Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2761(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

B7-0623/2010

Debatten :

PV 25/11/2010 - 5
CRE 25/11/2010 - 5

Stemmingen :

PV 25/11/2010 - 8.15
CRE 25/11/2010 - 8.15
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0447

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 25 november 2010 - Straatsburg Uitgave PB

9. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0683/2010)

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikiené (PPE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze ontwerpresolutie over de lopende onderhandelingen over de begroting 2011 gestemd. De mislukte bijeenkomst van het Bemiddelingscomité Parlement-Raad heeft in de hele Europese Unie aanzienlijke ongerustheid teweeggebracht. Het is jammer dat sommigen zich nog niet aan het Verdrag van Lissabon gehouden voelen. Als we het voor het eind van dit jaar niet eens kunnen worden over de begroting en daarmee samenhangende kwesties heeft dat zeer ingrijpende gevolgen. Inrichting van een Europese dienst voor extern optreden en van drie nieuwe instellingen voor toezicht op de financiële instellingen van de Europese Unie zou erg lastig worden als de middelen daarvoor ontbreken. Geldgebrek zou ook betekenen dat het cohesiebeleid, een van de belangrijkste beleidsterreinen van de Europese Unie, niet naar behoren uitgevoerd kan worden, om nog maar te zwijgen van wat er met de Europa 2020-strategie en het Galileo-programma zou gebeuren. Ik vind dan ook dat de constructieve en soepele opstelling van het Europees Parlement in deze tijden van financiële crisis eens te meer van verantwoordelijkheidsbesef getuigt.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, over de ramp van de begrotingsonderhandelingen voor 2011 wil ik het volgende opmerken. In de eerste plaats is het recht om een begroting op te stellen een centraal recht van elke democratisch parlement. In de tweede plaats moet elk zichzelf serieus nemend parlement dit recht uitoefenen. In de derde plaats wil ik de Europese Raad vragen om dit vanzelfsprekende recht van het Europees Parlement te respecteren. In de vierde plaats moet er een procedure worden gevonden die ervoor zorgt dat bij het nemen van besluiten over de begroting de stem van het Europees Parlement wordt gehoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze begroting gestemd en het is natuurlijk duidelijk dat wanneer wij in het Parlement budgetrecht hebben, wij die ook moeten gebruiken.

Nu moeten wij echter bedenken hoe wij op verantwoorde wijze kunnen handelen. Ik kan zeggen dat de inhoud van de begroting in menig opzicht niet de idealen weerspiegelt die wij in de Europese Unie delen. Ik hoop dat wij veel zaken zodanig in detail kunnen doornemen dat er overblijfselen uit het verleden aan het licht komen die niet langer relevant zijn, en dat wij op die manier de begroting durven herzien. Het is natuurlijk ook belangrijk ervoor te zorgen dat de Europese Unie eigen middelen krijgt en dat zij op die manier beter de taken kan uitvoeren die wij samen overeen zijn gekomen en die wij met het Verdrag van Lissabon hebben gekregen.

Wanneer ik erop wijs dat er enkele zaken zijn waarin wij tot nieuwe inzichten moeten komen, dan bedoel ik dat wij overblijfselen uit het verleden hebben, zoals de steun aan de tabaksteelt, die naar mijn mening niet langer tot de taken van de Europese Unie horen. Wij moeten in het hier en nu staan en een begroting opstellen die de Europese Unie daadwerkelijk versterkt.

 
  
  

– Verslag-Saïfi (A7-0312/2010)

 
  
MPphoto
 

  Antonello Antinoro (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Saïfi gestemd omdat de in het verslag beoogde doelstelling om te omschrijven hoe mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten moeten worden versterkt, is gehaald.

Hierdoor zijn grote internationale organisaties in staat nauwer samen te werken teneinde in multilaterale overeenkomsten ruimte te vinden voor sociale kwesties. Het zou zinvol zijn om de Wereldhandelsorganisatie te hervormen om ruimte te scheppen voor een dergelijke samenwerking, hoewel het ostracisme van bepaalde landen de praktische uitvoering van een dergelijke hervorming in de weg zou staan.

In de meest recente internationale overeenkomsten is de mensenrechtenclausule al opgenomen en dat zal in toekomstige handelsovereenkomsten standaard het geval zijn. Er moet dus voor worden gezorgd dat de 27 verdragen op effectieve wijze ten uitvoer worden gelegd, zodat landen kunnen profiteren van het stelsel van algemene tariefpreferenties (SAP), alsook van de flankerende maatregelen die de capaciteit om de overeenkomst uit te voeren moeten verbeteren.

Tot slot, als het SAP hervormd wordt, moet het worden gericht op de landen waar de behoefte het grootst is.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze resolutie gestemd. Als rapporteur van het Parlement voor het jaarverslag over de mensenrechten van dit jaar, kan ik alleen maar herhalen hoe belangrijk het is om in internationale handelsovereenkomsten mensenrechtenbepalingen en -normen op te nemen.

Handel kan niet alleen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van politieke en burgerrechten maar ook bij het bevorderen van economische en sociale rechten. Je hoeft alleen maar te denken aan de rol die handelsgerelateerde hulpprogramma's kunnen spelen bij het bevorderen van de ontwikkeling van tal van arme landen in de wereld. Wij moeten in gedachten houden dat in alle bilaterale handelsovereenkomsten die de EU sluit, en ook in de SAP- en SAP+-regelingen voor ontwikkelingslanden, mensenrechtenbepalingen zijn opgenomen.

Wij moeten deze bepalingen en conditionaliteiten steviger maken en nauwgezet toezien op de naleving ervan. Ook moeten wij overwegen om niet-EU-landen die handelsbetrekkingen met de EU onderhouden, te onderwerpen aan een mensenrechtenonderzoek, en landen die cruciale internationale verdragen over duurzame ontwikkeling, sociale rechten en behoorlijk bestuur hebben geratificeerd, handelspreferenties toe te kennen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, handel moet voor beide partijen de welvaart vergroten en hen maximale baten opleveren. Dat is het doel van handel. Landen voeren geen handel, dat doen ondernemingen en particulieren. Toch zien wij in dit verslag, en in het EU-handelsbeleid in het algemeen, dat de Commissie vastbesloten is om in haar handelsovereenkomsten allerlei niet-commerciële eisen op te nemen, en dan niet alleen eisen met betrekking tot mensenrechten, milieunormen, enz., maar ook, en dat is een stuk schadelijker, de eis om zich naar het voorbeeld van de EU in regionale handelsblokken te organiseren.

Het uitgangspunt van handel is nu juist om ongeacht verschillen onderling te kopen en verkopen. Het is zinloos om je handelspartner tot iets te verplichten, bijvoorbeeld om de landen van Midden-Amerika te verplichten om onderling een handelsunie te vormen waarin zij elkaar bananen, koffie en snijbloemen verkopen. Wat dat betreft, schieten wij ook in Europa weinig op met een blok van even sterk geïndustrialiseerde economieën wanneer wij door zulke eisen zijn afgesneden van de groeimarkten in de rest van de wereld. Het is schadelijk voor de ontwikkelingslanden en voor de Angelsaksische landen, en het is met name schadelijk voor mijn land, dat zichzelf heeft verstrikt in een benauwde en wegkwijnende regionale douane-unie.

 
  
  

– Verslag-Belet (A7-0286/2010)

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de media spelen in onze democratische samenleving een heel bijzondere en belangrijke rol. Ze garanderen een hoog niveau van informatie en leveren daardoor een belangrijke bijdrage aan de werking van onze democratie. Ik ben ervan overtuigd dat kwalitatief hoogwaardige, evenwichtige publieke omroepen ook een positieve invloed hebben op het niveau van de commerciële omroepen. Publieke omroepen en commerciële omroepen hebben elkaar nodig en hebben een positieve invloed op elkaar. Als we een evenwichtige, informatieve mediaomgeving willen, moeten we onafhankelijke publieke omroepen steunen, als tegenwicht tegen commerciële omroepen. Dit is een van sleutels tot persvrijheid en zonder persvrijheid kan er geen betekenisvolle vrijheid van meningsuiting in onze gemeenschap bestaan.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb, in tegenstelling tot de aanbeveling van onze fractie, voor het verslag van de heer Belet gestemd, omdat ik het heel belangrijk vind dat wij erkennen dat publieke diensten, zoals de nationale publieke omroepen, moeten worden gewaarborgd. Dit is een zeer belangrijke zaak en wij kunnen zeggen dat wij er vrijwel alleen maar goede ervaringen mee hebben in democratieën.

Het is beslist waar dat wij ook commerciële omroepen nodig hebben. Deze twee verschillende diensten, de commerciële en de publieke zenders, kunnen elkaar aanvullen. Naar mijn mening is het een absoluut grondrecht en van wezenlijk belang voor de vrijheid van meningsuiting dat er een publieke zender bestaat die publiek wordt onderhouden en die zich richt op het produceren van actuele informatie voor de burgers in de natiestaten en in heel Europa.

Ik vind dit verslag uitstekend en het steunen waard en ik hoop dat het in alle lidstaten van de Europese Unie de trend blijft om publieke omroepen te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sonia Alfano (ALDE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag-Belet gestemd omdat in dit verslag de fundamentele rol die de publieke omroep in Europa speelt, wordt erkend en omschreven. Ik zie dit als een belangrijke stap voor het Parlement, dat duidelijk stelt dat de publieke omroep politiek onafhankelijk moet blijven.

Dit verslag lijkt speciaal geschreven te zijn voor Italië, waar de RAI in vergaande staat van ontbinding is, nu deze volledig in de greep is van de partijpolitiek, hetgeen ten koste gaat van de culturele en informatieve diepgang van de publieke omroep en, derhalve, van het hele land. Je hoeft maar te kijken naar wat er vorige week tijdens het programma "Vieni via con me" ("Ga met me mee") aan de hand was.

De Minzolini's en de Masi's van de omroepwereld, kampioenen op het gebied van publieke desinformatie en hun betaalmeesters, zijn niet te verenigen met het verslag dat het Parlement vandaag heeft aangenomen. De Europese Unie dient hier nota van te nemen en maatregelen te nemen. We willen af van de partijpolitiek van de RAI!

 
  
  

– Ontwerpresolutie (RC-B7-0624/2010)

 
  
MPphoto
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd. Het Europees Parlement moet de resolutie van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid toejuichen.

Negentig procent van de oorlogsslachtoffers zijn burgers, grotendeels vrouwen en kinderen. Verkrachtingen en seksuele slavernij zijn de rauwe dagelijkse werkelijkheid van oorlog. Krachtens het Verdrag van Genève worden verkrachting en seksuele slavernij beschouwd als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Er moet ook op worden gewezen dat verkrachting een vorm van genocide is en als zodanig door de internationale gemeenschap wordt erkend. Het is van wezenlijk belang dat degenen die zich aan deze misdaden schuldig maken, voor hun daden ter verantwoording worden geroepen.

Vrouwen moeten worden betrokken bij de maatregelen waarmee wordt geprobeerd conflicten te voorkomen en crisisbeheersing en vredesonderhandelingen te bevorderen. Het is ook belangrijk om vrouwen een rol te geven in de naoorlogse wederopbouw van hun land.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikiené (PPE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze uiterst belangrijke ontwerpresolutie gestemd, omdat we niet de ogen kunnen sluiten voor het feit dat het geweld tegen vrouwen toeneemt. Dat doet zich vooral voor in oorlogs- en conflictgebieden. Ik ben het ermee eens dat er in de EU op het hoogste niveau voldoende aandacht gegeven dient te worden aan uitvoering van resolutie 1325 van de UN-Veiligheidsraad, de eerste resolutie die de onevenredig grote en uitzonderlijke gevolgen van gewapende conflicten voor vrouwen erkent. Dit zou met name bij de permanente evaluatie van het Europese mensenrechtenbeleid hoog op de agenda moeten staan, wanneer het gaat om het uitwerken van een alomvattende landenstrategie voor de mensenrechten en om het evalueren van de EU-richtsnoeren betreffende geweld tegen vrouwen en meisjes en de richtsnoeren voor kinderen in gewapende conflicten – en uiteindelijk natuurlijk ook om de bestrijding van alle vormen van discriminatie waar deze groepen onder te lijden hebben. Ik steun de oproep om de vereiste middelen toe te wijzen voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen en de ondersteuning van vrouwen in het ijveren voor vrede, veiligheid en het op gang brengen van verzoeningsprocessen.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0622/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitar Stoyanov (NI).(BG) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de ontwerpresolutie over de bijenteelt gestemd en voor het steunen van de bijenteeltsector, omdat bijenteelt de meest gespecialiseerde vorm van landbouw is die bestaat. Wanneer wij aan insecten denken, hebben we daar meestal niet de meest prettige associaties bij. Insecten zijn geen lieve beestjes, maar ze maken nu eenmaal deel uit van onze wereld. Desondanks zijn bijen de enige insecten die zijn getemd voor voedsel- en landbouwproductie. Dit laat zien hoe ongelooflijk belangrijk ze zijn.

Laten we ook niet vergeten dat wij, zonder bijen, ook van vele andere voedingsmiddelen verstoken zouden zijn, aangezien bijen verantwoordelijk zijn voor bestuiving. Het is van essentieel belang dat het Europees Parlement zich onverminderd blijft inzetten voor de harmonisering van normen tussen de EU en landen buiten de EU, met name in de landbouw en in het bijzonder voor de bijenteelt. De Commissie moet hier nota van nemen.

 
  
  

– Verslag-Kolarska-Bobińska (A7-0313/2010)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag mijn dank willen uitspreken aan mevrouw Kolarska-Bobinska voor de goede samenwerking en een uitstekend verslag. Dit is een verslag dat vandaag hier in het Parlement nog beter is gemaakt dan het was, doordat een meerderheid van het Parlement zich op het standpunt heeft gesteld dat wij in Europa onze doelstelling voor CO2-vermindering moeten verhogen van 20 naar 30 procent. Dit is de voorwaarde waaraan voldaan moet worden om ervoor te zorgen dat wij pioniers worden en niet alleen een evolutie tot stand brengen op milieugebied, maar tevens waarborgen dat we kunnen concurreren op het gebied van groene milieutechnologie. Op deze manier beschermen we tegelijkertijd banen, de economie en het milieu en vinden we gelijktijdige oplossingen voor de grote uitdagingen waarmee we in Europa geconfronteerd worden. Met deze stemming was het vandaag een goede dag voor Europa.

 
  
MPphoto
 

  Jan Březina (PPE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag over een nieuwe energiestrategie gestemd waarin de hoofdlijnen van het toekomstige Europese energiebeleid uiteen worden gezet. Ik wil in het bijzonder stilstaan bij de erkenning van de rol van kernenergie in de huidige, maar ook toekomstige energiemix van de Europese Unie, alsook bij de impliciete erkenning van de noodzaak tot verlenging van de levensduur van de bestaande centrales. De strategie kan vanuit het oogpunt van de verschillende bronnen worden beoordeeld als evenwichtig, ook al is er geen enkele verwijzing naar de mijns inziens belangrijke rol van steenkool bij de verbranding in gemoderniseerde elektriciteitscentrales. Zonder steenkool als stabiele, primaire energiebron, waarmee flexibel kan worden gereageerd op pieken in de elektriciteitsvraag, kan ik mij voor de EU maar heel moeilijk een grotere energieveiligheid en -onafhankelijkheid voorstellen. Het al te algemene karakter en ook de afwezigheid van flankeerde wettelijke voorschriften is een zwak punt in het geheel. Het concrete en praktische uiterlijk van de strategie zal tevens verregaand worden beïnvloed door het actieplan voor een koolstofarme economie tegen 2050, dat begin volgend jaar zal worden uitgebracht.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit belangrijke document gestemd. Hiermee wordt een constructieve bijdrage geleverd aan het debat dat wij in Europa voeren over een geloofwaardige gemeenschappelijke energiestrategie.

Energiezekerheid is ongetwijfeld een van de sleutelaspecten van die strategie. De EU moet een gemeenschappelijk – zo niet één gezamenlijk – energiebeleid bevorderen. Europese regelgevers en instellingen moeten een grotere rol krijgen. In het bijzonder de Europese Commissie moet een grotere rol spelen bij inspanningen voor het ontwikkelen van alternatieve energieroutes, om te beginnen vanuit Azerbeidzjan en Centraal-Azië, en later ook vanuit Noord-Afrika en andere landen. Europa moet ook in terminals voor vloeibaar aardgas investeren, en haar nieuwste leden helpen om hetzelfde te doen.

Daarnaast zijn ook andere maatregelen nodig, zoals het vergroten van de energie-efficiëntie, het investeren in kernenergie en het creëren van prikkels voor hernieuwbare-energietechnologieën. Een essentieel stukje van de puzzel is het liberaliseren van de interne energiemarkt. Vandaar dat wij het initiatief van voorzitter Buzek en van de voormalige voorzitter van de Commissie, Jacques Delors, voor de oprichting van een Europese energiegemeenschap, voluit moeten steunen.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dit verslag van mevrouw Kolarska-Bobińska ook uitstekend. Het is belangrijk dat hierin de Europese energiestrategie voor de komende tien jaar wordt uitgezet. Het is ook zeer goed dat het in brede zin aandacht besteedt aan de betekenis van de zekerheid van de energievoorziening en ook aan energie-efficiëntie, met inbegrip van energiebesparing. Dat zijn belangrijke zaken.

Daarnaast is het ook heel belangrijk dat wij investeren in onderzoek en nieuwe toepassingen van verschillende milieutechnologieën. Innovaties op dit gebied zijn hard nodig als wij een Europa willen bouwen dat schoner is en op het gebied van energie minder afhankelijk van anderen. Wij moeten daarom vooral naar alternatieve vormen van energie kijken. Het is waar dat wij kernenergie nodig hebben als basisvorm van energie, maar wij hebben ook nieuwe investeringen in alternatieve energieën nodig. Ik hoop dat wij gaandeweg zullen afstappen van het gebruik van steenkool. Ik wil geen gitzwarte toekomst voor de energie in Europa.

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor deze ontwerpresolutie over de energiestrategie van de Europese Unie, die tal van belangrijke aspecten en kwesties aansnijdt en waarin sprake is van hernieuwbare energie, onderzoek, innovatie, terugdringing van vervuiling en natuurlijk van een grotere energiezekerheid. Ik steun met name de door het Europees Parlement gestelde voorwaarde dat het beheer van energienetwerken, zelfs degene die commercieel van opzet zijn, gestoeld hoort te zijn op transparante intergouvernementele overeenkomsten die geen afbreuk doen aan de belangen van de lidstaten. De bilaterale overeenkomsten en projecten van sommige lidstaten, zoals de Nord Stream-gasleiding, wekken wantrouwen, niet alleen wat hun milieuaspecten, maar ook wat het solidariteitsbeginsel in algemene zin betreft. Twee landen, waarvan er één een EU-lidstaat is, ondertekenen een overeenkomst, maar het grondbeginsel van solidariteit tussen de lidstaten, zoals vervat in de Verdragen van de EU, wordt in feite terzijde geschoven. Vandaar dat ik het ermee eens ben dat externe pijpleidingen en andere vormen van energietoevoer die het grondgebied van de Europese Unie binnenkomen, beheerd dienen te worden op de grondslag van transparante intergouvernementele overeenkomsten, die in alle opzichten stroken met het EU-recht. Dergelijke pijpleidingen horen onderworpen te zijn aan de regels van de interne markt, ook zulke die de toegang van derden betreffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dit verslag te kunnen steunen met mijn stem, en ik wil mijn collega en vriendin mevrouw Kolarska-Bobińska feliciteren met haar prestatie.

Ik was aanwezig bij het debat in het Parlement maar werd niet opgemerkt door de Voorzitter tijdens de "catch the eye"-procedure. Daarom wil ik twee opmerkingen maken: de EU moet zich richten op onderzoek, ontwikkeling en innovatie; en er zou een Europees netwerk opgezet moeten worden voor de opslag en transport van elektriciteit door de hele Unie. Wanneer we dit doen, dan zullen we grote vorderingen maken.

Als laatste wil ik nog zeggen dat ik blij was dat een grote meerderheid van de Parlementsleden voor dit verslag stemde.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0616/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij uiteraard dat het Parlement een resolutie heeft aangenomen met een onderhandelingsvoorstel dat onze klimaatcommissaris zal steunen, die in Cancún zal gaan onderhandelen. Ik ben echter ook van mening dat, gezien het feit dat we grote problemen hebben gehad om de EU met één stem te laten spreken tijdens COP15 in Kopenhagen afgelopen jaar, het ons aan het denken zou moeten zetten dat we binnen het Parlement zo verdeeld zijn zoals nu het geval is, zowel bij de stemming over de amendementen als de gehele resolutie. In dit verband denk ik dat we misschien de les kunnen trekken dat het nuttig kan zijn om enigszins terughoudend te zijn met de eis van een Tobinbelasting en andere belastingen, aangezien dit een van de kwesties is die het Parlement verdelen. Afgezien van al het andere zou het beter zijn geweest als we terughoudender waren geweest met onze eisen en we onze onderhandelaars op pad hadden gestuurd met een eenduidiger en breder mandaat dan nu het geval is.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (RC-B7-0675/2010)

 
  
MPphoto
 

  Antonio Masip Hidalgo (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, sommigen zeggen dat de veroordeling van Marokko te mild is, gezien de onderdrukking van de mensenrechten in de Sahara, waarin Marokko niet meer is dan een bezetter, zonder enige soevereiniteit of rechtstitel. Wat echter van belang is, is de boodschap dat heel Europa en het Europees Parlement dit gewelddadig optreden niet langer zullen verdedigen.

Gisteren heb ik hier in het Parlement gesproken over het Gerechtshof in Den Haag. Het is te hopen dat de internationale gemeenschap, die zo betreurenswaardig heeft gefaald bij zijn pogingen om de genocide in Rwanda, in Joegoslavië en in Darfur te voorkomen, er in dit geval wel in zal slagen die te voorkomen in de Westelijke Sahara, en we deze zaak niet voor nog een ander Hof hoeven te zien, ook in Den Haag, maar ditmaal een tribunaal voor oorlogsmisdaden.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is jammer dat het buitenlands beleid van verscheidene EU-landen nog steeds zeer kolonialistisch is. Dat is heel duidelijk naar voren gekomen in het geval van de Westelijke Sahara. Vooral Spanje en Frankrijk, die Marokko steunen, zijn verantwoordelijk voor de voortzetting van het conflict. De Westelijke Sahara is de laatste kolonie van Afrika en al in een VN-resolutie van 1966 werd voor het eerst voorgesteld om dit gebied van het kolonialisme te bevrijden.

De situatie in de Westelijke Sahara is de afgelopen tijd verslechterd. De Marokkaanse autoriteiten hebben buitensporig veel geweld gebruikt. Er zijn meldingen van talrijke doden, gewonden en verdwijningen. Het crisisgebied wordt ook geblokkeerd, zodat er niet eens internationale hulp kan komen. De huidige crisis en het hele conflict in de Westelijke Sahara moet zo snel mogelijk worden opgelost. Dat is een taak voor de minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, barones Ashton, en voor alle lidstaten van de Europese Unie.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (RC-B7-0650/2010)

 
  
MPphoto
 

  Dimitar Stoyanov (NI).(BG) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard heb ik voor de ontwerpresolutie over Oekraïne gestemd. Gisteren tijdens het debat heb ik mijn argumenten hiervoor uitgebreid toegelicht.

Ik wil echter van deze gelegenheid gebruik maken om iets belangrijks op te helderen, aangezien er gisteren tijdens het debat iets is gezegd dat niet klopt. De heer Brok zei toen, waarschijnlijk als gevolg van een terminologische verwarring, dat het hoofd van de veiligheidsdiensten betrokken is bij de benoeming van constitutionele rechters in Oekraïne en deze ook persoonlijk benoemt.

Ik ben dit vanavond nagegaan en heb vastgesteld dat dit niet zo is. De leden van het Constitutioneel Hof worden benoemd door de president, het Oekraïense parlement en de rechterlijke macht. In de praktijk is het hoofd van de veiligheidsdiensten niet betrokken bij de benoeming van rechters van het Constitutioneel Hof. Ik wilde dit even ophelderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, eindelijk heeft het Parlement een resolutie over Oekraïne aangenomen. Natuurlijk waren wij bezorgd over de recente ontwikkelingen in dat land. Maar als Oekraïne onze strategische partner is, dan is het onze plicht om de bezorgdheid over de tekortkomingen die wij waarnemen – bijvoorbeeld, de buitensporige bevoegdheden voor de veiligheidsdiensten, de intimidatie van de ngo's die in het land actief zijn en de maatregelen die zijn genomen om de media te controleren – ook formeel tot uitdrukking te brengen.

Wij zijn ook bezorgd over het politieke proces als geheel, zoals het feit dat de oppositiepartijen niet zonder beperkingen en discriminerende maatregelen aan de verkiezingen kunnen deelnemen. Aan de andere kant moeten wij de Oekraïense aspiraties voor integratie in Europa blijven steunen en meer positieve dan negatieve prikkels gebruiken om Oekraïne dichter bij Europa te brengen – in plaats van de afstand tot Europa te vergroten. Wij moeten alles doen wat in onze macht ligt om deze strategische doelstelling te bereiken.

 
  
  

– Verslag-Jadot (A7-0310/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie voert een erg uitgebreid milieubeleid, ook met betrekking tot landbouw en industrie. In de huidige productie- en concurrentieomstandigheden is het echter onmogelijk om in de landbouw geen chemische middelen te gebruiken of om productiemethoden zo te veranderen dat ze niet zoveel energie meer verbruiken. Het is helemaal misplaatst om de Unie te verwijten dat ze geen leider is in milieubeleid en om Verenigde Staten en China als voorbeeld te stellen. Deze landen zijn immers leiders op het gebied van CO2-uitstoot. Het is een ontegensprekelijk feit dat milieubescherming van prioritair belang is, en daarom moeten we ons uiterste best doen om de Europese economie, dat wil zeggen industrie, landbouw en transport, een duurzaam karakter te geven. Natuurlijke rijkdommen zijn uiterst waardevol, en als ze eenmaal op zijn, zijn ze moeilijk terug te winnen. Daarom moeten we ons uiterste best doen om de spreekwoordelijke gulden middenweg te vinden.

 
  
  

– Verslag-Désir (A7-0317/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een evenwicht zoeken tussen economische en maatschappelijke belangen is heel belangrijk, maar ook erg moeilijk. Economische samenwerking waarbij tegelijkertijd de grondslagen van de democratie en het welzijn van de burgers worden gerespecteerd, is het fundament van de Europese Unie. Daarom is het zo belangrijk dat er in internationale handelsovereenkomsten eenduidige standaarden op het gebied van mensenrechten, maatschappelijke kwesties en milieukwesties worden ingevoerd. Als dit soort normen in het Europees handelsbeleid worden opgenomen, zal dit leiden tot een positieve houding van de burger tegenover dit beleid en tot een verbetering van onze handelsrelaties. Internationale samenwerking op dit gebied is uiterst belangrijk, en het Europees Parlement dient dit zo goed mogelijk te ondersteunen.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0623/2010)

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, horizontale overeenkomsten hebben betrekking op een heel ruim regelgevingsbereik en fouten in wetgevende bepalingen, zij het nu opzettelijk of ongewild, kunnen leiden tot een beperking van de concurrentie. Deze kwestie is daarom van groot belang en tegelijkertijd heel gevoelig voor fouten. Aangepaste voorschriften die procedures standaardiseren en akkoorden tussen de belanghebbende partijen bevorderen, moeten dit evenwicht beschermen. De intellectuele-eigendomsrechten mogen niet worden verwaarloosd, en als ze niet worden gerespecteerd, moeten ernstige consequenties volgen. Ik ga ook akkoord met de eisen van de auteur in verband met een verbetering van de kwaliteit van nieuwe wetteksten. De taal die momenteel in vele documenten wordt gebruikt, is vaak onbegrijpelijk en ontoegankelijk voor de gemiddelde burger.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0683/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Charalambos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk – (EL) Wederom wordt er tussen de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal en de bourgeois regeringen een klucht opgevoerd om het volk te manipuleren. Het belangrijkste is niet of we wel of niet een verhoging van de begroting gaan krijgen, maar waar precies het geld heen gaat. En dat staat al vast. Er komen bezuinigingen voor wat betreft de landbouwsubsidies van het GLB voor kleine en arme landbouwbedrijven, terwijl het geld van de structuurfondsen naar "geschikte" projecten gaat; het gaat hier simpelweg om projecten die rechtstreeks of via publiekprivate samenwerkingsverbanden worden opgedragen aan grote bedrijfsconcerns. Op deze manier wordt het geld ook via de begroting van de EU doorgesluisd naar de monopolistische concerns. Aan de andere kant zal elke verhoging van de Europese begroting worden ingezet om het antivolkse beleid en handelen van de EU te financieren, zoals de financiering van het pas opgerichte mechanisme van de Europese dienst voor extern optreden om het politiek-militaire, imperialistische interventiebeleid van de EU te faciliteren.

De begroting van de EU is weer een nieuw instrument voor de aderlating van het inkomen van het gewone volk en voor de herverdeling ervan aan het monopolistische kapitaal. De bedekte imperialistische strijd binnen de EU staat los van het volk en heeft meer te maken met de strijd tussen de bourgeoisie en de delen van het kapitaal: hoe kan men zich een zo groot mogelijk deel toe-eigenen van de buit die ontroofd is aan de inkomsten van het gewone volk.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) U bent ongetwijfeld op de hoogte van de moeilijkheden die de Europese Unie opnieuw in beroering hebben gebracht in verband met de goedkeuring van de begroting 2011 te stemmen. De Europese Commissie en het Europees Parlement wensten een verhoging van ongeveer 5 procent om het nieuwe Europese beleid (regulering van de financiële markten, gemeenschappelijk buitenlands beleid, enzovoorts) uit te voeren dat noodzakelijk is geworden door de uitdagingen die op ons pad zijn gekomen. Gezien de huidige begrotingseisen heeft het Europees Parlement er uiteindelijk de voorkeur aan gegeven deze verhoging tot 2,91 procent te beperken, mits aan bepaalde politieke voorwaarden wordt voldaan (debat over de toekenning van eigen middelen aan de Europese Unie om een eind te maken aan het handjeklap tussen lidstaten, begrotingsflexibiliteit, financiering van belangrijke strategische prioriteiten). Omdat de Raad van de Europese Unie deze voorwaarden heeft afgewezen, heb ik mijn steun gegeven aan deze nieuwe resolutie van het Europees Parlement. Daarin wordt namelijk de reële, constructieve en ambitieuze visie van het Europees Parlement nog eens bekrachtigd. Mijn collega's en ik willen niet alleen deelnemen aan de inspanning die men zich binnen heel Europa getroost; we willen ook benadrukken hoe belangrijk de Europese bijdragen zijn voor de coördinatie en ondersteuning van het beleid dat binnen de Unie wordt gevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd. Het Verdrag van Lissabon heeft op diverse terreinen een groot aantal gewichtige veranderingen gebracht en het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden gegeven. De vruchteloze poging met de Europese Raad tot overeenstemming te komen over de begroting 2011 was de eerste keer dat het Europees Parlement serieus gebruik probeerde te maken van de bevoegdheden die het gekregen had. Het Europees Parlement is bereid om zo snel mogelijk tot overeenstemming te komen, zodat de EU in 2011 aan de slag kan met een goedgekeurde begroting en de financiering van belangrijke beleidsterreinen en projecten geen vertraging oploopt. Dat neemt niet weg dat de eisen van het Europees Parlement in de overeenkomst met de Raad vermeld dienen te worden en dat er overeenstemming moet komen over bepaalde flexibiliteitsmechanismen, die voor 2011 en de jaren daarna een behoorlijke financiering mogelijk maken van het beleid dat voortvloeit uit de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon en de Europa 2020-strategie aan de EU toekennen. De Commissie dient haar best te doen om met voorstellen te komen welke nieuwe eigen inkomsten de EU zou kunnen verwerven en er dient overeenstemming met de Raad bereikt te worden over de herziening van de financiële structuur. Verder moeten de drie instellingen het eens worden over een samenwerkingsvorm die ook het Parlement betrekt bij het onderhandelingsproces voor het eerstvolgende meerjarig financieel kader. Het Europees Parlement dient de eisen die het gesteld heeft, ook waar te maken. Niet alleen zal het opstellen van de Europese begroting voortaan mede van deze instelling afhangen, het schept ook een precedent voor het vergroten van de invloed van het enige rechtstreeks gekozen orgaan in het bestuur van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Het Europees Parlement moet niet toegeven aan druk van de Europese Commissie om de begroting van 2011 te aanvaarden. Dit zou erop neerkomen dat de wijzigingen in het Verdrag, die de grondslag zijn van de werking van de Unie, worden geschonden door het forum dat het meest democratisch is in de Europese Gemeenschap en dat als enige rechtstreeks wordt gekozen. De reacties van de leiders van de Europese Commissie wekken het idee dat de uitvoerende macht van de Unie meent dat het Parlement het niet eens is met de begroting die is opgesteld, juist om aan te tonen wie de werkelijke macht in handen heeft. Het Parlement, dat in zijn geheel tegen de door de Commissie voorgestelde begroting voor 2011 heeft gestemd, heeft echter wel wat anders aan zijn hoofd dan verstrikt te raken in een futiele machtsstrijd. In werkelijkheid wordt in de begroting geen rekening gehouden met de nieuwe bevoegdheden van de Unie en worden er geen fondsen beschikbaar gesteld voor de EU 2020-strategie, waarover unanieme overeenstemming bestaat.

We mogen niet inconsequent zijn wanneer we onze eigen beslissingen nemen. We mogen geen goedbedoelde strategieën uitstippelen en goedkeuren, zonder daarbij de financiële middelen te verlenen om ze uit te voeren. Het Parlement heeft het recht het traject uit te stippelen dat de Unie volgend jaar zal afleggen, een recht dat door het Verdrag van Lissabon is verleend. De actie die alle Europese parlementaire fracties gezamenlijk hebben ondernomen, toont eens te meer aan dat de begroting op een veel flexibeler grondslag moet worden herzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat zij, in technische termen, de drie eisen benoemt waaraan voldaan moet worden om goedkeuring van de begroting 2011 door het Parlement te verkrijgen. Deze drie eisen zijn: behoud van de mogelijkheden om gebruik te maken van het flexibiliteitsinstrument, een begrotingshulpmiddel dat nodig is om de minimale financiering van de communautaire bevoegdheden en prioriteiten te verzekeren, de toezegging van de Europese Commissie om tot aan juli 2011 concrete voorstellen te doen over nieuwe eigen middelen, en de nauwe betrokkenheid van het Parlement bij toekomstige debatten over het financieringssysteem van de Europese Unie, en dan in het bijzonder over de eigen middelen en de uitwerking van het volgende financiële kader. Deze resolutie bekrachtigt de veranderingen die door het Verdrag van Lissabon binnen de Raad in gang zijn gezet, opdat de Raad eindelijk de nieuwe legitimiteit van het Parlement op begrotingsgebied erkent. We moeten verder kijken dan deze strijd tussen de instellingen en ons ervan bewust worden dat in dit begrotingsdebat de Europese integratie en de toekomst van het communautaire project in het geding zijn: het Parlement belichaamt de opleving van de communautaire gedachte en het respect voor de burgers van de Unie. Tot slot moeten de lidstaten die dit Verdrag afzonderlijk hebben geratificeerd, de volle betekenis ervan op zich laten inwerken en de daarin verwoorde ambities waarmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Voordat de Commissie een nieuw begrotingsvoorstel indient, heeft het Europees Parlement ervoor gekozen de rol te bekrachtigen die het wenst te spelen in de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader. Het Parlement wil op de volgende drie punten gehoord worden: ten eerste het behoud van een flexibiliteitsmechanisme, vooral om miljoenen euro vrij te maken aan noodhulp voor ontwikkelingslanden; ten tweede de eis dat de Commissie concrete voorstellen doet voor nieuwe eigen middelen; en ten derde de toezegging van de Raad om deze voorstellen samen met het Parlement te bestuderen tijdens de onderhandelingen over de volgende meerjarenbegroting. Dat deze resolutie met een zeer grote meerderheid is aangenomen, laat zien dat het Parlement vastbesloten is om de begroting pas goed te keuren als aan deze drie voorwaarden is voldaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Olle Ludvigsson en Marita Ulvskog (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij betreuren dat de onderhandelingen tot dusver geen resultaat hebben kunnen opleveren. Hoewel het Europees Parlement grote toegevingen heeft gedaan in de onderhandelingen door de ontwerpbegroting voor het begrotingsjaar 2011 van de Raad te aanvaarden, een oplossing aan te bieden voor grote en moeilijke financieringsprojecten zoals het onderzoeksprogramma voor fusie-energie, ITER, door te beloven om snel gewijzigde begroting nr. 10 aan te nemen, wat inhoudt dat de lidstaten ruim 600 miljoen euro terugkrijgen, blokkeerde een minderheid van de lidstaten, waaronder Zweden, verdere onderhandelingen.

In haar resolutie beklemtoont het Parlement dat de onderhandelingen moeten worden voortgezet, maar stelt het ook eisen voor de toekomst.

Opdat de EU verdere begrotingscrises zou kunnen vermijden en belangrijke prioriteiten, zoals het klimaatbeleid en EU 2020, zou kunnen financieren, moet de EU-begroting in de komende jaren flexibeler zijn. Wij zijn echter niet van mening dat het totaalbedrag van de EU-begroting moet worden opgetrokken. Om het risico op een veto van het Parlement te vermijden, als het alleen een standpunt mag innemen ten aanzien van een pakket dat al volledig door de lidstaten is onderhandeld, zijn wij ook van mening dat het Europees Parlement zou moeten mogen deelnemen aan voorbereidende onderhandelingen over de volgende langetermijnbegroting van de EU na 2013, alsook aan de discussies over de toekomstige financiering ervan, zonder daarom een standpunt in te nemen ten aanzien van de kwestie van eigen middelen. Tot slot willen wij echter onderstrepen dat die eisen niet buiten de bevoegdheden vallen die het Parlement in het Verdrag van Lissabon heeft gekregen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) We bevinden ons wat betreft de begroting voor 2011 in een institutionele impasse, omdat enkele lidstaten het voorstel van de Commissie in de Raad geblokkeerd hebben. Ik hoop dat deze impasse zo snel mogelijk wordt doorbroken, omdat in de begroting de afspraken en de verantwoordelijkheden van de Europese Unie in het kader van het Verdrag van Lissabon gerespecteerd moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Parlement wil dat het Verdrag van Lissabon gerespecteerd wordt en dat er institutionele rust komt in de EU. Het Parlement moet ingevolge het Verdrag betrokken worden – in de vorm van stemrecht of adviesrecht – bij het nieuwe interinstitutioneel akkoord, het volgende meerjarig financieel kader, en bij de vaststelling van de nieuwe eigen middelen. Wat het interinstitutioneel akkoord betreft, moge het duidelijk zijn dat flexibiliteit ten aanzien van het huidige meerjarig financieel kader een voorwaarde is voor het nakomen van de verplichtingen die de Europese instellingen, en in het bijzonder de Raad, zijn aangegaan.

De Europa 2020-strategie, het ITER-programma (internationale experimentele thermonucleaire reactor), de EDEO (Europese dienst voor extern optreden) en het financieel toezicht zijn enkele voorbeelden van terreinen waar financiering voor nodig is. De Raad moet het Verdrag van Lissabon incorporeren, zowel wat betreft de nieuwe terreinen waarop de EU bevoegd is, hetgeen zijn weerslag heeft op de begroting, als op de versterking van de bevoegdheden van het Europees Parlement, in het bijzonder ten aanzien van de begroting. Overigens wordt hierdoor de democratische legitimiteit van de EU-instellingen versterkt. Het bestuur wordt democratischer, door de communautaire methode te hanteren in plaats van de intergouvernementele route. Het Parlement vraagt slechts het minimaal noodzakelijke, om rekening te houden met de beperkte financiële mogelijkheden van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We zijn het niet eens met het begrotingsvoorstel voor 2011. Maar we zijn het ook niet eens met de meeste argumenten die de meerderheid van het Europees Parlement aanvoert om de goedkeuring van de begroting voor 2011 tegen te houden.

Het debat dat op gang gekomen is over de financiële vooruitzichten na 2013, is om verschillende redenen al tot mislukken gedoemd: het onvermogen van de Europese instellingen – het Europees Parlement en de Raad – om tot een akkoord te komen in de onderhandelingen over de begroting voor 2011, de pogingen van verschillende lidstaten om een vermindering af te dwingen van de bijdragen voor de toekomstige begrotingen, het aandringen van andere landen op nieuwe eigen middelen voor de EU, door het voorstel voor de invoering van een Europese belasting naast de landelijke belasting, die door de burger en niet door de financiële sector moet worden betaald, het aandringen op de integrale uitvoering van het Verdrag van Lissabon en het verzet van de rijkste landen tegen een aanzienlijke verhoging van hun bijdrage aan de EU-begroting.

Hoe dan ook: ondanks het feit we het ermee eens zijn dat voor nieuwe verantwoordelijkheden nieuwe financiële middelen nodig zijn, kunnen we geen resolutie steunen waarin niet gepleit wordt voor een herverdeling van de communautaire middelen om de economische en sociale cohesie te versterken, het hoofd te kunnen bieden aan de crisis en op te komen voor banen met rechten, en het militarisme en de repressie niet te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor de resolutie over de lopende onderhandelingen over de begroting 2011 gestemd, omdat het absoluut essentieel is dat het Parlement met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon haar nieuwe legitieme rol in de vaststelling van de Uniebegroting op zich neemt. Nu het bemiddelingscomité, ondanks de pogingen van het Parlement, geen overeenstemming heeft weten te bereiken, hebben wij in deze tekst diverse eisen bekrachtigd waarbij een soepele opstelling van de Raad beslist geboden is. Ten eerste de noodzaak dat het meerjarig financieel kader 2007-2013 vanaf nu flexibeler wordt gehanteerd zodat rekening wordt gehouden met de nieuwe bevoegdheden binnen de Unie, en ten tweede een sterke betrokkenheid van het Parlement bij de onderhandelingen over het volgende financieel kader na 2013. Als laatste willen we dat de Raad het Parlement volledig betrekt bij het vraagstuk van de eigen middelen voor de Unie nadat de Commissie heeft toegezegd op dit punt precieze voorstellen te zullen doen. Met deze resolutie kan een duidelijk signaal worden afgegeven aan de Europese Raad die op 16 en 17 december wordt gehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh (S&D), schriftelijk. − (SV) Ik betreur dat de onderhandelingen tot dusver geen resultaat hebben kunnen opleveren. Een minderheid van de lidstaten, waaronder Zweden, blokkeerde verdere onderhandelingen hoewel het Europees Parlement grote toegevingen heeft gedaan in de onderhandelingen door de ontwerpbegroting voor het begrotingsjaar 2011 van de Raad te aanvaarden, door een oplossing aan te bieden voor grote en moeilijke financieringsprojecten zoals het onderzoeksprogramma voor fusie-energie, ITER, en door te beloven om snel gewijzigde begroting nr. 10 aan te nemen, waardoor de lidstaten ruim 600 miljoen euro terugkrijgen.

In haar resolutie beklemtoont het Parlement dat de onderhandelingen moeten worden voortgezet, maar stelt het ook eisen voor de toekomst.

Opdat de EU verdere begrotingscrises zou kunnen vermijden en belangrijke prioriteiten, zoals het klimaatbeleid en EU 2020, zou kunnen financieren, moet de EU-begroting in de komende jaren flexibeler zijn. Ik ben echter niet van mening dat het totaalbedrag van de EU-begroting moet worden opgetrokken. Om het risico op een veto van het Parlement te vermijden, als het alleen een standpunt mag innemen ten aanzien van een pakket waarover de onderhandelingen tussen de lidstaten al zijn voltooid, ben ik ook van mening dat het Europees Parlement zou moeten mogen deelnemen aan voorbereidende onderhandelingen over de volgende langetermijnbegroting van de EU na 2013, alsook aan de discussies over de toekomstige financiering ervan, zonder daarom een standpunt in te nemen ten aanzien van de kwestie van eigen middelen. Tot slot zou ik willen onderstrepen dat die eisen niet buiten de bevoegdheden vallen die het Parlement in het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, en ook al was ik tegen de invoering van dat Verdrag, nu ben ik van mening dat we geen andere keuze hebben dan de gevolgen van de ratificatie ervan te aanvaarden en te werken op basis van de bepalingen ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) De begroting van de Europese Unie is het kader waarbinnen de lidstaten kunnen handelen. Juist in economisch onzekere tijden is het van belang dat we op budgettaire toezeggingen kunnen bouwen. De mensen moeten erop kunnen vertrouwen ook werkelijk over de middelen te kunnen beschikken. Ik denk daarbij vooral aan de boeren. Niet bestede middelen op landbouwgebied betekenen niet dat er geen behoefte aan dat geld zou zijn, maar alleen dat er zeer spaarzaam mee omgegaan is. Boeren mogen daarvoor niet bestraft worden met een overheveling van de middelen naar andere beleidsterreinen. De landbouw hoort in het belang van alle EU-burgers financiële zekerheid te hebben. Er dient zo snel mogelijk een compromis gevonden te worden over de begroting voor 2011. Pas als die is vastgesteld, is financiering van de landbouw gewaarborgd en het gevaar van nationale knelpunten afgewend.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de resolutie over de begroting 2011 gestemd, maar mij onthouden bij de stemming over het amendement op paragraaf 1, letter b, over de nieuwe eigen middelen. Ik geloof zeker dat de EU naar nieuwe financieringsbronnen moeten zoeken, maar dat moet niet gebeuren door van de Raad vervroegde vastleggingen te vragen. Wij zouden een open discussie moeten voeren over alle opties.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. (IT) Als het Parlement en de Raad er niet voor het eind van dit jaar in slagen overeenstemming te bereiken over de begroting voor 2011, kan dat ingrijpende gevolgen hebben voor de financiering van EU-programma's, leiden tot ernstige vertraging bij de vorming van toezichthoudende organen en noodhulpinstrumenten zoals het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, en het Solidariteitsfonds onuitvoerbaar maken.

Maar het Parlement moet bij toekomstige onderhandelingen resoluut handelen. In feite heeft het de Raad alleen maar gevraagd om de bevoegdheden op grond van het Verdrag van Lissabon te respecteren. Het Parlement heeft niets anders gedaan dan de EU-begroting beschermen tegen ondoordachte bezuinigingen, die ten koste van de werkgelegenheid zouden zijn gegaan en ervoor gezorgd zouden hebben dat de bevolking van Europa de prijs had moeten betalen voor de onverzettelijkheid van een paar lidstaten. Ik hoop tijdens de komende onderhandelingen een groot verantwoordelijkheidsbesef te zien, zodat er niet ook nog eens een institutionele crisis boven op de huidige economische crisis komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Met het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement nieuwe verantwoordelijkheden gekregen, wat een verhoging van de kosten met zich meebrengt. Dit vergt een begroting voor 2011 die enigszins hoger is dan die van 2010, zodat het Europees Parlement zich goed van zijn taken kan kwijten. De impasse waarin de onderhandelingen met de Raad zijn geraakt is voor niemand goed, en ondanks de crisis waar Europa mee te maken heeft, moet er een overeenkomst bereikt worden, zodat de EU de doelstellingen kan halen die in de Europa 2020-strategie zijn vastgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Juist nu er een financiële crisis heerst en van de burgers verlangd wordt dat ze de broekriem aanhalen en ingrijpende bezuinigingen op de sociale zekerheid en de gezinspolitiek accepteren, moeten ook in de EU-begroting drastische bezuinigingen mogelijk zijn. In plaats daarvan ligt een verhoging van ruim drie procent in de bedoeling. Een aantal projecten is simpelweg uitgesteld, zodat we binnen afzienbare tijd alsnog voor hernieuwde forse uitgaven gesteld zijn. Er zijn overigens genoeg mogelijkheden om te bezuinigen, bijvoorbeeld op de twee vergaderlocaties van het Parlement, of door eindelijk werk te maken van de Europese fraudebestrijding en onterecht uitgekeerde bedragen in hun geheel terug te vorderen. Verder kunnen we ons bij bepaalde prestigeprojecten afvragen of zij, hoe toekomstgericht ze ook mogen zijn, wel volgens het oorspronkelijk plan uitgevoerd moeten worden. Met deze EU-begroting kan ik in elk geval niet instemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk.(DE) Achter het stuklopen van de begrotingsonderhandelingen gaat een conflict schuil tussen een stabiliteits- en een aanpassingsdoelstelling: vertegenwoordigers van het Parlement dringen aan op een grote mate van flexibiliteit in de begroting, zonder evenwel op de belangen van de nettobetalers in te gaan. Het zijn de nettobetalers die de EU financieren, die de economische motor na de crisis weer op toeren brengen, die de landen met grote begrotingstekorten evenals de euro zelf redden. Dan is het ook niet meer dan billijk dat zij het bij vaste toewijzingen willen houden, zodat het netto begrotingssaldo niet achteraf naar believen gewijzigd en geld verkwist kan worden. Wie investeert en betaalt, moet ook op de grootst mogelijke stabiliteit kunnen vertrouwen. De kritische opstelling tegenover EU-belastingen heeft evenmin met een vermeend 'gebrek aan solidariteit' te maken, maar simpelweg met het gegeven dat een groot deel van de lidstaten er een uitgesproken tegenstander van is en op grond van het subsidiariteitsbeginsel vasthoudt aan goedkeuring door de nationale parlementen. De in dit verband veel geroemde 'emancipatie van het Europees Parlement ' zie ik eerder als een zeer bedenkelijke verzwakking van de band met de EU-burgers. Om die reden heb ik tegen de voorliggende ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Net als de overgrote meerderheid van de Parlementsleden heb ik voor de ontwerpbegroting gestemd, omdat ik van mening ben dat er rekening met het Parlement moet worden gehouden. Dat vind ik niet alleen vanuit een symbolisch oogpunt, omdat het Parlement 500 miljoen Europeanen vertegenwoordigt, maar bovenal vanuit een "constitutioneel" oogpunt, in die zin dat het Parlement op grond van het Verdrag toestemming moet geven voor de aanneming van het toekomstige meerjarig financieel kader (MFK).

De verhoging waar het Parlement om verzoekt, is geen gril maar is ontworpen om de burgers van de Europese Unie van dienst te zijn. De grote voordelen van de fondsen en initiatieven die in de hele EU ten uitvoer zijn gelegd, getuigen daarvan. Maar ik ben het beslist eens met degenen die van mening zijn dat we misschien moeten overwegen de voordelen anders te verdelen om te voorkomen dat sommige landen slechts nettobetalers zijn en veel minder voordelen hebben. Ik hoop dat al deze eisen tijdens het raadplegings- en bemiddelingsproces in overweging worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Overwegende dat het standpunt van de Raad inzake de ontwerpbegroting de betalingskredieten heeft beperkt tot een bedrag dat een verhoging van 2,91 procent ten opzichte van de begroting van 2010 inhoudt en overwegende dat het Bemiddelingscomité Parlement-Raad op 15 november 2010 geen overeenstemming heeft kunnen bereiken over een gezamenlijke tekst voor de begroting van 2011, heb ik voor de resolutie gestemd, omdat ik de voorwaarden onderschrijf die het Parlement aan de Raad en de Commissie stelt om overeenstemming te kunnen bereiken over de begroting voor 2011.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb mij onthouden van stemming over de begroting voor 2011 en de toekomstige financiering van het Europees beleid, hoewel ik alle amendementen heb gesteund die zijn ingediend om de positie van het Parlement in de discussie over en de controle op de besluitvorming over de begroting te versterken. Deze compromistekst betekent een terugkeer naar eerdere standpunten van het Parlement, en wel juist die standpunten die ten grondslag lagen aan het mislukken van de eerste bemiddelingspoging met de Raad.

Het standpunt van de leden van het Parlement, zoals het nu geformuleerd is, biedt geen garantie voor het belangrijkste aspect van deze onderhandelingen, namelijk dat de rijkste landen van de EU voor 2012 en 2013 niet hetzelfde restrictieve kader opleggen als het huidige. Het standpunt van het Parlement biedt ook geen garantie dat er een democratische conferentie komt in het kader van een debat tussen de nationale parlementen over de nieuwe middelen voor de financiering van de volgende financiële vooruitzichten. Met mijn stemonthouding wil ik de opstelling van het Parlement ondersteunen en mijn kritiek uiten op het standpunt van regeringen die meer Europese bevoegdheden willen met minder geld, maar geef ik geen steun aan slechte akkoorden of aan een middelmatige begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Deze resolutie is een duidelijk signaal dat het Parlement bereid is tot een overeenkomst te komen om de huidige impasse inzake de begroting voor 2011 te doorbreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wat de eigenlijke begroting 2011 betreft, heeft de Raad aangegeven dat de betalingskredieten ten opzichte van de begroting 2010 met niet meer dan 2,91 procent mogen stijgen. Met name de lidstaten die in augustus tegen het meerderheidsstandpunt van de Raad inzake de ontwerpbegroting stemden, trokken hier de grens. In de trialogen over de begroting 2011 had het Parlement zich bereid getoond het standpunt van de Raad over de betalingskredieten te aanvaarden nadat het toezeggingen had gekregen betreffende extra vastleggingen via het flexibiliteitsinstrument boven het plafond, zowel voor rubriek 1A (Concurrentievermogen) als rubriek 4 (Extern optreden), teneinde de versterkte beleidsprioriteiten in rubriek 1A (met name levenslang leren) en de extra behoeften in rubriek 4 (met name Palestina) te kunnen financieren. Ook ten aanzien van ITER (waarvoor in de Raad eenparigheid van stemmen is vereist), leek een compromis te worden bereikt, waarbij voor de jaren 2012 en 2013 een additionele 1,4 miljard werd toegezegd, die deels uit de ongebruikte begrotingsruimte van het afgelopen jaar kon worden gehaald, en – maar dit onderdeel was nog voorwerp van discussie, omdat het was verbonden aan een toezegging voor betere flexibiliteitsmechanismen onder de Verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader – deels afkomstig was van een herschikking van middelen van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij eerder bij de stemming over de oorspronkelijke tekst van paragraaf 1, letter b, onthouden, omdat het idee om te verzoeken om nieuwe voorstellen voor het genereren van eigen middelen via belastinginitiatieven en andere mogelijke programma's zoals het emissiehandelssysteem, de mogelijkheid van een soort van EU-belasting herbergt. Deze stem is consistent met mijn houding tegenover en eerdere benadering van voorstellen voor een soort van EU-belastingsysteem.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Deze resolutie stuurt een duidelijk signaal aan de andere instellingen dat het Europees Parlement bereid is om te starten met serieuze onderhandelingen om de huidige begrotingsimpasse te doorbreken en zo spoedig mogelijk een besluit te nemen over de begroting voor 2011. Als een akkoord wordt bereikt, zal de uitkering van de bedrijfstoelagen niet worden uitgesteld en worden de financiële middelen voor de structuurfondsen niet verlaagd. Ik ben van mening dat de leden van het Europees Parlement, als enige rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers in de EU, betrokken moeten worden bij de totstandkoming van de volgende financiële vooruitzichten, zodat voor de Britse burgers het best mogelijke akkoord wordt bereikt. Er moeten maatregelen worden genomen om de EU-begroting flexibeler te maken. Met een flexibele begroting kan de EU sneller op crises reageren en kunnen onvoorziene behoeften worden gefinancierd. In de resolutie wordt ook opgeroepen tot een hoognodige discussie over nieuwe manieren om de EU te financieren, die mogelijk zouden leiden tot een lastenverlichting voor de Britse belastingbetaler.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) Ik heb voor de resolutie over de onderhandelingen over de begroting 2011 gestemd omdat uit de begrotingsonderhandelingen tot nu toe – helaas – gebleken is dat twaalf maanden de Raad kennelijk niet voldoende tijd boden om het Verdrag van Lissabon te lezen en te doorgronden. Wij vragen hier uitsluitend om rechten en procedures die op die verdragstekst berusten – niet meer en niet minder. Het was de Raad die vaart achter het nieuwe Verdrag gezet heeft, dus moet de Raad er ook trouw aan blijven, en heeft men de plicht om evidente meningsverschillen in de eigen gelederen niet over de rug van de Europese burger uit te vechten.

Ik ben wat dat betreft blij met de in grote delen van het Parlement levende wil om desondanks zo snel mogelijk tot overeenstemming over de begroting voor 2011 te komen. Flexibiliteit is nodig. Wat we bovenal zo snel mogelijk nodig hebben, zijn de nieuwe instanties voor financieel toezicht, zoals de dramatische situatie in Ierland elke dag weer duidelijk maakt.

 
  
  

– Verslag-Saïfi (A7-0312/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) De opname in handelsovereenkomsten van clausules over de mensenrechten of sociale en milieunormen is een beginsel waar de EU zich hard voor moet maken. Ik sta daarom achter de doelstelling dat de EU druk moet uitoefenen binnen internationale organisaties zoals de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en ik sta achter het pleidooi voor de oprichting van een nieuwe organisatie voor milieuzaken, om een eerlijke handel te bevorderen. Als Europa strikte normen hanteert op sociaal en milieugebied, moet er van partners gevraagd worden dezelfde normen toe te passen. Dat moet mogelijk zijn, gezien de voortgang die binnen de vrijhandelsakkoorden bereikt is. Er is echter een duidelijk normatief kader nodig binnen internationale organisaties. Dit kan tot stand gebracht worden door de dialoog binnen deze organisaties te versterken, vooral wat betreft de verplichte toepassing van deze normen in de handelsakkoorden en de invoering van mechanismen voor wederzijds toezicht en van stimulansen, alsmede de uitbreiding van de instanties voor arbitrage. SAP-instrumenten, waarmee de Unie eenzijdig handelspreferenties toe kan kennen, kunnen een mogelijkheid bieden om meer gericht landen te selecteren die hiervoor in aanmerking komen, waarbij rekening kan worden gehouden met hun ontwikkelingsniveau en het toezicht op het nakomen van hun toezeggingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Dankzij de externe bevoegdheden die zij op grond van de Europese verdragen heeft, sluit de Europese Unie elk jaar nieuwe handelsovereenkomsten. Nu de bevoegdheden van de Europese Unie op het gebied van mensenrechten (opneming van het Handvest van de grondrechten in het primaire recht) en duurzame ontwikkeling (een van de vijf belangrijke doelstellingen van Europa 2020) verder worden uitgebreid, leek het mij essentieel het verslag van mijn collega Tokia Saïfi te steunen. Dit verslag heeft tot doel ervoor te zorgen dat in de handelsovereenkomsten van de Unie aan deze belangrijke uitdagingen aandacht wordt besteed. Vanzelfsprekend wordt daarin voorgesteld de samenwerking binnen de bestaande internationale organisaties te versterken en de opneming van clausules over deze onderwerpen te systematiseren. Het verslag biedt echter ook vernieuwing met de oproep een mondiale milieuorganisatie in het leven te roepen waarbij in geval van milieudumping zaken aanhangig kunnen worden gemaakt. Verder wordt het opzetten van een mechanisme voor de doorberekening van CO2-kosten als mogelijkheid genoemd. Dat zou een aanvulling betekenen op het communautaire systeem voor de handel in emissierechten. Met dit tweeledige instrument kan de overdracht van emissies naar derde landen worden bestreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik sta achter dit verslag. Concurrentievervalsing en het gevaar van milieu- en sociale dumping nemen hand over hand toe op het terrein van de internationale handel. Dit schaadt ondernemingen en werknemers in de Europese Unie die, anders dan hun handelspartners in landen buiten de Unie, gehouden zijn aan strenge normen op sociaal, milieu- en fiscaal gebied. Daarom zouden zowel bilaterale als multilaterale verdragen van de EU moeten voorzien in een verplichting voor álle – en niet alleen de in de EU gevestigde – bedrijven om aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen. De handelsverdragen van de EU dienen ruimte laten voor transparantie en strikte richtlijnen voor het verstrekken van overheidsopdrachten, mede gericht op het bestrijden van illegale kapitaalvlucht. Hiervoor zou de EU actief moeten samenwerken met internationale partners in de handelswereld – de Wereldhandelsorganisatie, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb toch voor dit verslag gestemd, omdat het van het grootste belang is handelsrecht en humanitaire grondrechten met elkaar in overeenstemming te brengen en de dialoog tussen de voornaamste internationale organisaties te intensiveren, vooral die tussen de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereldhandelsorganisatie. Het opnemen van mensenrechten, evenals van sociale en milieunormen, kan handelsverdragen een toegevoegde waarde geven en zo het politieke draagvlak vergroten en voor sociale stabiliteit zorgen, wat dan weer een gunstiger handelsklimaat schept. Er dient aandacht te zijn voor het feit dat het bedrijfsleven in de EU gehouden is aan strikte sociale en milieuvoorschriften.

Ik ben met de meerderheid in het Europees Parlement van mening dat, als de Europese Unie zich aan bindende normen onderwerpt, zij ook in de gelegenheid moet zijn om hetzelfde van haar handelspartners te verlangen, vooral van de opkomende industrielanden, en te staan op kwaliteit en duurzaamheid, vooral wat betreft de voedingsmiddelen die op haar grondgebied ingevoerd worden, om zo een eerlijke en gelijkwaardige handel in stand te houden. Belangrijk is verder dat we, om de mensenrechten en sociale overwegingen meer gewicht in de wereldhandel te geven, moeten eisen dat er in alle toekomstige handelsverdragen een verbod op de uitbuiting van kinderen wordt opgenomen, vooral bij de winning en verwerking van natuursteen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben van mening dat sociale en milieunormen niet strijdig hoeven te zijn met de handelsbelangen van de Europese Unie en haar partners. Ik ben voor de samenwerking tussen internationale organisaties in het kader van een mondiaal klimaatakkoord, in het bijzonder wat betreft mechanismen voor de doorberekening van CO2-kosten, ter aanvulling op de handel in CO2-emissierechten van de EU, waarbij er echter voor gezorgd moet worden dat de huidige lacunes worden gedicht. Ik sta er ook achter dat de EU ernaar moet streven om in haar bilaterale handelsovereenkomsten niet alleen bepalingen over mensenrechten op te nemen, maar ook bepalingen over duurzame ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik onderken dat de discussie over de opname van clausules over de mensenrechten of sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten een complexe aangelegenheid is en ik realiseer met dat er momenteel sprake is van een steeds schevere verhouding tussen de internationale handelsvoorschriften en de andere normen van internationaal recht. Ik vind dat de Europese Unie een doorslaggevende rol speelt in dit streven naar een nieuwe mondiaal bestuur en dat ze daarom de samenhang tussen het beleid van de internationale instellingen moet bevorderen. Ik ben van mening dat de Europese Unie een evenwicht moet zoeken tussen een beperkende en een liberale benadering van handel, en een compromis tussen het verdedigen van haar handelsbelangen en het doen naleven van de waarden waar zij voor staat. Daarom is het van belang dat de dialoog en de samenwerking met de internationale instellingen wordt bevorderd, in het bijzonder met de Wereldhandelsorganisatie en de Internationale Arbeidsorganisatie. Ik wil er verder op wijzen dat er in kader van het Verdrag van Lissabon enkele wijzigingen zijn doorgevoerd in het handelsbeleid die in de lijn liggen van enkele voorstellen die in dit verslag gedaan worden. Ik stem daarom voor het geheel van de maatregelen die in dit verslag vervat zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin wordt opgeroepen om handel niet als een doel op zich te beschouwen. In onze toekomstige handelsstrategie moet handel ook worden gezien als een aanvullend instrument voor het bevorderen van Europese waarden en belangen. Bepalingen inzake duurzame ontwikkeling zijn in het belang van alle partijen. Bovendien draagt het opnemen van sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten bij aan het reguleren van de globalisering. Het ignoreren van zulke normen werkt averechts en getuigt van een kortzichtige aanpak die niet alleen in strijd is met de leidende beginselen van ons externe optreden, maar ook het Europese sociale model zal ondergraven. De bilaterale handelsbetrekkingen van de EU met derde landen zijn des te belangrijker voor het bevorderen van mensenrechten en sociale en milieunormen wanneer op deze terreinen nauwelijks wat van de WTO valt te verwachten. Toch moeten wij erop blijven aandringen dat de IAO binnen de WTO de status van waarnemer wordt toegekend en zij spreekrecht krijgt op de ministersconferenties, en dat binnen de WTO een comité voor handel en fatsoenlijk werk wordt opgericht. Ofschoon het opnemen van verbindende mensenrechtenbepalingen in de internationale handelsovereenkomsten van de EU een goede zaak is, zijn zulke bepalingen zinloos als zij gebrekkig ten uitvoer worden gelegd en het ontbreekt aan een goede monitoring. Dit is iets waar bij alle toekomstige overeenkomsten serieus aandacht aan moet worden besteed.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Internationale handelsovereenkomsten zouden voor de EU een gelegenheid moeten zijn om haar partners ertoe te bewegen sociale normen en milieunormen in te voeren. In dit verslag, dat met grote meerderheid is aangenomen, staan voorstellen die ertoe moeten leiden dat voor geïmporteerde producten dezelfde sociale normen en milieunormen gelden als voor Europese producten en dat er in gevallen van sociale of milieudumping een beroepsprocedure mogelijk is, zowel bij de IAO als bij een nieuwe mondiale milieuorganisatie, die zo snel mogelijk moet worden opgericht. In de vrijhandelsovereenkomsten waarover momenteel onderhandeld wordt, moeten clausules worden opgenomen over mensenrechten, maar ook over de economische, sociale en milieunormen; indien dit niet gebeurt, zal de EU niet opgewassen zijn tegen de oneerlijke concurrentie van goedkope, maar kwalitatief mindere, geïmporteerde producten. Het gaat hier om de toekomst van de Europese landbouw en die van de Europese industriële sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten gestemd, omdat het handelsbeleid in overeenstemming moet zijn met de doelstellingen van de EU en een bijdrage moet leveren aan het behoud van haar sociale model en haar milieubeleid. Het is daarom van groot belang dat de EU garandeert dat bepaalde sociale en milieunormen worden opgenomen in internationale handelsovereenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De vraag of we handel moeten drijven met landen die niet op dezelfde manier omgaan met mensenrechten, is al een oude vraag binnen de internationale betrekkingen en dreigt zich eeuwig voort te slepen. Ik ben zo realistisch mogelijk en ben van mening dat de Unie er alles aan moet doen om te proberen te waarborgen dat de normen die gewenst geacht worden, breder geaccepteerd worden en om te proberen de landen waarmee zij handel drijft te betrekken bij de mondiale inspanningen om deze rechten te doen respecteren. Ik vind dat de Unie op economisch en diplomatiek vlak niet mag nalaten te benadrukken hoe belangrijk en essentieel deze kwestie is, op het moment dat zij blijvende handelskanalen tot stand brengt. Maar zoals we weten verkeren we niet altijd in de positie om dergelijke normen op te leggen of dergelijke eisen te stellen. Vaak worden deze normen formeel wel geaccepteerd, maar de waarheid gebiedt te zeggen dat de Unie zich ervan bewust is dat zij partners heeft die zich regelmatig niet aan deze normen houden. We hoeven wat dat betreft maar te kijken naar de grootste energieleveranciers van Europa. Dit gezegd hebbende, herhaal ik nogmaals hoe belangrijk het is dat we ons blijven inzetten voor de mensenrechten, en deze als voorwaarde stellen bij het tot stand brengen van sterke handelsbetrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De opname van clausules over de mensenrechten of sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten is een complexe aangelegenheid die de internationale gemeenschap verdeelt. Enerzijds wijzen de noordelijke landen de door landen met een opkomende economie bedreven sociale en milieudumping af, die de concurrentie in het handelsverkeer verstoort; anderzijds verdenken de zuidelijke landen de noordelijke landen ervan hun economische ontwikkeling te willen dwarsbomen en via invoering van bepaalde normen een verkapte vorm van protectionisme toe te passen. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat het handelsbeleid een instrument moet zijn in dienst van de algemene doelstellingen van de Europese Unie en dat de handel niet als een doel op zich moet worden beschouwd, maar als een instrument waarmee de Europese handelsbelangen kunnen worden bevorderd, en ook als een instrument voor een rechtvaardige handel waarmee de sociale en milieunormen daadwerkelijk breed kunnen worden ingevoerd en nageleefd met alle handelspartners van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag over mensenrechten en sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten gestemd, omdat het handelsbeleid van de EU overeen moet stemmen met haar politieke doelen. De tekst, waarin door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement belangrijke verbeteringen zijn aangebracht, maakt duidelijk dat handel niet een doel op zich mag zijn, maar dat in alle overeenkomsten voortaan een aantal clausules over sociale en milieunormen moet worden opgenomen. Deze clausules moeten bindend zijn en het moet mogelijk worden om schendingen ervan voor te leggen aan met name de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk.(LT) Ik heb ingestemd met het verslag omdat we niet moeten vergeten dat de bedrijven in Europa aan strikte sociale en milieuvoorschriften gebonden zijn. Als de Europese Unie instemt met bindende normen, moet zij ook in de gelegenheid zijn hetzelfde van haar handelspartners te vragen, met name van de opkomende industrielanden, en te staan op kwaliteit en duurzaamheid, vooral wat de voedingsmiddelen betreft die op haar grondgebied ingevoerd worden, om zo een eerlijke en gelijkwaardige handel in stand te houden. Om de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling te realiseren is het van belang om de toegang tot groene goederen en technologieën te verbeteren. We moeten dan ook de onderhandelingen over de verlaging of opheffing van tarifaire en niet-tarifaire barrières voor milieugoederen en –diensten snel afronden, om nieuwe vormen van werkgelegenheidsbeleid en het creëren van banen die voldoen aan de IAO-normen inzake waardig werk, alsmede de groeikansen voor de Europese industrie en het Europese kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Een evenwicht zoeken tussen economische en maatschappelijke belangen is uiterst belangrijk, maar ook erg moeilijk. Economische samenwerking waarbij tegelijkertijd de grondslagen van de democratie en het welzijn van de burgers worden gerespecteerd, is het fundament van de Europese Unie. Daarom is het zo belangrijk dat er in internationale handelsovereenkomsten eenduidige mensenrechten-, sociale en milieunormen worden opgenomen.

Als dit soort normen in het Europees handelsbeleid worden opgenomen, zal dit leiden tot een positieve houding van de burger tegenover dit beleid en tot een verbetering van onze handelsrelaties. Internationale samenwerking op dit gebied is uiterst belangrijk, en het Europees Parlement dient dit zo goed mogelijk te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) Ik heb voor het verslag gestemd aangezien mensenrechten, sociale en milieunormen niet alleen in Europa horen te gelden, maar in alle landen. Landen die we op dit punt kunnen beïnvloeden, zijn vooral de landen waar wij handel mee drijven. Daar vloeit een verplichting uit voort waaraan we horen te voldoen, en dit verslag wijst wat dat betreft in de juiste richting. Dat is de richting van eerlijke handel en vooral van eerlijkheid tegenover de mensen en het milieu. Als wij op deze terreinen iets ten goede kunnen keren, mogen we dat niet nalaten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben erg blij met dit verslag, dat duidelijk maakt dat de EU met haar handelsbeleid meer moet nastreven dan het behalen van maximaal economisch voordeel. In de handelsovereenkomsten van de EU moeten mensenrechten-, sociale en milieunormen zijn opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) In dit verslag wordt een aantal belangrijke punten aan de orde gesteld, zoals het periodieke wereldwijde onderzoek door de Raad van de mensenrechten naar de naleving van de bepalingen inzake de mensenrechten in de internationale handelsovereenkomsten, de bevoegdheid van de IAO om gevallen voor te leggen aan de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten, het verzoek om de parlementen en de burgers van derde landen bij de onderhandelingen te betrekken en de bestrijding van moderne slavernij.

Het valt te waarderen dat er zoveel aandacht aan de mensenrechten besteed wordt door een Parlement dat de staatsgreep in Honduras en de ondertekening van een handelsakkoord met de leiders ervan gesteund heeft. Maar afgezien van mijn twijfels over de werkelijke betekenis van deze voorstellen op het gebied van de mensenrechten, kan ik er vanwege de wens die in deze tekst tot uiting komt om overal vrijhandelsakkoorden af te sluiten en de handel te bevorderen in vervuilingsrechten, de zogenaamde "koolstofmarkt", niet voor stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De lidstaten van de EU en alle economische partijen in de EU doen er alles aan om de mensenrechten te respecteren en de normen op sociaal en milieugebied na te leven, en het is dan ook niet meer dan normaal dat er van haar partners in de WTO hetzelfde gevraagd wordt, om een eerlijke en rechtvaardige wereldhandel te bevorderen. We realiseren ons dat het soms niet makkelijk is om aan deze verplichtingen te voldoen, vooral niet voor landen met een opkomende economie. Toch moet de EU zich hiervoor blijven inzetten en de EU en het Europees Parlement moeten er daarom alles aan doen om op te komen voor de mensenrechten en te benadrukken dat het respect voor fatsoenlijk werk overal en voor iedereen op dezelfde manier geldt en dat de betekenis van milieurechten en sociale rechten (waaronder vakbondsrechten en bestrijding van kinderarbeid) universeel is.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat hierin nadrukkelijk gesteld wordt dat de EU een doeltreffende bijdrage dient te leveren aan de duurzame ontwikkeling van de aarde, aan de solidariteit tussen de volkeren, aan eerlijke handel en de uitbanning van armoede. Mijn steun is ook gebaseerd op het belang van de noodzaak, die blijkt uit deze resolutie, om het wettelijk verplicht te stellen dat de mensenrechten worden nageleefd in internationale handelsovereenkomsten, waarop strikt en permanent moet worden toegezien. Wat dit punt betreft lijkt het voorstel om de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) de status van officieel waarnemer toe te kennen in de Wereldhandelsorganisatie me heel nuttig, met name de instelling van een commissie voor handel en waardige arbeid in de IAO voor het toezien op handelsovereenkomsten in samenwerking met de IAO en de hoge commissaris van de VN voor de rechten van de mens. Nog een reden waarom ik voor deze resolutie heb gestemd, is de vastberaden wijze waarop de noodzaak verwoord wordt om een "werkelijke mondiale milieuorganisatie" op te richten, en de ondubbelzinnige manier waarop de resolutie het opneemt voor de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en de bescherming van het milieu, waarbij deze voorrang krijgen boven het huidige internationale handelsmodel.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) De EU lijkt mij er alle belang bij te hebben om haar handelsverdragen zo veel mogelijk met gelijkwaardige partners te sluiten. Dat betekent dat er meer aandacht moet komen voor mensenrechten-, milieu- en sociale normen, want zolang de EU zich zelf aan deze normen houdt, kan zij dat ook van haar handelspartners verlangen. De EU stuit echter vooral op het gebied van de mensenrechten, maar ook bij de sociale en milieunormen, telkens weer op haar grenzen, als andere landen waar een bilateraal handelsverdrag mee wordt gesloten, daar en afwijkende mening over op na houden. Ik onthoud mij van stemming omdat ik betwijfel of de voorstellen van de rapporteur wel uitvoerbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Mensenrechten en de toepassing van sociale normen en milieunormen in onderhandelingen over handelsakkoorden zijn complexe en uiterst problematische kwesties. Het is dus van wezenlijk belang dat de sociale clausule steeds vaker in bilaterale overeenkomsten wordt opgenomen. Ondanks het feit dat er momenteel duidelijke sprake is van een steeds schevere verhouding tussen de internationale handelsvoorschriften en de andere normen van internationaal recht, vind ik het van fundamenteel belang dat we voor het verslag van mevrouw Saïfi stemmen, zodat er nieuwe wegen kunnen worden bewandeld door te werken aan een werkelijke coördinatie tussen de internationale organisaties. De Europese Unie heeft een doorslaggevende rol in dit streven naar een nieuwe mondiale governance en volgens mij moet zij daarom de samenhang tussen het beleid van de internationale instellingen bevorderen. Ik heb voor het verslag gestemd, zodat er een nieuw handelsbeleid kan worden gelanceerd en gevoerd, een beleid gebaseerd op daadkracht en dialoog waarbij rekening wordt gehouden met milieunormen, zodat 'legitieme' doelstellingen kunnen worden gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten gestemd, omdat ik ervoor ben dat clausules over de mensenrechten en sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten worden opgenomen.

Er is sprake van een waar spanningsveld tussen de noordelijke landen, die de door landen met een opkomende economie bedreven sociale en milieudumping afwijzen, en de zuidelijke landen, die de noordelijke landen ervan verdenken hun economische ontwikkeling te willen dwarsbomen en via invoering van bepaalde normen een verkapte vorm van protectionisme toe te passen. Deze belangentegenstelling mag echter niet verhinderen dat de Europese Unie zich in haar onderhandelingen laat leiden door een positieve maar ook juridisch bindende benadering, met de opneming van bepalingen met betrekking tot duurzame ontwikkeling, met name in bilaterale overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) De Europese Unie moet door middel van haar beleid, en in het bijzonder haar handelsbeleid, haar handelsbelangen verdedigen en tegelijkertijd haar normen en waarden naleven en ervoor zorgen dat anderen dat ook doen. Deze gedachte moet de diverse EU-instellingen helpen om een nieuw en ambitieus handelsbeleid te lanceren en te voeren, gebaseerd op standvastigheid en dialoog. Wij moeten niet vergeten dat Europese industrieën en ondernemingen in Europa gebonden zijn aan strikte sociale en milieuregels. Wanneer de Europese Unie bindende normen naleeft, moet zij dit ook kunnen eisen van haar handelspartners, met name de opkomende landen, en moet ze staan op kwaliteit en duurzaamheid, in het bijzonder met betrekking tot voedselproducten die worden ingevoerd, teneinde een eerlijke en billijke handel in stand te houden.

De strenge regels van de Europese interne markt op het gebied van gezondheid, veiligheid, milieu en bescherming van werknemers en consumenten zijn een specifiek Europees model dat op internationaal niveau en in multilaterale fora tot voorbeeld zou moeten strekken; dit moet ook blijken uit de huidige onderhandelingen over bilaterale handelsbetrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie vanwege haar doorslaggevende rol in het streven naar een nieuw mondiaal economisch governance de samenhang in het beleid van de internationale instellingen moet bevorderen. Er is momenteel sprake van een steeds schevere verhouding tussen de internationale handelsvoorschriften en de andere normen van internationaal recht. Vanwege onze voortrekkersrol in deze hebben wij de plicht nieuwe wegen te zoeken om zeer gericht te werken aan een werkelijke coördinatie tussen de internationale organisaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) De opname van clausules over de mensenrechten of sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten is een complexe aangelegenheid die de internationale gemeenschap verdeelt. Enerzijds wijzen de noordelijke landen de door landen met een opkomende economie bedreven sociale en ecologische dumping af, die een concurrentieverstoring is in het handelsverkeer; anderzijds verdenken de zuidelijke landen de noordelijke landen ervan hun economische ontwikkeling te willen dwarsbomen en via invoering van bepaalde normen een verkapte vorm van protectionisme toe te passen. Hieruit blijkt wel hoe moeilijk het is om de kwestie van opname van normen in multilaterale organisaties en nog meer in de WTO op onpartijdige wijze aan de orde te stellen, terwijl toch de sociale clausule steeds vaker in bilaterale handelsovereenkomsten wordt opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) We zijn voor het verslag over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten, omdat derde landen die de rechten van de werknemers niet respecteren en weigeren een actieve rol te spelen bij de strijd tegen de klimaatverandering, maar al te vaak op oneerlijke wijze concurreren met bedrijven in de EU.

Onze bedrijven moeten voldoen aan zeer strenge normen op het gebied van bescherming van de werknemers, hebben te maken met hoge loon- en belastingkosten en moeten zich houden aan wetgeving die voorziet in strenge controles op emissies in het milieu, en de plaatselijk voorschriften inzake ruimtelijke ordening. Concurrerende bedrijven in derde landen, zoals China en India, hoeven dergelijke controles en regelgeving natuurlijk niet na te leven en hun eindproducten zijn duidelijk concurrerend ten opzichte van die van Europese bedrijven.

Toen ik sprak in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en tijdens de interparlementaire bijeenkomst over energie, pleitte ik ervoor dat de EU haar invloed in de Wereldhandelsorganisatie zou aanwenden om Europa in staat te stellen om een CO2-belasting op te leggen aan landen die de overeenkomsten inzake klimaatverandering niet ondertekenen. Hetzelfde argument geldt voor landen die productiemethoden hanteren die sterk afwijken van die van Europa, zoals het gebruik van kinderarbeid, of landen die werknemers hun rechten ontzeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. (PL) Ik heb gestemd voor de resolutie over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten. De Europese unie is gesteund op beginselen die onder andere ook respect voor de mensenrechten omvatten. Daarom hechten we ook zo'n belang aan het respecteren van de mensenrechten over de hele wereld.

Het Verdrag van Lissabon bevestigt dat bij het externe optreden van de Europese Unie, waarvan buitenlandse handel een integraal onderdeel is, dezelfde regels moeten gelden, die aan de oprichting van de Unie ten grondslag lagen. Daarom steun ik ten volle de aanpak om bindende clausules inzake mensenrechten op te nemen in internationale overeenkomsten van de Europese Unie. Ik wil echter wijzen op de noodzaak om deze clausules ten uitvoer te leggen en eventueel economische sancties op te leggen aan landen die zich niet aan de vastgelegde regels houden.

Conform punt 15 van de resolutie ben ik van mening dat in alle vrijhandelsovereenkomsten sociale normen en milieunormen dienen te worden opgenomen, waaronder: een lijst met minimumnormen die door alle handelspartners van de EU moeten worden geëerbiedigd, en een lijst van aanvullende verdragen die geleidelijk en met de nodige flexibiliteit ten uitvoer moeten worden gelegd, rekening houdend met de ontwikkeling van de economische, sociale en milieusituatie van het betrokken partnerland.

Ik ben er in het bijzonder voorstander van om in alle toekomstige handelsovereenkomsten een verbod op kinderarbeid in te voeren. Ik steun ook de versteviging van de samenwerking op het gebied van mensenrechten tussen de WTO en de belangrijkste instellingen van de VN.

 
  
  

– Verslag-Nedelcheva (A7-0275/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) In 2009 heeft de Europese Ombudsman 3 098 klachten geregistreerd, waarvan er 727 tot de bevoegdheidskring van de Ombudsman konden worden gerekend. De functie van deze Ombudsman, die in 1992 in het leven werd geroepen in het kader van het Verdrag van Maastricht, is die van intermediair tussen de Europese burgers en de autoriteiten van de Europese Unie, en bestaat eruit klachten te behandelen van Europese burgers en bedrijven, maar ook die van instellingen en van eenieder die legaal woonachtig is in een van de lidstaten. De Ombudsman wordt door het Europees Parlement aan het begin van elke zittingstermijn gekozen voor de gehele duur daarvan, en hij onderzoekt elke bestuurlijke misstand die bij hem onder de aandacht gebracht wordt. Hij doet verslag van zijn activiteiten middels een jaarverslag. Door voor deze resolutie te stemmen, voeg ik mijn stem bij de brede goedkeuring door het Europees Parlement van de activiteiten van deze essentiële schakel van de democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Het ambt van Europees Ombudsman waarborgt het in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde recht van elke burger "dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen, organen en instanties van de Unie worden behandeld". De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de democratische legitimiteit van de Ombudsman vergroot, dankzij zijn verkiezing door het Europees Parlement, en zijn bevoegdheid uitgebreid tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het optreden van de Europese Raad. Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik ingenomen ben met hetgeen de activiteiten in 2009 hebben opgeleverd. De gemiddelde tijd voor het afhandelen van klachten is in 2009 vier maanden korter geworden en meer dan de helft van de aangespannen procedures eindigde in een minnelijke schikking. Daaruit spreekt de doeltreffende samenwerking tussen de Ombudsman en de instellingen en organen van de Unie. Het lijkt mij nodig om het vertrouwen van de Europese burger in de EU en haar instellingen te vergroten en vooral om de burgers alle gelegenheid te bieden om aan de gewenste informatie te komen en hen zo meer vertrouwen te laten hebben in het vermogen van de EU-instellingen om hun rechten te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het werk van de Ombudsman bijdraagt aan de transparantie van de besluiten die de Europese instellingen nemen en deze toegankelijk maakt voor alle burgers en rechtspersonen. Het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon heeft de democratische legitimiteit van de Ombudsman vergroot, nu deze door het Europees Parlement gekozen wordt en zijn bevoegdheid zich ook uitstrekt tot het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid en de activiteiten van de Europese Raad. Transparantie, toegang tot informatie en eerbiediging van het recht op behoorlijk bestuur zijn absolute voorwaarden om bij de burger het vertrouwen te bewaren dat de instellingen in staat zijn om zijn rechten te doen gelden. De meest voorkomende vorm van wanbeheer bestond uit gebrek aan transparantie. Het is daarom van het grootste belang om ervoor te zorgen dat burgers een prompte en substantiële reactie op hun vragen, klachten en verzoekschriften krijgen. De Europese instellingen en organen dienen de burgers de informatie te verstrekken waar zij om vragen. Ik begroet de samenwerking tussen de Europese Ombudsman en instanties die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau een ombudsfunctie in de lidstaten vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De rol van het Europees bestuur is omvangrijk en complex. Ik heb voor dit verslag gestemd om dat ik het van fundamenteel belang vind dat het vertrouwen van burgers in de Europese instellingen gewaarborgd wordt door een efficiënt bestuur, met heldere procedures en een toegankelijke infrastructuur. Ik ben verheugd over de positieve resultaten wat betreft de afname van het aantal klachten en de verbetering van de behandeling daarvan op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Het werk van de Ombudsman is van essentieel belang en draagt bij aan een grotere transparantie, waardoor de Unie dichter bij de burger gebracht wordt en tegelijkertijd het vertrouwen van de burgers versterkt wordt in het vermogen van de instellingen om hun rechten te doen gelden. Hoewel het aantal klachten in 2009 licht gedaald is (met 9 procent) ten opzichte van 2008, zijn er van de 335 onderzoeken die zijn ingesteld ongeveer 318 afgerond en gesloten. Ik vind het tamelijk positief dat 56 procent van de procedures is afgesloten omdat ze zijn opgelost of in der minne geschikt. Deze resultaten getuigen van de constructieve samenwerking tussen de Ombudsman en de instellingen en organen van de Unie, die deze klachten in de meeste gevallen zien als een goede gelegenheid om fouten te corrigeren en met de Ombudsman mee te werken in het belang van de burger.

Ik wil wijzen op het belang van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat het recht op goed bestuur noemt onder de grondrechten die uit het burgerschap van de Unie voortvloeien. Ook werden hiermee twee belangrijke wijzigingen doorgevoerd: dat de Ombudsman voortaan wordt gekozen, waardoor zijn democratische legitimatie wordt versterkt, en dat zijn mandaat is uitgebreid met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Het verslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2009 is van groot belang, aangezien we op grond daarvan kunnen beoordelen of en in hoeverre de relatie tussen de EU-instellingen en de burgers transparant, snel en effectief is. Er zijn namelijk vele zaken waarover het Parlement en de Commissie een standpunt innemen zonder dat zij een terugkoppeling van het publiek krijgen, afgezien van de klachten die bij de Ombudsman worden ingediend.

Hoewel ik het verslag goedkeur, ben ik van mening dat er op grotere schaal publiciteit aan de Europese Ombudsman en zijn activiteiten gewijd moet worden, met name in de lidstaten waar hij niet direct herkend wordt. Wij mogen namelijk nooit uit het oog verliezen dat een klein aantal klachten twee dingen kan betekenen; ofwel mensen merken weinig onregelmatigheden op, ofwel zij hebben weinig vertrouwen in een eventuele wettelijke oplossing voor hun problemen. Meer publiciteit is een manier om het toezicht uit te breiden, zodat wij met grotere stelligheid kunnen zeggen welke van de twee genoemde scenario’s het meest van toepassing is.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) De Ombudsman ontving in 2009 in het totaal 3 098 klachten, tegen 3 406 klachten in 2008, wat een daling van 9 procent betekent. De onderzoeken betroffen de Europese Commissie (56 procent), het beheer door het Europees Parlement (11 procent), het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen (EPSO) (9 procent), de Raad (4 procent) en het Hof van Justitie (3 procent). De meest voorkomende klachten over onbehoorlijk bestuur hadden betrekking op slechte administratie, gebrek aan transparantie, met inbegrip van onthouding van informatie, toch een bepalende factor in het garanderen van de veiligheid van de burgers en hun vertrouwen in de Unie. Op deze manier werd aangetoond dat er gewerkt moet blijven worden aan beter bestuur en dat de instellingen meer transparantie moeten bieden, wat bereikt kan worden door een gezamenlijke inspanning van de Ombudsman en de instellingen, in het bijzonder via de voortdurende uitwisseling van goede praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin een beoordeling wordt gegeven van en steun wordt uitgesproken voor de activiteiten die de Ombudsman in 2009 heeft ondernomen. De Ombudsman vormt een belangrijke schakel met de burgers en zijn werk helpt het vertrouwen in de EU-instellingen te vergroten en maakt die instellingen toegankelijker.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. (IT) Het doel van de Europese Ombudsman is ervoor te zorgen dat de rechten van burgers overeenkomstig de EU-wetgeving in de Unie op ieder niveau worden geëerbiedigd en dat de instellingen en organen van de EU de hoogste bestuursnormen toepassen.

De Ombudsman is zich de afgelopen tijd, met name via tussenkomst van het Europese netwerk van ombudsmannen, blijven inzetten voor verbetering van de kwaliteit van de aan de burger en potentiële klagers geboden informatie omtrent de rechten die zij aan de EU-wetgeving ontlenen. De Ombudsman moet ernaar blijven streven dat de instellingen en organen van de EU de burger bij al hun werkzaamheden centraal stellen, door alle mogelijkheden na te gaan om klachten in der minne te regelen en door vaker ambtshalve onderzoek in te stellen om de vinger op een probleem te leggen en beste praktijken aan te moedigen.

Ik heb dit verslag gesteund omdat het de Ombudsman aanmoedigt met de instellingen te blijven werken aan de bevordering van behoorlijk bestuur en een cultuur van dienstbaarheid en om de communicatie-inspanningen op te voeren, zodat burgers die eventueel op zijn diensten zijn aangewezen naar behoren zijn voorgelicht over de te volgen procedure. Op die manier groeit hun vertrouwen in de Europese Unie en haar instellingen en neemt onze geloofwaardigheid toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) De rol van de Europese ombudsman is bijzonder belangrijk, aangezien hij de Europese instellingen dichter bij de burger brengt. In 2009 heeft de Ombudsman 3 098 klachten geregistreerd, tegen 3 406 in 2008, Dat komt neer op een daling met 9 procent ten opzichte van 2008. Er werden 335 onderzoeken ingesteld naar aanleiding van een klacht en 230 klachten werden niet-ontvankelijk verklaard. De meeste onderzoeken die de Ombudsman in 2009 op gang heeft gebracht betroffen de Europese Commissie (56 procent). Er werden eveneens klachten ingediend tegen het ambtelijk apparaat van het Europees Parlement (11 procent), het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen (EPSO) (9 procent), de Raad (4 procent) en het Hof van Justitie (3 procent). Voorts werden 59 onderzoeken uitgevoerd naar 20 andere EU-instellingen en -organen (17 procent). De cijfers die in het verslag naar voren worden geschoven, geven duidelijk aan hoe doeltreffend dit orgaan is en hoe belangrijk het is voor de transparantie van de betrekkingen tussen de Europese instellingen en de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik de noodzaak onderschrijf de activiteiten van de Commissie transparanter te maken en het nodige in het werk te stellen om de instellingen van de Europese Unie dichter bij de Europese burgers te brengen. Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag dat is ons voorgelegd door de Europese Ombudsman, omdat dit het werk weergeeft dat hij verricht om onbehoorlijk bestuur aan de kaak te stellen, en het positieve werk dat hij doet om meer transparantie te bereiken middels zijn respons op de klachten van de Europese burgers over onbehoorlijk bestuur door de instellingen en Europese organen. Met deze stem ondersteun ik het werk dat de Europese Ombudsman gedaan heeft, die oplossingen vindt voor tal van klachten door middel van onderlinge overeenstemming, in samenwerking met het Europees Parlement. Overigens vind ik het bijzonder positief dat deze resolutie de Europese Ombudsman ertoe aanzet om op eigen initiatief onderzoeken in te stellen om problemen op te lossen die zich stelselmatig voordoen bij de instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Al tientallen jaren spant de EU zich in voor ontbureaucratisering en meer transparantie. In het Europees Parlement zelf is daar vaak niets van te merken. Men krijgt er in tegendeel eerder het gevoel dat de papierwinkel elk jaar nog verder uitdijt. Ook in de aanloop naar de hoorzittingen voor de laatste verkiezingen was transparantie hoogstens in aanleg te vinden. De afgevaardigden hebben uit hoofde van hun functie en de daaraan verbonden rechten de mogelijkheid om zich gehoor te verschaffen, maar de burgers hebben dat niet. Daarvoor hebben zij de Europese Ombudsman. Als meer dan een derde van de onderzoeken die deze functionaris instelt, over een gebrek aan transparantie gaan en als in 56 procent van de gevallen de instantie in kwestie aanstuurde op een minnelijke schikking of het geconstateerde probleem oploste, dan bevestigt dat hoe belangrijk de functie van ombudsman is. Met de standpunten van de rapporteur kan ik het echter niet geheel en al eens zijn, wat voor mij een reden is mij van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) De bescherming en de eerbiediging van de mensenrechten vormen een centraal thema binnen de Europese Unie en we kunnen dan ook niet voorbij gaan aan de belangrijke rol van de Europese Ombudsman in dat verband. Daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Nedelcheva gestemd, omdat de rol van de Europese Ombudsman als promotor van de eerbiediging van de mensenrechten niet over het hoofd kan worden gezien. Het doel van deze belangrijke figuur op Europees niveau is ervoor te zorgen dat de instellingen en organen van de EU de burger bij al hun werkzaamheden centraal stellen, door alle mogelijkheden na te gaan om klachten in der minne te regelen en door vaker ambtshalve onderzoek in te stellen om de vinger op een probleem te leggen en beste praktijken aan te moedigen. Het feit dat er een ombudsman bestaat die kan en wil helpen bij het oplossen van geschillen en meningsverschillen tussen burgers, draagt ertoe bij dat mensen met verschillende ideeën, ervaringen en plannen met elkaar kunnen communiceren en samenleven. Dit vormt het uitgangspunt voor de versterking en bevordering van deze rol binnen Europa en voor de waarborging dat de dienst naar behoren wordt gepromoot en eerlijk wordt bestuurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 toont aan dat deze bijzonder actief is geweest. Het nieuwe wettelijke kader waarin de wijzigingen voor het statuut van de Europese ombudsman worden omschreven, en de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waardoor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) alsmede de werkzaamheid van de Europese Raad binnen de bevoegdheidskring van de Ombudsman vallen, hebben het werkritme niet verstoord. De gemiddelde duur van de behandeling van een klacht is teruggelopen van 13 tot 9 maanden. Dat laat zien dat de EU-instellingen en -organen in hoge mate bereid zijn om klachten bij de Ombudsman te zien als gelegenheid om fouten te herstellen en met de Ombudsman mee te werken, in het belang van de burgers.

Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd, waarin het jaarverslag voor 2009 wordt goedgekeurd en waarin richtsnoeren voor de toekomst worden voorgesteld. Daarvan wil ik de volgende specifiek vermelden: het verzoek aan de Ombudsman om toe te zien op de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten, dat sinds Lissabon juridisch bindende werking heeft; het verzoek aan de Commissie om een Europese wet bestuursrecht uit te werken die voor alle instellingen, organen en agentschappen van de Unie geldt; en het verzoek aan de Ombudsman om de nieuwe procedure die EPSO bij de personeelselectie hanteert, te begeleiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin de nadruk wordt gelegd op de fundamentele rol die de Europese ombudsman speelt in het garanderen van het respect voor de rechten van de Europese burgers en in het bewerkstelligen van een cultuur van dienstbaarheid ten opzichte van de burger binnen de instellingen, gebaseerd op de beste praktijken op het gebied van behoorlijk bestuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2009 is op 19 april 2010 officieel aangeboden aan de heer Jerzy Buzek, Voorzitter van het Europees Parlement, en de Europese Ombudsman, Nikiforos Diamandouros, heeft zijn verslag op 4 mei 2010 voorgelegd aan de Commissie Verzoekschriften. Dat verslag geeft een globaal overzicht van de werkzaamheden van de Europese Ombudsman gedurende het betreffende jaar. De bevindingen van de verschillende onderzoeken zijn in categorieën ingedeeld naar de aard van de gevallen van onbehoorlijk bestuur of de betreffende instelling. Verder is er een samenvatting van zes bladzijden gepubliceerd. De nieuwe publicatie bevat de belangrijkste resultaten die door klagers behaald zijn, en wijst op de voornaamste politieke kwesties die het afgelopen jaar onderzocht zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) Natuurlijk heb ik mijn steun gegeven aan het jaarverslag over de werkzaamheden van de Ombudsman, aangezien ik mij als lid van de Commissie verzoekschriften regelmatig kan overtuigen van de ijver en de zakelijke werkwijze van de heer Diamandouros. Het resultaat van zijn inspanningen mag er zijn: in 2009 werd 70 procent van zijn onderzoeken binnen een jaar afgerond en 55 procent daarvan zelfs binnen drie maanden.

 
  
  

– Verslag-Paliadeli (A7-0293/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het speciale verslag van de Europese Ombudsman gestemd uit waardering voor het feit dat de Ombudsman de resultaten voorlegt van een op eigen initiatief ondernomen onderzoek naar de regels die de Commissie hanteert voor publieke verzoeken om inzage in documenten die betrekking hebben op niet-nalevingsprodcedures. Door EU-burgers ingediende klachten zijn een belangrijke indicatie voor mogelijke overtreding van EU-wetgeving. De Commissie ontvangt met name veel klachten van burgers over wanbeheer. Het is dan ook zeer belangrijk dat de Commissie stappen onderneemt om te waarborgen dat er op verzoeken om documenten in te zien een prompte kennisgeving volgt. Verder zijn inspanningen nodig om de samenwerking met de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement te intensiveren en om op gezette tijden informatie met de Ombudsman uit te wisselen. De Ombudsman vraag ik om het Europees Parlement op de hoogte te houden van de onderzoeken die hij doet en de uitkomsten daarvan. De Commissie zou zich in de informatievoorzienig rond niet-nalevingsprocedures opener en pro-actiever moeten opstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Voor de volledigheid wil ik melden dat ik denk dat het Parlement ook naar de argumenten van commissaris Verheugen hadden moeten luisteren over de merites van de zaak. Ik vind dan ook dat ik geen oordeel over hem kan vellen.

Niettemin steun ik het standpunt van de Ombudsman, omdat ik van mening ben dat een van de sterke punten van de rol van de instellingen de onderlinge samenwerking is, en dat moet ook zo blijven. In dat opzicht getuigen het niet respecteren van de beantwoordingtermijn en het verzuimen van niet-wettelijke maar wel morele plichten van een afkeurenswaardige houding. Het opbouwen van sociaal kapitaal, zoals Putnam dat bedoelt, gaat in feite veel verder dan slechts de wettigheid van handelswijzen; ook vertrouwen, consistentie en moraliteit moeten in ogenschouw worden genomen.

Wat de beweegredenen van de commissaris ook geweest mogen zijn, ik sta hoe dan ook achter de Ombudsman.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik ben ingenomen met de uitstekende institutionele betrekkingen tussen de Ombudsman en de Commissie verzoekschriften, wat betreft het wederzijds respect voor elkaars bevoegdheden. Ik meen dat de reeds door de Ombudsman ingestelde praktijk om ervoor te zorgen dat er altijd een vertegenwoordiger aanwezig is bij alle bijeenkomsten van de Commissie verzoekschriften, een goed teken is.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Het bijzonder verslag van de Ombudsman komt er nadat de Commissie aan een ngo die actief is op het vlak van milieubescherming, weigerde om drie brieven (onderdeel van een geheel van achttien brieven) openbaar te maken die door Porsche AG waren gestuurd aan commissaris Günter Verheugen. De brieven hadden betrekking op bijeenkomsten van de Commissie met vertegenwoordigers van autofabrikanten, waar de kwestie van de benadering van de Commissie inzake de CO2-uitstoot door auto's is besproken. Nadat de Ombudsman de Commissie om een onderbouwde reden voor de weigering had gevraagd, stelde de Commissie haar antwoord zes keer uit (vijftien maanden), waardoor zij de beginselen van goede wil en samenwerking schond. Daarmee bracht zij de interinstitutionele dialoog en het publieke beeld van de Unie schade toe. Het is de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement, als het enige verkozen orgaan van de Unie, om de onafhankelijkheid van de Europese Ombudsman bij het uitvoeren van zijn taken in het belang van de Europese burgers, te vrijwaren en te beschermen, en om erop toe te zien dat zijn aanbevelingen aan de Europese Commissie in de praktijk worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Artikel 228 van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie kent aan de Europese Ombudsman de bevoegdheid toe om klachten van Europese burgers over onbehoorlijk bestuur bij het optreden van de instellingen of de organen van de Europese Unie, te behandelen. Die klachten, die worden ingediend door de burgers van de EU, vormen een belangrijke bron van informatie over mogelijke inbreuken op het Europese recht. Volgens artikel 41 van het Handvest van de Grondrechten heeft "eenieder er recht op dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld." Gezien de raadpleging die in artikel 4, lid 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt bepaald, moet de Commissie een termijn vastleggen waarbinnen de auteur van een document antwoord moet krijgen en moet zij die bevoegdheid zo uitoefenen dat zij ook haar eigen termijnen kan naleven. Bovendien mag de Commissie het onderzoek van de Ombudsman naar klachten over de toegang tot documenten niet vertragen of hinderen, en moet zij zonder verwijl antwoorden op vragen van de Ombudsman, en zo de verplichting tot loyale samenwerking, zoals die bepaald werd in het Verdrag, nakomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) De Ombudsman verleent Ierse burgers een belangrijke dienst. Wanneer zij het gevoel hebben dat de EU of hun regering zich niet voor hen inzet, hebben zij altijd de mogelijkheid om naar de Ombudsman te stappen, om daar verhaal te halen. Uit mijn contacten met de Ombudsman is mij gebleken dat hij Ierse burgers degelijke en professionele hulp biedt. Door voor de goedkeuring van dit verslag te stemmen, laat ik zien het volste vertrouwen in de Europese Ombudsman te hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de goedkeuring van dit verslag gestemd. Ik ben van mening dat de weigerachtige houding van de Commissie in deze en andere zaken het vertrouwen van de burger in de Commissie dreigt te ondermijnen en de mogelijkheden van de Europese Ombudsman en het Europees Parlement om adequaat en doeltreffend toezicht te houden op haar werkzaamheden, dreigt uit te hollen, en als zodanig zelfs lijnrecht tegen het beginsel van de rechtstaat ingaat, waarop de Europese Unie is gegrondvest. Ik ondersteun de eis dat de Commissie het Parlement de toezegging moet doen dat ze zich in de toekomst aan haar plicht tot oprechte samenwerking met de Europese Ombudsman zal houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) De rol van de Europese Ombudsman is duidelijk afgelijnd en bestaat erin klachten tegen de instellingen en de organen van de EU te onderzoeken. Zijn bevoegdheden moeten leiden tot meer transparantie in de betrekkingen tussen de burgers, de bedrijven, de verenigingen en de andere organen met een maatschappelijke zetel in de Europese Unie enerzijds, en de Europese instellingen anderzijds.

De klacht die was ingediend door de ngo waarvan sprake is in dit verslag, heeft betrekking op de toegang tot documenten die in het bezit zijn van de Commissie. De Ombudsman heeft de Commissie een maximumtermijn van drie maanden opgelegd om een voldoende onderbouwd advies uit te brengen, en kreeg dat advies pas na vijftien maanden. Doordat de Commissie zich op die manier opstelt, is zij haar verplichting om loyaal en te goeder trouw mee te werken aan het onderzoek van de Ombudsman, niet nagekomen. De houding van de Commissie is niet alleen schadelijk is voor de interinstitutionele dialoog, maar ook voor het imago van de Europese Unie in de ogen van het publiek. Naar mijn mening heeft het Europees Parlement, als enig verkozen orgaan binnen de Unie, de verantwoordelijkheid om de onafhankelijkheid van de Europese ombudsman bij het vervullen van zijn plicht ten opzichte van de Europese burgers, te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik het eens ben met de kritiek die hierin gegeven wordt op de Commissie, die de belangen van de multinational Porsche heeft laten prevaleren boven het recht van het publiek om toegang te krijgen tot de documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. In deze resolutie wordt de weinig coöperatieve houding van de Commissie bekritiseerd, die zowel schadelijk is voor de interinstitutionele dialoog als voor het imago van de Europese Unie. Mijn steun aan deze resolutie is gebaseerd op het feit dat ik het eens ben met de kritiek die hierin gegeven wordt op het aanhoudend gebrek aan transparantie van de kant van de Commissie, die het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese instellingen voortdurend met voeten treedt door "de algemene praktijk van uitstel en belemmering door de Commissie ten aanzien van het onderzoek van de Ombudsman in zaken die met de inzage van documenten te maken hebben".

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Normaal werken de instellingen van de EU zeer goed samen met de Europese Ombudsman. Aangezien alles in de EU wordt gereglementeerd, bijvoorbeeld de aanvaardbare betalingstermijnen voor bedrijven, lijkt het vreemd dat de Commissie daarentegen niet in staat is om bij het raadplegen van een derde een termijn voor die derde vast te stellen die de Commissie in staat stelt om zich aan de eigen termijnen te houden. Als je bedenkt dat de Commissie er slechts in minder dan een vijfde van de gevallen in is geslaagd om de termijnen na te leven die intern in de EU van kracht zijn, dan staat dat haaks op de goede omgangsvormen. Het is ronduit bedroevend dat er een speciaal verslag van de Ombudsman nodig is om zoiets eenvoudigs openbaar te maken als de toegang tot documenten waarop de burgers van de EU recht hebben. Om het met de woorden van de Ombudsman te zeggen: de burgers hebben het recht om te weten wat de EU en haar administratie doen. Aan die uitspraak moet alleen nog worden toegevoegd dat de burgers ook het recht hebben om te weten hoe de Europese Unie haar belastinggeld uitgeeft en waar dat wordt verkwist. Ik kan daarom niet anders dan voor het verslag stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het bijzonder verslag van de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement gestemd, dat werd opgesteld op basis van de ontwerpaanbeveling die naar aanleiding van klacht 676/2008/RT aan de Europese Commissie werd voorgelegd. Die klacht betrof een ernstige vertraging van het antwoord van de Europese Commissie aan de diensten van de Europese Ombudsman. Ik sluit me aan bij de bezorgdheid en de kritiek van de Ombudsman, die stelt dat buitensporige vertragingen bij het antwoord aan de Ombudsman, in het kader van welk proces dan ook, een ernstige schending vormen van de plicht tot loyale samenwerking, zoals voorzien in het Verdrag.

Het uitblijven van een antwoord hindert het werk van de Ombudsman en daarom stem ik ermee in dat er een redelijke antwoordtermijn voor de Commissie moet worden vastgelegd, die nauwgezet moet worden nageleefd, opdat het vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen niet ondermijnd wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Dit bijzonder verslag van de Ombudsman werd opgesteld naar aanleiding van een klacht over het feit dat de Commissie weigerde om drie brieven die door Porsche AG verstuurd waren aan commissaris Günter Verheugen, openbaar te maken. Daarop verlengde de Commissie tot zes keer toe de termijn waarbinnen zij haar onderbouwd advies over de ontwerpaanbeveling van de Ombudsman moest uitbrengen. Het is belangrijk dat dergelijke situaties zich niet opnieuw voordoen. De instellingen van de EU moeten onderling te goeder trouw kunnen samenwerken en het vervullen van die verplichting is van essentieel belang om het vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen te vrijwaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. (IT) Vandaag hebben wij in de plenaire gestemd over het speciale verslag van de Europese Ombudsman in aansluiting op zijn ontwerpaanbeveling aan de Europese Commissie naar aanleiding van klacht 676/2008/RT.

In maart 2007 heeft een niet-gouvernementele organisatie die zich met milieubescherming bezighoudt, op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 over het openbaar inzagerecht in documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, inzage gevraagd in een aantal documenten.

Het Europees Parlement onderschrijft, namens de Commissie verzoekschriften, de kritische opmerkingen van de Europese Ombudsman en zijn aanbeveling aan de Europese Commissie in de behandeling van de klacht 676/2008/RT, en erkent dat de buitensporig lange termijnen voor het beantwoorden van de opmerkingen van de Ombudsman in de zaak een schending van de plicht van de Europese Commissie tot loyale samenwerking betekenen, zoals in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omschreven.

Bovendien is de Commissie verzoekschriften van mening dat de weigerachtige houding van de Europese Commissie in deze en andere zaken het vertrouwen van de burger in de Europese Commissie dreigt te ondermijnen en de mogelijkheden van de Europese Ombudsman en het Europees Parlement om daadwerkelijk en doeltreffend toezicht op haar werkzaamheden te houden dreigt uit te hollen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Speciale verslagen zijn het laatste middel waarop de Europese Ombudsman kan teruggrijpen. De besluiten van de Europese Ombudsman hebben geen bindende rechtskracht, en zijn dan ook gebaseerd op overredingskracht en op zijn vermogen om te overtuigen met redelijke argumenten en, van tijd tot tijd, op publiciteit en het gewicht van de publieke opinie. Het kleine aantal speciale verslagen dat de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement heeft moeten voorleggen (zeventien sinds 1995), is een bewijs van de samenwerking die bestaat tussen de Europese instellingen in verreweg de meeste gevallen. Onderdeel van de context van die samenwerking is echter de bevoegdheid om een speciaal verslag voor te leggen aan het Europees Parlement. Vooral wanneer een ontwerp van aanbeveling wordt opgesteld kan de wetenschap dat de volgende stap misschien een speciaal verslag is, de betrokken instelling of instantie aansporen haar standpunt te herzien. Speciale verslagen dienen dan ook voorbehouden te blijven voor belangrijke aangelegenheden, als het Europees Parlement kan helpen de betrokken instelling of instantie aan te sporen om haar standpunt te herzien. Als politiek orgaan kan het Europees Parlement de speciale verslagen van de Europese Ombudsman naar eigen goeddunken behandelen, zowel voor wat betreft de procedure als wat betreft de benadering en acties.

 
  
  

– Verslag-Lichtenberger (A7-0291/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd. Het Verdrag betreffende de Europese Unie omschrijft de verantwoordelijkheden van de lidstaten in verband met de toepassing van EU-recht, terwijl de Commissie, als hoedster van de Verdragen, de bevoegdheid en verantwoordelijkheid krijgt toegewezen om ervoor te zorgen dat het recht juist wordt toegepast. Gezien de omvang van de Gemeenschapswetgeving en de dimensies van de EU mag het niet verbazen dat veel burgers, maatschappelijk belangengroepen en bedrijven met allerlei vragen en twijfels zitten. In 2008 ging "EU Pilot" van start, een programma bedoeld om het recht inzichtelijk te maken en een juiste toepassing ervan te bevorderen. Daarbij werd online een vertrouwelijke database ingericht voor de communicatie tussen de diensten van de Commissie en instanties van de lidstaten, met de bedoeling de tenuitvoerlegging van EU-regelgeving in kaart te brengen en eventuele gerechtelijke stappen in te leiden. Ik onderschrijf de in de resolutie verwoorde mening dat dit initiatief tegemoet komt aan de behoefte aan samenwerking tussen alle instellingen van de Europese Unie omwille van een goed functionerend, burgergericht bestuur. Ik vind echter dat het Europees Parlement, als instelling die de belangen van de burgers van de EU behartigt, toegang zou moeten krijgen tot deze database, om zo nauwkeurig te kunnen onderzoeken hoe de Commissie zich kwijt van haar taak als hoedster van de Verdragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat de Commissie-jaarverslagen betreffende de controle op de toepassing van het EU-recht in hun huidige vorm de burger of andere instellingen niet voldoende inzicht geven in hoe het met de toepassing van dat recht werkelijk gesteld is. Het door de Commissie gegeven overzicht hecht meer waarde aan de nationale omzetting dan aan de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het recht. De Commissie noemt slechts de procedures die zijn aangespannen tegen lidstaten die EU-recht niet in nationale wetgeving omgezet hebben. In plaats daarvan zou zij de burger en het Parlement ervan op de hoogte moeten stellen als zij een niet-nalevingsprocedure opstart in een geval van onjuiste of gebrekkige omzetting van EU-recht en zij zou details over de niet-naleving daaraan toe moeten voegen. Daarnaast stelt het Verdrag van Lissabon burgers in de gelegenheid om het wetgevingsproces te beïnvloeden en zo het hunne bij te dragen aan de juiste toepassing en naleving van het recht van de Europese Unie, alsmede aan de transparantie en betrouwbaarheid van de daarmee samenhangende procedures.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk.(PT) Het is betreurenswaardig dat meerdere lidstaten het belang onderschatten van een juiste en tijdige toepassing van EU-wetgeving. De slechte en te late omzetting, en gebrekkige tenuitvoerlegging en handhaving van wetgeving werken rechtsonzekerheid in de hand en beletten burgers en ondernemingen de voordelen van de interne markt ten volle te benutten. Van alle omzettingen die in 2008 moesten plaatsvinden, was 55 procent te laat, in vele gevallen zelfs twee jaar of meer te laat. In de statistieken voor dit jaar werd een verbetering van 15 procent geregistreerd, maar we mogen daarbij niet vergeten dat het aantal omzettingen dat moest plaatsvinden met 40 procent is gedaald.

Het is onaanvaardbaar dat in mei 2009 van 22 richtlijnen de omzettingstermijn reeds meer dan twee jaar was verstreken, waarbij een tot vijf lidstaten de omzetting nog niet hadden voltooid. Om voor een correctere, effectievere en snellere toepassing van de EU-wetgeving te zorgen en om problemen met de tenuitvoerlegging in een vroeg stadium op te sporen, is er een nauwere en permanente samenwerking nodig tussen de EU-instellingen en de nationale autoriteiten, alsmede tussen de overheidsinstanties van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Aangezien de Europese Unie een juridische constructie is, vastgelegd in verdragen en wetteksten, is het van fundamenteel belang dat die verdragen en wetteksten correct en uniform worden toegepast in alle 27 lidstaten. Toch weten we dat de lidstaten er vaak niet in slagen de voorschriften van het gemeenschapsrecht tijdig toe te passen of om te zetten, of dat ze die voorschriften gebrekkig of niet volledig toepassen of omzetten. De Commissie interne markt en consumentenbescherming wees er al op dat "slechte en te late omzetting, en gebrekkige tenuitvoerlegging en handhaving van wetgeving rechtsonzekerheid in de hand werken en burgers en ondernemingen beletten de voordelen van de interne markt ten volle te benutten". Het is daarom van essentieel belang dat de lidstaten het belang van een correcte en tijdige toepassing van het Europese recht niet onderschatten en dat de Commissie het Parlement terdege op de hoogte blijft houden van de stand van zaken inzake de toepassing van het recht van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) De slechte en te late omzetting, en gebrekkige tenuitvoerlegging en handhaving van wetgeving werken rechtsonzekerheid in de hand en beletten burgers en ondernemingen de voordelen van de interne markt ten volle te benutten. Daarom is het belangrijk dat er een nauwere en permanente samenwerking komt tussen de EU-instellingen en de nationale autoriteiten, alsmede tussen de overheidsinstanties van de lidstaten, om voor een correcte, effectieve en tijdige toepassing van de EU-wetgeving te zorgen. Het is dan ook van belang dat het Europees Parlement en de nationale parlementen het nieuwe kader voor samenwerking dat door het Verdrag van Lissabon is ingesteld, gebruiken en jaarlijkse controles van het uitvoeringsproces op een geselecteerd gebied van de gemeenschappelijke markt blijven verrichten.

Ik wil er vooral op wijzen dat de Commissie in dit verslag verzocht wordt gedetailleerde gegevens te blijven verstrekken over alle vormen van verdragsinbreuk, en dat die gegevens in hun geheel vrij toegankelijk worden gesteld voor het Parlement, zodat het zijn rol kan als toezichthouder kan vervullen. De collatie en categorisering van die gegevens moet consistent zijn met de eerdere jaarverslagen, zodat het Parlement tot een zinvolle beoordeling kan komen van de vooruitgang die de Commissie maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de goedkeuring van dit verslag gestemd. Het betreft een evaluatie van de controle door de Commissie van de toepassing van het EU-recht in 2008. Het zwaartepunt van deze evaluatie ligt bij het Commissieverslag getiteld "Evaluatieverslag EU-Pilot", waarin de Commissie het voorstel doet om de resultaten van het project "EU-Pilot" na een looptijd van 22 maanden te evalueren. De commissie stelt enkele belangrijke kwesties aan de orde met betrekking tot de werking van het project en de rol van burgers bij de naleving van het gemeenschapsrecht in de maatschappij, en verzoekt de Commissie de benodigde gegevens te verstrekken om een onderzoek te kunnen instellen naar de toegevoegde waarde van EU Pilot ten opzichte van de bestaande inbreukprocedures. De commissie stelt tevens voor de Commissie te verzoeken een voorstel voor een "procedurecode" voor de inbreukprocedure in te dienen, overeenkomstig de nieuwe rechtsgrond waarin artikel 298 VWEU voorziet, teneinde de rechten van burgers te garanderen en de transparantie te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) De jaarlijkse verslagen over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht zijn van essentieel belang om de toepassing van het gemeenschapsrecht in de lidstaten te beoordelen. Van alle omzettingen die in 2008 moesten plaatsvinden, was 55 procent te laat, in vele gevallen zelfs twee jaar of meer te laat. De situatie is het voorbije jaar verbeterd, maar bij de verbetering van de omzetting met 15 procent mag niet worden vergeten dat het aantal omzettingen dat moest plaatsvinden met 40 procent is gedaald. Daaruit kunnen we besluiten dat er nog een lange weg af te leggen is voordat de voorschriften uit het gemeenschapsrecht tijdig en correct worden omgezet door de lidstaten. Enkel als dat gebeurt, zullen de burgers en de ondernemingen de interne markt ten volle kunnen benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Evaluaties zijn een middel om, waar nodig, aanpassingen aan te brengen. Het "Evaluatieverslag EU-Pilot" deed in de commissie ten principale een reeks vragen rijzen, en daarom werd de Europese Commissie verzocht om de relevante gegevens ter beschikking te stellen. We moeten de vraag onderzoeken wat in bepaalde gevallen zinvoller is: "EU-Pilot" of de eerdere inbreukprocedure. In dat verband mag ook een herziening van de inbreukprocedure niet buiten beschouwing worden gelaten. Wat belangrijk is, is dat, ongeacht welke vorm, herziening of combinatie van beide voor de toekomst wordt gekozen, het resultaat niet meer bureaucratie met zich meebrengt en met name voldoet aan de EU-doelstelling van meer transparantie. Hoewel het onderhavige verslag enkele goede voorstellen bevat, kan het niet aan de genoemde doelen voldoen. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vandaag voor het verslag gestemd over de beoordeling van de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht. Het verslag concentreert zich op de beoordeling van de doeltreffendheid van EU Pilot, een project dat de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten beoogt, met als doel het veiligstellen van de correcte toepassing van de verdragen.

Het verslag benadrukt de noodzaak om een procedurele code in te stellen in de vorm van een reglement, met als doel de transparantie te versterken en de rechten van burgers te beschermen. Hiermee worden de basispunten van de te volgen procedure in geval van overtredingen uiteengezet, zoals bij betekeningen, termijnen, het recht om gehoord te worden en de verplichting tot motivering. De Commissie, zijnde de hoeder van de verdragen, wordt opgeroepen om vanaf nu alle gegevens te overleggen die de eventuele toegevoegde waarde van het project EU Pilot illustreren voor wat betreft de procedure voor de behandeling van overtredingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Het 26ste jaarlijkse verslag over de controle op de toepassing van het EU-recht (2008) streeft ernaar de problemen bij de toepassing en de omzetting van het EU-recht aan het licht te brengen. Het gaat om een document dat als het nauwgezet wordt opgesteld vanuit een alomvattende, systematische benadering, kan dienen als een mechanisme om toezicht uit te oefenen op het evolutieproces van het EU-recht en om dat recht te stroomlijnen.

Het ontbreken van nieuwe methoden en de gebrekkige informatie in dit verslag doen stemmen van kritiek rijzen in het EP, waarbij ik mij aansluit door voor het verslag-Lichtenberger te stemmen.

Ik moet echter wel benadrukken dat vertraging in de juiste toepassing, omzetting en handhaving van EU-wetgeving niet enkel zorgt voor een gebrek aan vertrouwen in de Europese instellingen, maar ook rechtstreeks ingrijpt in het dagelijks bestaan van ons allemaal als Europese burgers, en bovendien een prijskaartje heeft. De vertraging maakt het burgers onmogelijk hun rechten te genieten, werkt rechtsonzekerheid in de hand en belet burgers en ondernemingen de voordelen van de interne markt ten volle te benutten. Ik sluit me dan ook aan bij degenen die de Commissie vragen ons ervan te verzekeren dat zij gedetailleerde gegevens zal blijven verstrekken over alle vormen van verdragsinbreuk, en dat die gegevens in hun geheel vrij toegankelijk worden gesteld voor het Parlement, zodat het zijn rol kan vervullen en toezicht kan houden op de wijze waarop de Commissie zich als hoedster van de Verdragen van haar taak kwijt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Ik ben van mening dat moet worden onderzocht of het project EU Pilot een toegevoegde waarde betekent voor de huidige procedure voor het beheer van inbreukdossiers. De beschikbaarheid van voldoende relevante gegevens is natuurlijk afhankelijk daarvan. Ik zou tevens willen benadrukken dat, in lijn met wat er in het verslag staat, nationale rechtbanken een essentiële rol vervullen bij de toepassing van het gemeenschapsrecht. Het is dan ook noodzakelijk dat de inspanningen van de EU om justitiële opleidingen voor nationale rechters, juristen en ambtenaren binnen de nationale overheden te bevorderen en coördineren, voldoende steun krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Dit verslag bevat een evaluatie van de controle door de Commissie op de toepassing van het gemeenschapsrecht in 2008. De kern van deze evaluatie betreft het verslag van de Commissie "Evaluatieverslag EU-Pilot", waarin de Commissie de resultaten evalueert van het project "EU Pilot"-project na een looptijd van 22 maanden. De commissie stelt enkele belangrijke kwesties aan de orde met betrekking tot de werking van het project en met betrekking tot de rol van de burgers bij de naleving van het gemeenschapsrecht in de maatschappij en verzoekt de Commissie de benodigde gegevens aan te leveren om een onderzoek te kunnen instellen naar de toegevoegde waarde van EU Pilot ten opzichte van de bestaande inbreukprocedures. De commissie stelt tevens voor de Commissie te verzoeken een voorstel voor een "procedurecode" voor de inbreukprocedure in te dienen, overeenkomstig de nieuwe wettelijke grondslag verschaft door artikel 298 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, teneinde de rechten van de burgers te garanderen en de transparantie te vergroten.

 
  
  

– Verslag-Belet (A7-0286/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) De Europese audiovisuele traditie heeft geresulteerd in een pluralistisch mediamodel op basis van een duaal systeem. In dit systeem is zowel plaats voor de publieke omroep als voor commerciële omroepen. Deze vullen elkaar wederzijds aan. De digitale revolutie stelt dit duale systeem voor nieuwe vraagstukken. Door nieuwe communicatiekanalen en alternatieve netwerken is de oude orde onder druk komen te staan. Om het evenwicht tussen commerciële en publieke zenders in stand te kunnen houden en plaats in te ruimen voor nieuwe communicatievormen, moet het Europese omroepsysteem hervormd worden. Dat is de strekking van deze resolutie, die poogt een antwoord te geven op de drievoudige uitdaging van modernisering, convergentie en behoud van pluralisme, en daarom heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) De omroepen behoren tot de belangrijkste informatiebronnen waarover de burgers in de EU-lidstaten beschikken en vertegenwoordigen als zodanig een belangrijke factor in de openbare meningsvorming. Het audiovisuele landschap in de EU is uniek. Er heerst een werkelijk evenwicht tussen publieke en commerciële omroepen, dat een breed scala aan vrij toegankelijke programma's garandeert en bijdraagt aan pluralisme, culturele en taalkundige verscheidenheid, concurrentie tussen redacties en vrijheid van meningsuiting. Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd omdat het Europees Parlement voorstander is van een sterke en levendige, onafhankelijke publieke omroep, maar die wel aan wil passen aan de vereisten van het digitale tijdperk, terwijl het tevens voor de consument makkelijker moet worden om van analoge naar digitale televisie over te stappen. Ik zou wensen dat de lidstaten de digitale tweedeling gerichter aanpakken en er, nu de digitalisering voortschrijdt, voor zorgen dat al hun inwoners, in alle streken van het land, gelijke toegang tot de uitzendingen van de publieksomroep hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Omroepmedia behoren tot de belangrijkste bronnen van informatie die beschikbaar zijn voor de burgers in de EU-lidstaten, en vormen daarom een belangrijke factor voor de vorming van de waarden en opinies van mensen. Een evenwichtig Europees systeem speelt een cruciale rol in het bevorderen van de democratie, de sociale cohesie en de integratie en de vrijheid van meningsuiting, waarbij de nadruk moet liggen op het behoud en de versterking van het pluralisme in de media, de mediageletterdheid, de culturele en taalkundige verscheidenheid, en van het naleven van de Europese regels inzake persvrijheid.

De Commissie moet de auteursrechten aanpassen aan het nieuwe digitale tijdperk, zodat de omroepen een ruim aanbod van kwalitatieve Europese content kunnen handhaven, en ze moet met name te kijken naar manieren om hergebruik van archiefinhoud te vergemakkelijken en uitgebreide collectieve licentiesystemen in te voeren, alsook gemakkelijke één-loket-systemen voor de clearing van rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) In een democratische Europese samenleving is het van wezenlijk belang dat informatie toegankelijk is en dat burgers aan het maatschappelijk debat deelnemen. Het is een basisvoorwaarde dat er een audiovisuele en schriftelijke perssector bestaat die onafhankelijk en concurrerend is. In de huidige situatie van de audiovisuele sector binnen de Europese Unie is het in het algemeen belang het zogenaamde "duale systeem" te bewaken, zodat een waar evenwicht tussen de publieke en commerciële zenders wordt gewaarborgd. Alleen op deze manier kunnen we een programmering waarborgen die voldoende gediversifieerd is en bijdraagt aan pluralisme, culturele en taalkundige diversiteit, concurrentie tussen redacties in de media en vrijheid van meningsuiting.

Het is van wezenlijk belang dat er een sterk systeem van publieke omroepen bestaat, levensvatbaar, zonder politieke druk of gebrek aan redactionele vrijheid en voldoende financiële steun ter beschikking heeft. Echter, men moet ervoor waken de eerlijke concurrentie met commerciële spelers in gevaar te brengen. Het behoort tot de taak van de EU om te proberen de verschillende belanghebbenden in de mediasector bij elkaar te brengen met het oog op een gezonde en levensvatbare industrie. Ik geloof dat de implementatie van de Monitor Mediapluriformiteit een wezenlijke rol hierbij zal kunnen vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Ik ben te jong om herinneringen te hebben aan het tijdperk waarin de omroep een staatsmonopolie was, en eerlijk gezegd mis ik die herinneringen niet.

Ondanks het feit dat de grote barrières voor toetreding ervoor zorgen dat de toegang van nieuwe spelers tot de markt wordt beperkt en hoewel concurrentie in deze sector wegens structurele redenen altijd beperkt zal zijn, ben ik persoonlijk getuige geweest van de veranderingen die zich in het concurrentievermogen van de televisie-omroep hebben voorgedaan.

Ik ben niettemin van mening dat een volledig publiek systeem ook niet zal werken, daar dat uiteindelijk de prikkel voor efficiëntie, die bestaat wanneer er concurrenten zijn, nog verder zou wegnemen, hetgeen nadelig is voor de consument. Aan de andere kant is er in geval van een puur commercieel televisiesysteem mogelijk geen interesse voor het behalen van doelstellingen van algemeen belang of voor het uitzenden van educatieve programma’s, die niet altijd bevorderlijk zijn voor de kijkcijfers, maar die louter vanwege hun aard wel noodzakelijk zijn. Het duale systeem moet derhalve behouden blijven, op voorwaarde dat er regels zijn om vrije en gezonde concurrentie mogelijk te maken en er controles plaatsvinden om te voorkomen dat er collusie tussen publieke en private omroepbedrijven ontstaat. Tegelijkertijd moeten redactionele beslissingen worden gerespecteerd, zonder uit het oog te verliezen dat omroepdiensten een sociale functie dienen vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Publieke omroepen moeten hun onafhankelijkheid ten aanzien van de politiek behouden en voldoende financiële middelen hebben om goede informatieve programma's te bieden, met meer toegang voor alle burgers in elk deel van het betrokken land. Tegelijkertijd meen ik dat de toepassing van nieuwe technologieën ertoe zal bijdragen dat er goede programma's voor elke doelgroep worden gemaakt. Er moet meer aandacht komen voor jonge mensen, die altijd voorop lopen als het om nieuwe technologieën gaat, wat de reden is dat er programma's nodig zijn die zich speciaal tot hen richten, ook via het internet.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) De EU vraagt andere landen regelmatig om de vrijheid van meningsuiting te respecteren, maar ze moet zich hier zelf ook aan houden en dit beginsel respecteren. In de resolutie die op 25 november met een grote meerderheid is aangenomen, worden de lidstaten opgeroepen een eind te maken aan de bemoeienissen van de politiek met de inhoud van uitzendingen van de publieke omroep en wordt erop gewezen dat de naleving van de Europese normen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, pluralistische en onafhankelijke media, en de financiering van de publieke media, prioriteiten moeten zijn voor alle lidstaten. Het Parlement stelt voor het Europees Waarnemingscentrum onderzoek te laten verrichten naar de manier waarop de lidstaten deze normen hebben toegepast, en dringt erop aan dat de lidstaten "verantwoording afleggen" wanneer zij deze niet nakomen. Daarnaast heeft het Parlement van deze stemming gebruik gemaakt om erop te wijzen dat de onafhankelijkheid van de media staat of valt met een passende en stabiele financiering van publieke media, en met transparantie met betrekking tot de eigendom van commerciële omroepen. Tot slot worden de lidstaten opgeroepen, wetgeving aan te nemen inzake onlineactiviteiten van publieke omroepen en de wetgeving op het gebied van auteursrecht aan te passen aan het nieuwe digitale tijdperk.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb ingestemd met dit verslag, omdat het de noodzaak bepleit dat de media, publiek en privaat, vrij van politieke en economische druk haar rol moet kunnen vervullen. Het duale Europese systeem zal een wezenlijke rol kunnen spelen bij de bevordering van de democratie en de vrijheid van meningsuiting, het behoud en bevordering van de pluriformiteit van de media en de culturele en taalkundige diversiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het belang om de pluralisme van de omroepen te waarborgen, vloeit voort uit de centrale rol die deze media in onze maatschappij vervullen, zowel op het gebied van informatie en pluriformiteit, als met betrekking tot de bevordering van de rechten, vrijheden en garanties, en zo ontegenzeggelijk bijdragen aan een maatschappij die beter geïnformeerd en meer participatief is. Het is van doorslaggevend belang te garanderen dat deze diensten financieel en redactioneel onafhankelijk zijn, zodat politisering of het zwichten voor economische belangen kan worden vermeden. In Portugal is er onlangs sprake geweest van verschillende aanklachten over mogelijke staatsbeïnvloeding van het informatielandschap, inclusief de vervanging van de directeur van een dagblad en de directeur van een radiostation, alsook de plotselinge opheffing van een televisiejournaal en de vervanging van de directeur van dit commerciële kanaal. Hierbij komen nog verschillende gebeurtenissen waarbij kritische columnisten zijn verwijderd en een verondersteld plan waarbij een onderneming, waarvan de staat een golden share bezit, een aandeel verwerft in een communicatiebedrijf dat de eigenaar is een commercieel kanaal. In dit kader is het essentieel dat in de Unie een duaal systeem wordt geïnstalleerd, dat – op alle niveaus – onafhankelijkheid garandeert en de vrijheid van meningsuiting waarborgt voor de diensten van zowel de publieke als de commerciële omroepen, aangezien deze laatsten niet gevrijwaard zijn van politieke beïnvloeding.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het audiovisuele landschap van de EU wordt gekenmerkt door een "duaal systeem". Het naast elkaar bestaan van publieke en commerciële zenders heeft gezorgd voor een breed scala aan programma's. Het heeft bijgedragen tot pluralisme in de media, culturele en taalkundige verscheidenheid, concurrentie tussen redacties (wat inhoudelijke kwaliteit en diversiteit betreft) en vrijheid van meningsuiting. Ik de lidstaten oproepen om maatregelen te nemen tegen de digitale kloof tussen de stad en het platteland en ervoor te zorgen dat iedereen in alle regio's in het kader van de digitalisering gelijke toegang tot de publieke omroep krijgt, naast het bieden van aantrekkelijke en kwalitatief hoogwaardige content, met het oog op het bereiken van de jongeren die de media raadplegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) De belangrijkste boodschap die wij met dit verslag wilden afgeven is dat we de publieke omroep onafhankelijk moeten houden. In de toevoegingen aan het ontwerpverslag hebben we met nadruk gewezen op de noodzaak om benoemingen voor raden van bestuur uitsluitend te verrichten op grond van bekwaamheid en niet op grond van politieke vooringenomenheid.

Daarnaast hebben we ernaar gestreefd om zo duidelijk mogelijk onze wens naar voren te brengen dat er niet alleen publieke zenders van hoge kwaliteit en met een aantrekkelijke inhoud komen, maar ook dat er nieuwe platforms worden geïntegreerd, met behulp van de jongste technologieën. Een punt waarop we sterk de nadruk hebben gelegd zijn investeringen in de publieke omroep, die ononontbeerlijk zijn voor uitzendingen van hoog niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (ECR), namens de Britse conservatieve delegatie, schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieve delegatie steunt dit verslag, omdat hierin wordt erkend dat volgens het Protocol van Amsterdam de lidstaten exclusief bevoegd zijn om te bepalen wat de publieke taak inhoudt en om te zorgen voor de financiering van hun publieke omroepen. Dit is voor het Verenigd Koninkrijk belangrijk omdat de BBC volgens een unieke methode wordt gefinancierd. Wij zijn blij met de bevestiging dat het Europees Parlement zich niet zal proberen te bemoeien met de financieringsmethoden die in het Verenigd Koninkrijk voor de financiering van de BBC worden gebruikt.

Twee punten in dit verslag kunnen niet door de Britse delegatie worden ondersteund: de oproep aan de Commissie om ervoor te zorgen dat aanbieders van zoekmachines en internetdiensten bijdragen aan de financiering van de productie van internetcontent en het verzoek om het Europees waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector opdracht te geven om gegevens over nationale publieke omroepen te verzamelen. Vandaar dat de Britse delegatie verzocht om deze punten afzonderlijk in stemming te brengen en tegenstemde. Maar over het geheel genomen wordt dit onderwerp in het verslag op een evenwichtige wijze benaderd en heeft de Britse conservatieve delegatie het verslag om die reden gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met deze resolutie, waarin het Parlement zich opnieuw krachtig uitspreekt voor een duaal omroepsysteem, waarin publieke en commerciële media onafhankelijk van politieke en economische druk ieder hun eigen rol vervullen, en dringt erop aan dat toegang tot radio- en televisieprogramma's van het hoogste niveau moet worden verzekerd, ook wanneer consumenten daar niet voor kunnen betalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het komt in dit Parlement niet vaak voor dat men opkomt voor een publieke dienst. Ik heb enige reserves bij het idee dat een duaal systeem per definitie ten goede komt aan het pluralisme van de media en ik ben van mening dat het onmogelijk is de commerciële omroepen los te zien van de financiële aspecten, maar ik sta toch achter deze tekst, waarin gepleit wordt voor het behoud van de publieke omroep. Alleen de publieke omroep staat onder controle van de soevereine bevolking en kan toegang tot pluralistische informatie van goede kwaliteit voor iedereen waarborgen, hetgeen momenteel niet het geval is in Frankrijk en in verschillende andere landen die bestuurd worden door een oligarchie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) In de gehele EU hebben we de politieke beïnvloeding gezien van de omroepdiensten, of ze nu publiek zijn of commercieel. Nog onlangs in Portugal hebben zich verscheidene merkwaardige situaties voorgedaan waarbij televisiejournaals zijn opgeschort, presentatoren en directeuren-generaal van televisiestations zonder duidelijke plausibele redenen zijn vervangen, waarbij het lijkt alsof dit in politieke opdracht gebeurt.

Hoewel het is goed te realiseren dat uitzendingen van de publieke omroep vaker onder deze druk staan, is de commerciële sector hiervoor niet immuun, aangezien haar inkomsten vaak afhankelijk zijn van de verkoop van reclamezendtijd aan de overheidssector. De burgers hebben recht op een omroep, publiek of commercieel, die onafhankelijk en vrij is in de behandeling van alle onderwerpen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het duale Europese systeem een fundamentele rol zal vervullen in de bevordering van de democratie en de vrijheid van meningsuiting, als ook bij het bewaken en bevorderen van het pluralisme van de media en de culturele en taalkundige diversiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Informatie is goud waard. Om de burgers objectieve informatie te verstrekken en een onderwijzende taak te vervullen, hebben we op het gebied van televisie en media openbare omroepen. In ruil voor het uitzenden van kwaliteitsprogramma's hebben zij recht op financiering gebaseerd op vergoedingen. De omroepen zijn voor de burgers de belangrijkste informatiebron. Sommige openbare omroepen hebben hun programma's aangepast als gevolg van de concurrentie van commerciële zenders, en zijn daar wel bij gevaren. Het beste voorbeeld hiervan is de Britse omroep BBC. Andere omroepen, zoals de Oostenrijkse ORF, lijden niet alleen onder dalende kijkcijfers, maar kunnen ook niet echt voldoen aan de vereiste van onpartijdigheid en objectiviteit wegens de partijpolitieke invloed. Bovendien hebben de commerciële zenders een debat op gang gebracht over de vraag of het kijk- en luistergeld eigenlijk wel legitiem is, aangezien openbare omroepen immers ook inkomsten halen uit reclame. Omdat de organisatie en de kadervoorwaarden van lidstaat tot lidstaat verschillen, kan op EU-niveau geen uniformerend besluit worden genomen. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk.(LT) Vrije en onafhankelijke media vormen een van de belangrijkste steunpilaren van de democratie. Ik heb voor het verslag gestemd, omdat ik de mening deel dat een publieksomroep die vrij is van alle politieke druk en commerciële belangen een bijzonder belangrijk onderdeel van dit systeem is. De huidige ontwikkelingen zijn evenwel niet hoopgevend. In sommige landen is de publieke omroep blootgesteld aan gestaag toenemende politieke druk en dreigt haar financiering af te hangen van de welwillendheid van de politieke partij die toevallig de dienst uitmaakt. Elders komt de omroep steeds meer in de greep van bedrijfsmatige overwegingen. Ik deel het standpunt dat cultuur en media altijd tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, maar dat laat onverlet dat ook EU-instellingen een gewichtige rol kunnen spelen. Ze zouden kunnen helpen bij het uitwisselen van beste praktijken of, in bepaalde gevallen, juist aan minder goede praktijken ruchtbaarheid kunnen geven. Nu er economische crisis heerst, zouden publieke omroepen beter gebruik moeten maken van de mogelijkheden om zachte leningen bij de Europese Investeringsbank af te sluiten, leningen die hen kunnen helpen hun infrastructuur te moderniseren en de publieksomroep op een hoger plan te brengen, waardoor die beter toegerust is voor de uitdagingen van de 21e eeuw.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Belet over de publieke omroep gestemd. Europa is aan het digitale tijdperk begonnen en de instellingen moeten het evenwicht dat in duale systeem is bereikt tussen de publieke en commerciële zenders garanderen. Het hele systeem zou gebaseerd moeten zijn op de kijk- en luistercijfers van de radio- en televisieomroepen, die in staat zijn om de gehele publieke opinie te beïnvloeden. De aanpassing van de financiering door de EU van het publieke-omroepstelsel van de lidstaten is essentieel, omdat het rechtstreeks verband houdt met de democratische, sociale en culturele behoeften van iedere samenleving en met de noodzaak pluralisme in de media te behouden en diversiteit aan informatie en vrijheid van meningsuiting te garanderen. Aangezien dit onderwerp onder de verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten van de individuele lidstaten valt, hoopt de EU dat er meer steun aan de publieke omroepbedrijven zal worden gegeven teneinde een dienst, die in veel landen leidt onder politieke druk onder informatiecontrole, nieuw leven in te blazen en te voorkomen dat de, soms oneerlijke, concurrentie met de commerciële omroep uit balans raakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het veiligstellen van pluralisme in de media vereisen dat zowel particuliere als publieke media zonder onderscheid en op een harmonieuze manier naast elkaar kunnen bestaan. Het succes van die doelstelling hangt echter af van twee voorwaarden. Ten eerste dienen zowel particuliere als publieke media aan de behoeften van het digitale tijdperk te voldoen door hun diensten te moderniseren, echter zonder dat men – en dit is erg belangrijk – hoge kosten bij de consument in rekening brengt. Ten tweede dient er in deze nieuwe digitale omgeving duurzame ruimte te zijn voor het naast elkaar kunnen laten bestaan van omroepen en andere informatiebronnen, zoals tijdschriften en kranten; dit is vooral nu belangrijk, gelet op het feit dat de gedrukte media zich in heel Europa in een volledige recessie bevinden. We hebben dus ook voldoende financiering en nationale plannen voor de lidstaten nodig.

De EU kan en moet laten zien dat zij deze parameters steunt, enerzijds via het aanbieden van geldbronnen zoals het Europees investeringsfonds ten behoeve van de digitalisering van media, en anderzijds via het coördineren van de uitwisseling van goede praktijken voor wat betreft de procedure voor de digitalisering van radio en televisie tussen de lidstaten. Ik denk dat deze aandachtspunten in dit specifieke verslag voldoende worden belicht en daarom heb ik voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de resolutie gestemd die betrekking heeft op de publieke omroep in het digitale tijdperk: de toekomst van het duale systeem, met als overweging dat de rol van de publieke omroep in een multimediale maatschappij rekening moet houden met de concentratie en het pluralisme van de media binnen de EU, de mediageletterdheid in een digitale wereld, de diversiteit van de mediacontent en de waarborging van de onafhankelijkheid van de publieke omroep in de informatiemaatschappij.

In feite is het duale omroepbestel, waarin de publieke en commerciële media hun respectievelijke rollen zonder politieke en economische druk kunnen vervullen, essentieel voor de toegang tot informatie van de hoogst mogelijke kwaliteit en voor een werkelijke bevordering van de democratie. De publieke en commerciële omroepen hebben een wezenlijke rol te vervullen met betrekking tot de Europese audiovisuele productie, diversiteit en culturele identiteit, informatie, pluriformiteit, sociale samenhang, de bevordering van de fundamentele vrijheden en het functioneren van de democratie.

Ik ondersteun de gedane aanbevelingen, in het bijzonder met het stimuleren van de uitwisseling tussen de lidstaten van de beste praktijken en de intensivering van de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties voor de media in het kader van het Europees Platform van regelgevende instanties (EPRA).

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik acht het van groot belang dat de Europese Unie met het oog op een gezonde en levensvatbare industrie de verschillende mediaspelers en belanghebbenden bij elkaar brengt. De snelle verandering van de communicatiemiddelen, vooral digitaal, verplicht tot het vinden van nieuwe oplossingen en leidt noodzakelijkerwijs tot de definitie van een "nieuwe media-ecologie"

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) De omroepsector is uniek. De waarden en opvattingen van mensen worden erdoor beïnvloed en het blijft de belangrijkste informatiebron voor de meeste burgers van de Europese Unie. De omroepsector is daarom van bijzondere betekenis voor de bescherming en bevordering van fundamentele vrijheden en de democratie, alsook voor de sociale cohesie. Zoals in de richtlijn audiovisuele mediadiensten wordt benadrukt, wordt het audiovisuele landschap van de EU gekenmerkt door het zogenaamde "duale systeem". Het naast elkaar bestaan van publieke en commerciële zenders heeft voor een breed scala aan programma's gezorgd, en draagt bij tot pluralisme in de media, culturele en taalkundige verscheidenheid, concurrentie tussen redacties (wat inhoudelijke kwaliteit en diversiteit betreft) en vrijheid van meningsuiting. Een krachtig, levensvatbaar en goed gefinancierd publiek omroepstelsel is hier een onderdeel van. In een goed functionerend duaal systeem kan de publieke omroep de kwaliteitsnorm van de markt omhoogtrekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk.(FR) De omroepen maken een technologische omwenteling door: de digitalisering van mediacontent en de toegankelijkheid ervan hebben, dankzij internet, het paradigma van de omroepen op zijn kop gezet. In de jaren 1970 hebben commerciële en private partijen zendfrequenties weten te bemachtigen, die tot dan toe tot het monopolie van de staat behoorden. Vanwege de enorme toename van de verschillende manieren waarop consumenten momenteel toegang kunnen krijgen tot mediacontent, zijn we nu genoodzaakt te formuleren welk evenwicht er moet bestaan tussen publieke en commerciële omroepen. Waarvoor pleiten we in dit verslag? Er is bijzondere aandacht nodig voor de publieke omroepen, gezien de mediaconcentratie en gezien de concurrentie van de commerciële omroepen, zodat deze, zonder inmenging van de politiek, kunnen bijdragen aan het behoud van een publieke ruimte met een kwalitatief hoogwaardige programmering en objectieve informatie. We vragen de lidstaten voldoende middelen uit te trekken voor de digitalisering van de publieke omroep en, vooral, maatregelen te nemen tegen de dreigende digitale kloof.

Iedereen, op het platteland en in de stad, arm en rijk, moet dezelfde en kwalitatief goede toegang tot de publieke omroep hebben. En tot slot moeten we, gezien de grote verschillen in inkomsten tussen giganten als Google en de websites waarnaar deze verwijzen, nadenken over een grotere bijdrage van zoekmachines aan de financiering van het maken van content.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0624/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid was niet de eerste resolutie over deze kwesties die de Raad sinds zijn oprichting heeft aangenomen. Toch moet deze resolutie beschouwd worden als een belangrijk moment voor de integratie van vrouwen, omdat de situatie van vrouwen nu bij veiligheidsoperaties en vredesmissies wordt meegenomen. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van deze tekst, dat samenvalt met de Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen, hebben mijn collega's in het Europees Parlement en ik de wens willen uitspreken om de doelstellingen van de resolutie na te streven, in de eerste plaats door acties vanuit de Europese Unie. We willen dat de situatie van vrouwen in conflictsituaties een grotere rol gaat spelen bij het Europees gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden en bij de samenwerking met andere internationale organisaties voor strategische samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat er bij het uitsturen van vredeshandhavingsmissies en bij gewapende conflicten nauwkeurig toegezien dient te worden op de veiligheid van vrouwen. Een permanente evaluatie van het EU-mensenrechtenbeleid lijkt mij onmisbaar voor het uitwerken van een alomvattende landenstrategie voor de mensenrechten en voor het evalueren van de EU-richtsnoeren betreffende geweld tegen vrouwen en meisjes en de richtsnoeren voor kinderen in gewapende conflicten – en uiteindelijk natuurlijk ook voor de bestrijding van alle vormen van discriminatie waar deze groepen onder te lijden hebben. Ik wijs erop dat verkrachting en seksuele slavernij, als zij deel uitmaken van een wijdverbreide en systematische praktijk, door de Conventie van Genève aangemerkt worden als misdrijven tegen de menselijkheid en als oorlogsmisdaden.

Bovendien wordt verkrachting, uitgevoerd met de bedoeling een bepaalde groep mensen geheel of gedeeltelijk uit te roeien, inmiddels ook erkend als bestanddeel van de delictomschrijving genocide. Daarom dient de EU concrete stappen te ondernemen om een eind te maken aan de straffeloosheid voor hen die seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen plegen. Daarnaast is er behoefte aan een gedragscode voor EU-medewerkers die aan militaire en civiele missies deelnemen, waarin seksuele uitbuiting als verwerpelijk en crimineel wordt aangemerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Vrouwen, Vrede en Veiligheid zijn onderwerpsgebieden waaraan men de grootste aandacht dient te schenken. De tiende verjaardag van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad vormt een mogelijkheid om op deze terreinen winst te boeken, net zoals bij alle herzieningen van het huidige Europese beleid, in het bijzonder welke betrekking hebben op de mensenrechten en de strijd tegen vrouwenmishandeling, de inzet van kinderen bij gewapende conflicten en de strijd tegen alle vormen van discriminatie. Daarnaast is er een ander aspect dat mij relevant lijkt in dit verslag: het pleidooi om vrouwen een grotere rol te geven in verzoeningswerk, de totstandbrenging van vrede en de voorkoming van conflicten, voor mij reden te meer om dit met mijn stem te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE), schriftelijk. − (EN) De behandeling en veiligheid van vrouwen en kinderen in gebieden in de directe omgeving van de EU waar sprake is van een gewapend conflict, is een kwestie van toenemende zorg. Het is van essentieel belang dat al het mogelijke wordt gedaan om de gevolgen van een dergelijke stand van zaken in die gebieden tot een minimum te beperken. Daarom heb ik voor deze ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd over de tiende verjaardag van resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ten behoeve van vrouwen, vrede en veiligheid, omdat er sprake is van een verwrongen benadering van gendergelijkheid. Naar mijn mening wordt gelijkheid niet bereikt door vrouwen te laten deelnemen aan militaristische organisaties of internationale politiemachten. Ook wordt de veiligheid van vrouwen, zoals bedoeld in VN-resolutie 1325, niet door militaire interventies bereikt maar door continu te werken aan het voorkomen van conflicten met politieke en vredelievende middelen. Het tegenovergestelde is hier het geval, want in de desbetreffende resolutie wordt gevraagd om "meer vrouwen in te zetten bij missies op het gebied van politie [en] strijdkrachten", en wordt erop gewezen "dat het belangrijk is dat de EU meer vrouwelijke politieagenten en vrouwelijke soldaten inzet bij GVDB-missies". Bovendien heb ik tegen de resolutie gestemd om de extra reden dat er niet voor de door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links voorgestelde amendementen is gestemd om de betreffende formuleringen te schrappen, evenals de formuleringen die betrekking hebben op de extra deelname door vrouwen aan Europol en EUSEC en op de versterking van hun aanwezigheid in de Democratische Republiek Congo.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Op dit moment vieren wij de tiende verjaardag van deze eerste resolutie van de Verenigde Naties met betrekking tot de onevenredig grote en unieke impact van gewapende conflicten op vrouwen. Ik hoop dat de EU deze gebeurtenis zal kunnen aangrijpen om een krachtig politiek signaal te geven en de krachten van de uitvoering ervan te versterken, hetzij door politieke richtsnoeren, hetzij door meer financiële middelen. Ik hoop ook dat de huidige herziening van het mensenrechtenbeleid van de EU zal leiden tot de uitwerking van een eenduidige strategie met betrekking tot mensenrechten, evenals een evaluatie van de beleidslijnen van de EU ten aanzien van geweld tegen vrouwen en meisjes en ten aanzien van kinderen bij gewapende conflicten, met als doel alle vormen van geweld en discriminatie te bestrijden.

Ik denk dat de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden kan bijdragen aan een betere uitvoering van deze resoluties, en tegelijkertijd de rol van de EU op dit terrein zou moeten aantonen. Ik feliciteer de tien lidstaten, waaronder Portugal, die reeds een nationaal actieplan hebben aangenomen om deze resolutie uit te voeren en ik hoop dat alle anderen zo snel mogelijk dit voorbeeld zullen volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Het verbaast mij zeer dat de VN-Veiligheidsraad pas tien jaar geleden voor het eerst oog heeft gehad voor de bijzondere situatie van vrouwen in oorlogsgebieden. Hoe het ook zij, we moeten nu de behaalde resultaten in kaart brengen en op dezelfde voet verder gaan. De Europese Unie is gevoelig genoeg voor dergelijke onderwerpen om ze in beschouwing te nemen. Het is met name tijd om een stap verder te gaan en te erkennen dat vrouwen verschillende trauma’s hebben en, gemiddeld meer dan mannen, lijden onder bepaalde gebeurtenissen en situaties waarbij sprake is van dwang. Ik geef deze resolutie dan ook mijn volledige steun, omdat eenieder die in oorlogsgebied vrede wil brengen eerst de rust in zichzelf moet vinden. Daartoe is het differentiëren van het doel de beste manier voor een efficiënter inzet van hulpmiddelen; een doel dat we moeten nastreven, helemaal wanneer dat de oprechte en stralende lach van een vrouw oplevert.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Helaas hebben alle actieve inspanningen – de resoluties en de nationale en internationale plannen ter verbetering van de bescherming van vrouwen in conflictgebieden – niet geleid tot uitbanning van dat barbaarse wapen dat vaak wordt gebruikt in moderne oorlogvoering: seksueel geweld. Integendeel, de straffeloosheid kan ertoe leiden dat deze praktijk, die haaks staat op onze waarden, zich verbreidt.

Samen met anderen heb ik de massaverkrachtingen in Congo, Liberia en andere conflictgebieden, met name in Afrika, veroordeeld. Zeer ernstig is dat er incidenten zijn gerapporteerd waarbij gruwelen zich op een steenworp afstand van een basis van een VN-macht voltrokken. De duizenden vrouwen die slachtoffer worden van seksueel misbruik, treft ook het lot dat ze een sociaal stigma dragen en vreselijke ziekten, zoals hiv, oplopen. De Europese Unie moet meer doen om deze ernstige schendingen van de mensenrechten te bestrijden, zodat VN-resoluties meer waard zijn dan het papier waarop ze zijn geschreven.

De Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen van afgelopen 25 november moet ons er ook aan herinneren dat vrouwen slachtoffer zijn van huiselijk geweld, dat alarmerend vaak voorkomt, en van verkrachting binnen het huwelijk, seksuele intimidatie en mensenhandel.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Wanneer wij denken aan gewapende conflicten en de meest traditionele oorlogstaferelen, dan stellen wij ons mannen als eerste slachtoffers voor. Overal ter wereld waar er sprake is van gewapende conflicten en bedreigingen voor de vrede, zijn het helaas vaak vrouwen en kinderen die de eerste en meest belangrijkste slachtoffers vormen, zij het onzichtbaar. Talloos zijn de bedreigingen die vrouwen ondergaan, zowel in de context van oorlog en conflict, als in de context van de uitoefeningen van barbaarse gewoonten die hun rechten schenden, en in de context van armoede en sociale uitsluiting. Daarom is het cruciaal dat Europa de vrouwen niet vergeet van wie dagelijks de meest elementaire rechten worden geschonden, zoals ten aanzien van het leven of de lichamelijke integriteit, de vrouwen die ter dood veroordeeld worden door steniging, de vrouwen aan wie de toegang tot onderwijs wordt ontzegd, de vrouwen die gedwongen worden te vluchten en als vluchtelingen moeten leven om de vrijheid te verkrijgen die het Handvest van de grondrechten verleent aan alle vrouwen die op grond van geslacht worden gediscrimineerd. Het is van wezenlijk belang dat Europa dit niet vergeet en de vrouwen niet de rug toekeert zolang zij nog geen garantie hebben voor een toekomst van vrijheid en hoop.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het geweld tegen vrouwen in conflictgebieden is vaak een uitvloeisel van de discriminatie op grond van geslacht, dat helaas ook bestaat in vredestijd. Ik heb mijn stem gegeven aan dit verslag, omdat ik ermee instem om personele en financiële middelen toe te wijzen voor de vrouwenparticipatie en de integratie van genderkwesties op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik leg de nadruk op de noodzaak van een passende openbare klachtenprocedure in de context van GVDB-missies, die vooral moet helpen bij het melden van seksueel en gendergerelateerd geweld en het verzoek aan de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van Commissie om een gedetailleerd verslag over vrouwen, vrede en veiligheid op te nemen in de halfjaarlijkse evaluatie van GDVB-missies.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben tegen deze resolutie gestemd omdat wij van mening zijn dat het niet voldoende is om civiele en militaire missies vanuit een man/vrouwperspectief te beschouwen. Het is niet zo dat door meer vrouwen te betrekken bij militaire missies voor oorlogsinterventies en bezettingen, zoals in Irak of Afghanistan, de problemen van discriminatie van vrouwen worden opgelost of de oorlogen rechtvaardiger worden. De werkelijkheid bewijst dat dit niet zo is.

We zijn van mening dat de militaire interventies niet bijdragen tot de bescherming van de rechten van vrouwen, zij versterken eerder de schending van die rechten. Alleen het voorkomen van conflicten en de toepassing van civiele maatregelen in conflictsituaties zijn in staat de belofte van resolutie 1325 te vervullen.

Daarom spijt het ons dat de wijzigingsvoorstellen die wij hebben voorgesteld, niet zijn aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Het is vandaag 25 november, de Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Met de stem die wij vandaag uitbrengen voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over het tienjarig bestaan van resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, willen wij een duidelijk signaal afgeven van onze verbintenis als parlementsleden, maar bovenal als Europese burgers. Het is passend stil te staan bij het tienjarig bestaan, voor het geval wij mochten vergeten dat 80 procent van alle oorlogsslachtoffers onder burgers, en dan met name vrouwen en kinderen, vallen. Het thema van de fundamentele mensenrechten en de uitbreiding en bescherming daarvan moeten in het Europese debat altijd centraal blijven staan, zodat wij gemeenschappelijk en effectieve strategieën kunnen ontwikkelen voor de bescherming van vrouwen en kinderen. We zien dat er in toenemende mate geweld wordt gepleegd tegen deze groep mensen. We moeten er dan ook niet alleen naar streven dat de plegers van deze misdaden, na tussenkomst door de justitiële autoriteiten, persoonlijk verantwoording af moeten leggen, maar we moeten ook een aantal belangrijke voorwaarden scheppen die ervoor zorgen dat dit fenomeen zo min mogelijk voorkomt, met als uiteindelijke doel conflicten te voorkomen en bij te dragen aan de wederopbouw van gebieden die daaronder hebben geleden.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin wordt verzocht om de toewijzing van specifieke en aanzienlijke financiële, personele en organisatorische middelen voor de participatie van vrouwen en gendermainstreaming op het terrein van het buitenlands en veiligheidsbeleid; waarin wordt aangedrongen op het inzetten van meer vrouwen bij militaire, politie-, justitie- en rechtsstaatmissies en vredeshandhavingsoperaties, alsook bij diplomatieke missies en acties voor democratieopbouw; en waarin de EU-lidstaten wordt verzocht om actief de participatie van vrouwen in hun bilaterale en multilaterale betrekkingen met staten en organisaties buiten de EU te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Ondanks het feit dat we de tiende verjaardag vieren van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, moet er nog steeds veel gebeuren op dit gebied, in het bijzonder voor wat betreft het geweld tegen vrouwen, de richtlijnen van de EU over de inzet van kinderen bij gewapende conflicten en de strijd tegen alle vormen van discriminatie waarvan zij het doelwit zijn. Dit is het moment om al onze krachten te verenigen, opdat dit voornemen zich zal verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ofschoon ik het op veel punten met de resolutie eens ben, met name wat betreft de noodzaak om de genderbenadering in ontwikkelingssamenwerking te bevorderen, heb ik toch tegengestemd, omdat ik de toename van het aantal politieagenten of soldaten afwijs, of dat nu mannen of vrouwen zijn, daar dit de tendens tot militarisering in de Europese Unie zou versterken. De resolutie "wijst erop dat het belangrijk is dat de EU meer vrouwelijke politieagenten en vrouwelijke soldaten inzet bij GVDB-missies", wat haaks staat op het streven van mijn fractie om het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te demilitariseren. Bovendien wordt in deze resolutie telkens verwezen naar de Europese Dienst voor extern optreden, waartegen ik mij herhaaldelijk heb uitgesproken, omdat die weer een stap verder is in de escalatie van de militarisering van het Europese buitenlands beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) In resolutie 1325, van 31 oktober 2000, werd tot uiting gebracht dat de VN-lidstaten zich bewust waren van de gevolgen die gewapende conflicten voor vrouwen hebben, van het geweld dat hun wordt aangedaan in tijden van oorlog en van de belangrijke rol die zij kunnen spelen bij de preventie en oplossing van conflicten. Het tienjarig bestaan van deze resolutie biedt de gelegenheid om daar de balans van op te maken. In dit kader kunnen we de resoluties 1820 (2008) en 1888 (2009) noemen, waarin het gebruik van seksueel geweld voor het eerst expliciet erkend wordt als een oorlogstactiek, die om een gerichte respons vraagt op politiek en veiligheidsgebied.

Ook kunnen we de benoeming aanhalen van Margot Wallström tot speciale VN-vertegenwoordiger voor "seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes in situaties van gewapend conflict". Deze ernstige problematiek verdient onze volle aandacht. Daarom heb ik er, als covoorzitter van de Paritaire Parlementaire Vergadering, persoonlijk op aangedrongen dat deze problematiek centraal komt te staan tijdens de plenaire vergadering van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU die op 2 december aanstaande zal plaatsvinden in Kinshasa.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In vele landen ter wereld worden vrouwen nog altijd gediscrimineerd. Geweld tegen vrouwen staat op de agenda, en dat geweld is bijzonder dramatisch in conflictsituaties. Uit studies blijkt dat vrouwen in crisisgebieden, waar het tot gewapende conflicten komt, vaak het slachtoffer worden van verkrachting en/of seksuele slavernij. Het zou een prioritair doel moeten zijn om geweld tegen vrouwen, ook in door oorlog getroffen regio's in de wereld, als misdrijf tegen de menselijkheid te bestraffen. Seksuele uitbuiting – en wat dat betreft hebben de landen van het westen ook een verantwoordelijkheid – is immers te allen tijde niet te rechtvaardigen en crimineel gedrag. In het verslag worden belangrijke kwesties aan de orde gesteld, en daarom heb ik voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Geweld tegen vrouwen in oorlogsgebieden ligt vaak in het verlengde van genderdiscriminatie. Mede gezien het feit dat de viering van de Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen dit jaar samenvalt met het tienjarig bestaan van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, zou dit het beginpunt kunnen en moeten zijn voor het met hernieuwde kracht streven naar de uitvoering van deze resolutie, waarbij geen voortgang mogelijk is zonder politiek leiderschap op het hoogste niveau en meer middelen. Ik ben van mening dat dit thema naar behoren aan de orde moet komen bij de lopende herziening van het mensenrechtenbeleid van de EU, door de toewijzing van specifieke financiële, menselijke en organisatorische middelen voor de participatie van vrouwen en gendermainstreaming. Deze gelegenheid is een goed beginpunt voor doelgerichte acties om de integratie van vrouwen te intensiveren, versterken en uit te breiden. De kwestie vrouwen, vrede en veiligheid zou een integrerende bestanddeel moeten zijn van de planning en programmering van de externe financiële instrumenten voor democratie, mensenrechten en samenwerking en ontwikkeling tussen volkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Er zijn nu tien jaar verstreken sinds de aanneming van resoluties 1325 (2000) en 1820 (2008) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid en resolutie 1888 (2009) van de Veiligheidsraad over seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen in situaties van gewapend conflict, waarin de verantwoordelijkheid van alle staten wordt beklemtoond om een einde te maken aan straffeloosheid en degenen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met inbegrip van misdaden met betrekking tot seksueel en ander geweld tegen vrouwen en meisjes, te vervolgen,

Sinds de aanneming van de genoemde Resoluties zijn tien jaar verstreken, en, zoals wordt vermeld in de resolutie die ik heb gesteund, is er nog een lange weg te gaan. De Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen, die op 25 november, de dag van de stemming over deze Resolutie, wordt gehouden, is niet zomaar een gewone dag, maar een signaal ter herinnering aan een nog steeds voortdurende werkelijkheid. Het is noodzakelijk dat deze kwesties op het hoogste niveau worden behandeld en op de politieke agenda blijven, tot deze plaag, die geen onderscheid maakt tussen ras, geloof en leeftijd, is uitgeroeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) In de resolutie van de VN-Veiligheidsraad 1325, aangenomen op 31 oktober 2000, wordt gesteld dat vrouwen in de loop van de geschiedenis niet zijn betrokken bij vredes- en stabiliseringsprocessen in enig land. De resolutie roept op tot gelijkwaardige betrokkenheid van vrouwen op elk niveau, van conflictpreventie tot wederopbouw na een conflict en vredes- en veiligheidshandhaving. De tiende verjaardag van de aanneming van de resolutie zou het begin moeten markeren van een nieuwe agenda. Deze kan niet worden toegepast zonder politieke steun op het hoogste niveau, noch zonder de nodige middelen. De EU moet de aanstelling van zo veel mogelijk vrouwen in managementfuncties stimuleren, om de samenhang van beleid en optreden van de EU te coördineren en te waarborgen, en om toezicht te houden op naleving van haar verplichtingen.

De EU moet ten minste vijf vrouwen benoemen op managementposten in de Europese Dienst voor extern optreden en het evenwicht tussen mannen en vrouwen, voor wat betreft aangenomen specialisten, naleven. Tegelijkertijd heeft de Europese dienst voor extern optreden een afdeling nodig voor genderkwesties, met ten minste een voltijdsfunctie per geografische afdeling en een EU-delegatie gewijd aan genderaspecten, die verantwoordelijk is voor vrouwen, vrede en veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik spreek de hoop uit dat de tiende verjaardag van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad het begin zal markeren van een hernieuwde agenda voor de tenuitvoerlegging van de toezeggingen met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Ik ben blij dat deze resolutie is aangenomen. Hierin wordt benadrukt dat de tiende verjaardag van VN-resolutie 1325 (2000) het begin zou moeten zijn van een versterkte agenda voor de tenuitvoerlegging van deze resolutie, waarin geen schot komt als zij het moet stellen zonder politiek leiderschap op hoog niveau en zonder verhoging van de beschikbare middelen. Er wordt met klem geadviseerd om deze kwestie adequaat aan te pakken tijdens de huidige herziening van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, wanneer daar de opstelling aan bod komt van een alomvattende landenstrategie voor de mensenrechten en de evaluatie van de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes, met betrekking tot kinderen en gewapende conflicten en ter bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie; er wordt verzocht om de toewijzing van aanzienlijke specifieke financiële, menselijke en organisatorische middelen voor de participatie van vrouwen en gendermainstreaming in het buitenlands en veiligheidsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (ECR), schriftelijk. − (EN) De Fractie Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) zet zich oprecht in voor gelijke rechten en kansen voor alle vrouwen en gendergelijkheid, zoals neergelegd in VN-resolutie 1325, onderstreept de enorm waardevolle rol van vrouwen op het terrein van vrede en veiligheid, en veroordeelt de barbaarse en afschuwwekkende behandeling van vrouwen en kinderen in conflictgebieden.

De ECR-Fractie heeft zich echter steeds verzet tegen vrouwenquota voor nationale, regionale en internationale instellingen, en overigens ook tegen de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk.(FR) Het verheugt mij dat deze tekst ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van resolutie 1325 van de Verenigde Naties over vrouwen, vrede en veiligheid is aangenomen, juist op deze symbolische datum van 25 november, de Internationale Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Ik wil vooral wijzen op de noodzaak van een substantiële verhoging van het vrouwenquotum in alle activiteitensectoren, met inbegrip van verzoeningswerk, totstandbrenging, handhaving en behoud van vrede en voorkoming van conflicten. Het is voor alle betrokken partijen van groot belang dat de specifieke behoeften van vrouwen worden meegenomen, en daarin kan alleen verbetering gebracht worden als vrouwen hier nadrukkelijker bij betrokken worden.

Ook zal een grotere zichtbaarheid van vrouwen op dit gebied ertoe bijdragen dat mensen zich er bewuster van worden hoe onmenselijk het gebruik van verkrachting als oorlogswapen is, en wellicht ervoor zorgen dat daders niet langer hun straf ontlopen.

Tot slot kan een grotere betrokkenheid van vrouwen leiden tot een wederzijds vertrouwen tussen de burgerslachtoffers van conflicten – overwegend vrouwen en kinderen – en partijen in het veld.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0622/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb ingestemd met deze resolutie, aangezien de bijensterfte aan het toenemen is en het aantal imkers kleiner wordt. Het betreft een problematische situatie voor de landbouw en voor de biodiversiteit, aangezien 76 procent van de voedselproductie en 84 procent van de plantensoorten afhankelijk zijn van bestuiving. Ik pleit voor meer onderzoek dat bijdraagt aan het verkrijgen van de inzet van de beste oplossingen en een doelmatiger versterking van maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit en ter beperking van de gevolgen van de klimaatverandering. Immers, het leven van een werkbij is erg kort en zeer gevoelig voor veranderingen in de externe omgeving, waardoor de honingproductie wordt beïnvloed, niet alleen door de toenemende onzekerheid van de duur en stabiliteit van de seizoenen, maar ook door de toenemende schade door extern invloeden, zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, mijten, of andere oorzaken. De huidige programma's dienen daarom versterkt worden binnen het kader van het nieuwe GLB, zodat we, ook op dit niveau, een effectievere oplossing kunnen verkrijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Het jaar 2010 is uitgeroepen tot jaar van de biodiversiteit om de publieke opinie ervan te doordringen dat deze overal te wereld gevaar loopt. De bijenteelt, die in landelijke gebieden een belangrijke vorm van werkgelegenheid en bron van inkomsten vormt, loopt eveneens gevaar door de recente toename van sterfte en ziekte onder de bijenvolken. Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, waarin het Europees Parlement er bij de Commissie op aandringt specifiek onderzoek te financieren dat meer inzicht geeft in de factoren die de gezondheid van bijen beïnvloeden. De resolutie constateert dat genetisch gemodificeerde gewassen en de verspreiding van toxines via stuifmeel van invloed kunnen zijn op ziekten en sterfte onder bijen. Aangezien granen, fruit en groenten in Europa afhankelijk zijn van bestuiving door bijen, lopen deze gewassen en de landbouw als geheel door verschillende bijenziekten een enorm risico. Ik vind dat de Commissie bij zoveel ongewisheid met spoed onafhankelijk onderzoek moet laten doen naar de gevolgen van genetisch gemodificeerde gewassen en van de verspreiding van toxines via stuifmeel voor het milieu en specifieke soorten en ervoor zorg moet dragen dat de onderzoeksresultaten openbaar worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) De bijen hebben een belangrijke rol in het ecologisch evenwicht, en hun uitsterven heeft ernstige gevolgen voor de voedselketen. Dit verslag bepleit de noodzaak van stimulering en verbetering van de bijenteeltsector, vooral als het gaat om statistische gegevens met betrekking tot productieprognoses, de verbetering en harmonisering van de perfectionering en harmonisatie van de monitoring- en onderzoekprogramma's, duidelijker regels inzake de etikettering ten aanzien van de herkomst van honing, de opstelling van bijenteeltprogramma's en wetgeving ter zake, en de ontwikkeling van innovatieve en effectieve behandelingen tegen de varroamijt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Het multipliereffect van bestuiving, dat wil zeggen de verhouding tussen de economische waarde van de bestuiving zelf en de waarde van de geproduceerde honing, leidt in economisch opzicht tot buitengewone resultaten.

In een tijd waarin gezocht wordt naar allerlei manieren om efficiënter te werken, lijkt het dan ook geen logische keuze om een activiteit op te geven waarvan de kosten-batenverhouding uitwijst dat dit een domme beslissing zou zijn. Aangezien de oorzaak niet gelegen is in economische factoren maar eerder in externe omstandigheden, denk ik dat het verslag van de Commissie de spijker op z’n kop slaat wanneer wordt gesteld dat alle factoren die de bijenteelt momenteel verstoren, met elkaar moeten worden vergeleken.

Tevens ben ik van mening dat deze activiteit gestimuleerd moet worden door middel van samenhangende maatregelen, en in dat opzicht zou een wetenschappelijke bijdrage zeer welkom zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik meen dat de Europese Commissie de reikwijdte en financiering van het Europese veterinaire beleid moet aanpassen om rekening te houden met de specifieke aard van bijen en de bijenteelt, teneinde te zorgen voor een effectievere ziektebestrijding en voor de beschikbaarheid van effectieve en gestandaardiseerde diergeneesmiddelen in de gehele Europese Unie, in samenwerking met de imkerverenigingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese honingmarkt lijdt onder een aanzienlijke prijsvolatiliteit, omdat 40 procent van de markt thans afhankelijk is van de invoer. Ten gevolge van deze situatie verkeren imkers in de gehele EU, ook in Portugal, in een nadelige concurrentiepositie ten aanzien van honing uit derde landen. Volgens de officiële cijfers telt Portugal 17 291 imkers, die over 38 203 bijenstallen en 562 557 bijenvolken beschikken. In 2009 bedroeg de productie 6 654 ton honing en 235 ton was, dat is 1,9 procent van de 351 000 ton honing die in de EU werd geproduceerd. De bijenteelt en de activiteit van bijen zijn essentieel voor de instandhouding van de ecosystemen, het ecologisch evenwicht van het plantenleven en het behoud van de biodiversiteit. Bovendien gaat het om een economisch zinvolle activiteit die Europa moet beschermen en aanmoedigen, zodat deze sector minder afhankelijk wordt van de invoer.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Bijen zijn essentieel voor de bestuiving van gewassen, voor het behoud van het ecologisch evenwicht en voor de instandhouding van de biodiversiteit. Daarom is het des te betreurenswaardiger dat het aantal bijenvolken afneemt. Wij hebben wetenschappelijke informatie nodig om een beter inzicht te krijgen in de mechanismen die de verspreiding van bijen bevorderen en manieren te ontwikkelen om de instandhouding van deze soort te waarborgen. Het lijkt mij van essentieel belang dat wij onze aandacht richten op de Europese honing, aangezien die langzaam maar zeker vervangen wordt door andere variëteiten van slechtere kwaliteit die niet voldoen aan de productiecriteria van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. (IT) Bijeenteelt is een van de landbouwmethodes die de minste gevolgen heeft voor het milieu. Deze activiteit is derhalve zeer geschikt voor beschermde gebieden. Bijenteelt is in mijn regio wijdverbreid. Het is een uitstekend voorbeeld van grondbeheer en een symbool van geschiedenis, traditie en lokale identiteit. In Veneto levert de bijeenteelt reeds vele jaren producten van uitstekende kwaliteit op en de sector draagt zelfs bij aan de ondersteuning van de armste regio’s. De sector kan echter niet voor deze resultaten blijven zorgen zonder de financiële steun van de Europese Unie, in samenwerking met de nationale, regionale en lokale autoriteiten. Zoals aangegeven in de ontwerpresolutie is het belangrijk financiële middelen te verstrekken voor het onderzoek naar bijensterfte en de Europese producenten te steunen die de concurrentie uit derde landen het hoofd moeten bieden nu de EU-markt is opengesteld voor ingevoerde honing. Daarom stem ik voor deze ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk.(LT) Ik heb ingestemd met dit verslag, omdat de bijenteelt een strategische rol in de samenleving vervult doordat hij een openbare dienst van milieubelang verleent. Op dit moment is er een onrustbarende daling van de aantallen bestuivers, met inbegrip van honingbijen. 84 procent van de plantensoorten en 76 procent van de voedselproductie in Europa hangen af van de bestuiving door bijen, waarvan het economische belang veel groter is dan de waarde van de geproduceerde honing. Veertig procent van de Europese honingmarkt is afhankelijk van de invoer uit derde landen, wat de imkers in de gehele EU in een nadelige concurrentiepositie heeft gebracht. Daarom dienen we de toekomstige ontwikkeling van de Europese bijenteelt te steunen en bij te dragen tot het behoud van de biodiversiteit. Het is zaak om daarbij een alomvattende en duurzame aanpak te kiezen en daarbij ook oog te hebben voor aspecten als plattelandsontwikkeling, klimaatverandering en biodiversiteit, vooral door maatregelen voor behoud en uitbreiding van bloeigebieden te bevorderen. Daarnaast is het van belang om de Europese landbouwsector op een nog ruimere wijze te ondersteunen door het gebruik van aanvullende instrumenten in het toekomstige GLB, waaronder ook maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit, ter beperking van de gevolgen van de klimaatverandering, tot bewaring van het erfgoed aan nationale tradities en culturen, die een groot aantal Europese gezinnen werkgelegenheid bieden, en ter waarborging en verbetering van de kwaliteit en de goede werking van de markt voor producten van de bijenteelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE), schriftelijk. (DE) Bijen zijn zeer waardevolle dieren, want zonder hen zouden we geen bestuiving hebben. Daarom is het toenemende aantal meldingen van het dalende aantal bijenvolken bijzonder betreurenswaardig en moet dat dringend worden onderzocht. Dat geldt met name voor de landbouwsector, aangezien hij extreem afhankelijk is van het nuttige werk van de bijen. Helaas moeten we vaststellen dat de industrialisatie en het moderne leven het voor de nuttige bijen steeds moeilijker maken om te overleven. Scenario's zoals het massale sterven van bijen ten gevolge van de varroamijt, de onverklaarbare exodus van bijenvolken in de VS en de bedreiging voor bijen van elektrosmog en verkeerd behandeld zaadgoed zijn helaas geen geïsoleerde gevallen. Daarom ben ik zeer verheugd dat het Parlement zich er vandaag voor heeft uitgesproken om de bijensector in de toekomst te steunen. Ik vind het belangrijk dat we ons concentreren op het onderzoek naar bijenvolken.

Zonder precieze wetenschappelijke gegevens zullen we niet in staat zijn om de problemen te identificeren en effectief aan te pakken. Ik hoop dat het ons zal lukken om de achteruitgang van de bijenvolken te verklaren en te verhinderen, opdat we de vruchten kunnen blijven plukken van de belangrijke en veelzijdige rol van de bijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) De bijenhouderij en bijenteelt is voor de landbouw niet in de laatste plaats van groot belang voor de bestuiving van planten, daar de oogsten van gewassen en fruit afhankelijk zijn van de bestuiving door bijen. Des te zorgwekkender is het dat in veel regio's de bijensterfte toeneemt; er zijn maatregelen nodig om het tij te keren. Ik steun daarom de resolutie, waarin de Commissie wordt opgeroepen bijenziekten in het Europese veterinaire beleid op te nemen en een actieplan ter bestrijding van de bijensterfte uit te werken. Verder wordt de Commissie opgeroepen ervoor te zorgen dat de steun aan de bijenteelt in het GLB na 2013 gehandhaafd blijft en nog verder wordt uitgebreid om het voortbestaan van deze sector te waarborgen. 40 procent van de Europese honingmarkt is, mede door de liberalisering van de Europese markt voor honing uit derde landen, afhankelijk van importen, en de prijzen zijn dermate gedaald dat de bijenhouderij nauwelijks nog rendeert.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de bijenteelt gestemd omdat het belangrijk is aandacht te schenken aan een sector die biodiversiteit beschermt en complete voedselproducten, zoals honing, produceert. Met deze rol in het achterhoofd, is bepaald de jaarlijkse steun aan deze sector in Europa te verhogen van 26 miljoen euro voor 2008-2010 naar 32 miljoen euro voor 2011-2013. Deze financiële bijdrage is in het bijzonder bedoeld voor het steunen van de bijenteelt, onder andere door middel van nationale onderzoeksprojecten naar nieuwe methoden om de hoge sterfte onder bijen tegen te gaan, aangezien het sterftecijfer onlangs een verontrustend niveau heeft bereikt. Anderzijds is het evenwel belangrijk een eerlijke en transparante verdeling van de steun te garanderen en meer middelen toe te kennen aan lidstaten die dat daadwerkelijk nodig hebben. Ik heb voor de invoering van een monitoringsysteem tegen 2012 gestemd. Dat is namelijk een stap in de richting van transparantie, omdat de steun zal worden verdeeld op basis van het aantal bijenkorven dat zich in de verschillende lidstaten bevindt en niet aan de hand van geraamde gegevens. Ik ben van mening dat dit uiterst belangrijk is met het oog op de waarborging van billijkheid ten aanzien van overheidsuitgaven en de bescherming van degenen die daadwerkelijk in de bijenteelt actief zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) In 2010, het Europees jaar van de biodiversiteit, wordt de bijeenteelt in de hele wereld ernstig bedreigd, aangezien er verliezen zijn geleden die honderd- tot duizendmaal erger zijn dan normaal. Deze sector vervult een strategische rol in de samenleving, omdat hij een openbare dienst van milieubelang verleent. Imker is bovendien een waardevol voorbeeld van een "groen beroep" (omdat imkers de biodiversiteit en het ecologische evenwicht verbeteren en behouden en het plantenleven in stand houden) en bijenteelt een voorbeeld van duurzame productie in een plattelandsmilieu. Ik ben daarom blij met deze resolutie, waarin voorstellen worden gedaan om de situatie in deze sector te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. (IT) De verontrustende toename van de bijensterfte en de terugloop van het aantal imkers kunnen ernstige gevolgen hebben voor de voedselproductie in Europa, omdat, zoals we allemaal weten, de meeste gewassen en planten afhankelijk zijn van bestuiving.

Het Parlement dient er derhalve bij de Europese Unie op aan te dringen de steun aan de bijenteelt te verhogen, overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid binnenkort moet worden herzien. Er is een sterk en specifiek optreden nodig voor de aanpak van dit probleem en voor het tegengaan van de schadelijke gevolgen voor zowel de landbouw- als de handelssector van onze economie.

Het actieplan ter bestrijding van bijensterfte waar in de resolutie om wordt verzocht, is slechts de eerste van een serie maatregelen die moeten worden aangenomen. Ik heb dan ook voor de resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese bijenteeltsector is sterk afhankelijk van de invoer. Maar liefst veertig procent van de honing die wij consumeren, wordt geïmporteerd. Deze belangrijke sector vervult een strategische rol in de samenleving doordat hij een openbare dienst van milieubelang verleent. Bovendien is de bijenteelt een waardevol voorbeeld van een 'groene beroepsgroep', aangezien zij de biodiversiteit en het ecologische evenwicht verbetert en behoudt en het plantenleven bewaart, en een model voor duurzame productie in een plattelandsmilieu. Daarom is het in eenieders belang dat wij de bijenteelt ondersteunen om de duurzame groei van deze sector te waarborgen en op die manier onze afhankelijkheid van derde landen terug te dringen. Ook in mijn land moet deze sector gekoesterd worden, zodat de voordelen van deze activiteit voor de economie en het milieu zichtbaar worden en de honingproductie toeneemt, die thans slechts 1,9 procent van de EU-productie uitmaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Mijn steun voor deze resolutie over de situatie van de bijenteeltsector komt voort uit mijn bezorgdheid over de grote achteruitgang van het aantal bijen, die essentieel en onvervangbaar zijn in hun belangrijke rol bij de bestuiving die, samen met die van ander insecten, bepalend is voor 84 procent van de plantensoorten. Daarom denk ik dat helpen om de situatie van deze sector te verbeteren, een plicht is aangezien hij, zoals in de resolutie gezegd wordt "een strategische rol in de samenleving vervult doordat hij een openbare dienst van milieubelang verleent". Verder ben ik blij dat de Commissie in deze resolutie verzocht wordt om Europese en nationale autoriteiten te verplichten om imkers te raadplegen tijdens de opstelling van bijenteeltprogramma's en wetgeving ter zake, omdat ik denk dat dit een stap is om de participatie van de burgers te verbeteren, en ook een stap in de richting van meer democratie. Verder heb ik voor deze resolutie gestemd omdat ik het ermee eens dat de Commissie moet garanderen dat de steun die de bijenteeltsector ontvangt in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013 zal worden verhoogd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het verlies van bijenvolken is in heel Europa een probleem, waarvan de oorzaken nog niet definitief vaststaan. Factoren als het gebruik van pesticiden, niet-duurzame teeltmethoden, voedselgebrek door de toename van monoculturen, de klimaatverandering en ziekteverwekkers en parasieten zorgen er samen voor dat het aantal honingbijen aanmerkelijk is gedaald. Dit heeft naast ecologische ook economische gevolgen, omdat steeds meer honing moet worden geïmporteerd. Om deze trend te kunnen tegengaan, moet de Europese bijenteelt in het vervolg meer steun ontvangen. Ik heb voor het verslag gestemd, omdat het zeer evenwichtig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) In 2010 kreeg de bijenteelt het zwaar te verduren en nam het bijenbestand dramatisch af. Dit heeft negatieve gevolgen voor het hele milieu en voor de landbouw, omdat bijen belangrijke bestuivers zijn. Bij de honingbijen is de situatie bijzonder ernstig. Daarom heb ik voor het onderhavige verslag gestemd, dat maatregelen bevat die de grote bijensterfte moeten tegengaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik verwelkom de resolutie die tijdens de plenaire vergadering van 25 november in Straatsburg met een ruime meerderheid is aangenomen. Ze bevat belangrijke bijdragen van imkers uit de Azoren, die rechtstreeks door mij zijn geraadpleegd.

Toch beantwoordt de slottekst niet helemaal aan mijn oorspronkelijke verwachtingen, aangezien sommige aspecten die voor de producenten van essentieel belang zijn, zoals de kwestie van de kwaliteitseisen en de etikettering van geïmporteerde honing, mijns inziens grondiger behandeld hadden moeten worden. Wellicht is dit niet gebeurd omdat er onvoldoende voeling was met een aantal ernstige problemen waarmee de sector kampt. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de plaatselijke etikettering niet in de slotversie van de resolutie is opgenomen.

Desondanks richt de resolutie zich, dankzij de samenwerking met de sector, op een reeks punten die voor de bijenteelt op de Azoren en de rest van het nationale grondgebied van belang zijn. Het gaat daarbij onder meer om de invoer van honing uit derde landen, die vaak van slechte kwaliteit is en voortaan naar behoren geëtiketteerd zal worden; de noodzaak om te blijven opteren voor een gediversifieerde landbouw en op die manier een passende bestuiving te waarborgen; en tot slot het belang van gemeenschappelijke kwaliteitseisen en onderzoekprogramma's binnen de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De bijenteeltsector vervult een strategische rol in de samenleving en is een waardevol voorbeeld van een 'groene beroepsgroep', doordat hij de biodiversiteit en het ecologische evenwicht verbetert en behoudt en het plantenleven bewaart, en is een model voor duurzame productie in een plattelandsmilieu. Op Europees niveau wordt deze sector geconfronteerd met talloze uitdagingen en problemen, waaronder marketingkwesties, prijsvolatiliteit, het aantrekken van nieuwe krachten voor het imkerberoep, de achteruitgang van de bijenvolken en een toename van de bijensterfte. Daarom is het zinvol om aan deze sector meer steun te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (ES) Ik ben blij dat deze resolutie is aangenomen, waarin het Europees Parlement het verslag van de Commissie van 28 mei 2010 toejuicht. Niettemin wordt hierin opgemerkt dat de huidige programma's in 2013 aflopen en bezorgd uitgesproken over de talloze uitdagingen en problemen waarmee de Europese bijenteelt nog steeds wordt geconfronteerd, waaronder marketingkwesties, prijsvolatiliteit, het aantrekken van nieuwe krachten voor het imkerberoep, de al te sterke veroudering van de imkers in de Europese Unie, de achteruitgang van de bijenvolken en problemen van algemene aard als gevolg van de bijensterfte die door meerdere factoren wordt veroorzaakt. Daarnaast wordt de Commissie verzocht positief te reageren op de verzoeken van zowel de lidstaten als de ondernemers, bijvoorbeeld door de statistische gegevens met betrekking tot productieprognoses te verbeteren, mede door dezelfde kwaliteitseisen voor honing in te voeren, en de monitoring- en onderzoekprogramma's voor de bijenteelt te verbeteren en te harmoniseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk.(FR) Het verheugt me dat het voorstel van mijn collega en commissievoorzitter Paolo de Castro is aangenomen. De meeste mensen weten weinig over de gevolgen van de daling van het aantal bijen in de wereld, hoewel bijen een uiterst belangrijke rol spelen in onze voedselketen. We hebben een ambitieus onderzoeksbeleid nodig om een nauwkeuriger inzicht te krijgen in de mechanismen die bijdragen aan het voortbestaan van de soort en om de middelen te ontwikkelen die nodig zijn om deze te beschermen. We mogen geen Chinese honing, die minder van kwaliteit is en niet aan onze strenge productienormen voldoet, accepteren omdat we erin berusten dat er geen alternatief is voor het toenemend tekort aan honing in Europa. Ik betreur dat mijn collega's in het Europees Parlement niet voor alle amendementen hebben gestemd die ik heb ingediend. Ik betreur dat het schandalige en ongebreidelde gebruik van neurotoxische producten op hypocriete wijze steun heeft gekregen is, in overeenstemming met de grote chemische industriële groepen. Einstein zei: "Als de bijen uitsterven, heeft de mens nog maar vier jaar te leven". Laten we ervoor zorgen dat we deze uitspraak nooit bewaarheid zullen zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Door de resolutie over de situatie in de bijenteelt aan te nemen, zetten we weer een stap in de richting van een versterking en verbetering van de toestand van de bijenteeltsector. De problemen van deze belangrijke en nog steeds ondergewaardeerde sector hebben een internationale dimensie. Bijen spelen een belangrijke rol in de economie en het milieu. De grote sterfte van bijenfamilies, die momenteel wordt waargenomen, heeft een negatieve invloed op de landbouwproductie. Daarom zijn er nieuwe subsidiemechanismen in de nieuwe financiële vooruitzichten na 2013 nodig, die toelaten om meer wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar de oorzaken van de daling van het aantal bijen en om aangepaste maatregelen te nemen om deze negatieve tendens om te keren. Er moet ook worden gezorgd voor steun aan informatiecampagnes en opleidingen die jonge imkers zullen aanzetten om in de sector te stappen.

 
  
  

– Verslag-Kolarska-Bobińska (A7-0313/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020 gestemd, omdat ik van oordeel ben dat deze nieuwe energiestrategie noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van een concurrerende, duurzame en veilige strategie. Nu Europa afhankelijker is dan ooit tevoren van de invoer van energie, is het essentieel dat de EU op energiegebied een leidinggevende rol blijft spelen door zich toe te leggen op innovatie en technologie.

Om een duurzame energiestrategie te waarborgen moeten we resoluut blijven opteren voor hernieuwbare energie. We moeten de concurrentie in de sector opdrijven om een effectieve tenuitvoerlegging van de interne markt voor energie te garanderen. Deze aanpak zal leiden tot een verlaging van de kosten en een toename van het concurrentievermogen van de economie, en zal tevens bijdragen tot het scheppen van welvaart en werkgelegenheid, wat belangrijk is voor een gezonde handelsbalans.

Ik kom uit een perifere regio waar de autonomie op energiegebied ongeveer 27 procent bedraagt en wordt gestreefd naar een cijfer van 75 procent in 2012. De Azoren hanteren ambitieuzere streefdoelen dan de EU. De resultaten, met name voor geothermische energie, zijn reeds erkend op Europees niveau. Er is sprake van een ambitieus energiebeleid dat is gebaseerd op partnerschappen tussen de regio en de beste nationale en internationale onderzoekscentra.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Het doel van de nieuwe energiestrategie voor Europa is uitvoering van het Verdrag van Lissabon met betrekking tot een enkele energiemarkt, continuïteit van de voorziening, energie-efficiëntie, het terugdringen van de afhankelijkheid van invoer en toenemende interne energieproductie. Ik steun deze resolutie aangezien de Europese Unie de relevante wetgeving en mondiale energiestrategieën snel dient uit te voeren. Wij hebben een langetermijnvisie voor ons energiebeleid nodig, die er voor zal zorgen dat deze markt deugdelijk functioneert, dat ultramoderne geïntegreerde netwerken steun krijgen, dat het energie-efficiënte potentieel van de Unie beter wordt benut, dat onderzoek, ontwikkeling en innovatie op dit gebied worden bevorderd, en dat voordelen voor consumenten de kern worden van het Europese energiebeleid. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Het is een eerste stap op weg naar een alomvattend energiebeleid van de EU als onderdeel van de EU 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Hoewel Europa vooroploopt op het gebied van alternatieve energieproductie, zijn we nog steeds te sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen en met name van olie. Deze afhankelijkheid heeft gevolgen op het internationale vlak, omdat het grootste deel van deze brandstoffen van buiten de EU afkomstig is. Door het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie nieuwe bevoegdheden gekregen op energiegebied. Dit zijn zeer belangrijke bevoegdheden. In dat kader heeft het Europees Parlement, met mijn steun, een energiestrategie voor de periode 2011-2020 aangenomen. Deze houdt in dat investeringen op dit terrein en initiatieven met betrekking tot hernieuwbare energie gestimuleerd worden. Het doel daarvan is uiteraard om de energievoorziening zeker te stellen en daarom wordt er veel aandacht besteed aan de gas- en oliepijpleidingen die momenteel voor de energielevering aan Europa zorgen. Deze strategie betreft dan ook zowel de kortetermijnvraagstukken op het gebied van energiezekerheid als de toekomstige uitdagingen op het gebied van de energiebehoefte van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb dit belangrijke document mijn steun gegeven. Het feit dat er in het Verdrag van Lissabon een apart hoofdstuk over energie is opgenomen, maakt dat er nu een solide wettelijke grondslag is voor het ontplooien van energie-initiatieven, gericht op duurzaamheid, voorzieningszekerheid, op de onderlinge verbinding van netwerken en solidariteit. De Unie heeft het nodige te stellen met vertraagde of onvolledige uitvoering van energiewetgeving, die alleen door krachtig leiderschap van de Commissie ongedaan gemaakt kan worden. Tussen nu en over tien jaar dienen er aanzienlijke investeringen in de eigen energiesector gedaan te worden, met name in nieuwe centrales, in distributienetwerken en de koppelingen daartussen, investeringen die de energiemix voor een nog langere periode zullen bepalen en kunnen bijdragen aan het scheppen van een duurzame en schone energiemarkt. Het is van groot belang om voor een duidelijke meerjarenfinanciering van projecten op energiegebied te zorgen, die ertoe moet leiden dat ook de Baltische staten opgenomen worden in een gemeenschappelijk EU-energiemarkt en men daar hetzelfde voor energiebronnen betaalt als in andere lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor de ontwerpresolutie van mevrouw Kolarska-Bobińska gestemd, omdat ik het in grote lijnen eens ben met haar opvattingen over de richtsnoeren voor de toekomstige energiestrategie van de Europese Unie: grotere autonomie ten opzichte van energieleverende derde landen; oplossingen voor landen die qua energievoorziening nog steeds in een geïsoleerde positie verkeren en die nog niet voldoende zijn aangesloten op het Europese energienetwerk; stimuleren van het ontwikkelen van hernieuwbare energie; en het onderbrengen van de buitenlandse energievoorziening van de EU bij de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden. We hebben een samenhangende en toekomstgerichte Europese energiestrategie nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Het energiezekerheidsbeleid van de Europese Unie zou haar in de gelegenheid moeten stellen te anticiperen op crisissituaties vergelijkbaar met de gascrisis in 2009, en niet om alleen maar op dergelijke crises te reageren. Dit dient hand in hand te gaan met het bereiken van de doelstelling om broeikasgasemissies tussen nu en 2020 met 20 procent terug te dringen. Dit is een verre van gemakkelijk te vervullen taak, met name omdat de financiële bijdrage alleen al voor de milieudoelstellingen 58 miljard euro zal belopen. Daarnaast komt er een financiële bijdrage voor het terugdringen van de groeiende afhankelijkheid van de EU van externe energie-invoer. Interne en externe aspecten moeten zo worden gecombineerd dat de EU niet langer kwetsbaar is voor wat betreft haar energievoorziening en haar beleid moet dienovereenkomstig worden aangepast. Alle maatregelen die zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de interne energiemarkt deugdelijk functioneert, moeten vergezeld gaan van actieve diplomatie, bedoeld om de samenwerking met de belangrijkste producerende, doorvoerende en consumerende landen te versterken. Het is van het allergrootste belang om nationale plannen op te stellen, die preventie- en noodmaatregelen omvatten. Coördinatie van deze plannen op EU-niveau moet borg staan voor hun doeltreffendheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) Ik heb voor het verslag over een nieuwe energiestrategie gestemd waarin de hoofdlijnen van het toekomstige Europese energiebeleid uiteen worden gezet. Ik wil in het bijzonder stilstaan bij de erkenning van de rol van kernenergie in de huidige, maar ook toekomstige energiemix van de Europese Unie, alsook de impliciete erkenning van de noodzaak tot verlenging van de levensduur van de bestaande centrales. De strategie kan vanuit het oogpunt van de verschillende bronnen worden beoordeeld als evenwichtig, ook al is er geen enkele verwijzing naar de mijns inziens belangrijke rol van steenkool bij de verbranding in gemoderniseerde elektriciteitscentrales. Zonder steenkool als stabiele primaire energiebron waarmee flexibel kan worden gereageerd op pieken in de elektriciteitsvraag, kan ik mij voor de EU maar heel moeilijk een grotere energieveiligheid en -onafhankelijkheid voorstellen. Het al te algemene karakter en ook de afwezigheid van flankeerde wettelijke voorschriften is een zwak punt in het geheel. Het concrete en praktische uiterlijk van de strategie zal tevens verregaand worden beïnvloed door het actieplan voor een koolstofarme economie tegen 2050 dat begin volgend jaar wordt uitgebracht. Gezien het feit dat er nog altijd geen regionale markten bestaan alsook gezien de marktkoppeling, is de doelstelling van een interne markt tegen 2015 uiterst ambitieus. Dat is het al helemaal doordat de Europese Commissie naar mijn mening onvoldoende toeziet op de goede naleving van de huidige Europese energiewetgeving in de lidstaten. De Europese Commissie heeft verder geheel terecht het zogeheten infrastructuurpakket in de energiestrategie opgenomen, waardoor naar verwachting de uitbouw van het elektriciteitsnet in de hele EU vergemakkelijkt wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk.(FR) Het is op dit moment meer dan noodzakelijk dat we een echte Europese energiestrategie ontwikkelen. Zoals het verslag van mevrouw Kolarska-Bobinska aangeeft, is de EU te sterk afhankelijk van uit het buitenland aangevoerde energie en is er sprake van een ernstige lacune op het gebied van energiewetgeving. Ik wijs met de rapporteur op de noodzaak dat de Europese Unie de materiële en financiële middelen vrijmaakt om haar doelstellingen te bereiken, met name door onderzoek en ontwikkeling op energiegebied consequent te ondersteunen. Ik ben ook van mening dat een sterk partnerschap met Rusland van groot belang is voor de continuïteit van de energievoorziening. De noodzaak om de aanleg van gaspijpleidingen aanzienlijk uit te breiden lijkt steeds nijpender te worden, zodat gas vanuit de hele wereld aan Europa geleverd kan worden. Ook is het urgent dat de energienetwerken van de lidstaten met elkaar verbonden worden, om de onderlinge solidariteit te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De energiesector is de drijvende kracht achter de economische groei. Sinds 2008 beschikt Europa over een energie- en klimaatveranderingsstrategie. Het is essentieel dat deze strategie ten uitvoer wordt gelegd.

Het Verdrag van Lissabon stelt ons evenwel in de gelegenheid verder te gaan en de weg te openen naar een echte energiegemeenschap in Europa. We moeten de interne energiemarkt ontwikkelen, koppelingen tussen energienetwerken tot stand brengen en consolideren, de continuïteit van de energievoorziening waarborgen, de solidariteit op energiegebied bevorderen en onze aandacht richten op de consument. De overheid moet meer middelen ter beschikking stellen en er moeten instrumenten en programma's worden ontwikkeld om de energie-efficiëntie te verbeteren. Wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling spelen een essentiële rol bij het verwezenlijken van deze doelstellingen. Gelet hierop ben ik ingenomen met de Europese industriële initiatieven die in het kader van het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) ten uitvoer worden gelegd, en verzoek ik de Commissie ook de overige maatregelen uit dit plan in de praktijk te brengen. Bovendien moet ook in het achtste kaderprogramma prioritaire aandacht worden besteed aan onderzoek naar en ontwikkeling van innoverende technologieën op energiegebied. In dit verband is voldoende financiering nodig om schone en duurzame technologieën te ondersteunen. Dat is de enige manier om het concurrentievermogen van onze industrie in stand te houden en bij te dragen tot de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag gestemd over een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020. Het verslag bevindt zich volledig in lijn met de doelstellingen van de Europa 2020-stategie, op basis waarvan ook de laatste overblijfselen van een sociaal Europa worden geschrapt. Het is bewezen dat de versterking van het concurrentievermogen van de EU, wat in het verslag zo nadrukkelijk wordt bevorderd, leidt tot een achteruitgang in de salarissen en de rechten van werknemers in de desbetreffende sector. En tegelijkertijd, midden in deze economische crisis en op het moment dat de gehele Europese energie-industrie naar privatisering neigt (productie-units, netwerken), voorziet het verslag in de terbeschikkingstelling van meer financiële bronnen voor de energie-infrastructuur, waarmee dus eigenlijk op een indirecte manier de grote industrieën worden gefinancierd. Tot slot denk ik dat het verslag slechts voor de vorm het energiebeleid van de Unie verbindt aan haar doelstellingen omtrent terugdringing van de klimaatverandering, aangezien alles wat hieraan refereert vaag is en niet getuigt van een sterke politieke wil.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor de resolutie over de nieuwe Europese energiestrategie 2011-2020 gestemd. De belangrijkste doelen van deze resolutie zijn om over te schakelen op een energiestelsel met een geringe uitstoot van kooldioxide en om de continuïteit van de energievoorziening voor alle lidstaten te waarborgen. Beide doelstellingen moeten ervoor zorgen dat de EU concurrerend is en dat energie tegen betaalbare prijzen wordt gedistribueerd, op basis van een veiliggestelde voorziening. Ik meen dat een uitbreiding naar buurlanden van de verordeningen die in de interne Europese energiemarkt worden toegepast, alsmede inspanningen om energiebronnen en transportroutes voor ingevoerde energie te diversifiëren, eerste vereisten zijn voor energiezekerheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) De Europese Unie heeft zichzelf voor de komende tien jaar een groot aantal zeer ambitieuze doelen gesteld. Een daarvan is om de energie-efficiëntie tussen nu en 2020 te verbeteren. Deze doelstelling zal bijdragen aan een verhoging van investeringen op dit gebied en dus ook leiden tot nieuwe banen in zowel rurale als stedelijke gebieden. Ik meen dat het tegen deze achtergrond niet alleen dienstig is om dergelijke projecten financiële prikkels te geven, maar ook om publieke bewustmakingcampagnes te lanceren over energie-efficiëntie en over de hoeveelheden energie die kunnen worden gebruikt ten behoeve van consumptie- en energiegerelateerde goederen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020 gestemd, omdat de sector mijns inziens toe is aan nieuwe strategische richtsnoeren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen zoals vastgesteld in artikel 194 van het Verdrag van Lissabon, de 20-20-20 energie- en klimaatdoelstellingen van de EU en de langetermijndoelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 80 tot 95 procent te verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De Commissie heeft drie doelstellingen voor het Europese energiebeleid vastgesteld: (i) afkoersen op een energiestelsel met een geringe uitstoot van kooldioxide; (ii) het waarborgen van continuïteit in de energievoorziening; (iii) ervoor zorgen dat de concurrentiepositie van de EU wordt verbeterd en alle consumenten tegen betaalbare prijzen van energie worden voorzien. Ofschoon ik over het geheel genomen met deze drie doelstellingen akkoord ga, ben ik van oordeel dat in deze lijst een vierde en misschien wel belangrijkere uitdaging ontbreekt, namelijk het terugdringen van de energieafhankelijkheid, vooral dan van fossiele brandstoffen. Bovendien is bij de beoogde vermindering van koolstofemissies de nodige voorzichtigheid geboden om het gevaar van koolstoflekkage en verlies aan concurrentiekracht voor het Europese bedrijfsleven tot een minimum te beperken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Het Commissiedocument "Naar een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020" vormt een uitstekende bijdrage aan het uitgebreid energiebeleid van de EU in het kader van haar strategie voor 2020. Het Verdrag van Lissabon biedt een solide rechtsgrond voor de ontwikkeling van energie-initiatieven op basis van duurzaamheid, zekere energievoorziening, koppeling van netwerken en solidariteit. We kunnen een nieuwe energiestrategie vaststellen om de doelen van artikel 194 en het 20-20-20 klimaatpakket te bereiken.

De nieuwe initiatieven in de energiesector moeten gericht zijn op de ontwikkeling van een koolstofarm systeem dat garant staat voor een zekere energievoorziening voor iedereen. Tevens moeten ze het concurrentievermogen van de EU versterken en betaalbare energieprijzen ten behoeve van alle consumenten waarborgen. We moeten ervoor zorgen dat de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon verwezenlijkt worden, namelijk één energiemarkt, continuïteit van de energievoorziening, energie-efficiëntie en -besparingen, ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen en bevordering van energienetwerken. Deze strategie moet ten uitvoer worden gelegd in een geest van solidariteit en verantwoordelijkheid, zodat geen enkele lidstaat achterblijft of geïsoleerd raakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De energiestrategie voor Europa, die in dit verslag wordt bepleit en door de Commissie in haar verschillende mededelingen over dit onderwerp wordt aanbevolen, is nauw verbonden met de definitie van een EU-beleid zoals omschreven in het Verdrag van Lissabon: "de voltooiing van de interne energiemarkt in de EU".

De rapporteur roept op tot "planning van stappen in de richting van een Europese Energiegemeenschap", en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de bestaande internemarktrichtlijnen door de lidstaten worden uitgevoerd en omgezet, en "als uiteindelijke maatregel te overwegen de belangrijkste bepalingen van de bestaande internemarktrichtlijnen opnieuw voor te leggen in de vorm van verordeningen om zeker te zijn dat zij in de gehele interne markt rechtstreeks en volledig van toepassing zijn". Zoals we reeds eerder hebben verklaard, zijn we het volstrekt oneens met dit voorstel als energieoplossing voor Europa, en daarom hebben we tegen het verslag gestemd.

Dit is een strategische sector voor de economie en het functioneren van een staat, en deze zou onafhankelijk moeten zijn in het bepalen van het energiebeleid.

Bovendien is door de groeiende afhankelijkheid van de import van primaire energiebronnen en de consumentenuitgaven voor energie, in combinatie met de terugtrekking van investeringen in de energie-infrastructuur, al aangetoond dat deze particuliere-marktstrategie niet goed werkt. Alleen de overheid kan garanderen dat iedereen toegang heeft tot energiebronnen, dat deze doeltreffend en efficiënt worden beheerd, en dat men minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. (IT) Ik ben het eens met de doelstellingen van de ontwerpresolutie: het creëren van één interne energiemarkt, continuïteit van de energievoorziening, energie-efficiëntie, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en steun voor energienetwerken.

Ik stem volledig in met het verzoek van de Commissie om een ambitieus actieplan voor energie-efficiëntie vast te stellen teneinde energiebehoeften van de EU te drukken, klimaatverandering te bestrijden, nieuwe banen te helpen scheppen en de stijging van energietarieven tegen te gaan.

Het is tevens noodzakelijk te zorgen voor een naar behoren functionerende geïntegreerde markt door een adequate infrastructuur voor gas en elektriciteit op te zetten. Er moet echter ook worden onderstreept dat er bijzondere nadruk is gelegd op bepaalde projecten, zonder dat er expliciet melding wordt gemaakt van andere projecten die ook in Europees belang zijn en bijdragen aan het doel de continuïteit van de energievoorziening veilig te stellen. Om dat doel te kunnen bereiken moeten we denk ik niet alleen bepaalde infrastructurele werken steunen, maar ook een neutrale houding aannemen ten aanzien van de verschillende projecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) De Europese Unie is momenteel een van de belangrijkste actoren op de internationale energiemarkt. De EU beschikt echter over weinig primaire grondstoffen, waardoor zij deze op grote schaal moet invoeren. Door dit simpele feit wordt de EU geconfronteerd met vraagstukken op het gebied van energiezekerheid en de afhankelijkheid van ons continent van het buitenland. Deze kwesties hebben al jarenlang de volle aandacht van de Europese Unie. Daarom hebben we samen met onze collega's in het Europees Parlement voor een resolutie gestemd die aandringt op diversificatie van de toeleveranties aan de EU, om problemen met de energievoorziening in de toekomst te voorkomen, en op het ontwikkelen van een meer samenhangende strategie op dit gebied. Door voor deze resolutie te stemmen heb ik verder willen onderstrepen dat energie-efficiëntie een prioriteit van de Europese Unie moet zijn. Dat lijkt me de beste manier om de afhankelijkheid van de EU op energiegebied terug te dringen, maar ook en vooral om de klimaatverandering te bestrijden, wat momenteel uiterst urgent is.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk.(LT) Ik heb ingestemd met dit verslag en wil allereerst de rapporteur en schaduwrapporteurs bedanken voor de eerste energiestrategie sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De strategie geeft zich rekenschap van de voornaamste uitdagingen – solidariteit op het terrein van energie en voorzieningszekerheid. Om te beginnen dienen de lidstaten energiewetgeving uit te voeren die al is aangenomen. Voorts dient er een enkele, gemeenschappelijke markt voor energie en hernieuwbare energie tot stand gebracht te worden. Ten derde dient de trans-Europese energie-infrastructuur verbeterd en gemoderniseerd te worden. Om dat te bereiken moet de EU alle administratieve en financiële barrières wegnemen en moeten de lidstaten hun belangen met elkaar in overeenstemming zien te brengen en solidariteit betrachten. Voor elk project dienen dezelfde regels te gelden, of het nu de Yamal- of de Nord Stream-pijpleiding is. Zoals u weet wordt de EU steeds afhankelijker van olie- en gasexporterende landen. De Oost-Europese lidstaten betalen een hoge prijs voor het monopolie – er is geen concurrentie, consumentenrechten worden niet beschermd en het is onmogelijk om tot een interne markt te komen. We zijn afhankelijke van fossiele brandstoffen, een grondstof die uitgeput raakt, en dus is het des te urgenter hernieuwbare energiebronnen aan te boren, maar ook om te investeren in energiebesparing, zodat we ook de gevolgen van de klimaatverandering kunnen temperen. Een ernstige tekortkoming van het huidige EU-energiebeleid is het onvermogen om middelen vrij te maken voor een beleidsterrein dat, ondanks de recessie, voor de Europese regeringen en burgers nog altijd de hoogste prioriteit heeft. Het energiebeleid hoort de consument centraal te stellen, evenals de bescherming van diens rechten, en de EU hoort te streven naar gunstige energieprijzen voor de consument en het bedrijfsleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Kadenbach (S&D), schriftelijk. (DE) Het doet mij deugd dat de Commissie en de lidstaten er volgens dit verslag voor moeten zorgen dat bij nieuwe en oude kerncentrales de hoogste internationale veiligheidsnormen worden toegepast. Ik heb ook voor deze passage gestemd. Ik wil echter wel duidelijk maken dat het einddoel voor mij toch een einde aan het gebruik van kernenergie blijft. We moeten weliswaar afstappen van de fossiele energieproductie, maar kernenergie is hierbij geen optie. De risico's zijn nog steeds te groot, en er is nog steeds geen oplossing voor het probleem van de definitieve opslag van kernafval. De kernenergielobby wijst vanouds op het ontbreken van CO2 om aan te tonen dat kernenergie onschadelijk zou zijn. Maar zelfs de klimaatverandering mag niet als rechtvaardiging worden gebruikt voor de uitbreiding van het gebruik van kernenergie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Het energiebeleid is momenteel een bijzonder belangrijk activiteitengebied van de Europese Unie. De strijd tegen de energiecrises in de buurlanden en het garanderen van energieveiligheid in de lidstaten moet voor de instellingen van de Europese Unie een prioriteit zijn. Het is uiterst belangrijk om een evenwicht tussen het energiebeleid en milieubescherming te verzekeren. Daarom moeten we het gebruik van duurzame energiebronnen zo sterk mogelijk bevorderen. Zodoende kan niet alleen de uitstoot van schadelijke stoffen worden verminderd, maar kan ook de afhankelijkheid van de Europese markt van buitenlandse energieleveranciers op doeltreffende wijze worden beperkt.

Om de energieveiligheid te verzekeren, die zo belangrijk is voor alle burgers van de lidstaten, is het noodzakelijk om de goede betrekkingen tussen de Europese Unie en derde landen te ondersteunen, in het bijzonder die landen die energie aan Europa leveren. Van even groot belang is de diversificatie van de olie- en gasleveringen, zodat de Europese Unie minder gevoelig wordt voor energiecrisissen in de buurlanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Een duurzame Europese energiestrategie is de basisvoorwaarde voor het waarborgen van de energievoorziening en moet daarom alle aspecten van de energievoorziening omvatten. Een optimale energievoorziening is tevens belangrijk voor een bloeiende economie, omdat zij werkgelegenheid biedt en creëert. Ik ben blij dat in het verslag wordt gewezen op het potentieel van middelen voor biomassa van de lidstaten van de Unie, waarmee significante hoeveelheden biobrandstoffen van de tweede generatie kunnen worden geproduceerd. Het gebruik van fossiele energie moet de komende jaren flink omlaag. Biomassa kan een grote bijdrage leveren aan de vervanging van olie en gas. Voor de onafhankelijkheid en een continue energievoorziening moeten ook op energiegebied de nodige middelen beschikbaar worden gesteld. De landbouw kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de EU 2020-doelstellingen. De tekenen van de toekomst moeten worden herkend, en er moet worden geïnvesteerd in hernieuwbare energie en groene technologieën. Ik steun het pleidooi in het verslag voor maatregelen om een duurzaam energiebeleid in Europa van belangrijke internationale statuur te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik voor het verslag over een nieuwe energiestrategie gestemd, omdat het een constructieve bijdrage levert aan het Europese debat over dit onderwerp en richtsnoeren geeft voor de toekomst van het Europese energiebeleid. Wij weten allemaal dat de Europese Unie vandaag de dag aan tal van uitdagingen het hoofd moet bieden, net zoals wij ons ervan bewust zijn dat we steeds afhankelijker worden van uit het buitenland aangevoerde energie. Het Verdrag van Lissabon was de eerste stap om het tij te keren, omdat het een stevig rechtskader en een solide rechtsgrond biedt voor het voeren van het energiebeleid. Er zijn een aantal duidelijke doelen in vastgelegd, waaronder een goed functionerende interne energiemarkt, continuïteit van de energievoorziening, energie-efficiëntie en de bevordering van energienetwerken en hernieuwbare energiebronnen. Ik ben daarom van mening dat dit document een uiterst nuttige bijdrage levert aan de inspanningen die worden geleverd om een gemeenschappelijke energiestrategie op te stellen en in te voeren die Europa in de komende decennia sterker kan maken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin staat dat bij elke toekomststrategie gestreefd moet worden naar het realiseren van de centrale doelstellingen van het Verdrag van Lissabon, namelijk een enkele energiemarkt, energiezekerheid, energie-efficiëntie en -besparingen, alsmede de ontwikkeling van nieuwe vormen van hernieuwbare energie en de bevordering van energienetwerken. Daarnaast moet die strategie bijdragen tot betaalbare energieprijzen voor alle verbruikers, meer gebruik van hernieuwbare energiebronnen in het kader van duurzame energieproductie en de ontwikkeling van onderling verbonden, geïntegreerde interoperabele en slimme energienetwerken, en leiden tot minder afhankelijkheid van energie-invoer en meer binnenlandse energieproductie, met behoud van concurrentievermogen en industriële groei en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In de energiestrategie voor Europa 2011-2020 worden algemene richtlijnen uiteengezet die gericht zijn op het versterken van de onlangs vastgestelde interne energiemarkt. Dit verslag versterkt het concurrentievermogen en de marktinstrumenten, maar ontbeert ambitie als het gaat om hernieuwbare vormen van energie of een lager energieverbruik. In de strategie wordt daarnaast te weinig aandacht besteed aan micro-warmtekrachtkoppeling of een gelijkwaardig energie-aanbod. Tot slot wordt de Europese energiezekerheid gekoppeld aan nauwe samenwerking met de NAVO. Om deze en andere redenen heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Deze tekst is een lofzang op kernenergie, de koolstofmarkt en het DESERTEC-project. Bovendien wordt erin aangedrongen op een nauwe samenwerking met de NAVO. Op grond van mijn overtuigingen op het gebied van milieu en vrede stem ik tegen deze tekst.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De drie doelstellingen die door de Commissie inzake het Europees energiebeleid zijn vastgesteld, zijn helder en ambitieus: afkoersen op een energiestelsel met een geringe uitstoot van kooldioxide, het waarborgen van continuïteit in de energievoorziening voor allen, en ervoor zorgen dat de concurrentiepositie van de EU verbetert en alle consumenten tegen betaalbare prijzen van energie worden voorzien. Teneinde deze doelstellingen te behalen zijn zeer krachtige financiële en menselijke inspanningen vereist.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) Het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie een stevig rechtskader en een solide rechtsgrond (artikel 194) verschaft om energiebeleid te voeren. Een langetermijnvisie en een nieuwe energiestrategie zijn nodig om voor 2020 de 20-20-20-doelen van het klimaat- en energiepakket te bereiken. De Europese Unie moet blijk geven van politieke wil en ambitie. De Unie is steeds sterker afhankelijk van de invoer van energie. Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie afwegingen op het gebied van energie meeneemt in haar buitenlands beleid en optreden. Verder moeten langetermijninvesteringen op EU-grondgebied gestimuleerd worden. Energie-efficiëntie en energiebesparing moeten belangrijke prioriteiten worden, met name door het aannemen van een actieplan voor energie-efficiëntie en een systeem van EU-brede stimuleringsregelingen voor hernieuwbare energiebronnen.

Ook moet de Unie zich maximaal inspannen voor onderzoek en ontwikkeling. Tot slot moet de aandacht ook uitgaan naar de concurrentiepositie van de EU en de betaalbaarheid van energie voor bedrijfsleven en consument.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) De rapporteur wil met dit verslag de energievoorziening in Europa verbeteren, wat op zich een goed plan is. Dit moet echter worden bereikt door een grotere invloed van de EU op de energiesector. Energiebeleid is bij uitstek een zaak van de lidstaten. Vooral op het gebied van het gebruik van kernenergie en "hernieuwbare" vormen van energie is Europa sterk verdeeld.

Daarom en omdat ik ervan overtuigd ben dat we zelf moeten kunnen blijven bepalen welke vorm van energie we gebruiken, ben ik van mening dat het zinvoller is om de verantwoordelijkheid voor het energiebeleid bij de lidstaten te laten. Om die reden heb ik tegen deze resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Kolarska-Bobińska gestemd, omdat ik me realiseer dat de weg die Europa voor zijn energietoekomst moet bewandelen, er een is vol hindernissen en problemen die overwonnen moeten worden.

De uitdagingen die Europa vastbesloten en resoluut wil aanpakken zijn legio: wij hebben een energiesysteem dat grote investeringen vergt, terwijl veel Europese sectoren nog steeds worstelen met de gevolgen van de economische crisis. Ik denk dat het gezien de situatie waar de EU in verkeert, tijd is om een nieuwe energiestrategie vast te stellen om de doelen van ons klimaatpakket (20-20-20) te kunnen bereiken. Het zou goed zijn om de kredieten van de EU-begroting beter te spreiden over de beleidsvormen ten behoeve van energie en klimaat. Verder zou het een interessante strategie zijn om instrumenten in te voeren waarmee de ontwikkeling en de modernisering van de energienetwerken kunnen worden gestimuleerd. Die strategie zou ik steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor de resolutie van het Parlement over een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020 (2010/2108(INI)) gestemd, omdat ik net als de rapporteur van mening ben dat door het opnemen in het Verdrag van Lissabon van een specifiek hoofdstuk over energie nu een stevige rechtsbasis wordt geboden voor de ontwikkeling van energie-initiatieven op basis van duurzaamheid, zekere energievoorziening, koppeling van netwerken en solidariteit.

Om die reden is het van groot belang dat de Commissie bij het aanpakken van het probleem dat de energiewetgeving onvolledig of te laat wordt uitgevoerd, en dat het ontbreekt aan gecoördineerde energiestrategieën, nadrukkelijk de leiding op zich neemt om een einde te maken aan deze onbevredigende situatie. Daarnaast moeten de lidstaten duidelijk hun overtuiging en steun kenbaar maken. In dit opzicht is het document met de titel "Naar een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020" een eerste stap in de richting van een allesomvattend EU-energiebeleid in het kader van de EU-strategie voor 2020.

Ik wil graag de volgende punten uit het voorstel voor de EU-strategie onderstrepen: steun voor moderne geïntegreerde netwerken waarborgen, de continuïteit van de energievoorziening waarborgen, bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie op energiegebied, en burger en consument centraal stellen in het EU-energiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) In het Verdrag van Lissabon zijn een aantal heldere doelstellingen voor het energiebeleid vastgesteld: het waarborgen van één interne energiemarkt, continuïteit van de energievoorziening en energie-efficiëntie, alsmede de bevordering van energienetwerken en duurzame energiebronnen. De EU moet daarom een nieuwe strategie voor de energiesector aannemen die het mogelijk maakt deze doelstellingen, evenals de 20-20-20 energie- en klimaatdoelstellingen, te behalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Uiteindelijk heeft onze fractie zich bij de stemming over deze resolutie van stemming onthouden wegens de buitensporige nadruk die gelegd werd op steenkoolverbranding. Ondanks het feit dat twee essentiële amendementen gesneuveld zijn (met betrekking tot de paragrafen 32 en 52), blijft de inhoud voor onze fractie nog steeds moeilijk te accepteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) In het verslag van mevrouw Kolarska-Bobińska wordt aandacht gevraagd voor een reeks belangrijke problemen, zoals het gebrek aan een homogeen energiebeleid dat de specificiteit van de verschillende lidstaten in aanmerking neemt, of de noodzaak om energiebronnen uit derde landen te importeren. Volgens de vooruitzichten zal onze afhankelijkheid van ruwe olie in de toekomst nog toenemen. Daarom moet de energiestrategie een veelzijdig en internationaal karakter hebben, dat buiten het kader van de Europese Unie reikt. Met het oog op de geografische nabijheid tussen de lidstaten en Rusland moet de Europese Unie onder aangepaste voorwaarden nauwer met onze oosterburen gaan samenwerken. We moeten ons ook concentreren op de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon en, wat daarmee gepaard gaat, het creëren van een gemeenschappelijke energiemarkt. Daarbij moeten ook energieleveringen worden veiliggesteld. Om de bovenstaande doelstellingen te bereiken, zijn investeringen in de netwerkinfrastructuur vereist. Dit moet de integratie van de regionale energiemarkten bevorderen, en ook een modernisering van de pan-Europese energienetwerken. Zoals mevrouw Kolarska-Bobińska terecht suggereert, zouden met de aanleg van nieuwe terminals, waarmee uit alle delen van de wereld gas naar Europa kan worden aangevoerd, zowel nieuwe bronnen als nieuwe routes voor de gasinvoer kunnen worden gevonden, in het bijzonder in regio's zoals Centraal-Azië, waar gas overvloedig aanwezig is. Ook de Voorzitter van het Europees Parlement Jerzy Buzek en de gewezen voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors stelden voor om de uitbouw van deze infrastructuur financieel te ondersteunen, omdat een gemoderniseerd en uitgebreid energienet de basisvereiste voor de uitbouw van een coherent energiebeleid vormt.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Het handhaven van een strategische benadering ten aanzien van energie binnen de EU wordt steeds meer van essentieel belang nu natuurlijke hulpbronnen in de vorm van futures worden verhandeld en regimes in andere delen van de wereld deze schaarse hulpbronnen in hun eigen richting blijven omleiden. Hoewel ik mij kan vinden in de opvatting dat energiebesparing een effectieve bijdrage kan leveren aan de oplossing van dit probleem, is energiebesparing slechts een onderdeel van de bredere aanpak die noodzakelijk is. Ook de ontwikkeling van energietechnologieën als kernfusie en het combineren van verschillende duurzame energiebronnen zijn van essentieel belang. Energiezekerheid kan echter alleen worden bereikt via een gemeenschappelijk beleid in die richting met andere westerse agentschappen, zoals de NAVO.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Een energiestrategie voor Europa is van essentieel belang voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe beleid volgens het Verdrag van Lissabon. Er is inmiddels een stevige rechtsbasis voor de ontwikkeling van energie-initiatieven op basis van duurzaamheid, zekere energievoorziening, koppeling van netwerken en solidariteit. De doelstellingen die deel moeten uitmaken van een weloverwogen plan dat wordt ingediend bij het Parlement zijn onder andere de voltooiing van één energiemarkt, continuïteit van de energievoorziening en energie-efficiëntie. Het is een gegeven dat de Europese energiesector zich nu en in de toekomst geconfronteerd ziet met een groot aantal problemen. De EU wordt steeds afhankelijker van uit het buitenland aangevoerde energie. Wij hebben een energiesysteem dat grote investeringen vergt, terwijl Europa nog steeds worstelt met de gevolgen van een economische crisis. Ik wil het belang onderstrepen van een beter gebruik van het Europees potentieel van hernieuwbare energiebronnen. Daarnaast moeten burgers en consumenten een centrale plek krijgen binnen het Europese energiebeleid. Wegens de bovengenoemde redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Aangezien de EU volgens de voorspellingen in 2030 70 procent van haar energie zal importeren, vaak uit instabiele regio's, moet energiezekerheid voor de EU een prioriteit zijn. Deze resolutie beschrijft de EU-strategie om een einde te maken aan deze afhankelijkheid. Energie-efficiëntie zou voor de EU een prioriteit moeten zijn, vooral omdat energie-efficiëntie de meest effectieve manier is om voor verbruikers in de hele EU de energiekosten te verminderen. De resolutie roept de Commissie ook op om ervoor te zorgen dat de huidige wetgeving op dit terrein, met inbegrip van de wetgeving inzake de interne energiemarkt, volledig ten uitvoer wordt gelegd, en herhaalt de oproep van het Parlement tot de algemene invoering van slimme meters. Deze maatregelen zouden moeten leiden tot een betere dienstverlening en de verbruiker beter in staat moeten stellen zijn energieverbruik te beperken.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0616/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie actief moet bijdragen aan een meer constructieve en transparante klimaatconferentie in Cancún, met name met het oog op de financiering voor door te voeren aanpassingen, bosbouw, efficiënt gebruik van hulpbronnen, overdracht van technologie, toezicht, rapportage en verificatie.

Bovendien moet de EU haar solide politieke engagement jegens derde landen bevorderen door het ontwikkelen van maatregelen ter uitwerking van effectieve mechanismen voor internationale samenwerking op het gebied van klimaatverandering, zowel binnen als buiten het UNFCCC. Daarnaast moet worden gewezen op de historische verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen voor het onomkeerbare klimaatveranderingsproces dat zich voltrekt, en op hun verplichting om de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen te helpen zich aan deze veranderingen aan te passen, onder andere in de vorm van financiële steun voor nationale actieprogramma's voor adaptatie (NAPA's), die belangrijke hulpmiddelen zijn voor aanpassing aan de klimaatverandering waardoor hun betrokkenheid bij deze initiatieven wordt vergroot.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In de week voor de klimaatveranderingsconferentie in Cancún heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over de doelstellingen van de top. De mislukking van de conferentie van Kopenhagen, waarvan we zulke hoge verwachtingen hadden, ligt nog vers in ons geheugen en iedereen hoopt dat deze nieuwe kans om verdere stappen te zetten in de richting van internationale samenwerking op het gebied van klimaatverandering niet opnieuw een gemiste kans blijkt te zijn. Jammer genoeg denk ik niet dat de resolutie, die we tijdens de afgelopen plenaire zitting op donderdag hebben aangenomen, in die zin constructief is. Terwijl mijn collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij ( Christen-Democraten) en ikzelf de broeikasgasemissiereductiedoelstelling van 20 procent tegen 2020 wilden behouden, wat een redelijk uitgangspunt was geweest voor onderhandelingen met de Verenigde Staten en China, zijn de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement erin geslaagd een onrealistische doelstelling van 30 procent te laten aannemen. Ik denk niet dat dit soort eenzijdige verbintenissen goed nieuws is voor de komende onderhandelingen in Cancún en ik betreur dat de resolutie, waartegen ik mij verzet heb, is aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd. Concrete toezeggingen wist men op de klimaattop van Kopenhagen niet te bereiken. Latere onderhandelingen in Duitsland en China konden evenmin het verwachte resultaat brengen en daarom heeft men hoge verwachtingen van de conferentie in Cancún, waar tot substantiële maatregelen besloten moet worden, namelijk de bezegeling van een alomvattend internationaal verdrag voor de periode na 2012. Deze maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met de meest recente ontwikkelingen in de wetenschap en te stroken met onze intentie om de opwarming van de dampkring in 2020 tot staan te brengen en de opwarming van de aarde in 2050 beperkt te houden tot 2 graden Celsius boven het niveau van 1990. Ik ben met de tekst van de resolutie van mening dat de Europese Unie een leidende rol in klimaatonderhandelingen op zich zou moeten nemen en actief bij zou moeten dragen aan een constructievere klimaatconferentie in Cancún. Alleen de Europese Unie heeft ingestemd met bindende doelstellingen voor bestrijding van de klimaatverandering en is zelfs van plan nog ambitieuzere streefcijfers vast te stellen. Het is daarom in het belang van de EU dat ook andere landen dergelijke verplichtingen aangaan, want haar economische groei en haar concurrentievermogen hangen daarvan af.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een paar dagen voor de start van de klimaatveranderingsconferentie in Cancún roept het Parlement in zijn gezamenlijke resolutie "de staatshoofden en regeringsleiders in de hele wereld op tijdens de onderhandelingen echt politiek leiderschap en politieke bereidheid te tonen". We hebben behoefte aan concrete en snelle maatregelen want de realiteit is onverbiddelijk: met onze huidige verbintenissen zullen we de door de klimaatverandering aangerichte schade waarschijnlijk niet kunnen beperken. Kortom, onze regeringen moeten meer doen, en ze moeten het sneller doen. De Europese Unie moet een stuwende rol spelen in de onderhandelingen door met één stem te spreken, opdat ze evenveel gewicht in de schaal legt als China en de Verenigde Staten. Wij vragen ambitieuzere doelstellingen. We moeten voor de Europese Unie een broeikasgasemissiereductiedoelstelling vaststellen van 30 procent tegen 2020 in vergelijking met de niveaus van 1990 (paragraaf 16). Weliswaar geldt de strijd tegen de klimaatverandering sinds een aantal jaren als van de grootste politieke uitdagingen, maar voorlopig blijven de verwachte resultaten uit. De tegen 2020 te verwezenlijken doelstellingen op het gebied van energie-efficiëntie en 20 procent hernieuwbare energiebronnen, bijvoorbeeld, gaan we, zoals het nu gaat, niet halen. Cancún is een kans om het beter te doen; we mogen die kans niet weer missen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat de Europese Unie een leidende rol op zich moet nemen in de onderhandelingen over de bestrijding van de klimaatverandering, want het vertrouwen in de internationale onderhandelingen over klimaatverandering moet hersteld worden na de teleurstellende uitkomst van de conferentie in Kopenhagen. Ik onderschrijf de oproep van het Europees Parlement om concrete stappen te ondernemen die de ontbossing tot staan brengen, evenals het voorstel om een goed functionerende mondiale emissiemarkt in te stellen. Ik dring erop aan om de natuurlijke vermindering van broeikasgasemissies die ten goede komt aan het behoud van de biodiversiteit te bevorderen. Hopelijk komt men in Cancún substantiële maatregelen overeen die de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap recht doen, om zo het voortbestaan van alle landen, volken en ecosystemen te garanderen.

Daarnaast is het van groot belang dat er in Cancún besluiten genomen worden over de financiering (met name omtrent de mate waarin de financiering aanvullend is) met het oog op door te voeren aanpassingen, bosbouw, efficiënt gebruik van hulpbronnen, overdracht van technologie (onder inachtneming van de bestaande beginselen inzake intellectuele-eigendomsrechten), toezicht, rapportage en verificatie. Politiek dienen we ons op een voortvarende implementatie van de snelstartfinanciering vast te leggen, maar ook een volledige transparantie in de bestedingen te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het slagen van de klimaatveranderingsconferentie in Cancún is cruciaal voor de geloofwaardigheid van het onderhandelingsproces onder auspiciën van de Verenigde Naties. Het is derhalve van groot belang dat er concrete verplichtingen en realistische doelstellingen worden aangegaan. Het is essentieel overeenstemming te bereiken over aspecten zoals bosbeschermingsmaatregelen, de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden en financiering.

Indien men er niet in slaagt een wereldwijd verdrag te sluiten, moet Europa vasthouden aan haar overweging door te gaan met de tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyoto-protocol. Echter wel onder bepaalde voorwaarden, met name met het oog op de integriteit van het protocol op het gebied van het milieu, de herziening van het mechanisme voor schone ontwikkeling, en het aangaan van verplichtingen door de belangrijkste veroorzakers van CO2-emissies ter wereld, zoals China en de VS.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De oorspronkelijke vorm van de resolutie over de klimaatconferentie in Cancún is behoorlijk veranderd en door de integratie van de amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) is de inhoud ervan enorm afgezwakt. Ondanks dat heb ik voorgestemd, omdat ik vind dat snelle en gecoördineerde actie op internationaal niveau voor de bestrijding van de klimaatverandering bittere noodzaak is, en dat de resolutie in haar geheel nog heel wat positieve punten bevat. De resolutie vormt van de zijde van de EU een belangrijke bijdrage voor de klimaatconferentie in Cancún. In het verslag worden de onvolledige voorbereidingen voor de conferentie bekritiseerd, wordt de noodzaak tot het verminderen van de uitstoot met minstens 40 procent benadrukt en worden de EU en de lidstaten opgeroepen om het beginsel van "klimaatrechtvaardigheid" na te leven. Voorts wordt ook de historische verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen benadrukt en worden hun economische verbintenissen opnieuw belicht, evenals de doelstelling van de officiële ontwikkelingshulp op basis waarvan 0,7 procent van het BNI aan ontwikkelingshulp wordt besteed. Het behoud van de biodiversiteit en van het ecosysteem wordt centraal gesteld en het recht op de toegang tot drinkwater wordt erkend, evenals de noodzaak tot het behoud van bossen en van de ontwikkeling van een bosbouwbeleid. Tot slot wordt terecht opgemerkt dat de mogelijkheden voor energiebesparing niet worden benut, en het belang van het verhogen van het energierendement in gebouwen en in de transportsector wordt benadrukt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, de klimaatverandering is een wereldwijd probleem dat om gezamenlijke antwoorden vraagt. Er gaat zonder meer een positief signaal uit van eenzijdige verbintenissen, die welkom zijn, maar niet volstaan.

Uit de gegevens blijkt dat de EU niet de grootste hinder ondervindt van de toename van de CO2-uitstoot, maar dat betekent niet dat wij onze verantwoordelijkheid mogen ontlopen, ook niet met betrekking tot het verleden. Wij mogen niet terugkomen op de verbintenis die we zijn aangegaan om concreet bij te dragen aan het terugdringen van de emissies, hoewel het goed is te benadrukken dat onze inzet vooral diplomatiek van aard is.

We moeten bovenal overeenstemming bereiken over een aantal fundamentele kwesties, om deze vervolgens samen met de andere actoren aan te pakken. Het zou heel aantrekkelijk kunnen zijn om freeridergedrag te vertonen, maar dat zou op alle mogelijke manieren moeten worden ontmoedigd, anders zullen de kosten die ons productiesysteem op dit moment al maakt – van harte, mits er resultaten worden geboekt – tevergeefs zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2010 over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún, met het oog op de algemene doelstelling om de stijging van de jaarlijkse gemiddelde oppervlaktetemperatuur te beperken tot 2 ºC ("de 2 ºC-doelstelling"). Wanneer dit doel niet wordt bereikt, kunnen de gevolgen ernstig zijn: 40 procent van de soorten zullen met uitsterven worden bedreigd, miljoenen mensen raken ontheemd door het stijgende zeeniveau en toenemende extreme weersomstandigheden, oogsten lopen terug, voedselprijzen stijgen en de mondiale economische productie krimpt met ten minste 3 procent. De wetenschappelijke onderbouwingen voor klimaatverandering en de weerslag ervan zijn zonneklaar. Daarom is het van het grootste belang dat een wetgevend raamwerk wordt ingesteld waarmee wordt toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van deze maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik vind dat de Europese Unie en haar lidstaten een beginsel van 'klimaatrechtvaardigheid' moeten omschrijven en naleven en daarom een billijkheidsclausule in toekomstige onderhandelingen klimaatonderhandelingen dienen op te nemen. Ik vind dat het een groot onrecht zou zijn indien de wereld de klimaatverandering niet zou kunnen keren, aangezien vooral arme mensen in arme landen hieronder zullen lijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik stem voor het grootste deel van de maatregelen en voorstellen die in dit verslag worden gepresenteerd. Gezien de teleurstellende uitkomst van de klimaatconferentie in Kopenhagen is het nodig het vertrouwen in de internationale onderhandelingen over klimaatverandering te herstellen. Het is opnieuw aan de Europese Unie om een leidende rol te vervullen bij de klimaatonderhandelingen en om actief bij te dragen om de klimaatconferentie in Cancún te laten resulteren in constructievere, transparantere en duidelijkere afspraken.

Ik ben ook van mening dat de Europese Unie ernaar moet streven haar toekomstige "klimaatdiplomatieke" activiteiten te intensiveren. Daarbij moet de EU haar solide politieke engagement jegens derde landen versterken door het ontwikkelen van maatregelen ter uitwerking van effectieve instrumenten en mechanismen voor internationale samenwerking op het gebied van milieubescherming en klimaatverandering. Bij deze poging om meer solide en ambitieuze resultaten te behalen zal de EU naar mijn mening tijdens de slotfase van de COP16-onderhandelingen haar hoofdonderhandelaar enige marge moeten laten om op de ontwikkelingen in te spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. (FR) De Europese Unie moet tijdens de klimaatveranderingsconferentie in Cancún met één stem spreken en laten zien dat zij ambitieus en overtuigend is. Het moet niet opnieuw uitlopen op een mislukking zoals in Kopenhagen. We hebben behoefte aan specifieke en snelle maatregelen, want er is een hard oordeel geveld: gezien de huidige stand van zaken is het onwaarschijnlijk dat onze afspraken zullen leiden tot een afname van de schadelijke gevolgen van klimaatverandering. De Europese Unie moet een centrale rol spelen bij de onderhandelingen door met één stem te spreken en haar aanwezigheid duidelijk kenbaar te maken bij de onderhandelingen met China en de Verenigde Staten. De belangrijkste doelstelling die moet worden behaald is dat tegen 2020 een emissiereductie van 30 procent is bereikt ten opzichte van de niveaus van 1990. We moeten er tevens voor zorgen dat geïndustrialiseerde landen zoals de Verenigde Staten een verbintenis aangaan met ontwikkelingslanden om hen bij te staan in hun strijd tegen en aanpassing aan de klimaatverandering, onder andere door de bestrijding van ontbossing en het tegengaan van woestijnvorming. De tijd is rijp voor onze regeringen om de balans op te maken van de klimaatproblemen die voor ons liggen en politieke overeenstemming te bereiken, zodat het voeren van een werkelijk mondiaal beleid in de strijd tegen klimaatverandering mogelijk wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie heeft onder het Franse voorzitterschap in 2008 al een ambitieuze emissiereductiedoelstelling van 20 procent tegen 2020 goedgekeurd. Het is al erg moeilijk om die doelstelling te doen aanvaarden door de andere landen die betrokken zijn bij de internationale onderhandelingen over de klimaatverandering. Zonder internationale overeenkomst zou deze Europese doelstelling in bepaalde economische sectoren ook kunnen betekenen dat de internationale concurrentiepositie van Europese ondernemingen achteruitgaat.

Het voorstel voor een nieuwe emissiereductiedoelstelling van 30 procent in de Europese Unie is dus volledig buitenproportioneel en daarom heb ik tegen deze ontwerpresolutie gestemd. Het standpunt dat het Parlement vandaag heeft goedgekeurd, is niet goed voor de geloofwaardigheid van de onderhandelingspositie van de Europese Unie om volgende maand tijdens de conferentie in Cancún met haar partners tot een overeenkomst te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor de resolutie over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún gestemd, omdat ik vind dat het Parlement een duidelijke boodschap moet verkondigen, namelijk dat wereldleiders tijdens de onderhandelingen hun politieke leiderschap moeten tonen om stappen voorwaarts te zetten richting het niveau van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Kyoto-protocol.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Los van het debat over de oorzaken van klimaatverandering, en over de vraag of de mens hier de oorzaak van is en het tij kan keren, is nu wel duidelijk dat klimaatverandering zeer ernstige gevolgen heeft op zeer uiteenlopende gebieden van het menselijk leven, en dat het op mondiaal niveau het evenwicht dreigt te verstoren. Daarom moeten we klimaatverandering nauwgezet en met zorg volgen. Klimaatverandering is in het bijzonder de oorzaak van de zorgwekkende stijging van het zeeniveau, van gedwongen migraties en de strijd voor toegang tot waterwegen en vruchtbaarder land, zoals in Sudan, waar het nomadische herders opzet tegen gevestigde boeren. De EU moet actief deelnemen aan deze mondiale inspanningen en haar best doen om waakzaam te blijven ten aanzien van dit probleem en blijvende oplossingen te vinden. Vanuit ideaal oogpunt zijn deze in staat om wetenschappelijke en technologische vooruitgang in overeenstemming te brengen en de ontwikkeling van volken te verzoenen met kwaliteit van het milieu en respect voor de natuur. De klimaatveranderingsconferentie in Cancún biedt een uitstekende mogelijkheid om dit doel na te streven, zodat ambitieuzer doelen kunnen worden vastgesteld en een meer solide en veelomvattende collectieve betrokkenheid tot stand kan worden gebracht om het probleem te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben voorstander van een bindende overeenkomst waarin een internationaal systeem van sancties is opgenomen voor de klimaattop in Cancún. Het is duidelijk dat zo'n overeenkomst alleen zinvol is als deze bindend is voor de belangrijkste mondiale veroorzakers van CO2-emissies: de VS, China en India. De EU heeft steeds voorop gestaan in de strijd tegen klimaatverandering, en moet worden aangemoedigd deze leidende rol verder uit te bouwen. Daarbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat onze industrieën al enorme inspanningen hebben geleverd om te voldoen aan de verplichte emissiereducties binnen Europa. Het dient te worden vermeld dat de EU verantwoordelijk is voor circa 15 procent van de emissies wereldwijd, en volgens berekeningen zal dit percentage afnemen tot 10 procent in 2030. De VS, China en India zijn daarentegen verantwoordelijk voor de helft van de emissies wereldwijd, en dit percentage zal blijven stijgen.

Naar aanleiding hiervan ben ik het er niet mee eens dat de EU unilateraal haar CO2-emissies met 30 procent moet beperken, in plaats van de doelstelling van 20 procent, als dit niet op gepaste wijze wordt geëvenaard door andere landen, in het bijzonder de VS. Dit betekent niet dat de doelstellingen van de EU moeten worden teruggeschroefd. Integendeel, ik ben van mening, zelfs als anderen hier niet in meegaan, dat we ons moeten blijven toeleggen op wetenschappelijk onderzoek, technologische innovatie met betrekking tot CO2-vrije energiebronnen, efficiënt gebruik van energie en het creëren van "groene banen" om ons concurrentievermogen te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Deze resolutie is een gedeeltelijke herhaling van de gaten, zwaktes en fouten in het standpunt van het Parlement tijdens de klimaatveranderingsconferentie in Kopenhagen, en de redenen die ten grondslag lagen aan deze spectaculaire mislukking worden hier niet herkend. De discussie richt zich nog altijd veel te veel op reductiedoelstellingen, in plaats van de wijzen waarop deze doelstellingen kunnen worden behaald, en dit tast de geloofwaardigheid van het hele debat aan. De nadruk ligt nog altijd op een marktbenadering, hoewel al is aangetoond dat marktinstrumenten niet effectief en zelfs schadelijk zijn. In de discussie is onvoldoende aandacht voor de verstoringen die worden veroorzaakt door zogenaamde flexibiliteitsmechanismen en de noodzaak van de afschaffing of herziening van deze mechanismen. Er bestaat een duidelijk misverstand over de betekenis en de ernst van het principe van "gezamenlijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid" wanneer de grootste vervuilers ter wereld, waaronder de VS, die wereldwijd de grootste veroorzaker van CO2-emissies per hoofd van de bevolking is, maar weigert om serieuze verbintenissen aan te gaan om diens uitstoot te beperken, op gelijke voet worden geplaatst met opkomende economieën zoals China en India, met emissies die per hoofd van de bevolking 10 respectievelijk 4 keer lager liggen dan die van de VS.

In de zin van een aangepaste en gematigde financiering in ontwikkelingslanden worden de ernstige beperkingen waarmee deze landen te kampen hebben, nog altijd genegeerd, zoals de enorme, oneerlijke buitenlandse schuld die de minst ontwikkelde landen met zich meedragen. Ondanks een aantal positieve punten verdient de algemene inhoud van deze resolutie niet onze steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, na het mislukken van de Conferentie van Kopenhagen, koesteren we eindelijk weer hoop op vooruitgang. Ik ben blij met de resolutie over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún, in het bijzonder met de amendementen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten), die getuigen van gezond verstand en pragmatisme: de EU mag niet eenzijdig besluiten om het quotum voor de reductie van broeikasgasemissies te verhogen als de andere grote spelers in de wereld niet ook concrete verbintenissen aangaan.

Europa moet zeker voorop blijven gaan in de strijd tegen broeikasgasemissies, maar dit mag niet worden gedaan vanuit een vorm van milieuactivisme waarbij geen gezamenlijke verantwoordelijkheid hoeft worden genomen, waardoor honderdduizenden middelgrote en kleine ondernemingen, zeker in tijden van crisis, schade oplopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Karl-Heinz Florenz (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb tegen de huidige ontwerpresolutie over de klimaatconferentie in Cancún (COP 16) gestemd, omdat ik het mijn plicht acht mij in te zetten voor klimaatbescherming, maar dan wel voor een realistische vorm van klimaatbescherming die duurzaamheid en economische ontwikkeling in zich verenigt. Het is geen makkelijke stap voor mij om tegen dit verslag te stemmen, aangezien ik een grote rol heb gespeeld bij het opstellen ervan. Deze ontwerpresolutie is echter een "groene hersenschim", die excessieve en onrealistische en doelen nastreeft. Wij zijn er weliswaar in geslaagd een deel van de eisen wat te temperen, zoals het beperkt houden van de stijging van de gemiddelde temperatuur tot 1,5 °C. Als wij de aanvankelijke eis hadden aangehouden, hadden wij onze uitstoot de komende tien jaar moeten verminderen tot nul en hadden wij op korte dan wel lange termijn moeten streven naar een negatieve uitstoot. Wij zijn er echter niet in geslaagd ons standpunt door te zetten ten aanzien van een unilaterale verhoging van de verminderingsafspraken van de EU, ondanks het feit dat dit niet bijdraagt aan de huidige onderhandelingen en ondanks het feit dat wij niet over onderzoek beschikken naar hoe wij deze specifieke vermindering moeten realiseren. Wij moeten ervoor waken dergelijke eisen te stellen, aangezien wij zo het gevaar lopen onze geloofwaardigheid te verliezen onder onze partners wereldwijd, met name onder hen die nog twijfelen of ze met ons meedoen of niet. Geloofwaardigheid is momenteel een hoog goed. Ik ben ervan overtuigd dat Europa bij haar inspanningen om dit te bereiken, moet spreken met één stem. Dat is waarom ik mijn steun geef aan de Raad en de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Na de mislukking van de conferentie in Kopenhagen was de teleurstelling over het uitblijven van ambitieuze doelstellingen voor de bestrijding van de klimaatverandering groot. De Europese Unie moet zich nu met volle overtuiging inzetten om tijdens de conferentie van Cancún een afdoend resultaat te behalen. Daartoe heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd om de broeikasgasemissiereductiedoelstelling van de Europese Unie te verhogen van 20 procent tot 30 procent tegen 2020. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik meen dat we geen tijd meer te verliezen hebben en dat, als we blijven wachten en dralen, het te laat zal zijn. De Europese Unie moet binnen de internationale gemeenschap een impuls geven om echte resultaten te behalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de definitieve goedkeuring van deze resolutie gestemd.

Het gebrek aan realisme van de doelstellingen die zijn goedgekeurd, is opmerkelijk.

De eenzijdige vaststelling door de Europese Unie van een emissiereductiedoelstelling van 30 procent tegen 2020 zou zware gevolgen hebben voor het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in Frankrijk.

Er is te veel onzekerheid over de onderhandelingen opdat de Europese Unie zichzelf zulke dwingende doelstellingen oplegt. Vorig jaar heeft Europa de fout gemaakt te denken dat ze in Kopenhagen haar visie zou kunnen opdringen aan haar partners. Als de Europese Unie opnieuw die fout maakt, is er zelfs geen sprake van dat ze aan de onderhandelingstafel zit.

We kunnen maar over 30 procent praten wanneer daarover een internationale overeenkomst wordt afgesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de resolutie gestemd over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún, want na de mislukking van de conferentie in Kopenhagen moet de Europese Unie zich meer dan ooit achter sterke doelstellingen verenigen. In de tekst wordt in het bijzonder een broeikasgasemissiereductiedoelstelling voor de Europese Unie van 30 procent tegen 2020 vastgesteld om de verhoging van de mondiale temperatuur te beperken tot 2 °C. De resolutie is een realistische tekst die rekening houdt met de "gezamenlijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid" van de lidstaten op basis van hun ontwikkelingsniveau en groei. De tekst voorziet ook in de oprichting van een "groen klimaatfonds" om tegemoet te komen aan de financieringsbehoeften, in de eerste plaats van de kwetsbare landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE), schriftelijk. – (SL) Ik heb tegen de resolutie gestemd. Mijn toelichting: heeft iemand kunnen bijhouden hoeveel stemmen in het Europees Parlement eisten dat de Europese Unie met één stem zou spreken in Cancún? De stemming van vandaag heeft aangetoond dat het Parlement dat nog steeds niet kan. Een van de centrale onderhandelingsstandpunten van de Europese Unie is dat we niet eenzijdig nieuwe verplichtingen moeten aanvaarden. Het Parlement heeft dit met een geringe meerderheid verworpen. Daarom heb ik tegen de resolutie gestemd. Ik hoop dat commissaris Hedegaard vast zal houden aan de standpunten die eerder overeen zijn gekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen (S&D), schriftelijk. − (DA) De Deense sociaaldemocraten hebben zich onthouden van stemming over de reductieverplichting van 40 procent. De sociaaldemocraten steunen in principe het percentage van 40 procent, maar in deze specifieke stemming hebben we besloten om 30 procent te steunen als een resultaat dat in de praktijk haalbaar is. Dit wordt ook weerspiegeld in het uiteindelijke resultaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Kadenbach (S&D), schriftelijk. (DE) Ik betreur het feit dat in de context van de resolutie over de klimaatconferentie de vraag om een mondiale belasting op financiële transacties, waarvan de opbrengsten onder andere zouden kunnen worden gebruikt om ontbossing en woestijnvorming tegen te gaan, geen steun heeft gekregen van een meerderheid van het Europees Parlement. Helaas heeft de conservatieve meerderheid de aanbevelingen van de sociaaldemocraten op dit punt niet gevolgd. Wel ben ik verheugd dat wij een streefcijfer voor de beperking van de mondiale opwarming van minimaal 2 °C hebben aangenomen, zonder dat wij de mogelijkheid om de temperatuurstijging beperkt te houden tot 1,5 °C van de onderhandelingen uitsluiten, zodat wij ook echt kunnen zorgen voor de overleving van alle landen, volkeren en ecosystemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alan Kelly (S&D), schriftelijk. − (EN) Klimaatverandering is een reële en directe uitdaging voor de Europese landen. Het is van essentieel belang dat snel een mondiaal besluit wordt genomen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van de ergste gevolgen hiervan. Vandaar dat ik graag zou zien dat tijdens de conferentie van Cancún vorderingen worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin het Parlement voorafgaande aan de Klimaatconferentie van Cancún zijn standpunt geeft. Het Parlement benadrukt dat in Cancún concrete maatregelen moeten worden afgesproken om de weg te effenen voor de sluiting van een integrale overeenkomst voor de periode na 2012 in Zuid-Afrika in 2011, die moet aansluiten bij de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen en moet stroken met de minimumdoelstelling van 2 °C, zonder dat een temperatuurstijging van maximaal 1,5 °C als uiteindelijke doelstelling mag worden uitgesloten, zodat het overleven van alle staten, volkeren en ecosystemen kan worden gewaarborgd. Het Parlement roept de Europese Unie ertoe op om opnieuw een leidende rol te vervullen bij de klimaatonderhandelingen en om actief bij te dragen tot een meer constructieve en transparante klimaatconferentie in Cancún.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over de voorbereidingen van de klimaatconferentie die van 29 november tot 11 december in Cancún zal worden gehouden, en heb dat vooral gedaan omdat we in Mexico moeten aankomen met een helder gemeenschappelijk standpunt. Ik ben blij met de constructieve manier waarop de Europese Unie zich bereid heeft getoond om in het kader van het Kyotoprotocol een tweede verbintenisperiode in overweging te nemen.

Toch mag de EU geen millimeter toegeven op de voorwaarden op het gebied van emissies. De internationale partners moeten niet denken dat ze Europa alleen kunnen laten staan in de hoop dat Europa de problemen van de gehele wereld in zijn eentje oplost.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In deze resolutie worden argumenten overgenomen die tijdens de conferentie van Cochabamba zijn aangevoerd. Dat juich ik toe, en ik ben verbaasd dat daar nergens naar wordt verwezen. In de resolutie wordt voorgesteld om het beginsel van klimaatrechtvaardigheid te definiëren en te doen naleven en wordt de klimaatschuld van de noordelijke landen aan de zuidelijke landen impliciet erkend. De voorgestelde broeikasgasemissiereductiedoelstellingen komen overeen met de doelstellingen van het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering.

Energiesoberheid, hoe je het ook noemt, is eindelijk aan de orde van de dag. Als de beurs waar de vervuilingsrechten worden verhandeld, de zogenaamde "koolstofmarkt", en de oprichting van een "mondiale koolstofmarkt" niet een van de voornaamste pijlers van deze resolutie waren, had ze mijn stem gekregen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Er zijn opnieuw grote verwachtingen omtrent de klimaatveranderingsconferentie in Cancún. De landen met de grootste verantwoordelijkheid moeten zich blijven inspannen voor de reductie van broeikasgasemissies. Voor dit probleem, dat overal ter wereld zorgen baart, is behoefte aan een snelle oplossing.

De EU moet in staat zijn een leidende rol op zich te nemen in de strijd tegen klimaatverandering. Elk land, van de VS tot de zogenaamde opkomende landen, waaronder China, die ernstige vervuilers zijn, moet ook zijn verantwoordelijkheid nemen in een strijd waarin steeds minder ruimte is voor nieuwe mogelijkheden. De duurzame toekomst van de mensheid staat op het spel. Als er niet op tijd iets gebeurt, kan het zijn dat we op een punt belanden van waaruit geen terugkeer mogelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Tijdens de komende klimaatconferentie in Cancún zullen er wereldwijd bindende limieten moeten worden aangenomen voor de uitstoot van CO2 en broeikasgassen. Het Kyoto-protocol loopt immers af in 2012. Al streeft de Europese Unie naar een vermindering van de CO2-uitstoot met 20 procent voor het einde van dit decennium, het Parlement is eigenlijk voorstander van een vermindering met 30 procent. Wij zijn er tot op heden echter niet in geslaagd onze klimaatdoelstellingen te verwezenlijken, een situatie die niet zal verbeteren als wij het streefcijfer voor vermindering omhoog schroeven. Dit is met name het geval omdat de regeling voor de emissiehandel het mogelijk maakt dat een deel van de emissie naar elders kan worden verlegd.

Hier in Europa zijn wij ons in hoge mate bewust van de milieuproblematiek, maar dit is niet het geval in sommige van de zogezegde opkomende economieën. Denk alleen maar aan landen als China of India. Ik ben vrij sceptisch over het tot op heden gehanteerde systeem. Mijn scepsis komt voornamelijk voort uit het feit dat er meer kerncentrales gaan worden gebouwd om de CO2-uitstoot te verminderen. Dit helpt ons van de regen in de drup. Een dergelijk voorstel kan ik onmogelijk steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk.(LT) Klimaatverandering is een van de dringendste milieuproblemen van deze tijd en heeft tal van natuurrampen tot gevolg. Enige tijd geleden hebben wij onszelf verplicht tot het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer. Het lijkt er echter op dat we de gestelde doelen niet zullen halen. Anderzijds laat zich geen enkele vermindering realiseren zolang 's wereld grootste vervuilers niet de handen ineenslaag met de EU. Het is daarom onverantwoordelijk om onszelf nog ambitieuzere doelen te stellen, zolang de minder ambitieuze doelstellingen nog niet gehaald zijn. Daar komt bij dat we onszelf in de vingers snijden met een streven naar forsere doelstellingen. Omdat de industrie in de EU dan aan strengere eisen moet voldoen, zal zij niet kunnen concurreren met landen waar minder strenge regels gelden. We kunnen wel door ambitieuze streefwaarden vast te stellen vooroplopen in de strijd tegen de klimaatverandering, het draagt allerminst bij aan de EU-doelstelling om 's wereld meest concurrerende economische zone te worden. Hoewel ik er dus zeker van ben dat de EU het voortouw kan nemen bij de bestrijding van de klimaatverandering en we ons allemaal bewust zijn van onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de natuur, heb ik tegen de uiteindelijke formulering gestemd, omdat we onze doelstellingen zo realistisch mogelijk moeten houden en op consistente wijze naar die doelen toe moeten werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Het feit dat de Europese economie als gevolg van de crisis haar productie heeft moeten verminderen, hetgeen heeft geresulteerd in een vermindering van de emissies, is nog geen reden om te vragen om een vermindering CO2-uitstoot met 30 procent, zoals de eurocommissaris voor klimaatactie, mevrouw Hedegaard, momenteel doet, enkel omdat de vermindering met 20 procent als gevolg van de economische crisis makkelijk kan worden bereikt. Klimaatbescherming kan alleen worden bereikt op mondiaal niveau. Het heeft weinig zin de CO2-uitstoot in de gehele EU te verminderen, als wij tegelijkertijd industrieën die schadelijk zijn voor het milieu, alsmede gevaarlijk afval, verplaatsen van de industriële landen naar de ontwikkelingslanden. Anderszins staan restrictieve EU-maatregelen de ontwikkeling van de economie in de weg en belemmeren ze onze bedrijven internationaal te concurreren. Daarom moeten wij weliswaar "ja" zeggen tegen klimaatbescherming, maar niet als dit ten koste gaat van onze bedrijven en niet als wij de enige zijn die dergelijke maatregelen nemen. Om die reden heb ik tegen deze ontwerpresolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún gestemd, zodat Europa tijdens een internationaal belangrijke conferentie haar steun kan betuigen aan de klimaatveranderingsverdragen. Het Europees Parlement hoopt dat de staatshoofden of regeringen dit probleem de hoogste prioriteit zullen geven en zullen instemmen met specifieke maatregelen waarbij de EU zelf een leidende rol kan spelen door onze betrokkenheid bij het Kyoto-protocol te onderstrepen. De opwarming van de aarde is nu wetenschappelijk bewezen, en daarom moet het doel zijn om de uitstoot van broeikasgassen uiterlijk voor 2015 te stabiliseren teneinde de uitstoot voor 2050 te halveren. Dit zal ervoor zorgen dat de temperatuurstijging onder de 2 °C blijft, waardoor landen, volken en ecosystemen gespaard blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De klimaatveranderingsconferentie in Cancún (COP 16) is van cruciaal belang voor alle Europeanen en alle mensen overal ter wereld. We hebben behoefte aan een verantwoordelijk en ambitieus beleid van alle politieke spelers op dit niveau. De Europese Unie speelt een vooraanstaande rol en moet de ambities ten aanzien van klimaatverandering leiden.

Naar aanleiding hiervan heb ik tegen de resolutie van het Parlement gestemd, omdat ik van mening ben dat de daarin gestelde doelen niet ver genoeg reiken. Uitgaande van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen kan ik het vanzelfsprekend niet eens zijn met een doelstelling van boven de 1,5 °C in een op de toekomst gericht, uitgebreid internationaal verdrag in Zuid-Afrika dat doorloopt tot na 2012. Gezien de afspraken over een reductie van emissies moet de stijging onder de 1,5 °C blijven, wat vereist dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2015 zijn piek bereikt en tegen 2050 met ten minste 50 procent moet zijn gedaald vergeleken met 1990, en daarna moet blijven dalen.

Dit zijn niet enkel percentages, maar doelstellingen die wetenschappelijk haalbaar en van cruciaal belang zijn bevonden voor het creëren van een beslissend keerpunt op de neergaande weg die we hebben gevolgd in de richting van de vernietiging van belangrijke onderdelen van de biodiversiteit op aarde.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor deze resolutie gestemd in de stellige overtuiging dat we dit jaar in Cancún een ander resultaat zullen boeken. Nu de EU heeft kunnen leren van het positieve resultaat in Nagoya in oktober en de negatieve ervaringen van Kopenhagen in 2009, denk ik dat ze met één stem zal spreken. Op grond van haar mandaat moeten de EU en haar lidstaten mondiaal een constructieve rol blijven spelen om een wettelijk bindende post-Kyoto-overeenkomst tot stand te brengen. ngo's en het maatschappelijk middenveld moeten volledig betrokken worden bij deze overeenkomst ten behoeve van een deugdelijke tenuitvoerlegging en een grotere transparantie. Ik ben daarom ingenomen met het feit dat vijfduizend vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld zich hebben ingeschreven om de COP 16-procedures bij te wonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik vind dat de Europese Unie haar sterke betrokkenheid en vastberadenheid moet tonen in het kader van de mondiale inspanningen voor het vinden van oplossingen om de klimaatverandering en de gevolgen daarvan tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Laten we maar meteen zeggen dat de klimaatveranderingsconferentie van Cancún geen succes zal zijn. Er zijn goede redenen voor dit pessimisme, aangezien de voornaamste hoofdrolspelers, de Verenigde Staten en China op kop, zich de afgelopen maanden echt niet bereidwillig hebben getoond en een bindende overeenkomst over een cijferdoelstelling zonder hen ondenkbaar is. Maar dat hoeft daarom niet te betekenen dat Cancún een doorslag wordt van Kopenhagen en dat de teleurstelling bij de burgers even groot zal zijn. In de resolutie die het Europees Parlement deze middag heeft goedgekeurd, worden we eraan herinnerd dat we een uiteindelijke doelstelling van een temperatuurstijging van maximaal 1,5 °C moeten nastreven om het overleven van alle staten, volkeren en ecosystemen te waarborgen. Dat is een kwestie van verantwoordelijkheid tegenover de toekomstige generaties. In de resolutie herinnert het Europees Parlement eraan dat de Europese Unie alleen maar geloofwaardig kan zijn als ze niet alleen haar verbintenissen nakomt om de armste landen in de periode tussen 2010 en 2012 30 miljard Amerikaanse dollar aan steun ter beschikking te stellen, maar ook verbeelding aan den dag legt om de planeet te redden. Ze moet bovendien in nieuwe financieringsbronnen voorzien: een heffing op financiële transacties, internationale handelsheffingen, nationale emissiebelastingen, heffingen op vliegbiljetten, allemaal voorstellen die ik samen met 292 collega-afgevaardigden heb ondersteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De resolutie van de Commissie ENVI is met een vrij kleine meerderheid aangenomen (eindstemming: 292/274/38) met de volgende wijzigingen/opmerkingen: de zinsnede "zonder dat een temperatuurstijging van maximaal 1,5 °C als uiteindelijke doelstelling mag worden uitgesloten" is met een kleine meerderheid geschrapt (HS amendement 14 en amendement 18: 307/304/xx); de expliciete vermelding dat mazen in de boekhoudregels voor AAU's en LULUCF alle in bijlage I genoemde doelstellingen teniet kunnen doen, is geschrapt (Amendement 16: 316/301/xx), maar andere punten die vragen om strenge regels voor het realiseren van de in bijlage I vermelde emissiereducties zijn gehandhaafd; zonder elektronische controle is een punt waarin opnieuw wordt gewezen op de wetenschappelijke onderbouwing van de 40-procentsdoelstelling in het UNFCCC 4AR, verworpen verklaard (ofschoon bij een afzonderlijke stemming over hetzelfde punt het gedeelte waarin staat dat de 40-procentsdoelstelling volgens wetenschappers noodzakelijk is om een temperatuurstijging van meer dan 2 °C te voorkomen, is gehandhaafd). Het punt waarin opnieuw wordt gewezen op de noodzaak tot vaststelling voor de Europese Unie van een broeikasgasreductiedoelstelling van 30 procent tegen 2020 – vergeleken met 1990 – ten behoeve van de toekomstige economische groei van de Europese Unie, is gehandhaafd (PPE amendement 20: bij HS verworpen met 298/316/xx). In zijn geheel blijft het een goede resolutie, die veel goede boodschappen met betrekking tot het Kyotoprotocol bevat, beperkingen stelt aan compensaties en kritiek uit op de mazen in de boekhoudregels voor LULUCF en AAU's, en zich in krachtige bewoordingen uitlaat over de historische verantwoordelijkheid van de geïndustrialiseerde landen en de noodzaak om de klimaatmaatregelen van ontwikkelingslanden te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Naarmate de start van de conferentie nadert, wordt het steeds duidelijker dat de EU echt de kans heeft om in Cancún een positieve bijdrage te leveren. Na het horen van de inbreng van de voorzitter van commissie, Jo Leinen, ben ik ervan overtuigd dat een multilaterale overeenkomst uiteindelijk alleen kan worden bereikt als de verdenkingen van de BRIC-landen worden weggenomen. Evenzo is het nodig dat op de conferentie vorderingen worden gemaakt met de toezegging van veel landen dat zij de ontwikkelingslanden zullen helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Tijdens de stemming van gisteren in het Europees Parlement heb ik voor de resolutie over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún (COP 16) gestemd, omdat de resolutie een uitermate belangrijke kwestie behandelt: het feit dat de EU in de klimaatonderhandelingen blijk moet geven van scherpzinnig politiek leiderschap. De ontwikkelingslanden worden bijzonder zwaar getroffen en daarom moeten de wereldleiders hun uiterste best doen om te verzekeren dat de klimaatverandering de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling niet op het spel zetten. Ik wil echter met name benadrukken dat ik tegen de formulering in de resolutie stemde die er bij de Europese Unie op aandringt om in de onderhandelingen een heffing van 0,01 procent op financiële transacties voor te stellen. Zo'n heffing is niet de weg die we mogen inslaan en zal de ontwikkelingslanden niet helpen om de klimaatverandering te bestrijden en er zich aan aan te passen.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0675/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Onlangs hebben zich opnieuw ernstige incidenten voorgedaan in de Westelijke Sahara. Dit grondgebied, dat tot 1976 door Spanje werd bestuurd, is nog steeds het voorwerp van sterke spanningen tussen de Marokkaanse overheid en de onafhankelijkheidstrijders. Na het vertrek van de Spanjaarden hebben Mauritanië en Marokko de Westelijke Sahara, die omsloten wordt door de Atlantische Oceaan, Mauritanië en het zuiden van Marokko, onder elkaar verdeeld. De door een aantal van mijn collega's parlementsleden ingediende resolutie over het drama van 24 oktober 2010 is inderhaast opgesteld, hoewel dergelijke onderwerpen een zekere afstand behoeven. Ik heb dan ook besloten om mij te onthouden en zal het aan de gang zijnde onderzoek aandachtig volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik steun deze resolutie. Na meer dan dertig jaar is het dekolonisatieproces in de Westelijke Sahara nog steeds niet afgerond. De mensenrechtensituatie, de gewelddadigheden tegen burgers, het voortdurende conflict en de gevolgen van dit conflict voor de hele regio zijn redenen tot zorg. Ik deel ook de zorg die in de resolutie wordt geuit over de aanvallen op de persvrijheid, waar ook veel Europese journalisten mee te maken hebben gehad. Er moet daarom een onafhankelijk internationaal onderzoek onder auspiciën van de Verenigde Naties komen naar de doden en verdwijningen onder burgers. Het is ook belangrijk een monitoringmechanisme voor de mensenrechten op te zetten, mensenrechtenactivisten vrij te laten en de pers, onafhankelijke waarnemers en humanitaire organisaties vrije toegang tot de Westelijke Sahara te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik steun het onderzoek van de Verenigde Naties naar de problemen met betrekking tot de Westelijke Sahara, en het standpunt van de VN dat Marokko journalisten, onafhankelijke waarnemers en humanitaire organisaties vrije toegang moet verstrekken tot deze specifieke regio. Ik weet dat Marokko een strategische partner en bondgenoot is van de Europese Unie in de strijd tegen radicaal Islamitisch fundamentalisme.

Echter, ik kan het standpunt van de Marokkaanse autoriteiten over de ernstige, gewelddadige incidenten die op 8 november plaatsvonden in het kamp van Gdaim Izik in de Westelijke Sahara, waarbij een tot nu toe onbekend aantal mensen is gedood, niet goedkeuren. Ik ben blij dat ik lid ben van een instelling zoals dit Parlement, dat de bescherming en bevordering van de mensenrechten als één van zijn grondbeginselen hanteert. Vanuit dit oogpunt ben ik het ermee eens dat de VN-organen moet wordt verzocht in de Westelijke Sahara een mechanisme voor toezicht op de mensenrechten in te stellen. Ik wens de secretaris-generaal van de VN en zijn persoonlijke gezant geluk bij het vinden van een rechtvaardige, duurzame en voor alle partijen aanvaardbare politieke oplossing die recht doet aan het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van de Westelijke Sahara.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De situatie in de Westelijke Sahara sleept zich nu al meer dan dertig jaar voort, zonder dat er een duidelijke oplossing is. Net als het Israëlisch-Palestijnse conflict en het conflict in Cyprus is het een van die kwesties die moeilijk op te lossen blijken te zijn en lang voortslepen. Ondanks enkele losse initiatieven om de dialoog aan te gaan, die moeten worden verwelkomd, lijkt het vandaag duidelijk dat de strijdende partijen er nog niet in zijn geslaagd om concrete stappen te zetten in de richting van een oplossing voor het conflict door middel van onderhandelingen. De recente berichten over incidenten die hebben plaatsgevonden in het kamp Gdaim Izik, zijn reden tot grote bezorgdheid over het respect voor de mensenrechten van de bevolking van de Westelijke Sahara door de Marokkaanse autoriteiten en duiden op een verontrustende opleving van dit conflict. Ik hoop dat er definitief een einde komt aan dit probleem en dat er een politieke en administratieve oplossing kan worden gevonden voor het conflict, teneinde de belangen van de partijen met elkaar te verzoenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zijn blij dat het Parlement de gewelddadige incidenten die op 8 november in de Westelijke Sahara in het kamp Gdaim Izik hebben plaatsgevonden en die tot de dood van een onbekend aantal mensen hebben geleid, sterk heeft veroordeeld.

We hopen dat de Commissie en de Raad de maatregelen zullen eisen die hier worden voorgesteld, en zullen benadrukken dat VN-organen de instelling van een mechanisme voor het toezicht op de naleving van de mensenrechten in de Westelijke Sahara moeten voorstellen en de naleving moeten eisen van de resoluties die al zijn aangenomen, onder andere over het recht op zelfbeschikking voor de bevolking van de Westelijke Sahara.

Zoals de resolutie zegt, is "een internationale onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties het beste middel […] om de waarheid betreffende de gebeurtenissen, de doden en de vermisten aan het licht te brengen".

Ook de aanvallen op de persvrijheid en de vrijheid van informatie gericht tegen een groot aantal Europese journalisten zijn betreurenswaardig, en het Koninkrijk Marokko moet worden gevraagd om de pers, onafhankelijke waarnemers en humanitaire organisaties vrije toegang te verlenen tot de Westelijke Sahara en hen vrij te laten reizen in die regio.

Tot slot willen we benadrukken dat het belangrijk is dat de nodige humanitaire hulp, met extra geld, wordt toegewezen aan de naar schatting tussen 90 000 en 165 000 Sahrawi-vluchtelingen die wonen in de Tindouf-regio, om hen te helpen in hun basisbehoeften op het gebied van voedsel, water, huisvesting en medische hulp te voorzien en hun levensomstandigheden te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het zelfbeschikkingsrecht van volkeren is altijd een prioriteit geweest van de Lega Nord. Vandaag stemmen wij over een ontwerpresolutie om ervoor te zorgen dat de mensenrechten in de Westelijke Sahara worden geëerbiedigd en dat de bevolking onder acceptabele sociaaleconomische omstandigheden kan leven. Wij veroordelen de gewelddadige en ongerechtvaardigde reactie van de Marokkaanse regering, die een vreedzaam en democratisch protest bloedig heeft neergeslagen. Daarom verzoeken wij de Commissie en de Raad de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de EU en Marokko op te schorten. Hiervan uitgaande sta ik volledig achter de resolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (S&D), schriftelijk. − (EN) Het was een genoegen om namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement als medeauteur aan deze resolutie over de Westelijke Sahara mee te werken. Ik ben teleurgesteld dat de protesten in de Westelijke Sahara door de autoriteiten op gewelddadige wijze zijn neergeslagen en deel de zorgen die in deze resolutie tot uitdrukking worden gebracht over de veiligheid van de Saharaanse mensenrechtenverdedigers. De Westelijke Sahara is een van de weinige plekken waar het dekolonisatieproces nog steeds niet is afgerond. Deze situatie moet na dertig jaar eindelijk worden opgelost. Ik ben blij met de oproep die in de resolutie wordt gedaan, voor het vinden van een rechtvaardige, duurzame en wederzijds aanvaardbare politieke oplossing die volledig in overeenstemming is met de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, en herhaal hier nogmaals de dringende oproep van de VN tot het houden van een referendum in het gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie over de betreurenswaardige situatie in de Westelijke Sahara gestemd. Ik ben geschokt door de gewelddadige incidenten in het kamp Gdaim Izik en de stad El Aaiun. Het feit dat dit precies op de dag gebeurde dat in New York de derde ronde van informele besprekingen over de status van de Westelijke Sahara werd geopend, maakt deze gebeurtenissen des te schokkender. Ik betreur het verlies van mensenlevens en betuig mijn solidariteit met de families van de doden, de gewonden en de vermisten. Ik roep op tot het instellen van een onafhankelijke en transparante onderzoekscommissie onder auspiciën van de VN, met het mandaat om vast te stellen in hoeverre de verschillende partijen verantwoordelijk zijn voor genoemde gebeurtenissen en om het aantal slachtoffers te bepalen. Verder verbaast het mij dat Europese parlementsleden en journalisten de toegang tot de Westelijke Sahara is ontzegd. Ik vraag de Marokkaanse autoriteiten met klem om de pers en non-gouvernementele organisaties toe te laten tot het gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De situatie in de Westelijke Sahara is zeer zorgwekkend en het Parlement moet een duidelijk signaal afgeven dat het de gebeurtenissen daar veroordeelt. Er moet een einde komen aan de gewelddadigheden van beide kanten, om plaats te maken voor een transparante dialoog in goed vertrouwen, zodat er een einde komt aan een conflict dat al te veel mensen het leven heeft gekost en nog steeds zorgt voor grote aantallen ontheemden en vluchtelingen. De EU moet zich blijven inspannen om humanitaire hulp te bieden aan deze vluchtelingen, zodat zij de basisomstandigheden hebben om te kunnen overleven.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat zij een duidelijke, heldere boodschap afgeeft waarin het recht op zelfbeschikking van het Sahrawi-volk bevestigd wordt en omdat zij de wreedheden aan de kaak stelt die begaan zijn door de Marokkaanse regering. De resolutie is positief omdat zij het geweld veroordeelt dat Marokko gebruikt heeft bij de ontruiming van het Sahrawi Kamp van de Waardigheid, de dood van de jonge Nayem Elghari, en de informatieblokkade die de bezettingsmacht de Westelijke Sahara oplegt door verslaggevers, ngo's en gekozen ambtenaren de toegang tot het gebied te ontzeggen. Ofschoon mijn fractie verzocht had de associatieovereenkomst tussen de EU en Marokko te bevriezen op grond van overtreding van de tweede clausule, heb ik deze resolutie toch ondersteund, omdat zij eist dat er een internationaal onderzoek wordt ingesteld onder leiding van de VN, zij roept Marokko op tot "eerbiediging van het internationaal recht bij de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van de Westelijke Sahara " en zij " benadrukt het feit dat de VN-organen moet worden verzocht in de Westelijke Sahara een mechanisme voor toezicht op de mensenrechten in te stellen". Om al die redenen, en ofschoon ik de voorkeur zou hebben gegeven aan een fermere en duidelijkere veroordeling, heb ik toch voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor de resolutie over de huidige situatie in de Westelijke Sahara gestemd vanwege onze jarenlange betrokkenheid bij met name de ontwikkeling van het conflict tussen Marokko en het Polisario-front over de Westelijke Sahara, een betrokkenheid die vooral voortkomt uit de overduidelijke gevolgen die deze kwestie heeft voor de stabiliteit in de regio.

Bij verschillende gelegenheden is Marokko verzocht een open, flexibele dialoog te voeren zonder voorwaarden vooraf, om kleine, maar belangrijke stapjes te kunnen zetten in de vredesonderhandelingen die onder leiding van de VN worden gevoerd. Ik heb de inspanningen van de VN en VN-gezant Ross, die gericht zijn op een duurzame politieke dialoog tussen de twee partijen, altijd gesteund.

In veel lidstaten, waaronder Italië, is men erg gevoelig voor en geïnteresseerd in de leefomstandigheden van de Sahrawi-bevolking, waarbij men veel begrip heeft voor de houding en standpunten van Marokko. De Unie, en dan met name de landen rond de Middellandse Zee, heeft altijd een leidende rol gehad bij de verlening van humanitaire hulp aan de Sahrawi-bevolking, omdat het essentieel is dat wij ons solidair tonen met bevolkingsgroepen die in dergelijk moeilijke omstandigheden leven.

Ik heb gestemd met het oog op de gestage verbetering van de huidige situatie door middel van wederzijdse inspanningen voor samenwerking en dialoog.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb deze ontwerpresolutie gesteund, omdat ik vind dat de strijd voor de mensenrechten cruciaal is. Er zijn berichten uit de Westelijke Sahara over gevallen van politiegeweld tegen burgers die buiten de stad Laâyoune een vreedzaam protestkamp hielden tegen de sociale, politieke en economische situatie en tegen hun levensomstandigheden. De politie gebruikte traangas en wapenstokken tegen de demonstranten om het kamp te evacueren.

Dit is meer dan een politiek geschil met een buurland. Het gaat hier om een schending van de mensenrechten die we allemaal, zonder uitzondering, moeten veroordelen, en dus stem ik voor deze ontwerpresolutie en voeg ik mijn stem bij die van mijn medeafgevaardigden en vraag alle partijen om kalm te blijven en zich te onthouden van gewelddadigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) Na de vele pogingen van het Marokkaanse regime om te voorkomen dat dit Parlement zich zou uitspreken over de situatie van de mensenrechten in de Westelijke Sahara mogen we ons nu gelukkig prijzen met het feit dat de Marokkaanse lobby ditmaal gefaald heeft. Ik vind de voortdurende bemoeienissen van Marokko onaanvaardbaar. De tekst van de resolutie is ook niet meer dan een compromis tussen standpunten die gebaseerd zijn op heel verschillende analyses. Daarom wil ik duidelijk stellen dat mijn fractie zich met haar standpunt achter het Sahrawi-volk schaart, en dat wij vooral de onverantwoordelijke en provocatieve wijze veroordelen waarop kamp Gdaim Izik ontruimd is. Het mag niet zo zijn dat we degenen die aanvallen en die martelen en moorden, op hetzelfde niveau plaatsen als degenen die zich trachten te verdedigen. Er dient een onafhankelijk onderzoek te worden ingesteld, en de media moeten vrije toegang krijgen tot het gebied en zich daar vrij kunnen bewegen. De Europese Unie, en met name Spanje en Frankrijk, dienen hun historische verantwoording te nemen en van Marokko te eisen dat het zijn starre, onverzoenlijke houding laat varen, op straffe van bevriezing van de vele handelsovereenkomsten en preferentiële betrekkingen tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, en dat het al het mogelijke in het werk stelt om het referendum inzake het zelfbeschikkingsrecht te houden dat is vastgelegd in een groot aantal VN-resoluties.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk. – (FR) De gewelddaden die zich in de Westelijke Sahara hebben voorgedaan, bij de ontmanteling van het kamp Gdaim Izik en in de stad El Aaiun, zijn ernstig en moeten stellig veroordeeld worden. Het Europees Parlement heeft gelijk dat het zijn bezorgdheid uit over de verslechtering van de situatie in de regio. De Verenigde Naties hebben erop gewezen dat de conflictpartijen moeten overeenkomen om een realistische, rechtvaardige, duurzame en wederzijds aanvaardbare politieke oplossing te vinden die in overeenstemming is met de betreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Toch vind ik het jammer dat deze tekst werd opgesteld voor het Parlement toegang had tot alle feiten en gedetailleerde informatie over de omstandigheden van dit drama en over het exacte aantal slachtoffers. Journalisten, onafhankelijke onderzoekers, waarnemers en beleidsverantwoordelijken moeten toegang krijgen tot de stad El Aaiun en de vluchtelingenkampen om in alle sereniteit licht te werpen op deze gebeurtenissen. In geen geval mag de ellende van de Saharaanse bevolking gebruikt worden om nieuwe gewelddaden aan te moedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over de Westelijke Sahara (B7-0675/2010) gestemd. Maar ik betreur ten zeerste dat in de resolutie geen melding wordt gemaakt van en kritiek wordt uitgeoefend op de illegale visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko, waardoor de Europese visserijvloten in de territoriale wateren van de bezette Westelijke Sahara kunnen vissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Ik heb voor de resolutie over de situatie in de Westelijke Sahara gestemd. Deze gezamenlijke resolutie vormt een sterk signaal vanuit het Europees Parlement, dat het recent oplaaiend geweld in de Westelijke Sahara veroordeelt. Op 8 november werden de Sahrawi-protestkampen op een gewelddadige manier ontruimd. Hierbij vielen verschillende doden aan beide kanten en vele gewonden onder de burgers. De kampen waren een vreedzaam protest van de Sahrawi tegen de repressie, marginalisatie, plundering van hun natuurlijke rijkdommen (o.a. vis) en de slechte levensomstandigheden onder de Marokkaanse bezetting. De resolutie dringt erop aan onmiddellijk een einde te maken aan het geweld en het instellen van een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in Gdaim Izik en Laâyoune. De Marokkaanse autoriteiten worden opgeroepen om vrije toegang te verlenen tot de Westelijke Sahara aan journalisten, humanitaire organisaties, Europarlementsleden en onafhankelijke waarnemers.

De verhoogde repressie door de Marokkaanse instanties ten opzichte van mensenrechtenactivisten en Sahrawi activisten (willekeurige arrestaties, aanklachten en opsluiting) is zeer zorgwekkend. Deze gebeurtenissen zetten druk op de informele gesprekken tussen Marokko en het Polisario-front, die begin november onder begeleiding van de VN hervat werden. Een rechtvaardige en duurzame politieke oplossing is echter noodzakelijk opdat de situatie van het Sahwari-volk kan verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over de Westelijke Sahara (B7-0675/2010) gestemd. Maar ik betreur ten zeerste dat in de resolutie geen melding wordt gemaakt van en kritiek wordt uitgeoefend op de illegale visserijovereenkomst tussen de EU en Marokko, waardoor de Europese visserijvloten in de territoriale wateren van de bezette Westelijke Sahara kunnen vissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Net als mijn collega's betreur ik de recente gebeurtenissen in de Westelijke Sahara en zou ik graag mijn solidariteit willen betuigen met de families van alle slachtoffers. Toch heb ik geweigerd om deze resolutie te ondersteunen, omdat ze tal van feitelijke onjuistheden bevat, cruciale informatie weglaat en geen objectieve weergave is van het geweld dat op 8 november 2010 losbarste. Voorzichtigheid was geboden bij deze resolutie. Ze had gebaseerd moeten zijn op tastbare en ontegensprekelijke feiten. In plaats daarvan wordt in deze onevenwichtige tekst een overhaast en slecht geïnformeerd oordeel geveld over de situatie en wordt het onafhankelijke, door de Marokkaanse autoriteiten ingestelde, onderzoek zonder enige grond in diskrediet gebracht. Ik betreur deze partijdige en inderhaast opgestelde verklaring, omdat ze de informele onderhandelingen binnen de VN tussen het koninkrijk Marokko en het Polisario-front zal bemoeilijken en ter plaatse voor spanningen heeft gezorgd. We zijn onze prioriteiten uit het oog verloren, namelijk een evenwichtige en wederzijdse, voor beide partijen, aanvaardbare oplossing te vinden om de stabiliteit en de veiligheid van de burgerbevolking te herstellen. We moeten absoluut vermijden dat er nieuw front ontstaat in de gevoelige Sahel-regio en we moeten ons strategisch partnerschap met Marokko in stand houden.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0650/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Sinds de ontbinding van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken vormt Oekraïne een belangrijke uitdaging voor de Europese geopolitiek. Hoewel het land opnieuw onafhankelijk is, maakt het nog steeds integraal deel uit van het door Moskou gedefinieerde "nabije buitenland". Oekraïne wil ten volle van zijn handelingsvrijheid genieten en zijn historisch sterke banden met de Europese Unie aanhalen. Het laat al een tijdje weten dat het wil toetreden tot de Europese Unie. Oekraïne is rijk aan natuurlijke hulpbronnen, ligt in het midden van een essentiële regio en moet daarom beschouwd worden als een hoeksteen in de strategie van de Europese Unie. Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement gestemd, omdat daarin het Europees perspectief van Oekraïne wordt toegejuicht. Ze herinnert er ons echter ook aan dat deze kwetsbare democratie nog vorderingen moet maken. Tegelijkertijd wijst ze op de belangrijke inspanningen die het land de afgelopen tijd heeft geleverd en op de substantiële vooruitgang die het heeft gemaakt. De resolutie is gematigd van toon, maar bevestigt dat de toekomst van Oekraïne in Europa ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik steun deze resolutie. Er bestaat ongerustheid over het feit dat democratische vrijheden, zoals de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, de afgelopen maanden in Oekraïne in de verdrukking zijn geraakt. De autoriteiten daar moeten meldingen van schendingen van rechten en vrijheden onderzoeken en maatregelen nemen om die schendingen te voorkomen. Daarnaast is het belangrijk dat de autoriteiten zich onthouden van pogingen om direct of indirect de inhoud van de verslaggeving in de nationale media te controleren. De regels voor de verkiezingen staan nog steeds ter discussie . Het is daarom nodig actieve maatregelen te nemen om het verkiezingssysteem en de wetgeving op dit gebied te verbeteren voor de komende parlementaire verkiezingen. Het is bovendien noodzakelijk de geloofwaardigheid, stabiliteit en onafhankelijkheid van instellingen te vergroten en te waarborgen dat het openbaar bestuur gebaseerd is op democratische beginselen en de rechtsstaat. De Oekraïense autoriteiten moeten ook meer doen om corruptie te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik steun de resolutie van het Parlement over verdere maatregelen van Oekraïne om politieke stabiliteit te bereiken in het land en met zijn buurlanden. Oekraïne is een belangrijke partner van de Europese Unie voor de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid met Oost-Europa. Het is daarom van wezenlijk belang om naar nauwe samenwerking te streven, vooral op het gebied van de visumplicht. Het Parlement doet een beroep op de Commissie en de Raad om een actieplan op te stellen voor visumvrij reizen voor Oekraïne. Om te zorgen voor langdurige politieke stabiliteit in het land en met zijn buurlanden is het belangrijk constitutionele hervormingen door te voeren, die moeten zorgen voor een adequaat evenwicht tussen de uitvoerende en de rechtelijke macht. Er zijn ook meer hervormingen nodig om de vrijheid en het pluralisme van de pers te vergroten. Overheidsinstellingen worden aangespoord maatregelen te nemen om de persvrijheid te waarborgen. De Europese Unie is vastbesloten Oekraïne te helpen zijn hervormingen door te voeren. De Europese Unie blijft daarom streven naar nauwe samenwerking met Oekraïne om de democratie in dit land te versterken en zijn integratie in de Europese Unie te versnellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben kritisch over de plaatselijke verkiezingen die op 31 oktober in Oekraïne hebben plaatsgevonden, en zou graag zien dat de persvrijheid werd gerespecteerd. Ik betreur de wijziging van de regels voor de verkiezingen te elfder ure voor 31 oktober, alsook het feit dat de oppositiepartijen in de kiesdistricten geen kandidaten mochten registreren. Ik ben het met het Parlement eens dat beperking van de democratische normen niet mag worden getolereerd en dat de vrijheid van meningsuiting moet worden hooggehouden. Ik sluit me aan bij het Parlement en veroordeel de regering in Kiev voor haar falen op dit gevoelige terrein.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, 'Oekraïne' betekent in Slavische talen 'grensland'. Rusland heeft het land altijd beschouwd als een verre provincie, en momenteel grenst Oekraïne, als gevolg van de voorlaatste uitbreiding, ook aan de Europese Unie.

We willen echter dat de naam van een land voor een keer niets zegt over het lot van de bevolking. Met de voorzichtigheid die hoort bij de eerbiediging van de democratische wil van een volk, vervult de Europese Unie op consistente wijze haar rol als mondiale partner, door zich op te stellen als hoedster van de vrijheid, de democratie en de pluraliteit, waarbij de eerbiediging van deze waarden kan zorgen voor de stabiliteit die het land hard nodig heeft.

Het uitbreidingsproces is niet alleen gestoeld op strategische en commerciële afwegingen – die zeker belangrijk zijn – maar vooral ook op de voortdurende, vreedzame poging om de culturele invloedssfeer van de EU, die steunt op de waarden die door de EU worden uitgedragen, uit te breiden.

Sinds de Oranjerevolutie, die over een paar weken precies zes jaar geleden plaatsvond, bevindt het land zich in een democratiseringsproces. We hopen dat het feit dat wij naaste buren zijn, kan bijdragen aan de vorming en eerbiediging van een echt democratisch bewustzijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor deze ontwerpresolutie. De betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne, een van de belangrijkste partners van de Unie onder haar oostelijke buurlanden, zijn duidelijk belangrijk voor de stabiliteit, veiligheid en welvaart in Europa. De EU en Oekraïne zijn zich ervan bewust dat zij verantwoordelijkheden delen voor de bevordering van de stabiliteit, en zij hebben de onderhandelingen opgevoerd en kijken ernaar uit nieuwe samenwerkingspartnerschappen aan te gaan. Deze gaan verder dan enkel economische samenwerking, want ze bestrijken ook de gebieden van de rechtsstaat en het respect voor de mensenrechten, waarop nog veel moet gebeuren in Oekraïne, zoals deze recente terugval in het verkiezingsproces heeft laten zien.

Ik wil ook naar voren halen dat het Europese integratieproces van Oekraïne voor het land van zeer groot belang is om de noodzakelijke economische, sociale en politieke hervormingen te kunnen doorvoeren. In dit licht denk ik dat de sluiting van de associatieovereenkomst bijzonder relevant is voor de effectieve tenuitvoerlegging van de associatieagenda EU-Oekraïne.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ondanks het aanvankelijke optreden van president Janoekovitsj en de daaropvolgende verklaringen van de Oekraïense autoriteiten over de bereidheid van Oekraïne om zich bij de EU aan te sluiten, om Europese modellen voor goed bestuur over te nemen en om de mensenrechten en burgerlijke vrijheden van zijn bevolking te respecteren, is onvermijdelijk enige voorzichtigheid geboden. Er zijn zelfs steeds meer berichten over terugvallen in de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, samen met politieke invloed in de media en het gerechtelijk apparaat, alsook de acties van de veiligheidsdiensten. Ik denk dat Oekraïne, als het de beloften van zijn politieke leiders nakomt, de eerste schreden op weg naar lidmaatschap zou kunnen zetten, waarvan de eerste moet bestaan in de institutionalisering van vrijheid en de rechtsstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik denk dat Oekraïne een van de cruciale strategische partners van de EU is, dus ik moet mijn bezorgdheid uiten over de buitensporige bevoegdheden die aan de veiligheidsdiensten zijn verleend om niet-gouvernementele organisaties die actief zijn in het land, te intimideren en de Oekraïense media te controleren. Er moet ook op worden gewezen dat het belangrijk is dat de Oekraïense oppositiepartijen zonder beperkingen of discriminatie aan de verkiezingen mogen deelnemen. Ik vind dat we het vooruitzicht van Europese integratie van Oekraïne om een strategisch partnerschap met het land te verzekeren alleen kunnen blijven steunen, als het land de aanbevelingen van deze resolutie ter harte neemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de resolutie over Oekraïne gestemd. Maar ik betreur dat het Parlement de stemming over deze resolutie al twee keer heeft uitgesteld, met als gevolg dat de top EU-Oekraïne, waar de resolutie feitelijk voor was bedoeld, al heeft plaatsgehad. Het Europees Parlement heeft het steeds als zijn plicht en voorrecht beschouwd om voorafgaande aan reguliere topconferenties met derde landen zijn eigen standpunt te bepalen, teneinde beide partijen dat standpunt tijdig te kunnen meedelen. Een resolutie die pas achteraf wordt aangenomen, heeft een veel minder sterk effect. Indien enkele collega's deze vertraging bewust in de hand hebben gewerkt om te voorkomen dat de nieuwe Oekraïense regering wellicht door onze resolutie voor het hoofd zou worden gestoten, dan is dat erg kortzichtig.

De EU staat nu en in de toekomst open voor alle vormen van samenwerking. Maar het kan nooit zo zijn dat wij als prijs voor die samenwerking de ogen moeten sluiten voor de alarmerende pogingen om de belangrijkste verworvenheden van de Oranjerevolutie – vrije verkiezingen en persvrijheid – ongedaan te maken. Ik steun de verklaring van commissaris Gucht gisteren dat over bepaalde gemeenschappelijke Europese beginselen geen compromis kan worden gesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie over Oekraïne gestemd. Ik ben blij met de inspanningen van de huidige regeringscoalitie voor het herstellen van de politieke stabiliteit in Oekraïne, hetgeen een essentiële voorwaarde is voor het consolideren van de democratie in het land. Een duurzame politieke stabiliteit kan alleen worden verzekerd met constitutionele hervormingen die leiden tot een duidelijke scheiding van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht en een adequaat systeem van controles en tegenwichten binnen en tussen de drie staatsmachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op de verklaringen van de verkiezingswaarnemingsmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa/het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (OVSE/ODIHR), die van mening was dat grotendeels werd voldaan aan de internationale normen, zijn de verkiezingen die onlangs in Oekraïne zijn gehouden, een teken dat dit land zich positief blijft ontwikkelen in de richting van integratie met de EU. Het is echter cruciaal dat de Oekraïense politici en autoriteiten zich inzetten om op korte termijn tot politieke en economische stabilisatie te komen. Daartoe moeten de benodigde constitutionele hervormingen worden uitgevoerd, met consolidatie van de rechtsstaat, de totstandbrenging van een sociale markteconomie en hernieuwde inspanningen om corruptie te bestrijden en het ondernemings- en investeringsklimaat te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) De recente lokale verkiezingen in Oekraïne vergrootte de invloed van de partij van president Viktor Janoekovitsj in de regio's. Helaas hebben wijzigingen in het verkiezingssysteem enkele maanden voor de verkiezingen, waardoor men deels terugging naar een meerderheidssysteem, een nog grotere wig gedreven tussen de regering en de oppositie en hebben er de basis voor gelegd dat de regering van ondemocratische bedoelingen werd beschuldigd. In de resolutie wordt ook de bezorgdheid geuit over de recente toename van schendingen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en het beperken van de persvrijheid. Ik heb voor aanneming van de resolutie gestemd, omdat daarin een beroep wordt gedaan op Oekraïne, dat op de lange termijn lid wil worden van de Europese Unie, om wetgeving voor de media aan te nemen die in overeenstemming is met internationale normen en de noodzaak onderstreept om de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van overheidsinstellingen te versterken. Dit is de enige manier om te waarborgen dat de democratie en de rechtsstaat in het land goed functioneren. Ik steun de oproep van de auteurs van de resolutie dat Kiev moet doorgaan met het moderniseren van de infrastructuur voor de energievoorziening en samen met EU-lidstaten projecten moet uitvoeren voor de diversificatie van energiebronnen. Ik verwelkom het actieplan voor visumliberalisering waarin praktische richtsnoeren staan die voor een snelle invoering ervan zorgen: verbetering van de rechtsstaat in Oekraïne en implementatie van fundamentele rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het zeer belangrijk is voor de EU om de betrekkingen met een buurland te verbeteren, in dit geval met een land dat deel uitmaakt van het oostelijk partnerschap, met als doel om handelsovereenkomsten te sluiten, de uitwisseling van informatie te intensiveren en het verkeer van burgers tussen de landen te vergemakkelijken. De EU mag hier nooit mee ophouden. Daarom heb ik voor de ontwerpresolutie over Oekraïne gestemd. Ik sta volledig achter de inhoud van de resolutie waarmee, middels de aanneming van een actieplan, voorwaarden worden gesteld aan de liberalisering van visa voor kortstondige verblijven in de EU, en waarmee de invloed van de Unie op de democratische ontwikkeling van het land na de laatste lokale verkiezingen wordt vergroot. Daarnaast maakt deze resolutie het voor Oekraïne mogelijk om deel te nemen aan EU-programma's en wordt hierin bepaald welke nieuwe gaswetgeving moet worden aangenomen, nu Oekraïne tot de energiegemeenschap is toegetreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) De nieuwe politieke context en het institutionele kader in Oekraïne, alsook de bereidheid van de nieuwgekozen president Viktor Janoekovitsj en het Oekraïense Parlement (Verkhovna Rada) om de wil van Oekraïne om toe te treden tot de EU te bevestigen, zijn een verdere stap op weg naar het begin van het toetredingsproces.

Volgens artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan Oekraïne het lidmaatschap van de EU aanvragen, zoals elke Europese staat die zich houdt aan de beginselen van vrijheid, democratie, respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat.

Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, die voorstellen formuleert die aan de Oekraïense autoriteiten moeten worden doorgegeven. Er is nog een hele weg te gaan voordat er sprake is van institutionele stabiliteit die de volledige participatie van alle politieke spelers erkent en leidt tot gezonde machtsoverdrachten. Ik hoop dat de sterke historische, culturele en economische banden die de EU heeft met Oekraïne, zullen worden geconsolideerd en in de loop van de tijd de toetreding van het Oekraïense volk tot de Unie mogelijk zullen maken. In het licht hiervan wil ik het belang naar voren halen van versterking van de samenwerking met betrekking tot uitwisselingen voor jongeren en studenten en de ontwikkeling van studiebeursprogramma's die Oekraïners de mogelijkheid zullen bieden om de EU en haar lidstaten te leren kennen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(ES) Deze resolutie komt voort uit een relatieve consensus, en verklaard wordt dat Oekraïne, overeenkomstig artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het EU-lidmaatschap kan aanvragen, net als elke Europese staat die de beginselen van vrijheid, democratie, eerbied voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat onderschrijft. Voorts wordt onderstreept dat Oekraïne een Europees perspectief met sterke historische, culturele en economische banden met de Europese Unie heeft, dat het een van de belangrijkste partners van de Unie is in haar oostelijke nabuurschapsomgeving en dat het een aanzienlijke invloed uitoefent op de veiligheid, stabiliteit en welvaart van het gehele continent.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Na de parlementsverkiezingen en de vorming van de regering in Kiev begin dit jaar, dachten de meeste mensen dat dit het einde van Oekraïne betekende. Het is echter zo dat de nieuwe Oekraïense regering pragmatischer is en meer openstaat voor hervormingen dan werd verwacht. Nauwe samenwerking met Oekraïne is belangrijk, zelfs al is er maar een kleine kans om stabiliteit in de regio te waarborgen. In de afgelopen jaren was Oekraïne een strijdtoneel waarop Rusland en het Westen streden om invloed tijdens de Oranjerevolutie en de afgelopen verkiezingen. Het maakt niet uit of Oekraïne voor Rusland of het Westen kiest. De Europese Unie heeft nu de gelegenheid een nieuw beleid ten aanzien van Oekraïne te voeren, waarbij ook Rusland wordt betrokken. Mijn land, Litouwen, kan daarbij ook een rol spelen.

Veiligheid en energie zijn twee terreinen waarop langdurige samenwerking nodig is om een aantal problemen van Kiev op te lossen. Oekraïne moet zich echter inspannen om zijn economie te moderniseren en beter in Europa te integreren. Het is belangrijk dat democratische beginselen en de mensenrechten worden geëerbiedigd. Ik hoop daarom van harte dat er duurzame vooruitgang wordt geboekt op de Top EU-Oekraïne op 22 november in Brussel.

 
  
MPphoto
 
 

  Joachim Zeller (PPE), schriftelijk. (DE) Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie gaf de bevolking van Oekraïne voor het eerst in haar geschiedenis de kans over haar toekomst te beslissen op basis van vrijheid en nationale autonomie. De landen en mensen in Europa hebben nog een rekening van solidariteit en steun openstaan ten opzichte van het grote volk van Oekraïne, dat door het verlies van vele miljoenen levens een enorme prijs heeft moeten betalen in de Stalinistische periode en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Oranjerevolutie bewees dat de Oekraïense bevolking haar toekomst wilde vormgeven onder democratische voorwaarden en onder eerbiediging van de rechtstaat. Dit is iets waar zij die politieke, economische en sociale verantwoordelijkheden in Oekraïne hebben, niet aan voorbij mogen gaan. Het beheer van de recente regionale verkiezingen en de gebeurtenissen voor en na deze verkiezingen in Oekraïne geven reden tot twijfel of het optreden van diegenen met politieke verantwoordelijkheid in Oekraïne ook echt conform de beginselen van vrijheid, democratie en de rechtstaat is. De huidige ontwerpresolutie verheldert het standpunt van het Europees Parlement, waarbij de Oekraïense bevolking kan rekenen op de solidariteit van de Europese bevolking en de Oekraïense politici tegelijkertijd worden opgeroepen de wil van de bevolking om te leven in democratie en vrijheid en in een rechtstaat, te eerbiedigen. Als ondertekenaar heb ik voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd.

 
  
  

– Verslag-Jadot (A7-0310/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie voor zich de leidersplaats in de strijd tegen de klimaatverandering moet opeisen om daarmee het concurrentievermogen van haar economie te verbeteren met energiebesparing en vernieuwbare energie, twee sectoren die kunnen helpen de energievoorziening beter te beveiligen en die aanzienlijke mogelijkheden voor industriële ontwikkeling, vernieuwing, ruimtelijke ordening en werkgelegenheid in zich dragen.

Maar om deze rol op zich te nemen en voordeel uit een betere concurrentiepositie te halen moet de EU haar handelsbeleid wijzigen – in bilateraal, regionaal en multilateraal opzicht – want de handel in goederen en diensten vertegenwoordigt ongeveer 20 procent van de uitstoot aan broeikasgassen in de wereld. Zij zou de noodzakelijke omkeerbewegingen in productiemethoden, verbruiksgewoonten en investeringsstrategieën moeten aanmoedigen. Zij moet zich ook bezighouden met de uitstoot van het internationaal vervoer en met klimaatvriendelijke technologieën. Ondanks de weg die de EU op dit gebied nog heeft te gaan, zijn al belangrijke bijdragen geleverd, in het bijzonder op het gebied van de onwettige invoer van hout, agrobrandstoffen en de uitstoot van de luchtvaart.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) De handel in goederen en diensten brengt ongeveer 20 procent van de mondiale broeikasgasemissies voort. Ik ben voor een handelsbeleid dat gericht is op het differentiëren van goederen en diensten op grond van hun effect op het klimaat. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ze de stappen vaststelt die de Europese Unie moet zetten om deze weg te kunnen vervolgen, en omdat ze de positieve interactie tussen handel en klimaatbescherming versterkt, alsmede de instrumenten om de consistentie tussen en handel en klimaat, en omdat ze eerlijke internationale handelsprijzen aanmoedigt, waardoor koolstoflekkage kan worden vermeden.

Ik wil er de nadruk op leggen dat de Europese Unie geen leidende rol in de strijd tegen klimaatverandering op zich kan nemen als zij er niet in slaagt de concurrentiekracht van haar economie te versterken door energie te besparen en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen. Dit zijn twee sectoren met enorm potentieel op het gebied van industriële ontwikkeling, innovatie, regionale ontwikkeling en het scheppen van banen, die de Europese energiezekerheid kunnen verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Tijdens de VN-topconferentie over het klimaat in december 2009 heeft de Europese Unie jammer genoeg niet de rol kunnen spelen die ze voor zichzelf zag weggelegd. Op het gebied van duurzame ontwikkeling lijkt het me vooral belangrijk dat ze haar verbintenissen uitbreidt tot het internationaal handelsbeleid. Daarom wilden mijn collega's en ik, aan de vooravond van de conferentie in Cancún, een proactief mandaat geven aan de delegatie die het Europese standpunt zal verdedigen. We verzoeken de Europese Commissie om ingevoerde producten te discrimineren op basis van hun ecologische voetafdruk en om een koolstofbalans op te maken van elke vorm van handelsbeleid. In onze resolutie herinneren we eraan dat de strijd tegen de klimaatverandering gevolgen heeft voor onze concurrentiepositie en doen we een oproep om alle industriële sectoren bewust te maken van het gevaar van koolstoflekken, en om een einde te maken aan de subsidiëring van fossiele brandstoffen, in het bijzonder aan de belastingvrijstellingen voor de luchtvaartsector.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. In de strijd tegen klimaatverandering zijn de speerpunten van Europa energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen. Die helpen de energiezekerheid van de Europese Unie te vergroten en bieden grote mogelijkheden voor industriële ontwikkeling, innovatie, regionale ontwikkeling en, met de ontwikkeling van groene energie, werkgelegenheid. Deze strijd heeft echter ook een negatieve invloed op het mededingingsvermogen van de hele communautaire markt. Regels voor de internationale handel zijn van wezenlijk belang in de strijd tegen klimaatverandering, maar de overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verwijst niet direct naar klimaatverandering, voedselveiligheid of de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Naar mijn mening zijn wijzigingen in de WTO-regels noodzakelijk om samenhang en consistentie te waarborgen met betrekking tot de verplichtingen krachtens het Protocol van Kyoto en multilaterale milieuovereenkomsten (MEA's). Dat garandeert dat alle landen zich aan dezelfde normen houden, omdat bepaalde landen, door hun subsidies op energie en door het ontbreken van beperkingen of quota op CO2-emissies, momenteel een groter concurrentievoordeel hebben en geen stimulans hebben om mee te doen aan multilaterale overeenkomsten inzake klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat daarin strategische doelen en trajecten staan die de Europese Unie kan blijven volgen in haar streven naar een betere overeenkomst inzake klimaatverandering. Ik wil onderstrepen dat de Europese Unie al de eerste stappen in de goede richting heeft gezet: bij de onwettige invoer van hout, agrobrandstof, de uitstoot van de luchtvaart. Ik wil erop wijzen dat de strijd tegen klimaatverandering van invloed is op het concurrentievermogen. De prioriteiten van Europa zijn namelijk energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen en die dragen bij aan meer energiezekerheid in de Europese Unie en bieden grote mogelijkheden voor industriële ontwikkeling, innovatie, regionale ontwikkeling en werkgelegenheid.

Aangezien de VN-klimaattop in Kopenhagen een teleurstellende overeenkomst opleverde, moet de Europese Unie nu hoorbaarder, eendrachtiger en doeltreffender zijn. Zij moet meer aandacht besteden aan doelstellingen voor emissiereductie en steun aan ontwikkelingslanden die voldoen aan het niveau van de aanbevelingen van wetenschappers en de eisen van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Yannick Jadot herinnert er ons in zijn verslag aan dat de handel in goederen en diensten ongeveer 20 procent van de uitstoot aan broeikasgassen in de wereld vertegenwoordigt en dat we daarmee rekening moeten houden in de strijd tegen de klimaatverandering. De Europese Unie heeft weliswaar een ambitieus klimaatbeleid, maar we moeten deze politieke prioriteit ook in elke vorm van handelsbeleid uitdragen. Samen met de rapporteur betreur ik het feit dat landen die energieprijzen subsidiëren en geen beperkingen of quota voor de uitstoot van CO2 opleggen, een concurrentievoordeel zouden kunnen hebben. Het is jammer dat die landen geen enkel belang hebben om multilaterale klimaatveranderingsovereenkomsten te ondertekenen en zo oneerlijke concurrentie stimuleren. Het handelsbeleid van de Europese Unie is geen doel op zich maar moet een regelgevend beleidsinstrument blijven. We moeten een eerlijke mededinging waarborgen en mogen niet toestaan dat we door onze klimaatinspanningen benadeeld worden in internationale handelsbetrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, de doelstelling van de Europese Unie om de CO2-uitstoot te beperken kan niet worden gerealiseerd met beginselverklaringen en ideologische tegenstellingen. Ongeacht de gevolgen van het CO2-probleem, en zonder de vaak radicale oplossingen die te berde worden gebracht in meer of minder doorwrochte studies in overweging te nemen, is het onze verantwoordelijkheid om te voorkomen dat het milieu verandert, omdat wij niet zeker weten met welke problemen we geconfronteerd zullen worden.

In deze context moet het handelsbeleid ook een rol spelen. Het is makkelijk om van de lidstaten te verlangen dat zij de uitstoot reduceren, maar dat is zinloos als de meest vervuilende fabrieken naar derde landen worden verplaatst. Het komt politiek gezien goed uit om campagnes voor de consumptie van lokale producten te bevorderen, maar het heeft geen zin om van lokale producten te spreken als de grondstoffen en halffabrikaten van de andere kant van de wereld afkomstig zijn. Verantwoord handelen betekent ook dat het handelsbeleid zorgvuldig moet worden bijgesteld op basis van alle factoren die verband houden met deze problematiek. Als we onze ogen sluiten, bedriegen we vooral onszelf.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat dat de tekst van de rapporteur volgens mij ervoor pleit dat de Europese Unie krachtige verplichtingen op zich neemt in de strijd tegen klimaatverandering. Deze resolutie bevat het voorstel om broeikasgasemissies op EU-niveau met 30 procent terug te dringen. Ik steun dit ambitieuze voorstel en ben tegelijkertijd van mening dat de inspanningen van de EU op mondiaal niveau moeten worden gesteund door de grote geïndustrialiseerde landen. We moeten zeker een manier zien te vinden om ook staten aan onze zijde te krijgen die grotere aarzeling hebben om ons te volgen. Als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, heb ik daarnaast, door wijzigingen van de oorspronkelijke tekst in te dienen, gewezen op de noodzaak een Wereldmilieuorganisatie in het leven te roepen en milieucriteria in te voeren bij de herziening van het algemeen preferentiestelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Elke vorm van handelsbeleid van de Europese Unie heeft gevolgen voor het klimaat en de verantwoordelijkheid van de Europese Unie mag niet beperkt blijven tot de broeikasgassen die zij op haar eigen grondgebied uitstoot. Het Europees Parlement heeft met een grote meerderheid dit verslag goedgekeurd. Daarin wordt een poging gedaan om de samenhang tussen handel en klimaat te verbeteren door voorstellen te doen om onderscheid te maken tussen producten op basis van hun gevolgen voor het klimaat en om voor elke vorm van handelsbeleid een koolstofbalans op te maken. We kunnen het weliswaar jammer vinden dat de conservatieven bepaalde ambitieuze voorstellen niet hebben ondersteund, maar de goedkeuring van dit verslag is nog steeds een duidelijke oproep om onze economie in een groene richting om te vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het verslag over "het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden", omdat er op het niveau van het gemeenschappelijk handelsbeleid maatregelen moeten worden genomen om de opwarming van de aarde te beperken, aangezien de handel in goederen en diensten ongeveer 20 procent van de uitstoot aan broeikasgassen in de wereld vertegenwoordigt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Na de impasse van de topconferentie over klimaatverandering in Kopenhagen is het belangrijk dat de Europese Unie doorgaat op de weg die zij tot nu toe heeft bewandeld, met serieuze inzet voor duurzame ontwikkeling en inspanningen om de uitstoot van koolwaterstoffen te beperken, zonder de Europese industrie in gevaar te brengen. Eventuele Europese toezeggingen om de uitstoot te beperken mogen echter de economische efficiëntie niet uit het oog verliezen en mogen de duurzame economische ontwikkeling van de lidstaten, die momenteel een ongekende economische crisis doormaken, niet in gevaar brengen. We kunnen geen grotere overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden als middel voor het aanpakken van koolstoflekkage toestaan en we mogen evenmin toestaan dat beleid dat wordt opgezet om de CO2-uitstoot te beperken, de Europese industrie te gronde richt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De VN-topconferentie van Kopenhagen over het klimaat is op een ontgoochelende overeenkomst uitgelopen, die de opwarming van de planeet niet tot minder dan 2° C zal kunnen beperken. De overeenkomst van Kopenhagen heeft bovendien noch wereldwijde geldigheid noch een dwingend karakter. Het is niet in eerste instantie de EU die voor de mislukking verantwoordelijk is – ver van daar. De EU gaat in plaats daarvan voorop in de strijd tegen klimaatverandering en zou moeten worden aangemoedigd om dit leiderschap uit te bouwen, zij het zonder de enorme inspanningen te vergeten die onze industrieën al hebben geleverd in antwoord op de verplichte beperkingen van de uitstoot binnen Europa.

Er moet worden opgemerkt dat de EU verantwoordelijk is voor ongeveer 15 procent van de uitstoot in de wereld, en dit percentage zal, naar verwacht, dalen naar 10 procent in 2030, terwijl de VS, China en India verantwoordelijk zijn voor de helft van de uitstoot in de wereld en dit cijfer, naar verwacht, verder zal stijgen. Op het punt van het internationaal handelsbeleid van de EU zouden onze inspanningen zich in het kader van de klimaatverandering moeten richten op wetenschappelijk onderzoek, technologische vernieuwing met betrekking tot koolstofvrije energiebronnen, energie-efficiëntie en het scheppen van groene banen, teneinde onze concurrentiepositie te verbeteren, ook als anderen daarin niet meegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De meeste maatregelen die in dit verslag worden voorgesteld, zouden geen gunstige gevolgen hebben voor de strijd tegen de klimaatverandering. Integendeel, wanneer we uitgaan van het Verdrag van Lissabon en van de "vrije handel", wanneer we ons beperken tot het afzwakken van de schadelijke gevolgen van de liberalisering van de handel voor het milieu, zal dat de vervuiling, die een al ernstigere bedreiging is voor onze planeet en voor de mens, alleen maar erger maken. Er staat veel op het spel: zijn we bereid om door te gaan met de ongebreidelde exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen, de arbeiders en de volkeren, in dienst van het dominerende kapitalistische systeem, dat zich in een permanente crisis bevindt? Wij zeggen: nee, daartoe zijn we niet bereid, en daarom zijn we tegen deze maatregelen. Men wil doorgaan met het verlagen van de emissies door een stelsel voor de handel in emissierechten, terwijl is bewezen dat de emissies daardoor niet dalen, maar stijgen. Men wil de markten verder openen, en de mondiale werkverdeling nog versterken, zodat het kapitaal uit de EU de hand kan leggen op de hulpbronnen van de ontwikkelingslanden, waardoor de kosten dalen en de winsten stijgen. Men wil een groen kapitalisme bevorderen, waardoor "klimaatbescherming en handelsliberalisering" worden gekoppeld aan "handel in milieuproducten en milieudiensten".

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) De EU heeft de verantwoordelijkheid om in haar internationale handelsbeleid aspecten van milieubeleid op te nemen, die betrekking hebben op de handel. Ik ondersteun de eerste stappen die door de EU in haar handelsovereenkomsten in die richting zijn genomen. Er zal echter nog meer moeten gebeuren. Aan artikel 48 kon ik daarentegen mijn steun niet geven. Landbouwsubsidies zijn noodzakelijk voor de voedselveiligheid en de onafhankelijkheid van 500 miljoen Europeanen. Voor mij is dit van cruciaal belang. Ook zorgen deze subsidies voor diversiteit binnen de landbouw en dragen ze bij aan het behoud van het landschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag gestemd over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden, aangezien ik het geenszins eens ben met het advies en de redenering van de rapporteur. Zijn eis om de doelstellingen voor minder broeikasgassen te verhogen, ongeacht de resultaten van de internationale onderhandelingen, zou de Europese ondernemingen bijgevolg een concurrentienadeel opleveren. Het voorstel van de rapporteur om dit nadeel te compenseren door protectionistische maatregelen, zoals een koolstofheffing aan de grenzen van de Unie, en door de vastlegging van een minimumprijs voor koolstof zou het concurrentietekort uitbreiden naar andere sectoren verderop in de industriële productieketen. Bovendien zouden deze maatregelen het buitenlands handelsbeleid van de Unie schaden, omdat het ingewikkelder wordt om in de toekomst bilaterale of multilaterale vrijhandelsakkoorden af te sluiten.

De conferentie in Kopenhagen van een jaar geleden heeft bewezen dat als de Europese Unie eenzijdig beslist om verder te gaan, haar klimaatbeleid gedoemd is te mislukken. Haar economische partners laten zich immers geen Europese doelstellingen of methoden opdringen. De Unie moet haar ondernemingen steunen in hun inspanningen om hun energieverbruik te verminderen en tegelijkertijd hun internationale concurrentiepositie te behouden. Een pragmatischer aanpak van de internationale onderhandelingen zou een begin zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin wordt beschreven hoe het handelsbeleid van de EU zou kunnen bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering. De heer Jadot wil dat de EU op dit terrein een internationale leidersrol op zich neemt en de mogelijkheid van een belasting op financiële transacties onderzoekt, dat de WTO wordt hervormd (met name haar anti-dumpingregels), dat de Europese Investeringsbank geen leningen voor projecten toestaat die een negatieve weerslag op het klimaat hebben, en dat voor landbouwproducten geen exportsubsidies meer worden verstrekt – stuk voor stuk maatregelen die ik toejuich.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De handel in goederen en diensten veroorzaakt ongeveer twintig procent van de mondiale emissies van broeikasgassen. In veel lidstaten veroorzaakt de consumptie meer emissies dan de productie. De Europese Unie moet de strijd aanbinden met deze "verhandelde" emissies, dat is de enige manier om de klimaatverandering werkelijk aan te pakken. Daarom kan de EU bijvoorbeeld maar beter geen geld geven voor de strijd tegen de ontbossing zolang ze de invoer van houtproducten en biobrandstoffen bevordert. De EU moet een volledig nieuwe manier van produceren en consumeren ontwikkelen, en mag zich niet beperken tot het outsourcen van haar emissies. De EU moet haar handelsbeleid aanpassen, en op de een of andere manier een onderscheid maken tussen producten die meer of minder gevolgen voor het milieu hebben. Op die manier kunnen we bij onze methoden voor de productie en de consumptie en bij onze investeringsstrategieën de nodige paradigmaverschuivingen bevorderen.

We mogen het klimaatbeleid van onze handelspartners niet in gevaar brengen om het marktaandeel van Europa te verhogen. De EU moet een actief beleid voeren om de emissies van het internationale vervoer te beperken, en ontwikkelingslanden toegang bieden tot klimaatvriendelijke technologieën. In dit verslag staat dat ook, en daarom heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het is niet makkelijk om een evenwicht te vinden tussen het internationale handelsbeleid en de noodzaak om de klimaatverandering te bestrijden, maar we moeten proberen om de emissies van broeikasgassen die voortvloeien uit de internationale handel, significant te verlagen. Dat mag echter niet ten koste van het concurrentievermogen van de Europese industrie gaan, zeker niet in deze tijden van economische crisis en stijgende werkloosheid. We moeten een beleid voeren dat milieuvriendelijk is, maar tegelijkertijd de economie een impuls geeft en de zorgwekkende werkloosheid verlaagt.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Dit verslag is een poging om een oplossing te vinden voor het probleem van de globalisering, een probleem dat de EU zelf heeft gecreëerd. Goedkope producten worden geproduceerd buiten de Europese Unie onder volstrekt andere voorwaarden en worden vervolgens goedkoop geïmporteerd naar Europa, waardoor de Europese salarisniveaus onder druk komen te staan en onze economie wordt verzwakt.

Dit verslag heeft betrekking op de hogere niveaus van CO2-uitstoot die als gevolg hiervan ontstaan. Het verslag heeft echter niet tot doel om een passend commercieel nadeel op te leggen aan de desbetreffende producten, maar propageert daarentegen het weggeven van Europese technologie en deskundigheid aan de gehele wereld. Dit zal niet bijdragen aan een vermindering van het globaliseringsprobleem; integendeel, het zal de zaak alleen maar erger maken. Het is om die reden dat ik tegen dit verslag heb gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Parlement over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden. Ik sta ook achter het ambitieuze doel van de Europese Raad om de broeikasgasemissies van Europa tegen 2050 met 80 tot 95 procent te verlagen vergeleken met de emissies in 1990. Dit streefdoel moet de EU halen om weer een voortrekkersrol te kunnen spelen in de strijd tegen de klimaatverandering, wat voor andere landen een reden zou kunnen zijn om ambitieuzere verplichtingen aan te gaan.

Ik zou erop willen wijzen dat het heel belangrijk is dat we een internationaal bindende overeenkomst inzake de klimaatbescherming sluiten, en ik ben absoluut van mening dat we een openbaar debat moeten voeren over het oprichten van een Wereldmilieuorganisatie. Ik vind ook dat het van het grootste belang is dat we een positieve interactie bevorderen tussen handel en klimaatbescherming, om de prijzen in de internationale handel fairder te maken en koolstoflekken vermijden. We moeten meer doen om een onderscheid te maken tussen producten in functie van hun gevolgen voor het klimaat, garanderen dat de liberalisering van de handel niet in de weg staat van een ambitieus klimaatbeleid, het vervoer volledig meetellen bij de beoordeling van de gevolgen van de handel voor het klimaat en betere instrumenten ontwikkelen om handel en klimaatbeleid met elkaar te verzoenen. We moeten het standpunt van de EU over de rol van de ontwikkelingslanden bij de aanpak van de gevolgen van de handel voor het klimaat consequenter maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Om een leidende rol te spelen in de strijd tegen klimaatverandering, moet de Europese Unie de concurrentiekracht van haar economie stimuleren door energie te besparen en gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen. Dit zijn twee terreinen die haar energiezekerheid kunnen verhogen en veel mogelijkheden bieden in termen van industriële ontwikkeling, innovatie, ruimtelijke ontwikkeling en het scheppen van banen.

Tegelijkertijd moet de EU haar hele handelsbeleid wijzigen, of dit nu bilateraal, regionaal of multilateraal is. Dit is nodig omdat de handel in goederen en diensten verantwoordelijk is voor ongeveer 20 procent van de broeikasgasemissies. Dit is een moeilijk te realiseren project, maar de EU heeft al de eerste stappen in de juiste richting gezet met betrekking tot de invoer van illegaal hout, biobrandstoffen en uitstoot van vliegtuigen. Het doel van dit verslag, dat de uitkomst is van tal van discussies met ondernemingen, verenigingen, vertegenwoordigers van vakbonden en met de Commissie, is om vast te stellen welke aanvullende stappen er moeten worden genomen om in deze richting voort te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) De VN-topconferentie van Kopenhagen over het klimaat is op een ontgoochelende overeenkomst uitgelopen, die de opwarming van de planeet niet tot minder dan 2° C zal kunnen beperken. De overeenkomst van Kopenhagen heeft bovendien noch wereldwijde geldigheid noch een dwingend karakter. Het is niet in eerste instantie de EU die voor de mislukking verantwoordelijk is – ver van daar. Maar haar gebrek aan eenheid, haar onvermogen om met één enkele stem te spreken en doelstellingen voor beperking van de uitstoot en steunverlening aan de ontwikkelingslanden te verdedigen, die aan de aanbevelingen van de wetenschap en de vragen van het Europees Parlement beantwoorden, hebben haar dikwijls onzichtbaar en ondoeltreffend gemaakt. Wat is de oorzaak van al de moeilijkheden? Eén enkel antwoord is er zeker niet. Maar een aanzienlijk deel van het probleem is zeker aan het feit toe te schrijven dat veel landen nog niet op grote schaal aan het experimenteren geweest zijn en aan de economische, sociale of democratische voordelen van omvorming van hun economie in groene richting blijven twijfelen, ondanks het groeiend aantal studies en geslaagde proefnemingen in de overgang naar duurzamer energiegebruik, landbouw en vervoer.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn zeer tegen dit verslag, omdat wij de eenzijdige benadering, die volledig indruist tegen de economische belangen van de samenleving en het bedrijfsleven, niet kunnen accepteren. Het is een pure utopie om te denken dat Europa in zijn eentje de problematiek van de CO2-uitstoot kan oplossen. Nadat we vorig jaar te hoog hebben ingezet op de Conferentie van Kopenhagen, hebben we nog steeds niets geleerd en werken we opnieuw aan een document waarin wij te veel vragen, dit keer met betrekking tot de klimaatconferentie van Cancún. Wij twijfelen er niet aan dat die tekst, wanneer die zal worden aangenomen, hetzelfde lot beschoren zal zijn als de vorige, die in de prullenmand is beland. Dit verslag lijkt de contouren van het volgende document, dat bestemd is voor de top over klimaatverandering (COP16), te willen vastleggen.

 
  
  

– Verslag-Jadot (A7-0310/2010) en ontwerpresolutie (RC-B7-0616/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik volg de logica niet van de werkzaamheden van het Europees Parlement inzake klimaatverandering. Veel Parlementsleden zijn van mening dat de Unie steeds meer zou moeten doen om de emissies terug te dringen – terug te dringen met 30, 40, 50 procent –, maar we slagen er niet in om de fameuze EU 2020-strategie uit te voeren. Bovendien neemt de rest van de wereld geen nota van de Europese grote gebaren. In Kopenhagen "hebben de Amerikanen, de Chinezen, de Indiërs, de Brazilianen en de Afrikanen een akkoord gesloten". De Europese Unie was niet eens uitgenodigd.

In Cancún zal er geen "bindend" akkoord zijn over de fameuze CO2-certificaten om de eenvoudige reden dat de wetgevers in de Verenigde Staten, Canada en Australië dat niet willen en dat China, India, Brazilië en andere landen zich niet in zo'n keurslijf zullen laten dwingen. De Europese Unie zou meer moeten investeren in nieuwe technologieën in de plaats van in activiteiten die enkel de financiële speculatie voeden.

 
  
  

– Verslag-Désir (A7-0317/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten leidt naar een beter bestuur van de wereldwijde economie en een rechtvaardiger, socialer, humaner en op duurzame ontwikkeling gericht mondialiseringsproces. In tijden van mondialisering steun ik dit voorstel omdat het moreel verantwoorde internationale handelspraktijken beoogt.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Vanwege de mondialisering en de financiële en sociale crisis moeten we strengere regels vastleggen voor de mondiale economie, aangezien het internationale handelsbeleid op dit moment slechts rekening houdt met de belangen van een paar marktdeelnemers, die hebben geprofiteerd van de liberalisering van de markten door een deel van hun productie uit te besteden, en door een andere structuur voor hun toeleveranciers te ontwikkelen, waarbij ze de opdrachten verlenen aan landen waar de productiekosten laag zijn, en de regels minder streng.

Daarom stem ik in met de principes in dit verslag, die erop gericht zijn om handel te drijven op een manier die compatibel is met de doelstellingen van de EU, met name van ons buitenlands beleid. Dit kan worden bereikt door maatschappelijk verantwoord en milieuvriendelijk ondernemen in de handel, waardoor de ondernemers zich eindelijk houden aan de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit is een vorm van sociale dumping, die we moeten aanpakken door in te stemmen met de voorstellen in dit verslag, met name de voorstellen die betrekking hebben op de justitiële samenwerking tussen de EU en haar partnerlanden. Op die manier, en op basis van een nieuw initiatief van de Commissie, kunnen we multinationale bedrijven vervolgen voor ernstige schendingen van milieuregels of grondrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Aucone (PPE), schriftelijk.(FR) Mevrouw de Voorzitter, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft de Europese Unie enorm geprofiteerd van de openstelling van de internationale markten. Aan de andere kant valt het te betreuren dat het Europese sociaal model, dat gelijk opliep met de mondialisering in Europa, weinig weerklank heeft gevonden in de internationale handelsbesprekingen. Dat is het onderwerp van de resolutie waaraan ik deze week mijn stem heb gegeven. Ik hoop dat de Europese Unie met deze resolutie een stevig standpunt inneemt inzake het vraagstuk van de sociale dumping. Zo wordt in de resolutie geëist dat het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat door de OESO, de IAO en de Verenigde Naties wordt erkend, in het stelsel van algemene preferenties wordt geïntegreerd. Daarnaast wordt de Commissie verzocht nieuwe effectbeoordelingen uit te voeren om de effecten te beoordelen van handelsakkoorden op de Europese KMO'S. Tot slot staat er in de resolutie dat alle nieuwe overeenkomsten voortaan systematisch een clausule moeten bevatten over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Net als op het gebied van duurzame ontwikkeling, moet de Europese Unie de daad bij het woord voegen en het sociaal model hoog houden, zodat er, in gelijke tred met de mondialisering, vooruitgang kan worden geboekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat hierin de voorstellen van het Europees Parlement staan voor concrete maatregelen om maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen in de context van het handelsbeleid van de Europese Unie. Ik wil erop wijzen dat de internationale economische en financiële crisis een sociale crisis in de hele wereld heeft veroorzaakt en dit heeft de noodzaak van strenge regels alleen maar dringender gemaakt, om ervoor te zorgen dat de wereldeconomie beter omkaderd is en zich niet ontwikkelt ten koste van de samenleving. Wat Europa betreft, moet het handelsbeleid coherent zijn met de doelstellingen van de Unie als geheel en met name met de doelstellingen van het buitenlands beleid. Het is daarnaast heel belangrijk dat Europa erop toeziet dat haar handelsbeleid geen schade berokkent aan, maar integendeel bijdraagt tot de verdediging van haar sociale model en haar milieubeleid.

Ik ben het eens met de oproep van het Europees Parlement aan de Europese Commissie om haar model voor de beoordeling van het effect op de duurzaamheid te verbeteren, zodat naar behoren rekening met de economische en sociale gevolgen en de gevolgen op het gebied van mensenrechten en milieu, inclusief de mitigatiedoelstellingen op het gebied van klimaatverandering, van handelsbesprekingen. Bovendien wordt de Commissie verzocht om een follow-up van de handelsovereenkomsten met de partnerlanden van de EU, door vóór en na de ondertekening van een handelsovereenkomst onderzoeken met een beoordeling van het effect op de duurzaamheid uit te voeren, met name in specifieke kwetsbare sectoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De EU speelt een cruciale rol in de inspanningen nieuw bestuur te creëren. Met dit doel voor ogen moet consistent beleid van internationale instellingen worden bevorderd. Duidelijk begint te worden dat de EU zich moet bezinnen op het handelsbeleid dat ze wil gaan voeren bij de herziening van haar handelsstrategie. Wanneer zij een duidelijke antiprotectionistische boodschap wil afgeven, dan moet zij ervoor zorgen dat de internationale handel eerlijk is.

De Europese Unie moet staan voor haar handelsbelangen en tegelijkertijd haar normen en waarden naleven en ervoor zorgen dat anderen dat ook doen. We moeten niet vergeten dat ondernemingen in Europa gebonden zijn aan strikte sociale- en milieuregels. De EU moet hetzelfde kunnen eisen van haar handelspartners, in het bijzonder van opkomende landen en ze moet staan op kwaliteit en duurzaamheid, in het bijzonder ten aanzien van ingevoerde voedselproducten, om eerlijke en billijke handel te waarborgen. De Unie moet een dialoog met haar partners tot stand brengen en een gemeenschappelijke basis vinden om haar waarden uit te dragen. Op grond van deze inspanningen om transparant te zijn en een dialoog tot stand te brengen, en in het licht van de nieuwe bevoegdheden die het zijn toegekend, heeft het Europees Parlement een sleutelrol te vervullen. Het is zijn plicht om de onderhandelingen een politiek en ethisch mandaat te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De economische mondialisering en de internationale handel hebben de concurrentiedruk tussen de landen verhoogd, en dat heeft in bepaalde gevallen tot ernstige schendingen van de mensenrechten en schade aan het milieu geleid. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het volgens mij heel belangrijk is bij onze pogingen om te garanderen dat we een duurzamer beleid voeren, waarbij we rekening houden met sociale aspecten en milieukwesties, met name door maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) te bevorderen.

Het is van het grootste belang dat Europese ondernemingen die buiten Europa actief zijn en investeren, zich houden aan de Europese waarden en aan de internationaal vastgelegde normen. In dit verslag wordt met name voorgesteld om in toekomstige handelsovereenkomsten die de Europese Unie sluit een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling op te nemen met daarin een MVO-clausule, en daar sta ik volledig achter.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat voor ons ligt heeft als doelstelling om de onderscheidende waarden van de Europese Unie en haar voorgangers te incorporeren in de bedrijfscultuur.

Ik kan me uitstekend vinden in die doelstelling, die echter wel op een correcte manier moet worden gerealiseerd, en niet door onze bedrijven lasten op te leggen die de concurrentiepositie verzwakken, die al slecht is door de vaak strenge regels op het gebied van arbeidsrecht en milieu (overigens zal niemand binnen de Unie twijfelen aan de sociale voordelen die voortkomen uit de lastenverzwaringen op deze gebieden).

Daarom vind ik dat wij voorzichtig te werk moeten gaan, omdat dit niet het juiste moment is om nieuwe lasten op te leggen, tenzij iedereen deze nodig vindt en bereid is deze te accepteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. (FR) Mevrouw de Voorzitter, buitenlandse investeringen vormen een belangrijke economische inkomstenbron voor jonge industrielanden en ontwikkelingslanden. Gezien de zwakke sociale wetgeving en milieuwetgeving van die landen, moet er echter gevreesd worden voor slechte arbeidsomstandigheden, schendingen van de mensenrechten of aantasting van het milieu. Om die reden heeft het Europees Parlement gevraagd om in alle door de Europese Unie ondertekende handelsovereenkomsten een MVO-clausule (clausule op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen) op te nemen die van toepassing is op ondernemingen die in ontwikkelingslanden investeren. Met deze clausule kunnen van deze ondernemingen, hun dochterondernemingen en hun toeleveringsketen, heldere, controleerbare toezeggingen worden geëist op het gebied van de maatschappelijke en milieu-impact van hun activiteiten. Ook krijgen slachtoffers het recht om een klacht in te dienen. Dat is de beste oplossing om de sociale bescherming en milieubescherming overal ter wereld op een hoger plan te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat we hierin pleiten voor een nieuwe aanpak van de regels voor de internationale handel. Deze efficiëntere en beter gehandhaafde regels moeten bijdragen tot de ontwikkeling van duurzamer beleid waarbij echt rekening met sociale en milieukwesties wordt gehouden, en dat niet alleen maar gericht is op bedrijfswinsten tot elke prijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De beginselen die ten grondslag liggen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) krijgen internationaal brede erkenning en berusten op het feit dat van ondernemingen verantwoordelijk gedrag wordt verwacht, in de eerste plaats eerbiediging van de geldende wetgevingprincipes, met name op het gebied van fiscaliteit, werkgelegenheid, sociale verhoudingen, mensenrechten, milieu, consumentenbelangen, evenals hun bijdrage aan de bestrijding van corruptie. Daarom ben ik blij dat de EU nu in toekomstige handelsovereenkomsten een hoofdstuk over duurzame ontwikkeling met daarin MVO-clausules opneemt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie staat achter de doelstelling van de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). De Unie moet garanderen dat het door haar gevoerde buitenlands beleid een effectieve bijdrage levert aan de duurzame ontwikkeling en de sociale ontplooiing van de betrokken landen en dat de activiteiten van Europese bedrijven, waar zij ook investeren en opereren, in overeenstemming zijn met de Europese waarden en de internationaal aanvaarde normen.

Artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt: "De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie", en Artikel 3 bepaalt dat de Unie onder andere bijdraagt tot " … de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, […] in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties".

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten gestemd. De mondialisering ging gepaard met een hevige concurrentiestrijd tussen landen waardoor er in een groot aantal multinationals in ontwikkelingslanden sprake was van onaanvaardbare misstanden op het gebied van arbeidsomstandigheden, schendingen van de mensenrechten en aantasting van het milieu. Het Parlement vraagt nu om in alle handelsovereenkomsten die door de Europese Unie worden ondertekend, een clausule over maatschappelijk verantwoord ondernemen op te nemen. Met deze clausule zouden ondernemingen verplicht worden regelmatig een verslag te publiceren over de sociale en milieu-impact van hun activiteiten en die van hun filialen en toeleveringsketen. In het verslag wordt gevraagd om justitiële samenwerking tussen de EU en de partnerlanden om een effectieve toegang tot de rechter voor slachtoffers te waarborgen wanneer multinationals of hun dochterondernemingen de sociale of milieuwetgeving overtreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik ben het met dit verslag eens, omdat, zoals u weet, de groei van de internationale handel alleen verantwoord is, als zij bijdraagt tot de economische ontwikkeling, de werkgelegenheid en de verhoging van de levensstandaard. Alleen op deze voorwaarde wordt de openstelling van de handel gezien als een positief gegeven en wordt zij aanvaard. Zij stoot daarentegen op uiterst krachtig verzet, wanneer zij gepaard gaat met het verlies van arbeidsplaatsen of wanneer zij de levensomstandigheden, de sociale rechten en het milieu in gevaar brengt. Het handelsbeleid kan dus niet worden teruggebracht tot louter de onmiddellijke belangen van enkele economische spelers. Liberalisering van de handel heeft zeer uiteenlopende economische en sociale gevolgen heeft, die onder controle moeten worden gehouden en soms zelfs gecompenseerd, omdat liberalisering altijd winnaars en verliezers heeft. De ontwikkeling van de internationale handel heeft alleen voordelen voor beide partijen, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, want de voordelen binnen elk land zijn nooit billijk verdeeld onder de verschillende sectoren van de maatschappij en de economie. Daarom is een omkadering van de openstelling van de handel, de omstandigheden ervan en het tempo ervan nodig en deze noodzaak laat zich door de versnelling van de mondialisering nog veel sterker gevoelen. Voor Europa, net als voor de internationale gemeenschap, geldt dus een vereiste van coherentie, die maakt dat in de regels betreffende de internationale handel reële garanties moeten worden opgenomen op het gebied van duurzame ontwikkeling en sociale rechten. Deze coherentie, die strookt met de doelstellingen van de Verenigde Naties en de Europese Unie, wordt ook verwacht door de Europese burgers. Tot nu toe waren er tussen handel en maatschappelijk verantwoord ondernemen geen of bijna geen raakpunten. Als de handelsregels en het engagement van bedrijven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen worden gecombineerd, ontstaat evenwel een krachtige hefboom om zowel het gedrag van de bedrijven als de naleving van de sociale en milieunormen door de landen die handelsakkoorden met de EU ondertekenen, te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik geloof dat bedrijven die zich bezighouden met handel, een zekere verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de mensen die voor hen werken. Om te beginnen zorgt de opname van clausules inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid in de handelsovereenkomsten met derde landen voor gelijke voorwaarden voor de ondernemingen in de EU en in deze derde landen, en wordt zo bescherming geboden aan werknemers. Bij de opname van dergelijke clausules moet echter wel rekening worden gehouden met het beginsel van evenredigheid. De clausules moeten goed worden afgewogen en moeten niet op een manier worden verwoord dat ze de handel dusdanig belemmeren dat dit een schadelijk effect heeft op werknemers en bijgevolg ook op de consument.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Liberalisering van de handel heeft zeer uiteenlopende economische en sociale gevolgen, die in de meeste gevallen onder controle gehouden worden gehouden. Het gemeenschappelijke handelsbeleid moet overeenkomen met de algehele doelstellingen van de Europese Unie en niet alleen de onmiddellijke belangen dienen van grote economische spelers.

Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien ik meen dat het integreren van de beginselen van maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen in internationale handelsovereenkomsten de Unie de mogelijkheid biedt enige invloed uit te oefenen op staten die handelsovereenkomsten met de Europese Unie sluiten om naleving van hun arbeidsnormen te waarborgen. Hierdoor kunnen we ervoor zorgen dat het externe beleid dat wij uitvoeren daadwerkelijk zal bijdragen aan duurzame sociale en economische ontwikkeling en bedrijven onze internationaal overeengekomen voorschriften en waarden zullen naleven.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met het verslag van collega Désir over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Hij meent dat MVO een effectief instrument kan zijn voor verbetering van het concurrentievermogen, vaardigheden en opleidingskansen, en van de veiligheid op het werk en de werkomgeving, dat de rechten van werknemers en van lokale en inheemse gemeenschappen beschermt, een duurzaam milieubeleid bevordert en uitwisseling van goede praktijken op lokaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau aanmoedigt. Wel maakt hij het duidelijke voorbehoud dat MVO niet in de plaats kan komen van arbeidswetgeving of van algemene of sectorale cao's.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Mevrouw de Voorzitter, maatschappelijk verantwoord ondernemen kan een manier zijn om mensen zand in de ogen te strooien en door aan bepaalde misstanden paal en perk te stellen, kan de indruk worden gewekt dat andere misstanden wel aanvaardbaar zouden zijn. Toch kan maatschappelijk verantwoord ondernemen landen een conceptueel en juridisch kader bieden om in te grijpen in de productie en in de sociale en ecologische omstandigheden waarin die plaatsvindt. Vanwege deze doelstelling steun ik dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Alle ondernemingen die internationaal handel drijven, moeten zich houden aan de geldende wetgevingprincipes, met name op het gebied van fiscaliteit, werkgelegenheid, sociale verhoudingen, mensenrechten, milieu, en consumentenbelangen. Bovendien moeten ze deelnemen aan de strijd tegen de corruptie. Daarom is het van het grootste belang dat dergelijke clausules worden opgenomen in toekomstige handelsovereenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Met dit verslag wordt gestreefd naar een grotere regulering van het bedrijfsleven door de Europese Unie. De EU heeft echter vaak laten zien dat haar restricties niet leiden tot een versterking van het bedrijfsleven of een verbetering van de levenskwaliteit, maar juist eerder contraproductief blijken te werken. Gelukkig is de rapporteur zich bewust van het belang dat er een grens moet worden gesteld aan de grootste excessen van de globalisering. Hij vereist vrij specifiek dat de internationale handel alleen moet worden geliberaliseerd voor zover dit ten goede komt aan alle lagen van de samenleving en op voorwaarde dat dit de levenskwaliteit verbetert. Het is om die reden dat ik mij heb onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, na de klimaat-, de energie- en de voedselcrisis heeft de internationale financiële crisis, die overal heeft geleid tot een sociale crisis, de noodzaak van strenge regels alleen maar groter gemaakt, om ervoor te zorgen dat de wereldeconomie beter omkaderd is en zich niet ontwikkelt ten koste van de samenleving.

De internationale handel, de kern van de mondialisering, ontsnapt niet aan deze noodzaak. Voor de burgers, overal ter wereld, is de groei van de internationale handel immers alleen verantwoord, als zij bijdraagt tot de economische ontwikkeling, de werkgelegenheid en de verhoging van de levensstandaard. Alleen op deze voorwaarde wordt de openstelling van de handel gezien als een positief gegeven en wordt zij aanvaard. Zij stoot daarentegen op uiterst krachtig verzet, wanneer zij gepaard gaat met het verlies van arbeidsplaatsen of wanneer zij de levensomstandigheden, de sociale rechten en het milieu in gevaar brengt.

Het handelsbeleid kan dus niet worden teruggebracht tot louter de onmiddellijke belangen van enkele economische spelers. Wat Europa betreft, moet het handelsbeleid coherent zijn met de doelstellingen van de Unie als geheel en met name met de doelstellingen van het buitenlands beleid, aangezien het handelsbeleid een van de hefbomen is om de opvatting te bevorderen die de Unie heeft van regulering in het kader van de mondialisering.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De resolutie van het Europees Parlement over maatschappelijk verantwoord ondernemen in internationale handelsovereenkomsten is bedoeld als een waarschuwing, maar ook als een verdere stap op weg naar een nieuw sociaal model, dat gebaseerd is op ethische principes en maatschappelijke verantwoordelijkheid in de zakenwereld. De welvaartsstaat zoals we die kennen bestaat niet meer. Daarom moeten we een nieuw model creëren, en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) kan een stuwende kracht zijn achter een nieuw paradigma voor verandering.

Overal ter wereld zijn de problemen nog ernstiger geworden vanwege de financiële crisis en de sociale gevolgen daarvan. De beginselen die ten grondslag liggen aan MVO krijgen internationaal brede erkenning, zowel binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) als bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de Verenigde Naties (VN).

Het bevorderen van MVO is een doel dat wordt ondersteund door de Europese Unie, en ook ik sta er achter. Daarom wil ik erop wijzen dat ik ook voorstander ben van het oprichten van een trade and decent work committee binnen de Wereld Handelsorganisatie (WTO), dat een forum zou kunnen zijn voor het bespreken van allerlei onderwerpen, zoals arbeidsnormen, met name voor kinderarbeid, en MVO, omdat dit gevolgen heeft voor de internationale handel.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) In deze resolutie stelt het Europees Parlement vast dat de globale uitdagingen groter zijn geworden door de economische crisis en de sociale gevolgen daarvan, en dat zij wereldwijd discussies hebben losgemaakt over de noodzaak van een nieuwe benadering van de regelgeving en over bestuurlijke kwesties in de globale economie, waaronder de internationale handel. De resolutie geeft de opvatting weer dat de nieuwe, effectievere en beter uitgevoerde regels zouden moeten bijdragen aan de ontwikkeling van meer duurzame beleidsvormen die rekening houden met sociale en milieuproblemen, en zij stelt dat de globalisering heeft geleid tot sterkere concurrentie tussen landen onderling om investeerders aan te trekken en tussen bedrijven onderling. Soms heeft dit ertoe geleid dat regeringen ernstige schendingen van de mensenrechten en belangrijke schade aan het milieu door de vingers te zagen om de handel te bevorderen en investeringen aan te trekken.

 
  
  

– Ontwerpresolutie (B7-0623/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Mevrouw de Voorzitter, sinds de oprichting van de Europese Unie heeft het doel van de interne markt centraal gestaan. De regelgeving op het gebied van mededinging vormt in dat opzicht een belangrijke pijler. Het mededingingsbeleid is zeker niet bedoeld om grote groepen te bevoordelen, maar heeft juist tot doel om kleine ondernemers te beschermen tegen praktijken die de concurrentie verstoren. In overeenkomsten die ondernemers onderling sluiten, bijvoorbeeld ten gunste van een onderzoeksprogramma, kunnen concurrentiebeperkende afspraken schuilgaan die bedoeld zijn om een concurrent uit te schakelen. Aan de andere kant is de dynamiek van de Europese economie juist deels gekoppeld aan deze mogelijkheid tot samenwerking. De Europese Commissie voert daarom een pragmatisch beleid. Ze stelt regelmatig categorieën overeenkomsten op die de rechtlijnigheid van de mededingingsregels moeten ontlopen, waar dat gunstig blijkt uit te vallen. Nu deze mededingingsregels moeten worden herzien, is de Europese Commissie betrokken bij breed opgezette raadplegingen. Over het geheel genomen is er in de voorgestelde regelgeving rekening gehouden met de standpunten van het Europees Parlement en komt de strekking ervan overeen met onze ideeën op dat gebied. Ik heb dan ook voor deze tekst gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De twee algemene groepsvrijstellingsverordeningen, namelijk de verordening betreffende specialisatie (Verordening (EG) nr. 2658/2000 van de Commissie) en de verordening betreffende ontwikkeling (Verordening (EG) nr. 2659/2000), zullen op 31 december 2010 vervallen. De Commissie is van plan twee nieuwe algemene groepsvrijstellingsverordeningen aan te nemen, die de vorige wijzigen, evenals bepaalde richtsnoeren, die de betrokken partijen helpen analyseren en begrijpen of hun samenwerkingsovereenkomsten in overeenstemming zijn met de mededingingsregels. Er ligt nu op basis van reflectie binnen de Commissie en jurisprudentie van het Hof een pakket nieuwe regels dat moet worden gecodificeerd. Ik heb deze resolutie gesteund, vooral het streven van het Europees Parlement om voor rechtszekerheid voor de betrokken partijen te zorgen. Ik ben van mening dat als de Europese Unie richtsnoeren opstelt, zij dan rekening moet houden met de ervaringen die de nationale mededingingsautoriteiten in de Europese Unie en de rest van de wereld hebben opgedaan. Ik denk dat het nuttig is om internationale onderhandelingen te beginnen over convergerende mededingingsregels op mondiaal vlak, in de wetenschap dat veel overeenkomsten en praktijken onder meerdere mededingingsjurisdicties vallen, die ervoor zorgen dat de betrokken partijen niet met gelijke spelregels op de markt concurreren.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, een gezonde markteconomie kan niet zonder constant, voortdurend toezicht op de concurrentie op de interne markt. Toch mag dat toezicht niet plaatsvinden in de ideologische vorm van universele criteria. Het is daarentegen nodig om de situatie van elk klein onderdeel van de markt apart te beoordelen, om tot een eerlijke beoordeling van die onderdelen te kunnen komen met het oog op de naleving van de beginselen die, indien automatisch toegepast, uiteindelijk zouden leiden tot tegenstrijdige situaties die de economie schaden. Daarom waardeer ik de poging van de Commissie om de horizontale samenwerking in het kader van specialisatieovereenkomsten en onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, te bewaken. Deze twee sectoren zijn enigszins gevoelig, en de bijzondere kenmerken van deze sectoren rechtvaardigen de speciale behandeling die zij krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Horizontale samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemingen, volgens de regels van de wet, zijn een vorm van zakelijke samenwerking die vaak van essentieel belang is, omdat die aanzienlijke financiële voordelen oplevert, die uiteindelijk de markt en de consument ten goede komen. Het zijn meestal vormen van samenwerking, die niet leiden tot de coördinatie van de activiteiten van concurrerende marktdeelnemers. Daarom gaan ze niet ten koste van de mededinging, maar ze leveren wel voordelen op die anders onmogelijk zouden zijn. Daarom is artikel 101, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hierop niet van toepassing. Dat is met name relevant voor de specialisatieovereenkomsten en de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten in Verordeningen (EG) nr. 2659/2000 en nr. 2658/2000, die de Commissie nu wil herzien. Europa moet op dit moment investeren in onderzoek en ontwikkeling, maar ook in innovatie, en daarom is het van het grootste belang dat we de wettelijke voorwaarden creëren voor het ontstaan van de nodige synergieën tussen ondernemingen die op de markt actief zijn, waarbij we ons moeten houden aan het mededingingsrecht.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Artikelen 101, lid 1 en lid 3, 103, lid 1, en 105, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepalen dat vormen van horizontale samenwerking tussen ondernemingen toegestaan zijn, op voorwaarde dat ze bijdragen tot het verbeteren van de productie of de distributie van producten, of tot technologische of economische vooruitgang, en voordelen opleveren voor de consument. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat er in de wet veel is veranderd sinds de goedkeuring van de verordeningen en de horizontale richtsnoeren, en dat de Commissie sindsdien veel ervaring heeft opgedaan bij de toepassing van deze regels. Daarom vind ik dat de Commissie nieuwe regels moet vastleggen, waarbij ze rekening moet houden met de relevante jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik ben het met dit voorstel eens, omdat horizontale overeenkomsten in de regel meer mededingingsproblemen veroorzaken dan verticale overeenkomsten, en daarom ben ik blij dat de Commissie de restrictievere aanpak bij het vaststellen van een marktaandeeldrempel voor horizontale overeenkomsten handhaaft. Ik ben echter ook van oordeel dat zo'n aanpak niet tot een ingewikkelder regelgevingskader moet leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik juich het toe dat de Commissie in verband met de herziening van de mededingingsregels voor horizontale samenwerkingsovereenkomsten, twee verschillende raadplegingsprocedures heeft gestart. In de resolutie wordt benadrukt dat het belangrijk is om in het besluitvormingsproces zo veel mogelijk te luisteren naar en rekening te houden met de standpunten van de betrokken partijen, teneinde tot een realistisch en evenwichtig regelgevingskader te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De herziening van de mededingingsregels die gelden voor horizontale samenwerkingsovereenkomsten is van het grootste belang om de samenwerking tussen ondernemingen te versterken, met name op het gebied van O&O. Dat kan ertoe bijdragen dat er op allerlei vlakken synergieën ontstaan. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat deze vorm van samenwerking niet bedoeld is om de mededingingsregels te omzeilen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Horizontale samenwerkingsovereenkomsten kunnen aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen. Zo delen concurrenten in de risico's, kunnen er kosten worden bespaard, kunnen investeringen, kennis en productkwaliteit worden verbeterd, en kunnen zowel variatie als innovatie sneller worden doorgevoerd. Daar staat tegenover dat horizontale samenwerkingsovereenkomsten de concurrentie kunnen beperken indien concurrenten de prijzen gelijkschakelen, de output vastzetten of een verdeling van de markt forceren. Duidelijke overeenkomsten die zorgen voor stabiliteit, zijn daarom welkom. Ik onthoud mij van stemming, omdat bepaalde punten niet voldoende duidelijk zijn verwoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor de resolutie over de herziening van de mededingingsregels voor horizontale samenwerkingsovereenkomsten, omdat we daarin rekening houden met de activiteiten van de Commissie, die zich bij dit herzieningsproces heel open heeft opgesteld ten opzichte van het Parlement, en heeft geprobeerd om alle belanghebbenden te raadplegen.

Rechtszekerheid is altijd aan de orde bij de herziening van wetgeving. Zoals we in de resolutie schrijven ben ik van mening dat er, zodra de nieuwe regelgeving is opgesteld, beslist een samenvatting moet worden opgesteld, en dat er een nieuw document met veelgestelde vragen moet komen om deze regels gedetailleerd uit te leggen aan alle marktdeelnemers. Ik deel de zorg van het Parlement dat we dit moeten beschouwen als een geïntegreerd regelgevingskader voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten. Die zijn namelijk een essentieel ingrediënt van de innovatie, en daarom is het van het grootste belang dat ze worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (ES) In deze resolutie juicht het Europees Parlement toe dat de Commissie inmiddels twee verschillende raadplegingsprocedures voor de herziening van de mededingingsregels voor horizontale samenwerkingsovereenkomsten heeft gestart. Benadrukt wordt dat het belangrijk is om in het besluitvormingsproces zo veel mogelijk te luisteren naar en rekening te houden met de standpunten van de betrokken partijen, teneinde tot een realistisch en evenwichtig regelgevingskader te komen. Verder roept de resolutie de Commissie op om aan het einde van het herzieningsproces duidelijk aan te geven op welke wijze zij rekening heeft gehouden met de bijdragen van belanghebbende partijen.

 
  
 

(De vergadering wordt om 13.20 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid