Lucas Hartong (NI). - Voorzitter, collega Mathieu stelde voor om voorlopig nog geen kwijting te verlenen voor de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008 en mijn fractie, de PVV, vond dat uiteraard geheel terecht. Het dossier van de Politieacademie leest namelijk als een regelrechte Hercule Poirot-thriller. Slecht management, een fraudegevoelig boekhoudsysteem, velerlei financiële onregelmatigheden en bijzonder creatief omgaan met het budget, onrechtmatig gebruik van middelen, en ga zo maar door. Het was zelfs zo erg dat uiteindelijk OLAF, het bureau voor fraudebestrijding van de EU, zich ermee moest gaan bemoeien.
Het is goed dat er onderzoek wordt gedaan en dat fraude bestreden wordt. Maar was het niet veel beter geweest om fraude vanaf het begin te voorkomen? Hoe kon dit gebeuren? Waarom was er kennelijk te weinig controle? Dit is weer zo'n voorbeeld waar de burger bij staat en hoofdschuddend naar kijkt. Namens de Nederlandse burgers het uitdrukkelijke verzoek om deze hele Europese politiepoppenkast zo snel mogelijk af te schaffen en het echte politiewerk maar over te laten aan de nationale Hercule Poirot's.
– Ontwerpresolutie: Falende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo (RC-B7-0524/2010)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit initiatief gestemd om de massale schending van mensenrechten en het gebruik van verkrachting te veroordelen als oorlogswapen tegen vrouwen, jongens, meisjes en baby’s; om degenen die hierbij betrokken zijn aansprakelijk te stellen; om een grotere betrokkenheid te eisen van de VN naar aanleiding van het mislukken van het optreden van de VN-stabilisatiemissie (MONUSCO) in de Democratische Republiek Congo; om een politieke oplossing van het gewapende conflict te eisen, die gevonden moet worden in hervatting van de dialoog over het vredesproces; en om meer betrokkenheid te eisen van het gebied van de Grote Meren teneinde de vrede en de stabiliteit in de regio te bevorderen.
– Ontwerpresolutie: Werelddag tegen de doodstraf (RC-B7-0541/2010)
Seán Kelly (PPE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Ik heb met genoegen voor dit voorstel gestemd. Tijdens de vorige plenaire vergadering hebben we voor een resolutie gestemd waarin de Iraanse regering werd gevraagd de executie door steniging van Sakineh Mohammadi-Ashtiani op te schorten. Dat is gebeurd in afwachting van een herziening van het vonnis, maar die herziening is gewoonweg bizar. Ze schijnt nu schuldig te zijn bevonden aan moord, ondanks het feit dat een andere man al schuldig aan die moord is bevonden. Die is nu vrijgelaten op grond van het feit dat de kinderen van Ashtiani de moordenaar van hun vader zouden hebben vergeven.
Deze beschuldiging van moord is gebaseerd op gerechtelijke documenten die geen standhouden. We moeten onze invloed aanwenden om meer druk op de Iraanse regering uit te oefenen om de executie permanent op te schorten en haar misschien asiel te geven in Brazilië, wat de Braziliaanse president heeft aangeboden.
– Ontwerpresolutie: Falende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo (RC-B7-0524/2010)
Lena Ek (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, volgens de Verenigde Naties werden in 2009 in het Oosten van Congo ten minste 8 300 verkrachtingen gepleegd als oorlogshandeling. In het eerste kwartaal van 2010 werden 1 244 vrouwen verkracht. Dat zijn gemiddeld 14 verkrachtingen per dag waar we weet van hebben, want naast die aantallen zijn er gigantisch veel onbekende gevallen. Het is verschrikkelijk dat dit is doorgegaan zonder sterke veroordeling van de internationale gemeenschap, en ook Europa heeft een bijzondere verantwoordelijkheid met betrekking tot Congo.
Seksueel en gendergerelateerd geweld moet altijd als oorlogsmisdaad en misdaad tegen de menselijkheid worden beschouwd. Het is een schande dat de internationale gemeenschap zo lang de gewelddaden tegen vrouwen en kinderen in Congo heeft genegeerd. Ik ben daarom erg blij met het engagement waar de speciale vertegenwoordiger van de VN, Margot Wallström, blijk van geeft. Haar werkzaamheden zullen ertoe bijdragen dat de blik van de wereld zal rusten op Congo en zijn leiders. Het is nu echter de hoogste tijd dat we allemaal de ogen openen. Daarom steun ik van ganser harte de resolutie die vandaag door de plenaire vergadering is aangenomen. Laten we de vrouwen en kinderen in Afrika nooit weer de rug toekeren.
– Ontwerpresolutie: EU-maatregelen inzake aardolieprospectie en -winning in Europa (RC-B7-0540/2010)
Salvatore Iacolino (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze zonder twijfel belangrijke resolutie gestemd omdat hiermee betere bescherming en waarborgen worden geboden als het gaat om toekomstige boringen in alle zeeën, maar vooral in kwetsbare zeeën en zeeën die vanwege specifieke kenmerken ontzien moeten worden.
Het is van belang dat er gewezen wordt op de verantwoordelijkheid en financiële aansprakelijkheid van de ondernemers die zich met deze lucratieve activiteit bezighouden. De nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat in onze zeeën gebeurt wat zich elders heeft voorgedaan, bijvoorbeeld in de Golf van Mexico.
Milieubescherming betekent uiteraard niet dat het recht op ondernemersinitiatief moet worden opgeheven, maar – zoals commissaris Oettinger ook heeft aangegeven – in de samenwerking met derde landen moet de nodige voorzorg worden betracht om de veiligheid in onze zeeën te waarborgen.
Licia Ronzulli (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voor mij is de aardoliewinning in Europa een uitermate belangrijk onderwerp. Daarom heb ik afgelopen juli een schriftelijke vraag hierover ingediend. De ramp die zich in april in de Golf van Mexico heeft voorgedaan heeft een alarmbel doen rinkelen waar we niet luchtig overheen moeten stappen. In Europa kunnen dit soort rampen zich immers ook voordoen.
Op 21 mei is in de Noordzee een platform waar jaarlijks 200 miljoen ton aardolie wordt gewonnen, geëvacueerd omdat er een ramp dreigde te ontstaan. We moeten ons goed realiseren, waarde collega’s, dat als zo’n ramp in een binnenzee zoals de Middellandse Zee zou plaatsvinden, de onschatbare rijkdom aan biodiversiteit in deze zee op een onoverzienbare schaal zou worden geschaad. Dat heeft de heer Iacolino zojuist ook al gezegd.
Uit gegevens van de Europese Commissie blijkt dat de platforms in onze zeeën in 2008 ongeveer 200 miljoen ton aardolie hebben geproduceerd. Dat zijn nog steeds veel te grote aantallen voor een economie die zich van de fossiele brandstoffen moet ontdoen. Onlangs verschenen berichten in de pers dat de Deense regering zich ertoe verbonden heeft om in 2050 volledig onafhankelijk van dit soort energiebronnen te zijn. Dat is een besluit dat veel moeilijke keuzes met zich meebrengt, maar dat een belangrijk referentiekader voor het hele toekomstig milieubeleid van de Europese Unie moet vormen.
– Ontwerpresolutie: Conferentie over biodiversiteit – Nagoya 2010 (B7-0536/2010)
Tunne Kelam (PPE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil speciaal opmerken dat ik amendement 11 heb gesteund, waarin de Commissie wordt gevraagd om in toekomstige strategieën maatregelen op te nemen die waarborgen bevatten voor de rechten van inheemse volken om de natuurlijke hulpbronnen van hun woongebieden te beheren en te benutten.
Salvatore Iacolino (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen deze resolutie gestemd en ik zal uitleggen waarom. Het staat als een paal boven water dat dit een verdienstelijk initiatief is omdat het veel aandacht besteedt aan een wereld, namelijk het gebied ten zuiden van de Sahara, waar het recht op gezondheid nog niet zo ingeburgerd is als zou moeten.
Ten aanzien van belangrijker onderwerpen – zoals in mijn optiek de moeder-kind-bescherming, dat wil zeggen de bescherming van zwangere vrouwen en ongeboren kinderen – wordt er evenwel bijzondere nadruk gelegd op de reproductieve gezondheid, en daar maken wij ons zorgen over.
Ik ben er evenwel van overtuigd dat we in toekomstige werkzaamheden van het Parlement meer aandacht zullen kunnen besteden aan die gemeenschappen waar de kindersterfte – ik zeg dit nogmaals – nog steeds ontoelaatbaar hoog is.
Anna Záborská (PPE). - (SK) Ik kon het verslag van mevrouw De Keyser niet steunen om de eenvoudige reden dat ik niet begrijp wat het Europees beleid op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg betekent.
Ik wil graag een ervaring vertellen uit mijn eigen omgeving: een erkende professor, gynaecoloog, heeft zijn universitaire carrière beëindigd en financieel en professioneel geïnvesteerd in de verbetering van de gezondheidssituatie in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Hij heeft klinieken gebouwd, waar hij vrouwen opereerde die na gecompliceerde bevallingen een fistel hadden opgelopen. Zeven jaar later, toen hij al veel vrouwen had geholpen, heeft hij een subsidie aangevraagd bij de Europese Unie om zijn werkzaamheden uit te breiden. Het antwoord was negatief en de motivering absurd. Hij had naar hun zeggen in zijn projecten niet voldaan aan de eis om seksuele en reproductieve gezondheidszorg te verlenen. Ik zou niet weten wat nog beter zou zijn voor de seksuele en reproductieve gezondheidszorg van vrouwen dan het genezen van fistels in de genitaliën en de uitscheidingsorganen. Ik ga er derhalve vanuit dat volgens de instellingen van de Europese Unie seksuele en reproductieve gezondheidszorg botweg neerkomt op een beleid van abortus en anticonceptie. Dit zijn de redenen waarom ik niet voor het verslag kan stemmen.
– Ontwerpresolutie: Cohesie in de EU en regionaal beleid na 2013 (B7-0539/2010)
Jan Březina (PPE). - (CS) Ik heb voor de resolutie over de toekomst van het cohesiebeleid gestemd. Het feit dat wij ons nu reeds zo intensief bezighouden met dit onderwerp, terwijl we nog niet eens over officiële programmadocumenten beschikken, is toch wel veelzeggend. Het laat zien dat we vastberaden zijn een sleutelrol te spelen bij de besluitvorming ten aanzien van de nieuwe regels voor de structuurfondsen na 2013 en dat wij dus niet links gelegen kunnen laten worden.
Ik ben het er echter niet mee eens dat het Europees Sociaal Fonds over eigen regels moet beschikken. Wat mij betreft creëren we hiermee het risico dat ooit gepoogd wordt het Sociaal Fonds uit het cohesiebeleid te lichten teneinde het meer binnen het bereik van de rijkere lidstaten te brengen en dientengevolge minder bereikbaar voor de armste. Een dergelijke ontwikkeling zou echt uit den boze zijn. Ik denk ook niet dat iemand die veel gelegen is aan een sterk en doeltreffend cohesiebeleid dat ook maar een moment nastreven kan. Eigen regels voor het Europees Sociaal Fonds zijn wat mij betreft alleen nuttig als het gaat om de specifieke doelstellingen en de thematische afbakening van de werking van het fonds. De regelgeving ten aanzien van de geografische verdeling, de doelstellingen, de aansturing, alsook de monitoringsmechanismen en de concrete mechanismen, dient echter ongewijzigd te blijven.
Tunne Kelam (PPE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze resolutie gestemd en ik wil drie opmerkingen maken. In de eerste plaats zal het van cruciaal belang zijn om het toekomstige cohesiebeleid met de Europa 2020-strategie te verbinden en het daaraan aan te passen, omdat alleen dat voor duurzame economische groei en nieuwe banen kan zorgen. Ook moeten we de rol van sociale maatregelen in het cohesiebeleid versterken om de veranderende democratische situatie te weerspiegelen.
In de tweede plaats is een radicale vereenvoudiging van de financieringsregels hard nodig om de EU-middelen toegankelijker te maken op lokaal en ngo-niveau. Vaak zien we dat de buitensporige bureaucratische verantwoordingsplicht meer tijd en energie kost dan de daadwerkelijke uitvoering van projecten.
In de derde plaats zal het bij het opstellen van het kader voor de komende financiële periode belangrijk worden om vertegenwoordigers van de regio's en het bedrijfsleven tijdig en op voet van gelijkheid bij het proces te betrekken.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een verordening is erop gericht onderdanen uit derde landen onder dezelfde regels inzake de coördinatie van de rechten op sociale zekerheid te laten vallen als onderdanen van de EU, vanaf de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de uitvoeringsverordening daarvan. Dankzij dit voorstel kan de Europese Unie al haar burgers het juiste niveau van sociale bescherming bieden. We moeten erop blijven hameren hoe belangrijk het is dat alle Europese en niet-Europese burgers een gelijke behandeling wordt gewaarborgd als het gaat om de sociale zekerheid, omdat dit beginsel opgenomen is in het Handvest van de grondrechten en een nuttig instrument is voor de voltooiing van het proces om de voorschriften op dit gebied te vereenvoudigen. Het delen, handhaven en verder ontwikkelen van de waarden waarop de EU gefundeerd is, zoals de eerbiediging van de mensenrechten, moet gepaard gaan met voorschriften die worden gedeeld en op exact dezelfde wijze toegepast, zonder welke reserves of beperkingen dan ook. Daarom steun ik vol trots en overtuiging het Italiaanse standpunt dat goedkeuring van de verordening behelst. Op deze manier kunnen wij tot een enkel systeem voor de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 883/2004 komen en ik hoop dat ook alle andere lidstaten hun standpunt zullen herzien en de nieuwe voorschriften spoedig in hun nationale wetgeving zullen omzetten.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze aanbeveling van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement gestemd omdat de Europese Unie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de wijzigingen in de rechtsgrondslagen de regels voor burgers van derde landen opnieuw moet herzien. Deze aanbeveling door het Parlement is van toepassing op de ontwerpverordening, die ervoor moet zorgen dat onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden aan dezelfde regels voor de coördinatie van socialezekerheidsrechten onderworpen zijn. In deze aanbeveling van het Parlement wordt voorgesteld om de verordening als voorgesteld door de Raad aan te nemen en de aanneming niet verder te vertragen, omdat de nieuwe verordening de uitvoering van procedures zal vereenvoudigen en de gelijke behandeling van legaal in de EU verblijvende onderdanen van derde landen op het gebied van sociale zekerheid zal garanderen. Wat bestrijding van illegale immigratie betreft, verduidelijkt deze verordening bovendien het recht van lidstaten om zelf te beslissen of een persoon legaal op hun grondgebied verblijft.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Onderdanen van derde landen die legaal in een van de EU-landen verblijven, en die onder de juridische regels van een andere lidstaat vallen, verkeren vaak in een situatie waarin hun rechtspositie onzeker is of waarin sprake is van conflicterende rechten, en hier moet dringend iets aan gedaan worden. Gelijke behandeling van deze burgers houdt in dat zij dezelfde rechten en plichten moeten hebben, binnen het redelijke, als burgers van EU-landen. Vooral wat betreft sociale voorzieningen is deze gelijke behandeling meer dan gerechtvaardigd, en afstemming tussen de rechtssystemen is een kwestie van rechtvaardigheid.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie is erop gericht onderdanen uit derde landen die legaal in de EU verblijven en in een grensoverschrijdende situatie verkeren waarbij ten minste twee lidstaten betrokken zijn, onder dezelfde regels inzake de coördinatie van de rechten op sociale zekerheid te laten vallen als onderdanen van de EU, krachtens de herziene regels die thans in Verordening (EG) nr. 883/2004 en de uitvoeringsverordening daarvan (Verordening (EG) nr. 987/2009) zijn opgenomen. Toen het Commissievoorstel voor het eerst werd ingediend, werd het Europees Parlement geraadpleegd en nam het twee amendementen aan waarmee een verwijzing naar het Handvest van de grondrechten werd vervangen en tevens werd gewezen op een hoog niveau van sociale bescherming als doelstelling van de Europese Unie, hetgeen in de bestaande Verordening (EG) nr. 859/2003 ook het geval was. Ik heb voor deze resolutie gestemd, en daarmee voor goedkeuring van de nieuwe verordening, om de gelijke behandeling van legaal verblijvende onderdanen uit derde landen ten aanzien van de sociale zekerheid mogelijk te maken.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Zoals wordt gesteld in het verslag van de heer Lambert, is het volgens mij essentieel dat onderdanen van derde landen en hun gezinnen die legaal in de Europese Unie verblijven, dezelfde rechten en voorrechten hebben als Europese burgers met betrekking tot toegang tot sociale zekerheid. Met deze stemming maakt het Europees Parlement daarom een einde aan ontoelaatbare vormen van discriminatie. Ik betreur echter dat sommige landen, zoals Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, niet deelnemen aan de coördinatieregelingen voor onderdanen uit derde landen. Hoe kan de Europese Unie succesvol vereenvoudigde en geharmoniseerde systemen invoeren voor onderdanen van derde landen, als sommige lidstaten deze gemeenschappelijke aanpak niet willen volgen? Weliswaar bestaat er inderdaad een risico van een "Europa à la carte", maar gezien de terughoudendheid van sommige landen, die zich verschansen achter hun nationale identiteit, moeten we iets doen.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Het voorstel voor een verordening is erop gericht onderdanen uit derde landen die legaal in de EU verblijven en in een grensoverschrijdende situatie verkeren waarbij ten minste twee lidstaten betrokken zijn onder dezelfde regels inzake de coördinatie van de rechten op sociale zekerheid te laten vallen als onderdanen van de EU in het kader van de bovengenoemde verordeningen. De vaststelling van deze wetgeving is een grote stap voorwaarts naar gelijke behandeling binnen de gehele EU voor onderdanen uit derde landen, die vaak slachtoffer zijn van ernstige discriminatie op ons grondgebied. Krachtens deze wetgeving zullen onderdanen uit derde landen zich binnen de Unie kunnen verplaatsen met dezelfde waarborgen inzake hun socialezekerheidsrechten als die van EU-onderdanen.
Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. – (PL) Dames en heren, ik ben zeer verheugd over de uitkomst van de stemming in het Parlement van vandaag inzake de liberalisering van het visumstelsel voor westelijke Balkanlanden. Nu de visumplicht in december 2009 is komen te vervallen voor inwoners van Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, wordt met smart gewacht op een vergelijkbaar besluit ten aanzien van Bosnië en Herzegovina en Albanië. Het openstellen van de Europese Unie voor meer Balkanlanden zal voor alle betrokken partijen tal van positieve zaken met zich meebrengen. Ten eerste is dit een ongekende verbetering voor de gewone burger, die voor zichzelf de Europese Unie kan ervaren en vrij rond kan reizen door alle lidstaten. Ten tweede is dit opnieuw een zeer grote stap op weg naar het doel van stabilisering van de situatie in de regio en het creëren van een positief klimaat voor verdere hervormingen en de toekomstige integratie van alle Balkanlanden in de Europese Unie. Wij zullen echter een vergelijkbaar besluit moeten nemen ten aanzien van de visumplicht voor de inwoners van Kosovo. De inwoners van dit land moeten niet het enige volledig geïsoleerde land van de gehele Balkan worden, en de privileges die verbonden zijn aan het vrij rondreizen door Europa, moeten ook voor deze burgers beschikbaar zijn. Ik ben uitermate blij met het initiatief dat door het Europees Parlement is genomen om het visumstelsel voor Bosnië en Herzegovina en Albanië af te schaffen. Dit betekent een volgende stap in de richting van opname van de Balkanlanden in Europa, een stap die mijn volledige steun heeft.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Met deze tekst waarborgen we sociale zekerheid voor onderdanen van derde landen in de hele Europese Unie. In dat opzicht is het een stap voorwaarts. Het is echter betreurenswaardig dat de situatie voor illegale immigranten geheel buiten beschouwing wordt gelaten. Personen die hier illegaal verblijven hebben er ook recht op beschermd te worden. Zowel in Europa als elders moet het verboden worden om te verklaren dat mensen, wie zij ook zijn, niet beschermd zullen worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de EU verblijven, mogen niet het slachtoffer worden van welke vorm van discriminatie dan ook, en moeten, indien nodig, recht hebben op sociale zekerheid, en niet worden gehinderd door conflicterende rechtsregels van de lidstaten. Daarom vind ik het belangrijk dat deze richtlijn wordt aangenomen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De ontwerpresolutie moet ervoor zorgen dat onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden waarbij ten minste twee lidstaten zijn betrokken, op grond van de herziene regels van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de uitvoeringsverordening (Verordening (EG) nr. 987/2009) onderworpen zijn aan dezelfde regels voor de coördinatie van socialezekerheidsrechten als burgers van de EU. Toen het voorstel van de Commissie voor het eerst werd ingediend, werd het Europees Parlement geraadpleegd en werden twee amendementen aangenomen ter vervanging van verwijzingen naar het Handvest van de grondrechten, waarin ook werd gewezen op een hoog niveau van sociale bescherming als een doelstelling van de Europese Unie, zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 859/2003. Beide amendementen zijn geïntegreerd in het standpunt van de Raad in eerste lezing van 26 juli 2010, als overweging 4 en overweging 7. De Raad stelt een klein aantal amendementen voor: krachtens de rechtsgrondslag van het voorstel, artikel 79, lid 2, onder b), worden enkele overwegingen toegevoegd met betrekking tot de deelname van bepaalde lidstaten (overwegingen 17, 18 en 19). Helaas neemt Denemarken niet deel aan de coördinatieregelingen voor onderdanen van derde landen. Ierland heeft ervoor gekozen om wel deel te nemen, maar het Verenigd Koninkrijk zal dat niet doen en zal daarom de bestaande regels blijven toepassen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun de benoeming van Lazaros Stavrou Lazarou tot lid van de Rekenkamer, vooral vanwege zijn kennis en ervaring op het gebied van openbaar bestuur, het internationaal belastingprogramma en economische wetenschappen, alsmede vanwege zijn ruime ervaring met toezicht op, en controle en audits van overheidsfinanciën en op het gebied van fraudebestrijding, niet alleen in zijn land maar ook op Europees niveau. Op grond van de hoorzitting die met hem heeft plaatsgevonden en van de functies die hij bekleed heeft, stel ik vast dat hij grote waarde en belang hecht aan informatisering en automatisering van diensten, en aan de decentralisatie van procedures, voor grotere efficiëntie, transparantie en betrouwbaarheid van de informatie en van de overheidsinstellingen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel de stemming geheim was, heb ik er geen probleem mee om te erkennen dat aangezien Lazaros Stavrou Lazarou aan alle in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde voorwaarden voldoet, we een positief advies hebben afgegeven voor zijn benoeming als lid van de Europese Rekenkamer.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De benoeming van Gijs M. de Vries tot lid van de Rekenkamer zal zeker een meerwaarde hebben voor deze instelling, vooral voor de interinstitutionele samenwerking binnen de Europese Unie en ook voor de evaluatie van de middelen van toezichthoudende instanties van de lidstaten. Wat betreft zijn ervaring bij de Algemene Rekenkamer van Nederland en binnen zijn nationale regering en in het Europees Parlement, wil ik de nadruk leggen op zijn doortastende optreden bij het toezicht op het juist functioneren van openbare aanbestedingsprocedures, en zijn vastberadenheid ten aanzien van de bestrijding van fraude en corruptie, en ten aanzien van garanties voor verantwoording, onafhankelijkheid en integriteit bij de besluitvormingsprocessen van de Rekenkamer.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel de stemming geheim was, heb ik er geen probleem mee om te erkennen dat aangezien Gijs M. de Vries aan alle in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde voorwaarden voldoet, we een positief advies hebben afgegeven voor zijn benoeming als lid van de Europese Rekenkamer.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Rekenkamer is een instelling die toezicht houdt op de inkomsten en uitgaven van de Europese Unie, en op een goed financieel management. De Rekenkamer is volkomen onafhankelijk bij de uitoefening van deze taken. In de geest hiervan dienen bij de benoeming van personen tot lid van deze instelling criteria van geschiktheid en onafhankelijkheid gehanteerd te worden.
In dit kader is op initiatief van de Raad een aantal personen uit verschillende EU-landen voorgedragen voor benoeming tot lid van de Rekenkamer. Zij hebben allemaal hun Curriculum Vitae overlegd en een vragenlijst beantwoord, en ze zijn gehoord door de Commissie begrotingscontrole. Een meerderheid van die commissie heeft voldoende argumenten aangedragen om hun benoeming als lid van de Rekenkamer te rechtvaardigen, zodat zij hun functie naar behoren en onafhankelijk zullen kunnen uitoefenen.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd. Net als de rapporteur ben ik van mening dat het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering steun moet bieden aan overtollig geworden werknemers als gevolg van structurele veranderingen in mondiale handelspatronen. Het feit dat de begrotingsautoriteit in 2010 al acht voorstellen om het fonds in te zetten heeft goedgekeurd, laat zien dat de procedures flexibel zijn en bewijst dat we op succesvolle wijze nieuwe middelen hebben gevonden en deze snel aan de lidstaten toekennen. Ik verwelkom eveneens het feit dat de Commissie een andere bron heeft gevonden van betalingskredieten dan de ongebruikte toekenningen uit het ESF.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. – (ES) Ik sta achter dit initiatief om de mensen die overtollig zijn geworden bij 82 bedrijven in Galicië te helpen weer te integreren in de arbeidsmarkt. Dit ontslaat deze bedrijven op geen enkele manier van hun verantwoordelijkheden uit hoofde van de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Overwegende dat Spanje om steun heeft verzocht in verband met het gedwongen ontslag van 703 werknemers bij 82 bedrijven die werkzaam zijn in afdeling 14 van NACE Rev. 2 (vervaardiging van kleding) in de NUTS II-regio Galicië, heb ik voor de resolutie gestemd, omdat ik achter het voorstel van de Europese Commissie sta, met inachtneming van de amendementen daarop van het Europees Parlement. Ik onderschrijf dat het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) krachtens artikel 6 van de EFG-verordening moet bijdragen tot de terugkeer van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt; ik herhaal daarbij dat de steun uit het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen die bedrijven krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen, noch van maatregelen ter herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het gedwongen ontslag van 702 werknemers bij 82 textielbedrijven rechtvaardigt het verzoek om steun uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering dat de Spaanse overheid heeft ingediend. De groeiende werkloosheid in de textiel- en kledingindustrie in de regio Galicië versterkt het externe beeld van een sector die uiterst kwetsbaar is, in alle andere Europese landen (waaronder ook mijn land, Portugal, dat zwaar getroffen is) voor de internationale concurrentie waar deze mee te kampen heeft, met name de concurrentie vanuit landen waar de productiekosten veel lager zijn, zoals ontwikkelingslanden. Door de huidige economische crisis is deze toestand nog verder verergerd. Ik hoop dat de werknemers die hun baan verloren hebben, weer op korte termijn aan de slag kunnen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Met het oog op de gevolgen van deze economische en financiële crisis voor de arbeidsmarkt benadruk ik het belang van een goede uitvoering van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), waarvan helaas slechts een zeer klein deel besteed wordt. Van de 500 miljoen euro die dit jaar via het EFG beschikbaar waren, is slechts 11 procent gebruikt voor de financiering van steunmaatregelen voor ontslagen werknemers. Deze situatie is zorgwekkend en onbegrijpelijk, in het licht van de hoge werkloosheid. Ik wil nog eens in herinnering brengen dat er na verschillende waarschuwingen en rapporten, een alternatieve bron van betalingskredieten naast niet-bestede middelen uit het Europees sociaal fonds gecreëerd is. Gezien de gevolgen die deze crisis in het bijzonder heeft voor de textielsector, vind ik de toekenning van 1 844 700 euro voor de 703 werknemers die bij 82 textielbedrijven in Galicië ontslagen zijn, van groot belang. Ik kan het alleen maar betreuren dat de Portugese regering, in tegenstelling tot de Spaanse regering, geen enkele initiatief heeft genomen voor dergelijke interventies in de districten Braga en Viana do Castelo, een regio die aan Galicië grenst en die hoge werkloosheidscijfers kent, ten gevolge van diverse bedrijfssluitingen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Weer drie aanvragen om middelen beschikbaar te stellen uit het Solidariteitsfonds, in verband met de sluiting van weer een aantal fabrieken in Europa, waaronder een textielfabriek in Galicië in Spanje. Alles bij elkaar zijn dit nog eens honderden werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt. We moeten niet vergeten dat het weer een sector betreft die ook in Portugal met ernstige problemen te kampen heeft en bijzonder hard getroffen wordt door de gevolgen van de liberalisering van de internationale handel, zonder dat daar de benodigde beschermende maatregelen genomen zijn. Deze gevolgen kunnen nog veel ernstiger worden, met het besluit om de maatregelen voor de liberalisering van textiel uit Azië nog verder uit te bouwen, onder het mom van humanitaire hulp aan Pakistan, maar in werkelijkheid om tegemoet te komen aan de wensen van de grote importeurs in de EU. Elke nieuwe aanvraag voor dit fonds maakt het weer eens duidelijk dat er dringend maatregelen genomen moeten worden, waar we herhaaldelijk om gevraagd hebben en die gericht zijn op een effectieve bestrijding van de werkloosheid, het stimuleren van de economie, het uitbannen van tijdelijk en slecht betaald werk en het verkorten van de werkweek, zonder verlies van inkomen. Maatregelen die moeten samengaan met de bestrijding van de verplaatsing van de productie en die als geheel een duidelijke breuk vragen met het neoliberale beleid dat duidelijk een economische en sociale ramp in de EU-landen veroorzaakt.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met het verslag van mevrouw Matera betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor werknemers van ondernemingen in de Spaanse kledingindustrie. Zoals ik in september tijdens het debat over de toekomst van het EFG na 2013 al heb gezegd, betreur ik echter dat dit fonds, dat is ingesteld ter ondersteuning van werknemers die zijn ontslagen "als gevolg van crisis of globalisering", nu niet financieel wordt gewaarborgd in de Europese begroting. In feite vind ik dat het korten op financiële middelen van andere Europese programma's om de financiering van het EFG te waarborgen, geen levensvatbare oplossing voor de lange termijn is. Toen er in de Commissie begrotingscontrole werd gestemd voor beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor de Spaanse werknemers die in het verslag van mevrouw Matera worden genoemd, heb ik daarom samen met de Belgische socialistische afgevaardigde de heer Daerden, herinnerd aan de noodzaak om een eigen begrotingsonderdeel vast te stellen voor dit fonds. Het gaat om de geloofwaardigheid van de Europese Unie met betrekking tot het steunen van burgers die getroffen worden door economische instabiliteit.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik onthoud mij van stemming uit achting voor de arbeiders in de Spaanse textielindustrie die zijn geslachtofferd in naam van de heilige globalisering. Gezien de situatie waarin zij zijn gestort door het neoliberale beleid dat de Europese Unie voorstaat, zou men tegen de aalmoes kunnen stemmen die de Europese elites hun toestoppen. Het weinige dat hun wordt verstrekt kan echter hun ontberingen verlichten. Dat maakt de opzet van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering niet minder onverdraaglijk. Het ondersteunt de verplaatsing van de textielindustrie. Het keurt het winstbejag van maatschappelijk onverantwoordelijke miljardairs als Manuel Jove goed. In het rijk der eurocraten is de gemeenschap de enige prijs die hoeft te worden betaald voor een schoon geweten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit. Dat is de achtergrond van waaruit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is ontstaan. Het gaat om belangrijke steun aan werklozen en aan de slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen die plaatsvinden in het kader van de globalisering. Het aantal bedrijven dat wordt verplaatst neemt hand over hand toe. Bedrijven profiteren van de lagere arbeidskosten in bepaalde landen, zoals China en India. Dit heeft ernstige gevolgen voor de landen waar de rechten van werknemers gerespecteerd worden. Het EFG is bedoeld om werknemers te helpen die het slachtoffer zijn geworden van bedrijfsverplaatsingen en de middelen hieruit zijn van groot belang om werknemers aan een andere baan te kunnen helpen. De middelen uit het EFG zijn al eerder ingezet voor andere EU-landen. Nu moeten we deze steun geven aan de 703 werknemers die bij 82 bedrijven uit de kledingindustrie in de regio Galicië ontslagen zijn. Vandaar mijn stemgedrag.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het stemt me zeer tevreden dat het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering wordt aangewend in de eerder genoemde getroffen regio’s en ik ben het daar geheel mee eens. Ik denk namelijk dat de hele procedure, van het voorbereiden van aanvragen tot de verwerking en goedkeuring van de uiteindelijke beslissing door de begrotingsautoriteit, volgens de ervaringen van vele lidstaten tot nu nogal ingewikkeld en moeizaam was.
In 2009 bijvoorbeeld bedroegen de aanvragen voor subsidie uit het fonds gemiddeld ongeveer 5 552 700 euro, en 30 van de aanvragen die afkomstig waren uit 13 lidstaten hadden betrekking op 17 sectoren. Afgelopen jaar heeft de begrotingsautoriteit echter 10 subsidies uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering toegekend met een totaalbedrag van 52 349 000 euro, wat slechts 10,5 procent is van het maximumbedrag dat jaarlijks uit het fonds kan worden toegekend.
Een van de redenen daarvoor is vooral een gebrek aan ervaring met de procedures van het fonds en de langdurige financiële onzekerheid tijdens het wachten op de beslissing van de begrotingsautoriteit.
Ik denk dat de vereenvoudiging van de beoordelings- en besluitvormingsprocedures die eind 2009 zijn doorgevoerd de aanvraagprocedure voor subsidies uit het fonds zullen vereenvoudigen en versnellen en dat werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van veranderingen in de structuur van de wereldhandel daardoor effectief zullen kunnen worden geholpen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In het onderhavige geval geldt mutatis mutandis hetzelfde wat eerder met betrekking tot Denemarken werd uiteengezet. Werknemers die zonder eigen toedoen of als gevolg van de door speculanten in de VS en Groot-Brittannië veroorzaakte financiële en economische crisis zijn ontslagen moeten snel worden geholpen. Spanje heeft vanwege ontslagen in 82 ondernemingen in de NUTS II-regio Galicië (ES11) die onder afdeling 14 van NACE Rev. 2 (Vervaardiging van kleding) vallen, reeds op 5 februari 2010 steun uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) aangevraagd en de desbetreffende aanvraag vóór 11 mei 2010 met nadere informatie aangevuld. De aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 voor de verlening van financiële steun. De Commissie stelt voor om een bedrag van 1 844 700 ter beschikking te stellen. Er moet dus een beroep op het EFG worden gedaan om financiële steun ter beschikking te kunnen stellen naar aanleiding van de door Spanje ingediende aanvraag. Daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Matera gestemd.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. − (ET) Ik heb voor het onderhavige verslag gestemd en ook voor de twee volgende verslagen over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Ik vind dat de Europese Unie mensen moet steunen die werkloos zijn geworden ten gevolge van de mondiale financiële en economische crisis. De verslagen van vandaag tonen aan dat zowel landen in economische problemen, zoals Spanje, als een van de rijkste welvaartsstaten van Europa, Denemarken, hulp nodig hebben. Tegelijkertijd moet ik helaas zeggen dat wij tot nu toe niet de gelegenheid hebben gehad om voor een soortgelijk verslag met betrekking tot Estland te stemmen. Ik hoop dat onze regering leert van de acties van andere lidstaten en ook onze werklozen gaat steunen.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) In februari 2010 heeft Spanje een aanvraag ingediend tot beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met de ontslagen in 82 bedrijven in de kledingindustrie uit de regio Galicië. Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement betreffende beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor hulpverlening aan de ontslagen werknemers. Deregulering in de textiel- en kledingindustrie heeft vergaande veranderingen veroorzaakt in de wereldhandelspatronen. Er is een algemene trend ontstaan om de productie te verplaatsen naar buiten de EU, naar landen waar de productiekosten lager zijn zoals China of Marokko. Bovendien heeft de economische crisis ook in de textielindustrie een groot aantal faillissementen veroorzaakt, hetgeen leidt tot een grote golf van ontslagen. Er waren 32 700 ontslagen in de regio Galicië tussen 2007 en 2009, waaronder 4 414 in de textielindustrie. 80 procent van de ontslagen werknemers waren vrouw. Ik ben van mening dat de procedure voor het toekennen van deze middelen vereenvoudigd moet worden om het EFG eenvoudig toegankelijk te maken voor firma's die te lijden hebben onder de financiële en economische crisis en door de veranderingen in wereldhandelspatronen. Ik wil benadrukken dat de het EFG een belangrijke rol speelt bij de re-integratie van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Dames en heren, net als Spanje en Denemarken is Litouwen zich bewust van de goede dingen die het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) kan doen. Litouwen heeft in totaal 2,9 miljoen euro uit het EFG ontvangen voor werknemers in de bouw en de sector van de productie van huishoudelijk apparaten, die hard zijn getroffen door de crisis. Het fonds moet zijn waarde echter nog bewijzen. Terwijl het EFG is opgezet als een maatregel om snel op bepaalde situaties te kunnen reageren, is het nu trager en ingewikkelder geworden door de bureaucratische rompslomp. Het belangrijkste bezwaar is de tijd de nodig is om geld uit het fonds te krijgen. Gemiddeld duurt het 294 dagen om een aanvraag goed te keuren. Zoals de Financial Times deze week schreef, wachten meer dan 37 000 werknemers in Europa nog steeds op steun uit het fonds. Tot nu toe is slechts 140 miljoen euro van de in totaal beschikbare twee miljard euro uitbetaald. Ook wordt het geld uit het fonds ongelijk verdeeld. Slechts 6 procent van de betalingen wordt gedaan aan projecten in landen met een bbp dat lager is dan het EU-gemiddelde. Het EFG moet flexibeler worden als we niet in de onzekerheid willen verdrinken. Veel lidstaten, waaronder Litouwen, zijn geschikte kandidaten voor andere fondsen, die minder cofinanciering vereisen en minder bureaucratisch zijn.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Overwegende dat Denemarken om steun heeft verzocht in verband met 1 443 gedwongen ontslagen bij drie bedrijven van de Danfoss Groep, die werkzaam zijn in de afdelingen 27 en 28 van NACE Rev. 2 in de NUTS II-regio Syddanmark, heb ik voor deze resolutie gestemd, omdat ik achter het voorstel van de Europese Commissie sta, met inachtneming van de amendementen van het Europees Parlement. Ik ben het ermee eens dat de werking en de toegevoegde waarde van het EFG moeten worden beoordeeld in de context van de algemene evaluatie van de op basis van het IIA van 17 mei 2006 ingevoerde programma's en diverse andere instrumenten, en wel bij de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2007-2013.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Extra steun voor werknemers die hun baan verloren hebben blijkt ook noodzakelijk te zijn in landen waarvan weinigen gedacht hadden dat ze met dergelijke problemen geconfronteerd zouden worden, en waarvan verondersteld werd dat ze beter dan de meeste andere lidstaten van de Europese Unie in staat waren om te concurreren op de wereldmarkt. Maar ook Denemarken ondervindt momenteel de gevolgen van de globalisering, in sectoren waarvan we misschien dachten dat ze minder concurrentiegevoelig zouden zijn, zoals de productie van elektrische apparaten, machines en apparatuur. Deze zorgwekkende situatie wijst ons nog eens op de ernst van deze economische crisis waarin we ons bevinden en op de noodzaak om steeds effectievere en creatievere manieren te vinden om het concurrentievermogen van Europa te versterken, en tegelijkertijd werknemers die getroffen zijn door werkloosheid te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het EFG is een van deze mechanismen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik wijs met nadruk op de mogelijke bijdrage die deze steunmaatregel, die gefinancierd wordt met middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, kan leveren om ontslagen werknemers te ondersteunen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt, in een uitzonderlijk dramatisch geval, namelijk de sluiting van drie bedrijven van de Danfoss-groep. Bij deze bedrijven, alle gesitueerd in de regio Syddanmark in Denemarken, zijn in 2009 over een periode van drie maanden 1 443 werknemers ontslagen, in een sector – die van de productie van machines en elektrische apparatuur – die bijzonder sterk getroffen is door deze crisis.
Ik wijs nogmaals op het feit dat er extreem weinig middelen uit het EFG besteed zijn, zeker gezien de hoge werkloosheid in Europa. Van de 500 miljoen euro die dit jaar via het EFG beschikbaar waren, is slechts 11 procent gebruikt voor de financiering van steunmaatregelen voor werknemers die als direct gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis ontslagen zijn. Ik wil hier nog eens in herinnering brengen dat er na verschillende waarschuwingen en rapporten, een alternatieve bron van betalingskredieten naast niet-bestede middelen uit het Europees sociaal fonds gecreëerd is.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Matera over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor arbeiders van de Danfoss-groep in Denemarken. Zoals ik in september heb gezegd in het debat over de toekomst van het EFG na 2013, stelt het mij teleur dat dit fonds, dat is opgezet voor arbeiders die zijn ontslagen ‘vanwege de recessie of de globalisering’, momenteel financieel niet wordt gewaarborgd in de Europese begroting. Ik geloof namelijk niet dat het aftappen van financiële middelen van andere Europese programma’s om het EFG te financieren, op lange termijn een levensvatbare oplossing is. Dus toen de Begrotingscommissie stemde voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor de Deense werknemers die in het verslag-Matera worden genoemd, wees ik samen met de heer Daerden – socialistisch Belgisch lid van het Europees Parlement – op de noodzaak toe te werken naar het vaststellen van een afzonderlijk begrotingsonderdeel voor dit fonds. Het gaat hier om de geloofwaardigheid van de Europese Unie in haar ondersteuning van burgers die door de economische instabiliteit worden getroffen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik onthoud mij van stemming uit achting voor de arbeiders in de Spaanse textielindustrie die slecht zijn behandeld vanwege de globalisering. In de situatie waarin zij zijn gestort door het neoliberale beleid dat de Europese Unie voorstaat, zou men kunnen stemmen tegen de aalmoes die de eurocratie hun tegen wil en dank toestopt. Het weinige dat hun wordt verstrekt kan echter hun ontberingen verlichten. Dat maakt de opzet van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering niet minder verachtelijk. Het steunt de verplaatsingen die de Danfoss-groep heeft doorgezet om zijn winsten te verhogen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit. Dat is de achtergrond van waaruit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is ontstaan. Het gaat om belangrijke steun aan werklozen en aan de slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen die plaatsvinden in het kader van de globalisering. Het aantal bedrijven dat wordt verplaatst neemt hand over hand toe. Bedrijven profiteren van de lagere arbeidskosten in bepaalde landen, zoals China en India. Dit heeft ernstige gevolgen voor de landen waar de rechten van werknemers gerespecteerd worden.
Het EFG is bedoeld om werknemers te helpen die het slachtoffer zijn geworden van bedrijfsverplaatsingen en de middelen hieruit zijn van groot belang om werknemers aan een andere baan te kunnen helpen. De middelen uit het EFG zijn al eerder ingezet voor andere EU-landen. Nu moeten we deze steun verlenen in het kader van de 1 443 gedwongen ontslagen bij drie bedrijven van de Danfoss-groep, die werkzaam zijn in de afdelingen 27 en 28 van NACE Rev. 2 in de NUTS II regio Syddanmark. Vandaar mijn stemgedrag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De Europese Unie heeft wetgevings- en begrotingsinstrumenten gecreëerd om meer bijstand te kunnen verlenen aan werknemers die de dupe worden van diepgaande veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hun herintegratie op de arbeidsmarkt te kunnen ondersteunen. Bovendien kan ook steun worden verleend aan werknemers die als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis zijn ontslagen. Ik vind dit bijzonder belangrijk.
Denemarken heeft een aanvraag voor dergelijke steun ingediend. Het gaat om een steunbedrag van 8 893 336 euro. Dit vanwege 1 443 ontslagen (de aangevraagde steun heeft betrekking op 1 010 hiervan) die tussen 1 maart 2009 en 30 juni 2009 zijn gevallen in drie ondernemingen van het concern Danfoss in de NUTS II-regio Syddanmark die tot de afdelingen 27 en 28 van NACE Rev. 2 (Vervaardiging van elektrische apparatuur, Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen) behoren. Ten behoeve van een snelle ondersteuning van de betrokken werknemers en omwille van de Europese solidariteit tussen de lidstaten heb ik voor de geplande maatregelen gestemd.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Ik heb gestemd voor het verslag, omdat de middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering naar werknemers gaan die getroffen zijn door collectieve ontslagen. Ik ben echter van mening dat er een aantal problemen zijn met dit specifieke fonds, onder andere dat verreweg de meeste middelen die uit het fonds beschikbaar worden gesteld naar de rijkste landen in de EU gaan. Ook moet mijn stem niet worden opgevat als steun voor de ”subsidiecarrousel” van de EU. Naar mijn mening is het een verspilling van geld wanneer Denemarken geld stuurt naar de EU, dat vervolgens, na een rondje door de bureaucratische papiermolen, weer wordt teruggestuurd naar Denemarken.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de Danfoss-groep uit Denemarken, omdat ik van mening ben dat gebruik van het EFG absoluut noodzakelijk is tijdens de huidige economische crisis. Op 8 september 2009 heeft Denemarken een aanvraag ingediend voor financiële steun uit het EFG in het geval van de Danfoss-groep, die 1 443 medewerkers had ontslagen. De economische en financiële crisis heeft geleid tot een daling in de vraag naar mechanische en elektronische apparatuur. De trends in de sector voor productie van machines en apparatuur zijn dramatisch gewijzigd in het vierde kwartaal van 2008, zowel in Denemarken als in Duitsland, waar een productiedaling met 25 procent werd waargenomen. De verkoop van mechanische en elektronische apparatuur daalde in 2008 bij Danfoss met tot 52 procent in Europa, 48 procent in de VS en 23 procent in Oost-Azië. Vanwege concurrentie met Aziatische bedrijven in de sector, waarvan de loonkosten significant lager zijn dan die in de EU, heeft de Danfoss-groep geleidelijk zijn productie verplaatst van Denemarken naar derde landen, hetgeen ernstige gevolgen had voor de arbeidsmarkt. Ik roep de Commissie op om een ambitieus groen industriebeleid te voeren, waardoor het mondiale concurrentievermogen van de EU wordt gegarandeerd en banen in de EU behouden blijven.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Denemarken heeft om steun verzocht in verband met 198 gedwongen ontslagen bij het bedrijf Linak, dat actief is in de sector elektronica en mechanische apparatuur in de NUTS II-regio Syddanmark. Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat ik het eens ben met het voorstel van de Europese Commissie, zoals geamendeerd door het Europees Parlement. Ik meen dat in de toelichting bij het Commissievoorstel heldere en gedetailleerde informatie wordt gegeven over de aanvraag, met een analyse van de subsidiabiliteitscriteria en een uitleg van de redenen voor het verlenen van goedkeuring, hetgeen overeenstemt met de wensen van het Parlement.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ook de Deense onderneming LINAK (eveneens producent van elektromechanische apparatuur) ondervindt de gevolgen van de globalisering. Het zijn vooral de minst gekwalificeerde werknemers die hier getroffen worden, en dat in een regio die er hoe dan ook slecht voorstaat en daarom een bron van bezorgdheid is voor politieke besluitnemers. Net als in andere gevallen zijn het ook hier de oudere werknemers die het extra moeilijk zullen krijgen, reden waarom ze in aanmerking komen voor specifiek op hen gerichte steunmaatregelen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige economische en financiële crisis heeft een sterke impact op de arbeidsmarkt. Ik heb daarom gestemd vóór het beschikbaar stellen van een bedrag van 1 213 508 euro uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, teneinde de 198 ontslagen werknemers van het bedrijf Linak A/S, dat actief is in de sector elektronica en mechanische apparatuur, in de regio Syddanmark (Denemarken), te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik vestig bij deze opnieuw de aandacht op de extreem lage uitvoeringsgraad van het EFG, en dat terwijl de werkloosheid in Europa toch heel hoog is. En ik herhaal dat het EFG uit eigen middelen moet worden gefinancierd en dat er voor dit doel een specifieke begrotingslijn dient te worden gecreëerd.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw Matera gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor arbeiders van de Linak A/S in Denemarken. Zoals ik in september heb gezegd in het debat over de toekomst van het EFG na 2013, stelt het mij teleur dat dit fonds, dat is opgezet voor arbeiders die zijn ontslagen ‘vanwege de recessie of de globalisering’, momenteel financieel niet wordt gewaarborgd in de Europese begroting. Ik geloof namelijk niet dat het aftappen van financiële middelen van andere Europese programma’s om het EFG te financieren, op lange termijn een levensvatbare oplossing is. Dus toen de Begrotingscommissie stemde voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor de Deense werknemers die in het verslag-Matera worden genoemd, wees ik samen met de heer Daerden – socialistisch Belgisch lid van het Europees Parlement – op de noodzaak toe te werken naar het vaststellen van een afzonderlijk begrotingsonderdeel voor dit fonds. Het gaat hier om de geloofwaardigheid van de Europese Unie in haar ondersteuning van burgers die door de economische instabiliteit worden getroffen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik onthoud mij van stemming uit achting voor de Deense arbeiders van de Linak-groep die zijn geofferd op het altaar van de globalisering. In de situatie waarin zij zijn gestort door het neoliberale beleid dat de Europese Unie voorstaat, zou men tegen kunnen stemmen, gezien het meelijwekkende lage bedrag dat hun is toegekend. Het weinige dat hun wordt verstrekt kan echter de pijn verlichten.
Dat maakt de opzet van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering niet minder onverdraaglijk. Het steunt de gedachte die een toonaangevend internationaal bedrijf als Linak ertoe brengt zijn activiteiten te verplaatsen, met als doel zijn winst te verhogen. En het heeft nog niet het fatsoen de hoogte daarvan openbaar te maken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU is een ruimte van solidariteit, en het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is daar een onderdeel van. De steun uit dit fonds is van fundamenteel belang voor werklozen en al degenen die hun baan kwijtraken als hun werkgever het bedrijf in de context van de globalisering elders voortzet. Steeds meer ondernemingen verplaatsen hun vestigingen naar andere landen om te profiteren van de lagere loonkosten in een aantal van die landen, in de eerste plaats India en China. Dat gaat ten koste van de landen die de rechten van werknemers respecteren.
Het EFG is opgezet om de slachtoffers van deze bedrijfsverplaatsingen te helpen, en speelt voor hen een cruciale rol bij het vinden van een nieuwe betrekking. Andere EU-landen hebben reeds gebruikgemaakt van het EFG. Dit keer gaat het om steun voor de werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt als gevolg van de 198 gedwongen ontslagen bij drie bedrijven van de Linak-groep, die actief zijn in de sector elektromechanica in de NUTS II-regio Syddanmark. Vandaar mijn stemgedrag.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het stemt me zeer tevreden dat het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering wordt aangewend in de eerder genoemde getroffen regio’s en ik ben het daar geheel mee eens. Ik denk namelijk dat de hele procedure, van het voorbereiden van aanvragen tot de verwerking en goedkeuring van de uiteindelijke beslissing door de begrotingsautoriteit, volgens de ervaringen van vele lidstaten tot nu toe nogal ingewikkeld en moeizaam was. In 2009 bijvoorbeeld bedroegen de aanvragen voor subsidie uit het fonds gemiddeld ongeveer 5 552 700 euro, en 30 van de aanvragen die afkomstig waren uit 13 lidstaten hadden betrekking op 17 sectoren. Afgelopen jaar heeft de begrotingsautoriteit echter 10 subsidies uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering toegekend met een totaalbedrag van 52 349 000 euro, wat slechts 10,5 procent is van het maximumbedrag dat jaarlijks uit het fonds kan worden toegekend. Een van de redenen daarvoor is vooral een gebrek aan ervaring met de procedures van het fonds en de langdurige financiële onzekerheid tijdens het wachten op de beslissing van de begrotingsautoriteit. Ik denk dat de vereenvoudiging van de beoordelings- en besluitvormingsprocedures die eind 2009 zijn doorgevoerd de aanvraagprocedure voor subsidies uit het fonds zullen vereenvoudigen en versnellen en dat werknemers die hun baan hebben verloren als gevolg van veranderingen in de structuur van de wereldhandel daardoor effectief zullen kunnen worden geholpen.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Ik heb gestemd voor het verslag, omdat de middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering naar werknemers gaan die getroffen zijn door collectieve ontslagen. Ik ben echter van mening dat er een aantal problemen zijn met dit specifieke fonds, onder andere dat verreweg de meeste middelen die uit het fonds beschikbaar worden gesteld naar de rijkste landen in de EU gaan. Ook moet mijn stem niet worden opgevat als steun voor de ”subsidiecarrousel” van de EU. Naar mijn mening is het een verspilling van geld wanneer Denemarken geld stuurt naar de EU, dat vervolgens, na een rondje door de bureaucratische papiermolen, weer wordt teruggestuurd naar Denemarken.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ter ondersteuning de ontslagen werknemers van familiebedrijf Linak A/S, gevestigd te Sønderborg, Denemarken. Op 8 september 2009 heeft Denemarken een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage van 1 213 508 euro (65 procent van het totaal benodigde bedrag) ter ondersteuning van 139 door Linak A/S ontslagen werknemers. Deze ontslagen vielen samen met een andere ontslaggolf van de Danfoss-groep in Sønderborg, in zuidelijk Denemarken. Ik ben van mening dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het steunen van de re-integratie op de arbeidsmarkt van iedere ontslagen werknemer. Het EFG biedt lidstaten de mogelijkheid om medewerkers te ondersteunen, die getroffen zijn door de mondiale financiële en economische crisis en de grote veranderingen in wereldhandelspatronen. In Roemenië hebben tussen maart 2008 en maart 2010 381 296 werknemers hun baan verloren, waaronder alleen al in de provincie Galaţi 13 667 werknemers. Ik denk dat ook andere lidstaten, die net als Roemenië tot nu toe geen beroep hebben gedaan op het EFG, het voorbeeld moeten bestuderen en volgen van de staten die het EFG hebben gebruikt ter ondersteuning van ontslagen werknemers als gevolg van de economische en financiële crisis.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik verwelkom de plenaire stemming over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering ten gunste van Spaanse en Deense burgers. Dit in 2006 opgerichte Europese fonds is bedoeld om steun te verlenen aan werknemers die door herstructurering zijn ontslagen. In 2009 werden de regels veranderd om een betere toewijzing van middelen van het fonds, dat nog helemaal niet was gebruikt, mogelijk te maken. De toezegging om meer dan 1 500 Spaanse en Deense werknemers via dit fonds te helpen is daarom zeer goed nieuws. Het is het waard om in deze tijden van economische recessie, het belang en de relevantie van dit fonds te benadrukken. Ondanks zijn tijdelijke aard, zou het fonds moeten worden gehandhaafd, ten minste voor zo lang als het zijn nut kan bewijzen.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Het EFG is een zeer belangrijk fonds binnen de EU, waarvan het toepassingsgebied is verruimd en sindsdien ook is opengesteld voor personen die als gevolg van de crisis werkloos zijn geworden. Het is noodzakelijk dat dit fonds ook wordt opengesteld voor diegenen die er werkelijk behoefte aan hebben en echt aan de eisen voldoen. Om die reden ben ik het eens met de rapporteur en heb ik vóór deze verslagen gestemd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze belangrijke stemming verzoekt het Europees Parlement de betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen. Hiermee wordt in herinnering gebracht dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure te garanderen voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, met als doel tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos zijn geworden. Deze stemming benadrukt de rol die het EFG kan spelen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Bovendien wordt beklemtoond dat het EFG krachtens artikel 6 van de EFG-verordening moet bijdragen tot de terugkeer van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt. Verder herhalen we met deze stemming dat de steun uit het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen die bedrijven krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen, noch van maatregelen ter herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) In de drie verslagen van mevrouw Matera die vandaag in stemming zijn gebracht gaat het om steun voor 82 ondernemingen op het gebied van kledingproductie in de regio Galicië (Spanje) en om 2 ondernemingen op het gebied van machinebouw en elektronica en mechanica in de regio Syddanmark. Met de goedgekeurde subsidies kunnen in totaal 2 344 betrokken werknemers worden geholpen zodat zij weer in de arbeidsmarkt kunnen worden geïntegreerd.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de weigering om kwijting te verlenen aan de directeur van de Europese Politieacademie in verband met de tenuitvoerlegging van de academiebegroting voor het financiële jaar 2008, op grond van het uitstekende verslag van mijn vriendin en collega, Véronique Mathieu, die lid is van de Commissie Begrotingscontrole. Alle aangevoerde argumenten rechtvaardigen deze beslissing. Het verbaast mij echter dat de jaarrekeningen niet zijn goedgekeurd, terwijl de Europese Rekenkamer er geen opmerkingen van gewicht bij heeft gemaakt. Aangezien in het verslag van mijn collega, Véronique Mathieu, dat is goedgekeurd door de Commissie Begrotingscontrole, drie stemmingen worden voorgesteld (weigering tot kwijting, afsluiting van de rekeningen en resolutie), vind ik het vreemd dat in werkelijkheid slechts twee voorstellen aan een plenaire stemming zijn onderworpen: de kwijting en de resolutie. Heel vreemd... volgens mij hield niets een afsluiting van de rekeningen tegen. We zitten nu met een bizarre boekhoudkundige situatie: in oktober 2010 zijn de rekeningen voor 2008 niet afgesloten, is het financiële jaar 2009 voorbij en zijn er van 2010 nog maar enkele weken over. Probeer daar nog maar eens uit te komen!
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De aanbeveling van de specialistische commissie om geen kwijting te verlenen aan deze Europese instellingen genoot een brede steun, hetgeen betekent dat de reputatie van deze ‘Politieacademie’ voor altijd beschadigd zal zijn. Deze tragikomische situatie, waarin de Europese Politieacademie geen kwijting krijgt vanwege bepaalde frauduleuze financiële activiteiten laat zien dat er geen grenzen zijn als het om corruptie gaat. Met andere woorden: juist de instelling die is opgezet om ons tegen criminelen te beschermen (indirect door trainingen aan politiemensen) staat nu in het beklaagdenbankje.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag gestemd om te voorkomen dat de Europese Politieacademie kwijting krijgt voor de uitvoering van de begroting 2008. Immers, het onderzoek naar geldmisbruik is nog niet afgerond. Ik heb eveneens vóór gestemd omdat het ook naar mijn mening onaanvaardbaar is dat een door Europa gefinancierde organisatie na zoveel jaar nog steeds niet beschikt over een goed en transparant financieel beheer. De nieuwe directeur van de Politieacademie heeft weliswaar een actieplan gepresenteerd, maar dit is ontoereikend en niet gedetailleerd genoeg. Tot slot is het niet verlenen van kwijting een krachtig signaal aan de Politieacademie dat zij haar werking moet verbeteren en een einde moet maken aan het financieel wanbeheer.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op de vastgestelde onregelmatigheden en het onvermogen van de Politieacademie om tegenover het Parlement verantwoording af te leggen met betrekking tot de financiële en begrotingssituatie, sluit ik mij aan bij het besluit van de rapporteur om de directeur van de Europese Politieacademie geen kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2008.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Politieacademie (EPA) heeft moeite om te voldoen aan de normen inzake behoorlijk bestuur waaraan een regelgevend agentschap wordt geacht te voldoen. Sinds 2006 hebben diverse controles problemen aan het licht gebracht met betrekking tot de eerbiediging door de EPA van het Financieel Reglement, het statuut van de ambtenaren en het boekhoudsysteem, alsmede tekortkomingen op het gebied van begrotingsbeheer, personeel, aanbestedingsprocedures en de regels inzake de uitgaven voor cursussen. Volgens de resolutie zullen de verbeteringen van de Academie naar verwachting pas zichtbaar zijn na 2014, wanneer het meerjarenplan van de EPA volledig uitgevoerd moet zijn. Ik ben niet bereid te aanvaarden dat de EPA dus minimaal negen jaar (2006-2014) nodig heeft om bevredigend te presteren ten aanzien van de normen inzake behoorlijk bestuur waaraan een regelgevend agentschap wordt geacht te voldoen.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Gelet op de informatie over de activiteiten en het slechte financieel beheer van de Europese Politieacademie (EPA) steun ik het voorstel van mevrouw Mathieu om te weigeren de directeur van de academie kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2008. We verdrinken bijna in het grote aantal soms zinloze communautaire agentschappen, maar de EPA is nu juist een belangrijk orgaan voor de strijd tegen de misdaad en voor de handhaving van de veiligheid en de openbare orde. Uit gegevens over 2007 blijkt dat de EPA een jaarlijkse begroting had van 7,5 miljoen euro. Met name in economisch en financieel moeilijke tijden zoals nu is het in het belang van alle burgers om op doeltreffende communautaire agentschappen te kunnen rekenen die de hun toegekende begroting op een transparante en verantwoorde wijze weten te benutten. Daarbij is de toezichthoudende taak van het Europees Parlement van belang; het kan zoals in dit geval een veto uitspreken als er een ondoorzichtig beheer is gevoerd. Daarom stem ik voor het voorstel van de rapporteur.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) De Europese Politieacademie (EPA), die in 2006 is omgevormd tot agentschap, kampt sinds zijn oprichting met ernstige problemen bij de naleving van de minimumnormen inzake behoorlijk bestuur waaraan alle EU-agentschappen zijn onderworpen. Ik heb vóór het verslag gestemd en vóór het besluit geen kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting voor 2008, al is het voor het eerst dat kwijting aan een individuele organisatie is geweigerd. Niettemin twijfel ik aan de betekenis van de kwijting en aan het nut ervan als instrument, twee jaar nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden en waarin, zoals in dit geval, heel wel veranderingen in bestuur en personeel kunnen hebben plaatsgevonden. Het is derhalve van vitaal belang dat we onderzoeken of heel kleine agentschappen met een gering aantal personeelsleden doeltreffend kunnen zijn en aan de administratieve vereisten van het Financieel Reglement kunnen voldoen.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) In de Commissie internationale handel werd vorige week unaniem voor uitstel van de kwijting voor de Europese Politieacademie (EPA) en tegen de goedkeuring van haar rekeningen gestemd. Vanwege ernstige tekortkomingen bij de naleving van financiële voorschriften en personeelsregelingen heeft nu ook het Europees Parlement met overweldigende meerderheid tegen de kwijting van de EPA en dus ook tegen de goedkeuring van de jaarrekening voor 2008 gestemd. Het is goed om te zien dat het Parlement in de betrokken kwijtingsprocedures zijn werk doet en een duidelijk signaal heeft afgegeven tegen nalatigheid en wanbeheer. Ik feliciteer mevrouw Mathieu met dit verslag.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Alle Europese instellingen die middelen uit de begroting van de Europese Unie ontvangen moeten worden onderworpen aan strenge controles van de Rekenkamer en alle overige entiteiten met inspectietaken. Inspectie moet uitwijzen of de communautaire middelen correct zijn gebruikt, of het optreden van de instelling in kwestie aansluit bij de vastgelegde doelstellingen en of er middelen worden verspild.
Behoudens een gering aantal uitzonderingen, kunnen we op basis van de bij ons bekende controles in het algemeen wel stellen dat de gecontroleerde instellingen hun middelen correct besteden en hun acties laten aansluiten bij de vastgelegde doelstellingen. Volgens de rapporteur is dit evenwel niet het geval bij de Europese Politieacademie, aangezien er bij deze instelling een aantal onregelmatigheden zijn geconstateerd en de Academie niet in staat is gebleken verantwoording betreffende haar uitgaven af te leggen. Vandaar mijn stemgedrag.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze stem verleent het Europees Parlement de directeur van de Europese Politieacademie geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2008.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Dames en heren, de rapporteur stelt terecht dat zij zich zorgen maakt over het gebrek aan transparantie in de aanbestedingsprocedures van de Europese Politieacademie. Laten we hopen dat het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) alomvattend en nauwgezet zal zijn en meer duidelijkheid in de zaak zal brengen. Deze kwestie hangt echter samen met een veel groter probleem, namelijk met het veelvoorkomende gebrek aan integriteit en professionalisme binnen de politie- en veiligheidsmachten in Europa. Amnesty International en Human Rights Watch hebben melding gemaakt van een zeer groot aantal gevallen in Europa waarin de politie haar bevoegdheden heeft overschreden en onrechtmatige onderzoeksmethoden heeft gebruikt. In de meeste gevallen hebben de instellingen verzuimd om onderzoek te verrichten en de wetsovertreders volgens internationale normen te straffen, wat de straffeloosheid alleen maar vergroot. Vaak zijn slachtoffers gemakkelijke doelwitten omdat ze tot een etnische of politieke minderheid behoren. Voor sterke politiemachten zijn een sterke rechtsstaat en een onafhankelijke rechterlijke macht nodig. De Europese Politieacademie heeft nobele doelstellingen: bevordering van gemeenschappelijke Europese politienormen, grensoverschrijdende samenwerking bij de bestrijding van criminaliteit en handhaving van de rechtsstaat en de wet. Of dit nu via dit forum wordt bereikt of via een ander forum, het belangrijkste is dat deze doelstellingen worden verwezenlijkt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Deze resolutie van het Europees Parlement is zeer belangrijk voor de afschaffing van de visumregeling voor Bosnië en Herzegovina en Albanië. Een visumvrije regeling zorgt voor de verwezenlijking van een van de belangrijkste grondrechten in Europa – vrij verkeer in alle lidstaten. Het is van groot belang dat er alles aan gedaan wordt om ervoor te zorgen dat de burgers van Bosnië en Herzegovina en Albanië zo snel mogelijk zonder visum kunnen reizen. Bosnië en Herzegovina en Albanië hebben de afgelopen maanden aanzienlijke vooruitgang geboekt en er zijn belangrijke besprekingen met deze landen gehouden. Zodra op deze landen een visumvrije regeling van toepassing is, zullen jongeren in het buitenland kunnen reizen, leren en studeren. Bovendien zal het risico van nog grotere etnische en politieke instabiliteit verminderen, zal de politieke en economische samenwerking in de regio worden versterkt, zal de steun voor de EU onder de bevolking groeien en zullen de vooruitzichten op Europese integratie toenemen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Er zijn 21 jaar voorbijgegaan sinds de val van de Berlijnse Muur, maar Europa blijft verdeeld. Burgers hebben nog steeds een visum nodig om vrij te reizen in de EU. Ik kom uit een land dat bijna een halve eeuw onder het zwaarste communistische regime heeft geleefd, zonder rechten om vrij te reizen. Vervolgens heeft Roemenië vijftien jaar nodig gehad om Europa ervan te overtuigen dat zijn burgers niet tweederangs zijn en een fundamenteel mensenrecht moeten kunnen uitoefenen. De EU heeft zich nooit uitgesproken voor kunstmatige scheidingen en doet dat ook nu niet, maar heeft alle Europeanen aan dezelfde tafel gebracht door grenzen op te heffen. Het Europees Parlement heeft continu gewerkt aan afschaffing van het idee van visumverplichtingen, omdat het zich bewust is van de psychologische gevolgen van de huidige situatie op hen die nog steeds visa moeten aanschaffen om familieleden in EU-landen te bezoeken, om te studeren of te reizen. Het is de hoogste tijd om, 21 jaar na de eenwording van Europa, een eind te maken aan visumverplichtingen voor inwoners van Europa die in de EU willen reizen.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit wetgevingsvoorstel gestemd, omdat ik besef hoe belangrijk het is dat we Albanië en Bosnië en Herzegovina het recht op vrij verkeer van personen toekennen, en wel door vrijstelling van de visumplicht, een regeling die nog dit jaar van kracht moet worden. Deze stap volgt op hetgeen onlangs is besloten met betrekking tot Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ik geloof dat deze stemsessie een belangrijke stap zal vormen op weg naar de Europese integratie van, en de economische samenwerking met deze regio. Het is echter ook van belang dat we trachten vorderingen te boeken met het liberaliseren van de visumregeling voor Kosovo, het enige gebied in de Westelijke Balkan waarvoor zelfs nog geen openingsonderhandelingen zijn gepland.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag gestemd omdat ik van mening ben dat alle burgers het onvervreemdbare recht hebben om zich vrij te verplaatsen. Iedereen heeft het recht op vrij verkeer ongeacht zijn of haar staatsburgerschap. Met dit verslag wordt eindelijk de volgende stap gezet in de richting van afschaffing van de visumplicht voor burgers van Albanië en Bosnië en Herzegovina. Helaas mogen wij daarbij echter niet uit het oog verliezen dat de landen voor het verkrijgen van visumliberalisatie biometrische paspoorten moeten gebruiken, waar ik tegen ben. Mijns inziens schenden biometrische paspoorten het beginsel inzake persoonlijke gegevensbescherming.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het aannemen van de ontwerpverordening, aangezien deze zal helpen bij het uitvoeren van een aantal van de belangrijkste verplichtingen van de EU met betrekking tot het vrij verkeer van personen op het gehele continent. Hierdoor kunnen inwoners van bepaalde landen op de Westelijke Balkan zich ook onderdeel voelen van het proces van hereniging van het werelddeel Europa. Ik ben van mening dat we geen vooruitgang kunnen boeken met onze wens om een Europese identiteit en een Europees burgerschap te creëren, zonder de barrières te verwijderen die een blokkade opwerpen voor de vrijheid van verkeer op het continent tussen EU-lidstaten en hun buren. Ik verwelkom de getoonde ontvankelijkheid voor het idee om deze mogelijkheid uit te breiden naar Albanië en Bosnië en Herzegovina. De aansluiting van burgers uit deze landen bij hun medeburgers uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië als het gaat om het recht op vrij verkeer binnen de EU, zal ook een aantal wonden uit het recente verleden helpen dichten. Dit is een aantal van de argumenten als toelichting voor mijn stem.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) De Balkan heeft een reputatie als het ‘kruitvat van Europa’ en blijft ondanks de vooruitgang van de afgelopen jaren vooral een broeinest van interetnische spanningen, waar politieke instabiliteit en de economische en sociale crisis nog bijkomen. Bosnië en Herzegovina zijn het meest recente voorbeeld hiervan: ondanks alle inspanningen heerst er helaas nog steeds een stemming van confrontatie tussen de door de oorlogswonden verdeelde gemeenschappen.
Ik ben van mening dat het ontmantelen van de muren die het continent verdelen het proces van hervorming en verzoening in dit deel van Europa zullen stimuleren. Sinds de opheffing van de visumplicht voor Servië, Montenegro en Macedonië afgelopen december hebben Bosnië en Herzegovina en Albanië significante stappen vooruit gezet, zoals het verslag aangeeft, waardoor hun isolatie en afscheiding niet langer gerechtvaardigd zijn. Het probleem van Kosovo blijft echter onopgelost. Kosovo wordt door vele landen, waaronder de EU, zelfs niet erkend als onafhankelijk land. Onze zorg moet in de nabije toekomst op dit aspect zijn gericht, omdat het een gevaarlijk precedent kan scheppen voor separatistische acties op etnische gronden.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Het doet mij veel deugd met mijn stem bij te kunnen dragen tot de erkenning, door de Europese Unie, dat voldaan is aan de voorwaarden voor de liberalisering van de visumplicht voor nieuwe staten in ons werelddeel. Het gaat dit keer om Albanië en Bosnië en Herzegovina. Ik vind het intussen wel jammer dat de Europese Unie zich ten aanzien van andere landen – en dan heb ik het over de Oekraïne en Kroatië – niet even open opstelt, en dat landen die hun onafhankelijkheid en soevereiniteit van de voormalige Sovjet-Unie hebben verworven kennelijk niet dezelfde erkenning ontvangen, enkel en alleen om die reden – dat ze tot de Sovjet-Unie hebben behoord.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag-Fajon gestemd, omdat bij missies en uit beoordelingsverslagen is gebleken dat er vooruitgang is geboekt bij het voldoen aan de voor Albanië en Bosnië en Herzegovina geldende vereisten, hetgeen betekent dat deze landen nu terechtkomen op de lijst van derde landen waarvan de onderdanen voor de toegang tot de Schengen-ruimte van de visumplicht zijn vrijgesteld.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Wie zich de spanningen en de conflicten die de Westelijke Balkan hebben geteisterd nog voor de geest kan halen moet wel erkennen dat er bij de pacificatie en stabilisering van deze regio een lange weg is afgelegd. Het is dan ook volkomen begrijpelijk dat de Europese Unie een bijdrage wil leveren aan het slechten van de barrières die de Unie scheiden van de meeste Balkanlanden, en de onderdanen van deze landen in staat wil stellen de EU zonder visum binnen te komen. Ik ben uit principe voorstander van alle obstakels die het vrije verkeer van personen belemmeren, en daarom ben ik voor het opheffen van voornoemde barrières. Ik geloof wel dat het vergemakkelijken van het verkeer van burgers uit Balkanlanden een maatregel is die vergezeld moet gaan van maatregelen voor een versterkte grensoverschrijdende samenwerking en een doeltreffender uitwisseling van informatie met de oorsprongslanden van deze burgers, om de uitbreiding van uit deze landen afkomstige criminele netwerken tegen te gaan.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik sta achter het idee om de visumplicht voor alle landen van de Westelijke Balkan af te schaffen. De afschaffing van visa voor burgers van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië in december 2009 vormde een belangrijke stap naar hun Europese integratie. Een visumvrije regeling is van groot belang voor het dagelijks bestaan van mensen, aangezien onderlinge contacten hierdoor gemakkelijker worden en de gedachte van vrij verkeer als één van de grondrechten in Europa wordt verspreid.
De verzekering dat de Europese Unie beide landen, met name Bosnië en Herzegovina, binnenkort – in de vroege herfst van 2010 – visumvrij reizen zal toestaan, zal het risico van nog meer etnische en politieke instabiliteit verminderen, de politieke en economische samenwerking in de regio doen toenemen en de steun van de bevolking voor de EU en het vooruitzicht op Europese integratie vergroten, hun horizon verbreden en de anti-Europese en extremistische krachten intomen. Ik heb voor deze resolutie betreffende de vrijstelling van de visumplicht gestemd, opdat Bosnië en Herzegovina en Albanië zo spoedig mogelijk van deze regeling gebruik kunnen maken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij zijn ervoor om het visumvrij reizen voor burgers van Bosnië en Herzegovina en Albanië zo spoedig mogelijk in te voeren. Deze landen zijn in 2009, toen de procedure voor de afschaffing van de visumregeling voor alle landen op de Westelijke Balkan in gang werd gezet, van deze mogelijkheid uitgesloten.
Dit besluit is de “beloning” voor het vermogen van deze landen om “de noodzakelijke hervormingen door te voeren”. We zeggen op die manier dat we bereid zijn de “deuren” te openen voor de “landen die hun best doen om ons ter wille te zijn”. De vraag luidt nu: welke prijs gaan de burgers van deze landen daarvoor betalen? De landen die nu beweren dat ze de landen van de Westelijke Balkan belonen, zijn dezelfde landen die gisteren nog alles in het werk hebben gesteld om Joegoslavië en alles wat de mensen daar hadden opgebouwd te vernietigen. Het blazoen van de belangrijkste mogendheden van de EU en de NAVO is bezoedeld met het bloed van de misdaden die ze daar hebben begaan, in het kader van een operatie die oorlog heeft gebracht en haat heeft gezaaid tussen volkeren die lang geleden al besloten hadden hun krachten te verenigen bij het opbouwen van hun staat. Wij zijn dus niet bereid mee te werken aan de ontmanteling van wat er nog over is van Joegoslavië door degenen die erop uit zijn zich de rijkdommen van dit land toe te eigenen, de bevolking uit te buiten en de geostrategische positie van dit land voor eigen doelen aan te wenden. Dat is immers al heel lang een droom van het Europese grootkapitaal. Er wordt nu al aangekondigd dat Kosovo, het EU-NAVO-protectoraat in de regio, het volgende gebied zal zijn dat onder de hier bedoelde regeling komt te vallen.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik en met mij de fractie waartoe ik behoor, ben het volstrekt oneens met het voorstel van mevrouw Fajon om de visumplicht af te schaffen voor de burgers uit Bosnië en Herzegovina en Albanië die de buitengrenzen van de Europese Unie oversteken. Zo’n maatregel is volgens mij onverantwoord en gevaarlijk voor de veiligheid van de Europese burgers, omdat de moeilijke situatie en de politieke problemen in die landen worden onderschat terwijl de zwakke, ontoereikende vooruitgang van de afgelopen jaren wordt overschat. Albanië heeft nog niet eens een rechtsstelsel waarmee de georganiseerde misdaad en de torenhoge corruptie kan worden bestreden. De strafrechtspleging in Bosnië en Herzegovina kent soortgelijke problemen; daar werken de politie en de justitiële autoriteiten volkomen langs elkaar heen. Dankzij het visumbeleid is er een bepaalde mate van toezicht en selectie mogelijk van de mensen die vanuit derde landen mogen binnenkomen. Zonder de controle die door zo’n systeem mogelijk wordt gemaakt, bestaat het risico dat er gevaarlijke situaties voor de veiligheid van onze burgers ontstaan.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze stemming is een krachtig signaal van het Europees Parlement aan Albanië en Bosnië en Herzegovina, namelijk het vooruitzicht van een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie. Immers, als visa voor burgers van deze twee landen mogen worden afgeschaft, zal dat zonder twijfel de mobiliteit van jonge studenten stimuleren, en hetzelfde geldt voor de economische en politieke samenwerking met de Balkan. Landen als Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië putten al voordeel uit een dergelijke regeling. Maar laten we onszelf niet voor de gek houden: deze stemming van het Parlement betekent in geen geval een ondersteuning van het beleid van de huidige Albanese regering, waarvoor we de reeds in juli verwoorde eisen handhaven. Deze maatregel is voornamelijk bedoeld om een verbinding tussen naties tot stand te brengen. Uiteraard is het betreurenswaardig dat Kosovo, vanwege meningsverschillen tussen lidstaten over de erkenning van zijn onafhankelijkheid, niet is opgenomen in dit proces dat gaande is tussen de Europese Unie en de landen in de Balkan. Wij moeten hier naartoe werken.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het Europees Parlement heeft vandaag een krachtig signaal afgegeven door zijn steun te verlenen aan het beleid inzake afschaffing van de visumregeling voor alle landen op de Westelijke Balkan. Daarmee is een volgende stap gezet in het traject dat vorig jaar is ingezet met de afschaffing van de visumplicht voor de burgers uit Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dat besluit was een belangrijke stap op weg naar de integratie in Europa van die landen, die hebben bewezen serieuze hervormingsprocessen op gang te kunnen brengen. Met de stemming van vandaag over het verslag van mevrouw Fajon hebben wij het voorstel van de Commissie aangenomen om de visumplicht ook voor Albanië en Bosnië en Herzegovina af te schaffen. Als we een andere benadering hadden gekozen, zouden we volgens mij het risico gelopen hebben de etnische en politieke verschillen in dit gebied extra zwaar aan te zetten. Het enige land waarvoor niet tot afschaffing van de visumplicht wordt overgegaan, is Kosovo. Dat komt door de problemen die verband houden met de erkenning van de onafhankelijkheid van dit land, en ik hoop dat die snel zullen worden opgelost. Ik wil tot slot benadrukken dat de afschaffing van de visumplicht, waarover dit verslag gaat, een essentieel aspect van het leven van deze mensen betreft, omdat het hun in staat stelt hun recht op vrij verkeer in de praktijk uit te oefenen.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) In een verslag van Europol, Eurojust en Frontex wordt geschat dat 900 000 illegale immigranten jaarlijks de Europese Unie binnenkomen. Volgens dit document zijn een substantieel aantal illegale immigranten uit de Balkan crimineel op het gebied van drugs, wapens en mensenhandel.
Hoewel sommige van deze landen om geopolitieke, religieuze of zelfs etnische redenen buitengewoon instabiel zijn gebleven, wordt in het verslag van de socialiste mevrouw Fajon niets minder aanbevolen dan een afschaffing van de visumregeling voor alle landen in de Westelijke Balkan. Afgezien van het feit dat dit voorrecht in strijd is met de Schengenovereenkomst en de beginselen zelf van de werking van de Europese Unie en van de mechanismen om er lid van te worden, is het in mijn opvatting uitgesloten om vrij verkeer toe te staan voor personen uit landen als Bosnië en Herzegovina en Albanië.
Een beroep doen op dit ‘grondrecht’ is in werkelijkheid een utopische stamppot. De Europese Unie heeft al te kampen met massale en ongecontroleerde immigratie die de identiteit, de economie en de samenleving van de landen die er deel van uitmaken ernstig schaadt. Wij zouden juist moeten ijveren voor het grondrecht van mensen om hun grenzen te mogen blijven controleren en het soevereine besluit te mogen nemen wie wel en wie niet hun landen in mogen.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verslag van mevrouw Fajon over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld, verdient een positieve beoordeling omdat het een passend vervolg is op de overeenkomsten inzake de versoepeling van de procedures voor de afgifte van visa die de EU in 2007 met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Macedonië, Montenegro en Servië heeft gesloten. Ook na de liberalisering moeten er natuurlijk systematisch controles blijven plaatsvinden, maar deze verordening zal ongetwijfeld een belangrijk stabiliserend effect hebben. Ik ben het voorts met de rapporteur eens dat de directe effecten van de liberalisering op de kwaliteit van leven van de burgers ertoe zullen bijdragen dat overheidsinstanties en politici gesterkt zullen worden in hun inspanningen om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om tot de Europese Unie toe te treden.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Als wij overwegen om de opheffing van de visumplicht uit te breiden naar Albanië en Bosnië en Herzegovina, zouden we kunnen discussiëren over de vraag of Albanië vooruitgang heeft geboekt in het uitroeien van de invloed van georganiseerde criminaliteit. Dat is niet het geval. De toelichting van de rapporteur en het advies van de Commissie buitenlandse zaken, die beiden een liberalisering van de visumplicht aangaande Kosovo bepleiten, zijn echter een onaanvaardbare provocatie. En dus stem ik tegen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft er steeds alles aan gedaan om het vrije verkeer van haar burgers door de verschillende lidstaten mogelijk te maken. Die mogelijkheid is geleidelijk aan ook toegekend aan derde landen, en nu kunnen burgers van bepaalde niet tot de EU behorende landen zonder visum door de EU-ruimte reizen.
Dit verslag pleit ervoor ook de visumplicht voor de burgers van Albanië en Bosnië en Herzegovina af te schaffen, op dezelfde wijze als dat eerder al is geschied met betrekking tot andere landen van de Westelijke Balkan – in casu de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië. De vorderingen die de eerder genoemde twee landen de afgelopen maanden hebben gemaakt, hebben de EU bewogen de visumplicht voor de burgers van die landen af te schaffen, wat zal bijdragen tot het verminderen van het risico van nog meer etnische en politieke instabiliteit en een toename van de politieke en economische samenwerking in de regio. Het zal de steun van de bevolking voor de EU en het vooruitzicht op Europese integratie vergroten, hun horizon verbreden en de anti-Europese en extremistische krachten intomen. Vandaar mijn stemgedrag.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het voorstel van de Commissie om de visumregeling voor burgers van Albanië en Bosnië en Herzegovina af te schaffen. De visumregeling mag onder geen voorwaarde de burgers van de Westelijke Balkan isoleren, of vervreemden van de Europese Unie, hun meest naaste buur. Dit besluit om de visumregeling te liberaliseren is het resultaat van de vooruitgang die deze landen hebben geboekt, met name in het opvoeren van de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Het is een besluit dat een groot psychologisch effect heeft op de bevolking, bijvoorbeeld op studenten, die tot nu toe in de rij voor consulaten moesten staan.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik heb voor de eindversie van het verslag van mevrouw Fajon gestemd. In dit verband wil ik duidelijk verklaren dat ik tegen een visumvrije regeling voor Kosovo ben, omdat ik van mening ben dat hierover eerst overeenstemming met Servië moet worden bereikt. Ik ben het volledig eens met het standpunt van de Veiligheidsraad van de VN, die de onafhankelijkheid van Kosovo niet heeft erkend. Ook ben ik van mening dat totdat Servië de onafhankelijkheid van Kosovo erkent, wij niet het recht hebben om ook maar één stap te zetten in de richting van een indirecte erkenning van die regio. Zoals bekend hebben veel EU-lidstaten de onafhankelijkheid van Kosovo niet erkend. Ik ben ervan overtuigd dat we deze kwestie op een meer weloverwogen wijze moeten benaderen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Feitelijk heeft de visumliberalisering van 2009 aangetoond dat in de Balkanlanden velen de visumontheffing als vrijbrief beschouwen. Talloze mensen hebben gebruikgemaakt van de versoepelde visumvoorwaarden om de EU binnen te reizen. Niemand weet hoeveel van hen na het verstrijken van de geldigheidsduur weer naar huis zijn teruggekeerd. De betrokkenen schijnen niet te beseffen dat een visumversoepeling niets te maken heeft met arbeidsplaatsen en verblijfsrechten. Het plan om de illegale binnenkomst middels overnameovereenkomsten aan banden te leggen gaat niet op zolang misbruik wordt gemaakt van visumversoepelingen. Dit misbruik moet worden voorkomen. Vooral Kosovo zorgt in dit verband voor een groot probleem – de EU heeft immers altijd getwijfeld wat voor haar belangrijker is of wat naar haar mening legitiem is: territoriale integriteit of het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. En omdat men de problematiek van de multi-etniciteit te lang heeft genegeerd, hebben we nu te maken met de afscheiding van Kosovo. De poging om de erkenning van dat land via een visumovereenkomst als het ware indirect af te dwingen hoewel sommige lidstaten Kosovo nog niet hebben erkend, is in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Dit betekent een ingreep in de rechten van nationale staten die strikt van de hand moet worden gewezen. Om deze redenen heb ik tegen het verslag van mevrouw Fajon gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik als Roemeens staatsburger heel goed weet hoe belangrijk vrij verkeer is. Het is de belangrijkste vrijheid die de basis vormt voor de Europese Unie en het grootste recht waarover een Europees burger beschikt. Dat dit beginsel nu wordt uitgebreid naar de landen Albanië en Bosnië en Herzegovina is een belangrijke stap op weg naar Europese integratie.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik geef mijn volledige steun aan de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het opheffen van de visumplicht voor kort verblijf voor inwoners van Albanië en Bosnië en Herzegovina wanneer zij de buitengrenzen overgaan. Voornoemde landen hebben enorme vooruitgang geboekt ten aanzien van het voldoen aan de vereisten van de Europese Unie. Overeenkomstig haar voorstel zal de Commissie, zodra de visumplicht is opgeheven, in deze twee landen en daarnaast in alle westelijke Balkanlanden die inmiddels al van de “negatieve lijst” zijn gehaald en zijn toegevoegd aan de “positieve lijst”, zorgen voor passend toezicht op het proces, zodat de door deze landen in het kader van de liberalisering van de visumplicht geplande maatregelen effectief en blijvend worden doorgevoerd. De Commissie benadrukt tevens dat de basisvereiste voor afronding van het visumliberaliseringsproces in deze landen de introductie van biometrische paspoorten is, waardoor de veiligheid wordt gegarandeerd en illegale immigratie kan worden voorkomen.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen een gunstige afloop van de liberalisering van visa voor Albanië en Bosnië en Herzegovina gestemd. Ik deel de kritische opstelling van Frankrijk dat zich tijdens de COREPER-vergadering van 29 september jongstleden beklaagde over de veel te korte tijd die tussen het voorstel van de Commissie en de beoordeling ervan zat, en dit vraagstuk aan het Parlement heeft voorgelegd en meerdere keren heeft verzocht de benchmarks te evalueren. Afschaffing van de visumplicht voor de burgers van Albanië en Bosnië die de EU willen binnenkomen, kan nog niet omdat er nog te veel zaken onopgelost zijn. Ik doel hierbij met name op de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, het ontbreken van het biometrisch paspoort, immigratie en de grenscontroles. Wat dit laatste aangaat wijs ik erop dat België afgelopen maart enkele honderden Serviërs en Macedoniërs van Albanese afkomst heeft teruggestuurd. Zij hadden asiel aangevraagd in Europa nadat in december daarvoor de voor Servië, Macedonië en Montenegro geldende beperkingen op de visa waren afgeschaft.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De stemming van vandaag maakt de weg vrij voor de verlate maar zeer welkome toetreding van Bosnië en Albanië tot de EU-regeling voor het reizen zonder visum. Dit zal zeker een stimulans vormen voor hun burgers, die hiermee dezelfde rechten en privileges krijgen als hun buren. De Raad moet nu spoedig overgaan tot goedkeuring van hun deelname aan deze regeling. We maken ons echter zorgen over de onwil van enkele lidstaten, met name Frankrijk, om dit te doen. Bosnië en Albanië voldoen nu beter aan de EU-criteria voor het opheffen van de visumplicht dan Servië en Macedonië toen deze één jaar geleden van de visumplicht werden vrijgesteld. Indien de Raad er niet in slaagt zich aan te sluiten bij het standpunt van het Europees Parlement en de Europese Commissie, dan zal dit een volledig verkeerd signaal afgeven aan de Bosnische en Albanese burgers.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij stemmen tegen dit verslag aangezien het een riskante onderneming is om de onderdanen van Albanië en Bosnië en Herzegovina vrij te stellen van de plicht om in het bezit te zijn van een visum bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten. Wij vinden dat dit vooral geldt voor Albanië, aangezien de georganiseerde misdaad daar diepgeworteld is en zich zou kunnen verspreiden over de rest van de EU. Desondanks heeft de heer Frattini verklaard voorstander te zijn van een versoepeling van de visumverplichting; een beslissing die onverenigbaar is met de beslissing die reeds genomen is door Frankrijk, Nederland en Denemarken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië zijn onlangs opgenomen op de “positieve” lijst van deze Verordening, hetgeen betekent dat de burgers van deze landen zonder visum het grondgebied van de Europese Unie kunnen binnenkomen. Ook Albanië en Bosnië en Herzegovina hebben zodanige vorderingen gemaakt dat ze – zodra is vastgesteld dat ze inderdaad aan de voor vrijstelling geldende vereisten voldoen – voor diezelfde regeling in aanmerking komen, zodat ze van de “negatieve” lijst kunnen worden verwijderd. Het is van cruciaal belang dat we beslissen over het grondrecht van een toekomstig EU-burger om vrij naar de Unie te reizen. Om deze liberalisering te kunnen doorvoeren is het zaak de strijd tegen de georganiseerde misdaad in deze twee landen op te voeren, een strategie te ontwikkelen voor het ondersteunen van repatrianten (als het gaat om Albanië) en (voor Bosnië en Herzegovina) het strafrecht te harmoniseren naar het model van het Federale Wetboek van Strafrecht. De mogelijkheid om in de nabije toekomst visumvrij te reizen zal bijdragen tot de versterking van de politieke en economische samenwerking en het verminderen van de risico’s van spanningen in de regio. Steun van de zijde van de Europese Unie zal stellig bijdragen tot het verbreden van de horizon van de burgers. Om de hiervoor uiteengezette redenen heb ik voor dit document gestemd.
– Ontwerpresolutie: Falende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo (RC-B70524/2010)
Damien Abad (PPE), schriftelijk. – (FR) Aangezien er geen sprake is van vooruitgang in de mensenrechtensituatie in de Democratische Republiek Congo, die in feite verslechtert, en gezien de stelselmatige schendingen van mensenrechten die er zich dagelijks voltrekken, vooral wat betreft illegale executies, ontvoeringen, seksueel geweld en martelingen, meen ik dat het voor mij essentieel is om voor deze resolutie van het Europees Parlement te stemmen. De winsten, de economie, de mijnen en hulpbronnen van het land staan onder controle van gewapende groepen. Conflicten hebben zich jarenlang voortgezet, ondanks de aanwezigheid van de missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo. Het is daarom van essentieel belang om de regering van de DRC te vragen de stabiliteit en veiligheid in het land te heroveren en het vredesproces in gang te zetten.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vandaag hebben we in de plenaire vergadering met een zeer ruime meerderheid een resolutie aangenomen waarin de falende bescherming van de mensenrechten in de Democratische Republiek Congo (DRC) wordt veroordeeld. Wij hebben dus het geweld veroordeeld en in het bijzonder de massaverkrachtingen die de hele zomer het land hebben geteisterd. Wij moeten zo spoedig mogelijk de strijd tegen de straffeloosheid opvoeren en bovenal aan alle vormen van mensenrechtenschendingen een einde maken. Er moeten onafhankelijke onderzoeken worden uitgevoerd om de schuldigen voor het gerecht te kunnen slepen. Wij betreuren het verder dat de vredesbewakende troepen van de Verenigde Naties die ter plaatse zijn niet in staat zijn geweest dit geweld een halt toe te roepen. Hun aanwezigheid is nochtans essentieel, en we moeten hen in staat stellen hun mandaat in de DRC te voltooien.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) De Democratische Republiek Congo moet onmiddellijk maatregelen nemen om haar verplichtingen op het gebied van de mensenrechtenschendingen na te komen. Vandaag de dag gebruiken alle gewapende bewegingen verkrachting en geweld als middel om militaire en economische doelstellingen te bereiken. Als gevolg van deze gewelddaden verliezen vrouwen vaak hun plaats in de samenleving, hun vermogen om voor kinderen te zorgen of zelfs hun leven. De Democratische Republiek Congo moet alle mogelijke maatregelen nemen om verdere aanvallen op burgers te voorkomen en ervoor te zorgen dat personen die de mensenrechten en het internationaal recht schenden eerder ter verantwoording worden geroepen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de vrede en de stabiliteit in de regio worden bevorderd door bestaande regionale instrumenten toe te passen en meer te doen om de regionale economie te ontwikkelen. Het is zeer belangrijk dat het actieplan voor gendergelijkheid in het kader van ontwikkelingssamenwerking wordt goedgekeurd door de Raad, zodat gendergelijkheid onderdeel van elk beleidsterrein wordt.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Democratische (?) Republiek Congo is het toneel van een humanitaire ramp die zich buiten ons gezichtsveld ontvouwt, maar daarom niet minder hartverscheurend is. Ik hoop dat het initiatief van het Europees Parlement om in een verklaring alle strijdende partijen in de Democratische Republiek Congo krachtig te veroordelen en deze breder te verspreiden waaronder bij de Secretaris-generaal van de VN, een verbetering zal bewerkstelligen in de situatie van de burgerbevolking, die de ware slachtoffers zijn van deze zinloze oorlog. De informatie over de situatie in de Democratische Republiek Congo is des te alarmerend omdat de uitzonderlijke brute gewelddaden worden gepleegd in de nabijheid van het kamp van de VN-vredesmacht. De 1 244 vrouwen die in slechts drie maanden dit jaar zijn verkracht door vertegenwoordigers van alle partijen in dit conflict zijn niet slechts statistieken. Ieder van hen gaan door haar eigen tragedie. Zelfs nog schokkender is het feit dat het ieder moment opnieuw kan gebeuren, zonder dat zij op enige wijze worden beschermd. De situatie in de Democratische Republiek Congo biedt een extra argument voor het officieel veroordelen van alle gendergeweld als misdaad tegen de menselijkheid en als oorlogsmisdaad.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ondanks de inspanningen van de VN-vredesmacht in de Democratische Republiek Congo (DRC) en het werk dat daar door humanitaire organisaties in extreem moeilijke omstandigheden wordt verricht blijven de schendingen van de mensenrechten in de Congo voortduren. De situatie is alarmerend: massale verkrachtingen van burgers door leden van gewapende groeperingen, ontoelaatbaar leed, armoede, verdrijving van mensen, een voortdurend verslechterende toestand in de vluchtelingenkampen, en de gedwongen rekrutering van burgers en kindsoldaten.
Het Congolese leger beschikt nog steeds niet over voldoende menselijke, financiële en technische hulpmiddelen om zich met succes van zijn taken te kunnen kwijten. Deze Resolutie herhaalt dat opleiding en behoorlijke salarissen noodzakelijk zijn voor de hervorming van het Congolese leger en de verbetering van de discipline. Ze voegt daaraan toe dat bijkomende inspanningen nodig zijn om een einde te maken aan de activiteiten van gewapende groepen, en dat de daders van mensenrechtenschendingen voor de rechter zullen moeten worden gebracht. Het is dus tijd dat de regering van de DRC nauw gaat samenwerken met de internationale gemeenschap en dat ze het inzetten van vrouwen bij het oplossen van dit conflict gaat overwegen. Verder is het zaak de dialoog over het vredesproces onmiddellijk te hervatten. Ik heb daarom voor deze resolutie gestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het toenemende geweld tegen de plaatselijke bevolking in de Democratische Republiek Congo en de grootschalige vernietigingsacties in dat land – zoals het in brand steken van huizen, scholen, kerken en hele dorpen – moet een halt worden toegeroepen. Verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen (bijna veertien verkrachtingen per dag, volgens de Hoge Commissaris van de VN voor de vluchtelingen) worden als oorlogswapen gebruikt. We mogen niet toestaan dat er een algemene sfeer van straffeloosheid ontstaat met betrekking tot misdaden die ernstige schendingen van de grondrechten inhouden. Het is van cruciaal belang dat de daders voor de rechter worden gebracht en veroordeeld worden voor het begaan van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Ik herhaal het verzoek aan de Verenigde Naties en de Congolese regering om een onderzoek in te stellen. Ik hoop dat de Veiligheidsraad snel maatregelen zal nemen om nieuwe aanvallen op de burgerbevolking te verhinderen en de nodige steun aan de slachtoffers te verlenen. Ik ben ingenomen met de goedkeuring van de Amerikaanse wet inzake “conflictmineralen” en hoop dat de Europese Unie gelijkaardige wetgevingsinitiatieven zal nemen.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Met bezorgdheid en ongerustheid heb ik de ontwikkelingen in de Democratische Republiek Congo gevolgd: de misdadige behandeling van burgers, vooral vrouwen, en het gebruik van verkrachting als wapen in de strijd tussen de verschillende militaire groeperingen in een echte burgeroorlog. Ik ben betrokken geraakt bij het opstellen van deze resolutie van het Europees Parlement over falende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo vanwege de wens om een manier te vinden waarbij de verantwoordelijken voor deze gebeurtenissen respect gaan krijgen voor burgerrechten, burgerlijke vrijheden, menselijke waardigheid en de internationale verplichtingen waar het land partij bij is.
Ik verwelkom het initiatief van de VS, waar onlangs een wet betreffende ‘conflictmineralen’ is aangenomen, en het logische verzoek van de opstellers van deze resolutie die de Commissie en de Raad vragen om een dergelijk wetsvoorstel te overwegen als aanvullend instrument ter beïnvloeding van de besluitvorming van de verantwoordelijken voor deze verwerpelijke en barbaarse handelingen. Daarom heb ik voor aanname van deze resolutie gestemd.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij moeten met spoed een politieke oplossing zien te vinden voor het gewapend conflict in de Democratische Republiek Congo (DRC), zodat de bevolking van oostelijk Congo eindelijk veiligheid en stabiliteit kan worden geboden. Dit is het doel van de resolutie die het Europees Parlement heeft aangenomen na de publicatie van een verslag van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten op 1 oktober, waarin 617 van de ernstigste schendingen van mensenrechten en van het internationale humanitaire recht zijn vermeld die in een periode van tien jaar in de DRC zijn gepleegd door vertegenwoordigers van de staat en andere partijen. Tienduizenden mensen werden tijdens het decennium in kwestie vermoord en vele anderen verkracht, verminkt of aan andere vormen van geweld blootgesteld. De Europese Unie is bereid haar steun te geven aan alle inspanningen van de Congolese regering en landen in het Grote Merengebied om samen vrede en stabiliteit in de regio te bevorderen, door de nadruk te leggen op verzoening, persoonlijke veiligheid, een hervormde en versterkte rechterlijke macht en de terugkeer en integratie van vluchtelingen en ontheemden in het land.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik het geweld tegen vrouwen en kinderen in de Democratische Republiek Congo veroordeel. Het is zaak de strijd tegen de straffeloosheid op te voeren en het geweld en de schendingen van de mensenrechten in dit land onmiddellijk te staken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Democratische Republiek Congo heeft te kampen gehad met ernstige instabiliteit, die het gevolg is van het feit dat de grenzen kunstmatig zijn getrokken en groepen binnen het land vijandig tegenover elkaar staan. De woekergroei van elkaar bestrijdende facties en de gruweldaden die deze hebben gepleegd vormen de treurigste bladzijden van de geschiedenis van het Afrikaanse continent. De lijst met tragedies en schendingen van het recht en de mensenrechten groeit zo snel dat zelfs de best ingelichte waarnemers het tempo niet kunnen bijbenen. Onlangs werd de internationale gemeenschap gewezen op een golf groepsverkrachtingen, die onze weerzin oproepen en waartegen we in de felst mogelijke termen protest aantekenen. Het gebruik van dit type geweld als oorlogswapen is helaas niets nieuws, maar dat betekent niet dat we mogen nalaten dit geweld zonder enig voorbehoud te veroordelen en de morele en feitelijke daders op een doeltreffende wijze te vervolgen. Congo heeft behoefte aan vrede en stabiliteit, maar daar zal het niet van komen zolang de daders van de meest gruwelijke mensenrechtenschendingen die zich nu nog in een schandalige straffeloosheid mogen verheugen niet ondubbelzinnig zijn geïdentificeerd en tot lering van anderen gestraft.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Atul Khare, adjunct-secretaris-generaal van de VN voor vredeshandhaving heeft de VN-Veiligheidsraad gemeld dat van 30 juli tot 4 augustus in de provincie Noord-Kivu meer dan 500 personen het slachtoffer zijn geworden van massale groepsverkrachtingen, begaan door het Democratisch Leger voor de bevrijding van Rwanda (FDLR), een Hutu-rebellengroep en de Mai Mai-militie.
Ik veroordeel deze groepsverkrachtingen en andere mensenrechtenschendingen in de sterkst denkbare termen, en ben daarom ingenomen met het verzoek aan de VN en de regering van de DRC om de gebeurtenissen onpartijdig en grondig te onderzoeken, en erop toe te zien dat zij die schuldig zijn voor schending van de mensenrechten en de internationale humanitaire wetgeving overeenkomstig de Congolese en internationale wetgeving voor de rechter worden gebracht en vervolgd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij veroordelen met klem de verkrachtingen van vrouwen en meisjes en alle schendingen van de mensenrechten die in de Democratische Republiek Congo plaatsvinden. Aan deze gewelddaden zal pas een einde komen wanneer een punt wordt gezet achter de aanwezigheid van buitenlandse troepen en de inmenging van buitenaf, want deze factoren blijven het conflict voeden. De missies van de Verenigde Naties en de Europese Unie hebben reeds bewezen dat zij geen oplossing zijn, maar een deel van het probleem. Onze fractie heeft voorgesteld ‘een einde te maken aan de missies EUPOL en EUSEC in de Democratische Republiek Congo nu is gebleken dat zij een negatieve invloed hebben op de escalatie van het geweld en de situatie in het land doordat zij veiligheidstroepen opleiden die zich schuldig maken aan misdaden tegen de burgerbevolking’.
Een meerderheid van het Europees Parlement heeft er de voorkeur aan gegeven om dit voorstel af te wijzen en heeft daarmee partij gekozen voor degenen die het conflict in stand willen houden omdat ze er hun voordeel mee doen. De enige manier om de vrede te herstellen is het bereiken van een politieke overeenkomst tussen alle betrokken actoren uit zowel binnen- en buitenland. Dat geldt uiteraard voor de landen uit de regio, met name voor Rwanda en Uganda, die de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van de Democratische Republiek Congo schenden en actief deelnemen aan het conflict. Maar bovenal ook voor de Verenigde Staten en de Europese Unie, als voornaamste begunstigden van een oorlogseconomie die in stand wordt gehouden door de verkoop van belangrijke mineralen waarvan Amerikaanse en Europese bedrijven gebruikmaken bij de productie van onderdelen voor computers en mobiele telefoons.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De ernstige schendingen van de mensenrechten die hebben plaatsgevonden in de Democratische Republiek Congo, waaronder systematische en massale verkrachtingen, zijn werkelijk schokkend. Ondanks de beperkte bevoegdheden van dit Huis op dit terrein is het belangrijk dat we ons unaniem uitspreken tegen deze wreedheden. Dit is de reden dat ik de resolutie vandaag heb gesteund.
Sabine Lösing (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) Ik veroordeel de massaverkrachtingen en de ernstige mensenrechtenschendingen in de Democratische Republiek Congo ten zeerste. Ik ben erg verheugd over het feit dat een dergelijke veroordeling is opgenomen in de gezamenlijke resolutie. Toch heb ik tegen de gezamenlijke resolutie gestemd omdat bij deze misdaden vaak ook Congolese leger- en politie-eenheden betrokken waren en zijn die sinds 2005 door de EU-missies EUPOL en EUSEC worden opgeleid. In de gezamenlijke resolutie worden deze opleidingsmissies uitdrukkelijk gesteund en verwelkomd. Ik ben voor een onmiddellijke beëindiging van deze missies, omdat zij een negatieve bijdrage hebben geleverd tot de escalatie van het geweld en de situatie in het land, doordat zij veiligheidstroepen hebben opgeleid die regelmatig betrokken waren bij de ernstige schendingen van de mensenrechten van de Congolese bevolking. Bovendien wordt het onderdrukkingsapparaat van het corrupte regime van Kabila gesteund door het leger en de politie, die door de EU worden opgeleid.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie kan zich niet afzijdig houden van de vele gewapende conflicten die zich zowat overal ter wereld voordoen. Het geweld in de Democratische Republiek Congo is een conflict dat al jaren aansleept en reeds miljoenen doden, ontheemden en vluchtelingen heeft veroorzaakt.
Daarom is het bijzonder belangrijk om alle partijen bij het conflict ertoe aan te sporen de vijandelijkheden te staken, zodat de bevolking in de regio opnieuw in vrede kan leven. Het is tevens bijzonder belangrijk dat wij onze steun blijven verlenen voor de VN-missies ter plaatse om het lijden van de bevolking in het algemeen, en met name van ouderen, vrouwen en kinderen, te verzachten.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Onlangs zijn in de Democratische Republiek Congo meer dan vijfhonderd personen het slachtoffer van een massale verkrachting door bendeleden geworden. Schuldig aan deze massaverkrachting zijn de leden van verschillende gewapende bendes in het oosten van de Democratische Republiek Congo. Ik steun de resolutie van het Europees Parlement volledig. Tegelijk moet ik daaraan toevoegen dat, gelet op het feit dat het kamp van de VN-vredesmacht dichtbij de stad lag waar deze aanslag van seksuele aard plaatsvond en de VN dit schokkende incident niet heeft voorkomen, we een opvatting over de acties van de VN-basis in het oosten van de Democratische Republiek Congo moeten formuleren. We moeten de namen van de verantwoordelijke VN-commandanten te weten komen. Ook zou ik willen weten of de officiers en soldaten van de VN-basis weten waarom ze daar zijn gestationeerd. Mij lijkt het dat ze dat niet weten, en het is vanwege hun stilzwijgen dat deze grootschalige misdaad en deze bespotting van het internationaal recht heeft kunnen plaatsvinden. Het is een misdaad van de VN dat deze missie haar directe taak niet heeft uitgevoerd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Woorden schieten tekort om de aanhoudende gewelddadige verschrikkingen in de Democratische Republiek Congo te beschrijven. Alles wat we kunnen doen is ze één voor één beschrijven. Groepsverkrachting, verminking, willekeurig geweld, plundering, gruwelijke moorden, om maar te zwijgen van de minachting die dagelijks aan de dag wordt gelegd voor de meest fundamentele vrijheden, in een land dat bezig is volledig teloor te gaan. Aan de afwezigheid van enige actie of reactie kunnen we straffeloosheid toevoegen, het resultaat van een niet-bestaand rechtssysteem, alsmede van Congolese autoriteiten die liever berusten dan ernst te maken met hun essentiële taak om hun burgers te beschermen. Deze resolutie, de derde in haar soort, is bestemd voor het hoofd van de Congolese autoriteiten, maar ook voor de Europese en internationale instanties die zich niet langer afzijdig kunnen houden. Zij hebben de plicht in actie te komen en de mensen te beschermen, namelijk door middel van de Missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) die ter plaatse is. Zij moeten het herstel van vrede en stabiliteit in de regio vergemakkelijken en bijdragen aan de vestiging van een staat die zijn kerntaken volledig kan uitvoeren en uiteindelijk kunnen zorgen dat de rechtsorde wordt geëerbiedigd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik hoop dat de belangrijkste betrokkenen in deze zaak kennis zullen nemen van de uitkomst van onze stemming van zojuist. Wij veroordelen ten krachtigste de massale verkrachtingen en andere schendingen van de mensenrechten waarvan tussen 30 juli en 3 augustus op zijn minst vijfhonderd vrouwen in de provincie Noord-Kivu het slachtoffer zijn geworden en die door het Democratisch Leger voor de bevrijding van Rwanda (FDLR), een Hutu-rebellengroep en de Mai Mai-militie zijn begaan, alsook dergelijke gebeurtenissen in andere gebieden van Noord- en Zuid-Kivu. Wij verzoeken alle betrokkenen de strijd tegen straffeloosheid op te voeren en onmiddellijk een eind te maken aan het geweld en de schendingen van de mensenrechten in de DRC, met name in Noord-Kivu. We benadrukken dat bijkomende inspanningen nodig zijn om een einde te maken aan de activiteit van plaatselijke en buitenlandse gewapende groepen in het oosten van de DRC. Ook verzoeken we de VN en de regering van de DRC de gebeurtenissen onpartijdig en grondig te onderzoeken, erop toe te zien dat zij die schuldig zijn voor schending van de mensenrechten en de internationale humanitaire wetgeving overeenkomstig de Congolese en internationale wetgeving voor de rechter worden gebracht en vervolgd.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Helaas respecteren vele landen in de wereld de fundamentele mensenrechten niet. Sterker nog: ze maken zich schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid, oorlogen, seksueel geweld, en alle andere soorten geweld tegen mannen, vrouwen en kinderen. In de Democratische Republiek Congo zijn in juli en augustus, alleen al in het mijndistrict in Oost-Congo, meer dan 500 mensen, waaronder kinderen, meisjes en vrouwen van wel 75 jaar oud, slachtoffer geworden van massaverkrachtingen. Deze verkrachtingen vonden plaats in de buurt van een kamp van de Verenigde Naties, die niet alleen niet hebben ingegrepen, maar zelfs wekenlang hebben gedaan alsof zij niet wisten wat er gebeurd was. Volgens interne schattingen zijn er tot op heden ongeveer 6 miljoen mensen om het leven gekomen. Ik sta dus vierkant achter deze resolutie, waarmee het Parlement de kant kiest van de zwaksten en meest weerlozen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik geef mijn steun aan de resolutie inzake tekortschietende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo. Ik geloof dat deze resolutie dringend en met prioriteit moet worden aangenomen. Begin december zal er een Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU plaatsvinden in Kinshasa. Deze resolutie kan een belangrijke boodschap afgeven aan de autoriteiten en burgers van Congo. Het zal een signaal zijn dat de Europese Unie het voornemen heeft haar inspanningen te vergroten om de situatie in deze regio te stabiliseren, om de huidige steunmechanismen tegen het licht te houden, om meer nadruk te leggen op hervorming van de rechtsstaat en om bovenal krachtig stelling te nemen tegen geweld tegen vrouwen en kinderen en een einde te maken aan de straffeloosheid van hen die hiervoor verantwoordelijk zijn.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer ingenomen met de aanneming van de resolutie over de falende bescherming van de mensenrechten en het recht in de Democratische Republiek Congo. Deze resolutie brengt de vele als oorlogswapen ingezette verkrachtingen van Congolese vrouwen aan het licht en veroordeelt die. Deze gruwelen hebben het land al lange tijd geteisterd. Ik benadruk andermaal de noodzaak de strijd aan te binden met de straffeloosheid die in de regio heerst en ik vraag de Commissie om bij de eerste gelegenheid een wetgevingsinitiatief voor te bereiden, dat voortborduurt op de Amerikaanse wet inzake ‘conflictmineralen’.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Dames en heren, ik maak me grote zorgen over de gebeurtenissen in de Democratische Republiek Congo, waar de afgelopen maanden honderden, zo niet duizenden vrouwen en kinderen zijn verkracht. Als politicus ben ik geschokt, en als vader en man nog meer. Het is verschrikkelijk. De schuldigen moeten worden gevonden, vervolgd en gestraft overeenkomstig het internationaal recht. Wij, de internationale gemeenschap, hebben gefaald. Veel dichter bij huis, op ons eigen grondgebied, hebben we echter ook gefaald. We staan altijd onmiddellijk klaar om mensenrechtenschendingen buiten de Europese Unie te veroordelen en te eisen dat er dringend actie tegen wordt ondernomen. Wanneer de spotlichten echter op mensenrechtenschendingen binnen de Europese Unie worden gericht, is de reactie meestal terughoudend. De EU zal met een enorme vertrouwenscrisis te maken krijgen als ze de kloof tussen haar nobele veroordelingen van misdaden die buiten de EU worden gepleegd en de maatregelen op het gebied van de mensenrechten die thuis worden genomen niet weet te dichten. Zo zou het niet moeten zijn. Het Verdrag van Lissabon heeft nieuwe kansen geschapen om de mensenrechten te versterken, vooral het Handvest van de grondrechten, dat nu dwingend is geworden, niet alleen voor de instellingen van de EU, maar ook voor de lidstaten. Het ligt derhalve binnen ons vermogen om het mensenrechtenvacuüm in de EU op te vullen, maar we moeten nu handelen.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (SK) Dames en heren, tussen 30 juli en 4 augustus 2010 hebben op grote schaal mensenrechtenschendingen en seksueel geweld tegen kinderen, vrouwen én mannen plaatsgevonden in het oosten van Congo. De schending van mensenrechten en het internationaal recht gaat door tot op de dag van vandaag en breidt zich in een alarmerend tempo over de gehele regio uit. De Europese Unie is langetermijnverplichtingen aangegaan tegenover de gehele Afrikaanse regio rond de Grote Meren, waarvan een deel zich op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo bevindt. Onze inspanningen om vrede en stabiliteit in de regio te bewerkstelligen hebben tot dusver geen tastbare resultaten opgeleverd. Onze resolutie van vandaag is een nieuwe oproep van dit Parlement om de aanvallen op de burgerbevolking in de oostelijke provincies van Congo te staken, en de slachtoffers basisvoorzieningen te verstrekken op sociaal, humanitair, juridisch en gezondheidsgebied. Voor elk gewapend conflict is een politieke oplossing, maar de wil om een oplossing te bereiken, moet wel aanwezig zijn. De veiligheid en stabiliteit van Oost-Congo rusten derhalve in hoofdzaak op de schouders van de Congolese regering. Economische en humanitaire bijstand is belangrijk, maar op zichzelf onvoldoende. Ik ben verheugd dat dit Parlement bij stemming van zijn leden opnieuw in duidelijke bewoordingen heeft bevestigd dat ons engagement voor Congo een duidelijke verklaring omvat over het verdedigen van de mensenrechten, telkens als die in de regio worden geschonden. Ik heb daarom mijn steun aan de ingediende resolutie verleend en ik vertrouw erop dat de Europese Commissie doeltreffende mechanismen zal vinden om de in de resolutie vervatte aanbevelingen in praktijk te brengen.
– Ontwerpresolutie: Werelddag tegen de doodstraf (RC-B7-0541/2010)
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) In de afgelopen weken hebben het Parlement en de hele internationale gemeenschap zich gemobiliseerd om Sakineh te redden, maar ook om alle mannen en vrouwen te redden die onder dezelfde omstandigheden leven in Iran en in alle andere delen van de wereld waar de grondrechten voortdurend worden geschonden. Op dit moment zijn er wereldwijd 154 landen die de doodstraf hebben afgeschaft. Van deze landen zijn er 96 landen die de doodstraf hebben afgeschaft voor alle soorten misdaden, acht landen die de doodstraf alleen aanhouden voor buitengewone misdaden, zoals oorlogsmisdaden, zes landen die een moratorium op executies hebben afgekondigd en 44 landen die de doodstraf de facto hebben afgeschaft, dat wil zeggen, landen waar sinds ten minste tien jaar geen executies meer zijn voltrokken of landen die zich ertoe hebben verbonden de doodstraf niet toe te passen. In veel landen wordt geen onderscheid gemaakt tussen de veroordeelden; in een klein aantal landen worden namelijk nog steeds kinderdelinquenten terechtgesteld. Dat houdt een overduidelijke schending in van het internationaal recht, dat verankerd is in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Daarom wil ik nogmaals verklaren dat ik tegen de doodstraf ben, in alle gevallen en onder alle omstandigheden, en ik hoop dat hij zo snel mogelijk wordt afgeschaft.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) In de afgelopen jaren is er een veelbelovende vooruitgang geboekt richting de afschaffing van de doodstraf. Het aantal landen dat deze straf permanent heeft afgeschaft is gestegen tot 95. Er zijn in feite nog maar twee regio’s in de wereld waar de doodstraf nog regelmatig wordt toegepast: in Azië en in Noord-Afrika. De VN-resoluties over de invoering van een wereldwijd moratorium hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan deze resultaten. De EU blijft ook de belangrijkste donor voor organisaties die zich inzetten voor afschaffing van de doodstraf. Ik ben echter van mening dat de specifieke initiatieven die door deze organisaties worden bevorderd de nodige politieke steun moeten krijgen. Aangezien de ontwerpresolutie van het Europees Parlement op dit gebied aanzienlijke steun biedt, heb ik ervoor gestemd. Echter, ondanks de positieve ontwikkelingen houden 58 landen vast aan de doodstraf en de cijfers van het aantal tot deze straf veroordeelde personen zijn verontrustend. Afgelopen jaar zijn meer dan 700 mensen ter dood gebracht, waarbij de veronderstelde duizenden mensen die in China ter dood zijn veroordeeld niet worden meegeteld. Daarom wil ik benadrukken dat het nodig is om de inspanningen bij de internationale publieke opinie te verhogen. Zelfs in een aantal EU-lidstaten zou een hoog percentage burgers het eens zijn met de herinvoering van de doodstraf.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ter gelegenheid van de Werelddag tegen de doodstraf, die op 10 oktober voor het achtste achtereenvolgende jaar zal plaatsvinden, willen wij als leden van het Europees Parlement een resolutie aannemen om onze verbondenheid aan de afschaffing van de doodstraf te onderstrepen en om dit beginsel van verzet tegen de doodstraf wereldwijd aangenomen te zien. Hoewel 43 landen in de wereld doorgaan met het toepassen van de doodstraf, bevat deze resolutie het verzoek aan lidstaten die doorgaan met het toepassen ervan, om een moratorium op executies af te kondigen. Het doel is volledige, wereldwijde afschaffing, wat een van de prioriteiten van het mensenrechtenbeleid van de Unie is.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Wereldwijd passen veel landen nog steeds de doodstraf toe. Daaronder bevinden zich vele landen die met Europa handelsovereenkomsten en economische overeenkomsten hebben gesloten die de zogenoemde mensenrechtenclausules bevatten. Als we denken aan landen waar openbare executies worden uitgevoerd door middel van ophanging, steniging of methoden die grenzen aan marteling, dan moeten we ons laten bezielen door de hoop dat teksten zoals de tekst waarover we vandaag hebben gestemd, dienst doen als aansporing voor heel Europa, dat maar al te vaak vergeet dat het economische en politieke macht heeft en ervan afziet deze macht in de internationale arena te gebruiken om in derde landen respect voor de menselijke waardigheid te bevorderen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) De doodstraf, een van de oudste straffen die worden opgelegd voor zeer ernstige misdaden, moet in bepaalde landen nog worden afgeschaft. De doodstraf is de wreedste en meest onmenselijke en vernederende straf die er is en vormt een schending van het recht op leven als vervat in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Op dit moment kennen wereldwijd nog 43 landen de doodstraf. Daarom roept het Europees Parlement die landen op om spoedig een eind aan deze praktijk te maken. Het opleggen van de doodstraf aan minderjarigen en personen met een geestelijke of verstandelijke handicap is nog het meest zorgwekkend. Het opleggen van deze straf aan de meest kwetsbare mensen moet zo snel mogelijk stoppen. Het is zeer belangrijk voor overheidsinstanties van landen om gevallen waarin de doodstraf wordt opgelegd te monitoren, zodat specifieke gevallen bij de nationale autoriteiten kunnen worden aangekaart en mogelijke initiatieven voor de afschaffing van de doodstraf kunnen worden overwogen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie heeft zich verbonden aan een van haar voornaamste doelen van het mensenrechtenbeleid – de volledige afschaffing van de doodstraf wereldwijd. Dit zal worden bevestigd door de verklaring die de plenaire vergadering van het Europees Parlement zal aannemen op de Werelddag tegen de doodstraf. Het feit dat veel staten de doodstraf nog steeds toepassen, de wreedste, meest onmenselijke en primitieve straf van allemaal, vooral voor vrouwen of zelfs minderjarigen, is onmogelijk te begrijpen. Het is zo moeilijk te begrijpen omdat er geen bewijs is dat de doodstraf criminaliteit meer ontmoedigt dan andere vormen van straf. Het is belangrijk dat de Europese Unie doorgaat met haar maatregelen ter ondersteuning van de samenwerking tussen staten, aangezien dat de enige manier is – door samenwerking, educatie en bewustmaking – waarop wij de doodstraf wereldwijd kunnen afschaffen. De sleutel tot het bereiken van de meest gewenste mensenrechtendoelstelling van de EU ligt ook in de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties, die de aandacht vestigen op oneerlijke processen waarbij schandalig harde straffen worden opgelegd, zoals die in Iran voor een jongen die slechts zestien was toen hij zijn daad zou hebben gepleegd.
David Campbell Bannerman en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. − (EN) De Britse Onafhankelijkheidspartij (UKIP) erkent dat er zowel voor als tegen de doodstraf wettige argumenten bestaan. De UKIP vindt echter dat het besluit om wel of niet te kiezen voor de doodstraf een besluit is dat alleen door de individuele natielanden kan worden genomen, en niet door de ondemocratische EU. De UKIP wijst op de pogingen die de EU heeft ondernomen om het beleid van andere landen op dit gebied te beïnvloeden. Het is niet aan de EU om druk uit te oefenen op welk land dan ook om de doodstraf af te schaffen of de afschaffing van de doodstraf in de wet vast te leggen. De UKIP wijst ook op de wijze waarop de EU ieder debat over dit onderwerp in de Europese context een halt heeft toegeroepen, ondanks de publieke opinie over dit onderwerp. Het wel of niet handhaven van de doodstraf is een besluit dat alleen op nationaal niveau en met democratische middelen kan worden genomen, en dit moet zo blijven. Iedere staat die de doodstraf hanteert moet zorg dragen voor gepaste procedures voor het verzamelen van bewijs, het ondervragen van gevangenen en voor eerlijke processen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) In een wereld waar 43 landen nog steeds de doodstraf handhaven en waar kinderen worden verplicht openbare executies bij te wonen, moet Europa zich blijven inzetten voor de opheffing van deze vorm van bestraffing, die een wrede en onaanvaardbare schending van het recht op leven vormt. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik van oordeel ben dat de Europese Unie diplomatieke instrumenten moet aanwenden om bij te dragen tot de afschaffing van de doodstraf en druk moet uitoefenen op de regeringen om hen ertoe te brengen een moratorium op terechtstellingen aan te nemen dat uiteindelijk tot de volledige afschaffing van de doodstraf moet leiden. De resolutie dringt er bij de Raad en de Commissie op aan sturing te geven aan een alomvattend Europees beleid met betrekking tot de tientallen Europese onderdanen die ter dood veroordeeld zijn in derde landen, waarbij moet worden voorzien in de nodige informatie en juridische bijstand. Ook dat lijkt mij essentieel. Verder onderken ik het belang van de goedkeurig van de ‘Werelddag tegen de doodstraf’ en de ‘Europese dag tegen de doodstraf’.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) De waarde van het leven en de grote hoeveelheid gerechtelijke dwalingen die de geschiedenis ons heeft nagelaten, zijn meer dan genoeg redenen om de doodstraf te bestrijden. De afschaffing van de doodstraf overal ter wereld is voor de Europese Unie een prioriteit. 10 oktober is uitgeroepen tot Europese dag tegen de doodstraf. Wij verbinden ons er nadrukkelijk toe bij te dragen tot de wereldwijde afschaffing van deze vorm van bestraffing en te streven naar universele aanvaarding van dit beginsel. Volgens Amnesty International bestaan er in de wereld nog steeds 58 landen die de doodstraf niet hebben afgeschaft. 18 van deze landen hebben in 2009 terechtstellingen uitgevoerd. China alleen heeft meer mensen geëxecuteerd dan alle andere landen samen. Het enige land in Europa dat nog steeds de doodstraf toepast, is Wit-Rusland. Het Europees Parlement heeft deze campagne als eerste Europese instelling gelanceerd aan het begin van de jaren tachtig en op dit ogenblik is de Europese Unie de leidende institutionele partij in de strijd tegen de doodstraf en de voornaamste financieringsbron van de inspanningen die in dat verband worden geleverd. Wij moeten alles in het werk stellen om te waarborgen dat moratoria op terechtstellingen worden aangenomen totdat de doodstraf definitief is uitgeroeid.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Een van de eerste maatregelen van de tijdelijke autoriteiten in Boekarest na de val van het Ceauşescu-regime, na de volksopstanden in Timişoara en Boekarest, was het afschaffen van de doodstraf. Dit was een helend gebaar, in de eerste plaats voor de politieke slachtoffers van de totalitaire regimes die Roemenië vanaf de jaren dertig hadden gedomineerd. Ik roep deze gebeurtenis uit de recente Europese geschiedenis in herinnering, omdat de resolutie van het Europees Parlement op de Werelddag tegen de doodstraf een antwoord is op een praktijk die in de eenentwintigste eeuw niet meer in de mode is. De doodstraf bestaat nog in vele landen, waaronder landen die actief de mensenrechten en menselijke vrijheden wereldwijd bevorderen.
De doodstraf werkt niet alleen niet als afschrikking of om misdaadpercentages omlaag te brengen, maar deze straf werpt het zeer reële probleem op van mogelijke gerechtelijke dwalingen waardoor onschuldigen ter dood zouden worden gebracht. Ik beschouw de oproep van de lidstaten van de EU aan de landen die deze straf nog gebruiken, om een moratorium aan te nemen op de uitvoering van de straffen, als een van de belangrijkste pluspunten van deze resolutie. Daarom heb ik voor aanneming van deze resolutie gestemd.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Dit jaar hebben twaalf landen de doodstraf toegepast, ondanks het feit dat deze onmenselijke straf wordt veroordeeld door de meeste landen in de wereld en internationale instellingen zoals de Verenigde Naties. Ik ben van mening dat de druk om de doodstraf af te schaffen op de 43 landen die deze nog steeds in hun wetgeving hebben opgenomen een prioriteit moet worden van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie. In het bijzonder moet de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden zich hiermee bezighouden.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Als burger van Portugal, dat in 1867 als een van de eerste landen ter wereld de doodstraf heeft afgeschaft, ben ik van oordeel dat deze vorm van bestraffing onmenselijk is. De doodstraf is de ultieme ontkenning van de mensenrechten. Daarom geeft het mij voldoening om voor deze ontwerpresolutie te stemmen. Het bevorderen van de menselijke waardigheid en de daaruit voortvloeiende strijd voor de afschaffing van de doodstraf behoren tot de doelstellingen van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, en dat moet ook in de toekomst zo blijven. Om garanties te bieden voor een alomvattend en effectief Europees beleid inzake de doodstraf moet de Unie via haar instellingen en met name via de Hoge Vertegenwoordiger met één stem spreken. De instelling van een wereldwijd moratorium op het gebruik en de toepassing van de doodstraf in alle regio’s van de wereld is niet alleen een essentiële stap op weg naar de afschaffing van de doodstraf waar ook ter wereld. Het is bovenal een cruciale stap naar meer eerbiediging van de menselijke waardigheid.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De achtste Werelddag tegen de doodstraf, op 10 oktober 2010, is een kans voor het Europees Parlement om er nogmaals de aandacht op te vestigen dat wereldwijde afschaffing van de doodstraf een prioriteit blijft voor de Europese Unie, in een tijd dat hij nog altijd in achttien landen wordt uitgevoerd. In 2009 werden meer dan zevenhonderd mensen geëxecuteerd, en dan zijn de duizenden executies in China nog niet meegeteld. Executies of doodstraffen hebben nooit geleid tot gunstiger misdaadcijfers en daarom moet de Europese Unie alternatieve straffen die zijn opgenomen in strafrechtstelsels bevorderen, wanneer zij onderhandelt met landen die deze straf nog steeds toepassen, wat in strijd is met de Universele verklaring van de rechten van de mens. Het Parlement heeft ook zijn diepe zorgen geuit over de toepassing van de doodstraf bij minderjarigen en bij mensen met een mentale of intellectuele handicap en heeft opgeroepen hier snel en voor altijd een einde aan te maken.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ze de Europese Unie aanspoort alle beschikbare instrumenten op het vlak van diplomatie en samenwerkingsbijstand aan te wenden teneinde zich in te zetten voor afschaffing van de doodstraf. Portugal vervult in dit verband een voorbeeldfunctie, aangezien het meer dan 140 jaar geleden als eerste Europese land de afschaffing van de doodstraf in zijn grondwet heeft opgenomen. Helaas zijn er in de wereld nog steeds ruim veertig landen waar dat niet het geval is en waar het recht op leven zoals verankerd in de Universele verklaring van de rechten van de mens nog steeds geschonden wordt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De doodstraf vormt een onaanvaardbare schending van de intrinsieke waardigheid van elke mens en de onvervreemdbare en unieke waarde van elk leven. Daarom veroordelen wij deze vorm van bestraffing met klem en doen wij allemaal al het mogelijke om de doodstraf uit te roeien. Ik hoop dat nog meer landen zullen toetreden tot de groep van staten die voor altijd van deze strafmaatregel zijn afgestapt. Onafhankelijk van de ernst van de specifieke individuele daden die een dergelijk vonnis in theorie zouden kunnen motiveren en zelfs rechtvaardigen, ben ik van oordeel dat de afschaffing van de doodstraf vanuit beschavingsoogpunt een enorme stap voorwaarts betekent en kenmerkend is voor strafrechtstelsels zoals die van de EU-lidstaten, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen rechtspraak en vergelding. Wij moeten deze niet-vindicatieve bepaling hoe dan ook handhaven en ons ervan vergewissen dat zelfs de grootste misdadiger een waardige behandeling krijgt, ook al verdient hij die niet. Immers, als wij ons zouden beperken tot de toepassing van de wet van de vergelding zouden wij afbreuk doen aan ons gemeenschappelijk erfgoed op het gebied van de eerbiediging van het menselijke leven, dat onze beleidsmakers overigens zo vaak uit het oog verliezen. In gedachten ben ik nu bij al degenen die niet eens de garantie hebben dat ze een ook maar enigszins rechtvaardig proces zullen krijgen en die op willekeurige of opzettelijke wijze gedood worden met behulp van de gruwelijkste methoden in de meest wrede omstandigheden.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Op 10 oktober zal de achtste Werelddag tegen de doodstraf worden gehouden. Ik juich deze resolutie van het Parlement toe, aangezien ik haar beschouw als een juist vervolg op de recente resoluties inzake de doodstraf in China, Nigeria, Noord-Korea en Iran. Het is zorgwekkend dat de doodstraf wereldwijd zo’n grote omvang heeft en het is moeilijk vast te stellen wat inzake dit verschijnsel de exacte cijfers zijn, met name in bovengenoemde landen, die niet of in zeer beperkte mate democratisch zijn. Het is belangrijk dat de Europese Unie een sterke positie inneemt in deze kwestie en alle mogelijke rechtsinstrumenten en, meer in het algemeen, alle mogelijke politieke instrumenten gebruikt om wereldwijd de aandacht te vestigen op deze kwestie en schendingen van het internationaal recht aan de kaak te stellen. Om deze redenen zal ik vóór deze ontwerpresolutie stemmen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De EU is een wereldleider in de campagne tegen de doodstraf maar er zijn te veel landen, waaronder een groot aantal waarmee wij sterke economische, sociale en culturele banden hebben, die doorgaan met het terechtstellen van personen. Ik vind dat de doodstraf geen plaats mag hebben in de 21e eeuw en ondersteun de oproep tot een moratorium op terechtstellingen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De wereldwijde afschaffing van de doodstraf is een prioriteit van dit Parlement en met name van de Fractie van Socialisten en Democraten. Het is een schending van de mensenrechten en onder alle omstandigheden onaanvaardbaar, en ik ben verheugd dat het Parlement deze motie met zoveel steun heeft goedgekeurd. De EU heeft, als ’s werelds meest actieve en prominente voorstander van afschaffing van de doodstraf, de verantwoordelijkheid om maatschappelijke en andere organisaties in heel de wereld die strijden voor zo’n fundamenteel mensenrecht te ondersteunen. Er moet nog veel worden gedaan om landen die de doodstraf de facto hebben afgeschaft te ondersteunen om dit wettelijk vast te leggen, het aantal doodvonnissen dat in andere landen wordt opgelegd en uitgevoerd terug te brengen en campagnes te ondersteunen om doodvonnissen te herroepen, vooral daar waar beslissingen van de rechtbank niet als rechtmatig worden gezien. Dit is een fundamentele waarde van onze Unie die we zo vaak mogelijk publiekelijk moeten verdedigen.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) De Werelddag tegen de doodstraf, die op 10 oktober a.s. zal worden gehouden, toont nogmaals aan dat Europa een leidende rol heeft in de strijd voor beschaving. Deze resolutie verdient het te worden aangenomen, aangezien zij de aandacht vestigt op de talloze problemen en misstanden waar vandaag de dag nog steeds sprake van is in 43 landen in de wereld. In de resolutie wordt terecht benadrukt dat de strijd die we tot nu toe hebben gevoerd concrete resultaten heeft opgeleverd: steeds meer landen hebben de talloze internationale conventies inzake dit onderwerp geratificeerd. Dit houdt in dat er steeds meer aandacht komt voor mensenrechten op internationaal niveau. Ten slotte sta ik achter het verzoek aan de hoge vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, om in gedachten te houden dat de belangrijkste politieke inhoud van de resolutie moet zijn dat er een wereldwijd moratorium wordt ingesteld, als een cruciale stap naar volledige afschaffing van de doodstraf.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De laatste jaren is de Europese Unie de leidende institutionele partij in de strijd tegen de doodstraf in de wereld. Deze strijd neemt in de mensenrechtendimensie van het extern beleid van de Unie een prioritaire plaats in. Aangezien er in de wereld nog steeds veertig landen de doodstraf toepassen en een van die landen, namelijk Wit-Rusland, in Europa ligt, moeten wij alles in het werk blijven stellen om overal ter wereld de afschaffing van de doodstraf te bewerkstelligen. Immers, de doodstraf is de meest wrede, onmenselijke en onterende vorm van bestraffing en vormt een schending van het recht op leven zoals vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie gesteund omdat mijn menselijk geweten mij noopt te strijden voor afschaffing van de doodstraf. Dit is een strijd die alle humanisten leveren. Door de doodstraf af te schaffen, versterken wij de menselijke waardigheid en boeken wij vooruitgang in mensenrechtenkwesties. Het relativeren van de waarde van menselijk leven kan door niets worden gerechtvaardigd. Met dat doel wil ik u eraan herinneren dat Europa, vrijhaven van democratie, een pionier is geweest in deze strijd voor de afschaffing van de doodstraf. Het is daarom de plicht van Europa om prioriteit te geven aan deze gerechtvaardigde strijd.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik heb deze resolutie gesteund omdat ik de doodstraf een lichte straf vind voor personen die ernstige, onmenselijke misdaden hebben gepleegd. Ik ben er niet van overtuigd dat Letland, als lidstaat van de EU, deze resolutie zal uitvoeren, en wel vanwege eerdere negatieve ervaringen. De Republiek Letland heeft paragraaf 74 van de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004 over de situatie van niet-onderdanen in Letland nog niet uitgevoerd. Meer dan 330 000 personen in Letland hebben geen status. Dat betekent dat een van de EU-lidstaten nauwelijks een boodschap heeft aan de mening van het Europees Parlement en de Europese Unie als geheel. Van hun kant gedragen de Europese Commissie en het Europees Parlement zich alsof alles prima in orde is. Een merkwaardige houding… Hieruit blijkt zonneklaar dat de Europese Unie dubbele standaarden hanteert. De Europese Unie maakt zich zorgen over de mensenrechtenschendingen in de Democratische Republiek Congo, maar mensenrechtenschendingen op het grondgebied van de EU lijken normaal te worden gevonden.
Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. − (EN) Namens de Ierse delegatie van de PPE-Fractie steunen we de afschaffing van de doodstraf en hebben we vóór de resolutie over de Werelddag tegen de doodstraf gestemd. We hebben echter tegen de wijzigingen van de tekst gestemd, omdat we dit beschouwen als een grof en te ruim geformuleerd instrument dat op de doodstraf geen effect zou hebben en er toe zou kunnen bijdragen dat veel mensen wegens illegale drugshandel de dood vinden.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) De doodstraf is de meest onmenselijke en wrede straf. Het vormt een schending van het meest fundamentele van de mensenrechten – het recht op leven. Daarom geloof ik dat het afschaffen van de doodstraf een van de prioriteiten van de Europese Unie moet zijn om de democratie en de mensenrechten wereldwijd te bevorderen. In Europa heeft het verbod op de doodstraf een sterk fundament, aangezien het gegarandeerd wordt op grond van de protocollen 6 en 13 van de Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Europese Unie is volledig gekant tegen toepassing van de doodstraf, ongeacht de omstandigheden. De acties van de EU op dit vlak vormen de voornaamste prioriteit van haar buitenlandse mensenrechtenbeleid. De EU heeft wereldwijd consequent opgeroepen tot afschaffing van deze straf. En dit is waarom zij in de hoogst denkbare mate financiële steun verleent aan organisaties uit het maatschappelijk middenveld die zich inzetten voor afschaffing van de doodstraf. Vanaf 1994 is er in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten ruim 15 miljoen euro toegewezen ter ondersteuning van dit soort projecten.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) De tijd die we aan diverse sociale zaken wijden, biedt steeds gelegenheid tot reflectie en discussie over een belangrijke kwestie en stelt ons bovenal in de mogelijkheid herhaaldelijk de aandacht te vestigen op aankomende gedragsveranderingen als gevolg van de aanneming van nieuwe waarden of een nieuwe interpretatie van oude waarden, wat bepalend is voor de opbouw van de maatschappij waarin we leven.
De doodstraf is een van de meest weerzinwekkende gelegaliseerde praktijken en ik ben van oordeel dat geen enkele eerder gestelde daad een dergelijke vorm van bestraffing rechtvaardigt. Zelfs in geval van moord is het niet gerechtvaardigd dat de moordenaar ter dood wordt veroordeeld, aangezien dit betekent dat een verwerpelijke daad wordt bestraft met een andere verwerpelijke daad die wordt uitgevaardigd door een rechter en derhalve legaal is vanuit juridisch oogpunt, maar vanuit moreel oogpunt verre van legitiem is.
Ik ben dan ook bijzonder ingenomen met de resolutie voor de instelling van de Werelddag tegen de doodstraf, in de hoop dat hiermee een belangrijke stap voorwaarts wordt gezet op weg naar de effectieve afschaffing van de doodstraf in de gehele wereld.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Europees Parlement is vanouds tegenstander van de doodstraf, in alle gevallen en onder alle omstandigheden, en beklemtoont nogmaals dat afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de verhoging van de menselijke waardigheid en de geleidelijke ontwikkeling van de mensenrechten. Het veroordeelt alle terechtstellingen, waar zij ook plaatsvinden, en dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de tenuitvoerlegging van de VN-resolutie inzake een universeel moratorium op executies door te zetten, teneinde te komen tot een volledige afschaffing van de doodstraf in alle landen waar zij nog wordt toegepast. Het vraagt de Raad en de Commissie actie te ondernemen om de aanwending van de doodstraf geleidelijk aan te beperken, waarbij erop moet worden aangedrongen dat bij executies ten minste de internationale minimumnormen in acht worden genomen. Het geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het opleggen van de doodstraf aan minderjarigen en aan personen met een psychische of intellectuele handicap en wenst dat daar onmiddellijk en definitief een eind aan gemaakt wordt.
Charles Tannock (ECR), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieve delegatie geeft vanouds al zijn leden de vrijheid zelf zijn stem over de doodstraf te bepalen. Wij zijn van mening dat het gebruik van de doodstraf voor iedereen afzonderlijk een gewetenskwestie is.
We willen echter benadrukken dat, zelfs wanneer individuele leden voorstander zijn van de doodstraf, wij vinden dat deze voorbehouden moet zijn aan enkel de meest gruwelijke misdaden die de dood tot gevolg hebben, en dat wij het toepassen van de doodstraf bij minderjarigen onvoorwaardelijk veroordelen.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Dat deze resolutie vandaag, voorafgaand aan de achtste Werelddag tegen de doodstraf aanstaande zondag, wordt goedgekeurd is opnieuw een bevestiging van het verzoek van het Europees Parlement voor een volledig moratorium op alle executies aan alle landen die deze barbaarse vorm van straf nog steeds toepassen. Het versterkt tevens het standpunt van het Europees Parlement dat alle Europese burgers gevrijwaard zouden moeten zijn van de dreiging van een mogelijke executie.
– Ontwerpresolutie: EU-maatregelen inzake aardolieprospectie en -winning in Europa (B7-0540/2010)
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De olieverontreiniging die afgelopen voorjaar in de Golf van Mexico door het olieplatform Deepwater Horizon is veroorzaakt, heeft geleid tot deze resolutie, opgesteld door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement. Zij is bedoeld om de aandacht te vestigen op de spoedeisende kwestie van voorkoming van olieverontreiniging. Ik heb derhalve voor deze resolutie gestemd, aangezien het van essentieel belang is dat we strikte Europese regels opstellen om ongelukken op olieplatforms te voorkomen, en dat de Unie de wetgeving op het gebied van milieuverantwoordelijkheid versterkt. Ik betreur het echter dat er niet in de gehele Unie sprake is van een vermelding van een moratorium inzake alle nieuwe olieboringen, alsmede van nieuwe normen, en dat deze zaken door een meerderheid van de leden in de stemming van vandaag eruit zijn gehaald. Het instellen van een moratorium zou namelijk in overeenstemming zijn geweest met het beleid van preventie en verscherping van veiligheidsmaatregelen voor olieplatforms, en zou zijn overeengekomen met het beleid van Barack Obama om een soortgelijk moratorium in de Verenigde Staten tot december 2010 van kracht te laten zijn.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) De recente ramp in de Golf van Mexico, die ertoe heeft geleid dat miljoenen vaten aardolie in zee zijn gestroomd, heeft de aandacht van de hele wereld gericht op een onderwerp dat van essentieel belang is voor de Europese Unie. Deze ramp heeft aangetoond dat men bij diepzeeolieboringen strikte maatregelen moet nemen waarmee het milieu kan worden beschermd. Maar Europa moet wel concurrerend blijven in deze sector en doorgaan met gasprospectie om te zorgen voor diversiteit van zijn energiebronnen. Ik sta dus achter het aannemen van nieuwe veiligheidsbeginselen, het toepassen van strikte en strenge gemeenschappelijke normen en het oprichten van solidariteitsfondsen om eventuele schade te vergoeden aan slachtoffers. Deze maatregelen zijn dringend nodig, onder meer vanwege de geomorfologische aard van onze zeeën, zoals de Middellandse Zee, en omdat er op dit moment boringen gaande zijn langs de Libische en Egyptische kust. Als er olie gelekt wordt, zal dat een milieuramp betekenen waaraan we met moeite het hoofd kunnen bieden en die zeer ernstige gevolgen zal hebben voor de economie en het milieu van veel Europese landen. Ik sta ten slotte niet achter het voorstel voor een moratorium, omdat ik denk dat het doeltreffender is overeenkomsten te sluiten met derde landen en hun oliemaatschappijen. Op die manier is het makkelijker om veiligheidsnormen te exporteren en te investeren in preventie en technologisch onderzoek.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is belangrijk dat de Europese Unie garanties biedt voor de bescherming van haar kusten. Daarvoor moet zij beschikken over een toereikende preventie- en reactiecapaciteit om dit soort problemen aan te pakken. Het is tevens noodzakelijk dat de vigerende wetgeving voorziet in een veiligere aardolieprospectie en -winning. Het in Lissabon gevestigde Europees Agentschap voor maritieme veiligheid verschaft steun en technische bijstand aan de Europese Commissie en de lidstaten bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving op het gebied van zowel maritieme veiligheid en bescherming als verontreiniging door schepen.
In juni dit jaar heb ik aan de commissarissen Oettinger, Kallas en Georgieva een schriftelijke suggestie ingediend om de bevoegdheid van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid uit te breiden, zodat het mechanismen voor veiligheidstoezicht op Europese booreilanden in de Noordzee, de Zwarte Zee en de Middellandse Zee kan opzetten en de verantwoordelijkheid krijgt voor de preventie van aan aardoliewinning gerelateerde milieurampen. Deze suggestie biedt schaalvoordelen op het niveau van de financiële, personele en technische middelen. Ik ben ingenomen met het antwoord van de commissarissen, die openstaan voor de mogelijkheid om de richtlijn betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid te herzien, en ik roep de Europese Commissie op de nodige inspanningen te leveren om deze doelstelling te verwezenlijken.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Het recente ongeluk in de Golf van Mexico, vanwege een explosie op een booreiland, zou op zich een toereikend argument moeten zijn voor degenen die moeten nadenken en stemmen over de resolutie van het Europees Parlement over maatregelen van de EU in verband met de opsporing en winning van aardolie in Europa. Zoals de tekst van de resolutie benadrukt, is Europa ook niet beschermd tegen dergelijke ongelukken met een verwoestend effect op het milieu, aangezien de meeste activiteiten in verband met de opsporing en winning van aardolie in de Noordzee plaatsvinden. Dergelijke activiteiten worden nu ook uitgebreid in de Zwarte Zeeregio, een zee die ook zijn problemen heeft door menselijke activiteiten. Zoals de resolutie aangeeft is het de taak van de Commissie om voor booreilanden een strikt ongevallenpreventiebeleid op te stellen dat op EU-niveau kan worden gehandhaafd. Dit kan een belangrijke stap betekenen bij het voorkomen van mogelijke incidenten en ongelukken. Dit zijn een aantal van de overwegingen met betrekking tot mijn stem voor deze resolutie.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De EU moet lessen leren uit de ramp met het olieplatform Deepwater Horizon en zich ervan vergewissen dat de aangescherpte veiligheidsnormen op alle olieplatforms op de zeebodem worden nageleefd. Gezien de risico’s van boringen op volle zee en de onzekerheden die er bestaan over de aanpak en over de eventuele gevolgen van een dergelijk incident in Europa, vraagt de resolutie die wij hebben gesteund een “moratorium op alle nieuwe diepzeeboringen in de wateren van de EU”. Wij vragen de Commissie tevens om een gedetailleerde evaluatie uit te voeren en, in samenwerking met de lidstaten, een actieplan uit te werken om de veiligheidsnormen op de bestaande olieplatforms te verbeteren. Uiteindelijk willen we de zekerheid hebben dat de vervuilers wettelijk verantwoordelijk worden gehouden en dat de slachtoffers, zoals de vissers, op de juiste wijze schadeloos kunnen worden gesteld.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie over EU-maatregelen inzake aardolieprospectie en -winning in Europa gestemd omdat ik van oordeel ben dat wij de veiligheids- en arbeidsvoorwaarden op de offshorebooreilanden in de Europese Unie moeten versterken, zodat milieurampen zoals die in de Golf van Mexico kunnen worden voorkomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Gelet op het belang van aardoliewinning voor de landen uit de sector en de gevaren die eraan verbonden zijn − zoals blijkt uit de vreselijke gevolgen van ongevallen waarbij per ongeluk olie in zee terechtkomt − is het essentieel dat de Unie de voorwaarden schept die nodig zijn om een zo veilig mogelijke aardoliewinning te waarborgen. Dat vergt een passende wetgeving die voorziet in elementaire basisvoorschriften voor de offshorewinning van aardolie en aardgas teneinde een veilige productie en voorziening van aardolie en aardgas in de Europese Unie te garanderen. Als Portugees kan ik in dit verband niet nalaten hier de ramp met de Prestige in herinnering te brengen. De schade bleef niet beperkt tot de kust van Galicië, maar had ook gevolgen voor de Portugese en Franse kusten. Daarom is het essentieel dat de hier voorgestelde maatregelen verder reiken dan alleen maar aardolieprospectie en –winning en ook betrekking hebben op vervoer en voorziening. Ongevallen met olierampen doen zich helaas vaker voor dan ons lief is. Het is dus belangrijk dat wij de veiligheidsnormen herzien, zodat de kans op dit soort rampen kleiner wordt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De olieramp met het booreiland Deepwater Horizon in de Golf van Mexico heeft de Europese Unie en haar lidstaten doen inzien dat zij zich dringend moeten buigen over alle aspecten van de aardolieprospectie en –winning in de Europese Unie en alle maatregelen moeten nemen die nodig zijn om te waarborgen dat onze wateren niet door dit soort milieurampen worden geteisterd. Het is dan ook hoogst noodzakelijk dat wij een grensoverschrijdend gemeenschappelijk Europees systeem aannemen om olierampen te voorkomen en aan te pakken.
Ik wil hier uw aandacht vestigen op het verzoek aan de Commissie om een verslag in te dienen waarin zij de omvang van de milieuvervuiling en de biologische toestand van de Golf van Mexico beoordeelt, om zich te bezinnen op het vermogen van de Europese Unie om onmiddellijk te reageren op ongevallen waarbij offshore-installaties betrokken zijn en om in samenwerking met de lidstaten een Europees actieplan op te zetten. Het is een goede zaak aan te dringen op wetgeving die voorziet in strenge veiligheidsnormen voor alle oliebooreilanden en alle booractiviteiten in de Europese Unie. Ik kan echter niet akkoord gaan met het voorstel om een moratorium op diepzeeolieboringen in de Europese Unie in te stellen totdat de toepassing van dergelijke normen in de hele EU gewaarborgd is, want die maatregel is buiten alle verhouding gelet op de mogelijke gevolgen ervan voor de industrie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Over het geheel genomen hebben we hier te maken met een goede resolutie die ons attendeert op de noodzaak om de nodige steun vrij te maken en beschikbaar te stellen voor milieurampen ten gevolge van olielozingen. Het waarborgen van hoogwaardige, onafhankelijke milieueffectbeoordelingen en het instellen van aansprakelijkheidsvorderingen zijn belangrijke factoren om te voorzien in een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens en het milieu. Het komt er inderdaad op aan te voorkomen dat potentieel gevaarlijke activiteiten op of in de zeebodem schade berokkenen aan het mariene milieu en aan de kustgebieden en te waarborgen dat de biodiversiteit wordt beschermd en dat de kustgemeenschappen kunnen blijven leven van de plaatselijke landbouw- en visserijactiviteiten. Wij kunnen echter niet nalaten kritiek uit te oefenen op het feit dat in een resolutie als deze helemaal geen gewag wordt gemaakt van het probleem van de geleidelijke uitputting van de aardolievoorraden, de zorgwekkend grote afhankelijkheid van de mensheid van deze primaire energiebron, het enorme belang van een rechtvaardig en zorgvuldig beheer van de bestaande reserves en de noodzaak op zoek te gaan naar andere, alternatieve bronnen van energievoorziening.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) De hoogste voorzorgsniveaus, milieubeschermingsniveaus, veiligheids- en zekerheidsniveaus zijn voor de oliewinning in Europa essentiële principes waarop we geen compromissen kunnen sluiten. We moeten vooral de nodige lessen trekken uit de ramp die zich in de Golf van Mexico heeft afgespeeld om te voorkomen dat dergelijke gebeurtenissen zich ook in de maritieme wateren en voor de kusten van de Europese Unie kunnen voordoen.
Het Parlement had vandaag echter gelijk toen het het rigoureuze standpunt van het moratorium op nieuwe diepzeeboringen in Europese wateren verwierp. Het gaat hier zowel om de overlevingskansen en de toekomst van onze Europese olie-industrie in tijden van crisis, als om onze noodzakelijke onafhankelijkheid waar het onze energieleverantie betreft.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) In deze ontwerpresolutie wordt opgeroepen tot aanscherping van de veiligheidsnormen op olieboorinstallaties in de EU en invoering van een EU-plan van aanpak voor het geval zich in EU-wateren een olieramp voordoet. Dit is een spoedeisende kwestie gezien de recente olieramp die zich als gevolg van de explosie op de Deepwater Horizon in de Golf van Mexico heeft voorgedaan. In deze resolutie wordt verzocht om een moratorium op nieuwe diepzeeolieboringen totdat de normen zijn geoptimaliseerd en beter worden toegepast. Ik ben ervan overtuigd dat olieboormaatschappijen in heel Europa de arbeidsomstandigheden moeten verbeteren en de wijze waarop dit bereikt kan worden is ervoor zorgen dat voor oliebooreilanden in de EU dezelfde strenge veiligheidsnormen gelden.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik het van essentieel belang vind dat alle aspecten die verband houden met de opsporing en winning van aardolie in de Europese Unie, grondig worden onderzocht. Ik vind bovendien dat er regelgevende maatregelen moeten worden genomen die kunnen voorkomen dat er in onze zeeën een herhaling plaatsvindt van de milieurampen die kort geleden de Verenigde Staten hebben getroffen. En als er ooit daadwerkelijk soortgelijke ongelukken zouden plaatsvinden in de Middellandse Zee, die erom bekendstaat dat zijn water zich zeer langzaam ververst, dan zal zich een milieuramp voltrekken met ernstige gevolgen. In het kader van de analyse van de huidige Europese regelgeving op dit gebied, die op veel punten ontoereikend bleek, is het van essentieel belang actie te ondernemen om maximale veiligheidsnormen te garanderen. En om die reden schaar ik mij achter de wens dat de Commissie de onderzoeken van de Amerikaanse overheid nauwlettend volgt, zodat hoogstaande preventieve maatregelen die ook bescherming van de biodiversiteit in Europese mariene en kustgebieden waarborgen, beter kunnen worden vastgesteld en geïmplementeerd.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat Europa snel een gezamenlijk Europees grensoverschrijdend systeem nodig heeft voor de preventie van en reactie op olierampen. Gezien het feit dat de EU-wateren ook grenzen aan landen die geen onderdeel zijn van de Europese Unie, die daarom niet door EU-wetgeving verplicht kunnen worden om zich te houden aan de relevante bepalingen met betrekking tot aansprakelijkheid en het herstel van schade, moet de Europese Commissie een ongevallenpreventiebeleid ontwikkelen voor booreilanden en het toepassingsgebied van de SEVESO II-richtlijn uitbreiden naar booreilanden. De huidige milieuaansprakelijkheidswetgeving vertoont een aantal belangrijke gaten. Daarom ben ik van mening dat er nieuwe wettelijke bepalingen nodig zijn zodat rekening wordt gehouden met alle risico’s van offshoreaardoliewinning. Daarnaast moet de aansprakelijkheid in het geval van olierampen goed worden geregeld. Aangezien er geen compensatiefonds is voor olierampen moet de Commissie verplichte financiële veiligheidsbepalingen introduceren in de richtlijn milieuaansprakelijkheid.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben krachtig voorstander van strenge veiligheidsnormen bij het boren naar aardolie in heel de EU, en ik ondersteun in het bijzonder het verzoek aan oliebedrijven om in alle landen waar zij opereren dezelfde strenge normen te handhaven. De huidige ongelijkheid tussen lidstaten is onacceptabel en oneerlijk. De bevindingen van het onderzoek naar de olieramp met het booreiland Deepwater Horizon in de Golf van Mexico moeten, zodra ze zijn gepubliceerd, nauwkeurig worden onderzocht. Er moet vooral voorzichtigheid worden betracht bij het herzien van veiligheidsnormen als er vergunningen voor nieuwe booractiviteiten worden afgegeven. Gezien de strenge normen die gelden bij het boren naar aardolie in de Noordzee in Schotland, denk ik niet dat een uniform moratorium op nieuwe booractiviteiten de beste manier is om dit probleem aan te pakken. In plaats daarvan zouden nauwlettende veiligheidscontroles doorslaggevend moeten zijn bij ieder besluit over de toekenning van nieuwe vergunningen.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Het is bewezen dat er een nauw verband bestaat tussen activiteiten van opsporing en winning van aardolie en de ontstane en toekomstige milieuveranderingen en dit verband is het onderwerp van voortdurende wetenschappelijke onderzoeken. Tijdig aantonen wat er als gevolg van deze activiteiten in 2080 zal gebeuren, kan louter dienen als waarschuwing om de tijdbom van milieurampen te ontmantelen die tikt voor de hele wereld, niemand uitgezonderd, zelfs wij niet. Er bestaan ongetwijfeld aansprakelijkheden bij diepzeeboringen waar, tot voor kort, nooit rekening mee zou zijn gehouden, maar de dreiging van rampen zoals die in de Golf van Mexico, mag ons niet koud laten. Het is nu van essentieel belang dat de Europese Unie in alle 27 lidstaten het veiligheidsniveau bij de opsporing en winning van aardolie verbetert en harmoniseert, en niet alleen voor de bestaande booreilanden, maar ook voor booreilanden die stilgelegd gaan worden. In de tweede plaats moeten we de aansprakelijkheid van de exploitanten vaststellen en regelen, te beginnen bij het uitsluiten van de mogelijkheid installaties te verhuren aan derden. Ik sluit me dus aan bij wat de rapporteur heeft verklaard en ik wil dat de Commissie en de Raad direct ingrijpen om te zorgen voor duidelijkheid, transparantie, uniformiteit en dus veiligheid op ons grondgebied en op het gebied van dit specifieke onderwerp, dat wij, dames en heren, nooit aan onze aandacht mogen laten ontsnappen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik onthoud mij van ieder commentaar op dit document dat met geen enkel woord rept over de overgang naar het post-olietijdperk.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De diverse ongevallen die zich in de loop der jaren bij de aardolieprospectie en –winning hebben voorgedaan, hadden ons al attent gemaakt op de gevaren van deze activiteit, maar het recente en buitengewoon ernstige ongeval in de Golf van Mexico heeft ons ertoe verplicht andere, nieuwe maatregelen te nemen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Deze ongevallen brengen immers het milieuevenwicht en de biodiversiteit van hele regio’s in gevaar en iedereen ondervindt er schade van. Het is dan ook noodzakelijk dat de Europese Unie de nodige stappen zet om te waarborgen dat aardolieprospectie en –winning in Europa krachtens de beste veiligheidsvoorschriften geschiedt teneinde toekomstige milieurampen en menselijke tragedies te voorkomen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik heb dit voorstel voor een resolutie zonder voorbehoud gesteund. Ik ben van mening dat de aansprakelijkheid van bedrijven die aardolie winnen moet worden vergroot, zodat bij ongelukken de verzekering en het reservefonds voor olierampen alle kosten van het schoonmaken en alle mogelijke milieuschade gemakkelijk kunnen dekken. Een bankgarantie van 100 procent en een strenger vergunningensysteem in de aardolieprospectie en -winningsector zijn ook essentieel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De olieramp in de Golf van Mexico toont aan dat financiële motieven er al te vaak toe leiden dat veiligheidsvoorschriften worden genegeerd en het gezonde verstand overboord wordt gezet. De omstandigheden op grote diepte in het noordoosten van de Atlantische oceaan zijn vergelijkbaar met die in de Golf van Mexico. Ook de risico's zijn daarom vergelijkbaar. Gezien het feit dat in de Noordzee de meeste olieboringen en olie-exploraties plaatsvinden en dat de aan de Noordzee liggende landen ondanks de verplichtingen van het OSPAR-verdrag en tegen de achtergrond van de aanscherping van de veiligheidsvoorschriften in de VS niet tot een overeenkomst zijn gekomen, is een discussie over de veiligheid van de offshore-oliewinning in Europa des te belangrijker. Dit geldt in nog sterkere mate omdat de exploitatie van moeilijk bereikbare olievelden en de oliewinning onder moeilijke omstandigheden, zoals op grote diepte, in tijden van hoge olieprijzen rendabel wordt. Ik ben daarom verheugd dat inmiddels op EU-niveau naar passende veiligheidsnormen wordt gezocht. Ik heb derhalve voor de ontwerpresolutie gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien het gaat over een zeer belangrijk onderwerp. Ik wil er echter wel op wijzen dat deze kwestie behandeld had moeten worden binnen een breder kader. De Europese Commissie herziet momenteel de EU-wetgeving over milieuaansprakelijkheid en zou in deze context voorstellen moeten doen ter voorkoming van milieurampen zoals onlangs in Hongarije, als gevolg van het vrijkomen van grote hoeveelheden rood slib.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. – (ES) Gezien de gevolgen van de ramp in de Golf van Mexico denk ik dat de vandaag door het Parlement aangenomen resolutie over het optreden van de EU op het gebied van de exploratie en winning van aardolie in Europa buitengewoon belangrijk is.
Als lid van de Commissie industrie, onderzoek en energie moet ik erop wijzen dat de productie van olie en gas op volle zee van belang is voor de voorzieningsveiligheid in de Europese Unie. Deze productie vindt niet plaats onder de extreme omstandigheden als die in de Golf van Mexico. Toch moeten we alle mogelijke voorzorgsmaatregelen nemen. Daarom moeten wij werken aan de preventie om up-to-date wetten te krijgen die doeltreffend worden toegepast en waarmee natuurrampen kunnen worden voorkomen. We kunnen er echter niet ontkennen dat dit soort winning en productie altijd risico’s met zich meebrengt. Daarom moeten we ook overwegen om een reële capaciteit op te bouwen waarmee we adequaat kunnen reageren op eventuele ongelukken, zoals die in de Golf van Mexico.
Deze resolutie is een stap in de goede richting omdat zij de vooruitgang stimuleert in de EU zowel op het gebied van de preventie als op dat van de aanpak bij rampen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Is het Europees Parlement er klaar voor om voor een moratorium op alle nieuwe diepzeeboringen te stemmen? Alleen zo laten we zien dat we hebben geleerd van het menselijk en ecologisch drama dat zich op 20 april in de Golf van Mexico heeft afgespeeld: elf doden, 800 miljoen liter weggelekte olie en een volledig verwoeste biodiversiteit. Dat is de enige echte politieke uitdaging van de stemming van vanmiddag. Als de plenaire vergadering nee zegt tegen het moratorium, dan geeft het Parlement een duidelijke boodschap af die in geen enkel opzicht tegemoet komt aan de zorgen van de burgers. Toch is het overduidelijk dat olieboringen op volle zee een groot aantal risico’s met zich meebrengen en dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen: versterking van het principe van milieuaansprakelijkheid, oprichting van een speciaal Europees fonds dat wordt gevoed uit de verplichte bijdragen van de beheerders van de olieplatforms op zee. Dit geldt vooral als dergelijke olieboringen in het noordpoolgebied plaatsvinden in omstandigheden van extreme koude en op grote diepte. Een ding staat als een paal boven water: als het Europees Parlement weigert vóór een pauze in de exploitatie van nieuwe diepzeeboringen te stemmen, stelt het zich recht tegenover het standpunt van de Europese Commissie die op 7 juli jongstleden bij monde van commissaris Oettinger een feitelijk moratorium afkondigde.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Er zijn na de explosie van het olieplatform Deepwater Horizon tussen april en september 2010 bijna vijf miljoen vaten olie in de Golf van Mexico gestroomd, waardoor zowel de economie als het ecosysteem van de regio enorme schade hebben opgelopen. In totaal werden er meer dan 400 soorten (walvissen, dolfijnen, lamantijnen, reigers, meeuwen enz.) bedreigd. Aangezien de EU een groot aantal olieplatforms telt – er zijn er alleen al in de Noordzee meer dan 500 – moet op Europees niveau alles in het werk gesteld worden om te voorkomen dat een dergelijke ramp zich op ons grondgebied kan voordoen. Door vóór deze resolutie te stemmen, vraag ik u om strenge Europese regels inzake de preventie van ongevallen op olieplatforms en wetgeving om zeker te stellen dat deze algemeen geldende, strenge veiligheidsnormen op alle olieplatforms en op alle booractiviteiten in de EU van toepassing zijn, van de kustgebieden van de Atlantische Oceaan tot aan de Zwarte Zee. Ik ben overigens ook zeer te spreken over het besluit van de Commissie om de oliewinningsactiviteiten in de wateren van de EU aan een “stresstest” te onderwerpen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Het risico op ernstige ongelukken in de Europese wateren is groot en Europa is eenvoudigweg niet toegerust om de verwoestende gevolgen van een dergelijk ongeluk het hoofd te bieden, zoals de Commissie zelf tijdens de consultaties heeft toegegeven. De exploratie van boorplatforms op zee is exponentieel toegenomen en de risico’s zijn derhalve ook gegroeid, terwijl de veiligheid daarentegen zeer onder de maat blijft. In deze context zou alleen een tijdelijk moratorium op alle nieuwe diepzeeboringen in de wateren van de EU de risico’s hebben kunnen beperken, terwijl er tegelijkertijd een sterk signaal werd afgegeven wat betreft onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. We zullen ons dus opnieuw moeten verlaten op het kleine beetje geloof en vertrouwen dat we nog in de olie-industrie hebben.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Na wat er gebeurd is met het beruchte olieplatform in de Golf van Mexico, dat door een lekke oliepijp een milieuramp heeft veroorzaakt, verzoekt de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid de Europese Commissie aandacht te besteden aan boringen op zee en in het bijzonder aan platforms in de Europese wateren. Ik had liever gezien dat de Commissie milieu verder was gegaan en dergelijke garanties ook had gevraagd van Europese niet-lidstaten, zoals Noorwegen, dat voor 90 procent van zijn bbp afhankelijk is van de oliewinning op zee. De EU is een economische wereldmacht en moet in staat zijn niet-lidstaten die de EU als hun belangrijkste partner zien, zover te krijgen dat zij zich houden aan de veiligheidsnormen voor activiteiten in gevaarlijke diepe wateren.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De milieuramp in de Golf van Mexico, die is veroorzaakt door het zinken van een diepwaterolieplatform, vormt een ideale gelegenheid om het actieplan van Europa ter voorkoming van vergelijkbare gebeurtenissen onder de loep te nemen. De onvoorstelbare schade die het ecosysteem van de Golf van Mexico en de zuidkust van de Verenigde Staten hebben moeten ondergaan als gevolg van het olielek zou een sterke stimulans voor ons moeten zijn om in actie te komen. Ten eerste moet de Unie haar mogelijkheden uitbreiden om snel te reageren in het geval van een dergelijke ramp. Wij moeten zorgen dat er een passend coördinatiesysteem voor nationale diensten wordt ingevoerd, om zo de effectiviteit te vergroten van de bestrijding van een lek of het verhelpen van de daardoor veroorzaakte schade. Ten tweede is betere veiligheidscontrole van de bestaande of nog te bouwen installaties, absoluut geboden. Wij moeten bijvoorbeeld het toezicht verscherpen op het proces van het verlenen van vergunningen voor het boren naar olie of het verhuren van installaties aan derden. Ten derde moet er een passend wettelijk kader worden gecreëerd om kwesties als verantwoordelijkheid en het herstel van de schade te reguleren, aangezien er in de huidige bepalingen een enorme hoeveelheid grote juridische mazen zit. Tot slot moeten wij de introductie van een compensatiefonds overwegen, waaruit de crisisbestrijdingsmaatregelen in dergelijke situaties kunnen worden gefinancierd.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze afgewogen resolutie gestemd, die diepzeeboringen in de toekomst niet wil verbieden, maar de oliewinning wel zodanig wil omvormen dat aan de Europese veiligheidsnormen, die tot de strengste van de wereld behoren, wordt voldaan. Deze normen moeten mijns inziens zowel het voortbestaan van de energievoorziening in Europa als de veiligheid en duurzaamheid van offshore-activiteiten garanderen. We hebben allemaal de vreselijke beelden van de olievlek in de Golf van Mexico nog op ons netvlies, de pijnlijke verliezen aan mensenlevens, de wanhoop van de geteisterde bevolking en de enorme schade die de explosie van het olieplatform de Deepwater Horizon teweeg heeft gebracht. Daarom wil ik hierbij mijn oproep herhalen om een echte Europese civiele beschermingsmacht op te richten die na een ramp van een dergelijke omvang snel en doeltreffend operationeel kan zijn. Het feit dat olie steeds zeldzamer wordt, maakt dat offshore-exploitatie en -oliewinning op volle zee onvermijdelijk zijn geworden. Maar de gevolgen daarvan voor het milieu moeten binnen de perken worden gehouden en wij moeten garanderen dat dergelijke activiteiten in de toekomst geen bedreiging gaan vormen voor de zee- en kustgebieden en de biodiversiteit. Dat is een grote uitdaging voor het internationale en milieu-imago van de Europese Unie die op dit vlak uiterst goede resultaten boekt.
– Ontwerpresolutie: Conferentie over biodiversiteit – Nagoya 2010 (B7-0536/2010)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd in aansluiting op het debat met de Raad en de Commissie waarin wij van gedachten hebben gewisseld over de actieplannen en de voornaamste strategische doelstellingen van de Europese Unie om het biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen, aan de vooravond van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit. Ik hoop dat de Europese Unie op die conferentie een resoluut en coherent standpunt zal innemen, met een duidelijke kijk op de concrete maatregelen die zullen worden genomen om te waarborgen dat de bescherming van de biodiversiteit bijdraagt tot duurzame ontwikkeling. Ik breng hier in herinnering dat het behoud van biodiversiteit essentieel is voor de kwaliteit van de ecosystemen, rechtstreeks van invloed is op essentiële functies zoals voedselproductie en watervoorziening en aardverschuivingen en overstromingen helpt voorkomen. Tot slot zou ik willen dat de beleidsmaatregelen die gericht zijn op de integratie van biodiversiteit in economische activiteiten zoals landbouw, bosbouw, visserij en toerisme gedurfd en ambitieus genoeg zijn om dit onschatbare maar buitengewoon kwetsbare erfgoed – zoals in mijn regio, de Azoren – te beschermen tegen de dreiging van kortzichtige externe belangen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de doelstellingen van de EU inzake biologische diversiteit gestemd. Gezien het feit dat soorten geleidelijk aan uitsterven en de biologische rijkdom van de aarde dus afneemt, is het uitermate belangrijk om ambitieuze doelstellingen te formuleren waar het de bescherming van de flora en fauna betreft, en tegelijkertijd te garanderen dat de mens de natuurlijke rijkdommen kan blijven exploiteren. Om die reden heeft het Parlement zich uitgesproken vóór doelstellingen die het behoud van de hulpbronnen mogelijk maken door het instellen van strenge regelgeving en het aanmoedigen van nieuwe technologieën.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. − (GA) Ik heb mijn stem gegeven aan deze ontwerpresolutie voor de tiende bijeenkomst van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit die deze maand in Nagoya in Japan zal worden gehouden. Geschat wordt dat de snelheid waarmee soorten wereldwijd uitsterven tussen de honderd en duizend keer hoger is dan de 'natuurlijke' snelheid en dat de mens hier verantwoordelijk voor is. Het is zeer teleurstellend dat de doelstellingen voor het tot staan brengen van het verlies aan biodiversiteit voor 2010 niet zijn gehaald. Landbouwgrond is goed voor 45 procent van het EU-totaal en vormt een waardevolle habitat met een grote biodiversiteit. De landbouwsector heeft bijgedragen aan de biodiversiteit in de EU, en veel dier- en plantsoorten zijn inmiddels afhankelijk van de landbouwsector en de praktijken van boeren. Zo houden grazende schapen en runderen de diversiteit van de flora van open graslanden in stand. Biodiversiteit moet in aanmerking worden genomen bij het toepassen van landbouwpraktijken. Er moet hulp en steun beschikbaar komen voor milieumaatregelen in de landbouw om een duurzaam gebruik van de biodiversiteit te bevorderen. Het belang van de landbouwsector voor het milieu moet in Nagoya aan de orde komen, en dit moet een centraal onderwerp zijn in de discussies over de toekomst en de begroting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik ben het eens met deze resolutie. Gezien het feit dat de biodiversiteit in de afgelopen veertig jaar met 30 procent is afgenomen en uit prognoses blijkt dat de snelheid waarmee de biodiversiteit wordt aangetast met een factor tien zal toenemen, moeten er nu afdoende maatregelen worden genomen om de biodiversiteit te behouden en een duurzaam gebruik van de biodiversiteit te bevorderen. Het verlies aan biodiversiteit vormt een bedreiging voor de voedselzekerheid en verergert de uitputting van energiebronnen en de klimaatverandering. Om de negatieve gevolgen van deze processen te voorkomen, moeten de Commissie en de lidstaten samenwerken door een duurzame EU-strategie voor het behoud van de biodiversiteit te ontwikkelen, die moet worden gekoppeld aan de doelstellingen van armoedebestrijding, duurzaam afvalbeheer en het tegengaan van de klimaatverandering. Er zal onvermijdelijk toereikende financiering nodig zijn om de geplande maatregelen en strategieën uit te voeren. De overheidssteun zal waarschijnlijk onvoldoende zijn. Daarom moeten private investeringen worden aangetrokken en nieuwe financieringsbronnen worden aangeboord. Behalve dat het nieuwe meerjarig financieel kader moet worden aangenomen, moeten de opgestelde plannen worden beoordeeld en moet er voor de benodigde financiering worden gezorgd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) De resolutie over de strategische doelstellingen van de Europese Unie voor de COP 10 inzake biologische diversiteit, die in Nagoya wordt gehouden, is des te belangrijker omdat 2010 door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de biodiversiteit en omdat de wereldwijde doelstelling om het biodiversiteitsverlies in 2010 aanzienlijk terug te dringen en de Europese doelstelling om het biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen niet gehaald zijn.
Het behoud van biodiversiteit moet, samen met het duurzame gebruik en de rechtvaardige verdeling van de baten uit genetische hulpbronnen, ook in de toekomst beschermd worden, en ik ben van oordeel dat deze eis duidelijk in de resolutie tot uiting komt. De Commissie en de lidstaten moeten tijdens de COP 10 met één stem spreken en dringend het tempo en de efficiency van hun interne besluitvormingsprocedure verbeteren. Bovendien is het belangrijk om de diplomatieke inspanningen jegens derde landen te versterken.
Tot slot lijkt het mij essentieel dat de Commissie en de lidstaten de milieudimensie integreren in hun betrekkingen met derde landen en daarbij bijzondere aandacht besteden aan het streven naar een geïntegreerde aanpak en een ‘groene diplomatie’.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over de strategische doelstellingen van de EU voor de tiende bijeenkomst van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit in Nagoya, vooral omdat ik sterk geloof dat behoud van biodiversiteit leidt tot duurzame groei in ontwikkelingslanden. Het feit dat noch de wereldwijde biodiversiteitsdoelstelling voor 2010 om het tempo van het biodiversiteitsverlies aanzienlijk te verminderen, noch de doelstelling van de EU om het biodiversiteitsverlies tot staan te brengen is gehaald, maakt de aanvullende maatregelen gericht op het bereiken van deze doelstellingen nog urgenter.
Een andere zorg is het illegale gebruik van genetische hulpbronnen, hetgeen in de meeste gevallen een negatief effect heeft op de landen waarin dergelijke praktijken plaatsvinden. Ik ben ook van mening dat de publieke discussie over biodiversiteit slechts af en toe wordt gevoerd. Daarom steun ik het voorstel in de tekst van de resolutie over een structurele en doelgerichte inspanning ter bewustmaking van maatregelen tot behoud van biodiversiteit onder gewone burgers. Wij moeten deze thema’s begrijpen en steunen. Ik vind dat het net zo belangrijk is om ons in te spannen voor het opnemen van biodiversiteitsbehoud als onderdeel van de burgerschapsvorming in onze landen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Aangezien het tot staan brengen van biodiversiteitsverlies geen urgent thema is op de Europese en internationale politieke agenda, verwelkom ik de invoering en vaststelling van een aantal op wetenschappelijke gegevens gebaseerde concrete indicatoren om de vorderingen op weg naar verwezenlijking van de strategische doelstellingen en streefcijfers van de EU te meten op het gebied van biodiversiteit.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) In een gevoelige en essentiële kwestie als het behoud van biodiversiteit als zowel Europees als mondiaal natuurlijk erfgoed is het belangrijk dat de lidstaten en de Commissie een consensus bereiken over het standpunt dat de Europese Unie tijdens de COP 10 zal innemen. Daarom ben ik ingenomen met deze ontwerpresolutie. Het behoud van biodiversiteit is een complexe aangelegenheid die velerlei mechanismen, oplossingen en inspanningen vereist.
Daarom ben ik van oordeel dat het bevorderen van synergieën tussen de verschillende mondiale instellingen, lidstaten en ngo’s zal leiden tot de ontwikkeling van biodiversiteitswaarborgen in het kader van beleidsmaatregelen voor milieubehoud die de verwezenlijking van deze doelstelling in de hand werken. Tot slot dient te worden onderstreept dat de inspanningen van de markt om bij te dragen tot het behoud van biodiversiteit economische voordelen opleveren en dat de lidstaten en de Commissie de milieudimensie in hun agenda moeten opnemen voor wat betreft de betrekkingen met derde landen en ‘groene diplomatie’ moeten bedrijven.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het is spijtig dat, ondanks de inzet van de EU tijdens de Europese top in Göteborg in 2001, het verlies aan biodiversiteit nog altijd geen halt is toegeroepen. Deze resolutie wijst ons er opnieuw op dat biodiversiteit een belangrijke rol speelt bij de strijd tegen honger in de wereld en bij het garanderen van voedselveiligheid, en dat biodiversiteit een eerste voorwaarde is voor iedere poging om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken en ons daaraan aan te passen. Het wordt tijd dat alle lidstaten de Natura 2000-wetgeving en de Vogel- en Habitatrichtlijnen volledig gaan toepassen en initiatieven gaan nemen om de mariene biodiversiteit te beschermen. Dit beleid voor behoud van biodiversiteit moet zowel op Europees als op internationaal niveau worden gevoerd om deze zaken te integreren in beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en het extern optreden van de Unie, alsmede in alle toekomstige akkoorden die binnen de WTO worden gesloten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals ik al zei naar aanleiding van het verslag van mevrouw de Lange, dat tijdens de vorige plenaire vergadering in stemming is gebracht, onderschrijf ik dat de Europese Unie over de gehele lijn, en met bijzondere aandacht voor alle terreinen die onder het EU-beleid vallen, een duurzame strategie voor de bescherming van biodiversiteit en het behoud van de ecosystemen moet ontwikkelen. Volgens mij is dat met name relevant voor de landbouw en de visserij. Ik volg dan ook nauwlettend de hervormingen die in het gemeenschappelijk visserijbeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid op stapel staan, want een passend en duurzaam behoud van de biodiversiteit is weliswaar essentieel en wenselijk, maar mag de duurzaamheid en de ontwikkeling van de landbouw- en visserijactiviteiten niet in het gedrang brengen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Verenigde Naties hebben 2010 uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de biodiversiteit. Helaas zal de Europese Unie haar biodiversiteitsdoelstelling voor 2010 niet halen. Het verlies van biodiversiteit neemt in een alarmerend tempo toe. Het tempo waarin het biodiversiteitsverlies zich voltrekt, zal tegen 2050 naar verwachting tien keer zo hoog liggen. Het is onaanvaardbaar dat het verlies van biodiversiteit aanhoudt, niet alleen uit moreel, maar ook uit ecologisch en economisch oogpunt, aangezien deze ontwikkeling toekomstige generaties berooft van de voordelen van een gezonde biodiversiteit. Daarom moeten de Commissie en de lidstaten met één stem spreken en het tempo en de efficiency van hun interne besluitvormingsprocedure verbeteren, zodat snel overeenstemming kan worden bereikt over een intern standpunt van de Europese Unie voor de COP 10. Zij moeten tevens meer middelen en tijd besteden aan hun diplomatieke inspanningen jegens derde landen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze resolutie voorziet in een reeks positieve en belangrijke punten, maar ze bevat ook een aantal dubbelzinnige en onduidelijke en zelfs negatieve en ronduit zorgwekkende elementen. Wij delen de bezorgdheid over het onvermogen om de Europese en mondiale doelstellingen te halen en het biodiversiteitsverlies aanzienlijk terug te dringen. De volgende aspecten genieten onze steun: verdeling van de baten van het gebruik van genetische bronnen, aanvaarding van het beginsel dat levensvormen en levensprocessen niet octrooieerbaar zijn, bescherming van traditionele kennis en de gewoonten van inheemse volkeren, koppeling tussen genetische diversiteit en wereldwijde voedselzekerheid, verwijzing naar de gevolgen van biobrandstoffen en aandacht voor het probleem dat wordt veroorzaakt door uitheemse soorten. Wij kunnen echter niet nalaten verzet aan te tekenen tegen en kritiek uit te oefenen op de poging om de weg te openen naar nieuwe vormen van privé-toe-eigening van de natuur en haar rijkdommen, bijvoorbeeld via de invoering van ‘betaling voor ecosysteemdiensten’, waarvoor in de resolutie herhaaldelijk wordt gepleit. Er zij ook gewezen op dubbelzinnige en onduidelijke elementen zoals het verzoek om ‘de waarden van biodiversiteit en de kansen die voortvloeien uit het behoud ervan en duurzaam gebruik op te nemen in de nationale rekeningen’.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn steun voor de ontwerpresolutie over de strategische doelstellingen van de EU voor de tiende bijeenkomst van de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, die van 18 tot 29 oktober 2010 in Nagoya (Japan) wordt gehouden, is vooral ingegeven door de noodzaak om deze vergadering in te gaan met een gemeenschappelijk Europees standpunt dat op de steun van zoveel mogelijk overige deelnemende landen kan rekenen. Alleen als wij duidelijke ideeën hebben over doelstellingen en voorstellen kunnen we daadwerkelijk een beslissende rol spelen bij het sluiten van mondiale overeenkomsten. In het bijzonder benadrukt de resolutie terecht dat er dringende maatregelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstelling om het biodiversiteitsverlies op grotere schaal te beperken door gebruik te maken van de middelen die reeds voorhanden zijn.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het snelle tempo van het door de mens veroorzaakte biodiversiteitsverlies is verontrustend. Biodiversiteit moet worden beschouwd als de meest betrouwbare barometer voor de toestand van het milieu. Gelet op het feit dat het biodiversiteitsverlies in de Europese Unie alarmerende proporties aanneemt, aangezien 42 procent van de zoogdieren, 43 procent van de vogels, 45 procent van de vlinders, 30 procent van de amfibieën, 45 procent van de reptielen en 52 procent van de zoetwatervissen met uitsterven wordt bedreigd, ben ik dan ook van oordeel dat de recentelijk ten uitvoer gelegde wetgeving essentieel en onontbeerlijk is en zelfs nog versterkt moet worden. Om de strategische biodiversiteitsdoelstellingen voor 2020 te kunnen halen moeten wij de nodige ambitie aan de dag leggen. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Biodiversiteit is de bestaansvoorwaarde voor alle mensen, waaruit volgt dat de verscheidenheid van soorten en hun natuurlijke habitat beschermd moeten worden. Vooral de arme delen van de bevolking worden door de afname van de biodiversiteit en de teloorgang van ecosystemen getroffen, omdat zij vaak op natuurlijke producten als middelen van bestaan zijn aangewezen. De westelijke regeringen moeten ervoor zorgen dat deze diversiteit behouden blijft en dat maatregelen worden genomen om het publiek bewust te maken van deze kwestie. Uit economisch oogpunt levert het behoud van de biodiversiteit namelijk op den duur alleen voordelen op. Ik onthoud mij van stemming omdat de doelstellingen te ambitieus zijn en omdat het voor de EU alleen zinvol is om het voortouw te nemen als grote landen zoals China ook bereid zijn een andere koers in te slaan.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) De Europese Unie is bezorgd over het snelle tempo waarin de biodiversiteit verloren gaat en over het feit dat de biodiversiteitsdoelstelling voor 2010 om het tempo te vertragen waarin de biodiversiteit verloren gaat, niet wordt gehaald. Om ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken is het noodzakelijk dat wij zo snel mogelijk concrete indicators op basis van wetenschappelijke gegevens aannemen om de vooruitgang ten aanzien van de strategische doelen te meten. In studies die tot op heden zijn verricht, wordt geschat dat de vermindering van de welvaart als gevolg van biodiversiteitsverlies momenteel ongeveer 50 miljard euro per jaar bedraagt (net iets minder dan 1 procent van het bbp). Dit cijfer zal in 2050 gestegen zijn naar 14 biljoen euro. De Europese Unie beschouwt dit probleem daarom als uitermate urgent. Ik onderschrijf de overtuiging dat er tal van verbanden bestaan tussen het beschermen van het klimaat, het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en het stopzetten van het biodiversiteitsverlies. Stappen die worden genomen om de biodiversiteit te beschermen hebben een positief effect op de strategieën inzake aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering. Ook ben ik het eens met de oproep die in de resolutie wordt gedaan tot steun aan inspanningen ter verbetering van de synergieën en verbanden tussen biodiversiteit en klimaatbeleid. Om bij te dragen aan het voorkomen van deze mondiale problemen, is het echter nodig om de mondiale financiering van de biodiversiteitsbescherming drastisch te verhogen, met name door middel van de bestaande financieringsbronnen, maar ook door nieuwe en vernieuwende bronnen, met inbegrip van nieuwe en vernieuwende marktgebaseerde instrumenten.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Biologische diversiteit is een rijk erfgoed dat de vorige generaties ons hebben nagelaten en dat wij op onze beurt aan de toekomstige generaties moeten doorgeven. Los van enige antropologische overwegingen moeten wij ook de intrinsieke waarde van deze biologische diversiteit erkennen.
Tegenwoordig is een op de vijf soorten met uitsterven bedreigd. Dit schrikwekkende cijfer noopt ons ertoe passende maatregelen te nemen om de biodiversiteit te beschermen en te behouden.
Ik ben dan ook ingenomen met deze resolutie, die in laatste instantie ten doel heeft bij te dragen tot de doeltreffende en definitieve tenuitvoerlegging van de eerdere doelstelling voor 2010 om het biodiversiteitsverlies aanzienlijk terug te dringen. Bovendien systematiseert ze de verschillende urgente beleidsmaatregelen voor de bescherming van biodiversiteit en voorziet ze in nieuwe doelstellingen voor 2020.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet, wat het behoud van biodiversiteit betreft, op het internationaal toneel dezelfde strijdbare houding aannemen als ze heeft gedaan in de strijd tegen de klimaatverandering. De taak om de biodiversiteit in stand te houden zal straks in Nagoya naar verwachting even moeilijk blijken, als de taak om de afschuwelijke tendens inzake de opwarming van de aarde te doen keren in Cancún. De cijfers tonen ons de volle omvang van het probleem: sinds 1970 is 30 procent van de plant- en diersoorten uitgestorven. Ondanks een geleidelijke bewustwording in Europa, die zich heeft vertaald in de oprichting van beschermde natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden die bijna 18 procent van het Europese grondgebied uitmaken, blijft de biodiversiteit afnemen. Wat kunnen we van 18 tot 29 oktober 2010 in Nagoya verwachten? Hopelijk dat de Europese Unie met één stem spreekt. Ze zal ook de moed moeten opbrengen om over gevoelige onderwerpen te spreken, zoals, met het gastland Japan, over het feit dat dat land de niet-duurzame en uiterst wrede visserij-activiteiten op walvissen en dolfijnen niet ongestraft zal kunnen blijven voortzetten. De Europese Unie moet ook een positieve boodschap brengen: de beste manier om de soortenrijkdom te beschermen is nog steeds om deze kwestie horizontaal in alle economische activiteiten (zoals handel, toerisme en transport) te integreren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel wij eerst voornemens waren de tekst te ondersteunen, is amendement 1 van paragraaf 16, ingediend door de PPE-Fractie en de ECR-Fractie, voor onze fractie aanleiding geweest om ons uiteindelijk te onthouden van stemming.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Biodiversiteit heeft invloed op het leven van ons allemaal. Als gevolg van menselijke activiteit neemt het proces van biodiversiteitsverlies wereldwijd in een steeds groter tempo toe. Symptomen hiervan zijn onder andere ontbossing, de afnemende visstanden en het verdwijnen van nog meer diersoorten. Wetenschappers schatten dat 15 à 40 procent van de diersoorten aan het eind van de 21e eeuw verdwenen kan zijn. Wij zouden ons bewust moeten zijn van het feit dat biodiversiteitsverlies een schadelijk effect heeft op de activiteit van de ecosystemen en diensten die zij ons leveren, zoals voedselvoorziening, waterzuivering, bevruchting van de aarde, bescherming tegen overstromingen en de opwekking van energie. De biodiversiteit wordt bedreigd door tal van factoren, waaronder klimaatverandering, ongecontroleerde suburbane ontwikkeling en invasieve uitheemse soorten. Ik zou mij echter op één specifiek probleem willen richten. Waar ik aan denk is de landbouw, die vaak wordt genoemd als factor die een bedreiging vormt voor de biodiversiteit. Zeker, wij moeten toegeven dat industriële landbouw niet milieuvriendelijk is. Ik denk daarentegen dat het stopzetten van de landbouwactiviteit een veel grotere bedreiging vormt voor het milieu. Wij hebben recentelijk gezien hoe dit proces zich heeft geïntensiveerd. De almaar lagere winstgevendheid van de landbouwproductie, die onder andere wordt veroorzaakt door de prijsschommelingen, betekent dat mensen zich afkeren van de landbouw, en dit leidt in grote gebieden tot het verdwijnen van leven.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Van 18 tot 29 oktober zal in Japan de Conferentie van de Partijen over het Verdrag inzake biologische diversiteit plaatsvinden. Zowel op mondiaal als op Europees niveau, is de doelstelling om het biodiversiteitsverlies tegen 2010 tot staan te hebben gebracht, niet gehaald.
Zoals in de resolutie van het Parlement wordt benadrukt, zal het biodiversiteitsverlies, als er niet snel iets wordt gedaan om het tij te keren, zowel op de middellange als op de lange termijn, omvangrijk en onbeheersbaar zijn.
Het Parlement bekrachtigt het beginsel dat levensvormen niet octrooieerbaar mogen zijn en verzoekt de plundering van genetische hulpbronnen door de industrie en het bedrijfsleven, met name in ontwikkelingslanden, een halt toe te roepen.
De bescherming van de biodiversiteit is essentieel voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen.
Daarom heb ik mijn steun gegeven aan de resolutie, waarin de door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en de Fractie de Groenen/Vrije Europese Alliantie voorgestelde amendementen zijn verwerkt.
Het is nu, enkele weken voor de conferentie van Cancún over klimaatverandering, de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap, en in de eerste plaats de Europese Unie, gezien haar betrokkenheid op het gebied van milieubescherming, nota neemt van de studie over de economische aspecten van ecosystemen en biodiversiteit (TEEB) en de aanbevelingen die daarin worden gedaan voor de conferentie van Nagoya.
Het is meer dan dringend noodzakelijk te herhalen dat de strijd voor biodiversiteit, de strijd tegen klimaatverandering en de strijd tegen armoede nauw met elkaar verbonden zijn, evenals de oplossingen waarmee we deze problemen het hoofd moeten bieden.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Studies hebben uitgewezen dat door de teruggang van de biodiversiteit naar schatting een economisch verlies van rond 50 miljard euro per jaar wordt veroorzaakt. Toch staat deze kwestie niet op de internationale politieke agenda. Op Europees niveau zijn er reeds uitstekende instrumenten die gericht moeten worden versterkt en op de acties in het kader van het klimaatbeleid moeten worden afgestemd om met de gedane investeringen een maximaal rendement te bereiken. De investeringen in het behoud van de biodiversiteit zullen vruchten afwerpen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De Bazel II-overeenkomsten reguleren bankactiviteiten en met name het eigen vermogen waarover banken moeten beschikken om hun solvabiliteit te waarborgen. In deze resolutie spreekt het Parlement zich uit voor een langetermijnbeheer van risico’s en winsten en voor regels die zijn aangepast aan de omvang van de bank (zodat de grootste banken niet het gevoel hebben dat zij buiten schot blijven). Het Parlement pleit ervoor dat banken de kosten van de aanpassing aan de nieuwe regelgeving niet aan hun particuliere klanten doorberekenen. Bovendien maakt het Parlement zich zorgen dat Bazel II niet overal ter wereld op gelijke wijze zal worden nageleefd. Het Parlement dringt er bij de Europese Commissie op aan naar meer harmonisatie toe te werken. Ik ben van mening dat deze aanbevelingen een stap in de goede richting zijn: de risico’s op een toekomstige crisis worden ingeperkt en particulieren worden beschermd. Ik heb dus met overtuiging voor deze resolutie gestemd.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn complimenten voor het uitstekende werk dat de heer Karas heeft verricht met het opstellen van een zeer waardevol initiatiefverslag over de herziening van Bazel II om het banksysteem in het licht van de financiële crisis te versterken. Europa moet een grotere rol spelen in deze onderhandelingsfase om te voorkomen dat de Europese economie schade ondervindt en dat er inbreuk wordt gepleegd op de mededingingsregels. Vergeleken met de Amerikaanse economie wordt de Europese economie voornamelijk gefinancierd door bancaire leningen, maar de financiële crisis die Europa de laatste jaren raakt en het daaruit volgende gebrek aan liquiditeit hebben ervoor gezorgd dat het aantal leningen voor het midden- en kleinbedrijf, de ruggengraat van onze economie, enorm is gedaald. Ik heb voor dit document gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat de EU, bij de onderhandelingen over de herziening van Bazel II, moet streven naar dezelfde boekhoudnormen als de VS, gelijke plichten voor commerciële en investeringsbanken, een heldere definitie van liquiditeit en meer transparantie over de rol van ratingkantoren. Om toekomstige crises het hoofd te kunnen bieden, moeten we vanaf nu zorgen dat we beschikken over meer en beter kapitaal en over een grotere liquiditeit. Tegelijkertijd is het wenselijk om anticyclische maatregelen te nemen en overschotten te creëren.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd, omdat ik ermee akkoord ga dat de kwestie van financiële instellingen ‘die te groot zijn om failliet te gaan’ moet worden aangepakt en dat daarom kapitaaleisen en anticyclische reserves evenredig moeten zijn aan de omvang, het risiconiveau en het bedrijfsmodel van een financiële instelling. Ik dring aan op een alomvattend onderzoek naar kapitaalinstrumenten vóór en na de crisis om het belang te beoordelen van specifieke kapitaalinstrumenten en de betekenis daarvan in crisissituaties. De toekomstige Europese Bankautoriteit moet een leidinggevende rol spelen bij de definitie en tenuitvoerlegging van maatregelen in verband met kapitaaleisen en normen voor anticyclische kapitaalbuffers op EU-niveau.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij onthouden bij de stemming over dit verslag. Daarin wordt het probleem weliswaar erkend en gesproken over de noodzaak de Bazel II-regels te herzien en het toezicht op het financieel systeem en de banken te versterken, maar vermijdt men angstvallig strengere regels op te leggen. Het verslag onderschat de negatieve rol die de banken door hun buitensporige omvang en speculatieve neigingen hebben gespeeld bij het ontstaan van de crisis, met name gedurende de afgelopen jaren. Er zijn andere opvattingen over de aard en de rol van het financieel systeem nodig om Europese economische beleidsvormen te verkrijgen die duurzame ontwikkeling kunnen garanderen en aan de maatschappelijke behoeften kunnen voldoen.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik stem vóór het grootste deel van de in dit verslag voorgestelde maatregelen. Anti-cyclische regelgeving vereist geharmoniseerde normen ter waarborging van alomvattende en zorgvuldige controle van de financiële markten en het klimaat op de markt door toezichthoudende autoriteiten. Deze omvatten met name de volledige uitwisseling van gegevens, synchronisatie van regelgevende maatregelen, en controle op het moment zelf van blootstelling en risico's, onder meer via een eis van controletrajecten op alle transacties op de financiële markten. Het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige liquiditeitsnormen is daarom een belangrijk onderdeel van de reactie op de crisis. Liquiditeitsnormen moeten echter voldoende gedifferentieerd zijn om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het bedrijfsmodel en het risicoprofiel van een bank. Met het oog hierop moet de toekomstige Europese Bankautoriteit een leidinggevende rol spelen bij de definitie en tenuitvoerlegging van maatregelen in verband met kapitaaleisen en normen voor anticyclische kapitaalbuffers op EU-niveau.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat financiële marktdeelnemers moeten worden gecontroleerd en gereguleerd met het oog op de bescherming van de belangen van de burgers en het waarborgen van de financiële en economische stabiliteit die nodig is voor de totstandbrenging van ontwikkeling en vooruitgang. Bovendien is uit de huidige crisis gebleken dat de banken duidelijk over onvoldoende kapitaal beschikten om aan hun financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Kapitaaleisen en anticyclische reserves moeten evenredig zijn aan de omvang, het risiconiveau en het bedrijfsmodel van een financiële instelling. Anderzijds wil ik hier onderstrepen dat het Comité van Bazel attent wordt gemaakt op de noodzaak om de nodige aanpassingen in het wetgevingskader aan te brengen, zodat de Europese economie en de Europese banksector, die sterk van elkaar afhankelijk zijn, geen schade oplopen en op de wereldmarkt geen concurrentienadelen ondervinden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) De verbeteringen die het Comité van Bazel, de G20 en de Europese Unie aan het internationaal financieel stelsel pogen aan te brengen, lijken mij boter aan de galg gesmeerd.
Het akkoord van september over de omvang en de kwaliteit van het vermogen dat banken moeten aanhouden, is onthaald als een grote stap voorwaarts en een enorme overwinning op de banksector die tegen deze maatregelen was en dreigde de kredietkraan dicht te draaien. Het lijkt echter een pyrrusoverwinning, want zodra het akkoord werd gesloten, stegen de beurskoersen voor de sector nauwelijks, wat geen goed teken was.
De banken hebben tot 2019 de tijd om zich aan de nieuwe bepalingen aan te passen en in de tussentijd kan er nog van alles gebeuren. De risicoanalyse, die zoals we weten de plank volledig missloeg, blijft de kern van het dictum vormen. De problemen van de liquiditeitsdekkingsratio’s en leverage ratio’s zijn niet opgelost, evenmin als de problemen van “off-balance sheet”-posten en securitisatie. Financiële instellingen die geen geld van de overheid krijgen, zoals hedgefondsen, vallen er niet onder, ondanks het gevaar dat zij met zich meebrengen en hun verdorven manier van werken.
Kortom, er is niks opgelost en dat zal ook niet gebeuren zolang men het systeem niet grondig op de schop neemt, in plaats van halfslachtige pogingen te doen om het wat op te lappen.
Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) De leden van het Europees Parlement van de Deense liberale partij Venstre hebben gestemd voor het verslag-Karas (A7-0251/2010). Het verslag bevat een aantal cruciale punten en roept op tot invoering van Bazel III op de meest doeltreffende wijze en met eerbiediging van de verschillen tussen de financiële stelsels. De afgevaardigden van Venstre betreuren het echter dat er niet in grotere mate rekening is gehouden met de Deense aanbevelingen voor de bescherming van het Deense hypotheekmodel. Enkele van de Bazel-voorstellen kunnen grote schade toebrengen aan goed functionerende hypotheekmodellen in Europa, waaronder het Deense.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Het Comité van Bazel streeft naar een herziening van het Bazel II-kader om de veerkracht van de banksector te versterken. De voorstellen van het Comité beogen de kwaliteit van de kapitaalbasis te verhogen, en de dekking van het kapitaalkader uit te breiden en te versterken. Het Comité wil ook een leverage ratio introduceren om bij te dragen aan het binnen de perken houden van een excessieve opbouw van bevoorrechte posities in het systeem, alsook (in goede tijden) andere aanvullende anticyclische maatregelen nemen, zoals het introduceren van kapitaalbuffers. Bovendien worden mondiale normen voor liquiditeitsbeheer voorgesteld.
Hoewel ook internationaal daadwerkelijk de intentie bestaat om het kader van Bazel te herzien, is het van cruciaal belang aan te geven dat daarbij het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen verschillende bedrijfsmodellen, beleggings- en retailbankdiensten, en verschillende juridische vormen, en dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het bedrijfsleven in Europa voornamelijk wordt gefinancierd via bankleningen.
Voorts moet het Europees Parlement een actieve rol vervullen en daadwerkelijk zijn invloed kunnen laten voelen bij de hervorming van de regels waarover nu reeds in het Comité van Bazel wordt onderhandeld. Het Europees Parlement, als het democratisch gekozen Europees orgaan dat in een later stadium als medewetgever zal optreden ten aanzien van het voorstel van de Commissie voor de kapitaalvereistenrichtlijn (KVR 4), moet in een vroeg stadium bij de onderhandelingen worden betrokken.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn stem voor het verslag-Karas komt voort uit de precisie waarmee de heer Karas laat zien welke vooruitgang er is geboekt met de kapitaalvereistenrichtlijn en waarmee hij de problemen schetst die ons nopen tot een snelle herziening. Ten eerste ben ik het eens met de noodzaak om het Europees Parlement actief en bovenal in een vroeg stadium bij de onderhandelingen te betrekken om een zekere 'democratische controle' te waarborgen waarmee maatregelen kunnen worden genomen die zoveel mogelijk overeenkomen met de behoeften van het bedrijfsleven. We moeten er alles aan doen om eindgebruikers van financiële diensten te beschermen, en om die reden moet de nieuwe overeenkomst voorzien in een systeem dat banken niet dwingt de bedrijfskosten op de eindgebruikers af te wentelen.
Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) De kern van de financiële crisis werd gevormd door banken die overmatige risico’s namen en er niet in slaagden voldoende kapitaal te behouden om die risico’s te dekken. Het onvermogen van die banken heeft geleid tot een crisis die burgers in heel de wereld nog altijd hevig treft. Burgers zijn dubbel getroffen, want naast de kosten voor een reddingsoperatie met belastinggeld dragen zij ook de lasten van de recessie en de uitgavenbesparingen. Om te voorkomen dat een dergelijke crisis zich herhaalt, is een fundamentele herziening nodig van het financieel regelgevend kader. Een sterker kapitaalraamwerk voor banken moet hier deel van uitmaken. Voorstellen ter verbetering van de kapitaalvereistenrichtlijn zijn derhalve van cruciaal belang voor het creëren van stabiele en verantwoordelijke banken. Dit verslag omvat de doelstellingen en voorstellen die door de G20 en het Comité van Bazel zijn uiteengezet om ervoor te zorgen dat banken voldoende hoeveelheid kapitaal van geschikte kwaliteit vasthouden en dat ze beschikken over de liquiditeit en stabiele financiering die nodig is om het hoofd te bieden aan de moeilijke marktvoorwaarden. De Parlementsleden van de Labour-partij stemmen vóór dit verslag, omdat het het hervormingsproces steunt. We steunen echter geen enkel verzoek dat de voorstellen ondermijnt die door Bazel zijn aangenomen. Waar nodig stimuleren we verder onderzoek naar de invloed van de maatregelen met het oog op het waarborgen van een volledige, strenge en tijdige internationale uitvoering.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze tekst is niet opgewassen tegen de uitdagingen van de huidige crisis en de economische en sociale gevolgen daarvan. Het is nu zaak om de regels van het bankstelsel radicaal te wijzigen, niet om halve maatregelen te nemen teneinde dat stelsel te behouden. De Bazel-overeenkomst stelt belachelijk lage kapitaaleisen en verbiedt geen enkel speculatie-instrument. Ik stem tegen deze dekmantel voor speculatie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De wereldwijde financiële crisis die nog steeds problemen veroorzaakt in de economie van alle landen heeft bevestigd dat een sterke banksector van cruciaal belang is om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Bazel II en de herziening van de richtlijn inzake kapitaalvereisten hebben ten doel bij te dragen tot de totstandbrenging van een sterke banksector. Ze moeten de voorwaarden scheppen die nodig zijn om in de toekomst het hoofd te kunnen bieden aan eventuele crises zoals die zich in het recente verleden hebben voorgedaan.
Dit verslag beoogt de kwaliteit van de kapitaalbasis te verhogen en de dekking van het kapitaalkader − zoals tegenpartijkredietrisico van derivaten, repos, enzovoort − uit te breiden en te versterken. Het is tevens de bedoeling een leverage ratio in te voeren tegen het opbouwen van excessieve bevoorrechte posities in het bankwezen en te voorzien in andere aanvullende anticyclische maatregelen zoals het introduceren van kapitaalbuffers in gunstige economische omstandigheden. Tot slot worden ook mondiale normen voor liquiditeitsbeheer voorgesteld. Ik heb in overeenstemming hiermee gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat:
- financiële instellingen die ‘te groot zijn om failliet te gaan’ moeten beschikken over anticyclische reserves die evenredig zijn aan hun omvang en het niveau van hun bedrijfsrisico;
- het Comité van Bazel en de Commissie de behandeling van wederzijdse overeenkomsten inzake financiële kruiseigendom beter moeten definiëren;
- een alomvattend onderzoek moet worden ingesteld naar kapitaalinstrumenten vóór en na de crisis om het belang te beoordelen van specifieke kapitaalinstrumenten en de betekenis daarvan in toekomstige crisissituaties;
- het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige liquiditeitsnormen een belangrijk onderdeel van de reactie op de crisis is;
- het noodzakelijk is de normen te bepalen voor hoogwaardige liquide activa;
- de Commissie alle overheidsschulden uit de eurozone moet opnemen als hoogwaardige liquide activa, ongeacht de specifieke inschaling;
- de toekomstige Europese Bankautoriteit een leidinggevende rol moet spelen bij de definitie en tenuitvoerlegging van maatregelen in verband met kapitaaleisen en normen voor anticyclische kapitaalbuffers;
- anticyclische regelgeving geharmoniseerde normen vereist ter waarborging van alomvattende en zorgvuldige controle van de financiële markten en het klimaat op de markt door toezichthoudende autoriteiten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In het verslag wordt het standpunt van het Europees Parlement uiteengezet over de komende herziening van de internationale normen en de richtlijnen inzake kapitaal- en liquiditeitsvereisten voor het bankwezen, die door het Comité van Bazel (het internationaal forum dat is opgericht door centrale banken en toezichthouders van de banksector) worden goedgekeurd. Het behandelt ook de toezeggingen van de G20 over dit onderwerp. Deze normen moeten worden omgezet en aangepast aan het wettelijk kader van de EU door middel van een herziening van de kapitaalvereistenrichtlijn (CRD). De Commissie zal tijdens het eerste kwartaal van 2011 een wettelijk voorstel indienen.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik wil onderstrepen dat ik dit verslag ondersteun. Zoals de Commissie weet is het Parlement altijd van mening geweest dat het akkoord voor de overeenkomst van Bazel II geen juiste weerspiegeling is van het parlementaire proces. Aangezien er tussen de in financieel opzicht belangrijkste landen zoveel op het spel staat, is bij een heroverweging van zaken zoals kapitaalpercentages en bevoorrechte posities een krachtiger toezicht door het Parlement vereist. De Commissie moet erkennen dat dit verslag er toe heeft bijgedragen de onevenwichtige institutionele betrokkenheid van het Europees Parlement recht te zetten.
Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Ik geef mijn volledige steun aan de in het verslag vervatte erkenning dat er hypotheekverplichtingen en andere soorten effecten worden uitgegeven die in feite even liquide en veilig zijn als staatsobligaties. Daarmee steun ik tevens volledig de indirecte steun die het verslag geeft aan het Deense hypotheekmodel, hoewel ik van mening ben dat Denemarken meer expliciet in de tekst genoemd had moeten worden. Ik onthoud mij van stemming, omdat het verslag, in het belang van het concurrentievermogen van de EU, niet oproept tot invoering van strengere financiële regulering dan de regels die gelden in de rest van de westerse wereld, met inbegrip van de Verenigde Staten.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het pakket betreffende het Europees financieel toezicht dat in september is aangenomen, voorziet met name in de oprichting van organen en mechanismen voor microprudentieel toezicht in het bankwezen, in coördinatie met het netwerk van nationale toezichthouders. Het initiatiefverslag dat hier vandaag in stemming is gebracht, richt zich op een kwestie die naar mijn mening in zekere zin thuishoort in deze nieuwe architectuur en voor om het even welke economie van doorslaggevend belang is. Immers, het bepalen van de omvang en de kwaliteit van het kapitaal is een bijzonder gevoelige aangelegenheid die een analyse behoeft van enerzijds het effect − inzonderheid op het Europees economisch herstel − en anderzijds de algemene context van deze maatregel. Aangezien onze bedrijven voornamelijk gefinancierd worden door de banksector, die een van de pijlers van de economie vormt, vind ik het essentieel dat de banken hun risico’s en baten vanuit een prudentieel langetermijnperspectief beheren. Bovendien ben ik van oordeel dat deze zorgpunten proactief moeten worden besproken in het kader van de trans-Atlantische samenwerking. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik in grote lijnen akkoord ga met de inhoud en van oordeel ben dat hiermee een stap wordt gezet naar de tenuitvoerlegging van nieuwe EU-mechanismen voor planning, coördinatie en toezicht op economisch, sociaal en begrotingsgebied.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) De huidige financiële crisis heeft aangetoond dat veel banken risico’s nemen en te weinig kapitaal in hun bezit hebben om die risico’s te dekken. Deze onverantwoorde werkwijze levert Europese burgers nog steeds verlies op, zowel in de zin van reddingsoperaties voor banken als uitgavenbesparingen als gevolg van de daaruit voortvloeiende recessie. Iedere herziening van het financieel regelgevend kader moet voorstellen omvatten ter verbetering van de richtlijn inzake kapitaalvereisten en is derhalve van centraal belang voor het creëren van stabiele en verantwoordelijke banken. Dit verslag onderschrijft de doelstellingen en voorstellen die door de G20 en het Comité van Bazel zijn uiteengezet om te verzekeren dat banken beschikken over voldoende hoeveelheden kwalitatief geschikt kapitaal, alsmede over de liquiditeit en stabiele financiering die nodig zijn om te voldoen aan de strenge marktvoorwaarden. Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat het het hervormingsproces ondersteunt, maar ik zal geen steun verlenen aan mogelijke verzoeken die de door Bazel goedgekeurde voorstellen ondermijnen. Ik stel ook voor om waar nodig nader onderzoek te doen naar de gevolgen van de maatregelen, echter met het oog op het waarborgen van een volledige, strikte en tijdige uitvoering.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Tot nu toe heeft de internationale gemeenschap geen onverschillige houding aangenomen, maar heeft vele solidariteitsinitiatieven uitgevoerd ter ondersteuning van de volkeren in Afrika. Het ontwikkelingsniveau van dit gebied is echter nog steeds ver beneden dat van het Westen. Als we bedenken dat de levensverwachting van een Afrikaan wel dertig tot veertig jaar minder is dan die van een Europeaan, kunnen we stellen dat dit ook nu een groot probleem vormt. Collega’s, ik steun de oplossingen in het verslag van mevrouw De Keyser en ik wil erop wijzen dat de echte oplossing voor de problemen van Afrika zowel ligt in het bouwen van een fundament voor het zorgstelsel als in het geven van snelle hulp. Om een bekend gezegde te parafraseren: ik geloof dat ‘als je de patiënt een geneesmiddel geeft, help je hem voor een dag. Geef je hem de fundamenten van een zorgstelsel, dan heb je niet alleen hem geholpen voor het leven, maar ook zijn kinderen.’ Dat is precies de reden waarom ik mijn steun geef aan een gebalanceerd beleid voor het toekennen van middelen.
John Attard-Montalto, Louis Grech en Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. − (EN) De Maltese afvaardiging van de Labour-partij heeft vóór dit verslag over gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld gestemd, waarin fundamentele zaken en prioriteiten in gang worden gezet om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken en extreme armoede vóór 2015 te halveren. Wij veroordelen ook het feit dat vrouwen in sommige gebieden nog steeds het slachtoffer zijn van genitale verminkingen, geweld en verkrachting. We zijn het bovendien volledig eens met de problemen die in dit verslag naar voren worden gebracht, met name de meest dringende gezondheidsproblemen in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de algemene vraag hoe de diensten op het gebied van de gezondheidszorg en de stelsels voor sociale zekerheid daar verbeterd kunnen worden. Mijn delegatie is het echter niet eens met de verwijzing naar het stimuleren van abortussen in paragraaf 6 van het verslag.
David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag behandelt een aantal verschillende zaken. Er bestaat echter grote zorg over paragraaf 6, die gaat over abortus. Ik ben tegen abortus en kan geen steun verlenen aan een verslag dat deze praktijken bevordert. Daarom heb ik tegen dit gewijzigde verslag gestemd.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse conservatieven, hebben vandaag, 7 oktober 2010, tegen het verslag (A7-0245/2010) over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld gestemd. Wij willen echter benadrukken dat het verslag volgens ons over een uitermate belangrijk onderwerp gaat – toegang tot gezondheidszorg is een basisvoorwaarde voor ontwikkeling. Ten zuiden van de Sahara sterven jaarlijks honderdduizenden kinderen omdat ze geen toegang hebben tot basiszorg. Dit verslag geeft volgens ons echter geen antwoord op de vraag hoe die basiszorg moet worden verstrekt. Het is een feit dat het maatschappelijk middenveld een zeer grote rol heeft gespeeld als zorgverlener, en dat in vele landen nog altijd doet. De inspanningen van particuliere zorgverleners en niet-gouvernementele organisaties categorisch veroordelen is niet de juiste manier voor diegenen die het welzijn van de armen voor ogen hebben. Wij willen tezelfdertijd benadrukken dat we vanzelfsprekend de formuleringen in het verslag steunen over de reproductieve gezondheid van vrouwen en de verschrikkelijke gewelddaden waar vrouwen nog altijd het slachtoffer van worden.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) In mijn visie is de belangrijkste waarde van de resolutie over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld het feit, dat het probleem wordt aangepakt op basis van de specifieke kenmerken van de regio in kwestie. Er bestaat een reëel probleem met het invoeren van een model voor het organiseren van sociale beschermingsstelsels, specifiek voor de Westerse samenleving, in een totaal verschillende context. Veel projecten voor ontwikkelingslanden zijn mislukt vanwege een absolutistische, westers gerichte aanpak vanuit Europa of de Verenigde Staten. Dit heeft geleid tot verspilling van middelen en nieuwe problemen voor de betrokken landen. De specifieke situatie van dit gebied maakt het idee dat men gezondheid niet als gestandaardiseerd product kan behandelen nog vanzelfsprekender. Er moeten zodoende vormen van gezondheidszorg worden geïdentificeerd die op non-profitbasis kunnen worden uitgevoerd, geïnspireerd door solidariteit en democratie. De in de loop der tijd bereikte vooruitgang, onder andere door de bijdragen van EU-lidstaten, kan ongedaan worden gemaakt door een gehaaste benadering op basis van commerciële overwegingen. Ik ben van mening dat de resolutie dit probleem op een eerlijke en samenhangende wijze aanpakt. Daarom heb ik voor gestemd.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, dat er – in het licht van de toezeggingen van de EU om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken en extreme armoede vóór 2015 te halveren – naar streeft om de meest dringende gezondheidsproblemen in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara aan te pakken, en tevens onderzoekt welke stelsels kunnen worden opgezet om dit te bereiken.
Het onderzoekt hoe universele, toegankelijke en betaalbare zorgstelsels kunnen worden opgezet, en hoe we de beste praktijken uit Europese ervaring kunnen delen. Het verslag kijkt met name naar reeds bestaande ziekenfondsen die effectief blijken te zijn in verschillende Afrikaanse landen.
Het doel van ziekenfondsen is geenszins om in de plaats te treden van de overheid, maar ze bieden eerder een alternatief om de belemmeringen voor toegang tot de gezondheidszorg weg te nemen en een betere toegang tot kwaliteitszorg voor alle burgers, ongeacht hun inkomen, mogelijk te maken. Dankzij de ziekenfondsstructuur heeft de verzekeringsbranche kunnen inspelen op de sociaaleconomische kenmerken van de bevolkingsgroepen van de informele economie die uitgesloten blijven van de officiële regelingen en de commerciële verzekeringen, en dit is een adequate respons om de doelstelling van een universele dekking in landen met een laag en middelmatig inkomen te verwezenlijken.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Afrika is door de gevolgen van de crisis, natuurrampen, extreme armoede, oorlogen en epidemieën de uitputting nabij. Het is derhalve van groot belang dit werelddeel te helpen een duurzaam gezondheidsbeleid op te zetten. Daarom heb ik mijn steun gegeven aan dit verslag waarin wordt gepleit voor gezondheidsstelsels op basis van gemengde financiering, zowel door overheidsgelden als middels internationale hulp en bijdragen van burgers. Om die reden moeten Europese landen hun belofte nakomen om in 2010 ten minste 0,7 procent van het bnp uit te trekken voor ontwikkelingshulp. De EU moet de talrijke bestaande ziekenfondsinitiatieven ter bevordering van de toegang tot de gezondheidszorg, ondersteunen. De lidstaten wordt verzocht, naar gelang van hun expertise op de diverse gebieden, de regeringen van de ontwikkelingslanden meer technische en financiële steun te verlenen bij het opzetten en uitbreiden van de socialebeschermingsstelsels. Tot slot moet ook de EIB een rol spelen middels kredietgaranties, (co)financiering van investeringen in ziekenhuizen en financiering van (een deel van) de salarissen van gezondheidswerkers. Afrika zal alleen middels deze gezamenlijke inspanningen over een duurzaam gezondheidsstelsel kunnen beschikken dat voor eenieder toegankelijk is.
Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) De verbetering van gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara is een belangrijk aspect van het ontwikkelingsbeleid. Het wegwerken van de onvolkomenheden van de gezondheidsstelsels zal ook zijn weerslag hebben op de openbare gezondheidszorg in de rest van de wereld, door betere opleidingen van medisch personeel, aangepaste preventiecampagnes en lagere behandelkosten. Hierdoor zullen epidemieën van ernstige ziektes, zoals hiv, tuberculose of dysenterie, worden teruggedrongen. Het is niet aanvaardbaar dat bedrijven, omwille van hun omzet, de toegang tot de gezondheidszorg verhinderen en het is nog minder aanvaardbaar dat conservatieve religieuze stromingen weigeren beleid te voeren op het gebied van de seksuele en reproductieve gezondheid en het recht op abortus weer op losse schroeven zetten, waardoor de gezondheid van grote aantallen vrouwen in gevaar wordt gebracht. Om de gezondheidsstelsels in de Sahellanden en in de rest van de wereld te verbeteren, is het dringend noodzakelijk dat de Europese Unie haar inspanningen beter afstemt op de rest van de internationale gemeenschap. Ze moet met name een rol gaan spelen bij de oprichting van solidaire ziekenfondsen zonder winstoogmerk, die de toegang tot een kwalitatief goede gezondheidszorg vergemakkelijken. Daarom steun ik het verslag van Véronique de Keyser.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het is belangrijk dat de bevolking in landen op het Afrikaanse continent toegang heeft tot gezondheidszorg. Daarom is het een goede zaak dat we een debat voeren over zorgverzekeringsstelsels en over de manier waarop de gezondheidszorg in lagelonenlanden kan worden georganiseerd.
De toon en strekking van het verslag had helaas heel wat beter kunnen zijn. Het is bijvoorbeeld jammer dat er in Europa nog altijd denkbeelden overheersen waardoor formuleringen als "overwegende dat de burgers in het licht van de maatschappelijke en humanitaire omstandigheden waaronder tal van bevolkingsgroepen leven, het voorzorgsbeginsel niet altijd begrijpen" nog altijd op papier kunnen worden gezet.
Wij zijn ook van mening dat het verslag in bepaalde opzichten een verouderde houding aanneemt ten aanzien van particuliere ziekteverzekeringen en onafhankelijke zorgverleners. In bepaalde delen van Afrika is het vandaag absoluut noodzakelijk dat die onafhankelijke zorgverleners hun werkzaamheden kunnen blijven voortzetten opdat überhaupt enige vorm van gezondheidszorg toegankelijk zou zijn.
Ondanks die tekortkomingen is het doel van het verslag volgens ons goed en worden er heel wat goede initiatieven in voorgesteld. Wij willen ook de progressieve krachten in hulporganisaties steunen die zich inzetten voor het recht op reproductieve gezondheid van vrouwen. Daarom kozen wij ervoor om voor het verslag te stemmen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld gestemd, omdat opnieuw wordt onderstreept dat de internationale gemeenschap haar verplichtingen met betrekking tot de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling moet nakomen en dat de Europese Unie uitvoering moet geven aan haar belofte om meer steun te verlenen voor gezondheidsdiensten in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Ik wil hier benadrukken dat wij de ontwikkeling van duurzame ziekenfondsen moeten ondersteunen die gebaseerd zijn op solidariteit − tussen Noord en Zuid en tussen hun leden onderling −, maar op de lange termijn kunnen fungeren als autonome en zelffinancierende entiteiten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Afrika ten zuiden van de Sahara is nog steeds de regio met de laagste gemiddelde levensverwachting bij de geboorte − van de twintig landen met de laagste gemiddelde levensverwachting liggen er negentien in Afrika − en het hoogste sterftecijfer en kraamvrouwen- en kindersterftecijfer. Het is tevens het gebied met de meeste sterfgevallen door hiv-besmetting; in sommige landen bedraagt het aantal hiv-besmettingen onder de volwassen bevolking meer dan 15 procent. Deze bijzonder frappante cijfers waarschuwen ons dat de humanitaire steun die aan deze landen wordt verstrekt dringend op passende wijze gekanaliseerd moet worden naar gezondheidszorg en elementaire medische zorgen voor gemeenschappen die in grote nood verkeren. In dit verband is een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Unie en elk van de lidstaten, niet omdat deze extreme noodsituatie te wijten is aan het koloniale verleden van het Afrikaanse continent, zoals in het verslag wordt beweerd, maar omdat wij, Europeanen, met Afrika verbonden zijn door bijzondere banden van vriendschap en solidariteit die wij niet uit het oog mogen verliezen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het staat buiten kijf dat de Afrikaanse bevolking op gezondheidsgebied met ernstige problemen kampt en in extreme nood verkeert. Het staat ook buiten kijf dat de ontwikkelde wereld doeltreffende maatregelen ten uitvoer moet leggen om betere levensomstandigheden te waarborgen in een continent dat gegeseld wordt door ontelbare plagen, van natuurrampen tot oorlogen, conflicten en repressieve dictaturen. Het is echter onaanvaardbaar dat deze zaak wordt gebruikt om fundamentele en onaantastbare menselijke waarden op te leggen, zoals het geval is met het recht op leven. Gedwongen toepassing van nieuwe concepten die alleen maar verdeeldheid zaaien, biedt geen oplossing voor de problemen van het onderontwikkelde Afrika. Daarom heb ik tegengestemd.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het verslag bevat punten die wij belangrijk vinden, zoals de overtuiging dat gezondheid geen verhandelbare waar mag zijn en de ongerustheid die wordt uitgesproken over “de toenemende vercommercialisering van de volksgezondheid”. Wij verwelkomen de verdediging van het recht van de vrouw om vrijelijk de zaken betreffende haar reproductieve gezondheid te beheren, ongeacht of het gaat om voortplanting, contraceptie, abortus of seksueel overdraagbare aandoeningen. Evenzo belangrijk is dat aandacht wordt gevraagd voor het probleem van het gebrek aan gekwalificeerd gezondheidspersoneel in tal van Afrikaanse landen. In plaats van te proberen deze menselijke hulpbronnen te behouden in hun landen van herkomst hebben meerdere Europese landen bijgedragen aan een verergering van de braindrain door veel van zulke professionals weg te lokken. Het verslag had evenwel verder kunnen en moeten gaan op het punt van wat wordt aangeduid als “externe determinanten”, die “de speelruimte van landen (…) aanzienlijk kunnen beperken en een ernstige weerslag kunnen hebben op de volksgezondheid”. We mogen zeker niet voorbijgaan aan de structurele aanpassingsprogramma's, de buitenlandse schuld, of de bezuinigingen en privatiseringen met het oog op levensvatbaarheid, ook in de gezondheidssector, waar de tekorten al enorm zijn, noch mogen we voorbijgaan aan de manier waarop de EU koste wat kost economische partnerschapsovereenkomsten wil afsluiten, die de economieën van deze landen nog verder zullen verzwakken.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Informatie-uitwisseling is belangrijk, ongeacht om welk beleidsterrein het gaat, maar juist in de gezondheidszorg is het van vitaal belang dat landen en regio's informatie uitwisselen. Zo wordt het eenvoudiger te onderzoeken welke aspecten universeel, toegankelijk en betaalbaar zijn in andere regio's dan de regio waarvoor een en ander aanvankelijk was bedoeld. Daarom ben ik blij met dit verslag, omdat daarin goede praktijken uit in Europa opgedane ervaringen worden opgevoerd en we kennis kunnen nemen van hetgeen in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara kan worden toegepast.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb het verslag over de gezondheidsstelsels in Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld gesteund, omdat ik het van groot belang vind om het recht op gezondheid, als fundamenteel recht van de mens, te beschermen. We weten dat de levensverwachting van een Afrikaan helaas minstens dertig jaar korter is dan die van een Europeaan, en alleen al door dat verschil wordt het model voor solidariteit tussen noord en zuid op de proef gesteld. Daarnaast is bekend dat een groot deel van de Afrikaanse bevolking ten zuiden van de Sahara, met name in de plattelandsgebieden, de kosten van geneesmiddelen niet kan dragen. Het verslag waarover wij vandaag in het Parlement hebben gestemd heeft een voorkeur voor duurzame zorgstelsels die zowel door de overheid als middels internationale solidariteit worden gefinancierd. In die context kan de Europese Unie een belangrijke rol vervullen door de juiste maatregelen te nemen waarmee de basis kan worden gelegd voor een transparante financiering die gebaseerd is op gezondheidsindicatoren die van de behoeften van de bevolking zijn afgeleid. Bovendien vind ik het van belang dat er voorlichtingsprogramma’s worden opgezet om de bevolking bewust te maken van het belang van preventie en de vroegtijdige diagnose van ziekten. Tot slot wil ik benadrukken dat de plaatselijke autoriteiten hierbij een leidende rol op zich moeten nemen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is absoluut noodzakelijk dat we onze krachten blijven bundelen, zodat de investeringen van de Europese Unie in de gezondheidsstelsels in Afrika ten zuiden van de Sahara effectief ten uitvoer worden gelegd ten behoeve van een duurzame vermindering van de grote verschillen die er op dit moment bestaan tussen dat continent en andere continenten, met name wat betreft bevalling, levensverwachting en de incidentie van hiv.
Het is echter van belang om de bestuurders van deze landen te waarschuwen dat ze de beschikbare middelen voor de beoogde doelen moeten gebruiken, om ervoor te zorgen dat het geld niet voor andersoortige activiteiten wordt gebruikt, want het slechte bestuur in bepaalde landen leidt dikwijls tot verergering van de problemen in de gezondheidsstelsels. Ik moet er bovendien op wijzen dat het geboortecijfer in deze landen moet worden behouden en aangemoedigd, en dat vrijwillige onderbreking van de zwangerschap niet gemakkelijk mag zijn. Hoewel we de rechten van vrouwen zeker moeten respecteren, mag de terugkerende praktijk van zwangerschapsonderbreking niet de voornaamste factor in het geboortecijfer worden. Daarom heb ik gestemd zoals ik gestemd heb.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het verslag over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld. Gezondheid is geen handelswaar. Daags na het rapport uit 2010 over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en vijf jaar voor de deadline, heeft ieder van ons de verantwoordelijkheid de partnerlanden te ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van hun nationale gezondheidsbeleid. Uitgaven aan gezondheid zijn geen kosten, maar een belangrijke investering voor de duurzame sociaaleconomische ontwikkeling van deze landen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Hoe kunnen we accepteren dat de levensverwachting van een Afrikaan en een Europeaan wel dertig tot veertig jaar kan verschillen? Er zijn meerdere factoren, zoals een slecht bestuur, natuurrampen en extreme armoede, die hebben bijgedragen aan het ontstaan van een zorgelijke situatie, waarin de Afrikaanse volksgezondheidsindicatoren tot de meest verontrustende van de wereld behoren. Zoals uiteengezet in het verslag is het volgens de Wereldbank niet erg waarschijnlijk dat de ontwikkelingslanden op korte termijn in staat zullen zijn met hun belastingopbrengsten hun eigen nationale gezondheidsstelsels te financieren. In die context lijken niet-winstgevende stelsels op basis van een gemengde financiering, zowel door de overheid als middels internationale hulp en bijdragen van de burgers, het beste te beantwoorden aan de immense uitdaging van de volksgezondheid in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Zeker, diverse Afrikaanse landen hebben met hulp van de internationale gemeenschap, veelbelovende initiatieven op gang gebracht. Maar de Europese Unie heeft een belangrijke rol te spelen bij het opzetten van solidaire gezondheidsstructuren, door sturing te geven alsook door basiszorgstelsels en de toegang tot geneesmiddelen te financieren. Voorts moet zij programma’s ondersteunen om de bevolking bewust te maken van het belang van preventie en de vroegtijdige diagnose van ziekten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag heeft betrekking op de afwezigheid van ziektekostenverzekeringen in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara, waardoor de meerderheid van de bevolking wordt benadeeld bij het verkrijgen van toegang tot de gezondheidszorg. Degenen die gezondheidszorg ontvangen zijn de mensen die dit kunnen betalen. Een groot deel van de Afrikaanse bevolking ten zuiden van de Sahara, met name in de plattelandsgebieden, kan de kosten van gezondheidszorg en geneesmiddelen, zelfs generieke, niet dragen. Dit ondanks ngo’s en andere overheidsprogramma’s die diensten aanbieden. De belangrijkste conclusie van het verslag is daarom om op basis van een solidariteitsstelsel ziektekostenverzekeringen op te zetten en de bevolking zo toegang te bieden tot gezondheidszorg. Het verslag roept de Commissie in dit kader op steun te bieden aan een stelsel voor ziektekostenverzekeringen en dit te stimuleren door alle betrokken partijen, overheidsinstanties en donoren te laten samenwerken.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Jaarlijks sterven er bijna tien miljoen kinderen jonger dan vijf jaar, onder wie vier miljoen pasgeboren baby’s die nog geen maand oud zijn. Bijna de gehele mondiale kindersterfte is geconcentreerd in arme landen, met name in Afrikaanse landen bezuiden de Sahara. Zelfs vandaag de dag sterft er wereldwijd elke minuut een vrouw door zwangerschapscomplicaties of tijdens de bevalling. De belangrijkste oorzaken zijn bloedingen, infecties en hypertensie. Statistieken van de Wereldgezondheidsorganisatie laten zien dat het risico om te overlijden als gevolg van de zwangerschap voor een vrouw uit een ontwikkelingsland 36 maal zo hoog ligt als voor een vrouw die in een ontwikkeld land woont. De laatste jaren is het aantal doden met 34 procent afgenomen, maar dat is minder dan de helft van wat nodig is om te voldoen aan de vijfde millenniumdoelstelling. Er moet meer aandacht worden besteed aan het helpen van degenen die het meeste risico lopen: vrouwen in plattelandsgebieden, de armste families, etnische minderheden, inheemse bevolkingsgroepen en mensen die in conflictgebieden wonen. Er moet meer worden geïnvesteerd in de gezondheidsstelsels zodat eindelijk iedereen toegang krijgt tot betere gezondheidszorg.
Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Tijdens de stemming vandaag in het Europees Parlement stemde ik tegen het initiatiefverslag over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld. Het verslag behandelt een uitermate belangrijk onderwerp – toegang tot gezondheidszorg is vanzelfsprekend een basisvoorwaarde voor ontwikkeling. Omdat ze geen toegang hebben tot basiszorg sterven ten zuiden van de Sahara jaarlijks honderdduizenden kinderen aan ziekten die niet dodelijk zijn. Dat is een schande voor ons in de ontwikkelde wereld. Er is gerichte hulp nodig om de gezondheidszorg toegankelijk te maken. Het verslag geeft volgens mij echter geen aanvaardbaar antwoord op de vraag hoe dat moet gebeuren. Het is een feit dat het maatschappelijk middenveld, en met name religieuze organisaties, historisch een zeer grote rol als zorgverlener hebben gespeeld en nog altijd spelen in veel landen ten zuiden van de Sahara. De door particuliere zorgverleners en niet-gouvernementele organisaties geleverde inspanningen categorisch veroordelen, zoals in dit verslag gebeurt, is absoluut niet de juiste manier van werken voor diegenen die echt het welzijn van de armen voor ogen hebben. Daarom stemde ik tegen het verslag.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Door middel van zijn resolutie over de gezondheidsstelsels in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en de volksgezondheid in de wereld, wijst het Europees Parlement "op het recht van de vrouw om vrijelijk de zaken betreffende haar reproductieve gezondheid te beheren, ongeacht of het gaat om voortplanting, contraceptie, abortus of seksueel overdraagbare aandoeningen". Ik betreur echter dat deze maatregel slechts met een krappe meerderheid van 313 tegen 229 stemmen is aangenomen. Het gaat hier om een fundamenteel recht waarvoor duizenden vrouwen in Europa en over de hele wereld hebben gestreden en nog steeds strijden, vaak met gevaar voor eigen leven. Hoewel ik het standpunt van een minderheid van mijn collega's sterk betreur, ben ik heel blij met de positieve uitkomst van de stemming.
– Ontwerpresolutie: Cohesie in de EU en regionaal beleid na 2013 (B7-0539/2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Mijn collega’s en ik zijn van mening dat we munt moeten slaan uit de successen van het regionaal beleid van de Europese Unie. Dat betekent dat het regionaal beleid een evolutie en geen revolutie moet ondergaan. Het moet een sterk, goed gefinancierd beleid blijven, dat voor al onze regio’s een echte drijfveer voor economische ontwikkeling blijft vormen. We willen vereenvoudigde regels, niet alleen in woorden, maar ook in daden. We zijn van mening dat de ultraperifere regio’s en steden speciale aandacht behoeven. Ik heb zowel in de werkgroep als in de Commissie regionale ontwikkeling aan deze resolutie meegewerkt en daar op twee fronten belangrijke vooruitgang geboekt: dat er meer rekening wordt gehouden met de behoeften van de mogelijke begunstigden en dat het concept van het bnp niet nodeloos een heilig huisje blijft. Ik ben van mening dat het bnp het belangrijkste criterium moet blijven voor de verdeling van de fondsen, maar dat we ook moeten nadenken over andere criteria. Omdat ik tevreden ben met het gevonden compromis, heb ik vóór deze tekst gestemd. Door deze resolutie met een overgrote meerderheid aan te nemen, hebben wij één front gevormd en een zeer duidelijke boodschap afgegeven aan de Europese Commissie en de Europese ministers.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie over het cohesie- en regionaal beleid van de EU na 2013 gestemd. Deze resolutie bevat uiterst belangrijke verklaringen, zoals de noodzaak om het cohesiebeleid na 2013 in stand te houden, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de verbondenheid tussen de lidstaten. Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met de wens dat plattelandsontwikkeling in het kader van de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt gecoördineerd met de ontwikkelingsdoelstellingen voor cohesie en op regionaal niveau wordt beheerd om ervoor te zorgen dat deze aan de behoeften wordt aangepast. De regionale aanpassing kan prima worden gerealiseerd door het opstellen van contracten zonder verplicht instrument. Ik ben het er volledig mee eens dat het cohesiebeleid niet moet worden gerenationaliseerd. Het cohesiebeleid mag niet nationaal of regionaal zijn: het moet Europees zijn. We moeten nu de sprong maken van een cohesiebeleid dat is gebaseerd op de hereniging van het continent naar een cohesiebeleid dat is gebaseerd op de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied. We moeten van de Unie de meest concurrerende regio ter wereld maken in economische en sociale termen en de duurzaamste regio op milieugebied. Dat is pas een ambitie die recht doet aan het Europa van de resultaten dat de burgers verwachten.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. − (GA) Het cohesiebeleid van de EU is gericht op het verkleinen van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de Europese regio's en het tot stand brengen van economische en sociale samenhang, wat van groot belang is voor het leven in en de ontwikkeling van rurale gemeenschappen. Ik heb voor deze resolutie gestemd, en het is van cruciaal belang dat de EU duurzame groei in rurale en perifere gebieden blijft steunen. Ierland heeft sinds 1973 ongeveer 10 miljard euro ontvangen via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Commissie cohesie. Ik steun wat in de resolutie wordt gezegd over het belang van regionale ontwikkeling en dat dit in aanmerking moet worden genomen in de EU-begroting, en over het bevorderen van een krachtig Europees regionaal beleid met passende financiering om sociale, economische en territoriale samenhang te verwezenlijken. Het cohesiebeleid na 2013 moet tegemoetkomen aan de behoeften van de Europese regio's en helpen om de EU-gemeenschap te laten groeien en bloeien. Het moet een vereenvoudigd en transparant beleid worden. Er moeten synergieën met het beleid voor regionale ontwikkeling worden gecreëerd en er moet een gecoördineerde aanpak komen die wordt beheerd op regionaal niveau, zodat specifieke beleidsdoelstellingen worden verwezenlijkt en het geld eerlijk wordt verdeeld.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb deze resolutie gesteund. Het cohesiebeleid is een zeer belangrijk onderdeel van het EU-beleid dat erop gericht is om de verschillen in het ontwikkelingsniveau van de Europese regio's te verkleinen en economische, sociale en territoriale samenhang tot stand te brengen. Een doelmatig regionaal beleid heeft grote toegevoegde waarde voor de hele EU en de economische groei in de EU. Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk het standpunt uitgedragen dat het cohesiebeleid op dit moment wordt ontwikkeld tegen de achtergrond van mondiale uitdagingen, die voor elke regio weer andere gevolgen hebben. Daarom moet de algehele coördinatie van het cohesiebeleid op EU-niveau grondig worden verbeterd. In werkelijkheid vormen de complexe en strenge eisen en regels die op het cohesiebeleid van toepassing zijn een van de grootste belemmeringen voor de benutting van het potentieel van deze instrumenten. Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het cohesiebeleid worden verwezenlijkt wanneer het beleid wordt uitgevoerd, moet er voor een adequate flexibiliteit worden gezorgd, waardoor het kan worden aangepast aan de specifieke kenmerken van individuele regio's zodat deze hun eigen specifieke economische en sociale problemen kunnen oplossen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het cohesiebeleid is het meest effectieve instrument dat beschikbaar is voor het toepassen van Europees beleid op regionaal niveau. De ontwerpresolutie die vandaag is aangenomen bevat belangrijke aspecten die een nauw verband leggen met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het begrotingskader voor 2014-2021 moet steun geven aan een ambitieus cohesiebeleid in de zin van toegekende middelen. Daarnaast moet de convergentiedoelstelling, tegen de achtergrond van de effecten van de economische crisis op de minder ontwikkelde regio’s, een dominante positie behouden in de toekomst. In Roemenië kan door uitvoering van dit beleid een goede convergentie worden bewerkstelligd met de andere EU-landen, vooral omdat alle acht ontwikkelingsregio’s in mijn land gebruik kunnen maken van de structuurfondsen. Het aantrekken en zo goed mogelijk gebruikmaken van de middelen uit deze fondsen kan leiden tot een stijging van 15 procent in het bbp over de komende vijf jaar. Echter, als gevolg van de lage bestuurscapaciteit van de bestuursafdelingen binnen de ministeries is de absorptiegraad nog steeds een van de laagste in Europa. Zodoende ben ik van mening dat het nuttig is om deze bestaande bestuursstructuren te reorganiseren bij de ministeries en strikte criteria voor vaardigheden te gebruiken bij de werving en selectie van personeel. Bovendien ben ik van mening dat de macroregionale strategieën, zoals de Donau-strategie, prioritaire aspecten van dit beleid moeten blijven.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de Europese Unie nu moet beginnen met het plannen van de financiering van het cohesie- en regionaal beleid van de EU na 2013. Ik ben het eens met de opvatting van het Europees Parlement dat we EU-geld dat is geoormerkt voor de structuurfondsen nu moeten plannen en distribueren, zodat er in de nieuwe financiële periode voldoende geld wordt uitgetrokken voor een harmonieuze ontwikkeling van alle regio's van de EU. Europa is verenigd, en daarom is het bijzonder belangrijk om de doelstellingen van het cohesiebeleid te verwezenlijken – het verkleinen van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de Europese regio’s en het tot stand brengen van economische, sociale en territoriale cohesie. Ik ben het eens met de opvatting van het Europees Parlement dat het cohesiebeleid meer resultaatgericht moet worden en dat we moeten streven naar meer doelmatigheid en nut, omdat alleen dan dit beleid gunstiger en beter voor consumenten wordt. Om dit te bereiken moeten we de administratieve procedures fundamenteel verbeteren, de financiële controle verbeteren, nationale en regionale procedures coördineren en deze flexibeler en eenvoudiger maken. Om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken moeten we een cohesie- en regionaal beleid uitvoeren en ervoor zorgen dat dit een onafhankelijk beleid is dat alle Europese regio's bestrijkt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is belangrijk dat we de EU-begroting verhogen, maar het is ook belangrijk dat we verbeteringen doorvoeren op het vlak van flexibiliteit en vereenvoudiging van de regels voor het gebruik ervan, ten behoeve van een betere tenuitvoerlegging van de begroting. De EU moet politieke prioriteiten stellen die bijdragen tot economische groei en het scheppen van meer en betere werkgelegenheid, en ze moet beleid voeren dat het concurrentievermogen bevordert, onder andere op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en innovatie.
Ik wil graag de wens uitspreken dat het cohesiebeleid na 2013 qua opzet een eenvoudige, eerlijke en transparante overgangsregeling biedt, waarin rekening wordt gehouden met eerdere ervaringen en met de laatste ontwikkelingen van de sociale en economische situatie in de betrokken regio's en op basis waarvan de regio's kunnen voortgaan op de weg naar groei en ontwikkeling. De EU-begroting moet aansluiten op de Europese politieke agenda. Zo staat energie op de agenda van alle Europese leiders, maar zijn onze investeringen in wetenschappelijk onderzoek maar een kwart van wat ze waren in de jaren tachtig. Ik denk dat de Europa 2020-strategie een goed uitgangspunt is en een goede basis om op verder te werken.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik ben van mening dat het Europees Sociaal Fonds binnen het kader moet blijven van de verordening inzake algemene bepalingen voor de fondsen van het cohesiebeleid. Ik denk echter wel dat het zijn eigen regels nodig heeft.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Sinds haar oprichting heeft de Europese Unie vrede en welvaart, een ruimte van vrijheid en veiligheid en een gemeenschappelijke markt als kernwaarden uitgedragen, en heeft ze zich ingezet voor sociale, economische en territoriale samenhang via duurzame ontwikkeling. Vandaag moeten deze waarden, waarop wij ons laten voorstaan, een leidende rol blijven spelen in het proces van verdere Europese integratie in de toekomst, uiteraard samen met het EU-beleid voor regionale ontwikkeling. Het is 2013 voor we er erg in hebben.
Daarom is het van belang dat iedereen zich inspant om dit doel te bereiken, aangezien de huidige situatie in Europa nogal complex is en ingrijpende veranderingen ondergaat als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Bovendien hebben de ongunstige omstandigheden in de wereld de prioriteiten van de EU meer geconcentreerd op het aanpakken van specifieke of economische problemen die moeten worden opgelost, maar die niet mogen afleiden van de beginselen die aan het regionaal beleid van de EU ten grondslag liggen. In de opzet van het cohesiebeleid na 2013 moet duidelijk worden uitgegaan van het feit dat het cohesiebeleid geen herverdelingsbeleid van financiële middelen tussen de lidstaten en regio's is, maar dat het een beleid is, of zou moeten zijn, dat gericht is op de sociale, economische en territoriale ontwikkeling van de EU.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door de resolutie over het cohesie- en regionaal beleid van de EU na 2013 goed te keuren, is het Europees Parlement zojuist tegemoetgekomen aan de wensen van de regio’s, die momenteel in Brussel bijeen zijn voor de open dagen. Het Parlement wil een krachtig politiek signaal afgeven voordat in november het vijfde cohesieverslag wordt uitgebracht waarin de belangrijkste doelstellingen voor het regionaal beleid van de EU na 2013 uiteengezet zullen worden. De sociale crisis waar we momenteel mee te maken hebben, geeft een speciale dimensie aan het regionale ontwikkelingsbeleid. Als de regio’s deze periode van economische herstructurering het hoofd moeten blijven bieden, moet daar het benodigde budget voor worden vrijgemaakt. Om het succes van de Europa 2020-strategie te garanderen, moeten de regio’s ook meer bij het beleid betrokken worden. Daarnaast moet de Europese Commissie doorgaan met het vereenvoudigen van de procedures om toegang te krijgen tot de fondsen. Tot slot moet de communicatie omtrent het cohesiebeleid worden verbeterd, zodat de Europese burgers beter begrijpen welke belangrijke rol de structuurfondsen spelen bij grote regionale- en sociale-cohesieprojecten. Dat is een van de initiatieven op lokaal niveau waar Europa zich hard voor moet maken.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie over het cohesie- en regionaal beleid van de EU na 2013 gestemd. De tenuitvoerlegging van cohesiebeleid dat gunstig is voor stabiele en duurzame economische groei en werkgelegenheidsschepping in de Europese Unie, is onontbeerlijk voor het welslagen van de Europa 2020-strategie. Maar hoewel het van belang is voor het bereiken van de doelen van deze strategie, moet het cohesie- en regionaal beleid onafhankelijk zijn en een kader bieden voor het creëren van een sterke synergie tussen alle Europese beleidsvormen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals ik al eerder de gelegenheid heb gehad te zeggen, is het EU-cohesiebeleid van levensbelang om de ongelijkheden tussen de verschillende regio's van de EU-27 terug te dringen, onbalansen te helpen verlichten en het concurrentievermogen van Europa te bevorderen. Het is essentieel om de ontwikkeling van de minst begunstigde gebieden te ondersteunen, de toewijzing van middelen voor innovatie, technologie en onderwijs efficiënter te laten verlopen, en maatregelen te treffen om, met name, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen te stimuleren. Ook op dit terrein moeten de Europa 2020-doelstellingen de drijvende kracht vormen en daarom verwelkom ik de aanbeveling om het gebruik aan te moedigen van de beschikbare technische bijstandsmiddelen om de capaciteit van kleine en middelgrote ondernemingen en non-gouvernementele organisaties te verbeteren.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het cohesiebeleid is gericht op verkleining van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de Europese regio's en bevordering van het groeipotentieel om economische, sociale en territoriale cohesie tot stand te brengen. Dit beleid is van fundamenteel belang gebleken voor het Europese integratieproces, het streven naar modernisering en duurzame groei. Overeenkomstig de geest van de Verdragen vereisen deze kenmerken een Europees regionaal beleid dat op het gehele grondgebied van de EU ten uitvoer wordt gelegd en alle Europese regio's omvat.
Voor ultraperifere regio's, grensgebieden, regio's met specifieke geografische kenmerken en andere regio's met bijzondere ontwikkelingsproblemen moeten speciale bepalingen blijven gelden. De huidige opeenhoping van problemen op lange en korte termijn waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd, brengt de goedkeuring met zich mee van een aangepaste Europa 2020-strategie waarmee een kader kan worden gecreëerd dat gunstig is voor stabiele en duurzame economische groei en werkgelegenheidsschepping in Europa. De uitvoering van het cohesiebeleid is nu onontbeerlijk voor het welslagen van deze strategie. Ik wil er graag op wijzen dat territoriale samenhang een gerichte aanpak van de territoriale ontwikkeling impliceert. Daartoe moet ook sprake zijn van voldoende flexibiliteit om ruimte te bieden voor specifiek regionale omstandigheden, en achterstandsregio's te steunen in hun streven om hun sociaaleconomische problemen het hoofd te bieden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie heeft verschillende positieve aspecten, met name wanneer de nadruk wordt gelegd op de doelstellingen van het cohesiebeleid, dat is gericht op verkleining van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de Europese regio's en bevordering van het groeipotentieel om economische, sociale en territoriale cohesie tot stand te brengen.
Dit is een terrein dat het streven naar modernisering en duurzame groei vergemakkelijkt en waaruit een zekere mate van solidariteit blijkt. Het had daarom meer nadruk moeten krijgen. Het is noodzakelijk dat bij de voorgestelde herziening van de EU-begroting en het toekomstige financiële kader ten volle rekening wordt gehouden met de regionale dimensie, want anders wordt het moeilijk om sociale, economische en territoriale samenhang tot stand te brengen.
Het cohesiebeleid moet door aanneming van specifieke maatregelen worden toegesneden op de ultraperifere regio's die worden genoemd in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Commissie moet permanente maatregelen voorstellen, met voldoende financiering, die aan de behoeften van elke ultraperifere regio kunnen worden aangepast om deze regio's te helpen hun permanente handicaps te boven te komen. Ook voor grensgebieden, regio's met specifieke geografische kenmerken en andere regio's met bijzondere ontwikkelingsproblemen moeten speciale bepalingen blijven gelden. Wij willen echter niet dat het cohesiebeleid ondergeschikt wordt gemaakt aan de prioriteiten van de Europa 2020-strategie, die de nadruk legt op "concurrentievermogen", "deregulering", "aanpassingsvermogen" en "ondernemerschap", wat steevast ten koste gaat van samenhang en convergentie.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (GA) Er wordt momenteel besloten over het toekomstige cohesiebeleid terwijl overal in Europa de werkloosheid stijgt en de openbare financiën krimpen. Het is bijvoorbeeld waarschijnlijk dat het bbp van de zogeheten BMW-regio (Border, Midlands en Western) in Ierland zal terugvallen tot tussen de 75 en 100 procent van het bbp van de EU. Vanaf 2013 moeten maatregelen worden uitgevoerd die de gewijzigde economische situatie in Ierland, en met name in de BMW-regio, in aanmerking nemen. De doelstelling 2-programma's moeten in de toekomst focussen op het opbouwen van de capaciteit van regio's om op een effectieve manier bij te dragen aan de ontwikkeling van een groenere, slimmere en duurzame economie in Ierland en de rest van Europa. Regionale vluchten zijn in de BMW-regio een economische en sociale noodzaak. Daarom moet de financiering van de openbaredienstverplichting in stand worden gehouden, want deze interne vluchten kunnen zonder dit geld niet worden uitgevoerd. De EU-steun voor grensoverschrijdende samenwerking heeft het potentieel om de versnippering van de arbeidsmarkt, de handelsnetwerken en de infrastructuur in grensregio's tegen te gaan.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Het cohesiebeleid is een grondbeginsel van de Europese integratie doordat het zorgt voor gelijke ontwikkeling en een verkleining van de verschillen binnen de EU en tevens de sociale en territoriale samenhang beschermt. Het Verdrag van Lissabon heeft het cohesiebeleid versterkt en het is daarom in ons aller belang dat het toekomstige cohesiebeleid het ontwikkelingspotentieel van de gehele EU stimuleert, het concurrentievermogen van de Europese economie bevordert en de kwaliteit van ons leven verbetert.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Nadat de Raad de Europa 2020-strategie heeft gelanceerd en nadat de Commissie regionale ontwikkeling van het Parlement een document over het toekomstige cohesiebeleid heeft goedgekeurd, ligt er nu, op het juiste moment, een relevant verslag voor ons dat zich richt op het herstel van de centrale rol van het cohesiebeleid. Het verslag benadrukt terecht het belang van de regionale dimensie nu er, middels het nieuwe Verdrag, extra waarde wordt gehecht aan de territoriale dimensie van de economische en sociale cohesie, en verwijst terecht naar de kernbeginselen van het cohesiebeleid: multilevel governance, partnerschap en een geïntegreerde benadering. Om al deze redenen zal ik voor het verslag stemmen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Zonder een vastberaden cohesiebeleid, zoals zij altijd gehad heeft, was het de EU niet gelukt de bestaande verschillen tussen geografisch minder gunstig gelegen gebieden en alle andere gebieden, te verkleinen. Nu de crisis de zware taak om de ongelijkheden te verminderen enigszins vertraagt, is het cruciaal dat we dit beleid versterken, als we de doelstellingen uit de Europa 2020-strategie willen halen en als de EU een van haar pijlers, de solidariteit, overeind wil houden, een pijler waaraan de meeste Europese regio's al mede hun ontwikkeling en vooruitgang aan te danken hebben.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik wil uiting geven aan mijn oprechte respect voor mevrouw Hübner en haar bedanken voor deze resolutie, die zij namens de Commissie regionale ontwikkeling heeft opgesteld. In de resolutie wordt de kwestie van het aanvragen van EU-middelen die zijn geoormerkt voor regionale ontwikkeling op een goed moment aan de orde gesteld, evenals de wijze waarop er een omgeving kan worden gecreëerd waarin deze middelen op een meer flexibele wijze kunnen worden toegewezen, rekening houdend met de geografische ligging van landen en de basisindicatoren voor hun economische efficiëntie. Helaas worden in mijn land, Letland, middelen die zijn geoormerkt voor het cohesiebeleid op een heel andere manier toegewezen. De corruptie, die endemisch is onder ambtenaren van de Letse ministeries van Economische Zaken en Regionale Ontwikkeling en van lokale overheden, zet in de praktijk 'een rem op' initiatieven van personen en op stappen om tot een efficiënte aanvraagprocedure voor EU-financiering te komen. Vanwege het ontbreken van een voorlichtingscampagne in Letland met betrekking tot het cohesiebeleid is de bevolking praktisch volledig onwetend van de kansen die de EU biedt. Ik heb voor deze resolutie gestemd zodat ik aan bepaalde Letse ministers en ambtenaren kan uitleggen dat het tijd is om aan het werk te gaan in de EU en natuurlijk ook ten behoeve van Letland. De gemiste kansen om Letland te vernieuwen zijn een misdaad tegen toekomstige generaties.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het systeem van het cohesiebeleid in de EU bevordert de gelijkstelling van armere en rijkere regio's. Op die manier wordt beoogd de gevolgen van ongelijke economische ontwikkelingen te compenseren. Er moet echter wel voor een billijke en transparante toewijzing van financiële middelen aan de individuele regio's worden gezorgd. Ook dient duidelijk te worden vastgelegd volgens welke criteria subsidies worden verleend. Er moet meer nadruk op de perifere gebieden op het platteland worden gelegd. Ik stem tegen de resolutie omdat deze te weinig duidelijk maakt in hoeverre de subsidies aan controles worden onderworpen en volgens welke verdeelsleutel middelen worden verstrekt.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) De motie voor een resolutie over het cohesie- en regionaal beleid van de Europese Unie na 2013 is een duidelijk signaal van het Europees Parlement aan de Europese Commissie met betrekking tot de minimale vereisten voor het ontwerp van dit beleid in de volgende programmeringsperiode. De doelstelling van het cohesiebeleid is om de verschillen in het niveau van ontwikkeling tussen de Europese regio’s terug te brengen en het groeipotentieel te vergroten om economische, sociale en territoriale cohesie te verwezenlijken. Cohesiebeleid is een manifestatie van Europese solidariteit en speelt een uiterst grote rol in het Europa 2020-programma. Een doelmatige uitvoering ervan is essentieel voor verdere modernisering en om te zorgen voor blijvende, stabiele economische groei en het creëren van banen in Europa. Ook is het bedoeld om het concurrentievermogen te vergroten en de levenskwaliteit van EU-burgers te verbeteren. Ik ben er daarom een absoluut voorstander van om alle pogingen te verwerpen om te bezuinigen op het cohesiebeleid, om dit te verdelen in sectoren en om koers te zetten voor sectorale spreiding van de bronnen van dit beleid. De aandacht moet uitgaan naar de noodzaak van multilevel governance en het belang van samenwerking met regio’s zodat het cohesiebeleid zo gebruikersvriendelijk mogelijk wordt, evenals naar de noodzaak van een betere coördinatie van de plattelandsontwikkeling met cohesiebeleidsdoelstellingen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Het cohesie- en regionaal beleid heeft tot doel om de beste voorwaarden te creëren voor een welvarend bestaan voor bevolkingen. Om dit beleid op een adequate manier te kunnen beoordelen en om de besluitvorming inzake de toekenning van Europese fondsen te verbeteren, heeft de Europese Unie naast het bnp ook sociale en milieu-indicatoren nodig. Economische groei is niet meer voldoende als enige besluitvormingscriterium. Het cohesiebeleid is een uiting van solidariteit tussen Europese regio’s. Gedecentraliseerd beheer maakt het mogelijk zo doeltreffend mogelijk op de actualiteit en de specifieke behoeften van de gebieden in te spelen en voegt daardoor een onmiskenbare meerwaarde toe aan het nationale werkgelegenheidsbeleid. Dat is de reden waarom wij ons krachtig verzetten tegen elke poging tot renationalisatie van het beheer van het Europees Sociaal Fonds. Dit mag niet de enige optie zijn om dit fonds meer gewicht en gezicht te geven.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Het is een belangrijke doelstelling om economische, sociale en territoriale cohesie te bewerkstelligen in de ontwikkelingsniveaus van de regio’s van de Unie. Het aannemen van een 2020-strategie moet leiden tot een gunstig kader voor stabiele economische groei en het scheppen van nieuwe banen. Daarnaast wordt er in de resolutie voor gepleit dat plattelandsontwikkeling wordt gecoördineerd met de ontwikkelingsdoelstellingen voor cohesie en op regionaal niveau wordt beheerd om ervoor te zorgen dat deze aan de behoeften wordt aangepast. Helaas zijn veel Europese plattelandsgebieden als gevolg van de crisis verder gemarginaliseerd en, als gevolg daarvan, nog verder ontvolkt geraakt. Door deze stand van zaken gaat de bodemkwaliteit achteruit, waardoor het hydrogeologisch evenwicht verder wordt aangetast. De EU moet de regio’s de gelegenheid bieden in te grijpen middels gerichte subsidies om te bevorderen dat mensen zich vestigen in gebieden waar de bevolking daalt. Alleen op die manier kunnen we nieuwe banen scheppen en een grotere regionale groei bewerkstelligen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het cohesiebeleid is de voornaamste pijler van de Europese solidariteit. Via dit beleid verwezenlijken we de doelstelling om de verschillen tussen regio's te verkleinen en een harmonieuze ontwikkeling in de gehele Europese Unie te bevorderen. Er moet een kader worden vastgesteld voor de komende periode 2014-2020 dat het regionaal beleid doeltreffender kan maken. Sturing op verschillende niveaus moet worden aangemoedigd, door regionale en lokale instanties sterker te betrekken bij het wetgevingsproces, zoals vereist door het nieuwe Verdrag van Lissabon, evenals inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, want besluiten moeten worden genomen op een niveau dat zo dicht mogelijk bij de burgers ligt. De speciale omstandigheden van de ultraperifere gebieden, zoals Madeira, waar ik vandaan kom, mogen niet uit het oog worden verloren. Deze groep Europese regio's staat voor heel specifieke uitdagingen op het vlak van ontwikkeling en moet ook in de toekomst blijven profiteren van speciale bepalingen als het gaat om de tenuitvoerlegging van Europees beleid. Daarnaast zou het wenselijk zijn om andere indicatoren toe te passen behalve het bruto binnenlands product, al moet dit wel het belangrijkste criterium blijven om te bepalen welke regio's in het kader van het regionaal beleid voor steun in aanmerking komen. Via deze indicatoren moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de regio's om zo een vollediger beeld te geven van de werkelijke situatie van elke regio.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd over de goedkeuring van deze resolutie waarin de richtlijnen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor de begrotingsperiode 2014-2020 uiteen zijn gezet. Ik ben van mening dat we, door het regionale karakter van het EFRO weer onder de aandacht te brengen, opnieuw duidelijk aangeven hoe noodzakelijk het is om bij de tenuitvoerlegging van het regionaal beleid, rekening te houden met de specifieke kenmerken van de regio’s. Het is evengoed van essentieel belang dat de overheden die de fondsen beheren, rekening houden met de situatie ter plaatse en EFRO-beleidslijnen definiëren die echt op de behoeften van de gemeenschappen en de lokale economische spelers inspelen. We moeten echter toegeven dat het beheer van het EFRO in onze regio’s wordt gekenmerkt door grote discrepanties en daarom vraag ik met klem om de normen op Europees niveau te harmoniseren. Het is ook belangrijk om meer mogelijkheden te creëren om de beleidslijnen halverwege aan te passen, afhankelijk van de economische en sociale context en de ontwikkeling van de regio’s, zodat het EFRO gedurende de gehele duur van het programma daadwerkelijk een meerwaarde levert. Het EFRO is naar mijn mening een fantastische drijfveer voor groei, werkgelegenheid en territoriale cohesie en het moet een adequaat instrument gaan vormen om structurele-ontwikkelingsprojecten voor onze burgers en regio’s doeltreffend te ondersteunen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) In dit verslag wordt voor een eenvoudige, billijke en transparante overgangsregeling voor de tijd na 2013 gepleit. Als centrale uitdaging van het cohesie- en regionaal beleid wordt onder meer de klimaatverandering aangewezen, die ook meer of minder vergaande gevolgen voor de regio's in Oostenrijk zal hebben aangezien het toerisme en de land- en bosbouw tot de zwaarst getroffen sectoren zullen behoren. Zoals in de ontwerpresolutie wordt aangegeven moeten de beperkte middelen op de kernprioriteiten worden geconcentreerd en moeten voor gemeenschappelijke problemen gemeenschappelijke oplossingen worden gevonden.
– Ontwerpresolutie: De toekomst van het Europees Sociaal Fonds (B7-0535/2010)
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In artikel 9 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie staat: “Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.” Dientengevolge lijkt het mij van essentieel belang de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het Europees Sociaal Fonds (ESF), de sociale poot van het regionaal beleid van de Europese Unie, te vergroten. De tien miljard euro die ieder jaar in een sociaal Europa (een leven lang leren, sociale insluiting, aanpassing van werknemers enz.) wordt geïnvesteerd, moet in samenhang met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie worden ingezet en daadwerkelijk een stap voorwaarts betekenen. Het ESF moet echter wel een integraal onderdeel blijven uitmaken van het regionaal beleid van de EU om te voorkomen dat een nog scherpere differentiatie van de fondsen tot nog meer complexiteit leidt. Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat voornoemde uitdagingen hierin duidelijk aan de orde komen en er een krachtige oproep aan het adres van de Europese Commissie wordt gedaan: het ESF moet een centraal instrument van het Europese beleid worden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik ben het eens met deze resolutie. Het creëren van duurzame economische groei en banen in Europa is van essentieel belang. De uitvoering van dit beleid moet worden ondersteund door hervormingen in onderwijs-, beroepsopleidings- en scholings- en bijscholingsprogramma's, om deze aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt, en moet ook worden gesteund door kleine en middelgrote ondernemingen. Het is zeer belangrijk dat de geplande instrumenten op een gecoördineerde en wederzijds ondersteunende wijze samenwerken, zodat de beste resultaten kunnen worden behaald. Op EU-niveau speelt het Europees Sociaal Fonds (ESF) een belangrijke rol bij het verbeteren van de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden en bij de integratie van werknemers in de arbeidsmarkt. Steun uit alleen de structuurfondsen is echter onvoldoende. Om een doelmatig en efficiënt systeem voor de financiering van sociale programma's op te zetten moet steun uit de structuurfondsen worden gecombineerd met andere bestaande programma's, zoals de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit, door middel waarvan microkredieten worden verstrekt aan kleine ondernemingen en steun wordt gegeven aan mensen die een bedrijf opzetten, evenals met andere instrumenten.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het Europees Sociaal Fonds is een belangrijk instrument ter stimulering van economische en sociale cohesie in de EU-landen. Maximale financiële steun uit het fonds zou het gevoel van solidariteit onder de Europese burgers helpen versterken, met name burgers in de nieuwe lidstaten. In de periode 2007-2013 heeft de EU ongeveer 3,5 miljoen euro uit het Europees Sociaal Fonds toegekend aan Roemenië. De operationele programma’s richten zich op twee gebieden. Het eerste is het ontwikkelen van personele capaciteit, en het tweede is het verbeteren van publieke dienstverlening en beleidsinfrastructuur door het programma ‘Ontwikkeling van bestuurscapaciteit’. Tegen deze achtergrond moet het potentieel van de structuurfondsen worden versterkt door vereenvoudiging en verbetering van de relevante procedures. Het hoofddoel is het helpen van lidstaten om tot een optimale werkgelegenheid te komen en een actieve deelname van de burgers aan de samenleving. In de toekomst zal het Europees Sociaal Fonds een belangrijke rol moeten spelen ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie. Daarvoor is zeker actie nodig, zowel op Europees als op nationaal niveau.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) De toekomst van het Europees Sociaal Fonds zal zeker niet alleen afhangen van de toekomst die Europese beleidsmakers voor Europa voor ogen hebben, maar ook van de mate waarin zij lering weten te trekken uit het verleden, een verleden dat ons vandaag duidelijker dan ooit tevoren leert dat het model dat de instellingen tot op heden hebben toegepast op het vlak van werkgelegenheid, opleiding en werk, een model is dat niet meer aan de eisen van de huidige economie voldoet. De Europa 2020-strategie en het belangrijkste bijbehorende instrument, het Europees Sociaal Fonds, zullen rekening moeten houden met het feit dat het enige opleidings- en werkgelegenheidsbeleid waarmee Europese fondsen een duurzaam effect teweeg kunnen brengen, een beleid is dat zich richt op het voorzien in lokale behoeften en het versterken en ondersteunen van kleine en middelgrote bedrijven, die de hoeksteen van de Europese economie vormen. In de toekomst moeten we bij het Europees Sociaal Fonds en de Europa 2020-strategie als geheel veel meer aandacht dan voorheen besteden aan het lokale karakter en het kleinbedrijf, dat 99 procent van de Europese economische structuur uitmaakt. In de verwachting dat de vooruitzichten voor de Unie op deze cruciale thema’s zullen veranderen, stem ik voor de resolutie.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement ingediende resolutie gestemd omdat het Europees Sociaal Fonds (ESF) moet worden versterkt en de doelmatigheid ervan moet worden verbeterd, vooral tijdens een economische en sociale crisis, aangezien dit fonds een van de belangrijkste financiële instrumenten voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is. Bovendien is het heel belangrijk dat de financiële procedures van het ESF worden verbeterd, omdat het dan voor lidstaten gemakkelijker wordt om gebruik te maken van het ESF om te investeren in vaardigheden, werkgelegenheid, scholings- en bijscholingsactiviteiten teneinde meer en betere banen te creëren. Ook wil ik erop wijzen dat het heel belangrijk is dat de Commissie aan het ESF toegewezen EU-gelden gericht verdeelt, omdat dit instrument alleen dan mensen rechtstreeks kan helpen om werk te vinden, naar beter werk door te stromen, uit de armoede te komen, sociale uitsluiting te voorkomen en het leven ten volle te leven. Bovendien kan alleen een doelmatiger en sterker ESF tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op de gebieden werkgelegenheid en sociale zaken leiden en bijdragen tot het terugdringen van de werkloosheid en armoede in Europa.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) De resolutie over de toekomst van het Europees Sociaal Fonds heb ik om meer dan één reden van harte ondersteund. Allereerst ben ik ingenomen met het feit dat in de resolutie van het Europees Parlement gesteld wordt dat de structuurfondsen ook in de toekomst voor het leeuwendeel het belangrijkste instrument dienen te vormen ter financiering van de doelstellingen van het sociaal beleid. Tevens steun ik de oproep aan de Commissie om het Fonds beter te doen aansluiten op andere programma's en om de meerjarige kaderprogramma's ter ondersteuning van de cohesie als Daphne, Progress, het programma volksgezondheid en het programma “Europa voor de burgers” te bevorderen. En dan is er niet te vergeten ook nog de oproep aan de Commissie om het potentieel van de structuurfondsen te verhogen middels vereenvoudiging en verbetering van de toegankelijkheid en meer flexibiliteit, met daarbij de nadruk op de dimensie van sociale integratie, teneinde de lidstaten hun prestaties op het gebied van het sociaal beleid en het werkgelegenheidsbeleid te doen optimaliseren en te komen tot duurzame groei. En tot slot – niet minder belangrijk – heb ik voor deze resolutie van het Europees Parlement gestemd omdat erin wordt onderstreept dat het regionaal beleid van de EU en het sociale beleid van de EU een onderling samenhangend geheel vormen en dat we voor een succesvolle tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie niet zonder een eenduidig kader kunnen voor het met elkaar in samenhang brengen van de uiteenlopende Europese beleidsvormen en de structuurfondsen onderling, iets waar de Commissie eveneens toe wordt opgeroepen.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Sociaal Fonds speelt een sleutelrol in de sociale cohesie door bij te dragen aan de integratie van werknemers in de regio’s van Europa. De steun die het Fonds biedt aan kleine en middelgrote ondernemingen, het onderwijs en beroepsopleidingen is van essentieel belang voor het welslagen van de Europa 2020-strategie. De rol van het Europees Sociaal Fonds zou evenwel nog versterkt kunnen worden. Er zal bij het vaststellen van de toekomstige opbouw van de structuurfondsen voor 2014-2020 rekening gehouden moeten worden met de specifieke kenmerken van dit fonds. Er zou een aantal aanpassingen kunnen worden gedaan. Maar het is belangrijk dat het Europees Sociaal Fonds binnen het kader van de algemene verordening inzake de structuurfondsen blijft vallen, zoals dat ook nu het geval is. Als aan dit fonds een eigen rechtskader wordt toegekend, zal dit onvermijdelijk tot versnippering van het Europees beleid leiden en het fonds zal voor de begunstigden onnodig in complexiteit toenemen. De coherentie van de Europese politiek moet hand in hand gaan met een geïntegreerde visie op de doelstellingen en middelen, waarvoor meer synergie tussen de instrumenten nodig is. Het Europees Sociaal Fonds moet dus blijven functioneren onder de algemene verordening, natuurlijk met eigen regels, maar in geen geval met een eigen begroting.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Sociaal Fonds speelt een essentiële rol bij de verbetering van werkgelegenheids- en arbeidskansen, de bevordering van de aanpassing van de vaardigheden van werknemers aan de vraag op de arbeidsmarkt, de integratie van werknemers op de arbeidsmarkt en de versterking van de sociale inclusie. Het is belangrijk dat de lidstaten het Europees Sociaal Fonds gebruiken om te investeren in vaardigheden, werkgelegenheid, opleiding en herscholing, zodat meer en betere banen kunnen worden geschapen.
De Europa 2020-streefcijfers en -doelstellingen kunnen slechts kunnen worden gehaald als dit instrument wordt gebruikt om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) te steunen en het onderwijssysteem en de beroepsopleiding aan de behoeften van KMO's aan te passen. Er moet sterke nadruk worden gelegd op de modernisering van het onderwijssysteem en de beroepsopleiding, fatsoenlijk werk, met inbegrip van de bestrijding van baanonzekerheid en zwartwerk, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, het scheppen van de voorwaarden voor het combineren van werk en privéleven, en toegang tot de arbeidsmarkt voor mensen die momenteel van de arbeidsmarkt uitgesloten zijn.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij onthouden bij de stemming over dit verslag omdat daarmee wordt aangedrongen op aanpassing en versterking van het Europees Sociaal Fonds en het Fonds in dienst wordt gesteld van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Wij weten allen dat het Europees Sociaal Fonds “in het leven werd geroepen om verschillen in welvaart en levensstandaard tussen EU-lidstaten en -regio's terug te dringen en aldus economische en sociale samenhang te versterken”. De huidige economische crisis doet de EU echter steeds verder wegzinken in de recessie, met haar werkloosheid, sluiting van ondernemingen en industrieën, armoede en sociale uitsluiting – niettegenstaande het feit dat de EU om communicatieredenen 2010 heeft uitgeroepen tot het Europees Jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting –, waardoor de verwezenlijking van dit doel twijfelachtig is geworden. Daarom is het noodzakelijk de prioriteiten van alle Europese fondsen, waaronder het ESF, onmiddellijk te herzien opdat deze de Europese burgers en samenlevingen ten goede komen en niet in dienst worden gesteld van de Europa 2020-strategie, die de voortzetting is van de mislukte strategie van Lissabon. Bepaalde onderdelen uit het verslag, zoals de paragraaf waarin gesproken wordt over bijvoorbeeld de aanpassing van de onderwijs- en opleidingssystemen aan de behoeften van de ondernemingen, staan duidelijk niet in dienst van de behoeften van de Europese burgers maar in die van de markt.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Gezien het feit dat de structuurfondsen in grote mate het belangrijkste financieringsinstrument blijven voor het bereiken van de sociale doelstellingen, ben ik van mening dat de economische, sociale en territoriale cohesie geconsolideerd moeten worden door het verbeteren van de inzetbaarheid en kansen op werk. Dit kan worden bereikt door het stimuleren van een hoog niveau van werkgelegenheid en het bieden van een groter aantal banen van hogere kwaliteit.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik vind dat het Europees Sociaal Fonds het belangrijkste financiële instrument moet blijven voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het is essentieel dat de lidstaten dit fonds gebruiken om te investeren in opleiding en herscholing, en zo de kwalificaties van mensen te verbeteren en meer en betere banen te scheppen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Nu in de huidige werkgelegenheidssituatie in Europa de werkloosheidscijfers van verschillende lidstaten tot recordhoogten zijn opgelopen, kunnen de Europa 2020-doelstellingen mijns inziens alleen worden gehaald als het Europees Sociaal Fonds (ESF) wordt gebruikt om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) te steunen en het onderwijssysteem en de beroepsopleiding aan de behoeften van KMO's aan te passen ter verbetering van de inzetbaarheid van mensen. Het welslagen van de Europa 2020-strategie hangt af van het concurrentievermogen van Europese bedrijven en industrieën, evenals van onze economische ontwikkeling in de wereld van na de crisis. Om dat te verwezenlijken moeten we onze inspanningen richten op de vitaliteit en de dynamiek van bedrijven (in het bijzonder KMO’s en technologische en wetenschappelijke industrieën) en op een passende opleiding van onze burgers. Mijns inziens moet het ESF deze doelen dienen en daarom sta ik volledig achter de nadruk die in dit verslag gelegd wordt op het belang van opleiding en onderwijs als middel om armoede, werkloosheid en sociale uitsluiting te bestrijden door welvaart te creëren en het concurrentievermogen te versterken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Door de gevolgen van de huidige economische en sociale crisis staat de bestrijding van werkloosheid en sociale uitsluiting in het middelpunt van de belangstelling bij zowel het Europese publiek als de Europese instellingen. Dit maakt het Europees Sociaal Fonds (ESF) dubbel zo belangrijk voor de mogelijkheid om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te halen. Vandaag ligt de nadruk vooral op opleiding en beroepsvaardigheden ten behoeve van slimme, duurzame en inclusieve groei, evenals innovatie en dynamiek bij kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). Het doel is om meer en betere werkgelegenheid te bevorderen, en zo situaties van armoede en sociale uitsluiting uit te bannen. Ik wil daarom opnieuw erop wijzen dat het belangrijk en dringend noodzakelijk is dat het ESF flexibeler en eenvoudiger wordt en dat het zich beter kan aanpassen, net als de andere structuurfondsen, om een doeltreffender respons mogelijk te maken op de nieuwe Europese realiteit en de nieuwe maatschappelijke problemen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij vinden dat het Europees Sociaal Fonds (ESF) de maatregelen van de lidstaten om de werkgelegenheid te stimuleren, de kwaliteit van het werk in al zijn aspecten te bevorderen (opleiding, arbeidsvoorwaarden, contractuele relaties, werktijden en organisatie van het werk) en de sociale ongelijkheden en de scheve inkomensverdeling te helpen verminderen, moet ondersteunen.
Uitbreiding van de ESF-middelen zou de doelstellingen van sociale insluiting, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en onderwijs en opleiding kunnen helpen verwezenlijken, en zou bovendien een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de economische en sociale samenhang.
Sommige van deze maatregelen worden naar voren gebracht in de resolutie die het Parlement vandaag heeft aangenomen. De wezenlijke problemen waarop het ESF zich moet concentreren, worden onderstreept en er wordt gewezen op de behoefte aan "verdere inspanningen om voor sociale samenhang te zorgen". We hebben echter veel meer ESF-middelen nodig. We moeten het beleid omgooien. We moeten het Stabiliteits- en groeipact afschaffen en vervangen door een echt programma voor vooruitgang en sociale ontwikkeling.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (GA) Ierland heeft sinds de toetreding tot de Europese Unie in 1973 meer dan 7 miljard euro steun uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) ontvangen. Dit geld is voornamelijk gebruikt om langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid aan te pakken. In het kader van het operationeel programma voor menselijke hulpbronnen voor Ierland voor de periode 2007-2013 geeft de Europese Unie Ierland via het ESF 375 miljoen euro. Dit programma heeft een totale begroting van 1,36 miljard euro. Dit geld wordt gebruikt om werklozen, mensen met een handicap, voortijdige schoolverlaters en gemarginaliseerde personen een opleiding te laten volgen. Dit is het tijdperk van de globalisering. Om de uitdagingen en kansen die de globalisering voor de Ierse beroepsbevolking creëert het hoofd te kunnen bieden, steunt het ESF in Ierland ook opleidingen in het kader van een leven lang leren, die kunnen worden aangepast aan de realiteiten van een geglobaliseerde arbeidsmarkt.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie over de toekomst van het Europees Sociaal Fonds (ESF) gestemd. Het ESF is een sleutelelement van de Europese sociale cohesie, omdat het de werkgelegenheid, de integratie van werknemers op de arbeidsmarkt en beroepsopleidingen ondersteunt. In deze resolutie hebben wij ons duidelijk uitgesproken tegen het voorstel van de Europese Commissie om het Europees Sociaal Fonds van de andere fondsen te scheiden. Integendeel, dit fonds moet in nauw verband staan met de andere fondsen, met name de regionale beleidsinstrumenten, om de doeltreffendheid daarvan te vergroten. Wij hebben ons uitgesproken voor een grotere doeltreffendheid, vereenvoudiging en meer transparantie van dit instrument, dat een belangrijke drijfveer moet blijven vormen voor de bouw van een Sociaal Europa. Het Europees Sociaal Fonds moet ook gericht zijn op de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting in al hun facetten en de doelstellingen van de EU op dat gebied kunnen verwezenlijken.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. – (EN) Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is het belangrijkste begrotingsinstrument van de EU voor de bevordering van de sociale integratie en de integratie op de arbeidsmarkt. Het is echter duidelijk dat in deze resolutie de aandacht te veel is gericht op de rol van het ESF bij het stimuleren van de werkgelegenheid en te weinig op zijn belangrijke rol de integratie van kwetsbare groepen te bevorderen, waar wij van de Fractie van Socialisten en Democraten altijd sterk voor hebben geijverd. Het is van cruciaal belang dat de focus van het ESF meer wordt verlegd naar de ondersteuning van kwetsbare groepen die het hardst door de economische neergang zijn getroffen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag pretendeert het goede te verdedigen en het slechte te bestrijden. Dat pretenderen is één ding, maar je moet er nog wel de middelen voor hebben. De Europa 2020-strategie komt niet in de richting van een dergelijke pretentie, maar lijkt juist het tegenovergestelde te bewerkstelligen. Wat is de werkelijke impact van deze kletspraat? Geen enkele. Waarom de problemen aanwijzen waar de armen tegenaan lopen en niets zeggen over de problemen die de rijken veroorzaken? Deze resolutie is hypocriet gepredik.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is het instrument bij uitstek voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheids- en arbeidskansen, de bevordering van de aanpassing van de vaardigheden van werknemers aan de vraag op de arbeidsmarkt, de integratie van werknemers op de arbeidsmarkt en de versterking van de sociale inclusie. Het is dan ook onmisbaar als de Europese Unie de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het terrein van sociale en werkgelegenheidszaken wil halen. Daarom is versterking van dit belangrijke instrument essentieel voor het welslagen van de omschreven strategie, vergezeld van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), die de drijvende kracht zijn van de gehele economie en de voornaamste bijdrage leveren aan de economische en technologische ontwikkeling en het scheppen van banen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) In Letland is financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) het voorwerp van politieke en economische speculatie geworden. Bepaalde oneerlijke ambtenaren verrijken zichzelf met geld dat is gereserveerd voor scholing en omscholing. Nieuw opgerichte opleidingscentra en andere instellingen zonder vergunning wassen geld dat is bedoeld voor de scholing van werklozen en andere lage-inkomensgroepen wit, terwijl de kwalificaties van de opleiders vaak beneden de vereiste norm liggen. De vergoedingen die bepaalde 'opleidingscentra' vragen zijn hoger dan die van de Universiteit van Letland. Het ESF moet betalen voor deze plichtsverzaking. Ik heb deze resolutie gesteund. Ik was vooral onder de indruk van paragraaf 15, waarin het Europees Parlement de Commissie vraagt “om de mogelijkheden van de structuurfondsen te vergroten door vereenvoudiging in het bijzonder van het toezicht, flexibiliteit en betere procedures […], teneinde de lidstaten te helpen de resultaten van hun sociaal beleid en werkgelegenheidsbeleid te optimaliseren en duurzame groei te creëren”. Ik heb vóór gestemd in de hoop dat er een monitoringsmechanisme kan worden opgezet waarmee oneerlijke politici hard kunnen worden aangepakt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Middels het Europees Sociaal Fonds wordt getracht economische en sociale verschillen tussen de lidstaten te verminderen. Kwalificatiemaatregelen zijn in dit verband meer toekomstgericht als het om het behoud van werkgelegenheid en de inzetbaarheid van arbeidskrachten gaat. Het beschikbare potentieel moet worden benut, zodat het bedrijfsleven niet vanwege een vermeend gebrek aan vakpersoneel massaal goedkope vaklui uit het buitenland kan importeren. In dit verband moeten diverse "card"-plannen dan ook worden verworpen. Als nu echter tal van regio's problemen ondervinden bij de afrekening en afwikkeling van projecten en bijvoorbeeld het Franse opleidingsprogramma PPP vanwege gewijzigde bevoegdheden in de Brusselse bureaucratie sinds drie jaar op de uitkering van subsidies moet wachten, is het programma blijkbaar niet doeltreffend. Het is in ieder geval ook duidelijk dat meer aandacht moet worden besteed aan kleine en middelgrote ondernemingen, die de belangrijkste werkgevers zijn. Daar de onderhavige resolutie in grote lijnen met deze overwegingen overeenstemt, maar een aantal zwakke punten bevat, heb ik mij van stemming onthouden.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) We hebben vandaag in de plenaire vergadering gestemd over de ontwerpresolutie over de toekomst van het Europees Sociaal Fonds. Het Europees Sociaal Fonds speelt zoals bekend een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, die als belangrijkste doelstelling heeft om inclusieve groei te bewerkstelligen, de armoede terug te brengen, de werkgelegenheid te vergroten en het opleidingsniveau te verbeteren, met als uiteindelijk doel om meer en betere banen te scheppen. Als we vanuit dat perspectief kijken, wordt duidelijk dat het Fonds een zeer belangrijk beleidsinstrument is dat om twee redenen zinvol is: het ondersteunen van het werkgelegenheids- en cohesiebeleid enerzijds en het bewerkstelligen van een concrete en harmonieuze regionale ontwikkeling anderzijds. Met name dit laatste aspect – ik rond af – is belangrijk omdat Europa nog niet voltooid, samenhangend en verenigd is zolang niet alle gemeenschappen waaruit zij bestaat werkelijk ontwikkeld zijn en een stabiele, zo uniform mogelijke groei kennen. Wij moeten in het bijzonder de Zuid-Europese regio’s niet vergeten – het beschikbaar maken van financiële middelen voor Oost-Europese regio’s, hoe terecht ook, mag niet ten koste gaan van de regio’s die het hart en de ziel van Europa vormen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben onze steun betuigd aan het verslag, waarin onder andere wordt opgemerkt dat het Europees Sociaal Fonds (ESF) een essentiële rol speelt bij de verbetering van de werkgelegenheid en arbeidskansen, de bevordering van de aanpassing van de vaardigheden van werknemers aan de vraag op de arbeidsmarkt, de integratie van werknemers in de arbeidsmarkt en de versterking van de sociale inclusie. Het vestigt de aandacht op de vier werkgelegenheidsrichtsnoeren die het Europees Parlement heeft goedgekeurd en verwelkomt het feit dat werkgelegenheid en armoedebestrijding in het kader van integratie/reïntegratie in het arbeidsproces door opleiding tot deze doelstellingen behoren. Het benadrukt tevens dat wezenlijke vooruitgang bij de verwezenlijking van de Europa 2020-streefcijfers en -doelstellingen, met name op werkgelegenheids- en sociaal gebied, essentieel is voor de geloofwaardigheid van de strategie.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Deze resolutie is uitermate belangrijk, omdat zij aandacht schenkt aan de cruciale rol die het Europees Sociaal Fonds speelt bij het verbeteren van de werkgelegenheid en de arbeidskwaliteit. Het Fonds acht de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels, waardig werk, de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie op de arbeidsmarkt van personen die daar nu moeite mee hebben, van groot belang. Helaas heeft de crisis het voor jongeren moeilijker gemaakt de arbeidsmarkt te betreden en zijn oudere werknemers hun baan kwijtgeraakt. Het is van belang om de mogelijkheden van de Structuurfondsen uit te breiden om mensen te ondersteunen die dreigen te worden uitgesloten, zodat de resultaten van het sociaal beleid geoptimaliseerd kunnen worden en duurzame groei kan worden gecreëerd waar iedereen van profiteert.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is gericht op het verbeteren van de werkgelegenheidskansen en de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers in de Europese Unie en op het vergemakkelijken van industriële ontwikkeling en veranderingen in productiesystemen. Beroepsopleiding en herscholing zijn daarbij uiterst belangrijk, met name in een periode van economische crisis en stijgende werkloosheid, zoals we die op dit moment beleven. Het ESF is erop gericht de werkgelegenheidskansen van werknemers te bevorderen en hun levensstandaard te helpen verbeteren. Het is dan ook een onmisbaar instrument. Het scheppen van banen en het bevorderen van de inzetbaarheid zijn middelen om de doelstelling van economische, sociale en territoriale samenhang binnen de Unie te verwezenlijken. Om de Europa 2020-streefcijfers voor groei en werkgelegenheid te halen moet de synergie tussen de uiteenlopende EU-beleidsgebieden worden gestimuleerd. Ik ben er evenwel niet voor om van het ESF een financieel instrument te maken dat losstaat van de andere structuurfondsen, met eigen regels en een eigen begroting. Ik ben van mening dat het gemakkelijker zal zijn om synergie te bereiken als we een dergelijke sectoralisering van de Europese fondsen vermijden, maar ons juist richten op een betere coördinatie tussen de verschillende instrumenten en een doeltreffender gebruik ervan.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Als onderdeel van het huidige debat over de toekomst van het cohesiebeleid na 2013 toont deze resolutie aan dat het Parlement zich wil inzetten om te zorgen dat het Europees Sociaal Fonds (ESF) deel blijft uitmaken van de algehele strategie voor cohesiefinanciering. Er is echter behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging van de regels die betrekking hebben op het fonds. Voor het verwezenlijken van de Europa 2020-strategie kan het ESF als belangrijkste instrument worden ingezet door zich te richten op vaardigheden en banen in heel de EU. Om dit te bereiken moeten we ervoor zorgen dat het ESF onderdeel blijft van het cohesiebeleid.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft een resolutie over de toekomst van het Europees Sociaal Fonds (ESF) aangenomen.
Op een moment waarop het ESF onder vuur ligt, met name door de voorzitter van de Commissie die het fonds in een groter fonds met minder duidelijke doelstellingen wil onderbrengen, is deze steun van het Europees Parlement aan het ESF belangrijk.
De resolutie steunt de rol van het ESF in de context van het Europees regionaal en sociaal beleid en wenst vereenvoudiging van de procedures voor toekenning van de fondsen. Deze veel te dwingende procedures dragen er immers niet toe bij dat de fondsen zo worden verdeeld dat ze daadwerkelijk aan de behoeften van de bevolkingen voldoen en zorgen er bovendien voor dat kredieten niet worden gebruikt, met name in Frankrijk, wat al een schandaal op zich is.
Het spijt me echter dat er in de resolutie wordt teruggegrepen naar onder andere het dogma van de “modernisering van het onderwijssysteem” en dat er wordt gevraagd dat onderwijssysteem enkel en alleen aan de behoeften van bedrijven aan te passen om de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Het Europees Sociaal Fonds speelt een sleutelrol bij de verbetering van de werkgelegenheidssituatie en het creëren van arbeidsplaatsen. In de ontwerpresolutie wordt ervoor gepleit prioriteit te verlenen aan de modernisering van het onderwijsstelsel (inclusief de aanvulling door opleidingsmaatregelen die aan de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen zijn aangepast), de bevordering van menswaardig werk en natuurlijk gelijke kansen voor vrouwen en mannen door de voorwaarden te scheppen voor de verenigbaarheid van werk en gezin. Deze prioriteiten verdienen onze steun. Er moet alles aan worden gedaan om ervoor te zorgen dat de beleidsmaatregelen en -instrumenten van de EU op gecoördineerde en wederzijds ondersteunende wijze samenwerken (paragraaf 13 van het onderhavige verslag).
De Voorzitter. – De notulen van deze vergaderperiode worden aan het begin van de volgende vergaderperiode ter goedkeuring voorgelegd aan het Europees Parlement.
Als er geen bezwaren zijn, worden de resoluties die in de vergadering van vandaag zijn aangenomen, onmiddellijk overgebracht aan de ontvangers en organen die erin genoemd worden.