Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 2238k
Maandag 22 november 2010 - Straatsburg Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 3. Verklaringen van het voorzitterschap
 4. Samenstelling Parlement
 5. Samenstelling fracties
 6. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten
 7. Ingekomen stukken: zie notulen
 8. Vervallen schriftelijke verklaringen: zie notulen
 9. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
 10. Verzoekschriften: zie notulen
 11. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 12. Regeling van de werkzaamheden
 13. Jaarverslag van de ECB voor 2009 - Jongste ontwikkelingen met betrekking tot de internationale wisselkoersen (debat)
 14. Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief (debat)
 15. Noodhulp aan Haïti (debat)
 16. Langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken - Meerjarenplan voor de westelijke visbestanden van de gewone horsmakreel en de visserijtakken die deze visbestanden exploiteren - Verbod op highgrading en de beperkingen van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, de Belten en de Sont - Gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (debat)
 17. Informatie over receptplichtige geneesmiddelen (communautair wetboek betreffende geneesmiddelen) - Informatie over receptplichtige geneesmiddelen (communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen) (debat)
 18. Beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (Herschikking) (debat)
 19. Verzoek om opheffing van de immuniteit: zie notulen
 20. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
 21. Spreektijd van één minuut (artikel 150 van het Reglement)
 22. De publieke omroep in het digitale tijdperk: de toekomst van het duale systeem (korte presentatie)
 23. Civiele en militaire samenwerking en ontwikkeling van civiele en militaire capaciteit (korte presentatie)
 24. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 25. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

(De vergadering wordt om 17.05 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag 11 november 2010 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

3. Verklaringen van het voorzitterschap
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  Voorzitter.(PL) Met voldoening heb ik kennisgenomen van de informatie over het opheffen van het huisarrest van mevrouw Aung San Suu Kyi, leidster van de Birmese oppositie. Mevrouw Suu Kyi is een van de eerste winnaars van de Sacharovprijs, die sinds 1988 door het Europees Parlement wordt toegekend. Helaas kon zij deze prijs twintig jaar geleden niet persoonlijk in ontvangst nemen. Ik wil u er bij dezen graag van op de hoogte brengen dat ik aan mevrouw Aung San Suu Kyi een uitnodiging heb doen toekomen om een bezoek te brengen aan het Europees Parlement en om het woord te voeren tijdens één van onze plenaire sessies.

Op 25 november is het de Internationale dag voor de uitbanning van het geweld tegen vrouwen, zoals die elf jaar geleden door de VN is ingesteld. Iedere dag worden er over de hele wereld vele vrouwen het slachtoffer van verkrachting, vernedering en huiselijk geweld. De besnijdenis van jonge vrouwen, die in veel regio’s van de wereld toegepast wordt, is een uitzonderlijke wreedheid. Volgens schattingen worden er dagelijks achtduizend meisjes hiervan het slachtoffer. Om ons te verenigen in een campagne voor het stoppen van dit barbaarse ritueel, nodig ik u allen uit om vandaag een rozenblaadje op te spelden, als symbool van ons verzet tegen deze praktijken. Ik wil tevens benadrukken, dat het Europees Parlement sinds vele jaren onophoudelijk inspanningen verricht voor en oproept tot het uitbannen van alle fysieke en psychische geweld tegen vrouwen.

 

4. Samenstelling Parlement
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De bevoegde Spaanse autoriteiten hebben mij doen weten dat de heer Ramón Jáuregui Atondo met ingang van 16 november 2010 is vervangen door mevrouw María Irigoyen Pérez. Ik heet onze nieuwe collega welkom en wil eraan herinneren dat zolang de geloofsbrieven van mevrouw Irigoyen Pérez nog niet zijn onderzocht of over ingebrachte bezwaren nog niet is beslist, zij krachtens artikel 3, lid 2 van het Reglement van het Europees Parlement met volledige rechten zitting neemt in het Parlement en zijn organen, mits zij schriftelijk heeft verklaard dat zij geen functie bekleedt die onverenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement.

 

5. Samenstelling fracties
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik wil u meedelen dat de heer Claudiu Ciprian Tănăsescu zich met ingang van 15 november 2010 bij de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft gevoegd.

Ik wil u ook meedelen dat de heer Pino Arlacchi zich met ingang van 18 november 2010 bij de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft gevoegd.

 

6. Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik laat u hierbij weten dat de voorzitter van de Raad en ik woensdag veertien wetgevingsbesluiten zullen tekenen die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn aangenomen in overeenstemming met artikel 74 van het Reglement van het Europees Parlement. De titels van deze wetgevingsbesluiten worden in de notulen van de vergadering gepubliceerd. Ze zijn dan beschikbaar voor u en u kunt ze op ieder gewenst moment bekijken.

 

7. Ingekomen stukken: zie notulen

8. Vervallen schriftelijke verklaringen: zie notulen

9. Mondelinge vragen en schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen

10. Verzoekschriften: zie notulen

11. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

12. Regeling van de werkzaamheden
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De definitieve ontwerpagenda die overeenkomstig artikel 137 van het Reglement is opgesteld door de Conferentie van voorzitters op haar vergadering van donderdag 18 november 2010, is rondgedeeld. De volgende wijzigingen zijn voorgesteld:

Met betrekking tot de maandag:

De fracties stellen voor het debat over het verslag van de heer Berlinguer over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm van de agenda te schrappen. Het gevolg daarvan is dat er morgen, dinsdag, direct over het verslag gestemd wordt. Het verslag blijft staan. Er wordt wel over gestemd, maar zonder voorafgaand debat. Nogmaals: alle fracties hebben met deze oplossing ingestemd en daarmee is deze aangenomen.

(Het Parlement willigt het verzoek in)

Met betrekking tot de dinsdag:

Er zijn geen wijzigingen voorgesteld.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, voor dinsdag staan zes verslagen van collega Matera over beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in Nederland op de agenda. Ik wil hier iets over zeggen, omdat ik de manier waarop collega Daul met betrekking tot deze zaak in de Nederlandse pers is aangevallen, niet correct vind. Collega Daul heeft in de Conferentie van voorzitters de door verschillende fractievoorzitters besproken vraag opgeworpen of we deze verslagen niet in het licht van de begrotingsdebatten moeten laten vallen. Ik wil daar twee opmerkingen over maken.

Ten eerste moeten wij deze verslagen op de agenda laten staan. We moeten ze ook aannemen en we moeten dit geld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering naar Nederland overmaken.

Ten tweede heeft de heer Daul dit echter in de Conferentie van voorzitters in een opmerking voorgesteld. Indien dat vervolgens vanuit de Conferentie van voorzitters in de openbaarheid wordt gebracht en men niet de gelegenheid krijgt hierover zelf vragen te beantwoorden en een eigen verklaring af te leggen, dan moet men als fractievoorzitter in deze Conferentie van voorzitters goed bedenken wat men dan nog kan zeggen. Dat is mijn eerste punt.

Mijn andere punt is dat het niet het Europees Parlement is dat beweert dat hier geld verdwijnt. Het is een deel van de Nederlandse regering – niet de hele regering – dat voortdurend beweert dat er in Europa geld verdwijnt en dat Europa daarom minder geld moet krijgen. Uit de verslagen-Matera blijkt juist dat het geld uit deze begroting op een zeer verantwoorde wijze en – naar mijn mening – voor zeer belangrijke projecten in Nederland wordt uitgegeven. Daarom kan ik concluderen dat uit het aannemen van deze verslagen blijkt dat de kritiek in Nederland op deze begroting niet gerechtvaardigd is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik ben op de hoogte van deze kwestie en weet wat er in de Nederlandse media is verschenen. Ik kan u echter verzekeren dat de stemming over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering voor Nederland morgen gewoon doorgaat. Er is niets veranderd. Morgen vindt de stemming plaats.

Met betrekking tot de woensdag:

Ik heb een verzoek ontvangen van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links met betrekking tot het debat over de situatie in de westelijke Sahara, namelijk om de stemming over de ontwerpresoluties hierover te laten plaatsvinden in deze vergaderperiode en niet in die van december, zoals momenteel is gepland.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) De toestand in de Westelijke Sahara is ernstig genoeg om de standpuntbepaling door het Parlement over deze kwestie uit te stellen. De feiten zijn onweerlegbaar en voor iedereen zichtbaar. We hebben de beelden gezien van de vernietiging van Sahrawi-kampen, waarbij doden en gewonden zijn gevallen. Ook worden er nog veel mensen vermist, en een lid van het Europees Parlement is belet naar de kampen af te reizen en door de Marokkaanse autoriteiten het land uitgezet. Leden van nationale parlementen, journalisten en vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties is hetzelfde overkomen. Al die feiten zijn bij ons bekend en wij mogen ze niet negeren.

Als wij nu geen standpunt zouden innemen, zou dat een onbegrijpelijke en onaanvaardbare houding van zelfgenoegzaamheid zijn. Sterker nog, het zou een daad van medeplichtigheid zijn die weinig verheffend zou zijn voor deze instelling en de waarden waarvoor zij zegt te staan. Daarom roep ik alle leden op een verstandig besluit te nemen en steun te verlenen aan het voorstel om een stemming over een resolutie over dit onderwerp op de agenda van deze vergaderperiode te plaatsen.

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de argumenten die de GUE/NGL-Fractie heeft aangevoerd, absoluut relevant, belangrijk en dwingend zijn, dus ik zal dit verzoek ondersteunen.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag even de aandacht van collega Ferreira. We hebben in de Conferentie van voorzitters en bij de voorbereiding hiervan zeer intensief over dit onderwerp gesproken. Ik wil namens mijn fractie zeggen dat we zeer bezorgd zijn over wat er in de Westelijke Sahara gebeurt. Indien de beelden die we daar hebben gezien kloppen, moet hier niet alleen een serieus debat over worden gevoerd, maar moet dit eventueel ook consequenties hebben. We moeten echter op een juiste manier te werk gaan. Bij een juiste aanpak hoort ook dat we deze week over de gebeurtenissen moeten debatteren. De Marokkaanse minister van Buitenlandse Zaken heeft zich nu op ons verzoek bereid verklaard om in de Commissie buitenlandse zaken te verschijnen. Daartoe is hij niet verplicht. De Marokkaanse minister van Buitenlandse Zaken hoeft niet naar de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement te komen. We moeten er volgens mij gebruik van maken dat hij dat toch doet, door hem eerst met de beschuldigingen te confronteren en pas dan een resolutie aan te nemen. Ik denk dat dit echt juister is dan wanneer we nu eerst een resolutie aannemen en daarna naar hem luisteren. Laten we een besluit nemen over de resolutie in het licht van de informatie en de mogelijkheid om vragen te stellen die de Commissie buitenlandse zaken van de Marokkaanse minister van Buitenlandse Zaken krijgt. Dat acht ik de beste aanpak. Overigens waren alle fracties het daar tot vanmiddag over eens.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het verzoek wordt door de meerderheid gesteund, zodat de stemming in overeenstemming met het voorstel van de heer Ferreira nog deze week zal plaatsvinden.

(Het Parlement willigt het verzoek in)

Ik geef u de termijnen: de stemming vindt donderdag plaats. De indieningstermijnen zijn als volgt: ontwerpresoluties moeten morgen, 23 november, om 12.00 uur zijn ingediend; amendementen en gezamenlijke ontwerpresoluties moeten woensdag 24 november om 12.00 uur zijn ingediend; en amendementen op de gezamenlijke ontwerpresoluties om 13.00 uur op diezelfde woensdag 24 november, oftewel een uur later. Nogmaals: de stemming vindt donderdag plaats.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit (Verts/ALE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde iets vragen aan mijn collega’s.

Er is sprake van een noodsituatie in Tibet en bezorgdheid over het voornemen van China om het Chinees verplicht te stellen in Tibet. Ik ben van mening dat deze kwestie een plenair debat in aanwezigheid van mevrouw Ashton verdient. Nog los van deze noodsituatie is het namelijk het beleid dat momenteel in Tibet wordt gevoerd dat problemen oplevert.

Een noodsituatie? Best. Als de meerderheid dit vraagstuk vanuit deze invalshoek wil bekijken, is dat prima. Persoonlijk, en aangezien de agenda in december niet overvol is, zou ik graag zien dat we een debat houden over dit probleem en over het beleid van de Europese Unie inzake China, in aanwezigheid van mevrouw Ashton, en op dit punt een resolutie aannemen. Ik denk dat dat verstandiger zou zijn.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Hartelijk dank mijnheer Cohn-Bendit. Dit voorstel kan ook worden ingediend bij de Conferentie van voorzitters. Als fractievoorzitter kunt u altijd dergelijke voorstellen doen, mijnheer Cohn-Bendit. Dank u voor uw bijdrage.

Met betrekking tot de donderdag:

Er zijn geen wijzigingen voorgesteld.

(De agenda wordt aldus vastgesteld)

 

13. Jaarverslag van de ECB voor 2009 - Jongste ontwikkelingen met betrekking tot de internationale wisselkoersen (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van:

– het verslag van de heer Balz, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank (2010/2078(INI)) (A7-0314/2010), en

– de verklaring van de Commissie over de jongste ontwikkelingen met betrekking tot de internationale wisselkoersen (2010/2914(RSP)).

 
  
MPphoto
 

  Burkhard Balz, rapporteur.(DE) Mijnheer de Voorzitter, er is net al verzocht om wat stiller te zijn, misschien kunnen de collega’s zich daar ook aan houden.

Geachte dames en heren, mijn verslag gaat vandaag in essentie over de prestaties van de Europese Centrale Bank in 2009, dus in een tijd waarin de economische, financiële en in toenemende mate ook de politieke acties grotendeels gedomineerd werden door de economische en financiële crisis. De crisis, die aanvankelijk louter een financiële crisis was, breidde zich uit en omvatte in een tweede golf ook de hele reële economie. De economische activiteit ging wereldwijd achteruit en dalende belastinginkomsten en door de crisis veroorzaakte stijgende sociale uitgaven leidden tot een groeiende schuld in de overheidsbegrotingen. Aanvullende maatregelen voor economisch herstel droegen ook bij aan de schuldenlast. Ten gevolge van deze hogere schuldenlast hebben regeringen in de hele Europese Unie uitgebreide bezuinigingspakketten vastgesteld. Deze pakketten waren volgens mij ook noodzakelijk en in veel gevallen hadden ze er zelfs al eerder moeten komen. De handelingsmogelijkheden van de desbetreffende regeringen werden hierdoor echter beperkt.

Ondanks het in de tweede helft van 2009 begonnen herstel van de economische activiteit dreigde de financiële en economische crisis zich daarna in 2010, in het spoor van een derde golf, te verbreden tot een officiële schuldencrisis. Dit gevaar is volgens mij nog niet geweken. Het geval van Ierland heeft ons er de laatste dagen maar al te duidelijk aan herinnerd dat het probleem van de te grote schuldenlast in de lidstaten nog geenszins is opgelost en daarom ben ik het ook met de heer Van Rompuy eens dat afschaffing van de euro onbespreekbaar is. Maar dat is de huidige situatie en mijn verslag gaat nu eenmaal over 2009 en dan kan gezegd worden dat de ECB gepast en zelfs goed op de uitdagingen heeft gereageerd. De maatregelen zijn grotendeels succesvol gebleken en hebben veel financiële instellingen van de ondergang gered. De liquide middelen van de financiële instellingen zijn echter niet altijd volledig aan de reële economie doorgegeven, zodat het hele herstelpotentieel van de maatregelen niet volledig kon worden benut.

Aangezien het bij deze maatregelen om uitzonderlijke stappen ging, is het van essentieel belang dat de maatregelen nu volgens een zorgvuldige planning voorzichtig worden afgebouwd. De problemen in Griekenland en andere eurolanden zijn misschien ten dele aan omstandigheden in de landen zelf te wijten, maar ze hebben ook principiële problemen van de Economische en Monetaire Unie blootgelegd. De grondbeginselen van het stabiliteits- en groeipact zijn geschonden. We merken hier nu de gevolgen van, ook in Ierland. Deze schendingen moeten nu uit de weg worden geruimd en nieuwe overtredingen moeten worden voorkomen. Het stabiliteits- en groeipact moet worden versterkt en de Economische en Monetaire Unie moet evenwichtiger worden.

Door het gebrek aan integratie van economisch beleid in de monetaire unie waren in het verleden aanzienlijke economische onevenwichtigheden tussen de landen van de eurozone mogelijk en hierdoor bleef het eurogebied verstoken van een van tevoren vastgesteld mechanisme voor crisismanagement. Om een nieuwe crisis te voorkomen, zal de eurozone deze onevenwichtigheid moeten oplossen. Door een structureel hervormingsproces en een herziening van de financieel-politieke regelruimte kan de eurozone echter uiteindelijk worden versterkt. De kwestie van de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank zal ook een wezenlijk aspect vormen van een nieuw economisch beheer, vooral met betrekking tot de pas opgerichte Europese Raad voor Systeemrisico’s. Daarom zal het Parlement zijn controlerende taak met betrekking tot de prestaties van de ECB ook in de toekomst zeer serieus nemen.

Ik ben er absoluut van overtuigd dat de Europese Unie en het eurogebied een oplossing voor deze crisis zullen kunnen vinden en hier zelfs sterker uit te voorschijn kunnen komen. We moeten de komende maanden echter de juiste lessen uit de gebeurtenissen trekken. Dit is een grote uitdaging, maar de Europese Unie heeft in haar geschiedenis tot nu toe steeds bewezen dat zij zich het best heeft ontwikkeld, wanneer zij met uitdagingen werd geconfronteerd. Deze crisis biedt daarom ook een kans die we moeten benutten.

Ten slotte wil ik alle schaduwrapporteurs van de andere fracties bedanken voor de bijzonder aangename en constructieve samenwerking bij dit verslag. Ik denk dat dit geen vanzelfsprekendheid is, maar het moet hier worden benadrukt.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Claude Trichet , president van de ECB. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Balz, geachte parlementsleden, ik heb het voorrecht, zoals het Verdrag voorschrijft, het jaarverslag van de Europese Centrale Bank over 2009 aan u te presenteren. Daar de planning dit jaar enigszins in de war is gestuurd, met name door de Europese verkiezingen, heb ik in maart jongstleden gesproken over het vorige jaarverslag. Het is derhalve de tweede keer dit jaar dat ik het woord voer tot het Parlement.

Ik wilde om te beginnen zeggen hoe blij ik ben met de steun die wederom tot uiting is gebracht door de ontwerpresolutie van het Europees Parlement waarin wordt gepleit voor periodieke hoorzittingen voor de Commissie economische en monetaire zaken en, meer in het algemeen, voor handhaving van nauwe betrekkingen met de Europese Centrale Bank. Dit doet me des te meer deugd, daar het Europees Parlement dit jaar op zeer overtuigende wijze heeft aangetoond het hogere Europese belang te kunnen en willen behartigen, hetgeen met name blijkt uit het pakket betreffende het financieel toezicht.

(DE) Ik zal u allereerst een kort overzicht geven van de monetaire maatregelen die tijdens de financiële en economische crisis door de ECB zijn genomen. Ik wil ook, voorbij de crisistijd, terugblikken naar de eerste twaalf jaar van de ECB. Ten slotte wil ik ingaan op de dringendste uitdagingen die ons in 2011 te wachten staan.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, laat ik eerst de maatregelen noemen die tijdens de crisis zijn genomen.

2009 was een heel moeilijk jaar voor het monetair beleid van de ECB. Het jaar begon met een ernstige, wereldwijde economische recessie, na de uitbraak van de financiële crisis in het najaar van 2008. In deze situatie van gematigde inflatiedruk hebben we ons beleid van verlaging van onze belangrijkste tarieven voortgezet. Globaal hebben we in een periode van slechts zeven maanden – tussen oktober 2008 en mei 2009 – onze basisherfinancieringsrente met 325 basispunten naar beneden bijgesteld. Dit heeft onze basisherfinancieringsrente op 1 procent gebracht.

Om te waarborgen dat huishoudens en bedrijven in de eurozone zouden profiteren van deze zeer gunstige financieringsvoorwaarden, hebben we in 2009 ook onze versterkte kredietsteun voor banken in de eurozone voortgezet, en zelfs uitgebreid. We hebben dit gedaan in antwoord op de disfunctionele geldmarkten, die het vermogen van het monetair beleid om de vooruitzichten op prijsstabiliteit door middel van uitsluitend rentetariefbesluiten te beïnvloeden hadden verzwakt. De meest opvallende van deze uitzonderingsmaatregelen, zoals wij ze noemden, is de verschaffing van liquiditeit met volledige toewijzing via onze herfinancieringsoperaties met banken in de eurozone tegen beleenbaar onderpand en tegen de op dat moment geldende basisherfinancieringsrente voor meerdere looptijden, die veel verder ging dan de wekelijkse operaties. In 2009 hebben we ook de looptijd van onze langer lopende herfinancieringsoperatie verlengd tot één jaar. Dit waren natuurlijk zeer belangrijke besluiten.

Zoals terecht is benadrukt in uw ontwerpresolutie over het jaarverslag van de ECB, is het met deze versterkte kredietsteun gelukt om te voorkomen wat – bij waarneming van disfunctionelere spanningen – een depressie of een veel diepere recessie zou zijn geweest. Laat ik benadrukken dat al onze maatregelen volledig in overeenstemming waren met ons mandaat om te zorgen voor prijsstabiliteit op de middellange termijn voor de eurozone als geheel. Dat we erin zijn geslaagd om op geloofwaardige wijze ons mandaat te vervullen, blijkt uit de gunstige inflatievooruitzichten en de goed verankerde inflatieverwachtingen in de eurozone.

Na enkele verbeteringen in de situatie op de financiële markten in de loop van 2009, hebben zich nieuwe spanningen op de markten voorgedaan in een aantal segmenten van de obligatiemarkt in de eurozone. Aangezien het soepel functioneren van de obligatiemarkt essentieel is voor het doorgeven van de belangrijkste rentetarieven van de ECB, hebben we besloten om in te grijpen in de markten voor schuldbewijzen van de eurozone, teneinde een normalere transmissie van het monetair beleid naar de economie te helpen bewerkstelligen. Daartoe hebben we ons programma voor de effectenmarkten geïntroduceerd. Om te waarborgen dat dit programma geen gevolgen heeft voor onze monetaire beleidskoers, nemen we alle geïnjecteerde liquiditeit weer op.

Samenvattend wil ik benadrukken dat alle uitzonderingsmaatregelen die we in de periode van acute financiële spanning hebben vastgesteld, van tijdelijke aard zijn en zijn ontworpen met exit-overwegingen in gedachten. Enkele van de in 2009 en begin 2010 geïnitieerde uitzonderingsmaatregelen zijn al geleidelijk stopgezet, vanwege de verbeterde situaties in sommige financiële markten en rekening houdend met het aanhoudende herstel van de economie van de eurozone.

Ik wil kort enkele gedachten met u delen over de recente geschiedenis van de euro. Naar mijn mening zijn drie elementen fundamenteel.

In de eerste plaats heeft de ECB gedaan wat van de Bank werd verwacht volgens haar mandaat in het Verdrag, namelijk zorgen voor prijsstabiliteit. De gemiddelde inflatie in de eurozone over de afgelopen periode van bijna twaalf jaar is in feite 1,97 procent. Dit weerspiegelt volkomen onze definitie van prijsstabiliteit, namelijk ons streven om de jaarlijkse inflatiepercentages in de eurozone onder de 2 procent en op de middellange termijn in de buurt van de 2 procent te houden. In dit opzicht heeft het eurosysteem in de afgelopen twaalf jaar de stabiliteit en het vertrouwen ondersteund en heeft het dat ook in de meeste recente tijden gedaan, ondanks de problematische situatie die de mondiale financiële crisis heeft gecreëerd.

In de tweede plaats zijn de inflatieverwachtingen, zoals ik heb gezegd, stevig verankerd gebleven op niveaus die passen bij prijsstabiliteit – en dit vergroot de geloofwaardigheid van het monetair beleid van de ECB.

In de derde plaats zijn wij van mening dat dit succes is gebaseerd op de volledige onafhankelijkheid van de ECB van politieke invloed, op haar hoofdmandaat om prijsstabiliteit te bewaren en op haar transparante communicatie, in het bijzonder over de definitie van prijsstabiliteit. De twee pijlers van de monetaire strategie van de ECB maken een op de toekomst en de middellange termijn gerichte gedragslijn mogelijk, die wordt onderbouwd door een solide analytisch kader. Dat kader omvat een gedegen analyse van de monetaire en kredietontwikkelingen, rekening houdend met het monetaire karakter van inflatie op de middellange tot lange termijn.

We zijn van mening dat deze uitgebreide aanpak goed geïnformeerde en consistente besluitvorming mogelijk maakt, terwijl de aanpak toch stabiel is en verder kijkt dan de volatiliteit op korte termijn.

Over de externe dimensie van de euro wil ik alleen zeggen dat onze munteenheid zich internationaal een positie heeft verworven. In 2009 vertegenwoordigde de euro circa dertig procent van de internationale schuldbrieven en de mondiale deviezenreserves.

Nu ik het over de externe dimensie van de euro heb, wil ik ook iets zeggen over de huidige wisselkoerskwesties, wat gebieden zijn waarop ik om grote voorzichtigheid wil vragen.

Er zijn twee belangrijke onderwerpen. Het ene is de relatie tussen de belangrijkste zwevende convertibele valuta van de geïndustrialiseerde landen, zoals de dollar, de euro, de yen, het pond sterling en de Canadese dollar. Deze munteenheden zijn zwevend sinds de ineenstorting van het systeem van Bretton Woods begin jaren zeventig. Ik moet de sterke overtuiging van de internationale gemeenschap onderstrepen dat bovenmatige volatiliteit en wanordelijke bewegingen in de wisselkoersen nadelige gevolgen hebben voor de economische en financiële stabiliteit.

De ECB waardeert de recente verklaringen van de Amerikaanse autoriteiten, namelijk de Amerikaanse minister van Financiën en de voorzitter van de Fed, de Amerikaanse federale centrale bank, die opnieuw stelden dat een sterke dollar ten opzichte van de andere grote convertibele munteenheden in het belang is van de Verenigde Staten. Ik deel deze mening volledig. Een betrouwbare dollar onder de grote munteenheden van de geavanceerde economieën is in het belang van de Verenigde Staten, van Europa en van de hele internationale gemeenschap.

Het tweede onderwerp betreft de munten van opkomende markteconomieën die momenteel een overschot op hun lopende rekening hebben en wisselkoersen die onvoldoende flexibel zijn. Op dit punt is de internationale gemeenschap het erover eens – en dit is vorige week in Korea en ook door de Commissie opnieuw verwoord – dat een overgang naar meer door de markt bepaalde wisselkoersstelsels, versterking van de stabiliteit van de wisselkoersen om de onderliggende grondbeginselen te weerspiegelen, en afzien van concurrerende devaluatie van munten in het belang zijn van de betreffende opkomende economieën en van de internationale gemeenschap.

De ECB heeft altijd gezegd dat dit geen tijd is voor zelfgenoegzaamheid. Dit is nu meer dan ooit waar. De uitdagingen die voor ons liggen, zijn talrijk. Alle toepasselijke autoriteiten en ook de particuliere sector moeten hun verantwoordelijkheid volledig nemen, en dit geldt voor uitvoerende colleges, centrale banken, regelgevers, toezichthouders, de particuliere sector en de financiële sector. De huidige crisis heeft vooral duidelijk laten zien dat de tenuitvoerlegging van ambitieuze hervormingen in het economisch bestuur in het belang is van zowel de afzonderlijke landen in de eurozone als van de eurozone als geheel.

De voorstellen voor de hervorming van het economisch bestuur van de EU die voorzitter Van Rompuy naar voren heeft gebracht en die zijn goedgekeurd door de bijeenkomst van de Europese Raad van oktober 2010, vormen een verbetering van het huidige toezichtskader op Europees niveau en lijken in grote lijnen passend voor de EU-landen die geen deel uitmaken van de monetaire unie. Wat betreft de specifieke eisen van de eurozone, voldoen ze naar onze mening echter niet aan hetgeen wij noodzakelijk achten om een optimaal functioneren van de economie van de eurozone te waarborgen.

Ik ben ervan overtuigd dat het Europees Parlement Europa in de komende maanden zal helpen de benodigde grote sprong in het economische bestuur te maken. Met zijn wetgevende rol in het financieel toezicht en het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) heeft het Parlement zijn vastberadenheid in belangrijke kwesties laten zien.

Ik wil deze gelegenheid benutten om u daarvoor te bedanken en om nogmaals mijn overtuiging te verwoorden dat de invloed van het Parlement doorslaggevend zal zijn in het debat over het economisch bestuur.

Een andere belangrijke uitdaging betreft de financiële regelgeving. We moeten maximaal ons voordeel doen met de lessen van de crisis en we moeten de drang tot financiële hervorming behouden. Een spoedige tenuitvoerlegging van Bazel III, waar u in uw ontwerpresolutie om heeft verzocht, is van cruciaal belang. De wetgevingsvoorstellen van de Commissie betreffende baissetransacties en OTC-derivaten zijn ook onmisbaar om het financiële stelsel transparanter en veerkrachtiger te maken.

We staan voor een beslissend jaar. In 2011 moet het herziene beheerskader worden vastgesteld en moeten diepgaande discussies plaatsvinden over het kader voor crisisbeheersing en mogelijk de invoering van de procedure voor een wijziging van het Verdrag. We moeten al deze hervormingen goed doen, om te waarborgen dat Europa als geheel en de eurozone toekomstige uitdagingen met nog meer capaciteit en overtuiging het hoofd kunnen bieden.

2011 zal ook het eerste jaar zijn van het bestaan van het Europees Comité voor systeemrisico’s. Zoals is gevraagd in uw ontwerpresolutie, doen we onze uiterste best om het nieuwe orgaan te steunen. Tegelijkertijd blijven de volledige onafhankelijkheid en het hoofdmandaat van de ECB, vervat in het Verdrag van Maastricht, natuurlijk ongewijzigd, en ik heb dit punt al benadrukt in het Parlement.

We zullen ons mandaat blijven vervullen. Dit is wat het Verdrag van ons verlangt. U kunt ervan op aan dat we zullen doen wat onze medeburgers van ons verwachten.

 
  
MPphoto
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eerst de rapporteur, Burkhard Balz, bedanken voor het gedegen en uitvoerige verslag over het jaarverslag 2009 van de ECB. De Commissie verwelkomt het verslag, dat de belangrijkste kwesties passend behandelt. Het verslag erkent en looft het werk dat de ECB heeft verricht om de crisis te beheersen. De Commissie deelt dit standpunt; de ECB heeft onder leiding van president Jean-Claude Trichet, in deze moeilijke situatie vaardig en met vaste hand genavigeerd.

Ik wil deze gelegenheid benutten om Jean-Claude Trichet te bedanken voor de uitstekende samenwerking en vooral voor zijn cruciale rol in deze turbulente tijden. De ECB is zowel door haar toezichtspositie als door zijn uitzonderingsmaatregelen behulpzaam geweest in de strijd om de crisis te boven te komen en dus in het leggen van de basis voor duurzame groei en het scheppen van banen.

Uw verslag benadrukt terecht dat de financiële crisis de noodzaak van versterkt economisch toezicht in de eurozone heeft aangetoond. De Commissie is het hiermee eens, en dat is precies de reden waarom we meerdere wetgevingsvoorstellen hebben ingediend om het economisch bestuur in de EU te versterken, vooral in de eurozone.

We hebben ook meerdere suggesties uit het verslag-Feio ter harte genomen om het economisch bestuur in de Unie te versterken en te verbreden. De Commissie economische en monetaire zaken heeft de voorstellen van de Commissie ontvangen en werkt momenteel hard om de ambitieuze deadline van juni volgend jaar te halen, wat ik waardeer en verwelkom.

Ik kom nu op het tweede deel van het debat, dat de jongste ontwikkelingen met betrekking tot de internationale wisselkoersen betreft. Het klopt dat de volatiliteit in de wisselkoersmarkten de afgelopen weken is toegenomen, met belangrijke verschuivingen in de waarde van grote bilaterale wisselkoersen.

De euro is sinds juni van dit jaar in waarde gestegen ten opzichte van de dollar, dankzij gunstigere gegevens over de economie van de eurozone en dankzij de verdere uitbreiding van het Amerikaanse monetaire beleid. Recenter is de euro echter iets zwakker geworden ten opzichte van de meeste andere munteenheden, omdat de waarde van de euro nadelig is beïnvloed door de toegenomen zorgen over de overheidsfinanciën van de lidstaten – vooral in Ierland. De reële effectieve waarde van de euro ligt momenteel dicht bij zijn langetermijngemiddelde, na een algemene afwaardering dit jaar vanaf een te hoog niveau eind vorig jaar. De reële werkelijke waardedaling van de euro ten opzichte van de waarde aan het begin van het jaar bedraagt circa 7 procent.

In de context van een traag herstel van de geavanceerde economieën en grote kapitaalstromen naar de opkomende economieën, hebben veel landen getracht hun munt te verzwakken of hebben zij hun toevlucht genomen tot ten minste concurrerende non-appreciatie. Het is daarom belangrijk dat de leiders op de G20-Top in Seoul vorige week heel duidelijk en krachtig hebben toegezegd zich te onthouden van concurrerende devaluaties van hun munten.

De G20-Top heeft ook afgesproken om verder te werken aan het opnieuw in evenwicht brengen van de mondiale groei. Er is een overeenkomst bereikt om te werken aan indicatieve richtsnoeren. Het is duidelijk dat flexibiliteit op het gebied van de wisselkoersen een rol moet spelen in het noodzakelijke herstel van het evenwicht, zodat de wisselkoersen economische grondbeginselen kunnen weerspiegelen, zoals is onderstreept door president Trichet. De Commissie zal deze belangrijke tak van het werk van de G20 blijven ondersteunen, en deze zal ook een van de belangrijkste aandachtsgebieden zijn van de het Franse voorzitterschap van de G20 volgend jaar.

Tot slot moet ik u informeren over een belangrijke ontwikkeling met betrekking tot de eurozone. Gisteren heeft de Raad Economische en Financiële Zaken een verzoek van de Ierse regering om financiële steun van de EU verwelkomd, en de ministers waren het met de Commissie en de ECB eens dat het gerechtvaardigd is Ierland steun te verlenen om de financiële stabiliteit in Europa te beschermen. Financiële steun van de EU kan worden verleend in het kader van een programma met strikte beleidsvoorwaarden, waarover de Commissie en het IMF, samen met de ECB, momenteel onderhandelen met de Ierse autoriteiten. Het programma zal op besluitvaardige wijze de begrotingsproblemen van de Ierse economie aanpakken en het zal ook een fonds omvatten voor potentiële toekomstige kapitaalbehoeften van de bankensector. Om de druk in de bankensector weg te nemen zal een uitgebreid pakket maatregelen moeten worden genomen, met inbegrip van ‘deleveraging’ en herstructurering, om te helpen waarborgen dat het Ierse bankstelsel zijn rol in het laten functioneren van de totale economie goed kan vervullen.

De technische gesprekken over een EU-IMF-programma vorderen inmiddels goed, en de onderhandelingen kunnen eind november worden afgerond. Behalve de financiering door de EU en het IMF, kan ik u melden dat ook het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben aangegeven dat zij bereid zijn om aan het programma bij te dragen door bilaterale leningen, wat welkom is.

Al met al zijn de besluiten van gisteren een kritische stap voorwaarts in de gezamenlijke inspanningen om de Ierse economie te stabiliseren en zo de financiële stabiliteit in Europa te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Paul Gauzès , namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Trichet, Commissaris, geachte collega’s, ik sluit me uiteraard aan bij het koor van loftuitingen over het werk van de ECB, en ik zal niet herhalen wat mijn collega, de heer Balz, heeft gezegd of wat in de resolutie wordt gezegd. In de korte tijd die mij is gegund wilde ik alleen zeggen dat we oog moeten hebben voor onze medeburgers.

Waarom druk ik mij vandaag op deze manier uit? Omdat gisteravond op alle Franse televisiezenders een toekomstige presidentskandidaat te zien was die op theatrale wijze een biljet van tien euro verscheurde dat hij had gekopieerd en uitvergroot, en liet zien dat hij, door dat biljet te verscheuren, de oorzaak van al onze narigheid verscheurde.

Natuurlijk is dat niet waar. We moeten alleen proberen beter met elkaar te communiceren. Er is uitstekend werk verricht op het gebied van toezicht, organisatie en regulering, waarnaar u hebt verwezen, President. U weet dat u de steun van het Parlement hebt, zoals u zelf al zei. We hebben echter nog heel wat werk te doen richting onze medeburgers die de boodschappen die momenteel worden overgebracht niet begrijpen.

Elke dag lezen we in de krantenkoppen over steeds drastischere oplossingen en onwaarschijnlijke situaties, en ik kan u vertellen dat ik vrijdag, toen ik “in het veld” was – zoals dat in de politiek heet – honderd à honderdvijftig mensen heb ontmoet. Allemaal stelden ze me dezelfde vraag: wat gaat er gebeuren met de euro? De bezorgdheid die onze medeburgers voelen staat niet in verhouding tot wat de Europese Centrale Bank momenteel doet, en goed doet.

 
  
MPphoto
 

  George Sabin Cutaş, namens de S&D-Fractie. – (RO) In de eerste plaats wil ik de rapporteur, de heer Balz, bedanken voor de samenwerking. Ik ben verheugd dat de Europese Centrale Bank met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de status van Europese instelling heeft gekregen.

In de tweede plaats wil ik signaleren dat er aanzienlijke macro-economische discrepanties bestaan tussen de economieën in de eurozone, hetgeen laat zien dat een hechtere coördinatie van het economisch en monetair beleid noodzakelijk is. Het groei- en stabiliteitspact is geen afdoende instrument voor het oplossen van de bestaande economische onevenwichtigheden. Een uitweg uit deze impasse zou kunnen bestaan uit het uitgeven van overheidsobligaties op Europees niveau. Een dergelijk solidariteitsmechanisme zou de lidstaten in moeilijkheden financiële stabiliteit verschaffen, zou de efficiëntie van het begrotingstoezicht doen toenemen en zou een significant effect hebben op de liquiditeiten. De gemeenschappelijke munt moet worden aangevuld met fiscale discipline en een gecombineerde schuld op lange termijn.

Riskant gedrag van financiële spelers heeft bijgedragen aan het uitbreken van de economische en financiële crisis. Daarnaast is een aantal staten recent getroffen door speculatieve aanvallen, hetgeen ertoe heeft bijgedragen dat deze staten moeilijk geld kunnen lenen op de internationale financiële markten. Hierdoor is feitelijk de stabiliteit van de eurozone beïnvloed. Zodoende ben ik van mening dat er behoefte is aan een permanent mechanisme ter verdediging van de eurozone tegen speculatieve aanvallen. De Europese Commissie heeft de plicht om toezicht te houden op de activiteiten van de huidige ratingbureaus en na te denken over de structuur van een Europees ratingbureau.

Daarnaast moeten wij in het oog houden dat de bezuinigingsmaatregelen van de nationale overheden de herstelmogelijkheden van de Europese economie significant kunnen belemmeren. Daarom hebben we een Europees model nodig voor economisch bestuur, dat fiscale consolidatie combineert met het creëren van nieuwe banen.

De Commissie moet daarnaast specifieke doelstellingen voorstellen ter vermindering van de verschillen in concurrentievermogen tussen de Europese economieën, en niet in de laatste plaats willen investeren in groene energie.

 
  
MPphoto
 

  Sylvie Goulard , namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, allereerst wilde ik me aansluiten bij de loftuitingen aan het adres van onze rapporteur, die de kwestie naar mijn mening goed in kaart heeft gebracht.

In zijn verslag onderstreept hij de innovaties die het Verdrag van Lissabon teweeg heeft gebracht, en ik wil u, mijnheer Trichet, echt bedanken dat u er vanavond nogmaals op heeft gewezen, voor diegenen die het niet lijken te weten – ook diegenen overigens die het hebben ondertekend en laten ratificeren – dat het Verdrag van Lissabon een belangrijke innovatie bevat: wij zullen openlijk kunnen debatteren, in dit hemicycle, over de hervorming van het stabiliteitspact.

De Commissie heeft onder leiding van de heer Rehn een aantal voorstellen opgesteld die in de goede richting gaan en van nogal wat moed getuigen, met name de oproep tot versterking van de begrotingsdiscipline, door rekening te houden met de macro-economische onevenwichtigheden die de heer Balz overigens reeds had genoemd in zijn verslag. Verder heeft u het meerdere malen gehad, mijnheer Trichet, over een ‘quantum leap’, dat wil zeggen een echte stap vooruit bij deze governance.

Ik ben het helemaal eens met wat de heer Gauzès zojuist zei: “in het veld” vraag je je bijna af of de mensen wel weten welke voorstellen in september door de Commissie zijn gedaan, of we niet moeten kijken naar de huidige crisis om zo goed mogelijk aan de weg te timmeren. Ik wil er hier graag op wijzen dat de grondleggers van de euro nooit hebben gedacht dat we op termijn enkel ons economisch beleid zouden coördineren. Wat zij voor ogen hadden was een politieke unie, met een besluitvormingscapaciteit die door het Parlement wordt gecontroleerd.

Wat me persoonlijk enigszins verbaast, wanneer we ons tot de burger richten, is dat we een situatie hebben waarbij automobilisten – de lidstaten – tegelijkertijd achter het stuur zitten en als politieagenten langs de kant van de weg staan. Zo ziet het huidige systeem er een beetje uit, dat wil zeggen we zijn tegelijkertijd bestuurder, degene die boetes uitschrijft en degene die geacht wordt de andere auto’s te controleren. Ik geloof niet dat er één land is waar het wegverkeer zo is geregeld. Wij zouden dan ook de boetes iets willen verhogen, en wij zullen daaraan werken. Dank u dat u ons erop heeft gewezen dat wij dit in de praktijk reeds hebben gedaan bij de hervorming van het financieel toezicht, in het algemene Europese belang.

 
  
MPphoto
 

  Sven Giegold, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst willen wij ook van onze kant de heer Balz hartelijk bedanken voor de goede samenwerking. We hebben enkele voorstellen kunnen indienen om het verslag nog wat evenwichtiger te maken. De periode 2009-2010 werd gekenmerkt door uitzonderlijke maatregelen van de Europese Centrale Bank en ik wil de heer Trichet met het oog op de uitzonderlijke economische ontwikkelingen nogmaals voor deze maatregelen bedanken, juist omdat hij hierbij niet altijd op de steun van zijn eigen instelling heeft kunnen rekenen.

We hebben nu gezien dat het stabiliteits- en groeipact niet toereikend is. In plaats daarvan hebben we een effectieve coördinatie van het economisch beleid nodig, waarbij niet alleen op de overheidsschuld maar ook op particuliere schulden gelet wordt, en waarbij economische onevenwichtigheden niet alleen in de deficitlanden, maar ook in de overschotlanden worden aangepakt. Wat de prijzen betreft, moeten we niet slechts kijken naar de consumentenprijs, maar ook rekening houden met de vastgoedprijzen, de speculatieve ontwikkeling daarvan en de ‘lucht’ die erin zit.

Vooral, en dat benadrukken we steeds opnieuw, hebben we eindelijk een kader voor de belastingconcurrentie in de Europese Unie nodig. Het is onaanvaardbaar dat we aan de kant van de uitgaven enorme bezuinigingsprogramma’s hebben, terwijl landen aan de kant van de inkomsten nog steeds een grenzeloze belastingconcurrentie in stand houden.

Het is vooral onaanvaardbaar, en niet aan de burgers uit te leggen, dat we in een situatie als deze de Ierse banken redden, maar er niet tegelijkertijd voor zorgen dat de schandalig lage vennootschapsbelasting van 12,5 procent naar de Europese standaard van 25 procent wordt omgezet. Daarover moeten we echt duidelijk en open met elkaar spreken.

Ik wil de heer Trichet ten slotte nog vragen op twee zaken in het verslag in te gaan: de kwestie van de transparantie in paragraaf 21 en de aanvaarding van zekerheden in paragraaf 39. Daar bent u tot dusver niet op ingegaan. Het zou mij en alle rapporteurs en schaduwrapporteurs verheugen, indien u hier nog iets concreets over zou kunnen zeggen.

 
  
MPphoto
 

  Kay Swinburne, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Balz feliciteren met zijn verslag. In een tijd dat de euro elke dag weer voor nieuwe crises staat en algemeen geaccepteerd wordt dat nieuwe vormen van bestuur en nieuwe regels nodig zijn om te overleven, is het voor de ECB echter moeilijk om gewicht in de schaal te leggen in externe mondiale kwesties.

En dat zou nu precies het probleem kunnen zijn. Tot nu toe zijn de meeste grote mondiale spelers erin geslaagd om samen te werken om oplossingen te zoeken voor de problemen van de wereldwijde financiële crisis. De coördinatie op aspecten van de hervorming van de regelgeving voor financiële diensten, in het bijzonder op het gebied van de derivaten, is ongekend geweest. Maar wanneer nationale munten worden verdedigd, in plaats van multinationale banken, bestaat het grote gevaar dat de multilaterale coördinatie afbrokkelt.

Als de ECB de euro koste wat het kost probeert te beschermen, de Fed probeert de dollar te beschermen en de Chinezen proberen de yuan te beschermen, verliezen we allemaal.

Sinds zijn ontstaan heeft de ECB de moeilijke taak gehad om verschillende culturen en methoden op het gebied van monetair beleid met elkaar in evenwicht te brengen. Ik hoop dat de ECB, ook al staat hij onder grote interne druk, zijn deskundigheid op deze gebieden kan aanwenden om de samenwerking uit te breiden van het Europese naar het mondiale niveau.

 
  
  

VOORZITTER: SILVANA KOCH-MEHRIN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jürgen Klute, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst dank ik collega Balz van harte voor de samenwerking. Ik kan slechts benadrukken dat er ondanks onze meningsverschillen sprake is geweest van een goede samenwerking.

Velen waren van mening – dat wil ik hier nog eens naar voren brengen – dat de crisis in de eurozone voorbij was. Aan Ierland kunnen we zien dat dit niet het geval was. Europa levert zich weer vrijwillig aan de financiële markten over. De EU-lidstaten moeten hun overheidsschuld verder op de bazaar van de financiële markten verpatsen en door zelfmoordbezuinigingen het vertrouwen van speculanten verwerven. In het weekend hebben we weer kunnen zien waar dit toe leidt. Dit keer waren het niet de Grieken die zogenaamd allemaal geneigd zijn tot bedrog, maar was het de voorbeeldige leerling Ierland dat in het Europees reddingsfonds werd gedreven voor het redden van zijn bankenstelsel dat ook lang als voorbeeldig werd beschouwd, als voorbeeldig gedereguleerd.

Intussen kijkt de financiële sector al uit naar de capitulatie van Portugal, waar de rente steeds verder stijgt. De ECB is medeverantwoordelijk voor dit drama. Ze heeft verzuimd en verzuimt nog steeds om door de uitgifte van euro-obligaties een geciviliseerd alternatief voor het staatscasino te bieden. Terwijl de ene helft van Europa zich van de crisis herstelt, kijkt de ECB doodgemoedereerd toe hoe het andere deel steeds meer in armoede en onzekerheid vervalt. Het kapot bezuinigen van hele nationale economieën valt misschien in de smaak bij de Europese grote fondsen en banken, maar noch Ierland noch de monetaire unie en de ECB zijn hiermee geholpen.

Mijnheer Trichet, luister niet naar het eenvoudige financiële abc van mevrouw Merkel. Indien u de Economische en Monetaire Unie wilt redden, moet u de Europese overheidsobligaties niet in de lucht laten hangen. U moet euro-obligaties invoeren voordat het volgende slachtoffer van de speculatie valt.

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde collega Klute vragen hoe zijn voorstel voor staatsobligaties en euro-obligaties in heel Europa in overeenstemming is te brengen met de houding van het Duitse constitutionele hof in dergelijke kwesties, en hoe hij denkt dat het zal aflopen als een dergelijke maatregel bij het constitutionele hof in Karlsruhe wordt aangevochten.

 
  
MPphoto
 

  Jürgen Klute (GUE/NGL).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik moet toegeven dat dit moeilijk is in te schatten. Ik kan dat nu voor de vuist weg niet zeggen. Het staat buiten kijf dat het een moeilijke situatie is, maar ik denk dat deze situatie zich intussen zo heeft ontwikkeld dat men hier misschien anders over gaat denken. Ik kan die vraag zo voor de vuist weg helaas niet beantwoorden.

 
  
MPphoto
 

  John Bufton, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik lees het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken over het jaarverslag van de Europese Centrale Bank met grote belangstelling. Het verslag erkent dat de grote ongelijkheden tussen de lidstaten van de eurozone hebben bijgedragen tot de problemen waarvan we nu getuige zijn. Het verslag stelt dat “deze onevenwichtigheden aanzienlijke problemen met zich meebrengen voor een juist monetair beleid in de eurozone” en beschouwt opnieuw “de financiële crisis in sommige landen binnen de eurozone als een ernstige zaak voor de eurozone als geheel”, als teken van “een disfunctioneren van de eurozone”.

Ik heb moeite om te begrijpen wat voor zin het heeft om te vragen om krachtigere coördinatie van het economisch beleid binnen de eurozone. De voorspelbare reactie is geweest het economisch bestuur uit te breiden, maar het zijn juist de beperkingen van de afgedwongen gemeenschappelijkheid die bepaalde landen in een financiële crisis hebben gebracht, gecombineerd met externe oorzaken die nog buiten onze controle liggen. Misschien biedt het systeem geen ruimte voor de benodigde economische elasticiteit en zelfbeschikking om regeringen in staat te stellen om individuele problemen, zoals inflatiepercentages, doeltreffend aan te pakken.

Het verslag belicht dit punt door op te merken dat de crisis samen met de daaropvolgende bail-outs en de economische stimuleringspakketten hebben “geleid (…) tot diep ingrijpende bezuinigingsmaatregelen, (…) die de regeringen (…) ernstig in hun armslag beperken”.

Een van de argumenten is dat je niet één munt kunt hebben zonder verdere homogenisering om de verschillen tussen lidstaten en welvaartsniveaus weg te strijken. Elke realist weet echter dat dit niet zal gebeuren. Het is in strijd met de menselijke aard, die logischerwijs naar voren moet komen in een democratie, hoe lastig dat ook is.

Is de eurozone klaar voor de toetreding van Estland in januari? Ik trek mijn wenkbrauwen op bij de verklaringen dat “de invoering van de euro door Estland laat zien dat de euro ondanks de schuldencrisis aanzien geniet”, suggererend dat “dit aanzien de [andere] lidstaten zal aanmoedigen om te streven naar lidmaatschap van de eurozone”.

Ideologisch vasthouden aan de euro zal ertoe leiden dat in goede tijden en in slechte tijden monetaire problemen opnieuw de kop zullen opsteken. Een gemeenschappelijke munt werkt alleen in een hechte federale omgeving. Misschien heeft de Commissie, met dit als ultieme intentie, het paard achter de wagen gespannen.

Alhoewel het Verenigd Koninkrijk geen deel uitmaakt van de eurozone, ondervinden wij wel de gevolgen van het betalen van bijdragen aan de bail-outs, en doordat de economieën binnen de Unie nauw vervlochten zijn, heeft het geen nut om te wachten op het “Ik heb het toch gezegd”-moment. Dat moment is al voorbij.

 
  
MPphoto
 

  Hans-Peter Martin (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, je zou willen dat er een voorbehoud bij dit verslag van collega Balz zou kunnen worden gemaakt, namelijk een soort pro memorie. Ik denk dat we nog veel zouden kunnen leren, indien u, mijnheer Trichet, de hoofdstukken over de jaren 2008-2009 vanuit uw perspectief zou presenteren. Daarom tasten we met onze huidige aanpak in het duister, waarbij we veel randvoorwaarden niet kennen en het ook wel begrijpelijk is dat we ze nu niet kennen. Toch heeft u bewerkstelligd, mijnheer Trichet, dat de financieringsmaatregelen voor de lange termijn opnieuw zijn verlengd. Dat is vermoedelijk goed. De geschiedenis zal aantonen of het werkelijk goed was. Er moet niet altijd meteen met de vinger naar Alan Greenspan worden gewezen.

Eén zaak is wel bedenkelijk, namelijk dat de burgers niet te horen krijgen waarvoor deze liquiditeitssteun daadwerkelijk wordt gebruikt, en ook dat de manier waarop de Ieren thans naar de mening van velen gedwongen worden om dit reddingsscherm te accepteren, zeer weinig transparant is. We weten dat er reeds 130 miljard naar Ierland is gevloeid, waarvan 35 miljard naar de dochter van een Duitse onderneming, de Hyporealestate. Maar waarom is die druk zo groot? Waarom zijn wij niet in staat om te zeggen wie de werkelijke crediteuren bij de Ierse banken zijn. Is dat mijn levensverzekering bij Allianz? Zijn het echt de Duitse banken, zoals steeds algemeen wordt beweerd? Indien dat zo is, voeren we dan op dit moment niet een verkeerd debat? We moeten tegenover de burgers zo eerlijk zijn om te zeggen dat zij nu juist degenen zijn die we redden en dat het misschien wel hun eigen spaargeld is dat ze abusievelijk naar Ierland hebben laten vloeien, naar een onbetrouwbare bankenwereld. Daar hoort ook de vraag bij of nu echt elke Ierse bank systeemrelevant is. Waarom hebben we hier niet de moed om een faillissement te accepteren? We kunnen niet altijd maar antwoorden met: Leman Brothers. We hebben een eerlijker verdeling van de risico’s nodig, want de winsten zijn eerder hoofdzakelijk bij particulieren terecht gekomen.

 
  
MPphoto
 

  Ildikó Gáll-Pelcz (PPE). (HU) Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan de rapporteur, die fantastisch werk heeft verricht. Aangezien het Europees Parlement de primaire instelling is via welke de Europese Centrale Bank verantwoordingsplicht heeft naar de Europese bevolking toe, vervult de deelname van voorzitter Trichet aan dit plenair debat me met grote vreugde, evenals het feit dat hij regelmatig een dialoog over het monetair beleid voert met de parlementaire Commissie economische en monetaire zaken.

De financiële economie is van mondiale aard. Ook de crisis is mondiaal. Juist daarom moeten ook de antwoorden op de crisis een mondiale strekking hebben. We kunnen het feit niet buiten beschouwing laten dat de economische en financiële problemen van de lidstaten ook nu nog effect hebben op de eurozone als geheel. Ik ben het wederom eens met de rapporteur. Helaas heeft de EMU niet elk beginsel van het stabiliteits- en groeipact nageleefd en daarvoor verantwoording gevraagd aan de lidstaten. Daarom spreken we nu over een stijging van de staatsschuld en is er nu een nieuwe crisisgolf, de crisis van de staatsschuld.

Ik vertrouw erop dat de kwesties in verband met de onafhankelijkheid en de beslissingsverantwoordelijkheid van de ECB op geruststellende wijze worden afgerond en dat deze bank, met een hervormingsprogramma dat in dienst staat van de verwezenlijking van een succesvolle economische unie, in staat zal zijn de Europese Unie en daarbinnen de eurozone te versterken. Ik ben ervan overtuigd dat we kunnen leren van de crisis en onze fouten en dat de crisis ons mogelijkheden zal bieden.

 
  
MPphoto
 

  Robert Goebbels (S&D).(FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, de euro kent problemen, maar welke inwisselbare valuta kent deze niet na de systeemcrisis die is ontstaan door de financiële gekte.

De schuldenlast van de lidstaten vormt een ernstig probleem. De oplopende overheidstekorten worden echter veroorzaakt door publieke reddingsoperaties voor particuliere banken. Bovendien moest de economie weer uit het slop worden getrokken. De financiële crisis heeft zich in rap tempo verspreid naar de reële economie, hetgeen heeft geleid tot een sterke conjunctuurdaling en werkloosheid.

De op de hol geslagen financiële markten hebben blijkbaar niets geleerd van de crisis. Overlevenden van Wall Street en van de City speculeren op de monetaire markten en verkopen ongedekt kredietverzuimswaps die ze niet eens bezitten. De leenrente voor lidstaten waarvan het vermoeden bestaat dat ze in gebreke zullen blijven, moet worden verhoogd door ze indirecte bezuinigingsmaatregelen op te leggen, waardoor het voor deze landen nog moeilijker zal worden zich van de crisis te herstellen.

De Europese solidariteit komt moeizaam en mondjesmaat tot stand. De redding van Griekenland is in de eerste plaats de redding van Franse en Duitse banken die een groot aantal Griekse schulden in portefeuille hebben. De steun voor Ierland is bovenal een redding van Britse en Duitse banken die in zwaar weer terecht zouden komen als Ierse banken omvallen.

Het feit dat de koers van de euro blijft schommelen duidt er niet op dat de gemeenschappelijke munt zwak is. Het is een afspiegeling van de nervositeit op de markten, met name gezien de valutaoorlog tussen de Amerikanen en de Chinezen.

Sinds het begin van het jaar neemt China geen leningen meer op in dollars, maar verkoopt het dollars. De fiscale realiteit in de Verenigde Staten is slechter dan die in Europa. Behalve federale overheidstekorten zijn er nog gigantische particuliere tekorten. Van de 50 Amerikaanse staten hebben er 48 een begrotingstekort.

De heer Van Rompuy zei dat de euro verwikkeld is in een overlevingsstrijd. Hij vergist zich. De euro, dit toonbeeld van stabiliteit waarover de heer Trichet heeft gesproken, zal de heer Van Rompuy overleven, omdat de Unie en haar dragende constructie, de Eurogroep, het grootste economische machtsblok ter wereld vormen. Ondanks de reële problemen, waarop Europa met het nodige getalm en geaarzel reageert, moeten we niet vergeten dat de 27 wereldwijd de grootste exporteur van goederen, de grootste importeur van goederen en de grootste exporteur van diensten zijn.

Wij hebben de meest kredietwaardige interne markt ter wereld. Bovendien exporteren Europese bedrijven tweemaal zoveel binnen de interne markt als naar de wereldmarkten. De Unie is de hoofdbegunstigde van directe investeringen door derde landen. Bedrijven in de Unie bezitten wereldwijd de meeste liquide beleggingen.

Met 500 miljoen burgers, oftewel 7 procent van de wereldbevolking, beheert de Unie 30 procent van het bruto mondiaal product. De Verenigde Staten nemen 25 procent, Japan 8 procent en China 8procent van het mondiaal product voor hun rekening.

Onze Europese Unie, die daarnaast 55 procent van de wereldwijde ontwikkelingshulp levert, zou veel meer gewicht in de schaal kunnen leggen als onze leiders iets meer politieke moed aan de dag zouden leggen, als ze de sterke punten van Europa zouden benutten.

Tot besluit wil ik nog zeggen dat we internationale financiële instellingen een strikt en transparant kader moeten opleggen. We moeten samenwerken om onze problemen het hoofd te bieden.

 
  
MPphoto
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals onze collega de heer Gauzès naar voren heeft gebracht, hebben sommige mensen een hekel aan de euro; ze zien deze als de oorzaak van alle kwaad en ze juichen bij het vooruitzicht van de ineenstorting van de eurozone. Maar deze mensen hebben het bij het verkeerde eind en ze leven in het verleden. De huidige problemen worden niet veroorzaakt door de euro; integendeel, de euro beschermt ons tegen nog grotere problemen. We hebben de gemeenschappelijke munt nodig, maar we hebben ook goed bestuur van de eurozone nodig; losse samenwerking op basis van unanimiteit is geen optie meer.

Collega’s, we bevinden ons op een schip met een enorm gat in de flank; het is op dit moment pompen of verzuipen. Maar nationale regeringen lijken nog steeds te denken dat het volstaat om taak- en werkgroepen op te zetten en te praten over het eventueel streven naar nauwere samenwerking, maar misschien toch ook weer niet. Het goede nieuws is dat zij besluitvaardiger en sneller lijken te handelen in geval van Ierland, want snelle actie is nodig en zeer welkom. Het gaat niet alleen om het redden van afzonderlijke landen: het gaat om de geloofwaardigheid van de eurozone. De wereld stelt ons op de proef.

Willen en kunnen we actie ondernemen? Het vertrouwen van de wereld in de eurozone is essentieel voor de stabiliteit van onze munt; het geld in onze zakken hangt af van het vertrouwen dat anderen in ons hebben. Ik verzoek nationale politici daarom om niet langer een populistische koers te varen, of zelfs in het openbaar eurobiljetten te verscheuren, en zich in plaats daarvan verantwoordelijk te voelen voor onze gemeenschappelijke munt en daarnaar te handelen.

Tot slot een woord over de bezuinigingsmaatregelen. Deze worden zwaar bekritiseerd, en sommige mensen zeggen zelfs dat ze schadelijk zullen zijn voor de economie. Natuurlijk moeten we voorzichtig handelen, maar deze maatregelen zijn nodig om de overheidsfinanciën op de lange termijn weer gezond te maken, en ze zijn ook een teken van solidariteit tussen de landen in de eurozone. Ik denk dat we niet alleen moeten praten over de uitgavenkant, maar ook over de inkomstenkant, want ook daar zijn hervormingen – van de arbeidsmarkt, de pensioenen en de sociale zekerheid – nodig en ver over tijd.

 
  
MPphoto
 

  Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, sinds de introductie van de euro heeft de ECB niet zo’n bewogen jaar gekend als 2009. De bestrijding van de crisis heeft veel moeite gekost en gaat nog voort. Ik denk dat de aanpak van de crisis beter en krachtiger moet. Het oprichten van een Europees noodfonds is geen structurele oplossing. Er blijven immers grote schulden bestaan, die waarschijnlijk nooit zullen kunnen worden terugbetaald door landen zoals Griekenland of Ierland. Wat echt helpt zijn harde bezuinigingen, strenge begrotingsdiscipline en bijbehorende automatische sancties. Gelukkig spreekt het verslag van collega Balz daarover duidelijke taal. Laat de Raad dezelfde insteek kiezen bij de aanpassing van het Stabiliteits- en groeipact. Bezuinigingen zijn nodig om de crisis te boven te kunnen komen. De meerderheid van dit Parlement zou die voorwaarde ook op de Europese begroting moeten toepassen. Aanvaarding van de 2,9 procent begrotingsstijging is al een zeer ruim compromis. Geen enkele burger begrijpt dat het Parlement nog meer en nog verder wil. Niet doen dus!

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD).(SK) Mevrouw de Voorzitter, uit de notulen van de onderhandelingen tussen de ministers van Financiën van de Economische en Monetaire Unie begin september van dit jaar die het persbureau Reuters openbaar heeft gemaakt, blijkt dat u, mijnheer Trichet, heeft gezegd dat u nooit had ingestemd met de toelating van Slowakije tot de eurozone als u had geweten dat het land niet zou meedoen aan de vrijwillige financiële hulp aan de Griekse regering. Het betreffende project was bedoeld om grote financiële instellingen te behoeden voor ernstige financiële verliezen als gevolg van het onvermogen van Griekenland om zijn schulden af te betalen, en voor zover ik weet, heeft u het naar buiten toe gepresenteerd als een blijk van vrijwillige solidariteit.

Mijnheer de president, misschien is u vanwege het dagelijks manipuleren met miljarden ontgaan dat van de hoeveelheid geld die u per maand voor het uitoefenen van uw functie ontvangt, in mijn land bijna honderd gezinnen een maand moeten rondkomen.

Indien u werkelijk vindt dat deze gezinnen die leven van 600 tot 700 euro per maand, of gepensioneerden die leven van 300 euro per maand, nog meer op hun dagelijkse voedsel moeten bezuinigen opdat uw collega’s van de banken en financiële fondsen hun winsten kunnen behouden, royale bonussen kunnen uitdelen en zich nog meer kaviaar kunnen veroorloven, noemt u dat dan geen solidariteit.

Ik weet dat de situatie in Europa moeilijk is, maar Slowakije is beslist niet het land dat u met recht kunt bekritiseren.

 
  
MPphoto
 

  Elisa Ferreira (S&D). (PT) De interventie in Ierland maakt vooral duidelijk dat de Europese Unie had moeten streven naar een gemeenschappelijke oplossing voor de Europese banken, met name de grote banken, alvorens andere onderwerpen aan te pakken. Nu praten we eigenlijk al openlijk over het faillissement van staten, terwijl we nog steeds geen heldere oplossing hebben voor de Europese banken.

De interventie in Griekenland en in het bijzonder het verloop daarvan tonen aan dat Europa Europese oplossingen nodig heeft. De gevonden oplossing is hoofdzakelijk bilaterale steun, waardoor elk land wordt onderworpen aan het oordeel van zijn partners op grond van onduidelijke en wisselende criteria. In die context heeft de Europese Centrale Bank (ECB) gefunctioneerd als baken en een aantal lacunes opgevuld, met name in verband met de kwetsbaarheid van de staatsschuld. Laten we onszelf echter geen rad voor de ogen draaien, want zo kunnen we op de middellange termijn niet voortgaan.

Daarom wil ik de president van de ECB drie vragen stellen. Op de eerste plaats zou ik willen weten wat het standpunt van de ECB is met betrekking tot een stabiel model voor de totstandbrenging van een echt systeem van solidariteit tussen de lidstaten in verband met de staatsschuld. Dat hebben wij nodig en het zou een goede zaak zijn die werkelijkheid onder ogen te zien. Op de tweede plaats zou ik willen weten welke meningsverschillen de ECB ertoe gebracht hebben niet alle aanbevelingen van het verslag van de taskforce onder leiding van Van Rompuy te onderschrijven. Op de derde plaats zou ik willen weten of de ECB van mening is dat de Europese Unie kan overleven nu de groeiverschillen tussen de lidstaten steeds groter worden en we niet beschikken over een gemeenschappelijk instrument om te zorgen voor enige mate van convergentie tussen die groeistrategieën.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mevrouw de Voorzitter, als lid van het Parlement voor Ierland kan ik niet zeggen erg trots te zijn op de dingen die er momenteel in mijn eigen land gebeuren. Ik ben er echter zeker van dat de meeste van onze burgers al het nodige willen doen om de zaken weer op orde te brengen.

(EN) En om de dingen in Ierland recht te zetten, zijn er twee dingen nodig. In de eerste plaats hebben we helaas de ECB en het IMF om steun op korte termijn moeten vragen. In de tweede plaats, en dit is belangrijker, moet de toezichtarchitectuur van de autoriteiten in Europa doeltreffend werken, zodat zich in de toekomst niet nog eens zo'n zelfgenoegzame relatie tussen onbetrouwbare banken, slaperige regelgevers en zwakke regeringen voordoet. In de derde plaats wil ik de mensen vragen om de vennootschapsbelasting een beetje met rust te laten, want ten eerste is het een kwestie van subsidiariteit, ten tweede hebben andere landen in de EU vergelijkbare tarieven, en ten derde zou het de momenteel zeer moeilijke situatie in Ierland alleen maar verergeren.

(GA) Ik weet dus dat de Ierse bevolking er heel graag schot in wil brengen en dat de zaken te zijner tijd zullen verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (S&D). (EN) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Rehn en de heer Trichet hebben ons hier vanavond meer informatie gegeven dan de Ierse regering heeft gedaan, die ons maanden lang heeft misleid en heeft voorgelogen. Ze hebben zich meer ingezet om hun historische erfenis te beschermen dan om de toekomst van de middelen van bestaan van onze mensen, en ook de munt van Ierland en Europa, te beschermen.

Mijn oproep aan commissaris Rehn en de heer Trichet is vanavond te waarborgen dat bij de vaststelling van het tijdbestek voor de hulp en van de doelen voor de tekorten en schuld rekening wordt gehouden met de sociale doelstellingen van Europa, alsook met de noodzaak ervoor te zorgen dat het vermogen van Ierland om zijn economie te laten groeien en banen te scheppen niet wordt ondermijnd.

Kunt u ook bevestigen dat u volledig begrijpt dat de verhoging van de vennootschapsbelasting van 12,5 procent van Ierland geen oplossing is voor de crisis van Ierland, noch van de huidige crisis van Europa, maar zelfs een economische en werkgelegenheidswoestenij kan creëren in Ierland?

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt (ALDE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Trichet en de heer Rehn van harte bedanken voor hun echt uitstekende werk in deze stormachtige tijden. Ik heb een zeer concrete vraag voor u beiden. In het land waar ik vandaan kom – dat geen deel uitmaakt van de eurozone – vindt momenteel een discussie plaats die als volgt kan worden samengevat: “Dit bewijst precies wat we in 2001 zeiden, toen we tegen de euro stemden. Dit bewijst dat we gelijk hadden: de euro kan niet werken.”

Die bewering snijdt natuurlijk geen hout. Daarom wil ik u, mijne heren, een vraag stellen. Volgens mij is het een essentiële vraag en hebt u beiden de cruciale verantwoordelijkheid om te verklaren waar het aan te wijten is dat Europa en de eurozone in deze moeilijkheden verzeild zijn geraakt. Komt dat doordat de eurozone en de gemeenschappelijke munt problemen hebben? Of ligt de oorzaak bij een aantal politici die in hun eigen land, met andere woorden in landen als Ierland, Portugal, Spanje en Griekenland, eigenlijk hun werk niet hebben gedaan. Beste heren, dat moet u uitleggen. Anders zal ik dat in het land waar ik vandaan kom nooit kunnen uitleggen.

 
  
MPphoto
 

  Joe Higgins (GUE/NGL). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag de heer Trichet een vraag stellen. Waarom bent u als president van de Europese Centrale Bank met de Europese Commissie volstrekt gecapituleerd voor de speculanten en allerlei haaien op de internationale financiële markten? U hebt hun toegestaan om in de markten paniek te zaaien over de Ierse crisis – een paniek die tot doel had u zover te krijgen dat u zou ingrijpen om de obligatiehouders de miljarden te garanderen die zij op het spel hadden gezet in slechte schulden. Omdat zij u hebben gedreigd dat ze hierna Portugal en Spanje zullen aanvallen, zijn commissaris Rehn en u volstrekt gecapituleerd voor een dictatuur van de markt die niet is gekozen, anoniem is en niet ter verantwoording kan worden geroepen.

Mag ik u vragen dit te verantwoorden? Particuliere speculanten en obligatiehouders zetten tientallen miljarden op het spel in particuliere deals met particuliere ontwikkelaars en particuliere bankiers in Ierland voor particuliere winsten, en wanneer de gok verkeerd uitpakt, steunt u de meelijwekkende regering in Ierland om werkenden, gepensioneerden en de armen op te zadelen met de kosten van deze gok. Nu hebt u het IMF als stoottroepen voor neoliberaal kapitalisme gezonden om de Ieren te laten betalen.

Moreel en in elk ander opzicht gezien, zouden zij niet moeten hoeven betalen, en zij moeten zich verzetten tegen deze desastreuze aanval op hun diensten, levenstandaarden en democratie.

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD). (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn kiezers in Londen kunnen zich eenvoudigweg niet de naar schatting 228 Britse ponden per gezin veroorloven waarop hun bijdrage aan de bail-out van zeven miljard voor Ierland neerkomt. De Ieren hebben deze tegenspoed aan zichzelf te danken: hun regering heeft hun economie verkeerd beheerd en heeft een hausse in de huizenbouw gevoed die geen verband hield met de realiteit. Maar wat het ergste is, ze hebben zich aangesloten bij de gemeenschappelijke Europese munt.

De eerste stap in het oplossen van hun problemen is uit de euro te stappen; in plaats daarvan heeft Ierland ervoor gekozen om zich te onderwerpen aan financieel bestuur vanuit de Europese Unie. Hoe langer het duurt voordat het land de euro verlaat, hoe ernstiger de gevolgen van het vertrek zullen zijn. Ditzelfde geldt natuurlijk ook voor Portugal, Italië, Spanje en Griekenland en ongetwijfeld andere landen. Het enige verstandige dat de oude en niet-betreurde Labourregering heeft gedaan, is het Verenigd Koninkrijk buiten de euro houden. Een verstandige stap die de coalitieregering kan nemen, is ophouden met goed geld naar kwaad geld te gooien.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Batten heeft gelijk. De Ierse regering heeft ons land vreselijk verkeerd geleid, en het is een trieste dag voor het Ierse volk dat we in dit Parlement in deze specifieke omstandigheden worden genoemd. Maar we verkeren wel in een situatie waarin we solidariteit nodig hebben. Misschien begrijpt de heer Batten dat woord niet, of begrijpt hij niet dat Ierland Engeland net zo hard nodig heeft als Engeland Ierland en zijn economie nodig heeft.

We zijn allemaal heel erg met elkaar verbonden: laten we dat niet vergeten.

Mag ik een paar vragen stellen? Want in deze emotionele tijden hebben we mensen nodig die het hoofd koel houden, alsook duidelijke informatie.

Hoe staan de stresstests voor de banken er vanavond voor, nu de Ierse banken volstrekt overbelast en uitgeput lijken te zijn?

Verder heb ik een vraag voor de ECB over wat nu het mandaat van de bank is. Ik denk dat het antwoord al is gegeven in de openingsopmerkingen, want er zijn onderlinge banden tussen alle banken. De banken uit Duitsland en Frankrijk en andere landen die hebben geïnvesteerd in Ierse banken, moeten kijken naar wat zij hebben gedaan en waarom zij dat hebben gedaan.

Tot slot is er vanavond sprake van politieke instabiliteit in Ierland. Dit is te betreuren, maar er moeten algemene verkiezingen komen.

 
  
MPphoto
 

  Liisa Jaakonsaari (S&D). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de oprichter van de Europese Unie, Robert Schuman, zei dat de Europese Unie zich via crises zal ontwikkelen. Dan zal de ontwikkeling nu wel snel gaan, aangezien er nogal wat crises zijn. Dit stelt een enorme uitdaging aan het politieke systeem in de Europese Unie en de lidstaten.

Gezegd moet worden dat de problemen van Ierland deels te wijten zijn aan het feit dat het land een zwak bestuur heeft. Het politieke establishment moet er nu voor waken dat het middel niet erger is dan de kwaal. De vertegenwoordiger van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie stelde hier bijvoorbeeld voor om het tarief van de vennootschapsbelasting in Ierland snel naar Europees niveau te verhogen, terwijl dat juist de doodssteek kan zijn voor Ierland, zijn groei en werkgelegenheid. Het idee is om het geld terug te krijgen in de vorm van groei en werkgelegenheid voor Ierland en niet om Ierland te straffen. Wij moeten Ierland helpen en niet straffen.

 
  
MPphoto
 

  Wolf Klinz (ALDE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Trichet, we weten allemaal dat de belangrijkste taak van de Europese Centrale Bank het waarborgen van prijsstabiliteit is en dat u dit doel het best kunt verwezenlijken, indien u politiek onafhankelijk bent. Wij hebben u daarin altijd gesteund.

De crises van de afgelopen twee jaar hebben duidelijk gemaakt dat u nog een andere taak hebt, namelijk het waarborgen van de stabiliteit van de financiële markten en financiële stelsels. Ook deze taak hebt u zeer professioneel en overtuigend op u genomen. U hebt dit echter slechts in nauwe samenwerking met de desbetreffende regeringen kunnen doen. Dat wil zeggen dat u op dit gebied niet volledig politiek onafhankelijk kon optreden, maar dat u met de regeringen moest samenwerken.

Ik vraag mij af hoe u deze rol in de toekomst precies gestalte wilt geven, om enerzijds te waarborgen dat u onafhankelijk bent, en anderzijds te waarborgen dat u verder uw taak kunt uitvoeren zonder dat de regeringen gebruik maken van deze kans om uw onafhankelijkheid in feite te ondermijnen.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL). (PT) De onevenwichtigheden en verschillen tussen de economieën van de eurozone nemen toe niettegenstaande alle beloften en voorstellen. Daarom vragen wij u of u niet van mening bent dat het tijd is het beleid te herzien. Ziet u dan niet dat het voortdurend aandringen bij landen met zulke zwakke economieën om strikt te voldoen aan de irrationele criteria van het stabiliteits- en groeipact leidt tot meer asymmetrie, ongelijkheid, werkloosheid en armoede?

Bent u niet van mening dat het tijd is enige aandacht te besteden aan sociale duurzaamheid? Kijk bijvoorbeeld naar wat er in Portugal gebeurt. Deze week houden de werknemers er een algemene staking uit protest tegen het zogeheten bezuinigingsbeleid waarmee het mes wordt gezet in de lonen en investeringen met als gevolg een verscherping van de recessie. Vindt u niet dat het tijd wordt het beleid te wijzigen en absolute prioriteit te verlenen aan sociale duurzaamheid, de ontwikkeling van solidariteitsmechanismen, met name …

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. (FI) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik u bedanken voor dit zeer verantwoorde debat.

Mevrouw Jaakonsaari zei dat de Europese Unie zich altijd via crises heeft ontwikkeld. Dat is grotendeels waar en dat gebeurt ook dit keer, op de korte termijn, nu wij als brandweer moeten optreden om de branden te blussen die nu woeden en de financiële stabiliteit in Europa bedreigen. Momenteel zijn wij vooral in Ierland bezig om de stabiliteit van de Europese economie te waarborgen. Tegelijkertijd proberen wij een Europese architectuur voor de langere termijn te bouwen, die de economische unie daadwerkelijk versterkt en de nu al stevige monetaire unie aanvult met een sterke en echte economische unie en dus het oorspronkelijke doel van een Economische en Monetaire Unie verwezenlijkt.

Beide taken zijn belangrijk en kunnen niet worden genegeerd. Wij moeten voortdurend als brandweer optreden om de bosbranden te doven en tegelijkertijd een nieuwe Europese architectuur bouwen voor een betere regulering van de financiële markten en een beter functioneren van de economische unie.

Ierland bevindt zich in moeilijkheden. Mevrouw Jaakonsaari weet heel goed dat wij in Finland een gezegde kennen dat vertaald kan worden als “Help een man als hij problemen heeft en niet als hij die niet heeft”. Dit geldt natuurlijk net zo goed voor vrouwen. Het is nu heel belangrijk dat wij allemaal het hoofd koel houden en proberen Ierland, nu het in problemen verkeert, te steunen. Niet alleen voor Ierland zelf, maar ook voor de stabiliteit van de Europese economie, zodat de eerste tekenen van herstel niet door deze situatie de kop in worden gedrukt. Het is belangrijk dat wij het mogelijk maken dat de Europese economie duurzaam groeit en dat wij voor meer werkgelegenheid kunnen zorgen. Daar gaat het namelijk om: duurzame groei van de Europese economie en werkgelegenheid.

(EN) Ik wil u bedanken voor de inhoud van het debat, en ik ben het inderdaad met de heer Gauzès eens dat we, ja, beter moeten uitleggen waarom we doen wat we doen, en dat we onze burgers moeten geruststellen. Dit zijn zware en verwarrende tijden. Ze zijn gevoelig voor nervositeit en misinformatie, en daarom moeten we allemaal ons aandeel leveren in goede communicatie over de uitdagingen. Hierin hebben het Europees Parlement en u allemaal, als vertegenwoordigers van de burgers, een belangrijke rol te spelen.

Het gaat er niet om de schuld op iemand af te schuiven: het gaat om het versterken van het Europese bouwwerk dat Europese burgers heeft beschermd tegen veel ergere gevolgen. Alle gepraat over de afbraak van het Europese project is onverantwoord. De lidstaten zouden zonder de Europese Unie en haar beschermende schild allemaal in een veel moeilijkere situatie verkeren. De euro is en blijft de hoeksteen van de Europese Unie; het is niet slechts een technische monetaire regeling, het is in feite het belangrijkste politieke project van de Europese Unie. Het is daarom echt essentieel dat we onze best doen, onze uiterste best doen, om dit Europese bouwwerk te beschermen en te versterken.

Ik wil afsluiten met te zeggen dat mevrouw Goulard een heel belangrijke opmerking heeft gemaakt, toen zij verwees naar de oorspronkelijke doelstelling van degenen die de Economische en Monetaire Unie in het leven hebben geroepen: een heel sterke politieke dimensie te hebben, in feite een politieke unie. President Trichet verkeert in een betere positie dan ik om dit te bevestigen, want hij was er toen bij, maar ik ben geneigd het ermee eens te zijn, en dat is de reden waarom we in ons wetgevingspakket, dat nu in uw handen is en in de handen van de Raad, de sterke monetaire unie willen aanvullen door eindelijk een echte en sterke economische unie te creëren. In mijn ogen is het nu beslist hoog tijd om in de EMU de ‘E’ leven in te blazen, en dat is waar het in het wetgevingspakket inzake de versterking van het economisch bestuur uiteindelijk om gaat.

lid van de Commissie. (EN) (In antwoord op de heer De Rossa, die heeft gesproken terwijl de microfoon niet was ingeschakeld) Mevrouw de Voorzitter, zoals u heel goed weet, ben ik bereid om met de Ierse leden van het Europees Parlement bijeen te komen om kwesties te bespreken die betrekking hebben op Ierland, maar dit debat gaat over de ECB en het verslag van het Parlement over de ECB – hoe belangrijk en moeilijk de situatie in Ierland momenteel ook is.

Er zijn in dit debat zoveel vragen gesteld over Ierland, dat het gewoon onmogelijk is om op alle vragen te reageren. Zoals ik al zei, ben ik bereid om met de Ierse leden van het Europees Parlement bijeen te komen en ik hoop dat ik u morgen allemaal weer tref, zodat we dit meer in detail kunnen bespreken.

 
  
MPphoto
 

  Jean-Claude Trichet , president van de ECB. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, laat ik allereerst zeggen dat de vragen die zijn gesteld buitengewoon relevant zijn en een buitengewoon uitvoerig beeld schetsen van alle aspecten die momenteel van belang zijn.

(EN) Ik zal de leden van het Parlement gelijktijdig antwoord geven, want een aantal van uw vragen viel samen.

Allereerst wil ik nogmaals zeggen dat we verantwoordelijk zijn voor de ‘M’ van de EMU, de monetaire unie. We hebben een mening over de ‘E’, de economische unie, maar we zijn verantwoordelijk voor de ‘M’, en waar de mensen in Europa, de parlementen die hebben gestemd voor het Verdrag van Maastricht, ons opdracht toe hebben gegeven, is te zorgen voor prijsstabiliteit. Dit is ons mandaat. We zijn onafhankelijk, teneinde prijsstabiliteit te leveren aan 330 miljoen medeburgers.

Zoals ik zojuist heb uitgelegd, hebben we gezorgd voor prijsstabiliteit conform onze definitie, die aansluit bij de beste definities in de wereld, en ik wil zeggen dat onze definitie van prijsstabiliteit nu de mondiale benchmark lijkt te zijn. We hebben gedurende de bijna twaalf jaar dat de euro nu bestaat, gezorgd voor prijsstabiliteit, en volgens alle informatie die we hebben, zijn we geloofwaardig voor de komende tien jaar.

Ik wil dit dus heel duidelijk hebben, want – zoals Olli Rehn heeft gezegd – veel vragen die ik heb gekregen, zijn vragen die gaan over de economische unie, die natuurlijk deel uitmaakt van de EMU, maar wij zijn zelf niet verantwoordelijk voor een economische unie. We hebben onze ideeën, we hebben onze aanbevelingen, we hebben onze diagnose en analyse, en ik zal daar natuurlijk op terugkomen.

Mijn tweede belangrijke opmerking is dat we de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog meemaken op mondiaal niveau. Als wij – zowel de centrale banken, met inbegrip van de ECB, als de regeringen – niet snel en doortastend hadden gereageerd, hadden we niet de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, maar sinds de Eerste Wereldoorlog, want we zouden een grote depressie hebben gehad. Dit feit – dat we op mondiaal niveau een grote depressie hebben weten te voorkomen – heeft van regeringen en parlementen reusachtige maatregelen gevraagd.

In onze eigen analyse, is het risico voor de belastingbetaler dat is aangegaan om een ingrijpende depressie te helpen voorkomen, aan beide zijden van de Atlantische Oceaan ongeveer hetzelfde als percentage van het bbp, en wel circa 27 procent van het bbp. Dit is natuurlijk niet gebruikt in de vorm van uitgaven, het is nog minder opgegaan aan verliezen, als ik dat mag zeggen, maar toch is een reusachtige inspanning geleverd. Anders hadden we een zware crisis gehad. Natuurlijk betekent dit dat de mondiale financiën en de wereldeconomie uiterst kwetsbaar zijn en dat we op mondiaal niveau manieren moeten zoeken om zulke kwetsbaarheid te voorkomen.

Dit is echter geen Europese crisis. Het is de terugslag op Europa, op het Europees bestuur, van een wereldwijde crisis, en in de VS en in Japan, om maar twee andere grote geavanceerde economieën te noemen, is sprake van precies hetzelfde soort bespiegelingen en reflectie over wat we moeten doen. Ook zij hebben problemen van de eerste orde, en ik zou het fijn vinden als we dat wat een legitieme overdenking is over de wijze waarop grote geavanceerde economieën beter kunnen worden geleid, niet veranderen in kritiek op de euro, die zoals ik heb gezegd, precies heeft gepresteerd zoals werd verwacht.

Ik wil ook zeggen dat ik, wanneer ik kijk naar de financiën en de begrotingssituatie van de grote geavanceerde economieën, kan zeggen dat Europa als geheel en de EU-zone in het bijzonder op het punt van de staatsschuld in een betere situatie verkeren dan Japan of de VS, zoals de heer Goebbels heeft gezegd. Misschien een geconsolideerde begrotingssituatie volgend jaar in de buurt van de 6 procent, of zelfs een beetje minder, terwijl deze in de twee andere grote geavanceerde economieën in de orde van grootte van 10 procent of meer zal zijn.

Ik zeg dit ook om een idee te geven van de orde van grootte. Wat we hebben, is dus slecht gedrag van de kant van een aantal landen die problemen veroorzaken in hun eigen land en financiële instabiliteit creëren. Het is niet de euro die op het spel staat; het is financiële instabiliteit onder invloed van slecht begrotingsbeleid, natuurlijk met de interactie met de markten, die er altijd is, omdat we nu eenmaal in markteconomieën leven. Nogmaals, onze diagnose is in wezen dat wat abnormaal was in het functioneren van Europa, was dat we slecht bestuur hadden, slecht bestuur van de economische unie.

Ik moet helaas zeggen dat dit niet verrassend is, want het stabiliteits- en groeipact is door enkelen vanaf het eerste begin onterecht bekritiseerd. En ik moet u eraan herinneren dat ik zelf in het Parlement verslag heb gedaan over onze strijd, want grote landen wilden het pact opblazen, of het op zijn minst ernstig verzwakken. Helaas moet ik zeggen dat dit de grote landen binnen de eurozone waren, en dat de kleine en middelgrote landen zich tegen deze neiging hebben verzet. Dit was in 2004 en 2005. U zult zich herinneren dat het een fel gevecht was, want het werd zelfs voor het Hof van Justitie gebracht. De Commissie – en ik moet de Commissie hiervoor prijzen – was duidelijk, indertijd duidelijker dan de Raad, en wij stonden helemaal achter de Commissie. Ik moet u dus aan dit alles herinneren.

Ik heb ook een aantal vragen gekregen over wat we in dit stadium nu precies vragen. Ik moet zeggen dat we, toen de Commissie haar voorstel deed, al hebben gezegd dat we het onvoldoende vonden.

Rekening houdend met wat wij ondervinden, rekening houdend met wat we zien in het functioneren van Europa als geheel, de 27 lidstaten en de 16 (en morgen 17), zijn wij van mening dat het eerste voorstel van de Commissie te zwak was op het punt van het automatisme en op het punt van de strengheid van het bestuur, zowel voor het begrotingstoezicht als voor de indicatoren van het concurrentievermogen, de onevenwichtigheden.

Over de mate waarin het huidige door de Raad gedane voorstel het voorstel van de Commissie nog verder verzwakt, kunnen we u dus niets vertellen, geachte afgevaardigden, maar we vertrouwen erop dat we de situatie het hoofd zullen kunnen bieden; en die situatie vereist een heel streng toezicht, een heel sterk bestuur.

In 2005 heb ik namens de Raad van Bestuur van de ECB gezegd dat we helemaal niet tevreden waren over het toenmalige standpunt van de Raad en over wat er uiteindelijk werd geaccepteerd.

Ik wil hierop nu dus niet verder ingaan, want we zullen nog meerdere gelegenheden krijgen voor contact met het Parlement. Ik heb natuurlijk kennis genomen van wat mevrouw Goulard heeft gezegd over het grote inspanningen van het Parlement, samen met de Raad en de Commissie, om uit te werken wat uiteindelijk het standpunt van Europa zal zijn. Onze boodschap hierover is echter opnieuw heel duidelijk.

Laat ik nu een moment terugkomen op de kwestie van de communicatie. We moeten onze communicatie natuurlijk voortdurend verbeteren. We proberen dat ook te doen. Ik wil alleen zeggen dat wij, wat betreft onze eigen communicatie, de duidelijke definitie van prijsstabiliteit geven die iedereen in staat stelt om zelf voortdurend en direct te beoordelen wat we doen.

Ik wil ook zeggen dat wij de eerste grote belangrijke centrale bank waren die persconferenties onmiddellijk na de vergaderingen van de Raad van Bestuur heeft ingevoerd. Wij waren de eersten die een inleidende verklaring publiceerden, die onze diagnose van de situatie bevat. We proberen ons op het punt van de communicatie dus zo verantwoordelijk mogelijk op te stellen.

Het enige dat we niet doen, is de afzonderlijke standpunten van de verschillende leden van de Raad van Bestuur publiceren. We vinden het voor een instelling die een munt uitgeeft voor zestien landen die in Europa verenigd zijn, maar toch nog soevereine staten zijn, heel belangrijk en beter dat de Raad van Bestuur als geheel wordt gezien als de ter zake doende entiteit op het punt van onze besluiten.

Dan waren er ook nog een aantal andere heel belangrijke vragen. Ik wil alleen de opmerking noemen dat we verantwoordelijk zijn voor de ‘M’, maar voor zover de ‘E’ in handen ligt van de regeringen en van de Commissie, moeten we op dit gebied natuurlijk rekening houden met de ‘E’, zoals altijd, zoals elke onafhankelijke centrale bank dat doet: als het begrotingsbeleid gezond en redelijk is, is de last voor het monetair beleid om te zorgen voor prijsstabiliteit licht. Als we een slecht begrotingsbeleid hebben, overbelasten we de besluiten die door de centrale bank moeten worden genomen.

Ik zou willen zeggen dat voor ons hetzelfde geldt op het punt van de interactie met de regeringen, maar we zijn volstrekt onafhankelijk, en we hebben een aantal uitzonderingsmaatregelen genomen om ons, zoals ik heb uitgelegd, in staat te stellen de impulsen van ons monetair beleid door te geven, alsook mogelijk in omstandigheden waarin markten niet juist functioneerden, waardoor de besluiten over rentetarieven die we namen, niet goed werden doorgegeven aan de economie als geheel.

Dit is de essentie van de uitzonderingsmaatregelen, de transmissiekanalen van het monetair beleid normaler te doen functioneren, en we hebben heel duidelijk onderscheid gemaakt – ik heb dat herhaald tijdens een recent gehouden colloquium waaraan Ben Bernanke heeft deelgenomen – tussen de standaardmaatregelen die er echt toe doen op het punt van de monetaire beleidskoers, en de uitzonderingsmaatregelen die zijn bedoeld om de transmissie van het monetair beleid te bevorderen.

Ik wil nu alleen nog zeggen dat ik ook kennis heb genomen van de belangrijke vraag …

, president van de ECB. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wat de vraag van de heer Gauzès over communicatie betreft, die kennelijk door anderen is overgenomen: er is binnen sommige communicatiekanalen een tendens om Europa te beschouwen als een soort zondebok. Als het slecht gaat, is dat de schuld van Europa. Wij weten dat dat niet klopt, en het Europees Parlement weet dat uiteraard beter dan wie ook.

Er is ook een trend om te zeggen dat als dingen niet goed gaan, dat de schuld van de Commissie of van de Europese Centrale Bank is, of beter nog, van de euro. Dat is het klassieke fenomeen van de zondebok. De euro heeft zijn interne en externe stabiliteit op bewonderenswaardige wijze weten te behouden. Ik heb overigens nog niet gezegd dat dit bewonderenswaardiger is dan wat een centrale bank ooit heeft klaargespeeld, in de landen die aan de wieg stonden van de euro, in de afgelopen vijftig jaar – dit had ik voor het eind bewaard, als ik het zo mag zeggen. Ik denk dat we een munt hebben die tegen een stootje kan, hetgeen ook in het verleden al is gebleken. Laten we dus waken voor het zondebokfenomeen.

Inderdaad is er voor ons allen nog heel wat werk aan de winkel als het gaat om communicatie, en ik richt deze boodschap ook aan de Europese Centrale Bank en aan het hele eurostelsel, dat wil zeggen aan alle nationale centrale banken die deel uitmaken van de eurozone. Verder zou ik zeggen dat dit een probleem is dat zich ongetwijfeld ook in de 27 voordoet, en derhalve een probleem is voor de Europese Unie als geheel.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Dank u zeer voor uw uitgebreide antwoord, mijnheer Trichet. Ik denk dat het op dit ogenblik nodig is om in meer detail op de zaken in te gaan dan gebruikelijk is in dit Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Burkhard Balz, rapporteur. (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook mijnheer Trichet, mijnheer Rehn en vooral alle collega’s hartelijk voor dit open en zeer uitgebreide debat bedanken. Hoewel onze Ierse collega’s aan het eind wel wat emoties lieten zien – wat ik echter kan begrijpen – werd het debat door grote zakelijkheid gekenmerkt.

Ik wil in de korte tijd die mij wordt geboden drie punten aansnijden. Ten eerste de onafhankelijkheid van de ECB. Ik meen dat het juist en van belang was dat de staatshoofden en regeringsleiders indertijd ook onder de algemene leiding van de ereburger van Europa, bondskanselier Helmut Kohl, de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank hebben doorgevoerd. De Europese Centrale Bank is de hoeder van de euro. Ik denk dat de euro juist in de crisistijd van de afgelopen maanden zo stabiel was, omdat we tenslotte die ECB hebben. Daarom verzoek ik u, mijnheer Trichet, de komende maanden ook zo veel mogelijk onafhankelijk te blijven opereren. Indien u meningen van anderen voorgeschoteld krijgt, kunt u daarnaar luisteren, maar uiteindelijk moet u als president en als directie van de ECB deze onafhankelijkheid bewaren.

Ten tweede moeten we de burgers van de Unie meer informatie geven. Dat is een belangrijk punt. We moeten ze vooral niet steeds informatie geven in onze enigszins bekritiseerde taal van Brussel, maar op zo’n manier dat het ook werkelijk bij de ontvanger, bij de mensen van Europa, aankomt. Dat is voor mij een zeer belangrijk punt.

Nog een laatste punt. De heer Trichet heeft over Basel III gesproken. Ook dat kan ik zeker onderstrepen. We willen Basel III snel uitvoeren. Maar ik wil Basel III alleen snel uitvoeren, indien we het op het niveau van de G-20 allemaal tegelijk uitvoeren. Het mag niet zo zijn dat Europa hier nu weer vooroploopt en dat wij alleen het voortouw nemen, terwijl we daarmee ons internationale concurrentievermogen sterk verminderen. Daarom zou ik ervoor pleiten dat Europa dit inderdaad samen met de wereldwijde partners uitvoert, of anders bekijkt welke alternatieven er zijn.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De gecombineerde behandeling is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ook ik wil de heer Balz gelukwensen met het werk dat hij in dit verslag heeft gestoken. De bezuinigingspakketten die zijn voorgesteld om uit de crisis te komen moeten niet leiden tot maatregelen die het economisch herstel in gevaar brengen. Ik acht het noodzakelijk dat er een balans wordt gevonden tussen het proces van economische consolidatie en het beschermen van de investeringen door banen en duurzame ontwikkeling. De les van de staten die onvoorbereid tot de eurozone zijn toegetreden moet ons serieus doen nadenken over het stellen van een aantal realistische termijnen. Tegen deze achtergrond kan een vertraging van een of twee jaar worden geaccepteerd. De uitbreiding moet doorgaan, onder de voorwaarde dat aan de criteria van Maastricht wordt voldaan. In die zin beschouw ik het aannemen van de euro niet als momentoplossing, maar als onderdeel van een brede politieke strategie op middellange termijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Edward Scicluna (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom en steun dit verslag. Aangezien er ooit een einde komt aan alle gepraat over begrotingsconsolidatie, regulering en macro-economisch bestuur, moeten we echter onderzoeken welke gevolgen dit heeft gehad op de economische activiteit, die de basis is van de discussies. De werkelijkheid is dat we goede en doeltreffende regulering en beter economisch bestuur nodig hebben, zodat kleine en middelgrote ondernemingen die de belangrijkste motor van de economische groei zijn, zich kunnen ontwikkelen en kunnen groeien. De trieste waarheid is dat deze bedrijven in de afgelopen twee jaar zwaar hebben geleden. Hierdoor hebben we een hoge en nog steeds toenemende werkloosheid. Het beleid van de ECB om miljarden euro’s in schuldplichtige banken te pompen om ze te helpen redden was juist, maar veel banken zijn te veel gaan vertrouwen op de liquiditeit van de ECB. We hebben nu dus een situatie waarin banken die in de jaren van hoogconjunctuur te gemakkelijk krediet hebben verstrekt, nu kleine ondernemingen weigeren krediet te verstrekken. Als dit zo doorgaat, zullen we niet de groei krijgen die we nodig hebben om de begrotingstekorten en de niveaus van de staatsschulden te verlagen. De werkloosheid zal toenemen en onze economische prestaties zullen stagneren. Laten we verstandig handelen, als we niet opnieuw tekort willen schieten tegenover de mensen van Europa.

 

14. Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag van de heer Casa, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief [COM(2010)0331 – C7-0173/2010 – 2010/0179(CNS)] (A7-0325/2010).

 
  
MPphoto
 

  David Casa, rapporteur. (MT) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik de aandacht van het Parlement erop vestigen dat er momenteel een belangrijke stemming gaande is in de Commissie economische en monetaire zaken, en daarom moet ik veel van de leden die hier niet aanwezig zullen zijn excuseren, want we lopen achter en de stemming is nog maar net begonnen.

Zoals de Voorzitter terecht zei, is dit verslag dat ik heb opgesteld bijzonder belangrijk, want het betreft het btw-stelsel dat we willen herzien. Ja, zoals iedereen weet, zijn de onderhandelingen om het definitieve btw-stelsel te wijzigen al geruime tijd gaande, en toch is er nog geen belangrijke vooruitgang geboekt. De overgangsregeling die sinds 1993 wordt gehanteerd, wordt voortdurend verlengd, en we weten allemaal dat dit geen bestendige situatie is en dat we een oplossing moeten vinden die langduriger is.

De huidige overgangsregeling leidt niet tot de gewenste resultaten voor wat betreft de interne markt. De regeling verlaagt de efficiency van bedrijven en beperkt bovendien hun effectiviteit over de grenzen heen. Het is ook zorgwekkend dat deze regeling complexe vormen van fraude in de hand werkt, zoals carrouselfraude, die we onlangs hier in dit Parlement hebben besproken. Deze hebben een ernstig negatief effect op de inkomsten van de lidstaten. De oplossing waarmee we moeten komen is niet eenvoudig, en de juiste oplossing kan alleen worden aangenomen nadat een diepgaand debat en lange perioden van overleg hebben plaatsgevonden.

We weten allemaal dat de Commissie onlangs heeft toegezegd binnenkort een groenboek op te stellen om aan te zetten tot discussie over deze kwestie. Het verslag waarvoor ik verantwoordelijk ben, dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het proces efficiënt verloopt en dat we al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat het nieuwe stelsel ten eerste de effectiviteit van de interne markt zal verbeteren, ten tweede de lasten van het bedrijfsleven zal verminderen, en ten derde fraude zo effectief mogelijk zal bestrijden.

Dit verslag, dat – zoals we weten – al door de Commissie economische en monetaire zaken is goedgekeurd, dringt er bovendien bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de concrete voorstellen tegen 2013 openbaar worden gemaakt. Dit laatste wil ik graag onderstrepen: ik stel niet voor dat ze een stelsel moeten hebben dat tegen 2013 is aangenomen en in werking is getreden, maar ik zeg dat de voorstellen tegen 2013 openbaar moeten worden gemaakt.

Wat ik echter zou willen, en ik denk dat dit ook het standpunt is van de leden in dit Parlement, is dat dit nieuwe stelsel zal draaien vóór het einde van deze zittingsperiode, zodat de huidige overgangsregeling niet opnieuw verlengd hoeft te worden. Hoewel we de verlenging van het nieuwe stelsel zullen goedkeuren, verwachten we dat er onverwijld concrete stappen zullen worden genomen om over deze nieuwe voorstellen na te denken.

Ik wil mijn collega’s, met name de schaduwrapporteurs, graag bedanken voor dit verslag, en ik voorspel dat er over dit onderwerp heftiger discussies gaan plaatsvinden, hetgeen baan zal maken voor een spoedige oplossing.

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Europees Parlement, en in het bijzonder David Casa, bedanken voor zijn constructieve en snelle verslag over het voorstel van de Commissie om de bestaande regels voor de minimumhoogte van het normale btw-tarief met vijf jaar te verlengen. Dit voorstel is eenvoudig en niet omstreden.

Met een snel standpunt van het Europees Parlement over het voorstel van de Commissie zal de Raad het voorstel voor het einde van het jaar kunnen vaststellen – net op tijd, voordat de huidige regels aflopen. Het voorstel is zelfs al besproken in de werkgroep van de Raad. Er leken geen belemmeringen te zijn voor een snelle goedkeuring.

Zoals de David Casa heeft gezegd, zal het voorstel van de Commissie bedrijven de noodzakelijke rechtszekerheid geven en verdere evaluatie van de juiste hoogte van het normale btw-tarief op Europees niveau mogelijk maken.

Sterker nog, de Commissie zal zeer binnenkort een breed debat starten over de toekomst van de btw, teneinde de talrijke tekortkomingen in het Europese btw-stelsel te evalueren en aan te pakken, zoals de complexiteit, de hoge administratieve lasten voor bedrijven en fraude.

Voor het einde van het jaar zal ik mijn medecommissarissen voorstellen een groenboek te publiceren over de evaluatie van het huidige stelsel en de te prefereren koers voor de toekomst. Ik kijk uit naar reacties over zaken zoals de vraag hoe een eenvoudiger, robuuster en moderner btw-stelsel kan worden verwezenlijkt en hoe de kosten van de inning en naleving voor bedrijven omlaag kunnen worden gebracht, in het bijzonder voor kmo’s, en hoe tegelijk de fraude kan worden beperkt en lidstaten flexibiliteit kan worden geboden. De Commissie zal op basis van de verkregen resultaten eind 2011 haar toekomstige beleid inzake de btw uiteenzetten in een mededeling over de te varen koers.

De ingediende amendementen laten duidelijk de belangstelling van het Parlement zien voor deelname aan deze discussie over de toekomstige btw-strategie. Ik verwelkom dit teken van belangstelling en ik hoop dat we in een later stadium een vruchtbaar debat met u zullen hebben over dit belangrijke onderwerp. Ik ben echter van mening dat deze amendementen buiten het toepassingsgebied van het vandaag besproken voorstel vallen, dat zich beperkt tot de verlenging van de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief. Enkele van de amendementen lopen voorts vooruit op een debat dat we zouden moeten hebben op basis van het groenboek. Dit geldt in het bijzonder voor het amendement dat de Commissie vraagt om voor 2013 met een voorstel te komen voor definitieve btw-regels.

In dit stadium kan de Commissie zich niet vastleggen op een datum voor de indiening van een voorstel voor btw-tarieven. Zij kan de resultaten van de raadpleging niet voorspellen, waarvan de reikwijdte breder zal zijn dan de btw-tarieven. Ik hoop dat deze raadpleging een duidelijk beeld zal geven van de prioriteiten voor de toekomst van de btw. De planning van de Commissie voor toekomstige wetgevingsvoorstellen zal daarom sterk afhangen van de resultaten van deze raadpleging.

 
  
MPphoto
 

  Sari Essayah, namens de PPE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel van de Commissie is gericht op voortzetting van het huidige stelsel tot eind 2015 en het streven om de fluctuatiemarge van de belastingtarieven te beperken tot tien procentpunten. Dat is zeer belangrijk, want anders kan in bepaalde sectoren de concurrentie tussen lidstaten worden verstoord.

Het belangrijkste punt in dit parlementaire verslag is dat de Commissie op tijd met een uitgebreide raadpleging zal beginnen voor het creëren van een nieuw stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. In tegenstelling tot de commissaris ben ik van mening dat de amendementen die de leden van het Parlement hebben ingediend uitermate belangrijk zijn, omdat wij al in deze fase de richting willen aangeven waarvan wij willen dat dit nieuwe btw-stelsel heen gaat. Wij moeten in de toekomst namelijk de administratieve last met betrekking tot btw kunnen verlichten en de rapportage vooral voor het mkb zo eenvoudig mogelijk kunnen maken, terwijl wij tegelijkertijd btw-fraude doeltreffend moeten kunnen bestrijden.

De overheidsfinanciën verkeren in veel Europese landen momenteel in grote problemen en verhoging van de btw-tarieven wordt als een oplossing gezien. Dat helpt echter niet in landen waarin btw-ontduiking de algemene praktijk is. Ik wil wijzen op het hier al eerder aangenomen verslag van de heer Casa, waarin vooral aandacht werd besteed aan de middelen ter bestrijding van btw-fraude bij fraudegevoelige producten en diensten. Ik hoop dat de Commissie daar in de toekomst daadwerkelijk iets aan gaat doen.

 
  
MPphoto
 

  George Sabin Cutaş, namens de S&D-Fractie. – (RO) Zoals blijkt uit het voorstel voor een richtlijn van de Raad, heeft het minimumtarief voor de btw gezorgd voor een acceptabele werking van het systeem.

Ik ben van mening dat we een gemeenschappelijke regeling in beschouwing moeten nemen, waarin de conclusies worden opgenomen uit de ervaring met de onevenwichtigheden in de begroting, die door de financiële crisis naar voren zijn gekomen. Er is een nieuwe Europese strategie nodig met betrekking tot de btw, gericht op het terugdringen van de bureaucratie en van fiscale obstakels die het bedrijfsleven – met name kleine en middelgrote ondernemingen – in de weg staan. Daarnaast moeten we de noodzaak van fraudepreventie en -bestrijding in het oog houden. Ik denk echter dat, tot het bereiken van een definitieve strategie, het verlengen van de tijdelijke bepalingen met betrekking tot het minimumtarief voor de btw tot en met 31 december 2015 een besluit is dat het bedrijfsleven zekerheid biedt, structurele onevenwichtigheden in de Europese Unie voorkomt en de harmonisering van fiscale wetgeving aanmoedigt.

In afwachting van het groenboek van de Commissie over de herziening van het btw-stelsel, wil ik wijzen op de neiging van een aantal regeringen die, geconfronteerd met de recessie, de btw hebben verhoogd naar 24-25 procent, zoals in Roemenië en Hongarije. Tot nu toe is de afspraak over het maximale btw-tarief van ten hoogste 10 procentpunten boven 15 procent gerespecteerd. Ik denk echter dat, ter voorkoming van eventuele overschrijdingen van de grens van 25 procent, er een verbod nodig is. Laten we niet vergeten dat zich achter deze cijfers burgers bevinden, van wie het levenspeil steeds meer getroffen wordt door bezuinigingsmaatregelen en excessieve belastingdruk.

Tot slot wilde ik zeggen dat overfiscalisering geen oplossing is voor een zieke economie, maar slechts de pijn daarvan langer doet duren.

 
  
MPphoto
 

  Olle Schmidt, namens ALDE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil de rapporteur van harte bedanken. Ik ben principieel van mening dat we consumptie niet mogen sturen door middel van btw-tarieven. Zolang als uitzonderingen en verlaagde btw-tarieven de vrije markt niet onmiskenbaar verstoren, hebben we er tot dusver echter voor gekozen om verschillen tussen de lidstaten van de EU te aanvaarden. Zoals u weet, wijst professor Monti er in zijn verslag over de interne markt echter op dat ook de huidige verschillen de interne markt in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Daarom is het belangrijk dat we een definitief btw-tariefstelsel eisen en duidelijk benadrukken dat de internemarktstrategie als richtsnoer moet worden gebruikt bij de herziening van de btw-richtlijn in plaats van de individuele belangen van de diverse landen.

Zoals de commissaris zei, is het ook belangrijk dat we ons toespitsen op het verminderen van de administratieve lasten, het wegnemen van fiscale belemmeringen en het verbeteren van het ondernemingsklimaat, met name van kleine en middelgrote ondernemingen, en er tegelijkertijd voor zorgen dat we een stelsel tot stand brengen dat fraudebestendig is.

Belastingen zijn tot op grote hoogte een nationale aangelegenheid, waarbij de nationale soevereiniteit belangrijk is. Tezelfdertijd is het belangrijk om niet te vergeten dat een goed functionerende interne markt, ook wat belastingkwesties betreft, waarschijnlijk meer en nauwere samenwerking vereist dan we momenteel hebben. Ik hoop daarom dat de Commissie – en de commissaris – de moed zal hebben om deze kwesties in haar aangekondigde voorstellen aan te pakken en dat een goed functionerende interne markt ondanks nationale weerstand werkelijk het uitgangspunt zal vormen van die voorstellen. In moeilijke tijden vereisen moeilijke kwesties gedetailleerde analyses.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška, (EFD). (SK) In het voorliggende verslag stelt de Commissie voor een minimumhoogte van het normale btw-tarief in te stellen van 15 procent voor de komende 5 jaar, tot 2015. Ik begrijp het argument van de Commissie dat ze met de voorgestelde richtlijn de rechtszekerheid van bedrijven wil waarborgen, maar vind dat er zeer intensief gewerkt moet worden aan de analyse van de belasting over de toegevoegde waarde. Mijn reden daarvoor is dat veel bedrijven en veel gevallen van belastingfraude in de internationale handel aantonen dat het systeem voor belasting over de toegevoegde waarde in Europa erg slecht georganiseerd is.

Het probleem zit niet zozeer in het tarief als wel in de regels die worden toegepast op de interne markt en in de internationale handel en die het mogelijk maken deze fraude in veel gevallen vrijwel legitiem te plegen. Ik ben er daarom voor om het hele btw-systeem te herzien en denk dat dat ook in het belang is van onze economieën en bedrijven. Een termijn tot het jaar 2013 lijkt me goed haalbaar en laten we het probleem niet verschuiven naar het btw-tarief, maar ons richten op het bepalen van de regels.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). (EN) Mijnheer de Voorzitter, belastingen zijn op zijn best een noodzakelijk kwaad en zouden altijd de uitgavendruk moeten weerspiegelen. Een belastingtarief dat wordt vastgesteld voordat de uitgavendruk is vastgesteld, is een recept voor geld afpakken van de burgers en daarna pas beslissen waaraan dat geld wordt uitgegeven. Het is een recept voor verkwisting.

Harmonisering van de btw-tarieven tot een gemeenschappelijk normaal tarief en een gemeenschappelijk verlaagd tarief, dat in 1993 het voorstel van de Commissie was, zou de lidstaten nog meer macht ontnemen. Het heffen van belastingen is een van de definiërende kenmerken van een soevereine staat. Het zal opnieuw een stap zijn in de richting van de Europese Unie als soevereine staat, waarbij de lidstaten niet meer dan machteloze aanhangsels van die staat zijn. Het bestrijden van fraude en het verminderen van de lasten voor kmo’s zijn afleidingsmanoeuvres. Bij btw-harmonisatie gaat het om de centralisatie en de consolidatie van de macht van de EU.

 
  
MPphoto
 

  Elena Băsescu (PPE). (RO) De nieuwe btw-strategie moet gericht zijn op administratieve lastenverlichting, het wegnemen van fiscale obstakels en het verbeteren van het zakelijk klimaat, met name voor KMO’s. Er is een merkbaar gebrek aan evenwicht in verhouding tot de ontwikkeling van de interne markt. Daardoor worden Europese bedrijven benadeeld. Bovendien heeft het btw-stelsel zoals dat op dit moment is ontworpen en wordt toegepast in de lidstaten gebreken, waar belastingfraudeurs hun voordeel mee doen.

Ik roep de Commissie op om de resultaten van haar analyse te presenteren. Zij zal daarnaast met alle belanghebbende partijen overlegrondes moeten organiseren met betrekking tot de nieuwe btw-strategie. Daarbij zullen er gemeenschappelijke aspecten moeten worden behandeld, zoals verlaagde btw-tarieven, afwijkingen van het stelsel, de wenselijkheid van een maximumtarief en niet in de laatste plaats de plaats van belastingheffing voor leveringen binnen de EU.

 
  
MPphoto
 

  Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor uw opmerkingen en de zienswijzen die in dit debat zijn geuit. Ik ben blij te zien dat het Europees Parlement en de Commissie het eens zijn over de noodzaak om het huidige btw-stelsel opnieuw te overdenken.

Zoals ik in mijn inleidende opmerkingen heb aangegeven, verwelkom ik de geest van de amendementen over de toekomst van de btw. Toch is de Commissie van mening dat dit technische voorstel alleen betrekking heeft op de periodieke verlenging van de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale btw-tarief.

De resultaten van de raadplegingen over een nieuwe btw-strategie zijn slechts genoemd om aan te geven waarom het prematuur is om een permanente hoogte van het normale tarief vast te stellen. Het is daarom niet nodig om in deze fase en in dit verband te verwijzen naar de doelen en het kader van de nieuwe btw-strategie.

Ik herhaal ook dat de Commissie zich vandaag niet kan vastleggen op een datum voor het toekomstige wetgevingsvoorstel over tarieven. We moeten eerst het debat voeren over de toekomst van de btw, dat een duidelijk beeld zal geven van de prioriteiten voor de Commissie. De resultaten van de raadpleging zullen de planning van de Commissie voor het toekomstige wetgevingsvoorstel bepalen.

We leggen momenteel de laatste hand aan ons groenboek en in de komende weken zullen we voor alle betrokkenen de echte vragen voor het debat opstellen: voor het algemene publiek, de leden van het Europees Parlement, de belanghebbenden en de lidstaten. De vragen die zullen worden gesteld, zullen duidelijk ingaan op kwesties die vandaag tijdens het debat naar voren zijn gebracht.

Ik kijk uit naar vruchtbare debatten in de komende maanden, zodat de Commissie een veel betere strategie voor de btw in de toekomst kan ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 

  David Casa, rapporteur.(MT) Mijnheer de Voorzitter, ja, ik ben echt blij dat de commissaris begrepen heeft dat we oproepen tot het onverwijld opstellen van een groenboek om aan te zetten tot een diepgaander debat over de voorstellen van de Commissie. Zoals mijn collega’s in dit Parlement hebben gesteld, moeten we het stelsel snel ontdoen van de mogelijkheid tot alle vormen van fraude en het bedrijfsleven zo veel mogelijk helpen om de belemmeringen die de huidige regeling creëert, weg te nemen. We willen ook een effectievere interne markt zien.

Vandaag hebben we niet besproken welke oplossingen benodigd zijn. Wat we de Commissie vragen, is om onverwijld met voorstellen te komen om gepaste discussies over het nieuwe stelsel te helpen stimuleren, zodat we ons huidige stelsel zo snel mogelijk kunnen verbeteren. Ik heb begrepen dat dit verslag feitelijk bedoeld is om de periode te verlengen. Ik wil de aandacht van de Commissie er echter op vestigen dat we heel graag willen dat zij zo spoedig mogelijk voorstellen aan ons zal aandragen, want zo kunnen we onze eigen ideeën op onze beurt delen, en uiteindelijk een eerlijker stelsel voor iedereen garanderen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Voor de meeste EU-lidstaten respectievelijk derde landen met internationaal verbonden markten vormt de btw (of omzetbelasting) een van de belangrijkste financieringsbronnen van de overheid. De btw is daarmee minstens zo belangrijk als de directe belastingen. De handhaving van ten minste 15 procent van het normale belastingtarief voor de komende vijf jaar is goed voor de concurrentie in de interne markt en de rechtszekerheid voor ondernemers. Wat de verlaagde btw-tarieven in de EU betreft, vind ik dat de Commissie er ook bij de lagere btw-tarieven voor bepaalde diensten, zoals reparaties, haarknippen en schoonheidsbehandelingen, voor moet zorgen dat concurrentieverstoringen worden voorkomen. Dergelijke belastingverminderingen zijn bijvoorbeeld nadelig voor Oostenrijkse kleine ondernemingen, die niet kunnen concurreren met Slowaakse of Hongaarse dienstverleners. Conclusie: ja tegen gerichte steun voor het mkb, ook door middel van de btw, maar hierbij moeten concurrentieverstoringen tussen de lidstaten beslist worden voorkomen!

 

15. Noodhulp aan Haïti (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over noodhulp aan Haïti.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is diep bezorgd over de verslechtering van de cholerasituatie in Haïti.

Het aantal doden onder degenen die in het ziekenhuis zijn opgenomen, neemt van dag tot dag sterk toe. Het aantal mensen dat in een ziekenhuis is opgenomen, bedraagt inmiddels meer dan twintigduizend. Eind vorige week waren al meer dan elfhonderd mensen overleden. Er wordt echter gevreesd dat deze cijfers veel te lage schattingen zijn. Het sterftecijfer is heel hoog en laat zien dat mensen te laat bij de gezondheidscentra komen.

De behandeling van cholera is eenvoudig, maar om het aantal doden te beperken, is het essentieel dat mensen in een vroeg stadium toegang hebben tot behandeling. De behandeling van cholerapatiënten vraagt ook aanzienlijke personele middelen. Het Haïtiaanse stelsel van volksgezondheid is momenteel zwaar overbelast, ondanks aanzienlijke ondersteuning vanuit de internationale gemeenschap.

Artsen zonder Grenzen vraagt als een van de medische organisaties die ter plaatse werkzaam is, alle groepen en instanties die aanwezig zijn in Haïti, om de omvang en snelheid van hun inspanningen op te voeren.

Het hele land is nu getroffen. De epidemie verspreidt zich alarmerend snel in de hoofdstad, Port-au-Prince. Vooral sloppenwijken zoals Cité Soleil zijn vatbaar voor besmetting, door de slechte hygiënische omstandigheden en de beperkte toegang tot schoon water.

We richten ons op het redden van levens door snelle behandeling van de zieken, op uitbreiding van de toegang tot schoon water, op bevordering van beter hygiënisch gedrag en op ondersteuning van het epidemiologisch toezicht om te weten te komen waar en hoe de epidemie zich ontwikkelt.

De Commissie heeft haar humanitaire aanwezigheid uitgebreid met relevante medische expertise en heeft middelen – twaalf miljoen euro – gemobiliseerd om partners in Haïti te ondersteunen.

Het Europees Mechanisme voor civiele bescherming is ook geactiveerd door het waarnemings- en informatiecentrum van de Europese Commissie en heeft inmiddels het transport van door Frankrijk verstrekte hulp in natura medegefinancierd.

Zojuist is ook een ander aanbod van Oostenrijk binnengekomen. Begin deze week zal een Europees team voor burgerbescherming en technische ondersteuning met deskundigen uit de lidstaten worden ingezet. Deskundigen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding zijn door het Directoraat-generaal Gezondheid en consumenten ingezet om te bepalen hoe het epidemiologisch toezicht in Haïti het best kan worden versterkt, en verdere samenwerking wordt overwogen.

Na de recente gevallen van burgerlijke onlusten in Cap Haitien en Port-au-Prince, volgen we met onze partners en de toepasselijke VN-agentschappen nauwlettend de veiligheidssituatie, vooral in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 28 november.

De Commissie heeft contact gehad met de VN-ondersecretaris-generaal voor humanitaire zaken en de coördinatie van noodhulp, barones Amos. We ondersteunen haar volledig door te benadrukken dat het belangrijk is dat nationale en internationale hulpverleners ongehinderd levensreddende activiteiten kunnen blijven ontplooien.

Gezien de ernst en de snelle verslechtering van de cholerasituatie, zijn dringend verdere bijdragen nodig om de hiaten te vullen op het gebied van de gezondheidszorg, water, sanitair, hygiëne en logistiek. De prioriteiten omvatten medisch personeel en ander personeel dat gespecialiseerd is in water, sanitair en hygiëne, alsook medische benodigdheden, bedden, waterzuiveringssystemen en -tabletten. De Commissie heeft daarom contact met het Belgische voorzitterschap en de lidstaten om verdere Europese steun aan te moedigen om Haïti in deze zeer kritische en moeilijke tijd te helpen. Europese steun kan worden gekanaliseerd via het Europees Mechanisme voor civiele bescherming.

De eindeloze inspanningen van de Haïtiaanse en internationale hulpverleners om de huidige uitdagingen ter plaatse het hoofd te bieden zijn lovenswaardig, maar het is duidelijk dat de omvang van de crisis vraagt om nog meer middelen. We werken daarom nu samen met onze partners hard aan het verhogen van onze noodhulp, maar er staan ons zeker moeilijke tijden te wachten, door de zich snel ontvouwende situatie.

Verdere solidariteit van de internationale gemeenschap met het Haïtiaanse volk blijft absoluut noodzakelijk. Daarom vraag ik u allemaal om uw uiterste best te doen om de steun van de lidstaten op te schalen om een grote humanitaire ramp te voorkomen.

 
  
MPphoto
 

  Michèle Striffler , namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mevrouw Damanaki, de cholera-epidemie heeft al 1 200 dodelijke slachtoffers gemaakt, en meer dan 52 000 mensen zijn inmiddels besmet. Ondanks de aanwezigheid van talloze internationale organisaties in Haïti verslechtert de situatie met de dag, en in de komende maanden dreigen circa 400 000 mensen met de epidemie besmet te raken.

Ik ben uiteraard blij met de twaalf miljoen euro die door de Europese Commissie is vrijgemaakt en ik schaar me achter de oproep van mevrouw Georgieva aan de lidstaten om hulp in natura te bieden zodat water kan worden gezuiverd, en om benodigdheden beschikbaar te stellen. Schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen zijn de enige manier om het aantal mensen dat besmet raakt te beperken.

Een van de prioritaire maatregelen is de bevolking gerust te stellen, die doodsbang is voor deze ziekte, die in het land niet bekend is. Het communiceren met de bevolking is van essentieel belang om de mensen voor te lichten over de ziekte en de preventie ervan, maar ook om te voorkomen dat binnenlands geweld om zich heen grijpt, zeker nu in het land verkiezingen plaatsvinden.

Deze nieuwe crisis laat eens te meer zien dat de Haïtiaanse autoriteiten en het gezondheidsstelsel niet bij machte zijn om deze crisis het hoofd de bieden. Dit land wordt al jarenlang getroffen door diverse rampen. De aardbeving in Haïti heeft aangetoond dat de lokale autoriteiten vrijwel volledig incompetent zijn. Na de beving bestond er een echte politieke wil om Haïti op een andere grondslag weer op te bouwen en overal vandaan werden donaties toegezegd. Bijna een jaar later komt de wederopbouw moeizaam op gang, en ontwikkelingswerkers zijn somber gestemd. De Europese Commissie moet als aanjager fungeren bij de wederopbouw, zodat ten langen leste een einde komt aan deze chaos in Haïti.

 
  
MPphoto
 

  Corina Creţu, namens de S&D-Fractie. – (RO) Ik waardeer ook ditmaal de snelheid van de humanitaire interventie van de Europese Unie. Daarnaast ben ik echter van mening dat onze inspanningen in dit land zich moeten concentreren op de constructie van een minimaal functionele overheid, aangezien de Haïtiaanse overheid op dit moment slechts fictie is. Zij slaagt er niet in om haar basale missie te vervullen, zoals het organiseren van vluchtelingenkampen, het zorgen voor hygiëne en drinkwater. Door deze zwakte heeft er zich snel een epidemie kunnen verspreiden waaraan meer dan 1 200 mensen zijn overleden.

In Haïti is een overheid nodig die iets kan doen voor de armen. Drie van de vier Haïtianen leven van minder dan twee dollar per dag. Meer dan 1,5 miljoen mensen leven in vluchtelingenkampen, hetgeen een groot risico vormt voor de gezondheid en de openbare orde.

Ik ben van mening dat de zwakte van de Haïtiaanse overheid op dit moment de belangrijkste risicofactor is. Door haar gebrek aan autoriteit richt de onvrede van de bevolking zich tegen de VN-macht, en de non-gouvernementele organisaties kunnen wellicht hun missie niet meer uitvoeren. Daarom zijn de verkiezingen van 28 november cruciaal en deze moeten niet worden uitgesteld, zoals sommigen eisen.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens , namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk zijn er co-factoren die ongetwijfeld hebben bijgedragen aan de verspreiding van cholera in Haïti. Dat is zeker geen antwoord, maar een verklaring. Het antwoord op deze moet tweeledig zijn.

De humanitaire hulpverleners ter plaatse hebben tegenover ons bevestigd dat er dringend behoefte is aan zeep, substanties om het drinkwater te reinigen en adequate voorlichting over hygiëne. In de huidige situatie wordt ook de lange termijn voorbereid. In een land waar alles nog moet gebeuren of opnieuw moet gebeuren, is wederopbouw een must na de aardbeving, en moet voorrang worden verleend aan het tot stand brengen van infrastructuren bedoeld om zowel de individuele als collectieve hygiëne te verbeteren.

Ik hoop dat we, acht maanden na de conferentie van New York over de wederopbouw van Haïti, een gebrek aan middelen niet langer als excuus aanvoeren voor de geringe vooruitgang die tot nu toe is geboekt, temeer daar alle sprekers het erover eens waren dat de humanitaire fase nog met vele maanden moet worden verlengd. Ook moeten we de verantwoordelijken voor de trage vorderingen aanwijzen zonder al te veel om de hete brij heen te draaien.

 
  
MPphoto
 

  Franziska Keller, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is in Haïti sprake van een van de grootste humanitaire hulpoperaties ooit. We moeten ervoor zorgen dat we het gevecht tegen deze catastrofe niet verliezen. We moeten resultaten zien te boeken en de Haïtianen helpen om een toekomst op te bouwen.

Afgezien van het feit dat het voor miljoenen mensen een persoonlijke ramp zou zijn, zou een mislukking ook een terugslag betekenen voor de inspanningen en het vermogen van de internationale gemeenschap om een gezamenlijke humanitaire hulpactie op te zetten. Ik ben van mening dat we al onze ervaring, alle lessen die we in Haïti en elders hebben geleerd, moeten inzetten alsook voldoende geld. Daarom ben ik heel blij met de aankondiging van de Commissie dat zij twaalf miljoen euro extra zal uittrekken voor de strijd tegen de cholera.

We moeten ervoor zorgen dat deze steun Haïti onmiddellijk bereikt, dat de steun volledig op de juiste plaats komt en niet slechts deels, en dat we de juiste initiatieven voor effectieve hulp steunen. We mogen ook de inspanningen op het gebied van de wederopbouw na de aardbeving niet verwaarlozen, want als dat het geval is, is ziektebestrijding onmogelijk.

Ik heb twee vragen voor de Commissie. Ten eerste wil ik graag weten of het toegezegde geld is aangekomen en of het is verspreid en besteed. Ten tweede wil ik graag weten hoe u denkt over het eventueel uitstellen van de verkiezingen. Dat staat namelijk weer op de agenda.

De Haïtiaanse revolutie heeft nooit de geschiedenisboeken gehaald. Laten we hopen dat de zware tijden die Haïti momenteel doormaakt, de geschiedenisboeken halen als startpunt voor een betere toekomst voor alle Haïtianen. Ik hoop dat dan ook wordt geboekstaafd dat de EU daarbij een zeer positieve rol heeft gespeeld.

 
  
MPphoto
 

  James Nicholson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, twee maanden geleden was ik medevoorzitter van de delegatie naar Haïti krachtens het ACS-protocol en dit was waarschijnlijk een van de meest fantastische en indrukwekkende ervaringen van mijn hele leven. Ten eerste werken daar bijzonder toegewijde mensen die proberen de Haïtianen te helpen. Ten tweede zijn de Haïtianen een bijzonder trots volk en dat moeten we aan het begin van dit debat erkennen.

Maar de president en de premier vertelden ons hoe fortuinlijk de Haïtianen waren dat ze goede sanitaire voorzieningen hadden en dat er geen ziekten waren uitgebroken – en het droevige is dat ze nu wel door ziekte zijn getroffen. Het is geen heel moeilijke ziekte om te behandelen. Maar je moet daar geweest zijn om te zien onder welke omstandigheden de hulpverleners werken en, het spijt me Voorzitter, maar als we het hebben over gezondheidszorg, moeten we stellen dat Haïti geen gezondheidszorg heeft zoals wij allemaal en dat weet u. Ze zijn afhankelijk van Artsen zonder Grenzen, het Britse Rode Kruis en diverse andere organisaties uit de hele wereld.

Wat de verkiezingen betreft: het is waar dat Haïti nu niet op verkiezingen zit te wachten. Maar zolang ze geen president en premier hebben die hen leiding biedt, zal er geen vooruitgang worden geboekt. Ik heb alle lof voor de briljante dames en heren van het kantoor van de Europese Commissie, die – zo heb ik tijdens mijn verblijf met eigen ogen gezien – onder vreselijke omstandigheden proberen een Europese vertegenwoordiging in Port-au-Prince draaiende te houden. Ze doen voortreffelijk werk.

 
  
MPphoto
 

  Marie-Christine Vergiat , namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde allereerst al mijn collega’s bedanken, en met name de Conferentie van voorzitters, dat ze het groene licht hebben gegeven voor dit door mijn fractie voorgestelde debat over Haïti. Het was een noodsituatie.

In januari van dit jaar, na de aardbeving, heeft de internationale gemeenschap zich sterk gemobiliseerd voor Haïti. Tussen de toezeggingen en de daadwerkelijk ter plaatse gearriveerd steun lijkt echter een kloof te liggen, om niet te zeggen een gapend gat. In maart van dit jaar zegde mevrouw Ashton namens de Europese Unie een steunbedrag van 1,235 miljard euro toe om het Haïtiaanse volk te helpen een betere toekomst op te bouwen.

Commissaris, al in juli jongstleden hebben ngo’s, met name Artsen zonder Grenzen, de noodklok geluid over de ziekmakende levensomstandigheden van honderdduizenden mensen. De situatie is sindsdien nauwelijks veranderd, en toch vragen we ons af hoe het kan dat de cholera-epidemie zich zo snel verspreidt. En de internationale gemeenschap begint opnieuw medelijden te krijgen. Er zijn al meer dan duizend doden gevallen en het aantal besmette personen neemt gestaag toe, ofschoon specialisten zeggen dat maatregelen om te voorkomen dat de epidemie dodelijke slachtoffers maakt vrij eenvoudig door te voeren zijn. Maar gezondheidswerkers zijn slecht opgeleid als het gaat om de bestrijding van deze ziekte en er zijn problemen om medische basisbenodigdheden ter plaatse te krijgen.

Gezien deze context is het niet verwonderlijk dat er rellen zijn uitgebroken. De bevolking van Haïti is ten einde raad. Het is voor haar moeilijk om nog vertrouwen te hebben in de internationale gemeenschap. Commissaris, mijn vragen zijn dan ook eenvoudig:

Hoe staat het met alle hulp die door de Europese Unie is toegezegd aan Haïti, en niet alleen de humanitaire hulp?

Denkt u niet dat deze nieuwe tragedie voorkomen had kunnen worden als de hulp sneller was gearriveerd?

Hoe kan het dat de internationale conferenties wederom enkel loze beloften lijken te hebben voortgebracht?

Waarom vindt president Préval geen gehoor bij zijn pogingen om MINUSTAH om te vormen tot een instrument ter ondersteuning van de wederopbouw?

Tot slot: de bevolking van Haïti wil dat de verkiezingen doorgaan, maar onder welke omstandigheden zullen deze plaatsvinden en waaruit zal de steun van de Europese Unie bestaan?

 
  
  

VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Licia Ronzulli (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in weerwil van alle oproepen om de waakzaamheid betreffende het lot van Haïti na de aardbeving van januari niet te verminderen, lijken de berichten van de afgelopen dagen aan te tonen dat de internationale gemeenschap het eiland in de steek heeft gelaten, juist nu het in de delicate wederopbouwfase verkeert.

Dezer dagen verspreidt zich namelijk het choleravirus over het eiland. Op Haïti kennen slechts weinig mensen dat virus en verleent iedereen er een mystieke en religieuze betekenis aan. De blauwhelmen van de Verenigde Naties worden ervan beschuldigd de verspreiders van de besmetting te zijn. De besmetting van één Nepalese soldaat was voldoende om honderden mannen, vrouwen en kinderen in het geweer te brengen om het algemeen hoofdkwartier van de vredesmacht te belegeren. Ook de humanitaire hulpverleners voelen zich bedreigd en op dit moment verlaten velen van hen al het land.

De spanning is om te snijden en een groot deel van het puin ten gevolge van de zeer krachtige aardbeving van 12 januari vult nog steeds de straten en pleinen. We hebben vernomen dat er geen water is, zodat mensen zich niet kunnen wassen en beschermen tegen besmetting.

De cholerabacil verspreidt zich in een snel tempo en het aantal doden neemt exponentieel toe. De cijfers zijn al genoemd maar ik wil ze nog eens herhalen: tot op heden zijn er 1 130 doden, en het aantal mensen dat is opgenomen, is in één maand tot boven de 18 000 gestegen, terwijl elke dag opnieuw duizenden Haïtianen cholerasymptomen krijgen.

Verder getalm van de internationale gemeenschap is onduldbaar. We dienen onmiddellijk een oplossing te vinden want anders zullen wij elk nieuw besmet slachtoffer voor altijd op ons geweten hebben.

 
  
MPphoto
 

  Michael Cashman (S&D). (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen feliciteer ik commissaris Georgieva met het doeltreffende coördinerende werk dat ze heeft verricht en ook met de besprekingen die ze samen met barones Amos momenteel voert bij de VN.

Het makkelijkste en goedkoopste wat dit Parlement nu kan doen is kritiek uitoefenen. Ik wil dat we positief zijn en dat we druk uitoefenen waar dat nodig is. Ik zeg dat tegen alle leden van dit Parlement. We moeten onze eigen lidstaten onder druk zetten om meer hulp te bieden, ook meer hulp in natura. Als je de lijst met landen bekijkt, zie je landen – zoals Spanje, Ierland, Italië, Frankrijk, Oostenrijk, Hongarije – die momenteel in ernstige economische moeilijkheden verkeren en toch hebben ze diep in de buidel getast. Ik dring er derhalve bij iedereen op aan dat we bij onze eigen regeringen aankloppen en ze vragen over de brug te komen. Wat betreft de vraag of de hulp haar doel wel bereikt: laten we zorgen voor de capaciteit die nodig is om de hulp ter plekke te krijgen.

Tot slot dank ik de commissaris en feliciteer ik haar met de toezegging van de extra twaalf miljoen euro. De aardbeving is de grote tragedie. De nog grotere tragedie is nu deze cholera-epidemie.

 
  
MPphoto
 

  Niccolò Rinaldi (ALDE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren. Eerst lag het epicentrum van een verschrikkelijke aardbeving precies in het armste en slechtst bestuurde land van het westelijk halfrond en nu is in dat land met de hoogste internationale steun per capita de cholera uitgebroken. Wat een paradox! Het is niet alleen een verschrikkelijke geval van dubbele pech maar in Haïti, met straten vol kinderen en overvolle tenten te midden van afval, weet je echt niet waar je moet beginnen.

De plaatselijke politieke klasse is vaak hebzuchtig en gericht op machtspelletjes in plaats van de wederopbouw en het bestuursapparaat dat door de aardbeving is gedecimeerd ter hand te nemen. De bestuurscultuur van de politici is zwak en soms is de ontvangst van hulpgoederen zelfs tegengehouden. Er zijn heel veel internationale organisaties, die veelal onderling hun activiteiten nauwelijks coördineren, en eigenlijk zijn ze er niet in geslaagd de bevolking te beschermen.

Juni dit jaar ben ik met een delegatie van het Europees Parlement op bezoek geweest in Haïti. Toen voorspelden de grote concentratie van opvangkampen, het niet verwijderde puin en de bergen afval al weinig goeds. En nu is dan ook nog eens de cholera uitgebroken.

De Commissie en ECHO hebben tot op dit moment hun plicht gedaan, maar nu moeten de inspanningen worden verdubbeld. Ik heb de indruk dat in Haïti niet alleen grondig gesaneerd moet worden maar ook meer bescherming op internationaal politiek niveau nodig is.

 
  
MPphoto
 

  Nirj Deva (ECR). (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een tragedie waar geen woorden voor zijn. Toen de ramp zich vorig jaar januari voltrok, daalde de internationale gemeenschap met een hoop poeha neer in Haïti. Met militaire helikopters werden zware stukken puin opgetild. Ze zijn allemaal weer vertrokken. Opeens waren ze weg. Die stukken puin blokkeren wegen en verhinderen de toegang. Het wegennet is weggevaagd. Commissaris Georgieva heeft haar best gedaan om de activiteiten te coördineren.

Hoe kwam dat? Waarom waren al die mensen – waaronder minister van Buitenlandse Zaken Clinton, die er in januari ineens was – plotseling verdwenen? Waarom wordt de Verenigde Naties nu gevraagd te vertrekken? Wanneer gaan ze de EU vragen te vertrekken? Dit is belachelijk. We hebben de internationale gemeenschap daar nodig op het niveau waarop ze actief was en we moeten voorkomen dat de gewone Haïtianen het slachtoffer worden van de politieke onzin die zich in de hoofdstad afspeelt.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). (SK) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, hartelijk dank voor het verslag dat u hebt gepresenteerd over de huidige situatie op Haïti. Dat er op Haïti een volgende epidemie zou uitbreken was te verwachten. We hebben vanaf het begin van het jaar, sinds de aardbeving, hard gewerkt, maar het werk is niet zo goed opgeschoten als we hadden gehoopt. Vaak hebben we dat geweten aan de situatie op Haïti vóór de aardbeving.

Het had beslist geholpen als Haïti een normaal functionerende staat was geweest, maar dat is niet het geval en dat zal ook nog wel even duren. Er is nog een lange weg te gaan. We moeten nu met spoed in actie komen, anders riskeren we nog meer epidemieën en nog meer geweld.

Commissaris, het is echt nodig de beste medische specialisten in Brussel bijeen te laten komen om een strategisch hulpplan voor Haïti op te stellen. De situatie moet worden opgelost op het gebied van veiligheid en financiën, maar vooral op het gebied van de gezondheidszorg.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis (S&D). (EL) Mevrouw de commissaris, om te beginnen zou ook ik u willen feliciteren met het uitstekende werk dat u in het geval van Haïti heeft verricht en voor alles wat u voor Pakistan heeft gedaan. Wij weten dat u er in noodgevallen altijd bent.

De omvang van de ramp is werkelijk verschrikkelijk. Wij hebben het over meer dan 1 000 doden en 15 000 zieken, en de aantallen nemen voortdurend toe. De nood is gigantisch, en we zien dat het geld dat u ter beschikking heeft niet genoeg is. Het wordt steeds duidelijker dat wij inderdaad nieuwe financiële instrumenten nodig hebben; misschien, en klaarblijkelijk in de eerste plaats, een belasting op financiële transacties. Wij hebben andere financiële instrumenten nodig die onze inspanningen kunnen versterken om de toegenomen menselijke nood aan te pakken.

Eveneens moeten wij kijken wat wij kunnen doen om te voorkomen dat niet nog eens ziekten worden doorgegeven door mensen die voor de WHO werken.

 
  
MPphoto
 

  Bastiaan Belder (EFD). – Voorzitter, vanmiddag heb ik nog de laatste informatie gekregen van een Nederlandse hulporganisatie die al jarenlang op Haïti aanwezig is, en die informatie bevestigt eigenlijk het sombere, maar realistische beeld dat door de Commissie is geschetst. Tegelijkertijd vertelde de Nederlandse hulporganisatie mij dat ze vooral haar vertrouwen heeft gevestigd op Europa als belangrijke donor. Waarop vertrouwt ze dan? Wel, er is bij de internationale donorconferentie een gigantisch bedrag toegezegd, maar daar is nog maar een klein deel van binnengekomen. Nu wordt er extra geld gevraagd door de Verenigde Naties, maar het geld dat is toegezegd, is voor een groot deel nog niet binnengekomen. Ik hoop dus dat de Europese Unie het voortouw neemt om ervoor te zorgen dat het geld nu echt binnenkomt, want de situatie is schrijnend. Acute zaken zijn natuurlijk de preventie, schoon drinkwater. Ik hoop dat de Europese Unie het initiatief gaat nemen om te zorgen voor een goede watervoorziening in Haïti. Belangrijk zijn vooral deskundigen, waterputten slaan, schoon drinkwater en ook de kwestie van de medische zorg. Overal is tekort aan. Ik zal Nederland erop aanspreken, maar ook de Europese instellingen, om te bewerkstelligen dat zij daadwerkelijk in deze acute noodsituatie onmiddellijk te hulp komen.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra (S&D). (ES) Mevrouw de commissaris Damanaki, om te beginnen wil ik de Commissie prijzen voor de inspanningen die zij in Haïti heeft ondernomen.

De situatie vraagt echter om een snelle en veel krachtigere reactie. Er zijn meer middelen nodig, de internationale gemeenschap dient zich meer te committeren, ondanks de problemen die er zijn met het vrijmaken van middelen in de huidige economische context. Het kan niet zo zijn dat voor andere problemen wel middelen beschikbaar zijn, maar dat er geen middelen zijn voor deze humanitaire situatie.

Er zijn prioriteiten op het terrein van gezondheidszorg en op het humanitaire vlak: de bevolking informeren over ziektes, verstrekken van tenten, verbeteren van de sanitaire voorzieningen, verschaffen van toegang tot schoon water. Dit is allemaal urgent. Van de kant van de Commissie en de lidstaten is een maximale inspanning nodig.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Georgieva bedanken voor het werk van de Commissie. Het is heel belangrijk dat de Europese Unie zeer nauw en zichtbaar bij Haïti is betrokken. Het gaat immers om onze medemensen, onze naasten. Wij zijn ook verantwoordelijk voor hen nu zij getroffen zijn door deze ongehoorde ramp: eerst een aardbeving en nu een cholera-epidemie.

Het is belangrijk dat het geld en de hulp die wij daarheen sturen snel op de plaats van bestemming komen. Veel christelijke hulporganisaties hebben daar goed werk verricht en het lijkt erop dat zij over de juiste kanalen beschikken om de hulp snel naar degenen te brengen die deze nodig hebben. In dit verband hoop ik dat de Commissie ook gebruik kan maken van de erkende humanitaire en christelijke organisaties die daar zulk goed werk verrichten. Op die manier kunnen wij de hulp snel op de plaats van bestemming krijgen en het best mogelijke resultaat bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor uw betrokkenheid en de discussie over een onderwerp dat de komende tijd, naar ik vrees, wel op de agenda zal blijven staan. Dit is geen eenvoudige crisis om op te lossen.

We hebben kennis genomen van schattingen over de schaal van het probleem gedurende de komende maanden – onder andere van onze eigen deskundigen – en ik ben het roerend eens met al diegenen die zeiden dat we de expertise van het Europees centrum voor rampenbestrijding in Haïti moeten inzetten. De schattingen zijn dat ergens tussen de 500 000 en 720 000 mensen besmet zullen raken voordat deze epidemiegolf voorbij is.

De schatting van 400 000 van de Pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie valt iets lager uit maar is van dezelfde orde van grootte. We moeten dus mobiliseren. Ik ben het eens met iedereen van u die sprak over onmiddellijke mobilisatie en de behoefte aan hulp op dit moment.

Ik wil vier punten aan de orde stellen. Het eerste punt is hoe we het beste kunnen helpen. Dit is het moment om echte partnerorganisaties in te zetten en ze onmiddellijk de middelen ter beschikking te stellen om te kunnen handelen. We moeten ook een beroep doen op de lidstaten om hulp in natura ter beschikking te stellen. Sinds ik de lidstaten donderdag toesprak, zien we dat ze over de brug komen met steun, maar er is meer nodig in termen van gezondheidswerkers, waterzuiveringstabletten en steun voor een bewustwordingscampagne, want, zoals velen hier al zeiden: er bestaat een wijdverspreid misverstand over de ziekte en de wijze waarop die het beste kan worden behandeld. Het gevolg is dat mensen onnodig sterven omdat ze bang zijn om naar behandelcentra te gaan: ze zijn eerder bang om de ziekte daar op te doen dan om ervoor behandeld te worden.

Mijn tweede punt is dat een aantal sprekers het heeft gehad over het toegezegde geld en over de stand van zaken rond de wederopbouw van Haïti. De toezegging die de Commissie heeft gedaan, is nagekomen. De Commissie heeft 460 miljoen euro toegezegd en levert het geld volgens het aangekondigde tijdschema. De hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter, Cathy Ashton, en commissaris Piebalgs staan op het punt met de lidstaten te inventariseren hoe het staat met de door ons toegezegde bedragen. Ik kan u verzekeren dat we dit heel serieus zullen nemen, omdat de reputatie van de internationale gemeenschap in deze zeer moeilijke tijd op het spel staat.

Mijn derde punt, een zeer belangrijk punt, is dat er evenwel een grens is aan het absorptievermogen in Haïti. Ik meen dat ik daar al met enkelen van u over heb gesproken. Toen ik voor het eerst in Haïti was, dacht ik dat deze ramp niet het grootste probleem van Haïti was, hoe erg die ook was. Het grootste probleem van Haïti waren de vele tientallen jaren waarin geen ontwikkeling heeft plaatsgevonden en het ontbreken van een functionerende overheid, wat onder andere betekent dat er ook geen functionerende gezondheidsdienst is.

Ik heb in kampen mensen in de rij zien staan voor een dokter terwijl ze helemaal niet ziek waren. Ze waren nog nooit eerder in hun leven bij een dokter geweest en wilden gebruik maken van de in de kampen geboden gezondheidsdienst.

Dit totale ontbreken van de vaardigheden en vermogens van een functionerende overheid zorgt voor problemen waardoor deze epidemie verergert. We worstelen nog steeds om de regering zover te krijgen dat ze ruimte vrijgeeft voor het begraven van de lijken – wat natuurlijk nodig is om te voorkomen dat de epidemieën zich verder verspreiden – en latrines beschikbaar stelt om de sanitaire situatie te verbeteren. Ik kan dus niet krachtig genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat we ervan doordrongen zijn dat er geen eenvoudige oplossing is voor de problemen van Haïti, omdat de kern van het probleem wordt gevormd door het jarenlange ontbreken van ontwikkeling en het ontbreken van een functionerende overheid.

Er is een vraag gesteld over de verkiezingen en of deze wel gehouden moeten worden. De Haïtiaanse autoriteiten houden zich liever aan het tijdschema. Ik kan die vraag moeilijk beantwoorden. Ik ben nog niet in Haïti geweest, maar ik heb het gevoel dat het afblazen of uitstellen van de verkiezingen tot een verdere destabilisering van deze zeer moeilijke situatie kan leiden. Misschien leveren de verkiezingen iets op maar, zoals ik al zei, dit is op basis van wat ik heb gehoord en niet wat ik heb gezien.

Mijn vierde punt betreft de betrokkenheid. U riep de Commissie op om zich zeer rechtstreeks met het probleem bezig te houden: dat doen we en dat zullen we blijven doen. Barones Ashton is morgen naar alle waarschijnlijkheid in Haïti en ik ben zelf ook van plan om te gaan omdat het in dit stadium van belang is om hulp te mobiliseren en te zorgen voor goede coördinatie, en eerlijk gezegd vind ik ook dat we de mensen daar en ons eigen personeel hoop moeten geven. Onze eigen mensen worstelen met een zeer moeilijke situatie: ze bevinden zich op plaatsen waar de Haïtiaanse gezondheidswerkers uit angst voor de epidemie gewoon weggaan en krijgen zo nog veel meer gevallen te verwerken.

Wat we nu moeten doen, is aanwezig blijven, kalm blijven en de gang van zaken zo sturen dat we de mensen hoop geven. Een Parlementslid merkte op dat de Haïtiaanse bevolking zeer veerkrachtig is. Dat is ook zo en ze verdient in deze moeilijke tijd alle mogelijke hulp.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

 

16. Langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken - Meerjarenplan voor de westelijke visbestanden van de gewone horsmakreel en de visserijtakken die deze visbestanden exploiteren - Verbod op highgrading en de beperkingen van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, de Belten en de Sont - Gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen:

– het verslag van Izaskun Bilbao Barandica, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken [COM(2009)0399 - C7-0157/2009 - 2009/0112(COD)] (A7-0299/2010),

– het verslag van Pat the Cope Gallagher, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren [COM(2009)0189 - C7-0010/2009 - 2009/0057(COD)] (A7-0296/2010),

– het verslag van Marek Józef Gróbarczyk, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad wat betreft het verbod op highgrading en de beperkingen van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, de Belten en de Sont [COM(2010)0325 - C7-0156/2010 - 2010/0175(COD)] (A7-0295/2010), en

– het verslag van João Ferreira, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur [COM(2010)0393 - 2009/0153(COD)] (A7-0184/2010).

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica, rapporteur. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst zeggen dat ik mij goed bewust ben van het verantwoorde gedrag van de kustvisserijsector in de Golf van Biskaje en hiervoor mijn dank en lof uitspreken.

Mevrouw de commissaris, de sector heeft dringend dit plan nodig om zijn doelstelling te kunnen bereiken: het ontwikkelen van een rendabele activiteit zonder de toekomst van de visgronden in gevaar te brengen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de biomassa van het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje op een peil wordt gehandhaafd dat het mogelijk maakt dit bestand duurzaam te exploiteren, zowel uit economisch en ecologisch oogpunt als uit sociaal oogpunt. Dat kan veel beter door de opbrengst te berekenen op basis van wetenschappelijke rapporten dan door de hoogte van de TAC, de totale toelaatbare vangst, te laten afhangen van schimmige politieke onderhandelingen.

Daarom moet de exploitatieregel in het plan worden opgenomen, zodat het verplicht is de quota te bepalen op basis van wetenschappelijke ramingen van de biomassa.

Mevrouw de commissaris, dit initiatief is door de Commissie in juli 2009 gepresenteerd. Vervolgens zijn wij in september van dat jaar met ons werk begonnen. Wij hebben samen met de hele Spaanse en Franse visserijsector een werkprocedure vastgesteld, met vertegenwoordigers van vissersverenigingen, de relevante wetenschappelijke instellingen en de regionale adviesraad voor de zuidwestelijke wateren. Volgens deze methode hebben wij gewerkt aan een gemeenschappelijk voorstel dat door het Parlement breed werd gesteund.

Met brede consensus en ons bewust van de op de handen zijnde inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de onzekerheid over de wijze waarop het zou moeten worden toegepast op lopende dossiers, hielden wij op 30 november een oriënterende stemming in de Commissie visserij. Deze transparante en participatieve manier van werken botste met de houding van de Raad en de Commissie, die allesbehalve transparant en participatief was.

Om te beginnen hoorden wij tijdens ons werk dat de Commissie bezig was met het opstellen van een beheersverordening die haar weerslag zou hebben op dit verslag. Maar onze informatie hierover was beperkt. De onzekerheid die hierdoor ontstond, had gemakkelijk voorkomen kunnen worden. Na de stemming in de Commissie visserij en gedurende het Spaanse voorzitterschap onderhandelde ik met de Raad over het initiatief. Wij besloten een trialoog te beleggen. Nog diezelfde dag deelde het Spaanse voorzitterschap ons verrassenderwijs en volstrekt onverwacht mee dat de Spaanse regering, op verzoek van de Franse regering, had besloten de behandeling van deze kwestie uit te stellen omdat de rechtsgrond onduidelijk was. Na maanden van werk: verlamming. Het Spaanse voorzitterschap: geen akkoord en ook geen mogelijkheid voor een trialoog.

Ik vroeg het nieuwe voorzitterschap of het bereid was de onderhandelingen voort te zetten, waarop ik als antwoord kreeg dat ik niet ongeduldig moest worden, dat er geen haast was. Gezien het ontbreken van enige bereidheid van de kant van de Raad om vorderingen te maken, hielden wij op advies van de juridische diensten een nieuwe stemming.

Bij die tweede stemming werden drie amendementen die tijdens de oriënterende stemming waren aangenomen en die voor de sector van fundamenteel belang zijn, verworpen.

Het eerste amendement houdt verband met het bevissingspercentage en brengt tot uitdrukking dat een percentage van 0,4 wellicht beter is.

Het tweede amendement betreft het opnemen van levend aas in de TAC. Het zou verkeerd zijn om levend aas in de vangstquota mee te tellen.

En het derde amendement betreft de controle van de vangsten.

Het kan niet zo zijn dat wanneer het Wetenschappelijk Comité geen raming kan maken van de actuele biomassa omdat het ontbreekt aan voldoende informatie, de sector ook nog eens gestraft wordt door de TAC ten opzichte van het voorgaande jaar met 25 procent te verlagen. De Commissie had al overwogen dat het in dat geval beter was de TAC met 10 procent te verlagen, en in geen geval minder dan 7 000 ton. En wat de bevoegdheden van deze instelling betreft, hebben de Raad en de Commissie er voortdurend blijk van gegeven daar lak aan te hebben. Het gaat zo ver dat wij midden in ons debat over dit initiatief langs informele weg te horen krijgen dat de Raad heeft verzocht het initiatief in te trekken!

Is dat echt waar, mijnheer de commissaris? En wat gaan jullie dan vervolgens doen? Daar zou ik graag vandaag nog antwoord op willen krijgen. Ook zou ik van het Belgische voorzitterschap willen weten waarom het om de intrekking van het initiatief heeft gevraagd. En ik had graag duidelijke antwoorden. Wij zijn nu veertien maanden ver en het enige dat wij hebben bereikt, is verwarring.

Deze handelwijze van de Raad en de Commissie doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de Europese instellingen bij een sector die moe is van een dergelijke manier van handelen en om oplossingen vraagt.

Win aan geloofwaardigheid bij de sector! Probeer op zijn minst dat deel van jullie geloofwaardigheid terug te winnen dat jullie tussen september 2009 en nu zijn kwijtgeraakt!

Het Parlement is vastbesloten de medebeslissingsbevoegdheid die het volgens het Verdrag van Lissabon heeft, uit te oefenen. Respecteer die bevoegdheid! Uw gedrag is niet het gedrag dat je van leiders van de 21ste eeuw mag verwachten. Onze handelwijze wordt gekenmerkt door transparantie en participatie. Dat verwachten wij ook van uw handelwijze! Transparantie en participatie, dat is zoals wij binnen het Europees project optreden.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher, rapporteur.(GA) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ten eerste wil ik alle mensen die mij hebben geholpen bij de voorbereiding van dit belangrijke verslag over de gewone horsmakreel heel erg bedanken: de schaduwrapporteurs, het secretariaat van de Commissie visserij, de Pelagische RAR, de beleidsadviseur van de fractie en de adviseur van mijn eigen kantoor. Ook wil ik de Commissie en de Raad bedanken voor hun hulp en ondersteuning. De samenwerking en discussie, en de aanlevering van ideeën van al deze mensen hebben ervoor gezorgd dat ik dit verslag vandaag aan u heb kunnen presenteren, en ik hoop dat het algemeen door u aanvaard zal worden.

(EN) Het westelijke horsmakreelbestand is een van de belangrijkste bestanden voor de visserijsector in Europa. Het voorstel is gebaseerd op het uitvoeringsplan over duurzame ontwikkeling dat de Europese Commissie en de Wereldtop van de VN in 2002 zijn overeengekomen.

Tijdens deze top ging de Commissie akkoord met de handhaving van de bestanden op of het herstel ervan tot het niveau waar een maximale duurzame opbrengst mogelijk is. Het daarop volgende voorstel van de Europese Commissie werd opgesteld in nauwe samenwerking met de groep belast met de beoordeling van Pelagische hulpbronnen (RAG), die het voorstel aanvankelijk had ingediend. Sinds 1997 worden er om de drie jaar eisurveys voor horsmakreel uitgevoerd. De verzamelde gegevens waren ontoereikend voor de wetenschappers om tot een omvattende bestandsbeoordeling te komen.

Met het voorgestelde beheersplan worden de moeilijkheden aangepakt door middel van een formule voor vaartuigen in de horsmakreelvisserij, aangeduid als de oogstregeling. Deze regeling biedt een mechanisme voor het berekenen van een jaarlijks plafond van maximum toegestane vangsten van horsmakreel die in welbepaalde gebieden gevangen wordt. Het plan zou naar verwachting eind 2009 in werking treden maar werd vertraagd als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Ik respecteer de rechten van de Raad om vangstmogelijkheden vast te stellen en toe te wijzen uiteraard volledig. Voorafgaand aan de aanneming van mijn verslag in de Commissie visserij heb ik gesproken met vertegenwoordigers van het Belgische voorzitterschap. Zij adviseerden een voorstel dat de Raad enige flexibiliteit biedt in termen van hoeveelheid verwijderde vis bij de vaststelling van de totaal toegestane vangsten. Ik ben van mening dat dit voorstel van het Belgische voorzitterschap, dat vervolgens door de Commissie visserij werd aangenomen, het exclusieve recht van de Raad krachtens de Verdragen om vangstmogelijkheden vast te stellen en toe te wijzen, beschermt.

Ik wil de door de PPE-, de S&D- en de GUE/NGL-Fractie voorgestelde amendementen in verband met gebied 8C – dat wil zeggen de Golf van Biskaje – bespreken. Ik wil het Parlement graag laten weten dat ik, als rapporteur, het door de socialisten ingediende amendement steun, maar dat ik de amendementen van de PPE en de GUE/NGL niet kan aanvaarden. Ik zal uitleggen waarom.

Het wetenschappelijke advies is duidelijk. Het gaat om één bestand dat het hele geografische gebied dekt. Mocht het Parlement het voorstel van de PPE en GUE/NGL aannemen, dan kan het beheersplan voor de invoering van twee aparte gemerkte gebieden voor één bestand, in de prullenbak. Als we dat doen, scheppen we een zeer gevaarlijke en zeer ernstige precedent voor toekomstige beheersplannen voor makreel. Wij kunnen niet instemmen met de opsplitsing van één enkel visbestand.

Degenen die dit willen steunen, doen dat om hun eigen persoonlijke redenen en die van hun lidstaten, maar dit is een gemeenschappelijk visserijbeleid en daar moeten we ons aan houden. Ik heb er begrip voor dat onze Spaanse en Portugese collega’s zich zorgen maken en ik heb met deze bezorgdheid rekening gehouden in amendement 7 in het ontwerpverslag. Daar staat dat bij de tenuitvoerlegging van dit plan rekening zal worden gehouden met ambachtelijke visserij en historische rechten.

Samengevat: dit amendement is aanvaardbaar voor de Raad en de groep belast met de beoordeling van Pelagische hulpbronnen en er wordt in het amendement rekening gehouden met de standpunten van de Spaanse en Portugese collega’s. Maar laten we het beleid ongemoeid laten.

 
  
MPphoto
 

  Marek Józef Gróbarczyk, rapporteur. – (PL) Meneer de Voorzitter, aan het begin van mijn verhaal zou ik graag al degenen die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit verslag zeer hartelijk willen bedanken: de Europese Commissie, alle schaduwrapporteurs en de leden van de Commissie Visserij voor hun steun bij het opstellen van dit verslag. We hebben volledige overeenstemming bereikt, aangezien het verslag unaniem is goedgekeurd door de Commissie Visserij van het Europees Parlement. Nogmaals hiervoor mijn hartelijke dank.

Dit verslag heeft tot doel de vangst van de platvissoorten in de Oostzee te regelen en de praktijk van het overboord werpen af te schaffen, onder handhaving van het model van visserijbeheer dat bekend is als totale toelaatbare vangst (TAC). Het verslag geeft aan dat dit systeem goed functioneert en in de praktijk toepasbaar is met betrekking tot bepaalde vissoorten. Daarom dient het belang van de opname van artikel 15bis in Verordening (EG) nr. 2187/2005 onderstreept te worden. De soorten die worden gevangen kunnen een lage marktwaarde hebben, kunnen zelfs ongeschikt zijn voor menselijke consumptie. Ook moet erop worden gewezen, dat dit voorschrift het mogelijk maakt om nog levende gevangen botten over boord te werpen, die in de beschermde periode geen enkele handelswaarde hebben. Daarom maakt dit artikel een evenwichtige exploitatie van de visbestanden mogelijk.

Het actieplan, dat is aangenomen op basis van mijn verslag, moet een eind maken aan de teruggooi in de Oostzee, onder andere door in daarvoor geschikte gevallen een volledig verbod in te voeren op teruggooi voor de visserij in de Oostzee. Dit moet leiden tot een duurzamer en productiever beheer van de visbestanden. Het invoeren van een volledig verbod op het overboord werpen is in het geval van bot en andere platvissoorten niet gerechtvaardigd, omdat dit een negatief effect zal hebben op deze visbestanden. In mijn zorg om de stabiliteit en voorzienbaarheid van de visvangst en een exploitatie van de visbestanden binnen de vastgestelde grenzen te verzekeren, geef ik uiting aan mijn vrees , dat de invoering van een verbod op overboord werpen gebruikt kan worden als argument voor de legalisering van grote industriële vangsten van ondermaatse kabeljauw in de Oostzee. Bij ontbreken van betrouwbare wetenschappelijke gegevens voor het evalueren van de bijvangsten van kabeljauw voor voederdoeleinden, is het absoluut noodzakelijk dat er onverwijld een plicht tot volledige documentatie van de vangsten wordt ingevoerd, vergezeld van een volledige monitoring van de schepen die dit soort vangsten verrichten. Het wordt noodzakelijk om bij het uitladen een 100-procentige controle in te voeren op de industriële vangsten. . Als dat niet gebeurt, kan het beleid tot bescherming van de visbestanden in de Oostzee niet functioneren en is een langetermijnplan voor een beheer van de kabeljauwbestanden zinloos.

De Europese Unie dient, in het kader van haar gemeenschappelijk visserijbeleid, onverwijld regels vast te stellen voor de industriële vangsten in de Oostzee, daarbij in overweging nemende dat deze vangsten vanuit ecologisch gezichtspunt een bedreiging vormen voor het ecosysteem van de Oostzee, temeer daar de Oostzee van het Comité ter bescherming van het zeemilieu van de Internationale Maritieme Organisatie de status heeft gekregen van “bijzonder gevoelig zeegebied” (PSSA) en één van de van de meest waardevolle en gevoelige mariene ecosystemen van onze planeet is. In verband met de klimaatveranderingen in de Oostzee, die veranderingen in de adaptatie van de verschillende vissoorten te weeg brengen en in verband met de daardoor veroorzaakte migratie van deze vissoorten en de verandering van hun paaiplaatsen, dient er een herziening plaats te vinden van de beschermde gebieden in de Oostzee en een langetermijnplan vastgesteld te worden voor beheer van de platvissoorten die in dit gebied worden gevangen. In het licht van het ontbreken van nauwkeurige geactualiseerde gegevens op grond waarvan bepaalde gebieden van de Oostzee van bescherming worden uitgesloten, is het dringend noodzakelijk om rekening te gaan houden met de plaatsvindende veranderingen en een herziening door te voeren van de beschermde gebieden.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het introduceren van uitheemse soorten is een van de voornaamste factoren van verstoring van de ecosystemen en een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de biodiversiteit op wereldschaal.

In dat opzicht erkent zelfs de Commissie dat de introductie van niet-inheemse soorten in de Europese kust- en binnenwateren grotendeels afkomstig is van de aquacultuur en bezettingspraktijken. Het voorstel van de Commissie tot wijziging van de verordening inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijke niet-voorkomende soorten in de aquacultuur is gestoeld op de resultaten van het onderzoeksproject IMPASSE. Dat is een gecoördineerde actie van verschillende Europese instellingen voor onderzoek naar de milieueffecten van uitheemse soorten in de aquacultuur.

In dit project wordt een werkdefinitie gegeven van gesloten aquacultuurvoorzieningen die gedetailleerder en stringenter is dan de bestaande. Op grond van deze definitie en volgens de conclusies van het project kan het risiconiveau dat samenhangt met uitheemse soorten aanzienlijk worden verlaagd, en zelfs aanvaardbaar worden gemaakt, indien de mogelijkheid dat doelorganismen en niet-doelorganismen tijdens het vervoer ontsnappen wordt tegengegaan en, aan de hand van duidelijk omschreven protocollen, in de ontvangende voorziening.

In het licht van de resultaten van het project stelt de Commissie voor om introducties en translocaties in gesloten aquacultuurvoorzieningen vrij te stellen van de vergunningsprocedure en de aquacultuurbedrijven van onnodige administratieve formaliteiten te bevrijden. Het is belangrijk te benadrukken dat de risicobeoordeling weliswaar gestoeld is op wetenschappelijke en technische analyses, maar dat het besluit over de aanvaardbaarheid van het risico een politiek besluit is. Wij menen dat het vergemakkelijken van de introductie van uitheemse soorten in de aquacultuur gecompenseerd moet worden door een zo strikt mogelijke definitie van de voorwaarden waaraan gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten voldoen, overeenkomstig de resultaten van het IMPASSE-project.

Ook moet er strikt toezicht zijn op de voorzieningen, om te garanderen dat alle technische vereisten die door de specialisten zijn voorgesteld worden nageleefd en in acht worden genomen. Hetzelfde geldt voor de voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van doelorganismen en niet-doelorganismen van en naar de voorzieningen. Dat waren de belangrijkste zorgen bij het maken van dit verslag en de amendementen op het oorspronkelijke Commissievoorstel.

Voorts wil ik nog opmerken dat de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur een stevige ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van inheemse soorten vergt, waardoor de productie en het levensmiddelenaanbod kunnen worden gediversifieerd, de kwaliteit kan worden verbeterd en de veiligheid van het milieu vergroot.

Dit wetgevingsinitiatief zou dan ook moeten worden gekoppeld aan krachtige stimuli op dat vlak. De potentiële mogelijkheden van de aquacultuur dienen verkend te worden, terwijl er een milieuvriendelijke oplossing moet komen voor de beperkingen van die teelttechniek. Zo moet onder meer het onderzoekskaderprogramma herschikt worden, zodat er voldoende dekking is voor dit belangrijke onderzoeksterrein.

Tot slot wil ik alle schaduwrapporteurs – met wie ik vruchtbaar heb kunnen samenwerken – danken voor hun medewerking, evenals de diensten van de Commissie en de Raad en het Spaanse en Belgische voorzitterschap voor het werk dat we in de loop van deze maanden hebben verricht.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag even stilstaan bij het langetermijnplan voor het ansjovisbestand, maar eerst wil ik de rapporteur, mevrouw Bilbao, en alle leden van de Commissie visserij bedanken voor hun werk aan dit voorstel. Ik wil tegen mevrouw Bilbao zeggen dat er inderdaad vertraging is geweest bij de aanneming van dit voorstel, maar ik wijs erop dat het wel duidelijk is dat de Commissie er absoluut alles aan gedaan heeft om schot in de zaak te krijgen.

Het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje stond op instorten en om deze reden is deze visserijtak in 2005 gesloten. In januari 2010, slechts vijf jaar later, werd de visserij heropend. Afgelopen juli bevestigden wetenschappers dat het bestand boven de voorzorgslimiet lag. Hierdoor kon ik een TAC boven de 15 000 ton voorstellen, die nu van kracht is. De TAC volgt de oogstvoorschriften van het plan en ik ben blij dat dit voorstel ons nu al helpt om het bestand behoorlijk te beheren.

Het is duidelijk dat de lange sluiting tot ernstige financiële schade heeft geleid bij degenen die van deze visserijtak afhankelijk zijn. We moeten absoluut zien te voorkomen dat dit nog eens gebeurt. De enige manier om dat te doen is zodanig op het bestand te vissen dat sprake is van een maximale duurzame opbrengst en het risico van sluiting van deze visserijtak te beperken. Uit ons voorstel blijkt dat dit mogelijk is terwijl tegelijkertijd de duurzaamheid van de sector wordt gewaarborgd. Als we sluiting willen voorkomen, moeten we ervoor zorgen dat het bevissingsniveau niet hoger is dan 30 procent.

Ik dank de Commissie visserij voor haar inhoudelijke steun en de steun in verband met de toekenning van bevoegdheden aan de Commissie. Ik kan deze amendementen steunen. Ik kan de amendementen in verband met de afstemming van het voorstel op de nieuwe toezichtverordening, die sinds januari 2010 van kracht is, ook steunen.

Er is echter één uitzondering. Die heeft te maken met het terugbrengen van de termijn voor het in kennis stellen van de bevoegde autoriteiten van vier uur naar één uur vóór het aandoen van een haven. Dit amendement voorziet in een wijziging van de vieruursregel die in de nieuwe toezichtverordening staat. U weet dat deze nieuwe toezichtverordening sinds begin dit jaar van kracht is. Ik ben er geen voorstander van om de verordening zo snel al te wijzigen, vooral gezien het feit dat de toezichtverordening zelf kustlidstaten in staat stelt om specifieke uitzonderingen toe te passen als dit gerechtvaardigd is. Daarom werken we met deze marge. We hoeven deze toezichtverordening nu echt nog niet te wijzigen, maar het is natuurlijk aan u om hierover te beslissen.

Ik zal nu het tweede verslag aan de orde brengen, het meerjarenplan voor horsmakreel. Ik moet zeggen dat de heer Gallagher, als rapporteur, en alle leden van de Commissie visserij uitstekend werk hebben verricht met betrekking tot dit voorstel, en ik dank u oprecht voor al uw inspanningen en uw constructieve benadering.

Het westelijke horsmakreelbestand is veruit de belangrijkste van de drie horsmakreelbestanden in EU-wateren. Het bestand is momenteel stabiel op een goed niveau, wat betekent dat de TAC voor 2011 nagenoeg ongewijzigd is. Het jaarlijkse TAC-besluit over dit bestand, op basis van recent wetenschappelijk advies, sluit niet aan op onze doelstelling om te komen tot bindend, voorspelbaar langetermijnbeheer. Dit plan is mij derhalve, net als andere langetermijnplannen, dierbaar, omdat ik af wil van het jaarlijkse gekibbel in de Raad over toegestane vangsthoeveelheden. We zijn het de sector verplicht om te zorgen voor betere planning en meer stabiliteit door langetermijnplannen overeen te komen.

Uit uw algemene steun, zowel inhoudelijk als in verband met de toekenning van bevoegdheden, blijkt dat we hetzelfde doel voor ogen hebben. Uw amendementen en de amendementen gericht op de afstemming van het voorstel op de nieuwe toezichtverordening, die sinds januari 2010 van kracht is, kan ik steunen. Afgezien daarvan moet het plan zelf geen TAC-gebieden vaststellen, zodat het mogelijk blijft deze in de jaarlijkse TAC-besluiten aan te passen naar aanleiding van relevant wetenschappelijk advies.

Er is echter één amendement dat de verkeerde kant op gaat, namelijk uw aanvaarding van het compromis van ongeveer 5 000 ton van het voorzitterschap van de Raad. Het getal 5 000 ton is eenvoudigweg niet wetenschappelijk onderbouwd. Hoe is dat getal vastgesteld? Waarom niet 6 000 of 7 000? Het naar eigen goeddunken tot het juiste niveau verhogen en verlagen van de TAC in een beheersstrategie voor de lange termijn is niet wat ik versta onder een doortastende benadering.

Dan nu het derde verslag, het verslag over de technische maatregelen inzake de Oostzee. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om de rapporteur, de heer Gróbarczyk, te bedanken voor zijn voortreffelijke werk aan dit verslag, dat unaniem is aangenomen. Ik dank opnieuw de Commissie visserij voor haar volledige steun. Met dit voorstel kunnen we zorgen voor juridische continuïteit ten aanzien van ons beleid inzake highgrading, dat vorig jaar in de Oostzee is ingevoerd, en inzake beperkingen van de visserij op bepaalde soorten.

Ik zal me nu concentreren op het laatste verslag: het gebruik van inheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur. Ik dank de rapporteur, de heer Ferreira, voor zijn werk, en de Commissie visserij als geheel.

Zoals u weet, zet de Commissie zich in om de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU te bevorderen door middel van de nieuwe aquacultuurstrategie. Dit brengt een hoog milieubeschermingsniveau met zich mee, maar het betekent ook dat er voorwaarden moeten worden vastgesteld die aquacultuurbedrijven mogelijk moeten maken. Daar moeten we voor zorgen. Wijziging van de verordening inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in gesloten aquacultuurvoorzieningen zal zeker aquacultuuractiviteiten mogelijk maken doordat een onnodige administratieve last wordt uitgebannen terwijl aquatische habitats tegelijkertijd adequaat worden beschermd. Dat is natuurlijk niet het enige wat we kunnen doen en daarom juich ik het voorstel van de heer Ferreira om onze onderzoeksinspanningen op het gebied van de aquacultuur te vergroten, ten zeerste toe. We gaan ons best doen via onze begroting en door hervorming van het GVB.

Ik ben heel blij dat de besprekingen in de Commissie visserij tot een betere definitie van een “gesloten aquacultuurvoorziening” hebben geleid.

Ik wijs er met nadruk op dat het oorspronkelijke voorstel een maand voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon door de Commissie is aangenomen. Wij zaten hier dus met hetzelfde probleem. De Commissie visserij had amendementen ingediend die erop gericht waren de basisverordening af te stemmen op de nieuwe bepalingen op het vlak van de comitologie in het Verdrag van Lissabon. We achtten het opportuun om deze afstemming uit te voeren zoals het Parlement had voorgesteld. Anderzijds moesten we ons voorstel formeel wijzigen om dergelijke substantiële amendementen te kunnen doorvoeren en dat verklaart de vertraging waarover we het hebben.

Tot slot dank ik nogmaals alle rapporteurs in de Commissie visserij voor hun verslagen en voor hun werk inzake deze relevante kwesties.

 
  
MPphoto
 

  Carmen Fraga Estévez, namens de PPE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dank aan de samenstellers van de verslagen voor het geweldige werk dat zij hebben verricht. Ik zal mij verder beperken tot de beheersplannen. Ik ga niet in detail de verschillende aspecten daarvan bespreken – dat is al gebeurd door de rapporteurs – maar zal ingaan op de belangrijke institutionele uitdagingen die deze plannen met zich meebrengen en die opgelost moeten worden.

Het Parlement heeft na meer dan een jaar onderhandelen met de Raad besloten de verslagen in eerste lezing te behandelen – wat getuigt van verantwoordelijkheidsbesef – om op die manier druk uit te oefenen en de huidige blokkade op te heffen, een blokkade die niet alleen gevolgen heeft voor deze twee voorstellen, maar voor alle voorstellen die in de pijplijn zitten.

Het Parlement is bereid om met de Raad en de Commissie naar een tussenoplossing te zoeken, maar daarvoor is het noodzakelijk dat de Raad erkent en aanvaardt dat de kern van de plannen voor het langetermijnbeheer wordt behandeld volgens de gewone wetgevingsprocedure, dus met artikel 43, lid 2, van het Verdrag als rechtsgrond.

Het is onbegrijpelijk dat het Parlement vóór het Verdrag van Lissabon, toen de Raad ook exclusieve bevoegdheden ten aanzien van de TAC en quota had, wel moest worden geraadpleegd, en dat de Raad het Parlement nu voor dezelfde thema’s probeert buiten te sluiten door te beweren exclusief bevoegd te zijn, terwijl volgens alle juridische adviezen artikel 43, lid 3, restrictief moet worden uitgelegd.

Daarom verzoek ik mevrouw de commissaris om zelfs – en volgens mij heeft zij de vraag van mevrouw Bilbao dienaangaande niet beantwoord – als enkele van deze voorstellen worden ingetrokken of vervangen door nieuwe teksten, rekening te houden met dit standpunt van het Parlement. Zo niet, dan zullen wij naar het Hof van Justitie stappen en toekomstige langetermijnplannen blokkeren, hetgeen allesbehalve wenselijk is, omdat het hier gaat om een basisinstrument van visserijbeheer.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis, namens de S&D-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de teksten waar het debat vandaag over gaat, bevatten zeer veel technische details. Daarachter staat echter een duidelijke opdracht: het Europees Parlement verzoekt de overige EU-instellingen, de Commissie en de Raad om bij elk besluit over visserijkwesties de wetenschappelijke gegevens te respecteren.

Wij kunnen niet op politieke wijze onderhandelen wanneer wij besluiten hoe wij op elk soort gaan vissen. De Raad en het Parlement kunnen niet op politieke wijze onderhandelen over kwesties die op basis van wetenschappelijke feiten beoordeeld moeten worden. Alleen op basis van die feiten kunnen wij te weten komen wat er nog over is in onze zeeën, waarop wij kunnen vissen zonder dat er onomkeerbare gevolgen zijn voor zowel het zeeleven als de visserij.

Voor ons ligt de herziene versie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Wij vragen u in deze verslagen om een gedurfde herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid door te voeren met inachtneming van dit ene beginsel: eerbiediging van de wetenschappelijke feiten zodat wij beslissingen nemen die een duurzame toekomst voor onze zeeën en de visserij veiligstellen.

 
  
MPphoto
 

  Carl Haglund, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik zal mij toespitsen op het verslag over de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje en het standpunt van mijn fractie ten aanzien van dit onderwerp. Het is een uiterst belangrijk onderwerp dat een voorbeeld is voor de manier waarop wij gevoelige visserijkwesties moeten aanpakken. Het is belangrijk dat we niet vergeten dat de ansjovisvisserij in 2005 ten gevolge van overbevissing instortte.

Nu de ansjovisvisserij opnieuw wordt toegestaan, gebeurt dat op basis van het voorzorgsbeginsel, en dat is zoals het zou moeten. Dat is de enige toekomstgerichte en duurzame manier van werken, en dat was ook het standpunt van mijn fractie met betrekking tot dit onderwerp. Het is een feit dat de visserijsector aanvankelijk misschien op een grotere hoeveelheid vis hoopt, maar op lange termijn is het beter om te werk te gaan op de manier waar wij nu waarschijnlijk voor zullen opteren. Dat is tevens de manier waarop we dit soort kwesties volgens mijn fractie zowel vandaag als in de toekomst zouden moeten aanpakken.

 
  
MPphoto
 

  Isabella Lövin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat het visserijbeleid betreft, heeft het Verdrag van Lissabon de macht van het Parlement veranderd. De beheersplannen waar we morgen over moeten stemmen, zullen een eerste test zijn voor de manier waarop het Parlement zich van die verantwoordelijkheid kwijt. Ik denk dat we de uitdaging in wezen goed hebben doorstaan, zij het niet zonder enkele valse alarmen. Er is altijd een verlokking voor de besluitvormers om vanuit misplaatste consideratie voor de visserijsector te schipperen met wetenschappelijk advies. Mensen hebben bovendien een kort geheugen. Hoewel het niet langer geleden is dan 2005 dat de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje instortte en de visserijsector volledig moest ophouden met vissen, zijn er toch kortzichtige financiële stimulansen die het voortbestaan van het bestand op lange termijn op het spel zetten. In de Commissie visserij heeft de voorzichtigheid het uiteindelijk echter gewonnen van kansspelen.

Vissen tellen is niet moeilijk; het is als bomen tellen. Alleen bewegen vissen en zien we ze niet. Zo schertste de wereldwijd prominentste maritieme bioloog Willy Kristensen in de film The End of the Line over de overbevissing van de wereldzeeën. Wat hij probeerde te zeggen, was dat ramingen van de bestanden met een grote mate van onzekerheid kampen. Het is belangrijk dat we dat niet vergeten, nu de EU en de wereld besloten hebben om over ongeveer vijf jaar tot de maximale duurzame opbrengst te komen voor alle commerciële vissoorten.

Ik zou erop willen wijzen dat het volkomen onmogelijk is om voor alle vissoorten tegelijk tot de maximale duurzame opbrengst te komen. Daarom moeten we veiligheidsmarges hebben. Ecosystemen moeten als een geheel worden gezien en maximale duurzame opbrengst als bovengrens, niet als doel. Ik hoop dat daar in het toekomstige visserijbeleid rekening mee zal worden gehouden en dat dit in de beheersplannen zal worden gerespecteerd, zowel in het Parlement als in de Raad. Er moeten snel plannen voor het langetermijnbeheer komen voor alle mariene ecosystemen van Europa. Tot slot wil ik slechts zeggen dat ik het volkomen eens ben met de rapporteur, de heer Gallagher, dat het opdelen van een enkel horsmakreelbestand haaks staat op wetenschappelijk advies.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI). (EN) Mijnheer de Voorzitter, de tijdens dit debat besproken kwesties zijn niet kenmerkend voor het genoemde gebied. Er zijn ook zaken die gevolgen hebben voor de vaartuigen in de Noordzee.

Vrijdag heb ik een ontmoeting gehad met vissers uit Whitby in Yorkshire. Zij maken zich net zo druk om kwesties die allicht de nekslag zouden geven aan de overgebleven vaartuigen in de Britse vloot. De voorgestelde reductie van het aantal dagen dat zij mogen vissen, van 135 tot mogelijkerwijs 90, vormt een onmiddellijke bedreiging. Op mijn vraag welke reductie zij zouden kunnen lijden zonder dat dit het einde betekent van hun activiteiten, antwoordden de trawlvissers: geen enkele.

Het beleid dat trawlers ertoe noodzaakt dode en stervende vissen overboord te zetten zodat zij geen ondermaatse vissen aan land brengen of visquota overschrijden, is absoluut schandelijk. Alle vissen die zijn gevangen en niet zullen overleven, moeten aan land worden gebracht. De praktijk van het overboord zetten is geen behoud, maar verspilling. Highgrading is een antwoord op het oneerlijke quotasysteem. Als we dit systeem hervormen, zal het verdwijnen. Quota worden op de open markt gekocht en verkocht en de rijken en machtigen der aarde speculeren erin. Dit drijft de prijs van de quota op, die vervolgens aan vissers worden verhuurd tegen buitensporige bedragen. Het moet helemaal afgelopen zijn met speculatie.

 
  
MPphoto
 

  Paulo Rangel (PPE). (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, wat betreft het verslag van de heer Gallagher over het meerjarenplan voor het horsmakreelbestand is het voor ons van fundamenteel belang hier het amendement dat mevrouw Patrão Neves namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heeft ingediend, te verdedigen. Daarin wordt nog eens verwezen naar de drie doelstellingen van het groenboek en van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB): de milieudoelstelling – die in het verslag volledig wordt geëerbiedigd – en de economische en sociale doelstellingen, dat wil zeggen economische rentabiliteit en fatsoenlijke steun voor de vissers.

Met het oog daarop is het belangrijk twee zaken van elkaar te onderscheiden. Als we het over het westelijke horsmakreelbestand hebben moeten we verschil maken tussen de zone VIII c ter hoogte van de kust van Cantabrië waar vooral de ambachtelijke visserij actief is en waar zeer veel mensen in Portugal, Spanje en Frankrijk van bestaan, en de meer noordelijke zone die met name is gecreëerd met het oog op de economische rentabiliteit en waar de industriële visvangst overheerst. Daarom moet het verslag geamendeerd worden, zodat het niet alleen in overeenstemming is met de kerndoelstellingen van het groenboek over het GVB en de doelen voor de hervorming van het GVB maar ook met de aanbevelingen van de Raad in de verordening tot vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) voor 2011. Daarin wordt de horsmakreel van zone VIII c van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Visserij (ICES) vooral bestemd voor de ambachtelijke visserij, terwijl het noorden van deze westelijke zone in het bijzonder bestemd is voor de industriële visserij. Alleen met deze benadering, waarin gekeken wordt naar de specifieke bestemming van elk leefgebied van de westelijke horsmakreel, kunnen we alle doelstellingen van het GVB echt beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Josefa Andrés Barea (S&D). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijn gelukwensen aan de vier rapporteurs. Ook ik zal spreken over de beheersplannen voor ansjovis en horsmakreel.

Het voorstel voor de exploitatie van het ansjovisbestand zou een voorstel voor de duurzame exploitatie van het ansjovisbestand worden. Het is een complex voorstel geworden, dat nu door de Raad wordt geblokkeerd. Dit is de visserijtak die de meeste schade heeft geleden. Wij bevinden ons in een staat van verlamming, omdat noch van de kant van de Raad noch van de kant van de Commissie besluiten worden genomen, waardoor de blokkade blijft bestaan.

Ik wil met nadruk wijzen op het standpunt van de Spaanse leden van de socialistische fractie, die in de loop van het gehele proces de unanieme eisen van de sector hebben gesteund, die worden ondersteund – ik herhaal: ondersteund – door de wetenschappelijke rapporten en de regionale adviesraad, en wij handhaven die steun met betrekking tot de nieuwe kwesties die nu spelen ten aanzien van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Geconfronteerd met deze verlamming verzoeken wij de commissaris het voorstel zo nodig in te trekken, rekening te houden met het standpunt van het Parlement en een nieuw voorstel in te dienen.

Wat de horsmakreel betreft, heeft de heer Gallagher verschillende punten naar voren gebracht waar ook wij het mee eens zijn, zoals de invoering van meerjarenplannen, de TAC en wetenschappelijke adviezen. Ook heeft hij een amendement voorgesteld dat de sociaaldemocratische fractie belangrijk vindt en dat ook de Spaanse leden van de fractie belangrijk vinden, omdat Spanje een visserijtak heeft die zich met de ambachtelijke visserij van horsmakreel bezighoudt, die overdag wordt gevangen en nog dezelfde dag wordt gegeten. Het gebrek aan erkenning van deze visserijtak zal zorgen voor sociaaleconomische schade en natuurlijk de mogelijkheden voor een beter beheer verkleinen.

Daarom zijn wij van mening dat de heer Gallagher rekening had moeten houden met ons voorstel, waarin een onderscheid wordt gemaakt voor de kustvisserijzone.

 
  
MPphoto
 

  Britta Reimers (ALDE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik dank de rapporteurs. Met het oog op de omvangrijke import van vis en visproducten in de EU is het absoluut noodzakelijk zowel aan onze binnenlandse vissers als de plaatselijke aquacultuur eisen te stellen en deze te steunen. We hebben dringend behoefte aan betere vangstmethoden, om een langdurig bestaan voor de zeeën en de vissers veilig te stellen.

Het is eveneens absoluut noodzakelijk om meer mogelijkheden te creëren voor de uitbreiding van de aquacultuur. We hebben dringend behoefte aan effectievere gegevensverzamelingen en intensiever onderzoek. We kunnen alleen de juiste beslissingen voor de toekomst nemen, als we weten wat de feitelijke situatie is.

Te veel bureaucratie en een gebrek aan kennis zijn er vaak de oorzaak van dat het ons niet lukt om economie en ecologie met elkaar in overeenstemming te brengen, hoewel die eigenlijk niet heel verschillend zijn.

 
  
  

VOORZITTER: LIBOR ROUČEK
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil het belang van dit debat over de ansjovis onderstrepen en wijzen op het keerpunt dat dit debat betekent, niet alleen voor de sector en de exploitatie van het ansjovisbestand, maar ook voor de betrekkingen tussen de Europese Commissie, het Parlement en de Raad.

In dit opzicht wil ik er ook volstrekt geen twijfel over laten bestaan dat mijn fractie, de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie, achter de voorstellen staat die de Commissie heeft ingediend op een moment dat zij meer oog had voor het voorzorgsbeginsel.

Onze steun is in essentie gebaseerd op de volgende drie punten: 1) de exploitatieformule, waarbij wij er net als de Commissie van uitgaan dat die niet hoger mag zijn dan 0,3; 2) het feit dat ook wij van mening zijn dat bij het vaststellen van de TAC rekening moet worden gehouden met levend aas; en 3) het feit dat de verlaging van de TAC, als men van oordeel is dat die moet plaatsvinden, minimaal 25 procent moet zijn.

Op deze drie punten hebben wij de Commissie gesteund. Wij denken dat dat verstandig is, juist omdat wij nu eens willen handelen als een holistische arts, die geneest, en niet als een lijkschouwer, die zich beperkt tot het afgeven van een overlijdensverklaring. Het is belangrijk dat wij deze boodschap duidelijk overbrengen. Wij hebben nu de kans om deze zaken goed af te handelen.

 
  
MPphoto
 

  Werner Kuhn (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, mijn bijdrage heeft betrekking op de verordening van de Raad en het Europees Parlement wat betreft het verbod op highgrading en de beperkingen van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, de Belten en de Sont. Het gaat hier niet alleen om de wijziging van een verordening, maar om twee zeer belangrijke en uitstekende consumptievissoorten die we in Europa dringend nodig hebben voor onze interne markt. Hieruit blijkt weer eens dat de wetenschap en de beroepsgroep moeten samenwerken opdat de ervaringen – juist op het punt van de teruggooi van vis of het beheer van onze bestanden, maar ook van wat er met de bijvangsten gebeurt – verstandig geëvalueerd en beoordeeld worden. We hebben alle mogelijkheden – collega Gróbarczyk heeft dat uitstekend uitgewerkt – om beperkingen op dit gebied in te voeren. Artikel 15bis moet beslist in de verordening worden opgenomen. U hebt gehoord hoe de rapporteur dit nog eens duidelijk uiteengezet heeft. Ons gemeenschappelijk doel – dat we ook in de commissie hebben bereikt – is dat we de bijvangsten en het overboord werpen van vis tot een minimum moeten beperken.

Er zijn echter vissoorten, waartoe ook de bot en tarbot behoren, waarbij ondermaatse en jonge vissen, als ze eerst bij de vangst aan boord zijn genomen, weer teruggeworpen kunnen worden. Het is natuurlijk ook noodzakelijk dat met zeer goed visgerei wordt gewerkt, dat selectief wordt gevist en dat op de vangsttijden wordt gelet. Deze twee vissoorten hebben hun paaiplaats steeds veranderd, zodat daar de vangstgebieden natuurlijk ook duidelijk zijn begrensd en de paaitijden en paaiplaatsen hier precies zijn beschreven.

De parameters mogen niet naar beneden worden bijgesteld om nog meer mogelijkheden te creëren om van uitstekende bestanden slechts vismeel te produceren. Dat is niet ons doel. We willen de markt dienen en daarom hebben we deze verordening gewijzigd.

 
  
MPphoto
 

  Ulrike Rodust (S&D).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Damanaki, ik ben zeer verheugd dat we deze week meteen vier belangrijke verordeningen inzake het visserijbeleid kunnen aannemen en dat we het bij de verslagen over aquacultuur en over technische maatregelen in de Oostzee met elkaar en met de Raad en de Commissie eens konden worden.

Dit is helaas niet het geval bij de twee verordeningen inzake de plannen voor het langetermijnbeheer. Wij hebben in de commissie steeds intensief over de juiste formulering met betrekking tot het beheer van het ansjovisbestand gediscussieerd. Ik denk dat het voorstel voor de plenaire vergadering er zeer goed uitziet en ik ben blij dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) dat blijkbaar intussen ook inziet, omdat ze nu helemaal geen amendementen meer heeft ingediend. Ik ga ervan uit dat u morgen bij de stemming uw steun hieraan verleent.

Een veel ernstiger probleem hebben we met de Raad. De meerderheid van de lidstaten weigert, in strijd met het advies van hun eigen juristen, de medebeslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement te aanvaarden. Dit gebeurt een jaar nadat het Verdrag van Lissabon in werking is getreden! Ik vind dit schandalig. Ik heb daarom de voorzitter van onze commissie voorgesteld om een gezamenlijke brief naar de Europese ministers van Visserij te sturen.

Ik zou verheugd zijn, als we het de komende dagen eens kunnen worden, om de vastberadenheid van het Parlement te laten zien. We laten ons niet zo eenvoudig door de Raad afschepen.

 
  
MPphoto
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij vinden in de door de heer Gallagher in zijn verslag gevolgde koers en zal morgen dienovereenkomstig stemmen, wanneer we daaraan toekomen.

Het beginsel van meerjarenplanning is zinnig als het erin resulteert dat zowel vissers als verwerkende sector redelijk vooruit kunnen plannen. Zoals u weet, behoudt het EU-visserijbeheer echter in het algemeen enkele bijzonder negatieve aspecten. Ik ben er vast van overtuigd dat de visserijlanden zelf – zij die rechten hebben in bepaalde delen van de zee – de beslissingen zouden moeten nemen inzake instandhouding en beheer van visbestanden.

Een aantal sprekers heeft opnieuw gerefereerd aan het schandaal van het overboord zetten van vis. In Schotland groeit het besef dat deze praktijk een direct gevolg is van de EU-regels en met name het herstelplan voor de kabeljauw. Ik hoop dat de commissaris hiervan nota zal nemen en actie zal ondernemen om dat deel van dit schandaal aan te pakken, dat kan worden vermeden doordat een aantal van de huidige, onuitvoerbare regels wordt veranderd.

 
  
MPphoto
 

  Gabriel Mato Adrover (PPE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, in mijn inbreng wil ik stilstaan bij twee verslagen waarvan de behandeling en het eindresultaat voorbeelden zijn van hoe je het wel en hoe je het niet moet doen. Ik doel op de verslagen over respectievelijk het beheersplan voor de ansjovis en het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.

Wat de ansjovis betreft – een voorbeeld van hoe het niet moet – wordt nu al meer dan een jaar over dit onderwerp gedebatteerd, en dat debat gaat nu helaas niet meer over wat het beste is voor de vissers, voor de industrie en voor de visgronden, maar over de bevoegdheden die het Europees Parlement volgens het Verdrag van Lissabon heeft en de rechtsgrond van het voorstel van de Commissie. Het is een eindeloos en onvruchtbaar debat geworden. Het slachtoffer hiervan is de sector, die met verbazing gadeslaat dat terwijl wij ons suf discussiëren, het lang verwachte beheersplan maar niet opschiet en misschien wel nooit het licht zal zien.

De mensen in de sector beklagen zich terecht over de administratieve hindernissen waarop het plan stuit, een plan dat zo ontzettend noodzakelijk is om te voorkomen dat de visserijactiviteit in de toekomst opnieuw wordt stilgelegd.

Ik geloof echt dat de Commissie, gezien al deze onzekerheid, zou moeten proberen om vandaag in het Parlement een positief signaal aan de sector af te geven.

Een voorbeeld van hoe het wel moet, biedt het akkoord dat het Europees Parlement in eerste lezing over het voorstel betreffende het gebruik van uitheemse vissoorten heeft bereikt. De Commissie, de Raad en het Parlement zijn in staat geweest het snel en zonder grote juridische of inhoudelijke controverses met elkaar eens te worden.

Het akkoord bevat niet alleen een nauwkeurige definitie van “gesloten aquacultuurvoorziening”, maar geeft de bedrijven in de sector ook meer juridische duidelijkheid en, wat nog belangrijker is, verwijdert een deel van de administratieve rompslomp waar burgers spuugzat van zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat administratieve formaliteiten tot het absolute minimum moeten worden beperkt. De Europese burgers moeten veel te veel bureaucratische rompslomp dulden, die de start of uitvoering van om het even welke activiteit enorm bemoeilijkt. Daarom zijn verslagen zoals wij vandaag behandelen, die een einde maken aan administratieve formaliteiten, niet alleen goed nieuws voor de aquacultuur, maar voor iedereen. Het beperken van administratieve formaliteiten is iets dat voortdurend moet worden nagestreefd.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo (S&D). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris Damanaki, ik wil stilstaan bij de verslagen van de rapporteurs Gróbarczyk en Ferreira. Ik feliciteer de rapporteurs met het feit dat zij erin zijn geslaagd om met de Raad in eerste lezing tot een akkoord te komen over de herziening van twee verordeningen waarmee het visserijbeleid in overeenstemming wordt gebracht met het Verdrag van Lissabon en waarin de Europese Unie zich nadrukkelijk verbindt aan een duurzaam beheer van de visbestanden en behoud van biodiversiteit.

Het verbod op “highgrading” en de beperkingen van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, zijn essentiële maatregelen voor een efficiënt en adequaat beheer van de visbestanden. Het is gepast om deze maatregelen blijvend op te nemen in de Verordening Technische Maatregelen voor deze wateren. Deze aanpak zou eventueel kunnen worden uitgebreid tot de overige communautaire wateren en deel kunnen uitmaken van het beleid tegen het overboord werpen van gevangen vis, dat bij de toekomstige hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid zal worden ingevoerd.

Verder is het ook van wezenlijk belang dat de Europese Unie de definitie van en bedrijfsvoorwaarden voor gesloten aquacultuurvoorzieningen actualiseert, nadenkt over de wijze waarop de lijst van deze voorzieningen moet worden bekendgemaakt, en overeenkomstig het Verdrag van Lissabon de communautaire procedures vaststelt voor de ontwikkeling en implementatie van regels voor het voorkomen van verontreinigingen door activiteiten die onze ecosystemen kunnen aantasten.

 
  
MPphoto
 

  Alain Cadec (PPE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, geachte collega’s, ik wilde allereerst onze collega’s Bilbao, Gallagher, Gróbarczyk en Ferreira bedanken voor hun verslagen.

Ik wil mijn tevredenheid betuigen over het feit dat het Parlement zijn eerste lezing over de twee meerjarenplannen voor ansjovis en horsmakreel heeft afgerond. Sinds de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement namelijk medebeslissingsbevoegdheid in deze kwesties.

Wat het ansjovisbestand betreft, ben ik zeer te spreken over de door de Commissie visserij goedgekeurde tekst, die streeft naar het duurzame beheer van een intensief beviste soort. Op grond van dit plan kunnen gezamenlijke beheersmaatregelen tussen de landen waar de visserijsector het sterkst ontwikkeld is.

Levend aas zal worden meegeteld in de quota, waardoor de vangsthoeveelheden op billijkere wijze kunnen worden gecontroleerd. Verder ben ik blij met de maatregelen voor controle en bewaking van deze visserijtak. De controleregeling voor vaartuigen moet absoluut dezelfde zijn tussen de verschillende lidstaten die het ansjovisbestand exploiteren.

Ik wil de heer Gallagher feliciteren met zijn verslag. Ik ben er vast van overtuigd dat wij het morgen zullen aannemen; het maakt de weg vrij voor de in maatschappelijk, economisch en ecologisch opzicht duurzame exploitatie van het horsmakreelbestand. Het plan voorziet in een nieuwe methode ter bepaling van de totaal toegestane vangsten, die de duurzaamheid van het bestand op lange termijn zal waarborgen. Daarnaast wil ik wijzen op het belang van het relatieve stabiliteitsbeginsel, waaraan ik bijzonder veel waarde hecht.

De rapporteurs benadrukken de noodzaak om bijvangst te beperken en wij kunnen dat alleen maar toejuichen. Net als mijn collega’s betreur ik het daarentegen dat de Raad de nieuwe medebeslissingsbevoegdheid van het Parlement ten aanzien van langetermijnplannen betwist. Ik denk dat we dit probleem van rechtsgrondslag moeten oplossen, want het vertraagt de tenuitvoerlegging van de plannen, die essentieel is voor het behoud van de visstand en voor de organisatie van de visserij.

Ook moeten we de begrippen ambachtelijke visserij en industriële visserij eens en voor altijd afbakenen. Hierdoor kunnen we de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid op een degelijke en onwrikbare grondslag baseren. Dat is ook wat het verslag van de heer Gróbarczyk voorstelt, die ik wil bedanken voor zijn uitstekende werk. Anderzijds weten we dat een totaal verbod op bijvangst niet realistisch is. Ik hoop dat de Europese Commissie haar steun zal uitspreken voor de sector, die selectieve machines invoert en een economisch en ecologisch duurzame visserij mogelijk maakt

 
  
MPphoto
 

  Guido Milana (S&D). (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vier verslagen zijn te veel om in één minuut te behandelen. Daarom feliciteer ik de drie andere rapporteurs en zal ik het verder alleen hebben over het verslag-Ferreira.

Het verdedigen van de principes van de biodiversiteit moet bindend zijn voor de handelingen van de Europese Unie op het gebied van visserij en aquacultuur. Het compromisamendement is de vrucht van goed werk onder leiding van de heer Ferreira die deze zorgen heel goed heeft begrepen.

We moeten geen vooroordelen hebben bij het streven naar strengere normen voor gekweekte vis, maar we moeten wel strikt zijn bij de controle en toepassing van de regelgeving die zo precies mogelijk dient te zijn om risico’s van veranderingen in het milieuevenwicht te voorkomen.

Met het oog daarop is meer steun voor de biologische productie een keuze die garanties biedt en de biodiversiteit beschermt. Met die productiewijze kan de productie van autochtone soorten het meest tot haar recht komen.

Commissaris, ik hoop dat deze nieuwe maatregel voor de aquacultuur in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in één enkele vereenvoudigde verordening kan worden ondergebracht. Dat zou zaken veel gemakkelijker maken en ik hoop dat één enkele verordening voor de aquacultuur alle procedures nog verder kan vereenvoudigen.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Leszek Wałęsa (PPE).(PL) Meneer de voorzitter, allereerst zou ik collega Gróbarczyk willen bedanken voor de samenwerking. Ik ben erg verheugd, dat het gelukt is om in de inhoud van het verslag een zeer wezenlijk punt op te nemen, dat de Commissie oproept om voorbereidingen te treffen voor een complex beheersplan met betrekking tot de platvissen in de wateren van de Oostzee.

Bij deze gelegenheid zou ik er de aandacht van de Commissaris op willen vestigen en willen opmerken, dat de Poolse autoriteiten al jaren geleden voorgesteld hebben om een totaal beheerssysteem voor de platvisbestanden in de Oostzee aan te nemen, maar dat tot op heden daarbij geen concrete resultaten zijn geboekt aan de zijde van de Europese Commissie.

We moeten een uniform systeem ontwikkelen voor beheer van de scholachtigen in het gehele gebied waar ze voorkomen. Deze vissoorten hebben een grote economische betekenis voor de Oostzeevissers, onder wie de Poolse, waardoor ze recht hebben op meer aandacht van de Europese instituties die verantwoordelijk zijn voor de visserij dan ze tot op heden hebben gekregen.

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (ALDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de rapporteurs voor hun verslagen en met name de heer Gallagher. Tijdens dit debat bedacht ik mij onmiddellijk twee dingen. Ten eerste dat het hele concept van het creëren van een mogelijkheid om te voorzien in een splitsing binnen de TAC's (totaal toegestane vangsten) in één visserij uiterst onverantwoord is. Wij zouden ons hier fel tegen moeten verzetten.

Ten tweede, wat de kwestie van het overboord zetten van vis betreft, is dit misschien het moment om te kijken naar een mogelijke grijze markt voor deze vis. Het gaat hier om bijvangst van de normale visserij en waarom zouden we niet toestaan dat deze, in plaats van te worden teruggegooid in zee, aan land wordt gebracht en dat er wordt betaald voor de vangstkosten – niet een marktprijs, maar wel de kosten van de vangst. Dit kan worden gebruikt ter vervanging van de duizenden tonnen geïmporteerde vis, die onder andere afkomstig is uit het Verre Oosten, om andere markten binnen de Europese Unie te bedienen.

Dit kan een win-winsituatie zijn. Hierdoor kan het overboord zetten van vis worden gereduceerd en er ook voor worden gezorgd dat vissers geen waardevolle producten teruggooien in zee.

 
  
MPphoto
 

  Nick Griffin (NI). (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat de EU probeert bedreigde visbestanden te beschermen, maar voordat we onszelf te veel op de borst kloppen over deze voorstellen, mogen we niet vergeten dat veel EU-visserijregels uit het verleden faliekante mislukkingen waren. De Britse wateren zijn onder het Europees visserijbeleid bijna leeggevist. De realiteit is dat de bescherming van visbestanden het beste kan worden overgelaten aan de lokale vissers en zeewetenschappers van de nationale overheid, en niet aan EU-bureaucraten.

Zij die werken op de ruïnes van de Britse visserijvloot hebben een simpel advies: schrap de quotasystemen, die leiden tot het overboord zetten van vis en highgrading, en vervang deze door vangstlimieten op basis van gewicht, zodat alle gevangen vis aan land wordt gebracht voor menselijke consumptie of verwerking in dier- en visvoer. We moeten het systeem van openlijk verhandelbare quota vervangen en er zo een stokje voor steken dat financiers, supermarkten en de superrijken speculeren in de bestaansmiddelen van vissers. Quota van iedere soort – en voor welke zee dan ook – zouden in handen moeten zijn van vissers uit havens met traditionele banden met de desbetreffende wateren en slechts verhandelbaar moeten zijn tussen vissers die evenzeer gerechtigd zijn om te vissen als gevolg van persoonlijke, familiaire en sociale banden.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben geen kenner op dit gebied, maar ik kom uit een eilandstaat, en weet dat de visserij in heel Ierland erg belangrijk is voor de bevolking in de kuststreken.

(EN) De heer Gallagher, mijn geachte Ierse collega die niet alleen in Ierland, maar ook daarbuiten een autoriteit is op dit gebied, had een paar heel goede punten toen hij sprak over de nonsens van gedeelde quota voor twee aparte gebieden voor één visbestand. Mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), houdt er een andere opvatting op na. Tegelijkertijd lijkt hetgeen de heer Gallagher zegt logisch te zijn, aangezien horsmakreel een migrerende soort is. Hierop wil ik dus graag een reactie van de commissaris: geen persoonlijke reactie, maar een op basis van wetenschappelijk bewijs. Verder ben ik het met de collega’s eens wat betreft het overboord zetten van vis en ben ik er ook een voorstander van dat wij de aquacultuur veel verder ontwikkelen...

(GA) want in de toekomst zal er steeds meer vraag naar vis zijn, en ik hoop dat alle soorten vis voor iedereen verkrijgbaar zullen zijn.

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de laatste tijd geprobeerd de kosten te bepalen van het gemeenschappelijk visserijbeleid voor de Britse economie. De beste schatting van alleen de verloren gegane vangst bedraagt ten minste 3,6 miljard Britse pond per jaar; de kosten van hogere voedselprijzen komen op circa 4,7 miljard Britse pond per jaar en die van subsidies, werkloosheid, verspilde middelen, administratieve rompslomp, enzovoorts, komen op rond de 2,8 miljard Britse pond per jaar. Dit vormt een totaal van meer dan 11,1 miljard Britse pond per jaar.

De visserijsector is verwoest. Sinds 1973 zijn 97 000 banen in de visserij en aanverwante industrieën verloren gegaan. De hieruit voortvloeiende economische en menselijke kosten zijn onmetelijk; de ecologische gevolgen van het gemeenschappelijk visserijbeleid rampzalig. Jaarlijks worden meer dan 880 000 dode vissen in de Noordzee gedumpt. De oplossing voor Groot-Brittannië is natuurlijk uit de Europese Unie te stappen, de controle over onze territoriale wateren terug te krijgen en een nieuw leven ingeblazen nationale visserij-industrie weer gezond te maken.

 
  
MPphoto
 

  Ricardo Cortés Lastra (S&D). (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje is in 2005 door de slechte staat van de populatie gesloten. Het voorgestelde plan heeft tot doel een duurzame exploitatie te verzekeren door het vaststellen van quota aan de hand van wetenschappelijke criteria. Dit plan wordt door de sector gesteund, die behoefte heeft aan stabiliteit. Ik verzoek de Commissie haar voorstel in te trekken en rekening te houden met het initiatief van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de geachte Parlementsleden voor hun bijdragen. Het was voorwaar een interessant debat.

Ik wil om te beginnen reageren op de opmerkingen van mevrouw Fraga, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en andere Parlementsleden, over de institutionele problemen die we nu hebben, refererend aan het nieuwe institutionele klimaat in het kader van het Verdrag van Lissabon. Ik geef toe dat de uitvoering van het Verdrag van Lissabon een nieuw tijdperk heeft ingeluid en wij zouden ons hieraan willen aanpassen. Ik wil hierbij heel duidelijk zeggen dat de Commissie het idee begrijpt en steunt dat het Parlement iets te zeggen moet hebben in termen van de oogst: de rol van het langetermijnbeheersplan.

Wij vinden de Verdragen op dit punt bijzonder duidelijk. Dit is ons standpunt, maar zoals u weet, is er sprake van een reactie in de Raad. Een aantal lidstaten heeft erg heftig gereageerd, maar er is ook sprake van een algemene reactie op deze aanpak. Wij moeten in dezen een oplossing vinden omdat we anders niet kunnen overgaan tot de uitvoering van langetermijnbeheersplannen en deze, zoals u zult begrijpen, onze toekomst vormen. We kunnen niet doorgaan met een nieuw kortetermijnbeleid en al deze politieke deals die we gewend zijn.

We moeten dus een oplossing vinden om de situatie te deblokkeren. Ik ben van plan te proberen een uitweg te vinden door middel van een trilaterale bijeenkomst. Ik ga het Parlement en de Raad voorstellen dat wij allemaal samenkomen om ten minste een compromisoplossing te vinden, die er zo snel mogelijk moet komen omdat we zo niet verder kunnen gaan.

Alle langetermijnbeheersplannen zijn nu geblokkeerd en ik heb een aantal nieuwe voorstellen met betrekking tot enkele nieuwe beheersplannen, die bijzonder belangrijk zijn voor bijvoorbeeld zalm en pelagische bestanden. Dit zijn uiterst belangrijke langetermijnbeheersplannen. Zij zijn gereed en wij moeten nu een institutionele oplossing vinden voor deze bijzonder delicate problemen.

Wat de bijdragen van de andere fracties betreft, verwelkom ik die van de heer Arsenis, de heer Haglund en mevrouw Lövin namens hun fracties en ben ik het met hen eens dat wij langetermijnbeheersplannen en wetenschappelijk advies nodig hebben.

Ik begrijp de verzoeken van de visserij en de problemen van de visserijsector, waar ik heel duidelijk over wil zijn. Ik moet u echter zeggen dat wij nu een duidelijk voorbeeld van de situatie bespreken. Het ansjovisplan en het feit dat we deze visserij een aantal jaren hebben moeten stilleggen, is een duidelijk bewijs dat we niet verder kunnen gaan terwijl we wetenschappelijk advies negeren.

Ik begrijp de problemen en we moeten tot een synthese en een oplossing komen. Mijn idee – wat een van de hoofdthema’s van de hervorming van ons visserijbeleid zal zijn – is dat we acht blijven slaan op wetenschappelijk advies en ook proberen een oplossing te vinden als dit advies niet duidelijk genoeg is en we onvoldoende gegevens hebben om ons een duidelijk oordeel te vormen.

Ook wil ik zeggen dat het verslag van de heer Gróbarczyk erg belangrijk is en dat technische maatregelen ter voorkoming van highgrading bijzonder belangrijk zijn voor ons beleid. Daarnaast onderstreep ik dat we een beleid inzake bot en platvis behoeven, zoals wij reeds hebben gezegd. Wij zijn van plan zo'n beleid op te zetten.

Er moet een bijzonder moedig beleid komen inzake het overboord zetten van vis, waaraan velen van u hebben gerefereerd. Ik denk niet dat wij het ons kunnen veroorloven dermate waardevolle vis terug te gooien in zee. Wij kunnen ons dit niet meer permitteren. Het was misschien een oplossing toen er in onze wateren volop vis was, maar nu hebben we echte problemen. Vis teruggooien in zee is geen optie.

We moeten in dezen dus een oplossing vinden en ik ben erg blij met voorstellen zoals het compenseren van vissers voor de vangstkosten in het geval van bijvangsten. We kunnen oplossingen vinden, maar via onze beleidshervorming moeten we het overboord zetten van vis uiteindelijk helemaal uitbannen. Natuurlijk moeten we alle hiertoe benodigde technische maatregelen in gedachten houden, maar deze kant moeten we op.

Een laatste opmerking over de aquacultuurproblemen. We moeten de lasten verlichten die in de aquacultuur obstakels opwerpen. Daar kan ik mij in vinden. Ik sluit mij aan bij de rapporteur en de heer Milana en anderen die hierover hebben gesproken.

Wat ik kan zeggen, is dat wij proberen dit te bewerkstelligen als onderdeel van de hervorming van ons gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik herhaal bovendien dat we het wetenschappelijk onderzoek naar aquacultuursoorten zullen opschroeven omdat we echt zullen moeten overgaan tot de massaproductie van deze aquacultuurproducten als we werkelijk willen dat aquacultuur een alternatief vormt voor onze visserijsector.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen had ik graag van de commissaris een duidelijk antwoord gehad op de vraag of zij voornemens is toe te geven aan de vordering van de Raad wanneer zij nu erkent – en voor die erkentenis ben ik haar dankbaar – dat de lidstaten moeite hebben met het aanvaarden van de bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon aan het Parlement heeft toegekend.

De Commissie visserij heeft voor de tweede keer gestemd en de Europese Commissie niet gevraagd het voorstel in te trekken. Ik vraag u nu om antwoord te geven op de vraag of u wel of niet aan de vordering van de Raad gaat toegeven.

De sector heeft dit plan nodig. De sector heeft zich verantwoord gedragen en meer dan twee jaar met de wetenschappelijke instellingen en de Commissie gewerkt aan het formuleren van de exploitatieregel en het opnemen van die regel in het voorstel. Wij praten hier over een betrouwbare sector die, na vijf jaar stilstand – laten wij niet vergeten dat de sector zelf om het stoppen van de visserijactiviteiten vroeg – vorig jaar zevenduizend ton mocht vissen; die elke dag een vangstquotum vaststelde om ondanks de kleine hoeveelheid vis die het mocht vangen, dat toch zo rendabel mogelijk te doen; en die uit eigen beweging besloot de visserijactiviteiten te staken omdat het vastgestelde maximum was bereikt en de Commissie daarvan in kennis stelde.

Dat is de sector die wij hebben. Een sector die ons keer op keer heeft gevraagd om een besluit te nemen, om transparant te zijn, en die op een serieuze en vastberaden manier aan de totstandkoming van dit broodnodige plan heeft meegewerkt – en dat weet ik uit eigen ervaring.

De goedkeuring van dit plan heeft tot gevolg dat de hoogte van quota en van de TAC niet langer het onderwerp is van schimmige politieke besluitvorming – waarbij je vaak niet weet op basis waarvan een besluit is genomen. Wij leven nu al vele jaren met dit volslagen gebrek aan transparantie. Dat is niet meer van deze tijd. De Europese burger verdient dat ook niet, en zeker niet de sector, die heeft laten zien verantwoordelijkheidsgevoel te hebben.

Gelukkig blijkt uit het laatste rapport van AZTI (Baskische wetenschappelijke instelling) en uit de resultaten van het onderzoek “Juvena”, dat er volgend jaar veel meer ansjovis is. Maar ik had graag een duidelijker antwoord van de commissaris.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de commissaris en collega's voor hun bijdragen, alsmede de schaduwrapporteurs, het secretariaat van de Commissie visserij, de Raad, de Commissie, de beleidsadviseur van mijn fractie en natuurlijk mijn eigen adviseur.

Ik begrijp dat de Raad op technisch niveau verdeeld is over de vraag of de beslissing over de oogstcontroleregeling uitsluitend aan hem zou moeten toevallen. Ook begrijp ik dat de 27 ministers dit volledige dossier nog moeten bespreken en deze kwestie in het bijzonder. Ik hoop dat het gezond verstand zal zegevieren.

Wat betreft de bedenkingen van de commissaris bij het aantal van circa vijfduizend ton, wil ik u zeggen, commissaris, dat dit een pragmatische oplossing was. Wij zijn nu al ruim een jaar met dit dossier bezig en het was een manier om er schot in te brengen. Ik ben van mening dat we soms pragmatisch moeten zijn om een probleem op te lossen.

Tegen de leden van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement wil ik zeggen dat er geen enkele ambiguïteit is omtrent mijn standpunt met betrekking tot uw amendement. Ik zal zeker aanbevelen dat wij dit steunen. Wat betreft het voorstel van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), denk ik dat deze fractie hierover zou moeten nadenken. Ik heb terdege rekening gehouden met haar kanttekeningen en wel in amendement 7, dat de Golf van Biskaje betreft. Het gaat over kleinschalige visserij en historische rechten.

Iedereen die dit steunt, moet bedenken dat er nog veel meer verslagen zullen volgen in het Parlement. Als u nu iets steunt dat verkeerd is, kan het heel goed zijn dat u - als u consequent wilt zijn - ook in de toekomst iets zult moeten steunen dat verkeerd is. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het volstrekt verkeerd om een totaal toegestane vangst (TAC) te splitsen en dat is niet slechts mijn persoonlijke mening. Als we dit nu doen, zullen we het in de toekomst wellicht moeten doen in een visserij op één visbestand. Meerjarenplannen zijn van essentieel belang om de sector in staat te stellen vooruit te plannen. Hopelijk zal het gezond verstand morgen zegevieren en zullen we een verslag produceren waar we voor kunnen staan.

 
  
MPphoto
 

  Marek Józef Gróbarczyk, rapporteur. – (PL) Graag zou ik nogmaals mijn dank willen uitspreken aan alle schaduwrapporteurs, in het bijzonder de hier aanwezige – mevrouw Ulrike Rodust, de heren Kuhn en Ferreira, en ook voor de warme en welwillende woorden die over mijn verslag zijn gesproken mijn dank aan de heren Kuhn en Alain Cadec. Hartelijk dank!

Tevens hoop ik, dat dit verslag een voortzetting zal worden van de tot nu toe aangenomen oplossingen en bovenal het begin van het werken aan regionalisering. Regionalisering is ons doel en ons streven bij het gemeenschappelijk visserijbeleid. Regionalisering gaat de facto het succes bepalen van het toekomstige gemeenschappelijk visserijbeleid.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou iedereen willen bedanken voor zijn commentaar op mijn verslag, en in mijn repliek zou ik een aantal opmerkingen willen maken over het meerjarenplan voor horsmakreel en over het amendement dat ik namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heb ingediend op het verslag van de heer Gallagher.

Het doel van dit amendement, dat met amendement 7 van de rapporteur niet volledig wordt gegarandeerd, is de specifieke kenmerken van de verschillende vloten duidelijk te maken en aan te geven dat met deze specifieke kenmerken en met de eindbestemming van de vis rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de totaal toegestane vangsten (TAC’s). De kleine ambachtelijke kustvisserij heeft andere specifieke kenmerken dan de industriële visserij. Die kenmerken zijn van economische en sociale aard, maar ook van andere aard. Bij het vaststellen van beperkingen voor de visserijinspanning dienen visserijactiviteiten die gericht zijn op de voorziening van de bevolking met verse vis niet over een kam geschoren te worden met industriële visserijactiviteiten die gericht zijn op de verwerking van vis.

Wat betreft de verschillende vissersvloten en de technische kwestie die werd opgeworpen deel ik ook het standpunt van de rapporteur. We hebben het hier over hetzelfde bestand dat zich, zoals gezegd, in verschillende vangstzones ontwikkelt. De ambachtelijke kustvisserij speelt zich hoofdzakelijk af in een bepaalde zone en de industriële visserij in een andere. We hebben het hier dus over duidelijk afgebakende gebieden en daarmee is ons inziens verenigbaar dat met het oog op een rationeel beheer van het bestand het vaststellen van de TAC’s is aangepast aan deze verschillende vangstzones. Sterker nog, dat is volgens ons zelfs noodzakelijk. Zoals hier al is gezegd, moet een rationeel beheer van de bestanden natuurlijk rekening houden met ecologische en biologische aspecten maar ook met economische en sociale overwegingen. Daarom mogen zaken die verschillend zijn niet op dezelfde manier behandeld worden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen plaats (dinsdag 23 november 2010).

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. – (CS) In het verslag over het verbod op highgrading en de beperking van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee, de Belten en de Sont wordt gepleit voor nieuwe regels voor de visserij in dit gebied. De Oostzee heeft de status van Bijzonder Kwetsbaar Zeegebied (PSSA) en is een van de kostbaarste en tegelijkertijd ook een van de meest kwetsbare mariene ecosystemen van onze planeet. Ik sluit mij dan ook volledig aan bij de rapporteur als hij zegt dat het absoluut noodzakelijk is om – en dit overigens niet alleen hier – de industriële visvangst af te schaffen. Alleen door middel van een economisch en ecologisch evenwichtige visserij waarbij gebruik gemaakt wordt van de juiste visvangstmethodes kunnen we de visvangst en de huidige veelheid aan vissoorten duurzaam voor de komende generaties bewaren. Als gevolg van de klimaatveranderingen is er ook in de Oostzee sprake van een enorme verschuiving van de visstand. Dit maakt het nodig regelmatig opnieuw te bekijken waar de beschermde zeegebieden exact liggen moeten. Verder is het noodzakelijk dat vissers met wettelijke middelen worden aangemoedigd om gebruik te maken van de naar de huidige stand der techniek meest selectieve vangstsystemen, zodat er niet meer zulke enorme hoeveelheden ondermaatse vis en niet beoogde vissoorten uit het water worden gehaald en dood weer overboord worden geworpen. Daar dient het bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2011 vooral om te gaan. Ik zal mij daar uiterst hard voor maken.

 

17. Informatie over receptplichtige geneesmiddelen (communautair wetboek betreffende geneesmiddelen) - Informatie over receptplichtige geneesmiddelen (communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– het verslag van Christofer Fjellner, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, wat publieksvoorlichting over receptplichtige geneesmiddelen betreft (COM(2008)0663 – C6-0516/2008 – 2008/0256(COD)) (A7-0290/2010), en

– het verslag van Christofer Fjellner, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, wat publieksvoorlichting over receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft (COM(2008)0662 – C6-0517/2008 – 2008/0255(COD)) (A7-0289/2010).

 
  
MPphoto
 

  Christofer Fjellner, rapporteur. − (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, we zijn nu eindelijk zover dat we de nieuwe wetgeving betreffende informatie over geneesmiddelen in het plenum bespreken. Wat we nu zullen bespreken, is het laatste deel van wat sommigen het controversieelste onderdeel van het geneesmiddelenpakket noemen, namelijk informatie over geneesmiddelen. Ik geef toe dat ik zelfs nog maar een jaar geleden waarschijnlijk nooit zou hebben geloofd dat we samen zo eensgezind naar het plenum zouden komen als hier in het Parlement niettemin het geval is. Dat is voor een groot deel de verdienste van de schaduwrapporteurs. Hun constructieve voorstellen en hun bereidheid om compromissen te sluiten hebben ertoe bijgedragen dat we het eens zijn kunnen worden en dit verslag hopelijk met een aanzienlijke meerderheid zullen kunnen aannemen.

Het is niet alleen een kwestie van bereidheid om compromissen te sluiten. Ik denk dat het misschien nog belangrijker is dat we hebben ingezien dat we hier in het Parlement dezelfde dingen willen en ons voor dezelfde dingen inzetten. Ten eerste willen we allemaal vóór alles betere en beter toegankelijke informatie over geneesmiddelen voor de patiënten in Europa. Ten tweede wil niemand van ons reclame voor receptplichtige geneesmiddelen en ten derde willen we dat de informatie die de consumenten krijgen en die door bedrijven wordt verspreid door bevoegde autoriteiten moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd. Dat zijn beginselen waar iedereen achter staat en waardoor we gemakkelijker overeenstemming hebben kunnen bereiken. Daardoor zagen we ons echter ook genoodzaakt om het Commissievoorstel te herschrijven.

Ik zou vijf elementen willen vermelden waar we ons bij het herschrijven van het oorspronkelijke wetgevingsvoorstel van de Commissie op hebben toegespitst. We hebben ten eerste geprobeerd om het perspectief van de wetgeving te veranderen – in plaats van op het recht van geneesmiddelenproducenten om informatie te verspreiden, ligt de klemtoon nu op het recht van patiënten op toegang tot informatie en, bijgevolg, de plicht van bedrijven om die informatie te publiceren en ter beschikking te stellen. Ten tweede hebben we geprobeerd alle bestaande uitzonderingen strikter te maken om eventuele achterpoortjes voor reclame te sluiten – niemand van ons wilde immers reclame. Ten derde hebben we verzekerd dat informatie over geneesmiddelen die afkomstig is van bedrijven, gecontroleerd en betrouwbaar is, daar ze ergens door een geneesmiddelenautoriteit moet zijn goedgekeurd. Ten vierde hebben we gezegd dat geen enkele informatie die van geneesmiddelenproducenten afkomstig kan zijn, de patiënten of het grote publiek mag bereiken zonder dat die er eerst zelf om vragen. Niemand zou ooit ongevraagd informatie over geneesmiddelen mogen krijgen. Daarom hebben we alle zogenaamde push-kanalen, zoals reclame via radio, tv of kranten, verworpen. Het laatste element waar ik op zou willen wijzen, is dat bedrijven slechts een schakel zijn in de informatieketen. De gezondheidssector en de samenleving moeten in veel landen in heel Europa een veel grotere verantwoordelijkheid op zich nemen dan ze momenteel doen.

Er zijn dingen waar we het niet over eens zijn. Wat dat betreft, zou ik even willen blijven stilstaan bij een kwestie en mijn collega’s willen oproepen om de uitzondering te aanvaarden met betrekking tot informatie die artsen aan door hen behandelde patiënten geven, met andere woorden, dat die informatie niet hetzelfde controleproces hoeft te doorlopen als andere informatie. Ik heb een concreet voorbeeld dat problemen zou kunnen opleveren mocht die uitzondering niet worden aangenomen, namelijk dat een arts in Zweden bijvoorbeeld geen Engelse bijsluiter zou mogen geven aan een patiënt die geen Zweeds begrijpt omdat die bijsluiter nooit zou kunnen worden goedgekeurd in Zweden omdat Engels er geen landstaal is.

Tot slot wil ik me tot de Raad wenden, die hier helaas niet aanwezig is – wat met betrekking tot dit onderwerp veelzeggend is geweest. Ik betreur de afwezigheid van de Raad. Ik wil echt rekening houden met de standpunten en argumenten van de Raad om de bespreking te vergemakkelijken, maar tot dusver ben ik bijna alleen maar op een botte afwijzing gestoten. Het is moeilijk geweest om naar iemand te luisteren die geen informatie verstrekt.

We zijn erin geslaagd om het over dit onderwerp eens te worden. Ik ben ervan overtuigd dat ook de Raad, als hij dit onderwerp in detail begint te bespreken, feitelijk bij ongeveer dezelfde voorwaarden voor een overeenkomst zal uitkomen als wij hier tot stand hebben gebracht. De Raad mag echter niet proberen om de informatie te rantsoeneren om op die manier geld te besparen. Dat is niet iets wat wij willen zien gebeuren. Wij geloven niet dat er gemakkelijker kan worden omgegaan met slechter geïnformeerde patiënten of dat het goedkoper zal zijn om patiënten informatie te onthouden. Ik roep de Raad op om het estafettestokje over te nemen zodat we er samen ten behoeve van de patiënten voor kunnen zorgen dat Europa betere informatie over geneesmiddelen heeft.

 
  
MPphoto
 

  John Dalli, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens mijn hoorzitting als kandidaat-commissaris heb ik duidelijk gemaakt dat informatie aan patiënten voor mij een erg belangrijk onderwerp is. Patiënten zijn bijzonder geïnteresseerd in hun eigen gezondheid en welzijn. De beschikbaarheid van informatie over geneesmiddelen in Europa heeft vandaag de dag echter een zeer divers, ja zelfs oneerlijk karakter.

Of patiënten de relevante informatie verkrijgen, hangt af van taal, IT-vaardigheden en vaak zelfs sociale klasse en netwerken. Voor een Europa dat ernaar streeft de huidige gezondheidstoestand en ongelijkheden te overwinnen, is dit niet verdedigbaar. De belangrijkste ambitie van het oorspronkelijke Commissievoorstel blijft dan ook gerechtvaardigd en ik prijs het Parlement en met name uw rapporteur, de heer Fjellner, dat zij voortborduren op dit belangrijke voorstel.

Ik ben er echter vast van overtuigd – zoals ik tijdens mijn hoorzitting ook heb benadrukt – dat we deze kwestie vanuit het oogpunt van de patiënt moeten bekijken. We moeten vragen welke informatie de patiënten nodig hebben, niet welke de farmaceutische industrie wellicht wil verstrekken. We moeten ervoor zorgen dat we niet terechtkomen in op het publiek gerichte reclame, waarvan patiënten duidelijk niet gediend zijn.

Ik prijs het Parlement opnieuw dat het exact dit standpunt inneemt. Dit zal de Commissie in staat stellen een groot aantal van uw belangrijkste amendementen over te nemen bij de indiening van onze gewijzigde voorstellen. Hierbij gaat het met name om de verplichting om informatie te publiceren, de vraag welke informatie is gedekt, de kanalen voor de distributie van informatie en de controlemechanismen.

Ten eerste steun ik het amendement waarin staat dat de industrie niet slechts het recht moet hebben, maar verplicht moet zijn om bepaalde informatie over geneesmiddelen beschikbaar te stellen. Dit is een bijzonder belangrijke wijziging.

Ten tweede, wat betreft de te publiceren informatie, ben ik het er in het algemeen mee eens dat de informatie geen vergelijkingen tussen geneesmiddelen zou moeten omvatten, daar dit kan worden gezien als publiciteitsgerichte voorlichting. Deze informatie is natuurlijk bijzonder relevant voor patiënten en beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector, maar door het potentiële misbruik ervan voor reclamedoeleinden behoeft deze een strikt kader. Wij werken samen met de lidstaten aan een dergelijk kader op het gebied van de evaluatie van nieuwe technologieën in de gezondheidszorg.

Ik ben het er ook mee eens dat de voorstellen betrekking zouden moeten hebben op de informatie die beschikbaar is gesteld door de industrie en niet door derden, zoals journalisten en wetenschappers. We weten echter dat er een grijs gebied is dat ruimte laat voor misbruik. Ik vind dan ook dat die partijen verplicht zouden moeten zijn te verklaren of zij al dan niet financiële of andersoortige voordelen hebben genoten vanuit de industrie.

Wat, ten derde, de informatiekanalen betreft, kan ik mij ten dele vinden in uw amendementen. Echter, niet iedereen gebruikt internet; we moeten ervoor waken ongelijkheden te bevestigen doordat degenen die geen digitale communicatiemiddelen gebruiken geen toegang hebben tot medische informatie. Ik vind derhalve dat het mogelijk zou moeten zijn dat de industrie op eigen initiatief en niet alleen op verzoek gedrukt materiaal beschikbaar stelt. Deze informatie zou op verzoek door het publiek of via beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector kunnen worden gebruikt.

Ten vierde, met betrekking tot de controle van informatie, sluit ik mij erbij aan dat informatie die niet reeds is goedgekeurd tijdens het vergunningproces voor het in de handel brengen, in principe vooraf moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Europa moet echter terdege aandacht besteden aan de constitutionele bedenkingen van een aantal lidstaten met betrekking tot de verenigbaarheid van het vooraf controleren met de vrijheid van meningsuiting. Het zou mogelijk moeten zijn voor deze lidstaten te voorzien in controle achteraf, ongeacht of zij al een dergelijke controle kennen.

Diverse amendementen van het Parlement hebben betrekking op informatie uit andere bronnen dan die van de industrie. In deze context wil ik benadrukken dat ik mij volledig aansluit bij de politieke ambitie om de voorstellen inzake door de industrie verstrekte informatie over geneesmiddelen, waar wij vandaag over discussiëren, te plaatsen in een breder en veelomvattender kader van informatie aan de patiënt. Er zijn inderdaad andere uiterst belangrijke bronnen die maximaal moeten worden benut, maar de voorstellen lenen zich niet voor een bespreking hiervan.

De Commissie is al verplicht een verslag op te stellen over de leesbaarheid van de bijsluiter. Iedere verandering met betrekking tot deze kwestie zou dus voorbarig zijn. Het is daarnaast niet haalbaar om voor ieder in de samenvatting van het European Public Assessment Report opgenomen klinisch onderzoek een link te introduceren naar de Eurydice-databank voor klinische proeven. Een algemene link tussen databanken zou volstaan.

De openbare samenvatting van het beoordelingsrapport moet niet worden gehecht aan de Europese vergunning voor het in de handel brengen, aangezien deze al openbaar toegankelijk is via de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Ik erken dat er, naast de door de industrie verschafte informatie, al een aantal Europese en nationale databanken en portaalsites is dat informatie verstrekt over geneesmiddelen. Wat ontbreekt, is de onderlinge koppeling ervan. Ik stel voor dat het recentelijk in het kader van de geneesmiddelenbewakingsrichtlijn gecreëerde Europees webportaal voor geneesmiddelen wordt gebruikt als een centraal punt voor het verkrijgen van informatie.

In deze context ben ik het er helemaal mee eens dat er bredere informatie nodig is over ziekten en de preventie ervan. Patiënten zijn geïnteresseerd in alle verschillende behandelingsmogelijkheden, ze willen niet alleen leren over geneesmiddelen. De huidige voorstellen, die zich toespitsen op geneesmiddelen, voorzien echter niet in deze behoefte. De Commissie is desalniettemin goed geplaatst om als een Europees schakelbord voor informatie te fungeren. Ik denk dat er voor ons een rol is weggelegd om andere betrouwbare informatieverstrekkers zoals de lidstaten of patiëntenorganisaties te koppelen. Europese actie kan een toegevoegde waarde hebben en veel informatiemiddelen zoals het EU-gezondheidsportaal zijn al een feit.

Geachte Parlementsleden, het zal u niet verbazen dat er enkele amendementen zijn die de Commissie, na rijp beraad, niet kan steunen. Het recht van de burgers om klachten in te dienen, bijvoorbeeld, is een fundamenteel EU-beginsel. Het is noch juist, noch noodzakelijk dit te herformuleren. De hoogte van de sancties moet op nationaal, niet op legislatief EU-niveau worden bepaald. Het Parlement beschikt over een lijst van de Commissiestandpunten inzake alle voorgestelde amendementen.

Tot slot wil ik nogmaals het Parlement en de heer Fjellner en de schaduwrapporteurs bedanken voor hun belangrijke bijdrage. Ik hoop dat de stemming van deze week ertoe zal bijdragen dat de toegang van patiënten tot informatie wordt verbeterd en dat de Raad wordt overtuigd van de noodzaak om een begin te maken met diepgaande besprekingen van de voorstellen.

 
  
MPphoto
 

  António Fernando Correia De Campos, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Dalli, dames en heren, patiënten moeten het recht hebben op zo veel mogelijk informatie over hun ziekte en over de geneesmiddelen om de ziekte te behandelen. Maar hoe valt informatie te onderscheiden van reclame? Waar en hoe is objectieve en neutrale informatie verkrijgbaar? Er bestaan verschillende interpretaties van de geldende regelgeving. Daarom moeten die geharmoniseerd worden teneinde de macht van de burgers te vergroten. De informatie moet betrouwbaar zijn, getoetst door de autoriteiten, onafhankelijk, toegankelijk en opgesteld voor een niet-deskundig publiek. Het doel is van de burger een beter geïnformeerde en verantwoordelijker eindgebruiker te maken. De termijn van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) voor stilzwijgende goedkeuring moet worden verlengd van 60 tot 120 dagen. Het feit dat bezwaren met redenen omkleed dienen te zijn versterkt het bilaterale karakter van de procedure en zorgt voor een evenwichtig eindresultaat. EMA vervult een essentiële rol als bevoorrechte bron van objectieve informatie. Tot slot zou ik rapporteur Fjellner willen gelukwensen met het verrichte werk en mijn blijdschap willen uitspreken over het feit dat hij bijna alle voorstellen heeft overgenomen die ik in de Commissie interne markt en consumentenbescherming als rapporteur voor advies heb ingediend.

 
  
MPphoto
 

  Christian Silviu Buşoi, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur en andere collega’s die een bijdrage hebben geleverd aan dit dossier. Ook feliciteer ik commissaris Dalli. Ik denk dat we een goed resultaat hebben bereikt, en het verslag is nu veel patiëntgerichter dan het oorspronkelijke voorstel.

Patiënten zoeken tegenwoordig steeds vaker informatie op het gebied van gezondheid zodat zij actief betrokken kunnen zijn bij beslissingen inzake hun gezondheid. Ook zijn zij geneigd online naar informatie te zoeken. Deze informatie is op het internet niet gemakkelijk te controleren, maar vroeg of laat moeten we een oplossing vinden voor dit probleem, dat niet zal verdwijnen als we simpelweg niets doen omdat het te ingewikkeld is.

Ik ben dan ook een voorstander van strenge regels voor de registratie en controle van websites en het beschikbaar stellen van een lijst van geregistreerde websites zodat patiënten kunnen uitgaan van de betrouwbaarheid van hun bron. Er zijn ook waarborgen nodig en het verslag voorziet hierin, namelijk doordat de informatie die beschikbaar kan worden gesteld, wordt beperkt tot door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde informatie.

Hiertoe hebben wij in de Commissie interne markt en consumentenbescherming diverse amendementen aangenomen die betrekking hebben op reclame, waarbij de focus ligt op de wijziging van “publieksgerichte” in “op patiënten en het publiek in het algemeen gerichte” in de context van niet-publicitaire informatie volgens het “aantrekkingsprincipe”, dat inhoudt dat patiënten toegang tot informatie krijgen wanneer zij daaraan behoefte hebben.

 
  
MPphoto
 

  Horst Schnellhardt, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, als men bedenkt hoe we de laatste zittingsperiode over dit voorstel van de Commissie hebben gedebatteerd, van een totale afwijzing tot gejubel over wat er allemaal voor moois over ons heen kwam, dan moet ik zeggen dat ik enthousiast ben over wat hier nu op tafel ligt. We zijn de rapporteur en zijn schaduwrapporteurs veel dank verschuldigd, dat ze van dit brede spectrum van meningen één fatsoenlijk standpunt hebben gemaakt. Ik geloof dat het toverwoord “patiëntgerichtheid” is. We hebben ons niet door bijzaken laten afleiden maar gevraagd: Wat heeft de patiënt nodig? Ik denk dat het juist is dat we hebben afgesproken dat de patiënt via verschillende kanalen informatie kan krijgen en niet slechts via één kanaal. Ik wil echter beklemtonen dat de arts de vertrouwenspersoon voor de patiënt moet blijven en ook zeker bij belangrijke beslissingen invloed moet hebben. Dat garanderen we, omdat we reclame daarvoor hebben verboden en de informatie die de patiënt krijgt, gecontroleerd en door een overheidsinstantie goedgekeurd wordt. Dit betekent dat de informatie wetenschappelijk onderbouwd is en dat de patiënt daar zeker op kan vertrouwen.

Natuurlijk is het waar dat niet iedereen dit via het internet kan opsporen, maar daarom hebben we verschillende kanalen en ik geloof dat het zo wijdverspreid is dat we ons daarover geen zorgen hoeven te maken. Ik hoop alleen dat de Raad nu eindelijk de moed heeft om dit thema te behandelen. Het is zeer belangrijk en er moet snel actie ondernomen worden. De patiënten verwachten dat en dan hebben we goed werk verricht.

 
  
MPphoto
 

  Gilles Pargneaux , namens de S&D-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, geachte collega’s, aan het begin van de 21e eeuw hebben patiënten meer dan ooit behoefte aan geschikte informatie, zodat ze volledig kunnen worden betrokken bij het zorgtraject, weten waar ze zorg kunnen moeten zoeken, samen met gezondheidswerkers de beste behandelwijze kunnen kiezen en de geplande behandeling nauwgezet kunnen volgen.

Hedendaagse patiënten eisen onafhankelijke, vergelijkbare informatie, die is afgestemd op individuele behoeften. Helaas kwamen de voorstellen voor de herzienings van de door de Europese Commissie voorgelegde verordening niet voldoende tegemoet aan de door de Europese burger geformuleerde behoeften. Deze voorstellen zetten de deur open voor rechtstreekse promotie door farmaceutische bedrijven, hetgeen ons onzinnig lijkt om tegemoet te komen aan de daadwerkelijke behoeften van patiënten.

Niemand heeft baat bij deze voorstellen, noch de burger noch de lidstaten. In tegendeel: ze vertalen zich in meer bureaucratie, hogere kosten en risico’s voor patiënten.

Om deze redenen hebben wij in eerste instantie een voorstel tot verwerping van deze teksten ingediend, waarmee we de Commissie verzochten haar voorstellen te herzien. Dankzij deze aanpak, die ook werd gehanteerd door mijn collega-Parlementslid, de heer Schlyter, van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, kon onze rapporteur, de heer Fjellner – die ik complimenteer – een grondige herziening van de Commissievoorstellen uitvoeren.

Daarnaast hebben wij een zestigtal amendementen ingediend, die tot doel hadden de gezondheid van onze burgers beter te beschermen en patiënten eenvoudiger toegang te verschaffen tot onafhankelijke en vergelijkbare informatie die is afgestemd op individuele behoeften. Met de aanneming van deze amendementen binnen de Commissie milieubeheer is de nadruk meer komen te liggen op het recht van patiënten op informatie, in plaats van de beschikbaarstelling van deze informatie in handen te leggen van de farmaceutische industrie.

In het licht van de compromisamendementen en gezien de inhoudelijke verbeteringen die in de afgelopen maanden zijn aangebracht in de tekst, hebben wij besloten ons voorstel tot verwerping van de teksten in te trekken. Het ontwerpverslag, als gewijzigd, is uiteindelijk een geslaagd tegenwicht voor de oorspronkelijke voorstellen van de Europese Commissie.

Wij zijn er echter nog altijd op tegen dat gezondheidswerkers door farmaceutische bedrijven voor het karretje worden gespannen om hun brochures en informatie te verspreiden onder patiënten, zonder enig toezicht door gezondheidsautoriteiten. Ook zullen we ons uitspreken tegen de goedkeuring van industriële campagnes, met name voorlichtingscampagnes, in relatie tot vaccins.

Informatie mag niet ongecontroleerd worden verspreid door farmaceutische bedrijven. De ervaring leert dat we uiterst alert moeten zijn – en wat er is gebeurd met de Mediator-geneesmiddelen laat zien hoe alert we moeten zijn – en een gulden middenweg moeten vinden, zoals we met dit ontwerpverslag hebben getracht te doen.

 
  
MPphoto
 

  Antonyia Parvanova, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de schaduwrapporteur van mijn fractie feliciteer ik de heer Fjellner met zijn uitstekende werk.

De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa verwelkomt dit verslag, dat eindelijk een duidelijk kader vaststelt voor patiëntenvoorlichting over geneesmiddelen. Patiënten moeten objectief worden geïnformeerd en er moet een duidelijke scheidslijn zijn tussen informatie en reclame. Voor informatie over receptplichtige geneesmiddelen moeten dan ook strenge regels gelden.

Er is ook speciale aandacht besteed aan nieuwe media – hoofdzakelijk internetwebsites –, waarbij duidelijke waarborgen zijn gedefinieerd, mechanismen zijn ontwikkeld voor het controleren van de inhoud van de informatie en er wordt voorzien in specifieke handhavingsmaatregelen.

Ik wil bovendien op persoonlijke noot nog iets zeggen over het materiaal dat aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector wordt verstrekt voor verspreiding onder patiënten. Er is geen objectieve reden waarom dit materiaal niet zou vallen onder de bepaling inzake andere inhoud, zeker wanneer we ons realiseren dat artsen de bronnen van patiëntenvoorlichting zijn waarin het meeste vertrouwen wordt gesteld.

Ik zal daarom persoonlijk tegen amendement 88 stemmen en ik hoop dat onze stempositie zal worden geleid door coherentie, zodat dit verslag het Commissievoorstel daadwerkelijk sterk kan verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Ouzký, namens de ECR-Fractie. – (CS) Allereerst zou ik willen benadrukken dat onderhavig verslag mijn volste steun heeft. Mijn hele professionele loopbaan al probeer ik er mede voor te zorgen dat elke burger manager wordt van zijn eigen gezondheid, iets dat slechts mogelijk is indien hij goed is geïnformeerd.

Zoals de heer Horst Schnellhardt reeds zei, vechten we er sinds de vorige zittingsperiode van het Parlement al voor om dit stuk wetgeving op een hoger plan te brengen. De eeuwige discussies over ons vermeende onvermogen reclame te onderscheiden van informatie komt mij, sorry dat ik het zeg, ronduit lachwekkend voor. De mensen zijn vandaag de dag uitstekend in staat om gewenste informatie te onderscheiden van ongewenste informatie. De deuren moet dus wagenwijd open voor alle soorten informatie die wel degelijk gewenst zijn. Want laten we wel zijn: we leven in een gemondialiseerde wereld. Laten we de Europese burger dan vooral niet dwingen zijn informatie van websites uit de Verenigde Staten te halen.

 
  
  

VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Geachte Voorzitter, in mijn hoedanigheid van arts zet ook ik mij er net zoals mijn collega Ouzký al mijn hele carrière voor in mijn patiënten beter te informeren. Maar laat ik allereerst, zoals te doen gebruikelijk, mijn waardering uitspreken voor het uitstekende werk van de rapporteur, zij het met een klein punt van kritiek waar ik later op terugkom.

Toen we ons voor het eerst over dit ontwerp bogen, kregen we na de verkiezing van de nieuwe Commissie meteen met twee problemen te maken. Ten eerste kwam de problematiek in handen van een nieuwe commissaris en ten tweede stonden we voor de moeilijke keuze om ofwel met het eerder gedane werk verder te gaan, ofwel het oorspronkelijke document van de tafel te vegen en met een schone lei te beginnen.

Net zoals het leeuwendeel onder u en commissaris Dalli zijn we tot de slotsom gekomen dat het oorspronkelijke Commissievoorstel niet goed genoeg was, dit gezien het feit dat het niet voldoende tegemoet kwam aan de behoeften van de patiënt en de consument. Daarom wilden we geen tijd verliezen door het oude document linksom of rechtsom bij te schaven. We zijn het erover eens geworden dat we commerciële campagnes van farmaceutische bedrijven van de hand wijzen. Ook hebben we besloten dat gedrukte media als communicatiekanaal niet in Frage komen en dat patiënten het recht hebben te weten wie een gegeven stuk informatie verstrekt, alsook dat bedrijven rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor alle door hen verspreide informatie.

Ik ben onaangenaam verrast over het feit dat de heer Fjellner tijdens de zitting opnieuw een amendement wil indienen dat in commissie is afgekeurd en dat een stap terug zou vormen en in tegenspraak zou zijn met het gewijzigde voorstel. Indien een dergelijk voorstel daadwerkelijk wordt goedgekeurd, wordt het voor mij erg moeilijk om nog voor het overige gedegen document te kunnen stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Rosbach, namens de EFD-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben het met de rapporteur eens dat de aandacht vooral moet uitgaan naar de veiligheid van patiënten en naar de informatie. Zowel patiënten als verpleegkundigen en artsen moeten toegang hebben tot de best mogelijke informatie over een bepaald geneesmiddel. Artsen met wie ik spreek, willen betere toegankelijkheid tot objectieve informatie over geneesmiddelen, zowel voor henzelf als voor patiënten en andere professionals. Bovendien zouden zij graag uniformiteit in de benamingen van de preparaten zien, aangezien ze in zeer omvangrijke mate het internet gebruiken om informatie te zoeken over de effecten van geneesmiddelen. Op het internet vergelijken ze de werkzame stoffen van een bepaald geneesmiddel van verschillende bedrijven in binnen- en buitenland. Daarom is het van het grootste belang dat farmaceutische bedrijven hun verantwoordelijkheid begrijpen en dat ze inzien hoe belangrijk het is dat zij objectieve en inhoudelijk correcte informatie verstrekken, die niet als een marketingoffensief kan worden opgevat. Dat farmaceutische bedrijven hun producten moeten verkopen, weten we, maar verantwoordelijkheid bevordert in feite het vertrouwen van de consument in een preparaat.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, het welzijn van patiënten staat centraal. Om zich juridisch in te dekken, nemen farmaceutische bedrijven vaak iedere kleine bijwerking in de bijsluiter op, wat de zaak natuurlijk behoorlijk compliceert. In de war geraakte patiënten hebben de neiging om de dosis zelf te veranderen en ook te stoppen met de medicijnen.

Ook de stroom van serieuze en minder serieuze informatie via het internet draagt in hoge mate aan de verwarring en onzekerheid bij. Gecertificeerde websites zijn een stap in de goede richting, maar nog niet voldoende. Het belangrijkste is de begrijpelijkheid van de informatie, ook voor wie geen medicijnen of farmacie heeft gestudeerd. De bijsluiter moet duidelijk en leesbaar zijn. Vooral voor ouderen moet er een groter lettertype worden gebruikt.

Helaas moet worden gezegd dat het hoge beschermingsniveau van de Europese farmaceutische sector in derde landen wordt ondermijnd. Zo zijn in Turkse bazaars veel originele geneesmiddelen maar ook namaakgeneesmiddelen te vinden en deze zijn vrij verkrijgbaar. Die derde landen moeten natuurlijk ook worden verplicht om deze zwarte handel uit te bannen.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Tatarella (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de richtlijn die we hier behandelen heeft tot doel de inhoud en de kwaliteit van de beschikbare informatie over geneesmiddelen voor alle burgers van de Unie te harmoniseren. Ofschoon het recht op reclame wordt bevestigd, wordt eindelijk ook het recht van de patiënt op informatie vastgelegd. We moeten alle Europese burgers dezelfde toegangsmogelijkheden geven tot informatie over geneesmiddelen.

Het hoofddoel van deze richtlijn is patiënten beter geïnformeerd te maken, waardoor ze op een bewustere manier kunnen omgaan met geneesmiddelen. Wij allemaal, en in de eerste plaats de farmaceutische industrie, moeten hetzelfde doel hebben, dat wil zeggen correcte en nuttige informatie verspreiden die tegelijkertijd voor alle burgers even bruikbaar is.

Twee onderdelen van de richtlijn vind ik het belangrijkste. In de eerste plaats wordt de burgers de mogelijkheid gegeven om op gepaste wijze geneesmiddelen te gebruiken, zodat de heilzame effecten voor hun gezondheid worden vergroot en de risico’s van oneigenlijk gebruik van de medicijnen tot een minimum worden teruggebracht. In de tweede plaats kan correcte en doeltreffende informatie de burgers er meer bewust van maken hoe zwaar de uitgaven voor geneesmiddelen wegen.

Toch moeten we bij een aantal aspecten zeer attent en strikt zijn. Ik doel met name op het gevaar dat informatie over geneesmiddelen verandert in verborgen reclame. We moeten het risico voorkomen dat achter ogenschijnlijk wetenschappelijke informatie in werkelijkheid veel minder nobele bedoelingen schuil gaan om de patiënt te beïnvloeden en te bewegen een bepaald geneesmiddel te kopen. Daarom zijn er efficiënte instrumenten nodig om de informatie te controleren, met name informatie die de patiënt via internet kan verkrijgen.

Tot slot hoop ik dat de Commissie bepalingen en instrumenten voor het controleren van de informatie zal vastleggen, zodat de correctheid ervan verzekerd is. Die controles zouden moeten worden toevertrouwd aan speciale onafhankelijke organisaties teneinde optimale garanties te geven voor onpartijdigheid.

 
  
MPphoto
 

  Karin Kadenbach (S&D). (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, collega’s, commissaris Dalli heeft tijdens zijn voordracht zelf gezegd dat we ons op de patiënten moeten richten. Hoewel in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie nog eerder de markt centraal stond, is het nu, met een hele reeks amendementen die met een grote meerderheid zijn aangenomen, toch gelukt de mensen centraal te stellen en zo rekening te houden met de inzet van commissaris Dalli.

Het was dringend noodzakelijk dat patiënten recht krijgen op hoogwaardige, niet voor reclamedoeleinden verstrekte informatie over het nut en de risico’s van receptplichtige geneesmiddelen. We hebben deze regeling nodig. Ik kom zelf uit de reclamewereld – ik ben reclamedeskundige en pr-vrouw en ik weet wat het doel van reclame is, namelijk te verkopen. Wij hebben echter de taak om informatie te verstrekken. Ik denk dat met dit verslag en de amendementen daarbij rekening kan worden gehouden met onze verantwoordelijkheid op het gebied van de informatieverstrekking.

Mijnheer de commissaris, aangezien de kosten voor geneesmiddelen een groot deel van de ziektekosten uitmaken, verzoek ik u om ervoor te zorgen dat de patiënten goed geïnformeerd zijn en om uw plannen voor preventie en gezondheidsbevordering weer centraal te stellen en verder uit te voeren. Gezamenlijk zullen we ook op dit gebied succes hebben.

 
  
MPphoto
 

  Marina Yannakoudakis (ECR). (EN) Mevrouw de Voorzitter, hoe vaak stellen we onszelf vragen over de bijwerkingen van de geneesmiddelen die we nemen? Hoe vaak willen we meer informatie over producten en ziekten? Het verslag gaat in op deze kwesties en op de behoefte van het publiek aan voorlichting.

Het verleggen van de focus van de oorspronkelijke Raadsvoorstellen was belangrijk, evenals de nadruk op het recht van de patiënt op toegang tot informatie tegenover de mogelijkheid dat farmaceutische bedrijven informatie verstrekken. Dit is bereikt door middel van een verbod op publieke reclame voor receptplichtige geneesmiddelen.

Een ander belangrijk punt was de erkenning van de nationale bevoegde autoriteit en beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector als belangrijkste informatiebronnen. Ook dit is bereikt.

De publieksvoorlichtingsrichtlijn geeft een krachtig signaal af omtrent de rechten van patiënten.

Ik feliciteer de rapporteur met het aanpakken van dit moeilijke dossier en het produceren van een veelomvattende richtlijn, die wij hopelijk eensgezind zullen steunen.

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(LT) Mevrouw de Voorzitter, in de Europese Unie staan we voor het beginsel van bewustzijn bij de consument, in dit geval de patiënt, en streven we ernaar dat burgers tot op zekere hoogte zelf de verantwoordelijkheid voor hun eigen gezondheid op zich nemen. Als politici hebben wij echter tot taak patiënten te beschermen tegen onjuiste en misleidende informatie. En daar houden we ons vandaag dan ook mee bezig.

Wat betreft openbare toegang tot informatie over geneesmiddelen schijnt de situatie in de landen van de Europese Unie te verschillen. Het onderscheid tussen voorlichting en reclame wordt steeds vager. Daarom ondersteun ik het standpunt van het Parlement waarin wordt gestreefd naar een duidelijkere definitie van voorlichting en reclame. Het is belangrijk dat patiënten betrouwbare, objectieve informatie in hun moedertaal krijgen, dat ze moet zijn opgesteld voor leken, en dat deze gemakkelijk te begrijpen en toegankelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van consumenten. Naast patiënten moeten we artsen beschermen tegen verborgen reclame, want hun betrokkenheid in de behandeling is bijzonder belangrijk.

We leven in een tijdperk waarin grenzen verdwijnen en vrij verkeer van informatie mogelijk is, net als vrij verkeer van onszelf. Daarom moeten we bepaalde beschermende maatregelen toepassen om het welzijn van Europese patiënten te waarborgen. Ik feliciteer de rapporteur daarom met zijn uitstekende werk en ik hoop dat we allemaal gezonder zullen zijn en gemakkelijker toegang tot informatie zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Milan Cabrnoch (ECR). (CS) De richtlijn over geneesmiddelen is bijna tien jaar vrijwel ongewijzigd gebleven en dus is het nu de hoogste tijd haar te herzien. Ik ben een groot voorstander van volledige informering van de patiënt, die een volwaardige partner voor de arts is; die volledig betrokken wordt bij de besluitvorming; en die er tevens zijn deel van de verantwoordelijkheid voor op zich neemt.

De beschikbaarheid van informatie is van cruciaal belang om deze verandering tot stand te brengen. Informatie over vrij verkrijgbare geneesmiddelen en receptplichtige geneesmiddelen vormt daar een onlosmakelijk onderdeel van. Patiënten dienen toegang te hebben tot gegevens over geneesmiddelen in zowel gedrukte als elektronische vorm. Deze informatie dient onafhankelijk te zijn, objectief, volledig, waar, en dient in een begrijpelijke vorm en in begrijpelijke taal te worden weergegeven. Ik wil de rapporteur bedanken voor zijn uitstekende werk, waar ik volledig achter sta.

 
  
MPphoto
 

  Anja Weisgerber (PPE). (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de rapporteur en zijn schaduwrapporteurs van harte. Onder moeilijke omstandigheden en ondanks zeer veel tegenwind is met dit verslag werkelijk een zeer goed resultaat bereikt. Het voorstel van de Commissie is aanzienlijk verbeterd. Het blijft bij een streng verbod op reclame, er komt hiervoor geen reclame op de radio, de televisie en in tijdschriften, maar de patiënten moeten de informatie zelf aanvragen. Mijn ideaal is de mondige patiënt. Patiënten willen geïnformeerd worden en ik wil ze daar heel graag bij helpen. Daarom wil ik ook graag dat de patiënt in het middelpunt van de informatie staat. Ik wil me op twee kernpunten concentreren. Ik heb zelf, ook in de Commissie interne markt en consumentenbescherming en in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, sterk gepleit voor gezondheidsportalen op het internet en voor soortgelijke informatie in de gedrukte pers. De burgers kijken vaak op het internet en vinden daar vaak slechte en ongecontroleerde informatie. Daarom moeten wij hier een alternatief voor bieden, namelijk gecontroleerde informatie. De geneesmiddelenbewaking was een eerste resultaat. We hebben afspraken gemaakt over veiligheidsportalen voor geneesmiddelen waar bijsluiters en informatie over de geneesmiddelen bij inbegrepen zijn. Ik zou, commissaris, echter graag verder willen gaan en zou graag zien dat er uitgebreide internetportalen komen, die ook informatie over ziekten en preventie geven. Indien ik de commissaris goed heb begrepen, steunt hij dat in principe, hoewel hij dat misschien niet in dit dossier zegt. Ik zou graag duidelijk van de commissaris willen horen of hij hieraan ook zijn steun kan verlenen. Dat is voor mij echt een zeer belangrijke kwestie.

 
  
MPphoto
 

  Françoise Grossetête (PPE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde onze rapporteur, de heer Fjellner, feliciteren met het uitstekende werk dat hij maandenlang in deze beide verslagen heeft gestoken. Ik zeg dit met name omdat we al jaren op deze tekst wachtten; de oudgedienden in dit Parlement zullen zich nog herinneren dat wij het bij de herziening van de geneesmiddelenwetgeving wilden hebben over patiëntenvoorlichting met betrekking tot geneesmiddelen en behandelwijzen, maar dat toen helaas enige verwarring bestond tussen voorlichting en reclame.

Informatie mag vandaag de dag echter geen verkapte reclame zijn, en in deze verslagen ligt de nadruk juist niet langer op het recht van farmaceutische bedrijven om informatie te verstrekken, maar op het recht van patiënten op toegang tot informatie. Dit is dan ook een heel ander principe, waarbij de patiënt centraal staat. Verder zijn wij tegen ongevraagde informatie, hetgeen de distributiekanalen en dus de risico’s van reclame beperkt.

Patiënten zullen zelf op zoek gaan naar de gewenste informatie, die hen niet zal worden opgedrongen via radio of televisie, kranten of tijdschriften. En dat is het verschil met reclame. Sommige informatie zal vooraf grondig moeten worden bestudeerd. Deze controle moet worden uitgevoerd door de nationale autoriteiten, en bijdragen aan de totstandbrenging van gespecialiseerde en objectieve websites en ook het gebruik van specifieke informatiedragers op papier, zoals commissaris Dalli heeft toegelicht.

Alle voorwaarden zijn dan ook vervuld om kwalitatief hoogwaardige informatie te garanderen, objectieve informatie, informatie waar patiënten al geruime tijd op wachten. Om die reden moet de Raad beslist zijn verantwoordelijkheden nemen en ermee instemmen, want we kunnen niet toestaan dat zomaar elke informatie op websites terechtkomt. Wij wachten al tien jaar: de Raad heeft tien jaar de tijd gehad om tot een besluit te komen.

 
  
MPphoto
 

  Alajos Mészáros (PPE). (HU) Mevrouw de Voorzitter, ook de heer Fjellner zijn we dank verschuldigd voor het verslag, want we hebben al geruime tijd behoefte aan een voorstel om patiënten te voorzien van meer en betere informatie over de aan hen voorgeschreven en door hen gebruikte medicijnen die alleen op recept verkrijgbaar zijn. Kwalitatieve informatie die bijdraagt aan de verbetering van de gezondheidsvoorwaarden is uitermate belangrijk. Bij adequaat geïnformeerde patiënten is de kans groter dat ze de noodzakelijke behandeling voortzetten en dat ze de beslissingen over hun behandeling beter begrijpen.

We hebben hier niet alleen harmonisatie van Europese rechtsregels nodig, maar we moeten ook zien te bereiken dat met goede informatie de volksgezondheid beter wordt, waarin ook de farmaceutische bedrijven een belangrijke rol spelen. We moeten er echter op toezien dat er geen overmatig gebruik van geneesmiddelen wordt gestimuleerd uit commerciële overwegingen.

Vandaag de dag onderscheiden we in de lidstaten van de Europese Unie diverse problemen op het gebied van informatieverstrekking over geneesmiddelen. In sommige lidstaten hebben patiënten moeilijk toegang hebben tot zelfs de meest fundamentele informatie over de voorgeschreven geneesmiddelen, als gevolg waarvan ernstige ongelijkheden worden veroorzaakt in de gezondheidszorg van de Europese Unie. Naast informatie op internet is tevens het garanderen van adviezen via traditionele kanalen nodig. Ons doel is echter niet dat we farmaceutische bedrijven aan het recht op informatie helpen, maar dat we patiënten voorzien van de mogelijkheid tot informatieverschaffing. We moeten onderscheid maken tussen informatie en reclame. Ik denk dat ook de communicatie tussen patiënt en arts belangrijk is, aangezien de eerste bron van informatie voor de patiënt de arts moet zijn die het medicijn voorschrijft. Andere informatiekanalen dienen slechts een aanvulling te zijn op die informatie.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). (CS) Ik heb grote waardering voor het werk van de rapporteur inzake de regels ter verbetering van de toegankelijkheid en kwaliteit van informatie over geneesmiddelen voor Europese patiënten. Als arts kan ik u zeggen dat de informatie op de bijsluiters van geneesmiddelen door de bank genomen betrouwbaar zijn en begrijpelijk voor artsen. Maar nu is het hoog tijd dat ze zodanig geschreven worden dat ze ook leesbaar zijn voor leken. Bovendien hebben we de ambitie om misleidende reclame op internet die aanzet tot de aankoop van middelen die de patiënt niet alleen niet genezen, maar zelfs kunnen schaden, een halt toe te roepen. Het is in de huidige gemondialiseerde digitale ruimte schier onmogelijk de inhoud van het web te reguleren. Ik wil opnieuw benadrukken dat een zo spoedig mogelijke totstandbrenging van een keurmerk voor veilige, betrouwbare websites een oplossing is. Pas als die tot stand komt, kan er sprake zijn van betrouwbare informatie over geneesmiddelen op internet, ongeacht het werelddeel waar de website vandaan komt. Ditzelfde concept stond eveneens in mijn verslag over het vertrouwen van de consument in de digitale ruimte.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D). (IT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, het verslag waarover we debatteren is zeer belangrijk, daar met dit voorstel de Europese wetgeving inzake de toegang tot informatie over geneesmiddelen kan worden geharmoniseerd en, nog belangrijker, de patiënt het recht krijgt op meer informatie over receptplichtige geneesmiddelen.

Op websites dient deze informatie transparant en onafhankelijk te zijn. Om dat te garanderen dient alle informatie door de bevoegde nationale of Europese autoriteiten te worden gecontroleerd om te voorkomen dat de informatie verborgen reclame voor geneesmiddelen is, wellicht door het farmaceutische bedrijf zelf gemaakt.

Tot slot vraag ik om dezelfde aandacht voor de informatie in de bijsluiter bij receptplichtige geneesmiddelen. Met het oog daarop zou ik er de voorkeur aan geven dat artsen of apothekers de patiënt gedetailleerde informatie zouden verstrekken zodat de patiënt volledig beseft welk medicijn hij inneemt.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi (EFD). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, wij vinden deze verordening positief, daar het doel geharmoniseerde regelgeving is voor niet-commerciële informatie over receptplichtige geneesmiddelen die de farmaceutische bedrijven aan het publiek kunnen verstrekken, waarbij het verbod op reclame ongewijzigd blijft.

In het voorstel wordt het verschil tussen informatie en reclame benadrukt. De terbeschikkingstelling van informatie is gestoeld op de beginselen van actief zoeken. Het belangrijkste kanaal voor informatie over geneesmiddelen moet de arts blijven. Daarnaast moeten er ook andere kanalen van aanvullende aard blijven, waaronder tijdschriften en kranten.

Het recht van de patiënt op informatie staat centraal, waarbij organisaties van burgers, en met name patiënten, actief betrokken zijn. Wij hebben voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij zouden allemaal graag zien dat patiënten de voor hen beschikbare informatie benutten. We moeten de burgers bewust maken van het gebruik van de momenteel beschikbare informatie.

Ik steun degenen hier die zeggen dat er geen reclame moet worden gemaakt voor producten, en ik zou tegen de betrokken bedrijven willen zeggen dat het verstrekken van kwaliteitsinformatie aan de consument de beste vorm van reclame is want als de burger tevreden is over een product, is dat een duidelijke boodschap dat het waar nodig zal worden gebruikt. Wel moeten er natuurlijk huisartsen zijn, die hun patiënten medische en wetenschappelijke informatie geven. Dit gebeurt vaak niet op de best mogelijke manier.

Tot slot moeten we ook voor ogen hebben hoe geneesmiddelen worden verstrekt aan burgers in verschillende leeftijdscategorieën. Deze worden momenteel voorgeschreven waarna er een jaar lang niet meer naar de zaak wordt gekeken. Dit is bijzonder gevaarlijk en er moet een veel rigoureuzere, regelmatige beoordeling plaatsvinden van de manier waarop er voor patiënten wordt gezorgd. Anders krijgen we medische problemen.

 
  
MPphoto
 

  John Dalli, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is inderdaad bevredigend om een dergelijke mate van betrokkenheid bij zo’n belangrijke kwestie te zien alsmede de algemene overeenstemming over het vertrouwen dat er is gesteld in de basisbeginselen en -concepten op grond waarvan dit voorstel vooruitgang zou moeten boeken.

Zoals ik eerder heb gezegd, was het bijzonder belangrijk om de focus van het oorspronkelijke voorstel te verleggen naar een patiëntgericht voorstel vanuit het perspectief van de patiënt.

Ik heb het debat in het Parlement nauwlettend gevolgd. Ik heb met velen van u gesproken over hetgeen er werd besproken en ben van mening dat we – zoals ik in mijn eerdere betoog aangaf – een uiterst positief document hebben waarop we nu moeten voortborduren om tot een uiteindelijk akkoord te kunnen komen.

Ik wil in het kort enkele opmerkingen maken over hetgeen er is gezegd. Wat betreft de door de heer Correia De Campos genoemde controles vooraf door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), lijken 120 dagen mij ietwat te lang – wij zullen in feite om en nabij de zestig dagen voorstellen.

De internetkwestie wordt een hele kluif en het controleren van websites met informatie voor patiënten is van essentieel belang, maar wij weten allemaal dat dit ook moeilijk is. De door de heer Buşoi en mevrouw Grossetête genoemde punten inzake strenge regels voor het internet zijn erg belangrijk en hier zouden wij aan moeten werken.

Dat de arts de vertrouwenspersoon moet blijven van de patiënt is eveneens bijzonder belangrijk, zoals de heer Schnellhardt en op hun manier ook de heer Pargneaux en mevrouw Parvanova hebben benadrukt.

Ik ben het er weliswaar mee eens dat artsen niet moeten worden geïnstrumentaliseerd door de farmaceutische industrie, maar een arts zou wel een goed medium moeten zijn voor de doorstroming van informatie. Hier moeten we ervoor zorgen dat informatie in de handen van artsen, zoals mevrouw Rosbach heeft gezegd, ook objectief is.

Mijn laatste punt betreft het door mevrouw Weisgerber genoemde veelomvattende portaal inzake ziekten. Ik moet zeggen dat de door ons voorgestelde wetgeving op het gebied van geneesmiddelenbewaking hier, in het geval van geneesmiddelen, al in voorziet. In het geval van ziekten ligt het iets moeilijker. We hebben al een portaal voor zeldzame ziekten, maar in het geval van het algemene spectrum van ziekten hebben wij een begin gemaakt met de aanpak van deze kwestie. Dit blijkt echter een uiterst ingewikkelde en, zoals u zult begrijpen, bijzonder grote klus te zijn.

Ik bedank u derhalve voor het aan dit dossier verrichte werk. Ik bedank de rapporteur en mederapporteurs nogmaals voor hun werk en hoop, zoals gezegd, dat we uiteindelijk een document zullen hebben waarop we kunnen voortborduren.

Standpunt van de Commissie inzake de door het Parlement ingediende amendementen:

(COM(2008)0663–C6-0156/2008–2008/0256(COD))

Amendementen:

Direct aanvaardbaar: 1, 3, 4, 10, 11, 12, 22, 26, 35, 39, 40, 42, 56, 60, 63, 64, 65, 67 en 69.

In beginsel aanvaardbaar: 9, 13, 14, 16, 19, 20, 21, 23, 27, 32, 34, 36, 37, 41, 46, 48, 50, 52, 58, 62, 66, 72, 74, 75, 76, 77 en 78.

Na herformulering aanvaardbaar: 5, 6, 7, 8, 15, 24, 25, 28, 33, 44, 49, 53, 59 en 70.

Gedeeltelijk aanvaardbaar: 2, 29, 31, 43, 54, 55, 61 en 79.

NIET aanvaardbaar: 17, 18, 30, 38, 45, 47, 51, 57, 68, 71 en 73.

(COM(2008)0662–C6-0517/2008–2008/0255(COD))

Amendementen:

Aanvaardbaar: 2 en 7.

In beginsel aanvaardbaar: 6.

Na herformulering aanvaardbaar: 1.

Gedeeltelijk aanvaardbaar: 9, 10 en 12.

NIET aanvaardbaar: 3, 4, 5, 8 en 11.

 
  
MPphoto
 

  Christofer Fjellner, rapporteur. − (SV) Mevrouw de Voorzitter, het doet me plezier dat de Commissie begon met er precies op te wijzen dat de toegang tot informatie over geneesmiddelen in Europa zeer ongelijk is, want we hebben zeer hard ons best gedaan om te verzekeren dat iedereen goede toegang krijgt en om de toegang te harmoniseren. Tegelijkertijd had ik een eigen eis, namelijk dat de informatie in geen enkel land geringer of slechter mag zijn. Ik weet dat dit iets is waar velen zich zorgen over maakten, onder andere in Zweden, waar we al lang een stelsel met de naam Fass hebben. Ik wil me nu rechtstreeks tot die mensen richten en zeggen dat de manier waarop het Parlement heeft gestemd, niet alleen betekent dat Fass behouden kan blijven, maar ook dat andere landen de mogelijkheid hebben om vergelijkbare stelsels in te voeren.

In nadere opzichten zijn de huidige voorschriften in Europa natuurlijk behoorlijk vreemd: om het even wie mag immers om het even wat zeggen over receptplichtige geneesmiddelen, behalve de geneesmiddelenproducenten, met andere woorden diegenen die er het meest over zouden moeten weten. Daarom ben ik blij dat we hebben vastgesteld dat zij niet alleen het recht maar feitelijk de plicht hebben om bepaalde basisinformatie te verspreiden. Zij moeten namelijk ook bijdragen aangezien zij nu eenmaal over een groot deel van de informatie beschikken.

Aan de commissaris wil ik slechts zeggen dat ik zeer blij ben om vast te stellen dat u en ik het eens lijken te zijn over alle punten die voor mij in dit verslag essentieel zijn. Ik denk dat de Commissie en het Parlement het nu eens zijn. Dat zet de Raad onder aanzienlijke druk om deze kwestie constructief aan te pakken en er verder werk van te maken. Eerlijk gezegd zou ik willen beweren dat zelfs met betrekking tot de paragrafen van het voorstel waar de Commissie bezwaar tegen aantekende, we niet veel van mening verschillen wat betreft de essentie van wat we willen bereiken, bijvoorbeeld in verband met gedrukt materiaal en de mogelijkheid om landen die grondwettelijke problemen hebben, bijvoorbeeld Zweden, in het voorstel te helpen om die problemen op te lossen.

Tot slot wil ik mij tot de Parlementsleden richten die vinden dat we geen uitzondering mogen hebben voor artsen en de informatie die artsen moeten verstrekken. Persoonlijk vind ik dat een arts die een door een bedrijf gepubliceerd klinisch onderzoek onder ogen krijgt, het recht moet hebben om die informatie aan de patiënt te verstrekken als ze volgens de arts relevant is, of dat een arts die een bijsluiter vindt in een andere taal dan de landstaal van de lidstaat, het recht moet hebben om die informatie af te drukken en aan een patiënt te verstrekken. Maar dan moeten we er voor stemmen dat de arts zelf kan beslissen en verwerpen dat in deze richtlijn wordt geregeld wat artsen aan patiënten moeten geven. Dat is altijd de verantwoordelijkheid van de artsen, en dat mogen wij hier niet reguleren.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – De gecombineerde behandeling is gesloten.

De stemming vindt woensdag 24 november plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (S&D), schriftelijk. – (EN) Voorlichting over consumentenproducten is essentieel geworden. Vooral voorlichting over geneesmiddelen ligt gevoelig. Een belangrijk onderscheid dat moet worden gemaakt, is dat tussen voorlichting en reclame. Bij het bespreken van dit verslag stelt het Europees Parlement waarborgen vast met betrekking tot geneesmiddelen. Een voorbeeld hiervan is de bepaling dat gedrukt materiaal negentig dagen voordat het ter beschikking wordt gesteld aan de consument, moet worden overgelegd aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) voor analyse. Een belangrijk, doch ontbrekend element is informatie over prijzen. Gedurende deze zittingsperiode heb ik gehamerd op de hoge prijzen van geneesmiddelen op Malta vergeleken met die van dezelfde geneesmiddelen elders in de Europese Unie. De prijsverschillen zijn niet minimaal, maar ongelooflijk. Sommige geneesmiddelen kosten op Malta het dubbele – of zelfs nog meer – van wat diezelfde geneesmiddelen in Europa kosten. Telkens wanneer ik de Commissie vragen stelde over deze kwestie, gaf zij aan dat dit een zaak is voor de nationale regering. Ik ben er vast van overtuigd dat het EMA niet alleen de consument moet beschermen voor wat betreft de voorlichting over geneesmiddelen, maar ook moet kunnen optreden wanneer deze consument overduidelijk te veel moet betalen voor geneesmiddelen en nationale regeringen dit probleem niet kunnen oplossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de bepalingen in het verslag over voorlichting over geneesmiddelen die het recht van de consument op voorlichting benadrukken. In dit kader wijs ik u op de door de Europese Commissie gelanceerde online openbare raadpleging in verband met aanstaande amendementen op de tabaksproductenrichtlijn. Ik steun dit ongetwijfeld prijzenswaardige initiatief.

Ik zou echter het standpunt van het Parlement en de Raad willen vernemen omdat ik mij heb verdiept in de voorstellen en sommige ervan beschouw als extreem en onredelijk en ik tot op zekere hoogte zelfs verbaasd ben over het feit dat deze op de rol staan voor bespreking. Ik doel hierbij op voorgestelde opties als de invoering van neutrale verpakkingen, een verbod op de uitstalling van producten in de verkoop en op het gebruik van additieven in tabaksproducten.

Ik vind dat bij het opstellen van nieuwe regels de realiteit niet uit het oog mag worden verloren. Er moet voorzichtig worden omgesprongen met extreme verboden en restrictieve regelgevende maatregelen inzake tabak. Dit is een groeiend probleem en ik wil niet dat dit signaal zonder discussie blijft. De Commissie stelt weliswaar voor, maar haar voorstellen zijn niet altijd het beste voor alle lidstaten. In dit geval is een debat verplicht!

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE), schriftelijk. (ET) Ik vind het goed dat door deze voorstellen de focus van de richtlijn en de verordening wordt verschoven van de geneesmiddelenfabrikanten naar de patiënten. Het is uiterst belangrijk de kennis van patiënten over receptplichtige geneesmiddelen te vergroten om een te grote inname van geneesmiddelen te voorkomen als gevolg van commerciële overwegingen. In veel lidstaten is het helaas de gewoonte geworden dat geneesmiddelenfabrikanten hard lobbyen door verscheidene voordelen aan te bieden die beslist invloed hebben op de besluiten van artsen. Commerciële belangen komen natuurlijk lang niet altijd overeen met de belangen van patiënten en daarom is wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 noodzakelijk om een duidelijk kader te scheppen voor het geven van informatie over receptplichtige geneesmiddelen. Een duidelijk kader zal helpen een verstandig gebruik van geneesmiddelen te bevorderen en is in het belang van de patiënt. Er moet beslist een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen reclame en informatie, ook al zal directe, consumentgerichte reclame voor receptplichtige geneesmiddelen met de onderhavige voorstellen verboden blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft een aantal belangrijke verbeteringen aangebracht in het Commissievoorstel dat, in zijn oorspronkelijke vorm, geen stokje zou hebben gestoken voor iedere vorm van op de patiënt gerichte reclame voor receptplichtige geneesmiddelen. Receptplichtige geneesmiddelen zijn geen gewone consumentengoederen. Zij zouden verstrekt moeten worden door klinische deskundigen en moeten niet op de markt worden gebracht zoals auto's of cosmetica. Ik verwelkom dan ook het gehandhaafde verbod op reclame voor receptplichtige geneesmiddelen via de televisie, de radio en in de gedrukte media. De beroepsbeoefenaar in de gezondheidssector blijft de bron van informatie over geneesmiddelen waarin het meeste vertrouwen wordt gesteld. Ik kan mij derhalve niet vinden in het amendement van de rapporteur dat beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector in staat zou stellen aanvullend, niet-goedgekeurd materiaal van farmaceutische bedrijven rechtstreeks te verspreiden onder patiënten. Dit zou een duidelijke gelegenheid zijn om reclame te maken, hetgeen wij willen voorkomen en niet zou stroken met ons standpunt tegen directe reclame aan patiënten. Het is vooral ongepast omdat het rechtstreeks van het farmaceutische bedrijf afkomstige materiaal in de ogen van de patiënt legitiem zou zijn omdat de arts het verspreidt. Over het geheel genomen, houdt het verslag verbeteringen in voor de patiënt ten opzichte van het Commissievoorstel en wij zouden deze niet moeten ondermijnen door farmaceutische bedrijven toe te staan rechtstreeks reclame te maken aan het adres van patiënten in de spreekkamer van de arts.

 

18. Beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (Herschikking) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag van Jill Evans, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (herschikking) (COM(2008)0809 – C6-0471/2008 – 2008/0240(COD)) (A7-0196/2010).

 
  
MPphoto
 

  Jill Evans, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank om te beginnen al mijn collega’s die dit akkoord in eerste lezing mogelijk hebben gemaakt - natuurlijk in het bijzonder alle schaduwrapporteurs, de Commissie en zowel het Spaanse als het Belgische voorzitterschap, alsmede de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de fractiemedewerkers en -assistenten. Wij hebben een akkoord kunnen bereiken na veel lastig, doch constructief werk, met inbegrip van een aantal bijzonder moeizame compromissen.

Om dit debat in de juiste context te plaatsen: in de Europese Unie wordt jaarlijks meer dan negen miljoen ton elektrische en elektronische apparatuur verkocht. Het grootste deel hiervan bestaat uit grote huishoudelijke apparaten en IT- en telecommunicatieapparatuur. Omdat deze markt blijft groeien, is het ook de snelst groeiende afvalstroom in de EU geworden, die tegen 2020 naar schatting tot 12,3 miljoen ton zal toenemen. Het is een uiterst complexe afvalstroom, die verschillende gevaarlijke stoffen bevat.

In de hiërarchie in de kaderrichtlijn afvalstoffen wordt prioriteit gegeven aan de preventie van afval, hetgeen neerkomt op de vervanging van gevaarlijke stoffen in producten die recycling onmogelijk maken of bij de afvalverwerking gezondheids- en milieurisico's opleveren. De Commissie schat dat de huidige BGS-richtlijn ertoe heeft geleid dat 100 000 ton aan bepaalde zware metalen en twee groepen broomhoudende brandvertragers niet in de afvalstroom en mogelijkerwijs in het milieu is terechtgekomen. De BGS-richtlijn heeft een wereldwijde norm vastgesteld, maar er was behoefte aan grotere duidelijkheid en dus hadden wij met deze herschikking de grote verantwoordelijkheid om te zorgen voor de goedkeuring van duidelijker en ambitieuzer wetgeving.

Ik vind dat wij de huidige richtlijn in een aantal opzichten hebben verbeterd. Er is nu sprake van een duidelijke methodologie, met criteria voor het nemen van beslissingen over nieuwe beperkingen, in aanvulling op en onafhankelijk van REACH. Het toepassingsgebied is uitgebreid en zal nu binnen acht jaar alle elektrische en elektronische apparatuur omvatten, tenzij er sprake is van specifieke vrijstellingen. Er zal binnen drie jaar een herziening komen met het oog op verdere vrijstellingen, samen met een onderzoek naar drie ftalaten en één broomhoudende brandvertrager, die als prioritair worden beschouwd. Tijdelijke vrijstellingen kunnen worden verleend op basis van duidelijke criteria en toepassingsdeadlines. Bij toekomstige herzieningen van de beperkingen zal specifiek worden gekeken naar nanomaterialen.

Gezien mijn ambities voor dit verslag zal het de Parlementsleden niet verbazen dat ik niet helemaal tevreden ben over het eindresultaat. De BGS-richtlijn moest de specifieke problemen van een specifieke afvalstroom aanpakken en ik denk dat wij een kans hebben laten liggen om deze aanzienlijk te doen vorderen door de toevoeging van verdere beperkingen. We hebben echter wel de identiteit ervan bewaard en het Commissievoorstel in velerlei opzicht versterkt.

Wat de correlatietabellen betreft, is mijn fractie er weliswaar vóór deze verplicht te stellen voor de lidstaten, maar dit is een horizontale kwestie die alle Europese wetgeving raakt en niet in dit ene dossier kan worden opgelost. Om bij te dragen tot het vinden van een oplossing heb ik in amendement 105 voorgesteld dat wij een verklaring aannemen waarin de Commissie wordt verzocht verslag uit te brengen over de huidige praktijk van de lidstaten inzake het meedelen van correlatietabellen en hoe dit het werk van de Commissie beïnvloedt, in plaats van vast te houden aan verplichte correlatietabellen. Dit zal ons een veel duidelijker beeld geven voor het toekomstige debat.

Samenvattend: wij zijn erin geslaagd een nogal vaag en onambitieus voorstel te promoveren tot een nieuwe BGS-richtlijn die nu en in de nabije toekomst zal resulteren in een hoger beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Potočnik, de verantwoordelijke commissaris voor dit dossier, zit hier naast mij, maar helaas moet hij vanwege keelproblemen er het zwijgen toe doen. Ik weet dat hij lang aan dit dossier heeft gewerkt en daarom zal ik mijn best doen om zijn stem te zijn.

We staan op de drempel van een akkoord in eerste lezing over de herschikking van de richtlijn betreffende beperking van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur – de BGS-overeenkomst. We zouden dit punt niet hebben bereikt als het Europees Parlement niet zo hard aan dit belangrijke dossier had gewerkt. Ik zou de rapporteur, Jillian Evans, willen bedanken en feliciteren, evenals de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, voor het uitstekende werk dat zij met betrekking tot dit voorstel hebben verricht.

De BGS-richtlijn is sinds de aanneming ervan in 2003 een succesvol stuk wetgeving. Zij heeft voorkomen dat duizenden tonnen verboden stoffen zijn weggegooid en mogelijk in het milieu zijn vrijgekomen. Zij heeft in de Europese Unie en wereldwijd belangrijke veranderingen in het ontwerp van elektronische producten tot stand gebracht. Andere landen, met inbegrip van de belangrijkste handelspartners van de EU, hebben het voorbeeld van de EU gevolgd en hebben vergelijkbare wetgeving ingebracht.

We gebruiken enorme en steeds grotere hoeveelheden elektronische apparatuur, die een hoop metalen bevat. Zo bestaat een computer uit meer dan zestig grondstoffen. Iedere EU-burger produceert gemiddeld 25 kilo elektronisch afval per jaar. Deze wet zal ervoor zorgen dat elektronische producten van vele gevaarlijke stoffen worden ontdaan en deze grote afvalstroom gemakkelijker te recyclen maken. Met deze wet wordt er in de EU daarom ook een beetje efficiënter met grondstoffen omgegaan overeenkomstig onze Europa 2020-strategie.

Uit de industrie en de lidstaten komen echter berichten over het gevaar dat de richtlijn ontoereikend of inefficiënt ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd wordt. De status-quo is onvoldoende, niet alleen als het gaat om de bescherming van het milieu, maar ook als het gaat om het scheppen van een gelijk speelveld in de EU. Het is daarom belangrijk dat deze wet toegelicht en gestroomlijnd wordt. Het belangrijkste element voor de Commissie is dat ervoor wordt gezorgd dat zij op één lijn met REACH komt te staan, maar echte voordelen voor het milieu ontstaan pas wanneer een wet op nationaal niveau op de juiste wijze ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd wordt. Ik hoop dat de invoering van de gemeenschappelijke definities en beoordelingsinstrumenten van het nieuwe wetgevingskader voor het op de markt brengen van producten in deze wet dit aanzienlijk zal verbeteren.

Bovendien wordt de milieuambitie van de richtlijn versterkt doordat er nu meer producten onder vallen, om te beginnen de twee nieuwe categorieën – medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur – en over acht jaar alle elektronische producten. Verdere uitbreidingen van het toepassingsgebied van deze wet zullen de milieuvoordelen verder doen toenemen, maar de marktdeelnemers moeten uiteraard voldoende tijd hebben om aanpassingen te verrichten en alle veranderingen van het toepassingsgebied moeten op betrouwbare informatie zijn gebaseerd. De Commissie zal het toepassingsgebied van de veranderingen daarom kritisch bezien in het licht van de huidige wetgeving, die nog niet aan milieueffectrapportages onderworpen is. De Commissie zou de kwestie daarom aan de hand van twee uitspraken willen verduidelijken.

Ten eerste wat het toepassingsgebied betreft, volgt volgens de interpretatie van de Commissie uit artikel 2, lid 1 bis dat de lidstaten gedurende de overgangsperiode van acht jaar moeten toestaan dat elektrische en elektronische apparatuur die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/95/EG valt maar onder de nieuwe richtlijn zou vallen, op hun markt verkrijgbaar blijft.

Ten tweede, wat de beoordeling overeenkomstig artikel 19 betreft, is de Commissie van plan om uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een effectbeoordeling te houden die vooral gaat over de veranderingen in het toepassingsgebied. Deze beoordeling kan ertoe leiden dat de Commissie een wetgevingsvoorstel doet overeenkomstig haar recht in de Verdragen om wetsvoorstellen in te dienen.

Wij zouden ten aanzien van nanomaterialen tevens de volgende verklaringen willen afleggen. Wij merken op dat er in de Commissie nog steeds aan een gemeenschappelijke definitie van nanomaterialen wordt gewerkt. Wij zijn van plan om in de nabije toekomst een aanbeveling over een dergelijke gemeenschappelijke definitie voor alle wetgevingssectoren over te nemen. De Commissie is van mening dat er twee verschillende vormen onder de BGS-bepaling vielen, waaronder nanovormen, van de stoffen die momenteel verboden zijn, en die welke in de toekomst aan een prioriteitsbeoordeling onderworpen zullen worden in het kader van de BGS-richtlijn.

Tot slot betreurt de Commissie ook het gebrek aan steun, ook wat betreft het voorstel van de Commissie, voor de bepaling om concordantietabellen verplicht te maken. De Commissie heeft geaccepteerd dat de verplichte bepaling is vervangen door een overweging die de lidstaten aanmoedigt om deze praktijk te volgen om een akkoord in eerste lezing te vergemakkelijken, maar zij verklaart dat dit niet als een precedent moet worden beschouwd. We zullen met de medewetgevers blijven samenwerken in een poging om een horizontale oplossing voor deze horizontale institutionele kwestie te vinden.

De Commissie kan het compromispakket accepteren om zo tot een akkoord in eerste lezing over deze richtlijn te komen. Ik zou het Parlement willen aanmoedigen om hetzelfde standpunt in te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Bogusław Sonik, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen zou ik afgevaardigde en rapporteur, mevrouw Jill Evans, speciaal willen bedanken voor haar zeer goede werk aan het verslag. Zonder haar engagement en haar vastbeslotenheid zou het niet mogelijk zijn geweest om al bij de eerste lezing tot een compromis te komen tussen de politieke fracties en instituties. De BGS-richtlijn is een van de wetgevingsdocumenten die het milieu enerzijds en een evenwichtige ontwikkeling en een ongestoord verkeer van goederen anderzijds op één lijn stellen. De werking ervan tot nu toe heeft op het gebied van de milieubescherming geleid tot een spectaculaire beperking van de aanwezigheid van zware metalen in de afvalstroom van elektrische en elektronische apparatuur en tot de opkomst van innovatieve technologieën.

Bij het werken aan de herziening van de BGS-richtlijn lag onze prioriteit bij de verhoging van de veiligheidsnormen voor elektrische apparatuur en elektronische gadgets die in de Europese Unie worden verkocht. De nieuwe regels hebben tot gevolg dat alle producenten van elektrische en elektronische apparatuur verplicht worden om stoffen toe te passen die gecontroleerd zijn en veilig voor gezondheid en milieu. Het open kader van de richtlijn zal een positief effect hebben op de harmonisering van de gemeenschappelijke interne markt, op het verkeer van goederen en zal rechtszekerheid bieden aan de Europese ondernemers.

Het bereikte compromis acht ik goed, nuttig vanuit het gezichtspunt van milieubescherming en de reductie van giftige stoffen in apparatuur en afval. Van de andere kant geeft de vernieuwde BGS-richtlijn aan de industrie en de ondernemers de tijdsruimte die onontbeerlijk is voor het doorvoeren van veranderingen en voor de noodzakelijke aanpassingen. De voorgestelde methodologie voor het aanwijzen van stoffen die met prioriteit gecontroleerd zullen worden, is gebaseerd op REACH en zorgt ook voor juridische consistentie en coherentie van wetgeving binnen de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Jo Leinen, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik hoop dat onze commissaris zijn stem terugkrijgt, want bij de klimaatconferentie in Cancún hebben wij zijn stem nodig. Het verbaasde mij al dat mevrouw Damanaki na de herziening van de visserijrichtlijn ook hier spreekt bij de herziening van de BGS-richtlijn. Dank u dat u inspringt.

Het Parlement heeft niet alles gekregen wat het wilde. Bijlage 3 is vervallen, dat doet ons pijn. We houden deze stoffen echter in het oog, en bij de herziening over drie jaar moet u nog een keer in dit Parlement optreden met uw effectbeoordelingen en stof voor stof aantonen welke problemen er voor iedere stof bestaan. We hebben ook een heleboel uitzonderingen, het lijkt wel een Zwitserse kaas. Hier moet ook gecontroleerd worden welke leemten en gebreken er op het gebied van de volksgezondheid en het milieu zijn. Ik wijs er nog eens op dat de zonnepanelen zeer omstreden waren. We willen cadmium uit het milieu bannen, maar met deze panelen komen honderdduizenden tonnen cadmium in het milieu terecht. Daar moet goed op worden gelet.

Ik ben blij dat de Commissie ons met de vier verklaringen tegemoet komt en we nemen nu wat door de vorderingen in 2010 mogelijk is geworden en zien elkaar bij de herziening over drie jaar terug. Natuurlijk dank ik de rapporteur en schaduwrapporteur.

 
  
MPphoto
 

  Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, we hebben nu met deze richtlijn een verrassend snel tot stand gekomen wetgeving. Het verbaast mij zeer dat we reeds een compromis hebben gevonden dat ik en mijn fractie – en dat wil ik nadrukkelijk onderstrepen – aanvaardbaar achten.

Uiteindelijk heeft deze wetgeving een zeer moeilijke weg door het Parlement afgelegd. We hebben het toepassingsgebied uitgebreid en het daarna meteen weer beperkt. We hebben en passant geprobeerd om stoffen als zeer gevaarlijk te bestempelen, waarvan men zich moet afvragen of hierover werkelijk in een dergelijke wetgeving gediscussieerd dient te worden. Het was volgens mij niet zo’n goed idee om pvc en nanomaterialen in één richtlijn getiteld “gevaarlijke stoffen” onder te brengen. Ik acht het daarom verstandig dat dit in het compromis niet meer het geval is.

De vorige spreker heeft het al gezegd: het is merkwaardig dat we ons hier anders zeer grote zorgen maken om elk grammetje gif en voor een deel zeer irrationeel debatteren. Maar blijkbaar zijn er sectoren in Europa waar we een politiek natuurbeschermingshek omheen zetten. Dat schijnt het geval te zijn bij de sector die zich bezighoudt met hernieuwbare energie. Het is nauwelijks te begrijpen dat we die eenvoudigweg met één vingerknip compleet uit het toepassingsgebied van deze wet halen, vrij volgens het motto: voor de klimaatbescherming en de doelstellingen op het gebied van de hernieuwbare energie moeten we gif in ons milieu op de koop toe nemen. Dat klopt niet.

Ik hoop alleen maar dat we dit bij het elektronisch afval – ook daarover moet een besluit worden genomen – niet in deze vorm herhalen, want daar zou het nog verbazingwekkender zijn.

 
  
MPphoto
 

  Julie Girling, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik zou de rapporteur en haar staf willen bedanken. Na zeer lange onderhandelingen hebben we een overeenkomst waar mijn fractie haar handtekening onder kan zetten.

Toch wil ik deze gelegenheid aangrijpen om enkele probleemgebieden te noemen. Deze herschikking was bedoeld om dingen te verbeteren. Een herschikking zou dit volgens mij per definitie moeten doen. Zij was bedoeld om de eisen en verzoeken aan de fabrikant te vereenvoudigen. Als we naar het resultaat kijken, dan lijkt het mij in vele opzichten één stap vooruit en twee achteruit te zijn. Ik juich het schrappen van bijlage III toe, die in feite een zwarte lijst van vele stoffen was geworden, maar ik betreur het dat het niet mogelijk is geweest om het eens te worden over beschikbaarheid als criterium. Daar is heel veel over gediscussieerd.

Verder was de herschikking bedoeld om rechtszekerheid te scheppen. Ik moet de verbreding van het toepassingsgebied noemen. Vanaf het allereerste begin heb ik betoogd dat dit onzekerheid zou scheppen en eenvoudigweg tot nieuwe verzoeken om vrijstellingen en uitzonderingen zou leiden. Het leek mij dat we op zijn minst een volledige effectbeoordeling van de Commissie moesten krijgen voordat we hiermee akkoord zouden gaan. Ik ben niet van gedachte veranderd, maar ik leg me erbij neer dat ik het pleit heb verloren. De checks-and-balances die op dit moment in de regelgeving worden opgenomen zullen volgens mij tot een aantal problemen leiden, en ik juich de toezegging van de Commissie toe om hiernaar te kijken nadat ze opgenomen zijn. Maar het was volgens mij beter geweest om dit al eerder gedaan te hebben. Ik vraag me af hoe deze verbreding van het toepassingsgebied feitelijk tot meer rechtszekerheid en duidelijkheid heeft geleid.

Tot slot zou ik ook het niet denkbeeldige gevaar van te veel regelgeving willen noemen. Door voor de BGS-herschikking te stemmen zetten we in feite een tweesporenbeleid voort van regelgeving en EU-goedkeuring van chemische (gevaarlijke) stoffen. We hebben de REACH-regels ingesteld en de tenuitvoerlegging ervan verloopt bevredigend, zoals we onlangs in de commissie hebben gehoord. Binnenkort zullen we de koe bij de horens moeten vatten en het REACH-regime leidend laten zijn, zoals de bedoeling was. Ik kijk ernaar uit dat de Commissie dit punt ter harte neemt.

 
  
MPphoto
 

  Sabine Wils, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur bedanken. Ze heeft zeer goed werk verricht en eruit gehaald wat met de grote weerstand van de Raad en de meerderheid hier in het Parlement mogelijk was. Een belangrijk resultaat van de herziening is het open toepassingsgebied. Deze aanpak is voorbeeldig en ik ben blij dat we het daarover eens konden worden. Een negatief punt is dat de lijst met de tot nu toe verboden zes stoffen niet is uitgebreid met bijvoorbeeld gechloreerde en gebromeerde vlamvertragers, ftalaten en pvc. Hoewel er voldoende bewijs is dat deze stoffen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, worden ze in 2011, wanneer de herziening in werking treedt, niet verboden.

Enkele leidende elektronicaproducenten brengen al enige jaren, vrijwillig en zonder grote kostenstijgingen, bijvoorbeeld mobiele telefoons, televisies en laptops zonder deze zojuist genoemde giftige stoffen op de markt. Dames en heren, we hebben hier een goede kans voorbij laten gaan om de groeiende elektro- en elektronica-industrie een beetje milieuvriendelijker te maken.

Leidende producenten nemen het voortouw. In plaats van dat we deze producenten met goede initiatieven steunen, loopt de EU achter de ontwikkelingen aan. De armen van deze wereld zullen daar de nadelen van ondervinden. Bij hen dumpen we tenslotte jaarlijks vele miljoenen tonnen giftig elektronica-afval. De armen kunnen zich geen lobbyisten in de Unie veroorloven.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, wij hebben ons in de commissie tegen deze ontwerprichtlijn uitgesproken, daar de rapporteur het Commissievoorstel in negatieve zin radicaal had gewijzigd door de werkingssfeer te verbreden en voor te stellen geleidelijk aan nog eens 33 andere stoffen te elimineren die aan bijlage III moesten worden toegevoegd. Daaronder waren brandvertragers, broom- en chloorhoudende stoffen en PVC en PVC-additieven. De rapporteur had de mogelijkheden voor ontheffing beperkt, evenals de termijnen voor de aanpassing. Tevens had zij striktere regelgeving ingevoerd voor nanomaterialen.

Indien er voor die aanpak – die niet gestoeld is op voldoende wetenschappelijk bewijs – een meerderheid zou zijn geweest in de plenaire vergadering, zou dat ernstige schade hebben berokkend aan de economie met grote gevolgen voor de werkgelegenheid.

Gelukkig hebben we dankzij een aantal trialogen, waaraan ik als schaduwrapporteur heb meegedaan, een meer dan bevredigend compromis bereikt. Daarin staat de verplichting de uitvoering van de wetgeving te controleren en eventueel over drie jaar te herzien.

Een ander complex thema was de gedetailleerde definitie van nanomaterialen die in afwachting van een Commissievoorstel is uitgesteld. Wij kunnen achter de tekst staan die de trialogen hebben opgeleverd en zullen ervoor stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Anja Weisgerber (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, het gaat bij de elektrorichtlijn om een zeer omstreden onderwerp. De meningen over verschillende aspecten hiervan lopen zeer uiteen. Daarom ben ik blij met de overeenstemming en met het volgens mij goede resultaat van de trialoog.

Ik wil graag nog even op twee punten ingaan. Het eerste punt betreft het toepassingsgebied. Voor welke apparatuur moet deze richtlijn eigenlijk gelden? We mogen niet vergeten dat de richtlijn oorspronkelijk op huishoudelijke apparatuur, witgoed, van toepassing was. Door het open toepassingsgebied worden nu veel nieuwe productgroepen opgenomen, wat bijvoorbeeld ook technologieën voor hernieuwbare energie zouden kunnen zijn. Het doel van de richtlijn was eigenlijk anders. Bij huishoudelijke apparatuur moeten natuurlijk veel strengere en hogere beschermingsnormen worden gehanteerd dan bij bijvoorbeeld technologieën die door vaklieden verwijderd of gerecycled worden enzovoort.

Daarom heb ik ervoor gepleit om een uitzondering te maken voor hernieuwbare energie. Ik was niet voor de uitbreiding van het toepassingsgebied, maar heb toen gezien dat de meerderheid die kant op ging. Ik zou het contraproductief hebben gevonden om hernieuwbare energie ook in deze richtlijn op te nemen. Dat zou tot een concurrentienadeel hebben geleid en daarom acht ik dit het juiste besluit.

Nog even iets over bijlage III. Ik zou het bedenkelijk hebben gevonden om nog 37 stoffen als prioritaire stoffen op te nemen, waarbij het wat de gezondheid betreft niet eens echt gerechtvaardigd is om uiteindelijk tot een verbod te komen. Ik vind dat paniekzaaierij en daarom vind ik het juist dat deze beslissing is genomen en ik ben ook blij met dit aspect van het resultaat.

 
  
MPphoto
 

  Kathleen Van Brempt (S&D). – Voorzitter, laat ik beginnen met de rapporteur te feliciteren. Mevrouw Evans heeft een bijzonder doorzettingsvermogen, waardoor we vandaag tot een compromis zijn gekomen dat de S&D-Fractie kan steunen. Kan steunen, omdat er een aantal belangrijke verbeteringen in heel belangrijke wetgeving is aangebracht. Verbeteringen die te maken hebben met de uitbreiding van de open toepassingsgebieden, al hadden we die graag sneller ingevoerd gezien, en die ervoor zorgen dat we nog steeds een eigen, onafhankelijke richtlijn hebben – onafhankelijk van Reach – uiteraard met de nodige coherentie. Ten derde, en dat vind ik persoonlijk ontzettend belangrijk, een goede methodologie, waarover zwaar onderhandeld is door het Parlement, die ervoor moet zorgen dat stoffen opnieuw onder review komen om te bekijken wat de mogelijke effecten daarvan kunnen zijn. Bovendien zijn er een aantal stoffen (HBCDD) – ik moet daarvoor toch op mijn papier kijken – een van de meest gebruikte en controversiële broomhoudende brandvertragers en drie belangrijke ftalaten die met prioriteit zullen worden behandeld. Uiteraard worden er ook stappen vooruit gezet met betrekking tot nanomaterialen. We hadden veel verder willen gaan, maar we zijn blij dat de Commissie nu toch met een verklaring daarover komt - heel belangrijk. Hadden we verder willen gaan? Ja, uiteraard zijn we over een aantal aspecten ontevreden. Uiteraard hadden we vanuit onze fractie graag gehad dat een aantal extra stoffen in de ban zou zijn gedaan, dat er een snellere review zou komen, dat er minder uitzonderingen zouden zijn. Wat dat laatste betreft, kan ik toch niet nalaten om nog even terug te komen op de zonnepanelen. De S&D-Fractie was de enige fractie die zich tot het laatste moment verzet heeft tegen een totaal fout idee om de zonnepanelen buiten het toepassingsgebied te houden. Daaromheen is een bijzondere lobby ontstaan, en ik denk volledig ten onrechte, want daardoor zal cadmium, een stof die we toch vanaf 2003 verboden hebben, op zijn minst de komende tien jaar nog in omloop worden gebracht. Ik vind dat bijzonder spijtig, zeker voor een sector die eigenlijk in deze absoluut het voortouw zou moeten nemen. Desalniettemin zal de S&D-Fractie dit compromis met plezier steunen. Ik hoop alleen dat de EFD-Fractie geen verkeerd dossier voor zich heeft liggen, want ik heb de EFD tijdens de trialogen niet veel gezien.

 
  
MPphoto
 

  Horst Schnellhardt (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de herschikking van de richtlijn heeft tot doel om een bijdrage te leveren aan een betere bescherming van consumenten en milieu. Ik denk dat we dat hebben bereikt, omdat we een realistisch kader hebben gecreëerd dat berust op de daadwerkelijke risico’s voor consumenten en milieu en dat ondernemingen rechtszekerheid voor investeringen en innovatie biedt. Dat is zeer belangrijk voor kleine en middelgrote ondernemingen, die op een bepaald gebied onderzoek verrichten. Het is ook geruststellend dat we het bij dit belangrijke onderwerp eens konden worden over bij de risico’s passende richtsnoeren en ik wil in dit verband ook de rapporteur en de schaduwrapporteurs bedanken.

Er is vandaag al verschillende keren gezegd dat men het betreurt dat de zonnepanelen zijn geschrapt. Dames en heren, het gaat hier niet om cadmium maar om cadmiumtelluride en het gaat om innovatie en investeringen. Die twee dingen moeten niet met elkaar worden verward. Het gaat hier ook niet om elektrische apparaten, maar om apparaten die stroom produceren. Dat is een heel groot verschil. We kunnen niet alles op één hoop gooien en dan zeggen: zo nu is alles giftig. In mijn lichaam zit bijvoorbeeld een hoeveelheid zwavel en zwavel zou ik eigenlijk op zich niet tot mij willen nemen, maar in een chemische verbinding ziet het er heel anders uit. Daarom ben ik ook blij dat we de kwestie van de pvc eindelijk hebben afgesloten. De ondernemingen die pvc produceren, hebben de laatste jaren veel onderzoek verricht. Men moet ook een beetje vertrouwd raken met de nieuwste ontwikkelingen en dan kan men ook begrijpen wat er in de wereld is gebeurd en hoeven tien jaar oude discussies niet opnieuw opgerakeld te worden.

Ik ben hier tevreden mee. We kunnen hiermee zeer veel voor milieu, consument en innovatie doen.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Tatarella (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de afgelopen jaren hebben de communautaire instellingen aanzienlijke inspanningen verricht om de productie, het gebruik en de verwerking van elektronische producten meer in overeenstemming te brengen met de eisen van het milieu en de menselijke gezondheid.

De BGS-richtlijn is een schakel in dit beleid. De naleving van de richtlijnen is ongetwijfeld een uitdaging en een last voor de bedrijven maar ook een kans. De capaciteit om minder vervuilende producten aan te bieden geeft onze bedrijven een zeer belangrijke kans om zich te onderscheiden en zo een echt concurrentievoordeel te behalen. De bedrijven dienen de regelgeving en de voorschriften van de richtlijn niet louter te zien als nadelige verplichtingen maar ook als kansen om hun productieproces en de kwaliteit van hun producten te verbeteren.

Desalniettemin zijn een aantal vrijstellingen nodig gebleken. Sommige ontheffingen hebben te maken met de ernstige economische crisis, andere met het feit dat er nog nieuwe, specifieke wetgeving voor komt. Dat laatste geldt voor nanomaterialen, de ruimtevaart- en de veiligheidssector, vaste installaties, transportmiddelen en gemechaniseerde machines, medische apparatuur die in het menselijke lichaam wordt geplaatst, zonnepanelen en apparatuur voor de toepassing bij onderzoek en ontwikkeling.

Tot slot spreek ik de hoop uit dat er meer samenhang komt tussen de BGS-richtlijn en de REACH-verordening om elk risico van verwarring en overlapping te voorkomen, want bedrijven en marktdeelnemers hebben behoefte aan duidelijke en zekere regelgeving.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat we de centrale gedachte van de richtlijn moeten steunen. De commissie heeft uiteindelijk aan haar verantwoordelijkheid voldaan en heeft het voorstel van de Commissie in belangrijke mate verbeterd. Toch zijn er nog enkele zaken waarover nog gedebatteerd moet worden.

Ten eerste moeten we bij alles wat we doen ook op de internationale dimensie letten. We hebben er immers niets aan als de Europese Unie schoon blijft, maar de invoer van schadelijke stoffen wel wordt toegelaten.

Ten tweede moeten ook de kleine en middelgrote bedrijven onze voorschriften en vooral de daarmee gepaard gaande bureaucratische rompslomp kunnen verwerken.

Ten derde ga ik ervan uit dat het proces dat in gang is gezet dynamisch en niet statisch zal zijn en daarom moet deze problematiek regelmatig opnieuw aan het Europees Parlement worden voorgelegd.

 
  
MPphoto
 

  Karin Kadenbach (S&D).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de commissaris, ik denk dat dit weliswaar een kleine stap is, maar tenminste een stap in de goede richting. Het voorliggende amendement brengt in ieder geval met zich mee dat alles – met alle uitzonderingen – is opgenomen. Ik denk dat dit ook als oriëntatie voor het bedrijfsleven van groot belang is.

Wat ik bij deze richtlijn nog van zeer groot belang acht, is de informatie voor de consument. Ik denk dat het ook in de toekomst zeer belangrijk zal zijn dat consumenten weten welke mogelijke voor het milieu giftige stoffen ze bij de aankoop van een elektronisch of elektrisch product meenemen. Alleen dan hebben we de garantie dat bij onze volgende richtlijn, wanneer het om het opruimen van deze apparatuur gaat, ook juist wordt gehandeld.

Het is de taak van de Commissie en de lidstaten om deze informatie nu al te verstrekken, want een overgangsperiode van acht jaar is een zeer lange tijd.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). (SK) Mevrouw de Voorzitter, in ontwikkelde geïndustrialiseerde landen wordt de levensduur van elektrische en elektronische apparaten steeds korter. Daardoor wordt ook het tempo van de vervanging van deze apparaten versneld en als gevolg daarvan wordt het milieu steeds meer belast met het afval van elektronische en elektrotechnische apparaten.

Het is een complex soort afval dat vaak gevaarlijke stoffen bevat die voorlopig nog niet naar tevredenheid kunnen worden verwerkt. Daarom is het op zijn plaats om de mogelijke vervanging van deze stoffen al te bespreken in het stadium van de productie van elektronische en elektrotechnische apparaten.

Volgens de beschikbare informatie zouden we vooral moeten zoeken naar ongevaarlijke vervangers voor halogeenhoudende vlamvertragers en het goedkope en wijdverspreide pvc. Vooral wat pvc betreft, moeten we denk ik zeer zorgvuldig afwegingen maken bij het zoeken naar een juist compromis tussen de eisen voor het milieubehoud en de belangen in de productiesector.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte leden van het Parlement, opnieuw zou ik de rapporteur willen feliciteren met haar harde werk, waardoor er bij het Parlement instemming lijkt te ontstaan. Dit is heel belangrijk. We hebben nu dus een pakket regels dat door het Parlement is uiteengezet waardoor de lidstaten kunnen garanderen dat elektronische producten die op de Europese markten worden gezet bepaalde gevaarlijke stoffen niet bevatten. Dit voorstel was een compromis en we weten allemaal dat compromissen tot compromissen leiden. Dit spreekt voor zich en daarom is het duidelijk dat het Parlement, de Commissie en alle betrokkenen heel veel goede wil hebben getoond. Het resultaat is iets waar de meerderheid van ons achter kan staan.

De Commissie heeft heel wat te zeggen over deze kwestie. We zouden graag hebben gewild dat de compromistekst en het toepassingsgebied duidelijker waren geweest met betrekking tot de verplichtingen van de lidstaten en de marktdeelnemers in de overgangsperiode van acht jaar. De uitspraken die de Commissie met betrekking tot het toepassingsgebied heeft gedaan, schetsen de manier waarop de compromistekst volgens ons wat betreft het toepassingsgebied moet worden geïnterpreteerd. Dat is de reden waarom ik zou willen verzekeren dat deze uitspraken in de notulen van het Parlement worden opgenomen. Wij nemen onze verplichting om een effectbeoordeling te maken van alle veranderingen in het toepassingsgebied vergeleken met de huidige richtlijn desalniettemin zeer serieus en we zullen hieraan gaan werken zodra de herziene richtlijn in werking treedt.

Wat de handhaving betreft, zijn we van mening dat de bepalingen inzake de conformiteitsbeoordeling en markering een verschil zullen maken, aangezien zij heldere verplichtingen stellen over hoe marktdeelnemers laten zien dat zij zich met hun producten aan de regelgeving houden en hoe de lidstaten verondersteld worden de naleving te controleren.

Dit is dus niet het einde van ons werk. Ik zou u allen willen bedanken voor uw bijdrage en suggesties. De Commissie zal ze ter harte nemen.

 
  
MPphoto
 

  Jill Evans, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou om te beginnen al mijn collega’s willen bedanken voor hun opmerkingen. Het zal iedereen die naar dit debat luistert duidelijk zijn welke verschillen er tussen de fracties waren en wat een moeilijk proces dit soms is geweest. Maar we hebben de steun van alle fracties en ik hoop ten zeerste en vertrouw erop dat we dat in de stemming van woensdag weerspiegeld zullen zien.

Ik ben ook zeer verheugd te horen dat de Commissie zich belooft in te zetten voor deze richtlijn, aangezien de toekomst van de richtlijn bijna geheel in handen van de Commissie ligt, mocht de tekst woensdag worden aangenomen. Wij hebben geen verdere medebeslissingsbevoegdheden en in de toekomst zal de Commissie het toepassingsgebied en de toekomstige beperkingen aan een beoordeling onderwerpen. Daarom zou ik de Commissie willen oproepen om die visie op de toekomstige beperkingen tot prioriteit te maken, zodat we deze zeer belangrijke afvalstroom verder kunnen opruimen, die nog steeds tot zo vele problemen leidt voor de gezondheid van de mens en het milieu.

Zoals we collega’s vanavond hebben horen zeggen, is voorkomen beter dan genezen en er zijn veel meer problematische stoffen dan die zware metalen en broomhoudende brandvertragers waaraan krachtens de huidige BGS-richtlijn beperkingen zijn opgelegd. Er is ook volop bewijs dat er in de toekomst behoefte is aan beperkingen.

Dit debat is uiteraard door heel veel mensen met belangstelling gevolgd, met inbegrip van mensen uit de industrie en ngo’s. Ik geloof dat we met dit uiteindelijke compromis trouw zijn gebleven aan de oorspronkelijke doelen van de BGS-richtlijn en dat we een effectiever stuk wetgeving zullen hebben als het Parlement woensdag vóór zou stemmen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 24 november plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, volgens recente gegevens van de Europese Unie wordt er jaarlijks 9,3 miljoen ton aan elektrische en elektronische apparatuur verkocht, waarvan grote huishoudelijke apparaten en IT- en telecommunicatieapparatuur het grootste deel uitmaken. Omdat de markt blijft groeien en de innovatiecycli steeds korter worden, worden apparaten sneller vervangen, waardoor de afvalstroom van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) groeit. De hoeveelheid AEEA zal in 2020 naar schatting 12,3 miljoen ton zijn.

De BGS-richtlijn die in 2003 is goedgekeurd had tot doel om geleidelijk aan het gebruik van een eerste serie gevaarlijke stoffen stop te zetten. Het resultaat daarvan was dat de hoeveelheid verwijderde stoffen die mogelijke in het milieu terechtkwamen, verminderde. De herziening van deze richtlijn heeft tot doel strengere regelgeving in te voeren op het vlak van de beperking van gevaarlijke stoffen. Ik meen dat het compromispakket dat na lange onderhandelingen tussen de Raad en het Parlement is bereikt, een belangrijke stap vooruit is om meer duidelijkheid en vereenvoudiging van de richtlijn te bereiken. Met name de bepalingen waardoor alle stoffen van de werkingssfeer van de richtlijn zijn uitgesloten die zonder enige wetenschappelijke onderbouwing zouden zijn verboden, zijn belangrijk. Dergelijke bepalingen zouden schade hebben berokkend aan de talloze bedrijven die op de markt actief zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) Gezien het zeer grote belang van de herziening van deze richtlijn dienen we wel voor ogen te houden dat het hoofddoel is striktere en strengere regelgeving in te voeren voor het beperken van het gebruik van gevaarlijke stoffen. Welnu, ik meen dat dit compromispakket aanzienlijke vooruitgang betekent in de richting van meer duidelijkheid en vereenvoudiging van de BGS-richtlijn. Onder de talloze zaken die in aanmerking worden genomen voor regelgeving, zou ik met name de uitsluiting van de werkingssfeer van de richtlijn willen benadrukken van alle stoffen – zoals pvc en nanomaterialen – waarvoor een productieverbod zou hebben gegolden. Dat verbod zou niet alleen zijn ingevoerd zonder objectieve wetenschappelijke onderbouwing maar zou ook de technologische vooruitgang in verband met de productie van die materialen hebben geschaad. Daarom kunnen we over het geheel genomen tevreden zijn over het akkoord dat het resultaat is van de onderhandelingen. Aan de ene kant versterkt dit akkoord het streven naar milieubescherming door gevaarlijk geachte stoffen te verbieden op basis van betrouwbare wetenschappelijke analyses, terwijl er aan de andere kant uitgesloten wordt dat andere materialen waarvoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat van het gevaarlijk karakter van die stoffen op een zwarte lijst komen te staan, wat nadelig zou zijn voor producenten en onderzoekers maar vooral voor consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Pavel Poc (S&D), schriftelijk. – (CS) Met het gebruik van hernieuwbare bronnen wordt beoogd het milieu te beschermen. Het zou dan ook volledig tegen alle logica indruisen er nieuwe gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid mee te scheppen. De BGS-richtlijn alsook de resolutie van de Raad van 28 januari 1988 betreffende een communautair actieprogramma tegen milieuverontreiniging door cadmium zijn fundamenteel tegen het gebruik van cadmium, aangezien Europa een van de delen van de wereld is waar de dreiging van dit cumulatieve carcinogene gif extra groot is. Ik wil dan ook mijn fundamentele afkeuring uitspreken tegen amendement nummer 12 waarin zonnepanelen buiten de werking van de BGS-richtlijn worden gesteld. Helaas gaat het bij deze uitzondering niet om stimulering van de zonne-energietechnologie, maar in werkelijkheid om de legalisering van de productie van zonnecellen op basis van cadmiumtelluride. Met dergelijke CdTe-cellen kunnen producenten hogere winsten behalen dan met zonnecellen op basis van silicium. Maar in tegenstelling tot cadmium is silicium onbeperkt beschikbaar en bevat het geen giftige stoffen. Dit alles is des te ernstiger omdat eenmaal deze uitzondering voor zonnecellen in de BGS-richtlijn is opgenomen, dit besluit pas over enkele jaren kan worden herzien. Alleen wanneer producenten van zonnepanelen net als iedereen reeds nu aan de vereisten van de BGS-richtlijn moeten voldoen, kan het onderzoek naar niet-giftige zonneceltechnologieën in een stroomversnelling komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Seeber (PPE), schriftelijk. – (DE) De herziening van de richtlijn voor de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur is een buitengewone uitdaging. Een herschikking is dringend noodzakelijk om de onzekerheden over het toepassingsgebied, het gebrek aan duidelijkheid van de wettelijke bepalingen en definities, alsmede de verschillen tussen de lidstaten en de mogelijke overlappingen met andere onderdelen van de EU-wetgeving, zoals REACH, uit de weg te ruimen. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie was te veel op grote bedrijven gericht. In de huidige versie wordt meer rekening gehouden met de economische capaciteit van het mkb, en het mkb vormt tenslotte de ruggengraat van het Europees concurrentievermogen. Bovendien zijn de procedure voor de vrijstellingsregeling en de termijnen voor een besluit van de Commissie duidelijk vastgelegd. Ook moet de nadruk worden gelegd op de bepaling dat de richtlijn binnen tien jaar moet worden herzien om aanpassing aan de technologische vooruitgang te garanderen. Daarbij moet in het bijzonder met de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van vervangende stoffen en de sociaaleconomische gevolgen rekening worden gehouden.

 

19. Verzoek om opheffing van de immuniteit: zie notulen
Video van de redevoeringen

20. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen
Video van de redevoeringen

21. Spreektijd van één minuut (artikel 150 van het Reglement)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.

 
  
MPphoto
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE). (RO) Ik wil mijn bezorgdheid uiten met betrekking tot de recente excessieve politisering van de toetreding van Roemenië tot het Schengengebied.

Ik ben van mening dat het onjuist is om de specifieke criteria voor hervorming op het gebied van justitie te vermengen met de criteria voor toetreding tot het Schengengebied. Roemenië is er klaar voor en voldoet aan de voorwaarden vanuit technisch oogpunt, die overigens de enige criteria zouden moeten zijn op basis waarvan de beoordeling wordt gemaakt.

Roemenië is geen exporteur van misdaad en zal dat ook niet worden. Het is voor Roemenië onacceptabel dat een aantal problemen van immigrantengemeenschappen van Roemeense oorsprong alle Roemenen ten laste worden gelegd. Wij zijn ons ervan bewust dat de stemming in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in het voorjaar van volgend jaar een politieke stemming zal zijn, maar wij zijn van mening dat deze stemming gebaseerd moet zijn op een objectieve en correcte beoordeling, niet op overwegingen met een electorale connotatie.

 
  
MPphoto
 

  Maria-Eleni Koppa (S&D). (EL) Mevrouw de Voorzitter, de nieuwe militaire doctrine van de NAVO, die is goedgekeurd op de top van Lissabon, luidt een nieuw tijdperk in voor het Bondgenootschap bij zijn inspanningen om te antwoorden op nieuwe uitdagingen. In dit kader is het belangrijk om de uniciteit van het partnerschap tussen het Bondgenootschap en de Europese Unie en de noodzaak van een coherentere benadering van alle facetten van de Europese veiligheid te erkennen. In elk geval moet de samenwerking tussen de twee organisaties worden gekenmerkt door transparantie, complementariteit, maar ook respect voor elkaars autonomie.

Van bijzonder belang is dat er synergie is bij onze samenwerking en dat wij - met name op het vlak van politieke missies - overlappingen vermijden, want die vormen een grote verspilling van personeel en energie zowel voor de lidstaten van de Unie als de NAVO. Dit is cruciaal in het kader van efficiëntie én kostenbesparing.

De manier waarop de institutionele samenwerking van de twee organisaties georganiseerd zal worden, het scheppen van een betrouwbaar overlegmechanisme, dat tijdig de wijze en de middelen van gemeenschappelijk optreden zal bepalen, zijn uiterst belangrijke zaken. Ik zou willen vragen dat er een gedetailleerde discussie wordt gevoerd over dit onderwerp.

 
  
MPphoto
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE). − (RO) Op 28 november zullen in de Republiek Moldavië vervroegde parlementsverkiezingen plaatsvinden.

De Alliantie voor Europese integratie regeert nu meer dan een jaar, en er is belangrijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de maatschappelijke en economische hervormingen in de Republiek Moldavië.

Daarnaast heeft de Alliantie voor Europese integratie het oprechte verlangen getoond om onomkeerbaar de Europese weg te bewandelen.

Vanwege al deze zaken en gezien de vooruitgang, heeft de Europese Unie in het verleden en heden de Republiek Moldavië politiek en financieel gesteund.

Ik hoop van harte dat de verkiezingen van zondag een definitieve bevestiging zullen betekenen van de weg van de Republiek Moldavië naar een volledige democratie, een rechtsstaat en een functionele markteconomie, en uiteindelijk naar de Europese familie waarvan ik hoop dat de Republiek Moldavië volledig deel uit zal maken in de nabije toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Kyriakos Triantafyllidis (GUE/NGL). (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn beklag doen over het beroerde gedrag van het secretariaat van het Comité voor de Regio’s in verband met een fototentoonstelling die het verbannen gemeentebestuur van Keryneia heeft georganiseerd, een gemeente in mijn vaderland, Cyprus, die tegenwoordig door het Turkse stadsleger is bezet.

Op de tentoongestelde foto’s wordt aanschouwelijk de vernietiging getoond van kerkelijke en andere monumenten van de drieduizend jaar oude geschiedenis van Keryneia. Het doel van de vernietiging was duidelijk: elk spoor uitwissen dat eraan herinnert dat deze stad werd bewoond door mensen met Griekse beschaving en van christelijk geloof. Mensen die met geweld van huis en haard werden verdreven, mensen die erin slaagden, zij het als ontwortelde vluchtelingen, zich na 36 jaar nog steeds burger van Keryneia te voelen.

Deze tentoonstelling zou geopend worden door de secretaris-generaal van het Comité voor de Regio’s, die uiteindelijk echter niet verscheen omdat hij is gezwicht voor de druk van de Turkse bezettingsmacht, want de tentoonstelling verwijst naar de invasie van Cyprus door Turkije in 1974 en de vernietiging van zijn culturele erfenis door de indringers. Het secretariaat van het Comité voor de Regio’s heeft zelfs geëist dat de tentoonstelling zou worden gesloten. Ik veroordeel deze onaanvaardbare actie.

 
  
MPphoto
 

  John Bufton (EFD).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het is onwaarschijnlijk dat de financiële reddingsoperatie van Ierland de laatste in de eurozone zal zijn, ondanks bezweringen van het tegendeel. Ondanks de schuldencrisis die de EMU plaagt, wijzen functionarissen er maar al te graag op dat Ierland een ander probleem heeft dan Griekenland zeven maanden eerder had.

Terwijl het bij Athene om fiscaal onverantwoord gedrag en corruptie van de overheidssector ging, is de schuld van Dublin te wijten aan roekeloos bankieren. Portugal lijkt niet veel last van deze twee oorzaken te hebben, maar worstelt toch nog steeds om het hoofd boven water te houden, net als Spanje.

Wat hebben deze landen gemeen? De eenheidsmunt die niet aan haar doel beantwoordt, die gebaseerd is op een idealistische ideologie en niet op economisch gezond verstand. Het oude adagium van alles op één kaart zetten is een waar woord.

Wat zijn de meest welvarende landen van Europa? Dat zullen wel Noorwegen en Zwitserland zijn. Zij hebben de macht over hun eigen financiële middelen en economie, en drijven toch nog handel met hun EU-buren, in de wetenschap dat zij hun netten elders kunnen uitgooien als de EU het hele project de vergetelheid in sleept.

Een redding van Portugal zou de gecombineerde rekening tot driehonderd miljard euro opdrijven, waarmee het volledige kapitaal van de eurozone is opgemaakt. Ongetwijfeld is EU-thanasie de enige redelijke keuze die we nog hebben.

 
  
MPphoto
 

  Martin Ehrenhauser (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil enkele woorden aan het onderwerp Ierland wijden. Spiegel Online schrijft “De Keltische tijger is nu hulpbehoevend geworden”. Maar waarom is hij hulpbehoevend geworden? De wortels van de financiële crisis liggen zeker in het geldsysteem, dus in de aard van het geld en de manier waarop geld wordt geschapen. Door particuliere handelsbanken worden er enorme hoeveelheden geld in het systeem gepompt. Dat bevordert speculatie en inflatie en leidt er uiteindelijk toe dat de deelnemers in grote schulden raken. We hebben dus een systeemcrisis en die zullen we niet oplossen door miljarden in een krakkemikkig bankensysteem te investeren, ook niet via de omweg van de Ierse begrotingen. Wat we nodig hebben is een reële vorm van het scheppen van geld. Het scheppen van geld moet weer in handen van de overheid worden gebracht. Op die manier zouden we vele miljarden weer naar de Europese begrotingen kunnen laten vloeien, en het van overheidswege scheppen van geld zou ook verenigbaar zijn met een vrije markteconomie. Voor zulke grote beslissingen is echter politieke moed en politieke kracht nodig. Het kan echt niet dat we ons in het Parlement de wet laten voorschrijven door de banken.

 
  
MPphoto
 

  László Tőkés (PPE). (HU) Dames en heren, Parlement, mijns inziens kan het Europees Parlement niet stilzwijgend voorbijgaan aan de 95e herdenkingsdag van de Armeense genocide in Turkije. Conform zijn resolutie van 18 juni 1987 moet het Europees Parlement de toenmalige bloedbaden die het leven van anderhalf, 2,7 miljoen en een half miljoen onschuldige burgers hebben geëist, en met dezelfde maat metend als bij de Holocaust en de communistische volkerenmoorden, onvoorwaardelijk de massamisdaden tegen de menselijkheid veroordelen, die het Osmaanse rijk in 1915 heeft begaan met het oog op de uitroeiing van de Armeense minderheid en de christelijke gemeenschap.

Tot nu toe hebben in totaal 22 staten het historische feit van de Holocaust tegen het Armeense volk erkend. Het is schrijnend dat de schriftelijke verklaring die de heer Morten Messerschmidt hierover dit jaar heeft opgesteld, uiteindelijk niet de benodigde steun heeft verworven. Bij dezen stel ik voor dat voorzitter Jerzy Buzek het initiatief neemt om de EU-lidstaten de Armeense genocide unaniem te laten erkennen, de ontkenning van deze daad strafbaar te stellen, en deze kwestie verplicht op de agenda te zetten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije.

 
  
MPphoto
 

  Rovana Plumb (S&D). (RO) 91 procent van de jongeren tussen de 18 en 27 jaar is van mening dat de economische situatie van het land is verslechterd. Slechts 33 procent van hen wil niet vertrekken uit Roemenië. Door het snijden in de uitgaven stimuleert de huidige regering in Boekarest de uittocht van hoogopgeleide jongeren.

Maandelijks vernemen we dat de jongeren die door de Roemeense overheid zijn opgeleid, via het door de sociaaldemocraten in 2004 gelanceerde programma, door de overheid worden ontslagen of geen werk kunnen vinden, hoewel ze de nodige ervaring en de wil hebben om het systeem efficiënter te maken.

Ik steun mobiliteit op de arbeidsmarkt, maar de regering in Boekarest moet nieuwe banen creëren die van de expertise van deze mensen profiteren.

Ik wil de Roemenen met een beurs en studentenorganisaties zoals de Liga van Roemeense studenten in het buitenland onze volledige steun meegeven.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). (ES) Mevrouw de Voorzitter, de vissersschepen die op de Indische Oceaan vissen, hebben te lijden onder een golf van aanvallen van piraten. In de laatste twee weken werden aangevallen gemeld op de Intertuna III, de Demiku, de Elai Alai, de Playa de Anzoras, de Albacan, de Erroxape, de Campolibre Alai, en de Playa de Aritzatxu.

De aanvallen vinden steeds verder van de kust plaats, omdat de piraten voor het verbeteren van hun logistiek boten hebben gestolen die ze als moederschip gebruiken. Hoewel de vissersschepen particuliere beveiliging hebben, zijn zij nog steeds erg kwetsbaar. Zij melden de positie van de piratenboten, maar niemand onderschept ze.

De coördinatie moet worden verbeterd, omdat EU NAVFOR bij geen van genoemde aanvallen heeft geïntervenieerd. Wij weten niet hoe op deze waarschuwingen wordt gereageerd.

Er moet gevolg worden gegeven aan de resolutie die het Parlement in november vorig jaar heeft aangenomen en er is een grotere betrokkenheid van de Verenigde Naties nodig. Meer landen en meer middelen voor Atalanta, meer effectieve blokkades van de Somalische kust en meer overeenkomsten met de kustlanden voor berechting van de piraten.

Piraterij brengt schade toe aan onze vissers- en handelsvloot, en ook aan de landen waarmee wij overeenkomsten sluiten, die zich alleen kunnen ontwikkelen als in dit gebied veilig kan worden gevist. Zo niet, dan dreigt de economische ondergang.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi (EFD). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil hier aan de kaak stellen wat er gebeurd is met de tentoonstelling “Bevordering van de culturele waarden via de bescherming van het cultureel erfgoed in het bezette deel van Cyprus”, die van 17 tot 26 november jongstleden in het Comité van de Regio’s is gehouden.

Na de opening van de tentoonstelling op 17 november heeft het hoofd van de desbetreffende eenheid van het DG Communicatie, de heer Petzold, de exposanten bevolen de tentoonstelling onmiddellijk te staken. Hij voerde daarvoor als reden aan dat er op de panelen bijschriften stonden die afweken van wat was overeengekomen.

Ik heb de correspondentie in verband met de vergunningaanvraag opgevraagd en vastgesteld dat er geen enkel verschil bestaat tussen de teksten waarvoor vergunning was verleend en wat uiteindelijk is geëxposeerd. Ook bleek het hoofd van de eenheid tegen de curator van de tentoonstelling te hebben gezegd dat de woorden “bezetting” en “Turkse invasie” geschrapt moesten worden. Ik heb meerdere malen telefonisch contact opgenomen met het hoofd van de eenheid om van hem opheldering te verkrijgen over het gebeurde, maar het hoofd noch zijn medewerkers waren bereid met mij te praten. Kort nadat ik deze feiten aan de kaak heb gesteld is de tentoonstelling heropend.

Dames en heren, wat er gebeurd is bij het Comité van de Regio’s is volgens mij zeer ernstig en schadelijk voor de rechten van een lidstaat van de EU.

 
  
MPphoto
 

  Corneliu Vadim Tudor (NI). (RO) Jammer genoeg is Roemenië het wilde grensgebied van Europa geworden. Onder de communistische dictatuur was het erg, maar onder de maffiadictatuur is het oneindig veel erger.

De belangrijkste armen van de maffiaoctopus zijn politie en justitie, die zijn aangevreten door de kanker van de corruptie.

Van januari 1990 tot nu toe zijn er in Roemenië meer dan 5 000 misdaden gepleegd door onbekende daders. Roemenië is een paradijs voor autochtone misdaadbendes die beschermd worden door politie en justitie, maar vormt ook het scharnierpunt voor pedofielen, charlatans en de meest lage buitenlandse agenten.

Het is goed dat de Berlijnse muur is gevallen, maar helaas is hij op ons hoofd terechtgekomen, dat van de volkeren in Oost-Europa.

In december 1989 heeft een aantal sensatiezoekers Dracula uit zijn slaap gewekt. Nu komen we niet meer van hem af.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Koumoutsakos (PPE). (EL) Mevrouw de Voorzitter, een zwarte wolk, die steeds dichter wordt, breidt zich de laatste tijd over Europa uit. De electorale opkomst van groeperingen en partijen met een intolerante, xenofobische en heel vaak racistische extreemrechtse oriëntatie kenmerkt de politieke ontwikkelingen in vele lidstaten, zelfs in Zweden. Het is een teken dat wij niet kunnen negeren.

De ongekende economische crisis en het toenemende immigratieprobleem vormen een giftige cocktail die een voedingsbodem vormt voor extremisme. Dit is zonder twijfel een complex probleem, dat moeilijk op te lossen is.

Daarom hebben de Europese centrumrechtse en sociaaldemocratische partijen en, hier in het Europees Parlement, de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en de socialisten een zwaarwegende verantwoordelijkheid en serieuze missie: de wolk verdrijven voordat het onweer losbarst. Zij moeten hun mogelijkheden op het vlak van communicatie en coördinatie uitputtend gebruiken voor een doelmatige aanpak van specifieke problemen als het immigratievraagstuk, problemen die de mogelijkheden van elke partij afzonderlijk te boven gaan. Hier in het Europees Parlement moeten wij een nieuw krachtig initiatief nemen tegen xenofobie en racisme, in het door de crisis getroffen Europa.

 
  
MPphoto
 

  Alan Kelly (S&D).(EN) Mevrouw de Voorzitter, als Iers lid van het EP ben ik mij er zeer van bewust dat de ogen van Europa op dit moment op de economische rampspoed van mijn land zijn gericht. De crisis in mijn land is veroorzaakt door hebzucht, pure hebzucht, van de politieke elite en de elite van de grote bedrijven. Deze mensen hebben de rijkdom verbrast die door een energieke en innovatieve bevolking tot stand is gebracht en zij moeten verantwoordelijk worden gehouden.

De crisis is echter ook veroorzaakt door lakse regulering van de banksector. Ook op het vasteland van Europa heeft men gefaald. Denk nog maar eens aan de stresstest van de banken van afgelopen juli, toen de Commissie in feite een einde heeft gemaakt aan de toekomst van juist de banken in Ierland die de kern van de crisis vormen. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Ik ben heel boos dat mijn land dit punt heeft bereikt, heel boos ja.

Ik juich de solidariteit die onze collega’s in heel Europa ons hebben betoond zeer toe, vooral door financiële middelen voor de stabilisering van onze economie te bieden. Ik geloof echter wel dat we op een tweesprong staan wat betreft de toekomst van de EU. Ierland is een zeer soevereine natie, en dictaten van Europa over het belastingbeleid van Ierland zouden, geloof ik, een gevaarlijke grens overschrijden als het gaat om de behandeling van kleinere natiestaten in de Unie.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik zou graag willen spreken over de huidige economische crisis, maar vanuit een andere optiek. Vandaag hebben we Jean-Claude Trichet en Olli Rehn horen spreken over de behoefte om op belastinggebied de rug recht te houden en op Ierland en Portugal en andere landen een beroep horen doen om zich aan het stabiliteits- en groeipact te houden.

En toch zijn als onderdeel van een Eurobarometer-enquête, waarvan de bevindingen vandaag naar buiten zijn gekomen, meer dan 27 000 burgers in de EU en 1 000 burgers in Ierland naar hun opvattingen gevraagd over de manier waarop we uit de crisis zouden moeten komen.

Om ons op slechts twee kwesties te concentreren: burgers werd onder andere gevraagd om een voorkeursvolgorde aan te geven ten aanzien van de vraag hoe we snel uit de crisis zouden kunnen komen. Terwijl 29 procent van de EU-burgers en een derde van de Ierse burgers inderdaad een voorkeur voor het verlagen van de overheidsuitgaven had, gaf twee derde van de EU-burgers en 57 procent van de Ierse burgers er de voorkeur aan om eerst de economie te stimuleren of beide benaderingen te combineren.

Uit een vraag over beleidsprioriteiten bleek dat meer dan 50 procent van zowel de EU-burgers als de Ierse burgers vond dat we eerst de armoede en maatschappelijke uitsluiting moeten aanpakken. Er is dus echt een kloof tussen deze twee soorten opvattingen. We reageren niet adequaat op de zorgen van de burgers en ik denk dat we onze prioriteiten moeten herzien.

 
  
MPphoto
 

  Gerard Batten (EFD).(EN) Mevrouw de Voorzitter, morgen, 23 november, is het vier jaar geleden dat een ingezetene van mijn kiesdistrict, Alexander Litvinenko, in Londen de dood vond. De heer Litvinenko werd door elementen van de Russische staat vermoord in een daad van door de staat gesponsord terrorisme. De drie hoofdverdachten die door de Londense politie worden gezocht (Andrei Lugovoi, Dmitry Kovtun en Vyacheslav Sokolenko) lopen in Rusland nog steeds vrij rond. Ondertussen krijgt de eerbiedwaardige weduwe van de heer Litvinenko geen recht. Tot nu toe is er geen jury van lijkschouwers bijeengeroepen om de dood te onderzoeken, wat de gebruikelijke praktijk bij zo’n gewelddadige dood is.

Ik neem daarom deze gelegenheid te baat om te Britse autoriteiten op te roepen om zo snel mogelijk een jury van lijkschouwers bijeen te roepen om de omstandigheden rond de dood en de doodsoorzaak vast te stellen en er een publieke verklaring over af te leggen, en om degenen die wegens moord worden gezocht officieel bij naam te noemen in verband met het politieonderzoek.

De heer Litvinenko was een Brits burger die op Britse bodem is vermoord. Dit is het minste dat hij en zijn familie kunnen verwachten of waar ze recht op zouden moeten hebben.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE). (SK) Mevrouw de Voorzitter, een week geleden zijn de verslagen over het toetredingsproces in de Balkanlanden gepubliceerd. Het is niet eerlijk om voorwaarden te stellen voor het begin van onderhandelingen met kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en deze onderhandelingen vervolgens niet aan te gaan als aan deze voorwaarden is voldaan. Waarom behandelen we Macedonië niet fair?

Macedonië is een land in hervorming met goede resultaten. Meer dan 80 procent van de leerlingen die hun middelbare school hebben afgerond studeert in dit land aan een universiteit. Engels leren ze al vanaf de leeftijd van zes jaar.

In het verslag van de Commissie wordt gesproken over vooruitgang in de strijd tegen de corruptie, een stabiele regering en een politieke dialoog. Macedonië heeft aan alle criteria van Kopenhagen voldaan. Het land verdient het om de kans te krijgen onderhandelingen aan te gaan over toetreding tot de Europese Unie. Laten we de onopgeloste problemen bespreken tijdens het onderhandelingsproces. Anders komt de geloofwaardigheid van de Europese Unie in het geding.

 
  
MPphoto
 

  Estelle Grelier (S&D).(FR) Mevrouw de Voorzitter, in het kader van het bezuinigingsbeleid dat door de regering Cameron ten uitvoer wordt gelegd, heeft het Verenigd Koninkrijk onlangs besloten de grote sleepboten voor hulpverlenings- en reddingswerkzaamheden aan schepen op het Kanaal niet langer te financieren, een unilateraal besluit dat door de havenautoriteiten en maritieme instanties, bedrijven en politici in deze zone wordt bekritiseerd.

De aangekondigde terugtrekking van de Britten zou drastische gevolgen kunnen hebben voor de maritieme veiligheid van deze zone, die met ruim 250 000 schepen per jaar de drukst bevaren handelsroute ter wereld vormt. In de afgelopen tien jaar hebben zich hier bijna 300 incidenten voorgedaan. Deskundigen menen dat door de permanente aanwezigheid van reddingsschepen met een hoog vermogen is voorkomen dat tal van deze incidenten zijn uitgegroeid tot ernstige ongevallen.

Aangezien de maritieme veiligheid van belang is voor de veiligheid van het grondgebied van de Unie en de bescherming van het milieu, vallen reddingssleepdiensten onder de overheidsverantwoordelijkheid, met de financiële steun van reders, en mogen deze niet worden geprivatiseerd ten gunste van particuliere sleepbootrederijen.

De Europese Commissie is derhalve verplicht zich over deze kwestie te buigen. Europa moet zich namelijk de middelen verschaffen om het geïntegreerde zeevaartbeleid waar het officieel naar streeft, ten uitvoer te leggen.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil de collega’s, de burgers en de samenwerkingsverbanden in kennis stellen van het feit dat we schriftelijke verklaring nr. 0086/2010 hebben ingediend, waarin gevraagd wordt water te beschermen als openbaar goed.

Water is niet alleen een gemeenschappelijk goed maar ook een universeel mensenrecht. Het beheer van de watervoorziening als openbare plaatselijke dienstverlening is een fundament van goed bestuur. Dat zijn de beginselen die ons inspireren en die duizenden Italiaanse burgers hebben bewogen om hun handtekening te zetten onder alle verzoeken voor het houden van referenda om te voorkomen dat een primair goed wordt geprivatiseerd.

Wij zijn dan ook van mening dat dit initiatief niet het eigendom is van degenen die het hebben voorgesteld maar een strijd van iedereen is. Ter bevestiging daarvan wil ik graag laten weten dat de verklaring is opgesteld samen met collega’s van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links. De verklaring kan op een brede consensus rekenen in heel het Parlement.

Het doel is in ieder geval de helft van het aantal leden van het Parlement te laten tekenen, zodat de verklaring het officiële standpunt van het Europees Parlement wordt en het recht op water kan worden gered en water niet wordt beschouwd als een goed om winst mee te behalen.

 
  
MPphoto
 

  Monica Luisa Macovei (PPE). (RO) Zondag zijn er vervroegde parlementsverkiezingen in de Republiek Moldavië. De keuze is tussen democraten en communisten.

Een overwinning van de democraten, op dit moment verenigd in de Alliantie voor Europese integratie, garandeert dat de vooruitgang van het afgelopen jaar zich zal voortzetten – een vooruitgang op weg naar een democratisch bestuur, rechten en welzijn voor de mensen. De democraten moeten bij elkaar blijven, zowel voor als na de verkiezingen.

De verkiezingen van zondag moeten vrij en eerlijk verlopen, en de mensen moeten toegang hebben tot informatie. Het geweld van april 2009 moet niet worden herhaald. Democratische regeringen worden niet gevestigd door middel van fraude, geweld of angst.

Het zijn uiteraard de burgers van de Republiek Moldavië die zondag gaan stemmen, niet wij. Maar in dit Parlement steunen we diegenen die democratische veranderingen bewerkstelligen. Met hen zijn we solidair en hen willen we motiveren.

 
  
MPphoto
 

  Luis de Grandes Pascual (PPE). (ES) Mevrouw de Voorzitter, onlangs werden in Bagdad bij een aanval op de kerk van Onze Lieve Vrouwe van Bijstand 58 personen vermoord, merendeels vrouwen en kinderen, uitsluitend en alleen omdat zij christen waren. Al Qaeda heeft trots de verantwoordelijkheid voor deze laffe daad opgeëist. Dit is geen incident, maar het voorlopige hoogtepunt van de vervolging van christenen in landen waar de meerderheid van de bevolking moslim is. Uitzettingen in Marokko, bedreigingen in Turkije, aanslagen in India en Nigeria. In januari werden zes christenen afgeslacht voor de deur van een kerk in Caïro. Hoe lang nog kijken de westerse democratieën stilzwijgend toe en maken ze zich zo medeschuldig aan deze gebeurtenissen?

Gelukkig heeft Voorzitter Buzek namens het Parlement een verklaring afgegeven. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, lady Ashton, heeft zich in haar verklaring beperkt tot een veroordeling van een terroristische daad. Waarom wordt de onmiskenbare reden voor deze slachtpartij niet genoemd: het christen zijn?

Ik hoor niets van premier Zapatero. En ook van president Erdogan heb ik niets gehoord. Waar dienen de Verenigde Naties eigenlijk voor? Ik schaam mij voor onze onnozelheid en lafheid. Ik moet denken aan de zeer gemiste en onbegrepen Oriana Fallaci, die waarschuwde voor de komst van “Eurabia” en bijna werd gestenigd omdat zij de moed had om in scherpe bewoordingen te vertellen wat er gebeurde in het neurotische Europa.

 
  
MPphoto
 

  Iliana Malinova Iotova (S&D).(BG) Mevrouw de Voorzitter, onderwijs en wetenschap behoren tot de prioritaire doelstellingen van de economische strategie-2020. Wij zijn degenen die ervoor moeten zorgen dat dit programma niet slechts op papier bestaat maar ook in concrete maatregelen wordt omgezet. Om de doelstellingen te halen moeten zowel de Europese instellingen als de lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen. De Bulgaarse regering voert echter een beleid dat niet alleen tegen het nationale, maar ook tegen het Europese beleid inzake wetenschappelijk onderzoek en onderwijs indruist. Tegenover de 3 procent die Europa heeft toegekend aan onderzoek en ontwikkeling tot 2020, stelt Bulgarije een schamele 0,6 procent.

Na een reeks mislukte maatregelen dreigt de Bulgaarse Academie van Wetenschappen te worden opgeheven. Deze instelling werd meer dan honderdveertig jaar geleden opgericht in de zware tijd onder de Ottomaanse overheersing. Ze is nu goed voor 55 procent van het wetenschappelijke onderzoek in Bulgarije en wordt wereldwijd erkend. Ze heeft al meer dan 30 miljoen euro binnengehaald voor meer dan 400 succesvolle Europese projecten.

Hoewel de Bulgaarse regering op politiek en deskundig niveau betrokken is bij de Europese instellingen, is zij klaarblijkelijk niet in staat het verband te zien tussen wetenschap en het te boven komen van de crisis. Dit probleem moet op de agenda van de Raad en de Commissie worden geplaatst. Het is geen louter Bulgaars probleem, want de tenuitvoerlegging van het strategische programma en de Europese prioriteiten staan op het spel.

 
  
MPphoto
 

  Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE).(PL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou uw aandacht willen vestigen op de door de Europese Commissie onvoldoende gevoerde maatschappelijke discussie over de richtlijn met betrekking tot de verweesde werken. Bij verweesde werken gaat het om kunst waarvan het niet mogelijk is om de eigenaars van de auteursrechten vast te stellen.

Vorige week heb ik in het Parlement een debat over dit onderwerp georganiseerd. Dit heeft aangetoond hoe groot de interesse voor dit gebied is, hoeveel vragen er gesteld worden over het ontwerp voor een richtlijn waaraan de Commissie juist op dit moment werkt. Voorlopig wordt dit proces echter met geheimzinnigheid omgeven. Maar de deskundigen en rechtstreeks betrokkenen zouden toch minstens moeten weten welke richting de werkzaamheden uitgaan. Ongeveer 40 procent van ons Europese artistieke oeuvre lijdt aan deze verwezing. De datum van publicatie van de richtlijn is verschoven naar het eerste kwartaal van het komend jaar, dus er is nog wat tijd voor discussie en wij zouden onze burgers, inclusief kringen van deskundigen, meer moeten betrekken bij de rechtsvorming, met als doel dit recht zo goed mogelijk vorm te geven.

 
  
MPphoto
 

  Matthias Groote (S&D).(DE) Mevrouw de Voorzitter, medezeggenschap en democratische participatie in bedrijven behoren tot de hoekstenen van sociale rust in de Europese Unie. Sinds precies een maand staken werknemers van Atlas Werke in Ganderkesee, Delmenhorst en Vechta dag en nacht juist voor deze rechten. De werknemers staken voor het veiligstellen van een collectieve arbeidsovereenkomst, die het behoud van goede en zekere arbeidsplaatsen mogelijk maakt. Helaas weigert de bedrijfsleiding hierover met de vakbond metaal en de ondernemingsraad te onderhandelen. Tijdens het arbeidsconflict zijn de werknemers door de bedrijfsleiding enorm geïntimideerd en onder druk gezet. Ik doe een beroep op de directie en vooral op de heer Filipov om de onderhandelingen weer op te pakken en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Medezeggenschap en democratische participatie mogen niet bij de fabriekspoort eindigen. Een hire-and-fire-systeem creëert angst en sociale onrust. Zo’n systeem mag in Europa niet voorkomen. Dat is schadelijk voor onze democratie!

 
  
MPphoto
 

  Cristian Dan Preda (PPE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde kort iets zeggen over de presidentsverkiezingen in Ivoorkust, daar ik aan het hoofd sta van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie in dit land. Sinds begin oktober zijn een honderdtal waarnemers uit 26 landen in heel Ivoorkust actief.

De eerste ronde op 31 oktober is tamelijk rustig verlopen, zonder fraude of geweld. De bekendmaking van de resultaten liep enige vertraging op, maar over het algemeen hebben zich geen noemenswaardige incidenten voorgedaan.

De tweede ronde staat gepland voor aanstaande zondag. Naar het zich laat aanzien zal de spanning dan hoger oplopen, want er zijn al schermutselingen op straat geweest en de toon van de campagne is agressief geworden, zelfs jegens onze waarnemers. Bovendien wordt het deze waarnemers in sommige gevallen onmogelijk gemaakt toe te zien op de voorbereidingen van de campagne. Het is dan ook zaak dat de rust weerkeert, zodat de stembusgang normaal kan verlopen. Het is buitengewoon belangrijk onze waarnemers tot zondag, maar ook daarna, in bescherming te nemen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

 

22. De publieke omroep in het digitale tijdperk: de toekomst van het duale systeem (korte presentatie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag van Ivo Belet, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over de publieke omroep in het digitale tijdperk: de toekomst van het duale systeem (2010/2028(INI)) (A7-0286/2010).

 
  
MPphoto
 

  Ivo Belet, rapporteur. Voorzitter, goedenavond commissaris, collega's, de resolutie die we hier, naar we hopen, nu donderdag gaan goedkeuren, is denk ik een heel belangrijk signaal. Deze bewijst dat er in dit Parlement een groot draagvlak is voor ons typisch Europese mediamodel, waarbij er ruimte is voor zowel de commerciële omroep aan de ene kant, en aan de andere kant de publieke omroepen, de publieke mediabedrijven. Dat model, Voorzitter, is typisch Europees, want je vindt dit niet of nauwelijks in de Verenigde Staten of in Japan, laat staan in China. Dat duale mediamodel heeft in de meeste lidstaten van de Europese Unie bewezen dat het de beste garanties biedt op het vlak van mediapluralisme, op het vlak van onafhankelijke redacties, en ook op het vlak van persvrijheid in het algemeen. Maar helaas staat dat model zwaar onder druk in de Europese Unie. Die druk komt uit verschillende hoeken. Die komt door de zware besparingen waarmee de bevoegde overheden, nationaal of regionaal, worden geconfronteerd, maar ook grote druk vanuit de private mediabedrijven op de publieke omroepen. Zij beschouwen de publieke omroepen als zijnde vertegenwoordigers van oneerlijke concurrentie, met name op het internet. Deze globale situatie heeft tot gevolg dat de openbare omroep in een aantal lidstaten van de Europese Unie zowaar moeite heeft om het hoofd boven water te houden. Daardoor komt het delicate evenwicht van het duale stelsel op de helling te staan, en raakt in het gedrang. Wij moeten er nu alles aan doen om erover te waken dat ons Europese mediamodel overeind in deze turbulente tijden blijft en dat het mediamodel wordt verankerd, ook in de toekomst. Daarvoor is een aantal ingrepen nodig, en die formuleren we in de resolutie. Het eerste punt, en ik weet niet of dat in dit gremium bekend is, is dat alle lidstaten van de Europese Unie zich destijds in het kader van de Raad van Europa formeel hebben geëngageerd om de persvrijheid te garanderen. Daarbij inbegrepen is een duidelijk omschreven opdracht en een financiering voor de openbare omroep. Een langetermijnfinanciering is belangrijk. Het is tijd dat wij als Europees Parlement alle 27 lidstaten eraan herinneren dat zij die afspraken destijds gemaakt hebben, en dat ze die ook moeten nakomen. Een ander punt: het pluralisme in de media en de persvrijheid in het algemeen, is een wezenlijk onderdeel van onze democratie. Daarom willen we ook de zogenaamde monitor voor mediapluralisme inzetten. Dat is een instrument dat ontwikkeld is, commissaris, op initiatief van de Commissie. Het is een heel handig instrument dat kan dienen als knipperlicht in aantal lidstaten, in een aantal regio’s waar de diversiteit van de media en het mediapluralisme onder druk dreigen te komen. En dan, last but not least, ik denk dat de grootste opdracht voor alle media zich situeert on line, digitaal op het internet. De toenemende zenuwachtigheid – toenemende vijandigheid mogen we zelfs zeggen – ten aanzien van initiatieven van de openbare omroepen op het internet is verontrustend. Sommige collega's in de politiek, en met name in de nationale politiek en ook in de media, lijken te vergeten dat vorig jaar klare afspraken zijn gemaakt over online-activiteiten van de openbare omroep, en het is belangrijk dat die worden gerespecteerd. In het verlengde daarvan, Voorzitter, denk ik dat we ook modellen moeten uitwerken waarbij ook zoekmachines en internetserviceproviders hun bijdrage leveren. Ik rond af. Ik denk dat we niet langer aan de zijlijn mogen blijven staan, anders worden we op een gegeven moment wakker om vast te stellen dat Google en YouTube en ook Apple ons medialandschap hebben overgenomen. Dat is natuurlijk absoluut onwenselijk.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). (SK) Mevrouw de Voorzitter, in de Europese Unie moeten maatregelen worden genomen om evenwicht en pluralisme van de media te waarborgen en een evenwicht tussen commerciële en publieke media op de markt zal daar aanzienlijk toe bijdragen. Met het oog op het behoud van de culturele diversiteit, vrijheid van meningsuiting en gezonde concurrentie kan er uiteraard niet voor iedereen een universele oplossing worden aangedragen en daarom moeten we de pogingen van individuele lidstaten respecteren om de kwestie van de sterkere vertegenwoordiging van publieke media op nationaal niveau op te lossen.

Ik ben van mening dat een evenwichtige verhouding van publieke en commerciële media ook op het internet een prioriteit moet blijven, zowel voor nationale strategieën als voor het Europees mediabeleid in de nabije toekomst. Tevens is het noodzakelijk geïnteresseerde partijen aan te moedigen tot creatieve samenwerking om de kwaliteit van de in de media verstrekte informatie te verhogen en om innovatie in de sector te brengen. Tot slot wil ik nog opmerken dat mediapluralisme en persvrijheid de hoeksteen vormen van de democratie.

 
  
MPphoto
 

  Martin Ehrenhauser (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik denk ook dat het duale systeem hier in Europa zeker succesvol kan zijn en dat het belangrijk is dat enerzijds de publieke en anderzijds de private zenders in een vrije markteconomie opereren en vrij met elkaar kunnen concurreren. De realiteit is helaas enigszins anders. We zien dat vooral in de private sector een enorme tendens tot monopolisering bestaat. Hier moeten wij maatregelen tegen nemen. Deze tendens is vooral ook zo gevaarlijk omdat ze zich in economisch zware tijden voordoet.

Anderzijds hebben we publieke zenders die hun publieke taak eigenlijk niet vervullen en waar onderwerp en inhoud van de redactionele bijdragen worden bepaald door politieke partijen en partijsecretariaten. Dat kan natuurlijk niet. Van de ORF in Oostenrijk bijvoorbeeld kan ik slechts zeggen dat deze zender opereert als een ambtelijk apparaat, maar zeker niet in de zin van doelmatigheid. Mediavrijheid, mediapluralisme of redactievrijheid bestaat nu zeker niet, in ieder geval niet in voldoende mate. Wat kan de Europese Unie daartegen doen? Ik denk dat een systeem voor het vroegtijdig signaleren van monopolisering, dat ook hier in het Europees Parlement al een keer is voorgesteld, een goede aanpak zou zijn.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE). – Ik zou naar aanleiding van het debat graag twee dingen willen opmerken. De reeds eerder goedgekeurde richtlijn over audiovisuele diensten leidt tot betere samenwerking tussen de toezichthoudende organen en beschermt kinderen in hoge mate tegen ongeschikte programma's en reclame. Helaas zijn de lidstaten echter niet erg gedisciplineerd wat betreft de tenuitvoerlegging van de richtlijn. Zo wordt deze in mijn land pas juni aanstaande van kracht. Verder zitten we nog met de onafgeronde harmonisering van het auteursrecht. Wat we nodig hebben is zowel vereenvoudiging van de verkrijging van grensoverschrijdende licenties voor audiovisuele werken van collectieve beheerders als vrijgave van het archief van audiovisuele werken met onduidelijke auteursrechten, de zogeheten verweesde werken. Ik heb vernomen dat de Commissie volgend jaar met nieuwe wetgeving komt, maar dat zij deze wil beperken tot muziekwerken en dus niet van toepassing wil laten zijn op audiovisuele werken. Ik zou graag van de Commissie willen weten of zij deze fundamentele fout denkt recht te zetten of dat wij als leden van het Europees Parlement dat in de commissies doen moeten. Paragraaf 33 van het verslag gaat in op dit probleem.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). (SK) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur steunen in zijn poging om in het Europees Parlement een debat te ontketenen over het medialandschap. Ik vind het een erg nuttig onderwerp, vooral in deze tijd van digitalisering, in een tijd van revolutionaire veranderingen op dit gebied.

Het medialandschap is beslist verschillend in de individuele lidstaten. Er zijn lidstaten waar commerciële media de markt beheersen en de publieke media in feite slechts een soort decor vormen. Elders zijn de commerciële media zwakker of versnipperd en diffuus, waardoor ze geen gezamenlijke druk kunnen uitoefenen of een coherente mediaomgeving kunnen vormen, en de publieke media zijn vervolgens in staat om meer informatie te verstrekken en de openbare opinie meer te beïnvloeden.

In elk geval zien we dat beleidsorganen dikwijls ingrijpen in de activiteiten van vooral de publieke media, zoals ook de eigenaren van commerciële media ingrijpen in de activiteiten van hun onderneming. De informatie en de openbare opinie zijn vervolgens in sterke mate beïnvloed.

Om persvrijheid te bereiken, daadwerkelijke vrijheid onafhankelijk van geld, of het nu overheidsgeld of particulier geld is, moeten we echt streven naar vrijheid voor journalisten, zodat ze zichzelf niet onderwerpen aan een soort zelfcensuur waardoor ze in feite gebonden zouden zijn door loyaliteit aan hun werkgever. Dat is volgens mij momenteel het grootste probleem in de media en in de toekomst zouden we dat moeten veranderen.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie juicht het verslag van het Europees Parlement getiteld “de publieke omroep in het digitale tijdperk: de toekomst van het duale systeem” toe. Het verslag is een evenwichtige tekst, omdat het bestaande duale systeem steun krijgt, dat is gebaseerd op het naast elkaar bestaan van publieke en commerciële zenders in Europa. Zoals in een van de overwegingen van de richtlijn audiovisuele mediadiensten in herinnering wordt gebracht, is dit naast elkaar bestaan een kenmerk dat de Europese audiovisuele mediamarkt van andere markten onderscheidt, en in het verslag wordt dit ten volle erkend.

Het protocol betreffende het openbare-omroepstelsel in de lidstaten, dat als bijlage aan het EU-Verdrag is gehecht, erkent de vrijheid van de lidstaten om de taak van de publieke omroep nauwkeurig te omschrijven en om de uitzendingen van de publieke omroep en de financiering ervan te regelen, zolang een dergelijke financiering de handelsvoorwaarden en de mededinging in de Gemeenschap niet negatief beïnvloedt. De lidstaten bepalen derhalve de vorm van en de voorwaarden voor de financiering van de publiekrechtelijke media, zolang men zich aan de EU-regels inzake staatssteun houdt.

Wij zijn het eens met de kerngedachte van het verslag, namelijk dat de publieke omroepen de kansen zou moeten kunnen benutten die door de digitalisering en diversifiëring van de distributieplatforms worden geboden in overeenstemming met het beginsel van technologische neutraliteit. Dit is erkend in de herziene mededeling van de Commissie uit 2009 over de toepassing van regels inzake staatssteun op openbare omroepen. Wij hebben enkele opmerkingen in het bijzonder over twee elementen van het verslag.

Ten eerste, wat het monitoren van de normen van de Raad van Europa betreft: de EU draagt geen verantwoordelijkheid voor de politieke onafhankelijkheid van publiekrechtelijke media. Verder kunnen de lidstaten van de EU geen mandaat geven aan het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector zonder dat zij toestemming hebben van de niet-EU-leden. De Commissie zou dat ook niet kunnen doen.

Ten tweede wordt in het verslag gesuggereerd dat bepaalde lidstaten nagelaten hebben om actie te ondernemen om Europese werken in de uitzendingen te promoten. Dit wordt niet ondersteund door de cijfers uit het recente verslag van de Commissie over de toepassing van de bepalingen van de richtlijn. Volgens het verslag doen zenders in heel Europa het over het geheel genomen goed als het gaat om het promoten van Europese programma’s.

De publieke omroep zou voorop moeten lopen bij vernieuwingen, door de stuwende kracht achter de ontwikkeling van nieuwe formats en kwaliteit te zijn, zowel wat het programma zelf betreft als de techniek, als men wil meekomen met trends en uitdagingen van elders. Het lijkt dat we het volledig eens zijn over deze punten en ik kijk ernaar uit om met het Parlement dienaangaande samen te werken binnen het wettelijke kader dat door de Verdragen wordt geboden.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag 25 november plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Tegen de achtergrond van de overgang van analoge naar digitale televisie, bij een steeds belangrijker wordende rol van de nieuwe media, waaronder het 3D-formaat, moeten wij rekening houden met meerdere factoren in het uit te werken beleid. Allereerst acht ik het nuttig om maatregelen te nemen ter facilitering van de overgang naar het digitale systeem, rekening houdend met de mogelijkheid om waardebonnen te verschaffen of andere compenserende maatregelen voor de bevolking te treffen. Daarnaast is het van belang dat er trainingsstages worden georganiseerd voor journalisten en managers van de publieke omroep, gezien de aanzienlijke bedragen die door commerciële media op dit terrein worden besteed. Verder ben ik van mening dat het goed is om rekening te houden met de toekomstige mogelijkheid van een Europese publieke radio-omroep. Voorts denk ik dat het nuttig zou zijn als de publieke televisie in de lidstaten bij zou dragen aan de programma’s van Europees belang via Euronews. Rekening houdend met de vlucht die 3D-producties hebben genomen en met de waarschuwingen van artsen met betrekking tot de gezondheid van de kijkers, roep ik de Europese Commissie op om met spoed onderzoek te doen waarbij gekeken wordt naar de mogelijke risico’s die 3D-televisie kan hebben op de gezondheid van Europeanen, onder de huidige technische omstandigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Emil Stoyanov (PPE), schriftelijk. (BG) Om te beginnen wil ik Ivo Belet graag feliciteren met zijn uitstekende verslag over zo’n belangrijk onderwerp en hem bedanken voor het feit dat hij mijn ideeën en suggesties met betrekking tot dit verslag heeft aanvaard. Ik denk dat het een evenwichtig verslag is geworden, waarmee we willen zorgen voor eerlijke concurrentievoorwaarden tussen de publieke omroep en commerciële media.

De publieke televisie-omroepen worden vanouds gefinancierd vanuit de nationale begrotingen, dat wil zeggen door de belastingbetaler, vanuit de veronderstelling dat de publieke televisie-omroepen er zijn om het algemeen belang te behartigen, terwijl commerciële omroepen er zijn om private, commerciële belangen te behartigen. In Bulgarije, evenals in de rest van Europa, heeft de praktijk echter allang uitgewezen dat dit noch voor publieke noch voor commerciële media helemaal waar is.

Op grond van mijn jarenlange ervaring in de mediasector heb ik een aantal amendementen voorgesteld op dit verslag, dat erop gericht is publieke en commerciële media op gelijke voet te plaatsen, om ze in staat te stellen kwalitatief hoogwaardige en maatschappelijk waardevolle informatie aan te bieden. De Europese burgers hebben recht op de beste informatie over zowel Europese als nationale aangelegenheden. Dit vergt inspanningen van zowel publieke als commerciële media, terwijl de regelgevende instanties moeten toezien op een gelijk speelveld. Ik dank u voor uw aandacht.

 

23. Civiele en militaire samenwerking en ontwikkeling van civiele en militaire capaciteit (korte presentatie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verlag van Christian Ehler, Commissie buitenlandse zaken, over civiel-militaire samenwerking en de ontwikkeling van civiel-militaire capaciteiten (2010/2071(INI)) (A7-0308/2010).

 
  
MPphoto
 

  Christian Ehler, rapporteur.(DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, de lidstaten van de Europese Unie hebben zich op internationaal niveau verplicht tot het leveren van een belangrijke bijdrage aan de civiele en militaire capaciteit voor crisismanagement in de wereld. Deze toezeggingen – die onder andere ook in het kader van de Helsinki-Headlines verschillende keren zijn verwoord – bestaan echter in veel gevallen slechts op papier. Concreet komt het erop neer dat bij de nu ingezette civiele missies van de Europese Unie – bijvoorbeeld EULEX of EUPOL – 25 procent van de door de lidstaten toegezegde posten niet zijn vervuld. De door de lidstaten herhaaldelijk geformuleerde doelen en structuren voor de civiele en militaire inzetcapaciteiten van de Unie staan ver van de realiteit af. Daarom heeft het Europees Parlement besloten tot een eigen initiatiefverslag over de ontwikkeling van de civiele en militaire structuren en de coördinatie van de Europese Unie.

In concreto verklaart het Parlement in dit verslag nog eens dat de speciale civiel-militaire capaciteiten van de EU tot de belangrijkste instrumenten van het buitenlands beleid van de Unie en van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid behoren. Om te voldoen aan de nieuwe verantwoordelijkheid van het Parlement in het kader van het Lissabon-proces, hebben we een ongewone weg bewandeld. We zijn niet met een verslag begonnen, maar we hebben eerst de empirische basis voor dit verslag gecreëerd. Op grond van deze cijfers – en daarom met een brede meerderheid in de Commissie buitenlandse zaken – hebben we zeer concrete voorstellen geformuleerd. Op strategisch niveau hebben we concrete voorstellen gedaan voor de opbouw van een structuur met een gelijkwaardig militair en civiel gebied in de nieuwe Europese dienst voor extern optreden; op operatief niveau hebben we voorstellen gedaan voor de instelling van een permanent Europees hoofdkwartier, met personeel dat door de lidstaten moet worden geleverd, dat zich moet bezighouden met het creëren van een aantrekkelijke stimulerende regeling voor deelname aan dergelijke operaties voor deskundigen en de kwestie van de opbouw van personeelsreserves voor de toekomst.

We hebben heel concrete voorstellen gedaan voor de scholing van civiel en militair personeel. Er zijn voorstellen voor de financiering van beginnende missies, heel concreet bijvoorbeeld over de vorming van een startfonds krachtens artikel 41 van de Verdragen. Er zijn voorstellen over de instrumenten van de crisisbeheersing, vooral over de kwestie van een sterkere samenwerking in de toekomst tussen politiële en militaire krachten. Een voorbeeld hiervan is het Europees Gendarmeriekorps, maar hierbij moeten we ons afvragen hoe deze beide instrumenten in heel concrete operationele gevallen aan elkaar gekoppeld kunnen worden en hoe we kunnen omgaan met de scheiding tussen puur militaire en civiele operaties.

We hebben voorstellen gedaan over de toekomst van de gevechtsgroepen. We dringen hier aan op een reorganisatie. We willen hiervoor een financiering overeenkomstig het Athena-mechanisme. We willen een uitbreiding van de inzetcapaciteiten van de gevechtsgroepen in het kader van de Oslo-richtlijnen en meer mogelijkheden en een grotere capaciteit voor de gevechtsgroepen om civiele missies te beschermen en een verruiming van de definitie van de missies van de gevechtsgroepen. We houden ons bezig met onderzoek en techniek, de kwestie van dual use, het opnemen van civiel-militaire missies in het takenpakket van het programma voor veiligheidsonderzoek in het kader van het onderzoeksprogramma van de Europese Unie. We houden ons bezig met concrete vragen over uitrusting en opslag, maar ook met internationale samenwerking met de Verenigde Naties en de NAVO. Het gaat hier vooral om het voorkomen van overlappingen, beter gebruik van bestaande structuren, de kwestie van de opbouw van gemeenschappelijke luchttransportcapaciteiten en de kwestie van de uitvoering van de “Berlijn Plus”-afspraken voor een betere samenwerking van de twee organisaties in geval van crisis.

Het Parlement heeft hiermee aan zijn nieuwe taken en verplichtingen voldaan. In de Commissie buitenlandse zaken is het verslag gesteund door een brede meerderheid, verdeeld over alle fracties, en we zien dit als een belangrijke bijdrage aan de toekomstige opbouw van de civiel-militaire structuren van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het eerste en belangrijkste dat we moeten ophelderen is of we een goede samenwerking tussen burgers en de militaire macht belangrijk vinden, en hierop is mijn persoonlijke antwoord en dat van mijn partij, Jobbik Magyarországért mozgalom (Beweging voor een Beter Hongarije) een volmondig “ja, we vinden de samenwerking tussen burgers en de militaire macht belangrijk”. Welnu, hiervoor was in Hongarije een zeer goed voorbeeld de Hongaarse Garde, die in 2007 is opgericht en goed kon samenwerken met de zogenaamde militaire krachten, of dat nu was bij de reddingswerkzaamheden tijdens de overstromingen, bij de hulpverlening aan de slachtoffers van de ramp met het rode slib, bij het doneren van bloed of bij het uitdelen van brood; kortom: in sociale kwesties konden ze ook positief optreden. U kunt nu met recht de vraag stellen wat voor beloning, staatsonderscheiding of blijk van waardering ze hebben ontvangen. Ze hebben helemaal niets gekregen, de Hongaarse regering heeft de Hongaarse Garde op volkomen onbegrijpelijke wijze ontbonden in plaats van deze mensen te bedanken voor hun zelfopoffering. Om een begin te maken met de samenwerking tussen burgers en militaire krachten, moeten we in elk geval de mensen die deelnemen in organisaties zoals de Hongaarse Garde respecteren. De mensen die met liefde voor hun vaderland en volk willen participeren en daarbij hun omgeving willen beschermen, moeten de mogelijkheid krijgen om hun werk te doen en gewaardeerde leden te zijn van de samenleving.

 
  
MPphoto
 

  Martin Ehrenhauser (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, er is nu al sprake van een vermenging van civiele en militaire instrumenten. We hebben bijvoorbeeld het Situatiecentrum, dat al lang binnen de Raad bestond. Hier werd al informatie van militaire en civiele aard bij elkaar gebracht. Het informatiecentrum wordt nu bij de Europese dienst voor extern optreden ondergebracht. Ik denk dat we vooral moeten benadrukken dat de Europese Unie in het buitenland naam heeft gemaakt met haar civiele instrumenten en dat zij daar erkenning voor heeft gekregen. Ik denk echter dat we de militaire en de civiele instrumenten duidelijk gescheiden moeten houden.

Ik wil echter vooral nog iets zeggen naar aanleiding van de woorden die de heer Szegedi zojuist heeft gesproken. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het zeer bedenkelijk vind dat bijvoorbeeld de Hongaarse Jobbik-partij bij ons in Oostenrijk, in de deelstaat Burgenland, een optocht heeft gehouden met karabijnen voorzien van bajonetten. Ik vind dit hoe dan ook onacceptabel. Ik wil me hier duidelijk tegen dergelijke acties uitspreken. Dit strookt absoluut niet met de Europese gedachte.

(Spreker verklaart zich bereid een “blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Ik wil graag een heel kort antwoord geven. Wat mijn collega zegt, is simpelweg gelogen. Noch Jobbik Magyarországért Mozgalom (de Beweging voor een Beter Hongarije) noch de Hongaarse Garde heeft ooit – en dat kan iedereen gerust natrekken – enig strafbaar feit gepleegd of iets onwettigs gedaan; dit is dus gewoon onderdeel van de neoliberale politieke propaganda die de Hongaarse gardisten en Jobbik in een kwaad daglicht probeert te stellen, terwijl we nooit in strijd met de wet hebben gehandeld en we ook in de toekomst volgens de wet willen blijven optreden.

 
  
MPphoto
 

  Martin Ehrenhauser (NI).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb nooit beweerd dat de Jobbik-partij zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Ik heb echter wel gezegd dat er in Burgenland doelbewust een optocht met karabijnen voorzien van bajonetten is gehouden. Dit feit hebt u niet ontkend.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal me op het verslag concentreren, omdat het een buitengewoon nuttig en belangrijk verslag is. Ik zou de heer Ehrenhauser voor zijn bijdrage willen bedanken.

Het verslag is nuttig omdat het zich terecht concentreert op het cruciale element van de civiel-militaire samenwerking, wat nu juist de prioriteit van de Commissie is. Het gaat over de voornaamste punten die te maken hebben met de alomvattende aanpak van de EU om crises te beheersen. De oprichting van de Europese dienst voor extern optreden is precies de uitdrukking van deze prioriteit. De idee achter deze dienst die de hoge vertegenwoordiger aan het inrichten is, wijst in dezelfde richting als de idee die in het verslag naar voren wordt gebracht, in het bijzonder door de structuren van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid in de Europese dienst voor extern op optreden op te nemen.

Wij steunen de ontwikkeling van civiele capaciteiten geheel en al om zo een goed evenwicht tussen de middelen te hebben. Er is nu overeenstemming bereikt over de toepasselijke modaliteiten voor de werving en de toepasselijke deskundigheid kan in de Dienst voor extern optreden worden ingebracht. Zoals iedereen weet, was dit eerder niet mogelijk.

Met een aantal punten in het verslag is rekening gehouden en er zijn specifieke acties gelanceerd. Deze hebben vooral te maken met het bevorderen van civiel-militaire synergieën, een betere inzetbaarheid van de gevechtsgroepen van de EU, de opleiding, financiering en samenwerking met de belangrijkste partners, in het bijzonder de NAVO en de Verenigde Naties. Verder steunen wij de versterking van de betrekkingen tussen de EU en de Verenigde Naties.

Wij hebben samen al heel wat gedaan. De hoge vertegenwoordiger heeft afgelopen zaterdag in Lissabon opnieuw een ontmoeting gehad met de secretaris-generaal van de VN. De relatie tussen de EU en de NAVO is een belangrijke kwestie, zoals gisteren nog eens werd geïllustreerd op de NAVO-top in Lissabon. Wij zijn ook voor de tenuitvoerlegging van alle praktische maatregelen die de concrete samenwerking tussen de EU en de NAVO kunnen versterken en vooral samenwerking garanderen als de twee partijen op hetzelfde strijdtoneel worden ingezet.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger zelf kijken ernaar uit om met het Europees Parlement samen te werken inzake deze belangrijke kwestie van de civiel-militaire samenwerking.

 
  
MPphoto
 

  De voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt dinsdag 23 november plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. – (PL) Geachte Voorzitter, beste collega’s, de civiel-militaire samenwerking en de ontwikkeling van de civiel-militaire capaciteiten vormen enkele van de belangrijkste componenten van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Helaas blijven veel van de hiermee verbonden aspecten steken op het niveau van plannen. Bij de discussie hierover stemmen de lidstaten ermee in om hiervoor aanzienlijke middelen uit te trekken. In werkelijkheid zijn de plannen niet gerealiseerd en beschikken we niet over volledig gevormde structuren. In het licht van de toenemende dreiging, veroorzaakt door natuurrampen, terroristische activiteiten en conflicten buiten de grenzen van de EU, hoop ik dat dit verslag zal bijdragen aan het benutten van de civiel-militaire capaciteiten en de civiel-militaire samenwerking. Het rapport bevat concrete aanbevelingen op dit gebied. Onder andere voor wat betreft het vormen van civiel-militaire structuren binnen de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), het inzetten van strijdgroepen en de Europese Gendarmerie, optimalisering van de crisisbeheersing, evenals het benutten van de middelen uit het volgende kaderprogramma. Dat alles moet bijdragen aan een beter gebruik van de investeringen, opdat de civiel-militaire samenwerking tot volledige bloei kan komen. Een ander kerndoel is het voorkomen van dubbel werk bij acties tijdens missies, waaraan behalve door Europese strijdkrachten ook door de NATO wordt deelgenomen. Ik spreek de hoop uit dat het verslag een wezenlijke prikkel zal vormen om te beginnen aan de werkzaamheden met als doel het vormen van effectieve civiel-militaire structuren. Barones Ashton dient ervoor te zorgen dat de suggesties die het rapport bevat zo snel mogelijk zullen worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie moet snel reageren in crisissituaties. Hierbij is behoefte aan een efficiëntere coördinatie van haar civiele en militaire structuren. Het instellen van een permanent operationeel hoofdkwartier voor de EU, gepositioneerd nabij het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen, zou de voordelen van de civiel-militaire coördinatie optimaliseren. Met betrekking tot de oproep in het verslag dat de lidstaten civiele capaciteit ter beschikking stellen om op zo kort mogelijke termijn wezenlijke vooruitgang te boeken, wil ik onderstrepen dat Roemenië op civiel gebied actief bijdraagt aan de verwezenlijking van het civiel hoofddoel voor 2010. De aanzienlijke bijdrage van Roemenië aan de civiele missies van de Unie heeft geleid tot een derde plaats in Europa voor mijn land op het gebied van deelname aan dergelijke missies, met een solide en gevarieerde bijdrage – politie, marechaussee, militairen, diplomaten, rechters en mensenrechtenexperts. Daarnaast is de nationale strategie met betrekking tot civiele capaciteit in Roemenië in een vergevorderd stadium.

 

24. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

25. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 23.45 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid