Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/0057(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0002/2011

Debatten :

PV 02/02/2011 - 18
CRE 02/02/2011 - 18

Stemmingen :

PV 03/02/2011 - 8.6
PV 03/02/2011 - 8.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0035

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 2 februari 2011 - Brussel Uitgave PB

18. Overeenkomsten betreffende de handel in bananen - Intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen - Overeenkomsten betreffende de handel in bananen (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– de aanbeveling over het voorstel voor een besluit van de Raad over de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela en de Overeenkomst inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten [07782/2010 - C7-0148/2010 - 2010/0057(NLE)] - Commissie internationale handel. Rapporteur: Francesca Balzani (A7-0002/2011);

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen [COM(2010)0096 - C7-0074/2010 - 2010/0056(COD)] - Commissie internationale handel. Rapporteur: Francesca Balzani (A7-0003/2011);

– de mondelinge vraag (O-0012/2011) van Vital Moreira en Francesca Balzani, namens de Commissie INTA, aan de Raad: Sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen (B7-0007/2011);

– de mondelinge vraag (O-0013/2011) van Vital Moreira en Francesca Balzani, namens de Commissie INTA, aan de Commissie: Sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen (B7-0008/2011).

 
  
MPphoto
 

  Francesca Balzani, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, het Parlement moet zich uitspreken over twee overeenkomsten die werden ondertekend met de Verenigde Staten en met elf Latijns-Amerikaanse landen. Daarmee zal een streep worden gezet onder een lang aanslepend en hevig geschil waarin de Europese Unie in de Wereldhandelsorganisatie was aangeklaagd, en waarin zij – en dat is het belangrijkste – het onderspit moest delven.

Dit is een zeer delicaat vraagstuk omdat het geschil ging over het beginsel van niet-discriminatie in de internationale handelsbetrekkingen. Europa zou met zijn invoerbeleid voor bananen dat beginsel hebben geschonden. Het geschil was te wijten aan het tweesporensysteem, dat wil zeggen aan het feit dat er twee verschillende systemen werden toegepast: één voor de ACS-landen en één voor de andere landen. Dankzij dit tweesporensysteem konden de ACS-landen hun producten op de Europese markt brengen zonder douanerechten te betalen, terwijl de andere landen rechten van 176 euro per ton moesten betalen.

Met deze overeenkomst wordt nu het evenwicht hersteld maar vooral ook het recht gehandhaafd van ACS-landen met een gebrekkige economische ontwikkeling om hun producten rechtenvrij naar de Unie uit te voeren. De andere landen, dat wil zeggen de landen die de overeenkomsten hebben ondertekend, moeten bij de invoer van hun bananen in de Europese Unie wel invoerrechten betalen, maar deze rechten zullen gedurende de periode 2011-2017 geleidelijk aan worden verminderd van de huidige 176 euro naar 114 euro per ton.

Het allerbelangrijkst is echter niet alleen het feit dat dankzij deze overeenkomsten de Unie eindelijk haar verplichtingen nakomt met betrekking tot de toezeggingen die zij als lid van de Wereldhandelsorganisatie heeft gedaan, en dus in zekere zin haar onder meer ook institutionele geloofwaardigheid herstelt, maar ook het feit dat aandacht wordt geschonken aan de ACS-landen met zwakke ontwikkelingsomstandigheden. In deze overeenkomsten zijn namelijk nieuwe instrumenten opgenomen voor de financiële ondersteuning van deze landen. Dankzij deze instrumenten kunnen deze landen investeren in de diversificatie van hun productie en dus – zo hopen wij – in de versterking van hun economieën. Deze maatregelen ter waarde van 190 miljoen euro zullen voorlopig van toepassing zijn tot 2013.

Ik ben van mening dat deze overeenkomsten positief zijn, niet alleen omdat daarmee geschillen worden beslecht waarin de Unie verliezende partij was, met alle gevolgen van dien: economische gevolgen, sancties en zoals ik zojuist ook al zei, gevolgen voor de institutionele geloofwaardigheid van de Unie, maar ook omdat daarmee een evenwichtige oplossing wordt gevonden die tegemoet komt aan zowel de ACS-landen als de Europese producenten – ik denk aan de ultraperifere regio´s – die niet mogen worden blootgesteld aan een ongebreidelde concurrentie.

Daarom stel ik voor om als Parlement goedkeuring te hechten aan deze overeenkomsten, maar om tevens de Raad en de Commissie te vragen ons te beloven dat zij ten eerste zo snel mogelijk op de proppen zullen komen met een beoordeling van de gevolgen die deze overeenkomsten tot 2020, gedurende een vrij lange periode dus, zullen hebben voor de ACS-landen en de producenten in Europa – ik denk aan de ultraperifere regio´s – die in sterke mate afhankelijk zijn van deze vrucht, maar ook dat zij de werking van de specifiek voor de ACS-landen bestemde financiële begeleidende maatregelen anderhalf jaar vóór het verstrijken ervan zullen beoordelen, zodat indien nodig de mogelijkheid bestaat deze landen met een ander steunprogramma te helpen en te voorkomen dat zij in de steek worden gelaten. Daarmee kan men hen dus helpen om de eventuele negatieve gevolgen van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten binnen de Europese Unie te bestrijden, tegen te gaan en op te vangen via een prijscorrectie oftewel via een correctie van de concurrentiekracht van de uit andere landen afkomstige bananen.

Ik ben daarom van mening dat deze overeenkomst een oplossing biedt voor deze netelige zaak en op dit moment zeker een uitweg is, ook voor de armste landen die zoals ik zal zei onze belangrijkste zorg waren tijdens het lange debat in de Commissie internationale handel. Ik hoop dat deze oplossing kan rekenen op grote steun. Met deze begeleidende maatregelen en vooral met het toezicht en de toezegging waarom wij als Parlement de Commissie en de Raad hebben gevraagd met betrekking tot een effectbeoordeling van de overeenkomst en van de werking van de hulpmaatregelen en hun eventuele verlenging of versterking in de toekomst, hebben wij een goede oplossing gevonden.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, mevrouw Balzani, hartelijk dank dat u het voorzitterschap en de Raad de gelegenheid biedt om een bijdrage te leveren aan een onderwerp dat erg belangrijk is niet alleen vanuit handelsoogpunt maar ook vanuit het oogpunt van solidariteit en ontwikkeling.

Ik hoop te kunnen antwoorden op de vragen van de heer Moreira en te kunnen reageren op de twijfels en zorgen van mevrouw Balzani. Als u het goed vindt, ga ik nu verder in het Hongaars.

(HU) Wat betreft de broodwinning van bananenproducenten in de Europese Unie en de ACS-landen, is de Raad zich ervan bewust dat de bananenproductie in sociaal en economisch opzicht van fundamenteel belang is in de bananenproducerende regio’s van de Europese Unie. De ontwerpverordening schrijft voor dat het programma met begeleidende maatregelen voor de bananensector 18 maanden voor de einddatum van het programma moet worden geëvalueerd. Dames en heren, het is u echter bekend dat de voorbereiding van dit evaluatieverslag en eventuele verdere voorstellen onder de bevoegdheid van de Commissie vallen en niet onder die van de Raad, maar ik ben er zeker van dat commissaris Cioloş hier nog op terug zal komen. Hetzelfde geldt voor de effectbeoordelingen die in de mondelinge vraag werden genoemd.

Voor de uitvoering van de begeleidende maatregelen voor de bananensector van de ACS-landen is een wijziging van de regelgeving inzake de EU-instrumenten voor buitenlandse betrekkingen nodig. In het belang van de begunstigde landen rekent de Raad op de constructieve medewerking van het Europees Parlement, in de hoop dat wij tot een succesvolle oplossing kunnen komen van de institutionele problemen die de aanneming van de benodigde bepalingen momenteel vertragen.

Wat betreft de verdeling van de voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector uitgetrokken kredieten onder de begunstigde landen heeft de Raad in zijn in eerste lezing aangenomen standpunt steun gegeven aan de ontwerpverordening betreffende de begeleidende maatregelen voor de bananensector. In deze ontwerpverordening zijn eenduidige indicatoren en criteria voor de verdeling vastgesteld. Deze indicatoren zijn: de handel in bananen met de EU, het belang van de bananenexport voor de economie van het betreffende ACS-land en het ontwikkelingsniveau van het land.

Wat betreft het POSEI-programma heeft de Commissie op 24 september 2010 een voorstel gedaan voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van individuele landbouwmaatregelen voor de ultraperifere regio’s van de Europese Unie. Het voorstel wordt momenteel door de voorbereidende werkgroepen van de Raad behandeld. Wat betreft de invoertarieven voor bananen, waarover is gesproken in het kader van de door de Commissie met Colombia, Peru en Midden-Amerika te sluiten vrijhandelsovereenkomsten, wil ik graag benadrukken dat de Raad nog geen mening heeft over deze overeenkomsten, en daarom kan ik het officiële standpunt hierover nu nog niet met u delen.

De EU is met de hele Andesgemeenschap onderhandelingen begonnen om een interregionale partnerschapsovereenkomst van de grond te krijgen. De besprekingen zijn in juni 2008 opgeschort, aangezien de Andeslanden geen overeenstemming konden bereiken over de doelstellingen en de inhoud van het hoofdstuk handel. In januari 2009 is er opnieuw een begin gemaakt met de onderhandelingen met de Andeslanden die daartoe bereid waren, te weten Colombia, Ecuador en Peru, om tot een multilaterale vrijhandelsovereenkomst te komen. Nadat Ecuador zijn deelname in juli 2009 had opgeschort, zijn de besprekingen met Peru en Colombia voortgezet. De Europese Commissie heeft op 1 maart 2010 de onderhandelingen met Peru en Colombia afgerond.

De multilaterale overeenkomst die met de twee landen tot stand is gekomen, staat voor de andere leden van de Andesgemeenschap, dus ook voor Ecuador, open. De afgelopen maanden heeft Ecuador ook langs officiële weg aangegeven bereid te zijn om de onderhandelingen voort te zetten en toe te treden tot de multilaterale overeenkomst. De Raad verwelkomt deze beslissing. Als de onderhandelingen met Ecuador worden heropend, moet het ambitieniveau van de toezeggingen op het vlak van openstelling van de markt het bij Colombia en Peru bedongen ambitieniveau van de toezeggingen weerspiegelen.

Samenvattend zou ik u dus willen vragen uw goedkeuring te hechten aan het sluiten van de bananenovereenkomst, en morgen te stemmen vóór het voorstel tot intrekking van de verordening inzake de invoertarieven voor bananen. Ik reken op uw medewerking en dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Győri, mevrouw Balzani, dames en heren, ten eerste wil ik zeggen dat ik zeer ingenomen ben met het feit dat de belangrijkste aspecten en de grote lijnen van het voorstel van de Commissie inzake bananen de goedkeuring van de rapporteur hebben gekregen. Mevrouw Balzani heeft in de inleiding bovendien een uitstekende toelichting gegeven op de context waarbinnen de onderhandelingen hebben plaatsgevonden en deze overeenkomst is ondertekend.

De Commissie steunt zonder meer de conclusies van de ontwerpaanbeveling van de rapporteur en het ontwerpverslag over deze kwestie. De overeenkomsten van Genève inzake bananen zijn inderdaad erg belangrijk en mevrouw Balzani heeft de redenen daarvan goed benadrukt. Ook ik wil graag onderstrepen dat deze overeenkomsten rust zullen brengen in deze netelige kwestie, het proces van Doha makkelijker zullen maken en de nodige voorwaarden zullen scheppen voor een stabiele en voorspelbare Europese bananenmarkt in de komende jaren.

Ik wil terugkomen op een aantal van de belangrijkste punten die de rapporteur en de Parlementsleden in hun mondelinge en schriftelijke vragen naar voren hebben gebracht en die tevens zijn aangehaald in de ontwerpresolutie die onderdeel uitmaakt van het pakket.

Met betrekking tot de steun aan EU-producenten, ben ik mij zeer bewust van de belangrijke sociaaleconomische rol die de bananenproductie in de betreffende gebieden van de Europese Unie speelt, in met name de ultraperifere gebieden, en van de bestaande ongerustheid over de economische levensvatbaarheid van de bananenproductie in deze gebieden.

In een onlangs verschenen verslag over het POSEI-systeem, dat in september 2010 aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd, geeft de Commissie uitleg over de gevolgen van de overeenkomsten van Genève en over het feit dat bij de hervorming van de bananenregeling in 2006 reeds rekening is gehouden met deze gevolgen.

Teneinde de Europese producenten te beschermen in het licht van de toegenomen liberalisering, is het budget voor de bananensector aanzienlijk verhoogd. In de effectbeoordeling die destijds is uitgevoerd, is rekening gehouden met een grotere tariefverlaging dan die was overeengekomen.

De Commissie heeft zich niettemin bereid getoond de gevolgen van de genoemde overeenkomsten op de markt te monitoren en, in voorkomend geval, de nodige maatregelen te nemen om de effecten te verzachten.

Met betrekking tot de versterking van de positie van de bananenproducenten binnen de sector wil ik ten eerste benadrukken dat deze kwestie niet specifiek alleen binnen de bananensector speelt maar in de gehele landbouwvoedingsmiddelensector. De problemen ten aanzien van de positie in de productiesector, de onderhandelingsmacht en de verdeling van de toegevoegde waarde over de voedingsmiddelenketen, treffen ook andere sectoren. Teneinde dit aan te pakken zal de Commissie in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bovendien met voorstellen komen voor de versterking van de producentenorganisaties, hun rol binnen de sector en hun onderhandelingsmacht.

Bovendien heeft de Commissie een groep op hoog niveau voor de landbouwvoedingsmiddelenindustrie opgericht waarin verschillende commissarissen zijn verenigd die met voorstellen in die richting kunnen komen – de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de commissaris voor landbouw is namelijk beperkt, maar er zijn vier commissarissen die deel uitmaken van deze groepen en die leiding geven aan deze groepen op hoog niveau – een groep op hoog niveau met een routekaart en met voorstellen, waar de Commissie de komende maanden en jaren mee zal komen, juist om te proberen antwoorden te vinden op de kwesties inzake de transparantie in de voedingsmiddelenketen en de onderhandelingsmacht. Dus in dat verband kunnen de bananenproducenten in de sector daar van profiteren.

Wat betreft de verdeling van de financiële middelen voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM) in de ACS-landen, weet u dat de ontwerpverordening die de BAM vaststelt op 21 oktober door het Europees Parlement is aangenomen. Hierin zijn de voorwaarden voor de verdeling van de middelen vastgelegd. De criteria waar u om hebt gevraagd bestaan dus al en bovendien zijn de resultaten, de verdeling van deze envelop, ook al vastgesteld.

De Commissie heeft op nauwe en vruchtbare wijze met het Europees Parlement aan dit onderwerp gewerkt en we hebben een goed compromis bereikt over de inhoud van dit punt. De ontwerpverordening die betrekking heeft op de steun voor de ACS-landen is eveneens door het Europees Parlement aangenomen en stelt tevens de toewijzingscriteria voor de verschillende begunstigde landen vast. Ook voorziet deze tekst in – zoals u hier vraagt – een beoordeling van de marktsituatie in deze landen achttien maanden vóór afloop van het programma. Uit deze beoordeling zal moeten blijken of de aanpassingsprocessen goed verlopen of dat er eventueel andere maatregelen moeten worden overwogen.

Wat betreft de effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducenten in ontwikkelingslanden en in de Europese ultraperifere gebieden tot 2020, wil ik zeggen dat ik inderdaad bereid ben om een dergelijke beoordeling te laten uitvoeren indien dat nodig mocht blijken te zijn. Maar we moeten wel realistisch zijn als het gaat om de omvang van het onderzoek, aangezien dat gericht is op een groot aantal bananenproducerende landen in de wereld en op veel landen waar de banaan ook een basisvoedingsmiddel is. Het wordt dan ook moeilijk om dit onderzoek uit te voeren en er conclusies uit te trekken. Ik ben echter bereid om een dergelijk onderzoek te beginnen of om gebruik te maken van gegevens van interne en externe onderzoeken waarover de Commissie reeds beschikt. Zoals ik al heb gezegd, zullen wij achttien maanden vóór afloop van het programma een beoordeling uitvoeren van de gevolgen van de BAM voor de ACS-landen.

Tot slot de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met bepaalde Latijns-Amerikaanse landen, en met Ecuador in het bijzonder. Wat dat betreft weet u ongetwijfeld dat de onderhandelingen over de handelsovereenkomst met Colombia en Peru, en met de Midden-Amerikaanse landen, op technisch niveau met succes zijn afgerond. De overeenkomst met Colombia en Peru kan ook voor andere landen van de Andesgemeenschap gebruikt worden, waaronder Ecuador, mocht dat land de onderhandelingen willen hervatten. Ecuador heeft overigens een officieel verzoek ingediend voor terugkeer naar de onderhandelingstafel over de handelsovereenkomst. De Ecuadoriaanse regering en de Commissie onderzoeken momenteel de mogelijkheden voor hervatting van de onderhandelingen en proberen derhalve tot een akkoord te komen over de volgende stappen die genomen moeten worden.

Tot zover de opmerkingen die ik wilde maken naar aanleiding van uw verslag en de kwesties die u heeft aangehaald. Ik ben wat lang van stof geweest, maar ik wilde van het begin af aan die vragen beantwoorden die ik kon beantwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Charles Goerens, rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. (FR) Mevrouw de Voorzitter, een van de bepalingen van internationaal recht betreft het non-discriminatiebeginsel. Goed. In theorie valt daar niets tegenin te brengen. In de praktijk ligt dat iets anders.

De ACS-landen betalen geen invoerrechten voor bananen wanneer zij deze naar de Europese Unie exporteren. Dat is een overeenkomst; het is een acquis en daar verandert deze overeenkomst niets aan. Voor de niet-ACS-landen daarentegen, die tot nu toe 176 euro per ton betaalden, worden de invoerrechten verlaagd naar 141 euro. Met een verlaging van de invoerrechten met 35 euro verandert ook de concurrentiepositie. De ACS-landen die tot nu toe meer werden beschermd, zullen in de toekomst iets minder bescherming genieten. De Commissie heeft namens de Europese Unie over deze overeenkomst onderhandeld. De vraag voor mij, als rapporteur voor advies, is nu of zij het anders had kunnen doen? Mijn antwoord daarop is zeer helder: zij kon niet anders. Als de Commissie het anders had gedaan en had geweigerd in onderhandeling te treden, dan zou de zaak door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO zijn behandeld. We kunnen ervan uitgaan dat de uitkomst er dan ongetwijfeld heel anders had uitgezien dan nu na afloop van de onderhandelingen waar wij momenteel over debatteren. Wil dat nu zeggen eind goed al goed? Nee, zeker niet.

Ik ben rapporteur voor advies over deze overeenkomst en ik ben ook rapporteur ten principale voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector, en morgen zal ik het verslag in tweede lezing indienen. Ik wil hierover de volgende opmerkingen maken.

Ten eerste is het budget voor de bananensector aanzienlijk verhoogd. De commissaris heeft dit zojuist in herinnering gebracht en dat is goed, ik neem er nota van. Hiermee wordt meteen de vraag van mevrouw De Sarnez beantwoord die zich grote zorgen maakt over de nieuwe situatie die hiermee is ontstaan voor de bananenproducenten in de overzeese departementen en in de ultraperifere gebieden.

Ten tweede is er een andere bron van zorg van mevrouw De Sarnez en van mijzelf, waar ook onze Commissie ontwikkelingssamenwerking achter staat, namelijk het feit dat er met deze 114 euro nog geen einde is gekomen aan de neerwaartse beweging. De Commissie is namelijk nog in onderhandeling over andere overeenkomsten waarvan de uitkomsten nog veel lager zullen komen te liggen dan 114 euro. Er wordt zelfs gesproken over 75 euro. Volgens het non-discriminatiebeginsel moeten wij deze zeer verontrustende neerwaartse beweging dus ook nauwlettend volgen.

Ten derde de begeleidende maatregelen voor de bananensector: daar zal ik morgenochtend uitgebreid op ingaan. Ik geloof dat het Parlement erin is geslaagd – en ik dank de commissaris dat hij dit punt heeft benadrukt – een aantal nieuwe zaken in te voeren, waaronder de effectbeoordeling achttien maanden vóór afloop van de termijn. Dat geeft ons de mogelijkheid te kijken naar wat er na 2013 moet gebeuren, omdat ik denk dat het probleem in de bananensector in 2013 nog niet zal zijn opgelost.

 
  
MPphoto
 

  Laima Liucija Andrikienė, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de PPE-Fractie verzoek ik het Europees Parlement dringend om deze buitengewoon belangrijke overeenkomst het groene licht te geven. Wij zijn van mening dat dit de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde zal bevorderen en dat het ook een nieuwe impuls zal geven aan onze bilaterale onderhandelingen met de Mercosurlanden over een vrijhandelsovereenkomst.

Wij verwelkomen de algemene tendens van liberalisering van de wereldhandel in bananen, met inbegrip van de huidige WTO-overeenkomst, en ook de bilaterale overeenkomsten met de landen in Midden-Amerika en de Andeslanden, en mogelijk in de toekomst ook met Mercosur.

De ontwerpresolutie is heel evenwichtig, vooral omdat wij daarin rekening hebben gehouden met de belangen van onze partners in de ACS-landen en ook met lokale Europese bananenproducenten, en daarvoor wil ik mijn grote waardering uitspreken voor onze rapporteur.

Ik ben er ten diepste van overtuigd dat wij, terwijl wij steeds meer opschuiven in de richting van verdere liberalisering van de wereldhandel in bananen, ervoor moeten zorgen dat wij bedrijfstakken of sectoren die in het verleden altijd een belangrijke economische en sociale rol hebben gespeeld in bepaalde Europese regio’s, zoals de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Martinique, Madeira en de Azoren, niet om zeep helpen.

Tot slot hopen wij dat de Commissie rekening zal houden met deze zorgen en stappen zal ondernemen om het pakket steunmaatregelen voor Europese producenten, waarvoor middelen zijn gereserveerd in het POSEI-budget, aan te passen en zo nodig andere maatregelen zal treffen om ervoor te zorgen dat de Europese producenten, tegelijk met de toenemende liberalisering van de wereldhandel in bananen, op de markt kunnen blijven en hun traditionele activiteiten kunnen blijven uitoefenen. Een goede kans om dat te doen zal zich voordoen tijdens de discussies over de eerstvolgende financiële vooruitzichten voor de EU.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis, namens de S&D-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij kennen allen het begrip 'bananenrepubliek'. Dat is een land waar de grote bananenmaatschappijen naar believen regeringen installeren en weer laten vallen. Wanneer de regeringen lastig worden, omdat ze proberen de meest basale rechten van de staat in stand te houden of het minimumloon te verhogen, deinzen de maatschappijen zelfs niet terug voor een staatsgreep tegen hen.

In deze landen produceren dezelfde maatschappijen nog steeds bananen. De vernietiging van de bossen en het milieu, erbarmelijke arbeidsomstandigheden en het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen die in de Europese Unie verboden zijn, behoren tot de orde van de dag. Tegelijkertijd consumeren wij door toedoen van deze multinationals voor 99 procent slechts één soort bananen, terwijl er enkele duizenden bananensoorten bestaan. Juist dit soort echter wordt ten gevolge van de monocultuur met een bepaalde ziekte bedreigd.

De steunmaatregelen voor de landen van Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan waren heel belangrijk en het verminderen ervan zal ernstige consequenties hebben voor de producenten in deze landen. Het zijn bijzonder arme landen die onze hulp nodig hebben. De Europese Unie is wereldwijd de grootste en de meest winstgevende markt voor bananen. In de komende jaren zullen wij daadwerkelijk zien dat deze reusachtige multinationals proberen de Europese markt volledig te beheersen en de kleine producenten uit de markt te drukken. Hier is echt onze aandacht nodig. De Commissie moet er nauwlettend op toezien dat de Europese mededingingswetgeving strikt wordt gehandhaafd om te voorkomen dat de grote multinationals misbruik maken van hun dominante positie op de markt door eerst kunstmatig de prijzen te verlagen – om de kleine producenten op de knieën te dwingen – en vervolgens met behulp van kartelvorming de prijzen te verhogen, met het gevolg dat bananen voor Europese consumenten heel duur worden.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Grèze, namens de Verts/ALE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zal inzake de goedkeuring van de handelsovereenkomsten in de bananensector tegen stemmen.

Deze overeenkomsten zijn gericht op de liberalisering van de bananenmarkt waardoor de dominante positie van de Amerikaanse multinationals wordt versterkt, die reeds meer dan tachtig procent van de wereldmarkt in handen hebben. Als wij dergelijke overeenkomsten goed zouden keuren, zouden wij ingaan tegen de belangen van met name de ACS-landen, de ultraperifere gebieden en van Ecuador. Het zijn opnieuw de kleine producenten die hieronder zullen leiden. Er is dringend een radicale hervorming van de regels inzake internationale handel nodig teneinde voedselsoevereiniteit en de ontwikkeling van lokale productie voor iedereen te garanderen.

De financiële maatregelen die de Europese Commissie voorstelt om de betrokken producenten te ondersteunen zijn ontoereikend. De Europese Unie moet er niet alleen voor zorgen da een effectbeoordeling van deze overeenkomsten wordt gemaakt, maar zij moet ook dienovereenkomstig haar wetgeving wijzigen teneinde een duurzame productie en een duurzame economie te bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Elie Hoarau, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben van mening dat deze overeenkomsten niet positief zijn. Zij tonen aan dat de kleine bananenproducenten in de ACS-landen en de ultraperifere gebieden worden gegijzeld in de overeenkomsten die in 2009 in Genève zijn gesloten en in de Doha-onderhandelingen die thans worden voortgezet. Het zijn overeenkomsten en onderhandelingen die door de Wereldhandelsorganisatie zijn gewenst en opgelegd.

Het is waar dat het lot van de kleine producenten in de ACS-landen en de ultraperifere gebieden niet kan opwegen tegen de enorme belangen die op het spel staan van niet alleen de grote Latijns-Amerikaanse producenten maar ook die van de Europese Unie.

De hervorming van de bananenmarkt en die van de suikermarkt zijn in wezen een uiting van eenzelfde beweging naar een grote wereldmarkt die meedogenloos verder oprukt en daarbij de zwakste en kwetsbaarste partijen jammer genoeg verplettert. Bovendien, mevrouw de Voorzitter, zullen de beoogde compensatiemaatregelen niet toereikend zijn om de kleine producenten op tijd van de ondergang te redden, noch om de ACS-landen, waaronder zich een aantal van de armste landen bevinden, op weg te helpen naar echte ontwikkeling.

In feite worden wij onder druk gezet om deze overeenkomsten te ondertekenen teneinde de Doha-onderhandelingen te redden. Konden we maar eenzelfde bereidwilligheid van de leiders zien bij het redden van internationale overeenkomsten inzake de bescherming van het milieu, de toenemende harmonisering van de rechten van werknemers en de levensstandaard. In dat geval zouden de burgers mijns inziens veel minder terughoudend zijn ten opzichte van de globalisering dan ze nu zijn.

 
  
MPphoto
 

  David Campbell Bannerman, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze banaan is oorlogstuig – een door de EU begonnen handelsoorlog met Amerika die zestien jaar geduurd heeft en die nu op spectaculaire wijze verloren is.

De EU heeft nu van de Wereldhandelsorganisatie een boete van bijna 200 miljoen dollar opgelegd gekregen en is gedwongen haar illegale tarieven te verlagen, en dat alles vanwege het protectionisme dat het hart van de EU vormt, in dit geval de protectie van de Franse kolonies. Ik moet zeggen dat deze banaan, die ik vandaag in de supermarkt van het Europees Parlement heb gekocht, illegaal is! Hij voldoet niet aan de Europese regels op het punt van lengte, omvang en rechtheid van bananen. Wat is er in vredesnaam aan de hand?

Met dit idiote protectionisme en deze malle regels moet je je afvragen: is de Europese Unie soms stapelgek geworden?

 
  
MPphoto
 

  Laurence J.A.J. Stassen (NI). - Al decennia lang voert de Europese Unie een protectionistische handelspolitiek, zo ook op het gebied van de bananen. Importbelasting moet Latijns-Amerikaanse bananen weren en tegelijkertijd worden subsidies weggegeven aan slecht concurrerende exportlanden.

Het merendeel van deze subsidies gaat daarbij naar de buitengebieden van de Europese Unie, jaarlijks bijna 300 miljoen euro: je reinste protectionisme, waarvoor de WTO de EU al vele malen op de vingers heeft getikt. De Europese Unie presenteert zich maar al te graag als pleitbezorger van het internationale recht en de vrijhandel, altijd paraat om met het morele vingertje naar anderen te wijzen.

Maar wanneer het de Europese Unie aangaat knijpt men liever een oogje dicht. Alles is geoorloofd, zolang de onrendabele bananenindustrie op eilanden als Frans Guyana, de Azoren en de Canarische eilanden maar wordt beschermd. Dat de Europese belastingbetaler jaarlijks opdraait voor de honderden miljoenen euro aan subsidieverspilling wordt hierbij op de koop toe genomen. Het is de hoogste tijd dat dit Europese wanbeleid wordt afgeschaft en dat de Europese Unie stopt met het subsidiëren van deze economische inefficiëntie.

 
  
MPphoto
 

  Gabriel Mato Adrover (PPE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik kan de heer Campbell, met alle respect, verzekeren dat zijn banaan niet van de Canarische Eilanden komt.

Dames en heren, ik zal het in deze plenaire vergadering over bananen hebben, en het lijkt me een goede zaak als er hier over bananen gepraat wordt. Dat is een goede zaak omdat het belangrijk is er nogmaals op te wijzen dat de communautaire bananenproducenten beschermd moeten worden, die van de Canarische Eilanden inbegrepen. Ik denk dit omdat ik geloof dat de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen geen goed nieuws is voor de communautaire producenten. Bovendien zijn sommige aspecten van de onderhavige resolutie niet geheel en al bevredigend vanuit het gezichtspunt van de landbouw en de bescherming van de communautaire bananenproducenten.

Ik besef echter dat dit voorstel afkomstig is van de Commissie internationale handel, die op een aantal punten heel andere maatstaven heeft dan ikzelf. Daarom beoordeel ik de positieve aspecten van het voorstel en niet de negatieve.

Het is positief dat jarenlange onenigheid binnen de Wereldhandelsorganisatie hiermee tot een eind wordt gebracht en dat zo de rust weerkeert in een sector die het meest gebaat is bij zekerheid en stabiliteit in de toekomst. De communautaire producenten wonen in ultraperifere regio’s die enorme moeilijkheden ondervinden om bananen te produceren – bananen die van uitmuntende kwaliteit zijn, dat is zeker – en waarvan de productie in geen enkele verhouding staat tot de bananenproductie in andere, derde landen, qua kosten, arbeidskrachten, milieukosten, bestrijdingsmiddelengaranties, of enige andere kosten.

Vanuit het oogpunt van de landbouw moet benadrukt worden dat de overeenkomst schadelijk is voor de communautaire producenten. We zullen te maken krijgen met een drastische daling van de invoertarieven: van 176 naar 114 euro per ton, en naar 75 euro per ton in het geval van de overeenkomsten met Colombia en Peru.

Daarom wil ik u, commissaris, met alle respect zeggen dat het mijns inziens niet geloofwaardig is te stellen dat deze daling van invoertarieven voorzien was in het financieel memorandum van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (POSEI), want dat is niet waar. U heeft gezegd dat dit voorzien was in verband met de Overeenkomst van Genève, maar vergeet niet dat dit invoertarief 114 euro is. In het jaar 2006 kon onmogelijk worden voorzien in een daling van het invoertarief tot 75 euro, zoals nu het geval is na deze overeenkomsten.

Ik denk dan ook dat de vereiste afwegingen moeten worden gemaakt. Het zal volstrekt noodzakelijk blijken te zijn het financieel memorandum aan te passen, want onder meer het invoertarief van 176 euro per ton werd door de Commissie al aan de lage kant bevonden op het moment dat het in werking trad. De communautaire producenten vragen dus niets meer dan wat volkomen gerechtvaardigd is, en wij hebben vanuit het Parlement de plicht om hen te beschermen, net zoals de Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Catherine Stihler (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het hebben over fairtrade bananen. Steun voor bananenproducenten in de armste Caribische landen is van essentieel belang. Hoewel er 200 miljoen euro voor de Afrikaanse en Caribische, bananen exporterende landen is uitgetrokken, moeten wij hier toch goed naar kijken.

Iedereen die ziet hoe mensen die in deze sector werken, worden behandeld, met name door de grote multinationale ondernemingen, zou met afschuw reageren. Daarom zijn fairtrade bananen zo belangrijk, zeker voor de kleinere producenten, maar ook om een betere behandeling van de werknemers te realiseren.

Bananen zijn in Schotland het favoriete fruit en de mensen in mijn kiesdistrict willen daarom weten dat wat zij eten volgens de hoogste normen en met de uiterste zorg is geproduceerd. Ik wil de collega’s aanmoedigen om te proberen alleen nog maar fairtrade bananen te kopen en om, als zij zien dat die in een supermarkt niet verkrijgbaar zijn, daarover te klagen.

Zoals wij vanavond hebben gemerkt, kan beleid op het gebied van de handel in bananen tot ernstige meningsverschillen leiden. Wij moeten actie ondernemen om de meest kwetsbare werknemers en de meest kwetsbare landen in de wereld te helpen.

 
  
MPphoto
 

  Giovanni La Via (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, bilaterale handelsovereenkomsten zijn vaak schadelijk voor de Europese producenten, die de gevolgen moeten ondergaan van de importliberalisatie.

De morgen ter stemming voor te leggen overeenkomsten voorzien in een vermindering van de invoerrechten die van toepassing zijn op bananen uit Latijns-Amerika. Ofschoon deze overeenkomsten enerzijds hebben bijgedragen aan de oplossing van een decennialang geschil, dreigen zij anderzijds ernstige moeilijkheden te veroorzaken voor de Europese bananenproducenten. Het behoeft geen betoog dat de met de Latijns-Amerikaanse landen onderhandelde tariefverminderingen, samen met het steunprogramma ten behoeve van de ACS-landen en het programma met de begeleidende maatregelen voor de bananensector, de concurrentiekracht van de Europese producenten ernstig dreigen aan te tasten.

Tot nu toe werd de financiële steun aan onze bananenproducenten gewaarborgd door het POSEI-programma, maar in 2006 werd dit programma voor het laatst hervormd en daarbij is op geen enkele manier rekening gehouden met de sluiting van deze laatste overeenkomsten. Daarom zou het mijns inziens goed zijn de Raad te vragen te overwegen of het niet noodzakelijk is instrumenten en middelen in het leven te roepen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de financiële behoeften van de Europese producenten. Hun status moet worden verbeterd en tegelijkertijd moet compensatie worden geboden voor eventuele schade ten gevolge van de sluiting van de overeenkomsten en de tariefvermindering.

Ik geloof niet dat wij elk jaar weer opnieuw naar middelen op zoek kunnen gaan om tegemoet te komen aan de behoeften van de Europese bananenproducenten. Veeleer moeten wij een stabiele en duurzame oplossing zien te vinden waarmee wij compensatie kunnen bieden voor de schade tengevolge van de uitbreiding en openstelling van de markten.

 
  
MPphoto
 

  Elisabeth Köstinger (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, na het jarenlange geschil tussen de Europese Unie enerzijds en Zuid-Amerikaanse bananenproducenten anderzijds is er nu een belangrijke stap gezet dankzij de overeenkomst betreffende de handel in bananen. Ik steun deze overeenkomst, omdat hierdoor ook een einde komt aan het geschil in de Wereldhandelsorganisatie.

De concessies van de EU en de Zuid-Amerikaanse bananenproducenten mogen er echter niet toe leiden dat er geen aandacht meer wordt besteed aan de algemene situatie van de ACS-landen. Er moet nauwlettend worden toegezien op de bijstand voor de ACS-landen van de kant van de EU en deze moet indien nodig worden versterkt. Hierbij is de door de EU geëiste effectenbeoordeling van belang en hierop moet duidelijk de nadruk worden gelegd. Ondanks alle bijstand die ongetwijfeld van fundamenteel belang is, mogen er geen herschikkingen binnen de EU-begroting plaatsvinden. Maar al te vaak worden middelen die waren uitgetrokken voor bepaalde terreinen, overgeheveld en voor andere doeleinden gebruikt. Daar moet een stokje voor worden gestoken, of het nu – zoals in het huidige geval – om het Ontwikkelingsfonds gaat of om andere fondsen, zoals het Landbouwfonds dat momenteel steeds weer ter discussie wordt gesteld. De Europese Unie moet zich bewust zijn van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de ACS-landen en de ultraperifere gebieden en duurzaam handelen.

Indien we deze verheugende overeenkomt vanuit een mondiaal perspectief bekijken, kijk ik met één oog naar de Doha-onderhandelingen. Het Economisch Wereldforum in Davos heeft blijkbaar iets in werking gezet. De G20 wil de WTO-onderhandelingen nog vóór 2012 afronden. We moeten afwachten of de woorden ook in daden worden omgezet. Het lijkt er echter op dat de overeenkomst betreffende de handel in bananen een bijdrage heeft geleverd aan de grote Doha-puzzel.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, een paar weken geleden raakten wij in alle staten over bijen. Vanavond zoemen wij als bijen over bananen, en in het bijzonder over deze voorgestelde overeenkomst.

Zoals u ziet, roept die gemengde reacties op, en dat is niet verwonderlijk. Zij heeft voordelen, met name voor de producenten die er beter van zullen worden, maar er zijn ook zorgen, zorgen over de gevolgen voor het milieu en vooral ook zorgen over de gevolgen voor de producenten in de Europese Unie.

Ik vind het heel belangrijk om daar rekening mee te houden, want de eerste verantwoordelijkheid van iedere instantie en ieder land of unie, is om in de eerste plaats te zorgen voor de eigen producenten. Alleen zo kun je werkelijk een helpende hand uitsteken naar anderen. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde overeenkomst met Mercosur. Veel mensen in de Europese Unie hebben het gevoel dat daardoor de rundvleesindustrie in de Europese Unie, en met name die in mijn eigen land, gediscrimineerd en gedecimeerd zal worden. Wij moeten dan ook heel zorgvuldig te werk gaan. Ja, wij moeten de helpende hand uitsteken, maar niet ten koste van onze eigen producenten.

 
  
MPphoto
 

  Nuno Teixeira (PPE).(PT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik herhaal hier vandaag wat ik al eerder heb gezegd: de ultraperifere regio’s, en inzonderheid Madeira, de streek waar ik vandaan kom, hebben geen enkel bezwaar tegen de ondertekening van de Overeenkomst van Genève noch tegen de later gesloten bilaterale overeenkomsten. Wij erkennen allemaal het belang en ook de onvermijdbaarheid van deze overeenkomsten. Anderzijds weten wij allemaal dat hier sprake is van winners en verliezers en in deze overeenkomsten zijn de ultraperifere regio’s duidelijk de verliezers en de gedupeerden.

Ik kan onmogelijk aanvaarden dat keer op keer wordt benadrukt, zoals ook de Commissie vandaag weer deed, dat de herziening van 2006 van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei) al in deze situatie voorzag en bijgevolg de producenten reeds heeft gecompenseerd voor wat hier nu wordt besproken. Wij weten immers dat het in 2006 ging om een tarief van 176 euro per ton en hier nu sprake is van een tarief van 148 euro, 114 euro of zelfs 75 euro per ton. Wat wij willen, is dat er compensatiemaatregelen worden genomen.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, met deze overeenkomst worden de deuren van de Europese markt geopend – of, beter nog, wagenwijd opengegooid – voor Amerikaanse multinationals, die nu reeds meer dan 80 procent van de wereldhandel in bananen controleren. Daardoor zullen er rampzalige ontstaan, die ook niet worden verborgen door de degenen die voor deze tekst stemmen.

Europese producenten in Portugal, Spanje, Griekenland, Cyprus en Frankrijk, die de Europese markt in 2008 hebben bevoorraad met bijna 600 000 ton, zullen ernstig getroffen worden. De rapporteur zelf erkent dat de overeenkomst hun voortbestaan in gevaar zal brengen. In dit verband is het, los van de inhoud van dit verslag, bijzonder betreurenswaardig dat de Commissie, ondanks het feit dat zij op de hoogte is van de negatieve gevolgen, geen specifieke maatregelen neemt om de Europese producenten te ondersteunen, met name door voorstellen te doen voor de wijziging van de verordening en het in 2006 vastgesteld budget van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei).

Ook de producenten van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, die tijdens het debat over deze overeenkomst noch gehoord zijn noch aanwezig waren, zullen sterk te lijden hebben onder de gevolgen ervan, en de aangekondigde palliatieve maatregelen zullen die gevolgen niet kunnen voorkomen. Al wie voor dit verslag stemt, moet zijn verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de gevolgen ervan, en het heeft geen enkele zin om hier braaf een reeks incoherente zorgpunten aan te stippen in de vorm van vragen en verzoeken aan de Commissie en de Raad.

 
  
MPphoto
 

  Dacian Cioloş, lid van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal proberen direct te reageren op een aantal vragen en standpunten die aan de orde zijn gekomen.

Allereerst hebben wij het hier gehad over de oplossing van een conflict dat ons verder kan helpen bij een multilaterale overeenkomst. In het geval van de bilaterale overeenkomsten waarover is onderhandeld met de Midden-Amerikaanse landen en met een aantal Latijns-Amerikaanse landen, gaat het om een andere context, ofschoon de Europese Unie ook daar offensieve belangen had en een en ander heeft teruggekregen voor wat zij had aangeboden.

Vervolgens is er een opmerking gemaakt over de multinationals en het feit dat zij degenen zijn die in de ACS-landen profiteren, en dat de financiële maatregelen ontoereikend zijn voor de ACS-landen. Natuurlijk kan de Europese Unie geen beslissingen nemen voor de regeringen van de ACS-landen. Zij is van mening dat met het beschikbare budget veel kan worden gedaan, mits het geld goed wordt besteed. Ik denk bovendien dat dat ook geldt voor de ultraperifere gebieden, of in ieder geval voor de bananenproducerende gebieden van de Europese Unie.

Tegen de heren Mato Adrover en Teixeira wil ik zeggen, dat ik hun cijfers kan laten zien. Wanneer ik zeg dat wij in 2006, in aanvulling op het budget voor POSEI, berekeningen hebben gemaakt – en ik heb de cijfers hier voor me liggen – bedoel ik dat wij een verlaging hadden voorzien en in 2009 het tarief van 176 naar 137 euro hebben verlaagd. Tevens hebben wij de mogelijkheid meegenomen dat in de Doha-onderhandelingen, waarvan wij de uitkomsten nog niet konden weten, deze tarieven tot 79 euro per ton zouden worden verminderd. Daarom hebben wij 8,4 procent toegevoegd aan de 245 miljoen euro die voor het POSEI-budget beschikbaar was gesteld, oftewel 22 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is nu precies bedoeld om op dit mogelijke effect te anticiperen. Om die reden was het berekende POSEI-budget in 2006 volgens de effectbeoordeling veel hoger dan de daadwerkelijke situatie in 2006. Ik heb niet gezegd dat we het daarbij zullen laten of dat we geen rekening zullen houden met een eventuele andere noodzaak tot compensatie. Ik zeg dat ik bereid ben deze beoordeling uit te voeren, en dat als het in het kader van de POSEI-regeling, waar wij nu tevens met de Raad en met u over praten, nodig mocht blijken te zijn, wij eventueel een aanvullende compensatieregeling zullen overwegen. Een groot deel van de noodzakelijke compensatie is echter al gedekt. Ik kan het aantonen met de cijfers en de berekeningen uit de effectbeoordeling. Wij hebben uitvoerig met de betrokken lidstaten gesproken en kan u verzekeren dat wanneer ik iets zeg, ik mij baseer op cijfers.

Hoe zit het nu met dit geld? U heeft het veel over de kleine producenten gehad. Ik denk inderdaad dat in deze gebieden, waaronder onze ultraperifere gebieden, de kleine producenten misschien sterker beschermd moeten worden. Nogmaals, het POSEI-geld moet met name en vooral gebruikt worden ten behoeve van de kleine producenten. Dat gebeurt namelijk niet altijd, en misschien moet er op een gegeven moment, wanneer het over POSEI gaat, gedacht worden aan een hervorming, aan een aanpassing, zodat dit geld daadwerkelijk bijdraagt aan de herstructurering van de sector. Maar als dit aan POSEI toegekende geld, met een eventuele compensatie, echt gebruikt zou worden om bij te dragen aan de herstructurering, dan zouden wij, naast deze compensatie, over een aantal jaren misschien ook andere oplossingen voor deze kleine producenten kunnen vinden. U moet weten dat ik zeker open sta voor het zoeken naar nieuwe oplossingen, eventueel binnen de POSEI-regeling, om te zorgen dat dit geld nog beter wordt gebruikt.

Ik wilde nog even reageren op de heer Campbell Bannerman, die een andere mening is toegedaan over het nut van een dergelijke compensatie. Ik ben van mening dat de producenten in de ultraperifere gebieden ook Europese burgers en dus belastingbetalers zijn. Het lijkt me dan ook niet meer dan normaal hen te ondersteunen als dergelijke maatregelen gerechtvaardigd zijn. En wat de banaan betreft die u liet zien, ik denk dat wanneer deze niet zou voldoen aan de regels waar u het over had, u deze niet had kunnen kopen. Als u deze banaan heeft kunnen kopen, dan wil dat zeggen dat de grootte en de kromming aan de Europese normen voldoen.

Ik denk dat ik de belangrijkste punten nu wel heb behandeld. Tot slot wil ik u laten weten dat ik in de debatten over POSEI altijd bereid ben om, met de cijfers op tafel, te bekijken op welke manier de bestaande compensaties, of eventueel andere soorten compensaties, kunnen worden aangewend om deze uitdagingen aan te pakken. Maar alles in aanmerking genomen, denk ik dat dit een overeenkomst is die, zoals de rapporteur reeds heeft gezegd, ons op vele manieren helpt en die een einde maakt aan een historisch conflict.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Balzani, dames en heren, mijnheer de commissaris, ik bedank de commissaris dat hij al op heel veel vragen en angsten heeft gereageerd. Staat u mij toe dat ik er ook nog een paar noem. Velen van u hebben immers hun bezorgdheid uitgedrukt over wat er gaat gebeuren met de ACS-landen. Het voorstel inzake begeleidende maatregelen voor de bananensector is juist bedoeld om deze landen te helpen en is tot stand gekomen om hen te compenseren, aangezien deze landen zoals u weet met ongeveer 190 miljoen euro per jaar zullen worden gecompenseerd voor de zware lasten die hun worden opgelegd door de opheffing van het bananenimportregime zonder invoertarieven. De andere vrees die werd geventileerd, ging over wat er zal gebeuren als we de invoertarieven nog verder verlagen en verdere liberalisering doorvoeren. We mogen niet vergeten dat het nu gaat om het sluiten en versterken van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen, en het Europees Parlement en de Raad kunnen later nog bespreken of ze verdere vrijhandelsovereenkomsten met de Andeslanden en Midden-Amerika willen steunen, als natuurlijk de Commissie voorstellen daartoe indient.

Dames en heren, ik ben van mening dat het sluiten van de overeenkomst inzake de handel in bananen een punt zal zetten achter een vijftien jaar durende handelsdiscussie, en dat moet in elk geval worden toegejuicht. Dit resultaat zal de onderhandelingspositie van de Europese Unie tijdens internationale handelsbesprekingen versterken, vooral in de Doha-onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie die op dit moment worden gevoerd. Ik denk dat we alle angsten en vragen die u hier hebt geformuleerd in verband met solidariteit, en vooral de bezorgdheid om de armste landen, voortdurend op de agenda moeten houden en hiervoor naar gezamenlijke oplossingen moeten zoeken. Maar laten we deze overeenkomst inzake de handel in bananen en de verordening tot intrekking van de vorige overeenkomst groen licht geven. Daarom vraag ik het Europees Parlement om morgen te beslissen goedkeuring te hechten aan de overeenkomst inzake de handel in bananen.

 
  
MPphoto
 

  Francesca Balzani, rapporteur. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega´s, dit was mijns inziens een zeer interessant debat. Gedeeltelijk zijn ook nu weer dezelfde vrees en vragen naar voren gekomen als in de commissie, en wij hebben die in zekere zin ook al behandeld.

Ik wil nogmaals wijzen op een zaak die mijns inziens erg belangrijk is en die wij zo nu en dan uit het oog verliezen. Deze overeenkomsten geven uitvoering aan een nauwkeurige toezegging die de Europese Unie als lid van de Wereldhandelsorganisatie heeft gedaan. Dat mogen wij niet vergeten. Met deze overeenkomsten wil de Unie een oplossing bieden voor een ernstig probleem dat was ontstaan in de betrekkingen met enkele belangrijke landen en dat het gevolg was van de schending van het beginsel van niet-discriminatie. Met deze overeenkomsten herwinnen wij dus onze geloofwaardigheid en worden wij weer een correct lid van de Wereldhandelsorganisatie.

Deze overeenkomst maakt een eind aan alle ruzie en spanningen en creëert een gunstig klimaat ook voor andere betrekkingen. Dit is een schikkingovereenkomst, een definitieve overeenkomst, en als dusdanig probeert deze een nieuw evenwicht te creëren, een evenwicht dat – zoals wij ook reeds in de resolutie hebben gezegd en geschreven – in het bijzonder rekening houdt met de landen waar zwakke ontwikkelingsomstandigheden heersen.

Er zal ongetwijfeld toezicht zijn op de begeleidende maatregelen, en dat is voor mij het belangrijkste punt. Het is belangrijk dat in begeleidende maatregelen is voorzien, maar het is nog belangrijker dat er effectbeoordelingen zullen worden gemaakt van de werking ervan, dat de Raad en de Commissie – zoals wij vandaag hebben kunnen horen – hebben toegezegd altijd de vinger aan de pols te zullen houden en de situatie en de ontwikkelingen op de voet te zullen volgen. Met andere woorden, zij zijn bereid om indien nodig andere maatregelen te treffen.

In de resolutie wordt ook het POSEI-programma genoemd en wordt gezegd dat dit programma in de gaten gehouden moet worden omdat de verhouding tussen het budget van dit programma en de nieuwe situatie in de ultraperifere regio´s heel delicaat is. Daarom moet toezicht worden uitgeoefend op en aandacht worden geschonden aan de gevolgen van de overeenkomsten voor de Europese regio´s en de bananenproducerende ultraperifere regio´s.

De Raad heeft – en daar ben ik blij mee want dit is een belangrijk punt – ook gezegd dat het noodzakelijk is te werken aan de transparantie van de landbouwvoedingsmiddelenketen, omdat wij het weliswaar altijd hebben over de producenten maar er zich ook een groot vraagstuk stelt in verband met de bananendistributie binnen de Unie.

Er zijn heel veel dingen die in de toekomst moeten worden gedaan. Wij moeten toezicht uitoefenen op de overeenkomsten, op de werking van de begeleidende maatregelen, op het vermogen van POSEI om aan de belangen van de Europese producenten tegemoet te komen, en wij moeten ook andere instrumenten gebruiken zoals transparantie in de landbouwvoedingsmiddelenketen. Wij moeten dus het veld van ons onderzoek uitbreiden tot de distributieketen, die een sterke invloed uitoefent op de eindprijs van bananen en op de consumentenbescherming. Deze laatste moet ons immers net zo zeer aan het hart gaan als alle andere belangen die in deze zaak op het spel staan. Al deze zaken en zeker de consumentenbescherming moeten worden aangepakt uitgaande van de situatie zoals deze nu is, uitgaande van de vaststelling dat het geschil waarin de Europese Unie door de knie moest gaan voor de Verenigde Staten en de Latijns-Amerikaanse landen, nu beslecht is.

Ik hoop dan ook dat deze overeenkomsten zullen worden goedgekeurd. Mijns inziens zijn ze het onontbeerlijke uitgangspunt voor een goede werking van de instrumenten voor de gevoelige bananensector. Deze instrumenten kunnen ons echter ook uitermate van dienst zijn bij andere belangen, zoals de consumentenbelangen, die op hun beurt verband houden met de transparantie van de voedingsmiddelenketen. Zij zullen ons dus in staat stellen verbeteringen aan te brengen ten behoeve van de bananenmarkten en ten behoeve van onze Europese producenten. Iets dergelijks zou onmogelijk zijn geweest zonder een stevig uitgangspunt, en dat uitgangspunt is de beslechting van het geschil binnen de Wereldhandelsorganisatie waarvan de Unie lid is.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Tot besluit van het debat is één ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement(1).

Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11:30 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Dankzij de sluiting van deze overeenkomsten is een punt gezet achter een van de meest complexe en langdurige geschillen tegen de Europese Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Er zij op gewezen dat wij de Commissie in de loop van het onderhandelingsproces hebben geattendeerd op de noodzaak rekening te houden met: - de belangen en de specifieke situatie van bananenproducenten in ultraperifere regio’s, met name door meer middelen vrij te maken voor het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei), aangezien het inkomen van de producenten en de afzet van hun producten ernstige schade kunnen ondervinden van de druk ten gevolge van de versterking van de toenemende liberalisering van de wereldhandel in bananen; - de belangen en de specifieke situatie van bananenproducenten in de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Daarom ben ik van oordeel dat de conclusies in de aanbeveling van de rapporteur – volgens welke ook rekening moet worden gehouden met de belangen van de ultraperifere regio’s – een bijzonder relevante bijdrage leveren. Er wordt immers voorgesteld dat het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan de overeenkomsten indien de Commissie en de Raad: een effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden aan het Parlement voorleggen – wat zo spoedig mogelijk moet geschieden –, specifieke initiatieven nemen om de handelspositie van de bananentelers te versterken, en maatregelen treffen om een programma voor de bananenproducerende ACS-landen te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Op 15 december 2009 hebben de Europese Unie, de Verenigde Staten en een groep Latijns-Amerikaanse landen de overeenkomst betreffende de invoerrechten van de EU op de handel in bananen ondertekend. Deze overeenkomst betekende het einde van een complex geschil dat bijna twintig jaar heeft geduurd. Zij geeft blijk van de betrokkenheid van de EU op dit gebied en zal worden opgenomen in de eindresultaten van de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde. We kunnen dit succes helaas onvoldoende smaken. De goedgekeurde verlaging van de invoerrechten op bananen uit Latijns-Amerika zal waarschijnlijk een negatief economisch en sociaal effect hebben op de ACS-landen, waar de producenten niet over dezelfde technische mogelijkheden beschikken als hun concurrenten. Daarom verwelkom ik het in de overeenkomst opgenomen financiële steunprogramma, waarmee de ACS-landen 190 miljoen euro zullen ontvangen tot 2013 als steun bij de versterking van het concurrentievermogen en de diversificatie van de productie. De Europese Commissie moet echter een effectbeoordeling van de overeenkomst en het steunprogramma presenteren in 2020 en daarin aanbevelingen doen voor de uitbreiding ervan en aanvullende financiële steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (FI) Het is goed dat de Europese Unie overeenstemming heeft bereikt met de landen van Latijns-Amerika en de Verenigde Staten in het bananengeschil, die lange tijd voor veel emoties heeft gezorgd. Het is beter een overeenkomst te sluiten dan te blijven strijden in de context van de Wereldhandelsorganisatie. Er wordt beweerd dat de overeenkomst en de lagere invoertarieven grote bananenproducerende landen en multinationals begunstigen. Het is echter belangrijk te beseffen dat ook in de toekomst de voordelen voor de arme ACS-landen groter zijn dan die van de landen van Latijns-Amerika. Bovendien helpt de Europese Unie met een omvangrijk steunpakket de ACS-landen om hun economie te diversifiëren, zodat zij minder afhankelijk worden van de bananenexport. Het staat nog te bezien of de nu bereikte overeenkomst van invloed zal zijn op de consumentenprijzen in Europa. De overeenkomst is in ieder geval historisch, omdat zij laat zien dat de Europese Unie ook in lastige situaties en harde onderhandelingen in staat is eenheid te tonen en besluiten te nemen. Ik stem voor de overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. (FR) De Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen biedt de opkomende economieën van Latijns-Amerika een mogelijkheid, maar creëert ook nieuwe concurrentie voor de bananenproducerende ACS-landen, waarvan de economische ontwikkeling in belangrijke mate steunt op de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen. Er moet derhalve op worden toegezien dat deze nieuwe concurrentie eerlijk is. Ik maak me ook zorgen over de bilaterale overeenkomsten waarover de EU met Peru en Colombia heeft onderhandeld, op grond waarvan deze landen kunnen profiteren van een lager preferentieel douanerecht dan is vastgelegd in de Overeenkomst van Genève. Onder deze omstandigheden ben ik van mening dat de in de overeenkomst opgenomen begeleidende maatregelen voor de bananensector dringend moeten worden uitgevoerd, omdat deze de ACS-landen de mogelijkheid bieden de sector te moderniseren en de mondiale concurrentie het hoofd te bieden. Ik verzoek de Raad derhalve zich snel uit te spreken over het nieuwe voorstel van het Parlement, zodat de ACS-landen kunnen profiteren van de aangekondigde maatregelen voor 2010, en ik verzoek de Commissie ervoor te zorgen dat de wederkerigheid met betrekking tot de sociale en milieueisen door niet-ACS-producenten en -exporteurs wordt nageleefd. Naar mijn mening is dat onontbeerlijk als wij willen dat alle producenten op voet van gelijkheid staan, hetgeen nu absoluut niet het geval is.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) De in december 2009 door de EU in de WTO gesloten overeenkomst inzake bananen die wij vandaag bekrachtigen, moet vergezeld gaan van ondersteuningsmechanismen voor onze producenten. Doordat de EU de tarieven verlaagt voor bananen die uit Latijns-Amerika worden ingevoerd, zullen verschillende Europese regio's zoals de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, Griekenland, Portugal en de Canarische Eilanden in de problemen geraken wegens de openstelling van de markten. Daarom moeten wij toezicht houden op de werkelijke effecten van de financiële hulp ter ondersteuning van investeringen en het beleid van economische diversificatie, en de effecten op sociaal en milieugebied versterken. Uit die beoordeling moet blijken of die steun toereikend is om een tegengewicht te bieden voor de nieuwe situatie op de internationale bananenmarkt.

 
  

(1)Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid