3. Afvalcrisis in Campanië (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
4. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking - Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (wijziging van Verordening (EG) nr. 1889/2006) - Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006) - Vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden (wijziging van Verordening (EG) nr. 1934/2006) (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
– de aanbeveling voor de tweede lezing over de invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking [16447/1/2010 - C7-0424/2010 - 2010/0059(COD)] - Commissie ontwikkelingssamenwerking. Rapporteur: Charles Goerens (A7-0009/2011);
– de aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het standpunt, door de Raad in eerste lezing vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1889/2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld [16446/1/2010 - C7-0427/2010 - 2009/0060B(COD)] - Commissie buitenlandse zaken. Co-rapporteurs: Barbara Lochbihler en Kinga Gál (A7-0014/2011);
– de aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het standpunt, door de Raad in eerste lezing vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking [16442/1/2010 - C7-0426/2010 - 2009/0060A(COD)] - Commissie ontwikkelingssamenwerking. Rapporteur: Gay Mitchell (A7-0006/2011);
– de aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het standpunt, door de Raad in eerste lezing vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen (A7-0005/2011).
Charles Goerens, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, de ontwerpverordening tot invoering van een programma van begeleidende maatregelen voor de ACS-bananensector wordt vandaag in tweede lezing behandeld.
Zoals u weet hebben wij in eerste lezing gepleit voor een zo groot mogelijke hoeveelheid maatregelen ten behoeve van de bananenexporterende ACS-landen, waar de situatie dreigt te verslechteren door de inwerkingtreding van een akkoord in WTO-verband met de producenten in de Verenigde Staten en Latijns-Amerika. Met dit akkoord wordt een einde gemaakt aan het handelsgeschil over de invoerrechten op bananen. Deze invoerrechten zullen overeenkomstig dit akkoord geleidelijk worden afgebouwd van 176 euro per ton naar 114 euro per ton in 2017.
Daarentegen blijven bananenproducenten uit de ACS-landen een rechtenvrije toegang tot de Europese Unie genieten. Hun situatie, die na de inwerkingtreding van het handelsakkoord minder gunstig wordt, heeft hen ertoe aangezet om met de Europese Unie te onderhandelen over begeleidende maatregelen voor de bananensector, afgekort tot BAM.
Onze Commissie ontwikkelingssamenwerking, waarvan ik de rapporteur ben, is erin geslaagd om in eerste lezing de volgende verbeteringen aan te brengen aan de oorspronkelijke tekst.
Allereerst wordt de nadruk gelegd op de uitbanning van armoede en de verbetering van de leefomstandigheden als hoofddoelen van de voorgestelde maatregelen.
Ten tweede worden kleine telers en kleine bedrijven beschouwd als de belangrijkste rechthebbenden van deze maatregelen.
Ten derde wordt in de verordening speciale aandacht besteed aan aspecten met betrekking tot milieu, gezondheid en arbeidsnormen.
Ten vierde zijn er transparante criteria voor de verdeling van de middelen geïntroduceerd.
En tot slot is er een akkoord gesloten over een voorlopige evaluatie, uiterlijk achttien maanden voor het verstrijken van de looptijd van het programma.
Daar komt bij dat het Parlement en de Raad tot een akkoord zijn gekomen over de financiering van de begeleidende maatregelen voor de jaren 2010 en 2011. Deze vooruitgang komt ruimschoots tegemoet aan de verwachtingen van de ACS-landen. Het enige punt waarover geen overeenstemming is bereikt betreft de horizontale kwestie van toepassing van de procedure van gedelegeerde handelingen op het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). Onze lezing van artikel 290 van het Verdrag van Lissabon sterkt ons in onze eis.
Het Europees Parlement wil medezeggenschap hebben over de strategische beslissingen die genomen worden door de Commissie op het gebied van de financiering van het externe optreden. Tot op heden weigert de Raad om aan het Parlement de rol toe te kennen die hem toekomt met betrekking tot de werking van de financieringsinstrumenten.
Laat hierover geen onduidelijkheid bestaan, en ik kan het niet vaak genoeg zeggen: wij weigeren spelbrekers te worden genoemd! Het Parlement en de Commissie ontwikkelingssamenwerking bewijzen dat dagelijks in hun optreden. Ik zou mijn medeparlementsleden daarom willen vragen om het standpunt dat ze in eerste lezing hebben aangenomen te handhaven en om massaal te stemmen voor de ontwerptekst die ik ter goedkeuring heb voorgelegd.
Barbara Lochbihler, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de eerbiediging van de mensenrechten en het bevorderen en ontwikkelen van democratische structuren zijn, evenals de bestrijding van corruptie, de belangrijkste eisen van de mensen die in Tunesië, Egypte en in Jemen de straat op gaan – vreedzaam en in de hoop dat zij veranderingen kunnen bewerkstelligen. Zij willen dat ook de mensen in de Maghreb-landen en in de Arabische wereld aanspraak kunnen maken op hun recht op vrije meningsuiting en persvrijheid, op hun recht op vrije verkiezingen en op hun recht op burgerparticipatie. Met ons financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld willen wij bereiken dat deze rechten in de praktijk ook geëerbiedigd worden. In de genoemde landen hebben wij dat instrument echter nog maar op beperkte schaal kunnen inzetten. De verhoudingen in die landen zijn helaas zodanig dat de meeste mensen met een andere mening met vervolging en marteling rekening moeten houden.
Ik ben bijzonder verheugd dat de Commissie, naar wij gisteren in de werkgroep vernomen hebben, reeds uitgebreide plannen heeft opgesteld om het financieringsinstrument op zodanige wijze te gebruiken dat er projecten voor de korte, middellange en lange termijn mee gefinancierd kunnen worden om de huidige democratische veranderingen in Tunesië te ondersteunen. Het zou een goede zaak zijn indien wij in de toekomst op basis hiervan een model kunnen ontwikkelen dat ook toegepast kan worden wanneer er in andere landen sprake is van dergelijk fundamentele veranderingen. Ik hoop van harte dat de Commissie de voorstellen van de parlementaire delegatie die Tunesië heeft bezocht, ook overneemt, zoals de voorstellen over de hervorming van het justitieel apparaat.
Het instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten is zodanig van opzet dat het in de uiteenlopende maatschappelijke structuren diegenen kan ondersteunen die aan een verbetering van de mensenrechtensituatie werken. Dat kunnen regeringen of internationale mensenrechtenorganisaties zijn, maar ook individuele mensenrechtenactivisten die steun nodig hebben. In het algemeen heeft het instrument een goede structuur, juist omdat het in bepaalde situaties mogelijk is om zonder toestemming van de betreffende regering actie te ondernemen. Ik beschouw dat absoluut niet als inmenging in interne aangelegenheden, aangezien het vanwege de aard van de mensenrechten nu eenmaal ook mogelijk moet zijn om de bevolking en individuele burgers te beschermen tegen dwang en geweld van staatswege.
Uiteraard moeten wij niet alleen de afzonderlijke projecten maar ook de prioriteitenstelling van het instrument voor democratie en mensenrechten toetsen en voortdurend kritisch beoordelen. Het is nog steeds een relatief jong instrument en het is dan ook niet zinvol om op dit moment een vrij nietszeggende evaluatie uit te voeren. Daardoor is het wel des te belangrijker om de komende uitgebreide evaluatie goed voor te bereiden en uit te voeren. Uiteindelijk moet dit ons duidelijkheid verschaffen over het effect van de afzonderlijke maatregelen en ons de mogelijkheid bieden om eventuele wijzigingen in onze prioriteitenstellingen en werkmethoden aan te brengen.
De complementariteit van alle financieringsinstrumenten vormt ook een van de basisbeginselen van het onderhavige instrument. Niettemin moeten wij in de praktijk voortdurend constateren dat met dit relatief kleine financieringsinstrument projecten gefinancierd worden die zonder meer ook aan een geografisch instrument gekoppeld hadden kunnen worden. Die kwestie speelt ook bij de mensenrechtendialoog. Daarom mogen wij in geen geval instemmen met een besnoeiing van dit kleine instrument. Wij moeten er daarnaast voor zorgen dat het niet wordt gebruikt om projecten te financieren wanneer dat eigenlijk niet gepast is.
Tot slot nog even aandacht voor de gedelegeerde handelingen waarover tot nu toe voor geen van de financieringsinstrumenten overeenstemming is bereikt. Op veel beleidsterreinen, zoals het milieu en het vervoer, bestaan er geen meningsverschillen over wat er als gedelegeerde handelingen aangemerkt moet worden. Bij het buitenlands beleid is dit echter een zeer heikel punt. Juist na het Verdrag van Lissabon is het echter van groot belang dat wij als Parlement ook wat het buitenlands beleid betreft, over medebeslissingsrechten beschikken op het niveau van de strategische opzet van programma’s voor financieringsinstrumenten.
Kinga Gál, rapporteur. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, vertegenwoordigers van de Commissie, dames en heren, alles wat mijn co-rapporteur, mevrouw Lochbihler, heeft gezegd, legt veel gewicht in de schaal als we eraan denken dat de huidige, gespannen internationale situatie – ik denk aan de Noord-Afrikaanse gevallen waarover we gisteren een debat hebben gevoerd, namelijk Tunesië en Egypte – laat zien dat het wel degelijk van belang is wat voor aandacht we bijvoorbeeld aan dit financieringsinstrument voor de mensenrechten besteden; ook het effect dat met dit instrument in de praktijk op een bepaalde plaats wordt bereikt, kan van belang zijn. En dit is nu precies de eerste belangrijke reden waarom het Parlement het recht eist dit instrument te controleren.
Wat betreft de inhoudelijke vragen die in oktober vorig jaar tijdens het debat in eerste lezing zijn besproken en die als doel hadden om het functioneren van de lokale, uiterst belangrijke maatschappelijke organisaties te stimuleren, wisten we consensus te bereiken tussen de instellingen. Voor de tweede lezing blijft nu de andere kant van de medaille over: overeenstemming in het interinstitutionele debat over het recht van het Parlement op democratische controle. Zoals bekend maakt de kwestie van financieringsinstrumenten, en daarbinnen ook de kwestie van het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld, sinds een jaar deel uit van de interinstitutionele strijd.
Het Verdrag van Lissabon heeft het recht op democratische controle van het Parlement versterkt; dit is dus in feite de instelling van de gedelegeerde handelingen, waarvan we het belangrijk vinden dat deze in de huidige situatie wordt uitgevoerd en toegepast. Dit concrete pakket, de kwestie van de gedelegeerde handelingen, zou het eerste significante voorbeeld kunnen zijn van de omstandigheid dat de rol van het Europees Parlement daadwerkelijk is uitgebreid sinds 1 december 2009. Dus in tweede lezing, en naar verwachting tijdens de bemiddelingsprocedure die daarop volgt, vechten ook wij voor de erkenning van het recht op democratische controle van het Europees Parlement. Mijn collega en ik zijn van mening dat dit uitgerekend in het geval van het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld relevant is. Want zoals we zojuist ook hebben gehoord, is dit instrument bedoeld om de mensenrechten, de rechtsstaat en de bescherming van de democratie te dienen, en we bevorderen concrete rechten zoals de strijd om de rechten van vrouwen en kinderen en de strijd tegen de doodstraf, marteling en een wrede, onmenselijke, vernederende behandeling. We willen de beschermers van mensenrechten ook in de meest onmogelijke omstandigheden bijstaan in hun werk. Ook daarom is dit instrument bijzonder belangrijk. De begunstigden zijn non-gouvernementele organisaties die ernstige nadelen ondervinden in bepaalde landen. Gezien dit alles is het gerechtvaardigd dat wij, het Parlement, inspraak krijgen in het opstellen van de strategie en de kaderprogramma’s en de uitwerking van toekomstige plannen, want met jaarlijkse controle kunnen we stappen van meer gewicht zetten dan als alleen elke twee jaar onze mening wordt gevraagd bij de financiële cyclus in kwestie. We vragen dus uw steun om, nu het Verdrag van Lissabon van kracht is, echt in de geest daarvan te kunnen handelen, en ik vertrouw erop dat zowel de Commissie als de Raad de noodzaak hiervan zal inzien tijdens de komende bemiddelingsprocedure.
Helmut Scholz, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen (ICI) wordt in deze zittingsperiode fundamenteel gewijzigd. Wij willen in totaal tot 348 miljoen euro uitgeven aan de samenwerking op gebieden als wetenschap, academische uitwisselingen (met inbegrip van Erasmus Mundus), cultuur, milieubescherming, hernieuwbare energie en de bevordering van bilaterale handelsbetrekkingen. Daarbij moet de aandacht met name uitgaan naar kleine en middelgrote ondernemingen.
Een nieuw aspect is dat er op basis van het zogeheten ICI Plus nu ook projecten in ontwikkelingslanden gefinancierd kunnen worden. Het gaat dan specifiek om projecten die niet onder de algemene definitie van maatregelen voor ontwikkelingshulp vallen. Daartoe behoren projecten en maatregelen als het uitzenden van Europese studenten naar universiteiten in Afrika, Azië of Latijns-Amerika – een volledig nieuw element. Juist nu de EU een toenemende verantwoordelijkheid heeft om zijn samenwerking met een groeiend aantal landen anders in te richten, is het van bijzonder belang dat landen de mogelijkheid krijgen zelf sturing te geven aan hun ontwikkeling.
In de herschikking van de verordening moeten wij ook de mogelijkheden en uitdagingen als gevolg van de geografische uitbreiding duidelijk benoemen. Er is ondubbelzinnig vastgelegd wie waarvoor en onder welke voorwaarden aanspraak kan maken op financiële steun. Een ander nieuw aspect van dit financieringsinstrument is dat in de verordening is vastgelegd dat er bij het toewijzen van financiële middelen op gelet moet worden dat de partnerlanden de fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie naleven. Daarnaast dienen die partnerlanden zich in te spannen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen als een belangrijke bijdrage aan de internationale strijd tegen de klimaatverandering.
Net zo belangrijk is dat de rechtsstatelijke beginselen en fatsoenlijke arbeid als samenwerkingsdoelen zijn aangewezen. Sta mij toe, juist omdat wij nu met de tweede lezing beginnen, het navolgende te benadrukken: naar mijn idee is het absoluut noodzakelijk dat gewaarborgd wordt dat er bij het verstrekken van financiële steun geen concessies worden gedaan met betrekking tot de grondbeginselen van de Europese Unie. In verband met de steun aan ontwikkelingslanden dient in de toekomst ook de coherentie van de beleidsmaatregelen in aanmerking te worden genomen. Daarbij dient er met name voor gezorgd te worden dat het betreffende beleid in overeenstemming is met de maatregelen ter bestrijding van de voedselcrisis. Bij de plenaire stemming in het kader van de eerste lezing heeft een meerderheid, zij het een krappe meerderheid, besloten om geen financiële middelen aan het ICI Plus toe te wijzen die tot nu toe voor ontwikkelingshulp bestemd waren.
Net als bij alle financieringsinstrumenten beginnen wij wat dit instrument betreft met meer onderling begrip aan de tweede lezing. Na de geslaagde compromisonderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement hebben wij het ICI Plus aan de uitdagingen van de toekomst aangepast. Alle inhoudelijke kwesties zijn door de plenaire vergadering met een meerderheid bekrachtigd. Tot zover is alles goed gegaan … althans, dat lijkt zo te zijn. Er is immers nog steeds de hangende kwestie van de verdeling van de bevoegdheden die gezien de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon tussen de beide wetgevingsorganen van de EU moet plaatsvinden, vooral met betrekking tot het communautaire internationale handelsbeleid. Centraal hierbij staat de democratie, meer in het bijzonder de zogeheten gedelegeerde handelingen, waarover de meningen van het Europees Parlement en de Commissie en de Raad nog steeds uiteenlopen.
Waar draait het dan eigenlijk om? Wij willen eigenlijk alleen maar onze plicht ten opzichte van onze kiezers vervullen. Wij willen toetsen of de meerjarige strategische planning van de Europese dienst voor extern optreden en de Commissie met het oog op de omzetting van onze verordeningen, ook strookt met de intentie van de wetgever. In het verleden heeft de Commissie helaas te vaak het uitgangspunt gehanteerd dat papier geduldig is. Het Verdrag van Lissabon geeft duidelijk aan wat onze nieuwe rol en plichten als wetgever zijn en wij eisen op dat punt een vetorecht. Alle rapporteurs voor de verschillende financieringsinstrumenten voor het buitenlands beleid, de voorzitters van de commissies en van de fracties zijn het met elkaar eens: wij zullen vechten voor dit democratische recht!
Mijnheer de commissaris, dames en heren, uit de houding die tot nu toe aan de dag is gelegd, blijkt dat de erkenning van dit grondbeginsel nog niet door alle drie de organen van de Europese Unie wordt gedeeld. Een van de redenen dat wij vandaag ons recht op controle zo standvastig verdedigen, is dat de Commissie bij haar toekomstige planning rekening dient te houden met de eisen van de wetgever en niet met haar eigen mededelingen.
Karel De Gucht, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vervang in dit tweede debat over de financieringsinstrumenten voor externe betrekkingen Andris Piebalgs, die vanwege een reeds lang geleden gemaakte afspraak in het buitenland is.
Ten eerste wil ik de rapporteurs mevrouw Gál, mevrouw Lochbihler, de heer Mitchell, de heer Scholz en de heer Goerens bedanken. We hebben voor deze dossiers uitstekend samengewerkt en er bestaat, behalve wat betreft de gedelegeerde handelingen, veel inhoudelijke convergentie tussen de drie betrokken instellingen.
De nog openstaande kwesties zijn het gevolg van de bredere interinstitutionele relatie onder het nieuwe Verdrag. We bevinden ons momenteel op een politiek en operationeel lastig kruispunt dat onze buitenlandse partners niet begrijpen, omdat de uitvoering van basiswetten een interne EU-aangelegenheid is.
Hoewel ik als commissaris voor handel niet voor deze instrumenten verantwoordelijk ben, ondersteunen ze wel een hele reeks EU-beleidsdoelstellingen, waaronder de handel, en stellen ze ons in staat om een rol van betekenis op het wereldtoneel te blijven spelen.
Na uw vorige debat in oktober werd het jaar zonder overeenstemming in eerste lezing afgesloten. U kent de situatie. Het Parlement wil dat artikel 290 van het Verdrag, waarin de procedure die bekend staat als de gedelegeerde handelingen uiteen wordt gezet, wordt toegepast op de goedkeuring van de strategiedocumenten en meerjarige actieprogramma’s. Maar de Raad heeft uw amendementen over de gedelegeerde handelingen in zijn standpunt in eerste lezing verworpen.
Het is van groot belang dat we snel tot overeenstemming komen, met name wat betreft het ICI Plus en het voorstel voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector. Anders kan de Commissie de desbetreffende begroting niet uitvoeren.
Iedereen zal het, denk ik, met me eens zijn dat vooral het ICI Plus een instrument is dat bedoeld is ter bevordering van de EU-belangen in de geïndustrialiseerde landen, waaronder zich enkele belangrijke strategische partners bevinden, die niet zullen wachten tot wij onze zaken bestuurlijk op orde hebben. En andere landen concurreren met elkaar om de gaten die wij bijvoorbeeld in de energiesamenwerking, de bedrijfsondersteuning of de doelstellingen van de digitale agenda laten vallen, op te vullen.
Wat de begeleidende maatregelen voor de bananensector betreft, kan ik alleen maar onderstrepen, en als handelscommissaris doe ik dat hopelijk met enig effect, dat zij integraal gekoppeld zijn aan de Overeenkomst van Genève, die een einde heeft gemaakt aan het langste handelsconflict dat wij binnen de WTO en de GATT hebben gehad en dat bijna twintig jaar heeft geduurd.
De begeleidende maatregelen zijn bedoeld om tien bananenexporterende ACS-landen te ondersteunen bij hun aanpassing aan de verkleining van hun preferentiële marge die voortvloeit uit de Overeenkomst van Genève. Het is daarom van het grootste belang dat we de geloofwaardigheid van de EU als internationale onderhandelaar op het gebied van de handel behouden door onze beloftes na te komen, en in dit geval zijn we dat ook zeker aan de bananenproducerende ACS-landen verplicht.
U moet het grotere plaatje van de huidige wereldhandel in levensmiddelen en de problemen waarmee bepaalde landen kampen omdat ze zwaar leunen op de exportopbrengsten van één of twee grondstoffen, in ogenschouw nemen. Volgens mij is er echt haast geboden.
Ik begrijp dat het Parlement bij de strategiedocumenten en de meerjarige programma’s betrokken wil worden. De Commissie heeft voorstellen ingediend ter uitbreiding van de parlementaire controle en zij draagt andere compromisoplossingen aan, maar die zijn zowel door het Parlement als de Raad afgewezen.
Ik herhaal hier vandaag de toezegging die Catherine Ashton en Andris Piebalgs u afgelopen oktober hebben gedaan om te streven naar praktische politieke oplossingen. We moeten als Raad, Commissie en Parlement in deze tweede lezing naar overeenstemming toewerken en ons daar met elkaar doelgericht voor inzetten.
Nog meer vertraging heeft budgettaire, politieke, juridische en zelfs socio-economische consequenties. Het Verdrag van Lissabon heeft niet alleen de comitologie gewijzigd en het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden verleend, maar ook de EU een grotere rol en nieuwe structuren gegeven om een uitgebreider, eensgezinder buitenlandbeleid met meer samenhang na te streven. Ik dank u voor uw aandacht en verheug me op dit debat.
Maurice Ponga, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement spreekt zich vandaag voor de tweede keer uit over de wijziging van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking met als doel om begeleidende maatregelen in de bananensector in te voeren voor de belangrijkste bananenproducerende ACS-landen. Deze begeleidende maatregelen zijn belangrijk omdat de tariefpreferenties voor de ACS-landen zijn verlaagd nadat het akkoord van Genève in november 2009 gesloten werd met de Verenigde Staten en de landen in Latijns-Amerika. De Europese Unie heeft zich er destijds toe verplicht om 190 miljoen euro uit te trekken voor de ACS-landen om ze te helpen het hoofd te bieden aan deze nieuwe concurrentie.
In eerste lezing hebben we het voorstel van de Commissie zowel qua inhoud als qua vorm gewijzigd. Wat betreft de vorm wilde de Raad niet met ons meegaan en daarom wordt de verordening vandaag in tweede lezing behandeld. De Raad wilde niet dat de procedure voor gedelegeerde handelingen zou worden toegepast op strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma’s, en heeft daarmee dus geweigerd de vooruitgang waarin het Verdrag van Lissabon voorziet ten uitvoer te leggen. Het Parlement heeft besloten om snel te reageren, en dat is essentieel.
Op die manier geven we een sterk politiek signaal af aan de ACS-landen. Het Europees Parlement staat aan hun kant en doet er alles aan om ervoor te zorgen dat de 190 miljoen euro zo spoedig mogelijk worden gedeblokkeerd. Maar we geven ook een signaal af aan de Raad. Het Europees Parlement verdedigt zijn prerogatieven zoals vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. De bal ligt nu in het kamp van de Raad. De Europese Unie heeft een belofte gedaan aan de ACS-landen. De Raad moet nu dus zijn verantwoordelijkheid gaan nemen, net zoals het Parlement al heeft gedaan.
(Spreker verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart’-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
William (The Earl of) Dartmouth (EFD). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, heeft de heer Ponga er ooit bij stilgestaan dat de Europese belastingbetaler, en dan met name de Britse belastingbetaler, er wellicht de voorkeur geeft aan die 190 miljoen euro voor onbepaalde tijd te bevriezen?
Maurice Ponga (PPE). - (FR) Lord Dartmouth, bedankt voor uw vraag. Ik zeg alleen maar dat er internationale akkoorden zijn op basis waarvan de Europese Unie haar beloftes moet nakomen in haar betrekkingen met de ACS-landen, en dit is een van de akkoorden die de Europese Unie moet honoreren. Wat mij betreft heb ik nooit gevonden dat die 190 miljoen moest worden bevroren.
Patrice Tirolien, namens de S&D-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het standpunt dat ons Parlement vandaag unaniem heeft ingenomen laat zien hoe ontzettend belangrijk de kwestie van uitvoeringsbevoegdheden is voor dit Parlement. Wat betreft de begeleidende maatregelen voor de bananensector is deze overeenkomst echter nogal pijnlijk met betrekking tot onze bananenproducerende ACS-partners. Een jaar nadat deze landen op rechtmatige wijze compensatie hebben gekregen van de Commissie, hebben ze de middelen namelijk nog altijd niet ontvangen, terwijl ze enorm worden getroffen door de Overeenkomst van Genève.
Daarom zijn zij degenen tot wie ik mij vandaag weer richt als ik zeg dat, juist omdat we nog duidelijker willen opkomen voor onze bevoegdheden, dit Parlement mee moet kunnen praten over de strategie van de Europese Unie en haar algemene richtsnoeren voor externe hulp. Wij zijn niet plan om in de val te trappen die door de Commissie en de Raad is gezet. Transparantie van Europese besluiten moet de kern van ons handelen zijn. Dat is de geest van het Verdrag en de essentie van de geschiedenis.
Nirj Deva, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze kwestie heeft technische facetten, maar gaat ook over mensen en armoede. In dit gecombineerde debat wil ik ten eerste tegen de Raad zeggen dat het Parlement er is om toezicht te houden, om te controleren en om open, transparant en met verantwoordelijkheidsgevoel te kijken naar de manier waarop we het geld van de belastingbetalers op het vlak van de internationale ontwikkeling uitgeven.
Als de Raad dat niet inziet en niet erkent dat gedelegeerde handelingen de interne procedures van het Parlement moeten doorlopen, zodat het zijn controlerecht kan uitoefenen, wat doen we hier dan in vredesnaam? Wat doen we hier als we tegenover onze kiezers, onze kiesdistricten en de belastingbetalers geen rekenschap mogen afleggen over het geld dat zij ons in goed vertrouwen geven, opdat wij dat via de Commissie aan de internationale ontwikkeling kunnen uitgeven?
Ten tweede heeft de Europese belastingbetaler in de bananenkwestie, waarvoor eveneens geldt dat er met de standpunten van het Parlement rekening gehouden dient te worden, op beide fronten verloren. We hadden een vrijere handelsovereenkomst, die nu in rook is opgegaan, en nu moeten we die bananenproducerende landen weer schadeloos gaan stellen en compenseren.
William (The Earl of) Dartmouth, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er is een geloofwaardig klinkende rechtvaardiging voor elk van de vier financieringsinstrumenten die vandaag aan het Parlement worden voorgelegd.
Maar bij elkaar genomen, dienen ze ter verbetering en bevordering van de politieke agenda en de agenda voor het buitenlandbeleid van de Europese Commissie. De commissaris heeft dat met zijn gebruikelijke precisie en helderheid zeer duidelijk gemaakt en daarvoor ben ik hem dankbaar.
We weten intussen allemaal wie er voor de kosten opdraait: de belastingbetaler die het toch al zwaar te verduren heeft en natuurlijk – zoals gewoonlijk weer buitenproportioneel – de Britse belastingbetaler. De precieze kosten van deze financieringsinstrumenten zijn nog steeds onbekend, ondanks alle inspanningen van mijn collega’s gisteren en vanochtend.
De Commissie gaat wederom verkwistend en onverantwoordelijk met het geld van andere mensen om en daarom zullen wij geen van de voorstellen steunen.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Jörg Leichtfried (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Dartmouth, het is mij opgevallen dat u in uw toespraken altijd probeert om de Britse belastingbetalers op te voeren. Ik zou dan ook graag van u horen hoe u zichzelf eigenlijk beschouwt: als een vertegenwoordiger van een kleine groep mensen in het Verenigd Koninkrijk of toch meer als een vertegenwoordiger van de Europese Unie?
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb zojuist zowel de Europese belastingbetaler als de Britse belastingbetaler genoemd. Ik ben echter door mensen in Groot-Brittannië en niet elders gekozen, en daarom zie ik mezelf in de eerste plaats als een vertegenwoordiger van de Britse belastingbetaler. Ik leef ook mee met EU-belastingbetalers die het zwaar te verduren hebben in andere landen – niet in de laatste plaats in uw land, Oostenrijk, dat ook een netto-betaler is – van wie het geld net zo goed wordt verspild aan de opbouw van dit soort zinloze, kwetsbare rijken.
Franziska Katharina Brantner, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een paar punten behandelen. Ten eerste wil ik de flexibiliteit van de financieringsinstrumenten voor externe betrekkingen aan de orde stellen.
De afgelopen weken en maanden hebben zich tal van onvoorziene rampen en voorvallen voorgedaan, en we hebben voor de externe betrekkingen vrijwel geen geld meer over, hoewel we nog wel een aantal jaren te gaan hebben. We beschikken echter over één instrument dat wel flexibel is, namelijk het stabiliteitsinstrument, dat daardoor vaak voor andere doeleinden gebruikt wordt dan die waarvoor het eigenlijk is opgezet.
Ik denk dat we het er over eens kunnen zijn dat de instrumenten voor het buitenlands beleid flexibeler moeten worden, maar we moeten onderstrepen dat dat met meer democratische controle gepaard moet gaan. Daarover leveren we momenteel strijd, en we moeten ook aangeven dat meer flexibiliteit van de financieringsinstrumenten voor de toekomst nodig is, maar dat die onmogelijk is zonder de grotere democratische controle waar wij om vragen.
Mijn tweede punt: we moeten onze werkwijze met betrekking tot ons werk in, en onze hulp aan kwetsbare landen heroverwegen. Gisteren nog heeft de VN wederom een verband gelegd tussen ontwikkeling en conflicten, en heeft deze organisatie duidelijk gemaakt dat landen met conflicten vanzelfsprekend de meeste moeite hebben om de armoede te ontstijgen.
Tot dusver zijn de EU-instrumenten niet echt aangepast. In enkele van deze kwetsbare landen vinden EU-missies plaats, maar die werken zij aan zij en niet altijd samen met onze financieringsinstrumenten. We moeten dus bedenken hoe we die twee zaken goed kunnen combineren.
Dan kort mijn laatste punt: de gebeurtenissen in Noord-Afrika hebben het belang van de bevordering van de mensenrechten, de democratie en wat mij betreft ook de gendergelijkheid, aangetoond. We moeten ons bij de herziening van de structuren op dit vlak voortaan stoutmoediger opstellen.
Elmar Brok (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, naar mijn idee moeten wij heel duidelijk stellen dat wij er bij deze financieringsinstrumenten belang aan hechten dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet de taak van het Parlement om uitgebreide beheerstaken op zich te nemen of voor de concrete uitvoering van projecten zorg te dragen.
Aan de andere kant mag wetgeving er ook niet uiteindelijk op uidraaien dat er voor vijf jaar een vrijbrief wordt gegeven en er niet ingegrepen kan worden wanneer iets tegen de wil van de wetgever gebeurt. Daarom moeten wij de mogelijkheid hebben, los van de vraag of dit rechtstechnisch gezien nu een gedelegeerde handeling is of niet, om besluiten ongedaan te maken wanneer de uitvoering volgens de wetgever niet overeenkomt met de intentie van de wetgever.
Om deze reden moeten de Commissie en de Raad op dit punt een verstandige en objectieve oplossing vinden, ongeacht de rechtsgrondslag die hiervoor de basis vormt en ook los van de vraag of dit al dan niet in het kader van gedelegeerde handelingen is uitgevoerd. Dat leidt er immers ook toe dat wij ons minder met uitvoerende zaken hoeven bezig te houden waardoor, als alles naar behoren verloopt, de uitvoerende macht ook meer vrijheid heeft.
Ik sluit mij aan bij wat mevrouw Brandtner heeft gezegd: jaren geleden heeft het Parlement zich met succes sterk gemaakt voor het instrument voor het bevorderen van de democratie en de mensenrechten, waarbij de mogelijkheid is gecreëerd om, buiten regeringen en dictaturen om, steun te geven aan maatschappelijke organisaties en democratische krachten. Wij hebben in de afgelopen periode moeten constateren dat de Commissie, of tegenwoordig de Dienst voor extern optreden, dit instrument, in strijd met de wil van de wetgever, op geen enkele manier in die zin heeft gebruikt. Dat is een van de doorslaggevende redenen geweest waarom de huidige situatie in Noord-Afrika is ontstaan. Aangezien dit een politiek falen is omdat de wil van de wetgever genegeerd is, moet de verordening gewijzigd worden en daarvoor zullen wij de strijd aangaan.
Ana Gomes (S&D). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, weg met Moebarak, nu! Dat roepen de manifestanten op het Tahrir-plein nog steeds, en ik roep met hen mee. De protesten in Egypte, Tunesië en de andere Arabische landen, waarbij miljoenen burgers moedig de straat op zijn gegaan om een einde te eisen aan tientallen jaren van onderdrukking en corruptie, tonen aan dat mensenrechten en democratie universele verlangens zijn, en dat al diegenen die dictaturen in stand willen houden met het oog op de stabiliteit een antihistorisch standpunt huldigen.
Het instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten is een instrument dat de Europese Unie zonder de instemming van de regeringen kan en moet aanwenden om mensenrechtenactivisten en mensen die zich inzetten voor gendergelijkheid, de rechtstaat, vrije verkiezingen en democratie, te steunen. Daarom moeten er meer middelen vrijgemaakt worden voor dit instrument, moet er meer flexibiliteit worden ingebouwd om beter te kunnen inspelen op noodsituaties en moet het instrument beter worden afgestemd op instrumenten die gericht zijn op het bevorderen van dezelfde doelstellingen in specifieke regio’s. Het instrument moet onder adequaat toezicht van het Parlement staan. Vandaar dat dit Parlement zo sterk aandringt op de procedure voor gedelegeerde handelingen.
Marek Henryk Migalski (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw Gomes en mevrouw Lochbihler hebben gelijk wanneer zij zeggen dat de gebeurtenissen in Egypte en Tunesië onze steun en aandacht verdienen. De instrumenten waar we vandaag over debatteren bieden hiertoe de mogelijkheid, met name het financiële instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld. Naar mijn mening moet dit sterk worden gesteund. Deze rechten zijn namelijk universeel, zoals collega Gomes terecht opmerkte. Het recht om te leven in een democratie en in een land dat de mensenrechten accepteert, is dan ook vanzelfsprekend.
Het is belangrijk dat het tweede instrument deze bijstand mogelijk maakt zonder dat hiervoor de toestemming nodig is van de regeringen van derde landen of andere overheden. Dat is erg belangrijk. Belarus, Oekraïne en andere landen van het Oostelijk Partnerschap hebben onze hulp nodig. Ik denk dan ook dat deze instrumenten ook voor deze landen moeten worden gebruikt.
Rui Tavares (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, we debatteren hier over een reeks pakketten met betrekking tot de financieringsinstrumenten, zoals het verslag-Goerens over een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, het verslag van mijn collega, Helmut Scholz, en anderen. De meerderheid van deze verslagen is gericht op de uitwerking van concrete maatregelen die het leven van miljoenen mensen kunnen verbeteren: met andere woorden, wetgeving op zijn best.
Toch blijft de Raad weigeren om de medebeslissingsprocedure die voor deze instrumenten vereist is, volledig te doorlopen. De medebeslissingsprocedure verwordt hier tot een procedure van medebesluiteloosheid, veroorzaakt door een stilzwijgend veto van de Raad, dat door geen enkele bepaling in het Verdrag gerechtvaardigd kan worden en dat enkel gebaseerd is op het wispelturige ongenoegen van de Raad en een vrije interpretatie van artikel 290 van het Verdrag van Lissabon, waarin de gedelegeerde handelingen omschreven worden.
Dit brengt het leven van een heleboel mensen in gevaar. In het kader van het beleid voor de hervestiging van vluchtelingen konden we bijvoorbeeld geen bijkomende middelen toekennen aan de landen van hervestiging of vluchtelingenkampen sluiten, wat betekent dat als de Raad volhardt in deze gril, heel wat mensen daar de negatieve gevolgen van zullen ondervinden. Het is tijd dat hier een einde aan komt en dat de gedelegeerde handelingen op een normale manier kunnen worden toegepast binnen de medebeslissingsprocedure.
Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het voorstel vanzelfsprekend ook steunen omdat het Parlement zijn rechten moet verdedigen als het gaat om bevoegdheden uit hoofde van de verdragen. Ik vind dat we onze controlebevoegdheid moeten uitbreiden, zodat deze niet alleen de nu besproken voorafgaande controle van gedelegeerde handelingen omvat.
Er moet ook naderhand controle worden uitgeoefend aangezien er vele miljarden euro’s in bepaalde programma’s worden gestoken, die meestal terecht komen in de zakken van dictators die zichzelf verrijken. Ondertussen zijn er miljoenen mensen in onze eigen landen die ook in miserabele omstandigheden moeten leven.
Het komt erop neer dat we belastinggeld van Europese belastingbetalers doorsluizen naar dictators die zichzelf verrijken en ondertussen hun eigen bevolking onderdrukken, terwijl onze eigen burgers het zwaar te verduren hebben. We moeten daarom eerst de balk uit ons eigen oog wegnemen voordat we de splinter in het oog van de ander kunnen zien. Uiteindelijk zullen we deze gelden dan werkelijk en adequaat kunnen controleren.
Barbara Matera (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, wederom moeten we opkomen voor onze rol zowel binnen als buiten de Europese Unie.
De bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden, verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 alsook in ons eigen Handvest van de grondrechten en onze regionale instrumenten, maakt deel uit van ons buitenlands beleid en van ons sociaal beleid. Verordening (EG) nr. 1889/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten wereldwijd moet een effectief en praktisch instrument zijn dat over voldoende flexibiliteit beschikt om buitengewone operationele situaties aan te pakken.
De bijdrage van de Europese Unie aan deze strijd van beschavingen door middel van haar externe samenwerkingsstrategieën en het correcte gebruik van de bijbehorende financieringsinstrumenten, dat wil zeggen een grotere doeltreffendheid en zichtbaarheid van het externe optreden van de Unie in de wereld, kan niet voorbij gaan aan de verantwoordelijkheid en dus de controle van haar grootste vertegenwoordigende orgaan, namelijk het Europees Parlement.
In dit opzicht ben ik het dus eens met de ingediende amendementen, die duidelijk op een lijn liggen met de veranderingen binnen ons immer groeiende Europa.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Marek Henryk Migalski (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde vragen of Mevrouw Matera ons kan vertellen of de EVP-Fractie bereid zou zijn om specifiek het bieden van hulp te steunen. Ik denk hierbij met name aan hulp op het gebied van democratie en mensenrechten aan landen in het Oosten, zoals Oekraïne, Belarus en andere landen die onder het Oostelijk Partnerschap vallen.
Barbara Matera (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, jazeker, mijn fractie – de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) – zet zich dagelijks volledig in om ervoor te zorgen dat de fundamentele mensenrechten overal ter wereld worden gerespecteerd.
Ik denk dat de toespraken van mijn gewaardeerde collega’s die hier al veel langer werkzaam zijn dan ik het beleid van dit Parlement hebben bevestigd en ondersteund. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik lid ben van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten). Wij zijn sterk voorstander van Europa en overtuigd van de rol die dit Parlement overal ter wereld kan spelen.
Richard Howitt (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil formeel mijn steun betuigen aan de woorden van mijn collega’s over de parlementaire controle van de instrumenten en over het instrument voor democratie en mensenrechten in het bijzonder. Ik wil de Commissie bedanken voor de gestructureerde samenwerking. Mensenrechtenactivisten lopen van nature gevaar en een zekere mate van geheimhouding is dus noodzakelijk. Laten we zorgen dat deze samenwerking in de toekomst wordt voortgezet.
Eén punt van kritiek op de projecten is dat ze een hoge kwaliteit hebben, maar hapsnap over de wereld worden uitgevoerd en onvoldoende in de overige programma’s zijn geïntegreerd.
Met de oprichting van de Dienst voor extern optreden kunnen we dat rechtzetten. Dat moet gebeuren. Het bezwaar dat bepaalde programma’s die nu nog door juristen worden opgesteld de inbreng van die mensen in de toekomst moeten missen, moeten we aanpakken om die hoge kwaliteit in stand te houden.
Tot slot weten we, gezien de huidige situatie in Egypte en elders in de Arabische wereld, dat de toekomstige vraag naar financiering voor de opbouw van democratieën en het toezicht op verkiezingen alleen maar toe zal nemen. We hebben een vast percentage in de verordening geëist, omdat andere mensenrechtenprojecten anders in het nauw kunnen komen. Maar we hebben wellicht meer geld nodig, en wat de nieuwe financiële vooruitzichten betreft, mogen we niet terugvallen op het oude argument dat we deze verordening moeten schrappen. We hebben die vandaag harder dan ooit nodig.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Nirj Deva (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de vorige spreker voor het feit dat ik hem een vraag mag stellen.
Ik heb veel respect voor de kennis van de heer Howitt op het gebied van de mensenrechten en voor het werk dat hij in het verleden heeft gedaan. Ik heb de volgende vraag: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat andere culturen met andere godsdiensten of overtuigingen, dan wel zonder overtuigingen, precies begrijpen wat we bedoelen met onze kijk op gelijkheid, eerlijkheid en gerechtigheid, die voortkomt uit een sterk christelijke of humanistische Europese traditie, zonder dat ze de indruk krijgen dat we hen neokoloniale ideeën door de strot duwen? Hoe doen we dat?
Richard Howitt (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een grote uitdaging om die vraag in een halve minuut te beantwoorden. Zoals hij en dit hele Parlement zou moeten weten, is het antwoord dat de vrijheid van gedachte en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is voor alle volkeren, alle godsdiensten, alle landen en alle mensen.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ontwikkelingshulp is altijd duur en sorteert helaas vaak geen, of soms zelfs een negatief effect, terwijl de specifieke problemen van een land maar al te vaak niet worden aangepakt. Meestal is er geen sprake van een visie voor de lange termijn en goede coördinatie van de activiteiten. Of een Europees financieringsinstrument voor ontwikkeling en mensenrechten hierin enige verandering brengt, waag ik te betwijfelen, met name wanneer er sprake is van een onsamenhangende coördinatie binnen in de EU.
Wanneer wij kleinschalige boeren in Afrika geld geven, maar tegelijkertijd die steun met gesubsidieerde landbouwproducten weer ondermijnen, gooien wij uiteindelijk letterlijk miljarden euro’s uit het raam. Zolang wij grote concerns in de EU en indirect ook in de ontwikkelingslanden ondersteunen, zal daarin ook weinig verandering komen.
Neem bijvoorbeeld de ontwikkelingshulp aan China waarmee Peking, zoals bekend, grondstoffen en nieuwe markten veilig stelt. Die hulp aan China is in strijd met onze klassieke methode voor ontwikkelingssamenwerking. Ook daarop moeten wij een nieuw antwoord zien te vinden. Daarnaast is het net zo belangrijk dat het verstrekken van ontwikkelingshulp afhankelijk wordt gemaakt van een samenwerking op het gebied van de vluchtelingenproblematiek, bijvoorbeeld door terugkeerovereenkomsten.
Thijs Berman (S&D). - Dit Parlement vraagt wat elk parlement in de wereld vraagt: democratische controle op het vaststellen en het uitvoeren van het beleid. De Europese Unie moet daarin een model zijn, een voorbeeld, en het verdrag van Lissabon is een grote stap vooruit geweest voor de invloed van het Europees Parlement.
Er is in dit Huis een grote meerderheid die zich niet neerlegt bij pogingen van Raad en Commissie om de parlementaire controle terug te dringen in strijd met de geest van het verdrag. Dit Huis wil geen micromanagement voeren, het wil simpelweg invloed op het beleid zoals het wordt vastgesteld en uitgevoerd. Het gaat dus om de strategische keuzes, om de inhoud van dat beleid.
In andere landen gaan mensen de straat op om die invloed te eisen, wij moeten ze op alle mogelijke manieren steunen. Maar de strijd voor democratie gaat soms ook via moeizame onderhandelingen en droge notities. De overtuiging wordt er niet anders door, elke macht vraagt om maximale democratische controle. Dat is het recht van alle burgers, in Caïro, in Tunis en in Brussel.
Nick Griffin (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, vanochtend is een jonge vrouw in mijn kiesdistrict, zoals op elke doordeweekse dag om deze tijd, net weer naar huis teruggekeerd nadat ze haar twee jonge kinderen naar school heeft gebracht.
Jenny bracht hen vroeger altijd met de auto, maar nu kan ze zich alleen nog maar benzine veroorloven voor haar twee ritjes per week naar de goedkoopste supermarkt in haar deel van Manchester.
Vanochtend heeft Jenny, zoals elke ochtend, honger, omdat ze moet kiezen of zij zelf ontbijt of dat ze haar twee dochtertjes laat eten. Er is niet genoeg brood en jam voor allemaal.
Ondertussen praten de parlementsleden hier op planeet EU over de details van een financieringsinstrument dat betrekking heeft op de uitgave van 1,1 miljard euro uit de zak van de belastingbetalers aan de bevordering van de democratie en mensenrechten, voornamelijk in de derde wereld. Terwijl de Commissie gigantische sommen geld van de Britse belastingbetalers spendeert, zorgt het merendeel van die details ervoor dat de staten steeds minder overzicht hebben. Wat een verspilling en wat hypocriet om te zeuren over de rechten van vrouwen in Afrika, terwijl duizenden Jenny’s hun kinderen niet eens behoorlijk kunnen voeden.
George Sabin Cutaş (S&D). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, we hadden het waarschijnlijk niet over ontwikkelingssamenwerking gehad als een van de oprichters van de Europese Unie niet had gevraagd om een speciale vermelding in het Verdrag van Rome met betrekking tot zijn koloniën, hetgeen aanvankelijk al een schaduw werpt over het concept democratie. Het fundament van de Europese Unie zelf heeft zich geleidelijk getransformeerd in een beleid met als steekwoorden het uitbannen van armoede, het bevorderen van de mensenrechten, van de fundamentele vrijheden, fatsoenlijk werk en goed bestuur.
De ontwikkelingslanden zijn nu strategische partners voor de Europese Unie. Daarom ben ik van mening dat een financieel instrument voor de ontwikkelingslanden die niet voldoen aan de ODA-criteria een stimulans betekent voor economische, technische, culturele en academische samenwerking. Daarnaast kan een stimulans worden gegeven aan bilaterale handel, investeringen, economische samenwerkingsverbanden en een dialoog tussen publieke actoren en non-gouvernementele organisaties, zowel van de EU als van partnerstaten.
Jörg Leichtfried (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, in onze onmiddellijke omgeving verdwijnen de dictaturen en dat is een goede zaak. Ook wanneer onze hoge vertegenwoordigers in de Europese Unie niet in staat of van plan zijn diegenen te ondersteunen en te stimuleren die zich voor de democratie inzetten, is het op zijn minst goed dat wij handelend optreden en helpen, ook al praten wij dan niet. Het is daarbij van het grootste belang dat die hulp aan onze waarden wordt gekoppeld, met inbegrip van de democratie, het rechtsstaatbeginsel en de fundamentele arbeidsnormen. Het is essentieel dat de Unie de helpende hand toesteekt. Zij moet echter niet alleen hulp bieden, maar ook doorgeven wat onze Unie in de praktijk zo sterk heeft gemaakt, namelijk de zojuist genoemde waarden.
Als die aanpak wordt gevolgd, is voor mij ook duidelijk dat die hulp uiteindelijk door een democratisch Parlement gecontroleerd en beheerd moet worden. Het kan in de toekomst niet zo zijn dat de acties van de Europese Unie door bureaucratische organisaties worden gecontroleerd. Het Parlement dient in staat gesteld te worden om datgene te doen wat het als parlementair orgaan moet doen, te weten besluiten nemen.
Elena Băsescu (PPE). - (RO) Het Parlement moet op voet van gelijkheid met de Raad de aanneming van strategische beslissingen kunnen controleren in verband met de manier waarop de middelen die via de financiële samenwerkingsinstrumenten worden verdeeld, worden besteed. De EU moet tegelijkertijd echter haar mechanismen voor het ontwikkelen van de handelsbetrekkingen met partnerlanden sneller en meer flexibel maken. Ik steun het idee van een pragmatische benadering door de Unie in de economische verhoudingen met partnerlanden.
Ik beschouw de uitvoering van financiële instrumenten in landen als Turkmenistan en Irak van buitengewoon belang. Deze kunnen energiebronnen aanboren door middel van strategische projecten zoals Nabucco. Hier wil ik erop wijzen dat de presidenten van Roemenië en Turkmenistan in een gezamenlijke verklaring een energiepartnerschap hebben ingesteld voor de exploitatie en het transport van aardgas en ruwe olie, en ook voor de overdracht van kennis en materiaal. Roemenië heeft daarnaast bijgedragen aan stabilisatie- en wederopbouwmissies in Irak.
Ivo Vajgl (ALDE). - (SL) Mevrouw de Voorzitter, een aanzienlijk deel van de middelen die ons via financieringsinstrumenten ter beschikking staan en die bedoeld zijn voor de ontwikkeling van ontwikkelingslanden, komt via bepaalde kanalen uiteindelijk terecht in handen van onze eigen bedrijven of monopolies. Volgens mij zou een essentieel doel van deze financiële en beleidsinstrumenten moeten zijn ervoor te zorgen dat de middelen worden ingezet overeenkomstig de ontwikkelingsplannen van degenen die we willen steunen.
Diverse sprekers hebben er al op gewezen dat we vaak regimes financieren die allesbehalve democratisch zijn. Als het gaat om het financieren van de ontwikkeling van de armste landen, vind ik dat we moeten oppassen de trend naar monocultuur niet te bestendigen, maar dat we mogelijkheden moeten ontsluiten voor een moderne ontwikkeling van deze landen.
Karel De Gucht, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb aandachtig naar de talrijke bijdragen geluisterd. De Commissie hoopt een oplossing voor deze belangrijke financieringsinstrumenten te vinden.
We moeten de financieringsinstrumenten voor externe betrekkingen echter volledig kunnen uitvoeren. Een goede uitvoering van onze externe activiteiten mag niet door een conflict tussen de instellingen worden gedwarsboomd. Een dergelijke basis maakt het moeilijk om onze geloofwaardigheid tegenover de buitenwereld te behouden. Wij kunnen hierdoor als speler op het wereldtoneel en onderhandelaar in de handelsbesprekingen aan belang inboeten.
De Commissie staat klaar om toe te werken naar een snelle oplossing waarin alle betrokken instellingen zich kunnen vinden.
In de huidige instrumenten die tot 2013, dus nog twee jaar, van kracht zijn, worden meerjarige strategiedocumenten gezien als voor de uitvoering van de begroting noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen die van de comitologie afhankelijk zijn.
Strategiedocumenten zijn technische documenten en als zodanig ongeschikt om de vorm van bindende wetgeving aan te nemen. De huidige instrumenten zijn nog maar twee jaar geldig en er hoeven nog maar een paar strategiedocumenten te worden vastgesteld. Volgens de Commissie vereist een aanpassing van dit systeem op dit moment aanzienlijke veranderingen in de instrumenten, waardoor de invoering daarvan te lang zou duren, wat weer een grote verstoring van de externe samenwerking van de EU zou betekenen.
De Commissie betrekt het Parlement reeds bij het proces van de democratische controle van de strategiedocumenten. Zij is bereid dit proces met aanzienlijke controlerechten voor het Parlement te versterken. Zij laat binnenkort weten hoe de nieuwe instrumenten eruit komen te zien, aangezien er nog een uitgebreide raadpleging van de belanghebbenden moet plaatsvinden en ze van de voorstellen van de Commissie afhankelijk zijn.
Wanneer de criteria van artikel 290 van het Verdrag van Lissabon volledig worden geëerbiedigd, zou de toepassing van gedelegeerde handelingen bij de nieuwe instrumenten overwogen kunnen worden, maar de Commissie heeft nog geen vast standpunt over deze kwestie ingenomen.
Charles Goerens, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle sprekers bedanken die het woord hebben gevoerd over financieringsinstrumenten in het algemeen en meer in het bijzonder over het verslag dat ik vanmorgen aan u heb voorgelegd.
Ik denk dat de heer Brok de juiste woorden heeft gevonden om te zeggen wat we willen. We willen geen spelbrekers zijn, maar we willen de Commissie ook geen carte blanche geven om door het Parlement aangenomen fundamentele overeenkomsten ten uitvoer te leggen zonder enige vorm van toezicht door het Parlement. Tussen alles en niets heeft het Parlement aangedrongen op een redelijke oplossing die erin bestaat strategische handelingen van dichtbij te volgen. Dat is alles wat we vragen, niets meer en niets minder.
Ik wil ook graag iets zeggen over degenen die kritischer geweest zijn, met name diegenen die zich sceptisch hebben uitgelaten over het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, en degenen die altijd verwijzen naar de belastingbetaler om elke steun aan het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de hand te wijzen.
Naar mijn mening financiert de belastingbetaler een begroting. Een begroting is een instrument om solidariteit te tonen met de minstbedeelden. Dankzij de bijdragen van belastingbetalers stelt de begroting onze landen in staat om de zwakkeren in de samenleving de helpende hand te bieden. Het alternatief zou zijn om de grondrechten en de fundamentele rechten van onbemiddelde personen te negeren.
Ik zou deze parlementsleden echter willen aanraden om de verslagen van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties te raadplegen, zodat zij zullen zien dat degenen die het meeste doen op het gebied van samenwerking en externe solidariteit ook degenen zijn die het meeste uitgeven aan interne solidariteit in hun land. Het komt er dus op neer dat er geen tegenstelling bestaat tussen interne solidariteit en externe solidariteit.
Diegenen die tegenover de rest van de wereld de indruk willen wekken dat al het geld dat wij hebben uitgegeven aan externe solidariteit verspild is in alle uithoeken van de wereld, zouden er daarom goed aan doen om de statistieken van het Human Development Report van de Verenigde Naties nog eens te bekijken.
Barbara Lochbilder, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, naar mijn idee is met betrekking tot de gedelegeerde handelingen in dit debat heel duidelijk geworden waarom het Parlement daar zo’n grote waarde aan hecht. Wij willen geen micromanagement, maar wij willen op verantwoordelijke wijze en goed geïnformeerd met dit instrument om kunnen gaan teneinde, indien noodzakelijk, eventuele verkeerde ontwikkelingen te corrigeren. Wanneer wij het met buitenstanders over het standpunt van het Parlement hebben, bijvoorbeeld met mensenrechtenorganisaties die van een en ander de gevolgen zouden kunnen ondervinden, en als wij niet tot overeenstemming kunnen komen (wat ik niet hoop) waardoor individuele projecten niet uitgevoerd kunnen worden, dan is er naar mijn idee steun en begrip voor het standpunt van het Parlement. Het is dus niet zo dat het Parlement en zijn eisen niet begrepen worden.
Sta mij toe om nog kort even in te gaan op de kritiek dat door dit Parlement te veel geld wordt uitgegeven aan de mensenrechten en aan democratische ontwikkeling: ik moet namelijk constateren dat het tegendeel het geval is. Wanneer wij dit instrument voor het bevorderen van de mensenrechten en de democratie, dat pas sinds 2004 bestaat, onder de loep nemen, dan kan nu al vastgesteld worden dat er met relatief weinig geld veel bereikt kan worden. Daar kan overigens niet simpelweg als één groot geheel naar worden gekeken. Dit moet heel nauwkeurig beoordeeld worden aan de hand van de resultaten van de betreffende projecten. Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen, konden projecten niet voortgezet worden.
Wanneer wij werkelijk streven naar het verwezenlijken van de fundamentele waarden van de EU, namelijk dat mensen in vrijheid kunnen leven, zonder armoede en vrij van angst, dan dienen wij de eerbiediging van de mensenrechten te bevorderen. Het onderhavige instrument vormt een goede aanvulling op het beleid dat wij voeren om andere landen te stimuleren om de mensenrechten te ondersteunen. Wij geven dus niet te veel geld uit. Integendeel, wij hebben veel specifiekere financiële steun nodig.
Kinga Gál, rapporteur. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mijn collega’s en de commissaris voor de meningen die zij in het debat naar voren hebben gebracht en uiteraard mijn collega’s voor de woorden waarmee ze onze beslissing hebben gesteund. De heer Brok stelde vrij duidelijk dat we echt een onderscheid willen maken tussen uitvoerende en wetgevende taken. Ons doel is niet om deze door elkaar te halen, maar zoals hier eenduidig te horen was uit de mond van zowel de rapporteurs als de parlementsleden, moet het voor het Parlement mogelijk zijn inspraak te hebben in de planning en de strategie zodat de uitvoering daarna echt effectief kan functioneren en de fondsen ook worden aangewend waar ze het hardst nodig zijn.
Ik wil aan de meningen over de besteding van de fondsen toevoegen dat ik niet denk dat er een belastingbetaler is die zal twijfelen aan het belang van onze mogelijkheden om mensenlevens, de levens van mensenrechtenactivisten, te helpen beschermen of zelfs te redden via dit financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten. Ik denk dus dat dit nou juist het instrument is dat zeker zou worden geaccepteerd door alle belastingbetalers. Ik neem het feit dat het Parlement, zoals de commissaris ook al zei, nieuwe bevoegdheden en sterkere rechten heeft gekregen na Lissabon, uiterst serieus. Daarom zouden we heel graag zien dat de Raad en de Commissie openheid aan de dag zouden leggen om eindelijk een goed compromis tot stand te brengen; we hebben er immers allen belang bij dat deze instrumenten echt effectief kunnen worden ingezet en daarvoor zijn alle drie de instellingen nodig.
Gay Mitchell, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik begrijp dat ik wat blessuretijd krijg omdat ik het begin van het debat heb gemist. Mijn excuses – ik zat vast in het verkeer.
Ten eerste heeft een Britse collega de situatie met betrekking tot het belang van de democratie en de mensenrechten bekritiseerd. Als de democratie en mensenrechten in onze lidstaten functioneerden, zouden er geen kinderen op een boterham met jam naar school hoeven. Dat is de realiteit.
Of dat nu in Groot-Brittannië of een andere lidstaat gebeurt, ik vind het duidelijk een zaak voor die lidstaat om dat te voorkomen. Laten we helder zijn over het onderwerp: dit gaat niet alleen om democratie en mensenrechten. Dagelijks, dag in dag uit, sterven er 22 000 kinderen op slechts kleine afstand, een afstand die met een korte vliegreis te overbruggen is, hiervandaan. 22 000 kinderen. Het goede nieuws is dat dat er vroeger 34 000 waren. Wij hebben dat aantal samen met anderen naar 22 000 teruggebracht dankzij democratie en mensenrechten en het soort financieringsinstrumenten dat de Unie heeft goedgekeurd.
Laten we die mensen niet vergelijken met kinderen in onze eigen lidstaten die op een boterham met jam naar school moeten, iets wat ik ook betreur. Onze eigen overheden moeten die kinderen de helpende hand bieden.
We hebben het hier over uitvoering of gedelegeerde handelingen. Is het uitvoering of zijn het gedelegeerde handelingen? Wanneer is het wetgeving?
Ik stel voor de eerste lezing van het Parlement aan te houden en dus te zeggen dat we alle amendementen nogmaals zullen aanbrengen – of hebben aangebracht. Die zijn niet door de Raad goedgekeurd. Het betreft hier een principekwestie, die voor de toekomstige aard van de interinstitutionele betrekkingen op het vlak van het externe optreden van cruciaal belang is.
De wijzigingsvoorstellen van het Parlement hebben geen betrekking op het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking of de andere instrumenten, maar op de rol van het Parlement bij de praktische uitvoering van de wet.
Het doel is de democratische prerogatieven van het Europees Parlement, zoals in het Verdrag van Lissabon vastgelegd, te beschermen. Als medewetgever moeten we, op voet van gelijkheid met de Raad, controle kunnen uitoefenen over de goedkeuring en tenuitvoerlegging van strategische besluiten over de besteding van ontwikkelingshulp: hoeveel, waar en op welke manier. De amendementen waarborgen formeel dat bepaalde ontwerpbesluiten van de Commissie worden erkend als gedelegeerde handelingen zoals omschreven in artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Dat biedt de twee takken van de wetgevende macht de mogelijkheid bezwaar te maken tegen ontwerpbesluiten die niet voldoen aan de eisen van de wet. Dit veto waarborgt dat de Commissie bij het programmeren van de EU-hulp rekening houdt met de voorstellen van het Parlement.
Ik wil helder stellen dat we het hier niet over micromanagement hebben, zoals een collega ook al heeft gezegd, of over afzonderlijke programma’s en projecten. De amendementen waarborgen dat de wetgevers controle houden over de strategische besluiten met betrekking tot de toekenning van steun en sectorale prioriteiten.
Alle wijzigingsvoorstellen waren reeds vervat in het standpunt in eerste lezing van het Parlement, dat op 21 oktober 2010 in de plenaire vergadering met een grote meerderheid is aangenomen.
De Raad heeft alle amendementen over de democratische controle en gedelegeerde handelingen echter zonder meer van de hand gewezen, zonder alternatieve oplossingen aan te dragen die aan de eisen van het Parlement tegemoetkomen.
Het is jammer dat er in de vele maanden – bijna een jaar – sinds de eerste bespreking van het dossier in de commissie, bij de interinstitutionele onderhandelingen geen vooruitgang is geboekt. Ik kan dit Parlement verzekeren dat we onze uiterste best hebben gedaan. De onderhandelingen met de Raad en de Commissie – die deze onderhandelingen overigens zou moeten vergemakkelijken – zijn in februari 2010 van start gegaan. We hebben drie dialogen en verschillende bijeenkomsten op technisch niveau gehouden, beide over de omstreden gedelegeerde handelingen. Er was geen sprake van onderlinge aanpassing. Pas tegen het einde van het afgelopen jaar kwamen de onderhandelaren van de Commissie met een compromisvoorstel op de proppen. Het Parlement heeft onmiddellijk met een tegenvoorstel gereageerd, maar dat werd in het standpunt van de Raad niet weerspiegeld. We hebben begrepen dat het niet formeel bij de lidstaten in de Raad is ingediend.
Ondanks de harde opstelling van de Raad, die door de Commissie gedeeld wordt – wat ik jammer vind, want dat is grondwettelijk niet haar rol om stelling te nemen – blijft het Parlement bij zijn standpunt. Onze argumenten zijn juridisch correct. De strategiedocumenten bestaan uit meerjarenprogramma’s, waarover bijvoorbeeld krachtens het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking besloten wordt en die voldoen aan de criteria voor toepassing van de procedure voor gedelegeerde handelingen. Ze vormen een aanvulling op de basisverordening en zijn algemeen van toepassing. Indien aan de in artikel 290 vermelde criteria wordt voldaan, zijn ze verplicht. De Raad en het Parlement moeten het vetorecht hebben.
Dit is geen politiek gesteggel of een speciale regeling, want dat zou tegen het Verdrag indruisen. Het is een wettelijke verplichting. Politiek hebben we de volledige steun van onze conferentie van voorzitters, die bij twee verschillende gelegenheden heeft besloten – de laatste keer eerder deze maand – dat de onderhandelaren bij alle dossiers moeten staan op de toepassing van de procedure voor gedelegeerde handelingen in het geval van besluiten inzake doelstellingen, de keuze van prioriteiten, verwachte resultaten en financieringen in het algemeen.
Ook de commissies trekken één lijn: de rapporteurs in de Commissie internationale handel en de Commissie buitenlandse zaken – die respectievelijk verantwoordelijk zijn voor de instrumenten voor samenwerking met geïndustrialiseerde landen en de instrumenten voor mensenrechten en democratie – hebben exact hetzelfde standpunt ingenomen als ik. Alle amendementen over gedelegeerde handelingen uit de eerste lezing moeten opnieuw worden ingediend. Ons standpunt is helder en simpel en komt volledig overeen met het mandaat van de conferentie van voorzitters. We laten ons niet onderling verdelen en onze rol als wetgevende macht mag niet genegeerd worden.
Ik ben ervan overtuigd dat de invoering van de nieuwe procedure ook het belang van de beoogde begunstigden van onze financieringsinstrumenten dient. Het Parlement kan zijn taak als waakhond veel doeltreffender vervullen en kan waarborgen dat het geld wordt uitgegeven aan de kerndoelen van de ontwikkelingssamenwerking van de Unie zoals vastgelegd in het Verdrag: het terugdringen – en uiteindelijk uitbannen – van de armoede. Er hoeven niet dagelijks, dag in dag uit, 22 000 kinderen te sterven. We eisen inspraak in de manier waarop dit probleem wordt aangepakt.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Nirj Deva (ECR). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn geachte collega en vriend, de heer Mitchell, alleen vragen of hij het met me eens is dat het Parlement in 2005 veertien medebeslissingsgebieden met betrekking tot deze financieringsinstrumenten heeft opgegeven.
We proberen dat nu feitelijk een beetje terug te draaien, want we hebben niet alleen ons vermogen verloren om te zien wat de Commissie doet, maar ook het verantwoordingsproces en het transparantieproces. Dus ik wil de heer Mitchell vragen…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Gay Mitchell, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het met de heer Deva eens dat we bepaalde rechten hebben opgegeven. Ik was de rapporteur voor het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Het heeft ons tweeënhalf jaar gekost om het daarover eens te worden, omdat we bepaalde kernrechten van het Parlement gewoon weigerden op te geven. Maar uiteindelijk hebben we compromissen moeten sluiten.
Uiteindelijk lag er een interinstitutioneel akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad, waarin bepaald was dat wij, bijvoorbeeld door middel van onze Commissie ontwikkelingssamenwerking, controlerechten ten aanzien van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking zouden hebben. En we hebben groepen opgericht voor de uitvoering van dat akkoord. Deze instrumenten zijn in de geest van dat akkoord en dat moet zo blijven.
Helmut Scholz, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer De Gucht, u hebt helemaal gelijk als u zegt dat het voor de buitenwacht niet te begrijpen is waarom wij en de Raad het niet eens kunnen worden. De Raad is bij dit debat niet eens aanwezig, hetgeen ik ten zeerste betreur omdat dit weinig goeds voorspelt voor het afsluiten van de tweede lezing. In zoverre moeten wij onszelf toch afvragen waarom een heel normaal beginsel en recht dat ook in het Verdrag is verankerd, niet erkend wordt. Volgens mij, en de heer Brok heeft dat al uitvoerig toegelicht, dat het er uitsluitend om draait dat wij de mogelijkheid hebben om te interveniëren.
Wellicht dat een voorbeeld daarom een en ander nog eens kan verduidelijken: in de meerjarenplanning van de Commissie voor mijn instrument voor geïndustrialiseerde landen (ICI) wordt als referentiedocument bijvoorbeeld niet de gewijzigde verordening gebruikt, maar wordt opnieuw verwezen naar de strategie Europa als wereldspeler. Hierin worden formuleringen gebruikt die in ieder geval sinds de economische crisis en de daaruit voortvloeiende handelsproblemen verouderd zijn, bijvoorbeeld wanneer opgemerkt wordt dat het doel van het meerjarenplan is om de Europese economische en winstbelangen te behartigen. Het instrument is bedoeld, zo staat er, om problemen bij de penetratie van bepaalde markten door EU-ondernemingen uit de weg te ruimen.
Daarop kan ik alleen nogmaals zeggen dat de wetgevers het instrument daarvoor niet bedoeld hebben en ook geen gebruik van belastinggeld hebben voorzien. Vanuit ons perspectief is het ICI-instrument een programma voor een modern samenwerkingsinstrument en geen wapen om markten te veroveren. Ik heb nog een ander, treffender voorbeeld: voor ons zijn de landen in Zuidoost-Azië niet slechts juniorpartners, zoals de Commissie heeft verklaard. Bij de samenwerking met Centraal-Azië is het instrument niet uitsluitend gericht op de toegang van de EU tot de aldaar beschikbare gasreserves.
Een blik op de Maghreb-landen en op de ontwikkelingen in het Midden-Oosten leert ons dat wij thans een grootschalige langetermijnaanpak nodig hebben voor de samenwerking met deze landen. Ik hoop dan ook dat de nieuwe verordening op de toekomst is berekend. Daarnaast hoop ik dat dit financieringsinstrument ook een gelijkwaardige uitwisseling tussen de EU en derde landen ten goede zal komen, en zo een bijdrage zal leveren aan het creëren van een ‘open wereld’ en aan een verantwoorde ondersteuning van duurzame ontwikkelingsprocessen, in het belang van onze burgers.
De Voorzitter. − De gecombineerde behandeling is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Het Europese financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld is een van de weinige instrumenten voor buitenlands beleid van de EU die vasthouden aan een rigide systeem voor het toewijzen van middelen, vanwege het feit dat het geen mogelijkheid biedt om een uitzondering te maken op het beginsel dat kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Aangezien we geconfronteerd worden met een wereldwijde verslechtering van de bescherming van de mensenrechten, ben ik van mening dat het absoluut noodzakelijk is dat de EU haar leidende positie op wereldschaal herbevestigt als het gaat om democratie en grondrechten. In die zin is flexibilisering van het Europees financieringsinstrument meer dan nodig, zodat de Unie en ontvangers van Europese financiële steun kunnen beschikken over een bepaalde mate van flexibiliteit bij het uitvoeren van projecten. Aan de andere kant zal deze flexibiliteit bij het toekennen van Europese middelen onder scherp toezicht staan om misbruik te voorkomen. Naast het feit dat het goedkeuren van financiering van kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen en rechten een uitzondering moet blijven, die van geval tot geval moet worden beoordeeld, moet het Europees Parlement het recht hebben om toe te zien op de door de Commissie uitgevoerde activiteiten en op de door haar vastgestelde strategische documenten.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. – (CS) In de aanbeveling voor de tweede lezing over de invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking wordt opgemerkt dat de maatregelen breed gedragen worden. Bovendien omvat de aanbeveling nagenoeg alle amendementen uit de eerste lezing. Mijns inziens dienen eerst en vooral de systeemkwesties ten aanzien van de meerjarige financiering voor ontwikkelingssamenwerking te worden aangepakt. Verder ben ik het eens met de rapporteur als deze zegt dat de financieringsmethode voor het jaar 2012 en 2013 nog de laatste puntjes op de i behoeft. In de aanbeveling wordt geconstateerd dat de marge onder het plafond van rubriek 4 van het meerjarig financieel kader voor de periode 2007-2013 door deze verordening drastisch wordt verlaagd, waardoor er onvoldoende manoeuvreerruimte overblijft om te kunnen inspringen op eventuele crises in de toekomst en om te kunnen helpen deze te verlichten. Verder wordt in de aanbeveling ingegaan op een aantal juridische kwesties ten aanzien van de procedurele benadering van de Raad, die volgens het Parlement niet door de beugel kan omdat het voor wat betreft de goedkeuring van strategische besluiten over waar en hoe ontwikkelingshulp wordt ingezet, evenveel toezichtmogelijkheden zou moeten krijgen als de Raad. Ik zou er dan ook voor willen pleiten dat, in overeenstemming met de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon, de verordening inzake het instrument voor ontwikkelingssamenwerking zo snel mogelijk wordt voorzien van een deugdelijk geïntegreerde procedure voor gedelegeerde handelingen, rekening houdend met de planning van de andere financieringsinstrumenten voor het externe optreden die momenteel worden herzien (het Europees stabiliteitsinstrument, het Europees financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten en het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden).
Jiří Havel (S&D), schriftelijk. – (CS) Terugdringing en definitieve uitbanning van de armoede is een van de belangrijkste doelstellingen van het EU-beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De voorgestelde, door de Commissie op 17 maart 2010 goedgekeurde begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM) voor de periode 2010-2013, een investering ter hoogte van 190 miljoen euro, zouden daartoe moeten bijdragen. Het is tevens waar dat het beleid op dit vlak in het verleden veelal geënt was op het handelsbelang en niet zozeer op de ontwikkeling van de desbetreffende landen als zodanig, iets wat in het nieuwe voorstel rechtgezet dient te worden. Verder lijkt het een juiste zet om steun te verlenen aan de BAM, juist om de levensstandaard van de inwoners van de bananen uitvoerende ACS-landen te helpen verhogen, getroffen als zij zijn door de invoerrechten voor bananen in de Europese Unie. Dat neemt niet weg dat het voorstel van de Commissie bepaalde tekortkomingen heeft. Ik denk daarbij aan het ontbreken van een effectbeoordeling voor de voorgestelde maatregelen, de timing van de uitkering van de financiële hulp, het discutabele en grootschalige gebruik van de reserves van de Europese Unie, alsook het voortdurende probleem met de onvoldoende financiering van rubriek 4 waar de Commissie geheel terecht op wijst in haar verslag over de werking van het interinstitutioneel akkoord. Tot slot wil ik nog zeggen dat het voorliggende verslag van de heer Charles Goerens een nauwkeurige analyse van de gegeven problematiek geeft, zowel vanuit handelsoptiek als vanuit ontwikkelingsoptiek, en verder dat de op- en aanmerkingen van de Begrotingscommissie van 13 september 2010 er goed in verwerkt zijn en dat het bovendien relevante aanbevelingen bevat ten aanzien van de BAM, redenen waarom ik zou willen aanbevelen het verslag in zijn huidige vorm goed te keuren.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (SK) Ik begrijp de eis van de Commissie voor meer flexibiliteit bij de financiering van politiek gevoelige projecten die gericht zijn op bevordering van democratie en mensenrechten. Tegelijkertijd ben ik er stellig van overtuigd dat als dit Parlement de Commissie meer de vrije hand wil geven in de financiering van deze projecten, het zijn toezichthoudende functie moet behouden. Uiteindelijk zijn wij namelijk degenen die tegenover de burgers verantwoordelijkheid dragen voor de begroting van de Europese Unie. Nu we het hebben over financiële instrumenten ter bevordering van de verspreiding van de democratie, rechtszekerheid en het respect voor de mens, moeten we het ook hebben over de effectiviteit van deze instrumenten en over de vraag of we democratie en mensenrechten niet op een effectievere manier kunnen bevorderen. Tijdens het debat over de vervolging van christenen in de wereld heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ons ervan verzekerd dat tegenwoordig elke bilaterale samenwerkingsovereenkomst een clausule bevat over democratie en mensenrechten. Slechts financiële hulp bieden of handelsovereenkomsten aangaan onder de voorwaarde dat deze verplichtingen worden nagekomen zou misschien meer bijdragen tot de verspreiding van de democratie en het respect voor de fundamentele mensenrechten dan het steunen van verschillende meer of minder zinvolle projecten.
5. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking) [COM(2008)0810 - C6-0472/2008 - 2008/0241(COD)] - Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Rapporteur: Karl-Heinz Florenz (A7-0229/2010).
Karl-Heinz Florenz, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Potočnik, in de eerste plaats wil ik graag de behulpzame mensen in dit Parlement en de Commissie bedanken voor hun steun in deze fase. Het was allemaal niet zo eenvoudig. De samenwerking met de Commissie was echter uitstekend. Sta mij toe om ook nog een keer de medewerkers van mijn bureau van harte te bedanken die 24 uur per dag aan dit verslag hebben gewerkt.
Bij elektronisch afval gaat het niet om het in praktijk brengen van overdreven milieunormen. Natuurlijk zijn die milieunormen van belang, maar het draait ook om de vraag hoe wij onze ruwe grondstoffen in Europa veilig kunnen stellen. Wij weten immers allemaal dat die grondstoffen binnen afzienbare tijd schaars zullen zijn en wat hebben we aan een uitmuntende technologie, als wij geen grondstoffen meer hebben?
Daarom moeten wij dit verslag ook vanuit een economisch perspectief bekijken. Helaas moeten wij dan echter constateren dat er van veel tekortkomingen sprake is. Het inzamelen van elektronisch afval gebeurt in Europa op zeer uiteenlopende wijze. De beste prestaties worden in Noord-Europa geleverd waar 16 kilo per hoofd van de bevolking wordt ingezameld. De slechtste prestaties worden door een land geleverd waaraan ik mijn achternaam te danken heb. Daar wordt slechts 1 kilo per hoofd per jaar ingezameld. 16 kilo tegenover 1 kilo – wij moeten de goede inzamelaars uiteraard complimenteren, maar daarnaast moeten wij de slechte inzamelaars ook met naam en toenaam durven noemen en daartoe ben ik best bereid.
Wij moeten er nu eindelijk voor zorgen dat er uniforme criteria in deze richtlijn worden opgenomen. Die hebben wij tot nu toe nog steeds niet. Iedereen doet wat hij wil en iedereen gebruikt de definities die hij wil. Daarom kunnen de landen die zo weinig inzamelen daar juridisch ook bijna niet op aangesproken worden, aangezien zij op basis van hun eigen normen rechtmatig handelen. Daar moeten wij in de Europese Unie verandering in brengen, want wij leven immers in een interne markt. Ik heb de indruk dat dit af en toe wordt vergeten.
Wij mogen de enorme voordelen van deze Europese Unie niet onbenut laten. Daarom is het een goede zaak dat deze Zwitserse gatenkaas eindelijk een kaas wordt die uit meer kaas en minder gaten bestaat. De Commissie is nu op de goede weg. Het is alleen jammer dat zij de afgelopen jaren bij de controles enigszins nalatig is geweest. Ik had graag gezien dat de Commissie op dat vlak wat geëngageerder te werk was gegaan. Maar dat is verleden tijd. Laten wij hopen dat het in de toekomst beter wordt. Het is ook niet eenvoudig wanneer de lidstaten allemaal hun eigen weg gaan. Daarbij moet ik toegeven dat mijn eigen land op dit punt ook niet bepaald meegaand is.
Het is goed als wij de inzameldoelstellingen beter definiëren. En het is ook goed wanneer wij de illegale uitvoer inperken. Daar rijzen je toch de haren van te berge! Van een land met grote havens weten wij dat daar 420 containers met hoogwaardig elektronisch afval zijn gecontroleerd, waarvan er 360 illegaal waren! Onze kinderen gaan ons straks heel vervelende vragen stellen als wij deze ontwikkeling geen halt toe roepen. Eén ton printplaten bevat immers 200 gram goud en één ton erts bevat slechts 2 gram goud. Dat kunnen wij ons in de toekomst niet langer veroorloven. Ik hoop dat onze burgers zich nu eindelijk beter bewust worden van de economische aspecten die aan dit onderwerp zijn verbonden.
Daarom willen wij een gerichter inzamelingssysteem creëren. Wij willen zeer uitdrukkelijk dat kleine apparaten die heel snel in de vuilnisbak terecht komen, gratis afgegeven kunnen worden. Er kunnen weliswaar uitzonderingsregelingen voor hele kleine ondernemingen gehanteerd worden, maar in beginsel moet het eenvoudiger worden om elektronische apparatuur af te geven in plaats van dat die apparaten in de vuilnisbak verdwijnen. Wij willen die waardevolle grondstoffen die die apparatuur bevat, immers terugwinnen. Dat is onze hoofddoelstelling.
Ook aan de illegale overbrenging moet een einde worden gemaakt. Daarnaast moeten wij het toepassingsgebied van de richtlijn aanpassen. Wanneer er nu een lamp wordt geproduceerd, dan moet die productie in alle 27 lidstaten van Europa aangemeld worden voordat die lamp überhaupt verkocht mag worden. Die aanmelding is alleen al op grond van de Afvalstoffenrichtlijn verplicht. Wij moeten dit proces moderner en aantrekkelijker maken en wat dat betreft, zijn wij op de goede weg.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook beginnen met het bedanken van het Parlement en met name de heer Florenz, de rapporteur, en zijn team, de schaduwrapporteurs en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, voor hun vele werk.
Hun inzet voor en belang in deze kwestie wordt weerspiegeld in de amendementen die door de commissie zijn goedgekeurd en de afgelopen weken zijn ingediend. Ik ben blij dat veel amendementen de doelstellingen van de voorstellen van de Commissie over de richtlijn betreffende afgedankte elektronische en elektrische apparatuur volledig ondersteunen, te weten: het profiteren van alle milieuvoordelen van de AEEA-richtlijn door het stellen van ambitieuze inzamel- en terugwinningsdoelen die voor alle lidstaten haalbaar zijn; het versterken van de uitvoering en handhaving door het vastleggen van gedetailleerde regels ter bestrijding van de illegale export van afval uit de EU; en het aanzienlijk terugdringen van de overbodige administratieve last voor de Europese producenten door een betere samenwerking tussen de nationale autoriteiten.
Door de AEEA-richtlijn te versterken, kunnen we er in hoge mate toe bijdragen dat we een recyclingmaatschappij worden die zuinig met hulpbronnen omspringt. We hebben het hier over de snelst groeiende afvalstroom van Europa, die ons bovendien veel mogelijkheden biedt om minder afhankelijk te worden van geïmporteerde of nog onbewerkte grondstoffen.
Tegen deze uitermate positieve achtergrond van brede overeenstemming tussen het Parlement en de Commissie, wil ik graag enkele inleidende opmerkingen over de drie specifieke kwesties maken.
De Commissie is verheugd over het feit dat het Parlement volledig achter haar ambities en de aanvangsdatum voor de nieuwe inzameldoelstelling staat. Haar ambities liggen hoog, omdat ze het milieu ten goede komen, leiden tot een doeltreffender gebruik van hulpbronnen door onze economie en voor elke lidstaat haalbaar zijn, wat ook belangrijk is. De commissie stelt voor om de doelstelling anders te definiëren en wel door het in expliciete bewoordingen benoemen van het uiteindelijke doel, te weten de inzameling van een percentage van de afgedankte elektronische en elektrische apparatuur. Wanneer er een toepasselijke methodologie voor de berekening van de hoeveelheid afgedankte elektronische en elektrische apparatuur wordt vastgesteld, kan de Commissie zich in deze aanpak vinden. Zij is bereid mee te denken over deze methodologie, zoals de commissie heeft voorgesteld.
Met betrekking tot de werkingssfeer van de richtlijn wordt voorgesteld om het verband tussen de afwijkingen op de AEEA-richtlijn te schrappen. Daar kan de Commissie mee leven, aangezien het hoofddoel van haar voorstel op dit gebied was om de werkingssfeer van de richtlijn te verduidelijken en niet om deze te wijzigen.
Tot slot vormen de fotovoltaïsche modellen een specifiek punt met betrekking tot de werkingssfeer van de richtlijn. De Commissie stelt voor deze modellen specifiek van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten, wat, zoals u weet, overeenkomt met het voorstel van de commissie en de huidige richtlijn. We zijn ons evenwel bewust van het toenemende aantal bezwaren aangaande de mogelijke gevolgen van zonnepanelen voor het milieu, met name in hun afvalstadium. De overeenkomst die de producenten van zonnepanelen onlangs hebben overgelegd, voldoet duidelijk niet aan de criteria die voor dergelijke overeenkomsten gelden.
Een evaluatie van de overeenkomst door de diensten van de Commissie wordt zeer binnenkort gepubliceerd. We moeten de risico’s voor het milieu en de mogelijkheden voor de afvoer van zonnepanelen duidelijk grondig analyseren voordat we ze in de werkingssfeer van de AEEA-richtlijn opnemen.
Tenslotte viel het voorstel voor de AEEA-richtlijn, zoals u weet, onder de herschikkingsprocedure, die de herkwalificatie van bestaande teksten combineert met specifieke nieuwe of gewijzigde elementen. We zijn nog steeds van mening dat we bij gebruik van de herschikkingsprocedure in principe de regels die we daarvoor overeengekomen zijn, moeten eerbiedigen. Alleen die elementen zijn daadwerkelijk op hun effect beoordeeld. We snappen echter de bedoeling van bepaalde, door de commissie ingediende amendementen en scharen ons achter de richting die ze nemen.
Ik verheug me op uw debat over het voorstel en de wijzigingsvoorstellen, en ik zal daarop in mijn afsluitende opmerkingen namens de Commissie reageren.
Richard Seeber, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, sta mij toe om allereerst de heer Florenz te bedanken voor zijn uiterst pragmatische behandeling van dit onderwerp, alsmede voor zijn doorzettingsvermogen. Sta mij toe meteen aan het begin een vraag aan de commissaris voor te leggen. Mijnheer Potočnik, u zei dat wij de lidstaten moeten behandelen op basis van hun capaciteiten om afval in te zamelen. Weliswaar is het motto van Europa "In verscheidenheid verenigd", maar is het een goede zaak dat de ene lidstaat per hoofd van de bevolking 16 kilo afval inzamelt en een andere lidstaat slechts 1 kilo? Is dat niet een verkeerde interpretatie van die verscheidenheid?
Ik roep u onverbloemd op om op afvalgebied strenger met de lidstaten om te gaan. Het kan toch niet zo zijn dat wij hier bepaalde regelingen overeenkomen en de lidstaten vervolgens maar doen en laten wat zij zelf willen? Ik wil u graag ook aan het interview herinneren dat u in verband met de afvalcrisis in Napels hebt gegeven. Italië is toen veroordeeld, maar er ligt nog altijd geen fatsoenlijk plan op tafel. U dient op dit punt strenger op te treden! Het is de taak van de Commissie als hoedster van de Verdragen om lidstaten die nalatig zijn aan hun plichten te herinneren.
Op dit gebied groeit de markt snel en hangt de toekomst van Europa ervan af op welke wijze wij erin slagen om met dit afvalprobleem om te gaan. Daarbij hebben wij ook de steun van de lidstaten nodig; zij moeten de voorschriften op adequate wijze omzetten. Als u op dit punt te laks bent, boeken we geen vooruitgang.
Ik zou u ook willen verzoeken om realistische doelen te stellen, met name wat de kleine ondernemingen betreft, en om de consumenten bij uw plannen te betrekken. Iedereen moet zijn of haar deel van de verantwoordelijkheid dragen, dat moge duidelijk zijn. Duidelijk is echter ook dat met name degenen die de verantwoordelijkheid dragen – en bij de omzetting zijn dat de lidstaten – op hun verantwoordelijkheden gewezen moeten worden.
Kathleen Van Brempt, namens de S&D-Fractie. – Aan de vooravond van de energietop en in tijden waarin de Commissie en het Parlement ontzettend veel nadruk leggen op energie-efficiëntie en het goed beheer van onze grondstoffen, is dit het soort richtlijn dat zulke mooie ideeën ook effectief in de praktijk moet omzetten. Dat is de ambitie van het Parlement en in die zin hebben wij ook aan onze amendementen gewerkt. Het gaat over een afvalberg die steeds groter wordt en het gaat niet alleen over afval. In elk van die elektronische producten zit heel wat materiaal dat wij dringend moeten recyclen en hergebruiken.
De eerste richtlijn heeft die doelstelling heel duidelijk niet gehaald. In de wetenschap dat slechts één op de drie producten gerecycleerd of hergebruikt wordt en wij van één op de twee van dergelijke producten niet eens weten waar het zich bevindt, moeten wij hogere inzamelingsdoelstellingen, betere recyclagedoelstellingen vaststellen. Wij moeten er vooral voor zorgen dat wij de export van die producten naar de rest van de wereld indijken. Wij willen namelijk dat de producten hier blijven en dat de grondstoffen bij ons blijven. En wij hebben vooral ethische en ecologische bezwaren tegen de manier waarop die producten onder meer in de derde wereldlanden worden behandeld.
Met andere woorden, het Parlement wil duidelijke en heel concrete doelstellingen en ik bedank heel expliciet mijn collega-schaduwrapporteurs en uiteraard de rapporteur, de heer Florenz, voor de zeer goede samenwerking, waardoor wij hier een coherente tekst neerleggen en vooral een Parlement zijn dat zich ferm zal weren in de onderhandelingen met de Raad. De Raad weze gewaarschuwd, want wij willen dergelijke ideeën ook effectief in de praktijk omzetten.
Voor de S&D-Fractie is het bijzonder belangrijk dat wij extra nadruk leggen op de illegale export en dat wij ook de strijd aangaan met de kleine AEEA-apparatuur. Dat is ontzettend belangrijk. Niemand is nog bezig met een grote koelkast in de berm van de weg te gooien, maar onze kleine apparaten worden nog niet goed behandeld.
Beste commissaris, ik heb zeer goed geluisterd naar wat u gezegd heeft over de fotovoltaïsche panelen. U weet dat mijn fractie lang gestreden heeft tegen de uitzonderingspositie hiervan. Wij zijn er nu niet meer op teruggekomen, maar ik houd u aan uw woord. U hebt gezegd dat u met een evaluatie zou komen en die evaluatie moet een onderdeel zijn bij de bespreking met de Raad over het al dan opnemen van de fotovoltaïsche panelen. Ik vraag in ieder geval aan mijn collega's om de ambitieuze tekst die vandaag voorligt massaal goed te keuren.
VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI Ondervoorzitter
Vladko Todorov Panayotov , namens de ALDE-Fractie. – (BG) Mevrouw de Voorzitter, Europa voert jaarlijks voor meer dan 130 miljard euro aan strategische metalen in voor haar industrie. Deze uitgaven kunnen aanzienlijk worden verlaagd middels de verbeterde tekst van de Europese richtlijn inzake afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, die afgelopen zomer door een grote meerderheid in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid werd goedgekeurd.
Daarom wil ik de rapporteur Karl-Heinz Florenz en de overige rapporteurs feliciteren met het voortreffelijke en verantwoorde resultaat. De compromistekst die vandaag in stemming zal worden gebracht, vormt een belangrijke stap vooruit in het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in Europa. Met de nieuwe, ambitieuzere doelstelling en het verbeterde inzamelingssysteem met duidelijke omlijnde verantwoordelijkheden, kan Europa een belangrijk en ook strategisch probleem oplossen. Veel afgedankte elektrische en elektronische apparaten in Europa bevatten namelijk edele metalen waaronder goud, platina, palladium, koper en nikkel, die een groot aantal keren voor hergebruik teruggewonnen kunnen worden. Ter illustratie: volgens gegevens van Eurostat werd in 2006 in EU-landen bijna 307 miljoen ton recycleerbare apparatuur en afval gestort.
Het verslag is een belangrijke stap voorwaarts, niet alleen vanwege de verbeterde afvalinzamelingsdoelstelling, maar ook vanwege de betere milieubescherming. Ik roep daarom alle collega-leden op om het verslag in zijn geheel te steunen.
Michail Tremopoulos, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, wij doen hier een poging om het probleem van de explosieve groei van elektronisch en elektrisch afval aan te pakken, dat naar schatting in 2020 12,3 miljoen ton zal hebben bereikt. De herziening van de richtlijn is een uitstekende gelegenheid om het weglekken van gevaarlijke stoffen ten gevolge van gebrekkig functioneren van officiële inzamelingspunten, niet-rationeel beheer en illegaal transport te laten stoppen.
De belangrijkste problemen die wij moeten aanpakken zijn: ten eerste, hoewel 65 procent van de elektrische en elektronische apparaten op de markt gescheiden wordt ingezameld, wordt minder dan de helft verwerkt en aangegeven; de rest komt in het milieu terecht of wordt naar derde landen geëxporteerd. Ten tweede, de bestaande inzamelingsquota van vier kilo per persoon per jaar voor huishoudelijk afval zijn geen afspiegeling van de consumptie in bepaalde lidstaten en leiden bijgevolg tot zeer bescheiden doelstellingen in sommige landen en overambitieuze in andere. Ten derde, er bestaan verschillende procedures voor het registreren en bijhouden van de productie in verschillende landen, en, ten slotte, toezeggingen worden niet nagekomen.
We hebben het volgende gedaan: om te beginnen hebben we het toepassingsgebied uitgebreid naar alle afval, met slechts enkele uitzonderingen. Ten tweede hebben we de doelstellingen voor de inzameling verhoogd, zodat in 2016 85 procent van dit afval ingezameld zal worden. Ten derde hebben wij een afzonderlijke doelstelling van 5 procent voor het hergebruik van complete elektronische en elektrische installaties vastgesteld. Ten vierde moeten de lidstaten voldoende middelen verschaffen voor de inzameling van huishoudelijk afval. Ten vijfde moeten detailhandelaren dit afval niet alleen bij de aankoop van een nieuw apparaat terugnemen, maar moeten zij het heel kleine afval op volumebasis inzamelen.
Ook is niet vereist dat de producent uit het land komt waar hij zich wil inschrijven en ten slotte streven wij ernaar dat transporten strikt gemonitord worden. Bovenal echter moeten wij de productie van duurzame apparaten aanmoedigen.
Julie Girling, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil alle schaduwrapporteurs en de rapporteur bedanken voor het werk dat zij hiervoor verzet hebben. De doelstellingen van de richtlijn zijn duidelijk, en mijn fractie ondersteunt ze in principe van harte. Afgedankte elektronische en elektrische apparatuur vormt de snelst groeiende afvalstroom van Europa en we hebben voor de aanpak daarvan gewoon een adequate richtlijn nodig.
Vanzelfsprekend moeten er nog veel details worden geregeld. Ten eerste wil ik de kosten noemen. De recycling, het hergebruik en de uiteindelijke afvoer zijn niet goedkoop en niet gratis. Het principe dat de producent betaalt, is van het grootste belang. We mogen, zeker in deze tijd van begrotingsconsolidatie, geen systeem opleggen dat de kosten voor de gewone belastingbetaler verhoogt.
Ten tweede wil ik benadrukken dat de lidstaten hun flexibiliteit moeten behouden. Ja, ik ben het er helemaal mee eens dat we uitdagende doelen moeten stellen, maar we mogen die doelen niet met naleving verwarren. We mogen de voorschriften over de manier waarop de lidstaten die doelen moeten bereiken, niet overdrijven.
In navolging van mevrouw Van Brempt wil ook ik de behoeften op het vlak van de kleine afgedankte elektronische en elektrische apparatuur noemen. Daar is helaas nauwelijks aandacht voor. Volgens mij waarborgen de voorgestelde ambitieuze doelstellingen dat er in de toekomst een hoger percentage van de kleinere apparatuur wordt ingezameld. Daar verheug ik me op.
Sabine Wils, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de hoeveelheid afgedankte apparaten neemt dramatisch toe. In de EU worden jaarlijks miljoenen tonnen elektrisch en elektronisch afval geproduceerd en die vormen een concreet gevaar voor de mensen en het milieu.
Ik ben verheugd dat dit probleem in het verslag van de heer Florenz wordt onderkend en dat wij in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid in staat zijn geweest om een aantal welkome verbeteringen aan te brengen die op de steun van alle fracties konden rekenen. De strengere voorschriften voor de uitvoer van elektrisch en elektronisch afval zijn belangrijk. Ik hoop dat u, geachte dames en heren, uw steun aan deze voorschriften zult geven die met name de mensen bescherming zal bieden in de landen die door dit probleem worden getroffen.
Ik ben het er echter nog steeds niet mee eens dat fotovoltaïsche modules van de richtlijn zijn uitgesloten. Ik ben bijzonder kritisch in verband met een vrijwillige inzameling van apparaten door producenten. Een paar producenten gebruikt cadmium in hun fotovoltaïsche modules en cadmium is een toxische stof. Het feit dat modules vaak door enthousiaste doe-het-zelvers worden verwijderd vormt een extra risico.
Ook nanomaterialen kunnen tijdens het recyclingproces een gevaar vormen voor mensen en het milieu. Bij sommige nanomaterialen worden duidelijke instructies verstrekt met de mededeling dat zij een gevaar vormen voor de gezondheid. Daarom roep ik de Commissie op om nanomaterialen aan een uitgebreid onderzoek te onderwerpen. Als het niet mogelijk is om eenduidig te bewijzen dat deze producten niet gevaarlijk zijn, mogen zij niet op de markt worden toegestaan. Dat is de reden dat wij samen met de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie twee amendementen hebben ingediend en ik verzoek u om deze amendementen te steunen. Het betreft de amendementen 101 en 102.
Oreste Rossi, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de onderhavige maatregel bevat enkele kritieke punten die alleen opgelost kunnen worden als ze tijdens de tweede lezing opnieuw worden besproken.
Naast onacceptabele regels ten nadele van distributeurs en, verderop in de toeleveringsketen, van consumenten, die verplicht worden gesteld oude materialen weer in de kringloop terug te brengen en te beoordelen of deze materialen opnieuw gebruikt kunnen worden, is een verhoging van het inzamelingspercentage voorzien, van een reeds onrealistische 65 procent naar maar liefst 85 procent. Hoe kunnen we, aangezien het beheer van de afvalinzameling onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, producenten en distributeurs dwingen om 85 procent terug in de kringloop te brengen? Als consumenten zelf apparatuur wegdoen, door het weg te geven of opnieuw te verkopen, hoe kunnen andere mensen dan verantwoordelijk worden gehouden voor dit hergebruik?
De tekst legt ook de verplichting op om vijf procent van het afval opnieuw te gebruiken. Dit is nadelig voor het milieu en de consumentenveiligheid, omdat oude, mogelijk gevaarlijke apparatuur met een hoog energieverbruik weer op de markt wordt gebracht. Indien de tekst blijft zoals ze in de commissie is goedgekeurd en niet wordt vervangen door de aangepaste versie met amendementen, zullen wij tegen stemmen.
Bogusław Sonik (PPE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is de snelst groeiende afvalstroom in de EU. Het is een probleem dat zich op vele niveaus manifesteert. Het gaat namelijk om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid, maar ook om efficiënt beheer van hulpbronnen en grondstoffen.
Bij de herziening van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moeten doelstellingen worden overwogen die niet alleen ambitieus zijn, maar ook realistischer voor de nieuwe lidstaten. In deze lidstaten wordt elektronische apparatuur, zoals computers, televisies en koelkasten, namelijk minder vaak vervangen en veel langer gebruikt dan in andere landen.
De amendementen van de rapporteur gaan in de richting van een oplossing voor het probleem van onevenredige en nadelige behandeling van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Het voorgestelde systeem houdt namelijk veel meer rekening met de markt- en mentaliteitsverschillen tussen de lidstaten.
Ik denk echter dat nieuwe regelgeving op dit vlak meer nadruk moet leggen op doeltreffende controle van ingezamelde apparatuur en op handhaving. In veel landen doet zich een groot aantal onregelmatigheden voor. Zo worden fictieve documenten van afvalinzameling opgesteld, wat neerkomt op handel in facturen. Het gebeurt vaak dat voor de inzameling en verwerking van apparatuur dergelijke valse documenten worden opgesteld. Hierop staat dan bijvoorbeeld een hoger gewicht dan is verwerkt of andere apparatuur dan daadwerkelijk is ingeleverd. Bovendien is er onvoldoende toezicht en controle, waardoor er in veel landen een grijze markt is ontstaan en ingezamelde apparatuur buiten de verwerkingscentra om wordt ontmanteld. We moeten daadkrachtig optreden om dergelijke situaties te voorkomen en mogen de ontwikkeling van deze praktijken niet toestaan.
Linda McAvan (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris erop wijzen dat ik in mijn woonplaats elektrische apparaten die ik wil recyclen zelf naar een gemeentelijk afvalstation moet brengen. Daar zijn er vier of vijf van in mijn stad en die zijn maar op bepaalde tijden geopend.
Als ik karton, papier, plastic of glas wil recyclen, wordt dat voor de deur opgehaald. Als ik batterijen wil recyclen, kan ik mijn oude batterijen naar elke winkelier brengen. Als we een verbetering willen zien van de doelstellingen voor afgedankte elektrische apparaten, moeten we meer van dat soort inzamelingen hebben. We moeten het gemakkelijker voor de mensen maken om hun elektrische apparaten, in het bijzonder hun kleine elektrische apparaten, te verwijderen.
Toen de doelstelling van vier ton per persoon werd vastgesteld, was die volstrekt ontoereikend. Zij werd te gemakkelijk gehaald, want alleen het recyclen van koelkasten en andere grote elektrische apparaten was al voldoende. We hebben een veel ambitieuzere doelstelling nodig om de markt te stimuleren en ervoor te zorgen dat er bedrijven komen die de bruikbare onderdelen uit deze apparaten kunnen halen.
Vorige week, commissaris, bent u begonnen met uw strategie voor efficiënt gebruik van hulpbronnen. Deze richtlijn is daar een essentieel onderdeel van. Het moet de regel worden in plaats van de uitzondering dat elk afgedankt elektrisch apparaat wordt ingezameld en voor het grootste deel wordt gerecycled. Helaas is dat op dit moment de uitzondering in Europa. Morgen moet het de regel zijn. Ik ben bang dat uw langetermijnstrategie voor efficiënt gebruik van hulpbronnen – door de problemen met betrekking tot het gebrek aan grondstoffen waar de heer Florenz het over had op te lossen – alleen kan slagen als deze richtlijn werkt.
Chris Davies (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, [openingswoorden weggevallen doordat microfoon uitstaat]… een herschikking van de richtlijn, maar een flink aantal van ons heeft gewerkt aan de oorspronkelijke versie en dit is een goede gelegenheid om enkele van de mazen te dichten en de richtlijn in te stellen die we altijd onze aandacht waard hebben gevonden. Maar omdat we er zeker van willen zijn dat we elektrische apparaten goed recyclen, willen we de maas dichten die ertoe leidt dat zo veel elektrische apparaten in ontwikkelingslanden terechtkomen, waar ze worden gedemonteerd door kinderen op verbrandingsplaatsen en vuilnisbelten.
Tegen de fabrikanten en producenten die ons schrijven om ons te vragen het ene of het andere amendement dat bedoeld is om deze mazen te dichten niet te steunen, wil ik zeggen: kom dan maar met voorstellen. Het zijn hun producten die op deze vuilnisbelten terechtkomen en zij moeten voorstellen doen om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt.
Dit geeft ons ook de kans om een aantal onvoltooide zaken af te maken. Printerfabrikanten hebben een bedrijfsmodel dat erop is gebaseerd dat ze hun printers relatief goedkoop verkopen en hun klanten binden met een contract om dure printercartridges te blijven kopen. Ze zijn in een voortdurende strijd verwikkeld met de revisiebedrijven, die deze printercartridges opnieuw vullen met inkt en aan u terugverkopen voor een fractie van de prijs.
Bijna 10 jaar geleden ontdekten we dat de printerfabrikanten een nieuw middel in deze strijd hadden gevonden door gebruik te maken van elektronica die voorkomt dat de printercartridges worden gerecycled: als ze gevuld worden met inkt, werken ze niet meer. Daarom hebben we aan de wetgeving artikel 4 toegevoegd, dat ervoor zorgt dat er geen producten op de markt mogen worden gebracht die niet kunnen worden gerecycled.
Maar de printerbedrijven hebben een manier gevonden om dit te omzeilen. Ze hebben bij de ene na de andere regering gelobbyd en gezegd dat printercartridges kunnen worden gezien als verbruiksgoederen, niet als afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). We zitten nu dus met een situatie waarin printercartridges in sommige lidstaten worden gezien als AEEA en in andere niet.
Dit is de kans om die maas te dichten, ervoor te zorgen dat er meer concurrentie op de markt komt en goede recycling te stimuleren. Ik kijk uit naar de steun van mijn collega’s voor deze amendementen.
Oldřich Vlasák (ECR). – (CS) Deze richtlijn is echt een stap in de goede richting; hij maakt zich sterk voor wijziging van de kwantitatieve inzamelingsdoelstellingen, voor invoering van regelgeving voor het grensoverschrijdend vervoer van elektrische en elektronische apparatuur, alsook voor harmonisering van de administratieve vereisten waaraan de desbetreffende partijen moeten voldoen; dit laatste met het oog op vermindering van de bureaucratie.
Het definiëren van producenten op Europees niveau is voor mij echter juist om redenen van overtollige bureaucratie onaanvaardbaar, ook als het gaat om de mogelijke handhaving van de vastgestelde verplichtingen door de lidstaten. Het zou verstandig zijn hier het credo "if it ain’t broke, don’t fix it" in acht te nemen.
Voor wat betreft de werkingssfeer van de richtlijn geef ik persoonlijk de voorkeur aan een afgebakende werkingssfeer, omdat ik vrees dat wanneer deze niet wordt afgebakend praktisch alle niet-recyclebare apparatuur en alle apparatuur met een langere levensduur eronder komen te vallen. Dat zou de overeengekomen inzamelingsdoelstellingen in gevaar brengen. Ik ben er in dit geval namelijk van overtuigd dat wanneer we ons doelen stellen, deze niet alleen ambitieus moeten te zijn, maar vooral ook realistisch, en dat we de gemeentelijke overheden niet verder mogen belasten.
Dat zijn nog maar een paar voorbeelden, want al deze, en vele andere apparaten zullen ongetwijfeld in prijs stijgen als gevolg van deze afvalstoffenrichtlijn. En dan te bedenken dat de Europese Unie bereid is deze wetgeving in te voeren, precies op het moment dat we ons op het dieptepunt van een recessie bevinden en de mensen moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen!
Ik moedig daarom iedereen in dit Parlement aan sympathie te tonen voor de hardwerkende belastingbetaler en kleine tot middelgrote bedrijven en deze voorgestelde wetgeving in de afvalbak te gooien.
(Spreker verklaart zich bereid een ‘blauwe kaart’-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Chris Davies (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Nuttall vertelt ons dat de eis om elektrisch afval te recyclen de prijs van producten verhoogt.
Kan hij ons ook vertellen wie er moet betalen voor de verwijdering van dergelijke producten, als dat niet de producent is? Waarom is hij zo tegen betalers van gemeente- en andere belastingen en lokale overheden in Europa, in zijn eigen land en elders, die de lasten moeten dragen voor de verwerking van dit afval, die volgens hem niet hoeven te worden betaald door de producenten?
Paul Nuttall (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik geniet ook van mijn discussies met de heer Davies. Het lijkt erop dat we deze kleine discussies na elke redevoering van mij hebben. Hij weet net zo goed als ik waar de kosten zullen liggen – die komen terecht bij de belastingbetaler die dit moet financieren. Op dit moment bevinden we ons op het dieptepunt van een recessie zoals we die sinds de jaren dertig van de vorige eeuw niet meer hebben gezien. Ik kom op voor de hardwerkende belastingbetalers.
Ten tweede is het echte punt hier dat dit op nationaal niveau moet worden gedaan door mensen – door politici – die verantwoording moeten afleggen aan de kiezer, niet door een Commissie die in het geheim bijeenkomt en aan niemand verantwoording schuldig is. Dat is waar het om draait.
(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)
Karl-Heinz Florenz (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de geachte afgevaardigde graag bij zijn naam willen noemen, maar helaas weet ik niet hoe hij heet, aangezien ik hem tot nu toe nooit ontmoet heb in het debat over elektronisch afval. Wellicht dat ik u niet herken omdat u een nieuw kapsel hebt. Enfin, welk antwoord bent u van plan aan de burgers te geven wanneer blijkt dat onze grondstoffen over vijf of zes jaar uitgeput of weggegooid zijn of bezig zijn ons water te verontreinigen? Ik ben benieuwd naar uw toelichting.
Mijn tweede punt is het volgende. Leest u alstublieft aandachtig de richtlijn. Er wordt helemaal niets gezegd over belastingbetalers die het systeem moeten financieren. In feite is dat de verantwoordelijkheid van de producenten. Het systeem wordt thans strenger gemaakt en verder uitgebreid, hetgeen de juiste aanpak is. Ik hoor graag uw reactie op deze twee punten.
Paul Nuttall (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik herhalen wat ik net heb gezegd. We weten allemaal waar de kosten terechtkomen: waar ze altijd terechtkomen. Dat hoeft niet per se in de richtlijn te staan, want dat is nooit zo. U vertelt de mensen nooit dat u de belasting gaat verhogen. U vertelt de mensen nooit dat u hen in hun portemonnee gaat pakken.
In mijn land kost het ons bijvoorbeeld 50 miljoen pond per dag om lid te zijn van deze club. Waar dit allemaal om draait – en ik herhaal precies wat ik tegen de heer Davies heb gezegd – is dat de besluiten op het niveau van de natiestaat moeten worden genomen door politici die verantwoording moeten afleggen aan de kiezers. De kiezers van mijn land, Groot-Brittannië, kunnen de commissarissen niet afzetten. Dat is fundamenteel ondemocratisch en verkeerd.
Catherine Soullie (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, wat ik wil zeggen is door mijn medeparlementsleden al vele malen gezegd.
In deze tijd, nu Europa een gezamenlijke strategie in overweging neemt voor zijn bevoorrading van grondstoffen en in het bijzonder van zeldzame aardmetalen, kunnen we onze ogen niet sluiten voor het enorme potentieel dat de intelligente nuttige toepassing van ons afval ons biedt. Het aanscherpen van de Europese normen om de werking van de inzamelingsketen te verbeteren, problemen oplossen met betrekking tot het lekken of illegaal exporteren van AEEA, en het stellen van ambitieuzere inzamelingsdoelen: deze zaken zouden de kern van deze wetgeving moeten vormen.
Laten we niet vergeten wie voornamelijk verantwoordelijk is voor het succes of de mislukking van deze wetgeving: de consument. De verantwoordelijkheid van de burger is cruciaal als we doeltreffende wetgeving ten uitvoer willen leggen. En om dat te bereiken, mijnheer Florenz, is de ecobijdrage, naast andere systemen, een zeer nuttig middel gebleken. Natuurlijk moeten de producenten van elektrische en elektronische apparatuur meer betrokken worden bij het inzamel- en recyclingsysteem, maar we kunnen de burgers niet helemaal ontheffen van elke verantwoordelijkheid voor het afval dat zij produceren. Onze burgers moeten actoren worden en niet slechts toeschouwers van het Europese milieubeleid.
Elisabetta Gardini (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik ben het met veel van de punten die ik heb gehoord eens. Ik denk dat dit een belangrijke en essentiële richtlijn is, en daarom stemmen wij uiteraard vóór. Ik ben er echter ook van overtuigd dat we over bepaalde aspecten meer details nodig hebben en ik hoop dat die mogelijkheid er tijdens de tweede lezing zal zijn.
Zo verwacht ik bijvoorbeeld een effectbeoordeling van de Commissie over het open toepassingsgebied van de richtlijn want, al lijkt het er in theorie op dat het milieu daar meer bij gebaat is, ik denk dat er in de praktijk problemen door kunnen ontstaan. Op basis van de ervaring met de huidige richtlijn weten we dat een omkaderd toepassingsgebied meer zekerheid biedt en de tenuitvoerlegging van de wetgeving vergemakkelijkt.
Naast deze effectbeoordeling verdienen ook andere aspecten onze aandacht. Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn als het gaat om de lasten voor producenten, distributeurs en detailhandelaren. Het is goed ze te betrekken en verantwoordelijkheid te laten dragen, maar we moeten oppassen dat we ze niet te zwaar belasten, vooral niet als het gaat om administratieve vereisten.
Ik denk dat de instrumenten en de criteria moeten worden aangepast om rekening te kunnen houden de verschillende nationale systemen. Lidstaten zijn niet uitsluitend goed of slecht. Zoals we reeds hebben vernomen en zelf al hebben vastgesteld – maar ik denk dat we ons ook in deze kwestie nader moeten verdiepen – hebben we te maken met verschillende systemen en verschillende situaties in de lidstaten, die zorgvuldig beoordeeld moeten worden zodat er geen lidstaten zijn die automatisch voordeel hebben terwijl andere landen er automatisch op achteruit gaan. Daarom zijn we voor deze richtlijn, maar hebben we meer tijd en nadere details nodig.
Sirpa Pietikäinen (PPE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft zeer terecht zowel een programma voor het efficiënt gebruik van hulpbronnen als een grondstoffenstrategie opgesteld, omdat grondstoffen en het gebruik ervan steeds beperkter worden en tegelijkertijd de prijzen ervan stijgen.
Wij weten dat een betreurenswaardig groot deel van het elektronisch afval, vooral klein afval zoals mobiele telefoons, op vuilstortplaatsen terechtkomt, niet alleen in de Europese Unie maar ook in derde landen, en uiteindelijk wordt verbrand. Daarom is dit belangrijke instrument een stap in de goede richting op het gebied van de recycling van elektronisch afval, waarmee wij kunnen waarborgen dat hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en grondstoffen naar de producenten terugkeren.
Hopelijk zullen wij met deze richtlijn in de richting van een betere rapportage gaan, zodat wij echt kunnen weten hoe goed de verschillende lidstaten en actoren de doelstellingen van de richtlijn ten uitvoer leggen. Wij moeten een aparte inzameling waarborgen die nog beter is dan het onderhavige voorstel, en betere en ambitieuzere doelen daarvoor stellen. De richtlijn is een goed begin, maar ik hoop dat wij in de toekomst meer verantwoordelijkheid kunnen overhevelen van de distributeurs naar de producenten.
Pilar Ayuso (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, we moeten ambitieus zijn in onze doelstellingen, maar we moeten ook erkennen dat het voorstel van de rapporteur niet eenvoudig ten uitvoer te leggen is vanwege de verschillende situaties in de lidstaten. Niettemin zal de Spaanse delegatie het voorstel in deze eerste lezing steunen.
We zijn echter voor het maken van een onderscheid op facturen tussen de behandelingskosten en de recyclingkosten voor dergelijke afvalstoffen. We zullen daarom tegen amendement 52 stemmen, waarin wordt voorgesteld om artikel 14, lid 1 te schrappen, en we zullen voor de amendementen 91 en 103 stemmen. We zijn van mening dat de consument er recht op heeft te weten, of sterker nog, moet weten wat deze behandeling kost omdat hij daarmee gemotiveerd wordt om zich te houden aan de wet. Bovendien wordt hiermee de nodige transparantie in de handelsketen gecreëerd.
Alajos Mészáros (PPE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, mijn excuses voor mijn aarzeling. Ik dank de heer Florenz voor zijn uitstekende vakwerk. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur behoort tot de snelst groeiende afvalberg van de EU. We moeten alles in het werk stellen voor de vakkundige recycling daarvan, niet alleen ter voorkoming van schade aan het milieu en de gezondheid, maar ook ter beperking van het verlies aan grondstoffen. Volgens de resultaten van de huidige effectbeoordelingen wordt op dit moment 85 procent van alle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ingezameld, maar wordt slechts 33 procent daarvan adequaat verwerkt conform de eisen van de richtlijn. Helaas is het illegale afvaltransport naar landen buiten de EU omvangrijk en daarom is het belangrijk dat de nieuwe richtlijn dit kan verhinderen. Afval moet gescheiden worden ingezameld, want zo kunnen we ervoor zorgen dat dit binnen de grenzen van de lidstaten wordt gehouden en voor hergebruik wordt aangeboden. Onze ervaringen tot nu toe hebben helaas laten zien dat de lidstaten de huidige richtlijn niet allemaal op dezelfde manier hebben geïnterpreteerd en daarom wil ik graag voorstellen dat voortaan niet de indeling in categorieën maatgevend moet zijn, maar dat de richtlijn in beginsel moet gelden voor alle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Ik vind de richtlijn vooral van belang voor de laatst toegetreden landen, aangezien zij nog achterlopen op het gebied van gescheiden afvalinzameling.
Carl Schlyter (Verts/ALE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, als we dit afval noemen, leven we echt in een verkwistende samenleving. In een groot deel van dit schroot zit meer goud en zilver dan in het erts van zilver- en goudmijnen. De verwerking van dit schroot is geen kwestie van kosten. Het gaat om pure winst. Hierdoor zullen we minder afhankelijk worden van de invoer van belangrijke grondstoffen en zullen we voorkomen dat zware metalen en andere giftige stoffen in de natuur terechtkomen. We zullen alleen maar winnen bij het verwerken van dit afval; van kosten zou daarbij geen sprake mogen zijn.
Het is echter jammer dat fotovoltaïsche modules worden uitgesloten, want als we deze niet onder het toepassingsgebied laten vallen, levert dat een voordeel op voor de modules die cadmium bevatten en zal de mededinging in de sector verstoord worden. Het zou beter zijn als fotovoltaïsche modules onder deze richtlijn zouden vallen, opdat er eerlijke concurrentie onder fotovoltaïsche modules zou zijn en er sneller alternatieven op de markt komen voor fotovoltaïsche modules die cadmium bevatten. We moeten ook voor de amendementen stemmen die een betere controle van nano-afval eisen. Tot slot is het belangrijk dat de lidstaten en de Commissie er nu voor zorgen dat de uitvoerregels worden aangescherpt en nageleefd. We moeten een einde maken aan de uitvoer van afval naar arme landen.
Alfreds Rubiks (GUE/NGL) . – (LV) Mevrouw de Voorzitter, ik ben een van degenen die de aanneming van dit document grotendeels steunen. Ik steun ook de aanpak om streefdoelen te willen stellen voor gescheiden inzameling die afhankelijk van de betreffende periode verschillen. In Letland zamelen we momenteel slechts 25 procent in van de elektrische en elektronische apparatuur die op de markt beschikbaar is. Dat is te weinig. Ik steun ook de ambitieuze doelen die in de verordening worden gesteld, hoewel het mij tegelijkertijd verontrust dat er grote verschillen tussen de lidstaten kunnen bestaan, en daarom roep ik de Commissie en alle betrokkenen, waaronder de lidstaten, op om de tenuitvoerlegging van deze documenten met de grootste zorg te controleren. In Letland zouden we uiteraard de kans willen hebben om de doelstellingen in een wat mindere mate te verwezenlijken: 45 procent tegen 2016 en 65 procent tegen 2020.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, het wijzigingsvoorstel voor de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is uitgebreid behandeld door de betreffende commissies van het Europees Parlement. De door de Commissie opgestelde tekst is geleidelijk veranderd door middel van wijzigingsvoorstellen van parlementsleden, en in de huidige compromistekst wordt de problematiek van de inzameling van elektronisch afval meer naar de voorgrond geschoven.
Vooral de door de Commissie milieubeheer voorgestelde versie van artikel 47 vind ik zinvol, omdat daardoor op het gebied van de financiële verplichtingen van de industrie de aandacht gericht wordt op de ontwikkeling van een systeem voor de inzameling van elektronisch afval, en niet op het opleggen van sancties indien de vastgestelde doelen voor afvalverzameling niet worden behaald. Dat kan vooral zinvol en praktisch zijn in landen die nog adequate infrastructuur hebben opgebouwd voor de verzameling van elektronisch afval.
Verder wil ik opmerken dat ik het eens ben met het nieuwe artikel 93, waarin wordt gereageerd op het feit dat veel belastingplichtigen, waaronder internetwinkels, onder hun verplichtingen uit proberen te komen. In de nieuwe bepalingen wordt geprobeerd dit probleem tactvol en correct aan te pakken.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, veel van de geachte leden van dit Parlement hebben het gehad over de tenuitvoerlegging, die werkelijk een probleem is. Helaas is dat niet alleen op dit gebied een probleem, maar in het hele milieuspectrum. Om precies te zijn: ik ken mijn plicht op grond van het Verdrag en ik ben van plan deze volledig te vervullen.
We werken ook aan een mededeling over tenuitvoerlegging die later dit jaar zal worden gepresenteerd, die de kwestie van tenuitvoerlegging op een meer holistische wijze zal behandelen. We hebben hierover al grondige discussies samen met het directoraat, want ik ben van mening dat dit een van de kwesties is waarop we ons in de toekomst moeten concentreren, onder meer natuurlijk door middel van de voorstellen waarover we vandaag praten. Het herschikkingsvoorstel maakt overigens de tenuitvoerlegging zeker eenvoudiger.
Ten tweede de doelstellingen. Het is van fundamenteel belang dat we ambitieuze doelstellingen hebben. Velen van u hebben gezegd dat dit de snelst groeiende afvalstroom is. Velen van u hebben gezegd dat we in een wereld van elektrische en elektronische apparaten leven en dat is iets waarmee we zeker rekening moeten houden bij het bepalen van de doelstellingen.
Ten derde de kosten. Bij elk voorstel moeten we ook rekening houden met de last van de kosten en de zaken zo eenvoudig mogelijk maken. Ik wil echter duidelijk maken dat de werkelijke kosten voor onze samenleving en onze economie zouden ontstaan als we ons niet met deze kwesties zouden bezighouden. Dat zouden de echte kosten zijn, waarop we op de lange termijn niet zouden kunnen reageren.
We hebben twee weken geleden het zogenoemde afvalstoffenverslag gepubliceerd. Op diezelfde dag heb ik ook een bezoek gebracht aan Unicor, een van de hightechbedrijven die elektrisch en elektronisch afval recyclen. Ik werd getroffen door wat ik daar hoorde en zag. Het is uiterst belangrijk dat we begrijpen dat bijvoorbeeld de mobiele telefoons die we in ons dagelijks leven gebruiken kostbare materialen bevatten, van goud tot platina tot rodium, die ontzettend belangrijk zijn voor de toekomst. Als we nu en in de toekomst grondstoffen blijven onttrekken, zal er nooit een einde aan komen. Ik heb twintig kilo goud in mijn handen gehad dat afkomstig was uit mobiele telefoons. Het was heel moeilijk op te tillen, maar om eerlijk te zijn nog moeilijker achter te laten!
Velen van u noemden de belangrijkste term die in deze context moet worden besproken, en dat is efficiënt gebruik van hulpbronnen. Ik heb dit al vaak gezegd, maar het is uiterst belangrijk dat we het nooit vergeten. Volgens gegevens van de VN is de bevolking in de twintigste eeuw vier keer zo groot geworden, onze productie veertig keer, de CO2-uitstoot 17 keer, het energieverbruik 16 keer, de visvangsten 35 keer en het waterverbruik negen keer. Wie denkt dat we in de 21e eeuw zo door kunnen gaan, heeft het helemaal mis.
We moeten het anders doen. Daarom is, zoals ik al zei, nu we in een steeds meer elektrische en elektronische wereld leven, het voorstel dat vandaag op tafel ligt en waarover u later zult debatteren uiterst belangrijk om deze kwesties aan te pakken. Velen van u noemden ook betere verslaglegging en betere afvalscheiding. Dat moet allemaal onze aandacht krijgen.
Tot slot wil ik alleen nog zeggen dat ik van mening ben dat we na de eerste lezing een goed product hebben, dat het waard is om bij een tweede lezing te worden bewerkt tot een definitieve versie die ongetwijfeld nog beter is.
Karl-Heinz Florenz, rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Potočnik, ik steun de slotopmerkingen die u hebt gemaakt, met name de opmerkingen over efficiënt gebruik van grondstoffen. In de komende maanden ligt de nadruk van het gehele besluitvormingsproces echter op u, aangezien er nu een gemeenschappelijk standpunt moet worden bepaald. U moet daartoe met de Raad onderhandelen en een besluit nemen. Ik moet u in dat verband meedelen dat de Raad de afgelopen zeven maanden qua standpunt geen millimeter is opgeschoven, en dat is niet de fout van het Belgische voorzitterschap.
Sommige landen zijn zeer halsstarrig en, tegen de achtergrond van de unanimiteit van dit Parlement, zou ik de afgevaardigden die dit verslag vandaag zo gepassioneerd hebben gesteund, willen vragen om naar huis te gaan en invloed op hun regering uit te oefenen en uit te leggen dat de dingen niet langer zo zijn zoals ze in het verleden waren.
Ik zou zo de namen van een paar oude vrienden kunnen noemen die deze kwestie echt grondig zouden willen aanpakken. Ik ben dan ook van mening, mijnheer Potočnik, dat wij de komende maanden hierover een intensief debat moeten voeren. U zult zich hard moeten blijven opstellen ten opzichte van de Raad. Het is daarnaast van belang om erop te wijzen dat er op het gebied van het afvalbeleid een duidelijke behoefte aan nationale voorschriften bestaat.
Dat is echter contraproductief, omdat de interne markt lang geleden is geboren en wij die markt nu naar behoren groot moeten brengen. Het probleem beslaat overigens niet de gehele, maar slechts de helft van de interne markt. Ik wil graag nog een keer benadrukken dat uit het verschil tussen 16 kilo en 1 kilo – zoals de heer Seeber zo treffend heeft aangegeven – duidelijk blijkt dat wij nog veel werk moeten verzetten. Als we het daarover echter eens kunnen worden, zijn we op de goede weg.
Mijnheer Potočnik, ik twijfel er niet aan dat u weet wat u moet doen. Ik wil graag benadrukken dat u uitstekend werk verricht en dat wij u een duwtje in de juiste richting zullen blijven geven, al is dat duwtje wellicht af en toe een beetje aan de stevige kant.
De Voorzitter. – De gecombineerde behandeling is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11:30 plaats.
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) De inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is een uiterst actueel onderwerp. Het verdient dan ook zonder meer een vernieuwde richtlijn. Een aantal amendementen waarover in het eerste blok gestemd zal worden, gooit naar mijn mening de voorstellen van de Commissie en de andere voorstellen ter vergemakkelijking van de inzameling, scheiding en het hergebruik van afval op zeer ongelukkige wijze op een hoop. Als dit niet tot chaos leidt, dan toch op z'n minst tot grotere onduidelijkheid. Daar valt echter gezien het gevorderde stadium waarin het geheel zich zo vlak voor de laatste stemronde bevindt, helaas niet bijster veel meer aan te doen. Het is interessant om te zien dat het leeuwendeel van de parlementsleden door het hele politieke spectrum heen het eens is over een heel aantal behoorlijk goede amendementen. Als deze overeenstemming betekent dat er ook bij de laatste stemming brede steun is voor het geheel, dan is duidelijk dat met de aldus goedgekeurde richtlijn een beduidend hogere inzamelingsgraad van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur bewerkstelligd kan worden, alsook een betere verwerking ervan. Artikel 14, lid 1, is een van de belangrijkste onderdelen van de voorgestelde richtlijn waarmee – indien amendement 91 of anders de minder duidelijke tekst van amendement 103 wordt goedgekeurd – een belangrijke impuls gegeven kan worden aan de recycling en inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dit alles dient te leiden tot een richtlijn die de betrokken partijen duidelijke verplichtingen oplegt, maar tegelijkertijd de ruimte laat voor een zo doeltreffend mogelijk recyclingproces. Het is om die redenen niet wenselijk dat verlichtingsproducten op een of andere obscure manier in meerdere categorieën worden opgedeeld, of dat er zoveel uitzonderingen worden ingesteld voor de hele categorie grote apparatuur.
Pavel Poc (S&D), schriftelijk. – (CS) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur vormt de snelst groeiende bron van afval en behelst op dit moment een aanzienlijk groter risico voor het milieu en de volksgezondheid dan verbruikte splijtstof. Het was dan ook volstrekt noodzakelijk dat de richtlijn werd herzien. Grote hoeveelheden elektronisch afval worden ofwel niet overeenkomstig de bestaande richtlijn verwerkt en gedumpt op stortplaatsen, ofwel illegaal uitgevoerd uit de EU. Het is alarmerend dat we geen enkel idee hebben wat er met meer dan de helft van de in Europa afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gebeurt. Dat is een onhoudbare situatie, zeker gezien het feit dat indien er geen doelstellingen ten aanzien van inzameling en recycling tot stand komen, de huidige afvalproductie van vier kilo per persoon per jaar in het jaar 2020 maar zo kan zijn gestegen tot 24 kilo per persoon per jaar. Door elektronische apparatuur te recyclen kan meer goud in het productieproces worden teruggebracht dan er in de hele EU gedolven wordt, en voor andere schaarse grondstoffen geldt dat evenzeer. Ik ben dan ook buitengewoon ingenomen met de schepping van nieuwe, stabiele arbeidsplaatsen en vooral met de vermindering van de Europese afhankelijkheid van de invoer van schaarse grondstoffen. Ik ben echter uiterst ongelukkig met de uitzondering voor zonnepanelen. Gezien de uitzondering die in de RoHS-richtlijn wordt gemaakt voor panelen met cadmium-telluride wordt het risico op vervuiling van het milieu met het uiterst giftige cadmium, dat de EU met behulp van talrijke andere wettelijke maatregelen zo hard bestrijdt, alleen maar groter. Deze inconsequentie – de EU en het Europees Parlement onwaardig – die ook de Europese industrie niets goeds brengt, is het gevolg van het succesvolle gelobby van bepaalde belangengroepen.
Jim Higgins (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik steun het AEEA-verslag van vandaag, maar we moeten ervoor zorgen dat we de kleine en middelgrote bedrijven en detailhandelaren die het toch al moeilijk hebben niet opzadelen met te belastende verordeningen. We moeten ervoor zorgen dat de last van het terugnemen van AEEA bij de fabrikanten ligt, niet bij de detailhandel. Ik verwelkom het voorstel van sterkere bepalingen die illegale transporten van dit afval moeten voorkomen en mazen in de wetgeving moeten dichten. Op dit moment kan dergelijke apparatuur, door deze ‘gebruikte maar functionele EEA’ te noemen in plaats van AEEA, legaal worden vervoerd naar en gedumpt in derdewereldlanden. Natuurlijk is sterkere handhaving namens de autoriteiten ook cruciaal, want elektrische apparaten moeten worden gerecycled in overeenstemming met de wetgeving om ongecontroleerd vrijkomen van cfk’s te voorkomen. Criminelen profiteren vaak van illegale transporten, aangezien smokkelaars die bij de illegale praktijken betrokken zijn vaak de autoriteiten bedriegen door goederen niet te etiketteren als elektronica, door te doen alsof ze voor hergebruik bestemd zijn of door ze midden in een transportcontainer te verstoppen. Ongecontroleerde transporten komen meestal terecht in Ghana, Nigeria, India of Pakistan. We moeten bij de tweede lezing samenwerken om ervoor te zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan deze gevaarlijke praktijk en dat waardevolle Europese metalen in Europa blijven.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) vormt in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt. Een goed beheer van AEEA draagt bij aan het hergebruik van waardevolle grondstoffen, met positieve gevolgen op het gebied van milieu, volksgezondheid en het creëren van groene banen. Volgens de effectbeoordeling van de Commissie wordt op dit moment in de EU ongeveer 24 kilo AEEA per inwoner per jaar gegenereerd, waarvan slechts 65 procent wordt ingezameld. Hergebruik van AEEA zal bijdragen aan de totstandkoming van vijf tot zeven keer meer banen dan in de afvalverbrandingssector en tien keer zoveel banen als in de opslag. Door de herziening van de richtlijn kunnen nieuwe doelen worden vastgesteld voor het inzamelen, recyclen en hergebruiken van AEEA (een recyclingsdoelstelling van 50-75 procent, afhankelijk van de categorie – met zes categorieën in plaats van de oorspronkelijke tien – en een nieuwe doelstelling voor hergebruik van vijf procent). Daarnaast moeten er zwaardere maatregelen worden genomen ter voorkoming van de export van AEEA naar ontwikkelingslanden. De verantwoordelijkheden van de producenten, consumenten en plaatselijke overheden zijn duidelijker omschreven, om te waarborgen dat er goed wordt omgegaan met het milieu. De producenten van elektronische goederen moeten de afvalverwerking financieren, met een positief effect door middel van het volgen van de regels voor ecologisch ontwerp, zodat er eenvoudig te repareren en te recyclen producten worden gemaakt.
Csanád Szegedi (NI), schriftelijk. – (HU) Ik vind het buitengewoon belangrijk dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur adequaat wordt verwijderd. De toename van het percentage gescheiden ingezameld afval is ook essentieel, maar het is belangrijk dat het hele recyclingproces met de juiste documentatie op de voet kan worden gevolgd. Daarnaast is hiervoor een verantwoordelijke houding van de industrie vereist; het gedrag van grote producerende- en verwerkende bedrijven moet efficiënter worden gecontroleerd. Aan de andere kant moet worden ingezien dat lidstaten, in de eerste plaats de als laatste toegetreden lidstaten, nog niet beschikken over de juiste hoeveelheid recyclinginstallaties, en daarom moet de nadruk worden gelegd op de ontwikkeling daarvan, zodat het ingezamelde AEEA daadwerkelijk vakkundig wordt verwerkt.
János Áder (PPE), schriftelijk. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, de huidige herziening van de richtlijn inzake afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is niet alleen vanuit het oogpunt van milieubescherming en volksgezondheid van uitermate groot belang, maar ook vanuit het oogpunt van het vandaag de dag zo vaak genoemde efficiënte gebruik van hulpbronnen. Het is algemeen bekend dat elk jaar diverse illegale transporten met afgedankte elektronica de Europese Unie verlaten, en daarom is het van elementair belang voor onze industrie dat de lidstaten door middel van vakkundige inzameling en, al naar gelang hun mogelijkheden met de recycling van elektrisch afval dat in steeds grotere hoeveelheden ontstaat, de waardevolle grondstoffen binnen de grenzen van de Europese Unie houden. Consumentengewoontes verschillen natuurlijk per land en daarom mag dit in het belang van succesvolle inzameling niet buiten beschouwing worden gelaten bij het vaststellen van de streefdoelen. In Hongarije zal de gemiddelde consument zijn televisie bijvoorbeeld niet binnen twee of drie jaar inruilen, en zelfs al zou iemand dat doen, dan zou die persoon zijn tv naar alle waarschijnlijkheid eerder naar zijn zomerhuisje brengen dan naar een inzamelplek. Met het oog hierop heeft de rapporteur dit probleem onderkend en voor elkaar gekregen dat er een breed gedragen compromis is aangenomen, waarin de basis van de streefcijfers voor inzameling niet werd bepaald door het aantal op de markt geplaatste producten, maar door de ontstane hoeveelheid elektronisch afval. Hoewel er op dit gebied nog diverse beroepsmatige details moeten worden uitgewerkt, denk ik dat dit de juiste richting kan zijn. Eens te meer omdat tegenstrijdig genoeg ook de effectbeoordeling van de Commissie zelf de oorspronkelijke inzameldoelstelling voor de oude lidstaten reëel acht, maar niet voor de nieuwe.
Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, dat het Parlement van de Commissie heeft ontvangen, is onduidelijk. De lidstaten kunnen hun eigen interpretatie geven aan de verschillende soorten apparatuur onder deze richtlijn.
De Commissie moet daarnaast een gezamenlijke methode opstellen voor het vaststellen van de hoeveelheid afgedankte apparatuur in iedere lidstaat. Deze hoeveelheid is echter afhankelijk van de bijzonderheden van de consumentenmarkt, de verschillende levensduur van producten en de gewoonten van de bevolking in een bepaald land.
Daarnaast is er geen referentieperiode aangegeven voor het berekenen van de percentages afgedankte apparatuur. De toegevoegde waarde van deze richtlijn is het mogelijke voordeel voor de volksgezondheid en het milieu. Een goed beheer van afgedankte apparatuur kan bijdragen aan een recycling van 50 tot 75 procent en een hergebruik van vijf procent. Om dit doel te bereiken moeten de producenten van elektronische apparatuur, maar ook de consumenten, verantwoordelijk worden gemaakt. De producenten moeten de behandeling van de afgedankte apparatuur financieren en de consumenten moeten hun afgedankte apparatuur op legale wijze aanbieden bij de daartoe bestemde verwerkingscentra.
(De vergadering wordt om 11.10 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter
6. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
De Voorzitter. − Wij gaan nu over tot de stemming.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
8.1. Verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Tamás Deutsch (A7-0015/2011, Francesco Enrico Speroni)
8.2. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (A7-0009/2011, Charles Goerens)
8.3. Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (wijziging van Verordening(EG) nr. 1889/2006) (A7-0014/2011, Barbara Lochbihler)
8.4. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006) (A7-0006/2011, Gay Mitchell)
8.5. Vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden (wijziging van Verordening (EG) nr. 1934/2006) (A7-0005/2011, Helmut Scholz)
8.6. Overeenkomsten inzake de handel in bananen
8.7. Overeenkomsten betreffende de handel in bananen (A7-0002/2011, Francesca Balzani)
8.8. Intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen (A7-0003/2011, Francesca Balzani)
8.9. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (A7-0229/2010, Karl-Heinz Florenz)
8.12. Afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2008
Vóór de stemming over het besluit
Véronique Mathieu (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op 7 oktober 2010 heeft het Parlement met 618 stemmen voor en 0 tegen bij 7 onthoudingen een besluit goedgekeurd om te weigeren kwijting te verlenen aan de Europese Politieacademie voor het boekjaar 2008.
Overeenkomstig het Reglement van het Parlement wordt er, ingeval er geen kwijting wordt verleend, een formeel ontwerpbesluit tot afsluiting van de rekeningen ingediend voor een volgende vergaderperiode. Het besluit waarover vandaag wordt gestemd is daarom een technische maatregel om het desbetreffende boekjaar af te sluiten en geen verlening van kwijting. Dat wilde ik graag even duidelijk maken.
8.13. Benoeming van de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit)
Vóór de stemming
Olle Schmidt (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij worden nu geacht de drie voorzitters voor de nieuwe financiële toezichthoudende autoriteiten te benoemen. Ik wil het Parlement erop wijzen dan geen van deze drie personen een vrouw is. Ik vind het heel vreemd dat de Commissie niet één vrouw kan vinden die geschikt is voor een van deze autoriteiten.
(Applaus)
William (The Earl of) Dartmouth (EFD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou erg graag mevrouw Andreasen willen voordragen voor een van deze rollen.
(Applaus en instemmend geroep van de EFD-Fractie)
Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteravond hadden we in dit Parlement een uiterst vruchtbare discussie over de benoemingsprocedure voor de voorzitters en uitvoerend directeurs van de nieuwe toezichthoudende autoriteiten. Ik ben dit Parlement en de leden die aan dit debat hebben deelgenomen oprecht dankbaar.
De leden wezen op enkele kwesties die nadere toelichting behoefden en waarop toezicht zal moeten worden gehouden om ons gemeenschappelijk doel te bereiken: een goed functionerend toezichtstelsel dat zijn werk goed kan doen.
We delen uw standpunt dat het van het grootste belang is om ervoor te zorgen dat de agentschappen onafhankelijk kunnen functioneren, dat ze capabele leiders hebben met voldoende autoriteit en dat een passende financiering is gegarandeerd.
De boodschap van het Parlement is duidelijk aangekomen bij het voorzitterschap. Ik ben ervan overtuigd dat we erin zijn geslaagd goede afspraken te bereiken over deze kwestie. Ik nodig u allen vriendelijk uit voor de kandidaten te stemmen.
De Voorzitter. − Bent u wellicht voor de functie beschikbaar?
Michel Barnier, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de stem die u in alle verantwoordelijkheid gaat uitbrengen is een zeer belangrijke.
Het gaat hier om de benoeming van de voorzitters van de drie toezichthoudende autoriteiten – voor banken, verzekeraars en markten – om aldus deze drie nieuwe autoriteiten op de rit te krijgen. Samen met het Europees Comité voor systeemrisico’s gaan zij eindelijk de eerste echte Europese architectuur voor toezicht op de financiële markten vormen. Ze hebben veel aan u te danken, want het was dankzij een stemming van dit Parlement dat deze autoriteiten zijn opgericht en dat hun bevoegdheden zijn versterkt.
U gaat deze stem in alle verantwoordelijkheid uitbrengen en wij zullen uw besluit respecteren. Aangezien dat mijn verantwoordelijkheid was binnen de Commissie, heb ik de kandidaten geselecteerd uit de 275 sollicitanten, die ik niet heb uitgekozen. Dit zijn mensen uit de lidstaten en de regelgevende instanties die vrijwillig hebben gesolliciteerd. Het was een open en transparante procedure waaraan iedereen die dat wilde kon deelnemen.
Na afloop van deze procedure heb ik de voorgeselecteerde kandidaten persoonlijk ontmoet. Ik moet zeggen, mijnheer Schmidt, dat ik het zelf jammer vond dat voor een van de drie functies – die bij de Europese Bankautoriteit – een van de twee voorgeselecteerde personen, een vrouw met uitstekende kwaliteiten, zich op het laatste moment, vlak voor Kerstmis, heeft teruggetrokken. De eerste belofte die ik wil doen is dat ik ervoor zal zorgen dat de lopende benoemingsprocedure voor de uitvoerend directeurs – vanmorgen heb ik de voorgeselecteerde kandidaten voor een van de autoriteiten ontmoet – evenwichtiger is en dat de kandidaten een betere afspiegeling vormen van de maatschappij, vooral wat betreft de gendergelijkheid, wat een gerechtvaardigde wens is van het Europees Parlement.
We hebben deze kandidaten geselecteerd op basis van hun vaardigheden, kennis, inzet voor Europa en onafhankelijkheid. Dat zal ik weer doen voor de uitvoerende directeuren, zodat deze drie autoriteiten de geloofwaardigheid en autoriteit krijgen die ze nodig hebben.
Dames en heren, deze stemming is belangrijk. In een brief die gisteren naar mevrouw Bowles en de heer Lehne is verstuurd, heb ik toegezegd – en dat heb ik vanmorgen tegenover u bevestigd met vicevoorzitter Šefčovič – dat wij deze drie autoriteiten de praktische, financiële en menselijke middelen zullen geven die zij nodig hebben om ervoor te zorgen dat zij de noodzakelijke geloofwaardigheid en onafhankelijkheid krijgen, en ik heb begrepen dat het voorzitterschap dezelfde beloftes heeft gedaan.
Deze drie autoriteiten gaan heel wat voor hun kiezen krijgen voor wat betreft de stresstests, kredietratingbureaus en de teksten die u momenteel aan het bespreken bent over de verordening betreffende derivaten en short selling. Er is genoeg werk te doen. We weten dat de markten zich veel sneller ontwikkelen dan de democratie. Ik heb vertrouwen in de stemming door dit Parlement en ik bevestig nogmaals de toezeggingen die de Commissie heeft gedaan om de onafhankelijkheid, praktische middelen en geloofwaardigheid van deze drie nieuwe autoriteiten te waarborgen.
Sharon Bowles, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me dat ik de tijd van de leden in beslag neem.
Er zijn resoluties ingediend omdat de commissie niet tevreden was met de institutionele procedures en garanties wilde krijgen van de Commissie en het voorzitterschap. In het debat van gisteren en in schriftelijke verklaringen en brieven aan mij zijn passende garanties gegeven die allemaal zullen worden gepubliceerd.
De aanbeveling van de meerderheid van de commissie is nu om alle kandidaten goed te keuren, waar ik het persoonlijk mee eens ben. Dat betekent dat we tegen alle resoluties moeten stemmen.
Er waren vier terreinen waarop wij garanties wilden.
Met betrekking tot de onafhankelijkheid van de autoriteiten heeft zowel de Commissie als het voorzitterschap opnieuw bevestigd de bepalingen betreffende de onafhankelijkheid van de autoriteiten en hun voorzitters, uitvoerenden en bestuursleden te zullen respecteren.
Met betrekking tot de bestuursvertegenwoordiging is de Commissie waakzaam als het gaat om de benoemingen van de leden van de raad van toezicht door de hoofden van de toezichthoudende autoriteit, zoals de verordening vereist, en het voorzitterschap heeft de verklaring van de Commissie gesteund.
Met betrekking tot toereikende begrotingsmiddelen heeft de Commissie erkend dat het noodzakelijk is voldoende financiële en personele middelen toe te wijzen aan de autoriteiten. Het voorzitterschap heeft daarmee ingestemd en daarnaast benadrukt dat het belangrijk is dat de lidstaten hun plichten vervullen.
Met betrekking tot de benoemingsprocedure hebben we allemaal ontdekt dat we gebonden zijn aan verordeningen op manieren waarvan alle partijen beseffen dat ze ongepast zijn, zoals het criterium van de pensioenleeftijd dat wordt gehanteerd voor het einde van de ambtstermijn en ook de genderkwestie. Deze zullen worden aangepakt in de herziening, waarmee de Commissie en het voorzitterschap het ook beide eens zijn.
De commissie blijft aandringen op een rol in de lopende en toekomstige voorselectieprocedures voor alle functies, zoals die van uitvoerend directeur. Om democratische redenen willen de leden de mogelijkheid hebben om een voorkeur uit te spreken voor individuele kandidaten, en daarom is besloten de resoluties op de agenda voor de stemming te laten staan. Maar zoals ik al zei, als u de benoemingen wilt goedkeuren, waarmee ik instem, dan moet u tegen de resoluties stemmen.
De Voorzitter. − We gaan nu over tot een nogal tegennatuurlijke procedure, zoals mevrouw Bowles al aangaf. We gaan over tot de stemming, maar u stemt vóór als u bezwaar maakt tegen de kandidaat, en tegen als u de kandidaat steunt. Ik begrijp het niet, maar dat is wat u moet doen.
8.14. Benoeming van de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen)
8.15. Benoeming van de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten)
Na de stemming
Bogusław Sonik (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, zou u ons de namen kunnen geven van de mensen voor wie we hebben gestemd? De stemming was weliswaar geheim, maar we weten niet voor wie we hebben gestemd.
De Voorzitter. − Ik ben het met u eens dat deze procedure, zoals ik al eerder zei, nogal tegennatuurlijk is. Mevrouw Bowles, kunt u het Parlement helpen? De heer Sonik vraagt in alle redelijkheid naar de namen van de succesvolle kandidaten voor deze posten. Zou u het Parlement nu of over enkele minuten de namen van de benoemde mensen kunnen geven?
Sharon Bowles, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het beter is als we ze later laten rondgaan.
(Protest)
Michel Barnier, lid van de Commissie. − (FR) Ik vind dit een redelijk verzoek. Ik kan u vertellen dat de voorzitters die u hebt goedgekeurd – en daar bedank ik u voor – en die hun taak zullen aanvangen, zijn: de heer Maijoor, uit Nederland, die voorzitter wordt van de Autoriteit voor effecten en markten, de heer Bernardino, uit Portugal, voor de Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, en de heer Enria, uit Italië, voor de Bankautoriteit.
8.16. Afvalcrisis in Campanië
Vóór de stemming
Judith A. Merkies, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet dat dit de laatste stemming is. Ik zal niet veel van uw tijd in beslag nemen. Ik ben de rapporteur voor de Commissie verzoekschriften met betrekking tot het onderwerp waarover we gaan stemmen: het vinden van een doorbraak in de slepende afvalcrisis in Campanië, het gebied rond Napels in Italië.
Nadat zij een groot aantal verzoekschriften had ontvangen, heeft de Commissie verzoekschriften een missie naar Campanië gestuurd en door middel van consensus een verslag aangenomen met een mogelijke oplossing.
Het spreekt vanzelf dat Italië zich moet houden aan de EU-wetgeving, net als elke andere lidstaat. We staan op het punt een krachtige boodschap af te geven, maar de ingediende amendementen maken de kwestie onnodig politiek en zullen, als ze worden gesteund, het krachtige signaal afzwakken tot een zwak gefluister.
Als dit Parlement niet naar het pijpen van één lidstaat wil dansen, stel ik voor dat we tegen de amendementen stemmen en de oorspronkelijke tekst steunen.
Vóór de stemming over amendement 15
Erminia Mazzoni (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil slechts een correctie maken, omdat er een drukfout in het amendement staat. Er is een langere zin geschrapt en nu blijft alleen "stelt de Commissie voor na te gaan of de bestaande stortplaatsen in natuurgebieden worden uitgebreid dan wel of er nieuwe stortplaatsen in Natura 2000-gebieden worden geopend" over.
(Het mondeling amendement wordt niet in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over amendement 1
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zou het mogelijk zijn om een stemming en bloc te houden over alle amendementen?
De Voorzitter. − Ik heb de namen van de ondertekenaars van de amendementen gelezen. Het zou tegenover enkele Italiaanse collega’s oneerlijk zijn om dat te doen.
Crescenzio Rivellini (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dat is het bewijs dat het hier om een politieke resolutie gaat. Er wordt niet naar de inhoud of de bruikbaarheid ervan gekeken en niemand doet een handreiking naar de gemeenschap, maar iedereen zegt onzinnige dingen. Dit is een politieke motie. Dat blijkt zelfs uit de manier waarop mensen mevrouw Mazzoni aanspreken. Ik roep de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) op om vóór de amendementen en tegen deze ontwerpresolutie van links te stemmen, dat verantwoordelijk is voor hetgeen in Campanië is voorgevallen en nu een ontwerpresolutie indient in het Parlement. Zij zijn verantwoordelijk voor deze situatie. Zij stonden aan het roer toen dit alles gebeurde.
De Voorzitter. − Ik weet dat de ontwerpresolutie handelt over een gevoelig onderwerp, maar zij is naar behoren ingediend. Er zijn tevens amendementen ingediend en deze zullen stuk voor stuk in stemming worden gebracht. Er zullen er nog maar enkele volgen.
De Voorzitter. − Hiermee is de stemming beëindigd.
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemverklaringen.
Mondelinge stemverklaringen
Aanbeveling voor de tweede lezing - Charles Goerens (A7-0009/2011)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb me onthouden van stemming omdat de Raad op 14 januari de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust heeft verlengd vanwege de ernstige situatie die is ontstaan na de presidentiële verkiezingen eind vorig jaar. Deze maatregelen zijn genomen tegen personen en instanties die zich verzetten tegen de democratisch gekozen president of weigerden zijn autoriteit te erkennen. Hieronder vallen ook de autonome havens van Abidjan en San Pedro en verschillende banken.
Het doel van dit initiatief is de ontwikkeling en stimulering van de internationale handel om de ontwikkeling te bevorderen. Het programma is gericht op natuurlijke en rechtspersonen. In bijlage I van dit initiatief is Ivoorkust opgenomen, maar hierin staat geen enkele verwijzing naar het besluit waarover ik het net had. Daarom heb ik me van stemming onthouden.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen verzoeken mee te werken aan de verbetering van het imago van dit Parlement omdat ik heb gemerkt dat situaties zoals vandaag, die in alle plenaire vergaderingen voorkomen, niet bepaald bijdragen aan het imago en het prestige die we uit willen dragen. Ik vind het onacceptabel dat er, wanneer een afgevaardigde aan het woord is, fracties zitten te lachen of totaal geen aandacht aan de toespraak besteden. Dit zouden ze prima buiten kunnen doen. Aangezien ik vandaag de mogelijkheid heb, verzoek ik alle voorzitters om dit beeld van het Parlement, dat ten koste gaat van de Europese politiek, te verbeteren.
De Voorzitter. − U bent op de hoogte van de werkgroep van de heer Swoboda die onze plenaire vergaderingen onderzoekt; ik zal uw punt aan hem voorleggen. Ik wijs er bovendien op dat u altijd een schriftelijke stemverklaring kunt indienen, als u dat wilt.
Csanád Szegedi (NI). – (HU) Ik wil graag een motie van orde indienen. Ik heb me ongeveer tien minuten geleden gemeld. Ik wil graag dat in de notulen wordt opgenomen dat de Roemeense politicus achter me, de heer Becali, niet aanwezig was bij de laatste stemmingen, wat ook te zien zal zijn op de video-opnamen. Zijn assistent of secretaresse heeft hier echter met zijn kaart gestemd. Ik wil graag aan de Voorzitter vragen of dit volgens de regels is en zo niet, welke straf de extremistische Roemeense politicus kan verwachten omdat zijn assistente namens hem heeft gestemd.
De Voorzitter. − Dat is een ernstige zaak die u naar voren brengt. Het Bureau zal zich erover buigen.
Aanbeveling voor de tweede lezing - Barbara Lochbihler, Kinga Gál (A7-0014/2011)
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, om het pad te kunnen vervolgen dat in 2006 is ingeslagen ter verbetering van de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Europese Unie, konden we niet anders dan de inconsistenties wegwerken die aan het licht zijn gekomen wat betreft de uitzonderingen op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie.
De wijziging van de verordening is in die zin noodzakelijk en komt als geroepen. De Commissie moet over de bevoegdheid beschikken om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen met betrekking tot strategiedocumenten vast te stellen, aangezien deze strategiedocumenten Verordening (EG) nr. 1889/2006 aanvullen en algemeen toepasbaar zijn.
Ik hoop niet alleen dat de Commissie tijdens de voorbereidende werkzaamheden de nodige raadplegingen zal houden, maar vooral dat de aangebrachte wijzigingen afdoende zijn om het Parlement te voorzien van passende instrumenten om de door de Commissie vastgestelde maatregelen te controleren en beïnvloeden. Alleen op deze manier kunnen we een legitieme en democratische werking van het EU-beleid voor externe hulp veiligstellen.
Aanbeveling voor de tweede lezing - Helmut Scholz (A7-0005/2011)
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens is het in het belang van de Europese Unie om dit soort overeenkomsten te sluiten waarbij gebruik wordt gemaakt van financieringsinstrumenten voor de samenwerking met industrielanden. Ik denk dat we er bovendien de aandacht op moeten vestigen dat er heel veel landen zijn opgenomen in de bijlage, waarmee het belang van dit initiatief nog eens wordt onderstreept.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over het bereiken van overeenstemming in het langdurige en bittere juridische conflict betreffende de handel in bananen. Met deze overeenkomst komt een einde aan de aanhoudende toestand van onzekerheid en instabiliteit in de landen die bananen produceren en verhandelen.
De overeenkomst betreffende de handel in bananen zal ook van grote invloed zijn op andere ontwikkelingslanden die zich willen richten op de export van bananen, en we zullen deze landen moeten helpen zich aan te passen aan de grote veranderingen wat betreft de concurrentieverhoudingen op de internationale markt.
Het programma van begeleidende maatregelen moet daarom reageren op brandende kwesties in verband met de sociale gevolgen van deze aanpassingen. Ik ben het daarom eens met het voorstel om de invloed van deze overeenkomst op de getroffen gebieden te onderzoeken, zodat we passende maatregelen kunnen treffen om de ongewenste gevolgen te verzachten.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) (Begin van de interventie ontbreekt) over de bananenoorlog, die tot een enorme omvang is uitgegroeid, dat het zeer goed is dat daar een eind aan is gekomen. Het is helemaal waar dat wij niet kunnen toestaan dat de algemene handelsregels worden geschonden. De WTO heeft zeer terecht ingegrepen en ook wij in het Europees Parlement en de Europese Unie hebben juist gehandeld. Als gevolg daarvan komt nu een eind aan de speciale behandeling die sommige ACS-landen ontvingen.
Het is natuurlijk helemaal waar dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de regels voor eerlijk spel op de markt gehandhaafd blijven, maar wij moeten als uitgangspunt nemen dat wij alle producenten op dezelfde wijze behandelen. Anderzijds hebben de landen die sinds 1993 bij de invoerregeling zijn betrokken een enorm voordeel gehad, en in die tijd ook de mogelijkheid gehad hun zaken goed te regelen en hun eigen bananenproductie te ontwikkelen. Dat betekent dat zij ook beter in staat zijn een echte competitie aan te kunnen en niet afhankelijk hoeven zijn van specifieke steun.
Ik heb daarom voor deze wijziging gestemd en ik feliciteer de Commissie en de Europese Unie met het feit dat er nu een eind komt aan de bananenoorlog.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het handelsgeschil met betrekking tot bananen is een van de langstlopende en misschien ook wel de moeilijkste in de geschiedenis van de WTO, en het is een geschil waarin de Europese Unie volledig en onmiskenbaar fout zat. Haar beleid begunstigde producenten in bepaalde voormalige kolonies ten koste van de beginselen van vrije handel, die natuurlijk impliciet zijn verankerd in het Verdrag van Rome.
Dit beleid was slecht voor iedereen. Het was slecht voor de consumenten in Europa, die veel hogere prijzen moesten betalen, het was slecht voor de exporteurs, het was slecht voor de internationale harmonie en de gemeenschap van naties en het was slecht voor de mensen die het juist zou moeten beschermen. De voormalige afhankelijke gebieden van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn nu afhankelijk geworden in de meest volledige zin, gebonden aan een kunstmatige en onproductieve export terwijl ze hun economieën hadden kunnen diversifiëren en breder hadden kunnen integreren in de wereldeconomie.
Ik wil hier nog één ding over zeggen dat in geen van de debatten ter sprake is gekomen. De EU heeft op schandelijke wijze druk uitgeoefend op bananenproducenten om politieke en economische unies rond zichzelf te vormen, naar het voorbeeld van het EU-model, terwijl dat werkelijk onze zaken niet zijn. Het hele punt van vrije handel is ruilen op basis van verschillen, niet elkaar bananen verkopen en niet een kunstmatige douane-unie tot stand brengen tussen de geïndustrialiseerde economieën van Europa.
Sergej Kozlík (ALDE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van het debat in het Europees Parlement over de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zijn verschillende wijzigingen aangebracht ter verbetering van de richtlijn. Ik heb gestemd voor de gewijzigde versie van deze belangrijke richtlijn. De richtlijn stelt producenten van elektronische apparaten in staat om consumenten bij de aankoop van apparatuur informatie te verstrekken over de kosten voor de milieuvriendelijke inzameling, verwerking en verwijdering van het afval.
De richtlijn verhoogt de doorzichtigheid van de markt, doordat informatie wordt verstrekt aan de bevoegde organen, distributeurs, exporteurs en consumenten. Het bewustzijn over recycling en de terugbetaling van de kosten en de acceptatie ervan zullen toenemen. Het is belangrijk dat we ons in regio’s waar de infrastructuur voor de inzameling van afval nog niet voldoende ontwikkeld is met betrekking tot de financiële verplichtingen van de industrie richten op de ontwikkeling van een effectief systeem voor de inzameling van elektronisch afval, en niet op het opleggen van sancties indien de gestelde doelen niet worden behaald.
Adam Bielan (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de dynamische ontwikkeling en technologische vooruitgang van de Europese landen hebben helaas ook bijwerkingen. De enorme groei van elektronisch afval is hiervan het meest zichtbare voorbeeld. We gebruiken allemaal systematisch allerlei elektronische apparaten, die we bovendien in een steeds hoger tempo vervangen door nieuwe. We breken ons hierbij niet het hoofd over een veilige verwerking van oude apparatuur. Dit blijft uiteraard niet zonder gevolgen voor het milieu.
Ik hoop dat de herziening van de regelgeving inzake de inzameling en verwerking van e-afval ertoe kan leiden dat meer waardevol materiaal kan worden teruggewonnen. Dit zou namelijk niet alleen het milieu, maar ook de economie ten goede komen. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid adviseert om de gescheiden inzameling van afval verder door te voeren. Zo zouden deze materialen kunnen worden teruggewonnen en hergebruikt.
Ook ik ben van mening dat de illegale uitvoer van e-afval uit de Europese Unie moet worden gestopt. Daarnaast verwacht ik dat afval uit een lidstaat minder vaak zal worden opgeslagen op het grondgebied van een andere lidstaat, want deze praktijk is niet altijd overeenkomstig de regelgeving.
De Voorzitter. − Uw bijdrage was wellicht baanbrekend. Dat is de eerste keer dat ik iemand een toespraak heb zien houden vanaf een iPad.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, afval trekt zicht niets aan van grenzen en dat geldt met name voor elektrisch en elektronisch afval. Het is dan ook belangrijk dat de voorschriften voor de verwerking en recycling van afval binnen en tussen alle lidstaten van de Europese Unie wordt geharmoniseerd. Daarbij is het met name van belang dat de uitvoer van afval wordt verboden als er geen sprake is van een gecertificeerde of milieutechnisch verantwoorde verwerking.
Mijn laatste verzoek is om de effectiviteit van onze besluiten te onderzoeken teneinde te waarborgen dat onze intenties ook daadwerkelijk realiteit worden.
Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, het afval van afgedankte elektrische en elektronische apparaten neemt in de Europese Unie snel toe en de inefficiënte verwijdering en ondeskundige inzameling ervan is een ernstig probleem voor het milieu en de volksgezondheid, en ook een verspilling van materiaal en middelen die niet onbeperkt beschikbaar zijn.
In het licht van nieuwe kennis die is opgedaan tijdens de toepassing van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur blijkt dat bepaalde delen van deze richtlijn moeten worden aangepast die tot nu toe aanzienlijke problemen hebben veroorzaakt bij de uitvoering in de praktijk. Ik ben het daarom eens met de bepalingen die producenten en consumenten aansporen tot meer verantwoordelijkheid bij de juiste verwerking van deze apparatuur.
Wat betreft de huidige doelstellingen wil ik opmerken dat daarbij geen rekening wordt gehouden met de zeer verschillende economische situaties in de individuele lidstaten. Een percentage op grond van de hoeveelheid op de markt gebrachte producten in een bepaalde periode is naar mijn mening een betere manier om rekening te houden met de verschillende omstandigheden in de lidstaten en hun specifieke situatie op de markt van elektrische en elektronische apparatuur.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij en ikzelf hebben voor dit initiatief voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd. We hebben het hier gehad over inzameling, verwerking, verboden en illegale zaken, maar ik wil dit Parlement erop wijzen dat er misschien nagedacht zou moeten worden over iets dat al sinds lange tijd onderzocht wordt. Waarom wordt er bewust op gestuurd dat bepaalde materialen die langer gebruikt zouden kunnen worden of van nut zouden kunnen zijn, na een bepaalde tijd stuk gaan?
Deze week heb ik verschillende vragen voorbereid aan zowel de Raad als de Commissie met het verzoek na te gaan of het inderdaad zo is dat sommige bedrijven zo’n bewuste beslissing nemen, en of het volume aan elektronisch afval dat wordt geproduceerd in Europa en de wereld dus zou kunnen worden teruggedrongen door dit soort praktijken te bestrijden.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wil ik mijn vriend en collega Karl-Heinz Florenz met dit verslag feliciteren. Hij is nauwkeurig en praktisch in alles wat hij doet, en dat geldt dan ook voor dit verslag.
(EN) Zoals gezegd, leven we in een elektronisch tijdperk waarin bijna dagelijks nieuwe gadgets op de markt komen en de veel van zulke elektronische apparaten en gadgets zijn slechts voor een zeer korte periode verkoopbaar, waardoor upgrading of verwijdering noodzakelijk is. Deze voorstellen komen in dat opzicht zeker op het juiste moment.
Ook het punt dat werd gemaakt over de interne markt is heel belangrijk. We hebben het er graag over, maar die is nog lang niet voltooid.
– (GA) Daarom denk ik dat dit verslag een enorme vooruitgang in het oplossen van deze problemen betekent. Ik juich het toe en heb er met genoegen voor gestemd.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vandaag hebben we de resolutie over het afval in Campanië goedgekeurd. Laat dit een les zijn voor iedereen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat milieurampen als deze niet meer voorkomen.
We kunnen vandaag tevreden zijn over onszelf, omdat we tijdens deze zitting een dergelijke maatregel hebben aangenomen, waardoor de cultuur van recyclen en hergebruiken in een periode van globalisering een maatregel wordt die op elke mogelijke manier bevorderd en aangemoedigd moet worden, om ervoor te zorgen dat Europese burgers, die zich nu niet langer hoeven in te zetten om deze producten die binnen ieders bereik liggen te produceren, zich bewust zijn van hun echte waarde.
Het verslag-Florenz over het hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur, waar we vandaag over stemmen, is niet alleen belangrijk voor de toekomst van de ecologische duurzaamheid in Europa, maar ook voor een ander aspect, namelijk het verlies van grondstoffen. Het efficiënte en innovatieve gebruik van materialen en hulpbronnen vormt zelfs een sleutelaspect binnen de geglobaliseerde economie. Ik denk daarom dat het goed is dat we ons ambitieuze doelen hebben gesteld en ook dat de reële kosten van een product op een dusdanige manier vermeld moeten worden dat de consumenten zich hiervan bewust worden.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun met veel plezier het ambitieuze verslag van het Parlement, dat een sterke boodschap afgeeft aan de regeringen van de hele EU. Het verslag houdt vast aan het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ en doet dat op evenredige wijze.
Ik ben blij met het amendement van de ALDE-Fractie dat micro-ondernemingen – dat wil zeggen ondernemingen met minder dan tien werknemers en een omzet van minder dan twee miljoen – vrijstelt van de verplichting om al het kleine afval terug te nemen. Dat zorgt ervoor dat kleine winkels met een beperkte ruimte niet worden belast met onredelijke eisen.
Tot slot wil ik tegen degenen die klagen over de kosten van dit voorstel – en dat waren er nogal wat – zeggen dat we niet het recht hebben om de afnemende hulpbronnen van deze planeet te blijven gebruiken. We hebben de plicht om hergebruik en recycling actief te stimuleren en elke mogelijke inspanning te leveren om het verlies van onze steeds schaarser wordende grondstoffen te beperken.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik door het fraaie heuvelland en de bossen van mijn kiesdistrict in Zuidoost-Engeland rijd, zie ik langs de weg kleine bergen witgoed en andere elektrische apparaten liggen. Deze bergen zijn een zichtbaar monument van de wet van de onbedoelde gevolgen. Een richtlijn die tot doel heeft recycling aan te moedigen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat illegaal storten wordt aangemoedigd.
De richtlijn heeft daardoor het traditionele begrip ‘eigendomsrecht’ tenietgedaan. Onze normale interpretatie van het begrip ‘eigendom’ is dat, als u mij iets verkoopt en ik het van u koop, het product vervolgens mijn verantwoordelijkheid is. U hebt geen resterende verplichting om het product te recyclen. Over het algemeen zal de vrije markt deze producten zelfs recyclen. Er zijn van die fantastische mensen die het voor niets doen en schroothandelaren worden genoemd. Soms betalen ze u zelfs een bedrag om het te mogen doen. Niets van dit alles biedt echter enige troost voor mijn kiezers die zich afvragen hoe ze van hun witgoed afkomen.
Vorige week nam een van mijn kiezers contact met me op en vroeg me hoe ze van haar koelkast afkwam. Ik kon niets anders doen dan zeggen dat zij hem aan haar schoonmoeder kon geven.
Lena Ek (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ontzettend teleurgesteld over de manier waarop het de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, mevrouw Ashton, onmogelijk is gemaakt om een rol van betekenis te spelen in de onderhandelingen met betrekking tot de crisis in het Midden-Oosten. Het zou voor ons in Europa vanzelfsprekend moeten zijn dat we ons aan de kant scharen van diegenen die vechten voor democratie en vrijheid. Ons gemeenschappelijk Parlement en onze gemeenschappelijke Europese Unie zijn het resultaat van onze inspanningen om nooit meer de verschrikkingen te hoeven meemaken die totalitaire regimes met zich meebrengen. Met deze ontwerpresolutie willen we daar ons deel van de verantwoordelijkheid voor nemen en tonen dat we bereid zijn om de strijd voor democratie en vrijheid in het Midden-Oosten te steunen. Het is des te betreurenswaardiger te zien hoe de Commissie en de Raad niet in staat zijn geweest om hun verantwoordelijkheid te nemen. We zien de wind van verandering door het Midden-Oosten waaien. De mensen daar schreeuwen om hulp en het is onze plicht om die hulp te bieden. We moeten concrete initiatieven nemen in de vorm van voedsel, geneesmiddelen en hulpverleners. Dat is nu nodig. Tezelfdertijd moeten we in Tunesië en Europa rechtszekere democratische samenlevingen mee helpen opbouwen. De helft van de lidstaten in onze Unie heeft de stap gezet van dictatuur naar democratie en vrijheid. Wat is er zo moeilijk aan om te zeggen dat hetzelfde zou moeten gelden voor de mensen in het Midden-Oosten?
Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het lijdt geen twijfel dat de opstand van de jongere generaties die Tunesië op haar grondvesten doet trillen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de Europese Unie zelf. Daar bestaan veel goede redenen voor, waaronder de formulering van het nieuwe actieplan Europese Unie-Tunesië voor de periode 2011-2016, en vooral de regulering van migratiestromen.
Slechts een maand geleden heeft dit Parlement een belangrijke maatregel aangenomen – het eerste wetgevingsdossier onder het Verdrag van Lissabon – over mensenhandel. Iedere toename in de stroom van illegale migranten moet resoluut worden aangepakt. Daarom is het noodzaak dat we over een Europese overeenkomst beschikken waarin de zuidelijke landen van het Middellandse-Zeegebied zijn opgenomen, waaronder Tunesië en Egypte. Om dat te bereiken moet de afvaardiging erheen gaan om toe te zien op dit proces van volledige democratisering, net zoals men vandaag naar Tunesië is afgereisd, maar tegelijkertijd moeten we Tunesië een echte kans bieden door continue, aanhoudende steun voor volledige democratie.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag nog een keer het woord voeren als onderdeel van de stemverklaringen, aangezien ik gisteren daartoe helaas niet de gelegenheid heb gehad.
Sta mij toe om mijn bewondering tot uitdrukking te brengen voor de mensen in Tunesië die een dictatuur hebben afgezet met gebruik van vreedzame middelen. Ik hoop dat de overgangsregering in Tunesië onze ontwerpresolutie beschouwt als een kans om de weg naar een democratische samenleving in te slaan.
Tegelijkertijd wil ik de burgers van Tunesië nogmaals mijn excuses aanbieden omdat de Europese Unie en haar politici duidelijk niet voorbereid waren op deze nieuwe koers. Wij hebben de kracht van het Tunesische volk onderschat, als ik het zo mag formuleren. Wij moeten deze mogelijkheid benutten om te waarborgen dar wij dergelijke situaties in de toekomst beter analyseren en, indien noodzakelijk, adequater op dit soort gebeurtenissen reageren.
Adam Bielan (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de recente gebeurtenissen in Tunesië en nu in Egypte hebben de aandacht van de hele wereld. De demonstraties van de burgers van die landen tegen de gefossiliseerde regimes bieden echter hoop op duurzame politieke veranderingen.
Om de ingezette transformatie in Tunesië vreedzaam te laten verlopen, is de volledige steun van een democratisch Europa noodzakelijk. Ik sluit me aan bij de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Buzek. Ook ik roep dus op tot het nemen van alle nodige maatregelen om in Tunesië volledig democratische verkiezingen te laten plaatsvinden en een regering van nationale eenheid tot stand te brengen.
Ik steun ook de oproep van de parlementaire delegatie voor de betrekkingen met de Maghreb-landen om een onafhankelijk onderzoek in te stellen om te bepalen in hoeverre de Tunesische overheid verantwoordelijk is voor het gebruik van geweld en het bloedvergieten. Samenwerking en de ontwikkeling van een wederzijds partnerschap met Tunesië zijn in het belang van zowel de Europese burgers als de Tunesiërs. Vandaag heb ik dan ook voor de resolutie gestemd, waarin de vooruitzichten van deze samenwerking worden beschreven.
Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, zelf was ik geen voorstander van de heer Ben Ali, noch van de heer Moebarak. Ik heb ze nooit begroet met een omhelzing en een hartelijk klopje op de schouder, zoals president Sarkozy dat deed. Ik heb hun partijen niet welkom geheten in de politieke federatie waartoe mijn politieke collega’s en ik behoren, zoals de socialisten deden – aangezien de partij van de heer Gbagbo in Ivoorkust, de partij van de heer Ben Ali en de partij van de heer Moebarak allemaal lid waren van de Socialistische Internationale.
Dat betekent dus dat ik meer recht heb om te zeggen hoezeer ik walg – bij gebrek aan een beter woord – van de manier waarop deze mensen momenteel behandeld worden, zonder me op wat voor manier dan ook te bemoeien met de politieke situatie in die landen. Daarvoor respecteer in het beginsel van niet-inmenging teveel. Ik was niet degene die de heer Ben Ali uitnodigde bij het Europees Parlement. Als u kritiek had op de heer Ben Ali, had u die op dat moment moeten uiten. Het is te gemakkelijk om deze mensen te bekritiseren nu ze gevallen zijn.
In het hele Midden-Oosten en in de hele wereld weten mensen nu dat het Westen zijn vrienden niet steunt en u kunt er zeker van zijn dat er van nu af aan nog maar weinigen zullen zijn die onze vriendschap ambiëren.
De Voorzitter. − Voor zover wij weten, heeft de heer Ben Ali het Europees Parlement nooit bezocht. Hij zal nu in ieder geval – gelukkig – ook niet komen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het Europees Parlement overrompeld werd door de situatie in Tunesië. We hoeven hiervoor alleen maar te kijken naar de behandeling van de heer Ben Ali in de voorgaande maanden. Ik denk dat we weer eens te laat zijn omdat de Europese Unie niet pal achter de Tunesiërs is gaan staan, die een einde wilden maken aan een jarenlange dictatuur om eindelijk vrijheid en democratie te bewerkstelligen.
Ik vraag mevrouw Ashton daarom om een grotere betrokkenheid van de Europese Unie, die moet bestaan uit de taskforce die in deze resolutie genoemd wordt en een sterke betrokkenheid van het Europees Parlement zodat de Tunesiërs democratische verkiezingen kunnen houden, hun land kunnen institutionaliseren en hun vrijheid kunnen terugwinnen.
Ik wil echter benadrukken dat dit de toekomst is van de politiek. De toekomst van de politiek in de 21e eeuw moet bestaan uit dialoog en onderhandeling zodat de aspiraties van alle burgers deel uit kunnen maken van de democratische processen. Daarnaast vind ik dat we erover na moeten denken of de Europese Unie alle landen inderdaad op gelijke wijze behandelt als we clausules over het eerbiedigen van de mensenrechten opnemen.
De Voorzitter. − Zoals u weet stuurt het Europees Parlement vandaag een delegatie naar Tunesië onder leiding van de heer Salafranca. Zij zullen volgende week verslag uitbrengen.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de gebeurtenissen in Tunesië zijn een waarschuwing voor alle ondemocratische regeringen – niet alleen in de Arabische wereld, maar in de hele wereld. Als ze in hun grondwet niet voorzien in een mechanisme dat mensen in staat stelt uitdrukking te geven aan hun onvrede, krijgen ze te maken met revolutie en het geweld dat daarmee gepaard gaat.
Het is niet aan de EU om tot in detail de grondwet van een natie te bepalen. We moeten echter wel een overgang naar een constitutionele democratie aanmoedigen en een open economie, investeringen en economische groei bevorderen, want het is economische groei – handel met de rest van de wereld – die banen zal scheppen en die de armoede zal verlichten, die feitelijk de hoofdoorzaak is van veel van de ontevredenheid in de Arabische wereld.
Licia Ronzulli (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb uiteraard voor deze resolutie gestemd, omdat ik een grotere inzet van alle lidstaten in de strijd tegen endemische ziektes noodzakelijk acht.
In 2000 hebben de Verenigde Naties deze doelstelling in New York opgenomen in hun verklaring over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Met haar kaderprogramma voor onderzoek en innovatie heeft de Europese Unie de ontwikkeling van vaccins tegen tuberculose al gefinancierd, met als doel de ziekte tegen 2050 geheel uit te bannen. Om dit te bereiken is daarnaast een partnerschap overeengekomen met meer dan veertig onderzoekscentra in heel Europa, die zijn gespecialiseerd in de ontwikkeling en productie van vaccins.
Met de aanneming van deze tekst moeten de lidstaten zich nu inzetten om hun eigen financiële toezeggingen na te komen, vooral met betrekking tot de ontwikkelingslanden, zodat het recht op gezondheid ook een recht op preventieve gezondheidszorg kan worden.
Lucas Hartong (NI). - Afgelopen september besloot het Parlement de boeken van de Europese Politieacademie niet te sluiten vanwege ernstig wanbestuur en structurele problemen. Verwacht werd dat pas in 2014 orde op zaken zou zijn gesteld. In de tussentijd heb ik niet de indruk gekregen dat er bij CEPOL iets verbeterd is. Dus waarom nu dan het voorstel om de boeken over 2008 wel te sluiten?
De PVV stemt dan ook tegen dit voorstel en wil alle onrechtmatige verliezen verhalen op de betrokkenen. Bovendien stellen wij het hele bestaan van CEPOL ter discussie. Er is al een prima politiesamenwerking in Europa, daar is geen CEPOL voor nodig. Dus wat ons betreft mag het zo snel mogelijk geheel worden afgeschaft. Dat zou namelijk een hele hoop geld voor de belastingbetaler schelen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zie mezelf graag als iemand die altijd opkomt voor de kiezers in mijn kiesdistrict Zuidoost-Engeland. Een van de manieren waarop ik hun belangen – als belastingbetalers – probeer te behartigen, is door te voorkomen dat het geld waarvoor zij hebben gewerkt, wordt verkwist aan nutteloze, inefficiënte of corrupte EU-agentschappen.
Dat argument blijft onverkort van kracht, wanneer het nutteloze agentschap toevallig in mijn kiesdistrict is gevestigd, zoals het geval is met de Europese Politieacademie. Ik geloof niet dat er enige twijfel bestaat over het wanbeheer van de rekeningen. Ik denk niet dat iemand in dit Parlement beweert dat het, financieel gezien, een waardevolle of efficiënte organisatie is.
Meer in het algemeen is er de vraag waarom we überhaupt een Europese politieacademie nodig hebben. Een monopolie op het recht op het nemen van dwangmaatregelen is misschien het beslissende kenmerk van een soevereine staat, en staten over de hele wereld hebben uiterst geavanceerde, uiterst efficiënte overeenkomsten over politiesamenwerking gesloten zonder dat ze deze EU-agentschappen nodig hadden om hun te vertellen wat ze moesten doen.
We hebben in het graafschap Hampshire, waar de Europese Politieacademie is gevestigd, heel goed gefunctioneerd zonder de EU. Het is ouder dan de meeste van de lidstaten en het zal goed blijven functioneren, of dit EU-agentschap nu wel of niet op zijn grondgebied is gevestigd.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie gestemd. Ik heb dit gedaan bij wijze van klein protest tegen de manier waarop de EU omgaat met het geld van belastingbetalers.
We verkwisten veel te veel van dat belastinggeld, en we verkwisten te veel aan nutteloze organen zoals de Europese Politieacademie. We hebben die niet nodig. We zouden de belastingbetaler wat geld moeten besparen en deze academie moeten opheffen.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u hebt me in dit Parlement heel wat keren mijn eenzame en zware uitputtingsslag horen leveren tegen de oprichting van deze nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten op het gebied van de financiële diensten.
Het is aldoor mijn opvatting geweest dat zij een oplossing zijn voor een niet-bestaand probleem. Geen van de mensen die je de schuld kunt geven van de financiële crisis, valt onder de opdracht van deze autoriteiten. Dit is, naar mijn mening, geen evenredig, weldoordacht antwoord op een geïdentificeerd probleem, maar een ideologische stap naar meer Europese integratie, puur omwille van de integratie.
Alle twijfel over de vraag wie gelijk had, is natuurlijk weggenomen door de farce die we zojuist hebben gezien, toen de Voorzitter het Parlement vroeg wie de drie kandidaten waren die we zojuist hadden goedgekeurd, en niet één lid van het Parlement de vraag kon beantwoorden.
Waarom hebben we dan in zo groten getale voor de benoeming van deze kandidaten gestemd? Ik vermoed dat dit was vanwege hetgeen commissaris Barnier zei, toen hij hen aanbeval – ze waren gekozen vanwege "hun inzet voor Europa". Dus dat is waar het om gaat. Het heeft niets te maken met verbetering van financiële diensten en heeft alles te maken met uitbreiding van de Brusselse controle.
Afsluitend wil ik de oproep van Lord Dartmouth herhalen: als we – zoals vandaag is gesuggereerd – in enkele van deze functies vrouwelijke kandidaten nodig hebben, kan ik geen betere kandidaat bedenken dan de klokkenluidster die de vorige Commissie ten val heeft gebracht, mijn collega mevrouw Andreasen uit Zuidoost-Engeland.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wou dat we geen Europese toezichthoudende autoriteit hadden, maar die hebben we wel. En omdat we die hebben, moeten we de best mogelijke mensen benoemen om de autoriteit te leiden. Wat we eerder vandaag hebben gezien, was inderdaad een farce, waarin collega's die sollicitatiegesprekken met de personen hadden gevoerd en hen capabel achtten, desondanks hun spierballen wilden tonen en verklaarden dat zij onvoldoende waren geraadpleegd. Dat is de reden waarom we vandaag een stemming hebben gehad. Het was aanstellerij ten top, en het doet het Parlement helemaal geen goed.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u hebt vandaag heel duidelijk opgemerkt dat we voor het eerst een afgevaardigde hadden die een toespraak voorlas van een iPad. Daarna hadden we – hopelijk voor de eerste en de laatste keer – een afgevaardigde die, naar verluidt, stemde zonder aanwezig te zijn. Daarna hebben we zelf gestemd over de voorzitters van de toezichthoudende autoriteit. Door tegen te stemmen, hebben we in feite vóór gestemd. Los dit raadsel maar eens voor me op. Zoals is uitgelegd, kenden we de namen van de kandidaten natuurlijk niet en we hadden geen vrouwelijke kandidaat, alhoewel commissaris Barnier, om eerlijk te zijn, dat afdoende heeft uitgelegd.
Het is misschien niet verrassend dat we vandaag over bananen hebben gediscussieerd, want, met al deze zaken rekening houdend, zijn veel mensen van mening dat we een beetje bananas – een beetje gek – zijn geworden. In die geest trek ik me terug voor mijn lunch, waarvan ook bananen een belangrijk deel zullen vormen. Dank u voor uw geduld, mijnheer de Voorzitter.
Luigi De Magistris (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de ontwerpresolutie over de afvalcrisis in Campanië die vandaag bij meerderheid is aangenomen is een zeer belangrijk signaal. De crisis in Campanië is een Europese crisis geworden, en dat is gunstig voor de inwoners van die regio.
We zeggen ‘nee’ tegen het uitgeven van fondsen die simpelweg corrupte politici, gewetenloze ondernemers en de georganiseerde misdaad verrijken, ‘ja’ tegen Europees geld als er een geloofwaardig en ecologisch verantwoord afvalbeheersplan wordt gepresenteerd, ‘nee’ tegen ongecontroleerd storten in nationale parken, ‘nee’ tegen verbrandingsovens die dioxine uitstoten, en ‘ja’ tegen recyclen en ecologisch verantwoorde methoden. En we zeggen ook ‘nee’ tegen de criminalisering van de protesten in de plaatselijke gemeentes en dus ‘ja’ tegen legaliteit.
Dit is een belangrijk keerpunt, en een waarschuwing voor de regering-Berlusconi en het regionale bestuur onder leiding van Stefano Caldoro, die vooralsnog niets anders hebben gedaan dan kletsen en hun eigen entourage en maffialeiders verrijken.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat de burgers van Campanië de ontwerpresolutie die wij vandaag hebben aangenomen als steun in de rug zien. Het is absoluut niet onze bedoeling om de regio in diskrediet te brengen of te kleineren. Het heeft ook niets te maken met het voeren van een binnenlandse politieke strijd. Het eerlijke aanbod van de Europese Unie aan Campanië is als volgt. Indien de regio een integraal concept voor afvalverwerking ontwikkelt dat logisch, milieutechnisch goed onderbouwd, efficiënt en vrij van corruptie is, dan zal de Europese Unie financiële ondersteuning verstrekken. Ervan uitgaande dat deze boodschap is ontvangen, hoop ik dat wij te zijner tijd in staat zijn om met elkaar te concluderen dat de crisis in Campanië definitief en voorgoed is opgelost.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) De verwerping met algemene stemmen van het verzoek om opheffing van de immuniteit van het Hongaarse lid van het Parlement Tamás Deutsch, toont het nut aan van de bescherming op Europees niveau voor alle leden van de wetgevende macht. Het is namelijk duidelijk gebleken uit de aandachtige analyse van het door de Hongaarse gerechtelijke autoriteiten ingediende verzoek, dat we te maken hebben met een zeer heldere situatie van immuniteit met betrekking tot een politiek standpunt. De immuniteit van een lid van het Parlement is een vaak omstreden instrument, dat bedoeld is om de afgevaardigde in staat te stellen zijn/haar standpunt in vrijheid uit te spreken. In het geval van collega Tamás Deutsch bewijst het direct zijn nut. Ik breng in herinnering dat het Parlement nog nooit een van zijn leden heeft beschermd tegen een onderzoek naar corruptie of overtredingen op grond van het burgerlijk recht. In een democratische samenleving is het echter onacceptabel om te proberen een lid van het Parlement te verhinderen zijn of haar mening te uiten met betrekking tot zaken van openbaar belang door het aanspannen van een rechtszaak. Daar komt nog bij dat dit een overtreding vormt van artikel 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat is opgesteld ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting van de leden van het Europees Parlement in de uitoefening van hun directe taken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Overwegende dat het de uitoefening door een lid van het Europees Parlement van zijn politieke activiteit is die hier op het spel staat, zoals ook erkend wordt in het verzoek dat werd ingediend bij de Hongaarse bevoegde gerechtelijke autoriteiten, heb ik voor de conclusies van dit verslag gestemd, waarin wordt aanbevolen om de immuniteit van de heer Deutsch niet op te heffen. We moeten hier garanderen dat de Europese wetgeving wordt nageleefd en het politieke ambt van een lid van het Parlement verdedigen, aangezien hij beschuldigd wordt van een opiniedelict met betrekking tot openbare feiten. In het verzoek blijkt ook dat Tamás Deutsch geen enkel aandeel had in het ontstaan of in de bekendmaking van deze feiten; hij is dus op geen enkele manier betrokken bij het proces waarin bepaald wordt of deze feiten waar zijn of niet.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het is de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement om de onafhankelijkheid van het mandaat van de leden van het Europees Parlement te verdedigen, en die onafhankelijkheid mag niet worden ondermijnd. Het Parlementslid wordt beschuldigd van laster, naar aanleiding van verklaringen die hij zou hebben afgelegd over de klager, een Hongaarse burger, tijdens een uitzending van een radioprogramma op 25 maart 2010, waar hij was uitgenodigd in de hoedanigheid van politicus en lid van het Europees Parlement. Dat bevestigt dat hij zijn standpunten heeft geuit in het kader van de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement, en ik ben dan ook tegen het opheffen van zijn immuniteit.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Al dit gedoe rond de immuniteit van Tamás Deutsch, lid van het Europees Parlement, is niets anders dan een wapen in een politieke strijd. Ik ben categorisch tegen methoden die worden gebruikt om rekeningen te vereffenen met politieke tegenstanders. In dit geval heb ik tegen opheffing van de immuniteit van Thomas Deutsch gestemd. Ik denk dat de immuniteit alleen mag worden opgeheven van leden van het Europees Parlement die een moord hebben begaan. Wij (dat wil zeggen, alle leden van het Europees Parlement) moeten begrijpen dat we medeplichtigen van wetteloosheid worden, wanneer een politieke wedloop verder gaat dan de grenzen van de logica.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Afgelopen jaar heeft Tamás Deutsch een aantal opmerkingen in een radioprogramma gemaakt naar aanleiding waarvan er op grond van de Hongaarse wet beschuldigingen tegen hem zijn ingebracht. Hij heeft alleen maar zijn mening gegeven over algemeen bekende feiten die ook al in een krant gepubliceerd waren. De opmerkingen zijn duidelijk gemaakt in zijn hoedanigheid als lid van het Europees Parlement, hetgeen betekent dat hij op grond van de EU-regels beschermd wordt door de parlementaire immuniteit. Deze immuniteit is bedoeld om de integriteit van het Parlement als democratische wetgevende vergadering te beschermen en om de onafhankelijkheid van zijn leden te waarborgen bij de uitvoering van hun taken. Pogingen om door het instellen van rechtsvorderingen leden van het Parlement de mond te snoeren wanneer zij hun standpunten willen formuleren over zaken van legitiem openbaar belang en punten van zorg, zijn onaanvaardbaar in een democratische samenleving. Wij moeten de vrijheid van meningsuiting dan ook beschermen. Dat is de reden dat ik mijn volledige steun geef aan dit verslag waarin het verzoek om de immuniteit van Tamás Deutsch op te heffen, wordt verworpen.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Bij opheffing van de immuniteit van een lid van het Europees Parlement dient men altijd voorzichtig te werk te gaan. Soms moet bij de behandeling van een verzoek tot opheffing van de immuniteit echter uit worden gegaan van de bevoegdheden van het Parlementslid. Één enkele klacht, waarin het Parlementslid wordt beschuldigd van het uiten van publieke verklaringen die als lasterlijk worden gezien, lijkt me onvoldoende reden voor de opheffing van de parlementaire immuniteit. Uit het reglement aangaande immuniteit kan worden afgeleid dat de beschuldigingen die tegen de heer Deutsch zijn ingebracht verband houden met meningen die hij in de uitoefening van zijn ambt als lid van het Europees Parlement heeft geuit. De heer Deutsch oefende dus zijn taak als lid van het Parlement uit door zijn standpunt te formuleren over een kwestie van openbaar belang voor zijn kiezers. Pogingen om leden van het Parlement de mond te snoeren wanneer zij hun standpunten willen formuleren over zaken van legitiem openbaar belang en punten van zorg zijn onaanvaardbaar, en dus heb ik gestemd voor de tekst van de heer Speroni tegen de opheffing van de immuniteit van de heer Tamás Deutsch.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Parlement werd verzocht om de parlementaire immuniteit van Tamás Deutsch, lid van het Europees Parlement, op te heffen, naar aanleiding van een strafrechtelijk proces waarin hij beschuldigd werd van laster volgens het Hongaarse strafwetboek. De Commissie juridische zaken heeft een advies gegeven over deze kwestie, waarbij met eenparigheid van stemmen een verslag goedgekeurd werd waarin besloten werd de parlementaire immuniteit niet op te heffen. Zij was namelijk van mening dat Tamás Deutsch op het moment van de verklaringen die aanleiding hebben gegeven tot het strafrechtelijk onderzoek, zijn ambt als lid van het Europees Parlement uitoefende. Pogingen om te verhinderen dat leden van het Europees Parlement hun mening uiten door gerechtelijke onderzoeken tegen hen in te stellen, zijn niet aanvaardbaar in een democratische maatschappij.
Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik een groot voorstander ben van de vrije meningsuiting van leden van het Parlement tijdens het uitoefenen van hun ambt en bij het verdedigen van het belang van het Europees Parlement als instelling. Toch wil ik daaraan toevoegen dat politici in het algemeen, met inbegrip van de leden van het Parlement, altijd een waardig debat zouden moeten voeren en respectvolle taal zouden moeten hanteren ten opzicht van hun gesprekspartners, wat niet altijd het geval is geweest.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Op de vergadering van 8 juli 2010 maakte de Voorzitter overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Reglement bekend dat hij een op 9 juni 2010 door de Hongaarse autoriteiten verzonden brief had ontvangen waarin om opheffing van de parlementaire immuniteit van de heer Tamás Deutsch werd verzocht. De Voorzitter verwees dit verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, naar de Commissie juridische zaken. De rechtbank van het 2e en 3e arrondissement van Boedapest heeft het Europees Parlement gevraagd om opheffing van de immuniteit van zijn lid, de heer Tamás Deutsch, tegen wie strafvervolging werd ingesteld voor deze rechtbank. De heer Tamás Deutsch wordt in de zaak die bij de rechtbank van Boedapest aanhangig is, beschuldigd van laster overeenkomstig afdeling 179(2)(b-c) van het Hongaarse strafwetboek. De heer Tamás Deutsch wordt ervan beschuldigd dat hij tijdens een uitzending van het radioprogramma 'Let's discuss it' (Megbeszéljük) op het radiostation 'Klubradio' op 25 maart 2010 een aantal verklaringen over het verleden van de klager heeft afgelegd die onwaar zouden zijn en die door de klager als lasterlijk worden beschouwd. De klager heeft dan ook strafvervolging ingesteld tegen de heer Tamás Deutsch.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Charles Goerens (A7-0009/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het ermee eens dat het standpunt inzake de gedelegeerde handelingen in tweede lezing moet worden goedgekeurd en opnieuw moet worden opgevoerd. Gezien het ontbreken van een alternatief voorstel van de medewetgever en de noodzaak van snel optreden in het belang van de begunstigden, dient het Parlement zijn standpunt in eerste lezing met betrekking tot de juiste procedure voor democratische controle en de toepassing van gedelegeerde handelingen te bevestigen, zonder zich in dit stadium in een nieuw debat over afzonderlijke wijzigingen te begeven. Tegelijkertijd moet er een beroep op de Raad worden gedaan om zo spoedig mogelijk te reageren op het standpunt van het Parlement in tweede lezing, zodat er een oplossing kan worden gevonden en de middelen zo spoedig mogelijk kunnen worden gedeblokkeerd.
Marta Andreasen, David Campbell Bannerman, Derek Roland Clark en William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party is van mening dat handel, en niet hulp, de beste manier is om de economieën van ontwikkelingslanden te steunen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Het doel van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie is om de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. Het steunt de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) bij hun inspanningen voor armoedebestrijding en duurzame economische en sociale ontwikkeling. De Europese Unie heeft zich verbonden tot het verlenen van steun voor de vlotte en geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie met het oog op duurzame ontwikkeling. De belangrijkste bananenuitvoerende ACS-landen kunnen wellicht met problemen worden geconfronteerd, door de veranderende handelsvoorwaarden, met name de liberalisering van het tarief van meest begunstigde naties (MBN's) in het kader van de WTO en de bestaande of toekomstige bilaterale of regionale overeenkomsten tussen de Unie en landen in Latijns-Amerika. De financiële steunmaatregelen die in het kader van het programma zullen worden vastgesteld, zullen tot doel hebben de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking in bananenproducerende gebieden en in de bananenwaardeketens, in het bijzonder kleine telers en kleine bedrijfseenheden, te verbeteren en te zorgen voor de naleving van de arbeidsnormen en van de normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, alsmede van milieunormen, op het punt van met name gebruik van en blootstelling aan pesticiden. De maatregelen moeten daarom de aanpassing ondersteunen en, voor zover relevant, de reorganisatie omvatten van gebieden die afhankelijk zijn van de bananenuitvoer. Dat zal gebeuren in de vorm van begrotingssteun voor specifieke sectoren of maatregelen voor specifieke projecten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben erg tevreden met de inspanningen van de EU om de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) te steunen in hun inspanningen om een duurzame economische en sociale ontwikkeling te bewerkstelligen. Door handel te integreren in ontwikkelingsstrategieën en het internationale handelsverkeer te stimuleren, draagt de EU er sterk toe bij de armoede in die landen terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. Het is belangrijk om de economische diversificatie van deze regio's te bevorderen en hun concurrentievermogen te versterken en om daarbij rekening te houden met de beleidslijnen en aanpassingsstrategieën van deze landen en met hun regionale omgeving. Het is van fundamenteel belang dat we steun verlenen aan het aanpassingsproces van de ACS-landen als gevolg van de liberalisering van de markt van de Unie in het kader van de WTO. Ik roep ertoe op om de bijstand van de Unie met name aan te wenden voor de verbetering van de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking, zo nodig in kleine bedrijfseenheden, niet in de laatste plaats door toe te zien op naleving van arbeids- en veiligheidsnormen en milieunormen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik wil met mijn steun voor deze wetgevingsaanbeveling voor de tweede lezing garanderen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de wetgevende rol die voor het Europees Parlement werd vastgelegd in het Verdrag van Lissabon doordat de Raad zich onverzettelijk opstelt. De weigering van de Raad om het Parlement bij de werking van de financieringsinstrumenten de rol te laten spelen die het op grond van artikel 290 VWEU toekomt, lijkt me niet legitiem. Het touwtrekken dat door de Raad in stand wordt gehouden doordat hij blijft weigeren om de gedelegeerde handelingen toe te passen, blokkeert verschillende belangrijke wetgevingsprocessen. Het Parlement moet op een verantwoordelijke manier op de hoogte worden gehouden, om ook op een verantwoordelijke manier besluiten te kunnen nemen. In het geval van de gedelegeerde handelingen moet het Parlement zijn bevoegdheden om die delegatie in te trekken, intact houden. Als de andere instellingen een blanco cheque krijgen en het Parlement uitgesloten wordt, kan deze instelling geen toezicht uitoefenen op de toewijzing van middelen en sectorale prioriteiten op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik vraag een snellere reactie van de Raad op de aanbeveling van het Europees Parlement betreffende wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Een jaar na de start van de interinstitutionele onderhandelingen met betrekking tot het horizontale aspect van de gedelegeerde handelingen in het kader van de externe financieringsinstrumenten, heeft de Raad het Parlement officieel de rol geweigerd die het in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag van Lissabon toekomt bij de toepassing van de financieringsinstrumenten, waaronder het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Nadat de Raad alle amendementen in eerste lezing heeft verworpen, waarmee werd geprobeerd om gedelegeerde handelingen te introduceren in de instrumenten, heeft hij zonder een alternatieve procedure voor te stellen het Parlement gevraagd om haar positie bij te stellen, zonder ruimte voor onderhandelingen. Deze onderhandelingen hebben in de eerste plaats betrekking op het respecteren van het Verdrag van Lissabon door alle instellingen, niet slechts een effectieve parlementaire controle en daarmee een democratische controle op de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving. Het resultaat van de onderhandelingen zal een zwaar precedent scheppen voor toekomstige wetgevingsonderhandelingen over alle financieringsinstrumenten. Ik roep de Raad op om ons zo spoedig mogelijk zijn standpunt mee te delen, zodat we tot overeenstemming kunnen komen en de middelen kunnen deblokkeren.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het verslag met betrekking tot de invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Ik ben van mening dat een dergelijk instrument noodzakelijk is omdat ontwikkelingslanden strategische partners van de Unie zijn geworden. Dit instrument zal een stimulans betekenen voor economische, technische, academische, financiële en culturele samenwerking. Dit zal leiden tot voordelen voor de Europese Unie en voor haar partners.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ondanks de crisis waardoor zij getroffen wordt en de interne problemen waarmee haar bevolking te kampen krijgt, mag de Europese Unie niet verzuimen steun te verlenen aan ontwikkelingslanden en zo toelaten dat die landen in een dramatische situatie van extreme honger en armoede terechtkomen. Sommige van die landen zijn in grote mate afhankelijk van de productie van één product of van slechts enkele producten, vaak landbouwproducten, waardoor ze bijzonder kwetsbaar zijn voor marktschommelingen.
Dat is het geval voor bananen, die voor veel landen een van de belangrijkste bronnen van inkomsten zijn. Ik roep ertoe op om het financieringsinstrument af te stemmen op het ondersteunen van de aanpassingen die nodig zijn na de verlaging van de preferentiële tarieven voor de producerende landen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De huidige ontwerpwetgevingsresolutie, die voorziet in een wijziging van de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en tot doel heeft de landen die bananen uitvoeren te steunen, heeft formele problemen veroorzaakt tussen de medewetgevers, die verband houden met de strategische programmeringsdocumenten die nodig zijn voor de steun aan deze sector. In overeenstemming met de voorstellen die bij de eerste lezing werden ingediend, moeten de procedures met betrekking tot de gedelegeerde handelingen in de DCI-Verordening worden opgenomen, zoals bepaald in het Verdrag van Lissabon. Het is van fundamenteel belang dat de bevoegdheden van het Europees Parlement inzake de controle op de toepasbaarheid van strategische besluiten en ontwikkelingssteun behouden blijven. Ik ben het er dan ook mee eens dat, gezien het Verdrag van Lissabon, die controle op voet van gelijkheid met de Raad moet worden uitgeoefend, wat zou bijdragen tot een betere taakverdeling tussen de Europese instellingen en de verkleining van het democratisch tekort in de besluitvorming van de Europese Unie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De problemen met de gedelegeerde handelingen overheersen het debat over het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking al een hele tijd, zoals dat trouwens ook bij andere financieringsinstrumenten het geval was. In dit geval werd terecht de bezorgdheid geuit dat de overdracht van de middelen voor de begeleidende maatregelen voor de bananensector, vertraging zou kunnen oplopen door het conflict tussen het Parlement en de Raad, een bezorgdheid die wij delen. Het zou een goede zaak zijn om, zonder afbreuk te doen aan het belang van dit debat, eens grondig te kijken naar de inhoudelijke vraagstukken die voortvloeien uit de overeenkomst ter liberalisering van de bananenhandel die de Europese Unie ondertekend heeft.
We mogen hier niet vergeten dat de ACS-landen, die aanzienlijk getroffen zullen worden door deze overeenkomst en die niet voldoende betrokken werden bij het debat daarover, schatten dat er zo'n 500 miljoen euro steun nodig zal zijn om de bananensector in stand te houden. Het bedrag dat werd voorgesteld door de Commissie, 190 miljoen euro, ligt dus een stuk lager dan de geraamde impact van deze overeenkomst. Op het Afrikaanse continent alleen al zijn er ongeveer een half miljard mensen afhankelijk van de bananensector voor hun levensonderhoud. De sector wordt beschouwd als een bron van duurzame ontwikkeling die het mogelijk heeft gemaakt infrastructuur uit te bouwen voor gezondheidszorg, watervoorziening, energievoorziening en huisvesting. Ook dat alles zal in gevaar worden gebracht door de vrije handel waarvoor deze overeenkomst de deuren openzet.
Giovanni La Via (PPE) , schriftelijk. – (IT) Het Parlement heeft vandaag de door de heer Goerens voorgestelde aanbeveling aangenomen omdat we het juist hebben geacht wijzigingen aan te brengen in Verordening (EG) nr. 1905/2006, die een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking invoert. De EU schaart de bevordering van vrede, van haar waarden, van de constitutionele tradities die door de lidstaten worden gedeeld en van het welzijn van de bevolking zonder twijfel onder haar belangrijkste doelstellingen. Vanuit dat oogpunt is de grote inzet bij de steun aan ontwikkelingslanden, in het bijzonder aan de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, welbekend. Het doel van dergelijke steun is het verbeteren van de levenskwaliteit van de begunstigde bevolkingen, door middel van het aanduiden en ter beschikking stellen van alle middelen die nodig zijn om er voor te zorgen dat in deze landen een proces van groei en verantwoordelijkheid kan beginnen. Ik wil u er tot slot aan herinneren dat de wijzigingen die we hebben aangenomen volgen op een tussentijdse evaluatie van het programma, en zijn gericht op doeltreffender ingrijpen en groter toezicht door de Europese Unie.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft zich altijd ingezet om ontwikkelingslanden te helpen, in het bijzonder de ACS-landen. Deze ontwerpwetgevingsresolutie heeft tot doel een financieringsinstrument in het leven te roepen dat zal helpen om de ACS-landen die getroffen worden door de verlaging van de preferentiële tarieven te beschermen. Door de bananensector in deze landen te steunen, helpen we de landen om hun economie te ontwikkelen, banen te scheppen en armoede te bestrijden.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de aanbeveling voor de tweede lezing inzake het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Verder wil ik benadrukken dat het Europees Parlement altijd positief heeft gestaan tegenover het toestaan van financieringsmaatregelen voor de bananensector aan de tien bananenproducerende ACS-landen. Het enige struikelblok in deze zaak blijft de horizontale kwestie van gedelegeerde handelingen. Ik hoop dat we spoedig tot een akkoord op institutioneel niveau kunnen komen op dit laatste punt. Het is namelijk moeilijk te accepteren dat de landen die deze middelen ontvangen er geen gebruik van kunnen maken. Deze vertraging ondermijnt de geloofwaardigheid van onze toezeggingen en is nadelig voor het sluiten van de economische partnerschapsovereenkomsten.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Net als in de andere verslagen over de financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking worden in dit verslag de rechten van het Europees Parlement versterkt met betrekking tot de gedelegeerde handelingen zoals die door de Commissie zijn vastgesteld. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Dankzij dit verslag krijgt het Europees Parlement meer bevoegdheden op het gebied van de gedelegeerde handelingen. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Betreffende het thema van ontwikkelingssamenwerking heb ik gestemd voor de invoering van een financieringsinstrument dat dit proces moet bevorderen, aangezien met het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie op lange termijn wordt beoogd armoede terug te dringen. Daaruit komt voort dat integratie van de ontwikkelingsstrategieën en bevordering van de internationale handel belangrijke onderdelen zijn van het terugdringen van armoede. Ik ben van mening dat de financiële steunmaatregelen die in dat kader vastgesteld worden, erop gericht moeten zijn de levensomstandigheden van de bevolkingen die het grootste risico lopen te verbeteren, en derhalve de aanpassing en toevoeging moeten bevorderen door middel van sectorale bijstand en specifieke maatregelen.
Ik vind daarnaast dat het beleid van de Europese Unie grotendeels gericht moet zijn op een inhoudelijke integratie met de ontwikkelingslanden door middel van de invoering van een toereikend specifiek financieringsinstrument. Op dit moment staan ontwikkeling en economische groei aan de basis van de goede werking van een land. Daarom is de bevordering van specifiek daarop gerichte maatregelen noodzakelijk, zodat een stabiele samenwerking met risicolanden bereikt kan worden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de amendementen op Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking gestemd in de tweede lezing. De voorgestelde wijzigingen zijn gericht op de steun aan de belangrijkste uitvoerlanden van bananen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), via begeleidende maatregelen voor de bananensector (BMB's), met een beoogde looptijd van vier jaar (2010-2013).
In overeenstemming met het verslag dat werd uitgewerkt door de Commissie ontwikkelingssamenwerking, heeft het Europees Parlement in een vroeg stadium een aantal bezwaren kenbaar gemaakt tegen het Commissievoorstel. Het Parlement heeft er met name op gewezen dat erop moet worden toegezien dat de BMB's zijn toegesneden op de centrale doelstellingen ontwikkeling en uitbanning van armoede. Deze en andere aandachtspunten, die in de definitieve versie van de tekst worden benadrukt, zoals de milieu-, gezondheids- en arbeidsnormen in verband met de naleving van specifieke criteria voor de toewijzing van de middelen, hebben mij ertoe aangezet voor deze wijzigingen te stemmen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De ACS-landen die de meeste bananen uitvoeren zouden in de problemen kunnen komen als gevolg van de liberalisering van de douanerechten die van toepassing zijn uit hoofde van het tarief van meest begunstigde naties (MBN's) in het kader van de WTO en de bestaande of toekomstige bilaterale of regionale overeenkomsten tussen de Unie en landen in Latijns-Amerika. Volgens de huidige ontwerpverordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad, zullen de belangrijkste uitvoerlanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan een beroep kunnen doen op begeleidende maatregelen voor de bananensector (BMB's), die tot doel hebben hun aanpassing aan de nieuwe invoerregeling te ondersteunen. In deze aanbeveling voor de tweede lezing gaat het in het bijzonder over de tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking via de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het VWEU), die ook zou gelden voor de strategische programmeringsdocumenten en de BMB's. Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onder invloed van de Juridische Dienst van het Europees Parlement zijn de Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE), de subcommissie mensenrechten (DROI) van de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Commissie internationale handel (INTA) een strijd begonnen om medebeslissingsrecht te krijgen op het niveau van de strategische programmering van de financieringsinstrumenten op het gebied van de externe betrekkingen. Het Parlement heeft besloten om het onderhandelingsniveau te verhogen door alle instrumenten als een pakket te behandelen. Afgezien van dit basisconflict, zijn de overige tussentijdse aanpassingen het resultaat van consensus tussen de drie instellingen (met uitzondering van het ICI+). Zoals bleek na de eerste lezing in oktober 2010, worden de onderhandelingen over de "gedelegeerde handelingen" volledig geblokkeerd. Het Parlement heeft daarom besloten: (1) vast te houden aan een gemeenschappelijke handelwijze, dat wil zeggen, het pakket externe instrumenten voor de financiering van hulp bijeen te houden (met inbegrip van het stabiliteitsinstrument – zij het tot nu toe op informele wijze); (2) de standpunten van het Parlement in eerste lezing opnieuw op te voeren in de amendementen voor de tweede lezing, dat wil zeggen, voor alle externe instrumenten voor de financiering van hulp dezelfde amendementen aan te nemen die door de Raad zijn verworpen; en (3) te streven naar een snelle tweede lezing.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De ontwerpverordening ter wijziging van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking is gericht op steun aan de belangrijkste uitvoerlanden van bananen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), via begeleidende maatregelen voor de bananensector. Dit initiatief werd genomen naar aanleiding van de verlaging van de preferentiële tarieven voor de uitvoer van bananen uit de ACS-landen naar de Europese Unie.
Door de indeling van de Wereldhandelsorganisatie is het nodig de tarieven die van toepassing zijn op producten die door de Europese Unie worden ingevoerd, te verlagen. Dit plan heeft een voorziene looptijd van vier jaar (2010-2013), en de maatregelen moeten volgens het document toegesneden zijn op de centrale doelstellingen ontwikkeling en uitbanning van armoede. De milieu-, gezondheids- en arbeidsnormen moeten in aanmerking worden genomen en er moeten specifieke criteria worden opgesteld voor de toewijzing van de middelen.
Ik steun dit initiatief, dat ontstaan is uit de wil om bij te dragen tot en mee te werken aan de ontwikkeling van de ACS-landen, omdat het een programma van begeleidende maatregelen voor de bananensector omvat. Ik wacht met spanning af wat de invloed van dit alles zal zijn op de situatie in de ultraperifere regio's die bananen produceren en hoe daarmee rekening gehouden zal worden in het kader van de wijziging van de handelsvoorwaarden tussen de twee partijen.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Barbara Lochbihler, Kinga Gál (A7-0014/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Aangezien er bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe regelgevend kader voor het plannen en verstrekken van steun, dat in 2006 werd vastgesteld om de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Gemeenschap te vergroten, een aantal incoherenties gebleken zijn wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie, stem ik in met de goedkeuring van een tweede lezing van Verordening (EG) nr. 1889/2006, die de andere instellingen (het Parlement en de Raad) meer legitimiteit verschaft bij de goedkeuring van strategiedocumenten door de Commissie in het kader van de gedelegeerde handelingen.
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) De UK Independence Party steunt volledig de zaak van werkelijke mensenrechten. We merken echter op dat de interpretatie van 'mensenrechten' door de EU gebrekkig is. Of het nu gaat om stemrecht voor gevangenen of de weigering om terroristische haatzaaiers te deporteren, allemaal in naam van de 'mensenrechten', de EU heeft het Verenigd Koninkrijk schade toegebracht en wenst deze nu over de hele wereld te verspreiden, met behulp van het geld van onze belastingbetalers. Wij kunnen deze maatregel daarom niet steunen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Democratie en mensenrechten zijn voor de Europese Unie fundamentele waarden, die krachtig bevorderd moeten worden in de gehele wereld. Het gaat namelijk om een integraal onderdeel van de voortdurende acties ter vermindering van armoede en oplossing van conflicten. Deze waarden vormen daarnaast een waardevol startpunt voor de strijd tegen terrorisme. Zodoende verwelkom ik de concrete intentie van de Europese Unie om in haar buitenlands beleid de bevordering van democratie en mensenrechten te integreren. Het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld verbetert de doeltreffendheid en de transparantie van de externe communautaire hulp en consolideert het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de landen en regio's waar deze het meeste risico lopen. Ik steun maatregelen om de rol van het maatschappelijk middenveld te vergroten bij het bevorderen van de mensenrechten en democratische hervorming, het steunen van vreedzame onderlinge afstemming van groepsbelangen en het stimuleren van politieke participatie en representatie. Daarnaast steun ik de acties die worden uitgevoerd op de gebieden die vallen onder de richtsnoeren van de Europese Unie, namelijk het bevorderen van de democratie en van de mensenrechten, de doodstraf, marteling, rechten van het kind, geweld tegen vrouwen en gewapende conflicten. Ik heb voor dit verslag gestemd, dat het internationale en regionale kader verstevigt ter bescherming van de mensenrechten, justitie en de rechtsstaat en ter bevordering van de democratie.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU financiert een heleboel projecten in ontwikkelingslanden die tot doel hebben de ontwikkelingssamenwerking, de democratie en de mensenrechten te bevorderen. Het is van fundamenteel belang dat het Parlement het recht krijgt om toezicht uit te oefenen op de financiering van die projecten door de EU. Het Parlement moet in zijn hoedanigheid van medewetgever controle kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed, om ervoor te zorgen dat er rekening gehouden wordt met ontwikkeling en mensenrechten.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het absoluut noodzakelijk is dat de EU haar leidende positie op wereldschaal herbevestigt als het gaat om democratie en grondrechten. In die zin is flexibilisering van het Europese financieringsinstrument meer dan nodig, zodat de Unie en de ontvangers van Europese financiële steun projecten met meer flexibiliteit kunnen beheren. Aan de andere kant ben ik van mening dat het gebruik van deze middelen op adequate wijze moet worden gecontroleerd. Afgezien van de uitzondering die moet blijven wat betreft de goedkeuring van de kostenfinanciering in verband met belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten, die van geval tot geval beoordeeld moet worden, moet het Europees Parlement het recht hebben om toe te zien op de door de Commissie uitgevoerde activiteiten en op de door haar vastgestelde strategische documenten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie en de Raad houden er tegengestelde standpunten op na over de toepassing van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op het financieringsinstrument voor de bevordering van de democratie en de mensenrechten in de wereld en op alle strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's. Net als de resolutie die werd opgesteld naar aanleiding van het verslag-Mitchell, waarover vandaag gestemd werd, wijst ook deze resolutie op de behoefte aan een voornamelijk technische verduidelijking van een vergelijkbare strekking om de bevoegdheden van het Europees Parlement in het wetgevingsproces en bij de controle van en het toezicht op de handelingen van de Commissie te garanderen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien ik voorstander ben van de naleving van het Verdrag van Lissabon, heb ik voor een Europees Parlement gestemd dat een duidelijk standpunt inneemt waarin het zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden bevestigt, en dat een actieve rol gaat spelen in het bevorderen van Europese beleidslijnen die het mogelijk maken om de democratie, de vrijheid en het respect voor de mensenrechten in de wereld op een doeltreffende manier te steunen. In dat opzicht is het van essentieel belang dat het Europees Parlement de mogelijkheid krijgt om dit instrument te beoordelen en te garanderen dat het op een correcte manier wordt aangewend om hulp te bieden aan personen en instellingen die zich in hun respectieve landen, onder bijzonder moeilijke omstandigheden, inspannen om tegen repressieve regimes en tendensen in te gaan. Deze mensen zetten zich in voor het bevorderen van de ontwikkeling van democratische structuren, de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting en voor de strijd tegen corruptie en andere problemen die de integrale naleving van de rechten van de mensen ondermijnen en aan de basis liggen van crises zoals die zich nu voordoen in de Maghreb-landen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zijn bij een tweede lezing aanbeland met wijzigingen die niet meer zijn dan een spelletje touwtrekken tussen het EP, de Commissie en de Raad, een machtsstrijd die het resultaat is van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Het doel van dat touwtrekken is om de controle te krijgen over een instrument waarover zij beweren dat het gericht is op 'het bevorderen van de democratie en de mensenrechten in de wereld' maar dat in de praktijk zelf een aanslag vormt op de democratie. Kijk maar naar het voorbeeld van Honduras, waar de EU een beroep heeft gedaan op dit instrument om de machtsverschuiving na de staatsgreep, waarbij de rechtmatig verkozen president werd afgezet, en de schendingen van de grondwet van dat land goed te praten. Zij vergoelijkt een machtsverschuiving die gepaard ging met een forse stijging van het aantal moorden, in het bijzonder op leden van het verzetsfront tegen de staatsgreep en op journalisten en hun gezinnen, en met het bezetten van gronden en het verjagen van landbouwers van hun land.
Laten we ook eens kijken naar de tegenstrijdigheid die vervat zit in het feit dat de autoriteiten, die de facto via de staatsgreep in Honduras aan de macht gekomen zijn, een zogenaamde 'associatieovereenkomst tussen de EU en Centraal-Amerika' ondertekend hebben, waarin een clausule is opgenomen die de verdragsluitende partijen ertoe oproept de mensenrechten en de democratie te respecteren.
Het wordt steeds duidelijker dat de EU haar zogezegde bezorgdheid over de mensenrechten op een bijzonder hypocriete manier tot uiting laat komen: Ze komt tussenbeide om die actoren te steunen die bereid zijn de belangen van het grootkapitaal in de EU te verdedigen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat de mensenrechten in de wereld nog veel te vaak met voeten worden getreden. De financiële en economische crisis, klimaatverandering, de introductie van nieuwe informatietechnologieën en de oorlog tegen het terrorisme zetten de mensenrechten alleen maar verder onder druk en nieuwe vormen van mensenrechtenschendingen doen hun intrede. De wereldwijde economische en financiële crisis heeft bovenal een tegengesteld effect op de rechten van de allerarmsten. De kwetsbaarste groepen in ontwikkelingslanden maken in het bijzonder grote kans om te worden getroffen door de nadelige gevolgen van de klimaatverandering. Ontwikkelingssamenwerking speelt een enorm grote rol in de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie. Het is het belangrijkste instrument voor het terugdringen van armoede in ontwikkelingslanden en het ontwikkelen van de economieën van de allerarmste landen, evenals een sociaal beleid, democratie, het recht en de naleving van de mensenrechten. De bevordering van democratie en mensenrechten zou de grootste prioriteit van een coherent buitenlands beleid van de Europese Unie moeten zijn.
Giovanni La Via (PPE) , schriftelijk. – (IT) In december 2006 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EG) nr. 1889/2006 vastgesteld, tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld. Vier jaar later hebben de twee instellingen het opportuun geacht wijzigingen aan te brengen aan enkele van de artikelen van de verordening, teneinde zowel de duidelijkheid als de doeltreffendheid van de hulp, waarin de verordening voorziet, te verbeteren. Het is niet moeilijk mijn stem voor deze aanbeveling te verklaren: ervaringen in het recente verleden hebben ons geleerd dat men bij humanitaire hulp niet waakzaam genoeg kan zijn om te voorkomen dat de desbetreffende fondsen in verkeerde handen vallen. Vooral hierom vind ik dat het Parlement vandaag, dankzij deze stemming, zijn steentje heeft bijgedragen, zodat de economische hulp doeltreffend bescherming kan bieden aan de democratie en de mensenrechten, want daarvoor was de hulp bedoeld.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor dit verslag over het Europees instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld. Dit instrument kan worden gebruikt op manieren die gunstig zijn voor de volkeren. Mijn stem betekent absoluut niet dat ik het eens ben met de schandelijke dubbele maatstaven die de Europese Unie hanteert op het gebied van democratie en mensenrechten. Het feit dat de Sacharovprijs niet is uitgereikt aan de Noord-Afrikaanse opposanten tijdens de jaren van de regimes die vandaag de dag ineenstorten, getuigt van het blinde ideologische karakter van de anticommunistische eurocraten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Daarom wordt voorgesteld de desbetreffende bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten in overeenstemming te brengen, zodat ze hun ondersteunende rol in de strijd voor de mensenrechten op mondiaal niveau kunnen vervullen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (LV) Ik stem tegen. Tegenwoordig is de financiering van projecten op het gebied van mensenrechten een persoonlijke zaak van een aantal hoge ambtenaren van de Europese Unie aan het worden. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit de Sacharovprijs. Naar mijn mening is deze prijs de laatste twee jaar niet toegekend aan de meest geschikte kandidaten. Bij de werkzaamheden van het Europees Parlement ter verdediging van mensenrechten zijn er duidelijke tekenen van politieke vooringenomenheid zichtbaar. Vaak worden mensen die het recht niet hebben mensenrechtenverdedigers te worden genoemd voor geldprijzen genomineerd. Er zijn duidelijke en strenge regels nodig, want anders worden fondsen van de Europese Unie blootgesteld aan oneigenlijk gebruik.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Deze ontwerpresolutie heeft voornamelijk betrekking op het verlenen van bevoegdheden aan de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen. De amendementen die door het Parlement zijn ingediend, leggen de Commissie uitgebreide verplichtingen op om het Parlement van informatie te voorzien. Dit, en de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen gedelegeerde handelingen of deze zelfs volledig in te trekken in combinatie met de voorgestelde maatregelen voor een grotere efficiëntie, heeft mij ertoe aangezet om dit verslag te steunen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Dankzij dit verslag krijgt het Europees Parlement meer bevoegdheden in het kader van de gedelegeerde handelingen. Dat is de reden dat ik dit verslag heb gesteund.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (LT) De Europese Unie is 's werelds grootste aanbieder van ontwikkelingshulp. Wij verstrekken meer dan 50 procent van de totale wereldwijde steun, waar andere regio's en landen een voorbeeld aan kunnen nemen. Ontwikkelingssamenwerking speelt een enorm grote rol in de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie. Het is het belangrijkste instrument voor het terugdringen van armoede in ontwikkelingslanden en het ontwikkelen van de economieën van de allerarmste landen, evenals een sociaal beleid, democratie, het recht en de naleving van de mensenrechten. Als ontwikkelingssamenwerking nog doeltreffender wordt uitgevoerd, geeft dat hoop op het overwinnen van een wereld die verdeeld is in 'rijke' en 'arme' landen. Ik heb gestemd voor deze aanbeveling, omdat ik achter het verzoek aan de Europese Commissie sta om een compromisvoorstel op te stellen over de manier waarop het Europees Parlement betrokken kan worden bij het toezicht op het instrument voor ontwikkelingssamenwerking na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Europees Parlement zou dezelfde bevoegdheden als de Europese Raad moeten krijgen voor het beslissen waar, wanneer en hoeveel er van het instrument gebruikt moet worden.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) In lijn met het Europese beleid betreffende mensenrechten en de bevordering van democratie heb ik voor deze verordening gestemd, aangezien ik vind dat de waarden en principes waar onze Unie op gebaseerd is moeten worden bevorderd en verspreid over de hele wereld.
Er zijn vandaag de dag echter nog steeds landen waar de mensenrechten geschonden worden en democratie geen rol van betekenis speelt, en waar de bevolking in omstandigheden van onderdrukking en slavernij leeft, zonder de vrijheid van meningsuiting. Wat dat betreft vind ik dat de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Unie zouden moeten worden verbeterd, zodat over de hele wereld democratie en mensenrechten het belang krijgen dat ze verdienen. Een financieringsinstrument dient daarom te worden ingesteld om een bevordering van de waarden en principes van de Unie te vereenvoudigen en te ondersteunen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Om de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Gemeenschap te vergroten, is in 2006 een regelgevingskader voor het plannen en verstrekken van steun vastgesteld. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft uitzonderingen op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Daarom is het belangrijk de desbetreffende bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten die deel uitmaken van bovengenoemd regelgevingskader in overeenstemming te brengen. De wijzigingen gaan niet verder dan nodig is om de doelstellingen die in het Verdrag van de Europese Unie zijn vastgesteld te verwezenlijken en dragen bij aan de noodzaak om deze regelgeving te verduidelijken. Dit waren de factoren die mij ertoe aanzetten om voor te stemmen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Waar het in deze aanbeveling voor een tweede lezing om gaat, is de toepassing van de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen ingevolge artikel 290 van het VWEU op het financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten. Ik heb voorgestemd, omdat ik het er mee eens ben dat het Parlement, in zijn rol van medewetgever, in staat moet zijn op basis van gelijkwaardigheid met de Raad de vaststelling van strategische besluiten voor de tenuitvoerlegging van dit instrument te controleren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Onder invloed van de Juridische Dienst van het Europees Parlement zijn de Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE), de subcommissie mensenrechten (DROI) van de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en de Commissie internationale handel (INTA) een strijd begonnen om medebeslissingsrecht te krijgen op het niveau van de strategische programmering van de financieringsinstrumenten op het gebied van de externe betrekkingen. Het Parlement heeft besloten om het onderhandelingsniveau te verhogen door alle instrumenten als een pakket te behandelen. Afgezien van dit basisconflict, zijn de overige tussentijdse aanpassingen het resultaat van consensus tussen de drie instellingen (met uitzondering van het ICI+). Zoals bleek na de eerste lezing in oktober 2010, worden de onderhandelingen over de "gedelegeerde handelingen" volledig geblokkeerd. Het Parlement heeft daarom besloten: (1) vast te houden aan een gemeenschappelijke handelswijze, dat wil zeggen, het pakket externe instrumenten voor de financiering van hulp bijeen te houden (met inbegrip van het stabiliteitsinstrument – zij het tot nu toe op informele wijze); (2) de standpunten van het Parlement in eerste lezing opnieuw op te voeren in de amendementen voor de tweede lezing, dat wil zeggen, voor alle externe instrumenten voor de financiering van hulp dezelfde amendementen aan te nemen die door de Raad zijn verworpen; en (3) te streven naar een snelle tweede lezing.
Licia Ronzulli (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik steun deze tekst omdat ik van mening ben dat die bij kan dragen aan een verbeterde doeltreffendheid en transparantie van de procedures bij externe hulp van de Europese Unie. Bij de tenuitvoerlegging van bepaalde verordeningen zijn mettertijd namelijk incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor financiering van de Unie. Nu op dit punt duidelijkheid is verschaft dienen we vastbesloten op deze weg door te gaan.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Democratie is meer dan alleen vrije en eerlijke verkiezingen. Er kan pas sprake zijn van een democratische samenleving als de mensenrechten worden ondersteund en verdedigd. De Europese Unie heeft vaak vooraan gestaan om als eerste mensenrechtenschendingen buiten de Europese Unie te veroordelen, zoals toen zij maandag instemde met de oplegging van sancties tegen het regime van president Loekasjenko, of toen zij mensenrechtenschendingen in Egypte en Tunesië veroordeelde. Als het gaat om schending van de mensenrechten binnen de Europese Unie, zijn we echter niet zo snel. Dat verzwakt de positie van de Europese Unie. De buitenlandse financieringsinstrumenten van de Europese Unie, zoals het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het stabiliteitsinstrument hebben enorm veel potentieel. De Europese Unie zou zich echter moeten richten op het versterken van het recht binnen haar grenzen, alsook het vergroten van de transparantie en aansprakelijkheid in openbare diensten. Ik ben van mening dat democratisering en de verkiezingsprocedure ook belangrijk zijn voor armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling, vrede en stabiliteit. Als we er niet in slagen om mensenrechten en democratie te garanderen, lopen we het risico nog veel verder van huis te raken. Het is belangrijk voor de Europese Unie om een goede reputatie op het gebied van mensenrechten te hebben als zij het potentieel van de financieringsinstrumenten voor haar externe optreden optimaal wil benutten.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Gay Mitchell (A7-0006/2011)
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Het Parlement moet het standpunt dat het in eerste lezing had ingenomen herbevestigen, zonder in deze fase in te gaan op individuele aanpassingen. Gelet op het feit dat geen alternatieve procedure is voorgesteld en dat slechts enkele technische aanpassingen van het Parlement zijn goedgekeurd en aangezien de Raad van het Parlement vraagt om vóór eind 2010 het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te accepteren, zonder enkele onderhandeling om gezamenlijk vast te stellen welk moment het meest geschikt is om zijn standpunt mee te delen, zoals is vereist bij artikel 20 van het akkoord over goede interinstitutionele samenwerking op het gebied van medebeslissing, keur ik dit verslag goed, zodat het standpunt van het Parlement, voor wat betreft de gedelegeerde handelingen, zo spoedig mogelijk kan worden vastgesteld en bij de tweede lezing opnieuw kan worden opgevoerd.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Om de communautaire buitenlandse hulp doelmatiger en transparanter te maken, is in 2006 een nieuw kader voor de planning en de uitvoering van de hulp vastgesteld, meer bepaald Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen, Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument, Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, Verordening (EG) nr. 1889/2006, en Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordeningen zijn incoherenties gebleken wat betreft de uitzondering op het beginsel dat de kosten die voortvloeien uit belastingen, heffingen, rechten en andere fiscale lasten niet in aanmerking komen voor communautaire financiering door de Unie. Het is daarom noodzakelijk de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 1889/2006 te wijzigen en met de andere instrumenten in overeenstemming te brengen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ter ondersteuning van deze wetgevende aanbeveling voor de tweede lezing, is het mijn bedoeling te garanderen dat de wetgevende rol die het Verdrag van Lissabon aan het Europees Parlement toekent, niet wordt gedevalueerd door de onverzettelijkheid van de Raad. De weigering van de Raad om het Parlement de juiste rol te verlenen in de tenuitvoerlegging van de financieringsinstrumenten conform artikel 290 VWEU lijkt me onwettig. De koppige hardnekkigheid waarmee de Raad de oplossing van de "gedelegeerde handelingen" tegenhoudt, blokkeert verschillende belangrijke wetgevende processen. Het Parlement dient op een verantwoorde wijze te worden geïnformeerd, om ook op een verantwoorde wijze te kunnen besluiten, en in het geval van de gedelegeerde handelingen moet het zijn bevoegdheden om deze delegatie te herroepen volledig handhaven. Het geven van een blanco cheque aan andere instellingen, waarbij het Parlement wordt uitgesloten, betekent dat deze instelling niet langer toezicht kan houden op de toekenning van middelen en sectorale prioriteiten in verband met ontwikkelingssamenwerking.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) De maatregelen die de Europese Unie voorziet in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking beschouw ik als nuttig, met name de maatregelen ter ondersteuning van kleine boeren en kleine boerenbedrijven. Het gaat om maatregelen met het oog op sociale flexibiliteit, maar ook economische diversificatie in de doelgebieden, of investeringen met het oog op versterking van het concurrentievermogen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon, controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De betreffende wijziging is ogenschijnlijk technisch van aard en komt voort uit het verschil in interpretatie van de Raad en de Commissie aan de ene zijde en het Parlement aan de andere zijde aangaande de toepasbaarheid van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de indicatieve meerjarenprogramma's. De "gedelegeerde handelingen" (artikel 290 VWEU) verlenen aan de twee takken van de wetgevende macht de bevoegdheid om de voorstellen van de Commissie te blokkeren of de delegatie in te trekken.
Niettegenstaande die kennelijk technische aard, vindt een en ander zijn oorsprong in de verschillende interpretaties van hoe ver op grond van het nieuwe Verdrag de controlebevoegdheid van het Parlement reikt als het gaat om handelingen van de Commissie. De goedkeuring met algemene stemmen in de commissie bevestigt dat de onderhavige interpretatie het meest in overeenstemming is met de noodzaak de democratische voorrechten van het Parlement te beschermen met betrekking tot de controle op strategische besluiten over hoe de ontwikkelingshulp wordt toegekend.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de goedkeuring van de aanbeveling van het Europese Parlement voor een tweede lezing ten aanzien van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, ben ik het eens met de noodzaak om, met urgentie, de wijziging van de Verordening (EG) nr. 1905/2006 uit te voeren, zodat interinstitutionele conflicten worden vermeden, die op geen enkele manier bijdragen aan de verbetering van het imago van de Europese instellingen en slechts bijdragen aan het vertragen van de toekenning van fondsen binnen de verschillende processen van ontwikkelingssamenwerking.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In deze tweede lezing werd de discussie overheerst door de mogelijkheid de vaststelling van niet-wetgevingshandelingen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling, zijnde de zogenaamde "gedelegeerde handelingen", over te dragen aan de Commissie. Het bespoedigen van bepaalde procedures die garanderen dat de onmisbare hulp aan de ontwikkelingslanden op tijd bij de doelgroepen terechtkomt, is zeker een aandachtspunt waarmee rekening moet worden gehouden. Een ander punt is de garantie dat de Commissie opereert binnen de strikte kaders van de bevoegdheidsdelegatie die haar is toegekend (en welke, volgens de voorziene regels, kan worden ingetrokken), en dus niet haar boekje te buiten gaat, en de garantie dat de bevoegdheden van het Parlement en de Raad zodoende naar behoren worden gewaarborgd.
Maar in de discussie over het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking staat er meer op het spel dan de kwestie van de "gedelegeerde handelingen". In concrete zin mag dit onderwerp ons niet verhinderen na te denken over een fundamentele kwestie: die van de kan die het samenwerkingsbeleid van de EU op moet. Daarom kunnen wij niet nalaten de wijze af te keuren waarop de Commissie heeft getracht de ontwikkelingslanden, ondanks hun grote verzet daartegen, vrijhandelsverdragen op te leggen, en zo, impliciet of expliciet, de hulp deels van voorwaarden te voorzien, in een daad van onacceptabele chantage.
Barbara Matera (PPE) , schriftelijk. – (IT) Bij de interinstitutionele onderhandelingen over de externe financieringsinstrumenten gaat het om daadwerkelijke parlementaire, democratische controle op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving. Artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt het Parlement in staat bepaalde voorstellen van de Commissie over hoe en waar het geld wordt besteed te verwerpen of te herroepen. De middelen waarover we hier spreken zijn bestemd voor bijvoorbeeld het organiseren van het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland of het bevorderen van mensenrechten in Tunesië. Ik ben van mening dat de Raad snel moet handelen, zodat er een oplossing kan worden gevonden en de middelen zo spoedig mogelijk beschikbaar zullen komen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verschil in interpretatie van artikel 290 VWEU, die tussen het Europese Parlement en de Raad bestaat, brengt mij ertoe deze wetgevende aanbeveling te steunen. De Raad schijnt de wetgevende rol van het Parlement, vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, te zijn vergeten, maar hij kan er niet omheen. De onverzettelijkheid van de Raad blokkeert een reeks van wetgevende procedures, en daar schiet de EU niets mee op. De ontwikkelingssamenwerking met landen met zogenaamde 'opkomende economieën' is van groot belang voor de EU. Dit verklaart mijn stem.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Ik stem voor, want ik ben ervan overtuigd dat er extra bonussen en extra impulsen moeten worden gegeven om de ontwikkeling van de industrie, de wetenschap, de vervoerssector en de energiesector te stimuleren. Op grond van het meest opmerkelijke voorbeeld uit het verleden (het Marshallplan) moeten we proberen de vraag vanuit de industrie en de consument op te voeren, en dat moeten we doen door innovatie middels nieuwe technologieën en de wetenschap aan te moedigen en pioniers op het gebied van technologie te financieren.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Net als bij het verslag-Gál/Lochbihler heeft het voorgestelde amendement met betrekking tot de verordening tot instelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking betrekking op een verbetering van de efficiëntie door middel van gedelegeerde handelingen die door de Commissie worden vastgesteld. Ik heb mijn steun aan dit verslag gegeven omdat de amendementen leiden tot meer controlebevoegdheden van het Europees Parlement.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb gestemd voor de wijziging in de verordening voor een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, omdat ik samenwerking zie als een belangrijk deel van het beleid van externe actie en betrekkingen van de EU. Ik ben van mening dat het beleid van de Europese Unie grotendeels gericht moet zijn op een inhoudelijke integratie met de ontwikkelingslanden door middel van de invoering van een toereikend specifiek financieringsinstrument. Op dit moment staan ontwikkeling en economische groei aan de basis van de goede werking van een land. Daarom is de bevordering van specifiek daarop gerichte maatregelen noodzakelijk, zodat een stabiele samenwerking met risicolanden bereikt kan worden. De financiële steun die aan deze landen verleend zal worden dient gericht te zijn op serieuze en concrete hulp, zodat deze landen op den duur economisch onafhankelijk kunnen worden van internationale steun.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Overeenkomstig de redenen die mijn ondersteunende stem voor het eerdere verslag, A7-0014/2011, verantwoordden, stem ik ook voor het huidige verslag A7-0006/2011. Waar het in beide gevallen om gaat is een meningsverschil over de volledige uitvoering van het Verdrag van Lissabon. In feite kan noch mag het Europees Parlement zich, op dit moment van juridische overgang, de bevoegdheden die het in het Verdrag van Lissabon zijn toegekend, laten ontgaan. Het centrale aspect van de wetgevende aanbeveling die door de rapporteur in dit proces wordt voorgesteld, betreft eigenlijk niet de basis van de verordening betreffende een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Haar belangrijkste doel bestaat erin de democratische voorrechten van het Europees Parlement overeenkomstig het Verdrag te beschermen.
In zijn rol van medewetgever moet het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad de vaststelling van strategische beslissingen over waar en hoe de ontwikkelingshulp wordt besteed, kunnen controleren. Hiertoe neemt de rapporteur in overweging dat, vanuit een technisch perspectief, een aantal besluiten die gewoonlijk tot de verantwoordelijkheid van de Commissie behoren voor de uitvoering van de basishandeling, voldoen aan de criteria om te worden beschouwd als "gedelegeerde handelingen" (artikel 290 van het VWEU). Dit geeft de beide wetgevende organen de reële mogelijkheid om zich te verzetten tegen bepaalde ontwerpbesluiten voorgesteld door de Commissie, of zelfs de delegatie in te trekken.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft de vermindering en uiteindelijk de uitbanning van de armoede tot doel. Ik wil in deze zitting benadrukken dat de financiële steunmaatregelen die in het kader van het programma zullen worden vastgesteld, tot doel zullen hebben de levensstandaard en de leefomstandigheden van de bevolking in bananenproducerende gebieden en in de bananenwaardeketens, in het bijzonder kleine telers en kleine bedrijfseenheden, te verbeteren en te zorgen voor de naleving van de arbeidsnormen en van de normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, alsmede van milieunormen, op het punt van met name gebruik van en blootstelling aan pesticiden. De maatregelen moeten daarom de aanpassing ondersteunen en, voor zover relevant, de reorganisatie omvatten van gebieden die afhankelijk zijn van de bananenuitvoer. Dat zal gebeuren in de vorm van begrotingssteun voor specifieke sectoren of maatregelen voor specifieke projecten.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze aanbeveling voor de tweede lezing gaat het in het bijzonder over de tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking via de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het VWEU). Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ik het ermee eens ben dat het Parlement, als medewetgever, op voet van gelijkheid met de Raad controle moet kunnen uitoefenen als er strategische besluiten worden genomen over de vraag waar en hoe geld voor ontwikkelingshulp wordt besteed.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Een sterkere democratische controle over de financiering van de bevordering van mensenrechten is een concrete doelstelling die we moeten behalen. Dit kan echter alleen gebeuren met onze directe betrokkenheid: als medewetgever moet het Europees Parlement directe inspraak hebben in de beslissingen over financiële steun aan de ontwikkeling van derde landen. Door aan het Parlement de bevoegdheden over de zogeheten "gedelegeerde handelingen" toe te kennen, zou worden bijgedragen aan de verkleining van het democratisch tekort in het besluitvormingsproces van de Europese Unie. Al in oktober 2010 heeft een ruime meerderheid van het Parlement zich geschaard achter het principe de gedelegeerde handelingen ook toe te passen op de beslissingen met betrekking tot de financiering van derde landen, zodat het Parlement er zijn vetorecht over kan uitoefenen. De uitkomst van de onderhandelingen over het gebruik van deze instrumenten zal een belangrijk precedent scheppen: als we deze slag verliezen zouden we genoodzaakt kunnen worden een nieuw verdrag af te wachten, om de prerogatieven te krijgen die het Verdrag van Lissabon ons nu al toekent.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Commissie heeft een technische wijziging voorgesteld van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) met de bedoeling om de flexibiliteit, de doeltreffendheid van de uitvoering en de coördinatie met andere financiële mechanismen te vergroten. De onrust die in veel Arabische landen, met name Tunesië en Egypte, momenteel wordt ondervonden, geeft de noodzaak aan om initiatieven te ondersteunen die de bevordering van democratische waarden en de mensenrechten ten doel hebben.
Daarom beschouw ik het van eminent belang dat dit financieringsinstrument maatschappelijke organisaties, bepaalde staten en personen ondersteunen, zonder dat voorafgaande goedkeuring van de afzonderlijke nationale regeringen noodzakelijk is. Gegeven het beperkte budget voor het EIDHR, dient het uitsluitend te worden aangewend voor initiatieven die de mensenrechten en de democratie bevorderen. Echter, het spijt mij te moeten signaleren dat de Raad weigert om artikel 290 van het VWEU toe te passen, die aan de Commissie de bevoegdheid overdraagt om "niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling". De introductie van de regelgevingsprocedure met betrekking tot de controle op de strategische documenten en de meerjarige samenwerkingsprogramma's in het kader van het EIDHR zou het Europees Parlement in dit verband meer macht geven, conform het VWEU.
- Aanbeveling voor tweede lezing - Helmut Scholz (A7-0005/2011)
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) Het voorstel van de Commissie omvat niet minder dan vier aparte financieringsinstrumenten. Zij richten zich op verschillende marktsectoren. Voor elk van de instrumenten zijn er rechtvaardigingen die geloofwaardig klinken. Bij elkaar genomen, zijn ze echter allemaal op hetzelfde gericht. De bedoeling is de politieke agenda en agenda van het buitenlandse beleid van de Europese Commissie vooruit te brengen en te bevorderen. Zelfs de commissaris voor Handel, de heer De Gucht, geeft in het debat toe dat "zij een heel scala van Europese beleidsdoelstellingen, met inbegrip van handel, steunen en ons in staat stellen om betekenisvolle spelers te blijven op het gebied van het buitenlands beleid". En we weten inmiddels wie voor dit alles betaalt. De belastingbetaler die het toch al moeilijk heeft, en natuurlijk en zoals gebruikelijk de Britse belastingbetaler in onevenredige mate. De kosten van dit alles zijn onbekend, ondanks onze zware inspanningen. De Commissie gaat opnieuw verkwistend en onverantwoord om met het geld van andere mensen. Om deze reden hebben wij geen van de voorstellen gesteund en hebben wij ons van stemming onthouden.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Aangezien het Parlement en de Raad gezamenlijk beslissingen nemen zowel over de doelstellingen als over de inhoud, en in aanmerking nemende dat de Raad zijn standpunt op 10 december 2010 heeft bepaald, overigens zonder de amendementen van het Parlement in aanmerking te nemen over de procedures die van toepassing zijn voor de goedkeuring van programma's en het functioneren, stem ik ermee in dat het standpunt van het Parlement in eerste lezing opnieuw wordt opgevoerd, om ervoor te zorgen dat het Parlement op gelijke voet met de Raad/de lidstaten wordt behandeld en dat in de programmeringstructuur van ICI rekening wordt gehouden met de door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde veranderingen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor de aanbeveling tot instelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen. De primaire doelstelling van Verordening (EG) nr. 1905/2006 is het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het toepassingsgebied voor de geografische programma's met ontwikkelingslanden en -regio's in het kader van die verordening is bovendien beperkt tot de financiering van maatregelen die voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA-criteria) die zijn vastgesteld door de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC). Het is in het belang van de Unie haar betrekkingen met de ontwikkelingslanden te verdiepen, omdat zij belangrijke bilaterale partners en spelers in multilaterale fora en mondiale bestuursstructuren zijn. De Unie heeft er strategisch belang bij relaties van verscheidene aard met deze landen te onderhouden, met name wat betreft economische, commerciële, academische, zakelijke en wetenschappelijke uitwisselingen. Daarom moet een financieringsinstrument worden ingesteld voor dergelijke maatregelen, die in beginsel geen officiële ontwikkelingshulp zijn volgens de ODA-criteria, maar die van doorslaggevende betekenis zijn voor het consolideren van de betrekkingen en een belangrijke bijdrage leveren aan de vooruitgang van de betrokken ontwikkelingslanden. In de samenwerking van de Unie moet rekening worden gehouden met de inspanningen die de begunstigde landen leveren om de internationale overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie na te leven en bij te dragen aan de verwezenlijking van de mondiale doelstellingen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Lara Comi (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik sta volledig achter de keuze voor het herindienen van de amendementen die we eerder al in de eerste lezing hadden aangenomen maar die zijn afgewezen door de Raad.
Het voorstel, dat bekeken moet worden vanuit de context van de interinstitutionele onderhandelingen over het gebruik van gedelegeerde handelingen voor de financiering van extern optreden, beoogt de prerogatieven van het Parlement waarin wordt voorzien door het Verdrag van Lissabon te beschermen, en een doeltreffend toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving te garanderen.
Door zich te verzetten tegen de toepasbaarheid van de procedure overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in verband met de instrumenten die nu worden besproken, weigert de Raad dus, onterecht, de rol te erkennen die het Parlement, als medewetgever, in het nemen van strategische beslissingen over het beheer van financieringsinstrumenten toekomt. Bovendien leidt het tot de legitimatie van een onacceptabel democratisch tekort in de toepassing van de communautaire wetgeving. Met zijn afwijzing gaat de Raad tegen de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon in.
Om redenen van politieke en juridische doelmatigheid acht ik het dus van cruciaal belang aan te dringen op de goedkeuring van de voorgestelde amendementen om de rol van het Parlement te versterken en te garanderen dat het Parlement op voet van gelijkheid met de Raad komt te staan in termen van onderling respect voor elkaars bevoegdheden en in navolging van de met het Verdrag van Lissabon ingevoerde wetswijzigingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik acht het essentieel dat Europa met bepaalde regionale en mondiale actoren krachtige betrekkingen aangaat, hen ondersteunt en nauwe politieke en economische banden met hen aanknoopt. Ik roep in het bijzonder twee landen in herinnering waarmee Portugal krachtige historische en gevoelsmatige banden heeft, Brazilië en Angola, twee belangrijke mondiale spelers, in respectievelijk Zuid-Amerika en Afrika, die door de EU steeds meer als partners moeten worden gezien.
In de wetenschap dat de primaire en overkoepelende doelstelling van Verordening (EG) nr. 1905/2006 het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling is, beperkt de samenwerking zich, in essentie, tot de financiering van maatregelen die voldoen aan de vastgestelde criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA-criteria). In veel gevallen worden hierdoor andere acties uitgesloten die niet binnen het kader van de ODA vallen, maar die niettemin essentieel zijn in het kader van de buitenlandse politiek van de Unie.
Precies voor het reguleren van deze activiteiten – met inbegrip van economische, commerciële, academische, zakelijke en wetenschappelijk afspraken en uitwisselingen – met landen in ontwikkeling, is dit voorstel voor het aannemen van de onderhavige verordening ingediend, waarbij serieus rekening wordt gehouden met de voorstellen van het Parlement.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft de taak en de plicht de bepalingen te verdedigen op grond waarvan het zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van het Verdrag van Lissabon kan uitoefenen. Naast het belang van dit ondersteunende instrument voor opkomende landen – in het bijzonder in Afrika en in Latijns-Amerika – dat de rol van de Europese Unie bevestigt als stimulator van ontwikkeling en maatschappelijke vrede binnen de mondiale context, benadruk ik de noodzaak dat het Europees Parlement wordt voorzien van de beste informatie om het goede gebruik te kunnen waarborgen van dit soort middelen die bedoeld zijn om de samenwerking te stimuleren voor de ontwikkeling in derdewereldlanden. Ik onderstreep het belang van de ingezette strategieën op de gebieden van hernieuwbare energie, het milieubeschermingsbeleid, cultuur en de kleine en middelgrote bedrijven, als ook het belang om maatregelen te nemen om crises op het gebied van voedsel en grondstoffen te vermijden.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, in aanvulling op Europese ontwikkelingshulp. De financiering is bedoeld ter ondersteuning van de economische, financiële, technische, culturele en academische samenwerking met de partnerlanden en om de economische banden en bilaterale overeenkomsten met deze landen te versterken. In deze teksten vragen we ook om beter geïnformeerd te worden over de gefinancierde maatregelen, maar ook om erbij betrokken te worden in een vroeg stadium, als programma's worden uitgewerkt, en in een later stadium, als deze programma's worden geëvalueerd, na een uitvoering van meerdere jaren in sommige gevallen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verschil in interpretatie van artikel 290 VWEU, die tussen het Europese Parlement en de Raad bestaat, brengt mij ertoe deze wetgevende aanbeveling te steunen. De Raad schijnt de wetgevende rol van het EP, vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, te zijn vergeten, maar hij kan er niet omheen. De onverzettelijkheid van de Raad blokkeert een reeks van wetgevende procedures, en daar schiet de EU niets mee op. De samenwerking tussen de geïndustrialiseerde landen is van een enorm belang voor de economie van de EU. Dit verklaart mijn stem.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Door de huidige maatregelen zijn nauwelijks verbeteringen tot stand gebracht. Integendeel, wij hebben regeringen afhankelijk van onze steun gemaakt. Nog erger is dat miljoenen euro's aan ontwikkelinghulp vaak verdwijnen als gevolg van corruptie of doorgesluisd worden naar bankrekeningen van dictators in de derde wereld. Als gevolg hiervan is ontwikkelingshulp niet alleen ineffectief, maar soms zelfs schadelijk omdat de specifieke problemen van een land niet worden aangepakt. Daarnaast is er sprake van een gebrek aan coördinatie en controle. Of een Europees financieringsinstrument voor ontwikkeling en mensenrechten hierin enige verandering brengt, waag ik zeer te betwijfelen. Wanneer wij aan de ene kant kleinschalige landbouwers in Afrika geld geven, maar die steun aan de andere kant met gesubsidieerde landbouwproducten weer volledig ondermijnen, gooien wij uiteindelijk geld van de Europese belastingbetalers uit het raam. Vanwege mijn twijfels over de levensvatbaarheid van het geplande financieringsinstrument, heb ik mij van stemming onthouden.
Alfredo Pallone (PPE) , schriftelijk. – (IT) Mijn beslissing te stemmen voor de vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, die door een overgrote meerderheid gedeeld wordt, volgt in zijn geheel de algemene lijn om artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen. Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, mogen de voorwaarden van artikel 290 niet het onderwerp worden van politieke koehandel of andere speciale regelingen.
Ik ben van mening dat de samenwerking met industrielanden een noodzakelijk te zetten stap is voor de Europese Unie, opdat alle lidstaten gebruik kunnen maken van een financieringsinstrument dat zal bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de Unie. In de huidige situatie dient de EU te werken aan een toekomst van veranderingen, economische ontwikkeling en welvaart. Een samenwerking met industrielanden zou dit proces eenvoudiger en gemeenschappelijker maken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds 2007 heeft de Gemeenschap haar geografische samenwerking met ontwikkelingslanden in Azië, Centraal-Azië en Latijns-Amerika en met Irak, Iran, Jemen en Zuid-Afrika gestroomlijnd door middel van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. De belangrijkste doelstelling van deze verordening is het uitbannen van armoede door de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. In het licht van de nieuwe bevoegdheden die door het Verdrag van Lissabon aan het Europese Parlement zijn toegekend, kondigt de rapporteur de noodzaak aan om Verordening (EG) nr. 1905/2006 te wijzigen door zijn geografische toepassingsgebied uit te breiden en, tegelijkertijd, het Europees Parlement in het centrum van de besluitvorming te plaatsen, op voet van gelijkheid met de Raad. Deze bedoeling lag ten grondslag aan de voorgestelde wijzigingen. Ik onderstreep de toekenning van de bevoegdheid aan de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het VWEU. Deze wijziging zal ervoor zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met het Parlement in alle fasen van het proces, van de onderhandelingen tot aan de goedkeuring. Dit zal de EU democratischer maken en meer legitimiteit verlenen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Waar het in deze aanbeveling voor een tweede lezing om gaat, is de toepassing van de procedure met betrekking tot gedelegeerde handelingen ingevolge artikel 290 van het VWEU op het financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden. Ik heb voorgestemd, omdat ik het van vitaal belang acht dat het Parlement op gelijke voet met de Raad wordt behandeld en dat in de programmeringsstructuur van dit financieringsinstrument rekening wordt gehouden met de door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde veranderingen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd, overwegende dat het aanbevelingen bevat voor de Commissie en de Raad die van fundamenteel belang zijn voor een rechtvaardige compensatie van de negatieve gevolgen van de vastgestelde overeenkomsten, met name voor de effecten op de ultraperifere gebieden van Europa.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over de sluiting van een overeenkomst inzake de handel in bananen. Ik ben blij dat er een einde komt aan een van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Ik ben van mening dat het bereikte akkoord een oplossing is, maar de rechtmatige belangen van alle partijen niet volledig met elkaar heeft kunnen verzoenen, en daarom vraag ik de Commissie om zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling voor te leggen van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020. Ik ben blij dat de verbintenissen inzake markttoegang voor bananen die de EU met deze overeenkomst aangaat de definitieve verbintenissen zijn die zullen worden opgenomen in de slotakte van de volgende met succes afgeronde multilaterale onderhandelingsronde over landbouwproducten in het kader van de WTO (Doharonde). Ik wil benadrukken dat de bereikte overeenkomst een stap voorwaarts is in de besprekingen in het kader van de Doharonde, maar slechts een beperkte stap, omdat de problemen die zich daar voordoen het bananendossier ruimschoots overstijgen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de goedkeuring van deze overeenkomst over de bananenhandel, maar benadruk dat we op de belangen van alle partijen moeten letten. Producenten van de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), de Europese Unie en haar ultraperifere gebieden kunnen in aanzienlijke mate worden getroffen. Het is van fundamenteel belang dat de Commissie een effectbeoordeling voorlegt van de gevolgen van deze overeenkomst. Het is van even groot belang dat de EU de hulp aan de belangrijkste ACS-landen die bananen exporteren vergroot, hulp die wordt gericht op een versterking van het concurrentievermogen, economische diversiteit en beperking van de sociale gevolgen van de aanpassing.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over de sluiting van de overeenkomst inzake de handel in bananen, omdat deze overeenkomst een einde maakt aan een geschil dat bijna twintig jaar heeft geduurd en een stap voorwaarts is richting de afronding van de Doharonde.
Bij dit akkoord heeft men besloten tot tariefverlagingen voor bananenexporteurs uit Latijns-Amerika, samen met financiële steun gewijd aan een groter concurrentievermogen voor bananenproducenten uit de groep landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen).
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het is belangrijk om een einde te maken aan het aanslepende geschil in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over het invoertarief voor bananen, en daarvoor moest de Overeenkomst van Genève inzake invoertarieven en handel uit 2009 worden geratificeerd. Het is ook belangrijk om erop te wijzen dat de ACS-landen wegens de vorige overeenkomst afhankelijk werden van een eenzijdige productie van bananen, in plaats van er een veelzijdigere productie op na te houden, en dat ze daardoor kwetsbaarder werden. Dankzij de door ons besloten periode waarin de invoertarieven geleidelijk worden afgebouwd, krijgen deze landen steun om andere productiemogelijkheden te verkennen. Die steun is belangrijk en we hebben er begrip voor dat de aanpassing tijd kan vergen. De aanpassing is echter noodzakelijk omdat de ACS-landen anders het risico lopen om met een eenzijdige productie van bananen te blijven zitten, waarmee ze er ondanks de handelspreferenties niet in zijn geslaagd om concurrerend worden op de interne markt van de EU.
Wij willen met name benadrukken dat, als we de ACS-landen echt willen helpen om zich aan te passen, het effectiever zou zijn om de coördinatie te verzekeren van het landbouw-, handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU met het oog op vrije en eerlijke handel, dan gedurende de overgangsperiode hogere compensatie te vragen uit de EU-begroting.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, steunen de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten en diverse Latijns-Amerikaanse landen, alsmede het feit dat de ACS-landen steun zullen ontvangen via het programma van begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM). De formuleringen met betrekking tot het optrekken van de landbouwsteun die via het POSEI-budget wordt gegeven aan producenten in de EU die gevolgen ondervinden van de overeenkomst, steunen wij evenwel niet. Wij zijn van mening dat er geleidelijk een einde moet worden gemaakt aan de EU-landbouwsteun.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De op 15 december 2009 bereikte overeenkomst tussen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten met betrekking tot de douanerechten op de invoer van bananen, lijkt voordelen te hebben, maar komt niet helemaal tegemoet aan de rechtmatige eisen van alle partijen. Het lijkt derhalve belangrijk bepaalde activiteiten te verrichten die een betere toepassing van de overeenkomsten beogen op verschillende gebieden, met name een effectbeoordeling van de gevolgen voor de ontwikkelingslanden die bananen produceren en voor de ultraperifere regio's van Europa, een beoordeling van de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM) achttien maanden voor de afloop van het programma, het voorstellen van maatregelen samen met de ACS-landen om de landen te steunen die sterk afhankelijk zijn van de bananenteelt bij de diversificatie van hun economieën, evenals het herzien en aanpassen van het steunpakket voor producenten van de EU zoals voorzien in het POSEI-budget, met name de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Het zijn deze en andere maatregelen van vergelijkbaar belang die de belangrijkste punten van deze resolutie vormen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De Overeenkomst van Genève, die op 15 december 2009 door de EU en de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen is ondertekend, heeft een einde gemaakt aan een lang slepend conflict binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De onderhandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van de Doharonde, en er hebben niet alleen Latijns-Amerikaanse landen aan deelgenomen, maar ook landen uit Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Verenigde Staten (die hebben toegezegd het bij de WTO aangespannen geschil over de regeling voor de invoer van bananen in de EU te staken). Dat zijn allemaal landen waarmee de EU handelsbetrekkingen onderhoudt. Het is de bedoeling dat de EU de invoerrechten op bananen over een periode van zeven jaar geleidelijk aan verlaagt.
Ik ben daarom tevreden over de door de Commissie gevoerde onderhandelingen, en ik hoop dat deze akkoorden over de bananenhandel – de Overeenkomst van Genève en de Overeenkomst tussen de EU en de VS – zo snel mogelijk zullen worden afgerond. Ik hoop verder dat deze akkoorden zullen bijdragen tot meer mededinging en een sterker gediversifieerd economisch beleid, en voorts dat ze de prestaties van de zich ontwikkelende landen die bij deze akkoorden betrokken zijn zullen verbeteren, zowel in sociaal als in economisch en ecologisch opzicht. We mogen intussen de steun die in het kader van POSEI aan de bananenproducerende ultraperifere regio's van de EU wordt verleend niet uit het oog verliezen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De amendementen die wij hebben voorgesteld en die door de meerderheid van dit Parlement zijn verworpen geven beknopt weer waarom we uiteindelijk tegen deze resolutie hebben gestemd. Dat er aan dit handelsconflict een einde is gemaakt, is op zich nog geen reden om tevreden te zijn. Het hangt er namelijk vanaf hoe het geschil is opgelost, wie er bij deze definitieve oplossing heeft gewonnen en wie verloren, en of die oplossing wel rechtvaardig is. En dat is wat de meerderheid van dit Parlement niet lijkt te willen inzien. Het einde van dit conflict dient de belangen van de Amerikaanse multinationals in deze sector, met alle negatieve gevolgen van dien voor de producenten in de EU en de ACS-landen, in de eerste plaats de kleine en middelgrote producenten.
In deze resolutie wordt dat ook erkend. Niet zonder enige hypocrisie overigens: degenen die haar hebben voorgesteld zijn dezelfden die hun steun hebben uitgesproken voor de Overeenkomst die voornoemde negatieve gevolgen teweegbrengt. Dat zijn de mensen die nu vrome twijfels uitspreken over die gevolgen, terwijl ze die toch zelf door hun stem mogelijk hebben gemaakt. Dat zijn ook de mensen die nu oproepen tot een onderzoek naar de impact van de Overeenkomst (maar niet willen wachten op de resultaten van dat onderzoek alvorens diezelfde overeenkomst te steunen). En dat zijn de mensen die oproepen tot eerbiediging van de agenda voor waardig werk van de IAO, maar wel meezingen in de toonaard die de WTO aangeeft en daarbij de ogen sluiten voor de berichten over schendingen van de mensenrechten door Amerikaanse multinationals in Latijns-Amerikaanse landen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Brussel is wederom gezwicht voor niet-Europese belangen en heeft vaarwel gezegd tegen de beginselen die hij beweert te verdedigen op het gebied van ontwikkeling, maatschappelijke en milieuclausules, ondersteuning van zijn overzeese gebieden, enzovoort. Er blijft geen enkel beginsel en geen enkele waarde overeind staan tegenover de wil om alle naties de wetten van de markt en de vrijhandelspolitiek op te leggen, ongeacht de economische en maatschappelijke gevolgen ervan.
De Overeenkomst van Genève gaat geen einde maken aan de handelsoorlog die ons tegenover elkaar zet, tegenover de Verenigde Staten eigenlijk, aangezien de Commissie op hetzelfde moment dat zij de bananensector verkocht in Europa en in de ACS-landen, in ruil voor de stopzetting van de juridische geschillen voor de WTO, in onderhandeling was over nog winstgevendere overeenkomsten met een handjevol landen in Midden- en Zuid-Amerika. Wie gelooft er nu echt dat de ondertekenaars van de Overeenkomst van Genève het heel lang zullen pikken om als ondergeschikten te worden behandeld?
We moeten communautaire preferentie toepassen en onze maatschappelijke, milieu- en veiligheidsnormen opleggen aan diegenen die naar ons willen exporteren. We moeten reciprociteit en toegang tot buitenlandse markten eisen voor onze eigen producten. We moeten een einde maken aan deze vrije val naar een gemondialiseerde vrijhandel waar niemand bij gebaat is, behalve misschien China.
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) De leden van het Europees Parlement hebben een resolutie aangenomen tot steun van de 'Overeenkomst van Genève', die geacht wordt een einde te maken aan de 'bananenoorlog'. In werkelijkheid vormt deze overeenkomst een rechtstreekse bedreiging voor alle Europese producenten, maar vooral voor de Franse overzeese producenten, wanneer verschillende Latijns-Amerikaanse landen bovendien opnieuw onderhandeld hebben over extra kortingen of zelfs nulquota. Dit schandaal laat zien dat zij deze kwestie nog lang niet hebben opgelost, maar een nieuwe beerput hebben geopend die ervoor zal zorgen dat wij op handelsgebied nog verder onder de voet gelopen zullen worden, niet alleen met betrekking tot bananen, maar ook voor andere landbouwproducten. Doordat ze gezien worden als de geldkoe van de wereld, worden Europa en Frankrijk aan handen en voeten gebonden volledig overgeleverd aan de totale openstelling van onze markten met de misdadige goedkeuring van politieke leiders die zijn onderworpen aan de mondialistische en ultraliberale pro-Europeanen. In plaats van invoertarieven te verlagen, moeten we een verstandig beschermingsbeleid invoeren aan onze economische grenzen. Dat is een van de manieren, in het hart van de internationale handelsoorlog, om Franse landbouwers en banen in de landbouwsector te beschermen, met name in de overzeese gebieden, waar de economische en sociale situatie al rampzalig genoeg is.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd en voor de amendementen 7 en 11. Amendement 7 vestigt de aandacht op het feit dat enkele Latijns-Amerikaanse landen na de WTO-overeenkomst aanvullende voordelen in de wacht hebben gesleept, door via onderhandelingen vrijhandelsovereenkomsten te sluiten, en dat deze overeenkomsten de positie van de ACS-landen verder verzwakken. Amendement 11 vestigt de aandacht op zorgen met betrekking tot de mensenrechten in Colombia en Honduras.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie is een hoop loze praat om de mensen te doen vergeten dat het Parlement alleen mag aannemen of verwerpen. De resolutie doet echter wel iets anders: het laat de onderwerping aan de Verenigde Staten en hun multinationals, die tot de wreedste en meest meedogenloze ter wereld behoren, aanvaardbaar klinken. Er wordt met geen woord in gerept over Honduras, hoewel dat land wordt geleid door een coupregime.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben heel tevreden dat er een eind gekomen is aan één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Ik geloof wel dat dit akkoord niet volmaakt is, en dat het in de toekomst tot problemen kan leiden. Daarom dring ik erop aan dat de Commissie zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling voorlegt van de gevolgen van de Overeenkomsten inzake de handel in bananen voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020, zodat we de moeilijkheden die deze landen ondervinden, kunnen doorgronden en daarop een reactie kunnen formuleren. Indien nodig zal het POSEI-programma moeten worden aangepast en versterkt.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik ben het eens met de verwijzingen in de resolutie naar het belang van bananen voor de ultraperifere gebieden van de Europese Unie zoals de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira waar de banaan een sleutelrol speelt in de landbouwsector. Ik ben bovendien blij met de extra steun voor de bananenproducenten in deze gebieden. Ik steun de resolutie echter niet omdat, net als bij andere vrijhandelsovereenkomsten die de Europese Unie heeft ondertekend, er geen rekening gehouden wordt met de zorgwekkende situatie van de landbouwers in ontwikkelingslanden en de negatieve gevolgen voor de bevolking. In de resolutie wordt ook geen gewag gemaakt van de traceerbaarheid van de producten en het feit dat de Europese Unie eist dat voldaan wordt aan vergelijkbare rechten van werknemers en hygiënevoorschriften als in de Europese Unie. Hiermee wordt direct invloed uitgeoefend op de verbetering van de erbarmelijke levensomstandigheden van boeren in ontwikkelingslanden. In tegenstelling tot paragraaf 10 van de resolutie waarin wordt betreurd dat Ecuador weigert om de meerpartijenovereenkomst te ondertekenen, die de Europese Unie met onder andere Colombia en Peru is aangegaan, juich ik juist deze houding van de regering van president Correa toe. Ik steun daarom ook zijn alternatieve voorstel, het zogenaamde ontwikkelingsverdrag.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Er is nu een overeenkomst gesloten met betrekking tot de invoer van bananen in de EU waardoor de landen in Latijns-Amerika die bananen leveren, niet langer in het nadeel zijn ten opzichte van de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Hierdoor worden de invoerregelingen voor bananen in overeenstemming gebracht met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie. Op grond van de overeenkomst zal de EU haar invoertarief voor bananen uit Latijns-Amerika in de periode tot 2017 geleidelijk verlagen van 176 euro per ton tot 114 euro per ton. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat deze overeenkomst mogelijk tot een relatieve verslechtering van het concurrentievermogen van een aantal landen kan leiden.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn wereldwijd het op drie na belangrijkste landbouwexportproduct en de bananenproductie heeft een grote impact op lokale gemeenschappen. Het systeem van tariefcontingenten in de EU heeft de voorwaarden gecreëerd om de ACS-landen aanzienlijke hoeveelheden bananen naar de EU te laten exporteren en heeft een groot aantal banen die van deze activiteit afhangen, beschermd. Gelet hierop heb ik voorgestemd, waarmee ik benadruk dat de gesloten overeenkomsten een eind maken aan de geschillen.
In het licht hiervan wil ik benadrukken dat de EU haar invoertarief voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen, en dat de bananenexporterende ACS-landen extra steun zullen ontvangen via een nieuw steunprogramma, de begeleidende maatregelen voor de bananensector (BAM).
Daarnaast ben ik van mening dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de bananensector belangrijk is voor de economische en sociale cohesie door de inkomsten en de werkgelegenheid die hij oplevert.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik geloof dat ze belangrijke aanbevelingen van de Raad en de Commissie bevat. Die zijn bedoeld om te compenseren voor eventuele negatieve consequenties van de afgesloten akkoorden, zeker waar het de ultraperifere regio's betreft. De bereikte overeenkomst komt niet tegemoet aan de legitieme belangen van alle partijen. Ik geloof dat het daarom belangrijk is bepaalde acties uit te voeren om de akkoorden op de verschillende niveaus beter toe te passen, in de eerste plaats via een effectbeoordeling van de gevolgen van de Overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden. Het zou verder een goed idee zijn om het in de POSEI-begroting voorziene pakket steunmaatregelen voor EU-producenten te herzien en te versterken, en dan vooral voor de producenten in de Franse overzeese departementen Guadeloupe en Martinique, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, die er – aansluitend op het akkoord van 15 december 2009 tussen de EU, een aantal Latijns-Amerikaanse landen en de VS inzake douanerechten op de invoer van bananen – op wijst dat er een beoordeling moet worden uitgevoerd van de gevolgen van deze Overeenkomst voor de zich ontwikkelende producentenlanden en de ultraperifere regio's van Europa. De producenten in de ACS-landen en de EU moeten de nodige steun ontvangen om ze in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe situatie op de wereldmarkt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten hebben de dominante positie versterkt van de Amerikaanse multinationals, die al meer dan 80 procent van de wereldmarkt controleren en daarmee handelen in tegenspraak met de belangen van met name de ACS-landen, de ultraperifere gebieden en Ecuador. En het zijn weer de kleine producenten die eronder lijden. De internationale handelsregels moeten zo spoedig mogelijk worden herzien om ervoor te zorgen dat er niet langer prioriteit wordt gegeven aan op export gerichte productie. Het is van essentieel belang dat wij ons model veranderen om voedselsoevereiniteit en de ontwikkeling van lokale productie voor iedereen te garanderen. De financieringsmaatregelen die door de Europese Commissie zijn voorgesteld ter ondersteuning van producenten in de ACS-landen (begeleidende maatregelen voor de bananensector, (BAM)) en de ultraperifere gebieden van de Europese Unie (Programme d'Options Spécifiques à l'Éloignement et l'Insularité, POSEI) zijn niet voldoende. Het zou onaanvaardbaar zijn als deze landen de prijs moesten betalen voor een ontoereikend internationaal handelsbeleid. De Europese Unie moet er niet alleen voor zorgen dat er een effectbeoordeling met betrekking tot deze overeenkomsten wordt uitgevoerd, maar vooral haar wetgeving aanpassen ter bevordering van duurzame productie.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Volgens de bepalingen van de Overeenkomst die met de Latijns-Amerikaanse landen is gesloten zal de EU de rechten die er nu over de uitvoer van bananen worden geheven geleidelijk aan terugbrengen, van 176 euro per ton nu tot – uiteindelijk – 114 euro per ton in 2017. Het is de bedoeling een stabielere en overzichtelijkere wereldmarkt voor bananen te scheppen, investeringen te stimuleren en groei te bewerkstelligen, en tegelijkertijd een einde te maken aan een lang slepend conflict dat begon met een tegen de EU gerichte klacht toen de Unie in 2006 besloot de op bananen toepasselijke douanerechten te wijzigen.
De behandeling die de ACS-landen via nieuwe begeleidende maatregelen zullen ontvangen speelt ook een rol in de betrekkingen tussen de EU en derde landen als het gaat op de bananensector. We weten echter nog niet welke maatregelen er genomen zullen worden om de nodige rekening te houden met de producenten in de ultraperifere regio's. Beweerd wordt dat die via de begroting van het POSEI-programma al compensatie hebben ontvangen. Gelet op het feit dat de laatste herziening van het POSEI-programma in 2006 is gerealiseerd, is de stelling dat er met de wijzigingen in de handelsbetrekkingen al rekening is gehouden niet vol te houden.
Er zal binnenkort weer een herziening worden uitgevoerd, en het is van groot belang dat er dan compensatiemaatregelen worden genomen om te garanderen dat de Europese bananenproducenten over de middelen beschikken om de gevolgen van de liberalisering van de sector op te vangen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het eens met de rapporteur dat de Commissie en de Raad een beoordeling moeten uitvoeren van de gevolgen van de overeenkomsten voor de Europese ultraperifere gebieden en de zich ontwikkelende landen. Ik ben het echter oneens met de wijze waarop de procedure is afgewikkeld. Er is namelijk geen effectbeoordeling vooraf geweest, terwijl bekend is dat er in bepaalde gebieden van de Europa (bijvoorbeeld de ultraperifere regio's) bananen worden verbouwd en dat die gebieden de gevolgen van dit akkoord zullen ondervinden. Bij wijze van protest onthoud ik me daarom van stemming.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit internationale handelsakkoord gestemd. De geschiedenis van de internationale handel laat zien dat de trend van een monocultuur geen levensvatbaar en duurzaam model voor economische ontwikkeling is. De vrijhandelsovereenkomsten die in deze context zijn gesloten zijn, naar mijn mening, ondoordacht. Zoals ik het zie heeft de Europese Unie de plicht om haar verplichtingen na te komen en toereikende financiële steun te bieden aan de ultraperifere gebieden.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor het ontwerpbesluit betreffende de sluiting van een overeenkomst inzake de handel in bananen. Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid. In de meeste bananenproducerende landen is de productie echter uitsluitend voor de binnenlandse en soms voor de regionale markt bestemd, terwijl slechts 20 procent van de wereldproductie internationaal wordt verhandeld. De bananenhandel is in handen van een beperkt aantal ondernemingen: slechts vijf grote multinationals controleren meer dan 80 procent van alle internationaal verhandelde bananen. Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een van de langst aanslepende en hevigste geschillen in de recente geschiedenis van het multilaterale handelsstelsel. De overeenkomst bestaat uit drie onderdelen: een overeengekomen tijdschema voor tariefverlagingen voor MBN-bananenexporteurs; afspraken over hoe bij de ruimere WTO-onderhandelingen zal worden omgegaan met "tropische producten" en producten die aan "preferentie-erosie" onderhevig zijn; een financieel pakket van 190 miljoen EUR voor de ondersteuning van de ACS-bananenexporteurs, de zogenoemde begeleidende maatregelen voor de bananensector ('Banana Accompanying Measures', BAM). De geschillen over bananen hebben het productie- en handelsklimaat in de betrokken landen gedestabiliseerd. De overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken, en zo investeringen en groei bevorderen en meer aandacht vestigen op ruimere kwesties in verband met de productieomstandigheden in de aanvoerketens voor bananen.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag gestemd en feliciteer de rapporteur met het geleverde werk. Ik ben het eens met de liberalisering van de bananenhandel nu er overeenkomsten binnen de Wereldhandelsorganisatie en bilaterale overeenkomsten met Centraal- en Zuid-Amerikaanse landen zijn gesloten. Ik ben echter ook van mening dat de Europese producenten beschermd moeten worden. Zij wijden zich sinds jaar en dag aan de bananenproductie en -verwerking en vervullen een belangrijke sociale rol in een aantal Europese regio's, zoals Guadeloupe, Martinique, Madeira en de Azoren.
Om deze redenen denk ik dat de Raad en de Commissie rekening moeten houden met deze situatie door studies te verrichten naar de economische langetermijngevolgen en door deze regio's financieel te ondersteunen om de concurrentiekracht van de Europese bananenproducenten te waarborgen nu de bananenmarkt geleidelijk geliberaliseerd wordt.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor de overeenkomst betreffende de handel in bananen gestemd waarmee definitief een eind komt aan het zestien jaar durende handelsconflict tussen de EU en landen in Amerika over de invoer van bananen. Hoe ernstig de hele situatie wel niet was, blijkt uit het arrest van het Europees Hof van Justitie, dat zich over de discriminerende regeling voor de invoer van bananen in de EU gebogen heeft. Het doet mij deugd dat er voor wat de invoer van bananen betreft, nu eindelijk sprake is van gelijke rechten en dat er nu eindelijk een einde komt aan de ongefundeerde bevoordeling van de voormalige Europese koloniën, een ernstige verstoring van de wereldhandel in bananen. Maar zelfs na de gelijktrekking van de mededingingsvoorwaarden houdt Europa een zwak voor de tot voor kort door hem bevoordeelde bananenboeren in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan. Ter compensatie voor de nieuwe situatie heeft Europa nu een steunpakket in het leven geroepen ter waarde van 200 miljoen euro, teneinde hen te helpen zich voor te bereiden op een grotere concurrentiestrijd. Ik vrees echter dat we vroeger of later onder ogen moeten zien dat de Afrikaanse bananen door hun mindere kwaliteit en hogere productiekosten het uiteindelijk zullen moeten afleggen tegen de Latijns-Amerikaanse bananen. Ik wil verder nog zeggen dat ik hoop dat nu de onderhandelingen over bananen succesvol zijn afgerond tevens gekeken zal worden naar verlaging van de douanetarieven voor andere tropische fruitsoorten, opdat de prijs ervan daalt en de burgers in de hele EU daarvan de vruchten kunnen plukken.
Ole Christensen, Dan Jørgensen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (S&D), schriftelijk. − (DA) Wij steunen de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en een aantal Zuid-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. In dit verband zijn wij er voorstander van dat de belangrijkste bananenexporterende ACS-landen naast de normale EU-steun aanvullende steun ontvangen, de zogenaamde "begeleidende maatregelen in de bananensector" (BAM). Wij zijn geen voorstander van het verhogen van de EU-steun aan EU-producenten voor wie de overeenkomst gevolgen heeft (paragrafen 19 en 20 in het voorstel) en in het algemeen zijn wij van mening dat de EU-landbouwsteun geleidelijk afgeschaft moet worden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze aanbeveling over de Overeenkomsten betreffende de handel in bananen gestemd, omdat ik geloof dat de afsluiting van deze overeenkomsten een einde zal maken aan de geschillen binnen de WTO en bij zal dragen tot een stabielere internationale bananenhandel. Ik geloof echter wel dat we rekening moeten houden met de belangen en de bijzondere situatie van de bananenproducenten in de ultraperifere regio's, in de eerste plaats door meer middelen voor het EU-programma voor interne steun POSEI te reserveren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Bananen vormen het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, en het aantal landen dat bananen produceert is vrij beperkt. Van de totale productie is slechts 20 procent bestemd voor de internationale handel. Op 15 december 2009 hebben de EU, een aantal Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten een akkoord bereikt over de invoerrechten op bananen. Daarmee werd een einde gemaakt aan een geschil binnen de WTO, dat vooral ging over de begunstiging, door Europa, van de ACS-landen, ten koste van de bananenproducerende landen in Latijns-Amerika. Het beleid van de Unie is toen herzien en de omvang van de rechten zal worden teruggebracht van 176 euro per ton nu tot 114 euro per ton in 2017. De ACS-landen zullen – hoewel ze een vrijstelling genieten – toch in een slechtere concurrentiepositie komen, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien op sociaal en economisch vlak. De Overeenkomst lijkt enige voordelen op te leveren, maar het is toch van belang dat er een beoordeling wordt voorgelegd van het vermogen van de ACS-landen om een reactie te formuleren op de veranderende markt.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie heeft betrekking op de sluiting van de Overeenkomst van Genève inzake de bananenhandel (tussen de EU en een aantal Latijns-Amerikaanse landen) en een andere overeenkomst over dezelfde handel (tussen de EU en de Verenigde Staten). Ik heb voor deze resolutie gestemd, niet alleen omdat de Commissie erin opgeroepen wordt duidelijk te maken of het financieringsakkoord een verhoging van de voor ontwikkeling bestemde middelen inhoudt, maar ook omdat er speciale aandacht wordt geschonken aan Europese producenten in de ultraperifere regio die in dezelfde sector actief zijn. Ik denk dan ook aan Madeira, waar de werkloosheid vrij hoog is, en waar deze sector bijdraagt tot de sociale en economische cohesie. Ik hoop daarom dat er meer middelen voor POSEI zullen worden vrijgemaakt, om de Europese bananentelers in staat te stellen om te gaan met de sterkere concurrentie die het gevolg zal zijn van deze akkoorden en de aldus toegenomen liberalisering van de sector.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor het hechten van goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst inzake de handel in bananen met elf Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. Door onze goedkeuring aan de overeenkomst te hechten, heeft het Europees Parlement vandaag een einde gemaakt aan de slepende 'bananenoorlog'. Ik verwelkom het feit dat de overeenkomst voorziet in een financieringsinstrument om hen te helpen de productie te moderniseren en te diversifiëren, teneinde de gevolgen van de overeenkomst voor de armste ACS-landen, waarvan de basiseconomie is gebaseerd op bananen, te verminderen.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Gezien de voorstellen die zijn ingediend, de standpunten van de GUE/NGL ten aanzien van de voorliggende documenten inzake de wijziging van de regels ten aanzien van de toegang van dit agrarisch basisproduct tot de EU-markten, alsook gezien de desbetreffende regels op het vlak van de internationale handel (invoer/uitvoer), wil ik hiermede mijn eigen standpunt uiteenzetten dat overeenkomt met het standpunt van de Tsjechische Republiek ten aanzien van dit onderwerp. De Tsjechische Republiek is voorstander van wijziging van de invoerregelingen waarmee de invoer uit derde landen van dit agrarisch basisproduct minder belast wordt met douanerechten, en is ingenomen met de Overeenkomst van Genève inzake de handel in dit agrarische basisproduct. De teelt van en de internationale handel in dit basisproduct, met name de toegang tot de EU-markt, is voor veel van de landen bij deze overeenkomst een uiterst belangrijke economische activiteit. Er dient daar bij de vormgeving van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dan ook te allen tijde terdege rekening mee te worden gehouden. Overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst kan er nu een zekere stabiliteit ontstaan in deze sector. Dat neemt niet weg dat we terdege oog moeten blijven houden voor de gevolgen voor de betrokken landen, dit in combinatie met de voorspellingen ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen op de langere termijn. Niettegenstaande het feit dat de regels van de internationale handel voorrang hebben, mogen we de relatie van dit belangrijke agrarische basisproduct met de eindconsument niet uit het oog verliezen. Ook is het van groot belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de voedingswaarde van dit voedingsmiddel en dat er in de primaire productiefase terdege rekening wordt gehouden met het milieu. We moeten absoluut oog blijven houden voor de kwaliteit en daar toch eigenlijk wel de voorkeur aan geven boven de kwantiteit.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten zijn niets anders dan het resultaat van de druk die door de grote multinationals in de bananensector is uitgeoefend onder het toeziend oog van de WTO. Hierdoor worden kunstmatige gelijke mededingingsvoorwaarden gecreëerd tussen de bananenexporterende landen. Het bekrachtigt in feite het rampzalige salarisbeleid en de verwoesting van democratie die multinationals als Chiquita en Dole met zich meebrengen in de landen in Latijns-Amerika. Er wordt met geen woord gerept over hun milieumisdaden. Gelijkheid moet in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten tot stand worden gebracht; op een andere manier is gelijkheid niet mogelijk. Tot nu toe heeft de Europese Commissie overal ter wereld onderhandeld over het tegenovergestelde van gelijkheid. Daarom is deze overeenkomst een illusie die deel uitmaakt van een nadelig beleid.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, reden waarom ik verheugd ben over het einde van één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Deze overeenkomst is niet volmaakt, en zal in de toekomst waarschijnlijk wel tot problemen aanleiding geven. Daarom dringen we er bij de Commissie op aan dat er zo spoedig mogelijk een effectbeoordeling van de gevolgen van de overeenkomsten voor de bananenproducerende ontwikkelingslanden en de Europese ultraperifere gebieden tot 2020 wordt voorgelegd, zodat we de moeilijkheden die de betrokken landen ondervinden kunnen doorgronden en daarop een reactie kunnen formuleren. Indien nodig zal het POSEI-programma moeten worden aangepast en versterkt.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomsten maken een einde aan een conflict dat Europa al ruim vijftien jaar tegenover de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen en de Verenigde Staten plaatst, die de voorkeursbehandeling afkeurden die Europa gaf aan export uit de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS).
De Europese Unie gaat van nu af aan haar invoertarieven op bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk verlagen. Bananen uit de ACS-landen blijven echter rechtenvrije toegang tot de Europese Unie hebben. Verder krijgen de belangrijkste bananenproducerende ACS-landen steun uit de begroting van de Europese Unie (tot 200 miljoen euro) om hen te helpen zich te weren tegen de sterke concurrentie uit Latijns-Amerika.
Toch moeten we er goed voor waken dat de overeenkomst niet nadelig uitpakt voor kleine producenten doordat de monopoliepositie versterkt wordt van de grote Amerikaanse multinationals die de bananenmarkt in de landen in Latijns-Amerika in handen hebben. De gevolgen van deze overeenkomsten voor producenten in ontwikkelingslanden en in de ultraperifere gebieden van de Europese Unie moeten worden geëvalueerd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In december 2009 is er een overeenkomst gesloten die een einde heeft gemaakt aan het langdurige bananengeschil tussen de EU en de Wereldhandelsorganisatie. De overeenkomst bevat drie hoofdvereisten waaraan de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Latijns-Amerikaanse landen die bananen leveren, moeten voldoen. Doel is om een aantal vermeende mazen te dichten. Daarnaast verplicht de EU zich ertoe om streng gecontroleerde invoertarieven voor bananen toe te passen. Ik heb mij van stemming onthouden, omdat een aantal punten in het verslag, met name die met betrekking tot de tariefovereenkomsten, niet volledig opgelost konden worden.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) De Overeenkomst van Genève is bedoeld om een einde te maken aan de zogeheten 'bananenoorlog'. Er liggen echter nieuwe conflicten in het verschiet, aangezien de Latijns-Amerikaanse landen een significant hogere reductie van de invoerrechten hebben geëist. Daarnaast proberen veel derde landen om hun bananenproductie vrij van invoerrechten op de Europese markt te brengen onder het mom van een 'klantspecifieke behandeling'. Dit zou tot aanzienlijke schade kunnen leiden. De EU heeft wederom een aantal niet te rechtvaardigen concessies gedaan waarvan uiteindelijk alleen de multinationale bedrijven profijt zullen hebben. Dat zijn de redenen dat ik tegen het onderhavige verslag heb gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van handelsovereenkomsten inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Amerika en de Latijns-Amerikaanse landen is belangrijk om makkelijker te kunnen handelen in het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs. Ik heb voor de tekst van mevrouw Balzani gestemd, omdat overeenkomsten als deze leiden tot toenemende commercialisering en meer differentiatie bij de distributie van bananen, aangezien slechts enkele producerende landen betrokken zijn bij de bananenhandel, die in handen is van enkele multinationals die meer dan 80 procent van de wereldwijde bananenhandel voor hun rekening nemen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze aanbeveling over de overeenkomsten inzake de handel in bananen gestemd, omdat ze een einde maken aan de geschillen binnen de WTO en bijdragen tot stabiliteit op de wereldmarkt voor bananen. Ik geloof intussen wel dat er rekening moet worden gehouden met de bijzondere positie en de belangen van de bananenproducenten in de ultraperifere regio's, in de eerste plaats door extra middelen voor het POSEI-programma beschikbaar te stellen. De situatie in Europa is heel bijzonder, aangezien bananen het op drie na belangrijkste gewas ter wereld is, terwijl er maar een beperkt aantal bananenproducerende landen is. Slechts 20 procent van de wereldproductie wordt internationaal verhandeld.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een slepend geschil, dat het gevolg was van voorkeursbehandeling die de EU aan de invoer van bananen uit de ACS-landen gaf ten opzichte van bananen uit Latijns-Amerika. De overeenkomst houdt in dat de EU haar invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen van de huidige 176 euro per ton tot uiteindelijk 114 euro per ton in 2017, wat uiteraard negatieve gevolgen zal hebben voor de ACS-landen en de ultraperifere regio's van de EU die bananen produceren. Het is dus zaak een zorgvuldige beoordeling uit te voeren van de gevolgen van deze overeenkomst en steunmaatregelen te nemen ten behoeve van de producenten in de ACS-landen en de ultraperifere regio's van de EU. De extra steun voor de ACS-bananenexporteurs, de zogenoemde begeleidende maatregelen voor de bananensector ("Banana Accompanying Measures" – BAM), zijn niet voldoende. Het is ook belangrijk dat we het pakket steunmaatregelen voor de EU-producenten zoals voorzien in de POSEI-begroting aanpassen, om deze producenten te helpen zich aan te passen aan de veranderingen die zich op de wereldmarkt voor bananen zullen voordoen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld en dragen in grote mate bij tot de wereldwijde voedselzekerheid. Desondanks wordt slechts 20 procent van de productie internationaal verhandeld. De handel is bijna volledig in handen van vijf grote multinationals die meer dan 80 procent van de wereldwijde bananenhandel voor hun rekening nemen.
Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een lang aanslepend geschil over het feit dat de ACS-landen tegen gunstige tarieven bananen konden exporteren naar Europa, waardoor de markt ten nadele van de Zuid-Amerikaanse producenten werd verstoord. De wereldwijde bananenmarkt zal dankzij deze overeenkomst voorspelbaarder en stabieler worden, waardoor investeringen in de sector en de groei van de sector worden gestimuleerd.
Het Europees Parlement moet erop toezien dat de Commissie en de Raad initiatieven nemen om de handelspositie van de bananenproducenten te verstevigen; zij moeten het Parlement zo snel mogelijk een beoordeling doen toekomen van de effecten die de overeenkomsten hebben voor bananenproducerende ontwikkelingslanden en regio's aan de rand van Europa. In geen geval mogen de bananenproducerende ACS-landen worden gefinancierd middels de herverdeling van middelen die bestemd zijn voor ontwikkelingssamenwerking.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat de EU ervan wordt beschuldigd de handelsregels te schenden door bananen uit de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) te importeren zonder enige heffing, terwijl zij andere landen zware belastingen oplegt. Ik verwelkom daarom het einde van deze handelsoorlog.
Patrice Tirolien (S&D), schriftelijk. – (FR) Het is onmogelijk om de Overeenkomst van Genève los te zien van de andere overeenkomsten waarover de Commissie daarna heeft onderhandeld. Kort nadat de Overeenkomst van Genève was ondertekend, ontvingen Colombia en Peru een grotere tariefverlaging, waarmee werd bewezen dat deze overeenkomst geen rechtszekerheid biedt en geen einde maakt aan de bananenoorlog, zoals beweerd wordt. Deze gedifferentieerde behandeling heeft Ecuador en Guatemala ertoe aangezet om gelijke behandeling te eisen en te dreigen bezwaar aan te tekenen bij de WTO. Verder is deze overeenkomst zeer nadelig voor een sector die niet alleen talloze banen oplevert in onze ACS-partnerlanden maar ook in de ultraperifere gebieden (UPG). De steun die de Europese Unie verleent aan producenten in de UPG's is berekend op basis van de regels die zijn aangenomen bij de WTO in 2006. Toch is noch op de overeenkomst van december 2009, noch op de overeenkomst met de Andeslanden geanticipeerd in de POSEI. Wat betreft de steun die was bestemd voor ACS-producenten, is het niet voldoende om hen in staat te stellen zich te schikken naar de nieuwe tariefsituatie. Het instemmen met deze overeenkomst staat gelijk aan het steunen van de Commissie in een strategie die niet in de lijn ligt van de inspanningen die de Europese Unie verricht ten gunste van de ultraperifere gebieden en de ACS-landen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik ben het oneens met de wijze waarop deze procedure is afgewikkeld. Er is namelijk geen effectbeoordeling vooraf geweest, terwijl bekend is dat er in bepaalde gebieden van de Europa (bijvoorbeeld de ultraperifere regio's) bananen worden verbouwd. Daarom onthoud ik me bij wijze van protest van stemming, wat ook aansluit bij eerdere stemverklaringen en het standpunt dat ik steeds heb uitgedragen.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid.
In december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een van de langst aanslepende en hevigste geschillen in de recente geschiedenis van het multilaterale handelsstelsel. Over het EU-invoerbeleid voor bananen werd al tien jaar ruzie gemaakt in de Wereldhandelsorganisatie, waarbij de EU tegenover verscheidene Latijns-Amerikaanse bananenproducenten en de VS stond.
We mogen echter niet voorbijgaan aan de mogelijkheid dat de wijziging van de invoertarieven die uit de overeenkomst voortvloeit, negatieve gevolgen heeft voor de inkomsten van de Europese bananenproducenten. Daarom dring ik er bij de Commissie op aan dat zij de komende maanden een serieuze, onafhankelijke effectbeoordeling uitvoert om na te gaan welke negatieve gevolgen en consequenties de Europese bananenproducenten mogelijk zullen ondervinden als de overeenkomst van kracht wordt, en dat zij zo nodig de ondersteuning in het kader van het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (POSEI) verhoogt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor het verslag over het voorstel tot intrekking van de verordening van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Volgens de EU-invoerregeling voor bananen mocht elk jaar 775 000 ton bananen uit de ACS-landen vrij van invoerrechten in de EU worden ingevoerd, terwijl voor alle andere exporteurs (leveranciers uit meest begunstigde naties (MBN's)) een tarief van 176 EUR per ton gold. Volgens veel Latijns-Amerikaanse landen was deze invoerregeling onwettige discriminatie ten gunste van bananen uit de ACS-landen en een inbreuk op de WTO-regels inzake kwantitatieve beperkingen. De overeenkomst houdt in dat de EU haar invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika geleidelijk zal verlagen tot uiteindelijk 114 EUR per ton. De overeenkomst houdt ook in dat de Latijns-Amerikaanse bananenexporteurs alle klachten tegen de EU bij de WTO intrekken: "zodra de WTO de nieuwe tarievenregeling van de EU certificeert, zullen de Latijns-Amerikaanse bananenexporterende landen al hun geschillen met de EU over bananen bij de WTO beëindigen en alle eisen die zij tegen de EU hadden ingediend nadat nieuwe lidstaten tot de EU waren toegetreden of toen de EU haar bananentarief in 2006 wijzigde, intrekken" en zullen zij tijdens de Doharonde geen verdere tariefverlagingen vragen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over douanerechten op bananen gestemd. Het is bedoeld om de toepassing van de invoerrechten zoals die in de overeenkomst van Genève zijn vastgelegd mogelijk te maken. De sluiting van die overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 15 december 2009 kwamen de EU, een groep Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten tot een overeenkomst over de EU-invoertarieven voor bananen. Daarmee kwam een einde aan een lang slepend geschil binnen de WTO, die het gevolg was van voorkeursbehandeling die de EU aan de invoer van bananen uit de ACS-landen gaf ten opzichte van bananen uit Latijns-Amerika. De overeenkomst houdt een herziening van het EU-beleid in, met een geleidelijke verlaging van de invoertarieven (van de huidige 176 euro per ton tot uiteindelijk 114 euro per ton in 2017). Aansluitend op de ondertekening van de Overeenkomst van Genève zullen er een aantal wetswijzigingen moeten worden doorgevoerd om de tenuitvoerlegging van die overeenkomst mogelijk te maken. Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen, waarbij het thans toegepaste tarief van 176 EUR per ton is vastgesteld, zal moeten worden ingetrokken.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De op de bananenhandel toepasselijke invoertarieven zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad. Deze wetgeving moet nu worden ingetrokken, aangezien de onderhandelingen tussen de EU en de bananenproducerende landen een reeks nieuwe akkoorden – inzonderheid de Overeenkomst van Genève – hebben opgeleverd, waarmee een einde is gekomen aan een lang lopend geschil binnen de WTO. Het is niet mogelijk gebleken totale overeenstemming te bereiken, maar ik ben toch heel tevreden over deze stap voorwaarts en de definitieve verbintenis van de EU op dit punt. Met die verbintenis gaan we de volgende onderhandelingsronde in. Ik ben het volledig eens met de intrekking van het invoertarief zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze overeenkomst toont aan hoe machtig de multinationals zijn en welke rol de WTO speelt bij het behartigen van de belangen van deze multinationals. Ze maakt ook duidelijk dat ook de EU zich steeds weer als instrument voor de transnationale monopolies laat gebruiken. De Amerikaanse multinationals, die nu al 80 procent van de wereldhandel in bananen beheersen (en dat zijn de belangen die de Commissie met deze overeenkomst in toom beweerde te houden) zullen hun marktaandeel zien toenemen.
Deze zelfde multinationals worden nu beschuldigd van schendingen van de mensenrechten, het innemen van land dat aan inheemse gemeenschappen behoort en het bevorderen van arbeidsomstandigheden die in de buurt van slavernij komen. En dat alles om intensieve, ecologisch niet duurzame landbouwmethoden te verspreiden. Deze Overeenkomst houdt een bedreiging in voor duizenden kleine en middelgrote producenten, zowel in ACS-landen als in Europa. De rapporteur geeft dat zelf toe.
Op het altaar van de vrijhandel worden steeds weer offers gebracht: kleine en middelgrote producenten, sociale en arbeidsrechten en zelfs milieubehoud. Al deze zaken zijn in de officiële discussies niet meer dan hete lucht: deze rechten en principes worden immers elke dag weer met voeten getreden. Dat zien we ook nu weer gebeuren.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd over het voorstel voor intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Deze is nodig vanwege de keuze om in te stemmen met de overeenkomst inzake de handel in bananen, die is bereikt in de WTO.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het toegeven aan de chantage door de multinationals en het met terugwerkende kracht terugbetalen van invoerrechten is een misstap. De Europese Unie zou het fatsoen moeten hebben om de miljoenen die zij in deze kwestie pompt te gebruiken om het lijden te verzachten van de overzeese volkeren, die het slachtoffer zullen worden van deze overeenkomsten op hetzelfde moment dat zij getroffen worden door de crisis.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd dat er een einde is gekomen aan één van de technisch ingewikkeldste, politiek gevoeligste en commercieel belangrijkste juridische geschillen die ooit voor de WTO zijn gebracht. Nu deze overeenkomst is gesloten, dienen we Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad aan te passen. Deze verordening moet worden ingetrokken om de in de overeenkomst vastgelegde verlaging van de invoertarieven van de huidige 176 euro per ton tot 114 euro per ton in 2017 mogelijk te maken.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (LV) Uit het overweldigende 'enthousiasme' waarmee leden van dit Parlement de stemming over de tariefverlaging voor uit Latijns-Amerika ingevoerde bananen tegemoet traden, bleek dat veel collega's niet begrijpen hoe belangrijk deze kwestie voor de Europese Unie is. Elk jaar keuren we een begroting goed waarin financiering is opgenomen voor financiële hulp, inclusief hulp aan Latijns-Amerikaanse landen. Als we nu de invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika verlagen, zal dit product concurrerender worden. Dat betekent dat het aantal gekweekte bananen zal toenemen, en dat er extra banen zullen worden gecreëerd. Daardoor zal de financiële hulp aan Latijns-Amerikaanse landen kunnen worden verlaagd. Dat betekent dat de Europese Unie aanzienlijk zal besparen op de fondsen ten dienste van de betrekkingen met ontwikkelingslanden. Dat is echter al het volgende punt. Ik heb dit initiatief bewust ondersteund, in alle ernst.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs. In 2008 kochten alleen al de consumenten in de EU ruim 5,4 miljoen ton bananen. De EU wordt echter met een probleem geconfronteerd, aangezien vijf grote multinationals meer dan 80 procent van alle internationaal verhandelde bananen controleren. Een geschil tussen de EU en de Wereldhandelsorganisatie dat zich tientallen jaren heeft voortgesleept en dat betrekking had op de voorkeursbehandeling die de EU gaf aan de invoer van bananen van de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) in vergelijking met Latijns-Amerikaanse landen, is nu eindelijk opgelost door de overeenkomst die in december 2009 is gesloten. Ik heb mij echter van stemming onthouden, omdat niet gegarandeerd kan worden dat er op adequate wijze rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van alle betrokkenen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Balzani over de intrekking van de verordening van de Raad van 2005 inzake de invoertarieven voor bananen uit Latijns-Amerika gestemd. Dit onderwerp is ook in de Wereldhandelsorganisatie besproken, waar de Latijns-Amerikaanse landen de verordening over de EU-invoerregeling discriminerend en onwettig achtten. Hierin werden invoerrechten opgelegd aan Zuid-Amerikaanse landen en golden gunstige regels voor de ACS-landen. Het was mijn plicht om voor de intrekking van een verordening te stemmen die alleen maar voor internationale geschillen heeft gezorgd en die daarmee het productie- en handelsklimaat in de betrokken landen gedestabiliseerd heeft. De nieuwe overeenkomst zal de wereldmarkt voor bananen voorspelbaarder en stabieler maken.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor verslag A7-0003/2011 gestemd, maar vind wel dat er een effectbeoordeling moet worden voorgelegd van de gevolgen voor de ultraperifere regio's. In veel van die regio's is de bananenteelt voor de lokale economie immers van doorslaggevende betekenis. Het POSEI-programma wordt thans herzien, en de Commissie dient nu te onderzoeken welke negatieve gevolgen de overeenkomst in voornoemde regio's teweeg zal brengen. De Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerikaanse landen (Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela) behelst een verlaging van de invoerrechten op bananen. Die verlaging moet in 2017 gerealiseerd zijn. De Europese wetgeving dient te worden aangepast, door intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Deze overeenkomst is gericht op de geleidelijke liberalisering van de sector en de opening van de Europese markt voor ingevoerde bananen, wat beslist negatieve gevolgen zal hebben voor de interne Europese bananenproductie. We moeten daarop voorbereid zijn.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Bananen zijn het op drie na belangrijkste gewas ter wereld, na rijst, tarwe en maïs, en dragen in grote mate bij tot de voedselzekerheid. In de meeste bananenproducerende landen is de productie echter uitsluitend voor de binnenlandse en soms voor de regionale markt bestemd, terwijl slechts 20 procent van de wereldproductie internationaal wordt verhandeld. Uit de gegevens van het verslag blijkt dat de consumenten in de EU in 2008 ruim 5,4 miljoen ton bananen kochten. De EU importeerde bijna 90 procent van de bananen die zij consumeerde (72,5 procent uit Latijns-Amerika en 17 procent uit de ACS-landen [Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan]). Ik ben dan ook overtuigd van het belang van deze overeenkomst en benadruk nogmaals dat ik voor de sluiting ervan heb gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Op 31 mei 2010 is de Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen gesloten tussen de Europese Unie en Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela. Deze overeenkomst behelst een geleidelijke verlaging van de invoerrechten op bananen uit de genoemde landen. De eerste verlaging is met terugwerkende kracht toegepast vanaf 15 december 2009, de datum waarop de overeenkomst werd geparafeerd, en daarmee is het tarief gedaald tot 148 euro per ton. Het tarief zal nu zeven jaar lang elk jaar verder worden verlaagd. Deze verlagingen kunnen evenwel gedurende maximaal twee jaar bevroren worden, als er in bij de Doha-onderhandelingsronde een vertraging optreedt bij het bereiken van een overeenkomst over de modaliteiten voor landbouwproducten. Het uiteindelijke tarief – 114 euro per ton – dient uiterlijk op 1 januari 2019 te zijn bereikt. Aansluitend op deze overeenkomst zal Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005 inzake de invoertarieven voor bananen, waarbij het thans toegepaste tarief van 176 EUR per ton is vastgesteld, moeten worden ingetrokken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De internationale Overeenkomst van Genève inzake de handel in bananen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerikaanse landen (Brazilië, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela) behelst een verlaging van de invoerrechten op bananen. Die verlaging moet in 2017 gerealiseerd zijn.
De Europese wetgeving dient te worden aangepast, door intrekking van Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen. Daar wordt vandaag over gestemd. De hierboven genoemde overeenkomst is gericht op de geleidelijke liberalisering van de sector en de opening van de Europese markt voor ingevoerde bananen. Dat zal beslist negatieve gevolgen hebben voor de interne Europese bananenproductie.
De Commissie moet spoedig een effectbeoordeling voorleggen van de gevolgen van deze overeenkomst voor de ultraperifere regio's, waaronder ook Madeira, de regio waar ik vandaan kom. De bananenteelt is voor de economie van een aantal ultraperifere regio's van essentieel belang. De status van deze regio's is in het Verdrag van Lissabon vastgelegd. Ik meen dat er met een verwijzing naar die status in de toekomst wijzigingen moeten worden aangebracht in het POSEI-programma.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik keur dit verslag goed, omdat het duidelijk maakt dat het verwijderen van afval van elektrische en elektronische apparatuur op een efficiëntere wijze moet worden georganiseerd. De statistieken lijken gunstig: volgens de gegevens wordt 85 procent van dit type afval ingezameld. Als je echter het aantal verkochte apparaten vergelijkt met het aantal ingezamelde apparaten, dan zie je dat maar 65 procent wordt ingezameld. Het merendeel van dit soort gegevens wordt niet doorgegeven aan de autoriteiten of naar behoren verwerkt.
Ik onderschrijf het idee dat de tenuitvoerlegging van de Richtlijn tot een verhoging van het percentage ingezameld en gerapporteerd afval kan leiden. Dat geldt niet alleen voor het inzamelingspercentage: ook de doelstellingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor inzameling (en dus ook de verantwoordelijkheid van de consumenten in dezen) zullen zo gemakkelijker worden behaald. De toepassing van de Richtlijn zal ook meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afval dient te worden ingezameld, verwerkt en gerecycled. Ook zal duidelijker worden welke kosten er aan inzameling en behandeling zijn verbonden.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Of het nu op economisch of op ecologisch gebied is, de verwerking van afval is een belangrijke kwestie geworden in onze consumptiemaatschappij. De recycling van afval in Europa heeft een prominente plaats gekregen in deze vergaderperiode: met de richtlijn over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en de resolutie over het beheer van afvalstoffen in Campanië hebben we ons uitgesproken over een zowel technisch als politiek onderwerp. Niemand zal er verbaasd over zijn dat we elk jaar meer elektrisch en elektronisch afval produceren. De producten in kwestie zijn namelijk allemaal producten die we in ons dagelijks leven gebruiken (telefoons, televisies, computers, enzovoort). Naar schatting wordt momenteel slechts een derde van de negen miljoen ton elektrisch en elektronisch afval die jaarlijks wordt geproduceerd gerecycled. Deze richtlijn is bedoeld om dat percentage omhoog te krijgen en een einde te maken aan de verspilling, hoewel de verantwoordelijkheid ook meer bij de producenten moet worden gelegd. Daarom vragen wij de lidstaten om erop toe te zien dat de producenten de inzameling en verwerking van de te recyclen producten voor hun rekening nemen. Consumenten, die reeds een aanzienlijke bijdrage leveren aan afvalbeheer, moeten hierbij begeleid en geholpen worden door winkeliers en de verkopers van de producten.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is naar mijn mening van het allergrootste belang voor een geglobaliseerde economie.
In het licht van het verslag wijs ik erop dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) de snelst groeiende afvalstroom in de EU vormt. In de geldende AEEA-richtlijn is bepaald dat de lidstaten elektrische en elektronische apparatuur gescheiden inzamelen en zijn doelstellingen opgenomen voor de inzameling en het hergebruik.
In het kader van de herziening van de richtlijn zijn er verschillende problemen aan het licht gekomen op het gebied van de toepassing. In het bijzonder gaat het daarbij om de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn. Uit ervaring is gebleken dat de lidstaten de richtlijn zeer verschillend interpreteren en toepassen en dat het niet mogelijk is om een definitieve lijst van producten vast te stellen, omdat de markt van elektrische en elektronische apparatuur constant verandert, zodat de richtlijn constant zou moeten worden herzien zonder ooit volledig te zijn.
Daarom is het in mijn ogen essentieel om de AEEA-richtlijn verder te harmoniseren en de administratiekosten die KMO's in deze sector te maken, te reduceren, zonder het niveau van milieubescherming te verlagen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst. Volgens een effectbeoordeling van de Commissie wordt op dit moment al 85 procent van het beschikbaar komende elektronische afval ingezameld. Vergelijkt men de ingezamelde hoeveelheid met het aantal apparaten dat op de markt wordt gebracht, dan wordt 65 procent van de verkochte apparaten nadien weer ingezameld. Wel is het zo dat deze gegevens over ingezamelde hoeveelheden niet officieel openbaar worden gemaakt en grotendeels ook niet op de juiste wijze worden behandeld: slechts 33 procent van de oude apparatuur wordt overeenkomstig de eisen van de richtlijn officieel aangemeld, verzameld en behandeld. Het belangrijkste punt van deze herziening van de richtlijn is daarom deze percentages te verhogen. Een belangrijk beginpunt bij het voorkomen van illegale overbrenging vormen de lidstaten. Zij moeten immers zorgen voor de omzetting en in het bijzonder de uitvoering en de controle van de richtlijn. Tot dusver is er sprake van een illegale overbrenging op grote schaal van elektrisch en elektronisch afval naar landen buiten de EU. Maar al te vaak worden oude apparaten ten onrechte als gebruikte, maar nog wel functionerende producten gedeclareerd en als zodanig uit de Europese Unie geëxporteerd. Om deze reden moet deze richtlijn het mogelijk maken eenvoudiger onderscheid te maken tussen afgedankte en gebruikte apparaten.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik heb voor dit verslag over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, een uitermate actuele problematiek. Enerzijds zitten we met het probleem dat indien er niet op verstandige wijze met deze afgedankte apparatuur wordt omgesprongen dit onvermijdelijk schade oplevert aan het milieu en de volksgezondheid. Anderzijds hebben we in dit verband te maken met het probleem van verlies aan grondstoffen, een sleutelelement in de gemondialiseerde economie. Volgens de beschikbare gegevens wordt tegenwoordig 85 procent van het elektronische afval gerecycleerd. Daarbij dient echter te worden aangetekend dat slechts 33 procent van dit afval officieel wordt geregistreerd en overeenkomstig de bepalingen van de EU-richtlijnen verwerkt. Ik kan mij niet onvoorwaardelijk vinden in het standpunt van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. Zij zegt dat de kosten van inzameling, verwerking, gebruik en milieuvriendelijke verwijdering van afval uit elektronische apparatuur gedragen dienen te worden overeenkomstig het beginsel van "de vervuiler betaalt". Ik ben juist van mening dat de producenten, de detailhandel en de consumenten niet betalen moeten voor de inzameling van het afval en afvoer van de voordeur naar de inzamelingsplaats. Ik vind dat de verantwoordelijkheid hiervoor primair bij de gemeentelijke overheden moet blijven liggen. Ook zie ik helemaal niet in wat er zo slecht is aan het feit dat producenten de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de consument een overzicht te geven van de kosten van inzameling en recycling van het product in kwestie. Ik acht het juist een goede zaak dat de consument kan worden geïnformeerd over de kosten daarvan en aldus aangezet wordt tot meer verantwoord, milieubewust gedrag.
Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en het hergebruik en de recycling van zulke apparaten zijn een voorwaarde voor een duurzame productie en consumptie. Het is van fundamenteel belang dat we de hoeveelheid te verwijderen afval verminderen en zo bijdragen tot een efficiënt hulpbronnengebruik. Ik roep op tot een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Gescheiden inzameling is een voorwaarde voor het verwezenlijken van de gewenste bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Alleen zo kunnen we garanderen een dat AEEA de geëigende behandeling of recyclingsbestemming krijgen. Ik roep de consumenten op om actief bij te dragen tot het succes van deze inzameling. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet.
Jorgo Chatzimarkakis (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben het volledig eens met de doelstelling van deze richtlijn en ben overtuigd van de noodzaak van afvalscheiding om de gevolgen voor het milieu te beperken en te zorgen voor meer hergebruik. Om dit te bereiken zijn er twee veranderingen nodig: gebruikte huishoudelijke apparaten moeten volgens de voorschriften worden verwijderd en de verwerking moet beter worden geregeld. In de richtlijn worden beide veranderingen behandeld vanuit doelstellingen die ik volledig deel.
Toch vind ik het nodig om enkele punten van kritiek te noemen. In de eerste plaats zijn de doelstellingen te ambitieus en kunnen deze contraproductief werken. Bovendien denk ik dat de verwijderingskosten onderdeel moeten zijn van een breder stelsel van stimulansen en straffen, dat transparant moet zijn voor wie de kosten moeten dragen. Afgezien daarvan worden enkele cruciale punten behandeld. Zo ben ik van mening dat de consumenten zo effectief mogelijk moeten worden geïnformeerd om wanpraktijken als gevolg van verkeerde informatie te voorkomen. Gezien de doelstellingen en de opzet van de richtlijn steun ik de aanneming ervan.
Ik ben er echter van overtuigd dat er ruimte is om details die wat mij betreft verbetering behoeven, nog te wijzigen, waarbij ik vooral doel op de extra kosten die handelaren kwijt zijn bij de inzameling van kleine afgedankte apparaten. Dergelijke wijzigingen gaan gepaard met compromissen tussen de kwaliteit van het milieu en het behoud van onze levenswijze.
Jurgen Creutzmann (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik ben van mening dat de producenten op Europees niveau een belangrijke rol moeten spelen bij de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA). Men moet niet vergeten dat de verwerking van AEEA een belangrijke bron is van secundaire grondstoffen, zodat de producenten de consument moeten aanmoedigen om zoveel mogelijk aan dit proces deel te nemen. Een verantwoordelijke benadering door de producenten stimuleert de innovatie en draagt op lange termijn bij aan het concurrentievermogen, doelstellingen die overeenkomen met de Europa 2020-strategie.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten efficiënter moet plaatsvinden, gezien de onvoldoende resultaten tot nu toe en aangezien deze afvalstroom snel in omvang toeneemt. Door het wijzigen van de huidige richtlijn kan het inzamelingspercentage worden verbeterd, zal de wetgeving inzake illegale export worden verbeterd en zullen de verantwoordelijkheden met betrekking tot de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten beter worden verdeeld. Naast de voordelen voor het milieu zal deze wijziging ook een positief sociaaleconomisch effect hebben. Er worden namelijk nieuwe banen gecreëerd in de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparaten.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag over afval van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, omdat hierin voorstellen worden gedaan die kunnen bijdragen tot een verlaging van de administratieve kosten en een betere bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen van elektrische en elektronische apparatuur. De maatschappij zal daar baat bij ondervinden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De hoeveelheid afval van elektrische en elektronische apparatuur is in de gehele Unie exponentieel toegenomen. Behandeling en herbestemming van deze apparaten is nu in heel Europa een belangrijke kwestie geworden. Het gaat niet alleen om de menselijke gezondheid en het milieu. Het niet hergebruiken van grondstoffen leidt tot inefficiëntie en extra kosten voor het productiesysteem, en we kunnen daar iets aan doen door de materialen die in deze apparaten zijn verwerkt beter te gebruiken.
We weten nu meer over de producten die onder deze richtlijn vallen. En nu hoop ik dat de Europese Unie verstandiger gebruik gaat maken van elektronische en elektrische apparaten en toestellen, en dat deze op een milieuvriendelijke en maatschappelijk verantwoorde wijze hergebruikt zullen worden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het vaststellen van regels en duidelijke doelstellingen voor het beheer van afval afkomstig van elektrische en elektronische apparaten is een voorwaarde voor de duurzame consolidatie van de interne markt en een betere kwaliteit van het milieu in de Europese Unie. We kunnen zo ook strategische grondstoffen recupereren. Het is van groot belang dat we de beschikbare hulpbronnen beter gebruiken, zeker nu we beseffen dat de grondstoffen schaars zijn. We moeten daarom profiteren van de rijkdom of de meerwaarde die dit afval voor de economie kan inhouden. We zien dat de hoeveelheid ingezamelde AEEA per lidstaat sterk verschilt – van 16 kilo per hoofd van de bevolking tot slechts één kilo. Het is dus zaak een sterkere harmonisering te betrachten. Een minimum van 4 kilo per hoofd lijkt volkomen redelijk, en dat al in 2012. In een ontwikkeld Europa moet het toch mogelijk zijn om in 2016 tot 85 procent van de elektrische en elektronische apparaten in te zamelen (zoals in het voorstel dat ik aan de Commissie milieubeheer heb voorgelegd en dat is goedgekeurd) en tussen de 50 en 75 procent van deze apparaten te recyclen. Ik wijs in dit verband op het voorstel dat ik de commissie heb voorgelegd (en dat aangenomen is) om de lidstaten elk jaar gegevens te laten indienen over de omvang van de AEEA-inzamelingen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De stroom afval van elektrische en elektronische apparatuur in de Europese ruimte is enorm toegenomen. Met dat gegeven voor ogen wordt er een voorstel tot wijziging van de nu geldende, uit 2002 daterende richtlijn voorgelegd. Inzameling en verwerking van elektrische en elektronische apparatuur is heel belangrijk en hoogst noodzakelijk, niet alleen vanwege de gevolgen die dit type afval kan hebben voor het milieu en de volksgezondheid, maar ook omdat er secundaire grondstoffen verloren kunnen gaan. Als het afval niet wordt ingezameld en verwerkt zou dat tot grote problemen kunnen leiden. Bijna 85 procent van de geproduceerde elektrische en elektronische apparaten worden in de EU al ingezameld. Het is echter ook zo dat er illegale transporten van dit soort afval naar plaatsen buiten de EU worden georganiseerd, wat betekent dat de rol van de EU bij het toezicht en het beheer van de inzameling en verwerking versterkt moet worden.
Dit voorstel voor een richtlijn noemt een aantal mogelijke benaderingen die de lidstaten kunnen volgen, van de beperking van de kring van degenen die oude apparatuur mogen inzamelen over de verhoging van het aantal inzamelingsplaatsen tot aan de verplichting voor de producenten systemen in het leven te roepen die de consumenten moeten stimuleren hun oude apparaten in te leveren. Wat daarvan zij: het doel is steeds meer afval te recyclen en opnieuw te gebruiken. Daarom hebben wij voor dit verslag gestemd.
Adam Gierek (S&D), schriftelijk. − (PL) Elektrisch en elektronisch afval worden op volledig verschillende manieren gerecycled. Elektrisch afval wordt ontmanteld en vervolgens gerecycled. Elektronisch afval wordt daarentegen na ontmanteling meestal chemisch verwerkt. Beide groepen verschillen sterk in gewicht. Dit leidt ertoe dat het inzamelingsgewicht met elektrisch afval wordt verhoogd, terwijl het elektronische afval, dat veel goud, zilver en zeldzame aardmetalen bevat, vaak terechtkomt op de vuilnisbelt. Vooruitgang op het gebied van elektrische en elektronische apparatuur betekent een langere levensduur, lichtere toestellen dankzij verkleining en minder energieverbruik. In deze richting zou een deel van onze innovatieactiviteiten moeten gaan, zoals het ontwerpen van toestellen die makkelijker kunnen worden ingezameld.
Helaas stimuleren de bepalingen van deze richtlijn innovatie niet en nemen de afvalstromen in een alarmerend tempo toe. Om innovatie wel te stimuleren moet de fabrikant of de importeur die het product op de markt brengt op gepaste wijze worden belast. De middelen die dit oplevert kunnen vervolgens worden gebruikt door innovatieve MKB's die zich commercieel bezighouden met het terugwinnen van secundaire grondstoffen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Deze richtlijn verplicht de lidstaten om administratieve inzamelings- en verwerkingsprocessen te organiseren voor zeer diverse en complexe technische structuren die bovendien zeer moeilijk te recyclen zijn. Deze producten komen in bepaalde landen op de markt en moeten daar worden onderworpen aan marktwerking. Helaas worden de marktmechanismen voor het recyclen van gebruikte producten niet goed ingezet en daarom moet deze ontwerpresolutie worden verbeterd. Ik heb me dan ook van stemming onthouden.
Robert Goebbels (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de richtlijn, omdat het absoluut noodzakelijk is dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt ingeleverd en gerecycled.
Het Europees Parlement hanteert echter dubbele standaarden door te bepalen dat alle elektrische en elektronische apparatuur, met inbegrip van lampen en kleine apparatuur voor lichaamsverzorging, zoals scheerapparaten en elektrische tandenborstels, binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen, terwijl fotovoltaïsche modules worden vrijgesteld.
Hoewel zonne-energie moet worden aangemoedigd, bevatten fotovoltaïsche modules materialen die minstens even schadelijk voor het milieu zijn als een elektrische tandenborstel.
Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Burgers hebben het recht te weten of de prijs van een nieuw product ook de inzamelings-, verwerkings- en verwijderingskosten van dat product omvat en dit zou duidelijk op het product vermeld moeten worden. Het spijt mij dat deze bepaling het vandaag in het Parlement niet heeft gehaald en ik zal er in het vervolg van de onderhandelingen voor vechten dat deze zichtbare bijdrage aan het milieu wordt gehandhaafd in de lidstaten waar dat reeds gebruikelijk is.
Van de negen miljoen ton elektrisch en elektronisch afval die ieder jaar in Europa wordt geproduceerd, wordt slechts een derde op de juiste wijze ingezameld en verwerkt. Het is dan ook dringend noodzakelijk hergebruik, recycling en de nuttige toepassing van die afvalberg te stimuleren.
De lidstaten zouden er ook op moeten letten dat winkeliers geschikte inzamelingssystemen en bewustwordingscampagnes opzetten voor bepaalde soorten vaak voorkomend afval, zoals gebruikte mobiele telefoons die vandaag de dag nog niet voldoende worden teruggehaald.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Wij moeten een ambitieus systeem voor het beheer van elektrisch en elektronisch afval opzetten, waarbij zowel de overheid en het bedrijfsleven als de consument hun verantwoordelijkheid zullen moeten nemen. Uiteraard moeten, om dit zo goed mogelijk te laten verlopen, de administratieve lasten die op alle betrokken partijen rusten, worden verlicht. Ik ben in het bijzonder voorstander van de strenge regels die zijn opgesteld tegen de illegale uitvoer van mogelijk gevaarlijk afval naar ontwikkelingslanden. De bal ligt nu bij de Raad, die moeite lijkt te hebben in te stemmen met de doelstellingen die we hebben gesteld.
Nadja Hirsch (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb ingestemd met dit voorstel, omdat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur de afvalstroom vormt die het snelst in omvang toeneemt. Enerzijds moet rekening worden gehouden met de consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt, anderzijds betekent het feit dat grondstoffen verloren gaan een groot probleem. Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is van het allergrootste belang voor een economie die zich over de gehele wereld uitstrekt. Een intensievere inzameling van afgedankte apparatuur en een juiste behandeling daarvan overeenkomstig de richtlijn vormt daarom een grote uitdaging en noodzaak. We moeten de geschikte inzameling en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur overwegen en bevorderen, omdat afdoende maatregelen helpen evenwichtige economische groei te bevorderen zonder schade te berokkenen aan het milieu en een schone en gezonde omgeving voor onze burgers. Ik deel de mening dat niet alleen producenten en lidstaten, maar ook wij consumenten moeten bijdragen aan de totstandbrenging van een schone en gezonde omgeving en in aanzienlijke mate verantwoordelijkheid moeten delen om erop toe te zien dat oude apparatuur op de juiste wijze wordt verwijderd. Te veel apparaten blijven of vergeten en ongebruikt in lades en kasten liggen of belanden illegaal in de huisvuilcontainer. De lidstaten moeten gebruik maken van alle beschikbare middelen om ambitieuze inzamelingspercentages te halen, hoewel de genoemde doelstellingen niet eenvoudig haalbaar zijn. Dat de taak mogelijk is, wordt duidelijk uit de percentages die in sommige landen al behaald worden. Als we in de toekomst een hoog consumptieniveau willen handhaven, moet we verantwoordelijker omgaan met het resterende natuurlijke kapitaal en dit niet verspillen.
Holger Krahmer (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat een aantal FDP-leden in het Europees Parlement zich bij dit verslag van stemming heeft onthouden.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel voor een richtlijn waarover wij vandaag stemmen betreft de herziening van de AEEA-richtlijn, die voorschrijft dat de lidstaten afgedankte elektrische en elektronische apparatuur afzonderlijk inzamelen en die voorziet in streefcijfers voor de nuttige toepassing en recycling ervan, zoals het streven dat tegen 2016 65 procent van de AEEA wordt ingezameld. We weten allemaal dat efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen van het allergrootste belang is voor een geglobaliseerde economie. Iedereen die op de markt actief is, is hiervoor verantwoordelijk, van de publieke autoriteiten tot de consumenten en producenten. De producenten spelen een cruciale rol, daar voor hen de producentenverantwoordelijkheid geldt, maar ook de consumenten zijn verantwoordelijk voor een verwerking van afgedankte apparatuur volgens de voorschriften. Daarnaast vind ik het van essentieel belang dat wij naast het tonen van onze bereidheid om de richtsnoeren van de Commissie te volgen, ook voorkomen dat producenten worden opgezadeld met administratieve lasten en dat aan producenten, distributeurs en wederverkopers overdreven zware eisen worden gesteld.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik denk dat we moeten aandringen op strengere normen voor de verwijdering van elektrische en elektronische apparatuur. Op dit moment is er niet alleen in de Europese Unie, maar wereldwijd een probleem met het organiseren van recycling van gebruikte apparatuur. Inzameling en transport van afgedankte apparatuur moet gescheiden worden, om optimaal hergebruik, optimale recycling en reductie van gevaarlijke stoffen te garanderen. Dit is voor de burger van groot belang. Het is goed dat we dit onderwerp behandelen, want het wordt veel besproken op regionaal en lokaal niveau. Het is belangrijk dat we spreken over de monitoring van dit probleem en ik heb dan ook voor het verslag van Karl-Heinz Florenz gestemd.
Johannes Cornelis van Baalen, Toine Manders en Jan Mulder (ALDE), schriftelijk. − De VVD in het Europees Parlement heeft vandaag tegen een aantal amendementen in het verslag over afgedankte elektrische en elektronische apparaten gestemd. Wij zijn tegen maatregelen die kleine winkels de verplichting opleggen onbeperkt kleine apparaten in te nemen, zonder dat de consument hierbij een nieuw vergelijkbaar apparaat moet aanschaffen. Naar de mening van de VVD zou het bestaande inzamelpotentieel beter kunnen en moeten worden benut in plaats van nieuwe onwerkbare en onrealistische verplichtingen op te leggen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat nieuwe doelstellingen introduceert om een einde te maken aan het wegsijpelen van toxische chemische stoffen uit afgedankte elektrische apparatuur in het milieu.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gestemd, dat tot doel heeft de op dit moment van kracht zijnde tekst te verbeteren. Het opstellen van zo doeltreffend mogelijke criteria is noodzakelijk met het oog op de groeiende productie van deze apparaten en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en het milieu als deze apparaten aan het eind van hun leven niet naar behoren worden verwerkt. Wij vragen nieuwe doelstellingen te formuleren voor de inzameling, de recycling en het hergebruik van afval, dat deels interessant is vanwege de herbruikbare grondstoffen die erin zitten. Dit afval moet dus worden verwerkt en niet, zoals nu gebeurt in vaak gevaarlijke omstandigheden, naar ontwikkelingslanden worden geëxporteerd. Met meer inspecties hopen we de hoeveelheid elektronisch afval die ten onrechte wordt aangegeven als zijnde 'geschikt voor hergebruik', te beperken.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De economische groei en de voortdurende ontwikkeling van elektrische en elektronische apparatuur hebben voor een groot probleem gezorgd: de verwerking van het afval van deze apparaten. Het gaat hier om een aantal problemen op het gebied van het milieu, de volksgezondheid en de economie. Die problemen nemen toe door een crisis die gevolgen heeft voor de kosten van de verwerking van dit type afval. We zullen dus oplossingen moeten vinden voor de omgang met dit afval, maar wel zo dat ze de nodige duurzame groei van de economieën in de EU niet belemmeren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor de wetgevingsresolutie over het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (herschikking) gestemd omdat ik voor maatregelen ben die bijdragen aan een duurzame productie en een duurzaam gebruik van elektrische en elektronische apparatuur. Dat neemt niet weg dat deze maatregel weinig meer is dan een lapmiddel dat de problemen toedekt die gepaard gaan met de torenhoge consumptie die het destructieve kapitalistische productiemodel in stand houdt en met de onophoudelijke productie gebaseerd op het creëren van niet-bestaande behoeften. Ik ben voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing van dit soort afval. Verder ben ik het er mee eens wat in het verslag staat over de behoefte aan preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en de terugwinning van strategische grondstoffen. Ik heb voor deze resolutie gestemd, maar ik ben wel van mening dat we moeten inzetten op regulering van de kwaliteit van elektrische en elektronische apparatuur. Tevens moet er een verbod komen op productietechnieken die gericht zijn op een geplande veroudering en moet reparatie van dergelijke producten juist gestimuleerd worden.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur blijft ieder jaar toenemen en als het afval niet naar behoren wordt verwijderd of verwerkt, brengt het een groot aantal problemen voor de gezondheid en het milieu met zich mee. Al die apparaten, computers, televisies, mobiele telefoons en huishoudelijke apparaten leiden tevens tot verspilling van soms zeldzame grondstoffen. Vandaag de dag wordt slechts een derde van dit afval op de juiste wijze ingezameld en verwerkt. Die hoeveelheid moet snel toenemen.
In de voorgestelde tekst worden verschillende aspecten behandeld om tot een goede verwijdering van elektrisch en elektronisch afval te komen, waaronder het inzamelingspercentage (85 procent ingezameld afval), het inzamelingsstreefcijfer, het stimuleren van consumenten om actief bij te dragen, het soort apparatuur en normen op het gebied van inzameling, verwerking en recycling. Het is van even groot belang om de illegale uitvoer van afval naar landen buiten de Europese Unie, en met name naar ontwikkelingslanden, een halt toe te roepen. Door het aantal inzamelpunten uit te breiden, kunnen burgers hun afval makkelijker wegbrengen. Dat is een extra stap in de richting van de bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De S&D-Fractie en ik hebben voorgestemd, omdat het duidelijk is dat de hoeveelheid afvalstoffen uit elektronische en elektrische apparatuur voortdurend toeneemt. Om geen Europese middelen te verkwisten, moet landen die elektrische en elektronische apparaten aan de EU leveren, de mogelijkheid worden geboden om hetzij een speciale gebruiksvergoeding te betalen op het moment dat zij een apparaat verkopen, hetzij de verplichting te aanvaarden om oude apparaten terug te nemen die bestemd zijn voor hergebruik of recycling. Dit kan het proces van hergebruik en recycling en de levering van apparatuur aanzienlijk harmoniseren en zal een terugkeer naar dit vraagstuk in de toekomst onmogelijk maken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) De hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische apparatuur neemt constant toe. Vanwege milieuredenen is het essentieel dat dit soort afval op de juiste wijze wordt verwerkt, aangezien het vaak grote hoeveelheden toxische stoffen bevat, met inbegrip van zware metalen zoals kwik, lood en cadmium, en CFK's. Om de lidstaten, het bedrijfsleven en de individuele consumenten hier beter bewust van te maken, heeft de EU inzamelingsdoelstellingen vastgelegd die door de nieuwe richtlijn aangepast moeten worden. Ik heb dit verslag niet gesteund, omdat het naar mijn mening een buitensporige inbreuk maakt op de bevoegdheden van de afzonderlijke landen.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Het doel van het verslag over de herziening van de AEEA-richtlijn is om de gescheiden inzameling, de terugwinning en het hergebruik van AEEA-afval te bevorderen. In theorie had ik deze benadering willen ondersteunen. Er zijn echter amendementen aangenomen die met name kleine ondernemers veel schade berokkenen. Zij worden opgezadeld met extra bureaucratische kosten en moeilijk na te komen plichten, en daarom heb ik besloten om tegen het voorstel te stemmen.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze richtlijn gestemd, omdat ik denk dat de verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur nog een probleem is dat we moeten zien te overwinnen. Helaas scoort mijn land Litouwen momenteel ver onder het Europees gemiddelde wat betreft de hoeveelheid te verwijderen AEEA. Oude elektrische en elektronische apparatuur is een uitstekende bron van edelmetalen en andere bronnen die in de Europese Unie worden ingevoerd. Als al dit soort afval op geschikte wijze verwijderd, hergebruikt en gerecycled zou worden, zouden we veel minder geld aan grondstoffen hoeven uit te geven. De inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn, die ons van een beter systeem voor inzameling, hergebruik en recycling moet voorzien, laat nog wel even op zich wachten, maar ik hoop dat hij nieuwe mogelijkheden voor ondernemingen zal bieden en voor minder problemen voor de eindgebruiker zal zorgen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Er wordt vandaag de dag zeer veel elektrische en elektronische apparatuur verkocht, wat leidt tot een grote hoeveelheid afval die gepaard gaat met het risico van grote schade voor het milieu en de volksgezondheid. Het verslag over het voorstel voor een richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur heeft als doel om de inzameling, verwerking en het hergebruik van deze apparatuur op Europees niveau te reguleren en om hoeveelheden en percentages vast te stellen. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Florenz gestemd, waarmee het voor de lidstaten verplicht wordt om minstens vier kilo AEEA per inwoner in te zamelen, om tegen 2016 65 procent van dit afval afzonderlijk in te zamelen en om minstens 5 procent van het materiaal te hergebruiken om verkwisting van grondstoffen te voorkomen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Ik deel de bezorgdheid van de lidstaten over dit voorstel van de Commissie. De belangen van de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) zijn immers grotendeels genegeerd. Bij het uitvoeren van deze verordening zouden die KMO's dan ook met enorme problemen worden geconfronteerd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur vormt momenteel de snelst groeiende afvalstroom in de EU. Dit brengt een aantal problemen met zich mee die effectief moeten worden opgelost. Allereerst moeten we rekening houden met de gevolgen van onjuiste recycling van deze apparatuur voor de volksgezondheid en het milieu. Een andere uitdaging is het niveau van het verlies van grondstoffen te verminderen. Dankzij recycling verkrijgt de industrie immers waardevolle secundaire grondstoffen. Ook moeten de inzameling en correcte verwerking van afval worden geïntensiveerd.
Volgens gegevens van de Europese Commissie wordt op dit moment ongeveer 85 procent van het elektronische afval ingezameld. Hoewel 65 procent van de verkochte apparatuur later wordt ingezameld, wordt slechts iets meer dan 30 procent van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in overeenstemming met de eisen van de richtlijn verwerkt. Daarom kan ik het ook niet oneens zijn met de rapporteur dat het aan de lidstaten is om de richtlijn goed uit te voeren en effectieve procedures te creëren voor de controle op de opslag en verwerking van gebruikte apparatuur. De lidstaten, de fabrikanten van nieuwe apparatuur en de consumenten moeten samen op alle mogelijke manieren proberen om een hoog inzamelingsniveau het bereiken.
Ik heb me uitgesproken voor goedkeuring van het verslag, dat tot doel heeft om afval vaker gescheiden in te zamelen, het verlies van gebruikte apparatuur te beperken, illegaal transport te voorkomen en een kwalitatief hoogstaande verwerking te garanderen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (LT) Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur behoort tot de afvaltypen die het snelst in omvang toenemen. Dat kan worden toegeschreven aan het toenemende leeftempo, technologieën die nog sneller ontwikkeld worden en het verlangen om de nieuwste en modernste apparatuur te bezitten. Ronddraaiend in die kolkende massa komen we twee grote problemen tegen, hulpbronnen en afval. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met het streven om zoveel mogelijk gebruikte apparatuur in te zamelen en vervolgen te recyclen en te hergebruiken. Alleen op die manier kunnen we de behoefte aan hulpbronnen en de hoeveelheid afval die op de stortplaats belandt verminderen. Ik denk dat de genoemde doelstellingen haalbaar zijn, maar het zal niet eenvoudig worden. De nieuwe EU-lidstaten zullen extra hun best moeten doen. We hebben helaas geen planeet op voorraad. Als we in de toekomst een hoog consumptieniveau willen handhaven, moet we verantwoordelijker omgaan met het resterende natuurlijke kapitaal en dit niet verspillen.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vandaag voor het verslag van het Europees Parlement inzake het beheer van elektronisch afval gestemd. Dit verslag is ook voor Griekenland van bijzondere betekenis aangezien daar in 2010 meer dan 150 000 ton elektronisch afval is geregistreerd. Ons belangrijkste doel is de legale verwerking op hoog niveau (aangezien tegenwoordig alleen een derde van het elektronisch afval in de EU legaal wordt ingezameld en verwerkt), inzameling op juiste wijze, recycling en hergebruik van waardevolle stoffen die zich in het afval bevinden en het verhinderen van illegale overbrenging van afval, een verplichting die hoofdzakelijk bij de lidstaten berust. Het sensibiliseren van alle betrokken partijen – producenten, consumenten en openbare instanties – en het verschaffen van stimulansen zodat allen overgaan tot een juiste en adequate verwerking van dit soort afval, zijn de factoren waar het bij dit streven allemaal om draait.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, mede omdat de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie meent dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn geïdentificeerd. De niet gewijzigde bepalingen van eerdere wetgeving en de nu geïntroduceerde wijzigingen worden gecodificeerd. Het voorstel blijft dus beperkt tot codificatie. Ik sta achter het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie om dit voorstel opnieuw aan het Parlement voor te leggen, mocht het Parlement besluiten het voorstel wezenlijk te wijzigen of te vervangen door een andere tekst.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil de rapporteur complimenteren met het bereiken van deze belangrijke doelstelling. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) vormt in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst.
Enerzijds moet rekening worden gehouden met de consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt, anderzijds betekent het feit dat grondstoffen verloren gaan een groot probleem. Efficiënt en innovatief omgaan met energie, materialen en hulpbronnen is van het allergrootste belang voor een economie die zich over de gehele wereld uitstrekt. Een intensievere inzameling van afgedankte apparatuur en een juiste behandeling daarvan overeenkomstig de richtlijn vormt daarom een grote uitdaging.
De voorgestelde wijzigingen zijn erop gericht een hoger percentage voor gescheiden inzameling te bereiken, het verlies aan oude apparatuur binnen het "AEEA-systeem" te verminderen, illegale overbrenging te voorkomen en bovendien te komen tot een daarop afgestemde behandeling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op hoog niveau. Ten slotte moeten de thans bestaande nationale bureaucratische eisen – en daarmee de belemmeringen voor de interne markt – uit de weg worden geruimd.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt, wat ons voor diverse problemen plaatst: 9 miljoen ton nu, toenemend tot 12,3 miljoen ton in 2020. Gelet op deze hoeveelheden, zijn er sterke zakelijke argumenten voor het terugwinnen van meer AEEA: meer inkomsten en banen voor de sector van de afvalverwerking, een bijdrage aan de werkgelegenheid voor langdurig werklozen en minder bevoorrechten, en teruggewonnen materiaal heeft een geschatte waarde van circa 2 miljard euro per jaar. Afgedankte elektrische en elektronische apparaten bevatten belangrijke schaarse grondstoffen die we zouden moeten terugwinnen om de noodzaak van invoer te verminderen. De herschikking was hard nodig, om de klimaatverandering aan te pakken, milieuschade door slecht afvalstoffenbeheer te vermijden en de waardevolle hulpbronnen in elektrische en elektronische apparatuur te behouden. We hebben hoge inzamelingspercentages nodig, hoge recyclingpercentages en geschikte recyclingnormen, strenge wetgeving tegen illegale export, verstrekkende verantwoordelijkheid van de producenten, beter ontworpen apparatuur en een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden en kosten tussen producenten, consumenten en overheden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht voor dit verslag over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). Afgedankte elektrische en elektronische apparaten vormen in de EU de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt. Het is dus van groot belang dat we inzameling en correcte verwerking van de apparaten verbeteren. De consequenties op het gebied van milieu en gezondheid wanneer deze apparatuur onjuist behandeld of verwijderd wordt zijn ernstig, en er gaan zo grondstoffen verloren. Dat moeten we vermijden. Daarom zijn deze voorstellen toe te juichen. Ze zijn erop gericht een hoger percentage voor gescheiden inzameling te bereiken, het verlies aan oude apparatuur binnen het "AEEA-systeem" te verminderen, illegale overbrenging te voorkomen en bovendien te komen tot een daarop afgestemde behandeling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op hoog niveau.
Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steun ik de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Acht jaar na goedkeuring van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, spreekt het Europees Parlement zich opnieuw uit over deze belangrijke kwestie van het recyclen van afgedankte hightechproducten. Ondanks onbetwistbare verbeteringen op het gebied van de behandeling, nuttige toepassing en verwijdering van dit soort afval (dat slechts een speld van gemiddeld 20 kg per persoon is in een jaarlijks door iedere Europeaan geproduceerde afvalberg van 5,8 ton), zijn we er nog lang niet. Ik ben dan ook zeer verheugd over de goedkeuring vanmiddag van het verslag-Florenz, dat de doelstelling van de Europese Commissie om in 2016 in de hele Unie een inzamelingspercentage van 85 procent en een recyclingspercentage van 50 tot 70 procent (afhankelijk van het soort afval) te bereiken, bekrachtigt. Hoe kunnen we de kostbare materialen die in al die apparatuur aanwezig zijn, nou niet gebruiken: een ton gsm's bevat ongeveer 280 gram goud en 140 gram platina en palladium! Het is een manier van slim economisch denken die ook nog eens gunstig is voor het milieu. In deze context ben ik er eveneens voorstander van om zonnepanelen de komende vijf jaar buiten het kader van de richtlijn te houden. Dat lijkt mij een uitstekende manier om deze schone technologie te stimuleren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De stemming van vandaag is een welkome stap naar aanscherping van de Europese regels inzake elektrisch afval en zorgt met name voor een effectievere inzameling en behandeling van AEEA. Het Europees Parlement heeft gestemd voor het rechtzetten van de lage inzamelingspercentages, de onjuiste behandeling en de illegale export naar derde landen van AEEA. Tegen 2016 moet minimaal 85 procent van de afgedankte apparatuur die in een jaar wordt gegenereerd, worden ingezameld, en al deze apparatuur moet juist worden behandeld. Dit is een belangrijke stap voorwaarts. Een andere belangrijke stap is de bepaling dat detailhandelaren nu worden verplicht om klein afval terug te nemen, zoals lampen of mobiele telefoons, ongeacht de vraag of er tegelijkertijd een nieuw product wordt aangeschaft. Dit geldt voor alle detailhandelaren, met inbegrip van afstandverkopers (uitgezonderd micro-ondernemingen). Wanneer de inzameling van deze apparatuur wordt vergroot en consumenten meer bewust worden gemaakt, zou de hoeveelheid klein afval dat eindigt in de algemene afvalstoffenstroom en dat daardoor niet adequaat wordt behandeld, moeten dalen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Vandaag stemmen we over de herschikking van de AEEA-richtlijn van 2003. Daarbij gaat het onder meer over een samenhangende tenuitvoerlegging van de regels, vereenvoudiging van de regels en vermindering van de administratiekosten. De uiteindelijke doelstelling die de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft geformuleerd is om tegen 2016 minimaal 85 procent van de AEEA (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) in te zamelen en afhankelijk van het soort product tussen de 50 en 75 procent te recycleren.
De terugwinning van kostbare grondstoffen is niet de enige doelstelling van de aangenomen tekst; deze is daarnaast gericht op het beperken van de illegale stroom elektronisch afval naar derde landen, die risico's met zich meebrengt voor de volksgezondheid en het milieu wanneer niet aan de minimumvoorschriften wordt voldaan. Het is nu essentieel om overeenstemming te bereiken met de Raad, die beloofd heeft om zijn eigen standpunt na de stemming van vandaag te heroverwegen.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Elektronische en elektrische apparaten vormen de afvalstroom die het snelst in omvang toeneemt. Momenteel wordt een derde van dit afval ingezameld. Ik heb daarom voor de herschikking van deze richtlijn gestemd, omdat ik de nieuwe doelstelling verwelkom om tegen 2016 minimaal 85 procent van dit afval in te zamelen en te behandelen.
Alexandra Thein (ALDE), schriftelijk. – (DE) In algemene zin steunt de Duitse Vrije Democratische Partij (FDP) in het Europees Parlement de Afvalstoffenrichtlijn. De kwestie van de fotovoltaïsche modules blijft echter een probleem. Er is geen enkele begrijpelijke reden om de gehele sector van de voorschriften vrij te stellen. Wij beschikken over een breed scala aan wet- en regelgeving voor afvalstromen. Derhalve is niet duidelijk waarom een volledige sector, die naar verwachting aanzienlijke afvalstromen zal produceren, hiervan wordt vrijgesteld, met name aangezien de industrie voor zonne-energie in de nabije toekomst waarschijnlijk verantwoordelijk zal zijn voor een grote hoeveelheid afval wanneer de eerste zonnepanelen die op een groot aantal Europese daken zijn geplaatst, aan vervanging toe zijn. Zonnecellen kunnen toxische stoffen bevatten die geschikt zijn voor hergebruik. Dat is de reden dat ik mij bij dit verslag van stemming heb onthouden.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta ten volle achter het besluit om de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) bij te werken. De gevaarlijke stoffen die vaak worden geproduceerd door afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, kunnen enorme gezondheids- en milieurisico's vormen. Door te waarborgen dat afval wordt gerecycled en hergebruikt, zal de richtlijn de milieuprestaties van producenten en distributeurs verbeteren. De nieuwe doelstellingen voor de recycling, het hergebruik en de inzameling van afval omvatten voor de lidstaten een inzamelingspercentage van 85 procent. De herschikte richtlijn zal ook de rapportage- en regelgevende maatregelen van de lidstaten harmoniseren, teneinde de administratieve procedures te vereenvoudigen en de kosten voor bedrijven te verlagen. Ik ben er zeker van dat de aanname van de amendementen op deze richtlijn gezondheids- en milieubaten kan opleveren en zal bijdragen tot het halen van de doelstellingen van de Europese agenda voor hulpbronnenefficiëntie. Gelet op de bezuinigingen waarvoor lokale overheden worden gesteld, is het echter belangrijk dat gemeentebesturen die huis aan huis willen gaan inzamelen, financieel worden ondersteund door de producenten.
Hermann Winkler (PPE), schriftelijk. – (DE) Uiteraard steun ik het idee om de inzamelingsniveaus van elektrische apparatuur in Europa te verbeteren, niet in het minst omdat wij hierdoor in staat zijn om schaarse grondstoffen op een effectievere wijze te hergebruiken. Sta mij toe om te benadrukken dat er in mijn eigen land, Duitsland, sprake is van een bijzonder goede situatie op dit punt. Wij beschikken namelijk over evenwichtige recyclingoplossingen voor bedrijven en consumenten. Het systeem hoeft niet aangepast te worden om de manier te verbeteren waarop wij grondstoffen hergebruiken. De Commissie zelf wilde ook geen veranderingen doorvoeren. In het verslag waarover wij zojuist hebben gestemd, wordt echter helaas een aantal extra lasten geïntroduceerd die een buitensporige impact op bedrijven kunnen hebben, met inbegrip van elektriciens. Van die bedrijven worden de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) het hardst getroffen. Dat is de reden dat ik het verslag niet heb gesteund. De verplichting om apparatuur in te zamelen, zelfs als die geen deel uitmaakt van het eigen productassortiment van een bedrijf (hetgeen in sommige gevallen het scheiden van producten met zich meebrengt die wel en geen toxische stoffen bevatten, alsmede het scheiden van kapotte en herbruikbare producten), kost meer geld en leidt tot veel extra bureaucratie. Wij mogen dit niet laten gebeuren, met name niet vanuit het oogpunt van de KMO's. Een uitzondering voor de kleinste ondernemingen met zeer kleine bedrijfslocaties, is niet afdoende. De gekozen invalshoek verdient bewondering, maar slaagt er niet in om het probleem als geheel aan te pakken. Die invalshoek is ook niet gebaseerd op het beginsel 'Denk eerst klein' zoals vastgelegd in het EU-beleid voor middelgrote ondernemingen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd en zou mijn volledige solidariteit willen betuigen met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere sociale omstandigheden en werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Het Parlement looft in dit verband de moed en vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en betuigt het zijn medeleven aan de families van de slachtoffers en zijn solidariteit aan degenen die gewond zijn geraakt. Ik ben van mening dat het einde van het autoritaire regime in Tunesië kan bijdragen tot een stabiele democratie en er ook toe kan bijdragen dat andere volkeren dezelfde verlangens uiten. In die zin steun ik het democratische proces. Ik onderstreep dat het belangrijk is de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen zodat alle oppositiebewegingen en alle media zich op nationaal niveau kunnen organiseren en zodat de nieuwe parlementaire vergadering die de taak heeft een democratische grondwet op te stellen, daarin het evenwicht tussen de uitvoerende en de wetgevende macht en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in acht kan nemen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Door de recente gebeurtenissen in Tunesië komt de doeltreffendheid van het EU-nabuurschapsbeleid voor het Middellandse Zeegebied opnieuw ter discussie te staan. De resolutie van het Europees Parlement geeft hierover een krachtig signaal af. Helaas heeft de strijd van de burgers voor het respecteren van hun rechten geen Europese steun gekregen, door het ontbreken van een specifiek mechanisme in de associatieovereenkomst. Als gevolg daarvan is de beweging met geweld onderdrukt en hebben mensen het leven verloren. Daarom verwelkom ik het instellen van een onderzoekscommissie. Sterker nog, ik ben van mening dat controle op de toepassing van de mensenrechtenclausule een herhaling van dergelijke incidenten zal voorkomen. Het Tunesische volk heeft behoefte aan steun bij de opbouw van functionele overheidsinstellingen. Voor Europa betekent Tunesië een stimulans om de prioriteiten ten opzichte van derde landen te wijzigen. Respect voor de mensenrechten moet de basis zijn voor de politieke dialoog. De EU moet een samenhangend discours voeren om haar geloofwaardigheid niet te verliezen.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie is wederom een bevestiging van de betrokkenheid van de Europeanen bij de verregaande hervormingen die de Tunesiërs zo graag willen. Europa onderhoudt al lang een speciale band met het Tunesische volk. De Europese Unie was de enige internationale organisatie die in haar betrekkingen met de Tunesische staat voorwaarden stelde met betrekking tot de naleving van de mensenrechten en de democratische waarden. In het kader van het nabuurschapsbeleid heeft Tunesië economische bijstand van Europa gekregen om de gemiddelde levensstandaard te verhogen, werkgelegenheid te creëren, jongeren op te leiden en vrouwen toegang te geven tot verantwoordelijke posities. Nu wil Europa de Tunesiërs bijstaan in de democratische overgang die staat te gebeuren.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Tunesiërs hebben een nieuwe bladzijde opengeslagen. Met deze ontwerpresolutie draagt het Europees Parlement bij aan wat de Europese lijn moet zijn. Het Europees Parlement looft allereerst de moed van de Tunesiërs die het land naar een historische politieke ommekeer hebben gevoerd. De Europese Unie moet de legitieme verwachtingen van de Tunesiërs nu inlossen. Europa moet voorrang geven aan de betrekkingen met die entiteiten die de fundamentele vrijheden respecteren. Tot slot hebben we, gezien het feit dat er strafbare feiten zijn gepleegd, terecht gevraagd om de onmiddellijke toepassing door de Europese Unie van de besluiten om de onrechtmatig verkregen bezittingen van de familie Ben Ali en haar bondgenoten te blokkeren.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor deze ontwerpresolutie, omdat het belangrijk is dat alle politieke, sociale, burgerlijke en democratische krachten in Tunesië volledig vertegenwoordigd zijn, omdat de overgangsregering alleen dan het vertrouwen van de bevolking en de nodige legitimiteit zal genieten om de verkiezingen en de overgang naar democratie te kunnen voorbereiden. Tunesië en de Europese Unie werkten aan de opstelling van een actieprogramma voor de periode 2011-2016, en dit proces vergt van beide partners meer inzet op alle gebieden, met name op dat van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Het Europees Parlement veroordeelt de onderdrukking en het buitensporige geweld waarvan de ordestrijdkrachten zich hebben bediend, maar betuigt zijn krachtdadige steun voor het democratische proces in het land. Om die reden is het heel belangrijk de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen – met voldoende tijd voor alle oppositiebewegingen en alle media om zich op nationaal niveau te organiseren – voor een nieuwe nationale vergadering die belast wordt met het opstellen van een democratische grondwet waarin het evenwicht tussen de uitvoerende en de wetgevende macht en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in acht worden genomen. Het Parlement wenst dat alle democratische krachten die de gewetensvrijheid, de democratische machtswisseling en de vrijheid van meningsuiting respecteren, aan deze verkiezingen kunnen deelnemen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het Egyptische volk gaat dezer dagen de straat op om zijn stem te laten horen, slechts een paar weken na een vergelijkbaar scenario in Tunesië. De situatie in de Arabische landen wordt door analisten vergeleken met die in Centraal- en Oost-Europa in de jaren negentig. De geschiedenis herhaalt zich twintig jaar later, nu honderdduizenden mensen de straat op gaan. De Europese Unie moet zich solidair verklaren met de betogende Arabische volken. Het is echter belangrijk dat het doel van de betogingen ligt in legitieme democratische ambities en de noodzaak om de sociale en levensomstandigheden te verbeteren. Vanuit haar democratische traditie moet de EU de onderdrukking en het disproportioneel geweld door de overheid veroordelen, aangezien deze hebben geleid tot verlies van mensenlevens. Het democratisch proces in deze landen, waar de vrijheid nog onzeker is, moet krachtig worden gesteund. De Europese Unie heeft hierin een dure plicht. Nu moeten de nodige voorwaarden worden gecreëerd voor vrije verkiezingen, het aannemen van een democratische grondwet die de vrijheid van meningsuiting garandeert, het politiek pluralisme en het principe van verkiesbaarheid. De hoge vertegenwoordiger van de EU moet een actieve rol spelen bij het beoordelen van de behoeften van deze landen, die radicale veranderingen meemaken omdat ze geen oefening in democratie hebben gehad.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik zou mijn solidariteit willen betuigen met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik loof de moed en de vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en ik betreur de manier waarop de vreedzame protestbeweging met geweld is onderdrukt waarbij meer dan honderd slachtoffers vielen. Ik betuig mijn medeleven aan de families van de slachtoffers en mijn solidariteit aan degenen die gewond zijn geraakt.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. − (RO) Sinds anderhalve maand schudt de Arabische wereld op zijn grondvesten, van Tunesië tot Jemen, door een schokgolf of wind van vrijheid – het is moeilijk om ons nu al uit te spreken, gezien de complexe gevolgen van de protesten die Ben Ali hebben verjaagd en nu Moebarak doen wankelen, terwijl ondertussen ook de Jordaanse regering preventief is gevallen. Het vertrek van de Tunesische president betekent niet dat zijn regime verdwijnt, dat een bron van spanning blijft. Ik deel de zorgen van de Tunesiërs met betrekking tot het feit dat ministers van het vorige regime aanblijven, waaronder enkele die betrokken zijn geweest bij het onderdrukken van de demonstraties. Ik ben van mening dat de EU de plicht heeft om een proces van democratisering op een gezonde basis aan te moedigen, zodat er geen voedingsbodem wordt geschapen voor vervanging van het ene totalitarisme door het andere. Tunesië is overigens niet alleen een model voor hen die de Arabische autocraten willen zien vallen, maar ook een precedent dat ons kan helpen de volgende gebeurtenissen in de complexe oosterse situatie te begrijpen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa kan volgens mij niet onverschillig blijven voor de kracht van het hevige volksprotest in verscheidene landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Zoals ik al zei tijdens het debat over deze ontwerpresolutie in het Parlement, denk ik echt dat wat we nu meemaken een zeldzaam moment in de geschiedenis is: een van die momenten waarop het verloop van de geschiedenis wordt veranderd en nieuwe realiteiten ontstaan. Maar Europa in zijn geheel, en niet alleen een paar leiders die samen of afzonderlijk optreden, moet politiek leiderschap tonen. Europa moet deze hervormingen ondersteunen om een nieuw paradigma te vinden voor het Midden-Oosten dat veiligheid, democratie, waardigheid en verdraagzaamheid garandeert, wars van radicalisme en met eerbied voor de mensenrechten. Ik weet dat vroeger voorbij is. Ik betuig mijn solidariteit met de volkeren die vechten voor hun rechten in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten, zoals ik dat niet zo lang geleden gedaan heb voor de volkeren van Oost-Europa. Omdat ik besef dat het islamitische extremisme ontstaan is als politiek, en niet als godsdienstig, antwoord op deze problemen, gevoed door en als reactie op de sociale uitsluiting, hoop ik dat deze volkeren in de nabije toekomst zullen bewijzen dat in deze regio iedereen in vrede en met wederzijds respect kan samenleven, ongeacht zijn of haar geloofsovertuiging, politieke keuze of etnische afkomst.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het Parlement daarin zijn solidariteit betuigt met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere levensomstandigheden, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. De Europese Unie mag haar verantwoordelijkheden niet ontlopen. De hoge vertegenwoordiger moet daarom de oprichting bevorderen van een task force waaraan het Europees Parlement deelneemt en die tot taak heeft in te gaan op de behoeften inzake de begeleiding van de overgang naar de democratie, met name wat betreft de voorbereidingen van vrije en democratische verkiezingen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De huidige situatie in het Midden-Oosten heeft bewezen hoe weinig we weten over de gewone Arabier: over wat zij die in Tunis en Cairo betogen, werkelijk denken, voelen en verlangen. Televisiezenders die in de hele wereld uitzenden, zoals CNN en Al-Jazeera, en sociale netwerksites wijzen op het ontstaan van een wereldwijd maatschappelijk middenveld dat in staat is om gebeurtenissen zoals die in Tunesië en in Egypte in real time te volgen.
Het Westen heeft uit vrees voor het islamitische extremisme lange tijd de voorkeur gegeven aan een beleid dat erop gericht was het fenomeen in te dammen in plaats van gesprekspartners te zoeken met dezelfde idealen die pleiten voor een maatschappij die politiek georganiseerd is op basis van democratie, vrijheid en de rechtsstaat. Het heeft dat gedaan omdat die partners zogezegd niet bestaan. Die bewering lijkt niet helemaal te kloppen. Het is nog niet duidelijk wat hun soortelijk gewicht binnen de samenleving is en of ze in staat zijn om hun respectieve landen de gewenste koers te doen varen. Voorzichtigheid is daarom geboden. We moeten de gebeurtenissen nauwlettend in de gaten houden en steun verlenen aan de democraten die zowel seculier militarisme als godsdienstfanatisme verwerpen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Alle volkeren moeten de democratische waarden van vrijheid en het recht op zelfbeschikking in acht nemen. Daarom kan ik mij alleen maar verheugen over de goedkeuring van deze ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië waarin het Parlement zijn solidariteit betuigt met het Tunesische volk. Ondanks de repressie en het gebruik van geweld door de veiligheidsdiensten hebben de Tunesiërs door hun protest uiteindelijk een einde kunnen maken aan het dictatoriale regime van president Ben Ali. Ik betreur echter dat de Europese Unie geen consequenter en efficiënter extern beleid ontwikkelt ten aanzien van een aantal van zijn partners teneinde bij te dragen tot de val van de totalitaire regimes die nog steeds standhouden, zoals het regime dat in Tunesië aan de macht was.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben een ontwerpresolutie van onze fractie over de situatie in Tunesië ondertekend. Daarin loven we de vastberadenheid van het Tunesische volk om zijn vrijheid te herwinnen en een einde te maken aan het bestaande regime en betuigen we onze solidariteit met alle progressieve Tunesiërs en met het volk.
In de resolutie benadrukken we ook dat, als het Tunesische volk daarom vraagt, we de nodige financiële steun moeten bieden om de ingezette hervormingen tot een goed einde te brengen en tegemoet te komen aan de sociale en economische behoeften van het Tunesische volk.
Maar voor ons is het duidelijk dat we moeten vermijden dat we ons mengen in de binnenlandse aangelegenheden van Tunesië. Het is niet aan de Europese Unie om te zeggen wie deze landen wel of niet moet besturen. Hun volkeren zijn uit zichzelf wakker geworden en het is aan hen om te beslissen wie ze het land willen laten besturen. Wij mogen hun niets opdringen.
Louis Grech (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is triest dat het de EU zo lang heeft gekost om te reageren op de politieke en sociale onrust in het Midden-Oosten – die in Tunesië en onlangs die in Egypte. Het was onze plicht als Unie om onze politieke voelhorens daar te gebruiken en op te merken dat er een crisis aan zat te komen, en wat belangrijker is, daarin proactief op te treden. In plaats daarvan hebben we passief en zelfgenoegzaam aan de zijlijn gestaan; we hebben geweigerd de tekenen te onderkennen die duidelijk wezen op een situatie van politieke en sociale onrust, een situatie die mensen uiteindelijk in protest de straat op heeft gedreven. We moeten een manier vinden om echt contact te krijgen met de bevolking van deze landen en haar te steunen. We moeten dit niet op een opdringerige wijze doen, maar op een wijze die deze burgers verzekert dat Europa sociale stabiliteit, economische welvaart en vrijheid binnen hun respectieve regio's actief zal steunen. Dit gezegd zijnde, de EU heeft, net als in het Palestijns-Israëlisch conflict, ervoor gekozen om niet de noodzakelijke stappen te ondernemen. Er is niet één persoon of instelling die met één stem namens Europa spreekt. Uiteindelijk moet dit probleem worden aangepakt, als we zinvolle invloed willen uitoefenen en iets willen betekenen in internationale betrekkingen, vooral in verband met een regio die zo dichtbij ligt als deze.
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Ik steun deze ontwerpresolutie ondanks het feit dat ik van mening ben dat de democratische krachten in deze landen al in een eerder stadium behoefte hebben aan meer periodieke ondersteuning. Veel lidstaten van de EU hebben er problemen mee om dit in de praktijk te brengen, vaak vanwege de economische belangen die op het spel staan. Egypte, Rusland en China zijn goede voorbeelden van 'politieke discretie' en van 'zwijgen is goud'. Ik hoop dat de ontwikkelingen in Noord-Afrika ertoe zullen leiden dat de EU voor een moedigere aanpak kiest.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Door mijn steun aan deze ontwerpresolutie over Tunesië te geven, geef ik uiting aan mijn volledige solidariteit met het Tunesische volk en de historische, democratische revolutie die dat volk teweeg heeft gebracht. Het spijt mij dat de reactie van de Europese Unie op zich heeft laten wachten, waarmee onze Europese Dienst voor extern optreden een slecht figuur sloeg. Deze Dienst lijkt nog steeds niet te zijn opgewassen tegen haar verantwoordelijkheden en blijft moeite hebben zich op het internationale toneel met één stem uit te drukken. Van nu af aan moet de Unie alle technische, juridische en financiële bijstand bieden die nodig is om in Tunesië op vreedzame wijze vrije verkiezingen te kunnen organiseren. Het is daarnaast dringend noodzakelijk ons nabuurschapsbeleid met derde landen te herzien en er zorg voor te dragen dat er mensenrechtenclausules worden opgenomen als absolute voorwaarde van al onze handelsovereenkomsten.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor de ontwerpresolutie over Tunesië, om mijn solidariteit te betuigen met de wens van het Tunesische volk om vrijheid van meningsuiting te krijgen en vrije verkiezingen te herstellen. Het is verontrustend dat de massale betogingen van het volk tegen het oude autoritaire regime voor de EU als een verrassing kwamen. Moge deze gebeurtenissen ons eraan herinneren dat stabiliteit van de economische en politieke betrekkingen met onze partners alleen kan zijn gebaseerd op werkelijke democratie en de volledige uitoefening van burgerrechten. Ik verzoek de hoge vertegenwoordiger zich in te zetten voor de oprichting van een task force die tot taak heeft Tunesië te begeleiden in zijn overgang naar de democratie.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De afgelopen maanden heeft de Europese Unie haar nabuurschapsbeleid geëvalueerd, waarbij de nadruk werd gelegd op de verschillen tussen de politieke doelstellingen van enerzijds de Zuid-Europese en anderzijds de Centraal-, Oost- en Noord-Europese lidstaten. Dit heeft echter niet geleid tot een analyse waarmee voorkomen kon worden wat er in verschillende Afrikaanse landen is gebeurd en nog steeds gebeurt. Ik ben het volledig eens met de doelstellingen ten aanzien van de situatie in Tunesië, die het Parlement eensgezind heeft geformuleerd in de ontwerpresolutie waarover wij vandaag stemmen. De veroordeling van de onderdrukking en het buitensporige geweld, het blokkeren van de onrechtmatig verkregen bezittingen van de familie van Ben Ali, het steunen van de instelling van drie commissies voor de bestrijding van de corruptie die de Tunesische regering de afgelopen 23 jaar gekenmerkt heeft: daar heeft het Parlement vandaag om gevraagd. Tot slot wordt de hoge vertegenwoordiger van de EU verzocht om de bevolking te ondersteunen met de oprichting van een task force waaraan het Europees Parlement zou moeten deelnemen. Het is essentieel dat de Europese Unie van zich laat horen in Tunesië en de Tunesische bevolking in de richting van werkelijke democratie leidt.
Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. − (PL) Het Europees Parlement heeft snel een standpunt ingenomen over de situatie in Tunesië en hierbij rekening gehouden met de situatie in de hele regio. Wij betuigen onze solidariteit met de wil van volkeren die streven naar een beter leven, zelfbeschikking en een betere toekomst. We zijn getuige van het gedwongen aftreden van autoritaire heersers. Tunesië heeft behoefte aan een intelligent partnerschap met ons. Wij hebben behoefte aan een systematische versterking van de erkenning van onze waarden. We hebben een nieuwe dienst voor extern optreden, die deze taak moet vergemakkelijken. Naast Tunesië moeten we ook rekening houden met de ontwikkelingen in Egypte en andere landen in de regio. Ik ben verheugd dat we met vijf fracties tot een gezamenlijke resolutie zijn gekomen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor de ontwerpresolutie over Tunesië gestemd. Ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat het Parlement zich unaniem schaart aan de kant van de democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten in Tunesië en elders in het Midden-Oosten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug mij over de betogingen in Tunesië waardoor het Tunesische volk zijn vrijheid heeft hervonden en die een einde hebben gemaakt aan het regime dat de thans afgezette president Ben Ali in 1987 had gevestigd. Ik acht het noodzakelijk dat alle politieke, sociale, burgerlijke en democratische krachten in Tunesië volledig vertegenwoordigd zijn omdat de overgangsregering alleen dan het vertrouwen van de bevolking en de nodige legitimiteit zal genieten om de verkiezingen en de overgang naar de democratie te kunnen voorbereiden. Ik vind ook dat we moeten kijken hoe we Tunesië, ook financieel, kunnen steunen en hoe het Europese maatschappelijk middenveld het maatschappelijk middenveld in Tunesië kan helpen en ondersteunen, in het bijzonder de mensenrechtenverenigingen en de sociale partners.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik deel het standpunt dat wordt ingenomen in de ontwerpresolutie over Tunesië. Tunesië staat op een historisch keerpunt in zijn geschiedenis: het is onze plicht het Tunesische volk te steunen en de Tunesiërs te helpen een stabiele democratie op te bouwen en het maatschappelijk middenveld, dat als pleitbezorger van het volk een belangrijke bijdrage levert aan de versterking van de democratie, te ondersteunen en te versterken. Ik steun het democratische overgangs- en ontwikkelingsproces van Tunesië volledig. In die context steun ik ook de tijdelijke regering in haar inspanningen democratische verkiezingen te organiseren waarin alle politieke stromingen worden vertegenwoordigd.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor de resolutie gestemd over de situatie in Tunesië omdat ik ook vind dat we onze solidariteit en steun moeten betuigen voor het Tunesische volk en zijn strijd voor democratie en betere sociale omstandigheden. Het is van groot belang dat het Europees Parlement de moed en de vastberadenheid van onderdrukte volkeren looft, zoals in dit geval het Tunesische volk, dat massaal heeft gestreden voor het einde van de tirannie van de inmiddels afgezette president, Ben Ali. Het is de moeite waard om te vermelden dat in de resolutie wordt aangedrongen op de herziening van het nabuurschapsbeleid omdat dit beleid, zoals ik al herhaaldelijk heb aangegeven, leidt tot nog meer oneerlijke vrijhandelsverdragen in plaats van de ontwikkeling van volkeren en mensenrechten en het einde van dictaturen en sociaal onrecht. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik ook de onderdrukking door de Tunesische regering tijdens de massale betogingen veroordeel. Tevens schaar ik mij achter het verzoek om een onafhankelijk onderzoek naar de onderdrukking en wijdverspreide corruptie van de regering van Ben Ali in te stellen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) In de regel moeten er in een land democratische en eerlijke verkiezingen worden gehouden, zodra de grondwet is gewijzigd en een nieuwe bestuursvorm is ingesteld. We kunnen pas beginnen met de discussie over financiële of andersoortige ondersteuning, wanneer Tunis alle aanbevelingen van de OESO, het Europees Parlement, de Europese Unie en de Europese Raad heeft uitgevoerd. Helaas leert de geschiedenis ons dat de landen die verlangen naar democratie, centra van corruptie en misbruik worden. Dit proces hangt samen met de hoge criminaliteit en schendingen van wetten en sociale regels. Ik heb voorgestemd, rekening houdende met het feit dat financiële steun aan Tunis pas mag plaatsvinden na vrije verkiezingen en dat die steunverlening geschiedt onder strikte controle van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de financiële steun.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb de gezamenlijke ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gesteund, omdat hierin het standpunt van het Parlement over de gebeurtenissen in Tunesië op een duidelijke en evenwichtige manier tot uitdrukking komt. Het is essentieel dat de overgangsregering zo snel mogelijk verkiezingen organiseert zodat het land zich van een autoritair regime tot een stabiele democratische regeringsvorm kan ontwikkelen. In de ontwerpresolutie wordt barones Ashton daarnaast opgeroepen om snel actie te ondernemen en Tunesië de EU-hulp ter beschikking te stellen die het land nodig heeft.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de situatie in Tunesië worden de inspanningen van de Tunesische bevolking gesteund om de stap in de richting van een democratie te zetten. In de ontwerpresolutie wordt daarnaast onderstreept dat de noodzakelijke voorwaarden gecreëerd moeten worden voor het kiezen van een nationale vergadering. Een dergelijke vergadering zou vervolgens een democratische grondwet op moeten stellen op basis waarvan de scheiding der machten gewaarborgd wordt. Bovendien worden de repressieve maatregelen en het buitenproportionele geweld dat door de veiligheidstroepen is gebruikt, veroordeeld. Om deze redenen heb ik de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gesteund.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) In het licht van de recente gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in Tunesië wil ik mijn solidariteit betuigen met de mensen van dat land. Als Europese Unie moeten we steun bieden aan het Tunesische volk, dat zich na vele jaren dankzij protesten en demonstraties heeft bevrijd van het regime en de vrijheid heeft herwonnen. Ik wil ook de onderdrukking en het geweld van de veiligheidstroepen tegen de demonstranten veroordelen. Ik onderschrijf de oproep van de Europese Unie dan ook volledig. Helaas hebben de gebeurtenissen in Tunesië eens te meer de zwakte van het buitenlandbeleid van de EU aan het licht gebracht. We moeten de Europese dienst voor extern optreden en de Europese Commissie oproepen om concretere maatregelen te nemen. Bij gezamenlijke externe acties moet de Europese Unie meer aandacht besteden aan mensenrechten en democratie. De resolutie van het Europees Parlement met een beschrijving van de situatie in Tunesië heb ik gesteund. Ik ben namelijk van mening dat we als Europese Unie een uitgelezen kans hebben om in Tunesië een maatschappelijk middenveld te helpen opbouwen.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik betuig mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. De gebeurtenissen in Tunesië deden ook de grondvesten van ondemocratische regimes in andere landen schudden. Het is nog steeds niet duidelijk waartoe de regeringswisseling zal leiden. Ik wens dat alle democratische krachten die zich ertoe verbinden het pluralisme, de gewetensvrijheid en de democratische machtswisseling te zullen respecteren, aan de verkiezing van een nieuwe nationale vergadering kunnen deelnemen. Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik voorstander ben van de EU-steun aan de Tunesische economie in de vorm van leningen en subsidies waardoor Tunesiërs uitzicht wordt geboden op geschoold werk, in het kader van een daadwerkelijk ontwikkelingscontract dat plaatselijke en buitenlandse productieve investeringen bevordert.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd om, samen met mijn collega's, kenbaar te maken welk standpunt het Europees Parlement inneemt ten opzichte van de Jasmijnrevolutie. Het partnerschap tussen Tunesië en de Europese Unie, de betrekkingen met de Noord-Afrikaanse landen die deel uitmaken van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en alle goede nabuurschapsrelaties moeten doelmatig worden aangewend zodat de Tunesische bevolking, met wie wij ons volledig solidair verklaren, een ordelijke en vredige overgang naar een goed werkende democratie kan bewerkstelligen. De steun van de EU moet als waarschuwing dienen om te zorgen voor eerlijke verkiezingen en om de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen. De Tunesische bevolking moet daarbij ondersteund en geadviseerd worden om te voorkomen dat het fundamentalisme terrein wint. De EU mag zich niet onttrekken aan haar plicht om zich in te zetten voor democratie en mensenrechten.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk – (EL) Net als alle fracties heb ik voor de resolutie over Tunesië gestemd, als steunbetuiging aan dit land. De stabiliteit in deze regio vormt een fundamenteel en blijvend doel van Europa. In de toekomst moet het scheppen van een bekken van welvaart, waar men democratische regimes aantreft en de mensenrechten worden geëerbiedigd, een fundamentele pijler van het nabuurschapsbeleid van de EU in het Middellandse Zeegebied vormen. Wij moeten niet vergeten dat de haarden van instabiliteit in buurlanden van Europa kettingreacties en vluchtelingen- en immigrantengolven kunnen veroorzaken, groter dan die welke in het verleden zijn ontstaan ten gevolge van conflicten in Centraal-Azië.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië gestemd. Samen met het Europees Parlement betuig ik mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. In dat verband loof ik de moed en de vastberadenheid van de Tunesiërs tijdens de betogingen en veroordeel ik de repressieve maatregelen en het buitensporige geweld door de veiligheidsdiensten. Ik betuig mijn krachtdadige steun voor het noodzakelijke democratische proces in Tunesië. Ik onderstreep dat het belangrijk is de nodige voorwaarden te scheppen voor het houden van verkiezingen, met voldoende tijd voor alle oppositiebewegingen en alle media om zich op nationaal niveau te organiseren en de democratische basis te leggen voor een nieuwe maatschappij. Ik verheug me over het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie en aan de Europese Investeringsbank om Tunesië te steunen door middel van leningen tegen een gunstig rentetarief teneinde de Tunesische economie in staat te stellen zich te diversifiëren en aan de Tunesische jongeren uitzicht op geschoold werk te bieden, in het kader van een daadwerkelijk ontwikkelingscontract dat plaatselijke en buitenlandse productieve investeringen bevordert.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb deze ontwerpresolutie ondersteund. Ook ik betuig mijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik hoop oprecht dat er nu voorwaarden worden gecreëerd en steun wordt gewaarborgd opdat Tunesië voortgang kan maken met de nodige hervormingen om een stevige en verdraagzame democratie tot stand te brengen waarin alle minderheden geëerbiedigd worden.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door voor de ontwerpresolutie over de situatie in Tunesië te stemmen, wil ik allereerst mijn steun betuigen aan het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en betere sociale omstandigheden, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. Ik verzoek de Europese instellingen de middelen uit de verschillende financiële instrumenten voor samenwerking tussen de EU en Tunesië, opnieuw in te richten en, waar nodig, te verhogen. Dat moet snel gebeuren. Ik roep de Europese Unie ook op direct lessen uit deze gebeurtenissen te trekken en haar beleid ter ondersteuning van de democratie en de mensenrechten te herzien door de strikte naleving hiervan als voorwaarde te stellen voor de samenwerking die zij met derde landen aangaat.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze resolutie betuigt het Europees Parlement zijn solidariteit met het Tunesische volk dat, gedreven door een gewettigd verlangen naar democratie en de eis van betere sociale omstandigheden en meer werkgelegenheid, zijn land naar een historische politieke ommekeer heeft gevoerd. In dit verband looft het Parlement de moed en vastberadenheid van het Tunesische volk tijdens de betogingen en betuigt het zijn medeleven aan de families van de slachtoffers en zijn solidariteit met degenen die gewond zijn geraakt. Tevens veroordeelt het Parlement de onderdrukking en het buitensporige geweld waarvan de ordestrijdkrachten zich hebben bediend; het is daarentegen ingenomen met de houding van het leger, dat geweigerd heeft op de betogers te schieten. Het Parlement dringt erop aan een onafhankelijk onderzoek te openen naar de dodelijke incidenten en het buitensporige gebruik van geweld in de afgelopen weken, alsmede naar gevallen van corruptie, en vervolgens de verantwoordelijken te dagvaarden.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De onlusten in Tunesië hebben de afgelopen dagen tot minstens 35 bevestigde doden geleid. De Delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met de Maghreblanden heeft verzocht om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de mate waarin de regering verantwoordelijk is voor het gebruik van geweld tijdens de opstand. De noodtoestand die in dit van oudsher seculiere, progressieve en democratische land heerst, moet onmiddellijk worden opgeheven, zodat de Tunesische autoriteiten de normale democratische gang van zaken kunnen herstellen. Alle Europese regeringen, inclusief de Zwitserse, moeten hun medewerking verlenen aan de restitutie van het geld en de bezittingen van de familie van Ben Ali. Tot slot moeten de groei en de verspreiding van het salafisme in de kiem worden gesmoord, omdat deze beweging in Tunesië een radicale versie van de islam wil verspreiden.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Het werd tijd dat het Europees Parlement het zwijgen over de Tunesische opstand verbrak. Hoe kon het Parlement doof blijven voor de roep van het volk, hoe kon het onbewogen blijven bij deze honger naar democratie, hoe kon het níet in vuur en vlam raken bij het zien van al die mannen en vrouwen, rijk en arm, jong en oud, die smeekten ze van een regime van angst te bevrijden?
In Tunesië was er sprake van een model van zwijgend aanvaarde autocratie, een situatie waarin de armsten, en zelfs de middenklasse, zich niet konden voorstellen dat ze hun lot ooit in eigen handen konden nemen. Deze weg waar niet van af kon worden geweken, is nu verleden tijd. Deze stappen naar de vrijheid leggen de fundamenten van een nieuwe maatschappij en geven hoop voor een nieuw evenwicht. De tijd van het dictatoriale en technocratische Oosten is voorgoed voorbij. Nu rest ons de bouw van een nieuwe weg, een nieuw land.
Laten we de wens uitspreken dat de Europese instellingen meer dan ooit ontvankelijk zullen zijn voor eventuele verzoeken om samenwerking met deze nieuwe landen.
Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik steun deze resolutie en in het bijzonder de bepalingen over de heel specifieke instrumenten waarover we beschikken om invloed uit te oefenen op de op handen zijnde systeemveranderingen in het land. Het gaat hierbij met name om politieke steun voor een zo sterk mogelijke politieke betrokkenheid van de hoge vertegenwoordiger, de lopende herziening van het nabuurschapsbeleid van de EU, de onderhandelingen over een nieuw actieplan voor Tunesië voor de periode 2011-2016 en het sturen van een waarnemingsmissie van de EU, wat ongetwijfeld een steun in de rug zou zijn voor de beloofde verkiezingen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het aantal gevallen van tuberculose in de wereld blijft zorgwekkend. Tuberculose is nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken; ieder jaar overlijden ongeveer twee miljoen mensen door deze aandoening. Ondanks de geboekte vooruitgang is de incidentie van deze bacteriële infectie sterk gestegen in de laatste jaren, vanwege de sociaaleconomische achteruitgang van de landen in het voormalige Sovjetblok, vanwege de zwakke infrastructuur van de zorgstelsels en de ongelijke toegang tot behandeling. Ik verwelkom de gezamenlijke ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative", omdat ik van mening ben dat in de strijd tegen tuberculose de vaccins in combinatie met de beste tests om de infectie vast te stellen en de beste behandeling een essentieel bestrijdingsinstrument vormen. Daarnaast ben ik van mening dat toegang tot drinkwater, een evenwichtige voeding en vrije toegang tot gezondheidszorg een belangrijke rol hebben in het verbeteren van de levensomstandigheden en in de strijd tegen armoede en tuberculose. Om deze redenen heb ik voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie over het tuberculosevaccin gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Volgens het initiatief inzake een tuberculosevaccin worden er elk jaar negen miljoen nieuwe gevallen van tuberculose geconstateerd en sterven er per jaar twee miljoen mensen aan tuberculose: dat betekent elke achttien seconden een dode. We hebben nog maar vier jaar tot de streefdatum van de millenniumdoelstelling voor wat betreft het uitbannen van ziekten, en tuberculose is wereldwijd nog steeds een van de grootste doodsoorzaken, en ook de gevaarlijkste ziekte voor mensen die tevens aan hiv/aids lijden. De EU moet zich aan haar verplichting houden om de millenniumdoelstelling van de Verenigde Naties om tuberculose te bestrijden en voor 2015 uit te bannen te halen. Ik heb voor deze belangrijke ontwerpresolutie gestemd en ben het ermee eens dat de bestrijding van tuberculose moet worden opgenomen in de Europa 2020-strategie. Zoals gesteld in de ontwerpresolutie, moeten de Commissie en de lidstaten alles in het werk stellen om te garanderen dat een gepast deel van het geld dat beschikbaar is voor gezondheidszorg terechtkomt bij arme mensen in ontwikkelingslanden, en er moet alles aan worden gedaan om ervoor te zorgen dat de gezondheidszorg in arme streken verbeterd en ondersteund wordt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative", omdat deze ziekte een van de belangrijkste doodsoorzaken ter wereld is, met jaarlijks bijna twee miljoen mensen die hieraan sterven. Dit initiatief zou in dienst worden gesteld van mensen met tuberculose wereldwijd, in het bijzonder in de minst ontwikkelde landen. Het zou ook bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-doelstellingen en het halen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen in 2015. Verder zou het vaccinatieprogramma de strategische onafhankelijkheid van de Europese Unie in de bestrijding van tuberculose en andere besmettelijke ziekten kunnen versterken. Er moet worden opgemerkt dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests. Tests moeten betrouwbaar en betaalbaar voor alle patiënten zijn en diagnoses en behandelingen moeten doeltreffender zijn. Dat betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en er meer middelen op lange termijn nodig zijn voor het vaccinatiepakket. Om die reden moeten de Europese Commissie en de lidstaten hun financieringstoezeggingen nakomen en het nodige doen om ervoor te zorgen dat de middelen voor gezondheidszorg ook de armsten bereiken.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) Vaccinatie tegen tuberculose en investeringen in onderzoek naar het ontwikkelen van een nieuwe behandeling tegen deze aandoening zijn de enige mogelijkheden voor de uitroeiing van tuberculose vóór 2050. Helaas heeft Roemenië het negatieve record voor wat betreft de verspreiding van de ziekte, met een eerste plaats in de Europese Unie in het klassement van tuberculosepatiënten. Volgens specialisten zal deze situatie nog lang in stand blijven. Tegen deze achtergrond zijn de door de EU uitgevoerde programma's en de financiering voor de behandeling van tuberculose meer dan welkom. Investeren in de gezondheid van Europeanen is belangrijk. Volgens gegevens van de Roemeense autoriteiten zijn er jaarlijks 30 000 nieuwe gevallen van tuberculose in Roemenië. Een mogelijke verklaring voor het ontdekken van dit grote aantal ieder jaar is juist een toenemende ontwikkeling van nieuwe preventieprogramma's, voor het merendeel gefinancierd door de EU. Hoewel Roemenië nog steeds de hoogste tuberculose-incidentie van Europa heeft, is deze indicator de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Ook het overlijden als gevolg van tuberculose laat dalende cijfers zijn in Roemenië: van 10,7 procent in 2002 naar 7,6 procent in 2008. De financiering van programma's voor het uitbannen van tuberculose zijn des te meer aan te raden omdat er in de afgelopen 35 jaar geen nieuwe diagnose- of behandelmethoden zijn ontdekt.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik heb om een groot aantal redenen voor de resolutie inzake de bestrijding van tuberculose gestemd. Allereerst wil ik met nadruk wijzen op het humanitaire aspect van deze ziekte, aangezien deze ziekte heel eenvoudig met behulp van vaccinatie kan worden voorkomen. Twee miljoen dodelijke slachtoffers van tuberculose per jaar is om die reden een extreem hoog aantal en bovenal volstrekt nodeloos. Ik sluit mij volmondig aan bij degenen die zeggen dat tuberculose een schrijnend voorbeeld is van de ongelijkheid tussen de volkeren. Inderdaad, in de ontwikkelde industrielanden is deze ziekte nagenoeg geheel uitgeroeid, maar in de minst ontwikkelde landen geenszins. De stichting TVBI helpt in de hele wereld mensen die aan tuberculose lijden, en dan vooral in de laatstgenoemde landen. Voor mij is deze manier van bestrijding van tuberculose een uiting van solidariteit van de Europese burgers en een poging om het volstrekt nodeloos grote aantal slachtoffers – louter en alleen een kwestie van gebrek aan geld voor inenting in de minder ontwikkelde landen – naar beneden te brengen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) In deze ontwerpresolutie verheugen we ons over de initiatieven van de Europese Unie om tuberculose in de armste landen te bestrijden. Maar we doen een oproep om meer wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en nieuwe vaccins tegen deze ziekte. Vaccinatie is de meest efficiënte en goedkoopste volksgezondheidsmaatregel om Europese burgers te beschermen tegen besmettelijke ziekten, maar het is ook belangrijk dat gezondheidszorg de ontwikkelingslanden bereikt teneinde bij te dragen aan de stijging van de levensverwachting en de bestrijding van armoede.
Zoals ik al zei, zijn er vorderingen gemaakt en zijn we op de goede weg, maar de Europese Unie moet met vernieuwde inzet oproepen tot een meer gecoördineerd optreden om het Europees onderzoek ter bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten te integreren. Dat is de enige manier waarop we iets kunnen doen aan de dramatische toestand van de volksgezondheid in verscheidene ontwikkelingslanden. Ik zou de Commissie willen vragen hoe ze de inspanningen van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied denkt op te volgen en op te voeren en hoe ze de resultaten van dit onderzoek denkt te vertalen ten behoeve van de Europese burgers in het licht van de Europa 2020-strategie.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" gestemd omdat alleen een grootschalige vaccinatiecampagne kan bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstelling voor ontwikkeling die tot doel heeft vóór 2015 de toename van tuberculose te stoppen en het aantal gevallen van de ziekte terug te dringen en vóór 2050 tuberculose uit te roeien. We moeten dringend innoverende financieringsmogelijkheden onderzoeken om de gezondheidszorgstelsels te versterken en de ongelijkheden te bestrijden, in het bijzonder wat betreft de gezondheidssituatie van moeders en kindersterfte.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel tuberculose een van de ziekten is waarover we ons in de industrielanden nagenoeg geen zorgen meer hoeven te maken als het om onze gezondheid gaat, is ze vandaag nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken in de wereld. Ze kost jaarlijks aan bijna twee miljoen mensen het leven. Vooral in de ontwikkelingslanden heeft deze ziekte in veel gevallen nog steeds een dodelijke afloop, vooral als ze optreedt in combinatie met hiv/aids.
Daarom is tuberculose een voorbeeld van de ongelijke gezondheidssituatie tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden. Bovendien stellen we vast dat, hoewel tuberculose nog steeds slachtoffers maakt, het onderzoek wordt gestaakt alleen maar omdat het vanuit commercieel oogpunt niet loont. Daarom is het belangrijk dat Europa inzet op wetenschappelijk onderzoek en het TBVI (Tuberculosis Vaccine Initiative) ondersteunt omdat een grootschalige vaccinatiecampagne positieve gevolgen kan hebben voor de uitroeiing van tuberculose voor 2050.
Iedereen weet dat vaccins een essentieel instrument zijn, samen met betere, betrouwbare en betaalbare tests om de infectie vast te stellen en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn, en ik denk dat de Europese Unie daarin een essentiële rol kan spelen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De onderhavige ontwerpresolutie, die is ingediend ter vervanging van de ontwerpresoluties van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, beoogt het "Tuberculosis Vaccine Initiative" (TBVI) te bevorderen, teneinde de doelstellingen te verwezenlijken die door de Verenigde Naties geformuleerd zijn in het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Deze hebben als doel vóór 2015 de toename van tuberculose te stoppen en de ziekte vóór 2050 volledig uit te roeien. De verbetering van de gezondheidstoestand van de wereldbevolking is een van de belangrijkste aandachtspunten van de EU. Hoewel we kunnen stellen dat tuberculose in Europa onder controle is, is deze aandoening in ontwikkelingslanden, gekoppeld aan andere overdraagbare ziekten, nog steeds verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen. Het is daarom van groot belang dat de beleidsmatige en financiële inspanningen op elkaar worden afgestemd om deze ziekte wereldwijd zo spoedig mogelijk een halt toe te kunnen roepen. Ik ben daarom blij met de goedkeuring van dit initiatief dat erop gericht is een overdraagbare ziekte uit te roeien die ook in de 21e eeuw nog vele slachtoffers maakt, met name in ontwikkelingslanden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en effectieve vaccins tegen ziekten, zoals tuberculose, die jaarlijks aan miljoenen mensen wereldwijd het leven kosten, moeten gestimuleerd worden en positieve resultaten moeten worden toegejuicht. Op het moment dat deze resultaten bereikt zijn, moeten de nieuwe wetenschappelijke en technologische verworvenheden ter beschikking gesteld worden van de mensen die deze nodig hebben, zonder enige vorm van uitsluiting.
Het feit dat iemand het nodig heeft mag dan ook het enige criterium voor toegankelijkheid zijn. Het afbetalen van de buitenlandse schuld en van de rente op schulden aan de rijke landen legt in derdewereldlanden een belangrijke druk op de eigen middelen, die derhalve niet besteed kunnen worden aan volksgezondheid en onderwijs, waarvoor daarom nauwelijks middelen op hun begroting beschikbaar zijn. Ook de zogenaamde "programma's voor structurele aanpassing" die van buitenaf worden opgelegd, zijn daar debet aan.
De bestrijding van ziekten, zoals tuberculose, die gedijen in armoede, moet daarom mede gebaseerd zijn op de bestrijding van de mechanismen die bijdragen aan afhankelijkheid en armoede en die deze in stand houden. In die zin valt het te betreuren dat een pleidooi om het nieuwe vaccin tegen tuberculose beschikbaar te stellen aan minder ontwikkelde landen – waar wij uiteraard voorstander van zijn – gedaan wordt ter versterking van de rol en toonaangevende positie van de EU in deze landen, zoals het geval is in de mondelinge vraag die tot deze resolutie geleid heeft.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Hoe kunnen we tegen een initiatief zijn dat beoogt tuberculose, een ziekte die nog altijd verantwoordelijk is voor 2 miljoen doden per jaar wereldwijd, vóór 2050 uit te bannen?
Wat me wel verbaast, is dat in een tekst waarin het wordt betreurd dat de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden verre van toereikend is, één van de grootste schandalen van dit moment onbenoemd wordt gelaten: het wegkapen van artsen uit die landen door rijkere landen die hun nationale artsen niet fatsoenlijk hebben opgeleid omdat ze dachten op hun sociale bescherming te kunnen besparen. Zo wordt er in Frankrijk een numerus clausus gehanteerd van rond de 7 000 studenten die toegang krijgen tot het tweede studiejaar, terwijl er elk jaar bijna 3 000 artsen met een diploma van buiten Europa in Frankrijk aan de slag gaan. En dan hebben we het nog niet eens over de buitenlandse studenten die wij opleiden, die dus een Frans diploma hebben en die nooit naar hun eigen land terugkeren. Tegelijkertijd is er volgens de WHO een tekort van 4,5 miljoen zorgverleners in arme landen.
Het is ook vreemd dat de tekst met geen woord repte over de 5 500 tot 6 000 gevallen van tuberculose in Frankrijk. De terugkeer van de ziekte, die daar volledig was uitgebannen, houdt direct verband met de massale immigratie. Ook daarin staan wij denk ik niet alleen in Europa.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) De aanwezigheid van tuberculose in de wereld blijft een bron van zorg. Alleen grootschalige vaccinatie lijkt de dreiging van deze ziekte die de gezondheid van vele mensen in ontwikkelingslanden in gevaar brengt, te kunnen wegnemen. Ik heb deze resolutie gesteund om de lidstaten en de Europese Commissie op te roepen meer en duurzaam te investeren, zodat er middelen beschikbaar komen om tuberculose te bestrijden, met name via onderzoek en innovatie. Maar daarmee zijn we er nog niet: ook de hygiënische omstandigheden en de gezondheidsdiensten behoeven onze aandacht en steun. Dit is weer een hele andere kant van het probleem die nog veel aandacht behoeft en ook hier kunnen we niet zomaar aan voorbij gaan.
Jim Higgins, Seán Kelly, Mairead McGuinness en Gay Mitchell (PPE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben ons onthouden bij de eindstemming over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" (RC-B7-0075/2011). Wij steunen de doelstelling van het Vaccine Initiative volledig, maar kunnen de aanhaling niet steunen waarin wordt terugverwezen naar een andere stemming van het Parlement waarin onder andere abortus wordt gesteund en die ingaat tegen een eerdere stemverklaring die wij in de notulen van het Parlement hebben laten opnemen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat we de strijd tegen tuberculose moeten aangaan, omdat deze ziekte wereldwijd jaarlijks het leven kost aan bijna twee miljoen mensen en bijna een derde van de wereldbevolking ermee besmet is. Het is een ziekte die een serieus gevaar voor mensen is en wereldwijd de op een na belangrijkste doodsoorzaak onder besmettelijke ziekten vormt. Tuberculose is sterk gerelateerd aan maatschappelijke en economische problemen, zoals armoede, werkloosheid, alcoholisme, drugsverslaving en hiv/aids, alsook de ontoereikende en slechte staat van de gezondheidsstelsels in arme landen en vertraagde diagnoses. Ik ben blij dat het "Tuberculosis Vaccine Initiative"-model is opgesteld, zodat alle patiënten die wereldwijd aan deze ziekte lijden kunnen profiteren van het resultaat van onderzoek en het vele werk dat is verzet. Ik wil ook opmerken dat er nog steeds te weinig middelen voorhanden zijn voor de bestrijding van tuberculose, dat er specifieke financieringsmechanismen moeten komen die in Europa bijdragen aan de verstrekking van licenties voor tuberculosevaccins, toegang tot vaccins, klinisch onderzoek naar tuberculose en doeltreffender diagnoses en behandelingen, en dat de middelen voor gezondheidszorg ook de armste en kwetsbaarste inwoners van de landen moeten bereiken.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Tuberculose is helaas een van de belangrijkste doodsoorzaken in de wereld. De ziekte veroorzaakt jaarlijks ongeveer twee miljoen doden. Met deze resolutie roept het Parlement de Europese Unie op om de millenniumontwikkelingsdoelstelling van de Verenigde Naties om de toename van tuberculose uiterlijk in 2015 tot staan te brengen, te bereiken. De schattingen zijn zorgwekkend en laten zien hoe ernstig de situatie is, met name in de armste landen, waar steeds meer mensen sterven aan tuberculose. De gezamenlijke ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" kan dan ook mijn volledige steun wegdragen, omdat hiermee zowel wordt ingegaan op de gezondheidssituatie in de derdewereldlanden als gepoogd wordt het probleem bij de basis aan te pakken door meer middelen beschikbaar te stellen en het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. − (PL) Hoewel vaccinatie tegen tuberculose in de meeste Europese landen verplicht is, zijn de mondiale statistieken alarmerend. Het aantal mensen dat deze ziekte oploopt toont aan dat we in de eenentwintigste eeuw niet alleen een brede informatiecampagne en passende preventie nodig hebben, maar met name de financiering voor vaccinatie moeten verhogen. Alleen zo kunnen we deze ziekte namelijk beperken. Daarom heb ik voor de resolutie gestemd.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik schaar mij volledig achter oproepen voor meer financiering en alternatieve financieringsmethoden voor TB-programma's. Als voorzitter van de werkgroep Innovatie, toegang tot geneesmiddelen en armoedegerelateerde ziekten van dit Parlement, denk ik dat het van cruciaal belang is om onze inspanningen vooral te richten op onderzoek en innovatie als we willen voldoen aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Wereldwijd is het aantal TB-gevallen nog steeds onacceptabel hoog, en ik verwelkom nieuwe manieren om het Tuberculosis Vaccine Initiative te financieren voor een grootschalige vaccinatiecampagne.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel tuberculose in de ontwikkelde landen vrijwel uitgeroeid is, vormt deze aandoening in arme en onderontwikkelde landen, met name Afrika, nog steeds een bedreiging, waar de ziekte jaarlijks verantwoordelijk is voor de dood van miljoenen mensen. Alleen een wereldwijde vaccinatiecampagne kan deze ziekte een halt toeroepen en leiden tot de volledige uitroeiing van tuberculose vóór 2050, ter verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Hoewel ik het grotendeels eens ben met deze resolutie heb ik niet voorgestemd vanwege de laatste doelstelling en de overweging dat toegang tot gezondheidszorg een recht is dat gegarandeerd moet worden door regeringen die "moeten voldoen aan hun verplichting om gezondheidsdiensten beschikbaar te stellen aan hun bevolking". Ten eerste vind ik dit weinig ambitieus en ten tweede doet dit in mijn ogen geen recht aan de meerderheid van de voorstellen en doelstellingen die in deze resolutie zijn opgenomen. Deze ziekte treft de allerarmsten en is, met jaarlijks meer dan twee miljoen doden, een van de belangrijkste doodsoorzaken. Ik vind daarom de doelstelling om tuberculose uit te bannen vóór 2050 veel te pover, zeker omdat verschillende studies, uitgevoerd door ngo's, reeds hebben aangetoond dat met een stevig beleid en een passende verhoging van de middelen voor de bestrijding van deze ziekte, het mogelijk is om deze streefdatum met de helft te verkorten. Tevens vind ik het belangrijk, zoals in paragraaf 2 is gesteld, dat er betere tests om de infectie vast te stellen en doeltreffender diagnoses en behandelingen moeten komen. Ik betreur het echter dat in de resolutie niet is opgenomen dat deze tests en behandelingen uitgevoerd zouden moeten worden door openbare gezondheidsdiensten, die verbeterd moeten worden met behulp van steun van de Europese Unie.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer verheugd dat ik mijn steun mag betuigen aan een pan-Europees project dat niet alleen een toegevoegde waarde heeft voor Europa, maar ook voor de rest van de wereld, en de uiteindelijke uitbanning van tuberculose voorstaat.
In 2009 kostte tuberculose 1,7 miljoen mensen het leven, dat wil zeggen 4 700 mensen per dag. Volgens schattingen van de Wereldbank leidt Afrika door de ziekte ieder jaar een economisch verlies van 52 miljard dollar. De gevallen die in de zomer van 2010 in het Verenigd Koninkrijk en Ierland werden gemeld, maken maar weer eens duidelijk dat deze ziekte ook voor de Europese Unie een ernstig probleem blijft. Het "Tuberculosis Vaccin Initiative" (TBVI) maakt het mogelijk voor een betaalbare prijs doeltreffende vaccins te maken voor ontwikkelingslanden en aangepaste vaccins voor de jonge industrielanden en Europa.
De Europese Commissie is met 49 miljard euro/jaar de belangrijkste donateur van ontwikkelingshulp. Maar dat is niet voldoende. Er moeten andere financieringsbronnen worden onderzocht, zoals de instelling van een financiële waarborg van de lidstaten en/of de Europese Unie waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt. Het TBVI is een concrete toepassing van de EU 2020-strategie. Door Europa aantrekkelijker te maken, maken we de nieuwe economie gereed voor toekomstige generaties.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het tuberculosevaccinprogramma is erg belangrijk, maar wat gaat het Europees Parlement doen vóór 2015? In Letland bestaat de medische behandeling van tuberculose momenteel bijvoorbeeld uit diagnosestelling en plaatsing in quarantaine. Alle middelen die zouden moeten worden besteed aan de aanschaf van medische apparatuur en de bouw van gespecialiseerde ziekenhuizen, zijn hier zelfs tevergeefs besteed. Zo werd in de stad Olaine bijvoorbeeld een ziekenhuis voor de behandeling van tuberculosepatiënten gebouwd op het terrein van een gevangenis. Er werd twee miljoen euro besteed aan de toerusting van het ziekenhuis. Dat ziekenhuis functioneert nu helemaal niet, aangezien er geen medisch personeel is! Daarom zou ik graag de aandacht van mijn collega's willen vestigen op het feit dat het niet voldoende is om enkel een vaccin te maken en produceren, maar dat het ook noodzakelijk is om specialisten met gerichte specialisaties en zeer gekwalificeerd medisch personeel voor te bereiden en hen in te zetten in de strijd tegen tuberculose. Anders zal het effect van de stemming van vandaag enkel emotioneel zijn. Het is zeer belangrijk dat de middelen die worden toegewezen aan de strijd tegen tuberculose op absoluut transparante wijze kritisch worden bekeken, om te voorkomen dat situaties zoals die in Letland zich opnieuw voordoen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Elk jaar wordt in de Europese Unie 2 miljard euro uitgegeven aan het behandelen van mensen met tuberculose. Naast hiv en malaria, is tuberculose een van de meest wijdverbreide epidemieën ter wereld. Ongeveer een derde van de wereldbevolking is met tbc besmet. Het moge duidelijk zijn dat wij tuberculose nog bij lange na niet hebben uitgebannen. Net als bij alle andere ziekten, is een toenemende resistentie in de vorm van multiresistente of zelfs ultraresistente bacteriën en het daaruit voorvloeiende tekort aan behandelingsopties, een grote uitdaging voor de moderne geneeskunde. De standaardgeneesmidddelen die sinds de jaren zestig van de vorige eeuw voorgeschreven worden, hebben geen invloed meer op gemuteerde varianten. Daarom worden andere geneesmiddelen voorgeschreven die duurder zijn en die sterkere bijwerkingen hebben. De behandelingskosten kunnen tot wel honderd keer hoger zijn dan de kosten voor een behandeling van 'normale' tuberculose. Indien een patiënt vóór het einde van de periode van zes maanden stopt met het nemen van de standaardmedicatie voor de normale vorm van tbc, leidt dit niet alleen tot heftige bijwerkingen, maar ook tot resistentie. Bovendien is het daarna alleen maar mogelijk om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan, wanneer alle mensen onderzocht worden waarmee de patiënt contact heeft gehad. Een aantal landen heeft niet aan dit vereiste voldaan. Indien deze algemeen bekende basisregels niet worden gevolgd, is het onwaarschijnlijk dat onderzoeksprojecten die miljarden euro's kosten, ingrijpende veranderingen zullen bewerkstelligen. Derhalve zullen zich nieuwe resistente typen ontwikkelen. Om die reden heb ik mij van stemming onthouden.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het "Tuberculosis Vaccine Initiative" gestemd. In veel gevallen zijn tuberculose en de preventie ervan niet alleen een probleem van de ontwikkelingslanden, maar ook van de ontwikkelde landen. We zouden goede praktijken moeten delen, middelen moeten uittrekken voor het tuberculosevaccin en verschillende maatregelen moeten nemen om te proberen de afschuwelijke statistiek van ongeveer twee miljoen mensen die jaarlijks aan tuberculose overlijden in de wereld, naar beneden te brengen. Aan de andere kant zijn enkele van de belangrijkste risicofactoren die het ziektecijfer verhogen, drugsgebruik en enorme armoede. Daarom moeten wij niet alleen vaccinatie in overweging nemen, maar ook programma's voor de lange termijn die deze factoren moeten verminderen. Ik verwelkom nogmaals dit EU-initiatief om bij te dragen aan actieve EU-steun voor vaccinatieprogramma's die, eenmaal uitgevoerd, erin geslaagd zijn het aantal infectiegevallen met tuberculose aanzienlijk te verlagen, wat blijkt uit de statistieken van de EU-lidstaten.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Tuberculose is nog steeds een van de voornaamste doodsoorzaken in de wereld en is verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen per jaar. Desondanks wordt er momenteel niet voldoende onderzoek verricht naar de meest veronachtzaamde ziekten die alleen in ontwikkelingslanden voorkomen. In het licht hiervan steun ik het "Tuberculosis Vaccine Initiative" volledig. Alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes kan leiden tot de verwezenlijking van de doelstelling. Ik ben ervan overtuigd dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. Daarom ben ik van mening dat vaccinatie tegen tuberculose bij voorkeur moet plaatsvinden in klinieken in ontwikkelingslanden en dat de Europese hulp gericht moet zijn op het ondersteunen van de inspanningen van de ontwikkelingslanden zelf om hun capaciteiten op het gebied van personeel te verbeteren.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb voor de resolutie over het "Initiatief inzake een tuberculosevaccin" gestemd. Deze resolutie, die wordt gesteund door alle fracties, is een reactie op de ernstige toename van deze ziekte gedurende de laatste decennia in Europa en de Verenigde Staten. De voornaamste reden van de terugkeer van deze ziekte is wellicht de massale immigratie en in het bijzonder de illegale immigratie, waarbij in vele gevallen elementaire hygiënevoorschriften niet in acht kunnen worden genomen. Griekenland, dat zich tegenwoordig geconfronteerd ziet met deze illegale immigratie, is een land met een relatief groot aantal gevallen van tuberculose voor een ontwikkeld land, en daarom zijn de voorstellen van deze resolutie, zoals een vaccinatiecampagne op grote schaal, financiering door de Europese Investeringsbank en de oproep om voor volksgezondheidsdiensten in de meest afgelegen gebieden te zorgen, belangrijk voor ons land.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Tuberculose is in deze tijd een van de voorbeelden van de weerslag die de ongelijke situatie van volkeren heeft op het gebied van de volksgezondheid, gezien het feit dat deze ziekte in de geïndustrialiseerde landen vrijwel is uitgeroeid, maar in andere delen van de wereld nog steeds wijdverspreid is. Een ander belangrijk aspect is op dit moment dat tuberculose een van de infecties is die veelvuldig optreden in combinatie met hiv/aids, waardoor het een zeer ernstige ziekte is. Deze aspecten liggen ten grondslag aan de onderhavige resolutie, waarin gepleit wordt voor een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes, dat kan leiden tot de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral tot de uitroeiing van tuberculose vóór 2050.
Dit zijn behartigenswaardige doelstellingen en daarom heb ik voor de resolutie gestemd. Vaccins vormen een essentieel wapen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen (die betrouwbaar en betaalbaar zijn) en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. De EU moet, via de Europese Commissie, innoverende financieringsmogelijkheden onderzoeken, zoals een financiële waarborg van de lidstaten en/of de EU waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief om ervoor te zorgen dat financiering beschikbaar is voor onderzoek op dit gebied.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Hoewel er vooruitgang geboekt is, is het aantal gevallen van tuberculose wereldwijd nog steeds zorgwekkend en is de ziekte nog steeds een van de belangrijkste doodsoorzaken in de wereld, en vooral in ontwikkelingslanden. Daarom is er meer onderzoek en meer financiering op dit gebied nodig en moeten er middelen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief, aangezien alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes ertoe kan leiden dat vóór 2015 de toename van tuberculose gestopt en het aantal gevallen van de ziekte teruggedrongen wordt, en kan bijdragen aan de uitroeiing van tuberculose vóór 2050, zoals beoogd wordt met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en met het WHO-programma "Stop tuberculose".
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Aan tuberculose sterven jaarlijks bijna twee miljoen mensen, hoofdzakelijk in de landen van Afrika ten zuiden van de Sahara en in Azië. Het is een plaag die niet alleen de ongelijkheden tussen noord en zuid blootlegt, maar ook het schrijnend gebrek aan middelen, behandelingen en onderzoek dat we tot onze beschikking hebben om de ziekte een halt toe te roepen.
In onze ontwerpresolutie staat welke inspanningen er verricht moeten worden om de ziekte beter en sneller te kunnen detecteren en diagnosticeren. Maar de ontwerpresolutie maakt vooral duidelijk dat alleen een grootschalig vaccinatieprogramma kan zorgen voor verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral de uitroeiing van tuberculose vóór 2050.
Daarnaast moet ook het farmaceutisch onderzoek zich op deze vergeten en "commercieel weinig interessante" ziekte gaan richten. De financiering van dit onderzoek moet worden gewaarborgd, bijvoorbeeld via fondsen van de Europese Investeringsbank. Er is, zoals u weet, drie miljard dollar nodig om het WHO-programma "Stop tuberculose" te verwezenlijken. Dit is een noodzakelijke investering als we vooruitgang willen boeken op het gebied van onderzoek en innovatie en onze hulp aan de armste bevolkingen aldus willen intensiveren.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Met deze resolutie onderstreept het Europees Parlement in de eerste plaats dat alleen een programma voor grootschalige vaccinatiecampagnes kan leiden tot de verwezenlijking van millenniumdoelstelling 6 na 2015 en vooral tot de uitroeiing van tuberculose vóór 2050. In de tweede plaats is het Parlement van mening dat vaccins een essentieel wapen vormen in de strijd tegen tuberculose, in combinatie met betere tests om de infectie vast te stellen (die betrouwbaar en betaalbaar zijn) en doeltreffender diagnoses en behandelingen, hetgeen betekent dat het onderzoek ingrijpend moet worden aangepast en meer middelen op lange termijn nodig zijn. In de derde plaats vraagt het Parlement de Europese Commissie hiermee innoverende financieringsmogelijkheden te onderzoeken, zoals een financiële waarborg van de lidstaten en/of de EU waarmee bij de Europese Investeringsbank middelen kunnen worden vrijgemaakt voor het TBVI-initiatief om ervoor te zorgen dat financiering beschikbaar is voor onderzoek naar veronachtzaamde en commercieel weinig interessante ziekten in ontwikkelingslanden.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de ontwerpresolutie over het initiatief inzake een tuberculosevaccin gestemd. Tropische ziekten als malaria, tuberculose en slaapziekte maken ieder jaar miljoenen slachtoffers, in het bijzonder door de toenemende resistentie van deze ziekten en het gebrek aan behandeling als gevolg van het feit dat het onderzoek is gestaakt om de eenvoudige reden dat het in commercieel opzicht niet loont. Gezien het feit dat het aantal gevallen van tuberculose op dit moment, vier jaar vóór het verstrijken van de datum voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, nog steeds zorgwekkend is, moeten we direct ingrijpen. In de meeste ontwikkelingslanden is de gezondheidszorg volstrekt ontoereikend om aan de behoeften van de bevolking te voldoen. De programma's voor structurele aanpassing van de jaren negentig hebben de situatie zelfs verslechterd, doordat er drastisch in de sociale sector werd besnoeid. Ik ben van mening dat vaccinatie tegen tuberculose bij voorkeur moet plaatsvinden in klinieken en ziekenhuizen in ontwikkelingslanden. Met het oog hierop moeten de openbare diensten voor gezondheidszorg worden hersteld. Regeringen moeten voldoen aan hun verplichting om gezondheidsdiensten beschikbaar te stellen aan hun bevolking. Dit is immers een elementair recht dat is opgenomen in de Universele Verklaring van de rechten van de mens.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. − (SK) Ik sta achter het "Tuberculosis Vaccine Initiative". Ik vind dat wij Europeanen moreel verplicht zijn een deel van de verantwoordelijkheid op ons te nemen voor zowel het onderzoek en het zoeken naar nieuwe geneesmiddelen als voor hulp aan arme landen bij het opleiden van gezondheidspersoneel en het opzetten van althans een elementair netwerk voor gezondheidszorg. Menselijke solidarit