Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2070(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0245/2010

Ingediende teksten :

A7-0245/2010

Debatten :

PV 06/10/2010 - 18
CRE 06/10/2010 - 18

Stemmingen :

PV 07/10/2010 - 11.3
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0355

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 6 oktober 2010 - Brussel Uitgave PB

18. Zorgstelsels in subsaharaans Afrika en wereldgezondheid (korte presentatie)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over zorgstelsels in subsaharaans Afrika en wereldgezondheid [2010/2070(INI)] – Commissie ontwikkelingssamenwerking. Rapporteur: Véronique De Keyser (A7-0245/2010).

 
  
MPphoto
 

  Véronique De Keyser, rapporteur.(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik dank u voor het feit dat u tot nu hebt willen blijven. Dit verslag is eigenlijk een reactie op een mededeling van de Commissie over de volksgezondheid in de wereld. We wilden echter een bijzondere invalshoek kiezen en ons vooral concentreren op de onderlinge structuren die het in Afrika tegenwoordig heel goed doen. Sta mij daarom toe dat ik even een zijpad insla.

Met de volksgezondheid in Afrika is het welbeschouwd heel slecht gesteld, ondanks alle internationale hulp. En dat is gevolg van een aantal factoren, waaronder klimaatverandering, oorlog, slecht bestuur in bepaalde landen, en de hebzucht die de rijkdommen van Afrika opwekken. Voeg daar nog eens pandemieën als Aids, malaria, tuberculose, enzovoorts aan toe, en je zit met een geheel aan factoren die wel tot een ramp moeten leiden.

Ik moet daarom om te beginnen het werk van de ngo’s en bepaalde kerkgenootschappen prijzen. Ze verrichten werkelijk fantastisch werk – en dat in zeer moeilijke omstandigheden, in oorlogsgebieden. Maar hun werk kan nooit een lange termijnantwoord op de problematiek zijn: het is immers geen duurzame respons.

Er bestaan zogenaamde verticale fondsen. Ze zijn al genoemd en ze worden ingezet om de belangrijkste ziekten – zoals bijvoorbeeld Aids, malaria, tuberculose – te bestrijden. Ze trekken veel geld aan en zijn voor particuliere donoren heel aantrekkelijk, omdat mensen het gevoel hebben dat ze zo bijdragen tot het onder controle houden van een probleem. Nu is het zo dat deze fondsen hun doeleinden verwezenlijken, maar in werkelijkheid houden ze zich maar met een klein deel van de problemen bezig. In Afrika komen helaas namelijk meer mensen om als gevolg van het ontbreken van een infrastructuur voor gezondheidszorg, gebrek aan drinkwater – waardoor kinderen aan dysenterie sterven – of het ontbreken van een polikliniek dan aan Aids of malaria.

Vandaar dat men nu aandacht begint te schenken aan een beweging die in de jaren 90 op gang is gekomen. Het gaat hier om verzekeringssystemen, maar vooral om onderlinge structuren, die eigenlijk overal in Afrikaanse landen zijn opgezet. Deze systemen zijn erop gericht de bevolking zelf mee te laten werken aan het beheer van hun eigen gezondheid. Maar laten we wel realistisch blijven: deze systemen zijn niet zelfvoorzienend en ze volstaan niet om de toegang tot en de financiering van medicijnen geheel en al zelfstandig te verzorgen – dat moet in combinatie met andere fondsen en andere subsidies geschieden -, maar ze slagen er toch in gezondheidszorg en geneesmiddelen aan te bieden. Daar komt bij dat de eigen bijdrage van mensen tot het consolideren van een soort sociale dynamiek heeft geleid.

Er zijn honderden van dit soort structuren, in verschillende landen en uiteenlopende sectoren. Er zijn mutualiteiten voor vrouwen, voor café-eigenaren en ga zo maar door. Voor ons bestaat de uitdaging erin deze sociale dynamiek te ondersteunen, te financieren en te coördineren, en er daarbij vanuit te gaan dat die dynamiek eens zelfvoorzienend zal zijn, zij het nu nog niet.

Deze mutualiteiten kunnen natuurlijk alleen bestaan omdat er ook zogenaamde horizontale structuren bestaan. Het gaat namelijk hierom: waarom zou je jezelf verzekeren of betalen om je in te dekken tegen ziekte, ziekteverzuim of een chirurgische ingreep, als er geen ziekenhuis of dokter is, en er geen geneesmiddelen zijn? Dat is de reden waarom wij geloven dat de Europese Unie het niet moet laten bij het ondersteunen, coördineren en onderhouden van deze onderlinge structuren. We moeten ook de nodige aandacht blijven schenken aan de horizontale systemen, de basisgezondheidsvoorziening, ook als dat betekent dat een deel van de verticale fondsen wordt ingezet om deze horizontale zorg, deze basiszorg, te financieren. Die zorg zorgt er immers voor dat de mutualiteiten kunnen bestaan.

Dat zijn de problemen waar dit verslag naar verwijst. Ik heb nu geen spreektijd meer, maar ik kan wellicht een antwoord geven op vragen van collega’s die reserves hebben bij het punt reproductieve gezondheid, een onderwerp dat in dit verslag aan de orde komt en waar ik veel belang aan hecht.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mevrouw De Keyser heeft bijna alles gezegd wat gezegd moest worden. Ik wil deze minuut wijden aan een jongetje dat ik op 1 december 2009 in Luanda heb ontmoet, toen wij in Angola waren voor de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU. Het leven van dit jongetje was bijna ten einde, hij lag als gevolg van ondervoeding stervend in de armen van zijn moeder in het Ziekenhuis van de Goddelijke Voorzienigheid in het centrum van Luanda, vlakbij de plek waar wij onze werkzaamheden verrichtten en vlakbij het stadion dat voor de Afrika Cup is gebouwd, met andere woorden: hij werd omringd door pracht en praal.

Dit is geen geval op zich: in Luanda sterven er nog dagelijks kinderen aan de gevolgen van honger en ondervoeding in de armen van hun jonge moeders die niets hebben geleerd over voeding en die vaak op zichzelf zijn aangewezen.

Voor een christen zijn dergelijke beelden een zonde – een ernstige zonde; voor een politicus staan zij symbool voor het falen van ons beleid; voor de heersende klasse van het betreffende land, Angola, zijn zij daarnaast een teken van hebzucht en een oneerlijke welvaartsverdeling. Ik geloof dat de redenen waarom dit kind maar zo kort op aarde heeft mogen zijn ons veel stof tot nadenken geven, en ik hoop dat mijn getuigenis aan deze reflectie zal bijdragen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). - (SK) Ondanks dat ik enkele bedenkingen heb over het verslag, wil ik mevrouw De Keyser allereerst hartelijk bedanken. Zoals al zo vaak heeft zij laten zien dat ze thuis is op het gebied van ontwikkelingshulpbeleid en dat ze niet onverschillig staat tegenover de leefomstandigheden in verschillende delen van de wereld.

Het niveau van de gezondheidszorg in subsaharaans Afrika is abominabel. Het baart me wel zorgen dat mevrouw De Keyser niet een van mijn wijzigingsvoorstellen heeft overgenomen. Het kan niet kloppen dat we positief praten over de slotdocumenten van Caïro en Peking, terwijl ze niet worden geaccepteerd als ik ernaar verwijs. Dat is alleen omdat volgens sommige Parlementsleden bepaalde paragrafen niet voldoen aan het Europees beleid voor de reproductieve gezondheidszorg. Het is betreurenswaardig dat we het belang van nationale en regionale aspecten, en de historische, culturele en religieuze verscheidenheid van de staten in subsaharaans Afrika, weigeren te respecteren. De gezondheid van de plaatselijke bevolking heeft daar alleen maar onder te lijden.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens behoort gezondheid tot de fundamentele rechten van de mens. Ik vind persoonlijk, dat we dat recht moeten beschouwen in nauwe samenhang met het recht op leven.

Deze rechten hebben in subsaharaans Afrika een zeer specifieke en precaire context, en daarom wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat de Europese Unie op een verantwoorde en menselijke wijze optreedt op het gebied van de gezondheidszorg. Ten eerste wil ik opmerken dat de Europese Unie zwangerschapsonderbreking niet zou moeten propageren als een recht, aangezien dat zogenaamde recht in geen enkel internationaal document wordt erkend als fundamenteel mensenrecht. De Europese Unie zou in het kader van het ontwikkelingsbeleid als hoedster van de mensenrechten in de hele wereld juist programma’s moeten steunen voor hulp aan moeders en kinderen, en uitgangspunten moeten propageren die verenigbaar zijn met het recht op leven en de bescherming van het ongeboren kind. Ten tweede wil ik opnieuw benadrukken, dat de Europese Unie en de lidstaten in handelsovereenkomsten geen bepalingen zouden met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten moeten opnemen, die ervoor zorgen dat door armoede geteisterde mensen in ontwikkelingslanden geen toegang krijgen tot elementaire geneesmiddelen en bijdragen aan de hoge sterftecijfers in deze gebieden.

 
  
MPphoto
 

  Michel Barnier, lid van de Commissie.(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijn collega, de heer Piebalgs, kon hier niet in persoon verschijnen, en daarom zal ik nu namens hem een aantal opmerkingen maken. Ik zeg u opnieuw en oprecht: de Commissie staat altijd ter beschikking van het Parlement, en ik ben heel blij dat ik heb kunnen luisteren naar hetgeen mevrouw De Keyser en een aantal anderen hebben gezegd over een onderwerp dat mij al geruime tijd bezig houdt. Als commissaris voor de binnenmarkt en de financiële diensten breng ik elke week een bezoek aan de hoofdsteden van de Unie en na een eerste bezoek aan de Verenigde Staten – bijna al onze transacties zijn immers trans-Atlantisch – heb ik er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat mijn tweede bezoek buiten de Unie, einde juli, een bezoek aan Addis Abeba was, zodat ik daar de leiders van de Afrikaanse Unie kon ontmoeten. En dat was geen toeval, mevrouw De Keyser. Onze lotsbestemmingen zijn immers met elkaar vervlochten, reden waarom ik nu al een aantal jaren aandring op een nieuw partnerschapsbeleid voor onze twee werelddelen.

Mijn collega’s en ik zijn bij dat bezoek overeengekomen nauwer samen te werken met betrekking tot een hele reeks onderwerpen die verband houden met de crisis. Ze hebben hoe dan ook op de één of andere wijze iets te maken met zaken die iedereen bezig houden, zoals de samenwerking tussen onze markten, de bestrijding van het witwassen van geld of financiële regulering. En er is één ding waartegen ik extra fel wil optreden, en dat is hyperspeculatie in landbouwgoederen, zeker in Afrika, waar vele landen voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van invoer.

Ik wil u namens de heer Piebalgs en namens mijzelf graag gelukwensen met de kwaliteit van uw verslag, waarin u een beschrijving geeft van de toestand van de gezondheidszorg in de zich ontwikkelende landen. Ik moet daar echter wel aan toevoegen dat we het dan niet alleen over Afrika hebben. Ik ben een aantal weken geleden namelijk op Haïti geweest, in het kader van een follow-up bij bezoeken van mijn collega’s Barones Ashton, mevrouw Georgieva en de heer Piebalgs. Het was daar maar al te duidelijk dat er ook buiten Afrika uitdagingen bestaan als we het hebben over de volksgezondheid en het voorkomen van ziekten in de armste landen.

Zoals de heer Rinaldi al heeft gezegd, is het zo dat er in de zich ontwikkelende landen elk jaar 30 miljoen mensen voortijdig sterven als gevolg van aandoeningen die bestreden zouden kunnen worden met de hoeveelheid geld die we in de Europese Unie of de Verenigde Staten alleen al aan voedsel voor onze huisdieren uitgeven, ofwel – voor wie behoefte heeft aan een andere vergelijking – het equivalent van 2 procent van alles wat we op deze wereld samen voor militaire uitgaven reserveren. Ik vind een dergelijke situatie volkomen onaanvaardbaar.

Een goed functionerend sociaal beleid, ook op het gebied van gezondheid, zou de kern moeten vormen van de prioritaire taken van elke staat, één en ander binnen een kader van duurzame en inclusieve groei. Gezondheid is niet alleen een recht – het maakt ook deel uit van economische ontwikkeling. Systemen voor gezondheidszorg die per capita minder dan 30 euro per jaar kunnen besteden – 50 maal minder dan het gemiddelde in de EU – zullen er nooit in slagen gezondheidswerkers aan zich te binden, net zo min als ze kunnen garanderen dat essentiële medicijnen beschikbaar zijn en iedereen gelijke toegang tot de zorg heeft.

Wat dat betreft wil ik u namens de heer Piebalgs graag verzekeren dat we er op zullen blijven aandringen dat de Europese Unie haar verplichtingen nakomt, en dan niet alleen als het gaat om de omvang, maar ook als we kijken naar de kwaliteit van de openbare ontwikkelingshulp voor de derde landen die daar het meeste behoefte aan hebben. Wat de Commissie aangaat blijft de steun voor systemen voor gezondheidszorg een prioriteit van het buitenlands beleid en een belangrijk onderdeel van onze politieke dialoog met derde landen. Het is inderdaad zo – mevrouw Záborksá heeft er terecht op gewezen – dat derde landen zich niet allemaal in dezelfde situatie bevinden. Zoals u zegt zijn er grote verschillen tussen de zich ontwikkelende landen en de minder ontwikkelde landen in Afrika, om maar eens een voorbeeld te noemen.

Daar komt bij dat we dit concept proberen te promoten, hetzij via de actieve participatie van de Commissie in de hele wereld bestrijkende initiatieven, zoals het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria, hetzij via interactie met andere openbare en particuliere actoren die op dit gebied actief zijn. U heeft het werk van ngo’s terecht geprezen, mevrouw De Keyser: ze leveren inderdaad een voorbeeldige bijdrage. Een paar dagen geleden heb ik in Haïti zelf kunnen vaststellen dat ngo’s een doorslaggevende rol spelen bij de bestuurlijke of openbare aspecten van de verschillende acties die de Unie, geldverschaffers en de Wereldbank daar ondernemen.

Een adequaat sociaal en gezondheidsbeleid is essentieel als je concrete resultaten wilt behalen, en dat geldt net zo goed voor de Unie als voor de zich ontwikkelende landen. Het is niet voldoende om er alleen maar voor te zorgen dat er een behoorlijke hoeveelheid middelen worden gereserveerd voor onze Europese partners. We moeten er ook zorg voor dragen dat ons intern beleid consistent is, bijvoorbeeld als het gaat om de migratie van gezondheidswerkers of de handel in geneesmiddelen. Het beleid op deze vlakken moet dusdanig consistent zijn dat het interne beleid per saldo een gunstig effect heeft op – of althans geen schade oplevert voor – de mensen die de hier bedoelde zaken het dringendst nodig hebben.

Als ik terugkeer naar mijn eigen bevoegdheden, dan wil ik graag twee punten aanroeren die voor u interessant kunnen zijn, mevrouw De Keyser. Om te beginnen is het mijn bedoeling om in het ontwerp voor de Single Market Act – die we tegen 27 oktober gereed hopen te hebben – prioriteit te geven aan de zeer belangrijke sector social business, en werk te maken van het statuut voor de Europese Stichting. We moeten waar mogelijk, hier bij ons in Europa, structuren, ngo’s en sociale ondernemingen die steun zouden kunnen ontvangen voor hun werk ten behoeve van de armste en de zich ontwikkelende landen aanmoedigen, zeker als het gaat om gezondheidszorg.

En dan is er nog een tweede punt dat me nu bezig houdt: namaak. In het plan voor de bestrijding van piraterij en vervalsingen, dat ik in de herfst zal presenteren, zal ik een aantal zaken opsommen die we moeten financieren en steunen. Ik heb het dan over technologie om vervalsingen op te sporen, over communicatie met de Europese burgers, en over het trainen van het personeel dat werkzaam is bij de douane of aan de buitengrenzen van de Europese Unie.

Ik wil echter ook – en dat heb ik mijn collega’s gevraagd – een deel van mijn plan wijden aan de samenwerking met landen waar nagemaakte goederen vandaan komen, en waar ze – zeker als het om medicijnen gaat – aanzienlijke schade kunnen veroorzaken. We zullen te gelegener tijd nog op dit onderwerp terugkomen.

Op basis van de analyse die ik hier beknopt heb weergegeven heeft de Unie conclusies aangenomen met betrekking tot de rol die we moeten spelen bij de volksgezondheid in de wereld. Die vormen onze referentie wanneer we op het gebied van gezondheid acties ontwikkelen. Zoals ik al heb gezegd zijn de openbare middelen voor ontwikkelingssteun niet toereikend, en de in uw verslag opgenomen analyse laat op één punt duidelijk zien hoe belangrijk dat is. We hebben in Europa zeer uiteenlopende manieren om onze systemen voor gezondheidszorg te financieren, en elk van die modaliteiten heeft voor- en nadelen. Er is niet één enkele perfecte oplossing voor alle plaatselijke omstandigheden, die immer sterk uiteen kunnen lopen. Het is echter duidelijk dat een systeem met een geheel vrijwillige verzekering, met financiering via particuliere mechanismen, niet volstaat om gelijke en universele toegang tot de gezondheidszorg te garanderen. De overheid heeft dus een heel belangrijke rol te vervullen bij het reguleren en financieren van de gezondheidsdiensten om concrete invulling van de beginselen insluiting en eerlijkheid te garanderen.

Wij gaan ervan uit dat het Parlement op dit punt een belangrijke bijdrage zal leveren, teneinde de solidariteit van de burgers van de Europese Unie en de andere actoren op dit gebied – in de eerste plaats ngo’s – te consolideren. Ik geloof dat onze Unie nog veel moet leren, maar ook dat we veel met de rest van de wereld kunnen delen, en dat we in dit opzicht een meerwaarde kunnen bijdragen. We moeten dat alles verwerken in de benadering die we met betrekking tot het gezondheidsbeleid in de zich ontwikkelende landen gaan volgen. Ik ben in ieder geval heel blij dat ik u antwoord heb kunnen geven, en ik maak van deze gelegenheid gebruik om u te verzekeren dat ik mij persoonlijk voor deze kwesties zal inzetten.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Het onvermogen van de Afrikaanse landen – waarvan er vele kwetsbaar zijn, pas een conflict achter de rug hebben of niet beschikken over voldoende solide instellingen en passende middelen – om een doeltreffend volksgezondheidsbeleid ten uitvoer te leggen en met name toegang te bieden tot passende gezondheidsdiensten dient zich aan als een enorme uitdaging en een wereldwijde verantwoordelijkheid. Het is essentieel dat de Europese Unie een eigen visie ten aanzien van de wereldgezondheid ontwikkelt, met richtsnoeren die moeten worden toegepast op alle relevante strategische sectoren. Investering in onderwijs en capaciteitsopbouw zal gunstige gevolgen hebben voor de wereldgezondheid. Ik roep de Europese Unie dan ook op om de opleiding van gekwalificeerd gezondheidspersoneel actief te ondersteunen. De EU-lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun migratiebeleid de beschikbaarheid van gezondheidswerkers in derde landen niet in gevaar brengt. Ik dring aan op de tenuitvoerlegging van de verplichtingen die in het kader van de EU-strategie voor actie in antwoord op de crisis op het gebied van zorgpersoneel in ontwikkelingslanden zijn aangegaan. In dit verband moet de Europese Unie bijdragen tot de bevordering van circulaire migratie als middel om braindrain uit landen in moeilijkheden tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) De volksgezondheid in Afrika bezuiden de Sahara is een van de grootste uitdagingen voor het humanitaire en ontwikkelingsbeleid van de EU. De dramatiek van de situatie wordt in mijn ogen het beste samengevat door het feit dat de inwoners van deze regio ongeveer de helft van de levensverwachting hebben van Europese burgers. Het verslag beschrijft zeer goed de oorzaken en onderstreept de noodzakelijke oplossingen, waaronder de verantwoordelijkheid die ons toekomt. De internationale middelen voor gezondheidszorg zijn de helft van de middelen voor onderwijs. Zonder het onderwijs te willen onderschatten denk ik dat deze wanverhouding een gebrek aan aandacht weerspiegelt dat in de toekomst hersteld moet worden. Bovendien wordt de huidige ramp permanent gemaakt omdat de ontwikkelde landen de exodus van medici en medisch assistenten aanmoedigen. Ik ben van mening dat een beter onderscheidingsvermogen, met name van de kant van de EU-landen, in het werven van specialisten in dergelijke belangrijke specialisaties een substantiële stimulans zou zijn voor de verbetering van het Afrikaanse medische systeem.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De toepassing van het universeel recht op gezondheid is helaas nog lang geen feit. Miljoenen mensen hebben nog steeds geen toegang tot elementaire gezondheidszorg, in vele landen blijft de levensverwachting schandalig laag en miljoenen kinderen sterven nog steeds aan ziekten die voorkomen of genezen kunnen worden. Deze situatie is des te erger omdat het al dan niet voortbestaan ervan afhankelijk is van politieke beslissingen. Wat in deze beslissingen prevaleert, zijn de belangen van de grote economische en financiële groepen; de farmaceutische multinationals blijven zich verzetten tegen de productie aan een lagere kostprijs van medicijnen die het leven van miljoenen mensen kunnen redden; de internationale financiële instellingen blijven hun zogenaamde structurele aanpassingen opleggen, waardoor de vreselijke buitenlandse schuld van de derdewereldlanden in stand wordt gehouden en de gezondheidssector, ondanks de enorme tekortkomingen, het slachtoffer is van besparingen en privatiseringen. Om daadwerkelijk bij te dragen tot de verbetering van de gezondheidsstelsels van deze landen moet onmiddellijk aan drie voorwaarden worden voldaan: verwerping van de zogenaamde partnerschapsovereenkomsten (waarvan de tenuitvoerlegging volgens door de Europese Unie opgelegde normen de afhankelijkheidsverhoudingen nog zal vergroten en de prioriteiten van de betrokken landen nog sterker zal beïnvloeden), kwijtschelding van de buitenlandse schuld en toepassing van een echt samenwerkingsbeleid voor ontwikkeling en bijstand.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid