De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-0200/2010) van Stephen Hughes, Pervenche Berès en Udo Bullmann, namens de S&D-Fractie, aan de Raad: Economisch bestuur en artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (B7-0660/2010), en
de mondelinge vraag (O-0201/2010) van Stephen Hughes, Pervenche Berès en Udo Bullmann, namens de S&D-Fractie, aan de Commissie: Economisch bestuur en artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (B7-0661/2010).
Pervenche Berès, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, uw instellingen hebben allebei heel hard gewerkt op het gebied van economisch bestuur, en vandaag debatteert het Europees Parlement over de zes Commissievoorstellen inzake economisch bestuur.
Wij vallen vandaag onder het stelsel van het Verdrag van Lissabon, waarvan artikel 9 bepaalt dat de Unie bij haar beleid en optreden rekening houdt met, ik citeer, "de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid". Dit artikel is bindend voor alle instellingen van de Unie en voor alle beleidslijnen.
Toch hebt u nog geen effectbeoordeling uitgevoerd van het pakket inzake economisch bestuur waarover u vandaag wilt beraadslagen. Nochtans hecht de Commissie wel veel belang aan deze effectbeoordelingen wanneer het bijvoorbeeld gaat om de invoering van wetgeving inzake ziekten door elektromagnetische straling.
Dat is een verheugend feit, maar we zouden graag zien dat dezelfde ijver aan de dag werd gelegd wanneer het gaat om economisch bestuur. Want wat zien we anders? We zien hoe commissaris Rehn ons vandaag komt uitleggen dat zijn strategie drie pijlers omvat: ten eerste groei, ten tweede economisch bestuur en ten derde toezicht op de financiële markten. Maar als de rechterhand niet weet wat de linkerhand doet, zal het optreden van de Europese Unie niet coherent zijn en zal de Europese wetgeving wat betreft artikel 9 niet worden nageleefd.
Daarom verzoeken wij u met aandrang om de sociale invloed van de maatregelen die u wilt nemen, te onderzoeken, met name op het gebied van werkgelegenheid, financiering van de pensioenen, sociale bescherming en financiering van openbare diensten.
Welke invloed zal de strijd tegen armoede hebben op uw doel van de 2020-strategie? We hebben immers vandaag vernomen dat er, op basis van cijfers die golden voor 2008, in de Europese Unie 116 miljoen mensen leven onder de dreiging van armoede of sociale uitsluiting.
Het is zo dat de Commissie gebruik lijkt te maken van een of ander geheim mandaat door u te vragen, naar aanleiding van de punten van bezorgdheid die sommige lidstaten in de Raadnaar voren hebben gebracht om het stabiliteits- en groeipact te hervormen, om het meer bindend te maken, om te voorzien in preventieve en corrigerende sancties, en daarbij de vereiste investeringsstrategie te negeren rond de 2020-strategie, die u nota bene zelf hebt goedgekeurd.
We weten dat we op het gebied van het scheppen van werkgelegenheid de komende jaren moeilijker groei zullen kunnen realiseren dan de afgelopen jaren.
We zijn niet gekant tegen een terugkeer naar scenario's van overheidsfinanciering, maar wij zijn wel gekant tegen een groeistrategie die niet in financieringsmiddelen voorziet, met bezuinigingsplannen die onafzienbare sociale gevolgen kunnen hebben, mogelijk op het gebied van ongelijkheid, en die geen enkele vorm van ongelijkheid met betrekking tot de verdeling van de welvaart aanpakt.
Dit kan niet in overeenstemming zijn met de geest van het Verdrag van Lissabon, waarvoor wij zo hard hebben gevochten en die u, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, moet invoeren.
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, geachte leden, het verheugt mij dat er publiek aanwezig is. Dat is een goede zaak.
Ik wil uiteraard het Parlement bedanken omdat het deze kwestie op de agenda van deze vergaderperiode heeft gezet. Dat stelt ons in staat het te hebben over een belangrijke kwestie waaraan de Raad in de laatste maanden hard heeft gewerkt.
Ik ben me uiteraard bewust van het belang dat dit Parlement hecht aan het economisch bestuur en het verband tussen economisch bestuur en sociale problemen in ruimere zin, zoals beschreven in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De verplichting die is vastgelegd in artikel 9, moet worden nageleefd bij het bepalen en ten uitvoer leggen van het beleid en het optreden van de Unie en moet bijgevolg ook in acht worden genomen bij alle werkzaamheden inzake het toekomstige economisch bestuur.
Om te beginnen wil ik eraan herinneren dat er tijdens het Belgische voorzitterschap vaak gewezen is op het belang van de toepassing van artikel 9 en bijgevolg de overkoepelende bepaling. Ik wens daarom te herinneren aan de conclusies betreffende de sociale dimensie van de geïntegreerde Europa 2020-strategie, die de Raad op 6 december heeft goedgekeurd. In deze conclusies wordt de Europese Commissie verzocht het bestaande systeem voor de beoordeling van de sociale invloed te versterken en het gebruik ervan te stimuleren. De Raad verzoekt de Commissie om een verslag op te stellen over de manier waarop artikel 9 wordt geïmplementeerd in de werkzaamheden en het beleid van Europa door de open coördinatiemethode. De Commissie wordt eveneens verzocht te zoeken naar middelen om sociale mainstreaming in te voeren en bijgevolg ook artikel 9 in de context van haar vlaggenschipinitiatief "Europees platform tegen armoede", dat een van deze dagen moet worden gepubliceerd.
Met betrekking tot het nieuwe macro-economische toezichts- en coördinatiemechanisme ziet de Raad werkgelegenheid en sociale bescherming niet louter als elementen die kunnen worden beïnvloed door het nieuwe macro-economische toezichtskader, waarvan de invloed moet worden onderzocht, maar ook als factoren die zelf een stimulerend effect hebben op de macro-economische en fiscale groei op de korte en middellange termijn. Dit moet een belangrijke plaats krijgen om te voorkomen dat het macro-economische kader uit evenwicht geraakt en om het institutionele evenwicht, dat wordt nagestreefd met de Verdragen, te handhaven.
De bereidheid van de Raad om artikel 9 in de praktijk te bevorderen, blijkt ook duidelijk in het Europese semester, dat zich in een geïntegreerde aanpak buigt over het evenwicht tussen de Europa 2020-strategie en het stabiliteits- en groeipact. De beginselen die zijn vastgelegd in artikel 9 moeten derhalve worden toegepast op al deze documenten en wetgevende maatregelen, zodat ze een geïntegreerd geheel vormen.
Met dit in het achterhoofd heeft de Raad zijn werkzaamheden verricht in twee fasen. In de eerste fase bestond het werk van de Raad erin een Europese werkgelegenheidsstrategie te ontwikkelen, zoals bepaald in het Verdrag en het nieuwe kader van economisch bestuur. In zijn conclusies van 21 oktober heeft de Raad de plaats van de Europese werkgelegenheidsstrategie in het economische bestuur vastgelegd.
In de tweede fase, tijdens de Europese Raad van 6 december, heeft de Raad een nieuw instrument goedgekeurd voor het multilaterale toezicht op het werkgelegenheids- en sociale beleid, zijnde het Joint Assessment Framework, dat zal zorgen voor een beter toezicht op het beleid inzake werkgelegenheid en sociale integratie van de lidstaten en bijgevolg zal verzekeren dat er op Europees niveau beter rekening wordt gehouden met deze dimensies.
Deze nieuwe instrumenten moeten worden ingezet in de preventieve fase van het macro-economische toezicht, zodat de nodige aandacht wordt besteed aan de situatie op de arbeidsmarkt en aan sociale problemen die een gevaar zouden kunnen betekenen voor de Economische en Monetaire Unie (EMU). Deze instrumenten zullen uiteraard ook een centrale rol spelen in het thematische toezicht op de Europa 2020-strategie.
De Raad herinnerde er ook aan dat hij wou bijdragen aan zowel het thematische toezicht, op basis van de vijf hoofddoelstellingen van de Europa 2020-strategie, als het macro-economische toezicht, aangezien er een nauw verband is tussen deze twee kaders. In aansluiting op het verzoek van het Belgische voorzitterschap heeft het Comité voor sociale bescherming een advies opgesteld betreffende de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie, waarin het benadrukt dat er synergie moet zijn tussen de prioriteiten van de Europa 2020-strategie en dat de doelstellingen die worden bepaald door de Europese Raad, een ondeelbaar geheel moeten vormen.
Ik merk ook op dat de Raad in andere conclusies heeft verwezen naar artikel 9: met name de conclusies over de pensioenen en de conclusies over de sociale diensten van algemeen belang.
Mevrouw de Voorzitter, geachte leden, tijdens het debat van vanmiddag hebben we de gelegenheid om aangelegenheden van economisch bestuur en met name de sociale aspecten ervan te bespreken. Als fungerend voorzitter van de Raad zal ik uiteraard aandachtig luisteren naar uw toespraken, en ik verheug me op een vruchtbare gedachtewisseling die zal helpen bij alle daaropvolgende onderhandelingen.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, artikel 9 van het Verdrag van Lissabon waarnaar u verwijst, geeft de specifieke kenmerken van het Europese sociaal-economische model. In onze Europa 2020-strategie ziet u dat deze ditzelfde Europese model expliciet versterkt door de krachten te bundelen om beter te presteren op gebieden als arbeidsparticipatie, levenslang leren, inzetbaarheid en mobiliteit op de arbeidsmarkt en sociale integratie.
In deze tijden van grote uitdagingen is dit echter onvoldoende, tijden waarin de crisissfeer in Europa een negatieve of zelfs dramatische weerslag heeft op de reële economie, de overheidsfinanciën, de arbeidsmarkt en de levenskwaliteit in Europa. Om de uitdagingen die deze crisis aan het licht brengt het hoofd te bieden, heeft de Commissie verschillende beleidsinitiatieven ontwikkeld. Ter versterking van de stabiliteit van ons financiële stelsel heeft de EU besloten tot een nieuwe architectuur voor financiële regulering. Hierover is in dit Parlement gesproken. Ten tweede heeft de Europese Commissie een uitgebreide versterking van de economische governance in de Europese Unie voorgesteld – het wetgevingspakket waar u het in uw vraag over had – om de uitdagingen op het gebied van overheidsfinanciën en macro-economische onevenwichtigheden te lijf te gaan.
Zoals u weet, omvat dit pakket voorstellen om buitensporig hoge staatsschulden serieuzer dan voorheen aan te pakken door voldoende vaart te maken met de verlaging van de schulden. Daarnaast omvat het minimumeisen voor nationale begrotingskaders om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, alsmede een monitoringsysteem voor macro-economische onevenwichtigheden zoals de grote overheidstekorten of zeepbellen op de huizenmarkt. Het legt de nadruk op preventie en voorzichtigheid om beter voorbereid te zijn in tijden van economische neergang. Om de geloofwaardigheid van het nieuwe kader te waarborgen, stelt de Commissie een hele reeks sancties voor die vroegtijdig ingrijpen mogelijk maken.
De filosofie achter de voorgestelde wetgeving is dat deze lidstaten moet helpen de nodige discipline te betrachten in hun beleid en de basis legt voor stabiele groei op de lange termijn, een essentiële voorwaarde voor de welvaart van de Europese burgers en een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van toekomstige crises.
Gezien de huidige economische situatie is het echt belangrijk dat dit kader voor economische governance zo snel mogelijk in werking treedt. Wat betreft de effectbeoordeling zijn de overheidshervormingen voorbereid door de verstrekkende analyse in de EMU@10-studie in 2008. Daarnaast heeft de Commissie tijdens de voorbereiding en follow-up van haar mededelingen ten aanzien van de nieuwe governancestructuren van het zogenoemde EU-semester, die in mei en juni 2010 zijn goedgekeurd, naast het Europees Parlement en de Raad met een groot aantal belanghebbenden over haar voorstel gesproken en een pittig breed debat over deze onderwerpen aangemoedigd. En uiteraard zijn gebeurtenissen in het verleden en de lessen die daaruit zijn getrokken meegenomen in de voorstellen.
En wat zijn de belangrijkste lessen? De belangrijkste les is dat preventieve maatregelen veel meer nut hebben dan corrigerende sancties tegen een land dat al met problemen kampt. Daarom willen wij ons met name richten op positieve beïnvloeding van de nationale beleidsmix die verantwoordelijk is – en hier ligt de werkelijke verantwoordelijkheid – voor de wisselwerking tussen echt economisch herstel en groei, en matiging en consolidatie van de overheidsfinanciën.
Europa heeft beide nodig.
Elisabeth Morin-Chartier, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, ik wil graag voortborduren op de vraag van mevrouw Berès; ik zou het willen hebben over het economische model waar wij naar streven als Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten): de sociale markteconomie. Wat houdt dat in? Dat wil zeggen dat wij echt alles op alles moeten zetten om uit de crisis te komen, om de armoede te bestrijden, maar vooral ook om de sociale integratie van een groot aantal Europese burgers tot stand te brengen die op dit moment aan de kant staan.
Deze sociale integratie, dat is waar wij nu over moeten praten – aan de ene kant om ervoor te zorgen dat deze burgers weer aan het werk kunnen, en werk is de oplossing om uit de crisis te komen, maar aan de andere kant, en dat is heel belangrijk, dat we de komende jaren in alle lidstaten kunnen beschikken over opleidingsprogramma's en acties voor initiële en permanente opleiding waarmee we onze Europese burgers kunnen voorbereiden op de banen van morgen, op de nieuwe kwalificaties die ze nodig hebben. Zo kunnen zij het niveau van hun kwalificaties verhogen tot wat we ervan verwachten in de 2020-strategie.
Als we kijken naar artikel 9, zien we dat er naast alles wat al gedaan is op het gebied van financiële stelsels nog meer moet gebeuren om ervoor te zorgen dat we opgeleide burgers hebben die volledig deel kunnen nemen aan de maatschappij omdat ze actief zijn in die maatschappij, en actief wil zeggen opgeleid, klaar voor de banen van morgen.
Ik verzoek de Commissie zich in haar beleid hierop te gaan richten, want anders zullen we geen Europa met een sterke sociale cohesie hebben.
Antolín Sánchez Presedo, namens de S&D-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie, waarde collega's, de afgelopen vijftig jaar is de onderlinge afhankelijkheid van onze economieën en ook de onderlinge afhankelijkheid van het economisch beleid van de lidstaten toegenomen.
De ogen van de burgers zijn gericht op de Europese Unie. Zij weten dat het proces van Europese integratie verschillende aspecten van hun leven onder de verantwoordelijkheid van de communautaire instellingen heeft gebracht: een groot aantal besluiten wordt in de gemeenschappelijke sfeer genomen.
Veel traditionele instrumenten van de lidstaten zijn aan het Europese niveau overgedragen, het economische beleid van de lidstaten is van gemeenschappelijk Europees belang – dat wordt door iedereen erkend – en de Europese Unie bevindt zich daarom in het centrum van de crisis. Alle ogen zijn op de EU gericht.
We bevinden ons niet, zoals sommigen beweren, in een "post-crisisscenario". Op zijn hoogst bevinden we ons in een "post-recessiescenario". De verwachte groei voor dit jaar zal laag en ongelijk verdeeld zijn, en het probleem is dat deze groei volgens de prognoses volgend jaar nog steeds iets lager zou kunnen uitvallen. Op dit moment zijn in de Europese Unie 23 miljoen mensen werkloos. Dit is een crisis die een belangrijke sociale kloof heeft geslagen en die daarnaast de openbare financiën onder druk heeft gezet en zelfs de toekomst van de euro in gevaar heeft gebracht.
Versterking van het economisch bestuur van de Europese Unie is onontbeerlijk om een antwoord op de crisis te kunnen geven en de toekomst van het communautaire project veilig te stellen. Versterking van het economisch bestuur is nodig om onze gemeenschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden, om weer groei te krijgen en banen te scheppen, om het economische model te veranderen en om de aanzet te geven tot algehele duurzame ontwikkeling, en daarbij moeten we tegelijkertijd de toekomst van het Europese sociale model veiligstellen.
Van de eerste economische crisis, de crisis van 1929, hebben we geleerd dat de overheid de taak heeft om ervoor te zorgen dat er weer groei en werkgelegenheid komt. Van de tweede economische crisis, tijdens de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog, hebben we geleerd dat de opbouw van het nieuwe Europa moet zijn gebaseerd op sociale rechtvaardigheid. Geen van beide lessen mag worden vergeten, en beide lessen moeten volledig worden vervlochten met de toekomst van een duurzaam Europa.
Artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt het volgende: "Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid."
We moeten dus niet alleen bezuinigen. Bezuinigingen kunnen leiden tot krimp. We hebben een beleid nodig dat ook voor groei zorgt, ofwel verantwoordelijk beleid. En het is ook niet zo dat we eerst moeten groeien en dan pas herverdelen: we hebben geleerd dat herverdelen bijdraagt aan de groei. Datzelfde geldt voor vooruitgang boeken en daarna pas tegemoetkomen aan de essentiële behoeften van de burgers: we hebben geleerd dat onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid en openbare diensten voor samenlevingen van fundamenteel belang zijn om vooruitgang te kunnen boeken. Als die er niet zijn, zijn dat kosten die een hypotheek leggen op de toekomst van onze samenleving, en in een zieke samenleving kan geen gezonde economie bestaan.
Om deze redenen hebben we de volgende vragen geformuleerd. Moet het toekomstige wetgevingskader voor het economisch bestuur in overeenstemming zijn met het Europese sociale model, met artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie? Bestaat er een echte effectbeoordeling? Gaat voorzitter Barroso zijn belofte nakomen dat er rekening zal worden gehouden met de sociale effecten, en zal hij duidelijk verklaren dat Europa een nieuw sociaal pact nodig heeft, ook wat betreft de belastingnormen, ook wat betreft de arbeidsnormen, een model dat voor werkgelegenheid, rechtvaardigheid, een verantwoorde omgang met het milieu en algehele ontwikkeling zorgt? Elke andere hervorming zal onvoldoende zijn.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, toen ik lobbyde voor een "ja"-stem voor het Verdrag van Lissabon, gaf ik de Ierse burgers tien redenen waarom ze voor het Verdrag zouden moeten stemmen. Eén daarvan was de sociale clausule, artikel 9.
Ik heb de Commissie en de Raad bij verschillende gelegenheden in dit Parlement en elders gevraagd artikel 9 nu in hun voorstellen inzake economische governance en natuurlijk in hun antwoord op de huidige economische crisis op te nemen. Hieraan kunnen we zien of zij zich daadwerkelijk willen inzetten voor de sociale clausule. In Ierland zien we waaruit dit antwoord bestaat: het minimumloon is vorige week met een euro per uur verlaagd, en uitkeringen aan arbeidsongeschikten en blinden zijn gekort. Wat betekenen de zinsnedes "de bestrijding van sociale uitsluiting " of "de waarborging van een adequate sociale bescherming" uit artikel 9 voor die burgers?
Nu kunt u natuurlijk zeggen dat dit een interne Ierse aangelegenheid is, maar dat is het niet. De parameters voor bezuinigingen in Ierland zijn opgelegd door de EU, en onze regering zal u maandelijks een verslag sturen. Gaat u haar wijzen op artikel 9 wanneer de verlaging van het minimumloon wordt gemeld? Waarom is dit gebeurd? Dit is gebeurd omdat Ierse en Europese banken vlak voor de neus van het ECB roekeloos leningen hebben verstrekt en zijn aangegaan.
Volgens de kranten van vandaag moet Ierland voor zijn leningen 3% meer rente betalen dan Letland, Roemenië en Hongarije. Vertegenwoordigers van de Rekenkamer zeggen dat de EU nog niet eerder dermate hoge marges op leningen heeft gevraagd. Kunt u dit al dan niet bevestigen? Als het waar is, kunt u dit dan uitleggen, zodat ik aan de Ierse burgers kan uitleggen wat de sociale clausule voor hen inhoudt? Deze situatie is specifiek voor Ierland, maar als zij model moet staan voor andere lidstaten die in zwaar weer terechtkomen, dan is artikel 9 een dode letter.
Philippe Lamberts, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het kort houden: als we kijken naar het beleid dat op het moment wordt gevoerd, dan komt dat grofweg neer op 80 procent snijden in de uitgaven en 20 procent nieuwe inkomsten, en dan ben ik nog royaal als ik het zo zeg.
Iedereen weet heel goed dat als we 80 procent snijden in de openbare uitgaven, degenen die het als eerste moeten ontgelden de meest kwetsbaren worden in onze samenleving. Ik wil u vertellen dat ik verontwaardigd ben over twee tegenstellingen: de eerste zie ik tussen economisch bestuur aan de ene kant en de EU 2020-strategie aan de andere kant.
Economisch bestuur heeft harde, directe maatregelen en bindende regelgeving nodig. EU 2020, natuurlijk, dat zijn mooie bedoelingen – met name de bestrijding van de armoede – maar het is soft, het is vrijblijvend, regeringen doen het als ze er zin in hebben, als ze er tijd voor hebben. Bindend is het allemaal niet. Dat is een tegenstelling die naar mijn mening onhoudbaar is en dus niet in de lijn van artikel 9 ligt.
De tweede tegenstelling is economisch bestuur aan de ene kant en de overheidsuitgaven aan de andere kant. De overheidsuitgaven moeten op korte termijn omlaag, anders wordt het een ramp. De schuld moet binnen maximaal twintig jaar afbetaald zijn, als het even kan nog sneller, maar zonder effectbeoordeling zullen we hiertoe niet geneigd zijn.
Wat betreft het genereren van nieuwe inkomsten – want een begroting bestaat nu eenmaal uit inkomsten en uitgaven –, zoals heffingen over financiële transacties, een energieheffing, een geconsolideerde basis voor de vennootschapsbelasting, wordt gezegd "Wacht, we moeten onderzoek doen, we moeten nadenken over de gevolgen, we moeten niet overdrijven, we gaan erover nadenken, we nemen de tijd, doen onderzoek...". En daarom snap ik totaal niet waarom we aan de ene kant met volle kracht van start gaan zonder over de gevolgen na te denken, terwijl we aan de andere kant rustig aan willen doen en alle tijd nemen om er eens goed over na te denken, terwijl de mensen daar de dupe van zijn.
Deze tegenstellingen maken voor iedereen duidelijk dat artikel 9 niet hetzelfde gewicht heeft als de artikelen die gaan over economische convergentie in de Verdragen van de Europese Unie en dat is, vind ik, een tegenstelling die we moeten aanpakken als we het vertrouwen van onze burgers willen herwinnen.
Proinsias De Rossa (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de Commissie vragen of zij het Parlement precies kan vertellen hoe zij uitvoering wil geven aan artikel 9. We horen steeds maar over macro-economische monitoring. Zij heeft het nooit over macro-sociale monitoring van de invulling die lidstaten geven aan het Europees sociaal beleid en de doelstellingen op dit gebied.
Kan de Commissie aangeven of zij dit slechts als een effectbeoordeling wil gebruiken, d.w.z. dat zij hoopt dat haar constateringen geen sociaal effect hebben? Dat is onvoldoende, omdat artikel 9 de doelstellingen van de Europese Unie zoals vastgelegd in artikel 3 van het Verdrag moet bevorderen. Het volstaat niet als het alleen maar geen effect heeft – het moet een positief effect hebben. De Commissie is hiertoe verplicht en moet de Verdragen ten uitvoer leggen.
Ik wil het ook hebben over de sociale dienstverlening van algemeen belang, waarvoor ik rapporteur ben. Het lijdt geen enkele twijfel dat de huidige strategie van de Commissie ter bestrijding van de crisis de sociale dienstverlening van algemeen belang in de lidstaten de nek zal omdraaien. Dat blijkt wel uit het memorandum van overeenstemming dat de Commissie met de Ierse regering heeft gesloten. Op pagina 2 staat dat in 2011 iets meer dan 2 miljard euro zal worden bezuinigd op de lopende uitgaven, waaronder een reductie van de socialezekerheidsuitgaven, een inkrimping van het ambtenarenbestand, een progressieve verlaging van de huidige ambtenarenpensioenen, andere uitgavenreducties ter hoogte van ruim 1 miljard euro, en een verlaging van de kapitaaluitgaven van de overheid met bijna 2 miljard euro ten opzichte van de bestaande plannen voor 2011.
Het kan niet anders of dit leidt tot sterk uitgeklede diensten van algemeen belang, en in het bijzonder sociale diensten van algemeen belang. En waar is artikel 9? Waar was artikel 9 toen de Commissie over deze deal onderhandelde met een conservatieve Ierse regering die op het punt stond om te vallen?
Ook wil ik de Commissie vragen wanneer zij dit memorandum van overeenstemming dat zij met de Ierse regering heeft gesloten aan dit Parlement komt presenteren? Zij is hiertoe verplicht uit hoofde van het Verdrag van Lissabon. Wanneer krijgen wij het te zien? Wanneer krijgen we de gelegenheid er hier over te debatteren?
Een van de andere aspecten van deze overeenkomst die ik vanochtend noemde is dat de Commissie heeft aangedrongen op verlaging van het Ierse minimumloon met 2 000 euro per jaar. Let wel: het minimumloon. In het Verdrag van Lissabon staat dat we voldoende sociale zekerheid moeten bieden, dat we mensen aan het werk moeten houden, dat we armoedevallen moeten wegnemen, enz., enz., enz., en toch verlagen we het minimumloon met 2 000 euro per jaar. Wat bereiken we hiermee, behalve dat hierdoor meer mensen hun baan verliezen en in het sociale vangnet van een uitkering terechtkomen?
Dit zijn vragen waar de Commissie antwoord op moet geven. We willen geen mooie praatjes meer. Geen plámás meer. Geen Eurospeak. We willen duidelijke antwoorden over hoe de Commissie artikel 9 van het Verdrag gaat toepassen op het vlak van economische governance en met name op de afspraken die zij met lidstaten maakt over een strategie voor crisisoplossing.
Salvatore Iacolino (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, het is zonder twijfel volledig terecht en juist dat het Europees Parlement het economisch bestuur goed in de gaten houdt.
Artikel 9, waar in de vraag naar wordt verwezen, strookt volledig met de noodzaak om ten volle rekening te houden met alles wat de burgers aangaat.
Nog maar een paar uur geleden hebben we een belangrijk wetgevingsstuk aangenomen waarmee het voor burgers mogelijk wordt initiatieven in te dienen en waarmee de rechten van de burgers centraal worden gesteld.
Meer stabiliteit betekent meer controle, betekent dat er snel en effectief moet worden ingegrepen en dat de concurrentiekracht ten volle moet worden benut. Deze striktheid moet gepaard gaan met efficiëntie en inhoud. De sociale bescherming is nauw verbonden met de echte bereidheid om banen te creëren in moeilijke situaties zoals de onze.
Daarom moeten wij hier serieuze gesprekken over voeren met de hoofdrolspelers.
Kyriakos Mavronikolas (S&D). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil toch even zeggen dat het economisch bestuur en de doelstellingen die erdoor worden vastgelegd, in het bijzonder in het Verdrag van Lissabon, specifieke vragen oproepen. We kunnen ons afvragen of het toegepaste beleid sociaal rechtvaardig is, of ons economische beleid gericht is op groene groei en of dit wel volstaat om werkloosheid, in het bijzonder onder jongeren, te voorkomen.
Ik wil voorts ook verwijzen naar de Republiek Cyprus, die nu onder toezicht staat. De getroffen maatregelen doen alles behalve een uitweg bieden naar een degelijk sociaal beleid en een sociale status, en dan heb ik het in het bijzonder over de maatregelen die indruisen tegen de belangen van de jongere generaties die opgroeien op het eiland.
Nikolaos Salavrakos (EFD). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, het nieuwe verslag over de werkgelegenheid in Europa benadrukt het feit dat jongeren het meest getroffen worden door de crisis en dat zij steeds meer problemen hebben, aangezien werkloosheid met name de leeftijdsgroep 15-24 jaar treft. Het volstaat niet om het probleem vast te stellen; we moeten het ook oplossen. De Europese Unie telt 3 miljoen werklozen. Commissaris, kunt u mij alstublieft vertellen wat we daaraan moeten doen? Ik vind het een goede zaak dat u een inspanning hebt geleverd om het probleem in kaart te brengen, maar dit probleem moet opgelost worden, en daarin kunt u een historische rol spelen. Wat voor Griekenland, het land waar ik vandaan kom, veronrustend is, is dat de werkloosheid onder jongeren onder de 24 nu al 27,5 procent bedraagt, een verbazingwekkend en bijzonder gevaarlijk cijfer; en wat ons het meest verontrust, is dat de werkloosheidscijfers niet dalen naarmate er meer jongeren een opleiding afronden. Zoals u weet, is het hebben van een baan niet enkel een bron van inkomsten, het vormt de basis van de menselijke waardigheid. We moeten onze jongeren hun waardigheid geven.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de media hebben onlangs bekendgemaakt dat bestuursleden van de failliete Duitse bank HRE voor amper twee jaar werk aanspraak maken op een riant pensioen op basis van contracten die werden gesloten toen de bank al massale overheidssteun kreeg. Dat stijft de burgers van de Unie in hun overtuiging dat de banken het geld in de schoot geworpen krijgen terwijl aan de gewone burgers strikte bezuinigingsprogramma's worden opgelegd.
In artikel 9 van het Verdrag van Lissabon is er sprake van "een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming". Voor die mensen in Europa die hard door de financiële en economische crisis zijn getroffen en die nu tot bezuinigingen worden gedwongen, klinkt dat als een aanfluiting. Als bijvoorbeeld in Hongarije de hervorming van het pensioenstelsel wordt ingetrokken en de burgers opnieuw moeten overstappen naar het openbare pensioenstelsel of 70 procent van hun pensioenrechten verliezen, blijkt welke ijskoude wind door de EU waait. Tijdens het debat in dit plenum over de toekomst van de eurozone verklaarde de fungerende voorzitter van de Raad dat de gebeurtenissen in Dublin het belang van een economisch bestuur in de EU onderstreept hadden. Volgens mij is het tegendeel waar. Te veel centralistisch bestuur en te veel gelijkvormigheid.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, om het zogenoemde Europese sociaal-economische model te verdedigen, moeten we het Europese model aanpassen aan de realiteit, namelijk de mondiale uitdagingen en de crisis in Europa. Als we het model willen verdedigen, kunnen we het niet laten zoals het is.
Een belangrijke aanname, die al eerder is genoemd, luidt als volgt – dit is een basisconcept: consolidatie en terugwinnen van het vertrouwen van de markten vormen de basis voor stabiele, duurzame groei en werkgelegenheid. Dat is cruciaal voor de toekomstige welvaart van de Europese burgers.
Terugkomend op de vragen van mevrouw Harkin en de heer De Rossa – die van de heer De Rossa gaat over Ierland: wij stellen op dit vlak hetzelfde percentage vast als het IMF. We zijn niet verplicht ons memorandum met de Ierse regering openbaar te maken. Ik moet zeggen dat er niets asocialers bestaat dan tekorten en schulden op te bouwen die ten laste zullen gaan van toekomstige generaties Europese burgers. Niets getuigt van minder verantwoordelijkheid dan bankpraktijken waarbij van het bankprobleem een staatsschuldprobleem wordt gemaakt. Dit zijn asociale, onverantwoordelijke acties, en we kunnen de Commissie daar niet de schuld van geven.
We erkennen dat de strikte bezuinigingen in een groot aantal landen op gespannen voet staan met de gevolgen die zij hebben voor sociale insluiting en de mate van armoede. We erkennen dat, en daarom hebben we effectbeoordelingen en discussies nodig. Zo'n discussie hebben we hier in het Parlement gevoerd.
Nogmaals, onze basisfilosofie is dat preventie belangrijk is. Preventie wil zeggen dat we de beleidsmix op nationaal niveau moeten beïnvloeden. De beleidsmix op nationaal niveau is vooral verantwoordelijk voor de wisselwerking tussen matiging en groei. Dit is de belangrijkste verantwoordelijkheid, maar we moeten deze beleidsmix op nationaal niveau zodanig beïnvloeden dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat de toekomst van Europa gebouwd wordt op schulden en tekorten, omdat dat nergens toe leidt.
Olivier Chastel, fungerend voorzitter van de Raad. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals u zult hebben begrepen uit mijn eerste toespraak is de Raad zich goed bewust van de verplichtingen die artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met zich meebrengt wat betreft de noodzaak om rekening te houden met het totale aspect van de vereisten ten aanzien van het promoten van een hoog werkgelegenheidsniveau, het garanderen van passende sociale bescherming, het bestrijden van sociale uitsluiting, en het streven naar een hoog niveau voor onderwijs, opleiding en bescherming van de gezondheid van de mens. Deze verplichtingen worden en zullen worden nagekomen in alle werkzaamheden van de Raad.
Gezien het universele karakter van deze verplichting is zij ook van toepassing op het gebied van economisch bestuur. Zij gaat op voor de resultaten uit het verslag van de werkgroep onder leiding van voorzitter Van Rompuy, dat door de Europese Raad van oktober is goedgekeurd. Zij geldt ook voor de zes wetgevingsvoorstellen die voortvloeien uit het werk van de werkgroep en die op 29 september door de Commissie zijn voorgelegd.
De naleving van de verplichtingen in artikel 9 vereist echter geen formele procedures voor sociale-effectbeoordelingen. Zowel de Raad als het Parlement moeten rekening houden met deze vereisten, vooral ook omdat het de taak van onze instellingen is om het beleid en de werkzaamheden van de Unie te formuleren door wetgeving op dit gebied aan te nemen. Dat is wat de Raad dan ook gaat doen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk – (EL) Het pakket maatregelen inzake economisch bestuur dat de Commissie heeft voorgesteld, voorziet in striktere discipline in het kader van het stabiliteits- en groeipact en in toezicht op de begroting, via het voorstel om sancties op te leggen aan "ongedisciplineerde" lidstaten. Het is met andere woorden een slechtere versie van het recept dat leidde tot een crisis en een recessie in de EU en dat de sociale problemen drastisch verscherpte. Het traject dat door de Commissie werd uitgestippeld, waarin institutionele veranderingen geëist worden, versterkt de sociale en regionale ongelijkheden. De bijzonder betreurenswaardige sociale gevolgen die mijn collega's in hun vragen al hebben aangekaart, worden daardoor een onomstotelijk feit. We zien die gevolgen zelfs nu al in de praktijk, en het zijn de werknemers die ervoor opdraaien, niet enkel in een aantal Zuid-Europese landen, maar ook in de rest van de EU. Het Europees Parlement moet optreden tegen dit beleid, dat niet alleen drastische bezuinigingsmaatregelen en een inperking van de rechten van werknemers inhoudt, maar ook de rol van het Europees Parlement en van de nationale parlementen ondermijnt. Het ondermijnt met andere woorden de rol van de gekozen vertegenwoordigers van de Europese instellingen, die de strijd die de burgers leveren echter beter zouden moeten vertolken in hun eisen.