Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zou u vertrouwen hebben in een economisch voorspeller als deze onlangs de volgende uitspraken zou hebben gedaan: De euro heeft meer geholpen om in de andere landen van Europa budgettaire discipline op te leggen dan al de vermaningen van het IMF en de OESO? Of deze: De euro heeft al voor veel interne stabiliteit gezorgd in het eurogebied. Of deze: Als we afstand doen van het pond en kiezen voor de euro, zullen we ons ook bevrijden van de crisis en de overwaarderingen van het pond. Dit zal ons werkelijke controle geven over ons economisch klimaat.
Deze drie citaten zijn allemaal afkomstig van onze voormalige collega’s in dit Huis, Nick Clegg en Chris Huhne, die nu verontrustend genoeg ministers zijn in de Britse regering. Wij, die anders dan zij tegenstander zijn van de euro – het is niet mogelijk om dit op bescheidener wijze te verwoorden – hebben aangetoond dat we absoluut gelijk hadden. We hebben altijd gezegd dat een ECB-tarief dat wordt bepaald door de behoeften van de kern desastreus is voor de periferie.
Ik verwacht geen nederigheid van degenen die het zo bij het verkeerde eind hadden. Ik ben er zeker van dat ze door de BBC nog altijd zullen worden gevrijwaard als belangeloze deskundigen, en dat wij opnieuw neergezet zullen worden als doctrinaire hardliners. Geloof me, ik schep hier geen genoegen in. Een vriend van mij zei zojuist dat er niets irritanter is dan een oordeel te geven als het al gebeurd is. Maar luister volgende keer alstublieft naar ons. De eenheidsmunt dwingt landen het verkeerde monetaire beleid te voeren, met rampzalige gevolgen voor de begunstigden van financiële reddingsoperaties en voor degenen die dit bekostigen.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de zorg die mijn collega zojuist uitte over deze obsessie met harmonisatie. Als we kijken naar de maatregelen die zijn genomen in de richting van een gemeenschappelijke btw-belastinggrondslag, zien we dat Parlementsleden uit heel dit Huis pleiten voor meer en meer harmonisatie op belastinggebied. Daarbij vergeten ze wat we hier op EU-niveau werkelijk nodig hebben, namelijk meer belastingconcurrentie. Ook op mondiaal niveau hebben we dit in het kader van de economie en het economisch concurrentievermogen nodig om ervoor te zorgen dat we onze burgers niet zoveel belasting laten betalen dat hun productiecapaciteit en productiekracht daalt; we zorgen er in wezen voor dat we in een land beschikken over voldoende ondernemers en vernieuwers, en één van de beste manieren om dit te bereiken is door middel van belastingconcurrentie.
Deze obsessie met harmonisatie heeft ons een gemeenschappelijke munt gebracht die geen rekening houdt met nationale verschillen en verschillen in conjunctuurcycli. Dit is waarom landen zich in zo’n ellendige positie bevinden, en dit is ook een van de redenen waarom Ierland zo te lijden heeft. Het is tijd dat we ons meer gaan richten op concurrentie in plaats van gemeenschappelijke belastinggrondslagen.
Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in het onderhavige verslag wordt gekeken naar het jaarverslag en het werk dat dit jaar is uitgevoerd. Economische, financiële en in toenemende mate ook politieke maatregelen worden nog altijd sterk beheerst door de internationale financiële crisis.
De oorzaken van de gebeurtenissen in Griekenland en in andere landen van de eurozone zijn natuurlijk gecompliceerd. De problemen hebben grotendeels binnenlandse oorzaken omdat ze het resultaat zijn van een gebrek aan structurele hervormingen.
Het lijdt geen enkele twijfel dat de Europese monetaire unie niet gefunctioneerd heeft zoals de bedoeling was. De beginselen van het Stabiliteits- en groeipact zijn niet altijd nageleefd en inbreuken die aanvankelijk slechts klein leken, bleken na verloop van tijd een ernstige bedreiging te vormen voor het pact in zijn geheel.
We moeten dan ook lering trekken uit deze situatie. We moeten de Europese monetaire unie weer in evenwicht brengen, meer transparantie en een effectiever beheer van de crisis op de financiële markten tot stand brengen en het vertrouwen van de burgers weer vanaf de bodem opbouwen. Dit is een enorme uitdaging, maar het is ook een kans die we moeten grijpen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben kunnen zien hoe de Ierse Republiek als gevolg van de euro in de huidige kritieke situatie is terechtgekomen. Al in 2001 waarschuwden Ierse economen verontrust dat Ierland de rentetarieven zeer dringend moest verhogen om de onhoudbare prijsstijgingen te bedwingen. Maar de Ierse rentetarieven kwamen natuurlijk helemaal niet ter sprake; alle aandacht ging uit naar de Europese Centrale Bank, die de kernlidstaten van de EU gaf wat ze nodig hadden, en daarmee de perifere lidstaten een dubbele dosis gaf van datgene wat zij niet nodig hadden, namelijk kunstmatig goedkoop geld.
De problemen van Ierland zullen voortduren zolang het land deelneemt aan de gemeenschappelijke munt. De financiële reddingsoperatie zorgt er wellicht voor dat het land zich kan voortslepen tot het opnieuw met zijn monetair beleid moet afwijken van het beleid van de andere landen uit het eurogebied. Het is ongehoord dat we in een tijd als deze, waarin mijn eigen land al een schuld heeft van 850 miljard Britse pond, opnieuw 7 miljard Britse pond moeten lenen om naar Ierland te sturen. Dat geld is niet alleen nutteloos, het is zelfs bijzonder schadelijk omdat het ervoor zorgt dat de Republiek Ierland gevangen blijft in de huidige onbevredigende situatie.
Als we echt willen helpen, kunnen we onze vrienden en buren veel directer en praktischer hulp bieden door hen toe te staan een tijdelijke munteenheid aan te gaan met het Britse pond, hun leningen in ponden te laten luiden en vervolgens door middel van export weer groei te creëren.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het belang van onderwijs onderstrepen. Op de overige punten is deze ontwerpresolutie goed, maar vanuit genderperspectief gezien wil ik erop wijzen dat de EU-landen en andere landen die aan deze civiele crisisbeheersingsoperaties deelnemen hun blik wat meer naar het noorden zouden moeten richten en wat onderwijs betreft van Zweden en Finland kunnen leren.
Ik wil ook benadrukken dat het zeer belangrijk is dat er goed wordt samengewerkt en dat wij onderzoeken hoe succesvol deze operaties zijn. Daar vertoont het systeem momenteel nogal wat gebreken.
Jim Higgins (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil toelichten waarom ik tegen de amendementen 30 en 31 op artikel 5 van het verslag-Gallagher heb gestemd. Dit is om de simpele reden dat hiermee de TAC (totaal toegestane vangst) van de Golf van Biskaje zou worden afgescheiden van de rest van het gebied. De onderbouwing hiervoor is simpelweg dat er veel kleine lokale vissersboten in dat specifieke gebied zijn die geen grote invloed hebben op de makreelstand in die wateren.
Het standpunt dat ik naar voren wil brengen is dat iedere kustgemeenschap in vrijwel ieder land hetzelfde argument kan gebruiken om de belangen van hun vissers te beschermen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij is blijkbaar niet van mening dat we de visbestanden in de wateren kunnen scheiden. Vissen behoren tot de diersoorten die altijd in beweging zijn van de ene naar de andere plek, en deze afscheiding is niet in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon.
Er moet niet worden gemorreld aan het langetermijnplan voor het beheer van de visbestanden in de Noord-Atlantische Oceaan. Als we een gemeenschappelijk visserijbeleid voeren moet het voor ons allen gemeenschappelijk zijn, zonder uitzondering en zonder vrijstellingen. De gevolgen hiervan op de lange termijn zijn zeer ernstig.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór de amendementen 30 en 31 gestemd, omdat zowel bij de zone-indeling van de totaal toegestane vangsten (TAC) als bij het vaststellen van de TAC rekening moet worden gehouden met de kenmerken en doelstellingen van de verschillende vloten – de ambachtelijke en de industriële – zodat de vangstmogelijkheden die zij tot nu toe hadden, behouden blijven.
Een wijziging in de vangstmogelijkheden zou bedrijfsmatige veranderingen noodzakelijk kunnen maken en zelfs kunnen leiden tot geschillen met lokale vissers, die de horsmakreel in essentie vangen om de bevolking van vis van hoge kwaliteit te voorzien.
Net als voor andere visbestanden die in het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn opgenomen, moet ook voor de horsmakreel de TAC per zone worden vastgesteld.
Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het probleem van kleiner wordende visbestanden heeft niet alleen gevolgen voor ons Europeanen, maar ook voor vissers en consumenten over de gehele wereld. Het gebrek aan geschikte visserijgebieden is een bedreiging voor de voedselzekerheid. Het kan ook leiden tot een verstoring van aquatische ecosystemen en daardoor van het milieu van onze gehele planeet.
Wat betreft klimaatverandering bestaat met name in de Oostzee het risico van het verdwijnen van bepaalde vissoorten, en dwalingen in de Europese visserijwetgeving, die visverboden oplegt, verergeren deze situatie. Om deze reden is het belangrijk een passende herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid uit te voeren waarbij duurzame visserij in de wateren van onze regio wordt gewaarborgd. Daarom heb ik het verslag gesteund.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd. Ook ik ben van mening dat wij ervoor moeten zorgen dat de visbestanden gehandhaafd blijven en dat visserij ook in het Oostzeegebied werkelijk duurzaam is. De afname van de visbestanden is momenteel een grote bron van zorg. In het verslag werd vooral aandacht besteed aan bot en tarbot en het is duidelijk dat dit vooral een technische herziening was, die nodig was toen het Verdrag van Lissabon van kracht was geworden. Met andere woorden, het oude stelsel werd bekrachtigd.
De reikwijdte van dit debat moet nu worden uitgebreid. Ik maak mij zorgen om de bestanden wilde zalm, vooral in de Oostzee, en ik vind dat wij ervoor moeten zorgen dat deze bestanden zich daar kunnen herstellen en dat wij nu daadwerkelijk gaan waarborgen dat de visserij in de Oostzee op duurzame wijze plaatsvindt.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het voorstel van de Commissie introducties en translocaties in gesloten aquacultuurvoorzieningen vrij te stellen van de vergunningsprocedure moest wel vergezeld gaan van een striktere definitie van de eisen waaraan deze faciliteiten moeten voldoen. Ik sta dan ook volledig achter het verslag van collega Ferreira.
Niettemin zou ik deze gelegenheid te baat willen nemen om te onderstrepen dat er te weinig adequate steun is voor wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten. Meer steun voor deze sector is van essentieel belang voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur. Alleen op die manier zullen we de productie en het aanbod van levensmiddelen kunnen diversifiëren, een betere kwaliteit waarborgen en het milieu in stand houden.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de interne markt is een van de pijlers van de Europese Unie. Het staat als een paal boven water dat ondernemingen hun producten en diensten kunnen produceren en verkopen zonder steun van de overheid mits er sprake is van dezelfde algemene omstandigheden, maar die gelden niet in alle sectoren en gebieden. Daarom is het eerlijk om, zoals in dit geval, situaties waarin sprake is van een economisch nadeel, te corrigeren en het mogelijk te maken dat productieve bedrijven op de markt blijven en de werkgelegenheid op peil houden, zoals bijvoorbeeld in Sulcis, waar vijfhonderd gezinnen anders hun werk, hun inkomen en hun waardigheid zouden hebben verloren.
We moeten ons realiseren dat wanneer we over steenkool praten, we het hebben over gebieden waar geen alternatief is voor de mijnbouw en die de kans moeten krijgen over te stappen op productietechnologieën die concurrerend zijn en verenigbaar met de vrije markt en met het milieu. Het uitstellen van de uiterste termijn tot 2018 moet logisch gezien een stok achter de deur zijn die ervoor zorgt dat instellingen en bedrijven onmiddellijk maatregelen treffen om technologische, financiële en milieugerelateerde voorwaarden te creëren die zijn afgestemd op de uitdagingen die ons te wachten staan.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, wanneer wij het over staatssteun hebben, moeten wij ook beseffen dat die in sommige gevallen de concurrentie kan verstoren.
Wanneer wij het met betrekking tot de interne markt hebben over steenkoolmijnen en de steun daaraan, moet worden gezegd dat wij in Europa op duurzamere wijze naar de toekomst moeten kijken. Steenkool is momenteel een van de schadelijkste fossiele brandstoffen, die in feite honderdduizenden levens per jaar verwoest door verschillende emissies. Daarom hoop ik dat wij in Europa een situatie bereiken waarin wij geleidelijk steenkool als energiebron afschaffen en op hernieuwbare energiebronnen overstappen. Ik begrijp dat dit een bepaalde overgangsperiode vereist in gebieden waar steenkoolproductie voor veel werkgelegenheid zorgt, maar ons uitgangspunt moet zijn dat wij in de richting van hernieuwbare technologie en energie gaan.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat de Europese Unie geen vervuilende steenkoolmijnen moet steunen. Wij moeten de aankoop en productie van hernieuwbare energie steunen. Wij kunnen geen gas geven en remmen tegelijk. Ik ben het wat dit betreft met de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa eens, maar in de eindstemming heb ik per ongeluk fout gestemd. Dat heb ik officieel gecorrigeerd, maar ik wilde het ook hier nog even melden.
Bogusław Liberadzki (S&D). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord omdat Polen een van de landen is die geconfronteerd werden met de grootste problemen in de zin van een plotselinge verlaging van uitgaven en winningspotentieel in de steenkoolindustrie. Tien jaar geleden hebben we een radicaal programma voor het sluiten van mijnen geïntroduceerd, maar om de Poolse steenkool te vervangen wordt 10 miljoen ton Russische steenkool geïmporteerd. Ik wil u hierbij verzekeren dat de CO2-emissie van Poolse steenkool gelijk is aan die van Russische steenkool. Het is op zich goed dat we een nationaal hulpprogramma hebben en dat de Commissie dit toestaat, maar toch ben ik van mening dat we het evenwicht moeten bewaren. Het doel is niet om mijnen te sluiten puur omwille van het sluiten van mijnen; het doel is om de energiezekerheid te waarborgen en nu behandelen we mijnen alsof het bedrijven zijn.
Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU is er door de kwaliteit van haar werkzaamheden in geslaagd om zich als onmisbare schakel in de Noord-Zuid-samenwerking op te werpen.
Versterking van de parlementaire dimensie van de samenwerking is van essentieel belang gebleken om voor een doelmatige inzet van de middelen te zorgen, in de behoeften van de bevolking te voorzien en de millenniumdoelstellingen voor gezondheidszorg en onderwijs te verwezenlijken.
Enige tijd geleden is de Europese Commissie begonnen de nationale en regionale strategiedocumenten te onderwerpen aan parlementair toezicht van zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen van de ACS-landen.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik de intentie heb het werk dat deze Vergadering tot op heden heeft verricht te steunen, een rol die nu nóg belangrijker is, nu we toezicht houden op onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten.
In 2009 hebben de Europese Commissie en de ACS-landen gezamenlijk voorstellen ingediend voor een tweede herziening van de partnerschapsovereenkomst en ik hoop dat we kunnen waarborgen dat de Vergadering blijft voortbestaan en zich verder ontwikkelt als een essentiële instelling in dit proces van samenwerking en democratisering van de rest van de wereld.
Licia Ronzulli (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik mevrouw Joly feliciteren met haar verslag.
Vandaag de dag leven we in een wereld waar de menselijke geschiedenis langs gescheiden lijnen lijkt te verlopen. Op sommige continenten brengt men de dag door, badend in het licht van innovatie, technologie en objectief welzijn, terwijl op andere continenten mensen van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat wanhopig proberen de minimale bestaansmiddelen bij elkaar te sprokkelen.
In 2009 heeft de Paritaire Parlementaire Vergadering zich er actief voor ingezet dat haar talrijke voorstellen konden worden vertaald in concrete inspanningen en te verwezenlijken doelstellingen. De Europese Unie toonde zich vastbesloten tijdige, doelgerichte en gecoördineerde actie te ondernemen om de landen die het zwaarst getroffen waren, met name de armste en kwetsbaarste, te steunen.
Op 1 december zal in Kinshasa de twintigste plenaire vergadering van de ACS-EU worden gehouden. Tijdens deze vergadering zal worden gesproken over een belangrijk verslag over de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Als rapporteur en ook als ondervoorzitter van de Vergadering zal ik alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de maatregelen die worden aangenomen geen holle frasen zijn, maar een concrete belofte om door te gaan op de weg naar een eerlijker wereld en, vooral, een wereld zonder armoede.
Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU is een onmisbaar instrument gebleken in het tot stand brengen van een open en democratische dialoog, en zij is erin geslaagd de nationale parlementen van de ACS-landen, plaatselijke overheden en niet-gouvernementele instanties daarbij te betrekken.
Ik kan mij vinden in de algemene strekking van het verslag, en ik vind met name de uitnodiging aan de Commissie de parlementen van de ACS-landen van meer informatie te voorzien, nuttig. Het is absoluut noodzakelijk hen te betrekken bij de voorbereidingen voor de nationale ontwikkelingsstrategieën.
Ik heb collega Joly mijn steun gegeven. Niettemin ben ik van mening dat er, voordat we gaan praten over de instelling van een belasting op internationale financiële transacties, eerst moet worden onderzocht wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn.
Clemente Mastella (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het programma van Stockholm, dat de Europese Raad vorig jaar december heeft aangenomen, heeft tot doel een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren waarin alle burgers gegarandeerd in het genot zijn van hun grondrechten. Deze ruimte moet in de loop van de komende vijf jaar gerealiseerd worden.
Het uiteindelijke doel van het recht van de Unie moet dan ook zijn de mobiliteit te vergemakkelijken en te waarborgen dat deze zelfde burgers zo snel mogelijk een Europese ruimte van recht kunnen creëren.
Het actieplan dat de Europese Commissie voorstelt, voorziet in een reeks maatregelen die uitgaan van de nieuwe instrumenten die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon met het doel de behoeften van de burgers op de interne markt en de verschillende rechtstradities in de lidstaten met elkaar in overeenstemming te brengen.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het Parlement daarin, na de noodzakelijke vooronderstellingen te hebben genoemd, de lidstaten oproept zich actief in te zetten voor de tenuitvoerlegging ervan. De nadruk ligt daarbij op die sectoren die als prioritair moeten worden beschouwd, namelijk de civiele aspecten, wederzijdse erkenning van officiële documenten en vonnissen, een gemeenschappelijk referentiekader, het vermogen van schuldenaars en de opleiding van magistraten.
Ik spreek nogmaals nadrukkelijk uit dat ik vind dat het Europees Parlement absoluut bij de harmonisering moet worden betrokken, die moet plaatsvinden na een grondige beoordeling van de bestaande nationale regelgevingen. De harmonisering van rechtsstelsels en van het toepassingsgebied van respectievelijk het burgerlijk recht en het strafrecht voor wat talrijke onderwerpen betreft, hangt tegenwoordig samen met en is een wezenlijk deel gaan uitmaken van besprekingen in het kader van internationale handelsonderhandelingen, omdat zij een aantal juridische vragen doet rijzen waarop nog geen antwoord is gevonden.
Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, de Europese samenwerking in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid blijft een gevoelige zaak, waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. Samenwerking tussen justitiële autoriteiten kan noodzakelijk zijn om de criminaliteit te bestrijden en om rechtvaardigheid en rechtszekerheid in de Europese interne markt te brengen. Maar bij de samenwerking in het kader van de RVVR ligt het gevaar op de loer dat Europa zich gaat bezighouden met onderwerpen die vallen onder de nationale bevoegdheid. In het verslag-Berlinguer ligt in paragraaf 40 de nadruk op het wederzijds erkennen van het huwelijks- en familierecht, zonder dat wordt verwezen naar artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarin wordt gesteld dat elke lidstaat soeverein blijft op het gebied van het familierecht bij grensoverschrijdende gevolgen. Omdat dit Europese uitgangspunt niet uitdrukkelijk is gerespecteerd én omdat het ECR-amendement daarover is verworpen, heb ik het verslag niet gesteund.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij onthouden van stemming, omdat ik er niet van overtuigd ben dat de subsidiariteit van de lidstaten gerespecteerd wordt op het gebied van het familierecht. De Europese Unie moet bij het vaststellen van wetgeving de verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten volledig respecteren. Daarom ben ik voor een aanpak waarbij consequent rekening wordt gehouden met de verschillende juridische procedures en wetstradities die voortkomen uit de specifieke omstandigheden in de individuele lidstaten, vooral op gebieden waar de fundamentele normen en waarden van de betreffende maatschappij in het geding zijn, zoals het geval is op het gebied van het familierecht.
Het doel van de aanpak van de Europese Unie zou moeten zijn de behoeften van alle burgers in alle lidstaten beter te begrijpen en in deze behoeften te voorzien, en niet een soort eenvormige maatschappij te creëren. Daarom is het noodzakelijk niet geforceerd buiten het kader van de maatregel te treden omdat de fundamentele normen en waarden van de lidstaten daardoor in gevaar kunnen komen, vooral op het specifieke gebied van het burgerlijk recht en het familierecht.
Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen opmerken dat steenkool een grondstof is die van groot belang is voor de welvaart van de samenleving en voor de energiezekerheid. Ondanks de uitgevoerde onderzoeken en ondanks de zoektocht naar alternatieve energiebronnen blijft de vraag naar steenkool stijgen. Het is dan ook duidelijk dat we moeten proberen permanent toegang te houden tot steenkoolreserves.
Indien een mijn echter onrendabel wordt en in bedrijf wordt gehouden met behulp van staatssteun, verstoort dit de markt en de mededinging en leidt dit bijgevolg tot destabilisatie van de economie van het land in kwestie. We hebben derhalve behoefte aan passende wetgeving die het mogelijk maakt om dergelijke mijnen op een doeltreffende en ook veilige manier te sluiten. Met dit voorstel voor een verordening is het bereiken van deze doelstellingen gewaarborgd, doordat het garandeert dat de mededinging binnen de energiemarkt in stand blijft en de ontwikkeling van nauw verwante industrieën wordt gestimuleerd. Uiteraard heb ik het verslag daarom gesteund.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) In heb ingestemd met het verslag van mijn Duitse collega, de heer Böge, over het voorstel voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen ter hoogte van 13 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, om Ierland bij te staan, dat in november 2009 werd getroffen door zware overstromingen. Ik vind de omvang van de steun onbeduidend (2,5 procent van het totale geschatte schadebedrag van vijfhonderd miljoen euro) en de hulp komt veel te laat. Ik stel voor dat we nadenken over de vraag of we, in plaats van onbeduidende bedragen toe te kennen, een deel van die bedragen niet zouden moeten gebruiken voor de financiering van een Europese civiele beschermingsmacht, die kan worden ingezet in staten die worden getroffen door rampen waaraan zij alleen niet het hoofd kunnen bieden, zoals branden, overstromingen, natuurrampen en grensoverschrijdende rampen, of voor het opzetten van internationale samenwerkingsacties bij grote rampen zoals bijvoorbeeld in Haïti.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik ben het volledig eens met het pleidooi in dit verslag voor steun aan het besluit van de Commissie om 13,02 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de EU uit te trekken voor Ierland, waarmee het land de infrastructuur kan herstellen en preventiemaatregelen kan treffen tegen mogelijke volgende overstromingen in de getroffen gebieden.
De overstromingen in Ierland van november 2009 hebben aanzienlijke schade aangericht aan huizen, boerderijen, bedrijven, infrastructuur, wegen en de watervoorziening. Met dit geld van de Commissie kan tegemoet worden gekomen in een deel van de kosten die in de getroffen gebieden ten tijde van de crisis gemaakt zijn. Verder is het uitermate belangrijk te bezien in welke mate de middelen zullen worden aangewend om te investeren in overstromingspreventiemaatregelen in de betrokken gebieden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU aan Ierland gestemd. In 2009 leidde hevige regenval tot ernstige overstromingen die enorme schade aanrichtten aan de landbouwsector, woonhuizen, bedrijven, het wegennet en andere infrastructuur. Deze steun aan Ierland vormt een uitzonderingsgeval, aangezien de totale door de overstromingen aangerichte schade niet aan de vereisten van het Solidariteitsfonds voldeed. Als gevolg van de klimaatverandering in Europa en elders in de wereld komen natuurrampen steeds vaker voor, leidend tot verlies aan mensenlevens en grote schade. De Europese Unie dient dan ook dusdanige maatregelen te treffen dat de benodigde middelen tijdig kunnen worden verstrekt bij een dergelijke ramp. In zijn resolutie van maart heeft het Europees Parlement duidelijk te kennen gegeven dat voor een doeltreffendere aanpak van door natuurrampen veroorzaakte problemen een nieuwe verordening inzake het Solidariteitsfonds onontbeerlijk is. Naar mijn mening dient er bij een dergelijke herziening van de verordening te worden gezorgd voor krachtigere en flexibelere instrumenten waarmee we doeltreffender kunnen reageren op de uitdagingen van de klimaatverandering, en slachtoffers van natuurrampen sneller hulp kunnen bieden.
Gerard Batten, John Bufton, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark, Trevor Colman en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. − (EN) Gezien de onrechtmatigheid, ondemocratische structuur, corruptie en megalomane heimelijke motieven van de Europese Unie in het algemeen en de Commissie in het bijzonder, kunnen wij van de UKIP geen goedkeuring verlenen aan de monopolisering van overheidsmiddelen door de Commissie voor welk doel dan ook. Wij zijn derhalve van mening dat de middelen die door de Commissie beschikbaar worden gesteld voor het herstel van de schade van de overstromingen afgelopen jaar in Ierland niet op gepaste wijze worden benut, en slechts de behoefte aan noodhulp verhullen die op de juiste wijze wordt gefinancierd en toegewezen door democratisch verkozen regeringen.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Sinds de instelling van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie acht jaar geleden, is er 33 keer een verzoek gedaan om beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, dat is bestemd om landen die te maken hebben met natuurrampen te hulp te komen. Het fonds heeft zijn nut bewezen en aanwending van dit fonds voor de overstromingen in Ierland van november 2009, die iedereen zich herinnert, is volgens mij geheel terecht.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik wil graag toelichten waarom ik voor dit voorstel heb gestemd. Ik vind het absoluut noodzakelijk om begrip te tonen voor dergelijke problemen, aangezien iets dergelijks ieder van ons zou kunnen overkomen. Door op deze manier te werk te gaan geven wij blijk van onze eenheid en empathie in het geval van natuurrampen. Ik ben ervan overtuigd dat onze hulp op de best mogelijke manier aangewend zal worden en bij zal dragen aan het te boven komen van de gevolgen van de overstromingen in Ierland.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Wat mij betreft is de Ierse aanvraag om ondersteuning uit het Solidariteitsfonds belangrijk en welkom, na de zware regenval die ernstige overstromingen heeft veroorzaakt in november 2009. De overstromingen hebben omvangrijke schade veroorzaakt in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en aan andere infrastructuur.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ierland heeft een aanvraag ingediend om middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar te stellen voor steun om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de ernstige overstromingen in november 2009. Die ramp heeft omvangrijke schade aangericht aan vele huizen, boerderijen, wegen en de netwerken voor de watervoorziening. De financiële bijstand uit het fonds zal de uitgaven van de Ierse autoriteiten in verband met deze noodsituatie ten dele compenseren. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor Ierland gestemd. Ierland heeft om die steun verzocht naar aanleiding van overstromingen die omvangrijke schade hebben veroorzaakt in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en aan andere infrastructuur. Ofschoon de totale schade onder de normale drempel blijft, voldoet de Ierse aanvraag aan het criterium van "buitengewone regionale ramp", waarin de voorwaarden worden beschreven waaronder in "uitzonderlijke gevallen" een beroep op het Solidariteitsfonds kan worden gedaan. Het is wenselijk dat de Raad de nieuwe SFEU-verordening, die door het Europees Parlement is goedgekeurd, deblokkeert.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Zoals ik al eerder heb gezegd is volgens mij de solidariteit tussen lidstaten van de Europese Unie en, in het bijzonder, Europese steun aan lidstaten die getroffen zijn door rampen een duidelijk signaal dat de Europese Unie niet alleen een vrijhandelszone is. Nu van vele kanten gepoogd wordt de stevige basis van onze gemeenschappelijk project te ondermijnen, maken instrumenten voor speciale steunverlening als het Solidariteitsfonds van de Europese Unie duidelijk dat we in staat zijn eensgezind te blijven bij tegenspoed, zelfs als er op het vlak van personele en materiële middelen bijzonder veel van ons wordt gevraagd. De overstromingen in november 2009 hebben Ierland zwaar getroffen met omvangrijke schade – begroot op 520 miljoen euro – als gevolg. De beschikbaarstelling van middelen uit het fonds teneinde hulp te bieden aan degenen die het meest geleden hebben onder deze natuurramp is volledig gerechtvaardigd. Ik feliciteer de voorzitter van de Commissie regionale ontwikkeling met de snelheid waarmee de commissie haar advies heeft uitgebracht, waardoor onnodige vertraging bij de parlementaire procedure is voorkomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag maakt het mogelijk middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) beschikbaar te stellen teneinde Ierland steun te verlenen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de ramp die veroorzaakt is door regenval en overstromingen in 2009. De overstromingen hebben omvangrijke schade veroorzaakt in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en aan andere infrastructuur. Ofschoon de totale schade onder de normale drempel blijft, voldoet de Ierse aanvraag aan het criterium van "buitengewone regionale ramp", waarin de voorwaarden worden beschreven waaronder in "uitzonderlijke gevallen" een beroep op het Solidariteitsfonds kan worden gedaan.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met het verslag wordt het groene licht gegeven voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) voor steun aan Ierland om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de ramp die in 2009 is veroorzaakt door regenval en overstromingen. De afgelopen jaren zijn de lidstaten van de EU talloze malen geteisterd door rampen. Tijdens de eerste zes jaar van het bestaan van het SFEU heeft de Commissie 62 aanvragen voor financiële steunverlening van 21 verschillende landen ontvangen, waarvan ongeveer een derde onder de categorie "rampen van buitengewone omvang" valt. Een groot deel van die steunaanvragen is helemaal niet gehonoreerd. Andere rampen hebben daarentegen niet geleid tot het indienen van aanvragen om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen, hoewel de effecten van die rampen voor de getroffen bevolking, het milieu en de economie aanzienlijk waren en in veel gevallen van langdurige aard.
De regels voor de beschikbaarstelling van middelen uit dit fonds dienen te worden aangepast om een flexibelere en snellere steunverlening mogelijk te maken, zodat een breder scala aan rampen met aanzienlijke gevolgen kan worden bestreken en de tijd die verstrijkt tussen de ramp en de beschikbaarstelling van de middelen, kan worden verkort. Het is echter ook belangrijk op te merken dat het voor alles noodzakelijk is consequent in te zetten op preventie door de aanbevelingen die het Parlement onlangs heeft goedgekeurd in de praktijk te brengen.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik ben ingenomen met het besluit van het Europees Parlement om de aanvraag van de Ierse regering voor financiële hulp uit het Solidariteitsfonds naar aanleiding van de overstromingen in het land te honoreren. De overstromingen richtten met name in het noordwesten van het land grote schade aan. Ierland ontvangt nu 13 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Dit geld zal worden aangewend ter dekking van de tijdens de crisis eind 2009 door lokale overheden gemaakte kosten.
Het totale schadebedrag bedraagt 520,9 miljoen euro, en dat is - of u het nu gelooft of niet - onder de huidige drempel voor het Solidariteitsfonds. Desalniettemin heeft de Europese Commissie haar goedkeuring gegeven aan de toekenning van 13 miljoen euro aan Ierland, omdat zij onderkende dat de overstromingen in Ierland eind 2009 een unieke regionale ramp waren.
Seán Kelly (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik was verheugd dit voorstel te ondersteunen, en ik wil namens mijn land onze waardering uiten voor de middelen uit het Solidariteitsfonds die als gevolg van de overstromingen in november 2009 aan ons land beschikbaar zijn gesteld. Vorige week bezocht ik een "Floods Forum" in Ierland, en velen uitten daar hun dankbaarheid toen ik zei dat hier vandaag in het Parlement over zou worden gestemd.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU gestemd. Ik vind dit fonds namelijk een waardevol instrument, waarmee de Europese Unie haar solidariteit kan betuigen met bevolkingen van de regio’s die getroffen zijn door natuurrampen, door financiële steun te bieden als bijdrage aan een snel herstel van het normale dagelijkse leven.
De aanvraag die vandaag tijdens de stemming is goedgekeurd, is ingediend door Ierland, naar aanleiding van de zware regenval in november 2009, die ernstige overstromingen tot gevolg had. De overstromingen hebben omvangrijke schade veroorzaakt in de landbouwsector en aan woonhuizen, bedrijven, het wegennet en andere infrastructuur. De Ierse autoriteiten hebben de totale directe schade van de ramp geraamd op 520,9 miljoen euro.
Omdat dit bedrag lager is dan de drempel die voorzien is in de verordening, is de aanvraag door de Commissie behandeld op basis van het criterium van de zogenaamde "buitengewone regionale ramp". Volgens dit criterium kan een regio steun uit het fonds krijgen als zij is getroffen door een buitengewone ramp, vooral een natuurramp, die het grootste deel van de bevolking treft en ernstige en langdurige gevolgen heeft voor de levensomstandigheden en de economische stabiliteit van de regio. Tot slot wil ik daaraan toevoegen dat er een totaalbedrag van 13 022 500 euro uit het fonds beschikbaar is gesteld.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarin ermee wordt ingestemd EU-middelen beschikbaar te stellen om de slachtoffers van de overstromingen in Ierland te ondersteunen. Ierland deed een aanvraag voor hulp uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie als gevolg van hevige regenval die in november 2009 leidde tot ernstige overstromingen. De overstromingen veroorzaakten schade in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en andere infrastructuur. Na de aanvraag te hebben beoordeeld stelde de Commissie voor, middelen uit het Europese Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen voor een totaalbedrag van 13 022 500 euro. Het is goed hierbij op te merken dat dit het eerste goedgekeurde voorstel in 2010 is om middelen beschikbaar te stellen, en het voorgestelde bedrag zorgt dat ten minste 98 procent van het Europees Solidariteitsfonds beschikbaar blijft voor toekenningen in de rest van 2010.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Ierland, dat een aanvraag bij het fonds heeft ingediend naar aanleiding van de zware regenval en overstromingen in november 2009. De overstromingen hebben omvangrijke schade veroorzaakt in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en aan andere infrastructuur.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met een toenemend aantal milieurampen. Ik denk daarbij met name aan de vele overstromingen als gevolg van zware regenval die een desastreuze uitwerking op het milieu hebben en grote schade veroorzaken. Het herstel van die schade kost enorm veel geld.
Om de schade te herstellen die in 2009 door overstromingen in Ierland is aangericht (in de landbouwsector, aan huizen, bedrijven, het wegennet en aan andere infrastructuur), wordt een beroep gedaan op het Solidariteitsfonds van de EU. De totale kosten van de schade die een direct gevolg is van de ramp, worden geraamd op circa 520 miljoen euro. Het bedrag van 13 miljoen euro uit de begroting van de EU levert een bijdrage aan het herstel van die schade. Ik heb dan ook vóór het verlenen van de betreffende steun gestemd.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) De Commissie heeft er goed aan gedaan een totaalbedrag van 13 022 500 euro uit het Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen en daarnaast een voorontwerp van gewijzigde begroting (VOGB nr. 8/2010) in te dienen, als reactie op de steunaanvraag die is ingediend door Ierland vanwege de overstromingen in november 2009. De overstromingen hebben enorme schade veroorzaakt aan de infrastructuur van het land, die wordt geraamd op ongeveer 520,9 miljoen euro. Natuurrampen en -catastrofen moeten een prioriteit zijn en ik hoop dat de Europese Commissie in de toekomst sneller en direct te hulp zal schieten.
De overstromingen in Ierland hebben in november 2009 plaatsgevonden en pas nu, meer dan een jaar later, is het Parlement met een goedkeuring gekomen. De regio Veneto is kortgeleden getroffen door overstromingen en ik hoop ten zeerste dat de Commissie sneller en tijdiger te hulp schiet dan voorheen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Böge gestemd, omdat ik vind dat het de plicht van de Europese Unie is om hulp en steun te bieden aan regio’s die getroffen zijn door natuurrampen en -catastrofen.
Naar mijn mening houdt het concept van solidariteit verband met de idee en de waarden die ten grondslag liggen aan de Europese Unie. Het is een van de fundamentele waarden die aan de wieg hebben gestaan van de Unie en ervoor gezorgd hebben dat het de Unie voor de wind is gegaan en dat zij in de loop van de tijd is uitgebreid. Daarom is het niet alleen terecht en gegrond dat wij deze middelen beschikbaar stellen, maar zijn wij daartoe bijna verplicht.
Daarom hoop ik dat dezelfde hulp zal worden geboden aan de Italiaanse regio’s die zwaar getroffen zijn door recente overstromingen die de economie in deze gebieden volledig hebben ontwricht.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn complimenten voor rapporteur Böge. Ik ben het met hem eens dat het noodzakelijk is middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar te stellen aan Ierland, overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006. Dit akkoord staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard euro. Dit is het eerste voorstel van 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds.
Ik steun en benadruk de aanbevelingen van de rapporteur aan de Commissie en gezien de slechte economische situatie in Europa, en met name in Ierland, vind ook ik dat we onze solidariteit moeten tonen.
Aangezien er ook een ramp heeft plaatsgevonden in Noord-Italië, wil ik tot slot van de gelegenheid gebruikmaken om te benadrukken dat wij ook onmiddellijk in actie moeten komen voor de getroffen gebieden daar.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) We hebben deze resolutie gesteund op grond van het feit dat de Commissie overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 voorstelt middelen uit het Europees Solidariteitsfonds beschikbaar te stellen aan Ierland. Het IIA staat uitgaven uit het Solidariteitsfonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard euro. Dit is het eerste voorstel van 2010 om middelen beschikbaar te stellen uit het fonds.
Naast dit voorstel heeft de Commissie een voorontwerp van gewijzigde begroting (VOGB nr. 8/2010 van 24 september 2010) ingediend om in de begroting 2010 de nodige vastleggings- en betalingskredieten op te nemen, overeenkomstig punt 26 van het IIA. Ierland heeft verzocht om steun uit het fonds naar aanleiding van de zware regenval, met ernstige overstromingen tot gevolg, in november 2009. De overstromingen hebben omvangrijke schade veroorzaakt in de landbouwsector, aan woonhuizen en bedrijven, aan het wegennet en aan andere infrastructuur.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Solidariteitsfonds betreft de noodzaak steun te verlenen aan Ierland naar aanleiding van de overstromingen van november 2009, die omvangrijke schade hebben veroorzaakt in de landbouwsector en aan bedrijven, aan infrastructuur, met name het wegennet en de watervoorziening, en aan woonhuizen. Met in het achterhoofd de ramp die Madeira in februari 2010 heeft geteisterd en de effecten van de storm Xynthia in Europa ben ik daarom verheugd over het voorstel van de Commissie voor steunverlening aan Ierland voor een totaalbedrag van 13 022 500 euro op basis van het criterium van "buitengewone regionale ramp". Dit criterium wordt altijd toegepast als wordt aangetoond dat de schade het grootste deel van de bevolking van een regio heeft getroffen en langdurige gevolgen heeft voor de levensomstandigheden en de economische stabiliteit van de betrokken regio. Ik herhaal evenwel dat de huidige regeling voor het Solidariteitsfonds moet worden herzien, zodat het sneller en doeltreffender werkt en de blijvende gevolgen van de natuurrampen worden afgezwakt.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie gestemd met betrekking tot de overstromingen in november 2009 in Ierland. Net als in mijn land Polen, waar verwoestende overstromingen zoveel gemeenschappen en gezinnen hebben verscheurd, is het van cruciaal belang om steun te verlenen aan onze vrienden in Ierland. De middelen komen uit het Solidariteitsfonds, dat bestemd is voor ernstige rampen als deze. De middelen worden beschikbaar gesteld aan de gemeenschappen die het zwaarst getroffen zijn en bieden steun aan gezinnen en bedrijven die het ergst te lijden hebben gehad onder de overstromingen. Zij worden geholpen bij de wederopbouw en de gedeeltelijke compensatie van het door de verwoesting van hun bedrijven geleden verlies. Het is belangrijk dat de EU haar lidstaten in tijden van nood blijft ondersteunen en werkelijk een beroep doet op de idee van solidariteit.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Als lid van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken kon ik alleen maar instemmen met de zes resoluties die mevrouw Matera heeft voorgesteld om bijstand te verlenen aan Nederlandse werknemers die zijn ontslagen als direct gevolg van de wereldwijde economische crisis. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is een doeltreffend instrument, dat erop is gericht om werknemers die het slachtoffer zijn geworden van de nadelige gevolgen van de globalisering, duurzaam terug te laten keren op de arbeidsmarkt. Ik denk daarom dat de aanwending van dit instrument in deze specifieke gevallen volledig terecht is. Tijdens de debatten over de begroting wilden sommige afgevaardigden dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering direct zou worden afgeschaft. We zien nu echter dat het in bepaalde gevallen nog erg nuttig is, aangezien de wereldwijde crisis momenteel nog steeds concrete gevolgen heeft.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is mijn stemverklaring. Nederland heeft een aanvraag ingediend voor steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 821 gedwongen ontslagen in 70 ondernemingen die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland. Daar ik het met het Commissievoorstel en de daarop ingediende amendementen van het Europees Parlement eens ben, heb ik voor de resolutie gestemd. Ik ben het ook eens met het verzoek aan de bij de procedure betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van herstructureringen en verplaatsingen moet dynamisch en flexibel zijn, zodat de middelen snel en efficiënt ter beschikking kunnen worden gesteld. Gezien de structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen is het belangrijk dat de Europese economie de instrumenten voor steun aan de werknemers die door deze veranderingen zijn getroffen op doeltreffende wijze kan toepassen, zodat zij snel kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt. In die zin dient de financiële steun op individuele basis te worden verstrekt. Voorts moeten we benadrukken dat die steun niet in de plaats mag komen van de verantwoordelijkheid die ondernemingen normaal gesproken dragen en evenmin mag worden aangewend voor de herstructurering van bedrijven. Daar Nederland een aanvraag heeft ingediend voor steun in verband met 821 ontslagen in 70 ondernemingen die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland, heb ik voor dit verslag gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In Nederland zijn in de regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland 821 ontslagen gevallen in 70 ondernemingen in de grafische sector. Daaruit blijkt dat sectoren die op het eerste gezicht meer gevrijwaard leken te blijven van de gevolgen van de wereldwijde economische en financiële crisis, niet gespaard worden. Die cijfers tonen ook aan dat in Nederland in deze sector een zorgwekkende teruggang valt te constateren van het aantal drukkerijen en uitgeverijen en daarmee van de economische bedrijvigheid in haar geheel. De Europese Commissie heeft deze aanvraag voor drukkerijen en reproductie van opgenomen media als gerechtvaardigd beoordeeld en de bevoegde parlementaire commissie was het daar in overgrote meerderheid mee eens. Daarom zijn volgens mij de voorwaarden vervuld om de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering in dit geval te steunen. Ik hoop dat deze tijdelijke steun een bijdrage kan leveren aan een betere re-integratie van de ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de sociale gevolgen van de wereldwijde economische crisis, in het bijzonder voor de werkgelegenheid, is een goed gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van essentieel belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten door hulp te bieden bij hun maatschappelijke re-integratie en beroepsontplooiing en tegelijkertijd nieuw en goed geschoold personeel op te leiden voor de behoeften van de ondernemingen en het aanzwengelen van de economie. In dat kader moeten we dit plan voor steunverlening in verband met 821 gedwongen ontslagen in 70 ondernemingen in de regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland zien. Ik hoop daarom dat de Europese instellingen hun inspanningen betreffende het nemen van concrete maatregelen zullen opvoeren, zodat zo’n belangrijk instrument als het EFG sneller en op grotere schaal kan worden ingezet. Tot nu toe is er slechts een zeer klein percentage van de EFG-middelen beschikbaar gesteld en zijn er dit jaar slechts voor 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro aanvragen ingediend.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er zijn weer zes aanvragen ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds in verband met de sluiting van nog eens enkele honderden bedrijven in Europa. In totaal zijn er meer dan drieduizend werknemers op straat gezet. De ramingen die bij de oprichting van het fonds zijn gemaakt van het aantal mensen dat ervoor in aanmerking zou kunnen komen, zijn ruimschoots overschreden. In plaats van de systematische activering van dit instrument moet er duidelijk gebroken worden met het neoliberale beleid, dat de voor iedereen zichtbare economische en sociale ramp in de landen van de Europese Unie veroorzaakt. Pijnstillers om de effecten van deze ramp te verzachten zijn noodzakelijk, maar we dienen op de allereerste plaats de oorzaken aan te pakken.
Elke nieuwe aanvraag voor de activering van dit fonds geeft de maatregelen waarvoor wij al tijden pleiten weer een urgent karakter. Wij bepleiten het daadwerkelijk bestrijden van de werkloosheid, het stimuleren van de economische bedrijvigheid, het elimineren van onzeker werk en het verkorten van de arbeidstijd zonder het inleveren van loon. Ook zijn er maatregelen nodig om de verplaatsing van bedrijven tegen te gaan. Zoals we al bij eerdere gelegenheden hebben gedaan, willen we tot slot wijzen op het onrechtvaardige karakter van deze verordening, die meer ten goede komt aan landen met hogere inkomens en hogere werkloosheidsuitkeringen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd vóór de beschikbaarstelling aan Nederland van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Ik vind dit fonds namelijk een waardevol instrument voor de ondersteuning van werknemers die in de problemen zijn gekomen vanwege de economische crisis.
