Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0098(COD)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0343/2010

Debatten :

PV 17/01/2011 - 12
CRE 17/01/2011 - 12

Stemmingen :

PV 18/01/2011 - 7.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0004

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 18 januari 2011 - Straatsburg Uitgave PB

8. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – We gaan nu over op de stemverklaringen.

 
  
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Aanbeveling voor de tweede lezing-Stihler (A7-0343/2010)

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de bouwsector vormt een heel belangrijke tak van de economie van elk land. Als we naar economische groei en verbetering van de levensstandaard van de burgers streven, kunnen we dit belangrijke deel van de markt niet over het hoofd zien. Iedereen geeft zich rekenschap van de invloed die een correct gebouwd of gemoderniseerd gebouw heeft op de veiligheid en het comfort. Tegelijkertijd streven we allemaal naar een verlaging van de bouwkosten voor huizen en industriële en openbare gebouwen. Het doel van het verslag is om de marktbelemmeringen weg te nemen, vlotte handel in bouwproducten mogelijk maken en concurrentiële prijzen in deze sector te waarborgen. Heel Europa kan zijn voordeel doen met dit initiatief. Ik sta volledig achter de voorstellen van de rapporteur om de veiligheid van de werknemers in deze sector te verbeteren.

 
  
MPphoto
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in het verslag-Stihler komt goed naar voren hoe belangrijk de bouwsector is voor Europa. De problemen in een sector die twaalf miljoen EU-burgers tewerkstelt moesten worden aangepakt.

Het verslag-Stihler is een nuttig instrument om de nationale administratieve en technische hindernissen die het in de handel brengen van bouwproducten in de EU onmogelijk maken te elimineren en is nuttig voor de verdere ontwikkeling van de interne markt in bouwproducten.

Ik sluit me aan bij de erkenning van de rol van de KMOʼs in de bouwsector en bij de nadruk die gelegd wordt op het recycleren van bouwproducten, wat cruciaal is voor de bestrijding van de klimaatverandering. Ik wil de aandacht echter ook vestigen op de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de bouwsector. De richtsnoeren die de rapporteur in de tekst heeft opgenomen, zijn nuttig, maar volstaan niet.

Het is onze plicht om deze voorstellen op korte termijn verder te bespreken en te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat werknemers in de bouwsector goede bescherming genieten. De tragedie van werkgerelateerde doden gaat heel Europa aan, en ik hoop dat wij dit verschijnsel een halt kunnen toeroepen.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw Stihler bedanken voor dit uitstekende verslag. Het is zeer belangrijk om aandacht te besteden aan de harmonisatie van de marketing van bouwproducten, omdat we in de toekomst een betere en hoogwaardigere bouw nodig hebben.

We moeten beseffen dat, hoewel dit een door mededinging gekenmerkte sector is, het belangrijkste niet de mededinging op zich is, maar het eindresultaat. Het is belangrijk dat de gebouwen die in Europa worden gebouwd veilig zijn voor hun gebruikers en dat ze ook tijdens het bouwproces veilig zijn voor de bouwvakkers en andere werknemers.

Het is heel belangrijk dat er ook op het gebied van het in de handel brengen van bouwproducten harmonisatie plaatsvindt en dat wij op die manier de beste praktijken kunnen uitwisselen. Het is waar dat op dit moment in veel Europese landen nog steeds materialen worden gebruikt die schadelijk zijn voor de bewoners. Veel lidstaten van de Europese Unie hebben bijvoorbeeld te kampen met een groot schimmelprobleem, en daarom is het belangrijk de beste praktijken en innovaties te benutten om de marketing van bouwproducten zo te ontwikkelen dat deze producten gezond en goed zijn voor hun gebruikers.

Daarom wil ik mevrouw Stihler bedanken voor dit uitstekende verslag. Europa heeft goede bouwproducten nodig, en een marketingsysteem waarin vooral rekening wordt gehouden met de veiligheidsvoorschriften.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vorige week kwam de Franse premier naar Londen en zei dat we onze krachten moesten bundelen om de euro te ondersteunen. Laten we even niet kijken naar de vraag of we ons opnieuw moeten laten betrekken bij andermans problemen, maar ons in plaats daarvan concentreren op de belangrijkste logische tekortkoming hier. Hij zegt: “De Europese integratie werkt niet, dus laten we kiezen voor meer Europese integratie!” Ik ben er zeker van dat u het probleem in deze redenering ziet. “Mijn bootje blijft maar kapseizen, dus ik wil graag de leiding over een oceaanboot krijgen.” “Mijn kart is verongelukt, dus zet me alstublieft aan het stuur van een vrachtwagencombinatie.” Het lijkt wel alsof het antwoord altijd hechtere Europese integratie is, wat het probleem ook is.

De EU is een oplossing op zoek naar een probleem, maar inmiddels is toch wel de dag aangebroken waarop we onszelf niet langer kunnen opdringen aan de markten en de publieke opinie. De magie is aan het verdwijnen en de sjamanistische bezweringen verliezen hun kracht.

 
  
  

Verslag-Striffler (A7-0375/2010)

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de humanitaire hulp in de wereld. Door middel van haar humanitaire beleid toont de Europese Unie concreet haar medeleven met bevolkingsgroepen van derde landen die hulp nodig hebben in situaties waarin zij extreem kwetsbaar zijn.

De Europese consensus betreffende humanitaire hulp, die op 18 december 2007 is ondertekend door de voorzitters van de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Europese Commissie, is een grote vooruitgang. Ik wijs erop dat de verplichtingen die voortvloeien uit de consensus zowel voor de lidstaten als voor de Commissie moeten gelden.

Ook zien we dat de laatste jaren steeds meer niet-humanitaire partijen betrokken zijn bij de bestrijding van humanitaire crises. Het is essentieel dat de politieke, militaire en humanitaire actoren die in dezelfde omgeving opereren elkaar beter leren kennen en met elkaar in gesprek blijven, waarbij de rol en de opdracht van eenieder worden eerbiedigd en beschermd. Het gebruik van de middelen voor civiele bescherming moet vanzelfsprekend in overeenstemming zijn met de internationale richtsnoeren die worden vermeld in de Europese consensus.

 
  
MPphoto
 

  Antonello Antinoro (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat het vandaag aangenomen verslag van mevrouw Striffler, die ik bedank en complimenteer, zal leiden tot efficiëntere en coherentere humanitaire hulp.

Het Europees Parlement roept de Europese Unie op om intensiever samen te werken om een consensus te bereiken waarmee beter collectief kan worden opgetreden bij humanitaire rampen en waarmee de volledige naleving van het internationaal humanitair recht krachtdadig kan worden verdedigd.

We moeten er dus voor zorgen dat humanitaire hulp en hulpverleners betere toegang krijgen tot kwetsbare bevolkingsgroepen. Aangezien het aantal kwetsbaren de laatste tijd is toegenomen, moeten we – via de Commissie of aan de hand van bilaterale overeenkomsten – nog meer werk verzetten dan we tot nu toe gedaan hebben. Terwijl er erg veel behoefte is aan hulp, wordt de verspreiding van hulp steeds moeilijker en gevaarlijker als gevolg van de steeds complexere geopolitieke situatie.

Met het oog op deze vereisten wordt door deze overeenkomst een Europese consensus bevorderd waarin ondubbelzinnig wordt bevestigd dat de Europese hulp is gebaseerd op de humanitaire grondbeginselen van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, en dat deze, op basis van de vastgestelde hulpbehoefte, snel en effectief moet worden verleend aan de slachtoffers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het aantal natuurrampen en de ernst ervan zijn spectaculair toegenomen, net als het aantal complexe crises, wat leidt tot steeds ernstiger schendingen van het internationale humanitaire recht en een versmalling van de humanitaire ruimte.

De recente tragedies in Haïti en Pakistan hebben opnieuw laten zien hoe noodzakelijk het is om de instrumenten voor de bestrijding van rampen waarover de Europese Unie beschikt te verbeteren. Ik ben het eens met de benadering van het verslag en in het bijzonder met de passage waarin gesteld wordt dat de Europese Unie onvermoeibaar moet blijven ijveren voor de humanitaire beginselen. Het externe optreden van de Europese Unie is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon en moet recht doen aan het politieke gewicht en de invloed van de EU als grootste internationale donor.

Ik heb voor het verslag van mevrouw Striffler gestemd, omdat ik het met haar eens ben dat versterkte tenuitvoerlegging van de consensus en het actieplan dringend geboden is, alsmede wereldwijde coördinatie en lastenverdeling, met inachtneming van de regionale verantwoordelijkheden van de landen die het vermogen hebben om grootschalige humanitaire hulp te verlenen.

 
  
  

Verslag-Sârbu (A7-0376/2010)

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met groot genoegen voor dit verslag gestemd, omdat het verslag bevestigt dat voedselzekerheid een fundamenteel mensenrecht is. De landbouwsector moet voorzien in de behoeften van een groeiende bevolking aan veilig en voldoende voedsel, ondanks de belemmeringen van beperkte natuurlijke hulpbronnen, hoge energieprijzen en de klimaatverandering. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties moet de voedselproductie met minimaal 70 procent toenemen om te voldoen aan de stijgende vraag van de wereldbevolking, die tegen 2050 naar verwachting meer dan negen miljard zal bedragen.

Voorts lijden ongeveer negenhonderd miljoen mensen door extreme armoede chronisch honger, terwijl bijna twee miljard mensen door verschillende graden van armoede geen echte voedselzekerheid op de lange termijn hebben. In Europa leeft 16 procent van de burgers nog steeds onder de armoedegrens. Wat ik eigenlijk wil zeggen is dit: we moeten dit probleem voortvarend aanpakken. Het is van essentieel belang dat dit weerspiegeld wordt in de financiering van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, en wat in elk geval nodig is, is dat de begroting op zijn minst gehandhaafd blijft op het huidige niveau.

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). (DA) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement heeft vandaag de keuze gemaakt om de landbouw formeel te erkennen als een strategische sector voor voedselzekerheid. Dat hebben wij van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie al jaren geleden gedaan, zoals wij ook erkennen dat landbouw een strategische sector is als het gaat om voedselkwaliteit, volksgezondheid en duurzame economische groei. Maar dat rechtvaardigt nog geen schoolprogramma’s voor fruit en melk. En evenmin meer marktgesteunde subsidieprogramma’s voor melk. Wij willen erop wijzen dat we tegen deze voorstellen hebben gestemd en we betreuren het dat ze zijn aangenomen.

Dat moet echter niet het algehele beeld tenietdoen, namelijk dat we goede voorwaarden voor de landbouw moeten creëren. Maar boterbergen, wijnmeren en schoolprogramma’s zijn niet de juiste weg. Het inkomen van boeren wordt niet gegarandeerd door interventies en verstoring van de markt. In plaats daarvan moeten we investeren in onderzoek en moeten we boeren in staat stellen gebruik te maken van nieuwe technologieën voor het verwerven van alternatieve vormen van inkomen. In zijn algemeenheid vonden wij dit een goed verslag en daarom hebben we voor het totaalresultaat gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voedselzekerheid is een mensenrecht. Er is sprake van voedselzekerheid wanneer alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende voedsel.

Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid kan niet om deze nieuwe behoeften heen: met het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moet duidelijk en ondubbelzinnig het hoofd worden geboden aan de uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid en andere uitdagingen, met name de klimaatverandering, de economische crisis en de eerbiediging van een territoriaal evenwicht binnen de EU.

Niet alleen het concurrentievermogen, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de organische landbouw en de lokale distributie moeten worden bevorderd. Deze landbouwmodellen leveren sinds jaar en dag een waardevolle bijdrage tot de voedselzekerheid, omdat zij vaak de doeltreffendste manier zijn om in de diverse geografische regio’s van de EU grond te gebruiken, waarbij een beroep wordt gedaan op methoden die in de verschillende gebieden over lange tijd specifiek zijn ontwikkeld.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, als leden van het Europees Parlement is het onze rol om het leven van de Europese burgers te verbeteren. Als belangrijkste prioriteit moeten we hen toegang tot veilig voedsel van de allerhoogste kwaliteit waarborgen. Voedseltekorten en hoge voedselprijzen gaan meestal gepaard met sociale onlusten en we mogen het op ons continent niet zo ver laten komen. Gezien de stijgende wereldbevolking, de klimaatveranderingen en het aantal natuurrampen, wordt de voedselzekerheid in de wereld sterk bedreigd. Hoeveel mensen lijden er nu al geen honger? Om dit tegen te gaan zijn een rationeel en rechtvaardig gemeenschappelijk landbouwbeleid en financiële steun voor deze sector noodzakelijk. We moeten de landbouw een bijzondere status toekennen, die het mogelijk maakt om speciale maatregelen te nemen en aangepaste instrumenten toe te passen in geval van voedselcrises.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voedselzekerheid en voedselveiligheid zijn nog altijd de grootste uitdagingen van de landbouw, niet alleen in Europa, maar wereldwijd.

Ik ben erg te spreken over de inhoud van dit verslag, vooral omdat voedselzekerheid hierin wordt beschouwd als een fundamenteel mensenrecht. De doelstelling van voedselzekerheid kan alleen worden gerealiseerd als twee belangrijke kwesties worden aangepakt: de markt- en prijsvolatiliteit en de slinkende voedselvoorraden. Europa moet in staat worden geacht om gemeenschappelijke, doelmatige voedselveiligheidsmaatregelen te treffen om een eind te maken aan de grote verschillen die nog steeds bestaan tussen de voedselveiligheidsnormen voor EU- en niet-EU-producten.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil opmerken dat ik bijzonder ingenomen was met het verslag over de erkenning van landbouw als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid, want daarmee is het belang van de landbouw weer centraal komen te staan. De eerste conclusie die ik hieruit trek is dat we een sterk gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid nodig zullen blijven hebben. Ik wil tevens de rapporteur hartelijk danken.

Er was echter één punt waar ik afwijkend heb gestemd. Ik doel daarbij op de oprichting van een Europees voedselhulpprogramma binnen de Europese Unie. Mijns inziens moet het bieden van hulp ter plaatse, met andere woorden hulp om ervoor te zorgen dat niemand in de Europese Unie honger hoeft te lijden, een taak van de lidstaten blijven, eenvoudigweg omdat dergelijke problemen moeten worden opgelost waar ze zich voordoen, namelijk in de lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt gewezen op de noodzaak van voedselzekerheid voor de burgers die wij vertegenwoordigen. Ook wordt nadrukkelijk gewezen op de belangrijke publieke goederen die boeren produceren, waarvoor ze vaak weinig of geen erkenning krijgen. Ik heb echter het gevoel dat er een probleem gaat ontstaan.

Ik heb onlangs grote toespraken gehoord waarin werd gezegd dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid eigenlijk zou moeten worden getransformeerd tot een milieubeleid. Dit zal er volgens mij uiteindelijk toe leiden dat wij ten onrechte denken dat we het wel zonder Europese boeren kunnen stellen en gewoon voedsel van buiten de EU kunnen invoeren.

Dit mag niet gebeuren. Onze boeren moeten worden ondersteund om voedsel te produceren op een wijze die niet schadelijk is voor het milieu. En wat het invoeren van voedsel betreft: de wereldmarkten zijn eenvoudigweg te volatiel – zowel op het punt van de prijzen als op dat van de constantheid van de levering.

Er is een aantal dingen dat we moeten doen. We hebben een sterke begroting nodig voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We moeten jonge boeren aanmoedigen om voor de sector te kiezen, teneinde de toekomst van de sector veilig te stellen. We hebben meer onderzoek en innovatie nodig om productiemethoden efficiënter te maken, en we hebben minder administratieve rompslomp nodig – en zeker geen milieurompslomp die een groot deel van de tijd van onze boeren in beslag zal nemen.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de afgelopen weken hebben de relevante parlementaire commissies zich bezighouden met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013.

Voedselveiligheid is natuurlijk een van de belangrijkste peilers van de landbouw en moet worden bezien in het licht van het verslag waar vandaag over wordt gestemd en waarin voedselveiligheid wordt omschreven als een fundamenteel recht dat als zodanig op alle mogelijke manieren moet worden beschermd.

Deze aandacht, mijnheer de Voorzitter, is vereist in noodsituaties, zoals in het geval van het dioxineschandaal rond veevoeders dat zich momenteel voltrekt, maar ook – en vooral – om te waarborgen dat in het gewone productieproces de gehele productieketen, dat wil zeggen de kwaliteit van het werk van de landbouwers, de kwaliteit van het milieu en het in de handel brengen van producten, en daarmee dus de consumenten, worden gerespecteerd.

Dit verslag maakt deel uit van een pakket maatregelen van het Parlement ter bevordering van de landbouw, en dat stemt mij tevreden.

 
  
MPphoto
 

  Alajos Mészáros (PPE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, de wereldvoedselproductie wordt tegenwoordig met steeds meer verschillende uitdagingen geconfronteerd. Een zo’n uitdaging is de klimaatverandering, die helaas tot onvoorspelbare voedseltekorten kan leiden, waardoor het gevaar bestaat dat er niet kan worden voldaan aan de stijgende vraag van de wereldbevolking, die in 2050 naar schatting boven de negen miljard zal uitkomen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet resoluut reageren op de problemen op het gebied van de voedselzekerheid, de klimaatverandering en de economische crisis. Niet alleen concurrentiekracht, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige en organische landbouw en lokale waarden moeten worden gestimuleerd. Als gevolg van de klimaatverandering vinden er steeds meer natuurrampen plaats, die tot gevolg zullen hebben dat grote gebieden landbouwgrond steeds minder kunnen worden gebruikt, waardoor de voedselzekerheid in gevaar wordt gebracht. Om bovengenoemde doelen te bereiken, en in het belang van redelijke voedselprijzen en een redelijk inkomen voor de landbouwproducenten, moet de begroting voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid op zijn minst op het huidige niveau worden gehandhaafd. Daarom is het vanuit het oogpunt van voedselzekerheid belangrijk dat de landbouw als strategische sector wordt behandeld. En daarom heb ook ik dit verslag gesteund.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat het zeer goed is dat het Europees Parlement erkent dat landbouw een strategische sector is voor de voedselveiligheid.

Het is heel belangrijk dat we ervoor zorgen dat het voedsel dat we in de Europese Unie produceren veilig en vrij van verontreinigingen is. Ik maak me enigszins zorgen om het feit dat we meer aandacht besteden aan de kwantiteit dan aan de kwaliteit. De eis om efficiënt te werken heeft in zekere zin de gezondheidscriteria naar de achtergrond gedrukt. Wanneer we het over voedselveiligheid hebben, is het zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat het voedsel voor de Europese consumenten veilig, hoogwaardig en voedzaam is.

Het is ook heel belangrijk om ervoor te zorgen dat de verschillende lidstaten van de Europese Unie hun eigen nationale landbouwpraktijken kunnen behouden. In het geval van natuurrampen is het belangrijk dat we over een zelfvoorzienende landbouweconomie beschikken. Op die manier kunnen we met behulp van het beginsel dat we streekproducten moeten benutten een oplossing vinden voor de problemen die zich bij een ramp kunnen voordoen.

Ik wil vooral het belang van deze beginselen benadrukken, die met de volksgezondheid te maken hebben. Ik hoop dat de trend om meer streekproducten te eten zich doorzet. Het is belangrijk dat we ervoor zorgen dat de landbouw in heel Europa levensvatbaar is en dat in elke lidstaat van de Europese Unie landbouw kan worden bedreven. Dat is van levensbelang en legt een stevig fundament voor de toekomst, dat we vooral in de voedselsector nodig hebben.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Tatarella (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, nu ik met overtuiging voor dit belangrijke verslag heb gestemd, wil ik de nadruk leggen op punt 35 van het goed opgebouwde advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, waarin staat dat de Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een belangrijke rol in de evaluatie van alle gevaren te spelen heeft die de voedselketen kunnen bedreigen, als onderdeel van haar beleidsvoering om de belangen van het publiek en zijn gezondheid te beschermen, en waarin de hoop wordt uitgesproken dat alle lidstaten gelijkaardige nationale instellingen oprichten om met de EFSA te kunnen samenwerken.

De ernstige voorvallen in Duitsland maken duidelijk dat alle lidstaten een nationale autoriteit voor voedselveiligheid moeten oprichten. Het verbaast mij dat de Italiaanse regering na de oprichting van die autoriteit om financiële redenen van mening is veranderd. Ik vind dat de voedselveiligheid niet mag lijden onder budgettaire beperkingen.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag-Maštálka (A7-0363/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – Aangezien het voorstel in kwestie naar de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen, stem ik in met de goedkeuring ervan in eerste lezing.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag en met het voorstel van de Commissie, omdat ik van mening ben dat het zeer belangrijk is om de Gemeenschapswetgeving te vereenvoudigen en te verduidelijken om haar inzichtelijker en toegankelijker te maken voor alle burgers. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, over verschillende wetsteksten verspreid blijven. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken. Codificatie van wetgeving is bijzonder belangrijk op zakelijk gebied, een gebied dat door een grote hoeveelheid communautaire wetgeving wordt gereglementeerd teneinde de soepele en ononderbroken vrijheid van verkeer van personen, goederen en diensten te waarborgen. De consolidatie van wetgeving inzake fusies van naamloze vennootschappen is een welkome stap die bijdraagt tot de verbetering van de Gemeenschapswetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Er zijn in Europa heel veel ondernemingen, die vele vormen kunnen aannemen en zijn onderworpen aan ontelbaar veel regels. Sinds 1978 bestaat er echter Europese wetgeving die fusies van naamloze vennootschappen uit dezelfde lidstaat reguleert. Het is belangrijk om deze fusies te reguleren, omdat ze ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de belangen van de werknemers, aandeelhouders en schuldeisers van deze ondernemingen. Deze kunnen bijvoorbeeld benadeeld worden als de fusie alsnog wordt geannuleerd. Zowel met betrekking tot deze Europese kwestie als met betrekking tot andere hebben we duidelijkheid en rechtszekerheid nodig. Dat is wat we proberen te bereiken met de codificatie van deze richtlijn. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat vertrouwen een enorme stimulans voor groei is.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de Commissie in het voorstel tot codificatie van de Derde Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 betreffende fusies van naamloze vennootschappen rekening heeft gehouden met de door de adviesgroep van de juridische diensten voorgestelde redactionele en formele amendementen, die terecht zijn ingediend. De adviesgroep heeft bijvoorbeeld gesteld dat het met name belangrijk is dat aandeelhouders van fuserende vennootschappen op behoorlijke en zo onpartijdig mogelijke wijze dienen te worden ingelicht en dat hun rechten naar behoren moeten worden beschermd. De analyse van de fusievoorstellen hoeft echter niet door een onafhankelijke deskundige te worden uitgevoerd. Voorts dienen de bestuurs- of leidinggevende organen van de bij de fusie betrokken vennootschappen de algemene vergadering van hun respectieve vennootschappen en de bestuurs- of leidinggevende organen van de hierbij betrokken vennootschappen op de hoogte te stellen van iedere belangrijke wijziging die zich heeft voorgedaan tussen de datum van opstelling van het fusievoorstel en de datum van de algemene vergadering die zich over het fusievoorstel moet uitspreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Maštálka gestemd, omdat het voorstel in kwestie zorgvuldig is beoordeeld door de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, en omdat deze van mening is dat het een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Gisteren is in Italië een studie gepubliceerd waaruit blijkt dat de bedrijven die hun vermogen hebben vergroot het beste bestand zijn gebleken tegen de crisis. Uit deze studie, die in opdracht van de meest actieve ondernemersorganisatie is uitgevoerd door een gezaghebbende Italiaanse universiteit, blijkt dat fusies de belangrijkste oorzaak zijn van de groei. Het is geen toeval dat grote financiële operaties, waaronder fusies, in alle economische sectoren gepaard gaan met reorganisaties en pogingen om efficiëntieslagen te maken. Het is dan ook zaak voor de Europese instellingen om in het kader van de interne markt regels te formuleren die garanties bevatten voor alle betrokkenen en waarmee de best presterende bedrijven beter kunnen concurreren en gevrijwaard worden van onduidelijke regelgeving, bureaucratie en plichten die berusten op misverstanden. Een moderne, liberale en efficiënte economie, zoals de onze in mijn ogen zou moeten zijn, heeft wetgeving op het gebied van fusies nodig, op voorwaarde dat deze, net als de richtlijn die wij nu bespreken, compact en niet opdringerig is en de vrijheden en rechten beschermt van mensen die het slachtoffer zouden kunnen worden van fusies.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Tijdens deze vergadering heeft het Parlement, naar aanleiding van een wijzigingsvoorstel van het Europees Parlement en de Raad, een ontwerpwetgevingsresolutie over fusies van naamloze vennootschappen (gecodificeerde tekst) onderzocht, waarna het voorstel van de Commissie is aangenomen. Overwegende dat het voorstel enkel een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten, zonder inhoudelijke wijzigingen, en een verbetering van de werkwijzen behelst, en aangezien er rekening werd gehouden met de voorgestelde en onderbouwde aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten, heb ik voor dit voorstel gestemd, in de wetenschap dat het een aanzienlijke verbetering van de werking van naamloze vennootschappen met zich mee zal brengen, in het bijzonder via de modernisering en de stroomlijning van die vennootschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het voorstel in kwestie naar de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen, en omdat ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst tot codificatie van de bestaande teksten dient te worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat naar de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het voorstel in kwestie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het doorvoeren van een codificatie na een bepaald aantal herzieningen, om helderheid te scheppen, maakt de zaken er zonder meer eenvoudiger op. In het algemeen moeten we echter nadenken over de vraag of zo veel regels en regelingen eigenlijk wel noodzakelijk zijn. Op een aantal gebieden overdrijven we en wordt de consument nauwelijks nog gezond verstand toegedicht, terwijl op andere gebieden zo ver wordt gegaan dat bijvoorbeeld een naamsverandering voor levensmiddelen wordt voorgeschreven. Om de belangen van aandeelhouders en derden te beschermen is coördinatie van de wetgeving inzake fusies van naamloze vennootschappen van de lidstaten voldoende voor het veiligstellen van de eerbiediging van informatierechten. Ik kan niet instemmen met een aantal wijzigingen en daarom heb ik tegen het verslag in zijn geheel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, rekening houdend met het feit dat het voorstel enkel een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten over fusies van naamloze vennootschappen behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen. De Raadgevende Werkgroep, die is samengesteld uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, is op 21 september 2010, nadat het voorstel tot codificatie van de derde richtlijn van de Raad, Richtlijn 78/855/EEG van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen, is onderzocht, tot de conclusie gekomen dat het voorstel in kwestie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten over fusies van naamloze vennootschappen behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) Bij de beoordeling van de ontwerpwetgevingsresolutie betreffende fusies van naamloze vennootschappen heb ik de volgende wetteksten in acht genomen: het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad; het standpunt in eerste lezing van het Europees Parlement van 17 juni 2008; de artikelen 294 en 50 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend; het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten; de artikelen 86 en 55 van het Reglement, en het verslag van de Commissie juridische zaken.

Gelet op deze wetteksten sluit ik mij aan bij het standpunt in eerste lezing van het Europees Parlement zoals aangepast op basis van de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met name omdat het een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Volgens het advies van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, behelst het gewijzigde voorstel voor een richtlijn betreffende fusies van naamloze vennootschappen een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten, zonder inhoudelijke wijzigingen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Na juridisch advies te hebben ingewonnen, hebben de diensten verklaard dat, gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten, en met name op paragraaf 4 daarvan, de Raadgevende Werkgroep die samengesteld is uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, op 21 september 2010 is bijeengekomen om onder andere het door de Commissie ingediende voorstel te onderzoeken.

Tijdens deze vergadering werd het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot codificatie van de derde richtlijn van de Raad, Richtlijn 78/855/EEG van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen, onderzocht. De adviesgroep is unaniem tot de conclusie gekomen dat het voorstel een rechtstreekse codificatie van bestaande teksten is, zonder inhoudelijke wijzigingen. Gelet op het bovenstaande, hebben wij besloten het voorstel te steunen.

 
  
  

Aanbeveling-Albertini (A7-0373/010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem in met de sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Evenals mijn collega’s heb ik voor dit verslag gestemd. Behalve vanuit formeel oogpunt is het ook met het oog op de mondiale rol van het verenigd Europa in de verschillende regio’s belangrijk, en niet alleen zijn economische, maar ook zijn politieke rol. Op grond van deze rollen was het Middellandse Zeegebied altijd al een gebied van strategisch belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de aanneming van deze resolutie. Ik steun de sluiting van een protocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De tekst van de wetgevingsresolutie waarover we hebben gestemd, is onderworpen aan de vereenvoudigde procedure die is vastgelegd in artikel 46 van het Reglement. Dat is volgens mij gerechtvaardigd, gezien het eenduidige karakter van de materie waarop de resolutie betrekking heeft. De Europees-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Jordanië moet ook Bulgarije en Roemenië omvatten, en daarom is, het voorgestelde protocol zinvol en verdient het de unanieme steun van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europees-mediterrane overeenkomst brengt een associatie tot stand tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, en dit protocol wijzigt die overeenkomst teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, die voorlopig wordt toegepast sinds 1 januari 2007. In deze wetgevingsresolutie dient de Raad bij het Parlement een verzoek om goedkeuring van het protocol in. Aangezien ik er niets op tegen heb dat dit protocol wordt aangenomen, heb ik vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat eenvoudigweg de bestaande overeenkomst bijwerkt teneinde rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU en is niet controversieel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Dit protocol brengt de Euromediterrane overeenkomst tussen de EU en Jordanië slechts in overeenstemming met wat in werkelijkheid al sinds 1 januari 2007 wordt toegepast. Wat een misleiding. De haast om nog voor 2015 de Euromediterrane vrijhandelszone in te stellen rechtvaardigt alle verzuim om de democratische beginselen na te leven. Deze blinde methodes hebben recentelijk in Tunesië hun beperkingen laten zien. Ik stem tegen deze tekst.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Ik steun de ontwerpresolutie over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, omdat aan alle voorwaarden was voldaan en aangezien dit in eerste instantie een formeel besluit was.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze aanbeveling over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, draagt mijn goedkeuring weg. Het is inderdaad van essentieel belang dat wij ons inzetten voor een degelijk, samenhangend en doeltreffend nabuurschapsbeleid. Aangezien de Raad, in overeenstemming met de juridische bepalingen die daartoe zijn opgenomen in de Verdragen, een verzoek tot goedkeuring van het protocol heeft ingediend bij het Europees Parlement, staat niets de aanneming van dat protocol in de weg.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) De Euro-mediterrane overeenkomsten vervullen een steeds grotere rol in de dagelijkse werkzaamheden van de EU. Daarom verleen ik mijn steun aan de ontwerpwetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende de sluiting van een protocol bij de Europees mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Het Parlement heeft deze resolutie aangenomen om de sluiting van het protocol mogelijk te maken.

Mijn steun is mede gebaseerd op de volgende wetteksten: het ontwerp van besluit van de Raad; het ontwerpprotocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie; het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 217 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; artikel 81, artikel 90, lid 8, en artikel 46, lid 1, van het Reglement, en de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken.

Gelet op het bovenstaande steun ik de coöperatieve benadering van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de sluiting van dit protocol gestemd, dat volledig gerechtvaardigd is, gezien de behoefte om Bulgarije en Roemenië op te nemen als verdragsluitende partijen bij de Europees mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, die in Brussel ondertekend werd op 24 november 1997 en in werking is getreden op 1 mei 2002.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. –(EN) Gezien het ontwerp van besluit van de Raad (06903/2010), gezien het ontwerpprotocol bij de Europees mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (09373/2008), gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 217 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0384/2010), gelet op artikel 81, artikel 90, lid 8, en artikel 46, lid 1, van het Reglement, gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0373/2011), is de Verts/ALE-Fractie van mening dat het Parlement zijn goedkeuring moet hechten aan de sluiting van de overeenkomst.

 
  
  

Verslag-Koch (A7-0361/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit is een aanbeveling over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. Ik heb voor deze resolutie inzake het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten gestemd. Op dit moment heeft de Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten. De Raad heeft de Commissie dan ook gemachtigd onderhandelingen te openen met derde landen om een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door overeenkomsten van de Gemeenschap. De Commissie heeft met de West-Afrikaanse economische en monetaire unie dan ook een overeenkomst uitonderhandeld die discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU moet voorkomen, de belasting op vliegtuigbrandstof voor operaties op het grondgebied van de Europese Unie mogelijk maakt en bepalingen in bilaterale overeenkomsten die de mededinging duidelijk belemmeren (verplichte handelsovereenkomsten tussen luchtvaartondernemingen) in overeenstemming brengt met de mededingingswetgeving van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De overdracht van bevoegdheden van de lidstaten aan de Europese Unie rechtvaardigt de vervanging van de bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten door nieuwe overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap partij is.

De resolutie waarover we gestemd hebben, gaat in op specifieke kwesties die verband houden met die overeenkomsten en is gericht op de harmonisatie van de bestaande instrumenten van het internationaal recht en het aanpassen van die instrumenten aan de bijkomende eisen die voortvloeien uit het communautair recht. Het is een bijzonder technische aangelegenheid, waarbij bestaande overeenkomsten vervangen moeten worden door nieuwe overeenkomsten, zonder daar controversiële elementen of grote ideologische veranderingen bij te betrekken. De eenparigheid van positieve stemmen in de commissie bevestigt deze interpretatie. In de plenaire vergadering hoefde er dan ook enkel een consensusbesluit te worden geratificeerd. Ik heb vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In zijn verslag stelt Dieter-Lebrecht Koch voor om een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtvaartdiensten te sluiten. Volgens de geest van de Verdragen bestaat de essentie van de Europese Unie erin de werkwijzen op het hele grondgebied van de EU te standaardiseren. Het houdt daarom geen steek – zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie ook al heeft geoordeeld – om bilaterale overeenkomsten inzake luchtvaartdiensten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie te sluiten. Ik juich de afsluiting van deze overeenkomst, die de territoriale samenhang in Europa zal versterken en de naleving van het communautair mededingingsrecht zal bevorderen, dan ook toe.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het licht van de huidige situatie in de burgerluchtvaart doet dit voorstel voor een overeenkomst bij ons ernstige twijfels rijzen over het bereik en de mogelijke gevolgen ervan. Tot nu toe namen de lidstaten in deze sector, die om verschillende redenen van strategisch belang is voor het veiligstellen van de nationale belangen, altijd in volledige soevereiniteit besluiten over hoe de overeenkomsten, die duidelijke gevolgen hadden voor de luchtvaartmaatschappijen, georganiseerd moesten worden en wat het toepassingsgebied moest zijn. Vanaf nu is het echter de bedoeling dat de markt ook hier heer en meester zal zijn. We mogen vooral niet onderschatten in welke mate het creëren van zogenaamd gelijke voorwaarden voor de verschillende Europese maatschappijen zal bijdragen tot een monopolistische concentratie van de activiteiten in de sector (een proces dat zich reeds aan het voltrekken is) en een afname van de capaciteit van de lidstaten om hun nationale luchtvaartmaatschappijen te verdedigen.

De alomtegenwoordige en onaantastbare ‘vrije mededinging’ wordt tot elke prijs verdedigd en vormt opnieuw de pijler waarop dit initiatief rust. De gevolgen voor deze sector zijn niet erg verschillend van die voor andere sectoren: uiteindelijk worden de activiteiten in dit soort scenario altijd weer in een monopolie geconcentreerd. Om deze redenen hebben wij niet voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de Gemeenschap over uitsluitende bevoegdheid beschikt met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten die van oudsher geregeld waren bij bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen, en de overeenkomsten van de Gemeenschap derhalve een aantal bepalingen moeten vervangen in de huidige 47 bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie. Om discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU te voorkomen worden de gebruikelijke aanwijzingsclausules die verwijzen naar luchtvaartondernemingen uit de lidstaten die partij zijn bij de bilaterale overeenkomst, vervangen door een aanwijzingsclausule van de EU, die verwijst naar alle luchtvaartondernemingen uit de EU. Terwijl vliegtuigbrandstof volgens de gebruikelijke bilaterale overeenkomsten vaak wordt vrijgesteld van belasting, is deze belasting overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG van de Raad inzake de herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit toegestaan voor operaties op het grondgebied van de Europese Unie. Bovendien worden bepalingen in bilaterale overeenkomsten die de mededinging duidelijk belemmeren (verplichte handelsovereenkomsten tussen luchtvaartondernemingen) in overeenstemming gebracht met de mededingingswetgeving van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Afrikaanse landen die in bijzonder moeilijke geografische en klimatologische zones liggen, moeten een speciale behandeling krijgen. Deze mensen hebben echter niet enkel voedsel en water nodig, ze hebben ook onderwijs nodig en ze willen op menswaardige wijze werken en zich verplaatsen. De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie, die bepaalde bepalingen van vroegere overeenkomsten vervangt, vergemakkelijkt bepaalde procedures voor luchtdiensten tussen de partijen bij de overeenkomst en maakt ze rechtvaardiger vanuit het oogpunt van de markt. Dit voorkomt oneerlijke praktijken van monopolisten en vergemakkelijkt de verplaatsing van gewone burgers. Dit geeft ook nieuwe mogelijkheden voor toeristen uit de hele wereld en voor de daarmee samenhangende ontwikkeling van deze tak van de economie in Afrika.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor de aanbeveling over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten gestemd. Het gaat om een door de Commissie uitonderhandelde overeenkomst ter vervanging van bepalingen in de huidige bilaterale overeenkomsten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie. Tot de belangrijkste vernieuwingen van de overeenkomst behoren de bepalingen die zijn opgenomen ter voorkoming van discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU. Om die reden worden de gebruikelijke aanwijzingsclausules die verwijzen naar luchtvaartondernemingen uit de lidstaten die partij zijn bij de bilaterale overeenkomst, vervangen door een aanwijzingsclausule van de EU die verwijst naar alle luchtvaartondernemingen uit de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor het hechten van goedkeuring aan de sluiting van deze overeenkomst. De overeenkomst is een van de horizontale overeenkomsten inzake aspecten van luchtdiensten die tot doel hebben bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten in overeenstemming te brengen met de wetgeving van de EU. Dit is een gevolg van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 2003 dat de Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid heeft gegeven met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten die van oudsher geregeld waren bij bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. Net als andere horizontale overeenkomsten inzake luchtdiensten, voorziet ook deze overeenkomst in een aanwijzingsclausule van de EU die alle luchtvaartondernemingen uit de EU toestemming geeft om gebruik te maken van het vestigingsrecht, die veiligheidskwesties en de belasting van vliegtuigbrandstof regelt en potentiële conflicten met de Europese mededingingsregels oplost.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) De Europese Unie vindt het niet genoeg om de verdeling van de Afrikaanse regionale integratie onderhands af te handelen, zoals elders in de wereld, en legt haar neoliberale dictaat nu zelfs op in het Afrikaanse luchtruim. De stimulansen die de Commissie geeft, kunnen dat niet verhullen.

Deze overeenkomst “is niet bedoeld om het totale volume aan luchtverkeer te verhogen”? Maar de totale afwezigheid van controles op een dergelijke toename van het verkeer is een feit!

Deze overeenkomst “weerhoudt een lidstaat er niet van om belastingen, heffingen, accijnzen en rechten op brandstof te heffen”? Maar de milieutechnische doeltreffendheid wordt tot nul gereduceerd door de beperkingen die worden opgelegd!

Waar lidstaten eerst zelf besloten hoe ze hun overeenkomsten inzake toegang met ondernemingen organiseerden, zal nu alleen de markt beslissen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige 47 bilaterale overeenkomsten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie volstaan duidelijk niet als kader voor de verschillende aspecten van de luchtdiensten. Deze overeenkomst is dan ook welkom, aangezien een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten worden vervangen door overeenkomsten van de Gemeenschap. Ik wil met name wijzen op de bepalingen inzake het voorkomen van discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU en de belasting op vliegtuigbrandstof, in overeenstemming met de richtlijn betreffende de belasting op energieproducten en elektriciteit. Ook dient te worden opgemerkt dat de bepalingen van de overeenkomst in overeenstemming zijn gebracht met de mededingingswetgeving van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) Deze overeenkomst is bedoeld ter vervanging van bepaalde bepalingen in de huidige 47 bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de Europese Unie en de lidstaten van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (WAEMU). Het is namelijk verstandig om de verschillende bepalingen van de huidige overeenkomsten in overeenstemming te brengen door middel van een horizontale Europese overeenkomst. Deze overeenkomst zal de rechtszekerheid met betrekking tot de bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de WAEMU en de lidstaten van de EU herstellen en ervoor zorgen dat EU-lidstaten die geen bilaterale overeenkomst met een lidstaat van de WAEMU hebben gesloten, niet benadeeld worden. De overeenkomst zal discriminatie tussen luchtvaartondernemingen op het gebied van de aanwijzing en de belasting van vliegtuigbrandstof voorkomen.

De bepalingen van de bilaterale overeenkomsten die de mededinging belemmeren worden in overeenstemming gebracht met de mededingingswetgeving van de EU. De overeenkomst versterkt de Europees-Afrikaanse betrekkingen op het gebied van het luchtvervoer en bevordert de samenwerking tussen de Europese Unie en de WAEMU in verband met een aantal belangrijke aspecten van de luchtvaart, zoals veiligheid en beveiliging.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Teneinde een uniforme basis voor vluchten in landen buiten de EU te creëren en zodoende rechtszekerheid te kunnen garanderen, moeten alle bilaterale overeenkomsten goed tegen het licht worden gehouden. Met de machtiging van de Raad heeft de Commissie een overeenkomst met de West-Afrikaanse economische en monetaire unie uitonderhandeld ter vervanging van 47 bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie. Ik stem in met het verslag, omdat een algemeen geldende overeenkomst in dit verband zonder meer zinvol is.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Deze overeenkomst vervangt slechts de 47 bilaterale overeenkomsten met de verschillende lidstaten en als gevolg daarvan krijgt de EU meer bevoegdheden op het gebied van extern beleid. Om die reden heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over een voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. Aangezien de Gemeenschap momenteel over de uitsluitende bevoegdheid op dit gebied beschikt, heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met derde landen om de traditionele bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen te vervangen. De ontwerpovereenkomst is onderzocht door de Commissie vervoer en toerisme, die een positief advies heeft uitgebracht. Ik wil onder meer de aandacht vestigen op de bepalingen in dat advies die betrekking hebben op de uitwerking van een aanwijzingsclausule van de EU om discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU te voorkomen en de mogelijkheid te scheppen om belasting te heffen op vliegtuigbrandstof voor operaties op het grondgebied van de Europese Unie. Die twee punten uit het gunstige advies van de Commissie vervoer en toerisme hebben me ertoe aangezet vóór dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) De Gemeenschap beschikt over uitsluitende bevoegdheid met betrekking tot externe luchtdiensten die van oudsher geregeld waren bij bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen.

De Commissie heeft in juni 2003 onderhandelingen geopend met derde landen om een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door overeenkomsten van de Gemeenschap. Daaronder bevindt zich een overeenkomst ter vervanging van de huidige 47 bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie. De hoofdaspecten van de overeenkomst zijn een aanwijzingsclausule ter vervanging van de bilaterale overeenkomst om discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU te voorkomen, belasting van vliegtuigbrandstof voor operaties op het grondgebied van de Europese Unie., en artikel 6, waarmee handelsovereenkomsten tussen luchtvaartondernemingen in overeenstemming worden gebracht met de mededingingswetgeving van de EU.

De door de Commissie uitonderhandelde overeenkomst is op 30 november 2009 ondertekend en wordt voorlopig toegepast. Gesteund door het arrest van het Hof van Justitie, volgens welke de Gemeenschap beschikt over uitsluitende bevoegdheid, ben ik groot voorstander van nieuwe onderhandelingen over de overeenkomsten, omdat deze geen recht doen aan het steeds groter wordende belang van Europese soevereiniteit en omdat het voorstel voor een besluit in overeenstemming is met de mededingings- en begrotingswetgeving van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het sluiten van deze overeenkomst gestemd, die, in het kader van de uitsluitende bevoegdheid van de EU met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten, gericht is op de vervanging van bepalingen in de huidige 47 bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse economische en monetaire unie, met de bedoeling ze in overeenstemming te brengen met de wetgeving van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Volgens een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beschikt de Gemeenschap over uitsluitende bevoegdheid met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten die van oudsher geregeld waren bij bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen. De Raad heeft de Commissie in juni 2003 dan ook gemachtigd onderhandelingen te openen met derde landen om een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door overeenkomsten van de Gemeenschap. De Commissie heeft met de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie dan ook een overeenkomst uitonderhandeld ter vervanging van bepalingen in de huidige 47 bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die zijn gesloten tussen de lidstaten van de EU en de lidstaten van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie.

Het Parlement heeft het recht in te stemmen met de sluiting van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 81 van het Reglement. Het Parlement spreekt zich bij één enkele stemming uit en er kunnen geen amendementen op de overeenkomst zelf worden ingediend. Op basis van het voorafgaande heeft uw rapporteur voorgesteld dat de Commissie vervoer en toerisme positief advies uitbrengt inzake de sluiting van de overeenkomst, en dat het Parlement als geheel dit vervolgens opvolgt. De Verts/ALE-Fractie heeft dat gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten, die in 2003 werd vastgelegd in de Open Skies-arresten, stelt de Europese Commissie in staat onderhandelingen te openen met derde landen om de Europese luchtvaartmarkt in overeenstemming te brengen met de wetgeving van de EU en deze markt tegelijkertijd concurrentiekrachtig en transparant te maken. Ik ben erg tevreden met de sluiting van deze overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie, want ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat de Europese Unie een samenhangend beleid voor de externe luchtdiensten uitwerkt door de verschillende bepalingen van de huidige tussen beide partijen gesloten bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten geleidelijk in te perken.

Ik wil graag wijzen op de clausule die is gericht op het voorkomen van discriminatie tussen luchtvaartondernemingen uit de EU, de belasting op vliegtuigbrandstof in overeenstemming met de respectieve richtlijn betreffende de belasting op energieproducten en elektriciteit en het feit dat de bepalingen in de bilaterale overeenkomsten in overeenstemming worden gebracht met de mededingingswetgeving van de EU en onder regelgevend toezicht geplaatst worden. Al deze maatregelen zullen de openstelling van de markten mogelijk maken, en bijgevolg ook het scheppen van nieuwe investeringskansen voor beide partijen. Deze overeenkomsten moeten worden gezien als een manier om de strategische samenwerking tussen beide organisaties te versterken.

 
  
  

Aanbeveling voor de tweede lezing-Stihler (A7-0343/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het ermee eens dat er maatregelen moeten worden genomen voor de bouwsector, aangezien deze sector belangrijk is voor de Europese economie (10 procent van het bbp) en ongeveer 65 000 KMO’s met minder dan 250 werknemers omvat. Dit voorstel heeft enerzijds tot doel om een hoog niveau van veiligheid voor bouwproducten te garanderen en anderzijds om de gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden voor de werknemers in de sector te verbeteren. De handel op de interne markt wordt momenteel geschaad door nationale technische voorschriften die het vrij verkeer van goederen en diensten in de bouwsector regelen, waardoor het nodig is om Richtlijn 89/106/EEG inzake bouwproducten te herzien.

De ontwerpverordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten kan een belangrijke mijlpaal betekenen voor het updaten, vereenvoudigen en vervangen van de richtlijn inzake bouwproducten in het licht van de veranderende omstandigheden, zoals de situatie betreffende het markttoezicht en het nieuwe rechtskader.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb ingestemd met dit document omdat het op grond van de schaal waarop bouwproducten in de EU worden verkocht en de bestaande handelsbelemmeringen in de bouwsector belangrijk is om onmiddellijk in actie te komen. Gezien het feit dat de bouwsector een van de grootste bedrijfstakken in Europa is, die goed is voor 10% van het BBP en rechtstreeks banen biedt aan twaalf miljoen burgers van de Unie, is een behoorlijke regelgeving van essentieel belang. Ik ben van mening dat dit voorstel voor een verordening inzake geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten zal zorgen voor een bijwerking, vereenvoudiging en vervanging van de richtlijn bouwproducten in het licht van de veranderde omstandigheden, zoals de situatie betreffende het markttoezicht en het nieuwe rechtskader.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Hoewel de arbeidsvoorwaarden in de bouwsector de afgelopen decennia zijn verbeterd, moet de Europese Unie zichzelf de middelen verschaffen om toonaangevend te blijven wat betreft de hoge kwaliteit op dit gebied. Op basis daarvan heb ik voor deze verordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten gestemd. Om ervoor te zorgen dat personen die met bouwproducten werken en degenen die de bouwwerken benutten een hoog beschermingsniveau genieten, moet in de nieuwe wetgeving betreffende het in de handel brengen van bouwproducten de etikettering van gevaarlijke stoffen worden opgenomen. Deze verordening actualiseert en vervangt de huidige regels om de bureaucratie terug te dringen en de transparantie te vergroten, in het bijzonder door middel van nieuwe vereenvoudigde procedures voor de beoordeling van de prestaties van kleine ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd. De bouwsector vormt een van Europa’s grootste economische sectoren, die goed is voor 10 procent van het bbp en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa. De sector stelt twaalf miljoen EU-burgers tewerk en 26 miljoen werknemers zijn indirect afhankelijk van de bouwsector. De economische recessie heeft de Europese bouwsector hard getroffen: in de hele EU gaan bouwondernemingen failliet en verliezen werknemers hun baan. In de EU is er nog steeds sprake van handelsbelemmeringen in de bouwsector, omdat de lidstaten nog steeds nationale technische voorschriften gebruiken om het vrije verkeer van goederen en diensten in de bouwsector te bemoeilijken. De herziening van de richtlijn inzake bouwproducten komt meer dan gelegen: zij zou de sector nieuw leven moeten inblazen door handelsbelemmeringen voor fabrikanten weg te nemen en zou op die manier bedrijven moeten helpen om hun hoofd overeind te blijven en werknemers om hun baan te behouden. Wanneer bestuurlijke obstakels worden weggenomen is het van essentieel belang om de onafhankelijkheid en transparantie van technische beoordelingsinstanties te waarborgen, zodat ik het voorstel steun om transparantienormen vast te stellen en ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden in de technische comités van de Europese normalisatie-instellingen zijn vertegenwoordigd teneinde belangenconflicten te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Zoals ik in mijn toespraak gisteren heb benadrukt, heb ik voor dit verslag gestemd. We dienen vooruitgang te boeken bij onze inspanningen om de mondiale handel in bouwproducten te harmoniseren. Ik bedoel niet alleen kwesties als de veiligheid van werknemers en hun migratie, maar ook de veiligheid van bouwmaterialen met het oog op onze gezondheid. Ten aanzien van de productcontactpunten zou ik graag willen zien dat deze onpartijdige informatie aanbieden, dat ze in de lidstaten zo snel mogelijk operationeel zijn en dat ze financiële ondersteuning ontvangen ten bate van de burgers en de betrokken bedrijven. Ik hoop dat de nieuwe verordening zo snel mogelijk effect zal sorteren en dat wij als normale burgers zullen merken dat we vooruitgang hebben geboekt en dat de bouwindustrie als geheel niet meer een van de gevaarlijkste sectoren om in te werken is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Het etiketteren van en het informatie verstrekken over gevaarlijke stoffen die in allerlei soorten producten zitten, hetzij chemische, hetzij bouwproducten, is een van de wapenfeiten van de Europese Unie.

Sinds de inwerkingtreding van de REACH-verordening is de EU een toegevoegde waarde op het gebied van de veiligheid en transparantie van gevaarlijke stoffen gebleken. In Straatsburg hebben we wederom een verordening aangenomen die de voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten harmoniseert en ervoor zal zorgen dat de ‘prestatieverklaring’ van elk product informatie over gevaarlijke stoffen bevat.

Gezondheid en veiligheid zijn prioriteiten en we zouden blij moeten zijn met het feit dat de Europese normen dit hoge transparantie- en veiligheidsniveau mogelijk maken. Onze interne markt mag nu beschermd zijn, maar kan hetzelfde worden gezegd van de gemondialiseerde markt waarvan wij deel uitmaken? Het moment is gekomen om onze invloed aan te wenden bij onze partners buiten de Europese Unie, die niet noodzakelijkerwijs over dezelfde hoge normen beschikken!

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Gezien de omvang van de bouwsector is het van essentieel belang dat er actie wordt ondernomen met betrekking tot de marketing van bouwproducten. De bouwsector is een van de grootste sectoren van Europa, die goed is voor 10 procent van het bbp en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa. Deze sector stelt twaalf miljoen EU-burgers tewerk en 26 miljoen werknemers zijn indirect afhankelijk van de bouwsector. De economische recessie heeft de Europese bouwsector hard getroffen: in de EU is een aantal bouwondernemingen failliet gegaan en hebben vele werknemers hun baan verloren. Dit is ook in Roemenië het geval, waar de sector na een hoge vlucht van de bouwmarkt nu te maken heeft met een enorm tekort aan opdrachten. Volgens deskundigen zal er in 2011 geen opleving van de bouwmarkt plaatsvinden. Zij houden er zelfs rekening mee dat de markt naar het laagste niveau van de laatste tien jaar zal dalen.

In deze situatie zijn alle mogelijke maatregelen om de bouwsector te helpen welkom. De herziening van de richtlijn inzake bouwproducten komt in deze context meer dan gelegen: zij zou de sector nieuw leven moeten inblazen door handelsbelemmeringen voor fabrikanten weg te nemen, en zou tegelijk bedrijven moeten helpen in de handel te blijven en werknemers moeten helpen hun baan te behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. (CS) De bouwsector is goed voor 10 procent van het bbp van de Europese Unie. Er bestaan nog altijd talloze barrières op de bouwmarkt, waardoor de interne markt niet tot volle wasdom kan komen. Met de voorliggende verordening wordt beoogd de bestaande richtlijnen te herzien en aldus te komen tot vereenvoudiging van de voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten. Het gaat in dit verband met name om het toezicht op de markt en om een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van bouwproducten. Het is de bedoeling om in deze tijden van economische neergang met behulp van deze herziening de bouwsector te hulp te schieten bij het uit de weg ruimen van barrières op de markt. Daardoor kunnen arbeidsplaatsen behouden blijven en kunnen talloze bouwondernemingen die anders de economische neergang niet zouden hebben overleefd, overeind worden gehouden. In eerste lezing heeft de Raad de amendementen van het Parlement, waarmee de verplichting ingevoerd zou worden om aan te geven welke gevaarlijke stoffen er aanwezig zijn in bouwproducten (bijvoorbeeld asbest), terzijde geschoven. Dat is ronduit onverantwoord. In het voorliggende verslag wordt de verplichting voor bouwbedrijven om aan te geven welke gevaarlijke stoffen er in de desbetreffende bouwproducten aanwezig zijn opnieuw ingevoerd. Het heeft om die reden dan ook mijn volledige steun, want de gezondheid van de burger moet per slot van rekening beschermd worden. Niet in de allerlaatste plaats heb ik grote waardering voor het feit dat van de lidstaten verwacht wordt dat zij toezien op de onafhankelijkheid van de vertegenwoordigers in het permanent comité voor de bouw, dat de duurzaamheid van de eigenschappen van bouwproducten beoordeelt en analyseert. Verder omvat het verslag een aantal amendementen ter verhoging van de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van zowel de werknemers in de bouw als de eindgebruikers van gebouwen als zodanig. Om bovengenoemde redenen, maar ook nog andere, heb ik besloten voor het verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpverordening gestemd omdat hierin geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten worden vastgesteld en de verordening tot doel heeft de richtlijn inzake bouwproducten te updaten, vereenvoudigen en vervangen in het licht van de veranderende omstandigheden, zoals de situatie betreffende het markttoezicht en het nieuwe rechtskader. Gezien de grootte van de bouwsector is het van essentieel belang dat er actie wordt ondernomen met betrekking tot de marketing van bouwproducten. Ik sluit mij aan bij de erkenning van het feit dat er strengere gezondheids- en veiligheidsnormen nodig zijn voor de werknemers in deze sector. Dit voorstel zal de handelsbelemmeringen voor fabrikanten wegnemen en zal tegelijk bedrijven moeten helpen in de handel te blijven en werknemers moeten helpen hun baan te behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) De verordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten betekent een goede stap vooruit bij het verbeteren van het functioneren van de interne markt op dit gebied en van het vrije verkeer van bouwproducten. Tegelijkertijd is het belangrijk om erop te wijzen dat de tenuitvoerlegging van de verordening er door de prestatieverklaring voor zal zorgen dat onbedoelde niet-conformiteit van bouwproducten minder voorkomt, waardoor materiële verliezen tot een minimum beperkt blijven. Het uitsluiten van het risico van niet-conformiteit is noodzakelijk om te vermijden dat er producten in de handel komen die niet aan de vereisten van deze verordening voldoen. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de prestaties van bouwproducten aan de eisen voldoen en dat de minimumnormen die van toepassing zijn op bouwwerkzaamheden worden nageleefd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. (CS) Het ontwerpvoorstel tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten vereist een zo hoog mogelijke bescherming van zowel bouwarbeiders als de gebruikers van bouwwerken. Ik ben het eens met de rapporteur dat het absoluut noodzakelijk is mogelijke gevaarlijke stoffen in bouwmaterialen te traceren en steun de amendementen inzake de noodzaak om informatie over gevaarlijke stoffen weer te geven op bouwproducten. Ik begrijp absoluut niet waarom de Raad dit uit het oorspronkelijke voorstel heeft gehaald. Teneinde er voor te zorgen dat het publiek beter wordt geïnformeerd over nieuwe en bestaande bouwproducten, moeten er zogeheten contactpunten worden ingericht. Deze dienen onafhankelijk te zijn, wat wil zeggen dat ze qua personeelsbezetting en financieel gezien onafhankelijk moeten zijn van de organen die betrokken zijn bij het aanvraagproces van de CE-markering. De Raad heeft verder veel te veel uitzonderingen ingediend op de verplichting om dit merk te voeren. Er dient nog eens goed naar deze uitzonderingen te worden gekeken om deze tot een minimum te beperken, anders verliest de hele CE-markering zijn kracht. De ontwerpverordening in haar gewijzigde vorm heeft mijn volle steun en ik zal dan ook vóór stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik wil benadrukken dat het nodig is om de handelsbelemmeringen in de bouwsector weg te nemen. De neergang van de economie heeft de Europese bouwsector hard getroffen. De voorgestelde verordening, die de nu geldende richtlijn zal vervangen, zal helpen om deze situatie te veranderen. Enerzijds zal het wegnemen van handelsbelemmeringen voor fabrikanten bedrijven helpen om in de handel te blijven en anderzijds zal het werknemers helpen hun baan te behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Volgens de gegevens in het verslag, en ik citeer: “vormt de bouwsector één van Europa's grootste industriesectoren, goed voor 10% van het BBP en 50,5% van de bruto-investeringen in vaste activa. De sector stelt 12 miljoen EU-burgers tewerk en 26 miljoen werkers zijn indirect afhankelijk van de bouwsector. Bovendien maken kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) met minder dan 250 werknemers ongeveer 92% uit van de fabrikanten van bouwmateriaal, wat neerkomt op zo'n 65 000 bedrijven”. Deze cijfers tonen duidelijk aan hoe belangrijk de bouwsector is voor de Europese economie. Precies daarom is het nodig om gemeenschappelijke voorschriften uit te werken die de activiteiten in de sector in goede banen leiden en een correcte werking van de interne markt mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpverordening heeft tot doel geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten vast te stellen door de bestaande richtlijn inzake bouwproducten te updaten, vereenvoudigen en vervangen in het licht van het nieuwe rechtskader (verordening nr. 765/2008/EG en besluit nr. 768/2008/EG). Het voorstel heeft betrekking op verschillende aspecten, waaronder de prestatieverklaring (CE-markering), het vervoer van gevaarlijke stoffen, nationale productcontactpunten waar personen en bedrijven om onpartijdig advies kunnen vragen met betrekking tot een bepaald bouwproduct, onafhankelijkheid en transparantie van alle instanties die zich met deze materie bezighouden, de recycling van bouwproducten, meer aandacht voor gezondheid en veiligheid, de verbetering van elektronische communicatie en het gebruik van nieuwe IT-methoden. Ik ben voorstander van deze verordening, die de veiligheid van het vervoer van deze producten zeker zal verhogen, de gezondheid zal beschermen en de veiligheidsvoorwaarden voor alle werknemers zal versterken. Ze zal ook bijdragen tot de – weliswaar geleidelijke – uitbanning van milieuonvriendelijke praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ondanks het feit dat er enkele positieve elementen zijn opgenomen in de tweede lezing van dit verslag en in de definitieve overeenkomst met de Raad, mogen we niet vergeten dat dit verslag gericht is op de consolidatie van de interne markt.

In die context gaat het hier om de goedkeuring van een verordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten. Dat wil zeggen dat deze verordening de voorwaarden vaststelt waaraan de ondernemingen en de lidstaten moeten voldoen om hun producten in de Europese Unie op de markt te brengen.

Over bepaalde aspecten kunnen we het volgens mij allemaal eens zijn, in het bijzonder als het gaat over het garanderen van de gezondheid en de veiligheid, niet alleen van de werknemers, maar ook wat betreft het gebruik van het product gedurende zijn hele levenscyclus, in het bijzonder wanneer het gaat om gevaarlijke stoffen.

Maar we kunnen niet instemmen met beslissingen die de productie van dergelijke producten in de landen met de zwakste economieën of door KMO’s met aanpassingsmoeilijkheden op de helling plaatsen, tenzij daar steunmaatregelen aan voorafgaan, enkel en alleen ter verdediging van de belangen van Europese economische groepen die de markt de facto willen overheersen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. (IT) De liberalisering van bouwproducten is het gevolg van een verzoek van de kleine en middelgrote ondernemingen om meer rekening met hen te houden. Gezien het belang van de bouwsector in het algemeen, in alle lidstaten, denk ik dat verdergaande liberalisering een noodzakelijke stap voorwaarts is. Ik juich toe dat enkele bureaucratische hindernissen worden weggenomen en dat verwezen wordt naar de noodzakelijke traceerbaarheid van producten die stoffen bevatten die een mogelijk gevaar vormen voor de volksgezondheid. Daarom heb ik besloten de aanbeveling van mevrouw Stihler te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. (PL) De werking van de interne markt wordt nog steeds beperkt door talrijke barrières. Daarom ben ik erg tevreden over de goedkeuring van de verordening betreffende het in de handel brengen van bouwproducten. De verordening moet bijdragen tot een vrijer verkeer van bouwproducten tussen de lidstaten.

Bovendien voert de verordening belangrijke bepalingen in, die het ondernemingen gemakkelijker maken. Ten eerste verbindt de verordening de lidstaten ertoe om productcontactpunten op te richten, waar ondernemingen informatie kunnen krijgen over bouwproducten. Ook bevat de verordening voorschriften die de kleinste ondernemers moeten helpen om aan de nieuwe vereisten in verband met het opstellen van de prestatieverklaring en de CE-markering te voldoen. We mogen echter niet vergeten dat de voorschriften van de verordening een reeks nieuwe plichten opleggen om CE-markeringen aan te brengen en prestatieverklaringen op te stellen, die ook informatie zullen moeten bevatten over gevaarlijke bestanddelen in bouwproducten.

Ik hoop dat zowel de Europese Commissie als de lidstaten hun uiterste best zullen doen om informatie over de nieuwe voorschriften zo snel mogelijk aan producenten bekend te maken, zodat die zo snel mogelijk kunnen beginnen met de voorbereidingen om zich aan te passen aan de voorschriften van de nieuwe verordening.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat de bouwsector een van Europa’s grootste sectoren is, die goed is voor 10 procent van het bbp, en twaalf miljoen EU-burgers tewerkstelt, terwijl 26 miljoen werknemers indirect afhankelijk zijn van de bouwsector. Bovendien maken kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) ongeveer 92% uit van de fabrikanten van bouwmateriaal. Aangezien KMO's de ruggengraat van onze economie vormen, moeten hun rol en behoeften in dit voorstel erkend worden. De herziening van de richtlijn inzake bouwproducten (89/106/EEG) komt in deze context meer dan gelegen: zij zou de sector nieuw leven moeten inblazen door handelsbelemmeringen voor fabrikanten weg te nemen en zou tegelijk bedrijven moeten helpen in de handel te blijven en werknemers moeten helpen hun baan te behouden. Het voorstel voor een verordening inzake geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten (COM(2008)311) heeft tot doel de richtlijn inzake bouwproducten te updaten, vereenvoudigen en vervangen in het licht van de veranderende omstandigheden, zoals de situatie betreffende het markttoezicht en het nieuwe rechtskader. Ik ben verheugd dat gewezen is op en bijzondere aandacht wordt besteed aan gevaarlijke stoffen in deze producten, en het is van het allerhoogste belang dat gevaarlijke stoffen in producten kunnen worden getraceerd. Als we de exacte locatie van asbest in gebouwen hadden gekend, zouden bij de bouw van gebouwen betrokken werkers en de bewoners van gebouwen geen mesotheliomen ontwikkeld hebben. De hernieuwde indiening van de amendementen inzake gevaarlijke stoffen (amendementen 7, 17 en 49) is belangrijk voor de toekomstige volksgezondheid en -veiligheid en voor de transparantie.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. (FI) Het is de hoogste tijd om de richtlijn betreffende bouwproducten te herzien en te vervangen door een verordening die werkbaarder is en waarmee wij het vrij verkeer van bouwproducten op de interne markt concreet kunnen waarborgen. De Commissie is terecht met een initiatief gekomen om de praktische uitvoering van de bestaande richtlijn te vergemakkelijken en de implementatie ervan doeltreffender te maken. Bouwproducten verschillen duidelijk van andere producten waarvan het verkeer op de interne markt door richtlijnen wordt gecontroleerd. Terwijl de veiligheidsvoorschriften voor een product in het algemeen in richtlijnen worden geharmoniseerd, zijn bouwproducten halffabricaten die bedoeld zijn voor bouwprojecten. Door deze specifieke eigenschap worden de doelen van de richtlijn betreffende bouwproducten bereikt door het succesvol vaststellen van geharmoniseerde manieren, om te waarborgen dat de prestatieverklaring van een product nauwkeurig en betrouwbaar is. Wat dit betreft is de nieuwe verordening een grote verbetering.

Het is belangrijk om rekening te houden met de verschillende omstandigheden in Europa om ook het voortbestaan van plaatselijke micro-ondernemingen te waarborgen. Lidstaten stellen, vanwege verschillende klimaatomstandigheden, natuurlijk verschillende eisen aan bouwprojecten. Het is echter belangrijk aandacht te besteden aan nutteloze testcriteria en deze te schrappen om onnodige administratieve lasten te verminderen. Ik denk dat deze verordening zowel het functioneren van de interne markt als het standaardiseringsproces voor bouwproducten in Europa verbetert. Daarom heb ik voor de verordening gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. (CS) Deze nieuwe manier van aanpak heeft mijn volle steun. Er wordt niet mee beoogd wettelijk vast te leggen hoe de veiligheid van producten moet worden vastgesteld, maar wel om een transparante omgeving tot stand te brengen waarin betrouwbare informatie over producteigenschappen wordt verstrekt. Ook ben ik ingenomen met het feit dat het Europees Parlement de voorkeur heeft gegeven aan elektronische documenten boven papieren - ik heb het over de prestatieverklaring die meegeleverd wordt met de op de markt gebrachte producten. Wat betreft amendement 45, dat betrekking heeft op artikel 17, ben ik er echter niet helemaal zeker van of het juridisch-technisch wel helemaal klopt. Ik ben weliswaar voorstander van een eerlijke en evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende categorieën betrokken partijen in het vaststellingsproces van geharmoniseerde normen, maar ben van mening dat deze problematiek thuishoort bij de integrale herziening van het Europese normalisatieproces en niet onsystematisch, in afzonderlijke wettelijke voorschriften, moet worden aangepakt. Wordt dat wel gedaan, dan wordt het recht er bepaald niet transparanter op.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd voor het verslag-Stihler met het oog op de aanneming van de verordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten, omdat ik van mening ben dat de bouwsector erg belangrijk is voor de Europese economie. In die context moet Europa ervoor zorgen dat de regels voor bouwproducten zo snel mogelijk geharmoniseerd worden. In deze tijden, waarin we de economische groei moeten stimuleren, mogen we niet voorbijgaan aan de strategische rol van deze sector. Het doel van het voorstel is om te zorgen voor nauwkeurige en betrouwbare informatie over de prestaties van bouwproducten, zodat we erop kunnen vertrouwen dat de gebouwen veilig zijn en gebouwd zijn met materialen die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast ben ik van mening dat de stappen die gezet worden op het gebied van veiligheid op het werk essentieel zijn voor de bescherming van de miljoenen Europese burgers die in deze sector werkzaam zijn. Met deze stappen worden zij adequaat beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik wil mijn Schotse collega Catherine Stihler feliciteren met haar goede werk aan dit zeer technische onderwerp. Ik heb voor het verslag gestemd, dat grotere transparantie moet waarborgen voor instellingen die normen in de bouwsector opstellen, dat nadruk legt op recycling en dat KMO's een gemakkelijkere weg naar de interne markt biedt met vereenvoudigde procedures.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Volgens het verslag is de bouwsector goed voor 10 procent van het bbp van de EU en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa. Dat grote aandeel van de bouw in de Europese economie rechtvaardigt de geharmoniseerde voorwaarden die we hebben goedgekeurd. De recente economische recessie heeft deze sector hard getroffen: bouwbedrijven gaan failliet en werknemers verliezen hun baan. Daarom zijn alle mogelijke maatregelen om de bouwsector te hulp te komen zeer belangrijk. De herziening van Richtlijn 89/106/EEG inzake bouwproducten vormt in deze context een impuls waar grote behoefte aan bestaat. Hiermee kan de sector nieuw leven worden ingeblazen, door handelsbelemmeringen voor fabrikanten weg te nemen, en kunnen tegelijkertijd bedrijven geholpen worden om hun werkzaamheden te continueren en werknemers om hun baan te behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) De bouwsector is in heel Europa een van de grootste economische factoren. Deze sector is echter hard getroffen door de crisis. Met name kleine en middelgrote ondernemingen, die dikwijls fungeren als toeleveranciers, hebben hier ernstig onder te lijden gehad en vele van hen hebben zelfs moeten sluiten. Om het voortbestaan van ondernemingen en daarmee het behoud van arbeidsplaatsen veilig te stellen, moeten handelsbelemmeringen worden weggenomen. Dan kunnen er eerlijkere condities worden gecreëerd waar alle betrokken partijen profijt van kunnen hebben. Om die reden heb ik tegen de amendementen gestemd die in de tweede lezing door de verantwoordelijke commissie zijn ingediend.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. (IT) De bouwsector is een van de belangrijkste Europese sectoren voor wat betreft de werkgelegenheid en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen.

We moeten daarom onze steun uitspreken voor een verordening waarmee geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten worden vastgesteld om de veiligheid van de gebruikte materialen en de gezondheid van de werknemers te waarborgen. Er komen nog steeds nieuwe gevallen bij van burgers die lichamelijk letsel en gezondheidsschade oplopen omdat ze dagelijks in contact komen met gevaarlijke stoffen, zoals asbest, dat in de stedelijke gebouwen wordt gebruikt.

Daarom steun ik het verslag van mevrouw Stihler, dat wij vandaag in tweede lezing hebben aangenomen, omdat hierin de nadruk wordt gelegd op het belang van gemeenschappelijke regels met betrekking tot de markering van bouwproducten in een geglobaliseerde wereld, om ervoor te zorgen dat de producten veilig en betrouwbaar zijn en dat de producenten, in het bijzonder KMO's, kosten kunnen besparen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De harmoniseringsmaatregelen in het verslag zijn te ingrijpend. De bouwsector is een kwetsbare branche, die van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van infrastructuur en daarmee ook voor de afzonderlijke lidstaten als een plek waar bedrijven zich vestigen. Normen op het gebied van het arbeidsrecht, de sociale rechten en het milieurecht spelen dikwijls een belangrijke rol bij de bescherming van mens en milieu in deze sector. Elke lidstaat moet daar in grote mate zelf besluiten over kunnen nemen. Ik heb daarom tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten heeft als doel om het vrije verkeer van bouwproducten op de interne markt te waarborgen. Ik heb voor het voorstel voor een verordening gestemd, omdat het aanbrengen van de CE-markering op in de handel gebrachte bouwproducten nauwkeurige en betrouwbare informatie oplevert, wat een verdere stap inhoudt in de richting van een vrije, competitieve markt die kleine en middelgrote ondernemingen bescherming biedt. Aangezien bouwproducten intermediaire goederen zijn, wordt met de nieuwe, geharmoniseerde Europese regels bereikt dat de veiligheid en de kwaliteit van het eindproduct worden gegarandeerd, dat voor alle bouwbedrijven dezelfde regels gelden, dat materialen die reeds in de handel zijn gebracht beter worden gecontroleerd en dat de handel in bouwproducten transparanter wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het nodig vind de barrières weg te nemen die een meer gestroomlijnde handel in de bouwsector in de weg staan. De bouwsector is bijzonder hard getroffen door de economische recessie. Daarom heeft de verordening tot doel een efficiënt en transparant vrij verkeer van goederen en diensten voor de bouwsector te bevorderen. Het slechten van barrières bij grensoverschrijdende activiteiten en het wegnemen van nationale belemmeringen op administratief en technisch vlak is van fundamenteel belang voor de bouwsector. In deze sector verschuilen de lidstaten zich namelijk achter nationale technische normen om het vrije verkeer van goederen en diensten tegen te houden. De bouwsector is goed voor 10 procent van het bbp van de Europese Unie en verkeert in een zware recessie. Alle mogelijke maatregelen om de bouwsector te hulp te komen zijn derhalve welkom en kunnen dan ook op mijn volledige steun rekenen. Dankzij deze maatregelen kunnen bouwbedrijven hun activiteiten voortzetten en werknemers hun baan behouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) In de EU bestaan nog altijd te veel belemmeringen voor de handel binnen de bouwsector. Zo rechtvaardigen de lidstaten technische voorschriften die het vrije verkeer van goederen en diensten in de bouwsector bemoeilijken.

De sterk groeiende bouwsector is goed voor 10 procent van het bbp en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa, stelt twaalf miljoen EU-burgers tewerk en bestaat voor 92 procent uit KMO's, die de ruggengraat van onze economie vormen.

Daarom acht ik het nodig dat er maatregelen worden getroffen om de markt van bouwproducten te harmoniseren en dat de werknemers worden beschermd middels hoge gezondheids- en veiligheidsnormen. Gezien de neergang van de economie, die de bouwsector hard heeft getroffen en geleid heeft tot bedrijfsfaillissementen, zijn er liberaliseringsmaatregelen nodig waarmee het voortbestaan van de bedrijven wordt gegarandeerd en de werkgelegenheid behouden blijft.

Het voorstel voor een verordening heeft tot doel de richtlijn inzake bouwproducten te updaten, vereenvoudigen en vervangen in het licht van de veranderende omstandigheden, zoals het veranderende markttoezicht. Daarnaast heeft het voorstel de doelstelling om betere bescherming te bieden op het gebied van CE-markering, gevaarlijke stoffen, nationale productcontactpunten, onafhankelijkheid en transparantie, gezondheid en veiligheid en internetcommunicatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Gezien de grootte van de bouwsector is het van essentieel belang dat er actie wordt ondernomen met betrekking tot de marketing van bouwproducten. Volgens de Europese Commissie voor normalisatie vormt de bouwsector een van Europa’s grootste sectoren, die goed is voor 10 procent van het bbp en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa. Deze sector stelt twaalf miljoen EU-burgers tewerk en 26 miljoen werknemers zijn indirect afhankelijk van de bouwsector. Bovendien maken kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) met minder dan 250 werknemers ongeveer 92 procent uit van het totale aantal fabrikanten van bouwmateriaal, wat neerkomt op zo'n 65 000 bedrijven. Aangezien KMO’s de ruggengraat van onze economie vormen, moeten in dit voorstel hun rol en behoeften erkend worden en moet eveneens worden erkend dat er hogere gezondheids- en veiligheidsnormen nodig zijn voor de werknemers in deze sector. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat dit voorstel het concurrentievermogen van de industrie zal verhogen door vereenvoudiging van de huidige wetgeving, versterking van de transparantie en de vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven, en omdat het eveneens Roemeense belangen dient door de invoering van een verplichte beoordeling van de prestaties van producten op basis van geharmoniseerde normen, de uitgifte van een prestatieverklaring en de toevoeging van een CE-markering.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien het belang van de bouwsector voor de Europese economie is het essentieel dat de technische handelsbelemmeringen voor bouwproducten worden weggenomen om het vrij verkeer van die producten in de interne markt te bevorderen. Daarom dienen we de invoering van geharmoniseerde technische specificaties te steunen, zodat de interne markt geconsolideerd kan worden. Bij dat proces dienen kwesties in verband met gezondheid en veiligheid de nodige nadruk te krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. (IT) Tijdens de plenaire vergadering van vandaag hebben we gestemd over de aanbeveling tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten.

Gezien de grootte van de bouwsector is het essentieel dat er actie wordt ondernomen met betrekking tot het in de handel brengen van bouwproducten. Volgens de Europese Commissie voor normalisatie (CEN) vormt de bouwsector een van Europa’s grootste sectoren, die goed is voor 10 procent van het bbp en 50,5 procent van de bruto-investeringen in vaste activa.

In het voorstel voor een verordening worden geharmoniseerde voorwaarden vastgesteld voor het in de handel brengen van bouwproducten door de formulering van gemeenschappelijke regels voor de markering, waarmee de producten veiliger en betrouwbaarder worden en de producenten, in het bijzonder KMO’s, kosten kunnen besparen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Deze verordening wordt voor een tweede lezing aan het Parlement voorgelegd met het oog op haar definitieve aanneming. De eerste lezing door het Parlement vond plaats tijdens de vorige zittingsperiode van het Parlement. De Raad heeft in 2010 zijn standpunt vastgesteld, en daarna zijn er intensieve informele trialoogonderhandelingen geweest onder het Belgische voorzitterschap, teneinde te komen tot een compromisoplossing. Deze verordening is heel technisch, maar is politiek gezien zeer belangrijk voor de Fractie De Groenen, want haar belangrijkste doel is de voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten te harmoniseren.

De belangrijkste punten die de Verts/ALE-Fractie gewaarborgd wilde zien, zijn: i) procedures moeten transparant zijn (in het bijzonder mogen de normalisatie-instellingen niet worden gemonopoliseerd door vertegenwoordigers van de grote industrieën, en er moet rekening worden gehouden met de belangen van KMO’s en andere belanghebbenden); ii) bouwvoorschriften en -procedures moeten innovatieve en meer ecologische patronen kunnen stimuleren; iii) speciale procedures voor ‘micro-ondernemingen’ mogen de sector niet de mogelijkheid bieden om de voorschriften of procedures te omzeilen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor de resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat er in Europa nog steeds te veel belemmeringen zijn voor de handel binnen de bouwsector. Met de herziening van deze richtlijn zouden handelsbelemmeringen moeten worden weggenomen en zou tegelijkertijd de werkgelegenheid van de bedrijven in deze sector, die nog steeds last hebben van de wereldwijde economische crisis, moeten worden beschermd. Er wordt nagedacht over nieuwe, specifieke maatregelen betreffende de recycling van producten en de bevordering van het gebruik van gerecycleerde producten als middel om de klimaatdoelstellingen van de EU te verwezenlijken.

Daarnaast zijn er nieuwe waarborgen nodig voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers in deze sector, waar helaas nog steeds veel werkgerelateerde doden vallen. Tot slot is het verzoek om communicatie op papier geleidelijk te vervangen door communicatie via het internet erop gericht om de interne markt in bouwproducten nog verder te harmoniseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) Wij zullen vóór stemmen, ondanks het feit dat er in de inleiding van de verordening enkele algemene verklaringen staan die wij afwijzen en die met name betrekking hebben op het volledig vrije verkeer van diensten in de bouwsector, waar we niet achter staan omdat er, zolang de arbeidskosten in de lidstaten niet zijn geharmoniseerd, oneerlijke concurrentie op de loer ligt.

We stemmen vóór omdat de verordening alleen betrekking heeft op de regelgeving omtrent het in de handel brengen van producten voor de bouwsector, die veel te lijden heeft onder de recessie, waardoor veel bedrijven hebben moeten sluiten en banen verloren zijn gegaan. In het voorstel wordt voorzien in de harmonisering en etikettering van goederen die gevaarlijke stoffen bevatten en in het vereenvoudigen, updaten en vervangen van de huidige regels, met als doel om een aantal belemmerende regels te schrappen ten gunste van de werknemers en de kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben heel blij dat het verslag voor bouwproducten, waarvoor ik rapporteur was, steun heeft gekregen en door mijn collega’s is aangenomen en tot wetgeving gemaakt. Het verslag zal ertoe leiden dat gevaarlijke stoffen zullen worden vermeld op de etiketten van bouwproducten, en zal ook leiden tot vervolgstudies van de Commissie over het onderwerp. Er zijn ook bepalingen om het voor KMO’s gemakkelijker te maken om hun producten op de interne markt te brengen. De noodzaak van grotere transparantie in de goedkeuring van producten met de ‘CE-markering’ is in realiteit omgezet en ik kijk uit naar invoering van de maatregelen in juli 2013.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het voorstel voor een verordening tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad gestemd. De bouwsector is een grote sector in Europa die twaalf miljoen EU-burgers tewerkstelt en waarvan 26 miljoen werkers indirect afhankelijk zijn. De neergang van de economie heeft de Europese bouwsector hard getroffen, waardoor vele werknemers hun baan hebben verloren. Dit heeft van 2008 tot 2009 in deze sector tot een afname van de bedrijvigheid met 14,2 procent geleid. De herziening van de richtlijn inzake bouwproducten (89/106/EEG) is een maatregel die de bouwsector ondersteunt door handelsbelemmeringen voor fabrikanten weg te nemen en tegelijk bedrijven te helpen in de handel te blijven en werknemers te helpen hun baan te behouden. Het bouwwerk als geheel en ook de afzonderlijke delen ervan moeten geschikt zijn voor het beoogde gebruik, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de gezondheid en de veiligheid van de personen die er tijdens de hele duur van de werkzaamheden bij betrokken zijn. Bouwwerkzaamheden moeten voorts op energie-efficiënte wijze worden uitgevoerd en tijdens de volledige duur ervan moet zo weinig mogelijk energie worden gebruikt, zodat ze voor de gebruikers zo min mogelijk kosten veroorzaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) De bouwsector vormt over het algemeen een afspiegeling van de economische situatie. In het tweede kwartaal van 2010 is de bouwsector in Litouwen met maar liefst 42,9% gekrompen, waarmee deze sector de sterkste neergang in heel Europa vertoonde. Sindsdien is er lichte verbetering in de situatie gekomen, maar laten we geen illusies hebben: de Litouwse bouwsector zal nog veel tijd nodig hebben om te herstellen. Daarom zou het voorbarig zijn om van een gestaag herstel te spreken. Er is nog steeds ruimte voor verbetering. Zo zou de bouwsector in mijn land bijvoorbeeld sneller kunnen herstellen als de besteding van EU-steun zou worden verbeterd. De bouwsector is een van de grootste sectoren in Litouwen en in Europa. De sector stelt twaalf miljoen EU-burgers tewerk en 26 miljoen werkers zijn indirect afhankelijk van de bouwsector. De bouwsector is voor Litouwen van groot belang omdat hij voor veel werkgelegenheid zorgt, de interne vraag versterkt en de schatkist inkomsten verschaft. De sector is tevens van belang voor kleine en middelgrote ondernemingen, die de hoeksteen van onze economie vormen. Kleine en middelgrote ondernemingen met minder dan 250 werknemers maken ongeveer 92 procent uit van het totale aantal fabrikanten van bouwmateriaal. Ik stem tevens in met het standpunt van de rapporteur dat elektronische communicatie en het gebruik van nieuwe IT-methoden belangrijk zijn om de interne markt in bouwproducten te verbeteren. Dat is belangrijk voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) De bouwsector is in verschillende opzichten van groot belang voor de Europese Unie, variërend van zijn aanzienlijke bijdrage aan de economie tot de veiligheid van Europese burgers thuis en op het werk. Mijn stem voor de verordening betreffende bouwproducten weerspiegelt de noodzaak van een gemoderniseerde, veilige en transparante richtlijn betreffende bouwproducten. In het voorstel wordt verzocht om verbeteringen van gezondheids- en veiligheidsprocedures in de hele sector en om duidelijke vermeldingen van gevaarlijke stoffen. Bovendien zal de aanbrenging van een ‘CE-markering van vertrouwen’ op producten degenen die hun eigen projecten uitvoeren het vertrouwen geven dat de materialen die ze gebruiken veilig zijn. De Europese economie leunt zwaar op de bouwsector, die goed is voor 10 procent van het bbp van de EU en direct werk biedt aan twaalf miljoen Europese burgers. De meeste mensen die in de bouwsector werkzaam zijn, werken bij KMO’s, die een zeer belangrijk deel van de Europese economie vormen. De bouwsector blijft echter een van de gevaarlijkste sectoren om in te werken. Daarom steun ik deze verordening om de veiligheid van Europese burgers op het werk en thuis te verbeteren, ongeacht of ze projecten onafhankelijk of professioneel uitvoeren.

 
  
  

Verslag-Striffler (A7-0375/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb mijn stem gegeven aan dit verslag, waarmee wordt beoogd de humanitaire hulp van de EU efficiënter te maken. De consensus betreffende humanitaire hulp van de EU is een grote vooruitgang. De balans van het bij de consensus behorende actieplan dient echter meer samenhang te vertonen op basis van beter meetbare doelstellingen en meer betrouwbare indicatoren. Alleen op die manier kan de hulp op efficiëntere wijze worden verleend. Gezien de toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering, ben ik het eens met het standpunt dat het naast incidentele hulpverlening van belang is de eigen capaciteiten van de gemeenschappen te steunen, zodat ze beter voorbereid zijn op rampen. Daarom moet het actieplan van Hyogo verder worden versterkt.

Tevens is het noodzakelijk om de inspanningen op het vlak van de mensenrechten in verband met interne conflicten en complexe crises te concentreren door de mogelijkheden voor toegang van humanitaire hulpverleners tot de getroffen bevolkingsgroepen te verbeteren. Dat kan alleen bereikt worden door een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen de rollen van politieke, militaire en humanitaire besluitvormers. Ik ben het ook eens met de daadwerkelijke vorming van een Europese snellereactiecapaciteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat het van cruciaal belang is voor een doeltreffendere humanitaire hulpverlening. De Europese consensus is het eerste gemeenschappelijke document over het beleid op het gebied van humanitaire hulp sinds de aanneming van de verordening betreffende de humanitaire hulp in 1996. De humanitaire consensus is een fundamenteel instrument, met name in een humanitaire context die sterk verandert, onder meer als gevolg van een groot aantal natuurrampen en gewapende conflicten, die tot de ontheemding van talloze mensen leiden. Ik hoop dat de Europese consensus een belangrijke stap zal blijken bij het realiseren van de meest doeltreffende EU-acties op het gebied van humanitaire hulp en zal bijdragen tot de bevordering van humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht, de coördinatie en de samenhang in het kader van de verstrekking van humanitaire hulp door de EU, verduidelijking van het gebruik van de middelen en capaciteiten voor militair optreden en civiele bescherming, en het aanhalen van de band tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Dit verslag verplicht de Europese Unie tot nauwe samenwerking op basis van een gezamenlijke visie op humanitaire hulp. Ik ben van mening dat de intensiteit van natuurrampen ook samenhangt met menselijke activiteiten die ten grondslag liggen aan de klimaatverandering. Ook roep ik de lidstaten op om aan de slag te gaan met de tenuitvoerlegging van deze Europese consensus betreffende humanitaire hulp. Ik sta achter de op dit gebied gepropageerde acties: bevordering van humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht, verbeteringen van de kwaliteit van de coördinatie en de samenhang van de humanitaire hulpverlening door de EU, verduidelijking van het gebruik van de middelen en capaciteiten voor militair optreden en civiele bescherming in overeenstemming met de humanitaire consensus en de richtsnoeren van de Verenigde Naties, beperking van het risico van rampen, en het aanhalen van de band tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) De Europese Unie is een wereldwijde speler. Het is met deze gedachte in het achterhoofd dat de opstellers van het Verdrag van Lissabon Europa’s ambities op het internationale toneel naar boven hebben bijgesteld. De humanitaire dimensie neemt een belangrijke plaats in binnen dit grote project. De Unie is nu al de grootste donor ter wereld, met 40 procent van alle bijdragen. Deze gezamenlijke verklaring “is gebaseerd op gemeenschappelijke beginselen en benaderingen en is bedoeld om een in onderlinge samenwerking georganiseerd en gecoördineerd optreden binnen de Europese Unie en met andere actoren aan te moedigen, om gezamenlijk beter in te kunnen spelen op humanitaire crises”. Om die reden heb ik gestemd voor deze resolutie, waarin eraan herinnerd wordt dat humanitaire hulp op geschikte en doeltreffende wijze dient te worden verleend, waarin het belang van goede coördinatie wordt benadrukt, waarin wordt gewezen op het ondersteunende karakter van hulp die wordt verstrekt door militaire middelen en capaciteiten voor civiele bescherming en op de noodzaak om de risico’s die door natuurrampen worden veroorzaakt te beperken, en waarin de Unie ten slotte wordt verzocht om de samenhang tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De Europese Unie is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld en is mondiaal gezien goed voor meer dan 40 procent van de officiële humanitaire hulp. Er is sprake van een aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van de natuurrampen, met name als gevolg van de klimaatverandering. De humanitaire context is in de loop van de laatste jaren diepgaand veranderd, zodat het vermogen van de EU om rampen te bestrijden moet worden verbeterd. De Europese Unie moet daarom meer doen aan verdere beperking van de risico’s op rampen en moet – naast incidentele hulpverlening – ook de eigen vermogens van lokale gemeenschappen voor de voorbereiding op rampen steunen. Het is zorgwekkend dat de schendingen van het internationale humanitaire recht steeds talrijker worden en dat de toestand in het veld verslechtert. Ik ben het ermee eens dat de Europese Unie maatregelen moet treffen om de coördinatie van de humanitaire hulp te verbeteren en een eind te maken aan misbruik van deze hulp.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) In 2010 hebben zich veel humanitaire rampen voorgedaan: Haïti, Pakistan, en ik kan er nog wel een paar noemen. De tragedies die bepaalde bevolkingen overal ter wereld, vaak de minst bevoorrechten, moeten doorstaan, vereisen snel en doeltreffend handelen door internationale organisaties, maar ook door de Europese Unie, die een grote speler is op het gebied van ontwikkelingshulp en crisisbeheer.

Vandaag, dinsdag 18 januari, hebben we het verslag van mevrouw Striffler aangenomen om meer financiering voor humanitaire hulpverlening te vragen. We zouden ook een Europese snelle interventiemacht moet instellen voor al deze crises. De Europee Commissie staat open voor dit idee en zou met een voorstel moeten komen met als doel om het reeds bestaande systeem voor civiele bescherming verder te verbeteren.

Het is duidelijk dat we gebruik moeten maken van de middelen die al beschikbaar zijn in de lidstaten, maar tegelijkertijd moeten we onszelf op een veel effectievere en praktischere manieren gaan coördineren. Trage reacties, dubbel verleende hulp en een gebrek aan samenhang op de werkvloer zijn slecht een paar van de zaken die we moeten zien te voorkomen. Er is nog heel veel te winnen en de resolutie die door het Parlement is aangenomen is bedoeld om daar een eerste antwoord op te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor het verslag over de tenuitvoerlegging van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp: tussentijdse balans van het actieplan en toekomstperspectieven gestemd. De consensus verplicht de Europese Unie om op dit gebied nauw samen te werken op basis van een gemeenschappelijke visie op humanitaire hulp. De consensus is erop gericht om het optreden van de Europese Unie doeltreffender te maken, de humanitaire grondbeginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid te verdedigen en te bevorderen en te pleiten voor eerbiediging van het internationale humanitaire recht. Bij de tussentijdse herziening is vastgesteld dat er te weinig specifieke informatie beschikbaar is over uitgevoerde of beoogde acties en dat de humanitaire consensus nog weinig bekend is, behalve bij de humanitaire actoren zelf. Daarom moet er nog veel worden gedaan om de zichtbaarheid van de consensus te vergroten en deze beter bekend te maken bij de lidstaten, de andere instellingen en de militaire instanties. De humanitaire context is in de loop van de laatste jaren diepgaand veranderd, wat een strikte en versterkte toepassing van de humanitaire consensus des te noodzakelijker maakt.

Ik wil benadrukken dat meer moet worden gedaan aan verdere beperking van de risico’s op rampen en dat – naast incidentele hulpverlening – ook de eigen vermogens van de betrokken gemeenschappen voor de voorbereiding op rampen moeten worden gesteund. Daarnaast moet er meer voor worden gedaan om het genderaspect en de bescherming tegen seksueel geweld, dat steeds vaker wordt aangewend als oorlogswapen, in humanitair werk op te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De Europese Unie is de grootste donor in de wereld, met een bijdrage van 40 procent aan de wereldwijd verleende hulp. In 2009 ontvingen meer dan honderd miljoen mensen in meer dan zeventig landen hulp van de Europese Unie ter waarde van in totaal bijna een miljard euro. Het is echter betreurenswaardig dat we zeer vaak instemmen met donaties aan landen die later directe buitenlandse investeringen uit China accepteren. We moeten er wellicht voor zorgen dat onze donaties en investeringen op zijn minst gecoördineerd worden, in plaats van dat we ons erover te beklagen dat China de op een na grootste economie van de wereld is geworden. De humanitaire context is in de loop van de laatste jaren diepgaand veranderd, wat een strikte en doortastende toepassing van de humanitaire consensus des te noodzakelijker maakt.

Ten aanzien van deze veranderde context moet allereerst worden gewezen op de aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen, met name als gevolg van de klimaatverandering. Dit maakt het nodig om naast incidentele hulpverlening ook de eigen vermogens van de betrokken gemeenschappen voor de voorbereiding op rampen te ondersteunen. De politieke toezeggingen bestaan al – strategie van de EU op dit gebied en actieplan van Hyogo –, maar de tenuitvoerlegging ervan gaat nog steeds met problemen gepaard.

 
  
MPphoto
 
 

  David Campbell Bannerman (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party is van mening dat het beste antwoord op een humanitaire ramp is dat onafhankelijke natiestaten hun hulpinspanningen vrijwillig coördineren en deze niet centraal door de ondemocratische EU laten vaststellen. We hebben het debacle van de trage en geringe inspanningen van de EU in Haïti gezien, en we hebben daardoor het gevoel dat de EU niet te vertrouwen is in toekomstige humanitaire crises.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, daar de Europese Unie de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld is. De bijdrage van de EU maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld. In 2009 heeft de EU humanitaire hulp verstrekt aan ongeveer 115 miljoen mensen in meer dan zeventig landen voor een totaal bedrag van 950 miljoen euro. Door middel van haar humanitair beleid toont de EU haar verbondenheid met bevolkingsgroepen van derde landen die zich in extreem kwetsbare situaties bevinden. Ik ben het eens met de tussentijdse herziening van de consensus betreffende humanitaire hulp, omdat er volgens mij nog veel moet worden gedaan om de zichtbaarheid van de consensus te vergroten bij de lidstaten, de andere instellingen en de militaire instanties. Ik dring er bij de Europese Commissie op aan de inspanningen te verdubbelen om de risico’s op rampen te beperken en aandacht te besteden aan de (steeds talrijkere) schendingen van het internationaal humanitair recht, evenals aan zeer kwetsbare groepen als vrouwen, kinderen en onder dwang verdrevenen. Voorts is het belangrijk om de dialoog tussen de politieke, militaire en humanitaire actoren die in dezelfde omgeving opereren te stimuleren en om een Europese snellereactiecapaciteit (Europese interventiemacht voor civiele bescherming) op te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb om twee redenen tegen het verslag over humanitaire hulp gestemd. Ten eerste omdat er in het verslag op wordt aangedrongen om civiele bescherming en humanitaire hulp te koppelen aan de Europese Dienst voor extern optreden en het externe beleid, terwijl het duidelijk is dat de criteria voor ingrijpen uitsluitend humanitair moeten zijn. En ten tweede omdat ik geloof dat het koppelen van civiele en militaire middelen bij de aanpak van humanitaire crisissituaties geen stap in de goede richting is. Het is duidelijk dat in bepaalde gevallen specifieke kennis en bijzondere uitrusting nodig zijn, die tot nu alleen het leger heeft en gebruikt. Om het zuiver civiele karakter van humanitaire missies veilig te stellen zou daarom de civiele bescherming zodanig gefinancierd kunnen worden dat het op dit gebied werkzame personeel over deze specifieke uitrusting kan beschikken en kan worden opgeleid, in plaats van dat we vasthouden aan al deze militaire uitgaven. Het is de enige manier om daadwerkelijk en effectief hulp te bieden in humanitaire crisissituaties zonder de risico’s die het inzetten van troepen met zich meebrengt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Bij het opmaken van de tussentijdse balans van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp betreur ik het dat de consensus niet de gewenste publieke bekendheid heeft verkregen en de rol van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de consensus onder de maat is geweest. Het is echter belangrijker om werk te maken van de definitie en uitvoering van het traject dat we moeten afleggen voor het geven van humanitaire hulp dan om een opsomming te maken van de tekortkomingen van die hulp. De humanitaire context is de afgelopen jaren aanzienlijk gewijzigd (natuurrampen, meer verdrevenen, talrijke interne conflicten, voedselcrises, enzovoort). Het is meer dan ooit dringend noodzakelijk om op een evenwichtige en efficiënte wijze in mondiaal verband te reageren. Die reactie moet gebaseerd zijn op concrete behoeften, moet resultaatgericht zijn en moet geleid worden door het principe dat het redden van bestaansmiddelen het redden van mensenlevens betekent. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de getroffen gebieden zichzelf moeten kunnen ontwikkelen en bedruipen. Het bevorderen van deze humanitaire waarden door de consensus en het optimaliseren van de middelen door de verschillende actoren zijn in dat opzicht cruciaal.

Eens te meer bepleit ik de snelle oprichting van een Europese interventiemacht voor civiele bescherming op basis van het verslag-Barnier van mei 2006. Ik feliciteer mevrouw Striffler met de positieve voorstellen in haar verslag en herhaal mijn standpunt dat de consensus een essentieel instrument is dat gezien de huidige realiteit uiterst relevant is.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) De humanitaire consensus is een belangrijk instrument dat zijn waarde vooral bewijst in de huidige humanitaire context van diepgaande veranderingen. We zijn getuige van een aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen, met name als gevolg van de klimaatverandering, en van steeds frequenter optredende complexe crises, vooral interne conflicten, die vaak gepaard gaan met massale verplaatsingen van bevolkingsgroepen.

De schendingen van het internationaal humanitair recht worden steeds talrijker. Een bijzonder schokkend aspect van schendingen van het internationaal humanitair recht is dat seksueel geweld steeds vaker wordt aangewend als oorlogswapen. Ik sta achter het standpunt van de rapporteur en ben van mening dat er strikte maatregelen nodig zijn voor een betere bescherming tegen seksueel geweld in humanitaire omstandigheden. Ik sluit mij aan bij het standpunt van de opsteller van het verslag dat de recente humanitaire tragedies in Haïti en Pakistan opnieuw hebben laten zien hoe noodzakelijk het is om het vermogen van de EU om rampen te bestrijden te verbeteren qua efficiëntie, reactiesnelheid, coördinatie en zichtbaarheid.

Ik ben er ook voor om een Europese snelle-interventiemacht in het leven te roepen (Europese interventiemacht voor civiele bescherming).

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese consensus betreffende humanitaire hulp is op 18 december 2007 door het Parlement, de Raad en de Commissie ondertekend. Deze consensus betekent een grote vooruitgang wat betreft de definitie, de werkingssfeer en het spectrum van de Europese humanitaire hulp. Met dit verslag wordt de tussentijdse balans opgemaakt van deze hulp, zoals voorzien in het actieplan van mei 2008. Ik feliciteer de rapporteur, mevrouw Striffler, met haar uitstekende werk, en de conclusies die zij in het verslag trekt worden door mij volledig gesteund. Van de ideeën die de rapporteur behandelt, noem ik de nadruk die zij legt op “werkelijke en continue deelname van de begunstigden bij het beheer van de hulp”. Dat principe, waarvoor ik zelf altijd heb gepleit, zal ervoor zorgen dat de EU haar acties steeds meer zal richten op het maatschappelijk middenveld en de lokale autoriteiten, ten koste van de relaties tussen de EU en centrale overheden. Ook die relaties moeten hun rol blijven spelen, maar mogen geen exclusief karakter hebben, zoals tot nu toe vaak het geval was. Voorts wijs ik nog op de noodzaak om voorstellen in te dienen die als doel hebben “een Europese interventiemacht voor civiele bescherming op te richten die gebaseerd is op de optimalisering van het huidige communautair mechanisme voor civiele bescherming en de coördinatie van de bestaande nationale middelen”. Vanwege de synergie die ontstaat door het inzetten van de bestaande capaciteiten van de lidstaten zal er slechts sprake zijn van een marginale stijging van de kosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in deze tijden vervult humanitaire hulp een grotere en belangrijkere rol dan vroeger. De verschillende tempo’s waarin de ontwikkeling zich voltrekt, de steeds ongelijkere verdeling van kansen en middelen vanuit geografisch, sociaal en generatieperspectief, de toenemende klimaatverandering (die ten dele veroorzaakt wordt door de mens) met de daaruit voortvloeiende toename van het aantal natuurrampen, de toenemende milieuvervuiling, de onevenwichtige antropogene druk in met name stedelijke gebieden en de onevenwichtige demografische groei in bepaalde delen van de wereld hebben gezorgd voor een toename van het aantal humanitaire rampen waarbij hulpverlening essentieel is om basale levensomstandigheden en de menselijke waardigheid te kunnen herstellen. Als er in het licht hiervan humanitaire hulp nodig is voor bevolkingsgroepen die door een ramp zijn getroffen, dan moet het nog niet bestaande externe optreden van de EU een Europees karakter hebben en mag de hulp niet worden gefragmenteerd op basis van de aandachtsvelden en invloedssferen van de afzonderlijke lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag over de tenuitvoerlegging van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp. Door middel van haar humanitaire beleid toont de Europese Unie concreet haar medeleven met bevolkingsgroepen van derde landen die hulp nodig hebben in situaties waarin zij extreem kwetsbaar zijn. De Europese Unie is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld. In 2009 hebben we humanitaire hulp verstrekt aan ongeveer 115 miljoen mensen in meer dan zeventig landen voor een totaal bedrag van 950 miljoen euro. De Europese consensus betreffende humanitaire hulp, die op 18 december 2007 is ondertekend, onderstreept de wens van de Unie om op dit gebied nauw samen te werken om efficiënter te opereren, de humanitaire grondbeginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid te verdedigen en te bevorderen en energiek te pleiten voor eerbiediging van het internationale humanitaire recht. Er liggen veel uitdagingen voor ons. De recente humanitaire tragedies in Haïti en Pakistan hebben opnieuw laten zien hoe noodzakelijk het is om het vermogen van de EU om rampen te bestrijden fors te vergroten. De beperking van risico’s van catastrofes moet volledig worden opgenomen in het beleid voor ontwikkelingshulp en humanitaire hulp. Ook moet het gebruik van militaire middelen en capaciteiten en van middelen en capaciteiten voor civiele bescherming worden verduidelijkt, in overeenstemming met de humanitaire consensus en de richtsnoeren van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) De recente humanitaire rampen in Haïti en Pakistan hebben eens te meer aangetoond hoe groot de noodzaak is om het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen te versterken wat betreft doeltreffendheid, coördinatie en zichtbaarheid.

Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarin gepleit wordt voor de instelling van een Europese snelle interventiemacht (een Europese macht voor civiele bescherming) – een idee dat commissaris Barnier heeft geopperd na de tsunami in Azië en waarop het Europees Parlement daarna herhaaldelijk is teruggekomen.

De interventiemacht moet het gebruik van de al beschikbare instrumenten optimaliseren, die daardoor doeltreffender en zichtbaarder worden, met als doel om door middel van een nauwere samenwerking de onmiddellijke mobilisatie van alle noodzakelijke middelen mogelijk te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik de herziening van het actieplan voor de consensus betreffende humanitaire hulp noodzakelijk acht. De humanitaire context is in de loop van de laatste jaren diepgaand veranderd, met name door de aanzienlijk toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen, mede als gevolg van klimaatverandering. Het is van fundamenteel belang de rampenrisicobeperking volledig op te nemen in het beleid voor ontwikkelingshulp en humanitaire hulp. Dat maakt een strenge en betere toepassing van de humanitaire consensus nog belangrijker.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Vandaag de dag is het duidelijk dat rampen en humanitaire noodsituaties overal in de wereld toenemen. De Europese Unie speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van deze plagen. Ik hoop dat de EU die rol behoudt en voor zover mogelijk zelfs nog versterkt. Je moet mensen die honger lijden echter niet alleen vis geven, maar ook leren vissen.

Ik geloof dat hulp in de vorm van mensen en materieel bij de ontwikkeling van capaciteit om het hoofd te bieden aan toekomstige crises in landen met minder middelen bijna even belangrijk is als hulp in noodsituaties. Ik steun de Europese consensus betreffende humanitaire hulp en hoop dat het compromis tussen de Europese instellingen wordt vertaald in een steeds grotere operationaliteit van de middelen waarover de Unie beschikt. Daarbij dienen we voortdurend voor ogen te houden dat hulp bij voorrang verstrekt moet worden aan de minst bedeelden en degenen die het meest lijden. Politieke agenda’s en ideologieën mogen daarbij absoluut geen leidraad zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De afgelopen jaren heeft onze wereld een aanzienlijke toename van rampen gezien. Die toename betreft zowel de omvang van de getroffen gebieden als het aantal slachtoffers. Hoewel de effecten van de klimaatverandering bij deze rampen zeer belangrijk zijn, moet dat thema in dit kader niet worden behandeld. De consensus betreffende humanitaire hulp is op 18 december 2007 door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Europese Commissie ondertekend. De consensus is een grote vooruitgang op het vlak van humanitaire hulp, met name omdat er een actieplan met een totale duur van vijf jaar is goedgekeurd waarin een tussentijdse balans is voorzien. Die tussentijdse balans is het onderwerp van dit verslag. De hele wereld kent en erkent de prioritaire rol van de EU op het vlak van humanitaire hulp. Het Parlement heeft deze kwestie tijdens verschillende vergaderingen aangesneden, met name op eigen initiatief. De recente gebeurtenissen in Brazilië, Haïti, Pakistan, Madeira en op vele andere plekken stemmen ons tot nadenken over de doeltreffendheid van de steun voor civiele bescherming en humanitaire hulp. Dit verslag laat zien (hoewel de beschikbare informatie gering was) dat er sprake is geweest van een positieve ontwikkeling op Europees niveau, die blijkt uit de oprichting van de werkgroep humanitaire hulp en voedselhulp (COHAFA). Maar er moet nog veel worden gedaan!

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De zogenaamde humanitaire hulp van de EU speelt geen onbelangrijke rol in het buitenlands beleid van de Unie. Vaak wordt de reële noodzaak om steun te verlenen of samen te werken, met name in noodsituaties, in de praktijk echter instrumenteel gebruikt, en voor heel andere doeleinden. De gehanteerde acties en methoden, waaronder inmenging en militaire bezetting, zijn erop gericht om vormen van politieke en economische overheersing te reproduceren en te verscherpen en strijd te leveren om de markten en natuurlijke hulpbronnen van derdewereldlanden. Nu de crisis van het kapitalisme zich verdiept, richten die activiteiten zich ook op het indammen van de strijd van volkeren voor meer gerechtigheid en sociale vooruitgang. Die activiteiten vinden over de hele wereld in verschillende gedaanten en vormen plaats.

Onder de dekmantel van een vermeend humanitair belang zijn verschillende ngo’s, logistieke bedrijven en andere bedrijven de begunstigden en medeplichtigen van dat beleid. Zij bevorderen hun eigen belangen of die van hun financiers. Dat kunnen publieke of particuliere belangen zijn die worden gevoed door politieke, financiële, godsdienstige of andersoortige motieven. In principe zijn wij natuurlijk voor concrete solidariteitsbetuigingen met volkeren die het slachtoffer van rampen of conflicten zijn. Die solidariteit moet wel gestoeld zijn op de belangen van die volkeren en op de eerbiediging van het internationaal recht en de onafhankelijkheid en soevereiniteit van die landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik ben van mening dat we de instrumenten die de Europese Unie voorhanden heeft om het hoofd te bieden aan het soort rampen waardoor Haïti is getroffen, met de aardbeving een jaar geleden, gevolgd door de meer recente cholera-epidemie, moeten verbeteren. Mijn fractie en ik vinden dat we de financiering voor humanitaire hulpverlening moeten versterken om meer interventies mogelijk te maken, vooral om de mensen te helpen die het meest kwetsbaar zijn. Daarbij moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen militaire en humanitaire missies, aangezien militaire middelen zo min mogelijk en alleen in geval van nood zouden moeten worden ingezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De EU is als blok de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Toch hebben recente rampen bepaalde tekortkomingen naar voren gehaald in het vermogen van de EU om op snelle, efficiënte en gecoördineerde wijze op te treden. Het verslag Striffler onderstreept enkele van deze zaken, en het is te hopen dat de stemming van vandaag zal leiden tot positieve actie.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het niet alleen een formele herziening behelst, maar ook de gelegenheid biedt om over de humanitaire hulp van deze tijd na te denken. De humanitaire context is in de loop van de laatste jaren diepgaand veranderd. Ten aanzien van de ontwikkeling van de context moet allereerst worden gewezen op de aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van de natuurrampen, met name als gevolg van de klimaatverandering. Er moet daarom meer worden gedaan aan verdere beperking van de risico’s op rampen en - naast incidentele hulpverlening - ook de eigen vermogens van de betrokken gemeenschappen voor de voorbereiding op rampen moeten worden gesteund. Verder is het zo dat er steeds vaker complexe crises ontstaan, met name interne conflicten, en verandert de aard van de conflicten, die vaak gepaard gaan met massale verplaatsingen van bevolkingsgroepen (vluchtelingen, binnenlandse ontheemden) en toegenomen geweld jegens de bevolking. De schendingen van het internationale humanitaire recht worden steeds talrijker en de toestand in het veld verslechtert. Een bijzonder schokkend aspect van schendingen van het internationale humanitaire recht is dat seksueel geweld steeds vaker wordt aangewend als oorlogswapen. Het is daarom van het grootste belang dat de bescherming tegen seksueel geweld in humanitaire contexten worden opgenomen. Daarom moet meer dan ooit bijzondere aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen en mensen die onder dwang verdreven zijn (binnenlandse ontheemden en vluchtelingen). De recente humanitaire tragedies in Haïti en Pakistan hebben opnieuw laten zien hoe noodzakelijk het is om het vermogen van de EU om rampen te bestrijden efficiënter, beter gecoördineerd en zichtbaarder te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Een jaar na de aardbeving in Haïti zien we dat de acties die we ondernemen en de manier waarop we helpen niet ideaal zijn. Daarom mag de Europese consensus die is ontstaan om de humanitaire hulpverlening te verbeteren, niet verloren gaan. De Europese Unie, als een van de rijkste en meest ontwikkelde regio’s in de wereld, heeft de morele plicht om zwakkeren en behoeftigen te helpen. We moeten in het bijzonder solidair zijn met de slachtoffers van natuurrampen en catastrofes, die niet voorbereid zijn op wat hen overkomt.

Daarom moeten we al het mogelijke doen om de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied te versterken en de uitwisseling van goede praktijken te vergemakkelijken. We moeten er alles aan doen om het hulpverleningsysteem vlot en doeltreffend te maken en geen cent verloren te laten gaan. Daarom is het noodzakelijk om samen te werken met andere internationale, niet-gouvernementele organen en organisaties die zich bezighouden met hulpverlening om deze hulpverlening zo doeltreffend mogelijk te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor het verslag-Striffler gestemd omdat er nog altijd een grote noodzaak bestaat om het belang en de gevoeligheid van dit onderwerp te benadrukken. Het Parlement heeft met deze stemming willen benadrukken dat de bescherming van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid – als mensenrechten – tot de doelstellingen van de Europese Unie dient te behoren. Wat solidariteit betreft zullen we nooit volledig voorbereid zijn of over perfecte plannen beschikken. We moeten er bij alle Europese actoren, waaronder de Commissie en de lidstaten, steeds harder op aandringen om de eerbiediging van de mensenrechten te bevorderen. Ik zal deze houding blijven uitdragen, ook in de Begrotingscommissie, waar ik lid van ben, en zal alle maatregelen steunen waarmee de financiële bijdrage aan projecten voor de bescherming van deze belangrijke rechten wordt verhoogd, zodat de Europese Unie de meest kwetsbaren zal blijven helpen en ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) De afgelopen tijd hebben we een dramatische toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen kunnen constateren, al of niet door mensen veroorzaakt, evenals een toename van de negatieve effecten van schendingen van het internationaal humanitair recht en van slecht bestuur. Zoals bekend is de Europese Unie de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld, met een bijdrage van ongeveer 40 procent aan de officiële internationale humanitaire hulp. 115 miljoen ontvangers van hulp in ongeveer zeventig landen hebben van deze bijdrage ter waarde van in totaal bijna een miljard euro geprofiteerd. Ik heb voor deze consensus gestemd omdat ik van mening ben dat de EU met haar humanitair beleid actief laat zien dat zij zich inzet voor mensen die daadwerkelijk op hulp zijn aangewezen. Met het oog hierop hebben we voldoende menselijke en materiële hulpmiddelen nodig en moeten we voor een verbeterde coördinatie tussen de bij dit proces betrokken instellingen en organisaties zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarin voorstellen worden gedaan voor de wijze waarop de consensus betreffende humanitaire hulp kan worden versterkt. Het verslag haalt een aantal gebieden naar voren die meer aandacht dienen te krijgen, zoals bevordering van humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht, kwesties in verband met de kwaliteit, coördinatie en samenhang in het kader van de verstrekking van humanitaire hulp door de EU, verduidelijking van het gebruik van de middelen en capaciteiten voor militair optreden en civiele bescherming in overeenstemming met de humanitaire consensus en de richtsnoeren van de Verenigde Naties, en het aanhalen van de band tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Voorliggend verslag is een uiterst actuele reactie op de talloze natuurrampen van de afgelopen jaren. Op basis van de ervaringen met de hulpverlening in Australië, op Haïti en in Rusland weten we nu dat de Europese Gemeenschap, om doeltreffend hulp te kunnen verlenen, duidelijke procedures nodig heeft, evenals de voor de verlening van doeltreffende humanitaire hulp benodigde middelen. Gelukkig hebben catastrofes van deze omvang het Europees continent tot nog toe gespaard. Dat betekent echter nog niet dat we geen doeltreffende structuur moeten opzetten en geen middelen opzij hoeven te zetten. Uit de ervaringen van de afgelopen jaren blijkt dat transport naar de getroffen gebieden onmogelijk is zonder technische en organisatorische ondersteuning door militaire eenheden. Niet-gouvernementele humanitaire organisaties beschikken eenvoudigweg niet over dergelijke middelen.

Bewoners van getroffen gebieden kunnen dus vaak lange tijd niet over land reizen en de capaciteit van de burgerluchtvaart is beperkt. Dus als de inzet van militaire troepen ergens gerechtvaardigd en aanvaardbaar is, dan is dat wel bij humanitaire rampen en natuurrampen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Er bestaat geen enkele twijfel over dat de intensiteit van natuurrampen de afgelopen tijd steeds groter is geworden. Het is eveneens een feit dat de EU een van de belangrijkste mondiale actoren op het gebied van humanitaire hulp is. Hoewel we op dit moment een crisis doormaken, is het belangrijk die rol te handhaven. De minst bedeelden en allen die getroffen worden door rampen moeten natuurlijk worden geholpen. Het is echter nog harder nodig om de armste landen, die het meest kwetsbaar zijn, voor te bereiden op dergelijke rampen door ze toe te rusten met menselijke en financiële middelen, zodat hulp van buiten minder urgent wordt. Dat kan alleen bereikt worden met een beleid van ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp dat op de middellange en de lange termijn is gericht.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) Humanitaire hulpverlening wordt steeds moeilijker en ingewikkelder: het humanitair recht wordt vaak met voeten getreden, verwarring over rollen zorgt ervoor dat humanitaire hulpverleners steeds vaker het doelwit worden, en natuurrampen worden steeds groter in omvang en intensiteit. In 2010 zijn we getuige geweest van de drie grootste humanitaire rampen van de afgelopen jaren: de aardbeving in Haïti, de droogte in de Sahel en de overstromingen in Pakistan. Toch is, zoals commissaris Georgieva zei: “de kwaliteit van onze humanitaire hulpverlening van het grootste belang.” Die “redt jaarlijks rond de 140 miljoen mensen”.

Met dat in het achterhoofd sluit ik me aan bij de rapporteur als zij pleit voor een aanzienlijke toename van de financiering voor humanitaire hulp en als zij constateert dat de consensus over humanitaire hulpverlening te onbekend is. We moeten blijven werken aan bewustmaking en we moeten de humanitaire beginselen en de beginselen van het internationaal recht bevorderen. We moeten, en daarvoor heb ik de gelegenheid al gehad, pleiten voor de instelling van een Europese snelle interventiemacht. Bovendien moeten we meer de aandacht vestigen op rampenpreventie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het verslag over de tenuitvoerlegging van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp bevat een aantal belangrijke voorstellen die in de toekomst opgepakt moeten worden. Een voorbeeld daarvan is de uitbreiding van de capaciteit en hulpmiddelen voor civiele bescherming, waarbij de centrale gedachte de oprichting van een Europese interventiemacht voor civiele bescherming is. Ook een verbetering van de coördinatie is belangrijk, niet alleen tussen de lidstaten, maar ook op internationaal niveau met de Verenigde Naties. Het voorstel om bij rampen levensmiddelen en dergelijke lokaal aan te kopen en zodoende de plaatselijke economie te steunen is eveneens een verstandig idee. Helaas is het verslag op een aantal punten echter niet gedetailleerd en ambitieus genoeg en om die reden heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk.(LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de Europese Unie als de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld meer aandacht moet besteden aan humanitaire hulp op gebieden waar deze hulp dringend nodig is, gezien het feit dat er sprake is van een dramatische toename van het aantal natuurrampen en interne conflicten. De lidstaten moeten een effectievere bijdrage leveren tot de tenuitvoerlegging van de Europese consensus, door deze te integreren in hun nationale humanitaire strategieën. Gezien de behoeften op het gebied van humanitaire hulp moeten hiervoor meer middelen worden uitgetrokken, opdat een snelle en doeltreffende financiering van hulpacties mogelijk wordt.

Ik ben het eens met het in het voorstel ingenomen standpunt dat een zeer duidelijke afbakening nodig is tussen de taakstellingen van militaire en humanitaire actoren, zodat militaire middelen en capaciteiten slechts in een zeer beperkt aantal gevallen als laatste redmiddel worden ingezet, met name in gebieden die door gewapende conflicten zijn getroffen. Om voor een passende en doeltreffende coördinatie van humanitaire hulp te zorgen, moeten bovendien een Europese interventiemacht voor civiele bescherming en een Europese snellereactiecapaciteit worden opgezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) De Europese Unie is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld. Door middel van haar humanitaire beleid toont de Europese Unie haar medeleven met bevolkingsgroepen van landen die hulp nodig hebben. Na de ondertekening van de consensus betreffende humanitaire hulp is veel ondernomen om de samenwerking op dit gebied te versterken, met als doel om efficiënter te opereren en de humanitaire grondbeginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid voor de meest kwetsbaren te bevorderen. Toch lijkt de humanitaire consensus nog weinig bekend te zijn, behalve bij de humanitaire actoren zelf, waardoor er dus nog veel gedaan moet worden om de zichtbaarheid van de consensus te vergroten. Ik denk dat het belangrijk is om in een kwetsbare sector als die van de humanitaire hulp rekening te houden met de in de loop der jaren veranderde omstandigheden, waarbij gewezen moet worden op de aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van de natuurrampen. Er moet daarom in mijn ogen meer worden gedaan aan verdere beperking van de risico’s op rampen, en de eigen vermogens van de Gemeenschappen moeten worden gesteund. Om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp steeds meer ten volle kan worden benut, moet constant worden gepleit voor de bescherming van de humanitaire ruimte. Ik hoop dat we met onze stem voor het verslag-Striffler de weg vrijmaken voor de aanneming van een concreet actieplan.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie, dat wil zeggen de Europese Commissie en de lidstaten samen, is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld. Een strenge tussentijdse balans van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp kan alleen maar tot de conclusie leiden dat er meer bekendheid moet worden gegeven aan de consensus en dat alle betrokken instanties meer en efficiënter moeten worden gecoördineerd. Als er alleen maar geld wordt gegeven, zonder intensieve en efficiënte coördinatie in alle fasen en bij alle vormen van communautaire hulpverlening, levert dat mogelijk geen resultaten op. We leven in een cruciale tijd waarin de laatste jaren de humanitaire context diepgaand is veranderd, wat een strikte en versterkte toepassing van de humanitaire consensus des te noodzakelijker maakt. Ik heb voor dit verslag gestemd en ik roep op tot een systematische dialoog, meer samenwerking in het veld en een beter beheer van en grotere gecommitteerdheid aan crisispreventie. Ik bepleit de oprichting van een Europese interventiemacht voor civiele bescherming op basis van het verslag-Barnier van mei 2006.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) De Europese Unie is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de humanitaire hulp in de wereld.

De consensus betreffende humanitaire hulp, die op 18 december 2007 is ondertekend door de Raad, het Europees Parlement en de Commissie en die geresulteerd heeft in een actieplan met een duur van vijf jaar, verplicht de EU en de lidstaten om op dit gebied nauw samen te werken. Actie 33 van het actieplan voorziet in het opmaken van een tussentijdse balans ervan, om het hoofd te kunnen bieden aan het gebrek aan erkenning voor de humanitaire hulpverlening, de sterke klimaatverandering, het toenemende aantal complexe crises en het toenemende geweld.

In het verslag wordt dan ook gepleit voor de vorming van een Europese snellereactiecapaciteit (Europese interventiemacht voor civiele bescherming), een idee van Michel Barnier, om de beschikbare instrumenten te verbeteren met als doel om de onmiddellijke mobilisatie van alle noodzakelijke middelen mogelijk te maken door middel van een betere coördinatie.

Gelet op de cijfers en op het feit dat er met het Verdrag van Lissabon een volwaardig EU-beleid voor humanitaire hulp is ingesteld, ben ik het volledig eens met de noodzaak van een tussentijdse balans om krachtiger op te kunnen treden op de volgende gebieden: de bevordering van humanitaire beginselen, de verstrekking van humanitaire hulp, de verduidelijking van het gebruik van militaire en civiele middelen, de beperking van de risico’s van rampen en het aanhalen van de band tussen noodhulp en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor dit verslag, waarin de balans wordt opgemaakt van de toepassing van de Europese consensus betreffende humanitaire hulp. In het verslag staan belangrijke voorstellen die tot doel hebben om de zichtbaarheid van de consensus en de verwezenlijking van de doelstellingen te verbeteren. In de huidige humanitaire context, die wordt gekenmerkt door een aanzienlijke toename van het aantal en de intensiteit van natuurrampen, is dit instrument zeer belangrijk. Het is namelijk van essentieel belang om inspanningen te leveren teneinde de toezeggingen die met de consensus zijn gedaan volledig te realiseren en de lidstaten meer te betrekken bij de tenuitvoerlegging ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. (IT) Tijdens de plenaire vergadering van vandaag hebben we gestemd over het verslag over de Europese consensus betreffende humanitaire hulp.

De Europese Unie, dat wil zeggen de Europese Commissie en de lidstaten tezamen, is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld. Door middel van haar humanitaire beleid toont de Europese Unie concreet haar medeleven met bevolkingsgroepen van derde landen die hulp nodig hebben in situaties waarin zij extreem kwetsbaar zijn.

Het is van belang om te benadrukken dat de hulpverlening uitsluitend op vastgestelde behoeften en de mate van kwetsbaarheid moet berusten en dat de kwaliteit en de kwantiteit van de hulp vooral wordt bepaald door de oorspronkelijke evaluatie, die nog verbeterd moet worden, vooral ten aanzien van de toepassing van kwetsbaarheidscriteria, en met name ten aanzien van vrouwen, kinderen en mensen met een handicap.

Werkelijke en continue betrokkenheid – en zo mogelijk deelname – van de begunstigden bij het beheer van de hulp is een van de essentiële voorwaarden voor de kwaliteit van humanitaire interventies, met name ingeval van langdurige crises.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 wordt de humanitaire hulp van de Unie geregeld door artikel 214 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat een volwaardig beleid voor humanitaire hulp van de EU instelt. Dit is een gedeelde bevoegdheid van de lidstaten en de Europese Unie. Wanneer Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad betreffende humanitaire hulp, die in 1996 van kracht is geworden, volgens de medebeslissingsprocedure wordt herzien, krijgt deze dus haar eigen rechtsgrondslag. Het Verdrag van Lissabon voorziet ook in de instelling van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). De Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft aangegeven dat er geen instrumentalisering van de humanitaire hulp door de EDEO mag plaatsvinden en heeft zich hard gemaakt voor het behoud van de onafhankelijkheid van het directoraat-generaal Humanitaire hulp. De commissie heeft ook gevraagd om duidelijkheid over de taakverdeling tussen commissaris Ashton en commissaris Georgieva.

Aangezien de tussentijdse balans een gelegenheid is voor de EU om op een aantal gebieden krachtiger op te treden, vestigt het verslag de aandacht onder andere op de volgende gebieden: de bevordering van humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht, kwesties in verband met de kwaliteit, coördinatie en samenhang in het kader van de verstrekking van humanitaire hulp door de EU, verduidelijking van het gebruik van de middelen en capaciteiten voor militair optreden en civiele bescherming in overeenstemming met de humanitaire consensus en de richtsnoeren van de Verenigde Naties, beperking van de risico’s van rampen en het aanhalen van de band tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) De Europese Unie, dat wil zeggen de Europese Commissie en de lidstaten tezamen, is de grootste donor van humanitaire hulp in de wereld. Haar bijdrage maakt meer dan 40 procent uit van de officiële humanitaire hulp in de wereld.

In 2009 heeft de Commissie humanitaire hulp verstrekt aan ongeveer 115 miljoen mensen in meer dan zeventig landen voor een totaalbedrag van 950 miljoen euro. Door middel van haar humanitaire beleid toont de Europese Unie concreet haar medeleven met bevolkingsgroepen van derde landen die hulp nodig hebben in situaties waarin zij extreem kwetsbaar zijn. Ons doel is om tot sterkere civiele en militaire samenwerking te komen, zodat we steeds effectiever kunnen optreden bij natuurrampen, die steeds vaker voorkomen en de laatste jaren wereldwijd honderdduizenden doden hebben veroorzaakt.

Er moet meer aandacht komen voor met name gevluchte en ontheemde vrouwen en kinderen, omdat zij steeds vaker het slachtoffer worden van schendingen van het internationale humanitaire recht. Er moet effectiever worden opgetreden en daarnaast moet veel worden gedaan aan actieve en passieve preventie. De gebieden die het meeste risico lopen, moeten beter worden voorbereid op natuurrampen; hiertoe moeten alle duurzame ontwikkelingsstrategieën die gericht zijn op schadebeperking, worden bevorderd.

 
  
  

Verslag-Sârbu (A7-0376/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  John Stuart Agnew en David Campbell Bannerman (EFD), schriftelijk. − (EN) 14/1: Ik heb vóór dit deel van het amendement gestemd omdat ik het als een verzwakking van de EU-wetgeving beschouw en dit ertoe zal leiden dat het gemakkelijker wordt om niet-genetisch gemodificeerde sojabonen in het Verenigd Koninkrijk in te voeren. Dit is voor onze pluimveesector een kritiek punt.

14/2: Ik heb vóór dit deel van het amendement gestemd omdat het de negatieve gevolgen van EU-wetgeving voor ladingen niet-genetisch gemodificeerde sojabonen die bestemd zijn voor het Verenigd Koninkrijk zal beperken.

14/3: Ik heb me van stemming over dit deel van het amendement onthouden, omdat het wel een wenselijke ambitie kan zijn (voor een Britse regering zonder EU-controle), maar het naar mijn mening nog geen kritiek punt is en ik de macht van de EU niet wil vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) De EU dient innoverende initiatieven te nemen die aan de ene kant het gebruik van voedseloverschotten mogelijk maken en aan de andere kant het voeden van behoeftige mensen gemakkelijker maken. Dat dient aan de orde te komen bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Speculatie is verantwoordelijk voor ongeveer 50 procent van de recente prijsstijgingen. Daarom dient de totstandkoming van instrumenten voor prijsstabiliteit bevorderd te worden in internationale fora via een gecoördineerde strategie in de G20. De EU moet leiding geven aan een internationale beweging met het oog op het bereiken van een akkoord in de Verenigde Naties teneinde landen met dergelijke tekorten op een permanente en efficiënte basis van voedsel te voorzien.

Ik wil er ook op wijzen dat het belangrijk is om te werken aan de geloofwaardigheid van de landbouwsector. Deze sector moet aan de man worden gebracht bij geschoolde en ondernemende jongeren als een activiteit die samen kan gaan met innovatie en onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin wordt erkend dat voedselzekerheid een mensenrecht is. Er is sprake van voedselzekerheid wanneer alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en voedzaam voedsel om te voorzien in hun voedselbehoeften voor een actief en gezond leven. Bovendien is het belangrijk om aandacht te besteden aan het feit dat de mondiale voorraden van basisvoedingsmiddelen veel beperkter zijn dan in het verleden, met een laagterecord tijdens de voedselcrisis van 2007, toen de mondiale voedselvoorraden maar volstonden voor twaalf weken. Tegelijk is de mondiale voedselproductie steeds kwetsbaarder voor extreme meteorologische gebeurtenissen die verband houden met de klimaatverandering, waardoor plotse en onvoorzienbare voedseltekorten kunnen ontstaan. Daarom moet de EU haar bijdrage leveren aan dit mondiale systeem van voedselvoorraden.

Ik acht het van groot belang om niet alleen het concurrentievermogen in de landbouwsector te bevorderen, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de organische landbouw en de lokale distributie. Voorts acht ik het, gelet op de vergrijzende plattelandsbevolking, erg belangrijk om te garanderen dat jonge boeren grond en krediet kunnen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Door de recente volatiliteit van de voedsel- en basisvoedingsmiddelenprijzen is ernstige bezorgdheid over de werking van de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketen gerezen. De stijging van de voedselprijzen heeft de meest kwetsbare bevolkingsgroepen het zwaarst getroffen. Dit verslag bevordert de verwezenlijking van twee hoofddoelstellingen van de Europese Unie: de voorziening van de consumenten met gezond en hoogwaardig voedsel tegen redelijke prijzen en het veiligstellen van de inkomens van de boeren. Ik heb voor dit verslag gestemd. Europa kan een bijdrage leveren aan de mondiale voedselzekerheid door concurrerender te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Als eerste beleid dat ten uitvoer is gelegd en tot kort geleden de belangrijkste uitgavenpost was, neemt landbouw een centrale plaats in het Europese project in. De afgelopen decennia is er zeker een zekere teruggang op dit gebied te zien geweest, ten gunste van andere belangrijke onderwerpen, maar we moeten niet vergeten dat de agrarische onafhankelijkheid van Europa een enorme strategische uitdaging inhoudt. Zoals de voorzitter van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de heer Daul, aan het begin van dit jaar bovendien heeft benadrukt, wordt voedselzekerheid de belangrijkste kwestie in 2011. De voedseltekorten in de wereld en de daaruit voortvloeiende crises moeten ons wijzen op de ernst van de situatie: enorme prijsstijgingen en een groot tekort aan belangrijke hulpbronnen. Europa moet deze nieuwe uitdaging aangaan. Milieuvraagstukken dragen bij aan de complexiteit en de omvang van het probleem. Daarom heb ik gestemd voor deze resolutie, die moet garanderen dat het strategische karakter van voedselzekerheid wordt erkend. Er wordt gewezen op de rol die de Unie kan spelen in het beheer van mondiale voedselvoorraden en de geschiktheid van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met betrekking tot die uitdagingen, en de aandacht wordt gevestigd op de schadelijke gevolgen van speculatie op de grondstoffenprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) Op dit moment lijden negenhonderd miljoen mensen ter wereld honger door extreme armoede, terwijl bijna twee miljard mensen door dreigende armoede geen echte voedselzekerheid hebben.

Aangezien de voedselproductie met ten minste 70 procent moet toenemen om te voldoen aan de vraag van de groeiende wereldbevolking, zal de landbouwsector moeten worden versterkt. Daarom steun ik dit belangrijke verslag over de landbouw en de voedselvoorziening. We hebben een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig waarmee wordt voorzien in hoogwaardig voedsel tegen redelijke prijzen om te voldoen aan de voedselvraag in Europa en wereldwijd.

Het schoolfruit- en het melkprogramma, evenals het programma voor de meest behoeftigen, moet worden versterkt. De Europese bevolking moet toegang hebben tot voldoende en gezond voedsel, ongeacht de economische problemen.

Het is zorgwekkend dat de mondiale voedselvoorraden beperkter zijn dan voorheen, en gezien de bedreiging van de klimaatverandering en natuurrampen steun ik het in het verslag vermelde mondiale systeem van voedselvoorraden.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd. Als gevolg van de snelle groei van de wereldbevolking moet de landbouwsector voorzien in een groeiende behoefte aan veilig en voldoende voedsel, ondanks de belemmeringen van beperkte natuurlijke hulpbronnen, hoge energieprijzen en de klimaatverandering. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) moet de voedselproductie met minimaal 70 procent toenemen om te voldoen aan de stijgende vraag van de wereldbevolking die tegen 2050 naar verwachting meer dan negen miljard zal bedragen. Voorts lijden ongeveer negenhonderd miljoen mensen ter wereld door extreme armoede chronisch honger, terwijl bijna twee miljard mensen door verschillende graden van armoede geen echte voedselzekerheid hebben op lange termijn. De verkrijgbaarheid van voedsel blijft derhalve een centrale kwestie die moet worden aangepakt. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid dat er na 2013 moet komen, moet niet alleen het concurrentievermogen, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de organische landbouw en de lokale distributie bevorderen teneinde een bijdrage te leveren tot de voedselzekerheid. Voorts acht ik het, gelet op de vergrijzende plattelandsbevolking, erg belangrijk om te garanderen dat jonge boeren grond en krediet kunnen krijgen en dat de voedselprijzen en het inkomen van de boeren op een redelijk niveau worden gehandhaafd.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er in de Europese Unie nog steeds armoede en honger bestaat. In de EU leven 79 miljoen mensen nog steeds onder de armoedegrens. Mijn amendementen wijzen erop dat het recht op voedsel een fundamenteel mensenrecht is en dat dit recht gewaarborgd is wanneer alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende, veilige en voedzame levensmiddelen om te kunnen voorzien in hun behoefte aan voedsel, zodat ze een actief en gezond leven kunnen leiden. Ik zou met name het belang van diversificatie in de Europese landbouw en van het veiligstellen van de co-existentie van verschillende landbouwmodellen willen benadrukken, evenals het belang van de diversiteit en de kwaliteit van voedsel en levensmiddelen in heel Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk. Ik heb vóór de resolutie gestemd; in haar programma legt mijn partij (de SGP) ook duidelijk de vinger op het strategisch belang van de sector en wordt landbouw zelfs de basis voor voedselzekerheid genoemd. Enkele kanttekeningen moet ik toch plaatsen, hoe nobel de ideeën op zichzelf ook kunnen zijn. Met programma’s voor schoolmelk en schoolfruit moet de EU zich niet bezighouden. Laat dat desgewenst aan de lidstaten over. Ik heb daarnaast ook tegen de paragraaf over versoepeling en stimulering van de invoer van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) gestemd. Mijn partij is van mening dat GGO’s niet de oplossing zijn voor het wereldvoedselvraagstuk. Een verband tussen hogere opbrengsten en genetische modificatie is nog steeds niet aangetoond. Bovendien zijn er naar onze mening in ethisch opzicht principiële vragen te stellen bij genetische modificatie.

In de algehele toonzetting van de resolutie kan ik mij echter goed vinden. De resolutie laat nog weer eens zien hoe belangrijk een krachtig en goed gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 is. Daarnaast vind ik de oproep om ontwikkelingslanden hun landbouwgrond te laten gebruiken voor het veiligstellen van de voedselvoorziening, in de eerste plaats voor hun eigen bevolking, van groot belang en van hoge urgentie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. - (FR) Iedereen toegang tot voedsel verschaffen, tegen een achtergrond van een stijgende wereldwijde vraag en voedseltekorten voor miljarden mensen over de hele wereld, is een enorme en essentiële uitdaging. In de Europese Unie alleen al leeft 16 procent van de burgers onder de armoedegrens. Deze groep heeft moeite om basisbehoeften als huisvesting, gezondheid en – uiteraard – voedsel te vervullen.

Dit indachtig stemmen wij, om het debat te voeden, vóór een resolutie over de erkenning van landbouw als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid. Op het moment dat we ons buigen over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), lijkt het noodzakelijk dat deze behoefte aan en dit universele recht op voedsel voor allen niet over het hoofd worden gezien.

Een van onze doelstellingen is een eind te maken aan speculatie in de landbouwsector: wij roepen op tot een herziening van de wetgeving inzake financiële instrumenten. Minder prijsvolatiliteit en meer transparantie is het devies. Hiernaast stellen wij een “gericht mondiaal systeem van voedselvoorraden” voor met het oog op een effectiever crisismanagement en dringen we er bij de Commissie op aan na te denken over dit type maatregel.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De Europese Unie heeft de plicht om het hoofd te bieden aan de uitdagingen op het gebied van voedselveiligheid, de voorziening met hoogwaardige voedingsmiddelen, milieubescherming, de diversiteit van de plattelandsgebieden en het behoud van het territoriaal evenwicht door verbetering van de levensomstandigheden in plattelandsgebieden. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft antwoorden op en oplossingen voor deze toekomstige uitdagingen. Het is belangrijk dat de in dit beleid vastgelegde doelstellingen en instrumenten zo veel mogelijk voldoen aan de behoefte om een specifieke nationale dimensie in de structuur van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te integreren. De boerenstand heeft omvangrijke rechtstreekse steun nodig, ook in de toekomst. De huidige ongelijkheden tussen de lidstaten op het gebied van de rechtstreekse betalingen mogen niet langer worden gehandhaafd, omdat deze een direct effect hebben op het concurrentievermogen van landbouwproducten op de interne markt.

In het kader van het GLB moet verantwoordelijkheid worden genomen voor de manier waarop EU-middelen worden besteed, waarbij de betalingen moeten worden gefocust op bebouwd areaal en in de veeteelt slechts op de dieren die in het subsidiejaar op de boerderij aanwezig zijn. Pijler I van het GLB dient subsidies ter compensatie voor minder begunstigde landbouwgebieden en milieusubsidies voor de landbouw te omvatten, om zodoende een bijdrage te leveren om de ontvolking van het platteland tegen te gaan en de milieuvoordelen van extensieve landbouwpraktijken te belonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat voedselzekerheid een mensenrecht is. Dat recht wordt gerespecteerd wanneer alle mensen toegang hebben tot voldoende, veilig en voedzaam voedsel om te voorzien in hun behoeften voor een actief en gezond leven. In Europa leeft 16 procent van de burgers nog steeds onder de armoedegrens, en de verkrijgbaarheid van voedsel blijft een centrale kwestie die moet worden aangepakt. Ter wille van de voedselzekerheid blijft een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dus nodig. Met het nieuwe GLB, dat na 2013 van kracht moet worden, moeten uitdagingen worden aangegaan in verband met voedselzekerheid, naast andere uitdagingen als de klimaatverandering, de economische crisis en de handhaving van het territoriale evenwicht in de EU. Aan de andere kant hebben de ambitieuze energiedoelstellingen van de EU de grootschalige teelt van biobrandstoffen aangemoedigd. Die productie concurreert echter om grond met de voedselproductie, met mogelijk negatieve effecten voor de voedselzekerheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) Ik heb tegen het verslag gestemd, hoewel het enkele serieuze positieve punten bevat en het de rol van de landbouw bij het zeker stellen van een toereikende voedselvoorziening erkent. Er kleeft echter een ernstig bezwaar aan dit verslag, dat niet over het hoofd mag worden gezien. Er is een bepaalde paragraaf aangenomen waarin wordt gesteld dat het Europees Parlement “de Commissie verzoekt een sneller goedkeuringsproces binnen de EU voor te stellen voor de invoer van een nieuwe genetisch gemodificeerde voedselvariant, zodra deze veilig is bevonden”. Wij houden vast aan ons standpunt over de invoer en het gebruik van alle gemodificeerde materialen, levensmiddelen en diervoeders, en ik zou nooit voor een verslag kunnen stemmen dat, voor het eerst, uitdrukking geeft aan de positieve houding van het Europees Parlement tegenover genetisch gemodificeerde producten, die de heer Barroso met zoveel ijver in Europa tracht te introduceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Voedselzekerheid is een fundamenteel mensenrecht! Naar schatting lijden op dit moment ongeveer negenhonderd miljoen personen chronisch honger, terwijl vele anderen door verschillende graden van armoede over onvoldoende gezonde voeding kunnen beschikken. Er is sprake van voedselzekerheid wanneer alle mensen op elk moment fysieke en economische toegang hebben tot voldoende en veilig voedsel om te voorzien in hun behoeften. Ter wille van voedselzekerheid is er een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nodig dat coherent is en aandacht heeft voor sociale aspecten. Coherent betekent dat het GLB geen productieoverschotten meer toestaat die leiden tot marktverstoringen en milieuproblemen, en sociaal dat alle lagen van de bevolking toegang hebben tot voedsel van goede kwaliteit.

Anderzijds ben ik tevreden over de aanpak van de diversiteit van de Europese landbouw. Concurrentievermogen en innovatie kunnen en moeten inderdaad hand in hand gaan met de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de biologische landbouw en de lokale distributie. Financiële investeringen in deze sectoren zijn van fundamenteel belang voor een efficiënt grondgebruik in bepaalde regio’s, zoals investeringen op energiegebied belangrijk zijn voor het reduceren van de afhankelijkheidsrelatie tussen voedselzekerheid en energiezekerheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) De ontwerpresolutie over de erkenning van landbouw als een sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid is een belangrijk document dat zeer gelegen komt, omdat we juist op dit moment kunnen constateren dat de prijzen van een groot aantal voedingsmiddelen steeds sneller stijgen. De in het verslag opgenomen overwegingen zijn realistisch en relevant en hebben betrekking op werkelijke vraagstukken op dit gebied. Ik wil er nog eens op wijzen dat de opleiding en de aanmoediging van nieuwe generaties boeren in de EU van groot belang is, en met het oog op een verouderende bevolking zelfs van essentieel belang. Ik wil ook vermelden dat de focus moet liggen op het behoud van de diversiteit van de landbouw in de Unie, zodat ook de traditionele landbouw toekomstkansen heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Aangezien het recht op voedselzekerheid een fundamenteel mensenrecht is, ben ik van mening dat de EU betere voorwaarden moet scheppen voor de uitvoering van voedselprogramma’s in de lidstaten, eveneens voor de schoolmelk- en het schoolfruitprogramma’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Dit is een initiatiefverslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling waarin ideeën en suggesties van alle fracties zijn opgenomen. Met het oog op het sluiten van compromissen met voldoende draagvlak is het verslag een vrij brede tekst geworden, die bij elkaar wordt gehouden door de kleinste gemeenschappelijke noemer. In het algemeen ben ik het met het verslag eens. Voedselzekerheid is volgens mij een fundamenteel mensenrecht, maar ik ben ook van mening dat de landbouw een strategische sector is die absoluut onmisbaar is voor de toekomst van ons continent. Met andere woorden: de landbouwsector is onlosmakelijk verbonden met onze soevereiniteit als Unie van volkeren en landen. Ik bedoel hiermee te zeggen dat het recht op voedsel een fundamenteel recht is dat door onze interne productie moet worden gegarandeerd. Om dat doel te realiseren is een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) essentieel. Ik herhaal evenwel dat het hoofddoel van het GLB de handhaving van het concurrentievermogen van de Europese landbouw dient te zijn, evenals het ondersteunen van de landbouwactiviteiten van de EU, zodat de voedselproductie, met name op lokaal niveau, en een evenwichtige territoriale ontwikkeling zijn gewaarborgd. Voorts ben ik van mening dat in de landbouwsector gezorgd moet worden voor rechtvaardige inkomens, daar duurzame en ethische productiemodellen alleen gesteund kunnen worden indien de boeren naar behoren worden gecompenseerd voor hun investeringen en de verplichtingen die ze aangaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. – (IT) Landbouw heeft een sleutelrol in de ontwikkeling van gemeenschappen. Het betitelen van de landbouwproductie als een primaire sector in economische termen heeft niet alleen te maken met de historische ontwikkeling ervan, maar ook en vooral aan de rol ervan bij het stabiliseren van maatschappijen en hun economieën. Een evenwichtige landbouwproductie moet niet alleen aandacht hebben voor de geproduceerde hoeveelheden, maar ook en met name voor de kwaliteit van de productie, opdat die de gezonde ontwikkeling van de bevolking bevordert. Vanuit dit oogpunt heeft voedselzekerheid daarom een sleutelrol, en de bescherming ervan – vooral als het gaat om traditionele en lokale producten – vergroot de kansen voor ontwikkeling op het hele grondgebied. Een positieve correlatie tussen voedselzekerheid en de kwaliteit en gezondheid van landbouwproducten betekent ook dat hun milieuvriendelijkheid moet worden vergroot, terwijl er bijzondere aandacht moet worden besteed aan het domino-effect dat wordt veroorzaakt door de ongecontroleerde invoering van genetisch gemanipuleerd materiaal, zodat er in eerste instantie de nodige zekerheid kan worden gegeven over de effecten die deze producten op middellange en lange termijn op gezondheid en lokale economieën kunnen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. - (FR) Bij het vaststellen van de toekomstige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid staan we op een kruispunt. Dit vraagstuk raakt natuurlijk de Europeanen, maar ook de burgers wereldwijd. Dit nieuwe beleid moet derhalve onderdeel zijn van een globale visie. Met één grote uitdaging: kunnen voldoen aan de vraag naar voedselproductie en -voorziening, die tussen nu en 2050 zal verdubbelen in een context die zal worden gekenmerkt door waterschaarste, reductie van het landbouwareaal en een nieuwe, door de strijd tegen de klimaatverandering bepaalde situatie op energiegebied. De mondiale organisatie van de landbouwmarkten moet worden heroverwogen, waarbij rekening moet worden gehouden met de twee hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: het garanderen van voedselzekerheid en het redden van de levensader van ʻkleineʼ landbouwers en hun gezinnen, zowel in de Europese Unie als in de armste landen ter wereld. Hiertoe moet ook een gericht mondiaal systeem van voedselvoorraden worden opgezet, bestaande uit noodvoorraden om de honger te verminderen en voorraden om de grondstoffenprijzen te reguleren. Dit systeem moet worden beheerd door de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Negenhonderd miljoen mensen ter wereld lijden door extreme armoede chronisch honger. Ondanks het feit dat de voorraden kennelijk toereikend zijn, kan een aanzienlijk deel van de wereldbevolking zich niet het basisvoedsel veroorloven dat het nodig heeft; de verkrijgbaarheid van voedsel blijft een centrale kwestie die moet worden aangepakt.

De doelstelling van voedselzekerheid kan niet worden verwezenlijkt zonder dat twee van de belangrijkste problemen van dit moment worden aangepakt: de markt- en prijsvolatiliteit en de slinkende voedselvoorraden. In samenhang hiermee zouden we een herziening van de bestaande wetgeving inzake financiële instrumenten moeten steunen, die moet zorgen voor transparantere transacties en moet voorzien in minimumdrempels voor de marktdeelnemers die op deze markten handel mogen drijven.

Voorts zij opgemerkt dat de mondiale voorraden van basisvoedingsmiddelen veel beperkter zijn dan in het verleden, met een laagterecord voor de mondiale voedselreserves. Tot slot moet met het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) duidelijk en ondubbelzinnig het hoofd worden geboden aan de uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid en andere uitdagingen, met name de klimaatverandering en de economische crisis binnen de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag over de landbouw als strategische sector voor de voedselzekerheid gestemd omdat er belangrijke voorstellen over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in staan. Dat GLB moet na 2013 van kracht worden en onder meer het hoofd bieden aan uitdagingen in verband met voedselzekerheid, de klimaatverandering, de economische crisis en de handhaving van het territoriale evenwicht in de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) heeft onlangs gewaarschuwd voor een mogelijke stijging van de voedselprijzen in 2011. En dat terwijl die prijzen in 2010, na de voedselcrisis van juni 2008, nieuwe historische hoogten hadden bereikt. De index van de FAO, die is gebaseerd op de prijzen van 55 grondstoffen voor voedingsmiddelen, is voor de zesde achtereenvolgende maand gestegen, tot 214,7 punten. Dat is boven het vorige record van 213,5 punten, dat dateert van juni 2008.

De prijzen van suiker en vlees hebben nieuwe historische niveaus bereikt, en tenzij de graanproductie minstens met 2 procent toeneemt, zal de prijs van dit soort voedingsmiddelen blijven stijgen. Daarom juich ik dit initiatief toe. En omdat de prijsvolatiliteit alle marktdeelnemers treft, geloof ik dat er in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid concrete maatregelen genomen moeten worden om de productie te verhogen, de markten beter te bevoorraden en te zorgen voor prijsstabiliteit en een productie die beantwoordt aan de Europese consumptiebehoeften. Vorige week heb ik deze overtuiging al geformuleerd in een vraag aan de Commissie. Tevens bekrachtig ik mijn standpunt dat de landbouw als een strategische sector moet worden beschouwd, vooral in tijden van crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Omdat voedselzekerheid een mensenrecht is, verdient deze materie zeer speciale aandacht van de Europese instellingen. De landbouwsector dient veilige levensmiddelen te produceren, maar het is ook van fundamenteel belang dat we voldoende voedsel produceren. Daarom mogen we de aanbevelingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) niet vergeten. Volgens de FAO moet de voedselproductie met ten minste 70 procent toenemen om de wereldbevolking, die tegen 2050 naar verwachting uit negen miljard mensen zal bestaan, te kunnen voeden. Ik ben verheugd over de goedkeuring van deze resolutie, waarin de rol van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) wordt erkend – als verantwoordelijk orgaan voor de begeleiding van en informatie over risico’s die de voedselketen bedreigen – en de lidstaten worden aangespoord om instanties op te richten die met EFSA samenwerken. Voorts wil ik nog wijzen op de erkenning van de rol van de traditionele landbouw, met name de biologische en de kleinschalige landbouw, in de benadeelde regio’s. Die bedrijven vormen een meerwaarde op economisch, maar vooral op milieuvlak, daar zij onmisbaar zijn voor de handhaving van de biodiversiteit. Ik hoop dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid een efficiënt antwoord geeft op de problemen in de landbouwsector: de klimaatverandering, de stabiliteit van de consumentenprijzen en het inkomen van de boeren.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In het verslag wordt een brandende kwestie behandeld. Belangrijke problemen die een bedreiging vormen voor de voedselzekerheid passeren de revue, zoals de prijsvolatiliteit als gevolg van financiële speculatie, de illegale inbezitneming van grond in ontwikkelingslanden en onvoldoende strategische voorraden. De aanpak van deze problemen, en trouwens van de hele problematiek in verband met de voedselzekerheid, is verre van volledig, soms tegenstrijdig en in enkele gevallen onjuist. De gevolgen van het huidige landbouwbeleid (het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de verschillende hervormingen) blijven namelijk buiten beschouwing, evenals de liberalisering van de markten en de ontmanteling van de regulerende instrumenten, wat geleid heeft tot de ondergang van duizenden kleine en middelgrote producenten, die geconfronteerd werden met productieprijzen die veelal de productiekosten niet dekken.

Daar komt nog bij dat de rapporteur de stelling verdedigt dat “een beroep op alle vormen van landbouw zal moeten worden gedaan om Europa en de andere landen te kunnen voeden”. Dat is een impliciete verdediging van niet-duurzame productiemodellen, intensieve op de export gerichte productie en genetische gemodificeerde organismen (GGO’s). Met betrekking tot GGO’s wordt in het verslag opgeroepen de goedkeuringsprocedure voor de invoer zo snel mogelijk te vergemakkelijken. Tot slot stelt de rapporteur dat ze “tevreden is met het Commissievoorstel voor een verordening betreffende otc-derivaten”. Dat voorstel zal geen rem zetten op de speculatie, zoals de speciaal rapporteur van de VN voor het recht op voedsel heeft geconcludeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Sârbu gestemd. Juist in deze periode, waarin we ons voorbereiden op de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, laat de stemming van vandaag zien welke kant het Parlement op wil: om zich te verzekeren van een zekere en betaalbare voedselvoorziening moet de EU een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hebben, dat speculatie met voedselgrondstoffen ontmoedigt en jongeren helpt te kiezen voor de landbouwsector. Ik denk dat het belangrijk is te onderstrepen dat het GLB van de toekomst burgers ook toegang tot een adequate voedselvoorziening moet geven, het verspreiden van informatie over voeding moet toelaten en de omstandigheden voor het verwezenlijken van het schoolmelk- en het schoolfruitprogramma moet verbeteren. Met de stemming van vandaag wordt de Commissie er bovendien op gewezen dat ze moet uitwerken hoe een gericht mondiaal systeem van voedselvoorraden kan worden verwezenlijkt, met noodvoorraden om de honger te verminderen en andere voorraden om grondstoffenprijzen mee te reguleren. Bijzondere aandacht moet bovendien worden besteed aan genetisch gemanipuleerd materiaal. Omdat dit zo’n gevoelige kwestie is, moeten we een zekere voorzichtigheid betrachten en een onbeperkte, ongecontroleerde invoering vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk.(IT) Het bereiken van voedselzekerheid en voedselonafhankelijkheid in Europa is essentieel, en dat is waarom ik vóór heb gestemd. Ik juich het feit toe dat er wordt gerefereerd aan een ambitieuze visie voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). We moeten er aan denken dat het GLB essentieel is voor de ondersteuning van boeren, die, naast het produceren van grondstoffen en gemeenschappelijke goederen, ook onze grond onderhouden en verzorgen. Om de nieuwe uitdagingen aan te gaan die we in de toekomst op het gebied van voeding verwachten, moeten we ervoor zorgen dat we zelfvoorzienende producenten worden en steeds minder landbouwproducten uit derde landen importeren, omdat die landen niet alleen de milieu- en gezondheidsregels overtreden, maar ook de rechten van werknemers niet respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk.(IT) Het verbeteren van de voedselzekerheid is een van de uitdagingen die de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2013 het hoofd zal moeten bieden.

Het vermogen om voldoende voedselvoorraden voor de EU-burgers te waarborgen moet de voor 2050 voorspelde scherpe stijging van de mondiale vraag naar voedsel weerspiegelen. In dat licht is het een prioriteit voor de Europese Unie om dit fundamentele mensenrecht binnen en buiten haar grenzen te blijven waarborgen, waarvoor ze moet proberen de landbouwproductiviteit te verhogen en tegelijkertijd een veilige en betaalbare voedselvoorziening te garanderen, naast de inmiddels essentiële noodzaak om het milieu van Europa’s platteland te beschermen.

We kunnen niet toestaan dat financiële speculatie ongecontroleerde prijsstijgingen en volatiliteit van de mondiale voedselproductenmarkt blijft veroorzaken. Om de Europese productie veilig te stellen moeten we de balans in de contractuele relaties tussen producenten en het moderne distributiesysteem herstellen.

We moeten niet onderschatten dat ongelijke onderhandelingsmacht, anticoncurrentiepraktijken en een gebrek aan transparantie vaak ten grondslag liggen aan marktvervormingen, met grote gevolgen voor het concurrentievermogen van de hele keten van de voedselvoorziening.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. - (FR) Ja, de landbouwsector is een strategische sector en voedselzekerheid is een vereiste. Europa heeft er tientallen jaren over gedaan om tot dit besef te komen. De titel van het verslag is echter misleidend. Nergens worden de desastreuze gevolgen van de mondiale vrijhandel en de marktlogica gehekeld.

We zullen in de winter aardbeien blijven eten, of ze nu afkomstig zijn uit het zuidelijk halfrond of uit energie- en waterverspillende broeikassen. We zullen de invoer van Afrikaanse bonen blijven promoten, ten koste van lokale teelten en in concurrentie met onze eigen producenten.

We zullen blijven oproepen tot regulering van de markten voor landbouwproducten en hun derivaten, hoewel het laatstgenoemde begrip absurd is, en we zouden moeten streven naar kwaliteitslandbouw en korte voedingsketens, waarbij misbruik door de tussenhandel en grote detailhandelaars genadeloos wordt aangepakt.

We zullen machteloos toekijken hoe andere landen die hun eigen potentieel hebben verspild controle krijgen over de landbouwgrond van de kwetsbaarste landen. Hoewel dit ons steeds meer zorgen baart, ondernemen we geen actie met betrekking tot deze mogelijkerwijs explosieve situatie.

U hebt weliswaar vooruitgang geboekt, maar u bent er nog niet. Omdat u weigert het systeem dat aan de basis van onze problemen ligt aan te pakken, is een mislukking onvermijdelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Voedselzekerheid is een kernprobleem dat doeltreffend moet worden aangepakt door de Europese Unie. Daarom steun ik het verslag van mijn sociaaldemocratische collega, die voorstander is van een krachtig, verantwoordelijk en op jonge landbouwers gericht gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), voorstelt om speculatie op de landbouwmarkten en de daaruit voortvloeiende prijsvolatiliteit te bestrijden en benadrukt dat van de bestrijding van armoede in de EU en wereldwijd een prioriteit moet worden gemaakt, waarbij voedselzekerheid en toegang tot voedsel een fundamenteel mensenrecht moeten worden. De EU moet de huidige uitdagingen inzake voedsel aangaan en anticiperen op toekomstige moeilijkheden op dit gebied. Het idee van een gericht mondiaal systeem van voedselvoorraden vind ik dan ook volkomen relevant, ook al zal het niet gemakkelijk zijn om dit op te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag Sârbu gestemd, ook al bevat het talrijke goede punten. De voedselvoorziening is een fundamenteel vraagstuk dat steeds belangrijker zal worden. Het is essentieel dat de EU gecoördineerd optreedt ten aanzien van haar landbouwsector als zij de uitdagingen die voor haar liggen het hoofd wil kunnen bieden. Ik geloof echter niet dat genetisch gemodificeerde organismen een legitieme rol te spelen hebben in het zekerstellen van de voedselvoorziening, en ik kon geen steun geven aan een verslag dat voorstelt om genetische modificatie groen licht te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat voedselzekerheid een mensenrecht is dat een actief en gezond leven garandeert. Wereldwijd lijdt een groot aantal mensen chronisch honger, terwijl velen verstoken zijn van echte voedselzekerheid. Ondanks het feit dat de voorraden kennelijk toereikend zijn, kan een aanzienlijk deel van de wereldbevolking zich niet het basisvoedsel veroorloven dat het nodig heeft, zodat de verkrijgbaarheid van voedsel een centrale kwestie blijft die dringend moet worden aangepakt. Het is belangrijk te waarborgen dat alle sociale lagen van de bevolking toegang hebben tot voedsel. De doelstelling van voedselzekerheid kan niet worden gehaald zonder dat twee van de belangrijkste kwesties van het moment worden aangepakt: de markt- en prijsvolatiliteit (die in grote mate een gevolg is van de speculatie op de grondstoffenmarkten) en de slinkende voedselvoorraden. In geen geval mogen we speculatie met voedselprijzen toelaten. We moeten niet alleen het concurrentievermogen, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de organische landbouw en de lokale distributie bevorderen en de diversiteit van de landbouw in Europa waarborgen. Voorts acht ik het, gelet op de vergrijzende plattelandsbevolking, erg belangrijk te garanderen dat jonge boeren grond en krediet kunnen krijgen. Het is onze doelstelling om redelijke voedselprijzen en een behoorlijk inkomen voor de boeren in stand te houden. Onder geen enkele omstandigheid zal ik het gebruik van genetisch gemodificeerd materiaal, de import ervan voor consumenten en andere daarmee verband houdende activiteiten goedkeuren, noch de desbetreffende, in derde landen toegepaste productiemethoden, aangezien er geen gegevens beschikbaar zijn waaruit redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat deze geen schade toebrengen aan de menselijke gezondheid of het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Kadenbach (S&D), schriftelijk. (DE) Helaas is door de stemmen van de conservatieve leden een passage in deze tekst opgenomen waarin een voorstel wordt gedaan voor een sneller goedkeuringsproces binnen de EU voor de invoer van een nieuwe genetisch gemodificeerde voedselvariant zodra deze veilig is bevonden. De behoefte aan levensmiddelen mag echter in geen geval door middel van genetische modificatie worden vervuld. Ik blijf resoluut tegen genetisch gemodificeerde levensmiddelen en ik wil de Europese Commissie hierbij aan het voorzorgsbeginsel herinneren: er mogen dan wetenschappelijke onderzoeken zijn waarin genetisch gemodificeerde levensmiddelen niet als schadelijk voor de gezondheid worden beschouwd, maar mogelijk beschikken we nog niet over geschikte testmethoden om dit te kunnen bevestigen. We moeten tenslotte de wensen van de consumenten respecteren, die dit soort levensmiddelen afkeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Landbouw is enorm belangrijk voor de wereldwijde voedselzekerheid, en daarom moeten we maatregelen nemen. Het waarborgen van de inkomens van boeren en een toereikend aanbod van kwaliteitsvolle levensmiddelen moet derhalve het belangrijkste doel van het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid zijn. Ook de schommelende marktprijzen in de agrarische sector vormen onzekere factoren en moeten worden tegengegaan. Ik steun het verslag, dat duidelijk laat zien dat voedselveiligheid ook in de Europese Unie een kernprobleem is en coördinatie tussen de diverse beleidssectoren vereist. Alleen als er op het gebied van het landbouwbeleid, het ontwikkelingsbeleid, het handelsbeleid, het financieel beleid, het energiebeleid en het onderzoeksbeleid samenwerking plaatsvindt, kunnen er verbeteringen worden gerealiseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het verslag-Sârbu gestemd omdat het veiligstellen van een continue, maar ook zekere voedselvoorziening de belangrijkste rol is die de maatschappij de landbouw toebedeelt. Voedselzekerheid is een fundamenteel mensenrecht en dat betekent dat alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang zouden moeten hebben tot voldoende, gezond en voedzaam voedsel om een actief leven te leiden. In sommige delen van de wereld wordt dit recht vaak geschonden, terwijl het in andere delen van de wereld nauwelijks wordt gewaarborgd vanwege een veelvoud aan oorzaken en factoren die bijdragen aan het serieus in gevaar brengen van de gezondheid van consumenten. In een tijd als deze, die wordt gekenmerkt door het debat over het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, kunnen we met dit verslag enkele richtsnoeren schetsen voor de ethische, sociale en economische rol die de landbouw – ook op korte termijn – moet spelen, risicofactoren aanwijzen die de landbouw bedreigen en de kans grijpen om van de landbouw een bastion in de mondiale strijd tegen honger te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. (PL) Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag van mevrouw Sârbu over de erkenning van de landbouwsector als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid. Historisch gezien is voedselzekerheid al eeuwen lang een van de belangrijkste prioriteiten van elke overheid. Het financiële of economische criterium mag daarom niet beslissend zijn.

Goedkoop, maar goed voedsel produceren is van groot belang vanuit het oogpunt van de markt en de koopkracht van de mensen, in het bijzonder van diegenen met een laag inkomen. Nog belangrijker is echter de capaciteit om voedsel te produceren. We mogen niet de situatie laten ontstaan dat we enkel en alleen voedsel invoeren omdat iemand ons dat op dat moment goedkoper kan verkopen. We kunnen importeren, maar we moeten onze eigen capaciteit om de noodzakelijke hoeveelheid voedsel te produceren in stand houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Terwijl de voedselprijzen almaar stijgen en er steeds meer over een toekomstige voedselcrisis wordt gesproken, leeft een groot deel van de bevolking van de Europese Unie nog steeds onder de armoedegrens en is het essentieel dat we ervoor zorgen dat alle lagen van de bevolking kunnen beschikken over voedsel. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de Europese Unie een sterk landbouwbeleid nodig heeft dat moet zijn gebaseerd op innovatie en dat gericht moet zijn op het stabiliseren van de markt en op de aanmoediging en ondersteuning van boeren. Tegelijkertijd hebben de Europese consumenten recht op gezond en hoogwaardig voedsel tegen redelijke prijzen. Het gaat hier om de hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar ik heb me onthouden van stemming over de drie delen van amendement 14, die betrekking hadden op genetisch gemodificeerde organismen. Ik ben niet principieel tegen genetisch gemodificeerde levensmiddelen, maar was huiverig voor deze poging om de invoer van genetisch gemodificeerd materiaal en het gebruik van productiemethoden uit derde landen te versnellen. Het wetenschappelijk bewijs dat genetische modificatie veilig is moet sterk zijn, en het publiek moet er alle vertrouwen in hebben dat de toepasselijke autoriteiten alle benodigde voorzorgsmaatregelen hebben genomen en uitgebreide tests hebben uitgevoerd. Dit mag niet worden overhaast.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt bevestigd dat voeding een fundamenteel mensenrecht is. Met het oog daarop richt de rapporteur zich op twee van de belangrijkste problemen die moeten worden aangepakt om dat recht te waarborgen: de markt- en prijsvolatiliteit (die in grote mate het gevolg is van speculatie) en de slinkende voedselvoorraden. In het verslag wordt opgemerkt dat speculatie goed is voor 50 procent van de recente prijsstijgingen en wordt steun gegeven aan een herziening van de bestaande wetgeving inzake financiële instrumenten met het oog op meer transparantie, zodat die instrumenten de economie en de landbouwproductie dienen en speculatie efficiënte landbouwbedrijven niet in gevaar brengt. In een context waarin de prijs van levensmiddelen sterk beïnvloed wordt door speculanten die geen enkele belangstelling hebben voor de landbouw, steunt de rapporteur de beperking van de toegang tot de landbouwmarkten.

Toch wordt de steeds grotere rol van de financiële sector op de landbouwmarkten niet in het geding gebracht. In het verslag wordt verder nog voorgesteld om een specifiek mondiaal systeem van voedselvoorraden op te zetten dat wordt beheerd door de Verenigde Naties. In het verslag wordt er bij de Commissie op aangedrongen om de goedkeuringsprocedure voor de invoer van genetische gemodificeerde organismen te versnellen. Daar ben ik het volstrekt mee oneens. Gezien het voorgaande en ter aanmoediging van de goede intenties en voorstellen in het verslag heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. - (FR) Eraan herinneren dat voedselzekerheid een te waarborgen fundamenteel mensenrecht is, oproepen om landbouwers naar behoren te belonen voor hun inspanningen en een door de Verenigde Naties beheerd systeem van voedselvoorraden voorstellen: dit zijn allemaal concessies aan onze grondbeginselen. Ik verwelkom ze. Andere signalen van een mentaliteitsverandering zijn het feit dat er rekening wordt gehouden met het verschil tussen grondstoffenderivaten en financiële derivaten en dat de toegang tot de financiële landbouwmarkten zo veel mogelijk wordt beperkt tot marktdeelnemers die een band met landbouwproductie hebben.

We zijn echter nog ver verwijderd van relocaties en een einde aan het productivisme, die noodzakelijk zijn voor zelfvoorziening in voedselbehoeften en instandhouding van de biodiversiteit. De financialisering van de landbouwmarkten wordt niet fundamenteel in twijfel getrokken. Erger nog, er komen vergunningen voor genetisch gemodificeerde variëteiten. Om de goede intenties aan te moedigen, onthoud ik mij derhalve van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Voedselzekerheid is een zeer duidelijk concept. Er is sprake van voedselzekerheid wanneer alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en voedzaam voedsel om te voorzien in hun voedselbehoeften voor een actief en gezond leven. Er bestaat dan ook geen enkele twijfel over dat de voortdurende stijging van de prijzen van levensmiddelen een steeds grotere zorg voor de EU is. Aan de andere kant moet de landbouwsector voorzien in de voedselbehoeften van een steeds groter aantal mensen, ondanks de steeds grotere belemmeringen van beperkte hulpbronnen en hoge productiekosten. Met het oog op de toekomstige behoeften dient de landbouwsector ongetwijfeld een strategische sector, zo niet een cruciale sector, te worden voor de economische ontwikkeling van de EU en de wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Ten aanzien van voedselzekerheid is er het probleem dat de lidstaten van de EU in toenemende mate hun zelfvoorzienend vermogen verliezen. De zorgwekkende trend van landbouw als hoofdberoep naar landbouw als deeltijdactiviteit en van het wegtrekken van boeren van het platteland is vooralsnog geen halt toegeroepen. Als we dus over voedselzekerheid praten, moeten we met plannen komen om deze zorgwekkende ontwikkeling tegen te houden en het bewustzijn bij de consumenten ten aanzien van regionale producten te vergroten. Het is in dit verband met name noodzakelijk om EU-subsidies nauwkeurig tegen het licht te houden en de vraag te stellen hoe het vervoer van levensmiddelen dwars door de hele Unie kan worden verminderd. Dat is niet alleen in het belang van het milieu – het levert een bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Kyoto om de emissies te verminderen – maar daarmee wordt ook de geluidsoverlast verminderd, met name voor mensen die langs doorgangsroutes wonen en werken.

Niet in de laatste plaats moeten we nadenken over de vraag in hoeverre we alternatieve aandrijvingen meer kunnen bevorderen, aangezien de productie van biobrandstoffen een bedreiging voor de conventionele landbouw begint te worden, hetgeen tot voedseltekorten en hogere prijzen leidt. Deze aspecten komen niet aan bod in het verslag en daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk.(IT) De rapporteur onderstreept het belang van de landbouw in verband met nieuwe uitdagingen op het gebied van voedsel.

De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) heeft verklaard dat de voedselproductie met minimaal 70 procent moet toenemen, omdat de wereldbevolking tegen 2050 naar verwachting meer dan negen miljard zal bedragen. Zo blijft de voedselzekerheid vragen om een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zijn geweest: de landbouwproductiviteit verhogen, de boeren helpen een billijke levensstandaard te bereiken, de markten stabiliseren, en zorgen voor een continue voorziening van betaalbaar voedsel. Het succes van het GLB heeft echter geleid tot ongewilde overproductie en overschotten die de markt hebben verstoord en bezorgdheid ten aanzien van het milieu hebben gewekt. Daarom moet het nieuwe GLB het voedselsysteem verbeteren door de productiviteit te verhogen en tegelijk een ecologisch duurzame voedselproductie bevorderen. Het verslag benadrukt dat het essentieel is dat de financiering van het GLB de ambitieuze visie en beleidsdoelstellingen van dat beleid weerspiegelen.

Om redelijke voedselprijzen en vooral een waardig inkomen voor boeren te waarborgen, met als doel het garanderen van voedselzekerheid, moet het GLB op zijn huidige niveau worden gehandhaafd. Het verbeteren en verscherpen van voedselveiligheidscontroles in de Europese Unie en in derde landen is onontbeerlijk, en daarom ben ik vóór de resolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk.(IT) Voedselzekerheid is een mensenrecht, en een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet het waarborgen van een gemakkelijke toegang tot voedsel voor alle mensen zijn, rekeninghoudend met de bevolkingsgroei, de klimaatverandering, de hoge energiekosten en de belemmering van beperkte natuurlijke hulpbronnen.

Ik ben het eens rapporteur Sârbu en steun haar plan om ervoor te zorgen dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 in staat is om aan de eisen van de voedselzekerheid te voldoen en uitdagingen op dat gebied het hoofd te bieden. Het is daarom belangrijk om de diversificatie van de landbouwproductie – die zowel grote, commerciële ketens als de traditionele landbouw en kleine boerderijen omspant – te bevorderen, de kredietverlening aan jonge landbouwers te waarborgen en de ontwikkeling van programma’s voor het beheren van voedselvoorraden te bevorderen, om de wereldhandel te vergemakkelijken en de prijzen op de internationale markten te verlagen.

Ik ben echter tegen de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde materialen en hun gebruik als voedervariant totdat ze veilig zijn bevonden voor vee en Europese consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik betreur het echter dat op het moment van stemming een aantal belangrijke bepalingen waren verwijderd, zoals de bepaling over het onderzoeken van de mogelijkheid om de toepassing van in derde landen gebruikte productiemethodes voor genetisch gemodificeerde organismen goed te keuren. Sommige staten hebben op dit gebied enorme stappen gezet, terwijl de Europese Unie achterop is geraakt en het beschikbare potentieel niet ten volle benut. Ik betreur ook dat het punt is verwijderd waarin op het probleem van het enorme braak liggende landbouwareaal in bepaalde lidstaten wordt gewezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Het verslag bevat een aantal uitstekende initiatieven, zoals voorstellen ten aanzien van de traditionele, ecologische landbouw, ondersteuning van met name kleinschalige landbouwbedrijven en de bescherming van binnenlandse boeren tegen de concurrentiedruk van derde landen, waarin de kwaliteitsnormen aanmerkelijk lager zijn. Anderzijds pleit de rapporteur voor het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen. Om die reden heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. (PL) Voedselzekerheid is een belangrijke uitdaging voor de landbouw, niet alleen in de Europese Unie, maar in de hele wereld, in het bijzonder in ontwikkelingslanden. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) zal de voedselvraag tot 2050 verdubbelen en zal de wereldbevolking stijgen van de huidige zeven miljard tot negen miljard. De wereldwijde voedselproductie zal daarom ook moeten groeien, in een situatie dat de druk op natuurlijke hulpbronnen al hoog is. De wereldwijde voedselproductie zal moeten stijgen terwijl het verbruik van water, energie, meststoffen en pesticiden en het landbouwareaal moeten dalen. Het feit dat in totaal meer dan een miljard mensen honger lijden en dat meer dan veertig miljoen armen in de Europese Unie een tekort aan voedsel hebben is alarmerend. Ook daarom ben ik van mening dat we de wetenschappelijke vooruitgang moeten benutten als deze aangepaste oplossingen kan bieden om de honger in de wereld te verminderen, in het bijzonder door een doeltreffendere benutting van hulpbronnen. De Europese Unie moet haar burgers voedselzekerheid blijven waarborgen en deelnemen aan de voedselvoorziening voor de hele wereld. Tegelijkertijd moet de EU beter en coherenter samenwerken met de rest van de wereld, in het bijzonder met ontwikkelingslanden, om hen te helpen om de landbouwsectoren op lange termijn duurzaam te ontwikkelen. Daarom heb ik voor de aanneming van het verslag over de erkenning van de landbouw als sector van strategisch belang voor de voedselzekerheid gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over de erkenning van landbouw als sector van strategisch belang voor de voedselzekerheid gestemd omdat het gezien het toenemende aantal consumenten, het grote aantal mensen dat honger lijdt, de problemen waarmee boeren te kampen hebben, de schommelende voedselprijzen en de speculatie in aandelen van groot belang is om maatregelen te treffen voor de reglementering van de landbouwsector. Met name moet er alles aan worden gedaan om door middel van stimulansen de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw en de organische landbouw te bevorderen teneinde de voedselzekerheid te waarborgen. Gezien de gevaren voor de volksgezondheid die van genetisch gemodificeerd materiaal uitgaan, ben ik tegen het voorstel om de invoer van genetisch gemodificeerde producten met een gering gehalte aan genetisch gemodificeerd materiaal toe te staan.

We moeten alle noodzakelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat geen goedkeuring wordt gehecht aan de invoer van nieuwe, genetisch gemodificeerde voedersoorten in de EU en de toepassing van desbetreffende productiemethoden uit derde landen. We kunnen de problemen op het gebied van de toegankelijkheid van voedsel niet oplossen door in strijd met de vereisten inzake voedselveiligheid te handelen en de gezondheid van de burgers op het spel te zetten. Gezien de vergrijzing van de plattelandsbevolking en om jongeren aan te moedigen om voor de landbouwsector te kiezen, moeten jonge boeren preferentiële toegang krijgen tot kredieten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Voedselzekerheid is een fundamenteel mensenrecht dat wordt verwezenlijkt wanneer alle mensen fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende voedsel. Ondanks de productie van zekere en voldoende voedselvoorraden kan een aanzienlijk deel van de wereldbevolking zich niet het basisvoedsel veroorloven dat het nodig heeft; ongeveer negenhonderd miljoen mensen ter wereld lijden honger door extreme armoede. De verkrijgbaarheid van voedsel blijft een centrale kwestie die moet worden aangepakt. Voedselzekerheid blijft vragen om een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid dat de productiviteit kan verhogen, de markten stabiliseert en vooral zorgt voor een continue voorziening van betaalbaar voedsel. Deze doelstelling kan echter niet worden bereikt zonder de markt- en prijsvolatiliteit aan te pakken. Omdat de voedselkwestie zeer belangrijk is, heb ik voor het verslag-Sârbu gestemd, waarin ook wordt ingestemd met een sneller proces binnen de Europese Unie voor de import van nieuwe, genetisch gemanipuleerde voedervarianten, terwijl er ook wordt gekeken naar de mogelijkheid om toestemming te geven voor productietechnieken die worden toegepast in derde landen. Mijn stem is ook bedoeld als goedkeuring van de aanwezigheid van kleine hoeveelheden genetisch gemanipuleerd materiaal in producten die de EU binnen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag-Sârbu gestemd omdat de landbouwsector van steeds groter belang is en gezien de strategische rol die de sector speelt op het vlak van voedselzekerheid prioriteit dient te krijgen op de politieke agenda. In het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013 moeten daarvoor voorstellen worden gedaan. De recente prijsvolatiliteit van levensmiddelen en basisvoedingsmiddelen heeft in Europa en de wereld veel zorgen gewekt. De financiële crisis en steeds ingrijpender klimaatveranderingen – zoals in 2010 met een langdurige droogteperiode en branden in Rusland en grote overstromingen in Pakistan – hebben geleid tot een enorme instabiliteit. De EU kan niet afhankelijk blijven van protectionistische beslissingen van landen als Rusland en Oekraïne, die 30 procent van de mondiale uitvoer van tarwe voor hun rekening nemen, of Argentinië, een grote mondiale vleesproducent. In mijn visie heeft de EU de plicht haar eigen burgers en ook de hele wereldbevolking te voeden. Naar verwachting zal de wereldbevolking tegen 2050 met twee miljard mensen zijn toegenomen, en de behoefte aan voedsel met 70 procent. Bij de productiestijging moet rekening worden gehouden met criteria op het vlak van milieu, voedselzekerheid, dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden. De distributie is verplaatst naar de minst ontwikkelde landen, maar die blijken duidelijk niet in staat om aan de genoemde criteria te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Voedselzekerheid is een fundamenteel recht dat wordt belemmerd door beperkte natuurlijke bronnen, hoge energieprijzen en de klimaatverandering.

Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) moet de productie vóór 2050 met 70 procent stijgen, aangezien ongeveer negenhonderd miljoen mensen wereldwijd honger lijden en alleen al in Europa 16 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is onmisbaar, en het GLB gaat die kant op, maar er is een hervorming nodig die is vol te houden en die de voedselzekerheid verbetert. Die doelstelling kan alleen worden gehaald door de prijsvolatiliteit (veroorzaakt door speculatie) en de slinkende voedselvoorraden aan te pakken.

In deze context wordt in het verslag de noodzaak om de huidige wetgeving over financiële instrumenten te herzien gesteund, evenals de oprichting van een mondiaal veiligheidssysteem van voedselvoorraden, om de wereldhandel te kalmeren wanneer zich prijspieken en gevallen van protectionisme voordoen. Het nieuwe GLB van na 2013 moet op dit alles zijn voorbereid en daarom steun ik dit verslag, dat het concurrentievermogen, de traditionele landbouw, de toegang tot grond en krediet voor jonge boeren en een betere integratie van voedsel en energie bevordert.

 
  
MPphoto
 
 

  Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Op een aardbol met binnenkort negen miljard bewoners is de toekomstige voedselvoorziening een cruciale kwestie. Dit verslag spitst zich toe op deze enorme uitdaging en stelt diverse belangrijke vragen, bijvoorbeeld met betrekking tot het probleem van landroof, en dat steunen wij vanzelfsprekend. Helaas bevat het verslag tezelfdertijd eisen met betrekking tot diverse gemeenschappelijke maatregelen – zoals voedselkeuze-, schoolmelk- en schoolfruitprogrammaʼs, alsmede een verhoging van de begroting van deze programmaʼs – waar volgens ons de lidstaten zelf over zouden moeten besluiten. Daarom hebben wij er bij de eindstemming voor gekozen om ons van stemming te onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) Volgens de FAO moet de voedselproductie met ten minste 70 procent stijgen om te voldoen aan de alsmaar stijgende vraag van de wereldbevolking, die naar verwachting tegen 2050 tot boven de negen miljard zal groeien. Voorts lijden ongeveer negenhonderd miljoen mensen ter wereld door extreme armoede chronisch honger, terwijl bijna twee miljard mensen door verschillende graden van armoede geen echte voedselzekerheid hebben op lange termijn. Aangezien de vraag naar voedsel gestaag toeneemt en 16 procent van de EU-burgers beneden de armoedegrens leeft, wordt het recht op en de toegang tot voedsel een prioriteit. Daarom hebben we, om voedselzekerheid tot stand te brengen, een sterk, marktgericht, ontkoppeld en milieubewust gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nodig dat ook in ruime mate aandacht besteedt aan plattelandsontwikkeling en dat ook andere uitdagingen aanpakt, zoals de klimaatverandering, de economische crisis en het handhaven van het territoriaal evenwicht in de EU. Voedselzekerheid kan niet worden gewaarborgd zonder de twee belangrijkste problemen van dit moment aan te pakken: markt- en prijsvolatiliteit en krimpende voedselvoorraden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb herhaalde malen het centrale karakter van het thema voedselzekerheid benadrukt. In de huidige context dienen de lidstaten landbouw niet louter als een economische activiteit te beschouwen, maar vooral als een kwestie van strategische bescherming. Daarom moet, zoals de rapporteur stelt, gegarandeerd worden dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013 adequate antwoorden kan geven op de veeleisende uitdagingen die op nu op dit gebied bestaan. Ik denk daarbij met name aan prijsstabiliteit, het borgen van de belangen van de boeren en het vergroten van de voedselvoorraden.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk.(IT) Ik feliciteer mevrouw Sârbu. Om zich te verzekeren van een zekere en betaalbare voedselvoorziening moet de EU een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hebben, dat speculatie met voedselgrondstoffen ontmoedigt en jongeren helpt te kiezen voor de landbouwsector.

Het GLB van morgen zal dan ook absoluut meer moeten doen voor jonge boeren. Slechts 7 procent van de Europese boeren is jonger dan 35, terwijl de EU de komende tien jaar 4,5 miljoen boeren nodig zal hebben. Daarom vraag ik om versterking van de bestaande maatregelen om de landbouw voor jongeren aantrekkelijk te maken, zoals installatiepremies en gesubsidieerde rente op leningen.

Om bovendien te waarborgen dat de bestaande financiële instrumenten boeren helpen om de crisis te weerstaan, in plaats van speculanten te helpen een extreme prijsvolatiliteit te veroorzaken, verzoek ik de Europese wetgeving over financiële producten te herzien om de onderhandelingen transparanter te maken. Ook spoor ik de Europese Commissie aan om dringend krachtige en permanente maatregelen te treffen om duidelijke grenzen aan de speculatie te stellen en de instabiliteit van levensmiddelenmarkten te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het verslag is aangenomen zonder de steun van de Verts/ALE-Fractie, die tegen heeft gestemd. De reden voor deze tegenstem was dat het volgende punt in de tekst is blijven staan. Dit punt luidt als volgt: “verzoekt de Commissie een technische oplossing voor te stellen voor het probleem van de geringe aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal in niet-genetisch gemodificeerde producten die worden ingevoerd, en een sneller goedkeuringsproces binnen de EU voor te stellen voor de invoer van een nieuwe genetisch gemodificeerde voedselvariant, zodra deze veilig is bevonden”.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Voedselzekerheid is een fundamenteel mensenrecht, dat alleen is verwezenlijkt wanneer de energiebehoefte van een persoon, waarmee hij of zij een gezond en actief leven kan leiden, wordt bevredigd.

Vooral als we vooruit kijken naar de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), die gepland staat voor 2013, moet de steun voor Europese boeren hen altijd in staat stellen om volledig aan de milieu- en voedselveiligheidsnormen te voldoen. Ondanks de efficiëntie van de Europese productie leven nu nog ongeveer tachtig miljoen mensen onder de armoedegrens, en velen van hen worden geholpen via voedselhulpprogramma’s. Een sterk GLB zal de economische rol van boeren als voedselproducenten handhaven, maar waarborgt ook steun en werk voor de meer dan 28 miljoen burgers die werkzaam zijn in de Europese landbouwgebieden.

Ook in het licht van de economische crisis zullen directe betalingen aan boeren na 2013 moeten worden gehandhaafd om hun inkomen te stabiliseren en hen te helpen de marktvolatiliteit te weerstaan. Tot slot zullen er specifieke initiatieven worden genomen om jongeren aan te moedigen in de landbouwsector te gaan werken, zoals een makkelijkere toegang tot leningen, het bevorderen van professionele training en specifiek technisch onderwijs, naast het verspreiden van “beste landbouwpraktijken” in heel Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Afgezien van de dubieuze verwijzing naar gegevens over de toename van de wereldbevolking, waarin geen rekening wordt gehouden met de recente daling van het geboortecijfer in verschillende niet-Europese landen, is voedselzekerheid beslist verbonden met een goed gebruik van de landbouw.

Het is daarom duidelijk dat een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat is gericht op het vergroten van milieuvriendelijke landbouw van hoge kwaliteit en op het helpen van boeren om een billijke levensstandaard te bereiken, wenselijk is. Ook wat betreft het energiebeleid, dat te maken heeft met de landbouwsector vanwege het gebruik van biobrandstoffen, is dit een onderwerp dat verder moet worden onderzocht, omdat biobrandstof concurreert met voedselproductie. Ik ben het ook eens met de conclusie van het verslag: een verkleining van het GLB-budget is ondenkbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Dit verslag is globaal gezien een goede bijdrage aan het debat over de rol van de landbouw in de voedselvoorziening. Terecht wijst het Europees Parlement op de problemen waarmee boeren in tijden van extreme markt- en prijsvolatiliteit kampen en vestigt het de aandacht op de moeilijkheden die landbouwers terzake ondervinden. De Commissie moet met blijvende en krachtige maatregelen komen om de volatiliteit op de landbouwmarkten aan te pakken. Dat is cruciaal voor de handhaving van de productie in de Unie. De enorme prijsstijgingen op de financiële markten voor landbouwgrondstoffen zijn in grote mate het gevolg van speculatie. Speculatief gedrag is verantwoordelijk voor bijna 50 procent van de recente prijsstijgingen.

Het is een goede zaak dat het Europees Parlement zich aansluit bij de conclusies van de speciale VN-rapporteur voor het recht op voedsel inzake de nefaste rol die de grote institutionele investeerders, zoals hedgefondsen, pensioenfondsen en investeringsbanken spelen doordat hun bewegingen op de derivatenmarkten de prijsindexen van grondstoffen beïnvloeden. Het Europees Parlement maakt een goede analyse, maar vliegt compleet uit de bocht door in het verslag ook niet terzake doende opmerkingen over de rol van genetisch gemodificeerde organismen in het landbouwbeleid te formuleren. Dit debat wordt elders gevoerd en hoort hier niet thuis. Daarom heb ik uiteindelijk ook tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Csanád Szegedi (NI), schriftelijk. – (HU) Ik kan geen initiatief steunen dat de invoer van een genetisch gemodificeerd gewas gemakkelijker maakt of versnelt. Door de uitstekende eigenschappen van de landbouwgrond in de Europese Unie, onder andere in Hongarije, Polen, Italië en Frankrijk, kan er kwalitatief goed voedsel worden geproduceerd. We hebben geen genetische gemodificeerde voedselvarianten nodig. Ook de invoer van genetisch gemodificeerde producten in de Europese Unie steun ik niet vanwege hun schadelijke gevolgen voor de gezondheid op de lange termijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Het begrip voedselzekerheid maakt duidelijk dat er concrete maatregelen genomen moeten worden om de mondiale voedselvoorraden te vergroten. Voedselzekerheid is een mensenrecht en betekent dat mensen fysiek en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en voedzaam voedsel. Ik vind het erg belangrijk dat dit verslag, met zijn nadruk op de landbouwsector, is aangenomen. Vanwege de verwachte bevolkingsgroei en de voortdurende armoede dient de voedselproductie met minstens 70 procent toe te nemen om te voldoen aan de behoeften van de bevolking. De klimaatverandering, speculatie en prijsvolatiliteit hebben de capaciteit van de landbouwers aangetast.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode na 2013 moet het recht op voedselzekerheid garanderen door sterk in te zetten op concurrentievermogen en innovatie, alsmede op meer jonge boeren die de sector nieuw leven kunnen inblazen en de nieuwe mondiale uitdagingen kunnen aangaan. Daarvoor moet het landbouwbeleid worden aangepast door de traditionele en de lokale landbouw te bevorderen, met name de biologische landbouw en plaatselijk verbouwd voedsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. - (FR) Het Europees Parlement heeft een verslag aangenomen over de erkenning van landbouw, waarbij ik mij heb moeten onthouden van stemming. Het verslag houdt rekening met een groot aantal kwesties die voor landbouwers van cruciaal belang zijn zoals bijstand voor kleinschalige productie, jonge landbouwers en bestrijding van prijsspeculatie. In het verslag wordt ook de noodzaak van substantiële financiering voor het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid onderstreept.

Hoewel dit verslag over het geheel genomen positief is, omvat het een onaanvaardbare maatregel: de versnelling van de vergunningsprocedures voor genetisch gemodificeerde organismen (GGOʼs) door de Commissie.

Deze maatregel voorziet niet in een goede evaluatie van de producten voordat deze op de markt worden gebracht en maakt geenszins melding van de – dikwijls gesignaleerde – gevaren van het op de markt brengen van GGOʼs.

Deze maatregel gaat helemaal voorbij aan voedselzekerheid en het voorzorgsbeginsel. Het is een gevaarlijke maatregel en het is schandalig dat deze is opgenomen in een verslag dat erop is gericht het strategische belang van landbouw te erkennen.

Aan de kwestie van de GGOʼs zou een apart debat moeten worden gewijd, dat de Europese instanties echter weigeren te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik stem vóór deze resolutie, waarin wordt onderstreept hoe belangrijk het is dat in het Europese beleid prioriteit wordt gegeven aan de landbouw. De Europese burgers stellen steeds hogere eisen aan de voedselzekerheid, die in de hele productie-, bewerkings-, verwerkings- en distributieketen moet worden gegarandeerd. Willen we duurzame, veilige en eerlijke landbouw bewerkstelligen, dan moet er een groot aantal uitdagingen worden aangenomen: aanpassing aan de klimaatverandering, beheersing van de effecten van de globalisering, behoud van de biodiversiteit en de levensstandaard van de landbouwers en waarborging van onze zelfvoorziening in voedselbehoeften in een onder grote druk staande wereldmarkt. Landbouw vormt een wezenlijk onderdeel van ons erfgoed, en onze identiteit, leefwijzen en landschappen zijn er altijd door gevormd. Ik verwelkom weliswaar de inspanningen van de EU op het gebied van de landbouw, maar er moet nog belangrijk werk worden verricht met betrekking tot de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ik roep de EU er dan ook toe op haar inspanningen met name te richten op kleine landbouwbedrijven, die de grootste, maar vooral ook de kwetsbaarste groep vormen. Erkennen dat landbouw een strategische sector is, zou een gelegenheid moeten zijn om de sociale dimensie ervan te versterken, iets waarvoor tot nu toe onvoldoende oog is geweest. Ook landbouwers hebben behoefte aan zekerheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. (PL) Ik ben ervan overtuigd dat erkenning van de landbouw als sector van strategisch belang de mogelijkheid biedt om betere voorwaarden voor de uitvoering van hulp- en informatieprogrammaʼs te creëren. We moeten zeker en vast voedselhulpprogrammaʼs voor de armste leden van onze samenleving ontwikkelen. We vergeten vaak dat er in de Europese Unie tachtig miljoen mensen onder de armoedegrens leven.

Naast hulpprogrammaʼs moeten er ook programmaʼs worden ontwikkeld die gezond eten bevorderen, in het bijzonder bij kinderen en de schoolgaande jeugd. De gevolgen van de verwaarlozing van deze kwesties zijn heel duidelijk te zien in de Verenigde Staten, waar het aantal zwaarlijvige tieners in de voorbije jaren verdriedubbeld is. Het schoolmelk- en schoolfruitprogramma in onderwijsinstellingen is van bijzonder groot belang, omdat het goede eetgewoonten aankweekt en een positieve invloed op de gezondheid van jonge Europeanen heeft, waardoor latere uitgaven in de gezondheidssector en de sociale sector kunnen worden beperkt. Bij de uitvoering van dit soort programmaʼs moeten zo veel mogelijk plaatselijke voedselproducenten en -verdelers worden geëngageerd, waardoor de positie van kleine en middelgrote landbouwbedrijven wordt versterkt.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid