Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2761(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

O-0131/2010 (B7-0565/2010)

Debatten :

PV 25/11/2010 - 5
CRE 25/11/2010 - 5

Stemmingen :

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 25 november 2010 - Straatsburg Uitgave PB

5. Mededingingsregels voor horizontale samenwerking (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag aan de Commissie van mevrouw Bowles, namens de Commissie ECON, over de herziening van de mededingingsregels inzake horizontale samenwerkingsovereenkomsten (O-0131/2010 – B7-0565/2010).

 
  
MPphoto
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil, plaatsvervangend auteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de twee verordeningen voor groepsvrijstelling, waarvan de een betrekking heeft op de specialisatieovereenkomsten en de ander op onderzoek en ontwikkeling, zullen aflopen op 31 december van dit jaar. De Commissie heeft twee wetgevingsvoorstellen gemaakt: twee voorstellen voor een verordening die liggen bij dit Parlement om de verordeningen te vervangen die nu op hun eind lopen.

Er is heel wat tijd verstreken sinds het moment dat de eerste verordeningen werden aangenomen. Er zijn belangrijke veranderingen geweest op het gebied van de wetgeving, met name het moderniseringspakket van 2003, er zijn essentiële wetsbesluiten genomen op dit terrein en de Commissie heeft veel geleerd van de praktijk, wat ook een belangrijk aspect is.

De Commissie heeft twee ronden voor overleg met de belanghebbenden geopend, wat een goede methode is die in de geest is van een goede wetgeving en kan rekenen op de steun van de publieke opinie. De grote vraag is nu: welk gebruik zal de Commissie maken van de antwoorden van degenen die bij dit overleg betrokken waren? Zal zij die in aanmerking nemen of zullen die standpunten gewoon in de prullenbak terechtkomen? In dit verband is wat het Parlement en de Commissie economische zaken willen weten, samen te vatten in zes punten. Welke voorstellen en concrete ideeën hebben de belanghebbenden naar voren hebben gebracht waarmee de Commissie rekening zal houden wanneer ze deze verordeningen gaat opstellen en vaststellen, om ervoor te zorgen dat ze "van de bron tot de bühne" komen?

In de tweede plaats: wat is het standpunt van de Commissie inzake de horizontale overeenkomsten die niet vallen onder de verordeningen voor groepsvrijstelling betreffende onderzoek en ontwikkeling? Wat hebben de belanghebbenden gezegd in die overlegronde? Wat zouden de voordelen zijn vanuit het oogpunt van de industrie, de reële economie en bescherming van de concurrentiepositie, als er nieuwe verordeningen worden voorgesteld waarin rekening wordt gehouden met de horizontale overeenkomsten die niet vallen onder de twee onderhavige groepsvrijstellingsverordeningen? Denkt de Commissie met nieuwe verordeningen te komen om die te dekken? Ja of nee? De vraag is vrij duidelijk.

Het derde probleem waarover lang gediscussieerd is in de Commissie economische en monetaire zaken is het onderwerp van de zogeheten "octrooihinderlagen" die zich, zoals de commissaris weet, voordoen wanneer een van de betrokken bedrijven die mee doet aan het vaststellen van normen, informatie achterhoudt over octrooien waarvan hij houder is of die hij in de toekomst denkt te registreren. Dit leidt tot ernstige schade en bezwaren bij de bedrijven die van die informatie onkundig zijn en die zich ertoe verplichten te handelen conform de vastgestelde parameters.

Deze vraag hier is vrij specifiek omdat dit een geval is van verstoring van de concurrentie en de barrières in de interne markt, wat in onze instelling een doodzonde is: is de Commissie voornemens het probleem van de "octrooihinderlagen" aan te pakken in het kader van nieuwe ontwerpverordeningen, of is zij daarentegen van mening dat er aanvullende sociale wetgeving nodig is om misbruik van het octrooirecht te vermijden? Is de Commissie bereid te garanderen dat er een geïntegreerd en samenhangend wetgevingskader is zonder tegenstrijdigheden tussen de mededingingsregels en de sectorspecifieke wetgeving op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten?

De vierde en de vijfde vraag hebben betrekking op de economische governance, of zo u wilt, governance van de mededinging. We hebben geleerd dat we moeten streven naar convergentie met andere mededingingsautoriteiten, en dit verband is het van belang te weten in welke mate de Commissie bij het opstellen van deze verordeningen gebruik heeft gemaakt van wettelijke besluiten en van de besluiten van nationale en internationale autoriteiten.

De laatste vraag heeft betrekking op een onderwerp dat bijzonder gevoelig ligt in mijn commissie, en waarover de heer Schwab ongetwijfeld het een en ander te zeggen zal hebben. Mijn vraag gaat over de verkoopketen van voedingsmiddelen. Het lijkt duidelijk sprake te zijn van ongelijke omstandigheden onder de producenten, tussen de landbouwers aan de ene kant en de grote ketens aan de andere kant. Denkt de Commissie iets te doen om ervoor te zorgen dat de zwakste partij bij deze overeenkomst op gelijkwaardige en rechtvaardige wijze behandeld wordt? Dat zijn de vragen, mijnheer de commissaris, die ik u vriendelijk verzoek zo volledig, duidelijk en nauwkeurig mogelijk te beantwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigde hartelijk danken voor deze vraag, want dit is zeker een zeer belangrijk verantwoordelijkheidsgebied voor de Europese Unie.

Concurrerende bedrijven werken vaak samen, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, productie, inkoop, productstandaardisering en informatie-uitwisseling. Zoals u weet, kan dat gunstig zijn voor de consumenten en leiden tot lagere prijzen, meer keus en betere producten. Deze horizontale overeenkomsten – we noemen ze horizontaal omdat de samenwerkende ondernemingen actief zijn op hetzelfde niveau in de toeleveringsketen – kunnen bedrijven de mogelijkheid geven om in te spelen op toenemende concurrentiedruk en een veranderende markt die wordt beïnvloed door globalisering.

Maar er is ook een risico dat dit soort overeenkomsten kunnen leiden tot ernstige mededingingsproblemen, bijvoorbeeld als de partijen afspreken prijzen vast te stellen, markten te verdelen of de productie te beperken. De Commissie heeft zich de afgelopen twee jaar beziggehouden met het herzien van de mededingingsrichtsnoeren voor horizontale overeenkomsten, met een grondige evaluatie en brede raadpleging. De nieuwe regels, die tegen het einde van dit jaar aangenomen zouden moeten zijn, worden veel gedetailleerder, gebruiksvriendelijker en duidelijker, zodat ze beter duidelijk maken welke soorten samenwerking zijn toegestaan.

Zoals altijd moet de Commissie zorgvuldig een evenwicht vinden tussen de behoeften van de verschillende belanghebbenden. De twee voornaamste elementen van de nieuwe mededingingsregels zijn de instelling van standaarden en de uitwisseling van informatie. In de reacties op de openbare raadpleging sprak ongeveer twee derde van de belanghebbenden over standaardisering.

Een goed functionerend systeem voor de vaststelling van standaarden is essentieel voor de Europese economie als geheel en in het bijzonder voor de sector informatie- en communicatietechnologie. De horizontale richtsnoeren bevorderen een standaardiseringssysteem dat transparant is en leidt tot voorspelbare kosten voor licenties van intellectuele-eigendomsrechten. Hiervoor is het nodig dat er een evenwicht wordt gevonden tussen de soms tegenstrijdige belangen van bedrijven met verschillende bedrijfsmodellen die betrokken zijn bij het standaardiseringsproces. Aan de ene kant van het spectrum bevindt zich de pure innovator en aan de andere kant de pure fabrikant, elk met eigen prioriteiten en behoeften.

De nieuwe regels zullen ervoor zorgen dat er voldoende prikkels zijn voor verdere innovatie en dat de consumenten kunnen profiteren van de traditionele voordelen van standaardisering. Om te voorkomen dat standaardiseringsovereenkomsten moeten worden beoordeeld op grond van de mededingingsregels en ervoor te zorgen dat ze binnen de zogenoemde veilige zone vallen – wat inhoudt dat ze geacht worden in overeenstemming te zijn met de mededingingsregels – zijn er drie algemene voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

De eerste is dat een standaardiseringsorganisatie een evenwichtig IER-beleid moet hebben, dat in het goed vertrouwen openbaar maken van de betreffende IER's vereist en erop gericht moet zijn deze onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden in licentie te geven. De tweede is dat het standaardiseringsproces open en transparant moet zijn, zodat alle relevante actoren eraan kunnen deelnemen. De derde is dat het standaardiseringsproces ook zo transparant moet zijn dat belanghebbenden op de hoogte kunnen blijven van verwachte, lopende en afgeronde werkzaamheden.

U had het ook over octrooihinderlagen. Praktijkervaring, zowel in de EU als in de VS, laat zien dat octrooihinderlagen een wezenlijk probleem kunnen vormen, doordat ze het de industrie onmogelijk maken een geïnformeerde keuze te maken met betrekking tot de potentiële kosten van de technologieën die als standaard worden gekozen. De aanpak van de Commissie is standaardiseringsorganisaties stimuleren duidelijke regels in te stellen voor de openbaarmaking van octrooien. Het risico wordt daarmee niet volledig weggenomen, maar wel verkleind.

Voor O&O-overeenkomsten met een beperkt aantal partijen – vaak maar twee – liet de openbare raadpleging juist zien dat belanghebbenden van mening waren dat er in de praktijk geen echt probleem van octrooihinderlagen is, aangezien de partijen geprikkeld worden om innovaties op de markt te brengen en eventuele potentiële problemen vooraf kunnen worden opgelost door middel van overeenkomsten tussen de partijen.

Dan nu informatie-uitwisseling; dat kan concurrentiebevorderend zijn als het bedrijven in staat stelt algemene marktgegevens te verzamelen waarmee ze hun klanten beter van dienst kunnen zijn. Er zijn echter ook situaties waarin de uitwisseling van marktinformatie misbruikt kan worden, bijvoorbeeld als bedrijven gevoelige informatie gebruiken om gedrag te coördineren. In reactie op een sterke vraag van de belanghebbenden bevatten de richtsnoeren een nieuw hoofdstuk waarin algemene beginselen zijn vastgelegd voor de mededingingsbeoordeling van informatie-uitwisseling.

De laatste vraag die door het Parlement is gesteld, had betrekking op de kwestie van inkoopcoöperaties. De Commissie is altijd van mening geweest dat gezamenlijke inkoopgroepen van kleine detaillisten gunstig kunnen zijn voor de mededinging, in het bijzonder ten aanzien van grote leveranciers. De horizontale richtsnoeren geven sinds 2000 een positieve beoordeling voor dit type samenwerking tot bepaalde grenzen van het marktaandeel. Na de herzieningsprocedure stelt de Commissie voor dat inkoopovereenkomsten, zolang het marktaandeel van de deelnemers 20 procent of minder is, worden geacht in overeenstemming te zijn met de mededingingsregels. De Commissie is zich er echter ook van bewust dat internationale inkoopallianties van grote detaillisten een negatief effect kunnen hebben op de mededinging en er worden kwesties bestudeerd in de context van het werk van de Commissie aan een beter functionerende voedsellevering.

 
  
MPphoto
 

  Arturs Krišjānis Kariņš, namens de PPE-Fractie. – (LV) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, niemand wil te veel betalen voor dingen waarvan we de echte waarde niet eens kennen. Op dezelfde manier willen we niet te veel betalen als gevolg van een oneerlijk overeenkomst tussen ondernemingen. Het mededingingsbeleid in de Europese Unie heeft zich tot nu toe gericht op oneerlijke ondernemingen. De regulering van horizontale samenwerking tussen ondernemingen is in mijn ogen een van de manieren waarmee de Commissie een geslaagde oplossing biedt voor het probleem van mededinging in het geval dat ondernemingen samenwerken op gebieden als onderzoek en ontwikkeling, volledige exploitatie van het productievolume, de distributie van gangbare producten en standaardisering. De aandacht voor de kwestie van standaardisering in de nieuwe regels voor samenwerking tussen ondernemingen is verheugend. Hierdoor zullen ondernemingen en sectoren een duidelijke keuze kunnen maken met betrekking tot de octrooien waarvan zij gebruik willen maken. Iedere standaard bestaat uit octrooien die zijn geregistreerd door bedenkers en ondernemingen. Om een standaard in te dienen is het nodig om te weten welke specifieke technologische oplossing wordt aangeboden en welke vergoeding de octrooihouder wil ontvangen voor het gebruik van zijn octrooi. Daarom moeten we een mechanisme invoeren waarin alle partijen die betrokken zijn bij de keuze van een standaard, zich duidelijk bewust zijn van de voor- en nadelen van een vinding en van de prijs die zij betalen voor het gebruik van het octrooi. In ons dagelijks leven willen we weloverwogen keuzes maken, en daarom is het logisch dat ondernemingen die aanzienlijke bedragen investeren in de ontwikkeling en vervaardiging van nieuwe technologieën met een hoge toegevoegde waarde, dat ook willen. In mijn ogen zullen deze nieuwe regels voor horizontale samenwerking tussen ondernemingen er ten minste gedeeltelijk aan bijdragen dat ondernemingen niet buitensporig hoeven te betalen voor het gebruik van octrooien. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo, namens de S&D-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, concurreren is niet het tegenovergestelde van samenwerken. Er bestaan samenwerkingsovereenkomsten tussen bedrijven die op hetzelfde marktniveau met elkaar concurreren en die concurrerend zijn en opereren conform de interne wetgeving van de Europese Unie.

Om redenen van juridische veiligheid, gezien de complexe aard van deze materie en de balansen die moeten worden opgemaakt, moeten bedrijven instrumenten hebben om vast te kunnen stellen welke horizontale overeenkomsten de verboden die in de Verdragen zijn vastgelegd, overtreden en de concurrentie beperken.

Dit is een kritieke periode want de richtlijnen voor horizontale overeenkomsten zijn tien jaar oud, en de verordeningen voor groepsvrijstelling voor specialisatieovereenkomsten en onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten zullen eind dit jaar aflopen. De Unie dient die instrumenten dan ook onverwijld aan te passen, en zij kan zich niet de luxe veroorloven van een leemte in de regelgeving die bij onze bedrijven leidt tot twijfels, onzekerheid en verlamming van hun activiteiten.

Dat zou een onaanvaardbare rem zijn op onze economie en getuigen van een buitengewoon gebrek aan verantwoordelijk in een tijd van crisis die juist om initiatieven vraagt voor het herstel en de stimulering van de economie. Daar het tijdschema van de herziening loopt tot 31 december 2022, moet de Europese industrie bovendien worden uitgerust met de vereiste middelen om te kunnen inspelen op de belangrijke veranderingen waarmee de internationale economie in die periode te maken zal krijgen.

Een paar maanden geleden heeft de Europese Unie onder het Spaanse voorzitterschap de Europa 2020-strategie aangenomen, die een vastberaden keuze is voor een inclusieve samenleving gebaseerd op kennis en innovatie. Het nieuwe regelgevingskader dient de ontwikkeling te bevorderen van een intelligente, geschakelde economie die het mogelijk maakt ondernemersnetwerken met elkaar te verbinden en de synergie tussen bedrijven te benutten door middel van overeenkomsten die bevorderlijk zijn voor normalisatie, specialisatie, en onderzoek en ontwikkeling ten voordele van de Europese consument, maar ook middels overeenkomsten die kunnen bijdragen tot de gezamenlijke productie, inkoop en verkoop, en tot het bevorderen van coöperaties en van groepen ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote bedrijven.

Wij steunen de Commissie in haar streven om dit pakket initiatieven te gebruiken voor het vergroten van de doelmatigheid, het bevorderen van de vooruitgang op wetenschappelijk en technisch gebied, het verschaffen van voordelen aan de uiteindelijke consument en, kortom, voor het verbeteren van ons algemene concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van ons bedrijfsleven.

 
  
MPphoto
 

  Sylvie Goulard, namens de ALDE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, er zijn veel dingen gezegd, vooral door mijn collega's de heer García-Margallo y Marfil en de heer Sánchez Presedo, over de levendigheid van de discussie die wij binnen de Commissie economische en monetaire zaken hebben gevoerd, en over de noodzaak om snel teksten goed te keuren – de heer Sánchez Presedo heeft daar zojuist op gewezen – om het actiekader van onze ondernemingen te verduidelijken. Ik zal mij beperken tot twee meer algemene, meer politieke opmerkingen.

Ten eerste heeft de crisis ervoor gezorgd dat mensen zich terugtrekken en dat er in al onze landen nationalistische en protectionistische tendensen zijn ontstaan, en daarom zien wij er in het Parlement bijzonder nauwlettend op toe dat de interne markt wordt geëerbiedigd en niet verbrokkeld raakt. Er staat hier heel wat op het spel – ik zie collega's van de bevoegde commissie jaknikken. Dat is erg belangrijk en wij weten dat commissaris Barnier hieraan werkt, ter ondersteuning van het verslag van de heer Monti. Als Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa geloven wij heilig in rivaliteit die innovatie stimuleert.

We moeten echter evenmin vergeten dat de Europese bedrijven met wereldwijde concurrentie te maken hebben en dat het vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen, en dan met name op het terrein van onderzoek en ontwikkeling, bijzonder belangrijk is bruggen te bouwen; we moeten erop toezien dat de mededinging niet uitloopt op een wederzijdse vernietiging ten gunste van bedrijven in andere gebieden van de wereld, die overigens niet altijd een erg eerlijke competitie jegens hun concurrenten beoefenen. Voor ons is het dus van het grootste belang – uiteraard met naleving van de eigendomsrechten, zoals reeds is genoemd – dat wij een manier vinden om misbruik van octrooien te voorkomen en daarbij toch concurrentie mogelijk te maken. Zoals zo vaak gaat het om een nogal delicaat evenwicht.

Ter afsluiting wil ik zeer krachtig onderstrepen dat ik het eens ben met wat de heer García-Margallo y Marfil heeft gezegd over concurrentie in de levensmiddelensector. Wij hebben een tamelijk vreemde situatie in Europa. Wij houden ons zeer sterk bezig met de concurrentie in bepaalde sectoren, terwijl we aan andere sectoren veel minder aandacht besteden. Het is evident dat de wanverhouding tussen het aantal producenten en het aantal kopers problemen oplevert voor de mededinging. Daarom ben ik blij, mijnheer de commissaris, dat u de woorden van de heer García-Margallo y Marfil hebt ondersteund.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Schwab (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil me graag aansluiten bij wat mijn collega's hebben gezegd en ik wil vooral het feit verwelkomen dat de Europese Commissie het bedrijfsleven, de lidstaten en het Europees Parlement al in een vroeg stadium bij de herziening van de mededingingsregels inzake horizontale samenwerkingsovereenkomsten betrekt; tenslotte zullen de bestaande groepsvrijstellingsverordeningen aan het eind van het jaar aflopen. Naar mijn mening bevat het ontwerp van mei 2010 enkele belangrijke veranderingen, met name op het gebied van de standaarden en de uitwisseling van informatie, zoals al is opgemerkt. Beide zullen voor een grotere rechtszekerheid en duidelijkere regels voor bedrijven zorgen, wat van groot belang is voor de naleving. We hebben al gehoord dat naleving van de regels van de Europese interne markt een beginsel is waaraan alle bedrijven zich moeten houden.

Concurrentie en innovatie zijn van cruciaal belang voor onze economie. Daarom is het belangrijk om de regels uit 2009 aan te passen aan de huidige situatie en om doelmatige mechanismen te in te voeren om de naleving en de uitvoering van de mededingingswetgeving door bedrijven en overheidsinstanties te bevorderen. Het is om die reden dat de parlementaire vraag door zo'n grote meerderheid van de commissie werd gesteund, wat ik zeer verwelkom. Ik wil iets vragen over wat u zojuist hebt gezegd. Het is een feit dat de inkoopovereenkomsten van grote, internationale winkelketens kunnen worden gecategoriseerd als horizontale overeenkomsten. In de mededeling van vorig jaar over de werking van de voedselvoorzieningsketen in Europa was u bijzonder kritisch over macht van de vraagzijde, maar nu lijkt u deze macht juist als bijzonder positief te beschouwen. U hebt zojuist gezegd dat u samenwerking tussen kleine detailhandelaren verwelkomt, mits het marktaandeel van de deelnemers aan een inkoopovereenkomst maximaal 20 procent bedraagt. Mijn vraag aan u is de volgende: wat is de reden voor uw gewijzigde visie op deze horizontale inkoopovereenkomsten? Waarom bent u van mening veranderd?

 
  
MPphoto
 

  George Sabin Cutaş (S&D).(RO) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik graag mijn instemming betuigen met de voorstellen van de Europese Commissie inzake de herziening van de mededingingsregels voor horizontale samenwerking. Doel is om de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstellingen te verduidelijken, de beperkingen te corrigeren en informatie te verschaffen over intellectuele-eigendomsrechten.

Door de economische en financiële crisis is het duidelijk geworden dat nauwere samenwerking op deze gebieden en een algemeen gemeenschappelijk regelgevingskader nodig zijn.

Wij moeten ook de mogelijkheid evalueren om informatie over mededinging vaker en op bredere schaal uit te wisselen, alsmede de mogelijkheid om op dit gebied mondiaal bestuur in te stellen.

Het stroomlijnen van samenwerkingsovereenkomsten tussen mededingers bevordert de innovatie en geeft het concurrentievermogen van Europese bedrijven een steun in de rug.

Ik meen daarom dat een er een analyse moet komen over de mogelijkheid om in voorkomend geval algemene groepsvrijstellingsverordeningen door te voeren voor andere soorten horizontale overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, naar mijn mening kunnen we de mededinging organiseren door uniforme regels in te voeren, en daarom wil ik graag weten welke opties er beschikbaar zijn in de telecommunicatiesector, met name op het gebied van het verlenen van vergunningen voor frequenties, zodat we de veilingen of zogeheten schoonheidswedstrijden in de telecommunicatiesector kunnen reguleren. Tenslotte zullen de nieuwe technologieën die beschikbaar komen met de vierde generatie netwerken, een hele wereld van nieuwe mogelijkheden openen.

Wanneer je naar een ander land in Europa gaat, zie je dat veel prijzen die op het scherm van je telefoon verschijnen, gelijk zijn. Heeft u plannen om de concurrentie in de roamingsector verder te stimuleren? Hoe kan roaming volgens u onderworpen worden aan behoorlijke mededingingsregels en hoe kunt u ervoor zorgen dat de prijzen niet verveelvoudigen wanneer je een geografische grens passeert?

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de geachte afgevaardigden zeer erkentelijk voor dit debat, want het helpt ons de weg vrij te maken voor deze zeer belangrijke wijzigingen in het rechtskader waarbinnen onze bedrijven in de toekomst zullen opereren. Ik ben het zeer eens met iedereen die heeft opgeroepen tot eerlijke mededinging, want alleen eerlijke mededinging kan leiden tot eerlijke werkwijzen en natuurlijk tot reële in plaats van afgesproken prijzen. Dat is heel belangrijk voor de burgers van Europa: hoe we een gunstige omgeving kunnen scheppen om positieve resultaten te bereiken maar de mogelijkheid van afgesproken prijzen op de markt kunnen voorkomen.

Ik kan u verzekeren dat we kijken naar alle mogelijke manieren om een oplossing te vinden waarmee de prijzen van de octrooien niet te hoog worden. U weet heel goed van het debat over deze kwestie hoe moeilijk dat is. Ik kan u zeggen dat we in de Commissie de vertraging zeer betreuren – het lukt ons al zo lang niet een geschikte oplossing voor het octrooi te vinden – want het zou zeker de voorwaarden scheppen voor een sprong vooruit wat betreft de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en het verbeteren en concurrerender maken van Europa als het gaat om octrooibescherming op internationaal niveau.

Rechtszekerheid en een nieuw rechtskader zijn twee belangrijke kwesties waarop we ons hebben gericht bij het opstellen van onze voorstellen. We hebben vrij uitgebreide openbare raadplegingen gehouden met betrekking hiertoe. We hebben 190 bijdragen ontvangen van belanghebbenden uit de industrie, advocatenkantoren, academies en overheden, dus we denken dat we voor het eindresultaat een passend evenwicht hebben weten te bereiken.

Ik ben zeer dankbaar voor het onderstrepen van het belang van EU 2020, want dat is precies de reden waarom we het kader waarbinnen bedrijven actief zijn, moeten verbeteren en veranderen door te proberen positieve, gunstige omgevingen te creëren waarin bedrijven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en innovatie kunnen bloeien, en te onderzoeken hoe deze bedrijven toegevoegde waarde kunnen hebben voor de Europese economieën en hoe we de voorwaarden kunnen scheppen om te zorgen dat ze in Europa blijven en niet op zoek gaan naar mogelijkheden om de producten elders te vervaardigen.

Ik kan u verzekeren dat dit een van de elementen was waaraan de Commissie, en in het bijzonder mijn collega-commissarissen Almunia en Barnier, bijzonder aandacht heeft besteed als het gaat om het Pakket eengemaakte markt. Omdat we nu met een eengemaakte markt nieuwe kansen hebben om nieuwe mogelijkheden te benutten, nieuwe wegen in te slaan en voorwaarde te scheppen die belangrijk zijn voor een echt goede vooruitgang, met name in O&O-sectoren.

Wat betreft de concrete vragen van de heer Schwab, die heeft gewezen op bepaalde verschillen in de aanpak van de Commissie van deze kwestie voor kleine leveranciers tegen grote ondernemingen, zijn we na een zeer grondige herzieningsprocedure en onze zeer uitgebreide raadplegingen van de belanghebbenden en de lidstaten tot de conclusie gekomen dat de benadering waarvoor wij ons nu uitspreken, beter aansluit bij de huidige situatie, de actuele gegevens die we hebben ontvangen, en daarom stellen wij deze lijn voor.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Ik heb één ontwerpresolutie(1) ontvangen die is ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement namens de Commissie economische en monetaire zaken.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag, donderdag 25 november 2010, om 12.00 uur plaats.

(De vergadering wordt om 11.30 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: GIANNI PITTELLA
Ondervoorzitter

 
  

(1)Zie notulen

Juridische mededeling - Privacybeleid