Edit Herczog (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren hebben we een discussie gevoerd over de begroting. Tijdens het debat werd duidelijk dat de relevante diensten het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE) niet hadden ontvangen. We hebben geprobeerd te weten te komen wat er was misgegaan. Het verslag is op de juiste manier voltooid en verzonden, dus waarschijnlijk zijn er fouten gemaakt tijdens de procedure.
Het is echter niet belangrijk om erachter te komen wie er verantwoordelijk is en wat er precies is gebeurd. Waar het om gaat, is dat we zeker willen weten dat ons verslag, dat ook onze basis vormde voor de trialoog en waar het grootste verschil lag in vergelijking met de nota van de Raad, naar de officiële documenten van de Raad wordt gezonden. Daarom heb ik het meegebracht en overhandig ik het aan u en aan de Raad. Wij verzoeken u vriendelijk ervoor te zorgen dat het voorstel van de Commissie ITRE, dat met eenparigheid van stemmen is aangenomen, op tijd bij de Raad komt. Heel hartelijk bedankt voor uw steun in dezen.
De Voorzitter. – We zullen doen wat u verlangt. Het is geweldig. De discussie van vandaag begint fantastisch!
2. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen
3. Voorbereiding van de Europese Raad (28-29 oktober 2010) – Voorbereidingen voor de G20-top (11-12 november) – De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven – Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereidingen voor de G20-top (11-12 november),
- de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad (28-29 oktober 2010),
- het verslag (A7-0267/2010) van Pervenche Berès, over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau (tussentijds verslag), en
- het verslag (A7-0282/2010) van Diogo Feio, met aanbevelingen aan de Commissie betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone.
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer de commissaris, dames en heren, namens de Raad bedank ik u, mijnheer de Voorzitter, voor deze gelegenheid om in te gaan op de voorbereidende werkzaamheden binnen de Raad met het oog op de aanstaande Europese Raad.
Deze Europese Raad zal een drukke agenda hebben, waarbij het economisch bestuur ongetwijfeld centraal zal staan. Zoals u weet, heeft de door president Van Rompuy voorgezeten taakgroep maandag vergaderd en zijn eindverslag goedgekeurd.
Dit verslag bevat belangrijke en specifieke aanbevelingen en voorstellen die ons in staat zouden moeten stellen in kwalitatief opzicht een sprong te maken in het Europees economisch bestuur. De aanbevelingen uit het verslag zijn er met name op gericht de belastingdiscipline te vergroten, het economisch toezicht te verbeteren, de coördinatie te verbeteren en uit te breiden, en zowel het crisisbeheersingskader als de instellingen te versterken.
Al deze aanbevelingen kunnen langs legislatieve weg snel worden uitgevoerd. Wij hopen natuurlijk dat de Europese Raad ze zal kunnen goedkeuren, zodat de Commissie, het Parlement en de Raad snel vooruitgang kunnen boeken op deze bijzonder belangrijke gebieden. Hiermee zou in ieder geval een positief signaal worden afgegeven wat betreft onze intentie om maatregelen te nemen teneinde de belangrijke economische uitdaging die voor ons ligt, aan te gaan.
Het is waar dat sommigen hebben gewezen op andere opties die verder gaan dan deze aanbevelingen en het kader van de Verdragen te buiten gaan. Het gaat hier om zaken als de opschorting van het stemrecht of de invoering van nieuwe stemregels zoals de omgekeerde meerderheid.
Dit zijn natuurlijk geen gemakkelijke kwesties, noch op technisch, noch op politiek vlak. Zij zullen tijdens de Europese Raad van volgende week worden aangesneden en besproken.
Een ander belangrijk agendapunt van de Europese Raad is de voorbereiding van de G20-top. De Europese Raad zal namelijk aan de hand van het gisteren door de Ecofin-Raad verrichte voorbereidende werk de positie van de Unie moeten bepalen. Het is in het algemeen belangrijk dat Seoul een versnelling markeert van de inspanningen om het kader tot stand te brengen ter bevordering van een sterkere, duurzamere en evenwichtigere groei. Er moet met name iets worden gedaan aan de grote mondiale economische onbalans die een risico inhoudt voor de groei.
Sinds 2008, met het begin van de crisis en het antwoord erop – met andere woorden: sinds de G20 eindelijk zijn belofte inlost – zijn de zaken drastisch veranderd. De reden hiervoor is heel eenvoudig: relevantie. De aard van veel besluiten met directe gevolgen voor onze medeburgers is in enkele maanden tijd veranderd van lokaal of zelfs nationaal in internationaal. De globalisering dwingt ons er tegenwoordig toe voor de meeste kwesties tegelijkertijd op Europees en internationaal vlak actie te ondernemen.
Wij weten allemaal dat de Europese Unie enige tijd nodig heeft gehad om een akkoord te bereiken over een nieuw Verdrag dat ook de rol van de Unie op het internationale toneel moest vergroten. Het heeft ons de afgelopen tien jaar gekost om dit Verdrag tot stand te brengen, maar de laatste tien maanden waren voldoende om ons te doordringen van het grote belang ervan.
De G20 is vanaf het begin wel enigszins succesvol geweest, maar ik denk dat de zwaarste, de belangrijkste beproeving de G20 de komende weken of maanden te wachten staat, wanneer we het hoofd zullen moeten bieden aan het serieuze risico van het verliezen van het momentum.
De Europese Unie is zich aan het voorbereiden op twee belangrijke bijeenkomsten, beide in Korea, de eerste al over twee dagen. Deze eerste is de bijeenkomst van de ministers van Financiën en gouverneurs van de centrale banken van de G20 en de tweede, de G20-top van medio november.
Wat de inhoud betreft, is de bijdrage van de Unie aan sterke, duurzame en evenwichtige groei gebaseerd op: 1) plannen voor 'groeivriendelijke' en gedifferentieerde begrotingsconsolidatie, 2) de Europa 2020-strategie voor de noodzakelijke structurele hervormingen met het oog op de bevordering, met name, van de werkgelegenheid, 3) het hervormingsprogramma voor de financiële sector en markten en 4) de versterking van het economisch bestuur van de Unie. Wat dit laatste punt betreft, zouden wij tijdens de top van november de resultaten van de taakgroep kunnen presenteren als de Europese Raad deze eenmaal heeft goedgekeurd.
Ik voeg hieraan toe dat de Europese Unie bijzonder geïnteresseerd is in het peer review-proces in het kader van de G20. Als Europeanen zijn wij hieraan gewend en weten we dat een dergelijk proces bijzonder interessant en nuttig kan blijken. Iedereen moet beslist zijn of haar rol vervullen en tonen echt een bijdrage te willen leveren aan het kader voor groei.
De strijd tegen het protectionisme wordt niet in één keer beslecht, maar door dag na dag op een bepaald algemeen waakzaamheidsniveau te blijven. Voor de rest is het ook belangrijk een duurzame hervorming van het Internationaal Monetair Fonds te bewerkstelligen, terwijl het werk van de technische organen – zoals bijvoorbeeld het door Mario Draghi voorgezeten Financial Stability Board – goed vordert en de globale integratie, met name op bepaalde gebieden, volgens mij de goede kant opgaat.
De Europeanen willen de verplichtingen nakomen die in het verleden al zijn aangegaan, met name vorig jaar in Pittsburg, opdat het nieuwe IMF de nieuwe internationale economische realiteit beter weerspiegelt en opkomende economieën dus een grotere rol spelen en meer te zeggen hebben. Voor alle duidelijkheid: er mag niet worden verwacht dat alleen Europa in dezen concessies doet.
Alle ontwikkelde landen moeten een bijdrage leveren. Wij hebben onze concrete bereidheid al kenbaar gemaakt, in termen van vertegenwoordiging, bestuur en stemaandeel. Wij beschouwen dit als een goede basis voor het bereiken van een compromis. Laat niemand dus Europa de zwartepiet toespelen als er op dit gebied niets gebeurt.
Wij hebben op EU-niveau over dit alles onderhandeld, alsmede over een aantal hamvragen en taakomschrijvingen voor de bijeenkomst van de ministers van Financiën van de G20 die nog deze week zal plaatsvinden, en dit opdat de Europeanen niet alleen met één stem spreken, maar zich ook focussen op de bescherming en bevordering van dat wat hun grootste belangen vertegenwoordigt. Het voorzitterschap en de Commissie zullen alles doen wat in hun vermogen ligt om deze belangen te behartigen, die voortvloeien uit ons gemeenschappelijk standpunt, dat het resultaat is van de maandenlange inspanningen van alle lidstaten.
Wat de klimaatverandering betreft, is het in theorie niet de bedoeling een diepgaande discussie te voeren in het kader van de Europese Raad aangezien de Raad Milieu op 14 oktober al een bijzonder complete tekst met conclusies heeft aangenomen, waarin het Europese standpunt wordt bepaald. De tijd gaat steeds meer dringen om vooruitgang te boeken bij de invoering van een ambitieus stelsel ter bestrijding van de klimaatverandering voor de periode na 2012 en hiertoe blijft de Europese Unie voorstander van een gefaseerde aanpak die berust op het Kyoto-Protocol en de resultaten van de Conferentie van Kopenhagen, en die de weg vrijmaakt voor een compleet en juridisch bindend mondiaal kader, rekening houdend met de in het einddocument van Kopenhagen geformuleerde politieke richtsnoeren.
De conferentie van Cancún moet een evenwichtig resultaat opleveren dat beantwoordt aan de vragen van de partijen en waardoor de tot nu toe bereikte vooruitgang kan worden geconsolideerd. De Unie heeft haar voorkeur uitgesproken voor één enkel bindend juridisch instrument dat de belangrijkste elementen van het Kyoto-Protocol omvat. Zij zou echter op een aantal voorwaarden een tweede verbintenisperiode uit hoofde van dit protocol kunnen overwegen. Deze zou moeten plaatsvinden in het kader van een ruimere regeling waaraan alle grote economieën zouden deelnemen, die de ambitie en doeltreffendheid van het internationale optreden zou weerspiegelen en die zou beantwoorden aan de noodzaak van dringende garanties voor de milieu-integriteit.
Ik wil in het kort iets zeggen over de voorbereiding van het standpunt van de Europese Unie met het oog op de topontmoetingen met de Verenigde Staten, Rusland en de Oekraïne. Voor het eerst zal de voorbereiding van de topontmoetingen met de belangrijkste partners van de Unie worden besproken op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 16 september. Het achterliggende idee is dat de staatshoofden en regeringsleiders een open debat kunnen voeren over de belangrijkste inzet van onze betrekkingen met onze partners. Zonder vooruit te willen lopen op dit debat, zal ik nu kort ingaan op de belangrijkste onderwerpen van deze komende topontmoetingen.
Het zal zeker belangrijk zijn de topontmoeting met de Verenigde Staten toe te spitsen op een aantal essentiële kwesties. Zij zal in het algemeen moeten resulteren in een versterking van de transatlantische samenwerking, die van essentieel belang is, willen wij de voor ons liggende gemeenschappelijke uitdagingen op doeltreffende wijze kunnen aannemen. De EU-VS-top zal, kort na de G20-top, bovendien een belangrijke gelegenheid zijn om akte te nemen van deze resultaten en een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen met betrekking tot meerdere actuele economische kwesties. Wij zouden ook moeten proberen tot een gemeenschappelijke aanpak te komen ten aanzien van de opkomende economieën.
Laten we daarnaast hopen dat dankzij de top de Transatlantische Economische Raad nieuw leven kan worden ingeblazen door er een economisch platform van te maken dat veel verder gaat dan louter reglementaire kwesties. De Raad zou zich verdienstelijk kunnen maken door manieren te bestuderen om te reageren op de crisis en groei en werkgelegenheid te bevorderen, op basis van een versterkt mandaat.
Wij willen deze top ook benutten om Cancún voor te bereiden en verwachten natuurlijk een belangrijk positief signaal van onze Amerikaanse partners.
Tot slot zullen er ook belangrijke kwesties op het gebied van het buitenlands beleid op de agenda staan, vooral wat betreft Soedan en Iran.
Wat de topontmoeting met de Oekraïne betreft, staat er voor vanmiddag een ander debat met de hoge vertegenwoordiger op de agenda, dus u zult begrijpen dat ik hier vanochtend verder weinig over zeg.
De Europese Unie is voornemens tijdens de topontmoeting met Rusland haar volledige steun uit te spreken voor het partnerschap voor modernisering, waardoor onze samenwerking op ieder gebied kan worden bevorderd, in het bijzonder op essentiële gebieden als innovatie en energie.
Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, dit zullen de hoofdonderwerpen zijn tijdens de Europese Raad van volgende week: voorwaar een drukke en belangrijke agenda.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren vandaag allereerst over de onderwerpen die volgende week zullen worden behandeld door de Europese Raad. Ik zal me concentreren op wat naar mijn mening de belangrijkste onderwerpen zijn: economisch bestuur in de Europese Unie, uiteraard, en extern – naast de zeer belangrijke top met de VS en ook de top met Rusland – naar mijn mening kritieke toppen: de top in Seoul van de G20 en ook de conferentie over klimaatverandering in Cancún.
De hervorming van ons economisch bestuur is een hoeksteen van ons duurzaam herstel en onze geloofwaardigheid. Daarom heeft de Commissie vanaf het begin van deze besprekingen een zeer ambitieuze aanpak gekozen. De voorstellen die de Commissie de afgelopen maand heeft ingediend, zijn bedoeld om de urgentie die het gevolg is van de crisis, te vertalen naar een ambitieuze juridische werkelijkheid. Ze pakken de essentiële kwesties aan, namelijk de Europese Unie echte invloed geven op het economische beleid door voldoende gecoördineerd fiscaal toezicht en de macro-economische onevenwichtigheden aanpakken, om zo, zoals we al zo vaak hebben gezegd, een echte economische Unie tot stand te brengen in Europa.
Ik ben erg blij met de aandacht die dit Parlement aan deze voorstellen besteedt. Een snelle overeenstemming in eerste lezing zou bewijzen dat de Europese Unie vastbesloten is haar nieuwe visie om te zetten in daden. We moeten proberen deze regels halverwege volgend jaar ingevoerd te hebben. Ik verzoek de lidstaten daarom met klem zich volledig in te zetten om deze belangrijke doelen te halen en met spoed aan deze agenda te werken.
We hebben inmiddels een sterkere consensus bereikt over belangrijke actiegebieden om het stabiliteits- en groeipact te versterken en de macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, mede dankzij de verrichtingen van de taakgroep onder voorzitterschap van Herman Van Rompuy.
Zodra alle besprekingen zijn afgerond en alle besluiten zijn genomen, moet het resultaat van dit gecombineerde proces een visie voor economisch bestuur zijn die veel uitgebreider is, veel meer is afgestemd op de noodzaak om problemen te voorkomen en veel steviger is gefundeerd door het gebruik van sancties.
Maar ik zal duidelijk zijn. Het algehele resultaat moet een echte verandering van de huidige situatie inhouden. We moeten onze burgers laten zien dat de Europese Unie alle conclusies uit de crisis heeft getrokken en alle lessen heeft geleerd.
Sommige kwesties moeten nog worden geregeld. Eén kwestie van bijzonder belang is de vraag hoe we het huidige crisismechanisme, waarover we in mei overeenstemming hebben bereikt, moeten vervangen door een mechanisme van een meer blijvende aard als het in 2013 afloopt. We zullen alles doen om te voorkomen dat we nogmaals met een dergelijke crisis te maken krijgen, maar we zullen ook alles doen wat we kunnen om beter op kritieke ontwikkelingen voorbereid te zijn dan we de vorige keer waren. Voorbereiding en de aanwezigheid van een solide en permanent crisismechanisme kunnen dergelijke ontwikkelingen in de toekomst voorkomen.
De Commissie neemt zeker kennis van de standpunten die zijn geuit door de lidstaten die een verdragswijziging wensen waarvoor, zoals iedereen weet, eenparigheid van stemmen van de lidstaten vereist is. In dit stadium zal de Commissie zich concentreren op de inhoud. Daarmee bedoelen we een permanent mechanisme ontwerpen dat bescherming kan bieden op kritieke momenten terwijl het morele gevaar tot een minimum wordt beperkt en ervoor zorgen dat een dergelijk instrument alleen als laatste redmiddel wordt gebruikt in het algemeen belang.
Als het volledig wordt gerealiseerd, zal het resultaat van dit werk zijn wat we nodig hebben: een systeem dat de lidstaten stimuleert om een solide economisch en fiscaal beleid te voeren en een systeem dat investeerders stimuleert er verantwoordelijke leengewoonten op na te houden.
Ik denk dat we in het algemeen op schema liggen. We hebben lessen getrokken uit de crisis. In het belang van onze burgers voert de Europese Unie een bestuurssysteem in dat volledig vernieuwd is in vergelijking met de situatie voor de crisis, en nu geven we dit systeem een veel sterkere basis.
Onze ervaringen op het gebied van economisch bestuur, maar ook op dat van Europa 2020 en financiële regelgeving, zullen ons het juiste platform geven om naar de G20 in Seoul te gaan. Deze top komt op een kritiek moment. Hij wordt een echte test om te zien of de G20 de coördinatie kan leveren die de wereldeconomie nodig heeft, door middel van coöperatieve oplossingen op wereldwijde schaal. Ik denk dat dit mogelijk is en ik denk dat de Europese Unie een sleutelrol zal spelen om Seoul tot een succes te maken.
Wat willen we bereiken in Seoul? Allereerst moeten we onszelf eraan herinneren dat de G20 een belangrijke rol heeft gespeeld bij het aanpakken van de crisis. Dat heeft de G20 gedaan door collectief op te treden en nu we een nieuwe fase ingaan, moeten we collectief en coöperatief blijven optreden. Dat betekent dat we moeten accepteren dat wereldwijde onevenwichtigheden ons allemaal aangaan en dat alle belangrijke economieën een rol spelen in het vinden van de oplossing. En nee, we mogen niet voorbijgaan aan het feit dat wisselkoersen hierbij een belangrijke factor vormen.
Ten tweede moeten we ook maatregelen zien met betrekking tot de internationale financiële instellingen. Met name de hervorming van het IMF is hard nodig. Het is nodig dat ook anderen de flexibiliteit tonen die de Europese Unie al heeft laten zien.
Ten derde zijn we, met steun van dit Parlement, druk bezig met een fundamentele hervorming van ons eigen financiële stelsel en ik wil u nogmaals bedanken voor de nadruk die u hebt gelegd op de noodzaak om dit zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.
We moeten ook de impuls voor de G20 vasthouden. Er is goede vooruitgang geboekt, maar nu moeten we ervoor zorgen dat deze wordt voortgezet in de tenuitvoerlegging.
Ik wil dat de financiële sector daarin een rol speelt. Daarom moet de Europese Unie zich blijven inzetten voor een wereldwijde belasting op financiële transacties. In de tussentijd wil de Commissie andere manieren onderzoeken om ervoor te zorgen dat de financiële sector op Europees niveau een billijke bijdrage levert, zoals de belasting op financiële activiteiten.
Bij de volgende G20 is voor het eerst ontwikkeling een agendapunt. Er zal een meerjarig actieplan worden aangenomen om onze gezamenlijke inspanningen op dat gebied richting te geven. De Commissie heeft dit idee vanaf het begin sterk ondersteund, samen met het Koreaanse voorzitterschap. We moeten laten zien dat de groeiagenda van de G20 ook rekening houdt met en voordelen biedt voor ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd willen we opkomende economieën betrekken bij een internationaal ontwikkelingskader dat in overeenstemming is met de sleutelbeginselen van het ontwikkelingsbeleid en grotere coördinatie mogelijk maakt.
Toen ik gisteren hier in Straatsburg sprak met de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, noemde hij dit punt specifiek en hij was erg dankbaar voor de steun van de Europese Unie voor deze agenda.
Tot slot moet de G20 het voortouw nemen bij het bevorderen van de handelsagenda. Onze overeenkomst met Korea is zeker geen alternatief voor de WTO, maar zij moet onze partners inspireren om te streven naar een snelle afronding van de onderhandelingen in de Doha-ronde door deze gelegenheid te benutten.
In de aanloop naar Cancún wil ik nog iets zeggen over deze zeer belangrijke conferentie. We moeten ons hier blijven concentreren op onze doelen en ambitieus blijven voor Europa en ook voor de wereld. We moeten het internationale proces vooruit zien te krijgen. Dat is niet gemakkelijk. We weten dat bij sommige van onze belangrijke partners het tempo van de veranderingen eerder vertraagd dan versneld is.
Laten we niet vergeten dat we intussen bezig zijn met de invoering van het meest concrete en effectieve systeem voor het terugdringen van emissies in de wereld. Dit is onze sterkste troef en hoe dichter we bij de uitvoering van het nieuwe emissiehandelssysteem komen, hoe sterker deze troef wordt. We hebben een ongeëvenaarde geloofwaardigheid, die is gebaseerd op een sterke consensus tussen dit Parlement, de lidstaten en de Commissie over wat we moeten doen.
Laten we ons in Cancún niet laten afleiden door argumenten over de vorm. We moeten het VN-proces ingaan met veel vertrouwen en vastberadenheid. Cancún zal niet het einde van het verhaal of de definitieve doorbraak zijn, maar het kan wel een belangrijke stap in de goede richting worden. De EU moet een heldere en consistente boodschap afgeven om de onderhandelingen vooruit te krijgen. We streven naar een set concrete, actiegerichte maatregelen die vertrouwen kunnen wekken in het proces en ons dichter bij ons uiteindelijke doel kunnen brengen.
Dat heb ik afgelopen week geschreven aan de leden van de Europese Raad. Ik heb naar mijn mening een evenwichtig, realistisch standpunt uiteengezet – een standpunt dat ons zal blijven drijven zonder onrealistische verwachtingen te scheppen. Dit is het moment waarop Europa het voortouw moet nemen door uit te leggen hoe Cancún een reeks belangrijke stappen vooruit kan betekenen, door belangrijke beloften zoals de snelstartfinanciering na te komen en bovenal door duidelijk te maken dat wij het goede voorbeeld zullen blijven geven.
De economie van de Europese Unie zal dit jaar meer groeien dan eerder werd verwacht, maar het herstel is nog niet stevig geworteld; we mogen niet achteroverleunen, zoals we al meerdere keren hebben gezegd, in het bijzonder gezien de nog steeds zeer hoge werkloosheidscijfers.
We weten allemaal dat we de afgelopen maanden voor echte uitdagingen hebben gestaan, zoals heel duidelijk is beschreven in het verslag van mevrouw Berès dat u nu gaat bespreken. Ik ben blij met de ambitie en de brede consensus in dit Parlement over deze belangrijke kwesties, maar we weten allemaal dat dit een tijd is waarin werkloosheid hard toeslaat, terwijl de overheidsuitgaven onder druk staan. Onze burgers uiten hun bezorgdheid en daar moeten we rekening mee houden.
We weten echter ook dat we als Europese Unie oplossingen hebben kunnen vinden. We hebben belangrijke wetgeving op het gebied van economisch bestuur voorgesteld. We hebben Europa 2020 ontwikkeld. Dat is, en daar wil ik u nog eens aan herinneren, een strategie voor groei omdat groei – slimme, inclusieve, duurzame groei – de oplossing is. Deze zorgen komen ook terug in het uitstekende verslag van de heer Feio.
We hebben een breed scala aan maatregelen voor regulering van de financiële markt voorgesteld. Ik ben blij dat de wetgever instemt met onze voorstellen voor financieel toezicht. De werkelijkheid is dat de meeste waarnemers, als we hen twee jaar geleden hadden gevraagd of de Europese Unie klaar was voor een Europees toezichtstelsel, zouden hebben gezegd dat dat onmogelijk was. Nu hebben we laten zien dat het wel mogelijk is.
We streven naar een holistische aanpak die alle betrokken dimensies omvat. Daarom wil ik ook wijzen op de overeenstemming die de Raad gisteren heeft bereikt over het voorstel van de Commissie met betrekking tot hedgefondsen. Ik hoop dat dit standpunt nu kan leiden tot beslissende onderhandelingen in het Europees Parlement, zodat de Europese Unie eindelijk kan profiteren van deze langverwachte regeling en in Seoul we weer een leidende positie met betrekking tot die kwestie kunnen innemen.
We boeken ook vooruitgang op andere gebieden, want we moeten kijken naar de werkelijke economie. Ik wil deze Vergadering ook feliciteren met het werk ten gunste van een nieuwe richtlijn voor de bestrijding van late betaling in commerciële transacties. De richtlijn zal crediteuren, in de meeste gevallen kleine of middelgrote ondernemingen (KMO's), beter beschermen en tegelijkertijd de vrijheid van overeenkomst respecteren. Overheden zullen binnen 30 dagen moeten betalen, anders moeten ze 8 procent rente betalen. U weet hoezeer de KMO's, die de belangrijkste sector van onze economie vormen, op deze verordening zitten te wachten.
Ons werk is nog niet voltooid. Alle voorstellen moeten nog volledig worden uitgevoerd, maar ze beginnen nu resultaten op te leveren. De doelstelling is dat we uit de crisis komen en herstellen, dat we weer de groeicijfers behalen die werkgelegenheid scheppen en dat we ervoor zorgen dat onze sociale markteconomie klaar is voor de 21e eeuw. Heel hartelijk bedankt voor uw aandacht.
VOORZITTER: GIANNI PITTELLA Ondervoorzitter
Pervenche Berès, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, de financiële, economische en sociale crisis waarin de wereld nu al een aantal jaren is gedompeld, zal wereldwijd zestig triljoen dollar kosten ofwel één procentpunt jaarlijkse groei. We moeten dit probleem aanpakken. Het zal zich vertalen in een werkloosheidspercentage in onze Europese Unie van elf procent tegen het einde van het jaar. Het ontvouwt zich tegen de achtergrond van een nieuwe valutaoorlog, als gevolg van het risico op een W-vormige recessie, zoals onze economen dat noemen.
Met betrekking tot deze situatie heb ik gemerkt dat in dit Huis het gevoel leeft dat het onze plicht is om een duidelijk signaal af te geven aan de andere instellingen, de Commissie en de Raad, om te zeggen dat wij opnieuw samen moeten inzetten op de toegevoegde waarde van het Europees project en dat het kort en goed hierom gaat: wij hebben een collectieve verantwoordelijkheid en moeten op EU-niveau een strategie ontplooien die ons in staat stelt op energiegebied intern sterk te zijn, zodat we dit ook extern kunnen zijn. Wij moeten uitgaan van onze eigen kracht en daarvoor hebben wij de Europese dimensie nodig.
Mijnheer Barroso, voor ons is het economisch bestuur echter geen visie. Het is een instrument om deze strategie te kunnen ontplooien en op basis van deze strategie bepalen wij welke middelen er nodig zijn. Dit zijn om te beginnen financiële middelen. Er is de uitdaging om bij de herziening van de financiële vooruitzichten rekening te houden met deze focus op een strategie voor een Europese Energiegemeenschap. Er is de noodzaak in te zetten op een voorstel dat u verwerpt: de belasting op financiële transacties. Er is de noodzaak een grote Europese lening uit te schrijven voor de financiering van langetermijninvesteringen. Er is de noodzaak de belastingwetten in Europa weer in evenwicht te brengen zodat zij niet zozeer gunstig zijn voor het kapitaal als wel voor arbeid en werkgelegenheid, en het milieu wordt beschermd. Er is de noodzaak de begrotingen van de lidstaten te coördineren met het Europees project zodat de inspanningen convergeren.
Wat het bestuur betreft, stellen wij voor een "Mijnheer euro" aan te wijzen, met het oog op een harmonieus en evenwichtig economisch bestuur. Ook stellen wij voor onze aandacht niet te beperken tot de situatie van de tekortlanden, maar deze ook te richten op de overschotlanden. Daarnaast stellen wij voor dat in een monetaire unie een schuld ook gezamenlijk wordt beheerd en onderlinge schuldemissies kunnen worden overwogen. Wij hopen dat de financiële hervorming waaraan u zo hard werkt, mijnheer Barroso, uitgaat van de behoeften van de Europeanen en niet alleen van de doelstellingen van financiële stabiliteit. Wij willen een hervorming van de financiële markten waarbij de begrippen "ethiek" en "morele waarde" weer betekenis krijgen, één die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid en voor langetermijninvesteringen.
Geen enkel Europees project kan slagen als de lidstaten er niet achter staan. De enige manier voor de Europese Unie om te laten zien waartoe zij in staat is, is de lidstaten er warm voor te laten lopen. Een debat dat zich louter en alleen toespitst op de bekende sancties, zal niet tot effect hebben dat de Europeanen er weer zin in krijgen om met hun lidstaten betrokken te worden bij het project. Wij dringen aan op krachtige actie op basis van de toegevoegde waarde van het Europees project om de Europeanen uit deze recessie te halen en te waarborgen dat in de toekomst iedereen in Europa werk heeft, uit de armoede is en opnieuw vertrouwen kan hebben in het Europees project.
Dat is onze ambitie. Mijnheer Barroso, ik hoop dat u deze kunt delen en dat u zich kunt vinden in een groot aantal suggesties dat wij hier doen, namens dit hele Huis.
(Applaus)
Diogo Feio, rapporteur. – (PT) Mijnheer de voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Rehn, ik wil u graag feliciteren, met name vanwege de positieve dialoog tussen de Commissie en het Parlement. Ik zou ook de vertegenwoordigers van de Raad willen bedanken en iedereen die aan dit verslag heeft meegewerkt, met name alle schaduwrapporteurs, met wie ik van gedachten heb kunnen wisselen en een consensus tot stand heb kunnen brengen. Dat was vaak moeilijk, er zijn verschillende stromingen binnen het Parlement: links, rechts, voorstanders van meer soevereiniteit of van een modernere soevereiniteit, pleitbezorgers van bepaalde instellingen. Er zijn allerlei adviezen afgegeven, maar allemaal met een doel voor ogen: het vinden van een oplossing voor de huidige crisis.
De crisis heeft aangetoond dat Europa niet op tijd heeft gereageerd, en vaak ook niet goed. De crisis heeft ook aangetoond dat veel nationale regeringen nog steeds een beleid voeren dat niet op de eigenlijke feiten gebaseerd is. Juist om die reden moet het Europees Parlement oplossingen bedenken, en ze met de nodige nadruk verdedigen. Ze zullen ten dele op de korte termijn gericht zijn, en ten dele op de lange termijn.
We doen eigenlijk acht aanbevelingen. Het idee van multilateraal toezicht op de macro-economische ontwikkelingen in de Unie en in de lidstaten is bedoeld om de doelstellingen van de Europa 2020 strategie beter te kunnen bereiken. We willen een Europa van de groei tot stand brengen, alsmede een pact voor de groei, en niet alleen voor de stabiliteit.
Er worden ook voorstellen gedaan om het stabiliteits- en groeipact te versterken, en met name te bekijken wat er gebeurt met de schulden, hoe de Eurogroep het economisch bestuur in de eurozone kan versterken, en hoe we een robuust en geloofwaardig mechanisme kunnen ontwikkelen voor het verhinderen of aanpakken van een buitensporige staatsschuld in de eurozone, eventueel door een Europees monetair fonds in het leven te roepen. Er zijn ook ideeën geopperd over het herzien van de budgettaire, financiële en fiscale instrumenten van de EU, over de regulering van en het toezicht op de financiële markten, met een duidelijke macro-economische dimensie, en over het verbeteren van de betrouwbaarheid van de statistieken van de EU.
Tot slot is er voorgesteld dat de Unie een grotere rol zou moeten spelen op economisch en monetair gebied. Het Parlement laat hierover een duidelijk geluid horen, of zou dat kunnen doen. We streven naar een betere institutionele coördinatie tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen. We kunnen ertoe bijdragen dat er betere oplossingen komen voor toekomstige crises en problemen. Van nu af aan heeft Europa de instrumenten om beter te reageren op de economische ontwikkelingen; het Parlement heeft hiertoe veel bijgedragen, en zal dat blijven doen.
We beginnen op dit moment met een wetgevingsdebat over zes voorstellen die door de Commissie zijn ingediend, en ik denk dat het Parlement bij zijn standpunt zal blijven. Juist daarom moet ik zeggen dat het me verrast dat er in een document dat de Raad gisteren heeft voorgelegd niets wordt gezegd over het standpunt van het Parlement en over de dialoog tussen het Parlement en de Raad.
Tot slot zou ik het volgende willen zeggen: het Europees Parlement heeft zijn eigen standpunten, los van onze meningsverschillen. Het Europees Parlement pleit voor een sterk Europa en voor beter economisch bestuur, met meer groei en meer welvaart.
Marta Andreasen, rapporteur voor het advies van de Begrotingscommissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in mijn advies over het verslag van de heer Feio over bestuur en het stabiliteitskader heb ik drie punten benadrukt.
Het eerste was de noodzaak om het straffen van lidstaten die zich niet aan het stabiliteitspact houden, serieus te nemen. Nog maar een paar dagen geleden zijn de Franse premier en de Duitse kanselier zelfs overeengekomen dat het Verdrag moet worden gewijzigd om zwaardere sancties in te stellen voor landen die de stabiliteit van de euro in gevaar brengen. Ik heb ook de noodzaak benadrukt om prioriteit te geven aan uitgaven binnen de begroting in het geval dat er een lidstaat moet worden gered. Tot slot heb ik aandacht gevraagd voor de noodzaak om het effect op de kredietbeoordeling van de Europese Unie te beoordelen sinds deze garant staat voor het Europees financieel stabilisatiemechanisme.
De betreffende paragrafen zijn gewijzigd en maken niet langer deel uit van mijn advies. Ik voel me in deze omstandigheden gedwongen afstand te nemen van mijn eigen advies.
David Casa, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. – (MT) De Europese Unie gaf zonder twijfel het goede voorbeeld door de wijze waarop ze uitvoering gaf aan de regelgevings- en toezichtmaatregelen. Dit komt tot uiting in het nieuwe pakket betreffende toezicht dat ervoor zorgt dat bepaalde systeemrisico's tijdig worden herkend.
Als het gaat om het concept economische governance, kan evenwel niemand ontkennen dat we nog een lange weg af te leggen hebben. Iedere lidstaat die zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden negeert, met name met betrekking tot het stabiliteits- en groeipact, veroorzaakt ernstige problemen voor andere lidstaten. Daarom zijn we verplicht ons uiterste best te doen om stipte naleving van de overeengekomen regels te stimuleren om zowel financiële als fysieke stabiliteit binnen de lidstaten te garanderen.
Ik ben zeer tevreden met de aanbevelingen voor advies die ik heb ingediend bij de Commissie werkgelegenheid en ik ben blij dat ze in overweging zijn genomen. Ik ben van mening dat het verslag een pleidooi is voor betere controle in de Europese Unie en versterking van de Commissie werkgelegenheid.
António Fernando Correia De Campos, rapporteur voor advies van de Commissie Interne Markt en Consumentenbescherming. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we weten allemaal dat het sturen van de macro-economische variabelen op de korte en de lange termijn in de Europese Unie is mislukt, zeker als het gaat over de begrotingskaders en de totale staatsschuld. De crisis betekent dat het al dringender wordt om de interne markt te versterken, rekening houdend met de voorstellen van de heren Monti en Grech. Het is van het grootste belang dat we e-handel en grensoverschrijdende handel ontwikkelen, de procedures voor online-betalingen vereenvoudigen, producten en diensten standaardiseren en fiscale instrumenten harmoniseren, om zo het vertrouwen van de consument te versterken en de economie een impuls te geven.
De Unie moet uit de crisis tevoorschijn komen als een duurzame Unie, die krachtige groei en gezonde begrotingen garandeert, maar ook met doelstellingen voor de werkgelegenheid. We moeten eisen dat indicatoren als de werkloosheid of de participatie van de actieve bevolking op de arbeidsmarkt worden opgenomen als deel van het stelsel van toezicht.
Ook de indicatoren voor het meten van de vooruitgang bij de strategie 2020 mogen we niet vergeten. Het onderzoek over de haalbaarheid van het uitgeven van gezamenlijke euro-obligaties zou een gelegenheid kunnen zijn om de financiële instrumenten om onszelf te verdedigen tegen de speculatie nader te onderzoeken en in de praktijk te brengen.
We zouden graag willen dat het niet bij onderzoek blijft. We zouden het oprichten van een Europees monetair fonds moeten steunen en wij beschouwen dat niet alleen maar als een disciplinair instrument, maar vooral als een manier om de speculatieve manipulaties op de markt voor staatschulden te verminderen. We hebben goed samengewerkt met de rapporteur, de heer Feio, en daardoor is er een volledige, evenwichtige en waardevolle tekst tot stand gekomen.
Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, als u op het bord met aankondigingen kijkt, ziet u dat de volgende spreker op de sprekerslijst mijn collega Ramón Jáuregui Atondo is. Voordat hij het woord neemt, wil ik het Parlement graag, als voorzitter van mijn fractie, meedelen dat de heer Jáuregui Atondo vanochtend door de Spaanse regering tot minister van Binnenlandse Zaken in Spanje is benoemd. U begrijpt dat dit voor onze fractie een grote eer is. Ik feliciteer hem van harte met zijn benoeming!
(Applaus)
Ramón Jáuregui Atondo, rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil heel veel dank betuigen aan mijn vriend Martin Schulz. Ik heb maar enkel ogenblikken tijd om u te vertellen dat ik denk dat Europa in de voorbije maanden uitzonderlijke vooruitgang heeft geboekt op het vlak van economisch bestuur.
Vreemd genoeg heeft de top tussen Frankrijk en Duitsland van eergisteren ons opnieuw hoop gebracht dat er een mogelijkheid is om onze kaders en verdragen inzake economisch bestuur te herzien.
Ik weet dat dit de lidstaten een beetje afschrikt. Maar ik ben ervan overtuigd dat de Europagezinden onder ons beseffen dat, als we dit noodzakelijk economisch bestuur willen realiseren, er waarschijnlijk hervormingen moeten komen, hervormingen die voortkomen uit consensus.
Ik geloof oprecht dat deze overeenkomst tussen Frankrijk en Duitsland het mogelijk maakt dat het verslag-Feio, dat we straks zoals voorgesteld door de Commissie constitutionele zaken zullen aannemen, doet nadenken over de noodzaak om ons grondwettelijk kader aan te passen aan een bestuur dat meer is dan alleen maar een stabiliteitspact. We hebben een diepgaand bestuur nodig dat de economieën samen brengt op een manier die de concurrentie en werkgelegenheid bevordert en die de herverdeling teweegbrengt waar wij sociaaldemocraten altijd al naar gestreefd hebben.
(Applaus)
Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het punt dat de bijeenkomst van de Europese Raad en die van de G20 gemeenschappelijk hebben is het vereiste om de nodige aanpassingen door te voeren na de financiële crisis.
Voor de Europese Unie bestaan deze aanpassingen in het orde op zaken stellen in onze nationale en communautaire overheidsfinanciën en het beschermen van onze munt, de euro, door deze op EU-niveau te consolideren en de waarde ervan ten opzichte van de andere belangrijke munten te beschermen. De Europese Raad zal worden gedomineerd door discussies over het economisch en financieel bestuur van Europa. De Fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten) verwelkomt de eerste lijnen die de taakgroep-Van Rompuy heeft uitgezet, met inbegrip van de plannen voor een stelsel van sancties tegen de lidstaten die niet voldoen aan de criteria van het stabiliteitspact.
Het werk moet echter nog worden verdiept en dit in de zin van meer communautaire methode en minder intergouvernementele. Ik verwelkom het door de Commissie in dit opzicht verrichte werk. Tegen de Raad wil ik zeggen dat hij niet mag vergeten dat dit Parlement voortaan medewetgever is en een flinke vinger in de pap zal hebben bij de vaststelling van de komende hervormingen. Hoe nauwer het Parlement van meet af aan bij dit proces zal worden betrokken, des te groter de kans op een bevredigend en snel eindresultaat. Ik hoop dat president Van Rompuy deze boodschap zal horen.
Dames en heren, Europa moet zijn stem laten horen in het debat over de relatieve waarde van de valuta's en de Europese Raad moet, volgende week, ons standpunt in deze kwestie bepalen vóór de G20-top te Seoul. Europa, met zijn met name Amerikaanse partners, moet de opkomende landen op hun verantwoordelijkheden wijzen. Monetaire dumping en de sociale gevolgen ervan kunnen niet langer worden geaccepteerd.
Tijdens de top van Seoul zullen drie belangrijke onderwerpen worden besproken: natuurlijk de hervorming van het internationaal monetair stelsel, maar ook de stabiliteit van met name voedings- en energiegrondstoffen en het wereldbestuur. Over elk van deze onderwerpen heeft Europa een boodschap, die echter alleen geloofwaardig zal zijn als wij doeltreffende interne, communautaire instrumenten creëren voor het bestuur en beheer van onze overheidsfinanciën.
Dames en heren, wij kunnen alleen invloed hebben op het wereldbestuur en een rol van betekenis spelen op het internationale toneel als we overgaan tot deze vaak impopulaire sanering van onze financiën en vasthouden aan onze prioriteiten: de bestrijding van de klimaatverandering en het ontwikkelingsbeleid.
(Applaus)
Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om een zin te citeren uit de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders in het kader van de G20-top in Pittsburg op 24-25 september 2009, dus zeg maar een jaar geleden. Daar hebben de regeringsleiders de volgende toezegging gedaan: "Wij willen een kader creëren dat het beleid en onze wijze van samenwerking beschrijft met het oog op het realiseren van een sterke, duurzame en evenwichtige groei, die wij nodig hebben om een duurzame herstel tot stand te brengen, waardoor de goede banen worden geschapen die onze volkeren nodig hebben." Geweldig! Ik neem aan dat er dit jaar tijdens de volgende top weer een dergelijke toezegging wordt gedaan en bij andere topontmoetingen ook. Daarom zou ik graag willen weten wat er in de tussentijd is gebeurd om die sterke, duurzame en evenwichtige groei te creëren die onze volkeren nodig hebben. Inhoudelijk klopt het. Wat er echter gecreëerd wordt, is een filosofie op Europees niveau – in de Europese Raad – met de strekking dat eenzijdige inkrimpingen van de overheidsmiddelen door bezuinigingen op de begroting het wondermiddel zijn voor de stabilisering op ons continent, terwijl die Raad eigenlijk zou moeten beseffen dat investeringen die de groei stimuleren de basisvoorwaarde vormen om meer werkgelegenheid te creëren. Zo kan door meer economische groei tegelijkertijd de inkomstenkant van de landen worden verbeterd, inkomsten die die landen hard nodig hebben om hun begroting duurzaam te consolideren en hun overheidstaken uit te kunnen voeren. Wij maken in Europa op dit moment het volgende mee: vanwege een bijna geheel zwart-witte, dualistische benadering op grond waarvan alle uitgaven slecht en alle bezuinigingen goed zijn, zitten wij in een situatie waarin in de landen die het hardst door de crisis zijn getroffen – Ierland en Griekenland – sprake is van een recessie of van stagnatie. Als gekeken wordt naar de doelstelling die ik hierboven heb geciteerd, wordt met de maatregelen die in de praktijk worden genomen, precies het tegenovergestelde bereikt. Dat is een dramatische ontwikkeling! De situatie wordt nog dramatischer als degenen die aan de oorsprong van deze crisis hebben gestaan, de veroorzakers van de crisis – en daarmee doel ik op het financieel beheer, op de bandeloze speculatiesector – niet ter verantwoording worden geroepen door hen een bijdrage te laten leveren aan de nationale inkomsten, bijvoorbeeld door een belastingheffing op financiële transacties. Een dergelijke belasting wordt weliswaar op Europees niveau gepropageerd, maar wordt tezelfdertijd meteen in de ijskast gezet met het predicaat: "Dit krijgen wij er bij de G20 nooit doorheen". Natuurlijk krijgen we dat er bij de G20 niet doorheen, als we het nog niets eens eerst op Europees niveau proberen!
Deze onrechtvaardigheid is extra dramatisch aangezien de passiviteit van de staatshoofden en regeringsleiders – het feit dat ze ons in de verkeerde richting van sociale onevenwichtigheid leiden – alleen maar wordt versterkt. De mensen die hiertegen de straat op gaan, hebben gelijk. Die sociale onevenwichtigheid in Europa wordt immers niet bestreden, maar door een verkeerd beleid juist vergroot. Het is de taak van dit Parlement om dat aan de kaak te stellen en ombuigingsstrategieën te ontwikkelen. Daarom houden wij vast aan die belasting op financiële transacties. Wij zullen bij het verslag van mevrouw Berès en bij dat van mevrouw Podimata zien of dit Parlement bereid is om het volgende duidelijk te maken: "Wij weten dat het moeilijk is, maar wij houden eraan vast dat de Europese Unie er een begin mee maakt om de financiële sector op trasnationaal niveau fiscaal te belasten als dat op nationaal niveau niet mogelijk is".
Daarnaast is er nog een andere zorgwekkende ontwikkeling. Door wat er in Deauville tussen de heer Sarkozy en mevrouw Merkel heeft plaatsgevonden, is de institutionele structuur van de Europese Unie op de kop gezet. Ik vraag mij af wanneer de heer Van Rompuy daaruit zijn consequenties trekt. Hij heeft immers de opdracht gekregen om met zijn taakgroep de benodigde hervormingen te inventariseren – en in wezen zou dat úw taak geweest moeten zijn, het was eigenlijk onbeschoft om de heer Van Rompuy daarmee op te zadelen. Het toppunt van dit alles is echter dat die arme man in het geheim zijn werk uitvoert en voordat hij überhaupt iets kan overleggen, zegt ons danspaartje in Deauville: "Het hoeft niet meer hoor. Dat hebben wij allemaal al besloten". Wat Nicola en Angela – die zelfbenoemde Frans-Duitse raad van bestuur – hebben gedaan, is een aanslag op de instellingen van de Europese Unie.
(Applaus)
Als ik Herman van Rompuy was, zou ik hen de rommel voor de voeten gooien. Je kunt niet altijd slechts als deurmat dienen en je voor dergelijk misbruik lenen! Eén ding moet ik echter nogmaals benadrukken: indien de mijnheer en mevrouw in Deauville ook eens naar de andere kant van het Kanaal hadden gekeken, dan zouden ze de witte kliffen van de Britse kust hebben gezien. En op dat eiland is voor hun wijzigingen van het verdrag een referendum nodig, tenminste, als we de heer Cameron mogen geloven. Is er ook maar iemand die echt denkt dat de heer Cameron de wijziging zo maar zal accepteren, zonder dat hij extra rem in het verdrag zal verlangen om de invloed van de Europese wetgeving af te zwakken? Volgens mij is de doos van Pandora daarmee geopend. Ik hoop dat ons danspaartje niet alsnog over de eigen voeten struikelt.
Daarom nogmaals: Europa wordt in de verkeerde richting geleid, zowel institutioneel als inhoudelijk.
Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag verder willen gaan waar de heer Schulz is opgehouden. Misschien kunnen we nu om een conventie vragen als ze het Verdrag willen wijzigen. Wat we normaal gesproken moeten doen, is om een conventie vragen. Dat is het eerste wat we moeten doen, maar zo ver is het nog niet, denk ik. Wat we nu moeten doen, is snel overeenstemming bereiken in de Europese Raad over economisch bestuur en de versterking van het stabiliteitspact.
Er is nu bijna een jaar verstreken sinds het begin van de Griekse schuldencrisis. Die begon in december 2009 en het wordt nu tijd dat we tot een conclusie, een overeenkomst komen. Er liggen op dit moment drie voorstellen op tafel. Laten we daar duidelijk over zijn. We hebben het voorstel van de Commissie en het voorstel van de taakgroep ontvangen en gisteren het voorstel in het kader van wat we "de deal van Deauville" noemen. Dat is het derde voorstel dat er ligt. En ik denk dat het goed is als dit Parlement de verschillen tussen deze drie voorstellen analyseert om te bepalen of ze geschikt zijn.
De Commissie heeft naar mijn mening een paar weken geleden goede, doortastende en samenhangende voorstellen ingediend. De voorstellen van de taakgroep verschillen daarvan in de zin dat deze groep voorstelt dat de Raad moet handelen op basis van aanbevelingen en niet op basis van voorstellen van de Commissie. Dat is een groot verschil, want aanbevelingen kunnen worden gewijzigd en voorstellen van de Commissie niet. Daarnaast duurt de analyseprocedure in het voorstel van de taakgroep langer, waarin het ook verschilt van het voorstel van de Commissie.
Het moet echter gezegd worden dat het voorstel van de taakgroep het semiautomatische karakter van de sancties handhaaft en vasthoudt aan de regel van de omgekeerde meerderheid die de Commissie heeft voorgesteld.
Sinds gisteren hebben we een derde voorstel, "de deal van Deauville". Ik moet zeggen dat afspraken tussen Frankrijk en Duitsland vaak gunstig zijn voor het werk van de Raad, maar in dit geval is dat niet zo. Dat komt doordat het Frans-Duitse voorstel van Deauville uitgaat van het behouden van het ouderwetse stemmen met gekwalificeerde meerderheid in de Raad, wat inhoudt dat er geen meerderheid moet worden gevonden om automatische sancties van de Commissie tegen te houden, maar dat zo'n meerderheid vereist is voordat de door de Commissie voorgestelde sancties in gang kunnen worden gezet. Ik denk dat dat een enorm verschil is, want het semiautomatische karakter van sancties in het voorstel van de Commissie ontbreekt in het voorstel van Deauville.
Ik weet niet of u Deauville kent, maar behalve het strand en een paar mooie hotels is daar ook een casino. Misschien moeten we daarom niet spreken van de deal van Deauville, maar van het Frans-Duitse casinocompromis, want een casinocompromis, dat is het. Op grond van dit voorstel mogen de lidstaten gaan spelen met de euro en de eurozone.
Wie genoeg steun heeft in de Raad, kan zijn gang gaan en precies doen wat Griekenland heeft gedaan. Hebt u genoeg steun in de Raad, ga dan maar uw gang. Faites vos jeux! Doe wat u wilt.
Het eerste deel van de deal van Deauville zwakt niet alleen het voorstel van de taakgroep, maar vooral ook het pakket van de Commissie af. Dat vind ik volkomen onbegrijpelijk, vooral van Duitsland. Tien maanden hebben ze gevraagd om krachtigere sancties en gisteren hebben ze precies het tegenovergestelde gedaan. Dit is een afzwakking van de krachtige voorstellen van de Commissie. En dat gebeurt precies op het moment dat de heer Trichet, de president van de Europese Centrale Bank, vraagt om krachtigere oplossingen, krachtigere voorstellen, zelfs krachtiger dan de oorspronkelijke voorstellen van de Commissie.
Mijn conclusie is dat dit Parlement maar één missie heeft: de deal van Deauville of het casinocompromis terugdraaien. Laten we vasthouden aan de goede voorstellen van de Commissie en onze noodzakelijke wetgevende taak uitvoeren.
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, dames en heren, de heer Verhofstadt heeft zich vandaag uitgesloofd! Wat hij te zeggen had, was echter wel belangrijk, net als de toespraak van de heer Schulz overigens. Nu mijn eigen overpeinzingen.
Kent u allemaal de film "Jules et Jim"? De vrouw is mevrouw Merkel. We weten wie Jules is, namelijk de heer Sarkozy. Het probleem is: wie is Jim? De heer Cameron of de heer Barroso? Dat is het dilemma voor de Commissie.
Ik denk dat het Parlement en de Commissie nu een openhartig gesprek met elkaar moeten hebben, omdat het beleid van de Raad – hierin heeft de heer Verhofstadt gelijk – en dat van zijn Frans-Duitse 'raad van bestuur' momenteel anti-EU is. Dit beleid geeft niet de essentie weer van de Europese Unie en onze rol bestaat er nu in, over onze tegenstellingen heen – hierin heeft de heer Daul gelijk – de Europese Unie en communautaire methode te redden. Daarom moeten zowel de Commissie, het Parlement als wijzelf begrijpen dat er bij dit spel geen winnaars zullen zijn, tenzij wij kunnen komen tot een gezamenlijke aanpak tussen Commissie en Parlement, Parlement en Commissie.
Mijnheer Barroso, ik geloof u wanneer u zegt een belasting op financiële transacties of financiële activiteiten te willen. Dat is niet het probleem; de vraag is hoe deze daadwerkelijk te realiseren. "Ik wil" zeggen is niet genoeg – dat zegt mijn zoontje van vier. Het gaat erom te bedenken hoe we ons doel kunnen bereiken en ik denk dat de Commissie niet om de zoveelste studie moet vragen, zoals de Raad Milieu gisteren deed om na te gaan of de klimaatverslechtering echt zodanig is dat de CO2-reductie van de Europese Unie moet worden vergroot, hoewel het volstrekt absurd is om te vragen om een nieuwe studie. Nee. Wat zou een omvangrijke studie naar financiële transacties Europa opleveren en wat zou een belasting op deze transacties opleveren? Een belasting van 0,01 procent op financiële transacties komt overeen met 80 miljard euro. Als er 30 miljard euro wordt gereserveerd voor een reductie op de nationale bijdragen en dus een reductie op de nationale begrotingen, is er 50 miljard extra voor de EU-begroting. 120 miljard euro min 30 miljard is 90 miljard, plus 50 miljard wordt 140 miljard. Het na het Verdrag van Lissabon noodzakelijk Europees beleid kunnen we dus uitvoeren en zowel de lidstaten als Europa winnen erbij. Dit betekent echter wel dat wij een Europese visie moeten hebben.
Ten tweede, mijnheer Barroso, wat de tekorten betreft: er zijn tekorten en er zijn tekorten. Het is als bij cholesterol: er is goede en slechte. Een tekort door investeringen, dat dus perspectieven opent voor een land of Europa, is niet slecht. We verliezen erop als we blijven investeren in improductieve industrieën uit het verleden – ik doel hierbij op de kolenindustrie – waarbij iedere investering geldverspilling is, omdat deze nergens toe dient. We winnen erbij als we investeren in de energie en productie van de toekomst.
We moeten derhalve – en ik vraag dit ook aan de liberalen – niet simpelweg praten over "stabiliteit, stabiliteit", maar ook onderscheid maken tussen hetgeen we moeten doen en dat wat we niet meer moeten doen; het niet eenvoudigweg hebben over een "tekort", maar zeggen "dit is productief" of "dit is niet productief." Als wij het eens zijn, als we erin slagen het eens te worden – wat moeilijk zal zijn –, zullen we ons kunnen verzetten tegen de voortdurende manipulaties van de Raad.
Het probleem is op dit moment dat veel regeringen het aspect van het Europees beleid willen reduceren, terwijl onze rol er juist in bestaat dit aspect te beschermen en te vergroten, omdat we er anders niet uit zullen komen.
Ziet u, mijnheer Barroso, wij hebben een gezamenlijk belang, maar we moeten doorzetten. U moet niet het Parlement onder druk zetten, maar de Europese Raad.
De Voorzitter. - Zoals u begrijpt ben ik qua tijd heel flexibel geweest, deels omdat alle toespraken niet alleen zeer aangenaam, maar ook bijzonder krachtig waren – het IMF, casino's en cholesterol – prima brandstof allemaal voor deze discussie.
Michał Tomasz Kamiński, namens de ECR-Fractie. – (PL) Tijdens dit debat vertelt iedereen vandaag allerlei anekdotes, waardoor mij ook een historische associatie te binnen schoot. Achttien jaar van mijn leven heb ik doorgebracht in een land van het reële socialisme. Het ene partijcongres na het andere stelde de ene na de andere economische doelstelling vast en de burgers van mijn land – in andere landen van het reële socialisme was het niet anders – kregen van partijcongressen te horen dat het beter zou worden en op welke manier het beter zou worden. Sterker nog, in mijn land bestond destijds een ministerie van Binnenlandse Handel terwijl er helemaal geen binnenlandse handel was.
Als ik naar sommige toespraken van vandaag luister, krijg ik de indruk dat het voorstel van de Europese Commissie erop gericht is om economie weer voorrang te geven boven de politiek. De politiek die alle rationele economische handelingen onmogelijk maakt, omdat politici op nationaal niveau en – zo wordt gezegd – uit populistische overwegingen het liefst met een beschuldigende vinger naar Europa wijzen. Ze roepen om bezuinigingen op Europa en zijn van mening dat Europa geen oplossing is. Daarmee pleiten zij zichzelf in de ogen van hun kiezers in zekere zin vrij van verantwoordelijkheid. We bereiken niets zonder de invoering van een instrument waardoor landen weten dat zij bij het voeren van een irrationeel economisch beleid getroffen zullen worden door harde consequenties. We hebben echter ook behoefte aan solidariteit. Ik zie in het Frans-Duitse voorstel het reële gevaar dat straks de sterkste landen meer speelruimte krijgen en Griekenland bepaalde grenzen niet mag overschrijden. Griekenland moet snijden in de uitgaven, maar als de sterkere landen aan de beurt zijn, hebben die mazzel en horen we opeens dat zij deze regels om politieke redenen mogen breken. Ik zou het als volgt willen zeggen: we hebben Europese solidariteit nodig, dus daarom hebben we Europese solidariteit nodig.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog opmerken dat ik weet dat u waakt over deze Europese solidariteit. Het recente besluit van de Europese Commissie over het gascontract tussen Polen en Rusland – waarvoor ik u wil bedanken – is een uitstekend voorbeeld dat het gemeenschappelijke aspect werkt en dat het ook werkt in het belang van landen als Polen. Mijnheer de Voorzitter, ik wens nogmaals te benadrukken dat we de realiteit niet kunnen wegtoveren. Als wij het zover laten komen dat politieke maatregelen, in combinatie met het populisme dat momenteel op verschillende plaatsen in Europa de kop opsteekt, gaan domineren over het economische denken, dan komt er van uw ambitieuze plannen voor versterking van de interne markt – wat ik een bijzonder goed idee vind (zin niet afgemaakt). Wij als leden van het Europees Parlement weten als geen ander dat de gemeenschappelijke markt nog heel ver weg is, zeker als we onze maandelijkse mobiele telefoonrekening met roamingkosten openmaken. Als we op een gemeenschappelijke Europese markt nog steeds roamingkosten moeten betalen, dan is economische integratie nog ver weg.
Patrick Le Hyaric, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, mijnheer Barroso, als ik het goed begrijp, mijnheer Barroso, gaan wij uit van een volstrekt tegengestelde analyse aangezien u hebt gezegd dat we de crisis achter de rug hebben, terwijl zij volgens onze fractie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, juist verergert. Om deze crisis het hoofd te bieden, predikt u bezuinigingen met het stabiliteitspact en nu de aanscherping van de sancties. Ik denk dat het tegenovergestelde moet gebeuren door middel van een betere bezoldiging, nieuwe, 'arbeidsvriendelijke' belastingwetten, een belasting op financiële transacties, betere sociale bescherming, bescherming van de openbare diensten en een omvangrijk werkgelegenheidsbeleid.
Helaas vrees ik dat uw strategie de Europese Unie in grote problemen zou kunnen brengen. Hoort u niet hoe de bevolkingen in de hele Europese Unie protesteren? Gisteren zijn voor de zesde dag op rij in Frankrijk miljoenen mensen de straat opgegaan, gesteund door zeventig procent van de bevolking. Ziet u niet welk gevaar ons op dit moment bedreigt? Het Europese idee, dat is gebaseerd op mededinging, op volledige vrijhandel, spat uiteen tegen de muur van het geld in de economische oorlogen en nu ook de monetaire oorlog. Waarom geen studie verrichten naar een nieuw systeem, een menselijk en sociaal ontwikkelingsfonds in plaats van het stabiliteitspact en in samenhang met de Europese Centrale Bank die, via geldschepping, de staatsschulden, de nationale banken moet kunnen herfinancieren op basis van voor sociale criteria gunstige rentepercentages?
Ik ben van mening dat de Europese Unie ook het initiatief moet nemen tot vorming van een nieuwe monetaire wereldorde, waarbij zij om te beginnen steunt op het Chinese voorstel van een internationale gemeenschappelijke munt voor de handel, zoals Thailand en Brazilië deze kennen. Waarom stelt Europa geen belasting in op valuta's, om te beginnen ter vermindering van de monetaire spanningen?
Voorzitter van de Commissie en vertegenwoordigers van de Raad, ik denk dat het tijd is om nieuwe initiatieven te ontplooien en te luisteren naar de burgers.
Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter. Nou, voorzitter Barroso, u laat zeker uw spierballen zien, met behulp van de macht die u hebt gekregen door het Verdrag van Lissabon, dat u met onrechtmatige middelen heb doorgedrukt. U doet nu alles wat u kunt op het wereldtoneel en binnen de EU om alle attributen van een staat te verzamelen.
Dat blijkt nergens duidelijker dan in uw recente voorstel voor rechtstreekse belastingen die de Europese instellingen de mensen van dit continent zouden moeten opleggen.
Vroeger was er natuurlijk een zeer succesvolle onafhankelijkheidsbeweging die zich bediende van de leus 'no taxation without representation' en een vertegenwoordiger bent u zeker niet. Wij hebben u niet gekozen en wij kunnen u niet uit uw functie zetten, dus ik denk dat u met deze rechtstreekse belasting een fout hebt gemaakt.
En wat een dure club wordt het. Nog maar twee jaar geleden was de nettobijdrage van Groot-Brittannië 3 miljard pond per jaar. Dit jaar is hij 6 miljard pond. Volgend jaar wordt de bijdrage 8 miljard pond. Het jaar daarna zal hij 10 miljard pond bedragen en nu horen we dat u de Britse korting wilt stopzetten. U wilt af van de Britse korting, wat betekent dat in 2013 onze bijdrage 13 miljard pond zal bedragen. Dat is een verviervoudiging in een periode van zes jaar.
De belastingbetalers van Groot-Brittannië die dit allemaal beseffen en uw rechtstreekse belasting zien, zullen simpelweg tot de conclusie komen dat wij ons de Europese Unie niet kunnen veroorloven.
Maar ik zie een sprankje hoop: de deal van Deauville tussen Merkel en Sarkozy, datgene waar u vandaag allemaal zo bang voor bent. Ik hoop dat die er komt. Laten we een nieuw verdrag opstellen. U lijkt dit zelf bijna te steunen. Laten we een nieuw Europees verdrag opstellen en laten we hierover een referendum houden in een heleboel landen, in het bijzonder in Groot-Brittannië, dan zal het Britse volk tot de conclusie komen dat dit een heel slechte deal is voor Groot-Brittannië. Ze zullen stemmen voor het verlaten van de Europese Unie en beginnen met het ontrafelen ervan.
Dank u. Wij vertrekken met plezier.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Martin Schulz (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Farage, ik heb een vraag voor u. Wellicht wilt u zo vriendelijk zijn om die voor ons te beantwoorden. U maakt zich immers zo veel zorgen over de Britse belastingkas. Net als ik had u bij het begin van de verkiezingsperiode de mogelijkheid om een keuze te maken uit welke kas uw dagelijkse toelage betaald zou worden: uit de kas van het Verenigd Koninkrijk of uit die van de Europese Unie. Zou u dit Parlement willen meedelen of uw dagelijkse toelage uit de begroting van de EU komt of dat u de keuze heeft laten vallen op het nationale stelsel van het Verenigd Koninkrijk?
Nigel Farage (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we af moeten van dit idee van Europees geld. Voordat de rechtstreekse belasting er is, is er, zoals we nu spreken, niet zoiets als Europees geld: het is ons geld. Wij zijn een enorme nettobetaler voor deze Europese Unie en daar krijgen we geen enkel economisch voordeel voor terug! Het is ons geld!
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is niet mijn gewoonte om te interveniëren, maar ik wil een motie van orde indienen.
Dit is niet de eerste keer dat de heer Farage tegen mij zegt: "U bent niet gekozen." Ik ben zeker niet door u gekozen, maar ik ben gekozen door dit Parlement.
(Applaus)
Ik ben in een geheime stemming gekozen door dit Parlement en u maakt deel uit van dit Parlement. Het steeds herhalen dat ik en de Commissie niet kozen zijn, getuigt naar mijn mening van een gebrek aan respect voor de Commissie en voor het Parlement waarvan u deel uitmaakt.
(Applaus)
Francisco Sosa Wagner (NI). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, eens kijken of ik wat kalmte kan brengen in dit geanimeerde debat.
Het is betreurenswaardig dat naast de Europese Unie ook enkele afzonderlijke lidstaten lid zijn van de G20. Ondanks deze tegenstrijdigheid, die het imago van Europa in de wereld zeker en vast schade toebrengt, zou het goed zijn als we op dit wereldwijde forum ten minste een algemeen gemeenschappelijk standpunt zouden innemen.
En wat zou volgens mij dat gemeenschappelijk standpunt dan moeten zijn? Mijn bescheiden mening is als volgt: ten eerste kunnen we het niet maken om een alomvattende overeenkomst over de gevolgen van de crisis nog langer uit te stellen en alleen maar een financiële overeenkomst te sluiten. Ten tweede moet Europa de euro behouden als eenheidsmunt of − als u dat verkiest − als anker, om te beletten dat we in de woelige waters van de markt meegesleurd worden en de fouten van de 20e eeuw opnieuw begaan. Ten derde moet de euro een voorbode zijn voor al hetgeen Europa de wereld te bieden heeft op het vlak van democratische waarden en openbare vrijheden.
Kort gezegd: in een gemondialiseerde wereld, in dit wereldwijde spel, kun je niet winnen als je steeds de nationale kaart speelt.
Othmar Karas (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, dames en heren, uit dit debat blijkt in ieder geval één ding: de deal van Deauville belemmert ons bij het oplossen van de crisis, de deal van Deauville betekent een stap achteruit voor de Europese Unie en de deal van Deauville geeft aan dat ons danspaartje niets geleerd heeft van het ongepaste gedrag van Duitsland en Frankrijk in 2002 en 2005, toen zij een begin hebben gemaakt met het ondermijnen van het Stabiliteitspact. Integendeel, wij worden nu weer geconfronteerd met een voortzetting van dat ongepaste gedrag.
Wij willen de fouten uit het verleden rechtzetten, wij willen een Europees antwoord op het nationalisme en de veto's geven die bij de meeste Europese regelingen zijn ingebouwd. Dat hebben wij bij het toezicht op de financiële markten gedaan. Dat doen wij ook met het verslag over de maatregelen als antwoord op de crisis. Dat doen wij eveneens met het verslag-Feio en met onze dagelijkse wetgevingsactiviteiten. Daar moeten wij onze aandacht op richten en daarbij moeten wij ons niet langer laten storen, ook niet door dit debat. Wij moeten vooruit kijken. Wij moeten de juiste antwoorden zoeken. Het verslag van de vijf fracties spreekt duidelijke taal. Wij hebben de crisis nog niet onder controle. Het fiscale en monetaire beleid maakt structurele hervormingen niet overbodig. Wij zeggen heel duidelijk "ja" tegen het verminderen van de begrotingstekorten als voorwaarde voor een zekere toekomst. Dat verminderen van die tekorten kan echter niet met een grasmaaier worden gedaan. Dat moet via hervormingen, investeringen, bezuinigingen en veranderingen worden gerealiseerd. In dit verslag wordt duidelijk gemaakt dat wij als deel van de oplossing meer Europa willen. Laten wij werk maken van de volgende integratiefase: het creëren van een economische unie, het creëren van een sociale unie en het creëren van een defensie- en veiligheidsunie. En laten we ervoor zorgen dat de interne markt uitgroeit tot een thuismarkt voor alle burgers. Het antwoord is een gemeenschappelijk Europa – het initiatief van de Europese Unie. De taakgroep en de methode-Deauville hebben gefaald.
Stephen Hughes (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we hebben gehoord, heeft de taakgroep onder voorzitterschap van Herman van Rompuy nu zijn verslag afgeleverd. Het bevat voorstellen voor het oplossen van de crisis en voor begrotingsdiscipline, met andere woorden: slechts een deel van het plaatje.
Ik wil benadrukken dat dit alleen maar voorstellen zijn. Ik weet zeker dat de ministers van ECOFIN die de voortgang van de taakgroep hebben gedomineerd, graag zouden zien dat dit het eindpunt was, maar dat is het niet. Dit is het begin. We staan helemaal aan het begin van de wetgevingsprocedure. Ik hoop dat alle instellingen beseffen dat nu het werk van het Europees Parlement aan het wetgevingsvoorstel van de Commissie in een volledig democratische procedure met de Raad moet worden uitgevoerd.
Het doel van de taakgroep was naar eigen zeggen het bereiken van een doorbraak op het gebied van effectief economisch bestuur. Maar het voorstel van deze taakgroep is naar mijn mening eerder een stap terug als het gaat om welvaart en welzijn in Europa. Het stelt een versterking van instrumenten voor, maar alleen van instrumenten die gericht zijn op fiscale discipline. Dat is een probleem. Economische coördinatie is meer dan fiscale discipline en er zal geen economische unie worden bereikt zolang dat evenwicht niet voldoende wordt erkend. Het zal ongetwijfeld leiden tot een verstoord economisch beleid, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met andere belangrijke beleidsdoelen voor het voeren van macro-economisch beleid, en dan heb ik het over groei, investering en werkgelegenheid.
Voorzitter Barroso, we hebben geen nieuwe taakgroep nodig om met een evenwichtige set beleidsmaatregelen te komen. De Commissie moet haar initiatiefrecht gebruiken om de voorstellen in te dienen die groei, investeringen en werkgelegenheid zullen bevorderen.
Als het gaat om de voorstellen die nu op tafel liggen, denk ik dat het Parlement de komende maanden een enorme verantwoordelijkheid heeft. We moeten een aantal wijzigingen aanbrengen in de geest van het verslag van de heer Feio waarover vandaag wordt gestemd. Ik denk dat er drie belangrijke wijzigingen nodig zijn: de procedure voor te grote saldi moet zo breed zijn dat ook de arbeidsmarkten, waaronder de werkloosheidscijfers, eronder vallen, en daarom moet de Raad werkgelegenheid er waar relevant in worden opgenomen; bij de kwalitatieve beoordeling van de hoogte van staatsschulden en ontwikkelingen in het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact zou ook volledige aandacht moeten worden besteed aan de hoogte en ontwikkeling van de overheidsinvesteringen; en de koppeling met 2020 in alle delen van het nieuwe systeem moet expliciet zijn en zo volledig mogelijk worden uitgevoerd.
Met betrekking tot bestuur wil ik in dit vroege stadium slechts twee punten noemen. De Raad moet het systeem begeleiden en te allen tijde de maximale politieke verantwoordelijkheid nemen en tevens zorg dragen voor voldoende betrokkenheid van alle relevante Raadsformaties – niet alleen ECOFIN – als dat nodig is.
Tot slot moet het Europees Parlement volledig betrokken worden bij het hele proces om de hoogste mate van democratische legitimiteit te waarborgen. Kijk maar eens naar het voorstel voor het Europese semester om te zien hoezeer de rol van het Parlement ontbreekt in dit alles. Sommigen van ons in de verschillende fracties werken aan versterking van de voorstellen voor parlementaire betrokkenheid. Ik hoop dat die zullen worden geaccepteerd door de andere instellingen om dit proces de vereiste democratische legitimiteit te geven.
Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Het voorbije jaar is gebleken dat de EU in moeilijke omstandigheden belangrijke besluiten kan nemen. Helaas zijn de voorbije dagen een teleurstelling geweest. Op een ogenblik dat de EU duidelijke en strikte regels nodig heeft, aarzelen Frankrijk en Duitsland. Dat is zorgwekkend. Onze boodschap is: handen af van het voorstel van de heer Rehn!
Ik wil mevrouw Berès en mijn collega's in de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis onvoorwaardelijk bedanken. Zij hebben aangetoond dat we in het Europees Parlement de fractiegrenzen kunnen overstijgen en in het belang van Europa gemeenschappelijke oplossingen kunnen vinden. De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa heeft een amendement voorgesteld waarin staat dat de invoering van een belasting op financiële transacties alleen kan op voorwaarde dat dit mondiaal gebeurt. Het is belangrijk dat de invoering wereldwijd gebeurt.
We mogen niet toestaan dat nationalisme weer vaste voet krijgt in Europa. Welvaart wordt gecreëerd door een markteconomie met duidelijke grenzen en vrijhandel. We hebben een meer verenigd Europa, een opener Europa, een sterker Europa nodig – we hebben gewoonweg meer Europa nodig.
De voorgestelde sanctiemogelijkheden gelden in een eerste fase alleen voor de eurolanden. Wat dat betreft, zouden we een formulering willen die op alle 27 lidstaten van de EU slaat. Daarom zou ik een mondeling amendement willen indienen op het verslag van de heer Feio, waarvan ik hoop dat het Parlement het zal kunnen steunen. De rapporteur en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement hebben zich daartoe bereid verklaard. Ik lees de tekst in het Engels:
(EN) Alle 27 lidstaten dienen, waar mogelijk, alle voorstellen op het gebied van een economisch bestuur optimaal in praktijk te brengen, met de aantekening dat dit voor de lidstaten buiten de eurozone op vrijwillige basis zou moeten gebeuren.
(SV) Het is vandaag niet het ogenblik om een EU te creëren die de Unie dreigt te verscheuren.
Pascal Canfin (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Rehn, ik hoop echt dat u zult kijken naar het werk van het Europees Parlement met betrekking tot de onderwerpen die wij vandaag bespreken – het verslag-Berès en het verslag-Feio –, omdat wij nu natuurlijk medewetgever zijn inzake het economisch bestuur. Ik kan u meedelen dat wij – samen met ten minste vier politieke pro-Europese fracties in het Parlement – echt hebben gewerkt aan compromissen die ergens toe zullen leiden. Wij hebben net de discussie achter de rug waarin de problemen zijn geïnventariseerd.
Sommigen spreken over de begroting, anderen over belastingmaatregelen en weer anderen over bestuur. Het gaat er nu om dat de Commissie – en het is uw taak dit te doen; wij proberen het, maar u moet het ook doen – een algemeen pakket voorstelt: iets in de geest van het rapport-Monti en ook in de lijn van hetgeen de heer Barnier tracht te doen in het kader van de interne markt. Ik kijk uit naar een algemeen pakket van de heer Barroso, waarin moet worden aangegeven hoe we de economische crisis te boven kunnen komen. Het zou niet alleen over het macro-economisch bestuur moeten gaan, maar erop moeten neerkomen dat er na het lezen van drie of vier dossiers over macro-economie, belastingen en de begroting gezegd kan worden: "Hier is het pakket."
Ik weet zeker dat als u hiervoor zorgt, u een bijzonder grote meerderheid zult hebben in het Europees Parlement om dit initiatief te steunen. Als we het bijvoorbeeld alleen hebben over de kwestie van de overheidsfinanciën: de Commissie en haar diensten hebben twee of drie jaar geleden zelf gezegd dat Spanje het land was dat zich het beste hield aan het stabiliteits- en groeipact en dat de Spaanse overheidsfinanciën op orde waren. Het probleem is dat er destabiliserende invloeden waren van buitenaf en dat Spanje zich nu in een uiterst penibele situatie bevindt, net als Ierland. Het is duidelijk dat de crisis niet kan worden bezworen door ons alleen te focussen op de overheidsfinanciën.
De compromissen die wij hebben voorgesteld in de vandaag gepresenteerde verslagen, waarover morgen zal worden gestemd, houden juist rekening met de hele problematiek. Zij zijn een manier om te zeggen: "Ja, de begrotingsdiscipline moet inderdaad worden bevorderd." Natuurlijk moet dat. Opdat deze begrotingsdiscipline zich echter niet vertaalt in sociale afbraak, maar uitsluitend in het snijden in de overheidsuitgaven, moet er tegelijkertijd een Europees begrotingspakket beschikbaar zijn voor de financiering van investeringen en een fiscaal pakket dat de lidstaten in staat stelt een aantal belastingen te innen.
Mijn laatste vraag aan de heer Rehn, en met name aan de heer Barroso, is dus deze: bent u echt een voorstander van een geconsolideerde belastinggrondslag voor bedrijven? Heeft dit werkelijk uw steun? Dit project ligt namelijk al tien jaar in een la bij de Commissie, tien jaar lang hebt u er niets mee gedaan. Maakt u er nu echt eens werk van.
(Applaus)
Roberts Zīle (ECR). – (LV) Dank u, mijnheer de Voorzitter, mijnheer Barroso (die de zaal heeft verlaten).
Om te beginnen wil ik de rapporteur, mijn collega-schaduwrapporteurs en de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken, de heer Klintz, bedanken voor het compromis dat we uiteindelijk hebben weten te bereiken. Ik zal bij slechts twee onderdelen van het verslag stilstaan omdat ik daar niet tevreden over ben, en die punten hebben noch betrekking op Duitsland noch op Frankrijk. Ten eerste is de schuldenlast van huishoudens en bedrijven in veel nieuwe lidstaten sinds 2004 maar liefst vertienvoudigd als gevolg van agressieve grensoverschrijdende investeringen. Bovendien kwamen bij het overgrote deel van deze leningen alle wisselkoersrisico's als gevolg van de voorwaarden bij de lener te liggen. Dit betekent op zijn beurt weer dat de regeringen van deze landen in hun macro-economisch beleid afgezien van besparingen op de overheidsuitgaven en belastingverhogingen weinig bewegingsruimte hebben. Tegelijkertijd is het de eerst de zorg van huishoudens om leningen af te lossen in eurotermen. Helaas wordt daar in het verslag nauwelijks bij stilgestaan.
Mijn tweede punt, dat gekoppeld is aan het eerste, betreft het volgende: stel je zo'n nieuwe lidstaat voor van wie het bbp is gedaald tot een niveau van voor de toetreding, tot een niveau van voor 2004, maar dan met een tienmaal zo hoge particuliere schuldenlast en een vijfmaal zo hoge overheidsschuld. Zo'n lidstaat kan uit dit verslag opmaken dat zelfs cohesiebeleid kan worden aangepast, en wel op zo'n manier dat het voornaamste criterium niet langer wordt gevormd door het bbp per hoofd van de bevolking, maar door crisisbeheer op een specifiek terrein, wat bijzonder ingrijpende politieke gevolgen kan hebben. Dank u.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de verklaringen van Duitsland en Frankrijk in de zogenaamde overeenkomst van Deauville zijn onaanvaardbaar, en maken duidelijk wie het voor het zeggen heeft bij het verdedigen van economische en financiële belangengroepen, en wat voor mensen dat zijn. Die verklaringen tonen ook aan hoe ongeduldig, arrogant en agressief ze zijn ten opzichte van de reacties van de werknemers en de burgers die het slachtoffer zijn van hun neoliberale en antisociale beleid – ik denk daarbij aan het stabiliteits- en groeipact en aan het mededingingsbeleid – in Griekenland, Frankrijk en Spanje, maar ook in Portugal, waar voor 24 november al een algemene staking gepland is.
Het is de hoogste tijd dat degenen die het in de Europese Unie voor het zeggen hebben, toegeven dat deze neoliberale beleidsvormen mislukt zijn: de werkloosheid stijgt, de sociale ongelijkheden en de armoede nemen toe, en dat leidt tot een recessie in de economisch zwakkere landen, waar de van boven opgelegde regels van de EU een heuse sociale ramp zouden kunnen veroorzaken.
Helaas wordt dit niet toegegeven. Alle voorstellen om de belastingoasen af te schaffen, een heffing te innen op financiële transacties en een einde te maken aan speculatieve financiële producten hebben schipbreuk geleden.
Daarom protesteren wij hier: wij willen een stem geven aan de miljoenen mensen die door armoede worden bedreigd, aan de werklozen, aan de ouderen met miserabele pensioenen, aan de jongeren die werkloos zijn, en aan de kinderen die het risico lopen in armoede terecht te komen en wie men geen waardige toekomst gunt.
Het is de hoogste tijd dat we een einde maken aan deze beleidsvormen, zodat we een werkelijk sociaal Europa kunnen opbouwen, een Europa van vooruitgang en ontwikkeling.
Juozas Imbrasas (EFD). – (LT) Ik wil enkele woorden wijden aan het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis. Deze commissie heeft geweldig werk afgeleverd en is met goede aanbevelingen en voorstellen gekomen. Natuurlijk zou idealiter voor al die aanbevelingen en voorstellen ruimte moeten zijn in de documenten die de Commissie aan het opstellen is. Het is essentieel dat de Commissie de meest fundamentele en belangrijke kwesties niet vergeet. Een daarvan is de instelling van een regelgevings- en toezichtsysteem dat geen enkele financiële markt, geen enkel financieel instrument en geen enkele financiële instelling buiten beschouwing laat. De Commissie moet haar maatregelen richten op de creatie van nieuwe banen en deze maatregelen koppelen aan maatregelen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Alle inspanningen op dat gebied moeten zich in de eerste plaats op werkgelegenheid voor jongeren richten. Dringende infrastructurele besluiten over hernieuwbare energiebronnen, groene stroom, energie-efficiëntie in de vervoer- en de bouwsector en een Europees energienetwerk zijn nodig om uit de crisis te komen. Het zou goed zijn als de Commissie precies een jaar na deze vergadering hier in dit Parlement zou kunnen zeggen: "De bepalingen in de resolutie die u hebt ingediend zijn in praktische maatregelen vertaald; we hebben deze specifieke voorstellen van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis aangenomen en ze hebben al een reële impact gehad".
Krisztina Morvai (NI). – (HU) Net als in het vorige grote debat deze week hier in het Europees Parlement, het debat over armoede, constateren ook nu de politici van de Europese Unie weer met verbazing en spijt dat de situatie van de Europeanen niet verbetert maar steeds verder verslechtert. Armoede, ellende, werkloosheid en dakloosheid nemen nog altijd toe. En ze verbazen zich hierover alsof dit op zijn minst het gevolg zou zijn van betreurenswaardige natuurrampen, tsunami's of iets anders. Nee, dit is het gevolg van de beslissingen van Europese politici. De toename van ellende en armoede komt rechtstreeks voort uit het neoliberale beleid dat u –uitzonderingen daargelaten – hebt gevoerd, en deze tendens zal zich voortzetten. Ellende en armoede zullen alleen maar verder toenemen als er geen ander waardesysteem wordt gekozen.
Deze twee verslagen kunnen worden vergeleken met een commissie van doktoren die vaststelt dat de therapie die tot dan toe bij de patiënt werd toegepast, schadelijk was voor de patiënt en zijn toestand heeft verslechterd, maar die desondanks na de diagnose voorschrijft dat de therapie moet worden voortgezet, maar dan onder enigszins strengere controle en door de patiënt te straffen als hij, laten we zeggen, zijn medicijnen niet slikt. De Europese Unie heeft tot nu toe bewust voor een waardesysteem gekozen waarin zij altijd beslissingen nastreeft die goed zijn vanuit het oogpunt van multinationals en banken, en nooit vanuit het oogpunt van de mensen en de gemeenschap. Ze heeft altijd nagestreefd wat goed is vanuit het oogpunt van onbeteugelde mededinging die niet wordt ingeperkt door aspecten van rechtvaardigheid en moraliteit, en nooit wat goed is vanuit het oogpunt van sociale rechtvaardigheid en solidariteit. Hier moet verandering in komen en van nu af aan moeten er goede beslissingen worden genomen.
Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, er zijn positieve signalen, maar nog steeds bestaat het risico dat de crisis verergert. Het bankenstelsel is nog steeds niet stabiel en voor een aantal lidstaten dreigen de overheidstekorten uit de hand te lopen als niet wordt ingegrepen. Daarom hebben we snel een economische unie nodig.
Voorzitter, de uitkomsten van de taakgroep blijven te vaag, maar tegen commissaris Rehn wil ik als rapporteur van dit Parlement voor het stabiliteits- en groeipact graag zeggen: we kunnen snel werken. Dat zeg ik ook tegen de Raad. We kunnen snel werken, maar dan wel op basis van de voorstellen van de Commissie. Is de Raad bereid om dat te accepteren?
Ook wil ik waarschuwen tegen een Verdragswijziging, waar nu om gevraagd is. Want dat kan al gauw een afleidingsmanoeuvre zijn om noodzakelijke maatregelen op de lange baan te schuiven. We moeten nu alles doen wat mogelijk is binnen het Verdrag van Lissabon. Dit Parlement heeft nu een nieuwe medewetgevende rol in het stabiliteits- en groeipact. Dit Parlement zal die rol voluit spelen om een stevige economische unie tot stand te brengen, met een stevig stabiliteits- en groeipact.
Sergio Gaetano Cofferati (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de crisis heeft zware gevolgen gehad voor de samenlevingen van alle Europese landen. Als we naar de consequenties op het sociale vlak kijken komen we al snel tot de conclusie dat het ergste nog moet komen – een conclusie die trouwens een groot deel van het werk van de Commissie heeft gestuurd. De werkloosheid is gedoemd te stijgen en de zwakke signalen van herstel die we in enkele landen zien, zijn niet voldoende om de schepping van nieuwe werkgelegenheid te kunnen garanderen. We moeten er dus rekening mee houden dat de meest acute problemen van de crisis, die in het financiële systeem is ontstaan en zich snel over de economische en sociale systemen heeft verspreid, zich op het sociale vlak zullen voordoen.
Daarom zullen wij ook diegenen die het hardst door deze crisis zijn getroffen, in staat moeten stellen zichzelf te verdedigen. We zullen de mogelijkheid van een kaderrichtlijn aangaande het minimumloon in alle Europese landen bespreken. Dit acht ik van groot belang: aan de ene kant voor de bestrijding van armoede, en aan de andere kant voor het helpen van degenen die de komende weken en maanden geraakt zullen worden door de uiterst venijnige staart van deze crisis.
Maar een crisis bestrijdt men door middel van ontwikkelingsbeleid. Voor ontwikkeling zijn middelen nodig, alsmede gerichte investeringen en een duidelijke definitie van de prioriteiten waaraan een aanzienlijk deel van de beschikbare middelen besteed zal worden. De begroting van de Unie volstaat niet. Om die reden heeft de Commissie uitdrukkelijk gewezen op een behoefte aan extra middelen, te besteden aan investeringen in de infrastructuur en in de kwaliteit van de concurrentie en de arbeid. Deze aanpak leidt tot de creatie van euro-obligaties en de belasting op financiële transacties. Er zijn geen andere opties. En daarom zijn de door ons voorgedragen oplossingen – en ik hoop dat het Parlement ze in zijn formulering zal bevestigen – zowel belangrijk als vernieuwend.
Wolf Klinz (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, op het hoogtepunt van de financiële crisis hebben de G20-landen toegezegd dat zij een gemeenschappelijke aanpak zullen toepassen voor het stabiliseren van de financiële markten. Vandaag, twee jaar later, zijn wij nog steeds ver verwijderd van een mondiaal antwoord. De genomen maatregelen zijn veelal gebaseerd op nationale belangen en overwegingen. Het elan van het beginstadium is vervlogen en vaak heerst er al weer een instelling van business as usual. Mervyn King van de Bank of England heeft dit kernachtig samengevat toen hij het volgende opmerkte: "De noodzaak om in het algemeen belang te handelen heeft zich nog niet voorgedaan". In haar tussentijdse verslag geeft de bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis duidelijk aan dat wij ons op en cruciaal kruispunt bevinden. Wij hebben een verregaandere integratie nodig en een betere afstemming tussen ons economisch en begrotingsbeleid. Daarnaast hebben wij Europese infrastructuurprojecten nodig op het gebied van energie, vervoer en telecommunicatie. Bovendien hebben wij behoefte aan een goed functionerende interne en arbeidsmarkt en aan de noodzakelijke hulpmiddelen om onze ambitieuze groeidoelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie te kunnen verwezenlijken. Wij hebben ook innovatieve financieringsbronnen nodig om de mogelijkheden van de KMO's optimaal te kunnen benutten. Tot slot hebben wij een intensievere communautaire aanpak nodig en minder intergouvernementalisme. Stilstand betekent in dit geval achteruitgang en geen behoud van de status quo.
Uit de schuldencrisis in Europa blijkt duidelijk dat stabiliteit en vertrouwen onmogelijk zijn zonder discipline. De voorstellen van commissaris Olli Rehn en van de taakgroep van de heer Van Rompuy zijn bedoeld om een gedisciplineerde houding van de lidstaten te waarborgen. Helaas hebben de ministers van Financiën gisteren in Luxemburg op bevel van het Duits-Franse duo die voorstellen van de hand gewezen – een gemiste kans en een slechte dag voor onze burgers, die zich terecht voor de zoveelste keer weer eens door de politiek bedrogen voelen.
Kay Swinburne (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de gecombineerde onderwerpen van het debat van vanochtend hebben een sterk gemeenschappelijk thema, namelijk onze voortdurende reactie op de financiële crisis en het vinden van manieren om de risico's effectiever te beheersen, of het nu gaat om risicobeheersing van staatsschuld, van onze financiële markten en producten of van wereldwijde onevenwichtigheden. Of het nu gaat om het gedrag van onze banken of om dat van de ministeries van Financiën van onze lidstaten, we moeten zorgen voor een gemeenschappelijke hoge gedragsnorm, waarbij een overeengekomen set regels wordt nageleefd.
Sterkere financiële en fiscale discipline van zowel de particuliere als de openbare sector moet worden gehandhaafd. We moeten ervoor zorgen dat, in de zoektocht naar groeikansen door de EU, de financieringsmiddelen die worden gebruikt door de EU en de afzonderlijke lidstaten, van het hoogste kaliber en zo transparant mogelijk zijn. Het gebruik van innovatieve financiering vereist voorzichtigheid en de maatregelen van de EU om haar eigen begroting te verhogen moeten in aanmerking worden genomen, gezien alle risico's en de mogelijkheid van morele gevaren.
Het Europees Financieel Stabilisatiefonds is een groot buitenbalansvehikel dat gebaseerd is op kredietbeoordeling. De verhoging van de EU-begroting door de uitgifte van projectobligaties door de EIB moet intensief worden getoetst. Zoals we allemaal weten, brengen complexe financiële instrumenten en hefboomeffecten hun eigen risico's met zich mee. Gratis geld bestaat niet en een korte route ook niet.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links over het verslag Berès inzake de crisis en ik leg u uit waarom wij er niet voor zullen stemmen. Aangezien er rijkelijk naar het verleden is verwezen, wil ik u zeggen dat de huidige tekst in vergelijking met de oorspronkelijke tekst die de rapporteur had ingediend, op een oude papyrus lijkt, op een oud perkamenten handschrift, waar de oude tekst van af is gekrabd en dat opnieuw is beschreven, een zogenoemd palimpsest. Ten gevolge van het driftige "afkrabben" door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en Eurorechts van de oorspronkelijke, serieuze en oprechte poging van de rapporteur om de oorzaken van de crisis te inventariseren en gedurfde voorstellen te doen, kwam een tekst te voorschijn die niet meer van het Europees Parlement was, de enige democratische instelling van de Europese Unie, maar van de Commissie, een tekst die de oorzaken van de crisis verdoezelt en de politiek van de Europese Unie afhankelijk maakt van de initiatieven van Merkel, Sarkozy en de taakgroep.
We hebben voorstellen gedaan om de tekst te verbeteren. We hebben kritiek geuit op het stabiliteitspact en het functioneren van de Europese Centrale Bank. We hebben amendementen ingediend om te zien of allen die zelfs vandaag over een verkeerde weg van de Europese Unie spreken, hetzelfde bedoelen. Ons voorstel wordt ingegeven door de huidige acties in Frankrijk, door de acties van de werkenden in Duitsland, die moeten inleveren zodat Siemens smeergeld kan betalen, door de acties van de werkenden in Griekenland, die tegenwoordig als proefdieren worden behandeld. Welnu, een tekst die een dergelijke vorm heeft gekregen, kunnen wij niet accepteren.
Mario Borghezio (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, we hadden moeten luisteren naar de adviezen van Nobelprijswinnaar Maurice Allais, die een duidelijke scheiding wenste tussen zakenbanken, kredietbanken en speculatiebanken. Dit volgens het principe van de Glass-Steagall Act, waarover in dit verslag niet wordt gesproken.
Wat betreft het voorstel om de Europese belastingbetalers verder te belasten, zeg ik: "No tax in Europe!" Als dit voorstel van de Unie door zal gaan, kunt u ervan opaan dat ook hier Tea Party's zullen ontstaan: er zal een massaprotest plaatsvinden. De Europese burger is niet van plan te betalen voor een dienst die hem niet verleend wordt, en daar heeft hij volkomen gelijk in.
Het financieren van de banken gaat verder. Maar wat doen de banken in tijde van economische en financiële crisis? Ze kopen obligaties, ook die met die vreselijke derivaten, enz. Ze blijven ze kopen. En wat doet de ECB bij het zien van dit alles? De ECB – die onaantastbaar moest zijn – laat het toe. Het lijkt me duidelijk dat dit Europa van de bankiers is. Als zelfs de leiders van de vrijmetselarij dat hebben beweerd, zou ik niet weten waarom wij dat niet zouden mogen.
Wij zijn van mening dat er slechts één manier is om de speculaties effectief te bestrijden: het gelijktijdig uitvoeren van transacties en van betalingen daarvan, uitsluitend in contanten. Angela Merkel heeft ook de moed gehad dat te zeggen, en iedereen is over haar heen gevallen.
Sirpa Pietikäinen (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is nog maar twee jaar geleden dat de financiële crisis uitbrak en een half jaar na de kwestie Griekenland, en nu al zien we de bereidheid wegebben in onze natiestaten.
We hebben vandaag een duidelijke boodschap van het Europees Parlement in het verslag van mevrouw Berès en dat van de heer Feio. We hebben een actueler economisch en financieel beleid nodig. We hebben meer Europa nodig en een beter stabiliteits- en groeipact met versterkte mechanismen. Het meest recente besluit van de Raad ECOFIN is een klap in het gezicht van de Europese burgers. Dit is niet toereikend. We moeten de groeistrategie versterken, zodat die in dit milieu duurzaam en sociaal verantwoord is, en we hebben betere bestuursmechanismen voor EU 2020 nodig. We hebben meer en beter Europees economisch bestuur voor nationaal optreden nodig om deze lijn te ondersteunen, waaronder de belasting op financiële transacties, en ik verzoek de Commissie dan ook met klem deze zeer zorgvuldig te bekijken, ook in een Europese context. We hebben een beter en sterker verenigd Europa nodig dat op wereldwijd niveau met één stem spreekt. We hebben betere financiële regelgeving nodig en we hebben nog een lange weg te gaan.
Kortom, we hebben een initiatief van de Commissie nodig. De Commissie moet handelen in het belang van de Europese burgers, in plaats van een aantal taakgroepen.
Udo Bullmann (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, het had inderdaad een tijd van essentiële antwoorden kunnen worden, maar helaas ziet het daar niet naar uit. Hetgeen er thans met het oog op de zogeheten hervorming van het stabiliteits- en groeipact op tafel ligt, is immers geen essentieel antwoord, maar wederom de kleinste gemeenschappelijke deler – het weinige waarover men het wel eens kon worden. Mijn gelukwensen gaan in de richting van de Commissie. Zij zit in ieder geval nog aan tafel – de lidstaten hoeven het niet helemaal op eigen houtje te doen. Mijn gelukwensen gaan ook in de richting van de Raad. Het is gelukt; Frankrijk en Duitsland hebben overeenstemming bereikt. We weten niet of dat goed of slecht is, maar in ieder geval zitten zij niet langer in het moeras vast.
Maar wat betekent dit nu eigenlijk allemaal? Dat betekent dat wij volgend jaar, wanneer de groeicijfers weer gaan inzakken, naar de mensen toe moeten gaan om te zeggen dat wij geen antwoord hebben op de economische situatie. Waar is de paragraaf, het wetgevingskader waarin wordt voorgesteld op welke manier wij gezamenlijk de schuldencrisis te boven kunnen komen? Dat is de leemte die mijn fractie van belang vindt en dat is ook de discussie die wij in dit Parlement zullen voeren. Wij sluiten ons aan bij de collega's die een geëngageerde hervorming verlangen. Dat willen wij ook. Dan gaat het echter wel over de inhoud. Wanneer u niet bereid bent om op dit punt ook meer aandacht te besteden aan de inhoudelijke oriëntatie van het begrotingsbeleid, zien wij niet in waarom wij nog langer over de Europese 2020-strategie zouden moeten discussiëren. Als u ook inhoudelijk niet intensiever met ons discussieert, is die strategie nu al niet meer dan een papieren tijger en kan die vandaag meteen in de prullenbak worden gegooid.
Wij willen het verschil maken. Het maakt namelijk wel degelijk verschil of wij in een kreupele bureaucratie investeren of in de energiebronnen en arbeidsplaatsen van de toekomst. Op welke plaats in uw voorstellen wordt dit onderscheid gemaakt? Daar wachten wij op. Die discussie hebben wij nog tegoed. Dat zal voor ons doorslaggevend zijn.
Verder kunnen geen catalogus van indicatoren accepteren die op wetgeving is gebaseerd. Dit Parlement laat zich niet om de tuin leiden. Wij zullen voordat er wetgeving tot stand wordt gebracht, discussiëren over de vraag of werkloosheid en werkgelegenheid een belangrijk kenmerk van de begrotingsontwikkeling vormen of niet.
Ramon Tremosa i Balcells (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de huidige financiële crisis biedt de gelegenheid om duidelijke vooruitgang te boeken in het proces van Europese integratie. Ik wil me in mijn interventie concentreren op de instelling van een Europese gemeenschappelijke schatkist voor de landen in de eurozone. Dat zou een duidelijke verbetering van het institutionele raamwerk voor Europees economisch bestuur zijn.
Ik weet dat dit voor sommige landen een erg gevoelige kwestie is, maar we zullen het in de komende jaren moeten accepteren. De Europese schatkist zou de coördinatie van het door de lidstaten gevoerde stimuleringsbeleid verbeteren. De Europese schatkist zou ook euro-obligaties kunnen uitgeven om de aanleg van Europese infrastructuren te financieren. De EU heeft eigen middelen nodig in de context van de toekomstige krimpende begrotingen in de EU-lidstaten. Een Europese gemeenschappelijke schatkist die bepaalde belastingen op Europees niveau int, zou een vermindering van de nationale overdrachten aan de EU mogelijk maken.
Zonder echte autonomie in inkomsten is er ook geen echte autonomie in uitgaven. De instelling van een Europese gemeenschappelijke schatkist is een politiek besluit. Het knelpunt in deze discussie is het gebrek aan politieke wil of, preciezer gezegd, het gebrek aan politieke wil van Duitsland. In de jaren negentig had Duitsland de politieke visie om aan te dringen op invoering van de euro, ondanks de moeilijkheden van het herenigingsproces in dat land. Naar mijn mening zou Duitsland nu de leiding moeten nemen op weg naar een gemeenschappelijke Europese schatkist.
Ivo Strejček (ECR). - (CS) Als ik hier zo sinds vanmorgen naar dit debat luister, dan denk ik dat degenen die zeggen dat de Europese Unie op een belangrijk kruispunt in de geschiedenis staat, gelijk hebben. Aan de ene kant zijn er de voorstanders van de communautaire methode en aan de andere kant, eerlijk is eerlijk, is er hier in het Parlement een minderheid die vindt dat de Europese Unie verder moet werken op basis van het intergouvernementele beginsel. Dat komt ook naar voren uit het voorstel voor de invoering van uiteenlopende vormen van Europese belasting, ook al wordt dat innovatieve financiering genoemd. Er wordt hier regelmatig gepleit voor verdieping van de Europese Unie, oftewel overdracht van meer bevoegdheden aan de Europese Commissie ten koste van de lidstaten. Het spijt mij zeer dat hier niet ook maar één keer sinds vanmorgen een stem te horen was die zei dat de Europese Unie, respectievelijk de Europese Commissie, moet overgaan tot afslanking van haar programma's, vermindering van het aantal over het algemeen omstreden agentschappen en hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Jürgen Klute (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, bij het economisch bestuur zoals dat hier thans voorzien is, wordt een eenzijdige nadruk op het bezuinigings- en mededingingsbeleid gelegd. Mijn Spaanse collega heeft er zojuist ook al op gewezen dat het probleem dat Duitsland dermate op de export is gericht, niet in aanmerking wordt genomen. Het moge echter duidelijk zijn dat dit een van de wezenlijke problemen in de eurozone en in de Europese Unie is. Het Duitse mededingingsbeleid gaat ten koste van de binnenlandse vraag in de Bondsrepubliek en daar wordt helemaal geen aandacht aan besteed. Dat beleid gaat echter ook met name ten koste van de lonen. Het gaat om een strijd, om een gevecht over de lonen. En dat gevecht over die lonen legt een grote druk op de Europese buurlanden, op de Europese vakbonden en op de Europese werknemers. Er wordt noch door de Commissie noch in het verslag-Freio nader op dit probleem ingegaan. Bij een economisch bestuur dat deze naam ook echt verdient, zouden er op dit punt corrigerende maatregelen worden genomen in plaats van dat er stilzwijgend wordt toegekeken.
Jean-Paul Gauzès (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Chastel, commissaris, in 1968 schreven de vrienden van onze collega Cohn-Bendit op de muren in Parijs: "geen daden, maar woorden." Op dit moment vragen de burgers precies het tegenovergestelde: geen woorden, maar daden. Er wordt veel gepraat, maar onze medeburgers zien geen resultaten. De Europese Unie speelt te traag in op de uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.
Samen en in de geest van een verenigd Europa moeten wij vooruitgang boeken. In dit opzicht wil ik het hebben over de rol van ons Parlement. Ook op dit gebied moet er nog het een en ander worden gedaan opdat het medebeslissingsbeginsel wordt gerespecteerd. De voorzitter van de Commissie heeft het Parlement herhaaldelijk bedankt voor zijn steun, maar het Parlement is er niet om de tweede viool te spelen en simpelweg steun te verlenen of bekrachtiging te geven zonder dat het de mogelijkheid heeft de door de Raad genomen besluiten te bespreken. Het Parlement staat op gelijke hoogte met de Raad, dat moet iedereen zich nu realiseren en in dit opzicht zal het debat over het economisch bestuur een test zijn.
Wat, tot slot, de aanstaande G20-top betreft, moet de Europese Unie één front vormen, opdat deze internationale instantie de rol speelt die van haar wordt verwacht en zij zich niet verliest in oeverloze discussies.
VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS Ondervoorzitter
Elisa Ferreira (S&D). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, allereerst zou ik de heer Feio willen bedanken voor de constructieve samenwerking, en voor de geest van compromis die zijn verslag ademt. We zijn tot de conclusie gekomen dat het Parlement over bepaalde onderwerpen – net als bij het financieel toezicht – in staat is om het openbaar belang te behartigen en een duidelijk standpunt in te nemen, dat de Commissie en de Raad ter kennis moeten nemen. Dit onderwerp is bijzonder relevant, omdat er op dit moment een wetgevingspakket met zes voorstellen op tafel wordt gelegd, die buitengewoon gevoelig liggen, en waarvoor het Parlement het medebeslissingsrecht heeft.
We zullen ook nu actief zijn, maar geen concessies doen. Wij werken in de geest van de dialoog, maar zullen onze doelstellingen vastberaden verdedigen. De heer Feio heeft in zijn verslag een aantal aspecten in dit verband benadrukt. Een daarvan is dat economisch bestuur meer is dan zomaar een serie boetes. Er moeten ook initiatieven komen voor groei en werkgelegenheid, en voor de strijd tegen de toenemende interne verschillen binnen de Europese Unie. Er moeten specifieke voorstellen komen voor het Europees Monetair Fonds. En er moeten stabiele oplossingen komen voor de schulden van de lidstaten.
Het vertrouwen is nu afhankelijk van de vraag of de Commissie en de Raad kunnen reageren op de zorgen van de burgers, te weten werkloosheid, groei en cohesie.
Vicky Ford (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is beter economisch bestuur nodig met eerdere waarschuwingen en eerdere maatregelen. Veel landen hebben de oorspronkelijke doelstellingen voor schulden en tekorten niet gehaald, maar deze zouden ons toch niet gewaarschuwd hebben voor de naderende crisis in Spanje of Ierland. Er zijn ook andere maatregelen nodig.
Economie is echter geen exacte wetenschap en het gaat niet alleen om cijfers. De Sovjetgeschiedenis herinnert ons eraan dat centraal tellen van de tractorproductie niet vanzelf zorgt voor een sterke economie, en gecentraliseerde belastingen en een gecentraliseerde schatkist zijn ook geen utopische oplossing.
Er zijn veel vragen over de maatregelen die nu moeten worden genomen. Een bijna failliete natie dreigen te beboeten lijkt een loos dreigement en beloften van voortdurende financiële reddingsacties in de eurozone zullen altijd morele gevaren met zich meebrengen. Ik ben mij ervan bewust dat mensen zich zorgen maken over overeenkomsten tussen Frankrijk en Duitsland, maar misschien hebben ze wel gelijk. Als de markt het geld uitleent, dan moet misschien de markt ook het verlies dragen en niet de belastingbetaler.
Danuta Maria Hübner (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals gebruikelijk zitten er goede en slechte kanten aan de situatie en aan wat we doen. Het is belangrijk om het verleden en de oorzaken van de crisis te begrijpen en ik denk dat de Unie haar huiswerk op dat gebied heeft gedaan, maar nu moeten we ons richten op de toekomst. Het wereldwijde en Europese economische bestuur dat we opbouwen is voor morgen, dus het is niet alleen een kwestie van het aanpakken van deze crisis.
Europa bestaat niet in een vacuüm. Als we Europa op orde brengen, doen we dat tegen de achtergrond van een wereld die heel anders is dan in 2008. De G20 stond twee jaar geleden gezamenlijk achter de financiële redding, maar die eensgezindheid werd gevoed door angst. Nu is de G20 verdeeld. Het wereldwijde gemeenschappelijke belang bestaat niet. Er zijn veel krachten aan het werk die moeten leiden tot wereldwijd herstel en het in evenwicht brengen van de wereldeconomie. Een belangrijke rol is weggelegd voor fundamentele structurele verandering, die van grote invloed is op het Europese concurrentievermogen. De rol van valuta en wisselkoersen als wereldwijde aanpassingsmechanismen heeft echter een grote vlucht genomen. Een nieuw wereldwijd monetair stelsel komt ongekend snel op en het aantal spelers neemt toe.
Om de ramp van asymmetrische aanpassingen te voorkomen, hebben we dringend een dialoog en collectief optreden nodig. Als we dat bereiken, is de vraag of Europa zijn rol zal kunnen spelen in dit collectieve optreden. Wat hiervoor duidelijk ontbreekt, is een krachtige, gestroomlijnde hervorming van de externe vertegenwoordiging van het eurogebied. Door deze hervorming uit te stellen, lopen we mogelijke invloed mis. In de huidige wereldwijde omstandigheden kan Europa zich dat niet veroorloven.
Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gaat slecht met Europa en met de rest van de wereld gaat het al niet beter.
De fungerend voorzitter van de Raad heeft zojuist onderstreept dat de globalisering vereist dat er op Europees en internationaal niveau wordt gehandeld. Wanneer we echter kijken naar wat er in de Europese Unie en op internationaal vlak gebeurt, moet er wel worden geconstateerd dat het juist ontbreekt aan concrete actie.
De groten en minder groten die pretenderen ons te besturen, showen top na top hun opgeblazen ego's en verliezen zich in hoogdravende taal, terwijl de belangrijkste conclusie van iedere top is dat er opnieuw zal worden samengekomen.
Overigens heeft het zogenaamde wereldbestuur dat de G20 wil belichamen, geen enkele grondslag in het internationale recht en functioneert het buiten het VN-systeem om. De G20 heeft in feite zichzelf uitgeroepen en functioneert zonder geschreven regels, het is een club van rijke landen die zich hebben omgeven met een aantal "opkomende" landen, voorbeeldige democratieën als Saoedi-Arabië inbegrepen.
De heer Schulz las zojuist een passage voor uit een van deze nietszeggende G20-verklaringen. Wij zouden hetzelfde kunnen doen met de na de Europese toppen gepubliceerde communiqués. Niets dan beloften en holle woorden, nooit gevolgd door daden. Als kroon op dit alles moet Europa Frans-Duitse minitoppen ondergaan, tijdens welke dit vreemde koppel Merkel-Sarkozy pretendeert ons de weg te wijzen.
De heer Verhofstadt had het zojuist over casinospellen. Ik heb de neiging om toe te voegen: "Rien ne va plus!" Commissie en Parlement moeten zich verenigen, opdat de Europese fiches niet worden verkwist en de communautaire methode wordt behouden.
Regina Bastos (PPE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, mevrouw Berès, feliciteren met het verslag dat we vandaag bespreken, maar ook alle andere leden die eraan hebben meegewerkt. Als lid van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis heb ik een bijdrage geleverd in verband met de kwestie van de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). Ik heb hun cruciale rol benadrukt als stuwende kracht voor het herstel van de Europese Unie, alsmede voor de toekomstige groei en de welvaart.
Er zijn meer dan twintig miljoen KMO's in de Europese Unie. Wanneer elk van deze bedrijfjes één baan zou kunnen creëren, zouden we evenzoveel werklozen minder hebben. Dit verslag bevat aanbevelingen voor economische strategieën om de crisis te boven te komen, en ik zou op de belangrijkste in willen gaan.
Ten eerste moet de sociale markteconomie worden versterkt, waarbij we beperking van de mededinging moeten vermijden, en de KMO's toegang tot kredieten moeten bieden. Ten tweede moeten we de KMO's belastingvoordelen en zelfs subsidies geven voor het behouden en creëren van banen. Ten derde moet er een nieuwe Small Business Act komen, met een sterkere sociale dimensie. Ten vierde moet er een Europees netwerk komen van ervaren adviseurs, die hun kennis kunnen verspreiden. Ten vijfde is innovatie de krachtigste motor voor economische groei. Industrie en innovatie horen onlosmakelijk bij elkaar, dat is fundamenteel. Ten zesde moeten er nieuwe partnerschappen komen tussen de industrie en de academische wereld. Tot slot moet er een onderwijsstelsel komen dat gebaseerd is op de vraag op de arbeidsmarkt, maar ook nieuwe kwalificaties voor nieuwe banen te bieden heeft.
Liisa Jaakonsaari (S&D). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, Commissievoorzitter Barroso zei in het begin dat het economisch bestuur zich zo enorm snel heeft ontwikkeld, dat nog maar twee jaar geleden niemand dat zelfs had kunnen voorspellen. Dat klopt, en daarom is het altijd goed te bekijken of de trein zich op het juiste spoor bevindt, als snelheid geen doel op zich is. In het verslag-Berès wordt deze analyse gemaakt en dat is uitstekend.
Nu de commissie van mevrouw Berès haar werk voortzet, is het ook goed te luisteren naar mensen die anders over het economisch beleid denken, zoals Nobelprijswinnaar Paul Krugman. Hij ziet de ministers van Financiën als medicijnmannen die arbeidsplaatsen op het altaar offeren. Wij zouden naar mensen als hij moeten luisteren als wij in plaats van een ingebeelde economie een reële economie willen hebben. Wij moeten dan ook naar de indicatoren van de reële economie kijken, namelijk naar werkgelegenheid en armoede.
Ik was teleurgesteld over het voorstel van de heer Schmidt om overdrachtsbelasting niet in heel Europa uit te proberen en in te voeren. Dat is een grote teleurstelling, vooral omdat zijn conclusie "meer Europa" was.
Iliana Ivanova (PPE) . – (BG) In het verslag van de tijdelijke commissie Financiële en economische crisis vragen we boven alles om een Europees antwoord, sterk politiek en intellectueel leiderschap met een Europese dimensie, en verreikende integratie en voltooiing van de interne Europese markt, die gunstig is voor de Europese burgers.
We hebben een compromis van het allergrootste belang bereikt inzake cruciale kwesties als het stabiliteits- en groeipact, de daaraan verbonden strafmechanismen, de weg van de structurele hervormingen, de consolidatie van de begroting en de strategische investeringen van de Europese Unie. De prioritaire acties die van bijzonder belang zijn, hebben onder andere te maken met het cohesiebeleid en de kleine en middelgrote ondernemingen.
Het cohesiebeleid moet een van de hoofdpijlers van ons economisch beleid zijn. Het zal de ontwikkeling van energie-efficiëntie en trans-Europese netwerken ondersteunen, die op hun beurt de Europese economie nieuwe kracht zullen geven en haar duurzame groei zullen bevorderen. De kleine en middelgrote ondernemingen zijn op hun beurt van essentieel belang voor onze toekomstige ontwikkeling, groei en voorspoed. Er moet een nieuwe definitie van kleine en middelgrote ondernemingen worden gemunt, die ook kansen zal bieden voor zowel een meer doelgericht beleid dat ondernemerschap steunt, als het nemen van gepaste maatregelen om de administratieve last en bureaucratie terug te dringen.
Ik hoop oprecht dat onze voorstellen en aanbevelingen in concrete acties van de Europese Commissie en vooral ook van de lidstaten weerspiegeld zullen worden, omdat we geen tijd te verliezen hebben. We zijn onze burgers een passend, snel antwoord schuldig, zodat we sneller en sterker uit de crisis kunnen komen.
Ivailo Kalfin (S&D) . – (BG) De economische crisis heeft sommige lidstaten harder getroffen dan andere. De verschillen strekken zich echter niet uit voorbij de grenzen van de eurozone, wat men vanuit economisch perspectief misschien zou verwachten. Helaas heeft de eenheidsmunt tot nu toe niet tot economische convergentie geleid. Sterker nog, precies het omgekeerde is gebeurd. Er bestaan momenteel veel meer verschillen tussen de landen van de eurozone dan er waren toen de euro werd ingevoerd. Dat is buitengewoon gevaarlijk.
De indicatoren van het stabiliteits- en groeipact zijn duidelijk niet nauwkeurig en werken niet. Dat is de reden waarom het automatisch opleggen van sancties op zichzelf geen positieve resultaten zal opleveren. Dat zal zelfs minder effect hebben op alle 27 lidstaten van de Europese Unie. Er zou zelfs precies het tegenovergestelde kunnen gebeuren, gezien de vastliggende economische modellen die doelen op zich zijn geworden, waardoor er nieuwe problemen ontstaan.
De oplossing is duidelijk. De economieën van de lidstaten moeten zo veel mogelijk convergeren, zodat dezelfde maatregelen kunnen worden gebruikt om overal tot dezelfde resultaten te komen. Dit betekent meer EU-breed beleid, meer instrumenten voor de Europese instellingen, een hogere begroting en een grotere begrotingsonafhankelijkheid voor de Europese Unie, onder andere door het percentage eigen inkomsten te verhogen.
Frank Engel (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de crisis is nog lang niet voorbij en de onrust in landen zoals Frankrijk getuigt hiervan. In Europa lijkt het vooral een integratiecrisis te zijn geworden. Dit wordt eens te meer bewezen door de 'deal van Deauville' die de communautaire methode ondermijnt en de grootheidswaan van een aantal lidstaten weerspiegelt. Immers, welk land is uiteindelijk nog groot?
Ik meen dat Europa in 2050 nog zes of zeven procent van de wereldbevolking zal uitmaken, met een afkalvende economische macht. Zullen wij de uitdagingen van de internationale concurrentie kunnen aangaan door onszelf te blijven beconcurreren of eerder door ons te onderwerpen aan de discipline van de communautaire methode en samen te werken? Europa heeft hiervoor nieuwe, innoverende middelen nodig. De discussie over de toekomstige financiële vooruitzichten is een goede gelegenheid om hierover van gedachten te wisselen en deze middelen vrij te maken: op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, maar ook op dat van de dienst voor extern optreden.
Wat heeft het voor nut een 28e Europees corps diplomatique te creëren, als dit gewoon wordt toegevoegd aan de reeds bestaande, zonder dat deze worden uitgedund? Wij zouden dit moeten doen om de lidstaten wat speling te geven met het oog op consolidatie en we zouden Europa de middelen moeten verstrekken die het nodig heeft om eindelijk beleid te kunnen voeren dat iets betekent voor onze burgers. Dit is wat zij van ons verlangen.
Burkhard Balz (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, op grond van het debat van vanochtend, kan geconstateerd worden dat wij in de afgelopen maanden nogal wat werk verzet hebben. Naar mijn idee mag dat in alle onbescheidenheid wel eens gezegd worden. Ook in de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis is in het afgelopen jaar veel werk verzet. Dat blijkt alleen al uit de 1 600 amendementen die naar aanleiding van het oorspronkelijke ontwerpverslag zijn ingediend. Het bestaan van die commissie is inmiddels met nog een jaar verlengd. Vanuit mijn optiek is dat volledig terecht. De crisis is absoluut nog niet voorbij. Ierland is nog maar net aan een faillissement ontsnapt, de overheidsbegroting in Griekenland is nog lang niet op orde en de situatie in het algemeen geeft nog geen enkele aanleiding om het signaal op "veilig" te zetten. Daarom moeten de hervormingen op het gebied van het financieel beleid voortgezet worden. Het is nog te vroeg om het debat over de oorzaken van de crisis en de daaruit voortvloeiende maatregelen nu al te beëindigen.
Het zou dan ook verkeerd zijn om de werkzaamheden van de Crisiscommissie als het ware als afgerond aan te merken en haar mandaat in te trekken. Wij moeten veeleer op basis van de resultaten die tot nu toe zijn bereikt, onze werkzaamheden voortzetten. Dat is de reden dat ik van mening ben dat het onderhavige tussentijdse verslag door iedereen gesteund zou kunnen worden. Dat blijkt ook uit het brede draagvlak dat er in de Crisiscommissie bestaat. Uiteraard zou de tekst op bepaalde plaatsen nog scherper en compacter geformuleerd kunnen worden, maar wij moeten niet uit het oog verliezen dat het om een tussentijds verslag gaat.
Veel belangrijker dan de formulering van afzonderlijke passages is met name dat wij in de tweede helft van het mandaat van deze bijzondere commissie ook voortbouwen op het voorbereidende werk dat wij tot nu toe hebben verzet. Wij moeten ons afvragen waar en hoe wij de discussies in de Crisiscommissie kunnen gebruiken om de komende debatten van de wetgevende commissies te ondersteunen.
Antonio Cancian (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik heb vanochtend zeer aandachtig naar de verschillende interventies geluisterd, maar ik geloof dat we een en ander moeten verduidelijken en een onderscheid moeten maken tussen enerzijds onze instrumenten – die in mijn ogen overigens duidelijk omschreven en gericht zijn – en onze strategie en anderzijdse onze interne eenheid als Europese Unie.
Wat betreft onze instrumenten geloof ik dat we beslissende stappen vooruit hebben gezet en dat we dus de goede kant uitgaan. Wat ik niet begrijp is onze strategie, oftewel: staan we allemaal op één lijn? Want we hebben altijd gesproken over stabiliteit, maar het moment is nu aangebroken – sterker nog, dat was het al – om het over groei te hebben. En dus ga ik volledig akkoord als er over stabiliteit en opofferingen gesproken wordt, maar als we ons niet tegelijkertijd op groei richten, door middel van het scheppen van werkgelegenheid – een cruciaal onderwerp in deze periode – denk ik niet dat we goed werk zullen verrichten.
Ik denk dat voorzitter Barroso hieraan herinnerd moet worden. Hij heeft hier kortgeleden de Staat van de Unie uitgesproken, en daarbij duidelijk de strategie van de Unie met betrekking tot de financiële markt uitgelegd. Vanochtend heb ik niemand over deze strategie horen praten.
Tot slot wil ik nog opmerken dat het willen camoufleren van de duidelijk aanwezige anarchie tussen de lidstaten met het subsidiariteitsbeginsel – dat te vaak en veelal op onzinnige wijze wordt gebruikt – een onvergeeflijke fout zou zijn.
Arturs Krišjānis Kariņš (PPE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, leden van de Raad, de afgelopen twee jaar hebben veel mensen in de Europese Unie het als rechtstreeks gevolg van de crisis zwaar te verduren gehad. In mijn eigen land, Letland, hebben heel wat mensen het ook zwaar. Er is sprake van een omzetdaling van 20 procent en stijging van de werkloosheid van eenzelfde omvang. Mijn landgenoten hadden er begrip voor dat deze buitengewone omstandigheden vroegen om buitengewone oplossingen. Wat zijn deze oplossingen geweest? Om onze overheidsfinanciën op orde te krijgen, hebben de inwoners van mijn land, de Letten, een salarisverlaging van meer dan 30 procent gekoppeld aan belastingverhogingen gelaten over zich heen laten komen, met als resultaat een stabilisering van de financiële toestand in Letland. Vanwaar dan mijn verontwaardiging? Ik ben verontwaardigd als ik lees dat Duitsland en Frankrijk het financiële toezicht in de Europese Unie niet willen versterken maar juist willen verzwakken. Wil dat dan zeggen dat de inspanningen van mijn landgenoten vergeefs zijn geweest? Dames en heren, we mogen niet toestaan dat enkele grote lidstaten de overhand krijgen en ervoor kiezen op dezelfde onverantwoordelijke wijze door te gaan. We moeten het voorstel van de Commissie versterken, zodat we in Europa een krachtig financieel toezicht vorm kunnen geven. Ik dank u voor uw aandacht.
Gunnar Hökmark (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we over één ding duidelijk moeten zijn, namelijk dat de wereldwijde economische crisis met name gericht is op de economieën van de VS en Europa. Er vindt veel groei plaats in andere delen van de wereld, maar niet in Europa en niet in de VS. Dat is hoofdzakelijk geworteld in overmatige uitgaven en een tekort aan groei. Dat is naar mijn mening een van de belangrijkste uitdagingen.
We moeten de groei snel weer op gang brengen, maar daarvoor is stabiliteit in de overheidsfinanciën nodig. Daarom vind ik het zorgwekkend – naast wat er al is gezegd door eerdere sprekers – dat sommige Europese leiders het nu hebben over lossere en flexibelere regels met betrekking tot het stabiliteitspact en zich uitspreken voor aanpassing van het Verdrag. Ik denk niet dat Europa zit te wachten op tien jaar overleg over wijzigingen in het Verdrag. Dat is eerder een beleid voor desintegratie dan voor integratie en concurrentievermogen.
We moeten het stabiliteitspact versterken met zo veel mogelijk automatische sancties. We moeten ervoor zorgen dat de begrotingstekorten worden teruggedrongen, in goed vertrouwen en in goede orde, en tegelijkertijd hervormen om onszelf open te stellen voor meer economische groei – de Europese grenzen openen en openstaan voor meer concurrentie. Dat is de weg die we moeten volgen en daarvoor moeten we ons sterk maken in de G20. Dat is ook de doelstelling van de Europese agenda.
Theodoros Skylakakis (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag-Berès over de economische crisis, waar ons debat van vandaag ook over gaat, wordt in punt 32 opgemerkt dat bepaalde lidstaten – en hier wordt kennelijk ook mijn land, Griekenland, mee bedoeld – vooralsnog niet de mogelijkheid hebben om werkelijk herstelplannen te ontwikkelen, en dat tot 2012 alle opties zich beperken tot het terugdringen van de overheidsuitgaven, het verhogen van de belastingen en het verminderen van de schuld. Deze bevindingen zijn van grote betekenis voor Griekenland en andere landen, omdat er in Griekenland krachten zijn die precies het tegendeel beweren.
Persoonlijk zou ik deze bevindingen van het verslag-Berès willen onderschrijven, aangezien in landen met een zeer groot tekort en een zeer grote schuld, en met name in landen die geen toegang meer hebben tot de internationale kapitaalmarkt, herstel alleen mogelijk is als het tekort wordt verminderd. Er is geen andere weg. Als je het tekort niet vermindert, heb je geen toegang tot de internationale markten. Als je geen toegang hebt tot internationale markten, komt er geen herstel. Het is een bittere pil, met name voor de burgers, maar we moeten de moed hebben om de burgers de waarheid te vertellen.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het bij één minuut houden. Er zijn hier vandaag twee uitspraken gedaan waarop ik wil ingaan. Eén van Danuta Hübner, die zei dat Europa niet in een vacuüm bestaat, en de andere van de heer Chastel, die zei dat het niet zo kan zijn dat Europa als enige concessies doet.
Ik denk dat het tijd is dat de Europese Unie zich hard opstelt, vooral tegenover de landen van de G20 en de Verenigde Naties. We verkeren in de situatie dat we elf procent werkloosheid, twintig procent jeugdwerkloosheid, enorme staatsschulden en miljoenen mensen onder de armoedegrens hebben en als de andere landen van de wereld niet bereid zijn mee te delen in deze last, dan moeten wij zeggen dat we niet zullen toestaan dat onze landen hun concurrentievermogen verliezen en dat de armoede in de Europese Unie toeneemt.
Ten tweede wil ik zeggen dat we in Europa niet alleen met één stem moeten spreken, maar ook als één lichaam moeten optreden; de zelfbenoemde raad van bestuur die hier vanochtend werd genoemd, mag niet zo door blijven gaan. Zij hebben de mogelijkheid om hun zaak voor te leggen aan de Raad.
Jan Kozłowski (PPE). - (PL) Om te beginnen wil ik mijn tevredenheid uitspreken over het verslag betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, en mijn waardering uiten voor het uitstekende werk dat is verricht door de rapporteur, de heer Feio. Ik ben ervan overtuigd dat nieuwe initiatieven zoals het pakket voor financieel toezicht en het Europees semester, zullen helpen om in de toekomst crisissituaties te voorkomen of in ieder geval de gevolgen ervan te beperken.
Ik ben echter van mening dat continuering van maatregelen die gericht zijn op verbeterde coördinatie en verhoogde transparantie van politieke strategieën in verband met de economieën van de lidstaten, de kern van de zaak is. Ik wil daarbij het belang benadrukken van het creëren van een goed kader voor budgettaire samenwerking op EU- en lidstaatniveau, inclusief de koppeling van uitgavencategorieën uit de nationale begrotingen met die uit de EU-begroting. Hierdoor wordt het mogelijk om diepgaande en systematische analysen van de Europese overheidsuitgaven uit te voeren.
Gilles Pargneaux (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik kort iets willen zeggen over de Frans-Duitse voorstellen. Ik denk dat wij uiteindelijk positief moeten reageren. Wij zeggen vaak dat we sinds 2007 geen Frans-Duitse motor meer hebben. Tegelijkertijd valt het te betreuren dat er voor Frankrijk een zekere mate van onderwerping in deze Frans-Duitse voorstellen aanwezig is, aangezien zij bedoeld zijn om Frankrijk, gezien zijn slechte financiële en economische staat, uit de problemen te houden.
Verder moet er ook op worden gewezen dat deze voorstellen, in tegenstelling tot het verslag-Berès, geen positieve suggesties omvatten waardoor wij daadwerkelijk een echt economisch bestuur binnen de Europese Unie zouden kunnen hebben.
Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Crisis is een heel complex fenomeen, maar vanwege de beperkte tijd maak ik slechts een paar opmerkingen.
Ten eerste wordt er in de nationale economieën te veel nadruk gelegd op het criterium van de staatsschuld, terwijl andere indicatoren even belangrijk zijn. Bovendien is een staatsschuld in tijden van crisis tot op zekere hoogte onvermijdelijk, omdat de regeringen tekorten in de particuliere sector moeten compenseren met economische activiteit in de publieke sector, namelijk door overheidsprikkels te geven aan de publieke sector, waardoor de groei van de werkloosheid kan worden vertraagd. Dit komt, dames en heren, doordat we door al deze cijfers de mensen vergeten die deze crisis niet hebben veroorzaakt; we vergeten de werkloosheid en de verergerende sociale situatie. Ik wil ook wijzen op het feit, dat zonder centrale coördinatie van het economisch beleid binnen heel Europa en regulering van de financiële sector het moeilijk zal zijn om uit deze crisis te komen.
Tot slot heb ik nog een laatste oproep of verzoek. Commissaris, al enkele jaren heb ik er herhaaldelijk toe opgeroepen daadwerkelijk actie te ondernemen om de situatie betreffende belastingparadijzen op te lossen.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stel voor dat we in de toekomst één vertegenwoordiger hebben voor economische aangelegenheden. We zouden een hoge vertegenwoordiger voor economische zaken moeten hebben zoals we die ook hebben voor buitenlandse zaken. In de toekomst zouden we de functies van de heer Rehn en de heer Barnier kunnen samenvoegen.
Een andere kwestie: het is jammer dat we niet met één stem kunnen spreken tijdens de bijeenkomsten van de G20. De Europese Unie helpt Frankrijk, Sarkozy en de voorzitter van de G20. In de toekomst zou de Europese Unie één post, één persoon bij deze bijeenkomst moeten hebben en zouden we met één stem moeten spreken.
Sven Giegold (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteravond tijdens de persconferentie had ik echt met de heer Rehn te doen, toen ik zag hoe hij zijn overeenkomst moest presenteren, die bepaald niet alleen op zijn voorstellen was gebaseerd. Na wat we hebben geleerd van het toezichtpakket hebben we volgens mij gezien hoe het Parlement en de Commissie kunnen samenwerken om een goed resultaat te bereiken. Dat moeten we nu ook doen.
Als we kijken naar de procedures voor tekorten en schulden en naar uw goede voorstellen met betrekking tot macro-economische onevenwichtigheden, is het voor een goede overeenkomst echt cruciaal dat landen met zowel overschotten als tekorten hun steentje bijdragen om de euro weer op de rails te krijgen. Ik kan alleen maar zeggen dat een meerderheid in dit Huis bereid is uw voorstellen te steunen.
Miguel Portas (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de Frans-Duitse raad van bestuur zit niet meer in de zaal, dus zal ik mijn drie vragen over de recente stortvloed van boetes direct aan de Commissie en de Raad stellen.
Mijn eerste vraag gaat over het voorstel voor een deposito waarop rente moet worden betaald: hoe kunt u in hemelsnaam verdedigen dat je een tekort op een ander tekort moet opstapelen om het tekort te bestrijden?
De tweede vraag gaat over het eventueel opschorten van de Structuurfondsen, wat er alleen maar toe zou leiden dat de groei op de middellange en lange termijn in gevaar zou komen, wat de rente op de schuld zou verhogen, en dus ook het tekort op de korte termijn.
Dan rest mij nog mijn derde vraag: wat vindt u van boetes voor domheid en voor de zonde van hoogmoed?
Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is ons economische groei beloofd, maar de concurrentie van ontwikkelingslanden waarmee Europese landen te maken hebben, zal leiden tot vernietiging van de productiebases en -banen in onze landen.
We kunnen alleen met hen concurreren door de levensstandaard van onze arbeiders te verlagen. We moeten globalisme afwijzen, onze economieën beschermen en ophouden met het sterker maken van onze concurrenten.
Er is ons beter economisch bestuur in Europa beloofd. Maar de economieën van de lidstaten zijn heel verschillend en er is niet één recept dat geschikt is voor 27 verschillende landen. Elk land moet de vorm van bestuur bepalen die het nodig heeft.
De economische crisis is begonnen met de activiteiten van de banken, maar de reactie van de regeringen is geweest om hen te hulp te schieten. We moeten controle krijgen over de kredietscheppende activiteiten, d.w.z. de activiteiten waarmee de banken geld verdienen. De banken moeten onze economieën dienen en we mogen ze niet toestaan hun eigen agenda te volgen en ze mogen al helemaal niet met voorrang begunstigd worden.
Alajos Mészáros (PPE). – (HU) We hebben de grootste sociale- en economische crisis in de geschiedenis van de Europese Unie doorgemaakt, waarvan de belangrijkste oorzaken onder andere mondiale ongelijkheid, lakse financiële regelgeving en het tolerante monetaire beleid van de Verenigde Staten zijn. Ik denk dat de Europese Unie wat aan de late kant was met haar antwoord op de gevolgen van de crisis. De eerste reacties van de lidstaten waren niet op elkaar afgestemd. In de toekomst moeten we voor de aanpak van crisistijden beschikken over de juiste mechanismen voor economisch bestuur. In het belang van onze veiligheid moeten we zien te bereiken dat de Europese Unie op haar eigen kracht kan steunen. Mijns inziens is het werk van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis nog nodig, want de crisis is nog niet ten einde en de situatie van de financiële markten heeft zich nog niet gestabiliseerd. De lidstaten moeten hun begrotingsbeleid op elkaar afstemmen en dit met elkaar delen. De interne markt is een van de onontbeerlijke stuwende krachten van groei en daarom moet de EU 2020-strategie zich op langetermijninvesteringen en werkgelegenheid richten. De positie van kleine en middelgrote ondernemingen moet worden versterkt, aangezien het cruciale werk dat daar wordt verricht de motor is van onderzoek, innovatie en groei.
Antigoni Papadopoulou (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie bevindt zich werkelijk op een kruispunt. De internationale economische crisis heeft de ontwikkeling afgeremd en de werkloosheid, de armoede, de maatschappelijke uitsluiting doen toenemen. De reddingsmaatregelen waren positief, ondanks de ernstige beperkingen. Het is echter overduidelijk dat we meer communautaire solidariteit en coördinatie van de nationale herstelplannen nodig hebben.
Het Europees Parlement verlangt van de Commissie meer Europa, minder bureaucratie, ondersteuning van de kleine en middelgrote ondernemingen, meer banen, meer middelen voor de financiering van projecten in gevoelige sectoren, een sterker regelgeving-, toezicht- en coördinatiesysteem voor het economisch, fiscaal en sociaal beleid van de Europese Unie.
Ook ik steun de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Monetair Fonds voor een doelmatige controle van het Europees economisch bestuur. Tot slot ben ik trots op de Cypriotische Nobelprijswinnaar Christoforos Pissalidis en wil ik het Europees Parlement vragen hem uit te nodigen om zijn opvattingen over de aanpak van de werkloosheid en de huidige uitdagingen uiteen te komen zetten.
Philippe Lamberts (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Commissie en de Raad alleen maar meedelen wat voor ons de drie tekortkomingen zijn van het project inzake het Europees bestuur.
Ten eerste is er sprake van bijzonder strenge regels met betrekking tot tekorten en schulden en een uiterst soepele discipline ten aanzien van investeringen, en ik denk hierbij aan Europa 2020. Op beide gebieden moet de discipline echt even streng zijn, omdat de economie niet zal aantrekken door alleen bezuinigingen.
Ten tweede is het duidelijk dat als we echt controle willen hebben over de uitgaven, er ook moet worden gezorgd voor de noodzakelijke inkomsten. Zoals ik al vaak heb onderstreept, kunnen de begrotingen onmogelijk worden gecoördineerd als de belastingen dit niet ook worden.
Ten derde is er het 'democratisch tekort', iets wat me vooral opvalt in de voorstellen van de taakgroep. Het is duidelijk dat voor deze laatste het Parlement gewoonweg niet bestaat, hetgeen ik onaanvaardbaar vind.
Constance Le Grip (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik spits mijn interventie toe op de voorbereiding van de komende G20-toppen. De voorgaande sprekers hebben alles al gezegd over het Europees economisch bestuur, de noodzaak om zowel dit bestuur als het stabiliteits- en groeipact te versterken en het Europees Parlement en natuurlijk ook de nationale parlementen meer bij dit proces te betrekken.
Ik wil het kort hebben over twee uitdagingen voor onze naties en de G20-leden, waarvan ik denk dat ze bij de komende G20-bijeenkomsten aan bod moeten komen.
Ik doel hierbij op de valutaoorlog en de instabiliteit van de grondstoffenprijzen. Wat deze twee punten betreft – die een echte bedreiging vormen voor de mondiale groei en zorgen voor grote onevenwichtigheden op onze planeet – moet de Europese Unie zich rond gemeenschappelijke standpunten scharen, opdat zij met één stem kan spreken tijdens de komende G20-toppen, die van Seoul en de erop volgende, en meer in het algemeen op het wereldtoneel.
Petru Constantin Luhan (PPE). – (RO) De gevolgen van de crisis lijken op het ogenblik verre van voorbij te zijn. Daarom wil ik u in dit verband herinneren aan de belangrijke rol van het economische en sociale cohesiebeleid en, niet het minste, aan de absolute voorwaarde die dit beleid vertegenwoordigt.
Dit beleid is een sleutelonderdeel geworden van het economisch herstelpakket. Het verschaft meerwaarde en ondersteunt de inspanningen ter bevordering van modernisering en duurzame economische groei, en is tegelijkertijd een uiting van Europese solidariteit. Ik denk dat we allereerst grote investeringen nodig hebben in elke vorm van infrastructuur, of het nu om vervoer, energie of telecommunicatie gaat. We hebben behoefte aan aanzienlijke kapitaalinvesteringen vanuit verschillende publieke en private financieringsbronnen, alsmede door middel van publiek-private partnerschappen, waarvan de mogelijkheden mijns inziens nog niet volledig worden benut.
Rachida Dati (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil om te beginnen graag onze collega, de heer Feio, feliciteren met zijn uitstekende verslag en de ambitieuze voorstellen die het bevat. Dit toont ook aan dat het Europees Parlement zijn plaats ten volle inneemt in een debat dat van doorslaggevend belang is voor de toekomst van Europa, hetgeen wij natuurlijk toejuichen.
Bovendien heeft de Griekse crisis aangetoond welke tekortkomingen het economisch bestuur van de Europese Unie ondermijnen. Ik neem op dit punt dan ook nota van het voorstel van de heer Feio om een permanent mechanisme vast te stellen met het oog op de financiële stabiliteit. We moeten het probleem ook bij de wortel aanpakken.
Ik denk dat de oplossing hiervoor tevens ligt in de versterking van het stabiliteits- en groeipact en met name van de sancties. Dit is noodzakelijk als we de budgettaire situatie van de lidstaten duurzaam willen saneren, een niet altijd populaire ingreep. Het is lastig, maar we hebben geen keus.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) De financiële, economische en sociale crisis heeft elke burger van Europa geraakt. In deze moeilijke tijden blijkt echter heel duidelijk dat de verschillende nationale economische herstelplannen slecht worden gecoördineerd en niet doelmatig genoeg zijn. Bovendien hebben bepaalde lidstaten geen reële kans gehad om een werkelijk nationaal economisch herstelplan te ontwerpen, met inbegrip van maatregelen om de groei en de werkgelegenheid te stimuleren, omdat ze tijdens de recessie de overheidsuitgaven nog verder hebben verlaagd en de belastingen hebben verhoogd om de staatsschuld terug te dringen. Helaas gaat dit in enkele lidstaten ten koste van gewone mensen. Ik wil ook wijzen op het feit dat de crisis heel duidelijk de sociale ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen aan het licht heeft gebracht. Zo lopen vrouwen een veel groter risico dan mannen om onder de armoedegrens te belanden. De Europese Unie moet daarom lering trekken uit deze crisis en de initiatieven die ze heeft aangenomen, ten uitvoer leggen door gezamenlijk optreden met de lidstaten te coördineren.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben nog maar net de financiële haaien van het beurzenmonopolie half gereguleerd, of wij worden geconfronteerd met het probleem van een mondiale strijd om valuta's te devalueren, een strijd die ondanks de recente, kleine tegemoetkoming van China nog steeds niet is afgewend. Een devaluatie c.q. een interventie op de deviezenmarkt is in Europa weliswaar in de ban gedaan, maar als gevolg van de globalisering worden wij alsnog met dat probleem opgezadeld. De Verenigde Staten willen de staatschulden terugdringen, Japan wil de conjunctuur een impuls geven en China wil de uitvoer ondersteunen. En niet alleen Europa, maar ook andere landen ondervinden natuurlijk de nadelen van dit softe valutabeleid van de genoemde economische grootmachten. Ik vind dat dit onderwerp dan ook hoog op de agenda moet staan van de komende G20-top.
Het is immers eenvoudig om de wereldmarkt met goedkope importproducten uit China te overspoelen wanneer de Chinese munteenheid kunstmatig ondergewaardeerd wordt. Door dergelijke langdurige acties wordt de marktwerking verstoord – het gaat overigens om een zeer gevaarlijk spel, waardoor in het ergste geval de totale wereldeconomie onderuit kan gaan.
Zelfs als de vooruitzichten op een succesvol resultaat twijfelachtig zijn, is het noodzakelijk om de plannen voor een belasting op financiële transacties tijdens de G20-top aan de orde te stellen.
Pervenche Berès, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de sprekers graag bedanken voor hun bijdragen. Ik wil graag reageren op een aantal van deze toespraken.
Om te beginnen op die van de heer Zīle. Ik denk dat zijn opmerkingen bijzonder belangrijk zijn wanneer wij de hervorming van het cohesiebeleid aanpakken. We moeten de balans opmaken van dit cohesiebeleid, nagaan of, in de jaren na de toetreding, inderdaad is gebleken dat de interne onevenwichtigheden deels konden worden gecorrigeerd door middel van deze fondsen, waarbij we de nodige objectiviteit betrachten teneinde hieruit lering te trekken voor de toekomst.
Veel collega's hebben gesproken over de vertegenwoordiging van de Europese Unie en het wereldbestuur – waarvoor dank. Dit is geheel en al een strategisch punt voor onze Europese Unie, op een moment – nogmaals – waarop een valutaoorlog op het punt van uitbreken lijkt te staan. Wij moeten de stemmen van de Europeanen zowel binnen als buiten de EU verenigen. Op basis van onze interne sterkte moeten we krachtig en als eenheid naar buiten treden in onze vertegenwoordigingen.
In reactie op hetgeen mijn collega, de heer Goebbels, heeft gezegd: nee, de G20 is inderdaad niet de oplossing die wij in fine aspireren voor een wereldbestuur, waarbij iedereen zijn plaats kan hebben en waardoor we kunnen beschikken over de voor ons noodzakelijke arbitrage-instanties. In reactie op de interventie van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gisteren, moeten wij onze toekomstige koers binnen de VN volgen, door middel van een diepgaande hervorming van deze instantie en haar bestuur.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, ter afsluiting van dit debat nog een opmerking over de overheidsinvesteringen, in reactie op de woorden van mijn collega, de heer Lamberts. In ons verslag verzoeken wij de Commissie jaarlijks een beoordeling te maken van de behoefte aan overheids- en particuliere investeringen en dringen wij erop aan dat er een scorebord komt waardoor wij effectief kunnen beschikken over een investeringsstrategie voor de lange termijn in dienst van de werkgelegenheid – en dus de Europese burgers –, een strategie die gebaseerd is op een duurzame visie en op solidariteit, dat een kernbegrip vormt van de Europese Unie.
(Applaus)
Diogo Feio, rapporteur. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik alle leden willen bedanken die een bijdrage hebben geleverd, ook diegenen die in dit debat nog niet aan de beurt gekomen zijn. Nu is het moment gekomen om de daad bij het woord te voegen. Van nu af aan, vanaf deze stemming – en hopelijk zal een meerderheid voorstemmen – heeft het Parlement een eigen standpunt over de kwestie van het economisch bestuur. Dat standpunt zal geïnspireerd zijn door de geest van de Unie: meer transparantie en meer openheid. Het zal betekenen dat we pleiten voor economisch bestuur als doel voor de groei van alle 27 lidstaten van de Europese Unie, en voor betere onderlinge coördinatie, met een sterkere mate van economische en monetaire unie.
Kortom, we pleiten voor een Europa van meer solidariteit, een goed voorbereid en efficiënt Europa, een Europa voor iedereen, een koor waarin iedereen meezingt, met de eigen stem, maar uit hetzelfde psalmboek; een Europa waarin de Raad, de Commissie en het Parlement een standpunt hebben. In het Europa van het economisch bestuur worden geen toppen met twee deelnemers georganiseerd, dit is een Europa waarin de instellingen – inclusief het Europees Parlement, maar ook de burgers – hun stem laten horen.
Het is duidelijk dat dit Parlement en de parlementen van de lidstaten in dit verband een essentiële rol moeten spelen. Ze moeten hun eigen visie hebben op het nodige macro-economische toezicht op de lidstaten, ze moeten een eigen geluid laten horen over de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie, en ze moeten de nodige aandacht besteden aan de kwestie van het versterken van het stabiliteits- en groeipact. Het Parlement heeft een hele serie voorstellen voor de andere instellingen in petto.
Mijnheer de Voorzitter, hier laat ik het bij. Het moment is gekomen voor een intensief debat en voor eenheid over de kwesties die hier aan de orde zijn.
Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de rapporteurs Berès en Feio en de geachte Parlementsleden te bedanken voor dit zeer solide en belangrijke debat.
Het doet mij genoegen dat het aantal bijdragen overeenstemt met het belang van de zaken die besproken zijn. Ik wil een aantal opmerkingen maken over en reacties geven op het debat en de verslagen, waarbij ik allereerst naar de internationale context zal kijken.
In de wereldeconomie steken de onevenwichtigheden van voor de crisis weer de kop op, en dit vormt een gevaar voor een duurzaam herstel en het creëren van banen. Het is derhalve van essentieel belang dat de G20, met eerst deze week de ministeriële bijeenkomst en daarna over twee weken de top, in staat is om een doeltreffende internationale coördinatie van het beleid tot stand te brengen om de wereldwijde groei weer in balans te brengen.
Alle landen moeten een rol spelen in het opnieuw tot stand brengen van dat evenwicht: landen met een overschot door middel van het stimuleren van de binnenlandse vraag, en landen met een tekort door te streven naar een toename van de export. Dit gaat om miljoenen banen in de economie wereldwijd en in de Europese Unie.
De Europese Unie werkt aan een stevig en stabiel financieel stelsel waarin wisselkoersen een weerspiegeling moeten zijn van de onderliggende economie. Dit is een essentieel onderdeel van de doelstelling van de G20 om de wereldwijde groei weer in evenwicht te brengen met het oog op duurzaam herstel en het creëren van banen.
Om dezelfde reden is het essentieel voor de EU om haar eigen economisch bestuur te hervormen en versterken. De door mevrouw Berès en de heer Feio voorbereide verslagen vormen in dit opzicht belangrijke bijdragen, en de wetgevingsvoorstellen van de Commissie zullen, zodra ze zijn goedgekeurd, zorgen voor een spectaculaire vooruitgang richting een werkelijke en effectief functionerende economische en monetaire unie.
Er zijn enkele vragen gesteld over het standpunt van de Commissie inzake heffingen en belastingen voor financiële instellingen. Ik heb dit besproken met president Barroso, en we denken dat het zinvol is om ons standpunt hierover te verhelderen omdat er over dit onderwerp een aantal verwarrende verklaringen is afgelegd.
We bevinden ons midden in een fundamentele hervorming van ons eigen financiële stelsel, en tegelijkertijd moeten we ook bij de G20 onze positie verstevigen. De Commissie heeft als eerste een voorstel ingediend over een stabiliteitsvergoeding of een bankenheffing, zodat het bedrijfsleven, het bankwezen en de financiële sector zullen bijdragen aan de kosten die door de crisis zijn ontstaan en aan de oplossing van toekomstige crises.
Dit voorstel ligt op tafel en wordt in enkele lidstaten al uitgevoerd.
Ten tweede wil de Commissie dat de financiële sector een rol speelt in het dekken van de kosten van de crisis, en daarom streven de EU en de Commissie ernaar zich in te spannen voor een mondiale belasting op financiële transacties.
Ten derde heeft de Commissie in de tussentijd als alternatief voor eigen middelen in de EU-begroting een voorstel ingediend waarbij de financiële sector een vergelijkbare bijdrage op EU-niveau moet leveren, zoals een belasting op financiële transacties.
Dit is ons standpunt. We hebben een bankenheffing of stabiliteitsvergoeding voorgesteld; we hebben de mogelijkheid geopperd van een belasting op financiële transacties als een bron voor eigen middelen; en als derde zijn we vastbesloten ons in te spannen voor een mondiale belasting op financiële transacties.
Het verslag van de heer Feio omvat een voorstel over het tot stand brengen van een Europees monetair fonds. De Commissie is voorstander van het tot stand brengen van een permanent mechanisme voor crisispreventie en crisisoplossing dat twee kanten, twee aspecten of twee dimensies heeft. Het accent moet liggen op zowel de preventie als de oplossing van crises, aangezien we beter het zekere voor het onzekere kunnen nemen.
Wat betreft het oplossen van de crisis hebben we al in mei duidelijk verklaard dat een solide kader voor crisisbeheersing voor de lidstaten van het eurogebied noodzakelijk is, en de Commissie is voornemens te zijner tijd voorstellen voor een permanent mechanisme voor crisisoplossing te ontwerpen.
Er zijn een aantal algemene beginselen naar voren gekomen, in het bijzonder dat crisispreventie en -oplossing hand in hand moeten gaan en dat mogelijke financiële hulp aan strikte voorwaarden moet voldoen.
Zo'n permanent mechanisme moet morele risico's tot een minimum beperken en lidstaten stimuleren om te streven naar een verantwoordelijk fiscaal beleid en investeerders aanmoedigen om zich te richten op verantwoordelijke leenpraktijken.
De heer Schmidt stelde een wijziging voor in de sanctieregeling met betrekking tot de vrijwillige bijdrage van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren. U weet dat we in eerste instantie een regeling voorstellen voor de lidstaten van het eurogebied, en in de tweede fase voor alle 27 lidstaten. De Commissie kan deze wijziging, die erop gericht is om de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, op vrijwillige basis bij de sanctieregeling te betrekken, aanvaarden en goedkeuren.
We hebben met betrekking tot de taakgroep bevredigende vooruitgang geboekt en convergentie bereikt in de richting van de plannen van de Commissie om het economisch bestuur te versterken. Deze zijn vooral gericht op preventie en preëmptief optreden en leggen de nadruk op de houdbaarheid van de schuldenlast, het bereiken van overeenstemming over een methode om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en het tot stand brengen van een effectief handhavingsmechanisme.
Hoewel er in de taakgroep sprake is van een convergentie van meningen in de richting van de voorstellen van de Commissie, is het gewone wetgevingsproces nog maar net begonnen. Tot dusver hebben we slechts het begin gezien. Misschien bevinden we ons aan het einde van de beginfase, maar nu begint het gewone wetgevingsproces pas, en het Europees Parlement speelt als medewetgever uiteraard een cruciale en beslissende rol.
We willen met u samenwerken, en we roepen de Raad en het Parlement op om voor de zomer van volgend jaar de wetgevingsbesluiten te presenteren, zodat het nieuwe systeem van economisch bestuur komende zomer, in 2011, in werking kan treden, wanneer de volgende belangrijke beoordeling van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen plaatsvindt.
Hier speelt de geloofwaardigheid van de Europese Unie werkelijk een rol wat betreft het versterken van economisch bestuur, en ik ben het volledig met u eens dat het inderdaad te danken is aan de communautaire methode dat de Europese Unie goed functioneert en resultaat boekt.
Ik heb over dit onderwerp heel aandachtig naar u geluisterd. Ik waardeer uw sterke betrokkenheid bij de communautaire methode, zoals die vooral sprak uit de redevoeringen van de heer Daul, de heer Schulz, de heer Verhofstadt en de heer Cohn-Bendit, hoewel elegante retorische omschrijvingen als de "deal van Deauville" of het "casinocompromis" mij wat te ver gaan.
Laat ons nogmaals gezamenlijk aantonen dat we met de communautaire methode resultaten kunnen boeken, en gezien het nieuwe systeem voor economisch bestuur moet dit zelfs. Laat ons derhalve de krachtige monetaire unie aanvullen met een krachtige en doeltreffende economische unie om zo een echte en complete economische en monetaire unie tot stand te brengen.
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden en bedank om te beginnen namens de Raad de twee rapporteurs, mevrouw Berès en de heer Feio. Zij symboliseren de betrokkenheid van het Parlement bij zo'n belangrijke kwestie als deze. Verder wil ik u zeggen dat ik u aanspoor tot een snelle analyse van de initiatieven op het gebied van het economisch bestuur – initiatieven van de Commissie die ons in staat zouden moeten stellen het Europees economisch bestuur te realiseren – en met name van het medebeslissingsbeginsel.
De Raad staat mijns inziens ter beschikking van het Parlement, zodat er concrete vooruitgang kan worden geboekt met betrekking tot deze voorstellen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag, woensdag 20 oktober, plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Paolo Bartolozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik zou mijn waardering willen uiten voor de belangrijke bijdrage die men met dit werk probeert te doen, met de identificatie van een reeks maatregelen die het mogelijk maken de huidige crisis te boven te komen en mogelijke volgende crises te voorkomen.
Nadat de beperkingen van zelfregulering op verontrustende wijze duidelijk zijn geworden door de recente wereldwijde financiële crisis, wordt de keuze voor een controle van algemene aard steeds noodzakelijker. De huidige fase van economische en financiële instabiliteit, de ernstigste sinds decennia, heeft een dermate grootschalige werkgelegenheids- en sociale crisis voortgebracht dat doortastend optreden nodig is om een terugval te voorkomen en om prioriteit te geven aan de mogelijkheden die zich voordoen in een geglobaliseerde economie.
De crisis van de afgelopen jaren is voor het merendeel van de hoogontwikkelde economieën een zware beproeving geweest. Het herstel verloopt voor sommige landen nog steeds traag en de aanhoudende fragiliteit van de financiële markten maakt mondiale coördinatie en de keuze voor passende economische en industriële strategieën tot de sleutelaspecten in de strijd tegen de financiële crisis. Mondiaal toezicht zou de stabilisatie van solide financiële markten moeten bevorderen en het huidige herstel moeten ondersteunen, waarmee een sterke groei van de werkgelegenheid en het arbeidscijfer moet worden gegarandeerd.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De huidige economische crisis toont aan dat het thans in de EU gehanteerde model voor het economisch bestuur niet goed genoeg gewerkt heeft en niet tot volledige convergentie tussen de lidstaten heeft geleid. Deze situatie vraagt om verbeteringen in het economische kader en de ontwikkeling van ambitieuze controle-instrumenten die duidelijker gedefinieerd zijn en gerichter werken. Het is van cruciaal belang dat de lidstaten zich houden aan de verordeningen en besluiten die op Europees niveau zijn vastgesteld, vooral die welke betrekking hebben op het stabiliteits- en groeipact. Vanuit die gedachte verwelkom ik het initiatief van de heer Feio, dat is bedoeld om acties aan te moedigen zoals het opzetten van meer controles en het nauwkeuriger volgen van trends in overheidsschulden en -inkomsten.
Tot besluit wil ik hieraan toevoegen dat de Roemeense regering onlangs haar begrotingsstrategie voor 2011-2013 heeft vastgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die nodig zijn om het begrotingstekort terug te brengen tot onder de 3 procent en de schuldquote onder de 60 procent te houden. Dit hervormingsproces zal de voorwaarden scheppen die vereist zijn voor economisch herstel.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) De financiële, economische en sociale crisis duurt nu al twee jaar. Zij vertaalt zich in een werkloosheidspercentage van meer dan tien procent in de EU en in het risico op een nieuwe recessie. Het lukt maar niet deze crisis te bezweren.
Op 11 en 12 november zal te Seoul de volgende G20-top plaatsvinden, onder Frans voorzitterschap. De vorming van de G20 was een project van president Sarkozy, die van mening is dat de wereldeconomie vandaag de dag niet meer door acht landen wordt gereguleerd, maar ook door alle grote opkomende landen. Dit kader biedt de mogelijkheid een ambitie te ontwikkelen die gebaseerd is op een langetermijnvisie. De crisis vraagt om een echt economisch bestuur, regels ter beperking van sociale dumping in ontwikkelingslanden, financiële regelgeving en een hervorming van het internationaal monetair stelsel. Hiertoe moet Europa met één krachtige en vastberaden stem weten te spreken.
Ivo Belet (PPE), schriftelijk. – Voorzitter, een van de absolute blikvangers in de aanbevelingen is de belasting op financiële transacties. Met zo'n maatregel vang je verschillende vliegen in één klap: het is een efficiënt instrument tegen speculatie, en met de opbrengst kun je de overheidstekorten aanpakken én dwingende maatschappelijke projecten financieren (milieu, ontwikkelingshulp, infrastructuurprojecten, ....). Het Parlement heeft nu duidelijk gemaakt dat we in Europa moeten doorgaan met deze maatregel, ook als de rest van de wereld voorlopig op de plaats rust houdt door koudwatervrees. De volgende stap is een haalbaarheidsstudie door de Europese Commissie. Wat we vandaag hebben beslist, is een concrete ingreep en een antwoord op de financiële crisis. Het is tevens een duidelijk signaal aan de Europeanen dat we lessen trekken uit wat er in de voorbije jaren allemaal is misgelopen en dat we de crisis ook aangrijpen om Europa sterker te maken, in het belang vooral van de Europese burgers.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) De regelgevingsstructuren die voor de economische en monetaire crisis in de Europese Unie en de Verenigde Staten bestonden, vertoonden een gebrek aan consistentie en waren in zeer grote mate gebaseerd op onvergelijkbare macro-economische analyses. Als gevolg van het gebrek aan mondiale consistentie in deze regelgevingsstructuren hebben landen op eigen houtje gereageerd. Ze hebben daarbij geen rekening gehouden met het feit dat in een geglobaliseerde wereld een op nationaal niveau vastgesteld monetair beleid aanzienlijke gevolgen heeft voor andere economieën. De oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico's en van Europese financiële toezichthoudende autoriteiten versterkt het financieel toezicht binnen de EU. Er is echter op internationaal niveau nog altijd onvoldoende regelgeving beschikbaar voor het beheersen van crises in de financiële sector. De EU moet op de G20-bijeenkomst in november het belang benadrukken van een toezicht- en regelgevingsstelsel waarin onder meer de registratie van financiële transacties en instrumenten verplicht wordt gesteld. Wij hebben een verantwoordelijkheid voor de economie en we moeten allereerst sterk zijn op het niveau van de Europese Unie om wereldwijd een voortrekkersrol te kunnen spelen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is de hoogste tijd dat de EU en haar leiders onder ogen zien dat deze ernstige crisis niet uit de VS is komen overwaaien! Dit is een systeemcrisis, die voortvloeit uit het kapitalisme in zijn huidige gestalte: het neoliberalisme. Dat betekent dat de crisis in de EU direct voortvloeit uit het eigenlijke fundament van de EU, het neoliberalisme is één van de belangrijkste grondbeginselen van de EU. De krachten die de koers van de EU hoofdzakelijk bepaald hebben, worden nu met de rampzalige gevolgen van hun beleid geconfronteerd, en vertonen zorgwekkende tekenen van arrogantie en agressie. Ze proberen de vooruitgang terug de draaien, wat onaanvaardbaar is, met name voor de werknemers en de burgers uit de meest kwetsbare landen. Ze proberen de soevereiniteit van die landen aan te pakken, en ook dat is onaanvaardbaar. Dat is de bedoeling van de gezamenlijke verklaring die Duitsland en Frankrijk besloten af te leggen in Deauville voorafgaand aan de vergadering van de G20 en van de Europese Raad. Zij zijn blijkbaar blind voor het feit dat het voortgaan op de ingeslagen weg alleen maar tot rampen kan leiden. Dat is de boodschap van protest die de werknemers en de burgers in heel Europa laten horen. Het is de hoogste tijd dat er naar hen wordt geluisterd! Als reactie op de crisis zouden we juist meer waarde moeten hechten aan werk, en het inkomen eerlijker moeten verdelen, door minder belasting te heffen op de factor arbeid, en meer op de factor kapitaal.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) Wij zitten midden in een crisis die grote schade heeft berokkend aan de financiële, economische en sociale sector en het integratieproces op de interne markt negatief heeft beïnvloed. De interne markt zou de noodzakelijke katalysator kunnen zijn om een echt economisch en financieel herstel in Europa op gang te brengen en opnieuw het broodnodige vertrouwen onder de burgers op te bouwen. De crisis kan een gelegenheidsvenster zijn om maatregelen ten uitvoer te leggen die de mens in het hart van de Europese economie plaatsen en aldus de economische groei, het mededingingsvermogen en de sociale vooruitgang in Europa stimuleren. Ik geef steun aan de inspanningen van de rapporteur die duidelijke aanwijzingen probeert te geven voor de uitweg uit de crisis: concrete, op het belang van de interne markt gerichte maatregelen en initiatieven, werkgelegenheid en de rol van KMO's. Afgezien daarvan moet een nieuwe, holistische en inclusieve benadering worden vastgesteld waarmee de doelstellingen van de burgers, en met name de doelstellingen die verband houden met de zorgen van de burgers op economisch, sociaal, gezondheids- en milieugebied, volledig worden geïntegreerd in de economie. Wij hebben een nieuw paradigma nodig in het politieke denken en wij moeten van de Europese burger de belangrijkste politieke variabele maken bij het bepalen en formuleren van EU-wetgeving en -beleid.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het economisch herstel is in Europa ingezet. Toch blijft het klimaat onzeker. Mondiaal is het economisch herstel nog zwak en het tempo loopt van land tot land uiteen. De topprioriteit blijft het scheppen van een stabiele basis voor de stelselmatige bevordering van duurzame en evenwichtige economische groei. Daarvoor moeten we een systeem in het leven roepen dat tegelijkertijd het antwoord op de crisis, de preventie en de samenwerking op middellange en lange termijn ondersteunt. De Europese Unie moet een sterke partner zijn, die niet alleen zijn ervaring met economische en politieke integratie kan aanwenden maar ook een belangrijke bijdrage kan leveren aan het mondiale bestuur van de economie. We moeten op middellange termijn geloofwaardige en houdbare economische beleidsmaatregelen opstellen en een macro-economisch beleid coördineren dat gebaseerd is op een kader voor duurzame, evenwichtige groei, vastgesteld door de G20. Een strategie voor het economisch beleid van de EU moet de volgende elementen bevatten: een actieplan voor de inzet van structurele hervormingen voor de bevordering van economische groei en werkgelegenheid, geconsolideerde begrotingshervorming en versterkt economisch bestuur van de EU en de eurozone. Er moet een ontwikkelingsagenda voor de G20 worden vastgesteld, met een meerjarig actieplan, dat de economische groei en flexibiliteit voor ontwikkelingslanden bevordert.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) In de situatie die is ontstaan, is het belangrijkste dat we een diagnose stellen en vaststellen wat de oorzaken van de crisis zijn. Mensen in diverse EU-landen hebben de neveneffecten van de crisis op verschillende manieren ondervonden. Het is van wezenlijk belang dat we de fouten, het wanbeheer en het onprofessionele gedrag van nationale regeringen precies in kaart brengen om te voorkomen dat de situatie waarin de bevolking zich nu bevindt, in de toekomst verder verslechtert. De regering van Letland heeft bijvoorbeeld een bedrag van internationale financiële instellingen geleend dat nu al meer dan tweemaal zo hoog is als de jaarlijkse begroting. Er gaat geen dag voorbij of de Letse regering neemt maatregelen met betrekking tot het belastingstelsel en het financiële beleid in het algemeen waar de bevolking nadelen van ondervindt en die leiden tot bedrijfsliquidaties en het vertrek van Letse ondernemers naar het buitenland. De Letse regering probeert voortdurend de pensioenwetgeving te wijzigen om de betalingen aan gepensioneerden te kunnen verlagen. Dit leidt tot een maatschappelijke explosie en brede onrechtvaardigheid. We moeten een krachtig signaal afgeven aan nationale regeringen dat verlaging van sociale uitkeringen en pensioenuitkeringen in een tijd van crisis een misdaad tegen de bevolking is. Ik ben stellig van mening dat de onbeschermde en noodlijdende bevolkingsgroepen van de samenleving niet de verantwoordelijkheid voor de fouten van regeringen dienen te dragen.
Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil de heer Feio bedanken voor zijn werk aan het ontwerpverslag. Het lijkt mij dat we te snel overgaan tot de orde van de dag gezien de gevaren die Europa bedreigen. We laten ons te weinig gelegen liggen aan de waarschuwingssignalen van de financiële markten en personen als president Trichet, die het voorstel van de Commissie een goede, maar onvoldoende stap in de richting van versterking van het stabiliteits- en groeipact noemt. De rol van het Europees Parlement berust er vandaag op dat wij het voorstel van de Europese Commissie moeten verdedigen tegen de regeringen van de lidstaten, die overduidelijk niets geleerd hebben van de crisis.
De omvang van de crisis in de overheidsfinanciën in Europa zou aanzienlijk minder geweest zijn, als de Europese Raad zich netjes had gehouden aan de bepalingen van het pact. Als wij vandaag toelaten dat regeringen, met name de regeringen van Duitsland en Frankrijk, de voorstellen van de Commissie versoepelen, zal de crisis zich verder verdiepen en zullen wij ons af moeten vragen of de gemeenschappelijke munt in zijn huidige vorm wel zin heeft en of we ongewild het bewijs zullen leveren voor de stelling dat de euro een mislukt experiment is. Het Parlement staat voor een grote opgave. We moeten de euro verdedigen tegen kortstondige politieke doelstellingen. We moeten alle lidstaten dwingen om een verantwoordelijk begrotingsbeleid te voeren, ook als dit pijn doet. Ik dank u voor uw aandacht.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, het woord "crisis" komt van het Griekse woord Krino dat letterlijk "beslissen", of "kiezen" betekent. Het duidt dus een moment aan dat een bepaalde fase van de andere scheidt. We moeten naar de toekomst kijken, en leren van het verleden, op een manier die structurele veranderingen teweeg kan brengen die de concurrentiepositie van onze kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren en ze in staat stellen om om te gaan met de druk die een geglobaliseerde omgeving met zich meebrengt.
Zodoende moeten we bovendien werkgelegenheid garanderen aan een groot deel van het minder beschermde deel van de werkende bevolking en hun families. De Europese Unie heeft een nieuw economisch bestuur nodig dat de stabiliteit en de nauwgezetheid van de publieke nationale financiën veiligstelt. Een financiële en economische crisis zoals we die nu meemaken mag zich niet herhalen. Het nieuwe economische bestuur van Europa moet niet alleen rekening houden met het totaalbedrag van de staatsschuld maar ook met de draagbaarheid daarvan op de middellange termijn. De private schuld en de draagbaarheid van de sociale zekerheden zijn even belangrijk als de staatsschuld, vanwege het belang van eerstgenoemde voor de stabiliteit van de publieke financiën. Sterker nog, landen die de staatsschuld onder controle hadden zijn in een zware crisis beland, juist vanwege de zware schuldenlast van huishoudens en bedrijven, terwijl landen met een hoge staatsschuld er goed door zijn gekomen.
Richard Seeber (PPE), schriftelijk. – (DE) De economische en financiële crisis heeft de hiaten en tekortkomingen van de bestaande instrumenten en methoden voor de coördinatie van het economische en monetaire beleid duidelijk aangetoond. In het verleden hebben sommige lidstaten, met name Frankrijk en Duitsland, te lang gewacht met het invoeren van strengere regels. Het te boven komen van de economische crisis is een van de grootste uitdagingen ooit en daarop is uitsluitend een Europees, en geen nationaal antwoord mogelijk. Dat geldt ook voor de sanctiemechanismen die nog steeds gedeeltelijk door lidstaten worden geblokkeerd. Op grond van de nieuwe regels voor de interne financiële markt is het echter nu hoog tijd om niet alleen de monetaire Unie te versterken, maar tegelijkertijd ook met name de staatsschulden terug te dringen met het oog op het veiligstellen van de toekomst van de Europese Economische Ruimte. Bij dit proces moeten met name de nationale parlementen meer betrokken worden om de debatten in de lidstaten een Europeser karakter te geven. Alleen op deze manier kan er een Europees antwoord gevonden worden om de crisis te boven te komen en om een solide en sterke economische ruimte tot stand te brengen.
Jutta Steinruck (S&D), schriftelijk. – (DE) Sinds de financiële crisis van 2008 komen de staatshoofden en regeringsleiders van de G20 periodiek om de zes maanden bij elkaar om de economische en financiële kwesties te bespreken, om de samenwerking te verbeteren en om een stabiele en duurzame groei van de wereldeconomie te bewerkstelligen waarvan iedereen kan profiteren. Ik ben echter van mening dat wij, met het oog op een duurzaam en adequaat antwoord op de financiële, economische of sociale problemen als gevolg van die crisis, een brede basis en een evenwichtig perspectief voor die problemen nodig hebben. De ministers van Financiën van de lidstaten zijn niet in staat om de situatie op de arbeidsmarkt te beoordelen en zodanige antwoorden te geven op de prangende vragen die er met betrekking tot het werkgelegenheids- en sociaal beleid spelen, dat daarmee ook recht wordt gedaan aan de behoeften van de werknemers of van de burgers in het algemeen. Daarom acht ik periodieke bijeenkomsten noodzakelijk van de ministers voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken van de G20. Daarnaast roep ik de EU en de lidstaten die deel uitmaken van de G20 op om dit idee verder te ontwikkelen en om op het gebied van het werkgelegenheids- en sociaal beleid nauwer met elkaar samen te werken en naar een evenwichtiger uitgangspunt op het niveau van de G20-top te streven. Wij kunnen niet toestaan dat de mededinging de bescherming van de rechten van werknemers ondermijnt. Wij moeten die rechten niet alleen voor de burgers in de EU handhaven, maar ook voor de burgers in andere landen in de wereld.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) De EU produceert met haar 500 miljoen inwoners, oftewel 7 procent van de wereldbevolking, 30 procent van het mondiale bbp. De laatste statistieken laten zien dat de EU in augustus 2010 een tekort op de handelsbalans heeft geboekt van 17,3 miljard euro. In de eerste zes maanden van dit jaar heeft de EU de grootste stijging genoteerd in de export naar Brazilië (+57 procent), China (+41 procent) en Turkije (+38 procent), terwijl de grootste importstijgingen werden genoteerd vanuit Rusland (+43 procent), China en India (beide +25 procent).
Om de doelen van de EU 2020-strategie te bereiken, moet de EU minder afhankelijk worden van haar traditionele energieleveranciers. In de eerste helft van dit jaar is het tekort op de handelsbalans van de EU-27 in de energiesector met 34,3 miljard euro gestegen in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar. Verder heeft de Europese Unie behoefte aan een eco-efficiënt industriebeleid dat de koppeling kan waarborgen tussen de innovatiecapaciteit en de productie-eenheden van de EU, waardoor de werkgelegenheid in de hele EU wordt bevorderd en haar mondiale concurrentievermogen in stand wordt gehouden.
Daarom moet de Europese Raad het toekomstige industriebeleid en de energiezekerheid van de EU op de agenda van zijn vergadering van 28 en 29 oktober zetten, alsmede voorstellen voor de wijze waarop de effecten van de klimaatverandering en de vergrijzing kunnen worden verminderd.
VOORZITTER: JERZY BUZEK Voorzitter
Janusz Wojciechowski (ECR). – (PL) Gisteren is in Polen een medewerker van het kiesdistrictkantoor van het Europees Parlement in Łódź vermoord. Het betrof mijn assistent, de heer Marek Rosiak. De woorden van de moordenaar tijdens het plegen van dit misdrijf laten geen ruimte voor twijfel over het motief voor deze moord: haat tegen de Partij Recht en Rechtvaardigheid, de belangrijkste oppositiepartij in Polen. Dit drama is de culminatie van de haatcampagne die al langere tijd wordt gevoerd tegen deze partij. Het Europees Parlement moet behalve deze misdaad ook de haat en het geweld veroordelen, waarvoor geen plaats mag zijn in de Europese politiek en de Europese democratie. Mijnheer de Voorzitter, ik vraag u een minuut stilte in acht te nemen ter nagedachtenis aan de heer Marek Rosiak, die stierf tijdens zijn werkzaamheden voor het Europees Parlement.
(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)
Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, net hebben we laten zien hoe waardig we kunnen zijn als Parlement. Op het moment echter dat ik hier de plenaire vergaderzaal binnenkom, wordt ik eerst lastig gevallen door mensen die vinden dat we resoluties moeten ondertekenen, en vervolgens door ballonnen geëscorteerd vanwege amendementen. Voorzitter, ik vind dit het Parlement niet waardig, en ik vraag u zich daarover te bezinnen en te bekijken hoe we ook de gangen schoon kunnen houden.
Gerard Batten (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik u vragen een besluit te nemen? We zijn hier in de zaal getuige van het vertonen van ballonnen. Kunt u beslissen of dat wel of niet is toegestaan? Zo nee, kunnen deze dan worden verwijderd? Zo ja, dan hebben mijn collega's en ik nog enkele zeer smaakvolle paars met gele UKIP-ballonnen, die we graag volgende keer zouden willen meenemen.
(Applaus)
De Voorzitter. – Geachte collega's, vandaag gaan wij ten aanzien van dit belangrijke vraagstuk onze stem uitbrengen. Dit vraagstuk staat in verband met de demonstratie die u hier houdt. Ik verzoek u om met deze demonstratie te wachten tot de stemming, die over ongeveer veertig minuten zal plaatsvinden. Zou u zo vriendelijk willen zijn? Dat is een klein gebaar tegenover ons allemaal. Normaal gesproken sta ik achter u, maar alstublieft, onthoudt u zich van demonstraties in de zaal.
De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
4.1. Herziening van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (A7-0279/2010, Paulo Rangel) (stemming)
4.2. Aanpassing van het EP-Reglement aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (A7-0278/2010, Paulo Rangel) (stemming)
De Voorzitter. – Ik wil benadrukken, dat dit het resultaat is van onze langdurige onderhandelingen met de Europese Commissie. Ik bedank vooral de rapporteur, de heer Rangel, maar ook de heer Lehne die namens ons met de Europese commissie heeft onderhandeld. De heer Swoboda, mevrouw Wallis, mevrouw Harms, mevrouw Roth-Behrendt en heer Rangel hebben ook meegewerkt en ik bedank hen zeer voor het onderhandelingsresultaat. Verder wil ik ook voorzitter Barroso en vicevoorzitter Šefčovič bedanken. Wij zijn bijzonder eerlijk geweest tegen elkaar. Het resultaat is erg goed, ik feliciteer dan ook beide partijen. We kunnen uitzien naar een vruchtbare samenwerking.
4.3. Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (A7-0263/2010, Ingeborg Gräßle) (stemming)
4.4. Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden (A7-0288/2010, Bernhard Rapkay) (stemming)
4.5. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2010: Afdeling II – Europese Raad en Raad – Afdeling III – Commissie – Afdeling X – Europese dienst voor extern optreden (A7-0283/2010, Roberto Gualtieri) (stemming)
De Voorzitter. – Dames en heren, hiermee is het wetgevingsproces in verband met de Europese dienst voor extern optreden afgerond. Ik wil vooral de vele personen bedanken die vandaag in deze zaal bij ons, de afgevaardigden van het Parlement, aanwezig zijn, voor het ongemeen zware en verantwoordelijke werk. Vooral de voorzitters van enkele commissies van het Europees Parlement hebben zich ingezet. Ik bedank hen voor hun degelijke werk. Daarnaast zijn er een aantal mensen die ik persoonlijk wil bedanken, namelijk degenen die het Parlement zowel als onderhandelaar en als rapporteur hebben vertegenwoordigd. Het gaat hierbij om: Elmar Brok, Guy Verhofstadt, Roberto Gualtieri, Ingeborg Gräßle, Crescenzio Rivellini en Bernhard Rapkay, en tevens de afgevaardigden die aan de begroting hebben gewerkt, László Surján en Sidonia Jędrzejewska.
In noem deze personen met naam en toenaam, omdat zij zich enorm hebben ingespannen om te garanderen dat wij een goede overeenkomst voor de Europese dienst voor extern optreden krijgen. Wij zijn ervan overtuigd dat deze overeenkomst de Europese Unie van dienst zal zijn. Ik feliciteer iedereen, ook lady Ashton, degenen aan haar zijde deelnamen aan de onderhandelingen en de Raad met het bereikte resultaat. Ook ambassadeur Christoffersen die heeft meeonderhandeld, is aanwezig. Ik verzoek u om applaus.
(Applaus)
Ik heb hier een bos bloemen voor lady Ashton, maar ze is niet aanwezig. Zoals gewoonlijk laten de dames op zich wachten. Daar had ik niet op gerekend, maar daar moeten we gewoon op voorbereid zijn – wij mannen moeten op alles voorbereid zijn!
(Applaus)
5. Plechtige vergadering – Toespraak halverwege zijn mandaat van Jerzy Buzek, Voorzitter van het Europees Parlement
De Voorzitter. − Collega's, ik zal een korte toespraak houden, zoals ik u een jaar geleden heb beloofd.
We bevinden ons nu halverwege mijn voorzitterschap. Bij aanvang heb ik beloofd dat ik u op de hoogte zou houden van mijn activiteiten.
Als Voorzitter van het Europees Parlement vertegenwoordig ik u allen. Waar ik ook ga en wat ik ook doe, ik ben me er altijd van bewust dat ik de eer en verantwoordelijkheid heb te handelen in naam van dit prestigieuze Parlement.
Deze toespraak gaat echter niet over mij: deze toespraak gaat over u en uw activiteiten. Hij gaat over ons allen, over wat we gezamenlijk gedurende de afgelopen vijftien maanden in het Europees Parlement hebben bereikt, en wat nog voor ons ligt.
Dames en heren, ten eerste: de crisis. Onze burgers verwachten van ons, politici, vooral dat wij de crisis overwinnen en de strijd aanbinden met armoede en sociale uitsluiting vooral in dit jaar. Deze crisis is niet in Europa ontstaan, maar hij moet wel hier in Europa overwonnen worden. Ons Parlement heeft van de Europese Commissie en de Raad ambitieuze hervormingen geëist. Het belangrijkste is echter dat we cruciale financiële hervormingen hebben aangenomen, zoals het wetgevingspakket voor financieel toezicht, regels voor het beperken van bankiersbonussen en over kapitaaleisen voor banken. Hiermee hebben we het fundament gelegd voor de verdedigingsmuren die onze burgers moeten beschermen tegen toekomstige crises.
Er moet echter meer gebeuren. We moeten onze Europese markten beter integreren omdat dit zorgt voor economische groei en lagere prijzen. Het verslag van professor Monti moet omgezet worden in wetgeving. Ik breng in herinnering dat belangrijke stukken van dit verslag op uw initiatief zijn ontstaan, op initiatief van de leden van het Europees Parlement en onze commissies.
Toen ik dit Huis vertegenwoordigde bij de Europese Raad heb ik gezegd dat we de mensen eerlijk moeten zeggen dat het in deze moeilijke periode noodzakelijk is om de broekriem aan te halen, langer te werken en later met pensioen te gaan. Alleen zo kunnen we de Europese welvaart in stand houden. Een programma met structurele hervormingen voor de lange termijn voer je niet van de ene dag op de andere uit. Dit helpt ons bij de uitvoering van de EU 2020-strategie en het behoud van concurrentievermogen en werkgelegenheid, punten die voor onze burgers het belangrijkst zijn. Herstellen van de crisis en vervolgens overgaan op langetermijngroei zijn nu onze meest urgente taken.
Ten tweede: solidariteit. De crisis heeft aangetoond hoe belangrijk Europese solidariteit is. Ik ben in de landen geweest waar de crisis bijzonder hard heeft toegeslagen – Litouwen, Letland, Roemenië, Griekenland. Ik heb onze solidariteit uitgesproken, maar ook benadrukt dat er geen solidariteit bestaat zonder verantwoordelijkheid. We hebben de crisis voor een belangrijk deel kunnen afwenden. De patiënt is gered, maar nu moeten we ervoor zorgen dat hij op eigen kracht het ziekenhuis kan verlaten. Daarom hebben we, zoals ik al eerder heb gezegd, een langetermijnstrategie nodig om uit de crisis te komen. Ook is goed economisch management noodzakelijk, evenals structurele, sociale en educatieve verandering. In crisistijd moeten we blijk geven van realisme, maar ook van gevoeligheid.
Ten derde: energiebeleid en klimaatbescherming. Energie is de belangrijkste grondstof van de economie. Het vraagstuk van energie en klimaatbescherming is een van onze belangrijkste prioriteiten en een belangrijke politieke impuls voor andere ondernemingen op economisch gebied. Zoals we weten zijn de zekerheid van onze energievoorziening, de bescherming van het milieu en betaalbare energie de grootste uitdagingen voor de 21e eeuw. Daarom heb ik op 5 mei 2010 samen met Jacques Delors de verklaring over de oprichting van een Europese Energiegemeenschap afgelegd. We willen graag dat de naam 'Europese Energiegemeenschap' de merknaam wordt van alle EU-ondernemingen op dit gebied. Ik breng in herinnering dat de Commissie, het Parlement en de Raad al veel hebben gedaan op dit gebied. We behandelen vooral de lopende zaken, maar het gaat daarnaast ook om een extra stimulans en het samenbrengen van alle activiteiten onder één noemer, zodat ze op de juiste manier ten uitvoer kunnen worden gelegd. Ik ben verheugd, dat ik vandaag de nieuwe verordening betreffende de veiligstelling van de aardgasvoorziening onderteken, die we samen hebben aangenomen.
Er is nog heel veel werk te verrichten voordat de energiemarkt een eengemaakte, gemeenschappelijke markt is. Ik zal dit werk samen met u voortzetten. Wat is hierin het belangrijkste? Onze activiteiten op het gebied van energie zijn ook activiteiten ter bescherming van het klimaat. Op dit gebied lopen we voorop en willen we voorop blijven lopen. Wij hebben zelf de EMAS-overeenkomst ondertekend om van ons Parlement een 'groen Parlement' te maken dat energie bespaart en overgaat op het gebruik van alternatieve energiebronnen.
Ten vierde: externe betrekkingen. Als leden van het Europees Parlement zijn wij ambassadeurs van de democratie. Dankzij onze missies dragen wij bij aan de organisatie van vrije en eerlijke verkiezingen. Er gaat geen week voorbij zonder dat enkelen van ons zich inzetten voor onze kernwaarden, maar ook voor onze belangen. Wij zijn de grootste economie van de wereld en 's werelds grootste hulpverlener, maar wij maken niet volledig gebruik van ons potentieel. Wij moeten ons bezinnen op de manier waarop wij onze doelen verwezenlijken. Wij moeten de ondersteuning van de democratie en de mensenrechten inbouwen in onze handelsbesprekingen en, ongeacht de vraag of wij onderhandelen met grote en sterke partners of met kleine en zwakke, geen dubbele standaard hanteren.
Het is mijn rol als Voorzitter om onze gezamenlijke stem kracht bij te zetten en de standpunten van onze burgers buiten de grenzen van de Unie te vertolken. Daarom hebben we onze parlementaire diplomatie versterkt. Ik heb u vertegenwoordigd bij de parlementaire G8-bijeenkomsten. Ik heb officiële bezoeken afgelegd in China en de Verenigde Staten. Onze betrekkingen met het Congres van de Verenigde Staten, waar we als Parlement een vertegenwoordiging hebben, zijn naar een hoger plan getild. Ik was de eerste Voorzitter in twaalf jaar die Rusland heeft bezocht.
Dankzij gezamenlijke inspanningen hebben wij een secretariaat gevormd voor de Parlementaire Vergadering van de Mediterrane Unie en ontwikkelen wij met groot succes de samenwerking met Latijns-Amerika in het kader van Eurolat. Toegegeven, er wacht ons ook nog veel werk om een begin te maken met onze parlementaire samenwerking Euronest in het kader van het oostelijk partnerschap.
Dames en heren, zojuist hebben we gestemd over de Europese dienst voor extern optreden. Ik ben er diep van overtuigd dat deze dienst binnenkort onze grote kracht zal zijn en het gezicht wordt van de Europese macht. Wij hebben hard onderhandeld met de Raad om ervoor te zorgen dat het een moderne dienst is die de gemeenschappelijke standpunten en belangen van Europa vertegenwoordigt. We moeten echter ook toegeven dat alle partijen bijzonder open stonden voor een compromis, daarmee kunnen we elkaar feliciteren. Iedereen heeft een bijdrage geleverd aan deze discussie.
Dames en heren, we blijven nog even bij de externe betrekkingen. Ik veroorloof mij terug te komen op wat we dit jaar hebben gedaan: wij hebben tegen de SWIFT-overeenkomst gestemd. Dat was een uitzonderlijk belangrijk moment. De regering van de Verenigde Staten heeft ingezien dat het niet om het post-Lissabon Parlement heen kan. In de toekomst zullen niet alleen de Verenigde Staten, maar ook vele andere landen hiervan overtuigd raken. En als historici deze stemming in de toekomst beoordelen, zullen ze zeggen dat we daadwerkelijk in het belang van de burgers hebben gehandeld. Wij hebben het juiste evenwicht gevonden tussen de veiligheidseisen en de bescherming van de burgerlijke vrijheden. Dat is belangrijk, omdat wij de vertegenwoordigers zijn van die burgers in het Parlement.
Ten vijfde: mensenrechten. Dit is een prioriteit van het Parlement en het is ook mijn prioriteit. Ik breng dit onderwerp waar nodig altijd ter sprake. Ik weet dat 735 mensenrechtenverdedigers achter mij staan en 500 miljoen burgers achter ons. In Rusland heb ik president Medvedev gevraagd naar de vermoorde mensenrechtenactivisten en journalisten zoals Anna Politkovskaja en Sergej Magnitski. Toen Liu Xiabo de Nobelprijs voor de vrede ontving, heb ik mijn oproep herhaald om hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Morgen nemen we een besluit wie dit jaar de Sacharovprijs ontvangt. Ik ben vastbesloten om van dit Sacharovnetwerk, het netwerk van winnaars van de Sacharovprijs, alsook van het forum van de voormalige Voorzitters van het Europees Parlement doeltreffende instrumenten te maken in onze strijd voor de menselijke waardigheid, mensenrechten en democratie in de hele wereld. Mensenrechtenactivisten kunnen er zeker van zijn dat wij ons hun lot aantrekken. Ja, het Europees Parlement trekt zich het lot van mensen aan!
Ten zesde: de rechten van de vrouw. Ik heb vele malen opgeroepen om voor de hoogste posten in de EU- instellingen vrouwen te kiezen. Ik ben hierin sterk gesteund door alle leden van het Parlement. Ook heb ik het initiatief voor de introductie van quota op kieslijsten gesteund. Een politiek stelsel dat bij de besluitvorming geen belangrijke plaats inruimt voor 52 procent van de bevolking verliest het contact met de samenleving. Europa moet zich er met vereende krachten voor inzetten dat arbeid en gezinsleven te combineren zijn. Vooral in tijden van economische crisis is het belangrijk dat het moederschap niet gehinderd wordt door onzekere arbeidsvoorwaarden. Wij hebben pas nog een debat gehouden over dit onderwerp, dat ook te maken heeft met de vraag hoe wij de dramatische uitdaging van Europa's demografische crisis het hoofd moeten bieden. Zoals ik 15 minuten geleden al verzekerd heb, steun ik de actie die in dit Huis plaatsvindt, hoewel de vergaderzaal wellicht niet de beste plek is voor een dergelijke actie.
Aristoteles heeft gezegd dat het kwaad voortkomt uit overdaad of tekort en het goede uit evenwicht. Wij moeten zorgen voor evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen in het openbare leven. Laten we in de voetsporen van Aristoteles treden!
Ten zevende: institutionele veranderingen. Mij bewust van het belang van het Verdrag van Lissabon, was ik zoals velen van u in Ierland om de mensen te overreden voor te stemmen. Ik ben ook naar Tsjechië gegaan om president Klaus op te roepen tot ratificatie. Wij hebben hard gewerkt om het Verdrag in werking te laten treden en het is gelukt.
Dames en heren, een van de meest belangrijke veranderingen is de versterking van de wetgevende macht van ons Parlement. Wij hebben nieuwe bevoegdheden gekregen, maar ook nieuwe verantwoordelijkheden. Het Verdrag versterkt de rol van het Parlement, maar laat tegelijkertijd nog steeds de mogelijkheid toe dat vele beslissingen te genomen worden volgens de intergouvernementele methode. Daarom moeten wij nog steeds onze communautaire methode promoten als doelmatig instrument voor democratische controle door de burger. Laten we echter niet vergeten dat beslissingen over de richting waarin de Europese Unie zich moet ontwikkelen, nog steeds in hoge mate afhankelijk zijn van de lidstaten, van regeringsleiders, presidenten en kanseliers. De samenwerkingsmogelijkheid om de Europese instellingen, die Europa in het verleden kracht hebben gegeven, te versterken, is bijzonder belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat zij dit in de toekomst zullen blijven doen.
Ik heb als Voorzitter van het Europees Parlement op grond van het Verdrag van Lissabon en met volledige inzet de positie van ons Huis versterkt ten opzichte van andere Europese instellingen. Ik heb dit gedaan omdat wij de burgers vertegenwoordigen en direct door hen zijn gekozen. Wij zijn hen daarom volledige vertegenwoordiging bij de Europese instellingen verschuldigd.
Er zijn beslissende stappen gezet naar een grotere verantwoordingsplicht van de Europese Commissie tegen over ons Parlement. Wij hebben een aantal verbeteringen aangebracht in de manier van werken van het Europees Parlement. Voor het eerst hebben wij een maandelijks vragenuur met de voorzitter van de Commissie ingevoerd, er heeft een eerste debat over de Staat van de Unie plaatsgevonden en er zijn regelmatige bijeenkomsten van de Conferentie van commissievoorzitters en het College van commissarissen. Ik kom ook bijeen met de Commissie en het College van commissarissen.
We hebben een begin gemaakt met een dialoog over wetgevingsplanning met het Raadsvoorzitterschap. Ik kom regelmatig bijeen met de premier van het land dat het Raadsvoorzitterschap bekleedt. Voor het eerst richt de voorzitter van de Europese Raad zich niet alleen tot de plenaire vergadering, maar komt hij onmiddellijk na de Europese Raad bijeen met de Conferentie van voorzitters. Ten slotte, en ik vind dit heel belangrijk, werken we aan een nauwer partnerschap met de nationale parlementen. Ik wil de nationale parlementen bedanken voor de bereidheid tot samenwerking. Er is nu sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook voor de wetgeving op Europees niveau. Dat is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van Europa.
Ten achtste, en dat is mijn laatste punt: de begroting – onze belangrijkste taak voor de toekomst. Het is onze verantwoordelijkheid dat de begroting voor 2011 bijdraagt aan economische groei. De structuur van de begroting bepaalt de lijst met politieke prioriteiten. Wij moeten er absoluut voor waken dat het geld dat aan de burgers is beloofd terug te vinden is in de begroting. Bezuinigingen mogen niet worden gedicteerd door loos populisme. Op gebieden als onderwijs, scholing, wetenschappelijk onderzoek of investeringen in infrastructuur mogen onze burgers niet slechter af worden. We moeten altijd vragen stellen over de financiële gevolgen van minder uitgaven op Europees niveau. Betekenen die financiële gevolgen minder Europa?
Egon Klepsch, onze onlangs overleden collega, ex-voorzitter van het Europees Parlement, heeft bij de eerste stemming van het Europees Parlement over de begroting gezegd dat het Parlement het Europese 'algemeen belang' definieert. Volgens hem is dat de echte test. Vandaag staan wij allemaal voor die test.
Ik kom tot mijn conclusie.
Er wacht nog veel dringend wetgevend werk op ons. Aan het einde van deze toespraak wil ik graag nog eens terugkomen op het belangrijkste daarvan. Ons doel is om uit deze crisis te geraken en onze burgers te behoeden voor een nieuwe crisis. Ik zeg het nogmaals, deze crisis is niet in Europa ontstaan, maar moet wel hier in Europa worden uitgebannen. We kunnen deze crisis niet met behulp van traditionele methoden overwinnen. Daarom zijn in Europa debatten – zeer uitgebreide debatten – en de verbeelding van de Europese burgers zo belangrijk.
Naast de eenheidsmarkt is het belangrijk om de markt van ideeën, van onze fundamentele waarden, te versterken. We moeten discussiëren over de rol van de staat en de toekomst van Europa, de overdracht van kennis, alternatieve stelsels voor sociale zekerheid, nieuwe onderwijsmethoden, cultuur.
Als uw vertegenwoordiger had ik het voorrecht om deel te nemen aan belangrijke gebeurtenissen: de 65e verjaardag van de bevrijding van Auschwitz, het zestigjarig bestaan van de Schuman-verklaring, het dertigjarig bestaan van de oprichting van de vakbond Solidariteit, en het twintigjarig bestaan van de hereniging van Duitsland. Laten we zeggen, van de algehele nachtmerrie van oorlog naar de geest van solidariteit en de hereniging van Europa.
Uit mijn discussies met onze partners van buiten de Europese Unie maak ik op dat ons Europese model in heel de wereld wordt gerespecteerd. Laat ons trots zijn op onze werkwijze van samenwerking in onze Gemeenschap – de afgelopen zestig jaar heeft het ons vrede gebracht en nu een verenigd Europa.
Als we in Europa geloven, moeten we ook in onszelf geloven. Om iedere twijfel over de Europese Unie weg te nemen moeten we teruggaan naar de oorsprong. Dan zullen we begrijpen dat vrede, stabiliteit, welvaart en een open samenleving ons niet voor eens en voor altijd gegeven zijn. Het gevaarlijke en ondenkbare kan zich weer voordoen als we het populisme niet in toom houden en onze basale waarden van vrijheid en solidariteit voor allen niet koesteren.
Door de herinnering aan ons verleden kunnen we het heden vormgeven en over de toekomst nadenken. Onze politieke voorvaderen kozen de juiste weg. Nu is het aan ons om te bepalen hoe de eenentwintigste eeuw in Europa en in heel de wereld zal verlopen. Deze strijd is het waard om voor te strijden. Met collega's zoals u ben ik niet bang om deze strijd aan te gaan.
6.1. Ontwerp van gewijzigde begroting 03/2010: Afdeling III – Commissie – BAM (begeleidende maatregelen bananen) (A7-0281/2010, László Surján) (stemming)
6.2. Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie – begrotingsjaar 2011 (stemming)
Vóór de stemming
Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Begrotingscommissie hebben we over meer dan 1 600 wijzigingen van de ontwerpbegroting voor 2011 gestemd. Uiteraard is er sprake van enkele technische aanpassingen waarover plenair gestemd moet worden. Voor de opname van de nota van wijzigingen nr. 1/2011 in de lezing van het Parlement zijn bepaalde technische aanpassingen nodig, zowel in de nieuwe afdeling Europese dienst voor extern optreden als in de afdeling Commissie, naar aanleiding van de voorstellen voor kredietoverschrijving tussen afdelingen.
In de afdeling EDEO gaat het met name om budgettering van de salarisaanpassing van 1,85 procent voor de nieuwe dienst, zoals het geval is bij de andere instellingen. De bedragen van de nota van wijzigingen in de afdeling Commissie dienen bijgevolg eveneens te worden gewijzigd. Hetzelfde geldt voor bepaalde amendementen van het Parlement op administratieve begrotingslijnen, die aangepast moeten worden aan de eindbedragen op de begrotingslijnen van afdeling III.
Voor de agentschappen zullen de volgende toelichtingen bij begrotingslijnen van bepaalde agentschappen technisch worden aangepast aan de uiteindelijk goedgekeurde bedragen. In begrotingslijn 02 01 04 04 zal de in amendement 996 goedgekeurde toelichting als zodanig worden toegevoegd aan amendement 1010 op de beleidslijn 02 02 01 (als onderdeel van het pakket over proefprojecten en voorbereidende maatregelen). In begrotingslijn 19 05 01 moeten de woorden "(buiten de Verenigde Staten)" worden geschrapt in de titel en de toelichtingen, in overeenstemming met het besluit van COBU. In begrotingslijn 19 09 01 moet een in de Begrotingscommissie aangenomen mondeling amendement worden opgenomen in de toelichtingen. De woorden "Dit krediet is bestemd voor ondersteuning van initiatieven zoals de stichting EU-LAC (besloten op de Top van staatshoofden en regeringsleiders EU-LAC), en het Forum van Biarritz" moeten worden toegevoegd.
Ter vermijding van tegenstrijdigheden in de nummering van bepaalde gecreëerde begrotingslijnen en met het oog op de regels inzake de omschrijving worden de begrotinsglijnen opnieuw genummerd. Dit heeft geen effect op de rubriek van het meerjarig financieel kader noch op het begrotingshoofdstuk van het amendement dat in de Begrotingscommissie is goedgekeurd. Het gaat hier om amendementen 386, 389, 521, 833, 997, 998, 999, 1016, 1018, 1021, 1022, 1023 en 1024.
Vóór de stemming over amendement 700
María Muñiz De Urquiza (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me maar het is onmogelijk om de stemming te volgen aan de snelheid waarop u de amendementen voorleest.
De Voorzitter. - Ik zal met alle plezier het tempo wat omlaag brengen … We zullen trachten het behoefte aan tempo te verzoenen met het recht van alle afgevaardigden om hun plichten te vervullen en hun stem uit te brengen.
Vóór de stemming over blok 3
József Szájer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag het Huis mij te excuseren, maar met betrekking tot Amendement 967 klopt de stemlijst van de PPE niet. Het juiste antwoord bij deze stemming moet zijn "ja".
De Voorzitter. - Dit is van toepassing op een volgende stemming. Prima. Dit is interne informatie voor de fractie.
Vóór de stemming over amendement 987
Göran Färm (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, evenals mijn collega van de PPE-fractie zojuist moet ook ik wijzen op een fout in onze stemlijst. De stemlijst van de S&D luidt als volgt en niet anders: tegen, voor, voor.
De Voorzitter. - Ook dit is interne informatie voor de fractie.
Na de stemming over de begroting
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze tevredenheid is een gevolg van het feit dat u zojuist amendementen hebt aangenomen op het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 voor 2010 en het ontwerp van begroting voor 2011.
Ik neem dientengevolge terdege nota van de verschillen tussen onze beide instellingen en in overeenstemming met artikel 314, lid 4, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stem ik natuurlijk in met de bijeenroeping van het bemiddelingscomité door de Voorzitter van het Europees Parlement.
De Voorzitter. - Dit is geen kwestie van de Raad die een gunst verleent, maar van naleving van het Verdrag. Het is duidelijk dat wij, als Parlement, onze rol volledig zullen vervullen.
6.3. Standpunt van het Parlement inzake de ontwerpbegroting 2011 als gewijzigd door de Raad – alle afdelingen (A7-0284/2010, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska) (stemming)
6.4. Rooster vergaderperiodes van het Europees Parlement – 2012 (stemming)
Vóór de stemming
Joseph Daul (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben gisteravond in de fractie gediscussieerd over amendementen die volgens de diensten niet aanvaardbaar waren. Daarom en vanwege het gesprek dat ik vanochtend heb gehad met de delegatiehoofden en de fractieleiders, wil ik vragen dat de geagendeerde stemming wordt uitgesteld.
Martin Schulz (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben geen gelegenheid gehad om dit onderwerp in de fractie te bespreken. Ik heb dit pas een paar minuten geleden in het kader van het debat van vanochtend via de heer Daul vernomen. Ik heb hierover met andere fractievoorzitters – mevrouw Harms en de heer Verhofstadt – gesproken. Ik richt mij hierbij ook tot mijn eigen fractie, omdat wij tot nu toe geen gelegenheid hebben gehad om dit te bespreken. Als wij deze kwestie opschuiven, is er volgens mij een grote kans dat wij een brede consensus kunnen creëren over het vergaderrooster voor 2012. Daarom denk ik dat wij vandaag moeten besluiten om de behandeling van deze kwestie uit te stellen.
De Voorzitter. - De heer Schulz sprak zich uit voor het voorstel van de heer Daul. Ik geef nu het woord aan de heer Fox, die tegen het voorstel is.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was maandagavond in de Kamer toen de fractie van De Groenen verzocht om uitstel. De heer Daul en de heer Schulz waren hier en ze stemden beiden tegen dat uitstel.
(Applaus)
Wat is er nu veranderd? Gaat het echt om een belangrijke juridische kwestie, of is het in werkelijkheid zo dat ze zich realiseren dat ze serieus het risico lopen om amendement nr. 4 te verliezen, en willen ze de stemming opschorten om druk uit te kunnen oefenen op leden van hun eigen fracties?
(Applaus)
Dit heeft niets van doen met de zogenaamde reden die ons is voorgehouden, en ik wil collega's dringend oproepen om tegen dit uitstel en voor amendement nr. 4 te stemmen.
(Applaus)
De Voorzitter. - Ik verzoek u te stemmen over het voorstel van de heer Daul om de stemming over het vergaderrooster uit te stellen.
(Het Parlement willigt het verzoek om uitstel van de stemming in)
6.5. Verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (A7-0032/2010, Edite Estrela) (stemming)
Vóór de stemming over de amendementen 50 en 125
Carl Schlyter (Verts/ALE). – (SV) In de Zweedse versie van dit verslag staan meerdere vertaalfouten. Zo worden onder andere barnledighet (ouderschapsverlof) en mammaledighet (zwangerschapsverlof) door elkaar gegooid. Maar met name in amendement 125 staat een zware vertaalfout. In de Zweedse versie van dat amendement staat dat het vaderschapsverlof volledig bezoldigd moet zijn. In andere taalversies is dat niet het geval. Bijgevolg is er in de Zweedse versie geen verschil tussen amendement 50 en 125. Het zou goed zijn als dat zou kunnen worden rechtgezet.
6.6. Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (A7-0136/2010, Barbara Weiler) (stemming)
6.7. De rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa (A7-0233/2010, Ilda Figueiredo) (stemming)
6.8. De financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot maatregelen en initiatieven (A7-0267/2010, Pervenche Berès) (stemming)
6.9. Verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone (A7-0282/2010, Diogo Feio) (stemming)
Vóór de stemming
Olle Schmidt (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een belangrijk mondeling amendement: "overwegende dat, voor zover mogelijk, alle 27 lidstaten maximaal al de voorstellen voor economisch bestuur dienen te volgen, erkennende dat voor lidstaten buiten de eurozone, dit gedeeltelijk een vrijwillige procedure is".
Het is goedgekeurd door de PPE-Fractie, het is goedgekeurd door de S&D-Fractie en zelfs de commissaris heeft het goedgekeurd. Ik hoop dat u allen dit mondelinge amendement kunt goedkeuren. Het is belangrijk voor mij, voor de ALDE-Fractie en met name voor mijn land, Zweden, als we ooit zullen toetreden tot de euro.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd.
Omdat de stemming zo lang heeft geduurd, tengevolge van uw uitstekende werk, verzoek ik degenen die een verzoek hebben ingediend tot het afleggen van een stemverklaring hun stemverklaring van een mondelinge in een schriftelijke stemverklaring om te zetten of hun beurt naar morgen te verschuiven. Er zijn namelijk 62 verzoeken ingediend en we kunnen deze niet allemaal afwerken.
Michał Tomasz Kamiński (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u gelukwensen met het uitstekende werk dat u vandaag heeft verricht. Ik heb werkelijk waardering voor de wijze waarop u vandaag uw voorzitterschap heeft uitgeoefend, en ik hoop dat u uw geweldige vaardigheden zult delen met andere Ondervoorzitters van het Parlement.
Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vandaag gestemd en mijn kiezers kunnen zien hoe ik vandaag heb gestemd, dus daarom zouden zij de mogelijkheid moeten hebben om vandaag over mijn stemverklaring te beschikken.
De Voorzitter. - Ik heb u verzocht uw mondelinge verklaring in een schriftelijke verklaring om te zetten. Met een schriftelijke verklaring kunt u ten aanzien van de verschillende kwesties nog steeds uw stemgedrag en dat van anderen toelichten aan uw kiezers. Het is niet onze bedoeling u op welke manier dan ook van uw rechten te beroven. Ik verzoek u alleen zich aan te sluiten bij de andere afgevaardigden die hun recht op een mondelinge verklaring hebben ingewisseld voor het geven van een schriftelijke verklaring. Dat is alles.
Barbara Matera (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik stem in met uw verzoek; mijnheer Mastella en ik zullen schriftelijke verklaringen afleggen. Ten tweede sluit ik mij aan bij mijn collega, en wil ik u nogmaals feliciteren, mijnheer de Voorzitter.
Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, als u akkoord gaat kunnen we, om iedereen tevreden te stellen, de mondelinge verklaringen naar morgen verschuiven.
De Voorzitter. - Helemaal mee eens, als ook mevrouw Sinclair zich in het voorstel kan vinden. Ik reken op de goede wil van de afgevaardigden, en roep hen op mondelinge verklaringen morgen af te leggen en schriftelijke verklaringen vandaag. We zullen mevrouw Sinclair de gelegenheid geven om haar verklaring nu af te leggen.
Ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2011
Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de volgende opmerkingen voor mijn collega-Parlementsleden.
Vandaag was de eerste keer na Lissabon dat we over de begroting hebben gestemd. U hebt allen voor elkaar geapplaudisseerd en u denkt dat u goed werk heeft verricht, maar terwijl landen in heel de Europese Unie moeten bezuinigen in hun overheidsdiensten en –begrotingen, wilde u uw eigen begroting gewoon verhogen.
U hebt uw begroting voor amusement verhoogd met 2 miljoen euro, een stijging van 85 procent. Is dit de echte boodschap die u de bevolking van Europa wilt geven? U hebt ook bepalingen over de zwangerschapsuitkering aangenomen die van grote invloed zullen zijn op mijn kiezers binnen het Verenigd Koninkrijk. Dit gaat banen kosten, en ook de overheidsdiensten zullen hier de gevolgen van ondervinden. Ik hoop dat u vandaag trots op uzelf bent. Dit is niet de wijze waarop Europa bestuurd dient te worden.
Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, om het eerlijk te houden zal ik een stemverklaring opstellen voor het resultaat dat behaald is in het verslag-Estrela.
De Voorzitter. - Laten we een punt zetten achter deze discussie. Wij hebben aan twee afgevaardigden het woord gegeven. De andere stemverklaringen – het waren er 61, er zijn er nog 59 te gaan – kunnen schriftelijk worden gegeven of morgen aan het eind van de stemming worden afgelegd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor de revisie van de kaderovereenkomst over de toekomstige betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie met het oog op het Verdrag van Lissabon. Ik ben namelijk van mening dat deze revisie leidt tot meer transparantie en meer dynamiek in de relatie tussen het Parlement en de Commissie. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon was artikel 295 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag, waardoor de instellingen van de EU in de Verdragen niet expliciet werden aangemoedigd om interinstitutionele overeenkomsten te sluiten. Daarom ben ik van mening dat deze herziening van de kaderovereenkomst een afspiegeling is van het institutionele evenwicht dat is ontstaan door het Verdrag van Lissabon, en dat ze de verworvenheden van dit nieuwe verdrag versterkt. Deze tekst is dan ook een compromis tussen de twee partijen en leidt tot een meer samenhangende en verstandige tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) In alle democratische systemen is parlementaire controle op de activiteiten van de uitvoerende macht een fundamentele kwestie. Net zo belangrijk is echter een goede communicatie over en weer tussen regering en vertegenwoordigers van de burgers. Het interintitutioneel akkoord tussen het Parlement en de Commissie komt – voor zover dat mogelijk is in zo'n ingewikkeld en zich voortdurend ontwikkelend systeem als de Europese Unie – tegemoet aan een aantal legitieme eisen van het Parlement met betrekking tot de Commissie. Daarom is het een goede zaak dat de controle van het Parlement op de Commissie gemakkelijker wordt, daar de Commissie een technisch orgaan is dat niet het politieke brein kan zijn van een heel continent. De Commissie moet dan ook rekenschap afleggen van de inhoud, de beweegredenen en de methoden van haar optreden. Het is ongetwijfeld ook een positieve zaak dat gestreefd wordt naar een nog grotere deelname van de Commissie aan met name de plenaire vergaderingen, opdat de Commissie kan antwoorden op de verzoeken van de vertegenwoordigers van de burgers van de Europese Unie en tijdig verantwoording kan afleggen over de standpunten van de Commissie ten aanzien van lopende politieke, economische, sociale en internationale vraagstukken. Zeker is dat als de EU vooruitgang wil boeken in de richting van een andere democratische structuur dan de huidige de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement moeten worden verbeterd en geïntensiveerd. Ik heb voor het verslag van de heer Rangel gestemd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Dit voorstel heeft geleid tot het eerste constructieve kaderakkoord. De extra bevoegdheden die het Europees Parlement door het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, zijn van groot belang voor de verdere samenwerking met de Europese Commissie en de toekomstige betrekkingen in verband met de tenuitvoerlegging van nieuwe overeenkomsten. In dit document zijn aanvullende richtsnoeren neergelegd voor de samenwerking tussen deze twee instellingen. Het Europees Parlement en de Commissie zullen een intensieve dialoog tot stand kunnen brengen over het werkprogramma van de Commissie en de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Het Parlement krijgt het recht om vertrouwelijke documenten toegestuurd te krijgen. Het Parlement zal worden geïnformeerd over de voortgang van onderhandelingen over internationale overeenkomsten, en bovendien zal het Parlement een deskundige worden die de Commissie voorstellen op dit gebied kan doen. De kaderovereenkomst voorziet ook in uitgebreide parlementaire controle, die wordt versterkt door bepalingen met betrekking tot de verkiezing van de voorzitter van de Commissie en van de Commissie als orgaan en haar samenstelling, eventuele aanpassing en herschikking. Het Parlement streeft naar een betere en transparantere samenwerking met andere instellingen. Ik verwelkom het feit dat nauwere samenwerking tussen deze twee instellingen de lidstaten zal helpen om EU-wetgeving zo snel en effectief mogelijk in nationale wetgeving om te zetten.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) De constitutionele structuur van de EU neemt steeds meer de vorm aan van een nationale staat. Naast de overwegingen die daaruit voortkomen voor de politieke toekomst van de EU, moeten we deze gelijkenis erkennen. Want de modellering van de betrekkingen tussen Commissie en Parlement is, mijns inziens terecht, hierop gebaseerd, op een wijze waarmee al decennialang, zo niet eeuwenlang, in alle lidstaten is geëxperimenteerd en waar men al lang aan heeft kunnen wennen. In het bijzonder dient de controlerende en onderzoekende rol van het Parlement erkend te worden, die het zogeheten democratisch tekort vermindert en de betrekkingen tussen de burger en de Commissie transparanter maakt.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben blij met de succesvolle onderhandelingen en de compromissen die zijn bereikt over dit nieuwe kaderakkoord, het vijfde kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie. Dit nieuwe akkoord is ongetwijfeld een stap vooruit in de betrekkingen tussen Parlement en Commissie. Ofschoon het uiteindelijke compromis achter blijft bij hetgeen het Parlement ambieerde, hebben wij een akkoord dat een coherente en verstandige tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon mogelijk maakt. Ik wil wijzen op het belang van de onderhandelingen over de interinstitutionele dimensie van de internationale betrekkingen van de EU. Het Parlement kan nu volledig en tijdig worden geïnformeerd, en zo kunnen wij bijdragen aan de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Wat tot slot de informatieplicht betreft wil ik onderstrepen dat vroegtijdige samenwerking met het Parlement, indien op basis van burgerinitiatieven verzoeken om wetgevingsvoorstellen worden gedaan, van cruciaal belang zal zijn om een band te verzekeren tussen Parlement en publiek. Daarom heb ik voor het merendeel van de voorstellen in dit verslag gestemd.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Het ontwerpverslag over de herziening van het kaderbesluit over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie heeft tot doel op basis van het Verdrag van Lissabon een institutioneel evenwicht tot stand te brengen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Met het interinstitutionele akkoord komt het weliswaar niet tot wijziging van het primaire recht, maar worden de betrekkingen tussen instellingen van de EU wel verder in detail uitgewerkt. Volgens de rapporteur is de definitieve versie van het voorstel een afgewogen compromis tussen de meningen en standpunten van beide institutionele zijden, waarbij de onderhandelingen ten aanzien van de internationale betrekkingen van de EU het moeizaamst verliepen. Het Parlement dient te allen tijde volledig te worden geïnformeerd, opdat het voor het Parlement eenvoudiger wordt groen licht te geven en er niet opnieuw reeds uitonderhandelde internationale akkoorden in de prullenbak verdwijnen.
Het Parlement beschikt nu dankzij het Verdrag van Lissabon over nieuwe bevoegdheden waarmee het de omzetting van de Europese regelgeving in de nationale wetgeving en de tenuitvoerlegging ervan beter kan monitoren, iets dat mij buitengewoon tevreden stemt. Communautaire wetgeving verliest echter elke zin indien een aantal lidstaten deze niet op nationaal niveau ten uitvoer legt. Ik sta achter het verslag en zal dan ook stemmen voor goedkeuring ervan.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De interinstitutionele overeenkomsten binnen de Europese Unie zijn van het grootste belang voor een doeltreffend toezicht, goede sturing en het evenwicht tussen de machten. Na de nodige aanpassingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon ben ik dus blij dat het Parlement meer bevoegdheden heeft gekregen in zijn betrekkingen met de Commissie. Uit het verslag blijkt dat dit leidt tot een sterkere en doeltreffendere sturing van de voorstellen van de Commissie, en tot meer transparantie in het wetgevingsproces.
Daarom was dit weer een stap op weg naar werkelijk uitgeoefende democratische macht. Dit zal bijdragen tot een Europa dat dichter bij zijn burgers staat. Ik wil er ook graag op wijzen dat dit voorstel tot stand is gekomen dankzij zeer vaardige onderhandelingen, met name door de rapporteur, de heer Rangel. Ik zou hem hier graag mee willen feliciteren.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de aanneming van dit verslag en over het uitstekende werk van de rapporteur, de heer Rangel. Dit verslag weerspiegelt het in het Verdrag van Lissabon verankerd institutioneel evenwicht en geeft daar vorm aan. Het resultaat van dit alles is een duidelijke en belangrijke verbetering van de betrekkingen tussen Parlement en Commissie. Het herziene ontwerp van een kaderakkoord voor de betrekkingen tussen Parlement en Commissie is het vijfde akkoord van dit soort dat beide instellingen hebben ondertekend. Wat het wetgevend proces en het tijdschema betreft dient te worden gewezen op de veranderingen in de "beter wetgeven"-benadering en de aankondiging van een herziening van het desbetreffend interinstitutioneel akkoord, evenals op de nieuwe verordeningen betreffende de door de Commissie te maken effectbeoordelingen. Wat de interinstitutionele dimensie van de internationale betrekkingen van de EU betreft wil het Parlement recht op informatie krijgen, zodat het zijn goedkeuring met volledige kennis van zaken kan geven en kan voorkomen dat internationale overeenkomsten niet kunnen worden goedgekeurd omdat de onderhandelingen al zijn afgesloten. Ook wil ik wijzen op de toekenning van de waarnemersstatus bij internationale conferenties aan EP-leden. Zo kunnen EP-leden deelnemen aan alle relevante vergaderingen. Deze rol is van cruciaal belang voor de versterking van de democratische bevoegdheden van het Parlement, met name als onderhandelingen worden gevoerd tijdens belangrijke internationale conferenties zoals de conferenties van de Verenigde Naties over klimaatverandering.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vorige woensdag hebben wij gestemd over het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Met deze herziening worden de nieuwe bevoegdheden van het Parlement op grond van het Verdrag van Lissabon verankerd in dit akkoord.
De nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement zijn essentieel en betekenen een radicale verandering in de Europese institutionele procedure. Versterkte parlementaire controle op de Commissie, goedkeuring door het Parlement van internationale overeenkomsten, deelneming van het Parlement aan het werkprogramma van de Commissie, deelneming van het Parlement aan de verkiezing van de voorzitter van de Commissie: ziehier enkele cruciale ontwikkelingen in de opbouw van een meer democratische Europese ruimte.
Bovendien is het voor mij fundamenteel dat wij aanvullende garanties krijgen voor de plicht om het Parlement te informeren. Wij zullen betere toegang krijgen tot vertrouwelijke documenten over internationale overeenkomsten en onderhandelingen. Het Europees Parlement moet zowel in de begin- als in de slotfase betrokken worden bij deze "internationale procedures". Dit akkoord bewerkstelligt een nieuw evenwicht ten behoeve van een meer democratische Europese ruimte en het is een goede zaak dat dit alles zijn beslag heeft gevonden in een officieel akkoord.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De met een overgrote meerderheid aangenomen herziening van het kaderakkoord is een onbetwistbare stap vooruit in de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Het wordt namelijk tijd dat het bij het Verdrag van Lissabon vastgelegde institutionele evenwicht zich echt vertaalt in de praktijk. Een van de belangrijkste elementen van deze herziening is met name de gelijke behandeling van het Parlement en de Raad, in het bijzonder ten aanzien van informatie-uitwisseling en de toegang tot vergaderingen. In dit opzicht ben ik dan ook bijzonder ingenomen met de geïntroduceerde bepalingen betreffende de onderhandelingen over internationale overeenkomsten. Hoe zou het Parlement met kennis van zaken zijn goedkeuring kunnen geven als het niet gedurende de hele onderhandelingsprocedure is geïnformeerd? De Parlementsleden zijn vastbesloten de hun met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon verleende versterkte bevoegdheden ten volle uit te oefenen: de verwerping in februari van het SWIFT-akkoord bewijst dit. Een ding is zeker: wij moeten dus waakzaam blijven om deze nieuwe institutionele dynamiek te behouden.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. – (DE) Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement aanzienlijk meer medebeslissingsbevoegdheden gekregen. Daardoor dient niet in de laatste plaats de democratie in de Europese Unie vergroot te worden en moet de betrokkenheid van de Europese burgers verbeterd worden.
In het nieuwe kaderakkoord worden deze eisen en het nieuwe evenwicht tussen de Commissie en het Parlement in aanmerking genomen, doordat die rechten nu verankerd en geconcretiseerd zijn. Dat is een zeer positieve zaak, aangezien het Parlement nu nog beter in staat zal zijn om zijn taak als vertegenwoordiger van de burgers van de Europese Unie te vervullen. Het is nu aan ons om deze nieuwe rechten ook op een verantwoorde wijze in te vullen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit is een groot succes voor het Parlement en vormt een positieve context voor de verhoudingen tussen het Parlement en de Commissie. Ik verwelkom in het bijzonder de erkenning dat de Raad op hetzelfde niveau staat als het Parlement, en de gevolgen die dat voor het Parlement heeft met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke documenten, het recht om geïnformeerd te worden over Commissievergaderingen met nationale deskundigen en de deelname aan internationale conferenties. Ik ben tevens verheugd dat het Parlement een krachtige rol zal spelen bij de wetgevingsprogrammering, en dat het talrijke mogelijkheden zal hebben om deze zaken aan de orde te stellen en hierover te debatteren met de Commissie tijdens plenaire vergaderingen en commissiebijeenkomsten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie zijn ingrijpend veranderd met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft meer bevoegdheden gekregen voor talrijke vraagstukken, met name op de onder de gewone wetgevingsprocedure vallende gebieden en voor begrotingsvraagstukken. Ook heeft het een grotere rol gekregen in het buitenlands beleid van de EU. Deze veranderingen betekenen dat het Europese publiek nu een nieuwe rol speelt in de besluitvorming op EU-niveau. Het is daarom noodzakelijk en urgent om het kaderakkoord voor de betrekking tussen het Parlement en de Commissie te herzien.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik kan me volledig vinden in het verslag van de heer Rangel. Tot nu toe heeft de Europese Commissie de resoluties van het Europees Parlement bij diverse gelegenheden naast zich neergelegd. Dit is mijns inziens onaanvaardbaar. Bijvoorbeeld de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004, waarin het Europees Parlement de Republiek Letland aanbeveelt om niet-staatsburgers stemrecht bij lokale verkiezingen te verlenen en de naturalisatieprocedure voor ouderen te vereenvoudigen, is tot op heden niet ten uitvoer gelegd. Ik wil graag weten waarom de betrokken Europese commissarissen deze kwesties nog niet bij de Letse regering aan de orde hebben gesteld. Waarom wordt deze resolutie van het Europees Parlement genegeerd? Wellicht wordt dit soort inactiviteit van de zijde van de Commissie na de ondertekening van het nieuwe akkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie op gepaste wijze door het Europees Parlement beoordeeld en worden mensen die hun werk niet naar behoren doen, bij de volgende gelegenheid uitgesloten van het lidmaatschap van de Commissie.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de opstelling van het verslag over het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie. Ik ben eveneens verheugd over het feit dat dit kaderakkoord tijdens de plenaire vergadering, waaraan ook ik een bijdrage heb geleverd, is aangenomen en wordt beschouwd als een essentieel kader voor de verdere democratisering van de Europese Unie via een scheiding der machten tussen Parlement en Commissie waarmee hun respectieve bekwaamheden beter worden gerespecteerd.
Dit kaderakkoord is bijzonder belangrijk. Het is namelijk het eerste kaderakkoord sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat het Parlement meer bevoegdheden heeft gegeven op met name wetgevingsgebied.
Mijns inziens zal het Parlement met dit nieuwe kaderakkoord een actievere partner kunnen zijn bij de opbouw van het Europees project, daar het zijn bevoegdheden vollediger, effectiever en met meer verantwoordelijkheid kan uitoefenen.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ondanks de belangrijke maatregelen die worden voorgesteld in de resolutie van mevrouw Figueiredo over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa, betreur ik het dat de meerderheid van het Europees Parlement niet ambitieuzer is geweest. Als socialist denk ik namelijk dat er absoluut een kaderrichtlijn nodig is, willen we op doeltreffende wijze de strijd kunnen aanbinden met de armoede, waarin zeventien procent van de Europese bevolking zich bevindt.
Deze, door mijn collega Frédéric Daerden voorgestelde kaderrichtlijn zou het beginsel omvatten van een toereikend minimuminkomen in Europa, vastgesteld op basis van criteria die alle lidstaten gemeen hebben en conform de nationale praktijken voor collectieve onderhandelingen of het nationaal recht. Het is onze plicht ambitieus te zijn met het oog op een socialer Europa.
Aldo Patriciello (PPE) , schriftelijk. – (IT) Tot het Verdrag van Lissabon en de nieuwe rechtsgrondslag in artikel 291 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moedigden de Verdragen de EU-instellingen niet uitdrukkelijk aan tot het sluiten van interinstitutionele akkoorden. Deze overeenkomsten mogen de bepalingen van de primaire wetgeving niet wijzigen, maar ze maken ze wel vaak duidelijker.
Ik ben ervan overtuigd dat dit project een precieze weergave is van het evenwicht tussen de instellingen dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd. Ik geef het mijn goedkeuring, omdat dit akkoord een duidelijke en betekenisvolle verbetering van de betrekkingen met de Commissie vormt. Zoals bij alle akkoorden de uiteindelijke tekst meestal een compromis tussen de twee partijen; desalniettemin biedt dit uiteindelijke compromis een afgewogen oordeel en een redelijke en consistente tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Rangel zet de belangrijkste zaken uiteen die het Europees Parlement heeft bereikt en die als volgt zijn opgenomen in het herziene kaderakkoord:
Met betrekking tot "Wetgevingsprocedure en -planning: onderlinge samenwerking" omvat het onder andere een betere betrokkenheid van het Parlement, de toetsing van alle hangende voorstellen aan het begin van de ambtstermijn van een nieuwe Commissie, naar behoren rekening houdend met de standpunten die het Parlement te kennen heeft gegeven en de toezegging van de Commissie verslag te doen van de concrete gevolgmaatregelen naar aanleiding van verzoeken om wetgevingsinitiatieven overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Met betrekking tot "Parlementaire controle" omvat het nieuwe voorschriften voor de deelname van leden van de Commissie aan verkiezingscampagnes, de verplichting van de Commissie het Parlement om advies te vragen als zij voornemens is de gedragscode voor leden van de Commissie te herzien, en de verplichting voor kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van een regulerend agentschap om in een hoorzitting voor de bevoegde Parlementscommissie te verschijnen.
Tevens wijst het verslag op de kennisgevingsverplichting en de aanwezigheid van de Commissie in het parlement.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hebben zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden gekregen. Het ontwerp voor herziening van het kaderakkoord is een uiting van de effectievere uitvoering van de veranderingen die voortvloeien uit het Verdrag, op basis van de betrekkingen tussen deze instellingen. Het introduceert voordelige wijzigingen in het kader van de wetgevingsprocedure, parlementaire controle en de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen. Het is een grote vooruitgang in de betrekkingen met de Commissie en een belangrijke stap in de richting van intensievere samenwerking. Door de uitwisseling van informatie en een constructieve dialoog worden doeltreffendere en transparantere resultaten haalbaar, en dat is vanuit het perspectief van de EU-burger, wiens belangen wij vertegenwoordigen, een essentieel punt. Mede daarom acht ik de prioriteit die in het akkoord gegeven wordt aan de deelname van de leden van de Commissie aan de plenaire vergaderingen en andere vergaderingen die verband houden met de activiteiten van het Parlement, bijzonder belangrijk. Ik ben vooral verheugd dat de Commissie zich verplicht tot nauwe en vroegtijdige samenwerking met het Parlement inzake verzoeken om wetgevingsinitiatieven die voortvloeien uit burgerinitiatieven.
Hierdoor kunnen we in het Parlement dichter bij onze burgers blijven, waardoor de democratie versterkt wordt. Om echter doeltreffend te kunnen opereren in het belang van de EU-burgers, zou de Commissie de leden van het Parlement bij alle internationale conferenties de waarnemersstatus moeten verlenen en waar mogelijk onze aanwezigheid bij andere vergaderingen van betekenis nog sterker moeten bevorderen. Verder moet de Commissie het Parlement ook informeren over de onderhandelingsstandpunten die door de Commissie tijdens dergelijke vergaderingen en conferenties worden ingenomen.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Rangel A7-279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dit nieuwe kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie kan de verworvenheden van het Verdrag van Lissabon in potentie consolideren en dat kan een belangrijke doorbraak zijn. Vooral belangrijk zijn de wijzigingen die de wetgevingsprocedures verbeteren en de parlementaire controle versterken. Ik ben het eens met alle wijzigingen die bijdragen tot een verbetering van de informatie-uitwisseling tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat dit institutionele partnerschap gepaard gaat met zo min mogelijk bureaucratie. Het nieuwe kaderakkoord reguleert het "bijzondere partnerschap" tussen het Europees Parlement en de Commissie. Maar we mogen niet vergeten dat het belangrijkste partnerschap van allemaal dat tussen de Europese Unie en haar burgers is. De Europese Unie moet harder proberen om een gemeenschappelijke basis met haar burgers te vinden en bewijzen dat ze belangrijk is voor hun dagelijkse leven.
De rapporteur stelt terecht dat dit akkoord een 'nieuwe interinstitutioneel evenwicht' aanbrengt, ofwel dat dit een gezond compromis is. Er is echter een onderwerp waarover de Europese Unie niet kan onderhandelen: de fundamentele mensenrechten en vrijheden. Grotere bevoegdheden brengen een grotere verantwoordelijkheid met zich mee. Het is één ding om over gemeenschappelijke waarden te spreken, maar het in de praktijk brengen en verdedigen van deze waarden is iets heel anders. Tenzij dit wordt verwezenlijkt, zullen de verschillende takken van het institutionele systeem van de Europese Unie hun potentieel niet volledig kunnen vervullen. Om een bindende kracht te kunnen zijn moet de Europese Unie geloofwaardig zijn.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Nu het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie is aangenomen, komt de aanpassing van het Reglement van het Parlement aan voornoemd kaderakkoord als een volgende, natuurlijke stap. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het ermee eens dat het Reglement van het Europees Parlement moet worden gewijzigd. Het Reglement moet namelijk worden aangepast aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie. De Commissie is bereid om EP-leden meer informatie te verstrekken maar EP-leden zijn verplicht de regels van het Parlement inzake de behandeling van vertrouwelijke informatie na te leven. Daarover is overeenstemming. De Commissie is bereid om EP-leden meer informatie te verstrekken maar de voorzitters en rapporteurs van de commissie ten principale, en van alle medeverantwoordelijke commissies moeten er gezamenlijk voor zorgen dat het Parlement regelmatig volledige en rechtstreekse informatie ontvangt, indien nodig vertrouwelijke informatie, in elk stadium van de onderhandelingen en de sluiting van internationale overeenkomsten. Dat betekent onder meer ook dat het Parlement moet kunnen beschikken over de ontwerpovereenkomst en over de uiteindelijk goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie zijn ingrijpend veranderd sinds de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft meer bevoegdheden gekregen op talrijke gebieden, met name op de gebieden die verband houden met de normale wetgevingsprocedure en met begrotingsvraagstukken. Ook heeft het Parlement nu een sterkere rol gekregen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU. Deze veranderingen betekenen dat het Europese publiek nu een nieuwe rol kan vervullen in de besluitvorming op EU-niveau. Daarom is het noodzakelijk en urgent om het Reglement aan te passen aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Parlement en de Commissie.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) De aanpassing van het Reglement van het Europees Parlement aan het herziene kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie is een natuurlijk uitvloeisel van de herziening van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie. Daardoor wordt het mogelijk het kaderakkoord onmiddellijk goed te keuren en in werking te laten treden, zoals ook was gevraagd. Daar is nu voor gezorgd. Beide verslagen hebben dezelfde achtergrond en overeenstemming en dat is voor mij een reden te meer om voor te stemmen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag-Rangel zet de belangrijkste zaken uiteen die het Europees Parlement heeft bereikt en die als volgt zijn opgenomen in het herziene kaderakkoord:
Met betrekking tot "Wetgevingsprocedure en -planning: onderlinge samenwerking"" omvat het onder andere een betere betrokkenheid van het Parlement, de toetsing van alle hangende voorstellen aan het begin van de ambtstermijn van een nieuwe Commissie, naar behoren rekening houdend met de standpunten die het Parlement te kennen heeft gegeven en de toezegging van de Commissie verslag te doen van de concrete gevolgmaatregelen naar aanleiding van verzoeken om wetgevingsinitiatieven overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Met betrekking tot "Parlementaire controle" omvat het nieuwe voorschriften voor de deelname van leden van de Commissie aan verkiezingscampagnes, de verplichting van de Commissie het Parlement om advies te vragen als zij voornemens is de gedragscode voor leden van de Commissie te herzien, en de verplichting voor kandidaten voor de post van uitvoerend directeur van een regulerend agentschap om in een hoorzitting voor de bevoegde Parlementscommissie te verschijnen.
Tevens wijst het verslag op de kennisgevingsverplichting en de aanwezigheid van de Commissie in het parlement.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Rangel A7-278/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".
Bairbre de Brún en Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".
Joe Higgins (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb me onthouden van stemming over de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010. Alhoewel ik voorstander ben van veel van de in de verslagen genoemde maatregelen, zoals de versterkte rol van het Parlement bij het opstellen van de gedragscode voor leden van de Commissie en bij internationale onderhandelingen, ben ik het volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat "de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend".
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de verslagen-Rangel A7-0278/2010 en A7-0279/2010 gestemd. Ik ben het echter volstrekt niet eens met de veronderstelling van de rapporteur dat de democratie door het Verdrag van Lissabon aanzienlijk wordt verdiept doordat aan de burgers van de Unie, voornamelijk via het Parlement, een grotere bevoegdheid tot controle van de Commissie wordt toegekend.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) De heer Rangel stelt zeer belangrijke amendementen op het Reglement van het Europees Parlement voor. Het is mogelijk dat de problemen waarover we debatteren als rechtstreeks gevolg van deze aanpassingen van het Reglement van het Europees Parlement sneller worden opgelost. Ik zou vooral graag zien dat de besluiten en aanbevelingen van het Europees Parlement in de EU-lidstaten worden uitgevoerd. Als we willen dat de aanbevelingen van de EU aan derde landen meer gewicht in de schaal leggen, zullen we eerst onze eigen zaken op orde moeten hebben. De aanbevelingen in de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004 over de situatie van niet-staatsburgers in Letland zijn bijvoorbeeld nog steeds niet ten uitvoer gelegd. Ik hoop dat het herziene Reglement van het Europees Parlement EU-instellingen in staat zal stellen een duidelijk beeld te vormen van de schendingen van elementaire mensenrechten die plaatsvinden in Letland.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Met dit akkoord is het Parlement "verbeterd" en versterkt en is de democratisering van de Europese Unie verstevigd. De aanneming van dit verslag is een sterk teken van de wil om het beginsel van de scheiding der machten te consolideren. Dit kaderakkoord is van groot belang, aangezien het de betrekkingen tussen Parlement en Commissie definieert in een periode waarin het Parlement meer bevoegdheden heeft gekregen, vooral in het wetgevende proces, waar het nu op gelijke hoogte staat met de Raad. En inderdaad was er, ondanks alle aanvullende verdragen en protocollen, een integrerend normenstelsel nodig, gericht op specificatie en een betere definitie van bepaalde zaken. In het bijzonder verwelkom ik de duidelijkheid die het verschaft over de punten die betrekking hebben op de politieke verantwoordelijkheid van beide instellingen, de verspreiding van informatie, internationale betrekkingen, de uitbreiding en internationale overeenkomsten, de uitvoering van de begroting, het beleids- en wetgevingsprogramma van de Commissie en het meerjarenprogramma van de Unie, de wetgevingsbevoegdheid van de Commissie en de uitoefening van haar specifieke bevoegdheden, de controle op de tenuitvoerlegging van het Europees recht en de deelname van de Commissie aan de werkzaamheden van het Parlement.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor deze verordening gestemd. Zij bevat technische, financiële en administratieve details en verklaart de interinstitutionele betrekkingen die voor deze Europese dienst en zijn structuren noodzakelijk zijn. Het is en blijft onze wens dat de EU als machtige en erkende speler in het buitenlands beleid optreedt. Om dat te bereiken, hebben we ook regels en Europese verordeningen nodig die daarop zijn toegesneden.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Door de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) moest het Financieel Reglement worden gewijzigd ter verbetering van de controle en het toezicht op de uitvoering van deze dienst. Het verslag Gräßle-Rivellini versterkt de budgettaire en financiële verantwoordelijkheid, vergroot de transparantie en bevordert de doeltreffendheid van de EDEO. De voorgestelde verbeteringen zullen bijdragen tot de vorming van een cultuur van financiële integriteit die noodzakelijk is, willen we vertrouwen wekken in de goede werking van de EDEO. Ook verwelkom ik de punten in het verslag waarin grote controlebevoegdheden van het Parlement worden geëist. Net als de rapporteurs dring ik erop aan dat het Parlement zijn rechten inzake het verlenen van kwijting ten volle moet kunnen uitoefenen en dat de delegatiehoofden hun verslagen betreffende de uitvoering van de begroting overleggen aan de Commissie begrotingscontrole.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de meeste in het verslag voorgestelde maatregelen gestemd. Het doel hiervan is een cultuur van financiële integriteit te creëren in de Europese dienst voor extern optreden. Een dergelijke cultuur is namelijk noodzakelijk om vertrouwen te kunnen wekken in een soepele en onlaakbare toekomstige werking van de EDEO. Door de verschillende achtergronden van de personeelsleden is de EDEO een smeltkroes van verschillende culturen. Daaruit moet de EDEO geleidelijk aan een eigen cultuur opbouwen. Bij de vaststelling van de structuur van deze nieuwe dienst moeten financiële regels worden geformuleerd en moet van meet af aan worden gezorgd voor maximale waarborgen, zodat financiële eerlijkheid wortel kan schieten in de EDEO-cultuur. Ik wil er tevens op wijzen dat het Parlement elk jaar een betrouwbaarheidsverklaring over het intern beheer en de controlesystemen in de Uniedelegaties moet ontvangen, teneinde de democratische controle te verzekeren en het vertrouwen van de Europese burgers in hun Europese instellingen te verbeteren.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) is nu snel een operationeel diplomatiek korps aan het worden. Het Parlement heeft ervoor gezorgd dat zestig procent van het personeel afkomstig is uit andere Europese instellingen, hetgeen een zekere mate van onafhankelijkheid van de lidstaten waarborgt. Men heeft het principe van geografisch evenwicht geïntroduceerd om een adequate aanwezigheid van onderdanen uit alle lidstaten te verzekeren.
Deze stemming heeft de rol van het Parlement versterkt. De hoofden van de delegaties van de Europese Unie die in 'strategisch belangrijke' regio's worden benoemd zullen inderdaad worden gehoord in de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement. Bovendien krijgt het Parlement het recht om controle uit te oefenen op de besteding van de EDEO-begroting en moet het personeel van de EDEO een specifieke cursus voor begrotingsbeheer volgen.
Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft zich uitgesproken over de door mevrouw Gräßle en de heer Rivellini gepresenteerde ontwerpwetgevingsresolutie over de opstelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (EDEO).
Er kan onmogelijk steun worden verleend aan de totstandbrenging van een toekomstige communautaire diplomatie die onder het administratieve, budgettaire en politieke toezicht van de Commissie zal staan. Frankrijk, dat er prat op kan gaan de oudste diplomatie ter wereld te hebben, zal opnieuw diplomatieke veren moeten laten ten gunste van een Europese Unie waarvan de burgers volkomen onverschillig staan tegenover haar stellingnamen.
Met deze door de Europese Commissie zo vurig gewenste diplomatie zal geheel worden gebroken met het nationale erfgoed. De ambtenaren van de EDEO zullen geen instructies mogen ontvangen van de lidstaten en moeten werken voor het "hogere" algemeen belang van een Europese Unie die slechts een richtpunt is voor de eurocraten zelf.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben altijd tegen de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) geweest, en niets zou mijn mening hierover hebben veranderd. Ik ben me echter bewust van de beloften die tijdens het verloop van de overredingscampagne van de EU werden gedaan en waarmee de EU steun voor de EDEO trachtte te vergaren.
Er werd tegen ons gezegd dat de EDEO begrotingsneutraal zou zijn. Hoe is de situatie nu echter? Begrotingsneutraliteit is nu verworden tot een van die beloften van de EU die ergens in de ruimte rondzweven. Als gevolg van verzoeken om nog meer personeel en andere opstartkosten hebben we de geplande begroting al met 34 miljoen euro overschreden, en de EDEO is nog niet eens operationeel!
De EDEO is wederom een voorbeeld van verspild belastinggeld voor een dienst waar mijn kiezers niet op zitten te wachten, maar die ze opgedrongen hebben gekregen door bureaucraten die meer en meer macht van nationale overheden in de richting van de EU proberen te pompen. Een dergelijke bureaucratie is onaanvaardbaar en moet in deze tijden van economische crisis worden ingekrompen in plaats van versterkt.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het voorstel voor een verordening is bedoeld tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de oprichting van de Europese dienst voor extern Optreden (EDEO), die voortvloeit uit de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon door de lidstaten. Deze nieuwe eenheid heeft geen begrotingskader, en daarom is deze wijziging nodig. De EDEO wordt gelijkgesteld met een instelling, en krijgt daardoor begrotingsautonomie, en het recht om zijn eigen administratieve uitgaven te beheren, waarbij kwijting moet worden verleend door het Parlement.
Ik hoop dat de EDEO zijn taken op een vaardige, doeltreffende en complementaire manier zal uitoefenen, zonder in het vaarwater van de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten te komen, dat is het belangrijkste punt. Daarover heeft de Commissie gezegd dat ze ervoor wil zorgen dat de EDEO zijn taak, het verzorgen van een gezamenlijk extern optreden, kan verrichten zonder de principes van gezond financieel beheer, verantwoordingsplicht en de bescherming van de financiële belangen van de Unie aan te tasten. Ik hoop dat dit zal lukken.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) wordt de toekomstige spreekbuis van de Europese Unie op het gebied van het buitenlands beleid. In die dienst worden de uiteenlopende standpunten tot één communicatief sterke stem verenigd en dat verdient onze steun. Er is echter wel een efficiënte financiële controle nodig om te zorgen dat die EDEO effectief kan functioneren. Een dergelijke controle kan uitsluitend optimaal worden gewaarborgd indien de EDEO ook deel van de Commissie uitmaakt. Door een duidelijke verdeling van de rechten en plichten kunnen de werkzaamheden op soepele wijze verlopen. Ik steun het geslaagde verslag van mevrouw Gräßle en de heer Rivellini, en ik heb uiteraard mijn steun gegeven aan deze constructieve bijdrage van het Europees Parlement.
Giovanni la Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Geachte Voorzitter, beste collega's, ik heb gestemd voor het verslag van collega's Gräßle en Rivellini, houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), omdat ik geloof dat bevordering van de financiële integriteit van belang is om een correct en transparant bestuur van de instellingen te waarborgen. De invoering van deze nieuwe diplomatieke dienst, waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon, betekent een grote stap vooruit voor de Europese Unie. Eindelijk zal de Unie gebruik kunnen maken van één enkel corps diplomatique, dat is belast met het faciliëren van acties die zijn gericht op het coherenter, secuurder en efficiënter maken van de buitenlandse betrekkingen van de Unie. Ik wil tenslotte nog onderstrepen dat de Europese dienst voor extern optreden zelf zijn administratieve begroting zal beheren en eveneens verantwoordelijk zal zijn voor bepaalde delen van de operationele begroting die onder zijn bevoegdheid vallen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De nieuwe Europese dienst voor extern optreden, die werd opgericht na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, heeft een begroting nodig om zich van zijn taken te kunnen kwijten en de in het Verdrag uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken. Met het oog daarop is het noodzakelijk een aantal bepalingen van het Financieel Reglement te wijzigen, teneinde rekening te kunnen houden met de door het Verdrag van Lissabon ingevoerde veranderingen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb tegen deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd omdat de oprichting van deze dienst die men hier wil financieren ons weer een stap dichter brengt bij de militarisering van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Afgezien van mijn verzet tegen deze militaristische opvatting van het buitenlands beleid, wordt mijn tegenstem gerechtvaardigd door de totale afwezigheid van de meest elementaire beginselen van transparantie en democratie bij heel dit oprichtingsproces van de Europese dienst voor extern optreden. De samenstelling en de financiering van deze dienst worden niet onderworpen aan de noodzakelijke volledige controle van het Europees Parlement wat betreft personeel en middelen en daarom heeft de EDEO te kampen met een verontrustend gebrek aan democratie en transparantie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de structuur die de EDEO voorstelt, het Europees Parlement wat betreft het buitenlands beleid van de Europese Unie een irrelevante rol op de achtergrond wordt toebedeeld, wat wij vanuit onze fractie scherp veroordelen. Daarom heb ik tegengestemd. Ik kan niet akkoord gaan met een voorstel voor een begroting voor zo'n oorlogzuchtige dienst.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Behalve dat er door de EDEO dubbele structuren worden gecreëerd, exploderen voor de zoveelste keer de personeelskosten op een voor de EU zo kenmerkende verspillende en bureaucratische wijze. Van de 1 643 banen waarmee de EDEO op 1 december van start moet gaan, zijn er zegge en schrijve 50 ingeruimd voor directeuren-generaal. Dat betekent dat elke directeur-generaal in de beginfase net iets meer dan 30 medewerkers onder zich heeft. Aan het eind van de opbouwfase zijn dat er nog steeds maar minder dan 80. Genoemde directeuren-generaal verdienen gemiddeld 17 000 euro per maand. Op een niveau lager zijn er nog eens 224 directeuren en 235 afdelingshoofden voorzien. Bovendien zijn wij nog steeds in afwachting van een concrete taak- en doelstelling voor het EDEO-personeel. Wij hebben behoefte aan een sterke stem van de EU in de wereld, maar daarvoor hebben wij absoluut geen opgeblazen administratief apparaat nodig dat de EU-burgers miljarden kost vanwege de dubbele structuren en medewerkers die van een wel zeer lucratieve inkomstenbron kunnen genieten. Dat is de reden dat ik tegen het verslag heb gestemd.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) In de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de Europese Raad en de Commissie is het Parlement erin geslaagd – en dat geldt met name voor de onderhandelaars van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten – om ervoor te zorgen dat de begroting van de nieuwe diplomatieke dienst van de EU op een transparantere wijze zal worden uitgevoerd. Het Parlement zal jaarlijks kwijting verlenen voor de uitvoering van de begroting en de Commissie zal het Parlement regelmatig gedetailleerde informatie over de uitgaven van de Dienst verstrekken. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat daarin wordt onderstreept dat bij het aannemen van personeel uit de EU-lidstaten een grotere geografische dekking wordt gewaarborgd, evenals een behoorlijke en betekenisvolle vertegenwoordiging van de burgers van alle lidstaten.
Ik ben het eens met de rapporteur dat we moeten proberen om ervoor te zorgen dat personeelsleden worden aangenomen op basis van hun capaciteiten en dat ook moet worden gestreefd naar een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen. Het is belangrijk dat de Europese dienst voor extern optreden, die op 1 december van start gaat, zo snel mogelijk operationeel wordt en dat ze, boven alles, gestalte geeft aan de belangen van de EU, en indien nodig aan nationale belangen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) De Europese dienst voor extern optreden (EDEO) zal zijn eigen administratieve begroting beheren en zelf hiervoor verantwoordelijk zijn. In feite is het bij de oprichting van de nieuwe dienst, en in het bijzonder bij het opstellen van de bijbehorende financiële bepalingen, noodzakelijk om van meet af aan voor passende economische waarborgen te zorgen.
Om de financiële integriteit te bevorderen, is het derhalve van belang een soepele interactie te garanderen tussen de verschillende diensten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de financiën, met name bij delegaties. Door versterking van deze waarbogen hopen we dat het vertrouwen van de EU-burgers in de Europese instellingen groeit. Dientengevolge zijn de structurele verbeteringen in dit voorstel gericht op het afdwingen van de noodzakelijke financiële integriteit, zodat men erop kan vertrouwen dat de EDEO soepel en onberispelijk functioneert.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE) , schriftelijk. – (EN) Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar dankzij de inspanningen van het Europees Parlement heeft de Europese dienst voor extern optreden nu het potentieel om de drijvende kracht achter een effectiever en legitiemer buitenlands beleid van de EU te worden. We verwelkomen het feit dat tegemoet is gekomen aan belangrijke zorgen van de Groenen – zoals het evenwicht tussen mannen en vrouwen en een gemeenschappelijke opleiding om een esprit de corps te creëren – en dat het Parlement meer democratische controle kan uitoefenen op het functioneren van de Dienst, met name door de invoering van individuele begrotingslijnen voor de grote overzeese operaties van de EU. Het Europees Parlement is er ook in geslaagd om de communautaire methode veilig te stellen, evenals, onder druk van de Groenen, de prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Om de belangen van de Europese landen op het internationale toneel effectief te kunnen behartigen, dient de aanpak van het buitenlands beleid vooraf besproken te worden en moet het resultaat vervolgens met één enkele stem naar buiten toe worden gecommuniceerd. Met de Europese dienst voor extern optreden wordt thans getracht om de instrumenten van de Unie voor het buitenlands beleid in een coherent kader samen te brengen. Daartoe worden de reeds aanwezige middelen gebundeld en worden tevens aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Gezien de nieuwheid van deze structuur dienen er ambitieuze voorwaarden gehanteerd te worden met betrekking tot de transparantie en de begrotingstechnische en financiële verantwoordingsplicht. Aangezien de EDEO ook onder de begrotingsbevoegdheid van het Europees Parlement valt, moet de dienst binnen de structuur van de Commissie geïntegreerd worden omdat een kwijting in de zin van de Verdragen anders niet mogelijk is. De jaarlijkse activiteitenverslagen worden ook aan de begrotingsinstanties overgelegd.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ook ik meen, net als mijn collega-afgevaardigden, dat de EDEO een zelfstandige positie moet krijgen binnen het Statuut van de Europese ambtenaren. Ik steun de bepaling dat ambtenaren en tijdelijke medewerkers van de EU uit de lidstaten en de diplomatieke diensten dezelfde rechten hebben en mogen solliciteren naar dezelfde functies. Ik hoop dat aanwerving op de breedst mogelijke geografische basis, en daarmee doel ik op de nieuwe lidstaten, werkelijkheid zal worden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese dienst voor extern optreden is een essentieel instrument voor de Europese Unie, als deze zich verder open wil stellen voor de wereld en in staat wil zijn vruchtbare contacten te onderhouden met de talloze regio's en landen in de wereld. Voor een goede werking van deze dienst is het noodzakelijk ervoor zorgen dat de functionarissen ervan echte taken krijgen en dat duidelijkheid wordt gebracht in hun status en in die van het tijdelijk personeel dat afkomstig is van de nationale diplomatieke diensten en gaat werken voor de Europese dienst. De wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen toont aan dat dit volledig gerechtvaardigd is. Ik hoop dat de Europese dienst een tandem zal vormen met de nationale diplomatieke diensten en een positieve bijdrage zal leveren aan de verbetering van het prestatievermogen van deze laatste. Ik hoop dat in de belangrijkste prioriteiten van het Europees beleid de externe component niet verwaarloosd zal worden en dat de dienst bij zijn optreden noch de cruciale rol van de Europese talen in de wereldwijde communicatie noch de rol van de Europese wereldtalen die het meest geschikt zijn om rechtstreekse communicatie met grote werelddelen tot stand te brengen, zal verwaarlozen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese dienst voor extern optreden is nu een vast onderdeel van de Europese overheid. Dit is een open, efficiënte en onafhankelijke dienst die is gebaseerd op grond van artikel 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Wat betreft de wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden wil ik erop wijzen dat alle ambtenaren en al het tijdelijk personeel dat afkomstig is van de diplomatieke diensten van de lidstaten, een gelijke status hebben en dat eenieder onder hen in aanmerking moet kunnen komen voor ongeacht welke taak en onder gelijke voorwaarden hun taken moet kunnen vervullen. Ook moeten gelijke kansen voor het ondervertegenwoordigd geslacht worden bevorderd.
Tunne Kelam (PPE) , schriftelijk. – (EN) Ik heb me bij de eindstemming over het verslag-Rapkay op 20 oktober 2010 onthouden van stemming. Ik steun de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden volledig en heb grote waardering voor de inspanningen van Elmar Brok en de andere afgevaardigden die erin zijn geslaagd om de oorspronkelijke door de Hoge Vertegenwoordiger ingediende ontwerpverordening evenwichtiger te maken. Het was mijn bedoeling om te wijzen op het feit dat het amendement over de geografische spreiding, dat is gesteund door de Commissie buitenlandse zaken en de Begrotingscommissie, niet is aangenomen in de Commissie juridische zaken. Dientengevolge zijn er twijfels over de vraag of de eindversie van het verslag het Europees Parlement een rechtsgrondslag kan vormen met betrekking tot de geografische spreiding.
Andrey Kovatchev (PPE) , schriftelijk. – (BG) Ik wens u, lady Ashton, en de nieuwe EDEO, waarop we veel hoop vestigen dat nog een Europese droom zal uitkomen, alle succes en ik hoop dat Europa zich met één sterke, gezaghebbende stem tot de wereld zal richten. Dat is wat een heel groot deel van ons Parlement wil. U kunt er zeker van zijn dat wij u zullen helpen.
Ik wil graag uitleggen waarom ik me van stemming heb onthouden bij de stemming over het amendement op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen. Ik denk dat indicatieve doelen ten behoeve van een geografisch evenwicht goed zijn voor de nieuwe instelling. We hebben een zeer hooggekwalificeerde diplomatieke dienst nodig met mensen uit elke lidstaat, zodat ze de vertegenwoordiging van de EU in de wereld kunnen versterken.
Ik ben er zeker van dat de dienst een succes zal zijn als hij kan profiteren van de ervaring van alle lidstaten. Ik besef dat het aantal lidstaten sinds de aanvang van het proces van Europese integratie met meer dan het viervoudige is toegenomen. Het is begrijpelijk dat de landen die nog niet zo lang geleden zijn toegelaten, in deze fase in een achterstandspositie zitten wat betreft het niveau van vertegenwoordiging. We moet dit echter met vastberadenheid en duidelijk omschreven wetgevende teksten verhelpen.
Ik geloof in uw verlangen en vastberadenheid, die u tijdens talrijke gelegenheden aan ons kenbaar hebt gemaakt, om te werken aan een echte, passende geografische vertegenwoordiging voor de nieuwe dienst, zodat u de hoge vertegenwoordiger van de hele EU kunt zijn. We zullen zijn activiteiten nauwlettend volgen.
Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Het doet mij deugd dat het in de vorm van amendementen gelukt is een aantal waarborgen in het verslag op te nemen waardoor nu zeker is dat bij de invulling van de functies binnen de Europese dienst voor extern optreden onderdanen van bepaalde lidstaten niet bevoordeeld worden ten koste van onderdanen van andere lidstaten. Het buitenlands beleid van de Europese Unie is per slot van rekening een beleidsterrein met zijn eigen specifieke kenmerken, reden waarom afgezien van de kwalificaties van de kandidaten en de aanwezigheid van een brede geografische basis het uitgangspunt dient te zijn dat het personeelsbestand van de Europese dienst voor extern optreden een afdoende afspiegeling behoort te vormen van alle lidstaten. Ik ben dan ook zeer gelukkig met het feit dat het Parlement heeft voorgesteld een bepaling waardoor ambtenaren van de Raad of de Commissie zonder enige toelatingsproeven zouden hebben kunnen overstappen naar de Europese dienst voor extern optreden, te schrappen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese dienst voor extern optreden werkt samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en bestaat uit personeelsleden van de relevante diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en uit personeelsleden die door de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten zijn gedetacheerd. Dus moet de EDEO, wat betreft het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, worden behandeld als een EU-instelling. Met het oog daarop moeten ambtenaren van de EU en tijdelijke personeelsleden van de diplomatieke diensten van de lidstaten dezelfde rechten en plichten hebben en op gelijke manier worden behandeld. Met name moet een ieder onder hen in aanmerking kunnen komen voor ongeacht welke functie, en wel onder gelijke voorwaarden. Daarom is het in de resolutie opgenomen amendement noodzakelijk.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) Ik heb dit verslag gesteund, dat vooraf werd gegaan door zeer verhitte debatten, in de eerste plaats over de invulling van de posten van de Europese Externe Dienst. Het beginsel van geografisch evenwicht was de voornaamste aanleiding voor deze debatten, dat – naast de prioriteiten op het gebied van institutioneel evenwicht en een evenredige verdeling tussen de seksen – uiteindelijk slechts in zeer afgezwakte vorm in het verslag terecht is gekomen.
De nieuwe lidstaten kunnen niet volledig tevreden zijn, maar toch is het goed dat er een compromis is bereikt, en we vertrouwen erop dat we dit in de toekomst in een nog rechtvaardiger vorm kunnen gieten. Om dit te bereiken, moeten we alles in het werk stellen om te zorgen dat de door de afzonderlijke lidstaten aangewezen diplomaten een opleiding van vergelijkbare hoge kwaliteit hebben genoten. We moeten echter blij zijn dat we een verdere belangrijke stap hebben gezet in het belang van een verenigde effectieve externe vertegenwoordiging van de EU, aangezien dit gezien de uitdagingen van het heden en de toekomst een van de belangrijkste elementen is van ons EU-beleid.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE) , schriftelijk. – (EN) We hebben met een grote meerderheid het compromispakket aangenomen, dat het standpunt van de Groenen weerspiegelt en waaraan onze fractie substantieel heeft bijgedragen.
György Schöpflin (PPE), schriftelijk. – (EN) Voor degenen van ons die uit de nieuwe lidstaten komen is het ontbreken van een wettelijke verplichting om in de Europese dienst voor extern optreden voor geografisch evenwicht te zorgen een teleurstelling. Het is waar dat er verschillende politieke verklaringen zijn afgelegd waarin is beloofd dat er rekening zal worden gehouden met de belangen van de nieuwe lidstaten. Hoe positief een politieke toezegging echter ook mag zijn, het is moeilijk in te zien hoe de kiezers in de nieuwe lidstaten het gevoel moeten krijgen dat de Dienst ook van hen is. Daarom heeft een aantal van ons getwijfeld of ze volledige steun aan het verslag-Rapkay moesten geven.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De stemming van vandaag brengt het einde naderbij van de nogal onstuimige werkzaamheden aan de vorm die de Europese dienst voor extern optreden moet krijgen. We hebben veel gesproken over duurzame ontwikkeling uit het oogpunt van gender en geografie, en gewezen op de transparantie van de personeelswerving volgens vooraf bekende regels en reglementen, echter de kwaliteit en doeltreffendheid van de EDEO staan voorop. Daarom zijn de inhoudelijke criteria voor de personeelswerving zo belangrijk. Ik wil de behoefte, ja de noodzaak onderstrepen dat de mensen die bij deze diensten werken afkomstig zijn uit de relevantie inhoudelijke directoraten van de Europese Commissie en tevens uit de Raad en het Parlement.
Het gaat hierbij niet om vertegenwoordiging van EU-instellingen, maar om de inhoudelijke kwalificaties van deze personen op de verschillende werkterreinen van de Unie, bijvoorbeeld complexe vraagstukken op het gebied van energie, handel en landbouw, om maar niet te spreken van mensenrechten of terrorisme. Ik ben namelijk bang dat het merendeel van de mensen bij de EDEO wel algemene diplomatieke kwaliteiten zal bezitten, maar kennis van de complexe inhoudelijke problemen waar ze mee te maken zullen krijgen, zal ontberen.
Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. – (PL) Onthouding van stemmen is geen oplossing. Afwezigen hebben ongelijk. Ik vind dat de resolutie in zijn geheel meer goede dan minder gunstige maatregelen bevat. We hebben de Europese dienst voor extern optreden nodig. Hij moet zo snel mogelijk gaan functioneren om de betekenis van Europa in de wereld te vergroten.
In de aangenomen resolutie staat dat alle lidstaten vertegenwoordigd zullen zijn in de dienst. Wij moeten er nu voor zorgen dat dit inderdaad gaat gebeuren. Ik geef mijn vertrouwen aan de oprichting van de dienst voor extern optreden. Er zij op gewezen dat de Europese Unie is gebouwd op wederzijds vertrouwen en dat Polen hier ruim van profiteert. Ik zal dit proces goed in de gaten gaan houden.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Een jaar geleden stuitte de introductie van het concept geografisch evenwicht in het debat over de Europese dienst voor extern optreden nog op enorm verzet, zelfs binnen het Europees Parlement. Nu betwijfelt werkelijk niemand meer dat dit een probleem is en dat dit probleem moet worden opgelost. In bijna alle documenten over de EDEO is sprake van de toezegging dat stappen ondernomen zullen worden om een gelijke vertegenwoordiging van alle lidstaten van de Europese Unie in de nieuwe diplomatieke dienst van de Unie te bewerkstelligen en dat is een succes. De voor 2013 geplande toets zal ons in staat stellen te beoordelen of deze stappen ook inderdaad gezet zijn.
Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) Het resultaat van de stemming over het verslag-Rapkay laat zien dat een aanzienlijk aantal afgevaardigden van de nieuwe lidstaten zich van stemming heeft onthouden of tegen heeft gestemd. Ik ben een van de afgevaardigden die zich van stemming hebben onthouden. Mijn belangrijkste zorg was het gebrek aan ambitie in de bewoording van het beginsel van geografische spreiding in het werkgelegenheidsbeleid en het personeelsbestand van de toekomstige Europese dienst voor extern optreden (EDEO). De rapporteur heeft nagelaten om een wettelijk bindende afspraak over geografische spreiding binnen de EDEO op te nemen en vertrouwt derhalve louter op politieke beloften van de belangrijke besluitvormers op het gebied van het buitenlands beleid van de EU. Daarom voelen de meeste nieuwe lidstaten zich niet gerustgesteld dat het beginsel van geografische spreiding in de toekomstige EDEO correct zal worden toegepast. Het is betreurenswaardig dat de rapporteur zo'n minimalistische lijn heeft gekozen, terwijl de aarzeling van de Raad om deze verplichting te accepteren nog meer zorgen baart. Ik roep de Raad en de Commissie op om het resultaat van de stemming over dit verslag zorgvuldig te bestuderen en zich aan hun belofte te houden om bij de aanwerving van het personeel van de EDEO het beginsel van geografisch evenwicht te respecteren. Het zal een van de prioriteiten van de afgevaardigden worden om dit proces in de toekomst nauwlettend te volgen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het ermee eens ben dat de EU absoluut in staat moet zijn om al haar externe instrumenten te gebruiken binnen een samenhangende structuur en dat de terbeschikkingstelling in 2010 van begrotingsmiddelen voor de oprichting van deze structuur in haar beginfase het politieke doel van dit verslag is.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag inzake de Europese Dienst voor extern optreden gestemd, een dienst die wordt opgericht op basis van het Verdrag van Lissabon. Financiële en elke andere vorm van ondersteuning van deze dienst is onacceptabel, omdat hierdoor politieke en militaire middelen worden ingezet voor de acties van een verkeerd georiënteerd buitenlands beleid van de Unie, wat uiteindelijk tot een verdere militarisering van de Europese Unie leidt. Tegelijkertijd wordt Europa hierdoor zijn onafhankelijke en vredelievende rol ontnomen, die het moet spelen bij het slechten van internationale geschillen. Op deze wijze wordt Europa zelf onderdeel van spanningen en deelnemer aan militaire avonturen in oorlogshaarden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De begrotingsinstrumenten moeten nu worden aangepast aan de nieuwe realiteit van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). De voorstellen voor het vinden van de nodige middelen voor het werk van de dienst, voor het efficiënt en doeltreffend vervullen van de toegewezen taken ervan en voor een doeltreffend toezicht op de kosten zijn volgens mij al met al echter gerechtvaardigd.
In de eerste fase van het bestaan van de EDEO moeten de Europese instellingen en de lidstaten de nodige aandacht aan deze dienst besteden, zijn activiteiten goed volgen, en vaststellen wat de grootste problemen zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het voorstel voor een gewijzigde begroting valt binnen het kader van het Verdrag van Lissabon en heeft tot doel de oprichting en werking van de Europese Dienst voor extern optreden te vergemakkelijken. Daarom geef ik steun aan dit initiatief. Ook is het belangrijk te verzekeren dat dit voorstel ten uitvoer wordt gelegd met inachtneming van de beginselen inzake efficiënt beheer van Europese financiële middelen. Ook wil ik wijzen op de noodzaak van een goede kosten-batenverhouding en op de vereisten inzake strikte begrotingsdiscipline, gelet op de impact van de economische crisis op de overheidsfinanciën.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt voorgesteld om een verdere stap te zetten op weg naar het oprichten en inzetten van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Wij zijn altijd tegen het oprichten van deze Dienst geweest, en daarom hebben wij tegen het verslag gestemd. Deze Dienst is een kernpunt van het Verdrag van Lissabon, en een hoofdelement van het federalisme in de Europese Unie. Er zullen meer dan 5 000 personen in dienst worden genomen, die in 130 ambassades van de EU in verschillende landen zullen werken.
Dit wordt een diplomatieke megastructuur, ten koste van de belangen van de lidstaten, en hun de vertegenwoordigers zullen uiteraard op de tweede plaats terechtkomen, ze zullen eens te meer worden gedwongen om de belangen te behartigen van de machten die de koers van de EU hebben bepaald. Bovendien bestaan er geen garanties dat de EDEO niet zal worden gekoppeld aan structuren van het leger en de geheime diensten. Dat betekent dat dit kan leiden tot het militariseren van de EU en van onze externe betrekkingen. Dat is zorgwekkend, en daartegen zullen we met alle macht strijden.
De vraag is ook waar het geld voor deze uitgaven vandaan moet komen. De begroting van de EU is heel krap. Dit gebeurt allemaal nu de gevolgen van de crisis al voelbaarder worden: het zogenaamde "bezuinigingsbeleid" leidt tot een enorme druk op de nationale begrotingen, de salarissen en uitkeringen worden verlaagd, en de loonbelasting stijgt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Na de wijziging van het Statuut van de ambtenaren en de wijziging van het Financieel Reglement, die noodzakelijk waren om de Europese Dienst voor extern optreden op te richten, moeten wij nu een begroting goedkeuren waarmee deze dienst aan de slag kan gaan. Als deze dienst zijn werk goed moet kunnen doen en de doelstellingen moet kunnen bereiken waarvoor hij is opgericht, dan heeft hij een begroting nodig waarmee hij de menselijke en materiële hulpbronnen kan verkrijgen die noodzakelijk zijn om zich van zijn taken te kunnen kwijten.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb tegen deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd omdat de oprichting van deze dienst die men hier wil financieren ons weer een stap dichter bij de militarisering van het buitenlands beleid van de Europese Unie brengt. Afgezien van mijn verzet tegen deze militaristische opvatting van het buitenlands beleid, wordt mijn tegenstem gerechtvaardigd door de totale afwezigheid van de meest elementaire beginselen van transparantie en democratie bij dit gehele oprichtingsproces van de Europese Dienst voor extern optreden.
De samenstelling en de financiering van deze dienst worden niet onderworpen aan de noodzakelijke volledige controle van het Europees Parlement wat betreft personeel en middelen, en daarom heeft de EDEO te kampen met een verontrustend gebrek aan democratie en transparantie.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de structuur die de EDEO voorstelt, het Europees Parlement in het buitenlands beleid van de Europese Unie een irrelevante rol op de achtergrond wordt toebedeeld, wat wij vanuit onze fractie scherp veroordelen.
Daarom heb ik tegen gestemd. Ik kan niet akkoord gaan met een voorstel voor een begroting voor een dergelijke oorlogzuchtige dienst.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De precieze invulling van de nieuw op te richten Europese Dienst voor extern optreden moet goed doordacht zijn. Een systeem waarin vijftig directeuren-generaal in het begin leiding geven aan slechts dertig en later ruim tachtig medewerkers, zou echter leiden tot een duur administratief waterhoofd.
Daarnaast gaat de oprichting van de EDEO ook gepaard met een promotiegolf. Een aantal kwesties is nog steeds niet helder. Eventuele effecten op de kosten van de gebouwen dienen vooraf getoetst te worden. Andere factoren, zoals de feitelijke omzetting van de in de Verdragen vastgelegde betekenis van de werktaal Duits, zijn genegeerd. Dat zijn de redenen dat de EDEO-financiering in de huidige vorm afgewezen dient te worden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het ermee eens ben dat de EU absoluut in staat moet zijn om al haar externe instrumenten te gebruiken binnen een samenhangende structuur en dat de terbeschikkingstelling in 2010 van begrotingsmiddelen voor de oprichting van deze structuur in haar beginfase het politieke doel van dit verslag is.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) maakt een wijziging van de begroting voor 2010 en de voorgestelde begroting voor 2011 noodzakelijk. Er moet een nieuwe Afdeling X in de begroting worden gecreëerd, en de begroting voor 2010 moet worden gewijzigd om te voorzien in honderd extra posten in de personeelsformatie van de EDEO en in financiële middelen voor zeventig extra arbeidscontractanten. Het grootste deel van de benodigde middelen zal eenvoudigweg worden overgedragen vanuit de afdelingen voor de Europese Raad, de Raad en de Commissie. Het overheersende gevoel in de Commissie buitenlandse zaken is dat de hoge vertegenwoordiger, barones Ashton, haar beloften aan het Europees Parlement met betrekking tot de oprichting van de EDEO niet helemaal is nagekomen. De Commissie buitenlandse zaken is van mening dat het Europees Parlement moet worden geraadpleegd over de prioriteiten bij de personele invulling van de dienst (bijvoorbeeld met betrekking tot de geografische spreiding) en dat de kwestie van het evenwicht tussen mannen en vrouwen beter moet worden geregeld in de wervingsprocedure voor de EDEO. Vanuit het gezichtspunt van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie moet het feit dat barones Ashton tot nu toe nog geen personeelsleden van het directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen die zich bezighouden met vredeshandhaving en crisisrespons naar de EDEO heeft overgeplaatst, als een grote tekortkoming worden beschouwd, vooral omdat de hoge vertegenwoordiger het Europees Parlement geruststellende boodschappen heeft meegegeven ten aanzien van deze overplaatsing.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn absoluut tegen de oprichting van een Europese Dienst voor extern optreden. Buitenlandse zaken en diplomatie vallen onder de nationale soevereiniteit. Daarom hebben wij tegen alle verslagen over dit onderwerp gestemd.
Een gemeenschappelijk buitenlands beleid dat louter het EU-belang dient, zal op enig moment absoluut in strijd zijn met de fundamentele belangen van een of meerdere of zelfs alle lidstaten. Als er bijvoorbeeld een conflict is waarbij de betrokkenheid van landen gewenst is, maar hun burgers hiertegen zijn. Of wanneer er een beleid wordt gepromoot dat bijzonder vijandig of juist uiterst welgezind is ten opzichte van een land of een groep landen, in weerwil van de eeuwenoude tradities van bepaalde diplomatieke diensten of de vitale belangen van een aantal leden.
Wat echter nog erger is: de Verdragen stipuleren al dat dit alles hoe dan ook ondergeschikt zal zijn aan andere verbintenissen of verplichtingen in een nog breder, ja zelfs mondiaal kader: NAVO, VN en wie weet wat nog meer. Ons wordt hier dus niet eens een sterke en onafhankelijke diplomatieke dienst voorgesteld, maar een instrument voor onderwerping aan niet-Europees leiderschap.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Er is in 2010 75 miljoen euro voorzien voor de financiële bijstand voor de begeleidende maatregelen in de bananensector; het grootste deel daarvan was een herschikking van rubriek 4 van de begroting. Het ging daarbij om een bedrag van 55,8 miljoen euro. In 2011 zit er in die rubriek echter slechts 875 530 euro. Daarom stemmen we in met het voorstel van het Parlement om de Commissie te verzoeken een nieuw voorstel in te dienen voor de inzet van het flexibiliteitsinstrument voor het resterende bedrag van 74 124 470 euro. Dit voorstel wordt gerechtvaardigd door het feit dat er financiële bijstand voor de begeleidende maatregelen in de bananensector nodig is. Wanneer de EU haar invloed als global player wenst te handhaven, moet voor de bananenexporterende ACS-landen die de gevolgen ondervinden van de meest begunstigde natie (MFN)-liberalisering in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de financiële bijstand verzekerd zijn. We moeten er ook op wijzen dat het heel zinvol is om dit voorstel om te zetten, omdat deze maatregelen voorzien zijn in punt 27 van de interinstitutionele overeenkomst over het gebruik van het flexibiliteitsinstrument.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd. Ik ben het er namelijk mee eens dat niet getornd mag worden aan de financiële bijstand van de EU aan de bananenproducerende landen van de ACS die bij de liberalisering het sterkst getroffen zijn door de toepassing van de clausule van de meest begunstigde natie (MFN) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en dat de begrotingsinspanning niet mag worden bemoeilijkt. Daarom sta ik achter het voorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1905/2006, dat het mogelijk zal maken de BMB, de begeleidende maatregelen bananen, gedurende de periode 2010-2013 te financieren met een totale begroting van 190 miljoen euro en eventueel een aanvullende begroting van 10 miljoen vast te stellen, als de marge dit toestaat.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De bananensector is van vitaal belang voor een aantal EU-regio´s en met name voor de Franse overzeese departementen en gebieden. Het Parlement heeft, gelet op de concurrentie vanuit de Zuid-Amerikaanse landen, die nog scherper zal worden met de overeenkomsten waarover momenteel onderhandeld wordt, financieringsmaatregelen vastgesteld om deze verzwakte sector te helpen.
De leden van het Europees Parlement willen graag dat het flexibiliteitsinstrument wordt ingezet met een bedrag van 74,12 miljoen euro. Dit is een krachtig signaal van het Parlement aan de Commissie en de Raad, die slechts 18,3 miljoen hadden uitgetrokken. Bovendien is dit een gelegenheid voor het Parlement om duidelijk te maken dat het hoog tijd is een einde te maken aan de financiering van de begeleidende maatregelen bananen uit de EU-begroting voor extern optreden. Het bedrag van 190 miljoen euro dat als hulp was toegezegd voor de periode 2010-2013 moet worden gedekt door nieuwe kredieten, en daarop zal het Parlement tijdens de volgende financiële vooruitzichten ook aandringen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie heeft een wijziging voorgesteld op Verordening (EG, Euratom) nr. 1905/2006 om begeleidende maatregelen in de bananensector te kunnen financieren met een totale begroting van 190 miljoen euro. De opsplitsing in jaarlijkse bedragen levert voor 2010 een bedrag op van 75 miljoen euro. Hierbij dient te worden vermeld dat de marge in rubriek 4 slechts 875 530 euro bedraagt. Het belangrijkste deel van de financiële bijstand in 2010 komt voort uit een herschikking van de kredieten in rubriek 4 van de begroting, namelijk 55,8 miljoen op een totaal van 75 miljoen. Dit zal een weerslag hebben op de instrumenten en maatregelen die de EU, en het Parlement in het bijzonder, als zeer belangrijk beschouwt. Daar komt bij dat er bij de vaststelling van het huidig meerjarig financieel kader (MFK) geen rekening is gehouden met de behoefte aan financiële bijstand voor begeleidende maatregelen in de bananensector. Er mag niet getornd worden aan de financiële bijstand van de EU aan de bananenproducerende ACS-landen die getroffen werden door de liberalisering op grond van het beginsel van het meest begunstigde land (MFN) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de financiële inspanning mag niet worden gedwarsboomd. Daarom stem ik in met de door de rapporteur voorgestelde wijziging van het voorstel voor een gewijzigde begroting.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met dit verslag willen we de maatregelen vastleggen voor de financiële bijstand aan de groep van landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), die te lijden zullen krijgen onder de liberalisering van de handel in bananen tussen de EU en 11 landen in Latijns-Amerika. De EU moet toezeggen geen kwantitatieve beperkingen en geen vergelijkbare maatregelen op te zullen leggen voor de invoer van bananen.
Door het ondertekenen van de Overeenkomst van Genève, die deze liberalisering regelt, heeft de EU zich ertoe verplicht om de ACS-landen 200 miljoen euro ter beschikking te stellen, als compensatie voor de gevolgen van die maatregel voor hun uitvoer naar de EU. We hadden indertijd heel wat kritiek op die overeenkomst, aangezien hoofdzakelijk de multinationale bedrijven uit de VS hiervan zullen profiteren, die de wereldmarkt voor bananen beheersen.
Meerdere ACS-landen en meerdere bananenproducenten in die landen hebben hun zorgen uitgesproken over de gevolgen van de overeenkomst. Ze denken dat het bedrag van 200 miljoen niet genoeg is om alle gevolgen te compenseren. Nu is er in het verslag "een begroting van in totaal 190 miljoen euro voorzien, en eventueel nog eens 10 miljoen euro extra, indien de marges dit toelaten". Bovendien is er onvoldoende gewaarschuwd voor de gevolgen voor de bananenproducerende landen en regio's in de EU, zoals de autonome regio Madeira. Daarom hebben wij ons bij de stemming over dit verslag onthouden van stemming.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, in het voorstel van het Europees Parlement voor een resolutie over het standpunt van de Raad betreffende het ontwerp van de gewijzigde begroting 3/2010 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling III – Commissie, worden nieuwe middelen toegezegd om de begeleidende maatregelen in de bananensector voor de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) te financieren. Het voorstel van de Commissie, dat in feite zonder inmenging van een afdeling van de begrotingsautoriteit is opgesteld, voorziet in een vastleggingskrediet van 75 miljoen euro dat in de reserve wordt opgenomen, in afwachting van de goedkeuring van de betreffende wijzigingsverordening. Naar aanleiding hiervan wil ik erop wijzen dat het Parlement en de Raad geen akkoord hebben bereikt. Het Parlement heeft namelijk het gebruik van het flexibiliteitsinstrument overwogen, dat uitstekend werkt voor soortgelijke situaties, aangezien dergelijke fondsen direct beschikbaar zijn en een juridische grondslag hebben. De Raad had daarentegen een ander idee, vanwege de onwil van de lidstaten om het flexibiliteitsinstrument in te zetten, dat leidt tot een verhoging van hun bijdrage. Het is juist om deze redenen dat de Begrotingscommissie heeft vastgesteld dat het onmogelijk is om een akkoord te bereiken over de begroting van 2010.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft zich altijd ingezet voor hulp aan de ontwikkelingslanden en in het bijzonder aan de ACS-landen. Het specifieke geval waarom het in het voorstel voor een gewijzigde begroting gaat betreft de bananenproducerende landen. Deze speciale hulpverlening heeft de vorm gekregen van liberalisering van de bananenhandel tussen de EU en elf bananenproducerende landen in Zuid-Amerika. Dit soort hulp is naar onze mening beter en effectiever dan rechtstreekse hulp waarbij financiële middelen zonder onderscheid worden uitgegeven. Door de bananensector te ondersteunen, helpen wij deze landen hun economie te ontwikkelen, banen te creëren en armoede te bestrijden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Om deze crisis te boven te komen, moet er voor 2010 liefst veel geld beschikbaar zijn voor de financiering van de EU-prioriteiten – dat is althans de overweging. Dat is mogelijk gemaakt door een herschikking van de begroting. Een financiële ondersteuning voor begeleidende maatregelen voor de bananensector was echter bij het opstellen van het meerjarig financieel kader nog niet voorzien.
Met het oog op de opvang van de gevolgen van de handelsliberalisering op WTO-niveau en de daaraan gekoppelde verlaging van het meestbegunstigingstarief, wordt beweerd dat de financiële steun van de EU voor ACS-landen die bananen leveren, in stand moet worden gehouden. Juist in tijden dat de EU zelf met een economische crisis te kampen heeft, dient een dergelijk gebruik van het flexibiliteitsinstrument van de hand te worden gewezen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Als gevolg van gewijzigde handelsakkoorden, met name de liberalisering van de handel in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, heeft de verlaging van de preferentiële marge voor bananenexporterende ACS-landen negatieve gevolgen gehad.
De Europese Commissie stelt daarom voor om de belangrijkste bananenexporterende ACS-landen te steunen door middel van begeleidende maatregelen in de bananensector (BMB's) met een begroting van 190 miljoen euro over vier jaar (2010-2013). Het doel van deze bijstand is om bananenexporterende ACS-landen te helpen bij het opzetten van aanpassingsprogramma's. Hoewel het bananenvraagstuk bepaald niet nieuw is, blijft de financiering van de BMB's problematisch.
De Commissie en de Raad hebben die niet geïntegreerd in rubriek 4 van het meerjarig financieel kader voor 2007-2013, en de Commissie ontwikkelingssamenwerking is van mening dat het voorstel niet verenigbaar is met het plafond voor rubriek 4 van het meerjarig financieel kader en vraagt de Commissie om substantiële wijzigingen aan te brengen of de tekst te vervangen door een andere.
Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie - begrotingsjaar 2011
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben blij met de vandaag behandelde begroting 2011, juist omdat deze ingaat op de vastgestelde prioriteiten. Voor het eerst staat het Parlement op dit gebied op voet van gelijkheid met de Raad. Dit is de eerste begroting na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Om deze reden en omdat Europa momenteel geteisterd wordt door een crisis, is het belangrijk dat de bemiddeling met succes wordt bekroond. Het is vitaal dat de EU een begroting krijgt waarmee zij haar prioriteiten en haar met het Verdrag verkregen nieuwe bevoegdheden kan uitvoeren. Het is belangrijk dat wij in deze tijd van crisis vechten voor onze overtuiging en voor een begroting met een visie. De voorstellen van het Parlement weerspiegelen zijn ambitie. Anderzijds zijn de door de Raad voorgestelde waarden een weerspiegeling van de bezuinigingen die op nationaal niveau binnen de EU worden doorgevoerd. De EU moet echter het vermogen hebben om in te spelen op de uit de grote uitdagingen voortvloeiende beleidsveranderingen. De EU is verplicht een ambitieuze Europese begroting voor te leggen, een begroting waarmee zij het economisch herstel kan begeleiden. Alleen als wij gebieden als wetenschap en innovatie versterken en bijdragen aan de economische groei en aan meer en betere banen, kunnen wij van Europa een aantrekkelijke plek om te werken en te leven maken.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij, de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement, hebben voor de amendementen 700, 701 en 706 op de begroting gestemd. Dat hebben we gedaan ondanks het feit dat de commentaren een passage bevatten die stellen dat de EU zich in de richting van een ’low carbon economy’ moet bewegen. We zijn ons ervan bewust dat de aanhangers van kernenergie deze term proberen te gebruiken om te verhullen dat het feitelijk om een economie gaat waarin kernenergie een prominente rol als energiebron speelt. We willen benadrukken dat het naar onze mening een zeer slecht idee is EU-middelen aan kernenergie te spenderen, en met dat voorbehoud hebben wij voor dit amendement gestemd.
Anne E. Jensen (ALDE), schriftelijk. − (DA) In de stemming over de begroting van de EU voor 2011 heeft de Deense Liberale Partij tegen een aantal amendementen met betrekking tot het weghalen van gelden voor uitvoerrestituties gestemd. De uitgaven voor uitvoerrestituties zijn wettelijk vastgelegd en zullen daarom worden gedaan, ongeacht wat er in de begroting staat. Maar als deze restituties niet in de begroting van de EU worden gespecificeerd, zullen ze moeten worden uitbetaald door de individuele lidstaten. In een tijd dat er in de nationale begrotingen wordt gesneden, zou het economisch gezien onverantwoord zijn om de lidstaten met deze aanzienlijke extra uitgaven op te zadelen. De Deense Liberale Partij is blij met de aanzienlijke verlaging van de exportsubsidies van de EU in de afgelopen jaren en zal blijven werken aan een verandering van de onderliggende wetgeving, zodat het uitfaseren kan doorgaan. De Deense Liberale Partij heeft tevens tegen een formulering gestemd die de betaling van een speciale premie voor mannelijke runderen verhindert voor stieren die worden gebruikt voor stierengevechten.
De reden dat de Deense Liberale Partij tegen dit voorstel heeft gestemd, is dat deze premie alleen wordt uitbetaald in Denemarken, Zweden en Slovenië, waar zoals bekend geen stierengevechten worden gehouden. Tot slot heeft de Deense Liberale Partij tegen de reservering van DKK 300 miljoen voor een Europees zuivelfonds gestemd. De zuivelprijzen zijn het afgelopen jaar gestegen, en in dat licht gezien is de Commissie tot de slotsom gekomen dat er met de huidige regels geen geld uit een dergelijk fonds kan worden uitbetaald.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor het amendement op de begroting waarbij een deel van de begroting voor 2011 wordt gereserveerd voor de Europese Politieacademie (CEPOL). Ik ben verheugd over de stemming van de plenaire vergadering die, met 611 stemmen voor, 38 tegen en zes onthoudingen, het standpunt van het Parlement inzake de CEPOL versterkt. Het Parlement zal de middelen van deze reserve namelijk deblokkeren als het van deze academie bevredigende informatie ontvangt over het aan de kwijting voor 2008 gegeven gevolg.
De eisen zijn duidelijk: het Parlement informeren over de resultaten van het onderzoek van OLAF, de ledenlijst van de raad van bestuur publiceren, een definitief verslag van een externe accountant uitbrengen over de middelen die zijn gebruikt voor de financiering van particuliere uitgaven en veranderingen doorvoeren binnen de raad van bestuur om ervoor te zorgen dat deze situatie zich in de toekomst niet meer voordoet. Ik kijk reikhalzend uit naar een snelle reactie van de CEPOL en een bewijs dat deze ten volle wil meewerken met het Parlement.
Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Een sterk en modern Europa heeft een toekomstgerichte en op groei gerichte begroting nodig, terwijl de economische situatie tot bedachtzaamheid en terughoudendheid noopt. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de lijn van een restrictieve begroting aan te houden waarin de klemtoon ligt op brede investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die groei en banen creëren in overeenstemming met de Europa 2020-strategie. Omdat we een Europa willen dat duurzaam is vanuit economisch, sociaal en milieuopzicht, hebben wij voor investeringen in het milieu en in menselijk kapitaal en controle van de financiële markten gestemd, maar altijd binnen het kader van bestaande middelen.
Een onverdedigbaar groot deel van de begroting gaat nog altijd naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en we kunnen de uitdagingen van morgen niet oplossen met het beleid van gisteren. Daarom stemden wij onder andere tegen het voorgestelde melkfonds van 300 miljoen euro en dienden wij zelf een voorstel in om een einde te maken aan de EU-exportsubsidies voor landbouwproducten en de steun voor tabaksteelt. Omdat iedereen in deze economisch barre tijden zijn steentje bij moet dragen, hebben we ook voor een reductie van de administratieve kosten van de EU gestemd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Het herstel in de eurozone is fragiel, en de overheidsfinanciën staan in veel lidstaten onder druk. Daarom kan onze begroting het economisch herstel bevorderen, maar dit instrument moet wel verstandig worden gebruikt, we moeten weten hoe we er optimaal van kunnen profiteren. In de rubrieken "Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid" en "Cohesie voor groei en werkgelegenheid" zijn de bedragen gestegen, terwijl ze zijn gedaald voor onderwijs en opleiding. Dat is niet onbelangrijk voor de burger. Er is duidelijk meer geld voor het Europees Sociaal Fonds (ESF), maar het is betreurenswaardig dat slechts 1,4 procent van de middelen bestemd is voor de tenuitvoerlegging van het sociaal beleid, waar voor de gezondheid 15,77 miljoen euro minder is voorzien dan in 2010. De bedragen voor de regionale ontwikkeling stijgen met ongeveer 3,2 procent, en dat wordt als een essentieel feit beschouwd. Over de landbouw wil ik het volgende zeggen: de zuivelprijzen schommelen heel sterk, en dat is belangrijk. Om die reden moet er beslist een permanente aanpak voor dit probleem komen, en wel door een fonds voor de zuivelsector. Het is betreurenswaardig dat er minder geld beschikbaar is voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).
Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – De EU-begroting voor 2011 dient de winstgevendheid van het grootkapitaal en het wilde offensief van de monopolies en de burgerlijke regeringen tegen de arbeids- en sociale rechten van de werkenden. Zij kent nog meer flitsgeld, subsidies en voorzieningen toe aan de monopolistische consortia – buiten de circa vijf biljoen die de nationale burgerlijke regeringen hun al hebben geschonken – ter versterking van hun positie in de onverbiddelijke onderlinge concurrentiestrijd van het imperialisme en met het oog op de herleving van het kapitalisme. De basistendens van de begroting is enerzijds geld verstrekken aan het kapitaal en anderzijds alle – hoe dan ook onbeduidende – uitgaven schrappen voor de werkenden, kleine handels- en ambachtsbedrijven, arme middelgrote boeren en jongeren. En nog meer geld voor de imperialistische interventies van de EU en de onderdrukkings- en achtervolgingsmechanismen die tegen het volk worden ingezet.
De eerste begroting die wordt goedgekeurd door het Europees Parlement, met zijn zogenaamd grotere bevoegdheid waarin het Verdrag van Lissabon voorziet, is zijn reactionaire aard waardig. Zij bewijst eens te meer dat het Europees Parlement de behoeften en belangen dient van de monopolies en dat het een diepe haat koestert jegens de werkenden en de behoeften van het volk. De arbeiders en het volk moeten hun strijd opvoeren om te voorkomen dat de werkenden het gelag van de kapitalistische crisis betalen.
Liam Aylward, Brian Crowley en Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) De afgelopen jaren is de internationale markt voor zuivelproducten steeds volatieler geworden. De 300 miljoen euro aan buitengewone financiering voor de zuivelsector in de begroting voor 2010 is vooral gunstig geweest voor zuivelboeren, die zwaar te lijden hadden onder de crisis. We hebben voor de nieuwe begrotingslijn gestemd, zodat er een zuivelfonds komt om de innovatie, de diversificatie en de herstructurering te ondersteunen en de onderhandelingspositie van zuivelboeren te verbeteren om onevenwichtigheden in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken. Daarnaast verwelkomen we wat in het verslag wordt gezegd over de steun voor de schoolmelkregeling en het voorstel van de Commissie om meer middelen uit te trekken voor deze regeling en de schoolfruitregeling.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft tot doel om de zekerheid van de voedselvoorziening veilig te stellen, het milieu en de biodiversiteit te beschermen en een behoorlijk inkomen voor boeren te waarborgen. In dit verband verwelkomen we het feit dat de Commissie in het verslag wordt gevraagd om in de begroting 2011 een financiële buffer in te bouwen ingeval de markt in 2011 volatiliteit zou vertonen, om de bureaucratie te verminderen en om de toegang tot financiering te verbeteren en de procedures daarvoor duidelijker te maken.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik ben het eens met mijn collega's die de door de Raad voorgestelde begrotingsverlagingen niet steunen. Het beste argument daartegen is de situatie in de lidstaten die een dergelijke actie in eigen land hebben uitgevoerd. Ik doel met name op Roemenië. De druk die op de consumptie wordt uitgeoefend door deze te beperken, heeft ons niet uit de crisis geholpen maar heeft juist tot een ongehoorde sociale druk geleid. Ik stem wel in met de verhoging van 300 miljoen euro van het melkfonds. Ik heb hetzelfde standpunt ingenomen ter ondersteuning van de toewijzing van extra financiële middelen voor dit product gedurende de hele periode van de Europese crisis. Ik onderschrijf krachtig het idee van het Europese stabilisatiemechanisme en de noodzaak dat de twee nieuwe begrotingsonderdelen specifiek zijn, met cijfers en niet blanco zoals nu het geval is, zodat dit Europese interventie-instrument werkelijkheid kan worden in plaats van alleen theorie. Ik hoop dat het standpunt van het Parlement zal worden geëerbiedigd tijdens de bemiddeling, dat een overeenkomst met de Raad zal worden bereikt en dat we in november voor de EU-begroting 2011 zullen kunnen stemmen.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Voor het eerst in zijn geschiedenis heeft het Europees Parlement het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, voor het jaar 2011, behandeld overeenkomstig de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon. De grote hoeveelheid wijzigingen die de plenaire vergadering van het Parlement heeft aangebracht, vormt het klinkende bewijs dat de controlerende functie en het democratische gehalte van de Europese Unie zijn vergroot. Met het oog op verbetering van de democratische procedures, alsmede met het oog op de inhoud van de begroting als zodanig, heb ik voor de ontwerpbegroting gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd omdat ik het eens ben met de horizontale prioriteiten 2011 van het Parlement voor jeugd, onderwijs en mobiliteit. Daarvoor zijn in het kader van de diverse beleidsvormen specifieke sectoroverschrijdende investeringen nodig om groei en ontwikkeling in de EU te kunnen bevorderen. Ik stem in met de voorgestelde verhoging van de kredieten voor alle programma´s met betrekking tot deze prioriteiten, te weten Een leven lang leren, Pessoa en Erasmus Mundus. Ik ben het er ook mee eens dat mobiliteit van werkende jongeren een essentieel instrument is voor de ontwikkeling van een concurrentiële en dynamische arbeidsmarkt in Europa, en daarom dient deze te worden versterkt. Ik ben verheugd over de verhoging van de financiële middelen voor de Europese werkgelegenheidsdienst en geef derhalve krachtige steun aan het opstarten van de voorbereidende actie “Je eerste Eures-baan” die tot doel heeft jongeren te helpen toegang te vinden tot de arbeidsmarkt of tot banen voor geschoolden in andere lidstaten. Dit zal een eerste stap zijn in de richting van een specifiek niet-universitair programma voor mobiliteit van jongeren.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze begroting voldoet niet aan de behoeften van de Europese Unie teneinde uit de crisis te geraken, te zorgen voor herstel en haar verantwoordelijkheden inzake solidariteit te dragen. In dit opzicht betreur ik het dat het voorstel van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement om een door een belasting op financiële transacties gefinancierde begrotingslijn "eigen middelen" te creëren, vrij eenvoudig is verworpen door de Fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten). Deze incoherentie tussen de woorden en daden van rechts is schandalig: het verkondigt namelijk al maanden aan de burgers en in de media vóór zo'n belasting te zijn, maar wanneer het moment om te kiezen daar is en het Europees Parlement in dezen iets kan uitrichten, begraaft rechts zelf dit voorstel. Terwijl Europa zich uitbreidt en steeds grotere bevoegdheden krijgt, slinken de middelen waarover het beschikt. Dit is een slecht signaal voor het herstel van de groei en de werkgelegenheid in Europa in het algemeen en voor de Europese burgers in het bijzonder.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij zouden willen dat de begrotingsprioriteiten van de EU meer gericht zijn op de toekomst, op grotere concurrentiekracht en meer investeringen in infrastructuur en onderzoek dan op het ondersteunen van het landbouwbeleid. Vandaag hebben wij vastgehouden aan onze prioriteiten door te stemmen voor rechtszekerheid, voor meer geld voor onderzoek en klimaatmaatregelen, maar ook voor minder middelen voor landbouwsubsidies, uitvoersubsidies, tabaksteelt en zuivelfondsen. Uiteraard hebben we voor de begroting voor 2011 van de Europese Unie gestemd, ook al bevatte ze niet alle prioriteiten die we zouden hebben gewild.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij hebben zojuist de door het Parlement nagestreefde begroting 2011 goedgekeurd. Met deze stemming bevestigen wij onze prioriteiten voor de allerarmsten, voor wie we een pakket van 100 miljoen euro hadden gevraagd, evenals onze prioriteiten voor de zuivelproducenten voor wie wij het melkfonds graag willen voortzetten.
Ook moeten in moeilijkheden verkerende bedrijven steun blijven ontvangen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat een permanent fonds moet worden met een eigen begroting. Tot slot willen wij graag dat de Europese begroting eigen middelen krijgt en dat een belasting op financiële transacties wordt ingevoerd.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) In een tijd waarin staten, lokale gemeenschappen, belastingbetalers en bedrijven aanvaarden dat er financiële offers moeten worden gebracht, kan de Unie zich niet aan dit heilzame proces onttrekken. De buitenproportionele stijgingen in de begroting van de Unie waar sommigen voorstander van zijn, zijn onacceptabel. Dat wil niet zeggen dat we nu moeten korten op strategisch onontbeerlijke uitgaven, zoals voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dankzij deze uitgaven beschikken we over een onafhankelijke positie op het gebied van voedingsmiddelen en profiteren we van een bron van exportartikelen (en dus inkomsten).
Dit is echter wel een goed moment om vraagtekens te zetten bij de afwijkende bijdragen die om historische redenen voor sommige staten gelden, maar waarvoor inmiddels geen rechtvaardiging meer bestaat. In de huidige context kan invoering van een Europese belasting niet worden overwogen: eerst moet de belastingdruk voor lidstaten worden verlaagd.
Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft zich uitgesproken over de ontwerpwetgevingsresolutie inzake het standpunt van de Raad over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011.
De behandeling van de algemene begroting van de Europese Unie door het Europees Parlement biedt altijd de mogelijkheid om beter te zien hoe de macht van de Unie met de jaren is uitgebreid en, andersom, de lidstaten over minder soevereiniteit beschikken.
Uit dit verslag blijkt hoeveel belastingdruk op de schouders van de belastingbetaler terecht zal komen. Het is duidelijk dat de burger teleurgesteld is in de Europese Unie, maar toch verhoogt de Unie haar budget met 6 procent voor de financiering van beleid dat het zichzelf heeft toegewezen. Waarom deze verhoging, terwijl 10 tot 15 procent van de middelen ongebruikt blijft en de Commissie van alle lidstaten matiging verwacht?
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) In mijn ogen is elk voorstel om de EU-begroting te verhogen onaanvaardbaar, omdat ik het mijn kiezers niet kan uitleggen wanneer de uitgaven van de Unie in 2011 met bijna 6 procent zullen stijgen. De minister van Financiën van het Verenigd Koninkrijk bereidt momenteel drastische bezuinigingen in de publieke sector voor – bezuinigingen waarop de Unie bij de lidstaten heeft aangedrongen. Maar tegelijkertijd acht de Unie het passend om de begroting van Brussel met 6 procent te laten groeien. Let op mijn woorden, niet op mijn daden, lijkt het officiële EU-beleid te zijn. Ik vind dat onaanvaardbaar.
Ik zou mijn kiezers, van wie er ongetwijfeld een aantal hun baan gaan verliezen als gevolg van de bezuinigingen in het Verenigd Koninkrijk, niet recht in de ogen kunnen kijken en zeggen dat de afgevaardigden nog meer van hun geld nuttig gaan besteden – vergeet niet dat het hun geld is – door de kas van de Europese Dienst voor extern optreden, Europol en de regulering van de financiële diensten te spekken. En ik kan zeker niet uitleggen dat ook het 'representatiebudget' van het Europees Parlement wordt verhoogd. Daarom heb ik tegen deze begroting gestemd. Het is aan de anderen om uit te leggen waarom ze de begroting hebben bekrachtigd.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Een sterk en modern Europa heeft een toekomstgerichte en op groei gerichte begroting nodig, terwijl de economische situatie tot bedachtzaamheid en terughoudendheid noopt. Daarom heb ik ervoor gekozen om de lijn van een restrictieve begroting aan te houden waarin de klemtoon ligt op brede investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die groei en banen creëren in overeenstemming met de Europa 2020-strategie. Omdat ik een Europa wil dat duurzaam is vanuit economisch, sociaal en milieuopzicht, heb ik consequent voor investeringen in het milieu, in menselijk kapitaal en in controle van de financiële markten gestemd, maar altijd binnen het kader van bestaande middelen.
Een groot deel van de begroting gaat naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Helaas is het gemeenschappelijk landbouwbeleid in zijn huidige vorm zelden gericht op het oplossen van de uitdagingen van de toekomst. Een bloeiend platteland is zeer belangrijk. Verdere uitvoersubsidies en steun voor tabaksteelt zijn echter niet de juiste manier van werken. In plaats daarvan hebben we redelijke voorwaarden nodig voor voedselproductie in Europa, een gedegen dierenbescherming en stimulansen voor landbouwers om groene energie te produceren. Omdat iedereen in deze economisch barre tijden zijn steentje bij moet dragen, heb ik ook voor een reductie van de administratieve kosten van de EU gestemd.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, hebben vandaag voor het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011 gestemd. Het is een terughoudende begroting die niettemin ook noodzakelijke investeringen in onderzoek, energie en initiatieven voor jongeren omvat en de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden en nieuwe instanties voor financieel toezicht mogelijk maakt.
Het is echter ook een begroting waarin aan veel van de nieuwe prioriteiten van de EU onvoldoende middelen worden toegewezen, zoals de nieuwe strategie van de EU voor groei en werkgelegenheid (EU 2020), het klimaatbeleid en het EU-beleid inzake buitenlandse betrekkingen en externe bijstand, met name de steun voor Palestina.
Om de begroting onder controle te houden, hebben wij een aantal besnoeiingen in de EU-landbouwsteun voorgesteld, die echter werden weggestemd. Wij stemden ook voor een evaluatie van het stelsel van eigen middelen, inclusief een belasting op financiële transacties. Ongeacht de vorm die een nieuw stelsel voor de inkomsten van de EU eventueel aanneemt, het moet begrotingsneutraal zijn en de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van belastingen respecteren.
Wat de begroting van het Europees Parlement zelf betreft, zijn wij van mening dat de commissies die door het Verdrag van Lissabon een zwaarder takenpakket hebben gekregen, versterking behoeven. Dat rechtvaardigt een stijging van het aantal personeelsleden van het secretariaat van het Parlement en de fracties. Wij vinden echter niet dat de leden extra personeel moeten krijgen. Het Parlement heeft nu besloten om de kredieten voor hogere vergoedingen voor medewerkers in de reserve te plaatsen, en ze mogen niet worden gebruikt als niet aan alle voorwaarden is voldaan. Wij hadden er de voorkeur aan gegeven om het Parlement meer middelen te geven door middel van efficiëntiemaatregelen en herverdeling in plaats van de totale begroting te laten stijgen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU-begroting is van vitaal belang voor het ontwikkelen van de activiteiten van de Unie, vooral in crisistijden. Zo kunnen we het geld voor het cohesiebeleid doeltreffend verdelen.
Ik ben van mening dat de Raad deze middelen niet zomaar mag beknotten, wat is gebeurd bij prioriteiten zoals de innovatie en de doelstellingen van groei en concurrentievermogen. De Raad heeft de vastleggingskredieten met 0,55 procent verlaagd, en de betalingskredieten met 2,77 procent. Op de uiteindelijk door de Raad vastgestelde begroting staan 141,8 miljard euro voor de vastleggingskredieten, en 126,5 miljard euro voor de betalingskredieten, en dat zou weleens ernstige gevolgen kunnen hebben voor de groei en het concurrentievermogen in Europa.
Daarom steun ik het voorstel dat het Parlement al eerder had gedaan om de oorspronkelijke bedragen voor die beleidsterreinen te handhaven.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven verdwenen. Dit betekent dat het Parlement en de Raad nu samen verantwoordelijk zijn voor alle uitgaven van de EU en dat zij daar samen over besluiten. Bovendien wordt de jaarlijkse begrotingsprocedure een speciale wetgevende procedure op grond waarvan de begroting wordt goedgekeurd via een verordening. Dit kan gezien worden als een speciale medebeslissingsprocedure of, om verwarring te voorkomen, als een gezamenlijk besluit van Parlement en Raad. De door het Parlement voorgestelde begroting 2011 is ambitieus en verstandig en eerbiedigt de verbintenissen die het Parlement op een strikte en realistische wijze is aangegaan. Wij hebben de beleidsvormen voor jeugd, onderwijs, mobiliteit, opleiding, onderzoek, concurrentiekracht en innovatie tot prioriteit uitgeroepen. Ik wil de klemtoon leggen op de voorbereidende actie waarbij ik persoonlijk betrokken was: “Je eerste Eures-baan”. Deze actie zal de mobiliteit van jongeren in de EU verbeteren en werkloosheid helpen bestrijden. De EU-begroting bedraagt ook dit keer ongeveer 1 procent van het BBP. Daaruit blijkt duidelijk dat het noodzakelijk is het meerjarig financieel kader te herzien, daar er maar heel weinig marge is in de diverse rubrieken en met name in rubriek 1A, 3B en 4. Ook is het duidelijk dat er dringend behoefte is aan een debat over de noodzaak van nieuwe middelen voor de EU-begroting.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij delen de kritiek op het gedrag van de Raad, met zijn willekeurige bezuinigingen en verlagingen van de ontwerpbegroting voor 2011, die nu bijna zeven miljard euro lager ligt dan was afgesproken in het Meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013. Dit is onaanvaardbaar, ook al omdat het bedrag waarover we het in het MFK eens waren geworden al heel bescheiden is, waardoor het economisch en sociaal herstel toch al in gevaar is. Daarom versterkt dit de schadelijke gevolgen van het beleid dat de EU tot nu toe heeft gevoerd.
Daarom vinden ook wij dat er absoluut een grondige herziening van de begroting moet komen, evenals een directe herziening van de bovengrenzen van het huidige MFK. Ondanks deze kritiek kunnen wij echter niet akkoord gaan met het in het verslag genoemde voornemen de begroting te "lissabonniseren", waardoor de begroting ondergeschikt zou blijven aan de belangrijkste pijlers van het Verdrag van Lissabon: neoliberalisme, federalisme en militarisme. Met andere woorden: ondergeschikt aan de beleidsvormen die de ernstige crisis hebben veroorzaakt waarmee de Europese werknemers en burgers op dit moment worden geconfronteerd. We moeten afstappen van deze beleidsvormen, we moeten van ganser harte ja zeggen tegen cohesie, sociale vooruitgang en milieubescherming. Daarbij moeten we beginnen met de broodnodige versterking van de begroting van de Unie, die gebaseerd is op bijdragen van de lidstaten in verhouding tot hun bruto binnenlands product.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Op 1 december vorig jaar is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe bevoegdheden toegekend aan de Europese Unie, wat weer nieuwe mogelijkheden biedt om geld uit te geven. Niemand of vrijwel niemand hier is eerlijk genoeg om erop te wijzen dat het iets schandaligs heeft om te verzoeken om een verhoging van de aan de Europese Unie toegekende middelen, of de invoering van een nieuwe belasting, wanneer van de lidstaten wordt verwacht dat ze matiging betrachten en snijden in hun sociale zekerheid.
In Frankrijk zijn de directe kosten voor Europa enorm: acht miljard euro per jaar, en dat bedrag neemt alleen maar toe. Dit komt overeen met bijvoorbeeld een groot deel van de tekorten in de sociale zekerheid. Indirect zijn de kosten nog hoger, in de vorm van onder meer werkloosheid, een zwakke groei en verplaatsing van bedrijven naar elders in verband met het Europese beleid. De Europese begroting bestaat niet simpelweg naast de nationale begrotingen, maar concurreert hiermee en onttrekt er geld aan. Met de structurele cofinancieringssystemen, die niets anders zijn dan verdeeld cliëntelisme, worden tevens bestedingen aangemoedigd. Nog een verzwarende omstandigheid: in vijftien jaar tijd heeft de Europese Rekenkamer het beheer van deze tientallen miljarden euro's door de Commissie geen enkele keer kunnen goedkeuren. Het is tijd dat aan dit alles een einde komt.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb de resolutie van het Europees Parlement inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor 2011 gesteund. Als we ons willen inzetten voor de politieke prioriteiten van de Europese Unie, de door de economische crisis noodzakelijk geworden nieuwe uitgaven, en de nieuwe bevoegdheden krachtens het Verdrag van Lissabon, moeten we een ambitieuze ontwerpbegroting steunen, waarmee de investeringen kunnen worden gedaan die nodig zijn voor meer banen en een terugkeer naar duurzame groei, of, met andere woorden: een begroting die recht doet aan het door ons gewenste Europa.
De Raad wil graag het budget van de Unie beperken omdat lidstaten zich voor aanzienlijke tekorten gesteld zien. Om deze reden hebben wij een nieuw begrotingsonderdeel voor eigen middelen van de Unie toegevoegd, zodat de begroting minder afhankelijk wordt van nationale bijdragen. We betreuren het feit dat het amendement ter invoering van een belasting op financiële transacties opnieuw is verworpen door rechts.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik steun het voorstel van het Europees Parlement over de ontwerpbegroting voor 2011. In het verslag komen de belangrijke beleidsterreinen aan de orde en wordt rekening gehouden met de afzonderlijke standpunten. Het Parlement erkent dat de Europese Unie in de toekomst niet met minder financiële middelen toe kan met het oog op de omvangrijke en veelzijdige taken die uitgevoerd moeten worden. Dat geldt met name voor de landbouw. In het standpunt van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling over de begroting 2011 is reeds bezorgdheid geuit over het feit dat de Commissie bij het plannen en toewijzen van ongebruikte middelen van te optimistische veronderstellingen uitgaat. Grote Europese onderzoeksprojecten zijn financieel afhankelijk van teruggestorte middelen waarvan de omvang vooraf niet bekend is. De Commissie wordt dan ook opgeroepen om de financiering van onderzoek en ontwikkeling in de toekomst voor de lange termijn te waarborgen en om gedetailleerde financieringsplannen hiervoor op te stellen. Financiële terugstortingen uit de landbouwpot moeten aan het oorspronkelijke doel ten goede komen.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het Europees Parlement de belangrijkste prioriteiten aanwijst in zijn beleidsmaatregelen op het gebied van jongeren, onderwijs en mobiliteit. Ook ik heb bij herhaling gesteld dat dit cruciale en noodzakelijke onderdelen van de economische herstelstrategie van de EU en de Europa 2020-strategie zijn. Jongeren, onderwijs en mobiliteit vereisen specifieke sectordoorsnijdende investeringen binnen de geschikte beleidsterreinen ter bevordering van de groei en ontwikkeling van de EU.
Ik onderschrijf derhalve de noodzaak om de leningen te verhogen voor alle programma's met betrekking tot deze prioriteiten, zoals 'Een leven lang leren', het People-programma en Erasmus Mundus. Ook moeten de leningen voor het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening worden verhoogd. Daarom steun ik de start van de voorbereidende actie 'Je eerste baan in het buitenland', bedoeld om jonge mensen te helpen de arbeidsmarkt te betreden of gespecialiseerde functies te bekleden in een andere lidstaat, als eerste stap op weg naar een specifiek non-academisch programma voor jongerenmobiliteit.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Bij de individuele stemmingen heb ik tegen bepalingen gestemd die negatieve gevolgen voor EU-burgers en mensen in ontwikkelingslanden hebben, waaronder EU-financiering voor de productie van tabak en exportsubsidies voor de landbouw die schadelijk zijn voor ontwikkelingslanden. Ook heb ik gestemd tegen de verhoging van de begrotingslijnen voor reis-, verblijfs- en administratieve kosten. Ik verwelkom echter de positieve elementen van het verslag in eerste lezing, waaronder de financiering ten behoeve van economische ontwikkeling in onze regio’s, steun voor onderzoek en ontwikkeling op cruciale gebieden en meer steun aan overzeese gebieden in overeenstemming met de doelstelling van het Verenigd Koninkrijk om de ontwikkelingshulp te verhogen. Ik ben van mening dat de EU-begroting nodig is om in een tijd dat de nationale regeringen in Europa zware versoberingsmaatregelen nemen voor stabiliteit op de lange termijn te zorgen. Terwijl de nationale regeringen drastisch bezuinigen, soms op basis van een kortetermijnvisie, kan de EU-begroting voor stabiliteit en langetermijnplanning zorgen om zo – via bijvoorbeeld de structuurfondsen en het Cohesiefonds – bij te dragen aan het scheppen van banen, het aanbieden van beroepsopleidingen en het stimuleren van de Europese economieën tijdens het herstel, met name door arme gebieden die het hardst zijn getroffen middelen uit de structuurfondsen ter beschikking te stellen.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Voor de eerste keer sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de Europese begroting in eerste lezing goedgekeurd. Het is tevens de eerste keer dat dit Parlement een groter besluitvormingsgewicht heeft dan de Raad. Een dergelijk gewicht moet gezien de aanhoudende financiële crisis echter vergezeld gaan van een groot verantwoordelijkheids- en realiteitsgevoel.
De Begrotingscommissie heeft in dat licht een duidelijk signaal afgegeven door te besluiten de marges in acht te nemen die door de huidige financiële situatie worden opgelegd en door een streng beleid te voeren dat gebaseerd is op de prioriteiten die de economische groei bevorderen, met een nadruk op onderzoek, innovatie en jongeren. Met genoegen verwelkom ik het besluit van deze Vergadering om de richtlijnen van de Begrotingscommissie en van de lidstaten te volgen, die vaak gedwongen zijn om schulden te maken als gevolg van te hoge voorschotten van EU-gelden.
De begroting van de EU moet niettemin opnieuw worden bekeken in het licht van de nieuwe bevoegdheden als gevolg van het Verdrag van Lissabon en van de behoefte aan eigen middelen. Dit zijn allemaal vraagstukken waarvoor tijdens de bemiddeling vastbeslotenheid nodig is, om te kunnen zorgen voor de juiste financiële ondersteuning van een ambitieus project zoals de EU 2020-strategie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de Europese beleidsvormen versterkt en heeft Europa op diverse gebieden nieuwe bevoegdheden gekregen. Ik noem met name het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), mededinging en innovatie, ruimte, toerisme, bestrijding van klimaatverandering, sociaal beleid, energiebeleid en justitie en binnenlandse zaken. Om deze bevoegdheden echter in de praktijk te kunnen uitoefenen, is een begroting nodig, en dat betekent dat alle organen met zeggenschap over de begroting coherent en consequent moeten zijn ten aanzien van hun toegenomen financiële bevoegdheden. Wij moeten de communautaire begroting dan ook voorzien van de noodzakelijke middelen, want anders zullen de voor 2014 vastgestelde doelstellingen niet worden bereikt en zal de EU 2020-strategie in gevaar komen. Natuurlijk verzetten de lidstaten zich in deze tijd van crisis tegen een verhoging van hun bijdragen, maar zij moeten wel beseffen wat de voornemens van de EU zijn en dat al hetgeen is bereikt op het gebied van cohesie en integratie niet op de helling mag worden gezet.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn ook de financiële structuren van de EU veranderd. Dat geldt met name voor het meerjarig financieel kader (MFK) en de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het MFK heeft op grond van dat Verdrag nu een bindend karakter en wordt door de Raad, met eenparigheid van stemmen en na goedkeuring van het Europees Parlement, vastgesteld. Thans wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven, waarvoor de beide begrotingsautoriteiten voortaan gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Ook is de bijbehorende procedure vereenvoudigd. Doordat het medebeslissingsrecht van het Parlement zich nu over de gehele begroting uitstrekt, wordt de democratische controle versterkt.
Ook met betrekking tot andere procedures is er een aantal bureaucratische vereenvoudigingen voorzien. Het is belangrijk dat de begrotingsrechten van het Europees Parlement, als enige rechtstreeks gekozen instelling van de Europese Unie, worden versterkt, omdat daardoor meer invloed op belangrijke besluiten van de EU kan worden uitgeoefend. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het aandringen op kostenbesparingen in verband met de nieuw op te richten EDEO. Ik kan echter geen steun geven aan centraliseringstendensen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór de ontwerpbegroting gestemd, aangezien ik de lijn en inhoud ervan goedkeur. Ik ben het eens met de limieten die zijn ingesteld voor de bezuinigingen die door de Raad zijn uitgevoerd. Ik ben van mening dat deze stemming zeer belangrijk is en juich het standpunt van het Parlement toe dat de nieuwe prerogatieven laat gelden. Dankzij de nieuwe begrotingsprocedure, die sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon van toepassing is, kan het Parlement zijn eigen gewicht en bevoegdheden ten opzichte van de Raad doen gelden, door een sterke en ambitieuze, maar tegelijkertijd strenge begroting te verdedigen in de wetenschap dat er grote investeringen nodig zijn in sleutelsectoren zoals onderzoek en technische innovatie om de economie van de Europese Unie, die door de huidige economische en financiële crisis zwaar op de proef wordt gesteld, weer op gang te brengen.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Een tekortkoming van het oorspronkelijke ontwerpvoorstel voor de begroting, dat door de Begrotingscommissie is voorgelegd aan de Commissie cultuur en onderwijs, was dat het niet voorzag in ambitieuze maatregelen voor het halen van de voornaamste doelen van de Europa 2020-strategie op het gebied van onderwijs, scholing en mobiliteit. Om precies te zijn: de bevoegde commissie heeft aanvankelijk het standpunt van de Europese Commissie en de Raad overgenomen om de middelen voor de programma's voor levenslang leren, onderwijs en ondernemerschap voor jongeren te bevriezen. Het is echter bemoedigend dat tengevolge van de door de leden van de Commissie cultuur en onderwijs geuite protesten tegen en bezorgdheid over de degradatie van het onderwijs- en scholingsbeleid, juist in een tijd dat de werkloosheid toeneemt en vele lidstaten van de Europese Unie treft, de Begrotingscommissie de nodige amendementen heeft ingediend, waar ik vóór heb gestemd. Deze amendementen verhogen de middelen die oorspronkelijk waren voorzien (bijvoorbeeld in het geval van artikel 150202 voor de programma's voor levenslang leren).
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb ingestemd met de resolutie van het Parlement, omdat ik het eens ben met de horizontale prioriteiten van het Parlement voor 2011, in het bijzonder op het gebied van jeugd, onderwijs en mobiliteit, die onder de diverse beleidsmaatregelen doelgerichte en sectoroverschrijdende investeringen vergen om de groei en de ontwikkeling in de Europese Unie te bevorderen. Ik stem in met de voorgestelde verhoging van de kredieten voor alle met die prioriteiten samenhangende programma's, met name Een leven lang leren, Pessoa en Erasmus Mundus.
Ik denk ook dat de arbeidsmobiliteit van jongeren een essentieel middel is om een concurrerende en dynamische arbeidsmarkt in Europa tot stand te brengen, en om die reden moet worden gestimuleerd. Ik verwelkom daarom de verhoging van de middelen voor de European Employment Service en ben fervent voorstander van de lancering van de voorbereidende actie "Je eerste EURES-baan", die tot doel heeft jongeren te helpen bij het vinden van een eerste baan en bij toegang tot gespecialiseerd werk in een andere lidstaat, als eerste stap in de richting van een specifiek niet-academisch programma voor mobiliteit van jongeren.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) 142 650 miljard euro – zoveel bedraagt de begroting voor het begrotingsjaar 2011, die om twaalf uur vanmiddag is aangenomen door het Europees Parlement. Een strakke begroting, die vrijwel geheel overeenkomt met het ontwerp van de Europese Commissie, en die is aangepast aan het huidige klimaat van matiging. We weten echter allemaal dat Europa niet meer en niets beter kan doen met minder geld.
Dit is dan ook de reden waarom ik, samen met een aantal andere leden en de commissaris voor financiële programmering en begroting, de heer Lewandowski, ervoor pleit dat de Europese Unie zichzelf eigen middelen toekent. Een financieel mechanisme waarmee autonomie wordt gegarandeerd en er speelruimte ontstaat met betrekking tot de lidstaten, die, crisissituatie of niet, allang het idee hebben opgegeven Europa de middelen te geven om haar ambities te realiseren. Ik zie ten minste twee redenen om niet te korten op de Europese begroting.
De eerste komt voort uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de nieuwe bevoegdheden van Europa op het gebied van buitenlands beleid, energie en financieel toezicht, om er maar een paar te noemen. De tweede heeft te maken met de nieuwe strategie voor 2020, waarvan de doelstelling is Europa weer op het pad van duurzame groei, grote projecten en innovatie te brengen. Nieuwe uitdagingen en bevoegdheden die adequaat gefinancierd dienen te worden. Wat ons weer brengt bij de enige echte oplossing: directe financiering van de Europese Unie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het begrotingsdebat van dit jaar onderstreept maar weer eens dat we het nodig eens moeten worden over een zinvol systeem van eigen middelen van de EU. Het jaarlijkse gekibbel over de begrotingen tussen de Europese instellingen leidt tot chaotische besluitvorming en leidt de aandacht af van wat echt belangrijk is, wat gemakkelijk zou kunnen worden voorkomen door een systeem van eigen middelen op te zetten, bijvoorbeeld door een deel van de inkomsten van een EU-belasting op financiële transacties, een belasting op vliegtuigbrandstof of een CO2-belasting te gebruiken om de begroting van de EU te financieren. Desalniettemin is in de stemming van vandaag een goede balans gevonden tussen het reageren op de extra eisen die door het Verdrag van Lissabon zijn gecreëerd en het beperken van de groei van de EU-begrotingen in reactie op de huidige begrotingsproblematiek.
Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (SV) Ik heb ervoor gekozen om mij van stemming te onthouden over de ontwerpbegroting van het Parlement. De extra middelen voor het Daphne-programma ter bestrijding van geweld tegen vrouwen doen mij plezier. Ik ben er ook mee ingenomen dat het Parlement het voorstel van de Commissie en de Raad om te snoeien in de steun aan de Palestijnse Autoriteit afwijst. Ik wil er echter ook op wijzen dat het Parlement volgens mij onverantwoord handelt door het EU-stelsel en zichzelf zulke enorme sommen toe te kennen in de vorm van programma’s, subsidies en steun voor bureaucratie, terwijl de lidstaten tot nietsontziende besparingen worden gedwongen om te voldoen aan de voorwaarden van het Stabiliteitspact – met andere woorden, het neoliberale pact die de meerderheid in het Parlement van ganser harte steunt.
De grote winnaar is de landbouw, met name de oprichting van een zuivelfonds ter waarde van 300 miljoen euro. Voor ons als leden van het Europees Parlement zal het erg lastig zijn om dit besluit uit te leggen aan de mensen die moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen en in steeds meer landen de straat opgaan. Waarom zouden zij de gevolgen moeten dragen terwijl de realiteit geen enkel gevolg heeft voor de begrotingsuitgaven van de EU?
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit is de eerste begroting van de Europese Unie waarover in de allereerste lezing wordt gestemd volgens de regels van het Verdrag van Lissabon. Hoewel er nog geen overeenstemming is bereikt over enkele gevoelige punten met betrekking tot onderwerpen die ik bijzonder belangrijk vind, zoals een toekenning voor cohesie en landbouw, verwelkom ik dit voorstel.
In het goedgekeurde document is het oorspronkelijke voorstel van de Commissie met betrekking tot het onderdeel cohesie voor groei en werkgelegenheid weer opgenomen, nadat de Raad het toegekende bedrag eerst had verlaagd. Hoewel het bedrag voor 2011 al is vastgelegd in het meerjarig financieel kader met een limiet van 50,65 miljard euro tegen lopende prijzen, moet opgemerkt worden dat de rapporteur stelt dat er meer geld nodig is voor dit onderdeel.
Ik verwelkom ook de toekenningen in het onderdeel concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid, waarin voorzieningen zijn opgenomen om de meeste voorstellen van het Parlement te financieren, zoals de voorstellen met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen en programma's voor jongeren, onderwijs en mobiliteit.
Ik stem voor dit document, hoewel de voorstellen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) over interventiemaatregelen voor de opslag van graan, melk, zuivelproducten en poedermelk, die helaas zijn verworpen door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, er niet in zijn opgenomen.
Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk.? – (PL) Onthouding van stemmen is geen oplossing. Afwezigen hebben per definitie ongelijk. Ik vind dat de resolutie in zijn geheel meer goede dan minder gunstige maatregelen bevat. We hebben de Europese Dienst voor extern optreden nodig. Hij moet zo snel mogelijk gaan functioneren om de betekenis van Europa in de wereld te vergroten.
In de aangenomen resolutie staat dat alle lidstaten in de dienst vertegenwoordigd zullen zijn. Wij moeten er nu voor zorgen dat dit inderdaad gaat gebeuren. Ik geef mijn vertrouwen aan de oprichting van de Dienst voor extern optreden. Vergeet niet dat de Europese Unie is gebouwd op wederzijds vertrouwen en dat Polen hier ruim van profiteert. Ik zal dit proces goed in de gaten houden.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de positieve elementen van de begroting voor 2011, zoals financiering voor de economische ontwikkeling van Wales, steun voor onderzoek en ontwikkeling en overzeese hulp. Ik onderken dat er extra financiële middelen nodig zijn voor de Europese Dienst voor extern optreden en de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, wat door alle lidstaten, inclusief het Verenigd Koninkrijk, wordt gesteund in de Raad. Ik maak me echter zorgen over de uitgaven op een aantal gebieden die hun geld niet waard zijn of die negatieve gevolgen hebben voor EU-burgers of mensen in ontwikkelingslanden. Dit omvat EU-financiering voor de productie van tabak, iets wat in strijd is met de doelstellingen van de EU op het gebied van gezondheid, en exportsubsidies voor de landbouw, die schadelijk zijn voor ontwikkelingslanden, evenals verhogingen van begrotingslijnen voor reis-, verblijfs- en andere administratieve kosten. In de huidige economische omgeving is het belangrijker dan ooit om de uitgaven voor onze prioriteiten te rechtvaardigen door alle verspillende en excessieve bestedingen in andere sectoren aan te pakken. Ik vond het niet verantwoord om tegen deze begroting te stemmen. In uitdagende economische tijden zou het contraproductief zijn om tegen vitale financiering voor een breed scala aan prioriteiten te stemmen. Ik meen echter ook dat bepaalde verhogingen niet gerechtvaardigd zijn, en daarom heb ik besloten mij van stemming te onthouden.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) In de EU-begroting voor 2011 vormen de investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie cruciale doelstellingen – en dat is ook onontkoombaar gezien de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Het terugdringen van de bestaande werkloosheid in Europa dient bij alle besluiten centraal te staan – ook met het oog op de concrete omzetting van de ambitieuze doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het is bijzonder zinvol om in de prioritaire doelstelling ‘jeugd’ te investeren in combinatie met onderwijs- en mobiliteitsprogramma’s, mede omdat dit goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de arbeidsmarkt met zich meebrengt. Er is zowel sprake van verhogingen van de beschikbare middelen als van bezuinigingen; de begroting is immers een compromis, net als alle andere besluiten waar meer partijen bij betrokken zijn. Een herschikking van middelen ten gunste van nucleair onderzoek kan echter niet in het belang van de Europese bevolking zijn. De betreffende middelen zouden bijvoorbeeld veel beter aan hernieuwbare energie besteed kunnen worden.
Glenis Willmott (S&D), schriftelijk. – (EN) De Labour Party in het Europees Parlement verwelkomt de positieve elementen van het standpunt in eerste lezing van het Parlement, waaronder financiering voor economische ontwikkeling in onze regio's, steun voor cruciale activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en een toename van de buitenlandse hulp in lijn met het doel van het Verenigd Koninkrijk om de totale steun voor buitenlandse ontwikkeling te verhogen. We beseffen ook dat de Europese Dienst voor extern optreden en de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten extra uitgaven met zich meebrengen, die essentieel zijn voor de tenuitvoerlegging van deze belangrijke nieuwe activiteiten, en dat wordt in de Raad gesteund door alle lidstaten, met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk. We zijn echter zeer bezorgd over uitgaven op een aantal terreinen die geen toegevoegde waarde hebben of zelfs negatieve gevolgen hebben voor burgers van de Europese Unie en mensen in ontwikkelingslanden. Dit betreft Europese steun voor de productie van alcohol en tabak, wat in strijd is met de gezondheidsdoelstellingen van de Europese Unie, subsidies voor de uitvoer van Europese landbouwproducten, wat de ontwikkelingslanden schaadt, evenals verhogingen van begrotingsposten die verband houden met uitgaven, reizen, publicaties en andere administratieve kosten. In de huidige economische situatie is het belangrijker dan ooit dat wij laten zien dat onze uitgaven betrekking hebben op prioriteiten en dat wij verkwistende en buitensporige uitgaven op andere gebieden achterwege laten. De Labour Party in het Europees Parlement heeft in dit stadium tegen de definitieve begrotingsresolutie gestemd, om voorafgaand aan de onderhandelingen tussen de instellingen een duidelijk signaal af te geven.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. ?– (PL) Het is met groot genoegen dat ik de rapporteur, mevrouw Jędrzejewska, feliciteer met het uitstekend opgestelde verslag. Vandaag hebben we voor het eerst een EU-begroting aangenomen op grond van de bepalingen uit het Verdrag van Lissabon, en is het ook de eerste keer dat we het financiële kader dat is vastgesteld in de actuele financiële vooruitzichten niet hebben overschreden. Naar mijn mening zijn de maatregelen die mevrouw Jędrzejewska voorstelt het resultaat van een realistische en pragmatische benadering in een moeilijke crisistijd. Verder constateer ik met tevredenheid dat de aangenomen begroting de prioriteiten van het Europees Parlement financieel versterkt.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) De verlenging van het zwangerschapsverlof van veertien naar twintig weken zou beschouwd moeten worden als een fundamenteel recht. Die nieuwe periode moet niet als een bedreiging worden gezien, zelfs niet als we de invoering van rechten voor vaders in aanmerking nemen. De gevolgen voor het wettelijke kader van de verschillende lidstaten zijn verwaarloosbaar, met inbegrip van de gevolgen voor de economie, als we bijvoorbeeld de mogelijkheid overwegen om tijdelijke vacatures op Europees niveau in het leven te roepen die beroepsmobiliteit stimuleren, en die het delen van beste praktijken en de continuïteit van beroepsmatige taken van vrouwen met zwangerschapsverlof bevorderen. De garantie van een volledig doorbetaald salaris tijdens zwangerschapsverlof en de verlenging van de periode waarin geen ontslag mag plaatsvinden van zes maanden tot een jaar, zouden niet ter discussie mogen staan, gezien de demografische problemen en het huidige economische klimaat. Andere eenvoudige maar doeltreffende maatregelen zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid van flexibele werktijden in de periode na het zwangerschapsverlof, preventieve maatregelen met betrekking tot gezondheid en veiligheid, en de uitbreiding van deze rechten naar paren die kinderen adopteren, om zodoende een eerlijker wettelijk kader te bevorderen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Helaas varieert het geboortecijfer in Europa van land tot land, en is het vaak niet alleen afhankelijk van de garantie van de bescherming van de rechten, maar ook van de sociale voorzieningen die werkende moeders ter beschikking staan, zoals bijvoorbeeld kinderdagverblijven. Er is nog veel werk te doen voordat arbeids- en gezinsleven op elkaar zijn afgestemd.
De bescherming van het moederschap die in Italië geldt, is volledig in lijn met de nieuwe parameters die in de richtlijn worden voorgesteld, niet alleen voor wat betreft het aantal weken verplicht zwangerschapsverlof, maar ook voor wat betreft de doorbetaling van 100% van het inkomen tijdens de periode van afwezigheid. Het is van belang dat de richtlijn op evidente wijze het vaderschapsverlof introduceert: een belangrijke doelstelling die de gelijke rechten tussen man en vrouw garandeert en de gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders versterkt!
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik ben het eens met de verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot minimaal twintig weken met behoud van loon, echter met behoud van een zekere flexibiliteit voor de staten die al voorzieningen kennen voor dit soort verlof. Werkneemsters die zwangerschaps- en bevallingsverlof opnemen, moeten hun volledige salaris ontvangen, dat wil zeggen 100 procent van hun salaris van de laatste maand waarin zij gewerkt hebben of het gemiddelde van hun maandsalarissen. De aangenomen amendementen voorkomen dat zwangere vrouwen worden ontslagen vanaf het begin van hun zwangerschap tot zes maanden na afloop van hun zwangerschaps- en bevallingsverlof. Verder moeten vrouwen het recht hebben in hun functie of een functie met dezelfde beloning, in dezelfde beroepscategorie en met hetzelfde loopbaanpad terug te keren als zij hadden voordat ze met zwangerschaps- en bevallingsverlof gingen.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Verlenging van het zwangerschapsverlof, verbetering van arbeidsomstandigheden … vrouwen vormden vandaag het middelpunt van het debat in het Europees Parlement. Achttien jaar na de eerste richtlijn inzake werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, is de economische en demografische situatie in Europa duidelijk veranderd. Wij hebben vandaag in de plenaire vergadering dan ook gestemd voor aanpassing van de vigerende wetgeving op het gebied van zwangerschapsverlof, zodat het werknemerschap voor vrouwen wordt aangemoedigd en het hen tevens mogelijk wordt gemaakt onder de best mogelijke omstandigheden een gezin te stichten.
Vrouwen in staat stellen hun gezinsleven en werk te combineren, maar ook voldoen aan de doelstellingen met betrekking tot gendergelijkheid, daar pleiten we vandaag voor, voor alle vrouwen in Europa. Het Europees Parlement heeft in meerderheid gestemd voor een volledig betaald zwangerschapsverlof van twintig weken. Nu moeten we dan ook gaan onderhandelen met de lidstaten om overeenstemming over deze tekst te bereiken.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Als we na het kennen van de uitslag van deze stemming een titel zouden moeten verzinnen voor de uitkomst van dit initiatief, dan zou dat zijn: “Rebellie in de aula”. In de vooravond ervoeren we de weerstand die leden van verschillende fracties boden tegen de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken, de erkenning van de noodzaak om personen in dergelijke situaties het volledige loon uit te betalen, uitbreiding van de maatregel in het geval van gehandicapte kinderen en het opnemen van vaderschapsverlof. Alles wees erop dat de goedkeuring er niet zou komen, maar toch is het zover. Dit mirakel heeft kunnen plaatsvinden omdat heel wat Parlementsleden het stemadvies van hun fracties in de wind hebben geslagen. Vandaag heeft het Europees Parlement de verwachtingen van de Europese mannen en vrouwen ingelost. We hebben nog een stap gezet op de weg naar gelijkheid. Het doel is nog ver weg, maar wij, mannen en vrouwen, moeten het samen zien te bereiken.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik verwelkom het feit dat het Europees Parlement na alle langverwachte discussies vandaag deze zeer belangrijke richtlijn heeft aangenomen. Op basis van deze nieuwe richtlijn zal het zwangerschapsverlof worden verlengd van veertien tot twintig weken, met volledige doorbetaling van het loon. Om zo snel mogelijk oplossingen te vinden voor de demografische problemen waarmee we door het lage geboortecijfer en de vergrijzende samenleving worden geconfronteerd, moeten we de gezinstaken verdelen. Daarom is het belangrijk dat in deze richtlijn wordt bepaald dat mannen het recht hebben om ten minste twee weken vaderschapsverlof op te nemen. Een kind heeft het onbetwistbare recht om een band met beide ouders te ontwikkelen. Dit voorstel zal voor een beter evenwicht binnen gezinnen zorgen en zal de integratie in de arbeidsmarkt verbeteren. Het Parlement heeft laten zien dat het de in de Europa 2020-strategie neergelegde doelstelling kan verwezenlijken om gezinnen de mogelijkheid te geven om werk en privéleven te combineren en tegelijkertijd naar economische groei, welvaart, concurrentievermogen en gelijkheid tussen manen en vrouwen te streven. Ik hoop echt dat deze door het Parlement aangenomen richtlijn zo snel mogelijk ook door de Raad zal worden aangenomen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De EU wordt momenteel geconfronteerd met demografische problemen als gevolg van het dalende geboortecijfer en de toename van het aantal ouderen. Betere regelingen voor de bevordering van een goede balans tussen werk en privéleven zijn een manier waarop kan worden gereageerd op deze demografische neergang. Het is duidelijk dat er nog altijd genderstereotypen in de samenleving bestaan die voor vrouwen de toegang tot banen belemmeren, vooral betere banen. Vrouwen worden nog altijd beschouwd als de belangrijkste verzorgers van kinderen en andere afhankelijke personen, hetgeen betekent dat zij in veel gevallen moeten kiezen tussen moederschap en carrière.
Vrouwen worden vaak gezien als een 'verhoogd risico', 'tweederangs' of 'ongeschikte' werknemers, vanwege de grote kans dat ze zwanger worden en gebruikmaken van hun recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het is daarom van fundamenteel belang dat de nieuwe vormen van verlof geen bestaande stereotypen in de samenleving weerspiegelen of bevestigen. De betrokkenheid van ouders bij de levens van hun kinderen vanaf de eerste maand na de geboorte is vanuit lichamelijk, emotioneel en psychologisch oogpunt van het grootste belang voor de gezonde ontwikkeling van het kind.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) In veel lidstaten is het geboortecijfer absoluut nog steeds heel laag. Het is daarom noodzakelijk dat de instellingen geboorten stimuleren via een gezinsondersteunend beleid. Ik heb voor het verslag-Estrela gestemd, aangezien het diezelfde richting opgaat. In denk dat het inderdaad juist is als er harmonie wordt bereikt tussen de moederschapsrechten van de verschillende lidstaten (waarbij in de eerste plaats rekening moet worden gehouden met de gezondheid van de jonge moeders en hun pasgeborenen) om te voorkomen dat er discrepanties ontstaan en om de competitiviteit tussen die lidstaten die al lange tijd vergaande maatregelen hebben aangenomen om het moederschap te beschermen te verminderen.
In dit opzicht waardeer ik het voorstel om in alle EU-landen het zwangerschapsverlof te verlengen tot 18 weken, een maatregel die al in veel lidstaten van kracht is: in Italië bijvoorbeeld is een zwangerschapsverlof van eenentwintig en een halve week gegarandeerd. Tenslotte denk ik dat het van essentieel belang is om het recht te garanderen dat hetzelfde werk kan worden hervat, of dat een gelijkwaardige arbeidspositie wordt toegewezen
David Casa (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik ben tegen het concept van twintig weken volledige doorbetaling en heb tegen dat specifieke amendement gestemd. Desondanks heb ik besloten om vóór de geamendeerde eindtekst te stemmen vanwege de invoeging van een bepaling waarvoor de PPE-Fractie zich sterk heeft gemaakt en die een zekere mate van flexibiliteit tijdens de laatste vier weken toestaat. Ik heb derhalve besloten om het bereiken van dit compromis door mijn fractie te steunen.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat het Europees Parlement vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot dit onderwerp sinds het debat over het demografische vraagstuk in 2007, waarvoor ik rapporteur was. Deze stemming bewijst dat het nog steeds mogelijk is nieuw sociaal acquis te bereiken; door middel van mobilisatie en politieke actie kunnen we de winst die in het verleden is behaald, behouden, en tevens nieuwe rechten verwerven. Vandaag hebben we de rechten van de vrouw versterkt, maar ook die van de man, met het vaderschapsverlof. Dit laatste vertegenwoordigt een ware ommekeer in opvattingen en zal met de jaren bijdragen aan een betere rolverdeling tussen beide ouders.
John Bufton, William (The Earl of) Dartmouth en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. – (EN) Wat betreft amendement 9: de UKIP heeft voor dit amendement gestemd, waarin slechts wordt verklaard: 'Alle ouders hebben het recht voor hun kind te zorgen'. De UKIP steunt de rechtmatigheid van deze richtlijn geenszins, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. De regering van het Verenigd Koninkrijk is echter veel te snel met het onder staatstoezicht stellen van kinderen, dus een stem voor deze overweging zal een mooi schot voor de boeg zijn. Wat betreft het voorstel in het algemeen: de UKIP accepteert de rechtmatigheid van deze richtlijn niet, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. Deze richtlijn zal ongelooflijke kosten met zich meebrengen voor werkgevers en de overheid, wat we ons op dit moment niet kunnen veroorloven. Dit zal ook de discriminatie van vrouwen bevorderen, omdat ze hierdoor nog duurder voor werkgevers zullen worden dan ze nu al zijn, vooral voor kleine ondernemingen, die de ruggengraat van de Britse economie vormen. Verder sympathiseert de UKIP met ouders van gehandicapte kinderen en ouders die ervoor kiezen om kinderen te adopteren. De EU heeft echter niet het recht om dit soort moederschapsregelingen aan te nemen en mag ook niet de legitimiteit krijgen om dat te doen. De UKIP heeft tegen deze richtlijn gestemd om ervoor te zorgen dat er via de stembus verantwoording voor wetgeving wordt afgelegd, en niet via Brusselse bureaucraten.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het bijzonder belangrijk is voor de gendergelijkheid en de bescherming van de rechten van de werkenden – mannen en vrouwen – voor zover het om moederschaps- en vaderschapsrechten gaat. Dit is een belangrijke stap in de bescherming en verbetering van de rechten van vrouwen, maar ook van de gelijkheid op de werkvloer in het algemeen, aangezien volgens het verslag, "het in verband met de kwetsbaarheid van de werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie noodzakelijk is hun recht te geven op een vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschapsverlof van ten minste twintig aaneengesloten weken, en hun de verplichting op te leggen na de bevalling een zwangerschapsverlof van ten minste zes weken te nemen".
Ik heb ook om een tweede, zeer belangrijk punt voor dit verslag gestemd: het erkent het recht van de vader op twee weken vaderschapsverlof.
Derek Roland Clark en Paul Nuttall (EFD), schriftelijk. – (EN) Wat betreft het voorstel in het algemeen: de UKIP accepteert de rechtmatigheid van deze richtlijn niet, omdat het aan de gekozen nationale regeringen moet zijn om te besluiten over het sociaal en welzijnsbeleid. Deze richtlijn zal ongelooflijke kosten met zich meebrengen voor werkgevers en de overheid, wat we ons op dit moment niet kunnen veroorloven. Dit zal ook de discriminatie van vrouwen bevorderen, omdat ze hierdoor nog duurder voor werkgevers zullen worden dan ze nu al zijn, vooral voor kleine ondernemingen, die de ruggengraat van de Britse economie vormen. Verder sympathiseert de UKIP met ouders van gehandicapte kinderen en ouders die ervoor kiezen om kinderen te adopteren. De EU heeft echter niet het recht om dit soort moederschapsregelingen aan te nemen en mag ook niet de legitimiteit krijgen om dat te doen. De UKIP heeft tegen deze richtlijn gestemd om ervoor te zorgen dat er via de stembus verantwoording voor wetgeving wordt afgelegd, en niet via Brusselse bureaucraten.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel is bedoeld om de veiligheid en de gezondheid in verband met het ouderschap te verbeteren. Ik zou in dat verband willen zeggen dat de verschillen tussen mannen en vrouwen kleiner moeten worden, en dat we alles moeten doen om werk en gezinsleven met elkaar in evenwicht te brengen, met elkaar compatibel te maken. Dat is de enige manier om ouderschap met gedeelde verantwoordelijkheid te bevorderen. Op die basis ben ik het eens met het voorstel van de rapporteur; ook ik vind dat we het ouderschapsverlof moeten verlengen tot twintig weken, waarvan zes na de bevalling. Die periode moet tussen de ouders kunnen worden gedeeld, en dan is het de juiste periode.
Ik sta ook achter het voorstel uit het verslag om tijdens het ouderschapsverlof het volledig maandsalaris door te betalen, dat wil zeggen, honderd procent van het laatste maandsalaris, of van het gemiddelde maandsalaris. Tot slot lijkt het me gepast om dezelfde maatregelen toe te passen op de adoptie van een kind onder de twaalf, en op vrouwen in zelfstandige beroepen.
Om die redenen heb ik voor het verslag gestemd.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Gelijkheid tussen man en vrouw is vaak een slogan, een loze aanspraak op rechten die niet altijd vergezeld gaat van het nemen van verantwoordelijkheden en steekhoudende argumenten. Dit voorstel voor een richtlijn zorgt daarentegen voor een juiste balans tussen de biologische rol van de moeder en de rechten die hieruit voortvloeien voor degenen die deze rol volledig op zich nemen. Op de demografische vraagstukken die meer en meer op een noodsituatie gaan lijken en een economie die een steeds hogere vrouwelijke arbeidsparticipatie vereist, geven deze maatregelen een verstandig antwoord. De erkenning van de gelijkheid is compleet wanneer bepaalde rechten ook worden uitgebreid naar de vaders, zodat de verplichtingen van het gezin zo goed mogelijk kunnen worden verdeeld en gezinnen zelf kunnen bepalen hoe zij de taken verdelen.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werkneemsters op het werk uit respect voor het beginsel van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en van non-discriminatie op grond van geslacht, en om vrouwen aan te moedigen actiever deel te nemen aan de arbeidsmarkt.
Een van de uitkomsten van deze maatregelen is de totstandbrenging van een balans tussen werk en privé voor vrouwen. Bovendien hebben vrouwen deze wettelijke steun nodig ter bescherming van hun gezondheid en hun kinderen. Een ander belangrijk aspect van deze maatregel, gericht op versterking van de baanzekerheid voor vrouwen, is het verbod om hen te ontslaan in de periode van het begin van de zwangerschap tot ten minste zes maanden na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Ook is er een salarisplafond vastgesteld voor de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof, eveneens bedoeld om te voldoen aan de behoefte aan sociale zekerheid.
Eén cruciaal argument om voor te stemmen, en niet het minste, is tot slot de verhoging van het geboortecijfer, dat een bijzonder ernstig probleem voor de EU-lidstaten is.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Volgens de statistieken daalt het geboortecijfer in de EU. Het lage geboortecijfer zal ons in combinatie met de vergrijzing van de bevolking in de toekomst een reëel probleem opleveren wat betreft de betaalbaarheid van pensioenen en de kosten van medische zorg in Europa. Gezinnen en in het bijzonder vrouwen mogen niet worden gestraft voor het willen hebben van kinderen. Zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven, dienen geen werkzaamheden te verrichten waarvan uit onderzoek is gebleken dat zij het risico van blootstelling aan bepaalde stoffen of bijzonder schadelijke arbeidsomstandigheden opleveren waardoor hun veiligheid of gezondheid in gevaar wordt gebracht. Daarom steun ik het idee om maatregelen uit te voeren ter bevordering van de veiligheid en gezondheid van werkneemsters die onlangs zijn bevallen of borstvoeding geven. Deze maatregelen mogen vrouwen niet in een nadelige positie op de arbeidsmarkt brengen of ingaan tegen de richtlijnen inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Michel Dantin (PPE), schriftelijk. – (FR) Frankrijk behoort tot de landen met de hoogste geboortecijfers in de Unie. Dit is het gevolg van een pakket maatregelen in een allesomvattend gezinsbeleid. De resolutie zoals die nu is, na stemming over de amendementen, zal niet leiden tot een werkelijke verbetering. Integendeel, er zal veel onzekerheid ontstaan, omdat de begrotingslast van de maatregelen op dit moment niet kan worden gedragen. Om deze redenen heb ik niet mijn goedkeuring aan de tekst gegeven, ook al is de bedoeling erachter goed.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben het helemaal eens met de maatregelen in dit verslag, aangezien ik vind dat de vergrijzing van de bevolking een van de belangrijkste uitdagingen is waaraan Europa de komende decennia het hoofd zal moeten bieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Portugal, waar ik het van dichtbij meemaak. Net als in andere landen van de Europese Unie is het geboortecijfer hoe dan ook niet hoog genoeg om het bevolkingsaantal op peil te houden, en die benarde situatie vormt een gevaar voor de toekomst. Ik denk dat flexibeler beleid met betrekking tot zwangerschaps- en vaderschapsverlof kan bijdragen aan het ombuigen van deze tendens. Het is daarom van essentieel belang dat wij onze steun voor het moeder- en vaderschap op consistente wijze uitdragen naar gezinnen, met concrete maatregelen voor het beter combineren van beroeps-, privé- en gezinsleven. Het is van essentieel belang om deze uitdaging aan te gaan teneinde de economische en sociale doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en te proberen de vergrijzing van de bevolking in Europa een halt toe te roepen. Ook in Portugal wordt zwangerschapsverlof al volledig doorbetaald gedurende 120 dagen. Ik pleit er daarom voor dat het salaris van vrouwen gedurende hun zwangerschapsverlof gewaarborgd wordt op de in het verslag beschreven manier.
Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) De stem voor de wetgevingsresolutie tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG is niet alleen gegeven ter ondersteuning van nieuwe en betere maatregelen voor de arbeidsveiligheid en -gezondheid van zwangere werkneemsters, werkneemsters die net zijn bevallen of die borstvoeding geven, maar ook in het algemeen ter ondersteuning van nieuwe maatregelen die een betere balans tussen en werk en gezin moeten bevorderen. Hoewel het Italiaanse rechtssysteem vooruitstrevender is, betekent de verlenging van het aantal weken zwangerschapsverlof op Europees niveau een grote verbetering van de gezinsondersteuning die aan pasgeborenen wordt gegeven. De ondersteuning van het vaderschapsverlof vormt eveneens een stap in dezelfde richting, ondanks het feit dat de verplichting ervan misschien niet de beste manier is om het doel na te streven dat beide ouders daadwerkelijk meer aanwezig zijn tijdens de moeilijkste tijden van een jong gezin, en om ervoor te zorgen dat de vader meer betrokken en bewuster is. De steun en de uitbreiding van de rechten van adoptiekinderen zorgt voor een versteviging, en laten we hopen ook voor een vereenvoudiging, van het adoptietraject. Ten slotte lijkt het mij belangrijk om, met het oog op een betere balans tussen arbeids- en gezinsleven, het verzoek aan de lidstaten te ondersteunen om de voorzieningen voor kinderen uit te breiden met opvangvoorzieningen voor kinderen tot en met het einde van de leerplichtige leeftijd.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door in te stemmen met het verslag-Estrela over de rechten van zwangere vrouwen en jonge moeders op het werk, zullen we de duur en de betaling van zwangerschapsverlof kunnen harmoniseren op een minimaal niveau. Het Europees Parlement heeft ervoor gekozen om over een stevig standpunt te onderhandelen met de Raad en heeft daarom het beginsel van een volledig doorbetaalde verlofperiode van twintig weken gesteund. (Ik merk hierbij op dat zwangerschapsverlof in Zweden wel 75 weken kan duren, waarvan veertien weken uitsluitend voor de moeder bestemd zijn en de rest van de periode met de vader gedeeld kan worden.)
Dit is een sterk gebaar ten gunste van Europese ouders, en hiermee zullen vrouwen en mannen geholpen worden om een beter evenwicht te vinden tussen hun gezinsleven en hun werk. Het is nu aan de Europese regeringen om te kijken wat de begrotingsmogelijkheden voor een dergelijke verandering zijn en ermee in te stemmen. Uiteindelijk is het waarschijnlijk dat de minimale verlofperiode overeen zal komen met het voorstel van de Europese Commissie, dat wordt gesteund door de afgevaardigden van Mouvement Démocrate, namelijk een verlofperiode van achttien weken, wat in lijn zou zijn met aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik denk dat we met deze stemming, waarin de meerderheid vóór heeft gestemd, een sterk signaal afgeven aan de Raad. We hebben niet alleen gestemd voor uitbreiding van het zwangerschapsverlof van veertien tot twintig weken, met behoud van salaris, maar ook voor invoering van twee weken vaderschapsverlof. Het is onze plicht ervoor te zorgen dat niemand het krijgen van kinderen hoeft op te geven voor werk, of werk hoeft op te geven voor kinderen.
Ook waardeer ik het zeer dat het Parlement heeft gestemd voor maatregelen waardoor adoptiefmoeders wettelijk gelijk kunnen worden behandeld als biologische moeders. Dit is een parlement dat adoptiefmoeders en biologische moeders eindelijk gelijke rechten geeft. Adoptiefouders zijn ouders in de volledige betekenis van het woord, en verdienen ook zo behandeld te worden. Dit type ouderschap mag in wetgeving niet langer als minderwaardig worden behandeld.
Dit is dan ook een geweldige dag voor de vele gezinnen waarin het niet lukt gezinsleven en werk te combineren. De moeilijke economische omstandigheden waren bovendien geen reden al die gezinnen, die ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan onze maatschappij, nog eens tientallen jaren in de kou te laten staan.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Het zwangerschapsverlof uitbreiden tot een periode van twintig volledig betaalde weken lijkt een goed idee, maar is in de praktijk juist nadelig. Een dergelijke wettelijke maatregel zal ervoor zorgen dat vrouwen minder snel worden aangenomen, omdat bedrijven een eventuele zwangerschap als een te zware last zullen beschouwen. Ook zal het voor een vrouw lastiger zijn om terug te keren in precies dezelfde functie als die zij had voor haar verlof. Ten slotte brengt een vergoeding van 100 procent gedurende een lange periode kosten met zich mee voor socialezekerheidsstelsels (in een tijd waarin de Europese instellingen een dringend beroep doen op staten om hun begrotingstekorten te verminderen).
Om deze redenen heb ik dit verslag niet kunnen steunen. Ik denk dat we de realiteit in het oog moeten houden en dat lidstaten op dit gebied een zekere mate van flexibiliteit moeten behouden.
Harlem Désir (S&D), schriftelijk. – (FR) Het Parlement heeft zojuist in eerste lezing gestemd voor verlenging van het zwangerschapsverlof tot een minimum van twintig weken, met volledig doorbetaald salaris (uitgezonderd vrouwen met hoge inkomens), in heel Europa, en de mogelijkheid voor vaders om na de geboorte van een kind ten minste twee weken verlof op te nemen. Dit is een overwinning voor de voorstanders van een sociaal Europa en een stap dichter bij een grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen in Europa.
Een deel van rechts heeft de toekomstige kosten van deze maatregelen aangevoerd als excuus om deze stap voorwaarts af te wijzen. Als ouders echter worden geholpen gezin en werk te combineren, wordt het voor hen gemakkelijker weer aan het werk te gaan. Dit zal leiden tot hogere geboortecijfers in Europa en een betere gezondheid van moeders en baby's.
De linkse leden van het Parlement, waaronder de Portugese socialistische rapporteur, mevrouw Estrela, hielden echter stand. Europees rechts was verdeeld, en uiteindelijk heeft de vooruitgang gewonnen. Nu moet de strijd nog worden gewonnen in de Raad, waar verschillende regeringen dreigen deze richtlijn te blokkeren. Leden van de nationale parlementen zouden zich hier in moeten mengen en ervoor moeten zorgen dat het voorstel van het Europees Parlement voor een Europa dat de rechten van haar burgers beschermt, niet door regeringen ongedaan wordt gemaakt.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) Hoewel ik achter de rechten van zwangere vrouwen sta, kan ik dit verslag in het huidige economische klimaat niet steunen. In de effectbeoordeling voor het Verenigd Koninkrijk worden de kosten van de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken geraamd op gemiddeld bijna 2,5 miljard pond per jaar. Dat zou betekenen dat de kosten van zwangerschapsverlof in het Verenigd Koninkrijk zouden verdubbelen. Uit de cijfers blijkt dat vrouwen op dit moment sterk profiteren van de regelingen die in het Verenigd Koninkrijk al van kracht zijn. Negen van de tien vrouwen maken gebruik van de volle twintig weken zwangerschapsverlof en drie van de vier vrouwen nemen al hun betaalde verlof op. Wanneer een zo sterk beroep op een regeling wordt gedaan, is het duidelijk dat meer Europese bureaucratie, bovenop de bestaande wetgeving, in het Verenigd Koninkrijk niet nodig is.
Daarnaast zullen de voorgestelde twintig weken met volledige doorbetaling tot sociale achteruitgang leiden, omdat vrouwen met de hoogste salarissen de hoogste compensatie zullen ontvangen. Ik ben volledig voor een toereikend, flexibel zwangerschapsverlof, maar ik vind dat het aan de gekozen regering van het Verenigd Koninkrijk is, met inbreng van ouders en hun werkgevers, om te besluiten hoeveel onze eigen economie kan bijdragen en hoe het moederschapspakket eruit moet zien.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Zich inzetten voor een samenleving waarin vrouwen en mannen gelijk zijn, is een ontzettend belangrijke principiële kwestie – niemand mag worden gediscrimineerd op grond van ouderschap. Daar moeten we aan toevoegen dat het vanuit het sociaaleconomisch perspectief ontzettend belangrijk is dat vrouwen en mannen gezins- en beroepsleven kunnen combineren om een hoge werkgelegenheidsgraad te bereiken.
Daarom vinden wij het jammer dat het verslag geen duidelijke stap voorwaarts zet voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in Europa. Het verslag weerspiegelt een verouderde visie op gelijkheid van vrouwen en mannen waarbij de moeder de hoofdverantwoordelijkheid voor de kinderen op zich moet nemen in plaats van dat de beide ouders de verantwoordelijkheid delen. Het is ook verkeerd om, zoals het verslag doet, een verplicht beroepsverbod voor moeders gedurende zes weken na de bevalling voor te stellen.
Daarom hebben wij ervoor gekozen om voor de delen van het verslag te stemmen die wij positief vinden, zoals het amendement dat nationale stelsels met een ambitieuzere looncompensatieverzekering voor thuisblijvende ouders na de geboorte beschermt, de verhoging van de minimumduur van het zwangerschapsverlof en het opnemen van vaderschapsverlof in de richtlijn. Wij onthielden ons echter van stemming over het verslag als geheel omdat het volgens ons te vaag, te onduidelijk en te ouderwets is. De belangrijkste reden is het ontbreken van een duidelijk en ondubbelzinnig gendergelijkheidsperspectief.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, kozen ervoor om onze steun te geven aan het verslag van mevrouw Estrella over een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.
Wij hadden gewild dat de klemtoon in de richtlijn op ouderschapsverlof zou hebben gelegen in plaats van op zwangerschapsverlof. We hadden ook gewild dat de richtlijn, met name omdat het een minimumrichtlijn betreft, minder gedetailleerd en flexibeler zou zijn geweest met betrekking tot bijvoorbeeld beloning en de tijdsbeperking tot de periode onmiddellijk na de bevalling. Wij zijn echter van mening dat het verslag belangrijk is om de huidige richtlijn te verbeteren, die in veel lidstaten van de EU zeer beperkte mogelijkheden biedt om beroepsleven met ouderschap te combineren. Met dit besluit beschikken we nu over een eerste onderhandelingspositie ten aanzien waarvan de Raad een standpunt in moet nemen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Democratisch en Sociaal Centrum – Europese Volkspartij (CDS-PP) beschouwt de kwestie van het geboortepercentage als een nationale prioriteit, en erkent dat het onmogelijk is om het geboortepercentage te verhogen zonder bescherming van het ouderschap. De hoofdstukken over het gezin en het geboortepercentage zijn niet nieuw in onze programma's. Ook het feit dat we de rechten van moeders en vaders om een gezin te vormen verdedigen, zonder dat dit mag worden beschouwd als een bijkomende last, of als een probleem op het werk, is niets nieuws.
Een beleid dat gezinnen steunt en het geboortepercentage verhoogt, waar wij voor strijden, is echter altijd horizontaal, en kan niet gereduceerd worden tot moederschapsverlof. Toch ondersteunen wij deze maatregel, aangezien we in ons regeringsprogramma voor 2009 al voor het verlengen van het ouderschapsverlof tot zes maanden hadden gepleit. Daarom hopen we dat de Socialistische Partij in het Parlement samen met ons zal strijden voor de belangen van moeders en vaders. Dat zou iets heel anders zijn dan wat die partij op het nationale niveau doet: daar verlagen ze de kinderbijslag, beperken ze de terugbetaling van geneesmiddelen voor chronisch zieke patiënten, verlagen ze de fiscale aftrekbaarheid van uitgaven voor onderwijs en gezondheid, verhogen ze de belastingdruk op de bevolking heel sterk, met name op gezinnen met kinderen en met een laag inkomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie staat voor een uitdaging op demografisch gebied, die wordt gekenmerkt door lage geboortecijfers en een toenemend aantal ouderen. De verbetering van maatregelen die een evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven bevorderen draagt bij aan de aanpak van de bevolkingsdaling. In Portugal is het geboortecijfer niet hoog genoeg om het bevolkingsaantal op peil te houden en dat is een gevaar voor de toekomst. Om deze tendens om te buigen, pleit ik voor een verbetering van de gezondheid en de veiligheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, en dat vereist bevordering van een evenwichtige combinatie van beroeps-, privé- en gezinsleven. Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur en met de aangebrachte wijzigingen, zoals de verlenging van de minimale duur van zwangerschapsverlof van veertien tot twintig weken, het beginsel dat het salaris tijdens de periode van verlof volledig wordt doorbetaald, de invoering van gezondheids- en veiligheidvoorschriften op de werkplek en het ontslagverbod. Ik ben het er ook mee eens dat het in het geval van adoptie mogelijk moet zijn dat beide ouders het ouderschapsverlof onderling verdelen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij hebben gestemd voor het verslag over de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. Dit is de afsluiting van een lange discussie in het Europees Parlement, die nog niet was afgesloten tijdens de vorige zittingsperiode. Wij hebben daaraan actief meegewerkt, en bijgedragen aan de goedkeuring van het verslag.
We bevinden ons nog in de eerste lezing van het voorstel voor een richtlijn, maar toch is dit een goede zaak voor de vrouwenrechten, omdat het een duidelijk signaal afgeeft, met name tegenover die landen die nog steeds geen twintig weken volledig betaald moederschapsverlof hebben, en die nog steeds geen twee weken volledig betaald vaderschapsverlof garanderen.
De goedkeuring van dit voorstel voor onderhandelingen met de Raad betekent een erkenning van de fundamentele waarde voor de samenleving van moederschap en vaderschap, waarbij de rechten van werkneemsters die moeder willen worden moeten worden gerespecteerd.
De goedkeuring van dit voorstel is ook een overwinning op de meest conservatieve standpunten die nog steeds bestaan in het Europees Parlement. De strijd voor de rechten van vrouwen, moeders, vaders en kinderen gaat door.
We hopen dat de Raad nu zal instemmen met het standpunt van het Europees Parlement, waardoor de door de Commissie voorgestelde periode van 18 weken tot 20 wordt verlengd, en waarin wordt geprobeerd om de bestaande richtlijn, die slechts 14 weken moederschapsverlof voorziet, te wijzigen.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb de voorstellen van mijn collega, mevrouw Estrela, tot verbetering van de gezondheid en veiligheid op het werk van zwangere vrouwen en vrouwen na de bevalling en tijdens de lactatie, gesteund. De vrouw is de toekomst van de mens, aldus Louis Aragon. Kinderen zijn kwetsbaar en moeten worden beschermd. Net als hun moeders.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door in te stemmen met een volledig betaald zwangerschapsverlof van minimaal twintig weken (momenteel is het veertien weken) en met een verplicht vaderschapsverlof van twee weken in de Europese Unie gaat het Europees Parlement echt in de richting van sociale vooruitgang.
Dat gezegd hebbende, heb ik gestemd voor een verlenging van het zwangerschapsverlof tot achttien weken in plaats van twintig weken. Ik denk namelijk dat een periode van twintig weken, hoewel het een zeer royaal voorstel is, negatieve gevolgen voor vrouwen kan hebben en als extra argument gebruikt kan worden om hen niet in dienst te nemen of hun terugkeer op het werk te bemoeilijken. Bovendien betreur ik dat de bepaling waarin de mogelijkheid van aanvullend verlof werd geregeld in het geval van complicaties, zoals een voortijdige bevalling, handicap, enzovoort, is verworpen.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik betreur het resultaat van deze stemming. We delen allen de wens om moeders in staat te stellen een sterke binding met hun kind te ontwikkelen tijdens de herstelperiode na de bevalling. Ik ben echter zeer bezorgd over de economische gevolgen van een dergelijke maatregel, die ons land 1,5 miljard euro kost.
In deze tijd van economische crisis kunnen we met demagogie geen rekeningen betalen. Bedrijven zijn niet in staat te betalen, evenmin als de regeringen van de lidstaten. Dergelijke maatregelen kunnen vrouwen met bepaalde carrièrepaden benadelen, of kunnen het moeilijker maken voor jonge vrouwen om een baan te vinden. Vasthouden aan een traditioneel systeem waarin de vader de kost verdient en de vrouw voor de kinderen zorgt, zoals sommigen zouden willen, is een stap terug. Vrouwen hebben ook recht op keuzevrijheid.
De onderhandelingen tussen de 27 lidstaten die nu in de Raad gaan plaatsvinden, zullen moeilijk worden.
Pascale Gruny (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb dit verslag niet willen steunen, aangezien een verlenging van veertien tot twintig weken met behoud van salaris voor verschillende lidstaten rampzalige financiële gevolgen zou hebben. Het OESO-onderzoek laat zien dat er zeer aanzienlijke kosten zullen drukken op de sociale begrotingen van de lidstaten.
Voor Frankrijk is het jaarlijkse bedrag 1,3 miljard euro, en voor het Verenigd Koninkrijk 2,4 miljard pond. In de huidige economische situatie kunnen verhogingen niet in deze begrotingen worden verwerkt. Bovendien zouden ook bedrijven deze extra kosten moeten dragen, wat onmogelijk is. Vrouwen ondersteunen in hun moederschap is echter van essentieel belang. Als deze maatregelen worden ingevoerd, houdt dat een groot risico in voor de werkgelegenheid van vrouwen. Het OESO-onderzoek laat ook zien dat uitbreiding van het zwangerschapsverlof zal leiden tot een afname in het aantal banen voor vrouwen.
Deze poging om vrouwen te helpen, leidt mogelijk juist tot benadeling op de arbeidsmarkt. Ik wil vrouwen graag helpen op het gebied van werkgelegenheid, en hen ondersteunen als ze moeder worden. De verlenging van veertien tot achttien weken, zoals door de Commissie is voorgesteld, was een goede stap vooruit. Het zou nog meer vooruitgang hebben betekend als er progressieve maatregelen zouden zijn genomen met betrekking tot kinderopvangmogelijkheden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd vóór het verslag-Estrela, en ik ben blij dat het Parlement een dergelijk progressief standpunt heeft ingenomen met betrekking tot moeders, toekomstige moeders en vaders. De uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot twintig weken is ontegenzeglijk sociale vooruitgang, in overeenstemming met het sociale Europa dat we zo vurig wensen. Deze tekst zorgt voor een verbetering van het evenwicht tussen gezinsleven en werk.
De invoering van een verplicht vaderschapsverlof van twee weken is ook een grote stap voorwaarts in het veranderen van opvattingen en het verdelen van taken tussen ouders. Het argument van de extra kosten die deze maatregel met zich meebrengt, zou gegrond zijn als vrouwen niet nu al hun zwangerschapsverlof aanvullen met ziekengeld en/of betaald verlof. Deze kosten komen nu ook al voor rekening van bedrijven en socialezekerheidsstelsels.
Richard Howitt (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben er trots op dat ik voor de verlenging van de moederschapsrechten heb gestemd, en ik veroordeel de conservatieve en liberaal-democratische afgevaardigden die eerst hebben samengespannen om parlementaire overeenstemming over deze richtlijn te blokkeren en vandaag hebben gestemd tegen het toekennen van behoorlijke rechten aan werkende vrouwen. Ik wil laten vastleggen dat ik voor een ander compromis over de lengte van het zwangerschapsverlof had willen stemmen, maar dat ik respecteer dat het deze optie is geworden omdat een meerderheid in het Parlement voor twintig weken was. Ik onderken dat er nog verder over deze richtlijn zal worden onderhandeld voordat hij definitief zal worden aangenomen en dat het voor het Parlement van cruciaal belang was om overeenstemming te bereiken over een tekst, zodat het proces kan worden voortgezet. Ik ben het volledig eens met mijn collega’s van de Britse Labourpartij, die vooral laagbetaalde vrouwen proberen te beschermen en in dit verband de Britse regering oproepen om de clausule over de instandhouding van het beschermingsniveau volledig te respecteren.
Romana Jordan Cizelj (PPE), schriftelijk. − (SL) De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) heeft benadrukt dat vele ingediende voorstellen (amendementen) verder gaan dan de reikwijdte en het doel van de richtlijn. Ik ben het daarmee eens, maar bij het uitbrengen van mijn stem heb ik voor één keer een uitzondering gemaakt. De positie van vrouwen in de Europese Unie op het vlak van werkgelegenheid, lonen, blootstelling aan armoede … is beduidend slechter dan die van mannen. Ik ben van mening dat gelijke kansen een van de basisprincipes bij de werking van de Europese Unie zijn. Daarom zal ik elke gelegenheid benutten waarbij de positie van vrouwen en mannen wordt gelijkgeschakeld. De stemming van vandaag is niet de laatste, maar zal ons wel een stevig uitgangspunt geven voor de onderhandelingen in de Raad.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. – (RO) Verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot twintig weken en volledige doorbetaling van het loon gedurende die periode zijn maatregelen die de waardigheid van moeders herstellen. Daarom heb ik zonder voorbehoud voor het voorstel in het verslag gestemd in het vertrouwen dat de lidstaten ons besluit zullen eerbiedigen en in hun nationale wetgeving zullen opnemen.
Afgezien van de steun voor moeders beveelt dit verslag de staten ook aan een volledig betaald ouderschapsverlof in te voeren, waarmee de rol van beide ouders in de opvoeding van kinderen wordt erkend. We geven daarom met onze stem van vandaag een belangrijk signaal af, een oproep voor een fatsoenlijk leven die ideologische grenzen en nationale sociale stelsels overstijgt.
Philippe Juvin (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb dit verslag niet willen steunen omdat uitbreiding van het zwangerschapsverlof van veertien weken (waarin de huidige richtlijn voorziet) tot twintig weken met behoud van salaris, voor de lidstaten aanzienlijke financiële gevolgen met zich mee zou brengen (1,3 miljard euro voor Frankrijk), in een tijd van economische crisis die niet bepaald gunstig is voor een toename van kosten in de begroting.
Ten tweede zouden de extra kosten voor bedrijven in lidstaten waar deze het zwangerschapsverlof gedeeltelijk financieren, zoals Duitsland, zeer hoog zijn. Ten derde zijn er daadwerkelijk negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid van vrouwen, niet in de laatste plaats wanneer het gaat om hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
Ten slotte doet het Europees Parlement, door maatregelen goed te keuren die financieel niet uitvoerbaar zijn en die zelfs contraproductief zouden kunnen zijn waar het gaat om deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt, zijn geloofwaardigheid in het Europese besluitvormingsproces geen goed. Uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot achttien weken, zoals voorgesteld door de Commissie, zou een belangrijke stap zijn geweest in de verbetering van de situatie van vrouwen, doordat de valkuilen zouden zijn vermeden die vóórkomen in de nu door het Parlement aangenomen tekst. Wat uiteindelijk echt belangrijk is, is dat vrouwen werk en gezin kunnen combineren.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) In het licht van de vergrijzende samenleving en de problemen waarmee de Europese economie te kampen heeft, moeten alle mogelijkheden aangegrepen worden om vrouwen aan te moedigen kinderen te krijgen en hun terugkeer op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Veel vrouwen zijn uitstekende specialisten op hun vakgebied, en de Europese economie kan het zich niet veroorloven om de diensten van hooggekwalificeerde werknemers onbenut te laten. Voor vrouwen die wonen en werken op het platteland is de situatie vergelijkbaar. Zij hebben vaak geen zwangerschapsverlof in de volledige betekenis van het woord en moeten snel weer aan het werk. Dit brengt hun eigen gezondheid en die van het kind natuurlijk in gevaar. Zij moeten daarom recht hebben op dezelfde privileges als vrouwen die buiten de landbouw werken.
Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) Ik heb gestemd vóór verlenging van de verplichte minimumduur van zwangerschapsverlof tot achttien weken, maar tegen verlenging tot twintig weken. Ik ben er terdege van doordrongen dat we moeten zorgen voor gunstige omstandigheden voor moeders na de bevalling. Maar op de lange termijn term zou verlenging tot minimaal twintig weken verlof in het nadeel zijn van jonge vrouwen die gezin en loopbaan willen combineren. Daar komt nog bij dat lidstaten momenteel eenvoudigweg niet in staat zijn om de extra kosten uit hun begroting te betalen. Bedrijven zijn tegen een minimumduur van twintig weken van zwangerschapsverlof omdat daar extra kosten mee gemoeid zijn die in de huidige economische situatie niet kunnen worden opgevangen. Het risico bestaat derhalve dat veel werkgevers dan gewoon geen jonge vrouwen meer aannemen. We zien nu al dat jonge mensen moeite hebben om werk te vinden, en als we het zwangerschapsverlof verlengen, wordt het voor vrouwen nog moeilijker om op de arbeidsmarkt met mannen te concurreren. Ik ben van mening dat we dit niet mogen laten gebeuren en dat we aan de lange termijn moeten denken. Als we het zwangerschapsverlof op twintig weken stellen, brengt dat in heel Europa miljarden aan begrotingskosten met zich mee. Dat zijn kosten die nationale regeringen noch belastingbetalers zich op het moment kunnen veroorloven. Natuurlijk zal er uit een bepaalde hoek van de maatschappij kritiek komen, maar het is onze taak om in het belang van alle Europeanen de best mogelijke besluiten te nemen.
Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE), schriftelijk. – (EL) Bij de stemmingen over verlof heb ik een afwijkende mening laten horen. Ik geef de voorkeur aan het voorstel van de Commissie voor achttien weken.
Het voorstel is realistisch en evenwichtig in relatie tot de verhoudingen op de arbeidsmarkt, niet alleen vanwege de economische crisis, maar ook vanwege de eisen, arbeidsverplichtingen en ambities van de werkende vrouwen zelf.
Vrouwen moeten geen overbeschermde wezens worden die de arbeidsmarkt mijdt.
Trouwens, zoals ik stelselmatig heb betoogd, de poging om gezin en werk en het opvoeden van kinderen met elkaar in evenwicht te brengen, vereist hoofdzakelijk een maatschappelijke infrastructuur en sociale verantwoordelijkheid van de werkgevers gedurende een groot deel van het beroepsleven van vrouwen.
Constance Le Grip (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag-Estrela gestemd omdat de uitbreiding van het zwangerschapsverlof naar twintig weken in werkelijkheid alleen maar in eerste instantie een goed idee lijkt. Met deze uitbreiding wordt weliswaar de indruk gegeven dat hierdoor meer rechten voor vrouwen ontstaan, zelf denk ik echter dat er negatieve gevolgen kunnen zijn voor vrouwen die toegang tot de arbeidsmarkt proberen te krijgen.
Er dient rekening mee te worden gehouden dat dit voorstel bij eventuele implementatie een averechtse uitwerking voor vrouwen zou kunnen hebben, met voor hen een verminderde inzetbaarheid tot gevolg. In tegenstelling tot de beweringen van de rapporteur en diegenen die deze tekst staven, bestaat er geen duidelijk verband tussen geboortecijfers en de duur van het zwangerschapsverlof.
Bovendien is het voorstel voor de uitbreiding van betaald zwangerschapsverlof van veertien naar twintig weken voor veel landen een financieel onaanvaardbare situatie. In feite kunnen de door deze uitbreiding ontstane extra kosten noch door bedrijven, noch door de lidstaten worden gedragen. De stap van het aanvankelijke voorstel van de Europese Commissie, namelijk een uitbreiding van veertien naar achttien weken, was al groot genoeg.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil benadrukken dat ik bij het verslag-Estrela heb gestemd voor een zwangerschapsverlof van twintig weken, voor bescherming van vrouwen tegen ongegrond ontslag tot zes maanden na terugkeer op het werk, en voor volledige doorbetaling en bescherming van vrouwen die borstvoeding geven — in dit geval zonder specifieke maatregelen omdat ik vind dat dit de taak is van de lidstaten.
Bij geboorte van een meerling vind ik dat de verloven proportioneel moeten worden verlengd. Ik steun alle maatregelen die veilig moederschap mogelijk maken en die betere voorwaarden voor terugkeer op de arbeidsmarkt garanderen.
Toine Manders (ALDE), schriftelijk. − De VVD in het Europees Parlement heeft vandaag tegen het voorstel voor een richtlijn om (betaald) zwangerschapsverlof uit te breiden naar 20 weken gestemd. Wij zijn van mening dat het eerder vastgelegde minimum van 14 weken voldoende is. Vrouwen die na hun zwangerschapsverlof nog niet in staat zijn om hun werk te hervatten, kunnen gebruik maken van de ziektewet in hun land. Het voorstel betekent een uitbreiding van de sociale zekerheid waarover de lidstaten zelfstandig moeten kunnen beslissen, zeker in deze tijd dat iedere lidstaat moet bezuinigen. Maatregelen om een betere balans tussen werk en privéleven te creëren kunnen ook op andere, minder rigoureuze manier tot stand komen. Met het voorstel bestaat het risico dat jonge getalenteerde vrouwen minder kans krijgen op de arbeidsmarkt, omdat de werkgever het risico niet wil lopen werkneemsters een groot aantal maanden door te moeten betalen voor zwangerschapsverlof. Een toename van geboortes in de EU, gewenst om de vergrijzing tegen te gaan, hoeft eveneens niet op EU-niveau te worden geregeld. EU-regels om de vrijstelling van arbeid voor het geven van borstvoeding te regelen zijn wat de VVD betreft overbodig. VVD-Eurofractie: Hans van Baalen, Jan Mulder en Toine Manders
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Omdat alle EU-burgers het recht hebben om in de hele EU te wonen en te werken, is het van essentieel belang dat we werkende vrouwen die een baby krijgen een minimumrecht op zwangerschapsverlof geven. Een fatsoenlijk zwangerschapsverlof is onderdeel van het bredere probleem van de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt en het vinden van oplossingen voor de financiële gevolgen van de vergrijzing. De EU heeft als doel om in 2020 een arbeidsparticipatie van 75 procent te verwezenlijken, en daarvoor is het cruciaal dat alle moeders de gelegenheid krijgen om zwangerschapsverlof op te nemen op een manier die ze zich kunnen veroorloven en om daarna weer aan het werk te gaan. In een vergrijzende samenleving waarin de vraag naar sociale zorg toeneemt en het aantal personen dat zorg verleent afneemt, zijn realistischere verlofregelingen nodig, zoals een beter zwangerschapsverlof. Vrouwen moeten niet het gevoel krijgen dat het hebben van kinderen onverenigbaar is met hun werk – ons beleid moet ervoor zorgen dat mensen voor jongeren en ouderen kunnen zorgen. Dit zal op zijn vroegst pas over vijf jaar van kracht worden. Bovendien zullen de extra kosten van het verlengen van het zwangerschapsverlof al worden gedekt door een toename van de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt met maar 1,04 procent.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Eén van de prioriteiten van de sociale agenda van de Europese Unie is de behoefte om elk beleid te ondersteunen dat een betere balans bevordert tussen arbeidsleven, privéleven en gezinsleven voor zowel vrouwen als mannen. Een betere balans tussen het arbeidsleven aan de ene kant en het privé- en gezinsleven aan de andere kant vormt ook een van de zes prioriteitsgebieden op de routekaart naar gelijkheid tussen man en vrouw voor de periode 2006-2010.
De verbetering van deze bepalingen maakt derhalve onlosmakelijk deel uit van het Europese beleid in antwoord op de sterke daling van de bevolking die onlangs is geregistreerd. Moederschap en vaderschap zijn beslist fundamentele rechten die onmisbaar zijn voor een sociaal evenwicht. Het is derhalve te hopen dat de herziening van de betreffende richtlijn ten voordele werkt van zowel werkende vrouwen als van mannen die meer verantwoordelijkheid willen nemen voor het gezin.
Het respect voor een betere balans tussen het principe van de bescherming van gezondheid en veiligheid staat niet los van het principe van gelijke behandeling. Deze en andere factoren brengen mij ertoe de eis te ondersteunen om, indien nodig, de lidstaten genoeg ruimte te laten voor flexibiliteit in het vaststellen van de regels met betrekking tot zwangerschapsverlof. Dit echter uitsluitend om redenen van betaalbaarheid, om de extra kosten te dekken die hieruit voortvloeien.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het verslag dat nu is aangenomen, wordt een moederschapsverlof van 20 weken zonder loonderving voorgesteld. Alleen al deze maatregel zou een grote sociale verbetering voor het leven van moeders in ongeveer twee derde van de lidstaten van de EU kunnen betekenen, bijvoorbeeld in Portugal, waar vrouwen slechts recht hebben op 16 weken volledig betaald verlof. De opname van twee weken vaderschapsverlof is ook een grote stap op weg naar meer gelijkheid voor mannen en vrouwen. Nog belangrijker is dat dit verslag is aangenomen hoewel het haaks staat op maatregelen die onlangs zijn genomen vanwege het bezuinigingsbeleid, die leiden tot de verlaging van overheidsuitgaven en de beknotting van sociale rechten. Daarom hoop ik dat dit verslag ertoe kan bijdragen dat de arbeidsrechten en de sociale rechten in de hele EU en in alle lidstaten zullen worden aangescherpt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Binnen de EU is men eensgezind van mening dat een lage bevolkingsgroei, veroorzaakt door lage geboortecijfers, een van de belangrijkste problemen van de EU is. Alles dat er toe kan bijdragen om deze situatie te veranderen is daarom belangrijk. De bescherming op de werkplek van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven en het reduceren van ongelijkheden tussen mannen en vrouwen zijn belangrijke stappen in die richting. Ondanks de crisis waar wij momenteel mee te kampen hebben, zijn de maatregelen die hier vandaag worden goedgekeurd van groot belang om de trend van een afnemende EU-bevolking op korte termijn om te keren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb gestemd voor de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over "maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van zwangere werkneemsters die pas bevallen zijn of borstvoeding geven, en maatregelen ter ondersteuning van werknemers om werk en gezin te combineren ", omdat ik geloof dat het ondersteunen van de rechten van de vrouw op het werk een echte stap in de goede richting is wat betreft de gendergelijkheid op een gebied waar helaas nog veel belemmeringen bestaan. De discriminatie waaronder vrouwen op de arbeidsmarkt te lijden hebben, is zeer zorgwekkend, omdat zij in de meeste gevallen degenen zijn die het huishoudelijk werk op zich nemen en dit met hun werk moeten zien te combineren. Deze situatie komt het meest tot uiting in de maanden voor en na de bevalling, en daarom is er een betere bescherming nodig om de huidige discriminatie te voorkomen. Naar mijn mening is de uitbreiding van het zwangerschapsverlof tot twintig weken in totaal, voor en na de bevalling, met een minimum van zes verplichte weken na de bevalling een stap vooruit in de strijd om beroeps- en gezinsleven van vrouwen met elkaar te verzoenen.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Verlenging van het zwangerschapsverlof is een belangrijk project vanwege de positie van baby's en het ouderschap in onze maatschappij. Ik steun het voorstel tot toekenning van achttien weken zwangerschapsverlof en het principe van vaderschapsverlof. We moeten de nadelige gevolgen van te genereuze maatregelen, die het risico meebrengen dat er op het werk een oneerlijke situatie ontstaat, vermijden. Ik ben bovendien voorstander van meer keuzevrijheid voor zwangere vrouwen en vrouwen na de bevalling. Zij moeten zelf kunnen beslissen wanneer zij het niet-verplichte deel van hun zwangerschapsverlof opnemen. Dat zou hen moeten helpen een beter evenwicht te vinden tussen beroeps- en privéleven, en hun inzetbaarheid op het werk in stand te houden.
Het is evenzeer van belang dat vrouwen die na een carrièreonderbreking weer willen gaan werken, een eigen rechtspositie krijgen. Daarnaast wil ik graag de aandacht vestigen op het feit dat het recht op ouderschapsverlof en de garantie terug te kunnen keren naar dezelfde baan, werkbaar moeten zijn voor werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, omdat anders het risico bestaat dat deze vrouwen in de vruchtbare leeftijd minder snel zullen aannemen of promotie zullen geven.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Gezien de verregaande demografische veranderingen en de vergrijzing van de Europese maatschappij moet de Europese Unie actief maatregelen aannemen ter ondersteuning van het ouderschap.
Door de minimale duur van moederschapsverlof te verlengen, wordt naar mijn mening rekening gehouden met het feit dat de eerste levensmaanden van een kind beslissend zijn voor zijn gezonde ontwikkeling en psychisch evenwicht. Daarom sta ik achter volledige doorbetaling van het loon tijdens het moederschapsverlof. Dit zal een positief effect hebben op vrouwen en hun angst voor armoede en sociale uitsluiting wegnemen. Het recht om na de geboorte terug te keren in de oorspronkelijke functie of een gelijkwaardige functie onder dezelfde arbeidsvoorwaarden moet worden gewaarborgd, evenals de mogelijkheid om de werkuren of de organisatie van de werkzaamheden te wijzigen en kort na de geboorte overwerk te weigeren.
Elisabeth Morin-Chartier (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben tegenstander van het project voor verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken met behoud van salaris. Aanneming van deze regeling zou grote gevolgen hebben voor de begroting van lidstaten en bedrijven. Voor Frankrijk zouden de extra kosten per jaar 1,3 miljard euro bedragen, een niet te dragen financiële last in een tijd van kortingen op de begroting. Het is een mooi idee, maar de effecten voor de werkgelegenheid van vrouwen zouden wel eens negatief kunnen zijn. We willen niet dat deze maatregel voor vrouwen een stap terug betekent. Het risico bestaat dat vrouwen die na hun zwangerschap weer gaan werken, en jonge werkzoekende vrouwen zwaar worden getroffen door deze maatregel. Het voorstel voor een maximum van achttien weken was daarentegen nog sociaal rechtvaardig. Ik roep op tot een zo snel mogelijke uitvoering van innovatieve ideeën op het gebied van kinderopvang en de balans tussen werk en gezin, zodat zowel moeders als vaders hun taak als ouder volledig kunnen vervullen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn besluit om voor dit voorstel te stemmen komt voort uit de behoefte om de arbeidsveiligheid en -gezondheid van zwangere werkneemsters te verbeteren, werkneemsters die net zijn bevallen of die borstvoeding geven. De wijziging van de richtlijn is namelijk gericht op de bevordering van gendergelijkheid op de werkvloer, door een betere balans tussen arbeidsleven en gezinsleven van vrouwen te stimuleren. Vaak worden vrouwen beschouwd als "risicovol" of als "tweede keus", vanwege de grote kans dat ze zwanger raken of zwangerschapsverlof zullen opnemen. Het is belangrijk om bepaalde verlofvormen te ondersteunen om een aantal vooroordelen en stereotypen te bestrijden. Daarbij moeten we niet vergeten dat moederschap en vaderschap rechten zijn die onmisbaar zijn om een evenwicht te kunnen vinden tussen arbeidsleven en privé- en gezinsleven. Het spreekt voor zich dat er bij sommige amendementen een aantal punten zijn waarover ik een tegenovergestelde mening heb. Ik denk namelijk dat de Europese wetgeving een algemeen kader moet vormen dat minimale garanties en zekerheden biedt en waarin voor de lidstaten genoeg ruimte en beoordelingsvrijheid bestaat om de beste maatregelen te nemen. Er bestaan inderdaad verschillen die verbonden zijn met cultuur, sociale bescherming- en zekerheidsstelsels, ook op grond van het respect voor het subsidiariteitsbeginsel.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor het verslag gestemd over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. Twee belangrijke factoren zijn van invloed geweest op mijn stem voor bepaalde amendementen: ten eerste het buitengewone belang van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de jonge en de toekomstige moeders en ten tweede het bestaan van specifieke wetgeving voor de bescherming van zwangere vrouwen in Griekenland.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor de voorstellen voor de introductie van maatregelen ter bevordering van veiligheid en gezondheid van zwangere werkneemsters en van werkneemsters die recentelijk zijn bevallen of borstvoeding geven, waaronder twintig weken zwangerschapsverlof en twee weken vaderschapsverlof, beide zonder enig verlies van inkomsten.
Deze sociale maatregelen sluiten aan bij het Europa dat wij voor ogen hebben, een Europa waarbinnen geboortecijfers, het gezin, de gezondheid van baby’s en de banen van ouders worden ondersteund.
Dit project valt echter moeilijk te realiseren en zou zelfs discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt op een bizarre manier in de hand kunnen werken, omdat: (1) de sociale voorzieningen extra worden belast, dewelke in veel gevallen sowieso nog maar net overeind kunnen worden gehouden; en (2) er nieuwe beperkingen op de arbeidsmarkt worden geïntroduceerd, een arbeidsmarkt die nu al niet meer aan de behoeften van de huidige beroepsbevolking kan voldoen. Daarom ben ik bang dat deze maatregelen ter ondersteuning van werkende ouders wel eens zouden kunnen leiden tot verhoogde werkloosheid en/of tot onbestendig werk voor jonge moeders.
De onderhandelingen van het Parlement met de Raad dienen realistisch en pragmatisch te zijn, maar ook ambitieus, als deze toekomstige wet bij de implementatie ervan werkelijk de inhoudelijke betekenis van het voorstel waarover deze week plenair werd gestemd wil vervullen en bevorderen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Met mijn stem wil ik aansporen tot een nieuwe, globale aanpak, waarmee een duidelijkere boodschap aan bedrijven kan worden afgegeven, in die zin dat de menselijke voortplanting zowel mannen als vrouwen betreft. De kaderovereenkomst over ouderschapsverlof is een belangrijk aspect van het gelijkekansenbeleid, dat een betere balans tussen arbeidsleven en privé- en gezinsleven bevordert, maar dat zichzelf beperkt door minimumeisen te stellen, waardoor het slechts als een eerste stap kan worden beschouwd.
Ik ben het eens met de mededeling die de rechten van het kind als een prioriteit van de Unie beschouwt en de lidstaten oproept om zich te houden aan het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het kind en de bijbehorende optionele protocollen, alsmede aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Voor wat deze richtlijn betreft, betekent dit de garantie dat alle kinderen de mogelijkheid hebben om zorg te ontvangen die aansluit bij hun ontwikkelingsbehoeften en tevens toegang hebben tot geschikte gezondheidszorg van goede kwaliteit.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Vandaag heeft het Europees Parlement geïnvesteerd in de toekomst van de Europese Unie door het moederschap te stimuleren middels een uitbreiding van het zwangerschaps- en bevallingsverlof tot twintig weken met volledige doorbetaling van loon. Deze maatregel kan worden omschreven als een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering. Het simplistische argument van economisch voordeel op korte termijn heeft het afgelegd tegen dat van de duurzaamheid van de Europese samenleving, die onmogelijk bereikt kan worden zonder een gezonde bevolkingssamenstelling en dus zonder een betere bescherming voor moeders en hun kinderen.
Ik heb het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken opgesteld en ik heb voor de volgende zaken gestemd: niet bestraffen van moederschap en volledige doorbetaling van loon; geen ontslag voor zwangere werkneemsters vanaf het begin van hun zwangerschap tot zes maanden na afloop van hun zwangerschaps- en bevallingsverlof; het recht van moeders om terug te keren in hun functie of een 'gelijkwaardige positie', dat wil zeggen met dezelfde beloning, in dezelfde categorie en met dezelfde loopbaanvooruitzichten als zij vóór het zwangerschaps- en bevallingsverlof hadden; opnemen van zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft geen gevolgen voor de pensioenregeling van de betrokken vrouw; werkneemsters zijn niet verplicht 's nachts te werken of overwerk te verrichten gedurende de tien weken voorafgaande aan de uitgerekende bevallingsdatum en de resterende duur van hun zwangerschap indien dit noodzakelijk is voor de gezondheid van de moeder of het ongeboren kind, en gedurende de periode waarin zij borstvoeding geven.
Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb tegen deze resolutie gestemd omdat ik geloof dat zwangerschaps- en bevallingsverlof een zaak is waarover volgens het subsidiariteitsbeginsel op nationaal niveau moet worden beslist. Bovendien denk ik dat invoering van een maatregel als deze in een tijd van crisis het diametraal tegenovergestelde effect kan hebben omdat zij een afschrikkende factor zal zijn voor bedrijven die vrouwen in dienst willen nemen.
Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. – (DE) Ik ben voorstander van een verbetering van de Europese minimumnormen voor de bescherming van moeders. Niettemin heb ik uiteindelijk tegen het verslag gestemd, aangezien ik uit een land afkomstig ben dat een speciale combinatie kent van bescherming van moeders en (onbezoldigd) ouderschapsverlof. Behalve op zestien weken volledige doorbetaling en een absoluut werkverbod, hebben vrouwen ook recht op een onbetaalde verlofperiode met een zorgtoelage voor het kind. De hoogte van de toelage voor de verzorging van kinderen in die onbetaalde verlofperiode is afhankelijk van de duur van het verlof en van de hoogte van het laatste salaris. De Oostenrijke faciliteiten gaan veel verder dan de minimumnormen waarop in het onderhavige verslag wordt aangedrongen.
Bovendien ben ik voorstander van een vaderschapsverlof met behoud van het volledige salaris. Daarvoor dient echter wel een andere rechtsgrondslag gekozen te worden. Ik ben van mening dat dit vaderschapsverlof niet in de Moederschapsrichtlijn geregeld moet worden, maar in een aparte richtlijn die geen verband houdt met de bescherming van de gezondheid van moeders en kinderen.
Mitro Repo (S&D), schriftelijk. − (FI) Ik heb voor het zwangerschapsverlof van twintig weken gestemd. Langere zwangerschapsverloven zijn belangrijk voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen, die het grootste kapitaal van de samenleving vormen. Finland kent een goed functionerend stelsel van zwangerschaps- en ouderschapsverlof. Niet iedereen in Europa heeft echter de beschikking over een stelsel als dat van ons. Het is daarom belangrijk te waarborgen dat vrouwen niet financieel hoeven te lijden onder het besluit om kinderen te krijgen. De financiële last van het zwangerschapsverlof moet niet alleen op de schouders van ondernemingen worden gelegd, maar de publieke sector moet beslist in de kosten delen. Vooral het midden- en kleinbedrijf dreigt in moeilijkheden te komen. Ook sectoren met een oververtegenwoordiging aan vrouwen mogen niet onder grote financiële druk worden gezet. Vrouwen verkeren in een zwakke positie met betrekking tot salariëring. Hun positie mag niet verder verzwakken. Het is uitermate belangrijk ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (ES) Eindelijk heeft dit Parlement de werkende moeders van de Europese Unie eer aangedaan, al verdienen ze nog meer eer dan ze gekregen hebben. Het is een lang proces geweest. Reeds op het einde van de vorige zittingsperiode stonden we in dit Parlement op het punt om een tekst aan te nemen die een enorme sprong vooruit betekend zou hebben voor de rechten van de werkende moeders. Toen konden we echter niet stemmen omdat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa zich samen verzetten tegen het verslag en het terugzonden naar de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.
Na maanden van werk hebben we vandaag opnieuw gestemd over een verslag dat misschien niet zo ambitieus is als het vorige dat de PPE en de ALDE verworpen hebben, maar dat toch blijk geeft van aanzienlijke moed. Het laat vrouwen toe om hun salaris te behouden tijdens de kraamtijd, versterkt de wettelijke bescherming tegen ontslag, biedt meer flexibele werkuren om het moederschap beter met het werk te verzoenen, verlengt het zwangerschapsverlof tot minimaal twintig weken (hoewel sommigen onder ons liever 24 weken hadden gezien, zoals aanbevolen wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie), vergemakkelijkt de mobiliteit van vrouwelijke werknemers in de EU en bevordert de gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders, al gaat dat laatste volgens sommigen nog niet ver genoeg.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De stemmingsuitslag van vandaag vormt een stimulans voor werkneemsters die moeder willen worden en markeert een belangrijke stap voorwaarts in de richting van een betere bescherming die miljoenen Europese vrouwen zal helpen om een balans te vinden tussen hun rol van moeder en die van werknemer. De economische belangen hebben niet gewonnen: nu slaan we een pad in dat tegemoetkomt aan de behoeften van jonge gezinnen. De uitkomst van de stemming richt zich op een maatschappij die de groei, de scholing en de educatie in het centrum van de politiek plaatst. Ik ben van mening dat de angst dat de uitbreiding van het zwangerschapsverlof van 14 naar 20 volledig uitbetaalde weken vrouwen kan benadelen ongegrond is: het is juist onze plicht om de zwakste werknemers te beschermen en het recht om thuis te blijven bij hun kinderen te garanderen. De overwinning van vandaag in het Parlement vormt ook een persoonlijke genoegdoening voor al het werk dat ik zelf heb verricht om te zorgen voor een garantie dat werkneemsters die borstvoeding geven geen zware of gevaarlijke werkzaamheden hoeven te verrichten en worden vrijgesteld van overwerk en nachtdiensten. De bal ligt nu bij de lidstaten, waarvan ik hoop dat zij hun uiterste best zullen doen. Met het besluit van vandaag heeft het Europees Parlement aangetoond dat het niet langer vrouwen wil die met een dilemma worstelen, maar juist vrouwen die vrij zijn en zich bewust zijn van hun rol in onze maatschappij.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) In een Europa dat steeds ouder wordt, is een beleid dat gunstig is voor vrouwen die kinderen willen krijgen, absoluut noodzakelijk. Met de gefragmenteerde wetgeving van vandaag de dag bestaan er te veel verschillen tussen de lidstaten bij de ondersteuning van het moederschap, hetgeen veel vrouwen verhindert om moeder te worden. Met deze richtlijn wordt een minimum van 20 weken zwangerschapsverlof vastgelegd, waarvan er minimaal zes volledig worden doorbetaald.
Het spreekt voor zich dat in landen zoals Italië een dergelijke norm overbodig is, aangezien de volledig doorbetaalde periode veel langer is dan de minimale periode die door de richtlijn wordt opgelegd, en de periode waarin de vrouw de mogelijkheid heeft om van haar werk afwezig te zijn om voor haar kind te zorgen, zich uitstrekt tot acht jaar. Maar voor andere landen betekent dit dat eindelijk de basis wordt gelegd voor de garantie dat moeders waardigheid ontvangen. Het voorstel voorziet ook in het mogelijkheid dat vaders twee weken betaald verlof kunnen opnemen, zodat ze bij hun vrouw kunnen zijn in de periode direct na de geboorte.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vandaag gestemd voor betere rechten en een betere balans tussen werk en privéleven voor werkende ouders. Van speciaal belang in dit verslag zijn de bepalingen voor vrouwen die hun kind borstvoeding geven op het werk. Pauzes om borstvoeding te geven zorgen ervoor dat moeders de tijd krijgen die ze nodig hebben om de beste en meest natuurlijke voeding te geven aan hun zich ontwikkelende kind. Voeding bepaalt voor een groot deel de gezondheid in de rest van iemands leven. Het doet me genoegen dat dit verslag goed is voor vrouwen die weer aan het werk gaan, maar ervoor kiezen om hun kind borstvoeding te blijven geven en ze de beste voeding te geven.
Carl Schlyter en Isabella Lövin (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat goed ontwikkeld en wettelijk voorgeschreven ouderschapsverlof voor elk land van het grootste belang is. Bij de slotstemming wilden wij echter niet voor het wetgevingsvoorstel van het Parlement stemmen omdat het indruiste tegen meerdere voor ons belangrijke beginselen. Ten eerste wil het voorstel zes weken verplicht verlof invoeren voor uitsluitend de moeder.
Volgens ons moeten ouders zelf kunnen kiezen hoe ze hun ouderschapsverlof opnemen en is dit voorstel een stap in de verkeerde richting voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in Zweden. Ten tweede is het volgens ons niet redelijk om de ouderschapsuitkering vast te leggen op honderd procent van het loon. Voor Zweden zou dat ertoe kunnen leiden dat de duur van de looncompensatieverzekering voor thuisblijvende ouders na de geboorte noodgedwongen ingekort moet worden om zo een duur stelsel te financieren. Wij zijn van mening dat de organisatie van socialezekerheidsstelsels een kwestie voor de nationale parlementen is.
Brian Simpson (S&D), schriftelijk. – (EN) De delegatie van de Labourpartij in het Europees Parlement is het er volledig mee eens dat de bescherming van zwangere vrouwen, vrouwen die net een kind hebben gekregen en vrouwen die borstvoeding geven moet worden verbeterd en heeft daarom voor een aantal van de belangrijkste voorstellen in de richtlijn gestemd, zoals de verlenging van het zwangerschapsverlof tot twintig weken, verplichte volledige doorbetaling van vrouwen tijdens de eerste zes weken na de bevalling en twee weken volledig bezoldigd vaderschapsverlof. De delegatie van de Labourpartij in het Europees Parlement vreest echter dat de door het Parlement aangenomen voorstellen onbedoelde gevolgen kunnen hebben in landen waarin al uitgebreide zwangerschapsverlofregelingen bestaan. Wij vrezen met name dat reactionaire regeringen door deze voorstellen de kans krijgen om die zwangerschapsverlofregelingen in te perken, zodat de laagstbetaalde werkende vrouwen die zwangerschapsverlof hebben er in de praktijk op achteruit zullen gaan. Hoewel enkele aspecten van dit verslag tot belangrijke verbeteringen zullen leiden in lidstaten waarin het zwangerschapsverlof slecht geregeld is, kunnen deze amendementen in andere landen juist tot een verslechtering leiden.
Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. – (PL) Het Europees Parlement heeft vandaag het verslag aangenomen inzake de bevordering van de gezondheid van zwangere vrouwen en vrouwen met zwangerschapsverlof. Door dit gezamenlijke standpunt in deze vorm aan te nemen, hebben we een duidelijk signaal afgegeven. Wij steunen de wijzigingen die de Europese normen voor de bescherming van jonge moeders verhogen. Er komt een gegarandeerde minimumduur van het zwangerschapsverlof, dat voortaan volledig doorbetaald zal worden. Ook is de bescherming van de arbeidsplaatsen voor vrouwen die na hun zwangerschapsverlof terugkeren op de arbeidsmarkt verbeterd door ongegrond ontslag onmogelijk te maken.
De wijzigingen die met de richtlijn worden ingevoerd, zijn een stap in de goede richting, door Europese vrouwen een minimumrecht op zwangerschapsverlof te garanderen. Ik ben ook positief over de maatregel die vaders stimuleert voor hun kinderen te zorgen door de invoering van een vaderschapsverlof van twee weken.
Catherine Soullie (PPE), schriftelijk. – (FR) De stemming over het verslag-Estrela is van cruciaal belang. Het aangenomen standpunt is puur demagogisch en onverantwoord. Door twintig weken zwangerschapsverlof te eisen, schaden we de reputatie van het Europees Parlement. Wij zijn de stem van de burgers, en het doet hun geen recht als we een dergelijk onrealistisch standpunt aannemen. De lidstaten zullen te maken krijgen met zeer aanzienlijke kosten op de sociale begroting. Voor Frankrijk gaat het dan bijvoorbeeld om een bedrag van 1,3 miljard euro.
In de huidige economische situatie kunnen we een dergelijke stijging niet in onze nationale begrotingen verwerken, om maar niet te spreken van de gevolgen voor de ondernemingen die een deel van deze kosten zullen moeten dragen. We moeten vrouwen steunen en aanmoedigen om ervoor te zorgen dat ze moederschap en werk beter kunnen combineren; we moeten niet hun kansen op een baan om zeep brengen.
De verlenging van veertien tot achttien weken, zoals voorgesteld door de Commissie, was echt een stap vooruit, een stap waarop verder gebouwd had kunnen worden door aandacht te besteden aan nieuwe kinderopvangmogelijkheden. De inhoud van deze tekst brengt echter een enorme verantwoordelijkheid met zich mee: het moederschap zou duidelijk een belemmering worden voor persoonlijke ontwikkeling op het werk.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat dit verslag over het voorstel voor een richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en inzake de vaststelling van maatregelen die werknemers helpen om hun werk en gezinsleven te combineren, is aangenomen. Wij hebben het zwangerschapsverlof verlengd en daarbij voor een hogere betaling gezorgd en voor het eerst in de Europese geschiedenis een vaderschapsverlof ingesteld. Deze stemming zal geschiedenis schrijven als het gaat om de fundamentele rechten van Europese moeders en vaders.
Tegen allen die de sociale rechten op het altaar van de economische crisis willen offeren, zeg ik: ga het geld halen waar het aanwezig is, maar straf de burgers niet nog meer. Een meer comfortabel zwangerschapsverlof en de instelling van een vaderschapsverlof, dat betekent ook een strijd voor een iets menselijker samenleving, nu het gezin steeds meer een laatste schuilplaats vormt te midden van de ingrijpende veranderingen in het leven van mensen.
Keith Taylor (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vandaag in het Parlement voor een wetgevingsvoorstel gestemd dat een verbeterd en verlengd betaald vaderschaps- en zwangerschapsverlof garandeert. Dat heb ik gedaan na lobbyende voor- en tegenstanders te hebben aangehoord. Ik ben me terdege bewust van de financiële omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk, die nog verder zullen verslechteren door de recentelijk aangekondigde extra bezuinigingen. Desondanks heeft het Europees Parlement gekozen voor een volledig doorbetaald zwangerschapsverlof van twintig weken en twee weken vaderschapsverlof. In mijn ogen is dit een verstandige investering in de economie, die zal bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstelling van de EU om in 2020 een arbeidsparticipatie van 75 procent te hebben. Het is goed voor de gezondheid van baby’s en beschermt de gezondheid en het welzijn van moeders. Het is een stap om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Gemiddeld verdienen in de EU vrouwen 17 procent minder dan mannen. Als we vrouwen geen fatsoenlijk loon tijdens hun zwangerschapsverlof garanderen, worden ze financieel gestraft voor het krijgen van kinderen. Het is ook positief dat vaders worden aangemoedigd om een deel van de zorg voor kinderen op zich te nemen. Naast de dood en de belastingen is de geboorte de enige zekerheid in het leven. Onze kinderen zijn de toekomst, en de verbeteringen waarvoor we vandaag gestemd hebben zullen hen een betere en veiligere start in het leven geven.
Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. − Voorzitter, collega's, om onze welvaart in stand te houden en om de pensioenen te kunnen betalen, moeten meer mannen en vrouwen aan de slag gaan en blijven. Ook in tijden van scherpe internationale concurrentie en budgettaire krapte moeten we mede daarom maatregelen durven te nemen die investeren in gezinnen en die de druk van de combinatie arbeid en gezin verlichten. Een langer moederschapsverlof is één van de middelen daartoe. Daarom ben ik voorstander van een verlenging van het moederschapsverlof. In budgettair moeilijke tijden moet men evenwel realistisch zijn. Twintig weken met volledig behoud van het salaris is voor de sociale zekerheid en het overheidsbudget niet haalbaar. Hoewel ik voorstander ben van een verlenging van het moederschapsverlof, heb ik mij om die reden bij de eindstemming onthouden. Ik steun daarentegen wel het originele Commissievoorstel voor een verlenging van het moederschapsverlof tot 18 weken, met handhaving van het huidige geplafonneerde vergoedingenstelsel. Hopelijk krijgt dit voorstel bij de tweede parlementaire lezing een betere kans.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie gestemd.
Ik geloof dat het van het grootste belang is dat werkneemsters tijdens hun zwangerschaps- en bevallingsverlof hun volledige salaris ontvangen en dat de zwangerschaps- en bevallingsuitkering honderd procent van hun laatste maandsalaris bedraagt, of van hun gemiddelde salaris als dat maandsalaris lager is. Dit betekent dat vrouwen niet voor hun zwangerschaps- en bevallingsverlof worden gestraft wanneer zij met pensioen gaan.
Gezien de demografische trends in de EU moet het geboortecijfer worden verhoogd door middel van gerichte wetgeving en maatregelen die bedoeld zijn om bij te dragen aan een betere balans tussen beroeps-, privé- en gezinsleven. Teneinde werknemers te stimuleren een betere balans tussen werk en privé te bereiken, is het van cruciaal belang om te voorzien in langere perioden van zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof, ook voor het adopteren van kinderen jonger dan twaalf maanden. Vaststelling van de wettelijke duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof op twintig weken is in overeenstemming met de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie van 16 april 2002 over een mondiale strategie voor het voeden van baby's en jonge kinderen.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen het verslag gestemd, aangezien hierin niet strikt de hand aan de subsidiariteit wordt gehouden. Het verslag begeeft zich op het terrein van de betalingsregelingen en verplichtingen die onder de nationale bevoegdheid vallen. Ook is er weer sprake van elementen die ik vanwege godsdienstige reden niet kan verantwoorden, zoals de vrijheid van reproductie en abortus.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dames en heren, vrouwen mogen niet worden gestraft voor het feit dat ze hebben besloten een gezin te stichten. Dit is niet alleen een ethische kwestie, maar ook een strategische – de EU wordt momenteel geconfronteerd met demografische veranderingen vanwege het lage geboortecijfer en de grotere aantallen ouderen. Vooral in deze moeilijke tijden moeten we vrouwen niet wegjagen van de arbeidsmarkt. We hebben meer werkende vrouwen nodig als we willen dat de EU haar mondiale concurrentievermogen vergroot. De tijd is gekomen om de strijd aan te binden met stereotypen die wortel hebben geschoten in de samenleving. Werkende vrouwen worden vaak gezien als een 'risico' of als 'tweederangs' werknemers. Het is daarom essentieel dat de nieuwe verlofregelingen die in dit verslag worden gepresenteerd helpen om die stereotypen te doorbreken. Vrouwen die door de samenleving in de steek zijn gelaten, moeten meer hulp krijgen. Uit de statistieken van de EU blijkt dat in Litouwen alleenstaande moeders het grootste risico lopen om in armoede te vervallen. Het risico dat werkenden in deze groep in armoede vervallen is 24 procent. Het heeft lang geduurd voordat de EU de gelijkheid van mannen en vrouwen wettelijk heeft gegarandeerd. We moeten echter meer bereiken en de theoretische gelijkheid vertalen in echte, tastbare gelijkheid die in het leven van alledag in de praktijk wordt gebracht.
Frank Vanhecke (NI), schriftelijk. − Ik heb voor het verslag-Estrela gestemd omdat ik hierover geen misverstand wil laten bestaan: het spreekt vanzelf dat vrouwen tijdens en onmiddellijk na de zwangerschap bijzondere noden hebben en dat de hele maatschappij hier groot belang bij heeft en dus ook grote verantwoordelijkheid moet dragen. Toch stel ik enkele principiële vragen. Ten eerste: is het echt wel redelijk om hier vanuit onze Europese ivoren torens dwingende regels op te leggen die in de hele Unie, inclusief de lidstaten die economisch nog een lange weg af te leggen hebben, zullen gelden?
En wie zal dat betalen? En daarmee komen we tot de tweede fundamentele opmerking: is het redelijk dat we de last van deze maatregelen omzeggens exclusief op de schouders van werkgevers leggen? Zal dit uiteindelijk niet leiden tot juist minder jobs voor jonge vrouwen - omdat werkgevers nu eenmaal niet geneigd zullen zijn de "risico's" van zwangerschap van hun jonge werkneemsters helemaal alleen te dragen? Het is gemakkelijk hier in dit Parlement "sociaal" te stemmen. Het zijn echter niet wij die de lasten van dat sociale stemgedrag moeten dragen.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De zwangerschapsrichtlijn is op 20 oktober eindelijk door het Europees Parlement aangenomen. Ik heb voor deze tekst gestemd, omdat hij voor vrouwen een werkelijke vooruitgang betekent.
De richtlijn moet nog door de Raad worden vastgesteld. De tekst waarover vandaag gestemd is, verleent vrouwen binnen de Europese Unie een zwangerschapsverlof van twintig weken, ofwel vier weken meer dan in Frankrijk, waar vrouwen momenteel zestien weken zwangerschapsverlof hebben.
De aangenomen tekst voorziet tevens in een vaderschapsverlof van twintig dagen (meer dan de elf dagen die op dit moment in Frankrijk gelden).
In de richtlijn wordt eveneens bepaald dat vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof hun salaris volledig doorbetaald moeten krijgen: een belangrijk signaal gezien de huidige crisis.
Bovendien bevat de tekst een clausule die sociale achteruitgang verbiedt, dat wil zeggen dat als het recht van de lidstaten op bepaalde punten meer bescherming verschaft, dit recht van toepassing blijft. Er is dus echt sprake van vooruitgang en daar ben ik blij om.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat er in veel landen heel verschillende betalingsvoorwaarden bestaan voor ondernemingen wanneer het gaat om de staat, om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) en om grote ondernemingen. We weten heel goed dat veel bedrijven vanwege de huidige economische crisis, met alle problemen van dien, al grotere liquiditeitsproblemen hebben, en dat ze in veel lidstaten zelfs al vaker door een faillissement worden bedreigd. De richtlijn waarin werd geprobeerd om dit op te lossen heeft maar weinig opgeleverd, en het voorstel dat we nu hebben goedgekeurd is een grote stap op weg naar het vastleggen en aanhouden van betalingstermijnen, niet alleen in de relaties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, maar ook tussen ondernemingen. We krijgen nu een wetgeving die meer oplevert voor het aanhouden van betalingstermijnen, met een duidelijk systeem van boetes voor late betaling. Bovendien leidt dit tot een duidelijke verbetering in de strijd tegen het feit dat de overheid en grote ondernemingen vaak misbruik maken van hun machtspositie tegenover de KMO's. Nu moeten de lidstaten deze richtlijn snel omzetten, zodat de ernstige problemen die worden veroorzaakt door de lange betalingstermijnen en door het uitstellen van de betalingen eindelijk kunnen worden opgelost.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de contractvoorwaarden bij commerciële transacties, van zowel overheids- als privaatinstellingen, is niet alleen een kwestie van burgerplicht, maar ook van verantwoordelijkheid nemen voor een aantal negatieve omstandigheden die schuldeisende bedrijven kunnen treffen, met name kleine en middelgrote ondernemingen. Als deze bedrijven kunnen rekenen op een stipte betaling, zijn zij verzekerd van stabiliteit, groei, arbeidsplaatsen en investeringen.
Helaas komen, volgens de gegevens van de Europese Commissie, betalingsachterstanden in Europa vaak voor, wat een negatief effect heeft op het concurrentievermogen. Het zijn met name de overheidsinstellingen die problemen veroorzaken, dikwijls vanwege een verkeerd beheer van eigen begrotingen en van de kasstromen, of vanwege een hoog bureaucratisch gehalte van het administratieve apparaat. Soms wordt er ook voor gekozen om te werk te gaan op basis van nieuwe kostenvooruitzichten, zonder rekening te houden met de verplichtingen die eerder zijn aangegaan en waaraan, binnen de overeengekomen contractvoorwaarden, moet worden voldaan.
Derhalve beschouw ik het als onze plicht om maatregelen te nemen die een aanvulling vormen op de tekortkomingen van de vorige Richtlijn 2000/35/EG, om op die manier te trachten het fenomeen van achterstallige betalingen terug te dringen. Dit kan door maatregelen te nemen die debiteuren ertoe zetten niet te laat te betalen en andere maatregelen die crediteuren de mogelijkheid bieden om in geval van betalingsachterstanden op efficiënte wijze hun rechten volledig uit te oefenen.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat op een goed moment komt, en voor de instelling van een streeftermijn van dertig dagen voor de betaling van facturen. Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn de hoeksteen van de Europese economie; deze kleinere bedrijven vormen 99,8 procent van alle bedrijven in de EU en creëren 70 procent van de werkgelegenheid in de Unie. De maatregelen die in het verslag worden voorgesteld om betalingsachterstanden aan te pakken, zijn praktische maatregelen om KMO's te steunen en ervoor te zorgen dat kleinere ondernemingen geen schade lijden door onbetaalde rekeningen.
De nieuwe regels zorgen voor een beter investeringsklimaat en moeten KMO's in staat stellen zich te focussen op innovatie en ontwikkeling. Daarnaast verwelkom ik wat in het verslag wordt gezegd over het feit dat nieuwe maatregelen de bureaucratie niet mogen vergroten en dat er geen nieuwe bureaucratische of administratieve problemen voor KMO's mogen worden gecreëerd.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit voorstel gestemd, en ik ben blij dat het Europees Parlement en de Raad erin zijn geslaagd om tot deze overeenkomst te komen, iets dat vooral voor kleine bedrijven van groot belang is. Het midden- en kleinbedrijf mag dan wel de basis voor het concurrentievermogen van de Europese Unie zijn en bovendien voor de meeste banen zorgen, toch heeft de crisis tegelijkertijd zeer duidelijk laten zien dat de eigenaren van middelgrote en kleine bedrijven het meest kwetsbaar zijn, en dat het beleid van de lidstaten er niet specifiek op is gericht om hen te helpen en te ontwikkelen, aangezien EU-wetgeving, zoals de Small Business Act, niet in haar geheel wordt geïmplementeerd of toegepast. Gedurende de crisis zijn veel bedrijven failliet gegaan, en dat is een enorm verlies. Daarom ben ik erg tevreden met deze kleine stap die van groot belang is voor kleine bedrijven, waarmee duidelijkheid over betalingstermijnen wordt gegeven. We beginnen nu echt een omgeving te creëren die voor kleine bedrijven duidelijk en overzichtelijk is, een omgeving waarbinnen een bedrijfscultuur kan ontstaan.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de goedkeuring van de nieuwe richtlijn tegen betalingsachterstanden, een maatregel die een concrete steun vormt voor bedrijven, en in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, levert het Europees Parlement een beslissende bijdrage ten gunste van burgers en het Europese productiesysteem. De herziening van de richtlijn legt namelijk een aantal betalingsvoorwaarden vast en stelt sancties ter beschikking om de stipte betaling door zowel overheids- als privaatinstellingen binnen de Unie te bevorderen. Volgens de schattingen zou door deze maatregel circa 180 miljard terugstromen in de economie: dit is het daadwerkelijke bedrag dat de overheid schuldig is aan het Europese bedrijfsleven.
Het probleem van betalingsachterstanden treft met name Italië, waar de overheidsinstellingen gemiddeld 128 dagen wachten alvorens hun betalingen uit te voeren, ten opzichte van een Europees gemiddelde van 67 dagen. Derhalve zijn de negatieve effecten van de betalingsachterstanden bij commerciële transacties aanzienlijk. Ik hoop dat deze richtlijn zo snel mogelijk door de nationale overheden wordt geïmplementeerd, zodat op die manier één van de grootste obstakels voor de ontwikkeling van de Europese interne markt wordt weggenomen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Eindelijk zijn we dan hier aanbeland, na vele maanden uitstel: we hebben gestemd over een verslag dat een echte impuls geeft voor de toekomst van onze bedrijven. Late betalingen zijn een verschijnsel dat vooral in Italië tienduizenden bedrijven op de knieën heeft gebracht; volgens berekeningen van beroepsorganisaties kost dit de Italiaanse economiezo rond de 30 miljard euro. Specifieke overwegingen en nationale situaties buiten beschouwing latend stem ik voor het verslag, op basis waarvan nu eindelijk voor eens en voor altijd duidelijke regels worden gesteld voor ondernemers in zowel de publieke als de private sector. De economische crisis heeft inmiddels geleid tot een dramatisch aantal faillissementen en sluitingen van fabrieken en bedrijven, en tot de beëindiging van zakelijke activiteiten. Met deze maatregel kan Europa echt een handreiking doen naar vele kleine bedrijven die door de crisis permanent zwaar gebukt gaan onder bankleningen en die wellicht al met zwaar weer kampen vanwege late betalingen van uitstaande vorderingen. Door deze richtlijn toe te passen, kunnen we tenminste veel situaties voorkomen waarin bedrijven zich gedwongen zien om hun activiteiten te staken door schulden die zijn veroorzaakt door andere ondernemers in zowel de publieke als in de private sector.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) In een instabiel economisch klimaat kunnen betalingsachterstanden een uiterst schadelijke uitwerking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen die het geld nodig hebben om hun werknemers en leveranciers te betalen. Met de nieuwe regels inzake betalingsachterstanden bij handelstransacties, waarover het Parlement en de Raad het op 5 oktober eens zijn geworden, moeten bedrijven het hun verschuldigde geld eenvoudiger en sneller kunnen incasseren. Het zijn de kleine en middelgrote ondernemingen die de economie draaiend houden, zelfs in tijden van crisis. Dit is in elke Europese economie het geval. Het Europees Parlement heeft ervoor gezorgd dat alle partijen als gelijken tegenover elkaar staan en dat de regels voor iedereen gelden, hetgeen vele Europese kleine en middelgrote ondernemingen ten goede zal komen.
Dankzij dit akkoord hoeven kleine en middelgrote ondernemingen niet meer op te treden als bank voor beursgenoteerde bedrijven of grote ondernemingen. Net als de aanbeveling van het Europees Parlement om kleine en middelgrote ondernemingen pas btw te laten afdragen nadat rekeningen zijn voldaan, helpt het stellen van een vaste termijn waarop rekeningen moeten worden betaald degenen die zich afvragen hoe zij het hoofd boven water moeten houden in een tijd van krimpende markten.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag gestemd omdat het voor mij van fundamenteel belang is dat alle maatregelen die de concurrentiekracht van het midden- en kleinbedrijf kunnen versterken ook daadwerkelijk getroffen worden. Bovendien moet vooral tijdens een economische recessie als de huidige gestreden worden tegen betalingsachterstanden bij handelstransacties, die een onaanvaardbare vorm van misbruik zijn. Betalingsachterstanden hebben aanzienlijke negatieve gevolgen en jagen de schuldeisende bedrijven op hoge kosten. Zij verminderen de cashflow van bedrijven, tasten hun investeringsmogelijkheden aan en brengen hun concurrentiekracht in gevaar.
Deze richtlijn bevat terecht maatregelen die debiteuren moeten ontmoedigen laat te betalen en mogelijkheden voor schuldeisers om hun rechten uit te oefenen. Ook bevat deze specifieke en nauwkeurige regels met betrekking tot onder meer achterstalligheidsrente en vergoeding van invorderingskosten, en voorziet, behoudens enkele specifieke uitzonderingen, in een verplichte termijn van dertig dagen voor betaling van schulden door de overheid. Op die manier wordt de overheid ervan weerhouden om zich zo te gedragen dat het midden- en kleinbedrijf schade wordt berokkend en aldus de geloofwaardigheid van het uitgevaardigde beleid in gevaar te brengen.
Tot slot is snelle betaling een noodzakelijke voorwaarde voor investeringen, groei en het scheppen van werkgelegenheid.
Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben ook tevreden over de oplossing die met betrekking tot de betalingstermijnen is gevonden, en ik ben blij dat het voorstel van socialisten en democraten om een extra termijn voor openbare gezondheidsdiensten mogelijk te maken, in de tekst is opgenomen. De ingewikkelde begrotingsprocedures die voor deze diensten gelden, leiden namelijk tot langere betalingstermijnen. Bovendien wordt, met inachtneming van de contractvrijheid tussen particuliere bedrijven onderling, een belangrijke waarborg gegeven door een verbod op buitensporige betalingstermijnen ten opzichte van schuldeisers, vaak kleine en middelgrote ondernemingen.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming over het verslag onthouden, aangezien het de inspanningen van de Commissie versterkt om druk uit de oefenen op lidstaten die schulden hebben. Er worden strenge maatregelen aanbevolen in een tijd dat de openbare financiën in deze lidstaten zich in een deplorabele toestand bevinden. De druk om schulden onmiddellijk af te lossen, onder dwang van zware geldelijke sancties, dient vooral de belangen van het bedrijfsleven, dat, gebruikmakend van de crisis, uit is op ingrepen in de stelsels van sociale bescherming, op bevriezing of zelfs verlaging van de lonen. De bewering dat de kleine en middelgrote bedrijven hier baat bij hebben, houdt geen stand omdat uit de cijfers die in de regeling worden genoemd blijkt dat het juist niet om kleine en middelgrote bedrijven gaat. Een dergelijke maatregel zou te rechtvaardigen zijn als eerst de reële economie van de werknemers krachtig was ondersteund en maatregelen ter bevordering van de sociale en economische cohesie waren genomen.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben het ermee eens dat Richtlijn 2000/35/EG versterkt moet worden en dat de noodzakelijke instrumenten gevonden moeten worden om betalingsachterstanden in handelstransacties te verminderen of op te heffen. Mijn aandacht gaat vooral uit naar het midden- en kleinbedrijf dat een essentieel onderdeel van de Europese markt vormt en rijkdom en banen creëert. Deze beleidskeuze van de Commissie gaat de juiste kant uit. Het is namelijk de bedoeling om het ondernemersklimaat gunstiger te maken voor het mkb. Wat het percentage van 8 procent rente als ontmoedigingsmaatregel betreft ben ik eerlijk gezegd wat verbaasd over de resultaten met betrekking tot een aantal regio´s van mijn land en van andere Europese landen, die echt de grootste moeite hebben om de nieuwe regels na te leven. Ik hoop dat deze nieuwe benadering een echte kans wordt om de zaken te veranderen. Laten wij ons er voorlopig op concentreren om samen met de regionale en lokale autoriteiten toezicht uit te oefenen op de omzetting van de richtlijn in de nationale wetgeving en ervoor zorgen dat deze overal op gelijke wijze plaatsvindt.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik hoop dat de inwerkingtreding van de richtlijn betreffende de bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties ten goede komt aan het merendeel van de kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie, en dat die daardoor beter beschermd worden en over de middelen kunnen beschikken om hun investeringen uit te breiden en nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Tegelijkertijd hoop ik dat de richtlijn de ontwikkeling van mechanismen voor de incasso van schulden mogelijk zal maken, omdat betalingsachterstanden van overheidsinstanties tot onevenwichtigheden in de werking van kleine en middelgrote ondernemingen en dus ook van de markt leiden.
Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. – (IT) Betalingsachterstanden in de betrekkingen tussen bedrijven en overheid zijn een van de factoren die een rem zetten op economisch herstel. De aanneming van de nieuwe richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties is een krachtige, innoverende stap waarvoor met name in de overheidssector de juiste voorbereidingen moeten worden getroffen op zowel politiek als administratief niveau. Op politiek niveau omdat bij de financiële en budgettaire planning niet alleen rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de EU-bepalingen voor het Stabiliteitspact, maar ook met de gevolgen van de nieuwe bepalingen inzake betalingsachterstand. Als deze bepalingen namelijk niet goed worden beheerd, kunnen zij directe en indirecte gevolgen hebben voor de speelruimte van de overheid op verschillende niveaus. Op administratief niveau is een gedegen voorbereiding noodzakelijk om een gezond financieel beheer van de overheid te garanderen, in eerste instantie bij de verhouding tussen vastleggingen en betalingen om te voorkomen dat er voor de schatkist en dus voor de bevolking lasten zoals kredietrente ontstaan, die zwaar op de overheidsbegrotingen kunnen drukken. Tot slot moet bijzondere aandacht worden geschonken aan bepaalde sectoren en voor flexibiliteit worden gezorgd, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, waarin de overheid een grote achterstand heeft opgelopen bij de betaling van goederenleveranties en diensten. Deze achterstand moet worden weggewerkt.
Diane Dodds (NI), schriftelijk. – (EN) In het huidige economische klimaat is het voor kleine en middelgrote ondernemingen al moeilijk genoeg om het hoofd boven water te houden zonder ook nog eens geconfronteerd te worden met betalingsachterstanden in handelstransacties. Daarom moet elk mechanisme dat deze ondernemingen helpt te beschermen tegen de extra kosten en financiële gevolgen van betalingsachterstanden worden verwelkomd.
Ik ben echter van mening dat het aan de Britse regering is, en niet aan de Europese Unie, om dit te reguleren en ervoor te zorgen dat bedrijven en overheden hun betalingsverplichtingen nakomen. Dit verslag, dat niet zonder merites is, behoeft verdere verduidelijking over bepaalde aspecten, en daarom heb ik ervoor gekozen om mijzelf deze keer van stemming te onthouden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties gestemd, omdat we hierdoor geharmoniseerde maatregelen kunnen nemen, wat in deze tijden van crisis bijzonder belangrijk zou kunnen zijn voor de prestaties van ondernemingen, met name van kleine en middelgrote ondernemingen. Ik ben echter voorstander van een uitzonderingsregeling voor de gezondheidszorg.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Betalingsachterstanden vormen een probleem met bijzonder ernstige gevolgen voor de gezondheid van de wereldeconomie, waarbij het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het bijzonder op een vernietigende manier wordt getroffen. De gevolgen hiervan zijn vooral in deze periode van economische en financiële crisis zelfs nog erger. Het slechte voorbeeld dat door overheidsinstellingen wordt gegeven, zoals momenteel in bijzonder hoge mate het geval is in Portugal, is onaanvaardbaar. Er zijn maatregelen noodzakelijk om de late betalingen in handelstransacties te beteugelen, zodat de Europese economie in goede gezondheid blijft en situaties worden voorkomen waarin productiestructuren financieel de nek om wordt gedraaid en er te veel wordt gevraagd voor financiële producten, waardoor afhankelijkheid van de bankensector wordt gecreëerd. Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de specifieke situatie van landbouwproducenten, die vaak te kampen hebben met vertraagde betalingen van de aan hen openstaande schulden door supermarkten en distributeurs. De maximale termijn van 30 dagen – die nog tot 60 dagen kan worden verlengd – voor de betaling van bewezen en gefactureerde diensten is zeer redelijk voor het evenwicht binnen zakelijke relaties, en zal van essentieel belang zijn voor het bevorderen van een cultuur waarbinnen het tijdig nakomen van aangegane verbintenissen gemeengoed zal zijn.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) De aanneming vandaag van het verslag-Weiler betekent een belangrijke verschuiving van de betalingsdrempel in zakelijke relaties. Op dit moment is het een gebruikelijke praktijk – en wat nog zorgwekkender is, een geaccepteerde praktijk – dat overheden kleine en middelgrote ondernemingen onder druk zetten om overeenkomsten te sluiten waarin de vertraagde betaling van facturen wordt toegestaan.
Malta is hier een goed voorbeeld van. Veel kleine en middelgrote ondernemingen, die goed zijn voor meer dan 70 procent van de werkgelegenheid in de private sector, hebben ernstige cashflowproblemen vanwege de late betalingen door andere entiteiten, vooral openbare instellingen, waaronder de overheid.
In een aantal lidstaten zal de maximale betalingstermijn van zestig dagen voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor burgers een belangrijke beschermende bepaling vormen. Als we echter willen dat deze bepaling echt effectief is, moet de richtlijn in elke lidstaat correct worden omgezet en ten uitvoer worden gelegd en worden gekoppeld aan streng toezicht door de Commissie. Alleen dan kan deze nieuwe regel werkelijk worden vertaald in tastbare voordelen voor burgers en vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Voor het goed functioneren van de Europese economieën is snelle betaling van handelstransacties een prioriteit. Helaas bestaan er tussen de verschillende lidstaten aanzienlijke verschillen in de naleving van betalingstermijnen. Dit maakt nauwkeurige verificatie van de geldende Richtlijn 2000/35/EG van 8 augustus 2002 noodzakelijk.
Het gebrek aan betalingsdiscipline bij transacties bedreigt vooral kleine en middelgrote ondernemingen uit landen die getroffen zijn door de economische crisis. Te late betaling veroorzaakt regelmatig problemen op zowel de binnenlandse markt als in het internationale handelsverkeer. Dat is de reden dat ik mijn steun geef aan het voorstel van de rapporteur om de voorschriften aan te scherpen, nieuwe instrumenten ter bescherming van het bedrijfsleven in te voeren en de kosten in verband met de vergoeding van invorderingskosten en van interest in geval van betalingsachterstand verplicht te maken.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik steun het besluit in het verslag om ondubbelzinnig de kant de kiezen van de kleine en middelgrote ondernemingen. Betalingsachterstanden vormen voor het handelsverkeer in de EU een enorm economisch probleem. Deze kwestie weegt ook zwaar in de landbouw wanneer liquiditeitsproblemen op landbouwbedrijven worden afgewenteld. Door duidelijk gedefinieerde betalingstermijnen wordt een stokje voor dergelijke methoden gestoken. Ik ondersteun het voorstel in het verslag om een betalingstermijn van dertig dagen als norm te gaan gebruiken. Ik steun eveneens de invoering van een algemene maximale betalingstermijn van zestig dagen. Ik vind het onbegrijpelijk dat in bepaalde lidstaten de betaling van transacties waarbij overheidsinstellingen zijn betrokken, op de lange baan worden geschoven. Vertraagde betalingen hebben een enorm negatieve invloed op het bedrijfsklimaat en op de interne markt. De gevolgen daarvan zijn direct merkbaar in de lidstaten. De verlangde forfaitaire vergoeding die vanaf de eerste dag van de vertraging verschuldigd is, vormt een effectief middel om dit te voorkomen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Weiler gestemd omdat ik het absoluut noodzakelijk vind de schuldeisers van de overheid - voornamelijk kleine en middelgrote bedrijven - te beschermen. Met deze richtlijn zal het mogelijk worden om ongeveer 180 miljard euro aan liquide middelen opnieuw in omloop te brengen. Dat is namelijk het totale bedrag dat de overheid het bedrijfsleven in de hele EU schuldig is. Deze richtlijn is een belangrijke stap vooruit omdat bedrijven automatisch het recht krijgen om betaling van rente wegens late betaling te eisen. Bovendien hebben zij recht op een vast bedrag van minimaal 40 euro ter vergoeding van de kosten die zij moeten maken om de schuld in te vorderen. Bedrijven kunnen echter hoe dan ook de terugbetaling eisen van alle redelijke kosten die zij daarvoor hebben moeten maken. Volgens mij zal dit initiatief de lidstaten van de EU ertoe aanzetten om gedragscodes voor prompte betaling op te stellen. Zij krijgen namelijk de mogelijkheid om wet- of regelgeving met voor crediteurs gunstigere bepalingen dan de bepalingen van de richtlijn te handhaven of uit te vaardigen.
Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. – (IT) Van de talloze voorstellen die zijn opgenomen in de Small Business Act is mijns inziens het voorstel tot de wijziging van Richtlijn 2000/35/EG een van de meest urgente. Betalingsachterstanden zijn in veel landen (waaronder zeker ook Italië) een normaal verschijnsel geworden als het om de overheid gaat. Als de betalingsachterstanden in Europa op gemiddeld 180 dagen na de vervaldatum liggen, dan kan men zich gemakkelijk voorstellen hoe groot de betalingsachterstanden soms zijn en welke gevolgen dat kan hebben voor het beheer van een kleine of middelgrote onderneming.
Het paradoxale is dat diezelfde overheid wel tijdige betaling van belastingen eist, sancties oplegt en rente eist vanaf de eerste dag waarop de schuldenaar in gebreke blijft en zijn verplichtingen niet nakomt. De wijziging waar wij vandaag over stemmen is vooral in deze economisch moeilijke tijd zeer belangrijk, maar volstaat niet om het probleem op te lossen. Als in de diverse lidstaten niet wordt gesleuteld aan de procedures voor invordering van schulden van de overheid en deze procedures korter en effectiever worden gemaakt, zullen de aangenomen bepalingen weinig zoden aan de dijk zetten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Late betaling van handelstransacties, of dit nu tussen bedrijven onderling of tussen bedrijven en publieke instellingen plaatsvindt, is de oorzaak van cashflowproblemen in het midden- en kleinbedrijf (MKB), iets wat op zijn beurt vaak weer bijdraagt aan verdere vertragingen in betalingen, en zo wordt een vicieuze cirkel in gang gezet die moeilijk te doorbreken is. We zijn er zeker van dat de implementatie van de nieuwe regels zoals die hier worden voorgesteld een belangrijke stap is om deze situatie een halt toe te roepen, en om zodoende bedrijven te helpen om deze periode van economische en financiële crisis te doorstaan. De voorgestelde boetes zijn proportioneel en noodzakelijk, en het valt te hopen dat de door commerciële ondernemers overgenomen onbehoorlijke handelspraktijken hierdoor zullen worden ontmoedigd.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De aanneming van de resolutie over de richtlijn bestrijding van betalingsachterstand was cruciaal, en daarom heb ik deze met mijn stem gesteund. In het debat van vanmorgen werd er ook al op gewezen hoe dichtbij en voelbaar de effecten van de crisis, die ook onze lidstaten in een recent verleden niet heeft gespaard, nog altijd zijn. We moeten diverse zaken veranderen om de interne markt effectief te kunnen laten functioneren. Als onderdeel hiervan schrijft het verslag terecht een overgang naar een stipte betalingscultuur voor. Hiermee kan het mogelijk worden dat betalingsachterstanden gevolgen hebben die voor de schuldenaren nadelig zijn.
Volgens de effectbeoordeling die voorafging aan de evaluatie worden overheidsinstanties in diverse lidstaten gekenmerkt door een slechte betalingsdiscipline. Ik hoop van harte dat we met de beslissing van vandaag ook hier verandering in kunnen brengen. Ten slotte kan het eenvoudiger maken van het leven van kleine en middelgrote ondernemingen ook bij dit vraagstuk op de eerste plaats komen. De voorgestelde alternatieve mechanismen om geschillen te beslechten kunnen een oplossing bieden, evenals het openbaar maken van bepaalde praktijken in lidstaten. Het benutten van de mogelijkheden die via het Europese e-Justice-portaal worden aangeboden, kan heel wat zorgen van crediteuren en ondernemingen helpen wegnemen.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Ik sta achter het voorstel van de Commissie ter bestrijding van betalingsachterstanden, die vooral in de internationale handelsbetrekkingen een ernstig probleem aan het worden zijn, aangezien ze de rechtszekerheid aantasten.
Om te bewerkstelligen dat betalingsachterstanden dusdanige gevolgen hebben dat te late betaling wordt ontmoedigd, moeten we snelle methoden ontwikkelen om onbetwiste uitstaande schulden waarbij sprake is van een betalingsachterstand terug te vorderen en een cultuur van stipte betaling scheppen. Het wijzigingsvoorstel om dergelijke schulden van ondernemingen en overheidsdiensten terug te vorderen door middel van een breed toegankelijke online procedure zal een positieve stap zijn ter vereenvoudiging en versnelling van de terugvordering van dit soort schulden. Het zal vooral voordelig zijn voor het midden- en kleinbedrijf, dat het meest te lijden heeft onder betalingsachterstanden en tijdrovende terugvorderingprocedures.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Uitstaande vorderingen vormen met name voor kleine en middelgrote ondernemingen een aanzienlijk financieel risico. Een gebrek aan betalingsdiscipline kan er met name in tijden van crisis toe leiden dat de liquiditeit behoorlijk beperkt wordt. Maatregelen die een betere betalingsmoraal tot stand brengen, kunnen absoluut nuttig zijn. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat ik van mening ben dat een Europese regeling op dit punt niet zinvol is en ook geen positief effect op de betalingsdiscipline heeft.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) In het verslag wordt het probleem van de betalingsachterstanden behandeld. Dit probleem destabiliseert de markt en brengt vooral schade toe aan kleine en middelgrote ondernemingen, die mijn bijzondere belangstelling genieten. Ik heb vóór gestemd en wil dat mijn stem gezien wordt als een uiting van hoop. Ik hoop dat er een nieuwe handelscultuur zal ontstaan, met snellere betalingen, een cultuur waarin te late betaling een onaanvaardbare vorm van misbruik van de klant en contractbreuk is, en niet gezien wordt als een normale gang van zaken.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze wetgeving gestemd omdat ik van mening ben dat betere betalingsregelingen goed zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en voor de bedrijfscultuur in het algemeen. Met name één bepaling in dit document is in mijn ogen progressief: de oproep om snel lijsten van rapporterende entiteiten te publiceren. De maatregelen zullen bedrijven (met name kmo’s) niet alleen aanmoedigen om andere bedrijven op tijd te betalen, waardoor het risico op liquiditeitsproblemen wordt verminderd, maar zullen ook de geloofwaardigheid en daarmee het concurrentievermogen van die bedrijven vergroten.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Weiler gestemd omdat het voor mij van fundamenteel belang is dat een uiterlijke termijn wordt vastgesteld waarbinnen bedrijven de bedragen die hun verschuldigd zijn moeten ontvangen. Deze essentiële eis doet zich in deze tijd van crisis nog sterker gevoelen. Kleine en middelgrote ondernemingen spelen samen met ondernemers een belangrijke rol in al onze economieën. Zij zijn de belangrijkste motor voor het creëren van werkgelegenheid en inkomen en stimuleren bovendien innovatie en groei. De laatste tijd worden wij echter maar al te vaak geconfronteerd met situaties waarin bedrijven vorderingen van miljoenen euro´s hebben uitstaan bij de overheid maar helaas gedwongen worden om te sluiten of faillissement aan te vragen omdat de overheid te laat betaalt. Daarom hoop ik dat bij de omzetting van de richtlijn in nationaal recht ook met andere factoren rekening wordt gehouden en de aan overheidsinstanties opgelegde vereisten van het Stabiliteitspact worden versoepeld en tegelijkertijd de betalingstermijnen geleidelijk aan worden verminderd. Op die manier vangen we twee vliegen in één klap, en heel het land zou ermee gebaat zijn. Ik hoop dat de richtlijn snel wordt omgezet in de lidstaten en zo spoedig mogelijk kan worden toegepast. Het gaat hier om een plicht voor ons, wetgevers en een recht voor de schuldeisende bedrijven.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Betalingsachterstanden kunnen leiden tot financiële moeilijkheden en zelfs tot het faillissement van bepaalde bedrijven, vooral kleine en middelgrote ondernemingen: volgens de Europese Commissie kosten betalingsachterstanden de Europese economie jaarlijks ongeveer 180 miljard euro. In andere studies wordt gewag gemaakt van 300 miljard euro per jaar, een bedrag dat ongeveer gelijk is aan de Griekse overheidsschuld. Gezien het huidige economische klimaat ben ik blij dat de Raad en het Parlement het snel eens konden worden over een ambitieuze herziening van de Europese wetgeving op dit gebied. Het Europees Parlement heeft hieraan een substantiële bijdrage geleverd. Dankzij ons bevat de definitieve tekst veel verbeteringen die door de Commissie interne markt en consumentenbescherming zijn goedgekeurd, met name: een hogere wettelijke rente bij te late betaling; bij transacties tussen ondernemingen een standaardtermijn van dertig dagen en een uitbreiding tot zestig dagen met onder bepaalde omstandigheden de mogelijkheid van aanvullende verlenging; voor overheidsinstanties maximaal zestig dagen; meer flexibiliteit voor openbare gezondheidsinstellingen en openbare medisch-sociale instellingen; en tot slot vereenvoudiging van de vergoeding van invorderingskosten (een vast bedrag van 40 euro).
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil mevrouw Weiler gelukwensen met haar uitstekende werk. Het Europees Parlement heeft het licht op groen gezet voor nieuwe bepalingen om paal en perk te stellen aan de betalingsachterstanden van overheidsinstanties jegens hun leveranciers, meestal kleine en middelgrote ondernemingen. Het Parlement heeft bepaald dat overheidsinstanties de ontvangen diensten of goederen binnen dertig dagen moeten betalen. Doen zij dit niet, dan moeten zij acht procent achterstalligheidsrente betalen.
Tijdige betaling van werk is niet alleen een fundamenteel principe van correct gedrag, maar speelt ook een doorslaggevende rol bij het waarborgen van de soliditeit van een onderneming, bij haar financiële armslag en haar toegang tot krediet en financiering. De nieuwe richtlijn, die binnen vierentwintig maanden na aanneming omgezet moet zijn in nationale wetgeving, zal dan ook de gehele Europese economie ten goede komen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Aangezien betalingsachterstanden een verschijnsel zijn met veel en met elkaar verband houdende oorzaken, kunnen ze alleen worden bestreden met behulp van een breed scala aan elkaar aanvullende maatregelen. Het Parlement is daarom van mening dat een zuiver legalistisch optreden tegen betalingsachterstanden nodig, maar onvoldoende is. De 'harde' aanpak van de Commissie, met een focus op harde sancties en ontmoedigende prikkels, moet worden verbreed en moet ook 'zachte' maatregelen omvatten, gericht op positieve prikkels om betalingsachterstanden te bestrijden.
Tegelijkertijd moeten, naast de tenuitvoerlegging van de richtlijn, praktische maatregelen worden gestimuleerd, zoals het gebruik van elektronische facturen.
Marco Scurria (PPE), schriftelijk. – (IT) Italië is het land waarin bedrijven het meest te lijden hebben onder late betalingen door overheidsinstanties. De gemiddelde termijn voor betaling van leveranciers is 180 dagen, terwijl het Europees gemiddelde 67 dagen is. Betalingsachterstanden leiden vooral in het MKB tot financiële problemen, tot een drastische vermindering van de investeringsmogelijkheden en een verlies aan concurrentiekracht.
De vandaag aangenomen richtlijn ontmoedigt schuldenaren om laat te betalen en biedt schuldeisers de mogelijkheid om zich op efficiënte wijze te beschermen tegen dergelijke achterstanden. Schuldeisers krijgen namelijk het recht om in geval van late betaling wettelijke rente te vorderen, ook indien dit recht niet specifiek in het contract is vermeld. Ook verplicht de richtlijn de overheid om binnen 60 dagen na betalingsaanvraag te betalen mits de verlangde prestatie naar behoren werd verricht.
De aanneming van deze richtlijn is inderdaad een enorme steun in de rug voor onze bedrijven. Een op de vier ondernemingen moet namelijk sluiten wegens gebrek aan liquiditeit. Met de nieuwe bepalingen inzake betalingen kunnen bedrijven hun concurrentiekracht op de markten herstellen en zullen er geen banen verloren gaan.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Door het verslag van mijn collega Barbara Weiler over de richtlijn betreffende betalingsachterstanden met overweldigende meerderheid aan te nemen, heeft het Europees Parlement evenwichtige en duidelijke regels vastgesteld die de solvabiliteit, innovatie en werkgelegenheid ondersteunen. Kleine ondernemingen en openbare ziekenhuizen zullen profiteren van de maatregelen die wij voorstellen.
Kleine ondernemingen zullen niet langer worden geconfronteerd met financiële problemen door betalingsachterstanden, en openbare ziekenhuizen kunnen profiteren van een verlenging van de betalingstermijn tot zestig dagen vanwege hun specifieke karakter; zij worden gefinancierd uit vergoedingen op basis van de socialezekerheidstelsels. Wanneer we overeenstemming met de Raad bereiken, kan de richtlijn bovendien snel worden ingevoerd en is omzetting door de lidstaten vanaf januari 2011 mogelijk. Ik verheug mij erover dat we zo efficiënt hebben gestemd.
Salvatore Tatarella (PPE), schriftelijk. – (IT) Gedurende de afgelopen jaren is het verschijnsel van late betalingen een steeds grotere last geworden voor financieel bedrijfsmanagement. De late betalingen vormen een ernstig en gevaarlijk probleem dat de kwaliteit van het betalingssysteem aantast en het overleven van kleine bedrijven ernstig bemoeilijkt, hetgeen bijdraagt aan het verlies van concurrentievermogen van de Europese economie. De statistieken zijn alarmerend, met name in Italië, waar gemiddeld pas na 186 dagen wordt betaald – met een uitschieter van 800 dagen in het geval van lokale overheden richting de gezondheidszorg. Het is een schande die maar al te vaak heeft geleid tot sluiting van kleine en middelgrote bedrijven. Op basis van dit verslag zetten we een grote stap voorwaarts door een limiet van 60 dagen in te stellen voor wat betreft betalingen die door de publieke sector aan de private sector dienen te worden gedaan. Natuurlijk is het niet zo dat door het instellen van deze wetgeving het probleem opeens op magische wijze verdwijnt, maar het is absoluut een startpunt voor het ontstaan van een virtuele cirkel, vooral voor wat betreft de omgang met overheidsinstanties. Efficiëntie en urgentie voor wat betreft betalingen van facturen door overheidsinstanties zijn een belangrijke stap, die bovendien voordelen heeft voor de Europese economie. Ik hoop dat de lidstaten, en bovenal Italië, deze wetgeving zeer snel doorvoeren.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is een belangrijke bijdrage aan het oplossen van het probleem van de betalingsachterstand bij handelstransacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Met dit initiatief streven we naar het vergroten van de liquiditeit van de ondernemingen in de Europese Unie door het harmoniseren van de regels. De strijd tegen betalingsachterstanden is in de huidige crisis des te belangrijker, omdat late betalingen negatieve gevolgen hebben voor de activiteiten van ondernemingen. Met deze maatregel willen we bijdragen aan het goed functioneren van de interne markt door de termijn aan te passen, wat hoog nodig was, en boetes te voorzien voor degenen die zich niet aan de termijn houden.
Ik sta achter het voorstel voor een algemeen geldende betalingstermijn van 30 dagen, zowel voor transacties tussen ondernemingen als voor transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij voor overheidsinstanties in uitzonderlijke gevallen een termijn van 60 dagen zou kunnen gelden. Een grote meerderheid van de leden van mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) staat hier ook achter.
Ik ben ook voor een rente voor betalingsachterstand; daarbij zouden we moeten uitgaan van de referentie-interestvoet van de Europese Centrale Bank plus 8 procent. Ik denk dat dit een krachtige impuls zou geven aan de activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, die vaak vaststellen dat hun financiële positie door bureaucratische hindernissen ernstig in het gedrang komt.
Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. − Voorzitter, collega's, wij hebben hier zojuist gestemd over de nieuwe richtlijn bestrijding van betalingsachterstand en ik heb het akkoord met overtuiging gesteund. Te lange betalingstermijnen en zeker betalingsachterstand bedreigen het gezond beheer van een onderneming, beïnvloeden het concurrentievermogen en de winstgevendheid en kunnen uiteindelijk het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen. De huidige richtlijn blijkt ontoereikend om de betalingsachterstand terug te dringen. Ik steun dan ook aanscherping van de bestaande regels. Inzake maximale betalingstermijnen zorgen we voor bijkomende zekerheid voor de ondernemingen omdat betalingen in beginsel binnen de 30 dagen moeten worden verricht. Dit is zeker van belang voor de betalingen tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Lidstaten en overheden moeten immers voortaan zélf het goede voorbeeld geven. Het is een kwestie van geloofwaardigheid dat ook de Europese instellingen zich voortaan aan dezelfde wettelijke termijnen zullen houden. Dat de richtlijn duidelijk stipuleert dat contractuele afwijking van de standaardbetalingstermijnen alleen maar mogelijk is om objectieve en niet onbillijke redenen, zal een belangrijke factor zijn in haar handhaving. Tot slot hoop ik dat de vaste compensatie voor invorderingskosten laattijdige betalers op het rechte pad zal brengen, of beter nog houden. Onze ondernemingen en onze werkgelegenheid zullen er wel bij varen.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag-Weiler over de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties gestemd.
Ondernemingsactiviteiten ondervinden enorme hinder van schulden of late betalingen, waardoor het vaak voorkomt dat overigens solvabele bedrijven failliet gaan wegens een domino-effect. Betalingsachterstand is een veelvoorkomend verschijnsel in Europa en schaadt de bedrijven, met name de kleine bedrijven.
In de meeste lidstaten is het gebruikelijk dat overheden in tijden van financiële moeilijkheden laat betalen. Gebleken is evenwel dat het noodzakelijk is de reeds bestaande wetgeving te versterken en betalingsachterstanden te bestrijden om bedrijven en met name het midden- en kleinbedrijf te helpen, precieze termijnen vast te stellen en passende sancties op te leggen aan degenen die zich hier niet aan houden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Armoede is een ernstig probleem, waarmee 85 miljoen van onze mede-Europeanen te kampen hebben, en dat mag niemand koud laten. Dit moet een van onze eerste prioriteiten zijn, en we moeten samen een antwoord vinden, zodat degenen die sociaal kwetsbaar zijn tenminste enige waardigheid kunnen bewaren. Zowel jongeren als ouderen worden geconfronteerd met armoede, maar ook steeds vaker werknemers. Alleen al in de afgelopen twee jaar zijn er zes miljoen banen verloren gegaan; daarnaast worden ook de lonen van degenen die hun baan weten te houden steeds lager en minder stabiel. We moeten een systemische aanpak volgen, we moeten de oorzaken van de problemen aanpakken en beginnende problemen in de kiem smoren. Op dit moment kunnen we de gevolgen ervan echter niet meteen voorkomen. Daarom moeten we kwetsbare burgers een minimumloon voor hun levensonderhoud garanderen, en meteen het nodige doen om ze in staat te stellen om uit die situatie te komen. Dat is nodig, dat is dringend, dat is onze plicht en dat is onze verantwoordelijkheid.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) De EU heeft aangetoond zich in te zetten voor de strijd tegen armoede in Europa via de initiatieven die zij heeft ontplooid in het kader van 2010 Jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en met het oog op de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Als wij kijken naar de ernst van de huidige economische en sociale crisis en de gevolgen daarvan – toename van armoede en sociale uitsluiting – dan zien we dat bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals vrouwen, kinderen, ouderen en jongeren, het sterkst te lijden hebben onder de negatieve gevolgen van deze situatie. Een minimuminkomen kan weliswaar een geschikt instrument zijn om deze groepen te beschermen, maar daarbij wordt geen rekening gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en dus ook niet met het feit dat deze vraagstukken onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen.
Aangezien er in Europa ongelijkheden bestaan op het gebied van lonen en sociale voorzieningen is het moeilijk om een gemeenschappelijke minimuminkomensdrempel vast te stellen. Mijns inziens zou het nuttiger zijn om de lidstaten ertoe aan te moedigen hun beleidsmaatregelen voor de strijd tegen armoede te verbeteren via de bevordering van actieve insluiting, een adequaat inkomen, toegang tot hoogwaardige diensten en een billijke verdeling van de rijkdom. Het is echter vooral noodzakelijk de lidstaten ertoe aan te moedigen om beter gebruik te maken van de hun ter beschikking staande structuurfondsen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De internationale gemeenschap heeft bij verschillende gelegenheden haar betrokkenheid uitgesproken bij de bestrijding van armoede. Een wereldwijde aanpak is vereist omdat armoede zich niet beperkt tot de onderontwikkelde Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara of tot Azië, maar ook 17 procent van de bevolking van de EU treft.
Ik geloof dat op de VN-top van vorige maand een belangrijke ontwikkeling is ingezet die zal leiden tot de vaststelling van een specifiek actieplan voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De EU heeft van haar kant voorgesteld het aantal mensen dat in armoede leeft tot 2020 met 25 procent te verminderen en 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen te bestemmen voor ontwikkelingshulp. Bovendien bevordert het Europees Parlement door het aannemen van dit verslag de actieve insluiting van achtergestelde groepen en de totstandbrenging van werkelijke economische en sociale cohesie.
Ik wil de grote bijdrage memoreren die Roemenië heeft geleverd aan de VN-programma's voor armoedebestrijding, een bijdrage die neerkomt op 250 miljoen euro. Omdat ontwikkelingssamenwerking wederkerig moet zijn, zal mijn land zijn verplichtingen blijven nakomen. Ik ben echter van mening dat meer aandacht moet uitgaan naar groepen met een hoog armoederisico, zoals de plattelandsbevolking of de etnische Romaminderheid.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Dit initiatief beoogt de goedkeuring van verschillende maatregelen op Europees niveau om de armoede en de sociale uitsluiting uit te roeien. De crisis heeft de situatie van heel wat mensen in Europa erger gemaakt. De werkloosheidscijfers zijn gestegen, en in de meest schrijnende situaties bevinden zich de kwetsbaarsten onder ons, namelijk de vrouwen, kinderen, jongeren en ouderen. Daarom moeten we maatregelen nemen, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau. Een minimuminkomen is een goed instrument om ervoor te zorgen dat de mensen die het nodig hebben een waardig leven kunnen leiden. Maar de uiteindelijke doelstelling is de totale integratie in de arbeidsmarkt, omdat dit echte sociale samenhang mogelijk maakt. In dat opzicht hoop ik dat we de economische ontwikkeling gepaard kunnen laten gaan met sociale ontwikkeling. We moeten de nadruk leggen op de ontwikkeling van de sociale economie en het behalen van de doelstelling van de Europa 2020-strategie om het aantal mensen op de rand van de armoede met 20 miljoen te verminderen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ondanks alle verklaringen over het bestrijden van de armoede nog steeds Europese burgers in armoede leven, de sociale ongelijkheid is toegenomen en het aantal werkende armen ook groter is geworden. De Europese Unie moet actiever optreden om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden, waarbij vooral aandacht moet worden besteed aan personen zonder vaste baan, werklozen, gezinnen, ouderen, vrouwen, alleenstaande moeders, kansarme kinderen, zieken en personen die in uiteenlopende mate arbeidsgeschikt zijn. De instelling van een minimuminkomen is een van de basismaatregelen om armoede te bestrijden door deze mensen uit de armoede te tillen en hun recht op een fatsoenlijk leven te waarborgen. Ik wil aandacht vragen voor het feit dat het minimuminkomen zijn doelstelling om de armoede te bestrijden alleen zal verwezenlijken als de lidstaten concrete maatregelen nemen om een minimuminkomen te garanderen en nationale programma’s voor de bestrijding van armoede uit te voeren. Bovendien ligt het minimuminkomen in enkele lidstaten onder de drempel van relatieve armoede. Daarom moet de Europese Commissie bij de evaluatie van de nationale actieplannen goede en slechte praktijken vaststellen. En daarom is het minimuminkomen – het belangrijkste element van sociale bescherming – zonder enige twijfel van groot belang voor de bescherming van mensen die met armoede worden geconfronteerd en voor hun gelijke kansen in de samenleving.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Bijna 300 000 gezinnen in Roemenië ontvangen van staatswege een gegarandeerd minimuminkomen op grond van een wet die al sinds 2001 van kracht is en waarvoor in de begroting bijna 300 miljoen euro is gereserveerd. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis, waarvan de gevolgen vooral voelbaar zijn voor de burgers van landen die economisch minder ontwikkeld zijn, is de aanbeveling van het Europees Parlement voor de invoering van een minimuminkomensregeling in alle lidstaten een voor de hand liggende oplossing. Hoewel niemand de noodzaak van een dergelijke regeling voor een gegarandeerd minimuminkomen kan ontkennen, zou zij natuurlijk misbruikt kunnen worden.
Een goed tijdschema en een controlekader voor de regeling zijn geboden omdat de regeling het risico met zich meebrengt dat mensen worden aangemoedigd niet te werken. Juist om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt, staat in de aanbeveling dat iedereen die dit inkomen ontvangt ook in staat moet zijn enige uren werk te verrichten ten behoeve van de gemeenschap. Eind 2008 leefden in de hele EU 85 miljoen mensen onder de armoedegrens. Dit cijfer onderstreept het belang van steunmaatregelen, vooral wanneer we het hebben over jongeren of ouderen.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) De economische crisis heeft voor een flinke toename van de armoede gezorgd. In de Europese Unie leven momenteel meer dan 85 miljoen mensen onder de armoedegrens. In het kader van het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting juich ik het toe dat het Europees Parlement politieke toezeggingen doet om een krachtige en doeltreffende economische en sociale cohesie te waarborgen.
In het verslag-Figueiredo wordt erop gewezen dat de invoering van een minimuminkomen op nationaal niveau een van de doeltreffendste middelen vormt om de armoede te bestrijden. Ik ben echter tegen een minimuminkomen in EU-verband. Een dergelijke maatregel zou van demagogie getuigen en in de huidige situatie volstrekt ongepast zijn. Ook de structuurfondsen spelen een wezenlijke rol in de strijd tegen sociale uitsluiting. Vooral het Europees Sociaal Fonds is een krachtig Europees investeringsinstrument waardoor personen in moeilijkheden gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt krijgen. Tijdens de periode 2014-2020 moet dit fonds een krachtig werktuig van het cohesiebeleid blijven.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor dit zeer goede verslag gestemd, omdat het erop hamert dat concrete maatregelen moeten worden genomen die armoede en sociale uitsluiting uitbannen, opkomt voor een rechtvaardige herverdeling van inkomen en rijkdom en een toereikend inkomen garandeert. Op die manier geeft het een werkelijke inhoud aan het Europees Jaar voor de bestrijding van armoede. Het roept de lidstaten op om hun beleid voor het veiligstellen van een toereikend inkomen te "heroverwegen" in het bewustzijn dat voor de bestrijding van armoede fatsoenlijke en levensvatbare arbeidsplaatsen moeten worden geschapen. Het is van oordeel dat sociale doelen integraal deel moeten uitmaken van de strategie om uit de crisis te komen en dat het scheppen van arbeidsplaatsen prioriteit moet hebben voor de Europese Commissie en de regeringen, als eerste stap naar vermindering van de armoede. Het bevat de overtuiging dat regelingen voor een toereikend minimuminkomen op ten minste zestig procent van het gemiddelde van de eigen staat dienen te worden vastgesteld. Verder benadrukt het dat het belangrijk is dat er een werkloosheidsuitkering bestaat die een fatsoenlijke levensstandaard garandeert, maar ook dat het noodzakelijk is de duur van afwezigheid van de arbeidsmarkt te beperken door middel van – onder andere – efficiëntere arbeidsbemiddelingsinstanties van de overheid. Eveneens wordt de noodzaak onderschreven om verzekeringsregelingen in te stellen die een link leggen tussen het minimaal uitbetaalde pensioen en de corresponderende armoedegrens.
Ole Christensen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij, de Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement (Dan Jørgensen, Christel Schaldemose, Britta Thomsen en Ole Christensen), hebben voor het initiatiefverslag over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa gestemd. Wij zijn van mening dat alle lidstaten van de EU armoededoelstellingen moeten aannemen en regelingen voor minimuminkomens moeten invoeren. Tegelijkertijd vinden wij dat deze doelstellingen en regelingen moeten worden afgestemd op de omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten. Wij denken dat er talloze manieren zijn om armoede te beoordelen, en het zou aan elke afzonderlijke lidstaat moeten zijn om hiervoor de beste manier te vinden en een regeling voor minimuminkomens op te stellen die op die lidstaat is afgestemd.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige economische crisis heeft enorme gevolgen gehad: de werkloosheid, de armoede en de sociale uitsluiting nemen in heel Europa toe. De armoede en de sociale uitsluiting hebben een onaanvaardbare omvang aangenomen: bijna 80 miljoen Europeanen leven onder de armoedegrens, waarvan 19 miljoen kinderen, dat wil zeggen bijna twee op de tien kinderen. Vele anderen hebben grote problemen met de toegang tot werk, onderwijs, huisvesting en sociale en financiële diensten. Ook de werkloosheid heeft in alle lidstaten een ongekend niveau bereikt; het Europese gemiddelde voor jongeren ligt bij 21,4 procent, één op de vijf. Dat is onaanvaardbaar, en we moeten alles in het werk stellen om een einde te maken aan de tragedie van deze burgers.
Met dat doel is 2010 aangeduid als Europees jaar van de bestrijding van deze gesel. We willen de politieke vastberadenheid van de EU versterken en maatregelen nemen die werkelijk veel bijdragen aan het uitroeien van de armoede. Ook ik vind dat er in iedere lidstaat een minimumloon zou moeten worden vastgelegd, naast een strategie voor de sociale re-integratie en voor de toegang tot de arbeidsmarkt.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Economische en sociale samenhang is een fundamentele voorwaarde voor elk gemeenschappelijk beleid, niet alleen op Europees niveau, maar ook in kleinere verbanden. Waar de belangen uiteenlopen, lopen ook de doelstellingen uiteen, en dan kan er niets gemeenschappelijks worden gepland. Daarom is de verhoging van de levensstandaard van degenen die beneden de armoedegrens leven een prioriteit. Het lijdt geen twijfel dat de hiervoor uitgetrokken overheidsmiddelen een investering op de middellange termijn zijn, daar zij bij een goede verdeling zichzelf onderhoudende groei kunnen bewerkstelligen. Er is altijd onzekerheid als men vaste geldbedragen overhevelt zonder deze op te nemen in een ruimer stimuleringsbeleid. Er zijn twee situaties waarin een andere benadering dient te worden gevolgd. De eerste situatie is van sociale aard. Dat is de situatie van een werknemer die niet voldoende kan verdienen om een waardig leven te leiden en afhankelijk is van bijstand, ofwel omdat hij een lichamelijke of geestelijke handicap heeft ofwel om andere redenen. De tweede situatie is van juridische en economische aard en wordt gekenmerkt door een gebrek aan soepelheid op de arbeidsmarkt waardoor productiviteit en beloning niet naar behoren met elkaar verbonden kunnen worden of waardoor iemand niet de mogelijkheid krijgt om net zoveel te werken als hij wil of moet werken om genoeg te kunnen verdienen voor een fatsoenlijk leven. In deze twee situaties kan en moet de overheid optreden, maar in alle andere gevallen moeten er eerst stimulansen worden gecreëerd voor mensen om te gaan werken, niet andersom.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Circa één vijfde van de bevolking van de EU leeft onder de armoedegrens, en het armoedepercentage onder kinderen, jongeren en ouderen stijgt. Het aandeel van arme werknemers neemt toe met de groei van het aantal onzekere, laagbetaalde banen. In tien lidstaten wordt minstens een kwart van de bevolking getroffen door materiële deprivatie, terwijl dit lot in het geval van Roemenië en Bulgarije meer dan de helft van de bevolking treft. Al deze factoren dragen ertoe bij dat de EU wordt geconfronteerd met een armoedeprobleem dat niet alleen wordt verergerd door de recessie maar ook door het antisociale beleid van rechtse regeringen. Het minimuminkomen kan sociale bescherming waarborgen voor brede groepen van de bevolking die nu in armoede leven. Dit minimuminkomen kan een zeer grote rol spelen bij de preventie van tragische situaties als gevolg van armoede en bij het bestrijden van sociale uitsluiting. Om armoede effectief te bestrijden, is het ook nodig de kwaliteit van banen en salarissen te verbeteren, het recht op inkomen in te voeren en de middelen te verstrekken waarmee kan worden voorzien in sociale uitkeringen, pensioenen en toelagen. 2010 is het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, waarmee de campagne voor een inclusieve samenleving, geïnitieerd met het Verdrag van Lissabon, wordt voortgezet. Dit is voor mij nog een reden om voor deze campagne te stemmen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik geloof dat op zowel Europees als nationaal niveau actie moet worden ondernomen om consumenten te beschermen tegen onredelijke aflossingsvoorwaarden van leningen en creditcards, en om zodanige voorwaarden te stellen aan het verkrijgen van leningen dat wordt voorkomen dat huishoudens met buitensporige schulden worden opgezadeld en als gevolg daarvan met armoede en sociale uitsluiting worden bedreigd.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Binnen Europa kennen twintig lidstaten een wettelijk vastgesteld minimumloon, met soms aanzienlijke verschillen tussen de landen. Zo is het minimumloon in Luxemburg ongeveer 1 682 euro, terwijl dit in Bulgarije slechts 123 euro bedraagt.
Daarom heeft het Europees Parlement opnieuw opgeroepen tot het instellen van een Europees minimuminkomen. Om te voorkomen dat miljoenen Europeanen in armoede afglijden, zou een dergelijk minimuminkomen als een mogelijke oplossing moeten worden onderzocht. Wij vinden het belangrijk om er op te attenderen dat het garanderen van een minimuminkomen uiteraard gepaard dient te gaan met een allesomvattende sociale strategie, inclusief toegang tot basale diensten als de gezondheidszorg, toegang tot huisvesting, onderwijs, levenslange educatie, en dit alles voor alle leeftijden en op een manier die voor elk land is afgestemd.
Parlementsleden hebben onderstreept dat voorzieningen met betrekking tot het minimuminkomen niet alleen tot doel moeten hebben een helpende hand te bieden, maar ook belanghebbenden te ondersteunen zodat zij zich uit een situatie van sociaal isolement kunnen bewegen naar een werkend bestaan.
Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, en daarmee onderstreep ik het belang van solidariteit binnen onze Europese samenlevingen, vooral in dit Europees jaar van armoedebestrijding.
Sommige lidstaten, zoals Frankrijk, hebben een pioniersrol vervuld en twintig jaar geleden een "gegarandeerd minimuminkomen" vastgesteld. Uit ervaring weten we echter dat dit systeem een averechts effect kan hebben en sommige mensen tot inactiviteit kan aanzetten. Daarom moet de Unie naar het voorbeeld van het "revenu de solidarité active", het huidige minimuminkomen in Frankrijk, maatregelen bedenken om de begunstigden verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen en hen aan te sporen een baan te zoeken, wat een eerste vereiste is voor sociale integratie.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb altijd gepleit voor de invoering van een minimuminkomen van 60 procent van het gemiddelde inkomen voor elke burger van de Unie. Dat stond al in mijn programma voor de Europese verkiezingen van 2009. Helaas heeft het Parlement tegen dit wetgevingsinitiatief op communautair niveau gestemd.
In dit Europees jaar 2010 van armoedebestrijding ben ik ervan overtuigd dat een kaderrichtlijn inzake het minimuminkomen als referentietekst had kunnen dienen voor nationaal beleid en nationale wetgeving.
Volgens mij zou dat de doeltreffendste manier zijn geweest om de armoede te verminderen en tot 2020 twintig miljoen mensen uit de armoede te halen. Ter herinnering: tachtig miljoen mensen leven in Europa onder de armoedegrens.