Het EFG is in 2006 opgericht om concrete steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden, ofwel om redenen die verband houden met de verplaatsing van het bedrijf waar zij werkten, ofwel, sinds de herziening van 2009, vanwege de economische crisis. Deze steun is erop gericht hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
De stemming van vandaag had betrekking op een aanvraag om steun in verband met 821 gedwongen ontslagen in 70 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 ('Drukkerijen, reproductie van opgenomen media') in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio's Noord-Brabant en Zuid-Holland, voor een totaalbedrag van 2 890 027 euro uit het EFG. Tot slot ben ik erg ingenomen met de goedkeuring van dit verslag, dat aantoont dat het EFG een bruikbaar en doeltreffend middel is ter bestrijding van werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat het voorstel van de Commissie steunt om 2 890 027 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar te stellen om werknemers die als gevolg van de economische crisis zijn ontslagen, te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Deze aanvraag heeft betrekking op 821 gedwongen ontslagen in 70 bedrijven (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) binnen een periode van negen maanden. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om verlichting te bieden bij dergelijke onfortuinlijke omstandigheden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van. Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Nederland, dat een aanvraag heeft ingediend in verband met 821 gedwongen ontslagen in 70 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht met als doel de terugkeer naar de arbeidsmarkt te steunen van werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van de huidige globalisering van de wereldmarkten. De aanvragen van beschikbaarstelling van middelen uit het EFG worden beoordeeld door de Commissie, die in dit geval heeft aangegeven dat de aanvraag voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria. Nu moet de aanvraag worden goedgekeurd door de begrotingsautoriteit.
De aanvraag die in dit verslag wordt behandeld, is de negentiende binnen het begrotingsjaar 2010 en betreft de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 453 632 euro uit het EFG (er geldt overigens een jaarlijks maximum van 500 miljoen euro voor uitgaven uit dit fonds). Nederland deed deze aanvraag voor 140 gedwongen ontslagen in de sector drukkerijen in de regio Drenthe. Door de economische crisis komen talloze bedrijven in de problemen en steeds meer werknemers verliezen hun baan. Deze werknemers moeten beschermd worden. Ik kan dus alleen maar vóór stemmen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen 70 verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 821 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) We zijn als Parlement nogmaals bijeengekomen om goedkeuring te verlenen aan een buitengewone beschikbaarstelling van middelen binnen onze grenzen. Alleen geven we in de vergadering van vandaag groen licht aan zes beschikbaarstellingen. Dat spijt mij, omdat dit soort maatregelen verband houdt met noodsituaties en een reeks problemen die hun weerslag hebben op de economie, op de arbeidsmarkt, op werknemers en op hun gezinnen. Maar gelukkig hebben wij dit fonds tot onze beschikking.
Het is juist in situaties als deze dat de Europese Unie blijk geeft van de waarden en de kwaliteiten die kenmerkend voor haar zijn. De Europese solidariteit en het beschermen van de Europese behoeften zijn waarden die gewaarborgd en beschermd moeten worden. Dat is de boodschap die het Parlement en de Europese Unie willen uitdragen, en ik hoop dat deze boodschap met meer tact verspreid zal worden, niet in de laatste plaats om de oppervlakkige anti-Europa-demagogie te bestrijden en om aan te tonen dat hulp en steun op EU-niveau daarentegen juist onmisbaar zijn.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De aanvraag die Nederland heeft ingediend voor de activering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 821 gedwongen ontslagen in 70 ondernemingen die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Brabant en Zuid-Holland voldoet aan alle wettelijk voorgeschreven subsidiabiliteitscriteria.
Krachtens Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, is de werkingssfeer van het EFG tijdelijk verbreed. Daardoor kan het EFG ook worden ingezet in situaties als deze die het directe gevolg zijn van de wereldwijde economische en financiële crisis indien er "ten minste 500 gedwongen ontslagen vallen binnen een periode van negen maanden in ondernemingen, met name kleine en middelgrote bedrijven, van dezelfde afdeling van NACE Rev. 2, in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling in een lidstaat". Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd in de hoop dat de activering van het EFG een bijdrage kan leveren aan de daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG met betrekking tot steun voor ontslagen werknemers. In december 2009 heeft Nederland om steun gevraagd uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering naar aanleiding van ontslagen in acht regio’s, bij bedrijven in de grafische sector. De aanvraag betreft 821 gedwongen ontslagen in 70 drukkerijen en bedrijven die zich bezighouden met reproductie van opgenomen media. De ontslagen hebben plaatsgevonden tussen 1 april en 29 december 2009 in twee aan elkaar grenzende regio’s: Noord-Brabant en Zuid-Holland.
De economische en financiële crisis heeft geleid tot een daling van de vraag in de drukkerij- en uitgeverijsector met ongeveer 32 procent voor reclamedrukwerk en tussen 7,5 en 18,2 procent voor kranten en tijdschriften. Om concurrerend te blijven ten opzichte van vergelijkbare industrieën in Turkije, China en India, heeft de drukkerij- en uitgeverijsector in Nederland een significant herstructureringsproces ondergaan. Ik ben van mening dat de goedkeuringsprocedure voor deze middelen vereenvoudigd moet worden, zodat getroffen bedrijven eenvoudig een beroep op het EFG kunnen doen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is mijn stemverklaring. Nederland heeft een aanvraag ingediend voor steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 140 gedwongen ontslagen in 2 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Drenthe. Daar ik het met het Commissievoorstel en de daarop ingediende amendementen van het Europees Parlement eens ben, heb ik voor de resolutie gestemd. Ik ben het er ook mee eens dat steunverlening door het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen krachtens nationale wettelijke regelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten en evenmin mag worden gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel ik mijn steun geef aan alle aanvragen van Nederland om middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar te stellen in verband met de zware ontslaggolf die twee deelsectoren van de grafische sector − drukkerijen en reproductie van opgenomen media en uitgeverijen − heeft getroffen, meen ik dat de Nederlandse autoriteiten meer gegevens hadden kunnen verstrekken over de precieze draagwijdte van de maatregelen zodat wij ze beter hadden kunnen beoordelen. Ik hoop dat de sector zich zal kunnen herstellen en dat de ontslagen werknemers, met name de ouderen onder hen, hun leven weer kunnen oppakken en hun plaats op de arbeidsmarkt weer kunnen innemen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de sociale gevolgen van de wereldwijde economische crisis, in het bijzonder voor de werkgelegenheid, is een goed gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van essentieel belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten door hulp te bieden bij de maatschappelijke re-integratie en de beroepsontplooiing en tegelijkertijd nieuw en goed geschoold personeel op te leiden voor de behoeften van de ondernemingen en het aanzwengelen van de economie.
In dat kader moeten we dit plan voor steunverlening in verband met 140 gedwongen ontslagen in 2 ondernemingen in de regio Drenthe zien. Ik hoop daarom dat de Europese instellingen hun inspanningen betreffende het nemen van concrete maatregelen zullen opvoeren, zodat zo’n belangrijk instrument als het EFG sneller en op grotere schaal kan worden ingezet. Tot nu toe is er slechts een zeer klein percentage van de EFG-middelen beschikbaar gesteld en zijn er dit jaar slechts voor 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro aanvragen ingediend.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd vóór de beschikbaarstelling aan Nederland van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Ik vind dit fonds namelijk een waardevol instrument voor de ondersteuning van werknemers die in de problemen zijn gekomen vanwege de economische crisis.
Het EFG is in 2006 opgericht om concrete steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden, ofwel om redenen die verband houden met de verplaatsing van het bedrijf waar zij werkten, ofwel, sinds de herziening van 2009, vanwege de economische crisis. Deze steun is erop gericht hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
De stemming van vandaag had betrekking op een aanvraag om steun in verband met 140 gedwongen ontslagen in 2 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 ('Drukkerijen, reproductie van opgenomen media') in de NUTS II-regio Drenthe, voor een totaalbedrag van 453 632 euro uit het EFG. Tot slot ben ik erg ingenomen met de goedkeuring van dit verslag, dat aantoont dat het EFG een bruikbaar en doeltreffend middel is ter bestrijding van werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, dat de aanvraag voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ondersteunt met betrekking tot 140 gedwongen ontslagen in 2 bedrijven (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) binnen een periode van negen maanden in de provincie Drenthe in Nederland. Het maakt deel uit van een pakket van zes nauw met elkaar verbonden aanvragen die betrekking hebben op gedwongen ontslagen in acht verschillende regio’s in Nederland. Als gevolg van de economische crisis is de vraag in de drukkerij- en uitgeverijsector aanzienlijk gedaald. Ik juich het toe dat we solidariteit tonen met de werknemers die een moeilijke periode tegemoet zien.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de ontwerpverslagen van collega Barbara Matera over beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ten gunste van Nederland, aangezien ik van mening ben dat de Europese Unie ontslagen werknemers moet steunen en hun dynamische en efficiënte financiële steun moet bieden. In de context van de huidige economische en sociale crisis moet onze inzet gericht zijn op het verlenen van hulp aan hen die dat nodig hebben. We weten allen dat het beschermen van EU-burgers tegen de effecten van globalisering en de economische recessie de prioriteit moet vormen. Ik ben van mening dat de Unie significant kan bijdragen aan de bestrijding van de effecten van de economische crisis en aan het terugdringen van de werkloosheid onder haar burgers.
Vanaf deze plaats wil ik de aandacht vestigen op het feit dat de lidstaten van de EU een beroep kunnen en moeten doen op hulp uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Tegen deze achtergrond wil ik aangeven dat mijn land, Roemenië, een voorbeeld is van solidariteit in de Europese Unie in crisistijden, of het nu gaat om Griekenland, Nederland of andere landen. Het is een bevestiging dat we samen één grote familie vormen: de familie van verenigd Europa.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Nederland, dat een aanvraag heeft ingediend in verband met 140 gedwongen ontslagen in 2 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Drenthe.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Als gevolg van globaliseringsmaatregelen raken steeds meer mensen hun baan kwijt. In de referentieperiode van negen maanden van 1 april tot 29 december 2009 zijn er bij twee bedrijven in de Nederlandse provincie Drenthe 140 werknemers ontslagen. Tegen die achtergrond is er een beroep op het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) gedaan voor een bijdrage van 453 632 euro. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat het EFG hierdoor aan zijn doelstellingen kan voldoen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen 2 verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 140 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze aanvraag is gebaseerd op artikel 2, letter c) van de verordening tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en maakt deel uit van een pakket van zes onderling verband houdende aanvragen die alle betrekking hebben op gedwongen ontslagen in acht verschillende NUTS II-regio’s in Nederland in ondernemingen in de grafische sector, die zwaar is getroffen door de wereldwijde economische en financiële crisis. In dit geval gaat het om 140 gedwongen ontslagen in 2 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Drenthe. De provincie Drenthe verkeert in een zeer moeilijke situatie, aangezien het werkloosheidspercentage (7,5 procent) het op twee na hoogste van Nederland is en Drenthe een van de Nederlandse provincies is waar het inkomen per hoofd van de bevolking aanzienlijk onder het nationale gemiddelde ligt. Daarom ben ik van mening dat in dit geval aan alle voorwaarden voor de activering van het EFG is voldaan. Ik hoop dat de steun aan de ontslagen werknemers op snelle en efficiënte wijze beschikbaar kan worden gesteld.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is mijn stemverklaring. Nederland heeft een aanvraag ingediend voor steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 129 gedwongen ontslagen in 9 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Limburg. Daar ik het met het Commissievoorstel en de daarop ingediende amendementen van het Europees Parlement eens ben, heb ik voor de resolutie gestemd.
Ik ben het er ook mee eens dat de Commissie in het kader van de activering van het EFG een andere bron voor de betalingskredieten heeft voorgesteld dan niet-gebruikte middelen van het Europees Sociaal Fonds. Daarmee geeft zij gevolg aan de herhaalde opmerkingen van het Europees Parlement dat het EFG is opgericht als zelfstandig instrument met eigen doelstellingen en termijnen en dat het derhalve noodzakelijk is gepaste begrotingsposten te vinden voor het uitvoeren van kredietoverschrijvingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In Nederland is de deelsector drukkerijen en reproductie van opgenomen media, die deel uitmaakt van de grafische sector, sterk gekrompen, wat blijkt uit de verschillende aanvragen voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Ook de regio Drenthe − met het op twee na hoogste werkloosheidspercentage van het land − is niet immuun gebleken voor deze trend. Het is de moeite waard er op te wijzen dat het EFG, zonder overdreven bureaucratische rompslomp, op snelle en efficiënte wijze dient te worden geactiveerd om een bijdrage te kunnen leveren aan betere opleiding van de ontslagen werknemers, zodat ze kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt onder gunstiger voorwaarden dan toen ze die verlieten.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de sociale gevolgen van de wereldwijde economische crisis, in het bijzonder voor de werkgelegenheid, is een goed gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van essentieel belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten door hulp te bieden bij de maatschappelijke re-integratie en de beroepsontplooiing en tegelijkertijd nieuw en goed geschoold personeel op te leiden voor de behoeften van de ondernemingen en het aanzwengelen van de economie.
In dat kader moeten we dit plan voor steunverlening in verband met 129 gedwongen ontslagen in 9 ondernemingen in de regio Limburg zien. Ik hoop daarom dat de Europese instellingen hun inspanningen betreffende het nemen van concrete maatregelen zullen opvoeren, zodat zo’n belangrijk instrument als het EFG sneller en op grotere schaal ingezet kan worden. Tot nu toe is er slechts een zeer klein percentage van de EFG-middelen beschikbaar gesteld en zijn er dit jaar slechts voor 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro aanvragen ingediend.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd vóór de beschikbaarstelling aan Nederland van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Ik vind dit fonds namelijk een waardevol instrument voor de ondersteuning van werknemers die in de problemen zijn gekomen vanwege de economische crisis.
Het EFG is in 2006 opgericht om concrete steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden, ofwel om redenen die verband houden met de verplaatsing van het bedrijf waar zij werkten, ofwel, sinds de herziening van 2009, vanwege de economische crisis. Deze steun is erop gericht hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
De stemming van vandaag had betrekking op een aanvraag om steun in verband met 129 gedwongen ontslagen in 9 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 ('Drukkerijen, reproductie van opgenomen media') in de NUTS II-regio Limburg, voor een totaalbedrag van 549 946 euro uit het EFG. Tot slot ben ik erg ingenomen met de goedkeuring van dit verslag, dat aantoont dat het EFG een bruikbaar en doeltreffend middel is ter bestrijding van werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun deze maatregel van Europese solidariteit met de 129 werknemers in 9 bedrijven (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) die gedwongen ontslagen worden. Het bedrag van 549 946 euro zal hun enige steun bieden bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Nederland, dat een aanvraag voor steun uit het fonds heeft ingediend in verband met 129 gedwongen ontslagen in 9 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Limburg.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De verstrekkende gevolgen van de globalisering leiden er in toenemende mate toe dat mensen hun baan verliezen. Ontslagen worden steeds gewoner. Van 1 april tot 29 december 2009 zijn er bij een machine- en apparatenbouwer in de Nederlandse provincie Limburg 129 werknemers ontslagen. Nu is er een aanvraag ingediend bij het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor een bijdrage van 549 946 euro ter ondersteuning van de getroffen werknemers. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat hierdoor voorkomen wordt dat de ontslagen werknemers nog meer financiële problemen ondervinden.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen 9 verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 129 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze aanvraag is gebaseerd op artikel 2, letter c) van de verordening tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en maakt deel uit van een pakket van zes onderling verband houdende aanvragen die alle betrekking hebben op gedwongen ontslagen in acht verschillende NUTS II-regio’s in Nederland in ondernemingen in de grafische sector, die zwaar is getroffen door de wereldwijde economische en financiële crisis. In dit geval gaat het om 129 ontslagen in 9 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Limburg. De provincie Limburg verkeert in een zeer moeilijke situatie, aangezien het werkloosheidspercentage (8 procent) het op een na hoogste van Nederland is en Limburg een van de Nederlandse provincies is waar het inkomen per hoofd van de bevolking aanzienlijk onder het nationale gemiddelde ligt. Daarom ben ik van mening dat in dit geval aan alle voorwaarden voor de activering van het EFG is voldaan. Ik hoop dat de steun aan de ontslagen werknemers op snelle en efficiënte wijze beschikbaar kan worden gesteld.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Nederland heeft een aanvraag ingediend voor steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 650 gedwongen ontslagen in 45 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Gelderland en Overijssel. Daar ik het met het Commissievoorstel en de daarop ingediende amendementen van het Europees Parlement eens ben, heb ik voor de resolutie gestemd. Ik ben het ook eens met het feit dat het Europees Parlement het betreurt dat de Commissie ernstige tekortkomingen vertoont bij de uitvoering van de programma’s voor concurrentievermogen en innovatie, met name nu in deze tijd van economische crisis de behoefte aan dergelijke steun aanzienlijk is toegenomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In de Nederlandse regio’s Gelderland en Overijssel zijn er in de deelsector drukkerijen en reproductie van opgenomen media, die deel uitmaakt van de grafische sector, 650 gedwongen ontslagen gevallen in 45 ondernemingen, terwijl in heel het land werknemers en bedrijven al in moeilijkheden verkeren. Gezien de andere aanvragen die zijn ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, is het belangrijk na te gaan hoe de werknemers worden begeleid en in welke mate nieuwe banen en prikkels voor het scheppen van banen voor zelfstandigen duurzaam zijn en geen soortgelijke risico’s vertonen als de arbeidsplaatsen die inmiddels verloren zijn gegaan. Inventiviteit en ondernemersgeest zijn altijd kenmerkend geweest voor de Nederlandse samenleving. In de woelige tijden die we nu doormaken is het de moeite waard die principes in herinnering te roepen en weer tot leven te brengen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de sociale gevolgen van de wereldwijde economische crisis, in het bijzonder voor de werkgelegenheid, is een goed gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van essentieel belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten door hulp te bieden bij de maatschappelijke re-integratie en de beroepsontplooiing en tegelijkertijd nieuw en goed geschoold personeel op te leiden voor de behoeften van de ondernemingen en het aanzwengelen van de economie.
In dat kader moeten we dit plan voor steunverlening in verband met 650 gedwongen ontslagen in 45 ondernemingen in de regio’s Gelderland en Overijssel zien. Ik hoop daarom dat de Europese instellingen hun inspanningen betreffende het nemen van concrete maatregelen zullen opvoeren, zodat zo’n belangrijk instrument als het EFG sneller en op grotere schaal kan worden ingezet. Tot nu toe is er slechts een zeer klein percentage van de EFG-middelen beschikbaar gesteld en zijn er dit jaar slechts voor 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro aanvragen ingediend.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor Nederland omdat ik vind dat dit instrument een waardevol middel is ter ondersteuning van werknemers die in moeilijkheden verkeren als gevolg van de economische crisis.
Het fonds is in 2006 opgericht om concrete steun te bieden aan werknemers die worden ontslagen in verband met de verplaatsing van de desbetreffende bedrijven of – als gevolg van een wijziging die in 2009 werd ingevoerd – vanwege de economische crisis. Het doel ervan is de re-integratie van deze mensen op de arbeidsmarkt.
Er is vandaag gestemd over een aanvraag om steun uit het EFG in verband met 650 gedwongen ontslagen in 45 bedrijven in de twee NUTS II-regio’s Gelderland en Overijssel, die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen en reproductie van opgenomen media), ter hoogte van 2 013 619 euro. Tot slot wil ik meedelen dat het mij verheugt te horen dat het verslag is goedgekeurd. Dit bewijst dat het EFG een nuttig en doeltreffend middel is voor de bestrijding van de werkeloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat de plannen steunt om 2 013 619 euro beschikbaar te stellen voor hulp aan werknemers in Overijssel die als gevolg van de economische neergang in de drukkerijsector gedwongen zijn ontslagen. Deze steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering moet werknemers helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik ben verheugd te zien hoe de Europese solidariteit in de praktijk werkt.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Nederland, dat een aanvraag heeft ingediend in verband met 650 gedwongen ontslagen in 45 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Gelderland en Overijssel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de referentieperiode van negen maanden van 1 april tot 29 december 2009 zijn er in de twee Nederlandse provincies Gelderland en Overijssel door 45 bedrijven 650 werknemers ontslagen. Die ontslagen zijn het gevolg van de economische crisis en van structurele wijzigingen in de wereldhandelspatronen. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht met het oog op het verbeteren van de toekomstperspectieven van mensen die hun baan hebben verloren, zoals in het onderhavige geval. Het EFG beschikt over een jaarlijkse begroting van 500 miljoen euro. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat de ontslagen werknemers de steun van het EFG verdienen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen 45 verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 650 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De aanvraag die Nederland heeft ingediend voor de activering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 650 gedwongen ontslagen in 45 ondernemingen die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Gelderland en Overijssel, voldoet aan alle wettelijk voorgeschreven subsidiabiliteitscriteria. Krachtens Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, is de werkingssfeer van het EFG tijdelijk verbreed. Daardoor kan het EFG ook worden ingezet in situaties als deze die het directe gevolg zijn van de wereldwijde economische en financiële crisis indien er "ten minste 500 gedwongen ontslagen vallen binnen een periode van negen maanden in ondernemingen, met name kleine en middelgrote bedrijven, van dezelfde afdeling van NACE Rev. 2, in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling in een lidstaat". Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd in de hoop dat de activering van het EFG een bijdrage kan leveren aan de daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Nederland heeft een aanvraag ingediend voor steun uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 720 gedwongen ontslagen in 79 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Holland en Utrecht. Daar ik het met het Commissievoorstel en de daarop ingediende amendementen van het Europees Parlement eens ben, heb ik voor de resolutie gestemd.
Ik ben het er ook mee eens dat de Commissie in het kader van de activering van het EFG een andere bron voor de betalingskredieten heeft voorgesteld dan de niet-gebruikte middelen van het Europees Sociaal Fonds. Daarmee geeft zij gevolg aan de herhaalde opmerkingen van het Europees Parlement dat het EFG is opgericht als zelfstandig instrument met eigen doelstellingen en termijnen en dat het derhalve noodzakelijk is gepaste begrotingsposten te vinden voor het uitvoeren van kredietoverschrijvingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De crisis in de grafische sector in Nederland heeft verscheidene regio’s van dat land getroffen, waaronder Noord-Holland en Utrecht waar 720 gedwongen ontslagen in 79 ondernemingen zijn gevallen. Dit is een van de zes aanvragen die Nederland heeft ingediend en waar de Europese Commissie en de Begrotingscommissie het groene licht voor hebben gegeven. Ook ik steun het voorstel in de hoop dat de sector zich zal herstellen en de ontslagen werknemers een nieuwe baan zullen vinden, hetzij in dezelfde deelsector van drukkerijen en reproductie van opgenomen media, hetzij in andere deelsectoren waarvoor zij geschikt zijn of zouden kunnen worden. De toegekende steun zou een stap in die richting kunnen zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de sociale gevolgen van de wereldwijde economische crisis, in het bijzonder voor de werkgelegenheid, is een goed gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van essentieel belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten door hulp te bieden bij de maatschappelijke re-integratie en de beroepsontplooiing en tegelijkertijd nieuw en goed geschoold personeel op te leiden voor de behoeften van de ondernemingen en het aanzwengelen van de economie.
In dat kader moeten we dit plan voor steunverlening in verband met 720 gedwongen ontslagen in 79 ondernemingen in de regio’s Noord-Holland en Utrecht zien. Ik hoop daarom dat de Europese instellingen hun inspanningen betreffende het nemen van concrete maatregelen zullen opvoeren, zodat zo’n belangrijk instrument als het EFG sneller en op grotere schaal kan worden ingezet. Tot nu toe is er slechts een zeer klein percentage van de EFG-middelen beschikbaar gesteld en zijn er dit jaar slechts voor 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro aanvragen ingediend.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit is een van de verslagen betreffende de zes aanvragen die Nederland heeft ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) teneinde steun te verlenen aan de terugkeer op de arbeidsmarkt van werknemers die als gevolg van de economische en financiële crisis zijn ontslagen. De goedkeuring van de aanvragen door de Commissie is met de nodige vertraging gepaard gegaan, wat helaas gebruikelijk is. Daarnaast moet er gewezen worden op een aantal andere aspecten van deze aanvragen. Alle aanvragen betreffen gedwongen ontslagen, in acht verschillende Nederlandse regio’s, in kleine bedrijven in de grafische sector, meer in het bijzonder bij drukkerijen en reproductie van opgenomen media en uitgeverijen. In totaal is in dit geval 2 266 625 euro uit het EFG aan Nederland beschikbaar gesteld.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Het komt toevallig zo uit dat het Parlement zich vandaag moet uitspreken over zes Nederlandse aanvragen om beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), terwijl tegelijkertijd de begrotingsonderhandelingen voor 2011 stagneren als gevolg van de weigering van Nederland en twee andere lidstaten om een verantwoordelijke en constructieve dialoog aan te gaan over de toekomst van de Europese begroting. De stemmingen van vandaag zijn daarom voor mij een gelegenheid om eraan te herinneren dat de Europese begroting niet alleen een boekhoudkundig instrument is dat iedereen afschrikwekkend vindt. De begroting is in de eerste plaats de "sterke arm" van de Europese Unie, waarmee dagelijks wordt gewerkt aan de bescherming van de burgers, en in het kader van het EFG in het bijzonder de bescherming van ontslagen werknemers.
De stemming over de toekenning van middelen uit het EFG aan Nederlandse werknemers had aanleiding kunnen zijn voor een "sanctie" tegen de Nederlandse regering, die enerzijds datgene bekritiseert waarvan anderzijds wordt geprofiteerd. Het Parlement heeft de stemming daarentegen aangegrepen om eraan te herinneren dat het solidariteitsbeginsel ten grondslag moet liggen aan ieder besluit van de Europese Unie.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor Nederland omdat ik vind dat dit instrument een waardevol middel is ter ondersteuning van werknemers die in moeilijkheden verkeren als gevolg van de economische crisis.
Het fonds is in 2006 opgericht om concrete steun te bieden aan werknemers die worden ontslagen in verband met de verplaatsing van de desbetreffende bedrijven of – als gevolg van een wijziging die in 2009 werd ingevoerd – vanwege de economische crisis. Het doel ervan is de re-integratie van deze mensen op de arbeidsmarkt. Er is vandaag gestemd over een aanvraag om steun uit het EFG in verband met 720 gedwongen ontslagen in 79 bedrijven in de twee NUTS II-regio’s Noord-Holland en Utrecht, die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen en reproductie van opgenomen media), ter hoogte van 2 266 625 euro.
Tot slot wil ik meedelen dat het mij verheugt te horen dat het verslag is goedgekeurd. Dit bewijst dat het EFG een nuttig en doeltreffend middel is voor de bestrijding van de werkeloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben verheugd dat 2 266 625 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar is gesteld om werknemers die als gevolg van de wereldwijde economische crisis in de drukkerijsector zijn ontslagen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Deze aanvraag heeft betrekking op 720 gedwongen ontslagen in 79 bedrijven in de provincies Noord-Holland en Utrecht in Nederland.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU is een ruimte van solidariteit waar het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) deel van uitmaakt. Steunverlening door het EFG is van fundamenteel belang om werklozen te helpen die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen ten gevolge van de mondialisering. Steeds meer bedrijven worden verplaatst om te profiteren van de lage loonkosten in verscheidene landen, met name in China en India. Landen die de rechten van werknemers eerbiedigen ondervinden daar de schadelijke gevolgen van.
Het EFG is bestemd voor steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen en is van fundamenteel belang om werknemers gemakkelijker aan een nieuwe baan te helpen. In het verleden is het EFG al gebruikt door andere lidstaten van de EU en deze keer moet er steun worden verleend aan Nederland, dat een aanvraag heeft ingediend in verband met 720 gedwongen ontslagen in 79 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio’s Noord-Holland en Utrecht.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen 79 verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 720 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De aanvraag van Nederland om de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 720 gedwongen ontslagen in 79 bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio's Noord-Holland en Utrecht voldoet aan de bij wet vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit. Immers, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is het toepassingsgebied van het EFG tijdelijk uitgebreid om de beschikbaarstelling van middelen mogelijk te maken in situaties als deze, waarin als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis "ten minste 500 gedwongen ontslagen [vallen] binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling". Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd en hoop ik dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG zal bijdragen aan een succesvolle terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Nederland heeft een steunaanvraag ingediend in verband met 598 gedwongen ontslagen in acht bedrijven die vallen onder afdeling 58 van de NACE Rev. 2 ("Uitgeverijen") in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio's Noord-Holland en Zuid-Holland. Ik heb voor de resolutie gestemd, omdat ik mij kan vinden in het Commissievoorstel en de amendementen van het Parlement. Ik onderschrijf tevens het verzoek aan de betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Wie even een blik werpt op het aantal gedwongen ontslagen in de grafische sector in Nederland en de geografische verspreiding ervan, een situatie die ten grondslag ligt aan de diverse aanvragen om de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), zal er ongetwijfeld van schrikken hoe talrijk en wijdverspreid die ontslagen zijn. Alleen al in de aan elkaar grenzende regio’s Noord-Holland en Zuid-Holland zijn 598 werknemers binnen een periode van negen maanden hun baan in de uitgeverswereld kwijtgeraakt. Deze ontwikkeling is in hoofdzaak te wijten aan de concurrentie met derde landen en de financiële en economische crisis die overal in Europa ernstig huishoudt. Er moeten dan ook dringend oplossingen worden gevonden om de acute problemen van de burgers aan te pakken en met name te waarborgen dat zij naar de arbeidsmarkt kunnen terugkeren en op de middellange en de lange termijn in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het EFG heeft een palliatieve functie en kan tevens als stimulans dienen, maar het EFG alleen volstaat niet om de ernstige moeilijkheden van al deze gezinnen te verhelpen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op de sociale impact van de wereldwijde economische crisis, die met name ernstige gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, is een passende tenuitvoerlegging van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) van vitaal belang om het leed van vele Europese burgers en gezinnen te verzachten. Het fonds moet enerzijds bijdragen aan de sociale re-integratie en de beroepsontwikkeling van deze mensen en anderzijds de vorming van nieuwe, gekwalificeerde arbeidskrachten bevorderen om aan de behoeften van de bedrijven tegemoet te komen en de economie nieuw leven in te blazen.
Het plan om steun te verlenen aan Nederland in verband met 598 gedwongen ontslagen in acht bedrijven die actief zijn in de regio’s Noord-Holland en Zuid-Holland past in dit kader. Ik hoop dan ook dat de Europese instellingen alles in het werk zullen stellen om maatregelen te nemen die de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG bespoedigen en het bestedingspercentage van dit belangrijke instrument bevorderen, want het wordt veel te weinig gebruikt. De ingediende steunaanvragen bedragen dit jaar nauwelijks 11 procent van de beschikbare 500 miljoen euro.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor Nederland omdat ik vind dat dit instrument een waardevol middel is ter ondersteuning van werknemers die in moeilijkheden verkeren als gevolg van de economische crisis.
Het fonds is in 2006 opgericht om concrete steun te bieden aan werknemers die worden ontslagen in verband met de verplaatsing van de desbetreffende bedrijven of – als gevolg van een wijziging die in 2009 werd ingevoerd – vanwege de economische crisis. Het doel ervan is de re-integratie van deze mensen op de arbeidsmarkt. Er is vandaag gestemd over een aanvraag om steun uit het EFG in verband met 598 gedwongen ontslagen in 8 bedrijven in de twee NUTS II-regio’s Noord-Holland en Zuid-Holland, die vallen onder afdeling 58 van de NACE Rev. 2 (Uitgeverijen), ter hoogte van 2 326 459 euro.
Tot slot wil ik benadrukken dat de stemming over de zes verslagen van vandaag bewijst dat het fonds een nuttig en doeltreffend middel is voor de bestrijding van de werkeloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, en de steun die het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering biedt aan werknemers die gedwongen worden ontslagen. In dit voorstel wordt 2 326 459 euro beschikbaar gesteld voor hulp aan 598 werknemers uit 8 bedrijven in de sector drukkerijen en reproductie van opgenomen media die als gevolg van de economische crisis hun baan verliezen. Dit is een belangrijk voorbeeld van Europese solidariteit.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie is een ruimte van solidariteit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is daarvan een onderdeel. Het is een essentieel instrument om steun te verlenen aan werklozen en slachtoffers van verplaatsingen van bedrijven ten gevolge van de globalisering. Steeds meer bedrijven verhuizen naar landen met lagere arbeidskosten, zoals China en India, met alle gevolgen vandien voor de landen die de rechten van werknemers eerbiedigen.
Doel van het EFG is om steun te verlenen aan werknemers die het slachtoffer zijn van de verplaatsing van bedrijven en met name om de toegang van deze mensen tot een nieuwe baan te waarborgen. Het fonds is eerder al door andere EU-landen gebruikt. Nu is het de beurt aan Nederland, dat een steunaanvraag heeft ingediend in verband met 598 gedwongen ontslagen in acht bedrijven die vallen onder afdeling 58 van de NACE Rev. 2 ("Uitgeverijen") in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio's Noord-Holland en Zuid-Holland.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de referentieperiode van negen maanden van 1 april tot 29 december 2009 zijn er in Noord-Holland en Zuid-Holland door in totaal acht bedrijven 598 werknemers ontslagen. Alle werknemers zijn het slachtoffer van de globalisering. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om de gevolgen van dit soort sociale onrechtvaardigheden te beperken. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat aan alle vereisten is voldaan om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Er zullen acht verschillende bedrijven profiteren van de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en hierdoor worden 598 banen gered. Ik heb dan ook mijn steun gegeven aan dit verslag.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De aanvraag van Nederland om de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in verband met 598 gedwongen ontslagen in acht bedrijven die vallen onder afdeling 58 van de NACE Rev. 2 ("Uitgeverijen") in de aan elkaar grenzende NUTS II-regio's Noord-Holland en Zuid-Holland voldoet aan de bij wet vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit. Immers, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is het toepassingsgebied van het EFG tijdelijk uitgebreid om de beschikbaarstelling van middelen mogelijk te maken in situaties als deze, waarin als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis "ten minste 500 gedwongen ontslagen [vallen] binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling". Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd en hoop ik dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG zal bijdragen aan een succesvolle terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikt over een jaarlijkse begroting van 500 miljoen euro om financiële steun te geven aan werknemers die getroffen worden door ingrijpende structurele wijzigingen in de wereldhandelspatronen. Uit schattingen blijkt dat elk jaar tussen de 35 000 en 50 000 werknemers baat zouden hebben bij deze steun. Het geld kan gebruikt worden ter ondersteuning bij het zoeken naar een nieuwe baan, voor op maat gemaakte opleidingen, voor assistentie voor mensen die zich als zelfstandig ondernemer willen vestigen en voor meer mobiliteit en steun voor achterstandsgroepen of oudere werknemers. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag omdat het beschikbaar stellen van de betreffende middelen uit het EFG gerechtvaardigd is.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Met betrekking tot de steunaanvraag van Nederland in verband met 140 gedwongen ontslagen in twee bedrijven die vallen onder afdeling 18 van de NACE Rev. 2 (Drukkerijen, reproductie van opgenomen media) in de NUTS II-regio Drenthe verwijs ik naar de argumenten uit mijn stemverklaring bij verslag A7-0318/2010 om mijn stem vóór dit verslag te onderbouwen.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb me onthouden van stemming over alle verslagen van mevrouw Matera over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ten gunste van verschillende Nederlandse regio's. Dit heb ik niet gedaan uit verzet tegen deze voorstellen, maar als waarschuwing aan de Nederlandse regering, die een populistisch en anti-Europees beleid voert. Nederland verzet zich tegen een toename van de Europese begroting, maar geneert zich niet om Europese steun aan te nemen. Bovendien profiteert Nederland, na Duitsland, het meeste van de interne markt. Het is tijd dat de Nederlandse politiek terugkeert naar de basis. Nederland is toch een van de grondleggers van de Europese Unie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Zoals wij eerder reeds meerdere malen hebben gedaan ondersteunen wij ook dit voorstel, dat: 1. de betrokken instellingen verzoekt zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; 2. in herinnering brengt dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure te garanderen voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, met als doel tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos geworden zijn; benadrukt de rol die het EFG kan vervullen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt; 3. beklemtoont dat het EFG overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet bijdragen tot de re-integratie van elke afzonderlijke ontslagen werknemer; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, of van maatregelen ter herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Het pakket van zes Nederlandse aanvragen waarin een beroep wordt gedaan op het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is door het Parlement ondersteund. Ik heb zelf uiteraard ook voor de Nederlandse aanvragen gestemd omdat het belangrijk is dat wij snelle ondersteuning bieden aan burgers van een lidstaat die hun baan zijn kwijtgeraakt. Dat is immers precies de reden waarom het EFG is opgericht. Mijn steun aan die zes aanvragen heb ik echter wel enigszins met tegenzin gegeven vanwege de zeer negatieve houding van de Nederlandse regering tijdens de begrotingsonderhandelingen vorige week maandag in Brussel. In mijn optiek is het volledig inconsequent om enerzijds het Parlement rigoureus de mogelijkheid te ontzeggen een serieuze discussie te voeren over zijn betrokkenheid bij het toekomstige financiële kader, terwijl anderzijds tegelijkertijd een beroep op dat Parlement wordt gedaan om in te stemmen met financiële steun voor Nederland.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Dames en heren, in de aan de Commissie voorgelegde verslagen is vastgesteld dat er geen sprake is van inbreuk op de mededinging in de interne markt door het Duitse alcoholmonopolie. Daarom ben ik voorstander van dit voorstel. In het verslag wordt ook het belang benadrukt van deze regelingen voor de Duitse plattelandseconomie, met name voor de kleinschalige distilleerderijen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Aangezien de deelname aan het Duitse alcoholmonopolie voor de kleine distilleerderijen van groot belang is en zij verder naar de markt toe moeten evolueren, en overwegende dat uit de gepresenteerde verslagen blijkt dat er geen sprake is van een inbreuk op de regels voor vrije concurrentie, ben ik van mening dat de periode van verlenging van het monopolie niet verder had mogen lopen dan 2013, de datum waarop het nieuwe GLB in werking treedt.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het aanpassingsproces in Duitsland meer tijd vergt, willen de kleinschalige distilleerders een kans van overleven maken op de vrije markt. Ik ga akkoord met het voorstel van de Commissie om de afronding van het proces van de geleidelijke afbouw van zowel het monopolie als de overeenkomstige steunverlening met enkele jaren te verlengen en ervoor te zorgen dat de definitieve afschaffing in 2017 een feit is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Net zoals de rapporteur betreur ik dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 wordt opgezadeld met oude problemen, waaronder deze speciale regeling binnen de integrale GMO-verordening die betrekking heeft op de in het kader van het Duitse alcoholmonopolie verleende steun. Anderzijds begrijp ik dat het noodzakelijk is om het proces van de geleidelijke afschaffing van het monopolie te verlengen gelet op de economische behoeften van de Duitse plattelandseconomie, met name in een aantal deelstaten. Het is uiteraard wenselijk dat de Europese regelgeving voorspelbaar en onpartijdig is, maar zij moet tevens voldoende flexibel zijn om tegemoet te kunnen komen aan de specifieke behoeften van de markt en de Europese burgers, in dit geval de Duitse distilleerders.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ga akkoord met het standpunt van de Commissie, omdat blijkt dat er geen sprake is van een inbreuk op de vrije concurrentie in het kader van de interne markt. Dit voorstel, dat van belang is voor de Duitse plattelandseconomie, geniet de eensgezinde steun van de Raad. Het Commissievoorstel gaat vergezeld van een tijdschema voor de vermindering van de onder het monopolie geproduceerde hoeveelheden alcohol tot de totale afschaffing van het monopolie op 1 januari 2018.
Overeenkomstig artikel 182, lid 4, van de integrale GMO-verordening en in afwijking van de geldende staatssteunvoorschriften mag Duitsland in het kader van het Duitse alcoholmonopolie staatssteun verlenen voor in het kader van het monopolie bewerkte en vervolgens in de handel gebrachte producten, zoals ethylalcohol uit landbouwproducten. Per jaar mag maximaal 110 miljoen euro aan staatssteun worden verleend en deze steun gaat vooral naar landbouwers die de grondstoffen leveren en de distilleerderijen die deze gebruiken. Het budget dat effectief gebruikt is, bedraagt evenwel minder dan dit bedrag en het vermindert gestaag sedert 2003. Bovendien hebben een groot aantal distilleerderijen al inspanningen gedaan om zich voor te bereiden op hun intrede op de vrije markt door coöperaties op te zetten, door te investeren in energiezuiniger materiaal en door een groter aandeel van hun alcohol rechtstreeks in de handel te brengen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij hebben voor dit verslag gestemd, ondanks het feit dat wij niet akkoord gaan met de argumenten die de Commissie en de rapporteur aanhalen om een verlenging van de steun te rechtvaardigen. Zij menen dat de weinige interventiemaatregelen die nog van kracht zijn volledig moeten worden afgeschaft om de landbouw te onderwerpen aan de "vrije markt". Daarom beperken zij zich ertoe te verklaren dat "het aanpassingsproces meer tijd vergt, willen de distilleerders een kans van overleven maken op de vrije markt". In tegenstelling tot de rapporteur zijn wij van oordeel dat marktinterventie en regelgevingsinstrumenten niet de uitzondering maar de regel moeten zijn.
Dat is de enige manier om te waarborgen dat landbouwers en met name kleine en middelgrote producenten een redelijk inkomen hebben. En juist daarom is het ook de enige manier om het voortbestaan van de kleine en middelgrote landbouw te waarborgen, alsmede het recht om te produceren en het recht van elk land op voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit. In plaats van een uitzondering te maken voor Duitsland en voor dit specifieke product zouden meerdere landen en meerdere producten in aanmerking moeten worden genomen.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. – (DE) In de eerste plaats wil ik de voorzitter van de parlementaire commissie, de heer De Castro, en de schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), mevrouw Jeggle, van harte bedanken voor de vele inspanningen die zij zich hebben getroost. De definitieve verlenging van het Duitse alcoholmonopolie die vandaag is goedgekeurd, betekent een belangrijke stap vooruit. Die verlenging verschaft onze fruitdistilleerderijen de benodigde zekerheid om nu ook plannen te kunnen maken voor de periode na 2010.
Dat is belangrijk omdat zij hierdoor in staat zijn voorbereidingen te treffen voor de overgang naar de vrije markt. Tegelijkertijd hebben zij ook de gelegenheid om de unieke Duitse culturele landschappen in stand houden. Het is nu echter essentieel dat wij intensief gebruik maken van deze periode om de nodige aanpassingsmaatregelen te nemen, aangezien dit monopolie niet nog een keer verlengd zal worden. Dat is de boodschap die van het verslag van vandaag uitgaat.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil graag mijn steun uitspreken voor dit verslag, hoofdzakelijk omdat de steun van de Duitse regering in het kader van het alcoholmonopolie voor het grootste deel naar agrariërs en kleine distilleerderijen gaat. Deze steun vormt geen schending van de mededingingsbeginselen en is een vorm van steun aan de kleinste ondernemingen. Ondanks het feit dat de steun op een passende manier wordt verleend, steun ik het voorstel om informatie beschikbaar te stellen over alle gebeurtenissen die met deze steun verband houden. Er mogen generlei schendingen voorkomen, omdat dit oneerlijk zou zijn tegenover andere, vaak veel zwakkere en minder draagkrachtige producenten. Ik heb echter wel mijn twijfels over de vraag of deze manier waarop één lidstaat zijn economie steunt, geen afbreuk zal doen aan de stabiliteit van de Europese markt. Dit type instrument zou moeten worden uitgebreid naar andere lidstaten, zodat ook zij hun economieën kunnen steunen.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Het concept van het Duitse alcoholmonopolie dient geleidelijk afgeschaft te worden. De betreffende landbouwers hebben zich voorbereid op het openstellen van de markt. Dat betekent dat de steun niet langer volledig wordt benut en dat er met het oog op het openstellen van de markten maatregelen zijn genomen, zoals de oprichting van coöperaties en wijzigingen in de direct marketing-methoden. Om deze maatregelen uit te kunnen voeren, moet er echter wel voldoende tijd zijn. Uiteindelijk is die regeling immers niet op de grote bedrijven van toepassing, maar op veel kleine landbouwers in plattelandsgebieden. Dat is de reden dat ik een verlenging van die regeling ondersteun.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Op dit moment mogen de Duitse autoriteiten, in afwijking van de geldende staatssteunvoorschriften, in het kader van het Duitse alcoholmonopolie staatssteun verlenen voor producten die in de handel zijn gebracht als zijnde alcohol uit landbouwproducten. De huidige afwijking vervalt op 31 december 2010. In de ontwerpverordening wordt de periode waarin de afwijking van toepassing is verlengd en wordt voorgesteld het productie- en verkoopmonopolie geleidelijk af te schaffen, zodat het monopolie uiteindelijk op 1 januari 2018 zal ophouden te bestaan. Ik ben een voorstander van deze stapsgewijze afbouw.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het voortdurende streven naar een goed functionerende interne markt is onverenigbaar met het bestaan van monopolies in welke sector ook. In het geval van het Duitse alcoholmonopolie is er sprake van verzachtende omstandigheden die het voortbestaan ervan rechtvaardigen. Overeenkomstig de aanbevelingen in dit verslag moeten wij echter garanties bieden voor een totale afschaffing van het monopolie in 2013 voor de met een landbouwbedrijf verbonden distilleerderijen en in 2017 voor de kleinschalige forfaitaire distilleerderijen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Of en in welke vorm het Duitse alcoholmonopolie in stand blijft en welke veranderingen daarin aangebracht zullen worden, zijn allemaal factoren die voornamelijk van invloed zullen zijn op de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). De EU beweert constant dat zij meer steun aan die KMO’s wil geven omdat die bedrijven de motor van de economie vormen en de belangrijkste werkgevers zijn. In die context hebben wij rechtszekerheid nodig en dat betekent dat het monopolie voor een langere periode verlengd zou moeten worden. Dat is de enige manier waarop KMO’s het zich kunnen veroorloven om de noodzakelijke aankopen te doen ter voorbereiding op de aanstaande deregulering. Daarbij denk ik bijvoorbeeld ook aan het oprichten van coöperaties, het moderniseren van de uitrusting of het uitbreiden van hun direct marketing-activiteiten. Uiteraard zou de kwestie van het monopolie gecombineerd kunnen worden met het geleidelijk opheffen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met de nieuwe regelingen die vanaf 2013 van kracht zullen zijn.
Er waren echter geen dringende redenen om dat te doen. Het is belangrijk dat gewaarborgd wordt dat het aanpassingsproces zodanig van opzet is dat de distilleerderijen in staat zijn om te overleven nadat het monopolie opgeheven is. Ik ben het wat dat betreft met de rapporteur eens. Ik ben echter geen voorstander van de voorgestelde interne procedure omdat deze niet voldoende tegemoet komt aan de eisen die aan de transparantie en democratie worden gesteld. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik ben voor het voorstel, maar ik ben van mening dat er met een hele reeks factoren rekening moet worden gehouden.
Allereerst vind ik dat er een regelmatige effectrapportage had moeten zijn uitgevoerd en verder dat de periode van verlenging van het monopolie niet verder had mogen lopen dan 2013, wanneer het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid in werking treedt.
Maar aangezien de deelname aan het monopolie voor de kleine distilleerderijen van groot belang is en zij verder naar de markt toe moeten evolueren en overwegende dat uit de gepresenteerde verslagen blijkt dat er geen sprake is van een inbreuk op de mededinging op de interne markt, ga ik akkoord met de verlenging.
Ik hoop echter dat er in het kader van de hervorming van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid rekening wordt gehouden met dergelijke bijzonderheden en dat er een evenwichtige oplossing wordt gevonden die gericht is op de liberalisering van de markt, maar tegelijkertijd de traditionele plaatselijke activiteiten beschermt.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het, gelet op de behoeften van de Duitse plattelandseconomie, gerechtvaardigd is te voorzien in een verlenging van de oorspronkelijke geldigheidsduur van de uitzondering zoals bepaald in artikel 182, lid 4, van de integrale GMO-verordening. Op die manier krijgen kleinschalige distilleerderijen de gelegenheid zich in de best mogelijke omstandigheden voor te bereiden op hun intrede op de vrije markt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onze fractie steunt dit voorstel en de door de rapporteur uitgezette koers in die zin dat de fractie vóór het hier gepresenteerde voorstel is. Tegelijkertijd is de fractie van mening dat voor de tenuitvoerlegging van de verordening een aantal punten in aanmerking moeten worden genomen. De rapporteur vindt dat een regelmatige effectrapportage had moeten zijn uitgevoerd en dat de periode van verlenging van het monopolie niet verder had mogen lopen dan 2013, de datum waarop het nieuwe GLB in werking treedt. Maar aangezien de deelname aan het monopolie voor de kleine distilleerderijen van groot belang is en zij verder naar de markt toe moeten evolueren en overwegende dat uit de gepresenteerde verslagen blijkt dat er geen sprake is van een inbreuk op de vrije concurrentie, is de rapporteur bereid het voorstel te steunen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Met dit verslag worden per 1 januari 2011 718 farmaceutische en chemische producten toegevoegd aan de bestaande lijst van 8 619 producten waarvoor bij invoer in de EU geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt. Ik heb voor gestemd, omdat de beoogde vrijstelling van rechten mijns inziens hoe dan ook begin volgend jaar van kracht moet worden. Deze datum is belangrijk, omdat de VS de uitvoering van de aanpassing afhankelijk hebben gesteld van de inwerkingtreding op 1 januari.
Ik feliciteer de rapporteur met zijn voortreffelijke verslag. Hij onderstreept dat het vierde herzieningsonderzoek (Pharma IV), waarmee in 2009 is begonnen, van essentieel belang is om tegemoet te komen aan de snel veranderende productsituatie in de farmaceutische industrie. Gelet op het feit dat de lijsten worden opgesteld door de industrie en de partijen besluiten bij consensus, verheugt het mij dat overeenstemming is bereikt. Alle lidstaten hebben de vorige herzieningen onderschreven, en zijn het ook eens met de productenlijst van het vierde herzieningsonderzoek.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik complimenteer de rapporteur, de heer Moreira, omdat hij erop heeft gewezen dat er periodieke herzieningsonderzoeken moeten plaatsvinden betreffende de lijst met farmaceutische en chemische producten die met een vrijstelling van rechten de Europese Unie binnenkomen.
Ik ben het eens met deze maatregel, waarvoor ik namelijk heb gestemd, omdat de productsituatie van de farmaceutische industrie in een rap tempo blijft veranderen en het dus van essentieel belang is om deze lijst, die op dit moment meer dan 8 000 producten telt, voortdurend bij te werken. Er wordt nu voorgesteld om deze lijst uit te breiden met 718 nieuwe producten. Alle lidstaten, die ook voorgaande aanpassingen al goedkeurden, hebben hiermee ingestemd. Tot slot sta ik achter het ingevoerde mechanisme, dat de belangen en de gezondheid van de Europese consument beschermt.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mits de nodige wetenschappelijke controles worden uitgevoerd, ben ik voor de uitbreiding van de lijst met geneesmiddelen, tussenproducten en werkzame bestanddelen waarvoor een vrijstelling van rechten geldt.
Het voorstel geeft een duidelijk signaal aan de markten. In de eerste plaats dient het om de onderschrijving van de vrije markt door enkele belangrijke leden van de Wereldhandelsorganisatie te bevestigen. Bovendien zorgt het voor een verruiming van de grenzen van de potentiële markt omdat er ruimte komt voor de resultaten van bepaalde sectoren van het wetenschappelijk onderzoek, waarmee het een stimulans vormt voor de investeringen in deze sectoren en daarmee voor de bestrijding van aandoeningen waarvoor nog geen doeltreffende behandelingen bestaan. Tot slot vormt het voorstel een voorbeeld voor die landen waarvoor geneesmiddelen een noodzakelijke uitgavenpost zijn om de nieuwe generaties een toekomst te bieden en een oproep om beleid aan te nemen dat gericht is op ontwikkeling en het creëren van welvaart.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik ermee akkoord ga dat 718 farmaceutische en chemische producten worden toegevoegd aan de bestaande lijst van producten waarvoor bij invoer in de EU vrijstelling van rechten geldt. De herziening van deze lijst van producten is nodig om tegemoet te komen aan de snel veranderende productsituatie in de farmaceutische industrie.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Gezien het belang van de handel in farmaceutische producten voor zowel de volksgezondheid als de economie verwelkom ik het besluit om 718 nieuwe producten toe te voegen aan de lijst van producten waarvoor vrijstelling van rechten geldt. De overeenkomst wordt door de industrie unaniem gesteund omdat hierdoor rechten worden opgeheven op grondstoffen en tussenproducten die zelfs bij handel binnen de ondernemingen moeten worden betaald. Deze ontwikkeling bevordert de internationale handel in deze producten en is voordelig voor de farmaceutische bedrijven. In laatste instantie kan deze overeenkomst zelfs een gunstig effect hebben op de prijs die de burgers voor hun geneesmiddelen betalen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met dit voorstel wordt de Raad en het Parlement verzocht toe te staan dat 718 farmaceutische en chemische producten worden toegevoegd aan de bestaande lijst van 8 619 producten waarvoor bij invoer in de EU geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt. Deze kwestie staat niet ter discussie, aangezien alle partijen het erover eens zijn en alle lidstaten het voorstel steunen.
De lijsten worden opgesteld door de industrie, en de partijen besluiten bij consensus. Het is nodig producten toe te voegen om tegemoet te komen aan de snel veranderende productsituatie in de farmaceutische industrie. De geplande datum van inwerkingtreding is 1 januari 2011. Deze datum is belangrijk, omdat de VS de uitvoering van de aanpassing afhankelijk hebben gesteld van de inwerkingtreding op 1 januari. Er wordt verwacht dat de andere partijen dit voorbeeld zullen volgen, met uitzondering van Japan, dat een vermoedelijke vertraging van zes maanden bij de tenuitvoerlegging heeft aangekondigd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De vrijstelling van rechten voor farmaceutische bestanddelen door de WTO wordt wereldwijd gesteund door de farmaceutische industrie. Deze industrie is belangrijk voor Schotland, want verspreid over het land zijn circa 5 000 mensen werkzaam in deze sector. De EU als geheel is een zeer belangrijke producent en afnemer van farmaceutische producten, en ik ben verheugd dit verslag te steunen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Met dit voorstel wordt de Raad en het Parlement verzocht toe te staan dat 718 farmaceutische en chemische producten worden toegevoegd aan de bestaande lijst van 8 619 producten waarvoor bij invoer in de EU geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt. Ik heb voor dit voorstel gestemd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De handel in farmaceutische producten vormt een belangrijk onderdeel van de wereldhandel. De toevoeging van 718 producten aan de lijst van producten waarvoor geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt, is zowel voor de volksgezondheid als voor de economie een gunstige maatregel. Het besluit om deze producten toe te voegen aan de bestaande lijst van 8 619 producten kan tevens gunstig zijn voor de detailprijs van geneesmiddelen, en daarmee is iedereen gebaat.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Als onderdeel van de WTO-overeenkomst (World Trade Organisation) hebben de EU, de Verenigde Staten, Japan, Canada, Zwitserland Noorwegen en Macao, in China, besloten om de rechten voor bepaalde farmaceutische producten en werkzame bestanddelen af te schaffen. Uiteraard wordt de lijst met producten continu gewijzigd en uitgebreid om in te spelen op de onderzoeksresultaten en de meest recente ontwikkelingen in de farmaceutische sector. Op de lijst van producten die voor die vrijstelling in aanmerking komen, stonden oorspronkelijk 6 000 namen. Die lijst is opgesteld door de farmaceutische sector en herzien door de betreffende landen. Nu is het de bedoeling dat die lijst wordt uitgebreid tot meer dan 8 600 farmaceutische en chemische producten.
Het is belangrijk om de vrijstelling van rechten voor farmaceutische en chemische stoffen en werkzame bestanddelen adequaat te onderbouwen. Het hele systeem lijkt echter bijzonder gecompliceerd en leidt uiteindelijk tot een extra bureaucratische belasting van de douaneautoriteiten. De geleidelijke uitbreiding van de lijst met meer dan een derde betekent dat het douanestelsel op een gegeven moment de grenzen van zijn gegevenscapaciteit bereikt. Dat is de reden dat ik voorstander ben van een vereenvoudiging van het grondbeginsel, en daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer de rapporteur, de heer Moreira, want ik ben het met hem eens dat er periodieke herzieningsonderzoeken nodig zijn om de lijsten met geneesmiddelen waarvoor vrijstelling van rechten geldt, bij te werken. Daarnaast moet ik vaststellen dat, dankzij het nieuwe mechanisme, de eindgebruiker profiteert.
Ik heb vóór gestemd omdat ik het belangrijk vind om de lijst met geneesmiddelen met een vrijstelling van rechten regelmatig te herzien omdat de productsituatie in de farmaceutische industrie snel verandert. Alle lidstaten hebben de vorige herzieningen onderschreven en zijn het eens met de productenlijst van het vierde herzieningsonderzoek. Mijn complimenten dus voor het gedane werk en ik herhaal nog eens dat ik vóór stem.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De toevoeging van 718 producten aan de bestaande lijst van 8 619 producten waarvoor bij invoer in de EU geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt, kan rekenen op de eenstemmige goedkeuring van de farmaceutische industrie en andere partijen bij het herzieningsproces en verdient derhalve mijn steun.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit verslag gaat voornamelijk over het voorstel waarmee de Raad en het Parlement wordt verzocht toe te staan dat 718 farmaceutische en chemische producten worden toegevoegd aan de bestaande lijst van 8 619 producten waarvoor bij invoer in de EU geconsolideerde vrijstelling van rechten geldt. Het is vooral een technische tekst. Onze fractie heeft voor het voorstel gestemd.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Wij zijn voor het voorstel voor een verordening betreffende vrijstelling van rechten voor bepaalde werkzame bestanddelen, daar deze farmaceutische en chemische producten betreffen die onmisbaar zijn voor de farmaceutische industrie. De herziening is nodig om nieuwe producten toe te voegen en andere te schrappen. Dit besluit is genomen in overleg met de betrokken partijen en met unanieme instemming van alle deelnemers en alle lidstaten.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) De overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne dient inderdaad met nog eens vijf jaar te worden verlengd. Op die manier wordt zowel de Gemeenschap als Oekraïne de mogelijkheid geboden de samenwerking op het gebied van gedeeld wetenschappelijk en technologisch belang voort te zetten, te verbeteren en uit te diepen. Het doel van deze samenwerking is Oekraïne te helpen actiever betrokken te raken bij de Europese onderzoeksruimte. Met dergelijke samenwerking kan Oekraïne zijn bestuurlijke structuren voor de wetenschap alsook de hervormings- en herstructureringsinspanningen voor zijn onderzoeksinstellingen verder in de verf zetten en kunnen op die manier de voorwaarden geschapen worden voor de totstandbrenging van een concurrentiekrachtige economie en kennismaatschappij.
Zowel Oekraïne als de Europese Unie dienen wederzijds voordeel te kunnen putten uit hun wetenschappelijke en technologische vooruitgang middels de tenuitvoerlegging van speciale onderzoeksprogramma's. Dankzij dit besluit kan specifieke kennis worden uitgewisseld alsook praktische ervaring worden doorgegeven, wat ten goede komt aan de onderzoeksgemeenschap, de industrie en de burger. Ik ben het er dan ook helemaal mee eens dat Oekraïne en de Europese Unie op dit vlak nauw dienen te blijven samenwerken.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en andere landen is van vitaal belang voor de technologische ontwikkeling en alle voordelen die daaraan verbonden zijn, waaronder de verbetering van de levenskwaliteit van de burgers. Daarom heb ik voor de verlenging van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne is op 4 juli 2002 in Kopenhagen ondertekend en op 11 februari 2003 in werking getreden. Gezien het belang van de wetenschap en de technologie voor de Europese Unie, de capaciteit die zij op deze gebieden heeft ontwikkeld en de belangrijke rol die zij aan de zijde van Oekraïne kan spelen, ben ik van oordeel dat de verlenging van de overeenkomst in het belang van de Unie is. Ze biedt immers garanties voor de voortzetting van de samenwerking met Oekraïne op wetenschappelijke en technologische terreinen die voor beide partijen prioritair en nuttig zijn. Ik hoop dat beide partijen met deze verlenging hun voordeel zullen doen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne is op 4 juli 2002 in Kopenhagen ondertekend en op 11 februari 2003 in werking getreden met als doel het stimuleren, ontwikkelen en vergemakkelijken van samenwerkingsactiviteiten op gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals onderzoek en ontwikkeling op wetenschappelijk en technologisch gebied. Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, omdat de verlenging ervan mijns inziens bijdraagt tot een versterkte ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese onderzoeksruimte. De overeenkomst fungeert immers als katalysator voor het strategische partnerschap tussen de EU en Oekraïne. Ik hoop dan ook dat de verlenging voor beide partijen vruchten zal afwerpen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat betrekking heeft op de hernieuwde raadpleging van het Parlement, na eerdere besluiten van de Raad betreffende de verlenging van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne. Beide partijen hebben op een top in Oekraïne in november 2008 bevestigd dat ze belang hechten aan een vernieuwing van de overeenkomst voor vijf jaar, en ik juich dit toe.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik verwelkom de goedkeuring in het Europees Parlement van het ontwerp van besluit betreffende de verlenging van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne. Het belang van deze gebieden voor de sociaaleconomische ontwikkeling in zowel de EU als Oekraïne wordt onderkend door middel van samenwerking op verschillende gebieden van gedeeld belang: milieu en klimaatverandering, volksgezondheid, groene energie, de informatiemaatschappij, industrie en landbouw, etc. De toegang tot de onderzoeksinfrastructuur maar ook de bilaterale en multilaterale uitwisseling van ervaringen tussen onderzoekers uit de EU en Oekraïne kunnen bijdragen aan een grotere financiële efficiëntie van de gerealiseerde projecten. Dit leidt tot het terugdringen van dubbel werk en besparingen op de middelen.
De wetenschappelijke gemeenschap in Oekraïne moet haar concurrentievoordelen dankzij de samenwerking met de EU serieus in ogenschouw nemen en de Europese fondsen inzetten als middel voor het ontwikkelen van sterke punten, en niet slechts als alternatieve financieringsbron. Samenwerking op wetenschappelijk gebied is zonder twijfel een belangrijk element van de Europese onderzoeksruimte en zal het pad effenen voor de toegang tot mondiale netwerken op dit gebied.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne is sinds februari 2003 van kracht. Ze is een waar succes gebleken en heeft voor beide partijen belangrijke voordelen opgeleverd. Het besluit om de overeenkomst te verlengen is hiervan een bevestiging. Wij hopen dat ze ook in de toekomst succesvol zal blijven.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Jarenlang verkeerde Oekraïne in een staat van grondwettelijke en politieke wanorde. Eindelijk heeft het land nu een president die in staat is beslissingen te nemen. Ik steun de hang van de heer Janoekovitsj naar het brengen van orde in Oekraïne. We moeten alle beschikbare mogelijkheden benutten om de Oekraïense industrie te helpen zo snel mogelijk met de Europese Unie te integreren. Binnen deze context levert de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne beide partijen voordelen op. Ten tweede gaat er van deze overeenkomst een belangrijk politiek signaal uit naar alle politieke machten in Oekraïne dat wij het beleid om orde te scheppen in de wetgeving en regelgeving, steunen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de hedendaagse moderne wereld zijn technische ontwikkelingen over het algemeen geen lang leven beschoren. Het bevorderen van de samenwerking op wetenschappelijk en technisch gebied strekt dan ook tot wederzijds voordeel van beide partijen. Aangezien de verlenging van de onderhavige overeenkomst blijkbaar voor beide kanten economische en sociale voordelen met zich meebrengt, is dit ook in het belang van de Europese Unie. De kosten van de uitvoering van de overeenkomst in de vorm van workshops, seminars en bijeenkomsten e.d. komen ten laste van de relevante begrotingslijnen van de specifieke programma’s van de EU-begroting.
Ter bevordering van de technische vooruitgang met het oog op het verbeteren van het concurrentievermogen in een geglobaliseerde wereld en in het licht van de voordelen die technologische ontwikkelingen opleveren, niet alleen in ons dagelijks leven, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van de geneeskunde, heb ik mijn steun gegeven aan de verlenging van de overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied met Oekraïne.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de verlenging van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne de partijen in de gelegenheid zal stellen aanzienlijke vooruitgang te boeken en wederzijdse voordelen te waarborgen.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. − (ES) De verlenging van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne is buitengewoon belangrijk om de voor beide partijen tot sociaaleconomische voordelen leidende samenwerking op gemeenschappelijke prioritaire wetenschappelijke en technische terreinen verder te bevorderen. Vandaar mijn steun in de plenaire vergadering voor de goedkeuring van de kant van het Parlement van de verlenging van deze overeenkomst, hetgeen in overeenstemming is met wat wij in de Commissie industrie, onderzoek en energie hebben besloten.
Deze overeenkomst moet zowel Oekraïne als de EU in staat stellen wederzijds voordeel te behalen met de via hun onderzoeksprogramma's bereikte wetenschappelijke en technische vooruitgang. De overeenkomst zal tevens de overdracht van kennis mogelijk maken ten behoeve van de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie en de Europese burgers.
Wat de concrete resultaten betreft kan door verlenging van de overeenkomst verder informatie worden uitgewisseld over wetenschappelijk en technologisch beleid, kan Oekraïne participeren in bepaalde onderdelen van het Europees kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en kunnen onderzoekers en deskundigen van de EU en Oekraïne deelnemen aan mobiliteitsprogramma's voor opleidingsdoeleinden, om maar een paar resultaten te noemen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Deze stemming was voor ons zeer eenvoudig. We moesten het hier simpelweg wel mee eens zijn, en dat zijn we dan ook.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Unie en andere landen is van vitaal belang voor de technologische ontwikkeling en alle voordelen die daaraan verbonden zijn, waaronder de verbetering van de levenskwaliteit van de burgers. Daarom heb ik voor de verlenging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Faeröer betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU en de Faeröer hebben de onderhandelingen afgerond over de sluiting van een overeenkomst betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking die op 13 juli 2009 is ondertekend. De overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds voordeel, wederzijdse toegangsmogelijkheden tot programma's en activiteiten waarop de ontwerpovereenkomst van toepassing is, non-discriminatie, effectieve bescherming van intellectuele eigendom en billijke deling van intellectuele eigendomsrechten. Deze overeenkomst zal bijdragen tot de structurering en verbetering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EG en de Faeröer, met name door middel van regelmatige vergaderingen van het gemengd comité, waar specifieke samenwerkingsactiviteiten kunnen worden gepland. Ik hoop dat de overeenkomst die wij hier net hebben aangenomen voor beide partijen voordelig zal zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU en de Faeröer hebben de onderhandelingen afgerond over de sluiting van een overeenkomst betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking, met als doel enerzijds het vrij verkeer en verblijf te bevorderen van onderzoekers die betrokken zijn bij onder de overeenkomst vallende activiteiten en anderzijds het grensoverschrijdende verkeer te vergemakkelijken van goederen die bij deze activiteiten worden gebruikt. Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de verlenging ervan bijdraagt tot een versterkte ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese onderzoeksruimte. Ik hoop dan ook dat de verlenging van de overeenkomst voor beide partijen vruchten zal afwerpen.
Elie Hoarau (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de overeenkomst betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Faeröer gestemd. Ik heb dat niet gedaan omdat ik tegen wetenschappelijke samenwerking tussen de Unie en de Faeröer ben, maar omdat ik vind dat we moeten beginnen met het uitoefenen van druk op de Faeröer om definitief een einde te maken aan de steeds terugkerende slachtingen van grienden, waarbij er jaarlijks bijna duizend worden gedood. Zolang deze slachtingen voortduren zal ik in de toekomst tegen iedere overeenkomst of iedere vorm van financiële steun tussen de Europese Unie en de Faeröer stemmen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De Commissie heeft namens de Europese Unie in juni 2010 een overeenkomst gesloten met de regering van de Faeröer betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking. Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin het voorstel wordt goedgekeurd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Faeröer betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking is sinds juli 2009 van kracht. Ze is een waar succes gebleken en heeft voor beide partijen belangrijke voordelen opgeleverd. Het besluit om de overeenkomst te verlengen is hiervan een bevestiging. Wij hopen dat ze ook in de toekomst succesvol zal blijven.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door de inwerkingtreding van de overeenkomst betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van de Faeröer kunnen de Faeröer volledig deelnemen aan het zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. Ondanks de kleine omvang van de onderzoeksgemeenschap hebben de onderzoekers van de Faeröer al met succes deelgenomen aan projecten die door de Gemeenschap zijn gefinancierd. Ze beschikken over deskundigheid op onderzoeksgebieden die zijn verbonden met de geografische situatie van de Faeröer, in het bijzonder met de rijkdommen van de zee en het milieu. Door de overeenkomst kunnen de onderzoekers ook deelnemen aan onderzoek op andere gebieden zoals energie, voedsel, landbouw, visserij en biotechnologie. Door middel van regelmatige ontmoetingen kunnen gemeenschappelijke prioriteiten op het gebied van onderzoek worden vastgesteld, alsmede de terreinen waarop gezamenlijke inspanningen voor beide partijen voordelen kunnen opleveren. Bovendien zal de overeenkomst de mobiliteit van studenten en onderzoekers uit het hoger onderwijs bevorderen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De Europese Unie heeft voor zichzelf ambitieuze doelstellingen geformuleerd op het gebied van de technologie, ook buiten het kader van de Lissabonstrategie. Deze doelstellingen zijn nog eens versterkt in het plan voor de nabije toekomst, de Europa 2020-strategie. Hierdoor wordt de wetenschappelijke en technologische samenwerking nog belangrijker. Tegen deze achtergrond moeten wij verheugd zijn over het feit dat er een reeks overeenkomsten is gesloten met andere landen teneinde deze samenwerking te bevorderen door middel van bijvoorbeeld workshops, seminars en bijeenkomsten. De EU acht deze kwestie van dermate groot belang dat er hiervoor in het zevende Kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie een speciale subsidiemogelijkheid is gecreëerd.
Wij staan nu op het punt om onze overeenkomst te verlengen met een eilandengroep in de Atlantische Oceaan, namelijk de Faeröer. In tegenstelling tot Denemarken zijn de Faeröer geen lid van de Europese Unie en maken zij ook geen deel uit van de douane-unie. In de plaats daarvan vormt de eilandengroep samen met IJsland een aparte economische unie. Met het oog op de bevordering van de technologische vooruitgang heb ik mijn steun gegeven aan de verlenging van de overeenkomst betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Faeröer.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Faeröer betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat krachtenbundeling op deze strategische gebieden voor beide partijen voordelig is.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Gezien het ontwerpbesluit van de Raad (11365/2010), gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Faeröer betreffende wetenschappelijke en technologische samenwerking, waarbij de Faeröer geassocieerd worden met het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) van de Unie (05475/2010), en gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens de artikelen 186 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0184/2010);
Eveneens gelet op artikel 81, artikel 90, lid 8, en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement, en gezien de aanbeveling van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0303/2010), zijn wij het volgende overeengekomen:
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Faeröer.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Innovatie en globalisering zijn de twee belangrijkste bronnen van economische ontwikkeling in de wereld. Zij hebben een rechtstreeks effect op productiviteit, werkgelegenheid en welzijn van burgers, en bieden de mogelijkheid om enkele uitdagingen waar de wereld mee te maken heeft, bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheidszorg en het milieu, op te lossen. Aangezien de rol van innovatie en globalisering steeds zichtbaarder wordt en de kenmerken ervan duidelijker, moet het beleid hierop worden aangepast. Japan is een land met tradities op het terrein van wetenschap en technologie. Daarom heb ik voor samenwerking met Japan gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en andere landen is van vitaal belang voor de technologische ontwikkeling en alle voordelen die daaraan verbonden zijn, waaronder de verbetering van de levenskwaliteit van de burgers. Daarom heb ik voor de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het belang van de wetenschap en de technologie voor de ontwikkeling van Europa en Japan en het feit dat beide partijen geconfronteerd worden met soortgelijke uitdagingen op het vlak van economische groei, industriële concurrentiekracht, werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling en klimaatverandering hebben ertoe geleid dat zowel de EU als Japan de wens heeft uitgesproken om hun samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang, waaronder wetenschap en technologie, te verbeteren en te versterken. In 2003 zijn onderhandelingen geopend over een toekomstige overeenkomst betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie die zijn uitgemond in de ontwerptekst waarover wij zonet hebben gestemd. Wij mogen niet vergeten dat dit partnerschap voor Europa bijzonder voordelig kan zijn, aangezien Japan een van 's werelds grootste investeerders in onderzoek is. In 2008 vertegenwoordigden de Japanse investeringen in onderzoek 3,61 procent van het bruto binnenlands product en was ruim 81,6 procent afkomstig uit de particuliere sector. Ik hoop dat beide partijen baat zullen hebben bij de overeenkomst die wij hier hebben aangenomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie en Japan staan voor gemeenschappelijke uitdagingen inzake economische groei, industriële concurrentiekracht, werkgelegenheid, sociale en regionale cohesie, duurzame ontwikkeling, en wellicht is de allerbelangrijkste uitdaging de noodzakelijke aanpassing van hun economie aan de vergrijzende samenleving en de huidige financiële crisis.
Zij hebben tevens soortgelijke onderzoeksprioriteiten, waaronder biowetenschappen en communicatiewetenschappen. Deze overeenkomst is dan ook bedoeld om de samenwerking te bevorderen op gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals biowetenschappen, informatie- en communicatietechnologieën en milieutechnologieën op het vlak van klimaatverandering en hernieuwbare energie. Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, omdat de aanneming ervan mijns inziens bijdraagt tot een versterkte ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese onderzoeksruimte. Immers, de overeenkomst heeft een katalyserende werking op het strategische partnerschap tussen de EU en Japan, dat reeds een van 's werelds grootste investeerders in onderzoek is. In 2008 vertegenwoordigden de Japanse investeringen in onderzoek 3,61 procent van het bruto binnenlands product en was ruim 81,6 procent afkomstig uit de particuliere sector.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De Commissie heeft een overeenkomst gesloten met Japan, getekend op 30 november 2009, over samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie. Ik verwelkom dit verslag, waarin goedkeuring wordt gehecht aan de sluiting van deze overeenkomst, maar ik ben tevens van mening dat de EU inspanningen moet leveren om de betrekkingen met Japan te intensiveren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De onderhandelingen over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie zijn al in 2003 geopend, maar de overeenkomst is nu pas ondertekend. Gezien de enorme betekenis van Japan op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek is de onlangs gesloten overeenkomst voor beide partijen van uitzonderlijk belang.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Deze overeenkomst geeft de Europese Unie het groene licht om gebruik te maken van de technologie uit Japan, dat een van de meest vooruitstrevende industriële landen is. Dit is een grote stap voorwaarts aan de kant van de Europese Unie. Ik hoop echter dat deze samenwerking een kwestie van tweerichtingsverkeer zal zijn, want de ervaring met Japanse bedrijven heeft ons geleerd dat men zich aan Japanse zijde niet altijd aan dit beginsel houdt. Ik stem voor de overeenkomst, in de hoop dat deze samenwerking niet alleen Japan, maar ook de Europese Unie tot voordeel zal strekken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Japan is een rolmodel op het gebied van technologische ontwikkeling. De Japanse technologie is altijd bijzonder geavanceerd, of het nu om hybride aandrijfsystemen of om entertainmentproducten gaat. Het land profiteert niet alleen van zijn uitvoer van hightechproducten; die producten zijn namelijk ook van groot belang voor de inwoners zelf. In Japan is het bijvoorbeeld al mogelijk om op een veilige manier via een mobiele telefoon voor goederen of diensten te betalen. Het tekort aan de zogeheten zeldzame aardmaterialen die essentieel zijn voor de elektronische componenten van de meest recente technologische producten, is een gevolg van de Chinese strategie om te zorgen dat deze stoffen niet in voldoende mate leverbaar zijn zodat de prijzen kunstmatig hoog gehouden kunnen worden. Dit zal de zoektocht naar alternatieven alleen maar versnellen.
Niet alleen vanwege deze redenen verdienen de samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied en de verlenging van de onderhavige overeenkomst onze steun. Hierbij spelen namelijk ook de eisen in het kader van de Lissabonstrategie en de Europa 2020-strategie een rol, aangezien de Europese Unie in die context op technologisch gebied voor zichzelf ambitieuze doelen heeft geformuleerd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Europa en Japan staan voor gemeenschappelijke uitdagingen in termen van economische groei en duurzame ontwikkeling. Daarom is het een goede zaak dat ze deze overeenkomst hebben gesloten. Ze zal hen in de gelegenheid stellen hun samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie te bevorderen, wat voor beide partijen aanzienlijke voordelen zal opleveren.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. − (ES) De EU en Japan staan op het terrein van economische groei en industrieel concurrentievermogen voor vergelijkbare uitdagingen.
Bovendien zien zowel de EU als Japan zich door de vergrijzing van hun bevolking en de economische crisis genoodzaakt tot sociaaleconomische aanpassingen, waardoor beide voor een vergelijkbare situatie staan en op het terrein van onderzoek, ontwikkeling en innovatie identieke prioriteiten hebben.
Mijn positieve stem voor deze aanbeveling, waarin het Parlement zijn goedkeuring geeft aan het sluiten van de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EU en Japan, komt voort uit de noodzaak om de mogelijkheden van samenwerking tussen deze twee wetenschappelijke en technologische grootmachten, ten volle te benutten.
De samenwerking die in de overeenkomst is geregeld, die een voorziene looptijd van vijf jaar heeft, moet in het voordeel van beide partijen zijn. De overeenkomst voorziet in regelmatige bijeenkomsten van de EU en Japan, waarbij concrete samenwerkingsactiviteiten kunnen worden gepland, zoals gecoördineerde uitnodigingen. Dit alles moet het mogelijk maken dat de EU en Japan, die al in belangrijke projecten samenwerken, zoals ITER, hun samenwerking verder intensiveren op terreinen waar die samenwerking in beider belang is, zoals de biowetenschappen, informatie- en communicatietechnologie, productietechnologieën en het milieu, waaronder klimaatverandering en hernieuwbare energiebronnen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Door middel van deze stem, en gezien het ontwerp van besluit van de Raad (11363/2010), gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie (13753/2009), gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 186 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0183/2010), gelet op artikel 81, artikel 90, lid 8, en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement, gezien de aanbeveling van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0302/2010), 1. hecht het Europees Parlement zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst; 2. verzoekt het Europees Parlement zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Japan.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb het verslag gesteund omdat ik het terecht en noodzakelijk vind dat er een beroep op het Solidariteitsfonds gedaan kan worden ten behoeve van de slachtoffers van de overstromingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. In dit geval komen de EU-middelen rechtstreeks ten goede aan de getroffen mensen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en andere landen is van vitaal belang voor de technologische ontwikkeling en alle voordelen die daaraan verbonden zijn, waaronder de verbetering van de levenskwaliteit van de burgers. Daarom heb ik voor de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking gestemd.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) De samenwerking tussen de Europese Unie en Jordanië op het terrein van wetenschappelijke en technologische samenwerking vormt een van de prioriteiten van de samenwerking tussen de EU en de landen in het Middellandse Zeegebied, door middel van het Europese nabuurschapsbeleid en de EU-strategie voor consolidatie van de betrekkingen met de buurlanden. Deze samenwerking vindt plaats in nauwgezette coördinatie met het uitvoerend programma van de Jordaanse overheid inzake bevordering van een duurzaam sociaaleconomisch hervormingsproces van het land. Ik ben van mening dat de samenwerking tussen de twee partijen in gezamenlijke onderzoeksactiviteiten gunstig is, net als in technologische ontwikkeling en demonstraties op verschillende terreinen van gemeenschappelijk belang. De resultaten van de samenwerking kunnen worden aangewend voor gemeenschappelijke economische en sociale belangen.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft een nauw partnerschap met Jordanië ontwikkeld, een land dat streeft naar gematigdheid en hervorming in een regio waar politieke onrust heerst. Doel van de EU is Jordanië bij deze inspanningen te steunen via betrekkingen waarin de nadruk wordt gelegd op nauwe samenwerking in het kader van het proces van democratische hervorming en economische modernisering. Als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met de Masjraklanden stem ik graag voor dit verslag, dat bedoeld is om de wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en Jordanië te versterken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU en Jordanië onderhandelen sinds 2008 over een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking die nu klaar is om te worden goedgekeurd. Het partnerschap met Jordanië is van uitzonderlijk belang voor de Euromediterrane betrekkingen, aangezien het land niet alleen over een enorm potentieel beschikt, maar ook kan fungeren als platform voor wetenschappelijke samenwerking met de andere landen in de regio. Bovendien bezit Jordanië een goed ontwikkeld netwerk van universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs met degelijk uitgeruste centra voor onderzoek en technologische toepassingen op gebieden die voor Europa van belang zijn, zoals landbouw en agronomie. Het land is ook goed geïntegreerd in internationale en regionale wetenschappelijke netwerken. Ik hoop dat de overeenkomst die wij zonet hebben aangenomen voor beide partijen voordelig zal zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en Jordanië is een van de prioriteiten van de Euromediterrane associatieovereenkomst die sinds 2002 van kracht is. Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, omdat de verlenging ervan mijns inziens bijdraagt tot een versterkte ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese onderzoeksruimte. Immers, de overeenkomst heeft een katalyserende werking op het strategische partnerschap tussen de EU en Jordanië. Gezien zijn strategische ligging in het Midden-Oosten kan dit land ook de wetenschappelijke samenwerking met andere landen in de regio helpen bevorderen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De Commissie heeft een overeenkomst gesloten tussen de EU en Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking. Deze overeenkomst is op 30 november 2009 getekend. Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin goedkeuring wordt gehecht aan de sluiting van deze overeenkomst.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De onderhandelingen over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, waarmee in 2008 een aanvang is gemaakt, zijn onlangs afgerond. Deze overeenkomst is belangrijk omdat ze mogelijkheden opent om de uitwisseling tussen Europa en dit koninkrijk in het Midden-Oosten te bevorderen. Er zij tevens op gewezen dat het hoger onderwijs in Jordanië in een stroomversnelling zit, wat ongetwijfeld zeer bevorderlijk is voor het welslagen van de beoogde samenwerking.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ondanks het feit dat de milieukwesties overschaduwd worden door het conflict in het Midden-Oosten, is er in deze regio's waarschijnlijk toch behoefte aan meer geavanceerde technologische oplossingen. De drinkwaterstrategieën van zowel Jordanië als Israël veroorzaken niet alleen een geleidelijke vermindering van de wateromvang van de rivier de Jordaan, maar ook tot een toename van de waterverontreiniging. Tegen deze achtergrond zal er een grote vraag bestaan naar technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van de water- en afvalwaterzuiveringsinstallaties.
Wetenschappelijke en technische samenwerking is belangrijk met het oog op de uitwisseling van kennis en om het fundament te leggen voor nieuwe technologische ontwikkelingen. Dat is de reden dat ik mijn steun heb gegeven aan het verlengen van de overeenkomst met het Koninkrijk Jordanië.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en Jordanië staat aangemerkt als een prioriteit in de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, die sinds 2002 van kracht is. Daarom ben ik van oordeel dat wij deze overeenkomst tussen de EU en Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking gunstig moeten onthalen, aangezien hiermee een nieuwe stap wordt gezet op weg naar de versterking van dit partnerschap. Ik hoop dat de bundeling van onze krachten op deze strategische gebieden voor beide partijen voordelig zal zijn.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. − (ES) Wetenschappelijke en technologische samenwerking wordt in de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tussen de EU en Jordanië tot stand wordt gebracht, die sinds 2002 van kracht is, genoemd als een van de prioriteiten van het samenwerkingsverband.
Bijgevolg werd in 2007 gestart met onderhandelingen voor een overeenkomst betreffende wetenschappelijke samenwerking tussen de EU en Jordanië. De goedkeuring van de kant van het Parlement voor de sluiting van deze overeenkomst, is een stap in de goede richting. Mijn steun voor deze overeenkomst komt voort uit de overtuiging dat de EU hiermee tot nauwere betrekkingen komt met een land, Jordanië, dat beschikt over aanzienlijke capaciteiten op het terrein van wetenschap en technologie: Jordanië heeft een belangrijk netwerk van universiteiten en onderzoekscentra.
Bovendien is het te hopen dat Jordanië kan fungeren als katalysator van wetenschappelijke samenwerking in de regio. Het land heeft op onderzoeksgebied strategische plannen gemaakt en beschikt over de mogelijkheden voor internationale samenwerking op terreinen als energie, duurzame ontwikkeling, gezondheidszorg en landbouw.
Deze terreinen passen bij de Europese prioriteiten zoals die tot uitdrukking komen in het zevende kaderprogramma. Vandaar dat het zo belangrijk is deze overeenkomst goed te keuren, zodat de EU en haar mediterrane partner op wetenschappelijk en technologisch gebied hun standpunten dichter bij elkaar kunnen brengen, wat beide partijen voordelen zal opleveren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Door middel van deze stem, en gezien het ontwerpbesluit van de Raad (11362/2010), gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking (11790/2009), gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 186 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0182/2010), gelet op artikel 81, artikel 90, lid 8 en artikel 46, lid 1 van zijn Reglement, gezien de aanbeveling van de Commissie industrie, onderzoek en energie (http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A7-2010-0304&language=NL" ), 1. hecht het Europees Parlement zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst; 2. verzoekt het Europees Parlement zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ze in lijn is met de resolutie van het Parlement van 25 februari en het Groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarin wordt aangedrongen op regionale samenwerking om ook buiten de EU-wateren voor duurzaamheid te zorgen. Deze resolutie beoogt de intrekking en vervanging van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij die op 9 oktober 2006 in werking is getreden met een geldigheidsduur van drie jaar en waarborgt de continuïteit van de visserijactiviteiten van de communautaire vaartuigen. De overeenkomst is van groot belang voor de EU, aangezien ze bijdraagt aan de levensvatbaarheid van haar tonijnsector in de Stille Oceaan, temeer daar de tonijnvisserijmogelijkheden in de oostelijke Atlantische Oceaan sterk zullen afnemen als gevolg van de door de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen.
Bovendien zij erop gewezen dat deze overeenkomst voorziet in gegarandeerde inkomsten voor de Salomonseilanden, waarvan een deel zal worden gebruikt om de tenuitvoerlegging van hun nationale visserijbeleid te ondersteunen en derhalve de toepassing van de beginselen van duurzaamheid en een goed beheer van de visserijbestanden te bevorderen.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer collega Patrão Neves omdat zij de vernieuwing van de partnerschapsovereenkomst met de Salomonseilanden onder de aandacht van dit Parlement heeft gebracht.
Met het nieuwe Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement meer bevoegdheden betreffende de partnerschapsovereenkomsten in de visserijsector en met de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevatten de nieuwe overeenkomsten de verplichting om een verantwoorde en duurzame visserij in de hele wereld te bevorderen.
Ik heb voorgestemd omdat de overeenkomst in kwestie voorziet in de bevordering van de samenwerking op subregionaal niveau en op die manier voldoet aan de Europese doelstelling om het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer te versterken als instrument voor de bevordering van goed bestuur op het gebied van visserij.
Ik ben er bovendien van overtuigd dat de betrekkingen van de Europese Unie met de Salomonseilanden, waar de zee rijk is aan tonijn, ook van groot economisch belang zijn. Op deze manier kan worden bijgedragen aan de levensvatbaarheid van de tonijnsector van de Europese Unie in de Stille Oceaan door toegang te verschaffen tot 4 000 ton vis, een niet te verwaarlozen hoeveelheid voor de communautaire bedrijfstak en markt, ook in het licht van de verwachte afname van de tonijnvisserijmogelijkheden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij, de vier Deense sociaaldemocraten in het Europees Parlement, hebben besloten om tegen de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden te stemmen. Ons besluit wordt ingegeven door een reële bezorgdheid over uitputting en overbevissing van de tonijn. Twee soorten in het bijzonder, de geelvintonijn en de grootoogtonijn, bevinden zich in de gevarenzone en om die reden zou het vissen op deze soorten gestaakt moeten worden, voor zover mogelijk. De onderhavige overeenkomst inzake visserij bedreigt het tonijnbestand, aangezien iedere aanlanding bij voorbaat wordt goedgekeurd, zolang de Europese vissers een financiële vergoeding betalen per geloste ton tonijn. Dit zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot oncontroleerbare overbevissing en zal, in het ergste geval, het overleven van de tonijn in regionale wateren bedreigen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement uitgebreidere bevoegdheden gekregen op het gebied van de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij, aangezien nu de voorafgaande goedkeuring van het Parlement vereist is. In dit verband heb ik voor het verslag over de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de overeenkomst bijdraagt tot de doelstelling van een verantwoorde en duurzame visserij en derhalve de legitieme belangen van beide partijen behartigt.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, sociaaldemocraten, kozen ervoor om tegen de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden te stemmen. Wij zijn van mening dat het toezicht op de overeenkomst onvoldoende is en dat er in de overeenkomst onvoldoende rekening wordt gehouden met het milieu wat betreft de overbeviste bestanden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU beschikt thans over zestien vigerende partnerschapsovereenkomsten inzake de visserij. Dankzij deze overeenkomsten heeft de EU-vloot toegang tot visserijbestanden die haar partners om wat voor reden ook niet kunnen of willen benutten. Doel van dit specifieke verslag is om de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Salomonseilanden met drie jaar te verlengen. Zoals de rapporteur zegt, is de EU "voornemens om de Salomonseilanden in deze nieuwe overeenkomst dezelfde financiële hulp te bieden als in de vorige, ondanks de verlaging van het aantal verleende visvergunningen en van de toegestane vangstvolumes". Dit is des te belangrijker in het licht van de vaststelling dat Portugal krachtens de vorige versie van de partnerschapsovereenkomst inzake de visserij vier vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug in de exclusieve economische zone van de Salomonseilanden liet vissen. Dat is nu niet langer mogelijk, omdat de nieuwe versie niet voorziet in vangstmogelijkheden voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug. Ze bevat echter wel een clausule die de invoering van nieuwe vangstmogelijkheden mogelijk maakt indien dat nodig mocht blijken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van 2002 werd het concept 'partnerschap' geïntroduceerd, met als doel de achterliggende doelstelling van dit type overeenkomsten, namelijk het bevorderen van de ontwikkeling van de nationale visserijsector van de partnerlanden, kracht bij te zetten. In 2004 werden de overeenkomsten omgedoopt tot 'partnerschapsovereenkomsten inzake visserij'. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement uitgebreidere bevoegdheden gekregen op het gebied van de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij. Op grond van artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is voor de sluiting van een dergelijke overeenkomst nu de voorafgaande goedkeuring van het Parlement vereist.
In februari 2004 tekenden de Salomonseilanden en de Europese Gemeenschap een partnerschapsovereenkomst inzake visserij met een geldigheidsduur van drie jaar, die op 9 oktober 2006 in werking trad. Ik ga ermee akkoord dat deze overeenkomst ingetrokken en vervangen wordt door een nieuwe versie die behoort tot een geheel van drie overeenkomsten in de regio van de centrale en westelijke Stille Oceaan, waarvan ook de partnerschapsovereenkomsten met Kiribati en de Federale Staten van Micronesië deel uitmaken. In de overeenkomsten met landen in Afrika en de Stille Oceaan is een deel van de financiële tegenprestatie van de EU specifiek bestemd voor de ondersteuning van een nationaal visbeleid dat gebaseerd is op het beginsel van duurzaamheid.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De ondertekening van bilaterale visserijovereenkomsten tussen de EU en derde landen zorgt ervoor dat enerzijds de vloten van de EU-lidstaten toegang krijgen tot zowel kwantitatief als kwalitatief belangrijke visserijbestanden en anderzijds de derde landen kunnen beschikken over financiële bijdragen die in vele gevallen voorzien in een groot deel van de begrotingsmiddelen waarvan gebruik wordt gemaakt om tal van beleidsacties ten uitvoer te leggen, niet alleen op het gebied van de visserij. Dat geldt ook voor deze overeenkomst. Daarom hebben wij voor het verslag gestemd, ondanks het feit dat wij ernstige bezwaren hebben bij de manier waarop deze overeenkomst tot dusver is toegepast. Het is overigens een goede zaak dat de rapporteur althans sommige van deze bezwaren deelt.
Ik noem er enkele: tijdens de geldigheidsduur van de vorige overeenkomst heeft geen vergadering van het gemengd comité plaatsgevonden; er was geen definitie voorhanden van de voorwaarden voor verantwoorde visserijpraktijken in de exclusieve economische zone van de Salomonseilanden; en er werd geen duidelijke controle uitgeoefend op de vangsten. Deze tekortkomingen brengen de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst in gevaar en moeten in de nieuwe versie worden verholpen. De Commissie heeft zich ertoe verplicht alles in het werk te stellen om herhaling van deze problemen te voorkomen. Het is essentieel dat zij deze verplichting ook daadwerkelijk nakomt.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb weliswaar voor dit voorstel betreffende een partnerschapovereenkomst inzake visserij tussen de EU en de Salomoneilanden gestemd, maar met ernstige bedenkingen. Het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU en het gemeenschappelijk visserijbeleid dienen onderling consistent en gecoördineerd te zijn en moeten elkaar aanvullen, om zo gezamenlijk bij te dragen aan de armoedebestrijding in landen met beschikbare visbestanden die zich toeleggen op een duurzame exploitatie daarvan en op de ontwikkeling van de lokale gemeenschappen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU beschikt over tal van partnerschapsovereenkomsten inzake de visserij die haar toegang verlenen tot verschillende visserijgebieden in ruil voor een financiële tegenprestatie die bestemd is voor de economie van de landen waarmee zij deze overeenkomsten sluit. Op deze manier helpt de EU ontwikkelingslanden en maakt zij visserijbestanden van goede kwaliteit toegankelijk voor vissers van de EU, zodat zij hun economische activiteit kunnen uitoefenen, wat van vitaal belang is voor de Europese economie.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) In dit specifieke geval zijn er twee problemen die op systematische en doelbewuste wijze moeten worden opgelost. Het eerste is de visserijquota en het tweede de uitwisseling van kennis van en ervaring met de technologieën voor het verwerken en conserveren van de vangst en de visserijproductie uit de Stille Oceaan. Ik hoop dat alle aspecten die in de overeenkomst worden genoemd gericht zullen zijn op het stimuleren van samenwerking en de wederzijdse uitwisseling van ervaring.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Bilaterale visserijovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen leveren de EU aanzienlijke economische voordelen op. Op dit moment wordt er over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en de Salomonseilanden onderhandeld. De nadelen van deze nieuwe overeenkomst zijn de grotere bijdrage die door de scheepseigenaren moet worden betaald, het lagere rendement voor de EU ten opzichte van andere overeenkomsten inzake de tonijnvisserij en een gelijke financiële bijdrage van de EU, maar wel voor lagere vangstquota.
Volgens de rapporteur bestaan de voordelen van de overeenkomst onder andere uit het feit dat de Salomonseilanden deviezenreserves nodig hebben om hun macro-economische stabiliteit te handhaven, dat het overeengekomen tonnage van 4 000 ton vis relatief hoog is voor de EU en dat het noodzakelijk is om te streven naar samenwerking op een regionale basis teneinde ook buiten de EU-wateren duurzame oplossingen te creëren. Ik heb mij van stemming onthouden omdat de voordelen voor de EU, afgezet tegen de kosten, niet duidelijk genoeg zijn.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het voorstel voor de partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de Salomonseilanden gestemd omdat ik van mening ben dat deze overeenkomst over het algemeen tegemoetkomt aan de belangen van beide partijen. Ik vind de regionale samenwerking een uitstekend middel om duurzaamheid buiten de communautaire wateren te bereiken en het goed bestuur op visserijgebied te bevorderen.
De overeenkomst voorziet namelijk niet alleen in een stabiel juridisch kader voor beide partijen, maar verzekert daarnaast de Salomonseilanden gedurende ten minste drie jaar van vaste inkomsten die deels kunnen worden aangewend voor de uitvoering van het nationale visserijbeleid. Voor de Europese Unie zijn de betrekkingen met de Salomonseilanden op visserijgebied van groot belang omdat deze bijdragen aan de levensvatbaarheid van de tonijnsector van de Europese Unie in de Stille Oceaan dankzij de gegarandeerde toegang tot een aanzienlijke hoeveelheid vis.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer mevrouw Patrão Neves omdat zij de vernieuwing van de partnerschapsovereenkomst met de Salomonseilanden onder de aandacht van dit Parlement heeft gebracht.
Ik heb voorgestemd omdat de overeenkomst in kwestie voorziet in de bevordering van de samenwerking op subregionaal niveau en op die manier voldoet aan de Europese doelstelling om het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer te versterken als instrument voor de bevordering van goed bestuur op het gebied van visserij. Tot slot ondersteun ik de aanbevelingen van de rapporteur aan de Commissie, met name om te verzekeren dat het Europees Parlement en de Raad gelijk worden behandeld ten aanzien van het recht adequaat te worden geïnformeerd, zodat zij naar behoren kunnen toezien op en de tenuitvoerlegging kunnen beoordelen van de internationale visserijovereenkomsten.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake de visserij gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de overeenkomst in essentie de belangen van beide partijen behartigt. Enerzijds verschaft ze de EU toegang tot vierduizend ton vis, een niet te verwaarlozen hoeveelheid voor de communautaire bedrijfstak en markt, en anderzijds biedt ze de Salomonseilanden een financiële tegenprestatie waarvan een aanzienlijk deel bestemd is voor de tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van het land. Ik ben evenwel van oordeel dat al het mogelijke gedaan moet worden om de in het verslag genoemde problemen te verhelpen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Salomonseilanden is in oktober 2009 verstreken. Het nieuwe protocol geldt van 9 oktober 2009 tot 8 oktober 2012 en wordt reeds voorlopig toegepast in afwachting van de goedkeuringsprocedure in het Europees Parlement. Overeenkomstig artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan het Europees Parlement hetzij zijn goedkeuring geven, hetzij weigeren zijn goedkeuring te geven. Hoewel de meerderheid van het Europees Parlement voor heeft gestemd, heeft onze fractie, De Groenen/Vrije Europese Alliantie, tegengestemd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het met de rapporteur eens dat de Commissie zich niet alleen moet buigen over het specifieke probleem van het normale btw-tarief en andere tarieven, maar ook over de bredere problematiek van een nieuwe btw-strategie, die zich ook moet uitstrekken tot het toepassingsgebied van de btw en de daarvoor geldende uitzonderingsregelingen. De tarieven zijn steeds complexer geworden en het vigerende btw-stelsel houdt geen gelijke tred meer met de ontwikkeling van de interne markt. Het Europese bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, is daardoor in een achterstandspositie terechtgekomen. Er zij bovendien aan herinnerd dat het Parlement de Commissie heeft geattendeerd op het feit dat het btw-stelsel, zoals het momenteel is opgezet en door de lidstaten wordt toegepast, wordt gekenmerkt door een aantal zwakke punten waar fraudeurs misbruik van maken en waardoor miljarden euro's aan belastinginkomsten worden misgelopen. Ik verwelkom het voornemen van de Commissie om met een groenboek te komen over de herziening van het btw-stelsel, teneinde een gunstiger klimaat voor het bedrijfsleven en een eenvoudiger en robuuster systeem voor de lidstaten te creëren.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De Commissie stelt met het voorstel voor om de huidige periode waarin de EU-lidstaten een minimumhoogte voor het normale btw-tarief dienen te hanteren van 15 procent, met vijf jaar te verlengen. Dit houdt concreet in dat er geen gevolgen zijn ten aanzien van de belastingtarieven. De Commissie stelt voor de verlenging van kracht te laten gaan per 1 januari 2011 en op 31 december 2015 te laten aflopen. Teneinde de reeds bereikte harmonisering van tarieven in stand te houden, heeft de Commissie tot tweemaal toe voorstellen gedaan voor een standaardbandbreedte voor tarieven tussen de 15 en de 25 procent. Deze bandbreedte is afgeleid van de reeds in de lidstaten toegepaste tarieven; de standaardtarieven bewogen daar altijd al tussen de 15 en de 25 procent. In beide gevallen werden de voorstellen om de tarieven meer op één lijn te brengen gewijzigd door de Raad. Deze hield telkens slechts het beginsel van een minimumtarief in stand. Ik ben het eens met de Commissie dat met deze verlenging niet alleen beoogd wordt het bedrijfsleven de nodige rechtszekerheid te bieden, maar tevens om ruimte te bieden voor een nadere analyse van wat het meest geschikte standaard btw-tarief is op EU-niveau. De Commissie dient naar mijn mening in het aanstaande groenboek over de herziening van het btw-stelsel niet alleen specifiek te kijken naar de kwestie van het standaard btw-tarief, maar het geheel in het bredere perspectief van een nieuwe btw-strategie te plaatsen, met inbegrip van de reikwijdte van btw en de uitzonderingen erop.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer de rapporteur en collega David Casa met het opstellen van dit verslag, waardoor we opnieuw een essentieel thema als de btw en de fiscale harmonisatie kunnen behandelen.
Ik ben het eens met wat de rapporteur benadrukt, namelijk dat het huidige btw-stelsel, mede door de toegenomen complexiteit, geen gelijke tred meer houdt met de ontwikkeling van de interne markt en het bedrijfsleven en het midden- en kleinbedrijf zelfs in een achterstandspositie brengt doordat het aanzienlijke gevolgen heeft voor het concurrentievermogen. Daarnaast heeft de huidige fiscale wetgeving veel zwakke punten die door belastingontduikers op illegale wijze voor eigen gewin kunnen worden misbruikt.
Ik steun daarom het voorstel van de Commissie de oprichting van een communautair btw-stelsel uit te stellen om het bedrijfsleven de nodige rechtszekerheid te bieden, maar ik spoor de Commissie tegelijkertijd aan om zo snel mogelijk haar analyses af te ronden en met betrokkenheid van dit Parlement een groenboek over de herziening van het btw-stelsel uit te werken.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik mij kan vinden in het Commissievoorstel en de amendementen van het Parlement. Ik ga akkoord met het voorstel van de Commissie om de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent met vijf jaar te verlengen, zoals gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Voor wat betreft de amendementen van het Parlement lijkt het me vooral belangrijk dat de nieuwe btw-strategie bijdraagt aan de vermindering van de administratieve last, het wegnemen van fiscale belemmeringen en de verbetering van het ondernemingsklimaat, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen en arbeidsintensieve bedrijven. Tegelijkertijd dient ervoor gezorgd te worden dat het stelsel bestand is tegen fraude.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik ben van mening dat het nodig is de minimumhoogte van het btw-tarief nauwkeurig te regelen, nu de overgangsbepaling met betrekking tot het tarief van 15 procent opnieuw wordt verlengd. Daarnaast ben ik van mening dat we ons meer zorgen moeten maken over het feit dat steeds meer regeringen in de EU de btw naar het hoogste niveau opschroeven om de uitdagingen van de economische crisis het hoofd te bieden. Het is een maatregel die blijk geeft van gebrek aan levensvatbare oplossingen en die de economie en de burgers verstikt. Zodoende pleit ik voor het vermijden van buitensporige belastingdruk met als perspectief de aanneming van een definitieve regeling inzake fiscale harmonisatie.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de Europese Unie een nieuwe btw-strategie nodig heeft. Door middel van deze strategie zou de EU zich moeten richten op het verminderen van de bureaucratie en het wegnemen van de financiële blokkades die de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen in de weg staan. Daarnaast ben ik van mening dat het verlengen van de overgangsbepaling met betrekking tot het minimale btw-tarief tot 31 december 2015 structurele onevenwichtigheden in de EU kan voorkomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het voorstel van de Commissie om de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent te verlengen is gebaseerd op rechtszekerheid. Aangezien ik tegen dit beginsel geen enkel bezwaar heb, heb ik voor het voorstel gestemd. Er zij evenwel onderstreept dat op btw-gebied dringend meer ingrijpende maatregelen moeten worden genomen. Deze maatregelen moeten gericht zijn op de fiscale concurrentie van de Europese Unie en de noodzakelijke bescherming van kleine en middelgrote ondernemingen. Het wordt steeds duidelijker dat het belastingbeleid niet neutraal is. Het succesverhaal van het btw-systeem kan en mag niet verhinderen dat het systeem zich aanpast aan de nieuwe tijden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met dit voorstel, dat is gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), beoogt de Commissie de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent met vijf jaar te verlengen. Het voorstel zal dus geen gevolgen hebben voor de toegepaste belastingtarieven.
De Commissie stelt voor de verlenging op 1 januari 2011 te laten ingaan voor een periode die eindigt op 31 december 2015. De verlenging van de regeling heeft ten doel enerzijds de nodige rechtszekerheid te bieden aan bedrijven en anderzijds ruimte te creëren voor verdere reflectie over de passende hoogte van het normale btw-tarief op EU-niveau. Het vigerende btw-stelsel is niet alleen qua tarieven maar ook in andere opzichten steeds complexer geworden en houdt geen gelijke tred meer met de ontwikkeling van de interne markt. Het Europese bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, is daardoor in een achterstandspositie terechtgekomen. Een ander punt waarop het Europees Parlement heeft gewezen, is dat het btw-stelsel, zoals het momenteel is opgezet en door de lidstaten wordt toegepast, wordt gekenmerkt door een aantal zwakke punten waarvan fraudeurs misbruik maken en waardoor miljarden euro's aan belastinginkomsten worden misgelopen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EEG betreffende de minimumhoogte van het normale btw-tarief van 15 procent. Voorgesteld wordt om de geldigheidsduur – die eind dit jaar zou verstrijken – met vijf jaar te verlengen, omdat geen overeenstemming kon worden bereikt over een definitieve regeling.
De rapporteur heeft evenwel de gelegenheid te baat genomen om de Raad enige suggesties aan de hand te doen, met name voor wat betreft de nieuwe btw-strategie. Volgens hem moet de strategie gericht zijn op "de vermindering van de administratieve last, het wegnemen van fiscale belemmeringen en de verbetering van de ondernemingsomgeving, met name van kleine en middelgrote ondernemingen en arbeidsintensieve bedrijven, en tegelijkertijd dient ervoor gezorgd te worden dat het stelsel bestand is tegen fraude". Hij grijpt deze kans tevens aan om de Raad ertoe te bewegen vóór 31 december 2015 op een definitief stelsel over te stappen en de Commissie op te roepen tegen 2013 met wetgevingsvoorstellen ter vervanging van het vigerende overgangstarief te komen.
Wij zullen deze kwestie geen moment uit het oog verliezen, aangezien het voorstel dat in 2013 zal verschijnen negatieve gevolgen kan hebben.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, met daarin een voorstel van de Commissie dat ertoe strekt de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent met vijf jaar te verlengen. Dat is al wenselijk in normale tijden, maar in de huidige economische crisis is het nog wenselijker. Belastingconcurrentie die de btw-tarieven omlaag drijft zou funest zijn voor landen die proberen de overheidsdiensten op een aanvaardbaar peil te houden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Wij moeten voor ogen houden dat het vigerende btw-stelsel niet alleen qua tarieven maar ook in andere opzichten steeds complexer is geworden en geen gelijke tred meer houdt met de ontwikkeling van de interne markt. Het Europese bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, is daardoor in een achterstandspositie terechtgekomen.
Een ander punt, waar het Europees Parlement ook in het verleden al op heeft gewezen, is dat het btw-stelsel, zoals het momenteel is opgezet en door de lidstaten wordt toegepast, wordt gekenmerkt door een aantal zwakke punten waar fraudeurs misbruik van maken en waardoor miljarden euro's aan belastinginkomsten worden misgelopen. Daarom moet de nieuwe btw-strategie erop gericht zijn de btw-regels te hervormen op een manier die de doelstellingen van de interne markt actief bevordert. Ze moet bijdragen tot de vermindering van de administratieve last, het wegnemen van fiscale belemmeringen en de verbetering van de ondernemingsomgeving, met name van kleine en middelgrote ondernemingen en arbeidsintensieve bedrijven, en tegelijkertijd dient ervoor gezorgd te worden dat het stelsel bestand is tegen fraude.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Dit is een bijzonder belangrijke kwestie voor de ontwikkeling van het Europese ondernemerschap in het geheel. Er moet een geharmoniseerd systeem van btw-tarieven komen, dat voor alle landen van de Europese Unie geldt. Er moet een begrijpelijk belastingstelsel voor de lange termijn komen voor wat betreft alle soorten ondernemerschap en industrie. Pas dan kunnen we met het begrotingsbeleid op succes rekenen. Momenteel zien in Letland bepaalde politici, wanneer ze het begrotingstekort opvullen door de belastingwetgeving voortdurend te wijzigen, momenteel niet het gevaar in van een onevenwichtig belastingstelsel. Dit brengt een toekomstige vermindering van de belastingdruk aanzienlijk in gevaar en leidt tot de massale vernietiging van het midden- en kleinbedrijf. Ik ben van mening dat het initiatief van de Europese Commissie op tijd komt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het vaststellen van een minimumhoogte van de btw-tarieven maakt onderdeel uit van de inspanningen om de Europese belastingtarieven te harmoniseren. Wij moeten ons echter verzetten tegen deze pogingen tot harmonisatie. Aan de ene kant kunnen zij ertoe leiden dat getracht wordt om via de achterdeur een fiscale soevereiniteit voor de EU in te voeren. Aan de andere kant vormen dit soort regelingen een inbreuk op de soevereiniteit van de lidstaten. De lidstaten moeten de bevoegdheid blijven behouden om zelf hun belastingtarieven vast te stellen. Elk land moet namelijk over de eigen prioriteiten kunnen beslissen, aangezien deze afhankelijk zijn van de mate waarin een land op de verschillende terreinen geld uitgeeft. Ook dit is wederom een uiting van de historische ontwikkeling die Europa doormaakt. Wij moeten geen gehoor geven aan oproepen voor minimumbelastingtarieven om niet alleen de druk om ons te conformeren te verminderen, maar om ook de hoeveelheid Europese bureaucratie en het centralisme vanuit Brussel terug te dringen.
Ik ben absoluut tegen de verlenging van een verplichte heffing van een btw-basistarief van minimaal 15 procent voor nog eens vijf jaar. De EU zou veeleer de nadruk moeten leggen op samenwerking bij het bestrijden van belastingfraude, omdat daardoor met name in het btw-stelsel miljarden euro's verloren gaan. Op dit gebied zijn er verschillende voorstellen gedaan die de moeite van een vervolgbespreking waard zijn.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag voorziet in de verlenging van de overgangsregeling die werd ingevoerd met Richtlijn 92/77/EEG van de Raad. Voor wat betreft de btw-tarieven houdt deze regeling in dat er minimumtarief werd vastgelegd, waardoor het normale tarief ten minste 15 procent moet bedragen.
Omdat er nog geen definitief geharmoniseerd belastingsysteem in de Unie bestaat, is het op het gebied van de indirecte belastingen thans gangbare praktijk om minimumtarieven vast te leggen. Op het gebied van de btw kan hierdoor worden voorkomen dat de steeds duidelijkere verschillen tussen de normale tarieven die in de lidstaten worden toegepast structurele wanverhoudingen en verstoringen van de concurrentie veroorzaken. Op dit moment schommelen de toegepaste normale tarieven tussen 15 procent en 25 procent en daarmee kan het correct functioneren van de interne markt worden gegarandeerd.
De verlenging geeft het bedrijfsleven de nodige rechtszekerheid, maar maakt het ook mogelijk om verder onderzoek te doen naar het geschikte normale btw-tarief in de hele EU. Verder wordt de Commissie gevraagd op korte termijn een groenboek over een nieuwe btw-strategie te publiceren en raadplegingen te beginnen over de toekomstige belastingharmonisatie. Ik stem voor het verslag in afwachting van een belastingharmonisatie die zal leiden tot één enkel btw-tarief in de hele Unie.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag-Casa gestemd en ik complimenteer de rapporteur met zijn werk en de samenwerking in de Commissie economische en monetaire zaken.
Het verslag heeft tot doel de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent met vijf jaar te verlengen. In het verslag wordt niet alleen het belang van een minimumhoogte van het normale tarief onderstreept, maar er wordt tevens de nadruk gelegd op de noodzaak om een nieuwe btw-strategie te ontwerpen, omdat het huidige systeem, dat niet alleen qua tarieven maar ook in andere opzichten steeds complexer is geworden, geen gelijke tred meer houdt met de ontwikkeling van de interne markt.
Zoals ook Mario Monti in zijn verslag over een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt heeft aangetoond, kunnen er zonder uniforme fiscale regelgeving en met verschillende kosten van levensonderhoud in de diverse lidstaten situaties ontstaan die indruisen tegen de geest van de eengemaakte markt. Het Europese bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, komt hierdoor in een achterstandspositie terecht.
Bovendien wordt het Europese btw-stelsel, zoals het momenteel is opgezet en door de lidstaten wordt toegepast, vaak misbruikt voor grensoverschrijdende fraudepraktijken waardoor miljarden euro's aan belastinginkomsten worden misgelopen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer de rapporteur, de heer Casa, met dit verslag, waardoor we opnieuw een essentieel thema als de btw en de fiscale harmonisatie kunnen behandelen.
Ik ben het eens met wat de rapporteur benadrukt, namelijk dat het huidige btw-stelsel geen gelijke tred meer houdt met de ontwikkeling van de interne markt en het bedrijfsleven en het midden- en kleinbedrijf zelfs in een achterstandspositie brengt doordat het aanzienlijke gevolgen heeft voor het concurrentievermogen.
Ik steun daarom het voorstel van de Commissie voor een verlenging met het oog op de oprichting van een communautair btw-stelsel teneinde het bedrijfsleven de nodige rechtszekerheid te bieden, maar ik spoor de Commissie tegelijkertijd aan om zo snel mogelijk haar analyses af te ronden en met behulp van dit Parlement een groenboek over de herziening van het btw-stelsel uit te werken.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Toch moet ik hier onderstrepen dat het voortdurende uitstel van de invoering van een definitieve btw-regeling symptomatisch is voor de impasse waarin het Europese integratieproces is beland. Zelfs als de Commissie spoedig met een voorstel voor een herziening van het btw-stelsel komt, zijn wij ons er allen van bewust dat de verschillende belangen die de lidstaten in de Raad hebben geformuleerd een voorstel om een geharmoniseerde belastingstructuur te hanteren in de weg zullen staan. Wij mogen niet vergeten dat de btw, ondanks zijn regressieve karakter, een fiscale noodmaatregel was en nog steeds is in het kader van het door de Raad en de Commissie opgelegde bezuinigingsbeleid.
De druk op de lidstaten om de zogenaamde 'begrotingsconsolidatie' voort te zetten vormt thans een enorm obstakel voor de harmonisatie van de btw-tarieven. Rekening houdend met het feit dat het voorstel van de Commissie om een 'Europese btw' in te voeren als inkomstenbron voor de Unie indertijd onmiddellijk door een aantal lidstaten is afgewezen, ziet het ernaar uit dat het weinig zin heeft de Commissie om 'een nieuwe btw-strategie' te verzoeken.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd dat zich toespitst op het voorstel van de Commissie om de geldigheidsduur van het voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent met vijf jaar te verlengen. Zoals de rapporteur zegt, moet het btw-stelsel grondig hervormd worden op een manier die de doelstellingen van de interne markt actief bevordert en bijdraagt tot de verbetering van het ondernemingsklimaat, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen. Daarom ben ik bijzonder ingenomen met het voornemen van de Commissie om met een groenboek over de herziening van het btw-stelsel te komen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij behoren tot de meerderheid van dit Parlement die voor deze tekst heeft gestemd, die stelt: het Europees Parlement, gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2010)0331), gelet op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0173/2010), gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, gelet op artikel 55 van zijn Reglement, gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0325/2010), hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen; verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. − (ET) Dit verslag over het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief kan alleen maar worden toegejuicht. Hierin wordt de minimumhoogte van het normale tarief vastgesteld op 15 procent voor een periode die eind 2015 eindigt. Het voorstel van de Europese Commissie een maximumtarief van 25 procent in te voeren, dat zij herhaaldelijk ter tafel heeft gebracht, kon niet rekenen op de steun van de Europese Raad. Tegelijkertijd is het normale tarief momenteel in geen enkele lidstaat hoger dan 25 procent. Estland, waar het normale btw-tarief op 20 procent ligt, behoort tot de negentien lidstaten waar het tarief 20 procent of hoger is. Wat dit aspect betreft, wijs ik erop dat ik krachtige steun heb verleend aan de verlenging van het minimumtarief van 15 procent, waardoor elke lidstaat in de gelegenheid wordt gesteld te bepalen hoe hoog zijn tarief moet zijn. Voorts biedt dit verslag onze ondernemers rechtszekerheid. Zij weten dat de Europese wetgeving in de komende vijf jaar een verhoging van het normale btw-tarief zal voorkomen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het voorstel van de Europese Commissie voorziet in een verlenging met vijf jaar van de geldigheidsduur van het thans voor de EU-landen voorgeschreven normale minimumtarief van de btw van 15 procent tot 15 december 2015. Het is de bedoeling om de geharmoniseerde belastingstructuur met twee verplichte btw-tarieven en harmonisatie binnen een bandbreedte van 10 procent, namelijk tussen 15 en 25 procent, in stand te houden. De lidstaten verbinden zich ertoe al het mogelijke te doen om te voorkomen dat de huidige marge van 10 procent boven het huidige laagste normale tarief dat de lidstaten toepassen, groter wordt. Ik ben het met de rapporteur eens dat het vigerende btw-stelsel steeds complexer wordt en geen gelijke tred meer houdt met de ontwikkeling van de interne markt. Ik hoop dan ook dat de Europese Commissie zich in de toekomst niet alleen zal buigen over het specifieke probleem van het normale btw-tarief, maar ook over de bredere problematiek van een herziening van het huidige systeem, die zich ook moet uitstrekken tot het toepassingsgebied van de btw en de daarvoor geldende uitzonderingsregelingen, en dat zij zich ertoe zal verbinden met een nieuwe btw-strategie te komen. Om de voornoemde redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. − Uiteraard heb ik voor het verslag van collega Casa gestemd. Ik ben het overigens niet alleen eens met het standpunt van de rapporteur ten aanzien van de richtlijn, maar ook met de teneur van de toelichting bij zijn verslag. Al vanaf 1993 werkt de Europese Unie met een overgangsstelsel inzake de btw. Pogingen om naar een zogenaamd definitief stelsel te gaan, zijn tot nog toe mislukt. Dit mag echter geen reden zijn om het niet te blijven proberen.
Het btw-stelsel is niet alleen zaak van tarieven of bandbreedtes, maar ook van een eenvoudige, op een interne markt goed werkende, rechtszekere regeling, die aangepast is aan de kmo's en bestand is tegen fraude. Dat de Commissie van plan is deze draad opnieuw op te nemen, is goed nieuws. Ik wil de bevoegde commissaris graag aanmoedigen werk te maken van dit moeilijke dossier.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Ik ben van mening dat er in de nieuwe btw-strategie specifieke aandacht dient uit te gaan naar de hervorming van de btw-regelgeving overeenkomstig beginselen waarmee het behalen van de doelstellingen van de interne markt actief wordt bevorderd. Zoals de rapporteur reeds zei, houdt het huidige btw-stelsel gezien de groeiende complexiteit ervan, en dit niet alleen voor wat betreft de tarieven - geen gelijke tred met de ontwikkeling van de interne markt. In januari 2009 steeg de btw in Litouwen van 18 naar 19 procent en in september naar 21 procent. Het is van groot belang dat verdere wijzigingen in de toekomst de belangstelling van buitenlandse investeerders in Litouwen geen schade berokkenen. We moeten gunstige belastingsplanningskansen bieden.
Volgens de nieuwe btw-strategie dienen we te streven naar beperking van de administratieve lasten, fiscale obstakels uit de weg te ruimen en het bedrijfsklimaat te verbeteren, met name ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf. Voordat de Commissie haar definitieve besluit over deze kwestie neemt, dient zij de publieke en private sector grondig te raadplegen. Er dient tijdens deze raadplegingen uitgebreid te worden gesproken over zowel de btw-tarieven als bredere onderwerpen, zoals de mogelijke vaststelling van een maximumhoogte, de btw-structuur en alternatieven voor het operationele kader. Ik kijk dan ook met spanning uit naar het groenboek van de Commissie over de herziening van het btw-stelsel.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het jaarverslag van de Europese Centrale Bank (ECB) gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de maatregelen om een laag inflatiecijfer van in de buurt van de 2 procent te waarborgen en tegelijkertijd de liquiditeit op de markten te vergroten vele financiële instellingen voor instorten hebben behoed. Ik ben mij er evenwel van bewust dat de maatregelen van de ECB niet hun volle potentieel hebben kunnen ontplooien, omdat de liquiditeit niet altijd werd doorgesluisd naar de reële economie. Er zij aan herinnerd dat wat als financiële crisis begon vervolgens ook een economische crisis werd.
De regeringen van de lidstaten en de ECB moesten zich teweer stellen tegen de zwaarste crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Het bruto binnenlands product liep terug, de economische activiteit nam af en de begrotingstekorten stegen, wat leidde tot teruglopende belastingopbrengsten en een onhoudbare staatsschuld, waardoor het moeilijk is om cijfers zoals die van voor de crisis te behalen. De huidige situatie is het gevolg van het gebrek aan structurele hervormingen binnen de EU, zoals blijkt uit de ontwikkelingen in Griekenland en andere landen van de eurozone. Daarom moeten wij het financiële systeem wereldwijd minder broos maken en lering trekken uit de crisis, met het oog op de verbetering van de kwaliteit van het risicobeheer en de transparantie van de financiële markten.
Charalambos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag naar aanleiding van het jaarverslag van de Europese Centrale Bank toont aan dat het Europees Parlement de meest consequente voorvechter en pleitbezorger is van de aanval van het kapitaal op de arbeiders in de hele EU. In feite herhaalt het de antivolkse beslissingen van de EU-top van oktober om een gecontroleerd faillissementsmechanisme in te stellen, strengere voorwaarden in het Stabiliteitspact op te nemen en dit naar de letter toe te passen, en om aan de lidstaten die deze voorwaarden niet naleven, sancties op te leggen. Het juicht toe dat er op het niveau van de EU en de lidstaten een fortuin beschikbaar wordt gesteld voor de beurs en andere sectoren van het kapitaal om ervoor te zorgen dat dit gedurende de kapitalistische crisis winstgevend blijft. Het steunt al de barbaarse maatregelen tegen de werkende klasse en het volk die door de bourgeoisregeringen in alle lidstaten van de EU worden toegepast. Om de EU uit de kapitalistische economische crisis te halen, stellen de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal voor om het tempo van de kapitalistische reorganisaties in alle lidstaten te verhogen, zodat de monopolistische consortia hun winstgevendheid behouden, ten koste van de werkenden, die het gelag van de crisis moeten betalen. Ierland vormt het meest recente en zeker niet het laatste voorbeeld van de tragische consequenties voor de werkenden die het laten prevaleren van de groei van de monopolies en hun winstgevendheid met zich meebrengt.
Jean-Pierre Audy (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met de resolutie betreffende het verslag van de Europese Centrale Bank (ECB) op basis van het uitstekende verslag van mijn Duitse collega, de heer Balz. Aangezien de ECB door het Verdrag van Lissabon een Europese instelling is geworden, terwijl zij toch onafhankelijk blijft, kan zij niet onverschillig blijven voor de wensen van de Europese burgers, vertegenwoordigd door hun parlementen, en de regeringen van de lidstaten. Daarom steun ik het verzoek om transparantie van de werkzaamheden en de besluitvorming van de ECB. Tijdens de crisis heeft de ECB de rentetarieven naar beneden bijgesteld tot 1 procent, en is zij gedurende het hele jaar 2009 doorgegaan met ongekende onconventionele maatregelen ter ondersteuning van de kredietmarkt. Die maatregelen hebben hun vruchten afgeworpen. Ik steun het idee dat de opheffing van die maatregelen op een overwogen wijze en in samenspraak met de nationale regeringen moet plaatsvinden. In het bijzonder zou het nuttig zijn als de ECB een mondiale, in plaats van een regionale, schatting van de inflatie zou maken in haar monetair beleid ter vaststelling van de interventietarieven om uit de crisis te komen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) In de resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag van de ECB voor 2009 wordt erop gewezen dat in het verleden de beginselen van het Groei- en Stabiliteitspact niet altijd volledig zijn nageleefd en dat het om die reden noodzakelijk is ervoor te zorgen dat dit pact in de toekomst in alle lidstaten op een coherentere en doeltreffendere manier toegepast wordt. Ik heb voor deze resolutie gestemd en ben van mening dat de monetaire unie vraagt om een verdergaande coördinatie van het economisch beleid en dat de huidige tekortkomingen in het macroprudentiële toezicht dienen te worden opgeheven middels de oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR). Ik vrees dat wanneer de ECSR uitsluitend waarschuwingen en aanbevelingen zonder enige bindende kracht geven kan en niet op eigen kracht een noodsituatie kan afkondigen, het onmogelijk zal zijn de beoogde doeltreffende tenuitvoerlegging en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen. De ECSR dient dus veel meer bevoegdheden te krijgen. Het is ook van buitengewoon belang dat wij er bij de Europese Commissie op aandringen dat zij zich er niet van afmaakt door alleen de verordening inzake ratingbureaus aan te passen - waardoor de aansprakelijkheid van deze bureaus vergroot zou worden – maar een voorstel indient tot de oprichting van een Europees ratingbureau dat een objectieve beoordeling kan geven van de economische en financiële positie van de lidstaten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement gestemd, omdat ik het met de rapporteur eens ben dat de financiële crisis in sommige landen binnen de eurozone een ernstige zaak is en aantoont dat de eurozone niet naar behoren functioneert, en ook omdat hieruit blijkt dat er behoefte bestaat aan hervorming en een krachtiger coördinatie van het economisch beleid. Ik onderschrijf tevens de oproep om een onverkorte en meer samenhangende toepassing van het Groei- en Stabiliteitspact te waarborgen en ben van oordeel dat het Pact moet worden aangevuld met een vroegtijdig waarschuwingssysteem om mogelijke inconsistenties te signaleren, bijvoorbeeld in de vorm van een 'Europees semester', niet alleen om het toezicht te verscherpen en de economische beleidscoördinatie met het oog op de begrotingsconsolidatie te versterken, maar ook om - over de budgettaire dimensie heen – andere macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en de handhavingsprocedures aan te scherpen.
Een robuuste monetaire unie vergt een krachtige en versterkte coördinatie van het economisch beleid. Ik verzoek de Commissie met voorstellen te komen voor een versterking van het Groei- en Stabiliteitspact door specifieke doelstellingen op te nemen voor het dichten van de concurrentiekloof tussen de Europese economieën, ter stimulering van een banenscheppende groei.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb grote waardering voor de inzet van de Europese Centrale Bank. Ik vind namelijk dat deze heeft bewezen in staat te zijn de haar toegekende doelstellingen te behalen en dat ze altijd voldoende technische competentie aan de dag heeft gelegd voor de situaties waaraan ze het hoofd moest bieden, ook in tijden van ernstige crisis, zoals op dit moment.
Toch moeten we juist door de onverwachte veranderingen van de belangrijkste macro-economische indicatoren nadenken over tussenmechanismen die actief zijn tussen het monetaire beleid en de reële economie. Daarom vind ik dat we niet alleen andere toezichts- en controleautoriteiten moeten oprichten om de Europese Centrale Bank bij te staan, maar ook en vooral die bevoegdheidsgebieden moeten afdekken waarvan we het belang tot nu toe nog niet hebben ingezien.
Vooral de aanstaande toetreding van Estland tot de eurozone is zorgwekkend. Een grotere monetaire Unie vereist immers grotere interne cohesie. Afgezien van de macro-economische prestaties van het Baltische land, die voldoen aan de door de EU gestelde normen, moeten we daarom meer convergentie creëren tussen de landen van de eurozone, ook om de instellingen die instaan voor de stabiliteit en waarde van de euro daadkrachtiger te maken.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank gestemd. De ECB heeft zijn beleid van 2008 voortgezet waarbij zij streefde naar een inflatie van juist iets minder dan 2 procent, evenredig aan de groei van de liquiditeiten op de markt. Zodoende heeft de ECB de rente bijgesteld tot 1 procent en is zij gedurende het jaar 2009 doorgegaan met uitzonderingsmaatregelen die in 2008 zijn geïntroduceerd. De vijf belangrijkste elementen van de versterkte kredietsteun waren een vast rentetarief met volledige toewijzing, uitbreiding van de lijst van beleenbaar onderpand, langere looptijden voor herfinancieringsoperaties, verschaffing van liquiditeit in vreemde valuta's en ondersteuning van de financiële markten door een afgepast maar significant programma voor aankoop van gedekte obligaties. Met de nationale regeringen van de lidstaten is een nauwgezette afstemming nodig ten aanzien van hun programma's, vooral tegen de achtergrond van de financiële crisis in Griekenland en nu Ierland en het sombere perspectief van verspreiding hiervan.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank. Het bevat namelijk een aantal voorstellen voor maatregelen die gunstig zouden kunnen zijn voor de Europese economie. Onder andere gaat het om een permanent mechanisme voor het beschermen van de eurozone tegen speculatieve aanvallen, het controleren van de activiteiten van de huidige ratingbureaus en het eventueel oprichten van een Europees ratingbureau. Als rapporteur voor mijn fractie heb ik daarnaast onderstreept dat het Groei- en Stabiliteitspact in de huidige vorm beperkingen kent. Het Pact zou moeten worden aangevuld met een waarschuwingssysteem, dat de coördinatie van economisch beleid binnen de Europese Unie moet versterken.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het economisch beleid binnen de eurozone toe is aan hervorming en een betere coördinatie vergt, aangezien de financiële crisis heeft aangetoond dat het huidige systeem niet naar behoren functioneert. Bij de voorstellen voor versterking van het Groei- en Stabiliteitspact moet rekening worden gehouden met de concurrentiekloof tussen de Europese economieën, ter stimulering van een banenscheppende groei.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige crisis biedt ons de gelegenheid om zaken die in het verleden fout zijn gelopen te herzien en te verbeteren. Het is van essentieel belang het Groei- en Stabiliteitspact te versterken en toezicht uit te oefenen op de naleving ervan willen wij toekomstige onevenwichtigheden in de eurozone voorkomen. De oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's en de vervanging van de huidige toezichthoudende comités door drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten zijn maatregelen die het economisch toezicht ten goede zullen komen. Verder ben ik het met de rapporteur eens dat voorzichtig moet worden omgesprongen met initiatieven die gericht zijn op de regulering van financiële markten. Zoals we al zo vaak hebben gezegd, betekent betere wetgeving niet noodzakelijk meer wetgeving.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de ECB de status van EU-instelling en draagt het Parlement meer verantwoordelijkheid als instelling waar de ECB verantwoording aflegt tegenover de Europese burgers. Het jaarverslag 2009 van de ECB gaat op de eerste plaats over de respons van de ECB op de crisis, over de exitstrategie en over governance. De financiële crisis, die ongeveer twee jaar geleden begon met de hypotheekcrisis in de VS, sloeg snel over naar de EU en werd ook een economische crisis die de reële economie trof. Het reële bbp in de eurozone is in 2009 met 4,1 procent gekrompen, de gemiddelde algemene begrotingstekortquote in de eurozone is toegenomen tot ongeveer 6,3 procent en de verhouding staatsschuld/bbp is gestegen van 69,4 procent in 2008 tot 78,7 procent in 2009.
Het is een goede zaak dat de ECB de rentetarieven naar beneden heeft bijgesteld tot 1 procent en is doorgegaan met substantiële en nooit eerder getroffen uitzonderingsmaatregelen ter ondersteuning van de kredietmarkt. Op die manier werden vele financiële instellingen voor instorten behoed. De liquiditeit werd echter niet altijd doorgesluisd naar de reële economie. Deze crisis heeft duidelijk aangetoond dat er behoefte bestaat aan meer transparantie, een beter risicobeheer op de financiële markten en gezonde overheidsfinanciën en dat we dringend onze geloofwaardigheid moeten herstellen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het internationale financiële systeem is echt amoreel en immoreel. Met de laatste ontwikkelingen van de crisis in Ierland kan de bancaire sector ervan verzekerd zijn dat de banken op de lange termijn kunnen doorgaan met het spekken van de aandeelhouders en het nemen van risico's, omdat de staten en de Europese belastingbetalers altijd klaar zullen staan om de banken te redden. Privatisering van winsten en socialisering van verliezen op grote schaal… Kop, ik win, munt, jij verliest… Het is paradoxaal en schandalig dat de beursberoering over de Ierse overheidsschuld het directe gevolg is van de steun die de Ierse staat aan zijn banken heeft verleend. Die steun heeft het tekort tot een ongekend dieptepunt gebracht en de schuld laten exploderen. En de banken die ermee zijn gered, of hun zusterbanken, speculeren er nu tegen. De belangrijkste les van dit alles is echter dat de euro als een molensteen om de nek van de lidstaten hangt en dat het beleid van de Europese Centrale Bank en de wisselkoers van de euro slechts op Duitsland zijn afgestemd. De staten die zich het beste redden zijn de staten die speelruimte hebben behouden met hun munt en hun wisselkoersen. Dat wil zeggen met hun nationale munt! Het wordt tijd dat eenieder hier de conclusies uit trekt.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit initiatief van het Parlement is dit jaar van bijzonder belang, aangezien het de EP-leden de kans geeft hun mening te geven over de manier waarop de Europese Centrale Bank heeft gereageerd op de bankencrisis. Onze stemming hierover gaf ons ook de gelegenheid om iets te zeggen over enkele van de andere aspecten van het huidige economische klimaat, zoals de oorzaken van de crisis, bestuur en hervorming van de financiële markt. Het is belangrijk dat de stem van de volksvertegenwoordiging van de Europese Unie wordt gehoord over zo'n belangrijk onderwerp.
Thomas Mann (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb mijn steun gegeven aan het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale bank aangezien hierin niet alleen duidelijk de consequente acties worden benadrukt die de ECB heeft genomen, maar ook de primaire doelstelling van het handhaven van de prijsstabiliteit. Gedurende de crisis in 2009 heeft de ECB effectief geageerd en gereageerd. Op onafhankelijke en vastberaden wijze heeft de ECB het fundament gelegd voor een blijvend klimaat van vertrouwen. Ons belangrijkste voorstel voor verbetering dient echter wel consequent in praktijk te worden gebracht. Met andere woorden, de ECB dient haar activiteiten transparanter te maken om haar legitimiteit verder te vergroten. Op grond van het nieuwe Verdrag van Lissabon dat op 1 december 2009 in werking is getreden, is de ECB voortaan ook een EU-orgaan. Ik vind dat een zeer goede zaak omdat de ECB in eerste instantie verantwoording aan het Parlement verschuldigd is, iets waar veel mensen zich niet bewust van zijn. De ECB moet ook in de toekomst in staat zijn zonder politieke beïnvloeding onafhankelijke financiële beleidsbesluiten te nemen en deze tegenover de burgers, die wij per slot van rekening vertegenwoordigen, te rechtvaardigen.
De ECB was en is een betrouwbare bondgenoot bij het vinden van evenwicht tussen een solide overheidsfinanciering en de noodzakelijke vermindering van de staatsschulden in de lidstaten. De ECB heeft continu onderstreept dat de eurozone een stabiliteitspact nodig heeft dat autoriteit uitstraalt. Een dergelijk pact moet naar de letter worden toegepast en mag niet omzeild of ondermijnd worden.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin het jaarverslag van de ECB voor 2009 werd onderzocht. Mijn fractie (de S&D-Fractie) heeft het verslag gebruikt om aan te dringen op ons macro-economische kernbeleid, waaronder: coördinatie van macro-economisch beleid door de lidstaten, een permanent crisisbeheersingskader, een versterkt Groei- en Stabiliteitspact, de mogelijkheid van de oprichting van een Europees kredietbeoordelingsbureau, krediet voor het mkb en flexibel beëindigen van overheidssteun na een crisis.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De ernstige economische crisis die zich over de gehele wereld heeft verspreid, is sterk voelbaar in de EU. De respons van de Europese Centrale Bank op de crisis is doeltreffend gebleken, al was er in sommige opzichten sprake van een laattijdige reactie of een gebrek aan assertiviteit, met name voor wat betreft de maatregelen om de rentetarieven te verlagen. Op dit vlak hebben de centrale banken van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een drastischer en doeltreffender beleid ten uitvoer gelegd.
Wij moeten lering trekken uit onze fouten, zodat die in de toekomst voorkomen kunnen worden. De financiële crisis in sommige landen binnen de eurozone is een ernstige zaak voor de eurozone als geheel en toont aan dat de eurozone niet naar behoren functioneert. Hieruit blijkt de noodzaak van hervorming en van krachtiger coördinatie van het economisch beleid binnen de eurozone. Deze taak moet worden uitgevoerd door alle landen van de eurozone, zodat de eurozone eindelijk geconsolideerd wordt en snel kan ontsnappen aan de druk die ze thans te verduren heeft.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Het verslag van de heer Balz heeft geen duidelijkheid verschaft in de vraag op welke wijze de Europese Centrale Bank (ECB) tijdens de crisis toezicht heeft gehouden op transacties en het monetaire beleid en deze gereglementeerd heeft. Het is slechts een poging de activiteiten van de bank in vage en behoedzame bewoordingen te hullen. In werkelijkheid is het essentieel om niet alleen de stand van zaken te definiëren, maar ook om alle symptomen te voorkomen die een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de economie. Pas dan kunnen er tijdig voorbereidingen worden getroffen en kunnen financiële schulden, zoals het begrotingstekort van Griekenland van 110 miljard euro, het begrotingstekort van Hongarije van 28 miljard euro en het begrotingstekort van Letland van 7,8 miljoen euro in zijn geheel worden vermeden. Desalniettemin ben ik van mening dat het ECB-verslag in zijn geheel genomen een positieve stap is.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van collega Balz gestemd, met wie ik binnen de Commissie economische en monetaire zaken heb samengewerkt aan dit dossier.
De afgelopen jaren van economische crisis is de rol van de Europese Centrale Bank cruciaal geweest en vaak waren de vertegenwoordigers van de ECB van doorslaggevend belang bij het signaleren van problemen in de eurozone. De lidstaten hebben niet altijd geluisterd, maar de coördinatie die het instituut in Frankfurt bood, kan alleen maar positief worden beoordeeld. Het pakket met steunmaatregelen dat werd samengesteld en aan Griekenland werd bezorgd, evenals de snelle reacties waren er niet geweest zonder een autoriteit en een instelling als de Europese Centrale Bank.
Met de recente goedkeuring van het pakket over de Europese toezichthoudende autoriteiten krijgt de ECB meer bevoegdheden en gezag om toezicht te houden op en te waarschuwen voor afwijkingen van het systeem. Dit is essentieel, zoals het ook essentieel is dat de ECB onafhankelijk blijft en niet onder de invloedsfeer van een bepaalde lidstaat komt.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het jaarverslag van de ECB gaat over de reactie van de bank op de crisis en haar exitstrategie daaruit gedurende 2009. Aan de andere kant legt het Europees Parlement in zijn verslag – waar ik vóór heb gestemd – bijzondere nadruk op het geleidelijk intrekken van de maatregelen van de ECB die in 2008 zijn toegepast als gevolg van de financiële crisis (rentetarief van 1 procent, meer liquiditeit op de markten en inflatie onder de 2 procent).
Dit is van bijzondere betekenis voor Griekenland en andere lidstaten van de eurozone omdat in dit geval de economische recessie niet alleen niet eindigde in 2009, maar zich integendeel ontwikkelde tot een ernstige begrotingscrisis. Welke benadering de ECB daarom ook kiest, deze benadering zal met de nieuwe gegevens rekening moeten houden en in nauwe samenwerking met de lidstaten, die momenteel worden getroffen door de schuldencrisis, toegepast moeten worden.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik stem tegen dit verslag. Het negeert of althans onderschat het recessieve effect van de gelijktijdige tenuitvoerlegging door het merendeel van de EU-lidstaten van beleidsmaatregelen om de overheidsuitgaven terug te dringen, net op een moment dat de EU de grote recessie van 2008 achter zich begon te laten. Wie dit verslag aanvaardt, stemt tegen de voortzetting van het gecoördineerde stimuleringsbeleid van 2009. De neoliberale ideologie die in de Europese Centrale Bank (ECB) de toon aangeeft en inflatie beschouwt als een immer op de loer liggende dreiging, zelfs wanneer er een enorm potentieel aan productiecapaciteit voorhanden is, zorgt ervoor dat de financiële markten de eurozone gegijzeld houden. Deze ideologie heeft ons er opnieuw aan herinnerd dat bezuinigingen alleen onvoldoende zijn en dat werk moet worden gemaakt van een nominale verlaging van de lonen en een verdere deregulering van de arbeidsmarkt.
De daling van de totale vraag zal negatieve gevolgen hebben voor de tenuitvoerlegging van de begroting door Griekenland en Ierland in 2011. Ik hoor de ECB al zeggen dat het bezuinigingsbeleid wel de juiste oplossing was, maar duidelijk niet ver of diep genoeg ging. Dit verslag is je reinste intellectueel bedrog.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige economische en financiële crisis heeft aangetoond dat de EU dringend hervormingen moet doorvoeren om het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid in de eurozone te versterken en het vertrouwen in de Europese overheidsfinanciën te herstellen.
Er worden belangrijke stappen in deze richting gezet, met name via de oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), dat macroprudentieel toezicht moet uitoefenen op het financiële stelsel in de EU. Het is echter van vitaal belang voortgang te maken met de voorstellen voor de versterking van het Groei- en Stabiliteitspact, niet alleen om de begrotingsconsolidatie te waarborgen, maar ook om andere macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en de handhavingsprocedures aan te scherpen. Dit verslag, dat mijn goedkeuring wegdraagt, vestigt tevens de aandacht op het feit dat de bezuinigingspakketten die door de regeringen van de lidstaten zijn aangenomen hun capaciteit om het economisch herstel in de hand te werken niet aan banden mogen leggen. Het komt erop aan een evenwicht te bereiken tussen het proces van begrotingsconsolidering en het voorzien in de behoefte aan investeringen in werkgelegenheid en duurzame groei. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van maatregelen en instrumenten die zin en richting geven aan de inspanningen waartoe de burgers worden verplicht en het einde van de tunnel zichtbaar maken.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt het jaarverslag van de Europese Centrale Bank (ECB) over 2009 en het werk dat de ECB in dat jaar heeft verricht geëvalueerd. Aangezien de verklaring van het Europees Parlement over het jaarverslag van de ECB over 2008 was vertraagd als gevolg van de verkiezingen in 2009, was er niet veel tijd verstreken sinds de vorige verklaring van het Europees Parlement over de activiteiten van de ECB. Het verslag over 2008 ging voornamelijk over het functioneren van de ECB in de financiële en economische crisis. Helaas is de situatie sindsdien niet veranderd. Het economische, financiële en steeds meer ook het politieke handelen wordt nog altijd in hoge mate gedomineerd door de crisis. Het jaarverslag van de ECB over 2009 gaat dus nog hoofdzakelijk over de reactie van de ECB op de crisis, de exitstrategie en onderwerpen op het gebied van bestuur.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De afgelopen tijd heeft het werk van de Europese Centrale Bank zich geconcentreerd op de bestrijding van de financiële crisis en op pogingen om de stabiliteit van de economische en monetaire unie te herstellen. Om met de gevolgen van zo'n ernstige crisis om te kunnen gaan, zijn individuele landen genoodzaakt om een nieuw model van economisch bestuur in te voeren. De Europese Centrale Bank zou maatregelen moeten steunen die leiden tot het herstel van het begrotingsevenwicht door de terugbetaling van bestaande leningen te stimuleren in plaats van nieuwe leningen te geven aan economieën met een hoge schuldenlast.
De financiële crisis in individuele lidstaten van de Europese Unie vormt een grote bedreiging voor de stabiliteit van de euro. De crisis toont tevens de tekortkomingen in de werking van de eurozone aan en vestigt de aandacht op de behoefte aan hervorming en meer doeltreffende economische consolidatie in de lidstaten van de Unie. Aandacht moet ook worden geschonken aan het ontwikkelen van preventieve mechanismen in het geval van een verergering van de huidige crisis of indien er een nieuwe fase van de crisis zou aanbreken. De Europese Unie en de eurozone kunnen zelfs sterker uit de crisis komen dan ze waren, maar we moeten de juiste conclusies trekken uit de ervaringen van de afgelopen maanden. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Centrale Bank en de regeringen van de individuele lidstaten van de EU een cruciale rol zullen spelen in dit proces.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Het jaarverslag van de Europese Centrale Bank (ECB) is voornamelijk een onderzoek naar de wijze waarop de ECB op de financiële en economische crisis heeft gereageerd. De ECB heeft snel gereageerd en succesvol geïntervenieerd. Door het nemen van een aantal buitengewone maatregelen heeft zij de liquiditeitstekorten op de markten verminderd. Die maatregelen moeten nu echter weer behoedzaam en geleidelijk ontmanteld worden, want per definitie mogen "buitengewone maatregelen" nooit de regel worden. De banken moeten hun onafhankelijkheid behouden. Dat geldt inmiddels ook voor die lidstaten die, vanwege het verlies aan vertrouwen bij de spelers op de financiële markten, op de interventie van de ECB aangewezen waren teneinde toegang tot financiële middelen te krijgen. De Europese Centrale Bank benadrukt continu dat zij onafhankelijk is, maar gedurende de recente crisis leek dit niet langer belangrijk genoeg voor ons te zijn om die ECB ook inderdaad nog langer als onafhankelijk te beschouwen. Als gevolg van de zeer omvangrijke kapitaalinjectie voor Ierland in de vorm van noodleningen aan het Ierse bancaire stelsel en door de aankoop van overheidsobligaties, is de ECB nu zelf afhankelijk van de acceptatie door Ierland van het noodpakket van de EU zodat het land die leningen van de ECB uiteindelijk ook weer zal aflossen. De ECB dient zich tegen alle pogingen te verzetten die bedoeld zijn om van haar een politiek orgaan te maken.
Charalambos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag van het Europees Parlement over de ontwikkeling van de politiek-strategische capaciteiten van de EU toont het afstotelijke imperialistische gezicht van de EU en de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal. Het vormt een macaber handboek voor het uitvoeren van de imperialistische interventies van de EU en het begaan van misdaden tegen de volkeren. Onverholen schaart het zich achter de "nieuwe doctrine" van de ΝΑVΟ om "interne en externe veiligheid met elkaar te verbinden" en roept het de EU op haar politieke en militaire krachten te organiseren en te plannen zodat zij direct met gezamenlijke politieke en militaire krachten kan interveniëren in elke hoek van de wereld, in naam van zogenaamde "crisisbeheersing" en "vredeshandhaving". Zonder een blad voor de mond te nemen stellen de politieke vertegenwoordigers van de monopolies een reeks maatregelen voor om de efficiëntie van de militaire missies van de EU te vergroten zodat haar positie in de interne imperialistische strijd wordt versterkt, een strijd die met een ongekende hevigheid woedt zowel op internationaal niveau als binnen de EU. De voorstellen omvatten een permanent EU-operatiecentrum, een "gemeenschappelijke crisiseenheid", de samenstelling van "geïntegreerde politie-eenheden", beter gebruik van het Europees Gendarmeriekorps, samenstelling van "politieke crisisresponsgroepen", nauwere samenwerking met de ΝΑVΟ, terbeschikkingstelling van de "politieke capaciteiten van de EU" aan de ΝΑVΟ, harmonisering van de "ontwikkelingscapaciteiten" van de EU met de NAVO-standaards.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het wordt duidelijk dat de interne en externe veiligheid steeds meer van elkaar afhankelijk zijn en daarom is het ontwikkelen van beleid en capaciteit voor crisisbeheersing en conflictpreventie in feite een investering in de veiligheid van de burgers van de Europese Unie. De Europese dienst voor extern optreden zou een hoofdrol moeten spelen in de ontwikkeling van een werkelijk overkoepelende Europese aanpak van civiele en militaire crisisbeheersing en conflictpreventie, door de EU afdoende structuren, mensen en middelen te bieden om haar wereldwijde verantwoordelijkheden na te komen. De oprichting van de EDEO maakt het noodzakelijk dat de structuren van het GVDB onder de paraplu van de EDEO komen, inclusief het directoraat crisisbeheersing en planning, het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen, de militaire staf van de Europese Unie en het situatiecentrum. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid moet hierover het direct gezag en de verantwoordelijkheid krijgen.
Het is diens directe plicht om te zorgen dat deze structuren worden geïntegreerd en coherent functioneren. Ter stimulering van de ontwikkeling van een alomvattende benadering van de EU is er behoefte aan een nauwe coördinatie tussen de EDEO en alle andere relevante eenheden binnen de Commissie, met name de eenheden die zich bezighouden met ontwikkeling, humanitaire hulp, burgerbescherming en volksgezondheid.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik complimenteer de rapporteur en collega Ehler omdat hij een fundamenteel onderwerp voor de Europese Unie onder de aandacht van dit Parlement heeft gebracht, namelijk de civiel-militaire samenwerking.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met de noodzaak om een nauwere civiel-militaire samenwerking te hebben om doeltreffender te kunnen reageren op de huidige crises en veiligheidsbedreigingen, waaronder ook natuurrampen.
Ik waardeer het idee voor een witboek van de Europese Unie over veiligheid en defensie, gebaseerd op stelselmatige en gedetailleerde veiligheids- en defensieanalyses door de lidstaten overeenkomstig gemeenschappelijke criteria en tijdschema's, waarin de doelstellingen, belangen en behoeften van de Unie duidelijk worden omschreven, in verhouding tot de beschikbare middelen.
De recente ramp op Haïti heeft voor de EU duidelijk gemaakt dat er behoefte is aan een betere coördinatie en snellere inzet van militaire troepen in geval van rampen, vooral wat de luchttransportcapaciteiten betreft. Gezien het belang van dergelijke missies is het volgens mij noodzakelijk dat de financiën sneller beschikbaar worden gesteld en dat er met het oog op de transparantie voor elke missie in een aparte begrotingslijn wordt voorzien.
Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) De rapporteur benadrukt met succes de noodzaak om de samenwerking en de taakverdeling tussen civiele en militaire middelen op het gebied van crisisbeheersing te verbeteren. Momenteel blijft het onderscheid tussen de strategische en de operationele dimensies vaag. Ik steun daarom het voorstel van de rapporteur om een permanente structuur in te stellen voor de operationele planning en uitvoering van militaire operaties. Met betrekking tot de ontwikkeling van civiel-militaire capaciteiten is het wenselijk dat de lidstaten doelstellingen vaststellen die overeenkomen met hun middelen in termen van beschikbaar personeel. Het ontstaan van daadwerkelijke financiële solidariteit tussen de lidstaten zou ook op zijn plaats zijn. Tot slot zou een grotere synergie tussen het civiele en militaire onderzoek een belangrijk voordeel zijn, waarmee herhalingen, doublures en dus onnodige uitgaven vermeden kunnen worden.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) "Si vis pacem, para bellum" (Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog) zeiden ze in de oudheid. Gelukkig zijn de tijden van de wapenwedloop inmiddels voorbij. Niettemin is het principe, dat de inspiratiebron vormde voor deze Latijnse uitspraak, ook vandaag de dag nog van toepassing. Er kan geen sprake zijn van serieuze en geloofwaardige vredesinspanningen, als er geen condities bestaan om de vrede in stand te houden volgens eerlijke en objectieve regels.
In het bijzonder dient de EU, zonder zich te willen mengen in alle geschillen die kunnen ontstaan, als belangrijke economische en politieke macht van zich te laten horen indien verschillende belangen spelen van welke aard of omvang dan ook. Indien nodig zelfs via de inzet van militaire middelen om de orde en de vrede te herstellen, als een voorwaarde voor het oplossen van conflicten. Derhalve kan een grotere autonomie en eenheid en een nauwere band met de NAVO en met overige bestaande instellingen alleen maar leiden tot een toename van het gezag, de geloofwaardigheid, en de samenhang van Europa.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Het is wenselijk dat het instellen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) bijdraagt aan de ontwikkeling van een werkelijk alomvattende Europese aanpak van de civiele en militaire crises op Europees niveau, conflictpreventie en vredesopbouw, door de EU voldoende structuren, menskracht en financiële middelen ter beschikking te stellen ter invulling van haar wereldwijde verantwoordelijkheden conform het Handvest van de VN. Aangezien het handhaven van vrede en veiligheid de belangrijkste verantwoordelijkheid is van de VN-veiligheidsraad, is het nodig dat de EU en de VN nauw samenwerken op het gebied van civiele en militaire crisisbeheersing, met name als het gaat om hulpoperaties waarbij het Bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken (UNOCHA) de hoofdrol speelt. Daarnaast is het wenselijk om deze samenwerking te consolideren, met name op de gebieden waar een organisatie de bevoegdheden van een andere gaat overnemen, vooral bezien in het licht van de gemengde ervaringen in Kosovo.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat voor doeltreffende reacties op de crises en veiligheidsbedreigingen van vandaag de dag, waaronder ook natuurrampen, vaak zowel burgerlijke als militaire vermogens moeten worden aangesproken, en dat daarom nauwere samenwerking tussen die twee nodig is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Wij wonen in een wereld waarin enerzijds de kans op een conventionele aanval op de EU of een van haar lidstaten steeds kleiner wordt en anderzijds dreigingen steeds vager worden en meer over de gehele wereld verspreid raken, of het nu gaat om internationale terreuracties, cyberaanvallen op vitale IT-systemen, aanvallen van langeafstandsraketten op Europese doelwitten of piraterij in internationale wateren. Als organisatie die zich inzet voor vredeshandhaving, conflictpreventie, wederopbouw na conflicten en versterking van de internationale veiligheid moet de EU in staat zijn op te treden als een wereldspeler die de veiligheid van haar burgers op haar grondgebied kan waarborgen. Het is mijns inziens dan ook essentieel dat de EU haar samenwerking verleent in het kader van de Verenigde Naties en op Euro-Atlantisch gebied samenwerkt met de NAVO. Die heeft dit weekend overigens zijn nieuw strategisch concept goedgekeurd. Doel is het aanscherpen van het vermogen van de NAVO om niet-conventionele dreigingen aan te pakken en het versterken van de banden met de Europese Unie, onder meer via het bevorderen van de 'praktische samenwerking bij operaties in alle mogelijke soorten crises, van gecoördineerde planning tot wederzijdse steun ter plekke'.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft zich voorgenomen een gemeenschappelijk beleid en een gemeenschappelijk optreden te formuleren om de vrede te bewaren, conflicten te voorkomen, de wederopbouw na conflicten te consolideren en de internationale veiligheid te verhogen in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de VN. Via haar civiele crisisbeheersing levert de EU reeds een duidelijke bijdrage aan de veiligheid in de wereld, waarbij zij uiting geeft aan haar kernwaarden en kernbeginselen. De oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) moet een verdere bijdrage leveren aan de uitwerking van een waarachtige Europese aanzet tot civiele en militaire crisisbeheersing, conflictpreventie en vredesopbouw, en moet de EU toerusten met adequate structuren, voldoende personeel en financiële middelen waarmee zij haar mondiale verantwoordelijkheid kan waarmaken. In dit verband dring ik aan op verdere inspanningen om de geldverschaffing voor civiele missies te bespoedigen en besluitvormingsprocedures en uitvoeringsregelingen te vereenvoudigen. Dit betekent dat de Raad op korte termijn passende stappen moet zetten voor de oprichting van het startfonds zoals bedoeld in artikel 41 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), na overleg met het Europees Parlement.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is een goede weerspiegeling van de crisis van het kapitalisme en de kanonneerbootpolitiek waarmee de EU die crisis wil aanpakken, in samenspraak met de NAVO en de VS.
Het lijdt geen twijfel dat de woordvoerders van de belangen van het grootkapitaal – de meerderheid van de leden van het Parlement – alles in het werk stellen om de historische en huidige verantwoordelijkheid van de EU voor de veiligheidsproblemen in de wereld te verbergen. Daarom houdt deze resolutie de thesis van de preventieve oorlog in stand en staaft ze dat standpunt met het misleidende argument dat een dergelijk interventiebeleid nodig is om de 'veiligheid' van de burgers van de EU-lidstaten te waarborgen. Dit betekent dat de soevereiniteit van landen en volkeren met voeten wordt getreden en dat oorlog wordt gevoerd overal waar en telkens wanneer de belangen van de grote economische groepen van de EU in gevaar zijn. De oprichting van de Europese dienst voor extern optreden zal deze situatie alleen maar verergeren.
Uit de feiten blijkt steeds duidelijker dat de EU deel uitmaakt van de dreiging die de mensen boven het hoofd hangt. In tijden waarin belangrijke rechten aan werknemers worden ontnomen en aan de burgers draconische maatregelen worden opgelegd onder het voorwendsel van een tekort aan middelen is het absoluut onaanvaardbaar dat wordt geïnvesteerd in de aankoop van wapens en de versterking van de oorlogsindustrie.
Richard Howitt (S&D), schriftelijk. − (EN) Met betrekking tot de stemming over de resolutie in het verslag van de heer Ehler kan ik zeggen dat de afgevaardigden van Labour in het Europees Parlement tot hun genoegen hun steun hebben kunnen verlenen. Mijn Labour-collega's en ik zijn verheugd dat we onze steun kunnen verlenen aan positieve civiel-militaire samenwerking en een betere capaciteitsopbouw om te helpen de vrede te bewaren, conflicten te voorkomen en de wederopbouw na conflicten te versterken. In deze tijd van financiële moeilijkheden in Europa zetten wij echter vraagtekens bij de noodzaak van de oprichting van een permanent operationeel hoofdkwartier van de EU en de toegevoegde waarde die dat zou hebben voor het positieve werk dat al wordt gedaan.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom enkele aspecten van dit verslag, dat gaat over civiel-militaire samenwerking en de ontwikkeling van civiel-militaire capaciteiten. Ik ben met name blij met de samenwerking op het gebied van humanitaire crises en natuurrampen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien wij doeltreffende reacties moeten bieden op de crises en veiligheidsbedreigingen van vandaag de dag, waaronder ook natuurrampen, moeten vaak zowel civiele als militaire capaciteiten worden aangesproken, en dat vergt een nauwere samenwerking tussen beide instrumenten. De ontwikkeling van de alomvattende benadering van de EU en van haar gecombineerde militaire en civiele crisisbeheersingscapaciteit zijn kenmerkende eigenschappen van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en maken daarvan de eigenlijke meerwaarde uit. De oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) moet een verdere bijdrage leveren aan de uitwerking van een waarachtige Europese aanzet tot civiele en militaire crisisbeheersing, conflictpreventie en vredesopbouw, en moet de EU toerusten met adequate structuren, voldoende personeel en financiële middelen waarmee zij haar mondiale verantwoordelijkheid overeenkomstig het Handvest van de VN kan waarmaken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen het verslag over civiel-militaire samenwerking en de ontwikkeling van civiel-militaire capaciteiten gestemd. In het verslag worden uitgebreid de huidige ontwikkelingen in het veiligheidsbeleid beschreven. Naar mijn idee worden er echter geen duidelijke, doorslaggevende en positieve antwoorden gegeven op de belangrijke vragen, zoals de vraag of de EU op de lange termijn op eigen benen kan staan of dat de zeer nauwe banden met de NAVO in stand zullen blijven waardoor de Unie uiteindelijk haar verantwoordelijkheden op het gebied van het buitenlands beleid aan de Verenigde Staten overdraagt.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Nu geleidelijk aan burgeroorlogen en etnische oorlogen in plaats van oorlogen tussen staten het beeld van de conflicten van de 21e eeuw gaan domineren, vervaagt de grens tussen vrede bewaren en vrede stichten steeds verder. Het veranderende karakter van de conflicten vraagt om intensievere samenwerking tussen burgerlijke en militaire vermogens. De zeer succesvolle door de EU geleide waarnemingsmissie in Atjeh (WMA) in 2005 en 2006 dient als een belangrijk voorbeeld en een herinnering aan hoe civiel-militaire synergieën tijdig en effectief de vrede kunnen verankeren en vertrouwen kunnen opbouwen in een instabiele omgeving. Terwijl het ontmantelingsteam, dat werd gedomineerd door militaire deskundigen, toezicht hield op het snelle en succesvolle ontwapeningsproces, spande het burgerteam van de WMA zich in om het proces om te vormen tot een platform voor verdere politieke dialoog en om te zorgen dat beide partijen zich op geloofwaardige wijze zouden inzetten voor blijvende vrede. De toepassing van burgerlijke en militaire expertise zou niet beperkt mogen blijven tot de technische aanduiding van het karakter van operaties, maar moet worden bepaald op basis van geschiktheid en kostenefficiëntie. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik vind dat het een essentiële rol speelt in het bevorderen van de verdere ontwikkeling van een niet-agressief maar toch coherent en competent gezicht voor het buitenlands beleid van de EU.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag-Ehler gestemd, omdat ik van mening ben dat dit een belangrijk onderwerp is dat in het verslag op serieuze wijze wordt behandeld en waarbij rekening wordt gehouden met een aantal verschillende aspecten.
De samenwerking die in het verslag is voorzien, is een typische activiteit van de moderne vredesoperaties, waarbij de militaire component samengaat met de burgerlijke (lokale autoriteiten, nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en bureaus), om acceptabele levensomstandigheden te herstellen en aan te vangen met de wederopbouw. Dergelijke activiteiten dragen bij aan het garanderen en handhaven van de samenwerking tussen de militairen, de burgerlijke bevolking en lokale instellingen, met als doel de omstandigheden te creëren die nodig zijn om de gestelde doelstellingen te bereiken. Het is derhalve belangrijk dat de Europese Unie een dergelijke samenwerking ondersteunt en bevordert.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat het nodig is een betere coördinatie tussen de burgerlijke en militaire vermogens tot stand te brengen en voldoende middelen uit te trekken om de wereldwijde crisisbeheersingscapaciteit te versterken, als wij willen waarborgen dat de EU haar verantwoordelijkheden op het gebied van vredeshandhaving, conflictpreventie, versterking van de internationale veiligheid en bijstand aan plaatselijke bevolkingen bij rampen nakomt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons onthouden van stemming over dit verslag, omdat de inspanningen naar onze mening nog altijd te veel zijn gericht op militaire vermogens en te weinig op de burgerlijke en preventieve activiteiten.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Opnieuw heeft het Parlement zich krachtig uitgesproken voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de EU, ondanks het feit dat steeds wordt geweigerd het Parlement een actieve rol te laten vervullen in het vormgeven van dit beleid. We zijn ons allemaal bewust van de toegevoegde waarde van het beleid, dat vóór alles een kans vormt om militaire en civiele vermogens te combineren, hoewel er in de praktijk nog veel moet gebeuren, zoals in het verslag wordt benadrukt. Ik steun de integratie van de institutionele structuren van dit beleid in de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), hoewel ik wil benadrukken, zoals ook de rapporteur heeft gedaan, dat de EDEO nauw moet samenwerken met structuren die binnen de Commissie blijven.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. − (EN) Het beginsel van versterkte civiel-militaire samenwerking bij bepaalde activiteiten zouden we zeker steunen, ware het niet dat dit verslag een heel andere opzet heeft. Het gaat in feite over het voortzetten van de ambities van de EU op het gebied van defensie om de integratie van de EU te bevorderen. Deze doelstellingen steunen we niet. In het bijzonder: het idee van een EU-witboek over defensie dat expliciet "de mogelijkheden voor het bundelen van de middelen op EU-niveau [...] in kaart moet brengen", de vraag om uitbreiding van het aantal werknemers voor het bemannen van dubbele militaire structuren van de EU, de oprichting van een permanent "operationeel hoofdkwartier voor de EU, dat verantwoordelijk zal zijn voor de operationele planning en uitvoering van militaire operaties van de EU" en het idee van een vooruitgeschoven groep naties ter bevordering van de defensie-integratie met behulp van het mechanisme van "permanente gestructureerde samenwerking" van het Verdrag van Lissabon. Er zijn nog veel meer voorbeelden. Om al die redenen hebben we tegen de resolutie gestemd.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Op grond van het Verdrag van Lissabon is het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid een van de concrete doelstellingen van de EU geworden. Doel is om de capaciteit van de Europese Unie te verbeteren om bij het crisisbeheer financiële, civiele en militaire middelen efficiënter beschikbaar te stellen en te gebruiken. Samen met de lidstaten die hieraan deel willen nemen, zullen militaire capaciteiten op EU-niveau worden ontwikkeld op basis van een permanente gestructureerde samenwerking (PSC). In het verslag-Ehler wordt opgeroepen om de voorwaarden voor een militaire samenwerking vast te leggen en om de PSC duidelijk te definiëren. Voor mij als Oostenrijkse zijn duidelijke definities van groot belang, met name met betrekking tot de solidariteitsbepaling zoals beschreven in artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en ook wat de bepaling betreft over de wederzijdse bijstand zoals neergelegd in artikel 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het onderhavige verslag wordt eveneens op dit punt om duidelijke definities verzocht. In de bepaling over de wederzijdse bijstand is eenduidig vastgelegd dat de betreffende verplichting het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet laat. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de neutraliteit gehandhaafd blijft.
Net als in het verleden blijft het ook op grond van de solidariteitsbepaling de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te bepalen of, en in welke vorm, er een verzoek om bijstand van de EU wordt ingediend. Een reeks uiteenlopende rapportages in de media heeft echter tot grote onzekerheid onder de Oostenrijkse burgers geleid. Daarom hebben wij concrete informatie nodig over deze nieuwe militaire componenten van de EU.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken gestemd, omdat het ongetwijfeld zal bijdragen aan de instandhouding van biomassaniveaus die duurzame exploitatie mogelijk maken, op basis van wetenschappelijk advies.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op het belang van de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje, de schade die de sluiting van deze visserijtak aan de betrokkenen (vissers, nettenboeters, de conservenindustrie enzovoort) heeft berokkend en het feit dat de inkomstenderving niet is gedekt door de compenserende steun die door de lidstaten is geboden, moet dringend worden voorzien in een langetermijnplan voor het herstel van het ansjovisbestand, zodat de vissers opnieuw op ansjovis kunnen vissen zonder dat deze activiteiten een bedreiging vormen voor deze soort, die van vitaal belang is voor de Europese visserijsector en conservenindustrie. Met betrekking tot de vermindering van de visserijquota met 10 procent en de formules voor de berekening van de exploitatie moet ik zeggen dat het mijns inziens gaat om buitensporige maatregelen die geen rekening houden met de mogelijke economische en sociale gevolgen voor de betrokken sectoren en bevolkingsgroepen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel voor een verordening heeft ten doel een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken vast te stellen. De ansjovisvisserij is sinds 2005 gesloten vanwege de instorting van het ansjovisbestand. Om het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje op een niveau te brengen dat duurzame exploitatie mogelijk maakt, zijn beheersmaatregelen op de lange termijn nodig waarmee kan worden gewaarborgd dat de exploitatie van het bestand verenigbaar is met het beginsel van duurzame exploitatie. Anders gezegd, doel is om in de mate van het mogelijke de stabiliteit van de visserij te waarborgen en tegelijkertijd het risico op instorting van het bestand zo klein mogelijk te houden. Het verheugt me dat in dit verslag wordt gepleit voor een langetermijnplan veeleer dan voor jaarlijkse ad-hocmaatregelen voor de toekenning van vangstmogelijkheden, aangezien deze aanpak bijdraagt tot de stabiliteit van de visserijsector en garanties biedt voor een striktere controle en handhaving. Ik ga akkoord met het voorstel om steun voor toezicht, inspectie en bewaking te verlenen aan de bevoegde regionale autoriteiten, omdat zij dichter bij de realiteit staan, en acht het noodzakelijk dat vóór het begin van het nieuwe visserijseizoen een verslag wordt opgesteld en uitgebracht.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De zorgwekkende staat van instandhouding van het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje heeft in 2005 tot de sluiting van deze visserijtak geleid, met alle economische en sociale gevolgen van dien, een tragische situatie die in dit en andere gevallen zoveel mogelijk voorkomen en verlicht moeten worden. Inmiddels heeft het ansjovisbestand zich hersteld en kan er opnieuw op gevist worden. Wij zijn van oordeel dat beslissingen om visserijtakken te sluiten, weer te openen en de exploitatie van de bestanden aan voorwaarden te onderwerpen steeds in de eerste plaats gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies betreffende de staat van de bestanden. Daarom is het essentieel dat deze kennis zo accuraat en zo recent mogelijk is en dat er voldoende financiële middelen voor worden uitgetrokken, met name via de financiële instrumenten van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Langetermijnplannen zijn een belangrijk instrument van het visserijbeheer. Ze bieden garanties voor enerzijds de noodzakelijke instandhouding van de visbestanden op een duurzaam niveau en anderzijds middellangetermijnperspectieven voor de exploitatie van deze bestanden, wat onontbeerlijk is om economische en sociale stabiliteit te verschaffen aan de visserijsector en de lokale gemeenschappen die ervan afhankelijk zijn.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De ansjovisvangst in de Golf van Biskaje is in 2005 beëindigd als gevolg van de slechte staat van de ansjovisbestanden. In dit verslag worden de doelstellingen beschreven van een plan om de biomassa van het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje op een niveau te houden dat duurzame exploitatie mogelijk maakt in overeenstemming met een maximale duurzame opbrengst, op basis van wetenschappelijk advies, waarbij de stabiliteit en winstgevendheid van de visserijsector zo goed mogelijk moeten worden gewaarborgd. Het plan is vergelijkbaar met andere langetermijnplannen voor pelagische visserij (zoals het plan dat onlangs is overeengekomen voor het haringbestand ten westen van Schotland) in die zin dat het een regel voor vangstcontrole vastlegt voor de exploitatie met hoge langetermijnopbrengsten, terwijl tegelijkertijd het risico van ineenstorting van het visbestand wordt voorkomen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De opschorting van de ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje sinds 2005 heeft de economische actoren die met deze economische activiteit hun brood verdienen in ernstige moeilijkheden gebracht. Nu, vijf jaar na de sluiting van deze visserijtak, heeft het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje opnieuw aanvaardbare niveaus bereikt, zodat het mogelijk is om weer op deze soort te vissen. Voorwaarde is evenwel dat dit geschiedt op basis van een langetermijnplan waarmee het ansjovisbestand in stand wordt gehouden op een niveau waarop geen gevaar voor uitsterven bestaat, zodat deze activiteit opnieuw kan worden toegevoegd aan de economische activiteiten van de regio.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Hoewel er voor het vissen op ansjovis in de Golf van Biskaje vangstquota zijn vastgesteld, geldt dat niet voor diepzeevissen en tonijn. Het aantal vissersboten in dit gebied is teruggelopen van 391 in 2005 tot 239 in 2008. Dit heeft een aanzienlijk effect gehad op de economie van het gebied. Volgens de rapporteur heeft het ansjovisbestand zich echter tot nu toe nog niet hersteld. Er is naar mijn idee een nieuw beheerplan nodig om het probleem in verband met het ansjovisbestand op te lossen. Daarover hoeft dan vervolgens niet elk jaar weer opnieuw onderhandeld te worden.
De rapporteur is van mening dat in het nieuwe plan ook de controlemechanismen gedefinieerd moeten worden voor het inspecteren van de vangstniveaus. Ik heb mij van stemming onthouden omdat de rapporteur heeft verklaard dat de artikelen in het plan die verband houden met die controlemechanismen waarschijnlijk gewijzigd zullen worden door een nieuwe controleverordening van de Raad. Zij heeft echter aangegeven dat zij niet precies weet wat dat inhoudt.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) De ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje is van groot sociaaleconomisch belang. Sinds het jaar 2005 is deze visserijtak gesloten. De vloot is sinds dat jaar gedaald van 391 vaartuigen naar 239 in 2009. Meer dan 2 500 families worden hierdoor rechtstreeks getroffen. Deze sluiting heeft de betrokkenen (vissers, nettenboeters, de conservenindustrie enzovoort) ernstige schade berokkend. De inkomstenderving werd niet gedekt door de compenserende steun die door de lidstaten werd geboden.
De uitvoering van het plan zal het mogelijk maken het beheer van de ansjovis aan de politieke onderhandelingen van ieder jaar december te onttrekken, en op lange termijn bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen voor het beheer van de Europese bestanden door te zorgen voor een maximale duurzame opbrengst.
De exploitatieregel stelt de TAC (oftewel totale toegestane vangst) vast voor ieder visserijjaar (van juli tot het volgende jaar juni), meteen na de evaluatie van het bestand in mei ieder jaar, zodat deze informatie maximaal en onmiddellijk wordt benut. Alle betrokken producerende en lokale bedrijven wachten op de heropening van deze visserij en hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het opstellen van de officiële tekst. Om deze redenen ben ik geneigd om vóór de maatregel in zijn geheel te stemmen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje is van groot sociaaleconomisch belang. Deze visserij is echter vijf jaar geleden gesloten en dit heeft zijn directe weerslag gehad op de vissers en hun families, alsmede op de nevenproductie rondom deze beroepssector, zoals nettenboeters en de conservenindustrie. Helaas werd de inkomstenderving niet gedekt door de compenserende steun die door de lidstaten werd geboden. Deze sluiting moet derhalve worden herzien en er moet een langetermijnplan worden vastgesteld om een oplossing te vinden die rekening houdt met de verschillende eisen.
Om deze reden heb ik vóór het verslag-Bilbao Barandica gestemd, met name omdat hierin een exploitatieregel wordt voorgesteld die de vangsten maximaliseert op basis van het voorzorgsbeginsel en die tevens voorziet in geloofwaardige, maximale economische waarden voor deze visserijtak.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De ansjovisvisserij in de Golf van Biskaje is van groot sociaaleconomisch belang. De sluiting van deze visserijtak in 2005 heeft de betrokkenen (vissers, nettenboeters, de conservenindustrie enzovoort) ernstige schade berokkend. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van oordeel ben dat dit langetermijnplan beantwoordt aan de noodzaak om de exploitatie van de bestanden te rationaliseren en op die manier enerzijds de duurzaamheid van de visserij op de lange termijn te waarborgen en anderzijds het risico op een instorting van het ansjovisbestand te beperken.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (ES) Dit debat over de staat van het ansjovisbestand en het herstelplan vormt, zoals al is gezegd, een keerpunt, zowel voor deze vissoort als voor de betrekkingen tussen de Raad, het Parlement en de Commissie.
Onze fractie heeft vanaf het begin de op preventie gerichte voorstellen van de Commissie ondersteund, in het bijzonder de voorstellen betreffende: 1) de exploitatieformule (waarbij wij verdedigen dat die niet hoger dan 0,3 mag zijn); 2) het feit dat bij het vaststellen van de TAC rekening moet worden gehouden met levend aas; en 3) het feit dat een eventuele verlaging van de TAC, als men van oordeel is dat die nodig is, minimaal 25 procent moet zijn.
Deze drie punten werden uiteindelijk door een meerderheid van de leden van de Commissie visserij aanvaard, en ik vertrouw erop dat ook bij de stemming in de plenaire vergadering een meerderheid vóór zal stemmen. Het is duidelijk dat wij hier te maken hebben met een paradigmatisch geval en ik vertrouw erop dat wij onze les geleerd hebben en nu eindelijk eens handelen als een holistische arts, die geneest, en niet als een lijkschouwer.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de door de Commissie voorgestelde maatregelen voor controle en toezicht op visserijgebieden onontbeerlijk zijn. Met deze resolutie wordt geprobeerd het gebrek aan informatie over horsmakreelbestanden aan te pakken door een formule te bepalen voor vaartuigen die actief zijn in de horsmakreelvisserij, via de vaststelling van een jaarlijks plafond van maximum toegestane vangsten van horsmakreel die in welbepaalde gebieden gevangen wordt.
De belangrijkste actoren van de sector waarop dit plan betrekking heeft, zijn de eigenaars, operatoren en bemanning van vaartuigen voor de pelagische visserij die actief zijn in het verspreidingsgebied van het westelijke horsmakreelbestand, namelijk de Noordzee, gebieden ten westen van de Britse eilanden, het westelijke Engelse Kanaal, wateren ten westen van Bretagne, de Golf van Biskaje en ten noorden en noordwesten van Spanje. Het voorstel is bedoeld om een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen te garanderen waarmee duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied gewaarborgd zijn. Er zij tevens op gewezen dat Portugal erin is geslaagd zijn visserijbelangen veilig te stellen en dus kan genieten van zijn historische recht om in deze gebieden te vissen. Tot slot wil ik nog benadrukken dat deze oplossing gunstig is voor de kleinschalige kustvisserij, die volstrekt verenigbaar is met de instandhouding van de bestanden.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) De westelijke visbestanden zijn in economisch opzicht de belangrijkste bestanden van horsmakreel in de wateren van de Europese Unie. Daarom moeten we zowel denken aan de exploitatie op lange termijn van levende aquatische hulpbronnen waarmee wordt gezorgd voor de noodzakelijke omstandigheden voor duurzaamheid en ontwikkeling, als vanuit sociaal oogpunt aan voor de eigenaars, operatoren en bemanning van vaartuigen voor de visserij. Daarom ben ik het eens met het voorstel van de Commissie om een meerjarenplan vast te stellen voor de westelijke bestanden van de Atlantische horsmakreel en de wijze waarop die bestanden worden geëxploiteerd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over het voorstel tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren gestemd, omdat het bijdraagt tot een duurzame exploitatie op economisch, ecologisch en sociaal gebied. Het voorstel, dat in het belang is van Portugal, houdt tevens rekening met de specifieke kenmerken en de doelstellingen van de betrokken vloten, met name van de ambachtelijke vloot, zodat de voorziening van de bevolking met verse vis van hoge kwaliteit gewaarborgd is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Bescherming van de visserij en de daarmee samenhangende economische en sociale belangen – los van alle voedingsbelangen – is niet hetzelfde als bescherming van het recht om zonder regels of beperkingen te vissen. Wij weten dat de visbestanden beperkt zijn en dat intensieve visserij de beviste populaties niet de tijd geeft om zich voldoende te reproduceren. Daarom is het belangrijk plannen vast te stellen voor het behoud en de instandhouding van de visbestanden waarmee de mogelijkheid wordt geboden om enerzijds de betrokken economische en sociale belangen te behartigen en anderzijds de soorten in stand te houden, aangezien dat van essentieel belang is voor het behoud van de vangstmogelijkheden op de lange termijn. Het verslag, zoals gewijzigd na aanneming van de ingediende amendementen, beschermt de traditionele horsmakreelvisserij en stelt met name dertig Portugese vaartuigen in de gelegenheid hun visserijactiviteiten in de Golf van Biskaje voort te zetten, wat vanuit nationaal oogpunt van essentieel belang is, zoals hier al is onderstreept door mevrouw Patrão Neves, de schaduwrapporteur van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten).
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Met dit voorstel wordt geprobeerd om het gebrek aan informatie over de bestanden aan te pakken door een formule te bepalen voor vaartuigen die actief in de horsmakreelvisserij zijn, via de vaststelling van een jaarlijks plafond van maximum toegestane vangsten van horsmakreel die in welbepaalde gebieden gevangen wordt. Deze formule is gebaseerd op de beste wetenschappelijke en biologische indicatoren over de ontwikkeling van het bestand die momenteel beschikbaar zijn. Het verheugt mij dat in het verslag wordt gepleit voor eerbiediging van de activiteiten van ambachtelijke vloten die traditioneel in dit soort visserij gespecialiseerd zijn met het oog op de lokale consumptie van verse vis. Dit betekent dat de visserijgebieden niet te ver van de kust mogen liggen. Ik benadruk de belangrijke rol van het Parlement bij de intrekking en wijziging van gedelegeerde handelingen van de Commissie op dit gebied.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Meerjarenplannen zijn een belangrijk instrument van het visserijbeheer. Ze bieden garanties voor enerzijds de noodzakelijke instandhouding van de visbestanden op een duurzaam niveau en anderzijds middellangetermijnperspectieven voor de exploitatie van deze bestanden, wat onontbeerlijk is om economische en sociale stabiliteit te verschaffen aan de visserijsector en de lokale gemeenschappen die ervan afhankelijk zijn. Daarom zijn wij ingenomen met de aanneming van enerzijds dit verslag en anderzijds het amendement dat door onze fractie is ingediend met betrekking tot het verspreidingsgebied van de totaal toegestane vangsten (TAC's), dat wij van vitaal belang achten om een eerlijke aanpak van het beheer van de visbestanden te waarborgen op zowel economisch als sociaal gebied. Wanneer maatregelen worden genomen om de visserijactiviteit aan banden te leggen, mogen de kustvisserij en de ambachtelijke visserij, die ten doel hebben de bevolking van verse vis te voorzien voor consumptie, niet op dezelfde wijze worden behandeld als de industriële visserij, die gericht is op verwerking en uitvoer van vis.
Om te garanderen dat bij het beheer van de visserijbestanden rekening wordt gehouden met zowel biologische en ecologische kwesties als economische en sociale belangen moeten de eigen kenmerken van de vloten en de bestemming van de vis in acht worden genomen bij de vaststelling van de TAC's.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Dit verslag hier biedt een meerjarig beheersplan voor een van de belangrijkste misstanden in Europa. Dankzij het meerjarenplan voor de horsmakreel zal het visbestand van deze soort in de toekomst een maximaal duurzaam niveau bereiken. Het voorstel was oorspronkelijk ingediend door de regionale adviesraad voor de pelagische bestanden, hetgeen het belang van de Europese pelagische sector voor duurzaam beheer van de visbestanden nog weer eens onderstreept.
Parlementsleden uit Spanje en Portugal wilden voor de totaal toegestane vangst twee gebieden creëren. Dit is echter geen zinnige aanbeveling en zou bovendien ten koste gaan van de Ierse pelagische vloot. Het is mij gelukt om deze amendementen tijdens de laatste stemronde te wijzigen.
Dit verslag is een van de eerste wetsinitiatieven voor de visserij overeenkomstig het Verdrag van Lissabon. Dat was dan ook de reden voor het ontstaan van enige procedurele vertraging.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De gewone horsmakreel is in mijn eigen kiesdistrict in belang gestegen en het afgelopen jaar is er alleen al door buitenlandse boten voor twee miljoen Britse pond aan vis binnengebracht in de Schotse havens. Dit cijfer laat zien dat de vis van belang is voor een aantal naties en dat het belangrijk is dat het visbestand goed wordt beheerd. Ik ben het volledig eens met de heer Gallagher dat het westelijke visbestand als één enkel visbestand moet worden gezien en ik ben van mening dat de betrokken visserijnaties het recht moeten hebben om samen te werken aan het beheren van deze belangrijke hulpbron.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit voorstel is bedoeld om te zorgen voor een exploitatie van levende aquatische hulpbronnen die duurzame omstandigheden op economisch, milieu- en sociaal gebied mogelijk maakt. Zolang het nog in eerste lezing wordt behandeld, is het mogelijk amendementen in te dienen in latere stadia. De algemene richting van dit voorstel is positief en daarom moeten anderen de tijd krijgen om er iets over te zeggen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Met het voorstel wordt een meerjarenplan vastgesteld voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dit bestand exploiteren. De Commissie heeft een wettelijk beheersinstrument voor het horsmakreelbestand vastgesteld, op basis van de beschikbare referentiepunten voor instandhoudingen en overwegingen inzake duurzaamheid op lange termijn. Het voorstel is bedoeld om een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen te garanderen waarmee voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied is gezorgd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren is essentieel voor een efficiënte en passende exploitatie van de visbestanden. Op deze manier, en in de veronderstelling dat de regelgeving wordt nageleefd, zullen de visbestanden niet instorten en zal de weg worden geopend naar een duurzame visserij. Het is tevens belangrijk dat dit verslag Portugal in de gelegenheid stelt zijn eerdere vangstniveaus te behouden, aangezien dat van vitaal belang is om garanties te bieden voor een gezonde visserijsector, een sector die de laatste tijd veel tegenspoed heeft gekend.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In een tijd dat de overbevissing van bestanden steeds vaker voorkomt, hebben wij meer discussies nodig over het invoeren van vangstquota en dus ook over de wijze waarop die quota gehandhaafd en gecontroleerd kunnen worden. Wetenschappers zijn er tot nu toe echter nog niet in geslaagd om de omvang van visbestanden nauwkeurig te bepalen, ook niet in het onderhavige geval met betrekking tot de Atlantische horsmakreel. Dat betekent dat alle maatregelen die genomen worden op schattingen gebaseerd zijn. Niettemin moeten deze schattingen gebruikt worden om de totaal toegestane vangsten vast te stellen. Ik heb mij van stemming onthouden omdat er in het verslag niet uitgebreid genoeg wordt ingegaan op de economische aspecten van de makreelvisserij.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag-Gallagher gestemd omdat ik de inhoud en de strekking ervan ondersteun.
Ik ben namelijk van mening dat, naarmate de wetenschap zich ontwikkelt, over de waarden die voor de bepaling van de biologische referenties worden gebruikt, nieuw en veranderd wetenschappelijk advies kan worden uitgebracht. Daarom is duidelijk dat het plan moet voorzien in de mogelijkheid om de referentiefactoren aan te passen.
Ik ben het met de rapporteur eens voor wat betreft de toegang tot het gebied voor vaartuigen die op horsmakreel vissen. Het is namelijk raadzaam een soepelere regel in te stellen dan de Commissie voorstelt. Vaartuigen die vissen in één gebied moeten hun vangst aan land kunnen brengen in een haven in een ander gebied. Derhalve denk ik dat een systeem waarbij de kapitein van een vissersvaartuig vangst en locatie moet optekenen, uitvoerbaar en eerlijk is.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) We moeten ervoor zorgen dat de exploitatie van de visbestanden geschiedt in duurzame omstandigheden, zowel in economische en ecologische als in sociale zin. De meerjarenplannen vormen daarbij een cruciaal instrument. Daarom steun ik dit voorstel tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand. Ik ben heel tevreden dat het door mevrouw Patrão Neves ingediende amendement is goedgekeurd, omdat dit amendement garanties inhoudt voor de kleinschalige kustvisserij en de Portugese belangen op dit gebied.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het meningsverschil tussen de instellingen draait om de vraag welk deel van het visserijbeheersplan betrekking heeft op het instellen van de TAC en dus volledig de verantwoordelijkheid is van de Raad. Enkele lidstaten vinden dat de Raad alleen moet beslissen over het hele plan, maar die opvatting wordt niet breed gesteund, zelfs niet door de juridische dienst van de Raad. De meesten zijn van mening dat de rekenregel waarmee de TAC worden vastgesteld moet worden bepaald door de Raad in plaats van door middel van medebeslissing. Op 1 december 2009, de dag dat het Verdrag van Lissabon in werking trad, hield de Commissie visserij een 'indicatieve stemming' over het amendement dat was ingediend door de heer Gallagher en anderen, maar er is geen eindstemming over het gewijzigde ontwerpverslag geweest. Het doel was de rapporteurs (de heer Gallagher over horsmakreel en mevrouw Bilbao Barandica over ansjovis) een politiek mandaat te geven om met de Raad te onderhandelen. Uiteindelijk, na bijna een jaar van aarzeling door de Raad, heeft de Commissie visserij besloten tot een volledige stemming in de commissie om druk uit te oefenen op de Raad om verder te gaan.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het economisch belangrijkste horsmakreelbestand dat in de EU-wateren voorkomt, is het westelijke. Het voorstel van de Europese Commissie behelst een meerjarenplan voor dit bestand en de visserijtakken die het exploiteren. Het is zaak dat we een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt. Dit voorstel kan worden gebruikt als model voor toekomstige meerjarenplannen voor de regeling van vangstmogelijkheden in de EU-wateren. Ik steun de door de Commissie visserij van het Parlement voorgestelde wijzigingen om meer flexibiliteit te garanderen bij de berekeningswijze van de hoeveelheid verwijderde vis (door vaststelling van minima en maxima), en een betere coördinatie te bereiken bij de vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet verzekeren. Ik heb daarom voor deze tekst gestemd.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Het Comité ter bescherming van de zee van de Internationale Maritieme Organisatie heeft de Oostzee aangemerkt als "bijzonder gevoelig zeegebied" (PSSA). Daarmee is de Oostzee uitgeroepen tot een van de kostbaarste en meest gevoelige mariene ecosystemen in de wereld. Ik heb voor de bepalingen in het verslag gestemd volgens welke wij de mogelijkheid moeten bieden tot een relatief evenwichtige exploitatie van visbestanden, zonder dat dit tot een verlaging van de verkoopsnormen leidt. Voor een doelmatige vermijding van bijvangsten en het beperken van het overboord werpen van te grote hoeveelheden jonge en ondermaatse exemplaren van de doelsoort en van niet-beoogde soorten is het van belang de visserijsector te motiveren tot het gebruik van visgerei dat van uit het oogpunt van selectiviteit optimaal is of tot het vermijden van de vangst in gebieden waar zich grote hoeveelheden ondermaatse vissen of vissen van niet-beoogde soorten ophouden. We moeten beginnen met een hervorming van de bepalingen ten aanzien van het systeem voor het over boord werpen. Dit wordt in 2011 ongetwijfeld een van de allerbelangrijkste kwesties in het kader van het debat over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) We volgen de milieueffecten van menselijke activiteit en massale visserij met grote bezorgdheid. We hebben ook zorgen over de afnemende visbestanden en de ongecontroleerde industriële visserij. Daarom stem ik voor de invoering van een duurzame exploitatie van levende aquatische hulpbronnen en een herziening van de beschermde gebieden in de Oostzee.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien het pleit voor beperking van de visserij op bot en tarbot in de Oostzee. De industriële visserij in de Oostzee moet zo spoedig mogelijk worden gestopt. Bij het ontbreken van betrouwbare wetenschappelijke gegevens voor het evalueren van de visvangsten bij industriële visserij, is het absoluut noodzakelijk dat er onverwijld een plicht tot volledige documentatie van de vangsten wordt ingevoerd, vergezeld van een volledige monitoring van de schepen die dit soort visserij bedrijven. Ik ben het eens met het Europees Parlement dat onmiddellijke actie uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid noodzakelijk is om het vraagstuk industriële visserij in de Oostzee op te lossen, daarbij in het achterhoofd houdende dat vanuit een milieuoogpunt dergelijke visserij schadelijk is voor het ecosysteem van de Oostzee.
We dienen rekening te houden met het feit dat de Oostzee een van de meest kostbare mariene ecosystemen ter wereld is en dat de Oostzee aangemerkt is als "bijzonder gevoelig zeegebied" (PSSA). Bovendien is het klimaat in de Oostzee bezig te veranderen, iets waaraan de verschillende vissoorten zich aanpassen, waardoor hun migratie en paaipatronen veranderen. Om die reden sluit ik mij aan bij de oproep van het Parlement aan de Commissie om de beschermde gebieden in de Oostzee aan een herziening te onderwerpen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is voor de Europese Unie – en zeker voor een land als Portugal, met een maritieme en visserijtraditie en een belangrijke vis- en conservenindustrie – van cruciaal belang dat de visvangst een duurzame en gezonde economische activiteit blijft. Portugal heeft de visvangst nodig en heeft er dus belang bij dat de zee haar vermogen om ons vis te geven behoudt. Soorten moeten zich daarom kunnen blijven voortplanten. Om die reden ben ik het eens met de rapporteur, wanneer deze zegt "dat het voor een doelmatige vermijding van bijvangsten en het beperken van het overboord werpen van te grote hoeveelheden jonge en ondermaatse exemplaren van de doelsoort en van niet-beoogde soorten van buitengewoon belang is om de visserijsector te motiveren tot het gebruik van visgerei dat van uit het oogpunt van selectiviteit optimaal is of tot het vermijden van de vangst in gebieden waar zich grote hoeveelheden ondermaatse vissen of vissen van niet-beoogde soorten ophouden".
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Voor een doelmatige vermijding van bijvangsten en het beperken van het overboord werpen van te grote hoeveelheden jonge en ondermaatse exemplaren van de doelsoort en van niet-beoogde soorten is het van buitengewoon belang om de visserijsector te motiveren tot het gebruik van visgerei dat van uit het oogpunt van selectiviteit optimaal is of tot het vermijden van de vangst in gebieden waar zich grote hoeveelheden ondermaatse vissen of vissen van niet-beoogde soorten ophouden. Ik geloof dat een volledig verbod op het overboord werpen niet doelmatig is in het geval van de bot en andere soorten platvissen, omdat dit een negatief effect zou hebben op de botbestanden. Een dergelijk verbod zou bovendien gebruikt (lees: misbruikt) kunnen worden als argument voor de legalisering van grote industriële vangsten van ondermaatse kabeljauw in de Oostzee. We mogen niet vergeten dat de Oostzee van het Comité ter bescherming van de zee van de Internationale Maritieme Organisatie de status heeft gekregen van "bijzonder gevoelig zeegebied".
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat steun verleent aan een voorstel dat is ontworpen om de administratie te vereenvoudigen, maar geen substantiële wijzigingen aanbrengt in de beperkingen op de vangst van bot en tarbot in de Oostzee.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De visserij moet op de lange termijn een duurzame economische activiteit blijven en dat kan alleen als we de visbestanden op een verstandige wijze beheren. De door de rapporteur geformuleerde bedenkingen zijn dan ook gerechtvaardigd. Ze maken duidelijk dat vissoorten en de biodiversiteit beschermd moeten worden. Ik ben het daarom eens met de nu goedgekeurde verboden en beperkingen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Gezien de beperkte visbestanden in de Oostzee moeten we de vangst van waardevolle vissoorten streng reguleren. Daartoe is het belangrijk om de taak van de bevoegde organisaties binnen de Europese Unie duidelijk te definiëren, zodat er op de onlogische uitbuiting van mariene hulpbronnen controle kan worden uitgeoefend en beperkingen kunnen worden opgelegd. Het is essentieel om quota op te leggen om de visbestanden in de Oostzee in staat te stellen zich te herstellen. Er moet een duidelijk signaal worden uitgezonden naar al degenen die zich met de visserij bezighouden dat de irrationele uitbuiting van de visbestanden verschrikkelijke gevolgen kan hebben.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het voortbestaan van een toenemend aantal vissoorten in de Oostzee wordt acuut bedreigd. Zo wordt er bijvoorbeeld nu minder kabeljauw in de Oostzee gevangen dan vijftien jaar geleden en zijn de gevangen vissen ook kleiner en slechter van kwaliteit. Een van de belangrijke oorzakelijke factoren van deze afname, is de industriële visserij en de wijze waarop er met bijvangsten wordt omgegaan. De traditionele, kleinschalige kustvisserij is, onder bepaalde omstandigheden, in staat om een duurzaam beheer van visbestanden te waarborgen. Ik heb mij van stemming onthouden omdat in het verslag eenduidig wordt verklaard dat er over dit onderwerp geen betrouwbare wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór de resolutie gestemd.
Uit de ervaringen die met het gebruik van het systeem van het over boord werpen van een deel van de gevangen vissen zijn opgedaan, blijkt dat dit in de Oostzee op verantwoorde wijze functioneert en een praktisch nut heeft bij bepaalde vissoorten. Vissoorten die als bijvangst worden gevangen hebben soms een lage marktwaarde, of zijn zelfs in het geheel niet geschikt voor menselijke consumptie, of het aan land brengen ervan kan bij de wet verboden zijn. Daarom wordt de basis gelegd voor een relatief evenwichtige exploitatie van visbestanden, zonder dat dit tot een verlaging van de verkoopsnormen leidt. Voor een doelmatige vermijding van bijvangsten en het beperken van het overboord werpen van te grote hoeveelheden jonge en ondermaatse exemplaren is het van buitengewoon belang de visserijsector te motiveren tot het gebruik van visgerei dat van uit het oogpunt van selectiviteit optimaal is of tot het vermijden van de vangst in gebieden waar zich grote hoeveelheden ondermaatse vissen of vissen van niet-beoogde soorten ophouden.
Ook moeten er beschermingsgebieden worden vastgesteld, waarvan de locatie veranderlijk is, afhankelijk van de mate waarin de vissen gereed zijn om kuit te schieten. De klimaatveranderingen die in de Oostzee optreden, roepen veranderingen op in de aanpassing van verschillende vissoorten, met als gevolg hun verplaatsing en de verandering van hun paaiplaatsen. In het licht hiervan lijkt het noodzakelijk over te gaan tot een herziening van de beschermde gebieden in de Oostzee.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het van fundamenteel belang vind dat we een duurzaam beheer van de maritieme hulpbronnen bevorderen, en dat sluit aan bij de doelstellingen inzake het behoud van de visbestanden in de Oostzee, één van de kostbaarste en meest gevoelige mariene ecosystemen van onze planeet.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De gedetailleerde technische regels voor visserij in de Oostzee (maaswijdte, gesloten gebieden enzovoort) zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad. Voor het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon nam de Raad echter vaak versnelde maatregelen om dergelijke regels snel aan te nemen door ze op te nemen in de verordening inzake quota. Verordening (EG) nr. 1226/2009 van de Raad tot vaststelling van de quota voor 2010 bevat bijvoorbeeld bepalingen met betrekking tot technische maatregelen, namelijk artikel 7 over het verbod op highgrading en bijlage III over beperkingen van de visserij op bot en tarbot. Na Lissabon is dit niet meer rechtsgeldig, dus Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad moet worden gewijzigd. Dat is het enige doel van dit voorstel en het is unaniem aangenomen in de Commissie visserij.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Volgend jaar buigt het Europees Parlement zich over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Ook ik ben van mening dat dit proces leiden moet tot verbetering van de duurzame exploitatie van de visreserves en een doeltreffend beheer van de rijkdommen van de zee. De Oostzee is, zoals de Internationale Maritieme Organisatie reeds aangaf, een "bijzonder gevoelig zeegebied". Het gaat hier namelijk om een van de meest gevoelige mariene ecosystemen ter wereld. Dat neemt niet weg dat we ook rekening moeten blijven houden met de menselijke kant van de zaak. In het verslag blijft deze echter geheel buiten beschouwing. De visserij heeft diepgewortelde tradities in Litouwen en hoewel de visserijsector slechts voor een relatief klein deel aan het Litouwse bbp bijdraagt, is zij van buitengewoon belang voor de Litouwse economie. De van de visserij afhankelijke Litouwse regio's hebben de afgelopen jaren met grote economische en sociale problemen te kampen gekregen door de achteruitgang van de visstand en het beleid voor de instandhouding ervan.
Het wordt voor de mensen in Litouwen almaar moeilijker om hun brood te verdienen met aan de visserij gerelateerde activiteiten. Door de lage lonen is dergelijk werk onaantrekkelijk voor jonge mensen. Litouwen en de overige EU-lidstaten moeten het leeuwendeel van het beleid in het kader van het Europees Visserijfonds dan ook blijven voortzetten. Met behulp daarvan kunnen namelijk nieuwe banen worden geschapen, gaat de waarde van visserijproducten omhoog, wordt het ecotoerisme bevorderd enzovoort.
Verslagen: Izaskun Bilbao Barandica (A7-0299/010), Pat the Cope Gallagher (A7-0296/2010), Marek Józef Gróbarczyk (A7-095/2010), João Ferreira (A7-0184/2010)
Andrew Henry William Brons en Nick Griffin (NI), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons onthouden van stemming over de verslagen van mevrouw Bilbao Barandica, de heer Gallagher en de heer Ferreira omdat deze gunstige en schadelijke voorstellen in één instrument bevatten. We hebben echter voor het verslag van de heer Gróbarczyk gestemd, hoewel we het niet eens waren met een deel van de inhoud daarvan (bijv. de suggestie dat het overboord werpen voor bepaalde soorten op verantwoorde wijze kan functioneren – wij zijn volledig tegen overboord werpen). We hebben voor het verslag gestemd omdat het een herziening van het systeem van overboord werpen belooft. Dat is het maximale waar we op kunnen hopen binnen de grenzen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het met de algemene tendens van de amendementen eens. Het is inderdaad zo dat de introductie van niet-inheemse soorten één van de voornaamste factoren van verstoring van de ecosystemen is, en dus niet alleen één van de voornaamste oorzaken van de vernietiging van de natuurlijke habitats, maar ook van het verdwijnen van de biodiversiteit op wereldschaal. De Commissie erkent dat. Ik steun daarom de voorstellen ter bepaling van de voorschriften voor de introductie van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur door een strikte omschrijving van de voorwaarden waaraan de gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten beantwoorden en door strikt toezicht op de voorzieningen, om te garanderen dat alle technische vereisten die door de specialisten zijn voorgesteld daadwerkelijk worden nageleefd.
Er wordt nu gewerkt aan een nieuwe Europese strategie voor aquacultuur. De aquacultuur heeft daarom behoefte aan een stevige ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten. Dat zal de diversificatie in de hand werken. Ik steun de amendementen die erop gericht zijn het Europees Parlement bij dit onderwerp te betrekken. De bepalingen op het vlak van de "comitologie" moeten dus worden aangepast om ze te laten aansluiten op het VWEU.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ten eerste wil ik mijn felicitaties overbrengen aan de rapporteur, de heer Ferreira, voor het opstellen van dit verslag, waar ik vóór heb gestemd.
Recente studies hebben de noodzaak aangetoond van de ontwikkeling van de Europese aquacultuursector en van de uitbreiding van het wetenschappelijk onderzoek naar het kweken van autochtone soorten. Op deze manier kan een hogere veiligheid, kwaliteit en diversificatie worden gewaarborgd van de producten die de consument worden aangeboden, en wordt derhalve ook een betere bescherming van het milieu gegarandeerd.
Voor wat betreft de invoering van niet-inheemse soorten in gesloten aquacultuurvoorzieningen, hetgeen volgens de Commissie hoofdzakelijk "aquacultuur- en bezettingspraktijken" betreft, ben ik van mening dat deze praktijken vergezeld moeten gaan van strikt toezicht op de voorzieningen, de systemen en het vervoer van deze dieren, om te voorkomen dat dieren kunnen ontsnappen. Dit zou kunnen leiden tot een verstoring van autochtone ecosystemen en van de natuurlijke habitat, wat één van de belangrijkste factoren is die op grote schaal bijdraagt aan het biodiversiteitsverlies op mondiaal niveau.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over het "gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur" gestemd, omdat dit ons in staat zal stellen de vereisten voor gesloten aquacultuurvoorzieningen en de voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van soorten strenger te formuleren, teneinde de impact op de ecosystemen en de biodiversiteit te minimaliseren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) In de Europese aquacultuursector zijn 16 500 bedrijven actief. Ze hebben tezamen een jaarlijkse omzet van meer dan 3,5 miljard euro en verschaffen direct of indirect aan ongeveer 64 000 mensen een baan. Het vergemakkelijken van de introductie van niet-inheemse soorten in de aquacultuur moet gecompenseerd worden door een strikte omschrijving van de voorwaarden die de gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten vervullen en door strikt toezicht op de voorzieningen, om te garanderen dat alle technische vereisten die door de specialisten zijn voorgesteld daadwerkelijk worden nageleefd en in acht worden genomen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De door de Commissie voorgestelde wijziging van de geldende verordening is gebaseerd op de resultaten van het "IMPASSE"-project – een gecoördineerde actie inzake de milieu-impact van uitheemse soorten in de aquacultuur. In dit project wordt een werkdefinitie gegeven van gesloten aquacultuurvoorzieningen die gedetailleerder en stringenter is dan de bestaande en volgens welke het risiconiveau dat samenhangt met uitheemse soorten aanzienlijk kan worden verlaagd, eventueel tot een aanvaardbaar niveau, indien de mogelijkheid dat doelorganismen en niet-doelorganismen ontsnappen wordt tegengegaan tijdens het vervoer en, aan de hand van duidelijk omschreven protocollen, in de ontvangende voorziening. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het eens ben met het idee om introducties en translocaties in gesloten aquacultuurvoorzieningen vrij te stellen van de vergunningsprocedure en zo de aquacultuurbedrijven van deze administratieve formaliteit te bevrijden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wat de kern van dit verslag betreft: het vergemakkelijken van de introductie van niet-inheemse soorten in de aquacultuur (in gesloten voorzieningen) moet gecompenseerd worden door een strikte omschrijving van de voorwaarden waaraan deze voorzieningen moeten voldoen (overeenkomstig de meest recente technische en wetenschappelijke gegevens). Dat hebben wij tijdens de debatten ook steeds gezegd. Belangrijk is verder dat er strikt toezicht op de voorzieningen wordt gehouden, zowel voor als tijdens de ingebruikname. De duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur vergt een stevige ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten. We moeten deze vissoorten voorrang verlenen boven uitheemse soorten, waardoor de productie en het levensmiddelenaanbod kunnen worden gediversifieerd, de kwaliteit kan worden verbeterd en het milieu in stand kan worden gehouden.
Wat de totstandkoming van dit verslag betreft: ik ben blij dat de Commissie de door de Commissie visserij goedgekeurde voorstellen heeft overgenomen in dit voorstel voor een verordening. Jammer is wel dat de Commissie het nodig heeft gevonden formeel een nieuw voorstel in te dienen. Dat heeft geleid tot vertraging bij het formaliseren van het akkoord bij eerste lezing.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Hoewel aquacultuur een belangrijke bron van werkgelegenheid en voedsel is, is het belangrijk dat het bredere milieu wordt beschermd tegen potentiële gevaren. De bestaande wetgeving streeft daarnaar en het voorstel van vandaag zal dat streven niet ondermijnen; daarom heb ik dit verslag gesteund.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Terwijl de visbestanden in de wereldoceanen langzaam maar zeker uitgeput raken en de vangstopbrengsten hun plafond bereiken, is het belang van de teelt van vis en schelp- en schaaldieren in de aquacultuur in de afgelopen jaren toegenomen. Dat betekent dat de productie in de aquacultuur een groeisector is die in het onderhavige verslag dan ook de noodzakelijke aandacht krijgt. De aquacultuurvoorzieningen in de binnenwateren, zoals de kweekvijverculturen of doorstroomsystemen, vertonen een hoger groeipercentage dan andere voedselproductiesectoren. De productie van deze voorzieningen is op dit moment al hoger dan de maritieme productie. Met name de kweekvijvercultuur kent een lange traditie: al meer dan honderden jaren worden vissen en schaaldieren in vijvers gekweekt, vooral in kunstmatige vijvers. Gesloten aquacultuursystemen bieden ontegenzeggelijk niet alleen enorme ecologische voordelen, maar ook voordelen met betrekking tot het antimicrobiële probleem. Ik steun het verslag omdat hierin belangrijke kadervoorwaarden worden voorgesteld voor gesloten aquacultuurvoorzieningen. Tevens worden hierin de vereisten voor het gebruik van uitheemse vissoorten strikt gedefinieerd. Om zo goed mogelijk te voorkomen dat de inheemse ecosystemen verstoord worden door het invoeren van uitheemse soorten, is het belangrijk dat wij onze steun geven aan een visteelt via gesloten systemen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Ferreira gaat over de wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad, die een regelgevingskader vastlegt voor aquacultuurpraktijken met betrekking tot uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten. Dit kader wordt nu herzien na de afronding van het zogenoemde IMPASSE-project, dat erop gericht was richtsnoeren te ontwikkelen voor milieuveilige praktijken voor introducties en verplaatsingen in de aquacultuur. Ik heb voor het verslag gestemd.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het introduceren van niet-inheemse soorten is een van de voornaamste factoren bij het verdwijnen van biodiversiteit en het verstoren van de ecosystemen op deze planeet. De introductie van niet-inheemse soorten in de aquacultuur dient daarom gepaard te gaan met een strikte omschrijving van de voorwaarden waaraan gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten voldoen. Op deze voorzieningen moet bovendien strikt toezicht worden uitgeoefend. Ook voor het vervoer van doelorganismen en niet-doelorganismen moeten strenge eisen worden geformuleerd, en de naleving daarvan moet terdege worden gecontroleerd. Ik heb daarom vóór dit verslag gestemd. Ik geloof echter wel dat onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten moet worden aangemoedigd, omdat we zo de risico's voortvloeiende uit de introductie van uitheemse soorten kunnen indammen en een duurzamere productie kunnen bewerkstelligen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het introduceren van uitheemse soorten is een van de voornaamste factoren van verstoring van de ecosystemen en een van de voornaamste oorzaken niet alleen van de vernietiging van de natuurlijke habitats maar ook van het verdwijnen van de biodiversiteit op wereldschaal. Het vergemakkelijken van de introductie van uitheemse soorten in de aquacultuur moet gecompenseerd worden door een strikte omschrijving van de voorwaarden die de gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten vervullen (overeenkomstig de resultaten van het IMPASSE-project) en door strikt toezicht op de voorzieningen, om te garanderen dat alle technische vereisten die door de specialisten zijn voorgesteld daadwerkelijk worden nageleefd en in acht worden genomen. De duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur vergt een stevige ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten, waardoor de productie en het levensmiddelenaanbod kunnen worden gediversifieerd, de kwaliteit kan worden verbeterd en het milieu in stand kan worden gehouden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Naast de vernietiging van natuurlijke habitats is het invoeren van uitheemse vissoorten in onze ecosystemen ook een van de redenen voor het wereldwijde verlies aan biodiversiteit. In onze aquaculturen sterven steeds meer soorten uit, hetgeen voor het gehele ecosysteem tot schade op de lange termijn leidt. Ik heb mij van stemming over dit verslag onthouden, omdat er in onvoldoende mate aandacht besteed wordt aan de actuele problemen rondom deze kwestie.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het introduceren van niet-inheemse soorten is een van de voornaamste factoren van verstoring van de ecosystemen en een van de voornaamste oorzaken niet alleen van de vernietiging van de natuurlijke habitats maar ook van het verdwijnen van de biodiversiteit op wereldschaal. De introductie van niet-inheemse soorten in de Europese kust- en binnenwateren is grotendeels afkomstig van de "aquacultuur- en bezettingspraktijken".
Het vergemakkelijken van de introductie van niet-inheemse soorten in de aquacultuur moet gecompenseerd worden door een strikte omschrijving van de voorwaarden die de gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten vervullen en door strikt toezicht op de voorzieningen, om te garanderen dat alle technische vereisten die door de specialisten zijn voorgesteld daadwerkelijk worden nageleefd en in acht worden genomen.
De duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur vergt een stevige ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het gebied van de teelt van autochtone soorten, waardoor de productie en het levensmiddelenaanbod kunnen worden gediversifieerd, de kwaliteit kan worden verbeterd en het milieu in stand kan worden gehouden. Ik hoop daarom op krachtige stimuli op dat vlak.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd gezien het feit dat uit de uitkomsten van het IMPASSE-project is gebleken dat "het risiconiveau dat samenhangt met uitheemse soorten aanzienlijk kan worden verlaagd, eventueel tot een aanvaardbaar niveau, indien de mogelijkheid dat doelorganismen en niet-doelorganismen ontsnappen wordt tegengegaan tijdens het vervoer en, aan de hand van duidelijk omschreven protocollen, in de ontvangende voorziening." Het is daarom heel verstandig om van de vergunningsplicht af te zien bij de introductie van uitheemse soorten in gesloten aquacultuurvoorzieningen.
Het terugdringen van deze administratieve last en de kosten van het aanvragen van een vergunning is een belangrijke prikkel voor de aquacultuursector. Mits het vergezeld gaat van een strenge omschrijving van de eisen waaraan gesloten aquacultuurvoorzieningen moeten voldoen en ook van een toereikende controle op de naleving, zal het de noodzakelijke bescherming van de biodiversiteit en het milieu niet in gevaar brengen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het voorstel van de Commissie gaat over wijzigingen in een verordening inzake het gebruik van uitheemse soorten in de aquacultuur op basis van het IMPASSE-project, dat zich bezighield met de milieu-impact van uitheemse soorten. In dit project wordt een werkdefinitie gegeven van "gesloten aquacultuurvoorzieningen" die gedetailleerder en stringenter is dan de bestaande en volgens welke het risiconiveau dat samenhangt met uitheemse soorten aanzienlijk kan worden verlaagd. In het licht van de resultaten van het project stelt de Commissie voor introducties en translocaties in gesloten aquacultuurvoorzieningen vrij te stellen van de vergunningsprocedure en zo de aquacultuurbedrijven van deze administratieve formaliteit te bevrijden. Het introduceren van niet-inheemse soorten is een van de voornaamste factoren van verstoring van de ecosystemen en een van de voornaamste oorzaken niet alleen van de vernietiging van de natuurlijke habitats maar ook van het verdwijnen van de biodiversiteit op wereldschaal. De introductie van niet-inheemse soorten in de Europese kust- en binnenwateren is grotendeels afkomstig van de "aquacultuur- en bezettingspraktijken". Met dit in gedachten heeft de rapporteur een amendement ingediend om te specificeren dat een "gesloten aquacultuurvoorziening" alleen als dusdanig beschouwd kan worden indien zij zich op het vaste land bevindt, om de mogelijke overleving van ontsnapte dieren te verkleinen. Andere amendementen hadden betrekking op het vlak van de comitologie.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur beschadigt de natuurlijke ecosystemen die bescherming van de EU verdienen, waardoor vooral de biodiversiteit op wereldschaal verdwijnt. Het IMPASSE-project is een gecoördineerde actie in verband met de gevolgen voor het milieu van uitheemse soorten in de aquacultuur, en heeft de noodzaak aangetoond om het ontsnappen van deze soorten en van biologisch materiaal tijdens het vervoer te voorkomen. Ik juich dit verslag van het Europees Parlement toe omdat het zich inzet voor biologische veiligheid en tegelijkertijd de administratieve formaliteiten versnelt die te maken hebben met de vergunningseis voor introducties en translocaties voor gesloten aquacultuurvoorzieningen. Een heldere en strenge definitie van een "gesloten aquacultuurvoorziening" evenals een regelmatig door de lidstaten bijgewerkte lijst van al die voorzieningen, zal leiden tot de duurzame ontwikkeling van deze sector. De lidstaten moeten toezicht houden op de voorzieningen zelf en de middelen waardoor de soorten worden vervoerd. Ik steun ook de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling als middel om de schadelijke effecten van deze sector op de natuurlijke ecosystemen terug te dringen. Tot slot zou ik de aandacht willen vestigen op het feit dat deze verordening aan de hand van de medebeslissingsprocedure, een gewone wetgevingsprocedure, is gewijzigd, waarin in het Verdrag van Lissabon wordt voorzien.
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UKIP verzet zich tegen elke vorm van EU-bestuur over onze industrieën, want het moet aan de nationaal gekozen regeringen worden overgelaten om te beslissen over de toekomst van en mogelijke subsidie aan kolenmijnen. In dit geval schept de EU echter speciale regelingen voor regeringen, buiten de normale regels voor staatssteun, voor meer flexibiliteit bij het beheren van subsidies aan kolenmijnen. In de amendementen 25 en 36 wordt verzocht om een langere periode voor een dergelijke flexibiliteit voordat de normale wetten voor staatssteun van toepassing worden – wat de UKIP tot op zekere hoogte kan steunen. De UKIP heeft zich bij deze twee amendementen en bij de eindstemming van stemming onthouden. We zijn weliswaar tegen EU-wetten voor staatssteun (omdat de nationale regeringen zouden moeten beslissen over de hoogte van subsidies), maar het geven van meer flexibiliteit aan de lidstaten en het verlengen van deze periode is gunstig en veel beter democratisch te verantwoorden, omdat op die manier de regeringen de macht terugkrijgen om dergelijke beslissingen te nemen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ook al vertegenwoordigt de kolenmijnbouw nog altijd slechts een klein deel van de Europese energiemarkt, toch is zij van belang omdat zij de daarin werkzame EU-burgers werk geeft en bijdraagt aan de economische ontwikkeling van de dunbevolkte en afgelegen regio's waar het leeuwendeel van de kolenmijnbedrijven gevestigd is. Ik heb ingestemd met het amendement waarmee de uiterste sluitingsdatum van niet-concurrerende steenkoolmijnen wordt uitgesteld tot 2018, met de mogelijkheid deze mijnen open te houden indien het in de gegeven periode niet lukt om deze weer concurrentiekrachtig te maken. Indien niet-concurrentiekrachtige mijnen gesloten worden, is het van groot belang dat er over een lange periode de nodige financiële middelen gereserveerd worden voor de bescherming van het milieu en het herstel van de terreinen van deze oude steenkoolmijnen. In sommige regio's zijn de mijnen de enige industriële activiteit, wat inhoudt dat wanneer deze mijnen sluiten talloze mensen zonder werk komen te zitten. Het is dan ook van cruciaal belang dat zij gedurende meerdere jaren gesteund worden en dat er uiteenlopende arbeidsmarktmaatregelen getroffen worden, herscholing bijvoorbeeld, zodat zij gedegen voorbereid zijn op herintreding op de arbeidsmarkt. Ik heb het voorstel van de Europese Commissie om dergelijke bijstand te verstrekken tot in 2026 dan ook gesteund.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Rapkay, aangezien ik het onder andere eens ben met het verlengen van de uiterste termijn voor het sluiten van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. In dezen ben ik van mening dat getracht moet worden een groot verlies aan arbeidsplaatsen te voorkomen, waarbij Roemenië, Spanje en Duitsland het zwaarst getroffen worden door de nieuwe verordening. Ik ben van mening dat het sluiten van niet-concurrentiekrachtige mijnen moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het sluitingsplan, op voorwaarde dat deze niet rendabel worden voor de vastgestelde uiterste termijn.
Ik wil het verlenen van aflopende steun ter dekking van productieverlies aanmoedigen, in de context van een goed omlijnd sluitingsplan voor de mijnen. Met ingang van januari 2011 zal de helft van de bestaande mijnen in Roemenië een sluitingstraject ingaan. In deze context ben ik van mening dat de hulp meer gericht moet worden op het verzachten van de sociale en milieugevolgen.
Gerard Batten, John Bufton, Derek Roland Clark, Trevor Colman en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. − (EN) De UKIP verzet zich tegen elke vorm van EU-bestuur over onze industrieën, want het moet aan de nationaal gekozen regeringen worden overgelaten om te beslissen over de toekomst van en mogelijke subsidie aan kolenmijnen. In dit geval schept de EU echter speciale regelingen voor regeringen, buiten de normale regels voor staatssteun, voor meer flexibiliteit bij het beheren van subsidies aan kolenmijnen. In de amendementen 25 en 36 wordt verzocht om een langere periode voor een dergelijke flexibiliteit voordat de normale wetten voor staatssteun van toepassing worden – wat de UKIP tot op zekere hoogte kan steunen. De UKIP heeft zich bij deze twee amendementen en bij de eindstemming van stemming onthouden. We zijn weliswaar tegen EU-wetten voor staatssteun omdat de nationale regeringen zouden moeten beslissen over de hoogte van subsidies, maar het geven van meer flexibiliteit aan de lidstaten en het verlengen van deze periode is gunstig en veel beter democratisch te verantwoorden, omdat op die manier de regeringen de macht terugkrijgen om dergelijke beslissingen te nemen.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Op verzoek van de Commissie moest het Europees Parlement zich op dinsdag 23 november uitspreken over de kwestie van overheidssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. Het voornaamste struikelblok was de uiterste datum voor deze overheidssteun. De Commissie had 1 oktober 2014 voorgesteld. In verband met het milieu vind ik het belangrijk om gebruik te maken van verschillende soorten bronnen voor energieproductie en om duurzame productiemethoden te bevorderen. Daarom lijkt 2014 een redelijke uiterste datum te zijn. Gezien de sociale impact van de sluiting van de mijnen en de moeizame omscholing van mijnwerkers is het echter noodzakelijk om het sluitingsproces te begeleiden. Een meerderheid van het Europees Parlement heeft daarom besloten om de overheidssteun voort te zetten tot en met 31 december 2018. Ik heb besloten om me bij deze laatste stemming te onthouden, want ik ben van menig dat we voorrang moeten geven aan duurzame energiebronnen, maar dat het tegelijkertijd ook belangrijk is om de economische en sociale gevolgen van sluiting van de mijnen in aanmerking te nemen.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb besloten om voor het verslag van Bernhard Rapkay te stemmen, over "staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen". In dit verslag wordt voorgesteld de sluitingstermijn van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen met vier jaar uit te stellen; van 2014, zoals oorspronkelijk was voorzien in het voorstel van de Europese Commissie, naar 2018.
Daarnaast moedigt het verslag de Europese Commissie aan een strategie uit te werken voor herscholing van de betrokken werknemers. We moeten in het oog houden dat bepaalde regio's in de Europese Unie op economisch en sociaal gebied totaal afhankelijk zijn van de mijnbouwsector, waaronder de Jiuvallei in Roemenië. De mijnbouwsector biedt in de Europese Unie werk aan 100 000 mensen.
Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) De economische en financiële crisis die nog steeds gaande is, en die de economieën van de zogenaamde ontwikkelde westerse landen hard heeft getroffen, heeft aangetoond dat het economische paradigma van de efficiëntie en van het zelfregulerende vermogen van de markten niet meer op waarheid berust, aangezien de realiteit een beroep heeft gedaan op alle economische en marktspelers, met name op de financiële markten, om verantwoord en ethisch te werk te gaan. En dit is iets dat ze de laatste tijd volledig hebben verzuimd. De verstoring van het financiële evenwicht van de gehele economie toont aan dat de industriële sector flinke ondersteuning nodig heeft, aangezien het nog steeds een sector is die essentieel is voor de economie, met name de reële economie. Wanneer rekening wordt gehouden met de concurrentievoor- en nadelen en met de comparatieve voor- en nadelen van verschillende regio's, met name op internationaal niveau, moeten we niet vergeten dat de steenkoolindustrie zich in gebieden bevindt waarin eerst goede economische alternatieven en arbeidsalternatieven moeten worden ontwikkeld en sociale buffers moeten worden versterkt, om de pijnlijke toename van werkloosheid te voorkomen onder werknemers die moeilijk herplaatsbaar zijn. Het verslag over de staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen, waarover we hebben gestemd, lijkt volgens mij, in ieder geval voor een deel, deze kant op te gaan.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien ik van mening ben dat de niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen moeten kunnen profiteren van staatssteun, gezien het feit dat de mijnen zonder deze steun zouden moeten sluiten, met massaontslagen en zeer ernstige sociale problemen tot gevolg. De gegunde overgangsperiode voor het rendabel maken of sluiten van deze mijnen is belangrijk. In deze periode kunnen enerzijds de bij de mijnbouwindustrie betrokken werknemers worden omgeschoold en anderzijds kan een getrapte overgang worden gerealiseerd richting minder vervuilende energiebronnen.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, zijn van mening dat het om milieu- en mededingingsredenen onzinnig is om subsidies voor niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen te handhaven. Tezelfdertijd zijn wij van mening dat het noodzakelijk is om omvangrijke werkgelegenheids- en milieu-initiatieven ten uitvoer te leggen in de regio's die getroffen worden door de sluitingen die waarschijnlijk uit de afschaffing van de subsidies zullen voortvloeien. Wij vinden dat het voorstel van de Commissie over dit onderwerp door de bank evenwichtig is en voldoende rekening houdt met die twee aspecten. De subsidies worden afgebouwd, maar dat gebeurt op een zorgvuldig beheerde manier die rekening houdt met zowel werkgelegenheid als milieu. Daarom kozen wij ervoor om consequent voor de lijn van de Commissie te stemmen.
Wat betreft de kwestie van de mogelijkheid om mijnen open te houden die in de loop van de sluitingsperiode rendabel worden, zijn wij net als de Commissie van mening dat het verkeerd zou zijn om die mogelijkheid op te nemen. Om de verleende steun op de juiste manier te gebruiken, moet hij gebaseerd zijn op een definitief sluitingsplan. Wat betreft het exacte jaar waarin de sluitingssteun voor het laatst kan worden verleend, hebben wij geen uitgesproken voorkeur, maar wij vinden toch dat het voorstel van de Commissie, 2014, gepaster is dan 2018 zoals voorgesteld door de rapporteur.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Bij gebrek aan een specifieke verordening betreffende de toekenning van staatssteun aan de kolenindustrie, aangezien de van toepassing zijnde verordening op 31 december 2010 afloopt, moeten er regels worden uiteengezet die enkele lidstaten die gedwongen zijn om hun steenkoolmijnen te sluiten in staat stellen om de maatschappelijke en economische gevolgen van die sluiting tot een minimum te beperken. Aangezien steenkoolmijnen in bepaalde regio's (in Duitsland, Spanje en Roemenië) zijn geconcentreerd, zouden de maatschappelijke gevolgen van een gelijktijdige sluiting van de mijnen ingrijpend kunnen zijn. Wat de werkgelegenheid betreft zouden de banen van ongeveer honderdduizend mijnwerkers op het spel kunnen staan; zij kunnen misschien niet zo snel als nodig een baan in andere sectoren vinden en lopen het risico om langdurig werkloos te worden. Daarom is dit voorstel bedoeld om de lidstaten van een juridisch kader te voorzien waarmee zij voor een effectievere oplossing kunnen zorgen voor de mogelijk negatieve gevolgen van de sluiting van steenkoolmijnen, die zouden kunnen optreden als gevolg van de geleidelijke intrekking van de subsidies, in het bijzonder de gevolgen op maatschappelijk en milieugebied. Het is ook bedoeld om concurrentieverstoringen op de interne markt tot een minimum te beperken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De steun aan de Europese kolenindustrie wordt geregeld door middel van Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002, die op 31 december 2010 afloopt. Bij gebrek aan een nieuw juridisch kader dat voorziet in bepaalde specifieke vormen van staatssteun voor de kolenindustrie, kunnen lidstaten na die datum alleen steun verlenen binnen de grenzen van de voor alle sectoren geldende algemene regels voor staatssteun. Vergeleken met de verordening betreffende de steenkool verkleinen de algemene regels inzake staatssteun de kans aanzienlijk dat er staatssteun aan de kolenindustrie wordt toegekend. De kans is daarom groot dat enkele lidstaten gedwongen zullen worden om hun steenkoolmijnen te sluiten en de maatschappelijke en regionale gevolgen van dat besluit moeten zien op te vangen. Ik begrijp dat door de regionale concentratie van steenkoolmijnen de maatschappelijke gevolgen van een gelijktijdige sluiting ingrijpend zouden kunnen zijn. Als je de banen in aan de mijnen gerelateerde industrieën meetelt, zou sluiting wel honderdduizend banen in gevaar kunnen brengen. Ik ben het er daarom mee eens dat het plan voor sluiting tot 31 december 2018 moet worden verlengd, evenals de definitieve sluiting van de productie-eenheden als ze tegen die tijd niet concurrentiekrachtig zijn geworden en mits de energiebehoefte van de EU het niet nodig maakt dat ze blijven voortbestaan.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt het voorstel tot wijziging van deze verordening van de Europese Commissie geëvalueerd en worden er positieve veranderingen in aangebracht; in het voorstel zelf wordt de periode gewijzigd waarin staatssteun aan de kolenindustrie kan worden toegekend. Zonder deze wijziging zou de termijn op 31 december 2010 aflopen.
In het nieuwe voorstel van de Europese Commissie wordt nu voorgesteld om de steun tot 2014 te verlengen. Het Europees Parlement heeft echter een voorstel aangenomen, waar ook wij vόόr hebben gestemd, om de steun tot 2018 te verlengen. Het doel hiervan is om rekening te houden met maatschappelijke problemen – het voorkomen van massaontslagen en de problemen met de integratie op de arbeidsmarkt – en milieuproblemen, samen met de steun die erin wordt bepleit om deze problemen op te lossen.
De steun om de kolenindustrie die in de loop van dit proces concurrerend is geworden veilig te stellen, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat problemen op het gebied van het milieu en de volksgezondheid worden opgelost, is ook positief.
Ook wordt benadrukt dat het noodzakelijk is om voormalige mijnbouwlocaties te saneren, in het bijzonder het verwijderen van mijnbouwapparatuur uit de mijn, het veilig maken van de mijn, het schoonmaken van de locatie en de afvoer van afvalwater.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Rapkay gestemd en voor overheidssteun voor de steenkoolindustrie. Steenkool zal een onvermijdelijk onderdeel van de mondiale energiemix blijven. Als er geen Europese steenkool meer gewonnen zou kunnen worden, zouden we steenkool uit de Verenigde Staten of Australië moeten invoeren.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. – (DE) De aanpassing aan veranderingen in sociale structuren vergt tijd en veel vertrouwen. Daarom zijn de Europese Unie en Duitsland voornemens om de subsidies voor niet-concurrentiekrachtige steenkolenmijnen te beëindigen. De periode tot 2018 zal gebruikt worden om de noodzakelijke herstructureringsmaatregelen te treffen. Dit is een geslaagd compromis dat getuigt van een langetermijnperspectief van alle betrokken partijen.
In de betreffende sector zijn een groot aantal mensen werkzaam. Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie en de lidstaten alles in het werk stellen om de negatieve sociale en regionale effecten van deze veranderingen tot een minimum te beperken. Ik ben dan ook zeer verheugd dat het Europees Parlement vandaag dit standpunt heeft ondersteund. Hierdoor kunnen de moeilijke, maar noodzakelijke aanpassingsprocessen in Europa en, met name in Duitsland, op een evenwichtige wijze en op een stabiele politieke basis uitgevoerd worden.
Karin Kadenbach (S&D), schriftelijk. – (DE) Wat de kwestie van het voortzetten van de subsidies voor niet-concurrentiekrachtige steenkolenmijnen betreft, heb ik de lijn van mijn fractie gevolgd. Dat betekent dat ik mij van stemming heb onthouden. Naar mijn idee is de stemming in het Parlement gebaseerd op reflexmatig en kortetermijndenken. Ik ben tegen die subsidies omdat ik van mening ben dat het gebruik van steenkolen en de bijbehorende CO2-emissies in beginsel strijdig zijn met al onze inspanningen om de klimaatverandering te bestrijden. Het geld dat wij aan hernieuwbare energiebronnen zouden kunnen besteden, wordt letterlijk in een bodemloze put gestort. Ik vind dat wij naar duurzame alternatieven op het gebied van de energieproductie moeten zoeken.
Wij hebben echter ook alternatieve oplossingen voor de arbeidsmarkt nodig. Het moge duidelijk zijn dat er in het verleden fouten zijn gemaakt en dat er sprake is geweest van een kortzichtige aanpak van het werkgelegenheidsbeleid. Gezien het feit dat er veel banen op het spel staan, gaat mijn voorkeur ernaar uit om financiële middelen ter beschikking te stellen voor de omscholing van de betrokken werknemers in plaats van te kiezen voor een voortzetting van de subsidies voor de kolenmijnen. Dat is de reden dat ik mij van stemming heb onthouden en niet tegen het verslag heb gestemd.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het eens ben met het fundamentele punt dat er een 'overgangsregeling' moet zijn in deze sector. Steenkool en de winning daarvan zijn weliswaar enorm vervuilend, maar in sommige landen leveren ze ook veel werkgelegenheid. Daarom kan het zo plotseling stopzetten van deze steun zeer ernstige gevolgen hebben voor bepaalde lidstaten van de EU, maar het is belangrijk dat de sector beseft dat hij in de toekomst niet afhankelijk mag zijn van deze steun.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Gezien het gebrek aan eigen energiebronnen binnen de Unie, denk ik dat de steun ter bevordering van de steenkoolindustrie terecht is binnen het EU-beleid dat gericht is op het bevorderen van hernieuwbare fossiele brandstoffen met een lager koolstofgehalte voor de productie van energie. Ik geloof echter niet dat dit onbepaalde steun van steenkoolmijnen die niet concurrerend blijken te zijn, rechtvaardigt. In het licht van de negatieve sociaaleconomische gevolgen van de sluiting van de mijnen, met name in dunbevolkte gebieden, zou het beter zijn om de mogelijkheid te overwegen om ondersteuning of hulp aan te bieden.
Maar om concurrentieverstoringen binnen de interne markt door steungelden te minimaliseren, moet de Commissie zorgen voor de vaststelling, handhaving en naleving van nauwkeurig omschreven en doelmatige concurrentiebepalingen. Voor wat betreft de bescherming van het milieu is het de taak van de lidstaten om een maatregelenprogramma te leveren dat gericht is op de tempering van het milieueffect van steenkool, op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en de afvang en opslag van kooldioxide.
Jean-Marie Le Pen (NI), schriftelijk. - (FR) De pro-Europeanen willen de sluiting van de laatste steenkoolmijnen in Europa begeleiden met kortdurende overheidssteun. Gezien het feit dat Duitsland en Roemenië meer dan 40 procent van hun elektriciteit opwekken door verbranding van steenkool, zullen er meer dan 100 000 mensen geofferd worden op het altaar van het ultraliberalisme onder het mom van eerlijke concurrentie en het politiekcorrecte groene denken, dat ons elektriciteit wil laten produceren met wind. Op zoek naar hernieuwbare vormen van energie zullen deze landen waarschijnlijk de steenkool moeten vervangen door met kernenergie opgewekte stroom in te kopen bij hun buren.
Als oud-mijnwerker herinner ik me niet zonder emotie de pijnlijke sluiting van al die Franse en Europese steenkoolmijnen, waardoor hele regio's berooid achterbleven. Die regio's zijn economische en sociale woestijnen geworden en hebben zich vaak niet hersteld. Ik kan daarom helaas alleen maar vaststellen dat het Europa van Brussel op dit gebied, net als op andere gebieden, onze industrieën en daarmee onze werkgelegenheid niet heeft willen beschermen, en liever enorme bedragen verspilt aan globalistische projecten die mijlenver afstaan van de problemen van onze medeburgers.
Thomas Mann (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb het verslag van de heer Rapkay gesteund omdat het plan om de subsidies voor de kolenmijnen tot 2018 geleidelijk tot nul af te bouwen, kan rekenen op de instemming van een brede meerderheid die door alle fracties wordt gedragen. Uit het voorbeeld van Duitsland blijkt dat een kolenpact tussen de centrale regering, de deelstaten, vakbonden en directies kan leiden tot een efficiënte steenkolenproductie zonder dat er ontslagen hoeven te vallen. Daardoor is er nu meer zekerheid voor 100 000 banen verspreid over Europa. Om misverstanden te voorkomen, is het belangrijk om te beseffen dat het niet om permanente subsidies gaat en dat het niet de bedoeling is om niet-concurrentiekrachtige ondernemingen in stand te houden. Het gaat om een verantwoorde aanpak van een traditionele Europese industrie. Het bestaansrecht van steenkolen is niet moeilijk te rechtvaardigen, omdat zij bijvoorbeeld als brandstof voor het opwekken van elektriciteit of als grondstof voor de chemische industrie gebruikt kunnen worden, met name in tijden waarin energiebronnen zoals olie en gas in toenemende mate schaarser worden. De productie van een minimumhoeveelheid steenkolen levert een bijdrage aan onze energiezekerheid en voorkomt dat wij volledig van de invoer afhankelijk worden. De opmerking dat het stopzetten van de subsidies voor steenkoolmijnen een bijdrage levert aan de milieubescherming, klopt niet.
Vanuit een klimaatperspectief maakt het geen verschil of wij onze eigen of buitenlandse grondstoffen gebruiken. Wij moeten onze steun aan een milieuvriendelijke steenkooltechnologie voortzetten en de energievoorziening waarborgen middels het gebruik van Europese producten. Een actief industrieel beleid is niet iets uit het verleden, maar is een taak voor de toekomst op basis van een consequente concurrentiestrategie en een verstandig sociaal beleid, met inbegrip van het behoud van werkgelegenheid.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het aflopen van de verordening inzake de kolenindustrie op 31 december 2010 zou een aantal lidstaten verplicht hebben hun steenkoolmijnen te sluiten. Ik heb gestemd voor de verlenging van deze verordening tot 31 december 2030, tegenover de datum van 31 december 2026 in het voorstel van de Commissie. Helaas is dat amendement niet gesteund door de benodigde meerderheid. Wel is steun verleend met betrekking tot het punt waarop de scherp dalende trend in de verlening van de totale steun voor sluiting die door een lidstaat wordt verleend, wordt afgevlakt. Daarnaast zal de exploitatie van de betreffende productie-eenheden deel uitmaken van een definitief sluitingsplan met een uiterste termijn die op 31 december 2020 gesteld zou moeten worden. Het jaar 2020 past namelijk in de context van de projecten voor steenkoolafvang, -vervoer en -opslag die in meerdere lidstaten worden ontwikkeld.
Het resultaat van de stemming is een uiterste termijn van 31 december 2018 geworden. Ik wil aangeven dat deze uiterste termijn voor subsidies toch een succes is voor het Europees Parlement, aangezien de oorspronkelijke termijn met vier jaar wordt verlengd ten opzichte van het jaar 2014 in het voorstel van de Europese Commissie.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag over staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen gestemd. Steenkool is in totaal gedurende 35 jaar uitgezonderd geweest van de regels voor staatssteun. De Commissie heeft voorgesteld een einde te maken aan deze uitzondering, waardoor er alleen nog maar staatssteun zou kunnen worden toegekend aan steenkoolmijnen die voor 2014 zullen worden gesloten. Elke steenkoolmijn die niet voor die datum sluit, moet de staatssteun terugbetalen en alle landen die staatssteun geven, moeten een plan indienen voor de beperking van klimaatverandering. Duitsland is van plan de niet-concurrentiekrachtige mijnen tegen 2018 te sluiten en de rapporteur heeft een amendement voorgesteld om het voorstel te verlengen tot 2018. Het leek mij redelijk om zijn voorstel te steunen.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het, hoewel het over belangrijke milieukwesties gaat als energiebronnen en klimaatverandering en economische kwesties als de duurzaamheid van niet-concurrentiekrachtige productie-eenheden in de economie, in een tijd van economische en maatschappelijke crisis belangrijk is om pal te staan voor maatschappelijke kwesties. Er moeten geen maatregelen worden genomen die de crisis verergeren. Het antwoord op de crisis is er een van investeringen en de bescherming van de mensen, wat in dit geval betekent dat men omstandigheden moet garanderen die de sluiting van deze mijnen toelaten in een tijd waarin de crisis naar verwachting is opgelost, waardoor banen worden beschermd en de werkloosheid wordt bestreden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De steun waarin in dit verslag wordt voorzien is van essentieel belang om degenen te helpen die mogelijk hun baan in deze industrie zullen verliezen. Er moet meteen herscholing worden geregeld voor de werknemers die door de mijnsluitingen worden getroffen en alle mogelijke wegen om financiering uit regionale, nationale en EU-gelden te krijgen moeten worden onderzocht.
Op de lange termijn dient de financiering van maatregelen die bedoeld zijn om het milieu te beschermen en de kosten op te vangen die het gevolg zijn van de mijnsluitingen na 2014 voortgezet te worden. Een vroegtijdige stopzetting van de subsidies aan de kolenindustrie door de lidstaten zou enorme milieu- en financiële problemen in de getroffen regio's kunnen veroorzaken en zou zelfs nog meer kunnen gaan kosten dan wanneer deze subsidies geleidelijk worden stopgezet.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het is essentieel dat wij de kolenindustrie in Europa blijven ondersteunen om ruimte te creëren voor een geleidelijke sluiting van niet-concurrentiekrachtige mijnen. Het voorstel van de Commissie gaat echter niet ver genoeg. De mijnbouw is slechts in een beperkt aantal regio's geconcentreerd en die zullen hun economie de komende paar jaar volledig moeten herstructureren. Wij hebben in het verleden vaak genoeg gezien dat mijnbouwregio's die op een gegeven moment niet meer concurrerend waren, binnen een korte tijd een ernstige sociale en economische neergang hebben doorgemaakt. Veel van de regio's werden in het verleden juist zelfs aangeduid als de "zwarte parels" van de economische prestaties in Europa.
Als wij die bedrijven de tijd geven om zich aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen, kunnen zij die rol van economische krachtcentrales blijven spelen. Als wij ze echter in de steek laten, zal dit tot aanzienlijke kosten leiden als gevolg van werkloosheid en faillissementen. Het argument van de Groenen dat dit proces schadelijk is voor het milieu, is uit de lucht gegrepen. Steenkolen van eigen bodem zijn veel milieuvriendelijker dan ingevoerde kolen. Dat is de reden dat ik dit bijzonder goed geformuleerde verslag heb gesteund.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor dit verslag, omdat met de hierin beschreven maatregelen – als ze door de Raad worden goedgekeurd – een aantal ernstige sociale gevolgen in vele EU-lidstaten voorkomen kunnen worden. De door de Commissie voorgestelde termijn is te dichtbij en onrealistisch. Zodoende was het nodig de subsidies voor de productie van steenkool te verlengen tot 2018. Roemenië, de lidstaat waaruit ik afkomstig ben, heeft ervaring met de omvang van een dergelijke sociale uitdaging en ik ben van mening dat de verlenging van de termijn nodig en welkom is.
Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik ben ten zeerste verheugd over het standpunt dat het Europees Parlement vandaag heeft ingenomen ten aanzien van staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen.
Opgemerkt dient te worden dat staatssteun die in dergelijke gevallen wordt verleend van een uitzonderlijke aard moet zijn en dat naleving van de voorschriften een vereiste is, waardoor het in de realiteit mogelijk wordt om mijnen niet te sluiten ten gevolge van steun en waarbij niet expliciet wordt geëist dat staatssteun opnieuw wordt gegeven indien mijnen niet worden gesloten. Het mag niet zo zijn dat we uiteindelijk een situatie krijgen waarbij middelen uit de staatsbegroting door mijnen worden gebruikt om ze rendabel te maken. Vandaag hebben we een mechanisme voorgesteld om lidstaten te dwingen om consistente limieten voor staatsteun in te voeren alsmede een geleidelijke overgang naar de algemene voorschriften die gelden voor alle sectoren van de economie.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag-Rapkay gestemd omdat ik het eens ben met de verlenging van de termijn tot 2018. De termijn van 2014 die door de Commissie is voorgesteld, is niet terecht, zelfs niet in het licht van de effectbeoordeling die door de Commissie is uitgevoerd.
Op basis van de effectbeoordeling van de Commissie en als logisch gevolg van de Verordening (EG) nr. 1407/2002 zou het beter zijn de termijn vast te leggen op 2018, waarmee er een sociaal aanvaardbare oplossing wordt gegarandeerd die niet leidt tot collectieve ontslagen in een aantal lidstraten. In deze crisistijden denk ik niet dat het nodig is om mijnen te sluiten en duizenden werknemers over heel Europa te ontslaan.
Bovendien hoeft het probleem van de milieuvervuiling hier nu niet te worden aangepakt. De sluiting van deze steenkoolmijnen zou het probleem namelijk niet oplossen, omdat de kolen in plaats van uit de mijnen te komen, dan uit het buitenland zouden worden geïmporteerd. Als we een oplossing willen vinden om de klimaatverandering tegen te gaan, dan moet deze worden gezocht in de fabrieken die de kolen gebruiken. Alleen door dit soort fabrieken om te zetten, kunnen de emissies worden teruggebracht.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil de heer Rapkay bedanken voor het uitstekende werk dat hij geleverd heeft en ik steun de ingediende amendementen. Ik heb vóór gestemd omdat ik het eens ben met de maatregelen die nodig zijn om de negatieve sociaaleconomische gevolgen van de mijnsluiting te voorkomen, met name in dunbevolkte gebieden.
Gezien het gebrek aan eigen energiebronnen binnen de Unie, denk ik dat de steun voor de steenkoolindustrie gerechtvaardigd is in het kader van het beleid van de Unie om het gebruik van hernieuwbare en koolstofarmere fossiele brandstoffen voor stroomproductie te stimuleren. Ik schaar mij daarom achter de inspanningen die zijn verricht, en die in overeenstemming zijn met de bredere 20-20-20-strategie van de EU.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (RO) De beoordeling door het Europees Parlement van het voorstel voor een verordening verlengt de uiterste termijn voor het verlenen van steun aan de steenkoolproductie tot 31 december 2018 (vier jaar later dan in het voorstel van de Commissie) en heeft uitsluitend betrekking op steenkool. De kolensector biedt werk aan ongeveer 100 000 mensen. De mijnen die voor hun activiteit afhankelijk zijn van steun bevinden zich voornamelijk in het Ruhrgebied in Duitsland, in Noordwest-Spanje en in de Jiuvallei in Roemenië. Ongeveer 40 procent van de elektriciteit in Roemenië wordt geproduceerd op basis van kolen, waarvan de meerderheid steenkool betreft. De datum van 2014 (voorgesteld door de Commissie) voor het mijnsluitingsplan is willekeurig en zelfs niet gerechtvaardigd door de effectbeoordeling die de Commissie zelf heeft uitgevoerd. Zodoende vormt 2018 een acceptabele oplossing, rekening houdend met deze effectbeoordeling.
De rapporteur is voor een geleidelijke vermindering van de steun. De jaarlijkse reductie moet niet meer zijn dan 10 procent van de in het eerste jaar verleende hulp en uitsluitend gebaseerd op een zeer nauwkeurig gecontroleerd sluitingsplan. Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien de toepassing van de verordening in de door het Europees Parlement voorgestelde vorm de negatieve sociale gevolgen van dergelijke mijnsluitingen zal verzachten, waaronder de gevolgen voor mijnen in de Jiuvallei.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het, hoewel het over belangrijke milieukwesties gaat als energiebronnen en klimaatverandering en economische kwesties als de duurzaamheid van niet-concurrentiekrachtige productie-eenheden in de economie, in een tijd van economische en maatschappelijke crisis belangrijk is om pal te staan voor maatschappelijke kwesties. Er moeten geen maatregelen worden genomen die de crisis verergeren. Het antwoord op de crisis is er een van investeringen en de bescherming van de mensen, wat in dit geval betekent dat men omstandigheden moet garanderen die de sluiting van deze mijnen toelaten in een tijd waarin de crisis naar verwachting is opgelost, waardoor banen worden beschermd en de werkloosheid wordt bestreden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie loopt op 31 december 2010 af. Hierdoor worden enkele lidstaten gedwongen om hun steenkoolmijnen op die datum te sluiten en moeten zij de ingrijpende maatschappelijke en regionale gevolgen van deze gelijktijdige sluitingen onder ogen zien. In het voorstel van de Commissie wordt geopperd om de lidstaten van een juridisch kader te voorzien dat hun toestaat om de gegeven steun tot 31 december 2014 te verlengen, maar het Parlement heeft deze uiterste termijn verlengd tot 31 december 2018, waarmee de voorwaarden om dit probleem op maatschappelijk en milieugebied op duurzame wijze op te lossen worden gegarandeerd.
Teresa Riera Madurell (S&D), schriftelijk. − (ES) Het beëindigen van de steun voor de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen in 2014 − de door de Commissie voorgestelde datum − zou in bepaalde regio's in de EU waar de mijnbouw nog steeds een belangrijke bron van werkgelegenheid is, ernstige sociaaleconomische gevolgen hebben. Vandaar het belang van het standpunt van het Parlement, dat de sluitingstermijn verlengd wil zien tot 2018.
Met mijn stem breng ik tot uitdrukking dat ik ervan overtuigd ben dat de sluiting van deze mijnen moet worden uitgesteld om de getroffen regio's en landen − met name Spanje, Duitsland en Roemenië − in een crisis als deze de noodzakelijke tijd te geven om de vereiste omschakeling te maken.
Deze omschakeling moet enerzijds bestaan uit het overstappen op duurzame economische activiteiten die kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen scheppen en anderzijds, voor zover mogelijk, uit het realiseren van een meer concurrerende en duurzame winning van steenkool en een schoner gebruik van deze delfstof.
Daarom moeten wij vanuit de Commissie industrie, onderzoek en energie onderzoeks- en innovatielijnen steunen voor zaken als het afvangen en opslaan van CO2 en schone brandstoffen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Moet de Europese Unie industriële sectoren blijven steunen die gedoemd zijn om op termijn uit Europa te verdwijnen? Op die moeilijke vraag moeten wij een antwoord geven met de aanneming van het verslag van de heer Rapkay over staatssteun voor de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. De Europese Commissie heeft oktober 2014 voorgesteld als voorziene einddatum voor de subsidies. Dat is een wijs voorstel, dat rekening houdt met de negatieve effecten van steun voor de kolenindustrie op het milieu en de noodzaak voor de lidstaten om passende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld op het gebied van energierendement, hernieuwbare energiebronnen of het afvangen en opslaan van kooldioxide.
De feiten zijn vernietigend: een bedrag van 1 288 miljoen euro aan productiesteun op een totaal subsidiebedrag van 2,9 miljard euro voor de kolensector tussen 2003 en 2008 heeft het verlies van marktaandeel geenszins beperkt, noch een doeltreffende begeleiding van de omscholing van de 100 000 werknemers van de sector mogelijk gemaakt. Ik betreur daarom dat het Europees Parlement vanmiddag niet de moed heeft gehad om nee te zeggen tegen de verlenging van de steun voor de steenkolenmijnen tot eind 2018 en zich vastberaden te richten op nieuwe energiebronnen, die werkgelegenheid zouden opleveren voor de Europese bevolking.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De stemming van vandaag is in strijd met de belangen van de EU als het gaat om de economie, energie en klimaatverandering. Het subsidiëren van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen is een verspilling van miljarden euro's aan overheidsgeld, in het bijzonder in de context van de huidige druk op de overheidsfinanciën. Verlenging van de operationele steun aan steenkoolmijnen biedt geen antwoord op de terechte zorgen van mijnwerkers over hun toekomst. In plaats daarvan dreigt het een vertraging te betekenen van de overgang naar een groene economie – met een toekomstige energiesector die is gebaseerd op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie – die duizenden nieuwe, duurzame banen zal creëren in voormalige steenkoolproducerende regio's.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Hoewel de kolenmijnbouw slechts van ondergeschikt belang is voor de Litouwse economie, is dit verslag toch erg belangrijk voor mijn land. Met het verlopen van Verordening (EG) nr. 1407/2002 zal een aantal lidstaten zich gedwongen zien hun kolenmijnen per direct te sluiten en zullen ze als gevolg daarvan te kampen krijgen met enorme sociale en regionale problemen. Litouwen weet maar al te goed wat het is om dergelijke sluitingen voor de kiezen te krijgen. De sluiting van de kerncentrale Ignalina in mijn land heeft geleid tot verlies van economische activiteit en arbeidsplaatsen. Ook was het de genadeslag voor onze onafhankelijkheid op energievlak. We mogen dus niet vergeten dat de Europese Unie gegrondvest is op energiesolidariteit. Litouwen en de andere Baltische landen vormen momenteel een energie-eiland, gescheiden als ze zijn van de Europese gas- en elektriciteitsnetten. Ik was dan ook uitermate verheugd toen ik eerder deze maand te horen kreeg dat de Europese Commissie het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied steunt.
Ik hoop van ganser harte dat projecten zoals in verband met de kerncentrale in Visaginas en de interconnectie van het gasnet tussen Polen en Litouwen financieel zullen worden ondersteund door de EU. Heel de EU zal daar garen bij spinnen. Tot slot dienen we oog te hebben voor de veiligheid van mijnwerkers in de kolenmijnen en van werknemers in andere delen van de energiesector. De recente ongelukken in Chili en Nieuw-Zeeland blijven ons met de neus op de feiten drukken.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) De steenkoolwinning in Europa is niet efficiënt en heeft subsidie nodig. Maar even inefficiënt, of nog meer, zijn de zogenaamde alternatieve energiebronnen. Elektriciteitscentrales die steenkool verbranden hebben daarom iets gemeen met energiecentrales voor zonne- en windenergie. De elektriciteit die ze produceren is gewoon te duur. Staten steunen daarom de steenkoolwinning of kopen geproduceerde elektriciteit voor een hogere prijs dan de eindgebruiker betaalt. Alle vormen van energieproductie hebben hun voor- en nadelen. De ervaring heeft ons echter geleerd dat het niet goed is afhankelijk te zijn van één soort energie. Indien energiezekerheid in Europa onze prioriteit is, zou het een vergissing zijn om één van de mogelijke energiebronnen uit te sluiten. De staat zou geen belastinggeld moeten gebruiken om bedrijven te steunen die niet functioneren. Niet alle kolenmijnen die nu zonder subsidie niet kunnen overleven zijn echter gedoemd ten onder te gaan. Sommige kunnen concurrerend worden als ze de tijd krijgen om te transformeren. In het verslag van de heer Rapkay wordt voorgesteld hun die mogelijkheid te geven. Ik kom uit het gebied rond Prievidza, dat een sterke mijntraditie heeft. Ik weet hoeveel gezinnen tot armoede zouden vervallen als de vaders hun werk in de mijnen kwijt zouden raken. Ook namens hen heb ik vandaag gestemd voor het verslag dat ruimte schept om duizenden arbeidsplaatsen in een traditioneel Slowaaks mijngebied te behouden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) van de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EU in 2009 gestemd omdat het in mijn ogen van het grootste belang is dat de PPV een toezichthoudersrol blijft spelen bij de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) en de interactie tussen parlementariërs stimuleert, om zo een grotere transparantie te brengen in alle lopende processen.
Het lijkt mij in dit licht cruciaal om de parlementaire dimensie van de samenwerking te versterken, mede gezien het feit dat de totstandkoming van de Afrikaanse Unie en de toenemende macht van het Pan-Afrikaans Parlement een onmiskenbare uitdaging vormen voor de samenwerking in ACS-EU-verband en bijgevolg ook in de PPV van ACS en EU. Nu de Commissie en de ACS-staten in 2009 met voorstellen voor een tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou zijn gekomen is het van het grootste belang dat de PPV nauwkeurig op de ontwikkelingen toeziet om haar voortbestaan en verdere ontwikkeling als instelling veilig te stellen. De samenwerking tussen PPV en het Pan-Afrikaans Parlement is in 2007 ontstaan en vorig jaar heeft het Europees Parlement hiervoor een volwaardige delegatie opgericht.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd waarin een beoordeling wordt gegeven van de werkzaamheden in 2009 van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (Afrika, Caribisch Gebied en Stille Oceaan - Europese Unie). De werkzaamheden van deze vergadering zijn gezien de versterkende werking op de democratische processen in deze landen die ervan uitgaan van buitengewoon belang. Ik sluit me dan ook aan bij het pleidooi in de resolutie dat de parlementen nauw bij de democratische werkwijzen en de nationale ontwikkelingsstrategieën betrokken moeten worden. Ik denk dat met de herziening van de Overeenkomst van Cotonou de veranderingen die in de tien jaar sinds de ondertekening van de overeenkomst zijn opgetreden zullen worden opgepakt en dit leiden zal tot grotere betrokkenheid van de nationale parlementen, het maatschappelijk middenveld en de private sector bij het politieke en economische leven in die landen. Ik ben het ook eens met het standpunt dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de Gemeenschapsbegroting moet worden opgenomen om het beleid voor ontwikkelingssamenwerking consequenter, doorzichtiger en doeltreffender te maken en passend toezicht te waarborgen.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (Afrika, Caribisch Gebied en Stille Oceaan - Europese Unie). De positieve reactie van de handelscommissaris op het verzoek van de ACS-landen om op de controversiële kwesties die in de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) aan de orde waren gesteld terug te komen, is welkom. Nauwlettend parlementair toezicht op toekomstige onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten is geboden. De parlementen van de ACS-landen moeten erop aandringen betrokken te worden bij de opstelling en uitvoering van de nationale en regionale strategiedocumenten, aangezien dat de belangrijkste programmeringsmiddelen voor ontwikkelingshulp zijn. Om te helpen de door de Parlementaire Vergadering aan de orde gestelde kwesties met betrekking tot de gevolgen van de huidige crisis voor de ontwikkelingslanden aan te pakken, moeten we werken aan aanvullende bronnen van financiering, in het bijzonder een internationale belasting op financiële transacties. Op hun beurt moeten de ACS-regeringen zich krachtiger inzetten voor het bestrijden van belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht. De oprichting, aan het begin van de huidige zittingsperiode, van een permanente delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met het Pan-Afrikaanse Parlement is een zeer positieve stap, die zal bijdragen aan het versterken van het toenemend politiek engagement van de Parlementaire Vergadering ACS-EU.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd dat dit verslag is aangenomen, want de Paritaire Parlementaire Vergadering is er door de kwaliteit van haar werkzaamheden in geslaagd om zich als onmisbare schakel in de Noord-Zuid-samenwerking op te werpen. De Vergadering heeft bijvoorbeeld een belangrijke rol gespeeld in het toezicht op de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten en zal dat blijven doen. Bovendien zijn er belangrijke amendementen aangenomen, zoals de aanmoediging om aanvullende en vernieuwende financieringsbronnen voor ontwikkeling te bestuderen, zoals een belasting op internationale financiële transacties, en ook de mogelijkheid voor de Paritaire Parlementaire Vergadering om de kwestie van de uitbanning van belastingparadijzen te bespreken.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 gestemd omdat ik vind dat dit orgaan nog altijd een belangrijk podium vormt voor een open, democratische en diepgaande gedachtewisseling tussen de Europese Unie en de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Om het samenwerkingsproces efficiënter en democratischer te laten verlopen dienen de parlementen van de ACS-landen nauwer betrokken te worden bij het opstellen en voorbereiden van strategische samenwerkingsplannen en een actievere rol te spelen bij de onderhandelingen die met de Europese autoriteiten over economische partnerschapsovereenkomsten gevoerd worden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Zonder af te doen aan de werkzaamheden die de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 verricht heeft of aan de bijdrage van dit orgaan aan de samenwerking op ontwikkelingsgebied, houd ik toch moeite met paragraaf 6 in het verslag-Joly, waar het heet: "moedigt de Paritaire Parlementaire Vergadering aan op dit gebied actief te blijven en aanvullende en vernieuwende financieringsbronnen voor ontwikkeling te zoeken, zoals een internationale belasting op financiële transacties". Het lijkt mij namelijk niet dat de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan veel wijzer worden van een internationale belasting op financiële transacties.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) is twee keer bijeengekomen in 2009, het jaar waarin de Commissie en de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) met voorstellen zijn gekomen voor een tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou, waarover in 2010 onderhandeld zou worden. Gezien de regionalisering van de ACS, die teweeggebracht is door het aangaan van economische partnerschapsovereenkomsten, is het voor de PPV van belang om de ontwikkelingen zeer nauwlettend te volgen om haar voortbestaan en verdere ontwikkeling als instelling veilig te stellen. Ik wil er nog op wijzen dat de PPV zich zorgen maakt over de gevolgen van de huidige financiële crisis. Over deze gevolgen voor de ACS-landen is in Luanda een resolutie aangenomen. Ook waren er andere resoluties over de financiële crisis en de bestrijding ervan in de ACS-landen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wil de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU naar behoren de door de rapporteur genoemde rol vervullen in de Noord-Zuid-samenwerking en het parlementaire element in die samenwerking versterken, dan dient een aantal van haar grondkenmerken behouden te blijven. De breedte van de afvaardigingen is zowel haar sterkste eigenschap als een noodzakelijke voorwaarde om de taak die men zich gesteld heeft naar behoren te kunnen vervullen. Daarom dient elke poging om deze representativiteit uit kostenoverwegingen in te perken afgeweerd en de pluralistische aard van de vergadering verdedigd te worden. Want zonder dit pluralisme wordt een aantal van haar grondslagen ernstig geschaad en komen enkele van haar meest fundamentele doelen in gevaar. Alle middelen die nodig zijn voor een werkelijk brede participatie van alle parlementariërs dienen gegarandeerd te zijn, of deze parlementariërs nu de EU vertegenwoordigen dan wel een van de betrokken Afrikaanse, Caribische of Pacifische landen.
We zien dan ook met zorg hoe men er herhaaldelijk niet in slaagt de noodzakelijke voorwaarden voor deze participatie te scheppen, met name op het gebied van tolkendiensten. Dit hindert deelnemers er steeds weer aan om in een van de officiële talen uit landen van de EU en ACS te spreken, zoals regelmatig met het Portugees het geval was. Dit is een ernstige tekortkoming, die nodig ongedaan gemaakt moet worden.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Als lid van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (Afrika, Caribisch Gebied en Stille Oceaan - Europese Unie) heb ik vastberaden ingestemd met dit verslag over de werkzaamheden van deze vergadering in 2009. De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU is een unieke instelling, die zich heeft weten op te werpen als essentiële speler in de betrekkingen tussen Europa en Afrika en in de Noord-Zuid-betrekkingen. Zij is erin geslaagd om de hoge kwaliteit van haar werk aan te tonen, dat is gebaseerd op de beginselen van samenwerking, beraadslaging, transparantie en democratische dialoog, en op een steeds grotere interactie tussen de Europese afgevaardigden en die uit de ACS-landen. Nu de twintigste zitting van deze vergadering begint in Kinsjasa, wil ik de Paritaire Parlementaire Vergadering aanmoedigen om haar werkzaamheden en deze samenwerking voort te zetten. In het bijzonder heb ik natuurlijk gestemd voor de paragraaf waarin wordt opgeroepen om te werken aan de instelling van een belasting op internationale financiële transacties en de uitbanning van belastingparadijzen.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag-Joly over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 gesteund. De vraag die we in meer detail moeten onderzoeken heeft betrekking op de regionale bijeenkomsten van de Paritaire Parlementaire Vergadering. Deze bijeenkomsten zijn zonder enige twijfel noodzakelijk. Ik ben echter van mening dat we de formele procedure voor deze bijeenkomsten nader moeten uitwerken en verduidelijken.
We moeten duidelijker aangeven welke werkmethoden tijdens de regionale bijeenkomsten gehanteerd moeten worden. De waarde van deze bijeenkomsten is gelegen in het feit dat ze een grotere concentratie op regionale problemen mogelijk maken. Door de formele procedures beter te specificeren, is er een betere kans dat de regionale bijeenkomsten van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU invloed hebben. Dit is precies de reden waarom we deze kwestie moeten behandelen. Ik dank u zeer.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) De fractie van het Europees Parlement waarvan ik deel uitmaak, heeft het oorspronkelijke verslag tamelijk ingrijpend gewijzigd. Het roept de regeringen van de ACS-landen nu op strengere clausules inzake non-discriminatie op te nemen en bij te dragen aan de bestrijding van belastingontduiking en belastingparadijzen. Meer betrokkenheid van de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld van de ACS-landen – door middel van financiële en technische steun – is nodig om de samenwerking ACS-EU te versterken.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór de aanneming van het verslag gestemd over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009, aangezien ik van mening ben dat die een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de Noord-Zuid-samenwerking. De Paritaire Parlementaire Vergadering heeft namelijk een sleutelrol gespeeld, en speelt deze nog steeds, in het betrekken van lokale autoriteiten en instellingen bij de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten.
Om deze redenen sluit ik mij aan bij de oproep van mijn collega's aan de Commissie om haar uiterste best te doen tijdig informatie over de onderhandelingen te verstrekken, om te verzekeren dat het Parlement volledig kan deelnemen aan en kan bijdragen tot het toezicht op de overeenkomsten. Ten slotte acht ik een geïnformeerde betrokkenheid van het Parlement van groot belang, en niet alleen met betrekking tot de onderhandelingen op dit gebied, aangezien het een instelling is die in staat is de transparantie van het proces te garanderen en de behoeften van de lokale gemeenschappen te verwoorden.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 gestemd. De versterking van het parlementaire toezicht is essentieel om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingsfondsen van de EU zo goed mogelijk worden gebruikt en effectief bijdragen aan het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De Vergadering heeft een sleutelrol gespeeld bij het toezicht op de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) en zal dat ook blijven doen, door EP-leden in staat te stellen de bezorgdheden van de ACS-parlementariërs uit de eerste hand te horen en zo te kunnen bijdragen aan meer toezicht van het Europees Parlement op de onderhandelingen van de Commissie en de tenuitvoerlegging van de EPO's.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) van de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EU was in 2009 twee keer bijeen en nam bij die gelegenheid belangrijke besluiten over uiteenlopende onderwerpen, zoals de voedselcrisis en de financiële crisis, de situatie in Somalië, de klimaatverandering en de situatie op Madagaskar. Daarnaast kwamen verscheidene werkgroepen bijeen en bespraken een reeks belangwekkende onderwerpen, zoals opleiding voor beter bestuur, bouwprojecten en urbane herhuisvesting, gehandicaptenbeleid, plattelandstoerisme en de rechten van minderheden in Tsjechië. Deze regelmatig terugkerende bijeenkomsten hebben aan belang gewonnen dankzij hun veelzijdigheid en de gelegenheid die ze bieden om van gedachten te wisselen over onderwerpen die voor beide partijen van belang zijn, vooral met de bedoeling oplossingen te vinden voor de moeilijkheden die de meest kansarme regio's ondervinden.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met het uitstekende verslag van mevrouw Joly over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, een instelling die, zoals ik al eerder heb gezegd, uniek is in de wereld vanwege de samenstelling en de wil om samen te werken aan de bevordering van de wederzijdse afhankelijkheid tussen Noord en Zuid door middel van wetgeving, maar ook door middel van een democratische dialoog en samenwerking. Ik maak gebruik van dit verslag om te herinneren aan het belang van een belasting op internationale financiële transacties teneinde bepaalde donoren te helpen om hun verplichtingen met betrekking tot officiële ontwikkelingshulp na te komen en de ontwikkelingslanden te helpen om de noodzakelijke aanpassingen te verrichten om het hoofd te kunnen bieden aan de klimaatverandering. Ik benadruk dat er bij de Consensus van Monterrey in 2002, de follow-up van de Doha-conferentie in 2008 en de top op hoog niveau over de millenniumdoelstellingen van september 2010 in New York gunstig werd geoordeeld over vernieuwende en alternatieve financieringsvormen voor ontwikkeling en dat de noodzaak van een evenwichtige benadering van de economische, sociale en milieuaspecten van ontwikkeling werd benadrukt.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb tegen het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 gestemd, omdat het zeer vaag en onnauwkeurig geformuleerd is. Daarnaast bevat het verslag geen plannen voor een efficiëntere ontwikkelingssamenwerking in de toekomst met de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). In de huidige opzet is ontwikkelingshulp in 80 procent van de gevallen een mislukking. Die ontwikkelingshulp heeft alleen maar de afhankelijkheid van externe steun van de betreffende landen vergroot. Wij moeten deze staten helpen om zichzelf te leren helpen. Het moet mogelijk zijn om deze landen te ondersteunen bij een geleidelijke ontwikkeling van een goed functionerende nationale economie. Hierbij speelt de mogelijkheid van een eigen, onafhankelijke voedselvoorziening een grote rol. In dit verslag wordt echter hardnekkig aan de status quo vastgehouden en dat is de reden dat ik ertegen heb gestemd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Samenwerking met de landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan is een van de belangrijkste aspecten van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Het spijt mij daarom om te horen van de financiële problemen van de ACS-Groep. Afgezien van deze problemen is de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU een van de belangrijkste fora op dit moment voor de dialoog tussen Noord en Zuid. Ik verwelkom de ontwikkeling van regionale integratie tussen Afrikaanse landen enerzijds en Caribische landen anderzijds, waardoor een doeltreffende dialoog tussen het Europees Parlement en het Zuiden in het algemeen wordt vergemakkelijkt. Gezien deze aspecten en met volledige steun voor de ontwikkeling van de dialoog tussen de EU en de zuidelijke landen, heb ik besloten om voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009 te stemmen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU gestemd, omdat ik van mening ben dat de Vergadering een belangrijke rol heeft gespeeld en veel werk heeft verzet om oplossingen te vinden voor problemen die niet altijd gemakkelijk zijn. Hoewel het een adviesorgaan is, vertegenwoordigt het een belangrijk forum en een ontmoetingspunt om te discussiëren in een poging aan de verschillende eisen tegemoet te komen.
Van de belangrijke verslagen en resoluties die zijn aangenomen, is het voldoende er een paar te noemen zoals die over de situatie in Madagaskar, de klimaatverandering, de situatie in Nigeria en over de tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou. Tenslotte is de resolutie over de gevolgen van de financiële crisis voor de ACS-landen de moeite van het vermelden waard. Hierin komt duidelijk naar voren dat deze landen helaas, hoewel ze op geen enkele manier de oorzaak zijn van de mondiale opschudding, uiteindelijk wel de hoogste prijs betalen in termen van stijgende kosten, minder steun van de rijke landen en stijgende grondstofprijzen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) van de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de EU in 2009 gestemd. De PPV verdient onze aandacht, want zij is erin geslaagd zichzelf tot een onmisbare schakel in de Noord-Zuid-samenwerking te maken en draagt bij aan een versterking van de open en democratische dialoog tussen de EU en de ACS-landen.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag hebben wij in de plenaire zitting over een voorstel voor een resolutie gestemd inzake de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2009.
In 2009 is de Paritaire Parlementaire Vergadering twee maal bijeengekomen. Op die vergaderingen zijn tien resoluties aangenomen, evenals de verklaring van Luanda over de tweede herziening van de samenwerkingsovereenkomst van Cotonou. In de loop van het jaar zijn daarnaast twee regionale vergaderingen belegd, in respectievelijk Guyana (Caribisch gebied) en Burkina Faso (West-Afrika).
Toch is 2009 negatief beïnvloed door het besluit van de ministerraad van de ACS-landen van december 2008 om aanzienlijke bezuinigingen door te voeren op het budget van het ACS-secretariaat bestemd voor dienstreizen voor personeel. Het besluit heeft de mogelijkheid om de diensten te waarborgen in verband met PPV-vergaderingen die op andere locaties dan Brussel plaatsvinden, aanzienlijk beperkt.
In december 2009 heeft de ACS-Raad de benodigde maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de budgetten voor 2010 voldoende zijn voor twee plenaire vergaderingen, één regionale vergadering en maximaal twee aanvullende missies. Gezien de context is het van belang ons in deze sector te blijven inspannen en aanvullende en innovatieve bronnen van ontwikkelingsfinanciering te onderzoeken, zoals een belasting op internationale financiële transacties.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer ingenomen met deze resolutie, die onder leiding van onze collega Eva Joly tot stand is gekomen en waarin blijdschap wordt geuit over het feit dat de PPV in 2009 een kader is blijven bieden voor een open, democratische en diepgaande dialoog tussen de Europese Unie en de ACS-landen en wordt aangedrongen op een versterkte politieke dialoog; waarin de positieve reactie wordt verwelkomd van de nieuwe commissaris voor de handel op het verzoek van meerdere ACS-landen en -regio's om op de controversiële kwesties die in de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten aan de orde waren gesteld terug te komen, in overeenstemming met de verklaringen van de voorzitter van de Commissie; en waarin de noodzaak wordt onderstreept van nauwlettend parlementair toezicht op de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Als lid van de Delegatie in de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU heb ik het verslag over de werkzaamheden van de Paritaire Parlementaire Vergadering (PPV) in 2009 gesteund. Naar mijn mening heeft de vergadering in dit jaar goed werk geleverd, in het bijzonder in verband met de aangenomen resoluties over de gevolgen van de wereldwijde crisis voor sociale omstandigheden en over klimaatverandering.
Volgende week, tijdens de twintigste bijeenkomst van de PPV, zullen we ons onder andere bezighouden met het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Als lid van de Commissie sociale en milieuzaken van de PPV acht ik het van cruciaal belang dat er volgend jaar een uitgebreide analyse wordt uitgevoerd en een breed debat wordt gevoerd over de milieu- en sociale situatie in de ACS-landen. Een beoordeling van bestaande maatregelen zal ons in staat stellen om doelstellingen voor de komende jaren op meer doeltreffende wijze te plannen. Overeenkomstig het standpunt van het Europees Economisch en Sociaal Comité ben ik ook een voorstander van meer steun voor en erkenning van de Afrikaanse sociale economie.
Integratie van de Afrikaanse sociale economie binnen het EU-programma kan resulteren in een versterking van de samenwerking met internationale organisaties zoals de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereldbank en kan tevens leiden tot meer steun vanuit de Europese publieke opinie voor het versterken van externe hulp van de EU door grotere betrokkenheid van de belangrijkste spelers van de Europese sociale economie. Naar mijn mening zou de PPV ook de rol van de Afrikaanse sociale economie bij de bestrijding van armoede grondiger kunnen onderzoeken. Ik hoop dat de PPV actief betrokken zal zijn bij de uitvoering van de strategie voor Afrika van de EU.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met dit verslag waarin de balans wordt opgemaakt van de werkzaamheden met de ACS-landen (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan). Met deze tekst wijst het Europees Parlement erop dat het succes van de Paritaire Parlementaire Vergadering verband houdt met een open, democratische en diepgaande dialoog tussen de Europese Unie en de ACS-landen.
In het verslag wordt nogmaals het beginsel van de universaliteit van mensenrechten benadrukt en wordt de Raad gewezen op het feit dat het Europees Parlement herhaaldelijk heeft gevraagd een strengere non-discriminatieclausule op te nemen in de herziening van de Overeenkomst van Cotonou.
Ik ben in het bijzonder verheugd dat een amendement is aangenomen over een belasting op financiële transacties als mogelijk antwoord op de crisis, hoewel ik me geen illusies maak over de tegenstrijdige stemmingen van het Europees Parlement op dit gebied. Met dit amendement vraagt het Europees Parlement aanvullende en vernieuwende financieringsbronnen voor ontwikkeling te onderzoeken, zoals een belasting op internationale financiële transacties, en "dringt er verder bij de Paritaire Parlementaire Vergadering op aan de kwestie van de uitbanning van belastingparadijzen te bespreken".
Laten we hopen dat er iets zal worden gedaan met dit verslag en dat alle Europese instellingen er gebruik van zullen maken om andere betrekkingen met de ACS-landen aan te gaan.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik steun dit verslag, dat aandacht vraagt voor artikel 67 VWEU, gewijd aan de verschillende rechtstelsels en -tradities en de toegang tot het recht. Hier zou wederzijds respect het inzicht in elkaars rechtstelsels en -tradities moeten vergroten. Volgens mij is er op civielrechtelijk terrein al een enorme vooruitgang geboekt in de EU en dit ambitieuze plan voor een meer strategische, minder fragmentarische benadering van het burgerlijk recht zou tegemoet moeten komen aan de werkelijke behoeften van burgers en bedrijfsleven. Daarnaast dient het rekening te houden met de moeilijkheden die verbonden zijn aan wetgevend optreden op een terrein van gedeelde bevoegdheden, met harmonisatie als optie voor de gevallen waarin deze elkaar overlappen.
Het is daarom zaak om de verschillende juridische benaderingen en grondwettelijke tradities van de lidstaten te eerbiedigen en tegelijk een aanpak op EU-niveau te vinden voor het oplossen van algemene problemen. Verder wijs ik op de noodzaak tot consolidering van maatregelen die al in de praktijk gebracht en van resultaten die al eerder geboekt zijn, zodat we met beleid over kunnen gaan tot een correcte en effectieve uitvoering van het programma van Stockholm.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het programma van Stockholm voorziet in ambitieuze Europese beleidsmaatregelen op het gebied van justitie en veiligheid om een Europa van de burgers te creëren.
De doelstellingen omvatten een wetsvoorstel over versterkte samenwerking op het gebied van wetgeving inzake scheidingen. In Europa betreft 20 procent van de scheidingen internationale koppels. Die scheidingen worden soms gekenmerkt door eindeloze administratieve rompslomp en een gebrek aan duidelijke oplossingen vanuit de nationale systemen. In veel gevallen leiden de kinderen en de kwetsbaarste echtgenoot onder de emotionele stress en spanningen als gevolg van juridische procedures. Waar mogelijk zou mediation moeten kunnen worden ingezet, teneinde het geschil tussen de partners buitengerechtelijk op te lossen. Daarvoor zij verwezen naar de concepten die zijn vastgelegd in Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken en naar de Europese gedragscode voor mediators.
Daarnaast is het van belang dat alle burgers toegang hebben tot actuele en kwalitatief hoogstaande informatie, die nu beschikbaar is in een database van de Commissie, over de belangrijkste aspecten van nationale en EU-wetgeving en procedures op het gebied van zowel echtscheiding en scheiding van tafel en bed als mediation.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Met het programma van Stockholm wordt beoogd een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen ter waarborging van de fundamentele rechten van de burgers, waaronder de vrijheid van ondernemen ter bevordering van het ondernemerschap in alle economische sectoren. Sinds het moment dat de Unie bevoegd werd op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en de daaropvolgende oprichting van de ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie, is er enorme vooruitgang geboekt op het vlak van het civiel recht en is er tevens flinke vooruitgang geboekt ten aanzien van de harmonisering van het internationale privaatrecht. Dat is buitengewoon belangrijk, aangezien bij uitstek met dit onderdeel van het recht wederzijdse erkenning en respect voor het juridische stelsel van de ander kan worden bewerkstelligd. Het door de Europese Commissie voorgelegde actieplan is weliswaar ambitieus, maar dat is tegelijkertijd eigenlijk geen luxe, gezien de noodzaak tot grondige analysering van de doeltreffendheid van reeds opgelegde maatregelen alsook de naleving ervan, om zo uiteindelijk te kunnen voldoen aan de behoeften van de burger, het bedrijfsleven en de juridische beroepsgroep.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik steun het voorstel van de Commissie interne markt en consumentenbescherming om de tekst over de Europese interne markt op te nemen in de resolutie over burgerlijk recht, handelsrecht, familierecht en internationaal privaatrecht. Naar mijn idee ondersteunt de interne markt Europa op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en draagt de interne markt bij aan de versterking van het Europese model van de sociale markteconomie, terwijl tegelijkertijd consumenten beschermd worden. Bulgarije, dat aan de rand van de Europese Unie ligt, heeft vaak te maken met de invoer van gevaarlijke of potentieel gevaarlijke namaakgoederen. Onlangs nog werd er twintig jaar oud lamsvlees ontdekt op de Bulgaarse markt. En dat is slechts een van de vele gevallen. De invoering van een Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht zal de interne markt, en in het bijzonder de bescherming van consumentenrechten, versterken, en ik roep u op, dames en heren, om de Commissie te steunen om hier rekening mee te houden en te zorgen voor wetgeving die de goede werking van de interne markt garandeert in het belang van de consumenten.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor onderhavig verslag gestemd aangezien het Europees Parlement daarin de Commissie oproept om er zo doeltreffend en snel mogelijk voor te zorgen dat het actieplan van Stockholm daadwerkelijk is afgestemd op de behoeften van de Europese burgers, met name ten aanzien van het vrije verkeer binnen de Europese Unie, alsook ten aanzien van het arbeidsrecht, de behoeften van het bedrijfsleven en gelijke kansen voor iedereen. Ik zou willen benadrukken dat het gemeenschapsrecht ten dienst van de burgers moet staan, met name op het vlak van het familierecht en het burgerlijk recht. Hij doet mij dan ook deugd dat sinds het moment dat de EU bevoegdheid verkreeg op het vlak van justitie en binnenlandse zaken en de daaropvolgende inrichting van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR), er grote vooruitgang is geboekt op het gebied van het civiel recht.
Ik wil specifiek benadrukken dat met het programma van Stockholm wordt beoogd een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR) tot stand te brengen ter waarborging van de fundamentele rechten van de burgers, waaronder de vrijheid van ondernemen, teneinde in alle economische sectoren het ondernemerschap te bevorderen. De tijd is nu rijp om na te denken over de verdere uitbouw van de RVVR. Het Europees Parlement roept de Commissie dan ook op een breed debat op te zetten met deelname van alle betrokken partijen, en dan met name van rechters en de juridische beroepsgroep in het algemeen.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Het verslag bevat een groot aantal aanbevelingen op het gebied van het burgerlijk, handels- en familierecht, alsook op het vlak van het internationaal privaatrecht. In de eerste plaats staat het stil bij maatregelen ter verhoging van de rechtszekerheid in grensoverschrijdende geschillen en streeft het in de geest van het Stockholmprogramma naar meer samenwerking tussen de justitiële organen in de lidstaten. In het actieplan is tevens een voorstel tot een wetgevend initiatief opgenomen, te weten de opstelling van regelgeving waarmee de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van vonnissen met betrekking tot de transparantie van activa van schuldenaars kan worden vergroot, alsmede soortgelijke regelgeving inzake het bevriezen van bankrekeningen. Harmonisering van informatie over de burgerlijke staat in identiteitsbewijzen en dergelijke van EU-burgers lijkt mij gezien de noodzaak de obstakels tijdens het reizen uit de weg te ruimen niet meer dan vanzelfsprekend.
Verder wordt de Commissie in het verslag opgeroepen een werkgroep arbitrage op te richten en eventuele wetsvoorstellen gezien de grote raakvlakken van deze kwestie, arbitrage dus, met de internationale handel, nog voor de officiële indiening ervan te overleggen ter raadpleging. De in het verslag voorgestelde maatregelen helpen de rechtszekerheid in de EU te vergroten, reden waarom ik voor het verslag gestemd heb.
Carlo Casini (PPE), schriftelijk. − (IT) Bij de definitieve stemming over de ontwerpresolutie van Luigi Berlinguer heb ik mij onthouden van stemming vanwege de verwerping van amendement 2, dat zeer belangrijk was om mogelijke verkeerde interpretaties van paragraaf 40 uit te sluiten, waarin wordt gesteld dat het Parlement zijn krachtige steun verleent voor "plannen om wederzijdse erkenning van de gevolgen van documenten van de burgerlijke stand mogelijk te maken". Deze zinsnede zou bijvoorbeeld een verplichting kunnen suggereren om een verbintenis van twee personen van hetzelfde geslacht, die is geregistreerd in een lidstaat waarin een dergelijke verbintenis is toegestaan, in de hele Europese Unie te erkennen.
In werkelijkheid moet onderscheid worden gemaakt tussen de effecten van een rechtshandeling (in het geval van een huwelijk) en de effecten van een officieel registratiedocument. Dit laatste vormt het formele bewijs van een geregistreerde rechtshandeling (bijvoorbeeld dat zich een huwelijk heeft voltrokken van twee homoseksuelen in Nederland). Dit authentieke document is het effect van de akte van de burgerlijke stand. De gevolgen van een geregistreerde akte zijn echter iets anders en de erkenning ervan (bijvoorbeeld een nabestaandenpensioen) is niet toegestaan in een lidstaat die deze gevolgen niet erkent. Overigens behoort het familierecht tot het recht van de verschillende lidstaten en valt het niet onder het Gemeenschapsrecht. Vanwege de mogelijkheid van andere interpretaties heb ik me onthouden van stemming.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verheugt mij dat er op civielrechtelijk vlak aanzienlijke vooruitgang is geboekt sinds de Europese Unie bevoegdheid voor justitie en binnenlandse zaken gekregen heeft, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht opgericht is. Bovendien feliciteer ik de Europese Commissie met haar zeer ambitieuze plan, dat beantwoordt aan een groot aantal eisen die het Parlement gesteld heeft. Het is cruciaal om een strategisch beter verantwoorde en minder fragmentarische benadering te volgen, die van de reële behoeften van de burger en het bedrijfsleven in de uitoefening van hun rechten en vrijheden op de interne markt uitgaat.
Het actieplan van Stockholm moet beantwoorden aan deze behoeften op het gebied van mobiliteit, arbeidsrechten, de behoeften van ondernemingen, gelijke kansen, en tegelijk voor meer rechtszekerheid en een doeltreffend rechtswezen zorgen dat goed bereikbaar is en snel werkt. Wij kunnen niet voorbij gaan aan de problemen van wetgevend optreden bij gedeelde bevoegdheid, waar harmonisering slechts zelden tot de mogelijkheden behoort en dubbele maatregelen vermeden moeten worden. De uiteenlopende kenmerken van de juridische benaderingen en grondwettelijke tradities van de verschillende rechtstelsels kunnen dienen als inspiratiebron voor een Europese rechtscultuur, maar mogen geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van het Europees recht vormen.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Op dit moment zijn er nog steeds bepaalde verschillen in het burgerlijk recht van de 27 lidstaten en van de landen die in de nabije toekomst tot de EU willen toetreden. Het voorgelegde actieplan betekent een stap vooruit. Het geeft aan wat de overeenkomsten zijn en benadrukt de verschillen, teneinde de aandacht te vestigen op de noodzaak om deze laatste te beperken.
Met name wat de onderwerpen betreft waar de commissies waar ik lid van ben, zich mee bezighouden, ben ik van mening dat het opstellen van gemeenschappelijke regels en de totstandbrenging van een geïntegreerd rechtssysteem essentieel zijn voor het voortbestaan van de interne markt. Met inachtneming van de juridische tradities en de specifieke omstandigheden van de lidstaten, vereisen de hedendaagse uitdagingen een gemeenschappelijke inspanning om Europese wetten te harmoniseren.
Ik ben dan ook positief over het verslag, dat de Europese Commissie verzoekt zich in te spannen om de juridische barrières die een belemmering vormen voor het uitoefenen van rechten in de lidstaten te slechten en om de negatieve gevolgen van die barrières voor burgers die betrokken zijn bij grensoverschrijdende gerechtelijke procedures te beperken. Beide zijn essentiële voorwaarden voor de bevordering van een "Europese rechtscultuur", die noodzakelijk is voor het creëren van een gemeenschappelijk gebied van vrijheid, veiligheid en recht in Europa.
Anna Maria Corazza Bildt (PPE), schriftelijk. − (SV) Stemverklaring: de Zweedse conservatieven stemden op woensdag 23 november 2010 voor het verslag (A7-0252/2010) over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm. Wij willen echter benadrukken dat volgens ons grote voorzichtigheid geboden is met betrekking tot de harmonisatie van de verschillende juridische opleidingen in de lidstaten en wij willen beklemtonen dat zo een harmonisatie niet binnen het kader van het programma van Stockholm valt. Wij zijn ook niet van mening dat tweetaligheid geëist zou mogen worden voor het uitoefenen van het beroep van advocaat. Tot slot willen wij erop wijzen dat de autonomie van de partijen van het allergrootste belang is in het commerciële overeenkomstenrecht en dat dit ook zo zou moeten blijven.
Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) Het programma van Stockholm is de noodzakelijke volgende stap in de ontwikkeling van een Europees gebied van vrijheid, veiligheid en recht, met meer aandacht voor individuele burgers. Niet alleen meer aandacht voor een breder begrip van het concept burgerschap, met inbegrip van respect voor de mens en zijn waardigheid, maar ook voor een zodanige reikwijdte van recht en justitie, dat iedereen in de Unie er toegang toe heeft en iedereen in de hele Unie zijn rechten kan uitoefenen, zonder binnengrenzen. Deze focus op burgers moet voor alle onderwerpen gelden, met inbegrip van de toenemende immigratie en asiel, met volledige inachtneming van de voorschriften betreffende de burgerlijke samenleving, inclusief veiligheid. Het actieplan van de Commissie vormt een coherente weerspiegeling van het programma van Stockholm. Bij de ontwikkeling van gebieden van vrijheid, veiligheid en recht in de EU moet echter altijd rekening worden gehouden met het subsidiariteitsbeginsel, dat respect bevordert voor individuele burgers en voor hun tradities, die een integrerend deel uitmaken van hun geschiedenis. Het verslag over de aspecten inzake burgerlijk recht, handelsrecht, familierecht en internationaal privaatrecht van het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm, waarover we hebben gestemd, gaat volgens mij in die richting.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor dit verslag, omdat ik van mening ben dat het van groot belang is om de voorziene maatregelen in het programma van Stockholm met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht daadwerkelijk uit te voeren. Dit kan worden bewerkstelligd door het verbeteren van de juridische samenwerking tussen de lidstaten, door het bevorderen van een Europese rechtscultuur en door het oplossen van verschillende onverenigbaarheden tussen de nationale vormen van procesrecht in de lidstaten. In het actieplan van de Commissie ter uitvoering van het programma van Stockholm moet rekening worden gehouden met al deze aspecten, die in het verslag worden gesignaleerd.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat het pleit voor specifieke maatregelen ter bevordering van de rechtszekerheid en een doeltreffend rechtswezen dat goed bereikbaar is en snel werkt. Het is nodig er in het actieplan van Stockholm voor te zorgen dat bij de uitwisseling van beste praktijken tussen rechtstelsels speciale aandacht wordt geschonken aan de behoeften van individuele burgers en bedrijven, en dat de mobiliteit binnen de EU, arbeidsrechten en gelijke kansen worden bevorderd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Burgerlijk, handels-, familie- en privaat internationaal recht behoren in elk van de EU-lidstaten tot de meer gevoelige rechtsgebieden. Ik denk daarom dat veranderingen op deze gebieden met de grootste zorg moeten worden omgeven, en dat daarbij maximale aandacht moet worden geschonken aan het subsidiariteitsbeginsel. Europese wetgevers moeten altijd de verschillen tussen de diverse rechtstelsels, de consensus met betrekking hiertoe in elk van de politieke gemeenschappen, en hun legitieme opties eerbiedigen; ze kunnen en mogen het feit niet negeren dat ze te maken hebben met volkeren en naties met stabiele, gevestigde en diepgewortelde rechtstelsels. Ik adviseer daarom veranderingen af te stemmen op en in verhouding te laten staan tot de werkelijke behoeften van mensen, en voorgestelde plannen en initiatieven in dit opzicht scherp te controleren. Ik let bij de vaststelling van maatregelen altijd zorgvuldig op dit aspect, maar ben mij er daarbij van bewust dat er rechtsverhoudingen zijn die zodanig van aard zijn dat er een grotere waarschijnlijkheid is dat de wetten van meerdere landen er een rol in spelen. Ik onderken dat veel van wat wordt bepleit positief is en is gericht op de uitwisseling van beste praktijken en de totstandbrenging van een echte ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In het programma van Stockholm, dat in december 2009 door de Raad is aangenomen, zijn de prioriteiten vastgelegd voor de ontwikkeling van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de komende vijf jaar. De EU-wetgeving bevordert de mobiliteit en stelt burgers in staat het recht op vrij verkeer uit te oefenen, waarmee het vertrouwen in de Europese justitiële ruimte wordt verstevigd. In het actieplan van de Commissie tot uitvoering van het programma van Stockholm wordt gebruikgemaakt van de instrumenten die beschikbaar zijn gekomen met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, om het de EU-burger gemakkelijker te maken in het dagelijks leven en in het zakendoen, waarbij de behoeften van de burgers en van de interne markt aan bod komen zonder afbreuk te doen aan de verscheidenheid van rechtstradities in de lidstaten. Ik steun dit verslag, maar wil aantekenen dat bepaalde gebieden voorrang dienen te verkrijgen, zoals burgerlijke zaken en de wederzijdse erkenning van officiële documenten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit initiatiefverslag worden verschillende complexe onderwerpen aan de orde gesteld naar aanleiding van aspecten van het burgerlijk, handels-, familie- en privaat internationaal recht in het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm. Hierdoor lopen onze meningen over de suggesties van de rapporteur ook uiteen.
Sommige hiervan lijken ons positief, vooral waar de rapporteur verwijst naar de noodzaak om een debat te stimuleren over de problemen in verband met maritiem, handels- en familierecht. Alleen wil het geval dat er in Portugal ook een onopgeloste kwestie is rondom de specialisaties van magistraten op die gebieden. Uiteraard behoeven magistraten, vanwege de specifieke inhoud van de zaken, een specifieke opleiding om in familierechtbanken te werken.
Er zijn echter verschillende problemen op handelsgebied, en het is vermoedelijk belangrijker om handelsmerken te beschermen door middel van het burgerlijk recht dan via het strafrecht. Ook op dit gebied zijn de vertragingen in Portugal heel lang en algemeen wordt erkend dat veel magistraten het moeilijk vinden om met betrekking tot zeer specifieke onderwerpen tot een beslissing te komen.
Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE), schriftelijk. − (SV) Stemverklaring: de Zweedse conservatieven stemden op woensdag 23 november 2010 voor het verslag (A7-0252/2010) over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm. Wij willen echter benadrukken dat volgens ons grote voorzichtigheid geboden is met betrekking tot de harmonisatie van de verschillende juridische opleidingen in de lidstaten en wij willen beklemtonen dat zo een harmonisatie niet binnen het kader van het programma van Stockholm valt. Bovendien zijn wij niet van mening dat tweetaligheid geëist zou mogen worden voor het uitoefenen van het beroep van advocaat. Tot slot willen wij erop wijzen dat de autonomie van de partijen van het allergrootste belang is in het commerciële overeenkomstenrecht en dat dit ook zo zou moeten blijven.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen dit verslag gestemd. Het is onaanvaardbaar om, zelfs op facultatieve basis, een 28e stelsel in te stellen voor bepaalde gebieden van het burgerlijk recht, om de nationale stelsels te omzeilen. Bovendien getuigt het van een grote hypocrisie om aan de ene kant te stellen dat de diversiteit van die stelsels een verrijking is, terwijl aan de ander kant een "reglementaire wedijver" wordt voorgestaan met het oog op convergentie. Dat betekent op termijn standaardisering. Het is bovenal niet aanvaardbaar dat onder het mom van vrij verkeer van personen en non-discriminatoire toegang tot sociale uitkeringen in de staat van verblijf, wordt verzocht om wederzijdse erkenning van documenten van de burgerlijke stand. In dit voorstel draait het immers helemaal niet om het vergemakkelijken van het leven van Europese gezinnen die naar een andere lidstaat van de Europese Unie zijn verhuisd. Het werkelijke doel is om het huwelijk voor paren van gelijk geslacht en adoptie door homoseksuele paren op te leggen aan staten die deze zaken in hun eigen wet niet erkennen. Het familierecht valt nadrukkelijk en exclusief onder de bevoegdheid van de lidstaten en dat moet zo blijven. Er moet echter wel een einde worden gemaakt aan de eenzijdige besluiten van de Duitse justitie met betrekking tot het gezag over de kinderen in het geval van echtscheiding van paren van verschillende nationaliteit, en aan de buitensporige, absolute macht van het Jugendamt, die aan de kaak wordt gesteld in verzoekschriften die wij hebben ontvangen.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming van dit verslag, waarin het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm wordt verwelkomd en in het bijzonder over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten. De Europese Unie werkt aan een Europese justitiële ruimte, en die ruimte is gebaseerd op het idee dat rechterlijke besluiten op dezelfde wijze moeten kunnen circuleren binnen de Unie als personen, om de toegang tot justitie te vergemakkelijken voor Europese burgers. Deze gemeenschappelijke justitiële ruimte moet berusten op een beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke besluiten door de lidstaten, en die kwestie van wederzijdse erkenning is essentieel op gebieden als het familierecht, contracten, erfopvolging en testamenten, het huwelijksvermogensrecht enzovoort. Dat zijn essentiële gebieden in ieders leven. Ons verslag benadrukt onder andere het belang van justitiële opleidingen, juridisch onderwijs, de instelling van netwerken van rechters en de invoering van uitwisselingsprogramma's, en ik steun die doelstellingen van harte.
Martin Kastler (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik heb de amendementen gesteund en tegen het verslag-Berlinguer gestemd, omdat ik er niet van overtuigd ben dat er sprake is van een adequate bescherming van de subsidiariteit. Ik vind niet dat wij belangrijke details moeten schrappen omdat het nu eenmaal over een groot pakket aan richtlijnen gaat. Dat is een strategie die averechts werkt. Paragraaf 40 is volgens mij de kern van de zaak. In de vorm zoals die paragraaf vandaag is aangenomen, zal het – in combinatie met andere componenten van het programma van Stockholm – tot conflicten over de jurisdictie leiden. Meer in het bijzonder betwijfel ik of wij het familierecht moeten gebruiken voor de wederzijdse erkenning van documenten van de burgerlijke stand, met andere woorden voor de erkenning van trouwakten. Dat betekent dat ik mij afvraag of wij, wat de definitie van het huwelijk betreft, niet de besluitvormingsbevoegdheid van de lidstaten in aanmerking zouden moeten nemen, een en ander conform de procedure zoals neergelegd in artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Zo lang dit niet duidelijk is, bestaat het risico op een conflict tussen de eenvoudige procedure van het burgerlijk recht en de complexe procedures van het grensoverschrijdende familierecht. Om een dergelijk conflict te voorkomen, zou de toevoeging van één zin die aansluit bij amendement 3, al afdoende zijn geweest. Dit voorstel is echter vandaag helaas niet gesteund door een meerderheid in dit Parlement. Ik blijf van mening dat het huwelijk en het gezinsleven onder de specifieke bescherming van de staat moeten vallen. Zij vallen derhalve onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Dat is de reden dat ik tegen dit initiatiefverslag heb gestemd.
Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Deze resolutie bevat een oproep aan de Commissie en de Raad ervoor te zorgen dat het Parlement volledig wordt geraadpleegd bij de organisatie en inrichting van de opleiding van magistraten. Dit initiatief zal het concept van een Europese rechtscultuur versterken, zodat alle burgers van de EU eerlijk en met waardigheid zullen worden behandeld.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag over het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm gestemd, omdat ik de vooruitgang die is geboekt inzake de gebieden van vrijheid, veiligheid en recht essentieel acht. Vanaf het begin zijn enorme stappen genomen op het gebied van het recht, met inbegrip van het burgerlijk recht.
Ik denk dat het noodzakelijk is de juridische benaderingen en de grondwettelijke tradities van de verschillende lidstaten te respecteren, maar ik ben eveneens van mening dat het bestaan van de verschillen als het sterke punt moet worden beschouwd waarop we ons moeten richten om de doelstelling van verdere ontwikkeling van het Europees recht te verwezenlijken. In die zin moet de Europese justitiële wereld hierbij betrokken worden, omdat de bijdrage daarvan een echte Europese rechtscultuur kan helpen versterken, via kennisdeling en vergelijkend rechtsonderzoek.
Ik ben het dan ook volledig eens met het voorstel om een forum op te richten waarin rechters die vaak te maken hebben met grensoverschrijdende zaken, zoals zeerecht-, handelsrecht-, familierecht- en letselschadezaken, de mogelijkheid hebben overleg te plegen en hun kennis uit te breiden. Ten slotte ben ik van mening dat het Actieplan van Stockholm, vanuit hetzelfde uitgangspunt, ten volle tegemoet moet komen aan de eis van een Europees rechtstelsel, waar individuele burgers en bedrijven om vragen bij de uitoefening van hun rechten en vrijheden.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Vanuit de invalshoek van samenwerking binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, vormt het programma van Stockholm 2010-2015 eigenlijk de toekomstige basis van de Europese suprematie op veel terreinen, met het doel om alle nog bestaande belemmeringen voor vrij verkeer tussen de lidstaten van de Unie weg te nemen. Of het nu gaat om fundamentele rechten, privacy, rechten van minderheden, "burgerschap van de Europese Unie" of het asiel- en immigratiebeleid, dit samenraapsel dient in feite als voorwendsel om de federalistische ambitie van een Europese bureaucratische superstaat aan te moedigen. Ik vind dat het recht en alle zeden en gewoonten een fundamenteel deel vormen van de geest en de identiteit van een volk en een soevereine staat. Als we het idee van vage Europese harmonisatie steunen, met name op het gebied van privaatrecht en familierecht, komt dat neer op een ontkenning van opofferingen die door de eeuwen heen hebben plaatsgevonden en de verworvenheden die zijn bereikt. Aangezien de Franse normen op het gebied van recht en sociale bescherming voorlopig nog tot de beste ter wereld behoren, zal Frankrijk niet van enige vooruitgang profiteren door het slachtoffer te blijven van pro-Europese, globalistische en ultraliberale halsstarrigheid.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de aanneming van dit verslag over het programma van Stockholm, waarin de noodzaak wordt onderstreept om te zorgen voor wederzijdse erkenning van officiële documenten van nationale overheden. Hieronder vallen verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht, wat inhoudt dat partners in een verbintenis tussen personen van hetzelfde geslacht kunnen optreden als naaste familieleden in het geval van ongevallen in het buitenland en, indien van toepassing, dezelfde rechten hebben op belastingvoordelen als ze in een andere lidstaat wonen of werken.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De achterliggende gedachte van het zogeheten Stockholmprogramma en het plan ter tenuitvoerlegging ervan is positief te noemen, met name omdat het programma ten doel heeft een dusdanige juridische basis en dusdanige voorwaarden te scheppen dat de EU-burger zijn rechten en vrijheden ten volle genieten kan en doen gelden. De tenuitvoerlegging van het Stockholmprogramma zal echter niet zonder problemen verlopen. Enerzijds is er de objectieve noodzaak tot harmonisering van de wetgeving (bijvoorbeeld ten aanzien van het recht op vrij verkeer) en anderzijds is er het risico op misbruik van de uiteenlopende interpretaties van de geharmoniseerde wettelijke normen. Het Stockholmprogramma mag verwelkomd worden als een poging om volledige erkenning van officiële documenten tot stand te brengen tussen de Europese lidstaten. Dit mechanisme mag echter niet direct strijdig zijn met de basisnormen van de lidstaten, het familierecht in het bijzonder. Aangezien het familierecht bij uitstek de weerspiegeling vormt van jarenlange tradities en een moeizaam tot stand gebrachte maatschappelijke consensus, is het onbestaanbaar dat de soevereiniteit van de lidstaten op dit vlak, ook al is dat om goedbedoelde redenen van harmonisering, geschonden wordt. Verder dient te worden gewaarborgd dat de harmonisering van de wetgeving niet de weg opent voor wettelijke aanspraken op eigendom, noch tot schending van de integriteit van de staat, en dient duidelijk te worden afgebakend door wie en op welke wijze de afdwingbaarheid van de geharmoniseerde Europese wetgeving wordt gewaarborgd.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Burgerlijk, handels-, familie- en privaat internationaal recht behoren in de verschillende EU-lidstaten tot de meer gevoelige rechtsgebieden. Ik heb mij onthouden van stemming over dit verslag, omdat ik meen dat het essentieel is dat hierbij altijd wordt vastgehouden aan het subsidiariteitsbeginsel, vooral waar het gaat om familierecht en kwesties als wederzijdse erkenning van familie- en huwelijksrecht.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) Wat willen we op het niveau van Europese justitiële samenwerking verbeteren, zoals we dat vandaag de dag kennen? Het aangenomen document werpt een licht op de belangrijkste onderdelen van de plannen van de Commissie. Hierin wordt onderstreept wat vanuit het perspectief van de mensen onze taak is voor de komende periode. Als politicus en docent ben ik het ermee eens dat de communicatie tussen de instellingen voor hoger onderwijs moet worden verbeterd, zodat de jonge generatie juristen al tijdens hun studiejaren kennis kan maken met de veelzijdigheid van de Europese rechtscultuur. De lidstaten hebben er belang bij dat de ruimte van rechtvaardigheid wordt geperfectioneerd. De in onderwijs geïnvesteerde energie heeft invloed op de efficiëntie van het justitiële apparaat. We moeten alles in het werk stellen om de voor opleiding benodigde middelen overal beschikbaar te maken. In de toegang tot grensoverschrijdende samenwerking is er in eerste instantie plaats voor deskundigen die beschikken over buitenlandse ervaring en taalkennis. Het vertrouwen in de stelsels in de lidstaten kan worden vergroot via kennis. Studenten moeten de vruchten kunnen plukken van buitenlandse uitwisselingsprogramma's.
De ondersteuning van forums waarop de totstandkoming van een professionele dialoog het doel is, is cruciaal. Er moet ruimte worden gecreëerd voor de vertegenwoordigers van juridische beroepen om hen voortdurend hun mening te kunnen laten ventileren over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Zij zijn het die in de praktijk met de problemen in aanraking komen. We moeten hen vragen naar de resultaten van de tot nu toe genomen maatregelen. Als belangenbehartigers van de burgers moeten we eraan werken dat men de EU niet als labyrint van rechtsregels ziet. De rechtsregels die voor consumenten en ondernemingen worden opgesteld, moeten echt vóór hen bedoeld zijn en hen aangaan.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Paragraaf 40 van het verslag over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, gezinsrechtelijke en internationaal- privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm vormt een ernstige inbreuk op het nationale recht. Hierin wordt namelijk voorgesteld dat huwelijken en partnerschappen die in een bepaalde lidstaat tussen mensen van dezelfde sekse worden gesloten, ook in alle andere lidstaten erkend dienen te worden. Er is een hele slimme formulering gebruikt om deze maatregel via de achterdeur in het verslag op te nemen. In de Duitse versie van het voorstel, en ik vermoed ook in veel andere taalversies, is de eigenlijke strekking van deze paragraaf lang niet zo duidelijk geformuleerd als zou moeten. Aangezien ik in beginsel tegen het homohuwelijk ben en, met name ook tegen deze bedrieglijke manier van politiek bedrijven, heb ik tegen deze paragraaf en tegen het verslag gestemd. Het verslag zou een aansporing kunnen vormen voor partnerschapstoerisme op een manier die vergelijkbaar is met eerdere ontwikkelingen op het gebied van adoptie en kunstmatige inseminatie.
Partnerschappen die gesloten worden in een land waar de rechten en plichten gelijk zijn aan die van een huwelijk, hebben rechtskracht. Dat betekent dat de partners de rechtsgeldigheid van hun partnerschap ook in hun land van herkomst kunnen afdwingen, zelfs al wordt daar uitsluitend het huwelijk als rechtsgeldig partnerschap erkend. De uiteindelijke consequentie van deze ontwerpresolutie is dat het feit dat er in verschillende landen verschillende regelingen worden gehanteerd, geen enkele betekenis meer heeft.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het verslag behandelt een zeer belangrijk thema, namelijk de wijze waarop de EU moet beantwoorden aan de behoeften van burgers en bedrijven op juridisch gebied, voornamelijk grensoverschrijdende geschillen op het gebied van civiel- en handelsrecht. Ik betreur echter het feit dat ik in het verslag geen verwijzing heb gezien naar de nodige acties om de burgers of bestuurders van bedrijven te informeren over de mogelijkheden die de Europese wetgeving hun biedt om hun belangen te verdedigen in juridische procedures. Deze mogelijkheden zijn onvoldoende bekend en worden daardoor onvoldoende gebruikt. De aandacht voor magistraten en advocaten is belangrijk, maar garandeert niet dat de burgers volledig toegang hebben tot deze informatie.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb gestemd voor het verslag over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm. Sinds de EU bevoegdheden heeft gekregen op het gebied van juridische en interne aangelegenheden en sinds het creëren van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarvoor de EU en de lidstaten op dit moment gezamenlijk bevoegd zijn, is er aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van het burgerlijk recht. De mededeling van de Commissie getiteld "Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger" (COM(2009)0262) bevatte een voorstel voor een ambitieus plan voor ontwikkeling van dit gebied in de periode 2010-2014.
Er bestaat geen twijfel over dat verdere vooruitgang op dit gebied een meer strategische benadering vereist, die hoofdzakelijk wordt gericht op de behoeften van burgers en ondernemingen wat betreft het uitoefenen van rechten en vrijheden binnen de interne markt. Er is behoefte aan progressieve harmonisatie, onderlinge aanpassing en standaardisatie, bijvoorbeeld op het gebied van de consumentenbescherming. Het behoeft geen uitleg dat, wanneer de functionaliteit van maatregelen die reeds zijn ingevoerd zeker wordt gesteld, ingrijpende verschillen tussen de rechtssystemen en tradities moeten worden geëerbiedigd en met elkaar verzoend. Ik ben echter van mening dat hun co-existentie moet worden beschouwd als een sterke eigenschap en bron van inspiratie bij het creëren van gemeenschappelijke oplossingen voor Europese wetgeving in plaats van als een obstakel. Om de uitdagingen recht te doen zou de Commissie een open debat moeten houden met diverse vertegenwoordigers van het rechtssysteem, met inbegrip van rechtsbeoefenaren in het bijzonder.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Berlinguer gestemd, omdat het essentiële aspecten bevat om de stap naar een Europa van de burgers mogelijk te maken en de ontwikkeling van een Europese rechtscultuur te bevorderen.
Het verslag gaat, op een evenwichtige en uitgebreide manier, met name in op kwesties op het gebied van de opleiding van magistraten, de samenwerking tussen justitiële autoriteiten, een Europees verbintenissenrecht, grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van ondernemerschap, om ondernemerschapskwaliteiten te ontwikkelen in verschillende sectoren van de economie, en de wederzijdse erkenning van officiële documenten van nationale overheden, met inbegrip van de gevolgen van akten van de burgerlijke stand.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het Stockholmprogramma heeft als doel het veiligstellen van fundamentele burgerrechten in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Echter, de verschillende rechtssystemen van de lidstaten vormen een barrière voor de ontwikkeling van een Europese wetgeving. Om deze reden heb ik vóór het verslag van het Europees Parlement gestemd dat de convergentie en harmonisatie van het burgerlijk, handels-, familie- en internationaal privaatrecht aanbeveelt, waarbij het zich concentreert op de samenwerking tussen de verschillende rechtssystemen door middel van:
• de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese rechtscultuur;
• opleiding en scholing van rechters, officieren van justitie en het overige gerechtspersoneel met als doel wederzijds inzicht in de rechtssystemen van de andere lidstaten en het oplossen van grensoverschrijdende geschillen;
• de oprichting van een regulier forum waar rechters in grensoverschrijdende zaken eventuele moeilijkheden of twijfelgevallen kunnen onderzoeken met als doel het scheppen van een klimaat van wederzijds vertrouwen;
• de instelling van een Europees verbintenissenrecht:
• samenwerking tussen de rechtbanken van de lidstaten bij de bewijsvoering in civiele en handelszaken.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) In het programma van Stockholm, dat in december 2009 is aangenomen, zijn de prioriteiten vastgelegd voor de ontwikkeling van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de komende vijf jaar. In dit kader is het belangrijk te wijzen op de reeds behaalde resultaten van betekenis, en te hopen dat de aanbevolen maatregelen daadwerkelijk een antwoord vormen op de echte behoeften van het burgers en bedrijven en bevorderlijk zijn voor hun mobiliteit en de uitoefening van hun rechten en vrijheden in de interne markt, zonder een bedreiging te vormen voor het subsidiariteitsbeginsel en de eerbiediging van de verschillende juridische benaderingen en grondwettelijke tradities in de lidstaten.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag hebben wij in de plenaire vergadering over een voorstel voor een resolutie gestemd over de aspecten inzake positief recht van het Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm, met andere woorden de prioriteiten van de EU voor de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de periode 2010-2014, met bijzondere aandacht voor aspecten op het gebied van burgerlijk, handels- en internationaal privaatrecht.
In het dossier wordt de Commissie verzocht het ingediende voorstel te verbeteren, teneinde verschillende problemen en punten van kritiek op te lossen die met name in de grensoverschrijdende rechtspraktijk voorkomen. Het bijstaan van nationale rechters bij de technische aspecten van de voorgestelde maatregelen bij het opstellen van wetgeving en het instellen van een Europese beroepsmogelijkheid, waarmee, in elk geval gedeeltelijk, de problemen zouden kunnen worden opgelost die het gevolg zijn van verschillen tussen de nationale procesrechtsystemen, zijn concrete voorbeelden van de constructieve aanpak die een gedeeld en uitgebreid bediscussieerd wetsvoorstel kan hebben met betrekking tot de Europese wetgeving.
Op zo'n belangrijk gebied voor burgers als het burgerlijk recht moet er respect zijn voor en ruimte worden gegeven aan zeer verschillende juridische benaderingen en grondwettelijke tradities. We moeten echter ook iets doen aan de negatieve juridische gevolgen voor de burgers als gevolg van deze verschillen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit is goede regelgeving, die hoofdzakelijk oproept tot het gebruik van alle mogelijke middelen voor het stimuleren van een Europese rechtscultuur, in het bijzonder door middel van juridische opleidingen en scholing.
Marco Scurria (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik hoop dat de maatregelen die in het actieplan worden genoemd binnen de geplande termijnen worden uitgevoerd, gezien het belang van deze maatregelen om het leven van Europese burgers te verbeteren. Met name Italië heeft altijd de noodzaak onderstreept van het versterken van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten van de Unie en steunt verdere uitbreiding van de EU-voorschriften op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.
Vanuit deze optiek steunen wij het hele actieplan dan ook ten volle. Het is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van besluiten, die via een versterking van het wederzijdse vertrouwen tot stand moet worden gebracht. Ik wil ook graag de noodzaak onderstrepen om alle mogelijke middelen in te zetten om de Europese rechtscultuur te bevorderen, in het bijzonder via onderwijs en juridische opleiding.
Debora Serracchiani (S&D), schriftelijk. − (IT) Ik ben verheugd over het belang dat wordt gehecht aan de kwesties op het gebied van het burgerlijk recht, zoals het wetgevingsvoorstel over meer samenwerking op het gebied van scheidingswetgeving en de erkenning en opstelling van authentieke akten op het gebied van erfopvolging. Ik ben met name verheugd over de nadruk die wordt gelegd op de noodzaak om concrete maatregelen en programma's in te voeren voor de bevordering van een daadwerkelijke Europese rechtscultuur, op basis van het aanbieden van opleidingen voor rechters en alle andere rechtsbeoefenaars, die kunnen worden gevolgd in het kader van Erasmus-projecten.
De in het plan uiteengezette maatregelen zijn van groot belang voor het verbeteren van de garanties voor Europese burgers op het gebied van recht. We moeten echter een strategischer en minder gefragmenteerde aanpak hanteren, gebaseerd op de werkelijke behoeftes van burgers en bedrijven bij het uitoefenen van hun rechten. Enerzijds moeten we rekening houden met de moeilijkheden om op geharmoniseerde wijze wetgeving op te stellen op een gebied van gedeelde rechtsbevoegdheid. Anderzijds moeten we de EU-voorschriften op het gebied van justitie en binnenlandse zaken uitbreiden. Op die manier zullen de parameters van het recht steeds duidelijker en meer gesteund worden en kunnen we het pad effenen voor een daadwerkelijk gemeenschappelijke rechtstheorie en rechtspraktijk in de Europese Unie.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Dankzij het programma van Stockholm zullen de burgers van de lidstaten in staat zijn om hun rechten op het gebied van het burgerlijk, handels- en arbeidsrecht in de gehele Europese Unie uit te oefenen. Het programma biedt burgers voordelen en een grotere mate van transparantie. Het verbetert tevens de consistentie van ons systeem van juridische voorschriften in de Europese Unie.
Echter, om systemen in te richten die meer uniform zijn is het van cruciaal belang dat er meer coördinatie is van wat we doen en dat ervaringen worden uitgewisseld tussen de lidstaten van de Unie. Dit heeft voor een groot deel betrekking op het rechtssysteem, met inbegrip van de uitermate belangrijke onderwerpen migratie en de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Een zeer belangrijke kwestie, in het bijzonder tijdens de huidige economische problemen, zal de ontwikkeling zijn van doeltreffende actiemechanismen met het oog op de versterking van de interne markt en economische integratie. Hiermee bedoel ik meer liberale beginselen van het handelsverkeer tussen de landen van de Europese Unie en het vaststellen van wetgeving inzake handelsverkeer tussen derde landen. Gezien vanuit het standpunt van de deelnemers aan economische processen is het vóór alles noodzakelijk om de rechten van ondernemingen en burgers op bescherming te specificeren en om op doeltreffende wijze de uitvoering en handhaving van juridische voorschriften op het gebied van de interne markt te blijven bewaken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Sinds de Europese Unie een gedeelde bevoegdheid heeft op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, is er op civielrechtelijk vlak aanzienlijke vooruitgang geboekt. In artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt het belang benadrukt van de eerbied voor de verschillende rechtstelsels en -tradities in de EU. Dit uitgangspunt wordt in het verslag van de heer Berlinguer ook als een van de sterke punten van de EU naar voren gehaald. Subsidiariteit is een van de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht en is gebaseerd op de voorwaarde dat de ondergeschikte lidstaat in staat is om onafhankelijk problemen op te lossen en taken uit te voeren. Justitie en binnenlandse zaken behoren van oudsher tot de verantwoordelijkheden van de lidstaten. Elke lidstaat heeft zijn eigen speciale kenmerken en tradities die een weespiegeling vormen van de culturele diversiteit van Europa. Om echter in de pas te kunnen blijven lopen met de snel veranderende werkelijkheid in de wereld van vandaag, is er ook behoefte aan een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid binnen de Europese Unie.
Tegenwoordig zijn verdragen met grensoverschrijdende implicaties de regel. Daarnaast zijn partnerschappen of gezinnen met partners uit verschillende lidstaten gemeengoed geworden. Dit brengt echter wel uitdagingen met zich mee voor het nationale burgerlijk recht waarvoor wij een oplossing moeten zien te vinden. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de aanbeveling van de rapporteur dat het nu tijd is om naast de nationale rechtsculturen een Europese rechtscultuur te ontwikkelen.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) Het is jammer dat het Parlement heeft besloten het debat over het Stockholmprogramma simpelweg van de agenda te schrappen. Waar geen ruimte is voor debat is ook geen gelegenheid om vragen te stellen. En als we geen kritische uitwisseling van meningen over het integratieproces toelaten zal dat de bezorgdheid van veel burgers in de lidstaten alleen maar versterken. Een van hun zorgen betreft de geluiden over het instellen van een civielrechtelijke status van het huwelijk. Veel gezinsorganisaties in alle lidstaten waarschuwen ervoor dat het mechanisme van het Stockholmprogramma op die manier kan worden misbruikt door paren van hetzelfde geslacht. Deze kwestie kan niet alleen in het kader van procedures van het burgerlijk recht en het internationaal privaatrecht worden aangepakt, maar ook via de ingewikkelde procedure van het familierecht volgens artikel 81, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Als het Stockholmprogramma voor dat doel wordt misbruikt zou dat neerkomen op een indirecte wetswijziging en dat is precies waar de Europese Unie lang tegen heeft gevochten. Daarom moeten de Commissie en de Raad uitleggen dat maatschappelijk-juridische mechanismen, noch het protocol van Stockholm tot gevolg zullen hebben dat de status van het huwelijk toegankelijk wordt voor paren van hetzelfde geslacht. Als we een sterke Unie willen opbouwen kan dat niet ten koste gaan van beperking van de bevoegdheden van de lidstaten en het algemeen belang. De ECR-Fractie heeft wijzigingsvoorstellen ingediend die de bevoegdheden van de lidstaten benadrukken. Als deze wijzigingsvoorstellen niet worden aangenomen zal ik tegen het ingediende verslag stemmen.