebruik hebben gemaakt van de integratiemiddelen die de Unie ter beschikking stelt. Hoewel de Romagemeenschap bepaalde rechten heeft, die duidelijk met voeten worden getreden, heeft deze natuurlijk ook plichten, net als alle andere Europese burgers.
Hetzelfde geldt voor de lidstaten, die de plicht hebben om deze Europese burgers een opvangplaats en ontplooiingsmogelijkheden ter beschikking te stellen. Voor wat betreft de feiten die Frankrijk worden aangerekend, en in afwachting van het besluit van de Commissie over de onwettigheid van de uitgevoerde handelingen, veroordeel ik elke massale uitzetting waarvoor de EU-wetgeving niet wordt nageleefd. Ik weiger echter om mee te gaan met de twijfelachtige inhoud van de gezamenlijke ontwerpresolutie, waarin de gebeurtenissen van deze zomer worden vergeleken met deportaties. Deze verwijzing naar de naziperiode is volstrekt onacceptabel.
Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) De ontwerpresolutie over de situatie van de Roma is een ernstige vernedering voor de heer Sarkozy en een vernietigende manier om het Europees Parlement tot de orde te roepen. De stigmatisering van de Roma door de president tijdens een toespraak over onveiligheid, de betuigingen van zijn minister van Binnenlandse zaken tegen de Roma, en de uitzetting van honderden van hen in strijd met de wet zijn niet alleen een belediging voor de waarden van de Franse Republiek, maar ook voor de fundamentele waarden van de Unie. De Roma zijn in de loop van de geschiedenis systematisch buiten de maatschappij geplaatst, gediscrimineerd en aangewezen als zondebokken. Ongeacht of ze Frans, Roemeens of Bulgaars zijn, het zijn nu Europese burgers. De onwaardige manier waarop ze zijn behandeld zou niet getolereerd mogen worden in een gemeenschap die is opgebouwd rond de beginselen van recht, vrijheid, gelijkheid en non-discriminatie die de basis vormen van het EU-verdrag en het Handvest van de Grondrechten. De resolutie is dus een duidelijke verwerping van de handelingen van de Franse regering en van de discriminerende prietpraat die daarmee gepaard gaat. De resolutie veroordeelt de uitzettingen die in strijd zijn met de wet. Zij verlangt van de Europese regeringen en van de Commissie dat deze hun optreden coördineren voor de integratie van de Roma en daarbij gebruik maken van de door het Parlement goedgekeurde fondsen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom het aannemen van de ontwerpresolutie over de situatie van de Roma in Europa en het schenden van de wet op vrij verkeer van personen. Ik denk dat de positie van het Europees Parlement zeer nuttig is in het sociale en economische klimaat in Europa. Maatregelen zoals die van de Franse regering moeten worden vervangen door een verantwoordelijke, gezamenlijke Europese positie, die rekening houdt met de eigenschappen van deze minderheid en hun recht op vrij personenverkeer als Europese burgers. Ik hoop dat deze positie van het Europees Parlement krachtiger zal worden en een precedent zal scheppen voor toepassing van het kaderbesluit over de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht, en het actieplan ter uitvoering van het Stockholmprogramma.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie van de Roma in Europa gestemd omdat ik de maatregelen van de Franse autoriteiten en de overheden van andere lidstaten met betrekking tot de Roma en hun uitzetting veroordeel. Ik hoop dat de betrokken autoriteiten een einde zullen maken aan de uitzetting van de Roma, die verboden is op grond van het Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ik herinner eraan dat deze maatregelen in strijd zijn met de Verdragen en de EU-wetgeving.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze ontwerpresolutie ziet het licht op het moment dat de uitzetting van de Roma op Frans grondgebied het voorwerp is van tegenstrijdige verklaringen. Ik ben van mening dat deze kwestie te ernstig is om de passie te laten prevaleren op de rede. Dit probleem verdient een politiek klimaat dat garanties biedt voor een debat waarin geen plaats is voor gemeenplaatsen. Ik ben dan ook van oordeel dat het Parlement een hoogst ongelegen moment heeft uitgekozen.
Dit gezegd zijnde, verwerp ik − zoals ik altijd zal doen − elke politieke, militaire en politiële reactie tegen leden van om het even welke etnische groep enkel en alleen omdat ze tot die groep behoren. De geschiedenis van de twintigste eeuw staat helaas bol van de situaties waarin mensen veroordeeld zijn op grond van wie ze waren, niet op grond van wat zij hadden gedaan. De brutale nalatenschap van het nazisme en het communisme is daarvan een onomstotelijk bewijs. Ik meen overigens te mogen concluderen dat alle lidstaten van de Unie op het gebied van de eerbiediging van etnische en religieuze minderheden een staat van dienst zonder weerga hebben.
Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Het vrij verkeer is een nobel concept, maar zal een abstract begrip blijven als het niet met strenge wetgeving gepaard gaat. Iedereen die deze beginselen uit naam van een hypocriete edelmoedigheid ontkent, creëert een voedingsbodem voor vijandige gevoelens ten aanzien van de Roma, en draagt daar de verantwoordelijkheid voor.
Vrij verkeer mag nooit betekenen de vrijheid om zich illegaal te vestigen, om vrouwen, kinderen en minderjarigen die onder schandelijke hygiënische omstandigheden moeten leven, tot stelen, prostitutie en bedelarij aan te zetten, waarbij het pad naar onderwijs en werk vaak wordt afgesneden. De EU heeft gedetailleerde voorschriften voor het vrij verkeer van communautaire burgers aangenomen met inbegrip van waarborgen, vereisten en sancties. Sinds de toetreding tot de EU van Roemenië en Bulgarije, en de uittocht van tienduizenden Roma naar het westen, blijken deze voorschriften echter door de praktijk achterhaald te zijn.
Daarom moeten we dringend de geldende richtlijn 2004/38/EG nieuw leven inblazen. Deze bepaalt dat communautaire burgers die na drie maanden verblijf in een andere lidstaat niet in staat blijken te zijn op een wettige manier in hun eigen onderhoud te voorzien, mogen worden verwijderd. Dit verwijderen, dat nu alleen maar mogelijk is met economische stimulansen en op vrijwillige basis, moet worden vervangen door gedwongen uitzetting en repatriëring, net zoals dat gebeurt bij niet-EU-burgers. Bovendien zijn er bindende mechanismen voorzien om burgers die in strijd met richtlijn 2004/38/EG door een andere lidstaat zijn uitgewezen, op het grondgebied van herkomst te houden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De uitzetting van de Roma door de Franse regering en andere regeringen van de Europese Unie is hoogst afkeurenswaardig. Helaas hebben deze racistische en xenofobische praktijken, die bedoeld zijn om de aandacht af te wenden van de ernstige sociale crisis waarin wij verkeren en een zondebok aan te wijzen, niet op onmiddellijk verzet van de Europese Commissie en de Raad kunnen rekenen. Wij maken ons geen illusies over de hypocriete rol die de EU-instellingen in heel dit proces spelen, vooral gelet op het feit dat zij er als de kippen bij zijn om kritiek uit te oefenen op derde landen en zich te mengen in hun interne aangelegenheden.
In dit geval, waarin het om burgers uit de EU-lidstaten gaat, zien zij echter werkeloos toe of leggen zij alleen maar holle gelegenheidsverklaringen af. Waar is de Europese Unie wanneer het erop aankomt, zij die zich zo graag opwerpt als een van de belangrijkste pleitbezorgers van de mensenrechten in de wereld? In deze omstandigheden is regelrechte veroordeling de enige aanvaardbare houding. De ervaring leert ons echter dat Frankrijk, een van de leiders van de Europese Unie, altijd met discretie wordt behandeld.
Het is dan ook absoluut noodzakelijk dat wij korte metten maken met de neoliberale beleidsmaatregelen die de conservatieven en sociaaldemocraten ten uitvoer blijven leggen. Er moeten dringend nieuwe beleidslijnen worden ontwikkeld die bijdragen aan het streven naar banen met rechten, welzijn en maatschappelijke vooruitgang voor iedereen. Dat is de weg die wij moeten bewandelen om te voorkomen dat regeringen, zoals in Frankrijk, racisme en xenofobie tot staatsbeleid verheffen. Wij mogen de Europese Unie niet laten verworden tot de politiemacht van de lidstaten, zoals sommigen zouden willen. De afkeurenswaardige praktijken van bepaalde regeringen werken die pogingen alleen maar in de hand.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Kenmerk van de door de collega's van links ingediende gezamenlijke ontwerpresolutie is dat zij steeds weer het begrip gelijkheid aanhaalt. Maar zij spreekt zichzelf op verschillende plaatsen tegen.
Ik ben tegen deze resolutie en zal uitleggen waarom. De resolutie stelt dat de Romagemeenschappen en de burgers van de gastlanden gelijke rechten hebben, maar er wordt niet gesproken over gelijke plichten voor beide partijen, wat toch wel wezenlijk is. Een andere reden waarom ik tegen ben, is dat er geen standpunt op juridisch niveau wordt ingenomen, maar slechts kritiek wordt geuit op het beleid van de regeringen van Italië en Frankrijk.
Bovendien wordt in de resolutie met geen woord gerept van de bewezen problemen op het vlak van de openbare orde, die sommige lidstaten proberen in te dammen met de instrumenten die hun wettelijk ter beschikking staan.
Charles Goerens (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie gestemd, maar zou toch het volgende willen zeggen. Mijn steun aan deze resolutie betekent absoluut niet dat ik het eens ben met bepaalde extreme dingen die gezegd zijn tijdens het debat van dinsdagmiddag. Met alle tact waarmee de problematiek in kwestie zou moeten worden behandeld, zorgt het vergelijken van de uitzetting van de Roma met de concentratie- en vernietigingskampen uit de tweede wereldoorlog ervoor dat de Holocaust alledaags wordt gemaakt. Op die manier wordt het debat zeker tot zwijgen gebracht. Welnu, in dit geval is een rustig, bezonnen en verstandig debat nodig. Deze ongelukkige vergelijking geeft blijk van zowel kwade trouw als immaturiteit. Het is in ieder geval niet bevorderlijk voor de zaak van de Roma.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer geschrokken van de uitzettingsmaatregelen die Frankrijk heeft genomen ten aanzien van de Roma (maar die al eerder ook door andere lidstaten zijn genomen) en heb meteen de resolutie van het Parlement medegetekend. Ik ben dan ook erg blij dat de resolutie is aangenomen. Wat er nu in Frankrijk gebeurt, is onaanvaardbaar. Frankrijk hanteert willens en wetens een discriminatiebeleid dat in tegenspraak is met de fundamentele waarden en beginselen die aan de basis liggen van de Europese Unie. Allereerst de beginselen van het Europees burgerschap en van vrij verkeer in de Europese Unie: de Roma zijn voor honderd procent Europese burgers! Ten tweede: het beginsel van non-discriminatie en respect voor minderheden; alleen het behoren tot een minderheid mag in geen geval aanleiding geven tot dergelijke maatregelen. Vandaag zijn het de Roma, morgen zijn het de Noord-Afrikanen, daarna de Joden en waarom daarna niet de vrouwen en armen? Al deze beginselen liggen aan de basis van onze Unie en gelden voor iedereen, in het bijzonder voor alle lidstaten. Het is bovendien hoog tijd om met een Europese strategie te komen voor de integratie van de Roma. De Europese Unie heeft een sterkere politieke wil nodig: sociale integratie, huisvesting, scholing, bestrijding van discriminatie, de Europese Unie moet in actie komen!
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie over de situatie van de Roma in Europa gestemd, omdat deze tekst de maatregelen die de Franse overheid heeft genomen uitdrukkelijk veroordeelt. De resolutie herinnert aan het recht van alle Europese burgers om in de gehele Europese Unie vrij te bewegen en te verblijven, evenals aan het basisbeginsel van gelijkheid van burgers en van non-discriminatie. De heer Sarkozy en de regering hebben het bij het verkeerde eind als ze denken de waarden van de Unie, de EU-wetgeving en het Handvest van de Grondrechten ongestraft met voeten te kunnen treden: het Europees Parlement heeft hen streng tot de orde geroepen, wat met elke lidstaat zou gebeuren die dergelijke praktijken zou hanteren. Bovendien wordt de Europese Commissie in de resolutie op haar verantwoordelijkheden gewezen en wordt zij verzocht te stoppen met het verzinnen van uitvluchten en eindelijk met een duidelijke en doortastende strategie te komen ter bevordering van de integratie van Romagemeenschappen, en dat op alle gebieden – toegang tot huisvesting, banen, scholing en gezondheidszorg – om een einde te maken aan de onverdraagbare uitsluiting waaronder zij gebukt gaan.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik steun deze gezamenlijke resolutie omdat ik vind dat het beleid van de Franse regering absoluut veroordeeld moet worden. Deze regering heeft bewust een etnische groep gestigmatiseerd door deze rechtstreeks in verband te brengen met criminaliteit met als enige doel om zijn eigen problemen met het interne beleid te verdoezelen. Ik vind dat de instrumentalisering van de Romakwestie onaanvaardbaar is en dat het Europees Parlement met een antwoord moet komen. De progressieve partijen, waaronder de sociaaldemocraten, hebben daarom verzocht om een einde te maken aan deze discriminerende uitingen en gezamenlijke uitzettingen, terwijl Europees rechts de Franse regering in meerderheid gesteund heeft in zijn rechtse opvattingen. Er moet spoedig een totaalstrategie komen als oplossing voor deze kwestie waar 10 tot 12 miljoen burgers van de Unie mee gemoeid zijn. Deze resolutie betreurt het gebrek aan enige reactie van de Commissie, die echter geacht wordt erop toe te zien dat de verdragen nageleefd worden en in dat opzicht de gedragingen van de Franse staat wel moest veroordelen. De massale uitzettingen zijn namelijk in strijd met het Handvest van de Grondrechten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. – (HU) In de ontwerpresolutie die is ingediend door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links worden meerdere ongefundeerde en zelfs onacceptabele stellingen geformuleerd. Zoals ik in het debat van dinsdag al heb aangegeven in verband met de vragen aan de Europese Raad en de Europese Commissie, zijn politieke meningen en juridische beoordelingen twee verschillende dingen, en ook al kunnen we de uitzettingen weerzinwekkend of overdreven vinden, alleen de Europese Commissie beschikt over de bevoegdheid om de legitimiteit van de Franse maatregelen te beoordelen. Om al voor de afronding van de beoordeling van de Commissie en zonder de resultaten daarvan te kennen, een land op grond van niet bewezen informatie te beschuldigen van ernstige rechtsschendingen, doet mijns inziens afbreuk aan de autoriteit van het Parlement. Als rapporteur voor de Europese Romastrategie namens het Europees Parlement vond ik het in de huidige situatie echter absoluut noodzakelijk dat het Europees Parlement de progressieve voorstellen in het ontwerp in een officiële resolutie zou formuleren.
Het is dus belangrijk vast te stellen dat de integratie van de Roma de gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de EU en haar lidstaten, en daarvoor is een omvattende strategie op Europees niveau nodig. Bij de totstandkoming daarvan moeten de Romagemeenschappen worden betrokken, van lokale niveaus tot aan internationale ngo's, inclusief alle aspecten van planning, uitvoering en controle. Verder moeten we vaststellen dat er een complex ontwikkelingsprogramma moet komen waarmee alle gerelateerde politieke terreinen tegelijkertijd worden aangepakt, en waarmee het mogelijk wordt onmiddellijk maatregelen te treffen in gettogebieden die met ernstige structurele achterstanden kampen.
Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) Ik heb voor de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) gestemd omdat ik van mening ben dat we een gemeenschappelijke strategie voor de Roma moeten opzetten en uitvoeren waarmee een einde wordt gemaakt aan de sociale en economische uitsluiting van deze bevolkingsgroep. De problemen op het gebied van minderheden in Europa zijn complex en liggen gevoelig, en ze worden vaak gebruikt voor kortzichtige politieke doeleinden. Manipulatie die feitelijk faalt om de problemen bij de wortel aan te pakken, en de integratie van minderheden bemoeilijkt, vind ik onacceptabel. Er is passende EU-financiering nodig en de EU-lidstaten moeten samenwerken om de sociale integratie van de Roma te bevorderen. De EU heeft nu al de beschikking over meerdere instrumenten om de uitsluiting van Roma tegen te gaan, zoals de mogelijkheid om het Europees Sociaal Fonds te benutten. Aanvullend kan gebruik worden gemaakt van maximaal 2% van het gemeenschappelijk Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor huisvestingskosten ten behoeve van sociaal uitgesloten gemeenschappen. Daarom is het belangrijk om te zorgen voor praktische maatregelen teneinde de Roma te laten integreren, te beginnen in die lidstaten waar ze ingezeten zijn. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk zorgen voor het vrije verkeer binnen de Unie, en als EU-burgers uit een lidstaat worden uitgezet, moet elke zaak op eigen criteria worden beoordeeld en moet het besluit tot verwijdering worden gebaseerd op een passend besluit van de rechter.
Timothy Kirkhope (ECR), schriftelijk. − (EN) Mijn collega's in de ECR-Fractie en ik zijn het eens met een groot deel van deze ontwerpresolutie en we blijven ons van harte inzetten voor het verlenen van gelijke rechten, kansen en de vrijheden die zijn uiteengezet in het communautair recht, aan alle mensen, ongeacht hun ras, religie, geslacht of seksuele geaardheid.
Maar ook al steunen wij de integratie van de Roma in de Europese Unie volledig, toch zijn wij van mening dat de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, een diepgaand juridisch onderzoek naar de zaak moet verrichten, voordat dit Parlement zijn eindoordeel vormt. Wij hebben ons om deze redenen onthouden van stemming over deze ontwerpresolutie.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Het is belangrijk dat er enige orde in de schandalige chaos in dit debat wordt geschept. Sommige van de uitingen die zijn gedaan in dit Parlement en die zijn opgenomen in deze resolutie zijn ontoelaatbaar. Deze zaal mag geen plaats meer bieden aan de gewetenloze instrumentalisering van de nationale beleidsvormen van de lidstaten. Frankrijk heeft het Gemeenschapsrecht strikt toegepast en de Europese Commissie heeft dat bevestigd. Ik zou de Commissie overigens willen vragen om zich zo spoedig mogelijk over deze zaak te buigen en enkele concrete handelingen voor te stellen ter bevordering van de integratie van de Roma in de Europese Unie.
De tijd van verklaringen van goede wil is voorbij, we moeten nu met een heuse Europese strategie komen om de integratie van de Roma in Europa te bespoedigen. Hoe zit het met de 20 miljard euro waarvoor de leden hebben gestemd en die de lidstaten hebben toegezegd in het kader van het cohesiebeleid? Dit geld komt niet ten goede aan degenen die er recht op hebben, we moeten een einde maken aan deze situatie en beter toezien op het juiste beheer van de Europese fondsen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet hard optreden tegen het discriminerende en meedogenloze beleid waar de Roma het slachtoffer van zijn geworden in Frankrijk. Het vrije verkeer is geen voorrecht van de rijken. Met alle respect voor de eurocraten, maar het is een gezamenlijk recht van alle Europese burgers. Het is de plicht van alle Europeanen om de rechten te verdedigen van alle Romaburgers die door de huidige Franse regering tot zondebokken zijn aangewezen. De EU moet het xenofobe regeringsbeleid bij wijze van voorbeeld veroordelen. Als we dat niet doen, moedigen we aan dat regeringen die toch al fout bezig zijn elkaar willen overtreffen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Frankrijk heeft decennialang een voorbeeldfunctie vervuld op het gebied van de integratie van burgers uit de gehele wereld die besloten om zich in dat land te vestigen. Er zij aan herinnerd dat de Roma vanaf januari 2014 slechts in tien landen van de Europese Unie, waaronder Frankrijk, recht zullen hebben op volledige vrijheid van verkeer. Bovendien kunnen alle EU-burgers die langer dan drie maanden in een ander land dan hun land van herkomst verblijven ertoe worden verplicht te bewijzen dat zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Indien blijkt dat zij een te grote belasting vormen voor het socialezekerheidsstelsel van de gastlanden kunnen maatregelen worden genomen krachtens overwegingen 9 en 10 van Richtlijn 2004/38/EG. De massale uitzetting van Roemeense burgers die tot de Roma behoren, kan ter discussie worden gesteld, maar alle mensen die daartegen heftig protesteren, zouden even energiek moeten optreden tegen een hoop andere zaken. Ze zouden dezelfde bezorgdheid moeten uiten over alle Romakinderen die niet naar school gaan omdat hun familie dat niet wil, over de kinderen en vrouwen die moeten bedelen, over het bedelen als levenskeuze, over de weigering om te werken en de gewoonte om in plaats daarvan gebruik te maken van de socialezekerheidsstelsels van derde landen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb tegen dit voorstel voor een gezamenlijke resolutie gestemd dat is ingediend door links, centrumlinks en de liberalen van dit Parlement, omdat we van de Franse regering van president Sarkozy moeten eisen dat hij ogenblikkelijk een einde maakt aan de uitzetting van groepen zigeuners. Wij verzoeken de Commissie en de Raad ook die lijn aan te houden in hun optreden. Wij veroordelen niet alleen de deportaties uit Frankrijk, maar ook die uit Duitsland, Oostenrijk, Zweden, België en Italië. Er is een Europese strategie nodig om de armoede en discriminatie te bestrijden waaronder de Roma in Europa gebukt gaan. Sinds de uitbreiding van 2004 en die van 2007 maken de Roma deel uit van de Europese Unie. Om die reden hebben zij net als alle Europese burgers het recht op vrij verkeer en verblijf in hele Europese Unie.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In het huidige debat over de Roma heb ik uiteindelijk voor de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) gestemd. Daarin wordt het probleem op objectieve wijze weergegeven en worden zinvolle oplossingen voorgesteld. Het voorstel van de Confederale fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links laat daarentegen zien hoe ver de benadering van deze politici van de realiteit verwijderd is. Zij spreken van "ernstige systematische discriminatie" en van zigeunerhaat in het algemeen, en zij ontkennen daarbij volledig dat de Roma zich net als alle andere Europese burgers aan de wetgeving moeten houden.
Dat is heel duidelijk een doorn in het oog van links als zij klagen over het nemen van vingerafdrukken bij uitgezette Roma. Dat zou volgens hen ongerechtvaardigde discriminatie zijn. Diezelfde mensen hebben er echter geen problemen mee om alle andere burgers ertoe te verplichten hun vingerafdrukken te laten nemen bij het verstrekken van een paspoort. Dat is linkse logica. Ook al heeft de regering-Sarkozy uit opportunistische overwegingen gereageerd, deze reactie is in ieder zinvol en noodzakelijk ter bescherming van de eigen Franse burgers. Ik heb om die reden tegen de ontwerpresolutie van links gestemd.
Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − Het VVD-smaldeel heeft voor resolutie B7-0504/2010 over de uitzetting van de Roma gestemd. Dit laat echter onverlet dat in overeenstemming met de richtlijnen in individuele gevallen mensen altijd gedwongen gerepatrieerd kunnen worden naar hun land van herkomst indien ze daarvoor in aanmerking komen volgens de bepalingen in deze Europese richtlijnen.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), omdat deze samenhangende maatregelen op lange termijn voorstelt, gericht op het oplossen van het Romaprobleem in de Europese Unie. De ontwerpresolutie van de PPE-Fractie bevatte ook expliciet en direct het verzoek om de toetreding van Roemenië tot het Schengengebied niet te koppelen aan de Romakwestie. Na afwijzing van deze resolutie heb ik gestemd voor de gezamenlijke ontwerpresolutie van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en anderen, die hoewel minder uitgebreid toch een grotendeels eerlijk standpunt weergeeft.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb om de volgende redenen voor de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers over de situatie van de Roma in Europa gestemd: 1) de resolutie concentreert zich op de acties (Europese strategie: actieplan, opname van middelen, samenwerking van lidstaten en andere staten, deelname van de Roma enzovoort) die moeten worden ondernomen om de uitsluiting die de Romagemeenschap in de verschillende Europese landen ervaart, op te heffen; 2) zij verspilt geen energie aan schuldtoewijzingen; 3) zij leidt de aandacht van de publieke opinie niet af van de kern van het probleem: het mislukken tot op heden van het beleid om de Roma te integreren; 4) zij draagt niet bij aan een onvruchtbare politieke confrontatie.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Het is de plicht van de lidstaten en de Europese instellingen om steun en uitvoering te geven aan de maatregelen die nodig zijn voor een politiek en sociaal klimaat, dat een stimulans vormt voor de toepassing van maatregelen voor Roma-integratie op de terreinen onderwijs, gezondheidszorg, sociale bescherming en insluiting op de arbeidsmarkt. Daarnaast vormt de situatie van Romavrouwen een ander aspect van belang, aangezien zij slachtoffers zijn van dubbele discriminatie – op basis van geslacht en omdat ze tot een minderheid behoren.
Ik roep de Europese Commissie op om een complete Europese strategie te ontwerpen, die aandacht besteedt aan de specifieke kwesties van de grensoverschrijdende Romaminderheid. De EU-instellingen moeten een minimaal niveau van institutionele interesse tonen in het monitoren van de strijd tegen discriminatie en het ondersteunen van de integratie van de Roma.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is blij met de stemming van het Europees Parlement, dat zijn taak om de fundamentele waarden van de Europese Unie te waarborgen naar behoren vervuld heeft. Het Europees Parlement weigert de situatie in Frankrijk dood te zwijgen, en laat evenmin na de late en beperkte reactie van de Commissie te bekritiseren. Deze uitzettingen vormen inderdaad een wezenlijke testcase voor Europa als het gaat om haar vermogen haar eigen regels na te leven die zijn vastgelegd in het Handvest van de Grondrechten. Het is de verantwoordelijkheid van de Commissie om adequate maatregelen te treffen, allereerst door haar onderzoeksrapport zo snel mogelijk af te ronden waarin duidelijk gewezen wordt op de regeringen die verantwoordelijk zijn.
De stemming van vandaag opent een fase die cruciaal is voor de geloofwaardigheid van onze instelling. De strijd voor de naleving van de rechten van minderheden is daarmee echter nog helemaal niet gestreden. Het is nu meer dan ooit noodzakelijk dat alle rechten van de minderheden in de Europese Unie erkend worden en dat we ervoor zorgen dat die rechten worden nageleefd.
Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik vind het bijzonder jammer dat het Parlement de resolutie heeft aangenomen die is ingediend door de socialisten, liberalen, groenen en communisten ten aanzien van de situatie van de Roma in Europa.
Ik vind het onacceptabel om op die manier Frankrijk als schuldige aan te wijzen, aangezien dit niet de enige lidstaat is die Roma terugstuurt naar hun land. De oprichting van bepaalde Romakampen brengt duidelijk de openbare orde in gevaar en is soms zelfs een schending van het particuliere eigendomsrecht, en de belasting die dat vormt voor ons stelsel van sociale bescherming staat de Franse regering toe om over te gaan tot dergelijke maatregelen overeenkomstig de bepalingen van de Europese verdragen. De repatriëringen naar Roemenië en Bulgarije zijn uitgevoerd in overeenstemming met de Franse en Europese wetten, en met strikte naleving van de mensenrechten.
Ik ben blij met het besluit van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) om een werkgroep op te richten voor de kwestie van de integratie van Roma om tot een Europese oplossing te komen voor het nomadenvraagstuk. We moeten deze zaak op een constructieve manier benaderen.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij hebben ons onthouden van stemming over de resolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers, omdat wij ons niet kunnen vinden in het verzoek om de toetreding tot de Schengenruimte van Roemenië en Bulgarije te bevorderen. Dit zijn immers landen die geen gelijke sociale, economische en veiligheidsomstandigheden kunnen bieden. Ons standpunt is hiermee in lijn met het vastbesloten "nee" dat wij in het verleden naar aanleiding van hun toetreding tot de EU hebben laten horen.
Wij hebben evenwel faliekant tegen de door links ingediende resolutie gestemd omdat zij afbreuk doet aan de autonomie en discretionaire bevoegdheid van landen zoals Frankrijk en Italië die voor de harde lijn hebben gekozen ten aanzien van mensen die de wet niet naleven. Het geeft toch wel te denken dat in Frankrijk, sinds daar kort geleden een groot aantal Roma uit de oostelijke landen is gearriveerd, het aantal diefstallen met meer dan 200 procent is toegenomen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk betreffende ontwerpresolutie B7-0492/2010. − (PT) De Roma vormen een minderheid waarvan de leden voor het grootste deel over het burgerschap van een lidstaat beschikken. Europese burgers hebben recht op vrij verkeer en vestiging in om het even welke EU-lidstaat zolang zij voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in Richtlijn 2004/38/EG. Deze vrijheid kan worden beperkt om redenen van openbare orde, veiligheid of volksgezondheid. Wij mogen echter niet vergeten dat een maatregel zoals de uitzetting van EU-burgers geval per geval moet worden toegepast en niet aan groepen of gemeenschappen kan worden opgelegd.
De oplossing van dit probleem ligt enerzijds in de tenuitvoerlegging van een Europese strategie voor de Roma die voorziet in samenwerking tussen landen, instellingen en andere belanghebbenden en de betrokkenheid van de Romagemeenschappen bij de planning en uitvoering waarborgt en anderzijds in de vaststelling van een programma voor interventie in gemarginaliseerde gebieden met ernstige structurele handicaps. Er zij herinnerd aan de mogelijkheid die wordt geboden door de wetgeving betreffende het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds met betrekking tot de subsidiabiliteit van huisvesting voor gemarginaliseerde gemeenschappen en de noodzaak om het Europees platform voor integratie van de Roma te verbeteren. Het is tevens belangrijk om een constructieve dialoog tussen de lidstaten en de leden van de Romagemeenschap tot stand te brengen. Om de voornoemde redenen stem ik voor de ontwerpresolutie.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk betreffende de gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0493/2010. − (PT) De Roma vormen een etnische minderheid waarvan de leden voor het grootste deel over het burgerschap van een lidstaat van de Europese Unie beschikken. Alle Europese burgers zijn onderworpen aan de rechten en plichten die voortvloeien uit Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht op vrij verkeer in de Europese Unie, overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden. De lidstaten hebben echter het recht om het vrije verkeer en verblijf van EU-burgers op hun grondgebied, ongeacht hun nationaliteit, te beperken om redenen van openbare orde, veiligheid of volksgezondheid.
De lidstaten zijn niet verplicht de Commissie voorafgaand aan de toepassing van de clausule inzake de openbare orde te informeren, aangezien het hier om een soeverein recht gaat. Ofschoon ik onderschrijf dat de Europese Unie en de lidstaten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van de integratie van de Romagemeenschap, op basis van een geïntegreerde strategie en samenwerking tussen de lidstaten, de Europese Commissie en de overige Europese instellingen en andere belanghebbenden overeenkomstig het beginsel van niet-discriminatie, kan ik onmogelijk mijn stem uitbrengen voor een tekst waarin protest wordt aangetekend tegen de late en beperkte reactie van de Commissie met betrekking tot de situatie van de Roma in Europa en het waarborgen van de eerbiediging van de mensenrechten, aangezien dat onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Om de voornoemde redenen heb ik mij van stemming over deze ontwerpresolutie onthouden.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie van de Roma en over het vrije verkeer in de Europese Unie. Ik ben namelijk van mening dat de situatie van de ongeveer 10-12 miljoen Roma een strategie van Europese integratie behoeft. Vrij verkeer van personen is een van de fundamentele principes van de EU. Europese burgers van Roma-achtergrond, ongeacht hun nationaliteit, hebben ook het recht om vrij door de EU te reizen. Zij hebben net als andere Europese burgers rechten en verplichtingen. Als iemand overtredingen begaat zal hij of zij ongeacht de etnische afkomst of nationaliteit de volle kracht van de wet voelen. Er is echter geen nationaliteit of etnische groep synoniem voor criminaliteit. Ik ben van mening dat een hele etnische groep of populatie niet gestigmatiseerd mag of kan worden door acties van een aantal leden ervan. Het Verdrag van Lissabon geeft een bindende werking aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Artikel 2 van dit document bepaalt op heldere wijze dat de EU is gebaseerd op respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, het beginsel van de rechtsstaat, en ook respect voor mensenrechten waaronder de rechten van minderheden. Ik ben van mening dat de EU en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben om Roma-integratie te bevorderen door middel van een EU-Romastrategie.
Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk (RO) Ik heb tegen de gezamenlijke ontwerpresolutie van links gestemd, omdat dit document de kwestie van de Romaminderheid in Europa op het verkeerde spoor zet. De tijdens de plenaire zitting aangenomen resolutie is eerder een ideologische tekst dan een concreet actieplan. De resolutie die de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft ingebracht is in feite een vertoon van hypocrisie onder de dekmantel van een "progressief" politiek discours. Deze resolutie wil ons doen geloven dat we allemaal racisten zijn.
Uiteraard vormen linkse politici daarop een uitzondering. Het opstellen van en de stemming over de resolutie is gedaan zonder goede kennis van de situatie van de Roma, in Oost- of West-Europa. De Romakwestie is geen nationaal probleem en kan ook niet worden beschreven in termen van rassenpolitiek. De Romakwestie is een historisch probleem dat nog steeds geen oplossing heeft. Het gebruik van clichés en de politieke agenda, vooral in de vorm van de botsing tussen de socialisten en de rechtse regering in Frankrijk, zal geen goed doen, behalve voor de verkiezingsdoelen van links. Ik heb gestemd voor de resolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), juist omdat dit document maatregelen aangeeft en oproept tot coördinatie op Europees niveau. De Romakwestie is niet een kwestie van racisme maar van realisme. Als de Romakwestie wordt aangepakt volgens de door links aangegeven voorwaarden, zal hij snel weer de kop opsteken en nieuwe crises veroorzaken in deze of gene lidstaat. De uitkomst van de stemming van vandaag is betreurenswaardig en niet productief.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over langdurige zorg voor oudere mensen gestemd, omdat ik het van uitzonderlijk belang acht dat de nodige voorwaarden worden geschapen om een actieve ouderdom te waarborgen, met meer zorgverlening, zodat een betere levenskwaliteit voor alle oudere mensen in de Europese Unie kan worden gegarandeerd. Deze ontwerpresolutie heeft ten doel de ongelijkheden in de gezondheidszorg weg te werken en oudere mensen in de Europese Unie te beschermen. Bovendien wordt de noodzaak onderstreept om in het kader van de zorgverlening het vaak voorkomende probleem van de mishandeling van ouderen aan te pakken, meer doeltreffende personeelsstrategieën in te voeren om personeelstekorten te voorkomen en bij te dragen tot de verspreiding van informatie- en communicatietechnologieën om de zorg in familieverband en de onafhankelijkheid van ouderen te bevorderen.
Ik hoop dat de Europese Commissie naar aanleiding van dit voorstel gegevens zal verzamelen over beste praktijken inzake langdurige zorg voor ouderen en daarmee een meerwaarde zal geven aan het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen generaties (2012), teneinde alle vormen van discriminatie weg te werken, verbeteringen aan te brengen in de langdurige zorgverlening en armoede onder ouderen terug te dringen. Bovendien moet een waarnemingscentrum voor actief ouder worden opgericht om de geïnventariseerde goede praktijken te verspreiden.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Hoewel sommige landen, zoals Italië en Duitsland, er meer last van kunnen krijgen dan andere, staan alle lidstaten van de Europese Unie op het punt om te worden geconfronteerd met de vergrijzing van hun bevolking. Het is onvermijdelijk om stil te staan bij de uitdaging die dat gaat brengen. Welnu, we handelen nog veel te vaak op korte termijn zonder in te spelen op de huidige veranderingen in onze samenleving. Dit is een uitstekende resolutie omdat het een algemeen en beknopt overzicht geeft van de aanpassingen die moeten worden gedaan (infrastructuren, gezondheidszorg, intermenselijke contacten, enzovoort). Het is noodzakelijk dat we actie blijven ondernemen ten aanzien van dit vraagstuk. Vandaag moeten we maatregelen treffen om een antwoord te kunnen bieden op de mogelijke problemen van morgen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik steun dit verslag. Volgens de richtsnoeren van het werkgelegenheidsbeleid moeten lidstaten er alles aan doen om de belangrijkste doelstelling te verwezenlijken, namelijk het waarborgen van duurzame groei en het scheppen van meer werkgelegenheid. We moeten verder de problemen aanpakken waarmee de lidstaten op lange termijn te kampen hebben: de demografische verandering, de mondialisering en de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Om dit te bereiken, moeten we investeren in duurzame groei waarmee bestaande banen behouden blijven en nieuwe banen worden gecreëerd. Daarbij verdienen kleine en middelgrote ondernemingen speciale aandacht aangezien zij in Europa de meeste banen creëren. We moeten bovendien werken aan de volgende sociale doelstellingen op werkgelegenheidsgebied: bevorderen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs en levenslang leren onder huidige en toekomstige werknemers; bestrijden van werkloosheid, met bijzondere aandacht voor bevordering van werkgelegenheid voor jongeren, ouderen, gehandicapten en vrouwen, en een positievere benadering van afwijkende arbeidscontracten.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Als gevolg van de demografische veranderingen in de Europese Unie neemt het aantal ouderen snel toe en dat levert een aantal uitdagingen op. We zullen moeten voorzien in de grotere vraag naar gezondheidszorg, we moeten de systemen voor zorg aanpassen aan de vergrijzende bevolking en zorgen voor een duurzame oplossing in maatschappijen met een kleinere beroepsbevolking. Op dit moment is er veel armoede onder ouderen omdat in een groot aantal EU-lidstaten de pensioenen en sociale uitkeringen ingrijpend worden verlaagd. Het is dus van belang dat we duurzame systemen voor de financiering op lange termijn opzetten om de zorgverlening aan ouderen te financieren. We moeten verder voorzien in minimumnormen voor alle zorgsectoren, met inbegrip van minimumlonen.
Ik wil erop wijzen dat we de ongelijkheden in de gezondheidszorg moeten verminderen en waarborgen moeten bieden aan oudere mensen in de samenleving en in zorginstellingen. We moeten ons daarnaast richten op het bestrijden van sociale uitsluiting van oudere personen en elke soort van discriminatie op grond van leeftijd. We moeten voorzien in de voorwaarden voor actieve ouderdom en waarborgen dat ouderen een leven kunnen leiden dat waardig is en voldoening geeft.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Opleiding en training van goede kwaliteit zijn van essentieel belang voor de persoonlijke ontwikkeling, de gelijkheid en de bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, een actief burgerschap en de sociale samenhang. Ik roep de lidstaten op om regels vast te stellen voor de kwalificatie-eisen die gesteld worden aan personen die zorg verlenen aan ouderen en om regelingen voor gevorderde opleiding te ontwerpen en uit te voeren om het opleidingspeil van deze personen te verhogen en daarmee de kwaliteit van de geboden diensten te verhogen. Het is absoluut noodzakelijk meer te investeren in gespecialiseerde geriatrische medische zorg om de kwaliteit van de zorg voor oudere mensen te verbeteren.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) In tegenstelling tot wat er in paragraaf 12 van de resolutie staat, vinden de Deense sociaaldemocraten niet dat er een minimumloon moet worden ingevoerd. Toch hebben wij, Deense sociaaldemocraten, ervoor gekozen om voor de resolutie te stemmen omdat ze, afgezien van de oproep om een minimumloon in te voeren, een reeks standpunten en initiatieven bevat die wij steunen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Het besluit van het Europees Parlement om een ontwerpresolutie aan te nemen over langdurige zorg voor oudere mensen is een goed ding, omdat deze mensen als Europese burgers hun rechten en vrijheden moeten blijven uitoefenen, hun plaats in de samenleving bewaren en in contact moeten blijven met de andere generaties. Ik ben van mening dat de EU en de lidstaten rekening moeten houden met de vergrijzing, om door samenwerking een duurzaam systeem op te zetten ter financiering van zorg voor ouderen en het verzorgen van goede opleidingen voor het personeel in deze sector. Zij moeten een passend salaris krijgen, hetgeen zal bijdragen aan een hogere kwaliteit van de dienstverlening. Bovendien moeten stedelijke en ruimtelijke ontwikkelingsdiensten maatregelen nemen voor een betere toegang voor ouderen en gehandicapten waar dat nodig is, op hun behoeften toegesneden sociale diensten, sociale en culturele activiteiten. De bevoegde autoriteiten moeten ouderen regelmatig informeren over hun rechten en over wetswijzigingen die op hen van invloed zijn.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat ik pleit voor toegang tot hoogwaardige gezondheidsdiensten en passende zorg voor oudere mensen. Gelet op de demografische ontwikkelingen van de afgelopen jaren, en in het bijzonder de vergrijzing, is het noodzakelijk om ouderen te ondersteunen zodat zij thuis een waardig leven kunnen leiden en voor zichzelf kunnen zorgen.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) We moeten ervoor zorgen dat de zorg voor ouderen van hoge kwaliteit blijft en een prioritair deel van het welzijnswerk is waarvan de ontwikkeling gelijke tred houdt met de demografische ontwikkeling. Wij hebben er alle begrip voor dat er eisen worden gesteld inzake sociale minimumnormen voor alle contracten in de zorgsector, maar betreuren de verwijzing naar minimumlonen. In Zweden hebben we immers niet altijd minimumlonen omdat de sociale partners verantwoordelijk zijn voor het vastleggen van de loonniveaus, wat bovendien geen bevoegdheid van de EU is. Wij vinden niet dat daar op welke manier dan ook verandering in moet worden gebracht, maar hebben er desondanks voor gekozen om voor deze resolutie te stemmen omdat wij het hoofdonderwerp zeer belangrijk vinden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De gemiddelde levensverwachting stijgt en de kwetsbaarheid van de situatie van ouderen neemt toe ten gevolge van hun afhankelijkheid van sociale diensten die vaak ontoereikend zijn en de verbrokkeling van de gezinsbanden. Dit heeft geleid tot een situatie waarin veel mensen in de moeilijkste fase van hun leven alleen komen te staan en niet over de financiële middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien, zodat ze vaak in omstandigheden van tragische armoede leven. Daarom is het noodzakelijk dat de nationale regeringen voorzien in de nodige basiszorg.
In Europa, en in Portugal, hecht de CDS-PP (Sociaaldemocratisch Centrum - Volkspartij) bijzonder belang aan de kwestie van langdurige zorg. Wij pleiten al jaren voor de oprichting van passende netwerken voor dit soort zorgverlening en voor ondersteuning van gezinnen met oudere mensen en particuliere zorgverleners. Ik stel dan ook met voldoening vast dat deze ontwerpresolutie de nationale regeringen oproept om informele zorgverleners van langdurige zorg, onder wie veel gezinsleden, te ondersteunen en aan deze mensen, die in wezen de taak van de staat overnemen, de nodige voorwaarden te bieden om te waarborgen dat zij hun oudere gezinsleden kunnen verzorgen zonder daarvoor gestraft te worden, bijvoorbeeld in hun beroepsleven..
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De laatste tijd staat de demografische ontwikkeling in de Europese Unie in het teken van de vergrijzing. Dit verschijnsel legt een groot beslag op de begrotingsmiddelen, met name door een hoge vraag naar een betere infrastructuur voor gezondheidszorg en sociale dienstverlening. Daarom moeten er maatregelen worden genomen ter bestrijding van de sociale uitsluiting van oudere personen en alle vormen van discriminatie op grond van leeftijd. Het verbaast mij dat de financiering en verstrekking van gespecialiseerde geriatrische medische zorg in vele lidstaten verminderd is. De zorg voor oudere mensen moet van hoogwaardige kwaliteit zijn.
Daarom is het belangrijk dat de lidstaten beleidsacties ten uitvoer leggen om een betere specialistische opleiding te waarborgen. Ik stel tevens vast dat ook particuliere instellingen voor sociale solidariteit, religieuze organisaties en liefdadigheidsinstellingen een belangrijke bijdrage aan de zorgverlening leveren. De lidstaten moeten er vooral voor waken dat er garanties van kracht zijn om de fundamentele rechten te beschermen van personen die langdurige zorg ontvangen. Zij moeten voorrang geven aan de oprichting van eenheden voor de verstrekking van palliatieve steun thuis en zij moeten regelingen voor gevorderde opleiding ontwerpen en uitvoeren voor personen die zorg verlenen aan ouderen. De Commissie moet een studie opstellen die een duidelijker beeld geeft van de behoeften op het gebied van de zorg voor ouderen en een raming omvat van de verwachte specialistische zorg voor de periode tot en met 2020.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De wetenschappelijke en technologische vooruitgang en de gunstige ontwikkeling van de beschavingen hebben ervoor gezorgd dat mensen langer leven. In het kader van de neoliberale visie en het voortdurende streven van het kapitalisme naar meer winst zijn de regeringen echter geneigd afbreuk te doen aan de rol van oudere mensen en de vergrijzing van de samenleving als een last te beschouwen. Dat is onaanvaardbaar.
Ofschoon deze ontwerpresolutie het probleem niet bij de wortels aanpakt en niet ingaat op de oorzaken die aan het gezichtsverlies van de sociale steun ten grondslag liggen, wordt een oproep gedaan om sociale uitsluiting van oudere mensen en alle vormen van discriminatie op grond van leeftijd te bestrijden.
Tevens wordt protest aangetekend tegen de achteruitgang van de gespecialiseerde geriatrische medische zorg, het gebrek aan inspanningen om te voorzien in een specialistische opleiding voor personen die zorg verlenen aan ouderen en het gebrek aan infrastructuren voor zorg in lokaal verband en thuiszorg van ouderen onder voor iedereen toegankelijke voorwaarden.
Daarom onderschrijven wij deze oproep. Wij zullen echter blijven vechten tegen de oorzaken van deze situatie en voor een radicale wijziging van het beleid, ten gunste van oudere mensen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Tijdens het lezen van de resolutie van de Commissie sociale zaken, die we hebben aangenomen, moest ik denken aan de pijnlijke en schandelijke gebeurtenis rond de hittegolf in 2003, toen meer dan 15 000 ouderen in Frankrijk zijn gestorven. Het gebrek aan personeel in bejaardentehuizen en, vooral in mijn land, een gevaarlijke ontwikkeling in onze samenleving waarbij veel van onze ouderen worden overgelaten aan eenzaamheid en armoede, waren de oorzaak van dit drama. Maar ik verlies ook de enorme verantwoordelijkheid niet uit het oog die de Europese Unie heeft ten aanzien van het uiteen vallen van ons socialebeschermingsbeleid, via het economische beleid en het handelsbeleid dat zij voert, via het budgettaire malthusianisme dat zij wil opleggen, via de zuiver statistische visie die zij heeft op deze sociale bescherming en die zij deelt met onze politieke leiders. Ik houd de Unie medeverantwoordelijk, samen met de regeringen die haar steunen, voor de lage salarissen, de geringe koopkracht en de lage pensioenen. Ik denk ook aan de doodscultuur die veel van de in deze zaal besproken teksten uitdragen. Dus eerlijk gezegd vind ik het in geen geval relevant om het Europa van Brussel wat voor bevoegdheid dan ook te geven in het beleid ten aanzien van ouderen, zelfs geen statistische bevoegdheid.
Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Stemverklaring: wij hebben vandaag voor de ontwerpresolutie (B7-0491/2010) over langdurige zorg voor ouderen gestemd. Wij willen echter onderstrepen dat we het niet met alles in de resolutie eens zijn, met name niet met de oproep om minimumlonen in te voeren. Wat dat betreft willen wij niet tornen aan het subsidiariteitsbeginsel. Gunnar Hökmark, Christofer Fjellner, Anna Ibrisagic en Anna Maria Corazza Bildt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is een kwestie die voor mijn partij van grote betekenis is en die wij van uitzonderlijk belang achten om te waarborgen dat ouderen met ernstige gezondheidsproblemen de laatste fase van hun leven in de best mogelijke omstandigheden kunnen doorbrengen. Daarom moeten, ondanks de crisis, zoveel mogelijk middelen worden vrijgemaakt om maximale steun te verlenen aan al degenen die langdurige zorg nodig hebben en zodoende te voorzien in een goede levenskwaliteit voor ouderen. Dat is wat mijn partij bepleit in Portugal, waar zij reeds diverse voorstellen in die zin aan het Portugese parlement heeft gepresenteerd.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) De demografische ontwikkeling van de laatste jaren, met name de veroudering van de bevolking, heeft geleid tot een toenemende begrotingsdruk en tot een grote vraag naar een betere infrastructuur in de gezondheidszorg en sociale hulpverlening. Ik heb gestemd voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over langetermijnzorg voor oudere mensen, die de lidstaten oproept de strijd aan te binden met de sociale uitsluiting van deze mensen en elke vorm van discriminatie op grond van leeftijd, want de lidstaten moeten de toegang garanderen tot een adequate gezondheidszorg en sociale hulpverlening als fundamenteel beginsel van het Europese solidariteitsmodel.
Het is belangrijk dat de betekenis van kwaliteit en continuïteit erkend wordt, en daarom moeten de lidstaten programma's invoeren voor hulp- en zorgverlening voor oudere mensen aan huis, of die programma's voortzetten in de landen waarin zulke maatregelen al bestaan, onder het bestuur van de gemeentelijke en plaatselijke autoriteiten en op hun respectievelijke terreinen van bevoegdheid. In alle lidstaten moeten garanties worden vastgelegd om de grondrechten te beschermen van mensen die langetermijnzorg ontvangen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik sta volledig achter deze ontwerpresolutie. Ik hoop dat de verklaring van het Europees Parlement tot verdere maatregelen zal leiden. Het is van essentieel belang dat wij scherp en effectief reageren op elk geval van discriminatie tegen ouderen. Er moet een richtlijn worden opgesteld die voor de nationale regeringen juridisch bindend is, die in mogelijkheden voorziet om juridisch op te treden tegen verlagingen van het pensioen en tegen andere vormen van niet-naleving van overheidsverplichtingen tegenover ouderen. In 2009 werden in mijn land, Letland, de pensioenen verlaagd om een gat in de begroting te vullen. Dit ontnam mensen de hoop op een sociaal stabiel en redelijk bestaan. Ik heb voor deze resolutie gestemd in de hoop dat dit soort schendingen en verkeerde machtsuitoefening niet meer zal voorkomen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) We zien al jarenlang dat de financiering op korte dan wel lange termijn van de zorg niet meer haalbaar is. Toch zijn alle maatregelen op dat gebied op de lange baan geschoven en zijn de getroffenen en hun naasten in de kou blijven staan. Net als het opvoeden van kinderen worden ook de prestaties van mantelzorgers en vrijwilligers ondergewaardeerd en worden sociale netwerken in naam van het kapitalisme kapotgemaakt. In plaats daarvan heeft men de burgers ervan overtuigd dat een ongebreidelde massale immigratie noodzakelijk is om de sociale systeem overeind te houden en daarmee ook de ouderenzorg veilig te stellen.
Het tegendeel is waar. Dit is nog eens versneld door de dreigende financiële ineenstorting. De discussie over de financierbaarheid en financiële belasting van zorg komt veel te laat. Als we nu volledige prioriteit willen geven aan de ontwikkeling van palliatieve zorg en medische thuiszorg, dan zullen we niet echt in staat zijn om onze denkwijze te veranderen en op dit gebied 180 graden te draaien. Het streven om het misbruik van ouderen in de zorg aan te pakken is in elk geval positief. De eisenlijst komt jaren te laat. Toch heb ik voor gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben heel blij met de aanneming van deze resolutie, die in feite: er bij de lidstaten op aandringt rekening te houden met de demografische ontwikkelingen in de afgelopen jaren, en in het bijzonder de vergrijzing, die een groot beslag op de begrotingsmiddelen leggen, met name door een hoge vraag naar een betere infrastructuur voor gezondheidszorg en sociale dienstverlening; er bij de lidstaten op aandringt om maatregelen te nemen ter bestrijding van de sociale uitsluiting van oudere personen en elke soort van discriminatie op grond van leeftijd; en de lidstaten eraan herinnert dat het verzekeren van toegang tot passende gezondheids- en andere zorg een grondbeginsel is van het Europese model van solidariteit.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het feit dat deze resolutie is aangenomen, bevestigt opnieuw dat het Europees Parlement en zijn leden nauw betrokken zijn bij het vraagstuk van gezondheidszorg voor ouderen. In een vergrijzende samenleving wordt de bescherming en versterking van de "zilveren jaren" met de dag belangrijker.
Permanente scholing voor mensen die op dit gebied werkzaam zijn, de oproep aan alle lidstaten om voorlichtingscampagnes gericht op ouderen op te zetten om te informeren over voeding en het voorkomen van uitdroging, de ontwikkeling van de zogeheten e-health om inefficiëntie en verspilling tegen te gaan: dit zijn slechts enkele van de maatregelen die in deze resolutie worden voorgesteld.
Het is een heilige plicht waaraan geen enkele lidstaat zich mag onttrekken om de omstandigheden te verbeteren van deze mensen, mannen en vrouwen die dikwijls aan hun lot zijn overgelaten. Ik hoop dan ook dat deze resolutie een nieuwe stimulans zal geven aan de lidstaten om met het oog op het verwezenlijken van een "samenleving voor iedereen" te zorgen dat mensen met verschillende leeftijden actief kunnen deelnemen aan het gemeenschapsleven en niet aan hun lot worden overgelaten.
Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Ik heb vandaag voor resolutie B7-0491/2010 over langdurige zorg voor ouderen gestemd. Er staat echter één paragraaf in de resolutie die ik niet steun. In paragraaf 12 dringt de resolutie aan op minimumnormen voor alle contracten in de zorgsector, welke ook voorzien in minimumlonen. Dat is iets waar de Zweedse Christendemocraten tegen gekant zijn. Het spoort ook niet met het Zweedse model van collectieve arbeidsovereenkomsten. Ons Zweedse model heeft aangetoond dat het in het belang is van werknemers én werkgevers. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat lonen een onderwerp zijn waar de sociale partners het eens over moeten worden en geen aangelegenheid met betrekking tot welke politici elkaar moeten proberen te over- of onderbieden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie van de Jordaan gestemd omdat ik het van essentieel belang acht de aandacht te vestigen op de verwoesting van deze rivier, en met name van de benedenloop. Ik onderschrijf het verzoek aan de regeringen van Israël en Jordanië en de Palestijnse Autoriteit om met steun van de Europese Unie een commissie voor het Jordaanbekken in te stellen, die openstaat voor andere oeverstaten.
Het is tevens noodzakelijk een beheerplan voor het herstel van de aan de Jordaan toegebrachte schade te ontwikkelen en de sanering van de rivier en met name de benedenloop ervan financieel en technisch te blijven steunen. De kwestie van het waterbeheer, en in het bijzonder de eerlijke verdeling van het water in relatie tot de behoeften van alle volkeren in de regio, is van het allergrootste belang voor duurzame vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten. In dit verband moeten meer inspanningen worden gedaan om waterbeheerprojecten van aanvullende financiële een technische steun te voorzien, waarbij eerlijk gebruik en overdracht van de nodige technologieën aan de landen in de regio aanmoediging verdienen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun de ontwerpresolutie over de situatie van de rivier de Jordaan, want zij roept op tot concrete maatregelen op een punt dat directe gevolgen heeft voor het economische, sociale en culturele welzijn van de volken van de regio. De ernstige achteruitgang van de rivier de Jordaan heeft gevolgen voor alle aspecten van het bestaan van de gemeenschappen die afhankelijk zijn van het water van de rivier. Door op te roepen tot gezamenlijk geplande, grensoverschrijdende oplossingen voor de problemen van verontreiniging en overmatige exploitatie van het water onderstreept de ontwerpresolutie de mogelijkheden voor vertrouwens- en vredesopbouw die kunnen voortkomen uit samenwerking tussen de Israëli's, Palestijnen en Jordanezen in het aanpakken van het probleem van de achteruitgang van de rivier de Jordaan.
De ontwerpresolutie benadrukt terecht de noodzaak om plannen en voorstellen voor het herstel van de rivier de Jordaan op te nemen in de betrekkingen van de Unie met de aan de oevers van de Jordaan gelegen landen. Evenzo zou de EU, gelet op het dringende karakter van het probleem, in haar ontwikkelingsprojecten in de regio prioriteit moeten geven aan het herstel van de rivier de Jordaan.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie van de Jordaan gestemd omdat de ecologische, landschappelijke, culturele, historische, agrarische en economische waarde van deze rivier beschermd moet worden. Een passend waterbeheer dat rekening houdt met de behoeften van alle volkeren in de regio is tevens van uitzonderlijk belang voor de stabiliteit in het Midden-Oosten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De problemen van de Jordaan reiken veel verder dan de normale bezorgdheid over de vervuiling van een waterloop. Zoals wordt erkend in de resolutie die wij hebben aangenomen, is de Jordaan meer dan alleen maar een rivier. Zijn betekenis gaat veel verder dan zijn hoedanigheid van rivier en is van invloed op de politieke, symbolische en religieuze leefwereld van staten, naties en volkeren in verschillende delen van de wereld.
De uitzonderlijke plaats die de Jordaan in de geschiedenis van de mensheid bekleedt, rechtvaardigt de bezorgdheid van Europa, en met name van dit Parlement, over het lot van deze rivier. Ik hoop en wens dat de oeverlanden hun traditionele meningsverschillen en wantrouwen opzij zullen zetten en hun krachten zullen bundelen om verdere verwoesting van deze rivier tegen te gaan.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Jordaan, en met name de benedenloop, is een cultureel landschap van universele betekenis met grote historische, religieuze en ecologische waarde. Helaas is deze rivier verwoest door overmatige exploitatie, verontreiniging en slecht waterbeheer, waardoor vijftig procent van de biodiversiteit verloren is gegaan. Het herstel van de Jordaan en met name de benedenloop is van groot belang voor Israëlische, Jordaanse en Palestijnse plaatselijke gemeenschappen die met dezelfde waterproblemen kampen.
Bovendien biedt dit enorme economische voordelen en mogelijkheden voor vertrouwensopbouw. Actieve samenwerking tussen regeringen, maatschappelijke organisaties en de betrokken plaatselijke gemeenschappen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de regionale inzet voor vrede. Daarom worden de autoriteiten van de getroffen landen opgeroepen om samen te werken en de Jordaan te saneren door het vaststellen en uitvoeren van maatregelen met het oog op tastbare resultaten op het gebied van het beheer van de vraag naar water voor huishoudelijk en agrarisch gebruik en de instandhouding van watervoorraden en natuurlijke rijkdommen. Tevens wordt de Raad, de Commissie en de lidstaten van de Europese Unie verzocht een allesomvattend plan voor het schadeherstel van de Jordaan te bevorderen en te ondersteunen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Zoals in de ontwerpresolutie wordt verklaard, is het Jordaanbekken, en met name de benedenloop, een cultureel landschap van universele betekenis met grote historische, symbolische, religieuze, ecologische, landbouwtechnische en economische waarde in het Midden-Oosten en daarbuiten. De aantasting van het riviermilieu en de daarmee gepaard gaande niveaus van verontreiniging zijn dan ook een ernstige reden tot bezorgdheid.
Het wenselijke en noodzakelijke herstel van de Jordaan – een ecologisch, sociaal en cultureel vereiste – is uiteraard onlosmakelijk verbonden met de regionale geopolitieke context. Wij moeten erkennen dat de Palestijnse bevolking op de westelijke Jordaanoever te kampen heeft met ernstige watertekorten, als gevolg van het feit dat Israel en de Israëlische kolonisten op de Westelijke Jordaanoever het leeuwendeel van het water gebruiken en bovendien nog steeds een deel van de Golan-hoogvlakte bezetten, waar belangrijke waterbronnen te vinden zijn. De eerlijke verdeling van het water in relatie tot de behoeften van alle volkeren in de regio is van het allergrootste belang voor duurzame vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, wat op zijn beurt onlosmakelijk verbonden is met de vereiste sanering van de benedenloop van de Jordaan.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De situatie in het Midden-Oosten is al jarenlang gecompliceerd, niet alleen politiek, maar ook economisch en ecologisch gezien. Het gebied is van oudsher niet bijster gezegend geweest met veel rivieren en de rivieren die er wel zijn, hebben een uiterst instabiel debiet. Verder hebben reeds in de oudheid bossen plaatsgemaakt voor landbouwgrond en verdwijnen er door begrazing jaar in jaar uit steeds meer struiken, jonge boompjes en ander groen. De rivier de Jordaan is nu nog slechts een klein stroompje vervuild water en de Dode Zee droogt steeds verder uit. Is het vanuit technisch oogpunt al uiterst moeilijk om te zorgen voor een voldoende debiet in de rivier, zonder vredelievend politiek klimaat is al helemaal onhaalbare kaart. De Europese Unie steunt reeds lange tijd talrijke projecten die in de eerste plaats gericht zijn op een vredelievende ontwikkeling van het gebied als geheel.
Dat betekent dat een dusdanig cruciaal programma als onderhavig programma, gericht op het herstel van een gezond waterbeheer in de midden- en benedenloop van de Jordaan, ook ondersteund dient te worden. Aangezien lokale overheden op vele plaatsen in de Sahel en Azië met soortgelijke problemen kampen, zullen de concrete reactie van de Commissie alsook de concrete stappen ter oplossing van problemen een waardevolle inspiratie vormen voor de aanpak van soortgelijke problemen in talloze andere plaatsen. Ik steun de goedkeuring van de gezamenlijke ontwerpresolutie.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.– (FR) De toegang tot schoon drinkwater is een fundamenteel recht van de mens. De Verenigde Naties hebben afgelopen juli overigens de resolutie goedgekeurd van de Conferentie van de Volkeren in Cochabamba waarin om erkenning daarvan werd verzocht. De rivier de Jordaan is grote schade toegebracht en de Palestijnse bevolking heeft geen toegang meer tot drinkwater door de omleiding van vrijwel de gehele loop van de Jordaan via Israël, Jordanië en Syrië. De verplichtingen tot interstatelijke samenwerking om het herstel van de rivier en een betere verdeling van de watertoevoer in de regio mogelijk te maken moeten absoluut ondersteund worden door de Europese Unie.
De exclusieve aandacht die de Jordaan krijgt terwijl er nog zoveel andere rivieren worden beschadigd is echter schokkend. Dat is wat deze resolutie uitdraagt. Ik stem voor en hoop dat andere rivieren in de wereld ook de aandacht krijgen die ze verdienen.
Willy Meyer (GUE/NGL). – (ES) Ik heb gestemd voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie van de rivier de Jordaan omdat alle oeverstaten moeten worden aangemoedigd de rivier te herstellen. Het gebied van de benedenloop van de Jordaan verkeert in deplorabele staat: het slechte beheer heeft geleid tot ernstige verontreiniging, en 50 procent van de biodiversiteit is verloren gegaan.
In het Vredesverdrag, dat gesloten werd in 1994, besloten Israël en het Koninkrijk Jordanië om samen te werken aan het herstel van het milieu van de rivier de Jordaan langs de gemeenschappelijke grenzen en om zijn watervoorraden te beschermen. De Palestijnen zijn echter uitgesloten van de veiligheidszone die Israël in de Westelijke Jordaanoever heeft ingesteld door het gebied van de benedenloop van de Jordaan, dat op onwettige wijze bezet wordt gehouden door Israëlische kolonisten die de grond irrigeren met water dat de Palestijnen toebehoort.
Dit betekent dat de Palestijnse bevolking in de Westelijke Jordaanoever geconfronteerd wordt met een ernstig watertekort, en daarom verzoeken wij Israël met klem een einde te maken aan het nederzettingenbeleid, ook in het gebied van de benedenloop van de Jordaan. Met de hulp van de Europese Unie moeten de oeverstaten een commissie instellen voor het bekken van de Jordaan om de rivier te herstellen en zo te zorgen voor een toereikende watervoorziening voor de bevolking die aan de rivier woont.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd. In de resolutie wordt vermeld dat de Jordaan er bijzonder slecht aan toe is. Het waterpeil van de Dode Zee zakt elk jaar 30 cm. De kustlanden, met name Syrië en Jordanië, exploiteren de rivier zonder te investeren in de ontwikkeling van waterzuiveringsinstallaties en installaties voor drinkwaterbereiding. Als de EU niet snel de druk op alle gebruikers van de watervoorraden opvoert, is een ecologische ramp onafwendbaar. In dit opzicht is de resolutie een signaal op het goede moment aan de regeringen van Syrië, Jordanië en Israël. Alle regeringen in het Midden-Oosten moeten begrijpen dat de EU niet als reddingsboei al hun problemen kan oplossen. We moeten de Syrische, Jordaanse en Israëlische regeringen aansporen om aan de toekomst te denken. We moeten hen helpen om op dat vlak maatregelen te nemen, maar we mogen in geen geval gelden toebedelen aan diegenen die achteloos natuurlijke hulpbronnen exploiteren enkel om hun zelfzuchtige doelen te bereiken.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de belangrijke stemming van vandaag over een ontwerpresolutie die de aandacht vestigt op en bezorgdheid uitspreekt over de verwoesting van de rivier de Jordaan, en met name de benedenloop van de Jordaan. De ontwerpresolutie roept de autoriteiten van de aan de oevers van de Jordaan gelegen landen op om samen te werken en de Jordaan te saneren door het vaststellen en uitvoeren van maatregelen met het oog op tastbare resultaten op het gebied van het beheer van de vraag naar water voor huishoudelijk en agrarisch gebruik, de instandhouding van watervoorraden en de behandeling van afvalwater van huishoudens, landbouw en industrie, en vraagt hen ervoor te zorgen dat voldoende zoet water de benedenloop van de Jordaan instroomt. De ontwerpresolutie verwelkomt de samenwerking tussen Israëlische, Jordaanse en Palestijnse plaatselijke gemeenschappen die aan de benedenloop van de Jordaan dezelfde waterproblemen hebben, en verzoekt de regeringen van Israël en Jordanië de toezeggingen die zij in hun vredesakkoord hebben gedaan over het herstel van de Jordaan, ten volle na te leven.
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Kenia: uitblijven van de arrestatie van de president van Sudan, Omar al-Bashir(1).
Charles Tannock, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, president Omar Al-Bashir van Sudan is door het Internationaal Strafhof aangeklaagd wegens genocide, omdat hij opdracht zou hebben gegeven tot vreselijke misdaden in Darfur.
Hij is nauwelijks het type persoon dat je tot eregast zou willen maken, en Turkije zag zich door de aanklacht van het Internationaal Strafhof afgelopen jaar gedwongen om hem bij nader inzien niet uit te nodigen voor de bijeenkomst van de Islamitische Conferentie Organisatie in Ankara.
Helaas is dat precies wat de president van Kenia onlangs wel heeft gedaan bij de ceremonie ter gelegenheid van de afkondiging van de nieuwe grondwet van Kenia. Toegegeven, veel ministers van de fragiele coalitieregering van Kenia, onder wie premier Odinga, voelden zich heel ongemakkelijk door de aanwezigheid van Al-Bashir, maar de schade is gedaan en de reputatie van Kenia als regionaal leider, omdat het een democratie is en het internationaal recht hooghoudt, is nu besmeurd.
Het Internationaal Strafhof is juist opgericht, opdat hooggeplaatste functionarissen, zelfs hoofden van soevereine staten, ter verantwoording kunnen worden geroepen voor hun vermeende misdaden, wanneer dit misdaden zijn tegen de hele mensheid of genocide of oorlogsmisdaden, en zij daarom vallen onder de universele rechtspraak voor de ondertekenaars van het Statuut van Rome.
De weigering van Kenia om zijn verplichtingen als lid van het Internationaal Strafhof na te komen is daarom betreurenswaardig. Recent nieuws dat Kenia volledig zal meewerken met het Internationaal Strafhof, wanneer dit het tragische geweld na de verkiezingen van drie jaar geleden onderzoekt, moet echter worden verwelkomd, ook al komt het veel te laat en lijkt het het resultaat te zijn van de verontwaardiging over de zaak Al-Bashir.
Marietje Schaake, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, Kenia, en ook andere Afrikaanse landen, is op een aantal belangrijke gebieden zoals veiligheid, ontwikkeling en handel een belangrijke partner van de EU.
Afrika speelde een cruciale rol in de oprichting van het Internationaal Strafhof, en de inzet van Afrika voor het Statuut van het Internationaal Strafhof wordt ook bekrachtigd in artikel 4 van het Oprichtingsverdrag van de Afrikaanse Unie.
De Overeenkomst van Cotonou tussen de EU en Kenia legt de voorwaarden voor een partnerschap vast, en in deze overeenkomst worden de voorwaarden voor handel en hulp in termen van het zich houden aan democratische en mensenrechtennormen duidelijk uiteengezet.
Helaas heeft Omar Al-Bashir op 27 augustus Kenia bezocht als officiële gast van de regering, als een hoogwaardigheidsbekleder. Dit is gebeurd in de tijd dat er een arrestatiebevel voor Al-Bashir lag, dat was uitgevaardigd wegens zijn vermeende rol in de genocide in Darfur in Sudan.
Al-Bashir kan zijn zaak nog altijd verdedigen voor het Internationaal Strafhof, maar hij moet eerst naar Den Haag worden gebracht. Kenia had de verplichting om hem te arresteren, toen hij op Keniaanse bodem verbleef, en het land heeft verzuimd dit te doen. Dit is een ernstig probleem. Het is een teken dat de regering geen geloofwaardige rol speelt in het nakomen van overeenkomsten waaraan zij zich heeft verbonden, en dit zou een groot probleem moeten zijn voor de EU.
We moeten ervoor zorgen dat we vasthouden aan onze eigen normen in de strijd tegen straffeloosheid, en we moeten tegen de straffeloosheid in Afrika strijden om meer stabiliteit en democratie te scheppen. Ik wil de hoge vertegenwoordiger vragen om serieuze diplomatieke stappen tegen Kenia te nemen en de leiders van het land te herinneren aan hun verplichting uit hoofde van het Statuut van Rome.
Barbara Lochbihler, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, tijdens de herzieningsconferentie inzake het Internationaal Strafhof dit jaar in Kampala is meer dan duidelijk geworden dat dit strafhof zijn taken alleen op doeltreffende wijze kan vervullen, als het kan rekenen op de steun van de lidstaten, in het bijzonder de lidstaten die het Statuut van Rome hebben geratificeerd. De EU-lidstaten moeten hier voortdurend aan worden herinnerd, aangezien de vrees voor diplomatieke moeilijkheden en mogelijke politieke vooroordelen dikwijls consequent optreden in de weg staan, bijvoorbeeld bij de arrestatie van vermeende oorlogscriminelen.
In onze ontwerpresolutie vandaag uiten wij kritiek op de handelwijze van de Keniaanse regering, die de president van Sudan, Omar al-Bashir heeft uitgenodigd en hem vervolgens niet heeft gearresteerd. Tegen Omar al-Bashir zijn arrestatiebevelen uitgevaardigd wegens oorlogsmisdaden en genocide. Daardoor heeft Kenia het internationaal recht geschonden en openlijk uitgedragen dat de veronderstelde Afrikaanse solidariteit tussen regeringen sterker is dan het aanpakken en strafrechtelijk vervolgen van dergelijke ernstige misdaden, zoals misdaden tegen de menselijkheid. Dat is geen goed teken voor de miljoenen burgers in Afrika die onder de gruweldaden van president al-Bashir hebben geleden, of voor degenen die ernstig onder andere oorlogen en burgeroorlogen in Afrika te lijden hebben gehad. Voor de slachtoffers en hun families is het van groot belang dat dit wordt aangepakt, dat er gerechtigheid komt, dat deze misdadigers, ook al zijn het hooggeplaatste politici of militairen, ter verantwoording worden geroepen voor hun gruweldaden.
Het feit dat de Afrikaanse Unie zich openlijk tegen de arrestatie van al-Bashir heeft uitgesproken, moet eveneens scherp worden bekritiseerd. Ze toont haar lidstaten een schijnsolidariteit, steunt de straffeloosheid van hooggeplaatste politici en verzwakt zodoende het vereiste goede bestuur - een bestuur waarvan de besluiten gestoeld zijn op het geldende en internationale recht. Het is bovendien teleurstellend dat de Afrikaanse Unie heeft geweigerd om een regionaal bureau van het Internationaal Strafhof in Addis Abeba te openen.
Om die reden wil ik er nogmaals bij de Commissie op aandringen om deze kwestie van niet samenwerken en de weigering om met het Internationaal Strafhof samen te werken op de agenda van de volgende EU-top met de Afrikaanse Unie te zetten.
Marie-Christine Vergiat, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, velen in deze zaal betreuren het besluit van Kenia, de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga om geen internationaal aanhoudingsbevel voor misdrijf tegen de menselijkheid uit te vaardigen tegen Omar al-Bachir. De Sudanese president gaat daarmee volledig vrijuit in vrijwel alle Afrikaanse en Arabische landen. Velen van ons, hoewel dat er ongetwijfeld niet zo veel zullen zijn, willen dat de internationale rechtspraak overal ter wereld voor iedereen hetzelfde is.
We weten allemaal hoeveel moeite het heeft gekost om het Internationaal Strafhof op te richten. We weten ook dat we nog een lange weg te gaan hebben voordat deze rechtspraak overal ter wereld kan worden toegepast. We zouden echter een stuk geloofwaardiger zijn als al onze staten, en in het bijzonder Frankrijk, niet zo lang zouden blijven treuzelen om hun recht af te stemmen op dat van de internationale rechtspraak. We zouden geloofwaardiger zijn als grote landen zoals de Verenigde Staten niet buiten het toepassingsgebied van deze internationale rechtspraak zouden vallen.
Ik durf te zeggen dat Europese landen zware verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van Afrika en dat we hen niet de indruk moeten geven dat we met twee maten meten, omdat we moeten erkennen dat de internationale rechtspraak alleen van toepassing lijkt te zijn op de Afrikaanse staten, behalve als de regeringen van bepaalde Europese staten daar grote belangen in lijken te hebben.
Daarom betreuren we het in dit Huis dat het besluit van het Internationaal Strafhof niet wordt toegepast voor Omar al-Bachir, die verantwoordelijk is voor vele misdaden. Wij willen echter gelijke rechtspraak voor iedereen, ook op het grondgebied van de Europese Unie. Alleen op basis van deze voorwaarde – namelijk die om een voorbeeld te stellen – dat de Europese Unie een echte ruimte van vrijheid en rechtvaardigheid kan zijn en dat wij stap voor stap algemene geldigheid van het recht, democratie en de mensenrechten kunnen bereiken.
Daarom ben ik ook zo blij dat een grote meerderheid van dit Huis vanmorgen alle vormen van discriminatie ten aanzien van de Roma hebben veroordeeld, en in het bijzonder de xenofobe uitlatingen van de president van de Franse Republiek, die nog steeds het lef heeft om zich te beroepen op de Universele Verklaring van de rechten van de mens.
Het is nu aan ons, commissaris, om onze woorden om te zetten in daden als we willen dat alles wat we gezegd hebben overal ter wereld geloofwaardig blijft.
Thijs Berman, Auteur. − Mevrouw de Voorzitter, er zijn weinig redenen om te geloven in vooruitgang. De verschrikkingen van oorlog en vervolging in de 20ste eeuw dwingen ook in deze eeuw tot bescheidenheid. Maar op één punt vind ik dat er wel degelijk van vooruitgang gesproken kan worden, dat is het internationale strafrecht. Dat begon met het Joegoslavië Tribunaal, het Rwanda Tribunaal, en leidde tot het Internationale Strafhof. Geen recht, gesproken door overwinnaars van een oorlog zoals nog van Neurenberg gezegd kon worden, maar door een onafhankelijk internationaal hof. De grootste misdaden kunnen daar berecht worden als de staat waarin ze gepleegd zijn ze zelf, al dan niet met opzet, niet vervolgt. Zo kan na grote wreedheden het rechtsgevoel van de wereld hersteld worden, zo wordt slachtoffers recht gedaan en pas daarna wordt verzoening mogelijk. Blijvende vrede. Dankzij dit strafhof worden toekomstige oorlogsmisdadigers afgeschrikt. Straffeloosheid is een vrijbrief voor nieuw geweld en kan en mag niet bestaan, zeker niet voor de immense wreedheden waarvan Omar al-Bashir beschuldigd wordt. Kenia heeft het Statuut van Rome getekend. Pacta sunt servanda, verdragen moeten worden nageleefd, anders worden ze uitgehold en daarom is het onverdraaglijk dat Al-Bashir ongehinderd in Kenia feest voor de democratie mocht vieren, terwijl hij in Sudan, in eigen land, zulke grote schendingen van mensenrechten heeft laten plegen. Laat dit dan ook een oproep zijn, net als collega Vergiat heeft gedaan, aan de landen die het Statuut van Rome nog niet getekend hebben. De USA voorop. Waar wacht Barack Obama nog op? Versterking van het internationale strafhof brengt de wereldorde dichterbij die wij willen, een orde die oorlogsmisdaden niet straffeloos laat, een orde die vrede dichterbij brengt en die is gebaseerd op rechten van mensen, waar ook ter wereld.
Tunne Kelam, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het discussiepunt van vandaag is of aansprakelijkheid voor misdaden tegen de menselijkheid in de praktijk kan worden toegepast.
President Al-Bashir van Sudan wordt door het Internationaal Strafhof van zulke misdaden beschuldigd, en er zijn arrestatiebevelen uitgevaardigd. Vandaag is het punt of er voldoende internationale politieke wil en coördinatie is om zulke daders voor het gerecht te brengen.
Op 27 augustus heeft de Keniaanse regering deze kans laten lopen. Zij heeft president Al-Bashir als gast uitgenodigd. Het is goed om te weten dat de Keniaanse premier heeft toegegeven dat deze uitnodiging een vergissing en een schending van de internationale verplichtingen van Kenia was.
Vandaag roepen we de staten van de Afrikaanse Unie op om zich zonder uitzondering aan te sluiten bij de internationale inspanning om president Al-Bashir voor het Internationaal Strafhof in Den Haag te brengen, waar hij alle rechten voor zijn verdediging zal krijgen. Ik ben heel blij dat vandaag in dit Huis de unanieme boodschap klinkt om deze kwestie aan te pakken en president Al-Bashir voor het Internationaal Strafhof te brengen.
Filip Kaczmarek, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in Polen bestaat het gezegde dat je niet een beetje zwanger kunt zijn, maar dat is precies wat Kenia nu probeert. Kenia heeft president al-Bashir uitgenodigd en begroet, terwijl het land ook het statuut van Rome heeft ondertekend. Deze feiten zijn niet met elkaar te verenigen. Kenia moet een besluit nemen: of het vervolgt misdadigers, of het laat ze met rust. Net doen alsof de alternatieven met elkaar verzoend kunnen worden is simpelweg oneerlijk. De argumentatie van de Keniaanse autoriteiten, dat het westen geen buurland van Kenia is en dat president al-Bashir daarom is uitgenodigd, is onacceptabel omdat zij geen rekening houdt met eerdere formele, politieke en morele verplichtingen. De autoriteiten van Kenia, Tsjaad en andere landen die het statuut van Rome hebben geratificeerd, moeten zich houden aan zijn ondubbelzinnig geformuleerde beginselen. Ik kan me best voorstellen dat iemand voorstander is van straffeloosheid, maar ik begrijp of accepteer absoluut niet dat iemand doet alsof hij misdadigers wil vervolgen om dit vervolgens na te laten.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de S&D-Fractie. – (PL) De geschiedenis leert dat gerechtigheid uiteindelijk zegeviert over oorlogsmisdadigers, zelfs als zij in eerste instantie uit handen van justitie wisten te blijven en hun sporen hadden uitgewist. Adolf Eichmann, een van de organisatoren van de Jodenvernietiging door de nazi's, is na vijftien jaar zoeken uiteindelijk in Buenos Aires gevangen genomen. Dertien jaar na het bloedbad van Srebrenica is Radovan Karadzic in handen van de Servische politie gevallen.
Voor Omar al-Bashir, president van Sudan en architect van de etnische zuiveringen in Darfur en gezocht door het Internationaal Strafhof, wacht zonder twijfel eenzelfde scenario. Wat kan de Europese Unie doen om al-Bashir voor de rechter te krijgen? In de allereerste plaats moeten we druk uitoefenen op de landen die het statuut van Rome hebben ondertekend. Het statuut is namelijk de juridische basis voor de werkzaamheden van het hof. De situatie van 27 augustus mag zich niet herhalen. Met rust gelaten door de politie, kwam president al-Bashir die dag naar Kenia, een land dat het statuut van Rome heeft ondertekend, voor de plechtige afkondiging van de nieuwe grondwet, om daarna weer veilig terug te keren naar Sudan. Alle diplomatieke kanalen moeten worden ingezet, inclusief de actieve deelname van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheid, om de beschikbare instrumenten te benutten, zoals de regelmatige toppen van de Afrikaanse Unie en de partnerschapsovereenkomst van Cotonou, zodat de van genocide beschuldigde al-Bashir eindelijk kan worden aangehouden.
Frédérique Ries, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het feit dat de Sudanese president afgelopen augustus met open armen werd ontvangen door de Keniaanse autoriteiten is voor het Parlement aanleiding geweest om door middel van onze resolutie van vanmiddag een aantal zeer belangrijke beginselen waar we veel waarde aan hechten opnieuw te bevestigen.
Kenia moet zich net als alle andere landen houden aan het internationale recht. Het land had daarom de aanhouding moet vergemakkelijken van Omar al-Bachir, een leider – dat is gezegd – voor wie een internationaal aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door het Internationaal Strafhof voor misdaad tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide in Darfur. Darfur – moet ik dat nog uitleggen? – met meer dan 300 000 onschuldige slachtoffers.
Er zijn overigens meer Afrikaanse landen die op precies dezelfde manier met de Soedanese president zijn omgegaan: Libië, Qatar, Saudi-Arabië, om er maar een paar te noemen. Europa moet daarom een beleid volgen, dat van vastberadenheid, ten aanzien van de medeplichtigheid van de Afrikaanse Unie, die haar lidstaten de instructie heeft gegeven om de president niet te arresteren. Dit Huis moet waakzaam blijven en de Europese Unie, en barones Ashton in het bijzonder, verzoeken om de naleving van de internationale rechtspraak en de mensenrechten te benadrukken vóór elke andere overweging, uiteraard door er op de agenda van de volgende EU-Afrika-top op 29 en 30 november in Libië een speerpunt van te maken.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Het feit dat de Soedanese president Omar al-Bashir vrij reist naar diverse landen in Afrika en Azië, ondanks dat het Internationaal Strafhof al op 4 maart 2009 een internationaal arrestatiebevel tegen hem heeft uitgevaardigd wegens misdaden tegen de menselijkheid, waaronder moord, uitroeiing, deportatie, marteling en verkrachting, en oorlogsmisdaden, zoals het plannen van aanvallen op de burgerbevolking en het plunderen van miljoenen weerloze burgers in de provincie Darfur, blijkt, dat de vertegenwoordigers van vele staten in Afrika en Azië het niet zo nauw nemen met hun internationale verplichtingen en er een andere tolerantiegrens op na houden ten opzichte van misdaden die worden gepleegd op de weerloze burgerbevolking dan wij in Europa.
Uit de standpunten van de Afrikaanse Unie van juli 2009, en die van de Arabische Liga, die in deze kwestie weigeren samen te werken met het Internationaal Strafhof, komt duidelijk naar voren, dat veel vertegenwoordigers van deze landen in het optreden van de Soedanese president Omar al-Bashir helemaal geen handelingen zien waarvoor hij door het Internationaal Strafhof zou moeten worden berecht. Anders gezegd, velen van hen beschouwen tirannie en het plegen van brute genocide op miljoenen burgers als een aanvaardbare methode, die zij zelf indien nodig ook zouden toepassen, om korte metten te maken met een opstandige bevolking die hun bewind niet respecteert en het waagt om ergens ontevreden over te zijn.
Dames en heren, ik weet niet zeker of het juist is dat de geciviliseerde wereld aan dergelijke leiders wat voor financiële of materiële hulp dan ook verstrekt. Het is waarschijnlijk raadzaam om zo snel mogelijk met deze leiders om de tafel te gaan zitten en hun goed duidelijk te maken dat het niet nakomen van belangrijke internationale verplichtingen beslist niet samen kan gaan met het ontvangen van financiële en materiële hulp van ons. En mochten ze dat om wat voor reden dan ook niet begrijpen, dan zullen we over moeten gaan tot het soort maatregelen dat wordt ingezet tegen andere barbaarse regimes. Het is gewoon niet toelaatbaar, dat onze burgers juist in deze moeilijke tijden hulp bieden aan leiders die het Internationaal Strafhof verhinderen recht te spreken.
Eija-Riitta Korhola (PPE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, een land dat lid is van het Internationaal Strafhof moet zich aan zijn verplichtingen en het internationaal recht houden. Dit beginsel negerend trotseerde Kenia het besluit van het Strafhof om de president van Soedan te arresteren.
Dit is een netelige situatie en zowel het verleden als de toekomst spelen daarin een rol. Buurlanden geven de voorkeur aan goede betrekkingen met Soedan, zelfs ten koste van het internationaal recht. Tegelijkertijd verdienen de miljoenen slachtoffers van het conflict in Darfur hun recht en verlichting van hun lijden. Bovendien volgt er een belangrijke fase in de uitvoering van het vredesverdrag uit 2005: het referendum in januari over autonomie voor Zuid-Sudan. Wat de uitkomst hiervan ook is, het zal moeilijk zijn onrust te voorkomen. Met enige goede ondersteuning is het misschien mogelijk een herhaling van de ramp in Darfur te voorkomen.
Daarom wil ik nu, in verband met de kritiek op het besluit van Kenia, aandringen op een grotere rol voor de Europese Unie in Soedan. Wij moeten laten zien dat de Europese Unie de tenuitvoerlegging van het vredesverdrag krachtig en concreet steunt. Daarnaast moet de Europese Unie zich verbinden aan het monitoren van het referendum in januari, vanaf het registreren van de kiezers tot aan het tellen van de laatste stemmen, en zich voorbereiden op de noodtoestand in Zuid-Sudan.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Omar al-Bashir heeft opnieuw de internationale gemeenschap getrotseerd. Ik betreur de beslissing van de Keniaanse autoriteiten om de Soedanese president uit te nodigen voor de ondertekening van de nieuwe grondwet en vooral om hem niet te arresteren.
De rechtvaardiging van de Keniaanse autoriteiten op basis goede relaties tussen buurlanden is zeker ongepast in dit geval. Kenia is partij bij het Statuut van Rome en heeft een duidelijke verplichting tot samenwerking met het Internationaal Strafhof. Bovendien is de zaak van de in Darfur verrichte wreedheden aan het Hof voorgelegd op basis van resolutie 1593 van de Veiligheidsraad uit 2005, die is aangenomen op basis van Hoofdstuk 7. Deze tekst is bindend en verplicht alle staten en internationale organisaties om volledige samenwerking te verlenen aan het Hof conform alinea 2.
De Keniaanse minister van Buitenlandse Zaken noemde ook de beslissing van de Afrikaanse Unie van vorig jaar, om niet met het Internationaal Strafhof samen te werken. Deze beslissing werd in juli bij de bijeenkomst in Kampala herhaald. Deze rechtvaardiging is ook niet toelaatbaar, want deze beslissing is niet conform internationaal recht.
Ik ben van mening dat de lidstaten van de Afrikaanse Unie de eersten zouden moeten zijn om samen te werken met het Internationaal Strafhof in de strijd tegen straffeloosheid, wanneer er verschrikkelijke misdaden worden begaan in Afrika.
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, wij moeten ons krachtig uitspreken tegen de houding van de Keniaanse regering en dreigen met vermindering van de steun aan dit land. Het is ontoelaatbaar dat president al-Bashir van Sudan is uitgenodigd en met alle honneurs is ontvangen op een staatsplechtigheid, terwijl het Internationaal Strafhof al twee arrestatiebevelen tegen hem heeft uitgevaardigd, onder andere voor misdaden tegen de menselijkheid, moord, volkerenmoord, foltering en oorlogsmisdaden. Kenia heeft het oprichtingsdocument van het Internationaal Strafhof geratificeerd en is daarom verplicht gezochte personen te arresteren of hen het betreden van het eigen grondgebied te weigeren. Ik wil hiervandaan Kenia oproepen zijn houding te veranderen en internationale verplichtingen te respecteren. Ik doe een beroep op alle Afrikaanse landen om volledig verantwoordelijkheid te nemen voor misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. De daders moeten voor het Hof in Den Haag verschijnen en de misdaden mogen niet onbestraft blijven.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) De plechtige ceremonie ter gelegenheid van de aanname van de nieuwe grondwet in moderne Westerse stijl, als een van de grootste gebeurtenissen in de geschiedenis van Kenia sinds het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1963, zal voor altijd bezoedeld blijven door het bezoek van de Sudanese oorlogsmisdadiger Omar Al-Bashir. Door een persoon uit te nodigen die verantwoordelijk is voor de afslachting van burgers in Darfur en beschuldigd is van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide, heeft Kenia aangetoond dat het nieuwe streven naar versterking van de vrijheid, de democratie de rechtsstaat slechts holle woorden zijn.
Ik beschouw de onverschillige houding van Kenia ten opzichte van zijn internationale verplichtingen als zeer verontrustend en sluit me aan bij de oproep aan Kenia om opnieuw blijk te geven van de politieke wil en vastberadenheid om zijn verplichtingen die voortvloeien uit het Statuut van Rome tot oprichting van het Internationaal Strafhof na te komen.
Ana Gomes (S&D). – (PT) Dit Parlement, de Commissie, de Raad en de Europese regeringen moeten duidelijk veroordelen dat de Keniaanse autoriteiten president Omar al-Bashir van Sudan hebben uitgenodigd en ontvangen en hem niet hebben aangehouden ondanks het internationaal aanhoudingsbevel dat het Internationaal Strafrechthof tegen hem heeft uitgevaardigd wegens oorlogsmisdaden en genocide tegen de bevolking van zijn eigen land in Darfur. Kenia is hiermee niet alleen ingegaan tegen zijn internationale verplichtingen als staat die partij is bij het Internationaal Strafrechthof, maar ook tegen zijn verplichtingen als lid van de Overeenkomst van Cotonou, en moet derhalve de gevolgen dragen.
De Keniaanse autoriteiten hebben de belangen van hun bevolking danig in het gedrang gebracht door al degenen die zich in Afrika en de rest van de wereld inspannen om een einde te maken aan de straffeloosheid van criminelen als al-Bashir voor het hoofd te stoten. Zij maken Afrika te schande met de verachtelijke steun van de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga door onder één hoedje te spelen met een misdadiger die vroeg of laat zal worden aangehouden en zich niet zal kunnen onttrekken aan de internationale rechtspleging.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, genocide is een ernstige misdaad. Degenen die genocide plegen, plannen of de opdracht ertoe geven moeten worden berecht en veroordeeld.
Op de komende Top tussen de Europese Unie en de Afrikaanse landen moet de Europese Unie deze zaak hoog op de agenda zetten. De mensenrechten en vooral deze genocide, die honderdduizenden, miljoenen mensen heeft getroffen, moeten worden onderzocht. Bovendien moet het arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof worden opgevolgd. De Europese Unie moet volledig bij dit werk betrokken zijn en er alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit arrestatiebevel wordt opgevolgd.
Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, volgens een brochure van het regionaal informatiecentrum van de Verenigde Naties ondersteunt de EU met een geestdrift om geld uit te geven de Afrikaanse Unie sinds 2004 bij de opbouw van een Afrikaanse veiligheidsarchitectuur. De financiële steun bedroeg tot 2007 maar liefst 300 miljoen euro.
Deze financiële steun is echter alleen zinvol als de Afrikaanse Unie actief meewerkt om vrede in de Afrikaanse crisisregio's te bereiken. In werkelijkheid blijkt de Afrikaanse Unie echter verre van samenwerkingsgezind. Tijdens de top in Libië in juli 2009 werd besloten dat de lidstaten de president van Sudan niet zouden uitleveren als hij hun territorium zou betreden. Een oud spreekwoord luidt "wie betaalt, bepaalt" - niet bepaald fijnzinnig, maar er zit wel een kern van waarheid in. Dit betekent in gewone woorden dat de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk moet maken dat EU-middelen voor vredeshandhavende maatregelen in Afrika uitsluitend beschikbaar kunnen worden gesteld als de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga in de toekomst met het Internationaal Strafhof samenwerken in plaats van zijn werkzaamheden te ondermijnen.
Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het systeem van het Statuut van Rome is een belangrijk instrument van de internationale gemeenschap in de strijd tegen straffeloosheid voor de zwaarste misdaden. Zoals dit Parlement weet, is de EU een oude voorstander van het Internationaal Strafhof. Bewijs daarvan is de bevordering van de universaliteit en de tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof in onze politieke dialoog met partnerlanden.
De gewijzigde Overeenkomst van Cotonou is een ander instrument dat we tot onze beschikking hebben om de versterking van vrede en internationale gerechtigheid te bevorderen door te proberen te bewerkstelligen dat onze ACS-partners het Statuut van Rome ratificeren.
We merken daarom met bezorgdheid op dat de Afrikaanse Unie op haar top in juli haar leden heeft verzocht om de arrestatiebevelen tegen president Al-Bashir niet uit te voeren. Het officiële bezoek van president Al-Bashir aan Tsjaad in juli en de uitnodiging van Kenia aan Al-Bashir om de ceremonie ter gelegenheid van de afkondiging van de nieuwe grondwet van Kenia bij te wonen zijn eveneens zorgwekkende signalen van onze Afrikaanse partners.
De EU is van mening dat Kenia een evenwicht moet vinden tussen juridische en politieke verplichtingen: het moet zich als staat die partij is bij het Statuut van Rome, houden aan zijn verplichtingen tegenover het Internationaal Strafhof en het moet eveneens zijn verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht nakomen, met name resolutie 1593 van de VN-Veiligheidsraad.
Als voorstander van het nationaal akkoord in Kenia, dat tot stand is gekomen door bemiddeling van Kofi Annan en waarvan de strijd tegen de straffeloosheid voor het geweld na de verkiezingen een sleutelelement is, zal de EU Kenia blijven aanmoedigen om met het Internationaal Strafhof samen te werken, met inbegrip van onze dialoog op grond van artikel 8.
We erkennen het feit dat Kenia zijn toezegging om mee te werken met het Internationaal Strafhof met betrekking tot interne aangelegenheden is nagekomen, zoals vorige week is gebleken tijdens het bezoek van de griffier van het Internationaal Strafhof. We kunnen alleen maar hopen dat Kenia hetzelfde gedrag ook zal vertonen wanneer het gaat om internationale aangelegenheden.
In overeenstemming met het standpunt van de EU over het Internationaal Strafhof, heeft de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger en vice-voorzitter op 27 augustus een verklaring afgelegd waarin bezorgdheid werd geuit over het verzuim van Kenia om Al-Bashir te arresteren, en de EU-delegatie in Kenia heeft opdracht gekregen om diplomatieke stappen te zetten om onze boodschappen aan de regering over te brengen. Dit is gisteren gebeurd. Ik zal de hoge vertegenwoordiger de tijdens dit debat geuite wens overbrengen dat deze kwestie ter sprake wordt gebracht in het kader van de volgende bijeenkomst van de Afrikaanse Unie en de EU.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt dadelijk plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. – (EN) Ook ik veroordeel het besluit van de Keniaanse autoriteiten om de president van Sudan niet te arresteren, in strijd met hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, en in strijd met hun verplichtingen tegenover de slachtoffers die wachten op gerechtigheid.
Laten we niet vergeten dat Al-Bashir door de aanklager van het Internationaal Strafhof wordt beschuldigd van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. In Zuid-Sudan zijn enkele miljoenen mensen vermoord of verdreven. Welke boodschap zendt de keuze van Kenia de slachtoffers? En wat kunnen Keniaanse burgers en de rest van ons verwachten op het punt van de samenwerking van Kenia met het Internationaal Strafhof in zijn eigen zaak van ernstige misdaden die zijn gepleegd na de algemene verkiezingen van 2007 in Kenia? Ik heb slechts één boodschap en oproep: we accepteren straffeloosheid niet. Al-Bashir moet worden gearresteerd en worden overgedragen aan het Internationaal Strafhof.
Zbigniew Ziobro (ECR), schriftelijk. – (PL) De Europese Unie moet krachtig reageren op de onacceptabele houding van de Keniaanse autoriteiten. Zij hebben verzuimd de president van Sudan, tegen wie een arrestatiebevel is uitgevaardigd, te arresteren terwijl hij in Kenia verbleef. Omar al-Bashir is door het Internationaal Strafhof medeplichtig verklaard aan de genocide die heeft plaatsgevonden in de provincie Darfur. Dit is de eerste keer dat een zittend staatshoofd in staat van beschuldiging is gesteld. De wrede handelingen van Omar al-Bashir hebben duizenden slachtoffers geëist en veel van de overlevenden zijn gedwongen om hun huizen te verlaten en te leven in ballingschap. De Keniaanse regering heeft opzettelijk haar internationale verplichtingen naast zich neergelegd. Zij heeft al-Bashir niet alleen als gast onthaald bij de plechtige ondertekening van de grondwet, maar ook geen enkele actie ondernomen om hem te arresteren. Het is overduidelijk dat lokale belangen en solidariteit tussen buurlanden belangrijker zijn dan uitspraken van het Internationaal Strafhof. Ondertussen hoort niemand ongestraft te blijven, vooral niet als hij verantwoordelijk is voor zulke ernstige misdaden. De president van Sudan moet krachtens het internationale recht de consequenties van zijn daden dragen en de Keniaanse autoriteiten hadden hieraan mee moeten werken. De Europese Unie moet zich inspannen om de landen van de Afrikaanse Unie te overtuigen van de noodzaak om de beginselen van de internationale rechtsorde te respecteren. Dat is niet alleen in het belang van de autoriteiten, maar vooral van de burgers van de landen van de Afrikaanse Unie.
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over mensenrechten in Syrië, in het bijzonder de zaak Haythan Al-Maleh(1).
Charles Tannock, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, vorig jaar heb ik in Brussel de zoon van Haythan Al-Maleh ontmoet. Hij zocht steun voor de vrijlating van zijn vader. De heer Al-Maleh heeft een opvallende geschiedenis als verdediger van de mensrechten en jurist en hij heeft in de loop van de jaren veelvuldig kritiek geuit op de Ba'ath-dictatuur van Al-Assad in Syrië. De heer Al-Maleh is een kwakkelende oude man en hij zou op humanitaire gronden moeten worden vrijgelaten – hij heeft geen andere misdaad begaan dan dat hij in botsing is gekomen met de noodwetten en repressieve wetten tegen dissidenten in Syrië, die al meer dan veertig jaar van kracht zijn.
Syrië is helaas een problematische staat die onderdak biedt aan bekende terroristen, verdachte wapenuitvoer heeft naar Noord-Korea – met inbegrip van mogelijke nucleaire ambities – en politiek dicht bij de schurkenstaat Iran staat. Ik doe nu een beroep op het Syrische leiderschap en zijn president om hun belabberde mensenrechtenstatus te verbeteren en de heer Al-Maleh vrij te laten.
Heidi Hautala, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze resolutie komt geen dag te vroeg. Lange tijd heb ik de zaak van Haythan Al-Maleh met bezorgdheid gevolgd. Te vaak heb ik het gevoel gehad dat deze zaak onvoldoende aandacht kreeg. We hebben geen tijd te verliezen: hij is tachtig jaar oud, en ik hoor van zijn zoon, die dit Parlement heeft bezocht, dat de gezondheid van zijn vader aan het verslechteren is. De heer Al-Maleh lijdt aan artritis, diabetes en schildklierproblemen, en ik begrijp dat hem de toegang tot geneesmiddelen wordt onthouden.
De heer Al-Maleh is op 14 oktober 2009 willekeurig gearresteerd door de Algemene Inlichtingendienst. Hij werd in een isoleercel opgesloten gehouden en is voor het Tweede Militaire Hof van Damascus gebracht, ondanks het feit dat militaire rechtbanken geen burgers zouden mogen berechten.
Op 4 juli 2010 is de heer Al-Maleh veroordeeld tot drie jaar gevangenschap wegens "het overbrengen van onjuiste en overdreven nieuws dat het nationale gevoel aantast". Collega's, we moeten beseffen dat veel landen zulke kwalificaties tegenwoordig helaas gebruiken voor strafrechtelijke vervolging. Dit is volstrekt onacceptabel. Dit is gebeurd uit hoofde van de artikelen 285 en 286 van het Syrische wetboek van strafrecht. Zulke aanklachten zijn duidelijk te vaag en gemakkelijk te misbruiken. Zij horen niet thuis in de rechtspraak van een moderne staat.
Er blijft ook ernstige bezorgdheid over de eerlijkheid van het proces van de heer Al-Maleh. Mijn belangrijkste boodschap is dat er serieuze redenen zijn om de heer Al-Maleh te beschouwen als een slachtoffer van repressie door de autoriteiten in respons op zijn mensenrechtenwerk, dat omvangrijk en indrukkwekkend is. Hij moet onmiddellijk worden vrijgelaten.
Ik wil er graag op wijzen dat de heer Al-Maleh een uitstekende kandidaat is voor de Sacharov-prijs. Ik zal actie ondernemen om te bewerkstelligen dat hij een van de kandidaten is.
Marisa Matias, rapporteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, wij behandelen hier vandaag opnieuw een situatie waarin sprake is van schending van de mensenrechten: de gevangenschap van de Syrische activist Haythan Al-Maleh, een 80-jarige advocaat die, naar verluidt, schuldig is aan "de verspreiding van valse en overdreven informatie die kan leiden tot verzwakking van het nationaal gevoel" in zijn land. De gevangenschap van deze mensenrechtenactivist houdt niet alleen een schending in van ontelbare internationale verdragen en conventies, maar staat bovendien haaks op de Syrische wetgeving zelf, aangezien daarin wordt bepaald dat militaire rechtbanken niet de bevoegdheid hebben om burgers te berechten.
De beslissing die is genomen met betrekking tot deze man en andere Syrische gevangenen die om soortgelijke redenen gevangenzitten, de diverse aanhoudingen, de beperking van de bewegingsvrijheid en de willekeurige maatregelen van de Syrische autoriteiten zijn praktijken die strijdig zijn met de belangrijke rol van Syrië in de regio en de inspanningen die het land heeft gedaan om de maatschappelijke situatie te verbeteren.
Ik herhaal: wij bespreken hier vandaag opnieuw een situatie waarin sprake is van schending van de mensenrechten. Immers, dit geval kan niet los worden gezien van de talloze debatten die wij hier deze week hebben gevoerd. Ik noem er twee: ten eerste, de veroordeling van de doodstraf door steniging die is opgelegd aan Sakineh Ashtiani. Het meerstemmige protest heeft reeds enig resultaat opgeleverd. Het is nog te vroeg om victorie te kraaien, maar het is zeker te vroeg om nu al te zwijgen. Ten tweede hebben wij hier vandaag een belangrijke resolutie aangenomen tegen het onaanvaardbare optreden van de regering van president Sarkozy tegen Roemeense en Bulgaarse burgers. De bescherming van de mensenrechten kent geen grenzen en is geen strijd die uitsluitend buiten onze muren kan worden uitgevochten.
We hebben hier vandaag het goede voorbeeld gegeven door te bewijzen dat we in staat zijn deze strijd ook binnen onze eigen muren te strijden. De ongerechtvaardigde gevangenschap van Haythan Al-Maleh heeft ons hier allen verenigd. Hij is een mensenrechtenactivist. Mensenrechtenactivisten moeten vrije mensen zijn: dat is ons verzoek aan de Syrische autoriteiten. Wij zijn ook mensenrechtenactivisten en wij zullen Haythan Al-Maleh niet in de steek laten.
Véronique De Keyser, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik sluit me aan bij alle collega's die hier met klem hebben gepleit voor de onmiddellijke vrijlating van de heer Al-Maleh.
Zoals eerder gezegd is het een oude man. Hij wordt beschuldigd van een misdaad, maar volgens een aantal artikelen van het wetboek van strafrecht die ons sterk overdreven lijken. Naast hem staan, in het bijzonder, andere verdedigers van de mensenrechten, andere advocaten en andere artsen die we allemaal kennen, die naar het Europees Parlement zijn gekomen en die vervolgens gevangen zijn genomen. Zij zijn gewetensgevangenen en dat kunnen we niet accepteren van Syrië.
Omdat het altijd belangrijk is om namen te noemen, wil ik de namen noemen van de heer Al-Hassani, de heer Al-Abdallah, en de heer Labouani, die ons hier bezocht hebben. Het zijn bijna allemaal vrienden.
Ik wil met klem benadrukken dat er in Syrië veel dingen zijn die elders ook goed zouden kunnen werken. En zo gek is het niet wat ik hier zeg. Er is echt vrijheid van geweten en godsdienst. Er wordt gewerkt aan onderwijs en gezondheid. Vluchtelingen uit Irak en Palestina worden er opgevangen. Dit land heeft zeker potentieel, ook internationaal gezien, en dat kunnen we niet negeren.
Ik zou tegen president Bachar al-Assad – die ik goed ken – willen zeggen: "President, u hebt deze gewetensgevangenen niet nodig om in uw land sterk te kunnen zijn en internationaal iets te kunnen betekenen. U kunt het zich ook veroorloven om de mensenrechten te verdedigen".
Ik vind dat we bij Syrië niet alleen aan systematische onderdrukking moet denken. Dit land bestaat, dames en heren, en dat kunnen we niet ontkennen. Maar er is meer in Syrië en daarom, commissaris, hechten wij zo veel waarde aan deze associatieovereenkomst. We weten dat Syrië deze overeenkomst vooralsnog heeft afgewezen. Houd ons op de hoogte van de onderhandelingen. Wij – velen van ons in elk geval – zouden graag zien dat Syrië de positieve rol speelt waar het toe in staat is op het internationale toneel en voor het vredesproces in het Midden-Oosten.
Bernd Posselt, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, onze ontwerpresolutie zendt een aantal heldere boodschappen uit. Ten eerste willen wij de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de heer Haythan Al-Maleh, alle ander mensenrechtenactivisten en alle andere gewetensgevangenen. Wat ons betreft is er geen enkel compromis mogelijk ten aanzien van de mensenrechten. In onze ontwerpresolutie geven wij eveneens in overweging A en paragraaf 9 aan dat we een dialoog met Syrië willen. Per slot van rekening willen wij dat de overeenkomst met Syrië zo spoedig mogelijk tot stand komt als instrument voor mensenrechten en samenwerking, maar niet zonder voorwaarden.
Wij erkennen zonder meer - zoals mevrouw De Keyser heeft opgemerkt - dat er in Syrië niet alleen negatieve maar ook positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Nergens anders op het Arabisch Schiereiland en in de Masjrak-landen worden christelijke en andere minderheden zo goed behandeld als in Syrië. Libanese christenen - prominente bovendien - hebben mij verteld dat ze alleen kunnen overleven omdat Syrië hen beschermend de hand boven het hoofd houdt.
Syrië is ook geen marionet van Iran, mijnheer Tannock, maar vormt een belangrijk tegenwicht tegen de dominantie van Iran. Daarom hebben wij een stabiel Syrië nodig, maar Syrië moet zelf ook maatregelen nemen om dit te bereiken.
Frédérique Ries, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, we kunnen ons afvragen of Syrië uiteindelijk niet gewend begint te raken aan de verwijten die we het land bijna elk jaar maken over schendingen van de mensenrechten op zijn grondgebied. Laten we echter blijven hopen dat we gehoord worden en blijven wachten op vooruitgang, meer vooruitgang – ik begrijp heus wel dat er verbetering is daar – voor alle Syrische burgers die streven naar meer vrijheid, vooral van meningsuiting.
Onze resolutie betreft vandaag in het bijzonder de heer Haythan al-Maleh, een onvermoeibare verdediger van de mensenrechten. Deze advocaat is na een belachelijk proces veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor het, ik citeer, "verspreiden van valse informatie die het nationale sentiment verzwakt". Zo luidt de tekst. In onze resolutie pleiten we dus voor de onmiddellijke vrijlating van de heer Haythan al-Maleh om de redenen die ik net heb genoemd – zijn hoge leeftijd en de gezondheidsproblemen waar hij mee te kampen heeft.
Uiteraard willen wij de aandacht vestigen op de schendingen van de mensenrechten in Syrië: executies – we noemen ze op in onze resolutie –, aanhoudingen, inperking van een hele reeks vrijheden en dat alles onder het mom van een noodtoestand, per definitie tijdelijk, die daar al ruim veertig jaar duurt.
We verzoeken de Europese Unie om deze vereisten, die barones Ashton herhaald heeft en die fundamenteel zijn, extra onder de aandacht te brengen vooral om ze te gebruiken als pressie-, discussie- of onderhandelingsmiddel in het kader van de ondertekening van de associatieovereenkomst.
We raken steeds verder verwijderd van wat meer dan tien jaar geleden de "Praagse Lente" werd genoemd, in 2000, toen Bachar al-Assad aan de macht kwam. Toen kregen we binnen slechts een paar maanden tijd een glimp liet zien van een opleving voor de Syrische burgermaatschappij. Ik denk dat het nu tijd is dat Syrië al deze onvermijdelijke hervormingen blijft invoeren als het een imago wil afgeven dat past bij de belangrijke rol waar we op hopen, waarvan we willen dat Syrië die speelt in de regio.
Monica Luisa Macovei, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Al-Maleh heeft de Syrische autoriteiten in de media bekritiseerd en is veroordeeld voor het verspreiden van onjuiste informatie die de nationale veiligheid bedreigt. Zijn arrestatie, detentie, schuldigverklaring en veroordeling tot gevangenisstraf door een militaire rechtbank zijn een schending van zijn rechten, in het bijzonder van het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht op een eerlijk proces. Zij zijn een bedreiging voor alle verdedigers van de mensenrechten in het land.
Het doel van de vrijheid van meningsuiting is dat men in staat is om een regering te bekritiseren, informatie openlijk te delen en meningen te uiten zonder bang te hoeven zijn voor gevangenneming. Je gaat niet naar de gevangenis wegens de essentie van een toespraak: om meningen en ideeën te delen die de luisteraar niet deelt.
Ik schaar me daarom achter de oproep van mijn collega's aan het adres van Syrië om de heer Al-Maleh onmiddellijk vrij te laten. Ik vraag de Commissie om deze kwestie met voorrang bij de Syrische regering ter sprake te brengen.
Corina Creţu, namens de S&D-Fractie. – (RO) Vandaag bespreken we een buitensporig geval van mensenrechtenschending, symbolisch voor de manier waarop een autoritaire staat zijn burgers wil behandelen.
De fundamentele vrijheden van het slachtoffer zijn geschonden en ook andere rechten zijn niet gerespecteerd, zoals het recht om voor onschuldig te worden gehouden, het recht op een eerlijk proces en het recht op het kiezen van de eigen verdediging.
Afgezien van al deze zeer ernstige onregelmatigheden bestaat de kern van de zaak uit de beschuldiging tegen Haitham Al-Maleh, een mensenrechtenactivist sinds lange tijd die al eerder in de gevangenis had gezeten voor zijn activiteiten voor grondwethervorming in de jaren 1980. Hij werd toen veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf.
Deze keer is Haitham Al-Maleh veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor het uiten van zijn mening, beschuldigd van het beschadigen van het moreel en het nationale gevoel door kritiek, met name op de noodtoestand die al vier decennia van kracht is en waardoor de grondrechten van burgers buiten werking worden gesteld.
Daarom bestaat het risico dat deze ernstig zieke tachtigjarige zijn einde vindt in de gevangenis, alleen omdat hij zijn recht op vrije meningsuiting heeft uitgeoefend, dat gegarandeerd wordt door het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Syrië geratificeerd heeft.
Gegeven het feit dat de aanklacht in strijd is met het recht op vrije meningsuiting en dat zijn gezondheid steeds slechter wordt, steunen wij de oproep aan de Syrische autoriteiten om de aanklacht te laten vallen en Haitham Al-Maleh en de andere politieke gevangenen vrij te laten.
De eerste stappen richting een normaler en democratischer regime zou een algemeen pardon zijn, het stoppen van de pesterijen tegen en de bestraffing van mensenrechtenactivisten, het beëindigen van de arrestaties van politieke opponenten en het garanderen van een onafhankelijke rechterlijke macht.
Marietje Schaake, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, Syrië is een belangrijke speler in het Midden-Oosten. Vorig jaar, toen ik Damascus heb bezocht, was ik getroffen door het potentieel van de ambitieuze jonge generatie Syriërs.
Een verandering in de richting van meer openheid en respect voor de grondrechten is nodig voor de vooruitgang van het land zelf en voor zijn banden met de internationale gemeenschap.
In zijn inaugurale rede heeft president Al-Assad gesproken over creatief denken, transparantie en democratie. De gevangenissen van Syrië vulden zich echter weer snel met politieke gevangenen, journalisten en mensenrechtenactivisten, zoals onlangs, toen twee leidende mensenrechtenadvocaten, Haythan Al-Maleh en Muhammad Al-Hasani, werden veroordeeld wegens het uiten van kritiek op de mensenrechtenstatus van Syrië.
De schrijver Ali Abdullah zit ook nog vast, terwijl hij zijn straf al heeft uitgezeten. Er is geen vrijheid van meningsuiting, ook niet op het Internet.
Er is een heel grote en pijnlijke kloof tussen de zogenaamde ambities van Al-Assad en de werkelijkheid van het verwezenlijken van een democratie. Dit doet het land geen goed – vooral de jongere generatie niet.
De EU moet alle noodzakelijke beschikbare middelen aanwenden om Syrië in de juiste richting te duwen en te bereiken dat het land zijn mensenrechtenstatus verbetert.
Paweł Robert Kowal, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Schaake heeft gelijk dat heel veel mensen in Syrië willen dat hun land verandert. Toen ik in Syrië was heb ik deze mensen gezien en zelf gehoord wat ze zeiden. Nu we over deze zaak praten, denk ik terug aan de discussie van dinsdag over de staat van de Unie. Een van de fractievoorzitters heeft toen gezegd, dat we in belangrijke zaken geen faxmachine moeten zijn die allerlei verklaringen uitspuugt over gebeurtenissen in de wereld. We moeten deze barrière nemen en meer doen dan alleen praten - en praten doen we veel in dit Parlement. We willen onze woorden vertalen in doeltreffender acties. Ik maak mij zorgen over de situatie van de bekende mensenrechtenverdediger Haythan Al-Maleh, die is veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf voor de verdediging van de mensenrechten en het publiekelijk verkondigen van zijn opvattingen. Hij is meerdere malen geïntimideerd door de autoriteiten, hij heeft in de gevangenis gezeten, hij is beschuldigd en vervolgd. Ondanks dat heeft hij zijn activiteiten nooit opgegeven en is hij consequent doorgegaan met het onthullen van de illegale praktijken van de autoriteiten. Hij staat hierin niet alleen. Hij verwoordt de mening van de vele Syriërs die willen dat hun land verandert.
Een van de belangrijkste doelen van het Europees Parlement is betrokkenheid bij de verdediging van mensenrechten. Dit is zo'n zaak waar we niet als een faxmachine verklaringen moeten produceren. Haythan Al-Maleh is een gewetensgevangene die alleen maar wordt vastgehouden omdat hij gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrije meningsuiting. Wij kunnen niet rustig toekijken. Wij zijn gekozen om vrijuit onze opvattingen te uiten en daarom verwachten onze kiezers van ons dat wij hetzelfde recht voor anderen opeisen. Als wij nu niet opkomen voor Al-Maleh, wat betekent onze eigen verkiezing dan nog? Hoeveel autoriteit rest onze functie dan nog? Kunnen we dan over een paar jaar onze kiezers nog wel recht in de ogen kijken? Als wij ons beroepen op gelijkheid en gerechtigheid, op de rechtsorde en alles waar we in het verenigde Europa continu over praten, als we het hebben over vriendschap en vreedzame samenwerking, dan mogen wij ons niet verstoppen voor deze problemen. Problemen die grote inspanningen vragen van de EU-diplomatie, die vragen om de ontwikkeling van speciale vormen van pressie, waardoor de Syriërs de vrijheid van meningsuiting krijgen die zij wensen en die wij al genieten. Laten we de vrijheid van meningsuiting delen, laten we een beroep doen op de EU-instellingen om vooral in dit soort zaken bijzonder effectief te zijn, want de reputatie van de Europese Unie hangt ervan af.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Ik betreur het feit dat er nog steeds beperkingen zijn op de vrijheid van meningsuiting in Syrië, een land dat in de afgelopen 10 jaar economische en sociale processen heeft ingesteld.
Hoewel de Syrische grondwet in principe de fundamentele mensenrechten garandeert is het geval van de heer Al-Maleh onderdeel van een serie willekeurige arrestaties en gevangennemingen.
Hij heeft geen eerlijk proces gekregen, mocht zichzelf niet verdedigen en blijft onderworpen aan de zware omstandigheden van de gevangenis. Ik ben vooral bezorgd over de slechte gezondheid van de heer Al-Maleh. Daarom roep ik de Syrische autoriteiten op om hem onvoorwaardelijk vrij te laten en zich te verbinden aan respect voor de mensenrechten.
Tot slot wil ik Syrië aanmoedigen om de Associatieovereenkomst te tekenen. Deze overeenkomst bevat belangrijke aspecten met betrekking tot civiele en politieke rechten, gegarandeerd door internationale wetgeving. Naleving van de Associatieovereenkomst zou het proces van democratisering en hervormingen versnellen.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Ik wil mij natuurlijk ook aansluiten bij degenen die vandaag in dit huis hebben opgeroepen tot de onmiddellijke vrijlating van Haitham Al-Maleh. Zoals al is gezegd is hij een 80 jaar oude man met een broze gezondheid, en dit geval moet uiteraard beoordeeld worden vanuit humanitair perspectief.
Afgezien van het puur humanitaire deel van deze zaak, moeten we in de overweging meenemen dat Haitham Al-Maleh veroordeeld is door een militaire rechtbank, na een proces waarbij zijn fundamentele rechten met voeten zijn getreden. Ook is de uitspraak, zoals al is genoemd, in tegenspraak met internationale normen. Waarom is dit gebeurd? Alleen omdat Haitham Al-Maleh heeft gedaan wat hij al veertig jaar goed doet, namelijk in zeer serieuze, duidelijke en kritische termen spreken over de benodigde vrijheid om de situatie voor de mensen in zijn land te verbeteren.
Ik denk dat de Syrische autoriteiten het vooruitzicht van ondertekening van de Associatieovereenkomst met de EU moeten beschouwen als een stimulans om de algemene mensenrechtensituatie te verbeteren. Daarom is het tijd, dat Syrië laat zien dat zijn beloften op het gebied van mensenrechten niet alleen een structuur blijven maar ook worden toegepast in deze samenleving.
Tadeusz Zwiefka (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, wij vragen de regering en de president van Syrië om strafkwijtschelding en vrijspraak voor een bekende advocaat en mensenrechtenverdediger. Dat is de juiste weg, omdat deze autoriteiten de besluiten nemen. Ik wil echter in herinnering roepen dat nog niet zolang geleden, aan het einde van de vorige zittingsperiode, de Grootmufti van Syrië in deze zaal te gast was. Hij heeft tijdens de plenaire vergadering gesproken over het bestaan van burgerlijke vrijheden in Syrië en gezegd dat de beginselen van democratie en vrijheid van meningsuiting in zijn land worden nageleefd. Wellicht moeten wij ons tot hem wenden, hij is een grote autoriteit in Syrië en een persoon die veel steun geniet van de samenleving. Misschien kan hij invloed uitoefenen op de regering en de president en wil hij zich aansluiten bij de strijd om een onschuldig veroordeelde mensenrechtenverdediger vrij te krijgen.
Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in Syrië zijn nog steeds de noodwetten van 1963 van kracht. De vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de vrijheid van vergadering zijn als gevolg daarvan uiterst beperkt. Politiek gemotiveerde arrestaties zijn in Syrië aan de orde van de dag, een van de gevangenen is de heer Al-Maleh. Hij heeft op grond van zijn betrokkenheid bij mensenrechtenaangelegenheden al meerdere jaren in de gevangenis doorgebracht. In oktober werd deze tachtig jaar oude man opnieuw opgepakt en door een militaire rechtbank tot een gevangenisstraf veroordeeld. De EU moet een krachtige rol spelen in de dialoog met derde landen om een einde te maken aan de vervolging en onderdrukking van politieke activisten en hun familieleden.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Dat onlangs in Syrië vooraanstaande mensenrechtenadvocaten een gevangenisstraf is opgelegd voor de uitoefening van hun recht op vrije meningsuiting toont aan, dat het land nog steeds een lakse en vaak verdraaide interpretatie hanteert van het International Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarvan het ondertekenaar is. Het feit dat in Syrië burgers worden vervolgd, beperkt in hun vrijheid, ongegrond gearresteerd, dat de activiteiten van mensenrechtenactivisten worden verhinderd en het recht op een rechtvaardig proces wordt genegeerd, zorgt voor interne destabilisatie in een land, dat anders het potentieel zou hebben om vrede en stabiliteit in de regio te verspreiden.
Naar mijn mening zou de Commissie het verlangen van Syrië om een associatieovereenkomst te sluiten met de Europese Unie zo veel mogelijk moeten uitbuiten om druk uit te oefenen op het land om zich ertoe te verplichten een einde te maken aan de voortdurende schendingen van de mensenrechten.
Eija-Riitta Korhola (PPE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de gevangenisstraf van Haythan Al-Maleh toont duidelijk aan wat de huidige mensenrechtensituatie in Syrië is. Het is een zeer dubieuze stap om de rechterlijke macht van militaire rechtbanken uit te breiden naar civiele zaken en die kan zelden of nooit worden gerechtvaardigd.
Zonder de inadequate behandeling van Haythan Al-Maleh ook maar enigszins te bagatelliseren, wil ik onderstrepen dat de echte problemen diep geworteld zijn in de structuren van de Syrische samenleving. De noodtoestand, die veel constitutionele rechten heeft bevroren, geldt al sinds hij in 1963 werd uitgevaardigd. De oorspronkelijke hoofdreden voor de voortzetting ervan, het conflict tussen Syrië en Israël, heeft zijn geloofwaardigheid lang geleden al verloren.
Geen enkele regering kan decennialang aan de macht blijven en beweren dat zij overeenkomstig democratische beginselen functioneert. Ik roep het Europees Parlement op de voortzetting van de noodtoestand krachtig te veroordelen en alle stappen te steunen die de terugkeer van echte democratie in Syrië mogelijk maken.
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Het is verontrustend dat de Syrische autoriteiten dergelijke eigenmachtige arrestaties en vervolgingen van bekende mensenrechtenverdedigers toepassen. Het proces van de heer Al-Maleh voldeed niet aan de internationale justitiële standaarden, waaronder het vermoeden van onschuld en het recht op verdediging. Het verlenen van gratie aan de heer Al-Maleh en andere mensenrechtenverdedigers die geen gebruik konden maken van hun recht op een eerlijk proces, zou getuigen van een koerswijziging in het beleid van de autoriteiten ten gunste van de naleving van de internationale mensenrechten en de beginselen van een eerlijk proces. Daar komt nog bij, dat in oktober 2009 de ondertekening van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Syrië, met daarin als fundamentele bouwsteen het respecteren van de mensenrechten, op verzoek van Syrië is uitgesteld. In verband met de actuele situatie moet de Europese Commissie een verslag presenteren aan het Europees Parlement over de voortgang van de gesprekken over het ondertekenen van die overeenkomst.
Connie Hedegaard, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de recente golf van arrestaties en vonnissen tegen verdedigers van de mensenrechten, advocaten, journalisten en Koerden baart de Europese Unie grote zorgen.
Recent hebben drie belangrijke zaken de aandacht van de EU getrokken: die van de heer Muhammad Al-Hasani en de heer Haythan Al-Maleh – velen hebben hen vandaag genoemd, niet het minst de heer Al-Maleh – en ook die van de heer Ali Abdullah, een schrijver die in juni opnieuw is gearresteerd, nadat hij zijn straf had uitgezeten.
De Europese Unie heeft een aantal acties ondernomen. Deze zaken zijn – onder andere door de hoge vertegenwoordiger – op de gepaste niveaus ter sprake gebracht bij de Syrische autoriteiten. De EU heeft erop gestaan dat op humanitaire gronden rekening wordt gehouden met de zeer broze gezondheidstoestand van de tachtigjarige heer Al-Maleh. Om te beginnen zijn er met de grootst mogelijk discretie diplomatieke stappen gezet, maar bij het ontbreken van een antwoord van de autoriteiten, heeft de hoge vertegenwoordiger op 27 juli een verklaring afgelegd waarin zij herinnert aan de verplichtingen van Syrië uit hoofde van het internationaal recht en aandringt op de vrijlating van politieke gevangenen.
Ook al ontbreekt tot nu toe een positieve reactie, toch moeten – en zullen – de Europese acties doorgaan. De EU werkt op verschillende fronten tegelijk aan de bevordering van de mensenrechten in Syrië. De EU en de delegaties van de lidstaten in Damascus zullen de situatie blijven bewaken en de rechtszaken blijven observeren. De heer Al-Hasani en de heer Al-Maleh zijn in hoger beroep gegaan.
Steun voor de verdedigers van de mensenrechten en hun families en advocaten zal worden nagestreefd. Tegelijkertijd moet respect voor de mensrechten een terugkerend onderwerp zijn in elke dialoog van de EU met de Syrische autoriteiten, op alle niveaus.
Mevrouw De Keyser vroeg naar de status van de associatieovereenkomst. Syrië weigert nog steeds te reageren op de uitnodiging van de EU om deze overeenkomst te ondertekenen, die al sinds oktober 2009 in behandeling is. Syrië geeft aan dat de beoordeling van de politieke en economische gevolgen van de overeenkomst nog niet is afgerond. De overeenkomst zal ongetwijfeld beide partijen diverse voordelen brengen, maar voor de Europese Unie is het ook de beste manier om een geregelde en eerlijke politieke dialoog met Syrië tot stand te brengen, ook over mensenrechtenvraagstukken.
Het bevorderen van Europese steun op het gebied van de mensenrechten en democratie is een andere belangrijke weg. Enkele projecten die in de pijlijn zitten, betreffen de modernisering van het gerechtelijk apparaat en de versterking van de capaciteit van het Syrische maatschappelijk middenveld.
Bernd Posselt, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, neemt u mij niet kwalijk, maar mijn fractie heeft dit keer - zoals altijd - verzocht om een hoofdelijke stemming bij de eindstemming over de verzoeken om urgentverklaring, namelijk wat betreft Syrië. Dat lijkt door een technische storing echter niet bij u te zijn aangekomen. Ik verzoek u namens onze fractie, en de overige fracties zullen daar vast geen bezwaar tegen hebben, om toch een hoofdelijke stemming over de ontwerpresolutie over Syrië te houden.
De Voorzitter. − Mijnheer Posselt, u hoeft het mij niet te vragen, want het gebeurt al.
Het debat is gesloten.
Wij gaan nu over tot de stemming.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik ben blij dat vandaag in het Europees Parlement de kwestie van de schending van de mensenrechten in Syrië aan de orde is. Hier kunnen we niet onverschillig aan voorbij gaan. Ik roep de regering en de president van Syrië op om de heer Haythan Al-Maleh onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Het proces tegen deze tachtigjarige Syrische advocaat voldeed niet aan de internationale standaarden voor een eerlijk proces, waaronder het vermoeden van onschuld en het recht op verdediging. De beschuldigingen die hem ten laste zijn gelegd zijn niet te verenigen met de vrijheid van meningsuiting die gegarandeerd wordt door het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Syrië heeft ondertekend. Ik wend mij ook tot de autoriteiten van Syrië om een eind te maken aan alle vormen van vervolging van mensenrechtenactivisten en hun families en hun het recht te geven om vrij te kunnen handelen zonder enig obstakel of dreigement. Ik roep de autoriteiten van Syrië op tot het naleven van de internationale mensenrechten en de internationale verplichtingen die het land is aangegaan die de vrijheid van meningsuiting en het recht op een eerlijk proces garanderen. Verder roep ik hen ook op te garanderen dat de gevangenen goed worden behandeld en niet worden onderworpen aan martelingen of andere vormen van vernedering en dat zij onmiddellijk, regelmatig en onbeperkt contact mogen hebben met familie, advocaten en artsen.
De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.
(De vergadering wordt om 16.05 uur gesloten)
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden)
VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de EU is verantwoordelijk voor deze antwoorden.)
Vraag nr. 10 van Enrique Guerrero Salom (H-0381/10)
Betreft: Toegang tot water en sanitaire basisvoorzieningen als universeel recht
Een van de aspecten van Doelstelling 7 van de MOD is het aantal mensen dat geen duurzame toegang heeft tot drinkwater en tot sanitaire basisvoorzieningen vóór 2015 met de helft te verminderen. Deze kwestie houdt nauw verband met het recht op gezondheid, onderwijs, voeding, kleding, huisvesting en arbeid. Ca. een miljoen mensen hebben echter nog steeds geen toegang tot drinkwater, meer dan 2, 5 miljoen mensen hebben geen toegang tot sanitaire voorzieningen, en om de acht seconden sterft een kind als gevolg van ziekten die verband houden met gebrek aan zuiver water. Volgens de Wereldbank zal de vraag naar water in de wereld in 2030 het aanbod met 40% overschrijden.
Meent de Raad dat de erkenning van het recht op toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen als een universeel recht tot een verbetering van de situatie kan bijdragen?
Is de Raad voornemens te ijveren voor de goedkeuring van de resolutie met de titel "The human right to water and sanitation", die momenteel in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties wordt behandeld?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) De Europese Unie wil zich er sterk voor maken dat de noden op het vlak van de toegang tot water en sanitaire voorzieningen overal ter wereld beter worden gelenigd. De EU heeft oog voor de hiermee samenhangende volksgezondheidsproblematiek in de ontwikkelingslanden en geeft al geruime tijd op verschillende manieren vorm aan haar betrokkenheid. In de eerste plaats moet hierbij gedacht worden aan het in 2002 gelanceerde brede EU Water Initiatief, dat een kader wil verschaffen voor de oprichting en financiering van strategische partnerschappen op dit gebied met ontwikkelingslanden, met als eerste resultaat het partnerschap dat datzelfde jaar nog in Johannesburg werd gesloten tussen de EU en Afrika. De EU-waterfaciliteit voor de ACS-landen heeft 500 miljoen euro beschikbaar, waarbij het vooral de bedoeling is om de financiële hulp op lokaal niveau daar terecht te laten komen waar die het hardst nodig is.
In diezelfde lijn ondersteunt de Europese Unie uiteraard ook de werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad waar het gaat om vraagstukken die raken aan de toegang tot water en sanitaire voorzieningen.
In resolutie 7/22 van 23 maart 2008 van de Mensenrechtenraad is de taakstelling van de onafhankelijke deskundige geformuleerd, die zich moet buigen over de verplichtingen die vanuit het oogpunt van de mensenrechten gelden op het gebied van de toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen. Dit mandaat duurt drie jaar en loopt dus tot 2011. Mevrouw De Albuquerque zet zich sindsdien in om concreet invulling te geven aan die verplichtingen middels studies en rapporten, maar ook door bezoeken ter plaatse om vast te kunnen stellen wat in de praktijk goed werkt. De Mensenrechtenraad heeft meerdere resoluties aangenomen waarin deze werkzaamheden worden onderkend. De EU onderhoudt overigens een zeer nauwe werkrelatie met de onafhankelijke deskundige, die in februari 2010 een ontmoeting had met de Raad in het kader van de Werkgroep mensenrechten.
Ter gelegenheid van de op 22 maart gehouden wereldwaterdag 2010 heeft de EU het belang van deze uitdaging onder de aandacht gebracht door nadrukkelijk te wijzen op de verplichtingen die de landen vanuit het oogpunt van de mensenrechten hebben op het gebied van de toegang tot drinkwater, dat beschikbaar, fysiek bereikbaar, betaalbaar en van aanvaardbare kwaliteit moet zijn.
Volgens de Europese Unie zijn deze door de mensenrechten ingegeven verplichtingen met betrekking tot de toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen nauw verbonden met mensenrechten als het recht op huisvesting, het recht op voeding en het recht op gezondheid.
Dit is de leidraad voor de EU bij de lopende besprekingen in Genève, en dit was de basis voor het in New York ingenomen standpunt. Er kon geen gemeenschappelijk standpunt van de EU worden bereikt over de Boliviaanse resolutie van afgelopen juli betreffende de erkenning van het recht op water en sanitaire voorzieningen als grondrecht. De EU hecht aan de voortzetting van het werk van de onafhankelijke deskundige in Genève. De EU hoopt dat het verkrijgen van meer duidelijkheid over de reikwijdte en de inhoud van de verplichtingen die uit dit recht voortvloeien, kan leiden tot een gemeenschappelijk standpunt van de Unie over deze kwestie. De EU blijft streven naar consensus over deze problematiek met de gehele internationale gemeenschap, en zal daaraan blijven werken met haar partners.
Afgezien hiervan blijft de EU in het kader van haar ontwikkelingsbeleid in belangrijke mate bijdragen tot de concrete verbetering van de toegang tot water en sanitaire voorzieningen.
Vraag nr. 11 van Brian Crowley (H-0382/10)
Betreft: Humanitaire crisis Haïti
Kan de Raad een bijgewerkte beoordeling geven van de omvang van de humanitaire crisis in Haïti?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) Zoals u weet heeft de Europese Unie onmiddellijk gereageerd op de noodsituatie als gevolg van de aardbeving op Haïti op 12 januari van dit jaar door daags na de ramp 3 miljoen euro voor noodhulp beschikbaar te stellen, gevolgd door een bedrag van 8 miljoen euro. Al op 13 januari was een noodhulpteam ter plekke en op 18 januari werd een bedrag van nog eens 19 miljoen euro voor humanitaire noodhulp beschikbaar gesteld door de Commissie om de partners van de Verenigde Naties, het Rode Kruis en de ter plekke aanwezige ngo’s in staat te stellen de slachtoffers hulp te bieden. Op die datum hadden de lidstaten inmiddels 92 miljoen euro toegezegd voor humanitaire noodhulp. In totaal is in enkele weken tijd een bedrag van ruim 300 miljoen euro toegekend om de directe nood in het land te lenigen.
Tijdens de internationale ministersconferentie van de donoren over de toekomst van Haïti, die op 31 maart plaatsvond in New York, heeft de EU – verdeeld over een periode van tien jaar – ruim 1,2 miljard euro toegezegd voor het herstel en de wederopbouw van Haïti, als blijk van haar engagement op langere termijn. De burgers en het maatschappelijk middenveld in Europa hebben eveneens hun betrokkenheid getoond door ruim 600 miljoen euro te doneren voor de hulpacties en de wederopbouw.
Ik denk dat we al met al redelijk trots kunnen zijn op de inspanningen die de EU zich als geheel heeft getroost om de Haïtianen te hulp te schieten in een uitzonderlijk moeilijke situatie.
Over de humanitaire situatie van dit moment kan gezegd worden dat die zo’n zeven maanden na de aardbeving van 12 januari nog steeds precair is voor honderdduizenden mensen, ondanks de zeer omvangrijke hulp voor Haïti van de gehele internationale gemeenschap. Wij hebben geen tijd om hier gedetailleerd in te gaan op alles wat ons nog te doen staat. De belangrijkste aspecten van de uitdagingen die er nog liggen, worden voldoende nauwkeurig beschreven in het verslag over de stand van zaken, dat regelmatig wordt bijgewerkt door het Directoraat-generaal Humanitaire hulp van de Commissie. Ook heb ik met belangstelling kennisgenomen van de opbouwende bevindingen in het verslag van de delegatiemissie van het Europees Parlement onder leiding van mevrouw Striffler, die het land eind juni heeft bezocht.
Zoals ook in dat verslag wordt onderstreept, moeten vooral de positieve aspecten van de humanitaire hulp tot nu toe worden benadrukt, met name het feit dat dankzij die hulp – die inderdaad nog steeds voor verbetering vatbaar is – ernstige gezondheidsproblemen tot dusver zijn uitgebleven, evenals de epidemieën waarvoor zozeer werd gevreesd.
Dat neemt niet weg dat er nog enorm veel te doen is, en ik wil de afgevaardigden geruststellen met de mededeling dat de Unie zich uiteraard op geen enkele wijze aan haar verantwoordelijkheid zal onttrekken.
Het land moet het wederopbouwproces nu ter hand nemen in een gespannen situatie in de aanloop naar de verkiezingen, die gekenmerkt wordt door een nog altijd zorgwekkende mate van onveiligheid. Een van de problemen waar we in dit verband voor staan is, zoals u weet, gelegen in de capaciteiten van Haïti zelf.
Door de achterstand die is opgelopen bij het uitwerken van de plannen voor de bouw van overgangswoningen, mogen de noodwoningen het komende halfjaar niet worden afgebroken. De bevolkingsstroom die op gang is gekomen naar gebieden buiten de direct getroffen regio’s, vormt een bedreiging voor de middelen van bestaan van de families die de slachtoffers opvangen. De komende maanden zal ook deze families passende ondersteuning geboden moeten worden.
Het orkaanseizoen is begin juni begonnen. De nationale autoriteiten én de internationale gemeenschap zullen zich op middellange termijn zo goed mogelijk moeten voorbereiden op deze voorzienbare extra dreiging.
Zoals u ongetwijfeld weet, zijn het vooral ambtenaren van de Europese Commissie en de lidstaten die ter plekke concreet invulling geven aan de besluiten en verbintenissen van de EU en de lidstaten. Ik nodig de geachte afgevaardigde dan ook uit om zich tevens tot de Commissie te wenden voor nadere informatie over de huidige humanitaire situatie in Haïti.
Vraag nr. 12 van Pat the Cope Gallagher (H-0383/10)
Betreft: Publicatie van de conclusies van de Raad in het Iers
Is de Raad voornemens de conclusies van al zijn bijeenkomsten in de Ierse taal te publiceren?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) Overeenkomstig de regeling van het taalgebruik in de Europese Unie is het Iers een van de 23 officiële talen en werktalen van de instellingen van de Unie. Om praktische redenen en op grond van tijdelijke maatregelen, overeenkomstig de afwijking zoals vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 920/2005 van de Raad(1), zijn de instellingen van de Europese Unie niet verplicht alle besluiten in het Iers te redigeren en de teksten in die taal in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken. Desalniettemin worden verordeningen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld wél in alle officiële talen, dus ook in het Iers, geredigeerd.
De conclusies van de Raad vallen niet onder dit documenttype, zodat ze niet in het Iers bekendgemaakt hoeven te worden. Dit neemt niet weg dat de Raad eraan herinnert dat hij alles in het werk stelt om zijn documenten ook in het Iers beschikbaar te stellen.
Zo hebben de Raad en zijn Secretariaat-generaal sinds de goedkeuring van Verordening 920/2005 onophoudelijk gestreefd naar de vorming van een team van Ierse vertalers van voldoende omvang om zoveel mogelijk vertalingen te kunnen leveren. Sinds 1 januari 2009 bestaat dit team als zelfstandige eenheid binnen de taalkundige dienst van het secretariaat-generaal van de Raad en telt 14 vertalers, een gedetacheerde nationale deskundige en 7 medewerkers. Aangezien de vergelijkende onderzoeken van het Europees Bureau voor personeelsselectie onvoldoende resultaat opleverden, zijn deze 7 medewerkers en 10 van de 14 vertalers als tijdelijke medewerkers geworven via een selectieprocedure die werd georganiseerd door het Secretariaat-generaal van de Raad.
De bewoners van de Chagos-archipel werden tussen 1968 en 1973 door de Britse regering uit hun woongebied, de British Indian Ocean Territory (BIOT), verdreven omdat deze de bevolking van alle 65 eilanden van deze archipel elders wilde onderbrengen. Het Verenigd Koninkrijk had zich voorgenomen een van deze eilanden, Diego Garcia, ter beschikking te stellen van het Amerikaanse leger, dat er een luchtmacht- en marinebasis wilde vestigen, met de bouw waarvan in 1971 werd begonnen. De gehele bevolking van de eilanden werd gedwongen aan boord van vrachtschepen te gaan en werd op Mauritius en de Seychellen afgezet, meer dan 1000 km van hun thuisland. De bevolking en hun afstammelingen hebben sindsdien op Mauritius en de Seychellen als bannelingen geleefd. De gemeenschap telt thans ongeveer 5000 zielen, onder wie slechts 750 nog levende volwassen oorspronkelijke Chagos-bewoners. Allen zijn Britse staatsburgers en derhalve ook burgers van de Unie. Sommigen zijn geëmigreerd en wonen nu in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
Is de Raad niet van oordeel dat het rechtvaardig zou zijn de bewoners van de Chagos-eilanden toe te staan naar hun thuisland terug te keren en wat is hij bereid te doen om een passende oplossing voor dit al lange tijd bestaande vraagstuk te vinden?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) Ik bedank de geachte afgevaardigde voor deze vraag. Aangezien dit onderwerp niet is voorgelegd aan de Raad, kan hij de vraag niet beantwoorden. Zoals de geachte afgevaardigde weet, is het vraagstuk van de bewoners van de Chagos-eilanden complex en loopt er momenteel een procedure over deze kwestie bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Conform de gangbare praktijk onthoudt de Raad zich van commentaar op de zaak zolang deze onder de rechter is.
Vraag nr. 14 van Bernd Posselt (H-0390/10)
Betreft: Veiligheid van de buitengrenzen
Welke maatregelen neemt de Raad om de veiligheid aan de buitengrenzen te verbeteren, Frontex uit te breiden en, zo mogelijk, een echt Europees grensbeheer tot stand te brengen?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) Doel van het grensbeleid van de Europese Unie, zoals omschreven in het programma van Stockholm, is de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen. Hiertoe zijn al diverse belangrijke maatregelen aangenomen door de Europese Unie, zoals de goedkeuring van de Schengengrenscode, de oprichting van het agentschap Frontex en de instelling van het Buitengrenzenfonds, respectievelijk op wetgevend, operationeel en financieel niveau.
Met het oog op deze doelstelling heeft de Raad in zijn conclusies van 25 en 26 februari 2010 29 maatregelen genoemd om de bescherming van de buitengrenzen op te voeren en illegale immigratie te bestrijden. Met betrekking tot de voornaamste uitdagingen waarvoor de Unie zich in de nabije toekomst op dit terrein gesteld ziet, behelzen de maatregelen onder andere de verhoging van de doeltreffendheid van Frontex, de ontwikkeling van het Europese grensbewakingssysteem (EUROSUR), het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en de solidariteit tussen de lidstaten.
De Raad volgt de activiteiten van Frontex ter assistentie en ter coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten voor de bescherming van de buitengrenzen op de voet, en buigt zich momenteel over het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004, dat de aanpassing van het mandaat van het agentschap beoogt om de rol en de operationele capaciteit ervan te versterken.
De Raad zal zich tevens buigen over de wetgevingsvoorstellen die de Commissie momenteel voorbereidt voor de invoering van nieuwe technologieën in het grensbeheer, waaronder een systeem voor de registratie van de binnenkomsten en uitreizen van onderdanen van derde landen en een systeem voor de toekenning van de status van geregistreerd reiziger aan reizigers die te goeder trouw zijn.
Vraag nr. 15 van Charalampos Angourakis (H-0394/10)
Betreft: Optreden van Europese aardoliemaatschappijen in Zuid-Soedan
In januari 2011 is, mede gesteund door de EU, een referendum in Soedan gepland met als inzet de afscheiding van het zuidelijke deel van het land. Een belangrijke rol in deze plannen spelen grote aardoliemaatschappijen uit verschillende landen. In concreto wordt er een verband gelegd tussen het Zweedse “Lundin Petroleum” en de steun die de Soedanese strijdkrachten in staat stelt militaire operaties uit te voeren en een deel van de bevolking van Zuid-Soedan te deporteren om de controle over de olievelden veilig te stellen.
Blijft de Raad bij zijn steun aan de organisatie van het referendum in Zuid-Soedan? Wat is het standpunt van de Raad inzake de beschuldigingen aangaande het optreden van Europese aardoliemaatschappijen in Soedan?
Dit antwoord van het voorzitterschap is niet bindend voor de Raad of zijn afzonderlijke leden als zodanig, en is door de Raad niet mondeling gegeven tijdens het vragenuur van de vergaderperiode van september I 2010 van het Europees Parlement te Straatsburg.
(FR) De Raad verleent actief steun aan het houden van het referendum over de zelfbeschikking van Zuid-Sudan (in januari 2011), dat hij beschouwt als een essentieel onderdeel van het alomvattend vredesakkoord van 2005, aan de uitvoering waarvan de EU zonder reserves bijdraagt. De Raad huldigt dit standpunt al geruime tijd en heeft het meermaals bevestigd in publieke verklaringen. Tijdens de zitting van 26 juli 2010 heeft de Raad onderstreept dat de EU bereid is haar steun te geven aan de komende referendumprocessen in Zuid-Sudan en Abyei, in de vorm van substantiële technische en financiële bijstand, en aan een vreedzame uitvoering van het alomvattend vredesakkoord, waarbij een akkoord wordt bereikt over post-referendumaangelegenheden en wordt toegewerkt naar regionale stabiliteit op de lange termijn.
De Raad ondersteunt tevens het werk van het Implementatiepanel op hoog niveau voor Sudan van de Afrikaanse Unie (AU) en moedigt capaciteitsopbouw en bijstand aan met het oog op de uitdagingen waarvoor Zuid-Sudan staat, alsmede inspanningen om de onveiligheid te bestrijden en een duurzame vredesregeling voor Darfur tot stand te brengen. De Raad steunt voorts het werk van het Internationaal Strafhof en verdere humanitaire en ontwikkelingshulp in heel Sudan.
Wij zijn vastbesloten om onze inzet nauw te coördineren met de Sudanese partijen, de Afrikaanse Unie, de Verenigde Naties, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD), de Verenigde Staten en andere nationale, regionale en internationale partners.
Voor de organisatie van het referendum zullen middelen van het stabiliteitsinstrument worden gebruikt. De EU is ook bereid om positief te reageren op een eventuele uitnodiging van de Sudanese autoriteiten om een EU-waarnemingsmissie te sturen teneinde het referendumproces, waaronder – indien mogelijk – de kiezersregistratie, te observeren.
De Raad heeft er akte van genomen dat er een onderzoek is ingesteld naar beschuldigingen volgens welke bepaalde personen die werkzaam zijn voor een Zweeds consortium van oliemaatschappijen, waaronder Lundin Petroleum, tijdens de Sudanese burgeroorlog betrokken zouden zijn geweest bij mensenrechtenschendingen, waardoor zij tevens inbreuk zouden hebben gemaakt op het internationale recht. De Raad acht het evenwel niet gepast zich uit te laten over een zaak waarnaar een gerechtelijk onderzoek is ingesteld.
VRAGEN AAN DE COMMISSIE
Vraag nr. 21 van Brian Crowley (H-0384/10)
Betreft: Jongerenwerkloosheid en langdurige werkloosheid in Europa
Welke initiatieven neemt de Commissie op dit moment ter bestrijding van de werkloosheid onder jongeren en de langdurige werkloosheid in de Europese Unie?
(EN) Zowel de lidstaten als de EU dienen dringend actie te ondernemen om de werkgelegenheidssituatie van jonge mensen te verbeteren en de langdurige werkloosheid aan te pakken. Dit wordt ook duidelijk onderkend in de Europa 2020-strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei. Een van de vijf centrale doelstellingen van deze strategie is gericht op het verhogen van het werkgelegenheidspercentage onder mannen en vrouwen tussen de 20 en 64 jaar van op dit moment 69% tot minimaal 75% in 2020. Ondanks de huidige economische situatie is de Commissie van mening dat dit een reële doelstelling is voor 2020, mits de lidstaten de noodzakelijke structurele veranderingen van de arbeidsmarkt doorvoeren.
De centrale doelstelling voor de werkgelegenheid vormt een weerspiegeling van één van de strategische uitdagingen waarmee de Europese Unie in het komende decennium zal worden geconfronteerd, namelijk de vergrijzing. Die vergrijzing leidt ertoe dat een steeds groter aantal gepensioneerden ondersteund zal moeten worden door een kleinere actieve beroepsbevolking.
Tot de de belangrijkste instrumenten van de Europa 2020-strategie voor het verwezenlijken van die centrale doelstellingen behoren de geïntegreerde richtsnoeren en een pakket van zeven kerninitiatieven. In de geïntegreerde richtsnoeren, en met name in de richtsnoeren voor de werkgelegenheid, wordt voor het uitvoeren van de Europa 2020-strategie een aantal beleidsprioriteiten geschetst ter bestrijding van de jeugd- en de langdurige werkloosheid. Middels richtsnoer 7 wordt gestreefd naar een verhoging van de arbeidsmarktparticipatie en het terugdringen van de structurele werkloosheid door een adequaat flexizekerheidsbeleid, een verbetering van de kwaliteit van de banen, een herziening van het belasting- en uitkeringssysteem, “active ageing”, gendergelijkheid, een beter evenwicht tussen werk en privé-leven en het bestrijden van de jeugd- en langdurige werkloosheid. Richtsnoer 8 heeft betrekking op de ontwikkeling van een goed opgeleide beroepsbevolking die afgestemd is op de behoeften van de arbeidsmarkt en op het bevorderen van een leven lang leren. Richtsnoer 10 is gericht op het bevorderen van de sociale inclusie en op de ondersteuning van risicogroepen, inclusief oudere vrouwen en mannen.
Zowel op het niveau van de lidstaten als op EU-niveau zijn er al diverse maatregelen genomen, bijvoorbeeld via het programma voor wederzijds leren in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Dit programma heeft betrekking op het uitwisselen van beste praktijken op EU-niveau en op het verbeteren van de overdraagbaarheid van de meest effectieve beleidsmaatregelen, met name ter bestrijding van de langdurige- en jeugdwerkloosheid. Via de gecoördineerde respons ,die meest recentelijk is besproken op de bijeenkomst van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 7 juni 2010, zijn aanvullende maatregelen geïntroduceerd ter ondersteuning van kwetsbare groepen, inclusief jongeren, met als doel om de gevolgen van de crisis voor deze groepen te stabiliseren en te verminderen.
De Europese beleidsmakers op jongerengebied hebben de werkgelegenheid eveneens hoog op hun agenda staan. Het voorzitter-driemanschap (Spanje, België en Hongarije) heeft de jeugdwerkgelegenheid tot medio 2011 als een gemeenschappelijke prioriteit aangewezen en het is tevens het centrale thema van de gestructureerde dialoog met jongeren. In mei 2010 heeft de Raad Jeugdzaken een ontwerpresolutie(1) aangenomen over “de actieve insluiting van jongeren: bestrijding van werkloosheid en armoede”.
In september 2010 zal de Commissie een mededeling publiceren over het kerninitiatief “Jeugd in beweging”. Hierin wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de acties voor de komende jaren om de situatie van jonge mensen in Europa te verbeteren. Daarbij gaat de aandacht met name uit naar maatregelen om de overgang van jongeren van het onderwijs naar de arbeidsmarkt te verbeteren, een groot punt van zorg voor diegenen die op zoek zijn naar hun eerste baan maar weinig of geen werkervaring hebben. Die maatregelen vallen voor het grootste gedeelte onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten uit hoofde van hun onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid. Daarom zal er in de mededeling ook nader beschreven worden op welke wijze de maatregelen middels EU-financiering ondersteund kunnen worden, met de nadruk op het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Het ESF speelt een actieve rol bij de ondersteuning van jonge mensen. Bij het aanpakken van de werkloosheid zijn de acties van het ESF op diverse projecten in de lidstaten en regio’s gericht om hetzij de overgang van onderwijs naar werk te bevorderen hetzij jonge mensen weer in het onderwijsstelsel te integreren om hun vaardigheidsniveaus te verhogen en het aantal voortijdige schoolverlaters te verminderen. Uit de meest recente gegevens blijkt dat een derde van de begunstigden van het ESF uit jonge mensen bestaat (in 2008 heeft het ESF 2,5 miljoen jongeren ondersteund). Het ESF wijst ook 8,3 miljard EUR rechtstreeks toe aan onderwijs- en opleidingssystemen die voornamelijk op jonge mensen zijn gericht: dat bedrag komt overeen met circa 11% van de totale ESF-begroting.
Een van de prioriteiten van het ESF is het tegengaan van de langdurige werkloosheid door de toegang tot banen voor werkzoekenden en niet-werkenden te verbeteren en hun duurzame inclusie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Acties om langdurige werkloosheid te voorkomen en de herintegratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt te bevorderen, maken dan ook deel uit van de operationele programma’s op lidstaat- en regionaal niveau. In de huidige programmerinsgperiode is circa 30% van de totale EU-begroting (21,7 miljard EUR) bestemd voor het verbeteren van de toegang tot duurzame werkgelegenheid, waaronder.de programma’s gericht op langdurig werklozen.
Welke maatregelen neemt de Commissie om de kleinschalige landbouw in Afrika, die wordt gekenmerkt door gezinsbedrijven en dorpsgemeenschappen, te versterken en aldus de ontvolking van het platteland en de woestijnvorming in grote gebieden terug te dringen?
(EN) Meer dan 70% van de mensen in Afrika die armoede en honger lijden, woont in plattelandsgebieden waar landbouw de belangrijkste economische activiteit is. In deze gebieden voert de kleinschalige landbouw de boventoon, waarbij circa 80% van de landbouwers in Afrika (waaronder ook veel vrouwen) een stuk grond van minder dan twee hectare bewerkt.
In haar recente mededeling over de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden(1) heeft de Commissie uitdrukkelijk verklaard dat investeringen in de sector kleinschalige landbouw prioriteit dienen te krijgen aangezien zij de beste resultaten opleveren wat armoedereductie en groei betreft. Meer investeren in plattelandsontwikkeling kan een cruciale rol spelen bij het verminderen van ongelijkheden en conflicten en bij het afremmen van de migratie vanuit plattelandsgebieden naar de steden.
Door prioriteit te geven aan het ondersteunen van kleinschalige landbouwers om hun productie op een duurzame en efficiënte wijze te vergroten, streeft de Commissie ernaar om niet alleen honger en armoede, maar ook de woestijnvorming en ontvolking van grote gebieden terug te dringen. Deze aanpak wordt ook door het Parlement en de Raad(2) ondersteund.
Een van de doelstellingen van de Voedselfaciliteit met een omvang van 1 miljard EUR (een initiatief van de EU als een snelle reactie op de explosief stijgende voedselprijzen in ontwikkelingslanden in 2007-2008) is het mobiliseren van (kleinschalige) landbouwers in de targetlanden om hun productiviteit te vergroten. Op dit moment is het totale bedrag van 1 miljard EUR al toegewezen en is reeds 625 miljoen EUR uitgekeerd. Een groot gedeelte van dit bedrag gaat naar de ondersteuning van de kleinschalige landbouw.
Een goed voorbeeld van het effect van die steun is een project in Zimbabwe. Uit hoofde van de Voedselfaciliteit hebben 176 000 kleinschalige landbouwers ondersteuning gekregen bij de aanschaf van 26 000 ton zaden en meststoffen (ter waarde van 15 miljoen EUR). Een ander voorbeeld komt uit Lesotho, waar de EU meer dan 36 000 landbouwers ondersteunt met ruim 715 ton zaden. Die steun zal uiteindelijk tot een extra oogst van 10 000 – 18 000 ton leiden, hetgeen een aanzienlijke toename vormt gezien de totale graanproductie van 86 000 ton in 2009.
Op grond van andere programma’s kan eveneens ondersteuning worden gegeven, zoals het Pesticideninitiatief dat kleinschalige landbouwers in Afrika, het Caribisch gebied en de landen rond de Stille Oceaan (de ACS-landen) assisteert bij het voldoen aan Europese voorschriften en normen. Tot nu toe is er aan 100 000 kleine landbouwers in de ACS-landen steun verleend bij het in stand houden van hun markten in EU-landen.
De Commissie is ervan overtuigd dat de ondersteuning van de kleinschalige landbouw – door die sector van de juiste impulsen te voorzien om de productiviteit op duurzame wijze te vergroten – een concrete bijdrage levert aan de overkoepelende doelstelling om een groene revolutie in Afrika in gang te zetten.
Conclusies van de Raad over een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen, 10 mei 2010.
Vraag nr. 25 van Sarah Ludford (H-0396/10)
Betreft: Rechten van lesbiennes, homo's, bi- en transseksuelen
Van de 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) die dankzij de Overeenkomst van Cotonou banden hebben met de EU, zijn er 49 die homoseksualiteit criminaliseren en bestraffen met gevangenisstraffen tot 14 jaar, en 5 die lesbische, homo-, bi- en transseksuele mensen tot de doodstraf veroordelen.
Niet-discriminatie op grond van seksuele geaardheid is echter niet opgenomen in de herziene Overeenkomst van Cotonou, ondanks een toename van door staten gepropageerde homofobie.
Over de rechten van holebi's en transseksuelen zegt de Overeenkomst van Cotonou jammer genoeg niets, maar zij bevat wel de verplichting tot eerbiediging van de algemene mensenrechten. Hoe wil de Commissie deze verplichting aanwenden om de mensenrechten van holebi's en transseksuelen in de ACS-landen die de EU als partner heeft, veilig te stellen?
(EN) De Commissie verwerpt en veroordeelt alle uitingen van homofobie als een flagrante schending van de menselijke waardigheid. Daarnaast hanteert de Commissie, zowel binnen de Verenigde Naties als in haar contacten met partnerlanden, een zeer stringent beleid waarmee homofobe acties worden bestreden en voert zij campagnes voor de decriminalisering van homoseksuele betrekkingen. De Commissie en de EU zullen druk blijven uitoefenen op partnerlanden om hun wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale beginselen op het gebied van de non-discriminatie op grond van seksuele geaardheid.
Het klopt dat de herziening van de Overeenkomst van Cotonou verre van ideaal is, maar de EU is er niettemin in geslaagd om artikel 8, lid 4, op een positieve manier te veranderen door de introductie van het concept “alle vormen van discriminatie”, waaronder discriminatie op grond van “seksuele geaardheid of een andere status”. Deze formulering is letterlijk gebaseerd op de Universele Verklaring van de rechten van de mens en komt niet voor in de oorspronkelijke Overeenkomst van Cotouou.
Als voorbeeld van de waarde die de Commissie aan het beginsel van de non-discriminatie hecht, kan gewezen worden op de actieve rol die zowel de Hoge Vertegenwoordiger/vice-voorzitter als de verantwoordelijke commissaris voor ontwikkelingszaken eerder in 2010 hebben gespeeld in het kader van een proces in Malawi tegen een koppel van hetzelfde geslacht. Ook de diensten van de Commissie hebben in Malawi op allerlei niveaus binnen de overheid en de samenleving geïntervenieerd. Het koppel is later gratie verleend door de president van Malawi en dat is in ieder geval deels te danken geweest aan de Europese interventies.
Daarnaast heeft het politieke en veiligheidscomité van de EU op 18 juni 2010 de toolkit goedgekeurd voor de bevordering en bescherming van alle mensenrechten van holebi's en transseksuelen. Die toolkit zal ook gebruikt gaan worden door de delegaties en geografische diensten van de EU.
De maatschappelijke organisaties in de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de ACS-landen) vormen uiteraard een belangrijke partij. Zij worden dan ook ondersteund uit hoofde van zowel het Europees Ontwikkelingsfonds als het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten. Die maatschappelijke organisaties kunnen uitgroeien tot een effectief instrument voor politieke hervormingen en voor de bescherming van de mensenrechten.
Vraag nr. 29 van Kathleen Van Brempt (H-0389/10)
Betreft: Emissiereductiedoelstellingen
Eind mei concludeerde een studie van de Commissie dat een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de EU van 30% (ten opzichte van 1990) betaalbaar en technisch haalbaar was. Toch besloot de Commissie toen bij monde van de bevoegde commissaris dat de tijd niet rijp was om eenzijdig door te gaan met deze ambitieuzere doelstelling. Op 15 juli hebben de drie grootste lidstaten de Commissie echter opgeroepen om de emissiereductiedoelstelling van de EU op te trekken tot 30%. Dit is nodig om de nodige innovatie in groene technologie te stimuleren én om de waarde van de verhandelbare emissierechten hoog genoeg te houden om gedragsverandering aan te moedigen.
Is de Commissie van oordeel dat de omstandigheden nu wel gunstig zijn om, ook met het oog op de klimaatsonderhandelingen in Cancun, een emissiereductiedoelstelling van 30% naar voren te schuiven? Welke stappen zal ze hiervoor ondernemen? En welke rol ziet ze hierin voor het emissieverhandelingssysteem?
(EN) De steun van de ministers van Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk voor een besluit om de lat voor de emissiereductie hoger te leggen dan 20%, vormt een zeer positieve bijdrage aan het debat dat de Commissie met haar mededeling in mei 2010(1) in gang heeft gezet.
Hieruit blijkt ook een toenemende erkenning van het feit dat deze kwestie niet alleen over toezeggingen, lasten en internationale onderhandelingen gaat, maar ook over de vraag waarop Europa als samenleving haar welzijn en groei in de toekomst wil baseren.
Laat één ding duidelijk zijn: hoewel sommige landen zich nog niet hebben vastgelegd op targets die binnen de internationale context voldoende ambitieus zijn, boeken andere landen op dit punt in ieder geval zeer snel vooruitgang. Zo is in juli 2010 bijvoorbeeld aangekondigd dat China in de komende tien jaar 738 miljard USD zal uitgeven aan het ontwikkelen van schone energie.
Wat de internationale onderhandelingen betreft, is de EU op dit moment de enige grote bron van broeikasgassen met bindende wettelijke voorschriften voor de targets na 2012 waardoor de emissies in de EU in 2020 zo’n 20% lager zullen zijn. Helaas lijkt het niet waarschijnlijk dat de andere belangrijke geïndustrialiseerde partner – de Verenigde Staten – binnenkort eveneens met ambitieuze wetgeving op dit gebied zal komen.
Het is echter duidelijk dat de EU zich dient voor te bereiden op een situatie waarin de Commissie, de Raad en het Parlement van mening zijn dat de omstandigheden een verlaging van de emissies met méér dan 20% rechtvaardigen.
Het target van een verlaging met 20% in 2020 is altijd een voorlopige doelstelling geweest. Vanuit het perspectief van de Commissie is het boven alle twijfel verheven dat die emissies met 30% teruggebracht dienen te worden (en in een bepaald stadium zelfs nog met een hoger percentage). De enige vraag is nog wanneer dat gaat gebeuren en op welk moment wij een daartoe strekkend besluit nemen.
Bij het beantwoorden van deze vraag dient er niet alleen gekeken te worden naar wat de buitenwereld in het kader van de internationale onderhandelingen doet, maar ook naar het eigenbelang van de EU.
In dat verband is de Commissie zeer verheugd over de verklaringen van de drie ministers. In overeenstemming met de eigen analyse van de Commissie leggen zij de nadruk op aspecten als eventuele toekomstige pieken in de olieprijs, energiezekerheid, en groene groei e.d. Met andere woorden, zij sluiten zich aan bij de argumentatie in de mededeling van de Commissie dat dit ook in het eigenbelang van de EU is.
De Commissie hoopt dat de mededeling, en de uitgebreide analyse daarin, op een uitgebreide aandacht van het Parlement mogen rekenen. Het zou een goede zaak zijn wanneer het Parlement zijn mening zou geven over de beleidsmaatregelen die de Commissie in overweging zou moeten nemen bij haar nadere beoordeling van de gevolgen van een verlaging van de emissies met 30%.
Met betrekking tot de gevolgen voor het EU-systeem voor de handel in emissierechten (ETS) heeft de Commissie op een aantal gevolgen al een toelichting gegeven. Een mogelijke optie voor de EU om het ETS in te zetten bij de uitvoering van een 30-procentbesluit is het verlagen van het emissieplafond voor de periode 2013-2020 door 1,4 miljard EUR aan rechten in te trekken die anders geveild zouden worden. Dit zou leiden tot een kosteneffectieve bijdrage van de ETS-sectoren aan het verwezenlijken van die doelstelling van een reductie met 30%. Deze maatregel zou dan aangevuld moeten worden met emissiereducties in sectoren waarop het ETS niet van toepassing is.
Betreft: Klimaatbeleid en energiezekerheid van de Unie
In het groenboek van 8 maart 2006 met als titel "een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie" worden het klimaatbeleid van de EU en de zekerheid van de energievoorziening in de Unie als prioritaire doelstellingen omschreven.
Voor landen waarvan de energiemix voor een groot deel uit steenkool bestaat, betekent de toepassing van een uniforme norm ter beperking van de CO2-uitstoot een verhoogde afhankelijkheid van de invoer van gas. De energievoorziening in de West-Europese landen is gediversifieerd en evenwichtig, maar dit is niet het geval in de landen in Midden-Europa, waar energie bijna uitsluitend geleverd wordt door het Russische bedrijf Gazprom. Deze situatie heeft een aanzienlijke negatieve impact op de energiezekerheid van de Unie.
Hoe wil de Commissie dit probleem aanpakken? Is zij van plan de uniforme voorschriften voor de uitstoot van CO2 in radicaal verschillende gebieden van de interne markt te handhaven? Erkent zij dat het EU-beleid inzake energiezekerheid vergelijkbaar is met de EU-klimaatdoelstellingen?
(EN) De Commissie onderkent het belang van de energiezekerheid. Een van de gevolgen van het Klimaat- en energiepakket 2008 en andere aanvullende maatregelen is het verlagen van de energie-intensiteit van de Europese economie, waardoor een bijdrage aan die energiezekerheid wordt geleverd.
Voorlopig, in ieder geval tot 2012, zijn de targets op grond van het Kyoto-protocol waaraan de lidstaten in Oost- en Midden-Europa moeten voldoen, minder ambitieus.
Daarnaast bestaat er niet noodzakelijkerwijs een rechtstreeks verband tussen de doelstelling voor de vermindering van CO2-uitstoot en een grotere afhankelijkheid van aardgas. Het klimaatbeleid van de EU geeft de lidstaten de flexibiliteit om te kiezen tussen diverse opties ter vermindering van hun uitstoot. Naast het bevorderen van het gebruik van aardgas zijn er nog andere opties voor het verwezenlijken van de reductietarget, zoals de productie van hernieuwbare energie (inclusief biomassa), koolstofafvang en –opvang voor krachtcentrales op fossiele brandstoffen, internationale kredieten of energie-efficiëntie.
Wat het EU-systeem voor de handel in emissierechten (ETS) betreft, zijn er vanaf 2013 geharmoniseerde voorschriften van kracht om verstoringen van de mededinging op de interne markt, ook op de elektriciteitsmarkt, te voorkomen.
Niettemin is er in het Klimaat- en energiepakket ruim aandacht besteed aan de situatie in de nieuwe lidstaten (waarvan een aantal landen afhankelijk van steenkool is). Dat blijkt onder andere hieruit:
- de mogelijkheid om voor bestaande krachtcentrales tot 2019 af te kunnen wijken van een volledige veiling in de energiesector (nieuwe centrales waarvoor het investeringsproces op 31.12.2008 nog niet fysiek in gang is gezet, dienen zich aan de voorschriften te houden om concurrentieverstorend gedrag te voorkomen). Op grond van deze bepaling dienen de nieuwe lidstaten overeenkomstige bedragen te investeren in het vernieuwen en upgraden van de infrastructuur en de zuiveringstechnologieën, ook met het oog op de diversificatie van hun energiemix en toeleveringsbronnen.
- de herverdeling van 12% van de veilingrechten aan de nieuwe lidstaten, waardoor de inkomsten van de overheden uit geveilde rechten toe zullen nemen (die inkomsten kunnen gebruikt worden voor een combinatie van investeringen in energiebesparingen, een betere energie-efficiëntie en een groter gebruik van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen).
- minder veeleisende inspanningen met betrekking tot de emissiereductie buiten het ETS (beschikking inzake de verdeling van de emissiereductie-inspanningen) en hernieuwbare energietargets.
Samenvattend is de Commissie zich zeer goed bewust van de nauwe koppeling die er tussen klimaatmaatregelen en energiezekerheid bestaat. Bij het aannemen van het Klimaat- en energiepakket 2008 is er rekening gehouden met de specifieke situatie van een aantal Midden- en Oost-Europese lidstaten, middels onder andere gedifferentieerde CO2-targets en speciale maatregelen voor de betreffende landen. Er is derhalve geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen. De prioriteit ligt veeleer bij een volledige en tijdige tenuitvoerlegging van het Klimaat- en energiepakket.
Vraag nr. 31 van Jacek Włosowicz (H-0357/10)
Betreft: Grote eurobiljetten
Om veiligheidsredenen wordt het gebruik van biljetten van 500 en 200 euro bemoeilijkt. Maar betekent dat ook dat men van plan is deze biljetten uit de circulatie te nemen? Dat zou bezwaarlijk zijn, want het zou veel problemen opwerpen in het dagelijks leven van de burgers.
(EN) De besluitvorming over de uitgifte van eurobankbiljetten en hun denominaties behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Europese Centrale Bank. Het besluit over de huidige denominaties van de eurobankbiljetten is genomen na een zorgvuldige afweging en uitgebreide raadpleging van de verschillende categorieën gebruikers van contant geld en er zijn op dit moment geen plannen om bepaalde denominaties uit de circulatie te halen. Bankbiljetten met een hoge denominatie worden door ingezetenen van de eurozone (maar ook door niet-ingezetenen) voornamelijk gebruikt als ‘oppotgeld’. Daarnaast zijn uit de ervaringen tot nu toe geen specifieke veiligheidsproblemen met de biljetten van 500 en 200 euro gebleken. Overigens behoren die denominaties tot de minst vervalste bankbiljetten.
Vraag nr. 32 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (H-0359/10)
Betreft: Unie voor het Middellandse-Zeegebied
Binnenkort wordt het feit “gevierd” dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied twee jaar bestaat. Nu de Top van Barcelona, die oorspronkelijk onder Spaans voorzitterschap gehouden zou worden op 7 juni 2010, is uitgesteld tot november 2010, lijkt het erop dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied op losse schroeven is komen te staan en de recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten hebben dit alleen maar versterkt.
Als de Commissie de balans opmaakt van het tweejarig bestaan van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, hoe luidt die dan?
Sinds 2008 hebben zijn de werkterreinen en structuren van deze Unie vastgesteld.
Is de manier waarop deze Unie volgens de Commissie functioneert operationeel? Is de financiering van de projecten op dit moment zeker gesteld? Hoe staat het met het belang dat aan deze Unie wordt gehecht: is dit even groot aan beide kanten van de Middellandse Zee en hoe komt dit concreet tot uiting?
Welke initiatieven zal de Commissie in verband met de Unie voor het Middellandse-Zeegebied ontplooien?
(EN) De Unie voor het Middellandse-Zeegbied is een van de prioriteiten van de Europese Unie. Sinds de oprichting ervan in 2008 zijn de 43 partners er ondanks de moeilijke politieke omstandigheden in het Midden-Oosten uiteindelijk in geslaagd om de voorbereidings- en overgangsfase voor het opzetten van het secretariaat in Barcelona succesvol uit te voeren. Onlangs heeft dat secretariaat een subsidieovereenkomst met de Commissie gesloten die 100% van de voorlopige begroting van dat secretariaat omvat. Hierdoor kan het secretariaat met de wervingsprocedure en de voorbereidende werkzaamheden beginnen met het oog op de projectrichtsnoeren.
Dit gezegd hebbende, dient ook onderkend te worden dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied niet in een politiek vacuüm opereert. Politieke tegenslagen in het vredesproces in het Midden-Oosten vormen uiteraard een groot obstakel voor de regionale integratie en voor de ontwikkeling van de Unie op zich. De oplossing van het conflict in het Midden-Oosten is dan ook essentieel wil er vooruitgang worden geboekt in de richting van een regionale integratie en duurzame vrede.
Sinds 2008 ondersteunt de EU de werkzaamheden van de Unie. In juli 2009 heeft de EU besloten om financiële middelen ter beschikking te stellen (60 miljoen EUR) voor de vijf prioritaire projecten zoals die tijdens de Top in Parijs zijn vastgesteld. Wij hebben allemaal gevestigde belangen in het ontwikkelen van institutionele capaciteit van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, met name het secretariaat, om regionale integratieprojecten en investeringen te bevorderen. De Commissie is vastbesloten om het secretariaat te ondersteunen zodat het zijn taken adequaat uit kan voeren. Voor 2010 zijn er reeds financiële middelen beschikbaar en voor de daaropvolgende jaren kan er extra geld vrijgemaakt worden wanneer het secretariaat eenmaal op kruissnelheid ligt. De Commissie stelt weliswaar alles in het werk wat binnen haar mogelijkheden ligt, maar de financiële steun van andere Unie-partners is hierbij onontbeerlijk.
Vraag nr. 33 van Mary Honeyball (H-0365/10)
Betreft: Betaalsystemen voor de Olympische Spelen 2012
De organisatoren van de Olympische Spelen 2012 te Londen hebben gezegd dat sportfans die kaartjes willen kopen via de officiële website van de Spelen 2012 en deze met creditcard willen betalen, of op de Spelen zelf toegangskaartjes of artikelen willen kopen met creditcard, alleen gebruik mogen maken van het betaalsysteem van Visa. Klaarblijkelijk is dit het gevolg van een overeenkomst voor exclusieve sponsoring die is gesloten tussen Visa en de Olympische en Paralympische Spelen. Deze overeenkomst zal echter een discriminerende werking hebben voor sportfans uit het VK, de EU en daarbuiten die gebruik willen maken van een ander betaalsysteem zoals Mastercard of Amex en die toegangskaartjes of artikelen willen kopen. Het mag niet zo zijn dat mensen geen kaartjes voor dit belangrijke sportieve evenement kunnen kopen alleen omdat ze de verkeerde creditcard in hun portemonnee hebben. De Olympische Spelen 2012 van Londen moeten uitgaan van gelijkheid voor iedereen, maar het op deze manier belemmeren van gelijke toegang tot de Spelen gaat hier volledig tegenin, en verstoort ook nog eens de concurrentie. Is de Commissie bereid om aandacht te besteden aan deze kwestie?
(EN) De geachte afgevaardigde vraagt zich af of de wijze waarop kaartjes voor de Olympische Spelen in Londen in 2012 aangeschaft kunnen worden, verenigbaar is met het communautaire mededingingsrecht. Zij wijst de Commissie op een mogelijk punt van zorg, namelijk dat sportliefhebbers die kaartjes willen kopen via de officiële website van de spelen in 2012, uitsluitend gebruik kunnen maken van een Visa-kaart als gevolg van de contractuele verplichtingen tussen Visa en de organisatie van de Olympische en Paralympische Spelen in 2012 in Londen.
De Commissie is bekend met de kwestie waarnaar wordt verwezen. De Commissie en de Britse Mededingingsautoriteit (het Office of Fair Trading) onderzoeken deze kwestie op dit moment en voeren besprekingen over eventuele acties. Bij dit onderzoek houdt de Commissie rekening met eerdere situaties waarin zij exclusieve creditcard-regelingen voor sportevenementen heeft beoordeeld, te weten bij de Olympische Spelen van 2004 in Athene en het WK Voetbal in 2006 in Duitsland. In beide gevallen heeft de Commissie het uitgangspunt gehanteerd dat consumenten in de Europese Economische Ruimte een redelijke toegang tot kaartjes moeten hebben via alternatieve verkoopkanalen die ook andere betaalmiddelen accepteren.
Vraag nr. 34 van Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (H-0367/10)
Betreft: Gaspijpleiding Nord Stream
De Nord Stream-gaspijpleiding wordt aangelegd en het trieste voorbeeld van het olielek in de Golf van Mexico zou een waarschuwing moeten zijn voor de risico's van de aanleg van dit multinationale project. Daarom zou ik enkele vragen willen stellen. BP slaagt er overduidelijk niet in juist te reageren. Is de Commissie op de hoogte van de crisismanagementsprocedures die voorzien zijn in geval van een ongeluk met de Nord Stream-gaspijpleiding? Is de Commissie bereid Nord Stream te helpen bij het crisismanagement bij een mogelijk ongeluk? Welke staat zou verantwoordelijk zijn bij een ongeluk en wie zou schade vergoeden in geval van een ramp? Verder heeft Rusland het Espoo-Verdrag niet geratificeerd terwijl dit land een strategisch en onmisbaar lid is van Nord Stream. Hoe beoordeelt de Commissie deze situatie aangezien Commissielid Stavros Dimas beloofd heeft dat "we altijd druk uitoefenen op derde landen om verdragen die van belang zijn voor het milieu te ratificeren"?
(EN) De Commissie wil de geachte afgevaardigde er graag aan herinneren dat Nord Stream onderworpen is geweest aan een milieu-effectbeoordeling in overeenstemming met Richtlijn 85/337/EEG(1), zoals gewijzigd (hierna: “de Milieu-effectbeoordelingsrichtlijn” of “MER-richtlijn”). Daarnaast is Nord Stream in elk land waar de pijpleiding doorheen loopt ook geëvalueerd aan de hand van de nationale wetgeving, waarin de MER-richtlijn is omgezet. Op grond van die richtlijn dienen de waarschijnlijk significante milieu-effecten van voorgestelde projecten te worden beschreven. Daarnaast dient een beschrijving te worden gegeven van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige milieu-effecten van het project te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen.
Als grensoverschrijdend project is Nord Stream daarnaast onderworpen aan een MER in een grensoverschrijdende context op basis van het Espoo-Verdrag van de VN/ECE. De Russische Federatie heeft de facto voldaan aan de vereisten van dat Espoo-Verdrag. De betreffende internationale raadplegingsprocedure heeft drie jaar in beslag genomen. Hierbij zijn alle landen rond de Oostzee betrokken geweest en de raadplegingen van en formele bijeenkomsten met alle belanghebbenden, deskundigen, overheidsinstanties en burgers hebben op een transparante wijze plaatsgevonden. De MER vormt onderdeel van het goedkeuringsproces en is een voorwaarde voor het verlenen van vergunningen om de pijpleiding aan te mogen leggen. De bevoegde autoriteiten in alle betrokken lidstaten hebben de resultaten van de MER in het kader van de Espoo-procedure in aanmerking genomen bij het verlenen van hun respectieve nationale bouwvergunningen. Het project heeft inmiddels alle vereiste milieu- en bouwvergunningen ontvangen van de betrokken landen (Denemarken, Finland, Zweden, Duitsland en Rusland) en in april 2010 is met de aanleg van de pijpleiding begonnen.
De Commissie is van mening dat de Espoo-procedure de meest geschikte procedure is voor het beoordelen van de milieu-effecten van dit soort grensoverschrijdende projecten en dat de ratificatie van het Espoo-Verdrag door derde landen gestimuleerd dient te worden. Bij verschillende gelegenheden heeft de Commissie de Russische Federatie dan ook herinnerd aan haar standpunt dat een formele ratificatie van het Espoo-Verdrag door Rusland een constructieve stap zou zijn op weg naar een betere gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de milieubescherming van de Oostzee als zijnde een bijzonder gevoelig maritiem bekken. Rusland heeft toegezegd om zich volledig aan de voorschriften van het Espoo-Verdag te houden en heeft een MER uitgevoerd die aan alle eisen van dat verdrag voldeed. Op grond daarvan zijn door de autoriteiten van de betreffende staten de noodzakelijke vergunningen verleend. Voor de onderhavige situatie betekent dit in wezen dat het niet uitmaakt dat Rusland het Espoo-Verdrag nog niet heeft geratificeerd.
Meer in het algemeen wil de Commissie graag opmerken dat het geval van de Nord Stream-pijpleiding niet vergeleken kan worden met de risico’s die geleid hebben tot de olieplatformramp in de Golf van Mexico. De Nord Stream-pijpleiding transporteert aardgas en geen aardolie of geraffineerde olie. De toevoer van aardgas is heel eenvoudig aan de bron te controleren. In crisissituaties, zoals een breuk in de pijpleiding, kan de gastoevoer dan ook meteen door de leverancier worden afgesloten. Dat betekent dat de risico’s voor het milieu niet te vergelijken zijn met die van olieboringen op volle zee.
Tot slot is de Commissie niet op de hoogte van procedures voor crisisbeheer voor geplande of voorgestelde projecten van particuliere ontwikkelaars, zoals de onderhavige gaspijpleiding. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de betreffende lidstaten. De Commissie staat positief tegenover het besluit om een gemeenschappelijk controlesysteem voor de Nord Stream-pijpleiding op te zetten, zoals dat in mei 2010 is voorgesteld tijdens een bijeenkomst van de ministers-presidenten van Finland en de Russische Federatie. Bij het ontbreken van een rechtskader adviseert de Commissie exploitanten van pijpleidingen altijd om de exacte verantwoordelijkheden te definiëren en vooraf overeenstemming te bereiken over enig toepasselijk recht. Op verzoek is de Commissie bereid om bij elk project ondersteuning te verlenen met het oog op het creëren van de benodigde rechtszekerheid.
PB L 175 van 5.7.1985; PB L 73 van 14.3.1997; PB L 156 van 25.6.2003; PB L 140 van 5.6.2009.
Vraag nr. 35 van Laima Liucija Andrikienė (H-0369/10)
Betreft: Bananenakkoorden in de WTO en de belangen van de Europese bananenproducenten
De EU heeft eerder dit jaar in het kader van de WTO akkoorden gesloten met Latijns-Amerikaanse landen en de VS over de handel in bananen en is al met de voorlopige toepassing hiervan begonnen. Beschikt de Commissie over indicatoren die de impact aangeven van deze akkoorden op de Europese bananenproducenten en aanverwante sectoren, in het bijzonder in het kader van de huidige economische en financiële crisis, en op de ultraperifere gebieden van de EU, namelijk de Franse Antillen, de Canarische eilanden, Madeira enz.?
(FR) De Commissie is zich bewust van het sociaaleconomische belang van de bananensector in de bananenproducerende landen van de Unie.
In 2006 heeft de Unie de gemeenschappelijke marktordening voor bananen hervormd door de steun voor de bananenproductie over te hevelen naar het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (POSEI).
Bij die gelegenheid heeft de Unie de communautaire begroting voor bananen significant verhoogd ten opzichte van de voorgaande periode (plus 47% ten opzichte van het gemiddelde in de jaren 2002-2006).
De Commissie is dan ook van mening dat de huidige jaarlijkse begroting van 278,8 miljoen euro toereikend is voor de inkomenssteun aan Europese bananenproducenten, ook als het effect dat de geleidelijke verlaging van de invoerheffingen op bananen mogelijk op hun concurrentiepositie heeft, in aanmerking wordt genomen.
Desalniettemin blijven de diensten van het Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling (de diensten van de commissaris voor Landbouw en plattelandsontwikkeling) de marktontwikkelingen volgen en de beschikbare gegevens analyseren, waarbij zij niet zullen aarzelen om op eventueel gewijzigde marktomstandigheden te reageren.
Vraag nr. 36 van Ádám Kósa (H-0370/10)
Betreft: De nieuwe logistiekstrategie van de EU
Heeft de Commissie ooit een studie over de doeltreffendheid van de grensoverschrijdende logistiek verricht, alsmede over de gevolgen daarvan en de behoeften met betrekking tot handel, werkgelegenheid en opleiding in de Gemeenschap?
Zo ja, welke prioriteiten heeft de Commissie voor een EU-strategie voor grensoverschrijdende logistiek vastgesteld en welke maatregelen is zij voornemens te treffen?
Wanneer de Commissie geen duidelijke, op de Verdragen gebaseerde opvattingen heeft, kan en zal zij dan een duidelijke strategie vaststellen ter bespoediging van de grensoverschrijdende logistiek, waarbij tevens de luchtvervuiling door kooldioxide wordt teruggedrongen en bedreigde gemeenschappen worden beschermd? Van zo'n strategie zouden ook belangrijke multimodale infrastructuurprojecten, het elektronisch volgen van goederen en het uitwisselen van lading, grensoverschrijdende harmonisatie van de douanevoorschriften en opleidingsprogramma's voor de gehele voorzieningsketen/logistieke sector deel moeten uitmaken. Dit moet zo spoedig mogelijk gebeuren om de economieën van de EU-lidstaten weer te laten groeien.
(EN) Bij de logistiek van het goederenvervoer ligt de nadruk op planning, organisatie, beheer, controle en uitvoering van vrachtvervoersactiviteiten in de toeleveringsketen. Op grond van de beschikbare informatie constateert de Commissie dat de logistieke sector 14-15% van het bruto binnenlands product (bbp) genereert. Gezien het feit dat het vervoer alleen al goed is voor 7% van het bbp zou dit getal best wel eens reëel kunnen zijn. Aan de andere kant zou het ook te laag kunnen zijn gezien het zeer brede scala aan activiteiten dat onder “logistiek” valt.
De belangrijkste doelstellingen met betrekking tot de logistiek heeft de Commissie uiteengezet in haar Actieplan inzake goederenlogistiek, dat in oktober 2007 is goedgekeurd. Het plan bestrijkt 35 acties en heeft reeds een aantal tastbare resultaten opgeleverd (het actieplan Intelligente Transportsystemen (ITS) en de spoorwegcorridors voor goederenvervoer e.d.). Dit plan zal in 2010 aan een herziening worden onderworpen om de inhoud te actualiseren.
In het actieplan wordt nader ingegaan op de belangrijke bijdragen die professionals leveren aan de prestaties in de logistieke sector: 2 van de 35 acties in het Actieplan inzake goederenlogistiek zijn gericht op de sociale aspecten, namelijk op de kwalificaties, opleidingsvereisten en op de aantrekkelijkheid van logistieke beroepen. De Commissies pakt deze kwesties aan in samenwerking met de sociale partners, beroepsverenigingen en andere relevante belanghebbenden.
Wat de integratie van de vervoersmodi betreft, kan opgemerkt worden dat dit een belangrijke doelstelling van het Europese vervoersbeleid is, hetgeen ook weerspiegeld zal worden in het aanstaande Witboek over het vervoersbeleid. Dat betekent dat initiatieven ter ondersteuning van de integratie van fysieke goederenstromen en informatiestromen in de komende jaren prioriteit zullen krijgen. De lopende herziening van de TEN-T (Trans-Europees Transport Netwerk)-richtsnoeren is gericht op multimodale infrastructurele projecten. De Commissie onderneemt daarnaast ook actie met het oog op het verder ontwikkelen van de informatiesystemen voor de logistieke sector, een en ander zorgvuldig afgestemd op de desbetreffende ontwikkelingen op douanegebied. Tot slot wordt in het kader van het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (KP7) door een aantal onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, zowel op EU- als mondiaal niveau, aandacht besteed aan de informatie- en communicatietechnologieën in het vervoer en de logistiek, meer in het bijzonder aan Smart-CM(1) (intelligent containerketenbeheer) en Integrity(2) (de zichtbaarheid van de intermodale mondiale ‘van deur-tot-deur’ containertoeleveringsketen).
Met betrekking tot de specifieke logistieke studies verwijst de Commissie de geachte afgevaardigde naar de effectbeoordeling van het Actieplan inzake goederenlogistiek, die te vinden is op de website van de Commissie.
Concluderend kan gesteld worden dat de Commissie een soepele grensoverschrijdende logistiek zal blijven bevorderen. De behoeften die er in het bedrijfsleven bestaan aan een naadloze logistieke dienstverlening, vereisen een meer geïntegreerd beleid dat diverse vervoersmodi en uiteenlopende processen (zoals de douaneprocedures) met elkaar combineert. Dit zal dan ook een belangrijk thema zijn in het Witboek over het toekomstige vervoersbeleid dat de Commissie naar verwachting in de komende maanden zal publiceren.
Betreft: Vernietiging van Christelijk-Byzantijnse erfenis in Noord-Cyprus
De Turkse bezettingsmacht in het noorden van Cyprus gedoogt of verleent in vele gevallen zelfs zijn actieve medewerking aan de vernietiging of omvorming van historische Christelijke gebouwen en monumenten in het bezette noordelijke gedeelte van Cyprus en draagt in ieder geval bij tot de totale verwaarlozing ervan.
Dit is in strijd met o.a. artikel 56 van de Vierde Haagse Conventie (1907) alsook met de meer recente UNESCO-Verklaring over de opzettelijke vernietiging van culturele erfenis (2003).
Is de Commissie op de hoogte van deze bewuste vernietiging van de Christelijk-Byzantijnse erfenis in één van de EU-lidstaten? Is Turkije hiervoor aansprakelijk? Welke stappen onderneemt de Commissie om deze schandelijke, illegale praktijk te stoppen? Welke concrete stappen moet Turkije zetten om deze praktijk stop te zetten en binnen welke termijn? Welk gevolg heeft dit alles voor de toetredingsonderhandelingen? Vormt dit niet een beletsel voor rechtstreekse betrekkingen met het bezette gedeelte?
(EN) De Commissie is op de hoogte van de schade die aan culturele erfgoederen in het noordelijk gedeelte van Cyprus is aangebracht en neemt kennis van de bezorgdheid van de geachte afgevaardigde. Het is duidelijk dat een veelomvattende schikking op Cyprus ervoor zou zorgen dat culturele erfgoedkwesties op adequate wijze door beide gemeenschappen aangepakt zouden kunnen worden.
In die context is de Commissie verheugd over de oprichting van een bi-communaal, Technisch Comité voor cultureel erfgoed dat in persverklaringen duidelijk heeft benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de Grieks-Cyprioten en Turks-Cyprioten is om het bedreigde culturele erfgoed op het eiland te beschermen.
De Commissie wil de geachte afgevaardigde er ook graag van op de hoogte stellen dat zij onlangs een onderzoek in gang heeft gezet in het kader van het financiële steunprogramma voor de Turks-Cypriotische gemeenschap teneinde op basis van een gemeenschappelijke methodologie een lijst op te stellen van het onroerende culturele erfgoed op Cyprus. De Commissie is daarnaast bereid om te bestuderen hoe zij aanvullende steun kan verlenen nadat dit onderzoek eind 2010 is afgerond.
Wat de vragen over Turkije betreft, wijst de Commissie erop dat de politieke criteria van Kopenhagen voor de toetreding ook betrekking hebben op de eerbiediging en bescherming door Turkije (en door alle kandidaat-lidstaten) van minderheden, culturele rechten en de vrijheid van godsdienst
In Commissie houdt het standpunt van Turkije over Cyprus en de naleving van de politieke criteria nauwlettend in de gaten, zoals dat ook is vastgelegd in het onderhandelingkader van 2005 voor de toetredingsonderhandelingen met Turkije. De evaluatie van de Commissie wordt gepresenteerd in het jaarlijkse voortgangsverslag. Het eerstvolgende verslag zal in november 2010 worden vastgesteld.
Vraag nr. 38 van Georgios Papastamkos (H-0377/10)
Betreft: Ontwikkelingslanden en preferentiële toegang tot de Europese markt
De EU is de grootste importateur van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden, en dat voornamelijk op basis van preferentiële handelsakkoorden, het Schema van algemene tariefpreferenties (GSP) en het initiatief "Alles behalve wapens" voor de minst ontwikkelde landen. De importen in de EU zijn groter dan die in de VS, Japan, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland bij elkaar.
Hoe beoordeelt de Commissie de invloed van de Europese landbouwpreferenties op de ontwikkeling van de landbouwsector in de ontwikkelingslanden? Hoe zorgt de Commissie ervoor dat de plaatselijke producenten en exporteurs de vruchten plukken van de preferentiële behandeling door de EU?
(EN) Tussen 2006 en 2008 heeft de EU gemiddeld voor 63,8 miljard EUR aan landbouwproducten ingevoerd (hoofdstukken 1 – 24 van de Gecombineerde Nomenclatuur van de EU, inclusief visproducten) uit de 176 landen die onder de regeling voor algemene tariefpreferenties (GSP) vallen. Van dat bedrag is 11,2 miljard EUR ingevoerd op grond van die GSP-preferenties (uit hoofde van een van de drie GSP-regelingen: GSP, GSP+ en “Alles behalve wapens”). Daarnaast profiteren 67 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de ACS-landen) op dit moment op grond van economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) van een volledige invoervrije en quotumvrije toegang tot de EU-markt voor alle producten (met uitzondering van suiker, waarvoor een speciale regeling geldt). In totaal is 40% van de ingevoerde landbouwproducten van GSP-begunstigden vrij van invoerrechten op de EU-markt gebracht in het kader van de regeling voor meest begunstigde naties (18% met GSP-preferenties en 16% met preferenties als gevolg van bilaterale overeenkomsten, inclusief EPO’s).
De gevolgen van de landbouwconcessies van de EU op grond van de GSP-regeling ten gunste van ontwikkelingslanden wordt, als onderdeel van het bredere goederenuniversum, regelmatig door de Commissie onderzocht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zowel interne deskundigen als externe consultants.
Uit het meest recente onderzoek van de externe consultant CARIS naar de tussentijdse evaluatie van de GSP-regeling van de EU(1) is een aantal positieve aanwijzingen naar voren gekomen over de effectiviteit van die regeling. In het onderzoek is met name gebleken dat de GSP-preferenties van de EU effectief kunnen zijn bij het vergroten van de uitvoer en het welzijn van de minst ontwikkelde landen, dat de benuttingsgraad van de GSP-regeling doorgaans hoog is en dat exporteurs uit die minst ontwikkelde landen meestal profijt hebben van de ontvangen preferentiemarges. Uit de analyse blijkt echter ook dat er factoren zijn die de effectiviteit van de GSP-regeling in bepaalde mate beperken. Die factoren houden meestal verband met een aantal structurele kenmerken, zoals het in het algemeen lage niveau van de EU-tarieven voor meest begunstigde naties en de structuur van de handel van de minst ontwikkelde landen. Het onderzoek omvat ook een sectorspecifieke analyse waaruit blijkt dat de invoer op grond van de GSP-regeling voor groente en verwerkte voedingsmiddelen is gestegen. Ook de invoer van suiker uit hoofde van de “Alles behalve wapens”-regeling is toegenomen.
In het kader van haar strategie “Hulp voor handel” verstrekt de EU ontwikkelingsfinanciering met het oog op de integratie van lokale landbouwers op de regionale en internationale markten. De Commissie informeert de begunstigde landen daarnaast regelmatig over de voorwaarden waaraan voldaan dient te worden om optimaal te kunnen profiteren van de preferentiële toegang. Bovendien heeft de Commissie in 2004 de Export Helpdesk opgericht. Deze onlinedienstverlening over de uitvoer naar Europa is bedoeld om de toegang van ontwikkelingslanden tot de EU-markt te bevorderen.
Het onderzoek is beschikbaar op http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/may/tradoc_146196.pdf
Vraag nr. 39 van Tadeusz Zwiefka (H-0378/10)
Betreft: Uitzonderingen op Richtlijn 2001/29/EG (auteursrecht)
Richtlijn 2001/29/EG(1) betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij biedt het Europese rechtskader voor uitzonderingen op en beperkingen van het auteursrecht. Artikel 5, lid 2, onder a), van deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten beperkingen of restricties op het reproductierecht van de auteur kunnen stellen, op voorwaarde dat de auteur een "billijke compensatie" ontvangt.
Het recente advies van advocaat-generaal Trstenjak in zaak C-467/08 (SGAE/Padawan) bevat een interpretatie van de eisen die voortvloeien uit artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn auteursrecht, maar grote delen van het advies gelden ook voor artikel 5, lid 2, onder a). In haar recente advies maakt de advocaat-generaal duidelijk dat Richtlijn 2001/29/EG zo kan worden uitgelegd dat heffingen ter compensatie van illegaal kopiëren verboden zijn (punt 78).
Een billijke compensatie zou daarom niet mogen gelden voor schade die is veroorzaakt door andere reproducties van auteursrechtelijk beschermde werken dan die welke onder de wettelijke uitzonderingsclausule vallen, zoals niet-toegestane reproducties van auteursrechtelijk beschermde werken (d.w.z. piraterij) of reproducties waarvoor de rechthebbende uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. De auteur heeft recht op compensatie voor dergelijke kopieën, hetzij via de rechter (voor niet-toegestane reproducties), hetzij contractueel (voor uitdrukkelijk toegestane reproducties).
Is de Commissie van mening dat alleen legale kopieerhandelingen onder de uitzonderingsregeling, als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG, vallen en dat derhalve alleen voor dergelijke kopieën compensatie verschuldigd is? Wat voor maatregelen is de Commissie, gezien de uiteenlopende interpretatie en toepassing van Richtlijn 2001/29/EG in de EU, van plan te nemen om de negatieve gevolgen voor de interne markt aan te pakken?
(EN) In Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij is vastgelegd dat rechthebbenden een billijke compensatie dienen te krijgen voor uitzonderingen op en beperkingen van het reproductierecht, zoals de uitzonderingen en beperkingen die betrekking hebben op reprografie (artikel 5, lid 2, onder a)). Zoals de geachte afgevaardigde in zijn vraag ook aangeeft, vallen op het moment dat lidstaten een uitzondering mogelijk maken op het exclusieve reproductierecht voor reprografische doeleinden (“de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert”) uitsluitend die handelingen die ook onder de definitie van een uitzondering vallen, onder rechtmatige handelingen. Voorts geldt dat uitsluitend op basis van handelingen die op grond van de uitzondering zijn toegestaan, aanspraak kan worden gemaakt op die billijke vergoeding.
Reprografische handelingen die niet onder een licentie of een wettelijke uitzondering vallen, vormen een inbreuk op het reproductierecht van de auteur. Zo is de reproductie van bladmuziek bijvoorbeeld expliciet uitgesloten van het toepassingsgebied van de uitzondering. Dat betekent dat de ongeautoriseerde reproductie van bladmuziek een illegale handeling blijft en dat het kopiëren van bladmuziek door het betalen van een billijke compensatie niet rechtmatig wordt. Wat dat betreft, is de Commissie zich bewust van de noodzaak om piraterij en vervalsingen tegen te gaan. In overleg met de belanghebbenden voert zij dan ook een actief beleid om dit verschijnsel zo effectief mogelijk aan te pakken. Elke oplossing dient echter gebaseerd te zijn op een coherente aanpak die de legitieme belangen en zorgen van zowel rechthebbenden als consumenten niet ondermijnt. Dat betekent ook dat er een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen rechtmatige reprografische handelingen en illegaal kopiëren.
In het verleden heeft de Commissie uiteenlopende initiatieven genomen om een coherente interpretatie van bovengenoemde auteursrechtelijke uitzondering te waarborgen. Op dit moment voert de Commissie nog steeds een dialoog met de belanghebbenden om meer duidelijkheid te krijgen over dergelijke kwesties.
Betreft: Onderzoek naar de vliegramp bij Smolensk op 10 april 2010
Zal de Commissie bij de autoriteiten van de Russische Federatie inlichtingen inwinnen omtrent de technische oorzaken voor het neerstorten van de TU-154 die op 10 april 2010, waarbij in totaal 96 Poolse burgers het leven verloren, onder wie de Poolse president Lech Kaczyński, de bevelvoerders van diverse onderdelen van de Poolse strijdkrachten, de gouverneur van de centrale bank, de ombudsman voor burgerrechten en tal van vooraanstaande leden van politieke partijen en vertegenwoordigers van verenigingen, die zich ter herdenking van de in 1940 door de Sovjet-Unie gepleegde massamoord op Poolse officieren aan boord bevonden?
(EN) De Commissie is niet voornemens om deel te nemen aan een onderzoek naar de oorzaken van dit ongeluk of om een eigen onderzoekscommissie in het leven te roepen. Naar de Commissie begrepen heeft, worden er op basis van onderling afgestemde procedures wel onderzoeken uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie en van de Republiek Polen. De Commissie heeft van deze autoriteiten geen verzoek om bijstand ontvangen. Mocht de Commissie alsnog verzoeken om bijstand ontvangen, dan zullen deze geëvalueerd en beantwoord worden. De Commissie hoopt dat de oorzaken van dit ongeluk zo spoedig mogelijk zullen worden vastgesteld.
Vraag nr. 41 van Seán Kelly (H-0388/10)
Betreft: Stortplaats van gevaarlijk afval, Haulbowline, Co. Cork, Ierland
Op het eiland Haulbowline, Co. Cork, Ierland bevindt zich een stortplaats van gevaarlijk afval. Het afval is afkomstig van 50 jaar staalproductie door de bedrijven Irish Steel Ltd. en ISPAT. De Ierse staat is eigenaar van de locatie en sinds de liquidatie van ISPAT volledig verantwoordelijk en aansprakelijk. Op de gifstortplaats zijn al tien jaar geen activiteiten meer en de Ierse regering heeft verklaard dat zij geen fundamenteel gezondheidsonderzoek uitvoert. Het Ierse Kankerregister heeft aangetoond dat het eiland Cobh een van de hoogste kankerpercentages van het land vertoont, namelijk 37%. Een deel van het gevaarlijke afval bevat chroom VI.
Kan de Commissie mededelen of de Ierse regering de milieuwetgeving van de EU overtreedt?
(EN) De Commissie verwijst de geachte afgevaardigde in dit verband naar haar antwoord op schriftelijke vraag E-5690/10(1).
De Bank van Pireaus heeft zijn oog laten vallen op het overheidsbelang in de Landbouwbank (77,31%) en de Postspaarbank (33,04%), en heeft in totaal voor deze twee banken een bod uitgebracht van EUR 701 miljoen. Het betreft hier de reactie van de grootaandeelhouders van de Bank van Pireaus op de aansporingen van de PASOK-regering en van vertegenwoordigers van de EU en het IMF om sterkere bankconsortia te creëren, met gebruikmaking van de bescherming van het overheidsvangnet zoals overeengekomen in het Memorandum of Understanding tussen de regering, de EU, de ECB en het IMF. Alle Griekse banken hebben enorme bedragen ontvangen met middelen van het overheidssteunpakket ten belope van EUR 28 miljard en het nieuwe EU-IMF-pakket ten belope van nog eens EUR 10 miljard. Voor de terugbetaling van deze bedragen (tegen strenge voorwaarden) zal het volk moeten opdraaien. De arbeiders gaan het gelag moeten betalen voor de fusie-privatisering van de Landbouwbank en de Postspaarbank, en voor de explosie van de winsten van de banken. De grootste klappen gaan vallen bij de sterk verliesleidende kleine en middelgrote boeren, de verwerkende bedrijven die eigendom van de Landbouwbank zijn en de werknemers van de banken zelf.
Volgens het Memorandum of Understanding zullen de inkomsten van de verkoop van overheidsbelangen de komende jaren naar verwachting EUR 1 miljard per jaar bedragen. Eerbiedigt de verkoop-privatisering van de genoemde banken de voorwaarden en de vooruitzichten van het Memorandum of Understanding tussen de PASOK-regering, de EU, de ECB en het IMF?
(EN) De opbrengsten van de privatisering zoals die in het Memorandum of Understanding worden genoemd, zijn slechts schattingen. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat in het Memorandum of Understanding geen overzicht wordt gegeven van de bedrijven die geprivatiseerd worden. Aangezien in het internationale steunprogramma geen melding wordt gemaakt van dit specifieke geval, kan er ook geen voortijdig oordeel worden uitgesproken met betrekking tot het resultaat van de voorgestelde overname door Pireaus. Indien er sprake is van een fusie die bij de Commissie aangemeld dient te worden, zal de Commissie de zaak op haar merites beoordelen teneinde vast te stellen of de transactie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van de Europese Concentratieverordening(1).
Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening") (Voor de EER relevante tekst), PB L 24 van 29.1.2004.
Vraag nr. 43 van Charalampos Angourakis (H-0395/10)
Betreft: Winstbejag ten koste van het recht van het volk op openbare en gratis gezondheidszorg
Zich beroepend op het Memorandum of Understanding met de EU, de ECB en het IMF is de Griekse regering overgegaan tot een drastische verlaging van de overheidsuitgaven voor de gezondheidszorg, waarmee ze de gezondheid van de bevolking op het spel zet en de werknemers in de sector in de armen drijft van particuliere (uitermate winstgevende, multinationale) zorgverstrekkers en -verzekeraars. De onthullingen in het rapport van de Inspectie voor de gezondheidszorg betreffende de contracten tussen publieke ziekenhuizen en Siemens (ondertekend in de jaren 2002-2009) bevestigen de beschuldigingen van de werknemers inzake een 'orgie' van aankopen, resulterend in megawinsten voor de onderneming. Siemens, één van de grootste leveranciers van onder andere de communautaire instellingen, is bijna de enige leverancier van diensten op het vlak van onderhoud van ziekenhuisapparatuur. In het kader van de privatisering en liberalisering van diensten, in naam van het concurrentievermogen, hebben de EU en de regeringen van PASOK en Nieuwe Democratie elke overeenkomstige openbare dienst uit de ziekenhuizen verbannen.
Hoe beoordeelt de Commissie het beleid van privatisering van de gezondheidszorg, inclusief de achteruitgang van de kwaliteit en de voorwaarden van zorg? Wat is het standpunt van de Commissie ten aanzien van de beschuldigingen in verband met het optreden van Siemens in Griekenland en een aantal andere lidstaten?
(EN) Door de economische crisis staan de begrotingen voor volksgezondheid onder grote druk. Dit heeft in verschillende lidstaten tot vertragingen geleid in de uitbetalingen van overheidscontracten. De situatie kan nog verder verslechteren als gevolg van een slecht beheer van het gezondheidsstelsel of van een gebrek aan financiële transparantie.
Dat is de reden dat, in dit uitzonderlijke geval, de hervorming van de zorgsector deel uitmaakt van het voorwaardenpakket voor de structurele hervorming in het kader van het Griekse herstelplan voor de economie.
De Commissie volgt de hervormingen in Griekenland op de voet en zal de bezorgdheid van de geachte afgevaardigde tijdens de komende bijeenkomsten met de Griekse autoriteiten overbrengen.
De Commissie wil in dit verband graag benadrukken dat zij geen bevoegdheid heeft om te interveniëren in besluiten van lidstaten over het beheer van de nationale zorgstelsels. De lidstaten hebben de vrijheid om zelf beslissingen te nemen over de privatisering van de gezondheidszorg.
Tot slot is de Commissie niets bekend over beschuldigingen aangaande transacties tussen Siemens en zorgautoriteiten of ziekenhuizen in Griekenland of in andere landen.
Vraag nr. 44 van Michail Tremopoulos (H-0397/10)
Betreft: Eis van de Commissie betreffende sluiting van spoorlijnen in Griekenland
Het memorandum of understanding betreffende de voorwaarden voor de verstrekking van leningen aan Griekenland is medeondertekend door de Commissie en voorziet expressis verbis in de sluiting van verliesleidende spoorlijnen in Griekenland.
Decennia lang hebben de Griekse regeringen zich niet aan hun financiële verplichtingen ten opzichte van de Griekse Spoorwegen gehouden en het bedrijf verplicht de tekorten te dekken met door de staat gegarandeerde leningen. Een groot deel van de nationale participatie in de medegefinancierde projecten van het bedrijf werd ook met leningen gedekt, terwijl dit bij de aanleg van andere vervoersinfrastructuurvoorzieningen niet het geval was.
Met de sluiting van de spoorlijnen wordt nu een staatsschuld van EUR 9 miljard omgezet in een schuld van de Griekse Spoorwegen, hetgeen het bedrijf met een oneerlijk concurrentienadeel opzadelt.
Is de eis van de Commissie betreffende sluiting van met Europees geld medegefinancierde spoorlijnen verenigbaar met de Europese regelgeving?
De Commissie ondersteunt de Griekse regering bij de uitvoering van de verschillende Memoranda of Understanding van mei 2010 met het oog op het bevorderen van de groei en werkgelegenheid en het verlichten van de financiële problemen van de staat.
De Griekse spoorwegsector wordt gekenmerkt door een kostendekking, productiviteit en verkeersintensiteit die 30 tot 60% lager liggen dan bij de meeste andere Europese spoorwegbedrijven, terwijl de mogelijkheden van de overheid om financiële steun te verlenen uiteraard beperkt zijn.
Financiële steun voor infrastructuur uit hoofde van de Structuurfondsen is niet gekoppeld aan verplichtingen met betrekking tot regelingen voor het verlenen van vervoersdiensten. Indien bepaalde passagiersdiensten niet op een winstgevende wijze geëxploiteerd kunnen worden, kan de overheid besluiten om de spoorwegonderneming op basis van een contract compensatie te verstrekken. Zonder contract zou de spoorwegonderneming immers zelf kunnen beslissen over de diensten die zij nog wil leveren. Niettemin dient de geachte afgevaardigde ervan in kennis te worden gesteld dat in de EU-verordening regels zijn opgenomen over de duurzaamheid van activiteiten die door de fondsen medegefinancierd worden, in dit geval de beschikbaarheid van de te gebruiken infrastructuur. Voor de programmeringsperiode 2007-2013 is in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 voorzien in een periode van maximaal vijf jaar na de voltooiing van een concrete actie die door de fondsen medegefinancierd is, waarin er geen belangrijke wijzigingen mogen worden aangebracht die strijdig zijn met de aard van de actie of met de uitvoeringsvoorwaarden. Voor de programmeringsperiode 2000-2006 is de duurzaamheid van concrete acties geregeld in artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/1999(1).