De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemverklaringen.
Mondelinge stemverklaringen
Aanbeveling voor de tweede lezing - Charles Goerens (A7-0009/2011)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me onthouden van stemming omdat de Raad op 14 januari de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust heeft verlengd vanwege de ernstige situatie die is ontstaan na de presidentiële verkiezingen eind vorig jaar. Deze maatregelen zijn genomen tegen personen en instanties die zich verzetten tegen de democratisch gekozen president of weigerden zijn autoriteit te erkennen. Hieronder vallen ook de autonome havens van Abidjan en San Pedro en verschillende banken.
Het doel van dit initiatief is de ontwikkeling en stimulering van de internationale handel om de ontwikkeling te bevorderen. Het programma is gericht op natuurlijke en rechtspersonen. In bijlage I van dit initiatief is Ivoorkust opgenomen, maar hierin staat geen enkele verwijzing naar het besluit waarover ik het net had. Daarom heb ik me van stemming onthouden.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen verzoeken mee te werken aan de verbetering van het imago van dit Parlement omdat ik heb gemerkt dat situaties zoals vandaag, die in alle plenaire vergaderingen voorkomen, niet bepaald bijdragen aan het imago en het prestige die we uit willen dragen. Ik vind het onacceptabel dat er, wanneer een afgevaardigde aan het woord is, fracties zitten te lachen of totaal geen aandacht aan de toespraak besteden. Dit zouden ze prima buiten kunnen doen. Aangezien ik vandaag de mogelijkheid heb, verzoek ik alle voorzitters om dit beeld van het Parlement, dat ten koste gaat van de Europese politiek, te verbeteren.
De Voorzitter. − U bent op de hoogte van de werkgroep van de heer Swoboda die onze plenaire vergaderingen onderzoekt; ik zal uw punt aan hem voorleggen. Ik wijs er bovendien op dat u altijd een schriftelijke stemverklaring kunt indienen, als u dat wilt.
Csanád Szegedi (NI). – (HU) Ik wil graag een motie van orde indienen. Ik heb me ongeveer tien minuten geleden gemeld. Ik wil graag dat in de notulen wordt opgenomen dat de Roemeense politicus achter me, de heer Becali, niet aanwezig was bij de laatste stemmingen, wat ook te zien zal zijn op de video-opnamen. Zijn assistent of secretaresse heeft hier echter met zijn kaart gestemd. Ik wil graag aan de Voorzitter vragen of dit volgens de regels is en zo niet, welke straf de extremistische Roemeense politicus kan verwachten omdat zijn assistente namens hem heeft gestemd.
De Voorzitter. − Dat is een ernstige zaak die u naar voren brengt. Het Bureau zal zich erover buigen.
Aanbeveling voor de tweede lezing - Barbara Lochbihler, Kinga Gál (A7-0014/2011)
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, om het pad te kunnen vervolgen dat in 2006 is ingeslagen ter verbetering van de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Europese Unie, konden we niet anders dan de inconsistenties wegwerken die aan het licht zijn gekomen wat betreft de uitzonderingen op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie.
De wijziging van de verordening is in die zin noodzakelijk en komt als geroepen. De Commissie moet over de bevoegdheid beschikken om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen met betrekking tot strategiedocumenten vast te stellen, aangezien deze strategiedocumenten Verordening (EG) nr. 1889/2006 aanvullen en algemeen toepasbaar zijn.
Ik hoop niet alleen dat de Commissie tijdens de voorbereidende werkzaamheden de nodige raadplegingen zal houden, maar vooral dat de aangebrachte wijzigingen afdoende zijn om het Parlement te voorzien van passende instrumenten om de door de Commissie vastgestelde maatregelen te controleren en beïnvloeden. Alleen op deze manier kunnen we een legitieme en democratische werking van het EU-beleid voor externe hulp veiligstellen.
Aanbeveling voor de tweede lezing - Helmut Scholz (A7-0005/2011)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens is het in het belang van de Europese Unie om dit soort overeenkomsten te sluiten waarbij gebruik wordt gemaakt van financieringsinstrumenten voor de samenwerking met industrielanden. Ik denk dat we er bovendien de aandacht op moeten vestigen dat er heel veel landen zijn opgenomen in de bijlage, waarmee het belang van dit initiatief nog eens wordt onderstreept.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over het bereiken van overeenstemming in het langdurige en bittere juridische conflict betreffende de handel in bananen. Met deze overeenkomst komt een einde aan de aanhoudende toestand van onzekerheid en instabiliteit in de landen die bananen produceren en verhandelen.
De overeenkomst betreffende de handel in bananen zal ook van grote invloed zijn op andere ontwikkelingslanden die zich willen richten op de export van bananen, en we zullen deze landen moeten helpen zich aan te passen aan de grote veranderingen wat betreft de concurrentieverhoudingen op de internationale markt.
Het programma van begeleidende maatregelen moet daarom reageren op brandende kwesties in verband met de sociale gevolgen van deze aanpassingen. Ik ben het daarom eens met het voorstel om de invloed van deze overeenkomst op de getroffen gebieden te onderzoeken, zodat we passende maatregelen kunnen treffen om de ongewenste gevolgen te verzachten.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) (Begin van de interventie ontbreekt) over de bananenoorlog, die tot een enorme omvang is uitgegroeid, dat het zeer goed is dat daar een eind aan is gekomen. Het is helemaal waar dat wij niet kunnen toestaan dat de algemene handelsregels worden geschonden. De WTO heeft zeer terecht ingegrepen en ook wij in het Europees Parlement en de Europese Unie hebben juist gehandeld. Als gevolg daarvan komt nu een eind aan de speciale behandeling die sommige ACS-landen ontvingen.
Het is natuurlijk helemaal waar dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de regels voor eerlijk spel op de markt gehandhaafd blijven, maar wij moeten als uitgangspunt nemen dat wij alle producenten op dezelfde wijze behandelen. Anderzijds hebben de landen die sinds 1993 bij de invoerregeling zijn betrokken een enorm voordeel gehad, en in die tijd ook de mogelijkheid gehad hun zaken goed te regelen en hun eigen bananenproductie te ontwikkelen. Dat betekent dat zij ook beter in staat zijn een echte competitie aan te kunnen en niet afhankelijk hoeven zijn van specifieke steun.
Ik heb daarom voor deze wijziging gestemd en ik feliciteer de Commissie en de Europese Unie met het feit dat er nu een eind komt aan de bananenoorlog.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het handelsgeschil met betrekking tot bananen is een van de langstlopende en misschien ook wel de moeilijkste in de geschiedenis van de WTO, en het is een geschil waarin de Europese Unie volledig en onmiskenbaar fout zat. Haar beleid begunstigde producenten in bepaalde voormalige kolonies ten koste van de beginselen van vrije handel, die natuurlijk impliciet zijn verankerd in het Verdrag van Rome.
Dit beleid was slecht voor iedereen. Het was slecht voor de consumenten in Europa, die veel hogere prijzen moesten betalen, het was slecht voor de exporteurs, het was slecht voor de internationale harmonie en de gemeenschap van naties en het was slecht voor de mensen die het juist zou moeten beschermen. De voormalige afhankelijke gebieden van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn nu afhankelijk geworden in de meest volledige zin, gebonden aan een kunstmatige en onproductieve export terwijl ze hun economieën hadden kunnen diversifiëren en breder hadden kunnen integreren in de wereldeconomie.
Ik wil hier nog één ding over zeggen dat in geen van de debatten ter sprake is gekomen. De EU heeft op schandelijke wijze druk uitgeoefend op bananenproducenten om politieke en economische unies rond zichzelf te vormen, naar het voorbeeld van het EU-model, terwijl dat werkelijk onze zaken niet zijn. Het hele punt van vrije handel is ruilen op basis van verschillen, niet elkaar bananen verkopen en niet een kunstmatige douane-unie tot stand brengen tussen de geïndustrialiseerde economieën van Europa.
Sergej Kozlík (ALDE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van het debat in het Europees Parlement over de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zijn verschillende wijzigingen aangebracht ter verbetering van de richtlijn. Ik heb gestemd voor de gewijzigde versie van deze belangrijke richtlijn. De richtlijn stelt producenten van elektronische apparaten in staat om consumenten bij de aankoop van apparatuur informatie te verstrekken over de kosten voor de milieuvriendelijke inzameling, verwerking en verwijdering van het afval.
De richtlijn verhoogt de doorzichtigheid van de markt, doordat informatie wordt verstrekt aan de bevoegde organen, distributeurs, exporteurs en consumenten. Het bewustzijn over recycling en de terugbetaling van de kosten en de acceptatie ervan zullen toenemen. Het is belangrijk dat we ons in regio’s waar de infrastructuur voor de inzameling van afval nog niet voldoende ontwikkeld is met betrekking tot de financiële verplichtingen van de industrie richten op de ontwikkeling van een effectief systeem voor de inzameling van elektronisch afval, en niet op het opleggen van sancties indien de gestelde doelen niet worden behaald.
Adam Bielan (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de dynamische ontwikkeling en technologische vooruitgang van de Europese landen hebben helaas ook bijwerkingen. De enorme groei van elektronisch afval is hiervan het meest zichtbare voorbeeld. We gebruiken allemaal systematisch allerlei elektronische apparaten, die we bovendien in een steeds hoger tempo vervangen door nieuwe. We breken ons hierbij niet het hoofd over een veilige verwerking van oude apparatuur. Dit blijft uiteraard niet zonder gevolgen voor het milieu.
Ik hoop dat de herziening van de regelgeving inzake de inzameling en verwerking van e-afval ertoe kan leiden dat meer waardevol materiaal kan worden teruggewonnen. Dit zou namelijk niet alleen het milieu, maar ook de economie ten goede komen. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid adviseert om de gescheiden inzameling van afval verder door te voeren. Zo zouden deze materialen kunnen worden teruggewonnen en hergebruikt.
Ook ik ben van mening dat de illegale uitvoer van e-afval uit de Europese Unie moet worden gestopt. Daarnaast verwacht ik dat afval uit een lidstaat minder vaak zal worden opgeslagen op het grondgebied van een andere lidstaat, want deze praktijk is niet altijd overeenkomstig de regelgeving.
De Voorzitter. − Uw bijdrage was wellicht baanbrekend. Dat is de eerste keer dat ik iemand een toespraak heb zien houden vanaf een iPad.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, afval trekt zicht niets aan van grenzen en dat geldt met name voor elektrisch en elektronisch afval. Het is dan ook belangrijk dat de voorschriften voor de verwerking en recycling van afval binnen en tussen alle lidstaten van de Europese Unie wordt geharmoniseerd. Daarbij is het met name van belang dat de uitvoer van afval wordt verboden als er geen sprake is van een gecertificeerde of milieutechnisch verantwoorde verwerking.
Mijn laatste verzoek is om de effectiviteit van onze besluiten te onderzoeken teneinde te waarborgen dat onze intenties ook daadwerkelijk realiteit worden.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, het afval van afgedankte elektrische en elektronische apparaten neemt in de Europese Unie snel toe en de inefficiënte verwijdering en ondeskundige inzameling ervan is een ernstig probleem voor het milieu en de volksgezondheid, en ook een verspilling van materiaal en middelen die niet onbeperkt beschikbaar zijn.
In het licht van nieuwe kennis die is opgedaan tijdens de toepassing van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur blijkt dat bepaalde delen van deze richtlijn moeten worden aangepast die tot nu toe aanzienlijke problemen hebben veroorzaakt bij de uitvoering in de praktijk. Ik ben het daarom eens met de bepalingen die producenten en consumenten aansporen tot meer verantwoordelijkheid bij de juiste verwerking van deze apparatuur.
Wat betreft de huidige doelstellingen wil ik opmerken dat daarbij geen rekening wordt gehouden met de zeer verschillende economische situaties in de individuele lidstaten. Een percentage op grond van de hoeveelheid op de markt gebrachte producten in een bepaalde periode is naar mijn mening een betere manier om rekening te houden met de verschillende omstandigheden in de lidstaten en hun specifieke situatie op de markt van elektrische en elektronische apparatuur.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij en ikzelf hebben voor dit initiatief voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd. We hebben het hier gehad over inzameling, verwerking, verboden en illegale zaken, maar ik wil dit Parlement erop wijzen dat er misschien nagedacht zou moeten worden over iets dat al sinds lange tijd onderzocht wordt. Waarom wordt er bewust op gestuurd dat bepaalde materialen die langer gebruikt zouden kunnen worden of van nut zouden kunnen zijn, na een bepaalde tijd stuk gaan?
Deze week heb ik verschillende vragen voorbereid aan zowel de Raad als de Commissie met het verzoek na te gaan of het inderdaad zo is dat sommige bedrijven zo’n bewuste beslissing nemen, en of het volume aan elektronisch afval dat wordt geproduceerd in Europa en de wereld dus zou kunnen worden teruggedrongen door dit soort praktijken te bestrijden.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wil ik mijn vriend en collega Karl-Heinz Florenz met dit verslag feliciteren. Hij is nauwkeurig en praktisch in alles wat hij doet, en dat geldt dan ook voor dit verslag.
(EN) Zoals gezegd, leven we in een elektronisch tijdperk waarin bijna dagelijks nieuwe gadgets op de markt komen en de veel van zulke elektronische apparaten en gadgets zijn slechts voor een zeer korte periode verkoopbaar, waardoor upgrading of verwijdering noodzakelijk is. Deze voorstellen komen in dat opzicht zeker op het juiste moment.
Ook het punt dat werd gemaakt over de interne markt is heel belangrijk. We hebben het er graag over, maar die is nog lang niet voltooid.
– (GA) Daarom denk ik dat dit verslag een enorme vooruitgang in het oplossen van deze problemen betekent. Ik juich het toe en heb er met genoegen voor gestemd.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag hebben we de resolutie over het afval in Campanië goedgekeurd. Laat dit een les zijn voor iedereen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat milieurampen als deze niet meer voorkomen.
We kunnen vandaag tevreden zijn over onszelf, omdat we tijdens deze zitting een dergelijke maatregel hebben aangenomen, waardoor de cultuur van recyclen en hergebruiken in een periode van globalisering een maatregel wordt die op elke mogelijke manier bevorderd en aangemoedigd moet worden, om ervoor te zorgen dat Europese burgers, die zich nu niet langer hoeven in te zetten om deze producten die binnen ieders bereik liggen te produceren, zich bewust zijn van hun echte waarde.
Het verslag-Florenz over het hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur, waar we vandaag over stemmen, is niet alleen belangrijk voor de toekomst van de ecologische duurzaamheid in Europa, maar ook voor een ander aspect, namelijk het verlies van grondstoffen. Het efficiënte en innovatieve gebruik van materialen en hulpbronnen vormt zelfs een sleutelaspect binnen de geglobaliseerde economie. Ik denk daarom dat het goed is dat we ons ambitieuze doelen hebben gesteld en ook dat de reële kosten van een product op een dusdanige manier vermeld moeten worden dat de consumenten zich hiervan bewust worden.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun met veel plezier het ambitieuze verslag van het Parlement, dat een sterke boodschap afgeeft aan de regeringen van de hele EU. Het verslag houdt vast aan het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ en doet dat op evenredige wijze.
Ik ben blij met het amendement van de ALDE-Fractie dat micro-ondernemingen – dat wil zeggen ondernemingen met minder dan tien werknemers en een omzet van minder dan twee miljoen – vrijstelt van de verplichting om al het kleine afval terug te nemen. Dat zorgt ervoor dat kleine winkels met een beperkte ruimte niet worden belast met onredelijke eisen.
Tot slot wil ik tegen degenen die klagen over de kosten van dit voorstel – en dat waren er nogal wat – zeggen dat we niet het recht hebben om de afnemende hulpbronnen van deze planeet te blijven gebruiken. We hebben de plicht om hergebruik en recycling actief te stimuleren en elke mogelijke inspanning te leveren om het verlies van onze steeds schaarser wordende grondstoffen te beperken.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik door het fraaie heuvelland en de bossen van mijn kiesdistrict in Zuidoost-Engeland rijd, zie ik langs de weg kleine bergen witgoed en andere elektrische apparaten liggen. Deze bergen zijn een zichtbaar monument van de wet van de onbedoelde gevolgen. Een richtlijn die tot doel heeft recycling aan te moedigen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat illegaal storten wordt aangemoedigd.
De richtlijn heeft daardoor het traditionele begrip ‘eigendomsrecht’ tenietgedaan. Onze normale interpretatie van het begrip ‘eigendom’ is dat, als u mij iets verkoopt en ik het van u koop, het product vervolgens mijn verantwoordelijkheid is. U hebt geen resterende verplichting om het product te recyclen. Over het algemeen zal de vrije markt deze producten zelfs recyclen. Er zijn van die fantastische mensen die het voor niets doen en schroothandelaren worden genoemd. Soms betalen ze u zelfs een bedrag om het te mogen doen. Niets van dit alles biedt echter enige troost voor mijn kiezers die zich afvragen hoe ze van hun witgoed afkomen.
Vorige week nam een van mijn kiezers contact met me op en vroeg me hoe ze van haar koelkast afkwam. Ik kon niets anders doen dan zeggen dat zij hem aan haar schoonmoeder kon geven.
Lena Ek (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ontzettend teleurgesteld over de manier waarop het de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, mevrouw Ashton, onmogelijk is gemaakt om een rol van betekenis te spelen in de onderhandelingen met betrekking tot de crisis in het Midden-Oosten. Het zou voor ons in Europa vanzelfsprekend moeten zijn dat we ons aan de kant scharen van diegenen die vechten voor democratie en vrijheid. Ons gemeenschappelijk Parlement en onze gemeenschappelijke Europese Unie zijn het resultaat van onze inspanningen om nooit meer de verschrikkingen te hoeven meemaken die totalitaire regimes met zich meebrengen. Met deze ontwerpresolutie willen we daar ons deel van de verantwoordelijkheid voor nemen en tonen dat we bereid zijn om de strijd voor democratie en vrijheid in het Midden-Oosten te steunen. Het is des te betreurenswaardiger te zien hoe de Commissie en de Raad niet in staat zijn geweest om hun verantwoordelijkheid te nemen. We zien de wind van verandering door het Midden-Oosten waaien. De mensen daar schreeuwen om hulp en het is onze plicht om die hulp te bieden. We moeten concrete initiatieven nemen in de vorm van voedsel, geneesmiddelen en hulpverleners. Dat is nu nodig. Tezelfdertijd moeten we in Tunesië en Europa rechtszekere democratische samenlevingen mee helpen opbouwen. De helft van de lidstaten in onze Unie heeft de stap gezet van dictatuur naar democratie en vrijheid. Wat is er zo moeilijk aan om te zeggen dat hetzelfde zou moeten gelden voor de mensen in het Midden-Oosten?
Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het lijdt geen twijfel dat de opstand van de jongere generaties die Tunesië op haar grondvesten doet trillen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de Europese Unie zelf. Daar bestaan veel goede redenen voor, waaronder de formulering van het nieuwe actieplan Europese Unie-Tunesië voor de periode 2011-2016, en vooral de regulering van migratiestromen.
Slechts een maand geleden heeft dit Parlement een belangrijke maatregel aangenomen – het eerste wetgevingsdossier onder het Verdrag van Lissabon – over mensenhandel. Iedere toename in de stroom van illegale migranten moet resoluut worden aangepakt. Daarom is het noodzaak dat we over een Europese overeenkomst beschikken waarin de zuidelijke landen van het Middellandse-Zeegebied zijn opgenomen, waaronder Tunesië en Egypte. Om dat te bereiken moet de afvaardiging erheen gaan om toe te zien op dit proces van volledige democratisering, net zoals men vandaag naar Tunesië is afgereisd, maar tegelijkertijd moeten we Tunesië een echte kans bieden door continue, aanhoudende steun voor volledige democratie.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag nog een keer het woord voeren als onderdeel van de stemverklaringen, aangezien ik gisteren daartoe helaas niet de gelegenheid heb gehad.
Sta mij toe om mijn bewondering tot uitdrukking te brengen voor de mensen in Tunesië die een dictatuur hebben afgezet met gebruik van vreedzame middelen. Ik hoop dat de overgangsregering in Tunesië onze ontwerpresolutie beschouwt als een kans om de weg naar een democratische samenleving in te slaan.
Tegelijkertijd wil ik de burgers van Tunesië nogmaals mijn excuses aanbieden omdat de Europese Unie en haar politici duidelijk niet voorbereid waren op deze nieuwe koers. Wij hebben de kracht van het Tunesische volk onderschat, als ik het zo mag formuleren. Wij moeten deze mogelijkheid benutten om te waarborgen dar wij dergelijke situaties in de toekomst beter analyseren en, indien noodzakelijk, adequater op dit soort gebeurtenissen reageren.
Adam Bielan (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de recente gebeurtenissen in Tunesië en nu in Egypte hebben de aandacht van de hele wereld. De demonstraties van de burgers van die landen tegen de gefossiliseerde regimes bieden echter hoop op duurzame politieke veranderingen.
Om de ingezette transformatie in Tunesië vreedzaam te laten verlopen, is de volledige steun van een democratisch Europa noodzakelijk. Ik sluit me aan bij de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Buzek. Ook ik roep dus op tot het nemen van alle nodige maatregelen om in Tunesië volledig democratische verkiezingen te laten plaatsvinden en een regering van nationale eenheid tot stand te brengen.
Ik steun ook de oproep van de parlementaire delegatie voor de betrekkingen met de Maghreb-landen om een onafhankelijk onderzoek in te stellen om te bepalen in hoeverre de Tunesische overheid verantwoordelijk is voor het gebruik van geweld en het bloedvergieten. Samenwerking en de ontwikkeling van een wederzijds partnerschap met Tunesië zijn in het belang van zowel de Europese burgers als de Tunesiërs. Vandaag heb ik dan ook voor de resolutie gestemd, waarin de vooruitzichten van deze samenwerking worden beschreven.
Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, zelf was ik geen voorstander van de heer Ben Ali, noch van de heer Moebarak. Ik heb ze nooit begroet met een omhelzing en een hartelijk klopje op de schouder, zoals president Sarkozy dat deed. Ik heb hun partijen niet welkom geheten in de politieke federatie waartoe mijn politieke collega’s en ik behoren, zoals de socialisten deden – aangezien de partij van de heer Gbagbo in Ivoorkust, de partij van de heer Ben Ali en de partij van de heer Moebarak allemaal lid waren van de Socialistische Internationale.
Dat betekent dus dat ik meer recht heb om te zeggen hoezeer ik walg – bij gebrek aan een beter woord – van de manier waarop deze mensen momenteel behandeld worden, zonder me op wat voor manier dan ook te bemoeien met de politieke situatie in die landen. Daarvoor respecteer in het beginsel van niet-inmenging teveel. Ik was niet degene die de heer Ben Ali uitnodigde bij het Europees Parlement. Als u kritiek had op de heer Ben Ali, had u die op dat moment moeten uiten. Het is te gemakkelijk om deze mensen te bekritiseren nu ze gevallen zijn.
In het hele Midden-Oosten en in de hele wereld weten mensen nu dat het Westen zijn vrienden niet steunt en u kunt er zeker van zijn dat er van nu af aan nog maar weinigen zullen zijn die onze vriendschap ambiëren.
De Voorzitter. − Voor zover wij weten, heeft de heer Ben Ali het Europees Parlement nooit bezocht. Hij zal nu in ieder geval – gelukkig – ook niet komen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het Europees Parlement overrompeld werd door de situatie in Tunesië. We hoeven hiervoor alleen maar te kijken naar de behandeling van de heer Ben Ali in de voorgaande maanden. Ik denk dat we weer eens te laat zijn omdat de Europese Unie niet pal achter de Tunesiërs is gaan staan, die een einde wilden maken aan een jarenlange dictatuur om eindelijk vrijheid en democratie te bewerkstelligen.
Ik vraag mevrouw Ashton daarom om een grotere betrokkenheid van de Europese Unie, die moet bestaan uit de taskforce die in deze resolutie genoemd wordt en een sterke betrokkenheid van het Europees Parlement zodat de Tunesiërs democratische verkiezingen kunnen houden, hun land kunnen institutionaliseren en hun vrijheid kunnen terugwinnen.
Ik wil echter benadrukken dat dit de toekomst is van de politiek. De toekomst van de politiek in de 21e eeuw moet bestaan uit dialoog en onderhandeling zodat de aspiraties van alle burgers deel uit kunnen maken van de democratische processen. Daarnaast vind ik dat we erover na moeten denken of de Europese Unie alle landen inderdaad op gelijke wijze behandelt als we clausules over het eerbiedigen van de mensenrechten opnemen.
De Voorzitter. − Zoals u weet stuurt het Europees Parlement vandaag een delegatie naar Tunesië onder leiding van de heer Salafranca. Zij zullen volgende week verslag uitbrengen.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de gebeurtenissen in Tunesië zijn een waarschuwing voor alle ondemocratische regeringen – niet alleen in de Arabische wereld, maar in de hele wereld. Als ze in hun grondwet niet voorzien in een mechanisme dat mensen in staat stelt uitdrukking te geven aan hun onvrede, krijgen ze te maken met revolutie en het geweld dat daarmee gepaard gaat.
Het is niet aan de EU om tot in detail de grondwet van een natie te bepalen. We moeten echter wel een overgang naar een constitutionele democratie aanmoedigen en een open economie, investeringen en economische groei bevorderen, want het is economische groei – handel met de rest van de wereld – die banen zal scheppen en die de armoede zal verlichten, die feitelijk de hoofdoorzaak is van veel van de ontevredenheid in de Arabische wereld.
Licia Ronzulli (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb uiteraard voor deze resolutie gestemd, omdat ik een grotere inzet van alle lidstaten in de strijd tegen endemische ziektes noodzakelijk acht.
In 2000 hebben de Verenigde Naties deze doelstelling in New York opgenomen in hun verklaring over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Met haar kaderprogramma voor onderzoek en innovatie heeft de Europese Unie de ontwikkeling van vaccins tegen tuberculose al gefinancierd, met als doel de ziekte tegen 2050 geheel uit te bannen. Om dit te bereiken is daarnaast een partnerschap overeengekomen met meer dan veertig onderzoekscentra in heel Europa, die zijn gespecialiseerd in de ontwikkeling en productie van vaccins.
Met de aanneming van deze tekst moeten de lidstaten zich nu inzetten om hun eigen financiële toezeggingen na te komen, vooral met betrekking tot de ontwikkelingslanden, zodat het recht op gezondheid ook een recht op preventieve gezondheidszorg kan worden.
Lucas Hartong (NI). - Afgelopen september besloot het Parlement de boeken van de Europese Politieacademie niet te sluiten vanwege ernstig wanbestuur en structurele problemen. Verwacht werd dat pas in 2014 orde op zaken zou zijn gesteld. In de tussentijd heb ik niet de indruk gekregen dat er bij CEPOL iets verbeterd is. Dus waarom nu dan het voorstel om de boeken over 2008 wel te sluiten?
De PVV stemt dan ook tegen dit voorstel en wil alle onrechtmatige verliezen verhalen op de betrokkenen. Bovendien stellen wij het hele bestaan van CEPOL ter discussie. Er is al een prima politiesamenwerking in Europa, daar is geen CEPOL voor nodig. Dus wat ons betreft mag het zo snel mogelijk geheel worden afgeschaft. Dat zou namelijk een hele hoop geld voor de belastingbetaler schelen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zie mezelf graag als iemand die altijd opkomt voor de kiezers in mijn kiesdistrict Zuidoost-Engeland. Een van de manieren waarop ik hun belangen – als belastingbetalers – probeer te behartigen, is door te voorkomen dat het geld waarvoor zij hebben gewerkt, wordt verkwist aan nutteloze, inefficiënte of corrupte EU-agentschappen.
Dat argument blijft onverkort van kracht, wanneer het nutteloze agentschap toevallig in mijn kiesdistrict is gevestigd, zoals het geval is met de Europese Politieacademie. Ik geloof niet dat er enige twijfel bestaat over het wanbeheer van de rekeningen. Ik denk niet dat iemand in dit Parlement beweert dat het, financieel gezien, een waardevolle of efficiënte organisatie is.
Meer in het algemeen is er de vraag waarom we überhaupt een Europese politieacademie nodig hebben. Een monopolie op het recht op het nemen van dwangmaatregelen is misschien het beslissende kenmerk van een soevereine staat, en staten over de hele wereld hebben uiterst geavanceerde, uiterst efficiënte overeenkomsten over politiesamenwerking gesloten zonder dat ze deze EU-agentschappen nodig hadden om hun te vertellen wat ze moesten doen.
We hebben in het graafschap Hampshire, waar de Europese Politieacademie is gevestigd, heel goed gefunctioneerd zonder de EU. Het is ouder dan de meeste van de lidstaten en het zal goed blijven functioneren, of dit EU-agentschap nu wel of niet op zijn grondgebied is gevestigd.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie gestemd. Ik heb dit gedaan bij wijze van klein protest tegen de manier waarop de EU omgaat met het geld van belastingbetalers.
We verkwisten veel te veel van dat belastinggeld, en we verkwisten te veel aan nutteloze organen zoals de Europese Politieacademie. We hebben die niet nodig. We zouden de belastingbetaler wat geld moeten besparen en deze academie moeten opheffen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u hebt me in dit Parlement heel wat keren mijn eenzame en zware uitputtingsslag horen leveren tegen de oprichting van deze nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten op het gebied van de financiële diensten.
Het is aldoor mijn opvatting geweest dat zij een oplossing zijn voor een niet-bestaand probleem. Geen van de mensen die je de schuld kunt geven van de financiële crisis, valt onder de opdracht van deze autoriteiten. Dit is, naar mijn mening, geen evenredig, weldoordacht antwoord op een geïdentificeerd probleem, maar een ideologische stap naar meer Europese integratie, puur omwille van de integratie.
Alle twijfel over de vraag wie gelijk had, is natuurlijk weggenomen door de farce die we zojuist hebben gezien, toen de Voorzitter het Parlement vroeg wie de drie kandidaten waren die we zojuist hadden goedgekeurd, en niet één lid van het Parlement de vraag kon beantwoorden.
Waarom hebben we dan in zo groten getale voor de benoeming van deze kandidaten gestemd? Ik vermoed dat dit was vanwege hetgeen commissaris Barnier zei, toen hij hen aanbeval – ze waren gekozen vanwege "hun inzet voor Europa". Dus dat is waar het om gaat. Het heeft niets te maken met verbetering van financiële diensten en heeft alles te maken met uitbreiding van de Brusselse controle.
Afsluitend wil ik de oproep van Lord Dartmouth herhalen: als we – zoals vandaag is gesuggereerd – in enkele van deze functies vrouwelijke kandidaten nodig hebben, kan ik geen betere kandidaat bedenken dan de klokkenluidster die de vorige Commissie ten val heeft gebracht, mijn collega mevrouw Andreasen uit Zuidoost-Engeland.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wou dat we geen Europese toezichthoudende autoriteit hadden, maar die hebben we wel. En omdat we die hebben, moeten we de best mogelijke mensen benoemen om de autoriteit te leiden. Wat we eerder vandaag hebben gezien, was inderdaad een farce, waarin collega's die sollicitatiegesprekken met de personen hadden gevoerd en hen capabel achtten, desondanks hun spierballen wilden tonen en verklaarden dat zij onvoldoende waren geraadpleegd. Dat is de reden waarom we vandaag een stemming hebben gehad. Het was aanstellerij ten top, en het doet het Parlement helemaal geen goed.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u hebt vandaag heel duidelijk opgemerkt dat we voor het eerst een afgevaardigde hadden die een toespraak voorlas van een iPad. Daarna hadden we – hopelijk voor de eerste en de laatste keer – een afgevaardigde die, naar verluidt, stemde zonder aanwezig te zijn. Daarna hebben we zelf gestemd over de voorzitters van de toezichthoudende autoriteit. Door tegen te stemmen, hebben we in feite vóór gestemd. Los dit raadsel maar eens voor me op. Zoals is uitgelegd, kenden we de namen van de kandidaten natuurlijk niet en we hadden geen vrouwelijke kandidaat, alhoewel commissaris Barnier, om eerlijk te zijn, dat afdoende heeft uitgelegd.
Het is misschien niet verrassend dat we vandaag over bananen hebben gediscussieerd, want, met al deze zaken rekening houdend, zijn veel mensen van mening dat we een beetje bananas – een beetje gek – zijn geworden. In die geest trek ik me terug voor mijn lunch, waarvan ook bananen een belangrijk deel zullen vormen. Dank u voor uw geduld, mijnheer de Voorzitter.
Luigi De Magistris (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de ontwerpresolutie over de afvalcrisis in Campanië die vandaag bij meerderheid is aangenomen is een zeer belangrijk signaal. De crisis in Campanië is een Europese crisis geworden, en dat is gunstig voor de inwoners van die regio.
We zeggen ‘nee’ tegen het uitgeven van fondsen die simpelweg corrupte politici, gewetenloze ondernemers en de georganiseerde misdaad verrijken, ‘ja’ tegen Europees geld als er een geloofwaardig en ecologisch verantwoord afvalbeheersplan wordt gepresenteerd, ‘nee’ tegen ongecontroleerd storten in nationale parken, ‘nee’ tegen verbrandingsovens die dioxine uitstoten, en ‘ja’ tegen recyclen en ecologisch verantwoorde methoden. En we zeggen ook ‘nee’ tegen de criminalisering van de protesten in de plaatselijke gemeentes en dus ‘ja’ tegen legaliteit.
Dit is een belangrijk keerpunt, en een waarschuwing voor de regering-Berlusconi en het regionale bestuur onder leiding van Stefano Caldoro, die vooralsnog niets anders hebben gedaan dan kletsen en hun eigen entourage en maffialeiders verrijken.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat de burgers van Campanië de ontwerpresolutie die wij vandaag hebben aangenomen als steun in de rug zien. Het is absoluut niet onze bedoeling om de regio in diskrediet te brengen of te kleineren. Het heeft ook niets te maken met het voeren van een binnenlandse politieke strijd. Het eerlijke aanbod van de Europese Unie aan Campanië is als volgt. Indien de regio een integraal concept voor afvalverwerking ontwikkelt dat logisch, milieutechnisch goed onderbouwd, efficiënt en vrij van corruptie is, dan zal de Europese Unie financiële ondersteuning verstrekken. Ervan uitgaande dat deze boodschap is ontvangen, hoop ik dat wij te zijner tijd in staat zijn om met elkaar te concluderen dat de crisis in Campanië definitief en voorgoed is opgelost.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) De verwerping met algemene stemmen van het verzoek om opheffing van de immuniteit van het Hongaarse lid van het Parlement Tamás Deutsch, toont het nut aan van de bescherming op Europees niveau voor alle leden van de wetgevende macht. Het is namelijk duidelijk gebleken uit de aandachtige analyse van het door de Hongaarse gerechtelijke autoriteiten ingediende verzoek, dat we te maken hebben met een zeer heldere situatie van immuniteit met betrekking tot een politiek standpunt. De immuniteit van een lid van het Parlement is een vaak omstreden instrument, dat bedoeld is om de afgevaardigde in staat te stellen zijn/haar standpunt in vrijheid uit te spreken. In het geval van collega Tamás Deutsch bewijst het direct zijn nut. Ik breng in herinnering dat het Parlement nog nooit een van zijn leden heeft beschermd tegen een onderzoek naar corruptie of overtredingen op grond van het burgerlijk recht. In een democratische samenleving is het echter onacceptabel om te proberen een lid van het Parlement te verhinderen zijn of haar mening te uiten met betrekking tot zaken van openbaar belang door het aanspannen van een rechtszaak. Daar komt nog bij dat dit een overtreding vormt van artikel 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat is opgesteld ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting van de leden van het Europees Parlement in de uitoefening van hun directe taken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Overwegende dat het de uitoefening door een lid van het Europees Parlement van zijn politieke activiteit is die hier op het spel staat, zoals ook erkend wordt in het verzoek dat werd ingediend bij de Hongaarse bevoegde gerechtelijke autoriteiten, heb ik voor de conclusies van dit verslag gestemd, waarin wordt aanbevolen om de immuniteit van de heer Deutsch niet op te heffen. We moeten hier garanderen dat de Europese wetgeving wordt nageleefd en het politieke ambt van een lid van het Parlement verdedigen, aangezien hij beschuldigd wordt van een opiniedelict met betrekking tot openbare feiten. In het verzoek blijkt ook dat Tamás Deutsch geen enkel aandeel had in het ontstaan of in de bekendmaking van deze feiten; hij is dus op geen enkele manier betrokken bij het proces waarin bepaald wordt of deze feiten waar zijn of niet.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement om de onafhankelijkheid van het mandaat van de leden van het Europees Parlement te verdedigen, en die onafhankelijkheid mag niet worden ondermijnd. Het Parlementslid wordt beschuldigd van laster, naar aanleiding van verklaringen die hij zou hebben afgelegd over de klager, een Hongaarse burger, tijdens een uitzending van een radioprogramma op 25 maart 2010, waar hij was uitgenodigd in de hoedanigheid van politicus en lid van het Europees Parlement. Dat bevestigt dat hij zijn standpunten heeft geuit in het kader van de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement, en ik ben dan ook tegen het opheffen van zijn immuniteit.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Al dit gedoe rond de immuniteit van Tamás Deutsch, lid van het Europees Parlement, is niets anders dan een wapen in een politieke strijd. Ik ben categorisch tegen methoden die worden gebruikt om rekeningen te vereffenen met politieke tegenstanders. In dit geval heb ik tegen opheffing van de immuniteit van Thomas Deutsch gestemd. Ik denk dat de immuniteit alleen mag worden opgeheven van leden van het Europees Parlement die een moord hebben begaan. Wij (dat wil zeggen, alle leden van het Europees Parlement) moeten begrijpen dat we medeplichtigen van wetteloosheid worden, wanneer een politieke wedloop verder gaat dan de grenzen van de logica.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Afgelopen jaar heeft Tamás Deutsch een aantal opmerkingen in een radioprogramma gemaakt naar aanleiding waarvan er op grond van de Hongaarse wet beschuldigingen tegen hem zijn ingebracht. Hij heeft alleen maar zijn mening gegeven over algemeen bekende feiten die ook al in een krant gepubliceerd waren. De opmerkingen zijn duidelijk gemaakt in zijn hoedanigheid als lid van het Europees Parlement, hetgeen betekent dat hij op grond van de EU-regels beschermd wordt door de parlementaire immuniteit. Deze immuniteit is bedoeld om de integriteit van het Parlement als democratische wetgevende vergadering te beschermen en om de onafhankelijkheid van zijn leden te waarborgen bij de uitvoering van hun taken. Pogingen om door het instellen van rechtsvorderingen leden van het Parlement de mond te snoeren wanneer zij hun standpunten willen formuleren over zaken van legitiem openbaar belang en punten van zorg, zijn onaanvaardbaar in een democratische samenleving. Wij moeten de vrijheid van meningsuiting dan ook beschermen. Dat is de reden dat ik mijn volledige steun geef aan dit verslag waarin het verzoek om de immuniteit van Tamás Deutsch op te heffen, wordt verworpen.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Bij opheffing van de immuniteit van een lid van het Europees Parlement dient men altijd voorzichtig te werk te gaan. Soms moet bij de behandeling van een verzoek tot opheffing van de immuniteit echter uit worden gegaan van de bevoegdheden van het Parlementslid. Één enkele klacht, waarin het Parlementslid wordt beschuldigd van het uiten van publieke verklaringen die als lasterlijk worden gezien, lijkt me onvoldoende reden voor de opheffing van de parlementaire immuniteit. Uit het reglement aangaande immuniteit kan worden afgeleid dat de beschuldigingen die tegen de heer Deutsch zijn ingebracht verband houden met meningen die hij in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit. De heer Deutsch oefende dus zijn taak als lid van het Parlement uit door zijn standpunt te formuleren over een kwestie van openbaar belang voor zijn kiezers. Pogingen om leden van het Parlement de mond te snoeren wanneer zij hun standpunten willen formuleren over zaken van legitiem openbaar belang en punten van zorg zijn onaanvaardbaar, en dus heb ik gestemd voor de tekst van de heer Speroni tegen de opheffing van de immuniteit van de heer Tamás Deutsch.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Parlement werd verzocht om de parlementaire immuniteit van Tamás Deutsch, lid van het Europees Parlement, op te heffen, naar aanleiding van een strafrechtelijk proces waarin hij beschuldigd werd van laster volgens het Hongaarse strafwetboek. De Commissie juridische zaken heeft een advies gegeven over deze kwestie, waarbij met eenparigheid van stemmen een verslag goedgekeurd werd waarin besloten werd de parlementaire immuniteit niet op te heffen. Zij was namelijk van mening dat Tamás Deutsch op het moment van de verklaringen die aanleiding hebben gegeven tot het strafrechtelijk onderzoek, zijn ambt als lid van het Europees Parlement uitoefende. Pogingen om te verhinderen dat leden van het Europees Parlement hun mening uiten door gerechtelijke onderzoeken tegen hen in te stellen, zijn niet aanvaardbaar in een democratische maatschappij.
Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik een groot voorstander ben van de vrije meningsuiting van leden van het Parlement tijdens het uitoefenen van hun ambt en bij het verdedigen van het belang van het Europees Parlement als instelling. Toch wil ik daaraan toevoegen dat politici in het algemeen, met inbegrip van de leden van het Parlement, altijd een waardig debat zouden moeten voeren en respectvolle taal zouden moeten hanteren ten opzicht van hun gesprekspartners, wat niet altijd het geval is geweest.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Op de vergadering van 8 juli 2010 maakte de Voorzitter overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Reglement bekend dat hij een op 9 juni 2010 door de Hongaarse autoriteiten verzonden brief had ontvangen waarin om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Tamás Deutsch werd verzocht. De Voorzitter verwees dit verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, naar de Commissie juridische zaken. De rechtbank van het 2e en 3e arrondissement van Boedapest heeft het Europees Parlement gevraagd om opheffing van de immuniteit van zijn lid, de heer Tamás Deutsch, tegen wie strafvervolging werd ingesteld voor deze rechtbank. De heer Tamás Deutsch wordt in de zaak die bij de rechtbank van Boedapest aanhangig is, beschuldigd van laster overeenkomstig afdeling 179(2)(b-c) van het Hongaarse strafwetboek. De heer Tamás Deutsch wordt ervan beschuldigd dat hij tijdens een uitzending van het radioprogramma 'Let's discuss it' (Megbeszéljük) op het radiostation 'Klubradio' op 25 maart 2010 een aantal verklaringen over het verleden van de klager heeft afgelegd die onwaar zouden zijn en die door de klager als lasterlijk worden beschouwd. De klager heeft dan ook strafvervolging ingesteld tegen de heer Tamás Deutsch.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Charles Goerens (A7-0009/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het ermee eens dat het standpunt inzake de gedelegeerde handelingen in tweede lezing moet worden goedgekeurd en opnieuw moet worden opgevoerd. Gezien het ontbreken van een alternatief voorstel van de medewetgever en de noodzaak van snel optreden in het belang van de begunstigden, dient het Parlement zijn standpunt in eerste lezing met betrekking tot de juiste procedure voor democratische controle en de toepassing van gedelegeerde handelingen te bevestigen, zonder zich in dit stadium in een nieuw debat over afzonderlijke wijzigingen te begeven. Tegelijkertijd moet er een beroep op de Raad worden gedaan om zo spoedig mogelijk te reageren op het standpunt van het Parlement in tweede lezing, zodat er een oplossing kan worden gevonden en de middelen zo spoedig mogelijk kunnen worden gedeblokkeerd.
Marta Andreasen, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party is van mening dat handel, en niet hulp, de beste manier is om de economieën van ontwikkelingslanden te steunen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Het doel van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie is om de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. Het steunt de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) bij hun inspanningen voor armoedebestrijding en duurzame economische en sociale ontwikkeling. De Europese Unie heeft zich verbonden tot het verlenen van steun voor de vlotte en geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie met het oog op duurzame ontwikkeling. De belangrijkste bananenuitvoerende ACS-landen kunnen wellicht met problemen worden geconfronteerd, door de veranderende handelsvoorwaarden, met name de liberalisering van het tarief van meest begunstigde naties (MBN's) in het kader van de WTO en de bestaande of toekomstige bilaterale of regionale overeenkomsten tussen de Unie en landen in Latijns-Amerika. De financiële steunmaatregelen die in het kader van het programma zullen worden vastgesteld, zullen tot doel hebben de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking in bananenproducerende gebieden en in de bananenwaardeketens, in het bijzonder kleine telers en kleine bedrijfseenheden, te verbeteren en te zorgen voor de naleving van de arbeidsnormen en van de normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, alsmede van milieunormen, op het punt van met name gebruik van en blootstelling aan pesticiden. De maatregelen moeten daarom de aanpassing ondersteunen en, voor zover relevant, de reorganisatie omvatten van gebieden die afhankelijk zijn van de bananenuitvoer. Dat zal gebeuren in de vorm van begrotingssteun voor specifieke sectoren of maatregelen voor specifieke projecten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben erg tevreden met de inspanningen van de EU om de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) te steunen in hun inspanningen om een duurzame economische en sociale ontwikkeling te bewerkstelligen. Door handel te integreren in ontwikkelingsstrategieën en het internationale handelsverkeer te stimuleren, draagt de EU er sterk toe bij de armoede in die landen terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. Het is belangrijk om de economische diversificatie van deze regio's te bevorderen en hun concurrentievermogen te versterken en om daarbij rekening te houden met de beleidslijnen en aanpassingsstrategieën van deze landen en met hun regionale omgeving. Het is van fundamenteel belang dat we steun verlenen aan het aanpassingsproces van de ACS-landen als gevolg van de liberalisering van de markt van de Unie in het kader van de WTO. Ik roep ertoe op om de bijstand van de Unie met name aan te wenden voor de verbetering van de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking, zo nodig in kleine bedrijfseenheden, niet in de laatste plaats door toe te zien op naleving van arbeids- en veiligheidsnormen en milieunormen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik wil met mijn steun voor deze wetgevingsaanbeveling voor de tweede lezing garanderen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de wetgevende rol die voor het Europees Parlement werd vastgelegd in het Verdrag van Lissabon doordat de Raad zich onverzettelijk opstelt. De weigering van de Raad om het Parlement bij de werking van de financieringsinstrumenten de rol te laten spelen die het op grond van artikel 290 VWEU toekomt, lijkt me niet legitiem. Het touwtrekken dat door de Raad in stand wordt gehouden doordat hij blijft weigeren om de gedelegeerde handelingen toe te passen, blokkeert verschillende belangrijke wetgevingsprocessen. Het Parlement moet op een verantwoordelijke manier op de hoogte worden gehouden, om ook op een verantwoordelijke manier besluiten te kunnen nemen. In het geval van de gedelegeerde handelingen moet het Parlement zijn bevoegdheden om die delegatie in te trekken, intact houden. Als de andere instellingen een blanco cheque krijgen en het Parlement uitgesloten wordt, kan deze instelling geen toezicht uitoefenen op de toewijzing van middelen en sectorale prioriteiten op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik vraag een snellere reactie van de Raad op de aanbeveling van het Europees Parlement betreffende wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Een jaar na de start van de interinstitutionele onderhandelingen met betrekking tot het horizontale aspect van de gedelegeerde handelingen in het kader van de externe financieringsinstrumenten, heeft de Raad het Parlement officieel de rol geweigerd die het in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag van Lissabon toekomt bij de toepassing van de financieringsinstrumenten, waaronder het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Nadat de Raad alle amendementen in eerste lezing heeft verworpen, waarmee werd geprobeerd om gedelegeerde handelingen te introduceren in de instrumenten, heeft hij zonder een alternatieve procedure voor te stellen het Parlement gevraagd om haar positie bij te stellen, zonder ruimte voor onderhandelingen. Deze onderhandelingen hebben in de eerste plaats betrekking op het respecteren van het Verdrag van Lissabon door alle instellingen, niet slechts een effectieve parlementaire controle en daarmee een democratische controle op de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving. Het resultaat van de onderhandelingen zal een zwaar precedent scheppen voor toekomstige wetgevingsonderhandelingen over alle financieringsinstrumenten. Ik roep de Raad op om ons zo spoedig mogelijk zijn standpunt mee te delen, zodat we tot overeenstemming kunnen komen en de middelen kunnen deblokkeren.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het verslag met betrekking tot de invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Ik ben van mening dat een dergelijk instrument noodzakelijk is omdat ontwikkelingslanden strategische partners van de Unie zijn geworden. Dit instrument zal een stimulans betekenen voor economische, technische, academische, financiële en culturele samenwerking. Dit zal leiden tot voordelen voor de Europese Unie en voor haar partners.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ondanks de crisis waardoor zij getroffen wordt en de interne problemen waarmee haar bevolking te kampen krijgt, mag de Europese Unie niet verzuimen steun te verlenen aan ontwikkelingslanden en zo toelaten dat die landen in een dramatische situatie van extreme honger en armoede terechtkomen. Sommige van die landen zijn in grote mate afhankelijk van de productie van één product of van slechts enkele producten, vaak landbouwproducten, waardoor ze bijzonder kwetsbaar zijn voor marktschommelingen.
Dat is het geval voor bananen, die voor veel landen een van de belangrijkste bronnen van inkomsten zijn. Ik roep ertoe op om het financieringsinstrument af te stemmen op het ondersteunen van de aanpassingen die nodig zijn na de verlaging van de preferentiële tarieven voor de producerende landen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige ontwerpwetgevingsresolutie, die voorziet in een wijziging van de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en tot doel heeft de landen die bananen uitvoeren te steunen, heeft formele problemen veroorzaakt tussen de medewetgevers, die verband houden met de strategische programmeringsdocumenten die nodig zijn voor de steun aan deze sector. In overeenstemming met de voorstellen die bij de eerste lezing werden ingediend, moeten de procedures met betrekking tot de gedelegeerde handelingen in de DCI-Verordening worden opgenomen, zoals bepaald in het Verdrag van Lissabon. Het is van fundamenteel belang dat de bevoegdheden van het Europees Parlement inzake de controle op de toepasbaarheid van strategische besluiten en ontwikkelingssteun behouden blijven. Ik ben het er dan ook mee eens dat, gezien het Verdrag van Lissabon, die controle op voet van gelijkheid met de Raad moet worden uitgeoefend, wat zou bijdragen tot een betere taakverdeling tussen de Europese instellingen en de verkleining van het democratisch tekort in de besluitvorming van de Europese Unie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De problemen met de gedelegeerde handelingen overheersen het debat over het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking al een hele tijd, zoals dat trouwens ook bij andere financieringsinstrumenten het geval was. In dit geval werd terecht de bezorgdheid geuit dat de overdracht van de middelen voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector, vertraging zou kunnen oplopen door het conflict tussen het Parlement en de Raad, een bezorgdheid die wij delen. Het zou een goede zaak zijn om, zonder afbreuk te doen aan het belang van dit debat, eens grondig te kijken naar de inhoudelijke vraagstukken die voortvloeien uit de overeenkomst ter liberalisering van de bananenhandel die de Europese Unie ondertekend heeft.
We mogen hier niet vergeten dat de ACS-landen, die aanzienlijk getroffen zullen worden door deze overeenkomst en die niet voldoende betrokken werden bij het debat daarover, schatten dat er zo'n 500 miljoen euro steun nodig zal zijn om de bananensector in stand te houden. Het bedrag dat werd voorgesteld door de Commissie, 190 miljoen euro, ligt dus een stuk lager dan de geraamde impact van deze overeenkomst. Op het Afrikaanse continent alleen al zijn er ongeveer een half miljard mensen afhankelijk van de bananensector voor hun levensonderhoud. De sector wordt beschouwd als een bron van duurzame ontwikkeling die het mogelijk heeft gemaakt infrastructuur uit te bouwen voor gezondheidszorg, watervoorziening, energievoorziening en huisvesting. Ook dat alles zal in gevaar worden gebracht door de vrije handel waarvoor deze overeenkomst de deuren openzet.
Giovanni La Via (PPE) , schriftelijk. – (IT) Het Parlement heeft vandaag de door de heer Goerens voorgestelde aanbeveling aangenomen omdat we het juist hebben geacht wijzigingen aan te brengen in Verordening (EG) nr. 1905/2006, die een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking invoert. De EU schaart de bevordering van vrede, van haar waarden, van de constitutionele tradities die door de lidstaten worden gedeeld en van het welzijn van de bevolking zonder twijfel onder haar belangrijkste doelstellingen. Vanuit dat oogpunt is de grote inzet bij de steun aan ontwikkelingslanden, in het bijzonder aan de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, welbekend. Het doel van dergelijke steun is het verbeteren van de levenskwaliteit van de begunstigde bevolkingen, door middel van het aanduiden en ter beschikking stellen van alle middelen die nodig zijn om er voor te zorgen dat in deze landen een proces van groei en verantwoordelijkheid kan beginnen. Ik wil u er tot slot aan herinneren dat de wijzigingen die we hebben aangenomen volgen op een tussentijdse evaluatie van het programma, en zijn gericht op doeltreffender ingrijpen en groter toezicht door de Europese Unie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft zich altijd ingezet om ontwikkelingslanden te helpen, in het bijzonder de ACS-landen. Deze ontwerpwetgevingsresolutie heeft tot doel een financieringsinstrument in het leven te roepen dat zal helpen om de ACS-landen die getroffen worden door de verlaging van de preferentiële tarieven te beschermen. Door de bananensector in deze landen te steunen, helpen we de landen om hun economie te ontwikkelen, banen te scheppen en armoede te bestrijden.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de aanbeveling voor de tweede lezing inzake het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Verder wil ik benadrukken dat het Europees Parlement altijd positief heeft gestaan tegenover het toestaan van financieringsmaatregelen voor de bananensector aan de tien bananenproducerende ACS-landen. Het enige struikelblok in deze zaak blijft de horizontale kwestie van gedelegeerde handelingen. Ik hoop dat we spoedig tot een akkoord op institutioneel niveau kunnen komen op dit laatste punt. Het is namelijk moeilijk te accepteren dat de landen die deze middelen ontvangen er geen gebruik van kunnen maken. Deze vertraging ondermijnt de geloofwaardigheid van onze toezeggingen en is nadelig voor het sluiten van de economische partnerschapsovereenkomsten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Net als in de andere verslagen over de financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking worden in dit verslag de rechten van het Europees Parlement versterkt met betrekking tot de gedelegeerde handelingen zoals die door de Commissie zijn vastgesteld. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Dankzij dit verslag krijgt het Europees Parlement meer bevoegdheden op het gebied van de gedelegeerde handelingen. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Betreffende het thema van ontwikkelingssamenwerking heb ik gestemd voor de invoering van een financieringsinstrument dat dit proces moet bevorderen, aangezien met het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie op lange termijn wordt beoogd armoede terug te dringen. Daaruit komt voort dat integratie van de ontwikkelingsstrategieën en bevordering van de internationale handel belangrijke onderdelen zijn van het terugdringen van armoede. Ik ben van mening dat de financiële steunmaatregelen die in dat kader vastgesteld worden, erop gericht moeten zijn de levensomstandigheden van de bevolkingen die het grootste risico lopen te verbeteren, en derhalve de aanpassing en toevoeging moeten bevorderen door middel van sectorale bijstand en specifieke maatregelen.
Ik vind daarnaast dat het beleid van de Europese Unie grotendeels gericht moet zijn op een inhoudelijke integratie met de ontwikkelingslanden door middel van de invoering van een toereikend specifiek financieringsinstrument. Op dit moment staan ontwikkeling en economische groei aan de basis van de goede werking van een land. Daarom is de bevordering van specifiek daarop gerichte maatregelen noodzakelijk, zodat een stabiele samenwerking met risicolanden bereikt kan worden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de amendementen op Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking gestemd in de tweede lezing. De voorgestelde wijzigingen zijn gericht op de steun aan de belangrijkste uitvoerlanden van bananen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), via begeleidende maatregelen voor de bananensector (BMB's), met een beoogde looptijd van vier jaar (2010-2013).
In overeenstemming met het verslag dat werd uitgewerkt door de Commissie ontwikkelingssamenwerking, heeft het Europees Parlement in een vroeg stadium een aantal bezwaren kenbaar gemaakt tegen het Commissievoorstel. Het Parlement heeft er met name op gewezen dat erop moet worden toegezien dat de BMB's zijn toegesneden op de centrale doelstellingen ontwikkeling en uitbanning van armoede. Deze en andere aandachtspunten, die in de definitieve versie van de tekst worden benadrukt, zoals de milieu-, gezondheids- en arbeidsnormen in verband met de naleving van specifieke criteria voor de toewijzing van de middelen, hebben mij ertoe aangezet voor deze wijzigingen te stemmen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De ACS-landen die de meeste bananen uitvoeren zouden in de problemen kunnen komen als gevolg van de liberalisering van de douanerechten die van toepassing zijn uit hoofde van het tarief van meest begunstigde naties (MBN's) in het kader van de WTO en de bestaande of toekomstige bilaterale of regionale overeenkomsten tussen de Unie en landen in Latijns-Amerika. Volgens de huidige ontwerpverordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad, zullen de belangrijkste uitvoerlanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan een beroep kunnen doen op begeleidende maatregelen voor de bananensector (BMB's), die tot doel hebben hun aanpassing aan de nieuwe invoerregeling te ondersteunen. In deze aanbeveling voor de tweede lezing gaat het in het bijzonder over de tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking via de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het VWEU), die ook zou gelden voor de strategische programmeringsdocumenten en de BMB's. Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onder invloed van de Juridische Dienst van het Europees Parlement zijn de Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE), de subcommissie mensenrechten (DROI) van de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Commissie internationale handel (INTA) een strijd begonnen om medebeslissingsrecht te krijgen op het niveau van de strategische programmering van de financieringsinstrumenten op het gebied van de externe betrekkingen. Het Parlement heeft besloten om het onderhandelingsniveau te verhogen door alle instrumenten als een pakket te behandelen. Afgezien van dit basisconflict, zijn de overige tussentijdse aanpassingen het resultaat van consensus tussen de drie instellingen (met uitzondering van het ICI+). Zoals bleek na de eerste lezing in oktober 2010, worden de onderhandelingen over de "gedelegeerde handelingen" volledig geblokkeerd. Het Parlement heeft daarom besloten: (1) vast te houden aan een gemeenschappelijke handelwijze, dat wil zeggen, het pakket externe instrumenten voor de financiering van hulp bijeen te houden (met inbegrip van het stabiliteitsinstrument – zij het tot nu toe op informele wijze); (2) de standpunten van het Parlement in eerste lezing opnieuw op te voeren in de amendementen voor de tweede lezing, dat wil zeggen, voor alle externe instrumenten voor de financiering van hulp dezelfde amendementen aan te nemen die door de Raad zijn verworpen; en (3) te streven naar een snelle tweede lezing.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De ontwerpverordening ter wijziging van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking is gericht op steun aan de belangrijkste uitvoerlanden van bananen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), via begeleidende maatregelen voor de bananensector. Dit initiatief werd genomen naar aanleiding van de verlaging van de preferentiële tarieven voor de uitvoer van bananen uit de ACS-landen naar de Europese Unie.
Door de indeling van de Wereldhandelsorganisatie is het nodig de tarieven die van toepassing zijn op producten die door de Europese Unie worden ingevoerd, te verlagen. Dit plan heeft een voorziene looptijd van vier jaar (2010-2013), en de maatregelen moeten volgens het document toegesneden zijn op de centrale doelstellingen ontwikkeling en uitbanning van armoede. De milieu-, gezondheids- en arbeidsnormen moeten in aanmerking worden genomen en er moeten specifieke criteria worden opgesteld voor de toewijzing van de middelen.
Ik steun dit initiatief, dat ontstaan is uit de wil om bij te dragen tot en mee te werken aan de ontwikkeling van de ACS-landen, omdat het een programma van begeleidende maatregelen voor de bananensector omvat. Ik wacht met spanning af wat de invloed van dit alles zal zijn op de situatie in de ultraperifere regio's die bananen produceren en hoe daarmee rekening gehouden zal worden in het kader van de wijziging van de handelsvoorwaarden tussen de twee partijen.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Barbara Lochbihler, Kinga Gál (A7-0014/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Aangezien er bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe regelgevend kader voor het plannen en verstrekken van steun, dat in 2006 werd vastgesteld om de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Gemeenschap te vergroten, een aantal incoherenties gebleken zijn wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie, stem ik in met de goedkeuring van een tweede lezing van Verordening (EG) nr. 1889/2006, die de andere instellingen (het Parlement en de Raad) meer legitimiteit verschaft bij de goedkeuring van strategiedocumenten door de Commissie in het kader van de gedelegeerde handelingen.
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party steunt volledig de zaak van werkelijke mensenrechten. We merken echter op dat de interpretatie van 'mensenrechten' door de EU gebrekkig is. Of het nu gaat om stemrecht voor gevangenen of de weigering om terroristische haatzaaiers te deporteren, allemaal in naam van de 'mensenrechten', de EU heeft het Verenigd Koninkrijk schade toegebracht en wenst deze nu over de hele wereld te verspreiden, met behulp van het geld van onze belastingbetalers. Wij kunnen deze maatregel daarom niet steunen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Democratie en mensenrechten zijn voor de Europese Unie fundamentele waarden, die krachtig bevorderd moeten worden in de gehele wereld. Het gaat namelijk om een integraal onderdeel van de voortdurende acties ter vermindering van armoede en oplossing van conflicten. Deze waarden vormen daarnaast een waardevol startpunt voor de strijd tegen terrorisme. Zodoende verwelkom ik de concrete intentie van de Europese Unie om in haar buitenlands beleid de bevordering van democratie en mensenrechten te integreren. Het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld verbetert de doeltreffendheid en de transparantie van de externe communautaire hulp en consolideert het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de landen en regio's waar deze het meeste risico lopen. Ik steun maatregelen om de rol van het maatschappelijk middenveld te vergroten bij het bevorderen van de mensenrechten en democratische hervorming, het steunen van vreedzame onderlinge afstemming van groepsbelangen en het stimuleren van politieke participatie en representatie. Daarnaast steun ik de acties die worden uitgevoerd op de gebieden die vallen onder de richtsnoeren van de Europese Unie, namelijk het bevorderen van de democratie en van de mensenrechten, de doodstraf, marteling, rechten van het kind, geweld tegen vrouwen en gewapende conflicten. Ik heb voor dit verslag gestemd, dat het internationale en regionale kader verstevigt ter bescherming van de mensenrechten, justitie en de rechtsstaat en ter bevordering van de democratie.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU financiert een heleboel projecten in ontwikkelingslanden die tot doel hebben de ontwikkelingssamenwerking, de democratie en de mensenrechten te bevorderen. Het is van fundamenteel belang dat het Parlement het recht krijgt om toezicht uit te oefenen op de financiering van die projecten door de EU. Het Parlement moet in zijn hoedanigheid van medewetgever controle kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed, om ervoor te zorgen dat er rekening gehouden wordt met ontwikkeling en mensenrechten.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het absoluut noodzakelijk is dat de EU haar leidende positie op wereldschaal herbevestigt als het gaat om democratie en grondrechten. In die zin is flexibilisering van het Europese financieringsinstrument meer dan nodig, zodat de Unie en de ontvangers van Europese financiële steun projecten met meer flexibiliteit kunnen beheren. Aan de andere kant ben ik van mening dat het gebruik van deze middelen op adequate wijze moet worden gecontroleerd. Afgezien van de uitzondering die moet blijven wat betreft de goedkeuring van de kostenfinanciering in verband met belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten, die van geval tot geval beoordeeld moet worden, moet het Europees Parlement het recht hebben om toe te zien op de door de Commissie uitgevoerde activiteiten en op de door haar vastgestelde strategische documenten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie en de Raad houden er tegengestelde standpunten op na over de toepassing van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op het financieringsinstrument voor de bevordering van de democratie en de mensenrechten in de wereld en op alle strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's. Net als de resolutie die werd opgesteld naar aanleiding van het verslag-Mitchell, waarover vandaag gestemd werd, wijst ook deze resolutie op de behoefte aan een voornamelijk technische verduidelijking van een vergelijkbare strekking om de bevoegdheden van het Europees Parlement in het wetgevingsproces en bij de controle van en het toezicht op de handelingen van de Commissie te garanderen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien ik voorstander ben van de naleving van het Verdrag van Lissabon, heb ik voor een Europees Parlement gestemd dat een duidelijk standpunt inneemt waarin het zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden bevestigt, en dat een actieve rol gaat spelen in het bevorderen van Europese beleidslijnen die het mogelijk maken om de democratie, de vrijheid en het respect voor de mensenrechten in de wereld op een doeltreffende manier te steunen. In dat opzicht is het van essentieel belang dat het Europees Parlement de mogelijkheid krijgt om dit instrument te beoordelen en te garanderen dat het op een correcte manier wordt aangewend om hulp te bieden aan personen en instellingen die zich in hun respectieve landen, onder bijzonder moeilijke omstandigheden, inspannen om tegen repressieve regimes en tendensen in te gaan. Deze mensen zetten zich in voor het bevorderen van de ontwikkeling van democratische structuren, de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting en voor de strijd tegen corruptie en andere problemen die de integrale naleving van de rechten van de mensen ondermijnen en aan de basis liggen van crises zoals die zich nu voordoen in de Maghreb-landen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zijn bij een tweede lezing aanbeland met wijzigingen die niet meer zijn dan een spelletje touwtrekken tussen het EP, de Commissie en de Raad, een machtsstrijd die het resultaat is van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Het doel van dat touwtrekken is om de controle te krijgen over een instrument waarover zij beweren dat het gericht is op 'het bevorderen van de democratie en de mensenrechten in de wereld' maar dat in de praktijk zelf een aanslag vormt op de democratie. Kijk maar naar het voorbeeld van Honduras, waar de EU een beroep heeft gedaan op dit instrument om de machtsverschuiving na de staatsgreep, waarbij de rechtmatig verkozen president werd afgezet, en de schendingen van de grondwet van dat land goed te praten. Zij vergoelijkt een machtsverschuiving die gepaard ging met een forse stijging van het aantal moorden, in het bijzonder op leden van het verzetsfront tegen de staatsgreep en op journalisten en hun gezinnen, en met het bezetten van gronden en het verjagen van landbouwers van hun land.
Laten we ook eens kijken naar de tegenstrijdigheid die vervat zit in het feit dat de autoriteiten, die de facto via de staatsgreep in Honduras aan de macht gekomen zijn, een zogenaamde 'associatieovereenkomst tussen de EU en Centraal-Amerika' ondertekend hebben, waarin een clausule is opgenomen die de verdragsluitende partijen ertoe oproept de mensenrechten en de democratie te respecteren.
Het wordt steeds duidelijker dat de EU haar zogezegde bezorgdheid over de mensenrechten op een bijzonder hypocriete manier tot uiting laat komen: Ze komt tussenbeide om die actoren te steunen die bereid zijn de belangen van het grootkapitaal in de EU te verdedigen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat de mensenrechten in de wereld nog veel te vaak met voeten worden getreden. De financiële en economische crisis, klimaatverandering, de introductie van nieuwe informatietechnologieën en de oorlog tegen het terrorisme zetten de mensenrechten alleen maar verder onder druk en nieuwe vormen van mensenrechtenschendingen doen hun intrede. De wereldwijde economische en financiële crisis heeft bovenal een tegengesteld effect op de rechten van de allerarmsten. De kwetsbaarste groepen in ontwikkelingslanden maken in het bijzonder grote kans om te worden getroffen door de nadelige gevolgen van de klimaatverandering. Ontwikkelingssamenwerking speelt een enorm grote rol in de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie. Het is het belangrijkste instrument voor het terugdringen van armoede in ontwikkelingslanden en het ontwikkelen van de economieën van de allerarmste landen, evenals een sociaal beleid, democratie, het recht en de naleving van de mensenrechten. De bevordering van democratie en mensenrechten zou de grootste prioriteit van een coherent buitenlands beleid van de Europese Unie moeten zijn.
Giovanni La Via (PPE) , schriftelijk. – (IT) In december 2006 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EG) nr. 1889/2006 vastgesteld, tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld. Vier jaar later hebben de twee instellingen het opportuun geacht wijzigingen aan te brengen aan enkele van de artikelen van de verordening, teneinde zowel de duidelijkheid als de doeltreffendheid van de hulp, waarin de verordening voorziet, te verbeteren. Het is niet moeilijk mijn stem voor deze aanbeveling te verklaren: ervaringen in het recente verleden hebben ons geleerd dat men bij humanitaire hulp niet waakzaam genoeg kan zijn om te voorkomen dat de desbetreffende fondsen in verkeerde handen vallen. Vooral hierom vind ik dat het Parlement vandaag, dankzij deze stemming, zijn steentje heeft bijgedragen, zodat de economische hulp doeltreffend bescherming kan bieden aan de democratie en de mensenrechten, want daarvoor was de hulp bedoeld.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor dit verslag over het Europees instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld. Dit instrument kan worden gebruikt op manieren die gunstig zijn voor de volkeren. Mijn stem betekent absoluut niet dat ik het eens ben met de schandelijke dubbele maatstaven die de Europese Unie hanteert op het gebied van democratie en mensenrechten. Het feit dat de Sacharovprijs niet is uitgereikt aan de Noord-Afrikaanse opposanten tijdens de jaren van de regimes die vandaag de dag ineenstorten, getuigt van het blinde ideologische karakter van de anticommunistische eurocraten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Daarom wordt voorgesteld de desbetreffende bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten in overeenstemming te brengen, zodat ze hun ondersteunende rol in de strijd voor de mensenrechten op mondiaal niveau kunnen vervullen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik stem tegen. Tegenwoordig is de financiering van projecten op het gebied van mensenrechten een persoonlijke zaak van een aantal hoge ambtenaren van de Europese Unie aan het worden. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit de Sacharovprijs. Naar mijn mening is deze prijs de laatste twee jaar niet toegekend aan de meest geschikte kandidaten. Bij de werkzaamheden van het Europees Parlement ter verdediging van mensenrechten zijn er duidelijke tekenen van politieke vooringenomenheid zichtbaar. Vaak worden mensen die het recht niet hebben mensenrechtenverdedigers te worden genoemd voor geldprijzen genomineerd. Er zijn duidelijke en strenge regels nodig, want anders worden fondsen van de Europese Unie blootgesteld aan oneigenlijk gebruik.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Deze ontwerpresolutie heeft voornamelijk betrekking op het verlenen van bevoegdheden aan de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen. De amendementen die door het Parlement zijn ingediend, leggen de Commissie uitgebreide verplichtingen op om het Parlement van informatie te voorzien. Dit, en de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen gedelegeerde handelingen of deze zelfs volledig in te trekken in combinatie met de voorgestelde maatregelen voor een grotere efficiëntie, heeft mij ertoe aangezet om dit verslag te steunen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Dankzij dit verslag krijgt het Europees Parlement meer bevoegdheden in het kader van de gedelegeerde handelingen. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (LT) De Europese Unie is 's werelds grootste aanbieder van ontwikkelingshulp. Wij verstrekken meer dan 50 procent van de totale wereldwijde steun, waar andere regio's en landen een voorbeeld aan kunnen nemen. Ontwikkelingssamenwerking speelt een enorm grote rol in de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie. Het is het belangrijkste instrument voor het terugdringen van armoede in ontwikkelingslanden en het ontwikkelen van de economieën van de allerarmste landen, evenals een sociaal beleid, democratie, het recht en de naleving van de mensenrechten. Als ontwikkelingssamenwerking nog doeltreffender wordt uitgevoerd, geeft dat hoop op het overwinnen van een wereld die verdeeld is in 'rijke' en 'arme' landen. Ik heb gestemd voor deze aanbeveling, omdat ik achter het verzoek aan de Europese Commissie sta om een compromisvoorstel op te stellen over de manier waarop het Europees Parlement betrokken kan worden bij het toezicht op het instrument voor ontwikkelingssamenwerking na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Europees Parlement zou dezelfde bevoegdheden als de Europese Raad moeten krijgen voor het beslissen waar, wanneer en hoeveel er van het instrument gebruikt moet worden.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) In lijn met het Europese beleid betreffende mensenrechten en de bevordering van democratie heb ik voor deze verordening gestemd, aangezien ik vind dat de waarden en principes waar onze Unie op gebaseerd is moeten worden bevorderd en verspreid over de hele wereld.
Er zijn vandaag de dag echter nog steeds landen waar de mensenrechten geschonden worden en democratie geen rol van betekenis speelt, en waar de bevolking in omstandigheden van onderdrukking en slavernij leeft, zonder de vrijheid van meningsuiting. Wat dat betreft vind ik dat de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Unie zouden moeten worden verbeterd, zodat over de hele wereld democratie en mensenrechten het belang krijgen dat ze verdienen. Een financieringsinstrument dient daarom te worden ingesteld om een bevordering van de waarden en principes van de Unie te vereenvoudigen en te ondersteunen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Om de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Gemeenschap te vergroten, is in 2006 een regelgevingskader voor het plannen en verstrekken van steun vastgesteld. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft uitzonderingen op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Daarom is het belangrijk de desbetreffende bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten die deel uitmaken van bovengenoemd regelgevingskader in overeenstemming te brengen. De wijzigingen gaan niet verder dan nodig is om de doelstellingen die in het Verdrag van de Europese Unie zijn vastgesteld te verwezenlijken en dragen bij aan de noodzaak om deze regelgeving te verduidelijken. Dit waren de factoren die mij ertoe aanzetten om voor te stemmen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Waar het in deze aanbeveling voor een tweede lezing om gaat, is de toepassing van de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen ingevolge artikel 290 van het VWEU op het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten. Ik heb voorgestemd, omdat ik het er mee eens ben dat het Parlement, in zijn rol van medewetgever, in staat moet zijn op basis van gelijkwaardigheid met de Raad de vaststelling van strategische besluiten voor de tenuitvoerlegging van dit instrument te controleren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onder invloed van de Juridische Dienst van het Europees Parlement zijn de Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE), de subcommissie mensenrechten (DROI) van de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Commissie internationale handel (INTA) een strijd begonnen om medebeslissingsrecht te krijgen op het niveau van de strategische programmering van de financieringsinstrumenten op het gebied van de externe betrekkingen. Het Parlement heeft besloten om het onderhandelingsniveau te verhogen door alle instrumenten als een pakket te behandelen. Afgezien van dit basisconflict, zijn de overige tussentijdse aanpassingen het resultaat van consensus tussen de drie instellingen (met uitzondering van het ICI+). Zoals bleek na de eerste lezing in oktober 2010, worden de onderhandelingen over de "gedelegeerde handelingen" volledig geblokkeerd. Het Parlement heeft daarom besloten: (1) vast te houden aan een gemeenschappelijke handelswijze, dat wil zeggen, het pakket externe instrumenten voor de financiering van hulp bijeen te houden (met inbegrip van het stabiliteitsinstrument – zij het tot nu toe op informele wijze); (2) de standpunten van het Parlement in eerste lezing opnieuw op te voeren in de amendementen voor de tweede lezing, dat wil zeggen, voor alle externe instrumenten voor de financiering van hulp dezelfde amendementen aan te nemen die door de Raad zijn verworpen; en (3) te streven naar een snelle tweede lezing.
Licia Ronzulli (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik steun deze tekst omdat ik van mening ben dat die bij kan dragen aan een verbeterde doeltreffendheid en transparantie van de procedures bij externe hulp van de Europese Unie. Bij de tenuitvoerlegging van bepaalde verordeningen zijn mettertijd namelijk incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Nu op dit punt duidelijkheid is verschaft dienen we vastbesloten op deze weg door te gaan.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Democratie is meer dan alleen vrije en eerlijke verkiezingen. Er kan pas sprake zijn van een democratische samenleving als de mensenrechten worden ondersteund en verdedigd. De Europese Unie heeft vaak vooraan gestaan om als eerste mensenrechtenschendingen buiten de Europese Unie te veroordelen, zoals toen zij maandag instemde met de oplegging van sancties tegen het regime van president Loekasjenko, of toen zij mensenrechtenschendingen in Egypte en Tunesië veroordeelde. Als het gaat om schending van de mensenrechten binnen de Europese Unie, zijn we echter niet zo snel. Dat verzwakt de positie van de Europese Unie. De buitenlandse financieringsinstrumenten van de Europese Unie, zoals het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het stabiliteitsinstrument hebben enorm veel potentieel. De Europese Unie zou zich echter moeten richten op het versterken van het recht binnen haar grenzen, alsook het vergroten van de transparantie en aansprakelijkheid in openbare diensten. Ik ben van mening dat democratisering en de verkiezingsprocedure ook belangrijk zijn voor armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling, vrede en stabiliteit. Als we er niet in slagen om mensenrechten en democratie te garanderen, lopen we het risico nog veel verder van huis te raken. Het is belangrijk voor de Europese Unie om een goede reputatie op het gebied van mensenrechten te hebben als zij het potentieel van de financieringsinstrumenten voor haar externe optreden optimaal wil benutten.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Gay Mitchell (A7-0006/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Het Parlement moet het standpunt dat het in eerste lezing had ingenomen herbevestigen, zonder in deze fase in te gaan op individuele aanpassingen. Gelet op het feit dat geen alternatieve procedure is voorgesteld en dat slechts enkele technische aanpassingen van het Parlement zijn goedgekeurd en aangezien de Raad van het Parlement vraagt om vóór eind 2010 het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te accepteren, zonder enkele onderhandeling om gezamenlijk vast te stellen welk moment het meest geschikt is om zijn standpunt mee te delen, zoals is vereist bij artikel 20 van het akkoord over goede interinstitutionele samenwerking op het gebied van medebeslissing, keur ik dit verslag goed, zodat het standpunt van het Parlement, voor wat betreft de gedelegeerde handelingen, zo spoedig mogelijk kan worden vastgesteld en bij de tweede lezing opnieuw kan worden opgevoerd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Om de communautaire buitenlandse hulp doelmatiger en transparanter te maken, is in 2006 een nieuw kader voor de planning en de uitvoering van de hulp vastgesteld, meer bepaald Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen, Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument, Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, Verordening (EG) nr. 1889/2006, en Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor communautaire financiering door de Unie. Het is daarom noodzakelijk de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten in overeenstemming te brengen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ter ondersteuning van deze wetgevende aanbeveling voor de tweede lezing, is het mijn bedoeling te garanderen dat de wetgevende rol die het Verdrag van Lissabon aan het Europees Parlement toekent, niet wordt gedevalueerd door de onverzettelijkheid van de Raad. De weigering van de Raad om het Parlement de juiste rol te verlenen in de tenuitvoerlegging van de financieringsinstrumenten conform artikel 290 VWEU lijkt me onwettig. De koppige hardnekkigheid waarmee de Raad de oplossing van de "gedelegeerde handelingen" tegenhoudt, blokkeert verschillende belangrijke wetgevende processen. Het Parlement dient op een verantwoorde wijze te worden geïnformeerd, om ook op een verantwoorde wijze te kunnen besluiten, en in het geval van de gedelegeerde handelingen moet het zijn bevoegdheden om deze delegatie te herroepen volledig handhaven. Het geven van een blanco cheque aan andere instellingen, waarbij het Parlement wordt uitgesloten, betekent dat deze instelling niet langer toezicht kan houden op de toekenning van middelen en sectorale prioriteiten in verband met ontwikkelingssamenwerking.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) De maatregelen die de Europese Unie voorziet in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking beschouw ik als nuttig, met name de maatregelen ter ondersteuning van kleine boeren en kleine boerenbedrijven. Het gaat om maatregelen met het oog op sociale flexibiliteit, maar ook economische diversificatie in de doelgebieden, of investeringen met het oog op versterking van het concurrentievermogen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon, controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De betreffende wijziging is ogenschijnlijk technisch van aard en komt voort uit het verschil in interpretatie van de Raad en de Commissie aan de ene zijde en het Parlement aan de andere zijde aangaande de toepasbaarheid van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de indicatieve meerjarenprogramma's. De "gedelegeerde handelingen" (artikel 290 VWEU) verlenen aan de twee takken van de wetgevende macht de bevoegdheid om de voorstellen van de Commissie te blokkeren of de delegatie in te trekken.
Niettegenstaande die kennelijk technische aard, vindt een en ander zijn oorsprong in de verschillende interpretaties van hoe ver op grond van het nieuwe Verdrag de controlebevoegdheid van het Parlement reikt als het gaat om handelingen van de Commissie. De goedkeuring met algemene stemmen in de commissie bevestigt dat de onderhavige interpretatie het meest in overeenstemming is met de noodzaak de democratische voorrechten van het Parlement te beschermen met betrekking tot de controle op strategische besluiten over hoe de ontwikkelingshulp wordt toegekend.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de goedkeuring van de aanbeveling van het Europese Parlement voor een tweede lezing ten aanzien van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, ben ik het eens met de noodzaak om, met urgentie, de wijziging van de Verordening (EG) nr. 1905/2006 uit te voeren, zodat interinstitutionele conflicten worden vermeden, die op geen enkele manier bijdragen aan de verbetering van het imago van de Europese instellingen en slechts bijdragen aan het vertragen van de toekenning van fondsen binnen de verschillende processen van ontwikkelingssamenwerking.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In deze tweede lezing werd de discussie overheerst door de mogelijkheid de vaststelling van niet-wetgevingshandelingen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling, zijnde de zogenaamde "gedelegeerde handelingen", over te dragen aan de Commissie. Het bespoedigen van bepaalde procedures die garanderen dat de onmisbare hulp aan de ontwikkelingslanden op tijd bij de doelgroepen terechtkomt, is zeker een aandachtspunt waarmee rekening moet worden gehouden. Een ander punt is de garantie dat de Commissie opereert binnen de strikte kaders van de bevoegdheidsdelegatie die haar is toegekend (en welke, volgens de voorziene regels, kan worden ingetrokken), en dus niet haar boekje te buiten gaat, en de garantie dat de bevoegdheden van het Parlement en de Raad zodoende naar behoren worden gewaarborgd.
Maar in de discussie over het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking staat er meer op het spel dan de kwestie van de "gedelegeerde handelingen". In concrete zin mag dit onderwerp ons niet verhinderen na te denken over een fundamentele kwestie: die van de kan die het samenwerkingsbeleid van de EU op moet. Daarom kunnen wij niet nalaten de wijze af te keuren waarop de Commissie heeft getracht de ontwikkelingslanden, ondanks hun grote verzet daartegen, vrijhandelsverdragen op te leggen, en zo, impliciet of expliciet, de hulp deels van voorwaarden te voorzien, in een daad van onacceptabele chantage.
Barbara Matera (PPE) , schriftelijk. – (IT) Bij de interinstitutionele onderhandelingen over de externe financieringsinstrumenten gaat het om daadwerkelijke parlementaire, democratische controle op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving. Artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt het Parlement in staat bepaalde voorstellen van de Commissie over hoe en waar het geld wordt besteed te verwerpen of te herroepen. De middelen waarover we hier spreken zijn bestemd voor bijvoorbeeld het organiseren van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland of het bevorderen van mensenrechten in Tunesië. Ik ben van mening dat de Raad snel moet handelen, zodat er een oplossing kan worden gevonden en de middelen zo spoedig mogelijk beschikbaar zullen komen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verschil in interpretatie van artikel 290 VWEU, die tussen het Europese Parlement en de Raad bestaat, brengt mij ertoe deze wetgevende aanbeveling te steunen. De Raad schijnt de wetgevende rol van het Parlement, vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, te zijn vergeten, maar hij kan er niet omheen. De onverzettelijkheid van de Raad blokkeert een reeks van wetgevende procedures, en daar schiet de EU niets mee op. De ontwikkelingssamenwerking met landen met zogenaamde 'opkomende economieën' is van groot belang voor de EU. Dit verklaart mijn stem.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik stem voor, want ik ben ervan overtuigd dat er extra bonussen en extra impulsen moeten worden gegeven om de ontwikkeling van de industrie, de wetenschap, de vervoerssector en de energiesector te stimuleren. Op grond van het meest opmerkelijke voorbeeld uit het verleden (het Marshallplan) moeten we proberen de vraag vanuit de industrie en de consument op te voeren, en dat moeten we doen door innovatie middels nieuwe technologieën en de wetenschap aan te moedigen en pioniers op het gebied van technologie te financieren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Net als bij het verslag-Gál/Lochbihler heeft het voorgestelde amendement met betrekking tot de verordening tot instelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking betrekking op een verbetering van de efficiëntie door middel van gedelegeerde handelingen die door de Commissie worden vastgesteld. Ik heb mijn steun aan dit verslag gegeven omdat de amendementen leiden tot meer controlebevoegdheden van het Europees Parlement.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor de wijziging in de verordening voor een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, omdat ik samenwerking zie als een belangrijk deel van het beleid van externe actie en betrekkingen van de EU. Ik ben van mening dat het beleid van de Europese Unie grotendeels gericht moet zijn op een inhoudelijke integratie met de ontwikkelingslanden door middel van de invoering van een toereikend specifiek financieringsinstrument. Op dit moment staan ontwikkeling en economische groei aan de basis van de goede werking van een land. Daarom is de bevordering van specifiek daarop gerichte maatregelen noodzakelijk, zodat een stabiele samenwerking met risicolanden bereikt kan worden. De financiële steun die aan deze landen verleend zal worden dient gericht te zijn op serieuze en concrete hulp, zodat deze landen op den duur economisch onafhankelijk kunnen worden van internationale steun.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Overeenkomstig de redenen die mijn ondersteunende stem voor het eerdere verslag, A7-0014/2011, verantwoordden, stem ik ook voor het huidige verslag A7-0006/2011. Waar het in beide gevallen om gaat is een meningsverschil over de volledige uitvoering van het Verdrag van Lissabon. In feite kan noch mag het Europees Parlement zich, op dit moment van juridische overgang, de bevoegdheden die het in het Verdrag van Lissabon zijn toegekend, laten ontgaan. Het centrale aspect van de wetgevende aanbeveling die door de rapporteur in dit proces wordt voorgesteld, betreft eigenlijk niet de basis van de verordening betreffende een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Haar belangrijkste doel bestaat erin de democratische voorrechten van het Europees Parlement overeenkomstig het Verdrag te beschermen.
In zijn rol van medewetgever moet het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad de vaststelling van strategische beslissingen over waar en hoe de ontwikkelingshulp wordt besteed, kunnen controleren. Hiertoe neemt de rapporteur in overweging dat, vanuit een technisch perspectief, een aantal besluiten die gewoonlijk tot de verantwoordelijkheid van de Commissie behoren voor de uitvoering van de basishandeling, voldoen aan de criteria om te worden beschouwd als "gedelegeerde handelingen" (artikel 290 van het VWEU). Dit geeft de beide wetgevende organen de reële mogelijkheid om zich te verzetten tegen bepaalde ontwerpbesluiten voorgesteld door de Commissie, of zelfs de delegatie in te trekken.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft de vermindering en uiteindelijk de uitbanning van de armoede tot doel. Ik wil in deze zitting benadrukken dat de financiële steunmaatregelen die in het kader van het programma zullen worden vastgesteld, tot doel zullen hebben de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking in bananenproducerende gebieden en in de bananenwaardeketens, in het bijzonder kleine telers en kleine bedrijfseenheden, te verbeteren en te zorgen voor de naleving van de arbeidsnormen en van de normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, alsmede van milieunormen, op het punt van met name gebruik van en blootstelling aan pesticiden. De maatregelen moeten daarom de aanpassing ondersteunen en, voor zover relevant, de reorganisatie omvatten van gebieden die afhankelijk zijn van de bananenuitvoer. Dat zal gebeuren in de vorm van begrotingssteun voor specifieke sectoren of maatregelen voor specifieke projecten.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze aanbeveling voor de tweede lezing gaat het in het bijzonder over de tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking via de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het VWEU). Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Een sterkere democratische controle over de financiering van de bevordering van mensenrechten is een concrete doelstelling die we moeten behalen. Dit kan echter alleen gebeuren met onze directe betrokkenheid: als medewetgever moet het Europees Parlement directe inspraak hebben in de beslissingen over financiële steun aan de ontwikkeling van derde landen. Door aan het Parlement de bevoegdheden over de zogeheten "gedelegeerde handelingen" toe te kennen, zou worden bijgedragen aan de verkleining van het democratisch tekort in het besluitvormingsproces van de Europese Unie. Al in oktober 2010 heeft een ruime meerderheid van het Parlement zich geschaard achter het principe de gedelegeerde handelingen ook toe te passen op de beslissingen met betrekking tot de financiering van derde landen, zodat het Parlement er zijn vetorecht over kan uitoefenen. De uitkomst van de onderhandelingen over het gebruik van deze instrumenten zal een belangrijk precedent scheppen: als we deze slag verliezen zouden we genoodzaakt kunnen worden een nieuw verdrag af te wachten, om de prerogatieven te krijgen die het Verdrag van Lissabon ons nu al toekent.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie heeft een technische wijziging voorgesteld van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) met de bedoeling om de flexibiliteit, de doeltreffendheid van de uitvoering en de coördinatie met andere financiële mechanismen te vergroten. De onrust die in veel Arabische landen, met name Tunesië en Egypte, momenteel wordt ondervonden, geeft de noodzaak aan om initiatieven te ondersteunen die de bevordering van democratische waarden en de mensenrechten ten doel hebben.
Daarom beschouw ik het van eminent belang dat dit financieringsinstrument maatschappelijke organisaties, bepaalde staten en personen ondersteunen, zonder dat voorafgaande goedkeuring van de afzonderlijke nationale regeringen noodzakelijk is. Gegeven het beperkte budget voor het EIDHR, dient het uitsluitend te worden aangewend voor initiatieven die de mensenrechten en de democratie bevorderen. Echter, het spijt mij te moeten signaleren dat de Raad weigert om artikel 290 van het VWEU toe te passen, die aan de Commissie de bevoegdheid overdraagt om "niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling". De introductie van de regelgevingsprocedure met betrekking tot de controle op de strategische documenten en de meerjarige samenwerkingsprogramma's in het kader van het EIDHR zou het Europees Parlement in dit verband meer macht geven, conform het VWEU.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Helmut Scholz (A7-0005/2011)
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) Het voorstel van de Commissie omvat niet minder dan vier aparte financieringsinstrumenten. Zij richten zich op verschillende marktsectoren. Voor elk van de instrumenten zijn er rechtvaardigingen die geloofwaardig klinken. Bij elkaar genomen, zijn ze echter allemaal op hetzelfde gericht. De bedoeling is de politieke agenda en agenda van het buitenlandse beleid van de Europese Commissie vooruit te brengen en te bevorderen. Zelfs de commissaris voor Handel, de heer De Gucht, geeft in het debat toe dat "zij een heel scala van Europese beleidsdoelstellingen, met inbegrip van handel, steunen en ons in staat stellen om betekenisvolle spelers te blijven op het gebied van het buitenlands beleid". En we weten inmiddels wie voor dit alles betaalt. De belastingbetaler die het toch al moeilijk heeft, en natuurlijk en zoals gebruikelijk de Britse belastingbetaler in onevenredige mate. De kosten van dit alles zijn onbekend, ondanks onze zware inspanningen. De Commissie gaat opnieuw verkwistend en onverantwoord om met het geld van andere mensen. Om deze reden hebben wij geen van de voorstellen gesteund en hebben wij ons van stemming onthouden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Aangezien het Parlement en de Raad gezamenlijk beslissingen nemen zowel over de doelstellingen als over de inhoud, en in aanmerking nemende dat de Raad zijn standpunt op 10 december 2010 heeft bepaald, overigens zonder de amendementen van het Parlement in aanmerking te nemen over de procedures die van toepassing zijn voor de goedkeuring van programma's en het functioneren, stem ik ermee in dat het standpunt van het Parlement in eerste lezing opnieuw wordt opgevoerd, om ervoor te zorgen dat het Parlement op gelijke voet met de Raad/de lidstaten wordt behandeld en dat in de programmeringstructuur van ICI rekening wordt gehouden met de door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde veranderingen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor de aanbeveling tot instelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen. De primaire doelstelling van Verordening (EG) nr. 1905/2006 is het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het toepassingsgebied voor de geografische programma's met ontwikkelingslanden en -regio's in het kader van die verordening is bovendien beperkt tot de financiering van maatregelen die voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA-criteria) die zijn vastgesteld door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC). Het is in het belang van de Unie haar betrekkingen met de ontwikkelingslanden te verdiepen, omdat zij belangrijke bilaterale partners en spelers in multilaterale fora en mondiale bestuursstructuren zijn. De Unie heeft er strategisch belang bij relaties van verscheidene aard met deze landen te onderhouden, met name wat betreft economische, commerciële, academische, zakelijke en wetenschappelijke uitwisselingen. Daarom moet een financieringsinstrument worden ingesteld voor dergelijke maatregelen, die in beginsel geen officiële ontwikkelingshulp zijn volgens de ODA-criteria, maar die van doorslaggevende betekenis zijn voor het consolideren van de betrekkingen en een belangrijke bijdrage leveren aan de vooruitgang van de betrokken ontwikkelingslanden. In de samenwerking van de Unie moet rekening worden gehouden met de inspanningen die de begunstigde landen leveren om de internationale overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie na te leven en bij te dragen aan de verwezenlijking van de mondiale doelstellingen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik acht het essentieel dat Europa met bepaalde regionale en mondiale actoren krachtige betrekkingen aangaat, hen ondersteunt en nauwe politieke en economische banden met hen aanknoopt. Ik roep in het bijzonder twee landen in herinnering waarmee Portugal krachtige historische en gevoelsmatige banden heeft, Brazilië en Angola, twee belangrijke mondiale spelers, in respectievelijk Zuid-Amerika en Afrika, die door de EU steeds meer als partners moeten worden gezien.
In de wetenschap dat de primaire en overkoepelende doelstelling van Verordening (EG) nr. 1905/2006 het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling is, beperkt de samenwerking zich, in essentie, tot de financiering van maatregelen die voldoen aan de vastgestelde criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA-criteria). In veel gevallen worden hierdoor andere acties uitgesloten die niet binnen het kader van de ODA vallen, maar die niettemin essentieel zijn in het kader van de buitenlandse politiek van de Unie.
Precies voor het reguleren van deze activiteiten – met inbegrip van economische, commerciële, academische, zakelijke en wetenschappelijk afspraken en uitwisselingen – met landen in ontwikkeling, is dit voorstel voor het aannemen van de onderhavige verordening ingediend, waarbij serieus rekening wordt gehouden met de voorstellen van het Parlement.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft de taak en de plicht de bepalingen te verdedigen op grond waarvan het zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van het Verdrag van Lissabon kan uitoefenen. Naast het belang van dit ondersteunende instrument voor opkomende landen – in het bijzonder in Afrika en in Latijns-Amerika – dat de rol van de Europese Unie bevestigt als stimulator van ontwikkeling en maatschappelijke vrede binnen de mondiale context, benadruk ik de noodzaak dat het Europees Parlement wordt voorzien van de beste informatie om het goede gebruik te kunnen waarborgen van dit soort middelen die bedoeld zijn om de samenwerking te stimuleren voor de ontwikkeling in derdewereldlanden. Ik onderstreep het belang van de ingezette strategieën op de gebieden van hernieuwbare energie, het milieubeschermingsbeleid, cultuur en de kleine en middelgrote bedrijven, als ook het belang om maatregelen te nemen om crises op het gebied van voedsel en grondstoffen te vermijden.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, in aanvulling op Europese ontwikkelingshulp. De financiering is bedoeld ter ondersteuning van de economische, financiële, technische, culturele en academische samenwerking met de partnerlanden en om de economische banden en bilaterale overeenkomsten met deze landen te versterken. In deze teksten vragen we ook om beter geïnformeerd te worden over de gefinancierde maatregelen, maar ook om erbij betrokken te worden in een vroeg stadium, als programma's worden uitgewerkt, en in een later stadium, als deze programma's worden geëvalueerd, na een uitvoering van meerdere jaren in sommige gevallen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verschil in interpretatie van artikel 290 VWEU, die tussen het Europese Parlement en de Raad bestaat, brengt mij ertoe deze wetgevende aanbeveling te steunen. De Raad schijnt de wetgevende rol van het EP, vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, te zijn vergeten, maar hij kan er niet omheen. De onverzettelijkheid van de Raad blokkeert een reeks van wetgevende procedures, en daar schiet de EU niets mee op. De samenwerking tussen de geïndustrialiseerde landen is van een enorm belang voor de economie van de EU. Dit verklaart mijn stem.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Door de huidige maatregelen zijn nauwelijks verbeteringen tot stand gebracht. Integendeel, wij hebben regeringen afhankelijk van onze steun gemaakt. Nog erger is dat miljoenen euro's aan ontwikkelinghulp vaak verdwijnen als gevolg van corruptie of doorgesluisd worden naar bankrekeningen van dictators in de derde wereld. Als gevolg hiervan is ontwikkelingshulp niet alleen ineffectief, maar soms zelfs schadelijk omdat de specifieke problemen van een land niet worden aangepakt. Daarnaast is er sprake van een gebrek aan coördinatie en controle. Of een Europees financieringsinstrument voor ontwikkeling en mensenrechten hierin enige verandering brengt, waag ik zeer te betwijfelen. Wanneer wij aan de ene kant kleinschalige landbouwers in Afrika geld geven, maar die steun aan de andere kant met gesubsidieerde landbouwproducten weer volledig ondermijnen, gooien wij uiteindelijk geld van de Europese belastingbetalers uit het raam. Vanwege mijn twijfels over de levensvatbaarheid van het geplande financieringsinstrument, heb ik mij van stemming onthouden.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Mijn beslissing te stemmen voor de vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, die door een overgrote meerderheid gedeeld wordt, volgt in zijn geheel de algemene lijn om artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen. Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, mogen de voorwaarden van artikel 290 niet het onderwerp worden van politieke koehandel of andere speciale regelingen.
Ik ben van mening dat de samenwerking met industrielanden een noodzakelijk te zetten stap is voor de Europese Unie, opdat alle lidstaten gebruik kunnen maken van een financieringsinstrument dat zal bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de Unie. In de huidige situatie dient de EU te werken aan een toekomst van veranderingen, economische ontwikkeling en welvaart. Een samenwerking met industrielanden zou dit proces eenvoudiger en gemeenschappelijker maken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds 2007 heeft de Gemeenschap haar geografische samenwerking met ontwikkelingslanden in Azië, Centraal-Azië en Latijns-Amerika en met Irak, Iran, Jemen en Zuid-Afrika gestroomlijnd door middel van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. De belangrijkste doelstelling van deze verordening is het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. In het licht van de nieuwe bevoegdheden die door het Verdrag van Lissabon aan het Europese Parlement zijn toegekend, kondigt de rapporteur de noodzaak aan om Verordening (EG) nr. 1905/2006 te wijzigen door zijn geografische toepassingsgebied uit te breiden en, tegelijkertijd, het Europees Parlement in het centrum van de besluitvorming te plaatsen, op voet van gelijkheid met de Raad. Deze bedoeling lag ten grondslag aan de voorgestelde wijzigingen. Ik onderstreep de toekenning van de bevoegdheid aan de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het VWEU. Deze wijziging zal ervoor zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met het Parlement in alle fasen van het proces, van de onderhandelingen tot aan de goedkeuring. Dit zal de EU democratischer maken en meer legitimiteit verlenen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Waar het in deze aanbeveling voor een tweede lezing om gaat, is de toepassing van de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen ingevolge artikel 290 van het VWEU op het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden. Ik heb voorgestemd, omdat ik het van vitaal belang acht dat het Parlement op gelijke voet met de Raad wordt behandeld en dat in de programmeringsstructuur van dit financieringsinstrument rekening wordt gehouden met de door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde veranderingen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd, overwegende dat het aanbevelingen bevat voor de Commissie en de Raad die van fundamenteel belang zijn voor een rechtvaardige compensatie van de negatieve gevolgen van de vastgestelde overeenkomsten, met name voor de effecten op de ultraperifere gebieden van Europa.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over de sluiting van een overeenkomst inzake de handel in bananen. Ik ben blij dat er een einde komt aan een van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Ik ben van mening dat het bereikte akkoord een oplossing is, maar de rechtmatige belangen van alle partijen niet volledig met elkaar heeft kunnen verzoenen, en daarom vraag ik de Commissie om zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling voor te leggen van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020. Ik ben blij dat de verbintenissen inzake markttoegang voor bananen die de EU met deze overeenkomst aangaat de definitieve verbintenissen zijn die zullen worden opgenomen in de slotakte van de volgende met succes afgeronde multilaterale onderhandelingsronde over landbouwproducten in het kader van de WTO (Doharonde). Ik wil benadrukken dat de bereikte overeenkomst een stap voorwaarts is in de besprekingen in het kader van de Doharonde, maar slechts een beperkte stap, omdat de problemen die zich daar voordoen het bananendossier ruimschoots overstijgen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de goedkeuring van deze overeenkomst over de bananenhandel, maar benadruk dat we op de belangen van alle partijen moeten letten. Producenten van de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), de Europese Unie en haar ultraperifere gebieden kunnen in aanzienlijke mate worden getroffen. Het is van fundamenteel belang dat de Commissie een effectbeoordeling voorlegt van de gevolgen van deze overeenkomst. Het is van even groot belang dat de EU de hulp aan de belangrijkste ACS-landen die bananen exporteren vergroot, hulp die wordt gericht op een versterking van het concurrentievermogen, economische diversiteit en beperking van de sociale gevolgen van de aanpassing.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over de sluiting van de overeenkomst inzake de handel in bananen, omdat deze overeenkomst een einde maakt aan een geschil dat bijna twintig jaar heeft geduurd en een stap voorwaarts is richting de afronding van de Doharonde.
Bij dit akkoord heeft men besloten tot tariefverlagingen voor bananenexporteurs uit Latijns-Amerika, samen met financiële steun gewijd aan een groter concurrentievermogen voor bananenproducenten uit de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen).
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het is belangrijk om een einde te maken aan het aanslepende geschil in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over het invoertarief voor bananen, en daarvoor moest de Overeenkomst van Genève inzake invoertarieven en handel uit 2009 worden geratificeerd. Het is ook belangrijk om erop te wijzen dat de ACS-landen wegens de vorige overeenkomst afhankelijk werden van een eenzijdige productie van bananen, in plaats van er een veelzijdigere productie op na te houden, en dat ze daardoor kwetsbaarder werden. Dankzij de door ons besloten periode waarin de invoertarieven geleidelijk worden afgebouwd, krijgen deze landen steun om andere productiemogelijkheden te verkennen. Die steun is belangrijk en we hebben er begrip voor dat de aanpassing tijd kan vergen. De aanpassing is echter noodzakelijk omdat de ACS-landen anders het risico lopen om met een eenzijdige productie van bananen te blijven zitten, waarmee ze er ondanks de handelspreferenties niet in zijn geslaagd om concurrerend worden op de interne markt van de EU.
Wij willen met name benadrukken dat, als we de ACS-landen echt willen helpen om zich aan te passen, het effectiever zou zijn om de coördinatie te verzekeren van het landbouw-, handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU met het oog op vrije en eerlijke handel, dan gedurende de overgangsperiode hogere compensatie te vragen uit de EU-begroting.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, steunen de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten en diverse Latijns-Amerikaanse landen, alsmede het feit dat de ACS-landen steun zullen ontvangen via het programma van begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM). De formuleringen met betrekking tot het optrekken van de landbouwsteun die via het POSEI-budget wordt gegeven aan producenten in de EU die gevolgen ondervinden van de overeenkomst, steunen wij evenwel niet. Wij zijn van mening dat er geleidelijk een einde moet worden gemaakt aan de EU-landbouwsteun.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De op 15 december 2009 bereikte overeenkomst tussen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten met betrekking tot de douanerechten op de invoer van bananen, lijkt voordelen te hebben, maar komt niet helemaal tegemoet aan de rechtmatige eisen van alle partijen. Het lijkt derhalve belangrijk bepaalde activiteiten te verrichten die een betere toepassing van de overeenkomsten beogen op verschillende gebieden, met name een effectbeoordeling van de gevolgen voor de ontwikkelingslanden die bananen produceren en voor de ultraperifere regio's van Europa, een beoordeling van de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM) achttien maanden voor de afloop van het programma, het voorstellen van maatregelen samen met de ACS-landen om de landen te steunen die sterk afhankelijk zijn van de bananenteelt bij de diversificatie van hun economieën, evenals het herzien en aanpassen van het steunpakket voor producenten van de EU zoals voorzien in het POSEI-budget, met name de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Het zijn deze en andere maatregelen van vergelijkbaar belang die de belangrijkste punten van deze resolutie vormen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst van Genève, die op 15 december 2009 door de EU en de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen is ondertekend, heeft een einde gemaakt aan een lang slepend conflict binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De onderhandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van de Doharonde, en er hebben niet alleen Latijns-Amerikaanse landen aan deelgenomen, maar ook landen uit Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Verenigde Staten (die hebben toegezegd het bij de WTO aangespannen geschil over de regeling voor de invoer van bananen in de EU te staken). Dat zijn allemaal landen waarmee de EU handelsbetrekkingen onderhoudt. Het is de bedoeling dat de EU de invoerrechten op bananen over een periode van zeven jaar geleidelijk aan verlaagt.
Ik ben daarom tevreden over de door de Commissie gevoerde onderhandelingen, en ik hoop dat deze akkoorden over de bananenhandel – de Overeenkomst van Genève en de Overeenkomst tussen de EU en de VS – zo snel mogelijk zullen worden afgerond. Ik hoop verder dat deze akkoorden zullen bijdragen tot meer mededinging en een sterker gediversifieerd economisch beleid, en voorts dat ze de prestaties van de zich ontwikkelende landen die bij deze akkoorden betrokken zijn zullen verbeteren, zowel in sociaal als in economisch en ecologisch opzicht. We mogen intussen de steun die in het kader van POSEI aan de bananenproducerende ultraperifere regio's van de EU wordt verleend niet uit het oog verliezen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De amendementen die wij hebben voorgesteld en die door de meerderheid van dit Parlement zijn verworpen geven beknopt weer waarom we uiteindelijk tegen deze resolutie hebben gestemd. Dat er aan dit handelsconflict een einde is gemaakt, is op zich nog geen reden om tevreden te zijn. Het hangt er namelijk vanaf hoe het geschil is opgelost, wie er bij deze definitieve oplossing heeft gewonnen en wie verloren, en of die oplossing wel rechtvaardig is. En dat is wat de meerderheid van dit Parlement niet lijkt te willen inzien. Het einde van dit conflict dient de belangen van de Amerikaanse multinationals in deze sector, met alle negatieve gevolgen van dien voor de producenten in de EU en de ACS-landen, in de eerste plaats de kleine en middelgrote producenten.
In deze resolutie wordt dat ook erkend. Niet zonder enige hypocrisie overigens: degenen die haar hebben voorgesteld zijn dezelfden die hun steun hebben uitgesproken voor de Overeenkomst die voornoemde negatieve gevolgen teweegbrengt. Dat zijn de mensen die nu vrome twijfels uitspreken over die gevolgen, terwijl ze die toch zelf door hun stem mogelijk hebben gemaakt. Dat zijn ook de mensen die nu oproepen tot een onderzoek naar de impact van de Overeenkomst (maar niet willen wachten op de resultaten van dat onderzoek alvorens diezelfde overeenkomst te steunen). En dat zijn de mensen die oproepen tot eerbiediging van de agenda voor waardig werk van de IAO, maar wel meezingen in de toonaard die de WTO aangeeft en daarbij de ogen sluiten voor de berichten over schendingen van de mensenrechten door Amerikaanse multinationals in Latijns-Amerikaanse landen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Brussel is wederom gezwicht voor niet-Europese belangen en heeft vaarwel gezegd tegen de beginselen die hij beweert te verdedigen op het gebied van ontwikkeling, maatschappelijke en milieuclausules, ondersteuning van zijn overzeese gebieden, enzovoort. Er blijft geen enkel beginsel en geen enkele waarde overeind staan tegenover de wil om alle naties de wetten van de markt en de vrijhandelspolitiek op te leggen, ongeacht de economische en maatschappelijke gevolgen ervan.
De Overeenkomst van Genève gaat geen einde maken aan de handelsoorlog die ons tegenover elkaar zet, tegenover de Verenigde Staten eigenlijk, aangezien de Commissie op hetzelfde moment dat zij de bananensector verkocht in Europa en in de ACS-landen, in ruil voor de stopzetting van de juridische geschillen voor de WTO, in onderhandeling was over nog winstgevendere overeenkomsten met een handjevol landen in Midden- en Zuid-Amerika. Wie gelooft er nu echt dat de ondertekenaars van de Overeenkomst van Genève het heel lang zullen pikken om als ondergeschikten te worden behandeld?
We moeten communautaire preferentie toepassen en onze maatschappelijke, milieu- en veiligheidsnormen opleggen aan diegenen die naar ons willen exporteren. We moeten reciprociteit en toegang tot buitenlandse markten eisen voor onze eigen producten. We moeten een einde maken aan deze vrije val naar een gemondialiseerde vrijhandel waar niemand bij gebaat is, behalve misschien China.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) De leden van het Europees Parlement hebben een resolutie aangenomen tot steun van de 'Overeenkomst van Genève', die geacht wordt een einde te maken aan de 'bananenoorlog'. In werkelijkheid vormt deze overeenkomst een rechtstreekse bedreiging voor alle Europese producenten, maar vooral voor de Franse overzeese producenten, wanneer verschillende Latijns-Amerikaanse landen bovendien opnieuw onderhandeld hebben over extra kortingen of zelfs nulquota. Dit schandaal laat zien dat zij deze kwestie nog lang niet hebben opgelost, maar een nieuwe beerput hebben geopend die ervoor zal zorgen dat wij op handelsgebied nog verder onder de voet gelopen zullen worden, niet alleen met betrekking tot bananen, maar ook voor andere landbouwproducten. Doordat ze gezien worden als de geldkoe van de wereld, worden Europa en Frankrijk aan handen en voeten gebonden volledig overgeleverd aan de totale openstelling van onze markten met de misdadige goedkeuring van politieke leiders die zijn onderworpen aan de mondialistische en ultraliberale pro-Europeanen. In plaats van invoertarieven te verlagen, moeten we een verstandig beschermingsbeleid invoeren aan onze economische grenzen. Dat is een van de manieren, in het hart van de internationale handelsoorlog, om Franse landbouwers en banen in de landbouwsector te beschermen, met name in de overzeese gebieden, waar de economische en sociale situatie al rampzalig genoeg is.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd en voor de amendementen 7 en 11. Amendement 7 vestigt de aandacht op het feit dat enkele Latijns-Amerikaanse landen na de WTO-overeenkomst aanvullende voordelen in de wacht hebben gesleept, door via onderhandelingen vrijhandelsovereenkomsten te sluiten, en dat deze overeenkomsten de positie van de ACS-landen verder verzwakken. Amendement 11 vestigt de aandacht op zorgen met betrekking tot de mensenrechten in Colombia en Honduras.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie is een hoop loze praat om de mensen te doen vergeten dat het Parlement alleen mag aannemen of verwerpen. De resolutie doet echter wel iets anders: het laat de onderwerping aan de Verenigde Staten en hun multinationals, die tot de wreedste en meest meedogenloze ter wereld behoren, aanvaardbaar klinken. Er wordt met geen woord in gerept over Honduras, hoewel dat land wordt geleid door een coupregime.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben heel tevreden dat er een eind gekomen is aan één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Ik geloof wel dat dit akkoord niet volmaakt is, en dat het in de toekomst tot problemen kan leiden. Daarom dring ik erop aan dat de Commissie zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling voorlegt van de gevolgen van de Overeenkomsten inzake de handel in bananen voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020, zodat we de moeilijkheden die deze landen ondervinden, kunnen doorgronden en daarop een reactie kunnen formuleren. Indien nodig zal het POSEI-programma moeten worden aangepast en versterkt.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik ben het eens met de verwijzingen in de resolutie naar het belang van bananen voor de ultraperifere gebieden van de Europese Unie zoals de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira waar de banaan een sleutelrol speelt in de landbouwsector. Ik ben bovendien blij met de extra steun voor de bananenproducenten in deze gebieden. Ik steun de resolutie echter niet omdat, net als bij andere vrijhandelsovereenkomsten die de Europese Unie heeft ondertekend, er geen rekening gehouden wordt met de zorgwekkende situatie van de landbouwers in ontwikkelingslanden en de negatieve gevolgen voor de bevolking. In de resolutie wordt ook geen gewag gemaakt van de traceerbaarheid van de producten en het feit dat de Europese Unie eist dat voldaan wordt aan vergelijkbare rechten van werknemers en hygiënevoorschriften als in de Europese Unie. Hiermee wordt direct invloed uitgeoefend op de verbetering van de erbarmelijke levensomstandigheden van boeren in ontwikkelingslanden. In tegenstelling tot paragraaf 10 van de resolutie waarin wordt betreurd dat Ecuador weigert om de meerpartijenovereenkomst te ondertekenen, die de Europese Unie met onder andere Colombia en Peru is aangegaan, juich ik juist deze houding van de regering van president Correa toe. Ik steun daarom ook zijn alternatieve voorstel, het zogenaamde ontwikkelingsverdrag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Er is nu een overeenkomst gesloten met betrekking tot de invoer van bananen in de EU waardoor de landen in Latijns-Amerika die bananen leveren, niet langer in het nadeel zijn ten opzichte van de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Hierdoor worden de invoerregelingen voor bananen in overeenstemming gebracht met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie. Op grond van de overeenkomst zal de EU haar invoertarief voor bananen uit Latijns-Amerika in de periode tot 2017 geleidelijk verlagen van 176 euro per ton tot 114 euro per ton. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat deze overeenkomst mogelijk tot een relatieve verslechtering van het concurrentievermogen van een aantal landen kan leiden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn wereldwijd het op drie na belangrijkste landbouwexportproduct en de bananenproductie heeft een grote impact op lokale gemeenschappen. Het systeem van tariefcontingenten in de EU heeft de voorwaarden gecreëerd om de ACS-landen aanzienlijke hoeveelheden bananen naar de EU te laten exporteren en heeft een groot aantal banen die van deze activiteit afhangen, beschermd. Gelet hierop heb ik voorgestemd, waarmee ik benadruk dat de gesloten overeenkomsten een eind maken aan de geschillen.
In het licht hiervan wil ik benadrukken dat de EU haar invoertarief voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen, en dat de bananenexporterende ACS-landen extra steun zullen ontvangen via een nieuw steunprogramma, de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM).
Daarnaast ben ik van mening dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de bananensector belangrijk is voor de economische en sociale cohesie door de inkomsten en de werkgelegenheid die hij oplevert.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik geloof dat ze belangrijke aanbevelingen van de Raad en de Commissie bevat. Die zijn bedoeld om te compenseren voor eventuele negatieve consequenties van de afgesloten akkoorden, zeker waar het de ultraperifere regio's betreft. De bereikte overeenkomst komt niet tegemoet aan de legitieme belangen van alle partijen. Ik geloof dat het daarom belangrijk is bepaalde acties uit te voeren om de akkoorden op de verschillende niveaus beter toe te passen, in de eerste plaats via een effectbeoordeling van de gevolgen van de Overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden. Het zou verder een goed idee zijn om het in de POSEI-begroting voorziene pakket steunmaatregelen voor EU-producenten te herzien en te versterken, en dan vooral voor de producenten in de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, die er – aansluitend op het akkoord van 15 december 2009 tussen de EU, een aantal Latijns-Amerikaanse landen en de VS inzake douanerechten op de invoer van bananen – op wijst dat er een beoordeling moet worden uitgevoerd van de gevolgen van deze Overeenkomst voor de zich ontwikkelende producentenlanden en de ultraperifere regio's van Europa. De producenten in de ACS-landen en de EU moeten de nodige steun ontvangen om ze in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe situatie op de wereldmarkt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten hebben de dominante positie versterkt van de Amerikaanse multinationals, die al meer dan 80 procent van de wereldmarkt controleren en daarmee handelen in tegenspraak met de belangen van met name de ACS-landen, de ultraperifere gebieden en Ecuador. En het zijn weer de kleine producenten die eronder lijden. De internationale handelsregels moeten zo spoedig mogelijk worden herzien om ervoor te zorgen dat er niet langer prioriteit wordt gegeven aan op export gerichte productie. Het is van essentieel belang dat wij ons model veranderen om voedselsoevereiniteit en de ontwikkeling van lokale productie voor iedereen te garanderen. De financieringsmaatregelen die door de Europese Commissie zijn voorgesteld ter ondersteuning van producenten in de ACS-landen (begeleidende maatregelen voor de bananensector, (BAM)) en de ultraperifere gebieden van de Europese Unie (Programme d'Options Spécifiques à l'Éloignement et l'Insularité, POSEI) zijn niet voldoende. Het zou onaanvaardbaar zijn als deze landen de prijs moesten betalen voor een ontoereikend internationaal handelsbeleid. De Europese Unie moet er niet alleen voor zorgen dat er een effectbeoordeling met betrekking tot deze overeenkomsten wordt uitgevoerd, maar vooral haar wetgeving aanpassen ter bevordering van duurzame productie.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Volgens de bepalingen van de Overeenkomst die met de Latijns-Amerikaanse landen is gesloten zal de EU de rechten die er nu over de uitvoer van bananen worden geheven geleidelijk aan terugbrengen, van 176 euro per ton nu tot – uiteindelijk – 114 euro per ton in 2017. Het is de bedoeling een stabielere en overzichtelijkere wereldmarkt voor bananen te scheppen, investeringen te stimuleren en groei te bewerkstelligen, en tegelijkertijd een einde te maken aan een lang slepend conflict dat begon met een tegen de EU gerichte klacht toen de Unie in 2006 besloot de op bananen toepasselijke douanerechten te wijzigen.
De behandeling die de ACS-landen via nieuwe begeleidende maatregelen zullen ontvangen speelt ook een rol in de betrekkingen tussen de EU en derde landen als het gaat op de bananensector. We weten echter nog niet welke maatregelen er genomen zullen worden om de nodige rekening te houden met de producenten in de ultraperifere regio's. Beweerd wordt dat die via de begroting van het POSEI-programma al compensatie hebben ontvangen. Gelet op het feit dat de laatste herziening van het POSEI-programma in 2006 is gerealiseerd, is de stelling dat er met de wijzigingen in de handelsbetrekkingen al rekening is gehouden niet vol te houden.
Er zal binnenkort weer een herziening worden uitgevoerd, en het is van groot belang dat er dan compensatiemaatregelen worden genomen om te garanderen dat de Europese bananenproducenten over de middelen beschikken om de gevolgen van de liberalisering van de sector op te vangen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het eens met de rapporteur dat de Commissie en de Raad een beoordeling moeten uitvoeren van de gevolgen van de overeenkomsten voor de Europese ultraperifere gebieden en de zich ontwikkelende landen. Ik ben het echter oneens met de wijze waarop de procedure is afgewikkeld. Er is namelijk geen effectbeoordeling vooraf geweest, terwijl bekend is dat er in bepaalde gebieden van de Europa (bijvoorbeeld de ultraperifere regio's) bananen worden verbouwd en dat die gebieden de gevolgen van dit akkoord zullen ondervinden. Bij wijze van protest onthoud ik me daarom van stemming.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit internationale handelsakkoord gestemd. De geschiedenis van de internationale handel laat zien dat de trend van een monocultuur geen levensvatbaar en duurzaam model voor economische ontwikkeling is. De vrijhandelsovereenkomsten die in deze context zijn gesloten zijn, naar mijn mening, ondoordacht. Zoals ik het zie heeft de Europese Unie de plicht om haar verplichtingen na te komen en toereikende financiële steun te bieden aan de ultraperifere gebieden.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor het ontwerpbesluit betreffende de sluiting van een overeenkomst inzake de handel in bananen. Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid. In de meeste bananenproducerende landen is de productie echter uitsluitend voor de binnenlandse en soms voor de regionale markt bestemd, terwijl slechts 20 procent van de wereldproductie internationaal wordt verhandeld. De bananenhandel is in handen van een beperkt aantal ondernemingen: slechts vijf grote multinationals controleren meer dan 80 procent van alle internationaal verhandelde bananen. Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een van de langst aanslepende en hevigste geschillen in de recente geschiedenis van het multilaterale handelsstelsel. De overeenkomst bestaat uit drie onderdelen: een overeengekomen tijdschema voor tariefverlagingen voor MBN-bananenexporteurs; afspraken over hoe bij de ruimere WTO-onderhandelingen zal worden omgegaan met "tropische producten" en producten die aan "preferentie-erosie" onderhevig zijn; een financieel pakket van 190 miljoen EUR voor de ondersteuning van de ACS-bananenexporteurs, de zogenoemde begeleidende maatregelen voor de bananensector ('Banana Accompanying Measures', BAM). De geschillen over bananen hebben het productie- en handelsklimaat in de betrokken landen gedestabiliseerd. De overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken, en zo investeringen en groei bevorderen en meer aandacht vestigen op ruimere kwesties in verband met de productieomstandigheden in de aanvoerketens voor bananen.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd en feliciteer de rapporteur met het geleverde werk. Ik ben het eens met de liberalisering van de bananenhandel nu er overeenkomsten binnen de Wereldhandelsorganisatie en bilaterale overeenkomsten met Centraal- en Zuid-Amerikaanse landen zijn gesloten. Ik ben echter ook van mening dat de Europese producenten beschermd moeten worden. Zij wijden zich sinds jaar en dag aan de bananenproductie en -verwerking en vervullen een belangrijke sociale rol in een aantal Europese regio's, zoals Guadeloupe, Martinique, Madeira en de Azoren.
Om deze redenen denk ik dat de Raad en de Commissie rekening moeten houden met deze situatie door studies te verrichten naar de economische langetermijngevolgen en door deze regio's financieel te ondersteunen om de concurrentiekracht van de Europese bananenproducenten te waarborgen nu de bananenmarkt geleidelijk geliberaliseerd wordt.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor de overeenkomst betreffende de handel in bananen gestemd waarmee definitief een eind komt aan het zestien jaar durende handelsconflict tussen de EU en landen in Amerika over de invoer van bananen. Hoe ernstig de hele situatie wel niet was, blijkt uit het arrest van het Europees Hof van Justitie, dat zich over de discriminerende regeling voor de invoer van bananen in de EU gebogen heeft. Het doet mij deugd dat er voor wat de invoer van bananen betreft, nu eindelijk sprake is van gelijke rechten en dat er nu eindelijk een einde komt aan de ongefundeerde bevoordeling van de voormalige Europese koloniën, een ernstige verstoring van de wereldhandel in bananen. Maar zelfs na de gelijktrekking van de mededingingsvoorwaarden houdt Europa een zwak voor de tot voor kort door hem bevoordeelde bananenboeren in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan. Ter compensatie voor de nieuwe situatie heeft Europa nu een steunpakket in het leven geroepen ter waarde van 200 miljoen euro, teneinde hen te helpen zich voor te bereiden op een grotere concurrentiestrijd. Ik vrees echter dat we vroeger of later onder ogen moeten zien dat de Afrikaanse bananen door hun mindere kwaliteit en hogere productiekosten het uiteindelijk zullen moeten afleggen tegen de Latijns-Amerikaanse bananen. Ik wil verder nog zeggen dat ik hoop dat nu de onderhandelingen over bananen succesvol zijn afgerond tevens gekeken zal worden naar verlaging van de douanetarieven voor andere tropische fruitsoorten, opdat de prijs ervan daalt en de burgers in de hele EU daarvan de vruchten kunnen plukken.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij steunen de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en een aantal Zuid-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. In dit verband zijn wij er voorstander van dat de belangrijkste bananenexporterende ACS-landen naast de normale EU-steun aanvullende steun ontvangen, de zogenaamde "begeleidende maatregelen in de bananensector" (BAM). Wij zijn geen voorstander van het verhogen van de EU-steun aan EU-producenten voor wie de overeenkomst gevolgen heeft (paragrafen 19 en 20 in het voorstel) en in het algemeen zijn wij van mening dat de EU-landbouwsteun geleidelijk afgeschaft moet worden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze aanbeveling over de Overeenkomsten betreffende de handel in bananen gestemd, omdat ik geloof dat de afsluiting van deze overeenkomsten een einde zal maken aan de geschillen binnen de WTO en bij zal dragen tot een stabielere internationale bananenhandel. Ik geloof echter wel dat we rekening moeten houden met de belangen en de bijzondere situatie van de bananenproducenten in de ultraperifere regio's, in de eerste plaats door meer middelen voor het EU-programma voor interne steun POSEI te reserveren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Bananen vormen het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, en het aantal landen dat bananen produceert is vrij beperkt. Van de totale productie is slechts 20 procent bestemd voor de internationale handel. Op 15 december 2009 hebben de EU, een aantal Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten een akkoord bereikt over de invoerrechten op bananen. Daarmee werd een einde gemaakt aan een geschil binnen de WTO, dat vooral ging over de begunstiging, door Europa, van de ACS-landen, ten koste van de bananenproducerende landen in Latijns-Amerika. Het beleid van de Unie is toen herzien en de omvang van de rechten zal worden teruggebracht van 176 euro per ton nu tot 114 euro per ton in 2017. De ACS-landen zullen – hoewel ze een vrijstelling genieten – toch in een slechtere concurrentiepositie komen, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien op sociaal en economisch vlak. De Overeenkomst lijkt enige voordelen op te leveren, maar het is toch van belang dat er een beoordeling wordt voorgelegd van het vermogen van de ACS-landen om een reactie te formuleren op de veranderende markt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie heeft betrekking op de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de bananenhandel (tussen de EU en een aantal Latijns-Amerikaanse landen) en een andere overeenkomst over dezelfde handel (tussen de EU en de Verenigde Staten). Ik heb voor deze resolutie gestemd, niet alleen omdat de Commissie erin opgeroepen wordt duidelijk te maken of het financieringsakkoord een verhoging van de voor ontwikkeling bestemde middelen inhoudt, maar ook omdat er speciale aandacht wordt geschonken aan Europese producenten in de ultraperifere regio die in dezelfde sector actief zijn. Ik denk dan ook aan Madeira, waar de werkloosheid vrij hoog is, en waar deze sector bijdraagt tot de sociale en economische cohesie. Ik hoop daarom dat er meer middelen voor POSEI zullen worden vrijgemaakt, om de Europese bananentelers in staat te stellen om te gaan met de sterkere concurrentie die het gevolg zal zijn van deze akkoorden en de aldus toegenomen liberalisering van de sector.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor het hechten van goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst inzake de handel in bananen met elf Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. Door onze goedkeuring aan de overeenkomst te hechten, heeft het Europees Parlement vandaag een einde gemaakt aan de slepende 'bananenoorlog'. Ik verwelkom het feit dat de overeenkomst voorziet in een financieringsinstrument om hen te helpen de productie te moderniseren en te diversifiëren, teneinde de gevolgen van de overeenkomst voor de armste ACS-landen, waarvan de basiseconomie is gebaseerd op bananen, te verminderen.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Gezien de voorstellen die zijn ingediend, de standpunten van de GUE/NGL ten aanzien van de voorliggende documenten inzake de wijziging van de regels ten aanzien van de toegang van dit agrarisch basisproduct tot de EU-markten, alsook gezien de desbetreffende regels op het vlak van de internationale handel (invoer/uitvoer), wil ik hiermede mijn eigen standpunt uiteenzetten dat overeenkomt met het standpunt van de Tsjechische Republiek ten aanzien van dit onderwerp. De Tsjechische Republiek is voorstander van wijziging van de invoerregelingen waarmee de invoer uit derde landen van dit agrarisch basisproduct minder belast wordt met douanerechten, en is ingenomen met de Overeenkomst van Genève inzake de handel in dit agrarische basisproduct. De teelt van en de internationale handel in dit basisproduct, met name de toegang tot de EU-markt, is voor veel van de landen bij deze overeenkomst een uiterst belangrijke economische activiteit. Er dient daar bij de vormgeving van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dan ook te allen tijde terdege rekening mee te worden gehouden. Overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst kan er nu een zekere stabiliteit ontstaan in deze sector. Dat neemt niet weg dat we terdege oog moeten blijven houden voor de gevolgen voor de betrokken landen, dit in combinatie met de voorspellingen ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen op de langere termijn. Niettegenstaande het feit dat de regels van de internationale handel voorrang hebben, mogen we de relatie van dit belangrijke agrarische basisproduct met de eindconsument niet uit het oog verliezen. Ook is het van groot belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de voedingswaarde van dit voedingsmiddel en dat er in de primaire productiefase terdege rekening wordt gehouden met het milieu. We moeten absoluut oog blijven houden voor de kwaliteit en daar toch eigenlijk wel de voorkeur aan geven boven de kwantiteit.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten zijn niets anders dan het resultaat van de druk die door de grote multinationals in de bananensector is uitgeoefend onder het toeziend oog van de WTO. Hierdoor worden kunstmatige gelijke mededingingsvoorwaarden gecreëerd tussen de bananenexporterende landen. Het bekrachtigt in feite het rampzalige salarisbeleid en de verwoesting van democratie die multinationals als Chiquita en Dole met zich meebrengen in de landen in Latijns-Amerika. Er wordt met geen woord gerept over hun milieumisdaden. Gelijkheid moet in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten tot stand worden gebracht; op een andere manier is gelijkheid niet mogelijk. Tot nu toe heeft de Europese Commissie overal ter wereld onderhandeld over het tegenovergestelde van gelijkheid. Daarom is deze overeenkomst een illusie die deel uitmaakt van een nadelig beleid.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, reden waarom ik verheugd ben over het einde van één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Deze overeenkomst is niet volmaakt, en zal in de toekomst waarschijnlijk wel tot problemen aanleiding geven. Daarom dringen we er bij de Commissie op aan dat er zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020 wordt voorgelegd, zodat we de moeilijkheden die de betrokken landen ondervinden kunnen doorgronden en daarop een reactie kunnen formuleren. Indien nodig zal het POSEI-programma moeten worden aangepast en versterkt.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten maken een einde aan een conflict dat Europa al ruim vijftien jaar tegenover de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen en de Verenigde Staten plaatst, die de voorkeursbehandeling afkeurden die Europa gaf aan export uit de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS).
De Europese Unie gaat van nu af aan haar invoertarieven op bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk verlagen. Bananen uit de ACS-landen blijven echter rechtenvrije toegang tot de Europese Unie hebben. Verder krijgen de belangrijkste bananenproducerende ACS-landen steun uit de begroting van de Europese Unie (tot 200 miljoen euro) om hen te helpen zich te weren tegen de sterke concurrentie uit Latijns-Amerika.
Toch moeten we er goed voor waken dat de overeenkomst niet nadelig uitpakt voor kleine producenten doordat de monopoliepositie versterkt wordt van de grote Amerikaanse multinationals die de bananenmarkt in de landen in Latijns-Amerika in handen hebben. De gevolgen van deze overeenkomsten voor producenten in ontwikkelingslanden en in de ultraperifere gebieden van de Europese Unie moeten worden geëvalueerd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In december 2009 is er een overeenkomst gesloten die een einde heeft gemaakt aan het langdurige bananengeschil tussen de EU en de Wereldhandelsorganisatie. De overeenkomst bevat drie hoofdvereisten waaraan de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Latijns-Amerikaanse landen die bananen leveren, moeten voldoen. Doel is om een aantal vermeende mazen te dichten. Daarnaast verplicht de EU zich ertoe om streng gecontroleerde invoertarieven voor bananen toe te passen. Ik heb mij van stemming onthouden, omdat een aantal punten in het verslag, met name die met betrekking tot de tariefovereenkomsten, niet volledig opgelost konden worden.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) De Overeenkomst van Genève is bedoeld om een einde te maken aan de zogeheten 'bananenoorlog'. Er liggen echter nieuwe conflicten in het verschiet, aangezien de Latijns-Amerikaanse landen een significant hogere reductie van de invoerrechten hebben geëist. Daarnaast proberen veel derde landen om hun bananenproductie vrij van invoerrechten op de Europese markt te brengen onder het mom van een 'klantspecifieke behandeling'. Dit zou tot aanzienlijke schade kunnen leiden. De EU heeft wederom een aantal niet te rechtvaardigen concessies gedaan waarvan uiteindelijk alleen de multinationale bedrijven profijt zullen hebben. Dat zijn de redenen dat ik tegen het onderhavige verslag heb gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van handelsovereenkomsten inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Amerika en de Latijns-Amerikaanse landen is belangrijk om makkelijker te kunnen handelen in het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs. Ik heb voor de tekst van mevrouw Balzani gestemd, omdat overeenkomsten als deze leiden tot toenemende commercialisering en meer differentiatie bij de distributie van bananen, aangezien slechts enkele producerende landen betrokken zijn bij de bananenhandel, die in handen is van enkele multinationals die meer dan 80 procent van de wereldwijde bananenhandel voor hun rekening nemen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze aanbeveling over de overeenkomsten inzake de handel in bananen gestemd, omdat ze een einde maken aan de geschillen binnen de WTO en bijdragen tot stabiliteit op de wereldmarkt voor bananen. Ik geloof intussen wel dat er rekening moet worden gehouden met de bijzondere positie en de belangen van de bananenproducenten in de ultraperifere regio's, in de eerste plaats door extra middelen voor het POSEI-programma beschikbaar te stellen. De situatie in Europa is heel bijzonder, aangezien bananen het op drie na belangrijkste gewas ter wereld is, terwijl er maar een beperkt aantal bananenproducerende landen is. Slechts 20 procent van de wereldproductie wordt internationaal verhandeld.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een slepend geschil, dat het gevolg was van voorkeursbehandeling die de EU aan de invoer van bananen uit de ACS-landen gaf ten opzichte van bananen uit Latijns-Amerika. De overeenkomst houdt in dat de EU haar invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen van de huidige 176 euro per ton tot uiteindelijk 114 euro per ton in 2017, wat uiteraard negatieve gevolgen zal hebben voor de ACS-landen en de ultraperifere regio's van de EU die bananen produceren. Het is dus zaak een zorgvuldige beoordeling uit te voeren van de gevolgen van deze overeenkomst en steunmaatregelen te nemen ten behoeve van de producenten in de ACS-landen en de ultraperifere regio's van de EU. De extra steun voor de ACS-bananenexporteurs, de zogenoemde begeleidende maatregelen voor de bananensector ("Banana Accompanying Measures" – BAM), zijn niet voldoende. Het is ook belangrijk dat we het pakket steunmaatregelen voor de EU-producenten zoals voorzien in de POSEI-begroting aanpassen, om deze producenten te helpen zich aan te passen aan de veranderingen die zich op de wereldmarkt voor bananen zullen voordoen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld en dragen in grote mate bij tot de wereldwijde voedselzekerheid. Desondanks wordt slechts 20 procent van de productie internationaal verhandeld. De handel is bijna volledig in handen van vijf grote multinationals die meer dan 80 procent van de wereldwijde bananenhandel voor hun rekening nemen.
Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een lang aanslepend geschil over het feit dat de ACS-landen tegen gunstige tarieven bananen konden exporteren naar Europa, waardoor de markt ten nadele van de Zuid-Amerikaanse producenten werd verstoord. De wereldwijde bananenmarkt zal dankzij deze overeenkomst voorspelbaarder en stabieler worden, waardoor investeringen in de sector en de groei van de sector worden gestimuleerd.
Het Europees Parlement moet erop toezien dat de Commissie en de Raad initiatieven nemen om de handelspositie van de bananenproducenten te verstevigen; zij moeten het Parlement zo snel mogelijk een beoordeling doen toekomen van de effecten die de overeenkomsten hebben voor bananenproducerende ontwikkelingslanden en regio's aan de rand van Europa. In geen geval mogen de bananenproducerende ACS-landen worden gefinancierd middels de herverdeling van middelen die bestemd zijn voor ontwikkelingssamenwerking.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat de EU ervan wordt beschuldigd de handelsregels te schenden door bananen uit de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) te importeren zonder enige heffing, terwijl zij andere landen zware belastingen oplegt. Ik verwelkom daarom het einde van deze handelsoorlog.
Patrice Tirolien (S&D), schriftelijk. – (FR) Het is onmogelijk om de Overeenkomst van Genève los te zien van de andere overeenkomsten waarover de Commissie daarna heeft onderhandeld. Kort nadat de Overeenkomst van Genève was ondertekend, ontvingen Colombia en Peru een grotere tariefverlaging, waarmee werd bewezen dat deze overeenkomst geen rechtszekerheid biedt en geen einde maakt aan de bananenoorlog, zoals beweerd wordt. Deze gedifferentieerde behandeling heeft Ecuador en Guatemala ertoe aangezet om gelijke behandeling te eisen en te dreigen bezwaar aan te tekenen bij de WTO. Verder is deze overeenkomst zeer nadelig voor een sector die niet alleen talloze banen oplevert in onze ACS-partnerlanden maar ook in de ultraperifere gebieden (UPG). De steun die de Europese Unie verleent aan producenten in de UPG's is berekend op basis van de regels die zijn aangenomen bij de WTO in 2006. Toch is noch op de overeenkomst van december 2009, noch op de overeenkomst met de Andeslanden geanticipeerd in de POSEI. Wat betreft de steun die was bestemd voor ACS-producenten, is het niet voldoende om hen in staat te stellen zich te schikken naar de nieuwe tariefsituatie. Het instemmen met deze overeenkomst staat gelijk aan het steunen van de Commissie in een strategie die niet in de lijn ligt van de inspanningen die de Europese Unie verricht ten gunste van de ultraperifere gebieden en de ACS-landen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het oneens met de wijze waarop deze procedure is afgewikkeld. Er is namelijk geen effectbeoordeling vooraf geweest, terwijl bekend is dat er in bepaalde gebieden van de Europa (bijvoorbeeld de ultraperifere regio's) bananen worden verbouwd. Daarom onthoud ik me bij wijze van protest van stemming, wat ook aansluit bij eerdere stemverklaringen en het standpunt dat ik steeds heb uitgedragen.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid.
In december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een van de langst aanslepende en hevigste geschillen in de recente geschiedenis van het multilaterale handelsstelsel. Over het EU-invoerbeleid voor bananen werd al tien jaar ruzie gemaakt in de Wereldhandelsorganisatie, waarbij de EU tegenover verscheidene Latijns-Amerikaanse bananenproducenten en de VS stond.
We mogen echter niet voorbijgaan aan de mogelijkheid dat de wijziging van de invoertarieven die uit de overeenkomst voortvloeit, negatieve gevolgen heeft voor de inkomsten van de Europese bananenproducenten. Daarom dring ik er bij de Commissie op aan dat zij de komende maanden een serieuze, onafhankelijke effectbeoordeling uitvoert om na te gaan welke negatieve gevolgen en consequenties de Europese bananenproducenten mogelijk zullen ondervinden als de overeenkomst van kracht wordt, en dat zij zo nodig de ondersteuning in het kader van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (POSEI) verhoogt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor het verslag over het voorstel tot intrekking van de verordening van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Volgens de EU-invoerregeling voor bananen mocht elk jaar 775 000 ton bananen uit de ACS-landen vrij van invoerrechten in de EU worden ingevoerd, terwijl voor alle andere exporteurs (leveranciers uit meest begunstigde naties (MBN's)) een tarief van 176 EUR per ton gold. Volgens veel Latijns-Amerikaanse landen was deze invoerregeling onwettige discriminatie ten gunste van bananen uit de ACS-landen en een inbreuk op de WTO-regels inzake kwantitatieve beperkingen. De overeenkomst houdt in dat de EU haar invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen tot uiteindelijk 114 EUR per ton. De overeenkomst houdt ook in dat de Latijns-Amerikaanse bananenexporteurs alle klachten tegen de EU bij de WTO intrekken: "zodra de WTO de nieuwe tarievenregeling van de EU certificeert, zullen de Latijns-Amerikaanse bananenexporterende landen al hun geschillen met de EU over bananen bij de WTO beëindigen en alle eisen die zij tegen de EU hadden ingediend nadat nieuwe lidstaten tot de EU waren toegetreden of toen de EU haar bananentarief in 2006 wijzigde, intrekken" en zullen zij tijdens de Doharonde geen verdere tariefverlagingen vragen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over douanerechten op bananen gestemd. Het is bedoeld om de toepassing van de invoerrechten zoals die in de overeenkomst van Genève zijn vastgelegd mogelijk te maken. De sluiting van die overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een lang slepend geschil binnen de WTO, die het gevolg was van voorkeursbehandeling die de EU aan de invoer van bananen uit de ACS-landen gaf ten opzichte van bananen uit Latijns-Amerika. De overeenkomst houdt een herziening van het EU-beleid in, met een geleidelijke verlaging van de invoertarieven (van de huidige 176 euro per ton tot uiteindelijk 114 euro per ton in 2017). Aansluitend op de ondertekening van de Overeenkomst van Genève zullen er een aantal wetswijzigingen moeten worden doorgevoerd om de tenuitvoerlegging van die overeenkomst mogelijk te maken. Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen, waarbij het thans toegepaste tarief van 176 EUR per ton is vastgesteld, zal moeten worden ingetrokken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De op de bananenhandel toepasselijke invoertarieven zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad. Deze wetgeving moet nu worden ingetrokken, aangezien de onderhandelingen tussen de EU en de bananenproducerende landen een reeks nieuwe akkoorden – inzonderheid de Overeenkomst van Genève – hebben opgeleverd, waarmee een einde is gekomen aan een lang lopend geschil binnen de WTO. Het is niet mogelijk gebleken totale overeenstemming te bereiken, maar ik ben toch heel tevreden over deze stap voorwaarts en de definitieve verbintenis van de EU op dit punt. Met die verbintenis gaan we de volgende onderhandelingsronde in. Ik ben het volledig eens met de intrekking van het invoertarief zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze overeenkomst toont aan hoe machtig de multinationals zijn en welke rol de WTO speelt bij het behartigen van de belangen van deze multinationals. Ze maakt ook duidelijk dat ook de EU zich steeds weer als instrument voor de transnationale monopolies laat gebruiken. De Amerikaanse multinationals, die nu al 80 procent van de wereldhandel in bananen beheersen (en dat zijn de belangen die de Commissie met deze overeenkomst in toom beweerde te houden) zullen hun marktaandeel zien toenemen.
Deze zelfde multinationals worden nu beschuldigd van schendingen van de mensenrechten, het innemen van land dat aan inheemse gemeenschappen behoort en het bevorderen van arbeidsomstandigheden die in de buurt van slavernij komen. En dat alles om intensieve, ecologisch niet duurzame landbouwmethoden te verspreiden. Deze Overeenkomst houdt een bedreiging in voor duizenden kleine en middelgrote producenten, zowel in ACS-landen als in Europa. De rapporteur geeft dat zelf toe.
Op het altaar van de vrijhandel worden steeds weer offers gebracht: kleine en middelgrote producenten, sociale en arbeidsrechten en zelfs milieubehoud. Al deze zaken zijn in de officiële discussies niet meer dan hete lucht: deze rechten en principes worden immers elke dag weer met voeten getreden. Dat zien we ook nu weer gebeuren.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd over het voorstel voor intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Deze is nodig vanwege de keuze om in te stemmen met de overeenkomst inzake de handel in bananen, die is bereikt in de WTO.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het toegeven aan de chantage door de multinationals en het met terugwerkende kracht terugbetalen van invoerrechten is een misstap. De Europese Unie zou het fatsoen moeten hebben om de miljoenen die zij in deze kwestie pompt te gebruiken om het lijden te verzachten van de overzeese volkeren, die het slachtoffer zullen worden van deze overeenkomsten op hetzelfde moment dat zij getroffen worden door de crisis.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd dat er een einde is gekomen aan één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Nu deze overeenkomst is gesloten, dienen we Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad aan te passen. Deze verordening moet worden ingetrokken om de in de overeenkomst vastgelegde verlaging van de invoertarieven van de huidige 176 euro per ton tot 114 euro per ton in 2017 mogelijk te maken.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Uit het overweldigende 'enthousiasme' waarmee leden van dit Parlement de stemming over de tariefverlaging voor uit Latijns-Amerika ingevoerde bananen tegemoet traden, bleek dat veel collega's niet begrijpen hoe belangrijk deze kwestie voor de Europese Unie is. Elk jaar keuren we een begroting goed waarin financiering is opgenomen voor financiële hulp, inclusief hulp aan Latijns-Amerikaanse landen. Als we nu de invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika verlagen, zal dit product concurrerender worden. Dat betekent dat het aantal gekweekte bananen zal toenemen, en dat er extra banen zullen worden gecreëerd. Daardoor zal de financiële hulp aan Latijns-Amerikaanse landen kunnen worden verlaagd. Dat betekent dat de Europese Unie aanzienlijk zal besparen op de fondsen ten dienste van de betrekkingen met ontwikkelingslanden. Dat is echter al het volgende punt. Ik heb dit initiatief bewust ondersteund, in alle ernst.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs. In 2008 kochten alleen al de consumenten in de EU ruim 5,4 miljoen ton bananen. De EU wordt echter met een probleem geconfronteerd, aangezien vijf grote multinationals meer dan 80 procent van alle internationaal verhandelde bananen controleren. Een geschil tussen de EU en de Wereldhandelsorganisatie dat zich tientallen jaren heeft voortgesleept en dat betrekking had op de voorkeursbehandeling die de EU gaf aan de invoer van bananen van de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) in vergelijking met Latijns-Amerikaanse landen, is nu eindelijk opgelost door de overeenkomst die in december 2009 is gesloten. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat niet gegarandeerd kan worden dat er op adequate wijze rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van alle betrokkenen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Balzani over de intrekking van de verordening van de Raad van 2005 inzake de invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika gestemd. Dit onderwerp is ook in de Wereldhandelsorganisatie besproken, waar de Latijns-Amerikaanse landen de verordening over de EU-invoerregeling discriminerend en onwettig achtten. Hierin werden invoerrechten opgelegd aan Zuid-Amerikaanse landen en golden gunstige regels voor de ACS-landen. Het was mijn plicht om voor de intrekking van een verordening te stemmen die alleen maar voor internationale geschillen heeft gezorgd en die daarmee het productie- en handelsklimaat in de betrokken landen gedestabiliseerd heeft. De nieuwe overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor verslag A7-0003/2011 gestemd, maar vind wel dat er een effectbeoordeling moet worden voorgelegd van de gevolgen voor de ultraperifere regio's. In veel van die regio's is de bananenteelt voor de lokale economie immers van doorslaggevende betekenis. Het POSEI-programma wordt thans herzien, en de Commissie dient nu te onderzoeken welke negatieve gevolgen de overeenkomst in voornoemde regio's teweeg zal brengen. De Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerikaanse landen (Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela) behelst een verlaging van de invoerrechten op bananen. Die verlaging moet in 2017 gerealiseerd zijn. De Europese wetgeving dient te worden aangepast, door intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Deze overeenkomst is gericht op de geleidelijke liberalisering van de sector en de opening van de Europese markt voor ingevoerde bananen, wat beslist negatieve gevolgen zal hebben voor de interne Europese bananenproductie. We moeten daarop voorbereid zijn.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid. In de meeste bananenproducerende landen is de productie echter uitsluitend voor de binnenlandse en soms voor de regionale markt bestemd, terwijl slechts 20 procent van de wereldproductie internationaal wordt verhandeld. Uit de gegevens van het verslag blijkt dat de consumenten in de EU in 2008 ruim 5,4 miljoen ton bananen kochten. De EU importeerde bijna 90 procent van de bananen die zij consumeerde (72,5 procent uit Latijns-Amerika en 17 procent uit de ACS-landen [Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan]). Ik ben dan ook overtuigd van het belang van deze overeenkomst en benadruk nogmaals dat ik voor de sluiting ervan heb gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 31 mei 2010 is de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen gesloten tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela. Deze overeenkomst behelst een geleidelijke verlaging van de invoerrechten op bananen uit de genoemde landen. De eerste verlaging is met terugwerkende kracht toegepast vanaf 15 december 2009, de datum waarop de overeenkomst werd geparafeerd, en daarmee is het tarief gedaald tot 148 euro per ton. Het tarief zal nu zeven jaar lang elk jaar verder worden verlaagd. Deze verlagingen kunnen evenwel gedurende maximaal twee jaar bevroren worden, als er in bij de Doha-onderhandelingsronde een vertraging optreedt bij het bereiken van een overeenkomst over de modaliteiten voor landbouwproducten. Het uiteindelijke tarief – 114 euro per ton – dient uiterlijk op 1 januari 2019 te zijn bereikt. Aansluitend op deze overeenkomst zal Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005 inzake de invoertarieven voor bananen, waarbij het thans toegepaste tarief van 176 EUR per ton is vastgesteld, moeten worden ingetrokken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De internationale Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerikaanse landen (Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela) behelst een verlaging van de invoerrechten op bananen. Die verlaging moet in 2017 gerealiseerd zijn.
De Europese wetgeving dient te worden aangepast, door intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Daar wordt vandaag over gestemd. De hierboven genoemde overeenkomst is gericht op de geleidelijke liberalisering van de sector en de opening van de Europese markt voor ingevoerde bananen. Dat zal beslist negatieve gevolgen hebben voor de interne Europese bananenproductie.
De Commissie moet spoedig een effectbeoordeling voorleggen van de gevolgen van deze overeenkomst voor de ultraperifere regio's, waaronder ook Madeira, de regio waar ik vandaan kom. De bananenteelt is voor de economie van een aantal ultraperifere regio's van essentieel belang. De status van deze regio's is in het Verdrag van Lissabon vastgelegd. Ik meen dat er met een verwijzing naar die status in de toekomst wijzigingen moeten worden aangebracht in het POSEI-programma.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik keur dit verslag goed, omdat het duidelijk maakt dat het verwijderen van afval van elektrische en elektronische apparatuur op een efficiëntere wijze moet worden georganiseerd. De statistieken lijken gunstig: volgens de gegevens wordt 85 procent van dit type afval ingezameld. Als je echter het aantal verkochte apparaten vergelijkt met het aantal ingezamelde apparaten, dan zie je dat maar 65 procent wordt ingezameld. Het merendeel van dit soort gegevens wordt niet doorgegeven aan de autoriteiten of naar behoren verwerkt.
Ik onderschrijf het idee dat de tenuitvoerlegging van de Richtlijn tot een verhoging van het percentage ingezameld en gerapporteerd afval kan leiden. Dat geldt niet alleen voor het inzamelingspercentage: ook de doelstellingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor inzameling (en dus ook de verantwoordelijkheid van de consumenten in dezen) zullen zo gemakkelijker worden behaald. De toepassing van de Richtlijn zal ook meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afval dient te worden ingezameld, verwerkt en gerecycled. Ook zal duidelijker worden welke kosten er aan inzameling en behandeling zijn verbonden.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Of het nu op economisch of op ecologisch gebied is, de verwerking van afval is een belangrijke kwestie geworden in onze consumptiemaatschappij. De recycling van afval in Europa heeft een prominente plaats gekregen in deze vergaderperiode: met de richtlijn over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en de resolutie over het beheer van afvalstoffen in Campanië hebben we ons uitgesproken over een zowel technisch als politiek onderwerp. Niemand zal er verbaasd over zijn dat we elk jaar meer elektrisch en elektronisch afval produceren. De producten in kwestie zijn namelijk allemaal producten die we in ons dagelijks leven gebruiken (telefoons, televisies, computers, enzovoort). Naar schatting wordt momenteel slechts een derde van de negen miljoen ton elektrisch en elektronisch afval die jaarlijks wordt geproduceerd gerecycled. Deze richtlijn is bedoeld om dat percentage omhoog te krijgen en een einde te maken aan de verspilling, hoewel de verantwoordelijkheid ook meer bij de producenten moet worden gelegd. Daarom vragen wij de lidstaten om erop toe te zien dat de producenten de inzameling en verwerking van de te recyclen producten voor hun rekening nemen. Consumenten, die reeds een aanzienlijke bijdrage leveren aan afvalbeheer, moeten hierbij begeleid en geholpen worden door winkeliers en de verkopers van de producten.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is naar mijn mening van het allergrootste belang voor een geglobaliseerde economie.
In het licht van het verslag wijs ik erop dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) de snelst groeiende afvalstroom in de EU vormt. In de geldende AEEA-richtlijn is bepaald dat de lidstaten elektrische en elektronische apparatuur gescheiden inzamelen en zijn doelstellingen opgenomen voor de inzameling en het hergebruik.
In het kader van de herziening van de richtlijn zijn er verschillende problemen aan het licht gekomen op het gebied van de toepassing. In het bijzonder gaat het daarbij om de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn. Uit ervaring is gebleken dat de lidstaten de richtlijn zeer verschillend interpreteren en toepassen en dat het niet mogelijk is om een definitieve lijst van producten vast te stellen, omdat de markt van elektrische en elektronische apparatuur constant verandert, zodat de richtlijn constant zou moeten worden herzien zonder ooit volledig te zijn.
Daarom is het in mijn ogen essentieel om de AEEA-richtlijn verder te harmoniseren en de administratiekosten die KMO's in deze sector te maken, te reduceren, zonder het niveau van milieubescherming te verlagen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst. Volgens een effectbeoordeling van de Commissie wordt op dit moment al 85 procent van het beschikbaar komende elektronische afval ingezameld. Vergelijkt men de ingezamelde hoeveelheid met het aantal apparaten dat op de markt wordt gebracht, dan wordt 65 procent van de verkochte apparaten nadien weer ingezameld. Wel is het zo dat deze gegevens over ingezamelde hoeveelheden niet officieel openbaar worden gemaakt en grotendeels ook niet op de juiste wijze worden behandeld: slechts 33 procent van de oude apparatuur wordt overeenkomstig de eisen van de richtlijn officieel aangemeld, verzameld en behandeld. Het belangrijkste punt van deze herziening van de richtlijn is daarom deze percentages te verhogen. Een belangrijk beginpunt bij het voorkomen van illegale overbrenging vormen de lidstaten. Zij moeten immers zorgen voor de omzetting en in het bijzonder de uitvoering en de controle van de richtlijn. Tot dusver is er sprake van een illegale overbrenging op grote schaal van elektrisch en elektronisch afval naar landen buiten de EU. Maar al te vaak worden oude apparaten ten onrechte als gebruikte, maar nog wel functionerende producten gedeclareerd en als zodanig uit de Europese Unie geëxporteerd. Om deze reden moet deze richtlijn het mogelijk maken eenvoudiger onderscheid te maken tussen afgedankte en gebruikte apparaten.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor dit verslag over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, een uitermate actuele problematiek. Enerzijds zitten we met het probleem dat indien er niet op verstandige wijze met deze afgedankte apparatuur wordt omgesprongen dit onvermijdelijk schade oplevert aan het milieu en de volksgezondheid. Anderzijds hebben we in dit verband te maken met het probleem van verlies aan grondstoffen, een sleutelelement in de gemondialiseerde economie. Volgens de beschikbare gegevens wordt tegenwoordig 85 procent van het elektronische afval gerecycleerd. Daarbij dient echter te worden aangetekend dat slechts 33 procent van dit afval officieel wordt geregistreerd en overeenkomstig de bepalingen van de EU-richtlijnen verwerkt. Ik kan mij niet onvoorwaardelijk vinden in het standpunt van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Zij zegt dat de kosten van inzameling, verwerking, gebruik en milieuvriendelijke verwijdering van afval uit elektronische apparatuur gedragen dienen te worden overeenkomstig het beginsel van "de vervuiler betaalt". Ik ben juist van mening dat de producenten, de detailhandel en de consumenten niet betalen moeten voor de inzameling van het afval en afvoer van de voordeur naar de inzamelingsplaats. Ik vind dat de verantwoordelijkheid hiervoor primair bij de gemeentelijke overheden moet blijven liggen. Ook zie ik helemaal niet in wat er zo slecht is aan het feit dat producenten de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de consument een overzicht te geven van de kosten van inzameling en recycling van het product in kwestie. Ik acht het juist een goede zaak dat de consument kan worden geïnformeerd over de kosten daarvan en aldus aangezet wordt tot meer verantwoord, milieubewust gedrag.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en het hergebruik en de recycling van zulke apparaten zijn een voorwaarde voor een duurzame productie en consumptie. Het is van fundamenteel belang dat we de hoeveelheid te verwijderen afval verminderen en zo bijdragen tot een efficiënt hulpbronnengebruik. Ik roep op tot een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Gescheiden inzameling is een voorwaarde voor het verwezenlijken van de gewenste bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Alleen zo kunnen we garanderen een dat AEEA de geëigende behandeling of recyclingsbestemming krijgen. Ik roep de consumenten op om actief bij te dragen tot het succes van deze inzameling. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet.
Jorgo Chatzimarkakis (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het volledig eens met de doelstelling van deze richtlijn en ben overtuigd van de noodzaak van afvalscheiding om de gevolgen voor het milieu te beperken en te zorgen voor meer hergebruik. Om dit te bereiken zijn er twee veranderingen nodig: gebruikte huishoudelijke apparaten moeten volgens de voorschriften worden verwijderd en de verwerking moet beter worden geregeld. In de richtlijn worden beide veranderingen behandeld vanuit doelstellingen die ik volledig deel.
Toch vind ik het nodig om enkele punten van kritiek te noemen. In de eerste plaats zijn de doelstellingen te ambitieus en kunnen deze contraproductief werken. Bovendien denk ik dat de verwijderingskosten onderdeel moeten zijn van een breder stelsel van stimulansen en straffen, dat transparant moet zijn voor wie de kosten moeten dragen. Afgezien daarvan worden enkele cruciale punten behandeld. Zo ben ik van mening dat de consumenten zo effectief mogelijk moeten worden geïnformeerd om wanpraktijken als gevolg van verkeerde informatie te voorkomen. Gezien de doelstellingen en de opzet van de richtlijn steun ik de aanneming ervan.
Ik ben er echter van overtuigd dat er ruimte is om details die wat mij betreft verbetering behoeven, nog te wijzigen, waarbij ik vooral doel op de extra kosten die handelaren kwijt zijn bij de inzameling van kleine afgedankte apparaten. Dergelijke wijzigingen gaan gepaard met compromissen tussen de kwaliteit van het milieu en het behoud van onze levenswijze.
Jurgen Creutzmann (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik ben van mening dat de producenten op Europees niveau een belangrijke rol moeten spelen bij de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA). Men moet niet vergeten dat de verwerking van AEEA een belangrijke bron is van secundaire grondstoffen, zodat de producenten de consument moeten aanmoedigen om zoveel mogelijk aan dit proces deel te nemen. Een verantwoordelijke benadering door de producenten stimuleert de innovatie en draagt op lange termijn bij aan het concurrentievermogen, doelstellingen die overeenkomen met de Europa 2020-strategie.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten efficiënter moet plaatsvinden, gezien de onvoldoende resultaten tot nu toe en aangezien deze afvalstroom snel in omvang toeneemt. Door het wijzigen van de huidige richtlijn kan het inzamelingspercentage worden verbeterd, zal de wetgeving inzake illegale export worden verbeterd en zullen de verantwoordelijkheden met betrekking tot de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten beter worden verdeeld. Naast de voordelen voor het milieu zal deze wijziging ook een positief sociaaleconomisch effect hebben. Er worden namelijk nieuwe banen gecreëerd in de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparaten.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over afval van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, omdat hierin voorstellen worden gedaan die kunnen bijdragen tot een verlaging van de administratieve kosten en een betere bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen van elektrische en elektronische apparatuur. De maatschappij zal daar baat bij ondervinden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De hoeveelheid afval van elektrische en elektronische apparatuur is in de gehele Unie exponentieel toegenomen. Behandeling en herbestemming van deze apparaten is nu in heel Europa een belangrijke kwestie geworden. Het gaat niet alleen om de menselijke gezondheid en het milieu. Het niet hergebruiken van grondstoffen leidt tot inefficiëntie en extra kosten voor het productiesysteem, en we kunnen daar iets aan doen door de materialen die in deze apparaten zijn verwerkt beter te gebruiken.
We weten nu meer over de producten die onder deze richtlijn vallen. En nu hoop ik dat de Europese Unie verstandiger gebruik gaat maken van elektronische en elektrische apparaten en toestellen, en dat deze op een milieuvriendelijke en maatschappelijk verantwoorde wijze hergebruikt zullen worden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het vaststellen van regels en duidelijke doelstellingen voor het beheer van afval afkomstig van elektrische en elektronische apparaten is een voorwaarde voor de duurzame consolidatie van de interne markt en een betere kwaliteit van het milieu in de Europese Unie. We kunnen zo ook strategische grondstoffen recupereren. Het is van groot belang dat we de beschikbare hulpbronnen beter gebruiken, zeker nu we beseffen dat de grondstoffen schaars zijn. We moeten daarom profiteren van de rijkdom of de meerwaarde die dit afval voor de economie kan inhouden. We zien dat de hoeveelheid ingezamelde AEEA per lidstaat sterk verschilt – van 16 kilo per hoofd van de bevolking tot slechts één kilo. Het is dus zaak een sterkere harmonisering te betrachten. Een minimum van 4 kilo per hoofd lijkt volkomen redelijk, en dat al in 2012. In een ontwikkeld Europa moet het toch mogelijk zijn om in 2016 tot 85 procent van de elektrische en elektronische apparaten in te zamelen (zoals in het voorstel dat ik aan de Commissie milieubeheer heb voorgelegd en dat is goedgekeurd) en tussen de 50 en 75 procent van deze apparaten te recyclen. Ik wijs in dit verband op het voorstel dat ik de commissie heb voorgelegd (en dat aangenomen is) om de lidstaten elk jaar gegevens te laten indienen over de omvang van de AEEA-inzamelingen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De stroom afval van elektrische en elektronische apparatuur in de Europese ruimte is enorm toegenomen. Met dat gegeven voor ogen wordt er een voorstel tot wijziging van de nu geldende, uit 2002 daterende richtlijn voorgelegd. Inzameling en verwerking van elektrische en elektronische apparatuur is heel belangrijk en hoogst noodzakelijk, niet alleen vanwege de gevolgen die dit type afval kan hebben voor het milieu en de volksgezondheid, maar ook omdat er secundaire grondstoffen verloren kunnen gaan. Als het afval niet wordt ingezameld en verwerkt zou dat tot grote problemen kunnen leiden. Bijna 85 procent van de geproduceerde elektrische en elektronische apparaten worden in de EU al ingezameld. Het is echter ook zo dat er illegale transporten van dit soort afval naar plaatsen buiten de EU worden georganiseerd, wat betekent dat de rol van de EU bij het toezicht en het beheer van de inzameling en verwerking versterkt moet worden.
Dit voorstel voor een richtlijn noemt een aantal mogelijke benaderingen die de lidstaten kunnen volgen, van de beperking van de kring van degenen die oude apparatuur mogen inzamelen over de verhoging van het aantal inzamelingsplaatsen tot aan de verplichting voor de producenten systemen in het leven te roepen die de consumenten moeten stimuleren hun oude apparaten in te leveren. Wat daarvan zij: het doel is steeds meer afval te recyclen en opnieuw te gebruiken. Daarom hebben wij voor dit verslag gestemd.
Adam Gierek (S&D), schriftelijk. − (PL) Elektrisch en elektronisch afval worden op volledig verschillende manieren gerecycled. Elektrisch afval wordt ontmanteld en vervolgens gerecycled. Elektronisch afval wordt daarentegen na ontmanteling meestal chemisch verwerkt. Beide groepen verschillen sterk in gewicht. Dit leidt ertoe dat het inzamelingsgewicht met elektrisch afval wordt verhoogd, terwijl het elektronische afval, dat veel goud, zilver en zeldzame aardmetalen bevat, vaak terechtkomt op de vuilnisbelt. Vooruitgang op het gebied van elektrische en elektronische apparatuur betekent een langere levensduur, lichtere toestellen dankzij verkleining en minder energieverbruik. In deze richting zou een deel van onze innovatieactiviteiten moeten gaan, zoals het ontwerpen van toestellen die makkelijker kunnen worden ingezameld.
Helaas stimuleren de bepalingen van deze richtlijn innovatie niet en nemen de afvalstromen in een alarmerend tempo toe. Om innovatie wel te stimuleren moet de fabrikant of de importeur die het product op de markt brengt op gepaste wijze worden belast. De middelen die dit oplevert kunnen vervolgens worden gebruikt door innovatieve MKB's die zich commercieel bezighouden met het terugwinnen van secundaire grondstoffen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Deze richtlijn verplicht de lidstaten om administratieve inzamelings- en verwerkingsprocessen te organiseren voor zeer diverse en complexe technische structuren die bovendien zeer moeilijk te recyclen zijn. Deze producten komen in bepaalde landen op de markt en moeten daar worden onderworpen aan marktwerking. Helaas worden de marktmechanismen voor het recyclen van gebruikte producten niet goed ingezet en daarom moet deze ontwerpresolutie worden verbeterd. Ik heb me dan ook van stemming onthouden.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de richtlijn, omdat het absoluut noodzakelijk is dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt ingeleverd en gerecycled.
Het Europees Parlement hanteert echter dubbele standaarden door te bepalen dat alle elektrische en elektronische apparatuur, met inbegrip van lampen en kleine apparatuur voor lichaamsverzorging, zoals scheerapparaten en elektrische tandenborstels, binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen, terwijl fotovoltaïsche modules worden vrijgesteld.
Hoewel zonne-energie moet worden aangemoedigd, bevatten fotovoltaïsche modules materialen die minstens even schadelijk voor het milieu zijn als een elektrische tandenborstel.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Burgers hebben het recht te weten of de prijs van een nieuw product ook de inzamelings-, verwerkings- en verwijderingskosten van dat product omvat en dit zou duidelijk op het product vermeld moeten worden. Het spijt mij dat deze bepaling het vandaag in het Parlement niet heeft gehaald en ik zal er in het vervolg van de onderhandelingen voor vechten dat deze zichtbare bijdrage aan het milieu wordt gehandhaafd in de lidstaten waar dat reeds gebruikelijk is.
Van de negen miljoen ton elektrisch en elektronisch afval die ieder jaar in Europa wordt geproduceerd, wordt slechts een derde op de juiste wijze ingezameld en verwerkt. Het is dan ook dringend noodzakelijk hergebruik, recycling en de nuttige toepassing van die afvalberg te stimuleren.
De lidstaten zouden er ook op moeten letten dat winkeliers geschikte inzamelingssystemen en bewustwordingscampagnes opzetten voor bepaalde soorten vaak voorkomend afval, zoals gebruikte mobiele telefoons die vandaag de dag nog niet voldoende worden teruggehaald.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Wij moeten een ambitieus systeem voor het beheer van elektrisch en elektronisch afval opzetten, waarbij zowel de overheid en het bedrijfsleven als de consument hun verantwoordelijkheid zullen moeten nemen. Uiteraard moeten, om dit zo goed mogelijk te laten verlopen, de administratieve lasten die op alle betrokken partijen rusten, worden verlicht. Ik ben in het bijzonder voorstander van de strenge regels die zijn opgesteld tegen de illegale uitvoer van mogelijk gevaarlijk afval naar ontwikkelingslanden. De bal ligt nu bij de Raad, die moeite lijkt te hebben in te stemmen met de doelstellingen die we hebben gesteld.
Nadja Hirsch (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb ingestemd met dit voorstel, omdat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur de afvalstroom vormt die het snelst in omvang toeneemt. Enerzijds moet rekening worden gehouden met de consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt, anderzijds betekent het feit dat grondstoffen verloren gaan een groot probleem. Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is van het allergrootste belang voor een economie die zich over de gehele wereld uitstrekt. Een intensievere inzameling van afgedankte apparatuur en een juiste behandeling daarvan overeenkomstig de richtlijn vormt daarom een grote uitdaging en noodzaak. We moeten de geschikte inzameling en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur overwegen en bevorderen, omdat afdoende maatregelen helpen evenwichtige economische groei te bevorderen zonder schade te berokkenen aan het milieu en een schone en gezonde omgeving voor onze burgers. Ik deel de mening dat niet alleen producenten en lidstaten, maar ook wij consumenten moeten bijdragen aan de totstandbrenging van een schone en gezonde omgeving en in aanzienlijke mate verantwoordelijkheid moeten delen om erop toe te zien dat oude apparatuur op de juiste wijze wordt verwijderd. Te veel apparaten blijven of vergeten en ongebruikt in lades en kasten liggen of belanden illegaal in de huisvuilcontainer. De lidstaten moeten gebruik maken van alle beschikbare middelen om ambitieuze inzamelingspercentages te halen, hoewel de genoemde doelstellingen niet eenvoudig haalbaar zijn. Dat de taak mogelijk is, wordt duidelijk uit de percentages die in sommige landen al behaald worden. Als we in de toekomst een hoog consumptieniveau willen handhaven, moet we verantwoordelijker omgaan met het resterende natuurlijke kapitaal en dit niet verspillen.
Holger Krahmer (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een richtlijn waarover wij vandaag stemmen betreft de herziening van de AEEA-richtlijn, die voorschrijft dat de lidstaten afgedankte elektrische en elektronische apparatuur afzonderlijk inzamelen en die voorziet in streefcijfers voor de nuttige toepassing en recycling ervan, zoals het streven dat tegen 2016 65 procent van de AEEA wordt ingezameld. We weten allemaal dat efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen van het allergrootste belang is voor een geglobaliseerde economie. Iedereen die op de markt actief is, is hiervoor verantwoordelijk, van de publieke autoriteiten tot de consumenten en producenten. De producenten spelen een cruciale rol, daar voor hen de producentenverantwoordelijkheid geldt, maar ook de consumenten zijn verantwoordelijk voor een verwerking van afgedankte apparatuur volgens de voorschriften. Daarnaast vind ik het van essentieel belang dat wij naast het tonen van onze bereidheid om de richtsnoeren van de Commissie te volgen, ook voorkomen dat producenten worden opgezadeld met administratieve lasten en dat aan producenten, distributeurs en wederverkopers overdreven zware eisen worden gesteld.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik denk dat we moeten aandringen op strengere normen voor de verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur. Op dit moment is er niet alleen in de Europese Unie, maar wereldwijd een probleem met het organiseren van recycling van gebruikte apparatuur. Inzameling en transport van afgedankte apparatuur moet gescheiden worden, om optimaal hergebruik, optimale recycling en reductie van gevaarlijke stoffen te garanderen. Dit is voor de burger van groot belang. Het is goed dat we dit onderwerp behandelen, want het wordt veel besproken op regionaal en lokaal niveau. Het is belangrijk dat we spreken over de monitoring van dit probleem en ik heb dan ook voor het verslag van Karl-Heinz Florenz gestemd.
Johannes Cornelis van Baalen, Toine Manders en Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − De VVD in het Europees Parlement heeft vandaag tegen een aantal amendementen in het verslag over afgedankte elektrische en elektronische apparaten gestemd. Wij zijn tegen maatregelen die kleine winkels de verplichting opleggen onbeperkt kleine apparaten in te nemen, zonder dat de consument hierbij een nieuw vergelijkbaar apparaat moet aanschaffen. Naar de mening van de VVD zou het bestaande inzamelpotentieel beter kunnen en moeten worden benut in plaats van nieuwe onwerkbare en onrealistische verplichtingen op te leggen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat nieuwe doelstellingen introduceert om een einde te maken aan het wegsijpelen van toxische chemische stoffen uit afgedankte elektrische apparatuur in het milieu.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, dat tot doel heeft de op dit moment van kracht zijnde tekst te verbeteren. Het opstellen van zo doeltreffend mogelijke criteria is noodzakelijk met het oog op de groeiende productie van deze apparaten en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en het milieu als deze apparaten aan het eind van hun leven niet naar behoren worden verwerkt. Wij vragen nieuwe doelstellingen te formuleren voor de inzameling, de recycling en het hergebruik van afval, dat deels interessant is vanwege de herbruikbare grondstoffen die erin zitten. Dit afval moet dus worden verwerkt en niet, zoals nu gebeurt in vaak gevaarlijke omstandigheden, naar ontwikkelingslanden worden geëxporteerd. Met meer inspecties hopen we de hoeveelheid elektronisch afval die ten onrechte wordt aangegeven als zijnde 'geschikt voor hergebruik', te beperken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De economische groei en de voortdurende ontwikkeling van elektrische en elektronische apparatuur hebben voor een groot probleem gezorgd: de verwerking van het afval van deze apparaten. Het gaat hier om een aantal problemen op het gebied van het milieu, de volksgezondheid en de economie. Die problemen nemen toe door een crisis die gevolgen heeft voor de kosten van de verwerking van dit type afval. We zullen dus oplossingen moeten vinden voor de omgang met dit afval, maar wel zo dat ze de nodige duurzame groei van de economieën in de EU niet belemmeren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor de wetgevingsresolutie over het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking) gestemd omdat ik voor maatregelen ben die bijdragen aan een duurzame productie en een duurzaam gebruik van elektrische en elektronische apparatuur. Dat neemt niet weg dat deze maatregel weinig meer is dan een lapmiddel dat de problemen toedekt die gepaard gaan met de torenhoge consumptie die het destructieve kapitalistische productiemodel in stand houdt en met de onophoudelijke productie gebaseerd op het creëren van niet-bestaande behoeften. Ik ben voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing van dit soort afval. Verder ben ik het er mee eens wat in het verslag staat over de behoefte aan preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en de terugwinning van strategische grondstoffen. Ik heb voor deze resolutie gestemd, maar ik ben wel van mening dat we moeten inzetten op regulering van de kwaliteit van elektrische en elektronische apparatuur. Tevens moet er een verbod komen op productietechnieken die gericht zijn op een geplande veroudering en moet reparatie van dergelijke producten juist gestimuleerd worden.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur blijft ieder jaar toenemen en als het afval niet naar behoren wordt verwijderd of verwerkt, brengt het een groot aantal problemen voor de gezondheid en het milieu met zich mee. Al die apparaten, computers, televisies, mobiele telefoons en huishoudelijke apparaten leiden tevens tot verspilling van soms zeldzame grondstoffen. Vandaag de dag wordt slechts een derde van dit afval op de juiste wijze ingezameld en verwerkt. Die hoeveelheid moet snel toenemen.
In de voorgestelde tekst worden verschillende aspecten behandeld om tot een goede verwijdering van elektrisch en elektronisch afval te komen, waaronder het inzamelingspercentage (85 procent ingezameld afval), het inzamelingsstreefcijfer, het stimuleren van consumenten om actief bij te dragen, het soort apparatuur en normen op het gebied van inzameling, verwerking en recycling. Het is van even groot belang om de illegale uitvoer van afval naar landen buiten de Europese Unie, en met name naar ontwikkelingslanden, een halt toe te roepen. Door het aantal inzamelpunten uit te breiden, kunnen burgers hun afval makkelijker wegbrengen. Dat is een extra stap in de richting van de bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De S&D-Fractie en ik hebben voorgestemd, omdat het duidelijk is dat de hoeveelheid afvalstoffen uit elektronische en elektrische apparatuur voortdurend toeneemt. Om geen Europese middelen te verkwisten, moet landen die elektrische en elektronische apparaten aan de EU leveren, de mogelijkheid worden geboden om hetzij een speciale gebruiksvergoeding te betalen op het moment dat zij een apparaat verkopen, hetzij de verplichting te aanvaarden om oude apparaten terug te nemen die bestemd zijn voor hergebruik of recycling. Dit kan het proces van hergebruik en recycling en de levering van apparatuur aanzienlijk harmoniseren en zal een terugkeer naar dit vraagstuk in de toekomst onmogelijk maken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur neemt constant toe. Vanwege milieuredenen is het essentieel dat dit soort afval op de juiste wijze wordt verwerkt, aangezien het vaak grote hoeveelheden toxische stoffen bevat, met inbegrip van zware metalen zoals kwik, lood en cadmium, en CFK's. Om de lidstaten, het bedrijfsleven en de individuele consumenten hier beter bewust van te maken, heeft de EU inzamelingsdoelstellingen vastgelegd die door de nieuwe richtlijn aangepast moeten worden. Ik heb dit verslag niet gesteund, omdat het naar mijn mening een buitensporige inbreuk maakt op de bevoegdheden van de afzonderlijke landen.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Het doel van het verslag over de herziening van de AEEA-richtlijn is om de gescheiden inzameling, de terugwinning en het hergebruik van AEEA-afval te bevorderen. In theorie had ik deze benadering willen ondersteunen. Er zijn echter amendementen aangenomen die met name kleine ondernemers veel schade berokkenen. Zij worden opgezadeld met extra bureaucratische kosten en moeilijk na te komen plichten, en daarom heb ik besloten om tegen het voorstel te stemmen.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze richtlijn gestemd, omdat ik denk dat de verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur nog een probleem is dat we moeten zien te overwinnen. Helaas scoort mijn land Litouwen momenteel ver onder het Europees gemiddelde wat betreft de hoeveelheid te verwijderen AEEA. Oude elektrische en elektronische apparatuur is een uitstekende bron van edelmetalen en andere bronnen die in de Europese Unie worden ingevoerd. Als al dit soort afval op geschikte wijze verwijderd, hergebruikt en gerecycled zou worden, zouden we veel minder geld aan grondstoffen hoeven uit te geven. De inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn, die ons van een beter systeem voor inzameling, hergebruik en recycling moet voorzien, laat nog wel even op zich wachten, maar ik hoop dat hij nieuwe mogelijkheden voor ondernemingen zal bieden en voor minder problemen voor de eindgebruiker zal zorgen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Er wordt vandaag de dag zeer veel elektrische en elektronische apparatuur verkocht, wat leidt tot een grote hoeveelheid afval die gepaard gaat met het risico van grote schade voor het milieu en de volksgezondheid. Het verslag over het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur heeft als doel om de inzameling, verwerking en het hergebruik van deze apparatuur op Europees niveau te reguleren en om hoeveelheden en percentages vast te stellen. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Florenz gestemd, waarmee het voor de lidstaten verplicht wordt om minstens vier kilo AEEA per inwoner in te zamelen, om tegen 2016 65 procent van dit afval afzonderlijk in te zamelen en om minstens 5 procent van het materiaal te hergebruiken om verkwisting van grondstoffen te voorkomen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Ik deel de bezorgdheid van de lidstaten over dit voorstel van de Commissie. De belangen van de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn immers grotendeels genegeerd. Bij het uitvoeren van deze verordening zouden die KMO's dan ook met enorme problemen worden geconfronteerd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur vormt momenteel de snelst groeiende afvalstroom in de EU. Dit brengt een aantal problemen met zich mee die effectief moeten worden opgelost. Allereerst moeten we rekening houden met de gevolgen van onjuiste recycling van deze apparatuur voor de volksgezondheid en het milieu. Een andere uitdaging is het niveau van het verlies van grondstoffen te verminderen. Dankzij recycling verkrijgt de industrie immers waardevolle secundaire grondstoffen. Ook moeten de inzameling en correcte verwerking van afval worden geïntensiveerd.
Volgens gegevens van de Europese Commissie wordt op dit moment ongeveer 85 procent van het elektronische afval ingezameld. Hoewel 65 procent van de verkochte apparatuur later wordt ingezameld, wordt slechts iets meer dan 30 procent van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in overeenstemming met de eisen van de richtlijn verwerkt. Daarom kan ik het ook niet oneens zijn met de rapporteur dat het aan de lidstaten is om de richtlijn goed uit te voeren en effectieve procedures te creëren voor de controle op de opslag en verwerking van gebruikte apparatuur. De lidstaten, de fabrikanten van nieuwe apparatuur en de consumenten moeten samen op alle mogelijke manieren proberen om een hoog inzamelingsniveau het bereiken.
Ik heb me uitgesproken voor goedkeuring van het verslag, dat tot doel heeft om afval vaker gescheiden in te zamelen, het verlies van gebruikte apparatuur te beperken, illegaal transport te voorkomen en een kwalitatief hoogstaande verwerking te garanderen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (LT) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur behoort tot de afvaltypen die het snelst in omvang toenemen. Dat kan worden toegeschreven aan het toenemende leeftempo, technologieën die nog sneller ontwikkeld worden en het verlangen om de nieuwste en modernste apparatuur te bezitten. Ronddraaiend in die kolkende massa komen we twee grote problemen tegen, hulpbronnen en afval. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met het streven om zoveel mogelijk gebruikte apparatuur in te zamelen en vervolgen te recyclen en te hergebruiken. Alleen op die manier kunnen we de behoefte aan hulpbronnen en de hoeveelheid afval die op de stortplaats belandt verminderen. Ik denk dat de genoemde doelstellingen haalbaar zijn, maar het zal niet eenvoudig worden. De nieuwe EU-lidstaten zullen extra hun best moeten doen. We hebben helaas geen planeet op voorraad. Als we in de toekomst een hoog consumptieniveau willen handhaven, moet we verantwoordelijker omgaan met het resterende natuurlijke kapitaal en dit niet verspillen.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vandaag voor het verslag van het Europees Parlement inzake het beheer van elektronisch afval gestemd. Dit verslag is ook voor Griekenland van bijzondere betekenis aangezien daar in 2010 meer dan 150 000 ton elektronisch afval is geregistreerd. Ons belangrijkste doel is de legale verwerking op hoog niveau (aangezien tegenwoordig alleen een derde van het elektronisch afval in de EU legaal wordt ingezameld en verwerkt), inzameling op juiste wijze, recycling en hergebruik van waardevolle stoffen die zich in het afval bevinden en het verhinderen van illegale overbrenging van afval, een verplichting die hoofdzakelijk bij de lidstaten berust. Het sensibiliseren van alle betrokken partijen – producenten, consumenten en openbare instanties – en het verschaffen van stimulansen zodat allen overgaan tot een juiste en adequate verwerking van dit soort afval, zijn de factoren waar het bij dit streven allemaal om draait.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, mede omdat de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie meent dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn geïdentificeerd. De niet gewijzigde bepalingen van eerdere wetgeving en de nu geïntroduceerde wijzigingen worden gecodificeerd. Het voorstel blijft dus beperkt tot codificatie. Ik sta achter het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie om dit voorstel opnieuw aan het Parlement voor te leggen, mocht het Parlement besluiten het voorstel wezenlijk te wijzigen of te vervangen door een andere tekst.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil de rapporteur complimenteren met het bereiken van deze belangrijke doelstelling. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) vormt in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst.
Enerzijds moet rekening worden gehouden met de consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt, anderzijds betekent het feit dat grondstoffen verloren gaan een groot probleem. Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is van het allergrootste belang voor een economie die zich over de gehele wereld uitstrekt. Een intensievere inzameling van afgedankte apparatuur en een juiste behandeling daarvan overeenkomstig de richtlijn vormt daarom een grote uitdaging.
De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht een hoger percentage voor gescheiden inzameling te bereiken, het verlies aan oude apparatuur binnen het "AEEA-systeem" te verminderen, illegale overbrenging te voorkomen en bovendien te komen tot een daarop afgestemde behandeling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op hoog niveau. Ten slotte moeten de thans bestaande nationale bureaucratische eisen – en daarmee de belemmeringen voor de interne markt – uit de weg worden geruimd.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst: 9 miljoen ton nu, toenemend tot 12,3 miljoen ton in 2020. Gelet op deze hoeveelheden, zijn er sterke zakelijke argumenten voor het terugwinnen van meer AEEA: meer inkomsten en banen voor de sector van de afvalverwerking, een bijdrage aan de werkgelegenheid voor langdurig werklozen en minder bevoorrechten, en teruggewonnen materiaal heeft een geschatte waarde van circa 2 miljard euro per jaar. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten bevatten belangrijke schaarse grondstoffen die we zouden moeten terugwinnen om de noodzaak van invoer te verminderen. De herschikking was hard nodig, om de klimaatverandering aan te pakken, milieuschade door slecht afvalstoffenbeheer te vermijden en de waardevolle hulpbronnen in elektrische en elektronische apparatuur te behouden. We hebben hoge inzamelingspercentages nodig, hoge recyclingpercentages en geschikte recyclingnormen, strenge wetgeving tegen illegale export, verstrekkende verantwoordelijkheid van de producenten, beter ontworpen apparatuur en een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden en kosten tussen producenten, consumenten en overheden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht voor dit verslag over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). Afgedankte elektrische en elektronische apparaten vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt. Het is dus van groot belang dat we inzameling en correcte verwerking van de apparaten verbeteren. De consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt zijn ernstig, en er gaan zo grondstoffen verloren. Dat moeten we vermijden. Daarom zijn deze voorstellen toe te juichen. Ze zijn erop gericht een hoger percentage voor gescheiden inzameling te bereiken, het verlies aan oude apparatuur binnen het "AEEA-systeem" te verminderen, illegale overbrenging te voorkomen en bovendien te komen tot een daarop afgestemde behandeling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op hoog niveau.
Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steun ik de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Acht jaar na goedkeuring van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, spreekt het Europees Parlement zich opnieuw uit over deze belangrijke kwestie van het recyclen van afgedankte hightechproducten. Ondanks onbetwistbare verbeteringen op het gebied van de behandeling, nuttige toepassing en verwijdering van dit soort afval (dat slechts een speld van gemiddeld 20 kg per persoon is in een jaarlijks door iedere Europeaan geproduceerde afvalberg van 5,8 ton), zijn we er nog lang niet. Ik ben dan ook zeer verheugd over de goedkeuring vanmiddag van het verslag-Florenz, dat de doelstelling van de Europese Commissie om in 2016 in de hele Unie een inzamelingspercentage van 85 procent en een recyclingspercentage van 50 tot 70 procent (afhankelijk van het soort afval) te bereiken, bekrachtigt. Hoe kunnen we de kostbare materialen die in al die apparatuur aanwezig zijn, nou niet gebruiken: een ton gsm's bevat ongeveer 280 gram goud en 140 gram platina en palladium! Het is een manier van slim economisch denken die ook nog eens gunstig is voor het milieu. In deze context ben ik er eveneens voorstander van om zonnepanelen de komende vijf jaar buiten het kader van de richtlijn te houden. Dat lijkt mij een uitstekende manier om deze schone technologie te stimuleren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De stemming van vandaag is een welkome stap naar aanscherping van de Europese regels inzake elektrisch afval en zorgt met name voor een effectievere inzameling en behandeling van AEEA. Het Europees Parlement heeft gestemd voor het rechtzetten van de lage inzamelingspercentages, de onjuiste behandeling en de illegale export naar derde landen van AEEA. Tegen 2016 moet minimaal 85 procent van de afgedankte apparatuur die in een jaar wordt gegenereerd, worden ingezameld, en al deze apparatuur moet juist worden behandeld. Dit is een belangrijke stap voorwaarts. Een andere belangrijke stap is de bepaling dat detailhandelaren nu worden verplicht om klein afval terug te nemen, zoals lampen of mobiele telefoons, ongeacht de vraag of er tegelijkertijd een nieuw product wordt aangeschaft. Dit geldt voor alle detailhandelaren, met inbegrip van afstandverkopers (uitgezonderd micro-ondernemingen). Wanneer de inzameling van deze apparatuur wordt vergroot en consumenten meer bewust worden gemaakt, zou de hoeveelheid klein afval dat eindigt in de algemene afvalstoffenstroom en dat daardoor niet adequaat wordt behandeld, moeten dalen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag stemmen we over de herschikking van de AEEA-richtlijn van 2003. Daarbij gaat het onder meer over een samenhangende tenuitvoerlegging van de regels, vereenvoudiging van de regels en vermindering van de administratiekosten. De uiteindelijke doelstelling die de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft geformuleerd is om tegen 2016 minimaal 85 procent van de AEEA (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) in te zamelen en afhankelijk van het soort product tussen de 50 en 75 procent te recycleren.
De terugwinning van kostbare grondstoffen is niet de enige doelstelling van de aangenomen tekst; deze is daarnaast gericht op het beperken van de illegale stroom elektronisch afval naar derde landen, die risico's met zich meebrengt voor de volksgezondheid en het milieu wanneer niet aan de minimumvoorschriften wordt voldaan. Het is nu essentieel om overeenstemming te bereiken met de Raad, die beloofd heeft om zijn eigen standpunt na de stemming van vandaag te heroverwegen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Elektronische en elektrische apparaten vormen de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt. Momenteel wordt een derde van dit afval ingezameld. Ik heb daarom voor de herschikking van deze richtlijn gestemd, omdat ik de nieuwe doelstelling verwelkom om tegen 2016 minimaal 85 procent van dit afval in te zamelen en te behandelen.
Alexandra Thein (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld, met name aangezien de industrie voor zonne-energie in de nabije toekomst waarschijnlijk verantwoordelijk zal zijn voor een grote hoeveelheid afval wanneer de eerste zonnepanelen die op een groot aantal Europese daken zijn geplaatst, aan vervanging toe zijn. Zonnecellen kunnen toxische stoffen bevatten die geschikt zijn voor hergebruik. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta ten volle achter het besluit om de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) bij te werken. De gevaarlijke stoffen die vaak worden geproduceerd door afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, kunnen enorme gezondheids- en milieurisico's vormen. Door te waarborgen dat afval wordt gerecycled en hergebruikt, zal de richtlijn de milieuprestaties van producenten en distributeurs verbeteren. De nieuwe doelstellingen voor de recycling, het hergebruik en de inzameling van afval omvatten voor de lidstaten een inzamelingspercentage van 85 procent. De herschikte richtlijn zal ook de rapportage- en regelgevende maatregelen van de lidstaten harmoniseren, teneinde de administratieve procedures te vereenvoudigen en de kosten voor bedrijven te verlagen. Ik ben er zeker van dat de aanname van de amendementen op deze richtlijn gezondheids- en milieubaten kan opleveren en zal bijdragen tot het halen van de doelstellingen van de Europese agenda voor hulpbronnenefficiëntie. Gelet op de bezuinigingen waarvoor lokale overheden worden gesteld, is het echter belangrijk dat gemeentebesturen die huis aan huis willen gaan inzamelen, financieel worden ondersteund door de producenten.
Hermann Winkler (PPE), schriftelijk. – (DE) Uiteraard steun ik het idee om de inzamelingsniveaus van elektrische apparatuur in Europa te verbeteren, niet in het minst omdat wij hierdoor in staat zijn om schaarse grondstoffen op een effectievere wijze te hergebruiken. Sta mij toe om te benadrukken dat er in mijn eigen land, Duitsland, sprake is van een bijzonder goede situatie op dit punt. Wij beschikken namelijk over evenwichtige recyclingoplossingen voor bedrijven en consumenten. Het systeem hoeft niet aangepast te worden om de manier te verbeteren waarop wij grondstoffen hergebruiken. De Commissie zelf wilde ook geen veranderingen doorvoeren. In het verslag waarover wij zojuist hebben gestemd, wordt echter helaas een aantal extra lasten geïntroduceerd die een buitensporige impact op bedrijven kunnen hebben, met inbegrip van elektriciens. Van die bedrijven worden de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) het hardst getroffen. Dat is de reden dat ik het verslag niet heb gesteund. De verplichting om apparatuur in te zamelen, zelfs als die geen deel uitmaakt van het eigen productassortiment van een bedrijf (hetgeen in sommige gevallen het scheiden van producten met zich meebrengt die wel en geen toxische stoffen bevatten, alsmede het scheiden van kapotte en herbruikbare producten), kost meer geld en leidt tot veel extra bureaucratie. Wij mogen dit niet laten gebeuren, met name niet vanuit het oogpunt van de KMO's. Een uitzondering voor de kleinste ondernemingen met zeer kleine bedrijfslocaties, is niet afdoende. De gekozen invalshoek verdient bewondering, maar slaagt er niet in om het probleem als geheel aan te pakken. Die invalshoek is ook niet gebaseerd op het beginsel 'Denk eerst klein' zoals vastgelegd in het EU-beleid voor middelgrote ondernemingen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd en zou mijn volledige solidariteit willen betuigen met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere sociale omstandigheden en werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Het Parlement looft in dit verband de moed en vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en betuigt het zijn medeleven aan de families van de slachtoffers en zijn solidariteit aan degenen die gewond zijn geraakt. Ik ben van mening dat het einde van het autoritaire regime in Tunesië kan bijdragen tot een stabiele democratie en er ook toe kan bijdragen dat andere volkeren dezelfde verlangens uiten. In die zin steun ik het democratische proces. Ik onderstreep dat het belangrijk is de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen zodat alle oppositiebewegingen en alle media zich op nationaal niveau kunnen organiseren en zodat de nieuwe parlementaire vergadering die de taak heeft een democratische grondwet op te stellen, daarin het evenwicht tussen de uitvoerende en de wetgevende macht en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in acht kan nemen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Door de recente gebeurtenissen in Tunesië komt de doeltreffendheid van het EU-nabuurschapsbeleid voor het Middellandse Zeegebied opnieuw ter discussie te staan. De resolutie van het Europees Parlement geeft hierover een krachtig signaal af. Helaas heeft de strijd van de burgers voor het respecteren van hun rechten geen Europese steun gekregen, door het ontbreken van een specifiek mechanisme in de associatieovereenkomst. Als gevolg daarvan is de beweging met geweld onderdrukt en hebben mensen het leven verloren. Daarom verwelkom ik het instellen van een onderzoekscommissie. Sterker nog, ik ben van mening dat controle op de toepassing van de mensenrechtenclausule een herhaling van dergelijke incidenten zal voorkomen. Het Tunesische volk heeft behoefte aan steun bij de opbouw van functionele overheidsinstellingen. Voor Europa betekent Tunesië een stimulans om de prioriteiten ten opzichte van derde landen te wijzigen. Respect voor de mensenrechten moet de basis zijn voor de politieke dialoog. De EU moet een samenhangend discours voeren om haar geloofwaardigheid niet te verliezen.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie is wederom een bevestiging van de betrokkenheid van de Europeanen bij de verregaande hervormingen die de Tunesiërs zo graag willen. Europa onderhoudt al lang een speciale band met het Tunesische volk. De Europese Unie was de enige internationale organisatie die in haar betrekkingen met de Tunesische staat voorwaarden stelde met betrekking tot de naleving van de mensenrechten en de democratische waarden. In het kader van het nabuurschapsbeleid heeft Tunesië economische bijstand van Europa gekregen om de gemiddelde levensstandaard te verhogen, werkgelegenheid te creëren, jongeren op te leiden en vrouwen toegang te geven tot verantwoordelijke posities. Nu wil Europa de Tunesiërs bijstaan in de democratische overgang die staat te gebeuren.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Tunesiërs hebben een nieuwe bladzijde opengeslagen. Met deze ontwerpresolutie draagt het Europees Parlement bij aan wat de Europese lijn moet zijn. Het Europees Parlement looft allereerst de moed van de Tunesiërs die het land naar een historische politieke ommekeer hebben gevoerd. De Europese Unie moet de legitieme verwachtingen van de Tunesiërs nu inlossen. Europa moet voorrang geven aan de betrekkingen met die entiteiten die de fundamentele vrijheden respecteren. Tot slot hebben we, gezien het feit dat er strafbare feiten zijn gepleegd, terecht gevraagd om de onmiddellijke toepassing door de Europese Unie van de besluiten om de onrechtmatig verkregen bezittingen van de familie Ben Ali en haar bondgenoten te blokkeren.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor deze ontwerpresolutie, omdat het belangrijk is dat alle politieke, sociale, burgerlijke en democratische krachten in Tunesië volledig vertegenwoordigd zijn, omdat de overgangsregering alleen dan het vertrouwen van de bevolking en de nodige legitimiteit zal genieten om de verkiezingen en de overgang naar democratie te kunnen voorbereiden. Tunesië en de Europese Unie werkten aan de opstelling van een actieprogramma voor de periode 2011-2016, en dit proces vergt van beide partners meer inzet op alle gebieden, met name op dat van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Het Europees Parlement veroordeelt de onderdrukking en het buitensporige geweld waarvan de ordestrijdkrachten zich hebben bediend, maar betuigt zijn krachtdadige steun voor het democratische proces in het land. Om die reden is het heel belangrijk de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen – met voldoende tijd voor alle oppositiebewegingen en alle media om zich op nationaal niveau te organiseren – voor een nieuwe nationale vergadering die belast wordt met het opstellen van een democratische grondwet waarin het evenwicht tussen de uitvoerende en de wetgevende macht en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in acht worden genomen. Het Parlement wenst dat alle democratische krachten die de gewetensvrijheid, de democratische machtswisseling en de vrijheid van meningsuiting respecteren, aan deze verkiezingen kunnen deelnemen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het Egyptische volk gaat dezer dagen de straat op om zijn stem te laten horen, slechts een paar weken na een vergelijkbaar scenario in Tunesië. De situatie in de Arabische landen wordt door analisten vergeleken met die in Centraal- en Oost-Europa in de jaren negentig. De geschiedenis herhaalt zich twintig jaar later, nu honderdduizenden mensen de straat op gaan. De Europese Unie moet zich solidair verklaren met de betogende Arabische volken. Het is echter belangrijk dat het doel van de betogingen ligt in legitieme democratische ambities en de noodzaak om de sociale en levensomstandigheden te verbeteren. Vanuit haar democratische traditie moet de EU de onderdrukking en het disproportioneel geweld door de overheid veroordelen, aangezien deze hebben geleid tot verlies van mensenlevens. Het democratisch proces in deze landen, waar de vrijheid nog onzeker is, moet krachtig worden gesteund. De Europese Unie heeft hierin een dure plicht. Nu moeten de nodige voorwaarden worden gecreëerd voor vrije verkiezingen, het aannemen van een democratische grondwet die de vrijheid van meningsuiting garandeert, het politiek pluralisme en het principe van verkiesbaarheid. De hoge vertegenwoordiger van de EU moet een actieve rol spelen bij het beoordelen van de behoeften van deze landen, die radicale veranderingen meemaken omdat ze geen oefening in democratie hebben gehad.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik zou mijn solidariteit willen betuigen met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik loof de moed en de vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en ik betreur de manier waarop de vreedzame protestbeweging met geweld is onderdrukt waarbij meer dan honderd slachtoffers vielen. Ik betuig mijn medeleven aan de families van de slachtoffers en mijn solidariteit aan degenen die gewond zijn geraakt.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Sinds anderhalve maand schudt de Arabische wereld op zijn grondvesten, van Tunesië tot Jemen, door een schokgolf of wind van vrijheid – het is moeilijk om ons nu al uit te spreken, gezien de complexe gevolgen van de protesten die Ben Ali hebben verjaagd en nu Moebarak doen wankelen, terwijl ondertussen ook de Jordaanse regering preventief is gevallen. Het vertrek van de Tunesische president betekent niet dat zijn regime verdwijnt, dat een bron van spanning blijft. Ik deel de zorgen van de Tunesiërs met betrekking tot het feit dat ministers van het vorige regime aanblijven, waaronder enkele die betrokken zijn geweest bij het onderdrukken van de demonstraties. Ik ben van mening dat de EU de plicht heeft om een proces van democratisering op een gezonde basis aan te moedigen, zodat er geen voedingsbodem wordt geschapen voor vervanging van het ene totalitarisme door het andere. Tunesië is overigens niet alleen een model voor hen die de Arabische autocraten willen zien vallen, maar ook een precedent dat ons kan helpen de volgende gebeurtenissen in de complexe oosterse situatie te begrijpen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa kan volgens mij niet onverschillig blijven voor de kracht van het hevige volksprotest in verscheidene landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Zoals ik al zei tijdens het debat over deze ontwerpresolutie in het Parlement, denk ik echt dat wat we nu meemaken een zeldzaam moment in de geschiedenis is: een van die momenten waarop het verloop van de geschiedenis wordt veranderd en nieuwe realiteiten ontstaan. Maar Europa in zijn geheel, en niet alleen een paar leiders die samen of afzonderlijk optreden, moet politiek leiderschap tonen. Europa moet deze hervormingen ondersteunen om een nieuw paradigma te vinden voor het Midden-Oosten dat veiligheid, democratie, waardigheid en verdraagzaamheid garandeert, wars van radicalisme en met eerbied voor de mensenrechten. Ik weet dat vroeger voorbij is. Ik betuig mijn solidariteit met de volkeren die vechten voor hun rechten in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten, zoals ik dat niet zo lang geleden gedaan heb voor de volkeren van Oost-Europa. Omdat ik besef dat het islamitische extremisme ontstaan is als politiek, en niet als godsdienstig, antwoord op deze problemen, gevoed door en als reactie op de sociale uitsluiting, hoop ik dat deze volkeren in de nabije toekomst zullen bewijzen dat in deze regio iedereen in vrede en met wederzijds respect kan samenleven, ongeacht zijn of haar geloofsovertuiging, politieke keuze of etnische afkomst.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het Parlement daarin zijn solidariteit betuigt met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere levensomstandigheden, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. De Europese Unie mag haar verantwoordelijkheden niet ontlopen. De hoge vertegenwoordiger moet daarom de oprichting bevorderen van een task force waaraan het Europees Parlement deelneemt en die tot taak heeft in te gaan op de behoeften inzake de begeleiding van de overgang naar de democratie, met name wat betreft de voorbereidingen van vrije en democratische verkiezingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De huidige situatie in het Midden-Oosten heeft bewezen hoe weinig we weten over de gewone Arabier: over wat zij die in Tunis en Cairo betogen, werkelijk denken, voelen en verlangen. Televisiezenders die in de hele wereld uitzenden, zoals CNN en Al-Jazeera, en sociale netwerksites wijzen op het ontstaan van een wereldwijd maatschappelijk middenveld dat in staat is om gebeurtenissen zoals die in Tunesië en in Egypte in real time te volgen.
Het Westen heeft uit vrees voor het islamitische extremisme lange tijd de voorkeur gegeven aan een beleid dat erop gericht was het fenomeen in te dammen in plaats van gesprekspartners te zoeken met dezelfde idealen die pleiten voor een maatschappij die politiek georganiseerd is op basis van democratie, vrijheid en de rechtsstaat. Het heeft dat gedaan omdat die partners zogezegd niet bestaan. Die bewering lijkt niet helemaal te kloppen. Het is nog niet duidelijk wat hun soortelijk gewicht binnen de samenleving is en of ze in staat zijn om hun respectieve landen de gewenste koers te doen varen. Voorzichtigheid is daarom geboden. We moeten de gebeurtenissen nauwlettend in de gaten houden en steun verlenen aan de democraten die zowel seculier militarisme als godsdienstfanatisme verwerpen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Alle volkeren moeten de democratische waarden van vrijheid en het recht op zelfbeschikking in acht nemen. Daarom kan ik mij alleen maar verheugen over de goedkeuring van deze ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië waarin het Parlement zijn solidariteit betuigt met het Tunesische volk. Ondanks de repressie en het gebruik van geweld door de veiligheidsdiensten hebben de Tunesiërs door hun protest uiteindelijk een einde kunnen maken aan het dictatoriale regime van president Ben Ali. Ik betreur echter dat de Europese Unie geen consequenter en efficiënter extern beleid ontwikkelt ten aanzien van een aantal van zijn partners teneinde bij te dragen tot de val van de totalitaire regimes die nog steeds standhouden, zoals het regime dat in Tunesië aan de macht was.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben een ontwerpresolutie van onze fractie over de situatie in Tunesië ondertekend. Daarin loven we de vastberadenheid van het Tunesische volk om zijn vrijheid te herwinnen en een einde te maken aan het bestaande regime en betuigen we onze solidariteit met alle progressieve Tunesiërs en met het volk.
In de resolutie benadrukken we ook dat, als het Tunesische volk daarom vraagt, we de nodige financiële steun moeten bieden om de ingezette hervormingen tot een goed einde te brengen en tegemoet te komen aan de sociale en economische behoeften van het Tunesische volk.
Maar voor ons is het duidelijk dat we moeten vermijden dat we ons mengen in de binnenlandse aangelegenheden van Tunesië. Het is niet aan de Europese Unie om te zeggen wie deze landen wel of niet moet besturen. Hun volkeren zijn uit zichzelf wakker geworden en het is aan hen om te beslissen wie ze het land willen laten besturen. Wij mogen hun niets opdringen.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is triest dat het de EU zo lang heeft gekost om te reageren op de politieke en sociale onrust in het Midden-Oosten – die in Tunesië en onlangs die in Egypte. Het was onze plicht als Unie om onze politieke voelhorens daar te gebruiken en op te merken dat er een crisis aan zat te komen, en wat belangrijker is, daarin proactief op te treden. In plaats daarvan hebben we passief en zelfgenoegzaam aan de zijlijn gestaan; we hebben geweigerd de tekenen te onderkennen die duidelijk wezen op een situatie van politieke en sociale onrust, een situatie die mensen uiteindelijk in protest de straat op heeft gedreven. We moeten een manier vinden om echt contact te krijgen met de bevolking van deze landen en haar te steunen. We moeten dit niet op een opdringerige wijze doen, maar op een wijze die deze burgers verzekert dat Europa sociale stabiliteit, economische welvaart en vrijheid binnen hun respectieve regio's actief zal steunen. Dit gezegd zijnde, de EU heeft, net als in het Palestijns-Israëlisch conflict, ervoor gekozen om niet de noodzakelijke stappen te ondernemen. Er is niet één persoon of instelling die met één stem namens Europa spreekt. Uiteindelijk moet dit probleem worden aangepakt, als we zinvolle invloed willen uitoefenen en iets willen betekenen in internationale betrekkingen, vooral in verband met een regio die zo dichtbij ligt als deze.
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik steun deze ontwerpresolutie ondanks het feit dat ik van mening ben dat de democratische krachten in deze landen al in een eerder stadium behoefte hebben aan meer periodieke ondersteuning. Veel lidstaten van de EU hebben er problemen mee om dit in de praktijk te brengen, vaak vanwege de economische belangen die op het spel staan. Egypte, Rusland en China zijn goede voorbeelden van 'politieke discretie' en van 'zwijgen is goud'. Ik hoop dat de ontwikkelingen in Noord-Afrika ertoe zullen leiden dat de EU voor een moedigere aanpak kiest.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Door mijn steun aan deze ontwerpresolutie over Tunesië te geven, geef ik uiting aan mijn volledige solidariteit met het Tunesische volk en de historische, democratische revolutie die dat volk teweeg heeft gebracht. Het spijt mij dat de reactie van de Europese Unie op zich heeft laten wachten, waarmee onze Europese Dienst voor extern optreden een slecht figuur sloeg. Deze Dienst lijkt nog steeds niet te zijn opgewassen tegen haar verantwoordelijkheden en blijft moeite hebben zich op het internationale toneel met één stem uit te drukken. Van nu af aan moet de Unie alle technische, juridische en financiële bijstand bieden die nodig is om in Tunesië op vreedzame wijze vrije verkiezingen te kunnen organiseren. Het is daarnaast dringend noodzakelijk ons nabuurschapsbeleid met derde landen te herzien en er zorg voor te dragen dat er mensenrechtenclausules worden opgenomen als absolute voorwaarde van al onze handelsovereenkomsten.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over Tunesië, om mijn solidariteit te betuigen met de wens van het Tunesische volk om vrijheid van meningsuiting te krijgen en vrije verkiezingen te herstellen. Het is verontrustend dat de massale betogingen van het volk tegen het oude autoritaire regime voor de EU als een verrassing kwamen. Moge deze gebeurtenissen ons eraan herinneren dat stabiliteit van de economische en politieke betrekkingen met onze partners alleen kan zijn gebaseerd op werkelijke democratie en de volledige uitoefening van burgerrechten. Ik verzoek de hoge vertegenwoordiger zich in te zetten voor de oprichting van een task force die tot taak heeft Tunesië te begeleiden in zijn overgang naar de democratie.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De afgelopen maanden heeft de Europese Unie haar nabuurschapsbeleid geëvalueerd, waarbij de nadruk werd gelegd op de verschillen tussen de politieke doelstellingen van enerzijds de Zuid-Europese en anderzijds de Centraal-, Oost- en Noord-Europese lidstaten. Dit heeft echter niet geleid tot een analyse waarmee voorkomen kon worden wat er in verschillende Afrikaanse landen is gebeurd en nog steeds gebeurt. Ik ben het volledig eens met de doelstellingen ten aanzien van de situatie in Tunesië, die het Parlement eensgezind heeft geformuleerd in de ontwerpresolutie waarover wij vandaag stemmen. De veroordeling van de onderdrukking en het buitensporige geweld, het blokkeren van de onrechtmatig verkregen bezittingen van de familie van Ben Ali, het steunen van de instelling van drie commissies voor de bestrijding van de corruptie die de Tunesische regering de afgelopen 23 jaar gekenmerkt heeft: daar heeft het Parlement vandaag om gevraagd. Tot slot wordt de hoge vertegenwoordiger van de EU verzocht om de bevolking te ondersteunen met de oprichting van een task force waaraan het Europees Parlement zou moeten deelnemen. Het is essentieel dat de Europese Unie van zich laat horen in Tunesië en de Tunesische bevolking in de richting van werkelijke democratie leidt.
Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. − (PL) Het Europees Parlement heeft snel een standpunt ingenomen over de situatie in Tunesië en hierbij rekening gehouden met de situatie in de hele regio. Wij betuigen onze solidariteit met de wil van volkeren die streven naar een beter leven, zelfbeschikking en een betere toekomst. We zijn getuige van het gedwongen aftreden van autoritaire heersers. Tunesië heeft behoefte aan een intelligent partnerschap met ons. Wij hebben behoefte aan een systematische versterking van de erkenning van onze waarden. We hebben een nieuwe dienst voor extern optreden, die deze taak moet vergemakkelijken. Naast Tunesië moeten we ook rekening houden met de ontwikkelingen in Egypte en andere landen in de regio. Ik ben verheugd dat we met vijf fracties tot een gezamenlijke resolutie zijn gekomen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de ontwerpresolutie over Tunesië gestemd. Ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat het Parlement zich unaniem schaart aan de kant van de democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten in Tunesië en elders in het Midden-Oosten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug mij over de betogingen in Tunesië waardoor het Tunesische volk zijn vrijheid heeft hervonden en die een einde hebben gemaakt aan het regime dat de thans afgezette president Ben Ali in 1987 had gevestigd. Ik acht het noodzakelijk dat alle politieke, sociale, burgerlijke en democratische krachten in Tunesië volledig vertegenwoordigd zijn omdat de overgangsregering alleen dan het vertrouwen van de bevolking en de nodige legitimiteit zal genieten om de verkiezingen en de overgang naar de democratie te kunnen voorbereiden. Ik vind ook dat we moeten kijken hoe we Tunesië, ook financieel, kunnen steunen en hoe het Europese maatschappelijk middenveld het maatschappelijk middenveld in Tunesië kan helpen en ondersteunen, in het bijzonder de mensenrechtenverenigingen en de sociale partners.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik deel het standpunt dat wordt ingenomen in de ontwerpresolutie over Tunesië. Tunesië staat op een historisch keerpunt in zijn geschiedenis: het is onze plicht het Tunesische volk te steunen en de Tunesiërs te helpen een stabiele democratie op te bouwen en het maatschappelijk middenveld, dat als pleitbezorger van het volk een belangrijke bijdrage levert aan de versterking van de democratie, te ondersteunen en te versterken. Ik steun het democratische overgangs- en ontwikkelingsproces van Tunesië volledig. In die context steun ik ook de tijdelijke regering in haar inspanningen democratische verkiezingen te organiseren waarin alle politieke stromingen worden vertegenwoordigd.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor de resolutie gestemd over de situatie in Tunesië omdat ik ook vind dat we onze solidariteit en steun moeten betuigen voor het Tunesische volk en zijn strijd voor democratie en betere sociale omstandigheden. Het is van groot belang dat het Europees Parlement de moed en de vastberadenheid van onderdrukte volkeren looft, zoals in dit geval het Tunesische volk, dat massaal heeft gestreden voor het einde van de tirannie van de inmiddels afgezette president, Ben Ali. Het is de moeite waard om te vermelden dat in de resolutie wordt aangedrongen op de herziening van het nabuurschapsbeleid omdat dit beleid, zoals ik al herhaaldelijk heb aangegeven, leidt tot nog meer oneerlijke vrijhandelsverdragen in plaats van de ontwikkeling van volkeren en mensenrechten en het einde van dictaturen en sociaal onrecht. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik ook de onderdrukking door de Tunesische regering tijdens de massale betogingen veroordeel. Tevens schaar ik mij achter het verzoek om een onafhankelijk onderzoek naar de onderdrukking en wijdverspreide corruptie van de regering van Ben Ali in te stellen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) In de regel moeten er in een land democratische en eerlijke verkiezingen worden gehouden, zodra de grondwet is gewijzigd en een nieuwe bestuursvorm is ingesteld. We kunnen pas beginnen met de discussie over financiële of andersoortige ondersteuning, wanneer Tunis alle aanbevelingen van de OESO, het Europees Parlement, de Europese Unie en de Europese Raad heeft uitgevoerd. Helaas leert de geschiedenis ons dat de landen die verlangen naar democratie, centra van corruptie en misbruik worden. Dit proces hangt samen met de hoge criminaliteit en schendingen van wetten en sociale regels. Ik heb voorgestemd, rekening houdende met het feit dat financiële steun aan Tunis pas mag plaatsvinden na vrije verkiezingen en dat die steunverlening geschiedt onder strikte controle van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de financiële steun.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gesteund, omdat hierin het standpunt van het Parlement over de gebeurtenissen in Tunesië op een duidelijke en evenwichtige manier tot uitdrukking komt. Het is essentieel dat de overgangsregering zo snel mogelijk verkiezingen organiseert zodat het land zich van een autoritair regime tot een stabiele democratische regeringsvorm kan ontwikkelen. In de ontwerpresolutie wordt barones Ashton daarnaast opgeroepen om snel actie te ondernemen en Tunesië de EU-hulp ter beschikking te stellen die het land nodig heeft.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de situatie in Tunesië worden de inspanningen van de Tunesische bevolking gesteund om de stap in de richting van een democratie te zetten. In de ontwerpresolutie wordt daarnaast onderstreept dat de noodzakelijke voorwaarden gecreëerd moeten worden voor het kiezen van een nationale vergadering. Een dergelijke vergadering zou vervolgens een democratische grondwet op moeten stellen op basis waarvan de scheiding der machten gewaarborgd wordt. Bovendien worden de repressieve maatregelen en het buitenproportionele geweld dat door de veiligheidstroepen is gebruikt, veroordeeld. Om deze redenen heb ik de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gesteund.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) In het licht van de recente gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in Tunesië wil ik mijn solidariteit betuigen met de mensen van dat land. Als Europese Unie moeten we steun bieden aan het Tunesische volk, dat zich na vele jaren dankzij protesten en demonstraties heeft bevrijd van het regime en de vrijheid heeft herwonnen. Ik wil ook de onderdrukking en het geweld van de veiligheidstroepen tegen de demonstranten veroordelen. Ik onderschrijf de oproep van de Europese Unie dan ook volledig. Helaas hebben de gebeurtenissen in Tunesië eens te meer de zwakte van het buitenlandbeleid van de EU aan het licht gebracht. We moeten de Europese dienst voor extern optreden en de Europese Commissie oproepen om concretere maatregelen te nemen. Bij gezamenlijke externe acties moet de Europese Unie meer aandacht besteden aan mensenrechten en democratie. De resolutie van het Europees Parlement met een beschrijving van de situatie in Tunesië heb ik gesteund. Ik ben namelijk van mening dat we als Europese Unie een uitgelezen kans hebben om in Tunesië een maatschappelijk middenveld te helpen opbouwen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik betuig mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. De gebeurtenissen in Tunesië deden ook de grondvesten van ondemocratische regimes in andere landen schudden. Het is nog steeds niet duidelijk waartoe de regeringswisseling zal leiden. Ik wens dat alle democratische krachten die zich ertoe verbinden het pluralisme, de gewetensvrijheid en de democratische machtswisseling te zullen respecteren, aan de verkiezing van een nieuwe nationale vergadering kunnen deelnemen. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik voorstander ben van de EU-steun aan de Tunesische economie in de vorm van leningen en subsidies waardoor Tunesiërs uitzicht wordt geboden op geschoold werk, in het kader van een daadwerkelijk ontwikkelingscontract dat plaatselijke en buitenlandse productieve investeringen bevordert.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd om, samen met mijn collega's, kenbaar te maken welk standpunt het Europees Parlement inneemt ten opzichte van de Jasmijnrevolutie. Het partnerschap tussen Tunesië en de Europese Unie, de betrekkingen met de Noord-Afrikaanse landen die deel uitmaken van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en alle goede nabuurschapsrelaties moeten doelmatig worden aangewend zodat de Tunesische bevolking, met wie wij ons volledig solidair verklaren, een ordelijke en vredige overgang naar een goed werkende democratie kan bewerkstelligen. De steun van de EU moet als waarschuwing dienen om te zorgen voor eerlijke verkiezingen en om de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen. De Tunesische bevolking moet daarbij ondersteund en geadviseerd worden om te voorkomen dat het fundamentalisme terrein wint. De EU mag zich niet onttrekken aan haar plicht om zich in te zetten voor democratie en mensenrechten.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk – (EL) Net als alle fracties heb ik voor de resolutie over Tunesië gestemd, als steunbetuiging aan dit land. De stabiliteit in deze regio vormt een fundamenteel en blijvend doel van Europa. In de toekomst moet het scheppen van een bekken van welvaart, waar men democratische regimes aantreft en de mensenrechten worden geëerbiedigd, een fundamentele pijler van het nabuurschapsbeleid van de EU in het Middellandse Zeegebied vormen. Wij moeten niet vergeten dat de haarden van instabiliteit in buurlanden van Europa kettingreacties en vluchtelingen- en immigrantengolven kunnen veroorzaken, groter dan die welke in het verleden zijn ontstaan ten gevolge van conflicten in Centraal-Azië.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd. Samen met het Europees Parlement betuig ik mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. In dat verband loof ik de moed en de vastberadenheid van de Tunesiërs tijdens de betogingen en veroordeel ik de repressieve maatregelen en het buitensporige geweld door de veiligheidsdiensten. Ik betuig mijn krachtdadige steun voor het noodzakelijke democratische proces in Tunesië. Ik onderstreep dat het belangrijk is de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen, met voldoende tijd voor alle oppositiebewegingen en alle media om zich op nationaal niveau te organiseren en de democratische basis te leggen voor een nieuwe maatschappij. Ik verheug me over het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie en aan de Europese Investeringsbank om Tunesië te steunen door middel van leningen tegen een gunstig rentetarief teneinde de Tunesische economie in staat te stellen zich te diversifiëren en aan de Tunesische jongeren uitzicht op geschoold werk te bieden, in het kader van een daadwerkelijk ontwikkelingscontract dat plaatselijke en buitenlandse productieve investeringen bevordert.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb deze ontwerpresolutie ondersteund. Ook ik betuig mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik hoop oprecht dat er nu voorwaarden worden gecreëerd en steun wordt gewaarborgd opdat Tunesië voortgang kan maken met de nodige hervormingen om een stevige en verdraagzame democratie tot stand te brengen waarin alle minderheden geëerbiedigd worden.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door voor de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië te stemmen, wil ik allereerst mijn steun betuigen aan het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere sociale omstandigheden, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik verzoek de Europese instellingen de middelen uit de verschillende financiële instrumenten voor samenwerking tussen de EU en Tunesië, opnieuw in te richten en, waar nodig, te verhogen. Dat moet snel gebeuren. Ik roep de Europese Unie ook op direct lessen uit deze gebeurtenissen te trekken en haar beleid ter ondersteuning van de democratie en de mensenrechten te herzien door de strikte naleving hiervan als voorwaarde te stellen voor de samenwerking die zij met derde landen aangaat.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze resolutie betuigt het Europees Parlement zijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. In dit verband looft het Parlement de moed en vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en betuigt het zijn medeleven aan de families van de slachtoffers en zijn solidariteit met degenen die gewond zijn geraakt. Tevens veroordeelt het Parlement de onderdrukking en het buitensporige geweld waarvan de ordestrijdkrachten zich hebben bediend; het is daarentegen ingenomen met de houding van het leger, dat geweigerd heeft op de betogers te schieten. Het Parlement dringt erop aan een onafhankelijk onderzoek te openen naar de dodelijke incidenten en het buitensporige gebruik van geweld in de afgelopen weken, alsmede naar gevallen van corruptie, en vervolgens de verantwoordelijken te dagvaarden.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De onlusten in Tunesië hebben de afgelopen dagen tot minstens 35 bevestigde doden geleid. De Delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met de Maghreblanden heeft verzocht om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de mate waarin de regering verantwoordelijk is voor het gebruik van geweld tijdens de opstand. De noodtoestand die in dit van oudsher seculiere, progressieve en democratische land heerst, moet onmiddellijk worden opgeheven, zodat de Tunesische autoriteiten de normale democratische gang van zaken kunnen herstellen. Alle Europese regeringen, inclusief de Zwitserse, moeten hun medewerking verlenen aan de restitutie van het geld en de bezittingen van de familie van Ben Ali. Tot slot moeten de groei en de verspreiding van het salafisme in de kiem worden gesmoord, omdat deze beweging in Tunesië een radicale versie van de islam wil verspreiden.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Het werd tijd dat het Europees Parlement het zwijgen over de Tunesische opstand verbrak. Hoe kon het Parlement doof blijven voor de roep van het volk, hoe kon het onbewogen blijven bij deze honger naar democratie, hoe kon het níet in vuur en vlam raken bij het zien van al die mannen en vrouwen, rijk en arm, jong en oud, die smeekten ze van een regime van angst te bevrijden?
In Tunesië was er sprake van een model van zwijgend aanvaarde autocratie, een situatie waarin de armsten, en zelfs de middenklasse, zich niet konden voorstellen dat ze hun lot ooit in eigen handen konden nemen. Deze weg waar niet van af kon worden geweken, is nu verleden tijd. Deze stappen naar de vrijheid leggen de fundamenten van een nieuwe maatschappij en geven hoop voor een nieuw evenwicht. De tijd van het dictatoriale en technocratische Oosten is voorgoed voorbij. Nu rest ons de bouw van een nieuwe weg, een nieuw land.
Laten we de wens uitspreken dat de Europese instellingen meer dan ooit ontvankelijk zullen zijn voor eventuele verzoeken om samenwerking met deze nieuwe landen.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik steun deze resolutie en in het bijzonder de bepalingen over de heel specifieke instrumenten waarover we beschikken om invloed uit te oefenen op de op handen zijnde systeemveranderingen in het land. Het gaat hierbij met name om politieke steun voor een zo sterk mogelijke politieke betrokkenheid van de hoge vertegenwoordiger, de lopende herziening van het nabuurschapsbeleid van de EU, de onderhandelingen over een nieuw actieplan voor Tunesië voor de periode 2011-2016 en het sturen van een waarnemingsmissie van de EU, wat ongetwijfeld een steun in de rug zou zijn voor de beloofde verkiezingen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het aantal gevallen van tuberculose in de wereld blijft zorgwekkend. Tuberculose is nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken; ieder jaar overlijden ongeveer twee miljoen mensen door deze aandoening. Ondanks de geboekte vooruitgang is de incidentie van deze bacteriële infectie sterk gestegen in de laatste jaren, vanwege de sociaaleconomische achteruitgang van de landen in het voormalige Sovjetblok, vanwege de zwakke infrastructuur van de zorgstelsels en de ongelijke toegang tot behandeling. Ik verwelkom de gezamenlijke ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative", omdat ik van mening ben dat in de strijd tegen tuberculose de vaccins in combinatie met de beste tests om de infectie vast te stellen en de beste behandeling een essentieel bestrijdingsinstrument vormen. Daarnaast ben ik van mening dat toegang tot drinkwater, een evenwichtige voeding en vrije toegang tot gezondheidszorg een belangrijke rol hebben in het verbeteren van de levensomstandigheden en in de strijd tegen armoede en tuberculose. Om deze redenen heb ik voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie over het tuberculosevaccin gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Volgens het initiatief inzake een tuberculosevaccin worden er elk jaar negen miljoen nieuwe gevallen van tuberculose geconstateerd en sterven er per jaar twee miljoen mensen aan tuberculose: dat betekent elke achttien seconden een dode. We hebben nog maar vier jaar tot de streefdatum van de millenniumdoelstelling voor wat betreft het uitbannen van ziekten, en tuberculose is wereldwijd nog steeds een van de grootste doodsoorzaken, en ook de gevaarlijkste ziekte voor mensen die tevens aan hiv/aids lijden. De EU moet zich aan haar verplichting houden om de millenniumdoelstelling van de Verenigde Naties om tuberculose te bestrijden en voor 2015 uit te bannen te halen. Ik heb voor deze belangrijke ontwerpresolutie gestemd en ben het ermee eens dat de bestrijding van tuberculose moet worden opgenomen in de Europa 2020-strategie. Zoals gesteld in de ontwerpresolutie, moeten de Commissie en de lidstaten alles in het werk stellen om te garanderen dat een gepast deel van het geld dat beschikbaar is voor gezondheidszorg terechtkomt bij arme mensen in ontwikkelingslanden, en er moet alles aan worden gedaan om ervoor te zorgen dat de gezondheidszorg in arme streken verbeterd en ondersteund wordt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative", omdat deze ziekte een van de belangrijkste doodsoorzaken ter wereld is, met jaarlijks bijna twee miljoen mensen die hieraan sterven. Dit initiatief zou in dienst worden gesteld van mensen met tuberculose wereldwijd, in het bijzonder in de minst ontwikkelde landen. Het zou ook bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-doelstellingen en het halen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen in 2015. Verder zou het vaccinatieprogramma de strategische onafhankelijkheid van de Europese Unie in de bestrijding van tuberculose en andere besmettelijke ziekten kunnen versterken. Er moet worden opgemerkt dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests. Tests moeten betrouwbaar en betaalbaar voor alle patiënten zijn en diagnoses en behandelingen moeten doeltreffender zijn. Dat betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en er meer middelen op lange termijn nodig zijn voor het vaccinatiepakket. Om die reden moeten de Europese Commissie en de lidstaten hun financieringstoezeggingen nakomen en het nodige doen om ervoor te zorgen dat de middelen voor gezondheidszorg ook de armsten bereiken.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Vaccinatie tegen tuberculose en investeringen in onderzoek naar het ontwikkelen van een nieuwe behandeling tegen deze aandoening zijn de enige mogelijkheden voor de uitroeiing van tuberculose vóór 2050. Helaas heeft Roemenië het negatieve record voor wat betreft de verspreiding van de ziekte, met een eerste plaats in de Europese Unie in het klassement van tuberculosepatiënten. Volgens specialisten zal deze situatie nog lang in stand blijven. Tegen deze achtergrond zijn de door de EU uitgevoerde programma's en de financiering voor de behandeling van tuberculose meer dan welkom. Investeren in de gezondheid van Europeanen is belangrijk. Volgens gegevens van de Roemeense autoriteiten zijn er jaarlijks 30 000 nieuwe gevallen van tuberculose in Roemenië. Een mogelijke verklaring voor het ontdekken van dit grote aantal ieder jaar is juist een toenemende ontwikkeling van nieuwe preventieprogramma's, voor het merendeel gefinancierd door de EU. Hoewel Roemenië nog steeds de hoogste tuberculose-incidentie van Europa heeft, is deze indicator de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Ook het overlijden als gevolg van tuberculose laat dalende cijfers zijn in Roemenië: van 10,7 procent in 2002 naar 7,6 procent in 2008. De financiering van programma's voor het uitbannen van tuberculose zijn des te meer aan te raden omdat er in de afgelopen 35 jaar geen nieuwe diagnose- of behandelmethoden zijn ontdekt.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik heb om een groot aantal redenen voor de resolutie inzake de bestrijding van tuberculose gestemd. Allereerst wil ik met nadruk wijzen op het humanitaire aspect van deze ziekte, aangezien deze ziekte heel eenvoudig met behulp van vaccinatie kan worden voorkomen. Twee miljoen dodelijke slachtoffers van tuberculose per jaar is om die reden een extreem hoog aantal en bovenal volstrekt nodeloos. Ik sluit mij volmondig aan bij degenen die zeggen dat tuberculose een schrijnend voorbeeld is van de ongelijkheid tussen de volkeren. Inderdaad, in de ontwikkelde industrielanden is deze ziekte nagenoeg geheel uitgeroeid, maar in de minst ontwikkelde landen geenszins. De stichting TVBI helpt in de hele wereld mensen die aan tuberculose lijden, en dan vooral in de laatstgenoemde landen. Voor mij is deze manier van bestrijding van tuberculose een uiting van solidariteit van de Europese burgers en een poging om het volstrekt nodeloos grote aantal slachtoffers – louter en alleen een kwestie van gebrek aan geld voor inenting in de minder ontwikkelde landen – naar beneden te brengen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze ontwerpresolutie verheugen we ons over de initiatieven van de Europese Unie om tuberculose in de armste landen te bestrijden. Maar we doen een oproep om meer wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en nieuwe vaccins tegen deze ziekte. Vaccinatie is de meest efficiënte en goedkoopste volksgezondheidsmaatregel om Europese burgers te beschermen tegen besmettelijke ziekten, maar het is ook belangrijk dat gezondheidszorg de ontwikkelingslanden bereikt teneinde bij te dragen aan de stijging van de levensverwachting en de bestrijding van armoede.
Zoals ik al zei, zijn er vorderingen gemaakt en zijn we op de goede weg, maar de Europese Unie moet met vernieuwde inzet oproepen tot een meer gecoördineerd optreden om het Europees onderzoek ter bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten te integreren. Dat is de enige manier waarop we iets kunnen doen aan de dramatische toestand van de volksgezondheid in verscheidene ontwikkelingslanden. Ik zou de Commissie willen vragen hoe ze de inspanningen van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied denkt op te volgen en op te voeren en hoe ze de resultaten van dit onderzoek denkt te vertalen ten behoeve van de Europese burgers in het licht van de Europa 2020-strategie.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" gestemd omdat alleen een grootschalige vaccinatiecampagne kan bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstelling voor ontwikkeling die tot doel heeft vóór 2015 de toename van tuberculose te stoppen en het aantal gevallen van de ziekte terug te dringen en vóór 2050 tuberculose uit te roeien. We moeten dringend innoverende financieringsmogelijkheden onderzoeken om de gezondheidszorgstelsels te versterken en de ongelijkheden te bestrijden, in het bijzonder wat betreft de gezondheidssituatie van moeders en kindersterfte.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel tuberculose een van de ziekten is waarover we ons in de industrielanden nagenoeg geen zorgen meer hoeven te maken als het om onze gezondheid gaat, is ze vandaag nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken in de wereld. Ze kost jaarlijks aan bijna twee miljoen mensen het leven. Vooral in de ontwikkelingslanden heeft deze ziekte in veel gevallen nog steeds een dodelijke afloop, vooral als ze optreedt in combinatie met hiv/aids.
Daarom is tuberculose een voorbeeld van de ongelijke gezondheidssituatie tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden. Bovendien stellen we vast dat, hoewel tuberculose nog steeds slachtoffers maakt, het onderzoek wordt gestaakt alleen maar omdat het vanuit commercieel oogpunt niet loont. Daarom is het belangrijk dat Europa inzet op wetenschappelijk onderzoek en het TBVI (Tuberculosis Vaccine Initiative) ondersteunt omdat een grootschalige vaccinatiecampagne positieve gevolgen kan hebben voor de uitroeiing van tuberculose voor 2050.
Iedereen weet dat vaccins een essentieel instrument zijn, samen met betere, betrouwbare en betaalbare tests om de infectie vast te stellen en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn, en ik denk dat de Europese Unie daarin een essentiële rol kan spelen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De onderhavige ontwerpresolutie, die is ingediend ter vervanging van de ontwerpresoluties van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, beoogt het "Tuberculosis Vaccine Initiative" (TBVI) te bevorderen, teneinde de doelstellingen te verwezenlijken die door de Verenigde Naties geformuleerd zijn in het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Deze hebben als doel vóór 2015 de toename van tuberculose te stoppen en de ziekte vóór 2050 volledig uit te roeien. De verbetering van de gezondheidstoestand van de wereldbevolking is een van de belangrijkste aandachtspunten van de EU. Hoewel we kunnen stellen dat tuberculose in Europa onder controle is, is deze aandoening in ontwikkelingslanden, gekoppeld aan andere overdraagbare ziekten, nog steeds verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen. Het is daarom van groot belang dat de beleidsmatige en financiële inspanningen op elkaar worden afgestemd om deze ziekte wereldwijd zo spoedig mogelijk een halt toe te kunnen roepen. Ik ben daarom blij met de goedkeuring van dit initiatief dat erop gericht is een overdraagbare ziekte uit te roeien die ook in de 21e eeuw nog vele slachtoffers maakt, met name in ontwikkelingslanden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en effectieve vaccins tegen ziekten, zoals tuberculose, die jaarlijks aan miljoenen mensen wereldwijd het leven kosten, moeten gestimuleerd worden en positieve resultaten moeten worden toegejuicht. Op het moment dat deze resultaten bereikt zijn, moeten de nieuwe wetenschappelijke en technologische verworvenheden ter beschikking gesteld worden van de mensen die deze nodig hebben, zonder enige vorm van uitsluiting.
Het feit dat iemand het nodig heeft mag dan ook het enige criterium voor toegankelijkheid zijn. Het afbetalen van de buitenlandse schuld en van de rente op schulden aan de rijke landen legt in derdewereldlanden een belangrijke druk op de eigen middelen, die derhalve niet besteed kunnen worden aan volksgezondheid en onderwijs, waarvoor daarom nauwelijks middelen op hun begroting beschikbaar zijn. Ook de zogenaamde "programma's voor structurele aanpassing" die van buitenaf worden opgelegd, zijn daar debet aan.
De bestrijding van ziekten, zoals tuberculose, die gedijen in armoede, moet daarom mede gebaseerd zijn op de bestrijding van de mechanismen die bijdragen aan afhankelijkheid en armoede en die deze in stand houden. In die zin valt het te betreuren dat een pleidooi om het nieuwe vaccin tegen tuberculose beschikbaar te stellen aan minder ontwikkelde landen – waar wij uiteraard voorstander van zijn – gedaan wordt ter versterking van de rol en toonaangevende positie van de EU in deze landen, zoals het geval is in de mondelinge vraag die tot deze resolutie geleid heeft.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Hoe kunnen we tegen een initiatief zijn dat beoogt tuberculose, een ziekte die nog altijd verantwoordelijk is voor 2 miljoen doden per jaar wereldwijd, vóór 2050 uit te bannen?
Wat me wel verbaast, is dat in een tekst waarin het wordt betreurd dat de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden verre van toereikend is, één van de grootste schandalen van dit moment onbenoemd wordt gelaten: het wegkapen van artsen uit die landen door rijkere landen die hun nationale artsen niet fatsoenlijk hebben opgeleid omdat ze dachten op hun sociale bescherming te kunnen besparen. Zo wordt er in Frankrijk een numerus clausus gehanteerd van rond de 7 000 studenten die toegang krijgen tot het tweede studiejaar, terwijl er elk jaar bijna 3 000 artsen met een diploma van buiten Europa in Frankrijk aan de slag gaan. En dan hebben we het nog niet eens over de buitenlandse studenten die wij opleiden, die dus een Frans diploma hebben en die nooit naar hun eigen land terugkeren. Tegelijkertijd is er volgens de WHO een tekort van 4,5 miljoen zorgverleners in arme landen.
Het is ook vreemd dat de tekst met geen woord repte over de 5 500 tot 6 000 gevallen van tuberculose in Frankrijk. De terugkeer van de ziekte, die daar volledig was uitgebannen, houdt direct verband met de massale immigratie. Ook daarin staan wij denk ik niet alleen in Europa.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De aanwezigheid van tuberculose in de wereld blijft een bron van zorg. Alleen grootschalige vaccinatie lijkt de dreiging van deze ziekte die de gezondheid van vele mensen in ontwikkelingslanden in gevaar brengt, te kunnen wegnemen. Ik heb deze resolutie gesteund om de lidstaten en de Europese Commissie op te roepen meer en duurzaam te investeren, zodat er middelen beschikbaar komen om tuberculose te bestrijden, met name via onderzoek en innovatie. Maar daarmee zijn we er nog niet: ook de hygiënische omstandigheden en de gezondheidsdiensten behoeven onze aandacht en steun. Dit is weer een hele andere kant van het probleem die nog veel aandacht behoeft en ook hier kunnen we niet zomaar aan voorbij gaan.
Jim Higgins, Seán Kelly, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons onthouden bij de eindstemming over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" (RC-B7-0075/2011). Wij steunen de doelstelling van het Vaccine Initiative volledig, maar kunnen de aanhaling niet steunen waarin wordt terugverwezen naar een andere stemming van het Parlement waarin onder andere abortus wordt gesteund en die ingaat tegen een eerdere stemverklaring die wij in de notulen van het Parlement hebben laten opnemen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat we de strijd tegen tuberculose moeten aangaan, omdat deze ziekte wereldwijd jaarlijks het leven kost aan bijna twee miljoen mensen en bijna een derde van de wereldbevolking ermee besmet is. Het is een ziekte die een serieus gevaar voor mensen is en wereldwijd de op een na belangrijkste doodsoorzaak onder besmettelijke ziekten vormt. Tuberculose is sterk gerelateerd aan maatschappelijke en economische problemen, zoals armoede, werkloosheid, alcoholisme, drugsverslaving en hiv/aids, alsook de ontoereikende en slechte staat van de gezondheidsstelsels in arme landen en vertraagde diagnoses. Ik ben blij dat het "Tuberculosis Vaccine Initiative"-model is opgesteld, zodat alle patiënten die wereldwijd aan deze ziekte lijden kunnen profiteren van het resultaat van onderzoek en het vele werk dat is verzet. Ik wil ook opmerken dat er nog steeds te weinig middelen voorhanden zijn voor de bestrijding van tuberculose, dat er specifieke financieringsmechanismen moeten komen die in Europa bijdragen aan de verstrekking van licenties voor tuberculosevaccins, toegang tot vaccins, klinisch onderzoek naar tuberculose en doeltreffender diagnoses en behandelingen, en dat de middelen voor gezondheidszorg ook de armste en kwetsbaarste inwoners van de landen moeten bereiken.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Tuberculose is helaas een van de belangrijkste doodsoorzaken in de wereld. De ziekte veroorzaakt jaarlijks ongeveer twee miljoen doden. Met deze resolutie roept het Parlement de Europese Unie op om de millenniumontwikkelingsdoelstelling van de Verenigde Naties om de toename van tuberculose uiterlijk in 2015 tot staan te brengen, te bereiken. De schattingen zijn zorgwekkend en laten zien hoe ernstig de situatie is, met name in de armste landen, waar steeds meer mensen sterven aan tuberculose. De gezamenlijke ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" kan dan ook mijn volledige steun wegdragen, omdat hiermee zowel wordt ingegaan op de gezondheidssituatie in de derdewereldlanden als gepoogd wordt het probleem bij de basis aan te pakken door meer middelen beschikbaar te stellen en het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. − (PL) Hoewel vaccinatie tegen tuberculose in de meeste Europese landen verplicht is, zijn de mondiale statistieken alarmerend. Het aantal mensen dat deze ziekte oploopt toont aan dat we in de eenentwintigste eeuw niet alleen een brede informatiecampagne en passende preventie nodig hebben, maar met name de financiering voor vaccinatie moeten verhogen. Alleen zo kunnen we deze ziekte namelijk beperken. Daarom heb ik voor de resolutie gestemd.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik schaar mij volledig achter oproepen voor meer financiering en alternatieve financieringsmethoden voor TB-programma's. Als voorzitter van de werkgroep Innovatie, toegang tot geneesmiddelen en armoedegerelateerde ziekten van dit Parlement, denk ik dat het van cruciaal belang is om onze inspanningen vooral te richten op onderzoek en innovatie als we willen voldoen aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Wereldwijd is het aantal TB-gevallen nog steeds onacceptabel hoog, en ik verwelkom nieuwe manieren om het Tuberculosis Vaccine Initiative te financieren voor een grootschalige vaccinatiecampagne.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel tuberculose in de ontwikkelde landen vrijwel uitgeroeid is, vormt deze aandoening in arme en onderontwikkelde landen, met name Afrika, nog steeds een bedreiging, waar de ziekte jaarlijks verantwoordelijk is voor de dood van miljoenen mensen. Alleen een wereldwijde vaccinatiecampagne kan deze ziekte een halt toeroepen en leiden tot de volledige uitroeiing van tuberculose vóór 2050, ter verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Hoewel ik het grotendeels eens ben met deze resolutie heb ik niet voorgestemd vanwege de laatste doelstelling en de overweging dat toegang tot gezondheidszorg een recht is dat gegarandeerd moet worden door regeringen die "moeten voldoen aan hun verplichting om gezondheidsdiensten beschikbaar te stellen aan hun bevolking". Ten eerste vind ik dit weinig ambitieus en ten tweede doet dit in mijn ogen geen recht aan de meerderheid van de voorstellen en doelstellingen die in deze resolutie zijn opgenomen. Deze ziekte treft de allerarmsten en is, met jaarlijks meer dan twee miljoen doden, een van de belangrijkste doodsoorzaken. Ik vind daarom de doelstelling om tuberculose uit te bannen vóór 2050 veel te pover, zeker omdat verschillende studies, uitgevoerd door ngo's, reeds hebben aangetoond dat met een stevig beleid en een passende verhoging van de middelen voor de bestrijding van deze ziekte, het mogelijk is om deze streefdatum met de helft te verkorten. Tevens vind ik het belangrijk, zoals in paragraaf 2 is gesteld, dat er betere tests om de infectie vast te stellen en doeltreffender diagnoses en behandelingen moeten komen. Ik betreur het echter dat in de resolutie niet is opgenomen dat deze tests en behandelingen uitgevoerd zouden moeten worden door openbare gezondheidsdiensten, die verbeterd moeten worden met behulp van steun van de Europese Unie.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd dat ik mijn steun mag betuigen aan een pan-Europees project dat niet alleen een toegevoegde waarde heeft voor Europa, maar ook voor de rest van de wereld, en de uiteindelijke uitbanning van tuberculose voorstaat.
In 2009 kostte tuberculose 1,7 miljoen mensen het leven, dat wil zeggen 4 700 mensen per dag. Volgens schattingen van de Wereldbank leidt Afrika door de ziekte ieder jaar een economisch verlies van 52 miljard dollar. De gevallen die in de zomer van 2010 in het Verenigd Koninkrijk en Ierland werden gemeld, maken maar weer eens duidelijk dat deze ziekte ook voor de Europese Unie een ernstig probleem blijft. Het "Tuberculosis Vaccin Initiative" (TBVI) maakt het mogelijk voor een betaalbare prijs doeltreffende vaccins te maken voor ontwikkelingslanden en aangepaste vaccins voor de jonge industrielanden en Europa.
De Europese Commissie is met 49 miljard euro/jaar de belangrijkste donateur van ontwikkelingshulp. Maar dat is niet voldoende. Er moeten andere financieringsbronnen worden onderzocht, zoals de instelling van een financiële waarborg van de lidstaten en/of de Europese Unie waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt. Het TBVI is een concrete toepassing van de EU 2020-strategie. Door Europa aantrekkelijker te maken, maken we de nieuwe economie gereed voor toekomstige generaties.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het tuberculosevaccinprogramma is erg belangrijk, maar wat gaat het Europees Parlement doen vóór 2015? In Letland bestaat de medische behandeling van tuberculose momenteel bijvoorbeeld uit diagnosestelling en plaatsing in quarantaine. Alle middelen die zouden moeten worden besteed aan de aanschaf van medische apparatuur en de bouw van gespecialiseerde ziekenhuizen, zijn hier zelfs tevergeefs besteed. Zo werd in de stad Olaine bijvoorbeeld een ziekenhuis voor de behandeling van tuberculosepatiënten gebouwd op het terrein van een gevangenis. Er werd twee miljoen euro besteed aan de toerusting van het ziekenhuis. Dat ziekenhuis functioneert nu helemaal niet, aangezien er geen medisch personeel is! Daarom zou ik graag de aandacht van mijn collega's willen vestigen op het feit dat het niet voldoende is om enkel een vaccin te maken en produceren, maar dat het ook noodzakelijk is om specialisten met gerichte specialisaties en zeer gekwalificeerd medisch personeel voor te bereiden en hen in te zetten in de strijd tegen tuberculose. Anders zal het effect van de stemming van vandaag enkel emotioneel zijn. Het is zeer belangrijk dat de middelen die worden toegewezen aan de strijd tegen tuberculose op absoluut transparante wijze kritisch worden bekeken, om te voorkomen dat situaties zoals die in Letland zich opnieuw voordoen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Elk jaar wordt in de Europese Unie 2 miljard euro uitgegeven aan het behandelen van mensen met tuberculose. Naast hiv en malaria, is tuberculose een van de meest wijdverbreide epidemieën ter wereld. Ongeveer een derde van de wereldbevolking is met tbc besmet. Het moge duidelijk zijn dat wij tuberculose nog bij lange na niet hebben uitgebannen. Net als bij alle andere ziekten, is een toenemende resistentie in de vorm van multiresistente of zelfs ultraresistente bacteriën en het daaruit voorvloeiende tekort aan behandelingsopties, een grote uitdaging voor de moderne geneeskunde. De standaardgeneesmidddelen die sinds de jaren zestig van de vorige eeuw voorgeschreven worden, hebben geen invloed meer op gemuteerde varianten. Daarom worden andere geneesmiddelen voorgeschreven die duurder zijn en die sterkere bijwerkingen hebben. De behandelingskosten kunnen tot wel honderd keer hoger zijn dan de kosten voor een behandeling van 'normale' tuberculose. Indien een patiënt vóór het einde van de periode van zes maanden stopt met het nemen van de standaardmedicatie voor de normale vorm van tbc, leidt dit niet alleen tot heftige bijwerkingen, maar ook tot resistentie. Bovendien is het daarna alleen maar mogelijk om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan, wanneer alle mensen onderzocht worden waarmee de patiënt contact heeft gehad. Een aantal landen heeft niet aan dit vereiste voldaan. Indien deze algemeen bekende basisregels niet worden gevolgd, is het onwaarschijnlijk dat onderzoeksprojecten die miljarden euro's kosten, ingrijpende veranderingen zullen bewerkstelligen. Derhalve zullen zich nieuwe resistente typen ontwikkelen. Om die reden heb ik mij van stemming onthouden.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" gestemd. In veel gevallen zijn tuberculose en de preventie ervan niet alleen een probleem van de ontwikkelingslanden, maar ook van de ontwikkelde landen. We zouden goede praktijken moeten delen, middelen moeten uittrekken voor het tuberculosevaccin en verschillende maatregelen moeten nemen om te proberen de afschuwelijke statistiek van ongeveer twee miljoen mensen die jaarlijks aan tuberculose overlijden in de wereld, naar beneden te brengen. Aan de andere kant zijn enkele van de belangrijkste risicofactoren die het ziektecijfer verhogen, drugsgebruik en enorme armoede. Daarom moeten wij niet alleen vaccinatie in overweging nemen, maar ook programma's voor de lange termijn die deze factoren moeten verminderen. Ik verwelkom nogmaals dit EU-initiatief om bij te dragen aan actieve EU-steun voor vaccinatieprogramma's die, eenmaal uitgevoerd, erin geslaagd zijn het aantal infectiegevallen met tuberculose aanzienlijk te verlagen, wat blijkt uit de statistieken van de EU-lidstaten.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Tuberculose is nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken in de wereld en is verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen per jaar. Desondanks wordt er momenteel niet voldoende onderzoek verricht naar de meest veronachtzaamde ziekten die alleen in ontwikkelingslanden voorkomen. In het licht hiervan steun ik het "Tuberculosis Vaccine Initiative" volledig. Alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes kan leiden tot de verwezenlijking van de doelstelling. Ik ben ervan overtuigd dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. Daarom ben ik van mening dat vaccinatie tegen tuberculose bij voorkeur moet plaatsvinden in klinieken in ontwikkelingslanden en dat de Europese hulp gericht moet zijn op het ondersteunen van de inspanningen van de ontwikkelingslanden zelf om hun capaciteiten op het gebied van personeel te verbeteren.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor de resolutie over het "Initiatief inzake een tuberculosevaccin" gestemd. Deze resolutie, die wordt gesteund door alle fracties, is een reactie op de ernstige toename van deze ziekte gedurende de laatste decennia in Europa en de Verenigde Staten. De voornaamste reden van de terugkeer van deze ziekte is wellicht de massale immigratie en in het bijzonder de illegale immigratie, waarbij in vele gevallen elementaire hygiënevoorschriften niet in acht kunnen worden genomen. Griekenland, dat zich tegenwoordig geconfronteerd ziet met deze illegale immigratie, is een land met een relatief groot aantal gevallen van tuberculose voor een ontwikkeld land, en daarom zijn de voorstellen van deze resolutie, zoals een vaccinatiecampagne op grote schaal, financiering door de Europese Investeringsbank en de oproep om voor volksgezondheidsdiensten in de meest afgelegen gebieden te zorgen, belangrijk voor ons land.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Tuberculose is in deze tijd een van de voorbeelden van de weerslag die de ongelijke situatie van volkeren heeft op het gebied van de volksgezondheid, gezien het feit dat deze ziekte in de geïndustrialiseerde landen vrijwel is uitgeroeid, maar in andere delen van de wereld nog steeds wijdverspreid is. Een ander belangrijk aspect is op dit moment dat tuberculose een van de infecties is die veelvuldig optreden in combinatie met hiv/aids, waardoor het een zeer ernstige ziekte is. Deze aspecten liggen ten grondslag aan de onderhavige resolutie, waarin gepleit wordt voor een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes, dat kan leiden tot de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral tot de uitroeiing van tuberculose vóór 2050.
Dit zijn behartigenswaardige doelstellingen en daarom heb ik voor de resolutie gestemd. Vaccins vormen een essentieel wapen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen (die betrouwbaar en betaalbaar zijn) en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. De EU moet, via de Europese Commissie, innoverende financieringsmogelijkheden onderzoeken, zoals een financiële waarborg van de lidstaten en/of de EU waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief om ervoor te zorgen dat financiering beschikbaar is voor onderzoek op dit gebied.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel er vooruitgang geboekt is, is het aantal gevallen van tuberculose wereldwijd nog steeds zorgwekkend en is de ziekte nog steeds een van de belangrijkste doodsoorzaken in de wereld, en vooral in ontwikkelingslanden. Daarom is er meer onderzoek en meer financiering op dit gebied nodig en moeten er middelen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief, aangezien alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes ertoe kan leiden dat vóór 2015 de toename van tuberculose gestopt en het aantal gevallen van de ziekte teruggedrongen wordt, en kan bijdragen aan de uitroeiing van tuberculose vóór 2050, zoals beoogd wordt met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en met het WHO-programma "Stop tuberculose".
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Aan tuberculose sterven jaarlijks bijna twee miljoen mensen, hoofdzakelijk in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en in Azië. Het is een plaag die niet alleen de ongelijkheden tussen noord en zuid blootlegt, maar ook het schrijnend gebrek aan middelen, behandelingen en onderzoek dat we tot onze beschikking hebben om de ziekte een halt toe te roepen.
In onze ontwerpresolutie staat welke inspanningen er verricht moeten worden om de ziekte beter en sneller te kunnen detecteren en diagnosticeren. Maar de ontwerpresolutie maakt vooral duidelijk dat alleen een grootschalig vaccinatieprogramma kan zorgen voor verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral de uitroeiing van tuberculose vóór 2050.
Daarnaast moet ook het farmaceutisch onderzoek zich op deze vergeten en "commercieel weinig interessante" ziekte gaan richten. De financiering van dit onderzoek moet worden gewaarborgd, bijvoorbeeld via fondsen van de Europese Investeringsbank. Er is, zoals u weet, drie miljard dollar nodig om het WHO-programma "Stop tuberculose" te verwezenlijken. Dit is een noodzakelijke investering als we vooruitgang willen boeken op het gebied van onderzoek en innovatie en onze hulp aan de armste bevolkingen aldus willen intensiveren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze resolutie onderstreept het Europees Parlement in de eerste plaats dat alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes kan leiden tot de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral tot de uitroeiing van tuberculose vóór 2050. In de tweede plaats is het Parlement van mening dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen (die betrouwbaar en betaalbaar zijn) en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. In de derde plaats vraagt het Parlement de Europese Commissie hiermee innoverende financieringsmogelijkheden te onderzoeken, zoals een financiële waarborg van de lidstaten en/of de EU waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief om ervoor te zorgen dat financiering beschikbaar is voor onderzoek naar veronachtzaamde en commercieel weinig interessante ziekten in ontwikkelingslanden.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het initiatief inzake een tuberculosevaccin gestemd. Tropische ziekten als malaria, tuberculose en slaapziekte maken ieder jaar miljoenen slachtoffers, in het bijzonder door de toenemende resistentie van deze ziekten en het gebrek aan behandeling als gevolg van het feit dat het onderzoek is gestaakt om de eenvoudige reden dat het in commercieel opzicht niet loont. Gezien het feit dat het aantal gevallen van tuberculose op dit moment, vier jaar vóór het verstrijken van de datum voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, nog steeds zorgwekkend is, moeten we direct ingrijpen. In de meeste ontwikkelingslanden is de gezondheidszorg volstrekt ontoereikend om aan de behoeften van de bevolking te voldoen. De programma's voor structurele aanpassing van de jaren negentig hebben de situatie zelfs verslechterd, doordat er drastisch in de sociale sector werd besnoeid. Ik ben van mening dat vaccinatie tegen tuberculose bij voorkeur moet plaatsvinden in klinieken en ziekenhuizen in ontwikkelingslanden. Met het oog hierop moeten de openbare diensten voor gezondheidszorg worden hersteld. Regeringen moeten voldoen aan hun verplichting om gezondheidsdiensten beschikbaar te stellen aan hun bevolking. Dit is immers een elementair recht dat is opgenomen in de Universele Verklaring van de rechten van de mens.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) Ik sta achter het "Tuberculosis Vaccine Initiative". Ik vind dat wij Europeanen moreel verplicht zijn een deel van de verantwoordelijkheid op ons te nemen voor zowel het onderzoek en het zoeken naar nieuwe geneesmiddelen als voor hulp aan arme landen bij het opleiden van gezondheidspersoneel en het opzetten van althans een elementair netwerk voor gezondheidszorg. Menselijke solidariteit zou de grenzen van landen en continenten moeten overstijgen. Wanneer we die solidariteit niet meer voelen houden we op mensen te zijn. Juist in naam van de menselijkheid heb ik de goedgekeurde tekst van de ontwerpresolutie niet kunnen steunen. Deze tekst bevat ook een verwijzing naar het doden van ongeboren kinderen, dat door de meerderheid van dit Parlement wordt beschouwd als onderdeel van de reproductieve gezondheidszorg. Ik heb me onthouden van stemming omdat ik er niet mee kan instemmen dat de strijd tegen tuberculose in de armste landen ter wereld op welke wijze dan ook wordt verbonden met de onmenselijke praktijk dat mensen zich het recht toe-eigenen te beslissen over leven en dood van het ongeboren kind.
Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie (EPA) waarvoor ik vorig jaar de kwijting hebt geweigerd, omdat dit de normale procedure is die elk jaar dient plaats te vinden zodra uit het verslag van de Europese Rekenkamer blijkt dat er geen verdere aanpassingen nodig zijn, onafhankelijk van het feit of de kwijting al dan niet is verleend. Gezien de waargenomen onregelmatigheden moet de EPA worden gesloten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Vanwege onze zorgen over het bestuursmodel van de Europese Politieacademie heeft het Parlement besloten niet over te gaan tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2008 van dit orgaan. Dit is zorgwekkend en ongebruikelijk. Het was de eerste keer dat een Europees orgaan met een dergelijke weigering te maken kreeg. De onderhavige resolutie beoogt dan ook uitsluitend de afsluiting van de desbetreffende rekeningen, gelet op bijlage VI bij het Reglement van het Europees Parlement, inzonderheid artikel 5, lid 2, onder b.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik wijs erop dat het Parlement op 7 oktober 2010 besloten heeft – met 618 stemmen voor en nul stemmen tegen, bij 7 onthoudingen – om het besluit tot verlening van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008 uit te stellen. Dit besluit om de rekeningen voor het begrotingsjaar 2008 af te sluiten is geen besluit tot verlening van kwijting, maar is slechts een technische maatregel die voortvloeit uit het Reglement van het Europees Parlement, conform welke er in geval van niet-verlening van kwijting in een daaropvolgende vergadering formeel gestemd moet worden over de vraag of de rekeningen moeten worden afgesloten. Daarom heb ik voor dit besluit gestemd.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Op 7 oktober 2010 heeft het Europees Parlement met 618 stemmen voor, geen enkele stem tegen en zeven onthoudingen, een besluit aangenomen waarin wordt geweigerd de directeur van de Europese Politieacademie kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de academie voor het begrotingsjaar 2008. Conform het Reglement van het Europees Parlement zal er in het geval er geen kwijting wordt verleend, een formeel voorstel worden ingediend om de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008 af te sluiten tijdens een volgende vergaderperiode. Het besluit waarmee ik heb ingestemd, betreft een technische maatregel die is bedoeld om de betrokken rekeningen af te sluiten, zonder kwijting te verlenen. Het besluit wordt tijdens deze vergaderperiode behandeld, omdat mijn collega's van de Commissie begrotingscontrole en ik een hoorzitting wilden houden met de directeur van de Europese Politieacademie, de voorzitter van de raad van bestuur en de voorzitter van de Europese Commissie om meer details en opheldering te krijgen over met name de boekhoudkundige correcties die in juli 2010 aan het boekjaar 2008 zijn toegebracht en de aanspreekbaarheid van de raad van bestuur.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het valt te betreuren dat een Europees orgaan dat uit openbare middelen gefinancierd wordt, niet over een transparant bestuursmodel beschikt, waardoor de toezichthoudende instelling geen kwijting kan verlenen voor zijn rekeningen. Dit geval heeft geen precedent, en daarom moeten de oorzaken hiervan onderzocht worden en moeten er oplossingen gevonden worden om herhaling van dergelijke situaties te voorkomen. De onderhavige resolutie beoogt dan ook uitsluitend de afsluiting van de desbetreffende rekeningen, gelet op bijlage VI bij het Reglement van het Europees Parlement, inzonderheid artikel 5, lid 2, onder b.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Inefficiënt gebruik van toegewezen middelen door de Politieacademie heeft al geleid tot verstoring van de financiële steun aan kleine instellingen. Er zijn gevallen bekend van ongepast gebruik van middelen die grenzen aan financiële misdrijven. Al deze schendingen kunnen zich voordoen wanneer de Commissie niet voldoende toezicht houdt. De beslissing van het Parlement inzake deze kwestie is een duidelijk signaal aan alle andere agentschappen en instellingen dat financiële discipline moet worden gehandhaafd en dat zij verantwoordelijker moeten omgaan met de verplichtingen die zij hebben. Het zou evenmin een verspilling zijn om die Commissiefunctionarissen die lange tijd hebben toegekeken en niet resoluut en efficiënt optraden, uit hun functie te ontheffen. Ik weet dat er veel gevallen zijn geweest waarin Commissiefunctionarissen hun ogen hebben gesloten voor ernstige overtredingen bij financiële projecten van de Europese Unie, soms als gevolg van hun weinig constructieve houding en soms zelfs door luiheid. Daarom beschouw ik deze resolutie als zeer gelegen en nuttig.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De Europese Politieacademie (EPA) is in 2000 opgericht en is bedoeld om een nauwe samenwerking te bevorderen tussen de verschillende politiemachten in de Europese Unie. De EPA ondersteunt de nationale instanties bij de samenwerking om criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. Daarnaast werkt de EPA intensief samen met politiediensten van derde landen. Naar mijn idee is de EPA een nuttige instelling en derhalve heb ik mijn steun gegeven aan het ontwerpbesluit.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Politieacademie (EPA) bestaat uit hoge politiefunctionarissen uit de hele Europese Unie, en heeft als doel de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen bij de bestrijding van misdaad en bij de handhaving van de openbare veiligheid, de wet en de openbare orde. De EPA is sinds 2005 een Europese instelling en functioneert als een netwerk waarbinnen activiteiten – zoals cursussen, seminars, conferenties en vergaderingen – in en door de lidstaten georganiseerd worden, veelal bij de nationale opleidingsinstituten. Per jaar worden tussen de zestig en honderd cursussen, seminars en conferenties georganiseerd over een groot aantal onderwerpen die van belang zijn voor het functioneren van de politie in Europa. De activiteiten van de EPA zijn vooral gericht op het tot stand brengen van synergieën tussen de politiekorpsen van de verschillende lidstaten. De EPA speelt momenteel een centrale rol bij het leren en de ontwikkeling op het gebied van opleiding en training voor een betere samenwerking tussen de politiekorpsen van Europa. Om bovengenoemde redenen en met name gezien de positieve adviezen van de Rekenkamer en van de Raad, heb ik voor afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008 gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Naar aanleiding van het besluit van het Europees Parlement van 7 oktober 2010 tot weigering kwijting te verlenen aan de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008, vanwege geconstateerde tekortkomingen in het bestuursmodel van de Europese Politieacademie, gaat het Europees Parlement nu over tot afsluiting van de rekeningen, gelet op bijlage VI bij zijn Reglement, inzonderheid artikel 5, lid 2, onder b.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het is van cruciaal belang dat de nieuwe autoriteiten en de voorzitters hiervan hun functies uitvoeren in het belang van de Europese burgers. Daarom hebben de Groenen aangedrongen op meer transparantie in de relatie tussen vertegenwoordigers uit de industrie enerzijds en de autoriteiten en de voorzitters hiervan anderzijds. Wij zijn dan ook blij dat alle drie de kandidaten dit schriftelijk hebben toegezegd. Vage lobbyrelaties ondermijnen de geloofwaardigheid en effectiviteit van deze autoriteiten, en het is belangrijk dat zij hun werk verrichten met een zo groot mogelijke transparantie. We moeten nu vooruit kijken en ervoor zorgen dat deze autoriteiten hun cruciale toezichthoudende rol op de Europese financiële markten effectief kunnen vervullen.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Zoals de stemming door de Commissie begrotingscontrole van het Parlement al liet zien, waren veel mensen niet blij met de manier waarop de Europese Politieacademie met haar financiën is omgesprongen in 2008 en de jaren ervoor. Dit is een unieke situatie – tot nu toe is geen enkel Europees agentschap erin geslaagd om geen kwijting te verkrijgen. Het is nu echter belangrijk om ons op de toekomst te richten. Generaal Banfi, de nieuwe directeur van de Europese Politieacademie, is in een lastige situatie terechtgekomen en moet het vertrouwen van het Parlement en de belastingbetaler terug zien te winnen. Verder ben ik van mening dat de huidige discussie over het ondoeltreffende beheer van de Academie ten aanzien van de begroting en het menselijk potentieel onze aandacht alleen maar afleidt van een veel groter probleem – het gebrek aan integriteit en professionaliteit in politie- en veiligheidsorganen in heel Europa, met inbegrip van Litouwen. We moeten meer aandacht schenken aan inspanningen om de basisfuncties van de Politieacademie te verbeteren. We moeten krachtigere maatregelen nemen om misdaad tegen te gaan, door middel van onderwijs en speciale training. Zoals ik al zei tijdens de vergaderperiode in oktober, heeft de Europese Politieacademie nobele doelstellingen – bevordering van gemeenschappelijke Europese politienormen en versterking van de rechtsstaat en de wet. Wat er in de toekomst met de Europese Politieacademie gebeurt is niet belangrijk, maar alle lidstaten moeten erop toezien dat deze doelstellingen worden gehaald.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie gestemd aangezien ik het belangrijk vind om een streep te trekken onder de kwijtingsprocedure voor 2008. Door geen kwijting te verlenen, geven leden van het Europees Parlement een sterk signaal af aan het management van alle EU-agentschappen dat het Parlement slechte boekhouding of valse uitgaven niet tolereert. De Parlementsleden moeten hun aandacht nu richten op de kwijtingsprocedure voor 2009 die zich binnenkort aandient in de Commissie begrotingscontrole, en wijzigingen doorvoeren om ervoor te zorgen dat er strengere begrotingsprocedures worden ingevoerd. Er mag geen herhaling plaatsvinden van de tekortkomingen die bleken uit het verslag van de Rekenkamer voor de jaarrekening voor 2008. Ik verwelkom de positieve stappen die zijn genomen door Ferenc Bánfi, de nieuwe directeur van de EPA, en hoop dat de samenwerking tussen de Commissie begrotingscontrole en de academie blijft bestaan en dat er grote stappen worden genomen om te waarborgen dat de academie efficiënt en in lijn met alle financiële regels wordt geleid.
Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de resolutie om bezwaar te maken tegen de benoeming van de voorzitter van de Europese Bankautoriteit. Niet omdat ik vond dat de geselecteerde kandidaat een tekortkoming had, maar omdat ik bezwaar maak tegen de oprichting van deze nieuwe autoriteit op zich. Er wordt ons verteld dat deze autoriteit nodig is om toekomstige economische en financiële crises te voorkomen. In feite wordt hiermee enkel nog een bureaucratische bestuurslaag toegevoegd aan het bestaande toezicht. Er zal verwarring ontstaan over wie waarvoor verantwoordelijk is. De voorschriften die deze autoriteit zal bedenken, zullen ongetwijfeld niet geschikt zijn voor de City of London en zullen bijdragen aan het verlies van banen in Groot-Brittannië. Bovendien is het proces niet transparant nu het Parlement slechts één kandidaat gepresenteerd krijgt. Alsof dat nog niet genoeg is, is de eindstemming dan ook nog eens geheim.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als er één les is die wij allemaal uit deze recente crisis hebben geleerd, dan is het dat wij dringend behoefte hebben aan een herziening van de institutionele toezichtstructuur door de oprichting van Europese instanties. Daarbij moet het hele concept van macro- en micro-economisch toezicht opnieuw tegen het licht worden gehouden. Dat is de achtergrond van de oprichting van de Europese Bankautoriteit. Nu het vertrouwen in de banken ernstig geschaad is door de wereldwijde financiële crisis, is het dringend noodzakelijk dat de markten, en de Europeanen in het algemeen, weer kunnen vertrouwen op solide en robuuste bancaire instellingen, en vooral ook hun vertrouwen kunnen herwinnen in de toezichthoudende instanties. Daarom is de rol die is weggelegd voor deze nieuwe Europese Bankautoriteit van zo'n doorslaggevende betekenis voor de toekomst. En daarom heb ik de keuze ondersteund voor Andrea Enria als eerste voorzitter van de Europese Bankautoriteit, en ik spreek de hoop uit dat hij zijn mandaat op een actieve, attente en succesvolle manier zal uitvoeren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De recente financiële crisis heeft de enorme tekortkomingen van het financieel toezicht aan het licht gebracht, zowel ten aanzien van specifieke gevallen als ten aanzien van het financiële systeem als geheel. De toezichtmodellen hadden een nationaal perspectief en pasten niet bij de mondialisering waarvan sprake is in het financiële systeem, waarbinnen verschillende financiële groepen grensoverschrijdend opereren, met alle systeemrisico's van dien. Er was dan ook geen enkele samenwerking, coördinatie of samenhang wat betreft de uitvoering van de EU-wetgeving. Ik heb horen zeggen dat de oprichting van de Europese Bankautoriteit van essentieel belang is voor het inrichten van een effectief toezichtmodel. Maar als we willen voorkomen dat werkelijk immorele situaties zoals we in het recente verleden gezien hebben, zich opnieuw zullen voordoen, met alle schadelijke gevolgen van dien voor de economieën, aandeelhouders, spaarders en belastingbetalers, en voor de geloofwaardigheid van het systeem, zijn er nog heel wat meer stappen nodig. Daarom heb ik de keuze ondersteund voor Andrea Enria als eerste voorzitter van de Europese Bankautoriteit, en ik wens hem een ambtsperiode toe dat in alle opzichten van hoge kwaliteit is.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de nieuwe centrale Europese toezichthoudende autoriteit worden de nationale belangen behartigd door de instanties die toezicht houden op de financiële markten. In Oostenrijk is dat bijvoorbeeld de FMA. Die nationale instanties zijn lid van de nieuwe autoriteit en hebben ook stemrecht. De nationale banken nemen eveneens deel aan de bijeenkomsten van de autoriteit, maar hebben geen stemrecht. Ik ben tegen de benoeming van de voorgedragen kandidaat als voorzitter van de Europese Bankautoriteit. Ik steun dan ook het verslag, aangezien er anders volgens mij dure dubbele structuren ontstaan, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat de afzonderlijke toezichthoudende autoriteiten in verschillende steden zijn gevestigd. Daarnaast vormen toezichthoudende autoriteiten slechts een deel van de totale oplossing. Bovendien moeten er strengere sanctiemechanismen komen voor lidstaten met hoge begrotingstekorten.
Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de resolutie om bezwaar te maken tegen de benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Niet omdat ik vond dat de geselecteerde kandidaat een tekortkoming had, maar omdat ik bezwaar maak tegen de oprichting van deze nieuwe autoriteit op zich. Er wordt ons verteld dat deze autoriteit nodig is om toekomstige economische en financiële crises te voorkomen. In feite wordt hiermee enkel nog een bureaucratische bestuurslaag toegevoegd aan het bestaande toezicht. Er zal verwarring ontstaan over wie waarvoor verantwoordelijk is. De voorschriften die deze autoriteit zal bedenken, zullen ongetwijfeld niet geschikt zijn voor de City of London en zullen bijdragen aan het verlies van banen in Groot-Brittannië. Bovendien is het proces niet transparant nu het Parlement slechts één kandidaat gepresenteerd krijgt. Alsof dat nog niet genoeg is, is de eindstemming dan ook nog eens geheim.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Een van de consequenties die we uit de crisis getrokken hebben, is dat we onafhankelijke Europese instanties nodig hebben die toezicht houden op de banken, verzekeringsbedrijven en financiële markten. Deze instanties komen niet in de plaats van de nationale toezichthouders, maar werken juist met hen samen. Op die manier zullen zij trachten om hun mandaat wat het prudentieel toezicht en een analyse van de systeemrisico's betreft, uit te voeren om te voorkomen dat we nogmaals getroffen worden door een crisis van een vergelijkbare omvang.
Het vervult mij met grote trots dat ik vandaag stem voor de benoeming van een Portugese burger, Gabriel Rodrigo Ribeiro Tavares Bernardino, als eerste voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Het profiel van integriteit en de technische kwaliteiten, waarvan hij tijdens de gehele, strenge selectieprocedure blijk heeft gegeven, beloven een attent en actief mandaat bij de nieuwe toezichthoudende autoriteit, waarvan hij nu voorzitter wordt. Ik wil hem bij dezen alle succes toewensen bij het uitoefenen van zijn functie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De recente financiële crisis heeft de enorme tekortkomingen van het financieel toezicht aan het licht gebracht, zowel ten aanzien van specifieke gevallen als ten aanzien van het financiële systeem als geheel. De toezichtmodellen hadden een nationaal perspectief en pasten niet bij de mondialisering waarvan sprake is in het financiële systeem, waarbinnen verschillende financiële groepen grensoverschrijdend opereren, met alle systeemrisico's van dien. Er was dan ook geen enkele samenwerking, coördinatie of samenhang als het gaat om de uitvoering van de EU-wetgeving. De oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen is van essentieel belang om vorm te geven aan een effectief toezichtmodel, samen met een heel scala aan andere toezichtmechanismen, die echt zo spoedig mogelijk moeten worden goedgekeurd en uitgevoerd. De benoeming van een Portugese burger, Gabriel Rodrigo Ribeiro Tavares Bernardino, tot eerste voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, verheugt mij uiteraard. Ik wens hem het allerbeste toe bij de uitoefening van zijn taken.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De stemming van vanochtend stemt mij zeer tevreden, omdat het Parlement hiermee de weg vrij heeft gemaakt voor de benoeming van de heer Bernardino uit Portugal tot voorzitter van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Dit is een overwinning voor de Europese Unie en voor het Europees Parlement, dat zich heeft ingezet voor de oprichting van deze autoriteit, maar bovenal is dit een overwinning voor de Europese burgers, die vanaf nu absoluut beter beschermd zullen worden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In november 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing een ambitieuze reeks wetsvoorstellen aangenomen om het toezicht op de financiële markten in Europa te versterken. Deze voorstellen voorzagen in de oprichting van drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten voor de sectoren verzekeringen, effecten en banken. Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol bij de benoeming van de voorzitters van deze autoriteiten: het is bevoegd om hoorzittingen te beleggen met de kandidaten die zijn voorgedragen door de nationale toezichthouders, op basis van een door de Commissie opgestelde shortlist, en kan tegen hun benoeming verzet aantekenen. De kandidaten zijn gehoord door de Commissie economische en monetaire zaken, die een gunstig advies heeft afgegeven. In overeenstemming hiermee heb ik mijn stem uitgebracht voor de Portugese kandidaat die is voorgedragen om het voorzitterschap van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen te bekleden. Krachtens de toepasselijke bepalingen is de voorzitter onderworpen aan strenge regels inzake onafhankelijkheid.
Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de resolutie om bezwaar te maken tegen de benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten. Niet omdat ik vond dat de geselecteerde kandidaat een tekortkoming had, maar omdat ik bezwaar maak tegen de oprichting van deze nieuwe autoriteit op zich. Er wordt ons verteld dat deze autoriteit nodig is om toekomstige economische en financiële crises te voorkomen. In feite wordt hiermee enkel nog een bureaucratische bestuurslaag toegevoegd aan het bestaande toezicht. Er zal verwarring ontstaan over wie waarvoor verantwoordelijk is. De voorschriften die deze autoriteit zal bedenken, zullen ongetwijfeld niet geschikt zijn voor de City of London en zullen bijdragen aan het verlies van banen in Groot-Brittannië. Bovendien is het proces niet transparant nu het Parlement slechts één kandidaat gepresenteerd krijgt. Alsof dat nog niet genoeg is, is de eindstemming dan ook nog eens geheim.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien de financiële markten ernstig getroffen zijn door de crisis is het dringend noodzakelijk om het vertrouwen te herstellen. Daarbij is een doorslaggevende rol weggelegd voor de toezichthoudende autoriteiten, die hun mandaat met de nodige bevoegdheid en efficiëntie moeten vervullen teneinde de investeerders en de bedrijven voldoende vertrouwen in te boezemen. Het is in dit verband dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten is opgericht. Ofschoon het niet de bedoeling is dat zij de nationale toezichthouders vervangt, wacht haar een belangrijke taak in het kader van het nieuwe systeem van Europese toezichthoudende autoriteiten. Daarom is het essentieel dat deze autoriteit spoedig in werking treedt. Ik heb voor de heer Steven J. Maijoor gestemd als eerste voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten in de hoop dat hij zijn mandaat op een actieve, attente en succesvolle manier zal uitvoeren.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De recente financiële crisis heeft de enorme tekortkomingen van het financiële toezicht aan het licht gebracht in zowel individuele gevallen als voor wat betreft het financiële stelsel in zijn geheel. De toezichtmodellen waren geschoeid op een nationale leest en beantwoordden niet aan de globalisering die zich heeft voltrokken in het financiële systeem, waar diverse financiële groepen grensoverschrijdende operaties uitvoeren, met alle systeemrisico's van dien. De EU-wetgeving werd toegepast zonder enige vorm van samenwerking, coördinatie of coherentie. De oprichting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten is essentieel om een doeltreffend toezichtmodel tot stand te brengen. Er moeten echter nog tal van andere stappen worden gezet om te voorkomen dat de ronduit immorele situaties uit het recente verleden zich herhalen. Daarom stem ik voor de benoeming van Steven J. Maijoor tot eerste voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten en wens ik hem een in alle opzichten kwalitatief hoogwaardig mandaat toe.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De financiële toezichthoudende autoriteiten zijn wellicht nuttiger dan veel andere Europese instellingen. Eén instantie op één enkele locatie zou echter toereikend zijn geweest. In de plaats daarvan krijgen wij drie instanties in drie verschillende steden met de bijbehorende dure dubbele structuren. Tot het toezicht op Europees niveau behoort onder andere de coördinatie van de nationale toezichthoudende instanties. Gezien de huidige verdeling van bevoegdheden, zal dat moeilijk worden. Daarnaast is er een efficiënt systeem voor vroegtijdige waarschuwingen nodig in combinatie met een adequate ondersteunende bijdrage van speculanten, evenals een discussie zonder taboes. Aangezien ik van mening ben dat de oprichting van drie Europese financiële toezichthouders geldverspilling is, ondersteun ik het feit dat in het verslag de benoeming van de voorgedragen kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, krachtig van de hand wordt gewezen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegengestemd en ben dus zeer tevreden met de uitslag van de stemming van vanochtend, waarmee het Europees Parlement de weg heeft vrijgemaakt voor de benoeming van de voorzitter van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM). De recente financiële crisis heeft aangetoond dat er scherp en zorgvuldig toezicht moet worden gehouden op sectoren die in het verleden de regels wisten te omzeilen. Met veel van de wetgevingsvoorstellen die wij in de Commissie economische en monetaire zaken beoordelen, of die nu derivaten of short-selling betreffen, worden verregaande toezichthoudende en controlebevoegdheden aan de EAEM toegewezen, en daarom moet deze autoriteit zo snel mogelijk volledig operationeel zijn.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In november 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing een ambitieuze reeks wetsvoorstellen aangenomen om het toezicht op de financiële markten in Europa te versterken. Deze voorstellen voorzagen in de oprichting van drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten voor de sectoren verzekeringen, effecten en banken. Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol bij de benoeming van de voorzitters van deze autoriteiten: het is bevoegd om hoorzittingen te beleggen met de kandidaten die zijn voorgedragen door de nationale toezichthouders, op basis van een door de Commissie opgestelde shortlist, en kan tegen hun benoeming verzet aantekenen. De kandidaten zijn gehoord door de Commissie economische en monetaire zaken, die een gunstig advies heeft afgegeven. In overeenstemming hiermee heb ik mijn stem uitgebracht voor de Ierse kandidaat die is voorgedragen om het voorzitterschap van de Europese Autoriteit voor effecten en markten te bekleden. Krachtens de toepasselijke bepalingen is de voorzitter onderworpen aan strenge regels inzake onafhankelijkheid.
Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Er heerste totale verwarring tijdens de stemming die vandaag, op 3 februari 2011, in de voltallige vergadering werd gehouden over de benoeming van de voorzitters van de Europese toezichthoudende autoriteiten. Of het nu ging om de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ontwerpresolutie B7-0093/2011), de Europese Bankautoriteit (ontwerpresolutie B7-0091/2011) of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (ontwerpresolutie B7-0092/2011), er is geen enkele vrouw voorgedragen. Omwille van de gelijkgerechtigdheid, een fundamentele waarde waar de Verts/ALE-Fractie zich sterk voor maakt, kan ik onmogelijk met dergelijke benoemingen instemmen.
Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) Uit de financiële crisis van 2008 bleek duidelijk dat er Europese toezichthoudende autoriteiten nodig waren om de regulering van en het toezicht op de financiële sector in de Europese Unie te coördineren. Met de stemming van vandaag om de drie kandidaat-voorzitters van deze nieuwe autoriteiten goed te keuren, geven wij hun het groene licht om aan het werk te gaan. De afgelopen twee jaar hebben we ook gezien dat delen van de financiële dienstverleningssector vastberaden zijn weerstand te bieden tegen nieuwe regels en voorschriften. Tijdens de hoorzitting heb ik de kandidaten daarom gevraagd te streven naar de hoogste mate van transparantie en open bestuur. Om het openbare geloof en vertrouwen in deze nieuwe autoriteiten te handhaven, moeten ze onafhankelijk, eerlijk en objectief hun werk kunnen doen. Het is van cruciaal belang dat deze jonge en onervaren instellingen niet zodanig worden geïntimideerd dat ze belangrijke regels voor de hervorming van de financiële sector zullen afzwakken of ondermijnen. Daarom verwelkom ik de vastberadenheid van de kandidaten om te werken volgens de hoogste principes van transparantie, in het kader waarvan zij ook het resultaat zullen bekendmaken van bijeenkomsten met lobbyisten en vertegenwoordigers uit de industrie.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik heb tegengestemd, puur omdat ik de naam van deze kandidaat voor een hoge functie niet wist. Het 'mooiste' was vooral dat de vertegenwoordiger van de Europese Commissie de achternaam van de kandidaat niet bekend wilde maken. Misschien is er in onze wereld wel iets veranderd, wanneer leden van het Europees Parlement het recht niet hebben de naam en het cv te weten van iemand die een functie in de Europese Unie wil bekleden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Indien er drie nieuwe EU-agentschappen worden opgericht met respectievelijk Londen, Parijs en Frankrijk als thuisbasis, en ook nog eens een raad voor risicoadvies bij de Europese Centrale Bank (ECB), leidt dit naar alle waarschijnlijkheid alleen maar tot verwarring over de bevoegdheden van deze instanties. De financiële toezichthouders zijn wellicht nuttiger dan veel andere Europese instellingen, zoals het zogeheten Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Eén instantie zou echter toereikend zijn geweest. De drie nieuwe financiële toezichthoudende autoriteiten vormen slechts een deel van de totale oplossing. Daarnaast dienen de lidstaten hun attitude te veranderen. Het huidige motto 'als jij mij geen pijn doet, doe ik jou ook geen pijn' op basis waarvan lidstaten elkaar kunnen beschermen tegen financiële sancties op grond van de procedure inzake begrotingstekorten, heeft rampzalige gevolgen gehad. Dat is de reden dat ik mijn steun aan het verslag heb gegeven en tegen de kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen heb gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In november 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing een ambitieuze reeks wetsvoorstellen aangenomen om het toezicht op de financiële markten in Europa te versterken. Deze voorstellen voorzagen in de oprichting van drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten voor de sectoren verzekeringen, effecten en banken. Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol bij de benoeming van de voorzitters van deze autoriteiten: het is bevoegd om hoorzittingen te beleggen met de kandidaten die zijn voorgedragen door de nationale toezichthouders, op basis van een door de Commissie opgestelde shortlist, en kan tegen hun benoeming verzet aantekenen. De kandidaten zijn gehoord door de Commissie economische en monetaire zaken, die een gunstig advies heeft afgegeven. In overeenstemming hiermee heb ik mijn stem uitgebracht voor de Nederlandse kandidaat die is voorgedragen om het voorzitterschap van de Europese Bankautoriteit te bekleden. Krachtens de toepasselijke bepalingen is de voorzitter onderworpen aan strenge regels inzake onafhankelijkheid.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Deze hele selectieprocedure was een onbevredigende puinhoop en luidt een onheilspellend begin van de nieuwe toezichthoudende autoriteiten in. De Commissie en de Raad delen de verantwoordelijkheid voor deze situatie en het is belangrijk dat er lessen worden geleerd voor de volgende benoemingsronde. Deze nieuwe autoriteiten moeten zorgen voor streng en doeltreffend toezicht op de financiële sector om vergissingen uit het verleden te voorkomen, en het is spijtig dat de status van de kandidaten niet hoger was. De Groenen vonden vooral de kandidaat voor het voorzitterschap van de nieuwe Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, Gabriel Bernardino, ongelukkig. Er bestaat oprechte bezorgdheid dat de heer Bernardino niet vast van plan is om zinvol Europees toezicht te houden en enkel zal optreden als het schoothondje van de nationale autoriteiten. Ook lijkt hij de mogelijke risico's te bagatelliseren die de verzekeringssector vormt voor de financiële stabiliteit. Daarom hebben de Groenen voor de verwerping van zijn kandidatuur gestemd. Het is van cruciaal belang dat de nieuwe autoriteiten en de voorzitters hiervan hun functies uitvoeren in het belang van de Europese burgers. Daarom hebben de Groenen aangedrongen op meer transparantie in de relatie tussen vertegenwoordigers uit de industrie enerzijds en de autoriteiten en de voorzitters hiervan anderzijds. Wij zijn dan ook blij dat alle drie de kandidaten dit schriftelijk hebben toegezegd.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor goedkeuring van de benoeming van de voorzitters van de EBA, EAVB en EAEM, aangezien zij tijdens hun hoorzittingen hebben laten blijken competent te zijn en verstand te hebben van de kwesties die verband houden met de taken waarmee zij te maken zouden krijgen. Ik vind het echter jammer dat er geen vrouwelijke kandidaat is voor een functie op dit niveau en hoop dat er bij de kandidaten voor de functie van uitvoerend directeur sprake zal zijn van een betere keuze. Ook is het spijtig dat twee fracties, de Groenen en de ALDE (sommige leden, niet allemaal), het hebben bestaan hun afkeuring over deze voorzitters uit te spreken in verband met kwesties die niets te maken hebben met de taken die zij als voorzitter zullen verrichten. Ik acht het dan ook voorstelbaar dat er iets anders schuilgaat achter hun keuzes, iets waaruit een bepaalde ongevoeligheid ten opzichte van dit Europese project blijkt. We vragen tenslotte om onafhankelijkheid bij de acties die door deze Europese toezichthoudende autoriteiten zullen worden uitgevoerd, en toch keren zij zich tegen die onafhankelijkheid door de resultaten van die onafhankelijke keuze ongeldig te maken met een niet te rechtvaardigen tegenstem.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over de afvalcrisis in de provincie Campanië gestemd, omdat het mijns inziens essentieel is om in het kader van de crisis van het afvalbeheer de afwijking van verordeningen en controles toe te passen, onder meer bijvoorbeeld vrijstelling van milieueffectrapportage en wetgeving inzake openbare aanbestedingen. Ik ben tevens van oordeel dat in Campanië en andere Europese regio's alleen aan de EU-wetgeving betreffende afvalstoffen kan worden voldaan indien hard wordt gewerkt aan het reduceren van de totale hoeveelheid afvalstoffen en middels de terbeschikkingstelling van de geëigende infrastructuur de nadruk wordt gelegd op preventie, reductie, hergebruik en recyclage van afvalstoffen, en dat in deze overwegend agrarische regio meer de nadruk moet worden gelegd op hergebruik van organische afvalstoffen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Hoewel wij de beweegredenen van de Commissie begrijpen, wordt de afvalcrisis in Campanië niet opgelost door boetes op te leggen en evenmin door de betaling op te schorten van 135 miljoen euro als bijdrage uit de financieringsperiode 2006-2013 voor afvalgerelateerde projecten en van een verder bedrag van 10,5 miljoen euro uit de financieringsperiode 2000-2006.
De oplossing voor de crisis is gelegen in gezonde veranderingen op politiek en operationeel vlak. De nieuwe regionale regering, die pas afgelopen juni is aangetreden, heeft helaas vijftien jaar nalatigheid en uitstel geërfd. Desondanks heeft deze een geïntegreerde aanpak gepresenteerd voor de afvalinzameling en -verwerking, die onder meer bestaat uit de bouw van de benodigde installaties en het sluiten van overeenkomsten met vijf Italiaanse regio's over de tijdelijke verplaatsing van het afval totdat het plan volledig ten uitvoer wordt gelegd. Toekomstige maatregelen moeten gericht zijn op transparantie, de dialoog tussen de bevolking en de plaatselijke autoriteiten, de verantwoordelijkheid die de burgers dragen voor de verwerking van huishoudelijk afval en beter gebruik van organisch afval.
Ik hoop dat de Commissie de bereidwilligheid en de inzet van de nieuwe regionale regering waardeert en dat zij op korte termijn de Europese middelen die voor deze regio bestemd zijn, wil vrijmaken, zodat de groei van de regio kan worden bevorderd, uiteraard met de nodige strenge controles en op een manier die verenigbaar is met de communautaire wetgeving.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Terwijl de stemming over de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur vooral technisch van aard was, is de stemming over de resolutie inzake de afvalcrisis in Campanië buitengewoon politiek getint. Door de amendementen van de PPE, die de tekst verminkt zouden hebben, te verwerpen, stemt de meerderheid van het Europees Parlement voor het feit dat Italië de Europese regels inzake afvalverwerking moet naleven. In deze gezamenlijke resolutie van de S&D-, ALDE-, Verts/ALE- en GUE/NGL-Fractie vragen we Italië onmiddellijk maatregelen te nemen opdat de regels worden nageleefd en de inmenging van de georganiseerde misdaad in een gebied dat als zeer lucratief wordt aangemerkt, een halt toe te roepen. De gezondheids- en milieusituatie zijn in dit gebied al zeer verontrustend. Daarom zijn wij van mening dat er geen Europese fondsen vrijgemaakt mogen worden zolang er niets wordt gedaan om de situatie te verbeteren. Het is toch ondenkbaar dat er een Europa ontstaat waar aan de ene kant steeds striktere regels op het gebied van gezondheid en milieu worden gehanteerd terwijl er aan de andere kant gebieden zijn waar totaal geen regels gelden.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Tijdens de vorige plenaire vergadering in Straatsburg heeft de Commissie, naar aanleiding van de mondelinge vragen over de afvalcrisis in Campanië, aan het debat deelgenomen. Ik kijk tevreden terug op de gedachtewisseling met de commissaris voor Milieu, de heer Potočnik, omdat hij zich zeer betrokken toonde bij de situatie in Campanië.
Uit de zorgwekkende gegevens die de toeristische organisaties onlangs publiceerden, blijkt dat de afvalcrisis desastreuze gevolgen voor het toerisme heeft. De situatie schaadt de transportbedrijven, de KMO's, de hotels en de logiesverstrekkende bedrijven. De werkgelegenheid in het toerisme zal nog harder getroffen worden als dringende maatregelen uitblijven. De Italiaanse autoriteiten hebben reeds een plan bij de Commissie ingediend om de rechtmatigheid te herstellen. Het beleid dat nu ten uitvoer wordt gelegd is niet enkel gericht op het opruimen van het afval in Napels, maar vooral ook op het realiseren van een geïntegreerd afvalverwerkingssysteem voor gescheiden inzameling, de vermindering van de hoeveelheid afval, de bouw van moderne installaties en de sanering van voormalige stortplaatsen. Ik hoop dat er snel een definitieve oplossing komt voor het afvalverwerkingsprobleem, zodat het imago van Italië en de toeristische economie beschermd worden.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de afvalcrisis in Campanië gestemd. In Campanië kan alleen aan de EU-wetgeving betreffende afvalstoffen worden voldaan indien hard wordt gewerkt aan het reduceren van de totale hoeveelheid afvalstoffen en middels de terbeschikkingstelling van de geëigende infrastructuur de nadruk wordt gelegd op preventie, reductie, hergebruik en recyclage van afvalstoffen. In deze overwegend agrarische regio moet meer de nadruk worden gelegd op hergebruik van organische afvalstoffen. Verder wordt aanbevolen dat de gegevens worden geverifieerd en dat een systeem van uitwisseling van optimale werkmethoden wordt verwezenlijkt. Het Europees Parlement is van oordeel dat de vaststelling door de Italiaanse autoriteiten van langlopende uitzonderingsmaatregelen, waaronder de benoeming van speciale commissarissen en de uitroeping van stortplaatsen tot gebieden van strategisch belang en de plaatsing ervan onder controle van het leger, contraproductief is geweest. Het verzoekt de verschillende bevoegde autoriteiten dan ook veel meer openheid aan de dag te leggen. Verder is het belangrijk te werken aan het herwinnen van vertrouwen door middel van een gestructureerde dialoog tussen de burgers en de verschillende overheden, alsmede tussen de verschillende bestuurslagen onderling.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het beheer van afvalstoffen heeft de laatste tijd voor problemen gezorgd in tal van Italiaanse regio's en met name in de regio Campanië. Het is essentieel te waarborgen dat afval wordt gerecycleerd of opgeruimd zonder dat dit gevaren oplevert voor de menselijke gezondheid en zonder dat gebruik wordt gemaakt van processen of methoden die het milieu schade kunnen toebrengen. Er moet dringend een duurzame oplossing komen via de toepassing van een afvalstoffenbeheerplan. Het is belangrijk om de totale hoeveelheid afvalstoffen te reduceren en de nadruk te leggen op preventie, reductie, hergebruik en recyclage. Ik wens tevens dat meer nadruk wordt gelegd op hergebruik van organische afvalstoffen, met name in deze overwegend agrarische regio, dat de gegevens worden geverifieerd en dat een systeem van uitwisseling van optimale werkmethoden wordt verwezenlijkt.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over de afvalcrisis in Campanië gestemd, omdat zij het belang van dit probleem met betrekking tot het milieu benadrukt, en in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van Natura 2000-gebieden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Er moet een duurzame oplossing komen voor de afvalcrisis in de provincie Campanië, het meest complexe hoofdstuk in een geschiedenis van slecht beheer van afvalstoffen in diverse regio's van Italië. Het is noodzakelijk dat wordt voldaan aan de EU-criteria, met name aan de uitvoering van een afvalstoffenbeheerplan overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG. Er moeten dringend inspanningen worden gedaan om de totale hoeveelheid afvalstoffen te reduceren en middels de terbeschikkingstelling van de geëigende infrastructuur de nadruk te leggen op preventie, reductie, hergebruik en recyclage van afvalstoffen. Het is in alle opzichten essentieel dat de Italiaanse autoriteiten overeenkomstig de EU-wetgeving handelen en voldoen aan de twee meest recente arresten van het Europese Hof van Justitie.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie speelt een voortrekkersrol en vervult een voorbeeldfunctie in de strijd tegen de klimaatverandering en het bevorderen van de milieukwaliteit. Het is algemeen bekend dat meer inspanningen moeten worden gedaan op het gebied van de correcte inzameling en behandeling van afvalstoffen teneinde de levenskwaliteit en de economische ontwikkeling te verbeteren door te zorgen voor een beter beheer en gebruik van deze stoffen. In dit verband ondersteun ik de maatregelen die beste milieupraktijken in de hand werken in de problematische regio Campanië, in Italië. Ik wil benadrukken dat lokale risico's, in de vorm van schadelijke effecten ten gevolge van een ongeëigende behandeling en opslag van afvalstoffen, ongetwijfeld een negatieve invloed hebben op de levenskwaliteit van de bevolking. Bewustmaking en mobilisatie van burgers ten behoeve van een passend afvalbeheer is een doorslaggevende factor om de bescherming van het milieu te waarborgen en de levenskwaliteit van zowel de huidige als de toekomstige generaties te verbeteren. Wij mogen echter niet nalaten de inspanningen en reactiecapaciteit van de lokale autoriteiten te erkennen: zij hebben tijdens de laatste stedelijke afvalcrisis, in de herfst van 2010, buitengewone maatregelen genomen om te voldoen aan het arrest van het Europese Hof van Justitie van 4 maart 2010.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In de aangenomen tekst wordt ingezet op "preventie, reductie, hergebruik en recyclage van afvalstoffen" als onderdeel van de dringende oplossing voor het probleem van de afvalcrisis in de Italiaanse regio Campanië. Uit de afvalcrisis in Campanië blijkt hoe gevaarlijk het is om het milieubeheer – in al zijn facetten – domweg ondergeschikt te maken aan de logica van de winst.
Uit de aard en de gevaren van afvalstoffen en het onmiskenbare en nauwe verband tussen afval en urgente vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en het milieu blijkt dat wij hier te maken hebben met een paradigmatisch probleem. Het afvalbeheer vergt dan ook efficiënte overheidsdiensten van goede kwaliteit. Het is onaanvaardbaar dat het wordt overgelaten aan de marktdynamiek. De verontwaardiging van de bevolking, die massaal de straat is opgegaan, is in dit geval volkomen begrijpelijk. Wij zien ons genoodzaakt om hier onze bezorgdheid uit te drukken over de vervolging van burgers die vreedzaam hebben betoogd en ook over het gewelddadige optreden van de veiligheidsdiensten.
Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben met stomheid geslagen door de houding van mijn linkse Italiaanse collega's. De stemming van vandaag laat voor de zoveelste keer zien dat de linkse Italiaanse politiek, die nog maar een schim is van zichzelf, Italië in Europa probeert belachelijk te maken in een poging om de regering-Berlusconi in diskrediet te brengen.
Met onze zeventien amendementen wilden wij de ontwerpresolutie, waarin Italië te hard werd aangepakt, op enkele punten afzwakken. Deze hield geen rekening met de oorzaken van de crisis en met de inzet die de nationale en regionale regering de afgelopen maanden heeft getoond om de crisis voorgoed te bezweren. In de resolutie worden de maatregelen die de huidige regering heeft getroffen, expliciet genoemd en bekritiseerd, waarbij vergeten wordt dat de huidige burgemeester van Napels, Iervolino, van centrumlinkse signatuur is en, erger nog, waarbij niet wordt ingegaan op de lange ambtsperiode van burgemeester Bassolino van Napels (1993-2000), die van 2000 tot 2010 gouverneur van Campanië was en jarenlang het ambt van buitengewoon commissaris voor de afvalcrisis bekleedde.
Daarnaast betreur ik het dat enkele centrumrechtse collega's uit andere lidstaten niet doorhadden dat de resolutie een verborgen agenda had en zich om de tuin hebben laten leiden. Dit houden wij in ons achterhoofd als ons wordt gevraagd solidariteit binnen de fractie te tonen in kwesties waar zij belang bij hebben en er standpunten op na houden die veel minder verdedigbaar zijn dan in dit geval met betrekking tot Italië.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) De ontwerpresolutie die door de Fractie Europa van vrijheid en democratie is ingediend heeft als doel om de autoriteiten van de regio Campanië verantwoordelijk te stellen voor hun handelingen. Krachtens de huidige wetgeving zijn de bestuurders van de regio Campanië verantwoordelijk voor de afvalcyclus en de problemen die daarmee verband houden. Ik steun de tekst, omdat wij hiermee protesteren tegen degenen die hun eigen nalatigheid willen afschuiven op anderen.
Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) De beelden van de stapels vuil in Napels zijn de hele wereld overgegaan. Iedereen weet dus wat de omvang van het probleem is. De toon die in de resolutie wordt aangeslagen, is echter onacceptabel en druist in tegen het subsidiariteitsbeginsel, vooral gelet op de uitspraken van commissaris Potočnick, volgens wie er geen aanleiding was om Italië verdere sancties op te leggen.
De linkse Italiaanse politiek gaat opnieuw in de fout door een tegen Italië gerichte stem uit te brengen in een poging het Europees Parlement voor haar eigen politieke karretje te spannen. Dit is onacceptabel. De houding van links misleidt vele buitenlandse collega's, voor wie het ondenkbaar is om je eigen land af te vallen. Paradoxaal genoeg is het datzelfde links, dat de regio Campanië decennialang heeft bestuurd en dat in Napels nog steeds aan de macht is, dat ons met totale minachting voor de bevolking van Campanië de les leest en degenen aanvalt die hard werken aan een oplossing voor deze dramatische situatie. Daarom hebben wij met de steun van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) tegen deze vooringenomen, gepolitiseerde en agressieve ontwerpresolutie gestemd.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de gezamenlijke resolutie over Campanië gestemd, waarin een beroep op de Italiaanse overheid wordt gedaan om de kwestie inzake de afvalcrisis in de regio te behandelen met de urgentie en ernst die deze verdient. Helaas had de Commissie geen andere keuze dan Europese structuurfondsen achter te houden die voor Campanië bestemd waren, en deze fondsen zullen pas worden vrijgegeven als het afvalbeheerprogramma voor Campanië daadwerkelijk overeenstemt met de EU-wetgeving. Het Parlement heeft de Italiaanse autoriteiten ook gevraagd om de zeven miljoen ton ecobalen die liggen opgeslagen te onderzoeken en verwijderen, en om het illegaal storten van gemengd en ongeïdentificeerd afval in de regio aan te pakken. Momenteel is het van het grootste belang dat we de gerechtvaardigde zorgen en klachten van de mensen in de regio niet onderschatten.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Italië heeft zich fel gekant tegen deze stemming, net als de meerderheid van de leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten), die ons steunt in onze strijd tegen de gezamenlijke ontwerpresolutie over de afvalcrisis in Campanië, die door de linkse fracties is ingediend. Wij moesten aanschouwen dat de crisis voor politieke doeleinden werd misbruikt aan de hand van een subjectief document met valse informatie, dat vooral bedoeld is om de aandacht af te leiden van de inspanningen van de Italiaanse regering en de lokale autoriteiten, die zich geconfronteerd zagen met een vervelende situatie die het gevolg is van het slechte bestuur van de afgelopen jaren. Er is cruciale informatie weggelaten uit de tekst die in de plenaire vergadering wordt behandeld, zoals het feit dat de autoriteiten constant overleg plegen met de Commissie en dat Italië in een paar maanden tijd drie ontwerp-herstel- en rampenplannen bij de Commissie heeft ingediend. Er is al veel werk verzet en er zal nog veel werk verzet worden om de burgers van Napels en van heel Campanië hun recht op een schoon milieu en een goede kwaliteit van leven terug te geven.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom deze resolutie, die niet alleen de milieugevolgen benadrukt, maar ook het belang van de aanpak van corruptie. Ik sluit me aan bij degenen die de Italiaanse autoriteiten vragen om de EU-wetgeving volledig ten uitvoer te brengen.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Uit de afvalcrisis in Campanië en andere regio's van Italië blijkt hoe gevaarlijk het is om het milieubeheer toe te vertrouwen aan privébedrijven die enkel op winst uit zijn. Het is tevens een sprekend voorbeeld van een geval waarin de regering particuliere belangen heeft behartigd in plaats van zich in te zetten voor het gemeenschappelijk welzijn. De Europese instellingen hebben deze aanval op de bevolking en het milieu stilzwijgend toegestaan. Daarom heb ik voor deze ontwerpresolutie gestemd, in de hoop dat de Italiaanse regering onder leiding van de heer Berlusconi deze keer eindelijk de toepasselijke Europese wetgeving zal naleven en zodoende het algemeen belang zal behartigen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De afvalcrisis die Campanië en andere gebieden in Italië teistert, toont het gevaar dat ontstaat als we onze omgeving laten beheren door bedrijven die zich enkel door winstcijfers laten leiden. Het wordt nog erger als die bedrijven worden geholpen door regeringen die hun belangen beschermen. Het is verwerpelijk dat de onderwereld ongehinderd kan profiteren van de mazen in dit systeem. Ondertussen betalen de burgers en het hele ecosysteem de prijs en zijn de eurocraten de zwijgende medeplichtigen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De afvalcrisis in Campanië is al sinds jaren onhoudbaar en druist in tegen de regelgeving die is aangenomen door alle lidstaten van de Europese Unie. Daarom is het noodzakelijk om met spoed over te gaan tot de uitvoering van een afvalstoffenbeheerplan waarbij, overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG, de eerbiediging van de afvalstoffencyclus het hoofdfundament vormt. Het Europees Parlement dient op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken, vooral met betrekking tot de uitvoering van een afvalbeheerprogramma en naleving van het arrest van het Hof van 4 maart 2010 en EU-regelgeving.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De afvalcrisis in Campanië heeft de afgelopen tijd voor grote problemen gezorgd in Italië. Als gevolg hiervan moeten we de EU-richtlijnen over afvalverwerking zeer strikt opleggen in deze regio. Ik vind het betreurenswaardig dat de overheidsinstanties gewelddadig zijn opgetreden tegen mensen die op vreedzame wijze protesteerden tegen de opening van nieuwe vuilstortplaatsen. De Italiaanse instanties moeten ervoor zorgen dat alle benodigde maatregelen worden getroffen voor de juiste inzameling, scheiding en verwerking van afval. Ik denk dat de lasten van het schoonmaken van vervuild gebied niet door de belastingbetalers moeten worden gedragen, maar overeenkomstig het beginsel "de vervuiler betaalt" door degenen die voor de verontreiniging verantwoordelijk zijn. We kunnen echter pas een duurzame oplossing voor deze problemen vinden, als we ook de burgers actief bij het hele proces betrekken. Ik ben er echter op tegen dat dit onderwerp wordt gepolitiseerd en als excuus wordt gebruikt om de Italiaanse regering aan te vallen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik vind dat er een snel een duurzame oplossing moet komen, die de EU-regelgeving respecteert, in de vorm van een plan voor het beheer van afvalstoffen waarbij de eerbiediging van de afvalstoffencyclus het hoofdfundament vormt. Als lid van de Commissie verzoekschriften heb ik talrijke verzoekschriften met betrekking tot de afvalcrisis en de contraproductieve maatregelen van de Italiaanse autoriteiten behandeld. Het doet me dan ook deugd dat het Europees Parlement voor deze resolutie heeft gestemd omdat zij, behalve een belangrijke stap in de richting van de oplossing van dit probleem in Italië, tevens een instrument is voor de versterking van de EU-regelgeving en het voorkomen van dergelijke geschillen in de toekomst. Ik ben verheugd over het feit dat in de resolutie de behandeling, en in sommige gevallen zelfs mishandeling, door de Italiaanse autoriteiten van burgers die, gebruikmakend van hun rechten, op vreedzame wijze hebben gedemonstreerd, wordt betreurd. Ik vind het eveneens waardevol dat de Commissie wordt verzocht om de betreffende richtlijnen zodanig aan te passen dat de opening van nieuwe stortplaatsen of uitbreiding van bestaande stortplaatsen in Natura 2000-gebieden, alsmede in UNESCO-erfgoedlocaties, categorisch wordt verboden.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb mij onthouden van stemming over de resolutie. Ik wil hier graag aan toevoegen dat dit geen politieke kwestie is, maar een technische. Het is vreemd dat leden van het Europees Parlement een oproep moeten doen om puur huishoudelijke kwesties op te lossen. Als deze trend aanhoudt, is het mogelijk dat de EU het publiek in de toekomst zal vragen niet meer te vloeken, roken, drinken, zonnebaden, ongezond te eten of lang te slapen. De brandweer zal worden gevraagd om branden sneller te blussen, medisch personeel zal worden gevraagd om mensen met meer aandacht te behandelen, politieagenten zullen worden gevraagd om bij de arrestatie van criminelen effectiever op te treden en docenten zullen worden gevraagd om kinderen beter les te geven. Als we zulke oproepen blijven doen, zullen de EU-burgers zich gaan afvragen waarom zij het Europees Parlement eigenlijk nodig hebben – om burgers te vragen bepaalde dingen te doen? Of zijn er ook echte problemen die moeten worden opgelost?
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De afvalcrisis in Italië, met name in de provincie Campanië, duurt inmiddels al jaren. Er worden geen maatregelen genomen om de hoeveelheid afval die gegenereerd wordt, te verminderen of om ervoor te zorgen dat het geproduceerde afval adequaat verwerkt of zelfs gerecycled wordt. Er hebben zich grote afvalbergen gevormd die illegaal gestort worden, bijvoorbeeld in zee, hetgeen tot negatieve koppen in de media heeft geleid. Onderzoekers hebben onlangs vastgesteld dat onbehandeld huishoudelijk afval overal rondom Napels in de Middellandse Zee is gekiept. Ik heb de ontwerpresolutie echter niet gesteund, omdat het naar mijn idee slechts om een verklaring gaat die tegen de rechtse regering is gericht en het probleem niet op een objectieve wijze wordt aangepakt.
Tiziano Motti (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de afvalcrisis in Campanië gestemd, een probleem dat zich al jaren voortsleept, omdat ik de verantwoordelijkheid voor de huidige situatie niet bij één regering wil neerleggen. Het is beschamend dat we niet tot een definitieve oplossing voor de crisis zijn gekomen. Ik roep u op de politieke verschillen en animositeit terzijde te schuiven, omdat die verhinderen dat de bevolking van Campanië schone lucht kan inademen en voedsel kan eten dat de gezondheid niet steeds in gevaar brengt. Het probleem moet worden opgelost, en zolang de media en de politiek deze kwestie misbruiken, wordt de situatie, die toch al tijden onhoudbaar is, alleen nog maar slechter. De prioriteit van de burgers, de kleine en middelgrote toeristische ondernemingen en de gebruikers van levensmiddelen uit Campanië is niet om vast te stellen wie er verantwoordelijk is voor het probleem, maar om er een oplossing voor te vinden. Daarom steun ik de resolutie over de afvalcrisis in Campanië van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) en sluit ik me aan bij het verzoek aan de Commissie om de EU-middelen voor het beheer en de verwerking van afval te deblokkeren. Deze zijn geblokkeerd nadat de Commissie een inbreukprocedure tegen Italië had ingeleid. Daarnaast hoop ik dat Italië eindelijk kan overgaan tot de tenuitvoerlegging van strategische langetermijnmaatregelen die aansluiten op de Europese wetgeving, in de eerste plaats in het belang van de burgers, maar ook in het belang van de reputatie van Italië in de wereld.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Helaas is het Europees Parlement voor de zoveelste keer gebruikt als podium voor nationale problemen. De beroepsmanipulatoren, oftewel de Italiaanse en Europese linkse politici, hebben de aanval op Italië geopend met een leugenachtige resolutie over de afvalcrisis in Campanië, die bol staat van de propaganda. De afvalcrisis die Campanië momenteel doormaakt kent drie schuldigen: Bassolino, Prodi en Iervolino. Vandaag wil Italiaans links, hier in Europa, de periode van vijftien jaar wanbestuur verdoezelen die geleid heeft tot de huidige ramp, door de Europese instellingen te manipuleren en hun eigen verantwoordelijkheid af te wentelen op de centrumrechtse nationale en regionale regering, die veel werk verzetten om de fouten en het wanbeleid van links te herstellen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In zijn uitspraak van 4 maart 2010 in zaak C-297/08 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaald dat Italië de EU-wetgeving heeft overtreden door voor de regio Campanië geen toereikend en geïntegreerd net van verwijderingsinstallaties op te zetten om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu. Deze ontwerpresolutie is tot stand gekomen omdat Italië nog steeds niet de nodige maatregelen heeft genomen om te voldoen aan de uitspraak van het Hof van Justitie. Ik heb voorgestemd omdat ik mij kan vinden in de argumenten van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten).
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de tot nu toe geboekte vooruitgang in het beheer van afvalstoffen miniem is. Zodoende roep ik de Italiaanse overheid op om de EU-regels en de uiterste termijn van de Commissie te respecteren. De Commissie moet de gang van zaken nauwlettend volgen en indien nodig sancties opleggen, om te zorgen dat de lokale autoriteiten van Campanië de communautaire bepalingen met betrekking tot het beheer van afvalstoffen respecteren. De structuurfondsen die op dit moment door de Commissie wordt achtergehouden, moeten worden vrijgegeven wanneer er een regionale strategie wordt gepresenteerd in overeenstemming met de EU-wetgeving, samen met een geloofwaardig afvalbeheerprogramma. Voor wat betreft de nieuwe locaties voor inzameling/opslag van afval zijn striktere controles nodig, zodat er geen locaties worden geopend in beschermde gebieden zoals in het geval van de locaties die waren aangelegd in het nationaal park Vesuvio (stortplaats Terzigno). Ik onderstreep dat het belangrijk is te werken aan het herwinnen van vertrouwen bij de burgers door middel van een dialoog met de lokale bevolking, omdat de protesten die hebben plaatsgevonden bij een aantal stortplaatsen niet serieus zijn genomen door de Italiaanse autoriteiten.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De laatste jaren heeft de Italiaanse regio Campanië ernstige problemen ondervonden met de inzameling en de verwijdering van afvalstoffen. Deze situatie heeft een negatieve invloed op het welzijn van de plaatselijke bevolking en houdt ernstige risico's in voor het milieu en de volksgezondheid. Daarom is het essentieel dat de Italiaanse autoriteiten, overeenkomstig het arrest van 14 mei 2010 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de nodige maatregelen nemen om de afvalcrises in de regio voorgoed en op bevredigende wijze op te lossen onder strikte eerbiediging van de EU-wetgeving.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ondanks de protesten van de burgerbevolking zit er nauwelijks schot in de dramatische afvalcrisis in Campanië. In mijn optiek is er nauwelijks enige verbetering te bespeuren. Gezien de omvang van de huidige crisis, verzoek ik de Italiaanse autoriteiten onmiddellijk in te grijpen en aan een echte oplossing te werken, waarbij de geldende Europese regelgeving wordt nageleefd. Wat betreft het besluit om vuilstortplaatsen in beschermde natuurgebieden in gebruik te nemen, deel ik de mening dat er onder deze voorwaarden geen Europese regionale fondsen vrijgemaakt mogen worden. Het verbeteren van de transparantie om de inmenging van de georganiseerde misdaad tegen te gaan en het herstellen van het vertrouwen van de lokale bevolkingen is eveneens van groot belang om deze crisis zonder precedent op te kunnen lossen. De tijd dringt, er moet nu snel worden gehandeld. Daarom steun ik de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de afvalcrisis in Campanië.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Een grote meerderheid van het Parlement gaat ermee akkoord (1) dat erop moet worden aangedrongen dat met spoed een duurzame oplossing wordt gevonden die aan de criteria van de EU voldoet, namelijk de uitvoering van een afvalstoffenbeheerplan waarbij, overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG, de eerbiediging van de afvalstoffencyclus het hoofdfundament vormt. Het Parlement verzoekt de Commissie op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken, onder meer over een programma voor afvalbeheer en naleving van het arrest van het Hof van 4 maart 2010 en EU-regelgeving. Het Parlement wijst er ook op (2) dat in Campanië alleen aan de EU-wetgeving betreffende afvalstoffen kan worden voldaan indien hard wordt gewerkt aan het reduceren van de totale hoeveelheid afvalstoffen en middels de terbeschikkingstelling van de geëigende infrastructuur de nadruk wordt gelegd op preventie, reductie, hergebruik en recyclage van afvalstoffen. Het Parlement is van oordeel dat in deze overwegend agrarische regio meer de nadruk moet worden gelegd op hergebruik van organische afvalstoffen. Verder beveelt het Parlement aan dat de gegevens worden geverifieerd en dat een systeem van uitwisseling van optimale werkmethoden wordt verwezenlijkt.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Al vele jaren gaat het stedelijk gebied rond Napels gebukt onder een voortdurende afvalcrisis die voor een groot deel te wijten is aan twintig jaar links bestuur.
Het onderzoek naar de onregelmatigheden bij het afvalbeheer leidde in 2003 tot acht aanklachten tegen de vorige regionale regering, waaronder fraude bij openbare aanbestedingen, medeplichtigheid aan inbreuk op de milieuwetgeving en machtsmisbruik. In 2008 is de regering-Berlusconi, toen er 35 000 ton afval op straat lag, erin geslaagd om de crisissituatie in slechts 58 dagen de baas te worden. Sindsdien is de gescheiden afvalinzameling gegroeid van 15 naar 22 procent, zijn er vijf stortplaatsen gebouwd die voldoen aan de EU-wetgeving en zijn er zeven installaties voor afvalsortering en -verwerking in werking gesteld. Binnenkort presenteert de regio, die sinds 2010 gelukkig weer een centrumrechts bestuur heeft, een nieuw afvalverwijderingsplan dat samen met de regionale gedeputeerde voor milieu tot stand is gekomen. Verwacht wordt dat de gehele regio binnenkort flink in actie zal komen: aan een dergelijk lokaal initiatief heeft het ontbroken in de tientallen jaren van links wanbestuur, en alleen dankzij het ingrijpen van de regering-Berlusconi is die situatie veranderd.
Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. − (ET) Bij de stemming van vandaag heb ik mijn steun gegeven aan de gezamenlijke ontwerpresolutie van vier fracties over de afvalcrisis in Campanië. Ik had de volgende redenen om dat te doen: ten eerste is het onaanvaardbaar dat een dergelijke situatie is ontstaan en dat de Italiaanse nationale en lokale autoriteiten niet in staat zijn deze situatie op te lossen. Deze hoeveelheid vuilnis ontstaat niet in een paar dagen, maar in een aanzienlijk langere tijd. Ten tweede vind ik, ook al heb ik de resolutie van vandaag gesteund, dat het Europees Parlement niet de instelling moet zijn die het vuil van de lidstaten moet opruimen. Ten derde hebben wij Europese richtlijnen betreffende afval, gevaarlijk afval en vuilstortplaatsen, die in heel Europa moeten gelden, over welke lidstaat het ook gaat. Ik verwacht een snelle en doeltreffende oplossing voor dit probleem, vooral van de Italiaanse autoriteiten, maar ook van de communautaire autoriteiten.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) De afvalcrisis in Campanië heeft politici al tientallen jaren heel wat hoofdbrekens gekost. Het heeft het dagelijks leven van veel Italianen verpest. Het is belangrijk dat we de juiste prioriteiten stellen; het heeft geen zin om de schuld bij iemand neer te leggen. Het belangrijkste is nu om een geïntegreerd afvalbeheerprogramma uit te werken, waarin de prioriteit ligt bij het reduceren, hergebruiken en recyclen van afval. In dit geval denk ik dat de crisis in Campanië een belangrijke les over afvalbeheer is voor alle Europeanen, ook de Litouwers. Ik denk dat de reductie van de totale hoeveelheid afval en intelligent beheer van dit afval belangrijke prioriteiten op milieugebied zijn voor Litouwen. In het verslag dat in december 2010 is gepubliceerd door het Europees Milieuagentschap staat dat de totale hoeveelheid afval in Litouwen is toegenomen ten opzichte van 2004, en dat met name gemeentelijk afval constant blijft toenemen zonder exponentiële variatie. Zowel in Campanië als in Litouwen ontstaan problemen door het volledige gebrek aan samenwerking tussen burgers en autoriteiten. Het is belangrijk dat deze dialoog weer op gang gebracht wordt. We moeten rustig nadenken en met creatieve oplossingen komen. Op de Kariotiškės-stortplaats in de buurt van Vilnius is in december bijvoorbeeld een krachtcentrale geopend die energie genereert uit methaangas. Dergelijke centrales zijn al in gebruik genomen in Utena, Marijampolė en Panevėžys. Dit is een goed begin, maar we zijn er nog niet. Op dit moment is er, meer dan ooit, dringend behoefte aan om werk te maken van de bouw en financiering van installaties voor de terugwinning van grondstoffen uit afval (medefinanciering uit de begroting van de lidstaat, de EU en particuliere middelen), omdat dit de enige manier is om de schade die momenteel aan het milieu wordt toegebracht aan te pakken en zo concreet voor de belangen van de samenleving op te komen.