Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/0384(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0021/2011

Debatten :

PV 14/02/2011 - 14
CRE 14/02/2011 - 14

Stemmingen :

PV 15/02/2011 - 9.12
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0054

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 15 februari 2011 - Straatsburg Uitgave PB

9. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Verslag-Gebhardt (A7-0012/2011)

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, het doel van de dienstenrichtlijn, die sinds december 2006 van kracht is, is de dienstverleners in de Europese Unie toegang tot de markt te bieden, waarbij alle protectionistische barrières, arbitraire belemmeringen en eventuele discriminerende bepalingen worden weggenomen.

Het Europees Parlement heeft echter altijd benadrukt dat deze richtlijn niet een voorwendsel mag vormen voor een gevaarlijke deregulering en liberalisering van deze sector, waardoor de rechten van de werknemers op het spel komen te staan. Het oorspronglandbeginsel, dat sociale dumping in de hand zou werken werd geschrapt en vervangen door het gastlandbeginsel.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het, met betrekking tot de omzetting van deze richtlijn door de lidstaten, de nadruk legt op ongerechtvaardigde vertragingen en tekortkomingen en bovendien op enige geschillen over de uitlegging en toepassing ervan. Ik eindig hier, mevrouw de Voorzitter, omdat het nogal lastig is in deze omstandigheden te spreken.

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de ontwikkeling van de Europese dienstenmarkt speelt een bijzonder belangrijke rol bij de stimulering van de economische groei in de Europese Unie. Daarom is het heel goed dat het Europees Parlement zorgvuldig controleert hoe de dienstenrichtlijn ten uitvoer wordt gelegd. Ook zijn verdere stappen die een goede ontwikkeling van de Europese dienstenmarkt moeten ondersteunen, onontbeerlijk. Het was onze hoofddoelstelling om dienstverlening in heel Europa te vergemakkelijken. Daarom zijn we verontrust over het voornemen van bepaalde lidstaten om wetten aan te nemen en in te voeren, die op geen enkele manier door de voorschriften van de richtlijn worden gerechtvaardigd. Hierdoor worden er kunstmatige barrières voor dienstverleners gecreëerd.

Momenteel ontstaat 90 procent van de nieuwe banen in de dienstensector. Daarom ben ik van mening dat een goede werking van de richtlijn een basisvoorwaarde is voor de ontwikkeling van de interne markt, en een sleutelproject voor de Europese economie. Ik ben dus blij dat we voorbeelden beginnen te zien van meetbare resultaten van de richtlijn, zoals het enorme aantal kennisgevingen dat we uit de lidstaten krijgen over amendementen op wetgeving.

 
  
MPphoto
 

  Claudio Morganti (EFD). (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik heb zeer overtuigd gestemd tegen de vaststelling en uitvoering van de dienstenrichtlijn, de zogenoemde Bolkestein-richtlijn. Het doel van deze richtlijn had moeten zijn om meer concurrentie in Europa te creëren door hulp te bieden aan kleine en middelgrote ondernemingen.

Helaas blijkt het echte doel echter te zijn onze kleine en middelgrote ondernemingen aan te vallen en uit de weg te ruimen. In Italië zijn sectoren met een uitmuntend kwaliteitsniveau, bijvoorbeeld strandhotels, waar de eigenaren al hun bezittingen in hebben geïnvesteerd en waarvoor ze enorme offers hebben gebracht. Nu hebben zij als gevolg van deze richtlijn alles verloren.

Dit is niet een geschikt systeem om in te voeren in een bureaucratisch Europa met grote industriële concerns en multinationals die tot het Italiaans grondgebied willen doordringen om onze ondernemingen over te nemen. Dat kunnen wij niet toestaan en ik zal aan de kant van deze kleine en middelgrote ondernemingen staan en hen verdedigen, omdat onze tradities en ons uitstekende kwaliteitsniveau voor ons van groot belang zijn.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (ALDE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de geldende dienstenrichtlijn eist van alle lidstaten dat ze bureaucratische belemmeringen wegnemen en ondernemers het leven gemakkelijker maken. De tenuitvoerlegging van deze richtlijn hapert echter. De belangrijkste probleemgebieden zijn kwesties rond de werkingssfeer van de richtlijn, vertragingen bij het openen van specifieke loketten, tekortkomingen bij de administratieve samenwerking en verschillen in de wederzijdse beoordeling. In het verslag waarvoor ik heb gestemd, wordt benadrukt dat er met spoed specifieke loketten moeten worden opgezet. Deze zullen alle belangrijke zaken kunnen afhandelen die samenhangen met het verstrekken van grensoverschrijdende diensten, waaronder het verstrekken van begrijpelijke informatie over de formaliteiten en administratieve procedures in het betreffende land. Diensten leveren tot wel 40 procent van het bruto binnenlands product van de Europese Unie. Door onnodige belemmeringen en vertragende factoren weg te nemen, kan het concurrentievermogen aanzienlijk worden versterkt en kunnen er nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, met een evaluatie van de dienstenrichtlijn kunnen we ons er goed van vergewissen of deze richtlijn inderdaad tot een betere ontwikkeling van de dienstensector bijdraagt en of de bepalingen van de richtlijn in de lidstaten correct worden nagekomen. Het is belangrijk dat het in alle fasen van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn duidelijk is dat de openbare diensten niet onder deze richtlijn vallen, maar dat de richtlijn tegelijkertijd sociale rechten waarborgt en voldoet aan de eisen van het arbeidsrecht.

De Commissie en de lidstaten moeten duidelijk meer inspanningen leveren om in de lidstaten specifieke loketten van goede kwaliteit op te richten. Er moeten voldoende middelen worden geoormerkt zodat die loketten informatie van goede kwaliteit kunnen aanbieden die voor iedereen toegankelijk is.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR).(EN) Mevrouw de Voorzitter, vanaf de begindagen van de Europese Unie bestaat er een misvatting over wat we verstaan onder een vrije markt voor goederen en diensten.

Toen de kiezers van mijn district in 1975 voor het lidmaatschap van de EEG stemden, dachten zij dat de gemeenschappelijke markt de wederzijdse erkenning van producten inhield. Als je een fles mineraalwater in het Verenigd Koninkrijk mag verkopen, moet je hetzelfde water ook kunnen verkopen in Frankrijk, Duitsland of Italië, en omgekeerd. Wat ze in de praktijk ontdekten was dat de vrije markt standaardisatie betekende – 'het mineraalwater moet deze mineralen bevatten maar mag die en die niet bevatten', 'het volume mag niet meer dan x en niet minder dan y bedragen', enzovoort. Vervolgens kun je ontdekken dat een product dat nooit voor export bedoeld is geweest, kan worden gecriminaliseerd in zijn eigen land van oorsprong.

Dat hebben we telkens opnieuw zien gebeuren, zowel met goederen als met diensten. In plaats van een toegenomen keuze voor consumenten hebben we nu een beperktere keuze, die vaak wordt beheerst door één bepaalde producent ergens in de Europese Unie die toevallig voldoet aan een karrenvracht aan specificaties en de EU-wetgeving als manier ziet om zijn kosten te exporteren naar zijn concurrenten. Daarom blijft ons aandeel in het mondiale bbp afnemen en zo heeft mijn land zich gekluisterd aan een verkrampt en bekrompen regionaal blok.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (ECR).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik herinner mij hoe omstreden veel elementen van de dienstenrichtlijn waren toen die voor het eerst in dit Parlement werd behandeld tijdens de vorige zittingsperiode. Ik herinner mij ook persoonlijk, als rapporteur voor het verslag over handel in diensten, de enorme onenigheid toen ik sprak over de noodzaak om veel diensten – financiële diensten, gezondheidsdiensten, onderwijsdiensten, waterdiensten – te liberaliseren teneinde consumenten meer keuze en betere dienstverlening te bieden in plaats van te vertrouwen op gammele oude staatsmonopolies, die heel vaak te weinig geld kregen van de belastingbetalers.

Nu hebben we hier een definitie van diensten van algemeen economisch belang alsof de disciplines die maken dat we een schitterende keuze hebben als het gaat om supermarkten of andere soorten diensten op een of andere manier niet gelden voor water, onderwijs en gezondheidszorg. Het wordt tijd dat we de politiek van dertig jaar geleden achter ons laten, toen bepaalde zaken alleen maar door de staat konden worden geleverd. Het gevolg is dat er te weinig voor betaald is en dat de diensten niet optimaal geleverd zijn. Laten we de stap zetten naar meer liberalisering van diensten in de hele EU en op de hele wereld.

 
  
  

Verslag-Cancian (A7-0020/2011)

 
  
MPphoto
 

  Gesine Meissner (ALDE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag toelichten waarom de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa zich bij deze richtlijn in meerderheid van stemming heeft onthouden. Het is goed dat we een besluit hebben en dat de rechten van mensen met een handicap in acht worden genomen. Dat is echter alleen op de grotere afstanden het geval. Bovendien is het zo dat veel onderdelen ervan een Europese richtlijn onwaardig zijn. Omdat deze richtlijn slechts vanaf 250 kilometer van kracht is, zijn er bijvoorbeeld veel landen waar deze richtlijn niet geldt. Cyprus, Malta en ook Luxemburg kennen geen rechten, evenmin als enkele andere lidstaten die helemaal geen buslijnen van meer dan 250 kilometer hebben. Vrij verkeer van personen, goederen en diensten is een kernwaarde van Europa. Nu zijn het vooral de passagiers met een kleine beurs die geen bescherming genieten, omdat er zelfs enkele lidstaten zijn die helemaal geen passagiersrechten hebben. Dat is de reden dat wij ons van stemming onthouden hebben. Enerzijds zijn er enige positieve aspecten, maar er zijn ook veel negatieve aspecten. Dat is de reden voor deze onthouding.

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, de bedoeling van het voorstel voor een verordening dat de Commissie in 2008 indiende was om in de hele EU nieuwe rechten te creëren inzake de bescherming van passagiers die vergelijkbaar waren met de bescherming die bestond voor andere transportmodi, en om te zorgen voor een gelijk speelveld voor vervoerders uit verschillende lidstaten en voor de diverse transportmodi. Er zijn lange en moeilijke onderhandelingen met de Raad nodig geweest – inclusief een bemiddelingsprocedure – om te komen tot de tekst waar we vandaag over stemmen.

De uiteindelijke tekst kan worden beschouwd als een zeer bevredigend en evenwichtig compromis, omdat de rechten van de passagiers worden gegarandeerd zonder dat de vervoerders, die – dat mogen we niet vergeten – voor het merendeel bestaan uit kleine en middelgrote ondernemingen, zwaar worden belast.

We beschouwen het resultaat van de bemiddelingsprocedure als een succes voor het Europees Parlement, aangezien een aantal van onze belangrijkste punten in de tekst zijn opgenomen, namelijk het toepassingsgebied, de basisrechten van de passagiers los van de afstand, de vrijstellingen, en, tot slot, toereikende vergoedingen, bijstand of terugbetalingen bij ongevallen of in geval van annuleringen en vertragingen.

 
  
MPphoto
 

  Guido Milana (S&D). (IT) Mijnheer de Voorzitter, we staan aan het begin van een seizoen van nieuwe rechten, rechten die wijder verspreid hadden moeten zijn. We moeten ons ervan bewust zijn dat deze maatregel de rechten van de zwakkeren, personen met een handicap, bejaarden en personen met beperkte mobiliteit bij afstanden van onder de 250 kilometer links laat liggen.

Hoewel het klopt dat normen van gelijke kwaliteit zijn vastgesteld, is het ook zo dat de uitsluiting van lokaal transport de aantallen passagiers sterk beperkt. De uitvoering in de komende vier jaar zal de sector in staat stellen zich beter voor te bereiden, maar we moeten goed opletten bij de samenstelling van de handhavingsinstanties.

Het resultaat van dit werk kan worden beschouwd als een succes voor het Parlement en is een positief teken van aandacht voor de behoeften van de bevolking. Maar een compromis betekent altijd een gemiddelde – waarbij in dit geval naar beneden is afgerond, vergeleken bij wat het Parlement eigenlijk wilde. In wezen hebben wij laten zien dat we behoeften vertegenwoordigen, terwijl de Raad heeft aangetoond alleen aan belangen te denken.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Cancian feliciteren met het uitstekende werk dat hij heeft verricht met de voltooiing van deze maatregel.

Ik hoop dat de heer Mastella begrijpt dat ik het niet met hem eens ben dat deze maatregel een overwinning voor onze burgers betekent. We kunnen niet heen om het feit dat de burgers alleen beschermd worden op het moment dat ze met de tram of de autobus de grens van 250 kilometer overschrijden. Zoals mevrouw Gesine Meissner al heeft opgemerkt zijn er binnen de EU hele staten waarvan de burgers worden buitengesloten uit deze regeling, namelijk Cyprus, Luxemburg en Malta. Waarom worden hun rechten niet beschermd?

Om deze redenen heeft mijn fractie zich onthouden van stemming. We hebben niet tegen gestemd, omdat enkele belangrijke rechten wel beschermd worden, zoals die van personen met een handicap of van personen met beperkte mobiliteit. Daarom hebben wij ons onthouden van stemming. Maar voor de rest dringen wij erop aan om zo spoedig mogelijk op dit onderwerp terug te komen, om de rechten van de burgers werkelijk te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat het zeer goed en belangrijk is dat wij ons met de rechten van onze burgers bezighouden. Steeds als er over rechten wordt gesproken, moeten wij beseffen dat daar ook plichten aan verbonden zijn en er dus geen rechten zonder plichten zijn.

Er is veel goeds en positiefs aan het verslag over de rechten van autobus- en touringcarpassagiers. Wij moeten ook beseffen dat in heel Europa autobus- en touringcarondernemingen enorm van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld in Finland zijn veel kleine familiebedrijven en wij moeten ons afvragen of wij deze kleine ondernemingen moeten blijven belasten met nieuwe kosten en verplichtingen, omdat zij met veel pijn en moeite hun bedrijven rendabel proberen te maken.

Ik kan zeggen dat wij in deze kwestie op verschillende manieren flexibiliteit hebben getoond en dat er rekening is gehouden met de rechten van verschillende passagiers. Het rekening houden met gehandicapten biedt een duidelijke meerwaarde. Het is zeer belangrijk dat wij ervoor zorgen dat personen met een handicap en personen met een beperkte mobiliteit beter in staat zijn te reizen en te bewegen en dat er meer rekening wordt gehouden met hun behoeften. Dit is een goede zaak, maar, zoals ik al eerder zei, is het enigszins tegenstrijdig, want als wij het over rechten en plichten hebben, dan is het ook belangrijk dat wij ervoor zorgen dat de kosten niet te hoog worden voor de kleine ondernemingen in het autobus- en touringcarvervoer.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor deze verordening gestemd, hoewel ik vind dat deze beslist niet ver genoeg gaat. Toch is het een begin en soms nemen we in dit Parlement en in de EU nu eenmaal alleen babystapjes. Dat is wat we vandaag hebben gedaan.

Het is ongelukkig dat sommige lidstaten buiten deze verordening vallen en ook dat zij alleen geldt voor ritten van meer dan 250 kilometer. Ik zou zeker de voorkeur hebben gegeven aan de insteek van mijn fractie, waarbij de rechten van passagiers ook zouden hebben gegolden voor veel kortere reizen. Wel verheugt het mij om te constateren dat bepaalde basisrechten in de verordening van toepassing zijn op passagiers die over kortere afstanden reizen. Die rechten hebben met name betrekking op personen met een handicap of met beperkte mobiliteit. Sommige van deze rechten betreffen non-discriminatie bij de toegang tot vervoer en opleidingen in verband met handicaps voor personeel van touringcars en autobussen.

Helaas geldt voor de lidstaten een afwijkingsperiode van maximaal tien jaar en hoewel kleine ondernemingen inderdaad voldoende tijd moeten krijgen om aan de verordening te voldoen, wil ik de lidstaten vragen en aanmoedigen om de naleving van deze verordening op zo kort mogelijke termijn te trachten te waarborgen.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben een groot voorstander van passagiersrechten en in het bijzonder van meer rechten voor gehandicapten.

Ik ben niet bijzonder gelukkig met het bereikte compromis. Ik zou, in tegenstelling tot mijn collega, de voorkeur hebben gegeven aan een drempel van 200 kilometer, omdat Ierland daardoor de plattelandsgebieden van mijn kiesdistrict ontheffing had kunnen verlenen. Ik denk aan delen van North en West Donegal, Mayo en ook Galway. De meeste plattelandsgebieden vallen buiten de limiet van 250 kilometer. Het niveau van de nagestreefde rechten is in termen van schadevergoeding onevenredig hoog voor het soort dienstverlening dat in plattelandsgebieden wordt geboden.

Ik wil ook wijzen op de kosten, voornamelijk verzekeringskosten, die bepaalde busmaatschappijen zouden kunnen doen besluiten de markt te verlaten. In veel gevallen is er geen alternatief voor de beschikbare openbaarvervoerdiensten.

We moeten natuurlijk het vandaag genomen besluit aanvaarden en hopen dat de afwijkingsperiode degenen die buiten de limiet van 250 kilometer vallen de gelegenheid biedt om zich aan te passen.

Kortom, hoewel ik het in beginsel met de maatregel eens ben, heb ik mij om voornoemde redenen van stemming moeten onthouden.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (ALDE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, jaarlijks maken meer dan 70 miljoen passagiers in Europa gebruik van autobus- en touringcarvervoer. Het is hoog tijd dat er een richtlijn van kracht wordt die net als in het vervoer per vliegtuig, trein of boot de rechten van passagiers beschermt. De passagiers krijgen twaalf basisrechten die gelden voor alle vervoersafstanden. Daarnaast krijgen zij voor afstanden van meer dan 250 kilometer recht op compensatie bij vertraging, hulp bij ongelukken of overlijden, schadevergoeding bij het verlies of de beschadiging van bagage en betere informatie. Vooral voor kleine lidstaten is de grens van 250 kilometer echter aan de hoge kant. Ik waardeer het dat passagiers met een beperkte mobiliteit recht krijgen op speciale hulp, zoals dat nu al geldt in het vliegvervoer. Ik zal zeker voorstander zijn van de invoering van een gemeenschappelijke verordening die de al bestaande verordeningen betreffende passagiersrechten in de verschillende vormen van vervoer samenbundelt, wat het hele systeem van passagiersrechten aanzienlijk overzichtelijker zal maken.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, voor de rechten van passagiers in het autobus- en touringcarvervoer, waarvan in Europa veel gebruik wordt gemaakt, is behoefte aan een duidelijk rechtskader, zoals al bestaat voor het vervoer per vliegtuig, trein of boot. Ik vind de definitieve tekst van voorliggende verordening een acceptabel compromis. Ik ben zeer verheugd over de goedkeuring van de twaalf basisrechten voor alle passagiers in deze vormen van vervoer, onafhankelijk van de afstand. Ik ben groot voorstander van de erkenning en inachtneming van de speciale behoeften van gehandicapten en personen met een mobiliteitsbeperking. De waarborging van hun recht op schadevergoeding voor het verlies van of schade aan een rolstoel of andere mobiliteitshulpmiddelen en de professionele opleiding van autobus- en touringcarpersoneel voor het vervoer van gehandicapten zijn belangrijke middelen in de strijd tegen de discriminatie en sociale uitsluiting van deze mensen.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd, omdat dit duidelijk tot een verbetering van de huidige situatie leidt. We hebben een evenwichtige oplossing weten te bereiken, waarbij de rechten van de buspassagiers worden beschermd en toch het bestaan van kleine en middelgrote ondernemers wordt gewaarborgd. De verordening is van toepassing op reizen vanaf 250 kilometer en buspassagiers hebben nu ook recht op schadevergoeding bij annulering van reizen, bij overboeking of vertraging van meer dan twee uur. Juist busbedrijven zijn vaak kleine en middelgrote ondernemingen die door overdreven schadevergoedingsaanspraken aan de rand van een faillissement kunnen worden gebracht. Op dit punt hebben we succes kunnen boeken, zodat schadevergoedingen niet de pan uit kunnen rijzen. Wat de afstand van 250 kilometer betreft, is het overigens nooit verboden om een nieuwe wetgeving van kracht te laten worden en dan te bekijken waar deze eventueel nog kan worden verbeterd.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, Antonio Cancian feliciteren. Het document dat we vandaag hebben goedgekeurd is namelijk een zeer goed en evenwichtig compromis. De rechten van de passagiers worden beschermd zonder extra lasten op te leggen aan de autobusexploitanten, meestal kleine en middelgrote bedrijven. En de EU-burger kan zich beter beschermd voelen. De overeenkomst voorziet ook in betere reisomstandigheden voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. Bovendien zijn de regels voor schadevergoeding en bijstand heel duidelijk uiteengezet.

Ik denk dat het de reisomstandigheden van onze burgers aanzienlijk verbetert en bij ongevallen en andere onvoorziene situaties meer juridische duidelijkheid schept.

 
  
MPphoto
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijn felicitaties gaan uit naar de heer Cancian voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht, en in het bijzonder voor het goede resultaat dat is bereikt in de bemiddelingsprocedure met de Raad. Het bereikte compromis is een belangrijke stap voorwaarts in de bescherming van de rechten van de passagier, zowel op het gebied van de tenuitvoerlegging van de richtlijn als om de liefst twaalf basisrechten die het voorstel bevat.

In het voorstel is rekening gehouden met de rechten en behoeften van personen met een handicap of met beperkte mobiliteit, met een bijzondere focus op niet-discriminerende toegang tot transport, recht op een vergoeding bij verlies van of schade aan mobiliteitshulpmiddelen, indiening en behandeling van klachten, opleiding van het personeel van autobussen en touringcars met betrekking tot de gehandicaptenproblematiek en informatie die moet worden verstrekt tijdens de reis.

Met de uiteindelijke tekst is de rapporteur er daarnaast ook in geslaagd de rechten van de passagiers te garanderen zonder daarbij de vervoerders te belasten, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen, die een te zware last niet zouden kunnen torsen.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI).(EN) Mevrouw de Voorzitter, hoewel ik erken dat er vele positieve aspecten aan dit verslag zitten – en ik voorstander ben van het recht van gehandicapten op toegang tot vervoer en schadevergoeding – geloof ik dat dergelijke regelingen moeten worden opgezet door de nationale overheden.

Ik geloof verder dat de financiële gevolgen van het voorstel voor veel transportondernemers niet te dragen zijn. Dit Parlement moet bedenken dat veel touringcarbedrijven particuliere ondernemingen zijn, betrekkelijk klein zijn en onder toenemende financiële druk staan als gevolg van de enorme stijging van de brandstofprijzen die zij de afgelopen twaalf tot achttien maanden hebben meegemaakt. Voor veel particuliere bedrijven zullen extra kosten, net als voor openbaarvervoerbedrijven, slechts tot twee dingen leiden: duurdere kaartjes voor de klanten en inkrimping van het lijnennet. Sterker nog, ze zullen veel vrijwilligersorganisaties – die veel van de vervoerregelingen voor personen met een handicap uitvoeren – tot sluiting dwingen.

 
  
MPphoto
 

  Carlo Fidanza (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, de weg naar de stemming over dit verslag was lang, dus ik schaar mij achter de complimenten die mijn collega's al hebben gegeven aan de heer Cancian, die deze weg op bijzonder vastberaden wijze heeft afgelegd. Alle transportmodi hebben nu eindelijk een eigen verordening voor de rechten van de passagiers. Naar mijn mening is de volgende stap de uitwerking van een enkele tekst die alle verschillende regelgevingen verenigt.

Het toepassingsgebied is redelijk, ook al hadden we het op andere gronden behandeld, maar het is zeker positief dat op twee na alle Europese landen erin zijn opgenomen, net als het feit dat veel van de artikelen ook verplicht zijn bij minder dan 250 kilometer en dat andere vergoedingen zijn opgegeven.

In het debat van vanochtend hebben enkele collega's beweerd dat niet voorzien wordt in een toereikende bescherming voor passagiers met een beperkte mobiliteit, maar dit is gelukkig door de laatste interventies ontkracht. Deze bescherming is zelfs een grote stap voorwaarts voor de beschaafdheid van dit compromis, en daar kunnen we trots op zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Siiri Oviir (ALDE). - (ET) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen dit document gestemd, omdat de huidige wet geen gelijke behandeling van passagiers waarborgt. Er wordt geen vergelijking gemaakt met andere vormen van vervoer en tussen passagiers van verschillende landen. Op die manier blijft een aantal kleine lidstaten van de Europese Unie buiten de reikwijdte van de regulering. In een aantal andere lidstaten functioneert de wet alleen gedeeltelijk.

Het probleem met betrekking tot grensoverschrijdend busvervoer is ook nog niet opgelost. Vooral mensen met een laag inkomen en jongeren, met inbegrip van studenten en schoolkinderen, maken van de bus gebruik. Het is daarom onaanvaardbaar om de tenuitvoerlegging uit te stellen.

 
  
  

Verslag-Callanan (A7-0287/2010)

 
  
MPphoto
 

  Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, er is tussen de voorstellen van de Commissie, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement een compromis bereikt op het gebied van bedrijfsvoertuigen en de emissienorm voor dit soort voertuigen, dat deze norm over een periode van 10 jaar zal verlagen van 203 gram per kilometer tot 147 gram. De nieuwe emissienorm is aanvaardbaar voor fabrikanten en gebruikers en is belangrijk vanuit het oogpunt van de kosten die de gebruiker zal dragen als gevolg van de prijsstijging van deze voertuigen. Deze groep gebruikers bestaat voornamelijk uit kleine en middelgrote ondernemingen, ambachtslieden en familiebedrijven, en tijdens deze zitting hebben we het net gehad over instrumenten van de Europese Unie die kleine en middelgrote ondernemingen financieel moeten steunen. Een van de uitgangspunten is een beperking van de obstakels voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen. We hopen dat de stijging van de kosten van dit lichte wagenpark door de beperking van emissie en de stijging van hun productiekosten niet een van de belangrijkste obstakels zal worden. In 2014 zullen we de mogelijkheid hebben om te controleren of de uitgangspunten van deze regeling met succes zijn ingevoerd.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, het Europees Parlement is erin geslaagd een ambitieuze doelstelling voor de lange termijn erdoor te krijgen, ondanks tegenstand van de Raad en Commissie, waardoor de CO2-uitstoot van bestelbussen tot het jaar 2020 tot maximaal 147 gram per gereden kilometer beperkt blijft. Deze ambitieuze en toch realistische grenswaarde kan door middel van innovatieve milieutechnologie worden bereikt. De voertuigen worden duidelijk schoner, maar blijven betaalbaar voor de kleine en middelgrote bedrijven die er gebruik van maken. Dat was voor ons van groot belang, want het klimaat is er helemaal niet bij gebaat, als de nieuwe voertuigen onbetaalbaar blijven en de oude voertuigen onze straten en daarmee vooral het milieu blijven belasten. Ik ben blij dat we vandaag over dit voorstel moesten stemmen en dat het met zo'n grote meerderheid is aangenomen.

 
  
MPphoto
 

  Vicky Ford (ECR).(EN) Mevrouw de Voorzitter, we hebben zojuist gestemd over een verslag met als titel 'Emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen'. Zoals bij veel EU-wetgeving het geval is, is dat een wijdlopige titel voor een echt probleem. Laat ik een vertaling geven: lichte bedrijfsvoertuigen zijn natuurlijk bestelbusje en emissienormen slaan op de uitstoot van brandstof die afhankelijk is van de gebruikte brandstof.

We hebben allemaal de benzineprijzen aan de pomp zien stijgen, maar voor eenmanszaken van aannemers, loodgieters en timmerlui is het gebruik van hun busje een bedrijfskritische kostenpost. Zij willen zuinige voertuigen en zuinig brandstofverbruik is altijd een belangrijk element in hun aankoopbeslissing geweest.

Bij de assemblagelijn van de fabriek van General Motors in Luton, in mijn kiesdistrict, heb ik verder gezien dat de noodzakelijke innovatie daarvandaan komt, van de fabrieksvloer.

Sommigen denken dat doelen worden bereikt alleen omdat ze in dit Huis voor Europa zijn vastgesteld. De werkelijkheid is echter dat het bereiken van die doelen inhoudt dat er innovatie komt, in de vorm van bestelbusjes of iets anders, en dat die innovatie voortkomt uit de vraag van consumenten en de vernieuwingen van fabrikanten, niet simpelweg uit Europese wetgeving.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mevrouw de Voorzitter, ik had dit debat graag willen bijwonen, maar ik had andere vergaderingen. Dus ik wil u bedanken voor het feit dat u mij de kans geeft om nu enkele woorden te spreken.

(EN) In de 2020-strategie hebben we vooral veel nadruk gelegd op duurzame energiebronnen, en terecht. Maar even belangrijk voor het bereiken van onze doelen is energie-efficiëntie, vooral in verband met motorvoertuigen, zowel personen- als bedrijfsauto's.

Bedrijfsauto's zijn elke dag op de weg en leggen enorme afstanden af. Met een richtlijn als deze kunnen we de naleving van de 2020-strategie met betrekking tot brandstofefficiëntie bevorderen doordat ontwerpers worden gedwongen zuiniger motoren te maken. En ondanks de wellicht hoge kosten op korte termijn zullen de besparingen in termen van gereden kilometers per liter, en ten gunste van het milieu, gigantisch zijn.

 
  
  

Verslag-Lehne (A7-0021/2011)

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, de Raad heeft een voorstel ingediend voor een besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming, omdat enkele lidstaten, waaronder Italië en Spanje, zich meermaals hebben uitgesproken tegen het voorziene vertaalsysteem, namelijk een drietalig systeem. Dit zou een discriminerend systeem zijn, aangezien het een overduidelijke schending zou zijn van het beginsel van gelijkheid van alle officiële talen van de Europese Unie.

Ondanks de vele onderhandelingen die tot nu toe zijn gevoerd en de stemming van deze ochtend, lijkt een unanieme aanneming van de verordening niet mogelijk. Op juridisch en institutioneel vlak zou het echter gewenst zijn, of zijn geweest, het oordeel van het Hof van Justitie af te wachten, dat in de komende dagen wordt verwacht. Dat zou niet alleen verschillende technische aspecten van het eenvormige octrooisysteem kunnen verduidelijken, maar ook alle juridische gevolgen ervan kunnen benadrukken. Hiervoor is echter niet gekozen, en daarom heb ik tegengestemd.

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, luisterend naar het debat hier in het Parlement over nauwere samenwerking op het gebied van een Europees eenheidsoctrooi kan ik een glimlach, een toegeeflijke glimlach, nauwelijks onderdrukken. Politici van bepaalde landen, die hun eigen taal de belangrijkste ter wereld vinden, hebben beweerd dat we de interne markt op dit gebied vernietigen door nauwere samenwerking aan te gaan. Dat is natuurlijk een absurde opvatting, aangezien we helemaal geen interne markt hebben wanneer het gaat om het eenheidsoctrooi. Het kost ongeveer tien keer meer om een octrooi te verkrijgen in de EU dan in de Verenigde Staten en dat staat gelijk aan een jaarlijkse omzet van 250 miljoen euro voor onze bedrijven. Daarom is het goed dat we vandaag eindelijk in meerderheid voor nauwere samenwerking hebben gestemd, zodat bepaalde landen niet langer dwars kunnen liggen. Genoeg is genoeg! We hebben ons doel nog niet bereikt, maar vandaag hebben we in één dag al meer bereikt dan we in de afgelopen tien jaar hebben gedaan.

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, al meer dan twintig jaar voeren we op Europees niveau discussies over de instelling van een eenheidsoctrooibescherming. Het huidige systeem voor registratie van octrooien is zeer ingewikkeld en in tegenstelling tot het Amerikaanse systeem tijdrovend en duur. Daardoor is het voor Europese ondernemers volledig nutteloos. Octrooien spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling en groei van een moderne economie en bij de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek. Aangezien de concurrentie op de wereldmarkten steeds sterker wordt, kunnen we ons niet permitteren om nog langer met beslissingen in deze kwestie te wachten. De werkzaamheden ter verwezenlijking van een interne markt voor octrooien moeten daarom worden geïntensiveerd. Maar hoewel we dit idee moeten ondersteunen, mogen we niet vergeten dat veel onderwerpen controversieel zijn, bijvoorbeeld de taalkwestie. Er moet er daarom absoluut naar worden gestreefd om discriminatie van de kleinere, minder bevolkte en vaak armere lidstaten tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 

  Alfredo Pallone (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, in de huidige markt moeten onze ondernemingen op mondiaal niveau concurreren. De gedachte achter de hervorming van de taalregeling voor het octrooi, zoals aangekondigd door de Commissie, is dat de vertaalkosten moeten worden verminderd om op de markten te kunnen concurreren, en dan vooral op de Aziatische markt, waarop we concurrentie ondervinden van de Verenigde Staten.

Ik vraag me daarom af of het niet efficiënter zou zijn om het octrooi slechts in één taal te verlenen. Dat zou onze ondernemingen echt helpen om op de mondiale markt te concurreren. Verder is het welbekend dat in Europa twee rechtssystemen bestaan, met verschillende kenmerken en regels. Ik denk dat het wenselijker zou zijn geweest om die dichter bij elkaar te brengen.

Tot slot is het aangaan van een nauwere samenwerking niet alleen tegen de geest van de Europese Unie, maar brengt dit ook schade toe aan de interne markt, die op die manier onderworpen zal zijn aan geografische segmentatie en verstoring door onderlinge concurrentie tussen de lidstaten, waardoor sommige staten het er zonder twijfel slechter af zullen brengen dan anderen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D). (IT) Mevrouw de Voorzitter, hoewel ik aan de ene kant blij ben dat Europa er na jaren in is geslaagd de beschikking te krijgen over een belangrijk instrument als het octrooi, dat de Europese Unie eindelijk in staat zal stellen om gelijkwaardig te concurreren met andere territoriale organisaties, moet ik aan de andere kant tot mijn spijt constateren dat het behalen van dit resultaat ten koste is gegaan van andere realiteiten, zoals die van Italië, dat altijd achter versterking van de rol van de Europese Unie heeft gestaan.

De beslissing om het octrooi in slechts een van de drie werktalen van het Europees Octrooibureau te verlenen zal ongelijkheid creëren tussen Italiaanse ondernemingen en ondernemingen uit landen die deel uitmaken van de voorgestelde taalregeling. Ik wil u eraan herinneren dat ik enkele maanden geleden een vraag heb ingediend aan de Commissie ter verdediging van het gebruik van het Italiaans. In de tussentijd hebben vijfentwintig van de zevenentwintig landen zich aangepast, wat de reden is voor mijn onthouding van stemming.

 
  
MPphoto
 

  Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de bestaande oplossingen voor octrooibescherming in de Europese Unie en in de lidstaten waren tot nu toe voor niemand bevredigend. De instelling van een eenheidsoctrooibescherming is daarom niet alleen noodzakelijk voor de economieën van onze lidstaten, maar ook voor de hele Unie. Het nieuwe systeem moet in het bijzonder wetenschappelijk onderzoek en innovatie stimuleren. De instelling van een relatief eenvoudig systeem, gebaseerd op een gestandaardiseerde vorm – en hierover bestaat al controverse – met drie talen, terwijl er sprake was van één taal of meerdere talen, met vertaling naar de moedertaal van de aanvrager, is een belangrijke stap vooruit.

Dit zal bijzonder belangrijk zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen. Velen van hen beschikken niet over voldoende financiële middelen om octrooien aan te vragen. Ik hoop dat dit een belangrijke stap is om deze groep kleine en middelgrote ondernemers te stimuleren, die vaak met de term sleeping innovators worden aangeduid. We discussiëren er vaak over, in het bijzonder in de Commissie industrie, onderzoek en energie, hoe we ook deze groep ondernemers kunnen aanzetten om innovaties in te voeren en hun eigen uitvindingen te patenteren. We willen dat deze nieuwe regeling niet alleen kleine en middelgrote ondernemingen stimuleert, maar ook gepatenteerde uitvindingen in de Europese Unie beter beschermt.

 
  
MPphoto
 

  Constance Le Grip (PPE) . – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag van onze collega, de heer Lehne, gestemd waarmee het Europees Parlement goedkeuring geeft voor nauwere samenwerking voor de invoering van een eenheidsoctrooi in de Europese Unie. Eindelijk, zou ik willen zeggen. Twintig jaar is er gestreden om tot een resultaat te komen, tot een beginpunt van waaruit concreet actie kan worden ondernomen ten behoeve van het Europese bedrijfsleven, zowel kleine en middelgrote ondernemingen als de grote ondernemingen, die al zo lang op dit instrument zaten te wachten dat zeer belangrijk is voor hun concurrentievermogen en hun ontwikkeling.

Door zijn goedkeuring te geven aan deze nauwere samenwerking, geeft het Europees Parlement volledig blijk van het belang dat het hecht aan deze bijzondere procedure voor nauwere samenwerking. En ik wijs erop dat dit de tweede keer is dat deze procedure wordt toegepast. Tegelijkertijd geeft het Parlement hiermee een zeer positief en zeer concreet signaal af voor de innovatie en het concurrentievermogen van onze bedrijven. Zoals al eerder is gezegd, sluiten vijfentwintig van de zevenentwintig lidstaten zich aan bij deze procedure voor nauwere samenwerking voor de instelling van een eenheidsoctrooi in de Europese Unie. Ik zal niet ontkennen dat een aantal van onze lidstaten nog steeds problemen zullen ondervinden, maar laten we verder gaan en het goede voorbeeld geven. Dat is wat het bedrijfsleven verwacht.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik heb mij van stemming onthouden omdat ik denk dat het besluit om door nauwere samenwerking een eenheidsoctrooi in te voeren de zoveelste flater is van de Raad. Slechts negen lidstaten zijn het hierover eens geworden, en in het document zelf wordt erkend dat de doelstellingen niet binnen redelijke termijn zullen kunnen worden gehaald. Concurrentievermogen? Doeltreffendheid?

Een uitspraak van het Hof van Justitie inzake de jurisdictie voor de regeling inzake het taalgebruik is overigens hangende. De Raad had een gemeenschappelijk standpunt moeten nastreven, en misschien had hij zich meer moeten inzetten voor het gebruik van één enkele taal, afgaande op het aantal registers en de taal die in de meeste daarvan gebruikt wordt, om ons concurrentievermogen in de globale werkelijkheid te verbeteren.

Eens te meer heeft het nationale perspectief van de staten een verbrokkeld besluit opgeleverd zonder duidelijke criteria voor het gebruik van drie talen. Als we zulke maatregelen invoeren, schieten we nooit op met het consolideren van de Europese integratie.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, als de Europese Unie haar concurrentievermogen wil verhogen en wereldleider wil zijn op het gebied van innovatie, moet er voldoende zorg worden besteed aan haar creatieve potentieel.

Het octrooisysteem in de Europese Unie vertoont echter veel gebreken die niet alleen de vorming van een eenheidsoctrooi in de weg staan maar ook de ontwikkeling van de interne markt, waardoor de rechtszekerheid van uitvinders en innovatieve bedrijven afneemt. Het voorzien in universele bescherming van uitvindingen in alle lidstaten door middel van een universele Europese procedure voor de toekenning van octrooien op grond van een universeel systeem van octrooirecht zou het ingewikkelde systeem beslist overzichtelijker maken en vooral de kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen aanzienlijk verlagen. Die kosten zijn twee tot drie keer hoger dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten. Aangezien de pogingen om een universeel systeem voor octrooibescherming in de hele Europese Unie op te zetten niet aan de verwachtingen hebben voldaan en alle juridische voorwaarden voor de versterking van de samenwerking op het gebied van de vorming van een eenheidsoctrooi zijn vervuld, ben ik het ermee eens dat het Europees Parlement het voorstel heeft aangenomen.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, toen een eeuw geleden het octrooi van Antonio Meucci niet door de Amerikaanse telefoonindustrie werd erkend, was dat niet vanwege het gebrek aan Engels of het gebruik van Italiaans. Er werd niet voldaan aan een andere eis: Meucci had niet genoeg geld om zijn octrooi voor nog een jaar te registreren.

In dat licht bevinden wij ons op dit moment in een paradoxale situatie. Buiten de stemming om denk ik dat de aanneming van een octrooi in drie talen, waarvan het Italiaans is uitgesloten, een teken van zwakte is van onze regering, van haar onvermogen om haar stem te laten gelden in de Europese politiek, en van ons politieke systeem, wat vooral tot uiting komt op het gebied van onderzoek en innovatie.

Wat dat betreft volstaat het te verwijzen naar de studie over concurrentievermogen die afgelopen december is gepubliceerd, waarin te zien is dat Italië de afgelopen jaren vier miljard euro heeft geschonken aan andere landen die onze onderzoekers werk hebben verschaft. Deze onderzoekers hebben ongetwijfeld geen behoefte meer aan het Italiaans, aangezien ze Engels, Frans en Duits hebben geleerd en alle middelen ter beschikking hebben om die octrooien in te dienen, ten koste van de Italiaanse productie.

 
  
MPphoto
 

  Antonello Antinoro (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik zal uitleggen waarom ik vandaag tegen het verslag heb gestemd. De instelling van het EU-octrooi zal zeker voordelig zijn voor het octrooistelsel in Europa, maar het resultaat zou vele malen beter zijn geweest als we anders te werk waren gegaan. Met een nauwere samenwerking zal naar mijn mening niets worden bereikt.

De huidige procedure is slechts een volgende stap in de lange geschiedenis van de aanneming van het EU-octrooi, dat stamt uit het verre 1990 en waar slechts door twaalf van de lidstaten om is gevraagd.

Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van laatste instantie, waarin wordt voorzien door artikel 20, lid 2 van het Verdrag. Met het voorstel van de Commissie wordt geen eenvormig octrooi ingesteld voor het hele grondgebied van de Europese Unie, zoals wordt vereist in artikel 118, en nauwere samenwerking zal een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de ondernemingen en op het vrije verkeer van kapitaal.

Verder zou het politiek gezien veel eleganter en wenselijker zijn geweest om de beslissingen van het Hof van Justitie af te wachten, die zijn voorzien voor 8 maart aanstaande. Na deze beslissingen zullen we waarschijnlijk genoodzaakt zijn om ons standpunt te herzien.

 
  
MPphoto
 

  David-Maria Sassoli (S&D). (IT) Mevrouw de Voorzitter, we hebben andermaal kunnen zien dat de Italiaanse regering niet in staat is het pro-Europese imago van Italië en het belang van zijn ondernemingen bij de aanneming van een Europees octrooi – een cruciaal onderwerp – te beschermen. 25 van de 27 lidstaten en de overgrote meerderheid van het Parlement staan achter dit voorstel, dat het octrooi reguleert en van invloed is op de meest innovatieve ondernemingen en op de ondernemingen die het meest zijn gericht op de internationale markten.

Door zichzelf van deze beslissing uit te sluiten, stelt Italië zijn ondernemingen bloot aan het risico dat ze onvoldoende beschermd zullen zijn in Europa en de rest van de wereld. De Italiaanse regering doet niets om de Italiaanse cultuur over de wereld te verspreiden, snijdt in de fondsen voor culturele instituten en schat de taal van het land dat het grootste culturele erfgoed ter wereld herbergt, niet op waarde. Het is dus verbazingwekkend dat die regering zich nu zo chauvinistisch opstelt als het om de Italiaanse taal gaat, terwijl onze ondernemingen er nota bene altijd om hebben gevraagd dat octrooien alleen in het Engels verleend worden, omdat dat tegenwoordig de voertaal is in de mondiale economie. Er is desalniettemin resultaat geboekt, door aan wie dat wil toe te staan het octrooi in de eigen taal aan te vragen.

Mevrouw de Voorzitter, er was niets dat de heer Barnier verplichtte deze stemming erdoorheen te jagen voordat het Hof van Justitie zijn oordeel uitspreekt, hetgeen, zoals we weten, in de eerste maand van maart zal gebeuren. Dat oordeel zal voornamelijk betrekking hebben op twee belangrijke punten: het gebruik van de eigen taal bij de verdediging voor het Gemeenschapsoctrooigerecht, en de legitimiteit van dit Gemeenschapsoctrooigerecht. Dit zijn belangrijke kwesties, zoals we heel goed weten, die voor het nemen van elke andere beslissing opgelost dienen te worden. Daarom heeft de afvaardiging van de Italiaanse Democratische Partij (PD) zich onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, dit voorstel is zeker niet volmaakt en moet misschien zelfs worden herzien als gevolg van de uitspraak van het Hof van Justitie over een paar weken. Toch geloof ik dat het een stap in de goede richting is en daarom heb ik het gesteund.

Ik heb hier in het Europees Parlement een aantal studiebijeenkomsten in verband met innovatie bijgewoond. General Electric heeft in de hele Europese Unie enquêtes gehouden waaruit blijkt dat de meeste mensen geloven dat vooruitgang na de recessie alleen mogelijk is door innovatie. Innovatie betekent onderzoek, ontwikkeling en nieuwe producten. Nieuwe producten moeten worden geoctrooieerd en hoe makkelijker dat kan, hoe beter. We moeten proberen te streven naar een systeem voor de hele Europese Unie dat net zo eenvoudig en kosteneffectief is als dat van de Verenigde Staten.

We zijn daar nog ver van verwijderd, maar toch proberen we in elk geval die richting in te slaan. Daarom heb ik voor de voorstellen van vandaag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). - Ik heb mij onthouden van stemming over het verslag Lehne, niet omdat ik bezwaar heb tegen het ontstaan van een Europese eenheidsoctrooibescherming, integendeel. De ondernemingen in Vlaanderen zijn willen al lange tijd zo een regeling. De idee zelf kan alleen maar toegejuicht worden, zeker als wij zien wat voor een dure en omslachtige procedure het vandaag is om een octrooi aan te vragen in alle lidstaten afzonderlijk.

Ik heb mij onthouden van stemming omdat er nog geen volledige duidelijkheid bestaat over de taalregeling. Het valt nu te bezien in hoeverre de ontwerpverordening van de Commissie tegemoetkomt aan de andere officiële talen dan het Engels, het Frans en het Duits. Ik ben en blijf in elk geval van mening dat het mogelijk zou moeten zijn om ook een dossier in te dienen in het Nederlands.

 
  
  

Verslag-Belet (A7-0001/2011)

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de codificatie van de eerder genoemde bepalingen in de geldende voorschriften en de eerder genoemde wijzigingen zullen de wetsvoorschriften aangaande radioactieve besmetting van levensmiddelen beslist overzichtelijker maken.

Ik vind echter dat we in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de rechtsgrond voor de ontwerpresolutie moeten herbeoordelen, omdat daarin ook rekening moet worden gehouden met de nieuwe bevoegdheden van het Europees Parlement op het gebied van de bescherming van de volksgezondheid. In dit geval ben ik het ermee eens dat artikel 168, lid 4, onder b) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een rechtsgrond voor het voorstel verleent, omdat het directe doel van de goedgekeurde maatregelen de bescherming van de volksgezondheid is, wat het geval is bij (ik citeer): "vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van besmetting van levensmiddelen en diervoeders".

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik sta achter een groot deel van de wijzigingsvoorstellen die zijn gedaan in deze tekst, waarin echter niets anders gebeurt dan het codificeren van eerdere wetgevingen over de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders.

We vergeten en laten zo ongemerkt passeren dat het hier gaat om afval van nucleaire ongevallen. Daarom moeten we altijd op onze hoede blijven voor de risico's van kerncentrales en voor het feit dat die het gevolg zijn van de gebrekkige en giftige resultaten van wat men in bepaalde landen koppig blijft ontwikkelen. Het gaat hier dus om een verordening die ons allemaal moet oproepen tot een zo groot mogelijke waakzaamheid.

Ik ben echter van mening dat we meer kunnen doen om onmiddellijke kennisgeving verplicht te stellen, waardoor alle risicofactoren gezamenlijk zouden kunnen worden aangepakt. Daarnaast zou op deze meldingsplicht naar de autoriteiten in het geval van noodsituaties geen enkele uitzondering mogen bestaan.

 
  
MPphoto
 

  Andrzej Grzyb (PPE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de regelgeving die levensmiddelen tegen radioactieve besmetting moet beschermen, is tot stand gekomen na het ongeval in de kerncentrale van Tsjernobyl. Dit is een heel belangrijk en tegelijk ook moeilijk thema, in het bijzonder vanuit het oogpunt van de volksgezondheid. De tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon betekent dat bepaalde wetgeving moet worden geactualiseerd, waaronder deze, zelfs als er tussen de Europese Commissie en het Parlement onenigheid bestaat over de rechtsgrond. Het Parlement verwijst naar artikel 168, lid 4 van het Verdrag van Lissabon, terwijl de Commissie naar artikel 31 van het Euratom-Verdrag verwijst. De noodzaak om de consument te beschermen moet nogmaals worden benadrukt, maar het is ook noodzakelijk om de landbouwers te beschermen, die een vergoeding zouden moeten krijgen voor de verliezen die ze na een ongeval lijden. Het debat maakte ook duidelijk dat er zeer verschillend gedacht wordt over de mogelijke gevaren, met inbegrip van het niveau van straling als gevolg van een nucleair ongeval of straling uit natuurlijke bronnen. Er moet ook op worden gewezen dat er steeds meer landbouwproducten en levensmiddelen naar de Europese markt worden geïmporteerd vanuit verschillende werelddelen, omdat de normen inzake volksgezondheid, met inbegrip van de normen ter bescherming van levensmiddelen tegen radioactieve besmetting, moeten worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, in het voorstel tot codificatie van een drietal verordeningen uit de periode 1987-1990 tot vaststelling van niveaus van radioactieve besmetting na een nucleair ongeval of bij stralingsgevaar geeft de invoeging van een nieuwe overweging de mogelijkheid om alsnog een reeds bestaande bepaling te motiveren, en om nader te motiveren waarom de Raad het recht zou moeten hebben om rechtstreeks de bevoegdheid uit te oefenen om een verordening vast te stellen met het oog op de tijdige bekrachtiging van de maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld.

Ik ben het eens met rapporteur Belet dat de overweging niet los kan worden gezien van het artikel waarop zij betrekking heeft. In het licht van de nieuwe regels waarin het Verdrag van Lissabon voorziet is het echter noodzakelijk te verduidelijken of deze uitleg een toereikende motivering biedt voor het voorbehoud van een uitvoerende bevoegdheid door de Raad en of deze aan de Raad gedelegeerde uitvoeringsbevoegdheid als zodanig naar behoren is afgebakend en ingekaderd.

Het belang van de burgers bij een doeltreffende beheersing van situaties na een ongeluk moet worden gegarandeerd. De maatregelen die daarvoor bedoeld zijn, omvatten onder meer het stroomlijnen van de procedure in geval van stralingsgevaar, het geven van een duidelijke toezichthoudende rol aan de Commissie en tegelijkertijd het duidelijker aangeven welk regime voor haar handelingen geldt.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Aanbeveling-Joly (A7-0018/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur dat voor het sluiten van deze overeenkomst de instemming van het Parlement noodzakelijk is. De overeenkomst bevat immers nieuwe bepalingen in overeenstemming met de doelstellingen van de Unie voor ontwikkelingssamenwerking krachtens artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Aan de andere kant meen ik dat de aanpak van de overeenkomst in overdreven mate bepaald is door overwegingen in verband met handel, economie en vrijhandel ten koste van een steviger ontwikkelingsaanpak. Ik stel de nieuwe bepalingen inzake armoedebestrijding, doeltreffendheid van de hulp, millenniumontwikkelingsdoelstellingen en de band tussen migratie en ontwikkeling die in de overeenkomst zullen worden opgenomen, op prijs. Ik hecht echter mijn goedkeuring aan het onderhavige voorstel, daar de betrekkingen en de handel met Zuid-Afrika voor beide partijen essentieel zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd, omdat het belangrijke wijzigingen bevat. Het is toe te juichen dat ontwapening een essentieel bestanddeel van de overeenkomst wordt, of concreter gesteld: dat samenwerking in ontwapenings- en non-proliferatieaangelegenheden nu een essentieel onderdeel van de overeenkomst is, op voet van gelijkheid met de democratische principes, de rechten van de mens en de rechtsstaat. Dit zijn heel belangrijke regels die kunnen bijdragen tot vrede, veiligheid in de regio en respect voor mensenrechten en democratische ontwikkeling. De overeenkomst vermeldt ook de doeltreffendheid van de hulpverlening als een oogmerk van de ontwikkelingsamenwerking, samen met prioriteit voor beleidsvormen die vooral in de strijd tegen de armoede de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling helpen bereiken.

Het dient gezegd dat de uitbreiding van de samenwerking tot al die nieuwe terreinen in het perspectief van de ontwikkeling van Zuid-Afrika duidelijk de verdienste is van de herziene overeenkomst – een uitbreiding die trouwens in de oorspronkelijke overeenkomst van 1999 als eenvoudige mogelijkheid aanwezig was, maar door beide partijen gewenst werd. Het is bovendien belangrijk de meeste aandacht aan commerciële, economische en vrijhandelsoverwegingen te schenken, die moeten bijdragen tot een regionale economische ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Deze herziene overeenkomst bevat een aantal wijzigingen, met name wat betreft de ontwikkeling van democratische principes en samenwerking op het gebied van ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens. Ik verwelkom het initiatief om voorrang te geven aan de maatregelen die bijdragen aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's), namelijk strategieën om de armoede terug te dringen, verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid. Ik ben van mening dat er een uitgebreide politieke dialoog moet plaatsvinden op het gebied van terrorismebestrijding, witwassen van geld, financiering van terreur en georganiseerde misdaad, en de strijd tegen fabricatie, verhandeling en verwerving van wapens. Daarnaast ben ik van mening dat we ook het accent moeten leggen op het ontwikkelen van de samenwerking voor versterking van de sectoren onderwijs en gezondheidszorg. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Zuid-Afrika is een land dat op alle terreinen volop in ontwikkeling is en waarmee de Europese Unie een bevoorrechte relatie wil onderhouden. Naar aanleiding van de positieve aanbeveling van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het positieve advies van de Commissie internationale handel heb ik mijn steun gegeven voor de sluiting van deze overeenkomst die onze samenwerking met dit land zal versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de herziening van de samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Afrika, zoals gewijzigd in 2009, gestemd omdat het de samenwerking tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika een nieuwe dimensie geeft. De oorspronkelijke overeenkomst van 1999 voorzag in samenwerking op het gebied van handel en ondersteuning van Zuid-Afrika in zijn economische en sociale overgang, economische integratie van het land in zuidelijk Afrika en ontwikkelingssamenwerking. De overeenkomst wordt vandaag op de volgende terreinen uitgebreid: de strijd tegen armoede, de doeltreffendheid van de hulpverlening, de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, de strijd ten behoeve van de veiligheid, de strijd tegen massavernietigingswapens en de strijd tegen het terrorisme. Dit zijn allemaal terreinen voor strategische samenwerking die volgens mij belangrijk zijn gezien de actieve samenwerking tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika en de invloed die deze zal hebben in de regio zuidelijk Afrika.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben verheugd over deze nieuwe overeenkomst die tot doel heeft de bilaterale samenwerking op een aantal terreinen te versterken. Hierbij wijs ik op het belang van de rechten van het kind, gendergelijkheid, bestrijding van geweld tegen vrouwen, samenwerking op het gebied van milieu (met name bij de bestrijding van klimaatverandering), culturele samenwerking, samenwerking bij de strijd tegen drugs en het witwassen van kapitaal en samenwerking op het vlak van gezondheidzorg (vooral in de strijd tegen aids). De relatie tussen samenwerking en ontwikkeling moet strategieën omvatten voor: armoedebestrijding, verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden en het scheppen van banen; de participatie van migranten bij de ontwikkeling van hun land van herkomst; en samenwerking om capaciteiten te versterken, met name op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs, teneinde de negatieve effecten van de braindrain voor de duurzame ontwikkeling van Zuid-Afrika te compenseren. Ik juich de verbreding van onze samenwerking op al deze terreinen toe. Voorts ben ik verheugd over de nieuwe ontwikkelingsbepalingen in deze herziene overeenkomst, met name bepalingen betreffende armoedebestrijding, doeltreffendheid van de hulp, millenniumontwikkelingsdoelstellingen en de onderlinge verbinding van migratie en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd aangezien erin gepleit wordt voor de toepassing van nieuwe bepalingen inzake ontwikkeling in de overeenkomst. Het is belangrijk te zorgen voor een doeltreffende begeleiding van de overeenkomst door de Europese autoriteiten, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon. Op die manier kunnen de doelstellingen voor het verminderen en uitroeien van de armoede in Zuid-Afrika worden gehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Zuid-Afrika heeft sinds het einde van de apartheid internationale belangstelling, steun en respect mogen genieten voor de wijze waarop het land, ondanks moeilijkheden en tegenslagen, erin is geslaagd een vrij vreedzame overgang te bewerkstelligen van een regime gebaseerd op overheersing naar een democratie met algemeen kiesrecht. Als we deze overgang in herinnering roepen kunnen we niet heen om de inspirerende persoon van Nelson Mandela met zijn waardigheid, vriendelijkheid en verzoeningsgezindheid, die tot op de dag van vandaag positieve effecten heeft voor het land.

Als we vanuit geopolitiek en geostrategisch oogpunt naar het Afrikaanse continent kijken kunnen we niet om Zuid-Afrika heen. Het is een voorbeeld voor andere Afrikaanse landen die zich nog niet hebben weten te bevrijden van de dictatuur die hen onderdrukt en hun ontwikkeling beperkt. De Europese Unie heeft er alle belang bij haar banden met Zuid-Afrika verder aan te halen en met dat land partnerschappen te sluiten die in beider voordeel zijn. Daarom steun ik de herziening van de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Na de ondertekening op 11 oktober 1999 in Pretoria is de eerste overeenkomt over handel en ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Republiek Zuid-Afrika op 1 mei 2004 voor onbepaalde tijd van kracht geworden. In de overeenkomst is echter een clausule opgenomen die bepaalt dat de overeenkomt binnen vijf jaar na inwerkingtreding moet worden herzien.

Daarom juich ik deze aanbeveling toe, die een eind maakt aan een lang onderhandelingsproces dat gestart was na de ondertekening van de herziene overeenkomst op 11 september 2009 in Kleinmond. In vergelijking met de eerste overeenkomst bevat de nieuwe tekst aanzienlijke wijzigingen, onder meer ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens, armoedebestrijding door te voldoen aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en nog vele andere belangrijke wijzigingen.

Ofschoon ik het eens ben met de rapporteur dat er voorrang is gegeven aan handelskwesties ten koste van een ontwikkelingsaanpak, heb ik voor deze aanbeveling gestemd. Ik ben me er namelijk van bewust dat de overeenkomst weer een stap vooruit is van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en dat daarmee de verwezenlijking van het doel om op termijn de armoede uit te roeien dichterbij komt.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit voorstel tot wijziging van de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDC-overeenkomst) heeft tot doel een compleet budget voor ontwikkelingshulp vast te stellen. Het voorstel moet geanalyseerd worden in het licht van de inspanningen van de EU om Zuid-Afrika te brengen tot de ondertekening van een economische partnerschapsovereenkomst (EPA), in een poging kritiek en legitiem verzet tegen zowel de huidige TDC-overeenkomst als tegen de visie van de EU op EPA's te overwinnen. De TDC-overeenkomst heeft de economische asymmetrie tussen de twee partijen ten gunste van de EU – die haar uitvoer naar Zuid-Afrika zag groeien – versterkt. Het EU-beleid van "liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer" is duidelijk mislukt.

De verscherping van de economische en financiële crisis van het kapitalisme heeft dat duidelijk gemaakt. In plaats van wederzijdse hulp en wederkerigheid bevordert deze overeenkomst concurrentie. Er wordt een vorm van arbeidsdeling opgelegd die inhoudt dat Zuid-Afrika landbouwproducten exporteert en de EU industrieproducten. De grootmachten van de EU en hun economische belangengroepen zijn als vanouds de begunstigden. De gevolgen van dat beleid zijn zichtbaar, niet alleen voor ontwikkelingslanden maar ook voor EU-lidstaten als Portugal: verzwakking van de productieve sectoren, grotere afhankelijkheid van het buitenland, werkloosheid, armoede, enzovoort.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd want de gereviseerde overeenkomst bevat enkele interessante wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke tekst, vooral in verband met ontwikkeling: ontwapening wordt een essentieel bestanddeel van de overeenkomst, of concreter gesteld: samenwerking in ontwapenings- en non-proliferatieaangelegenheden is nu een essentieel onderdeel van de overeenkomst, op voet van gelijkheid met de democratische principes, de rechten van de mens en de rechtsstaat; de overeenkomst vermeldt ook de doeltreffendheid van de hulpverlening als een oogmerk van de ontwikkelingsamenwerking, samen met prioriteit voor beleidsvormen die vooral in de strijd tegen de armoede de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling helpen bereiken. Ik ben het eens met steun voor het internationaal strafrechtelijk hof en zijn werkzaamheden om een einde aan rechteloosheid te maken en het internationaal recht te laten eerbiedigen; er komt voortaan ook uitvoerige politieke dialoog voor samenwerking in het migratiebeleid, en in dezelfde gedachtegang meer in het bijzonder over de verbindingen tussen samenwerking en ontwikkeling (wat niet beperkend omvat: strategieën om de armoede terug te dringen, verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden, werkgelegenheid; deelname van migranten in de ontwikkeling van hun land van oorsprong; samenwerking voor uitbreiding van capaciteit, vooral in onderwijs en gezondheidszorg, om de negatieve weerslag van de uittocht van intellect op de duurzame ontwikkeling van Zuid-Afrika op te vangen; legale, snelle en goedkope legale middelen voor emigranten om geld naar hun thuisland te sturen. De belangrijkste aspecten zijn vrede en veiligheid in de regio, respect voor de rechten van de mens en democratische ontwikkeling, de strijd tegen armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Ik ondersteun het afsluiten van de overeenkomst tussen de EU en Zuid-Afrika om de bilaterale samenwerking verder uit te breiden. Naast consolidering van de rechtsstaat worden ook belangrijke stappen gezet in de strijd tegen het terrorisme en de financiering daarvan en ter voorkoming van het gebruik van massavernietigingswapens. De overweldigende steun van het Europees Parlement voor deze overeenkomst zal leiden tot verbetering van de arbeidsomstandigheden en het gezondheidsstelsel en tot terugdringing van de armoede in Zuid-Afrika.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) De vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika, die in oktober 1999 in Pretoria is ondertekend, is in 2004 in werking getreden, met een clausule voor een herziening binnen vijf jaar na deze inwerkingtreding. Vandaag, zeven jaar na de ratificatie van de overeenkomst, heeft het Europees Parlement zijn mening kunnen geven over de onderhandelingen die door de Commissie zijn gevoerd, op basis van instructies van de Raad. De tekst die wij ter beoordeling kregen, en waar ik vóór heb gestemd, gaat vooral over de ontwikkeling van Zuid-Afrika. Het voornaamste doel ervan is de inzet van beide partijen voor definitieve uitbanning van het probleem van armoede, en het serieus bijdragen aan het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Dit kan echter alleen gebeuren als Zuid-Afrika zelf ook actie onderneemt, met een serieus ontwapeningsbeleid, wat wordt gezien als de echte basis van het project voor de ontwikkeling van het land.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik ben verheugd over deze overeenkomst tussen de EU en Zuid-Afrika, waarin nieuwe ontwikkelingsvoorwaarden zijn vastgelegd, in het bijzonder ten aanzien van de armoedebestrijding, de doeltreffendheid van hulp en de millenniumdoelstellingen. Zuid-Afrika is een belangrijke partner in de handels- en ontwikkelingsbetrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze overeenkomst wordt gesloten binnen een bijzondere context waar de rapporteur aan voorbij lijkt te gaan. De Europese Commissie oefent een ongekende druk uit op de landen van zuidelijk Afrika, en met name Zuid-Afrika, om rampzalige economische partnerschapsovereenkomsten te kunnen sluiten. De verwijzing naar de economische partnerschapsovereenkomsten en het feit dat wordt vermeld dat alle onderhandelingen over handelszaken zijn opgeschort ten gunste van deze overeenkomsten zijn een duidelijk voorbeeld van deze chantage. Ik stem tegen dit verslag omdat het de ontwerpovereenkomst van de Commissie-Barroso goedkeurt in plaats van verwerpt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Een eerste overeenkomst over handel en ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Republiek Zuid-Afrika is op 11 oktober 1999 in Pretoria ondertekend en per 1 mei 2004 voor onbepaalde tijd van kracht geworden. Volgens de herzieningsclausule moet de overeenkomst binnen vijf jaar na inwerkingtreding worden herzien. De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vereist dat de nieuwe overeenkomst formeel wordt goedgekeurd, zodat de EU alle rechten en plichten kan uitoefenen die eerder werden uitgeoefend door de Europese Gemeenschap.

De herziene overeenkomst is in 2009 in Kleinmond ondertekend en brengt een aantal belangrijke wijzigingen in de oorspronkelijke overeenkomst aan wat ontwikkeling betreft: ontwapening, democratische principes, de mensenrechten en de rechtsstaat, samenwerking bij ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens.

Daarom heb ik voor de aanbeveling gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mij in dezen onthouden van stemming omdat: (1) de Republiek Zuid-Afrika enorme natuurlijke hulpbronnen bezit en voldoende in staat is om haar eigen problemen op te lossen, (2) de corruptie in Zuid-Afrika zo groot is dat de schaduweconomie meer dan 60 procent van de markt uitmaakt, (3) er landen zijn die hun problemen niet zelf kunnen oplossen, meer behoefte aan financiële steun van de EU hebben en in een uitzichtlozer situatie verkeren, en (4) de EU de Republiek Zuid-Afrika in een adviserende rol kan bijstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd voor de door mevrouw Joly voorgestelde tekst over de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Zuid-Afrika, omdat er, in het licht van de nieuwe internationale situatie zoals die zich gedurende de laatste jaren heeft ontwikkeld, behoefte is aan een herziening van de handels-, ontwikkelings- en samenwerkingsovereenkomsten met Zuid-Afrika. Op het gebied van handel zijn de overeenkomsten gunstig voor de industrieën van beide partijen: Zuid-Afrika is een belangrijke handelspartner voor bijvoorbeeld Zuid-Italië, zowel voor cofinancieringsprojecten als voor de handel. Een ander doel van de herziening van de overeenkomsten is coördinatie in de strijd tegen terrorisme, ook gezien de inwerkingtreding van het Internationaal Strafhof, en het openen van een dialoog op basis van gedeelde waarden en belangen over onderwerpen als migratie, energie, ruimte, transport en veiligheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, tot wijzing van de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDC-overeenkomst). Sedert de inwerkingtreding van de TDC-overeenkomst, is de EU-handel in goederen met Zuid-Afrika gestaag toegenomen. De EU is Zuid-Afrika's belangrijkste handelspartner: in 2009 had circa 34 procent van de totale Zuid-Afrikaanse export de EU als bestemming, en was circa 35 procent van de totale Zuid-Afrikaanse import afkomstig uit de EU. Er is duidelijk sprake van evenwicht tussen invoer en uitvoer. Ik wil alleen stilstaan bij de wijze waarop de door Zuid-Afrika naar de EU uitgevoerde producten worden geproduceerd. Die producten dienen te voldoen aan dezelfde regels die gelden voor Europese producten in de overeenkomstige tak van nijverheid. De indicatoren laten een ontwikkeling zien waaruit blijkt dat de resultaten van de eerste overeenkomst die in 1999 werd ondertekend, nu al tastbaar zijn. Evenals de rapporteur wens ik dat de EU-doelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking worden nageleefd. De belangrijkste doelstelling is de uitroeiing, op termijn, van de armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd betreffende de herziening van de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en Zuid-Afrika. In vergelijking met de oorspronkelijke overeenkomst, die op 11 oktober 1999 in Pretoria werd ondertekend, is in de herziene overeenkomst, ondertekend in Kleinmond op 11 september 2009, de politieke dialoog tussen de partners uitgebreid naar belangrijke terreinen als de strijd tegen massavernietigingswapens en terrorisme en de versterking van de ontwikkelingssamenwerking, met speciale nadruk op armoedebestrijding in het kader van de realisering van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Ik ben dan ook van mening dat de aangebrachte wijzigingen moeten worden toegejuicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Het Parlement stemt in met het sluiten van de overeenkomst en verzoekt de nieuwe ontwikkelingsbepalingen in de overeenkomst en de nieuwe samenwerkingsafspraken waarin wordt voorzien, volledig toe te passen en na de tenuitvoerlegging nauwgezet toe te zien op de overeenkomst met het oog op artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat wil zeggen overeenkomstig de doelen van de Unie met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking, waarmee de Unie rekening moet houden in alle beleidsmaatregelen die zij uitvoert die van invloed zijn op ontwikkelingslanden, met als primair oogmerk de vermindering en op lange termijn de uitroeiing van armoede.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd voor deze aanbeveling omdat ik het volledig eens ben met de inhoud ervan, in het bijzonder met de wens om de bilaterale samenwerking tussen de Europese Unie en de Republiek Zuid-Afrika uit te breiden. Aangezien het hier een overeenkomst van vooral economische en handelsaard betreft, steunt de aangepaste tekst de economische en sociale overgang van Zuid-Afrika, en bevordert het de regionale samenwerking en de economische integratie van de republiek in de mondiale economie.

Ook vanuit mijn institutionele taken beschouw ik de versterking van de politieke dialoog met dit land als een prioriteit, vooral als het gaat om zaken waar de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) specifieke belangen bij hebben. Ik ben het in het bijzonder eens met de keuze om een groot deel van de 980 miljoen euro die de EU voor de periode 2007-2013 ter beschikking heeft gesteld te besteden aan het scheppen van nieuwe werkgelegenheid, en aan de financiering van de aanleg in Zuid-Afrika van de benodigde infrastructuur voor basisvoorzieningen voor wat betreft gezondheid en veiligheid. Door deze doelstellingen na te streven in nauwe samenwerking met het maatschappelijk middenveld volgen we vastberaden het pad naar het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en plaatsen we de uitbanning van honger en alle andere vormen van armoede boven iedere andere doelstelling.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb voor deze overeenkomst gestemd omdat zij zal leiden tot verbetering van de handels- en ontwikkelingsbetrekkingen van Europa met Zuid-Afrika, die van cruciaal belang zijn voor zuidelijk Afrika en voor ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De eerste overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en Zuid-Afrika is in 1999 ondertekend en in 2004 van kracht geworden. Die eerste overeenkomst had een uitgesproken economisch karakter, was gericht op liberalisering en liet weinig ruimte voor ontwikkeling. De herziene overeenkomst is in 2009 ondertekend en introduceert belangrijke wijzingen voor het ontwikkelingsbeleid: samenwerking bij ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens, het principe van de rechtsstaat en mensenrechten, de doeltreffendheid van de hulp, vooral wat betreft armoedebestrijding, en de realisering van de millenniumdoelstellingen.

Er zijn nieuwe terreinen toegevoegd teneinde de samenwerking te versterken: bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, voorkomen van activiteiten van huurlingen, strijd tegen de fabricatie, verhandeling en verwerving van kleine en lichte wapens in opvallend grote aantallen en samenwerking bij migratie. Ik juich de goedkeuring van deze overeenkomst met een strategische partner van de Europese Unie toe, evenals de institutionalisering van niet-statelijke actoren als partners voor samenwerking die in aanmerking kunnen komen voor financiële steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) Ik steun de aanbeveling van het Europees Parlement tot wijziging van de bepalingen van de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking op het gebied van recht, vrijheid en veiligheid. Indien we vorderingen in de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen willen maken, acht ik de invoering van een resultaatgerichte aanpak in de ontwikkelingssamenwerking belangrijk en noodzakelijk. De prioritaire doelstelling arbeidsplaatsen te creëren, heeft betrekking op het belangrijkste probleem in de economische ontwikkeling van Zuid-Afrika. Al jaren wordt er gevraagd om een concept voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen in dat land. De EU, de voornaamste handelspartner van het land, kan waardevolle steun bieden in het economische en sociale transformatieproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd voor de aanbeveling van mevrouw Joly betreffende de wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Zuid-Afrika uit 2004.

Het doel van de wijziging is om verdere liberalisering in bepaalde sectoren mogelijk te maken en om de overeenkomst aan te passen aan de veranderde internationale verhoudingen. Ik vind het belangrijk te benadrukken dat met deze wijziging de basis wordt gelegd voor een betere en sterkere dialoog tussen de EU en Zuid-Afrika over belangrijke thema's als migratie, de benutting van energiebronnen en veiligheid.

 
  
  

Aanbeveling-Koppa (A7-0372/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Daar de vier overeenkomsten in het Commissievoorstel de mogelijkheid bieden de bijdrage van de EER-EVA-staten aan de vermindering van de economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte (EER) te vergroten, heb ik mijn goedkeuring gehecht aan dit verslag.

We dienen de overeenkomsten tussen de EU, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen en tussen de EU en Noorwegen met nadruk te noemen. Het gaat hierbij om twee financiële mechanismen voor de periode 2009-2014 die voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro, bestaande uit een verhoging van het financieel mechanisme van de EER met 31 procent en een verhoging van het financieel mechanisme van Noorwegen met 22 procent, vergeleken met de voorgaande periode. De gelden worden ter beschikking gesteld van IJsland, de 12 jongste lidstaten, alsmede Portugal, Spanje en Griekenland, en zullen een bijdrage leveren aan het herstel van een aantal Europese economieën die door de crisis het meest zijn verzwakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk.(EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat ik de gepastheid betwijfel van concessies aan IJsland ten aanzien van de invoer van visserijproducten in de EU als dat land vasthoudt aan zijn aanpak inzake het beheer van makreel, met alle negatieve gevolgen die deze waarschijnlijk heeft voor de diepzeevissers van de EU. De overeenkomst van 1994 staat IJsland, Liechtenstein en Noorwegen toe deel te nemen aan de interne markt van de EU zonder conventioneel EU-lidmaatschap. In ruil daarvoor zijn zij verplicht alle EU-wetgeving met betrekking tot de interne markt over te nemen, met uitzondering van de gedeelten die betrekking hebben op landbouw en visserij. IJsland kan visserijproducten tariefvrij uitvoeren naar de EU.

Het is een bittere pil dat IJsland, nadat het schaamteloos het internationale beheer van het makreelbestand aan zijn laars heeft gelapt en in 2010 een verklaarde vangst van 100 000 ton heeft binnengehaald, de vrijheid heeft om zijn volledige makreelvangst naar de EU te exporteren. De visserijconcessies aan IJsland mogen dan niet zijn veranderd in de nieuwe overeenkomst, het gedrag van IJsland met betrekking tot het visserijbeheer is dat zeker wel. In dit licht betwijfel ik of deze overeenkomst moet worden bekrachtigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Met deze resolutie hecht het Europees Parlement zijn goedkeuring aan vier overeenkomsten tussen de Europese Unie en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. Het doel van de overeenkomsten is de bijdragen van deze landen aan de vermindering van de economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte opnieuw vast te leggen. In vergelijking met de voorgaande periode zijn de bijdragen verhoogd. Wat betreft de visserijconcessies is er geen sprake van grote veranderingen en komt het er eigenlijk op neer dat de overeenkomst voor de periode 2004-2009 verlengd is voor de periode 2009-2014. Het feit dat de voorstellen in de Commissie internationale handel en de Commissie visserij met eenparigheid van stemmen zijn goedgekeurd is een duidelijk bewijs van hun onomstreden karakter.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Commissie heeft het Europees Parlement vier overeenkomsten voorgesteld. Twee overeenkomsten betreffen financiële mechanismen voor de periode 2009-2014 en voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro. Het gaat daarbij om een overeenkomst tussen de EU, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen betreffende het financieel mechanisme van de Europese Economische Ruimte (EER) dat met 31 procent wordt verhoogd aan de ene kant en een overeenkomst tussen de EU en Noorwegen betreffende het financieel mechanisme van Noorwegen dat met 22 procent wordt verhoogd aan de andere kant. De twee andere overeenkomsten betreffen de visserijconcessies voor IJsland en Noorwegen voor de periode 2009-2014. Hier is sprake van een verlenging van de overeenkomsten voor de periode 2004-2009.

De concessies voor IJsland zijn ongewijzigd gebleven, terwijl de concessies voor Noorwegen een bescheiden uitbreiding vertonen. Op basis daarvan zal Noorwegen de doorvoerregeling, die op 30 april 2009 was verstreken, verlengen.

Daar de EER-gelden ter beschikking worden gesteld van de 12 jongste lidstaten, alsmede Portugal, Griekenland en Spanje, en onder meer milieu (klimaatverandering en hernieuwbare energie), maatschappelijke organisaties en bescherming van het cultureel erfgoed onder de te financieren sectoren vallen, heb ik voor dit voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Vandaag heeft het Parlement zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van deze overeenkomsten die een gevolg zijn van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) van 1994. Sindsdien dragen de EER-EVA-lidstaten bij aan de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de EER, een doel dat wij natuurlijk op prijs stellen. De bijdragen worden steeds overeengekomen voor een periode van vijf jaar en de gelden voor de periode 2009-2014 zijn meer dan verdubbeld in vergelijking met de voorgaande periode.

De EER-gelden worden ter beschikking gesteld van de 12 jongste lidstaten, alsmede Griekenland, Portugal en Spanje, en kunnen worden gebruikt voor een aantal belangrijke sectoren, waaronder milieubescherming, menselijke en sociale ontwikkeling en de bescherming van het cultureel erfgoed. Gezien de uitbreidingen van de EU en de verslechtering van de sociale en economische situatie in vele lidstaten, zoals Portugal, vinden wij de verhoging van deze bedragen belangrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk.(GA) Als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zwitserland, IJsland en Noorwegen en in de Gemengde Parlementaire Commissie van de Europese Economische Ruimte verwelkom ik dit verslag. Het advies van de Commissie visserij over het verslag is door mij opgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Ik heb voor het verslag-Koppa over het financiële mechanisme met betrekking tot visserij gestemd. Toch betekent dit niet dat alles koek en ei is wat betreft visserijaangelegenheden in de EU-EER. De weigering van IJsland om met de EU en Noorwegen tot overeenstemming te komen over makreel is hoogst betreurenswaardig en ik verzoek alle partijen met klem om terug te keren naar de onderhandelingstafel.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd, want sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) in 1994 dragen de EER-EVA-staten (tegenwoordig IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) bij aan de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de EER. De meest recente periode van vijf jaar voor de financiële bijdragen van deze landen liep af in 2009 (1,467 miljard euro). Het huidige Commissievoorstel omvat vier overeenkomsten. Deze overeenkomsten voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro, bestaande uit een verhoging van het financieel mechanisme van de EER met 31 procent en een verhoging van het financieel mechanisme van Noorwegen met 22 procent, vergeleken met de periode 2004-2009. Dit resultaat is in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad, waarin om een aanzienlijke verhoging van de middelen werd gevraagd. De EER-gelden worden ter beschikking gesteld van de twaalf jongste lidstaten, alsmede Griekenland, Portugal en Spanje. Prioritaire sectoren zijn milieubescherming, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energie, maatschappelijke organisaties, menselijke en sociale ontwikkeling en bescherming van het cultureel erfgoed. De gelden uit Noorwegen worden ter beschikking gesteld van de twaalf jongste lidstaten. Prioritaire sectoren zijn afvang en opslag van koolstofdioxide, groene industriële innovatie, onderzoek en wetenschap, menselijke en sociale ontwikkeling, justitie en binnenlandse zaken, bevordering van fatsoenlijk werk en driepartijenoverleg. Twee aanvullende protocollen betreffende bepaalde visserijconcessies voor IJsland en Noorwegen voor de periode 2009-2014. Deze protocollen voorzien in een verlenging van de protocollen voor 2004-2009 zonder wijziging van de concessies voor IJsland en met een relatief bescheiden uitbreiding van de concessies voor Noorwegen. Op basis daarvan zal Noorwegen de doorvoerregeling voor vis verlengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) Ik steun de overeenkomst van de EU met IJsland, Liechtenstein en Noorwegen over voortzetting van het financieel mechanisme van de EER, omdat we allemaal zouden moeten streven naar een vermindering van de sociale en economische verschillen in de Europese Economische Ruimte. Het totale pakket van 1,8 miljard euro betekent ook een verhoging van 31 of 22 procent ten opzichte van de laatste periode van vijf jaar. Door de uitbreiding van de protocollen betreffende de visserijconcessies en de markttoegang worden belangrijke punten op het gebied van de aquacultuur voor de lange termijn geregeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Wij hebben vandaag gestemd voor enerzijds de door de Commissie voorgestelde overeenkomst betreffende een financieel mechanisme voor de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen voor de periode 2009-2014, en anderzijds een overeenkomst tussen de Europese Unie en Noorwegen. De overeenkomsten voorzien in een verhoging van het financieel mechanisme van de EER met betrekking tot milieubescherming, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energie, maatschappelijke organisaties, menselijke en sociale ontwikkeling en bescherming van het cultureel erfgoed. De overeenkomsten voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro. De EER-gelden worden ter beschikking gesteld van de 12 jongste lidstaten, alsmede Griekenland, Portugal en Spanje. Ik heb voor gestemd, omdat ik van mening ben dat we moeten bouwen op economische samenwerking en niet mogen vergeten dat het welzijn van één lidstaat bijdraagt tot de economische groei van alle lidstaten, en daarmee tot verbetering van de levenskwaliteit van de 500 miljoen EU-burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mijn stem gegeven aan dit voorstel, dat een mogelijkheid biedt om de bijdrage van de EER- en EVA-staten aan de vermindering van de economische en sociale ongelijkheid in de Europese Economische Ruimte te versterken. Tot die tijd blijven de visserijconcessies voor IJsland ongewijzigd en worden die voor Noorwegen in bescheiden mate uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Deze overeenkomsten voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro, bestaande uit een verhoging van het financieel mechanisme van de Europese Economische Ruimte (EER) met 31 procent en een verhoging van het financieel mechanisme van Noorwegen met 22 procent. De prioritaire sectoren voor het gebruik van de EER-gelden zijn milieubescherming, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energie, maatschappelijke organisaties en de bescherming van het cultureel erfgoed. De gelden uit Noorwegen zullen bij voorrang worden gebruikt voor afvang en opslag van koolstofdioxide, groene industriële innovatie, onderzoek en studiebeurzen, menselijke en sociale ontwikkeling, justitie en binnenlandse zaken, bevordering van fatsoenlijk werk en driepartijenoverleg.

De twee protocollen betreffende bepaalde visserijconcessies voor IJsland en Noorwegen voor de periode 2009-2014 voorzien in een verlenging van de protocollen voor 2004-2009 zonder wijziging van de concessies voor IJsland en met een relatief bescheiden uitbreiding van de concessies voor Noorwegen. Op basis daarvan zal Noorwegen de doorvoerregeling voor vis verlengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag geeft het groene licht voor de verlenging van de overeenkomsten betreffende de Europese Economische Ruimte (EER). Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de EER in 1994 dragen de EER-EVA-staten (tegenwoordig IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) bij aan de vermindering van de economische en sociale verschillen binnen de EER. Deze bijdragen worden steeds overeengekomen voor een periode van vijf jaar en nu dienen de overeenkomsten verlengd te worden voor de periode 2009-2014. Gelijktijdig met deze onderhandelingen, maar daarvan onafhankelijk, zijn er onderhandelingen gevoerd op basis van de herzieningsclausule in de twee bilaterale visserijprotocollen met IJsland en Noorwegen. Die onderhandelingen zijn op 18 december 2009 afgerond. Wat betreft het resultaat van de eerstgenoemde onderhandelingen dient er vooral gewezen te worden op de aanzienlijke verhoging van het financieel mechanisme, hoewel de positie van IJsland onveranderd is gezien de ernstige crisis die het land doormaakt. Wat betreft de overeenkomsten betreffende bepaalde visserijconcessies voor IJsland en Noorwegen voor de periode 2009-2014 ben ik het eens met het positief advies van de Commissie visserij, waarin gewezen wordt op de relatief bescheiden uitbreiding van de concessies voor Noorwegen. Op basis daarvan zal Noorwegen de doorvoerregeling voor vis, die op 30 april 2009 was verstreken, verlengen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) in 1994 dragen de EER-EVA-staten bij aan de vermindering van de economische en sociale verschillen binnen de EER. Deze bijdragen worden steeds overeengekomen voor een periode van vijf jaar. Nu gaat het om de bereikte overeenkomsten betreffende de financiële mechanismen voor de periode 2009-2014 en de verlenging van twee bilaterale protocollen met IJsland en Noorwegen betreffende visserijconcessies. In de protocollen zijn geen belangrijke wijzigingen opgenomen in vergelijking met de voorgaande periode, daar de concessies voor IJsland ongewijzigd zijn gebleven en de concessies voor Noorwegen slechts een bescheiden uitbreiding hebben ondergaan. De twee overeenkomsten betreffende financiële mechanismen voorzien in een aanzienlijke verhoging van de bijdragen van de EER-EVA-staten in vergelijking met de periode 2004-2009 en omvatten een pakket van in totaal 1,8 miljard euro, dat ter beschikking wordt gesteld van de 12 jongste lidstaten, alsmede Griekenland, Portugal en Spanje, voor de prioritaire financiering van belangrijke sectoren. Daaronder bevinden zich milieubescherming, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energie, menselijke en sociale ontwikkeling en de bescherming van het cultureel erfgoed. Daarom heb ik vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Dit voorstel biedt een mogelijkheid om de bijdrage van de EER- en EVA-staten aan de vermindering van de economische en sociale ongelijkheid in de Europese Economische Ruimte te versterken, het financiële mechanisme aanmerkelijk te versterken tegenover ongewijzigde concessies voor IJsland en de concessies voor Noorwegen in bescheiden mate uit te breiden. Daarom heb ik de Commissie visserij voorgesteld om een positief advies uit te brengen over Commissievoorstel COM(2010) 234.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb steun gegeven aan deze aanbeveling, daar de EVA-staten hiermee een grotere bijdrage kunnen leveren tot de vermindering van de economische en sociale verschillen in de Europese Economische Ruimte. Tegelijkertijd blijven de visserijconcessies ongewijzigd voor IJsland, en worden deze licht uitgebreid voor Noorwegen.

De twee overeenkomsten betreffende een financieel mechanisme voor de periode 2009-2014 tussen de EU, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, en tussen de EU en Noorwegen, voorzien in een pakket van in totaal 1,8 miljard euro, wat een aanzienlijke verhoging betekent ten opzichte van de periode 2004-2009. Ons rest nog een oplossing te vinden voor de meningsverschillen tussen de EU, IJsland en Noorwegen, over onderwerpen in verband met het beheer van dierlijk leven in zee, met name de walvissenjacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, die de bijdrage van de EER- en EVA-staten aan de vermindering van de economische en sociale ongelijkheid in de Europese Economische Ruimte zal versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk.(DE) Ik heb ingestemd met de overeenkomst omdat hiermee een verdere logische stap op weg naar een geharmoniseerde samenwerking met de EVA-staten wordt gezet. Als ondervoorzitter van de delegatie ben ik verheugd dat we verder gaan in de richting van een geprivilegieerd partnerschap.

 
  
  

Aanbeveling-Ţicău (A7-0004/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd aangezien met deze horizontale overeenkomst nationale beperkingen in de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Brazilië weggenomen kunnen worden, wat ten goede komt aan alle Europese luchtvaartmaatschappijen. Bovendien zal deze overeenkomst een degelijke rechtsgrond vormen voor de luchtvaartrelaties van de EU met Brazilië, wat een belangrijke bijdrage zal leveren aan de versterking van de relaties van de EU met Brazilië in deze sector. Naar verwachting kan de overeenkomst een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen euro genereren, positieve effecten voor de werkgelegenheid sorteren en nieuwe zakelijke mogelijkheden voor EU-luchtvaartmaatschappijen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Aangezien de Europese Unie over uitsluitende bevoegdheid beschikt met betrekking tot bepaalde aspecten van externe luchtdiensten, was het uit juridisch oogpunt noodzakelijk twaalf bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn tussen de lidstaten en de Federale Republiek Brazilië te vervangen door overeenkomsten waarover is onderhandeld en die gesloten zijn met de Europese Unie. In vervolg op het mandaat dat de Raad in 2003 aan de Europese Unie had verleend, heeft de Europese Commissie onderhandeld over de overeenkomst waaraan ik vandaag mijn steun geef. Deze overeenkomst maakt de weg vrij voor een "algemene luchtdienstenovereenkomst met Brazilië (...) gebaseerd op een combinatie van geleidelijke openstelling van de binnenlandse markt en samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied". Deze toekomstige overeenkomst zal zorgen voor een betere dienstverlening aan de reizigers en een versterking van de positie van de Europese luchtvaartmaatschappijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik ben van mening dat de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten een degelijke rechtsgrond biedt en een eerste belangrijke stap is richting versterkte luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië. Ik ben van mening dat men met deze overeenkomst in staat zal zijn de samenwerking op het gebied van de luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, daar de overeenkomst een belangrijke versterking betekent van de luchtvaartrelaties van de EU met Brazilië. Deze stap maakt het voor Brazilië en de EU mogelijk tot onderhandelingen te komen over een algemene luchtvaartovereenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De overeenkomst die we vandaag hebben goedgekeurd, is een belangrijke stap in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië. Naar verwachting kan deze overeenkomst een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen euro genereren. Daarnaast zal de overeenkomst nieuwe zakelijke mogelijkheden voor EU-luchtvaartmaatschappijen bieden en voordelen hebben voor de reizigers tussen de EU en Brazilië. Gezien de speciale banden tussen Portugal en Brazilië, verheug ik me over de sluiting van deze overeenkomst. Europa en Brazilië kunnen zo nader tot elkaar worden gebracht, met alle economische, sociale en culturele voordelen die daaruit voortvloeien.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 zijn de bevoegdheden van verschillende Europese instellingen aanzienlijk uitgebreid, met name van het Europees Parlement. Onder de nieuwe omstandigheden is de goedkeuring van het Parlement vereist voor zaken die daarvoor niet tot de bevoegdheden van het Parlement behoorden. Ook deze internationale overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvaartdiensten behoort tot die categorie.

Deze overeenkomst werd op 14 juli 2010 ondertekend en vervangt een aantal bepalingen van de bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen 12 lidstaten en de Federale Republiek Brazilië door een bilaterale overeenkomst tussen de EU en de Federale Republiek Brazilië. Ik ben het eens met deze overeenkomst die een versterking betekent van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Net als bij eerdere overeenkomsten op dit terrein die het Parlement recentelijk heeft goedgekeurd, koesteren wij ook ten aanzien van dit voorstel serieuze twijfels aangaande de werkingssfeer en de mogelijke gevolgen van de overeenkomst. Daarbij moeten onze twijfels natuurlijk gezien worden tegen de achtergrond van de huidige omstandigheden waarin de burgerluchtvaart zich bevindt. Het gaat hier om een maatregel met duidelijke effecten voor de luchtvaartmaatschappijen, die om verschillende redenen een strategische sector vormen voor de bescherming van nationale belangen. Daar het bij deze overeenkomst om Brazilië gaat, verkrijgen onze zorgen nog een urgenter karakter. De bedoeling is duidelijk en de rapporteur verbergt die niet: het streven is een marktopening die "aanzienlijke nieuwe zakelijke mogelijkheden voor EU-luchtvaartmaatschappijen zal bieden".

We weten echter dat de beweerde totstandbrenging van gelijke voorwaarden voor de verschillende Europese luchtvaartmaatschappijen het huidige monopolistische concentratieproces in de sector in de hand werkt en de capaciteit van de lidstaten vermindert om op verschillende niveaus hun nationale luchtvaartmaatschappij, en dus hun legitieme belangen, te verdedigen. De voortdurend aangehaalde en onaantastbare "vrije concurrentie" wordt ten koste van alles verdedigd en is de pijler waarop dit initiatief is gestoeld. De gevolgen in deze sector en in andere sectoren verschillen nauwelijks van elkaar en uiteindelijk wint de monopolistische concentratie het in dit soort situaties altijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb net als mijn Italiaanse collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) besloten mij te onthouden van stemming over de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. Ik had namelijk, in het licht van de resolutie over de zaak-Battisti, liever gezien dat de stemming was uitgesteld in afwachting van een uitspraak van de Braziliaanse federale rechter inzake de uitlevering van de misdadiger Cesare Battisti.

Daar het onderwerp niet urgent is, zou het absoluut geen problemen hebben opgeleverd om de stemming uit te stellen tot de volgende plenaire vergadering of die van april, zeker gezien het verdriet dat de meervoudige moordenaar Battisti de families van zijn slachtoffers heeft aangedaan. Deze families wachten al 31 jaar op gerechtigheid en op het moment dat Battisti wordt uitgeleverd aan Italië om de straf uit te zitten waartoe hij aldaar is veroordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd daar de Europese Unie over uitsluitende bevoegdheid beschikt met betrekking tot een aantal aspecten van externe luchtdiensten die van oudsher geregeld waren bij bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen. De Raad heeft de Commissie op 5 juni 2003 dan ook gemachtigd onderhandelingen te openen met derde landen om een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door EU-overeenkomsten. De overeenkomst werd getekend op 14 juli 2010 en omvat aspecten als veiligheid, belasting op vliegtuigbrandstof, mededingingsregels enzovoort. Dit is een belangrijke eerste stap in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië die het voor de EU en Brazilië mogelijk maakt hun samenwerking inzake luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen. Deze overeenkomst is gebaseerd op een combinatie van geleidelijke openstelling van de binnenlandse markt en samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied. Een dergelijke overeenkomst kan naar verwachting een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen euro genereren. Zij zal een positief effect hebben op werkgelegenheid en er wordt verwacht dat zij aanzienlijke nieuwe zakelijke mogelijkheden voor EU-luchtvaartmaatschappijen zal bieden en bovendien voordelen zal hebben voor de reizigers.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb vóór deze horizontale overeenkomst gestemd, die op zichzelf niet belangrijk is maar wel een belangrijke stap betekent in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië die het voor de EU en Brazilië mogelijk maakt hun samenwerking inzake luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen. Deze alomvattende overeenkomst moet worden gebaseerd op een combinatie van geleidelijke openstelling van de markt en samenwerking en convergentie op het gebied van regelgeving. De voordelen voor de EU zullen bestaan uit meer vliegroutes en lagere tarieven voor de reizigers.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn onthouding van stemming met betrekking tot de aanbeveling inzake de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten staat los van de inhoud.

Ik keur de houding van de Braziliaanse regering ten aanzien van de zaak-Battisti af. Battisti zou krachtens de bilaterale uitleveringsovereenkomst moeten worden uitgeleverd. Het standpunt van de rechtbank is strijdig met de aangegane verplichtingen. Battisti is door een gewone rechtbank en op basis van de gewone nationale wetten voor een gewoon strafbaar feit – meervoudige moord – veroordeeld tot een gevangenisstraf in Italië. Het is moeilijk steun te geven aan internationale betrekkingen, zoals geformuleerd in de verslagen waarover het Parlement vandaag stemt, met een land dat zich niet aan overeenkomsten houdt en dat bovenal een standpunt inneemt dat indruist tegen het fundamenteel recht op bescherming van het leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De EU heeft de vrije concurrentie altijd verdedigd. Daarom is er ook terecht op 15 oktober 2010 een mandaat verleend aan de Commissie om met Brazilië te onderhandelen over een algemene luchtdienstenovereenkomst gebaseerd op een combinatie van geleidelijke openstelling van de binnenlandse markt en samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied. Krachtens deze nieuwe overeenkomst hebben alle luchtvaartmaatschappijen van de EU zonder enige vorm van discriminatie toegang tot de verbindingen met Brazilië. De overeenkomst vervangt de bepalingen, en vult deze aan, van de bestaande veertien bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen de lidstaten en Brazilië.

Dit is een eerste belangrijke stap in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië die het voor de EU en Brazilië mogelijk maakt hun samenwerking inzake luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen. Alle consumenten profiteren van deze overeenkomst, aangezien de tarieven voor het luchtvervoer naar Brazilië mogelijk verlaagd zullen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mij vanwege de houding van de Braziliaanse autoriteiten in de zaak-Battisti onthouden van stemming over de aanbeveling van mevrouw Macovei en de andere twee verslagen. Het uitblijven van de uitlevering van een terrorist – die door Brazilië niet als terrorist wordt beschouwd – moet worden meegewogen. Daarom heb ik net als mijn Italiaanse collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) besloten mij te onthouden van stemming over het ontwerp van besluit betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de EU en Brazilië inzake de visumplicht voor kort verblijf om zakelijke en toeristische doeleinden en het verslag betreffende de verbetering van de overeenkomsten tussen de EU en Brazilië inzake luchtdiensten. Ons besluit betekent zeker niet dat we gekant zijn tegen de inhoud van de verslagen, maar is een politiek signaal waarmee we nogmaals onze teleurstelling kenbaar willen maken over de houding van de Braziliaanse autoriteiten in de zaak-Battisti.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Door het aannemen van dit verslag heeft het Europees Parlement de vereiste goedkeuring gehecht aan de internationale overeenkomst die de EU en Brazilië hebben afgesloten. Deze horizontale overeenkomst zal een degelijke rechtsgrond vormen voor de luchtvaartrelaties van de EU met Brazilië. Het is een belangrijke stap in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië die het voor de EU en Brazilië mogelijk maakt hun samenwerking inzake luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen. Een dergelijke overeenkomst kan naar verwachting een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen genereren en zal positieve effecten hebben voor de werkgelegenheid. Voorts worden van de overeenkomst aanzienlijke nieuwe zakelijke mogelijkheden verwacht voor EU-luchtvaartmaatschappijen, evenals voordelen voor de reizigers. Gezien het voorgaande ben ik het ermee eens dat de rapporteur het Parlement voorstelt het verslag aan te nemen en de Raad verzoekt deze procedure zo snel mogelijk af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien de belangrijke banden tussen Portugal en Brazilië ben ik natuurlijk verheugd over de goedkeuring van deze overeenkomst die een aantal bepalingen van de twaalf bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die gesloten zijn tussen de lidstaten en de Federale Republiek van Brazilië vervangt. Deze overeenkomst vormt de basis voor de versteviging van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië. Naar verwachting zal de overeenkomst een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen euro genereren en nieuwe zakelijke mogelijkheden bieden voor EU-luchtvaartmaatschappijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) De horizontale overeenkomst met Brazilië zal een degelijke rechtsgrond vormen voor de luchtvaartrelaties van de EU met Brazilië. Dit is een belangrijke eerste stap in de versterking van de luchtvaartrelaties tussen de EU en Brazilië die het voor de EU en Brazilië mogelijk maakt hun samenwerking inzake luchtvaart verder te bevorderen en tot de onderhandeling over een algemene luchtvaartovereenkomst tussen Brazilië en de EU te komen. Op vraag van de Europese Commissie heeft de Raad Vervoer van de EU de Europese Commissie op 15 oktober 2010 een mandaat verleend om over een algemene luchtdienstenovereenkomst met Brazilië te onderhandelen gebaseerd op een combinatie van geleidelijke openstelling van de binnenlandse markt en samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied.

Een dergelijke overeenkomst kan naar verwachting een consumentensurplus (voordelen in termen van lagere tarieven) tot 460 miljoen euro genereren. Zij zal een positief effect hebben op werkgelegenheid en er wordt verwacht dat zij aanzienlijke nieuwe zakelijke mogelijkheden voor EU-luchtvaartmaatschappijen zal bieden en bovendien voordelen zal hebben voor de reizigers.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mijn steun gegeven aan deze overeenkomst die verdere samenwerking tussen de EU en Brazilië op het gebied van de burgerluchtvaart bevordert. De luchtvaartsector van de EU zal profiteren van het wegnemen van nationaliteitsbeperkingen tussen de lidstaten en Brazilië.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De relaties tussen de EU en Brazilië zijn zeer belangrijk als we kijken naar de actuele ontwikkeling van de Europese externe betrekkingen. Deze overeenkomst beschouw ik als de eerste stap van vele op weg naar een nieuw beleid van de EU op het gebied van de burgerluchtvaart ten opzichte van Brazilië en vormt het algemene kader voor de ontwikkeling van de luchtvaartrelaties. Het betreft een horizontale overeenkomst, aangezien de overeenkomst een degelijke rechtsgrond creëert voor verschillende aspecten van de burgerluchtvaartbetrekkingen tussen de twee partijen door de traditionele bilaterale overeenkomsten te vervangen door bepalingen in de nieuwe overeenkomst die algemene en uniforme toepassing vinden op het hele Europese grondgebied.

In de ontwerpaanbeveling, waarvoor ik schaduwrapporteur was, wordt positief gereageerd op de bepalingen van de overeenkomst. In de overeenkomst worden belangrijke zaken behandeld als veiligheid en belastingen op brandstof die algemeen van toepassing zijn op het hele Europese grondgebied, evenals de eis dat er voldaan moet zijn aan de Europese mededingingsregels.

Ik meen dat de overeenkomst nieuwe economische voordelen zal bieden, zowel voor consumenten en luchtvaartmaatschappijen als voor de versterking van de samenwerking tussen de beide trans-Atlantische partijen. Daarmee is de overeenkomst een meerwaarde voor de Europese Unie en om al deze redenen heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
  

Aanbeveling-Van de Camp (A7-0007/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Gezien het ontwerpbesluit van de Raad (07853/2010), de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013, het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken steun ik de sluiting van deze overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik steun de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013. De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis moeten deelnemen aan het Buitengrenzenfonds, overeenkomstig de beschikking tot instelling van dit fonds. Daarom dient de overeenkomst te voorzien in de toepassing van normen op het grondgebied van de betrokken landen, zodat de eindverantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de begroting van het Buitengrenzenfonds in deze landen bij de Commissie berust. Ze verwijst naar het financieel beheer en het toezicht op het fonds en omvat tevens bepalingen betreffende de financiële bijdragen die de voornoemde landen aan de begroting van het fonds moeten leveren.

Voorts wens ik te onderstrepen dat Liechtenstein via een gezamenlijke verklaring heeft geopteerd om niet aan het fonds zal deelnemen. Die keuze is echter niet van invloed op de verplichting om een financiële bijdrage aan het fonds te leveren, aangezien het fonds is ingesteld om de last te verdelen en financiële steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van het Schengenacquis inzake buitengrenzen en visumbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het ontwerp betreft de sluiting, namens de Europese Unie, van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein. In grote lijnen heeft de overeenkomst betrekking op de deelname van deze landen aan het Buitengrenzenfonds. Die deelname vloeit voort uit hun betrokkenheid bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Er zullen regelingen worden vastgesteld met extra voorschriften voor deze deelname, waarbij ook aandacht zal worden besteed aan de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer. Na de gunstige uitkomst van de stemming in het Parlement is het aan de Raad om zijn definitieve goedkeuring aan de overeenkomst te hechten.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze aanbeveling heeft betrekking op een ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013.

Overwegende dat deze overeenkomst in overeenstemming is met de doelstellingen die hebben geleid tot de sluiting van het Akkoord van Schengen over vrij verkeer van personen en goederen, overwegende dat de Europese Unie met de voornoemde landen al eerder overeenkomsten heeft gesloten betreffende de doelstellingen van het Akkoord van Schengen en dat de Europese Unie een Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 heeft ingesteld als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" verwelkom ik de sluiting van deze overeenkomst, die de cohesie in Europa ten goede zal komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag ligt in het verlengde van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013.

Het houdt verband met de reeds bestaande of nog nader te concretiseren overeenkomsten over de verplaatsing en het vrij verkeer van personen tussen de voornoemde landen en de EU-lidstaten.

Samengevat: teneinde het toezicht op de buitengrenzen te ondersteunen, met name op het gebied van immigratie, is de Europese Unie voornemens om onder bepaalde voorwaarden communautaire bijstand toe te kennen uit het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013. Wij staan kritisch tegenover de doelstellingen van de acties die in dit verband door de Europese Unie en de Commissie worden ondernomen, aangezien wij onmogelijk kunnen voorbijgaan aan de onaanvaardbare terugkeerrichtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk.(GA) Als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zwitserland, IJsland en Noorwegen en in de Gezamenlijke Parlementaire Commissie voor de Europese Economische Ruimte verwelkom ik dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb mijn steun gegeven aan deze overeenkomst, die het mogelijk maakt dat bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van de Schengenovereenkomst betrokken staten deelnemen aan het Buitengrenzenfonds in de periode 2007-2013.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Om te kunnen komen tot een echte Europese Unie vanuit politiek, economisch en vooral geografisch oogpunt, acht ik het noodzakelijk en van fundamenteel belang om voor dit voorstel te stemmen, omdat landen als IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland geografisch gezien in Europa liggen. Daarom vind ik dat er een gemeenschappelijk grensbewakingsbeleid moet worden vastgesteld om de integratie en verplaatsingen tussen de lidstaten te bevorderen. Een Europees grensbewakingsfonds zou een goede en verstandige stap zijn in de richting van Europese coördinatie van de middelen en het uitvoeringsbeleid. Op die manier zouden het toerisme en het vrije verkeer van goederen en personen worden vergemakkelijkt en gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) In het kader van de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon aan het Parlement toekent, dient het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 te worden aangenomen. De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken beveelt aan dat het Parlement aan deze overeenkomst zijn goedkeuring hecht. De overeenkomst beoogt de deelname aan het Buitengrenzenfonds van derde landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Deze deelname zal geschieden via aanvullende regelingen die moeten worden vastgesteld om duidelijkheid te scheppen in de voorschriften voor deelname, waaronder bepalingen inzake de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer. Aangezien de betrokken partijen tot overeenstemming zijn gekomen en geen van de uitgebrachte adviezen kritiek bevat, heb ik voor deze resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Krachtens Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 moeten derde landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis aan dit fonds deelnemen. Te dien einde zullen regelingen worden vastgesteld met extra voorschriften voor deze deelname, waarbij ook aandacht zal worden besteed aan de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer. Het ontwerp heeft betrekking op de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein en heeft ten doel te voorzien in extra voorschriften voor de deelname van deze landen aan het voornoemde fonds. Ik ben van oordeel dat de tekst mijn steun verdient, overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Overeenkomstig ons standpunt tijdens de stemming in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (de commissie ten principale) hebben wij in de Verts/ALE-Fractie besloten tegen dit voorstel te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb ingestemd met de overeenkomst omdat deze staten op het gebied van kwaliteit en betrouwbaarheid geen problemen vertonen, waardoor er voor de EU geen veiligheidsrisico's bestaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) De aanbeveling heeft betrekking op het afsluiten van een overeenkomst met derde landen die met Schengen zijn geassocieerd, te weten IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein. Deze moeten bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis worden betrokken. Hier waren aanvullende bepalingen voor nodig omwille van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en om de Rekenkamer controlebevoegdheid te verlenen. Deze aanvullingen zijn zinvol en daarom heb ik met het sluiten van de overeenkomst ingestemd.

 
  
  

Aanbeveling-Coelho (A7-0008/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik hecht mijn goedkeuring aan dit verslag omdat de Schengenruimte vrij verkeer waarborgt in een gebied van 42 673 km van externe zeegrenzen en 7 721 km landgrenzen dat 25 landen en 400 miljoen burgers omvat. De geleidelijke uitbreiding van dit gebied heeft derde landen die bijzondere betrekkingen hebben met de EU ertoe aangezet deel te nemen aan de Schengensamenwerking, en de Zwitserse Bondsstaat maakt sinds 1 maart 2008 deel uit van het Schengenacquis. Gezien het opengrenzenbeleid tussen Zwitserland en het Vorstendom Liechtenstein, een microstaat die zich sinds zijn toetreding tot de Europese Economische Ruimte in 1995 steeds meer heeft geïntegreerd in de Europese handelszone, en gelet op het feit dat Liechtenstein reeds 98,4 procent van de EU-richtlijnen in nationaal recht heeft omgezet en deel uitmaakt van de gemeenschappelijke markt zie ik geen reden om verzet aan te tekenen tegen de toetreding van het land tot de Schengenruimte.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Liechtenstein, de ministaat tussen Zwitserland en Oostenrijk, heeft een oppervlakte van 160 km2 en telt 35 000 inwoners. Het is geen lid van de Europese Unie maar er wel mee geassocieerd in het kader van de Europese Economische Ruimte (EER). Derhalve past Liechtenstein bijna alle Europese wetgeving toe en heeft het gevraagd om te worden opgenomen in de Schengenruimte voor vrij verkeer van personen. Gezien de traditie van samenwerking tussen de Europese Unie en Liechtenstein en aangezien er geen grote risico's zijn verbonden aan de uitbreiding van de Schengenruimte met dit land, heb ik voor de toetreding gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, waarmee het Parlement zijn goedkeuring hecht aan de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, dat op 28 februari 2008 werd ondertekend.

Op 12 december 2008 trad alleen Zwitserland toe tot de Schengenzone, waarbij eerst de grenscontroles aan de landsgrenzen werden afgeschaft, op 29 maart 2009 gevolgd door de afschaffing van de grenscontroles op de luchthavens voor vluchten binnen Schengen. Voor de eerste keer was het nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was. De 41 kilometer die de twee landen scheidt, werd een buitengrens van Schengen.

In 2007 werd het Parlement voor de eerste maal gevraagd zijn advies uit te brengen over het sluiten van dit protocol. Op verzoek van de toenmalig aangewezen rapporteur, mevrouw Ewa Klamt, gaf de Commissie juridische zaken unaniem haar advies, op 11 juni 2007, waarin zij aanraadde de rechtsgrond te veranderen voor zover deze verwijst naar artikel 300, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat de instemming en niet enkel de raadpleging van het Europees Parlement vereist.

Ik ben zeer ingenomen met de nieuwe regels die door het Verdrag van Lissabon werden geïntroduceerd en die het Europees Parlement het recht geven beter geïnformeerd te worden over internationale overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) 25 jaar geleden beslisten vijf lidstaten om de binnengrenzen af te schaffen en één enkele buitengrens te creëren. Op dit moment zijn alle lidstaten volwaardige leden van Schengen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Cyprus, Bulgarije en Roemenië. Het Schengengebied telt tevens drie geassocieerde landen: Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Liechtenstein moet het vierde worden. Verwacht werd dat de associatie van Liechtenstein met het Schengenacquis tegelijkertijd met de toetreding van Zwitserland zou plaatsvinden, in 2008. Het proces liep echter spaak, met name ten gevolge van de bezwaren van twee lidstaten, Duitsland en Zweden, met betrekking tot belastingontduiking. Vanwege de toetreding van Zwitserland was het nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was en de 41 kilometer die Zwitserland en Liechtenstein scheidt, werd een buitengrens.

Gezien de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon die garanties bieden voor een grotere betrokkenheid van het Parlement bij de sluiting van internationale overeenkomsten en gelet op het feit dat de eerdere bezwaren van de Raad van de baan zijn, stel ik voor dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan de sluiting van dit protocol en hoop ik dat Liechtenstein zo spoedig mogelijk tot de Schengenruimte kan toetreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het afschaffen van de controles bij de grens met Liechtenstein nodig en vanzelfsprekend is, gezien de omvang van deze staat en zijn relaties met de buurlanden Zwitserland en Oostenrijk, waarmee een traditie van vrij verkeer bestaat. Bovendien zal de feitelijke associatie van Liechtenstein met het acquis van Schengen en Dublin op natuurlijke wijze verlopen, aangezien dit land al een groot deel van de communautaire wetgeving heeft doorgevoerd en dezelfde toegangsinfrastructuur tot het SIS- en VIS-systeem gebruikt als Zwitserland, dat al deel uitmaakt van het Schengengebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien het opengrenzenbeleid tussen het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat werd er verwacht dat zij tegelijkertijd tot Schengen zouden toetreden. Dat bleek evenwel niet het geval. Zwitserland trad op 12 december 2008 alleen tot de Schengenruimte toe. De overeenkomst over de toetreding van Zwitserland bereidde de mogelijke associatie van Liechtenstein echter reeds voor bij wijze van een protocol, dat nu door het Parlement is aangenomen. De toetreding van Zwitserland maakte het voor de eerste keer nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze aanbeveling zet het Parlement ertoe aan zijn goedkeuring te hechten aan de sluiting van een Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, zoals ondertekend op 28 februari 2008.

De Schengenovereenkomst heeft ten doel een ruimte voor vrij verkeer van personen en goederen tot stand te brengen, waar de binnengrenzen tussen de landen zijn afgeschaft en slechts één enkele buitengrens bestaat. Overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam van 1999 heeft de Europese Unie de Schengensamenwerking geïntegreerd in het kader van haar juridische bevoegdheden. Het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat hebben decennialang een opengrenzenbeleid voor het verkeer van personen gevoerd. De toetreding van Zwitserland tot de Schengenruimte in 2008 vormde echter een probleem voor het verkeer tussen de twee landen, aangezien de grens die de twee landen scheidt een buitengrens werd. Doel is nu om dat probleem op te lossen.

Gelet op de voordelen die aan de inwerkingtreding van dit protocol verbonden zijn, heb ik geen bezwaar tegen de aanneming ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het Schengenakkoord werd in 1985 ondertekend door België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland. De overeenkomst en de daaropvolgende conventie die in 1990 werd aangenomen, hebben ten doel een einde te maken aan de systematische grenscontroles tussen deze landen en zo het vrije verkeer van personen mogelijk te maken.

De Schengenovereenkomst schafte de controles aan de binnengrenzen van de ondertekenende staten af en creëerde één enkele buitengrens met gemeenschappelijke voorschriften inzake controles aan de buitengrenzen, een gemeenschappelijk visumbeleid, politiële en justitiële samenwerking en de instelling van het Schengeninformatiesysteem (SIS).

Op dit moment bestaat het Schengengebied uit 25 Schengenlidstaten: de EU-landen Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Finland, Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië en drie geassocieerde landen buiten de EU, namelijk Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Bulgarije, Roemenië en Cyprus passen het Schengenacquis momenteel slechts gedeeltelijk toe, daarom worden er nog steeds controles uitgevoerd aan de grenzen met deze drie lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Ik heb voor het verslag-Coelho gestemd. Hoewel Schotland niet tot het Schengengebied behoort, nemen wij wel deel aan bepaalde onderdelen van het Schengenacquis. De Schotse regering is hierbij op het niveau van de Raad actief betrokken en ik ondersteun dat werk van harte.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, waarmee het Parlement zijn goedkeuring hecht aan de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, dat op 28 februari 2008 werd ondertekend. Op 12 december 2008 trad alleen Zwitserland toe tot de Schengenzone, waarbij eerst de grenscontroles op de landsgrenzen werden afgeschaft, op 29 maart 2009 gevolgd door de afschaffing van de grenscontroles aan de luchthavens voor vluchten binnen Schengen. Voor de eerste keer was het nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was. De 41 kilometer die de twee landen scheidt, werd een buitengrens van Schengen. Ik ben zeer ingenomen met de nieuwe regels die door het Verdrag van Lissabon werden geïntroduceerd en die het Europees Parlement het recht geven beter geïnformeerd te worden over internationale overeenkomsten. De geleidelijke uitbreiding van het Schengengebied heeft derde landen die bijzondere betrekkingen hebben met de EU ertoe aangezet deel te nemen aan de Schengensamenwerking. Een belangrijke voorwaarde voor niet-EU-landen om bij het Schengenacquis te mogen aansluiten is een overeenkomst over het vrij verkeer van personen tussen deze landen en de EU. Voor deze landen bestaat de deelname uit: opgenomen worden in het gebied zonder controles aan binnengrenzen; de bepalingen van het Schengenacquis en van alle voor Schengen relevante teksten die in het kader daarvan werden aangenomen toepassen; betrokken worden bij beslissingen inzake voor Schengen relevante teksten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) In 2008 is een protocol ondertekend betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat. Hiermee verbond Liechtenstein zich aan de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Hoewel Liechtenstein al in 1995 is toegetreden tot de Europese Economische Ruimte en zich door de omzetting in nationaal recht van vele richtlijnen steeds meer aan de Europese wetgeving heeft aangepast, heeft het vorstendom nog geen onderhandelingen geopend over de toetreding tot het Schengenacquis. Met de overeenkomst, die ik heb gesteund, worden de rechten en plichten van elk van de ondertekenende partijen bepaald en wordt dientengevolge het vrije verkeer van personen van kracht. Daarnaast is een aantal toepassingsbepalingen geïntroduceerd gelet op de bepalingen van het Verdrag van Lissabon die betrekking hebben op internationale overeenkomsten. Hiermee krijgt het Europees Parlement een grotere rol bij de communicatie over en de sluiting van deze overeenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Liechtenstein is een microstaat in de Alpen in West-Europa die niet aan zee grenst. In het westen en zuiden grenst het aan Zwitserland en in het oosten aan Oostenrijk. Het heeft een oppervlakte van 160 km2, een geschat inwoneraantal van 35 000 en het hoogste bruto binnenlands product per inwoner in de wereld. Liechtenstein heeft zich sinds zijn toetreding tot de Europese Economische Ruimte (EER) in 1995 steeds meer geïntegreerd in de Europese handelszone. 98,4% van de EU-richtlijnen is nu omgezet in het nationale recht. Liechtenstein maakt ook deel uit van de gemeenschappelijke markt, waarin dezelfde basisregels van toepassing zijn voor alle deelnemende landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De toetreding van nieuwe landen tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) is van essentieel belang om een Europa zonder grenzen tot stand te brengen. Liechtenstein heeft zich sinds zijn toetreding tot de Europese Economische Ruimte in 1995 steeds meer geïntegreerd in de Europese handelszone. Het land heeft tal van evaluatieprocedures ondergaan, met name op het vlak van gegevensbescherming, SIS, lucht-, land- en zeegrenzen, politiële samenwerking en visumbeleid. Door tot deze overeenkomst toe te treden zal Liechtenstein zich aansluiten bij het Schengenacquis.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Het Schengenakkoord werd op 14 juni 1985 ondertekend door België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland. De Schengensamenwerking is thans opgenomen in het juridische en institutionele kader van de Europese Unie en omvat 25 Schengenlidstaten alsmede de drie geassocieerde EER-landen Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Op 12 december 2008 trad alleen Zwitserland toe tot de Schengenzone, waarbij eerst de grenscontroles aan de landsgrenzen werden afgeschaft, op 29 maart 2009 gevolgd door de afschaffing van de grenscontroles aan de luchthavens voor vluchten binnen Schengen. Aangezien Liechtenstein niet toetrad en er tussen beide landen een zeer intens opengrenzenbeleid voor het verkeer van personen bestond, was het voor de eerste keer nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was. De 41 kilometer die de twee landen scheidt, werd een buitengrens van Schengen. Met deze overeenkomst wordt die barrière weggenomen, aangezien ze het licht op groen zet voor de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot Schengen. Ik verwelkom de nieuwe regels die door het Verdrag van Lissabon werden geïntroduceerd en die het Parlement in de gelegenheid stellen een actieve rol te spelen bij de aanneming van deze overeenkomsten. Om de voornoemde redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De overeenkomst over de toetreding van de Zwitserse bondstaat tot het Schengenacquis, die in werking is sinds 1 maart 2008, bereidde expliciet de mogelijke associatie van Liechtenstein met het Schengenacquis voor bij wijze van een protocol. Gezien het opengrenzenbeleid voor het verkeer van personen, dat al decennialang bestaat tussen het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat, werd er verwacht dat zij tegelijkertijd tot Schengen zouden toetreden. Desondanks trad op 12 december 2008 alleen Zwitserland tot de Schengenzone toe. Daarom was het nodig controles op te zetten op een plaats waar er honderd jaar lang geen echte grens was. Om dit probleem te verhelpen, en gelet op het feit dat Liechtenstein deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte en de gemeenschappelijke markt, heb ik mijn steun verleend voor de sluiting van dit protocol, in de hoop dat Liechtenstein zich nu eindelijk zal kunnen aansluiten bij het Schengenacquis.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) In 2007 werd het Parlement voor het eerst om advies gevraagd over de sluiting van dit protocol. Op verzoek van de toenmalige rapporteur, mevrouw Klamt, gaf de Commissie juridische zaken unaniem haar advies, op 11 juni 2007, waarin zij aanraadde de rechtsgrondslag te veranderen in 300, lid 3, tweede alinea, van het EG-Verdrag (de voorstellen voor besluiten van de Raad om het "specifiek institutionele kader" uit de basisovereenkomst, waarvan het voorgestelde Protocol integraal deel uitmaakt, te wijzigen). Dit vereist de instemming en niet enkel de raadpleging van het Europees Parlement. Daarom, en omwille van de op de op handen zijnde inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, werd dit verslag terug naar de LIBE-Commissie gestuurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat ik denk dat hiermee kan worden bijgedragen tot de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis in de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein.

Het is belangrijk dat deze landen deelnemen aan het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013, overeenkomstig de bepalingen en de bestaande overeenkomsten. Om zorg te dragen voor een Europa dat steeds meer verenigd wordt en dat de praktische doelstellingen niet uit het oog verliest, zal de deelneming van deze landen onderworpen worden aan aanvullende bepalingen waarmee de financiële belangen van de Europese Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer worden gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk.(DE) Ik heb met de overeenkomst over de toetreding van Liechtenstein tot Schengen ingestemd, omdat hiermee een logische stap wordt gezet die voor ons niet tot problemen zal leiden. Naar verwachting zal deze overeenkomst soepel functioneren.

 
  
  

Aanbeveling-Hohlmeier (A7-0013/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik stem voor deze aanbeveling omdat de met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt. Gelet op het opengrenzenbeleid tussen de twee landen en het feit dat Liechtenstein in 2001 te kennen gaf er belangstelling voor te hebben zich bij de overeenkomst aan te sluiten, ofschoon dat uiteindelijk onmogelijk bleek vanwege verschillen van inzicht tussen de Raad en het Parlement die inmiddels door het Verdrag van Lissabon zijn verholpen, heb ik geen reden om verzet aan te tekenen tegen de sluiting van deze overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd, waarin wordt vastgesteld dat de met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna de "Dublin-overeenkomst met Zwitserland" genoemd) voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt.

De Raad machtigde de Commissie op 27 februari 2006 tot het voeren van onderhandelingen met Liechtenstein en Zwitserland. Na de onderhandelingen werd het ontwerpprotocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland voorgelegd. Het voorstel van de Commissie van 4 december 2006 voor een protocol over de deelneming van Liechtenstein had als rechtsgrondslag artikel 300, lid 3, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap, dat voorzag in raadpleging van het Europees Parlement.

Ik ben er verheugd over dat het ontwerp van een besluit van de Raad opnieuw aan het Europees Parlement wordt voorgelegd en dat daarmee de onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland worden voortgezet. Zoals het Parlement al in eerste lezing heeft gevraagd, moet het Europees Parlement met de sluiting van dit protocol met Liechtenstein instemmen. Gezien de geslaagde onderhandelingen met Liechtenstein en de thans gewijzigde rechtsgrondslag kan met de sluiting van het protocol worden ingestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) De overeenkomst inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend – de Dublin/Eurodac-overeenkomst – werd in 2004 gesloten. Gezien het opengrenzenbeleid voor het verkeer van personen dat al decennialang bestond tussen het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat leek het logisch ook Liechtenstein bij de onderhandelingen te betrekken. Ofschoon het land belangstelling toonde, werd het van de onderhandelingen uitgesloten omdat er tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein geen overeenkomst bestond betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.

Gezien de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon, die garanties bieden voor een grotere betrokkenheid van het Parlement bij de sluiting van internationale overeenkomsten, en gelet op het feit dat Liechtenstein inmiddels de bewuste overeenkomst heeft gesloten, die in werking is sinds 1 juli 2005, onderschrijf ik de beslissing van het Parlement om zijn goedkeuring te hechten aan de sluiting van dit protocol.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) In 2004 is met Zwitserland een overeenkomst gesloten inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend. Deze overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt. De Raad machtigde de Commissie op 27 februari 2006 tot het voeren van onderhandelingen met Liechtenstein en Zwitserland. Op 21 juni 2006 werden deze onderhandelingen afgerond, waarna het ontwerpprotocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland werd geparafeerd. Nu is het aan het Parlement om aan de sluiting van dit protocol zijn goedkeuring te hechten. Ik ben van oordeel dat dit moet gebeuren. Daarom stem ik voor deze aanbeveling.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De Raad heeft een ontwerp van besluit gepresenteerd betreffende de sluiting van een Protocol tussen de Europese Unie, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend.

Ik verwelkom de aanneming van dit protocol, dat van toepassing is op de Europese Unie en twee landen die sinds jaar en dag goede betrekkingen onderhouden en waartussen vrij verkeer van personen bestaat. Ik onderschrijf de conclusies van de rapporteur en verwelkom in het bijzonder de voortzetting van de onderhandelingen over de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland en hoop dat zij spoedig zullen worden afgerond.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het gaat hier om kwesties die betrekking hebben op het asielrecht en de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend.

De met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend – de Dublin-overeenkomst met Zwitserland – voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt.

Omdat er tussen Liechtenstein en Zwitserland reeds sinds decennia vrij verkeer van personen bestaat, gaf Liechtenstein in 2001 te kennen er belangstelling voor te hebben zich bij de Dublin-overeenkomst met Zwitserland aan te sluiten. Liechtenstein werd echter niet betrokken bij de onderhandelingen met Zwitserland omdat er tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein geen overeenkomst bestond betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.

Met de sluiting en inwerkingtreding van een dergelijke overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein bevestigde Liechtenstein op 10 juni 2005 bij het Dublin-acquis betrokken te willen worden.

In 2006 machtigde de Raad de Commissie tot het voeren van onderhandelingen met Liechtenstein en Zwitserland. Na afronding van de onderhandelingen werd het ontwerpprotocol geparafeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit document gestemd, waarin wordt vastgesteld dat de met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna de "Dublin-overeenkomst met Zwitserland" genoemd) voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt. Ik ben er verheugd over dat het ontwerp van een besluit van de Raad opnieuw aan het Europees Parlement wordt voorgelegd en dat daarmee de onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland worden voortgezet. Gezien de geslaagde onderhandelingen met Liechtenstein en de thans gewijzigde rechtsgrondslag kan met de sluiting van het protocol worden ingestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De aanbeveling aan de Commissie, die mijn steun heeft gekregen, betreft de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in Zwitserland, of – bij sluiting van dit protocol, waar de meerderheid van het Parlement op hoopt – in Liechtenstein wordt ingediend. Het doel van de Overeenkomst van Dublin is om de landen die ertoe zijn toegetreden, te voorzien van criteria waarmee wordt vastgesteld welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag, waardoor asielaanvragers een betere behandeling genieten en de landen de beschikking krijgen over instrumenten voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Alle Europese instellingen moeten zich voortdurend en zorgvuldig inzetten voor de bescherming van vluchtelingen en de internationale veiligheid – twee belangrijke onderwerpen – om ervoor te zorgen dat vluchtelingen en asielaanvragers kunnen vertrouwen op duidelijke juridische en wettelijke criteria.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik ben er verheugd over dat het ontwerp van een besluit van de Raad opnieuw aan het Europees Parlement wordt voorgelegd en dat daarmee de onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland worden voortgezet. Zoals het Parlement al in eerste lezing heeft gevraagd, moet het Europees Parlement met de sluiting van dit protocol met Liechtenstein instemmen. Ik steun de sluiting van dit protocol. Gezien de geslaagde onderhandelingen met Liechtenstein en de thans gewijzigde rechtsgrondslag heb ik voor het verlenen van instemming gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het verheugt mij dat het ontwerp van een besluit van de Raad opnieuw aan het Europees Parlement wordt voorgelegd en dat daarmee de onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland worden voortgezet. Zoals het Parlement al in eerste lezing heeft benadrukt, is de instemming van het Europees Parlement onontbeerlijk voor de sluiting van dit protocol met Liechtenstein. Gelet op de reeds bestaande band tussen Liechtenstein en de Europese Unie lijkt het mij belangrijk dat dit protocol wordt gesloten, met inachtneming van de noodzakelijke wijziging van de rechtsgrondslag. Vandaar mijn stem.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) De met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, beter bekend als de Dublin-overeenkomst met Zwitserland, voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt. Omdat er tussen Liechtenstein en Zwitserland reeds sinds decennia vrij verkeer van personen bestaat, gaf Liechtenstein in 2005 opnieuw te kennen er belangstelling voor te hebben zich bij de Dublin-overeenkomst met Zwitserland aan te sluiten. De overeenkomst wordt uiteindelijk pas nu gesloten om de volgende redenen: aanvankelijk werd er nog met Liechtenstein onderhandeld over andere overeenkomsten; vervolgens zorgde de rechtsgrondslag voor onenigheid; en later trad het Verdrag van Lissabon in werking. Uiteindelijk heeft het Parlement zijn doel bereikt en wordt het niet uitsluitend geraadpleegd, maar wordt het gehoord en dient het een gunstig advies af te geven. Ik verwelkom deze wijziging en stem voor het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst van 26 oktober 2004 inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, de Dublin-overeenkomst met Zwitserland, voorziet in de mogelijkheid dat Liechtenstein per protocol aan het Dublin-acquis deelneemt. Omdat er tussen Liechtenstein en Zwitserland reeds sinds decennia vrij verkeer van personen bestaat, gaf Liechtenstein in 2001 te kennen er belangstelling voor te hebben zich bij de Dublin-overeenkomst met Zwitserland aan te sluiten. Liechtenstein werd echter niet betrokken bij de onderhandelingen met Zwitserland omdat er tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein geen overeenkomst bestond betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden. Met de sluiting en inwerkingtreding van een dergelijke overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein bevestigde Liechtenstein op 10 juni 2005 bij het Dublin-acquis betrokken te willen worden. Gelet op het feit dat de bezwaren van de Raad met betrekking tot de rechtsgrondslag thans van de baan zijn en dat de instemming van het Parlement vereist is, ben ik van oordeel dat aan alle voorwaarden is voldaan om dit protocol met Liechtenstein te onderschrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) Hoewel de rapporteur de hernieuwde verwijzing van het ontwerpbesluit van de Raad naar het Parlement en daarmee de voortzetting van de onderhandelingen over de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland verwelkomt en om de instemming van het Parlement verzoekt, heeft de Verts/ALE-Fractie besloten dat advies niet op te volgen. We hebben daarom tegen het voorstel gestemd, net als in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik voorstander ben van de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin-overeenkomst met Zwitserland. Dankzij deze overeenkomst kan Zwitserland gebruikmaken van belangrijke instrumenten voor de bestrijding van de internationale misdaad en de illegale immigratie.

Dat is niet alles: met deze overeenkomst kunnen meervoudige en onterechte asielaanvragen worden voorkomen. De doelstelling is nu dat Liechtenstein dezelfde voordelen zal genieten, waardoor het vorstendom steeds dichter bij de uiteindelijke doelstelling van toetreding tot de Europese Unie komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. – (DE) Met genoegen heb ik ingestemd met de toetreding van Liechtenstein tot het asielstelsel van de EU. Het is daardoor niet meer mogelijk om zowel in de EU als in Liechtenstein asiel aan te vragen. Een afwijzing in Liechtenstein betekent dus automatisch ook een afwijzing in de EU en omgekeerd. Daardoor hebben we naast een vereenvoudiging ook een verdere harmonisatie bereikt.

 
  
  

Aanbeveling-Macovei (A7-0011/011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik stem voor deze aanbeveling omdat de huidige overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië wederzijdse visumvrijstelling regelt voor toeristische en zakelijke bezoeken voor alle burgers van Brazilië en de Europese Unie, met inbegrip van de burgers van de vier lidstaten die tot nu toe niet zonder visum naar Brazilië konden reizen. Aangezien de overeenkomst geen vervanging maar een aanvulling vormt op de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen verschillende EU-lidstaten en Brazilië, die betrekking hebben op niet-toeristische en niet-zakelijke bezoeken en reizen die bedoeld zijn om een betaalde activiteit te verrichten, zie ik geen reden om deze overeenkomst niet te sluiten. Ze beperkt de verblijfsduur tot drie maanden binnen een periode van zes maanden in het Schengengebied, zodat er geen gevaar bestaat voor het illegale verblijf van Braziliaanse burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort gestemd. De overeenkomst tussen de EU en Brazilië regelt wederzijdse visumvrijstelling voor toeristische en zakelijke bezoeken, zoals omschreven in de overeenkomst, voor alle burgers van Brazilië en de EU, met inbegrip van de burgers van de vier lidstaten – Estland, Letland, Cyprus en Malta – die tot nu toe niet zonder visum naar Brazilië konden reizen. Er dient op te worden gelet dat vanwege het gemeenschappelijk visumbeleid en de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie op dit gebied, alleen de Unie over een visumvrijstellingsovereenkomst kan onderhandelen en een dergelijke overeenkomst kan sluiten, niet de afzonderlijke lidstaten.

Om te garanderen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is een bepaling opgenomen volgens welke Brazilië de overeenkomst uitsluitend ten aanzien van alle lidstaten van de Unie kan opschorten of beëindigen. Omgekeerd kan ook de Unie de overeenkomst enkel namens al haar lidstaten opschorten of beëindigen. Ik ben het met de rapporteur eens dat in het visumbeleid van de EU het wederkerigheidsbeginsel ten uitvoer moet worden gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad kunnen burgers van Brazilië zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen. Brazilië echter verlangt nog van de burgers van vier lidstaten (Estland, Cyprus, Malta en Letland) een visum om zijn grondgebied te betreden. De andere lidstaten hebben bilaterale visumovereenkomsten met Brazilië, waardoor hun onderdanen voor een kort verblijf naar Brazilië kunnen reizen zonder visum.

Vanwege de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie op dit gebied, kan alleen de Unie over een visumvrijstellingsovereenkomst onderhandelen en een dergelijke overeenkomst sluiten, niet de afzonderlijke lidstaten. Daarom heeft de Raad op 18 april 2008 een besluit vastgesteld waarbij de Commissie werd gemachtigd onderhandelingen te beginnen over de sluiting van een visumvrijstellingsovereenkomst voor kort verblijf tussen de Europese Unie en Brazilië. Na de onderhandelingen werd de overeenkomst geparafeerd en op 8 november 2010 in Brussel formeel ondertekend namens de Unie en Brazilië.

Ik ben van mening dat het wezenlijk is om de sluiting van deze visumvrijstellingsovereenkomst goed te keuren, zodat alle EU-burgers, waaronder ook de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, zonder visum naar Brazilië kunnen reizen voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. We moeten onverwijld het EU-beleid inzake visumwederkerigheid versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Burgers van Brazilië kunnen zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen. Brazilië echter verlangt nog van de burgers van vier lidstaten, namelijk Estland, Cyprus, Malta en Letland, een visum om zijn grondgebied te betreden. De andere lidstaten hebben bilaterale visumovereenkomsten met Brazilië, waardoor hun onderdanen voor een kort verblijf naar Brazilië kunnen reizen zonder visum. Dit soort overeenkomsten kan thans echter niet meer door afzonderlijke lidstaten worden gesloten.

Immers, de Europese Unie heeft exclusieve externe bevoegdheid op het gebied van het gemeenschappelijk visumbeleid. Daarom hebben de Europese Unie en Brazilië op 8 november 2010 een overeenkomst gesloten inzake de wederzijdse visumvrijstelling voor toeristische en zakelijke bezoeken voor alle burgers van Brazilië en de Europese Unie. Het verheugt mij dat deze overeenkomst voorziet in de gelijke behandeling van alle EU-burgers, aangezien is bepaald dat Brazilië de overeenkomst uitsluitend ten aanzien van alle lidstaten van de Unie kan opschorten of beëindigen. Omgekeerd kan ook de Unie de overeenkomst enkel namens al haar lidstaten opschorten of beëindigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat ze garanties biedt voor de gelijke behandeling van alle Europese burgers in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid tussen de Europese Unie en Brazilië. De overeenkomst vormt geen vervanging van maar een aanvulling op de bestaande bilaterale overeenkomsten, die betrekking hebben op niet-toeristische en niet-zakelijke bezoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Tijdens het jongste Portugese voorzitterschap heeft de Europese Unie een bijzonder strategisch partnerschap met Brazilië gesloten. In de geest van dat akkoord kunnen wij uiteraard alleen maar toejuichen dat maatregelen worden genomen om de obstakels die het contact tussen Europese burgers en burgers van dit andere Portugeessprekende land in de weg staan uit de weg te ruimen. Gelet op het feit dat er nog steeds vier Europese landen zijn die geen vrijstelling van de visumplicht genieten, ben ik van oordeel dat het alleen maar voordelen heeft om de voor de andere lidstaten bestaande regeling ook naar deze landen uit te breiden en derhalve een gunstig advies af te geven over de overeenkomst die ons hier wordt voorgelegd. Voor wat betreft de betrekkingen tussen de Europese Unie en Brazilië zij eraan herinnerd dat het strategisch belang van dit land al geruime tijd de oprichting van een specifieke delegatie rechtvaardigt, zoals reeds het geval is met de andere landen die deel uitmaken van het kwartet Brazilië, Rusland, India en China, en zelfs met landen die objectief gezien een minder belangrijke rol spelen op het wereldtoneel.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 kunnen burgers van Brazilië zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen.

Dit voorrecht is echter niet voor iedereen in de Europese Unie weggelegd. Immers, de onderdanen van Estland, Cyprus, Malta en Letland hebben wel een visum nodig. Dit betekent dat het "wederkerigheidsbeginsel" niet wordt geëerbiedigd.

Om te garanderen dat de voornoemde onderdanen dezelfde behandeling genieten als de overige EU-burgers en de burgers van Brazilië is een overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië onontbeerlijk. Aangezien een Europese Unie met twee snelheden onaanvaardbaar is, verwelkom ik de sluiting van deze overeenkomst, niet alleen omdat ze niet meer dan rechtvaardig is, maar ook omdat hiermee een eind wordt gemaakt aan de weinige gevallen van negatieve discriminatie die zich nog steeds tussen de burgers van de Europese Unie voordoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb net als mijn Italiaanse collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) besloten mij te onthouden van stemming over de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort. Ik had namelijk, in het licht van de resolutie over de zaak-Battisti, liever gezien dat de stemming was uitgesteld in afwachting van een nieuwe uitspraak van de Braziliaans federale rechter inzake de uitlevering van de misdadiger Cesare Battisti.

Daar het onderwerp niet urgent is, zou het absoluut geen problemen hebben opgeleverd om de stemming uit te stellen tot de volgende plenaire vergadering of die van april, zeker gezien het verdriet dat de meervoudige moordenaar Battisti de families van zijn slachtoffers heeft aangedaan. Deze families wachten al 31 jaar op gerechtigheid en op het moment dat Battisti wordt uitgeleverd aan Italië om de straf uit te zitten waartoe hij aldaar is veroordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het gaat hier om het uitbreiden van de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort naar de EU-landen waarvan de burgers nog steeds een visum nodig hebben.

In het verslag wordt aanbevolen om de sluiting van deze overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht zo spoedig mogelijk goed te keuren, zodat alle EU-burgers, waaronder ook de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, zonder visum naar Brazilië kunnen reizen voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. Zaak is dat het beleid inzake wederzijdse visumvrijstelling wordt toegepast.

Het Parlement is van oordeel dat moet worden geijverd voor visumwederkerigheid totdat alle burgers van alle EU-lidstaten zonder visum kunnen reizen naar alle landen waarvan de burgers al zonder visum naar de EU kunnen reizen, onder meer de Verenigde Staten en Canada, wat ons niet meer dan rechtvaardig lijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacqueline Foster (ECR), schriftelijk.(EN) De Europese luchtvaartsector heeft het niet gemakkelijk gehad de afgelopen maanden. De beruchte vulkaanascrisis kwam precies op een moment waarop de luchtvaartmaatschappijen, en natuurlijk hun reizigers, de effecten van een zeer ernstige recessie probeerden te doorstaan.

Te midden van deze uitdagingen komt er nu echter goed nieuws voor zowel ondernemingen als passagiers. De instemming van vandaag met de overeenkomst inzake luchtvaartdiensten tussen de EU en Brazilië levert aanzienlijke wederzijdse voordelen op.

Ten eerste is Brazilië een strategisch zeer belangrijke partner voor de EU met een enorme potentiële toekomstige markt. Op het ogenblik vliegen er meer dan vier miljoen passagiers per jaar tussen Brazilië en de EU. Omdat het land een snelgroeiende toeristische sector heeft, kan dit aantal alleen maar stijgen.

Vanuit zakelijk oogpunt is Sao Paulo de financiële hoofdstad van Zuid-Amerika. De ontwikkeling van de zeer gespecialiseerde olie-industrie en de financiële sector zal tot een grotere vraag naar vliegverkeer leiden.

Het belangrijkste resultaat is de opheffing van nationaliteitsbeperkingen in de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Brazilië. Dit is een uiterst belangrijke eerste stap voor de versterking van de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en Brazilië, waardoor de EU en Brazilië op weg kunnen gaan naar onderhandelingen over een alomvattende luchtvaartovereenkomst.

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Iacolino (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb mij onthouden van stemming over de verslagen-Macovei, -Ţicău en -Enciu om mijn ongenoegen te uiten over de houding van de Braziliaanse regering ten opzichte van de uitlevering van de terrorist Battisti.

Met de overeenkomsten over visumvrijstelling en luchtdiensten worden de goede betrekkingen tussen Brazilië en de Europese Unie bevestigd. Ik heb in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken voorgesteld om met de Braziliaanse ambassadeur bij de Europese Unie te spreken over fundamentele thema's als eerbiediging van de mensenrechten, terrorismebestrijding en vrijheid en veiligheid in Europa en Brazilië. Ik heb er alle vertrouwen in dat we goede resultaten kunnen bereiken in het belang van de Europese en Braziliaanse burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort gestemd. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad kunnen burgers van Brazilië zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen. Brazilië echter verlangt nog van de burgers van vier lidstaten (Estland, Cyprus, Malta en Letland) een visum om zijn grondgebied te betreden. De andere lidstaten hebben bilaterale visumovereenkomsten met Brazilië, waardoor hun onderdanen voor een kort verblijf naar Brazilië kunnen reizen zonder visum. Vanwege het gemeenschappelijk visumbeleid en de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie op dit gebied kan alleen de Unie over een visumvrijstellingsovereenkomst onderhandelen en een dergelijke overeenkomst sluiten, niet de afzonderlijke lidstaten. Het is van vitaal belang om de sluiting van deze visumvrijstellingsovereenkomst goed te keuren, zodat alle EU-burgers, waaronder ook de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, zonder visum naar Brazilië kunnen reizen voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. We moeten op dit gebied onverwijld maatregelen nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb voor de instemming van het Parlement met de zo spoedig mogelijke sluiting van deze overeenkomst inzake vrijstelling van de visumplicht gestemd, zodat alle EU-burgers, waaronder ook de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, zonder visum naar Brazilië kunnen reizen voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. We moeten onverwijld het EU-beleid inzake visumwederkerigheid versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn onthouding van stemming met betrekking tot de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort staat los van de inhoud.

Ik keur de houding van de Braziliaanse regering ten aanzien van de zaak-Battisti af. Battisti zou krachtens de bilaterale uitleveringsovereenkomst moeten worden uitgeleverd. Het standpunt van de rechtbank is strijdig met de aangegane verplichtingen. Battisti is door een gewone rechtbank en op basis van de gewone nationale wetten voor een gewoon strafbaar feit – meervoudige moord – veroordeeld tot een gevangenisstraf in Italië. Het is moeilijk steun te geven aan internationale betrekkingen, zoals geformuleerd in de verslagen waarover het Parlement vandaag stemt, met een land dat zich niet aan overeenkomsten houdt en dat bovenal een standpunt inneemt tegen het fundamenteel recht op bescherming van het leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Alle Europese burgers die voor toeristische en zakelijke bezoeken naar Brazilië willen reizen, hebben voor een verblijf tot drie maanden geen visum nodig, net zoals Braziliaanse burgers zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen, krachtens de overeenkomst die net door het Parlement is goedgekeurd. De overeenkomst is vooral een goede zaak voor de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, die nog steeds een visum nodig hebben om het grondgebied van Brazilië te betreden. Ze is van toepassing op houders van een gewoon paspoort. Met de sluiting van deze overeenkomst wordt aan alle EU-burgers – met inbegrip van de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus van wie Brazilië nog steeds een visum verlangde – de mogelijkheid geboden het land te betreden zonder visum voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. De overeenkomst beperkt de verblijfsduur tot drie maanden binnen een periode van zes maanden in het Schengengebied. 90 à 95 procent van alle reizigers valt onder deze overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk.(EN) Ik heb voorgestemd omdat ik het van essentieel belang vind om de Brazilianen te helpen hun enorme grondgebied te bevolken. Technologische en financiële hulp garandeert concurrentievermogen en lage prijzen voor voedsel. Brazilië kan van een landbouwproducent uitgroeien tot een grootverbruiker van Europese goederen, een nieuwe afzetmarkt openen en zijn toeristische dienstverlening uitbreiden als op de juiste terreinen steun wordt geboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad kunnen burgers van Brazilië zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen. Brazilië echter verlangt nog van de burgers van vier lidstaten, namelijk Estland, Cyprus, Malta en Letland, een visum om zijn grondgebied te betreden. De andere lidstaten hebben bilaterale visumovereenkomsten met Brazilië gesloten. Om dit probleem te verhelpen, en gelet op de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie op dit gebied, heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Commissie werd gemachtigd onderhandelingen te beginnen over de sluiting van een visumvrijstellingsovereenkomst voor kort verblijf tussen de Europese Unie en Brazilië. De huidige overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië, die mijn stem krijgt, regelt wederzijdse visumvrijstelling voor toeristische en zakelijke bezoeken voor alle burgers van Brazilië en de EU, met inbegrip van de burgers van de vier lidstaten die tot nu toe niet zonder visum naar Brazilië konden reizen. De overeenkomst vormt geen vervanging van maar een aanvulling op de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen verschillende EU-lidstaten en Brazilië, die betrekking hebben op niet-toeristische en niet-zakelijke bezoeken, zoals voor studenten en onderzoekers.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort gestemd om te garanderen dat, overeenkomstig de vereisten betreffende de beginselen van wederkerigheid en gelijke behandeling, alle EU-burgers – waaronder ook de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, van wie Brazilië tot nu toe een visum verlangde om zijn grondgebied te betreden – zonder visum naar Brazilië kunnen reizen voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(EN) De huidige overeenkomst tussen de EU en Brazilië regelt wederzijdse visumvrijstelling voor toeristische en zakelijke bezoeken, zoals omschreven in de overeenkomst, voor alle burgers van Brazilië en de EU, met inbegrip van de burgers van de vier lidstaten die tot nu toe niet zonder visum naar Brazilië konden reizen. De overeenkomst vormt geen vervanging van maar een aanvulling op de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen verschillende EU-lidstaten en Brazilië, die betrekking hebben niet-toeristische en niet-zakelijke bezoeken (bijv. voor studenten en onderzoekers).

EU-burgers die naar Brazilië reizen en Braziliaanse burgers die naar de EU reizen om er een betaalde activiteit te verrichten, vallen evenmin onder de overeenkomst. Om te garanderen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is bepaald dat Brazilië de overeenkomst uitsluitend ten aanzien van alle lidstaten van de Unie kan opschorten of beëindigen. Omgekeerd kan ook de Unie de overeenkomst enkel namens al haar lidstaten opschorten of beëindigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk.(PT) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon valt de sluiting van overeenkomsten inzake het gemeenschappelijk visumbeleid met derde landen onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad kunnen burgers van Brazilië nu al zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen. Brazilië echter verlangt nog van de burgers van vier lidstaten, namelijk Estland, Cyprus, Malta en Letland, een visum om zijn grondgebied te betreden. Deze overeenkomst inzake wederzijdse visumvrijstelling is bedoeld voor toeristische en zakelijke bezoeken en zal voor beide partijen economische voordelen opleveren. De overeenkomst beperkt de verblijfsduur tot drie maanden binnen een periode van zes maanden in het Schengengebied.

Het lijkt mij belangrijk te onderstrepen dat deze overeenkomst rekening houdt met de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, namelijk Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en visumvrije toegang verleent aan Braziliaanse onderdanen gedurende een periode van drie maanden op het grondgebied van elke lidstaat, onafhankelijk van de verblijfsduur in de gehele Schengenruimte. Ik stem voor deze overeenkomst omdat ik van oordeel ben dat zij essentieel is om discriminatie tussen burgers van verschillende lidstaten te voorkomen en garanties te bieden voor de correcte toepassing van het wederkerigheidsbeginsel, dat een van de grondbeginselen van de Europese Unie vormt.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik ben verheugd over de uitslag van de stemming. Ik ben er vast van overtuigd dat elke maatregel die tot gelijkberechtiging van de burgers van alle lidstaten van de Unie leidt, moet worden ondersteund. Ik ben des te meer verheugd dat deze gelijkberechtiging betrekking heeft op zulke belangrijke kwesties als de vrijheid om landsgrenzen te overschrijden. Als Pool herinner ik me de vele moeilijkheden bij het overschrijden van de grenzen voordat Polen tot de Europese Unie was toegetreden, en daarom is elke stap in de richting van een volledige, wederzijdse vrijstelling van visumplicht van groot belang. Het verslag van rapporteur Macovei is ook belangrijk om een andere reden. In de toelichting bij de aanbeveling merkt de rapporteur op dat twee andere landen, namelijk Canada en de Verenigde Staten, nog steeds een visumplicht opleggen: Canada voor drie lidstaten en de Verenigde Staten voor vier lidstaten. Ik ben ervan overtuigd dat de recente maatregelen van het Parlement, zoals de Schriftelijke Verklaring 89/2010, het beoogde resultaat zullen bereiken en tot een verandering van het visumbeleid van de Verenigde Staten en Canada zullen leiden.

 
  
  

Aanbeveling-Enciu (A7-0010/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik hecht mijn goedkeuring aan deze aanbeveling omdat Brazilië in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 539/2001 tot de zogenaamde "positieve lijst" met landen behoort waarvan de onderdanen vrijgesteld zijn van visumvereisten wanneer ze de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden. Er zijn echter vier lidstaten die nog geen wederkerigheid genieten. De door het Verdrag van Lissabon ingevoerde wijzigingen houden in dat het gemeenschappelijk visumbeleid met derde landen onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Dit betekent dat de visumvrijstelling met Brazilië voor alle lidstaten zal gelden. Bovendien blijven de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Brazilië van kracht, aangezien deze overeenkomsten voorzien in een vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor categorieën van reizigers die niet onder de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië vallen. Ik ben het tevens met de rapporteur eens dat deze overeenkomst als voorbeeld moet dienen voor de wederkerigheid met andere landen en in het bijzonder met de Verenigde Staten en Canada.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Deze overeenkomst geeft alle burgers van Brazilië en van de EU die houder zijn van een diplomatiek of dienstenpaspoort toegang tot visumvrij reizen voor kort verblijf. Om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is in artikel 8 bepaald dat Brazilië de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie kan opschorten of beëindigen, en dat omgekeerd ook de EU de overeenkomst alleen voor alle lidstaten kan opschorten of beëindigen.

De overeenkomst voorziet in de oprichting van een comité van deskundigen, dat geschillen moet beslechten die kunnen voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van de bepalingen ervan. De overeenkomst voorziet eveneens in de uitwisseling van specimina van paspoorten tussen Brazilië en de lidstaten. Ik ben van mening dat het vrijwaren van de bestaande bilaterale overeenkomsten een prioriteit voor de Europese Unie moet blijven, aangezien deze overeenkomsten voorzien in een vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor categorieën van reizigers die niet vallen onder de overeenkomst tussen de EU en Brazilië.

In dit opzicht dient eraan te worden herinnerd dat de Europese Unie een beroep kan doen op de opschortingsclausule van de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de EU en Brazilië indien Brazilië besluit de bilaterale overeenkomsten op te zeggen. Deze visumvrijstellingsovereenkomst voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort betekent een stap vooruit in de totstandbrenging van een volledig wederkerige visumvrijstelling in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 539/2001.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Ofschoon Brazilië behoort tot de zogenaamde "positieve lijst" met landen waarvan de onderdanen zijn vrijgesteld van visumvereisten wanneer ze de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden, profiteren de burgers van vier EU-landen – Estland, Letland, Malta en Cyprus – nog steeds niet van een soortgelijke regeling wanneer zij naar Brazilië reizen. Krachtens het Verdrag van Lissabon valt het gemeenschappelijk visumbeleid onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het is derhalve aan de Unie om over deze overeenkomst te onderhandelen en ervoor te zorgen dat ze de gelijke behandeling van alle EU-burgers waarborgt.

Er is besloten om twee afzonderlijke overeenkomsten te sluiten: een voor de houders van gewone paspoorten en een voor de houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. Ik onderschrijf deze beslissing omdat althans de overeenkomst inzake de houders van een diplomatiek of dienstpaspoort op die manier sneller in werking kan treden, aangezien ze niet door het Braziliaanse Congres hoeft te worden bekrachtigd.

De bestaande bilaterale overeenkomsten blijven van kracht, aangezien deze overeenkomsten voorzien in een vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor categorieën van reizigers die niet onder de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor het goedkeuren van deze overeenkomst als rapporteur van het Europees Parlement. Deze overeenkomst zal leiden tot afschaffing van de visumplicht voor Brazilië voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort uit vier lidstaten – Estland, Letland, Malta en Cyprus. Ik ben van mening dat de overeenkomst een belangrijke vooruitgang betekent in de richting van volledige wederkerigheid van visa voor alle Europese burgers in relatie tot derde landen. De inspanningen in de richting van volledige wederkerigheid moeten ook doorgaan met het oog op volledige visumvrijstelling met Canada en de Verenigde Staten, voor de burgers van vijf lidstaten: Roemenië, Bulgarije, Tsjechië, Cyprus en Polen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd omdat hiermee een stap wordt gezet naar een volledige wederkerige visumvrijstelling voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort tussen de Europese Unie en Brazilië. De ondertekening van deze overeenkomst zou een voorbeeld moeten zijn voor andere landen, met name de Verenigde Staten en Canada, die voor bepaalde EU-lidstaten een visumverplichting blijven toepassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) In het verlengde van de resolutie die hier vandaag in stemming is gebracht met betrekking tot de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort is er reden te meer om deze regeling ook op houders van een diplomatiek of dienstpaspoort toe te passen. Bij dit soort overeenkomsten is wederkerigheid essentieel en belangrijk om te waarborgen dat de vrijstellingen niet aan banden worden gelegd door administratieve of bureaucratische vereisten die de legitieme verwachtingen van de burgers in gevaar kunnen brengen. Brazilië wordt een steeds belangrijkere EU-partner, die zijn geschiedenis en zijn taal deelt met de Europese Unie. Daarom moeten alle maatregelen die bijdragen aan het bevorderen van de betrekkingen tussen dit grote Zuid-Amerikaanse land en Europa gunstig worden onthaald.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 kunnen burgers van Brazilië zonder visum voor kort verblijf naar alle lidstaten van de Europese Unie reizen.

Dit voorrecht is omgekeerd echter niet voor iedereen in de Europese Unie weggelegd. Immers, de onderdanen van Estland, Cyprus, Malta en Letland hebben wel een visum nodig. Dit betekent dat het "wederkerigheidsbeginsel" niet wordt geëerbiedigd.

In 2008 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Commissie werd gemachtigd te onderhandelen over de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië waarmee een eind moest worden gemaakt aan de schendingen van het wederkerigheidsbeginsel. Teneinde het proces te bespoedigen en de inwerkingtreding niet langer uit te stellen, zijn de twee partijen overeengekomen twee afzonderlijke overeenkomsten te sluiten: één voor houders van een gewoon paspoort, en één voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. Deze laatste overeenkomst hoeft niet te worden bekrachtigd door het Braziliaanse Congres.

Daarom verwelkom ik dit initiatief, waarmee de gelijke behandeling van alle EU-burgers wordt gewaarborgd, met volledige inachtneming van het wederkerigheidsbeginsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb net als mijn Italiaanse collega's van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) besloten mij te onthouden van stemming over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. Ik had namelijk, in het licht van de resolutie over de zaak-Battisti, liever gezien dat de stemming was uitgesteld in afwachting van een uitspraak van de Braziliaanse federale rechter inzake de uitlevering van de misdadiger Cesare Battisti.

Daar het onderwerp niet urgent is, zou het absoluut geen problemen hebben opgeleverd om de stemming uit te stellen tot de volgende plenaire vergadering of die van april, zeker gezien het verdriet dat de meervoudige moordenaar Battisti de families van zijn slachtoffers heeft aangedaan. Deze families wachten al 31 jaar op gerechtigheid en op het moment dat Battisti wordt uitgeleverd aan Italië om de straf uit te zitten waartoe hij aldaar is veroordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 539/2001 behoort Brazilië tot de zogenaamde "positieve lijst" met landen waarvan de onderdanen vrijgesteld zijn van visumvereisten wanneer ze de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden. Op grond van het wederkerigheidsbeginsel, dat aan de basis van deze verordening ligt, zouden voor alle EU-burgers die naar Brazilië reizen gelijkaardige rechten moeten gelden.

Tot nu toe werd het wederkerigheidsbeginsel in de praktijk gebracht door middel van bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen Brazilië en afzonderlijke lidstaten. Vier EU-lidstaten (Estland, Letland, Malta en Cyprus) hebben echter nog geen dergelijke overeenkomst ondertekend. De burgers van deze landen moeten bijgevolg nog steeds beschikken over een visum om naar Brazilië te reizen, wat in strijd is met het wederkerigheidsbeginsel.

De visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië, die de andere bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn met verschillende lidstaten niet vervangt, dekt toeristische reizen en zakenreizen van houders van een diplomatiek of dienstpaspoort.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk.(LT) Ik heb voor dit document gestemd, omdat de overeenkomst alle burgers van Brazilië en van de EU die houder zijn van een diplomatiek of dienstenpaspoort toegang geeft tot visumvrij reizen voor kort verblijf. Om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is in artikel 8 bepaald dat Brazilië de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie kan opschorten of beëindigen, en dat omgekeerd ook de EU de overeenkomst alleen voor alle lidstaten kan opschorten of beëindigen. Deze visumvrijstellingsovereenkomst voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort betekent een stap vooruit in de totstandbrenging van een volledig wederkerige visumvrijstelling in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 539/2001.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk.(EN) Ik heb gestemd voor de instemming van het Europees Parlement met de sluiting van de twee overeenkomsten inzake visumvrijstelling met Brazilië. Op het ogenblik hebben Braziliaanse burgers geen visum nodig om de EU in te reizen, terwijl burgers uit Estland, Letland, Malta en Cyprus wel een visum moeten hebben om Brazilië binnen te komen. Deze overeenkomsten garanderen de toepassing van het wederkerigheidsbeginsel ten aanzien van vrijstellingen van de visumplicht tussen de EU en Brazilië.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De visumvrijstelling is van toepassing op houders van een diplomatiek of dienstpaspoort die een toeristische of zakenreis ondernemen. De burgers van de overeenkomstsluitende partijen mogen gedurende maximaal drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang, op elkaars grondgebied verblijven. Visumvrijstelling voor andere reisdoeleinden dan deze die zijn opgenomen in de overeenkomst, is nog steeds mogelijk door middel van de bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn tussen Brazilië en 23 van de 27 lidstaten. De overeenkomst houdt rekening met de situatie van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De visumvrijstelling geeft de Braziliaanse burgers het recht om gedurende drie maanden te verblijven op het grondgebied van elk van de lidstaten (Cyprus, Bulgarije, Roemenië) die nog geen deel uitmaken van het Schengengebied, ongeacht de periode die voor het gehele Schengengebied geldt.

 
  
MPphoto
 
 

  Erminia Mazzoni (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijn onthouding van stemming met betrekking tot de aanbeveling betreffende de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort staat los van de inhoud.

Ik keur de houding van de Braziliaanse regering ten aanzien van de zaak-Battisti af. Battisti zou krachtens de bilaterale uitleveringsovereenkomst moeten worden uitgeleverd. Het standpunt van de rechtbank is strijdig met de aangegane verplichtingen. Battisti is door een gewone rechtbank en op basis van de gewone nationale wetten voor een gewoon strafbaar feit – meervoudige moord – veroordeeld tot een gevangenisstraf in Italië. Het is moeilijk steun te geven aan internationale betrekkingen, zoals geformuleerd in de verslagen waarover het Parlement vandaag stemt, met een land dat zich niet aan overeenkomsten houdt en dat bovenal een standpunt inneemt tegen het fundamenteel recht op bescherming van het leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Alle Europese burgers die voor toeristische en zakelijke bezoeken naar Brazilië willen reizen, hebben voor een verblijf tot drie maanden geen visum nodig, net zoals Braziliaanse burgers zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen, krachtens de overeenkomst die door het Parlement is goedgekeurd. De overeenkomst is vooral een goede zaak voor de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus, die nog steeds een visum nodig hebben om het grondgebied van Brazilië te betreden. Ze is van toepassing op houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. Met de sluiting van deze overeenkomst wordt aan alle EU-burgers – met inbegrip van de burgers van Estland, Letland, Malta en Cyprus van wie Brazilië nog steeds een visum verlangde – de mogelijkheid geboden het land te betreden zonder visum voor toerisme of zaken, net zoals burgers van Brazilië nu al zonder visum naar alle EU-lidstaten kunnen reizen. De overeenkomst beperkt de verblijfsduur tot drie maanden binnen een periode van zes maanden in het Schengengebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) In overeenstemming met het Verdrag van Lissabon valt het gemeenschappelijk visumbeleid met derde landen onder de exclusieve bevoegdheid van de EU, en kan alleen de Unie, en niet de afzonderlijke lidstaten, over een visumvrijstellingsovereenkomst met Brazilië onderhandelen en een dergelijke overeenkomst sluiten. Vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon was dat niet het geval. Dit verslag gaat over de overeenkomst tussen de EU en Brazilië inzake de visumvrijstelling van houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. De overeenkomst is op 8 november 2010 in Brussel formeel ondertekend namens de Unie en Brazilië. De visumvrijstellingsovereenkomst tussen de EU en Brazilië zal de andere bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn met verschillende lidstaten niet vervangen, wel vervolledigen. De door de Unie gesloten overeenkomst zal echter wel prevaleren boven de bilaterale overeenkomsten voor wat door deze overeenkomsten gedekte gebieden betreft, namelijk toeristische reizen en zakenreizen. Ik ben tevreden met de wederkerigheidsclausules voor Braziliaanse onderdanen en EU-burgers, en de garantie dat alle EU-burgers een gelijke behandeling zullen krijgen. In de overeenkomst is vastgelegd dat Brazilië de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie kan opschorten of beëindigen. Ik heb daarom vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort. Op die manier garanderen we – overeenkomstig de eisen voortvloeiende uit het wederkerigheidsbeginsel en het principe van gelijke behandeling – dat alle EU-burgers (inclusief burgers uit Estland, Letland, Malta en Cyprus, die tot nu toe een visum nodig hadden om tot Braziliaans grondgebied toegelaten te worden) met een diplomatiek of dienstpaspoort voor toeristische reizen en zakenreizen Brazilië binnen kunnen komen, op precies dezelfde wijze waarop Braziliaanse onderdanen naar alle lidstaten van de EU kunnen reizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De visumvrijstelling is van toepassing op houders van een diplomatiek of dienstpaspoort die een toeristische of zakenreis ondernemen. De burgers van de overeenkomstsluitende partijen mogen gedurende maximaal drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang tot elkaars grondgebied, op dat grondgebied verblijven. De visumvrijstelling voor andere reisdoeleinden dan deze die zijn opgenomen in de overeenkomst, kan nog steeds worden bewerkstelligd door middel van de bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn tussen Brazilië en 23 van de 27 lidstaten.

De overeenkomst houdt rekening met de situatie van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De visumvrijstelling geeft de burgers van Brazilië het recht om gedurende drie maanden te verblijven op het grondgebied van elk van de lidstaten (Cyprus, Bulgarije, Roemenië) die nog geen deel uitmaken van het Schengengebied, los van de periode die voor het gehele Schengengebied geldt.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk.(PT) Brazilië maakt deel uit van de zogenaamde "positieve lijst" met landen waarvan de onderdanen vrijgesteld zijn van visumvereisten wanneer ze de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden. Tot nu toe werd het wederkerigheidsbeginsel in de praktijk gebracht door middel van bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen Brazilië en afzonderlijke lidstaten. Estland, Letland, Malta en Cyprus hebben echter nog geen daartoe strekkende overeenkomst ondertekend, wat betekent dat voor de burgers van deze landen geen visumvrijstelling geldt. Deze overeenkomst betreft de visumvrijstelling voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort, en heeft dezelfde doelstelling en reikwijdte als de overeenkomst voor houders van een gewoon paspoort.

Ingevolge de Braziliaanse wetgeving is het evenwel zo dat een overeenkomst inzake houders van een diplomatiek paspoort niet door het Braziliaanse Congres behoeft te worden geratificeerd, zodat een op dit type paspoorten betrekking hebbende overeenkomst sneller in werking kan treden. De hier bedoelde twee overeenkomsten zullen de andere bilaterale overeenkomsten tussen de EU-lidstaten en Brazilië niet vervangen, wel vervolledigen. Ik vind het heel belangrijk dat het wederkerigheidsbeginsel in visumvrijstellingsovereenkomsten ook op andere derde landen wordt toegepast, om zo een einde te maken aan de bestaande discriminatie (in de eerste plaats ten aanzien van de Verenigde Staten en Canada).

 
  
  

Aanbevelingen: Silvia-Adriana Ţicău (A7-0004/2011), Monica Luisa Macovei (A7-001/2011) en Ioan Enciu (A7-0010/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Hoewel ik het eens ben met de inhoud van deze overeenkomst, heb ik besloten mij te onthouden van stemming om te protesteren tegen het beleid dat de Braziliaanse regering sinds lange tijd voert ten aanzien van Cesare Battisti.

Deze meervoudig veroordeelde moordenaar ontkomt op deze manier aan de straf die de Italiaanse rechterlijke macht hem heeft opgelegd.

 
  
  

Verslag- Gebhardt (A7-0012/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik keur dit verslag goed, omdat ik geloof dat de dienstenrichtlijn kan bijdragen tot een betere economische integratie van de interne markt en verder een stimulans kan zijn voor de verhouding tussen interne markt en het cohesiebeleid, die elkaar onderling versterken. Om deze doelstelling te verwezenlijken moet er meer transparantie worden betracht bij de informatieverschaffing aan burgers en bedrijven. Het is belangrijk om te wijzen op de voorwaarden voor niet-toepassing van het oorsprongslandbeginsel op bepaalde gebieden en activiteiten, zeker als het gaat om uiteenlopende wetgeving zoals die in andere communautaire instrumenten is vastgelegd en het geheel aan garanties dat de bemiddelende lidstaten aan gedetacheerde werknemers moet toekennen. Deze kwesties hebben aanleiding gegeven tot lange discussie en dat heeft toepassing van de Richtlijn op een eerder tijdstip verhinderd. Ik ben bang dat de toepassing van de Richtlijn op lokaal en regionaal niveau bepaalde op deregulering gerichte maatregelen zal tegenwerken en pogingen om de administratieve procedures te vereenvoudigen zal frustreren, in de eerste plaats omdat die toepassing extra lasten met zich mee kan brengen. Het is dus van cruciaal belang dat er uit de structuurfondsen en andere instrumenten middelen worden vrijgemaakt om daarvoor gedurende de overgangsperiode te compenseren. Ik dring daarom aan op een betere samenhang en coördinatie tussen de maatregelen op de verschillende beleidsgebieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb mijn stem gegeven aan deze resolutie van het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, die in 2006 in werking is getreden. Het doel van de dienstenrichtlijn is de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer, dat de grondslag vormt van de interne markt, toe te passen. Kortom, de Europese dienstverrichters moeten hun werk zonder bureaucratische belemmeringen overal in de EU kunnen aanbieden. De richtlijn bestrijkt allerlei diensten die samen veertig procent van het bruto binnenland product (bbp) van de EU uitmaken. We verwachten dat de tenuitvoerlegging van deze richtlijn mogelijk een winst van wel 140 miljard euro en een groei van het bbp van de EU van 1,5 procent kan opleveren. De richtlijn moet echter naar behoren ten uitvoer worden gelegd om de verwachte voordelen op te leveren. Helaas is vastgesteld dat niet alle lidstaten van de EU erin zijn geslaagd om de richtlijn uiterlijk eind 2009 in nationale wetgeving om te zetten. Ik ben het ermee eens dat het inrichten van specifieke loketten een wezenlijk bestanddeel van een effectieve tenuitvoerlegging van deze richtlijn vormt.

Deze loketten zijn bedoeld om alle relevante informatie te leveren en om een mogelijkheid te scheppen om alle procedures met elektronische middelen uit te voeren, en niet alleen in de nationale taal. Volgens de gegevens van de Europese Commissie hebben 22 lidstaten van de EU dergelijke loketten ingericht, maar hebben slechts zeventien van hen e-overheidsportalen, die bovendien van lidstaat tot lidstaat grote verschillen vertonen. Er moet worden benadrukt dat zonder behoorlijk functionerende loketten de consumenten niet alle nodige informatie zullen krijgen, wat ervoor zal zorgen dat we de in de richtlijn vastgelegde doelstellingen niet zullen bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. (IT) De potentiële voordelen van de uitvoering van de dienstenrichtlijn staan buiten kijf. De diensten die onder deze richtlijn vallen zijn goed voor 40 procent van het bbp en van de werkgelegenheid van de EU. Als de richtlijn goed wordt uitgevoerd, kan een enorm economisch potentieel worden benut, werkgelegenheid worden gecreëerd en worden bijgedragen tot het economisch herstel. Een goede uitvoering van de richtlijn door de lidstaten is net zo belangrijk als het naleven van de termijnen die voor dat doel zijn gesteld.

Het Europees Parlement heeft tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan de vaststelling van de richtlijn al laten zien een cruciale rol te kunnen spelen. Daarom ben ik van mening dat het Parlement toezicht moet houden op de omzetting van de richtlijn door de lidstaten. De Europese dienstverleners moeten hun diensten overal in de Europese Unie kunnen aanbieden, zonder te worden belemmerd door bureaucratische hindernissen. Tijdens de omzettingsfase moeten we echter ook aandacht schenken aan andere aspecten, met name aan de administratieve lasten waar de lidstaten momenteel onder gebukt gaan.

Ik ben het met de rapporteur eens dat de door de Raad ingevoerde procedure voor de wederzijdse beoordeling tot onnodige bureaucratische belasting van de nationale, regionale en lokale autoriteiten leidt. Ik hoop dat zo snel mogelijk wordt onderzocht wat de mogelijke voordelen van deze procedures zijn, want anders zal er sprake blijven van hoge bureaucratische lasten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze tekst gestemd. Het ging er namelijk niet om een balans op te maken van de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn die het Parlement in 2006 heeft aangenomen, want daar is het nog veel te vroeg voor. Het ging er om om niet alleen het economische en sociale belang van deze openstelling van de dienstensector in Europa te onderstrepen (de door de richtlijn bestreken activiteiten maken 40 procent van het bbp en de werkgelegenheid van de EU uit en het ontwikkelingspotentieel wordt geschat op 0,6 tot 1,5 procent van het bbp), maar ook om de fundamentele elementen van de omzetting van de richtlijn te benadrukken. Ten eerste, de specifieke loketten. Het doel van deze loketten is om het verrichten van diensten in heel Europa te vergemakkelijken. Dat betekent concreet dat wanneer een ondernemer zich in het buitenland wil vestigen of grensoverschrijdende diensten wil verlenen, hij zich tot een specifiek loket moet kunnen wenden waar hij uitleg krijgt over alle te volgen stappen die nodig zijn voor de vestiging van zijn bedrijf. Deze specifieke loketten vormen de sleutel tot het succes van de dienstenrichtlijn. Ten tweede, het toepassingsgebied van de richtlijn. Ik ben van mening dat we op Europees niveau een echt politiek debat moeten houden over wat we onder diensten van algemeen belang verstaan en over de regels die we hierop van toepassing willen laten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit document gestemd. Het doel van de dienstenrichtlijn is om het voor zelfstandige ondernemers en het MKB aanzienlijk gemakkelijker te maken in andere lidstaten te werken, nieuwe terreinen voor hun onderneming te ontsluiten en ook nieuw personeel in dienst te nemen. De dienstensector bestrijkt 40% van het bbp en is met name van belang voor de economische groei en de bestrijding van de werkloosheid. Deze richtlijn betekent een wezenlijke stap op weg naar de totstandbrenging van een werkelijke interne markt voor diensten, die ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, in staat zal stellen om overal op de interne markt de burgers een betere dienstverlening te bieden, tegen concurrerende prijzen, en het enorme economische en werkgelegenheidspotentieel van de Europese interne dienstenmarkt te ontsluiten. Willen de dienstverrichters werkelijk van de voordelen van de dienstenrichtlijn profiteren, dan zal deze in alle lidstaten volledig en tijdig ten uitvoer moeten worden gelegd. Ik geloof dat de Commissie nauwlettend toe moet zien op de toepassing van de richtlijn in alle lidstaten en periodiek uitvoeringsverslagen moet opstellen teneinde de resterende obstakels in de dienstensector weg te nemen en het economisch potentieel te ontsluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk.(PT) De in december 2006 aanvaarde dienstenrichtlijn geeft invulling aan het beginsel van vrij verkeer van diensten. De richtlijn is bedoeld om een interne dienstenmarkt binnen de Europese Unie te creëren. Deze richtlijn is al in 2006 aangenomen, maar in een aantal lidstaten is bij de tenuitvoerlegging ervan vertraging opgetreden, hetzij vanwege wetgevingskwesties, hetzij vanwege redenen van technische aard (aangezien er meerdere wetgevingsinstrumenten moesten worden ingezet om de richtlijn op de juiste wijze toe te passen).

Een naar behoren functionerende dienstenmarkt is voor het economisch herstel van Europa van fundamenteel belang. De dienstensector is goed voor meer dan 70 procent van de banen en de nettobanenschepping in de interne markt. Op Europese schaal kunnen de voordelen oplopen tot tussen de 60 en 140 miljard euro, wat neerkomt op een groeipotentieel van 0,6 à 1,4 procent van het bbp.

Daarom steun ik dit verslag over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn. Ik geloof namelijk dat de beoordeling van richtlijnen heel belangrijk is, aangezien zulke beoordelingen problemen bij de implementatie kunnen aantonen en zo een correctie van die problemen mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De toepassing van de dienstenrichtlijn is naar mijn idee de gelegenheid bij uitstek om de aandacht te vestigen op de gebreken van de richtlijn, die met name betrekking hebben op het toepassingsgebied. In mijn advies namens de Commissie werkgelegenheid heb ik gewezen op de rechtsonzekerheid die thans bestaat omtrent de diensten van algemeen belang en op de absolute noodzaak om rekening te houden met hun specifieke karakter. Hoewel iedereen het erover eens is dat een verduidelijking van de begrippen (diensten van algemeen belang, economische, niet-economische en sociale diensten) noodzakelijk is, bestaat er in het Parlement nog grote verdeeldheid over de wijze waarop dit moet gebeuren. Ik heb gepleit voor een duidelijk rechtskader, desnoods via een kaderrichtlijn. Hoewel ik betreur dat dit niet in de definitieve tekst is opgenomen, feliciteer ik mevrouw Gebhardt met het feit dat zij erin is geslaagd om deze problemen te vermelden in het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, dat zich met name richt op de wederzijdse beoordeling en de specifieke loketten. In paragraaf 45 staat dat er een wetgevingskader, zelfs sectoraal, vereist is, en wordt herinnerd aan de toezegging die de heer Barnier onlangs heeft gedaan dat in 2011 een pakket maatregelen inzake de diensten van algemeen economisch belang zal worden voorgesteld. Ik wacht derhalve op deze voorstellen en op maatregelen die eindelijk een antwoord zullen zijn voor de dienstenverstrekkers en de lokale en regionale autoriteiten en die tegelijk ook een erkenning zijn van de essentiële bijdrage die deze diensten leveren tot sociale en territoriale cohesie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. (IT) In december 2006 is de Europese dienstenrichtlijn in werking getreden. Het ambitieuze doel ervan is de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingactiviteit op te heffen en in de EU het beginsel van vrij verkeer van goederen en diensten toe te passen. Krachtens de richtlijn moeten de Europese dienstverrichters hun werk zonder bureaucratische belemmeringen overal in de EU kunnen aanbieden.

In het initiatiefverslag waarover we debatteren en dat door het Parlement is ingediend om de omzetting van de richtlijn in nationaal recht nauwgezet te volgen, wordt een oordeel gegeven over het werk dat de lidstaten tot nu toe hebben verricht. In het verslag wordt met name gewezen op vertragingen in het omzettingsproces en op aanzienlijke interpretatieproblemen omtrent de werkingssfeer van de richtlijn.

Daarom roep ik, ter bescherming van de marktspelers, dringend op tot een ondubbelzinnige definitie van de diensten die onder de richtlijn vallen. Tot slot geloof ik dat een goede uitvoering van het informatiesysteem voor de interne markt, de uitbreiding van de rol daarvan en de verdere digitalisering van de één-loketten in Europa ongetwijfeld grote voordelen zullen opleveren voor de dienstverrichters en dat KMO's op die manier gemakkelijker toegang tot informatie zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat het doel van de dienstenrichtlijn is de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer, dat de grondslag vormt van de interne markt, toe te passen. Het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn omvat in wezen alle commerciële diensten die worden aangeboden door in een lidstaat gevestigde dienstverrichters. Niet onder het toepassingsgebied vallen niet-economische diensten van algemeen belang, financiële diensten, diensten op het gebied van vervoer, diensten van uitzendbureaus, diensten van de gezondheidszorg en sociale diensten op het gebied van verzorging, kinderzorg en woningbouw. De diensten van algemeen belang worden door de richtlijn niet ter discussie gesteld en de richtlijn mag in geen geval ten doel hebben om de publieke basiszorg uit te hollen. Het is niet alleen noodzakelijk de onder de richtlijn vallende diensten en de diensten van algemeen belang duidelijk af te bakenen, maar ook te waarborgen dat de diensten in het algemene economische belang door kaderwetgeving worden beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De dienstenrichtlijn zal in geen geval leiden tot deregulering of liberalisering van de dienstensector. Doel van de dienstenrichtlijn is de toegang tot de markten in de lidstaten zo te regelen dat willekeurige belemmeringen worden weggenomen en dat regels die in de lidstaten gehandhaafd worden terecht en non-discriminatoir zijn. Er werd uitdrukkelijk bepaald dat het wetsvoorstel geen gevolgen zal hebben voor het arbeidsrecht, noch voor de rechten van werknemers. Het Europees Parlement heeft dit punt tegenover de Raad benadrukt.

Artikel 16 bepaalt dat geen enkele lidstaat wordt verhinderd om eisen te stellen aan het verrichten van diensten als deze gerechtvaardigd zijn om redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

In een aantal lidstaten is sprake van vertraging bij de omzetting van de richtlijn, maar dit is voornamelijk te wijten aan interpretatieverschillen. Daarom is het van belang dat het toepassingsgebied van de richtlijn duidelijk en transparant is. Het is noodzakelijk om niet alleen de onder de richtlijn vallende diensten en de diensten van algemeen belang duidelijk af te bakenen, maar ook te waarborgen dat de diensten in het algemene economische belang door kaderwetgeving worden beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Het doel van deze richtlijn, die in december 2006 van kracht is geworden, is om de markt te openen voor dienstverleners in de Europese Unie door alle protectionistische beperkingen, willekeurige belemmeringen en eventuele discriminerende regelgeving op te heffen. Bovendien heeft het Parlement er altijd op aangedrongen dat deze richtlijn niet als voorwendsel voor een gevaarlijke deregulering van de sector wordt gebruikt.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het de aandacht vestigt op de vaak onterechte vertragingen en geschillen betreffende de omzetting van de dienstenrichtlijn, terwijl diensten 40 procent van het bbp en de werkgelegenheid van de EU uitmaken. Bovendien kunnen Europese bedrijven, vooral het midden- en kleinbedrijf, dankzij de richtlijn betere diensten verlenen aan de burgers, tegen concurrerende prijzen. Een correcte en transparante toepassing van de dienstenrichtlijn zou het enorme economische en werkgelegenheidspotentieel van de Europese interne markt, dat geschat wordt op 0,6-1,5 procent van het bbp van de EU, kunnen ontsluiten. De Europese Unie heeft hier sterke behoefte aan. De volledige toepassing van de richtlijn op het hele grondgebied van de EU zal dus tot meer concurrentie in de interne markt leiden, wat ten goede zal komen aan burgers en bedrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) De dienstenrichtlijn is een cruciaal instrument voor het bevorderen van de groei in de Europese Unie. De richtlijn maakt het zelfstandige ondernemers en KMO’s veel gemakkelijker om in andere lidstaten te werken, nieuwe terreinen voor hun onderneming te ontsluiten of nieuw personeel in dienst te nemen. De door de dienstenrichtlijn bestreken activiteiten vertegenwoordigen 40 procent van het bbp en de werkgelegenheid van de EU. Deze sector is derhalve van cruciaal belang voor economische groei en de bestrijding van werkloosheid. Het is zaak dat we het enorme economische en werkgelegenheidspotentieel van de Europese interne dienstenmarkt ontsluiten. Dat is een wezenlijke stap op weg naar de totstandbrenging van een werkelijke interne markt voor diensten, die ondernemingen, en met name KMO’s, in staat zal stellen overal op de interne markt de burgers een betere dienstverlening te bieden tegen concurrerende prijzen. Ik hoop dat de in de richtlijn gestelde doelen in de nabije toekomst worden verwezenlijkt en dat de gehele EU en haar regio’s hiervan zullen profiteren, om aldus bij te dragen tot werkelijke economische, sociale en territoriale samenhang door de schepping van behoorlijke, duurzame kwaliteitsbanen en een verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de aangeboden diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het Parlement spreekt zich uit over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, waarvan de intrekking lang geleden was beloofd, toen de richtlijn nog de Bolkenstein-richtlijn werd genoemd. Het Europees Parlement beoordeelt nu of deze al dan niet goed ten uitvoer is gelegd in de lidstaten.

De diensten maken 40 procent van het bbp en de werkgelegenheid van de EU uit, waarbij grote verschillen tussen de lidstaten bestaan. De dienstenrichtlijn zou leiden tot juridische ‘vooruitgang’ en uniformiteit, die echter worden gerealiseerd ten koste van de Franse bevolking en die tot gevolg hebben dat de sociale normen naar beneden worden bijgesteld.

De markten en de werknemers, die bijdragen aan de rijkdom van ons land en ons continent, moeten beschermd worden, en zoals altijd weigert de Europese Unie dat.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de lidstaten de dienstenrichtlijn tot nu slechts gedeeltelijk en beperkt hebben toegepast. Deze richtlijn is één van de belangrijkste stukken Europese wetgeving, aangezien ze erop gericht is de dienstensector te openen voor vrij verkeer binnen de Europese Unie. Er moet echter nog een lange weg worden afgelegd. We moeten garanderen dat deze wetgeving, die drie jaar geleden al is goedgekeurd, correct wordt toegepast, vooral door het creëren van loketten waar alle burgers die diensten in een ander land willen verkopen zich toe kunnen wenden teneinde de nodige informatie in te winnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt is erop gericht de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer toe te passen, om zo een werkelijke interne markt voor deze sector te scheppen. De dienstensector is goed voor 40 uit van het bbp en de werkgelegenheid van de EU en beschikt over een enorme groei- en werkgelegenheidspotentieel, zeker wat de KMO’s betreft. De termijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn is eind 2009 verstreken, maar wordt in een aantal lidstaten nog steeds niet correct toegepast.

Slechts 22 lidstaten beschikken over een functionerende portaalsite, met alle nodige administratieve informatie, en in maar 14 van die 22 landen is het mogelijk de noodzakelijke procedure op elektronische wijze te doorlopen. We moeten garanderen dat de lidstaten deze richtlijn correct toepassen, om er zo voor te zorgen dat willekeurige belemmeringen worden weggenomen en dat de regels die in de lidstaten toch nog gehandhaafd worden terecht en non-discriminatoir zijn. Van belang is ook dat we toezicht houden op de toepassing.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Dit voorstel heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt.

Het beginsel van vrije verkeer van goederen en personen in de gehele EU is in alle Verdragen vastgelegd teneinde de instelling van een gemeenschappelijke markt mogelijk te maken. Richtlijn 2006/123/EG is aangenomen om een einde te maken aan de bureaucratie die het verlenen van diensten in de lidstaten belemmerde.

Het is echter bekend dat niet alle lidstaten de richtlijn ten uitvoer leggen, omdat ze vinden dat bepaalde aspecten ervan niet voldoende duidelijk zijn. Daarom is deze resolutie zo opportuun.

Ik ben heel blij dat er nu met deze loketten een manier wordt geschapen om snel en efficiënt in te gaan op verzoeken van ondernemers en vertegenwoordigers van de werknemers. Ik hoop dat het niet zal blijven bij elektronische loketten, maar dat er ook gedacht zal worden aan een persoonlijke behandeling. We weten allemaal hoe belangrijk dat is als we ons in een ander land bevinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Wij hebben tegen deze resolutie gestemd, en dat sluit aan bij onze eerdere standpunten inzake de beruchte Bolkestein-richtlijn en de met deze richtlijn beoogde onaanvaardbare doelstellingen: het vergemakkelijken van de liberalisering van diensten, waaronder openbare diensten, om zo de belangen van de economische en financiële groepen van de Europese Unie te dienen, met als gevolg meer werkloosheid en slechtere diensten voor de gebruikers (zoals blijkt uit de sectoren die deze koers reeds zijn ingeslagen).

Met dit verslag wil de rapporteur druk uitoefenen op de lidstaten die niet zo snel voortgang hebben geboekt als de meerderheid van de afgevaardigden graag zou willen – om de belangen van de grote Europese financiële groepen te behartigen – bij het omzetten van Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt. Deze richtlijn is op 28 december 2006 van kracht geworden en beoogt, zoals in het verslag ook wordt gesteld, “de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer, dat de grondslag vormt van de interne markt, toe te passen”.

We zouden een objectieve evaluatie van de liberalisering en daarop volgende privatisering van diensten (waaronder essentiële openbare diensten) moeten uitvoeren, om ons op basis daarvan met onverminderde kracht in te blijven zetten voor de rechten van onze volkeren en werkers.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De Bolkenstein-richtlijn heeft vertraging opgelopen omdat de lidstaten te lang de tijd zouden hebben genomen voor de omzetting en omdat zij deze slecht zouden toepassen. Het klopt dat de richtlijn in Frankrijk slechts gedeeltelijk in nationaal recht is omgezet. En dat heeft een reden. Teneinde een publiek debat, en dus een nieuwe storm van protest, te voorkomen, heeft de regering van de heer Sarkozy bewust besloten geen gebruik te maken van een kaderwet, maar om in alle toepasselijke wetsteksten de beginselen van de richtlijn op te nemen. In feite is het maar één beginsel: de volledige en absolute vrijheid van vestiging en dienstverlening. De versnippering van de wetswijzigingen heeft de ondoorzichtigheid van het proces bevorderd. Er bestaat nog altijd geen duidelijkheid over het toepassingsgebied van de tekst, aangezien bepaalde sociale diensten die verondersteld worden te zijn uitgesloten, in feite wel onder de richtlijn vallen. De diensten die nu wel echt zijn uitgesloten, zijn dat slechts voorwaardelijk, aangezien de Commissie iedere drie jaar een voorstel kan doen om de uitzonderingen te schrappen. En wat betreft de meest schandalige bepaling van de tekst, het oorspronglandbeginsel: hoewel deze bepaling officieel is geschrapt, keert ze heimelijk terug dankzij de mogelijkheden die worden geboden door de detacheringsrichtlijn en de verordening betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de dienstensector goed is voor 70 procent van de banen en voor de volledige nettobanenschepping in de Europese interne markt en daarnaast de belangrijkste bron voor directe buitenlandse investeringen vormt. De dienstenrichtlijn biedt een fundamenteel kader voor een hogere mate van vrij verkeer voor dienstverrichters, versterkt de rechten van consumenten als afnemers van diensten en bevordert de beschikbaarheid van informatie, ondersteuning en transparantie met betrekking tot dienstverrichters en hun diensten.

Om deze redenen moet een juiste tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn een topprioriteit van de Commissie blijven. Daarom moet de Commissie samenwerken met de lidstaten om de administratieve samenwerking tussen mechanismen die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen verder te verbeteren, met name door ervoor te zorgen dat lidstaten volledig functionele specifieke loketten inrichten.

Bovendien doe ik een beroep op de Commissie en de lidstaten om de ontwikkeling van de interne markt voor diensten te blijven stimuleren op basis van de in de dienstenrichtlijn vastgelegde procedure van wederzijdse beoordeling, zodat zij actuele feedback van consumenten, burgers en bedrijven zullen blijven ontvangen over nationale maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn in hun respectieve lidstaten. Zo kan worden gewaarborgd dat lidstaten zich echt verbinden aan de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) De dienstenrichtlijn die in 2006 is aangenomen en die op 28 december 2009 in nationaal recht omgezet had moeten zijn, roept nog altijd vragen op in de lidstaten en bij de lokale overheden die er direct mee te maken hebben. Het parlementaire initiatiefverslag van mevrouw Gebhardt, die voorstelt om een eerste evaluatie van de tenuitvoerlegging uit te voeren, raakt daarmee aan een aantal van deze problemen. Het betreft met name de heersende onzekerheid over de sociale diensten en de economische diensten van algemeen belang (wat is de definitie? welke terreinen vallen hieronder?), alsmede het gebrek aan transparantie van het omzettingsproces in bepaalde lidstaten. Bovendien moet worden geconstateerd dat Frankrijk zich onderscheidt door een problematisch gebrek aan transparantie en starheid bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Een veelvoud aan decreten en toepassingswetten en een strikte interpretatie van de uitzonderingen die zijn voorzien in de richtlijn, zorgen voor onzekerheid met betrekking tot de toekomst van bepaalde diensten, zoals kinderopvang en hulp aan gehandicapte personen. Dit initiatieverslag, dat met een grote meerderheid is aangenomen, is meer dan ooit tevoren het moment om erop te wijzen dat de parlementsleden, en de socialisten in het bijzonder, waakzaam zullen blijven met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en de gevolgen ervan voor de openbare diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Vier jaar na de vaststelling van de dienstenrichtlijn heeft het Europees Parlement zich deze week uitgesproken over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de lidstaten. Weinig informatie, stagnatie van de grensoverschrijdende dienstverlening, onnodige administratieve beperkingen, enz. – zo luidt de kritiek van het Europees Parlement in het verslag dat wij hebben aangenomen en waar ik vóór heb gestemd. De lidstaten moeten inderdaad vooruitgang boeken bij de uitvoering van deze richtlijn en de grensoverschrijdende dienstverlening vergemakkelijken. Daarnaast wil ik wijzen op de moeilijke kwestie van de reikwijdte van de richtlijn, die een aantal gebieden uitsluit, zoals de niet-economische diensten van algemeen belang en ook andere diensten (sociale diensten, kinderopvang, individuele hulpverlening...) waarvoor door de staat gemandateerde dienstverleners zorg dragen. Twee begrippen – de ‘niet-economische dienst van algemeen belang’ en de ‘mandatering’ – zijn niet duidelijk omschreven en/of de interpretatie ervan verschilt per lidstaat, wat een gebrek aan juridische duidelijkheid met zich meebrengt, dat ik diep betreur.

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. (DE) Voor een uniforme Europese interne markt is het van groot belang dat de lidstaten de dienstenrichtlijn effectief en snel uitvoeren. Vooral voor kleine en middelgrote bedrijven die hun diensten grensoverschrijdend willen aanbieden, is het zeer belangrijk dat ze één contactpunt krijgen dat hun de essentiële informatie kan bieden en de noodzakelijke procedures kan uitleggen.

De tijdslimiet voor de uitvoering van de dienstenrichtlijn door de lidstaten is nu al meer dan een jaar verstreken. Het heeft weinig zin om steeds weer over talloze wijzigingen te discussiëren. Het is nuttiger om nauwkeuriger naar de uitvoering te kijken. Hoewel enkele lidstaten al de nodige stappen hebben gezet, zijn er andere lidstaten die niet graag herinnerd willen worden aan wat ze indertijd ondertekend hebben. Daarom moet de richtlijn in alle 27 lidstaten onmiddellijk worden uitgevoerd, opdat de grensoverschrijdende dienstverlening zo snel mogelijk wordt vereenvoudigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie over de tenuitvoerlegging van de in 2006 in werking getreden dienstenrichtlijn gestemd. Het doel van de dienstenrichtlijn is de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer, dat de grondslag vormt van de interne markt, toe te passen. De richtlijn heeft tevens tot doel de toegang tot de markten in de lidstaten zo te regelen dat willekeurige belemmeringen worden weggenomen en dat regels die in de lidstaten gehandhaafd worden terecht en non-discriminatoir zijn. Er is uitdrukkelijk bevestigd dat het wetsvoorstel geen gevolgen zal hebben voor het arbeidsrecht, noch voor de rechten van werknemers. Het Europees Parlement heeft daar veel waarde aan gehecht. Europese dienstverrichters moeten hun werk zonder bureaucratische belemmeringen overal in de EU kunnen aanbieden. De richtlijn heeft betrekking op diverse diensten, waarvan het bruto binnenlands product (bbp) 40% van het totale bbp van de EU vertegenwoordigt. Ik ben het ermee eens dat het instellen van specifieke loketten een essentieel onderdeel vormt van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) De dienstenrichtlijn betekent een belangrijke stap richting een werkelijk gemeenschappelijke dienstenmarkt. Ondernemingen, met name die uit het MKB, kunnen hiermee burgers de beste diensten bieden tegen concurrerende prijzen. Ik heb het standpunt van de rapporteur gesteund. Zij beschouwt de oprichting van één-loketvoorzieningen als een essentieel element voor het doeltreffend invoeren van deze richtlijn. Dit instrument kan van groot belang zijn voor kleine en middelgrote bedrijven. De één-loketvoorzieningen moeten nauwkeurige en volledige informatie verstrekken met betrekking tot formaliteiten, administratieve procedures, arbeidsrecht, vigerende fiscale regimes in de lidstaten, met name wat betreft de btw, enzovoort. Bovendien moeten zakenmensen ondersteuning krijgen bij het afwerken van de nodige administratieve procedures. Ik ben echter van mening dat het van het grootste belang is om na de volledige omzetting van de richtlijn een allesomvattende evaluatie uit te voeren van de gevolgen van de dienstenrichtlijn voor de economische bedrijvigheid, de kwalitatieve en kwantitatieve werkgelegenheid, sociale bescherming, de verwezenlijking van milieudoelstellingen en de kwaliteit van de aan de consumenten geboden diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Het doel van de dienstenrichtlijn, die in 2006 is aangenomen, was harmonisatie van bepaalde aspecten van de interne markt met betrekking tot de levering van diensten. Eind 2009 had de volledige tenuitvoerlegging door de lidstaten moeten zijn gerealiseerd. Ik doe een beroep op de lidstaten die hun verplichtingen nog niet zijn nagekomen om dit zo snel mogelijk te doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) De enige positieve bijdrage die deze tekst levert is het verzoek aan de lidstaten om “een grotere transparantie te betrachten” ten aanzien van de omzetting van deze zogeheten dienstenrichtlijn. De Franse regering trekt zich hier niets van aan! Verder bekrachtigt dit verslag van een sociaaldemocratische afgevaardigde het neoliberale dictaat van deze schadelijke richtlijn en durft het zelfs zo ver te gaan om lidstaten tot de orde te roepen die “niet ambitieuzer” zijn geweest bij de tenuitvoerlegging ervan. Erger nog: dit Parlement geeft toe niet in staat te zijn de gevolgen van de tenuitvoerlegging ervan te beoordelen! Dat is waarschijnlijk de reden dat er geen hoofdelijke stemming is. De namen van de verantwoordelijkheden blijven onbekend. Ik stem tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt is bedoeld om de obstakels die de grensoverschrijdende dienstverlening nog steeds belemmeren weg te nemen. Bij de omzetting van deze richtlijn hebben zich vanwege twijfels bij sommige lidstaten enige moeilijkheden voorgedaan, maar de voor die omzetting vastgelegde richtsnoeren – die zijn bedoeld om de coördinatie tussen de lidstaten op het punt van consumentenbescherming, milieubehoud, veiligheid en volksgezondheid te verbeteren – zullen nu eindelijk in alle lidstaten concrete toepassing vinden. Dit verslag zal bijdragen tot een nog efficiëntere implementatie en een nog betere werkzaamheid van de voorgelegde maatregelen. Vandaar mijn stem.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) De EU biedt met name dienstverleners een breed werkterrein. Door uniforme EU-bepalingen wordt het duidelijk eenvoudiger om grensoverschrijdend werk te verrichten, en werknemers worden steeds meer stimulansen geboden om een paar jaar in het buitenland door te brengen. Toch worden zij vaak geconfronteerd met nationaal dienstverleningsrecht waarvan ze de betekenis niet kennen, wat vaak tot problemen of misverstanden leidt. Ik heb niet voor het verslag gestemd, omdat de kwestie van de kosten voor de contactpunten niet voldoende wordt behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. (LT) Het aannemen van de dienstenrichtlijn is erop gericht dat ondernemingen buiten hun nationale grenzen kunnen opereren. Het ingevoerde systeem heeft het aantal administratieve belemmeringen reeds aanzienlijk teruggebracht. De ervaring leert ons echter dat er voor kleine ondernemingen nog altijd flink wat bureaucratische valkuilen zijn, die zij in sommige lidstaten van de Europese Unie moeten zien te ontwijken. Het beoogde beginsel van een specifiek loket (één-loket) werkt in vele lidstaten niet of niet naar behoren, en ondernemers moeten nog altijd een eindeloze reeks vergunningen aanvragen die moeten worden gecontroleerd door een enorme hoeveelheid inspectieorganen. Niet alleen plaatselijke ondernemers hebben met deze ongemakken te stellen, maar ook dienstverleners die hun diensten in een andere EU-lidstaat willen aanbieden. Ik ben het daarom eens met de tekst van dit verslag en zou de lidstaten willen oproepen om hun inspanningen op dit vlak voort te zetten, om het ondernemingen gemakkelijker te maken en om te zorgen voor een vrij verkeer van diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) De omzetting van de dienstenrichtlijn is gebaseerd op een delicaat proces dat is gericht op transparantie en coherentie in de instanties van de lidstaten met betrekking tot de resultaten van de tenuitvoerlegging van de richtlijn zelf en op de controle van de resultaten op de interne markt als gevolg van de omzetting. Dit is het doel van het verslag waarvoor ik heb gestemd, omdat het nodig is om het werk van de lidstaten te controleren. Een wederzijdse beoordeling van de daadwerkelijke toepassing van de bepalingen om de convergentie van de regelgevingen te bevorderen zou de handelswijze van de lidstaten (die zodanig laat zijn dat het Parlement meent hier met deze tekst op te moeten toezien) verbeteren. Daarnaast zou dit ook een doorslaggevende verankering betekenen van het één-loketsysteem, dat informatie verschaft aan het midden- en kleinbedrijf. Ik wil er enkel aan herinneren dat onze economie voor 75 procent gebaseerd is op diensten en dat deze op de wereldmarkt ons sterke punt moeten zijn. Ik ben van mening dat in de toekomst een verdere liberalisering, dat wil zeggen, geen afwezigheid van regels, maar meer concurrentie, wenselijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) De dienstenrichtlijn is gericht op de voltooiing van de interne markt voor diensten en beoogt verder een hoog niveau van kwaliteit en sociale cohesie te verzekeren. Het vormt een instrument voor de groei van de Europese Unie en de tenuitvoerlegging ervan moet geschieden binnen het kader van de strategie Europa 2020 en de Single Market Act. De omzetting van de dienstenrichtlijn vormt een grote uitdaging voor de lidstaten, de overheden en de plaatselijke autoriteiten, zowel vanwege de bepalingen op het gebied van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten als vanwege de opening van specifieke loketten om de dienstverrichters te begeleiden, vooral als het gaat om KMO’s. Deze richtlijn maakt het vooral voor zelfstandige ondernemers en KMO’s veel gemakkelijker om in andere lidstaten te werken, nieuwe terreinen voor hun onderneming te ontsluiten en ook nieuw personeel in dienst te nemen. Ik heb vóór gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat het Informatiesysteem voor de interne markt en het één-loketsysteem – doordat zij een hoge mate van ambtelijke samenwerking tussen alle betrokken instanties vereisen – de weg kunnen effenen naar meer interoperabiliteit en de ontwikkeling van netwerken op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau in de gehele EU, en dat ze de ultraperifere regio’s op die wijze dichter bij een werkelijke interne markt zullen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (de ‘dienstenrichtlijn’) is bedoeld om de markt voor dienstverrichters in de Europese Unie te openen, protectionistische beperkingen van de lidstaten voor de uitoefening van een dienstverrichtingsactiviteit op te heffen en het beginsel van vrij verkeer, dat de grondslag vormt van de interne markt, toe te passen. Deze richtlijn is een belangrijk instrument op weg naar de totstandbrenging van een werkelijke interne markt voor diensten, die ondernemingen, en met name KMO’s, in staat zal stellen overal op de interne markt de burgers een betere dienstverlening te bieden tegen concurrerende prijzen, en aldus zal bijdragen tot de economische welvaart en de mededinging, meer werkgelegenheid en meer banen. De rapporteur merkt terecht op dat het van fundamenteel belang is dat we een correcte en toereikende toepassing van deze richtlijn door de lidstaten garanderen. Deze moeten ervoor zorgen dat bureaucratische belemmeringen worden weggenomen en dat ondernemers toegang krijgen tot relevante informatie, in de eerste plaats door het bevorderen van de opening van specifieke loketten (‘één-loket’).

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyn Regner (S&D), schriftelijk. – (DE) Ik heb voor het verslag over de uitvoering van de dienstenrichtlijn gestemd, omdat ik dit een zeer evenwichtig verslag vind. De rapporteur concentreert zich op een evaluatie van de praktische problemen en geeft concrete voorstellen voor de oplossing daarvan. Ik kom uit een land dat de dienstenrichtlijn niet in nationale wetgeving heeft omgezet. Ik acht het absoluut noodzakelijk dat die omzetting plaatsvindt en dat deze gepaard gaat met maatregelen die loon- en sociale dumping tegengaan. Het is in mijn visie belangrijk dat in het verslag over de uitvoering van de dienstenrichtlijn duidelijk de nadruk wordt gelegd op terreinen die uitdrukkelijk uitgezonderd waren – zoals sociale dienstverlening of dienstverlening in de gezondheidszorg. Daar moet bij de uitvoering zeer zorgvuldig op worden gelet.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk.(FR) Bijna vierenhalf jaar na de vaststelling van de fameuze dienstenrichtlijn, de zogeheten Bolkestein-richtlijn, staat deze essentiële kwestie, die een breed gamma aan activiteiten bestrijkt – die goed zijn voor ongeveer 40 procent van het bbp en van de werkgelegenheid – opnieuw op de agenda van het Europees Parlement. De gemoederen zijn nu gelukkig wat tot bedaren gekomen en de linkse groeperingen lijken te zijn teruggekomen van hun dogmatische houding jegens de dienstenrichtlijn, waarvan het doel is – en het is van belang hieraan te herinneren – onnodige en beperkende obstakels voor de dienstverlening in de Europese Unieweg te nemen. Het moet gezegd dat het vanmiddag aangenomen verslag van Gebhardt niet zozeer de inhoud van de tekst tot onderwerp heeft, maar de inspanningen van de lidstaten om deze om te zetten evalueert.

Deze omzetting is in overeenstemming met de richtlijn, aangezien de lidstaten gehouden waren om eind 2009 de administratieve procedures te vereenvoudigen en ‘enkelvoudige loketten’ in te stellen, zodat bedrijven hun formaliteiten gemakkelijker langs elektronische weg kunnen afhandelen. Het minste wat er over te zeggen valt is dat er nog in veel lidstaten vooruitgang moet worden geboekt om de interne markt te versterken en de dagelijkse activiteiten van het midden- en kleinbedrijf te vergemakkelijken. Slechts 8 procent hiervan doet zaken buiten de eigen landsgrenzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Er is vandaag in het plenum gestemd over het verslag over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn. Het doel van de richtlijn is om de markt te openen voor dienstverleners in de Europese Unie, om protectionistische beperkingen die het uitoefenen van diensten in de lidstaten in de weg staan weg te werken en om het beginsel van vrij verkeer, dat ten grondslag ligt van de interne markt, toe te passen. Kortom: de Europese dienstverleners moeten hun werk overal in de Europese Unie kunnen aanbieden, zonder bureaucratische belemmeringen.

Met het initiatiefverslag van mevrouw Gebhardt kan een evaluatie worden gemaakt van de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, waarvan op 28 december 2009 de periode van drie jaar voor de tenuitvoerlegging van deze uiterst belangrijke richtlijn, die op 28 december 2006 van kracht werd, is verstreken. In de balans die de rapporteur opmaakt wordt aangetoond dat enkele lidstaten nog niet de hele horizontale wetgeving hebben aangenomen die vereist is voor een correcte toepassing van deze richtlijn. Om deze reden moet er nog werk worden verzet om alle mechanismen die door de dienstenrichtlijn worden voorzien in werking te laten treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Uiteindelijk hebben wij tegen de tekst gestemd omdat in het verslag met betrekking tot de diensten van algemeen belang wordt verklaard dat de meeste lidstaten geen grote problemen hebben ondervonden. Hoewel deze bewoording een lichte nuancering is van het oorspronkelijke voorstel van de schaduwrapporteur van de PPE-Fractie (Handzlik, Polen), waarin werd gesteld dat er helemaal geen problemen waren, worden hiermee de onzekerheden die de richtlijn met zich meebrengt nog steeds grotendeels genegeerd, met name met betrekking tot de diensten van algemeen belang die al dan niet deel moeten uitmaken van het toepassingsgebied van de richtlijn.

Bovendien schept het verslag enthousiaste verwachtingen over de gevolgen voor de werkgelegenheid, terwijl er helemaal geen effectbeoordeling is uitgevoerd door de Commissie en sommige nationale effectbeoordelingen juist wijzen op zeer lage kwantitatieve effectcijfers wat betreft banenschepping. Er zijn geen effectcijfers voor het verlies van banen. Bovendien staat er niets in het verslag over de gevolgen voor de kwaliteit van banen, om nog maar te zwijgen over de druk op het niveau van arbeidsnormen die ontstaat door bepaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie na de aanneming van de richtlijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik de volledige tenuitvoerlegging van een dynamische dienstenmarkt een van de fundamentele prioriteiten van de Europese Unie vind. Ondanks de aanzienlijke vooruitgang die de interne markt heeft geboekt, maken diensten vandaag de dag slechts een vijfde van de totale handel in Europa uit, en slechts 8 procent van het Europese midden- en kleinbedrijf is actief in andere lidstaten. De gegevens in de mededeling van de Commissie getiteld ‘Naar een Single Market Act’ van afgelopen oktober spreken voor zich: de liberalisering van diensten zou een groei van 4 procent van het bbp in de komende tien jaar opleveren. Deze doelstelling kan alleen worden bereikt door gemeenschappelijke regels uit te werken en uit te voeren.

In deze periode van crisis moeten we het bestaande groeipotentieel volledig benutten door bedrijven te helpen om te groeien, te innoveren en meer banen te scheppen. Alleen op die manier zullen we betere en competitievere diensten kunnen bieden aan de consumenten en het bedrijfsleven. De eengemaakte dienstenmarkt moet een instrument zijn voor het herstel van de economische groei, door het vertrouwen van de consument te herwinnen en iedereen betrouwbare producten te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. (PL) Er bestaat nog steeds een aantal beperkingen voor diensten op de gemeenschappelijke markt, en daarom is dit verslag, dat de invoering van goedgekeurde oplossingen analyseert, zo belangrijk. De dienstenrichtlijn heeft tot doel de gemeenschappelijke interne dienstenmarkt volledig ten uitvoer te brengen. Dit moet het kleine en middelgrote ondernemingen ook aanzienlijk gemakkelijker maken om hun activiteiten op te starten en uit te bouwen. Ook zal dit het scheppen van nieuwe banen bevorderen en de strijd tegen werkloosheid steunen. Er zullen diensten van betere kwaliteit en tegen meer concurrentiële prijzen aan de burgers worden aangeboden, en het veiligheidsniveau in de dienstensector zal stijgen.

Het is echter van belang dat de invloed van de richtlijn wordt beoordeeld nadat ze volledig door de lidstaten is ingevoerd. Het Europees Parlement moet als een van de grootste spelers in dit project een belangrijke rol in de opvolging van dit proces spelen. Een snelle en correcte tenuitvoerlegging van de richtlijn is een belangrijke voorwaarde om de doelstellingen van het cohesiebeleid en het regionale beleid uit te voeren en kan bijdragen tot de uitvoering van de doelstellingen van de EU 2020-strategie, die ernaar streeft om de huidige vermoeidheid van de gemeenschappelijke markt in de dienstensector tegen te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. In 2006 is begonnen met de vrijmaking van de dienstenmarkt. De Groenen stemden toen tegen de dienstenrichtlijn omdat er veel tekortkomingen waren en de rechtszekerheid niet werd gegarandeerd. In het verslag dat vandaag in stemming wordt gebracht wordt een inventarisatie gemaakt van de moeilijkheden die worden ondervonden bij de uitvoering van deze dienstenrichtlijn. Hoewel het goede elementen bevat, zoals de oproep om regelmatig te evalueren en ook de effecten op langere termijn te onderzoeken, bevat het verslag ook zaken waar ik het niet mee eens ben. Bijvoorbeeld dat de lidstaten weinig tot geen significante moeilijkheden hebben ondervonden bij de implementatie. Dat klopt niet, want het blijft onduidelijk of bepaalde sociale diensten al dan niet onder de richtlijn vallen. Over het mogelijk creëren van banen is het rapport te enthousiast.

De banencreatie is niet onderzocht, evenmin als het banenverlies, noch de kwaliteit van de banen, en laat staan de verhoogde druk op arbeidsomstandigheden na uitspraken van het Hof van Justitie. Verder wordt er met geen woord gerept over de rechtsonzekerheid die ontstaat door geen zuiver alternatief te formuleren voor het beginsel van het land van oorsprong. De Groenen hebben nochtans een evaluatie gevraagd van het verbod voor lidstaten om bijkomende eisen te stellen aan dienstverleners, maar dat is verworpen. Ik heb tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb dit verslag over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn 2006/123/EG gesteund. Het is belangrijk dat sociale rechten en het arbeidsrecht worden nageleefd terwijl de interne markt voor diensten wordt verbeterd. Hier zullen zowel handelaren als consumenten van profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. (EN) Ik steun het verslag van mevrouw Gebhardt volledig. De termijn voor tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn is een jaar geleden verstreken, en ik ben blij dat het Parlement licht werpt op de vorderingen van lidstaten. De dienstensector is goed voor een groot deel van het bbp van de Europese Unie, maar toch ligt de grensoverschrijdende handel in diensten nog steeds ver achter bij het niveau van de handel in goederen. Dit verslag laat zien dat de tenuitvoerlegging onvolledig is en dat burgers nog niet optimaal hebben kunnen profiteren van de richtlijn. De specifieke loketten (één-loket) in elke lidstaat, die dienstverrichters informeren over de rechten en mogelijkheden in andere lidstaten van de EU, zijn een belangrijke voorziening van de richtlijn. Naar mijn mening is de belangrijkste kwestie die door dit verslag ter sprake wordt gebracht dat deze loketten nog veel te weinig worden gebruikt. Ik sta volledig achter het voorstel dat er een effectieve voorlichtingscampagne moet worden gestart om de zichtbaarheid van de loketten te vergroten. De Commissie dient middelen te oormerken voor een promotiecampagne. Ik benadruk echter ook de rol die autoriteiten in de lidstaten moeten vervullen; zij beschikken over de benodigde contacten en expertise om ervoor te zorgen dat deze campagne goed gericht wordt. Als dit niet gebeurt, zullen de inspanningen van de Unie om de grensoverschrijdende handel in diensten te bevorderen tevergeefs zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk.(EL) De tenuitvoerlegging van de monsterlijke, werknemersonvriendelijke richtlijn voor de 'liberalisering' van de dienstensector, de zogenoemde 'Bolkestein-richtlijn', stimuleert ingrijpende reactionaire veranderingen ten koste van de werkende klasse en het volk. De openstelling van de dienstensector, die veertig procent uitmaakt van het bbp en de arbeidsplaatsen in de EU, betekent het afschaffen van cao's, inbreuk op loon-, arbeids-, sociale en andere rechten die door de werknemers zijn verworven en de uitverkoop van strategische publieke sectoren van de economie die eigendom zijn van het volk. Het Europees Parlement eist met de resolutie over de dienstensector dat de kapitalistische herstructureringen sneller worden doorgevoerd door de EU en de burgerlijke regeringen in de lidstaten, zodat de richtlijn voor de 'liberalisering' van de dienstensector in 2011 volledig kan worden uitgevoerd op basis van de recent aangenomen mededeling van de Commissie getiteld “Naar een Single Market Act”, met als doel een verdere verzwakking van de positie van werknemers en de penetratie van monopolies in nieuwe winstgevende sectoren voor het kapitaal. Het scheppen van centrale contactpunten voor dienstverlenende ondernemingen in alle lidstaten is een voorwendsel om de implementatie van deze werknemersonvriendelijke richtlijn, waarvan de ratificatie een storm van protest van de werknemers in alle lidstaten heeft teweeggebracht, te bespoedigen. De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen deze resolutie over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun het verslag van mevrouw Gebhardt over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn volledig. De activiteiten onder de richtlijn van 2006 zijn goed voor 40 procent van het bbp en de banen in de EU. De verschillende tenuitvoerleggingsmethoden van de lidstaten hebben het voor de dienstensector echter lastig gemaakt om optimaal van de richtlijn te kunnen profiteren. Toestaan dat dienstverrichters actief zijn buiten hun eigen land is een integraal aspect van de interne markt van de EU, en een vermindering van de bureaucratie op nationaal niveau kan ervoor zorgen dat de richtlijn bijdraagt aan economische groei en de werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU. Volgens het verslag moet elke lidstaat ervoor zorgen dat er meer informatie wordt verstrekt aan bedrijven die diensten willen verrichten buiten hun landsgrenzen. Door dit te doen via specifieke loketten (één-loket) kan de dienstensector profiteren van grensoverschrijdende handel. Om te waarborgen dat gebruikers alle relevante informatie ontvangen en dat vragen worden beantwoord, is het ook van cruciaal belang dat deze loketten zowel een menselijke als een elektronische vorm hebben. Verder stelt het verslag voor om diensten op te nemen die in 2006 werden uitgesloten van de originele richtlijn: gezondheidszorg, transport en sociale diensten. Hierdoor zal het toepassingsgebied van de richtlijn nog groter worden en zullen meer werknemers in de dienstensector ervan kunnen profiteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.- (DE) In de EU is de dienstensector verantwoordelijk voor ongeveer 70 procent van het bbp. In enkele staten, bijvoorbeeld ook in mijn eigen land Oostenrijk, is deze sector een motor van de economische groei. Het doel van de richtlijn is het wegnemen van onterechte belemmeringen voor grensoverschrijdende diensten. Vooral kleine en middelgrote bedrijven worden vaak geconfronteerd met bureaucratische barrières en discriminatie, waardoor ze niet ten volle van de gemeenschappelijke interne markt kunnen profiteren. Er is rekening gehouden met de speciale sociale omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten. Een belangrijke stap is dat de controlemogelijkheden in het land van bestemming nu beter zijn geworden. Er moet echter snel een instrument voor doeltreffende sanctionering van wetsovertredingen van buitenlandse dienstverleners worden ontwikkeld. Ik heb ingestemd met het verslag van collega Gebhardt, omdat ik hoop dat er door de uitvoering van de dienstenrichtlijn nieuwe impulsen voor de arbeidsmarkt ontstaan.

 
  
  

Verslag-Cancian (A7-0020/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik steun dit verslag. Ik geloof dat dit compromis evenwichtig en bevredigend is, omdat het de rechten van passagiers garandeert zonder de vervoerders – vaak kleine of middelgrote bedrijven – een al te zware last op te leggen.

Dit is een triomf voor het Europees Parlement. We zijn erin geslaagd het door de Raad verdedigde toepassingsbereik van 500 kilometer terug te brengen tot 250 kilometer. Ook wat de rechten van de passagiers betreft heeft het Parlement een overwinning behaald, zeker als het gaat om personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. Ik noem hier verder nog het recht op accommodatie bij annuleringen, het recht op onmiddellijke bijstand bij ongevallen, het recht op een vergoeding bij annulering, en het recht op actuele, elektronische informatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. (EN) Wij hebben tegen deze wetgeving gestemd omdat het wel zeker is dat:

1. de extra kosten van de extra rechten zich zullen vertalen in blijvend hogere ticketprijzen voor alle passagiers;

2. autobus- en touringcarroutes die weinig tot geen winst opleveren en waarvoor een hogere ticketprijs dus niet mogelijk is, volledig zullen worden geschrapt, waardoor er helemaal geen diensten meer zullen zijn.

De EU zou niet het recht mogen hebben om wetten voor het Verenigd Koninkrijk op te stellen. Wij verdedigen het recht van het Verenigd Koninkrijk als natie om zichzelf te besturen en eigen wetten op te stellen; transport- en milieuwetten vormen geen uitzondering hierop.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór de resolutie gestemd. In deze resolutie verwoordt het Europees Parlement zijn standpunt ten aanzien van de bescherming van de rechten van passagiers. De verordening is van toepassing op alle geregelde diensten, zowel binnen als tussen lidstaten, met een geplande afstand van 250 km of meer. Dan hebben we het over de rechten van buspassagiers als een autobus- of touringcardienst geschrapt wordt of meer dan 120 minuten vertraging heeft. Passagiers moeten dan onmiddellijk de keuze worden aangeboden tussen voortzetting van de reis, vervoer naar de eindbestemming via een andere route zonder extra kosten of terugbetaling van de ticketprijs. Als de vervoerder deze keuze niet aanbiedt, hebben de passagiers recht op een vergoeding, bovenop de terugbetaling van deze ticketprijs. In geval van annulering of vertraging is het eveneens belangrijk dat de passagiers alle nodige informatie wordt verstrekt. Bovendien moet ook bijstand worden geboden als een reis van meer dan drie uur wordt geannuleerd of bij vertrek een vertraging van meer dan 90 minuten heeft.

In dergelijke gevallen moeten maaltijden en verfrissingen worden aangeboden, alsmede hotelaccommodatie gedurende maximaal twee nachten. De verplichting om accommodatie te verstrekken geldt evenwel niet als de annulering of vertraging is veroorzaakt door noodweer of grote natuurrampen. Gelet op de moeilijkheden waarmee veel passagiers deze winter werden geconfronteerd toen ze hun bestemming niet konden bereiken als gevolg van weersomstandigheden en zelfs meerdere nachten op stations moesten doorbrengen, moet het recht van passagiers op hotelaccommodatie worden zekergesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Meer dan zeventig miljoen Europeanen reizen ieder jaar per autobus of touringcar in de EU. Vanaf nu zullen vervoersbedrijven, dankzij de krachtige stellingname van het Europees Parlement met betrekking tot de rechten van autobus- of touringcarpassagiers, in de gehele Unie informatie, bijstand en vergoedingen moeten aanbieden, als eerbiediging van de rechten van de passagiers. Ongeacht het gebruikte vervoersmiddel zijn Europeanen nu op Europees niveau beschermd. Ik steun dit verslag, waarin regels worden voorgesteld voor wanneer autobussen of touringcars zijn overgeboekt, een vertraging van meer dan 120 minuten hebben bij reizen met een afstand van 250 kilometer of meer, of worden geannuleerd. Daarnaast ben ik van mening dat het non-discriminatiebeleid voor personen met een beperkte mobiliteit is gerealiseerd in de vorm van een aantal grondrechten betreffende bijstand in busstations en bij bushaltes, waaronder gratis vervoer voor bepaalde hulpmiddelen, zoals rolstoelen. Ik heb voor dit verslag gestemd; het ondersteunt de rechten van personen met een handicap en van personen met een beperkte mobiliteit, zoals niet-discriminerende toegang tot transport en recht op een vergoeding bij verlies van of schade aan rolstoelen of andere mobiliteitshulpmiddelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk.(GA) Personen met een handicap moeten toegang hebben tot een vervoerssysteem, en de rechten van personen met beperkte mobiliteit, zoals het recht op bijstand bij tussenstops en in terminals, moeten worden gewaarborgd. Hoewel ik het ermee eens ben dat passagiers recht op betere informatie en bijstand in terminals in de hele EU hebben, is het belangrijk om kleine, binnenlandse of vrijwilligersorganisaties die in rurale gebieden actief zijn niet op te zadelen met bovenmatige lasten die ertoe zullen leiden dat ze onder druk komen te staan om hun dienstverlening in te krimpen.

Door binnenlandse bedrijven of vrijwilligersorganisaties aangeboden busdiensten zijn vaak essentieel voor lokale en regionale gemeenschappen. Het resultaat van de extra kosten waarvoor in het verslag wordt gepleit zal hogere prijzen en een beperking van het aantal beschikbare routes zijn, en sommige bedrijven en organisaties zullen mogelijk hun poorten moeten sluiten. Buitensporige regulering zal deze aanbieders, waarvan een aantal het al moeilijk heeft, met zware lasten confronteren, en een beperkt aanbod van diensten voor bewoners van rurale gebieden zal het gevolg zijn. Een vervoerssysteem dat op lokaal niveau goed werkt is beter dan een dienst die wordt beëindigd als gevolg van buitensporige regulering.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk.(LT) Ik heb vóór dit belangrijke document gestemd. Gezien de groei van de transportsector en de toenemende mobiliteit van de EU-burger is het essentieel om in de hele EU rechten inzake de bescherming van passagiers te creëren en te zorgen voor een gelijk speelveld voor vervoerders uit verschillende lidstaten. Vliegtuigpassagiers hebben reeds lang tal van rechten. Twee jaar geleden is ervoor gezorgd dat trein- en vliegtuigpassagiers in de EU dezelfde rechten en dezelfde hoge mate van bescherming kregen. Wij moeten nu zorgen dat buspassagiers diezelfde rechten ook krijgen en dat de reismogelijkheden voor mensen met beperkte mobiliteit worden verbeterd. Ik geloof dat wij er na lange en complexe onderhandelingen in zijn geslaagd om tot een echt goede en uitgebalanceerde overeenkomst met de Raad te komen, waarbij de rechten van passagiers volledig zijn beschermd zonder dat vervoerders, die voor een groot deel uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaan, zwaarder worden belast. Vanaf nu zullen buspassagiers recht op een vergoeding hebben als een dienst wordt geannuleerd, vertraagd of uitgesteld, terwijl ook het probleem van beschadigde of zoekgeraakte bagage is aangepakt en er heldere regels zijn vastgelegd over het recht op vergoeding bij ongevallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten en Nigel Farage (EFD), schriftelijk. (EN) Wij hebben tegen deze wetgeving gestemd omdat het wel zeker is dat:

1. de extra kosten van de extra rechten zich zullen vertalen in blijvend hogere ticketprijzen voor alle passagiers;

2. autobus- en touringcarroutes die weinig tot geen winst opleveren en waarvoor een hogere ticketprijs dus niet mogelijk is, volledig zullen worden geschrapt, waardoor er helemaal geen diensten meer zullen zijn.

De EU zou niet het recht mogen hebben om wetten voor het Verenigd Koninkrijk op te stellen. Wij verdedigen het recht van het Verenigd Koninkrijk als natie om zichzelf te besturen en eigen wetten op te stellen; transport- en milieuwetten vormen geen uitzondering hierop.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Uiteraard is het een uitstekend voornemen om de rechten van passagiers van autobussen en touringcars gelijk te stellen aan die van trein- en vliegtuigpassagiers. Nochtans heb ik mij onthouden van stemming, omdat ik vind dat de tekst niet ver genoeg gaat.

Door de compensatiedrempel bij grote problemen tot 250 kilometer te beperken, worden immers drie landen van de Europese Unie uitgesloten. En dat terwijl er heel gemakkelijk in een vrijstellingsregeling voor de betrokkenen was te voorzien. Meer in het algemeen zijn gebruikers van vervoer per autobus en touringcar vaak mensen met bescheiden inkomens. Nu we het geregeld over mobiliteit hebben, zou het passend zijn geweest om hun een signaal te geven met betrekking tot reizen die veel minder dan 250 kilometer beslaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik steun het verslag van collega Cancian, dat niet alleen voorziet in de oprichting van een gemeenschappelijke garantiebasis voor de bescherming van de rechten van autobuspassagiers, maar dat ook is gericht op de mobiliteitsbehoeften van personen met een handicap of met een beperkte mobiliteit. Autobusbedrijven moeten zich organiseren om een minimum aan bijstand te verlenen aan personen met een handicap of met een beperkte mobiliteit, op voorwaarde dat de passagier in kwestie het bedrijf uiterlijk 36 uur vóór het vertrek over zijn/haar behoeften informeert. Het bereikte compromis lijkt dus gemeenschappelijke minimumnormen op te leggen die veel gunstiger zijn voor de passagier, zonder tegelijk een zware last op te leggen aan de vervoerders, voor het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Het Europees Parlement is er met de stemming van dinsdag in geslaagd om de ontbrekende schakel toe te voegen aan de Europese wetgeving betreffende passagiersrechten, die algemeen zal worden toegepast vanaf het voorjaar van 2013.

Het zijn moeilijke onderhandelingen geweest. Het resultaat is echter dat alle nationale of grensoverschrijdende vervoersdiensten over de weg over afstanden vanaf 250 kilometer onder de verordening vallen. Er was behoefte aan uniformisering van de normen op het gebied van het wegvervoer, aangezien dit door de Europese burgers steeds meer wordt gebruikt, gezien de lage prijs en het voordeel op kortere afstanden waarvoor geen luchtvervoer beschikbaar is. In de context van het Europese vervoer is het normaal dat de vergoedingsregels voor het luchtvervoer, die al lange tijd zijn ge-uniformiseerd, een tegenhanger krijgen in het wegvervoer.

Het gebeurt te vaak dat de vervoerders naar eigen goeddunken handelen, met name in de nieuwe lidstaten. Door hen verantwoordelijk te stellen, kunnen de geboden diensten alleen maar beter worden. Iedere passagier, in het lucht- of het wegvervoer, moet zijn rechten kennen, vooral omdat hij voor een bepaalde dienst betaalt en soms iets geheel anders krijgt. Ik hoop dat er niet veel lidstaten een tijdelijke vrijstelling van deze regels vragen en dat ze vanaf 2013 algemeen zullen worden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer rapporteur en collega Cancian met het uitstekende werk dat hij heeft verricht en waarmee een bevredigend en evenwichtig compromis kon worden bereikt. Dankzij dit verslag worden namelijk vanaf vandaag ook de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gegarandeerd. Dit was de enige groep die nog niet specifiek op Europees niveau werd beschermd. Ik heb daarom voor dit document gestemd en ik ben ook blij met de aandacht die hierin uitgaat naar de bedrijven in deze sector.

Dankzij de bereikte akkoorden worden er namelijk geen zware lasten opgelegd aan de vervoerders, die vaak bestaan uit familiebedrijven van bescheiden omvang. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat de Europese Unie precieze regelgeving toepast waarmee weldra een handvest van de rechten van passagiers wordt opgesteld, met bijzondere aandacht voor de behoeften van personen met een handicap of met beperkte mobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) De goedgekeurde verordeningstekst is een evenwichtig compromis waarmee de rechten van passagiers worden beschermd zonder dat vervoersmaatschappijen worden opgezadeld met een overdreven administratieve last. Dat is des te belangrijker omdat het leeuwendeel daarvan middelgrote en kleine bedrijven zijn. Dat het Europees Parlement er tegen de zin van de Raad in is geslaagd ervoor te zorgen dat de richtlijn voor alle soorten lijndiensten en binnenlands en grensoverschrijdend vervoer over een afstand van 250 kilometer en meer geldt, acht ik een groot succes. De Raad wilde namelijk 500 kilometer. Het is een goede zaak dat passagiers in geval van annulering of vertragingen van meer dan twee uur, of in geval van overboekingen niet alleen recht hebben op voortzetting van hun reis - al dan niet via een andere route - of terugbetaling van de reissom, maar tevens recht krijgen op een schadevergoeding ter hoogte van 50 procent van die reissom. Aangezien de verordening inzake de rechten van autobuspassagiers afgeleid is van de verordening inzake de rechten van treinpassagiers ben ik echter teleurgesteld over het feit dat in veel lidstaten treinreizigers, in tegenstelling tot autobuspassagiers, nog niet al hun rechten kunnen doen gelden, met name wat betreft het recht op restitutie van een kwart tot de helft van het reistarief bij vertragingen van meer dan een uur.

Ook het Tsjechisch ministerie van vervoer heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de invoering van de desbetreffende Europese regelgeving met vijf jaar uit te stellen. De reden die het daarvoor opgaf was dat treinen momenteel vaak vertraging hebben als gevolg van de omvangrijke bouwactiviteiten aan en rond het spoor in het land. Dat betekent dat er in Europa met twee maten wordt gemeten en sommige groepen passagiers minder rechten hebben dan andere.

 
  
MPphoto
 
 

  David Campbell Bannerman (ECR), schriftelijk. (EN) Wij hebben tegen deze wetgeving gestemd omdat het wel zeker is dat:

1. de extra kosten van de extra rechten zich zullen vertalen in blijvend hogere ticketprijzen voor alle passagiers;

2. autobus- en touringcarroutes die weinig tot geen winst opleveren en waarvoor een hogere ticketprijs dus niet mogelijk is, volledig zullen worden geschrapt, waardoor er helemaal geen diensten meer zullen zijn.

De EU zou niet het recht mogen hebben om wetten voor het Verenigd Koninkrijk op te stellen. Wij verdedigen het recht van het Verenigd Koninkrijk als natie om zichzelf te besturen en eigen wetten op te stellen; transport- en milieuwetten vormen geen uitzondering hierop.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk.(PT) De transportsector maakt een gestage groei door: de sector groeit jaarlijks met meer dan 5 procent en er worden per jaar nu 72,8 miljoen passagiers vervoerd. Het is daarom van belang om in de gehele EU rechten inzake de bescherming van passagiers te creëren die vergelijkbaar zijn met de rechten die bestaan voor andere transportmodi. Het is verder zaak dat we voor een gelijk speelveld garanderen voor vervoerders uit verschillende lidstaten en voor de diverse transportmodi. Daarom is het naar mijn mening heel goed dat we nu, na twee jaar onderhandelen, een akkoord hebben bereikt dat buspassagiers een reeks rechten verschaft, vooral met betrekking tot bijstand bij ongevallen, vertragingen, annuleringen, terugbetalingen, enzovoorts, en dat daarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. Ik geloof dat dit een evenwichtig en bevredigend compromis is, omdat het de rechten van passagiers garandeert zonder de vervoerders – vaak kleine of middelgrote bedrijven – een al te zware last op te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik beschouw het als een goed teken dat de uiteindelijke tekst als een zeer bevredigend en uitgebalanceerd compromis kan worden beschouwd. Het verslag slaagt erin de rechten van passagiers te waarborgen zonder al te beperkende maatregelen aan vervoerders op te leggen, die veelal kleine en middelgrote ondernemingen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) In december 2008 diende de Commissie een voorstel in voor een verordening betreffende rechten van autobus- en touringcarpassagiers. Het voornaamste doel van dit voorstel was om gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen met betrekking tot deze rechten. Die zijn nu een feit en dat verheugt mij: passagiers die ten minste 250 kilometer per bus afleggen hebben voortaan in de hele EU dezelfde rechten op informatie, op bijstand en op compensatie in geval van annulering, overboeking en vertraging van ten minste twee uur.

Passagiers moeten kunnen kiezen tussen terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs of voortzetting van de reis onder dezelfde voorwaarden zonder extra kosten. Als terugbetaling de enige geboden keuze is, moet er een compensatie van 50 procent van de prijs van het vervoerbewijs worden betaald. Verder zullen, in geval van verlies van of beschadiging van bagage, passagiers recht hebben op compensatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het Europees Parlement heeft deze week gestemd over een verslag dat ten doel heeft om autobus- en touringcarpassagiers rechten te verlenen op Europees niveau. Het compromis met de Raad is een stap in de goede richting, maar het toepassingsgebied van de verordening is helaas beperkt, en daarom hebben wij ervoor gekozen om ons van stemming te onthouden.

Wij vinden het problematisch dat drie lidstaten – Luxemburg, Malta en Cyprus – buiten de overeenkomst vallen, aangezien dit de algemene bescherming van passagiers in Europa aanzienlijk verzwakt. Ook zijn wij van mening dat de afstand van 250 kilometer te groot is om als basis voor EU-wetgeving te worden gebruikt, want in de praktijk betekent dit dat passagiers die van Luxemburg naar Straatsburg of van Malmö naar Växjö reizen, niet door de wetgeving zullen worden beschermd. Dat is betreurenswaardig.

Wij kanten ons ook tegen de overmachtclausule, die de aansprakelijkheid van vervoerders beperkt bij annulering of vertraging indien deze is veroorzaakt door noodweer of grote natuurrampen. Volgens ons schept dit een zorgelijk precedent voor de aanstaande herziening van de verordening betreffende de rechten van vliegtuigpassagiers.

Wij zijn echter ingenomen met de betere rechten die de overeenkomst met zich meebrengt voor personen met beperkte mobiliteit en de extra bijstand die zij nu krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag over de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gestemd omdat deze hiermee vergelijkbare rechten krijgen als die welke gelden voor passagiers die andere transportmodi gebruiken. De nieuwe verordening bevat belangrijke bepalingen, vooral waar het gaat om de rechten van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit of de rechten van passagiers bij annulering of vertraging.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Wat het gekozen vervoersmiddel ook moge zijn, passagiers hebben recht op een kwalitatief goede en veilige dienstverlening. Daarom vind ik het een goede zaak dat nu geprobeerd wordt om voor de gehele EU geharmoniseerde normen ten behoeve van autobus- en touringcarpassagiers op te stellen. Ik geloof wel dat de rechten van passagiers in wezen steeds dezelfde moeten zijn, ongeacht de transportmodus, behalve wanneer zulke gelijke rechten onverenigbaar zijn met de eigenschappen van de transportmodus in kwestie. Ik wil mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou, de heer Simpson, de rapporteur en iedereen die bij de onderhandelingen in het bemiddelingscomité betrokken zijn geweest bedanken voor hun inspanningen en het bereikte akkoord over de definitieve versie van deze verordening.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag betreft de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers.

Allereerst wil ik het bemiddelingscomité feliciteren met hun werk en met de consensus die is bereikt. Daar waar het oorspronkelijke standpunt van de Raad slechts drie rechten omvatte, omvat het uiteindelijke compromis er twaalf, waaronder bijvoorbeeld regels inzake aansprakelijkheid, schade, bijstand, vervangend vervoer en speciale aandacht voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit.

Ik ben dan ook blij met deze nieuwe stap van de Europese Unie, die er naar mijn overtuiging toe zal leiden dat meer mensen voor vervoer per bus of touringcar zullen kiezen, omdat hiermee het gevoel van veiligheid en comfort wordt vergroot, hetgeen een belangrijke bijdrage zal vormen aan het terugdringen van de CO2-uitstoot.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het akkoord over de rechten van autobus- en touringcarpassagiers dat in het bemiddelingscomité door het Europees Parlement en de Raad is bereikt, herdefinieert het toepassingsgebied van de verordening zoals dat in tweede lezing is geformuleerd, zodat dit beperkt wordt tot passagiers die gebruik maken van autobus- en touringcarvervoer op de zogenaamde lange afstand, die gedefinieerd wordt als een afstand van 250 km of meer. Daarnaast worden voor passagiers die kortere afstanden afleggen twaalf basisrechten vastgesteld, die in het bijzonder zijn toegesneden op de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, zoals recht op een vergoeding bij verlies van of schade aan rolstoelen of andere mobiliteitshulpmiddelen, niet-discriminerende tickets en contractuele voorwaarden, en recht op informatie.

Wij vinden dit uiteraard belangrijke voorstellen. We moeten echter enige twijfel uitspreken over de wijzigingen die in het bemiddelingscomité zijn aangebracht en over de criteria die worden gehanteerd voor de uitvoering van deze verordening. Door de onderling verschillende omvang en kenmerken van de EU-landen kan de uitvoering van deze verordening voor sommige landen problematisch worden, vooral voor de kleinere landen, omdat de meeste reizen niet zullen voldoen aan het criterium van ‘lange afstand’, waardoor aan de betreffende passagiers zonder goede redenen rechten worden onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Na vele jaren van procedures betekent de aanneming van deze tekst een aanzienlijke verbetering van de rechten van passagiers in Europa, in het bijzonder van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Met de aanneming van deze verordening (die betrekking heeft op reizen per autobus en touringcar) vallen voortaan alle vervoerswijzen in de Europese Unie onder wetgeving die rechten en garanties biedt aan passagiers wanneer hun reis bijvoorbeeld is geannuleerd of vertraagd, of wanneer hun bagage is zoekgeraakt, enz. Ik betreur het evenwel dat deze verordening slechts geldt vanaf 250 kilometer, waardoor drie lidstaten van de Europese Unie (Luxemburg, Malta en Cyprus), maar ook een groot aantal trajecten, zoals Brussel-Amsterdam of Boedapest-Wenen, worden uitgesloten. Ten slotte betreur ik ook het gebrek aan flexibiliteit ten aanzien van de ‘reizen’ in de grensgebieden, aangezien dit de mobiliteit van de Europeanen belemmert. Anders gezegd, deze tekst is veel minder ambitieus dan de tekst waarvoor wij ons enkele maanden geleden in het bemiddelingscomité sterk hebben gemaakt en veel minder ambitieus dan ik de passagiers in Europa toewens.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze tekst gestemd, niet alleen omdat hij tot doel heeft om de rechten van autobus- en touringcarpassagiers te verbeteren op het gebied van compensatie en bijstand bij ongevallen, maar ook omdat in de tekst de nadruk wordt gelegd op het beginsel van non-discriminatie van mensen met een beperkte mobiliteit. Ook voor hen moeten deze vervoerswijzen, die tegenwoordig 10 procent van het Europese reizigersvervoer over land uitmaken, goed toegankelijk zijn. Daarnaast juich ik het toe dat de rechten van passagiers dankzij deze tekst voortaan voor alle vervoerswijzen zijn beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd vóór het verlenen van belangrijke nieuwe rechten aan autobus- en touringcarpassagiers. Ik denk dat we het juiste evenwicht hebben gevonden tussen de rechten van consumenten en de behoeften van vervoerders. De stemming van vandaag is met name van belang voor passagiers met een handicap, die zullen profiteren van deze stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd. In deze resolutie verwoordt het Europees Parlement zijn standpunt ten aanzien van de bescherming van de rechten van passagiers. Ik geloof dat dit zal bijdragen aan betere voorwaarden voor passagiers en dat het meer wettelijke duidelijkheid zal geven bij ongevallen of overige onvoorziene gebeurtenissen. Tegelijkertijd worden de verbeterde rechten van passagiers doorgevoerd zonder tegelijk een zware last op te leggen aan de vervoerders, voor het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen. Maar het belangrijkst is nog dat de rechten van buspassagiers nu worden gelijkgeschakeld met die van passagiers van andere vervoerswijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Voorzitter, dames en heren, na hard onderhandelen tussen de Raad en het Parlement kunnen we vandaag eindelijk het verslag van collega Cancian behandelen. Ik moest wel vóór stemmen, want dankzij dit verslag zal de EU kunnen eisen dat de afzonderlijke lidstaten over dit onderwerp wetgeving aannemen die in overeenstemming is met de richtsnoeren uit het verslag, die zich richten op meer respect voor autobuspassagiers. Gezien het feit dat na de auto de bus het meest gebruikte vervoermiddel is en het gebruik hiervan steeds toeneemt, heeft Europa de plicht om zich te scharen aan de zijde van de burgers, de gebruikers van deze diensten. Het verslag vormt een goed compromis en ik wil benadrukken dat terecht de aandacht is gevestigd op de rechten van personen met een handicap, door van de autobusbedrijven te verlangen dat ze meer bijstand verlenen aan alle personen met een handicap en met beperkte mobiliteit. Met het van kracht worden van deze regelgeving zal de burger recht hebben op duidelijke en gemeenschappelijke regels, ook wat betreft de vergoeding van eventuele schade of terugbetaling in geval van vertragingen ten opzichte van de voorziene dienstregeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. (PL) Op dinsdag 15 februari 2011 heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen dat een langverwachte resultaat zal opleveren, namelijk gelijke rechten van passagiers in alle takken van de vervoersector. De versterking van de rechten van passagiers die van geregelde autobusdiensten gebruikmaken heeft onder andere betrekking op het verlies van bagage en persoonlijke bezittingen, overlijden, lichamelijk letsel, problemen door schuld van de vervoerder, enzovoort. Het is een positief punt dat deze verordening de rechten van passagiers in de hele Europese Unie regelt. Benadrukt moet worden dat de behoeften van personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit in deze grondrechten zijn geïntegreerd. De regeling moet toegang tot vervoer zonder discriminatie waarborgen. De verordening regelt ook de verantwoordelijkheden van passagiers en de gevolgen van nalatigheid van passagiers, waardoor ze de mogelijkheid kunnen verliezen om schadevergoeding te eisen. Met het oog op het bovenstaande heb ik voor de verordening gestemd, die goed is opgesteld en een aanvulling op de bestaande regelingen van passagiersrechten in de Europese Unie vormt.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Het Europees Parlement heeft vandaag, na twee jaar van moeizame onderhandelingen met de lidstaten, gestemd over een akkoord met betrekking tot een verordening betreffende alle rechten van reizigers die gebruikmaken van nationale of grensoverschrijdende vervoersdiensten over lange afstanden. Ik heb voor dit akkoord gestemd omdat het twaalf grondrechten bevat, die zeer belangrijk zijn voor een hogere kwaliteit van de vervoersdiensten. Het gaat met name om het recht van passagiers op informatie voor en tijdens de reis en de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. Door het introduceren van deze rechten wordt een niet-discriminerende toegang tot vervoer gewaarborgd.

Bovendien zijn in dit verslag passagiersrechten opgenomen die in mijn ogen zeer belangrijk zijn, namelijk verplichte vergoeding bij verlies van bagage, vergoeding van een bepaald bedrag bij overlijden of letsel, en vergoeding tot 50 procent van de ticketprijs, naast volledige vergoeding van het ticket als een vervoerder een reis annuleert en zodoende niet kan voldoen aan de verplichtingen in het vervoerscontract.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin een nieuwe rechten voor autobus- en touringcarpassagiers worden beschreven die de kwaliteit van aangeboden diensten moeten verbeteren en waarmee vervoerders onder druk worden gezet om hun leven te beteren wat betreft vertragingen, annuleringen en verloren of beschadigde bagage. Het verslag bevat ook belangrijke bepalingen om de toegankelijkheid van lokale busdiensten voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Gesine Meissner (ALDE), schriftelijk. (EN) Deze verordening is een stap in de goede richting, aangezien hiermee een aantal rechten voor buspassagiers op Europees niveau wordt gecreëerd. Op enkele basisrechten na is deze verordening echter alleen van toepassing op geregelde diensten van 250 kilometer of meer. Zo’n beperkt toepassingsgebied kan amper een basis vormen voor echte Europese wetgeving in het belang van alle buspassagiers, en de ALDE-Fractie kan deze overeenkomst daarom niet steunen.

Ook zijn wij tegen de force majeure-bepaling, op grond waarvan vervoerders worden vrijgesteld van de verplichting om accommodatie voor passagiers te verstrekken in geval van annuleringen of vertragingen die worden veroorzaakt door noodweer of grote natuurrampen, aangezien hiermee een precedent kan worden geschapen voor andere EU-wetgeving betreffende de rechten van passagiers. Hoewel dit geen overwinning is, is het zeker wel een verbetering, vooral voor reizigers met een handicap of beperkte mobiliteit. We zijn erin geslaagd om omstandigheden voor niet-discriminerende toegang, opleidingen met betrekking tot de gehandicaptenproblematiek voor personeel van vervoerders en terminals die rechtstreeks contact hebben met passagiers, en vergoedingen bij schade aan of verlies van mobiliteitshulpmiddelen op alle routes – ongeacht de afstand – te waarborgen. Met dit in gedachten en met het oog op de totstandbrenging van een reeks geharmoniseerde regels op Europees niveau voor alle passagiers, hebben we niet tegen de overeenkomst gestemd, maar ons onthouden van de eindstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Tot dusverre is er alleen specifieke wetgeving inzake de rechten van passagiers die per vliegtuig, trein of boot reizen. Nu zijn ook de rechten gewaarborgd van passagiers die per bus en touringcar reizen. Daarmee krijgen passagiers die per bus en touringcar reizen vergelijkbare rechten als passagiers die van andere vormen van vervoer gebruikmaken. De verordening die wij vandaag aannemen voorziet in vergoedingen en bijstand voor passagiers bij ongevallen, annulering of vertraging en niet-discriminerende toegang voor personen met een handicap. De nieuwe regels zijn van toepassing op alle geregelde diensten, zowel nationale als grensoverschrijdende, met een geplande afstand van 250 km of meer. Het betreft daarom een belangrijke vooruitgang voor de rechten van burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb vóór gestemd, maar wil hier graag aan toevoegen dat autobus- en touringcarbedrijven ook zouden moeten voldoen aan een vereiste om veiligheids- en hulpverleningssystemen te ontwikkelen voor internationale routes en lange afstanden, aangezien mensen bij ongevallen gewond kunnen raken. Ook is het noodzakelijk dat er aanvullende verordeningen met betrekking tot de verantwoordelijkheid van busbedrijven voor de levens en gezondheid van passagiers worden ingevoerd, inclusief verplichte medische gezondheids- en welzijnscontroles voor autobus- en touringcarchauffeurs, die verantwoordelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid van hun passagiers.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. (LT) Wij hebben vandaag voor een document gestemd dat weliswaar niet ideaal is, maar een goed compromis vormt en de Raad en het Europees Parlement heeft geholpen om tot overeenstemming te komen. In deze verordening inzake passagiersrechten worden voorschriften vastgelegd ten aanzien van vergoedingen bij ongevallen of uitstel, de behandeling van klachten van passagiers en de rechten van personen met een handicap. Het is ongetwijfeld onbevredigend dat de verordening alleen betrekking heeft op afstanden van 250 km of meer. Dit is niet te rechtvaardigen tegenover de kleine landen, maar wij hebben het hier niet alleen over plaatselijke, maar ook over internationale trajecten, en ik geloof daarom dat dit document voor de reizende EU-burger een garantie van diens rechten zal vormen, waarbij specifieke aandacht uitgaat naar de rechten van personen met een handicap.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie tot uitbreiding van de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gestemd. Dit document is het resultaat van een compromis op basis van uitvoerige onderhandelingen, waardoor de rechten van passagiers beter kunnen worden gerealiseerd zonder extra lasten aan de vervoerders op te leggen.

In vind het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat de rechten van buspassagiers worden gelijkgeschakeld met die ten aanzien van overige transportmodi en dat er wordt gezorgd voor een gelijk speelveld voor vervoerders.

Hoewel we moeten streven naar het in de wet verankeren van een passende vergoeding voor geleden schade, ben ik het er toch ook mee eens dat er in het voorstel een maximum aan de vergoeding wordt gesteld, die door de lidstaten zal moeten worden overgenomen. Het is met name van belang om te zorgen voor een billijke en ruime vergoeding ingeval van overlijden, en ik ben daarom van oordeel dat de maxima voor deze vergoedingen in de nationale wetgeving niet lager mogen zijn dan de minimumbedragen waarin is voorzien in de verordening. Bovendien moet worden gezorgd voor goede operationele steun bij ongevallen en moeten passagiers de diensten en waren worden geboden die zij nodig hebben.

Ik onderschrijf de bepalingen van de verordening die passagiers passende garanties geven als een reis wordt geannuleerd of vertraagd en waarin zelfs wordt voorzien in een aanvullende vergoeding. Ik verwelkom het feit dat de verordening met name gericht is op passagiers met een handicap en passagiers met beperkte mobiliteit en beoogt deze passagiers de ondersteuning te bieden die ze tijdens het reizen nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Het bemiddelingswerk van collega Cancian over de verordening betreffende de rechten van passagiers heeft geleid tot de goedkeuring van een Europees regelgevingskader voor de bescherming van autobus- en touringcarpassagiers, dat gepaard gaat met de oprichting van een interne vervoersmarkt. Tot nu toe werd de regelgeving vanwege het rechtsvacuüm overgelaten aan de nationale wetgeving, ten koste van de concurrentie (gezien de heterogeniteit), en ten koste van burgers met een handicap en of met beperkte mobiliteit. Hun rechten zullen nu door de Unie worden gewaarborgd. Ik heb voor de tekst gestemd omdat ik het een uitstekend werkstuk vind dat door middel van een goed compromis een grote stap voorwaarts voor het Europees vervoersbeleid betekent, niet alleen door de rechten van passagiers te waarborgen, maar ook door de vervoersbedrijven die deze diensten verlenen niet overmatig te belasten.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. (EL) De resolutie over het ontwerpbesluit met betrekking tot de rechten van passagiers van bussen en touringcars verbetert de rechten van passagiers aanzienlijk. Ondanks de maandenlange onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad, voorziet de uiteindelijke compromistekst in een reeks van rechten voor de passagiers van die vervoermiddelen die meer dan 250 km reizen, in plaats van 500 km, zoals de Raad aanvankelijk bepleitte.

Over minder dan vier jaar, wat de termijn is waarbinnen deze voorziening toegepast moet worden, kunnen Griekse passagiers van touringcars en bussen, evenals hun partners, schadevergoeding eisen voor vertragingen, annuleringen of ongerechtvaardigde wijzigingen van de dienstregeling. De bescherming van deze rechten is noodzakelijk en rechtvaardig, en daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gestemd. Het verheugt me dat de uiteindelijke tekst een bevredigend en evenwichtig compromis is geworden, aangezien het gelukt is om de rechten van passagiers te waarborgen zonder tegelijkertijd de vervoerders in deze sector, die voor het merendeel uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, te zwaar te belasten. Het voorstel van de Commissie om in de hele EU rechten inzake de bescherming van passagiers te creëren die vergelijkbaar zijn met de rechten die al bestaan voor andere transportmodi en te zorgen voor een gelijk speelveld voor vervoerders uit verschillende lidstaten en ook voor de diverse transportmodi, is een maatregel die aan iedereen ten goede zal komen. Het zijn lange onderhandelingen geweest, die zijn uitgemond in een bemiddelingsprocedure waarbij de uitvoerende organen op nationaal niveau en de reikwijdte van de verordening de belangrijkste struikelblokken waren. Uiteindelijk is de verordening nu van toepassing op alle geregelde diensten, zowel nationale als grensoverschrijdende, met een geplande afstand van 250 km of meer (‘lange afstand’). Verder komen in de verordening aan de orde: vergoeding en bijstand bij ongevallen, de rechten van passagiers bij annulering of vertraging en de rechten van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik de door het bemiddelingscomité goedgekeurde uiteindelijke tekst van de verordening een evenwichtig compromis vind, dat een adequate waarborg vormt voor de rechten van autobus- en touringcarpassagiers, en hun een aantal belangrijke rechten toekent, in het bijzonder bij ongevallen, annulering en vertraging, op het gebied van de verstrekking van informatie en de indiening en behandeling van klachten, en met betrekking tot de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik heb mij onthouden van stemming over deze verordening betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers, die door een ruime meerderheid van socialisten en conservatieven is aangenomen. Ik betreur de aanzienlijke achteruitgang ten opzichte van het aanvankelijk door het Parlement aangenomen standpunt. Het gaat me om de volgende drie hoofdpunten: 1) Alleen langere afstanden dan 250 kilometer zijn gedekt. In de praktijk wordt een touringcarpassagier op het traject Brussel-Amsterdam niet beschermd, terwijl dit wel het geval is als hij het vliegtuig neemt! Dat is onrechtvaardig, zeker wanneer men bedenkt dat het vaak de minder bevoorrechten zijn die van deze vervoerswijze gebruik maken; 2) Te gemakkelijk kunnen de touringcarexploitanten een beroep doen op de clausule van overmacht (zware weersomstandigheden of grote natuurrampen) om compensatie aan passagiers te omzeilen bij vertraging of annulering; 3) Afwijkingen bieden lidstaten die dit willen de mogelijkheid om de inwerkingtreding van de verordening uit te stellen tot 2021! Niettemin juich ik de vooruitgang in de tekst toe: verplichte bijstand aan gehandicapten en mensen met beperkte mobiliteit, rechten en compensatie bij ongevallen, vertraging en annulering. Het Parlement heeft zich echter tevreden gesteld met een gedevalueerde en gebrekkig opgestelde overeenkomst. De vele uitzonderingen en afwijkingen betekenen dat de draagwijdte van deze rechten buitengewoon beperkt zal blijven, wat ten koste gaat van de touringcarpassagiers.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Er is vandaag in de plenaire vergadering gestemd over het verslag betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers. In december 2008 heeft de Commissie een ontwerpverordening betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gepresenteerd. Met dit voorstel neemt de Commissie zich voor om op het niveau van de Europese Unie rechten ter bescherming van passagiers in te voeren die vergelijkbaar zijn met de rechten die van toepassing zijn op andere vervoersmodi. Daarnaast wil zij gelijke concurrentievoorwaarden tussen vervoerders van de verschillende lidstaten en tussen verschillende vervoersmodi tot stand brengen.

De belangrijkste punten waarmee tijdens het bemiddelingscomité een akkoord is bereikt zijn het toepassingsgebied, tijdelijke afwijkingen, vergoeding en bijstand bij ongevallen, rechten van passagiers bij annulering of vertraging, en de rechten van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. De uiteindelijke tekst is bevredigend en evenwichtig, aangezien de onderhandelaars erin zijn geslaagd de rechten van passagiers te waarborgen zonder tegelijk een zware last op te leggen aan vervoerders, voor het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen.

Het resultaat van de bemiddelingsprocedure kan vooral als een succes voor het Parlement worden gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik ben blij dat de onderhandelingen tussen het Parlement en de lidstaten ten langen leste hebben geleid tot de aanneming van een verordening die betere rechten waarborgt voor passagiers die per autobus en touringcar reizen. Hiermee is een lacune opgevuld in de regulering van de rechten van passagiers – voor deze sector bestond tot nu toe nog geen Europese wetgeving, terwijl er voor het luchtvervoer of het treinvervoer wel al wetgeving bestond.

Deze tekst voorziet vooral in een aantal compenserende maatregelen: hapjes en verfrissingen tijdens een oponthoud van meer dan anderhalf uur, bekostiging van een overnachting bij een onderbreking van de reis, bij een ongeval of bij een vertraging waardoor de nacht ter plaatse moet worden doorgebracht, en terugbetaling van ten minste 1200 euro bij verlies of beschadiging van overgedragen bagage.

Daarnaast krijgen passagiers met een handicap specifieke rechten, met name in de vorm van de verplichting voor maatschappijen om bijstand te verlenen – met dien verstande dat ze 36 uur van tevoren van iemands behoeften op de hoogte moeten zijn gesteld – en de vergoeding en terugbetaling bij beschadiging of verlies van bijzondere hulpmiddelen. Deze verordening is vanaf het voorjaar van 2013 van toepassing op alle reguliere, nationale of grensoverschrijdende diensten op de lange afstand (ten minste 250 kilometer).

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Onder het Belgische voorzitterschap heeft de Raad het standpunt van het Parlement, zoals aangenomen tijdens de eerste en tweede lezing, aanzienlijk verzwakt. Het toepassingsgebied van de verordening geldt voor diensten met een minimale afstand van 250 kilometer, wat betekent dat de meeste busdiensten worden uitgesloten. Dan is er ook nog de formule voor vergoeding in geval van vertraging (minstens twee uur, waarbij de helft van de ticketprijs wordt vergoed – terwijl in het treinvervoer al vergoeding plaatsvindt bij vertragingen vanaf één uur). Tot slot worden de rechten van personen met verminderde mobiliteit ingeperkt en verzwakt en wordt ongehinderde toegang tot busdiensten niet gegarandeerd. Daarom hebben wij tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin eindelijk de rechten worden erkend van reizigers bij alle vormen van vervoer. Hiermee worden de reizigers in het centrum van het vervoersbeleid geplaatst. Een betere bescherming van de rechten van passagiers draagt bij aan het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en moedigt een gezonde concurrentie tussen exploitanten aan, waarbij zij worden aangezet tot het ontwikkelen van een beter concurrerende dienstverlening. Benadrukt moet worden dat bij de toepassing van de nieuwe verordening het subsidiariteitsbeginsel ten volle zal worden toegepast.

Twee belangrijke nieuwe ontwikkelingen zijn de bepalingen inzake geldelijke compensatie in het geval van letsel of schade aan of verlies van bagage en de garantie van het verlenen van bijstand in het geval van vertragingen of reisonderbrekingen, die gebaseerd zullen zijn op het model dat wordt gebruikt voor het trein- en luchtvervoer. In de definitieve tekst worden passagiers erkend en beschermd en wordt specifiek aandacht besteed aan passagiers met beperkte mobiliteit en gehandicapten, door een passende informatievoorziening en dienstverlening te waarborgen. Tevens is het van belang te benadrukken dat ondernemingen in de sector niet met bijkomende kosten te maken zullen krijgen. Ze worden beschermd tegen het risico van ondraaglijke kosten in verband met aanpassingen, zodat een eerlijk evenwicht wordt gewaarborgd tussen de rechten van passagiers en garanties voor kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Met deze verordening worden eindelijk de rechten van autobuspassagiers gewaarborgd. Hoewel de Commissie deze verordening al in 2008 heeft voorgesteld, is er nu pas een goed compromis gevonden, waarmee ook het enige vervoermiddel waarvoor nog geen regels ter bescherming van passagiers golden die nu wel heeft.

Er is speciale aandacht besteed aan personen met een handicap of beperkte mobiliteit. Het enige problematische aspect van deze regelgeving betrof het toepassingsgebied van de regels, die alleen van toepassing zijn op trajecten van meer dan 250 kilometer. Bijstand bij vertragingen zal bestaan uit de verplichting om maaltijden, verfrissingen en alternatief vervoer aan te bieden. Bij annuleringen moet de reiziger niet alleen worden terugbetaald, maar moet indien nodig ook gedurende maximaal twee nachten hotelaccommodatie worden aangeboden. De vergoeding voor het verlies van of schade aan bagage zal maximaal 1200 euro bedragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. (ET) Ik heb tegen het vandaag behandelde verslag over de rechten van buspassagiers gestemd, omdat ik van mening ben dat hierin niet met alle lidstaten van de Europese Unie rekening wordt gehouden en dat een groot aantal busdiensten buiten de reikwijdte van de richtlijn wordt gehouden. 250 kilometer is duidelijk een te lange afstand, want die sluit Malta, Cyprus en Luxemburg volledig uit. Ook vallen de meeste Estse, Letse, Litouwse, Deense, Nederlandse en Belgische busdiensten erbuiten. Ik moet toegeven dat de Estse regering tijdens de bemiddelingsprocedure een nog langere afstand steunde, namelijk 500 kilometer, die Estland volledig buiten de richtlijn zou hebben gelaten. Ik hoop dat de dag nabij is dat ook de Estse regering opkomt voor de rechten van buspassagiers, in plaats van voor de winsten van busondernemingen, nu de richtlijn het wetgevingsproces doorloopt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Dit is het vierde pakket inzake de waarborging van de rechten van passagiers. Na een regeling voor de rechten van passagiers in de luchtvaart, het treinverkeer en vervoer over het water behandelen we nu de rechten van buspassagiers. Die krijgen voortaan compensatie bij vertragingen van reizen van langer dan 250 kilometer, hulp bij annulering van reizen, bescherming bij ongelukken en sterfgevallen en vergoeding van verloren of beschadigde spullen. Passagiers met beperkte mobiliteit zullen ook recht hebben op speciale hulp, zoals dat al het geval is bij luchtvaartmaatschappijen. Het standpunt van het Europees Parlement in eerste en tweede lezing werd uiteindelijk aanzienlijk afgezwakt. Het Europees Parlement wilde de regels toepassen voor ritten van langer dan 50 kilometer. De Raad wilde dat enkel voor reizen van langer dan 500 kilometer. Het compromis werd 250 kilometer.

Dat betekent dat ze niet gelden voor courante trajecten als Brussel-Amsterdam, Luxemburg-Straatsburg of Wenen-Boedapest. Het is wel goed dat deze wetgeving een lijst van twaalf basisregels omvat, die voor elke afstand gelden en die gefocust zijn op de noden van mindervalide personen en andere personen met beperkte mobiliteit. Niettemin is de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie ontgoocheld over het bereikte, zeer zwakke resultaat. Daarom stem ik, samen met mijn fractie, tegen dit akkoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat is bedoeld om passagiers die per autobus of touringcar reizen meer rechten te geven, inclusief het recht op bijstand voor passagiers met een handicap of beperkte mobiliteit. De bescherming van consumenten heeft een hoge prioriteit voor de Labour-partij in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk.(FR) Ik juich de aanneming van dit verslag toe, in het bijzonder vanwege de verbetering die het inhoudt voor personen met een handicap of met een beperkte mobiliteit en op het gebied van de indiening en behandeling van klachten en compensatie en bijstand bij een ongeval. Ik wil er niettemin op wijzen dat het dringend noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de lidstaten de bepalingen betreffende rechten van passagiers in geval van annulering en vertraging naleven, om zo het veelvuldige misbruik te vermijden dat is vastgesteld bij de toepassing van de verordening inzake de rechten van luchtreizigers.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De belangrijkste doelstelling van het voorstel van de Europese Commissie is om autobus- en touringcarpassagiers rechten toe te kennen die vergelijkbaar zijn met de rechten die al bestaan voor andere transportmodi en om te zorgen voor een gelijk speelveld voor vervoerders uit verschillende lidstaten en ook voor de diverse transportmodi. Ondanks de meningsverschillen tijdens de procedure ben ik blij dat deze verordening wordt aangenomen, omdat hiermee de rechten van passagiers worden gewaarborgd zonder dat tegelijkertijd de vervoerders in deze sector, die voor het merendeel uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, te zwaar worden belast. De huidige verordening omvat een aantal basisrechten, waarvan ik met name de speciale aandacht voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit en het recht op vergoeding en bijstand bij ongevallen, annulering of vertraging onderstreep.

Deze rechten zijn van toepassing op alle geregelde diensten, zowel nationale als grensoverschrijdende, met een geplande afstand van 250 km of meer. Passagiers die slechts een deel van deze lange afstand reizen zijn ook gedekt. Daarnaast is een reeks van twaalf basisrechten in de verordening ook van toepassing op passagiers die kortere geplande afstanden afleggen, bijvoorbeeld niet-discriminerende toegang tot transport en het recht op informatie tijdens de reis.

 
  
MPphoto
 
 

  Róża Gräfin von Thun und Hohenstein (PPE), schriftelijk. (PL) De verordening betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers is een prachtig voorbeeld van hoe het Europees Parlement over de rechten van de consument waakt. Na moeilijke onderhandelingen met de Raad van de Europese Unie hebben we een tekst aangenomen die betrekking heeft op de laatste transportmodus waarvoor de passagiersrechten nog niet door de Europese wetgeving waren geregeld. Aan het begin van de onderhandelingen eiste het Parlement dat er een nieuwe regeling zou worden ingevoerd voor trajecten van 50 km of meer, terwijl de Raad voorstander was van trajecten van 500 km of meer. Als compromis werd een afstand van 250 km of meer vastgesteld. Passagiers op zulke trajecten krijgen een reeks faciliteiten en rechten, die vergelijkbaar zijn met die van vliegreizen. Als mijn bagage op de luchthaven zoekraakt of als het vliegtuig met grote vertraging vertrekt, regelen de Europese wetsvoorschriften duidelijk welke rechten ik in dergelijke situaties heb. Tot nu toe bevonden passagiers van autobussen en touringcars zich in een veel slechtere positie. Nu zullen ze onder andere een vergoeding kunnen eisen voor vertraging of beschadiging van hun bagage, en personen met beperkte mobiliteit zullen speciale bijstand krijgen.

Er zal een handvest van de passagiersrechten worden opgesteld, waardoor de burgers zich beter bewust zullen zijn van wat ze van de vervoerder kunnen verwachten. Dit handvest zal een overzicht van de basisrechten van elke passagier geven, ongeacht de afstand van het traject. Dit is een voorbeeld van goede wetgeving in het voordeel van de burger. Met deze verordening versterken we de rechten van de consument en versterken we ook de gemeenschappelijke markt, en daarom heb ik voor de goedkeuring gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor de verordening betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers gestemd. Hierin wordt een aantal rechten vastgesteld voor autobus- en touringcarpassagiers, vergelijkbaar met die in alle andere vormen van vervoer. De verordening is van toepassing op alle geregelde diensten, zowel nationale als grensoverschrijdende, met een geplande afstand van 250 kilometer of meer.

Deze rechten hebben betrekking op de niet-discriminerende toegang tot vervoer van personen met een handicap en vergoeding in geval van overlijden, letsel, verlies of beschadiging van bagage. Als een reis wordt geannuleerd of meer dan 120 minuten vertraging heeft, wordt de passagiers onmiddellijk de keuze aangeboden tussen vervoer naar de eindbestemming via een andere route zonder extra kosten of terugbetaling van de ticketprijs. Als de vervoerder deze keuze niet aanbiedt, hebben de passagiers recht op een vergoeding van 50 procent van de ticketprijs, bovenop de terugbetaling van deze ticketprijs. Als een reis van meer dan drie uur wordt geannuleerd of bij vertrek een vertraging heeft van meer dan 90 minuten, moet ook bijstand worden geboden, alsmede hotelaccommodatie tot tachtig euro per passagier per nacht, gedurende maximaal twee nachten.

Ik wil dat de passagiers nauwkeurig op de hoogte worden gebracht met betrekking tot hun rechten, zodat ze maatregelen kunnen nemen indien deze niet worden gerespecteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Het is onze plicht om ervoor te zorgen dat dienstverleners passagiers goed behandelen en dat personen met een handicap geen obstakels tegenkomen bij het gebruik van de vervoersdiensten. Het is van belang om te zorgen voor een gelijk speelveld voor vervoerders uit verschillende lidstaten en ook voor de diverse transportmodi. We hebben behoefte aan een weloverwogen compromis, dat de rechten van de passagiers in alle EU-lidstaten, al lopen deze qua grootte nog zo uiteen, garandeert zonder tegelijk een zware last op te leggen aan de vervoerders, voor het merendeel kleine en middelgrote ondernemingen. Belangrijker nog is dat de nieuwe voorschriften de kwaliteit van de vervoerssector van de EU verbeteren en de concurrentie vergroten. Tegelijk mogen we niet voorbijgaan aan het probleem van de verkeersveiligheid. In Litouwen zijn we bijzonder afhankelijk van het wegvervoer – ruim 90 procent van alle reizigers gebruikt de auto. Ongeveer 8 procent reist per autobus of touringcar. Verkeersveiligheid is een zeer belangrijke kwestie die naar mijn smaak niet voldoende aandacht heeft gekregen. Uit statistieken van de EU blijkt dat het aantal dodelijke verkeersslachtoffers per miljoen inwoners 110 bedraagt. Ter vergelijking: in Zweden bedraagt het aantal dodelijke verkeersslachtoffers per miljoen inwoners slechts 39. In het Verenigd Koninkrijk ligt dit cijfer op 41. Dit Litouwse percentage is onduldbaar en zou in geen geval hoger mogen zijn dan het EU-gemiddelde van 70. Dit is iets wat moet veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik ben blij met het verslag over rechten voor autobus- en touringcarpassagiers, aangezien dit een belangrijke stap in de richting van een betere bescherming van de rechten van reizigers is, plus een verbetering van het comfort en gemak van passagiers met een handicap. Het verslag waarborgt dat passagiers die over langere afstanden door Europa reizen toegang hebben tot betere informatie, ondersteuning en vergoeding in geval van vertraging of annulering van een dienst. Passagiers krijgen recht op verfrissingen bij korte vertragingen, een vergoeding bij meer dan twee uur vertraging en maximaal 1200 euro voor verloren of beschadigde bagage.

Ik steun de belangrijke vorderingen die met dit verslag worden geboekt voor de rechten van reizigers met een handicap. Voor het eerst wordt niet-discriminerende toegang tot vervoer gegarandeerd, aangezien in de verordening staat dat alle autobus- en touringcarmedewerkers een opleiding moeten volgen voor het helpen van mensen met een handicap en dat wanneer er geen geschikte bijstand kan worden verleend, een passagier gratis met de persoon met een handicap mag meereizen om diens comfort te waarborgen. Dit is een belangrijke stap in de richting van een Europa dat zich sterk maakt tegen discriminatie. Met mijn stem voor dit verslag wijs ik op de noodzaak van een Europese norm voor de rechten voor autobus- en touringcarpassagiers, waarin hun comfort, veiligheid en eerlijke behandeling worden gewaarborgd wanneer zij door Europa reizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor deze resolutie, waarin consequente regelgeving wordt voorgesteld betreffende de rechten van passagiers die gebruik maken van openbaar vervoer over de weg. Er worden concrete maatregelen getroffen ter verbetering van de rechtszekerheid, de rechten en de geïnformeerdheid van autobus- en touringcarpassagiers. Reizigers zullen voortaan dezelfde rechten op compensatie hebben als in de luchtvaart- en treinvervoersector, in het bijzonder bij vertraging of annulering van hun reis. Uit deze aanneming blijkt de politieke wil van de Europese Unie om voor gebruikers van alle vervoerswijzen gemeenschappelijke wetgeving tot stand te brengen. Ik ben ook ingenomen met de uitvoering van maatregelen ten gunste van personen met een handicap en met een beperkte mobiliteit. Hierdoor zullen zij gemakkelijker van het wegvervoer gebruik kunnen maken. Deze beslissing draagt bij aan de verwijdering van obstakels voor vrij reizigersverkeer in Europa. Tot slot is er met dit voorstel tot flexibele wetgeving een goed evenwicht gevonden; de – veelal kleine – wegvervoersmaatschappijen worden niet gestraft. Deze nieuwe maatregelen zullen het naar mijn idee mogelijk maken om een vervoerswijze te bevorderen die voor het grootste aantal mensen toegankelijk is, met name in de toeristische sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Geachte collega’s, ik heb voor het verslag van collega Cancian gestemd, want eindelijk worden de beginselen voor de bescherming van die zeventig miljoen Europese burgers die elk jaar per autobus of touringcar in Europa reizen en die al geruime tijd in afwachting waren van regels omtrent hun rechten vastgelegd.

Ongeacht het gekozen vervoermiddel zal de Europese burger worden beschermd, en de Europese Commissie verbindt zich ertoe de bestaande regelgeving concreet te herzien en te harmoniseren tot één enkele wetgeving, die gemeenschappelijke normen zal bevatten voor elke reissoort en specifieke bepalingen naar gelang het gekozen vervoermiddel.

 
  
  

Verslag-Callanan (A7-0287/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat de gemiddelde daling van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen in de periode 2002-2007 slechts 0,4 tot 0,5 procent per jaar bedroeg en er communautaire doelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen moeten worden vastgesteld om te voorkomen dat de interne markt versnipperd raakt. Benadrukt moet echter worden dat lichte bedrijfsvoertuigen niet te vergelijken zijn met personenauto’s en dat de voorgestelde doelstelling van 150g CO2/km ambitieus, maar haalbaar is.

Verder sta ik achter het voorstel om fabrikanten die zowel personenauto’s als lichte bedrijfsvoertuigen produceren de mogelijkheid te bieden binnen hun bedrijf de twee soorten voertuigen samen te voegen, aangezien gebleken is dat daarmee de nalevingskosten voor fabrikanten verminderen, wat meer werkgelegenheid oplevert in een groenere economie, overeenkomstig de Europa 2020-strategie. Ook ben ik het eens met het voorstel dat de Commissie uiterlijk 2011 aangeeft hoe de wetgeving voor in fasen gebouwde voertuigen eruit zou moeten zien, en niet pas in 2014 zoals de Commissie heeft voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Hierin steunt het Europees Parlement een nieuwe EU-verordening voor de introductie van CO2-waarden voor lichte bedrijfsvoertuigen vanaf 2014. Ik denk dat nieuwe vereisten en CO2-waarden zullen helpen in de strijd tegen de opwarming van de aarde, onderhoudskosten zullen verlagen wegens besparingen op de brandstof, en de innovatie en het concurrentievermogen van Europese autofabrikanten zullen bevorderen. Met deze regels moeten groene technologieën worden ingebouwd in voertuigen die betaalbaar moeten blijven. Met ingang van 2014 moet 70 procent van alle nieuwe bedrijfsvoertuigen tot 3,5 ton voldoen aan een gemiddelde emissiewaarde van 175 gram CO2 per kilometer. In 2020 zal deze waarde worden verlaagd naar 147 gram. Dit is een ambitieus, maar haalbaar plan.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Tijdens zijn bijeenkomst van 8-9 maart 2007 heeft de Europese Raad het vaste voornemen uitgesproken om de totale emissies van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te doen dalen met ten minste 20 procent ten opzichte van 1990 en met 30 procent als de andere ontwikkelde landen zich verbinden tot een vergelijkbare emissiebeperking en de economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun capaciteiten. Willen we ook echt de nodige emissiebeperkingen verwezenlijken, dan moeten in alle sectoren van de EU-economie, en niet alleen in de industriële en energiesector, op lidstaat- en op EU-niveau beleids- en andere maatregelen worden uitgevoerd. Het wegvervoer is de op één na grootste broeikasgasuitstotende sector van de EU en de totale uitstoot daarvan, met inbegrip van die van bedrijfsvoertuigen, blijft maar toenemen. Als de emissies van het wegvervoer blijven stijgen, zal dit echter in ernstige mate de inspanningen van de overige sectoren in de strijd tegen de klimaatverandering ondermijnen. Tot op heden is er in de EU nog geen wetgeving geweest met betrekking tot de CO2-emissie van lichte bedrijfsvoertuigen, al neemt de vraag naar dergelijke voertuigen in de EU toe. Ik geloof dat we overeenstemming hebben kunnen bereiken met de Raad over een evenwichtig document, dat verder zal bijdragen aan reductie van de CO2-emissies en dat de auto-industrie zal aanmoedigen om te investeren in nieuwe en minder vervuilende technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Het is een nobele gedachte: de CO2-emmissies van lichte voertuigen terugdringen. Maar wat ons is voorgelegd als een realistisch compromis met de Raad is in feite een derderangs akkoord: de aangenomen tekst beperkt de gemiddelde CO2-uitstoot voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen tot 175 g/km, terwijl het doel op de lange termijn 147 g/km is. Dit zal op zijn vroegst in 2020 zijn bereikt. Dat volstaat niet. De Europese Commissie stelde een limiet van 135 g/km voor, een ambitieuzer en evengoed realistisch voorstel. Ik heb tegen deze tekst gestemd omdat ik het betreur dat we geen compromis hebben bereikt dat dichter in de buurt komt van het voorstel van de Europese Commissie. Een verbetering van de energie-efficiëntie en innovatiebeheer zijn heden ten dage prioriteiten; iedereen erkent dit, maar onze woorden moeten nog altijd door ambitieuze voorstellen worden geschraagd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) De ontwerpverordening tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen past binnen het strategische kader van de Commissie om de CO2-emissies te beperken. In het laatste rapport van het Europees Milieuagentschap laten enkele grafieken duidelijk zien dat de CO2-emissies van het wegvervoer in de EU-15 en de EU-27 sinds 2003 stabiel zijn gebleven dan wel zijn afgenomen. Bovendien dient te worden opgemerkt dat de lichte bedrijfsvoertuigen in de vervoerssector slechts verantwoordelijk zijn voor ongeveer 1,5 procent van de CO2-emissies.

Tijdens de lange en moeizame onderhandelingen in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid er is vooral gefocust op het niveau van de emissies op lange termijn, dat, zo is afgesproken, is vastgelegd op 147 gram CO2 per kilometer. Dit niveau, dat een verbetering vormt ten opzichte van de uitgangssituatie, voldoet niet geheel aan mijn verwachtingen. Ter bescherming van de industrie had Italië namelijk gevraagd om niet lager te gaan dan 160 gram CO2 per kilometer en in de Raad leken veel lidstaten het eens te worden over een grenswaarde van 155 gram CO2 per kilometer.

Kortom, ik vind dat het resultaat van de trialoog Commissie-Raad-Parlement met betrekking tot de doelstellingen ter vermindering van de CO2-emissies op de lange termijn nog buitensporig is, gezien de kenmerken van de automobielsector. Ik maak mij dan ook zorgen over het risico dat de industrie wordt gestraft en over de werkgelegenheid in de sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Lichte bedrijfsvoertuigen worden vooral gebruikt door ondernemingen, waaronder ook kleine en middelgrote ondernemingen. Op het moment vertegenwoordigen lichte bedrijfsvoertuigen ongeveer 12 procent van het voertuigenpark. Ook moeten we erkennen dat deze voertuigen vaak in grote hoeveelheden worden ingekocht door massa-inkopers en dat ze daarom al zeer streng beoordeeld worden op hun efficiëntie en exploitatiekosten. De gemiddelde daling van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen in de periode 2002-2007 bedroeg 0,4 procent tot 0,5 procent per jaar. Deze verbetering van de brandstofefficiëntie werd echter tenietgedaan door de toegenomen vraag naar vervoer en de steeds groter wordende voertuigen. Daarom is het noodzakelijk om communautaire doelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vast te stellen om te voorkomen dat de interne markt versnipperd raakt ten gevolge van uiteenlopende maatregelen op het niveau van de lidstaten. Bovendien is het noodzakelijk om CO2-emissienormen vast te stellen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen om te voorkomen dat een hiaat in de regelgeving ontstaat door bepaalde overlappingen tussen de registratie van personenauto’s en die van lichte bedrijfsvoertuigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer de rapporteur met het tot nu toe verrichte werk. Ik waardeer de geest van dit document, dat tot doel heeft bij te dragen aan de vermindering van de CO2-emissies, zoals is besloten door de Europese Unie, mede door middel van beter presterende lichte bedrijfsvoertuigen. Toch is algemeen bekend dat dergelijke vervoersmiddelen bijna exclusief voor commerciële doeleinden worden gebruikt en er daarom, ten opzichte van auto’s, minder mogelijkheden zijn om de vorm en het gewicht ervan te veranderen.

Vooropgesteld dat de beste manier – zoals ook de rapporteur benadrukt – erin bestaat om de motoren en de techniek te veranderen, heb ik toch waardering voor het bereikte akkoord wat betreft het tijdschema voor de toepassing van dergelijke veranderingen. Ik vind het namelijk verstandig om voor de korte termijn tussen 2014 en 2017 een eerste doelstelling van 175 gram CO2 per kilometer vast te leggen. Logischerwijs kunnen de emissies dan tegen 2020 verder worden teruggebracht tot 147 gram CO2 per kilometer.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) Aan de ene kant is het begrijpelijk dat het voorstel sterk op de regelgeving voor de uitstoot van CO2 door personenauto’s is gebaseerd, maar aan de andere kant mag niet uit het oog worden verloren dat de sector waarover we het nu hebben anders in elkaar zit. Zo hebben lichte bedrijfsvoertuigen een langere ontwikkelings- en productiecyclus en worden ze voornamelijk ingezet voor bedrijfsdoeleinden. Bovendien is het in bij deze voertuigen in vergelijking met personenauto’s moeilijker om de vorm en het gewicht dusdanig aan te passen dat de uitstoot omlaag gaat. Aanpassing van de motor en de mechanische delen van het voertuig is eigenlijk de belangrijkste manier waarop de emissies van lichte bedrijfsvoertuigen kunnen worden verlaagd. Maar dat kost veel meer tijd en geld dan vrij eenvoudige aanpassingen aan de carrosserie. Dat er in lichte bedrijfsvoertuigen veel vaker dieselmotoren geplaatst worden speelt eveneens een niet te onderschatten rol.

Ik heb bezwaar tegen het voorstel om producenten van lichte bedrijfsvoertuigen die de CO2-uitstoot van hun voertuigen niet omlaag brengen daarvoor zwaarder te sanctioneren dan producenten van personenauto’s. Naar mijn mening dienen deze sancties in beide sectoren gelijkwaardig te zijn. Ik heb begrip voor de invoering van verplichte snelheidsbegrenzers voor lichte bedrijfsvoertuigen, maar vrees tegelijkertijd dat dit wel eens een precedent zou kunnen vormen voor de invoering van snelheidsbegrenzers voor andere soorten voertuigen. We moeten goed bekijken of dit niet een kwestie is van onevenredig beperkende regulering die in strijd is met het proportionaliteitbeginsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De strategie voor duurzame ontwikkeling concentreert zich op de belangrijkste problemen op het gebied van duurzame ontwikkeling, zoals vervoer, klimaatverandering, volksgezondheid en energiebesparing. Het wegvervoer is de tweede grootste uitstoter van broeikasgassen in de Unie, en de emissies van deze sector, inclusief die van lichte bedrijfsvoertuigen, blijven stijgen. Als de emissies van het wegvervoer blijven stijgen, zal dit de inspanningen van andere sectoren om de klimaatverandering te bestrijden ernstig ondermijnen. Verdere technologische vooruitgang is van belang en de eco-innovatie moet gestimuleerd worden, met het oog op de toekomstige technologische ontwikkeling ter bevordering van het concurrentievermogen van de Europese automobielindustrie op de lange termijn en het scheppen van hoogwaardige banen. Gezien de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling en om het concurrentievermogen van de Europese automobielindustrie te bevorderen, dient te worden gekozen voor prikkels als de erkenning van eco-innovaties en de toekenning van superkredieten.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik ben van mening dat dit voorstel voor een verordening gebaseerd is op de veronderstelling dat een verlaging van het brandstofverbruik van lichte bedrijfsvoertuigen de totale CO2-uitstoot door het verkeer zal verminderen en zo de klimaatverandering zal tegengaan, en dat daarom maximale CO2-emissiewaarden voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de EU worden vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag over de vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken. Dit verslag omvat maatregelen, zoals superkredieten voor niet-vervuilende voertuigen of voertuigen met lage uitstoot, boetes voor het niet halen van de vastgestelde emissiedoelstellingen, en prikkels voor eco-innovatie, om fabrikanten te helpen nieuwe en milieuvriendelijker technologieën te ontwikkelen, wat ten goede zal komen aan het concurrentievermogen van de EU en aan de werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) In een tijd waarin het onvermijdelijk is geworden dat we praten over de uitstoot van CO2, omdat dit centraal staat in de discussie over de klimaatverandering, is het van belang dat we oplossingen vinden voor de noodzakelijke vermindering van de uitstoot van lichte bedrijfsvoertuigen. De vaststelling van communautaire doelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen is bedoeld om te voorkomen dat de interne markt versnipperd raakt ten gevolge van uiteenlopende maatregelen op het niveau van de lidstaten. Zoals de rapporteur onderstreept, zal deze nieuwe regelgeving de automobielsector ook stimuleren om te investeren in nieuwe technologieën.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Het wegvervoer is de tweede grootste uitstoter van broeikasgassen in de Unie, en de emissies van deze sector, inclusief die van lichte bedrijfsvoertuigen, blijven stijgen.

Daarom dient de regelgeving voor vermindering van deze uitstoot van toepassing te zijn op alle typen voertuigen, inclusief lichte bedrijfsvoertuigen.

De doelstelling van vermindering van uitstoot van broeikasgassen zal makkelijker gehaald kunnen worden met communautaire regelgeving dan met afzonderlijke nationale regelgeving met verschillende doelstellingen. Bovendien biedt dit de automobielindustrie meer rechtszekerheid.

We moeten echter niet alleen ambitieus zijn, maar ook realistisch en verstandig. Aangezien we weten dat lichte bedrijfsvoertuigen met name in het MKB gebruikt worden en dat deze kleine en middelgrote ondernemingen 99,8 procent van de ondernemingen van de EU uitmaken en goed zijn voor 67,4 procent van de werkgelegenheid, moeten we geen doelstellingen invoeren die in hun nadeel uitpakken.

Ik sta daarom achter de doelstelling van 147 g CO2/km uitstoot voor in de Gemeenschap ingeschreven nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, mits bevestigd wordt dat dit een haalbare optie is. Verder ben ik blij dat er geen algemene Europese snelheidslimiet voor dit type voertuigen is ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij zijn er voorstander van dat er technologieën worden ontwikkeld en toegepast die het verbruik van fossiele brandstoffen terugdringen, en daarmee ook de uitstoot in de atmosfeer van gassen die ontstaan door de verbranding van deze brandstoffen. Dit met het oog op de kwaliteit van het milieu, de volksgezondheid en het welzijn van de burgers en met het oog op de steeds grotere en onstuitbare wereldwijde schaarste aan fossiele brandstofvoorraden, die met grote wijsheid en spaarzaamheid moeten worden beheerd. Hieraan is noodzakelijkerwijs ook gekoppeld dat er meer de nadruk moet worden gelegd op vervoersmiddelen die niet van deze brandstoffen afhankelijk zijn, zoals het vervoer per spoor, waarin dringend meer geïnvesteerd moet worden om het verder te kunnen ontwikkelen. In dit concrete geval zijn wij van mening dat bij de vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen noch de diversiteit van de Europese autofabrikanten, noch de legitieme belangen en behoeften van het midden- en kleinbedrijf in de verschillende lidstaten over het hoofd gezien mogen worden.

Uit de discussie over dit dossier is gebleken dat er verschillende mogelijkheden bestaan om de emissies van voertuigen terug te dringen, elk met de bijbehorende investeringskosten en met verschillende toepassingstermijnen, en deze moeten zeer zorgvuldig worden onderzocht. Eén van de mogelijkheden is daarbij de installatie van snelheidsbegrenzers in voertuigen, wat niet alleen van invloed is op de emissies, maar wellicht ook positieve effecten kan hebben voor de veiligheid op de weg.

 
  
MPphoto
 
 

  Karl-Heinz Florenz (PPE), schriftelijk.(DE) Ik heb me vandaag van stemming onthouden, omdat ik het compromis niet kon steunen. Het schiet te kort, want een langetermijndoel van 147 gram is niet ambitieus genoeg. Ik heb echter niet tegen het compromis gestemd, omdat dit snel zal worden uitgevoerd, waardoor de noodzakelijk innovatie snel kan worden doorgevoerd. Veeleisende milieunormen zijn niet schadelijk voor de industrie. Integendeel, innovatiedruk ontstaat alleen doordat er hoge eisen worden gesteld, en alleen dan blijft onze industrie leidend op technologisch gebied. Vooral uit het afgezwakte langetermijndoel blijkt naar mijn mening dat de auto-industrie, ook na de wetgeving met betrekking tot CO2-grenswaarden voor personenwagens van twee jaar geleden, nog steeds niet heeft geleerd dat er in de toekomst alleen nog maar schone auto’s verkocht zullen worden. De auto-industrie schijnt te denken dat haar klanten niet over dit soort gezond verstand beschikken. In plaats van onderzoek te doen naar nieuwe technologieën, heeft de auto-industrie alle inspanningen gericht op de bestrijding van de voorgestelde bepalingen.

De auto-industrie heeft alle mogelijke verdedigingslinies opgezet en heeft niet laten zien dat ze bereid is om constructief mee te werken. Dat is teleurstellend. Bovendien hebben we weer eens de kans voorbij laten gaan om duidelijk te maken dat we onze industrie geen dienst bewijzen door haar op deze manier te beschermen. De toekomst roept, maar we luisteren niet. Gisteren nog heeft Volkswagen op de Detroit Motor Show de ‘1 liter-auto’ gepresenteerd. Hieruit blijkt dat het wel degelijk mogelijk is!

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk.(FR) Met de aanneming van een voorstel van de Commissie voor een verordening tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen wordt naar mijn gevoel gegokt op de toekomst. Het compromis dat is gevonden met betrekking tot de beperking van gemiddelde CO2-emissies tot 147 g/km in 2020, komt niet tegemoet aan het aanvankelijke streven van mijn socialistische collega’s van de commissie Milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, die, gesteund door de Verts/ALE-Fractie en de GUE/NGL-Fractie, een duidelijk ambitieuzere doelstelling bepleitten (135 g/km). Maar achter dit gesteggel schuilt de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen door iedereen erkende milieu-uitdagingen en niet te verwaarlozen sociale en industriële eisen. Daarom lijkt het me juist dat het compromis pas wordt aangenomen na de herziening van de verordening tussen nu en januari 2013 en na een haalbaarheidsstudie en een herbeoordeling van de doelstellingen. Niet alleen kan er dankzij deze herziening snel op dit onderwerp worden teruggekomen en kan de strijd tegen verontreiniging door voertuigen worden opgevoerd, maar de herziening zal ook de gelegenheid bieden om de kwestie van het EU-onderzoek en -innovatie op het gebied van het wegvervoer aan te snijden – 2012 wordt een belangrijk jaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Om te beantwoorden aan de ambitieuze doelstellingen van de Europese Unie op het gebied van duurzame ontwikkeling en de strijd tegen klimaatverandering, is het van belang dat de Europese Unie in de automobielsector ingrijpt. Wat dat betreft is de aanneming van deze tekst weer een stap in de richting van de productie van minder verontreinigende voertuigen. Ik betreur in deze verordening echter ten zeerste het gebrek aan ambitie op het gebied van vermindering van CO2-emissies voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen. Hoewel ik uiteraard wel voor deze resolutie heb gestemd, heb ik gestemd voor het aanvankelijke voorstel van de Europese Commissie, te weten een streven van 135 gram CO2/km tussen nu en 2014 en 120 gram CO2/km tussen nu en 2020 (in plaats van wat uiteindelijk is aangenomen: 175 gram CO2/km tussen nu en 2014 en 147 gram CO2/km tussen nu en 2020). De technologie is tegenwoordig beschikbaar om veel lagere drempels te bereiken en om dat veel sneller te doen dan in dit verslag ten doel is gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. – (DE) Verlaging van de CO2-emissies is voor alle vervoerswijzen wenselijk, dus ook voor kleine bedrijfswagens. Het vaststellen van grenswaarden is van belang om de producenten van voertuigen aan te sporen tot een ambitieuze aanpak. Het is onder andere aan het onderhandelingsvermogen van het Belgische voorzitterschap van de Raad te danken dat we het eens zijn geworden over de grenswaarden.

Dit compromis bevat een kortetermijndoel van een uitstoot van 175 g/km in 2014. Bovendien is een geleidelijke vermindering vastgelegd met een langetermijndoel van 147 g/km tot 2020. Deze doelen gaan vergezeld van maatregelen voor het creëren van stimulansen voor de industrie om energie-efficiënte bedrijfsvoertuigen te produceren. De verwezenlijking van deze doelen zal niet alleen ten goede komen aan kleine en middelgrote ondernemingen, die de voornaamste gebruikers van bedrijfswagens en bestelwagens zijn, maar ook aan particulieren en vooral aan het milieu.

Indien we veilige en schone voertuigen produceren, zullen we in de toekomst niet alleen op EU-niveau, maar ook op het niveau van de wereldmarkt kunnen meepraten. Bovendien mogen we niet toestaan dat onze expertise door een talmend EU-beleid naar andere landen, zoals China, wordt geëxporteerd, maar moeten we van de gelegenheid gebruikmaken om een duurzaam Europees milieubeleid te ontwikkelen dat niet alleen positieve gevolgen voor Europa als industriegebied, maar ook voor de werkgelegenheid heeft.

Ik ben blij met dit compromis en heb er daarom mijn steun aan verleend.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik ben het eens met de stelling dat de sector lichte bedrijfsvoertuigen een voorbeeld moet nemen aan de sector personenauto’s bij het boeken van vooruitgang op het gebied van verlaging van de uitstoot. Fabrikanten zouden dan nieuwe voertuigen met betere CO2-prestaties op de markt kunnen brengen. Gebruikers zouden dan hun wagenpark kunnen moderniseren en hun bijdrage aan de ‘CO2-voetafdruk’ van het verkeer verminderen. Het doel van dit wetgevingsvoorstel is het verminderen van de CO2-uitstoot van lichte bedrijfsvoertuigen. Dat is moeilijker te realiseren dan bij personenauto’s, omdat het wijzigen van lichte bedrijfsvoertuigen om ze zuiniger te maken gecompliceerder en duurder is. Alle aanpassingen moeten betrekking hebben op de motoren of de mechanische onderdelen. Dit vereist een behoorlijke investering. Desondanks is het maar de vraag of dit voorstel zijn doel bereikt: er bestaat grote bezorgdheid dat de maatregelen het gestelde doel van voorkoming van ‘de klimaatverandering’ niet zullen bereiken en het is dan ook de vraag of de doelstellingen en het voorgestelde tijdschema realistisch en economisch haalbaar zijn. Ook is er bezorgdheid of de maatregelen de concurrentiepositie van de sector niet zullen aantasten. Ik geloof hoe dan ook dat onze aandacht eerder moet uitgaan naar de volgende drie gebieden: de economische crisis en de ernstige gevolgen daarvan voor de autofabrikanten en de gebruikers, de noodzaak om de auto-industrie (de fabrikanten) te steunen in plaats van haar met kostbare maatregelen (of zelfs boetes) te schaden, en de noodzaak om het bedrijfsleven (de gebruikers) te steunen en niet op kosten te jagen met dubieuze politieke maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (S&D), schriftelijk. (PL) Tijdens het wetgevend proces heb ik talrijke amendementen ingediend voor het wetgevingsontwerp betreffende de emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen. Deze amendementen beogen een verzachting van de aanvankelijk geformuleerde CO2-emissienormen en een langere periode om de doelstellingen te bereiken. Ik merk met genoegen op dat mijn amendementen in aanmerking zijn genomen. Ik ben van mening dat de goedgekeurde verordening zal bijdragen tot een beperking van CO2-emissies. De automobielindustrie krijgt de kans om binnen de opgelegde termijn haar constructies aan te passen en gepaste regelingen in te voeren. N1-voertuigen worden gebruikt door kleine ondernemers, die gevoelig zijn voor prijsstijgingen en tegelijk ook steeds vaker in de markt voorkomen. De verordening zal hen niet overmatig met kosten belasten. Voor de beste fabrikanten, die vooruitlopen op de doelstellingen voor de emissienormen, voorziet de verordening een beloning in de vorm van kredieten. Aan concerns die niet tijdig aanpassingen invoeren zullen boetes kunnen worden opgelegd, die ze niet kunnen doorberekenen aan de gebruiker. Ik heb voor de aanneming van de resolutie gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb gestemd voor dit voorstel, waarin hogere emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen worden vastgesteld. Hiermee zou een belangrijke bijdrage moeten worden geleverd aan het verbeteren van de luchtkwaliteit, met name in binnensteden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Twee jaar geleden zijn er emissienormen voor personenauto’s aangenomen. Nu moet het Europees Parlement de introductie van CO2-reductienormen voor nieuwe “lichte bedrijfsvoertuigen” goedkeuren. Deze voertuigen worden vooral gebruikt door ondernemingen, waaronder ook het MKB, en vertegenwoordigen momenteel ongeveer 12 procent van het voertuigenpark. Behalve dat de nieuwe voertuigen een bijdrage leveren aan een schonere luchtkwaliteit en de EU- klimaatdoelstellingen, leveren ze de kleine bedrijven die er afhankelijk van zijn ook meer brandstofbesparing op. De doelstellingen zijn bedoeld om innovatie binnen de sector te bevorderen. In de verordening is een limiet vastgesteld van 175g CO2/km vanaf 2014, die tot 2020 geleidelijk aan tot 147g CO2/km zou moeten worden teruggebracht. De boetes voor fabrikanten voor het overschrijden van de in deze verordening overeengekomen normen moeten strikt worden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Om een duidelijke CO2-emissiereductie te kunnen bereiken, moeten motorvoertuigen door producenten op zo’n manier worden omgebouwd dat ze in de toekomst een bepaalde waarde niet meer kunnen overschrijden. Wat bij personenauto’s technisch volstrekt haalbaar schijnt te zijn, is bij lichte bedrijfsvoertuigen niet zonder meer haalbaar. Omdat het nauwelijks mogelijk schijnt te zijn om iets aan de vorm van de voertuigen te veranderen, moeten technici zich tot de motor en de mechanische onderdelen beperken, wat volgens deskundigen een langdurig proces is. Daarom moeten er alternatieven worden gecreëerd waarmee bij lichte bedrijfsvoertuigen een reductie van de CO2-uitstoot kan worden bereikt. Er wordt aan twee mogelijkheden gedacht. De ene is een sterkere reductie bij personenauto’s ter compensatie van de uitstoot van bedrijfsvoertuigen. De andere mogelijkheid is het inbouwen van een snelheidsbegrenzer, waardoor eveneens beduidend lagere emissies ontstaan. Ik heb niet voor dit verslag gestemd, omdat er naar mijn mening te weinig alternatieven worden geboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) We moeten ernaar streven om het niveau van de CO2-uitstoot zo veel mogelijk te beperken, en het is dan ook bijzonder belangrijk dat er een emissiedoelstelling wordt vastgesteld voor voertuigen, omdat deze negatieve effecten hebben op het milieu en de menselijke gezondheid. Het in de resolutie vervatte voorstel om de emissiedoelstelling voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen te verhogen tot het niveau dat geldt voor personenauto’s, is echter vooral onderwerp van debat vanwege de voorziene maatregelen om die doelstelling te bereiken en de gevolgen daarvan voor de fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen. Het voorstel om de voertuigen uit te rusten met snelheidsbegrenzers zou een negatief effect hebben op de handel en zou het concurrentievermogen van deze voertuigen op de internationale markt beperken. Verder zouden de fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen gedwongen zijn hun prijzen te laten stijgen als gevolg van de kosten die ze zouden moeten maken.

Alvorens zulke belangrijke beslissingen te nemen, zouden we dan ook eerst uitgebreid wetenschappelijk onderzoek moeten laten doen om aan te tonen dat de invoering van snelheidsbegrenzers inderdaad leidt tot een aanzienlijke beperking van de CO2-emissies. We moeten ook een duidelijk en adequaat kredietmechanisme creëren en initiatieven bedenken voor het promoten van dit voorstel. Om het concurrentievermogen van de Europese autofabrikanten te verbeteren, moet er naar mijn idee meer aandacht worden geschonken aan stimuleringsmaatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Binnen de Europese strategie voor de bestrijding van verontreiniging en klimaatveranderingen spelen de doelstellingen voor de vermindering van de CO2-emissies van voertuigen een belangrijke rol. De verontreiniging van lichte bedrijfsvoertuigen is minimaal ten opzichte van de gehele transportsector, maar in elke specifieke sector moeten er grenswaarden worden bepaald om de vastgelegde doelstellingen te bereiken, en daarom heb ik voor het verslag gestemd. Het gemeenschappelijke doel is om de CO2-emissies terug te brengen tot 120 gram CO2 per kilometer om de gemiddelde emissies geleidelijk te verlagen. Ik ben het daarom eens met de structuur van de verordening, die bepaalt dat per januari 2014 de emissie van nieuw registreerde en gefabriceerde lichte bedrijfsvoertuigen niet meer dan 175 gram CO2 per kilometer mag bedragen en op lange termijn (in 2020) niet meer dan 147 gram CO2 per kilometer, mede om tegemoet te komen aan de ontwerpeisen van deze voertuigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb mijn stem gegeven aan dit verslag over nieuwe regelgeving die bedoeld is voor de vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken. Mijn besluit is gebaseerd op de gegevens in de verschillende documenten die ons in het kader van deze procedure zijn verstrekt en met name op het feit dat lichte bedrijfsvoertuigen thans ongeveer 12 procent van het wagenpark uitmaken. Er moeten nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen CO2-emissienormen worden vastgesteld om te voorkomen dat er een hiaat in de regelgeving ontstaat, en het is belangrijk dat de automobielsector wordt gestimuleerd om in nieuwe technologieën te investeren. Ik ben het met de rapporteur eens dat de sector lichte bedrijfsvoertuigen een voorbeeld moet nemen aan de sector personenauto’s bij het boeken van vooruitgang op het gebied van verlaging van de uitstoot van CO2. Anders dan bij personenauto’s zijn er bij deze voertuigen echter minder mogelijkheden voor aanpassing van de vorm of het gewicht van de voertuigen om de uitstoot te beperken, maar moeten er wijzigingen worden aangebracht aan de motoren en mechanische onderdelen van de voertuigen, een veel langduriger en duurder proces. Desondanks is het in ieders belang dat deze technologische vooruitgang wordt gestimuleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (EN) Dit voorstel is een vervolg op het communautaire beleid om de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen te beperken, en wel als volgt:

– vanaf 2020 geldt een langetermijndoelstelling van 147 g CO2/km voor de gemiddelde emissies van nieuwe in de Gemeenschap ingeschreven lichte bedrijfsvoertuigen, voor zover de haalbaarheid daarvan is bevestigd. Uiterlijk op 1 januari 2013 zal deze doelstelling, na een volledige evaluatie van de emissies, indien toepasselijk worden gewijzigd;

– de kortetermijndoelstelling is vastgesteld op 175 g CO2/km; vanaf 1 januari 2014 geldt een overgangsperiode met volledige naleving voor nieuwe wagenparken vanaf 2017;

– er zullen specifieke emissiedoelstellingen voor voertuigen die op een alternatieve brandstof rijden worden opgenomen; deze zullen gericht zijn op het bevorderen van een verdere invoering in de EU-markt van bepaalde voertuigen die op een alternatieve brandstof rijden;

– voor in fasen gebouwde voertuigen worden de specifieke CO2-emissies van voltooide voertuigen toegewezen aan de fabrikant van het basisvoertuig. De superkredieten voor fabrikanten die lichte bedrijfsvoertuigen produceren met een CO2-emissie van minder dan 50 g CO2/km worden beperkt met een drempelwaarde van 25 000 lichte bedrijfsvoertuigen per fabrikant.

– de sancties: vanaf 2019 is deze vastgesteld op 95 euro, met een geleidelijke invoering van 1 januari 2014 tot 2018.

Het helpen van fabrikanten bij de ontwikkeling van groene technologie voor bedrijfswagens zal gunstig zijn voor zowel bedrijven als de werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk.(FR) Er mogen geen uitzonderingen worden gemaakt: ook bedrijfsvoertuigen moeten ‘groen’ worden. Ik heb gestemd voor dit voorstel voor een richtlijn dat fabrikanten dwingt om de CO2-emissies van bestelauto’s en andere bedrijfsvoertuigen in het komende decennium terug te dringen. Een voorstel dat voor een groot deel is geïnspireerd op de verordening van het Europees Parlement betreffende CO2-emmissies in voertuigen die sinds 2008 van kracht is.

Dit was een redelijke stemming, nadat er overeenstemming was bereikt met de Raad, die in essentie terugkeert naar de voornaamste voorstellen van de Commissie: de verplichting om de verontreinigende emissies van 175 g CO2/km in 2014 voor het hele park terug te dringen en om die geleidelijk, tussen nu en 2020, tot 147 g CO2/km te verminderen. Toch is dit nog enigszins een teleurstelling: in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid hadden wij in september een ambitieuzere doelstelling aangenomen.

Wat de extra kosten voor de bouwers van bestelbussen en minibusjes betreft: zij zullen ruim worden vergoed door het feit dat deze voertuigen minder verontreinigend zullen zijn en minder zullen verbruiken. Dat is wat automobilisten uiteindelijk belangrijk vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik feliciteer collega Callanan met zijn uitstekende werk. We hebben vandaag onze goedkeuring gehecht aan het akkoord dat is bereikt met de nationale regeringen over nieuwe grenswaarden voor de CO2-emissies voor Europese lichte bedrijfsvoertuigen. Dit akkoord voorziet ook in stimulansen voor de industrie om energie-efficiëntere bestelwagens te fabriceren en sancties voor wie de nieuwe regels niet naleeft. De goedgekeurde wetgeving is een moeizaam evenwicht en bevat een reeks ambitieuze, maar haalbare milieudoelstellingen voor de fabrikanten.

De nieuwe wetgeving vult het Europese wetgevingskader aan en komt bij de regels over de emissies van passagiersvoertuigen van twee jaar geleden. Als een producent een bestelwagen fabriceert met een lagere emissie dan 50 gram CO2 per kilometer, krijgt hij een ‘superkrediet’ met een geldigheid van een beperkte duur. Een dergelijk voertuig zal namelijk voor de berekening van het gemiddelde als 3,5 voertuigen gelden voor de periode 2014-2015, als 2,5 in 2016 en tot slot als 1,5 voertuig in 2017, het laatste jaar van de geldigheid van het kredietsysteem. Anderzijds zullen nieuw geproduceerde voertuigen die meer uitstoten dan de opgelegde grenswaarden vanaf 2019 sancties krijgen tot 95 euro per gram.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Ondanks dat de Fractie van de Groenen/Europese Vrije Alliantie in de commissie tegen het verslag heeft gestemd (32/25/0), was zij het met de andere fracties eens dat in de onderhandelingen met de Raad moest worden gestreefd naar overeenstemming in eerste lezing, hoofdzakelijk op basis van de inschatting dat de politieke meerderheden waarschijnlijk niet zullen verbeteren tijdens plenaire vergaderingen en dat onderhandelingen met het aanstaande Hongaarse en Poolse voorzitterschap waarschijnlijk geen beter resultaat zullen opleveren.

De belangrijkste inhoud van de overeenkomst tijdens de eerste lezing was: vertraging van de bindende gemiddelde limiet van 175 g CO2/km met één jaar (2017), verlaging van de doelwaarde voor 2020 tot 147 g/km, wat moet worden bevestigd door een wetgevingsprocedure, verlaging van de bijdrage voor overtollige emissies tot 95 euro/g, en een lichte verhoging en verlenging van superkredieten tot 2017. Het uiteindelijke resultaat tijdens de plenaire vergadering was echter zeer onbevredigend en daarom hebben wij besloten om tegen te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik denk dat het nuttig is voor de bescherming van het milieu. Het gaat om een belangrijk document dat de auto-industrie helpt om haar eigen productie beter te plannen en ervoor te zorgen dat er minder CO2 wordt uitgestoten. Met deze beslissing zullen innovatie en onderzoek worden gestimuleerd, wat niet alleen besparingen voor de consumenten in de hand werkt, maar ook en vooral voor het midden- en kleinbedrijf.

Na lange onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad is men tot een belangrijke overeenkomst gekomen, die het resultaat is van een evenwichtig compromis tussen de verschillende standpunten van de 27 lidstaten. Het vastleggen van nieuwe doelstellingen en normen zal zeker tot concrete resultaten leiden, waardoor de gezondheid van de Europese burgers beter beschermd wordt. De bestrijding van de klimaatverandering mag niet worden uitgesteld en kan ook bereikt worden door de uitstoot van voertuigen te beperken.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. (ET) Ik heb voor het vandaag behandelde verslag over emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen gestemd. In ben van mening dat het verslag nodig is met het oog op de doelen van de Europese Unie inzake de mondiale klimaatverandering en emissiereductie. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat de betrokken lichte bedrijfsvoertuigen een dienst verrichten en vooral worden gebruikt door het MKB, waardoor het belangrijk is dat er bij het doorvoeren van de nodige wijzigingen ook rekening wordt gehouden met hun capaciteiten. Ik ben er vast van overtuigd dat wij, om het niveau te bereiken dat in dit verslag wordt opgelegd, een adequaat compromis nodig hebben waarin rekening wordt gehouden met het MKB in Europa en de mondiale doelen van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik sta helemaal achter het initiële voorstel om CO2-emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vast te stellen om te voorkomen dat een hiaat in de regelgeving ontstaat door bepaalde overlappingen tussen de inschrijvingen van personenauto’s en bedrijfsvoertuigen. Momenteel worden veel voertuigen die zijn goedgekeurd als personenauto, zoals SUV's, ingeschreven als licht bedrijfsvoertuig, vaak omdat deze laatste categorie minder zwaar belast wordt of andere fiscale voordelen geniet. Hoewel de wetgeving inzake personenauto’s (en ook dit voorstel) gebaseerd is op de typegoedkeuring van voertuigen (en niet op de inschrijving), houdt het gebrek aan regelgeving voor lichte bedrijfsvoertuigen het risico in dat de fabrikanten voor grotere personenauto’s een typegoedkeuring als licht bedrijfsvoertuig zouden aanvragen.

Dit zou betekenen dat de CO2-emissienormen niet van toepassing zijn op deze voertuigen met hoge emissies. Het akkoord in eerste lezing is uiteindelijk een heel zwak akkoord geworden, waarbij het bindende doel om tot 175 g CO2/km te komen met een jaar wordt uitgesteld. Het doel voor 2020 strandt op 147 g/km en de boetes voor niet-naleving worden verlaagd van 120 euro/gram tot 95 euro/gram. Slappe kost die er niet toe zal leiden dat deze wet een wezenlijke bijdrage zal vormen in het klimaatdebat. Het gevoel dat er snel veel moet gebeuren is weg, zoveel is duidelijk. Vandaar mijn tegenstem.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik steun dit verslag, dat deel uitmaakt van het EG-beleid om de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen te beperken. Door fabrikanten te helpen groene technologie te ontwikkelen, kunnen we bedrijven laten profiteren en tevens banen scheppen, terwijl we ook bijdragen aan de aanpak van de milieuproblemen waarmee we worden geconfronteerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De Commissie heeft een herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling voltooid, waarbij de nadruk ligt op de meest prangende problemen voor een duurzame ontwikkeling, te weten maatregelen voor de energie-efficiëntie in het vervoer. Met het oog op de strijd tegen de klimaatverandering, de vermindering van de uitstoot van CO2 en de bevordering van het concurrentievermogen van de Europese automobielindustrie, worden in deze verordening prikkels vastgesteld, zoals de toekenning van superkredieten en vergoedingen voor eco-innovatie, evenals de vermindering van strafrechtelijke sancties. De overeenkomst die het Europees Parlement hierover heeft bereikt, is ambitieus, maar tegelijkertijd haalbaar. De communautaire doelstelling is om op korte termijn, tegen 2017, en in verscheidene fasen, de uitstoot van CO2/km te beperken tot 175 g, en op lange termijn, tegen 2020, tot 147 g. Tegelijkertijd worden er superkredieten beschikbaar gesteld voor voertuigen die aan de efficiëntiecriteria voldoen en worden er redelijke boetes opgelegd als de maximale emissiegrenswaarden voor CO2 worden overschreden. Ik ben van mening dat de goedkeuring van deze verordening past in het duurzaam milieubeleid van de Europese Unie en dat we daarmee de producenten, hoofdzakelijk kleine en middelgrote ondernemingen, en de gebruikers beschermen en innovatie in de sector bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor het voorstel voor een verordening tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken. Op deze wijze moedigen we eco-innovatie door fabrikanten aan met het oog op de concurrentiekracht van de Europese auto-industrie.

De verordening legt aan fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen boetes op voor het overschrijden van het gemiddelde van de in deze verordening vastgestelde emissies.

Ik wijs erop dat de beperking van vervuilende emissies niet uitsluitend vanaf de aanbodzijde benaderd moet worden, bijvoorbeeld hoe lichte voertuigen moeten worden aangepast om minder vervuilend te zijn, maar ook vanaf de vraagzijde. Het is van belang dat de nieuwe voertuigen, die voldoen aan de eisen van deze verordening, voor consumenten toegankelijk zijn. Zodoende biedt de verordening zowel de mogelijkheid tot stimuleringsmaatregelen voor brandstofefficiënte voertuigen, maar ook sancties voor fabrikanten die zich niet aan de gestelde doelen houden. Iedere lidstaat is verplicht om vanaf 1 januari 2012 jaarlijks informatie bij te houden over ieder licht bedrijfsvoertuig dat op zijn grondgebied in gebruik wordt genomen en zich te houden aan de bepalingen van deze verordening.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb vandaag voor dit verslag gestemd, aangezien dit een volgende stap in de juiste richting betekent voor de strijd tegen klimaatverandering. CO2-waarden voor nieuwe bestelwagens leiden tot schonere, zuinigere voertuigen in de EU. Er zijn doelstellingen vastgesteld, en de stimulansen voor zuinigere bedrijfswagens zullen hopelijk een impuls geven aan innovatie binnen de gehele industrie. Hierdoor moeten bedrijven die afhankelijk zijn van deze bedrijfswagens, waaronder veel kleine bedrijven in Wales, de mogelijkheid krijgen om zuinigere bedrijfswagens te gebruiken en hun kosten te beheersen in een tijd van stijgende olieprijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk.(DE) Ik heb niet ingestemd met het verslag van collega Callanan, hoewel het zeer goed gefundeerd is en in de juiste richting gaat. Toch ben ik van mening dat we bij de CO2-grenswaarden per kilometer veel ambitieuzer moeten zijn. Ik steun daarom het voorstel van de Commissie van 135 g CO2/km. Door een combinatie van de mogelijkheid voor producenten om met betrekking tot het totale scala aan producten groepen te creëren en een gelijktijdige snelheidsbeperking van 120 km/uur lijkt dit doel, zeker met enige inspanning, haalbaar. Tegelijkertijd – en met het oog op het milieu – moeten we geen enkel uitstel toestaan. Het moet uiterlijk 2014 blijven.

 
  
  

Aanbeveling-Lehne (A7-0021/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Gelet op het feit dat dit een langdurige discussie is, die begon in 2000 met een door de Commissie voorgestelde verordening die het Europees Parlement vervolgens in 2002 heeft goedgekeurd, gelet op de ernstige moeilijkheden in het begin om dit voorstel door de lidstaten te doen aanvaarden, de conclusies van de Raad van 2009, zijn onveranderlijke houding, de onoverkomelijke problemen tijdens de onderhandelingen in december 2010 en het daaropvolgende compromis dat een minimum aantal lidstaten op dit gebied nauwer zou samenwerken, al betreft het geen exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie, keur ik deze aanbeveling goed. Ik ben het eens met dit voorstel voor een verordening, omdat het gebrek aan eenheidsoctrooibescherming in de Europese Unie kan leiden tot een versnipperd, complex en duur octrooisysteem. Aangezien aan alle eisen is voldaan, kan het voor de interne markt alleen maar voordelen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb de afgelopen maanden al meermaals benadrukt dat ik misnoegd ben over de talenregeling van een op drie talen gebaseerd octrooi. Meer nog vind ik het politiek bijzonder ernstig en ongehoord dat het communautaire instrument van de nauwere samenwerking wordt gebruikt om het veto van Italië en Spanje te omzeilen en zo niet langer door te hoeven gaan met de discussie om te zoeken naar een breed gedragen en ook minder omslachtige oplossing. Dit voorstel voor een besluit is trouwens onverenigbaar met de eis dat het gaat om de laatste instantie, zoals voorzien in artikel 20, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Dat artikel stelt dat nauwere samenwerking mag worden toegestaan, indien alle andere mogelijkheden onderzocht zijn en het niet mogelijk blijkt de doelstellingen binnen een redelijke termijn te verwezenlijken.

Bovendien wordt er meer dan een jaar na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon al geen acht meer geslagen op de gelijkwaardigheid van de Europese talen, waardoor de concurrentiekracht en de innovatiedrang van vele miljoenen Europese KMO’s en ook de rechten van de Europese burgers in het gedrang komen. Een dergelijke octrooiregeling brengt schade toe aan de interne markt, die daardoor geografisch versnipperd raakt, wat een belemmering vormt voor de handel tussen de lidstaten, en wat een negatieve uitwerking heeft op de stabiliteit van bedrijven en op het vrije verkeer van kapitaal. Terwijl ik benadruk dat ik tegen dit voorstel ben, ben ik van mening dat het opportuun zou zijn de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 maart aanstaande af te wachten alvorens dit hier te bespreken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Europa boekt vooruitgang. Dankzij het Verdrag van Lissabon kan voortaan een groep landen die samen op een specifiek terrein vooruit willen, dat doen, zelfs als een aantal landen niet geïnteresseerd is. Dat is al het geval met de regels die van toepassing zijn op echtparen van verschillende nationaliteit die willen scheiden. Dat wordt 'nauwere samenwerking' genoemd. Ik zou willen dat hetzelfde gold voor de bescherming van Europese innovaties en dat nauwere samenwerking werd ingezet om een Europees octrooi in te stellen. De bescherming van utvindingen door octrooien is in Europa tien keer zo duur is als in de Verenigde Staten, vooral vanwege de vertaalkosten, maar 25 van de 27 lidstaten willen samen een Europees octrooi in het leven roepen dat minder kost, omdat het gemeenschappelijk is. Het eenheidsoctrooi zal in het Frans, Engels of Duits worden ingediend en onze uitvindingen in de 25 betrokken landen beschermen, en dat eindelijk voor een aanvaardbare prijs. Ook al staan Spanje en Italië om taalkundige redenen niet positief tegenover een dergelijk systeem, het is van essentieel belang dat de 25 geïnteresseerde staten samen vooruitgang boeken op dit terrein. Ik heb voor deze procedure gestemd, aangezien het een grote stap in de goede richting is voor het concurrentievermogen van de Europese industrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De instelling van een eenheidsoctrooibescherming in de Europese Unie is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van innovaties en de verbetering van het concurrentievermogen. Ik steun deze resolutie, die de lidstaten de kans geeft om nauwer samen te werken op het gebied van de instelling van een eenheidsoctrooibescherming. Tot nog toe heeft de Europese Unie een versnipperd octrooisysteem gehad, als gevolg van de hoge kosten en het gecompliceerde karakter van de procedure om octrooien in de lidstaten te laten erkennen. Ofschoon meer dan negen lidstaten hebben gezegd te streven naar nauwere onderlinge samenwerking op het gebied van de instelling van een eenheidsoctrooibescherming, zouden de Commissie en de deelnemende lidstaten de participatie van zoveel mogelijk lidstaten moeten stimuleren. Door nauwere samenwerking zou de Europese markt beter gaan functioneren en zouden belemmeringen voor het vrije goederenverkeer worden opgeheven, met als gevolg dat het aantal uitvinders zou stijgen en zij overal in de Europese Unie toegang zouden hebben tot eenheidsoctrooibescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Een Europees octrooisysteem is een noodzaak. Dat de interpretaties en de besluiten uiteenlopen en verschillen van lidstaat tot lidstaat veroorzaakt rechtsonzekerheid. De verplichte vertaling van elke octrooiaanvraag in de 23 officiële talen is duur, kost tijd en tast het concurrentievermogen aan. Daarom is de overgrote meerderheid van belanghebbende partijen, waaronder beroepsorganisaties, in het algemeen voor de optie 'English-only'.

In het onderhavige voorstel worden drie talen onderscheiden (Engels, Frans en Duits) en alle andere talen zijn daaraan ondergeschikt. Maar als we naar de rest van de wereld kijken, is het Portugees als taal veel belangrijker dan het Frans of het Duits. Ik heb ook een groot voorbehoud bij een eventuele nauwere samenwerking in dit geval. De bedoeling van dit instrument is dat een groep lidstaten een integratieproces start, waarbij alle andere zich geleidelijk aan kunnen aansluiten. Zo'n instrument mag geen gesloten club worden of een mechanisme om landen uit te sluiten of om de dominantie van bepaalde landen te bekrachtigen. Daarom ben ik tegen het verslag-Lehne.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. (IT) Hoewel ik de geest van deze hervorming waardeer, waarmee men Europa een enkel octrooi wil geven en dus de vertaalkosten wil beperken, heb ik toch tegen gestemd. Het door de Europese Raad ingediende voorstel voor een besluit bevat een machtiging om een procedure van nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van een eenheidsoctrooibescherming en dat omdat sommige lidstaten, waaronder mijn land, zich hebben uitgesproken tegen de goedkeuring van de voorziene vertaalregeling. Het gaat namelijk om een regeling met drie talen die discriminerend zou werken, aangezien het indruist tegen het beginsel van gelijkheid van alle talen van de Europese Unie.

Bovendien zou het systeem van nauwere samenwerking mijns inziens schade toebrengen aan de interne markt, omdat er zo verdeeldheid en concurrentieverstoring op die markt gecreëerd wordt. Het zou derhalve wenselijk zijn geweest om de beslissing van het Hof van Justitie af te wachten, die de komende dagen verwacht wordt. Dat advies zal op de eerste plaats duidelijkheid kunnen scheppen over een aantal technische aspecten van een eenvormig octrooistelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) Het versnipperde stelsel van octrooibescherming vormt in mijn ogen een obstakel voor de interne markt en is met name schadelijk voor innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen. Om die reden ben ik dan ook voorstander van de totstandbrenging van een vereenvoudigd en goedkoop octrooi voor de hele Europese Unie. Het spijt mij zeer dat er als gevolg van onoverwinnelijke verschillen ten aanzien van de vertaling van octrooien geen overeenstemming is bereikt over een gemeenschappelijke oplossing. Het blinde hameren op de noodzaak tot vertaling van de octrooien in een zo groot mogelijk aantal officiële EU-talen getuigt in mijn ogen van stuitend nationaal egoïsme. Door de met vertaling gepaard gaande kosten, de enorme hoeveelheid administratieve handelingen en de voor dit alles benodigde tijd, worden de voordelen van een gemeenschappelijk octrooi immers voor een groot gedeelte teniet gedaan.

Wel ben ik buitengewoon ingenomen met het feit dat mijn eigen land, de Tsjechische Republiek, besloten heeft zich bij de vandaag door ons ondersteunde nauwere samenwerking aan te sluiten en zich op die manier nu in het goede gezelschap bevindt van het overgrote deel van de lidstaten dat zich er al eerder bij aansloot. Ook al zal het eenheidsoctrooi niet voor het gehele grondgebied van de EU gelden, toch twijfel ik er niet aan dat het een succesvol instrument zal worden voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf en de verbetering van hun concurrentiepositie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. (CS) Octrooibescherming is een van de belangrijkste instrumenten ter vergroting van het concurrentievermogen en ter verhoging van de economische groei. Octrooibescherming bevordert de activiteiten op het vlak van wetenschap en onderzoek en leidt aldus tot meer werkgelegenheid in een sector met hoge toegevoegde waarde. Ik heb voor de aanbeveling van het Parlement gestemd ten aanzien van het voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. De aanbeveling is namelijk gebaseerd op de conclusies van de Raad van 4 december 2009 waarin de toekomstige structuur van het octrooisysteem uiteen wordt gezet. Het is de bedoeling dit Europees octrooisysteem te baseren op twee pijlers, namelijk enerzijds een eenvormig systeem voor octrooigeschillen(Gerecht voor het Europees en het EU-octrooi (EEUPC)) en anderzijds de instelling van een EU-octrooi (een rechtsinstrument voor het verlenen van octrooien die in de hele EU geldig zijn).

Dankzij nauwere samenwerking op octrooigebied kan de validering van Europese octrooien in de lidstaten die aan de nauwere samenwerking deelnemen, worden vereenvoudigd en kunnen aldus de kosten van het geheel worden verlaagd en de hele octrooiaanvraagprocedure worden vereenvoudigd. Dankzij dit alles wordt de wetenschappelijk-technische vooruitgang gestimuleerd en de werking van de interne markt versterkt. Ook de Tsjechische Republiek heeft zich begin februari van dit jaar bij de nauwere samenwerking aangesloten en ik heb er het volste vertrouwen in dat mede dankzij de aansluiting van mijn land bij de eenheidsoctrooibescherming, de wetenschap alsook de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek zowel in de Tsjechische Republiek als daarbuiten op een hoger plan zullen worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) De instelling van een Europees octrooi zal innovatie en wetenschappelijke en technologische ontwikkeling in de Europese Unie stimuleren. Ik vind het essentieel om het probleem van het Europees octrooi op te lossen. Toch heb ik een voorbehoud bij de talenregeling. De beste oplossing volgens mij zou zijn om enkel het Engels te gebruiken, maar als de talenregeling wordt uitgebreid naar andere talen, moet het Portugees in aanmerking worden genomen. De concurrentie is mondiaal en van de Westerse talen is het Portugees de op twee na meest gesproken taal, na het Engels en het Spaans.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Een Europees octrooisysteem is een noodzaak. Dat de interpretaties en de besluiten uiteenlopen en verschillen van lidstaat tot lidstaat veroorzaakt rechtsonzekerheid. De verplichte vertaling van elke octrooiaanvraag in de 23 officiële talen is duur, kost tijd en tast het concurrentievermogen aan. Daarom is de overgrote meerderheid van belanghebbende partijen, waaronder beroepsorganisaties, in het algemeen voor de optie 'English-only'. In het onderhavige voorstel worden drie talen onderscheiden (Engels, Frans en Duits) en alle andere talen zijn daaraan ondergeschikt. Maar als we naar de rest van de wereld kijken, is het Portugees als taal veel belangrijker dan het Frans of het Duits. Ik heb ook een groot voorbehoud bij een eventuele nauwere samenwerking in dit geval. De bedoeling van dit instrument is dat een groep lidstaten een integratieproces start, waarbij alle andere zich geleidelijk aan kunnen aansluiten. Zo'n instrument mag geen gesloten club worden of een mechanisme om landen uit te sluiten of om de dominantie van bepaalde landen te bekrachtigen. Daarom ben ik tegen het verslag-Lehne.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd, omdat ik het eens ben met de inhoud ervan. Toch betreur ik dat het Portugees niet vervat is in het Europees octrooisysteem.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. (IT) De interne markt en het mededingingsbeleid zijn twee belangrijkere pijlers van het Europees eenwordingsproces. Beide richten zich niet alleen op een versterking van de Europese economie en van de bedrijven, maar vooral op het verwezenlijken van de fundamentele vrijheden van de Unie. Die doelstelling moet nagestreefd worden in het belang van alle burgers en bedrijven van de EU, zowel door hun gelijke kansen en inhoudelijke gelijkwaardigheid te bieden, als door het vermijden van moeilijkheden, extra kosten en overbodige toevoegingen, die zouden kunnen leiden tot differentiatie en discriminatie op het gebied van rechten of beperking van de mogelijkheden om de eigen rechten te laten gelden of te beschermen. Alle EU-burgers het recht toekennen zich in hun eigen taal uit te drukken, wanneer ze zich tot de EU-instellingen wenden, is een fundamenteel recht van gelijkheid, gelijke kansen en non-discriminatie. Formeel kan het gebruik van slecht een paar van de officiële talen alleen worden gerechtvaardigd binnen de activiteiten van de EU-instellingen, maar niet in de betrekkingen met burgers, bedrijven en instellingen van de lidstaten. Nauwere samenwerking is nuttig wanneer het de mogelijkheden van de deelnemers vergroot, zonder dat het afbreuk doet aan de mogelijkheden van de anderen. Ik heb derhalve tegen de aanbeveling gestemd, aangezien ik nauwere samenwerking op een zo heikel punt als de politieke gelijkheid tussen talen onaanvaardbaar vind. Zo ontstaat er een discriminatie op het gebied van het recht op gelijke toegangskansen tot de fundamentele vrijheden van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben zeer tevreden over het punt dat we hebben bereikt in deze kwestie, die al sinds de jaren negentig vast zat. Ter herinnering: in december 2009 had de Raad het beginsel aangenomen om een communautair octrooi in te stellen. Maar een jaar later bevestigde de Raad dat er onoverkomelijke problemen bestonden betreffende vertaalregelingen die unanimiteit vereisen. Het Belgische voorzitterschap van de EU heeft zich vervolgens weer over de kwestie gebogen, maar de blokkades bleven bestaan en daarom verzochten twaalf lidstaten om een voorstel voor een verordening houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van een eenheidsoctrooi. Aldus heeft de Raad Concurrentievermogen in maart 2011 ingestemd met nauwere samenwerking. Ik herinner eraan dat de instelling van een eenheidsoctrooi voordelen met zich meebrengt voor gebruikers van het octrooistelsel in Europa. Het zal in het bijzonder midden- en kleinbedrijven, die vaak over het hoofd worden gezien, in staat stellen hun concurrentievermogen te verbeteren, dankzij betere toegang tot octrooibescherming en een terugdringing van de kosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de oplossing van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming de beste oplossing is op dit moment. Ik hoop dat alle lidstaten hier te zijner tijd aan deel zullen nemen, tot profijt van de Europese burger. Het eenheidsoctrooi zal de beheerskosten voor kleine en middelgrote ondernemingen aanzienlijk doen dalen, zal innovatie aanmoedigen en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen stimuleren op een moment dat de EU daar steeds meer behoefte aan heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Een wetgeving voor de bescherming van octrooien, die in de hele Europese Unie van toepassing is, is essentieel om de intellectuele-eigendomsrechten te beschermen. Zo’n wetgeving zal een eenvormige bescherming op het grondgebied van de deelnemende lidstaten, lagere kosten en een vereenvoudiging van de bestuurlijke procedures met zich meebrengen. Ik wil erop wijzen dat het in Europa op dit moment bijna tien keer zo duur is om een octrooi aan te vragen als in Japan of de Verenigde Staten. Met een Europees octrooisysteem bevorderen we innovatie en wetenschappelijk onderzoek en verbeteren we tegelijkertijd de werking van de interne markt. Volgens commissaris Barnier hebben alleen Spanje en Italië geen belangstelling getoond voor nauwere samenwerking op dit gebied. Toch rijzen er juridisch gezien een aantal vragen over de toepasbaarheid van de nauwere samenwerking in dit concrete geval.

In artikel 328, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat: "Nauwere samenwerking staat open voor alle lidstaten op het moment waarop zij wordt aangegaan, mits de deelnemingsvoorwaarden worden nageleefd die eventueel zijn vastgesteld bij het besluit waarbij toestemming wordt verleend. Deelneming op een later tijdstip blijft steeds mogelijk, mits, naast de genoemde voorwaarden, de in dit kader reeds vastgestelde handelingen worden nageleefd." Ik zou eraan willen herinneren dat de talenregeling van deze nauwere samenwerking slechts in drie talen voorziet: Engels, Frans en Duits.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Fidanza (PPE), schriftelijk. (IT) Ik ben tegen de machtiging van het Parlement voor het gebruik van de procedure van nauwere samenwerking om een eenvormig octrooistelsel in te stellen, aangezien ik de talenregeling van fundamenteel belang acht voor de Italiaanse belangen, daar Italië in Europa op de vierde plaats staat voor wat betreft het aantal ingediende octrooien. Ik ben van mening dat er misbruik is gemaakt van de procedure voor nauwere samenwerking. Die procedure was opgezet om het integratieproces van de EU te versnellen, doordat een beperkt aantal lidstaten de mogelijkheid werd geboden verder te gaan met een dossier waarop men niet tot een eenparige overeenstemming kon komen.

Dit forceren kan een gevaarlijk precedent scheppen, aangezien het een lidstaat schade berokkent en de eenparigheid van stemmen omzeilt die in het Verdrag van Lissabon voorzien is voor de interne markt en voor het beginsel dat de concurrentie op die interne markt niet verstoord mag worden. Bovendien hadden we liever het oordeel van het Hof van Justitie afgewacht, dat voorzien was op 8 maart aanstaande.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben om drie fundamentele redenen tegen dit verslag gestemd.

Het is ontoelaatbaar dat het Europees Parlement ruggensteun geeft aan een voorstel voor nauwere samenwerking op het gebied van de zogenaamde eenheidsoctrooien. Het is immers alleen maar de bedoeling om de rechten van de lidstaten om hun eigen belangen te verdedigen op losse schroeven te zetten, zodat de machtigere landen daar hun voordeel mee kunnen doen.

Het is de tweede keer dat dit beginsel van nauwere samenwerking, dat is vastgesteld in het Verdrag van Lissabon, wordt gebruikt. Het begint duidelijk te worden waarom het erin is opgenomen.

Het is onaanvaardbaar dat er op zo'n manier druk wordt uitgeoefend op landen die lid zijn van de Europese Unie, maar die niet akkoord gaan met de voorwaarden die de meerderheid hun wil opdringen, meer bepaald als het om gevoelige onderwerpen gaat zoals taal. In de voorgestelde overeenkomst wordt de taal van het merendeel van de landen immers bedreigd.

Tot slot wil ik alleen opmerken dat de leden van de Portugese communistische partij in het Europees parlement de Portugese taal altijd halsstarrig hebben verdedigd, en dat zullen zij blijven doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. (PL) We hebben niet elke dag de gelegenheid om te discussiëren over zo'n belangrijk thema als het eenheidsoctrooi, waarop de aanbeveling van de heer Lehne betrekking heeft. Daarom ben ik erg blij dat ik de kans krijg om bij te dragen aan dit debat. Allereerst moet erop worden gewezen dat we ons momenteel in de beginfase van een nauwere samenwerkingsprocedure bevinden. De aanbeveling van het Europees Parlement geeft de Raad enkel de mogelijkheid om officieel toestemming te geven voor bepaalde maatregelen. Daarom is alles nog mogelijk, en het is in het bijzonder mogelijk om amendementen in te voeren in ontwerpverordeningen van de Europese Commissie. Zonder in detail te treden over de voorgestelde verordeningen betreffende het octrooi zelf of over het talensysteem, wil ik opmerken dat we bij de uitvoering van dit grote Europese project rekening moeten houden met de belangen van alle Europese ondernemers, zowel van diegene die hun uitvindingen patenteren als van diegenen die rekenen op gemakkelijke toegang tot technische informatie over deze uitvindingen. Ik denk hier onder andere aan fabrikanten van generische geneesmiddelen.

Ik ben een fervent voorstander van het eenheidsoctrooi, maar tegelijk ben ik ook parlementslid van Polen, een land dat spijtig genoeg meer "ontvanger" dan "gever" van octrooien is. Daarom zal ik mij inspannen om het debat over het octrooi zo ruim mogelijk te houden en rekening te houden met alle stemmen, in het bijzonder die van kleine en middelgrote ondernemingen die onontbeerlijk zijn voor een innoverende Europese economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (S&D), schriftelijk. (PL) Het eenheidsoctrooi moet ons helpen om innovatie te stimuleren. Waarom zijn we dan bij dit debat niet in staat om zelf innoverend te zijn? Het is een schande. We hebben het enkel over octrooirecht; laten wij ook spreken over het uitwerken van een optimale vorm voor octrooien. We hebben immers lange en korte octrooien, en die laatste zijn zeker niet altijd beter opgesteld. Vaak wordt de beschrijving doelbewust gecompliceerd om de vorm van het octrooi verwarrend en ingewikkeld te maken.

Ik denk dat we een transparante vorm voor octrooien moeten creëren, en een procedure voor hun beschrijving, die doeltreffend gebruik van internet en methoden voor elektronische opslag mogelijk maken. Deze kwestie heeft ook betrekking op taal en kan volgens een bepaald algoritme worden opgelost. Ik denk dat een Europees e-octrooi de goedkoopste oplossing zou zijn, waarbij geen vertaling naar verschillende talen vereist is. Misschien kan de Commissie innoverend beginnen te denken. Ik heb voor gestemd, hoewel ik van mening ben dat de Commissie in deze kwestie te weinig initiatief toont.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (NL) In het licht van de stimulans van de Commissie en het Parlement om de interne markt nieuw leven in te blazen, is de noodzaak voor een geharmoniseerd systeem voor het uitgeven en beheren van octrooien nog nooit zo groot geweest. Daarom heb ik voor deze wetgevingsresolutie gestemd.

Binnen het huidige gefragmenteerde octrooistelsel moet een octrooi vertaald worden in de talen van iedere lidstaat waar octrooi voor is verleend, waarmee ondernemers, beginnende ondernemers en kleine en middelgrote ondernemingen die afhankelijk zijn van innovatie, op exorbitante kosten gejaagd worden voor vertalingen. Het is dertien keer zo duur om in de EU een octrooi te verkrijgen als in de Verenigde Staten en elf keer zo duur als in Japan. In het nieuwe systeem, dat de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op dit gebied zullen aannemen, zal het eenheidsoctrooi onder een goedkopere vertaalregeling vallen, waarbij slechts de Franse, Engelse en Duitse vertaling verplicht is. Hiermee worden veel kosten gespaard. De introductie van een gecentraliseerd en betaalbaar octrooisysteem, ook al betreft het slechts enkele lidstaten, zal een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van de interne markt, vooral omdat het de Unie een duwtje in de rug geeft bij innovatie en creativiteit voor de ontwikkeling van goederen en diensten, waar dat momenteel zo hard nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Al vele jaren zijn we er getuige van dat de Europese economie wordt afgeremd door de afwezigheid van een EU-octrooi dat kan concurreren met dat van andere wereldmachten. Een jaar of vijftien geleden heeft de Europese Commissie voorgesteld een Europees eenheidsoctrooi in het leven te roepen. Eindelijk, dankzij de procedure van nauwere samenwerking, die veel lidstaten in de gelegenheid stelt op een bepaald gebied samen te werken wanneer een wetgevingsinitiatief wordt tegengehouden, kon er een stap in deze richting worden gezet. Ik heb daarom geestdriftig voor dit verslag gestemd. Het maakt het mogelijk deze procedure van nauwere samenwerking in gang te zetten en een communautair octrooistelsel tot stand te brengen. Dit een belangrijke stap vooruit voor Europese ondernemingen, voor alle midden- en kleinbedrijven, die al lang wachten op dit instrument, een instrument dat onontbeerlijk is voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling, en het Europese concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor deze aanbeveling houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. In december 2010 wilden twaalf lidstaten, waaronder Frankrijk, een procedure van nauwere samenwerking aangaan nadat de 27 vanwege taalkundige meningsverschillen geen overeenstemming hadden bereikt over de instelling van een communautair octrooistelsel. Alle lidstaten besloten uiteindelijk mee te doen, behalve Italië en Spanje. Ik wil graag dat deze twee landen zich elk moment bij dit initiatief kunnen aansluiten. Het is momenteel elf keer zo duur om een octrooi aan te vragen in de Europese Unie als in de Verenigde Staten. Op het gebied van innovatie kunnen onze onderzoekers en bedrijven dan eindelijk daadwerkelijk met de Verenigde Staten en Azië concurreren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Na meer dan tien jaar lopen de werkzaamheden aan een eenheidsoctrooi eindelijk ten einde. Ondanks het feit dat we slechts een gedeeltelijk succes hebben bereikt, omdat het eenheidsoctrooi niet voor de hele Europese Unie geldt, kunnen we zonder twijfel stellen dat dit een belangrijke stap voorwaarts is. De vereenvoudiging van registratieprocedures en een aanzienlijke verlaging van de kosten, zelfs al geldt dit maar voor twaalf lidstaten, zullen de ontwikkeling van de interne markt bevorderen en de wetenschappelijke en technische vooruitgang in de hele Unie stimuleren. Hoewel de harmonisering van de wetgeving slechts beperkt zal zijn, zal ze in feite een invloed op alle Europese ondernemers hebben, want investeerders die in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd, zullen ook gebruik kunnen maken van de eenheidsoctrooibescherming. Ze zullen zelf kunnen beslissen of ze kiezen voor bescherming in het kader van de wetgeving van één land of van verschillende landen, en of ze van het eenheidsoctrooi gebruik willen maken.

Ik ben van mening dat we onze activiteiten in verband met de uitbreiding van het toepassingsgebied van de eenheidsoctrooibescherming moeten voortzetten, zodat die uiteindelijk in de hele Europese Unie zal gelden. Dit zal niet alleen voordelig zijn voor individuele ondernemers, maar ook voor de hele Europese markt, die er meer concurrerend door wordt ten opzichte van andere grote economieën zoals de Verenigde Staten, China of Japan.

 
  
MPphoto
 
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. (LV) Ik heb mijn steun gegeven aan deze ontwerpresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming, omdat ik van mening ben dat een gemeenschappelijk octrooisysteem administratieve belemmeringen voor Europese bedrijven zal wegnemen. De Europese Unie kan zich geen versnipperd octrooisysteem veroorloven. Vandaag hebben we een reuzenstap gezet op weg naar een gemeenschappelijk octrooisysteem. De status quo, waarbij een onderneming een octrooi in elke afzonderlijke lidstaat moet laten registreren, is een belangrijk obstakel voor de ontwikkeling van bedrijven. De trage en ingewikkelde procedure voor het laten registreren van een octrooi in de Europese Unie heeft veel van onze bedrijven verhinderd om zich dynamisch te ontwikkelen. Een duidelijke en efficiënte procedure, waarbij iedereen een octrooi kan laten registreren dat vervolgens in de hele Unie geldig is, zal ervoor zorgen dat nieuwe producten sneller op de markt kunnen worden gebracht, waardoor ondernemingen zich sneller kunnen ontwikkelen. De landen die aan dit octrooisysteem deelnemen en de bedrijven in deze landen, die nieuwe producten sneller aan de Europese consumenten zullen kunnen aanbieden, zullen de winnaars zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) De interne markt is op dit moment zeer gefragmenteerd vanwege de hoge kosten voor octrooibescherming in de Unie. Europese uitvinders kunnen niet profiteren van alle voordelen van de gemeenschappelijke markt. De moeilijkheden ontstaan bij het verkrijgen van een optimaal beschermingsniveau op het hele grondgebied van de Unie. Deze situatie heeft negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van de Unie, omdat innovatieve activiteiten menselijk kapitaal genereren dat meestal een hogere mobiliteit heeft dan op andere gebieden.

De huidige, minder voordelige, omstandigheden voor innovatie zorgen ervoor dat de Unie minder aantrekkelijk is voor wat betreft creatie en innovatie, zowel voor Europese uitvinders als voor uitvinders uit derde landen. Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat nauwere samenwerking van een groep landen op het gebied van eenheidsoctrooibescherming de belangen van de Unie zal beschermen, door het verbeteren van het concurrentievermogen en de aantrekkingskracht voor de rest van de wereld. Bovendien zou een eenheidsoctrooibescherming voor een groep lidstaten het niveau van bescherming van octrooien verhogen en kosten en complexiteit met betrekking tot deze landen verminderen. Dat zou een stimulans betekenen voor wetenschappelijke en technologische vooruitgang en voor het functioneren van de interne markt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben van mening dat de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting in levensmiddelen verhoogd moeten worden en, daarbij, dat het toezicht en de naleving verbeterd dienen te worden. Afhankelijk van de uitkomst van de laatste lezing kan deze verordening hieraan bijdragen. Deze verordening heeft daarnaast, en dat is zeer welkom, ook betrekking op levensmiddelen of diervoeders die zijn geïmporteerd uit derde landen voor transitvervoer of bestemd zijn voor de uitvoer.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Dat intellectuele-eigendomsrechten en dan met name industriële-eigendomsrechten buitengewone aandacht en zorg verdienen, staat buiten kijf. Helaas echter ontbreekt die vaak van de kant van de organen en instellingen van de EU. Een allesomvattende systematische aanpak wordt veelal verhinderd door kleinigheden en zelfs door belangen van lobbygroepen. Het hele vraagstuk van het EU-octrooi voorheen gemeenschapsoctrooi is daar een sprekend voorbeeld van. Nu doet de kans zich voor om dan tenminste voor een deel vooruitgang te boeken en wel middels nauwere samenwerking tussen een aantal lidstaten op het vlak van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. De Tsjechische Republiek heeft haar interesse geuit voor deelname aan deze nauwere samenwerking en wil zich ook aansluiten bij de behandeling van verdere concrete voorstellen voor een verordening inzake het eenheidsoctrooi en de talenregeling. Als het land niet aan de nauwere samenwerking zou deelnemen, zou dat betekenen dat het geen enkele invloed kan uitoefenen op de toekomstige vormgeving van het Europese octrooistelsel. Bovendien heeft deelname de nodige economische voordelen, te weten voordelen voor innovatieve ondernemingen, zeker gezien de omvang van de gezamenlijke markt van alle deelnemende lidstaten bij elkaar. Ik wil er verder op wijzen dat de Tsjechische Republiek zich het recht voorbehoudt om op enig moment uit het nauwere samenwerkingsverband te stappen indien deze samenwerking zich in een richting beweegt die strijdig is met de standpunten van de Tsjechische Republiek ten aanzien van de talenregeling en de octrooirechtspraak.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik onthoud mij van stemming over dit verslag. Niet dat ik tegen het soevereine recht van lidstaten ben om onderlinge overeenkomsten inzake nauwere samenwerking aan te gaan, bijvoorbeeld op het gebied van octrooien, maar er is ons geen enkele waarborg gegeven met betrekking tot de ecologische- en gezondheidsnormen die ten grondslag zullen liggen aan de geldigverklaring van dergelijke octrooien, in het bijzonder wat genetisch gemodificeerde organismen betreft. Zolang de nodige eisen inzake de bescherming van de volksgezondheid niet zijn opgenomen, zal ik dit soort overeenkomsten niet steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De goedkeuring van dit verslag, dat tot doel heeft nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de aanvraag en bescherming van octrooien, houdt het risico in dat een talenregeling wordt opgelegd die beperkt is tot slechts drie talen Engels, Duits en Frans. Octrooien moeten dus niet meer vertaald worden in de nationale taal van elk van de lidstaten. Het voornemen om een EU-octrooi in te stellen is weliswaar positief, omdat het zal bijdragen tot het dynamiseren en bevorderen van innovatie in Europa. Toch pleit ik er voor om daarbij de grondbeginselen van het Europese burgerschap niet met voeten te treden, de cohesie in de Europese Unie niet te verstoren, de interne markt niet te laten versnipperen en geen nieuwe factoren te creëren die tot discriminatie, ongelijkheid en onevenwicht leiden.

De Portugese taal – de op twee na belangrijkste Europese wereldtaal – wordt door het aangaan van deze nauwere samenwerking op onverklaarbare wijze gediscrimineerd. Dat is mijn stemverklaring.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Het geschil over het gebruik van talen bij EU-octrooien duurt al meer dan dertig jaar. Dat betekent dat Europese bedrijven dertig jaar lang hoge vertaalkosten moesten opbrengen en eventueel concurrentienadelen op de wereldmarkt moesten aanvaarden. Immateriële activa zoals merken en octrooien zijn moeilijk in cijfers uit te drukken, maar worden wel als onderpand voor kredieten beschouwd en bij ratings meegeteld.

Tegen die achtergrond zal het met de procedure voor nauwere samenwerking ontwikkelde nieuwe octrooirecht dat in elk geval in delen van de EU van kracht zal zijn en waarbij alleen nog naar het Duits, Engels en Frans moet worden vertaald, zeker een bureaucratische verlichting zijn. Door de nieuwe regeling wordt ook de positie van de Duitse taal versterkt, die volgens een in 2006 gehouden enquête nog altijd de meest gesproken moedertaal in de EU is. In principe is het een goed idee, maar de regels voor de talen zijn toch niet helemaal duidelijk. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Door een eenheidsoctrooibescherming in te stellen in de Gemeenschap – nu de Europese Unie – en een doeltreffende octrooibescherming in de hele Europese Unie te garanderen, komt een verbetering van het Europese concurrentievermogen een stap dichterbij. Op het ogenblik zijn uitvinders in de Europese Unie in het nadeel vergeleken met hun collega’s in andere landen: als je een uitvinding op Europese schaal wilt beschermen, is dat een langdurige en kostbare aangelegenheid . Helaas zijn we als gevolg van procedurele uitdagingen niet in staat geweest om een uniform systeem voor de hele Europese Unie in te stellen. Toch wil ik de lidstaten gelukwensen die nu besloten hebben een begin te maken met de samenwerkingsprocedure op het gebied van de octrooibescherming, en tot mijn grote genoegen is Litouwen één van hen. Ik zal dan ook voor deze samenwerking stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Tiziano Motti (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb tegen de invoering van een drietalige regeling in de octrooiwetgeving gestemd. Als de octrooien alleen in het Engels, Frans en Duits vertaald worden, zou dat ernstige schade met zich meebrengen voor de Italiaanse bedrijven, die erg veel kosten zouden moeten maken om een technische vertaling te laten maken van de tekst van de octrooien die ze indienen. Mijn fractie had me aanbevolen voor te stemmen, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen wetgeving goed te keuren waarmee de belangen van mijn land en zijn burgers geschaad worden, met name de belangen van alle Italiaanse kleine en middelgrote ondernemingen en van onze consumenten. Het is duidelijk dat een verhoging van de kosten voor de bedrijven zich vervolgens zou vertalen in hogere kostprijzen van de producten, ten koste van de consumenten. Nauwere samenwerking zou een uitzonderlijk mechanisme moeten blijven en zou niet gebruikt mogen worden om lidstaten uit te sluiten die bereid zijn te onderhandelen, zoals Italië en Spanje. Ik steun het Italiaanse voorstel om voor de octrooien de taal van het land van de uitvinder te hanteren met een vertaling in het Engels. Zo vrijwaren wij onze taalkundige onafhankelijkheid en behartigen we de belangen van ons land. Nauwere samenwerking tussen tien of twaalf landen op dit gebied dreigt zich namelijk te vertalen in een verstoring van de eerlijke mededingingsvoorwaarden ten voordele van de deelnemende landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over een voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van een eenheidsoctrooibescherming. Gezien de huidige situatie, waarin het bijzonder moeilijk en duur is om een Europees octrooi te verkrijgen, ga ik akkoord met het voorstel om de samenwerkingsprocedure toe te passen en alle geïnteresseerde EU-lidstaten in de gelegenheid te stellen een eenheidsoctrooisysteem op te zetten.

We moeten al het mogelijke in het werk stellen om een oplossing te vinden voor de kwestie van de taalregeling, die de kosten van een Europees octrooi voor bedrijven die in de Europese Unie opereren, zou beperken. Verder zou een goed werkende octrooibescherming leiden tot vereenvoudiging van de procedures voor geschillenbeslechting en tot vermindering van de bestuurlijke last.

Het doet mij genoegen dat vele EU-lidstaten het initiatief tot instelling van een eenheidsoctrooi ondersteunen, en ik hoop dat de andere landen spoedig zullen volgen om dit doel tot instelling van een eenheidsoctrooi te bereiken met het oog op verbetering van de voorwaarden voor economische liberalisering in de Europese Unie. Alleen door nauwere samenwerking kan een goede werking van de Europese markt worden bevorderd, omdat daardoor belemmeringen voor het vrije goederenverkeer worden opgeheven.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb ingestemd met de aanbeveling over het voorstel houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. De toekomst van Europa, maar ook de hoop op herstructurering van de nationale economieën en de productiestructuur van de landen die, zoals Griekenland, momenteel getroffen worden door de crisis, hangen af van innovatie. Wettelijke bescherming van octrooien die gericht zijn op het concipiëren en realiseren van innovatieve ideeën en producten is bijgevolg economisch noodzakelijk en maatschappelijke rechtvaardig.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben voor een Europees octrooisysteem. Maar ik heb er nog eens over nagedacht en om taalkundige redenen heb ik mij bij de stemming over dit verslag onthouden. Ik had voor een systeem kunnen stemmen waarin alleen het Engels, dat vandaag een lingua franca is, zou worden gebruikt. Ik heb mij onthouden om drie fundamentele redenen: ten eerste, omdat een octrooisysteem waarin elke aanvraag in de 23 officiële talen moet worden vertaald, duur en traag zou zijn en de concurrentiepositie zwaar zou aantasten; ten tweede, omdat in de praktijk het Engels vandaag eigenlijk gemeenzaam als lingua franca wordt gebruikt; en ten derde, omdat 90 procent van de octrooiaanvragen toch al in het Engels wordt ingediend. Ik kan er echter niet mee akkoord gaan dat het Frans en het Duits ook mogen worden gebruikt en talen die meer gesproken worden, zoals het Portugees of het Spaans, niet (alsof de talen in de Europese Unie een verschillende status hebben, dat is een idee dat ik verwerp). Daarom heb ik mij onthouden, al denk ik dat we dringend voortgang moeten maken met een Europees octrooisysteem. Maar de beste oplossing zou een systeem zijn met één taal: het Engels.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb mij bij deze stemming onthouden. Ik vind het weliswaar essentieel dat we het octrooisysteem in Europa verbeteren, in het bijzonder door de instelling van een eenheidsoctrooi en een Gerecht voor het Europees en het EU-octrooi, zodat de kleine en middelgrote ondernemingen de moeilijkheden kunnen overwinnen die veroorzaakt worden door de versnippering van het huidige systeem dat erg duur en overdreven ingewikkeld is. Ik heb ook begrip voor de voorbehouden die een aantal landen heeft aangetekend bij de vertaalregelingen van het EU-octrooi. Daarom ben ik er niet tegen dat een aantal landen op dit gebied een nauwere samenwerking aangaat, maar ik denk niet dat dit de meest wenselijke en definitieve oplossing voor het probleem is.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Dat er in Europa geen eenheidsoctrooibescherming is, houdt een duidelijk concurrentienadeel in voor de Europese ondernemingen ten aanzien van hun Amerikaanse en Japanse collega’s. Een octrooiaanvraag is in Europa immers bijna tien keer zo duur als in de Verenigde Staten en Japan. Dit is in wezen te wijten aan het feit dat een octrooi vertaald moet worden in de taal van de verschillende landen van de Europese Unie. In dat verband vind ik het essentieel dat we, om de concurrentiepositie van de Portugese en Europese industrie te versterken, snel voortgang maken met de instelling van een systeem van eenheidsoctrooibescherming dat minder duur en ingewikkeld is en dat een stimulans kan zijn voor innovatie en wetenschappelijke en technologische ontwikkeling in Portugal en in de Europese Unie. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd. Toch kan ik niet anders dan de keuze met betrekking tot de talenregeling betreuren. Er zijn zwaarwichtige argumenten aangevoerd tegen de huidige oplossing met drie talen: Engels, Frans en Duits. Ik ben dan ook van mening dat de optie English-only in alle opzichten beter was geweest.

 
  
MPphoto
 
 

  Evelyn Regner (S&D), schriftelijk.(DE) Vandaag heb ik mijn steun verleend aan de invoering van nauwere samenwerking met betrekking tot eenheidsoctrooibescherming, omdat ik van mening ben dat de blokkade in de Raad op grond van de talenregelingen niet gerechtvaardigd is. Natuurlijk is er volgens mij veel behoefte aan discussie en dat ik mijn steun verleen betekent niet dat ik het inhoudelijk helemaal eens ben met de eerste voorstellen van de Commissie. We zullen dit onderwerp in de Commissie juridische zaken met voorrang behandelen en zeker nog amendementen met veel verbeteringen indienen. Ik wil duidelijk maken dat het idee dat het Parlement door de huidige instemming zijn rechten verliest, onjuist is. De wettelijke procedure begint nu pas. De stemming van vandaag betrof uitsluitend de toestemming van het Parlement voor de invoering van de procedure voor nauwere samenwerking door een groep lidstaten, die pas door het Verdrag van Lissabon mogelijk is geworden. In het vervolg van de procedure wordt a) met betrekking tot de regelingen voor de talen het Parlement geraadpleegd (de beslissing ligt in dit geval bij de Raad), b) het Parlement in het kader van de gewone wetgevingsprocedure bij de inhoudelijke vormgeving van de octrooiverordening betrokken, c) geprobeerd bij de octrooi-jurisdictie de toestemming van het Parlement te verkrijgen. Er verandert niets aan deze mogelijkheden van het Parlement om aan het proces deel te nemen. Zelfs de EU-afgevaardigden uit lidstaten die niet deelnemen aan de nauwere samenwerking, verliezen als Europese en niet-nationale vertegenwoordigers in de verdere procedure hun stemrecht niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Belgische voorzitterschap van de Unie is in alle opzichten een succes geweest. Een van de vele zaken die tot stand zijn gebracht is de overeenkomst over het EU-octrooi, een verordening die van cruciaal belang is om de innovatie en het concurrentievermogen in Europa een forse impuls te geven. Om deze harmonisatie van de rechtsbescherming hadden de Europese liberalen al bijna vijftien jaar lang gevraagd. Ze zal een eind maken aan de op 400 000 euro per jaar geschatte verspilling die in de hand wordt gewerkt door het naast elkaar bestaan van nationale en Europese octrooien. En het is des te beter als het, om het dossier open te breken, nodig was dat twaalf lidstaten (Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Polen, het Verenigd Koninkrijk, Slovenië en Zweden) de procedure van nauwere samenwerking aanwenden. Dat is een juiste toepassing van het Verdrag van Lissabon, die een ‘Europese voorhoede’ van ten minste negen lidstaten toestemming geeft samen te werken wanneer een wetgevingsinitiatief wordt tegengehouden.

Om al deze redenen is de aanneming, vanmiddag in het Europees Parlement, van het verslag-Lehne van essentieel belang. Het is een positief signaal: voor de Europese ondernemingen die zich moeten ontwikkelen binnen een stabiel juridisch kader, om zich met de internationale concurrentie te kunnen meten; én voor de uitvinders, wier creatieve arbeid beter door de Europese Unie dient te worden beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Onze fractie kan niet eensgezind haar goedkeuring verlenen en een procedure starten, want, in de woorden van de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie: "Zoals het er nu voor staat, is de voorgenomen overeenkomst tot invoering van een gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting niet verenigbaar met de verdragen." Onze fractie heeft gevraagd om een uitstel van de stemming, omdat de uitspraak van het Hof met betrekking tot bovenstaand advies van de advocaat-generaal al op 8 maart komt. Het Parlement zou op de hoogte moeten zijn van de juridische consequenties van deze nauwere samenwerking voordat het zich waagt aan een dergelijk uitzonderlijk project.

De andere politieke fracties steunden ons verzoek om uitstel niet. De goedkeuring gaat niet over specifieke maatregelen die nauwere samenwerking bewerkstelligen. Dergelijke voorstellen zullen in een later stadium worden ingediend, mocht de nauwere samenwerking worden goedgekeurd (dat wil zeggen verordeningen van de Raad op het gebied van instelling van eenheidsoctrooibescherming en de vertaalregelingen voor het eenheidsoctrooi).

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb tegen deze resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat het na een lang wetgevingsproces dat in 2000 is opgestart, nu onaanvaardbaar is dat er geen breed gedragen oplossing wordt voorgesteld voor de talenregeling bij de Europese octrooien. Italië en Spanje vechten al jaren voor de erkenning van het Engels als de enige officiële taal op technisch-wetenschappelijk gebied. Die oplossing met één taal zou de kosten drukken, wat met name voor de kleine en middelgrote ondernemingen een stimulans is om het Europees octrooi te gebruiken. Door hun omvang kunnen ze vaak geen hoge vertaalkosten opbrengen.

Om de eenparigheid van stemmen te omzeilen die voor zo’n gevoelige kwestie vereist is, heeft men een beroep gedaan op de nauwere samenwerking, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon. Dat instrument maakt het mogelijk om beslissingen te nemen met slechts een derde van de lidstaten. De Italiaanse en Spaanse regering herinneren al maanden aan het uitzonderlijke karakter van deze procedure die, indien ze zou worden goedgekeurd door het Europees Parlement en door de Raad met gekwalificeerde meerderheid, het Europees octrooi niet alleen toepasbaar zou maken in de landen die zich bij de nauwere samenwerking hebben aangesloten, maar ook voor bedrijven in de andere lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) Zowel Italië als Europa is de dupe bij de keuze voor nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. Hiervoor nauwere samenwerking inzetten is een grove fout, omdat daardoor de pogingen om een EU-octrooi in te stellen dat in alle EU-landen geldig is, tevergeefs zijn geweest.

We betwisten ook de keuze om de stemming in het Parlement door te drukken zonder rekening te houden met de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van het gemeenschappelijke octrooigerecht met het Verdrag. Italië heeft zich, net als Spanje, terecht verzet tegen het feit dat er maar drie talen (Engels, Frans en Duits) erkend worden voor het indienen van Europese octrooien in plaats van dat men het in het Verdrag vastgelegde beginsel eerbiedigt dat alle talen gelijkwaardig zijn. Het is duidelijk dat het niet alleen om discriminatie gaat, maar ook echt economische schade toebrengt aan bedrijven in landen met andere talen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. (CS) Ik geloof echt dat door nauwere samenwerking op het vlak van octrooibescherming de versnippering op dit vlak teniet wordt gedaan, de randvoorwaarden voor innovatieve ondernemingen in de hele EU beter worden, het concurrentievermogen van de Europese Unie op wereldschaal wordt vergroot en dat de werking van de interne markt van de EU wordt verbeterd. En dan niet te vergeten nog het feit dat de hele octrooibescherming er goedkoper op wordt. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Csanád Szegedi (NI) , schriftelijk. (HU) Ik heb voor de aanbeveling gestemd, want ik vind het schandalig dat het niet is gelukt één standpunt in te nemen over dit onderwerp. We moeten inzien dat Europa achterop is geraakt in de mondiale concurrentie op het gebied van innovatie. Zonder een uitgebreide octrooibescherming is er geen innovatie, maar de kosten van dergelijke octrooiaanvragen kunnen niet worden gedragen door universiteiten, kleinere onderzoeksinstituten en uitvinders. Als ze alleen in eigen land een octrooi kunnen krijgen, geven ze in feite hun uitvinding gratis weg aan de wereldmarkt. Het EU-octrooi is van levensbelang. Het is uitermate belangrijk dat er met één aanmelding een Europees octrooi kan worden verworven. Het is van cruciaal belang dat dit in alle landen van Europa, dus ook in mijn land, Hongarije, wordt verwezenlijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Het is nu meer dan twintig jaar geleden dat de Europese Commissie voorstelde om zo snel mogelijk een Europees eenheidsoctrooi in het leven te roepen, waarbij de dringende noodzaak van een dergelijk octrooi werd onderstreept. Momenteel moeten octrooien in Europa van land tot land geldig worden verklaard en telkens moeten ze dan in de nationale taal in kwestie worden vertaald.

Om een octrooi geldig te krijgen in slechts de helft van de EU-landen, moet er tot 20 000 euro worden betaald, waarvan 14 000 euro voor vertalingen. In de Verenigde Staten is 1 850 euro genoeg. De afwezigheid van een Europees octrooi ondermijnt ons concurrentievermogen, Europese innovatie en onderzoek en ontwikkeling. Daarom is nauwere samenwerking een volstrekt gerechtvaardigd middel in deze zaak, die van fundamenteel belang is voor de toekomst van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De instelling van een Europees eenheidsoctrooi in de Europese Unie zal voordelen opleveren voor alle betrokken gebruikers en vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen, in die zin dat door een vermindering van de kosten hun concurrentiepositie zal verbeteren. De discussie hierover is al twee decennia aan de gang. Voor de vaststelling van de talenregelingen die van toepassing zijn op intellectuele-eigendomsrechten in de Europese Unie is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist. In dat opzicht, en aangezien de instelling van eenheidsoctrooibescherming niet op de lijst staat van domeinen waarop uitsluitend de Europese Unie bevoegd is, heeft deze aanbeveling betrekking op de mogelijkheid dat landen op dit gebied een nauwere samenwerking aangaan. In deze fase van het proces hoeft het Europees Parlement enkel in te stemmen met de besluitvormingsmethode, en daar heb ik voor gestemd. Maar binnenkort zal dit Parlement zich tevens moeten uitspreken over de controversiële talenregeling en over de twee op te stellen verordeningen met betrekking tot de regels van het Europees octrooisysteem.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb gestemd voor het besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. Ik ben namelijk van mening dat maatregelen voor een eenheidsoctrooi noodzakelijk zijn.

Volgens een rapport van Thomson Reuters uit 2011, Patented in China, zal China Japan en de VS passeren in aantal octrooien. China wil door middel van het in 2006 gelanceerde programma een innovatiegericht land worden en is erin geslaagd het aantal octrooien te doen stijgen met 14,1 procent ten opzichte van de VS, met 33,55 procent ten opzichte van de EU en met 15,9 procent ten opzichte van Japan.

Het huidige octrooistelsel in de EU is gefragmenteerd en exorbitant voor wat betreft de vertaaleisen. De kosten van een EU-octrooi dat in dertien landen wordt gevalideerd lopen op tot 20 000 euro, waarvan ongeveer 14 000 euro alleen al bestaat uit vertaalkosten. Een Europees octrooi kost zo meer dan tien keer zoveel als een Amerikaans octrooi. Ik ben van mening dat de machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming kan bijdragen aan de ontwikkeling van een aantrekkelijk eenheidsoctrooi voor gebruikers van het octrooistelsel in Europa, bescherming van de intellectuele eigendom kan bieden op het gehele EU-grondgebied en kosten en complicaties kan voorkomen, zodat onderzoek en ontwikkeling en innovatieve kleine en middelgrote bedrijven worden gestimuleerd.

 
  
  

Verslag-Belet (A7-0001/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Aangezien de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in zijn advies tot de slotsom is gekomen dat het voorstel ter overweging geen andere ingrijpende wijzigingen bevat dan als zodanig zijn aangeduid en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetgeving met de genoemde inhoudelijke wijzigingen het voorstel een loutere codificatie bevat van de bestaande teksten, zonder enige inhoudelijke wijziging, keur ik dit verslag goed. Ik vind ook dat we in geval van radioactieve besmetting een hoog beschermingsniveau van de gezondheid van de Europese burgers moeten waarborgen en dat omwille van de democratische legitimiteit van deze verordening de rechtsgrondslag in overeenstemming moet worden gebracht met het nieuwe Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze belangrijke resolutie over de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar. We herinneren ons allemaal de ramp van Tsjernobyl van 26 april 1986, toen aanzienlijke hoeveelheden radioactief materiaal in de atmosfeer terecht zijn gekomen, zodat in verscheidene Europese landen levensmiddelen zoals graan, groenten, bessen en paddenstoelen, en diervoeders besmet zijn geraakt, en er een groot gevaar bestond voor de menselijke gezondheid. De bodem werd ook besmet door radioactieve fall-out, wat leidde tot een toename van de radioactiviteit van de land- en bosbouwproducten die in de besmette gebieden waren geoogst. Een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid is een van de doelstellingen van de Europese Unie.

Daarom is het dringend noodzakelijk dat we een systeem instellen waardoor de Europese Unie bij een nucleair ongeval of bij stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg heeft of kan hebben, in staat is om ter verzekering van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de bevolking maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting vast te stellen. Alle burgers van de Europese Unie moeten in geval van een nucleair ongeval of bij straling een optimale bescherming hebben, en de Europese Commissie moet in staat zijn snel te reageren. De tevoren vastgelegde maximaal toelaatbare niveaus van besmetting moeten worden toegepast op levensmiddelen en diervoeders.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Dit verslag stelt maximaal toelaatbare niveaus vast van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoerders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar. Ik ben het ermee eens dat het Europees Parlement een beslissende rol moet spelen in situaties die de volksgezondheid direct beïnvloeden. Daarnaast ben ik van mening dat de Europese Commissie in geval van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar een toezichthoudende rol moet hebben, waarin zij de noodtoestand afkondigt en een lijst met basislevensmiddelen en diervoeder opstelt. De lidstaten moeten een systeem van officiële controles handhaven voor deze producten en het publiek informeren over de risico’s. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het de voedselveiligheid van de Europese burger waarborgt bij nucleaire ongevallen of ander stralingsgevaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid is een van de doelstellingen die de Europese Unie bij de bepaling van haar beleid moet nastreven. De EU-verordeningen waarin de niveaus van radioactieve besmetting bij stralingsgevaar zijn vastgelegd, zijn sinds 1990 ongewijzigd gebleven, en deze bepalingen moeten dan ook worden herzien en aangepast. We moeten een breed systeem instellen waardoor de Europese Unie bij een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg kan hebben, in staat is om ter verzekering van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de bevolking maximaal toelaatbare niveaus voor de radioactieve besmetting vast te stellen. Ik stem ermee in dat de toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting regelmatig moeten worden herzien om rekening te houden met de jongste wetenschappelijke vooruitgang en gegevens die internationaal beschikbaar zijn, en om verschillen in de internationale regelgeving te vermijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit verslag waarin wordt voorgesteld de procedure te bepalen voor het vaststellen van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders die op de markt kunnen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders tot gevolg heeft of zal hebben. Tegelijkertijd worden in de bijlagen I en III de maximaal toelaatbare niveaus van besmetting van levensmiddelen en diervoeders vastgesteld. Ofschoon dit voorstel wordt behandeld via het mechanisme van herschikking, denk ik dat we er wezenlijke wijzigingen in moeten aanbrengen die verder reiken dan alleen het gegeven grijze gedeelte, teneinde de rechtszekerheid en de samenhang van de tekst te waarborgen. Het is noodzakelijk de procedure in geval van stralingsgevaar te stroomlijnen, door de Commissie een duidelijke, toezichthoudende rol te geven en duidelijker aan te geven welk regime voor haar handelingen geldt (vaststelling, herziening). Verder moeten we ernaar streven de belangen van de burgers te dienen met een betere beheersing van de situatie na een ongeluk. We moeten zorgen voor rechtszekerheid in het gehele ontwerp door achterhaalde procedures – in de Euratom-context analoog aan de

'comitologie'-procedures – die met dit ontwerp moeten worden gecodificeerd, aan te passen aan het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Gezien het feit dat de drie verordeningen over radioactiviteit die door dit verslag worden gewijzigd, zijn ingevoerd in de nasleep van Tsjernobyl, ongeveer twintig jaar geleden, ben ik van mening dat het verslag-Belet, zoals dat is aangenomen, een eerste poging tot een betere benadering maar ook actualisering van het probleem van de radioactieve besmetting van levensmiddelen en de bodem vormt. Hoewel ik de veranderde rechtsgrondslag en de versterking van de rol van het Europees Parlement positief acht, omdat daardoor een transparantere wetgeving en bredere bescherming van de burgers ontstaan, geloof ik dat het verslag niet toereikend is en tamelijk ver verwijderd staat van een werkelijke aanpak van het probleem. Het wijzigt dingen waarover al overeenstemming bestaat, en het regelt alleen de gevolgen en niet de oorzaak van het probleem. Bovendien laat het uitzonderlijk hoge maximumwaarden van radioactieve besmetting toe, met als gevolg dat de nagestreefde bescherming van de volksgezondheid tamelijk ver uit het zicht is geraakt. Om deze redenen heb ik mij bij de uiteindelijke stemming van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. (RO) Ik ben van mening dat de lidstaten van de EU verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de in deze verordening vastgestelde niveaus in het kader van de bescherming tegen radioactieve besmetting, met name door bewaking van de veiligheidsnormen voor levensmiddelen en diervoeders, maar ook door het bewaken van milieuparameters. Ik steun het idee van een systeem waarmee de EU maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting vaststelt ter verzekering van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de bevolking bij een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over radioactieve besmetting van levensmiddelen, dat tot doel heeft de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar vast te stellen. Het voornaamste doel van deze verordening is de bescherming van de volksgezondheid. Daarom moet de rechtsgrondslag artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Dit voorstel beoogt een hoog beschermingsniveau van de gezondheid van de Europese burgers te waarborgen in geval van radioactieve besmetting en tevens democratische legitimiteit te verlenen aan de goedkeuring van deze verordening. Het klopt dat de rechtsgrondslag van de verordening in overeenstemming moet worden gebracht met het nieuwe Verdrag van Lissabon, zodat het Europees Parlement een rol kan spelen in de besluitvorming over een verordening die gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid. Dit voorstel behelst hoofdzakelijk een codificatie van de ongewijzigde bepalingen van drie verordeningen die tussen 1987 en 1990 zijn goedgekeurd tot vaststelling van de toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting bij stralingsgevaar.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Iedereen heeft recht op een gezonde voeding. Dat is een onwrikbaar recht, het is de voorwaarde sine qua non om de levenskwaliteit te bereiken waarnaar we allemaal streven en die vervat is in het Verdrag van Lissabon.

Na de ramp in Tsjernobyl (1986) was er meer aandacht voor het probleem van de radioactieve besmetting van het milieu. Zo zijn tussen 1987 en 1990 drie verordeningen goedgekeurd tot vaststelling van de maximaal toelaatbare niveaus van besmetting na een nucleair ongeval of bij stralingsgevaar, aangezien de gevolgen zich pas vele jaren later openbaren en vaak indirect zijn (besmetting van bossen).

Hoewel dit voorstel in wezen een codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de bovengenoemde verordeningen behelst, heb ik voor dit verslag gestemd over het voorstel voor een verordening van de Raad (Euratom). Het gaat er immers om een hoog beschermingsniveau van de gezondheid van de Europese burgers te blijven waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit voorstel behelst hoofdzakelijk een codificatie van de ongewijzigde bepalingen van drie verordeningen uit de periode 1987-1990 tot vaststelling van de toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting bij stralingsgevaar. De invoeging van een nieuwe overweging, waarin de motivering wordt geboden op een bestaand artikel, waarin de Raad zich een uitvoerende bevoegdheid had voorbehouden, houdt evenwel een inhoudelijke wijziging in die het gebruik van de herschikkingsmethode rechtvaardigt.

Inhoudelijk voorziet de verordening in een tweetrapsinterventiemechanisme voor het geval van stralingsgevaar of een nucleair ongeval, zoals voorgesteld door de Commissie:

– een onmiddellijk door de Commissie vast te stellen ad hoc-verordening, waarbij in een specifiek geval, binnen een specifiek gebied en gedurende een beperkte periode de in Bijlagen I en III van het ontwerp genoemde maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van toepassing worden verklaard;

– vervolgens, binnen een maand na vaststelling van die ad hoc-verordening, een voorstel van de Commissie aan de Raad tot wijzing of bekrachtiging ervan.

Uit het debat in de bevoegde commissie en uit de alternatieven die zijn voorgesteld, blijkt dat er een machtsstrijd aan de gang is tussen de Commissie en de Raad. Maar waar het in de eerste plaats om zou moeten gaan, is dat we de belangen van de burgers dienen door een betere beheersing van de situatie na een ongeval, met eerbied voor de bevoegdheden van de getroffen lidstaten. Daarom hebben wij ons bij de eindstemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Vicky Ford (ECR), schriftelijk. (EN) De leden van de ECR-Fractie steunden dit verslag, omdat we in de veronderstelling waren dat de rechtsgrondslag van deze wetgeving gewijzigd zou moeten worden van artikel 31 van het Euratom-Verdrag (EGA) naar artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In de oorspronkelijke verordening werd artikel 31 EGA (dat zich richt op de groep personen die een radioactieve besmetting kunnen oplopen) beschouwd als de meest passende rechtsgrondslag, omdat artikel 168 VWEU (dat de regels omtrent volksgezondheid vastlegt) nog niet bestond. Wanneer artikel 168 VWEU als rechtsgrondslag van deze verordening was gebruikt, dan zou dat een omschakeling betekenen van de raadplegingsprocedure naar de gewone wetgevingsprocedure, en het voorstel zou een volledig onderzoek van het Europees Parlement vereisen en, nog belangrijker, een volledige effectbeoordeling inclusief raadpleging van voedselproducenten en consumenten. Het is mogelijk dat enkele aspecten van het door het Parlement aangenomen verslag niet door de leden van de ECR-Fractie worden gesteund, maar toch geloven wij dat de rechtsgrondslag van de verordening gewijzigd dient te worden om het Europees Parlement volledig te betrekken in het wetgevingsproces en daarnaast, dat er een volledige effectbeoordeling bij hoort. De ECR-Fractie heeft daarom voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Gierek (S&D), schriftelijk. (PL) De regelgeving die vandaag is voorbereid, is van enorm economisch belang voor de Europese Unie en haar gemeenschappelijke markt. Het voorbeeld van het ongeval in Tsjernobyl heeft aangetoond dat een lineaire extrapolatie van stralingsgevaar leidt tot onnodige economische verliezen. In Wit-Rusland en Oekraïne leidde dit tot een ontvolking van gebieden ter grootte van sommige landen. Nu keren de Wit-Russen terug naar die gebieden, waar de radioactiviteit vergelijkbaar is met die in het centrum van Warschau, hoe ongeloofwaardig dit ook mag zijn. Tegelijkertijd willen ongeveer acht miljoen Oekraïners, de zogenaamde Tsjernobylslachtoffers, die een uitkering krijgen die sowieso te klein is om van te leven, niet terugkeren, omdat ze anders deze karige vergoeding zouden verliezen. Dit is een belangrijke ervaring, waaruit de Europese Unie conclusies moet trekken.

In de voormalige Sovjet-Unie was het gemakkelijk om mensen te hervestigen en na het ongeval is dit ook vlot gebeurd. We weten echter niet hoe dit in de dichtbevolkte delen van Europa zou gebeuren. Wie zou deze taak op zich moeten nemen? Financiële vergoedingen moeten voornamelijk worden toegekend aan de landbouwers, die niet enkel hun oogst zouden verliezen, maar ook de mogelijkheid om gedurende vele jaren hun grond te bewerken. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de bossen. We weten het allemaal, de vervuiler betaalt, maar hoe zullen we beslissen wie verantwoordelijk is en wie zal betalen als de radioactieve fall-out uit derde landen komt? Wie zal dit op zich nemen? De Europese Unie natuurlijk. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Wat het verslag-Belet betreft, waarin in het bijzonder wordt gevraagd dat het Parlement medewetgever wordt op het gebied van bescherming van de volksgezondheid in het geval van radioactieve besmetting van levensmiddelen, kon ik niet vóór een tekst stemmen waarin de huidige door de Commissie voorgestelde doses niet krachtig worden verworpen. De maximale door de Commissie voorgestelde, en sinds 1987 van kracht zijnde besmettingsniveaus zijn veel te hoog. Uit studies blijkt dat kinderen al door lage doses ernstige cardiovasculaire en endocrine problemen krijgen. De voorgestelde maximale doses zouden een onaanvaardbare stijging van het aantal kankergevallen tot gevolg hebben. Bovendien, aangezien er geen enkele compensatieregeling bestaat voor landbouwers in geval van besmetting boven de toegestane niveaus, moet de Commissie absoluut een compensatieregeling voorstellen die overeenstemt met het beginsel 'de vervuiler betaalt'.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Het Parlement heeft vandaag gestemd voor een wijziging van de rechtsgrondslag van wetgeving over radioactieve besmetting van levensmiddelen. Het betreft hier een zeer belangrijke kwestie en het is daarom niet meer dan correct dat dit Parlement medebeslissingsbevoegdheden heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit belangrijke document over de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en van diervoeders na een nucleair ongeval of bij ander stralingsgevaar. Het is van essentieel belang om de maximaal toelaatbare niveaus voor levensmiddelen en diervoeders vast te stellen ter verzekering van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de bevolking en om een herhaling van de ramp van Tsjernobyl te voorkomen, toen levensmiddelen zoals onder meer graan, groenten, bessen en paddenstoelen, diervoeders en ook de bodem besmet werden met radioactieve fall-out, die leidde tot een toename van de radioactiviteit van bosbouw- en landbouwproducten uit de besmette gebieden. Daarom moeten we een mechanisme instellen dat adequaat en doeltreffend is, teneinde de veiligheid in geval van een nucleair of stralingsongeluk te garanderen. Een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid is een van de voornaamste doelstellingen van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Radioactieve besmetting is gevaarlijk voor de menselijke gezondheid, en als parlementsleden moeten we alles doen om aan de consumenten veilige en gezonde levensmiddelen te garanderen. Daarom moeten we erop voorbereid zijn om in geval van gevaar snel en doeltreffend te reageren, en moeten we voortdurend de wetsvoorschriften vernieuwen en aanpassen aan de huidige stand van zaken en de technologische vooruitgang. Procedures moeten worden vereenvoudigd en bevoegdheden moeten worden overgedragen aan de lidstaten, die doeltreffend kunnen reageren in zulke situaties. In dit geval is de vaststelling van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van uitzonderlijk belang voor de maatschappelijke veiligheid en het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk.(DE) In het geval van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar moet op een juiste manier worden gehandeld. Preventie en hulp voor de slachtoffers zijn van groot belang! Schadevergoedingen voor boeren zijn van essentieel belang om producenten van agrarische producten die buiten hun schuld schade lijden, te helpen. Ook boeren in een lidstaat die door besmetting vanwege een dergelijk ongeval in een andere lidstaat zijn getroffen, moeten schadeloos worden gesteld. Boeren mogen door de gevolgen van nucleaire ongevallen niet ook nog eens in hun bestaan worden bedreigd. Ik steun het verslag van de heer Belet, omdat de bescherming van boeren tegen door externe derden veroorzaakte schade gegarandeerd moet worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Dit verslag en de milieurampen die het beweert te beheersen herinneren ons eraan hoe dringend wij kernenergie moeten afzweren. Maar van dat laatste is in dit verslag geen sprake. Dat is een van de wijzen waarin dit verslag tekortschiet. Het zou de moeite waard zijn geweest het amendement aan te nemen. Daarnaast wil dit verslag de Commissie alle noodzakelijke bevoegdheden geven om de veiligheidsmaatregelen in te voeren die nodig zijn in geval van een nucleaire ramp. Daardoor zou het vermogen van de leiders van de lidstaten om op te treden optioneel geworden, ook al zijn zij door het volk gekozen. Het is ondenkbaar dat bevoegdheden op deze manier aan de onverantwoordelijke Commissie worden gedelegeerd, vooral waar het de volksgezondheid betreft. Ik stem tegen het verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) In de voorgestelde verordening wordt de procedure vastgelegd voor het bepalen van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoerders die in de handel mogen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen of diervoeders tot gevolg heeft of kan hebben. Ik ben van mening dat we alert moeten zijn en dat we voorbereid moeten zijn op een eventuele noodsituatie in Europa. Elke poging om de geldende verordeningen sneller en vlotter uit te voeren is een meerwaarde voor het hele grondgebied van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.(DE) Radioactieve besmetting kan bij sommige voedingsmiddelen jarenlang doorwerken. Dat is een probleem, indien door straling besmette voedingsmiddelen uit gebieden die eeuwenlang zijn blootgesteld aan radioactieve besmetting, zoals bosvruchten, niet alleen ter plaatse worden geconsumeerd, maar ook in niet-besmette gebieden worden verkocht alsof er niets mee aan de hand is. Op grond van onze huidige kennis kan geen enkel stralingsniveau met absolute zekerheid als risicoloos worden bestempeld. Het onderzoek naar de oorzaak van veel nieuwe ziektevormen, zoals allergieën, staat nog in de kinderschoenen. Toch worden levensmiddelen radioactief bestraald en om de wisselwerking met de gentechniek maakt ook niemand zich zorgen. Alle vastgelegde grenswaarden zijn uiteindelijk waardeloos, indien de controle op levensmiddelen in en rondom besmette gebieden niet goed functioneert. Bij de stemming heb ik met deze overwegingen rekening gehouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. (IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat deze de interventieprocedure bij stralingsgevaar stroomlijnt en de rol van de Commissie versterkt. Hierbij wordt benadrukt dat de Commissie en niet de Raad bevoegd is om bij een nucleair ongeval direct beslissingen te nemen en bepalingen vast te stellen die onmiddellijk in werking treden. Er is voorzien dat de Commissie zich laat bijstaan door een groep onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen op het gebied van de volksgezondheid en de voedselveiligheid.

Bovendien moeten de wetenschappelijke gegevens ter beschikking van de Commissie gesteld worden, zodat deze de bruikbaarheid ervan kan beoordelen. De lidstaten moeten optreden om de besmettingsrisico’s te verminderen, waaronder communiceren met het publiek. Kortom, een verslag dat de burgers beschermt en een hoofdrol weglegt voor de Commissie en het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Vandaag hebben we gestemd over de verordening betreffende de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders na een nucleair ongeval of bij stralingsgevaar. In deze verordening worden richtlijnen gegeven voor de wijze waarop moet worden gereageerd op een nucleair ongeval of ander ongeval met stralingsgevaar. Dit document is zuiver technisch van aard en gaat vooral over de beperkingen van de bevoegdheden van de Commissie, de Raad en de lidstaten, en de besmettingsniveaus zijn erin vastgelegd.

Ik zou de aandacht willen vestigen op een amendement van dit Parlement, waarin wordt voorgesteld een bepaling op te nemen over compensaties aan boeren wier land met giftige stoffen besmet is bij een nucleair ongeval of bij een ander ongeval waarbij stralingsgevaar is ontstaan.. Daar we op het ogenblik vrij ongewisse tijden doormaken en gevallen kennen waarin de economische bedrijvigheid van de mens door zijn nalatigheid tot ernstige ongevallen geleid heeft, moeten we wetten aannemen waarin we in duidelijke bepalingen vastleggen hoe er in kritieke situaties moet worden gereageerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik stem in met het ingediende voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar. De bescherming van de menselijke gezondheid is een van de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie, en we moeten dan ook een mechanisme creëren waarmee de veiligheid in geval van een nucleair ongeval of bij ander stralingsgevaar op adequate en doeltreffende wijze kan worden gegarandeerd.

Gezien de mogelijk negatieve gevolgen voor de bevolking moeten de niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoedsel ten gevolge van een nucleair ongeval aan bijzonder strikte regels gebonden worden. We moeten alle mogelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat radioactieve deeltjes die bij een nucleair ongeval in de lucht vrijkomen zo min mogelijk levensmiddelen besmetten, en dat de radioactieve impact tot een minimum beperkt wordt.

Ik stem in met het voorstel om het EU-basisprincipe voor het milieu toe te passen, namelijk 'de vervuiler betaalt', om op die manier een doeltreffend compensatiemechanisme te garanderen bij ongevallen, dat speciaal gericht is op boeren, die in dit geval de meeste schade zouden lijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag heeft betrekking op een wetgevingsvoorstel dat hoofdzakelijk een codificatie behelst van de ongewijzigde bepalingen van drie verordeningen die in de periode 1987-1990, na de ramp in Tsjernobyl in 1986, zijn goedgekeurd. In die periode kwam er steeds meer aandacht voor het probleem van de radioactieve besmetting van het milieu. In deze verordeningen worden de toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting bij stralingsgevaar vastgesteld. Inhoudelijk voorziet de door de Commissie voorgestelde verordening in een tweetrapsinterventiemechanisme voor het geval van stralingsgevaar of een nucleair ongeval: (a) een onmiddellijk door de Commissie vast te stellen ad hoc- verordening, waarbij in een specifiek geval, binnen een specifiek gebied en gedurende een beperkte periode de in Bijlagen I en III van het ontwerp genoemde maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van toepassing worden verklaard; en (b) vervolgens, binnen een maand na vaststelling van die ad hoc-verordening, een voorstel van de Commissie aan de Raad tot wijziging of bekrachtiging ervan. Ik stem voor dit verslag, omdat ik van mening ben dat de door het Europees Parlement voorgestelde wijzigingen positief zijn en de tekst in een logisch en actueel kader plaatsen. Aangezien de voornaamste doelstelling van de verordening de bescherming van de volksgezondheid is, ben ik van mening dat de rechtsgrondslag artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) De radioactieve besmetting van voedsel is een ernstige bedreiging voor de Europese volksgezondheid en daarom is het belangrijk dat dit het uitgangspunt is voor de wetgeving, waarbij het Europees Parlement medewetgever is. Zoals het voorstel nu is, is het echter niet toereikend om de Europese burgers, en met name kinderen, te beschermen tegen radioactieve besmetting door levensmiddelen. De maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting die worden voorgesteld zijn veel te hoog volgens de analyse van deskundigen – sommige zijn zelfs hoger dan de niveaus die golden ten tijde van de Tsjernobyl-ramp.

De voorgestelde niveaus impliceren dat burgers worden blootgesteld aan straling op niveaus hoger dan de maximale grenzen die in bestaande EU wetgeving zijn opgenomen als veiligheidsnormen voor de bescherming tegen ioniserende straling. Dit zou de Europese burgers, met name de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en kinderen, aan een onnodig risico op besmetting en kanker blootstellen. Het is volkomen onacceptabel dat deze herziening van de wetgeving niet in staat is om te garanderen dat de Europese burgers volledig beschermd zijn tegen radioactief besmet voedsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat die een fundamenteel probleem over het voetlicht brengt dat op geen enkel moment onderschat mag worden. Steeds meer landen doen een beroep op nucleaire technologie, voor civiel gebruik, maar helaas ook voor militaire doeleinden. Dit is inmiddels een wereldwijde realiteit die zich ook voordoet in gebieden die politiek gezien bijzonder instabiel zijn. Bij crises of ongevallen mag de Europese Unie het zich niet veroorloven niet voorbereid te zijn op de crisisbeheersing. Er moet onmiddellijk, efficiënt en op basis van een perfecte coördinatie tussen lidstaten gereageerd worden. De radioactieve neerslag die volgt op een dergelijke gebeurtenis leidt vervolgens tot de besmetting van levensmiddelen en diervoeders die, indien ze in de voedselketen terechtkomen, onschatbare schade kunnen veroorzaken en hele gebieden voor tientallen jaren kunnen besmetten. De Europese burgers moeten rustig kunnen slapen, wetende dat ze in een noodgeval, waarvan we allemaal hopen dat we er nooit mee te maken krijgen, niet aan hun lot worden overgelaten. Gestroomlijnde procedures met duidelijke rollen en verantwoordelijkheden voor iedereen: dat zijn de bases om de belangen van de burgers echt te behartigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) Wij staan positief tegenover het verslag over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen, omdat de interventieprocedures bij stralingsgevaar hiermee gestroomlijnd worden en de rol van de Commissie versterkt wordt en de Commissie bij nucleaire ongevallen beslissingsbevoegdheden krijgt.

Ook worden de maximumniveaus voor radioactiviteit in levensmiddelen vastgelegd, zowel voor mensen als dieren. Bij de stemming is er, wederom met onze steun, een mondeling amendement goedgekeurd, dat voorziet in schadeloosstelling van boeren die schade hebben geleden omdat hun producten besmet zijn en zij ze daarom niet hebben kunnen verkopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. (PL) Nucleaire ongevallen kunnen overal plaatsvinden waar radioactieve materialen worden gebruikt, opgeslagen of getransporteerd, en dus niet enkel in kerncentrales, maar ook in ziekenhuizen, universiteiten, onderzoekslaboratoria, bedrijven, op wegen, spoorwegen, in havens en op scheepswerven.

De rapporteur merkt terecht op dat de effecten van radioactieve stoffen vele jaren lang merkbaar kunnen zijn, en dat het hoofddoel steeds de bescherming van het leven en de menselijke gezondheid moet zijn. Momenteel worden steeds meer levensmiddelen aan bestraling onderworpen om hun gebruiksduur te verlengen. Hier moet erop worden gewezen dat bestraling vitamines vernietigt: tot 90 procent van de vitamine A in kip, 86 procent van de vitamine B in haver en 70 procent van de vitamine C in vruchtensappen. De gebruiksduur van levensmiddelen wordt dus verlengd ten koste van hun voedingswaarde. Onderzoek wijst bovendien uit dat bestraling wel bacteriën doodt, maar geen virussen, en dat ze geen vuil of toxines verwijdert, die in vlees kunnen terechtkomen in niet-steriele en onhygiënische slachthuizen en vleesverwerkingsbedrijven.

Bestraling leidt ook tot massaal, duur en nutteloos transport van levensmiddelen, in het bijzonder door grote concerns. Levensmiddelen die lokaal worden geproduceerd en geconsumeerd, hoeven niet te worden bestraald. Ik ben ervan overtuigd dat de lidstaten volgens de aanbeveling van de rapporteur hun controlesystemen voor levensmiddelen en diervoeders met betrekking tot de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting moeten behouden en deze voortdurend moeten verbeteren en herzien.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid