De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een actie van de Europese Unie voor het Europees erfgoedlabel [COM(2010)0076 – C7-0071/2010- 2010/0044(COD)] – Commissie cultuur en onderwijs. Rapporteur: Chrysoula Paliadeli (A7-0311/2010).
Chrysoula Paliadeli, rapporteur − (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de vorming van een Europees bewustzijn dat multiculturaliteit eerbiedigt en beschermt, vormt een grote uitdaging voor de Europese instellingen bij hun streven naar brede cohesie en solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Kennis van onze geschiedenis, vertrouwdheid met ons multiculturele cultureel erfgoed en meer kennis bij de jongere generatie van de ideeën en mensen die tot de opbouw van de Europese Unie hebben geleid, kunnen er wellicht toe bijdragen de kloof tussen de EU en haar burgers te overbruggen.
De Europese Commissie heeft onder mandaat van de Raad van de Europese Unie een voorstel opgesteld voor de omvorming van het intergouvernementele Europees erfgoedlabel tot een communautaire instelling. De resultaten van een brede maatschappelijke enquête en een effectbeoordeling toonden aan dat het opnemen van deze instelling in de Europese initiatieven de zichtbaarheid en geloofwaardigheid van het label zou helpen vergroten, onder de voorwaarde van duidelijk omschreven criteria en met het accent op het symbolische en niet het esthetische karakter van een monument of site, zodat, kortom, duidelijk wordt dat de Europese geschiedenis het resultaat is van een divers, maar rijk en complementair gemeenschappelijk cultureel erfgoed en dat de Europese Unie gegrondvest is op krachtige waarden als vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, culturele diversiteit, tolerantie en solidariteit.
Aanvankelijk was onze benadering van het erfgoedlabel nogal ambitieus: een wapen in het arsenaal van ons buitenlands beleid dat de grenzen van de Europese Unie zou overschrijden en dat ook aan andere landen in Europa en – waarom niet? – buiten ons werelddeel gegeven zou kunnen worden. Momenteel lijkt het realistischer het label te gebruiken als instrument om de cohesie tussen de volken van de Unie te vergroten en het te beperken tot sites van haar lidstaten.
In tegenstelling tot het Commissievoorstel om het label jaarlijks aan maximaal 27 sites toe te kennen stelden wij voor om het proces om de twee jaar uit te voeren teneinde het prestige van de instelling te beschermen en tijd ter beschikking te stellen voor de selectie van de sites en de evaluatie van hun ontwikkeling na toekenning van het label. Wij zijn het ermee eens dat gezien de symbolische waarde van het label als bijdrage tot de Europese integratie de voorkeur zou moeten worden gegeven aan transnationale sites, aangezien zij de cohesie versterken, de vorming van netwerken promoten en samenwerking tussen lidstaten en regio's stimuleren. Om deze reden dienen zij dan ook een prominente plaats in te nemen in de quota. Om praktische redenen wordt één lidstaat als coördinator aangewezen in het contact met de Europese jury van deskundigen en met de Commissie.
Wij zien de omvorming van het label niet alleen als een administratieve omzetting van de oude intergouvernementele instelling, maar als een nieuwe instelling met nauwkeurig omschreven selectiecriteria en bindende verplichtingen van de kant van de begunstigden om het label te behouden. De jury van deskundigen, het netwerken, het symbolische karakter en het toezicht op de bezitters van het label veronderstellen een nieuw concept, dat niet als identiek met het voorgaande van de intergouvernementele instelling mag worden gezien. Om deze reden en om de oude instelling te handhaven en het prestige van de nieuwe instelling te promoten, achtten wij de overgangsbepalingen in de zin van artikel 18 in het Commissievoorstel niet nodig. Wij hebben eveneens naar manieren gezocht om in de tekst van de Commissie de rol van de twaalfkoppige jury van specialisten op te waarderen door nog een lid toe te voegen dat door het Comité van de Regio's zal worden aangewezen, en wij hebben geprobeerd de jury meer te betrekken bij de procedure van toekenning of intrekking van het label.
In hetzelfde kader en om de rol van het Europees Parlement te versterken, hebben wij erop aangedrongen dat de Commissie vóór de definitieve keuze een volledige lijst van voorgeselecteerde sites moet publiceren en het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis moet stellen. Dat zal het Europees Parlement en de Raad voldoende tijd bieden voor een reactie, indien nodig.
Ter afsluiting van deze korte presentatie zou ik de schaduwrapporteurs en de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad willen bedanken voor hun creatieve bijdrage aan het verslag waarover u dadelijk wordt verzocht te stemmen. Ik hoop dat wij in dezelfde geest ook in de volgende fase van het overleg zullen samenwerken.
Androulla Vasileiou, lid van de Commissie. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik het Europees Parlement, en met name de rapporteur, mevrouw Paliadeli, alsook de schaduwrapporteurs bedanken voor hun krachtige steun voor het Commissievoorstel inzake het Europees cultureel erfgoedlabel. Zoals u weet was dit voorstel een van de eerste dat door de Commissie is aanvaard nadat zij in haar nieuwe samenstelling in functie was getreden, en het zal de komende jaren tot onze prioriteiten in de cultuursector behoren.
Door middel van dit label willen wij de Europese burgers, met name de jongeren, nieuwe mogelijkheden bieden om kennis op te doen van hun gemeenschappelijk maar tegelijkertijd rijkgeschakeerd cultureel erfgoed, hun geschiedenis en de ontwikkeling van de Europese Unie. Ik ben ervan overtuigd dat dit zal helpen om de Europese burgers meer bij de Europese Unie te betrekken. Het Europees erfgoedlabel draagt eveneens bij tot een toename van cultureel toerisme en zal ook materiële en financiële voordelen opleveren.
De samenwerking tussen het Parlement en de Commissie inzake het cultureel erfgoedlabel was de laatste maanden heel constructief en ik verheug mij erover dat wij een gemeenschappelijke benadering hebben van vele fundamentele zaken. De meeste amendementen die u vandaag heeft aangenomen, komen volledig overeen met onze ambities voor het nieuwe label. Wij delen de opvatting van het Parlement dat de kwaliteit en het prestige van het initiatief van grote betekenis zijn. Eveneens waarderen wij dat u zich heeft ingezet voor zoveel mogelijk heldere, eenvoudige en flexibele voorschriften die door de burgers gemakkelijk te begrijpen en door de lidstaten en de Europese Unie gemakkelijk uit te voeren zijn.
Een klein aantal van uw amendementen ligt echter politiek gevoelig. Ik doel hoofdzakelijk op het schrappen van de overgangsbepalingen. De sites waaraan het intergouvernementele label is toegekend, evenals de lidstaten, verwachten veel van de overgangsperiode, waardoor zij in de gelegenheid worden gesteld om snel aan het nieuwe systeem deel te nemen, natuurlijk onder de voorwaarde dat zij aan de nieuwe kwaliteitscriteria voldoen. Dat is waarschijnlijk een van de voornaamste zaken waarover wij met de Raad op onze tripartiete vergaderingen moeten overleggen de komende maanden.
Ik ben echter overtuigd dat wij compromisoplossingen zullen vinden die voor alle partijen aanvaardbaar zijn en waarmee het succes op de lange termijn van het Europees erfgoedlabel verzekerd zal zijn. Om deze reden willen wij de uitstekende samenwerking met het Parlement op dit gebied voortzetten. Ik dank u nogmaals voor de uitstekende samenwerking.
Marie-Thérèse Sanchez-Schmid , namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zoals het hoort wil ik de rapporteur lof toezwaaien voor haar werk, maar vooral voor haar vermogen om te luisteren.
Ik acht het waarschijnlijk dat dit verslag, zelfs al lijkt het misschien niet erg belangrijk in de algemene context van ons Parlement, een echte communautaire actie op gang zal brengen. Kleine beekjes maken grote rivieren.
Als de Commissie cultuur en onderwijs ervoor heeft gekozen de naam ‘Europees erfgoedlabel’ te behouden, en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) hechtte daar veel belang aan, dan is dat omdat dit initiatief zich niet beperkt tot de geschiedenis van de Europese Unie, maar gericht is op het grootse idee van Europa, een concept dat veel verder teruggaat.
Het label is een krachtig hulpmiddel dat voornamelijk tot doel moet hebben de Europese identiteit te bevorderen via culturele verscheidenheid. Het moet niet worden beschouwd als louter een omzetting van het intergouvernementele initiatief maar als een echt instrument dat, gebaseerd op ervaring, een echte toegevoegde waarde zal bieden, zowel door de stimulans die het kan bieden aan de promotie van Europese waarden door lidstaten of lokale overheden als in termen van wat burgers over deze waarden weten.
Het doel is om Europese burgers een sterker gevoel van verbondenheid met Europa te geven en bij te dragen aan de ontwikkeling van een gezamenlijk bewustzijn. Maatschappelijk draagvlak voor het Europese idee is nog altijd een heet hangijzer, en ook daarom heeft Europa symbolen nodig om dit ideaal dagelijks kracht bij te zetten, temeer daar het er helaas op lijkt dat Europese identiteit een vanzelfsprekendheid is die nog moet worden uitgevonden.
Mary Honeyball, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volledig met alle vorige sprekers eens dat dit een uitstekend initiatief is en ik ben erg blij dat de Commissie cultuur en onderwijs en mevrouw Paliadeli dit voorleggen.
Ik wil in het bijzonder onze rapporteur bedanken die uitstekend werk heeft verricht. Het is een heel goede manier om Europa en om onze gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis te promoten. Ik ben ervan overtuigd dat het een enorm succes zal worden en we hebben er op verschillende manieren voor gezorgd dat het een succes zal worden. De uiteindelijke sites zullen worden aangewezen door een jury van deskundigen die specialistische kennis op dit terrein bezitten en we zullen, zoals ik al eerder zei, met name kijken naar transnationale sites om het begrip Europa te promoten.
Voorts verlangen wij van succesvolle kandidaten dat zij aan bepaalde criteria voldoen: we willen de Europese betekenis van de gekozen sites bevorderen; succesvolle kandidaten worden geacht educatieve evenementen te organiseren, met name voor jongeren; ideeën zullen worden uitgewisseld over het opzetten van gemeenschappelijke projecten met andere sites waaraan dit label is toegekend; er zullen artistieke en culturele activiteiten plaatsvinden die de dialoog bevorderen; en natuurlijk zullen deze sites voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk zijn.
Ik denk dus dat deze sites, wanneer ze eenmaal operationeel zijn, van enorme betekenis kunnen zijn voor Europa, dat mensen er graag naartoe zullen gaan en dat ze het begrip Europa en wat we doen in het Parlement en in de EU, zullen promoten.
Ik beveel dit verslag daarom van harte bij u aan. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer dit programma eenmaal is opgezet en operationeel is, het een enorm succes zal worden en ik ben er trots op dat ik deel heb mogen uitmaken van dit initiatief.
Oriol Junqueras Vies, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, er zijn ten minste twee redenen te noemen waarom het Europees erfgoedlabel ongetwijfeld een buitengewoon relevant project is. Ten eerste stelt het de Europese burgers in staat zich meer verbonden te voelen met hun geschiedenis en hun gemeenschappelijk en divers erfgoed, en ten tweede is het een goed instrument om het cultuurtoerisme te bevorderen en de economie te stimuleren.
Ik wil de commissaris, mevrouw Vassiliou, en de rapporteur, mevrouw Paliadeli, bedanken voor hun initiatief en hun werk, en ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om u er nogmaals op te wijzen dat wij, hoewel dit aanvankelijk een initiatief van de lidstaten was, er nu een uitgesproken communautaire dimensie aan moeten geven.
Het Europees erfgoedlabel mag dan ook geen optelsom worden van de sites die door de lidstaten afzonderlijk zijn geselecteerd, maar dient een gemeenschappelijke Europese visie te weerspiegelen. Om die Europese visie tot stand te brengen, zal de voorselectie van de lidstaten moeten plaatsvinden op basis van gemeenschappelijke criteria en met volstrekte transparantie. Bovendien veronderstelt een Europese visie respect voor de regionale, culturele en taaldiversiteit.
Het hangt van ons af of dit een geslaagd project wordt.
Emma McClarkin, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het promoten en ontwikkelen van erfgoedsites in Europa is een noodzakelijk en welkom project dat onze volle aandacht verdient. Ons rijk en gevarieerd cultureel erfgoed is iets waar de burgers trots op mogen zijn en is een van de belangrijkste redenen waarom miljoenen mensen uit de hele wereld Europa ieder jaar bezoeken. Met dit project is het mogelijk om historische sites aanvullende financiële steun te verlenen en om hun voorzieningen te behouden en verder te ontwikkelen. Dit laatste is een zeer noodzakelijk pluspunt in deze moeilijke economische tijden, maar wanneer we verwachtingen bij de burgers wekken, hebben we de verantwoordelijkheid die ook waar te maken.
Dit verslag is echter van het begin af aan doorspekt met federalistische taal met het doel een namaak- of gekunstelde Europese demos te promoten, en de poging om het project om te dopen tot het “erfgoedlabel van de Europese Unie” werd door politieke motieven ingegeven en zou duizenden mogelijke locaties waarvan de geschiedenis en het erfgoed ouder en imposanter is dan vele contemporaine sites, uitsluiten.
Bovendien werden pogingen van mijzelf en anderen om ervoor te zorgen dat de nadruk bij het label zou blijven liggen op erfgoed, en niet op politieke integratie, van de hand gewezen. Dit zal onherroepelijk leiden tot onrechtvaardige uitsluiting van vele belangrijke sites.
De financiering van dit programma gaf ook aanleiding tot ernstige bezorgdheid, met name gezien de bezuinigingsmaatregelen waar de cultuurdepartementen in heel Europa thans door getroffen worden. Ik hoop dat het ons gelukt is deze situatie met het oog op het vervolgtraject binnen de perken te houden. De buitensporige toename van het aantal sites en de mogelijke overlapping met het UNESCO-programma zullen waarschijnlijk ook tot verdere problemen leiden.
De centrale doelstellingen van dit label hadden moeten zijn het behouden en eren van ons gemeenschappelijk en gevarieerd erfgoed, maar helaas hebben we geen garanties gegeven dat we toegevoegde waarde zullen leveren. We moeten ons daar wel van bewust zijn.
Giancarlo Scottà, namens de EFD-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben blij met dit initiatief, dat tot doel heeft het Europese erfgoedlabel om te vormen tot een officiële actie van de Europese Unie om de doeltreffendheid, de zichtbaarheid, het prestige en de geloofwaardigheid van het label te vergroten.
Met het oog hierop wil ik de nadruk leggen op het belang van de professionaliteit van het comité van deskundigen die de sites moeten beoordelen en op het belang van een strikte procedure voor de toekenning van het label en voor het toezicht op het toekomstige onderhoud. Dit zijn de essentiële elementen om het specifieke karakter en de kwaliteit van het label zelf te waarborgen.
Het label moet echter absoluut sterker gericht zijn op de symbolische en educatieve waarde van de site dan op het esthetische aspect, zoals het geval is bij andere initiatieven om het cultureel erfgoed te bevorderen, om zich hier duidelijk van de onderscheiden. Daarom ben ik het ook eens met het feit dat de transnationale sites vanwege hun symbolische belang bijzondere aandacht verdienen.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, een dergelijk label is wel degelijk zinvol, maar op twee voorwaarden: ten eerste moet het werkelijk zichtbaar zijn, de burgers moeten het waarnemen, want er bestaan veel labels. Ten tweede mag dit niet weer tot een ongebreidelde bureaucratie leiden, wat zo vaak gebeurt bij dergelijke initiatieven, en bij de instellingen van de EU. Wij nemen een bijzonder zinvol initiatief, wij proberen om een heel eigen omgang met onze oude cultuur te garanderen, in tegenstelling tot wat China in dit verband doet, in tegenstelling tot wat de VS doen, die om historische redenen slechts heel weinig dergelijke culturele locaties hebben. Wanneer ons initiatief uiteindelijk echter alleen maar leidt tot meer bureaucratie, meer rompslomp en meer baantjes, dan zou dat toch werkelijk een slechte grap ten koste van de Europese culturele traditie zijn.
Een ding moet duidelijk zijn: we praten hier telkens weer over inspirerende ideeën en visies, en die komen uit de cultuur, maar ze worden niet vaak gerealiseerd. Dit voorstel is bepalend voor onze identiteit, het is compatibel met het subsidiariteitsbeginsel, en kan alleen maar op de cultuur gebaseerd zijn. Daarom moeten we juist meer doen voor de cultuur. Ik denk daarbij onder andere aan gerichte ondersteuning voor schrijvers en andere kunstenaars. Dit mag echter niet gebeuren binnen de bureaucratische organisaties en instellingen die in het Europese kader een eigen leven zijn gaan leiden.
Marco Scurria (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik groet commissaris Vassiliou en ik bedank haar omdat zij vierkant achter dit initiatief staat. Ook bedank ik de rapporteur en alle schaduwrapporteurs voor hun goede werk.
Europa beleeft momenteel moeilijke economische en financiële tijden. Uitgerekend deze dagen wordt er gedebatteerd over hoe hulp kan worden geboden aan enkele landen van de Unie die in moeilijkheden verkeren. Natuurlijk is dit belangrijk, maar Europa mag niet vergeten hoe belangrijk de waarden zijn waarmee de Unie in de loop van haar geschiedenis talloze uitdagingen heeft overwonnen.
De rijkdom van Europa is immers terug te vinden in zijn geschiedenis, cultuur, kunst, belangrijke personen, landschappen, symbolische plaatsen, zijn intellectuelen, filosofen en - ik durf zelfs te stellen - in zijn beschaving. Dit label kan dit alles vertegenwoordigen, het kan de aandacht vestigen op de Europese identiteit in al haar verschillende vormen zoals die in de loop van de tijd door de nationale staten is gevormd.
We moeten nu gaan onderhandelen met de Raad om enkele interpretatieverschillen op te lossen. Ik denk dat we, gezien het belang van het onderwerp, onze meningverschillen snel en wellicht ook gemakkelijk kunnen beëindigen. Ook denk ik dat zodra dit verslag definitief is goedgekeurd, we ons allemaal meer Europeaan zullen voelen, op grond van gedeelde waarden en tradities. Ik denk dat we via de Commissie, het werk van het Parlement en dat van de Raad echt goed werk afleveren voor al onze burgers.
(Spreker verklaart zich bereid een ”blauwe kaart”-vraag van Hans-Peter Martin krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de heer Scurria voor zijn vraag. Ik heb veel waardering voor wat u over de inhoud heeft gezegd. Juist omdat u lid van de grootste fractie in dit Parlement bent zou ik u willen vragen wat u vindt van het probleem dat de omzetting en het beheer van het erfgoedlabel tot te veel bureaucratie kunnen leiden. Wat ziet u voor mogelijkheden om dat binnen de perken te houden? Hoe kunnen we verhinderen dat allerlei jury's permanent vergaderen, zonder te bereiken wat we allemaal werkelijk willen, namelijk zichtbare labels, waaraan ook de media aandacht besteden?
Marco Scurria (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik antwoord graag op de vraag van collega Martin want we weten dat het probleem van de bureaucratie soms datgene is dat voor onderscheid en verdeling tussen de Europese burger en zijn instellingen zorgt. Vanuit dat standpunt denk ik dat het pad dat door dit verslag wordt uitgestippeld, duidelijk genoeg is. We zullen er ook met de Raad over spreken.
Als de lidstaten eenmaal hebben bepaald welke locaties in aanmerking komen voor het Europese erfgoedlabel en we over een panel van deskundigen beschikken die werkelijk bij elkaar komen en die binnen de nodige, maar niet al te lange tijd een keuze zullen maken (we moeten nog bepalen wie het laatste woord zal krijgen, maar dat moeten we zowel met de Raad als de Commissie bespreken) zie ik niet al te veel bureaucratische problemen wat dat betreft. Die zijn er wel met veel andere maatregelen, maar niet met het label, dat volgens mij binnen een vastgestelde termijn en met duidelijke resultaten voor alle Europese burgers te realiseren is.
Maria Badia i Cutchet (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik sluit me graag aan bij degenen die mevrouw Paliadeli hebben gefeliciteerd met het uitstekende werk dat zij heeft verricht.
Als we vandaag voor dit verslag stemmen, zetten we mijns inziens opnieuw een belangrijke stap naar een daadwerkelijk verenigd Europa, en in het huidige tijdsgewricht is dat denk ik meer dan welkom.
De beslissing van de lidstaten en van de commissaris en de Commissie om het Europees erfgoedlabel te voorzien van een communautair kader, zal mijns inziens de zichtbaarheid, het prestige en de geloofwaardigheid ervan ten goede komen, en bovendien de gewortelde idealen van cohesie en solidariteit tussen de Europese burgers versterken.
Dit label levert een aanzienlijke bijdrage tot de verdere integratie van Europa omdat we alle burgers dichterbij onze gemeenschappelijke geschiedenis brengen.
Bij het horen van de talrijke stemmen die zo vaak een eigen geschiedenis – en in veel gevallen een nationale geschiedenis – opeisen, denk ik dat initiatieven zoals dit van vandaag, die pleiten voor een gemeenschappelijke geschiedenis en die geschiedenis bekendmaken, echt een symbolische waarde en een heel belangrijke waarde hebben.
Ik denk ook dat wat wij met dit Europees erfgoedlabel gaan doen, de jongste generaties zal helpen te begrijpen welke ideeën de grondleggers van de Europese Unie hebben bewogen, zodat zij inzien dat de huidige Europese Unie en de verdere totstandbrenging van Europa een proces is en dat, zoals bij alle processen, de uitkomst ervan wordt bepaald door degenen die eraan werken. De Europese Unie wordt dan ook wat wij als burgers ervan verwachten. Daarom wil ik iedereen aansporen tot samenwerking. Ik heb zojuist de heer Martin horen zeggen dat we bureaucratie moeten vermijden. Natuurlijk! Het belangrijkste is evenwel dat we inzetten op onze gemeenschappelijke geschiedenis, en dat we die bekendmaken.
De Voorzitter. – De heer Takkula heeft toestemming gevraagd om een vraag te stellen.
Mijnheer Takkula, u mag een vraag stellen aan mevrouw Badia.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde vooral spreken, omdat ik de coördinator ben van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en omdat ik namens die fractie mevrouw Paliadeli wil bedanken voor dit uitstekende verslag en enkele woorden wil zeggen over de geschiedenis van ons volk en het Europees erfgoedlabel. Mijn vraag is dus eigenlijk...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. – Een ogenblikje, mijnheer Takkula: de procedure … u krijgt straks het woord als extra spreker, omdat de vertegenwoordiger van uw fractie inderdaad niet aanwezig was.
U komt aan de beurt samen met de andere sprekers die hierna het woord voeren, en u krijgt twee minuten spreektijd.
Marek Henryk Migalski (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de tolk vertaalde zojuist, bij het vertalen van de woorden van Mevrouw Maria Badia i Cutchet, een term, waarschijnlijk foutief, met ‘Europeïsme’. Dit woord kennen we in het Pools niet en ik heb ook werkelijk de indruk dat dit initiatief, waar we het op dit moment over hebben, iets creëert wat niet bestaat: ‘Europeïsme’, ofwel een kunstmatige creatie die deel uitmaakt van een of ander politiek spel.
Ik ben van mening, dat wat wij aan het doen zijn, niet nodig is. Men moet, zoals ooit een bekende filosoof heeft gezegd, "entiteiten niet zonder noodzaak vermenigvuldigen". Ik heb de indruk dat het Europees erfgoedlabel zo'n entiteit is die zonder noodzaak wordt vermenigvuldigd. En dan ga ik voorbij aan het feit dat er ernstige onduidelijkheden bestaan met betrekking tot de toekenning en intrekking van het label. Ik ga eraan voorbij dat dit initiatief de Europese belastingbetalers
1 350 000 euro gaat kosten. De principiële vraag waar het om draait, naast deze ernstige kwesties, is: “waarom doen wij dit?” Is het werkelijk nodig om iets te creëren wat geen Europeanisme is, maar wel ’Europeïsme’?
João Ferreira (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris het huidige idee van cultuur is niet nieuw – we hebben dit al gehoord in debatten over andere verslagen in dit Parlement en vandaag wederom. Het lijkt bijna alsof cultuur in de Europese Unie een instrument is. Dit idee krijgt op verschillende manieren gestalte: of het nu gaat om de zogenaamde culturele diplomatie, waarin cultuur wordt gezien als een instrument voor het buitenlands beleid, of om de oprichting van een Europees erfgoedlabel – waarover nu gediscussieerd wordt – waarbij, in de woorden van de rapporteur, ernaar gestreefd wordt om het vertrouwen van de Europeanen in de Europese Unie en haar leiders te vergroten en de kloof tussen de Europese Unie en haar burgers te dichten.
De rapporteur ziet in dat er andere, effectievere middelen bestaan om dit doel te bereiken die meer aandacht behoeven. Ik blijf erbij dat geen enkel label de sporen kan uitwissen die het beleid van de Europese Unie en met name haar economische bestuur achterlaat bij het Europese volk: met andere woorden, de plannen voor het werkelijk sociaal terrorisme die met medewerking van de nationale regeringen worden uitgevoerd.
We zouden ook moeten nadenken over de effecten van de beleidsvoering, zoals bijvoorbeeld het gemeenschappelijk landbouwbeleid of het gemeenschappelijk visserijbeleid, op de verwoesting van de belangrijke sporen van cultuur en de levende elementen van het cultuurhistorisch erfgoed van de Europese volkeren. Denk hier bijvoorbeeld aan de leegloop van de seculiere kust- en plattelandsgemeenschappen, die gekeerd moet worden. Dit voorstel, dat vooral een symbolische betekenis heeft, is gebaseerd op het waanidee van een unieke Europese identiteit en cultuur en zelfs op waarden als vrijheid, democratie, tolerantie en solidariteit. Het feit dat dit idee een gevoelig gebied als het culturele erfgoed en daarmee de geschiedenis binnendringt, is een goede reden voor grote bezorgdheid over de herschrijving van de geschiedenis waar we de laatste tijd mee te maken hebben.
Cultuur wordt, net als andere historische fenomenen, niet gevormd door een homogene gemeenschappelijke identiteit. Integendeel, cultuur is het gevolg van rivaliteit, conflicten en situaties waarin de ene cultuur de andere overheerst. Wij zetten ernstige vraagtekens bij de toekenning van het ‘Europees erfgoedlabel’ enkel op basis van de locatie van het erfgoed in kwestie. Zoals bekend, is het Europese erfgoed het product van vele culturen en schatplichtig aan bijvoorbeeld de islamitische wereld, de mediterrane cultuur en de cultuur van volkeren die onderworpen zijn geweest aan het Europese kolonialisme. Gaat het nu om erfgoed van de Europese Unie of erfgoed in de Europese Unie?
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, moet ik zeggen dat over het algemeen de wijzingen van de rapporteur – een enkele uitzondering daargelaten – het oorspronkelijke voorstel van de Commissie verbeteren. De specifieke doelstellingen van dit verslag zijn echter veel minder belangrijk dan de verkeerde ideeën die eraan ten grondslag liggen.
Corneliu Vadim Tudor (NI). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, vandaag, 16 december, vieren we de 240e geboortedag van Ludwig van Beethoven, de componist van het volkslied van het verenigde Europa.
Naar aanleiding van dit uitstekende verslag van de Commissie cultuur en onderwijs, wil ik, als Roemeens historicus en schrijver, graag een uitzonderlijke site voordragen voor het Europees erfgoedlabel, een site die uniek is in de wereld: de Sint-Andreasgrot, gelegen vlakbij de plaats waar de Donau uitmondt in de Zwarte Zee. Volgens de kerkvader Origenes – die het gehoord had van zijn vader, die het op zijn beurt weer wist van Andreas' volgelingen – is de eerste man die door Jezus Christus geroepen werd, hier geweest, in deze kleine grot in de provincie Scythia Minor, om het licht van het evangelie te verspreiden. Dit is bijna zeker de eerste christelijke kerk in Europa.
Gedurende de eerste paar maanden van 2011 ga ik de nodige stappen ondernemen om gemeenschapssteun te verwerven voor een groots project. Ik ben van plan een indrukwekkend standbeeld van onze Verlosser Jezus Christus op te richten in het Roemeense deel van Transsylvanië, in de regio-Braşov om precies te zijn. Het wordt veertig meter hoog, waarmee het hoger wordt dan vergelijkbare beelden in Brazilië, Portugal en Polen. Aan de voet van het beeld komt ook een kerk voor huwelijken, dopen en andere godsdienstige vieringen ter gelegenheid van de grote christelijke feestdagen. Alleen in het licht van het christelijke kruis zullen we de duisternis die voor ons ligt, doorkomen en overwinnen.
Hella Ranner (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben heel blij dat dit initiatief, dat in een aantal lidstaten al bestaat, nu ook op het niveau van de Europese Unie wordt ingevoerd. Het was ook heel verstandig om het label slechts om het jaar toe te kennen. In dit verband zou ik ook de rapporteur willen bedanken. Toch heb ik bepaalde twijfels, we moeten ervoor zorgen dat duidelijk is wat het verschil is tussen dit label en het Werelderfgoed van de UNESCO, en wat precies de Europese kenmerken van dit label zijn. Anders wordt het voor onze burgers namelijk moeilijk om te begrijpen wat het specifiek Europese belang van dit label is.
Ik heb ook eens gekeken naar de sites waaraan de lidstaten tot nu toe het label hebben toegekend, en ik heb gemerkt dat het primair bouwwerken waren. In de Commissie cultuur en onderwijs wilden we echter niet alleen bouwwerken uitzoeken, maar ook andere sites en waarden of zelfs ervaringen die iets te maken hebben met de Europese ontwikkeling.
Ik heb nog een laatste opmerking. Het is heel belangrijk dat de leden van de jury bekwaam zijn, absoluut vertrouwd zijn met deze doelstellingen en ze ook verder kunnen uitdragen. Dan hoeven we niet bang te zijn dat er een overdreven bureaucratie ontstaat.
Silvia Costa (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, in een tijd waarin Europa worstelt met zijn identiteit en perspectieven, denk ik dat er grote betekenis moet worden toegekend aan de oprichting van een Europees erfgoedlabel dat – materiële en immateriële – locaties vaststelt die een grote symbolische en educatieve waarde hebben voor de geschiedenis, de cultuur en verwezenlijking van de Europese Unie.
Ik wil de rapporteur, mevrouw Paliadeli, hartelijk bedanken, omdat zij op doeltreffende wijze rekening heeft gehouden met de voorstellen en aanvullingen die door velen van ons in de Commissie cultuur en onderwijs zijn ingediend. Zo zijn de bepalingen met betrekking tot de taakverdeling tussen lidstaten, Commissie, Raad en Parlement duidelijker en meer in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon. Zoals ook andere collega’s al duidelijk hebben gemaakt, heeft ze zich ervoor ingezet dat het label andere initiatieven van de UNESCO of de “Europese Culturele Routes” van de Raad van Europa niet overlapt.
De lidstaten zullen namelijk elke twee jaar op basis van duidelijk vastgestelde criteria niet meer dan twee sites voorstellen die zij actief zullen beheren. Dit is belangrijk, want ze moeten bewijzen dat ze in de sites geloven en deze zodoende op educatieve wijze zullen beheren, waarbij het publiek betrokken wordt. De rol van de Commissie zal er in bestaan om na raadpleging van een panel van deskundigen een voorselectie te maken, maar zij zal ook een controlerende rol krijgen en elke zes jaar evalueren of de sites doeltreffend worden beheerd en eventueel labels intrekken. Het Parlement krijgt een grotere rol, want het wijst niet alleen vier van de zestien leden van het Europese panel aan, maar het krijgt ook inspraak over de lijst met voorgeselecteerde sites.
Ook ben ik het eens met de oplossing die is gevonden voor het ingewikkelde probleem van de merktekens die al op intergouvernementele basis zijn toegekend aan veel lidstaten die, zelfs als ze niet geschikt worden bevonden voor het nieuwe systeem en de nieuwe criteria, het vorige merkteken zullen houden en zodoende niet gedeclasseerd worden.
Verder stel ik het op prijs dat er voorrang wordt gegeven aan transnationale sites. Dit zal een zeer interessante uitdaging worden voor Europa – en de rol die vanwege het subsidiariteitsbeginsel is toegekend aan het Comité van de Regio’s – evenals de nadruk op de noodzakelijke betrokkenheid van de lidstaten bij de selectiefase, alsook van de gemeenten en regio’s, om te vermijden dat zij slechts gedeeltelijk betrokken worden. Ik geloof dat een extra inzet van de lidstaten echter eveneens nuttig zou zijn. Het zou erg belangrijk zijn om ook op scholen en universiteiten wedstrijden uit te schrijven voor jongeren om de sites te identificeren. Op die manier kan een gemeenschappelijke – Europese – geschiedenis en lotsbestemming worden geschreven en kunnen ook zij een bijdrage leveren aan het gevoel van betrokkenheid en Europees burgerschap.
Hannu Takkula, namens de ALDE-Fractie. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik wil u allereerst bedanken voor deze gelegenheid om namens mijn fractie, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, te kunnen spreken over dit belangrijke verslag over het Europees erfgoedlabel.
Als ik zo naar het debat van vandaag luister, dan is mijn indruk af en toe precies wat een leraar mij eens zei, namelijk dat alles wat verkeerd kan worden begrepen ook verkeerd zal worden begrepen. Daarmee bedoel ik dat sommigen dit uitstekende project - dat als doel heeft de eigenheid van Europa naar voren te brengen en te laten zien dat de kracht van Europa in zijn verscheidenheid ligt, in het feit dat het in verscheidenheid verenigd is - als gevaar zien voor de natiestaat of de Europese identiteit of iets anders. Daar gaat het echter niet om.
Dit is naar mijn mening een uitstekend initiatief en ik wil erop wijzen dat wij meer over Europa moeten weten. Wij moeten over elkaar weten, omdat wij op die manier voor een beter Europa in de toekomst kunnen zorgen.
Europa is vooral een mozaïek van volken waar gemeenschappelijke ideeën over democratie, menselijke waardigheid en vrijheid van meningsuiting zijn ontstaan. Dat zijn kernwaarden die wij willen bevorderen.
Wanneer wij over het Europees cultureel erfgoed spreken, dan moet worden gezegd dat wij een zeer rijk cultureel erfgoed hebben. Ik ben van mening dat deze kleine investering die wij nu doen, 1,3 miljoen euro voor het hele programma, in veelvoud ten goede zal komen, ook in financieel opzicht, aan de locaties die het Europees erfgoedlabel krijgen. Het belangrijkste is hierbij niet het financiële voordeel, maar vooral het psychologische voordeel door meer Europese eigenheid en een beter begrip van hoe dit Europa van mozaïeken is ontstaan en wat het fundament ervan is. Als wij onze achtergrond en geschiedenis kennen, dan kunnen wij ook een duurzame toekomst bouwen.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog eens de rapporteur, mevrouw Paliadeli, bedanken voor haar verslag, dat naar mijn mening zeer goed en noodzakelijk is. Bovendien kan het Europees erfgoedlabel heel goed op basis van dit verslag nader worden uitgewerkt.
Raffaele Baldassare (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, een Europese identiteit creëren en de belangstelling van de burgers voor de Unie en haar ontstaan vergroten zijn twee proeven die de Europese instellingen moeten doorstaan om op brede schaal cohesie en solidariteit te bereiken.
Deze uitdagingen liggen overigens ten grondslag aan de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon. In artikel 3 van het Verdrag is namelijk verankerd dat de Unie zich inspant om de Europese culturele ontwikkeling te waarborgen. Dat de Europese droom vandaag de dag een moeilijke fase doormaakt is niet alleen te wijten aan de impasse van het Europese politieke project of aan de actuele economische crisis, maar ook aan de moeilijkheden van een Unie die is gebaseerd op een nog onbestaande identiteit.
In deze situatie is het meer dan ooit noodzakelijk om de kloof tussen de Europese Unie en haar burgers te verkleinen, door het multinationale, maar tegelijkertijd gemeenschappelijke, culturele erfgoed over te dragen van de Europese Unie op haar burgers en vooral de toekomstige generaties. Dat is het nut en het belang van een Europees erfgoedlabel: Europa in zijn diversiteit verenigen door het bevorderen van een gemeenschappelijke cultuur en de integratie tussen de betrokken sites op zijn grondgebied.
Om dit doel te bereiken zal het nieuwe label zich meer concentreren op de symbolische en educatieve waarde van een site dan op de esthetische waarde, door samenwerking tussen sites te bevorderen en gemeenschappelijke projecten te steunen. Ik ben daarom blij met het uitstekende werk dat de rapporteur en de collega’s van de Commissie cultuur en onderwijs hebben verricht, vooral wat betreft de selectieprocedures van de sites en de versterking van de rol van het Europees Parlement tijdens het selectieproces.
Ik ben ervan overtuigd dat de beslissing van de lidstaten om het label in het bestek van de Europese Unie op te nemen zal bijdragen aan de zichtbaarheid en het prestige ervan, zodat de voorziene doelstellingen voor cohesie en solidariteit tussen de Europese burgers zullen worden bereikt.
Cătălin Sorin Ivan (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil beginnen met de rapporteur te bedanken voor het uitstekende verslag dat ze heeft weten te produceren en voor de onderhandelingen die ze heeft gevoerd met de Commissie en de Raad. Dat ze er niet in geslaagd is het culturele erfgoedlabel van de Europese Unie erdoor te krijgen, neemt niet weg dat het Europees erfgoedlabel uitstekend is, evenals het project zelf. Ik ben ervan overtuigd dat het, als het in de voetsporen van het project "Culturele Hoofdsteden van Europa" treedt, een groot succes zal worden. Het is een uitstekend initiatief, vooral omdat het aanleiding geeft tot transnationale projecten.
Een aantal staten werkt samen om dezelfde waarden en tradities te delen die ze al honderden jaren koesteren. Ik kom uit een stad aan de oostgrens van de Europese Unie, misschien wel de grootste cultuurstad aan de oostgrens, op maar tien kilometer van de grens. Ik ben ook in Santiago de Compostela geweest, dat zo goed als aan de westgrens van de Europese Unie ligt – twee culturele centra die zeer veel gemeenschappelijk hebben, maar die ook op heel veel punten verschillen. Het ene is een orthodox pelgrimsoord, het andere een katholiek pelgrimsoord. We zien onze gedeelde waarden het duidelijkst wanneer we ons buiten de grenzen van de Europese Unie begeven, wanneer we reizen in andere werelddelen. Dan krijgen we een heel duidelijk beeld van de waarden die we al honderden jaren delen, en bepaalde kenmerken die ons onderscheiden van andere volkeren. Het erfgoedlabel van de Europese Unie of het Europees erfgoedlabel krijgt dan ook pas betekenis wanneer we ons buiten de grenzen van de Europese Unie bevinden.
Ik feliciteer u nogmaals met dit verslag en ik ben ervan overtuigd dat het een succesvol project zal zijn.
Csaba Sógor (PPE). – (HU) Ik ben verheugd over het feit, dat wij in de huidige zitting zullen stemmen over het tweede voorstel dat als doel heeft de afstand tussen de Europese Unie en haar burgers te verkleinen. De omzetting van het intergouvernementele programma van meerdere Europese landen in een officiële EU-maatregel betekent de invoering van het Europees erfgoedlabel. Dit versterkt het gevoel dat men onderdeel uitmaakt van de EU, zorgt voor erkenning van de verschillen en voortduring van de dialoog tussen culturen. Het maakt de burgers en met name de jongeren onder hen bewust van het belang van hun rol in de Europese geschiedenis en het Europese symbolisme. Wij kunnen onze aandacht nu richten op ons gemeenschappelijke, culturele erfgoed.
Het zal vooral voor jongeren gemakkelijker worden om de locaties die het label hebben verworven, te bereiken. Daarnaast zullen de objecten die onze gemeenschappelijke geschiedenis vertegenwoordigen op passendere wijze worden gebruikt. Persoonlijk ontleen ik het meeste plezier aan de organisatorische aspecten van de maatregel. De selectie- en toezichtprocedures zullen bijvoorbeeld verlopen volgens gemeenschappelijke, eenduidige en transparante criteria en er zal meer uitwisseling van professionele ervaring plaatsvinden. Als gekozen vertegenwoordiger van een nationale minderheid heb ik met genoegen vernomen, dat in Roemenië, waar al vier objecten over het label beschikken, op basis van de objectieve beoordeling van internationale deskundigen locaties voor het label in aanmerking zullen komen als bijvoorbeeld de Teleki Téka bibliotheek in Târgu-Mureş, die tot een van de bolwerken van de Hongaarse cultuur wordt gerekend, of de Zwarte Kerk van Braşov, die wordt gezien als een voorbeeld van uitmuntende Saksisch-Gothische architectuur.
Olga Sehnalová (S&D). - (CS) Het Europees erfgoedlabel is ontegenzeggelijk een lovenswaardig initiatief en is de voortzetting van het reeds functionerende intergouvernementele project uit 2006. Met het label wordt beoogd bij te dragen tot de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese identiteit, alsook de belangstelling voor de Europese Unie en haar waarden te vergroten.
Het begrip “cultureel erfgoed” is zeer breed, en dat is maar goed ook. Ik ben erg blij met de goedkeuring van het amendement op het verslag waarmee ook het industrieel erfgoed onder het begrip is komen te vallen. De industrie vormt een van de belangrijkste elementen van de gemeenschappelijke Europese geschiedenis. Per slot van rekening stond de wieg van de industriële revolutie in het negentiende-eeuwse Europa en is het ontstaan van de Europese Unie nauw verbonden met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Ook de hele beweging voor burgerlijke en sociale rechten is er nauw mee verbonden.
De verwachte voordelen van het Europees erfgoedlabel liggen onder meer op het vlak van het toerisme. Ik weet zeker dat hiermee extra kansen zijn geschapen om de monumenten van de gezamenlijke Europese geschiedenis in te zetten voor de ontwikkeling van het toerisme in het algemeen en zeker ook in regio's die traditioneel gezien geen toeristische bestemmingen zijn. Dit soort monumenten is daar tot nog toe onterecht voor onbenut gebleven. Het enige dat nu nodig is, is het potentieel van de monumenten inzien en uitbuiten. Ik ben dus buitengewoon ingenomen met het verslag dat mijn volste steun geniet, en zou de rapporteur, mevrouw Paliadeli, er hartelijk voor willen bedanken.
Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de periode voor de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon hadden we te maken met een duidelijk waarneembare afname van belangstelling van de burgers van de Europese Unie voor Europese zaken en activiteiten. De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon moest niet alleen een oplossing bieden voor de problemen in verband met de noodzaak de instellingen beter te doen functioneren, maar had ook als doel het vergroten van de betrokkenheid van de inwoners van Europa bij de activiteiten van de Europese Unie, bijvoorbeeld door het burgerinitiatief. Het Europees erfgoedlabel is de volgende stap in de richting van de ontwikkeling van een Europese identiteit en van een versterking van de banden tussen de burgers en de Europese Unie.
In de periode van de afgelopen vier jaar hebben de lidstaten 64 sites aangewezen met een bijzondere betekenis voor Europa. Juist door het ontdekken van onze gemeenschappelijke geschiedenis, het leren kennen van de rol van de Europese Unie en van de culturele diversiteit die gebaseerd is op gemeenschappelijke democratische waarden en mensenrechten, kan bij de inwoners van onze Gemeenschap het gevoel worden versterkt dat ze binnen het kader van de EU bij een grote Europee familie horen.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom deze voorstellen en ik denk dat zij zullen bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de toeristenindustrie, iets waaraan zeker behoefte is deze tijd.
(EN) Ondanks alle kritiek op Europa, denk ik dat de meeste burgers Europa nog steeds waarderen en in het bijzonder een label met Europa erop. Ik heb dat gezien in relatie met de Europese Sportstad. Deze titel is onlangs toegekend aan Limerick, in mijn eigen kiesdistrict, en dit werd zeer gewaardeerd. Hetzelfde geldt voor de Europese Cultuursteden en het zal zeker ook gelden voor de Europese erfgoedsites.
Er zijn een paar pluspunten hieraan verbonden die aanbeveling verdienen. Een daarvan is dat je de site moet onderhouden, zodat je het label niet eeuwig kunt behouden zonder er daadwerkelijk voor te zorgen dat je het verdient. Ten tweede is er het punt dat de heer Martin noemde, zeer adequaat beantwoord door de heer Scurria, dat de bureaucratie er geen verstikkende invloed op zal hebben. Ik denk dat we hier heel trots op kunnen zijn. Het is een veelbelovend project.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, onder burgers wordt vaak gediscussieerd over de toekomst van Europa. De fundamenten van een krachtige Unie en een voorspoedige toekomst worden gelegd op vertrouwen en wederzijdse inschikkelijkheid, net als binnen een familie. Het Europees erfgoedlabel is een manier voor mensen om meer te weten te komen over anderen, om te weten te komen waar dergelijke dingen zich bevinden en om persoonlijkheden en bewegingen te herkennen die de ontwikkeling van Europa verzinnebeelden. Het vaststellen van een gedeeld cultureel erfgoed is een kans om Europa’s status als één en verenigd te versterken. Alle staten en landen hebben allemaal hun verschillende historische ervaringen, vaak pijnlijk, maar het zijn ook deze verschillen die juist weer samenvallen en onze familie uitmaken en onze Europese identiteit vormen. Ik zou in dit opzicht met name willen wijzen op de verdeling van Europa die vele jaren heeft geduurd en de verschillende mogelijkheden of zelfs het gebrek daaraan voor het ontwikkelen van democratie. Ik heb het dan over Oost-Europa en de bezetting door de voormalige Sovjet-Unie. Ook daar hebben mensen zich hard gemaakt voor het ideaal van een verenigd Europa, en wij moeten goed beseffen…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Piotr Borys (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, niemand kan ons ervan beschuldigen dat we niet consequent zijn. Met het Verdrag van Lissabon hebben we het burgerschap voor inwoners van de Europese Unie aangenomen, gisteren waren we in de gelegenheid om te stemmen over het burgerinitiatief en vandaag nemen we een symbool aan in de vorm van het Europees erfgoedlabel. Dat is absoluut een versterking van de Europese identiteit en het burgerschapsgevoel, waarden die voor ons zo buitengewoon belangrijk zijn. Ik denk dat dit label een uitstekende aanvulling zal zijn op zowel de Werelderfgoedlijst van de UNESCO als op de Europese Culturele Routes, en ook op de Europese Culturele Hoofdsteden. Ieder van ons die wel eens reist, weet hoe waardevol en belangrijk dat is.
Ik denk dat de promotie van de Europese cultuur naar binnen toe, voor de Europeanen zelf, een fundamenteel aspect vormt. Een flink deel van Europa is in dit opzicht nog onontdekt. Maar ook de promotie van de Europese cultuur naar buiten toe, buiten Europa, speelt een cruciale rol. Het allerbelangrijkste is een effectieve promotie van dit label door de commissaris en door de lidstaten.
Georgios Papanikolaou (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil op mijn beurt onze rapporteur, mevrouw Paliadeli, bedanken voor haar uitstekende verslag en voor alle inspanningen die zij tot nu toe heeft verricht. Het nieuwe Europees erfgoedlabel zal de aandacht vestigen op onze cultuur, op de Europese geest en zal allen van ons tevredenstellen die dikwijls plaatsen in Europa bezoeken en het jammer vinden dat wij deze meerwaarde van Europa niet laten zien, al deze historische monumenten die wij dringend meer bekendheid moeten geven.
Zoals u weet, is Europa natuurlijk niet alleen bezig met de economische crisis; nu het Verdrag van Lissabon is aangenomen, wil het de nadruk leggen op zijn culturele samenhang, het mozaïek van zijn rijke geschiedenis. Dat moet natuurlijk gebeuren met de actieve medewerking van het Europees Parlement en ik reken erop dat de onderhandelingen met de Raad over artikel 18 zullen slagen.
Iosif Matula (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat het intergouvernementele project "Europees erfgoedlabel" wordt omgezet in een formeel EU-initiatief, nu het oorspronkelijke project niet de zichtbaarheid en het prestige heeft gekregen dat het verdient. Dankzij dit project kunnen we ook een deur openen naar landen die de cultuur van ons continent verrijken, zonder dat ze deel uitmaken van de Europese Unie.
Een van de kernpunten is de herbeoordeling van de sites waaraan het label is toegekend in het kader van de intergouvernementele overeenkomst, waarbij gezorgd moet worden voor een eerlijke verdeling als het gaat om landen met een verschillend aantal reeds geregistreerde sites. Bovendien is het van belang dat sites die niet meteen herbeoordeeld kunnen worden, de gelegenheid krijgen het label opnieuw aan te vragen, zodat ze meer kansen krijgen.
Door het Europees erfgoedlabel voor onbepaalde tijd toe te kennen, zonder periodieke herbeoordeling, zou het beperkte budget dat aan dit project is toegewezen, efficiënter kunnen worden gebruikt. Het Europees erfgoedlabel zal het algemene publiek meer bewust maken van de diversiteit van ons gemeenschappelijke culturele erfgoed en het cultuurtoerisme bevorderen.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de vorming van een gemeenschappelijke Europese identiteit en een toenemende belangstelling voor de Europese Unie en haar ontstaansgeschiedenis zijn belangrijke uitdagingen, waarmee brede cohesie en solidariteit tot stand gebracht kunnen worden. Het Europees erfgoedlabel zou doeltreffender kunnen zijn in het bereiken van zijn doelstellingen, als het als een EU-initiatief zou worden beheerd, op basis van dezelfde criteria en met een zeer duidelijk omschreven toezichtsysteem. Dit zal onder andere een stimulans geven aan het cultuurtoerisme. Net als bij de sites op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO zal het label zorgen voor een toename van het aantal toeristen en voor een nieuwe impuls aan plaatselijke economieën.
Ik ben blij dat de Commissie het Europees erfgoedlabel wil toevoegen aan de andere instrumenten die bestemd zijn om de band tussen de EU en haar burgers te versterken. Tot slot wil ik nog het belang onderstrepen van de bevordering van de interculturele dialoog.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het lijkt erop dat de meerderheid van de leden die aan het woord zijn geweest de nadruk leggen op het belang van dit Europese initiatief en de werkelijk toegevoegde waarde ervan. Zij wezen erop dat het belang van dit initiatief ligt in het promoten van Europa, de gemeenschappelijke Europese geschiedenis en het gemeenschappelijk erfgoed, de educatieve waarde van dit initiatief en de betekenis ervan bij het creëren en bevorderen van een intensievere culturele dialoog.
Ik ben erg blij en dankbaar voor deze bijval. Ik wil graag duidelijk stellen dat de deskundigen die zullen worden benoemd om de beslissingen te nemen over dit belangrijke initiatief absoluut over de beste professionele geloofsbrieven zullen beschikken om ervoor te zorgen dat ze niet alleen de beste en de meest waardevolle sites kiezen, maar ook de beste ideeën. Ik wil u eraan herinneren dat dit erfgoed niet alleen over sites gaat, maar ook over immaterieel cultureel erfgoed. Zo hebben we in Portugal het decreet dat het eerste decreet in Europa was waarmee de doodstraf werd afgeschaft. Dat is ook opgenomen in de lijst van het Europees erfgoedlabel; immaterieel erfgoed kan dus ook in aanmerking komen.
Ik wil ook duidelijk maken dat we streven naar een vereenvoudigde procedure – kwaliteit maar ook eenvoud is van belang. Daarom zijn we ook niet akkoord gegaan met het voorstel van de Raad om het initiatief na de groep van deskundigen ook nog een comitéprocedure te laten doorlopen aangezien dat tot bureaucratie zou leiden en verspilling van kostbare tijd voordat het besluit kan worden aangenomen.
Tot slot wil ik nog zeggen dat in deze tijden van economische crisis die verdeeldheid scheppen tussen de Europese volkeren in politiek, sociaal en economisch opzicht, we initiatieven zoals dit nodig hebben om de mensen van Europa bijeen te brengen. Dit zal hun een gevoel van identiteit geven, en we moeten het belang onderstrepen van ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed waarvan de rijkdom inderdaad in haar verscheidenheid ligt. Gemeenschappelijk maar gevarieerd cultureel erfgoed is wat ons zal verenigen.
Ik wil u nogmaals bedanken voor uw steun, met name mevrouw Paliadeli en de schaduwrapporteurs, voor de uitstekende samenwerking en ik zie uit naar de uiteindelijke goedkeuring van dit belangrijke initiatief in de nabije toekomst.
Chrysoula Paliadeli, rapporteur. − (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen willen verklaren dat ik de visie op het cultureel erfgoedlabel en de toegevoegde culturele waarde daarvan deel, een visie die trouwens ook is geformuleerd in de effectbeoordeling. Het label op zich kan de kloof tussen de burgers en de Europese Unie niet dichten. Het kan in meer bescheiden zin, samen met andere initiatieven, bijdragen tot het oplossen van dit probleem. Ik kan natuurlijk niet verhelen dat in tijden van crisis, zoals deze die wij de laatste tijd doormaken, met een agressieve aanval op de euro en de Europese Unie, de EU-burgers niet alleen een beroep doen op cultuur om hun dagelijkse problemen op te lossen. Maar kennis van de geschiedenis en eerbiediging van de multiculturaliteit kunnen niet alleen cohesie bevorderen, maar ook een instrument vormen voor de ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, en deze aanzetten tot samenwerking op lokaal, regionaal, nationaal maar ook transnationaal niveau, zoals in het Commissievoorstel wordt gesteld en waar wij het mee eens zijn. Vanuit dat oogpunt vormt de gedachte van een erfgoedlabel van de Europese Unie – ik dank de heer Ivan, die het oorspronkelijke voorstel memoreerde – dat een groter besef onder de Europese burgers van een gemeenschappelijk erfgoed tot doel heeft en tegelijkertijd cultureel toerisme bevordert, een positieve stap in die richting. Waarden zoals democratie en vrijheid, die teruggaan op het Europese culturele verleden, zijn voor onze tijd even belangrijk als transparantie en solidariteit, vooral indien wij de kloof tussen de Europese instellingen en de burgers van de lidstaten van de Europese Unie willen dichten, maar ook tussen de burgers van de lidstaten onderling. Natuurlijk zullen wij problemen in verband met de bureaucratie moeten oplossen, maar ik verzeker u dat er onder bijzonder duidelijke omstandigheden een transparante Europese jury van deskundigen samengesteld zal worden. Zonder enige twijfel zal deze instelling met absolute helderheid functioneren.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Door van het Europees erfgoedlabel een officiële EU-actie te maken zal een bijzondere meerwaarde worden gegeven aan alle acties die door de lidstaten worden uitgevoerd, en zal bovendien een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de vorming van een gemeenschappelijke Europese identiteit. Ik ben blij met dit initiatief en het voorgelegde verslag. Daarnaast wil ik vermelden dat het Europees erfgoedlabel heel succesvol en met gunstig effect zou kunnen worden uitgebreid tot activiteiten in verband met traditioneel plattelandstoerisme, een bloeiende sector in de landen van Europa. Dit is dan ook een van de voorstellen die ik ga indienen bij de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling bij de presentatie van het advies over de rol van plattelands- en agrotoerisme bij het bereiken van de EU-doelstelling om van Europa de toeristische topbestemming in de wereld te maken.
Emil Stoyanov (PPE), schriftelijk. – (BG) Ik zou mevrouw Paliadeli willen feliciteren met haar werk aan dit verslag. Het instellen en toekennen van een Europees erfgoedlabel is een initiatief dat speciale aandacht verdient. De Europese dimensie en het belang van de voorgestelde locaties zullen bijdragen aan de bevordering van een Europese identiteit en een gevoel van Europees burgerschap. De geschiedenis van ons continent is een belangrijk aspect dat kan bijdragen aan de integratie van de Europese volkeren. Onze jongere generatie moet zich goed bewust worden van het Europees erfgoed, aangezien het van groot belang is dat er geen variaties bestaan in de verschillende versies en pogingen tot populistische interpretatie. Het gaat immers om onze gemeenschappelijke Europese geschiedenis en die weerspiegelt onze gehele culturele en linguïstische diversiteit. De selectieprocedure moet waarborgen dat er alleen locaties worden gekozen met een passende kwaliteit. Ik geloof dat de lidstaten hun voorstellen moeten indienen in hechte samenwerking met hun plaatselijke en regionale overheden. Dit draagt bij aan de populariteit van de locaties op nationaal niveau en kan de kloof overbruggen tussen Europese instellingen en de Europese burger. Als lid van het Europees Parlement, het enige democratisch gekozen instituut dat de Europese burger vertegenwoordigt, geloof ik dat dit instituut een belangrijkere rol moet spelen ten aanzien van dit initiatief.
Csanád Szegedi (NI), schriftelijk. – (HU) Voorzitter, ik ben het volledig eens met de stelling in het rapport dat er een enorme kloof gaapt tussen de Unie en de burgers van de Europese lidstaten. Meer dan de helft van hen heeft immers geen positief oordeel over de EU. Met de verandering van „Europees erfgoedlabel” in „erfgoedlabel van de Europese Unie” en de overige wijzigingen hebben we de zoveelste kostbare en overbodige zelfpromotie en propaganda van de EU in gang gezet. De kleinigheid buiten beschouwing latend, dat men het monument voor de Slowaakse nationalist Stefanik heeft bestempeld als een voorbeeld van erfgoed van de Europese Unie, zal ook dit nieuwe initiatief de mensen niet dichter bij de Europese Unie brengen. Het is voorts onduidelijk waarom men het „Europees erfgoedlabel” wil uitbreiden naar derde landen en naar welke landen men dit wil doen, als het waar is dat men geen kopie wil maken van de reeds bestaande Werelderfgoedlijst van UNESCO.
3. Deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de aanbeveling inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren [12818/2010 – C7-0277/2010 – 2010/0231(NLE)] – Commissie cultuur en onderwijs. Rapporteur: Doris Pack (A7-0334/2010).
Doris Pack, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat we dit debat vandaag met elkaar kunnen voeren. Ik weet namelijk nog dat we in de Raad van Europa altijd hebben samengewerkt met Zwitserland. Daarom weten we hoe belangrijk het is dat Zwitserland deelneemt aan deze programma's. Wij als Europees Parlement hebben er voor de verlenging van deze programma's in 2006 natuurlijk aan gedacht dat we niet op een eiland leven, we moeten proberen iedereen aan boord te krijgen. Zwitserland maakt geen deel uit van de Europese Economische Ruimte, maar wilde wel deel uitmaken van deze ruimte van cultuur en onderwijs. Ik was daar blij mee, en alle anderen ook. Ik was in 2004 op bezoek bij de Commissie onderwijs van het Zwitserse Parlement. We hebben intensief gesproken over de mobiliteit en over de samenwerking tussen scholen en universiteiten. Voor mij was toen al duidelijk dat dit voorstel zou worden voorgelegd, en ik ben blij dat het ervan gekomen is.
Bij het uitwerken van deze programma's hebben we niet alleen aan onszelf gedacht, maar ook aan alle buurlanden, aan de landen op de Westelijke Balkan, en ook aan Zwitserland, dat midden in de Unie ligt. Daarom zijn we vandaag een grote stap verder gekomen. Ik wil aanknopen bij het vorige debat, en ik kan u nu al wel vertellen dat Zwitserland binnenkort een aanvraag zal indienen om mee te doen met het cultuurprogramma. Zwitserland wil namelijk ook een erfgoedlabel kunnen krijgen, en dat kan alleen maar wanneer het land meedoet met dat programma.
Wat wordt er vandaag van ons verwacht, dames en heren? We kunnen ‘ja’ zeggen, of we kunnen ‘nee’ zeggen. Niemand komt echter op het idee om nee te zeggen, want wij waren er van het begin af aan voor dat Zwitserland meedoet. Meedoen betekent namelijk ook mee betalen, dat mag ook wel eens gezegd worden. Artikel 218 bepaalt dat we alleen maar ja of nee mogen zeggen, en we zullen natuurlijk met plezier ja zeggen.
Wat zijn de hoofdpunten uit deze overeenkomst met Zwitserland? Voor projecten en initiatieven van deelnemers uit Zwitserland gelden natuurlijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor projecten uit de lidstaten. Zwitserland moet een nationaal agentschap in het leven roepen, zoals dat in alle lidstaten al bestaat, dat de uitvoering van de programma's op het nationale niveau moet coördineren, en dat ieder jaar ook een financiële bijdrage moet leveren aan ieder programma. In 2011 zou dit voor het programma Jeugd in actie 1,7 miljoen euro kosten, en voor het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren 14,2 miljoen euro. Zwitserland moet zich houden aan de bepalingen van de Europese Unie voor de financiële controle en de toetsing, alsmede aan de bepalingen die gelden voor controles door de instanties van de EU en van Zwitserland. De overeenkomst is dan geldig tot een van de partijen die opzegt. Ik denk echter niet dat iemand aan een dergelijk programma begint om er dan vervolgens weer mee te stoppen. Het is in het belang van de jongeren in Zwitserland, maar ook in de landen er omheen, die ongetwijfeld graag mee willen doen aan een uitwisselingsprogramma in het kader van Comenius-Regio met schoolklassen uit Zwitserland, of aan een individueel scholenpartnerschap, of aan Erasmus, dat willen ze sowieso.
De vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen dan natuurlijk deelnemen aan de vergaderingen van de programmacommissies, wanneer er punten op de agenda staan die met Zwitserland te maken hebben. Ik kan alleen maar zeggen: we willen graag dat de Zwitsers deze stap nu ook zetten, van ganser harte. Zwitserland zegt al lang dat het belangstelling heeft. Wanneer de jonge generatie de kans krijgt om andere jonge Europeanen te ontmoeten, zal dat er hopelijk toe leiden dat er ook in Zwitserland een sterker Europees bewustzijn ontstaat. Misschien leveren de komende referenda dan een ander resultaat op dan de referenda van de laatste tijd. We investeren in de jonge generatie, en dus ook in deze twee geweldige programma's. Ik weet zeker dat het cultuurprogramma er over drie jaar ook bij komt.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de sluiting van deze overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat eerst worden goedgekeurd door het Parlement voordat de overeenkomst in werking kan treden.
Ik wil de Commissie cultuur en onderwijs, en in het bijzonder de voorzitter daarvan, Doris Pack, bedanken voor hun constructieve benadering van deze overeenkomst.
Aangezien Zwitserland heeft geweigerd om toe te treden tot de Europese Economische Ruimte, was er tot nu geen overeenkomst die directe of indirecte samenwerking op het gebied van onderwijs tussen de EU en Zwitserland mogelijk maakte.
Zwitserland toont echter reeds lange tijd belangstelling voor onze programma’s op het gebied van onderwijs en jongeren. Het land heeft zelfs een nationale steunregeling ontwikkeld om partnerschappen met de organisaties in EU-lidstaten die actief aan deze programma’s deelnemen, te bevorderen. Voorts heeft Zwitserland deelgenomen aan het proces van Bologna en de totstandbrenging van de Europese ruimte voor hoger onderwijs.
Zwitserland heeft ook het debat over het onderwijsbeleid in de Europese Unie op de voet gevolgd, zij het vanaf de zijlijn. Zwitserland zal het eerste land zijn dat aan onze programma’s deelneemt dat noch een EU-lidstaat noch lid is van de Europese Economische Ruimte of een huidige of mogelijke kandidaat daarvoor is.
De Commissie is verheugd over de deelname van Zwitserland aan de twee programma’s. De overeenkomst stelt Zwitserse onderwijs- en jongerenorganisaties, alsook individuele studenten, docenten en jongeren, in de gelegenheid om geheel op voet van gelijkheid met EU-burgers aan de EU-programma’s Jeugd in actie en Een leven lang leren deel te nemen. Voor projecten en initiatieven die door deelnemers uit Zwitserland worden ingediend, gelden dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor projecten uit de lidstaten.
Zwitserland heeft een nationaal agentschap opgericht voor de coördinatie van de uitvoering van de programma’s op nationaal niveau. Het land zal een jaarlijkse financiële bijdrage leveren aan elk programma en de vergaderingen van de programmacommissies als waarnemer bijwonen voor zover het om punten gaat die Zwitserland betreffen.
Dank u, geachte afgevaardigden, voor het goede werk dat u ten aanzien van dit dossier hebt verricht.
Marco Scurria, namens de PPE-Fractie, – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, naast de Commissie wil ik zeker ook Doris Pack bedanken, voorzitter van de Commissie cultuur en onderwijs, voor haar werk en inzet met betrekking tot dit dossier.
Het gaat hier vandaag om een belangrijk punt, want een programma als Jeugd in actie werkt aanstekelijk, overbrugt afstanden, schept vriendschapsbanden tussen de landen van de Europese Unie maar ook en vooral tussen landen die geen deel uitmaken van de EU, zoals Zwitserland of andere landen.
Door de rijkdom van onze meerjarige programma’s en de daaruit voortkomende acties als Jeugd in actie, Erasmus, Erasmus mundus, Een leven lang leren, Media, Media mundus en vele andere, worden landen van de Europese Unie en landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie tot elkaar gebracht.
Met deze programma’s hebben we leven geblazen in de Europese Unie en hebben we vele burgers, vooral jongeren, de gelegenheid geboden elkaar te ontmoeten, ervaringen uit te wisselen, zichzelf voor te stellen en anderen te leren kennen. We hebben leraren en andere werknemers de mogelijkheid geboden om hun professionele kennis uit te breiden en we hebben regisseurs, producenten en verenigingen uit verschillende landen de mogelijkheid geboden om beter te werken.
Daarom zijn deze programma’s belangrijk en daarom waren wij enigszins bezorgd toen we deze programma’s niet terugvonden in het werkprogramma van de Commissie voor het komende jaar. Vandaag ratificeren wij aldus een belangrijke stap voorwaarts, waarmee de Unie groeit en waarmee het burgerschap in ons werelddeel versterkt wordt. Een stap voorwaarts, daarover spraken wij onlangs met betrekking tot het Europees erfgoedlabel, die bijdraagt aan onze Europese identiteit.
Joanna Senyszyn, namens de S&D-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement steun ik het ontwerpverslag van de rapporteur betreffende het geven van toestemming voor deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren. Over de overeenkomst is goed onderhandeld, de belangen van de Europese Unie worden beschermd en de rechtsgrond van de Europese programma’s op gebieden die te maken hebben met onderwijs, scholing en jeugd voorziet in deelname van Zwitserland. De voorwaarden voor deze deelname zijn nauwkeurig omschreven, zodat een juiste en rechtvaardige verwezenlijking van de programma’s gewaarborgd is. Op het gebied van onderwijs, scholing en jeugd is Zwitserland geïnteresseerd in samenwerking met de Europese Unie, daarom moeten wij vanzelfsprekend hiermee instemmen.
Het verheugt ons dat de programma’s van de Europese Unie op het gebied van onderwijs zo interessant en effectief zijn dat andere landen zich er bij willen aansluiten. Uit de nieuwste onderzoeken van de Europese Commissie blijkt dat het programma Jeugd in actie de taalvaardigheden van jonge mensen vergroot en ook hun kansen op de arbeidsmarkt. De scholingsmogelijkheden van volwassenen worden echter nog steeds niet volledig benut, hoewel die toch een enorm potentieel vormen.
Hannu Takkula, namens de ALDE-Fractie. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik Doris Pack, de uitstekende voorzitter van onze commissie en tevens opsteller van dit verslag, bedanken. Ik kan zeggen dat toen dit voorstel in haar handen was, het in zeer goede handen was. Zoals onze gewaardeerde commissaris goed weet, heeft mevrouw Pack veel beroepservaring op het gebied van een leven lang leren en jeugdprogramma’s. Toen deze zaak werd voorbereid, was het verheugend om te zien hoe goed dit werk zich ontwikkelde. Het is uitstekend dat ook de jongeren in Zwitserland worden betrokken bij de succesverhalen die wij in de Europese Unie hebben gecreëerd.
Het is absoluut waar dat zelfs degenen die zeer kritisch tegenover de Europese Unie staan, die er zelfs tegen zijn, het er toch unaniem mee eens zijn dat de Europese Unie ook succesverhalen kent, zoals de programma’s op het gebied van een leven lang leren, jeugd en cultuur. Dat is een van de beste kanten van de Europese Unie en die kant moeten wij goed zichtbaar houden.
Door de Europese Unie en deze programma’s hebben wij de Europese jongeren kunnen stimuleren het pad van onderwijs en opleiding te volgen en hun persoonlijke kapitaal te vergroten. Dat heeft tegelijkertijd ook het kapitaal van de volken vergroot.
Het is in dit verband zeer belangrijk dat Zwitserland op geen enkele wijze van deze samenwerking wordt uitgesloten, ondanks het feit dat Zwitserland geen lid is van de Europese Unie of de EER. Jongeren in Zwitserland moeten juist de mogelijkheid krijgen aan de programma's deel te nemen en daarom moeten deze zaken wederzijds verder worden ontwikkeld. Ik ben van mening dat dit in elk opzicht voor meerwaarde zorgt.
Mijnheer de Voorzitter, tot slot wil ik nogmaals onze rapporteur bedanken. Ik hoop dat dit programma ook voor de Zwitsers een succesverhaal wordt, net als het dat al is voor ons, de burgers van de lidstaten van de Europese Unie.
Marek Henryk Migalski, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dit verslag kreeg in de Commissie cultuur unanieme steun, iedereen erkende dat het een goed ontwerp was. En dat is het ook echt, het is niet controversieel, doet recht aan de waarden waar we hier over spreken. Dit verslag is nu een van die verslagen die volledig gesteund kunnen worden door dit hele Parlement, zelfs als, zoals de commissaris dat zei, de situatie van Zwitserland uniek is. Maar juist daarom, omdat het een heel interessant, in politiek opzicht heel specifiek land is, dat op een heel interessante manier samenwerkt met Europa, terwijl het geen deel uitmaakt van veel Europese overeenkomsten, is het de moeite waard om ons met dit land te verbinden door middel van dergelijke niet controversiële en algemeen geaccepteerde programma’s.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie . – (SK) De Zwitserse Bondsstaat heeft weliswaar vooralsnog niet besloten om lid te worden van de Europese Unie, maar hij geeft al jaar en dag blijk van grote belangstelling voor nauwe samenwerking met de Europese Unie op het vlak van onderwijs en opleidingen voor de jeugd. De rechtsgrond voor een dergelijke samenwerking tussen de Zwitserse Bondsstaat in de Europese Unie op dit vlak is na het opzetten van het programma Jeugd in actie en het programma voor een leven lang leren in 2006 tot stand gebracht.
De Europese Commissie heeft overeenkomstig de aanbevelingen van de Europese Raad en na besprekingen met de Zwitserse partners een overeenkomst opgesteld waarmee een doeltreffende samenwerking met onze Zwitserse vrienden tot stand kan worden gebracht op het gebied van onderwijs en opleidingen voor de jeugd en op het gebied van een leven lang leren. Het is een goede, evenwichtige overeenkomst die blijk geeft van het belang dat beide partijen hechten aan uitbreiding van de wederzijdse samenwerking en ondersteuning van de uitwisseling van kennis en vaardigheden ten behoeve van verbetering van het leerproces.
Geachte commissaris, ik beschouw deze overeenkomst van de Europese Unie met de Zwitserse Bondsstaat dan ook een goede stap in de juiste richting.
Justas Vincas Paleckis (S&D). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de rapporteur, mevrouw Pack, willen feliciteren en ik sluit mij geheel aan bij haar aanbevelingen inzake het programma Jeugd in actie en het actieprogramma voor een leven lang leren, en de deelname van de Zwitserse Bondsstaat daaraan. Ik zou hieraan willen toevoegen dat Zwitserland niet alleen een mooi en ordelievend land is, maar tevens van groot belang is voor de Europese Unie vanwege zijn directe democratie, de confederatie van kantons. Anderzijds moet de Europese Unie ook wel van belang zijn voor Zwitserland, aangezien Zwitserland volledig omringd is door lidstaten van de EU. Ten slotte stemt Zwitserland zijn levenstempo af op de Europese Unie. Ik geloof dat als dit programma eenmaal is aangenomen, het ook mogelijk zal zijn om nog meer te bereiken. Zwitserland zal nog dichter bij de Europese Unie komen te staan, en de EU zal Zwitserland nog beter begrijpen. En zoals onze collega Doris Pack al zei, wij zullen mogelijk kunnen rekenen op betere resultaten in de referenda.
Liam Aylward (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom het initiatief van Zwitserland om de samenwerking met de EU op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren uit te breiden. Het Jeugd in actie-programma is een zeer belangrijk programma voor jonge Europese burgers. Het is een programma dat beter onder de aandacht gebracht moet worden, en de doelstellingen ervan moeten worden verwezenlijkt, in het bijzonder ten aanzien van de activiteiten van de Europese vrijwilligersdienst in het kader van het Jeugd in actie-programma.
Gezien het feit dat het volgend jaar het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk is, is het uitermate belangrijk dat de Europese vrijwilligersdienst – die de deelname van jongeren aan vrijwilligerswerk ondersteunt en ernaar streeft solidariteit te ontwikkelen en actief burgerschap onder jongeren te bevorderen – wordt versterkt.
In Ierland biedt vrijwilligerswerk in breedtesportorganisaties duizenden jongeren kansen om aan sport te doen en leiderschapservaring op te doen. Deze organisaties stimuleren jongeren tot actief burgerschap, terwijl tegelijkertijd ook de gezondheid, de conditie en een gezonde levensstijl worden bevorderd. Het programma en de vrijwillige maatregelen hierin moeten worden versterkt en er moeten in dit opzicht sterke banden worden gesmeed met Zwitserland.
Het Jeugd in actie-programma biedt vele mogelijkheden, en alle maatregelen om de doelstellingen ervan te kracht bij te zetten en om jongeren in de EU te stimuleren en te steunen, moeten worden ondersteund en ten zeerste worden aangemoedigd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de rapporteur willen bedanken voor haar inspanningen en willen zeggen dat ik haar aanbeveling geheel ondersteun dat het Europees Parlement akkoord gaat met het ontwerpbesluit van de Raad inzake de deelname van Zwitserland inzake het programma Jeugd in actie en het actieprogramma voor een leven lang leren, omdat de overeenkomst tussen de Commissie en de Zwitserse autoriteiten voldoet aan alle vereisten, bepalingen en voorwaarden. Bovendien zal het Zwitsers nationaal agentschap meewerken aan de uitvoering van de programma’s op nationaal niveau en zal het daarnaast op jaarbasis aan elk programma financieel bijdragen. Deze bilaterale overeenkomst is van groot belang voor zowel Zwitserland als de Europese Unie, aangezien Zwitserse jongeren zullen kunnen profiteren van de diverse mogelijkheden in het kader van het programma Jeugd in actie, en omgekeerd jongeren uit de Europese Unie zullen kunnen deelnemen aan alle projecten in Zwitserland, zij aan zij met de jongeren aldaar. Ik ben daarom zeer verheugd dat Zwitserland, al maakt het geen deel uit van de Europese Economische Ruimte en is het geen EU-lidstaat, desondanks nauw samenwerkt met de Europese Unie op het vlak van onderwijs, opleiding en jongeren.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, sinds ik in het Europees Parlement ben gekomen, vraag ik me steeds af waarom Zwitserland en Noorwegen zich niet bij de Europese Unie hebben aangesloten, en ik vraag me dan af of dat is omdat ze het beste van twee werelden hebben. De voordelen van de Europese Unie zonder de verplichtingen. Vandaag twijfel ik ook een beetje. De commissaris heeft gezegd dat ze zullen moeten betalen. Natuurlijk zullen ze moeten betalen, maar gewoonlijk betalen niet-leden meer dan de leden van een club.
Ik zal echter buigen voor de superieure wijsheid en ervaring van Doris Pack door te zeggen dat dit misschien wel de juiste koers is. Het draagt misschien bij aan een groter Europees bewustzijn onder de burgers in Zwitserland en misschien zullen ze zich dan eens bij de Europese Unie aansluiten. Indien dat gebeurt, en daar hoop ik op, dienen de commissaris en Doris Pack volgens mij alle credits te krijgen voor hun verstandige aanpak. In deze tijd van welwillendheid ben ik bereid me achter de voorstellen te scharen.
Alajos Mészáros (PPE). – (HU) Mevrouw de commissaris, de jeugd van Europa behoort tot de generatie die het voorrecht heeft op te groeien op een vreedzaam continent dat nagenoeg geen grenzen heeft en gekenmerkt wordt door mobiliteit en meertaligheid en tegelijkertijd brede culturele en economische mogelijkheden biedt. Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk jongeren zich als actief staatsburger opstellen, moet er een stabiel subsidiesysteem worden ontwikkeld op het stuk van het jongerenbeleid. Zwitserland is weliswaar geen lid van de Europese Economische Ruimte, maar werkt nauw samen met de Europese Unie, en niet alleen op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd. Sinds 2008 neemt Zwitserland deel aan en financiert meerdere projecten die als doel hebben de economische en sociale verschillen binnen het uitgebreide Europa te verkleinen. Zwitserland is solidair met en gecommitteerd aan de uitbreiding van de Europese Unie en streeft naar sterke economische en politieke banden met de nieuwe lidstaten. Ik ben het eens met de hoofdpunten in de overeenkomst over de deelname van Zwitserland aan het programma, die het een gelijkwaardige partner ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Silvia Costa (S&D), – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dankzij de vastberadenheid van Doris Pack en de wil van commissaris Vassiliou kunnen we dit programma vandaag afsluiten.
Als Zwitsers-Italiaanse ben ik blij dat Zwitserland het eerste land is buiten de Europese Unie dat deelneemt aan educatieve programma’s van de EU die zijn gericht op jongeren, zowel wat betreft hoger onderwijs als wat betreft voortdurende scholing. Laat ons in herinnering brengen dat juist Zwitserland, ook al maakt het land geen deel uit van de EU, een grote bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de waarden en vrijheden die het gedeelde erfgoed vormen van Europa.
Het is tekenend voor het succes van programma’s als Jeugd in actie dat Zwitserland verzoekt dat ook de eigen jeugd wordt toegelaten tot onze Europese programma’s. Het is van belang te zien dat Zwitserland niet alleen vraagt om een uitbreiding van de economische ruimte maar ook om een uitbreiding van de samenwerking op het gebied van scholing. Ik ben van mening dat het erg interessant is voor jongeren uit de Europese Unie en Zwitserland om elkaar beter te leren kennen en ik ben er zeker van dat zo een basis wordt gelegd die ook in de toekomst van invloed zal zijn op de Europese Unie.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is begrijpelijk dat Zwitserland deel wil nemen aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren, het land betaalt er ook voor. De EU zou echter ook iets van de directe democratie in Zwitserland kunnen leren, die zou voor ons een voorbeeld kunnen zijn. Wanneer de bevolking daar zich uitspreekt tegen minaretten, dan houdt men zich daaraan, en dat geldt ook voor het initiatief inzake de gedwongen terugkeer, dat onlangs is aangenomen. De Zwitsers weten dat een nee van het volk nee betekent. De stemming wordt niet gewoon herhaald tot het gewenste resultaat uit de bus komt, wat de EU bijvoorbeeld in Ierland heeft gedaan.
Juist het feit dat het ontwerp voor een grondwettelijk verdrag voor Europa in eerste instantie was afgewezen heeft het voor sommige Zwitsers misschien wel makkelijker gemaakt om in te stemmen met Schengen en Dublin. De eedgenoten waren natuurlijk eerder te vinden voor een losse en ruime confederatie dan voor een centralistisch geleide Europese Unie. Ook de Zwitsers die op dit moment pleiten voor de toetreding kunnen dat niet verdoezelen. In de Unie is het werkelijk niet allemaal koek en ei, de centralistische tendensen nemen toe, en we gaan al verder de kant op van een transferunie.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Piotr Borys (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou mevrouw Pack en de commissaris zeer hartelijk willen bedanken voor het nemen van dit initiatief. Ik denk, dat Zwitserland, als enclave die van alle zijden wordt omringd door de Europese Unie, open moet staan voor deze programma’s. Ik denk, dat jonge mensen niet altijd begrijpen, dat ze, omdat ze geen lid zijn van de Europese Unie, tot op heden geen gebruik konden maken van dit grensoverschrijdende Europese programma dat de integratie van de jeugd op fantastische wijze bevordert, de beste praktijken uitwisselt, en er inderdaad toe leidt dat samenwerking en een leven lang leren echt Europees kunnen zijn.
Vooral ook zou ik willen bedanken voor het feit dat we vandaag het model van de Europese programma’s zullen kunnen uitproberen op een staat die geen lid is van de Europese Unie. In dezelfde geest van acceptatie en verwelkoming, zou ik mevrouw Pack en de commissaris er ook toe willen aanmoedigen dit soort programma’s ook open te stellen voor andere belangstellende landen. Hierbij denk ik hoofdzakelijk aan het Oostelijk Partnerschap en ook aan de Balkan, dus aan landen die formeel nog geen lid zijn van de Europese Unie.
Hella Ranner (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het gevoel - en ik denk dat dit voor iedereen geldt – dat Zwitserland op deze manier stap voor stap toenadering zou kunnen vinden tot de Unie, om vroeger of later – en ik hoop, dat het vroeger wordt – volwaardig lid van de Europese Unie te worden, wat ongetwijfeld wenselijk is. We moeten ons laten aansporen door deze witte vlek op de landkaart, midden in Europa.
Jeugd in actie heeft ongeveer een miljoen deelnemers, dat is onze raming. De belangrijkste gedachte is dat jongerenorganisaties eraan deel moeten nemen. Op die manier is dit een uitnodiging aan de volgende generatie om de handen uit de mouwen te steken. Ook ik zou Doris Pack heel hartelijk willen bedanken voor al haar werk.
Als Europese Unie moeten we naar andere landen toestappen, in dit geval naar Zwitserland. Dat is de enige manier om successen te boeken. We kunnen wel wachten tot iemand zegt: "mogen we alstublieft toetreden tot de Europese Unie?", maar dat zal in deze tijden waarschijnlijk niet veel opleveren. We mogen ook niet vergeten dat met name de Commissie cultuur en onderwijs over aanzienlijke bedragen beschikt, en dat is een reden temeer om te hopen dat Zwitserland heel binnenkort ook gaat deelnemen aan andere programma's.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iedereen bedanken voor het warme onthaal voor dit initiatief. Het was mij een genoegen dat ik deze overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat als mijn eerste overeenkomt als commissaris voor onderwijs, cultuur en jeugdzaken heb getekend. Ik ben verheugd over deze ontwikkeling en ik zou willen dat Zwitserland ook met ons mee zou kunnen werken in het cultuurprogramma, wat vanwege interne constitutionele redenen onmogelijk is.
Zoals door vele sprekers wordt benadrukt, verwelkomen wij het aangaan van nauwere betrekkingen tussen de jeugd van Zwitserland en die van de EU-lidstaten. We zien dit als een manier om meer steun te creëren voor het Europees project in Zwitserland, dat naar wij hopen in de toekomst van gedachten zal veranderen en zal besluiten om zich bij ons in de Europese Unie aan te sluiten.
Ik zie ook dat afgevaardigden andere niet-leden van de EU aanmoedigen om aan dit programma mee te doen, wat wij uiteraard zullen stimuleren. Hartelijk dank voor uw steun.
Doris Pack, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat een aantal collega's uit de eurosceptische fracties ook van mening zijn dat het geweldig is dat Zwitserland wil meedoen met deze programma's, en dat er in Europa intensiever moet worden samengewerkt op het gebied van onderwijs. Dat biedt nieuwe perspectieven, misschien ook voor deze collega's, maar zeker voor de jonge generatie in Zwitserland. Daar zijn we blij mee.
Dat Zwitserland geen referendum heeft gehouden over deze vorm van samenwerking, daarover heeft de heer Mölzer, die helaas niet meer in de zaal is, met geen woord gerept. Het is bewonderenswaardig dat Zwitserland dat juist over dit onderwerp niet heeft gedaan. Het is namelijk glashelder dat de jongere generatie al lang op deze vorm van samenwerking wacht. De heer Mölzer heeft echter gewoon niet gemerkt dat hierover geen referendum heeft plaatsgevonden. Men hoeft de burgers niet over alles te raadplegen. De goede dingen, bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Europese Unie, worden vroeger of later vanzelfsprekend. Ik hoop dat de jongere generatie door de vruchtbare samenwerking in deze jeugd- en onderwijsprogramma's een generatie van echte Europeanen wordt, die dan allemaal vroeger of later zeggen: "Nu moeten wij ook toetreden tot de Europese Unie, en alle andere beleidsterreinen ook samen met de Europeanen bewerken. Wij zijn één continent, en moeten het ook over deze dingen eens worden." Ik ben ervan overtuigd dat de Zwitsers in alle landsdelen door de onderwijsprogramma's een degelijke kennis over Europa zullen verwerven.
De Voorzitter. – Dank u wel, Mevrouw Pack, ik wil u graag feliciteren, niet alleen met dit verslag, maar ook met uw harde werk en uw enthousiasme, en ook omdat u dit weekend in Madrid bent om de LUX-prijs te promoten. Hoewel ik dat heel graag gewild had, kan ik er de 17e niet bij zijn. De 18e en de 19e kan ik wel aan de vergaderingen deelnemen. Dank u wel, het is een feit dat het Parlement mensen als mevrouw Pack nodig heeft om de doeltreffendheid te bereiken die wij allemaal nodig hebben.
(Applaus)
Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik vind het bemoedigend dat Zwitserland wil deelnemen aan de programma's van de Europese Unie op het vlak van onderwijs en jongeren, temeer daar dit land nog geen lid is van de EU, noch van de Europese Economische Ruimte. Deze deelname aan EU-programma's is ook van belang gezien het feit dat we tot nu toe noch geen rechtstreekse overeenkomst voor cultuur en onderwijs hadden. Zwitserlands deelname aan het Bolognaproces en de totstandbrenging van een Europese Ruimte voor hoger onderwijs garanderen echter dat we samen de voorwaarden kunnen scheppen voor het halen van de doelstellingen van de EU 2020-strategie en tegelijkertijd een sterke band kunnen creëren tussen de lidstaten en derde landen. Ontmoetingen tussen jongeren, de ervaringsuitwisselingen tussen docenten en onderzoekers, en meer mogelijkheden voor een leven lang leren zullen ons helpen bij de vorming van een gemeenschappelijke Europese identiteit. Ik wil evenwel benadrukken dat we ook moeten overwegen de andere landen aan de grenzen van de EU bij onze programma's te betrekken, want onderwijs en cultuur houden niet op bij onze grenzen. Zo kunnen we het continent Europa opnieuw opbouwen en jongeren aansporen tot actieve betrokkenheid bij de vormgeving van onze gemeenschappelijke toekomst.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de deelname van Zwitserland, een land dat ervoor heeft gekozen geen deel uit te maken van de Europese Unie, aan het programma Jeugd in actie en aan het actieprogramma op het gebied van Een leven lang leren kan niet op voorhand worden uitgesloten maar moet zorgvuldig worden beoordeeld. Ik ben het daarom eens met de voorwaarden die gelden voor het door de Commissie met de Zwitserse regering bereikte akkoord en ik stem voor het verslag van collega Doris Pack. Het is juist om Zwitserland te laten profiteren van de voordelen van de programma’s, maar het is ook juist om de financiële belangen en andere belangen van de EU te waarborgen.
Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren dat werd opgenomen in het zevende kaderprogramma heeft de ontwikkeling ten doel van verschillende vormen van scholing gedurende de het hele beroepsleven door middel van het ondersteunen van samenwerking tussen onderwijs- en scholingssystemen in de deelnemende landen. De doelgroep van dit programma zijn niet alleen studenten of middelbare scholieren, maar ook volwassenen, dankzij het Grundtvigprogramma, en opleidingskader, voor wie studiebezoeken zijn voorzien. Het van jaar tot jaar toenemende budget voor dit programma wijst op een gemotiveerde behoefte aan ontwikkeling en samenwerking op dit gebied. In 2011 bedraagt het budget bijna 1,028 miljard euro.
In een situatie van zo grote jeugdwerkloosheid, die wordt veroorzaakt door een gebrek aan aanpassing van het onderwijs aan de behoeften van de arbeidsmarkt en door een gebrek aan geschikte beroepsopleidingen voor schoolverlaters, dienen we ons te concentreren op het maximaal benutten van de mogelijkheden die het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren ons biedt en een oplossing te vinden voor deze moeilijke situatie. Ik sta dan ook geheel achter het initiatief om Zwitserland bij de samenwerking op dit gebied te betrekken. Ik hoop dat de gezamenlijke uitwisseling van ervaringen zal leiden tot grotere arbeidsparticipatie en tot meer mobiliteit op de arbeidsmarkt.
De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0178/2010) van Paolo De Castro, namens de Commissie AGRI, aan de Commissie: EU-legkippensector – verbod op niet-aangepaste kooien vanaf 2012 (B7-0657/2010).
Paolo De Castro, auteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, vandaag is een belangrijke gelegenheid om te spreken over een strategisch onderwerp, namelijk de bescherming van het dierenwelzijn in de landbouw. Vanaf 1 januari 2012 zullen de voorwaarden die zijn vastgesteld in Richtlijn 1999/74/EG in werking treden waarmee de minimumnormen worden vastgesteld voor de bescherming van kippen, ofwel de afschaffing van de conventionele legbatterij als systeem voor de productie van eieren. Deze methode voor het onderbrengen van kippen zal worden verboden ten gunste van foksystemen die een beter welzijn van de dieren garanderen.
Voorzitter, ik herinner mij levendig de bijeenkomt van de Raad Landbouw van de Europese Unie op 19 juli 1999. Het was een gedenkwaardige dag waarop ik als vertegenwoordiger van mijn land (ik was toen de Italiaanse minister van Landbouw) met mijn stem heb bijgedragen aan de goedkeuring van deze belangrijke richtlijn.
Nu, op een jaar afstand tot de onherroepelijke inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, wijzen de gegevens erop dat de Europese producenten doorgaan met de aanpassing van hun productiesystemen, maar niet zonder problemen. Een concrete inspanning van de Commissie is nodig om het dierenwelzijn te waarborgen, om de producenten te beschermen die hun systeem hebben aangepast aan Richtlijn 1999/74/EG, en om tegelijkertijd een efficiënte overgang te garanderen naar de nieuwe wetgeving waarbij de markt gevrijwaard blijft van concurrentieverstoring.
Het is daarom dat mijn collega’s en ik het verstandig hebben gevonden om deze belangrijke kwestie op te nemen in de agenda van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, een Commissie die ik de eer heb voor te zitten. Er is de laatste maanden veel werk verzet waaraan alle parlementaire fracties hebben deelgenomen en waaruit de mondelinge vraag van 28 oktober 2010 is voortgekomen, waarbij de Commissie drie belangrijke kwesties zijn voorgelegd.
In de eerste plaats vragen wij om bericht over de tenuitvoerlegging van de nieuwe wetgeving binnen de lidstaten.
In de tweede plaats vragen wij naar de initiatieven die lidstaten hebben genomen teneinde te verzekeren dat de richtlijn ook wordt gerespecteerd en de eventuele tegemoetkoming aan bedrijven die de duidelijke wil hebben getoond om zich aan te passen aan de nieuwe wetgeving.
Ten slotte vragen wij naar de maatregelen en garanties ter voorkoming van een crisis op de eiermarkt in de komende jaren en ter vermijding van oneerlijke concurrentie van derde landen die niet verplicht zijn zich te houden aan de richtlijn van de Europese Unie die immers is gericht op de interne Europese markt.
Dit zijn de vragen waarop wij concrete en definitieve antwoorden verwachten van de Commissie. Ten slotte vragen wij de Commissaris een meer transparante markt te verzekeren, die is ingericht volgens het beginsel van de zogenaamde reciprociteit van regels zodat een betere samenhang op internationaal niveau wordt bevorderd waar het gaat om standaarden voor dierenwelzijn die worden toegepast in de Europese Unie.
Aandacht voor dit thema, waarover wij binnen de commissie al vanaf het eerste begin meerdere malen gediscussieerd hebben, is van cruciaal belang om te voorkomen dat de Europese inspanningen, onze inspanningen, commissaris, op het gebied van dierenwelzijn teloor gaan op een markt die ongevoelig is voor de sociale waarden die samenhangen met voedingsmiddelen. Het gaat om het terugbrengen van de verstorende invloed die voortkomt uit de mogelijkheid dat producenten die niet vallen onder de communautaire regulering, de lagere eisen waaraan zij moeten voldoen omzetten in een groter concurrentievoordeel.
In deze zin, Voorzitter, kan de ontwerpresolutie betreffende het welzijn van legkippen waarover wij deze ochtend stemmen, een eerste en belangrijke bijdrage zijn.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst is mij door commissaris Dalli gevraagd om hem te verontschuldigen voor zijn afwezigheid hier, maar als voormalig commissaris belast met welzijn en gezondheid van dieren was het mij een genoegen om de beantwoording van deze vraag op mij te nemen.
Namens de Commissie wil ik benadrukken dat het in 1999 aangenomen verbod op conventionele kooien een belangrijke verbetering voor het welzijn van dieren in de Europese Unie betekent. Bovendien heeft het wereldwijd een intens debat gestimuleerd. Ik wil ook onderstrepen dat in de eerste plaats de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van EU-wetgeving inzake de bescherming van legkippen.
De Commissie doet haar uiterste best om toezicht te houden op de handhaving in de lidstaten, ook door middel van inspecties die door deskundigen van de Commissie worden uitgevoerd, en via de gegevens die jaarlijks door de lidstaten worden verstrekt op grond van een specifiek besluit van de Commissie met betrekking tot dierenwelzijninspecties op boerderijen.
Vorige maand, in november 2010, zijn door 24 lidstaten de officiële gegevens voor 2009 over productielocaties voor legkippen aan de Commissie overhandigd. Tot op heden hebben slechts 18 lidstaten alle gegevens overhandigd. Uit deze gegevens blijkt dat in 66 procent van de productielocaties in die 18 lidstaten legkippen werden gehouden in een systeem met vrije uitloop, in 29 procent in schuren, in 3,5 procent in conventionele kooisystemen en in 1 procent in aangepaste kooien.
De Commissie is zich er echter van bewust dat er nog belangrijke gegevens ontbreken en dat drie lidstaten helemaal geen antwoord hebben gegeven, terwijl zes lidstaten slechts gedeeltelijke gegevens hebben verstrekt. Het bovengeschetste beeld is daarom allesbehalve compleet. De Commissie verzoekt de lidstaten voortdurend en bij iedere gelegenheid – onder andere in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en bij de vergaderingen van de hoofden van de veterinaire diensten – om de ontbrekende gegevens aan te vullen.
Bovendien heeft de Commissie de lidstaten in een formeel schrijven verzocht om hun actieplannen voor de uitvoering van het verbod in te dienen, om de situatie in de hele EU beter te kunnen analyseren.
In dit stadium zijn de inspanningen van de Commissie er vooral op gericht om ervoor te zorgen dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen voor de uitvoering van het verbod op conventionele kooien tegen de wettelijk bepaalde uiterste datum. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat eieren die niet in overeenstemming met de richtlijn inzake de bescherming van legkippen worden geproduceerd, niet volgens EU-wetgeving op de markt kunnen worden gebracht.
Volgend jaar, na de vergadering van belanghebbenden, zal er een beter beeld van de situatie kunnen worden geschetst. De vergadering van belanghebbenden zal in januari 2011 plaatsvinden.
Momenteel is de invoer van eieren in de schaal zeer beperkt vanwege de korte houdbaarheid van dit product en de EU-eisen voor voedselveiligheid. Volgens EU-wetgeving dient op verpakkingen van uit derde landen ingevoerde eieren waarbij onvoldoende garantie bestaat dat gelijkwaardige productienormen worden gehanteerd, vermeld te worden dat ze geproduceerd zijn volgens een houderijmethode die niet overeenkomt met de EU-norm. Door dit etiket kunnen ingevoerde, niet volgens de EU-vereisten voor welzijn geproduceerde eieren duidelijk worden onderscheiden.
Zoals gezegd, zal de Commissie de situatie met alle relevante belanghebbenden verder onderzoeken in een vergadering op 19 januari 2011 in Brussel, waar gesproken zal worden over mogelijkheden om een soepele handhaving van de richtlijn te waarborgen.
Esther de Lange, namens de PPE-Fractie. – Met sneltreinvaart stevenen wij af op een situatie waarin miljoenen eieren niet aan de Europese regels zullen voldoen. Immers, en het is al gezegd, zal naar verwachting 30 procent van de eieren in 2012 niet voldoen aan het verbod dat wij in 1999 met elkaar afspraken op legbatterijen.
Commissaris, de rekensom is eigenlijk heel erg simpel. Het kost een boer 8 tot 13 procent meer om zo'n diervriendelijk ei zonder legbatterij te produceren. En de gemiddelde consument, of wij dat nu leuk vinden of niet, gaat nog steeds voor goedkoop en is slechts bereid om 3 tot 4 procent meer te betalen voor zo'n diervriendelijk ei. Dus het concurrentienadeel dat hierdoor ontstaat lijkt mij vrij duidelijk.
En de kernvraag is dan ook: wat gaat u, Europese Commissie, doen om ervoor te zorgen dat boeren die netjes aan de regels voldoen en die geïnvesteerd hebben in alternatieven, niet lijden onder hun collega's die achterblijven. En komt u mij nu alstublieft niet aanzetten, mevrouw de commissaris, met het excuus dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor uitvoering en controle. U bent de hoedster van de Verdragen, dus onze ogen zijn op u gericht. En dan vind ik het heel erg jammer dat wij nog steeds aan het praten zijn over data en een beter beeld krijgen, volgend jaar, dan is het te laat!
Wat gaan wij doen? De druk moet omhoog! In onze resolutie eisen wij onder andere uiteraard het behoud van het kooiverbod, meer inspecties, die nationale actieplannen die er eindelijk moeten komen en een exportverbod voor eieren die niet volgens de regels geproduceerd zijn.
Commissie, u bent aan zet! En onderneemt u niets, dan lijden niet alleen de bonafide kippenboeren daaronder, maar ik vrees ook uw eigen geloofwaardigheid en die van alle Europese dierenwelzijnsregels en ik denk dat wij dat met zijn allen willen voorkomen.
Luis Manuel Capoulas Santos, namens de S&D-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb net als onze voorzitter, Paolo de Castro, twaalf jaar geleden als minister van Landbouw de mogelijkheid gehad om deel te nemen aan het besluit waarmee de wetgeving, waarover we vandaag debatteren, werd aangenomen. Het was een erg moeilijk en lang debat omdat het ging over twee tegenstrijdige waarden: het creëren van omstandigheden voor het welzijn van dieren en de waarborging van het concurrentievermogen van de sector. De oplossing werd gevonden in het voorop stellen van het dierenwelzijn en het vaststellen van een periode die lang genoeg zou zijn voor de sector om zich aan te aanpassen.
Ondanks het feit dat het nog een jaar duurt voordat de nieuwe normen van kracht worden, stemmen de gegevens die bekend zijn over de aanpassing van de bedrijven, zoals mevrouw de commissaris al heeft gezegd, tot zorg. We mogen niet toestaan dat bedrijven die geïnvesteerd hebben en grote inspanningen hebben geleverd om aan de wet te voldoen, gestraft worden door oneerlijke concurrentie.
Ik wil de commissaris bedanken voor de informatie die ze ons verschaft heeft, maar toch zouden we graag gedetailleerde informatie krijgen over de werkelijke situatie in iedere lidstaat. Tevens zouden we willen weten welke concrete maatregelen, naast de inspanningen die de commissaris al noemde, de Commissie van zins is te nemen zodat de bedrijven in de sector over het algemeen kunnen voldoen aan de wetgeving die op 1 januari 2012 in werking treedt. Ook zouden we graag vernemen of er daadwerkelijk een pakket aan sancties is waarover in ieder geval uniformiteit bestaat tussen de lidstaten. Hier gaat het om in de resolutie waarover we vandaag discussiëren en ik ben ervan overtuigd dat er een brede steun voor zal zijn in dit Parlement. Mijn fractie zal in ieder geval tegen de volledige of gedeeltelijke schrapping van overweging F en de paragrafen 8, 9 en 14 stemmen, omdat ze bewoordingen en doelstellingen bevatten die volgens ons slecht te verenigen zijn met het communautair recht en indien ze gehandhaafd blijven, ervoor zorgen dat de resolutie ongeloofwaardig wordt.
George Lyon, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris graag bedanken voor de informatie aan het begin van dit debat.
Of we nu een volledig beeld hebben of niet, het is een voldongen feit dat er vanaf januari volgend jaar in de Europese Unie waarschijnlijk 80 miljoen eieren in illegale kooisystemen worden geproduceerd. Dat zal een feit zijn. We hebben een legcyclus van twaalf maanden. Dat cijfer kan tegen die tijd op geen enkele manier ingrijpend veranderen.
Ik wil graag weten wat ik moet zeggen tegen mensen als John Campbell van Glenrath Farms en alle producenten in het Verenigd Koninkrijk die gemiddeld ieder 2 miljoen pond hebben uitgegeven om aan de wetgeving te voldoen en die nu extra kosten krijgen die tussen 8 en 10 procent hoger liggen dan bij het conventionele kooisysteem. Wat zeg ik tegen onze klanten thuis aan wie we beloofd hebben dat er vanaf 1 januari 2012 geen eieren meer op de markt zullen komen die in de oude conventionele batterijsystemen zijn geproduceerd?
Ik weet wel wat ik dit Parlement en de Commissie wil laten zeggen. Ik wil terug kunnen gaan en tegen ze kunnen zeggen dat we krachtig zullen optreden om te zorgen dat de wetgeving wordt nageleefd. Geen derogaties en geen uitbreidingen. Producenten hebben per slot van rekening tien jaar de tijd gehad om aan de wetgeving te voldoen. Ik wil dat lidstaten die de wetgeving naleven, hun consumenten en producenten kunnen beschermen, doordat ze invoer van illegaal geproduceerde eieren van producenten en landen die de wetgeving niet naleven, kunnen verbieden. We kunnen niet als excuus aanvoeren dat we het niet hebben zien aankomen. Tien jaar is in iedere bedrijfscyclus een lange tijd om voorbereidingen te kunnen treffen en investeringen te kunnen doen.
Commissaris, ik hoop dat u ons aan het slot van dit debat een duidelijke verklaring zult geven waarin u zegt dat u de zorgen van producenten en consumenten begrijpt en waarin u krachtige maatregelen ter bescherming van beide groepen belooft.
Martin Häusling, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik heb uw antwoorden vandaag niet werkelijk overtuigend gevonden. Ook wat de Commissie al eerder had gezegd in de Landbouwcommissie was verre van overtuigend. De heer Lyon heeft het al gezegd: het probleem komt op ons af. Vanaf 2012 zullen 30 procent van de eieren op de markt illegaal zijn, en we weten niet hoe we dat aan moeten pakken. Nu wordt er gezegd dat we er maar op moeten vertrouwen dat de lidstaten hun plicht zullen doen, en verslag uit zullen brengen. Ik zou zeggen: waarom starten we geen inbreukprocedure, of dreigen daar tenminste mee? Dan kunnen we afdwingen dat het Europese recht in alle lidstaten geldt, en voor alle boeren. We genieten veel vertrouwen op het gebied van het dierenwelzijn, en dat kapitaal moeten we verdedigen. De burgers vertrouwen er terecht op dat deze normen worden toegepast. De publieke opinie reageert heel gevoelig wanneer het om dierenwelzijn gaat. Uiteindelijk bieden we de boeren ook financiering en steun van de overheid, omdat we strengere voorschriften hebben voor de bescherming van dier en milieu. Dan kunnen we van alle lidstaten ook een tegenprestatie eisen. Daarom luidt de vraag: “wat gaat de Commissie nu doen?” We hebben in de parlementaire commissie de eisen geformuleerd. Er moet meteen een lijst met maatregelen op tafel worden gelegd. We kunnen niet aanvaarden dat er eventueel wordt gesproken over het verlengen van de termijnen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat we nu diegenen bestraffen die zich aan de regels hebben aangepast door anderen met overgangstermijnen de mogelijkheid te bieden om nog even door te gaan met de oude regels. Dat ondergraaft het vertrouwen van de boeren in de Europese instellingen.
U heeft het over de etikettering gehad. Wat gebeurt er dan met producten die geen verse eieren maar bijvoorbeeld vloeibare eieren bevatten? Hoe gaan we die dan etiketteren? Ten minste dat punt moeten we meteen regelen.
Er is al meerdere malen gezegd dat tien jaar een lange tijd is. Eigenlijk zou iedereen in de Europese Unie wel moeten weten dat men zich aan deze termijnen moet houden. Er is geen excuus meer, voor geen enkele lidstaat, ook niet voor de nieuwe lidstaten. Niemand kan zeggen: we hebben dat niet zo snel kunnen regelen. Tien jaar is werkelijk genoeg.
In de Europese Unie hebben we een toppositie op het gebied van dierenwelzijn. Dat argument gebruiken we overal op het internationale toneel. We gebruiken het tegenover de consumenten, en daarom moeten we ook consequent zijn, anders verliezen het Parlement en de Commissie iedere geloofwaardigheid op het gebied van de omzetting van Europese normen. Daarom doen wij een dringend beroep op de Commissie om een initiatief te nemen, en niet nog meer tijd te laten verstrijken. Anders lopen we het risico dat we vanaf 1 januari 2012 een situatie krijgen waarmee niemand tevreden is.
James Nicholson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik ook zeggen dat ik niet helemaal overtuigd ben door wat de commissaris ons vandaag heeft verteld. Ambtenaren van de Commissie hebben twee keer een bezoek gebracht aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en hun optreden en wat zij ons hebben verteld, was niet alleen onaanvaardbaar, maar zelfs abominabel en schandalig.
Ik heb nu naar de commissaris geluisterd en ik heb zeer aandachtig geluisterd naar sommige van de dingen die zij zei, maar ze heeft ons niet meer informatie gegeven dan dat ze in januari een bijeenkomst met de belanghebbenden zullen houden.
Wat gaat u in januari tegen de belanghebbenden zeggen, commissaris? Wat zal daar het resultaat van zijn? We willen dat weten, want u moet zich realiseren dat nu de laatste kippen die de deadline moeten halen al in de conventionele kooien zitten. Ze zitten er al in. Kippen in conventionele kooien hebben gewoonlijk een legcyclus van 13-14 maanden.
Tijdens uw interventie heeft u een opmerking gemaakt en misschien wilt u hier een antwoord op geven of hier iets meer over zeggen. U heeft gezegd dat eieren van buiten de EU die niet aan gelijkwaardige normen voldoen, een ander etiket zouden krijgen. Wat bedoelt u daarmee? Neemt u het punt op dat de eieren die na 1 januari 2012 in de EU niet volgens de wettelijke regels zijn geproduceerd, hetzelfde merkteken krijgen, dat ze niet uitgevoerd mogen worden uit het land waarin ze zijn geproduceerd of dat ze niet op de markt mogen komen?
We hebben hier een groot probleem, omdat er, zoals George Lyon zei, op 1 januari 2012 83 miljoen eieren – dat weten we zeker – illegaal zullen zijn. Dat is ook een benarde situatie voor ons in Europa, waar mensen eieren willen eten. Wat gaan we hieraan doen?
Ik vind echt dat we moeten weten welke kant we op gaan. Kunt u ons verzekeren dat u in maart weer naar dit Parlement komt met een behoorlijk voorstel met betrekking tot uw plannen – welke maatregelen u wilt nemen – om deze situatie onder controle te krijgen? Zoals door anderen uiteengezet is, hebben veel producenten al miljoenen ponden uitgegeven om aan de normen te voldoen. Er kan nu niet door anderen die hiertoe niet bereid zijn, van ze gevraagd worden om nog meer pijn te dragen.
John, Stuart Agnew, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie heeft een grote crisis in de eierindustrie veroorzaakt. Of we dat nu leuk vinden of niet, honderd miljoen kippen zullen op D-day – of moeten we zeggen E-day? – nog steeds in kooien zitten. We hebben noch het geld noch de logistiek om dat te verhinderen.
Het mag degene die vanuit zijn luie stoel spreekt een gevoel van voldoening geven om aan te dringen op het zonder meer invoeren van de regelgeving over een jaar, maar het zou de gezondheid van de Britse eiersector op lange termijn ernstige schade toe kunnen brengen.
Laten we eens naar de praktische gevolgen kijken. Hoe kun je je binnen 24 uur ontdoen van honderd miljoen kippen? En hoe kun je op een veilige manier dagelijks 83 miljoen eieren vernietigen? Stel dat dat op de een of andere manier toch lukt, waar gaan consumenten dan heen voor hun dagelijkse 83 miljoen eieren? Naar Oekraïne, India, Argentinië en Brazilië, waar alle eieren afkomstig zijn uit legbatterijen. Hebben deze landen een reputatie op het gebied van hoge welzijnsnormen?
Zodra deze handel op gang komt, zal die heel snel uitbreiden als gevolg van het concurrentievoordeel. Die handel zal zeer moeilijk te stoppen zijn. Hierdoor zullen de inspanningen van de producenten van scharreleieren in het Verenigd Koninkrijk volledig ondermijnd worden. In feite zullen we een groot deel van onze industrie gaan uitvoeren, terwijl die juist massaal heeft geïnvesteerd om volgens de EU-regels te kunnen blijven werken.
Ik vind dat een handelsverbod binnen de Europese Unie volslagen kansloos is. Het zal niet alleen onmogelijk zijn om het te controleren met de open grenzen, maar ook de Wereldhandelsorganisatie zou er vraagtekens bij kunnen zetten. De minst slechte oplossing – en ik zeg de "minst slechte" – is daarom om onder bepaalde voorwaarden tijdelijk ontheffing te verlenen aan niet-conforme producenten.
Hoewel ik bepaalde naaktbeelden wel kan waarderen, verheug ik me niet op het beeld van vrachtwagens vol naakte, ongestempelde eieren uit buitenlandse legbatterijen die in 2012 op weg zijn naar het Verenigd Koninkrijk. Eieren zonder stempel spelen frauduleuze handelaren in de kaart. In het Verenigd Koninkrijk hebben we dat door schade en schande geleerd.
De Britse oplossing is om eieren op de houderij zelf mechanisch te stempelen met codes waaruit blijkt hoe ze zijn geproduceerd. Dit gebeurt momenteel ook op mijn eigen houderij en het systeem is betrouwbaar. De Commissie zegt dat het veel te lastig is om te zorgen dat niet-conforme eieren van een speciale code worden voorzien, ondanks de duidelijke noodzaak. Ja, dit is natuurlijk dezelfde Commissie die Britse schapenfokkers verplicht om hun schapen onnodig individueel te identificeren met onbetrouwbare elektronische apparatuur. Wat een enorme inconsistentie.
De “minst slechte” oplossing – en ik gebruik die term opnieuw – is dat de Europese Unie erop staat dat niet-conforme lidstaten hun regionale middelen aanwenden voor stempelmachines en dat zij ook betalen voor een inspectie die bestaat uit onderdanen van conforme lidstaten. Die inspectie moet ook verpakkingsbedrijven bezoeken en een database samenstellen van verwerkingsbedrijven die deze eieren uit legbatterijen in hun producten verwerken.
De meeste Britse detailhandelaren willen de handel in eieren uit legbatterijen best vermijden na de afgesproken termijn, maar dat lukt alleen als die eieren duidelijk herkenbaar zijn.
Mike Nattrass (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit gaat niet alleen over kippen in ongeschikte kooien, maar het gaat over de mogelijkheid van de Europese Unie om toezicht te houden op de interne markt.
Staten hebben tien jaar de tijd gekregen om per 1 januari 2012 aan de regelgeving te voldoen, anders zou hun product illegaal zijn. De Duitsers, Scandinaviërs, Nederlanders, Britten en anderen hebben daaraan voldaan, maar sommige grote producenten hebben simpelweg geweigerd. Het brengt enorme investeringen met zich mee om aan de regelgeving te voldoen en daarvoor moet geld geleend worden. Door de wetgeving is de prijs van een dozijn eieren met 15 Britse pence verhoogd. De boeven die de wetgeving niet naleven, krijgen nu wellicht meer tijd en worden daardoor duidelijk beloond, omdat zij een prijsvoordeel krijgen.
Eieren uit illegale kooien zullen de eieren die wel voldoen aan de regelgeving van de Europese Unie, ondermijnen. Eén producent heeft 10 miljoen pond geleend om aan de richtlijn te voldoen. Hij heeft juist gehandeld.
Zal de Commissie nu haar belofte breken en zijn eieren uit de markt prijzen? Als er meer tijd wordt toegekend, dan is de moraal van dit verhaal dat, als de Europese Unie een richtlijn opstelt, het de moeite waard is om die te negeren.
VOORZITTER: LIBOR ROUČEK Ondervoorzitter
Esther Herranz García (PPE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het kan zijn dat er in januari 2012 vierhonderd Spaanse eierenproducenten minder zullen zijn. Dat komt neer op 30 procent van het totale aantal in mijn land en staat gelijk met een productieverlies van 300 000 ton eieren.
De Europese Unie kan de 80 miljoen eieren, de 2 miljoen ton, minder gaan produceren, maar het enige wat wij daarmee bereiken is dat het verlies zal worden goedgemaakt met de invoer van eieren uit derde landen, waar de dierenwelzijnsregels veel minder streng zijn dan in de Europese Unie. Om dat te vermijden zullen we intelligent te werk moeten gaan.
Deze richtlijn uit 1999, die grotere kooien voor legkippen voorschrijft, vraagt van ons dat we intelligent en opbouwend te werk gaan, want anders bereiken we alleen dat de Europese productie verzwakt en dat extra commerciële kansen worden gegeven aan derde landen, waar de ruimte per kip veel kleiner is dan die we op dit moment in de Europese Unie hebben.
De richtlijn vergt een enorme inspanning van de Europese producenten – volgens schattingen zijn de kosten alleen in Spanje al rond de 600 miljoen euro. Bovendien heeft de richtlijn ook economische gevolgen voor de eierproductenindustrie en de levensmiddelenindustrie in het algemeen.
Daarom vraag ik u, uw steun te verlenen aan de door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) voorgestelde wijziging van paragraaf 2. Daarmee beogen we in elk geval een oplossing te vinden voor verantwoordelijke bedrijven die bezig zijn met het overgaan op een andere wijze van exploitatie, waarmee zij in januari 2012 klaar zijn. We moeten hen steunen bij de omvorming van hun installaties en hun de tijd gunnen om een en ander af te ronden, om te vermijden dat er onherstelbare schade wordt veroorzaakt aan hun boerderijen, en om te beletten dat er van het ene op het andere moment een situatie van schaarste op de communautaire markt ontstaat, waardoor de prijzen voor de consument zouden oplopen.
Het gaat erom dat we de richtlijn nakomen, de eier- en eierproductindustrie een kans geven, en het recht van dieren op welzijn en het recht van consumenten op een redelijke prijs eerbiedigen.
Ulrike Rodust (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik zou er nogmaals met alle nadruk op willen wijzen dat we hebben besloten dat het verboden is om legkippen in batterijen te houden. De lidstaten en de kippenboeren hebben voldoende tijd gekregen om de richtlijn over het verbod op het gebruik van conventionele legbatterijen ten uitvoer te leggen. De termijn is tenslotte nog niet verstreken, ze hebben nog twaalf maanden de tijd om hiermee te stoppen.
Ik vind dat we ervoor moeten zorgen dat de legbatterijen vanaf 1 januari volledig afgeschaft zijn. Het moet toch mogelijk zijn om juridische stappen te zetten tegen de lidstaten die er dan nog niet in geslaagd zijn om de richtlijn ten uitvoer te leggen? We kunnen bijvoorbeeld met boetes dreigen.
We moeten er ook voor zorgen dat eieren die zijn geproduceerd met methodes die niet in overeenstemming zijn met het Europese recht, niet op de Europese interne markt worden gebracht.
Britta Reimers (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, al sinds twaalf jaar is bekend dat het vanaf 1 januari 2012 in de EU verboden is om legkippen in batterijen te houden. Hoe is het dan mogelijk dat sommige lidstaten aan twaalf jaar niet genoeg hebben gehad om dit om te zetten, en de kippenboeren hierop voor te bereiden? Dit is weer zo'n voorbeeld van gebrekkige tenuitvoerlegging die tot frustraties leidt. De kippenboeren in de lidstaten die dit op tijd hebben geïmplementeerd zijn nu al het slachtoffer van een vorm van oneerlijke concurrentie, die haaks staat op de principes van de EU.
Ik doe een beroep op de Commissie om van alle lidstaten te eisen dat ze zich houden aan het geldende recht, en alles in het werk te stellen om daar de hand aan te houden! Eieren mogen vanaf januari 2012 niet meer in batterijen worden geproduceerd, en de eieren die dan illegaal zijn mogen niet meer in de handel worden gebracht, omdat ze de concurrentie zouden vervalsen. De boeren die zich hebben aangepast aan de regels van de EU, mogen geen financiële schade lijden, en degenen die weigeren om zich aan te passen, mogen financieel niet worden beloond.
We kunnen de Europese burgers niet meer uitleggen dat het Europese recht niet in alle lidstaten in dezelfde mate geldt, en dat sommige lidstaten telkens weer aan vertragingstactiek doen. Juist de meest recente crises hebben aangetoond waar dat toe leidt. We moeten in Europa één lijn trekken, wanneer iedereen doet wat hij wil, zonder aan een ander te denken, komen we er nooit!
Vicky Ford (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals veel moeders wil ik fatsoenlijke normen voor dierenwelzijn, maar ik wil ook betaalbare eieren. Ik ben geen gevogeltedeskundige en de vier pogingen van mijn dochter om kippen te houden zijn alle ten goede gekomen aan de plaatselijke vos.
Daarom luister ik liever naar deskundigen – zoals de boer in mijn kiesdistrict, de houder van 30 000 gelukkige EU-conforme kippen, die ik vorige maand bezocht. In het Verenigd Koninkrijk heeft de varkensfokkerij, tegen een hoge prijs, geleerd dat het een vergissing is om eenzijdig strengere normen voor dierenwelzijn in te voeren. De Britse eierproducenten stellen vertrouwen in de Commissie en hebben honderden miljoenen Britse ponden geïnvesteerd als voorbereiding op deze wetgeving.
Het vertrouwen van het publiek in de Europese Unie is lager dan ooit. We moeten degenen die zich in goed vertrouwen aan de wetgeving hebben geconformeerd, beschermen. We moeten geen boemannetje spelen met de eierproducenten.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de Commissie bedanken voor haar antwoord, ook al is dat onvolledig. De voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft zeer specifieke vragen gesteld en die zijn niet volledig beantwoord.
Ik plaats met name vraagtekens bij de cijfers, en misschien kunt u die verduidelijken? Zei u dat 66 procent van de eierproductie momenteel uit vrije-uitloopeieren bestaat? Dat is niet de informatie waarover ik beschik. Ik durf daarom te stellen dat uw informatie selectief is en u moet maar eens heel goed met belanghebbenden overleggen, want dit zijn, hoe zal ik het zeggen, zeer verfraaide cijfers. Ze geven in het geheel geen juist beeld van de eierproductie in de Europese Unie.
Laat me ook zeggen dat, als het makkelijk was om deze wetgeving na te leven en als consumenten echt – en dat meen ik – echt, echt, diervriendelijke legsystemen wilden, ze daar dan voor zouden betalen. Ze willen wel diervriendelijke legsystemen. Ze hechten er echter geen waarde aan, en ze willen er niet meer voor betalen. Zolang ik deel uitmaak van het Europees Parlement, sinds 2004, heb ik nog nooit een verzoek van een consument gehad waarin werd gevraagd om deze wetgeving in te voeren.
Onthoud dat, mensen. Zo is de situatie feitelijk. Dat gezegd hebbende, vind ik het belangrijk dat deze wetgeving die door dit Parlement is aangenomen, volledig ten uitvoer wordt gelegd en dat degenen die grote bedragen hebben geïnvesteerd om eraan te voldoen, worden beschermd door de Europese Unie. Ik denk dat de Commissie wel weet dat zij anders een juridisch probleem zal hebben.
Laat ik het hebben over de marksituatie. Er zal sprake zijn van een heel duidelijke eierberg: 83 miljoen eieren zullen op 1 januari 2012 illegaal zijn! Vanuit moreel en ethisch oogpunt kunnen we deze eieren niet dumpen. Dat zou verschrikkelijk zijn. De markt zou eronder lijden, de prijzen voor consumenten zouden stijgen en het zou leiden tot protesten en verzet.
De Commissie moet ons vertellen wat er op die dag moet gebeuren, want het is onvermijdelijk dat deze eieren op de markt zullen komen en er zal een soort zwarte markt voor eieren ontstaan, dus we moeten hier duidelijkheid over hebben.
Degenen in de overgangsfase moeten ook weten dat er geen weg terug is, want zij zijn in verwarring door de berichten die zij krijgen.
Van alle onderwerpen waarover we deze week hebben gedebatteerd, is dit een cruciaal onderwerp voor onze consumenten, maar ook voor onze producenten. We moeten antwoorden krijgen van de Commissie.
Iratxe García Pérez (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, zoals u merkt, zien wij er in dit Huis op toe dat de regels worden nageleefd, zelfs als zij nog niet in werking zijn getreden. Als wij hetzelfde deden voor andere sectoren waarvoor nieuwe regels op stapel staan, dan zouden onze plenaire vergaderingen twee weken duren.
Vandaag hebben we het over een sector die geen GLB-steun ontvangt en die kampt met de gestegen kosten van het voer. Hoewel de producenten aanvullende kosten moeilijk kunnen opvangen, zien zij zich daartoe gedwongen om te kunnen voldoen aan de strenge productieregels die wij als Unie opleggen.
Alles lijkt erop te wijzen dat producenten in veel lidstaten op 1 januari 2012 nog niet volledig voldoen aan de vastgestelde termijn. Naar schatting zal er een productietekort van 30 procent ontstaan op de communautaire markt.
Dit zal tot gevolg hebben dat we de verse eieren intern produceren – tegen een hogere prijs voor de consument – en dat we de voor verwerking bestemde eieren extern kopen, waarbij het deel van de Europese productie dat die markt voorzag, wordt gesloten. Ik hoop dat we tegen die tijd beter in staat zullen zijn het beginsel van wederkerigheid te handhaven in onze betrekkingen met derde landen.
Tot slot nog het volgende. De wetgeving is bindend met ingang van 2012. Tot het zover is kan de Commissie naleving van andere van kracht zijnde normen afdwingen, zoals de elektronische identificatie van schapen en geiten, waarvan de toegevoegde waarde in de zin van traceerbaarheid en goede veterinaire voorwaarden ook een directe uitwerking heeft op het dierenwelzijn.
Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de betekenis van de besproken resolutie is eenduidig – er zijn geen uitzonderingen en geen ontheffingen. De Europese Commissie moet instrumenten voorbereiden voor de handhaving en de sanctionering van productie die niet aan de eisen is aangepast. Helaas heeft het feit dat in de preambule van de resolutie staat dat sommige producenten twaalf en andere acht of vijf jaar de tijd hebben gehad voor de aanpassing, geen consequenties. Ik wil er nog aan toevoegen, dat de producenten met de kortste aanpassingstermijn, door het overnemen van onaangepaste hokken van collega’s uit de vijftien oude lidstaten, de aanpassing van deze laatsten ondersteund hebben, onbewust van de problemen die ze daardoor over zichzelf afriepen. Volgens de experts zal, na het inwerkingtreden van de legkippenrichtlijn, de vraag naar consumptie-eieren in de Europese Unie het aanbod overstijgen, en dat betekent in de praktijk import van eieren uit derde landen, waar ze met zekerheid in niet-aangepaste kooien zijn geproduceerd. Daarom richt ik mij tot de Commissie met de vraag om een inschatting te maken van de mogelijkheid om vast te houden aan het verbod op het gebruik van traditionele kooien met ingang van 1 januari 2012 en om oplossingen en duidelijk omschreven criteria te formuleren, voor die producenten die het proces van modernisering niet zullen kunnen afronden vóór 1 januari 2012. Hierover gaan de twee verbeteringen die door mijn fractie worden gesteund.
Afgezien van dierenwelzijn en concurrentiepositie is volgens de auteurs een principieel argument voor het aannemen van deze resolutie, het feit dat de overgangsperiode voor de aanpassingen alom bekend was en was vastgelegd in de richtlijn en dat deze termijn niet gewijzigd kan worden. Ik hoop dat de afgevaardigden die deze redenering volgen en voor deze resolutie zullen stemmen, er ook allemaal met volle overtuiging en zonder uitzondering achter zullen staan dat er na 2013 geen verdere overgangstermijn meer zal zijn met betrekking tot de differentiatie van de directe betalingen in de Europese Unie, omdat er in het Verdrag een uiterste termijn van 2013 was opgenomen. Zo is dit verankerd en ik denk niet dat we dat moeten veranderen.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D). - (HU) De discussie heeft tot dusverre duidelijk gemaakt dat er een serieus belangenconflict bestaat tussen diegenen die zijn overgestapt op het nieuwe systeem en diegenen die dat nog niet hebben gedaan. Er is echter ook een scherpe tegenstelling tussen de oude en nieuwe lidstaten. Ik ben het volledig eens met de heer Kalinowski, dat de oude lidstaten veel meer tijd hebben gehad voor de overstap en dat zij bovendien voor de toetreding de verouderde systemen hebben overgedragen aan de nieuwe lidstaten. Het spreekt desondanks voor zich, dat de regels moeten worden gevolgd en het is ook duidelijk dat de Europese Unie opnieuw haar eigen producenten een concurrentienadeel geeft door hun strengere regels voor te schrijven dan zij oplegt aan de partijen die naar de EU exporteren. Niet alleen stelt de EU eisen, deze worden ook nog eens niet effectief gecontroleerd. Daarom denk ik dat de Europese Commissie nu opnieuw een besluit gaat nemen dat de producenten van de EU benadeelt ten opzichte van de buitenlandse markten.
Georgios Papastamkos (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik erken volledig de noodzaak om binnen de Europese Unie gelijke mededingingsvoorwaarden te garanderen ten voordele van producenten die voldoen aan de verhoogde eisen die de richtlijn oplegt. Tegelijkertijd echter moeten wij de producenten ondersteunen die weliswaar hebben toegezegd aan de eisen te zullen voldoen, maar niet in staat zijn de hoge kosten van de aanpassing binnen de gestelde termijn te dragen. Er is bepaald dat de producten die niet volgens wettelijk voorschrift zijn verkregen vanaf 1 januari 2012 niet wettig op de markt gebracht kunnen worden.
Tegelijk echter zal de invoer van producten uit derde landen die volgens soepeler voorschriften op het gebied van dierenwelzijn zijn verkregen, doorgaan. Dus op het moment dat veel landbouwbedrijven in de Unie van productie dreigen te worden uitgesloten ten gevolge van de strengere normen voor dierenwelzijn, worden producten uit derde landen ingevoerd die zelfs niet aan de voorschriften voldoen die vandaag de dag in de Unie gelden. Zeker, we moeten dierenwelzijn beschermen, we moeten de goede behandeling van dieren veiligstellen, maar we moeten ook de Europese sociale productiestructuur beschermen.
Spyros Danellis (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, hoewel alle Europese producenten de communautaire wetgeving moeten eerbiedigen en op tijd de nodige aanpassingen moeten doorvoeren, wordt geschat dat 30 procent van de eierproducenten dat niet zal hebben gedaan op 1 januari 2012. Deze stand van zaken toont helaas aan dat de Europese Commissie er niet in is geslaagd om de producenten te overtuigen dat deze maatregel voordelig is voor hen, en een beleid dat de partijen die er direct belang bij hebben niet heeft overtuigd om het te steunen, kan moeilijk succesvol zijn, welke politiemaatregelen ook zullen worden opgelegd. Wij zijn van mening dat een geïntegreerde aanpak die de investeringskosten relateert aan het profijt dat zowel de producent als de consument heeft van het gebruik van aangepaste kooien, de producenten meer zou overtuigen om deze maatregel uit te voeren. Een dergelijke benadering zal uiteraard ook het kenmerkende verschil van Europese producten onderstrepen, dat is gebaseerd op kwaliteit, veiligheid en dierenwelzijn, en ze beschermen tegen oneerlijke concurrentie op ongelijke voorwaarden uit derde landen, waar wij nu juist zo bang voor zijn.
Giovanni La Via (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, het dierenwelzijn is een onderwerp dat in deze zaal vaak is besproken en ik geloof dat dit Parlement, samen met de Commissie en de Raad, tot een weloverwogen en evenwichtige keuze is gekomen. Ik geloof niet dat we, aangeland op dit punt, nog terugkunnen.
We moeten de beste manier vinden om de maatregel toe te passen, wat in dit geval betekent dat wij ook en vooral verantwoord nadenken en rekening houden met de verantwoordelijkheid die wij dragen naar deelnemers aan de markt die op dit moment hun productieproces aanpassen. Het is duidelijk dat we de datum niet kunnen uitstellen en dat we niet kunnen voorzien in een aanvullende overgangsperiode naar een verantwoord systeem voor het waarborgen van het dierenwelzijn. We hebben de plicht te denken aan allen die het transformatieproces hebben ingezet en die overgaan op een nieuw systeem in een periode van crisis en investeringsproblemen.
Daarom wil ik uw aandacht vragen voor de kwestie van de overgangsfase voor alle boeren die het aanpassingsproces hebben ingezet om rekening te houden met het dierenwelzijn, maar dit nog niet hebben voltooid. Ik denk daarom dat in deze moeilijke crisistijd ook naar deze producenten speciale aandacht moet uitgaan.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik denk niet dat het eerlijk is als we doen alsof alle lidstaten tien jaar de tijd hebben gehad. Roemenië en Bulgarije zijn bijvoorbeeld pas drie jaar geleden tot de Europese Unie toegetreden. Maar regels zijn regels en iedereen moet zich eraan houden.
Ik wil mijn collega's evenwel oproepen om voor het door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) ingediende amendement 2 te stemmen. Een groot aantal producenten is al begonnen met investeren in modernisering van hun houderijsystemen of staat op het punt met dergelijke investeringen te beginnen. Deze investeringen kunnen echter niet van de ene dag op de andere gedaan worden en het zou niet eerlijk zijn als deze producenten benadeeld zouden worden. Ik wil nogmaals benadrukken dat het alleen gaat om producenten die al met de aanpassing van hun houderijsystemen begonnen zijn, en dat het amendement verwijst naar bepaalde duidelijk omschreven voorwaarden waaraan voldaan moet worden.
Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Britse producenten hebben omvangrijke bedragen geïnvesteerd en daarmee hun productiekosten verhoogd, om klaar te zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, omdat ze weten dat het Verenigd Koninkrijk deze wet ten uitvoer zal leggen. Waarom zouden zij geconfronteerd moeten worden met oneerlijke concurrentie uit landen die de wetgeving niet ten uitvoer leggen of waaraan wellicht ontheffing of uitstel wordt verleend?
De maatregel is opgesteld met een minimum aan dwang en de tenuitvoerlegging wordt overgelaten aan de zorg van de 27 lidstaten met sterk variërende normen. In de formulering is nauwelijks sprake van gelijkvormige strenge uitvoering. Er worden termen als ’evenredig’ en ’afschrikkend’ gebruikt.
Ik ben er helemaal geen voorstander van dat de Europese Unie namens de lidstaten wetten aanneemt. Als dat echter toch gebeurt, dan is het niet aanvaardbaar dat sommige landen gedwongen worden om die na te leven, terwijl aan andere landen uitstel wordt verleend. Zal de Commissie verhinderen dat niet-conforme landen eieren uitvoeren naar landen die de wetgeving wel naleven, of er op zijn minst voor zorgen dat eieren van niet-conforme houderijen niet worden uitgevoerd? Onze producenten vragen om bescherming tegen oneerlijke concurrentie.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, staat u mij toe dat ik met betrekking tot het onderwerp dat hier vandaag ter discussie staat, begin met te herhalen dat ik in de eerste plaats van mening ben dat richtlijnen inderdaad moeten worden uitgevoerd en zo ook Richtlijn 1999/74/EC, en in de tweede plaats, dat de zorg over het dierenwelzijn hoog in het vaandel van de Europese Unie moet blijven staan. Dit gezegd zijnde, is het belangrijk te onderstrepen dat aanpassing aan de richtlijn nogal duur is voor de bedrijven in deze sector: 30 procent per kip in Portugal. Bovendien is er geen bijzondere ondersteuning van het programma voor plattelandsontwikkeling voor dit doel.
Ten gevolge van kapitaalgebrek in deze sector, beperkt bankkrediet en de crisis in het algemeen, is het noodzakelijk en urgent te erkennen dat de aanpassing van veel bedrijven is vertraagd. Het is daarom van belang die bedrijven extra tijd te geven - en uitsluitend die bedrijven - die al aan de vereiste aanpassing zijn begonnen.
Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE) . – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, niemand van ons betwist de noodzaak van implementatie van een richtlijn die in 1999 is opgesteld, het gaat hier immers ook om de geloofwaardigheid van het Parlement. Niemand stelt daarnaast de noodzaak van bescherming van het dierenwelzijn ter discussie.
Toch moeten richtlijnen ook worden ingegeven door gezond verstand, en van gezond verstand wil ik vandaag in deze zaal blijk geven. Om te beginnen gaan zowel bedrijven, het productiesysteem als de consument vanaf 1999 tot nu gebukt onder een diepe economische crisis en daardoor is het vele bedrijven niet gelukt zich aan te passen. Moeten we hier geen rekening mee houden?
In de tweede plaats zou een strenge toepassing vanaf 1 januari 2012 vele bedrijven buiten de markt plaatsen. Als gevolg hiervan zou de import van eieren worden gestimuleerd en dat zijn eieren die worden geproduceerd volgens methodes waarbij veel minder rekening gehouden wordt met dierenwelzijn dan bij de methodes die worden vereist en in de praktijk gebracht in de EU. Bovendien zou een strenge toepassing de verplaatsing van productie naar buiten de EU stimuleren.
Als we dit nastreven op een moment van crisis, met de bijkomende afname van werkgelegenheid en de bijkomende toename van eieren die worden geproduceerd buiten Europa volgens criteria die afwijken van de criteria die wij opleggen aan onze eigen producenten, denk ik dat we een fout maken.
We hebben lang gewerkt aan het idee van een substantiële overgangsperiode. Ik spreek mijn steun uit voor dit idee en ik vraag u, commissaris, deze overgangsperiode te garanderen.
Diane Dodds (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals veel andere afgevaardigden al hebben gezegd, is het volkomen juist dat producenten die deze wetgeving hebben nageleefd en grote bedragen hebben geïnvesteerd, beschermd worden en dat is de plicht van de Commissie in deze fase.
Ik heb echter wel het gevoel dat de Commissie zich van iets bewust moet zijn. Ik heb veel van mijn eigen boeren gesproken, die moeite hebben om geld voor investeringen te vinden in moeilijke financiële en economische omstandigheden. Ik ben geïnteresseerd in de verwijzing naar het markeren of stempelen van eieren. Ik heb een recente brief van de Commissie, waarin duidelijk staat dat een aanvullende aanduiding weinig of geen effect zou hebben, omdat de Commissie niet dacht dat consumenten daadwerkelijk onderscheid zouden maken.
Daarom zou ik de Commissie willen vragen of zij hierover van mening is veranderd of dat zij het gewoon niet weet. Ook zou ik de Commissie willen vragen aan te geven of zij voornemens is over te gaan tot een handelsverbod binnen de Europese Unie. Ik heb ondernemingen in mijn kiesdistrict die afhankelijk zijn van de invoer van eieren uit andere Europese landen. Worden deze ondernemingen simpelweg gedwongen over te gaan tot invoer uit derde landen? Die eieren zullen vrijwel zeker in veel minder diervriendelijke systemen zijn geproduceerd.
Czesław Adam Siekierski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dat de producenten zich moeten aanpassen aan de richtlijn van 1999, staat niet ter discussie. We begrijpen de producenten die al hebben geïnvesteerd in modernisering van hun kooien. Het gaat er hier niet om aan sommigen meer tijd te geven, zoals een van de sprekers vóór mij heeft gezegd, nee, laten we iedereen evenveel tijd geven om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen, zodat de normen worden gehaald.
De termen “illegale productie” en “zorg voor de consument” klinken erg mooi, maar waarom beschermen we de consumenten niet met dezelfde vastberadenheid tegen de consumptie van geïmporteerde eieren die geproduceerd worden onder omstandigheden die niet voldoen aan de eisen die in de Europese Unie zijn ingevoerd? Ik doe altijd mijn best om de situatie van verschillende groepen agrariërs in de afzonderlijke landen te begrijpen en ik ondersteun de oplossingen die hen helpen, want ik weet dat het een groep is die in een uitzonderlijk moeilijke situatie verkeert voor wat betreft hun inkomenspositie. Jammer dat anderen in dit Parlement deze zienswijze niet delen.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is voor iedereen wel duidelijk dat de gezondheid van onze dieren, en indirect natuurlijk ook van de mensen, voorrang moet krijgen. We hebben in het Wetenschappelijk Comité STOA, waar we werken aan Technology Options Assessment, een project dat Better Life heet. Daar wordt geprobeerd om de voeding en het voer te verbeteren. Daarom verzoek ik de commissaris om met name met het oog op het achtste kaderprogramma voor onderzoek ervoor te zorgen dat meer aandacht wordt besteed aan onderzoeksprogramma's op het gebied van levensmiddelen en diervoeders. Op die manier kunnen we meer inzicht verkrijgen in de veiligheid van levensmiddelen, en in de gezondheid van mens en dier. Dan kunnen we ook de nodige stukken opstellen te behoeve van de Europese burgers.
Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor uw geduld. Ik wil nog twee andere punten naar voren brengen in mijn bijdrage. De kwestie van eieren in de schaal is heel zichtbaar en duidelijk. Er bestaat echter een enorme markt voor verwerkte eieren voor de banketbakkersindustrie en we moeten weten welke voorwaarden er worden gesteld aan aanduidingen voor die producten.
Ik denk dat we ons daar de meeste zorgen over moeten maken, want steeds meer eieren gaan naar de verwerkende industrie. Ik ben bang dat wij onze legbatterijen in de Europese Unie afschaffen om vervolgens vloeibare en gedroogde eierproducten uit derde landen te importeren, die in diezelfde systemen zijn geproduceerd.
Ik zie u instemmend knikken. Dit is echt een probleem voor de Europese Unie.
Mijn andere zorg heeft betrekking op parallelle productiesystemen en een groot marktprobleem als we aangepaste kooien in productie nemen, terwijl ook de huidige systemen in productie blijven. Dat zou tot grote problemen kunnen leiden voor producenten en uiteindelijk voor consumenten. De Commissie zal een enorme krachttoer moeten verrichten om dit op de juiste manier aan te pakken.
Androulla Vassiliou, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is duidelijk dat er geen consensus over deze kwestie bestaat. Ik heb Parlementsleden hier horen pleiten tegen vrijstellingen en afwijkingen maar ik heb ook Parlementsleden horen pleiten voor een verlenging. Het hangt af van het land waar ze vandaan komen en het stadium van ontwikkeling in iedere specifieke lidstaat.
Ik zal het standpunt van de Commissie onderstrepen. Ik herhaal dat, met ingang van januari 2012, conventionele kooien moeten worden vervangen door aangepaste kooien of alternatieve systemen. Vanaf januari 2012 kunnen eieren uit conventionele kooien niet meer op wettige wijze op de markt worden gebracht. Dat is ons standpunt.
De Commissie stelt alles in het werk, en we doen dat met volle overgave, om de lidstaten te steunen bij de naleving van deze richtlijn. Wat doen we? Ten eerste moedigen we lidstaten aan om, in samenwerking met de industrie en belangrijke belanghebbenden, nationale plannen te ontwikkelen en te voltooien en we ontvangen nationale plannen die ook voorzien in sancties voor industrieën, of boeren, die de richtlijn niet naleven.
Ten tweede wisselen we informatie uit met lidstaten over goede controlepraktijken met het oog op de rapportage over de voortgang inzake de handhaving. We organiseren bezoeken door deskundigen van de Commissie om te kijken of de richtlijn ten uitvoer wordt gelegd en we organiseren desgewenst bijeenkomsten met belanghebbenden. Zoals ik al zei, hebben we op 19 januari 2011 een grote bijeenkomst van belanghebbenden waar vertegenwoordigers van de lidstaten de huidige stand van zaken zullen bespreken en waar we zullen bekijken hoe we lidstaten die de richtlijn niet naleven, het beste kunnen steunen, zodat ze de naleving tegen eind 2011 kunnen realiseren.
Dit is ons standpunt. Als er na januari 2012 nog steeds op onwettige wijze eieren worden geproduceerd, kunnen deze eieren niet meer op de markt worden gebracht en als de niet-naleving kan worden aangetoond, kan de Commissie natuurlijk alle maatregelen nemen die ze op grond van het huidige juridische kader tot haar beschikking heeft en inbreukprocedures in gang zetten om behoorlijke handhaving van de EU-wetgeving te waarborgen. Er worden ook alternatieven voor inbreukprocedures onderzocht, die moeten voorkomen dat eieren die na januari 2012 in conventionele kooien worden geproduceerd, mogelijk illegaal op de markt worden gebracht.
Er zijn diverse kanttekeningen geplaatst door de geachte afgevaardigden en ik zal al uw punten van zorg zeker doorgeven aan commissaris Dalli die, dat weet ik zeker, serieus rekening met uw opmerkingen zal houden.
Esther de Lange (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat het heel onorthodox is om het woord te nemen nadat de commissaris heeft gesproken. Ik ben heel blij met wat de commissaris zei. Maar de conclusie dat dit Parlement verdeeld is over deze kwestie, is niet terecht. Ik zou de commissaris met alle respect willen vragen om eerst het resultaat van de definitieve stemming te bekijken alvorens te beoordelen of dit Parlement al dan niet verdeeld is over deze kwestie.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er twee ontwerpresoluties ingediend(1), overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt dadelijk plaats.
James Nicholson (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mijn steun betuigen voor wat Esther zojuist heeft gezegd. Ook wil ik de commissaris vragen of ze misschien een schriftelijke verklaring voor ons kan opstellen als ze vandaag niet kan spreken. Ik heb namelijk geen moment het idee dat dit Parlement verdeeld is.
Zou ze dieper kunnen ingaan op wat ze zei over eieren die de Europese Unie niet binnenkomen en een apart merkteken hebben omdat ze niet voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van de EU? Wat voor merkteken stelt ze voor eieren in de EU voor die na 1 januari 2012 geen wettelijk merkteken krijgen?
De Voorzitter. – Het spijt me, mijnheer Nicholson, maar dat was geen beroep op het Reglement. Zoals ik al zei: het debat is gesloten. U had uw bezorgdheid kunnen uiten voordat het debat gesloten werd.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou alleen maar even de diensten van het Parlement willen bedanken omdat we vandaag een kwartier voor de stemming klaar zijn. Dat is voorbeeldig, en daardoor kan er in de plenaire vergadering geen chaos ontstaan. Dat maakt een uitstekende indruk op toeschouwers. Ik zou de diensten van het Parlement daarvoor heel hartelijk willen bedanken.
De Voorzitter. – Ging het altijd maar zo. Hartelijk dank.
(De vergadering wordt om 11.40 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Paolo Bartolozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, Richtlijn 1999/74/EG stelt minimumnormen op het gebied van de bescherming van legkippen binnen de verschillende foksystemen met als bijkomend doel om vormen van oneerlijke concurrentie te voorkomen tussen producenten uit de verschillende lidstaten. Ook als men de uitgangspunten van deze richtlijn deelt, mag niet worden onderschat dat er ook momenteel nog zeer veel Europese producenten zijn die, al zijn ze begonnen met het omzetten van hun installaties, concrete problemen tegenkomen bij het voltooien van deze omzetting en die het risico lopen niet klaar te zijn voor 1 januari 2012, de uiterste datum voor aanpassing aan de richtlijn.
Onder meer rekening houdend met de reële problemen waarmee talloze producenten zich geconfronteerd zien bij het krijgen van financiering ter ondersteuning van de omzettingsprocessen en de serieuze economische problemen waarmee zij nog steeds te maken hebben, met ernstige weerslag op de stabiliteit van hun onderneming en de daarmee samenhangende werkgelegenheid, ben ik sterk van mening dat er iets moet worden ondernomen. Zo vind ik dat de lidstaten moeten ingrijpen om maatregelen te stimuleren ter ondersteuning van Europese producenten uit de pluimveesector die, met als doel zich aan te passen aan de nieuwe Europese wetgeving, begonnen zijn met het omzetten van hun installaties maar die deze omzetting hoogst waarschijnlijk niet zullen kunnen voltooien voor het begin van 2012.
5. Aanscherping van het verbod op het afsnijden van haaienvinnen in de Europese Unie – Meer steun van de Europese Unie voor amateursporten – Een EU-strategie inzake dakloosheid (schriftelijke verklaringen)
De Voorzitter. – De schriftelijke verklaringen 0071/2010, 0062/2010 en 0061/2010 zijn door de meerderheid van de leden van dit Parlement ondertekend en zullen bijgevolg overeenkomstig artikel 123, leden 3 en 4, van het Reglement worden toegezonden aan degenen voor wie ze bestemd zijn en met vermelding van de namen van de ondertekenaars worden gepubliceerd in de aangenomen teksten van deze vergadering.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn medeondertekenaars, Ivo Belet, Hannu Takkula, Mary Honeyball en Joanna Senyszyn, dank ik alle Parlementsleden dat ze deze verklaring hebben ondertekend. Het was opvallend dat bijna 50 procent van de ondertekenaars uit vrouwen bestond. Ik dank hun van harte voor hun medewerking en ik spreek met name mijn waardering uit voor Joanna Senyszyn voor haar vastberaden aanpak. Misschien wil ze zelf ook een paar woorden zeggen.
Ik dank u allen en ik wens u prettige en sportieve kerstdagen.
De Voorzitter. – Aan de orde is schriftelijke verklaring 0061/2010.
Karima Delli (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, met enige emotie en namens mijn collega’s, mevrouw Thomsen, mevrouw Lynne, mevrouw Figueiredo en de heer Protasiewicz, wil ik u hartelijk danken voor uw steun aan schriftelijke verklaring 61/2010 over een EU-strategie inzake dakloosheid.
Terwijl de Europese Commissie vandaag haar vlaggenschipinitiatief presenteert – een Europees platform tegen armoede en uitsluiting – richt het Parlement met deze verklaring een krachtige boodschap aan de Europese Commissie en aan de lidstaten.
We hebben genoeg gepraat. Het is nu tijd om te handelen. Concrete voorstellen kunnen nu worden uitgevoerd. Laten we ervoor zorgen dat in 2015 niemand meer op straat slaapt.
Ik wens u allemaal fijne feestdagen en ik denk dat we het nieuwe jaar goed zullen beginnen.
(Applaus)
De Voorzitter. – De heer Besset heeft het woord gevraagd. Gaat u uw gang.
Jean-Paul Besset (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, namens mijn drie collega’s, mevrouw Pietikäinen, mevrouw Sârbu en de heer Davies, wil ik mijn oprechte dank betuigen aan de 410 Europese afgevaardigden die de door ons ingediende schriftelijke verklaring 71/2010 hebben ondertekend over de aanscherping van het verbod op het afsnijden van haaienvinnen in de Europese Unie.
Onder deze kwetsbare soort, net als onder vele andere soorten, wordt namelijk een ware slachting aangericht op zee door het afsnijden van hun vinnen, het zogenaamde finning, en het terugwerpen in zee van karkassen na deze verminking.
Het doet mij deugd dat zo velen van u deze verklaring hebben ondertekend. Dit is een krachtig signaal aan de Commissie om de regels inzake bescherming van deze soort aan te scherpen.
6.2. Deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (A7-0334/2010, Doris Pack) (stemming)
6.3. Controle door de lidstaten op de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie (A7-0355/2010, József Szájer) (stemming)
6.4. De mensenrechten in de wereld in 2009 en het EU-mensenrechtenbeleid (A7-0339/2010, Laima Liucija Andrikienė) (stemming)
Na de stemming over amendement 12:
Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE) . – (IT) Mevrouw de Voorzitter, aangezien het vandaag donderdag is en het hier gaat om de laatste stemming, proberen enkele collega’s u voor te stellen dat het volstaat wanneer u zich beperkt tot ‘aangenomen’ of ‘verworpen’ en dat er geen enkele noodzaak is om te zeggen "er zijn 452 stemmen uitgebracht; 53 stemmen tegen; 22 stemmen voor; enzovoort..."
Vóór de stemming over paragraaf 54:
Richard Howitt (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een feitelijke kwestie. We willen gewoon de woorden ‘in Kroatië’ schrappen. Ik geloof niet dat dit een controversieel punt is voor de andere fracties.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over amendement 25:
Hannes Swoboda (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dit staat nog niet op onze stemlijst, en daarom wil ik er op wijzen dat we bij het tweede deel van dit amendement en bij het volgende amendement een free vote hebben. Ik dank u.
Vóór de stemming over amendement 7:
Barbara Lochbihler (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, er zijn twee aanvullingen op de tekst. Na “lijst op te stellen met de personen die verantwoordelijk zijn voor” moet het woord ‘ernstige’ worden ingevoegd. Vervolgens moet het daaropvolgende fragment als volgt luiden: “schendingen van de mensenrechten in Iran na de verkiezingen van 2009, zoals foltering, censuur, verkrachting en buitengerechtelijke executies”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Laima Liucija Andrikienė, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben een mondeling amendement op amendement 7. De tekst moet als volgt luiden: “dringt er bij de Commissie op aan een lijst op te stellen met de personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran na de verkiezingen van 2009, zoals foltering, censuur, verkrachting en buitengerechtelijke executies, en te overwegen hun straffen op te leggen in de vorm van het bevriezen van activa en reisverboden”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over paragraaf 140:
Laima Liucija Andrikienė, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, aangezien er in Rusland enkele positieve ontwikkelingen plaatsvinden, willen wij de zin wijzigen die begint met: “acht het spijtig dat toestemming voor deze demonstraties door de autoriteiten tot dusver steeds is geweigerd”. Het voorstel is om dit te wijzigen in “acht het spijtig dat, met uitzondering van de laatste op 31 oktober 2010, toestemming voor deze demonstraties door de autoriteiten tot dusver steeds is geweigerd”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
6.5. Een nieuwe strategie voor Afghanistan (A7-0333/2010, Pino Arlacchi) (stemming)
Vóór de stemming over paragraaf 30:
Nicole Kiil-Nielsen (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zou graag zien dat het eerste woord van de laatste zin van paragraaf 30 wordt gewijzigd, waarbij ‘welcomes’ wordt vervangen door ‘notes’.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over paragraaf 66:
Pino Arlacchi, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, na met andere fracties te hebben gesproken stel ik voor dat we de tekst van paragraaf 66 als volgt wijzigen: “stelt de betrokkenheid van de Pakistaanse inlichtingendienst (ISI) vast, die erop gericht is ervoor te zorgen dat elk mogelijk vredesdividend ook voor Pakistan een bevredigend resultaat inhoudt”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over paragraaf 71:
Pino Arlacchi, rapporteur. − Ik stel voor dat we alle tekst in het derde gedeelte van paragraaf 71 als volgt wijzigen: “en dat de inzet van drones, speciale eenheden en lokale milities tegen taliban-leiders gebeurt met inachtneming van de instructies van generaal Petraeus inzake een beleid van nultolerantie wat het maken van onschuldige burgerslachtoffers betreft”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
6.6. Instelling van een permanent crisismechanisme om de financiële stabiliteit van de eurozone te waarborgen (stemming)
Vóór de stemming:
Antolín Sánchez Presedo (S&D). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, als mede-indiener van amendement 9, wil ik toelichten dat de technische verbetering inhoudt dat "MEE" moet worden vervangen door "MEE/FME".
Ik wens iedereen prettige feestdagen.
Vóór de stemming over amendement 12:
Stephen Hughes (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil dit amendement graag indienen namens de S&D-, de EPP-, de liberale en de groene fractie. “doet een oproep aan de Europese Raad om het noodzakelijke politieke signaal af te geven ten behoeve van een onderzoek door de Commissie naar een toekomstig systeem van euro-obligaties, waarin duidelijk de voorwaarden worden aangegeven waaronder een dergelijk systeem voor alle deelnemende lidstaten en voor de ganse eurozone gunstig zou zijn”.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
6.7. Situatie in Ivoorkust (B7-0707/2010) (stemming)
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil zeggen dat ik voor dit uitstekende verslag heb gestemd. Mevrouw Paliadeli heeft zeer goed werk verricht ten behoeve van het Europees cultureel erfgoed en zijn eigen label.
Dit toont naar mijn mening goed aan hoe wij uiteindelijk tegen vrij lage kosten specifieke meerwaarde kunnen bereiken in de Europese Unie. Ik denk namelijk dat de locaties die het Europees erfgoedlabel krijgen, daar zeker van zullen profiteren. Dat zal te merken zijn aan het aantal toeristen dat er heen gaat, en op die manier zal Europa bekender worden.
Het is zeer belangrijk dat wij beseffen dat Europa verenigd is in verscheidenheid en dat wij ervoor zorgen dat de burgers van de verschillende Europese landen het mozaïek van de Europese identiteit in bredere zin kunnen ontdekken.
Dat is wat ik wilde zeggen, mevrouw de Voorzitter. Ik kan mij een beetje moeilijk concentreren als er mensen het Parlement uit lopen, maar ik hoop dat zij hebben gehoord wat ik te zeggen had.
Antonello Antinoro (PPE) . – (IT) − Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europees erfgoedlabel is van fundamenteel belang voor een werelddeel waar zich het merendeel van de UNESCO-locaties bevindt. Het erfgoedlabel brengt eindelijk de natuurgebieden, de archeologische en stedelijke locaties en de plaatsen van cultureel belang voor het voetlicht die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis, de cultuur en de integratie van de Europese Unie.
De goedkeuring van het Europees erfgoedlabel is een belangrijke stap in de ontwikkeling naar samenhang van de Unie en is daarnaast educatief en bepalend voor de culturele dialoog. Daarnaast is zichtbaar hoe deze keuze een gunstig voorteken is voor de generaties na ons die steeds sterker een gemeenschappelijke kijk zullen hebben op het Europees erfgoed, dat hen historisch en cultureel gezien tot elkaar kan brengen.
In mijn dank voor de inspanningen van de rapporteur breng ik mijn diep gemeende felicitaties over voor de geslaagde uitkomst van de onderhandelingen met de Commissie over dit initiatief dat zo belangrijk is voor het behoud van de Europese cultuur.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil zeggen dat het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren een van de succesverhalen van Europa is en dat wij mevrouw Pack moeten complimenteren met haar uitstekende werk. Ik heb voor dit verslag gestemd en ik was vooral blij met het feit dat ook degenen die zeer sterk tegen Europese integratie zijn, kunnen inzien dat projecten als het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren nodig zijn.
Het is heel belangrijk dat dit programma naar buiten toe kan worden uitgebreid en dat nu Zwitserland eraan gaat deelnemen. Bovendien zal dit ons, de belastingbetalers in de Europese Unie, niets kosten, want Zwitserland betaalt zelf voor zijn betrokkenheid. Het is belangrijk dat de beste praktijken en beste programma’s die wij in de Europese Unie hebben, op deze manier worden uitgebreid. Het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren en het programma Jeugd in actie zijn daar goede voorbeelden van. In dit verband wil ook ik Zwitserland welkom heten bij de Europese jeugd- en cultuurprogramma’s.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb één vraag voor het Parlement. Waarom doet Zwitserland het zo goed? Je zou denken dat een land dat zo sterk draait om de financiële sector, ongewoon hard getroffen zou zijn door de recente bankencrisis, maar de Zwitserse Bondsstaat had in 2009 een bbp per hoofd van de bevolking van 214 procent van dat van de EU. De Zwitserse bevolking is twee keer zo rijk als de burgers van de lidstaten.
Deels komt dat natuurlijk voort uit de afspraak die de Zwitsers hebben gemaakt met Brussel. Ze maken deel uit van de vrije markt, ze vallen onder het vrije verkeer van goederen en diensten, enzovoorts, maar ze vallen niet onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, ze bewaken hun eigen grenzen, ze regelen al hun mensenrechtenkwesties zelf, ze betalen slechts een symbolische bijdrage aan de begroting en ze zijn vrij om akkoorden af te sluiten met derde landen in handelsgebieden.
Wat een fantastisch voorbeeld voor Groot-Brittannië! Als 7 miljoen Zwitsers die vertrouwen op bilaterale vrijhandelsovereenkomsten, ervoor kunnen zorgen dat de bevolking de hoogste levensstandaard van het hele continent heeft, hoeveel meer zouden wij, een natie met 60 miljoen inwoners, een maritieme handelsnatie die dankzij kolonisatie en ondernemerszin tot alle werelddelen reikt, dan wel niet kunnen bereiken?
We moeten ons niet beperken tot onze betrekkingen met Brussel! Als we het heft weer in handen hebben, moeten we het Zwitserse systeem van lokalisme en rechtstreekse democratie overnemen en de macht op een zo laag mogelijk niveau leggen.
Cristiana Muscardini (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb me van stemming over dit verslag van vandaag over de comitologie onthouden omdat wederom wordt getracht de antidumpingprocedures, die zoals bekend een van de weinige beschermingsinstrumenten vormen om oneerlijke concurrentie tegen te gaan, ontoepasselijk te maken of aan discretionaire politieke keuzes te koppelen.
Hoewel de rapporteur tot een compromis met de Raad is gekomen, moet toch wel benadrukt worden dat dit voorstel het handelsbeleid niet in overeenstemming heeft kunnen brengen met de comitéprocedures, met name het gedeelte met betrekking tot handelsbeleid, waardoor Europese bedrijven in een tijd van ernstige crisis benadeeld worden, met nieuwe werkloosheid en bedrijfsverplaatsingen tot gevolg.
Zonder adequate voorschriften tegen inbreuk is het nutteloos om te praten over maatregelen voor het herstel van de Europese economie.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal dit zo simpel mogelijk stellen. Ierse belastingbetalers en EU-belastingbetalers worden uitgebuit om het Europese bankstelsel en de gemeenschappelijke munt te overeind te houden. Gisteren stemde het Lagerhuis in mijn land voor een pakket met bilaterale leningen aan Ierland, dat volgens mij steun kreeg van oprechte en royale parlementsleden die dachten dat ze een bevriend land hielpen.
Maar je helpt een vriend die schulden heeft niet door hem op te zadelen met meer leningen tegen een ruïneus rentetarief. Ierland is kapotgemaakt door de gemeenschappelijke munt. Tussen 1998 en 2007 was sprake van reële rentetarieven van –1 procent. Elke Ierse econoom zag de krach aankomen maar ze konden er niets tegen doen omdat er geen Ierse rentetarieven meer bestonden. Er waren geen tarieven om te verhogen. Toen de krach er eenmaal was, werd die verergerd doordat het niet mogelijk was om te devalueren. Mogelijk wordt in Ierland een hele generatie veroordeeld tot deflatie, schulden en emigratie om ons project toch maar overeind te houden.
In plaats van hulp te bieden om de euro in Ierland te redden, zouden we Ierland moeten helpen om van de euro af te geraken en zijn eigen valuta weer in te voeren, mogelijk met een tijdelijke koppeling aan het Britse pond, zodat Ierland zijn schulden kan afbetalen en weer een onafhankelijk en welvarend land kan worden.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mevrouw Andrikienė graag feliciteren met de inspanningen die zij heeft verricht om dit verslag op te stellen. Ik zou ook willen zeggen dat ik voor het hele amendement 25 gestemd heb, omdat ik het klimaat van straffeloosheid in Rusland buitengewoon gevaarlijk vind.
Het is de intentie van de Europese Unie om op het internationale toneel dezelfde beginselen te verdedigen als waar ze zich intern op baseert, te weten: de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten. Het lijdt hoe dan ook geen twijfel dat de afgelopen jaren tal van voorvechters van de mensenrechten gedood zijn, hetgeen twijfels oproept over de vraag of Rusland zich wel tot een echte democratie ontwikkelt.
De boodschap die we via amendement 25 aan de Russische autoriteiten zouden willen overbrengen, is de dringende noodzaak om de dood van Sergei Magnitsky te onderzoeken. Uit de reactie van de autoriteiten in Moskou op dit initiatief blijkt dat de Russen luisteren naar wat het Europees Parlement zegt, reden temeer om het uitblijven van een onderzoek naar deze zaak luid en duidelijk te veroordelen. We roepen de Raad op om deze zaak nauwlettend te volgen en om de nodige stappen te ondernemen als er geen schot in de zaak komt.
Jarosław Kalinowski (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie komt op voor de zwakkeren, voor degenen die gediscrimineerd worden en helpt de allerarmsten en de behoeftigen. Over de hele wereld kennen we de Sacharovprijs toe. Maar vaak handhaaft de Europese Unie de naleving van de mensenrechten op ons eigen grondgebied niet. Ik zou de aandacht willen vestigen op het nog voortdurend bestaande probleem van discriminatie van minderheden, waaronder die van de Poolse minderheid in Litouwen – een lidstaat van de Europese Unie die ondertekenaar is van internationale conventies en verdragen die betrekking hebben op de bescherming van de rechten van de mens en die van minderheden. Vandaag zou het Litouwse parlement beslissen over de beperking van de onderwijsmogelijkheden in de taal van een minderheid. Dit is uitgesteld tot zeer binnenkort.
Voor de zoveelste keer doe ik een beroep op de leden van het Europees Parlement, op de Voorzitter van het Parlement en op de Europese Commissie, om er op toe te zien dat de democratische principes en de rechten van minderheden gerespecteerd worden door de lidstaten van de Europese Unie. De beperking van het aantal uren moedertaalonderwijs op scholen en acties gericht op de sluiting van Poolse scholen in Litouwen zijn niets anders dan discriminatie van een etnische minderheid.
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb amendement 25 ook gesteund, met name het tweede deel waarin het Europees Parlement voorstelt “te overwegen aan Russische functionarissen die bij deze zaak betrokken zijn een inreisverbod naar de EU op te leggen en moedigt rechtshandhavingsorganen van de EU aan samen te werken om de bankrekeningen en andere activa van deze Russische functionarissen in alle EU-lidstaten te bevriezen”.
Ik denk dat deze kwestie van het grootste belang is voor zowel Rusland als de Europese Unie en ik zou er bij de Commissie en de Raad op willen aandringen dat ze het advies van het Europees Parlement opvolgen. Het Europees Parlement heeft onlangs meer bevoegdheden gekregen. We hebben nu wel genoeg verklaringen afgelegd. Het wordt tijd dat we tot daden overgaan en dat we het degenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen, moeilijk maken en hen echt raken.
Ik denk dat de samenwerking tussen Rusland en de Europese Unie alleen echt kan slagen als er een transparante oplossing wordt gevonden voor de zaak-Magnitsky en de zaak-Khodorkovsky en als de verantwoordelijken worden gestraft.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag van mevrouw Andrikienė gestemd. Het is naar mijn mening zeer belangrijk dat wij over mensenrechtenkwesties spreken en die naar voren brengen. Dat ligt besloten in de kern van de Europese Unie.
Wij moeten er ook voor zorgen dat wij zelf leven naar wat wij zeggen. Dat is misschien een beetje problematisch. Wij hebben natuurlijk veel resoluties, maar het is een uitdaging daar naar te leven.
Het begint allemaal met de praktische realiteit. Misschien had ik een beroep op het Reglement moeten doen in de zaak met betrekking tot het verslag van de heer Arlacchi. Er waren ruim vijftig mensen die aan die kant van de zaal gingen staan. Dat heb ik met mijn collega’s geteld. Wij vonden hier echter dat het er minder dan veertig waren en daarom werd er geen actie ondernomen. Als wij in dit Parlement enkele mensen op deze manier behandelen, mensen wier mening misschien niet overeenkomt met onze eigen mening of die van de meerderheid, dan creëren wij geen juiste basis om landen met een democratisch tekort te kunnen bekritiseren.
Wij moeten in de Europese Unie nauwlettend in de gaten houden dat alles wat wij hier doen in overeenstemming is met de wetgeving, de EU-verordeningen en alle bepalingen inzake mensenrechten. Daarom ben ik van mening dat wij in dat opzicht nog veel moeten verbeteren om geloofwaardig te kunnen zijn wanneer wij Rusland of de rest van de wereld op dergelijke zaken aanspreken. Wij moeten er zelf voor zorgen dat wij geen enkele minderheid discrimineren. Iedereen die in de Europese Unie werkt, moet volledige mensenrechten kunnen genieten.
Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, het Parlement laat zich in dit debat weer van de overbekende kant zien. De NAVO in Amerika verknoeit het in Afghanistan en de Europese Unie moet als de reddende engel optreden en in deze kwestie het initiatief nemen.
De standaardreactie van velen hier in dit huis: meer EU moet en dan komt alles goed! Maar deze boodschap, mevrouw de Voorzitter, wordt nog een stuk erger als je paragraaf 63 van het verslag leest. Daarin wordt geadviseerd om Iran erbij te gaan halen om de problemen in Afghanistan tot een oplossing te brengen. Voorzitter, ik heb het drie keer moeten lezen, maar het staat er echt, "Iran erbij halen"! Zelden heb ik zo'n raar voorstel gelezen. Dit is hetzelfde als de duivel uitdrijven met Beelzebub. Ik heb dus stevig tegen dit verslag gestemd.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb eerder dit jaar de eer gehad de Britse troepen in Afghanistan te bezoeken. Ik heb niet alleen onze eigen militairen ontmoet, maar ook militairen uit Estland en Denemarken waarmee ze hun kamp delen. Om te beginnen kan ik niet nadrukkelijk genoeg zeggen hoe erkentelijk ik de mannen en vrouwen uit de diverse lidstaten alsook onze overzeese bondgenoten ben die met al hun energie proberen vrede te brengen in dat mooie, maar o zo onfortuinlijke land.
Ik heb één opmerking over dit verslag. We lijken als westerse alliantie één fout te maken en die heeft te maken met ons beleid voor de uitroeiing van de papaver. De Parlementsleden hier die kiesdistricten op het platteland vertegenwoordigen, weten dat niemand waar ook ter wereld zo behoudend is als de kleine boer, maar door middel van ons beleid voor de uitroeiing van de papaverteelt in Afghanistan, een beleid dat is gericht op de verwoesting van een gewas waar een markt voor is – wereldwijd is er een groot tekort aan opiaten en morfine – hebben we schurken, misdadigers, gemaakt van een bevolking die altijd sterk gericht was op orde en op bezit.
Door de eigendomsrechten terug te geven zouden we Afghanistan een basis kunnen bieden voor een welvarende civiele maatschappij met een onafhankelijke magistratuur en, te zijner tijd, representatief bestuur.
Joe Higgins (GUE/NGL). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen de resolutie over de instelling van een permanent crisismechanisme voor de eurozone gestemd omdat we in Ierland en Griekenland de realiteit zien dat dergelijke mechanismen bedoeld zijn om een in crisis verkerend financieel systeem dat wordt gedomineerd door speculanten en allerlei op winst beluste woekeraars, ten koste van werknemers, gepensioneerden en de armen overeind te houden.
De Europese Raad besluit vandaag in Brussel zeer waarschijnlijk om het Verdrag van Lissabon te wijzigen om zichzelf meer bevoegdheden te geven om strenge voorwaarden te kunnen verbinden aan alle financiële steun die lidstaten krijgen en om zo het uitgangspunt dat de maatschappij de crisis moet betalen, te institutionaliseren. Ik waarschuw de Ierse regering dat ze niet moet denken dat ze de Ierse bevolking zonder referendum met deze wijziging van het Verdrag van Lissabon kan opzadelen. De Ierse regering heeft ons land al veranderd in een vazalstaat van het IMF, dat schaamteloos opkomt voor de belangen van de speculanten en de financiële markten. We eisen een referendum over aanpassing van het Verdrag van Lissabon zodat de Ierse bevolking kan laten horen dat ze niet van plan is om te verworden tot horigen in volledige dienst van de financiële markten.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het voorstel van de Commissie gestemd om het originele concept van het Europees erfgoedlabel van een intergouvernementele actie uit te breiden naar een formele actie van de EU om zo bij te dragen aan een sterkere Europese identiteit. Ik heb op die manier gestemd omdat ik van mening ben dat het beoogde doel van dit label niet slechts zou moeten zijn de onderlinge samenhang van de Europese Unie te promoten, maar ook om de Europese eenheid en waarden te laten zien buiten de grenzen. Het label dient te worden geëvalueerd en in praktijk gebracht nadat de resultaten binnen de Europese Unie effectief zijn aangetoond.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd over het Commissievoorstel om het Europees erfgoedlabel – tezamen met andere, efficiëntere middelen – in te zetten om de kloof tussen de Europese Unie en haar burgers te dichten, als een manier om te laten zien dat de Europese geschiedenis het resultaat is van ons divers, maar rijk en complementair gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Ik ben het ermee eens dat het besluit van de lidstaten om het Europees erfgoedlabel in het kader van de Europese Unie te plaatsen, niet alleen de zichtbaarheid, het prestige en de geloofwaardigheid ervan zal helpen vergroten, maar ook zal bijdragen tot het bereiken van de al zolang nagestreefde idealen van cohesie en solidariteit tussen de Europese burgers. Ik steun het standpunt van de rapporteur dat, gezien de symbolische waarde van het label als bijdrage tot de Europese integratie, de voorkeur zou moeten worden gegeven aan transnationale sites, aangezien deze de aandacht vestigen op gemeenschappelijke kenmerken, en de vorming van netwerken promoten en samenwerking tussen lidstaten en regio’s stimuleren. Ik geloof dat de gedachte van een erfgoedlabel van de Europese Unie dat onder de Europese burgers moet leiden tot een groter besef van hun gemeenschappelijk erfgoed (via kennis van de geschiedenis en participatie in acties ter bevordering van de interculturele dialoog) en tot de erkenning dat de opbouw van de EU een lopend proces is, een stap in deze richting vormt.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In 2007 hebben diverse Europese lidstaten hun krachten gebundeld om een Europees erfgoedlabel tot stand te brengen. Dit initiatief heeft tot doel “onder Europeanen meer draagvlak te creëren voor een gemeenschappelijke Europese identiteit en hun meer het gevoel te geven dat ze deel uitmaken van een gemeenschappelijke culturele ruimte”, door verspreid over Europa een aantal bijzondere sites te selecteren. In 2008 legde de Raad van de Europese Unie zijn conclusies voor aan de Commissie, waarin laatstgenoemde werd verzocht een wetgevingsvoorstel in te dienen om dit intergouvernementele initiatief om te vormen tot een echt EU-label, volgens het voorbeeld van de Europese Culturele Hoofdsteden. Op advies van de Raad heeft de Commissie vervolgens een effectbeoordeling uitgevoerd en een openbare raadpleging georganiseerd. Na deze raadpleging kwam de Commissie met een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en van de Raad tot instelling van een actie van de Europese Unie voor het Europees erfgoedlabel. Dat is de tekst die ik heb gesteund.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de Europese geschiedenis het resultaat is van ons divers, maar rijk en complementair gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Dit demonstreert eens te meer dat de EU is gegrondvest op krachtige waarden als vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, culturele diversiteit, tolerantie en solidariteit. Met als uitgangspunt de alom erkende bijdrage van de Europese cultuur aan de wereld, ondersteunt het Europees Parlement de gedachte van een label dat de grenzen van de Europese Unie overschrijdt en dat gebruikt kan worden als een ambitieus instrument voor een naar buiten gericht beleid. Ten einde zijn politieke doelstellingen te bereiken zou het nieuwe Europees erfgoedlabel zich vooral moeten richten op de symbolische en/of educatieve waarde van erfgoedsites. Bovendien zou het de nadruk moeten leggen op nauwe samenwerking tussen de sites met een label, om aldus beste praktijken te delen en gemeenschappelijke projecten op te zetten. Ik zou willen benadrukken dat het besluit van de lidstaten om het Europees erfgoedlabel in het kader van de Europese Unie te plaatsen niet alleen de zichtbaarheid, het prestige en de geloofwaardigheid ervan zal helpen vergroten, maar ook zal bijdragen tot het bereiken van de al zolang nagestreefde idealen van cohesie en solidariteit tussen de Europese burgers.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Een van de grote rijkdommen van de Europese Unie is haar culturele diversiteit, die perfect weerspiegeld wordt in het diverse karakter van haar culturele, artistieke, architectonische en linguïstisch erfgoed. Deze verscheidenheid die is verbonden met een rijke geschiedenis en een groot respect voor het erfgoed en voor de conservering ervan, maakt Europa een unieke plaats. Echter, terwijl wij allen een zeer rijke en verhoudingsgewijs geringe ruimte delen, is de waarheid dat wij in veel gevallen niet erg dicht bij elkaar staan of in elkaar geïnteresseerd zijn. Ik ben dan ook van mening dat dit initiatief kan leiden tot nauwere banden tussen de Europese burgers en een grotere kennis over het Europese erfgoed en de gezamenlijke waarden die wij allen delen, waardoor wij van Europa een werkelijk verbond in verscheidenheid maken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Over het algemeen hebben de door de rapporteur voorgestelde amendementen de concepttekst van de Commissie verbeterd. Maar er zijn ook enkele negatieve aspecten. Met betrekking tot het promoten van het multilinguïsme, raken de door de rapporteur voorgestelde amendementen de kern van de zaak niet, waardoor het niet is gelukt de ernstige leemte in het originele voorstel te corrigeren. Inderdaad wordt het multilinguïsme niet door “een aantal talen van de EU te gebruiken”, werkelijk en effectief gepromoot maar wel door de verschillende talen van de Europese Unie te gebruiken. Maar belangrijker dan de specifieke doelen van het verslag zijn de achterliggende verkeerde ideeën ervan. Het Europees erfgoedlabel (of het erfgoedlabel van de Europese Unie) is gebaseerd op de misvatting dat er één Europese identiteit en één Europese cultuur bestaan die zijn gebaseerd op waarden als vrijheid, democratie, enzovoorts.
Er bestaat niet één ”Europees cultureel erfgoed”. De hele culturele geschiedenis van Europa is evenals zijn algehele geschiedenis niet slechts gebouwd op diversiteit en bewonderenswaardige creatieve en progressieve energie, maar ook op gewelddadige en vijandige conflicten, op intolerantie, en op veelvuldige culturele dominantie. Het terrein van het erfgoed is bijzonder kwetsbaar door zijn nauwe verbondenheid met de geschiedenis en dat wekt de vrees dat dit het zorgwekkende proces van herschrijven van de geschiedenis zal voeden, een proces waarvan wij recent getuige waren.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het beeld van de Europese Unie en haar instellingen in de ogen van de burgers is van buitengewoon belang. Helaas geven de uitkomsten van opiniepeilingen aan dat het gevoel van Europese identiteit en eenheid en ook het vertrouwen in de instellingen van de Europese Unie bij de Europese bevolking voortdurend afnemen. Het promoten van kennis van de gemeenschappelijke geschiedenis en van de gemeenschappelijke culturele wortels kan van bijzonder nut zijn om de Europese Unie dichter bij de burgers te brengen en om onderlinge verbondenheid en solidariteit te creëren. Dit is nu juist het doel van het nieuwe Europees erfgoedlabel. Door het stroomlijnen van de toekenningsprocedures en het standaardiseren van de criteria voor toekenning zal het prestige van het label toenemen, zal het positieve beeld van de Europese Unie versterkt worden en zal het vertrouwen dat de burgers hebben in instellingen als het Europees Parlement groeien.
Jacek Olgierd Kurski (ECR), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag gestemd over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een actie van de Europese Unie voor het Europees erfgoedlabel. Ik ben van mening dat dit een interessant en waardevol initiatief is, dat een bijdrage zal leveren aan de promotie van de Europese cultuur en verworvenheden en ook aan de ontwikkeling van het toerisme en van de afzonderlijke regio’s. Het is heel goed dat wij als Parlement onderstreept hebben dat het Europees erfgoedlabel een aanvulling en geen overlapping zal vormen, van andere initiatieven op het gebied van het cultureel erfgoed, zoals de Werelderfgoedlijst van de UNESCO, of de Europese Culturele Routes van de Raad van Europa.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom het Commissievoorstel om het Europees erfgoedlabel, tezamen met andere, efficiëntere middelen, in te zetten om de kloof tussen de Europese Unie en haar burgers te dichten; als een manier om te laten zien dat de Europese geschiedenis het resultaat is van ons divers, maar rijk en complementair gemeenschappelijk cultureel erfgoed; als erkenning dat de EU gegrondvest is op krachtige waarden als vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, culturele diversiteit, tolerantie en solidariteit. Het besluit van de lidstaten om het Europees erfgoedlabel in het kader van de Europese Unie te plaatsen zal niet alleen de zichtbaarheid, het prestige en de geloofwaardigheid ervan helpen vergroten, maar zal ook bijdragen tot het bereiken van de al zolang nagestreefde idealen van cohesie en solidariteit tussen de Europese burgers.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn verheugd over het voorstel van de Commissie om het Europees erfgoedlabel samen met andere initiatieven als middel te gebruiken om de afstand tussen de EU en haar burgers te verkleinen, om te benadrukken dat de Europese geschiedenis uit een gemeenschappelijk, gevarieerd, rijk en complementair cultureel erfgoed voortgekomen is. Met het voorstel wordt het feit erkend dat de EU haar oorsprong vindt in sterke waarden als vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, culturele diversiteit, tolerantie en solidariteit.
Het besluit van de lidstaten om dit Europees erfgoedlabel in de EU in te voeren zal er niet alleen toe bijdragen dat haar zichtbaarheid, prestige en geloofwaardigheid zullen toenemen, maar zal het uiteindelijk ook mogelijk maken dat de sinds lang nagestreefde idealen van verbondenheid en solidariteit onder de Europese burgers gerealiseerd kunnen worden doordat een gemeenschappelijke Europese identiteit tot stand zal komen en de belangstelling van de Europese burgers voor de Unie en haar oorsprong zal toenemen: twee essentiële uitdagingen voor de Europese instellingen.
Het nieuwe label zal zich echter moeten concentreren op de symbolische en educatieve waarde van een site, meer dan op zijn esthetische aspecten, en zal moeten aandringen op nauwe samenwerking tussen de sites waaraan het label wordt toegekend, teneinde beste praktijken te kunnen uitwisselen en gemeenschappelijke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten op te kunnen zetten.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees erfgoedlabel is een extra middel om de Unie dichter bij haar burgers te brengen en het gevoel van verbondenheid met Europa te versterken. Ook zal het ervoor zorgen dat burgers een beter beeld krijgen van de gemeenschappelijke geschiedenis en het gemeenschappelijk erfgoed van Europa. Dit label zal de meertaligheid en de culturele dialoog bevorderen, bijdragen aan de totstandbrenging van netwerken om het Europees erfgoed op te waarderen. Ook zal het de economische aantrekkelijkheid ten goede komen, met name door het cultureel toerisme. Door dit label te promoten, verbeteren we de interculturele dialoog.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb mijn twijfels over de doeltreffendheid van het erfgoedlabel, vooral omdat de lidstaten zelf kunnen bepalen of ze er wel of niet aan meedoen. Daar komt nog bij – en in zoverre heeft de rapporteur volgens mij gelijk – dat de tot nu toe voorgestelde selectiecriteria niet optimaal zijn, en er zo veel sites voor het label in aanmerking komen dat dit wel eens ten koste van de kwaliteit en het prestige ervan zou kunnen gaan. Het zou misschien verstandiger zijn om nauw samen te werken met al bestaande initiatieven voor het culturele erfgoed, zoals het Werelderfgoed van de UNESCO. Ik heb niet voor dit verslag gestemd, omdat het niet diep genoeg ingaat op de noodzaak van een erfgoedlabel, op basis van de vastgelegde streefdoelen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Doordat ervoor is gekozen om het Europees erfgoedlabel in de EU in te voeren, zal het gevoel van verbondenheid van de burgers met de Europese Gemeenschap toenemen doordat idealen als cohesie, solidariteit en integratie bevorderd worden. Ik heb voor het verslag over het Europees erfgoedlabel gestemd omdat Europa zich ten doel stelt een gemeenschappelijke identiteit te creëren die de EU dichter bij de burgers brengt via de kennis van het historisch en cultureel erfgoed dat zo rijk en gevarieerd is, waarin ieder zich kan herkennen en waardoor jongeren hun eigen identiteit kunnen ontdekken en deze met andere Europese jongeren kunnen delen. Door het erfgoedlabel in te voeren zal men bovendien meer waarde trachten toe te kennen aan die plaatsen die aan de geschiedenis van de vorming van Europa hebben bijgedragen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verwelkom het voorstel voor een besluit van het Europese Parlement en van de Raad om een Europees erfgoedlabel in te voeren, met enthousiasme. Het doel van de vorming van een gemeenschappelijke Europese identiteit en het promoten van belangen van de Unie is fundamenteel voor de vrede en de sociale cohesie.
De voorgestelde maatregel om het Europese erfgoed te promoten via een transnationale website spreekt jonge Europeanen aan en kan hen aanmoedigen meer te weten te komen over de geschiedenis van het continent en hen vertrouwd maken met het multinationale erfgoed en het gedeeld cultureel erfgoed, en om meer te weten te komen over de mensen en de ideeën die tot de oprichting van de Europese Unie hebben geleid.
Deze maatregel is van grote symbolische en educatieve waarde en zal de Europese geschiedenis en cultuur als een geheel presenteren. Ik steun de opzet van het verslag om een effectieve deelname van het Europees Parlement en van de Raad te garanderen bij de selectie van de locaties en de gepresenteerde inhoud, om het initiatief zo uiterst transparant en democratisch te maken.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. (IT) – Ik ben verheugd over het uitstekende werk dat door mevrouw Paliadeli is verricht. Het Europees Parlement heeft vandaag de weg vrijgemaakt voor het Europees cultureel erfgoedlabel, een register van historische sites waarvan het belang de nationale grenzen overschrijdt. De Europese Unie heeft ongeveer 500 miljoen inwoners, die zich in de eerste plaats burger van hun land van oorsprong voelen en niet Europees burger. Het gebrek aan een sterke Europese identiteit kan als een obstakel voor de Europese integratie beschouwd worden maar is heel goed te verklaren. Het Europees continent vormt een groot mozaïek van talen en gewoonten en de verschillen tussen de landen waaruit het is samengesteld, zijn vaak duidelijker dan de overeenkomsten.
Door dit initiatief zal het gevoel van verbondenheid met Europa versterkt worden en een grotere saamhorigheid tussen de burgers van verschillende landen gecreëerd worden. Daarom is het van belang de aandacht te vestigen op plaatsen die de Europese integratie huldigen en symboliseren en plaatsen die de gedachten en waarden van de Europese Unie huldigen. Bovendien zouden de sites waaraan het Europese erfgoedlabel toegekend wordt, net als de sites die op de werelderfgoedlijst van de UNESCO voorkomen, meer toeristen moeten trekken, met gunstige gevolgen voor de lokale economie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De vorming van een gemeenschappelijke Europese identiteit en een toenemende belangstelling voor de Europese Unie en haar ontstaansgeschiedenis zijn uitdagingen waarmee de Europese instellingen worden geconfronteerd bij hun streven naar brede cohesie en solidariteit. Er zijn ongetwijfeld andere, radicalere en meer voor de hand liggende manieren om het vertrouwen van de Europeanen in de Europese Unie en haar leiders te vergroten (de recente financiële crisis heeft aangetoond dat er op de hogere overheidsniveaus nog veel te verbeteren valt); maar toch kunnen kennis van de geschiedenis van ons werelddeel, vertrouwdheid met zijn multinationale maar gemeenschappelijke culturele erfgoed en meer kennis bij de jongere generatie van de ideeën en mensen die tot de opbouw van de Europese Unie hebben geleid, er wellicht toe bijdragen de kloof tussen de EU en haar burgers te overbruggen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Als lid van de Commissie cultuur en onderwijs heb ik vandaag de resolutie van het Parlement gesteund over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een actie van de Europese Unie voor het Europees erfgoedlabel. Het idee van het instellen van een Europees label is belangrijk omdat het de burgers meer bewust kan maken van de geschiedenis van de Europese Unie en haar culturele erfgoed en omdat het bijdraagt aan de vorming van een Europese identiteit en aan banden tussen de landen.
Door het kiezen van sites in de afzonderlijke lidstaten die in aanmerking willen komen voor toekenning van het Europees erfgoedlabel, maken we de mensen er meer bewust van dat de geschiedenis van Europa ons allemaal raakt, ongeacht onze woonplaats, taal of cultuur. De omvorming van het Europees erfgoedlabel tot een initiatief van de Europese Unie zal de geloofwaardigheid, de zichtbaarheid en het prestige ervan vergroten. Dat kan zich op zijn beurt dan weer vertalen in economische en sociale voordelen in de vorm van onder andere een grotere toeristische aantrekkingskracht van de onderscheiden sites. De toekenning van dit label aan bepaalde sites zal bij de jongere generatie de belangstelling voor en de kennis van de ideeën en volkeren van Europa doen toenemen. Zodoende zal het de inwoners van Europa dichter bij elkaar brengen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk – (PL) Het initiatief van het Europees erfgoedlabel is bedoeld om steden, personen en activiteiten te promoten die hebben bijgedragen aan het proces van Europese integratie. Het moet de burgers meer bewust maken van de principiële waarden, zoals democratie, solidariteit, culturele diversiteit en tolerantie, die het fundament van onze Gemeenschap vormen. De lijst van de sites die het Europees erfgoedlabel hebben gekregen, zal een soort kaart vormen van de tradities en cultuur van ons continent, een kaart van plaatsen die een wezenlijke rol hebben gespeeld bij de vorming van de Europese identiteit. Het gemeenschappelijke, maar diverse erfgoed van Europa kan dit identiteitsgevoel van de burgers versterken en de Europese samenhang verdiepen. Dit initiatief zal een platform creëren voor samenwerking tussen de staten en regio’s van Europa. Bovendien kan het een positieve invloed hebben op de toerismesector doordat het regio’s aantrekkelijker helpt maken en daarmee ook hun economische situatie verbetert. Ik ben het er mee eens dat dit ontwerp een officieel initiatief moet worden, waaraan de Europese Unie haar naam verbindt, wat zal zorgen voor grotere herkenbaarheid, geloofwaardigheid en prestige. Een grotere zichtbaarheid van het programma zal maken dat een groter aantal burgers zich zal identificeren met de labels die de integratie van Europa symboliseren en gedenken.
Het programma moet parallel lopen met het internationale project van UNESCO of dat van de Europese Culturele Hoofdsteden en beide aanvullen, omdat het Europees erfgoedlabel meer berust op educatieve en symbolische waarden dan op esthetische of architectonische. We dienen te zoeken naar manieren om het saamhorigheidsgevoel van de burgers van Europa te versterken.
Csanád Szegedi (NI), schriftelijk. − (HU) Ik beschouw de Europese waarden, zoals bijvoorbeeld het Hongaarse runenschrift, als iets belangrijks. De erkenning en waardering van zulke waarden door toekenning van een predicaat is dan ook absoluut noodzakelijk. Wij moeten dan echter wel vasthouden aan de traditie om alleen die waarden te belonen die zich daadwerkelijk binnen de EU bevinden. Het is onaanvaardbaar om dit uit te breiden naar derde landen, omdat wij hiermee slechts een kopie zouden creëren van de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Ik hoop dus dat we hiermee zullen terugkeren naar de traditionele Europese waarden en dat de toekenning van dit label een echte erkenning zal zijn. Vanwege de bovengenoemde tegenstrijdigheden in het verslag heb ik mij van stemming onthouden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de aanbeveling over de voorwaarden voor Zwitserse deelname aan het programma Jeugd in actie en Een leven lang leren gestemd, omdat ik dit een positieve factor in het Europese jeugdbeleid vind. Het is immers een etappe in het samenwerkingsproces met dit land op het stuk van het sectorale beleid binnen de Europese Unie. Doordat Zwitserland bereid is in menselijke, economische en sociale zin mee te werken aan dit project waarbij jonge mensen betrokken zijn, kan de Europese Unie alleen maar winnen door jonge mensen van derde landen zoals Zwitserland te betrekken bij het proces om de jongere generaties meer bewust te maken van het Europese integratieproces.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik er niet aan twijfel dat samenwerking tussen de EU en Zwitserland op het vlak van onderwijs, wetenschap en jongeren voor beide kanten van nut zal zijn om het beleid op deze vlakken te verbeteren en effectief uit te voeren. Het feit dat Zwitserland gedurende de periode 2007-1013 deelneemt aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma voor een leven lang leren, geeft deze programma’s een extra impuls en zorgt voor mogelijkheden voor het uitwisselen van deelnemers en het uitwisselen van ervaringen, terwijl tegelijkertijd financiële en overige EU-belangen worden gediend.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het programma Jeugd in actie heeft tot doel de samenwerking op het gebied van jeugdzaken in de Europese Unie te ontwikkelen en te ondersteunen. Het beoogt de aanmoediging van de participatie van jongeren in het openbare leven, met name van kansarme jongeren en jongeren met een handicap, en van hun gevoel voor initiatief, ondernemingszin en creativiteit. Het programma voor een leven lang leren draagt ertoe bij dat de Unie overeenkomstig de doelstellingen van de Lissabonstrategie een geavanceerde kennismaatschappij wordt. Het beoogt de maatregelen van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen en de uitwisselingen, de samenwerking en de mobiliteit tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels in de Gemeenschap te bevorderen, zodat ze een wereldwijde kwaliteitsreferentie worden. Zwitserland, dat niet tot de Europese Unie behoort, levert momenteel geen bijdrage aan deze acties. Ik denk echter dat we onze Helvetische buren bij deze beleidsprogramma’s moeten betrekken, in het kader van een open Unie. Daarom heb ik voor deze wetgevingsresolutie gestemd die Zwitserland een rol toebedeelt bij deze belangrijke acties.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze aanbeveling van het Europees Parlement gestemd, omdat ik mijn goedkeuring geef aan het ontwerpbesluit van de Raad inzake de deelname van Zwitserland inzake het programma Jeugd in actie en het actieprogramma voor een leven lang leren. Hoewel Zwitserland ervoor heeft gekozen niet toe te treden tot de Europese Economische Ruimte, heeft het land steeds belangstelling getoond voor nauwere samenwerking met de EU op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren. Deze overeenkomst is op zijn plaats omdat Zwitserland bereid is te voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die door de Europese Unie zijn vastgelegd. Bovendien zullen voor projecten en initiatieven die door deelnemers uit Zwitserland worden ingediend, dezelfde voorwaarden, regels en procedures gelden als voor projecten uit de lidstaten. Zwitserland onderwerpt zich tevens aan de financiële controle en de auditregelingen van de EU. Overeenkomstig de bilaterale overeenkomst richt Zwitserland een nationaal agentschap op voor de coördinatie van de uitvoering van de programma’s op nationaal niveau en levert het een jaarlijkse financiële bijdrage aan elk programma (in 2011 1,7 miljoen euro aan het programma Jeugd in actie en 14,2 miljoen euro aan het actieprogramma voor een leven lang leren).
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Samenwerking met Zwitserland op onderwijsgebied is een belangrijke stap in de relaties tussen de Europese Unie en Zwitserland. De twee programma’s waar het hier om gaat, dragen bij aan Een leven lang leren en opname van jongeren in de Europese integratie via tolerantie en solidariteit onder Europese jongeren. De overeenkomst tussen de Commissie en Zwitserland is adequaat, als er van wordt uitgegaan dat de Zwitserse deelnemers aan dit programma zich op voet van gelijkheid kandideren met alle andere Europese jongeren en dat Zwitserland zich conformeert aan Europese regels en toezicht en eveneens financieel bijdraagt aan beide programma’s.
Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de aanneming van dit verslag in mijn hoedanigheid als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zwitserland. De Europese Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten van de Europese Unie zijn tot een akkoord gekomen over de oprichting van het programma Jeugd in actie, waarmee het juridisch kader ter ondersteuning van niet-formele leeractiviteiten voor jongeren van kracht wordt. Het doel van dit voorstel is te voorzien in de deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en de programma’s op het gebied van een leven lang leren. Zwitserland is het enige Europese land dat aan deze programma’s deelneemt zonder dat het lid van de EER of kandidaat- of potentiële kandidaat-lidstaat is. Hoewel Zwitserland ervoor gekozen heeft niet toe te treden tot de Europese Economische Ruimte, heeft het land steeds belangstelling getoond voor nauwere samenwerking met de EU op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk – (PL) We weten allemaal heel goed hoe groot de betekenis voor een land is van een goed onderwijssysteem, dat jonge mensen een zo goed mogelijke opleiding garandeert. Goede kwalificaties, kennis en onderwijs hebben een directe invloed op de cultuur, de arbeidsmarkt en ten gevolge daarvan ook op de levensstandaard van de burgers. Elk land wil trots zijn op zijn jeugd, en alle jonge mensen willen de mogelijkheid krijgen om nieuwe culturen en talen te leren kennen en werkervaring op te doen in het buitenland. De Europese Unie kan bogen op een goed ontwikkeld systeem van studentenuitwisseling en open arbeidsmarkten. Hierdoor heeft iedere jonge Europeaan veel mogelijkheden voor intellectuele en professionele ontwikkeling. Door deelname aan het programma Jeugd in actie laat Zwitserland zien hoe het gebrand is op samenwerking met de Europese Unie, vooral op het gebied van het onderwijs. We moeten jonge burgers van dat land niet verbieden om gebruik te maken van de privileges en mogelijkheden van het onderwijs van de Gemeenschap.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De aandacht voor onderwijs en opleiding, voor onderzoek en, in het bijzonder, voor de hulpbron die de Europese Unie vindt in haar jongeren, neemt gaandeweg toe. Door nieuwe leermogelijkheden te verschaffen, willen we onze burgers meer kansen bieden. Programma's op het vlak van onderwijs, opleiding, cultuur, onderzoek en jongeren vormen een hoeksteen van deze strategie. Het programma Jeugd in actie is bedoeld om aan te zetten tot een vorm van actief Europees burgerschap, solidariteit en tolerantie onder Europeanen, van adolescentie tot volwassenheid.
Het programma promoot mobiliteit binnen en over de EU-grenzen en het stimuleert de inclusie van alle jongeren, ongeacht hun educatieve, sociale en culturele achtergrond. Als lid van de delegatie voor de betrekkingen met Zwitserland en Noorwegen, heb ik voor dit verslag gestemd, omdat ik de overeenkomst die getekend is tussen de Commissie en de Zwitserse autoriteiten, volkomen passend en in hun wederzijds belang acht. Hiermee zullen we zo veel mogelijk jongeren kunnen helpen nieuwe vaardigheden te verwerven en hun leermogelijkheden kunnen bieden met een Europese dimensie.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Hoewel Zwitserland ervoor gekozen heeft niet toe te treden tot de Europese Economische Ruimte, heeft het land steeds belangstelling getoond voor nauwere samenwerking met de EU op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren. Oorspronkelijk voorzagen de rechtsgronden voor de EU-programma’s op het vlak van onderwijs, opleiding en jongeren niet in deelname van Zwitserland, maar hierin kwam verandering in 2006, toen het Parlement en de Raad besluiten goedkeurden tot vaststelling van het programma Jeugd in actie en Een leven lang leren voor de periode 2007-2013. In februari 2008 machtigde de Raad de Commissie onderhandelingen te openen over de deelname van Zwitserland aan de twee programma’s. In augustus 2009 kwamen de twee partijen tot een akkoord, en de Raad heeft inmiddels een besluit vastgesteld en zijn goedkeuring gehecht aan ondertekening en voorlopige toepassing vanaf 2011. Ik heb dit voorstel gesteund.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, de deelname van Zwitserland, een land dat ervoor heeft gekozen geen deel van de Europese Unie uit te maken, aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren moet niet bij voorbaat uitgesloten worden maar dient aandachtig bestudeerd te worden. Ik stem daarom in met de voorwaarden van de overeenkomst die door de Commissie met de Zwitserse regering is afgesloten en stem voor het verslag van mevrouw Pack. Het is juist om Zwitserland de voordelen van de programma’s te verlenen, maar het is ook juist om alle financiële en andere belangen van de Europese Unie te beschermen.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ofschoon geen lidstaat van de Europese Economische Ruimte, heeft Zwitserland altijd kenbaar gemaakt nauwer met de Europese Unie te willen samenwerken op het gebied van onderwijs en jeugdzaken. De sluiting van deze overeenkomst over de deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren is daarvan een zeer positief uitvloeisel. Het begrip een leven lang leren is namelijk onontbeerlijk voor een concurrerende kenniseconomie.
Het is van toepassing op alle onderwijsniveaus en betreft alle levensfasen, evenals de diverse vormen van leren. We moeten uitwisseling, samenwerking en mobiliteit ontwikkelen en bevorderen. Verder is het zaak de participatie van jongeren in het openbare leven, met name kansarme jongeren en jongeren met een handicap, aan te moedigen en initiatief, ondernemingszin en creativiteit te bevorderen teneinde het gevoel van actief Europees burgerschap te versterken, solidariteit te ontwikkelen en verdraagzaamheid te stimuleren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is heel begrijpelijk dat Zwitserland, dat een financiële bijdrage levert aan programma Jeugd in actie en aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren hiervan nu ook gebruik wil maken. We zouden echter ook iets van de directe democratie in Zwitserland kunnen leren, die zou voor ons een voorbeeld kunnen zijn. Wanneer de bevolking daar zich uitspreekt tegen minaretten, dan houdt men zich daaraan, en dat geldt ook voor het initiatief inzake de gedwongen terugkeer, dat onlangs is aangenomen. De Zwitsers weten dat een ‘nee’ van het volk ‘nee’ betekent. De stemming wordt niet gewoon herhaald tot het gewenste resultaat uit de bus komt. Wij doen dat wel, en zijn vervolgens ook nog verbaasd dat de opkomst bij de verkiezingen daalt. Vooral zou het voorbeeld van Zwitserland ons aan het denken moeten zetten over de zorgen van de burgers. Ik kan het niet volledig eens zijn met de inhoud van dit verslag, en daarom heb ik er tegen gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de aanbeveling over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in Actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013) gestemd. Dit omdat ik vind dat de door de Commissie met de Zwitserse autoriteiten gesloten overeenkomst voldoende positief is, omdat zij de voordelen van het programma in Zwitserland vergroot en de belangen van de Europese Unie beschermt, met name de financiële belangen.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Voorzitter, vandaag hebben we in de plenaire vergadering de ontwerpwetgevingsresolutie over de deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren goedgekeurd. Ook al heeft Zwitserland besloten niet tot de Europese Economische Ruimte toe te treden, het heeft toch herhaaldelijk belangstelling getoond voor een nauwere samenwerking met de Europese Unie in de onderwijs-, opleiding- en jeugdsector. Met deze aanbeveling hebben we een overeenkomst tussen de EU en Zwitserland gesloten waarmee Zwitserland de mogelijkheid wordt geboden deel te nemen aan het programma Jeugd in actie en het programma op het gebied van een leven lang leren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Hoewel Zwitserland ervoor heeft gekozen niet toe te treden tot de Europese Economische Ruimte, heeft het land steeds belangstelling getoond voor nauwere samenwerking met de EU op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren. Oorspronkelijk voorzagen de rechtsgronden voor de EU-programma's op het vlak van onderwijs, opleiding en jongeren niet in deelname van Zwitserland, maar hierin kwam verandering in 2006, toen het Parlement en de Raad besluiten goedkeurden tot vaststelling van het programma Jeugd in actie en Een leven lang leren voor de periode 2007-2013. In februari 2008 machtigde de Raad de Commissie onderhandelingen te openen over de deelname van Zwitserland aan de twee programma's. In augustus 2009 kwam de twee partijen tot een akkoord, en de Raad heeft inmiddels een besluit vastgesteld en zijn goedkeuring gehecht aan ondertekening en voorlopige toepassing vanaf 2011. Overeenkomstig artikel 218, lid 6, van het VWEU dient de Raad het Europees Parlement om goedkeuring te verzoeken voordat de overeenkomst in werking kan treden. De besluiten van het Parlement en de Raad tot vaststelling van de programma's Jeugd in actie en Een leven lang leren, die in 2006 zijn goedgekeurd, voorzagen reeds in principe in deelname van Zwitserland. De overeenkomst die de Commissie via onderhandelingen met de Zwitserse autoriteiten tot stand heeft gebracht, is adequaat: hiermee worden de voordelen van de programma's uitgebreid tot Zwitserland, terwijl de financiële en andere belangen van de EU gevrijwaard blijven. De rapporteur beveelt het Parlement dan ook aan akkoord te gaan met het ontwerpbesluit van de Raad.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk – (PL) Zwitserland is een land dat ondanks uitstekende onderwijsprogramma’s te kampen heeft met een ongelijke toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Laten we hopen dat door de samenwerking met de Europese Unie de Zwitserse jeugd, in het bijzonder dat deel ervan dat van allochtone afkomst is, grotere kansen zal krijgen bij de toegang tot onderwijs. De ervaring van de lidstaten op het gebied van programma´s die educatieve uitwisseling van jeugd mogelijk maken, toont ondubbelzinnig aan, dat deze niet alleen het verwerven van een goede opleiding bevorderen, maar ook een positieve rol vervullen bij de Europese integratie dankzij het opdoen van talenkennis, en kennis van culturen en tradities van de afzonderlijke landen. Tegelijkertijd biedt het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren een uitstekende gelegenheid om de aandacht te vestigen op de rol van de vrouwen in Zwitserland. Als sociale groep die op federaal niveau als allerlaatste in Europa kiesrecht kreeg, namelijk pas in de jaren zeventig, hadden de vrouwen gedurende lange tijd niet alleen problemen met een volledige deelname aan de burgersamenleving, maar ook met de toegang tot onderwijs en beroepsmatige zelfontplooiing.
Momenteel worstelen vrouwen van middelbare leeftijd die opnieuw aan het arbeidsproces willen gaan deelnemen, vaak met een gebrek aan opleiding of ervaring, want, vanwege de hoge kosten van kinderopvang, is een aanzienlijk deel van hen thuisgebleven om zich aan hun gezin te kunnen wijden.
Charalambos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL). – De twee verslagen over de mensenrechten in de EU en in de wereld vormen een provocatie van de werkenden, die onder de omstandigheden van een kapitalistische crisis het doelwit zijn van de barbaarse aanval van de EU, het kapitaal en de burgerlijke regeringen op hun rechten en hun leven. Zij proberen hen met het gelag van de crisis op te zadelen om de winstgevendheid van de monopolies te redden. Het is het toppunt van onbeschaamdheid dat de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal de EU een voorvechter van mensenrechten noemen, terwijl de EU bezig is de nieuwe, nog reactionairdere ΝΑVΟ-doctrine 2020 over te nemen, vooroploopt bij de uitbuiting der volkeren en natuurlijke hulpbronnen en reactionaire of marionettenregimes in stand houdt. Tegelijkertijd worden in alle lidstaten van de EU de arbeids- en sociale rechten, die met een harde en bloedige strijd zijn verworven, opgeofferd, wordt de strijd van het volk en de arbeiders op brute wijze onderdrukt, wordt de jacht op immigranten opgevoerd en neemt racisme toe, worden fundamentele vrijheden van het volk en democratische rechten beperkt en worden in een aantal lidstaten de communistische partijen illegaal verklaard en communistische symbolen verboden. De gebruikelijke verwijzingen naar zogenaamde schendingen van mensenrechten op Cuba en in andere landen die zich verzetten tegen de imperialistische plannen, hebben het karakter van onverholen dreigingen, chantage en pressie om het verzet van de volkeren te breken, zodat deze afzien van hun recht om zelf in vrijheid hun lot te bepalen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Van oudsher is de plenaire vergadering van december deels gewijd aan de mensenrechten. Een van de vaste agendapunten van de vergadering, afgezien van de toekenning van de Sacharovprijs, is de aanneming van de resolutie over het jaarverslag van het Parlement over de mensenrechten in de wereld en het beleid van de Unie op dit gebied. Een van de internationale verbintenissen van de Unie is namelijk om democratie en grondrechten wereldwijd te bevorderen. Het verslag van dit jaar gaat in op het feit dat ernstige schendingen op dit gebied voortduren, en stelt dat de situatie is verslechterd door de economische crisis, klimaatverandering, nieuwe technologieën en de bestrijding van het terrorisme. Het adviseert de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon te verwezenlijken, met name via de nieuwe “Europese Dienst voor Extern Optreden”. Volgens mevrouw Andrikienė, rapporteur van de tekst, is het bevorderen van democratie en mensenrechten een absolute prioriteit bij het voeren van een consistent Europees buitenlands beleid.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie gestemd, omdat hierin de werkzaamheden van de Europese Unie op het gebied van mensenrechten, democratie en de uitdagingen van de toekomst worden onderzocht, beoordeeld en in sommige gevallen geanalyseerd. Wat betreft het geweld tegen vrouwen, uit het Europees Parlement zijn ernstige bezorgdheid over de diepgewortelde gendergerelateerde discriminatie en het huiselijk geweld in sommige landen, en wijst het erop dat vrouwen in plattelandsgebieden een bijzonder kwetsbare groep vormen. Ik ben het er dan ook mee eens dat het Europees Parlement erop aandringt vrouwenrechten in alle mensenrechtendialogen uitdrukkelijk aan de orde te stellen, en in het bijzonder de noodzaak van het bestrijden en uitbannen van alle vormen van discriminatie van en geweld tegen vrouwen en meisjes, alle vormen van schadelijke traditionele gebruiken of gewoonten, zoals genitale verminking van vrouwen en gedwongen huwelijken of huwelijken op jonge leeftijd, alle vormen van mensenhandel, huiselijk geweld en vrouwenmoord, uitbuiting op de werkplaats en andere vormen van economische uitbuiting. Omdat miljoenen kinderen nog steeds slachtoffer zijn van verkrachting, huiselijk geweld, fysiek, emotioneel en seksueel misbruik, ben ik het ermee eens dat de EU extra maatregelen tegen kinderarbeid moet nemen en de instrumenten waarover zij beschikt, efficiënter moet gebruiken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Haar rol van verdediger van de mensenrechten is een fundamenteel kenmerk van de Europese Unie, waar de instellingen geen afstand van mogen doen en moet als een prioritaire diplomatieke opdracht worden gezien. Bijlage I bij het onderhavige verslag is het beste bewijs daarvan, omdat het alle situaties opsomt waarin er schendingen van de mensenrechten waren die wij in Europa aan de kaak hebben gesteld of die wij niet nagelaten hebben te veroordelen; van Afghanistan tot Somalië, van Rusland tot Iran. Wij sluiten er onze ogen niet voor, noch doen wij aan struisvogelpolitiek. We doen dit zelfs niet wanneer er strategische partnerschappen op het spel staan, want individuele belangen kunnen niet boven het verdedigen van vrijheid en mensenrechten gaan.
Naar mijn overtuiging moet de Unie zich interventionistisch en moedig blijven opstellen, strijdend voor mensenrechten en democratie.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), – schriftelijk. (PT) Dit verslag is een uiting van de pure hypocrisie die periodiek aan den dag wordt gelegd door de door rechts en de sociaaldemocraten gedomineerde meerderheid, die zichzelf opwerpt als ‘ambassadeur’ voor de verdediging van de mensenrechten. Ze ontmaskert zichzelf echter al snel door de duidelijke tegenstrijdigheden in haar optreden, in het bijzonder het feit dat zij het zogezegd verdedigen van de mensenrechten gebruikt om meer inmenging te krijgen in landen waar haar belangen op de helling staan en om haar bondgenoten, in het bijzonder de VS, te steunen en hun handelwijze te vergoelijken.
Een aantal voorbeelden hiervan zijn de zogenaamde CIA-vluchten en het feit dat vele regeringen van EU-landen medeplichtig waren aan de ontvoering, foltering en illegale overbrenging van gevangenen naar Guantánamo Bay, de voortzetting van de bezetting van Afghanistan door NAVO-troepen en de opeenvolgende moordpartijen op burgerbevolkingen onder het mom van de strijd tegen terrorisme. Een ander voorbeeld is de blijvende steun voor het apartheidbeleid van Israël ten opzichte van het Palestijnse volk en de steun voor de voortzetting van de bezetting van de Westelijke Sahara door Marokko. Nog een ander voorbeeld is de steun aan het misdadige embargo van de VS op Cuba, dat al 18 keer op rij veroordeeld werd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Die beleidslijnen laten, net als de meerderheden die ze ondersteunen, een wrange smaak na: Het zal niet lang meer duren voordat ook de bevolking ze zal weten te verwerpen.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. - (EN) De richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel is erop gericht een vijandiger klimaat te creëren voor mensenhandelaren door de criminelen te straffen en een betere preventie en bescherming van de slachtoffers te garanderen. Het is onaanvaardbaar dat mensenhandel in Europa nog steeds een feit is dat honderdduizenden mensen treft die overwegend behoren tot kwetsbare sociale groepen zoals minderheden, vrouwen en kinderen, en dit onder andere uit motieven van seksuele uitbuiting, dwangarbeid en moderne slavernij. Iedere vorm van uitbuiting van slachtoffers van mensenhandel veroordeel ik ten zeerste en ik ben er dan ook een voorstander van de bescherming van slachtoffers te verbeteren en hogere sancties in te voeren voor de handelaren. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van de richtlijn is het van groot belang dat de samenwerking tussen de EU-lidstaten wordt verbeterd en de coördinatie tussen verschillende instanties en organisaties op Europees, nationaal en regionaal vlak wordt bevorderd. De EU moet haar internationale betrekkingen zo gebruiken dat zij haar partners ertoe beweegt zich in te zetten voor het beteugelen van de mensenhandel en voor de wereldwijde eerbiediging van de rechten van de slachtoffers. Haar politieke dialogen met niet-EU-lidstaten zouden bovendien beleidsregels, -normen en -beginselen moeten omvatten van het internationale mensenrechtensysteem voor de bestrijding en voorkoming van mensenhandel.
Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) Ik stem voor deze resolutie en het voorstel om een onvoorwaardelijke eis in te dienen bij de Russische autoriteiten om de personen die schuldig zijn aan de moord op de Russische advocaat Sergei Magnitsky, voor het gerecht te brengen, en ik roep het Parlement op de mogelijkheid te overwegen om Russische functionarissen die betrokken waren bij deze zaak de toegang tot de Europese Unie te weigeren, en om de bankrekeningen en overige bezittingen van deze functionarissen in alle EU-lidstaten te bevriezen. Een dergelijke eis zou een krachtig signaal aan de Russische autoriteiten uit laten gaan dat de burgers van de Europese Unie de ernstige gebreken in het Russische rechtsstelsel, de selectieve toepassing van wetgeving in het belang van de autoriteiten, en het feit dat personen die schuldig zijn aan aanslagen op of zelfs de dood van strijders voor de mensenrechten, onafhankelijke journalisten en advocaten, nog veel te vaak vrijuit gaan, onacceptabel vinden. Dit signaal zou de steun van de EU aan strijders voor de mensenrechten in Rusland, die onder bijzonder moeilijke omstandigheden werkzaam zijn, bevestigen.
Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. − (PL) Het respecteren van de mensenrechten is een van de fundamentele waarden van de Unie, en in de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement wordt hier bijzonder veel aandacht aan besteed. Deze kwestie staat op de agenda van bijna elke vergadering van de fractie. Het is belangrijk dat het hele Parlement aandacht aan deze kwestie besteedt. We zien langzaam maar zeker een verbetering van de situatie in de wereld. Er zijn echter nog steeds landen waar de overheid de mensenrechten blijft schenden, maar er zijn ook landen waar er verandering komt. Het mondelinge amendement van de rapporteur weerspiegelt de positieve trends in Rusland. De situatie in Cuba is echter nog altijd zorgwekkend, en de uitreikingsceremonie van de Sacharovprijs voor 2010 is daar een bewijs van. Ik heb met volle overtuiging voor dit verslag gestemd.
David Martin (S&D), schriftelijk. - (EN) Met het jaarverslag over de mensenrechten kijken we onvermijdelijk achterom, maar toch verwelkom ik het. Dit verslag gaat over de periode van juli 2008 tot december 2009, net vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ik ben bijzonder ingenomen met Cathy Ashton's inzet voor de mensenrechten en de door haar tijdens het debat gegeven verzekering dat de mensenrechten zullen worden ingevlochten in het werk van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Dit zal hopelijk betekenen dat we, wanneer we volgend jaar het mensenrechtenverslag bespreken, een samenhangender en consequenter benadering van de mensenrechten door de EU zullen kunnen rapporteren.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dit jaarverslag wil een bevestiging zijn van de vastbeslotenheid van het Europees Parlement en zijn langlopende inspanningen om op te komen voor de mensenrechten en de democratie in de wereld door middel van de ontwikkeling van een Europees beleid dat steeds efficiënter en meer geïntegreerd wordt en meer samenhang en uniformiteit op alle beleidsterreinen kan waarborgen, hetzij door middel van bilaterale betrekkingen met derde landen, hetzij door steun aan lokale en internationale maatschappelijke organisaties. Wij wijzen met name op het belang om een diepgaande evaluatie uit te voeren van de aspecten van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) met betrekking tot de mensenrechten, waarbij vooral gelet dient te worden op de samenhang en doelmatigheid van de bestaande mechanismen, zoals actieplannen, voortgangsverslagen, mensenrechtendialogen en het besluitvormingsproces voor de intensivering van de betrekkingen met niet-EU-lidstaten.
Wij willen de zichtbaarheid vergroten van de toekomstige toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Dit is een kans om te laten zien dat de EU de bescherming van de mensenrechten binnen en buiten haar grenzen serieus neemt en wij vragen daarom alle lidstaten hun steun hieraan te verlenen en ervoor te zorgen dat hun burgers zich hiervoor in willen zetten.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, het verslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het beleid van de Europese Unie op dit gebied vormen een uitermate belangrijk instrument om de rol van de Europese Dienst voor Extern Optreden met betrekking tot het mensenrechtenbeleid te versterken. Het mensenrechtenbeleid is altijd kenmerkend voor de Europese Unie geweest en zij neemt daarmee een onderscheidende plaats in de wereld in.
Ik ben het met mevrouw Andrikiené eens als zij benadrukt dat vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging een primair en fundamenteel recht van de mens is dat geëerbiedigd dient te worden en dat de randvoorwaarden voor de eerbiediging van de mensenrechten die in de bilaterale overeenkomsten met niet-EU-landen genoemd worden, krachtiger en doeltreffender afgedwongen moeten worden. Het is dan ook juist de hoge vertegenwoordiger te verzoeken de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging in het EU-beleid met betrekking tot de mensenrechten te integreren en een exacte inventarisatie van de stand van de vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging in het jaarverslag over de mensenrechten in de EU op te nemen. Ik stem voor het verslag Andrikienė.
Kyriakos Mavronikolas (S&D), schriftelijk. – (EL) De Europese Unie moet al het mogelijke te doen om te garanderen dat de beginselen en vrijheden die de mensenrechten regelen, worden toegepast, zodat zij een leidende rol kan spelen op dit gebied. Een speciale dienst voor mensenrechten moet worden opgericht en, wat nog belangrijker is, er moet toezicht komen in gebieden waar vertegenwoordigers van de EU aanwezig zijn. De Europese Unie moet ook aandacht schenken aan schendingen van mensenrechten binnen haar lidstaten en deze nauwlettend in de gaten houden.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb dit verslag niet gesteund, omdat het betreurt noch bekritiseert dat de Europese Unie met twee maten meet als het gaat om de eerbiediging en bevordering van de mensenrechten, zowel in haar eigen lidstaten als in derde landen waarmee zij geprivilegieerde politieke en handelsbetrekkingen onderhoudt. Zo verzuimt het op te merken dat regeringen in de EU-landen beleid hebben ontwikkeld en uitgevoerd dat haaks staat op de mensenrechten op het gebied van migratie, met grootschalige uitwijzingen en aanhoudingen op grond van ras of veiligheid, waarbij het mogelijk was dat de mensenrechten ernstig werden geschonden, zoals in het geval van de illegale aanhouding van personen en hun overbrenging naar en marteling in geheime gevangenissen.
De EU heeft zelf richtlijnen goedgekeurd die indruisen tegen de mensenrechten, zoals de terugkeerrichtlijn, en zij heeft geprivilegieerde politieke of handelsbetrekkingen aangeknoopt of uitgediept met regeringen zoals die van Marokko, Colombia en Israël, die de mensenrechten stelselmatig met voeten treden. Hoewel ik het waardeer dat de situatie van de mensenrechten in de niet-autonome gebieden in de Westelijke Sahara voor het eerst is opgenomen, steun ik dit verslag niet omdat het nalaat in te gaan op al het voorgaande en op de negatieve uitwerking op de mensenrechten van de vrijhandelsovereenkomsten van de EU, en omdat de kritiek die het uitoefent op het landen als Cuba of Venezuela ongerechtvaardigd en buiten proporties is.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het verslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 is heel uitvoerig, en gaat in op allerlei verschillende zaken. Helaas heb ik op de een of andere manier de indruk dat er krampachtig is geprobeerd om alle mogelijk feiten er bij te halen, zonder daar een duidelijke strategie voor te hebben. Natuurlijk moet de Europese Unie ervoor strijden dat iedereen overal ter wereld zich houdt aan de democratische principes, dat is inderdaad heel belangrijk. Dat is echter alleen maar mogelijk wanneer we een duidelijke koers hebben bepaald, en een rode draad volgen voor de aanpak van de ten dele zeer delicate problemen. Dat is echter niet het geval, en daarom heb ik me bij de slotstemming onthouden.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Hoewel het al meer dan zestig jaar geleden is dat de Universele Verklaring van de rechten van de mens is ondertekend, zijn er nog steeds veel plekken op deze wereld waar deze verklaring niets meer is dan een stukje papier. Helaas bevinden zich veel van die plekken ook in Europa, het continent waar de bescherming van de mensenrechten juist als een van de beginselen van de democratie is ontstaan. De Europese Unie – en wij mogen toch zo vrij zijn om te stellen dat zij qua mensenrechten voorop loopt – doet er veel aan om te zorgen dat er op overige plekken in de wereld in ieder geval minimale standaarden van mensenrechtenbescherming worden gewaarborgd. Daarom feliciteer ik mijn collega, mevrouw Andrikienė, voor het opstellen van dit echt zeer uitgebreide verslag en voor het feit dat zij aandacht vraagt voor de complexe situatie wereldwijd. Ik hoop dat dit verslag zal bijdragen aan verbetering van de situatie en dat dergelijke verslagen in de toekomst wat korter zullen zijn.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit jaarverslag over de mensenrechten gestemd omdat het landen betreft die in geografisch opzicht zowel dicht bij als veraf van de EU gelegen zijn. In het verslag roept het EP China, het land met het hoogste aantal doodvonnissen, op de nationale cijfers over terechtstellingen bekend te maken, zodat een transparante analyse van en discussie over de doodstraf mogelijk wordt. Dit zou het land moeten aanmoedigen deze baarbaarse strafmaat af te schaffen. Anderszins is het eveneens beschamend dat de doodstraf tot op heden nog altijd wordt gehanteerd in een democratisch land als de Verenigde Staten van Amerika. In dit verslag wordt grote zorg uitgedrukt over kinderen die betrokken zijn bij of anderszins te lijden hebben onder gewapende conflicten of zelfs tot actieve deelname daaraan gedwongen worden. In mijn amendementen op dit verslag, die zijn overgenomen door de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement, dring ik er bij de Commissie en de Raad op aan binnen de betrekkingen met derde landen ervoor te zorgen dat naleving van de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten verplicht wordt. Ook heb ik gevraagd of de EU en de VN onmiddellijk stappen kunnen ondernemen om deze kinderen te ontwapenen, op te vangen en te herintegreren.
Ik dring er bij de Noord-Koreaanse autoriteiten op aan concrete en zichtbare stappen te zetten naar verbetering van de mensenrechtenomstandigheden. Ik dring er bij de autoriteiten in Pyongyang op aan om de inspectie van alle detentiefaciliteiten door onafhankelijke internationale deskundigen toe te laten en speciale EU-vertegenwoordigers toe te staan het land te bezoeken. Ook roep ik de Noord-Koreaanse autoriteiten op de beperkingen op de monitoring van de voedseldistributie door internationale waarnemers op te heffen en ervoor te zorgen dat de internationale hulp terechtkomt bij de behoeftigen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), – schriftelijk. (PT) Dit verslag over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie geeft een exhaustief overzicht van de schendingen van de mensenrechten op wereldvlak. We moeten hier nogmaals herinneren aan de vastbeslotenheid en langdurige inspanningen waarmee het Europees Parlement opkomt voor mensenrechten en democratie in de wereld, door ontwikkeling van een krachtig en doeltreffend EU-mensenrechtenbeleid.
De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon biedt een historische kans om de resterende lacunes in het mensenrechten- en democratiebeleid van de EU te dichten. Ik wil me dan ook aansluiten bij het verzoek van de rapporteur die verlangt dat de Europese Dienst voor Extern Optreden in dit verband volledig voldoet aan de doelstelling en geest van het Verdrag van Lissabon, dat moet waarborgen dat de naleving en bevordering van de mensenrechten centraal staat binnen de verschillende beleidsterreinen van het buitenlands beleid van de Unie.
Frédérique Ries (ALDE) , schriftelijk. – (FR) Gisteren heeft het Europees Parlement de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken toegekend aan de Cubaan Guillermo Fariñas, die zelf niet aanwezig was. Een lege stoel, omdat Havana hem geen toestemming zou hebben gegeven naar huis terug te keren… Een schokkend en symbolisch voorbeeld, dat ons er op onbarmhartige wijze aan herinnert dat de mensenrechtensituatie in de wereld niet verbetert. De doodstraf, vlakbij ons in Wit-Rusland, stenigingen en ophangingen in Iran, vrouwenbesnijdenis in Somalië, massaverkrachtingen in de Democratische Republiek Congo, de moord op journalisten in Rusland, 215 miljoen kinderen die arbeid verrichten, willekeurige detenties, schijnprocessen, censuur, stuk voor stuk barbaarsheden die van de Europese Unie standvastigheid en vastberadenheid vereisen.
Het verslag dat vandaag is aangenomen stelt dat mensenrechten centraal moeten staan in het externe optreden van de Europese Unie, in haar beleid ten aanzien van ontwikkeling, defensie, handel, visserij, immigratie en justitie. Deze universele waarden moeten zwaarder wegen dan geopolitiek, die zich op 10 december jongstleden eens te meer op cynische wijze manifesteerde toen vijftien landen lafhartig gehoor gaven aan het uitdrukkelijke verzoek van China om de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede aan de Chinees Lu Xiaobo te boycotten.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben verheugd over het uitstekende werk van mevrouw Andrikienė. Het jaarverslag van het Parlement over de mensenrechten – dit jaar met betrekking tot 2009 – is een referentiepunt voor ieder die in dit onderwerp geïnteresseerd is. Deze keer is het nog van groter belang omdat dit het eerste verslag is sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon waarin de EU meer macht in haar externe beleid wordt verleend. De grootste hoop voor de mensenrechten ligt namelijk besloten in de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon op het gebied van extern beleid: de Europese Dienst voor Extern Optreden moet de prioriteiten en de geest van het Verdrag weerspiegelen.
Een van de prioriteiten van een samenhangend extern beleid zou de bevordering van democratie en mensenrechten moeten zijn. Ten slotte merk ik op dat het jaarverslag van het Parlement niet alleen maar een lange lijst met problemen laat zien, er worden ook oplossingen aangedragen. Zo wordt de afschaffing van de doodstraf in een aantal landen genoemd, vorderingen op het gebied van geweld jegens vrouwen, bescherming van minderjarigen, strijd tegen martelingen, bescherming van mensenrechtenactivisten, bevordering van democratie en godsdienstvrijheid, et cetera.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Zoals gewoonlijk heeft de uiteindelijke tekst goed en slecht nieuws. Om enkele positieve punten te noemen: om te beginnen, is het amendement in twee delen dat verband houdt met Sergei Magnitsky met overgrote meerderheid aangenomen (318 stemmen voor, 163 tegen en 95 onthoudingen). Alle amendementen van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa zijn aangenomen (lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LGBT), doodstraf/dodelijke injectie). Twee amendementen van de Confederale Fractie Europees Unitair Links zijn eveneens aangenomen (gelijke toegang tot gezondheidszorg/behandeling en Colombia). Negatief is echter, onder andere, de aanname van de twee door de rapporteur (Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten)) ingediende amendementen betreffende het Europese Instrument voor Democratie en Mensenrechten (EIDHR) en de noodzaak om meer projecten te wijden aan democratie in plaats van aan mensenrechten.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Andrikienė gestemd, omdat we opnieuw moeten onderstrepen dat eerbiediging van mensenrechten tot de kern van een moderne maatschappij behoort. Alle mensen worden vrij en gelijk geboren. Het is onze plicht al het mogelijke te doen om die visie overal ter wereld ingang te doen vinden. Het buitenlands beleid van de Unie heeft de afgelopen jaren weliswaar vorderingen gemaakt, maar er moet nog een lange weg worden afgelegd voordat een gedeeld en coherent beleid voor de bevordering van de mensenrechten een feit is.
Allereerst moeten de Raad en de Commissie de capaciteit van de Europese Unie verbeteren voor een snelle respons op schendingen in derde landen. We moeten er dagelijks naar streven de mensenrechten te realiseren en te herbevestigen, te beginnen met een krachtige en EU-wijde veroordeling van de doodstraf. In die geest rond ik af met de woorden van Mahatma Gandhi, die zei dat bescherming van de mensenrechten de noodzakelijke voorwaarde is voor vrede. Dit mag nooit worden vergeten.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Het rapport over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie geeft een nagenoeg volledig overzicht van de mensenrechtenproblemen in de wereld. Ook een nieuw soort mensenrechtenproblemen, zoals mensenrechtenbescherming en de strijd tegen terrorisme, zijn opgenomen in het rapport. Via amendementen van de Groenen is er een hoofdstuk opgenomen over de plaats van mensenrechten binnen de net opgerichte Europese Dienst voor Externe Actie (EEAS). Dit is erg belangrijk gezien de EEAS als nieuw instrument ons de mogelijkheid kan geven het mensenrechtenbeleid van de EU te herzien en de mensenrechten wereldwijd op een meer coherente en krachtdadigere wijze te verdedigen. Ik steun dan ook voor de volle honderd procent het voorstel een hoge vertegenwoordiger aan te stellen die met zijn/haar dienst op permanente basis het mensenrechtenbeleid van de Unie coördineert. De kernboodschap is duidelijk: mensenrechten moeten een centrale plaats innemen in het buitenlands beleid van de Europese Unie. Er is nog een lange weg te gaan maar het EP blijft de vinger aan de pols houden. Dat is een ongemeen goede zaak.
Luís Paulo Alves (S&D), – schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag over een nieuwe strategie voor Afghanistan gestemd. Ik ben van mening dat de internationale hulp rechtstreeks aan de regering moet worden verschaft, en niet naar intermediairs moet gaan. In het vredesproces moet de EU ervoor zorgen dat de regering-Karzai volledig autonoom haar dialoogpartners kan kiezen, maar daarnaast moet ook worden voldaan aan drie voorwaarden: de toezegging van Afghanistan om Al-Qaeda uit het land te verdrijven, de uitroeiing van de papaverteelt en de vaste wil de fundamentele mensenrechten te doen eerbiedigen. Wat de politieopleiding betreft, ben ik het ermee eens dat de doelstellingen niet enkel gericht mogen zijn op een uitbreiding van het aantal manschappen van het leger en van de politiemacht, maar dat zij vooral gericht moeten zijn op de opleiding en organisatie van de politie en haar betrekkingen met parallelle gerechtelijke instellingen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik stem voor deze resolutie en steun een pragmatische aanpak van de kwestie-Afghanistan en de nieuwe strategie tegen de opstand, die gericht is op de bescherming van de lokale bevolking en de wederopbouw van de gebieden waarvan de veiligheid is verzekerd. De nieuwe strategie tegen de opstand moet de tijd krijgen om vruchten af te werpen, er moet een politieke oplossing komen en er moeten onderhandelingen met alle partijen plaatsvinden. Ik ben ervan overtuigd dat een duurzame oplossing concrete maatregelen moet omvatten voor de uitbanning van armoede, onderontwikkeling en vrouwendiscriminatie, meer eerbied voor de mensenrechten en de rechtsstaat, sterkere verzoeningsmechanismen, de beëindiging van de opiumproductie, inspanningen voor de opbouw van de staat, de volledige integratie van Afghanistan in de internationale gemeenschap en de verdrijving van Al-Qaeda uit het land. Wij moeten eer bewijzen aan de militairen van de geallieerde strijdkrachten die zijn gesneuveld terwijl zij de vrijheid verdedigden, en hun nabestaanden condoleren, alsook de nabestaanden van alle onschuldige Afghaanse slachtoffers.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De situatie in Afghanistan blijft zorgwekkend. Bijna tien jaar nadat de westerse coalitie de taliban heeft verdreven, zijn vrede en welvaart allesbehalve dagelijkse realiteit voor de Afghanen. De strategie die jarenlang in het land is toegepast schiet tekort en moet veranderd worden. De Unie moet haar zienswijze over dit onderwerp nadrukkelijker voor het voetlicht brengen en inzien dat het militaire beleid van de Verenigde Staten in de regio heeft gefaald. Onze troepen bevinden zich in een uitzichtloze situatie waarin elke hoop op een uitweg ijdel lijkt. Om deze reden heb ik me achter de resolutie van het Parlement over een nieuwe strategie voor Afghanistan geschaard. We moeten het over een andere boeg gooien. We moeten een einde maken aan corruptie en verspilling opdat de internationale hulp eindelijk zoden aan de dijk zet. Door actie op civiel gebied zal de vrede terugkeren. De coalitie moet strenger toezien op de besteding van deze middelen. We moeten daarentegen ophouden ons met Afghaanse aangelegenheden te bemoeien. De Afghaanse regering moet de vrijheid hebben om een modus vivendi te vinden met alle groeperingen die de Afghaanse samenleving vormen. Afghanistan heeft nog een lange weg te gaan, en we moeten dit wankele evenwicht niet in gevaar brengen.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb mij van stemming onthouden bij het verslag over de nieuwe strategie voor Afghanistan. Het verslag bevat inderdaad enkele positieve punten, het erkent de zeer betreurenswaardige aspecten van de huidige situatie en de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap, in het bijzonder van de NAVO, de EU en de lidstaten, die op verschillende manieren bij de oorlog in Afghanistan en het ‘beheer’ van de ‘wederopbouw’ betrokken zijn. Het verslag toont eveneens aan dat het geld en de hulp van de internationale gemeenschap niet bij het Afghaanse volk terechtkomen. Eveneens wordt aangetoond hoe negatief en absurd het verblijf van buitenlandse troepen in Afghanistan is, aangezien, afgezien van het aspect van menselijke slachtoffers, blijkt dat de situatie is verslechterd wat betreft de armoede van het Afghaanse volk, de mate van eerbiediging van de rechten van vrouwen, de drastische toename van de opiumteelt en zelfs het ontstaan van georganiseerde misdaad en corruptie door het geprivatiseerde veiligheidssysteem dat door de VS wordt toegepast. Helaas echter hebben amendementen van de conservatieve krachten, die in tegenspraak staan met de oorspronkelijke tekst, deze veranderd. De "nieuwe strategie tegen de opstand" wordt verwelkomd, het tijdschema van president Obama wordt overgenomen, er wordt van de EU een sterkere identificatie met de NAVO en de VS verlangd, de doelmatigheid en de noodzaak van de aanwezigheid van troepen voor de veiligheid in de regio wordt erkend.
Diogo Feio (PPE), – schriftelijk. (PT) Negen jaar na het begin van de militaire interventie in Afghanistan, is dit mogelijk de grootste uitdaging op het vlak van externe interventies en mondiale veiligheid waaraan Europa en zijn bondgenoten het hoofd moeten bieden. In werkelijkheid is de veiligheidssituatie erop achteruit gegaan het afgelopen decennium, ondanks de sterke (en ononderbroken) internationale aanwezigheid in Afghanistan. Er worden nog steeds terroristen opgeleid in het land, en bovendien zijn de belangrijkste sociaaleconomische indicatoren uiterst teleurstellend. De belangrijkste doelstelling van de internationale gemeenschap en van Europa is op dit moment dan ook ervoor te zorgen dat er een krachtige en stabiele regering gevormd kan worden en het vredesproces gesteund blijft, waarbij moet worden voldaan aan drie essentiële voorwaarden uit het verslag: (i) de toezegging van Afghanistan om Al-Qaeda uit het land te verdrijven, (ii) de uitroeiing van de papaverteelt en de strijd tegen de drugshandel en (iii) de vaste wil de fundamentele mensenrechten te doen eerbiedigen.
In dat kader, en in overeenstemming met de internationale verplichtingen die werden aangegaan in de NAVO, moet de militaire aanwezigheid in Afghanistan geleidelijk aan worden afgebouwd, waarbij de internationale steun voor het garanderen van de vrede en de veiligheid moet worden voortgezet, met het oog op stabiliteit na de interventie.
Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit verslag is misschien het beste compromis dat vandaag kan worden bereikt over de nieuwe Europese strategie in Afghanistan. Dat is voor een deel te danken aan de talrijke en cruciale amendementen die de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) heeft ingediend. Door deze amendementen is het verslag minder ideologisch en pragmatischer geworden, is erkenning verkregen van kritische toestanden die na negen jaar van operaties op Afghaans grondgebied zijn ontdekt, en zijn positieve punten en ontwikkelingen vastgelegd die de aanwezigheid van de internationale gemeenschap effectiever maken en bevorderlijk zijn voor het overgangsproces naar volledige teruggave van de soevereiniteit aan de Afghaanse autoriteiten.
Met alleen militaire inzet komen we er niet, dat is waar, maar die is wel van essentieel belang om de talibanmilities te verzwakken en hen ertoe aan te zetten alle banden met Al-Qaeda te verbreken en aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Het voorkomen van burgerslachtoffers blijft natuurlijk een prioriteit, maar wij mogen ons niet het gebruik van drones ontzeggen, waarmee goede resultaten worden geboekt in de gebieden rond de grens met Pakistan.
De verbintenis ten aanzien van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL) moet worden versterkt om de opleiding voort te zetten van een politiemacht die in staat is de openbare orde te handhaven. De opleiding van magistraten en ambtenaren moet worden geïntensiveerd om de Afghaanse instellingen te versterken, de corruptie te beteugelen en de voorwaarden te scheppen voor de teruggave van Afghanistan aan de Afghanen.
Joe Higgins (GUE/NGL), schriftelijk. - (EN) Dit verslag onderstreept een groot aantal problemen waarmee Afghanistan kampt. Het is kritisch over de rol van de NAVO/VS-bezetting en de schendingen van de mensenrechten in dit land, met name de toegenomen repressie van vrouwen en hogere armoedeniveaus. De antioorlogsbeweging heeft sinds de start van de oorlog gewaarschuwd voor deze problemen. Ik heb mij echter onthouden van stemming daar ik mij niet kon vinden in de in het verslag verleende steun aan de bezetting en de door de regering-Obama uitgevoerde surge. Ik heb mij onthouden van stemming over amendementen waarin wordt opgeroepen tot meer steun voor de Afghaanse staat. Ik ben het ermee eens dat de soevereiniteit van de Afghanen moet worden gerespecteerd, maar het regime-Karzai is corrupt en weerspiegelt niet de belangen van de meerderheid van de Afghanen. Ik ben van mening dat alle steun democratisch moet worden gecontroleerd door de kleine landbouwers, arbeiders en armen van Afghanistan. Ik heb gelezen dat er in dit verslag eer wordt bewezen aan de gesneuvelde militairen en Afghaanse slachtoffers van deze oorlog. Ik kan mij echter niet vinden in de uitspraak dat deze militairen zijn gesneuveld "terwijl zij de vrijheid verdedigden." Deze oorlog dient de belangen van de imperialistische grootmachten, niet die van de gewone mensen.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (FI) Waarheen verdwijnt ons geld in Afghanistan? Ik ben blij met de ontwerpresolutie betreffende een nieuwe strategie voor Afghanistan. Het verslag brengt uitstekend de vele problemen met betrekking tot dat land naar voren.
Zoals ook in het verslag staat, is er geen militaire oplossing voor Afghanistan. Noch de soldaten noch het geld dat wij in Afghanistan hebben gestoken, hebben vrede naar het land kunnen brengen. In het verslag staat ook dat tussen 2002 en 2009 meer dan 40 miljard dollar aan internationale hulp naar het land is gegaan. Van die 40 miljard ging slechts 6 miljard naar de Afghaanse regering en kwam de overige 34 miljard dollar via andere kanalen het land binnen. Van deze hulp kwam maar liefst 70 tot 80 procent nooit terecht bij degenen waar het voor bedoeld was: het Afghaanse volk.
Bovendien bedroegen de kosten van de oorlog in Afghanistan in 2001-2009 meer dan 300 miljard dollar. Deze enorme geldbedragen komen echter niet de Afghanen ten goede, maar bijvoorbeeld de wapenindustrie, huursoldaten en internationale ondernemingen, die kunnen profiteren van het geld dat in Afghanistan wordt besteed. Het is belangrijk dat deze misstanden in het verslag naar voren worden gebracht.
Sandra Kalniete (PPE) , schriftelijk. – (LV) Ik steun dit verslag volledig waar het oproept tot inspanningen voor de wederopbouw van Afghanistan en een verbetering van de mensenrechtensituatie aldaar. Het kan niet worden ontkend dat de veiligheidssituatie in Afghanistan op dit moment een stuk beter is dan negen jaar geleden. Mensen leven in een vrijere samenleving, meisjes kunnen onderwijs volgen, en medische zorg is beter toegankelijk dan onder het talibanregime. Er resteren echter nog ernstige problemen waarover in de resolutie geen vooruitgang is geboekt. Dit kan met name worden gezegd over de oorlog tegen drugs, hetgeen terecht wordt benadrukt in het verslag. Volgens de opvattingen van deskundigen is 92 procent van de mondiale opium afkomstig uit Afghanistan, om vervolgens gedistribueerd te worden naar de gehele wereld, waaronder de Europese Unie. Wij moeten rekening houden met het feit dat de papaverteelt een aanzienlijke bron van inkomsten vertegenwoordigt in plattelandsregio’s, waar overige vormen van inkomsten moeilijk te vinden zijn. Dat is waarom de vernietiging van papaverplantages ten behoeve van de opiumproductie zonder het aanbieden van een alternatieve inkomstenbron geen effectieve oplossing is.
De regering van Afghanistan zal resoluter gebruik moeten maken van de internationale steun om kleine ondernemingen en landbouw op te zetten in regio’s waar momenteel papaver wordt verbouwd. De investeringen van de Europese Unie in de wederopbouw van Afghanistan zijn aanzienlijk, maar er is nog altijd veel werk aan de winkel. Het belangrijkste is om de veiligheid te garanderen. Ik zou willen benadrukken dat een voortijdige terugtrekking van de troepen uit Afghanistan niet alleen gevaarlijk zou zijn voor de plaatselijke bevolking en een bedreiging zou vormen voor de democratische wereld, maar tevens al het goede werk teniet zou doen dat reeds is verricht in Afghanistan. De mensen in Afghanistan hebben een hoge prijs moeten betalen voor de vrede en wij moeten hen nu niet in de steek laten.
David Martin (S&D), schriftelijk. - (EN) De rapporteur heeft besloten zich te concentreren op vier terreinen waar volgens hem een gerichte actie werkelijke veranderingen kan teweegbrengen: internationale hulp, de implicaties van het onlangs gelanceerde vredesproces, de impact van de politieopleiding en de uitroeiing van de opiumteelt. Ook al kan ik mij niet in al zijn conclusies vinden, toch stem ik voor deze weldoordachte en nuttige bijdrage aan het debat over Afghanistan.
Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Het verslag over een nieuwe strategie voor Afghanistan verdient in het algemeen een positieve beoordeling en daarom stem ik voor. De enorme problemen die nog in Afghanistan bestaan, die elk van elkaar verschillen en die een buitengewoon belangrijke rol spelen met betrekking tot de toekomst van dit land in het Midden-Oosten, moeten worden aangepakt aan de hand van een nieuwe benadering waarbij de prioriteiten anders worden gedefinieerd dan tot dusver is gedaan.
Het voornaamste feit – zoals in het verslag waarover wij gaan stemmen correct is verwoord – is "dat er in Afghanistan geen stabiliteit of vrede tot stand kan worden gebracht zonder dat de staat op eigen verantwoordelijkheid allereerst de veiligheid van de burgers van dit land waarborgt". In dat opzicht hoop ik dat de rapporteur een wijziging in overweging zal nemen in het deel waarin gewag wordt gemaakt van het gebruik van drones, eventueel door middel van een mondeling amendement.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag schetst een rampzalig beeld van de gevolgen van een door de NAVO geleide oorlog in Afghanistan die kan rekenen op de medeplichtigheid en steun van de EU. Het is jammer dat het verslag de oorlog zelf niet aan de kaak stelt en twijfelt tussen handhaving van de NAVO-legertroepen ter plaatse en hun noodzakelijke terugtrekking. Desondanks, gezien alle belangrijke punten van kritiek die erin worden genoemd, zal ik me van stemming onthouden.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Een van de belangrijkste redenen waarom ik dit verslag niet steun, is dat het niet alleen verzuimt voor te stellen om de Europese troepen onmiddellijk terug te trekken, maar tevens "versterking van het optreden van de EU ... waardeert en steunt". Evenzo neemt het nauwelijks stelling tegen de rol die de Internationale strijdmacht voor bijstand aan de veiligheid (ISAF) heeft gespeeld en de ernstige schendingen van de mensenrechten die zijn begaan. Ik sta positief tegenover de opname van de verklaringen van generaal Stanley McChrystal waarin hij ontkent dat de aanwezigheid van Al-Qaeda groot genoeg is om de inzet van troepen in Afghanistan te rechtvaardigen. Ik vind het eveneens positief dat het verslag ervoor pleit het toevertrouwen van de politieopleiding aan particuliere contractanten zo snel mogelijk te beëindigen, en dat het in een overweging stelt dat er, door de militaristische en krijgszuchtige houding tot nu toe, geen zicht is op een spoedig einde van de oorlog in Afghanistan. Ik heb dit verslag mijn steun evenwel onthouden, omdat mijn sterke pacifistische overtuiging mij zegt dat dit verslag in geest en benadering haaks staat op de noodzakelijke demilitarisering van het externe beleid van de EU en van de internationale betrekkingen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De rapporteur heeft de situatie in Afghanistan al met al heel goed ingeschat. Hij is zich bewust van het feit dat de middelen en de troepen in Afghanistan volledig verkeerd worden ingezet, en dat meer middelen en meer troepen daaraan niets zullen veranderen. Hij stelt terecht vast dat juist de aanwezigheid en het arrogante optreden van de coalitie ertoe leiden dat de bevolking volledig tegen deze interventie is. Hij is zich ook bewust van het feit dat we het Afghaanse volk niet kunnen dwingen om de democratie en de westelijke waarden over te nemen. Ik heb er echter kritiek op dat hij nog steeds hamert op onderwerpen als vrouwenrechten, die weliswaar heel belangrijk zijn, maar die in plaatselijk verband volledig onaanvaardbaar zijn, en het welslagen van het hele vredesproces nog onwaarschijnlijker maken.
Daar komt nog bij dat de rapporteur weliswaar tot de conclusie komt dat dit een schadelijk project is, maar dat hij desondanks eist dat er meer troepen en meer middelen naar Afghanistan worden gestuurd. Ik ben ervan overtuigd dat de oorlog in Afghanistan niet gerechtvaardigd is, en dat Europa noch Afghanistan kan profiteren van een verdere bezetting. We kunnen Europa niet aan de Hindoekoesj verdedigen. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De lidstaten van de Europese Unie die aan de zijde van de VS deelnemen aan de oorlog in Afghanistan moeten hun troepen zo snel mogelijk uit dat land terugtrekken. De oorlog in Afghanistan duurt nu al bijna negen jaar, en we merken niet dat de situatie veiliger wordt. In tegendeel, de islamistische taliban worden al sterker. Europa verspilt zijn middelen, die dringend nodig zijn aan andere kritieke fronten, zoals de grenzen tussen de EU en de Balkan. Ik begrijp trouwens niet welke Europese belangen we eigenlijk aan de Hindoekoesj willen verdedigen. De VS beweren dat ze in Afghanistan een democratie naar westelijk voorbeeld willen opbouwen, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. Ik denk eerder dat economische belangen een centrale rol spelen, ook al omdat zich in Afghanistan volgens de New York Times bodemschatten ter waarde van ongeveer een biljoen dollar bevinden. Het is wel duidelijk dat de EU Amerikaanse concerns nu helpt om die in alle rust te exploiteren. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), – schriftelijk. (PT) Dit verslag over een nieuwe strategie voor Afghanistan werd uitgewerkt naar aanleiding van de vergadering van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, waar de toekomst van het Actieplan voor een intensiever engagement in Afghanistan en Pakistan besproken werd en waar het eerste halfjaarlijks uitvoeringsverslag werd ingediend.
Ik wil mijn volledige steun uitspreken voor een strategie die gericht is op de bescherming van de lokale bevolking en de wederopbouw van de gebieden waarvan de veiligheid is verzekerd, en voor alle oplossingen van politieke aard waarbij alle betrokken partijen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de onderhandelingen. Het doet mij genoegen dat er een begin zal worden gemaakt met de overdracht van de verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid aan de Afghaanse troepen, en dat deze overdracht tegen 2014 grotendeels zal zijn voltooid.
Ik steun ook zonder terughoudendheid de oproep van het Parlement aan de Commissie om de transparantie en de controleerbaarheid met betrekking tot de financiële bijstand aan de Afghaanse regering, internationale organisaties en plaatselijke ngo's te waarborgen om de samenhang van de hulp en het welslagen van de wederopbouw en ontwikkeling van Afghanistan te verzekeren, want dat is onze uiteindelijke doelstelling.
Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer de heer Arlacchi met zijn werk. In het verslag dat vandaag is aangenomen, wordt voorgesteld de nieuwe strategie van de Europese Unie voor Afghanistan te baseren op vier kernfactoren: volledige steun aan vredesonderhandelingen tussen de regering-Karzai, de taliban en andere opstandelingen; uitgebreide opleiding van de Afghaanse politie; uitbanning van de opiumteelt; en een einde maken aan het internationale schandaal rond hulpgelden, waarbij 80 procent van de door de donorlanden beschikbaar gestelde hulpgelden niet op de plaats van bestemming, Afghanistan, aankomt. Internationale steun voor Afghanistan wordt gebruikt voor omkoperij, vormen van “gelegaliseerde corruptie” en alle mogelijke manieren van stelen, waarbij het geld vaak eindigt in de zakken van de vijand.
Vanaf 2002 heeft de EU maar liefst 8 miljard euro aan dit geteisterde land uitgegeven. Desondanks is de kindersterfte gestegen, de geletterdheid afgenomen en het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft met 130 procent gestegen, alleen al in de afgelopen zes jaar. Om iets te doen aan het gebrek aan coördinatie en communicatie tussen de internationale donoren, roept de EU op een gecentraliseerde databank over alle EU-steun op te zetten en middelen rechtstreeks toe te kennen aan specifieke projecten die in samenwerking met Afghaanse instellingen worden uitgevoerd.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Het vandaag aangenomen verslag is gebaseerd op de uitgebreide consultaties die de rapporteur de laatste zes maanden heeft gevoerd over de situatie in Afghanistan en de betrekkingen van dat land met de internationale gemeenschap, in een poging om uit te leggen waarom zo weinig is verwezenlijkt in Afghanistan, ondanks de enorme inspanningen die de laatste negen jaar zijn geleverd, met name ook in financieel opzicht. De kloof tussen hoop en werkelijkheid is in Afghanistan groter dan ooit, en een nieuwe EU-strategie voor dat land moet dan ook uitgaan van deze constatering. Het verslag concentreert zich op vier terreinen waar een gerichte actie werkelijke veranderingen kan teweegbrengen: internationale hulp, de implicaties van het onlangs gelanceerde vredesproces, de impact van de politieopleiding en de uitroeiing van de opiumteelt.
Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. - (EN) Dit verslag bevat een aantal nuttige verwijzingen naar de NAVO/ISAF-missie, naar de grote problemen van ongeletterdheid en slechte behandeling van vrouwen en naar endemische corruptie en de noodzaak van een frisse blik. Hier had het verslag het bij kunnen laten. Het kon het echter niet laten constant kritiek te leveren op de coalitie en impliciet op de VS. Het zoekt naar manieren om de rol van de EU te vergroten. Het pleit voor meer EU-financiering wanneer het duidelijk niet gaat om meer geld, maar om een betere controle en gebruik van de enorme bedragen die reeds zijn verstrekt. De Fractie Europese Conservatieven en Hervormers heeft zich daarom onthouden van stemming.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik geloof dat het Europees Parlement met dit document zijn rol, alsmede zijn betrekkingen met de Commissie versterkt. Ik sluit mij aan bij het standpunt van de Commissie buitenlandse zaken dat het voor het Parlement van het allergrootste belang is dat het zijn prerogatieven volledig en tijdig kan uitoefenen en dat de Commissie het Parlement actief informeert over alle ontwerpmaatregelen, gewijzigde ontwerpmaatregelen en definitieve ontwerpmaatregelen die zij van plan is aan te nemen op grond van artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, en de uitvoeringsbevoegdheden zijn verleend aan de Commissie, de controle op de uitoefening van die uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie, enkel bij de lidstaten ligt. Ik geloof echter dat in het licht van de specifieke aard en de politieke gevoeligheid van uitvoeringshandelingen die worden aangenomen op grond van instrumenten voor externe financiële bijstand, en overeenkomstig de gevestigde praktijk van een dialoog op basis van democratisch toezicht, het Parlement gelegenheid moet hebben om bij te dragen aan het proces dat leidt tot het afbakenen van de inhoud van de ontwerpversies van de uitvoeringshandelingen die worden aangenomen op grond van instrumenten voor externe financiële bijstand.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) In de architectuur van de Europese Unie is de rol van de Commissie vergelijkbaar met de rol van een regering in een doorsneelidstaat. De Commissie heeft wetgevingsinitiatief, maar ook de bevoegdheid om verordeningen, richtlijnen en besluiten ten uitvoer te leggen. De Commissie kan derhalve worden beschouwd als de uitvoerende macht van de Unie. Ze beschikt over afgeleide bevoegdheden die haar in staat stellen handelingen vast te stellen om teksten ten uitvoer te leggen die zijn aangenomen via de gewone wetgevingsprocedure. Evenzeer als verordeningen en circulaires in Frankrijk moeten voldoen aan de geldende wetgeving, zijn de uitvoeringshandelingen van de Commissie niet los te zien van Europese wetgeving. Het kan dus zijn dat de Commissie bij de uitoefening van deze volstrekt vanzelfsprekende uitvoeringsbevoegdheid haar prerogatieven te buiten gaat, zonder dit noodzakelijkerwijs te beogen. Uit democratisch oogpunt is het aan de andere instellingen van de Unie om de werkzaamheden van de Commissie te controleren, zodat de verdeling van bevoegdheden wordt gerespecteerd. Daarom heb ik voor dit voorstel voor een verordening gestemd, dat de algemene beginselen inzake de controle door de lidstaten van de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie vastlegt.
David Martin (S&D), schriftelijk. - (EN) Ik kon niet voor dit verslag stemmen omdat het een aantal van de fel bevochten nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement op het gebied van de internationale handel opoffert voor een opportuun akkoord met de Raad inzake de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden op andere gebieden.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het voorstel van de Commissie vormt een gezamenlijke aanslag op de democratie. Dit verslag beperkt zich tot enkele wijzigingen zonder dit feit daadwerkelijk aan de kaak te stellen. De Commissie is de enige groep ambtenaren ter wereld die zich aan het toezicht van haar regering (de Raad) onttrekt. Ik zal tegen deze meest recente uiting van autoritarisme stemmen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de Europese Unie is er altijd al geprobeerd om het beleid te centraliseren. Dit schijnt nu echter nog toe te nemen, net als de overdreven bureaucratie, ondanks alle beweringen dat het tegendeel het geval is. Het moet een voorrecht van de lidstaten blijven om te bepalen welke bevoegdheden ze willen overdragen aan de EU, respectievelijk aan de Commissie. Arresten van het Europees Hof van Justitie – dat met zijn rechtspraak trouwens al jaren lijkt te streven naar het opbouwen van een centrale staat – kunnen daar niets aan veranderen, evenmin als het Verdrag van Lissabon, dat daarvoor niet mag worden gebruikt, of het voorwendsel van de crisisbestrijding. Zulke dingen mogen niet via een achterdeurtje worden ingevoerd. In principe heeft iedereen de mond vol van het subsidiariteitsbeginsel, maar de facto wordt dit telkens weer genegeerd, en wordt geprobeerd om het te omzeilen. In dit verslag worden dergelijke tendensen eigenlijk aan de kaak gesteld, en daarom heb ik er voor gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Het bereikte compromis betekent dat de handelspolitiek, met inbegrip van de handelsbeschermingsinstrumenten, in het algemene comitologiekader kunnen worden opgenomen. Deze aanpak is volledig coherent en in overeenstemming met de geest en de letter van het Verdrag van Lissabon. Ik sta geheel achter versterking van het besluitvormings- en uitvoeringsproces waarbij de Commissie de beschikking krijgt over de benodigde instrumenten in het algemeen belang van de Europese Unie, de lidstaten en alle economische marktdeelnemers. Ik steun het principe dat de Commissie definitieve antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen moet vaststellen en dat de lidstaten moeten stemmen op basis van een gekwalificeerde meerderheid.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), – schriftelijk. (PT) De nieuwe regels inzake de uitvoeringshandelingen die in het Verdrag van Lissabon werden vastgelegd, gaven aanleiding tot dit verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
Het gaat hier om een gevoelige materie, in het bijzonder voor wat de landbouw- en visserijkwesties betreft. In het huidige comitologiesysteem is het GLB het beleidsterrein met verreweg de meeste comitologiehandelingen.
Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, moeten de bestaande comitologiebepalingen worden vervangen door gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen overeenkomstig de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Deze aanpassing van de bestaande wetgeving aan de bepalingen van het Verdrag van Lissabon is met name van groot belang voor de beleidsterreinen die (zoals het landbouw- en visserijbeleid) niet zijn goedgekeurd via de medebeslissingsprocedure.
Enkel de beproeving van de nieuwe wetgeving, die verregaande gewijzigd werd door het Europees Parlement en door de Raad, zal kunnen uitwijzen of de uitgezette koers de doeltreffendheid en de verwezenlijking van de Europese beleidslijnen ten goede komt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) In het algemeen hebben alle fracties het verslag goed ontvangen en de door de commissie ingediende amendementen weerspiegelen de met de Raad en de Commissie bereikte overeenstemming over een akkoord in eerste lezing. Onze fractie is hiervoor.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat er behoefte is aan een permanent crisismechanisme ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied. Het Europees stabilisatiemechanisme en/of een Europees Monetair Fonds moet op solidariteit gebaseerd zijn, moet aan strikte voorwaarden worden onderworpen en moet onder meer worden gefinancierd uit de boetes die aan lidstaten worden opgelegd als het resultaat van een procedure voor de aanpak van buitensporige tekorten, zeer hoge schulden of extremere onevenwichtigheden. Ik geloof dat het tevens van belang is dat de financiering van het permanent crisismechanisme uitgaat van het beginsel van “de vervuiler betaalt”, wat betekent dat lidstaten die grotere risico’s veroorzaken wegens hun tekorten en schuldenlasten een groter deel van de totale activa moeten financieren. Deze sancties zouden een mogelijke manier kunnen zijn om financiële en economische crises in de landen van de eurozone, zoals de crisis die een paar maanden terug in Griekenland is ontstaan en die nog altijd voortduurt, te voorkomen.
Charalambos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – De oorlog tegen de werkenden, de zelfstandigen en de kleine boeren is een strategische keuze van de burgerlijke regeringen van de EU om de winstgevendheid van het kapitaal te ondersteunen. De schuld en het tekort zijn alleen maar voorwendsels. Alle nationale regeringen in de lidstaten van de eurozone en de EU moeten het nemen en toepassen van nog scherpere, barbaarsere, de arbeiders en het volk nog vijandiger gezinde maatregelen intensiveren, op een manier die door EU, ECB en IMF wordt gecoördineerd. De Topconferentie zal het ‘steunmechanisme’ scheppen, dat in wezen een faillissementsmechanisme is. De discussie over de middelen en de deelname van particulier kapitaal is zand in de ogen strooien van de werkenden. Het doel is ervoor te zorgen dat de plutocratie niet bankroet gaat. Het kapitaal maakt de markten zichtbaarder voor de absolute regulator van de communautaire mechanismen en wijzigt het Verdrag van Lissabon in die richting om zijn winstgevendheid veilig te stellen door middel van de meest intense uitbuiting van de werkenden en de roof van de welvaart die zij genereren. Er wordt een versterkt economisch bestuur opgelegd om de kapitalistische hervormingen te controleren en de aanval op het leven en de rechten van werkenden op te voeren. Onder de dreiging van een frontale aanval van het kapitaal en de plutocratie is grotere eendracht van het volk absoluut noodzakelijk om de machtstructuren te doorbreken ten gunste van het verbond van het volk en om de uittreding uit de EU, de macht van het volk en een volkseconomie te realiseren.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Op donderdag 16 december 2010 hebben de staatshoofden en regeringsleiders overeenstemming bereikt over voortzetting van de financiële solidariteitsmechanismen die enkele maanden geleden zijn ingesteld om de crisis het hoofd te bieden. Het gaat er hier om de stabiliteit van de euro als geheel te waarborgen indien een of meerdere lidstaten van het eurogebied in moeilijkheden verkeren. De toekenning van financiële bijstand blijft evenwel gekoppeld aan strenge voorwaarden, hetgeen me noodzakelijk lijkt. Evenals de resolutie van het Parlement verwelkom ik deze verbintenis van de lidstaten, die getuigt van echte Europese solidariteit. Onaflatende solidariteit is het beste antwoord dat wij de markten momenteel kunnen geven.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Er zijn dit jaar belangrijke besluiten genomen, die gericht zijn op het instellen van een EU-kader voor economische governance en financieel toezicht. Binnenkort wordt in de EU het Comité voor systeemrisico’s ingesteld, dat verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel teneinde perioden van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, bij te dragen aan een soepele werking van de interne markt en daarbij te zorgen voor een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de economische groei. Ik geef mijn goedkeuring aan het voorstel om een permanent Europees stabiliteitsmechanisme in het leven te roepen en de economische governance verder kracht bij te zetten, zodat kan worden gezorgd voor doeltreffende en rigoureuze economische controle en coördinatie die zich vooral met preventie bezighouden. Ik steun het in de resolutie vervatte voorstel dat de lidstaten buiten het eurogebied de mogelijkheid moeten hebben betrokken te worden bij de instelling van een dergelijk mechanisme en dat hun, indien nodig, de mogelijkheid moet worden geboden financiële steun te verkrijgen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie van het Europees Parlement gestemd. Deze resolutie heeft betrekking op de noodzaak voor de lidstaten om een permanent crisismechanisme in te stellen ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied in zijn geheel. Dit instrument is gericht op een doeltreffende en rigoureuze economische controle en coördinatie die zich vooral met preventie bezighouden en die de kans op het ontstaan van een crisis in de toekomst aanzienlijk verminderen. Om te zorgen dat de huidige coördinatieprocessen van het economisch beleid worden gestroomlijnd en dat er een einde komt aan overlappingen en om ervoor te zorgen dat de strategie van de EU begrijpelijk is voor de marktdeelnemers en burgers, is het essentieel om de richting naar een sterker geïntegreerde benadering in te slaan en een verandering in het besluitvormingsproces te bewerkstelligen. Ik ben het ermee eens dat wij de betrokkenheid van het Europees Parlement in de wetgevingsprocedures met betrekking tot het crisismechanisme moeten versterken, teneinde de democratische verantwoordingsplicht te verbeteren en te vertrouwen op de expertise, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Commissie. Als het Europees stabiliteitsmechanisme bedoeld is ter aanvulling van het nieuwe kader van versterkte economische governance, roept het Europees Parlement de Commissie op na raadpleging van de Europese Centrale Bank een mededeling voor te leggen met een uitgebreide beschrijving van dit permanente crisismechanisme.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de instelling van een permanent crisismechanisme ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied gestemd, aangezien een dergelijk mechanisme in de huidige economische en financiële crisis noodzakelijk is geworden.
Ik steun deze resolutie eveneens omdat wordt aangedrongen op een mechanisme dat geïnspireerd wordt door de communautaire methode, waarbij de besluitvorming op een gezamenlijk Europees niveau plaatsvindt. Vanwege de onderlinge afhankelijkheid tussen de economieën van Europa is het voor alle lidstaten gunstig om over een permanent crisismechanisme te beschikken, ook voor de lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd.
Ilda Figueireido (GUE/NGL), – schriftelijk. (PT) Wij hebben tegen deze resolutie gestemd omdat we het niet eens zijn met de standpunten die worden ingenomen over de financiële problemen die de lidstaten doormaken en waarin er geen rekening gehouden wordt met de oorzaken van die problemen en er geen grondige maatregelen worden voorgesteld om tot een volledige oplossing te komen, zoals het beëindigen van het Stabiliteits- en groeipact, het wijzigen van de statuten en de richtsnoeren van de ECB, het beëindigen van de liberalisering van de kapitaalmarkt en de derivatenmarkt en het afschaffen van de belastingparadijzen.
Aangezien de Europese Unie geen van deze maatregelen wil treffen, opteert zij voor standpunten die het bestaande probleem wel enigszins afzwakken, maar de grote afhankelijkheid van de financiële markt en de rijkste landen in stand houden.
Anderzijds wordt er in deze resolutie aangedrongen op sancties voor de lidstaten die de regels die in het bijzonder in het Stabiliteits- en groeipact zijn vastgelegd, niet naleven, wat de algemene situatie in de landen met de kwetsbaarste economieën enkel zal verergeren.
Het belang van de grootmachten, zoals Duitsland, heeft dus de overhand en aan de zo broodnodige solidariteit ontbreekt het nog steeds.
Jim Higgins, Seán Kelly, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. – (EN) Wij stemmen weliswaar tegen de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), maar willen andere belangrijke aspecten van dit verslag niet verwerpen. Onze steun voor de algemene bepalingen betekent dus niet dat wij de CCCTB steunen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik ben het eens met de voorstellen in deze resolutie, aangezien wij een permanent crisismechanisme in het leven moeten roepen dat geloofwaardig, robuust en duurzaam is en dat uitgaat van de essentiële technische realiteiten en geïnspireerd is door de communautaire methode, om zo te zorgen voor een stabiele markt en voor meer zekerheid.
Iliana Ivanova (PPE), schriftelijk. - (EN) Ik stem voor de EP-resolutie over de instelling van een permanent crisismechanisme, vooral omdat gedurende de debatten in de Commissie economische en monetaire zaken de teksten betreffende de invoering van een EU-minimumvennootschapsbelasting van 25 procent zijn geschrapt. Ik ben er een groot voorstander van dat de lidstaten hun nationale belastingbeleid behouden. Het is van cruciaal belang dat belastingconcurrentie behouden blijft als middel om de samenhang te vergemakkelijken en de economische groei van de EU te bevorderen. Hoe zullen we anders het EU-concurrentievermogen kunnen vergroten als we een van de beste instrumenten hiervoor elimineren en wat zullen we oplossen als we de belastingen harmoniseren terwijl duidelijk is dat niet alle lidstaten hiermee instemmen? Ook ben ik het eens met de suggestie dat lidstaten die grotere risico's veroorzaken wegens hun tekorten en schuldenlasten een groter deel van de totale activa van het crisismechanisme moeten financieren omdat dit zeker zou bijdragen tot een strengere belastingdiscipline en een grotere meerwaarde van het hebben van een echt economisch en belastingbeleid.
Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. − (PL) Ik ben uiterst verontrust door de instelling van een permanent crisismechanisme om de financiële stabiliteit van de eurozone te waarborgen. Deze zaak is niet alleen van cruciaal belang voor de landen van de eurozone, maar ook voor de overige lidstaten van de Europese Unie. Er leven meer dan 150 miljoen burgers buiten de eurozone. De stabilisatie van de euro maakt het voor hen gemakkelijker om hun ambities voor toetreding tot de zone te verwezenlijken, en kan het hele systeem beschermen tegen verdere beroering. De resolutie zelf lost geen problemen op, maar kan een belangrijk signaal voor de Raad, de Commissie en de lidstaten zijn. De resolutie drukt de sterke wil van het Parlement uit om de gemeenschappelijke aanpak en de Europese solidariteit te verstevigen. Ik heb voor de resolutie gestemd en ik verwacht er veel van.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik sta positief tegenover deze ontwerpresolutie, met name tegenover het mondelinge amendement van Stephen Hughes waarin de Raad wordt opgeroepen om “het benodigde politieke signaal te geven voor een onderzoek door de Commissie naar het toekomstige stelsel van euro-obligaties met een duidelijke specificatie van de voorwaarden waaronder een dergelijk stelsel alle deelnemende lidstaten en de eurozone als geheel tot voordeel zou strekken”.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag schaart zich achter de instelling van een financieel stabilisatiemechanisme en de sociale kaalslag die hiermee gepaard gaat. Het verslag pleit voor volledige consistentie met de normen van het Internationaal Monetair Fonds en geeft de Europese Commissie zeggenschap over nationale begrotingen. Ik stem derhalve tegen dit verslag dat ik tevens veroordeel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Deze ontwerpresolutie met de ongeloofwaardige titel "de instelling van een crisismechanisme" is een wanhopige poging van de EU-imperialisten om de lidstaten te dwingen om allemaal hun lot te verbinden aan de euro, volgens het motto "samen sterk zijn, of samen ondergaan". De euro was van het begin af aan een volkomen foutieve constructie, en tot mislukken gedoemd. Je kunt economisch volkomen verschillende landen niet dwingen om onder het dak van een gezamenlijke munt te schuilen. De Europese volkeren willen geen sterkere integratie, en geen transfer van belastinggeld. Daarom moet deze monetaire unie worden opgeheven. Er moet een unie met een harde munt komen. Daarom wil ik liever een dramatisch einde dan een drama zonder einde, en stem ik beslist tegen deze ontwerpresolutie.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik wil nog even terugkomen op het debat van gisteren en zeggen dat ik zeer verheugd ben over de aanneming van amendement 12, al zou ik zelf voor een nog rechtstreeksere verwijzing hebben gekozen. We moeten nieuwe en innovatieve instrumenten vinden om het crisismechanisme te financieren. Door uitgifte van euro-obligaties zou de financiering van het crisismechanisme op de markten plaatsvinden, waarbij dan wordt geleund op buitenlands kapitaal en geïnteresseerde beleggers. De nationale begrotingen blijven in dat geval buiten schot. Een mechanisme dat er slechts op neerkomt dat naar evenredigheid wordt bijgedragen aan de aanleg van reserves, zou voor de lidstaten een grote last betekenen. Zij moeten waarborgsommen of -kapitaal ergens vandaan zien te halen zonder dat daar enige opbrengst of rendement tegenover staat. In de huidige situatie, waarin de lidstaten wordt verzocht om enerzijds uitgebreide bezuinigingsprogramma's uit te voeren om de tekorten en schulden te verminderen en anderzijds bijdragen te betalen in het kader van de deelname aan het stabiliteitsfonds, bestaat er een reëel risico dat de boel klapt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In deze ontwerpresolutie wordt de Europese Raad onder andere verzocht zo spoedig mogelijk duidelijk te maken welke Verdragswijzigingen noodzakelijk zijn om een permanent ESM te kunnen instellen. Het Parlement herinnert eraan dat het zich verheugd heeft getoond over de instelling van een financieel stabiliteitsmechanisme om wanbetalingsrisico's voor landenkredieten te ondervangen (waarvoor ten dele artikel 122 van het VWEU als rechtsgrond is gebruikt) en dat het de aandacht heeft gevraagd voor het inherente democratisch tekort en de gebrekkige manier waarop de Raad zich voor zijn besluiten inzake het herstelpakket verantwoordt, waarvoor het Europees Parlement niet is geraadpleegd. Het Parlement eist daarnaast dat het in toekomstige crises als medewetgever wordt betrokken bij voorstellen en besluiten over reddingsmaatregelen en onderstreept dat vanuit rationeel, praktisch en democratisch oogpunt de behandeling van het wetgevingspakket inzake economische governance niet los gezien kan worden van het door de Europese Raad genomen besluit tot instelling van een permanent crisismechanisme.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, die oproept tot herstel van de democratie in de Republiek Ivoorkust naar aanleiding van de presidentsverkiezingen die plaatsvonden op 28 november 2010. Het clandestiene besluit dat is genomen door de constitutionele raad van Ivoorkust, waarvan de leden zijn aangesteld door de vertrekkende president, namelijk om het door de kiescommissie uitgeroepen resultaat te wijzigen, terwijl dit in strijd is met een wet die de constitutionele raad verplicht is uit te voeren, gaat in tegen de wens van de bevolking van Ivoorkust zoals uitgedrukt in de stemming tijdens de verkiezingen. Dit besluit moet worden teruggedraaid omdat dit land anders niet in staat zal zijn zich te bevrijden uit de politieke impasse die is ontstaan naar aanleiding van de verkiezingen en omdat anders de reeds gemelde gevallen van geweldpleging zich alleen maar zullen uitbreiden. Daarom steun ik, in het belang van het welzijn van de mensen in Ivoorkust en de vrede van het land, deze oproep aan de heer Laurent Gbagbo en het verzoek aan hem om af te treden en de macht over te dragen aan Alassane Ouattara, aan wie het electoraat als teken van vertrouwen zijn stem gaf.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Jarenlang was Ivoorkust het archetype van een goede dekolonisatie. Het land dat voorbeeldig omging met de gewonnen onafhankelijkheid, kende in de jaren zeventig en tachtig forse groei. Helaas valt Ivoorkust langzaam maar zeker ten prooi aan een latente politieke crisis. Bij de laatste presidentsverkiezingen is de oppositiepartij van Alassane Ouattara als winnaar uit de bus gekomen. De vertrekkende president, Laurent Gbagbo, weigert de macht over te dragen. Het land verkeert sindsdien in volstrekte chaos. Twee regeringen betwisten elkaar de macht en ernstige incidenten hebben aan aanhangers van beide kampen het leven gekost. Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement gestemd waarin Laurent Gbagbo wordt opgeroepen zich neer te leggen bij de stembusuitslag en onmiddellijk plaats te maken voor zijn rechtmatige opvolger. De tekst ondersteunt bovendien de actie van de Afrikaanse Unie die momenteel druk uitoefent op het land om de democratische orde te herstellen.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) De manier waarop de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Ivoorkust heeft plaatsgevonden, valt te betreuren. Het geweld, waardoor doden en gewonden vielen, leidde uiteindelijk tot de evacuatie van de internationale waarnemers, hetgeen een groot vraagteken plaatst bij de correctheid van deze verkiezingen, maar ook bij de verdere gang van zaken na de verkiezingen in dit land.
Ik hoop dat dit land, dat ooit een voorbeeld van democratie voor het Afrikaanse continent was, de impasse van de electorale confrontatie succesvol te boven zal weten te komen.
Uit de massale opkomst bij de stembus, ondanks de spanningen, blijkt dat de toekomst van het land de Ivorianen sterk bezighoudt. Ik denk daarom dat het essentieel is dat de wil van de burgers, zoals zij tot uitdrukking hebben gebracht door te gaan stemmen in een verkiezing die daarvoor al zesmaal afgeblazen was, gerespecteerd wordt.
Ivoorkust heeft de kans om een einde te maken aan een decennium van politieke en militaire crises en voorlopige regeringen die het land verdeelden in een loyalistisch zuiden en een opstandig noorden. De enige duurzame oplossing is dat de wil van de kiezer gerespecteerd wordt.
Diogo Feio (PPE), – schriftelijk. (PT) De huidige politieke situatie in Ivoorkust moet op alle niveaus veroordeeld worden. Het is verontrustend vast te stellen dat de soevereine wil van de kiezers niet gerespecteerd wordt en dat de presidentskandidaat die volgens de Onafhankelijke Kiescommissie van Ivoorkust (CEI) de verkiezingen gewonnen heeft, door de constitutionele raad verhinderd werd zijn ambt op te nemen. Er werd bericht over ernstige aanvallen op de vrijheid tijdens de tweede ronde van de verkiezingen, er werd in het bijzonder gewag gemaakt van een gespannen en gewelddadige sfeer waarbij verschillende doden en gewonden te betreuren vielen. De politieke situatie in Ivoorkust is onhoudbaar, de houding van de constitutionele raad onaanvaardbaar en het slechte verlies van de heer Gbagbo gaat in tegen de beginselen van de democratie en de rechtsstaat.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik steun de oproep die in de onderhavige ontwerpresolutie aan de heer Gbagbo wordt gericht om af te treden en de macht aan Alassane Ouattara over te dragen, de democratisch gekozen president van Ivoorkust.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij hebben de plicht ervoor te zorgen dat de verkiezingsresultaten van de stembureaus worden gerespecteerd, aangezien ze de wil van de bevolking van Ivoorkust tot uitdrukking brengen. De door de constitutionele raad bekendgemaakte resultaten zijn in strijd met de wil van de Ivoriaanse bevolking. Wij kunnen deze anticonstitutionele, antidemocratische hold-up niet accepteren. Op 28 november 2010 is Alassane Ouattara door de onafhankelijke verkiezingscommissie van Ivoorkust en door vrijwel de gehele internationale gemeenschap uitgeroepen tot rechtmatige winnaar van de presidentsverkiezingen. Het is hoog tijd voor de stabiliteit van het land en van de hele subregio om zo snel mogelijk een einde te maken aan de door Laurent Gbagbo gehanteerde vertragingstactiek.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De politieke situatie in Ivoorkust is uitgesproken kritiek. Principieel ben ik weliswaar van mening dat het niet de taak van de Europese Unie is om de rol van wereldpolitie te spelen, want vreemde naties moeten hun lot in eigen handen nemen, zonder te wachten op de zegen van de EU of van de VS. In dit geval wordt echter de wil van de inwoners van Ivoorkust niet gerespecteerd, het volk wordt wreed onderdrukt door de heersende klasse. In Europa werden sommige volkeren een paar jaar geleden ook door de politieke machthebbers met militaire middelen gedwongen om een ongewenste staatsvorm te aanvaarden. Deze machthebbers zijn niet met militair geweld afgezet, dat is belangrijk. Het is echter ook belangrijk dat we met vreedzame middelen druk op deze personen uitoefenen, om te verhinderen dat ze zomaar doorgaan met de onderdrukking. Daarom heb ik voor deze ontwerpresolutie gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), – schriftelijk. (PT) Deze resolutie werd opgesteld naar aanleiding van de ernstige politieke en institutionele crisis die in Ivoorkust heerst na de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, op 28 november 2010.
Het verkiezingsproces dat door de VN en de Europese Unie werd gevolgd, verliep over het algemeen naar tevredenheid. De resultaten die door de Onafhankelijke Kiescommissie van Ivoorkust, die de overwinning van Ouattara aankondigde, werden bekendgemaakt, werden echter weerlegd door de constitutionele raad van het land. Die maakte de verkiezingsuitslag ongedaan omdat er fraude zou gepleegd zijn in bepaalde gebieden en riep Laurent Gbagbo, de huidige president, tot overwinnaar uit.
Gezien het feit dat het algemeen kiesrecht, waarvan de resultaten door de VN bekrachtigd werden, de enige bron van democratische legitimiteit is, roept het Europees Parlement via deze resolutie, waar ik voor gestemd heb, de heer Gbagbo op om zijn functie zo snel mogelijk op te geven en de macht over te dragen aan Alassane Ouattara en veroordeelt het in krachtige bewoordingen de intimidatie van EU-waarnemers. Met deze resolutie reageert het Parlement positief op de beslissing van de Raad van de EU om specifieke maatregelen te treffen tegen diegenen die het vredesproces en het proces van nationale verzoening verstoren en steunt het de beslissing van de EU om sancties op te leggen aan Laurent Gbagbo.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Er bestaat vandaag grote consensus bij de stemming over de situatie in Ivoorkust. In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement die met een grote meerderheid is aangenomen, overweegt het Parlement dat het algemeen stemrecht de enige bron van democratische legitimiteit vormt. De resultaten van de verkiezingen zijn daarnaast door de Verenigde Naties gecontroleerd. Derhalve roept het Europees Parlement de heer Gbagbo op om af te treden en de macht aan Alassane Ouattara over te dragen; verzoekt het alle politieke en strijdkrachten in Ivoorkust met klem zich neer te leggen bij de wil van de bevolking zoals op 28 november 2010 in de presidentsverkiezingen vrijelijk tot uitdrukking gebracht, bekendgemaakt door de CEI en bekrachtigd door de speciale afgezant van de secretaris-generaal van de VN; betreurt het de gewelddadige botsingen voorafgaand aan de bekendmaking van de resultaten van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Ivoorkust en spreekt het tevens zijn solidariteit uit met de slachtoffers en hun families; en betreurt het daarnaast de politieke obstructie en pogingen tot intimidatie van CEI-leden, waardoor de bekendmaking van de voorlopige resultaten is vertraagd en het goede verloop van het democratische verkiezingsproces is belemmerd.
Sonia Alfano (ALDE), schriftelijk. – (IT) Ik denk dat de Commissie er goed aan heeft gedaan om vandaag in het Parlement verslag uit te brengen over het verbod op het gebruik van niet-aangepaste kooien voor legkippen, dat in januari 2012 in werking zal treden. De uitvoeringsgegevens zijn weinig bemoedigend en daarom moet er hard worden opgetreden tegen lidstaten die, vanwege hun passieve houding, enige tijd geen vorderingen hebben gemaakt. Het is al sinds 1999 bekend dat er een verbod op deze kooien zou komen, en de landen die later tot de EU zijn toegetreden, wisten terdege dat zij binnen duidelijk vastgestelde termijnen de nodige maatregelen moesten nemen. Uitstel is onaanvaardbaar. Termijnen moeten worden gerespecteerd om te voorkomen dat de Europese Unie haar geloofwaardigheid verliest. Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de EU haar beleidsmaatregelen moet handhaven met inachtneming van het welzijn van dieren als wezens met gevoel. We mogen ons niet altijd verschuilen achter het probleem van het concurrentievermogen, dat geen kwestie zou moeten zijn van kwantiteit en prijzen maar bovenal van kwaliteit, ecologische duurzaamheid en ethiek. De kritische en bewuste consument moet centraal staan in een nieuw economisch model waarmee de EU het voortouw moet nemen. Ik hoop dan ook dat de Commissie ter bescherming van zowel de dieren als de consumenten snel en vastberaden Richtlijn 1999/74/EG van de Raad ten uitvoer legt.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik degenen die deze aanpassing reeds in gang hebben gezet maar haar door de huidige crisis nog niet hebben kunnen voltooien, enige flexibiliteit wil bieden. Met ingang van 1 januari 2012 is het gebruik van niet-aangepaste kooien verboden waardoor er minimumnormen worden vastgestel voor de bescherming van legkippen. Het is daarom van belang om te weten of de Commissie kan aangeven welke vooruitgang de lidstaten hebben geboekt bij de voorbereiding op het verbod op het houden van legkippen in conventionele batterijen vanaf 1 januari 2012 en welke maatregelen zij wil nemen tegen een lidstaat waar producenten zich hier niet aan houden. Tevens is het van belang om te weten welke maatregelen de Commissie wil nemen om mogelijke oneerlijke concurrentie uit derde landen op de Europese eiermarkt na 1 januari 2012 te voorkomen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Iets meer dan tien jaar geleden nam de Europese Unie een richtlijn aan die tot doel had legkippen in bescherming te nemen tegen de rampzalige omstandigheden waarin ze op te veel boerderijen werden gehouden. Onder verwijzing naar de sterk verslechterde situatie in de sector als gevolg van gestegen voederprijzen door speculatie op de graanmarkt, heeft een aantal lidstaten verzocht om een herziening van de richtlijn. Deze zou uiterlijk in 2012 in werking moeten treden. Twee jaar voor het verstrijken van deze termijn voldoen veel pluimveehouderijen nog bij lange na niet aan de nieuwe normen. In de onderhavige resolutie van het Parlement wordt de Commissie opgeroepen op dit punt geen concessies te doen. Het Parlement is ingenomen met de raadpleging die de Commissie op gang heeft gebracht met producenten uit de sector, maar maant de Commissie geen gehoor te geven aan het verzoek van sommige pluimveehouders om uitstel. De richtlijn is al tien jaar van kracht.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Op 1 januari 2012 mogen eieren die worden geproduceerd door legkippen in legbatterijen van minder dan 550 cm2 niet meer worden verhandeld. Tal van niet-grondgebonden pluimveehouderijen voldoen echter nog niet aan de normen. Er dreigt een tekort aan eieren en een verhoging van de consumptieprijzen in gevallen waarin sommige lidstaten zich op 1 januari 2012 nog niet aan het verbod hebben geconformeerd. Dat zou tevens leiden tot een toename van de invoer van eieren uit derde landen, die zich niet altijd houden aan Europese diergezondheidsnormen. Daarom luidt het Parlement de noodklok. Producenten en lidstaten worden tot de orde geroepen en aangespoord zo snel mogelijk actie te ondernemen, temeer daar ze inmiddels meer dan twaalf jaar de tijd hebben gehad om aan de wetgeving te voldoen. Voor producenten die hebben geïnvesteerd om zich aan de regels te conformeren, evenals houders van scharrelkippen, moeten binnen de Europese Unie eerlijke concurrentievoorwaarden gelden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze kwestie is van fundamenteel belang, niet alleen voor dierenwelzijn en dierhygiëne, maar vooral ook voor de uitvoerbaarheid en effectiviteit van Richtlijn 1999/74/EG om mogelijke verstoringen van het concurrentievermogen te voorkomen. Het is in andere situaties van dierenvervoer reeds bewezen dat wanneer sommige producenten en leveranciers de communautaire regels aan hun laars lappen, er oneerlijke concurrentie en marktverstoringen ontstaan. Daarom is het van groot belang dat de Europese Unie waar dan ook op haar grondgebied sancties oplegt als richtlijnen niet worden nageleefd, zodat de markt effectiever functioneert en niet verstoord wordt wanneer aan de regels wordt voldaan.
Peter Jahr (PPE), schriftelijk. − (DE) Het verbod op conventionele legbatterijen in 2012 is een groot succes voor de dierenbescherming. Deze gezamenlijke normen moeten echter in heel Europa gelden, anders leveren ze niets op. In het belang van de dieren, maar ook van de producenten die al hebben geïnvesteerd in alternatieve productiemethodes, is het absoluut nodig dat we vechten voor deze termijn in heel Europa. Om een eerlijke concurrentie mogelijk te maken moet de Commissie garanderen dat eieren die niet volgens de regels geproduceerd zijn, niet meer op de Europese markt mogen komen. In ieder geval moet de consument in staat zijn om vast te stellen of eieren en producten op basis van eieren volgens de Europese normen geproduceerd zijn. Toen het Parlement besloot om dit verbod uit te spreken was ik namens de christendemocraten in de Duitse Bondsdag verantwoordelijk voor de dierenbescherming, en ik heb dit besluit verdedigd, juist omdat het voor heel Europa zou gelden. Ik verwacht dat de Commissie de nodige maatregelen zal nemen om te garanderen dat alle lidstaten zich aan deze termijn houden. Dat betekent dat er in Europa vanaf 2012 geen conventionele legbatterijen meer mogen worden gebruikt.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Het verbod op het houden van legkippen in legbatterijen treedt in januari 2012 in werking. Het risico dat een groot aantal bedrijven niet aan de regels zal voldoen, vinden wij alarmerend. Ook vrezen we mogelijke tekorten en prijsstijgingen, gezien het feit dat eieren van kippenhouders die niet aan Richtlijn 1999/74/EG van de Raad voldoen, niet verkocht mogen worden. Ik heb voor de resolutie gestemd omdat aan uitstel niet te denken valt. Niettemin hebben we voor landen als Spanje en Portugal een regeling getroffen die voorziet in een 'zachte' overgang voor bedrijven die begonnen zijn met de verandering van hun houderijsystemen maar niet voor de uiterste termijn gereed zullen zijn. Het is niet mijn bedoeling inbreuk te plegen op het welzijn van dieren en om uitstel te vragen, maar wel wil ik een paar essentiële punten onderstrepen waar flink op gehamerd moet worden. Allereerst het principe van wederkerigheid. De Europese Commissie is verzocht een systeem op te zetten waarbij wordt toegezien op de kwaliteit van eieren die in de Europese Unie worden ingevoerd, en waarbij volledige naleving van Europese normen en voorschriften wordt gewaarborgd. Vervolgens wordt de lidstaten verzocht in hun plannen voor regionale ontwikkeling maatregelen op te nemen ter ondersteuning van de legkippensector in deze moeilijke tijden.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben een groot voorstander van deze ontwerpresolutie waarin wordt geëist dat alle voorschriften van Richtlijn 1999/74/EG inzake het welzijn van legkippen uiterlijk op 1 januari 2012 door alle lidstaten ten uitvoer zijn gelegd. In de ontwerpresolutie wordt gesteld dat een verlenging van genoemde termijn (de ‘uitfasering’) voor welke lidstaat dan ook onaanvaardbaar is, gezien het feit dat de producenten al tien jaar de tijd hebben gehad om aan de voorschriften te voldoen. Een dergelijke verlenging zou ook grote gevolgen hebben voor de geslaagde en tijdige tenuitvoerlegging van andere toekomstige regelgeving op het gebied van het dierenwelzijn. Daarnaast wordt de Commissie in de ontwerpresolutie opgeroepen om snelle en effectieve inbreukprocedures in gang te zetten – waarin zware en afschrikkende sancties worden geëist – indien bepaalde onderdelen van de richtlijn niet in acht worden genomen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het is niet makkelijk om te begrijpen hoe het mogelijk is dat er elf jaar na het besluit nog steeds zo weinig maatregelen genomen zijn om de tenuitvoerlegging van deze bepaling voor te bereiden. Dat is primair een verwijt aan het adres van de Commissie, die haar eigen voorschriften ook vroeger vaak heeft afgezwakt, waardoor ze niet meer serieus werden genomen. Wanneer er deze keer werkelijk weer een dubieus compromis wordt gesloten, zou dat de geloofwaardigheid van de EU nog verder aantasten. Ik hoop werkelijk dat er vanaf 1 januari 2012 geen illegale legbatterijen meer zullen worden gebruikt, of dat er tenminste boetes worden opgelegd die zo hoog zijn dat het concurrentievoordeel daardoor verdwijnt. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), ingediende amendement 2 gestemd, omdat een groot aantal producenten al is begonnen met investeren in de modernisering van hun houderijsystemen of op het punt staat met dergelijke investeringen te beginnen. Deze investeringen kunnen echter niet van de ene dag op de andere gedaan worden en het zou niet eerlijk zijn als deze producenten benadeeld zouden worden. Met dit amendement zal een aanzienlijk aantal Roemeense – en niet alleen Roemeense – producenten de komende periode met de moderniseringswerkzaamheden kunnen beginnen, zodat zij hun activiteiten niet zullen hoeven te staken.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Krachtens Richtlijn 1999/74/EG van de Raad is het vanaf 1 januari 2012 verboden kippen in niet-aangepaste kooien te houden. Europese kippenhouders zullen voor het houden van hun dieren moeten kiezen tussen aangepaste, ruimere kooien om het welzijn van de dieren te verbeteren, scharrelsystemen buiten of biologische systemen. Op grond van recente onderzoeken denkt men dat 30 procent van de Europese kippenhouders nog steeds niet-aangepaste kooien gebruikt. Er is geconstateerd dat zich reële moeilijkheden voordoen, in Italië bijvoorbeeld, bij de aanpassing aan het nieuwe systeem vóór de bij de richtlijn ingestelde uiterste termijn. Tijdens de op 22 februari 2010 gehouden bijeenkomst van de Raad Landbouw en Visserij deelde de Europese Commissie mee dat er niet wordt voorzien in uitzonderingen op het verbod. Een amendement op de resolutie biedt echter uitzicht op een mogelijke alternatieve oplossing voor producenten die zijn begonnen met de vervanging van hun houderijsystemen door nieuwe kooien. Ik heb daarom voor de resolutie gestemd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het welzijn van dieren in het algemeen en van leghennen in het bijzonder is een serieuze aangelegenheid. Dat blijkt ook wel, want de Europese Unie heeft op dit punt wetgeving opgesteld, via een richtlijn uit 1999 die legbatterijen per 1 januari 2012 verbiedt, en de omzetting van deze tekst heeft in 2004 geleid tot onenigheid tussen de Walen en de Vlamingen. Bij dit debat is het essentieel dat we ons gezond verstand gebruiken en een oplossing vinden die rekening houdt met zowel het dierenwelzijn als de economische belangen die op het spel staan. Zij die zeggen dat de communautaire spelregels moeten worden nageleefd, oneerlijke concurrentie tussen pluimveehouders moet worden vermeden, en dat een overgangsperiode van twaalf jaar ruimschoots voldoende is om de investeringen af te schrijven, hebben gelijk.
Maar de tegenstanders die vragen om enige flexibiliteit bij de toepassing van de regels, vooral in een tijd van bezuinigingen, en stellen dat de omschakeling naar aangepaste kooien of grondgebonden pluimveehouderij de pluimveesector, die niet in aanmerking komt voor directe GLB-steun, enorm veel geld zal kosten, hebben ook gelijk. Daarom heb ik ingestemd met de drie door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) ingediende amendementen, die rekening houden met de dagelijkse realiteit voor alle Europese pluimveehouders.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Door het aannemen van deze ontwerpresolutie, verzoekt het Europees Parlement de Commissie het verbod op legbatterijen volgens plan op 1 januari 2012 te laten ingaan, zoals vastgelegd in de richtlijn legkippenwelzijn (1999/74/EG), en om krachtig op te treden tegen pogingen van lidstaten om uitstel van genoemde termijn te bewerkstelligen; onderstreept het Parlement dat uitstel of afwijking van dit verbod principieel ernstig nadeel voor het welzijn van legkippen met zich mee zou brengen, de markt zou verstoren en ten koste zou gaan van producenten die reeds hebben geïnvesteerd in grondgebonden systemen of aangepaste kooisystemen; en geeft het Europees Parlement uiting aan zijn diepe bezorgdheid omtrent het grote aantal lidstaten en eierproducenten die in 2012 niet aan de voorschriften kunnen voldoen.
Csanád Szegedi (NI), schriftelijk. − (HU) Ik steun zonder meer het voorstel om een oplossing te vinden voor de gevallen, waarin een producent reeds is begonnen met het vervangen van de kooien, maar dit waarschijnlijk niet zal voltooien voordat de termijn van twaalf jaar is verlopen. Deze landbouwers moeten worden gesteund, opdat zij ondanks hun beperkte middelen de verbetering van hun bedrijf zo spoedig mogelijk kunnen voltooien. Om deze reden heb ik het amendement gesteund.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb tegen de resolutie gestemd hoewel ik volledig achter de bescherming van het dierenwelzijn sta. Een aanpassing aan de voorschriften van de richtlijn die een verbod op traditionele kooien invoert, is noodzakelijk, maar alle lidstaten moeten evenveel tijd krijgen voor de tenuitvoerlegging. De problemen van vele Europese producenten bij de aanpassing aan de voorschriften die op 1 januari 2012 van kracht zullen worden, zal leiden tot een tekort aan consumptie-eieren op de markt en tot een aanzienlijke prijsstijging van zulke eieren, een daling van de concurrentiekracht van deze sector tegenover import uit derde landen en mogelijkerwijs tot een stopzetting of een belangrijke beperking van de productie. Vóór de definitieve invoering van het verbod moeten we beoordelen hoe het met de tenuitvoerlegging van de richtlijn staat. Zo’n beoordeling kan leiden tot voorstellen voor overgangsmaatregelen voor een geleidelijke uitfasering van niet-aangepaste kooien zonder dat dit de producenten die zich al aan de voorschriften hebben aangepast, benadeelt.
(De vergadering wordt om 13.00 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
De Voorzitter. – Dames en heren, ik wil u graag welkom heten op de middagvergadering. De vergadering is heropend en het is de laatste vergadering voor het kerstreces en Nieuwjaar. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om het bestuur van de Volksbund deutscher Kriegsgräberfürsorge van Baden-Württemberg onder leiding van de voorzitter ervan, de heer Nothelfer, welkom te heten. Deze organisatie zorgt alleen al in Baden-Württemberg, waar zij gevestigd is, voor de graven van 90 000 slachtoffers van oorlog en tirannie. Bedankt voor het werk dat u doet, en welkom in het Europees Parlement!
10. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat(debat)
De Voorzitter. – Aan de orde zijn zes ontwerpresoluties over de situatie van de mensenrechten in Maleisië(1).
Barbara Weiler, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, Maleisië is een indrukwekkend land met grootse tradities en culturele schatten. Als leden van de ASEAN-delegatie hebben we vaak gezien hoe snel en spectaculair dit land gegroeid is. Het land wordt economisch al sterker, omdat Maleisië in de top tien staat van de landen met het hoogste groeipercentage, en dat heeft ons zeer geïmponeerd. Daarom moet ik namens mijn fractie, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, maar waarschijnlijk ook namens alle andere leden die de resolutie hebben getekend, zeggen dat het voor ons volkomen onbegrijpelijk is dat Maleisië deze oude vorm van lijfstraf nog gebruikt, die daar uit de koloniale tijd stamt, en bij ons in Europa, zo lijkt het, uit de middeleeuwen.
Deze kritiek komt niet alleen maar van ons, maar ook van advocaten in Maleisië zelf. Lijfstraffen staan haaks op alle verdragen van de VN inzake de rechten van de mens, en wij zijn van mening dat hier snel een einde aan moet komen.
We hebben met grote blijdschap het handvest van de ASEAN-landen gelezen; in meerdere artikelen en in de preambule wordt telkens weer benadrukt dat – ik citeer – "the promotion and protection of human rights" een essentieel onderdeel is van het handvest van de ASEAN, dat ook Maleisië geratificeerd heeft.
Maleisië voelt zich allang gebonden door de principes van de democratie. Dat impliceert echter ook een rechtsstaat met universele normen. Dat zullen we telkens weer zeggen wanneer we in Maleisië op bezoek zijn, of in andere ASEAN-landen. Het Europees Parlement zal dat ook bevestigen door deze resolutie goed te keuren.
Marietje Schaake, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het toedienen van stokslagen – het slaan van een persoon met een stok – is een lijfstraf die in Maleisië vaak wordt gebruikt. Dit is zeer zorgwekkend, aangezien tienduizenden mensen op deze manier worden gestraft, met name immigranten, en omdat de lijst met overtredingen die aanleiding kunnen zijn voor stokslagen, steeds langer wordt. Dat betekent dat Maleisië zijn verplichtingen op grond van resolutie 8/8 van de VN-Mensenrechtenraad schendt waarin bepaald wordt dat “lijfstraffen overeen kunnen komen met foltering”.
Er gaat vaak geen rechtsgang vooraf aan deze vorm van straf en immigranten worden niet op de hoogte gesteld van de aanklacht tegen hen of hebben geen toegang tot juridische bijstand.
Wij zijn verheugd over de expliciete oproep door het Maleisische genootschap van advocaten, dat 8 000 advocaten vertegenwoordigt, om deze straf af te schaffen. Het Europees Parlement dringt er bij Maleisië op aan een moratorium in te stellen op het toedienen van stokslagen en op alle vormen van lijfstraffen om ze vervolgens zowel de jure als de facto af te schaffen.
De Mensenrechtencommissie van Maleisië en de Maleisische Commissie wetgevingshervorming dienen passende aanbevelingen te doen aan de regering inzake de afschaffing van lijfstraffen.
Barbara Lochbihler, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, in deze resolutie veroordelen we het gebruik van lijfstraffen in Maleisië. We mogen lijfstraffen niet beschouwen als een ouderwets maar onschuldig instrument voor de opvoeding, het is een wrede, onmenselijke en vernederende straf, zoals die wordt gedefinieerd en verboden in het Verdrag tegen foltering. Wie daaraan twijfelt, moet maar eens kijken naar een video-opname van de uitvoering van deze straf in Maleisië. Die beelden zijn minstens even wreed en even gruwelijk als beelden van folteringen. Maleisië kent deze wrede en vernederende straf voor minstens 66 strafbare feiten, en ieder jaar worden er in gevangenissen in Maleisië ongeveer duizend personen met stokslagen bestraft. Daar komt nog bij dat deze wrede straf sinds een paar jaar ook geldt voor migranten die het land zonder geldige documenten binnen zijn gekomen, en voor drugsverslaafden. Er wordt geschat dat het gaat om al met al 350 000 tot 900 000 personen. Daarom eisen we dat de regering van Maleisië deze wrede, onmenselijke en vernederende straf meteen afschaft, en de bijbehorende wetten op de middellange termijn intrekt.
Maleisië is lid van de VN-Mensenrechtenraad, die ook van mening is dat lijfstraffen een vorm van foltering zijn, dat heeft de vorige spreekster al gezegd. Daarom zou het een goede zaak zijn wanneer Maleisië lid blijft van die raad, maar zich ook houdt aan de principes die het daar vertegenwoordigd.
Charles Tannock, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Maleisië heeft zich in de afgelopen jaren in de richting van een meer islamitische bestuursvorm ontwikkeld. Dat is reden tot enige zorg omdat Maleisië een belangrijke bondgenoot voor de EU zou kunnen zijn, aangezien het een democratisch Aziatisch land met een ontwikkelde economie is, dat een strategische plaats inneemt.
Helaas is het westerse concept van de mensenrechten in Maleisië minder ontwikkeld. Het is mij echter nog steeds niet duidelijk waarom wij nu de aandacht specifiek op Maleisië richten. Het is een land waar de moslims in de meerderheid zijn en in veel landen die zich op de sharia-wetgeving baseren, zijn dergelijke straffen gemeengoed. Die straffen zijn ook op grond van de koran toegestaan en de koran vormt voor alle moslims de primaire rechtsgrondslag.
Het toedienen van stokslagen is een relatief milde vorm van straf vergeleken met sommige andere, extreem brute strafmethoden zoals die in een aantal moslimlanden worden gebruikt, met inbegrip van amputaties, steniging en onthoofding. Het toedienen van stokslagen moet ook in het licht van de Aziatische culturele context worden bekeken: het seculiere buurland Singapore veroordeelt criminelen bijvoorbeeld ook tot stokslagen en de Indonesische provincie Atjeh, die veel EU-steun ontvangt, heeft onlangs die lijfstraf ingevoerd in het kader van de op de sharia gebaseerde beleidsvoering.
In de lidstaten van de EU is het ouderwetse gebruik van lijfstraffen terecht verboden. Laten wij hopen dat ook Maleisië ooit ons lichtend voorbeeld zal volgen. Ik ben er echter nog steeds niet helemaal van overtuigd dat het toedienen van stokslagen op grond van het internationale recht illegaal is, zoals in de ontwerpresolutie wordt gesteld.
Bernd Posselt, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, we zijn altijd het strengste voor degenen van wie we houden. Dat geldt ook voor de relaties tussen landen. Landen waarmee we een bijzonder nauwe band hebben zitten in een andere categorie dan vreselijke dictaturen op verre continenten.
Maleisië is een waardevolle en trouwe partner van de Europese Unie, met een grondwet die in veel opzichten een voorbeeld is voor een Europese grondwet. Daarom nemen we de gebeurtenissen in Maleisië heel serieus.
Mijnheer Tannock, lijfstraffen in Maleisië zijn niet ingevoerd met de sharia, maar door de toenmalige Britse koloniale macht. De Britse koloniale macht bestaat niet meer, en Groot-Brittannië is ook veranderd, en daarom moet Maleisië natuurlijk ook veranderen, het land moet proberen om deze achterhaalde en barbaarse straf, die indruist tegen het internationale recht en de mensenrechten, af te schaffen.
Ik zeg het in alle duidelijkheid: Maleisië is al tientallen jaren een land van tolerantie tussen de verschillenden bevolkingsgroepen en godsdienstige gemeenschappen. Het land moet voortgaan op die weg, en zal dat ook doen, als bijzonder betrouwbare partner van de Europese Unie. Maleisië moet in staat zijn om een einde te maken aan deze barbaarse vorm van bestraffing.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)
Charles Tannock (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om de heer Posselt een vraag te stellen, een collega waarvoor ik veel respect heb.
Ik ben weliswaar geen internationaal jurist, maar ik kan nergens bewijsmateriaal ontdekken dat het toedienen van stokslagen op grond van het internationaal recht verboden is. Het is volkomen duidelijk dat het internationaal recht oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid, genocide en dergelijke verbiedt, maar in mijn optiek wordt het toedienen van stokslagen niet door dat recht verboden. In het Verdrag tegen foltering, dat overigens nog niet door Maleisië is geratificeerd, staat dat stokslagen een vorm van foltering zouden kunnen zijn, maar dat dit niet altijd noodzakelijkerwijs het geval is. Ik zou dus graag van Bernd Posselt willen weten of hij mij kan uitleggen waarom het toedienen van stokslagen illegaal is – zoals hij wederom heeft verklaard en zoals het ook in de ontwerpresolutie is opgenomen – en in strijd met het internationaal recht is. Als wij ons niet aan de feiten houden, brengen wij naar mijn mening dit Parlement in diskrediet.
De Voorzitter. – Mijnheer Posselt, eigenlijk was dat geen vraag van de heer Tannock.
Bernd Posselt, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw dat wel als een vraag. Mijn antwoord luidt dat lijfstraf natuurlijk foltering is, en dat het verbod op foltering vanzelfsprekend deel uitmaakt van de mensenrechten en van het internationale recht, los van de vraag of een land de overeenkomst wel of niet heeft geratificeerd.
Marie-Christine Vergiat , auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Maleisië behoort tot de landen waarvoor de samenwerking met de Europese Unie, zij het recent en vrij bescheiden, positief te noemen is. Dat geldt uiteraard met name op economisch gebied, maar ook op sociaal terrein, als het gaat om onderwijs, de rechten van vrouwen en van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.
Op het gebied van democratie en mensenrechten is de situatie echter allesbehalve rooskleurig. Er zijn nog altijd zaken die zorgen baren. De situatie die we vandaag bespreken, is hier een jammerlijke illustratie van.
Terwijl Maleisië een aantal internationale verdragen heeft ondertekend, met name de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het Verdrag inzake de rechten van het kind (CRC), weigert het nog altijd andere verdragen te ondertekenen, en met name het internationaal verdrag tegen foltering. Maleisië behoort tot de landen die de doodstraf ten uitvoer leggen, en deze straf is zelfs verplicht voor veroordelingen wegens drugshandel. Lijfstraffen zijn aan de orde van de dag en worden aan iedereen opgelegd: mannen, vrouwen – met name vrouwen die beschuldigd worden van onwettige seksuele relaties – en zelfs kinderen, in het geval van scholieren die zich schuldig maken aan ernstige ongehoorzaamheid. Bij de tenuitvoerlegging van deze straffen wordt zelfs de hulp ingeroepen van artsen, hetgeen in strijd is met hun medische ethiek, waarbij laatstgenoemden opdracht krijgen de veroordeelden te reanimeren alvorens ze de rest van hun straf ondergaan. Erger nog, het Maleisische parlement heeft de lijst van overtredingen waarvoor stokslagen kunnen worden toegediend, de afgelopen jaren uitgebreid. Vandaag de dag zijn het er meer dan zestig, waaronder op illegale wijze het land binnenkomen. En sinds 2002, toen deze overtreding in het leven werd geroepen, hebben duizenden vluchtelingen deze bestraffing, deze martelpraktijk, ondergaan.
De Maleisische regering moet een einde maken aan deze praktijken. Zou de Europese Unie niet alles moeten doen wat in haar macht ligt om Maleisië ertoe te bewegen op dit gebied vooruitgang te boeken, nu de dialoog van de Europese Unie met Maleisië zijn vruchten lijkt af te werpen?
Cristian Dan Preda, namens de PPE-Fractie. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen zou ik graag enkele gegevens willen aanhalen uit een studie die Amnesty International deze maand, in december 2010, heeft uitgevoerd. Jaarlijks krijgen in Maleisië ten minste 10 000 gedetineerden en ten minste 6 000 vluchtelingen stokslagen toegediend. Deze praktijk komt veel voor in gevangenissen, en de heer Tannock zei dat Maleisië helaas niet het enige land is waar dit soort anachronistische straffen wordt toegepast: ook Singapore wordt in dit verband genoemd.
Wat in het geval van Maleisië echter problematisch is, is het feit dat het aantal misdrijven en overtredingen die met stokslagen kunnen worden bestraft, groter is: om precies te zijn 66 in Maleisië, tegen 30 in Singapore. We hebben het hierbij niet alleen over gewelddadige en seksuele misdrijven, maar ook over drugsgebruik en met name overtredingen van de immigratieregels. Anderzijds ben ik het eens met het gezichtspunt van mijn collega, de heer Posselt, dat we het hier over foltering hebben, dat strikt verboden is volgens het internationaal recht.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpresolutie van het Parlement is belangrijk en komt op het juiste moment. In Maleisië krijgen duizenden mensen elk jaar stokslagen toegediend. Het toedienen van stokslagen is een onmenselijke en vernederende vorm van straf en zou in de gehele wereld afgeschaft moeten worden. Stokslagen zijn een vorm van foltering.
Volgens Amnesty International heeft een moslimvrouw vorig jaar in Maleisië, waar de sharia-wetgeving wordt toegepast, stokslagen gekregen vanwege het drinken van bier. Amnesty International heeft ook melding gemaakt van het toedienen van stokslagen aan vluchtelingen en immigranten die in Maleisië werken.
Wij dringen er bij de regering van Maleisië op aan om het toedienen van stokslagen als vorm van straf af te schaffen. Wij roepen de Maleisische regering daarnaast op om niet alleen het Protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering te ratificeren, maar ook het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Zbigniew Ziobro, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, met voldoening stellen we in Maleisië een economische ontwikkeling en een verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking vast, maar tegelijkertijd lezen we met ongeloof het rapport van Amnesty International over de wijdverspreide toepassing van stokslagen in Maleisië. Dit is echt een strenge straf, vaak overdreven, die soms voor kleine en twijfelachtige overtredingen wordt opgelegd. Het lijkt me bijzonder wreed om deze straf toe te passen op illegale immigranten of personen die zonder geldige identiteitspapieren in Maleisië verblijven, met inbegrip van politieke vluchtelingen uit Birma.
Achter het wrede karakter van deze straf gaat echter de verzwegen waarheid schuil over de traditionele omstandigheden en het karakter van stokslagen in Maleisië. Vele overtredingen die met stokslagen worden gestraft, houden verband met een schending van het islamitische religieuze recht en de hieruit voortvloeiende gewoontes. Een voorbeeld hiervan is de zaak van Kartika Sari Dewi Shukarno, die in 2009 met stokslagen werd gestraft omdat ze bier dronk in een bar. Er moet op deze situatie worden gereageerd.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) In het kader van het islamitische shariarecht dat ook in talrijke gematigde moslimlanden geldt, kunnen lijfstraffen worden opgelegd.
Zo is er het bekende geval in Maleisië waarbij het model Kartika Sari Dewi Shukarno zes stokslagen kreeg omdat ze betrapt was op het drinken van bier. Na openbaarmaking van de straf van de 32-jarige moeder van twee kinderen die in een vrouwengevangenis had moeten worden uitgevoerd met een stok van rotan, werd deze echter op basis van een besluit van de Maleise Sultan Ahmed Shah die de hoeder is van de regels van de islam in Maleisië, omgezet in een werkstraf van drie maanden.
De 46-jarige Indonesiër Nasarudin Kamaruddin kwam er echter minder goed vanaf. Voor dezelfde overtreding kreeg hij zes stokslagen en een jaar gevangenisstraf. De rechter Abdul Rahman Mohamed Yunos die deze straf en overigens ook die voor Kartika Shukarno uitsprak, zegt dat het vonnis niet tot doel heeft te straffen maar tot denken aan te zetten.
Wee Ka Siong, plaatsvervangend minister van Onderwijs gebruikte een soortgelijk argument ter verdediging van zijn beslissing om lijfstraffen in te voeren voor kinderen op school, waarbij hij tevens aangaf dat alleen de schooldirecteur de straf ten uitvoer mag leggen of anderszins iemand die daarvoor de bevoegdheid krijgt, dat de ouders van het kind in kwestie geïnformeerd worden over de straf en dat er bij de tenuitvoerlegging van de straf een getuige aanwezig is.
Geachte dames en heren, ons onderwerp van gesprek is allesbehalve exotisch, maar dagelijkse praktijk in de zogeheten gematigde moslimlanden. Als we dus de mogelijkheid hebben om middels diplomatie of andere middelen de mensen in dergelijke landen te helpen zich te ontdoen van dergelijke middeleeuwse straffen en manieren, mogen we geen moment twijfelen en moeten we direct tot actie overgaan!
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de toediening van stokslagen en alle vormen van lijfstraffen en onmenselijke behandeling moeten resoluut worden veroordeeld. Maleisië kan zich niet beroepen op de nationale wetgeving, die ten minste 66 overtredingen met stokslagen straft, om zijn wrede praktijken te rechtvaardigen, die neerkomen op foltering en volgens het internationale recht en de internationale verdragen duidelijk onwettig zijn. Ook de berichten van Amnesty International over het toenemende aantal vluchtelingen en migranten die in Maleisische gevangenissen stokslagen krijgen toegediend, zijn alarmerend.
De Europese Unie die sinds de invoering van het Verdrag van Lissabon over doeltreffendere methodes beschikt om de mensenrechten te beschermen, moet meer initiatief nemen in de strijd tegen mishandeling van mensen in de wereld. Bovendien moet het respecteren van de mensenrechten een basisvoorwaarde van de Europese Unie vormen om verdere politieke samenwerking met Maleisië te ontwikkelen.
Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Maleisië is een economische tijger. Het is een hoogontwikkeld land, dat een voorbeeld vormt voor de hele regio van Zuidoost-Azië. Maar deze tijger heeft een belangrijk probleem. Met name de toediening van stokslagen als straf. Natuurlijk kan men hier spreken over respect voor een bepaalde culturele identiteit, en over het feit dat wij als Europeanen bijzonder gevoelig moeten zijn waar het gaat om het opleggen van onze eigen modellen aan andere continenten. In deze kwestie gaat het echter om de mensenrechten, die absoluut zijn en de grenzen van continenten, rassen en geloofsovertuigingen overschrijden. Mijns inziens moet het Europees Parlement het fundamentele recht van de mens op menselijke waardigheid beschermen, en stokslagen vormen ongetwijfeld een schending van deze waardigheid.
Monica Luisa Macovei (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het veroorzaken van fysieke pijn is tegen de menselijke waardigheid. Het is ook in strijd met zowel het recht om gevrijwaard te blijven van folteringen als met het recht om niet onderworpen te worden aan onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen.
In Maleisië hebben meer dan tienduizend mensen elk jaar te lijden van deze vorm van lijfstraffen. Uit verklaringen blijkt dat de pijn zo groot is dat de slachtoffers vaak het bewustzijn verliezen. Uit de verslagen wordt daarnaast duidelijk dat een aantal functionarissen die de straf moeten uitvoeren, gretig steekpenningen accepteert om de slachtoffers te ontzien. Naast grove schendingen van de mensenrechten, is er dus ook nog sprake van overheidsfunctionarissen die misdrijven plegen door van de pijn van andere mensen te profiteren.
Ik roep de Commissie, de Raad en de regering van Maleisië op om met grote spoed een direct moratorium in te stellen op het toedienen van stokslagen in afwachting van het schrappen van deze praktijk uit de wetgeving. Aan het slaan casu quo toedienen van stokslagen namens de regering dient een einde gemaakt te worden.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het betreurenswaardig dat het toedienen van stokslagen in Maleisië zo'n grote omvang heeft aangenomen en een stijgende trend volgt. In plaats van het te beperken, moedigt de Maleisische regering het juist aan.
De autoriteiten voeren een ongegrond argument aan, namelijk dat het toedienen van stokslagen legaal is en aanzienlijk effect sorteert, in de zin dat het de misdaad doet afnemen. Bovendien wordt het gevangenispersoneel financieel beloond voor het toedienen van stokslagen aan gevangenen. Schattingen bevestigen dat de situatie zorgwekkend is: jaarlijks zijn meer dan 6 000 vluchtelingen en 10 000 gedetineerden het slachtoffer van deze praktijk. Ik acht het van groot belang dat slachtoffers van buiten Maleisië recht moeten hebben op een eerlijk proces. Nu worden hun elementaire diensten, zoals vertolking en rechtsbijstand, geweigerd.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, een door een rechtbank opgelegde lijfstraf waarbij de bestrafte aan een stellage wordt vastgebonden en met een stok op zijn of haar rug en achterste wordt geslagen, is onethisch en mensonterend. In Maleisië heeft deze praktijk al epidemische vormen aangenomen.
Een staat die lijfstraffen een doeltreffende manier vindt om criminaliteit te bestrijden, is geen rechtsstaat, en de Europese Unie zou geen handelspreferenties meer aan zo’n staat moeten toekennen. Er moet een eind komen aan dergelijke wrede en inhumane straffen, in welk land ze ook plaatsvinden.
Met deze resolutie roept het Parlement de Maleisische regering zeer terecht op een eind te maken aan lijfstraffen en marteling, zowel in de wetgeving als in de praktijk.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, stokslagen worden in Maleisië toegepast sinds de negentiende eeuw, toen Groot-Brittannië deze regio koloniseerde. Onlangs hebben de Maleisische autoriteiten de lijst met overtredingen die met stokslagen kunnen worden bestraft, uitgebreid en zo'n straf in maar liefst 66 verschillende gevallen opgelegd. Gevangenen die tot stokslagen zijn veroordeeld, worden in de gevangenissen vastgehouden zonder dat ze weten wanneer hun straf zal worden uitgevoerd. Amnesty International schat dat jaarlijks zo'n 10 000 dergelijke vonnissen worden geveld, in 60 procent van de gevallen voor illegale immigranten, die als gevolg van de taalbarrière deze straf zelfs niet begrijpen. De autoriteiten van het land zien echter geen reden om de wetgeving te wijzigen en beschouwen stokslagen als een doeltreffende manier om misdaad te bestrijden.
De Europese Unie werkt al acht jaar nauw samen met Maleisië. In de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 is 17 miljoen euro ingeschreven voor de ondersteuning van de economische ontwikkeling van het land. We kunnen dus met reden bij onze partner aandringen om het VN-Verdrag tegen foltering te ratificeren en moeten daarbij resoluut de praktijk van stokslagen veroordelen als een schending van het standpunt van de VN-Mensenrechtenraad.
Corina Creţu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, jaarlijks krijgen meer dan 10 000 burgers zweep- of stokslagen toegediend in Maleisië, waar volgens de wetgeving officieel voor 66 overtredingen stokslagen kunnen worden toegediend. De lijst van deze misdrijven is de laatste paar jaar uitgebreid en dat is een zorgwekkende trend. De slachtoffers zijn zowel afkomstig uit het land zelf als uit het buitenland, waarbij de tweede groep dikwijls te maken krijgt met ernstig misbruik, van het ontbreken van noodzakelijke informatie of een tolk tot de schending van de beroepsethiek door artsen en het ontbreken van juridische bijstand.
Ook ik dring er bij de Europese instellingen op aan om hun inspanningen op te voeren voor de afschaffing van deze straf, die volgens het internationaal recht gelijkstaat aan foltering, en om druk uit te oefenen om te zorgen dat het recht op een onpartijdig en eerlijk proces in Maleisië geëerbiedigd wordt, en dat er een einde komt aan mishandeling van migranten en asielzoekers.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie veroordeelt het gebruik van lijfstraffen. Het is in strijd met de internationale normen en beginselen op het gebied van de mensenrechten zoals geformuleerd door de Verenigde Naties. Die beginselen komen ook tot uiting in de richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen met betrekking tot foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen.
De Europese Unie heeft samen met de Verenigde Naties zeer regelmatig de kwestie van het toedienen van stokslagen bij de Maleisische regering aan de orde gesteld. Een aantal lidstaten heeft dat eveneens gedaan in de context van de ratificatie van het VN-Verdrag tegen foltering en tijdens de universele periodieke toetsing door de VN-Mensenrechtenraad die in februari 2009 heeft plaatsgevonden.
Nog maar de afgelopen week is er bij Maleisië op aangedrongen, in het kader van het VN-seminar ter gelegenheid van de Dag van de mensenrechten, om meer VN-Verdragen te ratificeren, met name het VN-Verdrag tegen foltering. Begin 2010 is dit onderwerp door het hoofd van de EU-missie rechtstreeks bij de minister van Buitenlandse Zaken aan de orde gesteld.
Het gaat om een kwestie waar wij veel aandacht aan besteden. De Europese Unie en Maleisië beginnen over korte tijd met de onderhandelingen over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarin ook bepalingen over de mensenrechten opgenomen zullen worden. Zodra deze overeenkomst in werking is getreden, beschikken wij over een solide, geformaliseerde basis voor een intensievere en periodieke dialoog met Maleisië over de mensenrechten. In de tussentijd zullen wij dit onderwerp bij de Maleisische autoriteiten aan de orde blijven stellen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
De Voorzitter. Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Oeganda: het wetsvoorstel-Bahati en discriminatie van de LGBT-bevolking(1).
Véronique de Keyser , indiener. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, precies een jaar geleden hebben wij hier in deze vergaderzaal gestemd over een resolutie inzake homoseksuele en lesbische personen en het wetsvoorstel-Bahati in Oeganda.
Waarom een jaar later terugkomen met een vrijwel identieke resolutie?
Omdat het probleem nog allerminst uit de wereld is. Allereerst heeft de evangelische beweging The Family, die achter dit wetsvoorstel-Bahati zat, het er niet bij laten zitten en dit wetsvoorstel kan in Oeganda elk moment opnieuw opduiken.
De tweede reden is dat de Oegandese krant Rolling Stone in oktober en november jongstleden naming and shaming heeft bedreven en een lijst heeft gepubliceerd van Oegandese homoseksuelen, die onmiddellijk werden aangevallen en verkracht en nog altijd ondergedoken leven als paria’s. Het constitutionele hof van Oeganda heeft deze krant weliswaar een publicatieverbod opgelegd, maar het is duidelijk dat het klimaat is verslechterd. Homoseksuele mannen zijn opgejaagd wild.
Ten derde erkennen slechts dertien Afrikaanse landen dat homoseksuelen rechten hebben. De overige landen hebben zeer uiteenlopende wetten, maar sommige daarvan – Soedan, het noorden van Nigeria, Mauritanië – leggen nog doodstraffen op aan homoseksuelen.
Verder, en daarmee sluit ik af, hebben de ACS-landen zeer kortgeleden een naar mijn idee nogal unilaterale verklaring doen uitgaan waarvan de strekking luidde: “We begrijpen dat deze kwestie met betrekking tot homoseksuelen u een beetje dwarszit, maar deze aspecten maken deel uit van onze cultuur. Nee, het zijn mensenrechten, het zijn universele waarden en wij willen echt dat deze universele waarden op krachtige wijze worden verdedigd door de Commissie en door de hele Europese Unie.
Charles Tannock, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de samenlevingen in Afrika zijn over het algemeen sociaal conservatief. In veel Afrikaanse landen is homoseksualiteit inderdaad helaas bij wet verboden. Veel mensen in Afrika voelen zich bedreigd door de inspanningen om de rechten van homoseksuelen te bevorderen, met name wanneer deze inspanningen door westerse ngo’s en organisaties worden geleid. In bepaalde delen van Afrika is het beeld wijdverspreid dat liberale democratieën hun eigen, meer tolerante waarden willen opdringen aan maatschappijen met heel verschillende en oude tradities.
Dat gezegd zijnde, is dit geen excuus of rechtvaardiging voor de verwoede homofobie die er in sommige delen van Afrika bestaat. Het is betreurenswaardig dat deze homofobie vaak wordt gevoed door de overheid en haar spreekbuizen in de media. Oeganda is nu wederom in het nieuws vanwege het extremisme en de hysterie van een aantal van zijn wetgevers. Zij steunen een wetsontwerp waardoor de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf aan homoseksuelen opgelegd kan worden, afhankelijk van de aard van hun zogeheten misdaad. Net als de ECR-Fractie verwerp ik dit draconische wetsontwerp dat een flagrante schending is van de rechten van individuen. Ik roep president Museveni dan ook op om hierover zijn veto uit te spreken. Oeganda is een land waar het merendeel van de mensen met één dollar per dag moet zien te overleven: de wetgevers in dat land moeten toch ongetwijfeld in staat zijn om betere manieren te vinden om de belangen van de Oegandese samenleving te behartigen dan homoseksuelen te onderwerpen aan een strafrechtelijke vervolging.
Marietje Schaake, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het zogeheten wetsontwerp tegen homoseksualiteit zoals dat nu aan het Oegandese parlement is voorgelegd, voorziet in strafbaarstelling van homoseksuele handelingen met gevangenisstraffen variërend van zeven jaar tot levenslang, alsmede met de doodstraf. Het Europees Parlement veroordeelt dit wetsontwerp met kracht, maar daardoor leggen wij geen Europese waarden aan andere landen op, zoals door sommige mensen is gesuggereerd in een poging om de verantwoordelijkheid te ontlopen voor schendingen van de mensenrechten en voor het beschermen van burgers die vanwege hun seksuele geaardheid worden aangevallen.
De reële aard van de bedreiging en van het klimaat van angst zijn nog eens onderstreept in de oktober- en november-edities van Rolling Stone, een plaatselijke krant, die de namen en persoonlijke gegevens van vermeende homoseksuelen heeft gepubliceerd en lezers heeft opgeroepen deze personen aan te vallen of op te hangen. Als gevolg van deze oproep zijn een aantal mensen aangevallen.
In feite is homoseksualiteit in slechts 13 Afrikaanse landen legaal en vormt homoseksualiteit in 38 landen een strafbaar feit. Mauritanië, Soedan en Noord-Nigeria hebben op homoseksualiteit zelfs de doodstraf gesteld.
De Oegandese overheid is verplicht om op grond van de Overeenkomst van Cotonou het internationaal recht en de mensenrechten te eerbiedigen. De Commissie, de Raad van de Europese Unie en de Europese Dienst voor Extern Optreden moeten ten volle gebruik maken van de toolkit voor de bevordering en bescherming van alle mensenrechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen (LGBT).
Raül Romeva i Rueda, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het wetsontwerp tegen homoseksualiteit, dat parlementslid David Bahati heeft ingediend in het Oegandese parlement, en dat voorziet in strafbaarstelling van homoseksuele handelingen met gevangenisstraffen variërend van zeven jaar tot levenslang, alsmede met de doodstraf, is eenvoudigweg onaanvaardbaar.
Laten wij niet vergeten dat homoseksualiteit in slechts 13 Afrikaanse landen legaal is en in 38 landen een strafbaar feit vormt, terwijl Mauritanië, Soedan en Noord-Nigeria op homoseksualiteit zelfs de doodstraf hebben gesteld.
Daarom moeten wij hier nogmaals beklemtonen dat seksuele voorkeur onder het individuele recht op privacy valt dat verankerd is in de internationale wetgeving op het gebied van mensenrechten, op grond waarvan gelijkheid en non-discriminatie dienen te worden beschermd en de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd moet worden. Dat is de reden dat wij elke poging tot het aanwakkeren van haat en het voorstaan van geweld tegen welke minderheidsgroepering dan ook moeten veroordelen, onder meer op grond van sekse of seksuele oriëntatie. Wij moeten de Oegandese autoriteiten op hun verplichtingen wijzen die zij op grond van het internationaal recht en de Overeenkomst van Cotonou hebben.
Derhalve verzoek ik de Commissie, de Raad van de Europese Unie en de Europese Dienst voor Extern Optreden bij hun contacten met Oeganda ten volle gebruik te maken van de toolkit voor de bevordering en bescherming van alle mensenrechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen (LGBT).
Filip Kaczmarek, auteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de pogingen om in Oeganda burgers te discrimineren op grond van hun seksuele voorkeur zijn een ernstige zaak. Oeganda krijgt in deze kwestie de steun van veel Afrikaanse landen die niet willen dat de internationale gemeenschap en de Europese Unie druk op hen uitoefenen om homoseksualiteit te decriminaliseren.
Het misverstand berust op het feit dat wij ervan overtuigd zijn dat een verbod op discriminatie in deze kwestie een van de algemene, universele mensenrechten is, en dit heeft mevrouw De Keyser reeds opgemerkt. In de meeste Afrikaanse landen gaan ze hier niet mee akkoord, en daarom is deze dialoog zo moeilijk. Wij zeggen dat we in zulke gevallen niet kunnen zwijgen, en zij zeggen dat we ons niet met andermans zaken moeten bemoeien.
De ontwerpen voor de wetswijzigingen in Oeganda zijn echt radicaal. Ze voeren een potentiële doodstraf in voor een herhaalde schending van de reeds geldende verboden of voor bijzonder sterke uitingen van homoseksualiteit, hoewel niet duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. We gaan niet akkoord met deze voorstellen en we hopen dat ze niet zullen worden goedgekeurd.
Marie-Christine Vergiat , auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Oeganda behoort tot de Afrikaanse landen waar homoseksualiteit nog altijd streng wordt bestraft. Het heeft inderdaad een van de meest beruchte en meedogenloze reputaties op dit punt. Onder aanvoering van de fundamentalistische evangelisten, waarmee het Oegandese staatshoofd nauwe banden onderhoudt, is Oeganda namelijk een ware kruistocht tegen homoseksuelen gestart. Talloze homoseksuelen zijn enkel vanwege hun seksuele geaardheid vervolgd en gemarteld.
Moslims en christenen hebben de handen ineengeslagen – een primeur in dit land – om deze gruweldaden aan de kaak te stellen. Christopher Senyonjo, een zeventigjarige anglicaanse bisschop, heeft van zijn superieuren een werkverbod opgelegd gekregen omdat hij zich als een van de weinigen positief heeft uitgelaten over homoseksualiteit.
Het reeds genoemde wetsontwerp kan inderdaad elk moment opnieuw opduiken. Het gaat zelfs zo ver de doodstraf op te leggen aan homoseksuelen die ervan verdacht worden seropositief te zijn of relaties te onderhouden met minderjarigen. Het roept op deze mensen aan te geven bij de politie.
De lokale krant Rolling Stone, die niets van doen heeft met het tijdschrift van dezelfde naam, heeft namelijk een lijst met de namen en adressen van homoleiders gepubliceerd, met het weerzinwekkende opschrift: “Hang ze op!” De publicatie van dit haatzaaiende manifest is tijdelijk verboden, maar het kwaad is geschied, zoals reeds is gezegd.
Homoseksualiteit in Afrika wordt heel vaak gezien als een ondeugd die is overgewaaid uit het westen en de voorouderlijke waarden van Afrika te grabbel gooit. Volgens ngo’s zijn 500 000 van de 32 miljoen inwoners van het land homoseksueel. Velen van hen vragen asiel aan in Europese landen. Kunnen we op zijn minst ons best doen om bijzondere aandacht te schenken aan deze aanvragen, evenals aan alle mannen en vrouwen die slachtoffer zijn van onderdrukking en marteling?
Monica Luisa Macovei, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verontrust over het gebruik van het strafrecht tegen privé-relaties van mensen van eenzelfde sekse. Dit beginsel maakt nu al deel uit van het Oegandese recht en de gevangenisstraf kan zelfs levenslang bedragen. Het wetsontwerp-Bahati zou de situatie echter nóg erger maken. Dan zou voortaan zelfs de doodstraf opgelegd kunnen worden, terwijl de associatie met en het zich uitspreken over LGBT-kwesties in de praktijk verboden wordt.
Door het nieuwe wetsontwerp zal het klimaat van angst en de vijandigheid toenemen in een land waar de vervolging van de LGBT-bevolking inmiddels al plaatsvindt. Mensen worden verplicht om privacyzaken van andere mensen te melden. Het leven van die mensen loopt daardoor gevaar. Indien een dergelijke wet wordt aangenomen, heeft de menselijke waardigheid in Oeganda geen betekenis meer. Wij mogen dit niet laten gebeuren.
Michael Cashman, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk is er het afgelopen jaar veel veranderd. Op 23 november is hier in dit Parlement zelfs nogmaals het belang benadrukt van het beginsel van de universaliteit van de mensenrechten en van het non-discriminatiebeginsel als fundament om ons partnerschap met de gezamenlijke parlementaire vergadering ACS-EU te verbeteren. Dit Parlement heeft toen tevens opgeroepen om het beginsel van niet-onderhandelbare mensenrechtenbepalingen en sancties voor het niet eerbiedigen van die bepalingen te benadrukken, onder andere met betrekking tot discriminatie en dergelijke op basis van seksuele oriëntatie.
Het feit is dat deze landen ervoor hebben gekozen om met ons samen te werken. Zij hebben zelf voor die partnerschappen met ons gekozen. Daarom hebben wij de gezamenlijke parlementaire vergadering ACS-EU opgericht en de Overeenkomst van Cotonou gesloten. Dat is de reden dat wij die landen vragen om samen met ons te werken aan de eerbiediging van gedeelde, universele beginselen. Die zijn niet-onderhandelbaar. Indien landen niet op deze basis willen samenwerken, roep ik de Commissie en de Raad op om de noodzakelijke sancties te nemen om het feit te benadrukken dat wij beginselen hanteren die wij ook zullen verdedigen. Zo moeten wij wat het strategische partnerschap EU-Afrika betreft, er met het oog op de toekomst op aandringen dat alle acties op grond van de diverse partnerschappen worden uitgevoerd zonder enige discriminatie, met inbegrip van discriminatie vanwege seksuele geaardheid.
Het opkomen voor de rechten van anderen heeft niets met kolonialisme te maken. Mensenrechten zijn universeel en ondeelbaar. Op het moment dat wij de ogen sluiten en geen actie ondernemen wanneer de fundamentele mensenrechten van anderen worden geschonden, zijn wij daaraan medeplichtig. Je kunt in Afrika op dit moment niet openlijk homoseksueel zijn. Iedereen die nu in Afrika wakker wordt en zegt: “Vanaf vandaag kom ik er voor uit dat ik homoseksueel ben”, zou krankzinnig zijn. Hun leven zou bedreigd worden en hun eigen familie zou hen bij de politie aan moeten geven. Verplaatst u zich een keer in de schoenen van die personen en neem daarna de noodzakelijke maatregelen om hun rechten te beschermen.
Alexandra Thein, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het VN-Verdrag inzake de rechten van de mens, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, maar ook het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verbieden discriminatie op grond van seksuele voorkeur. De Europese Unie heeft niet alleen op haar eigen grondgebied verplichtingen in verband met de mensenrechten, we zijn verplicht om in onze contacten met derde landen te eisen dat de hand wordt gehouden aan deze rechten. We zijn ook verplicht om misstanden te bekritiseren, ook al omdat derde landen als Oeganda met ons partnerschapsovereenkomsten hebben gesloten, en dus financiële steun krijgen uit het Europees Ontwikkelingsfonds.
Daarom hebben we zelfs het recht om te reageren wanneer die derde landen zich niet houden aan de mensenrechtenclausules in dergelijke partnerschapsovereenkomsten. Daarom moet ook Oeganda de internationale bepalingen inzake de mensenrechten respecteren, want het heeft met de Europese Unie de Overeenkomst van Cotonou getekend, waarin wordt geregeld hoe onze ontwikkelingshulp voor de ACS-landen wordt georganiseerd.
Al een jaar geleden hebben we Oeganda in een ontwerpresolutie gevraagd om de geplande wet inzake de strafbaarstelling van homoseksualiteit in te trekken. Een jaar later is de situatie nog slechter geworden. Er kunnen nog steeds lange gevangenisstraffen worden opgelegd, of zelfs de doodstraf. Ik heb in mei samen met anderen gedemonstreerd voor de ambassade van Oeganda, maar het heeft niets opgeleverd. Ik herhaal dat de EU altijd tegen de doodstraf is, en ook tegen zulke homofobe wetten.
Ryszard Czarnecki, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit is een interessant en belangrijk debat. Ik wil nog de aandacht vestigen op twee problemen. Ten eerste is Oeganda hier eigenlijk geen eiland van discriminatie in een zee van respect voor de mensenrechten. Driekwart van de Afrikaanse landen heeft in deze kwestie een erg strenge wetgeving die vaak neerkomt op discriminatie. Dit is zeker en vast niet alleen een probleem van Oeganda, maar een ruimer probleem van het continent en de Afrikaanse cultuur. Ten tweede is Oeganda zeker geen koploper in het respecteren van de mensenrechten in Afrika. We kennen veel voorbeelden van schending van de mensenrechten en deze zaak is een onderdeel van een ruimer probleem waarover we zeker openlijk moeten spreken.
Corina Creţu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, onze resolutie betreft buitengewoon ernstige gevallen van mensenrechtenschendingen, en helaas is de strafbaarstelling van homoseksualiteit als strafbaar feit de norm in Afrika. Dit is terug te vinden in de wetgeving van landen, terwijl slechts 13 Afrikaanse landen homoseksualiteit als legaal beschouwen.
In dit verband vormt het Oegandese wetsontwerp om bepaalde straffen op te leggen, van gevangenisstraffen tot de doodstraf, een ernstige aanslag op de mensenrechten, waaronder het recht op privacy. De publicatie in een plaatselijke krant van een zwarte lijst van 100 personen die worden beschuldigd van homoseksualiteit, met de oproep aan lezers om hen op te hangen, is een voorbeeld van een concrete bedreiging tegen een gemeenschap die wordt veroordeeld op grond van haar seksuele geaardheid.
Zoals wij in onze resolutie aangeven is onze maatregel, in tegenstelling tot wat ons dikwijls wordt verweten, niet gericht op het opleggen van specifiek Europese waarden, maar op de verdediging van de mensenrechten, een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie. In die zin denk ik dat de Europese Dienst voor Extern Optreden en de andere Europese instellingen zware sancties moeten opleggen om te zorgen dat Oeganda zich houdt aan de internationale overeenkomsten die het ondertekend heeft.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, we hebben het maanden geleden ook al over Oeganda en homoseksualiteit gehad in dit Huis. Sindsdien is er niets wezenlijks gebeurd. Zeker, men zegt soms: geen nieuws is goed nieuws, maar in dit geval is dat niet zo, want hoewel het voorstel van David Bahati nog niet is aangenomen, is het ook nog niet ingetrokken. Het ligt nog altijd bij de Commissie juridische en parlementaire zaken, en alle internationale druk die is uitgeoefend heeft uiteindelijk niet mogen baten om dit te bewerkstelligen, namelijk de intrekking van het voorstel.
Wat werkelijk weerzinwekkend is, en een aantal van mijn collega-afgevaardigden zijn hier al nader op ingegaan, is de hetze tegen homo's die in dit land gevoerd wordt. Vanzelfsprekend blijven we uitgaan van de redelijkheid van de autoriteiten en uiteindelijk van de overwinning van een principe dat ‘nee’ zegt tegen discriminatie.
Joe Higgins (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de haatcampagne in Oeganda tegen homoseksuelen en lesbiennes is waarlijk rampzalig. Doordat sommige religieuze elementen en mediakanalen aanzetten tot een boosaardige en reactionaire homofobe campagne (inclusief bedreigingen om homoseksuelen te doden), leven veel lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen in Oeganda in grote onzekerheid en angst. Het is verwerpelijk dat een aantal politici deze kwestie ook gebruikt om de haat aan te wakkeren en zelfs voor te stellen om homoseksuelen ter dood te veroordelen.
Ik ben onder de indruk van de moed van de mensen van de homoseksuele gemeenschap in Oeganda die elk dag onverschrokken vechten tegen deze bedreiging van hun identiteit en hun bestaansrecht. Die homofobe campagne wordt gevoed door loze beschuldigingen, leugens en verdraaiingen over homoseksuele mensen en over wat homoseksualiteit nu precies inhoudt. Dat betekent dat wij de meest krachtige boodschap aan de Oegandese regering moeten sturen, waarbij de aandacht ook moet uitgaan naar een herziening van de steunmaatregelen, zonder dat dit uiteraard ten koste gaat van de burgers in Oeganda.
Wij moeten een actieve solidariteit met de organisaties in Oeganda bevorderen die zich sterk maken voor de rechten van homoseksuelen. Wij moeten die organisaties ondersteunen in deze cruciale strijd voor rechtvaardigheid en mensenrechten en voor de bescherming van het fundamentele recht dat je mag zijn wie je bent.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de ontwerpwet tegen homoseksualiteit die in het Oegandese parlement is ingediend, worden fundamentele mensenrechtenkwesties aan de orde gesteld. De bescherming van de mensenrechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen (LGBT) is een van de prioriteiten van de EU. Ik sluit mij onverkort aan bij de bezorgdheid van het Europees Parlement over niet alleen de situatie in Oeganda, maar ook in andere landen waar strafrechtelijke of discriminerende wetgeving tegen de LGBT-bevolking is aangenomen of in overweging wordt genomen.
De Commissie is van mening dat de criminalisering van homoseksualiteit zoals die in het wetsontwerp is voorzien, in strijd is met de verplichtingen op grond van het VN-Verdrag inzake de rechten van de mens waarbij Oeganda partij is en dat derhalve door dat land ook in acht moet worden genomen.
Het wetsontwerp is eveneens in strijd met de VN-Verklaring betreffende seksuele geaardheid en genderidentiteit. Het voorzitterschap van de EU en het hoofd van de EU-missie in Oeganda hebben deze kwestie in het kader van verschillende gelegenheden bij de Oegandese regering onder de aandacht gebracht tijdens formele politieke dialoogbijeenkomsten met de president, de minister-president en de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie, evenals in het kader van bijeenkomsten met de Oegandese mensenrechtencommissie.
De publicatie op 2 november 2010 door de krant Rolling Stone van een lijst met foto’s, namen en adressen van vermeende homoseksuelen in combinatie met de kop “Zij moeten hangen”, was een schandelijke daad die de levens van deze mensen op het spel heeft gezet. Wij veroordelen deze publicatie dan ook met kracht.
De delegatie van de Europese Unie zal de situatie op de voet blijven volgen. Dat zal gebeuren in samenwerking met de missies van de lidstaten van de EU die in Oeganda vertegenwoordigd zijn, met partnerlanden als Noorwegen en de Verenigde Staten en met het VN-Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten.
Daarnaast is deze kwestie besproken in het kader van de technische Werkgroep mensenrechten, een forum voor ontwikkelingspartners in Oeganda om zaken die verband houden met de mensenrechten te bespreken, te controleren en te coördineren en om de benodigde maatregelen te kunnen nemen. De Commissie is voornemens om haar bezorgdheid over het wetsontwerp tegen homoseksualiteit en over andere acties om de LBGT-bevolking te vervolgen, bij elke denkbare gelegenheid aan de orde te stellen.
De Commissie zal haar steun aan de inspanningen van lokale mensenrechtenorganisaties voortzetten om de attitudes in het land te veranderen en de rechtspositie van de LGBT-bevolking te verbeteren.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van het volgende debat plaats.
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over in de Sinaï gegijzelde Eritrese vluchtelingen(1).
Marietje Schaake, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, naar verluidt worden circa 250 migranten uit Eritrea gegijzeld in de Sinaïwoestijn, waarbij melding wordt gemaakt van verkrachtingen en van het feit dat zowel mannen als vrouwen in afwachting van het losgeld dat aan mensenhandelaars moet worden betaald, op onmenselijke wijze behandeld worden.
De recente gebeurtenissen zijn het werk van een netwerk van mensenhandelaars dat in het Sinaïgebied sinds 2007 actief is en dat migranten uit landen ten zuiden van de Sahara via Egypte naar Israël smokkelt. Het is tegen die achtergrond verheugend dat de Egyptische autoriteiten zich inspannen om de informatie te onderzoeken die door de UNHCR verstrekt is. De Hoge Commissaris van de VN voor vluchtelingen dient de diplomatieke procedures met de Egyptische overheid te intensiveren om de netwerken van mensenhandelaren op te rollen en het smokkelen van mensen te voorkomen.
Tegelijkertijd moet Egypte de behandeling van vluchtelingen verbeteren teneinde deze in overeenstemming te brengen met de internationale normen. Dat betekent dat Egypte, dat overigens het recht heeft om zijn eigen grenzen te beschermen, geen buitensporig of zelfs potentieel fataal geweld mag gebruiken tegenover immigranten of vluchtelingen, een advies dat wij zo nu en dan ook in de EU zelf ter harte zouden moeten nemen.
David-Maria Sassoli, auteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, de situatie is zeer ernstig. We denken dat deze kwestie – die ook door de media in Europa wordt gevolgd – een zaak is van de Europese Unie en het Parlement. Ook moeten wij er bij de Europese Commissie op aandringen deze kwestie te onderzoeken. We hebben immers te maken met een reële humanitaire noodsituatie.
De lidstaten dienen al het mogelijke te doen om de vluchtelingen te helpen het gebied te verlaten en wij denken dat ze in Europese landen kunnen worden opgenomen. Wij roepen de Commissie op alles in het werk te stellen deze actie uit te voeren en daarbij de beschikbare middelen in te zetten uit het Europees Vluchtelingenfonds.
Charles Tannock, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ECR-Fractie veroordeelt de afschuwelijke behandeling die de onschuldige en voornamelijk Eritrese vluchtelingen moeten ondergaan als gevolg van een soort hedendaagse vorm van slavernij door mensenhandelaren. Ook wij zijn verheugd over de inspanningen van de Egyptische regering om de beschuldigingen te onderzoeken en de vrijlating van de vluchtelingen te bewerkstelligen. Wij zouden de aandacht echter ook moeten richten op de reden waarom deze onfortuinlijke mensen überhaupt op de vlucht zijn geslagen.
Het antwoord is dat het regime van de Eritrese president Afewerki een van de meest repressieve regimes op onze planeet is. Iedereen die de mogelijkheid heeft om aan zijn dictatuur de ontvluchten, grijpt die kans met beide handen aan. Een aantal vluchtelingen is in staat om elders voor zichzelf een beter leven op te bouwen. Degenen die er niet in slagen om Eritrea te verlaten, worden voor onbepaalde tijd voor het leger gerekruteerd of leiden een schamel bestaan aan de rand van een economie die door jaren van zinloze oorlogsvoering met het buurland Ethiopië failliet is en waar corruptie en een wanbeheer van de economie welig tieren. Er zijn in Eritrea ook nooit landelijke verkiezingen gehouden.
Uit recente informatie op de WikiLeaks-website blijkt dat Amerikaanse diplomaten Afewerki beschrijven als een wrede leider die niets en niemand ontziet. Ik heb er geen moeite mee om dat in het openbaar te zeggen. Wij moeten alles in het werk stellen om deze verschrikkelijke Afrikaanse tiran ten val te brengen. Daarnaast moeten wij alle EU-steun aan dit regime beëindigen en dienen wij de privileges die dit land op grond van de Overeenkomst van Cotonou geniet, op te schorten.
Cristian Dan Preda, auteur. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, jaarlijks zijn er duizenden mensen die, op de vlucht voor de problemen in de Hoorn van Afrika, de grens tussen Egypte en Israël proberen over te steken. Velen van hen vallen helaas in handen van mensensmokkelaars van bedoeïense afkomst. We hebben het hier over criminele netwerken die zich niets gelegen laten liggen aan de menselijke waardigheid; de levens van deze mensen verworden tot niet meer dan een ruilmiddel. Volgens gegevens van ngo-activisten die zich inzetten voor de bescherming van deze emigranten, worden er ongelooflijke bedragen geëist voor hun vrijlating, tot wel 8 000 dollar per persoon.
Natuurlijk kan het lijden van deze mensen, die zijn overgeleverd aan een buitengewoon wrede behandeling, ons niet onverschillig laten. Bovendien wil ik uw aandacht vragen voor de kwetsbare positie van vrouwen, die herhaaldelijk verkracht worden. Tegelijkertijd denk ik dat we ons in deze zaak constructief moeten opstellen. Dit betekent dat we de inspanningen die de Egyptische autoriteiten hebben geleverd voor hun vrijlating, moeten erkennen en vooral dat we dit land moeten steunen in de strijd tegen mensenhandel. We kunnen dan ook niet volstaan met harde woorden, maar moeten ook samenwerken en concrete acties ondernemen in deze uiterst complexe kwestie, die een land alleen niet kan oplossen.
Rui Tavares, auteur. − (PT) Dames en heren, zoals een aantal van u al heeft gezegd is de situatie van de Eritrese vluchtelingen in de Sinaï zeer ernstig. Uiteraard moeten de mensensmokkelaars, die op dit moment deze vluchtelingen gegijzeld hebben en torenhoge losgelden voor ze eisen, keihard aangepakt worden. Het is echter ook noodzakelijk om de vluchtelingen te beschermen. We mogen niet alleen de smokkelaars aanpakken en vervolgens de slachtoffers compleet aan hun lot overlaten. Ook moeten we de oorzaken waardoor de vluchtelingen via de Sinaï zijn getrokken, erkennen: hun vluchtroutes liepen altijd via Libië, maar de overeenkomsten tussen Libië en Italië en Libië en de Europese Unie die door de Commissie regelmatig als een goede zaak zijn bestempeld, hebben ertoe geleid dat de mensen afkomstig uit wat terecht is beschreven als “een concentratiekamp” en “het Noord-Korea van Afrika”, nergens heen kunnen
Daarom eisen we dat er actie ondernomen wordt, niet alleen van Egypte dat duidelijk veel minder doet dan het zou moeten doen, maar ook van de Europese Unie. Om te beginnen verzoek ik de Commissie om snel een delegatie naar Egypte te sturen om de situatie ter plekke te onderzoeken, maar ik verzoek al onze instellingen om actie te ondernemen omdat de Eritreeërs duidelijk in aanmerking komen voor het hervestigingsprogramma van de Europese Unie dat bestaat naast het Europees Vluchtelingenfonds. Deze vluchtelingen kunnen niet terug naar Eritrea en kunnen ook niet in een transitland blijven. De enige langetermijnoplossing voor deze mensen is hervestiging. Weet u, dames en heren, waarom er geen vooruitgang wordt geboekt met het hervestigingsprogramma? Dit komt omdat het Parlement reeds in mei zijn deel van de medebeslissing op het gebied van hervestiging heeft gedaan, maar de Raad weigert vanwege de beruchte gedelegeerde handelingen zijn werk te verrichten. Als het hervestigingsprogramma was vastgesteld dan hadden we nu de noodprocedure gehad, die door het Europees Parlement is ingevoegd in het verslag. Ik ben zelf de rapporteur van dit verslag en dit voorstel is met 500 stemmen aangenomen. De Commissie zou dan een noodprocedure kunnen starten om deze vluchtelingen te hervestigen. Gezien het feit dat de Raad zijn deel van het werk niet verricht, zouden we dit een ‘medebesluiteloosheidsprocedure’ kunnen noemen. Joost mag weten hoe lang deze mensen zich al in de Sinaï bevinden. Deze ‘medebesluiteloosheidsprocedure’ heeft gevolgen voor de levens van echte mensen en het wordt hoog tijd dat de Raad eindelijk eens zijn deel van het huiswerk afmaakt.
Barbara Lochbihler, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dankzij een telefoongesprek tussen een Eritrese priester in Italië en een Eritrese gijzelaar heeft Europa überhaupt gehoord dat er gewetenloze mensenhandelaars zijn die dreigen om gestrande Eritrese vluchtelingen te executeren wanneer er geen losgeld wordt betaald. Deze bende van mensensmokkelaars heeft geen scrupules, en heeft al een aantal gijzelaars doodgeslagen of doodgeschoten.
Dit wrede misdrijf was een aanleiding om eens wat nauwkeuriger te bekijken wat er gebeurt aan de grens tussen Egypte en Israël, een gebied waar al vaker vluchtelingen stranden die proberen om naar Europa of naar Israël te reizen, en daarvoor niet de nodige documenten hebben. In Egypte is deze zone een door het leger afgesloten gebied. Wie daar binnendringt, komt voor een militaire rechtbank. Uit informatie van Human Rights Watch blijkt dat daar sinds 2007 minstens 85 onbewapende vluchtelingen zijn neergeschoten tijdens een poging om de grens over te steken. De Israëlische regering noemt een cijfer van meer dan duizend migranten per maand, die proberen om zonder papieren het land binnen te komen. Israël is begonnen met een betere beveiliging van de grens en meer controle. Bovendien is er in de Negevwoestijn een groot detentiecentrum opgericht.
We doen een beroep op de betrokken regeringen om nauw samen te werken met het Hoge Commissariaat van de VN voor vluchtelingen, en de rechten van vluchtelingen aan hun grenzen te garanderen. We vinden echter ook dat wij in Europa wel degelijk een deel van de verantwoordelijkheid dragen, wij moeten ons bezig houden met het lot en de mensenrechten van de migranten die aan onze buitengrenzen worden teruggestuurd, en die niet naar hun eigen land terug kunnen, zoals deze Eritrese vluchtelingen.
Filip Kaczmarek, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de situatie van de Eritrese vluchtelingen in de Sinaï is tragisch. Op zoek naar een beter leven vinden ze vaak dood, foltering en onderdrukking. Ze worden uitgebuit en bedrogen. De Egyptische overheid probeert het verschijnsel van mensenhandel te bestrijden, maar haar reactie is niet altijd doeltreffend. We moeten de vluchtelingen en gegijzelden helpen, en ook iedereen die onze hulp nodig heeft. We moeten de Israëlische en Egyptische overheid steunen in hun strijd tegen mensenhandel.
We moeten ook de oorzaken van deze gevaarlijke verschijnselen onderzoeken. Ik ben van mening dat we moeten streven naar een verbetering van de situatie in Eritrea zelf en in de andere landen van de Hoorn van Afrika. Een verbetering van de situatie in de Afrikaanse landen kan de migratiedruk doen afnemen. Door de sociale gevolgen van migratie te bestrijden, lossen we het probleem niet op. We kunnen enkel de ongewenste effecten en de uitbuiting van de determinatie van de vluchtelingen beperken. Ik roep u daarom op om de ontwerpresolutie van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) te steunen. In dit geval zijn we ervan overtuigd dat onze ontwerpresolutie beter is dan de gezamenlijke ontwerpresolutie.
Ana Gomes, namens de S&D-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, Egypte sluit niet alleen zijn ogen voor de verschrikkelijke behandeling en uitbuiting van Afrikaanse vluchtelingen, met name de vluchtelingen uit Somalië en Eritrea die hun landen ontvluchten via de Sinaï naar Israël. Maar Egypte zet ze ook uit ondanks het feit dat ze overduidelijk de kwalificatie vluchteling of asielzoeker zouden moeten krijgen omdat ze afkomstig zijn uit een land waar een vreselijk conflict aan de gang is, waar sprake is van terrorisme en waar de wetteloosheid heerst of uit een land – Eritrea – waar de ergste vormen van onderdrukking en tirannie heersen. Sterker nog, de Egyptische autoriteiten schieten met scherp op de vluchtelingen, waardoor, volgens Human Rights Watch, sinds 2007 al 85 migranten in de Sinaï zijn omgekomen.
Wij verzoeken de Egyptische autoriteiten aan hun verplichtingen te voldoen op het gebied van mensenrechten met name voor migranten en vluchtelingen, en samen te werken met het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen. Wij verzoeken de Europese autoriteiten dit ook te doen en volledige steun te geven aan wat Rui Tavares heeft gezegd over mogelijke hervestiging.
Judith Sargentini, namens de Verts/ALE-Fractie. – Collega's, laten wij eerlijk zijn. De resoluties zoals die nu voorliggen zijn een slap aftreksel van waar wij aan het begin van de week mee begonnen.
Wij zeggen nu eigenlijk alleen nog maar: "het is erg". En wij signaleren het feit dat Eritrese vluchtelingen in de Sinaï gegijzeld worden gehouden. Wij zijn niet bereid om te praten over de banden tussen Italië en Libië en het afsluiten van heel Europa voor migranten, waardoor politieke vluchtelingen naar andere plaatsen moeten uitwijken. Zij moeten nu routes bewandelen die nog gevaarlijker zijn dan vroeger.
Iedereen die Eritrea verlaat is automatisch een politiek vluchteling, want je kunt niet terug en je familie loopt een risico. Dat wij in dit Parlement niet bereid zijn om te zeggen: als Europa zichzelf dan zo nodig wil afschermen voor migranten, zal het zijn ambassades om Eritrea heen open moeten zetten, zodat mensen gemakkelijk asiel kunnen aanvragen. Dat kon niet in deze resolutie.
En als ik de PPE-Fractie hoor spreken over wat er allemaal in Egypte moet, dan denk ik: wat moeten wij nu en waarom willen wij niet erkennen dat hier mensen risico lopen, omdat wij onze verantwoordelijkheid niet willen nemen. Wij sluiten mensen buiten en daarmee hebben wij levens op het spel gezet.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) De Sinaïgrens is voor duizenden Eritreeërs de weg geworden waarlangs zij hun land ontvluchten en proberen een betere wereld te bereiken.
Bij hun illegale trek naar de vrijheid zijn ze echter aangewezen op de hulp van smokkelaars die de vluchtelingen voor een flinke smak geld, zelfs zonder de benodigde papieren, over de Sinaïgrens helpen. Bij deze wilde handel zijn de vluchtelingen in handen van de smokkelbendes vrijwel geheel rechteloos; ze zijn volledig afhankelijk van de luimen van degenen aan wie zij hun lot voor een flink pak geld in handen gegeven hebben.
Het feit dat er op de grens van Egypte en Israël zeven Eritrese vluchtelingen zijn omgebracht, heeft ons een tipje van de sluier opgelicht van de erbarmelijke situatie waarin de vluchtelingen zich op hun illegale weg naar de vrijheid bevinden. Het is dan ook volledig terecht, dames en heren, om te trachten daar enige verlichting in te brengen en samen met de regeringen van de desbetreffende landen een beschaafde oplossing te vinden voor het probleem van de Eritrese vluchtelingen.
Monica Luisa Macovei (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 7 december heeft de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) zijn bezorgdheid geuit over de circa 250 Eritrese gijzelaars die in de Sinaïwoestijn worden vastgehouden door smokkelaars van Bedoeïense afkomst.
Wij weten dat deze vluchtelingen verplicht een bepaald geldbedrag hebben moeten betalen voor hun wens om in betere omstandigheden te leven. Naar verluidt, zitten die vluchtelingen in containers in de woestijn en worden zij vaak geslagen. De houding van de Eritrese regering is op dit punt alarmmerend: in plaats van haar burgers te beschermen, beschouwt zij de vluchtelingen als ongewenste dissidenten.
Wij doen een oproep om snel en gezamenlijk actie te ondernemen, voornamelijk door Egypte en Israël, teneinde het georganiseerde criminele netwerk te ontmantelen en met name de inspanningen te vergroten om de huidige en toekomstige vluchtelingen te beschermen door de voorschriften en normen van de UNHCR in de praktijk te brengen.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen benadrukken dat de door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) ingediende resolutie mijn onvoorwaardelijke steun heeft. Hoewel de tekst glashelder is, is er geen overeenkomst bereikt met de andere fracties over de aanneming van een gezamenlijke resolutie en dat valt te betreuren. De situatie in de Hoorn van Afrika is zorgwekkend. Deze regio is een van de voornaamste werkterreinen geworden van groepen die zich met georganiseerde misdaad bezighouden, gegeven het hoge aantal Afrikaanse emigranten die door dit gebied trekken.
De 250 gijzelaars worden onmenselijk en vernederend behandeld, en hun toestand verergert. Bovendien zijn de voorwaarden voor een aanstaande vrijlating niet aanwezig, aangezien de families van de gijzelaars het gevraagde losgeld niet kunnen betalen. Het Europees Parlement moet daarom een ondubbelzinnige boodschap afgeven, waarin het oproept tot hun vrijlating. Er moet dringend actie worden ondernomen tegen de criminele organisaties, ze zullen voor het gerecht moeten worden gebracht, en de martelkampen moeten voorgoed gesloten worden.
Csanád Szegedi (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Vanzelfsprekend veroordeel ik ten stelligste de manier waarop met de Eritrese vluchtelingen wordt omgegaan en vanzelfsprekend steun ik het feit dat de Europese Unie maatregelen neemt om de situatie van de Eritrese vluchtelingen zo snel mogelijk tot oplossing te brengen. De in dit verslag geformuleerde handelwijze is echter een doodlopende weg. Twee punten vind ik ronduit verbijsterend. Voor mij is het totaal onaanvaardbaar dat wij een fonds oprichten om deze vluchtelingen te helpen, aangezien er binnen de Europese Unie miljoenen mensen in precaire omstandigheden en extreme armoede leven. In Hongarije leiden drie miljoen mensen een armoedig bestaan en kunnen de meeste gepensioneerden hun medicijnen niet betalen, hetgeen overigens een stijgende tendens is in Europa. Wij zouden daarom eerst de Europeanen moeten helpen en daarnaast, vanzelfsprekend, onze empathie aan de vluchtelingen moeten tonen. Het tweede punt is dat de lidstaten de vluchtelingen vrijwillig moeten opvangen. Wanneer zult u eindelijk inzien, dat de Europese Unie verzadigd is met migranten? Laat de Europese Unie tussen Eritrea en de Eritrese vluchtelingen bemiddelen, opdat laatstgenoemden veilig naar hun thuisland kunnen terugkeren.
Corina Creţu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de overgrote meerderheid van de Eritrese burgers die zich in de Sinaïwoestijn bevinden, is een onderdrukkend regime ontvlucht en zou dan ook beschouwd moeten worden als vluchtelingen volgens de VN-normen. Ik denk daarom dat we erop moeten aandringen dat Egypte zijn internationale verplichtingen nakomt door hun bijstand te verlenen. Het meest zorgwekkende is mijns inziens echter de onmenselijke behandeling die deze migranten ten deel valt, wanneer ze in de woestijn in gijzeling worden gehouden, in afwachting van losgeld. Vooral de berichten over verkrachting van tientallen vrouwen zijn weerzinwekkend en zouden de internationale gemeenschap tot actie moeten aanzetten.
Evenzo heeft de mensenhandel in Afrika onrustbarende proporties aangenomen. De afgelopen jaren zijn tientallen migranten door Egyptische politietroepen gedood, terwijl ze illegaal de grens met Israël probeerden over te steken. Ik denk dat de mensenhandel in dit gebied met andere methoden bestreden moet worden, en ik denk dat de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHRC) toegang moet krijgen om deze mensen van essentiële bijstand te verzekeren.
Zbigniew Ziobro (ECR). - Mijnheer de Voorzitter, de situatie van de vluchtelingen uit Eritrea is tragisch. Als we nadenken over hun tragedie, mogen we de oorzaak van deze situatie niet uit het oog verliezen. In Eritrea worden de fundamentele mensenrechten op grote schaal geschonden. Politieke tegenstanders, christenen en zelfs duizenden gewone mensen worden massaal vervolgd. En dat is de echte oorzaak van dit tragische probleem waarover we vandaag spreken. Daarom moeten we er alles voor doen om het beleid tegenover de Eritrese overheid te veranderen, des te meer als we ons herinneren hoe de huidige leider van het land in 2007 warm door de Europese Commissie werd onthaald in Brussel, zelfs al is hij verantwoordelijk voor het vreselijke lijden van zoveel mensen, dat hen aanzet te vluchten en verdere tragedies veroorzaakt. Daarom is het tijd voor een pragmatisch en resoluut beleid tegenover deze tiran.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie deelt de bezorgdheid van het Europees Parlement. In de verslagen die wij hebben ontvangen, wordt melding gemaakt van honderden vluchtelingen uit Eritrea, Ethiopië, Soedan en Somalië die blijkbaar in de Sinaïwoestijn worden gegijzeld door smokkelaars die grof geld eisen voor hun vrijlating.
Wij volgen deze zaak vanaf de eerste melding en hebben de feiten vastgesteld, de situatie beoordeeld en adequate maatregelen genomen. De delegatie van de Europese Unie in Caïro onderhoudt nauwe contacten met de lokale maatschappelijke organisaties en staat in verbinding met de regionale vertegenwoordiging in Caïro van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen.
Zij volgen de ontwikkelingen op de voet. In samenwerking met de ambassades van de lidstaten van de EU is het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken benaderd. De EU heeft onze bezorgdheid tot uitdrukking gebracht, evenals onze vaste overtuiging dat de Egyptische autoriteiten adequate maatregelen moeten nemen om deze mensen te bevrijden en afdoende bescherming te bieden. Er wordt melding gemaakt van onderzoeken om de groep vluchtelingen op te sporen en wij hopen dat er in de komende dagen meer duidelijkheid komt.
Deze kwestie is echter niet het enige punt van zorg. Migranten en vluchtelingen in Egypte hebben te lijden van vele tekortkomingen wat hun bescherming betreft. De meest ernstige incidenten worden in de Sinaïwoestijn gerapporteerd. Veel migranten die van plan waren om via de Sinaï naar Israël door te steken, zijn het slachtoffer van misbruik en mishandeling. Wij hebben dit onderwerp herhaaldelijk bij onze Egyptische tegenhangers aan de orde gesteld in het kader van de periodieke bijeenkomsten van subcomités, waarbij ofwel migratiekwesties ofwel politieke zaken ter sprake zijn gebracht, met inbegrip van de mensenrechten.
De laatste gelegenheid waarbij dit punt aan de orde is gesteld, was tijdens de bijeenkomst van het Associatiecomité EU-Egypte op 14 december in Caïro. De EU heeft de Egyptische autoriteiten regelmatig verzocht om de kwaliteit van de steun voor en bescherming van asielzoekers en vluchtelingen te verbeteren en zij heeft daartoe financiële en technische bijstand aangeboden. De EU heeft de Egyptische autoriteiten daarnaast verzocht om te waarborgen dat het beginsel van niet-uitzetting in acht wordt genomen voor alle migranten die behoefte hebben aan internationale bescherming, met inbegrip van Eritrese burgers.
De EU heeft eveneens verzocht om de UNCHR de volledige bevoegdheid te verlenen om zijn mandaat uit te kunnen voeren op het gehele grondgebied van Egypte, inclusief de Sinaïwoestijn. Er is echter ook sprake van een aantal positieve ontwikkelingen waarop de aandacht gevestigd moet worden. Het afgelopen voorjaar heeft Egypte bijvoorbeeld wetgeving aangenomen op grond waarvan mensenhandel strafrechtelijk vervolgd kan worden en de slachtoffers beter beschermd kunnen worden.
Een andere positieve ontwikkeling is dat de transplantatiewet is aangenomen op grond waarvan de orgaanhandel strafrechtelijk vervolgd kan worden. Wij hopen dat de Egyptische regering nu effectieve maatregelen zal nemen om een efficiënte tenuitvoerlegging van dit rechtskader te waarborgen en wij hebben op dit punt onze steun aangeboden.
Wij zullen ook de werkzaamheden van de UNCHR en van maatschappelijke organisaties blijven steunen om voor betere leefomstandigheden en een adequatere rechtsbescherming te zorgen voor de migranten en vluchtelingen die in het land verblijven. Wij zullen daarnaast de kwestie van de gegijzelde vluchtelingen in de Sinaïwoestijn nauwlettend blijven volgen en waar nodig gebruik maken van onze contacten met de Egyptische autoriteiten.
Ik hoop van ganser harte dat er een snelle oplossing voor dit probleem komt. Tot nu toe is er in dit verband melding gemaakt van het verlies van acht mensenlevens en dat betreur ik ten zeerste.
Rui Tavares (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris heeft zijn goed voorbereide antwoord voorgelezen alsof niemand specifieke punten bij de Commissie aan de orde heeft gesteld.
De Voorzitter. – U vroeg het woord over het Reglement. U moet het daarover hebben en niet over iets anders.
Rui Tavares (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard betreft dit een beroep op het Reglement. Wij hebben de Commissie specifiek gevraagd of zij voornemens is om een delegatie naar Egypte te sturen om de situatie ter plekke te bekijken. De Commissie zou op zijn minst kunnen verzoeken om een afronding van de hervestigingsprocedure. Dankzij de medebeslissing hebben wij de bevoegdheid …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. – Dat is helaas geen beroep op het Reglement. Natuurlijk staat het u vrij deze vraag aan de Commissie te stellen en de Commissie kan dan uitmaken of ze u antwoord geeft. Anders valt deze kwestie niet onder het Reglement.
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, voordat we overgaan tot de stemming, wil ik graag namens mijn fractie verzoeken om bij de stemming over de situatie van de Eritrese vluchtelingen, af te zien van de hoofdelijke stemming over de gezamenlijke resolutie en in plaats daarvan een hoofdelijke stemming te houden over de resolutie die is ingediend door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten).
De Voorzitter. – U hebt het verzoek van uw collega-afgevaardigde gehoord. Als er geen bezwaren zijn zullen we de suggestie opvolgen. Ik zie dat er geen bezwaren zijn.
12.2. Oeganda: het wetsvoorstel Bahati en discriminatie van de LGBT-bevolking (B7-0709/2010)
12.3. In Sinaï als gijzelaars vastgehouden Eritrese vluchtelingen (B7-0712/2010)
Vóór de stemming over paragraaf 7:
Carlo Casini (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het amendement is bedoeld om ons oordeel over de maatregelen van Egypte duidelijker te formuleren. Het is niet alleen een kwestie van erkenning dat Egypte in ieder geval iets heeft ondernomen, wij verzoeken dit land snel en onmiddellijk in te grijpen om de gijzelaars te bevrijden, waarbij het wordt opgeroepen geen dodelijk geweld te gebruiken tegen mensen die de Sinaï oversteken. Daarnaast wordt het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) opgeroepen onmiddellijk contact op te nemen met de mensen die gegijzeld worden.
"vraagt de Egyptische overheid met klem de nodige maatregelen te nemen om de vrijlating van de gegijzelde Eritreeërs te bewerkstelligen; illegale migranten die de landsgrenzen overschrijden niet met dodelijk geweld tegemoet te treden, hun waardigheid en lichamelijke en geestelijke onschendbaarheid te beschermen, erop toe te zien dat gearresteerde migranten in contact kunnen treden met de UNHCR, en de UNHCR toegang te verlenen tot alle asielzoekers en vluchtelingen die door de overheid gevangen worden gehouden".
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Na de stemming over paragraaf 7:
David-Maria Sassoli, auteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou graag een paragraaf aan de resolutie willen toevoegen. Wij denken dat dit een belangrijke paragraaf is die de structuur van de resolutie niet al te zeer geweld zal aandoen. Het betreft paragraaf 9 van de gezamenlijke resolutie.
Ik lees de tekst voor: "verzoekt de lidstaten deze humanitaire noodsituatie aan te pakken door alle asielzoekers die bij deze crisis betrokken zijn, op vrijwillige basis te hervestigen in de Europese Unie; vraagt de Europese Commissie deze operatie te coördineren en gebruik te maken van de beschikbare middelen uit het Europees Vluchtelingenfonds".
Carlo Casini (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de indiener van dit amendement vragen een verduidelijking aan te brengen.
Uit de voorgelezen tekst blijkt dat het verzoek om ingrijpen betrekking heeft op al degenen die een beroep doen op het asielrecht. Ik zou eerder formuleren "degenen die asielrecht genieten", omdat de zinsnede "die een beroep doen" te gevaarlijk is vanwege het risico dat iedereen een beroep op het asielrecht kan doen.
Daarentegen zal, door dit amendement te coördineren met de tussenkomst van de UNHCR, de beoordeling hiervan door laatstgenoemde worden uitgevoerd.
Ik verzoek de indiener in ieder geval het amendement te wijzigen met de woorden "degenen die asielrecht genieten".
De Voorzitter. – Ik weet dat 10 procent doorgaans voldoende is. Dat was in dit geval echter niet voldoende geweest. Hoe dan ook, ik heb het van tevoren gevraagd en u had tijd genoeg. We zullen nu over dit amendement stemmen.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. Met het oog op de weersomstandigheden, wil ik mijn collega-afgevaardigden een behouden thuisreis wensen. Ik wens u allen een prettig kerstfeest en een goed begin van wat hopelijk een voorspoedig 2011 wordt.
(De vergadering wordt om 16.35 uur onderbroken)
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden)
VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de EU is verantwoordelijk voor deze antwoorden.)
Vraag nr. 1 van Bernd Posselt (H-0568/10)
Betreft: Meertaligheid in grensregio's
Hoe beoordeelt de Raad de successen van de EU-programma's ter bevordering van de cultuur in de grensregio's, met name op het vlak van de ondersteuning van meertaligheid en de bevordering van de talen van buurlanden in kleuterscholen en scholen?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Hoewel de eerste verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs – en dientengevolge voor de keuze van de onderwezen talen en het niveau waarop zij worden onderwezen – uitsluitend bij de lidstaten ligt, dient erop te worden gewezen dat de Raad altijd zijn steun heeft gegeven aan initiatieven en maatregelen die erop gericht waren het talenonderwijs en de taalkundige verscheidenheid te bevorderen. Deze initiatieven en maatregelen omvatten onder meer het transversale subprogramma van het programma Een Leven Lang Leren zoals opgesteld in Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad(1), de aanbeveling uit 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren(2), waarin met name communicatie in vreemde talen de boventoon voert, de conclusies over meertaligheid die de Raad heeft aangenomen in mei 2008(3) en de resolutie van de Raad van 21 november 2008 betreffende een Europese strategie voor meertaligheid(4).
Verder wordt de geachte afgevaardigde gewezen op het feit dat de Commissie, overeenkomstig artikel 15, lid 5 van het eerder genoemde programma Een Leven Lang Leren, uiterlijk op 31 maart 2011 een tussentijds evaluatierapport over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma met daarin een analyse van de reeds geboekte resultaten moet voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad, alsook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Betreft: Bijdrage van cultuur aan het bruto binnenlands product
In het programma van het Belgische voorzitterschap wordt expliciet verwezen naar het belang dat het voorzitterschap hecht aan het potentieel van culturele en creatieve ondernemingen en aan de bijdrage ervan aan het bruto binnenlands product van de lidstaten. Concreet wordt vermeld dat de Raad gedurende deze zes maanden bijzondere aandacht zal besteden aan de beleidsvormen en middelen om deze culturele en creatieve ondernemingen te ondersteunen en dat in deze context ook de rol van kmo's bijzondere aandacht zal krijgen.
Kan de Raad, rekening houdend met het feit dat door de economische crisis het potentieel van innovatieve en relatief ongeëxploiteerde sectoren moet worden ontwikkeld, antwoorden op de volgende vragen:
Is hij van oordeel dat tijdens het Belgische voorzitterschap bevredigende vooruitgang is geboekt op het gebied van ondersteuning en aanmoediging van culturele en creatieve ondernemingen en van kleine en middelgrote ondernemingen die in deze sector actief zijn?
Beschikt hij over precieze gegevens waaruit blijkt in welke mate deze sector procentueel bijdraagt aan het bbp van de lidstaten? In welke lidstaten dragen culturele en creatieve ondernemingen in aanzienlijke mate bij aan het bbp?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Het Belgische Voorzitterschap verwijst in zijn halfjaarlijkse programma, in het kader van de Europa 2020-strategie, expliciet naar het belang dat het hecht aan het potentieel van culturele en creatieve industrieën en aan de bijdrage die ze leveren aan het bruto binnenlands product (bbp), de werkgelegenheid en de groei in Europa. De Raad heeft op 18 november zijn Werkplan voor cultuur aangenomen, waarin de prioriteiten op dit gebied worden vastgesteld voor de komende vier jaar en waarin de culturele en creatieve industrieën tot de belangrijkste prioriteiten behoren. Bovendien heeft het Voorzitterschap in oktober met de ministers van Cultuur een informele vergadering over culturele en creatieve industrieën gehouden. Tijdens deze vergadering hebben de ministers benadrukt dat in de strategieën en maatregelen die op Europees niveau voor deze industrieën moeten worden uitgewerkt rekening moet worden gehouden met kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), aangezien deze het grootste gedeelte van deze sector vertegenwoordigen. De Raad heeft op 26 november conclusies aangenomen over het Europa 2020-kerninitiatief: Innovatie-Unie. In deze conclusies wordt erkend dat de culturele en creatieve sectoren een belangrijke bron van technologische en niet-technologische innovatie vertegenwoordigen en dat het potentieel van deze sectoren optimaal moet worden benut.
Hoewel de Raad niet zelf statistieken heeft bijgehouden op dit gebied wordt, volgens het groenboek "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken"(1), in recente onderzoeken naar de culturele en creatieve industrieën bevestigd dat deze industrieën werk verschaffen aan ongeveer 5 miljoen mensen in de Europese Unie en dat hun bijdrage aan het bbp van de Europese Unie wordt geschat op ongeveer 2,6 procent. Naast de rechtstreekse bijdrage die de culturele en creatieve industrieën leveren aan het bbp, zijn het ook belangrijke drijvende krachten achter vele andere economische sectoren. Er worden momenteel meer gedetailleerde en geharmoniseerde statistieken opgesteld door Eurostat, door middel van het "ESSnet-culture"-project, om een beter beeld te verkrijgen van het economische belang van de culturele en creatieve industrieën. De resultaten van het "ESSnet-culture"-project zouden voor het eind van 2011 gepubliceerd moeten worden.
Kan de Raad zich uitspreken over de uitkomsten van het klimaatoverleg in Cancun? Welke stappen moeten volgens de Raad de komende twaalf maanden worden ondernomen om voort te bouwen op hetgeen in Cancun is bereikt?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Na drie jaar van onderhandelen over het Actieplan van Bali is de klimaatconferentie in Cancún een grote stap voorwaarts geweest op de weg naar een nieuwe internationale klimaatovereenkomst.
In het overleg in Cancún zijn namelijk beslissingen genomen die enerzijds onmiddellijke actie in de praktijk mogelijk maken en anderzijds de basis leggen voor een internationale overeenkomst voor de periode na 2012 die stevig gestoeld is op de doelstelling om de temperatuurstijging wereldwijd onder de 2°C te houden ten opzichte van het tijdperk van vóór de industrialisering.
Wat betreft terreinen waarop onmiddellijke actie moet worden ondernomen kunnen we denken aan aanpassing aan de klimaatveranderingen, technologie, de bestrijding van ontbossing en financiering.
Ter ondersteuning van een coherente actie voor aanpassing aan de klimaatveranderingen die erop gericht is de gevolgen van de veranderingen die zich reeds hebben voorgedaan te verzachten, is het aanpassingskader van Cancún (Cancun Adaptation Framework) aangenomen en is er een aanpassingscomité opgericht. Deze nieuwe constructie moet helpen bij het ondersteunen van de landen die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatveranderingen.
Ook is er een nieuw technologiemechanisme in het leven geroepen ter ondersteuning van verzachtende acties (afname van broeikasgassen) en aanpassing aan de klimaatveranderingen. Om de uitvoering van acties op dit gebied te vergemakkelijken zijn twee nieuwe constructies opgericht: een technisch uitvoerend comité en een Centrum en Netwerk voor Klimaattechnologie. Deze nieuwe constructies moeten het onderzoek naar en de ontwikkeling, verspreiding en overdracht van technologie blijvend verbeteren.
Verder is er een mechanisme ingesteld ter bestrijding van de ontbossing. Er moeten financiële stimuleringsmaatregelen worden ontwikkeld op basis van de nationale strategieën of actieplannen van ontwikkelingslanden.
Ten slotte is er een Groen Klimaatfonds opgericht dat het mogelijk moet maken om de doelstelling te halen om ontwikkelingslanden de 100 miljard dollar ter beschikking te stellen die voor 2020 zijn beloofd.
Cancún is echter maar een begin. De teksten van Cancún leggen de basis voor een toekomstige internationale overeenkomst voor de periode na 2012. Ze versterken het systeem van transparantie voor de ontwikkelde landen en stellen de principes op van een vergelijkbaar systeem voor ontwikkelingslanden. Het grote debat dat overblijft voor het komende jaar gaat over de rechtsvorm: de vraag is of het mogelijk is om alle ontwikkelde landen die deelnemen aan het Kyoto-protocol over te halen om in te stemmen met een tweede verbintenisperiode en of de Verenigde Staten en de grote opkomende landen een nieuwe juridisch instrument zullen accepteren onder de conventie.
De Raad gaat het komende jaar een begin maken met het in praktijk brengen van de resultaten en zich concentreren op het vertalen van dit proces naar een bindend internationaal kader waarover onderhandeld kan worden in Durban, Zuid-Afrika. Allereerst moet erop worden toegezien dat de inspanningen van de verschillende partijen daadwerkelijk aansluiten op de 2°C-doelstelling.
Het Europees Parlement zal regelmatig op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de onderhandelingen.
Vraag nr. 4 van Jim Higgins (H-0578/10)
Betreft: Destigmatisering van dementie in Europa
In Ierland leven 38 000 mensen met dementie en volgens de prognoses zal dit aantal in 2026 twee keer zo hoog zijn naarmate de bevolking verder vergrijst. Er zijn meer dan 50 000 mensen die voor dementiepatiënten zorgen, en naar schatting 100 000 mensen hebben direct met dementie te maken en moeten aanzien hoe hun naasten te lijden hebben onder sociale uitsluiting en discriminatie.
Wat wil de Raad ondernemen om de bevolking sterker bewust te maken van dementie en de aandoening van haar stigma te ontdoen?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De Raad heeft op 3 juni 2003 conclusies aangenomen over de bestrijding van stigmatisering en discriminatie in verband met geestesziekten. In deze conclusies heeft de Raad de lidstaten verzocht om bijzondere aandacht te schenken aan de gevolgen van stigmatisering en discriminatie in verband met geestesziekten in alle leeftijdscategorieën, ervoor te zorgen dat die problemen worden erkend, bijzondere aandacht te schenken aan de beperking van risico's van sociale uitsluiting en om maatregelen te nemen om stigmatisering te bestrijden en sociale insluiting te bevorderen door actief partnerschap en dialoog met alle actoren. Ook heeft hij de Commissie verzocht om bijzondere aandacht te schenken aan actieve samenwerking in alle betrokken beleidsmaatregelen en acties van de Gemeenschap, met name bij activiteiten betreffende werkgelegenheid, non-discriminatie, sociale bescherming, onderwijs en gezondheidszorg, teneinde stigmatisering en discriminatie in verband met geestesziekten te verminderen.
Gezien het feit dat de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende vorm van dementie is binnen de Europese Unie (70 procent van de gevallen), heeft de Raad op 26 september 2008 conclusies aangenomen over een gezamenlijke verbintenis van de lidstaten om de strijd aan te gaan tegen neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder de ziekte van Alzheimer.
De EU-conferentie op hoog niveau genaamd "Together for Mental Health and Well-Being" is op 13 juni 2008 gehouden in Brussel. Tijdens deze conferentie is het Europees pact voor geestelijke gezondheid en welzijn gesloten. Het resultaat daarvan was de oprichting van een EU-kader voor samenwerking op het gebied van geestelijke gezondheid in de context waarvan acties worden ondernomen op vijf prioriteitsgebieden. In 2010 zijn twee thematische conferenties over deze onderwerpen gehouden: "Promotion of Mental Health and Well-being in Older People" (Madrid, 28 en 29 juni 2010) en "Combating Stigma and Social Exclusion" (Lissabon, 8 en 9 november 2010), met de Commissie en de lidstaten als medesponsors.
Het Belgisch voorzitterschap heeft kort geleden, met betrekking tot het prioriteitsgebied van de geestelijke gezondheid van ouderen, een conferentie op hoog niveau over dementie georganiseerd die op 25 en 26 november 2010 is gehouden in Brussel. Deze conferentie, die werd georganiseerd door het Frans voorzitterschap, was een vervolg op de conferentie in oktober 2008 over de strijd tegen de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten, was in overeenstemming met de mededeling van de Europese Commissie van 2009 over een Europees initiatief op het gebied van de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie(1).
Betreft: Hoe zeelui aantrekken en opleiden, en ervoor zorgen dat ze in de sector blijven
De bijdrage van de Europese scheepvaart aan de heropleving van de Europese economie is bekend en belangrijk. Het concurrentievermogen van de Europese Unie op het gebied van de scheepvaart staat evenwel voor grote uitdagingen. Een van deze uitdagingen, en misschien wel de belangrijkste, is de vraag hoe de vereiste, geschikte mensen voor maritieme beroepen kunnen worden aangetrokken. Om een hoog kennisniveau te waarborgen, is er een coherent beleid nodig om jongeren tot maritieme beroepen aan te trekken en ervoor te zorgen dat ze in deze sector blijven. Kwalitatief hoogstaande scheepvaart is niet alleen het doel, maar ook een fundamentele voorwaarde voor het concurrentievermogen van de Europese scheepvaart. Het toenemende tekort aan Europese zeelui en de dalende maritieme kennis vormen evenwel een echte bedreiging voor de maritieme sector en de maritieme beroepen. Kan de Raad in deze context antwoorden op de volgende vraag:
Is de vraag hoe zeelui moeten worden aangetrokken en opgeleid, en hoe ervoor moet worden gezorgd dat ze in de sector blijven en hoe hun levenskwaliteit kan worden verbeterd, ooit door de Raad aan de orde gesteld? Is de Raad van oordeel dat deze kwestie nadere aandacht verdient, en is hij derhalve bereid deze op te nemen in zijn werkprogramma?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Op het gebied waarnaar wordt verwezen in de vraag van de geachte afgevaardigde kan de Raad geen regels opstellen zolang er geen voorstel van de Commissie op tafel ligt. De Raad zal eventuele voorstellen van de Commissie op dit gebied onderzoeken.
Vraag nr. 6 van Vilija Blinkevičiūtė (H-0583/10)
Betreft: Beschikbaarheid van boeken in een formaat dat toegankelijk is voor slechtzienden en dyslectici
Miljoenen Europese burgers hebben leesproblemen. Hierbij gaat het om blinden en dyslectici die niet normaal kunnen lezen. Aan deze personen moeten boeken in toegankelijke formaten ter beschikking worden gesteld: audiomateriaal, braille of boeken met een grote drukletter. Helaas zijn uitgevers zelden geïnteresseerd in het uitgeven van boeken in deze formaten, omdat slechts 5% van de uitgaven in de wereld beschikbaar zijn in formaten die toegankelijk zijn voor slechtzienden.
Is de Raad niet van oordeel dat, om in deze situatie verandering te brengen, de internationale wetgeving inzake het auteursrecht moet worden herzien om, met inachtneming van de wet, de boekbestanden in de gehele Europese Unie en daarbuiten te delen? Dit zou personen die niet goed kunnen lezen, maar die een taal van de Unie beheersen, in staat stellen om meer boeken te lezen, zowel binnen als buiten de Europese Unie. Wat denkt de Raad van een apart wetsvoorstel inzake het beschikbaar stellen van boeken in een formaat dat geschikt is voor slechtzienden en dyslectici, dat een bindend karakter zou hebben en de lidstaten van de Unie en derde landen ertoe zou aanzetten boeken uit te wisselen die worden uitgegeven in formaten die toegankelijk zijn voor gehandicapten?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Wat betreft de meer algemene kwestie van gelijke behandeling van personen met een handicap, heeft de Raad in juni 2010 een resolutie aangenomen over een nieuw Europees kader ten behoeve van personen met een handicap(1), waarin hij onder andere nota neemt van het feit dat toegang tot de arbeidsmarkt, goederen en diensten, onderwijs en het sociaal en openbaar leven, een voorwaarde is voor de volledige inclusie van personen met een handicap in de samenleving en hun volledige deelname daaraan(2). In dat opzicht is de Raad bezig met het bestuderen van een voorstel voor een richtlijn van de Raad, ingediend door de Commissie, betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, die erop gericht is gelijke behandeling te waarborgen op andere gebieden als werkgelegenheid, met inbegrip van de toegang tot goederen en diensten.
Wat betreft de meer specifieke kwestie van de toegankelijkheid van werken die kunnen worden gelezen door slechtzienden, moet worden opgemerkt dat de Commissie op 14 september 2010 het "memorandum van overeenstemming over de dialoog van de belanghebbenden uit de EU inzake toegang tot werken voor mensen met een leeshandicap" heeft ondertekend. De Raad zal alle eventuele voorstellen van de Commissie op dit gebied zeker bestuderen.
Op internationaal niveau hebben de Europese Unie en haar lidstaten een "ontwerp van een gezamenlijke aanbeveling inzake de verbetering van de toegang tot werken die beschermd worden door het auteursrecht voor mensen met een leeshandicap" voorgesteld aan het Permanent Comité Auteursrecht en naburige rechten van de Wereldorganisatie voor Intellectueel Eigendom (WIPO). Dit voorstel is bedoeld om een snelle en praktische oplossing aan te dragen voor het desbetreffende probleem.
Betreft: Permanent stabiliteitsmechanisme en deelname van privébanken
Op 28 oktober 2010 heeft de Raad, op voorstel van de groep deskundigen (task force), een reeks institutionele wijzigingen goedgekeurd, onder meer de invoering van een permanent mechanisme voor financiële stabiliteit waarin ook de privésector een rol zal vervullen. De voorzitter van de ECB en de voorzitter van de Eurogroep hebben evenwel voorbehoud gemaakt bij de deelname van privébanken aan het permanent mechanisme, waarbij ze er met name op wijzen dat de kosten voor leningen aan zwakkere landen hierdoor zullen stijgen. Kan de Raad bijgevolg antwoorden op de volgende vragen:
Waarom hecht hij zijn goedkeuring aan de deelname van de privésector aan het permanent mechanisme voor financiële stabiliteit? Welk belang dient dit? Opent dit de weg voor een mechanisme voor gecontroleerd bankroet van landen van de eurozone? Onderzoekt de Raad de punten van bezorgdheid die de heer Trichet en de heer Juncker hebben verwoord?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De Raad heeft de kwesties die door de geachte afgevaardigde aan de orde worden gesteld niet bestudeerd.
De aandacht van de geachte afgevaardigde is gevestigd op de verklaring die de ministers van de Eurogroep en van ECOFIN op 28 november 2010 over dit onderwerp hebben gegeven, wat erop neerkomt dat het financiële pakket van het programma voor het verstrekken van een lening aan Ierland gefinancierd zal worden door een Ierse bijdrage via de kasreserves van de schatkist en beleggingen van het Ierse nationale pensioenreservefonds. Het restant van het totaalpakket moet gelijkmatig verdeeld worden over het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) met bilaterale leningen van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden, en het Internationaal Monetair Fonds.
In overeenstemming met deze verklaring zal de Eurogroep snel nagaan in hoeverre er behoefte is om de looptijden van de financiering op één lijn te brengen voor Griekenland en Ierland.
De Europese Raad moet zich tijdens zijn vergadering op 16 en 17 december uitspreken over de richtsnoeren van het nieuwe toekomstige stabiliteitsmechanisme en over de geringe wijziging die in het Verdrag moet worden aangebracht om dit mechanisme te kunnen invoeren.
Vraag nr. 8 van Gay Mitchell (H-0592/10)
Betreft: Betrekkingen tussen de EU en Rusland
De recente top in Deauville tussen Frankrijk, Duitsland en Rusland zou kunnen leiden tot een nieuwe relatie tussen de EU en Rusland. Heeft de Raad plannen om de betrekkingen tussen de EU en Rusland aan te halen?
Antwoord van de Raad
15.12.2010
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De Europese Unie hecht bijzonder veel waarde aan het onderhouden van nauwe en productieve betrekkingen met Rusland, een van haar strategische partners. Deze betrekkingen dekken zeer gevarieerde terreinen, van economische betrekkingen tot kwesties met betrekking tot recht, vrijheid en veiligheid, externe veiligheid, onderzoek, onderwijs en cultuur. Al deze gebieden vallen enerzijds onder de routekaarten die in het voorjaar van 2005 voor de vier gemeenschappelijke ruimten zijn aangenomen, en anderzijds, uiteraard, onder de onderhandelingen voor de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland, die onlangs hun 13e ronde zijn ingegaan. De overeenkomst die op 24 november door Rusland en de Europese Unie is gesloten over de bilaterale kwesties die nog steeds lopen met betrekking tot de toetreding van Rusland tot de WTO zou de huidige gesprekken overigens aanzienlijk moeten vereenvoudigen.
Tijdens de top in Rostov aan de Don die 31 mei en 1 juni jongstleden is gehouden, hebben de Europese Unie en Rusland het Partnerschap voor modernisering geïntroduceerd om een nieuwe politieke impuls te geven aan de tenuitvoerlegging van de vier routekaarten en om lopende kwesties in de betrekkingen tussen de EU en Rusland af te handelen. In een gezamenlijke verklaring die tijdens deze top is aangenomen worden de grote lijnen van het plan van aanpak omschreven. Het partnerschap is bedoeld om een flexibel kader te scheppen om hervorming te bevorderen, de groei te ondersteunen en het concurrentievermogen te versterken, op basis van de vier ruimten, en als aanvulling op de partnerschappen voor modernisering die op bilaterale wijze tot stand zijn gebracht tussen meerdere lidstaten en Rusland, zonder echter in de plaats te komen van de lopende onderhandelingen voor de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland.
Het Partnerschap voor modernisering is niet alleen bedoeld om de handel en investeringen te stimuleren, maar ook en vooral – uitgaande van een zeer ruimte definitie van het begrip "modernisering" – om democratie en de rechtstaat te bevorderen, zonder welke er geen sprake kan zijn van modernisering van de samenleving. Aldus wordt in de gezamenlijke verklaring de nadruk gelegd op gebieden als het doeltreffende verloop van de rechtsbedeling, het versterken van de bestrijding van corruptie en het verbeteren van de dialoog met de burgermaatschappij. Er is door de coördinatoren van Rusland en de Commissie een werkplan opgesteld dat gepresenteerd is tijdens de EU-Rusland-top van 7 december jongstleden in Brussel. Dit werkplan is een veelzijdig instrument dat regelmatig bijgewerkt dient te worden.
Er zitten momenteel nog meer projecten ter versterking van onze betrekkingen in de pijplijn, met name discussies over de visumliberalisering op lange termijn tussen de Europese Unie en Rusland. Onze ministers hebben tijdens de Permanente Partnerschapsraad "Vrijheid, veiligheid en recht" van 19 november jongstleden besloten tot een zogenaamde "stap-voor-stap" benadering, na afloop waarvan over een eventuele opheffing van de visumregeling kan worden onderhandeld. Deze benadering is door beide partijen op het hoogste niveau bevestigd tijdens de afgelopen EU-Rusland-top in Brussel.
Ten slotte is ook de samenwerking op het gebied van crisisbeheer zeer goed, met goede resultaten in Tsjaad en voor de kust van Somalië. Onze deskundigen zijn momenteel bezig met het onderzoeken van manieren om een dergelijke samenwerking te formaliseren op basis van reeds bestaande regelingen, waarbij de autonome besluitvorming van de Europese Unie uiteraard gerespecteerd wordt.
Deze maatregelen vormen een aanvulling op de intensieve politieke en technische dialoog die plaatsvindt tussen de Europese Unie en Rusland, ook op het hoogste niveau, en die ons in staat stelt om onophoudelijk toe te werken naar de toenadering van onze posities op alle gebieden die onder de bestaande overeenkomst tussen de EU en Rusland en de vier gemeenschappelijke ruimten vallen.
De Raad heeft ook een discussie op gang gebracht over de betrekking met zijn strategische partners, met name binnen de context van de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden, en Rusland is uiteraard een van de belangrijkste landen waar de staatshoofden en regeringsleiders zich momenteel over buigen.
Vraag nr. 9 van Eleni Theocharous (H-0596/10)
Betreft: Turks embargo tegen schepen en vliegtuigen van de Republiek Cyprus
Turkije handhaaft onverminderd het embargo tegen schepen en vliegtuigen van de Republiek Cyprus en overtreedt daarmee de besluiten van de EU en de ICAO, en het protocol bij het ICAO-besluit. Is het voorzitterschap van de Raad, in het bijzonder met het oog op de Raad van aanstaande december, voornemens te proberen Turkije ertoe te bewegen een eind aan het embargo te maken en zo ja, op welke wijze?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Ondanks herhaalde oproepen van de Raad, en zoals dit met name benadrukt is in de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005 en in de conclusies van de Raad, in het bijzonder die van december 2006 en december 2009, blijft Turkije weigeren zijn plicht te vervullen ten aanzien van de volledige en niet-discriminerende tenuitvoerlegging van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst en heeft het land niet alle obstakels voor het vrije verkeer van goederen uit de weg genomen, met inbegrip van de beperkingen op de rechtstreekse transportverbindingen met Cyprus.
Daarnaast heeft Turkije geen vooruitgang geboekt wat betreft de normalisering van zijn betrekkingen met de Republiek Cyprus. Het land blijft zijn veto uitspreken over de toetreding van Cyprus tot meerdere internationale organisaties, waaronder de OESO, en over deelname van Cyprus aan het Wassenaar Arrangement betreffende de controle op de uitvoer van conventionele wapens en van goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik.
Het standpunt van de Europese Unie is in dat opzicht duidelijk en onveranderd: de volledige en niet-discriminerende tenuitvoerlegging van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst is een contractuele verplichting van Turkije die het land dient na te komen. Deze boodschap is duidelijk aan Turkije gericht in de conclusies van de Raad van deze maand december betreffende de uitbreiding. In de conclusies van de Raad wordt duidelijk benadrukt dat de Raad, als er geen vooruitgang wordt geboekt op dit gebied, de maatregelen die hij heeft genomen in 2006 zal handhaven, wat blijvende gevolgen zal hebben voor de algemene voortgang van onze onderhandelingen met Turkije. Er wordt nu vooruitgang verwacht zonder verdere vertraging.
De Raad zal deze kwestie van dichtbij blijven volgen, evenals andere aspecten die te maken hebben met de hervormingsmaatregelen die door Turkije moeten worden genomen, en deze maatregelen waar nodig op alle niveaus versterken daar de tenuitvoerlegging van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst en de normalisering van de betrekkingen met de Republiek Cyprus vereisten zijn aan de hand waarvan de door Turkije geboekte vooruitgang in de onderhandelingen wordt gemeten.
Vraag nr. 10 van Ilda Figueiredo (H-0598/10)
Betreft: Betrekkingen van de EU met Cuba
Zoals bekend worden de betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba bemoeilijkt door het "gemeenschappelijk standpunt" dat de Raad in 1996 heeft aangenomen.
Het gaat hier om een uniek standpunt: met betrekking tot geen enkel ander land in de wereld neemt de Europese Unie een dergelijke positie in. Hieruit blijkt ook het discriminerende karakter van deze positie. Verlenging ervan is namelijk alleen maar ongunstig voor de Europese Unie en brengt de EU in een positie die alleen maar de belangen van de VS dient. Ook de VS houdt een onaanvaardbare economische blokkade tegen Cuba in stand die alleen door Israël wordt gesteund en die tijdens de laatste VN-vergadering door 187 leden is verworpen.
Welke besprekingen voert de Raad over Cuba om dit onaanvaardbare gemeenschappelijk standpunt zo spoedig mogelijk in te trekken?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Sinds het begin van het Belgisch voorzitterschap heeft "Cuba" twee keer op de agenda van de RBZ gestaan: in juli (26 juli 2010) en in oktober (25 oktober 2010).
In oktober hebben de leden van de Raad tijdens de lunch meningen uitgewisseld over de politieke en economische ontwikkelingen die zich onlangs hebben voorgedaan in Cuba en over de mogelijkheden voor het EU-beleid ten aanzien van Cuba. Ze zijn overeengekomen om de situatie opnieuw te bezien en de hoge vertegenwoordiger te vragen, in het kader van het gemeenschappelijke standpunt van de Europese Unie over Cuba, om de mogelijkheden te onderzoeken die er zijn voor toekomstige betrekkingen met Cuba en om de Raad daarover zo spoedig mogelijk te rapporteren.
Vraag nr. 11 van Brian Crowley (H-0603/10)
Betreft: Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
Kan de Raad aangeven welke concrete resultaten er in 2010 zijn geboekt in het kader van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting?
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De doelstelling om tegen 2020 ten minste 20 miljoen mensen te behoeden voor armoede en uitsluiting is door de Europese Raad van juni 2010 aangenomen als onderdeel van de doelstelling ter bevordering van sociale integratie van de Europa 2020-strategie(1). Dit kerndoel wordt gedefinieerd aan de hand van drie indicatoren die staan voor de verschillende aspecten van armoede en uitsluiting: het armoederisicopercentage, de index voor materiële deprivatie en het percentage mensen dat leeft in een huishouden zonder werk.
De Europa 2020-strategie bevat ook zeven kerninitiatieven, waaronder het Europees Platform tegen armoede en sociale uitsluiting om een sociale en territoriale cohesie te waarborgen, zodat de voordelen van groei en werkgelegenheid voor iedereen zijn en mensen die in armoede en sociale uitsluiting leven de mogelijkheid krijgen om in waardigheid te leven en actief deel te nemen aan de maatschappij. Dit platform zal voor eind december 2010 door de Europese Commissie worden gepresenteerd.
De Raad heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie op 21 oktober 2010 een besluit aangenomen betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(2), waaronder richtsnoer nr. 10 met betrekking tot de bevordering van sociale integratie en de bestrijding van armoede. Daar de Europa 2020-strategie in het bijzonder de nadruk legt op het principe dat alle burgers toegang moeten hebben tot kwalitatief hoogstaande, betaalbare en duurzame diensten, heeft de Raad op 7 december 2010 ook conclusies aangenomen over sociale diensten van algemeen belang(3).
De Raad heeft op 6 december de "Verklaring over het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting: samenwerken voor armoedebestrijding in 2010 en daarna"(4) aangenomen om het voortbestaan van de resultaten van dit Europees Jaar te garanderen. Om nog meer gewicht te hechten aan deze resultaten, is de bevoegde ministers van de lidstaten verzocht om deze verklaring te ondertekenen tijdens de slotconferentie van het Europees jaar die op 16 en 17 december 2010 zal plaatsvinden in Brussel.
Vraag nr. 12 van Pat the Cope Gallagher (H-0605/10)
Betreft: Aanvallen op christelijke gemeenschappen in Irak
Welke maatregelen overweegt de Raad naar aanleiding van de resolutie die het Europees Parlement op 25 november 2010 heeft aangenomen over Irak (P7_TA(2010)0448) om te voorkomen dat de mensenrechten van christelijke gemeenschappen in Irak nog worden geschonden?
Antwoord van de Raad
15.12.2010
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De Raad maakt zich ernstig zorgen over het geweld in Irak, dat met name gericht is tegen mensen die tot minderheden behoren, en houdt de ontwikkeling van de situatie in dat land nauwlettend in de gaten. De aanval op de kerk Onze-lieve-vrouw van Verlossing in Bagdad, waarbij veel onschuldige burgers gewond raakten of om het leven kwamen, was een tragische gebeurtenis. De hoge vertegenwoordiger, barones Ashton, heeft deze onaanvaardbare aanval op onschuldige gelovigen onmiddellijk veroordeeld.
De EU maakt zich grote zorgen en veroordeelt alle vormen van intolerantie en geweld tegen mensen op grond van hun godsdienst of geloofsovertuiging, waar dat ook moge zijn. In veel landen worden de grondrechten van mensen die tot religieuze minderheden behoren nog steeds niet gerespecteerd. De EU is vast van plan om discriminatie op grond van godsdienst of geloofsovertuiging te bestrijden, wat ook bevestigd is in de conclusies van de Raad van november 2009, waarin de ministers van de EU hebben besloten om de inspanningen te vergroten die de EU levert om de vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging te bevorderen in bilaterale betrekkingen en in een multilaterale context.
De Raad heeft de kwestie van geweld tegen religieuze minderheden in het algemeen en in Irak in het bijzonder aan de orde gesteld tijdens de vergadering van de Raad in november en heeft conclusies over dat land aangenomen. De Raad heeft laten weten zich ernstig zorgen te maken over de recente aanvallen op christenen en moslims in Irak en deze ten zeerste af te keuren. Hij veroordeelt alle vormen van geweld en de aansporingen daartoe, met inbegrip van die waaraan religieuze of etnische haat ten grondslag ligt.
De Raad heeft bij deze gelegenheid ook benadrukt dat Irak dringend behoefte heeft aan een stabiele en representatieve regering die in staat is om zich weer te richten op nationale verzoening. Hij toont zich verheugd over de eerste stappen op weg naar de vorming van een nieuwe inclusieve Irakese regering. Deze nieuwe regering zal iets moeten doen aan het aanhoudende geweld in Irak, alsook aan talloze andere belangrijke uitdagingen. Het spreekt voor zich dat de Raad zijn mening kenbaar zal blijven maken en hij kijkt ernaar uit om te gaan samenwerken met de nieuwe Irakese regering, met name voor kwesties die betrekking hebben op mensenrechten.
De EU zal de kwestie van mensenrechten ter sprake blijven stellen, in het bijzonder de bescherming van mensen die tot minderheden behoren, telkens wanneer die mogelijkheid zich voordoet en op alle niveaus, en zal erop blijven wijzen hoe belangrijk het is om alle beloftes na te komen die op internationaal niveau zijn gedaan, met name die de Irakese regering in Genève gedaan heeft in 2010, tijdens de universele tussentijdse beoordeling van de Mensenrechtenraad.
De EU bereidt zich voor om een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Irak aan te gaan. De Raad hoopt dat er snel een nieuwe regering komt in dat land, zodat het proces van het versterken van onze betrekkingen kan worden hervat. De EU blijft ontwikkelingshulp bieden aan Irak, waarvaan een groot deel bestemd is voor de rechtsstaat, en de Raad heeft onlangs de rechtsstaatmissie EUJUST LEX, dat een trainingsprogramma in Irak bevat, verlengd tot juni 2012.
De Irakese regering heeft laten weten dat hij voornemens is zijn internationale verplichtingen op het gebied van mensenrechten na te komen; de minderheden zullen worden beschermd door de Irakese grondwet. We zullen op opbouwende wijze blijven samenwerken met Irak ter ondersteuning van de inspanning die het land op dit gebied levert.
Vraag nr. 13 van Laima Liucija Andrikienė (H-0611/10)
Betreft: Beoordeling OVSE-top
Kan de Raad zijn mening geven over de meest recente OVSE-top van 1 en 2 december? Wat heeft deze opgeleverd? Is er vooruitgang op het gebied van hervorming van de OVSE? Is er van de zijde van de lidstaten vóór de top sprake geweest van merkbare coördinatie?
Antwoord van de Raad
15.12.2010
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) Tijdens de OVSE-top in Astana, die is gehouden op 1 en 2 december 2010, hebben de leden van de Organisatie een verklaring aangenomen. Deze verklaring bevat een volledige en ondubbelzinnige herbevestiging van alle principes, normen en verplichtingen die zijn aangegaan door de lidstaten die deelnemen aan de OVSE binnen het kader van deze organisatie, te beginnen bij de Slotakte van Helsinki. Verder bevat de verklaring een verplichting van de deelnemende landen dat zij de OVSE zullen versterken en de doeltreffendheid en efficiëntie van deze organisatie zullen verbeteren.
Er moet worden opgemerkt dat het tijdens de Astana-top niet mogelijk was om een actieplan aan te nemen voor de OVSE; dat is en blijft een prioriteit van de Europese Unie. Dankzij de inspanningen van de Europese Unie belast de verklaring het toekomstige fungerende voorzitterschap van de OVSE (Litouwen) echter met het organiseren van een follow-upprocedure met de bedoeling om een concreet actieplan op te stellen voor de Organisatie, met steun van alle organen daarvan en de deelnemende landen.
Ten slotte was de coördinatie van de Europese Unie aan de vooravond en tijdens de top uitstekend. De Europese Unie heeft daardoor een centrale en opbouwende rol kunnen spelen. De voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, heeft overigens een toespraak gehouden namens de Europese Unie, waarin hij de visie van de EU uiteen zette ten aanzien van de toekomst van de OVSE en de steun van de EU aan de Organisatie herbevestigde.
Vraag nr. 14 van Mairead McGuinness (H-0613/10)
Betreft: Versterking van het centrum van de EU
Maakt de Raad zich geen zorgen over het vooruitzicht van een EU die in het centrum steeds vitaler wordt met een aantal sterke lidstaten, met daaromheen een periferie van zwakkere lidstaten, hetgeen zou kunnen leiden tot desillusies omtrent het gehele EU-project, met alle nadelige gevolgen van dien voor alle lidstaten?
Is dit niet schadelijk in politiek en economisch opzicht en welke acties worden ondernomen om hier iets aan te doen?
Antwoord van de Raad
15.12.2010
Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in december 2010 te Straatsburg.
(FR) De Raad heeft deze kwestie niet besproken en is daarom niet in staat om de geachte afgevaardigde antwoord te geven.
VRAGEN AAN DE COMMISSIE
Vraag nr. 20 van Marian Harkin (H-0574/10)
Betreft: Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011
Nu het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011 over een paar weken al begint, kan de Commissie meedelen
welke plannen zij heeft om vrijwilligerswerk bijkomend te promoten als uitdrukking van Europees actief burgerschap;
of zij voor een duurzame erfenis van het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011 zal zorgen, door een algemeen EU-beleidsdocument over vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld een witboek vrijwilligerswerk, te ondersteunen?
(EN) Het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk zal zowel op het niveau van de Europese Unie als op nationaal en regionaal niveau worden gepresenteerd met een zo groot mogelijke deelname van maatschappelijke organisaties. De activiteiten lopen uiteen van conferenties, debatten en uitwisselingen van goede praktijken en de Europese Jaar-tour in alle lidstaten met schoolvoorbeelden van vrijwilligerswerk, tot aan media-evenementen in de hele EU.
Het vrijwilligerswerk levert een waardevolle bijdrage aan de Europese integratie en 2011 wordt hét jaar voor voorlichtingsactiviteiten op basis van vier hoofddoelstellingen:
De eerste doelstelling is het verminderen van de barrières voor vrijwilligerswerk, waarvoor in veel gevallen wetgevings- en administratieve maatregelen op nationaal niveau vereist zijn. Het Europees Jaar zal input opleveren voor de beleidsontwikkeling met het oog op die maatregelen door het in gang zetten van een dialoog in de lidstaten en tussen de lidstaten en vrijwilligersorganisaties.
De tweede doelstelling richt zich op het vergroten van de mogelijkheden van vrijwilligersorganisaties en op het verbeteren van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld door het uitwisselen van beste praktijken. De recente uitnodiging tot het indienen van voorstellen(1) voor projecten rondom kerninitiatieven is een van de concrete stappen die de Commissie gezet heeft om dit doel te verwezenlijken.
De derde doelstelling is het belonen en erkennen van vrijwilligerswerk. Wat die "erkenning" betreft, zijn er twee perspectieven: het eerste perspectief richt zich op het meten van de bijdrage van vrijwilligerswerk aan de economie en de samenleving, d.w.z. op het verbeteren van de beschikbare, internationaal vergelijkbare statistische gegevens op vrijwilligersgebied. Het tweede perspectief heeft betrekking op de validering van vaardigheden en competenties die een persoon middels vrijwilligerswerk kan verwerven.
Met de vierde doelstelling wordt gestreefd naar het waarborgen van een grotere aandacht, zowel binnen als buiten Europa, voor de waarde van vrijwilligerswerk en de bijdrage die daardoor wordt geleverd aan de economie, de maatschappij en de persoonlijke levenssfeer.
De Commissie wil de geachte afgevaardigde graag de verzekering geven dat alles in het werk wordt gesteld om te zorgen dat dit Europees Jaar een zinvolle, duurzame en positieve erfenis nalaat voor het vrijwilligerswerk in de periode na 2011. De resultaten van de verschillende conferenties en evenementen gedurende dit Europees Jaar fungeren als platform voor het verbreden en verdiepen van de reikwijdte, de inhoud en de kwaliteit van vrijwilligerswerk. Op dit moment weten wij nog niet wat de precieze aard zal zijn van de politieke resultaten van het Europees Jaar – daar zullen wij pas gedurende dat Jaar zelf meer informatie over krijgen. Op grond van artikel 11 van de Raad over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk (Beschikking 2010/37/EG van de Raad van 27 november 2009(2)) is de Commissie echter verplicht om bij de andere Europese instellingen (het Parlement, het Comité van de Regio's, het Europees Economisch Comité en de Raad) na afloop van het Europees Jaar een verslag in te dienen. Dat verslag levert een bijdrage aan het in kaart brengen van trajecten voor vervolgacties op vrijwilligersgebied.
Betreft: Vervolg op FRA-verslag over homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit
Het Bureau van de EU voor de grondrechten heeft onlangs een verslag voorgesteld getiteld "Homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit".
Daarin wordt uitgebreid ingegaan op vraagstukken met betrekking tot het recht op leven en bescherming tegen haat en geweld, bedreigingen van de vrijheid van vergadering en meningsuiting, de meest recente antidiscriminatierichtlijn die momenteel door de Raad wordt behandeld, de ontwikkeling van de jurisprudentie en het beleid in de EU ten aanzien van discriminatie in verband met genderidentiteit, de wederzijdse erkenning van homopartnerschappen en de bescherming van LGBT-personen (lesbiennes, homo's, biseksuelen, transgender) die om internationale bescherming verzoeken.
Zal de Commissie met een omvattende routekaart voor de gelijke behandeling van LGBT-personen komen om een vervolg te geven aan de aanbevelingen die het Bureau op al deze terreinen heeft gedaan?
(EN) De Commissie wijst homofobie en transfobie af aangezien zij een flagrante schending van de menselijke waardigheid vormen.
De Commissie zal alles in het werk stellen om te zorgen dat het Gemeenschapsrecht te allen tijde in overeenstemming is met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin discriminatie op grond van seksuele geaardheid expliciet is verboden. Deze bepaling heeft een bindend karakter wat de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving door de lidstaten betreft.
In dat opzicht verwelkomt de Commissie de update van het verslag "Homofobie, transfobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit" zoals dat door het Bureau van de EU voor de grondrechten op 30 november 2010 in de Parlementaire Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is gepresenteerd. De adviezen van het Bureau die in dit bijgewerkte verslag zijn opgenomen, worden op dit moment aandachtig door de Commissie bestudeerd.
Vraag nr. 22 van Alexander Mirsky (H-0594/10)
Betreft: Onrechtvaardige behandeling van de nationale minderheden in Letland
Op 11 maart 2004 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over de toetreding tot de Europese Unie van tien landen – waaronder Letland en Estland (P5_TA(2004)0180, A5-0111/2004). In deze resolutie wordt duidelijk verklaard dat Letland de naturalisatieprocedure voor bejaarden moet vergemakkelijken en aan niet-onderdanen die reeds lang in Letland wonen, het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen moet verlenen.
Er zij gepreciseerd dat Estland zich aan deze resolutie heeft gehouden, maar dat Letland deze volkomen naast zich neer heeft gelegd. Momenteel worden in Letland aan 335 000 niet-onderdanen, te weten 15% van de bevolking - van wie de meesten in Letland zijn geboren en hun hele leven in dit land hebben gewoond – hun grondrechten onthouden: de niet-onderdanen van Letland hebben noch het actieve noch het passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. In hoeverre kan het feit dat 15% van een bevolking niet over het kiesrecht beschikt, als conform het recht van de Europese Unie worden beschouwd? In welke vorm zou de Commissie Letland willen helpen om zijn over het algemeen onrechtvaardige houding jegens zijn inwoners bij te stellen?
De Commissie is er zich van bewust dat de situatie van de Russisch sprekende minderheid in Letland gevoelig ligt. Die situatie leidt tot grote bezorgdheid die ook al eerder in een aantal vragen van het Parlement is geuit. In de antwoorden op die vragen werd de nadruk gelegd op de inspanningen die in het kader van de pretoetredingsstrategie gedaan zijn teneinde de naturalisatie en integratie van de betreffende personen te bevorderen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Raad van Europa. De Commissie heeft zelf ook een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de pogingen van Letland om de integratie te bevorderen.
Tegelijkertijd moet de aandacht ook uitgaan naar het feit dat de voorwaarden voor het verkrijgen en kwijtraken van het burgerschap van lidstaten bij uitsluiting in de nationale wetgeving van de afzonderlijke lidstaten zijn vastgelegd. Dat betekent dat elke lidstaat de vrijheid heeft om de voorwaarden te definiëren voor het verkrijgen van diens nationaliteit. Op grond van het EU-recht heeft de Commissie geen bevoegdheden om in dit soort zaken te interveniëren.
Wat het kiesrecht betreft, hebben de burgers van de communautaire wetgeving wel het recht om aan gemeenteraads- en Europese verkiezingen deel te nemen in het gastland waar zij verblijven, maar waarvan zij niet de nationaliteit bezitten(1). Andere aspecten verband houdende met de organisatie van verkiezingen in de lidstaten vallen onder de verantwoordelijkheid van die lidstaten, inclusief het kiesrecht voor burgers die op hun grondgebied verblijven, maar geen burgers van de EU zijn.
Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten, PB L 368 van 31.12.1994, respectievelijk Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn, PB L 329 van 30.12.1993.
Kan de Commissie aangeven welke vooruitgang tot nu toe is geboekt bij de implementatie van het EU-Actieplan verdovende middelen 2009-2012, en welke uitdagingen er nog zijn?
(EN) De geachte afgevaardigde verzoekt om een overzicht van de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de uitvoering van het EU-drugsactieplan voor 2009-2012(1) en vraagt tevens naar de uitdagingen de er op dit gebied nog zijn.
De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het EU-drugsactieplan. Op 5 november 2010 heeft zij het eerste voortgangsverslag over de uitvoering van het EU-drugsactiepan (2009-2012) gepubliceerd. De betreffende beoordeling(2) is aan het Parlement en de Raad voorgelegd.
Uit het voortgangsverslag blijkt dat er met betrekking tot de meeste acties uit hoofde van het drugsactieplan vooruitgang is geboekt. Tot de belangrijkste resultaten behoren:
- een afname van het aantal nieuwe hiv-infecties onder drugsgebruikers;
- een betere samenwerking bij het bestrijden van drugssmokkel; en
- een meer strategische aanpak van drugsgerelateerd onderzoek.
Niettemin is er ook nog steeds een aantal uitdagingen dat onze aandacht behoeft, waaronder:
- het toenemend aantal drugsdoden als gevolg van een overdosis cocaïne;
- de snelle opkomst van nieuwe psychoactieve middelen ("legal highs") die als legale alternatieven voor verboden drugs op de markt worden verhandeld en die gezondheids- en sociale risico's met zich mee kunnen brengen;
- de toename van het gecombineerd gebruik van legale en verboden drugs ("polydrugsgebruik");
- de snelle veranderingen in smokkelroutes voor drugs omdat georganiseerde drugsbendes trachten om de barrières te omzeilen die de EU-lidstaten hebben opgeworpen om de drugshandel te verstoren; en
- het feit dat er te weinig nadruk wordt gelegd op een beleid voor het terugdringen van de vraag naar drugs in derde landen door het verlenen van externe bijstand.
Volgend jaar zal de Commissie een brede, onafhankelijke evaluatie in gang zetten van de EU-drugsstrategie voor 2005-2012 en van de twee bijbehorende actieplannen voor de tenuitvoerlegging. Dit wordt de meest omvattende beoordeling van het drugsbeleid van de EU tot nu toe, waarbij een inventarisatie zal worden gemaakt van de resultaten van acht jaar Europees drugsbeleid.
Vraag nr. 27 van Justas Vincas Paleckis (H-0584/10)
Betreft: Betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland
De huidige campagne voor de presidentsverkiezingen in Wit-Rusland is een beetje transparanter en democratischer dan de vorige, hoewel nog lang niet aan de Europese normen wordt voldaan. De Europese Unie heeft aan de autoriteiten van het land ongeveer 3 miljard euro beloofd in de vorm leningen en steun, indien de verkiezingen democratisch verlopen. De economie van Wit-Rusland zou op korte termijn wel eens met grote problemen te kampen kunnen krijgen. Om aan de uitdagingen ten gevolge van de economische crisis het hoofd te bieden hebben diverse lidstaten van de Europese Unie, waaronder Litouwen, besloten om met Wit-Rusland en de Oekraïne een reeks gemeenschappelijke projecten te starten op het gebied van energie, vervoer en cultuur die zij met steun van de Europese Unie ten uitvoer denken te leggen. Binnenkort zouden overeenkomsten tussen Wit-Rusland en Polen, Litouwen en Letland van kracht moeten worden ter vergemakkelijking van de grensoverschrijding door grensarbeiders. Begin volgend jaar zouden onderhandelingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland van start kunnen gaan over de verlaging van de visumkosten en overname.
Wat denkt de Commissie van de bijdrage van de landen van de Europese Unie en met name van de buurlanden van Wit-Rusland aan de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Wit-Rusland? Welke vorm zou deze bijdrage moeten aannemen na de parlementsverkiezingen in Wit-Rusland?
(EN) Na de vrijlating van de politieke gevangenen in Wit-Rusland in 2008 heeft de EU een beleid ontwikkeld dat gericht is op een geleidelijke toename van kritische betrekkingen met dat land. Op basis van dit beleid zijn de bijeenkomsten op hoog niveau hervat, is de sectorale dialoog uitgebreid en is de deelname van Wit-Rusland aan het Oostelijk Partnerschap mogelijk geworden. Daarnaast werkt de EU op dit moment aan een gezamenlijk ontwerp voor een tussentijds hervormingsplan (na de onderhandelingen met Wit-Rusland zal dit land het plan vervolgens ten uitvoer moeten leggen). Bovendien wordt er op dit moment gesproken over onderhandelingsmandaten voor de versoepeling van de visumregeling en voor overeenkomsten ter vergemakkelijking van de grensoverschrijding met het oog op het versterken van de contacten tussen bevolkingsgroepen.
Naar wij begrijpen is Wit-Rusland, samen met andere oostelijke partnerschapslanden en een aantal lidstaten, voornemens om herziene voorstellen in te dienen voor gezamenlijke projecten die in het kader van het Oostelijke Partnerschap ondersteund kunnen worden. Na ontvangst van de voorstellen zullen wij deze zorgvuldig bestuderen en evalueren of zij inderdaad in aanmerking komen voor steun in het kader van het Oostelijke Partnerschap.
Steun door individuele lidstaten, met inbegrip van de buurlanden van Wit-Rusland, is toe te juichen, mits daarbij de EU-procedures ten opzichte van Wit-Rusland in acht worden genomen zoals die door de Raad zijn vastgesteld. Daarnaast bevinden de overeenkomsten inzake het lokale grensverkeer tussen Wit-Rusland en de drie naburige lidstaten zich in een afrondende fase. De Commissie verwelkomt het sluiten van dergelijke overeenkomsten aangezien hierdoor de grensoverschrijdende contacten tussen mensen worden versterkt.
De Commissie heeft met belangstelling kennis genomen van de recente verklaringen op grond waarvan Wit-Rusland in de komende drie jaar op meer dan 3 miljard EUR steun aanspraak zou kunnen maken, mits er in dat land vrije en eerlijke verkiezingen worden gehouden en de betrekkingen met de EU worden verbeterd. Hoewel de Commissie niet in de positie verkeert om concrete bedragen te noemen, zou een verdere toename van de EU-steun in overeenstemming zijn met de aanpak zoals die is beschreven in de conclusies over Wit-Rusland van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010.
Wat de verkiezingen betreft, sluiten wij ons aan bij het standpunt dat er ten opzichte van de vorige verkiezingen enige vooruitgang is geboekt. In overeenstemming met de aanbevelingen van de OVSE en het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten, heeft de Commissie aan Wit-Rusland de verzoeken van de EU overgebracht met betrekking tot de organisatie en uitvoering van verkiezingen. Wij zullen de komende verkiezingen dan ook nauwlettend volgen. Een duidelijke en meetbare vooruitgang bij deze verkiezingen ten opzichte van vorige verkiezingen, zou een nieuwe impuls vormen om via het EU-beleid de betrekkingen met Wit-Rusland verder te verstevigen.
Vraag nr. 28 van Nikolaos Chountis (H-0586/10)
Betreft: Geheime onderhandelingen EU-Turkije
Volgens een bericht in de Turkse krant Milliyet zouden de Commissie en Turkije geheime onderhandelingen voeren over de openstelling van Turkse havens voor Cypriotische schepen en over de openstelling van de luchthaven van Ercan in het bezette deel van Cyprus voor vluchten uit landen van de Europese Unie.
Kan de Commissie deze berichten ontkennen of bevestigen? Indien er inderdaad onderhandelingen plaatsvinden, is er dan een verband tussen de afzonderlijke verplichting van Turkije om zijn luchthavens en havens open te stellen voor Cypriotische schepen en de openstelling van de luchthaven van Ercan voor vluchten uit landen van de Europese Unie? Wat is de mening van de Commissie over advies JURI_AL(2010)450882 van de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement, dat stelt dat het grondgebied van Cyprus in zijn geheel deel uitmaakt van de douane-unie van de Europese Unie en bijgevolg niet kan worden geregeld door het gemeenschappelijk handelsbeleid omdat dit zou betekenen dat "de lijn die het grondgebied van Cyprus verdeelt de facto gelijk wordt gesteld aan een buitengrens van de Unie"? Is zij van plan het advies van de bevoegde commissie van het Europees Parlement te eerbiedigen?
Vraag nr. 29 van Barry Madlener (H-0595/10)
Betreft: Geheime onderhandelingen Commissie met Turkije
Kan de Commissie bevestigen dat zij geheime onderhandelingen voert met Turkije om er zodoende voor te zorgen dat het land nieuwe hoofdstukken kan openen om uiteindelijk toe te kunnen treden tot de EU(1)?
Zo ja, hoe verklaart de Commissie dit? Zo neen, waarom niet?
Naar verluidt zou commissaris Füle geheime onderhandelingen voeren met de Turkse autoriteiten. Commissaris Füle heeft deze berichten niet ontkend maar ook niet bevestigd. Blijft de Commissie bij de volledige toepassing van de verplichtingen van Turkije of zou zij ook akkoord kunnen gaan met een gedeeltelijke naleving ervan? Zou de Commissie kunnen instemmen met een formule waarbij Turkije gewoon zijn luchtruim zou openstellen zonder zijn luchthavens open te stellen, of waarbij het een of twee havens of luchthavens zou openstellen in plaats van alle? Blijft de Commissie van oordeel dat de openstelling van de illegale luchthaven van Tympos de openstelling van de Turkse luchthavens en van het Turkse luchtruim kan vervangen?
(EN) De Commissie staat volledig achter de huidige inspanningen om een oplossing voor het probleem-Cyprus te bewerkstelligen, aangezien dit zowel voor Cyprus als voor de EU in het algemeen voordelen met zich meebrengt. Daarnaast verwacht de Commissie van Turkije dat dit land het aanvullende protocol bij de Associatieovereenkomst volledig ten uitvoer zal leggen.
De commissaris die voor de uitbreiding verantwoordelijk is, onderhoudt op periodieke basis contacten met alle betrokken partijen en volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de kwestie-Cyprus op de voet.
Op basis van de parameters zoals neergelegd in de verklaring van de Raad van 21 september 2005 en in diens conclusies van 11 december 2006, vindt er met alle belanghebbenden een dialoog plaats.
Wat de tweede kwestie betreft die in de vraag aan de orde wordt gesteld, neemt de Commissie terdege kennis van het advies van de Commissie juridische zaken waarnaar in die vraag wordt verwezen. Volgens de Commissie blijft artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) niettemin de correcte rechtsgrondslag vormen voor deze zogeheten verordening inzake rechtstreekse handel.
In het kader van het voorstel voor de regels voor een rechtstreekse handel met het noordelijk deel van Cyprus, heeft de Commissie gebruik gemaakt van de rechtsgrondslag die aansluit bij de inhoud van de maatregelen. Het doel van het voorstel van de Commissie is om een traditioneel regime voor handelsconcessies te creëren en niet om de schorsing op te heffen en slechts een gedeelte van het acquis toe te passen op het noordelijk deel van Cyprus. Een uitbreiding van dat acquis is uitsluitend mogelijk na een schikkingsregeling en hereniging van het land. Vanwege voor de hand liggende redenen, kan het acquis vóór die hereniging niet in deze gebieden gehandhaafd worden.
De Commissie heeft dan ook voorgesteld om deze rechtshandeling goed te keuren op basis van artikel 133 van het EG-Verdrag (thans artikel 207 VWEU), hetgeen de relevante rechtsgrondslag is voor dergelijke handelsregimes.
Het feit dat de betreffende gebieden deel uitmaken van een lidstaat (Cyprus) leidt er niet toe dat deze rechtsgrondslag ongeschikt zou zijn. De betreffende gebieden vallen immers buiten het douane- en fiscale territorium van de EU als gevolg van de opschorting van het acquis aldaar.
Het voorstel van de Commissie houdt absoluut geen verband met de status van de "groene lijn" in Cyprus en dat mag dan ook op geen enkele manier beschouwd worden als een erkenning van die lijn als externe EU-grens.
De Commissie houdt vast aan haar voorstel en begrijpt dat het advies van de Commissie juridische zaken een tussentijdse stap is in de lopende Parlementaire procedure. Nadat het Parlement zijn standpunt heeft goedgekeurd, zal de Commissie een formele reactie geven.
Vraag nr. 31 van Takis Hadjigeorgiou (H-0591/10)
Betreft: Doelstelling van verlaging van het aantal leerlingen dat vroegtijdig de school verlaat
In welke mate maakt de Commissie zich zorgen over de schattingen in het voortgangsverslag 2010 betreffende Turkije van de grote aantallen minderjarige kinderen (naar verluidt meer dan 200.000), met name meisjes, die vanwege de verontrustende gezondheidsrisico's vroegtijdig het openbaar onderwijs moeten verlaten?
Welke maatregelen is de Commissie van plan te gaan nemen om hier iets aan te doen?
(EN) De Commissie is zich bewust van de ernst van het probleem van de vroegtijdige schoolverlaters, met name wat meisjes in het oosten en zuidoosten van Turkije betreft. Zij houdt de maatregelen die Turkije neemt om dit probleem aan te pakken, dan ook nauwlettend in de gaten. Hoewel het aantal vroegtijdige schoolverlaters nog steeds aanzienlijk is, laat Turkije op dit punt wel een positieve tendens zien.
Uit het voortgangsverslag 2010 van de Commissie over Turkije blijkt dat het aandeel van de populatie tussen de 18 en 24 jaar met maximaal secundair onderwijs en geen vervolgopleiding, gestaag gedaald is van 58,1% in 2000 tot 44,6% in 2010. Het volgen van primair onderwijs is in Turkije significant gestegen als gevolg van de Wet op het basisonderwijs van 1997. In heel Turkije zijn de nettodeelnamepercentages voor het primaire onderwijs (groep 1-8) in het schooljaar 2009-2010 voor jongens gestegen tot 98,47% en voor meisjes tot 97,84%. Uit deze cijfers blijkt ook dat de genderkloof in het primaire onderwijs op nationaal niveau vrijwel gedicht is. In het secundaire onderwijs (groep 9-12) is het nettodeelnamepercentage in het schooljaar 2009-2010 gestegen tot 64,95%. Er zijn echter enorme geografische verschillen: de deelnamepercentages in de afzonderlijke provincies lopen bijvoorbeeld uiteen van 27% tot 89%, waarbij de oostelijke provincies het slechtst scoren. Het volgen van secundair onderwijs is in Turkije namelijk niet verplicht. Er bestaat op dit punt ook een aanzienlijk verschil tussen jongen en meisjes, gezien het deelnamepercentage onder jongens van 67,55% en van 62,21% onder meisjes.
De Commissie steunt de inspanningen van Turkije om het deelnamepercentage voor het primaire en secundaire onderwijs te vergroten middels het pretoetredingsinstrument. Sta mij toe om in dat opzicht twee projecten te vermelden die onlangs door de Commissie zijn goedgekeurd:
Het eerste project is getiteld "Het verbeteren van het aanwezigheidspercentage van kinderen in het primaire onderwijs in Turkije". Met dit project wordt ernaar gestreefd om het percentage vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen, met name in het zuidoosten van Turkije. De totale EU-bijdrage aan dit project bedraagt 2,88 miljoen EUR en met de uitvoering van het project zal naar verwachting eind 2011 worden begonnen.
Het tweede project is getiteld "Het verbeteren van de deelnamepercentages van met name meisjes in het secundaire onderwijs". De totale EU-bijdrage aan dit project bedraagt 16 miljoen EUR. Door de deelnamepercentages van meisjes in het secundaire onderwijs te verhogen, wil de Commissie de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt bevorderen. Met de uitvoering van dit project zal naar verwachting in de loop van 2011 worden begonnen.
Vraag nr. 32 van Pat the Cope Gallagher (H-0606/10)
Betreft: Toetredingsbesprekingen tussen IJsland en de EU
Kan de Commissie een recente evaluatie van de lopende toetredingsbesprekingen tussen IJsland en de Europese Unie overleggen?
(EN) Het eerste voortgangsverslag van de Commissie over IJsland is op 9 november 2010 aan het Parlement gestuurd en op dezelfde dag besproken in de Commissie buitenlandse zaken (AFET).
Er is vooruitgang geboekt met betrekking tot de politieke criteria, aangezien IJsland stappen heeft ondernomen om de in het Advies vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, met betrekking tot bijvoorbeeld de benoeming van rechters en de aanwezigheid van belangenconflicten. In het verslag is de follow-up van de aanbevelingen van de speciale onderzoekscommissie onderzocht en het oordeel was positief. Het is nu de taak van de Commissie om het effect van deze maatregelen in de praktijk nauwlettend te blijven volgen.
Wat de economische criteria betreft, is het beeld gemengd: de economie stabiliseert weliswaar, maar het waarborgen van een adequaat functioneren van de financiële sector en het verminderen van de schuldenniveaus vormen nog steeds een uitdaging.
Tot slot wordt in het verslag de conclusie van het Advies bevestigd met betrekking tot de grootste uitdagingen van de toetredingsonderhandelingen, te weten de visserij, het milieu, de landbouw en de hervorming van de financiële sector.
Wat die toetredingsonderhandelingen betreft, bevinden wij ons nog steeds in een relatief pril stadium. Op dit moment zijn de diensten van de Commissie volop bezig met de zogeheten "screeningexercitie" (het analytisch onderzoek van het acquis). Dat onderzoek is op 15 november 2010 in gang gezet en zal tot medio juni 2011 duren.
De diensten van de Commissie zijn begonnen met de meer ingewikkelde hoofdstukken, zoals de financiële diensten, het milieu, de landbouw en de visserij (als onderdeel van de screeningagenda van 16 en 17 december 2010). Parallel hieraan worden ook minder complexe hoofdstukken doorgelicht, met name de hoofdstukken die onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen. Na circa vier weken van screeningbijeenkomstem met deskundigen uit IJsland is de eerste indruk van de Commissie dat de IJslandse autoriteiten zich goed op de exercitie voorbereiden en dat zij zich volledig bewust zijn van de taken die zij moeten verrichten.
De "echte onderhandelingen" zijn nog niet begonnen – de Commissie is op dit moment nog bezig met het proces om te evalueren in welke mate IJsland klaar is voor die toetreding. Daarbij worden alle mogelijke tekortkomingen in kaart gebracht in verband met de tenuitvoerlegging van het acquis waaraan tijdens de toetredingsonderhandelingen aandacht moet worden besteed.
Aan de hand van de informatie die tijdens de screeningbijeenkomsten wordt verzameld, zal de Commissie beoordelen of de onderhandelingen in gang gezet kunnen worden en zal zij de lidstaten een daartoe strekkend voorstel doen. De Commissie hoopt dat het mogelijk is om medio 2011 met betrekking tot een aantal beleidsterreinen een aanvang te maken met de toetredingsonderhandelingen.
In het algemeen is IJsland goed voorbereid om op middellange termijn aan de verplichtingen van het lidmaatschap te kunnen voldoen, met name wat de aspecten betreft die onder de Europese Economische Ruimte (EER) en het Schengengebied vallen.
Vraag nr. 34 van Chris Davies (H-0575/10)
Betreft: Uitvoering van wetgeving tegen klimaatverandering
Wanneer zal de Commissie gegevens publiceren waaruit blijkt hoeveel vooruitgang elke lidstaat heeft geboekt bij de naleving van de bepalingen van de relevante klimaatwetgeving en hoe zij de huidige vorderingen beoordeelt bij de inspanningen om de voor 2020 vastgestelde streefcijfers voor de vermindering van de CO2-uitstoot te halen?