De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie: Eerbiediging van de nationale procedures voor de vaststelling van lonen en pensioenen.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de geachte afgevaardigden dat ik in de gelegenheid wordt gesteld om af te rekenen met enkele algemeen heersende misverstanden met betrekking tot het Ierse programma.
In de vraag van de S&D-Fractie die aanleiding was voor deze verklaring, wordt naar voren gebracht dat de geachte afgevaardigden zich zorgen maken dat bepaalde economische beleidsvoorwaarden die zijn opgenomen in het memorandum van overeenstemming van het economische aanpassingsprogramma voor Ierland, juridisch in strijd zijn met artikel 153, lid 5, van het Verdrag. In dat lid wordt de aanneming van bepalingen op het gebied van beloning krachtens artikel 153, dat wil zeggen op het gebied van sociaal beleid, uitgesloten. Maar het economische aanpassingsprogramma voor Ierland is geen sociaal-beleidsprogramma en is niet aangenomen krachtens artikel 153. Het is een financieel steunprogramma dat, samen met de Ierse regering, is opgezet om het binnen- en buitenlands vertrouwen te herstellen en de schadelijke terugkoppelingseffecten tussen de begrotingscrisis en de financiële crisis weg te nemen. Het is gebaseerd op artikel 122, lid 2, van het Verdrag dat voorziet in de mogelijkheid financiële bijstand van de Unie aan een lidstaat te verlenen in geval van ernstige dreiging van grote moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen.
Het memorandum van overeenstemming is bedoeld om de economische beleidsvoorwaarden te omschrijven die dienen als referentiewaarde om de Ierse beleidsprestaties tijdens het financiële steunprogramma te beoordelen. De lidstaat heeft het volledige eigenaarschap van deze economische beleidsvoorwaarden en de tenuitvoerlegging ervan. Deze voorwaarden zijn verbintenissen van de lidstaat die deze zelf aangaat. Er is op deze respectievelijke terreinen geen sprake van EU-actie. Veel van deze voorwaarden, zoals verlaging van het minimumloon, waren ook al opgenomen in het nationale herstelplan van de Ierse regering dat op 24 november 2010, nog vóór het programma van start ging, is gepubliceerd.
De voorwaarden inzake arbeidsmarktbeleid zijn erop gericht banen te scheppen en langdurige werkloosheid onder de meest kwetsbare groepen in Ierland te voorkomen. De verlaging van het minimumloon is onderdeel van dit bredere pakket maatregelen en moet worden gezien in samenhang met activeringsbeleid en inspanningen om het stelsel van uitkeringen te moderniseren. Bij de evaluatie van de verlaging van een van de hoogste minimumlonen in de Europese Unie – dat bijvoorbeeld het op een na hoogste in de eurozone is, hoewel er sprake was van aanzienlijke loonaanpassingen in de economie, waarbij het minimumloon, net als de lonen in het algemeen in Ierland, in 2008 in reële termen met 3 procent is gedaald, gevolgd door een stijging van 0,3 procent in 2009 – moet worden opgemerkt dat de meeste aanpassingen op de arbeidsmarkt neerkwamen op verlies van banen. De verlaging van het minimumloon heeft in feite alleen maar geleid tot herstel van de situatie van vóór 1 januari 2007, dat wil zeggen, van vóór de crisis.
De andere voorwaarde waar in de vraag naar werd verwezen, is een onafhankelijke evaluatie van sectorale collectieve onderhandelingen. De motivatie achter de evaluatie is dat de redelijkheid en doelmatigheid van arbeidsvoorwaarden, zowel voor werknemers als voor werkgevers door alle sectoren, wordt besproken. Ik benadruk het feit dat Ierland een lange traditie van tripartiet overleg over economisch en sociaal beleid kent en dat de achtereenvolgende pacten tussen de regering en de sociale partners sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw algemeen worden erkend als belangrijke factoren voor het succes van de Ierse economie.
De evaluatie biedt de sociale partners de kans meningen naar voren te brengen en beleid te vormen, en de aankondiging ervan werd als zodanig toegejuicht. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Ierse regering bij de evaluatie het belang van sociale dialoog zal erkennen, dat alle sociale partners bij de evaluatie betrokken zullen worden en dat deze overeenkomstig het communautair recht zal worden uitgevoerd.
Tot slot hebben de voorwaarden in het memorandum van overeenstemming inzake structurele hervorming niet alleen betrekking op de arbeidsmarkt. Ze bevatten ook belangrijke maatregelen om productmarkten zoals overgereguleerde sectoren en beroepen te openen. Deze hervormingen zouden van grote invloed kunnen zijn op de consumentenprijzen en de productiviteit, die de koopkracht van huishoudens ondersteunen.
Gay Mitchell, namens de PPE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik dank de commissaris. Gisteren werd in Ierland een nieuwe nationale regering voor herstel gekozen. Fine Gael en Labour maken respectievelijk deel uit van de PPE- en S&D-Fracties in dit Parlement. Een van de kwesties die hoog op de agenda van het nieuwe regeringsprogramma staan, zijn nieuwe onderhandelingen over onderdelen van het EU/IMF-steunprogramma voor Ierland.
Momenteel vrezen veel Ieren dat de voorwaarden in het EU/IMF-steunprogramma waar de toenmalige regering akkoord mee ging, te streng zijn en de gewone burgers, die op de blaren moeten zitten voor de fouten van de – zowel Ierse als Europese – banken en de regering, onder zware druk zetten. Het moet gezegd worden dat de nieuwe regering ermee heeft ingestemd dat de verlaging van het minimumloon wordt teruggedraaid. Maar we weten dat herstel niet mogelijk is zonder pijn te lijden. Ierland heeft in de jaren tachtig van de vorige eeuw iets dergelijks doorgemaakt. Veel van de lastige voorwaarden waarin het EU/IMF-programma voorziet, zijn noodzakelijk als we de overheidsfinanciën weer op orde willen krijgen. Om groei mogelijk te maken moet de boom worden gesnoeid.
Ik verwelkom de steun van de Commissie voor een renteverlaging zoals commissaris Rehn die noemde. Deze zou zo snel mogelijk moeten worden doorgevoerd en ik dring er bij de Commissie op aan om hier echt op korte termijn naar te kijken. De commissaris benadrukte dat alle maatregelen worden afgewogen tegen het effect ervan op de groei, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn. Dat aanvaard ik; we kunnen de volledige last die ons is toebedeeld, niet in één keer dragen. De Ierse bevolking heeft haar verantwoordelijkheid inzake deze kwestie genomen; het is zelfs zo dat ze ook verantwoordelijkheden van anderen op zich heeft genomen, omdat er geen alternatief werd geboden. Wat de Ieren hebben gedaan, is niet alleen voor Ierland maar ook voor Europa en met name de eurozone. We zitten niet te wachten op een laatste druppel die de emmer doet overlopen. Geef de Ierse bevolking alstublieft de instrumenten; dan klaren we de klus zelf wel. Maar verlang niet van de Ierse bevolking dat ze een last draagt die ze niet aankan. Ik vraag de commissaris om deze opmerkingen de komende dagen en weken in gedachten te houden.
Stephen Hughes, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit memorandum voorziet in een verlaging van het minimumloon van één euro per uur in Ierland en, zoals we hebben gehoord, een evaluatie van het stelsel van collectieve loonovereenkomsten die de laagbetaalden beschermen.
Ik geloof niet dat deze inmenging te rechtvaardigen valt. Krachtens het Verdrag moet de Commissie de sociale dialoog bevorderen, niet ondermijnen. Artikel 152 voorziet in de inachtneming van de autonomie van de sociale partners, niet in dit soort inmenging, en artikel 153 sluit EU-maatregelen in het speelveld uitdrukkelijk uit. De Commissie mag in dit verband niet de rangorde van artikelen bepalen.
In het memorandum wordt verder aangedrongen op bezuinigingen op het gebied van de sociale bescherming, het beperken van belangrijke overheidsdiensten, het schrappen van banen in de publieke sector en verlaging van de pensioenen in de publieke sector. Hoe kunnen deze eisen worden gerechtvaardigd in het kader van een Verdrag dat van de Unie verlangt dat ze ongelijkheden opheft, een hoog niveau van werkgelegenheid bevordert, adequate sociale bescherming waarborgt en sociale uitsluiting bestrijdt? Het enige eerlijke antwoord op die vraag is dat deze zaken onverenigbaar zijn en het probleem is dat deze zaken als gevolg van de jaarlijkse groeianalyse nu de algemene regel zijn geworden.
De mensen zullen het idee van een uitsluitend op bezuinigingen gebaseerd Europa afwijzen. Ze zullen de verstrekkende gevolgen voor het sociaal beleid met lagere lonen, minder bescherming van de werkgelegenheid, zwakke sociale normen, minder overheidsdiensten en de invoering van een hogere pensioenleeftijd niet dulden. Als we de anti-Europese gevoelens verder willen aanwakkeren, moet u vooral zo doorgaan, Commissie. Zo niet, stop dan onmiddellijk met deze onzin.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris vertelt ons dat het memorandum van overeenstemming is opgesteld in het kader van artikel 122, deel 2. Ik wil de commissaris vragen wat er gebeurt wanneer één artikel van het Verdrag rechtstreeks in strijd is met andere artikelen van het Verdrag. Zoals Stephen Hughes vroeg: hoe bepalen we de rangorde? Dit is in strijd met artikel 153.
Het is ook in strijd met artikel 9, de sociale clausule, die ik in dit Parlement al vele malen heb aangehaald wanneer ik het had over het Ierse bezuinigingspakket, waarin staat dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid en de bestrijding van sociale uitsluiting, enzovoorts. En hoe zit het met artikel 28 van het Handvest van de grondrechten, op grond waarvan werknemers het recht hebben om collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten en om, in geval van belangenconflicten, collectieve acties te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking? Veel Ierse werknemers verkeren momenteel in een dergelijke positie. Hoe gaan we om met de tegenstellingen tussen de verschillende artikelen van het Verdrag?
Ik heb nog een vraag voor u, commissaris: zegt u dat het memorandum van overeenstemming uitsluitend de verantwoordelijkheid van de Ierse regering was en dat de Commissie er in berustte of ermee instemde?
Laten we tot slot aannemen dat u bevoegd bent om dit alles te doen – en u zegt dat dit het geval is. Waarom zijn er dan geen pogingen ondernomen om de bonussen bij de banken te beperken of af te schaffen? Waarom zijn er geen pogingen ondernomen om ervoor te zorgen dat degenen met de hoogste salarissen een eerlijke bijdrage leveren? Waarom is er één euro van het minimumuurloon afgegaan? Ik ben het volkomen eens met wat Stephen Hughes zei: dit wakkert anti-Europese gevoelens aan. Burgers zien wat er gebeurt. Ze zien hoe de Commissie in dit hele proces te werk gaat en wat ze zien is dat degenen die het minimumloon verdienen, degenen met collectieve arbeidsovereenkomsten, door deze bezuinigingsplannen worden getroffen.
Mijn laatste vraag, commissaris, is: wie neemt het besluit? Is dat het Hof van Justitie? Wie bepaalt wanneer artikelen van het Verdrag met elkaar in strijd zijn of wanneer deze artikelen door het handelen van de Commissie met elkaar in conflict komen?
Marije Cornelissen, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp hoe dringend de Commissie de economische crisis en de hoge schulden die de stabiliteit van de euro bedreigen, wil aanpakken. Ik begrijp de voorwaarden, opgelegd aan landen die gebruik moeten maken van het Europees financieel stabiliteitsmechanisme. Het komt mij echter voor dat de Commissie nogal selectief is voor wat betreft de maatregelen en voorwaarden die zij in deze crisis geoorloofd acht.
Enerzijds lijkt haast elke maatregel wettig als het gaat om budgettaire consolidatie door terugdringing van de uitgaven. Al toen Ierland gebruik maakte van het noodhulppakket, waren minimumlonen en pensioenen de eerste variabalen die moesten worden aangepast, ondanks het feit dat deze zaken uitdrukkelijk niet tot de bevoegdheden van de EU behoren. Anderzijds verschuilt de Commissie zich achter het gebrek aan EU-bevoegdheden om de uitzonderlijk lage Ierse vennootschapsbelasting ongemoeid te laten, terwijl een verhoging tot een wezenlijke toename van overheidsinkomsten in Ierland kan leiden. Terugdringing van de uitgaven is tenslotte niet de enige manier waarop een evenwichtige begroting tot stand kan worden gebracht.
Ik begrijp dat deze crisis uitzonderlijke maatregelen vergt, maar waarom heeft de Commissie zo veel haast om de minimumlonen aan te passen, waardoor werknemers met de laagste inkomens worden getroffen, terwijl we nog maar moeten afwachten met welke maatregelen de bank- en financiële sector tot offers worden gedwongen? Ik krijg sterk het idee dat de Commissie de bevoegdheden van de EU op zeer eenzijdige en – mag ik het zo zeggen? – rechts georiënteerde wijze interpreteert. Deze botte aanpak is een voedingsbodem voor euroscepsis. Slechts in tijden van crisis lijkt de EU ferm op te treden op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid, en wel door bezuinigingen op sociale uitgaven en lonen op te leggen.
De EU kan alleen vertrouwen terugwinnen als de Commissie dezelfde vastbeslotenheid aan de dag legt bij het vaststellen van deugdelijke sociale normen en waarborgen voor de ingrijpende bezuinigingen die mensen worden opgelegd. Ja, wij willen een economisch bestuur, maar wij willen een afgewogen bestuur met zowel houdbare begrotingen als sociale waarborgen. Zo niet, dan zullen de kwetsbaren betalen voor een puinhoop waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn.
Thomas Händel, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, de vangnetten hebben ten doel de lidstaten van de EU voor insolventie te behoeden. Maar de burgers worden aan een meedogenloos bezuinigingsprogramma onderworpen, terwijl de verantwoordelijken voor de crisis vrijuit gaan. Bovendien bemoeit de Commissie zich nu ook nog met het nationale loonbeleid.
Mijnheer Hahn, uw argumentatie, volgens welke de Commissie daarmee helemaal geen sociaalpolitieke doelstellingen zou nastreven, is absurd en om te huilen. Dit standpunt is absoluut onaanvaardbaar. Het loonbeleid is geen zaak van de EU. Dit beleid van de Commissie staat haaks op de idee van de Europese Unie. De Europese Unie was nooit bedoeld om een neerwaartse loonspiraal en sociale dumping in de hand te werken. Nu hebben ze het bij de Commissie over een gebrek aan flexibiliteit in het loonbeleid, dat moet worden verholpen. Ze zeggen dat de lonen een afspiegeling moeten vormen van de marktsituatie. Ze oordelen als een blinde over kleuren. Mensen die dat soort dingen beweren hebben geen kaas gegeten van collectieve arbeidsovereenkomsten. Ze maken inbreuk op de onderhandelingsvrijheid en beperken de veelbesproken autonomie van de sociale partners en de sociale dialoog.
Ik roep het Parlement in alle duidelijkheid op om de handhaving van het autonome cao-beleid te waarborgen, de sociale dialoog te beschermen en een verdere uitholling van de sociale zekerheid te voorkomen. We hebben maatregelen nodig tegen een contraproductief bezuinigingsbeleid, en geen strafmaatregelen.
Derek Roland Clark, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit strekt verder dan Ierland. Nog maar een maand geleden hield ik het Parlement voor dat pensioenen uitsluitend tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren, maar daar gaan we weer en gebruiken we weer termen als coördinatie en procedures voor de vaststelling van pensioenen. Nu hebben pensioenen bijna altijd te maken met inkomsten. Zien we hier dan een poging lonen te harmoniseren? Dat hoop ik niet, want ook in de Verdragen staat dat lonen onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen.
Het is allemaal leuk en aardig om te zeggen dat ‘gelijk’ ‘gelijk loon’ moet betekenen, maar zouden alle werknemers die dezelfde arbeid verrichten in de hele EU hetzelfde loon moeten ontvangen? Denk eens aan het klimaat: om een huis bij de poolcirkel warm te houden is veel meer geld nodig dan in mediterrane landen. Voeg daarbij winterkleding, sneeuwruimen en al het andere en het is duidelijk dat wanneer alle werknemers hetzelfde wordt uitbetaald, sommigen meer geld overhouden dan anderen. Natuurlijk kunnen lonen niet gelijk zijn. De voornemens van de Commissie om plannen op te stellen ter aanmoediging van lidstaten om een EU minimumloonbeleid in te voeren en procedures voor pensioenen vast te stellen, gaan tegen de Verdragen in. Dit verbaast mij niet: dit is zoals de EU te werk gaat.
Een geharmoniseerd loon- en pensioenbeleid is niet alleen maar een droom; het is onwettig. Laat het, zoals de Verdragen eisen, een bevoegdheid blijven van gekozen regeringen zoals de mijne in Westminster en zoals die in Ierland.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de tragiek van Ierland leert ons een historische les. Aanvankelijk werd dit land telkens weer geprezen als modelland, als schoolvoorbeeld voor nieuwe lidstaten van de Unie, hoewel men destijds een volledig averechts beleid door de vingers gezien en in de hand gewerkt heeft dat ertoe heeft geleid dat in de vastgoedsector een enorme zeepbel is ontstaan, dat het bankwezen een eigen leven is gaan leiden en dat men op belastinggebied te weinig heeft gedaan om een dumpingbeleid te voorkomen.
U heeft dezelfde nationaliteit als ik, mijnheer de commissaris. We weten hoeveel Oostenrijkse schrijvers bijvoorbeeld plotseling ontdekten dat ze Ieren zijn, omdat ze in Ierland vrijwel geen belasting hoeven te betalen. Wat hebben de zogenaamd zo pro-Europese krachten ondernomen? Niets! Men bleef zeggen dat Ierland zo'n prima voorbeeld was.
Inmiddels is alles ineengestort en is de zeepbel geknapt, zoals velen telkens weer hebben voorspeld. En opnieuw is een situatie ontstaan waarin – niet alleen voor mijn gevoel – anti-Europees ressentiment wordt aangewakkerd doordat weer eens een verkeerd beleid wordt ingesteld, in dit geval in de vorm van een drastisch maatregelenpakket dat de Ieren wordt opgelegd. Mijnheer de commissaris, u beweert dat Ierland zich hiertoe zelf verbindt, maar uit de historie van Wereldbank- en IMF-programma's – en het pakket voor Ierland lijkt daar immers op – weten we dat de betrokken landen uiteindelijk geen andere keus hebben.
Als we nu de armen over elkaar slaan en zeggen: "Jammer dat de Ieren het Verdrag van Lissabon bij het tweede referendum niet hebben verworpen", kunnen we wel eens tot een heel andere gedachtegang komen. Dan zien we wellicht dat deze Europese constructie op een voertuig lijkt dat aan de voorkant uit een Porsche en aan de achterkant uit een fiets bestaat. Die twee dingen gaan niet samen, ze moeten veel sterker zijn.
Als we willen voorkomen dat Europa uiteenvalt hebben we echt een soort grondwet voor Europa nodig. Dan hebben we duidelijke criteria nodig, die ook echt voor alle lidstaten gelden. We hebben een economische regering nodig. Dit lapwerk – hier een beetje, daar een beetje – functioneert niet en zal uiteindelijk op een ramp uitlopen en niet tot het vreedzame, functionerende en verenigde Europa leiden waarvoor u, mijnheer de commissaris, ik en de overgrote meerderheid van het Parlement ons inzetten.
Philippe Boulland (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, even voor de goede orde, de Ierse staat moest door de crisis en de uiteenspatting van de vastgoed- en kredietzeepbellen tussenbeide komen om de banken te steunen. Het Ierse overheidstekort, het gecumuleerde begrotingssaldo van de centrale en lokale overheden en, in het bijzonder, de socialezekerheidsinstellingen, wordt geschat op 32 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2010. Als de Ierse regering die grote moeite heeft om zich te herfinancieren op de markten, in aanmerking wil komen voor leningen van het Europees financieel stabilisatiemechanisme en de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, zal het land moeten voldoen aan verplichtingen voor sociale en fiscale veranderingen, hoewel deze gebieden onder de subsidiariteit vallen. Volgens ons is dat niet met elkaar in tegenspraak. Als arts zou ik zeggen dat het in geval van koorts geen zin heeft om klakkeloos koortswerende middelen voor te schrijven zonder de oorzaak ervan te behandelen. Wat de toewijzing van de middelen betreft, moet deze staat zijn financiën op orde krijgen om zijn buitensporige tekort aan te pakken en fouten uit het verleden te herstellen.
Dit bezuinigingsplan zou het bbp de komende vier jaar met 10 procent moeten verbeteren. Net als in het geval van een individu, voor wie een bank zijn persoonlijke lening afhankelijk maakt van een solvabiliteitsgarantie, zonder zich in te mengen in zijn privéleven en beheer, zo kan de Europese Unie aan Ierland lenen op basis van een geconsolideerde solvabiliteit. Zonder zich te mengen in zijn privéleven zal een bank een individu aanmoedigen om te onderhandelen over, bijvoorbeeld, een loonsverhoging, of om ergens anders te lenen. Door op deze manier de subsidiariteit te respecteren, is de Europese Unie, op basis van een memorandum van overeenstemming dat is opgesteld met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), van mening dat voor deze solvabiliteit een verlaging van het wettelijk minimumloon en een aanpassing van het pensioen vereist zijn, zonder vrijstelling van belastingmaatregelen. Ierland moet zelf beslissen of het deze maatregelen wel of niet ten uitvoer wil leggen. Het laat niet de deur wagenwijd open staan voor inmenging van de Europese Unie voor zaken die onder de subsidiariteit vallen, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk zou worden om een Europees minimumloon in te voeren, wat gevaarlijk zou zijn om te doen, maar garandeert eerder de stabiliteit van de eurozone door middel van een wederzijdse garantieprocedure. Natuurlijk moeten we Ierland helpen, net als andere landen die in moeilijkheden verkeren, wat ons ook beschermt, maar niet tegen elke prijs. Zo willen we met name niet zien dat een staat niet meer in staat is om zijn leningen af te betalen en daarmee zijn burgers en de burgers in de hele Europese Unie verzwakt.
De Voorzitter. - Ik wil u erop attenderen dat als u uw toespraken op een hoog tempo houdt, de tolken u moeilijk kunnen bijhouden. Als verantwoordelijke voor meertaligheidskwesties wil ik onder uw aandacht brengen dat het Bureau van het Europees Parlement momenteel een nieuw systeem onderzoekt.
Het is nu zo dat tolken het bij de Voorzitter kenbaar maken wanneer zij sprekers niet kunnen bijhouden, waarop de Voorzitter de moeilijke taak heeft hen te onderbreken. Het systeem dat we momenteel onderzoeken, zou inhouden dat bij iedereen hier op zijn plek een lampje gaat branden als de tolken de toespraak niet kunnen bijhouden, zodat de Voorzitter u niet hoeft onderbreken en u er direct van op de hoogte bent.
Proinsias De Rossa (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het memorandum van overeenstemming met betrekking tot de arbeidsmarkt is heel duidelijk gestoeld op de simplistische economische theorie dat lagere lonen “de markt ontlasten”, met andere woorden, een eind maken aan de werkloosheid. Dat is absolute, faliekante onzin. Het wordt niet ondersteund door de praktijk. Ik wil graag de aandacht van de Commissie vestigen op de eind vorig jaar tot stand gekomen Forfás-beoordeling van de concurrentiekracht van arbeidskosten in Ierland, waaruit blijkt dat bedrijven over het algemeen de voorkeur geven aan ontslagen boven loonverlagingen omdat die het moreel minder aantasten. Als u wilt weten waarom er in Ierland meer ontslagen dan loonverlagingen zijn geweest, dan ligt dat er aan ten grondslag.
Ik dring er bij de Commissie op aan het communautaire recht na te leven en haar inmenging in kwesties die de Ierse arbeidsmarkt betreffen, te staken. Zoals u zegt kennen wij een lange traditie van sociale partnerschapsovereenkomsten in Ierland. Deze liggen zelfs aan de basis van het gegeven dat er geen straatgeweld in Ierland is geweest: dat komt omdat de sociale partners en de regering bij elkaar zijn gaan zitten en regelingen hebben opgesteld ter aanpassing van de arbeidsmarkt en ter aanpassing van voorwaarden, opdat we enige hoop op een einde aan de huidige crisis kunnen koesteren.
Deze traditie heeft borg gestaan voor vooruitgang in Ierland, maar het programma doet over het geheel genomen niet waarvoor het is bedoeld, namelijk om de Ierse economie te helpen groeien. Zij groeit niet. Sterker nog, zij gaat achteruit en over dat programma moet over het geheel genomen opnieuw worden onderhandeld. In het bijzonder stel ik voor om kwesties die met de arbeidsmarkt te maken hebben, te schrappen. Zoals reeds opgemerkt heeft de Ierse regering, waarvan mijn partij deel uitmaakt, al verkondigd dat zij de verlaging van het minimumloon, zoals in het programma is overeengekomen, zal terugdraaien.
U zult daar niet blij mee zijn, maar dat is wat er gaat gebeuren. U kunt er ook van verzekerd zijn dat uw poging tot inmenging in de Registered Employment Agreements Act, die al meer dan vijftig jaar van kracht is, tegen uw wensen in niet zal slagen, omdat de huidige regering vastbesloten is het sociale partnerschap zijn traditionele rol te laten spelen bij het zorgen voor arbeidsrust en vooruitgang.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, binnen de Europese Unie wordt de tendens steeds groter om, onder het mom van de crisis, de druk op de lidstaten op te voeren, met als doel de salarissen aan te tasten en werkende mensen steeds meer uit te buiten, zodat de economische en financiële groepen steeds grotere winsten kunnen binnenhalen. Daaruit blijkt weer eens duidelijk de antisociale wreedheid van het kapitaal.
Als de irrationele criteria van het Stabiliteitspact niet waren aangenomen, met de voorstellen in het kader van het zogeheten economisch bestuur en het zogenaamde competitiviteitspact, en in het bijzonder de poging om de salarissen geen gelijke tred te laten houden met de inflatie en de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, zouden de sociale en arbeidsrechten nog meer onder druk komen te staan.
Wat er momenteel al in enkele landen aan de hand is, zoals in Portugal, Griekenland en Ierland, is bijzonder ernstig: kortingen op salarissen, bevriezing van pensioen- en ouderdomsuitkeringen, zelfs van de laagste uitkeringen die al onder de armoedegrens zitten. In Portugal was er zelfs een plan om het minimumloon begin dit jaar te verlagen. Men vond 500 euro per maand te veel en had besloten dat daar wel 15 euro vanaf kon, ondanks het feit dat ruim 13 procent van de Portugese vrouwen dat bedrag nauwelijks haalt, tegenover 6 procent van de mannelijke werknemers. Dat is een overduidelijk voorbeeld van geïnstitutionaliseerde discriminatie en de gevolgen van het zogenaamde bezuinigingsbeleid dat wordt opgelegd door de Commissie, samen met de Raad en de regeringen van onze landen, en dat leidt tot een aanscherping van sociale ongelijkheden, discriminatie, het minder waard worden van arbeid en een toename van de armoede, terwijl financiële speculatie en belastingparadijzen welig verder tieren. Daarom willen we hier blijk geven van onze solidariteit met de jonge werknemers en leraren die de komende weekends, te beginnen met aanstaande zaterdag 12 maart, gaan protesteren, gevolgd door een grote landelijke demonstratie van de vakcentrale CGTP op 19 maart in Lissabon. Het protest tegen dit antisociale beleid zal doorgaan.
(Spreekster verklaart zich bereid om een ”blauwe kaart”-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Kunt u ons hier in dit Huis in aanvulling op uw uiteenzettingen vertellen hoe de houding ten opzichte van de Europese Unie in Portugal is veranderd? Is het draagvlak voor het lidmaatschap van de Europese Unie gekrompen? Hoe heeft de opstelling van het publiek ten opzichte van de EU zich ontwikkeld? Portugal vertoont immers parallellen met Ierland – aanvankelijk was er in de jaren zeventig sprake van grote euforie over het vooruitzicht van toetreding en de daarmee samenhangende middelen. Bent u van mening dat er in Portugal net als in Ierland sprake is van een vastgoedzeepbel?
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, deze kwestie is in zoverre interessant omdat dit EU-beleid ook in Portugal overduidelijk tot groot verzet leidt, waar jongeren en leraren het komende weekend de straat op gaan om tegen dit beleid te protesteren, en de vakcentrale CGTP op 19 maart een grote landelijke demonstratie in Lissabon heeft gepland tegen dit antisociale beleid. Dat komt uiteraard tot uiting in het gedrag van de Portugese bevolking, omdat het land zich al in een recessie bevindt en de levensomstandigheden van de arbeiders en de bevolking steeds slechter worden, de ongelijkheden toenemen en de armoede stijgt. De Europese Unie, de Europese Commissie en de Raad…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Marita Ulvskog (S&D). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, door lagere lonen te eisen heeft de Commissie het onderhandelingsrecht van de sociale partners uitgehold en de loonvorming zowel rechtstreeks als onrechtstreeks beïnvloed, wat expliciet is uitgesloten van het bevoegdheidsgebied van de Commissie. Dat is niets minder dan een regelrechte aanval op de invloed van de sociale partners en staat haaks op het Handvest van de grondrechten waar het recht om collectieve overeenkomsten te sluiten deel van uitmaakt.
Het is ook geen geïsoleerd geval dat beperkt blijft tot Ierland, maar wordt keer op keer herhaald. Door de term unit labour cost (arbeidskosten per eenheid product) te gebruiken in plaats van 'lonen', probeert de Commissie die door het Verdrag vastgelegde grenzen te omzeilen. De Europese Commissie heeft gewoonweg de kaart hertekend. Ze heeft een nieuwe kaart en een nieuw regelgevingskader uitgetekend waarin de lidstaten en de sociale partners hun taken worden ontnomen en tegen alle voorschriften een dictaat opgelegd krijgen. Dat is waar het gevecht om gaat en het is nog maar begonnen.
Door zo op te treden, beweegt de EU zich steeds verder weg van democratische verankering en legitimiteit, wat in een andere context altijd de parolen zijn als we het over de toekomst van Europa hebben. Wij horen hoe herrieschoppers – ook in dit Parlement – nu al in dat troebele water beginnen te vissen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Cornelis de Jong (GUE/NGL). - Voorzitter, in Nederland zijn er heel weinig mensen die vermoeden dat hier in Brussel discussies gevoerd worden over hun lonen en pensioenen. We zien nu wat er in Ierland gebeurt, maar ondertussen hoor ik ook allerlei voorstellen voor de Europese Raad over de afschaffing van de loonindexatie, over het maximeren van de loonstijging aan de stijging van de arbeidsproductiviteit, et cetera.
Helaas blijft het oorverdovend stil als het gaat om afspraken over Europese normen voor het minimumloon. Ook hoor ik geen voorstellen om te garanderen dat werknemers werk krijgen dat loont en dat zij volwaardige banen krijgen in plaats van stukloon of oproepcontracten. Ik ben bezorgd over de gevolgen van de huidige discussies voor de gewone mensen, maar ik ben ook bezorgd over het imago van de Europese Unie. Het lijkt wel alsof er alleen aandacht is voor de belangen van de financiële instellingen, voor de speculanten en de grote bedrijven. Commissaris, gaat de Commissie dat beeld bijstellen en gaat zij ervoor zorgen dat zij gezien wordt als een instelling die tevens de belangen van gewone mensen vertegenwoordigt?
Sylvana Rapti (S&D). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Hahn, u heeft ons een recept gegeven dat twee dingen voorschrijft: de collectieve arbeidsovereenkomsten afschaffen en de minimumlonen nog verder verlagen.
Dit is het recept dat u voortdurend aan elke patiënt geeft. Een van deze patiënten is Griekenland. U bent er onlangs geweest, tijdens een manifestatie georganiseerd door de socialistische partij. U heeft de situatie die er heerst gezien en gevoeld, en mijn vraag aan u is: heeft u gemerkt dat het recept is aangeslagen in Griekenland? Want ik kom daarvandaan en ik behoor tot de socialistische partij die dit land tegenwoordig regeert en alles doet wat ze kan om het land uit deze bijzonder moeilijke situatie te halen waarin de regeringen van rechts het gebracht hebben en die concessies heeft moeten doen in de kwestie van de collectieve arbeidsovereenkomsten, maar ik zeg u dat we nog geen resultaten zien. U zegt dat u dit allemaal voor de Europese burgers doet, voor de consumenten, maar als de consumenten minder loon krijgen, hebben zij niets te besteden, dus dragen zij niet bij aan de groei. U weet beter dan ik dat dit een vicieuze cirkel is, want u blijft erbij een recept te verstrekken dat niets anders doet dan de werkenden hun waardigheid te ontnemen, een recept waardoor er geen fatsoenlijke en duurzame banen meer zullen zijn. Ik verzoek u dringend om naast economische ook sociale indicatoren op te nemen.
Jutta Steinruck (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, soms heb ik het gevoel dat u al deze recepten maar eens bij de Commissie zelf moest uitproberen om te zien wat ze in Europa in de praktijk aanrichten. Na uw toespraak heb ik de indruk dat de Commissie echt in een ivoren toren zit. De burgers in Europa – werknemers, mensen met een laag inkomen, gepensioneerden – betalen de rekening. En u legt de wettelijke voorschriften en bevoegdheden uit zoals het u uitkomt.
Op 19 oktober afgelopen jaar kreeg ik van de Commissie antwoord op een vraag, waarin mij uitdrukkelijk de bevestiging werd gegeven dat minimumlonen en het loonbeleid een zaak van de lidstaten zijn. Het staat er overduidelijk in. Leest u maar. Het is niet in de haak dat u mij de ene keer, als het de werkgevers van pas komt, dit ten antwoord geeft, om vervolgens een heel andere koers in te slaan als u dat voor een andere partij handig acht. De burgers in Europa pikken dat echt niet. Mijn collega heeft er zojuist al op gewezen dat u de medezeggenschap wilt inperken, de positie van de vakbonden wilt verzwakken. Zo vinden we geen uitweg uit de crisis, en dat weet u donders goed. Diegenen die de crisis hebben veroorzaakt, moeten er ook voor opdraaien.
(Applaus)
Vilija Blinkevičiūtė (S&D). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, bij een economische crisis hebben landen financiële problemen om aan hun verplichtingen te voldoen en er bestaat ongetwijfeld een variatie aan mogelijkheden om de gevolgen van die crisis te overwinnen. De begroting moet op een of andere manier in evenwicht worden gebracht en het begrotingstekort moet beperkt blijven. Maar, mijnheer de Voorzitter, moet dit echt ten koste van de meest behoeftigen onder de bevolking? Vindt de Europese Commissie het moreel kunnen dat regeringen worden verplicht het minimumloon, pensioenen en andere sociale uitkeringen te verlagen? Waarde commissaris, u hebt ons uw standpunt over het memorandum van overeenstemming met Ierland meegedeeld. Ik wil u eraan herinneren dat u een gelijkaardig memorandum ook met Letland hebt ondertekend waarmee u de Letse regering hebt gedwongen de toch al lage pensioenen nog meer te verlagen. De pensioenen werden verlaagd, maar het Grondwettelijk Hof van dat land heeft verklaard dat dat indruist tegen de grondwet en het land was verplicht de pensioenen te herstellen. Alvorens dus dergelijke beslissingen te nemen en zulke memoranda te ondertekenen, is het belangrijk heel goed te kijken naar de juridische en sociale gevolgen ervan.
Evelyn Regner (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Hahn, met de voorstellen die u nu heeft ingediend wordt diegenen die het toch al moeilijk hebben, een dik pak op de rug gebonden, en dan wordt hun ook nog gezegd dat ze harder moeten gaan lopen. Hoe kan dat nou? De voorstellen voor decentrale loononderhandelingen zijn onrechtvaardig, ze zijn fantasieloos en zijn alleen maar een afleidingsmanoeuvre, omdat het zo moeilijk is om speculatieve vermogens- en financiële transacties te belasten en de regeringsleiders er maar niet in slagen een behoorlijke macro-economische coördinatie van de grond te krijgen. Wat dit betreft hebben we deze week in het Parlement met onze stemming over een belasting op financiële transacties laten zien dat het ook anders kan.
Ik zou willen herinneren aan het beginsel van de sociale markteconomie, zoals dat in het Verdrag van Lissabon is verankerd. Ik stel me deze sociale markteconomie heel anders voor, namelijk zonder decentrale loononderhandelingen. Stelsels met decentrale loononderhandelingen zijn in strijd met een solidair loonbeleid en hebben tot gevolg dat de kloof tussen arm en rijk groter wordt en juist niet wordt verkleind. Kortom, het tegendeel is nodig.
Daarom herhaal ik met klem wat mijn collega, mevrouw Steinruck, heeft gezegd, ja, men kan het niet vaak genoeg herhalen: we moeten de crisis bij de wortels aanpakken en de verantwoordelijken meer laten meebetalen aan de bestrijding van de crisis en hen er ook wettelijk toe verplichten een bijdrage tot de oplossing van de problemen te leveren.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening moeten we ons voor wat betreft het afstemmen van kosten per eenheid met arbeid en arbeidsproductiviteit richten op de randvoorwaarden en minder op indicatoren. Het bereiken van deze afstemming is geen uitgemaakte zaak. De productiviteit is in de eerste plaats afhankelijk van factoren als het cumulatieve aandelenkapitaal, hetgeen zeer verschillend is. Het grote verschil is te zien tussen Roemenië en Duitsland. De reden hiervoor is het kwaliteitsverschil in economisch beleid in de loop der tijd. Dergelijke verschillen kunnen niet op korte termijn worden goedgemaakt. Mijn land heeft zich ingespannen voor de hervorming van pensioenen en sociale zekerheid. Daarom wil ik voorstellen om een aantal voorzieningen van deze aard in het competitiviteitspact op te nemen. Ik steun de noodzaak voor een correlatie tussen de pensioenleeftijd en demografische trends. We moeten ons richten op de effecten van een samenhangend, realistisch pensioenbeleid op de overheidsfinanciën.
George Sabin Cutaş (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp het subsidiariteitsbeginsel zeer goed, maar ik ben van mening dat de pensioenen geen nationale kwestie meer zijn aangezien ze vandaag het onderwerp vormen van een EU-debat. We hebben het over pensioenstelsels die onhoudbaar zijn als gevolg van gemeenschappelijke uitdagingen zoals de financiële crisis, vergrijzing en een dalend geboortecijfer. Het principe van solidariteit tussen de generaties dreigt in onbruik te raken. Burgers worden gedwongen om bij te dragen aan private pensioenen. Wat gebeurt er echter met hen die niet meer genoeg tijd hebben om aan dergelijke pensioenen bij te dragen? De Europese burgers zijn ook afhankelijk van staatspensioenen. In Roemenië is het bruto minimumloon ongeveer 160 euro. Daarom geloof ik dat het investeren in private pensioenen of besparingen pure fantasie is. Ik denk dat de Europese Commissie meer betrokken moet zijn door zowel een minimumsalaris en minimale pensioenuitkering voor te stellen voor de EU. Een mogelijke eerste stap in deze richting is het uitvoeren van een vergelijkende analyse van de pensioenstelsels.
Marisa Matias (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, we zijn hier om te spreken over de salarissen en over voorstellen ten aanzien van de pensioengerechtigde leeftijd. Wat we in ieder geval kunnen zeggen over deze voorstellen, is dat ze ronduit onrechtvaardig zijn. Ze zijn onrechtvaardig, en ze zijn weer eens gebaseerd op een benadering waarvan al lang gebleken is dat deze niet werkt. Wat er in Ierland, Griekenland, Portugal, Spanje en Italië gebeurt, en wie weet in hoeveel andere landen, want het is een eindeloze lijst, is overal verschillend, maar er zijn ook enkele overeenkomsten. Een van die overeenkomsten tussen de landen is dat er een overdracht van de waarde van arbeid naar het financiële kapitaal plaatsvindt, die zijn weerga niet kent. Dat kunnen we niet accepteren. Een andere overeenkomst is dat het de arbeiders en de gepensioneerden zijn die voor deze crisis betalen, en ook een hele generatie van mensen met banen zonder rechten, die geen enkele zekerheid hebben in de samenleving waarin ze leven. Daarom wil ik ter afsluiting nog zeggen, mijnheer de Voorzitter en commissaris, dat we niet door kunnen gaan met mensen tot armoede te veroordelen. Ik hoop echt …
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Liisa Jaakonsaari (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, een groeiende trend in het Europa van vandaag is het rechts populisme, dat zich vooral kenmerkt door verzet tegen de Europese Unie. Waar komt die anti-EU-stemming vandaan? Die komt voort uit het feit dat een sociaal Europa overschaduwd dreigt te worden door een ‘markt-Europa’. In alle voorstellen van de Commissie wordt ofwel het loon- ofwel het pensioenstelsel aangevallen. Er wordt gedacht dat loonflexibiliteit enig soelaas kan bieden. Zij kan dat echter niet en zal juist leiden tot deflatie.
Het is heel belangrijk dat er aan alle wetgeving een permanente sociale clausule wordt gehecht, zodat het idee van een sociaal Europa opnieuw naar voren komt. Het is belangrijk om zich te realiseren dat de pensioenleeftijden omhoog zullen gaan als er verbeteringen komen in het arbeidsleven, maar dat de pensioenleeftijden niet van bovenaf door wetgeving kunnen worden verhoogd.
Alfreds Rubiks (GUE/NGL) . – (LV) Mijnheer de Voorzitter, helaas is Ierland niet het enige land, en is Griekenland ook niet het enige land. Letland was misschien het eerste land dat, als gevolg van de activiteiten van de banken, met deze harde maatregelen te maken heeft gekregen. Het minimumloon in Letland is verlaagd en ligt nu onder het bestaansminimum. De pensioenen zijn verlaagd, en dat geldt ook voor de belastingvrije voet. De mensen protesteren. In deze hele periode heeft Letland een vijfde van de bevolking verloren; een vijfde deel van de bevolking is geëmigreerd en werkt in het buitenland. Het Internationaal Monetair Fonds, dat Letland zogenaamd aan het redden is, heeft draconische voorwaarden gesteld. Het heeft toegestaan dat er veel geld is besteed aan het redden van de banken en dat er nog een beetje overblijft voor een volgende redding van banken, maar niet dat…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Frédéric Daerden (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil graag mijn steun betuigen aan de heer De Rossa. De aanbevelingen die door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn gedaan aan Ierland weerspiegelen helaas een trend die heerst onder onze beleidsmakers op het hoogste niveau, namelijk om Europese werknemers te laten betalen voor een crisis die zij niet veroorzaakt hebben.
Een ander voorbeeld is de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie, waarin aanbevolen wordt om de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd te verhogen door deze te koppelen aan de levensverwachting. Het Parlement heeft onlangs zijn afkeuring hierover uitgesproken in zijn verslag over het Groenboek over pensioenen. Nog een voorbeeld is het voorgestelde competitiviteitspact, waarin verzocht wordt om afschaffing van de inflatie-indexatie van de lonen, met name in mijn eigen land, België.
Met het oog op deze situatie verwelkom ik de betrokkenheid van vakverenigingen, zoals gisteren in Hongarije of op 29 september in Brussel. Het wordt tijd dat onze commissarissen gaan luisteren naar de boodschap van Europese werknemers als zij niet willen dat het gat tussen hen en de burgers, die steeds minder in het Europese project gaan geloven, steeds groter wordt.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats iedereen bedanken voor hun bijdragen. Ik kan beloven dat we ze stuk voor stuk serieus zullen bekijken. Laat me eerst enkele woorden wijden aan het belang en de relevantie van sociale dialoog.
Wij erkennen volledig het belang van sociale dialoog en van constructieve arbeidsbetrekkingen. Wij hebben voortdurend betrokkenheid met de sociale partners aan de dag gelegd, zowel op EU-niveau als in afzonderlijke landen. Zo heeft commissaris Rehn de leiders van de Ierse vakbonden begin november persoonlijk ontmoet en hetzelfde kan worden gezegd van ambtenaren van de Commissie, de ECB en het IMF tijdens de onderhandelingen over het programma, eind november. Zij zullen deze betrokkenheid ook tonen tijdens de volgende missie in april en op daaropvolgende gelegenheden. Overigens heeft de Commissie, in weerwil van sommige beschuldigingen, Ierland niet gedwongen het minimumloon of de sociale uitgaven te verminderen. Deze maatregelen waren zelf al aangekondigd door de vorige Ierse regering, in haar nationale herstelplan, samen met andere fiscale en structurele maatregelen die gericht waren op economische stabiliteit, groei en werkgelegenheid.
De rechtsgrondslag voor de voorwaarden voor economisch beleid is artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme en artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Ierland. Nogmaals, beide zijn gestoeld op artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het enkele feit dat in het memorandum van overeenstemming specifieke voorwaarden voor economisch beleid raken aan diverse kwesties die verband houden met sociaal beleid, zet de juridische grondslag van het besluit niet op losse schroeven. Er lijkt geen tegenspraak te zijn met artikel 152 of artikel 153, lid 5. Artikel 152 is een algemene bepaling waarin de mogelijke noodzaak voor specifieke maatregelen met sociale gevolgen niet wordt uigesloten. Bovendien bevat deze bepaling geen subjectieve rechten voor de sociale partners. Artikel 153, lid 5, is een beperking ten aanzien van de inhoud van de maatregelen die krachtens artikel 153 kunnen worden genomen, namelijk sociaal beleid. Aangezien het memorandum van overeenstemming niet is aangenomen op grond van artikel 153, is deze beperking niet van toepassing.
De bepalingen van Titel 10, sociaal beleid, kunnen niet worden veronachtzaamd. Er moet rekening mee worden gehouden, maar het betekent niet dat als gevolg van artikel 153, lid 5, er geen maatregelen die invloed hebben op lonen kunnen worden aangenomen, op grond van artikel 122. De maatregelen die op grond van artikel 122 voor Ierland zijn genomen, houden geen regulering van kwesties in. Ze voorzien in voorwaarden gekoppeld aan het verlenen van bijstand door de Unie. Dit is expliciet toegestaan door artikel 122, lid 2. Er is dus geen wettig bezwaar tegen het beginsel van bevoegdheidstoedeling.
Meer in het algemeen gaat de kwestie van economische beleidsvoorwaarden niet over EU-bevoegdheden op het gebied van sociaal beleid of lonen. De voorwaarden die in het programma zijn opgenomen, bestrijken een breed gamma aan beleidsgebieden en voor de meeste daarvan berust de bevoegdheid bij de lidstaat. De economische beleidsvoorwaarden van het programma zijn lidstaatverplichtingen, overeengekomen met de EU en het IMF, over maatregelen die de lidstaten zullen treffen in ruil voor EU/IMF-financiering.
Tot besluit: de Commissie heeft zich er volledig rekenschap van gegeven dat elk financieel bijstandsprogramma vanzelfsprekend sociale gevolgen heeft. Het voornaamste doel van de specifieke economische beleidsvoorwaarden die aan een dergelijk programma zijn gekoppeld, is echter om aanzienlijk ernstigere sociale gevolgen te vermijden, door het land weer op het spoor te zetten van duurzame groei en werkgelegenheid.
Proinsias De Rossa (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, kunt mij helpen vast te stellen wanneer een commissaris ten overstaan van dit Parlement enerzijds zegt dat Ierland niet wordt gedwongen zijn minimumloon en zijn sociale zekerheid te verminderen en daarop zegt dat de overeenkomst een voorwaarde is; dat dit de voorwaarden zijn voor hulp – is dat niet een fundamentele tegenspraak en een misleidende ...
(Spreker wordt door de voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. - Het spijt me, mijnheer De Rossa, u weet dat ik veel respect en bewondering voor u heb, maar we kunnen het debat niet opnieuw openen. Uw mening moet gerespecteerd worden, net als die van de commissaris over deze kwestie, en eventuele tegenstrijdigheden moeten door een ieder onder ogen worden gezien.
Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. – (RO) Volgens Eurostat was het minimummaandinkomen in januari 2011 123 euro in Bulgarije, 157 euro in Roemenië en 1 758 euro in Luxemburg. In 20 van de 27 lidstaten wordt het minimuminkomen wettelijk of door middel van een nationaal intersectoraal akkoord vastgesteld. In elf lidstaten ligt het minimuminkomen tussen 100 en 400 euro per maand, in vijf lidstaten tussen 550 en 950 euro per maand en in zes lidstaten is het meer dan 1 100 euro per maand.
De ontwikkeling en consolidatie van de interne markt geeft bedrijven toegang tot de meer dan 500 miljoen consumenten in Europa. Echter, het vasthouden aan de verschillen tussen minimuminkomens tussen de lidstaten is een barrière die Europese bedrijven de toegang tot Europese consumenten verhindert en die consumenten de toegang tot kwaliteitsproducten en –dienstverlening verhindert. Ik beschouw sociale dialoog als zeer belangrijk in termen van het waarborgen van sociale rechtvaardigheid en een fatsoenlijke levensstandaard voor alle Europese burgers.
We roepen de Commissie en de lidstaten op om gelijke betaling voor gelijke arbeid te garanderen op de interne arbeidsmarkt, om de barrières voor het vrije verkeer van werknemers op te heffen en de mogelijkheid te onderzoeken van een wettelijk minimumloon of een minimumloon op basis van collectieve onderhandelingen. Zo kunnen de Europese burgers een fatsoenlijke levensstandaard krijgen.
4. Preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-000044/2011) van João Ferreira, namens de Commissie ENVI, aan de Commissie: Preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (B7-0201/2011).
João Ferreira, auteur. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, twee jaar geleden, in februari 2009, heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. Het belang van dat onderwerp spreekt voor zich. Sindsdien is Europa getroffen door een heel aantal rampen met enorme gevolgen voor de mensen, het grondgebied, de economie en het milieu.
Het Europees Parlement was van mening dat de in de mededeling van de Commissie voorgestelde aanpak weliswaar correct, maar ontoereikend was. Bovendien heeft de Commissie de toezeggingen die zij zelf in het verslag gedaan heeft, niet op tijd uitgevoerd.
Een van die toezeggingen was, dat er een catalogus van preventiemaatregelen ontwikkeld zou worden die door de Unie gefinancierd zou worden en uitgevoerd door de lidstaten. Waar blijft die catalogus nu, twee jaar na dato? Wil de Commissie met de presentatie daarvan wachten tot het volgende meerjarig financieel kader? Nog twee jaar?
Ondertussen heeft het Parlement afgelopen september een verslag over ditzelfde onderwerp aangenomen. In dat verslag wordt een aantal belangrijke aanbevelingen gedaan. Daar moet bij gezegd worden dat aan dat verslag een zeer uitgebreid debat voorafging, niet alleen hier in het Parlement, maar ook met een groot aantal nationale, regionale en lokale instanties die een taak hebben in de verschillende stadia van rampenbestrijding.
Ook de ervaringen van mensen uit gebieden die het afgelopen jaar door rampen getroffen werden, droegen bij aan de informatie voor dit verslag. Staat u me toe dat ik hier enkele van de vele punten uit het verslag aanstip. Er werd een heel aantal preventiemaatregelen voorgesteld die het voorwerp zouden moeten zijn van prioritaire steun van de EU aan de lidstaten, met het oog op het verhelpen van situaties die in de toekomst risico's kunnen opleveren, op gebieden zoals de reorganisatie van bossen, bescherming van de kustlijn, herstel en bescherming van rivierbekkens, bescherming en renovatie van bewoonde gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor bepaalde rampen, en het gaande houden van de landbouwactiviteiten in streken die door ontvolking zijn getroffen en aan het risico van natuurrampen zijn blootgesteld.
Op welke manier heeft de Commissie deze onderwerpen opgenomen in de catalogus van preventiemaatregelen die zij zou uitwerken, of op welke manier denkt zij deze te gaan opnemen? In het verslag wordt ook voorgesteld een Europees openbaar landbouwverzekeringsstelsel op te richten, en dat Europese boeren toegang moeten hebben tot een minimumsysteem voor compensaties in het geval van natuurrampen.
Ik wil daarbij opmerken dat dit iets heel anders is dan wat er momenteel mogelijk is met de health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), namelijk dat de lidstaten de verzekeringen intern financieren. Wat hier wordt voorgesteld is een verzekering, gefinancierd uit de communautaire fondsen, die voor alle boeren van alle lidstaten gelijk is, als het gaat om de bescherming tegen rampen, zowel boeren uit lidstaten met grote problemen als boeren uit rijke lidstaten.
Rampen zijn, dat weten we allemaal, bijzonder onrechtvaardig, en ze hebben bijna altijd de grootste gevolgen voor mensen en landen die het minst in staat zijn zichzelf te beschermen. Als er één gebied is waarop de solidariteit van de Europese Unie en het cohesiebeginsel nadrukkelijk tot uiting kunnen komen, dan is het wel dat van de bescherming van de burgers, de economie en het milieu tegen rampen.
Daarom vraag ik hier wat de Commissie gedaan heeft of wat ze gaat doen om de bestaande verschillen op dit gebied tussen de regio's en de lidstaten te verkleinen. En wel in het bijzonder door bij te dragen aan de verbetering van preventie in de regio’s en de lidstaten waar een hoger risico op een ramp bestaat en waar de economie zwakker is. Een ander terrein dat in het verslag aan de orde komt, is de versterking van de systemen voor vroegtijdige waarschuwing van de lidstaten en de totstandbrenging van verbindingen tussen de verschillende systemen voor vroegtijdige waarschuwing. Welke stappen zijn er op dit gebied al genomen? Wat zijn de volgende stappen die er genomen gaan worden? Tot slot is het van belang eraan te herinneren dat aansluitend op preventie en op grond van de ervaring die is opgedaan bij recente rampen, een herziening van het reglement van het Solidariteitsfonds noodzakelijk is, zodat dit instrument flexibeler en tijdig kan worden ingezet.
Wat heeft de Commissie al ondernomen, of gaat zij ondernemen om deze herziening uit te voeren? Ik wil er ook nog aan herinneren dat Madeira een jaar geleden door een omvangrijke ramp getroffen werd, met dodelijke slachtoffers en enorme materiële schade aan strategische infrastructuur en vitale installaties tot gevolg. Een jaar na dato heeft Madeira nog geen cent aan steun van de Europese Unie ontvangen. Wat gaat de Commissie aan deze situatie doen, gezien het feit dat er in het huidige reglement van het Solidariteitsfonds staat dat het snel normale levensomstandigheden moet helpen herstellen en snelle en doeltreffende hulp moet bieden om zo snel mogelijk de hulpdiensten te mobiliseren. Hoe zit het met die snelheid, nu er een jaar na dato nog geen cent naar Madeira is gegaan?
Ik sluit af, mijnheer de Voorzitter, met een herhaalde oproep aan de Commissie om de brede consensus die in het verslag tot stand gekomen is tijdens de discussies en de stemming erover, op te pakken als een duidelijk signaal dat deze aanbevelingen – die uit het verslag – moeten worden uitgevoerd. Veel van deze aanbevelingen hebben ook al in eerdere resoluties van dit Parlement gestaan en helaas is daar niets mee gedaan en de Commissie heeft een bijzondere verantwoordelijkheid in deze.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement bedanken voor de kans om van mening te wisselen over rampenpreventie en ik wil in het bijzonder de heer Ferreira bedanken voor zijn blijvende belangstelling voor dit onderwerp.
De rampen van het afgelopen jaar waren een nuttige herinnering aan het feit dat de EU en haar lidstaten meer moeten doen aan rampenpreventie. We moeten ambitieus zijn. We weten allemaal dat investeren in rampenpreventie de moeite waard is. Tegelijkertijd is kosteneffectief en meer investeren in rampenpreventie een uitdaging.
We beoordelen nu de effectiviteit van de bestaande financieringsinstrumenten van de EU. We ontwikkelen ook een catalogus van preventiemaatregelen die de lidstaten zouden moeten overwegen voor EU-financiering.
Onze doelstelling is het vergroten van het effect van de EU-financiering en het versnellen van de tenuitvoerlegging van steun uit het Regionaal Fonds. We kijken ook naar innovatieve financieringsinstrumenten, zoals het poolen van verzekeringen om risico’s te delen. Effectieve investeringen in rampenpreventie zullen helpen levens te redden, schade te beperken en uiteindelijk geld te besparen.
We gaan ook actie ondernemen om onze kennis van rampen te vergroten. We hebben samengewerkt met het Europees Milieuagentschap aan een beoordelingsverslag over de frequentie van rampen in Europa en hun invloed op mensen, economieën en ecosystemen. We hebben ook duidelijke en transparante beoordelingen nodig van de risico’s waarmee we te maken hebben.
Op 21 december vorig jaar hebben we een richtsnoer over het beoordelen en in kaart brengen van risico’s op nationaal niveau uitgebracht om de lidstaten te stimuleren een allesomvattende risicobeheersingscultuur te koesteren. Om een volwaardig risicobeheersingsbeleid te ontwikkelen is de betrokkenheid van alle actoren nodig. De toegenomen frequentie en intensiteit van rampen in Europa zouden de lidstaten ook verder moeten stimuleren om te investeren in een goede voorbereiding en hun capaciteit op te bouwen.
Naast de preventie-elementen is het even belangrijk dat de lidstaten, en Europa als geheel, zo goed mogelijk kunnen reageren. Vorig jaar oktober hebben we ons beleidsvoorstel voor een Europees reactievermogen bij rampen geschetst. Onze doelstelling is het verbeteren van de efficiëntie, de samenhang en de zichtbaarheid van de reactie van de EU op rampen.
Richard Seeber, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, solidariteit is het juiste woord om mee te beginnen. Als zich rampen voordoen – hetzij door de mens veroorzaakte, hetzij natuurlijke – moeten we in Europa schouder aan schouder staan. Dat is van essentieel belang voor de Europese eenwording.
Tempo is het tweede sleutelwoord dat we hier moeten noemen. Het gaat erom, snel hulp te bieden, want snelle hulp is meestal doeltreffende hulp.
Ten derde moet ik er echter toch op wijzen dat natuurlijk in de eerste plaats de lidstaten de verantwoordelijkheid hebben om hun bevolking zo goed mogelijk tegen dergelijke rampen te beschermen. We moeten onderzoeken hoe we de Europese middelen en de middelen die ons ter beschikking staan efficiënter en effectiever kunnen inzetten. Ik wil echter ook opmerken dat tal van lidstaten om Europese middelen verzoeken om te verbloemen dat ze zelf te weinig maatregelen treffen.
Wat kunnen we op het niveau van de Unie doen? We hebben twee grote uitgavenposten: enerzijds het Regionale Fonds waarvoor commissaris Hahn verantwoordelijk is, en anderzijds het Landbouwfonds, in het kader waarvan we de reeds beschikbare middelen beter zouden kunnen gebruiken. Preventie is van centraal belang, dat wil zeggen dat veel rampen, met name overstromingen, door een behoorlijke ruimtelijke ordening kunnen worden voorkomen. We hebben reeds een hoogwaterrichtlijn en in de context daarvan is gebleken dat we met de beschikbare middelen eigenlijk veel meer kunnen bereiken als we de juiste maatregelen treffen – zoals het in kaart brengen van betrokken gebieden, risicobeoordeling en als derde maatregel het opstellen van plannen voor passende maatregelen.
Ik zou wensen dat de Commissie naast de door haar uitgewerkte plannen voor maatregelen ook aandacht zou besteden aan droogte en waterschaarste. Op dit gebied ontbreekt het nog aan een instrument als de hoogwaterrichtlijn en hier kunnen we nog veel bereiken.
Met betrekking tot het maatregelenpakket moet ik zeggen dat mainstreaming ongetwijfeld van cruciaal belang is, dus dat we ernaar moeten streven om op andere beleidsgebieden rekening te houden met deze aspecten. Bovendien moeten de lidstaten onder toezicht van de Commissie risicokaarten opstellen voor alle gebieden.
Edite Estrela, namens de S&D-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dit is een debat dat steeds terugkeert in dit Parlement. Helaas komen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen steeds vaker voor en is hun verwoestende kracht steeds groter.
Hoewel rampenpreventie in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de lidstaten, kan de Europese Unie hier een belangrijke bijdrage in leveren. Er bestaan al enkele communautaire instrumenten om deze activiteiten op het gebied van rampenpreventie te ondersteunen.
Maar het is belangrijk dat deze instrumenten geëvalueerd worden, om beter in staat te zijn de lacunes te vinden. Daarnaast moeten ook de financieringsinstrumenten verbeterd worden. Er is hier al iets gezegd over Madeira, en ik herhaal het nog maar eens, dat Madeira nog steeds niet de toegezegde steun heeft ontvangen en dat duidelijk moge zijn dat de slachtoffers van deze ramp niet eeuwig kunnen blijven wachten.
Ook is de Commissie al diverse malen gevraagd om communautaire richtsnoeren te ontwikkelen voor het in kaart brengen van de risico’s. Verder wil ik het belang onderstrepen van het maken van een volledige inventaris van de informatiebronnen omdat we uitsluitend op basis van betrouwbare informatie adequaat kunnen handelen.
Enkele van de aanbevelingen en voorstellen in het verslag-Ferreira stonden ook al in mijn verslag van 2006 dat door het Parlement is aangenomen, en de Commissie heeft op veel van deze voorstellen nog steeds niet gereageerd. Daarom zou ik de commissaris willen verzoeken ons te informeren over wat er tot dusverre is ondernomen ten aanzien van de inwerkingstelling van het Europees Waarnemingscentrum voor droogte en verwoestijning, en ook ten aanzien van de richtlijn inzake bosbranden.
Catherine Bearder, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de zomers zijn warmer en de stormen zijn heviger. De regen is onregelmatiger en we hebben meer droogten, die leiden tot levensbedreigende branden op ons continent. Vrijwel geen enkel land is de afgelopen paar jaar aan een natuurramp ontsnapt en dan tel ik de door de mens veroorzaakte rampen zoals Tsjernobyl en recenter de gifdam in Hongarije nog niet eens mee.
De burgers kijken naar hun gekozen vertegenwoordigers om zeker te weten dat de planning van hun bescherming efficiënt, betrouwbaar en aanwezig is. We hebben veel beloften en verslagen van de Commissie gekregen, maar we zien maar weinig concrete actie. Er is ons vooruitgang beloofd bij het opzetten van een netwerk van bevoegde nationale diensten in de lidstaten. Een kaart van hulpmiddelen, die beschikbaar is en direct kan worden gebruikt als er een ramp plaatsvindt, was beloofd in 2009. We moeten nu de nationale autoriteiten verzoeken de belangrijkste uitrusting startklaar te zetten, zodat die beschikbaar is voor snelle Europese hulp als dat nodig is.
In mijn eigen regio hebben we in Bracknell het wereldberoemde meteorologische centrum voor de middellange afstand. De informatie van dit centrum helpt zeevaarders, piloten en planners voor rampenbestrijding vanuit een scala aan realtime bronnen over de hele wereld, maar we hebben meer dan dit soort faciliteiten nodig. We moeten weten waar de getrainde noodhulpteams zijn. We moeten weten waar de noodvoedselvoorraden, de tenten en de dekens zijn.
We moeten weten waar de faciliteiten zijn die de levens van de burgers van onze Unie zullen redden als die ze nodig hebben. De Commissie moet deze plannen nu presenteren. Morgen kan er weer een ramp gebeuren.
Marisa Matias, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Om te beginnen wil ik zeggen dat ik volledig achter de woorden van mijn collega sta. De preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen is van uitermate groot belang, en van steeds groter belang, en de Europese Commissie legt ons voortdurend procedurele voorstellen en planningen voor.
Maar er is een complex probleem, zoals al eerder gezegd is. Het Solidariteitsfonds is het instrument dat normaal gesproken voor dit soort situaties wordt ingezet, maar het functioneert uitermate langzaam, het duurt soms negen maanden tot een jaar voordat het wordt ingezet, en dat na een ramp. Ook is hier al gezegd, en ik zal dit blijven herhalen, zo lang als nodig is, dat Madeira, waar een jaar geleden een grote ramp plaatsvond, nog steeds geen steun heeft ontvangen.
Daarom vraag ik nogmaals nadrukkelijk: wordt het niet eens tijd dat de Commissie het functioneren van haar eigen fonds en financieringsmodel herziet? Hoe kunnen we een fonds voor uitzonderingsgevallen handhaven, terwijl het moet kunnen worden ingezet voor situaties die steeds chronischer worden? We weten niet waar het gaat gebeuren, maar we weten dát het gaat gebeuren, en de klimaatveranderingen tonen dit aan. Een uitzonderingsregeling kan echter nooit het antwoord bieden op iets dat regelmatig voorkomt.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, er is veel ruimte voor verbetering van de huidige mechanismen voor de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Op het gebied van preventiemaatregelen tegen natuurrampen moeten we vooral proberen de systemen voor het waarnemen van natuurverschijnselen te verbeteren – of dit nu meteorologische veranderingen zijn of tektonische verschuivingen – en vervolgens de mathematische modellen verbeteren ter beoordeling en voorspelling van deze veranderingen, hun gevolgen en de daaraan gekoppelde alarmsystemen of evacuatie. Op het gebied van door de mens veroorzaakte rampen kunnen we echter veel effectiever optreden.
Aangezien we de risico’s kennen van verschillende menselijke activiteiten, vooral milieubedreigende commerciële activiteiten, kunnen we met goede regulerende maatregelen de kans op rampen als gevolg van alle mogelijke risicovolle activiteiten verlagen. Het preventieve reguleringsmechanisme en de systemen voor toezicht, controle, sancties en repressie moeten echter complex zijn en grondig en met nadruk ten uitvoer worden gelegd.
In het belang van de bescherming van de gezondheid en de levens van onze burgers moeten we daarom systematisch werken aan de verbetering van deze mechanismen voor rampenpreventie.
Ville Itälä (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen onderschrijven wat hier is gezegd. Rampen blijven alleen maar in aantal toenemen. De Europese Unie kan daar zeer veel tegen doen, zoals informatie-uitwisseling, steun en solidariteit. Op die manier krijgen we vanzelf de meerwaarde die met betrekking tot deze zaken van de Europese Unie wordt verlangd.
Ik wil echter van de gelegenheid gebruik maken om de commissaris een vraag te stellen. Drie à vier jaar geleden was er in Rusland een enorme bosbrand, die in mijn land, Finland, enorme rookschade veroorzaakte. Veel mensen hadden door die rook last van zeer ernstige gezondheidsproblemen. Toen besloot het Europees Parlement hier om de Commissie te verzoeken om met Rusland afspraken te maken over de wijze waarop de Europese Unie in dergelijke gevallen Rusland de noodzakelijke hulp kan bieden, die Rusland toen nodig had maar weigerde te accepteren. Ik wil weten of de Commissie enige vooruitgang in deze kwestie heeft geboekt en maatregelen heeft genomen.
Rampen blijven niet beperkt tot de Europese Unie, maar komen ook buiten onze grenzen voor en hebben vaak gevolgen voor de EU-lidstaten. Ik zou willen weten welke vooruitgang er wat dit betreft met Rusland is geboekt.
Mario Pirillo (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, gedurende de afgelopen vijftien jaar is het aantal natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in belangrijke mate toegenomen, en we zijn getuige van gebeurtenissen die ernstiger zijn en frequenter voorkomen in bijna alle landen van de Europese Unie, met ernstige gevolgen voor de economie, infrastructuur en ecosystemen.
We hebben dringend behoefte aan een EU-aanpak om preventieve maatregelen te ontwikkelen en een inventaris op te stellen van de relevante financiële instrumenten en deze aan te passen. Het Europees Solidariteitsfonds en de nationale fondsen zijn niet langer in staat om frequente rampen het hoofd te bieden.
Ik wil de hier aanwezige commissaris vragen wanneer het mogelijk is om ons data en een kaart met risicogebieden te verschaffen, zoals aangekondigd in zijn mededeling van 23 februari 2009. Tot slot betreur ik het dat de bodemrichtlijn voor de verbetering van het grondbeheer al sinds enige tijd door de Raad wordt tegengehouden.
Daciana Octavia Sârbu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, na de milieuramp in Hongarije van vorig jaar oktober heb ik meermalen de aandacht van de Europese Commissie gevestigd op het thema van rampenpreventie in de mijnbouwindustrie. In het geval van de mijnbouwsector hebben ongelukken vaak grensoverschrijdende gevolgen. Dit is een reden te meer waarom de Europese Unie de plicht heeft om te zorgen dat alle mogelijke maatregelen zijn genomen om het risico op ongelukken te verkleinen en de snelheid en doeltreffendheid van de respons in geval van een ongeluk te verbeteren.
Ik heb in antwoord op mijn vragen informatie ontvangen van de Commissie, dat het afval dat in het milieu – waaronder in de Donau – is terechtgekomen door het ongeluk in Hongarije, inderdaad giftig was hoewel dit in eerste instantie was ontkend door de autoriteiten. Dit is een zeer duidelijk voorbeeld van het niet toepassen van regels. Deze situatie moet zo snel mogelijk veranderen.
De Europese Commissie heeft de plicht om urgent actie te ondernemen naar aanleiding van de afgelopen jaar door het Parlement aangenomen resolutie, die oproept tot een verbod op cyanidegebaseerde technologie in de mijnbouw, aangezien deze een grote grensoverschrijdende bedreiging vormt voor ecosystemen.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, het verslag over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, dat in september 2010 is goedgekeurd, bevat een aantal belangrijke, specifieke verwijzingen naar de landbouw. Het verslag vermeldt met name dat de landbouwproductie kwetsbaar is voor klimatologische fenomenen als droogte, vorst, hagel, bosbranden, overstromingen, landverschuivingen en andere. Het verslag bevat ook een aantal belangrijke suggesties, gericht op het tegengaan van de gevolgen van deze problemen. De auteur heeft het idee al genoemd van verzekeringen voor de landbouw.
Ik wil benadrukken hoe belangrijk het is dat deze uitdagingen doeltreffend worden aangepakt, met name tegen de achtergrond van een toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid dat als doel heeft om de landbouw zowel in de voedselproductie als in de bescherming van het milieu een belangrijke rol te laten spelen.
Csaba Sándor Tabajdi (S&D). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, in oktober van vorig jaar heeft Hongarije hulp gekregen tegen de schade van de rode-slibramp in de vorm van expertise, alsook op materieel vlak. Wezenlijke hulp hebben we echter niet gekregen. Het was enorm moeilijk om de mensen uit te leggen waarom burgers van landen buiten de EU wel kunnen rekenen op humanitaire hulp, terwijl burgers van de lidstaten dat niet kunnen. Het klinkt logisch dat het principe van “de vervuiler betaalt” moet worden toegepast in het kader van industriële rampen, maar in de meeste gevallen hebben die bedrijven niet voldoende geld. De Commissie heeft beloofd om de aansprakelijkheidsverzekering verplicht te stellen voor bedrijven die zich bezighouden met gevaarlijke activiteiten. Tegelijkertijd stel ik voor dat we het solidariteitsfonds met een adequate regeling openstellen voor een gedeeltelijke verlichting van industriële rampen. Hierbij leg ik wel de nadruk op gedeeltelijk…
(spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Franz Obermayr (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de plannen voor rampenpreventie verdienen vooral bij onze Hongaarse vrienden bijzondere aandacht, aangezien verleden oktober bij de omgang met ramp met giftig slib in Hongarije het een en ander misgelopen is. De Commissie heeft in haar evaluatie vastgesteld dat de Hongaarse instanties duidelijk te kort zijn geschoten: de gevaarlijke modder was niet als giftig ingedeeld en er was sprake van grote fouten bij de aanleg van het reservoir. Voorts heeft de Commissie vastgesteld dat de Europese afvalcatalogus – de richtlijnen betreffende mijnafval – niet in Hongaars recht zijn omgezet. Daarom is het belangrijk dat de lidstaten de Europese normen als bindende normen in hun wetgeving opnemen.
Naast rampenpreventie is het natuurlijk van belang om deze Europese normen correct ten uitvoer te leggen, goede praktijken uit te wisselen en hulp te bieden met het oog op een zelfstandige rampenbestrijding. Juist in het Jaar van het vrijwilligerswerk is het belangrijk en goed dat de betrokken landen een voorbeeld nemen aan landen die over vrijwillige universele brandweer-, reddings- en aanverwante diensten beschikken.
Iosif Matula (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de toegenomen omvang en gevolgen van natuurrampen vormen een van de grootste uitdagingen voor de Europese Unie. De statistieken geven aan dat er zich in de afgelopen twintig jaar 953 rampen hebben voorgedaan in Europa, met bijna 90 000 doden en economische verliezen van 269 miljard dollar tot gevolg.
Om de gevolgen van deze rampen tegen te kunnen gaan is het nodig om risicokartering te ontwikkelen, met een samenhangend plan voor het beheer van milieufactoren. Het behoud en de uitbreiding van bosgebieden en groenstroken in stedelijke omgevingen moeten voor ons allen een prioriteit zijn. Het is cruciaal dat we de benodigde aandacht geven aan publieksvoorlichting over rampenpreventie. De Internationale dag voor de beperking van natuurrampen is hier een goed voorbeeld van. Ik ben ook van mening dat alle instrumenten effectiever gemaakt moeten worden...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Luís Paulo Alves (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, de zorgen die hier zijn geuit over de preventie van en de reactie op rampen is een zeer gevoelige kwestie, die van het grootste belang is voor onze burgers, en die niet genegeerd kan en mag worden.
We hebben het hier over situaties die zeer gevoelig liggen en die de veiligheid aangaan van de mensen en van hun bezittingen, vaak zeer emotionele situaties vanwege het verlies van mensenlevens, gezinnen die beschadigd worden, en doordat de manier waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien, soms volledig verwoest wordt. Maar al onze blijken van medeleven naar aanleiding van de drama’s die via de media tot ons komen en ons allemaal raken, zijn niet veel waard als we vervolgens in slaap vallen en niet ons werk doen, om te zorgen dat dergelijke situatie worden voorkomen, dat de gevolgen ervan worden beperkt en dat de verstrekking van steun beter verloopt.
Commissaris, de kwestie is hier heel goed en scherp aan de orde gesteld door mijn collega’s. Dit is een kwestie ten aanzien waarvan de Europese Unie haar burgers beter kan laten zien dat ze er voor hen is, door te helpen bij de preventie van rampen en vooral ook, als deze zich voordoen, door hen terzijde te staan op momenten dat zij dit het hardste nodig hebben en het meest kwetsbaar zijn.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, we weten terdege welke factoren in de afgelopen jaren tot een toename van het aantal rampen hebben bijgedragen, we zijn op de hoogte van de klimaatverandering, de explosieve industrialisering van de derde wereld, de groei van de wereldbevolking, enzovoorts.
Maar het is ook zo dat tal van rampen door de mens worden veroorzaakt, en in dit verband moet toch ook worden gezegd dat in de eerste plaats het beginsel moet worden toegepast dat de vervuiler betaalt. Steeds maar weer een beroep op de Unie te doen, is niet de juiste weg. Wel is natuurlijk Europese solidariteit nodig als zich echt op grond van overmacht rampen voordoen, als zich echte natuurrampen voordoen. Hier moet reeds bij de preventie – bijvoorbeeld bij de aanleg van beschermingsconstructies tegen lawines en overstromingen, bij het in kaart brengen van risicogebieden en op het gebied van bewakingssystemen – Europese solidariteit worden getoond, dat staat buiten kijf.
Bovendien moeten we echt een Europese rampenbestrijdingsdienst in het leven roepen die overal kan worden ingezet waar snelle hulp nodig is om het ergste te voorkomen.
Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er wordt hier vandaag veel gesproken over buzzwords, maar het belangrijkste buzzword is het eerste woord dat op het bord staat: preventie. Het oude adagium zegt “voorkomen is beter dan genezen” en we moeten zeker proberen natuurrampen te voorkomen op basis van de recente trends, door een soort voorspelling te maken en preventieve maatregelen te nemen.
We hebben ook een soort trans-Europees verzekeringsmechanisme nodig, want anders kunnen de getroffen gebieden de verzekering niet betalen. In mijn eigen gebied is bijvoorbeeld in de stad Clonmel de verzekering zes keer zo duur geworden als gevolg van het overstromingsrisico.
Tot slot wil ik vragen hoe veel landen er eigenlijk kunnen zeggen dat ze hebben voldaan aan de aanbevelingen van de Commissie, in het bijzonder met betrekking tot de hoogwaterrichtlijn? Ik weet dat deze in mijn land niet goed is toegepast. De landen moeten hun verantwoordelijkheid nemen, net als de Commissie. Door samen te werken kunnen we de moeilijkheden op zijn minst verlichten.
Georgios Koumoutsakos (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de omvangrijke en desastreuze bosbranden die bijna elke zomer met name de Zuid-Europese landen teisteren – Griekenland heeft op dit vlak een schokkende en traumatische ervaring – brengen ons allen tot een onbetwistbare conclusie: voor een tijdige en doelmatige aanpak van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in Europa is het sleutelwoord 'solidariteit'. Trouwens, het Verdrag van Lissabon heeft een solidariteitsclausule geïntroduceerd voor het verlenen van bijstand aan lidstaten die te lijden hebben onder de gevolgen van een natuurramp.
Wij moeten ons voorbereiden op een adequate en doelmatige uitvoering van deze clausule. In het tegengestelde geval is het alsof wij zeventig procent van de Europese burgers negeren, die verwachten dat de Europese Unie hun land zal bijstaan indien het door een natuurramp wordt getroffen. Het is belangrijk dat we het beleid voor de preventie van rampen en de financiering van dit beleid niet door budgettaire druk laten beïnvloeden.
Ook is het belangrijk …
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik dank zeggen voor de gevarieerde bijdragen aan dit debat. Voor zover het om kwesties gaat die rechtstreeks onder de bevoegdheid van mijn collega Georgieva vallen, zullen we u schriftelijk van antwoord dienen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag hoe de stand van de gesprekken en de onderhandelingen met Rusland is met betrekking tot informatie en monitoring.
Omdat het Europees Solidariteitsfonds onder mijn portefeuille valt, wil ik deze gelegenheid echter aangrijpen om u te zeggen dat het Fonds, dat zeven à acht jaar geleden is opgericht, een instrument is dat buiten de begroting om moet worden gefinancierd. Telkens wanneer zich een ramp voordoet, moet een zeer ingewikkelde procedure worden doorlopen – allereerst een evaluatie en vervolgens ook medebeslissing door het Europees Parlement en de Raad –, zodat nu eenmaal vertraging ontstaat.
In het concrete geval van Madeira kan ik u zeggen dat de ondertekening en de betaling binnen de komende veertien dagen zullen plaatsvinden. De vertraging is onder meer ook te wijten aan het feit dat de lidstaat pas zeer laat bepaalde informatie heeft verstrekt. Ook hiermee moet rekening worden gehouden. Uiteindelijk moeten we ook op controleerbare wijze kunnen aantonen waarvoor de middelen daadwerkelijk zijn gebruikt. Desalniettemin moet ook de structuur van het Solidariteitsfonds verder worden ontwikkeld. Binnen de Commissie wordt hierover reeds nagedacht.
Droogte-evaluatie is eerlijk gezegd een kwestie die moeilijk valt in te delen. Technologische rampen zijn weer een ander punt: in het licht van de ervaringen die we in de afgelopen jaren hebben opgedaan, moeten we deze kwesties aan een nieuwe beoordeling onderwerpen.
Wat betreft de middelen die bijvoorbeeld in het kader van de structuurfondsen zijn uitgetrokken, staan in de lopende financieringsperiode voor heel Europa in totaal rond 7,5 miljard euro ter beschikking voor risicopreventie en corresponderende maatregelen op milieugebied. Rond 20 procent van dit bedrag is reeds toegewezen aan concrete projecten.
Als afgevaardigde van een kiesdistrict of een deelstaat weet u net zo goed als ik dat er dikwijls sprake is van administratieve problemen tussen regio's en nationale overheden van de lidstaten in gevallen waarin de respectievelijke bevoegdheden niet duidelijk zijn. In concrete gevallen leidt dat vaak tot vertraging bij de uitvoering van projecten. Het is belangrijk om deze problemen te verhelpen, want het is in het belang van de mensen en de regio's dat de beschikbare middelen ook worden gebruikt en dat er geen belemmeringen of vertragingen ontstaan als gevolg van administratieve of bureaucratische obstakels.
Tot slot zou ik u willen meedelen dat we inderdaad tegen het eind van het jaar met een wetgevingsvoorstel zullen komen voor een meer gecoördineerde aanpak voor de monitoring en rampenbestrijding op Europees niveau. Ik dank u nogmaals voor uw engagement en vasthoudendheid in deze kwestie en ik zou u – en hiermee sluit ik af – willen verzoeken om evenveel aandacht te blijven schenken aan de uitvoering van projecten en het gebruik van in principe beschikbare middelen in de lidstaten.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Ádám Kósa (PPE), schriftelijk. – (HU) In de mededeling van 23 februari 2009, met als titel “Een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen”, heeft de Commissie ondermeer de taak op zich genomen om de beschikbare en bestaande informatiebronnen in verband met preventieve maatregelen en rampen te verzamelen. Ik wil van deze gelegenheid graag gebruik maken om op te merken dat de regering van Nieuw-Zeeland een zeer goede manier heeft gevonden om de doven en hardhorenden op de hoogte te stellen tijdens de afgelopen ramp. Dat moet in praktijk worden gebracht. Eind 2010 had de regering van Nieuw-Zeeland allerlei materiaal uitgereikt, zoals een dvd, waarmee de betrokkenen, autoriteiten en inwoners gebarentaal konden leren voor een eventuele ramp. Dankzij die maatregel zijn er zowel levens als eigendommen gered. Volgens plaatselijke burgerorganisaties en de World Federation of the Deaf (www.wfdeaf.org), zouden de regering van Queensland en de Australian Communications and Media Authority (ACMA) trots moeten zijn op het succes dat behaald werd dankzij een uitstekende voorbereiding en samenwerking, en door het feit dat ze de doven een middel gaven om rechtstreeks en onmiddellijk te communiceren. Helaas gebeurden er toch ook nog steeds tragedies. Ik hoop dat de Commissie deze goede praktijk van deze niet-lidstaat zal bestuderen en de toepassing ervan in de lidstaten en binnen het bestek van de middelen van de EU zal promoten.
- mondelinge vraag (O-0198/2010) van Marian-Jean Marinescu en Mathieu Grosch, namens de PPE-Fractie, aan de Commissie: Crisis door vulkaanaswolk (B7-0015/2011);
- mondelinge vraag (O-000052/2011) van Saïd El Khadraoui, namens de S&D-Fractie, aan de Commissie: Crisis door vulkaanaswolk (B7-0204/2011);
- mondelinge vraag (O-000049/2011) van Gesine Meissner, namens de ALDE-Fractie, aan de Commissie: Crisis door vulkaanaswolk (B7-0202/2011); en
- mondelinge vraag (O-000051/2011) van Roberts Zīle, namens de ECR-Fractie, aan de Commissie: Crisis door vulkaanaswolk (B7-0203/2011).
Marian-Jean Marinescu, auteur. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de vulkaanuitbarsting van afgelopen april heeft geleid tot sluiting van grote delen van het Europese luchtruim. De daaropvolgende crisis heeft meer dan tien miljoen passagiers getroffen en heel wat economische schade veroorzaakt. De aanpak van de crisis door de vulkaanas liet heel wat te wensen over vanwege het gebrek aan coördinatie tussen de instellingen, het gebrek aan specificaties en flexibiliteit, om niet te spreken over het suboptimaal gebruik van de technische hulpmiddelen.
Ik zei het toen en ik zeg het nu nog: Het is van het grootste belang dat de nodige maatregelen worden genomen om te zorgen dat een nieuwe vulkaanuitbarsting niet dezelfde gevolgen heeft. Verantwoordelijkheid voor de veiligheid van vluchten moet bij de operatoren en de bemanning berusten, waaronder verantwoordelijkheid voor het vermijden van gebieden met as. De operatoren moeten worden voorzien van nauwkeurige gegevens, zodat ze de beste oplossing kunnen kiezen. Piloten worden getraind om met uitzonderlijke vluchtomstandigheden te kunnen omgaan en over de nodige ervaring te beschikken om het risico te beoordelen en te besluiten een andere route te nemen.
Om dit proces zo efficiënt mogelijk te maken zijn de volgende elementen nodig: het toezicht en de voorspelling moeten worden verbeterd, en er moet meer worden geïnvesteerd in uitrusting op de grond en in de lucht. De technische structuur moet in staat zijn om nauwkeurige realtimegegevens en continue voorspellingen te leveren, hetgeen met de huidige technologie ook mogelijk is. Het gebruik van verschillende centra voor het verzamelen en leveren van deze informatie zal de risico-evaluatie en de betreffende vluchtplanning verbeteren. De rol van instellingen voor crisisbeheer moet duidelijker worden zodat de operatoren de benodigde informatie ontvangen om beslissingen te kunnen nemen.
De regelgevende instantie moet verantwoordelijk zijn voor het toezicht, en de vulkaanasadviescentra zijn verantwoordelijk voor het inlichten van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten over erupties en gebieden met een hoog risico. De dienstverleners moeten de piloten informeren over gebieden met een hoog risico op asproblemen. De betrokken partijen moeten worden getraind in doeltreffend crisisbeheer met behulp van simulaties.
Ik denk dat het absoluut nodig is dat het Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) de specificaties opstelt, die nodig zijn om de verantwoordelijkheden op toezichts- en operationeel niveau helder te krijgen. Het gemeenschappelijk Europees luchtruim en het uitvoeren van SESAR zou het besluitvormingsproces enorm vereenvoudigen en de gevolgen bij een crisis sterk verminderen. Naar mijn mening zijn dit de belangrijkste punten die moeten worden opgelost, zodat we zeker zijn dat we een dergelijke situatie in de toekomst kunnen beheersen.
Brian Simpson, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de gelegenheid die deze mondelinge vraag ons geeft om terug te kijken op de problemen die reizigers en de luchtvaartbranche als geheel hebben ondervonden tijdens de IJslandse vulkaancrisis van vorig jaar.
Wat vorig jaar duidelijk is geworden, is dat de lidstaten en de EU als geheel geen plan hadden voor een dergelijke gebeurtenis, dat de gebruikte gegevens onvolledig waren, dat de meteorologen niet konden of zelfs niet wilden helpen en dat iedereen zijn best deed om iemand anders de schuld te geven en een beleid hanteerde van risicomijden in plaats van risicobeheer.
Om eerlijk te zijn, mijnheer de Voorzitter, zijn de lidstaten vorig jaar laf geweest. Maar, mijnheer de Voorzitter, dat was toen. Hoe gaat het in de toekomst? Hebben we een allesomvattend plan voor de volgende vulkaanuitbarsting? Als die plaatsvindt, zullen de lidstaten dan voortaan hun beleid op EU-niveau coördineren? En de cruciale vraag: zullen ze overleggen met de luchtvaartbranche en in het bijzonder de luchtvaartmaatschappijen voordat ze hun advies afgeven? We moeten niet dezelfde fouten maken als vorig jaar, toen we de onzinnige situatie hadden dat het ene land zijn luchtruim sloot terwijl het in een buurland open bleef, wat leidde tot chaos, verwarring en enorme economische gevolgen.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, heeft de IJslandse vulkaan één belangrijk punt belicht: hij heeft het argument voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim beter bekrachtigd dan enig politicus had kunnen doen. Het is nu onze taak om dit snel te ontwikkelen en tot stand te brengen, ook al zijn de lidstaten zoals gebruikelijk weer in hun oude gewoonten vervallen en treuzelen ze met dit zeer nodige project.
Gesine Meissner, auteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, onder het vorige agendapunt hebben we het zojuist over natuurrampen gehad. In dit geval hebben natuurkrachten ervoor gezorgd dat het vliegverkeer helemaal stil kwam te liggen. De Eyjafjallajökull – inmiddels kent waarschijnlijk iedereen deze vulkaan – is vorig jaar uitgebarsten en heeft het vliegverkeer voor een groot deel platgelegd. Overigens heb ik bij de vorige toespraak weer gemerkt dat we een uitstekende voorzitter van de Commissie vervoer en toerisme hebben, want ik wilde vrijwel identieke opmerkingen maken. Ik probeer mijn toespraak daarom enigszins te wijzigen.
Inderdaad was het een chaos, zoals Brian Simpson al zei. Als Europeanen bleken we met al onze geavanceerde technologie en al onze ervaring echt hulpeloos te zijn toen het erom ging met deze ramp om te gaan en oplossingen te vinden. We hebben moeten vaststellen dat er te weinig overleg wordt gepleegd. Inmiddels werd een taskforce opgericht. Dat is immers de aanleiding voor deze vraag: beschikt de taskforce al over betrouwbare resultaten die we kunnen bespreken, heeft hij al studies gepubliceerd? Tot nu toe ken ik er tenminste geen. Heeft men werkelijk alle internationale deskundigen benaderd die ervaringen hebben met dergelijke vulkaanuitbarstingen? We hebben er immers afgelopen jaar al in de plenaire vergadering over gesproken dat zich in andere delen van de wereld vaker vulkaanuitbarstingen voordoen, en daar lukt het op de een of andere manier wel om actuele gegevens beschikbaar te maken en het een en ander te coördineren.
Dan heb ik nog iets op het hart. Op 4 mei werd ook in de Raad van ministers van Vervoer gezegd dat we een gecoördineerd Europees verkeerssysteem nodig hebben. Dat kan in dergelijke gevallen natuurlijk uitkomst bieden. Hoe staat het met de voorbereidingen om in het geval van een komende vulkaanuitbarsting – die immers niet te plannen valt, maar op een gegeven moment gewoon gebeurt – beter te kunnen reageren?
Ik heb nog een vraag: is bekend welke technologie nodig is om beter met dergelijke omstandigheden te kunnen omgaan? In Duitsland beschikken inmiddels alle weerstations over apparatuur waarmee gegevens kunnen worden verzameld en waarmee actuele gegevens kunnen worden doorgegeven aan de verantwoordelijken bij de luchtvaartmaatschappijen en de piloten, opdat deze kunnen beslissen of de situatie veilig is of niet, of zij kunnen vliegen of niet.
Een verder punt dat tot dusver niet aan de orde is gesteld, maar dat ik in dit verband belangrijk acht: door de asuitstoot die het vliegverkeer in de problemen heeft gebracht, werden tien miljoen passagiers getroffen, en natuurlijk ook talrijke bedrijven. Er waren veel gestrande passagiers die niet verder konden reizen, wat de vraag doet rijzen hoe het er met de passagiersrechten voor staat. Luchtreiziger genieten passagiersrechten, maar ik heb de indruk dat deze in dit geval niet altijd het beoogde effect hebben gehad. Misschien moesten we deze passagiersrechten ook nog eens aan een herziening onderwerpen.
Dit zijn veel vragen. Ik weet niet of u ze nu allemaal kunt beantwoorden, mijnheer Hahn, omdat vervoer eigenlijk niet onder uw bevoegdheid valt. Maar anders kunnen de vragen die ik naast de schriftelijke vraag heb gesteld, vast en zeker nog op een later tijdstip worden beantwoord. U merkt dat het thema ons erg bezighoudt. Het luchtverkeer is immers van groot belang en we hebben dan ook een gemeenschappelijk Europees luchtruim nodig.
Roberts Zīle, auteur. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, ik herhaal niet graag wat andere sprekers al hebben gezegd, maar waarom hebben we deze vraag eigenlijk gesteld? Het is al bijna een jaar geleden dat deze gebeurtenissen zich hebben voorgedaan, en de kans bestaat dat ze gewoonweg worden vergeten. We wilden ervoor zorgen dat de Commissie dit belangrijk blijft vinden en we wachten op de beloofde maatregelen van de Commissie op basis van de lessen die uit de vulkaanuitbarsting van vorig jaar zijn getrokken. Het is gebleken dat de luchtvaartmarkt misschien wel de enige echte binnenlandse markt van de Europese Unie is, veel meer dan de markt voor andere vervoerswijzen. En dat betekent weer dat het nemen van besluiten, evenals de voorbereiding daarvan, mogelijk een ander proces vereisen. Waar het om gaat is dat nauwkeurige gegevens ontbreken en de operatoren niet deelnemen aan het besluitvormingsproces, en ook het feit dat de besluitvorming op het niveau van de lidstaten plaatsvindt. In beginsel is dit natuurlijk wettelijk bepaald. Hoewel ik tot een fractie behoor die het subsidiariteitsbeginsel altijd steunt, denk ik bij dit onderwerp, gezien de situatie van vorig jaar, dat we op basis van dit voorstel zouden moeten overwegen of er niet meer besluiten op Europees vlak zouden moeten worden genomen. Het baart passagiers ook zorgen dat verschillende luchtvaartmaatschappijen verschillend gedrag tegenover hen vertonen, en het verkrijgen van een vergoeding via de rechtbank is niet altijd even eenvoudig. We moeten natuurlijk voorkomen dat verschillende luchtvaartmaatschappijen verschillend uit deze crisis komen, dat de een veel meer kosten heeft dan de ander. Het derde punt waar ik op wil wijzen is de les die uit deze crisis kan worden getrokken, namelijk dat er in de Europese Unie als het ware verschillende ‘eilanden’ bestaan, die niet door middel van verschillende vervoerswijzen met elkaar verbonden zijn. Dat betekent dat we bij het plannen van de TEN-T-kaart dit jaar en de TEN-T-begroting voor de volgende financiële vooruitzichten, plus de begroting voor het cohesiebeleid, investeringen in andere vervoerswijzen mogelijk moeten maken, zodat we deze eilanden kunnen verbinden met de rest van de Europese Unie. Dank u.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de uitbarsting van de Eyafjallajökull in IJsland in april 2010 had een enorme invloed die dringend optreden van de EU vereiste. De Commissie heeft daarom onmiddellijk maatregelen voorgesteld om het standpunt van de EU te coördineren en het regelgevingskader te versterken. Dat maakt Europa een sterkere partner op wereldniveau.
De Commissie is actief betrokken bij de praktische werkzaamheden om de bestaande methoden voor het vermijden van vulkaanas in de luchtvaart te verfijnen. De Commissie heeft bijvoorbeeld een specifieke oproep gelanceerd binnen het zevende kaderprogramma getiteld Technology support for crisis coordination for the air transport system following major disrupting events. Parallel hieraan bereidt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) regels voor op het gebied van luchtwaardigheidseisen en risicobeoordeling voor veilig vliegverkeer in een vulkanisch verontreinigd luchtruim.
Vanuit een operationeel perspectief is in nauwe samenwerking met het EASA een aanpak ontwikkeld. Deze aanpak weerspiegelt de praktijken in andere delen van de wereld. De grondbeginselen zijn als volgt: ten eerste is de luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk voor de veiligheid van haar diensten. Voordat zij een dienst uitvoert in een luchtruim dat is verontreinigd met vulkaanas, moet de luchtvaartmaatschappij een risicobeoordeling uitvoeren en deze laten goedkeuren door de toezichtautoriteit. Deze procedure moet worden herhaald als er belangrijke veranderingen plaatsvinden.
Ten tweede moet de luchtvaartmaatschappij aantonen dat de informatiebronnen die zij gebruikt bij haar risicobeoordeling correct zijn. Zij moet ook aantonen dat zij zelf bevoegd en in staat is om dergelijke gegevens correct te interpreteren. Voordat de dienst wordt gestart, moet de luchtvaartmaatschappij van de fabrikanten specifieke informatie krijgen met betrekking tot de gevoeligheid van het vliegtuig voor de effecten van vulkaanas in de lucht en het effect van dergelijke as op zijn luchtwaardigheid. Deze moet worden meegenomen bij de risicobeoordeling.
Bij het omgaan met verstorende gebeurtenissen zoals deze, is een essentieel element samenwerking tussen de lidstaten en de branche op het gebied van besluitvorming. Om allesomvattende en gecoördineerde maatregelen te garanderen, heeft de Commissie, samen met Eurocontrol, een Europees crisiscoördinatiecentrum voor de luchtvaart opgezet na de vergadering van de Raad van ministers van Vervoer van 4 mei 2010. Sinds de oprichting is dit centrum diverse malen bijeengekomen om zijn structuren en procedures te ontwikkelen. Om het tijdig functioneren te testen en controleren, zal dit centrum deel uitmaken van een vulkaanoefening die gepland is voor 13 en 14 april 2011 onder auspiciën van het luchtvaartorgaan van de VN, de ICAO.
De vulkaanascrisis heeft het cruciale belang van een gemeenschappelijk Europees luchtruim duidelijk gemaakt. De Commissie heeft daarom de tenuitvoerlegging daarvan versneld, bijvoorbeeld via de aanneming van de SES-prestatieregeling en de daaraan gekoppelde EU-brede prestatiedoelen, de aanneming van uitvoeringsregels voor netwerkbeheersfuncties, de aanwijzing van een netwerkbeheerder, de aanneming van de uitvoeringsregels en richtsnoeren voor de functionele luchtruimblokken, de voordracht van voormalig EP-lid Georg Jarzembowski als coördinator van de functionele luchtruimblokken en de verwachte afronding in april 2011 van de uitbreiding van de bevoegdheid van het EASA voor veiligheidsregulering op het gebied van luchtverkeersleiding.
Ik wil daarom ter afsluiting zeggen dat de Commissie blijft werken aan deze zeer complexe en technische kwesties. De Commissie werkt samen met het EASA, de ICAO, de lidstaten en de branche om de veiligheid van het Europese luchtruim te garanderen.
Mathieu Grosch, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik beschouw uw antwoord natuurlijk als antwoord van de Commissie en ga er ook niet van uit dat u vandaag zult ingaan op de specifieke vragen van de Commissie vervoer en toerisme.
Eén ding was duidelijk: meer dan 100 000 vluchten werden geschrapt, 300 luchthavens en meer dan tien miljoen passagiers werden getroffen. Uit een dergelijke gebeurtenis moeten lessen worden getrokken. Dat is ook de reden voor de vragen die we hier vandaag stellen. Al snel werd aangedrongen op meer coördinatie, waarvan immers duidelijk geen sprake was. Binnen 24 uur kan echter geen coördinatie worden geïmproviseerd. Op deze vragen willen we vandaag antwoord hebben, niet alleen het Parlement, maar ook de burgers in Europa.
Ten eerste willen we weten of de informatie met betrekking tot zowel de gevolgen als ook de lokalisering van dergelijke fenomenen inmiddels is verbeterd.
Ten tweede: welke rol zullen de EU-organen in de toekomst op dit gebied spelen en welke bevoegdheden zullen zij krijgen? Zullen we ook in de toekomst te maken hebben met 27 afzonderlijke beslissingen of heeft de Commissie inmiddels toch andere voorstellen, en in hoeverre worden de luchtvaartmaatschappijen daarbij betrokken? Deze vraag werd heel vaak gesteld.
Er is voorzien in een bijeenkomst van het crisiscomité – het komt ook bijeen en zal ook tests gaan uitvoeren. Het is uiterst belangrijk dat het Parlement en daarmee ook de Europese burgers over de bevindingen van deze tests worden ingelicht.
Als het om coördinatie gaat, gaat het niet in de laatste plaats ook om coördinatie buiten de Europese Unie. We moeten ook afspraken maken over de organisatie op internationaal niveau, aangezien het luchtruim en ook bepaalde rampen in dit verband geen grenzen kennen.
Een ander punt dat wij belangrijk vinden, betreft de passagiers. Men spreekt van tien miljoen passagiers, maar onder die tien miljoen waren niet alleen toeristen die hun vakantie moesten verlengen of wilden, maar waren ook mensen die naar huis moesten of dringend naar een bepaalde bestemming moesten reizen. In zo'n situatie kan niet eenvoudig naar passagiersrechten worden verwezen, maar moeten ook coördinerende maatregelen worden getroffen en moet voor alternatieven en voor een grotere beschikbaarheid van andere vervoersmiddelen worden gezorgd, bijvoorbeeld in de vorm van een snellere toewijzing van spoortracés indien dit nodig mocht blijken. Ook dat kan niet binnen 24 uur worden geïmproviseerd. Dit zijn vragen die we ook namens de burgers en de passagiers hebben. Het gaat er niet alleen om rechten te verduidelijken!
Last but not least – u heeft het zelf aangestipt – de luchtruimblokken of FAB's, zeven in plaats van 27. Dat kan functioneren. Maar ik durf vandaag de prognose te wagen dat ons dat niet voor 2012 zal lukken, omdat de lidstaten het niet willen. We moeten dus ook naar buiten toe een heel duidelijk signaal afgeven dat de vermindering van het aantal luchtruimblokken dringend noodzakelijk is. En het kan functioneren. Commissaris Hahn, ik nodig u uit om naar Maastricht te komen, dat is voor u niet ver weg. Daar functioneert de samenwerking in de bovenste laag van het luchtruim al tussen drie à vier landen. Daar zijn alle problemen waar de lidstaten mee aankomen, opgelost. Komt u naar Maastricht en neemt u het daar geïmplementeerde systeem als model voor Europa, voor de zeven FAB's, dan kunnen we het een en ander binnen twaalf maanden regelen!
Edit Herczog, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien ik geen lid ben van de Commissie vervoer, vragen sommige leden zich misschien af waarop ik zo graag iets wilde zeggen over dit onderwerp. Maar ik was, net als veel anderen, een slachtoffer van de aswolk. Ik was naar Baku gereisd en kon slechts met grote moeite terugkomen.
Dit gaat alle Europese burgers aan. Het was een kans voor Europa om zijn toegevoegde waarde te laten zien – en we hebben gefaald. Ik denk dat de Europese burgers hebben begrepen dat de EU nog niet klaar was om gezamenlijk actie te ondernemen, maar we moeten ervoor zorgen dat we in de volgende vergelijkbare situatie wel klaar zijn om gezamenlijk actie te ondernemen. Daarom denk ik dat het project van het gemeenschappelijk Europees luchtruim onontbeerlijk is. Daar zijn we het allemaal over eens.
Hoewel ik geen lid ben van de Commissie vervoer, wil ik opmerken dat we niet alleen een gemeenschappelijk Europees luchtruim nodig hebben, maar ook een gemeenschappelijke Europese infrastructuur die daarmee verbonden is. Daarom wil ik hier, in de plenaire vergadering, aandacht vragen voor de noodzaak van Galileo en van GMES – want deze kunnen een geweldige Europese infrastructuur vormen als we ze kunnen bouwen – om die doelstelling te verwezenlijken. Daarom werken we aan begrotingslijnen voor die zaken, maar we moeten beter aan de Europese burgers uitleggen waarom deze projecten nodig zijn.
Daarom wilde ik graag het woord voeren, om erop te wijzen dat, naast Europees beleid, ook Europese infrastructuur op dit gebied nodig is.
Nathalie Griesbeck, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, iets minder dan een jaar geleden zijn driehonderd Europese luchthavens gesloten in 23 van de 27 EU-landen. Dat heeft geleid tot aanzienlijke financiële verliezen en heeft er met name voor gezorgd, zoals eerdere sprekers al hebben gezegd, dat meer dan tien miljoen mensen, die niet allemaal op vakantie waren, hun reizen moesten uitstellen en andere vervoersmiddelen moesten zoeken.
Dit is het resultaat van de chaos die was ontstaan door een volkomen natuurlijk verschijnsel dat ons in een belangrijke context ten opzichte van de natuur heeft geplaatst en dat het luchtverkeer in Europa volkomen heeft stilgelegd, iets wat nog nooit eerder was voorgekomen.
Natuurlijk is het moeilijk om een vulkanische uitbarsting te voorspellen en, erger nog, de vorming van een aswolk. Dat is natuurlijk veel moeilijker dan het voorspellen van een sneeuwperiode. Toch heeft de crisis die door deze aswolk is ontstaan de nadruk gelegd op de tekortkomingen en onvolkomenheden van het luchtverkeer in de Europese Unie, alsook op de zwakte en de afwezigheid van een aantal beheermiddelen.
Op basis van deze drie factoren heb ik drie voorstellen voor herstel: de eerste met betrekking tot noodzakelijke comodaliteit; de tweede met betrekking tot de noodzaak van een gemeenschappelijke methode om dit soort uitdagingen het hoofd te bieden; en de derde, uiteraard onze grootste zorg, met betrekking tot de rechten van passagiers.
Wat betreft het eerste punt heeft de crisis aan het licht gebracht dat het absoluut cruciaal was om de comodaliteit in het Europese transport te versterken, aangezien de aswolk niet alleen de grenzen van de luchtvaartsystemen op Europees niveau heeft aangetoond, maar, meer in het bijzonder, ook die van het reizen per trein, aangezien vele reizigers geen alternatief konden vinden. Zoals naar voren is gekomen in de onderzoeken die het afgelopen jaar zijn uitgevoerd, zouden we ons kunnen voorstellen dat de omvang van deze crisis met meer comodaliteit niet zo enorm zou zijn geweest en dat het luchtverkeer in iets mindere mate tot stilstand zou zijn gekomen.
Wat betreft het tweede punt zijn de intergouvernementele aanpak en een fragmentarisch antwoord van 27 lidstaten, net als in de financiële crisis en de debatten die we voeren over de communautaire methode tegenover de intergouvernementele aanpak, in dit geval, op het gebied van transport, niet de manier om de moeilijkheden op te lossen die we zijn tegengekomen en die zich nog een keer kunnen voordoen; daar is eerder een communautaire benadering voor nodig. Daarvoor moeten de bevoegdheden van Eurocontrol in een communautair systeem worden uitgebreid en moet, natuurlijk, zoals al gezegd is, het gemeenschappelijk Europees luchtruim spoedig tot stand worden gebracht.
Ten derde zijn er de passagiers, die bij ons op de eerste plaats komen...
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Zoals ik in mijn inleiding al zei, zult u wel begrepen hebben dat ik het belangrijkste tot het laatst heb bewaard.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie – en dat doe ik niet vaak – danken, en wel voor het feit dat zij het thema veiligheid consequent op de voorgrond heeft geplaatst, zelfs ondanks protesten van een aantal luchtvaartmaatschappijen, die hebben geprobeerd het probleem te bagatelliseren, omdat het economische gevolgen heeft als zo'n probleem zich voordoet. Veiligheid moet echter ook in de toekomst het hoofdbeginsel blijven. Daartoe is echter een aantal verbeteringen nodig die we op Europees niveau kunnen invoeren.
Wat valt er bijvoorbeeld te denken van een verbetering van de gemeenschappelijke meetsystemen? Zijn er inmiddels strategieën ontwikkeld met betrekking tot de wijze waarop en de bevoegdheden waarmee een dergelijke aswolk kan worden gemeten, zodat sneller betrouwbare voorspellingen kunnen worden gedaan? Ik weet dat dit op grond van meteorologische omstandigheden extreem moeilijk is, maar ik zou graag willen weten of er op het gebied van coördinatie vooruitgang is geboekt en de meting en beoordeling ten minste volgens dezelfde criteria plaatsvinden.
Al met al heeft deze crisis als gevolg van vulkaanas aangetoond hoe kwetsbaar ons geavanceerde luchtvaartsysteem inmiddels is. Ieder van ons valt dat al op het vliegveld op. Ook onder normale omstandigheden leiden twee à drie vertragingen al tot een lawine van gevolgen, zodat de dienstverlening al onder normale omstandigheden steeds moeilijker wordt, om nog helemaal te zwijgen over externe weersverschijnselen of een fenomeen als een vulkaanascrisis – in zo'n geval wordt alles helemaal onoverzichtelijk. Het bestaande systeem is kwetsbaar voor fouten, en op dit gebied zijn ook verbeteringen nodig, want een systeem functioneert alleen goed als het is voorbereid op mogelijke fouten.
Tevens is gebleken dat we de gevolgen ondervinden van een groot manco, namelijk het gebrek aan samenwerking tussen spoor-, weg- en luchtvervoer. Juist omdat hier niet in voldoende mate wordt samengewerkt konden op de grond ook nauwelijks passende compenserende maatregelen worden genomen.
Met betrekking tot Single Sky – waarvan de noodzaak in dit verband werd aangetoond, want coördinerende maatregelen waren in ieder geval beter geweest – zij nog opgemerkt dat we geen stap vooruit zullen komen zolang elke lidstaat ervan overtuigd is dat hij, en hij alleen, in staat is om zijn eigen luchtruim doeltreffend te controleren en dat alle andere lidstaten daartoe niet in staat zijn – en dan heb ik het ook over ons luchtruim in Centraal-Europa. Door dit egoïsme ondermijnen we de Europese samenwerking, maar uiteindelijk ook de Europese idee. Dat moeten we wel beseffen.
Jacqueline Foster, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is al gezegd in het debat, maar ik herhaal nog eens dat we ons allemaal bewust zijn van de enorme omvang van de verstoring die is veroorzaakt door de vulkanische aswolk. Zoals al is gezegd, zijn er meer dan 100 000 vluchten geannuleerd, konden tientallen miljoenen zaken- en vakantiereizigers niet reizen zoals gepland, werden goederen later of helemaal niet vervoerd, zijn bedrijven getroffen en hebben onze Europese vervoerders en luchthavens rampzalige financiële verliezen geleden. Al met al heeft het de Europese luchtvaartmaatschappijen meer dan 2 miljard euro gekost. Instanties in heel Europa en in de lidstaten die verantwoordelijk waren voor de afhandeling van deze zaken waren volledig verlamd en om eerlijk te zijn zou ik het bijna lachwekkend hebben gevonden als het niet zo ernstig was geweest.
In deze hele chaos was één ding duidelijk. Luchtvervoer is enorm belangrijk voor de Europese economie en als individuen zijn we afhankelijk van een bloeiende en efficiënte luchtvervoersbranche waar de veiligheid van de bemanning en de passagiers voorop staat. Daarom steun ik met plezier deze mondelinge vraag, niet in de laatste plaats omdat ik tijdens ons vorige plenaire debat over deze kwestie de Europese Unie heb opgeroepen te kijken naar de internationale beste werkwijzen voor het omgaan met vulkaanas en heb ik meer in het bijzonder gewezen op Amerika, waar hiervoor altijd een meer gematigde aanpak is gehanteerd. Ik ben zeker blij met het feit dat de Commissie, bij haar beoordeling van de crisis, heeft geaccepteerd dat Europa zijn procedures moet herzien via de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Internationale beste praktijken vertellen ons dat de verantwoordelijkheid voor het omgaan met de potentiële gevaren die zijn verbonden aan vulkaanas moet worden overgedragen aan de luchtvaartmaatschappijen als onderdeel van hun veiligheidsbeleidssystemen. De rol van de autoriteiten is het controleren van de veiligheidsbeleidssystemen van de luchtvaartmaatschappijen om er zeker van te zijn dat deze aan de vereiste veiligheidsnormen voldoen. Dit is de procedure die wordt gehanteerd in de VS en andere landen die erin geslaagd zijn met de vulkaanuitbarstingen om te gaan zonder grote verstoringen van het luchtverkeer.
Duidelijk en besluitvaardig gezamenlijk leiderschap is essentieel en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart moet ervoor zorgen dat de EU-lidstaten hun huidige procedures aanpassen om te garanderen dat luchtvaartmaatschappijen in de toekomst de verantwoordelijkheid zullen nemen en zullen worden gesteund bij het nemen van dergelijke besluiten.
Tot slot heeft de crisis in april en mei vorig jaar absoluut duidelijk gemaakt dat het aandringen op de volledige tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en SESAR een prioriteit moet zijn. Zowel het Europese bedrijfsleven als de belastingbetaler heeft al enorme bedragen in deze projecten geïnvesteerd en als Europese wetgevers moeten we blijven werken aan evenwichtige, kosteneffectieve en structurele hervormingen. Ik ben blij met de opmerkingen van de commissaris vandaag. Laten we hopen dat we vanaf nu op een positieve manier doorgaan.
Juozas Imbrasas, namens de EFD-Fractie. – (LT) Daar we het vandaag weeral hebben over de door vulkaanas veroorzaakte crisis, blijkt dat dit thema nog altijd heel actueel is en er nog steeds vragen onbeantwoord zijn gebleven. We weten dat vulkanen niet aan wetten gehoorzamen en we kunnen onvoorziene omstandigheden niet uitsluiten. Dit maakt alles deel uit van de luchtvaart die overigens niet alleen hinder ondervindt van vulkanen, maar ook van stormen, sneeuw en gelijkaardige fenomenen. Het is onmogelijk alles te verhinderen, te stoppen of te voorzien wat in de luchtvaartsector kan gebeuren. De veiligheid van de vliegtuigen, het leven en de mobiliteit van mensen moeten onze hoogste prioriteiten zijn.
Het verheugt me dat een vergaand programma voor de tenuitvoerlegging van het Single Sky- initiatief op brede schaal is uitgewerkt om zo het luchtverkeersbeheer te moderniseren. Ik deel de mening van de collega die net voor me het woord heeft gehad, dat de nodige gemeenschappelijke infrastructuur moet worden gecreëerd. Ik zou in deze samenhang ook willen benadrukken dat we vandaag moeten nadenken en spreken over de ontwikkeling van alternatieve transportmiddelen. Op dit vlak hebben we nog veel vooruitgang te boeken. Deze crisis had vooral een impact op de Oost-Europese lidstaten die afgesloten bleven van West-Europa en die, anders dan de andere EU-staten, geen toereikende, alternatieve vervoersmiddelen hadden. Vandaag beseffen we dat we dringend een alternatief, parallel mobiliteitsysteem moeten ontwikkelen, trans-Europese netwerken, spoornetwerken, als een alternatief voor luchtverkeer, net zoals dat wijselijk is gebeurd bij elektriciteits- en telecommunicatienetwerken. Daarom moeten we in het kader van de financiële vooruitzichten ons grote doelen stellen met betrekking tot trans-Europese netwerken. Als luchttransport uitvalt, moet het soepel door transport over land kunnen worden opgevangen en daarbij allereerst door spoorwegverkeer. Het is tijd voor concrete alternatieven die zo snel mogelijk ten uitvoer moeten worden gelegd.
Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als andere leden hier ben ik geen lid van de Commissie vervoer en toerisme, maar ik kom uit Noord-Ierland, een eiland aan de rand van Europa. U kunt zich daarom goed voorstellen hoe belangrijk goede lucht- en zeeverbindingen zijn, niet alleen voor onze economie, maar ook voor ons personenvervoer.
Ik heb me de afgelopen maanden, zelfs deze week nog, beziggehouden met nog niet afgeronde zaken van individuele kiezers die getroffen zijn door deze crisis. Op het moment van de vulkaanascrisis werden de kosten geschat op meer dan 200 miljoen pond per dag, alleen al voor vluchten uit het Verenigd Koninkrijk. Om dit te voorkomen moeten we dus veel beter samenwerken en veel beter kennis nemen van de beste praktijken, zodat we een plan paraat hebben om toekomstige verstoringen en zulke gigantische effecten op de economie te voorkomen.
Zoals ik al zei, heb ik veel klachten ontvangen van individuele kiezers, die meestal betrekking hadden op de luchtvaartmaatschappijen, de manier waarop zij deze individuen hebben behandeld en het feit dat zij hun zorgplicht niet hebben erkend. Ik wil de Commissie vragen hier ook naar te kijken.
Ville Itälä (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, we kennen natuurlijk de trieste verhalen over de gevolgen van de aswolk. Veel mensen konden niet naar de begrafenissen van hun naasten, de bruiloften van hun kinderen of soortgelijke gelegenheden gaan. Dat waren zeer persoonlijke en trieste gebeurtenissen, om nog maar te zwijgen van financiële kosten die werden gemaakt door het lijden van tien miljoen mensen. Zoals u merkt, werkte niets naar behoren.
We konden niet antwoorden dat de Europese Unie een oplossing voor deze situaties had en hier zei de voorzitter van de Commissie vervoer en toerisme terecht dat er met dit risico geen rekening kon worden gehouden, dat het niet beheerst kon worden en dat er vooral sprake was van grote chaos.
Nu moet de Commissie de burgers zo snel mogelijk antwoorden geven. Antwoorden op de volgende vragen: hebben we technische oplossingen of hebben de luchtvaartmaatschappijen die? Als er oplossingen zijn, welke zijn dat dan? Wat zijn de rechten van passagiers in de toekomst, wanneer dezelfde situatie zich voordoet waarin mensen niet kunnen vliegen of thuis kunnen komen? Wanneer komt er een efficiënt gemeenschappelijk Europees luchtruim? Op deze vraag wil men natuurlijk het antwoord dat dat er zo snel mogelijk moet komen, dat dit niet te lang meer voort mag duren. Wat is het alternatieve plan? Welke vervoermiddelen worden er gebruikt? Deze keer waren mensen helemaal verloren. Anderen bestelden taxi’s van Spanje naar Finland en betaalden duizenden euro’s. Deze situatie mag zich in de toekomst niet herhalen. Er moet een plan zijn om mensen beter van dienst te zijn bij alternatieve regelingen.
Ik wil in dit verband een andere kwestie naar voren brengen die hier is genoemd, een andere natuurlijke ontreddering, namelijk sneeuw. Afgelopen december strandden duizenden mensen op luchthavens in Europa toen het sneeuwde. In mijn eigen land, Finland, is voortdurend veel sneeuw en strenge vorst en blijft toch alles functioneren. We moeten er dus voor zorgen dat ook de Europese luchthavens goed functioneren. Dat is niet al te moeilijk en we moeten niet opgeven: zaken moeten zo worden aangepakt dat de rechtszekerheid van de burgers is gewaarborgd.
Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de vulkaanuitbarsting in IJsland en de vele sneeuw van vorig jaar hebben het Europese vliegverkeer ernstig verstoord, met aanzienlijke economische en sociale gevolgen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen, wil ik de Commissie vragen welke nieuwe verordeningen worden ontwikkeld ter verbetering van het wettelijk kader voor de rechten van vliegtuigpassagiers.
Ondanks de vulkaanasadviescentra in Londen en Toulouse, onderdeel van een internationaal netwerk van negen soortgelijke centra dat door de ICAO is opgezet, en het specialistische centrum in Londen dat aan risicokartering doet van vulkaanas, moeten we ook de Europese infrastructuur verbeteren door de introductie van een systeem voor het realtime-meten van de concentraties vulkaanas.
Verordening (EG) nr. 1070/2009 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren, verplicht de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van de functionele luchtruimblokken voor 4 december 2012.
Ik wil de Commissie vragen of de invoering van het gemeenschappelijk Europees luchtruim verloopt volgens de vastgestelde planning. De Europese Unie moet ook zorgen voor comodaliteit en een systeem voor het boeken en afgeven van tickets voor Europese routes met verschillende vormen van vervoer. De Europese Unie heeft een hogesnelheidsverbinding per spoor nodig die alle (hoofd)steden van Europa met elkaar verbindt.
Liam Aylward (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vulkaanascrisis van vorig jaar heeft geleid tot de annulering van bijna 100 000 vluchten, waardoor er een absolute chaos ontstond voor de passagiers. Ik wil vandaag de aandacht van de Commissie vestigen op het effect dat deze crisis heeft gehad op de passagiers.
Meer dan tien miljoen mensen werden getroffen en de annuleringen leidden tot significante economische kosten voor duizenden passagiers. Luchthavens hebben vaak borden en folders om reizigers te informeren over hun rechten, maar die hebben vaak weinig zin als men te maken krijgt met annuleringen of grote verstoringen van het verkeer zoals die werden veroorzaakt door de aswolk. Op grond van de EU-wetgeving hebben passagiers recht op informatie en hulp van hun luchtvaartmaatschappij.
In werkelijkheid kost het de meerderheid van de passagiers wier reis is verstoord een heleboel tijd en geld om aan informatie te komen en vervangende tickets of schadevergoeding te vragen aan de luchtvaartmaatschappijen. Dit is een kwestie waarmee de Commissie zich effectiever bezig moet houden. De grootste frustratie waarmee passagiers in dergelijke situaties te maken hebben, is proberen informatie te krijgen, proberen in contact te komen met de luchtvaartmaatschappijen. Ze zijn wel op de hoogte van hun rechten, maar daar hebben ze weinig aan als ze gestrand zijn op een vliegveld en proberen een luchtvaartmaatschappij te pakken te krijgen.
Ik begrijp dat de luchtvaartmaatschappijen tijdens de ascrisis onder ongekende druk stonden om duizenden passagiers te woord te staan – en ik moet toegeven dat sommige het bewonderenswaardig hebben gedaan – maar in het algemeen is het heel moeilijk voor mensen om informatie en hulp te krijgen als dat nodig is.
De reischaos die het gevolg was van slecht weer in december 2010 toont dat nogmaals aan. Passagiers hebben actuele informatie nodig, maar ze moeten de luchtvaartmaatschappijen kunnen bereiken om van hun rechten gebruik te kunnen maken. Luchtvaartmaatschappijen, klantenservices van luchthavens en informatie moeten beter toegankelijk zijn voor passagiers wier reis is verstoord. Het is niet voldoende om de burgers van de Europese Unie te informeren over hun passagiersrechten; ze moeten worden geholpen bij het uitoefenen van die rechten op het moment van een reischaos.
Michael Cramer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we hadden te maken met een natuurramp, die voor grote aantallen mensen ernstige gevolgen had. Maar als we dit voorval vergelijken met de overstromingsramp en de gelijktijdige wervelstorm in Australië of met de aardbeving in Christchurch, hebben we allemaal nog geluk gehad. De veiligheid had de hoogste prioriteit, en dat was ook goed. Commissaris Kallas heeft de juiste beslissing genomen, ook in overleg met de ministers van Vervoer van de lidstaten.
De kritiek op de luchtvaartmaatschappijen kan ik niet onderschrijven. Natuurlijk hebben zij verlies geleden, er was sprake van een bedrag van twee miljard euro. Maar het zou niet juist zijn om de beslissing of er al dan niet gevlogen kan worden, aan de luchtvaartmaatschappijen over te laten. Dat moet door de politiek worden beslist. De veiligheid moet op de eerste plaats komen. Stel je voor dat er een vliegtuig als gevolg van de vulkaanas was neergestort. Dan hadden we nu een heel andere discussie, namelijk dat het enorm onverantwoordelijk was om ook maar één vliegtuig te laten opstijgen.
We hebben een plan B nodig. Dat werd hier terecht opgemerkt. En het spoor is een alternatief. De luchtvaartmaatschappijen krijgen door de vrijstelling van de kerosinebelasting ieder 30 miljard euro van de Europese belastingbetaler. Dit geld moet in het spoor worden geïnvesteerd, of in ieder geval een deel van dat bedrag, zodat we in het geval van dergelijke rampen een alternatief hebben.
Safety first – dat moet worden gewaarborgd. Dat was de juiste beslissing, die ook voor de toekomst moet gelden.
Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, deze situatie heeft duidelijk gemaakt dat Europa in feite niet voorbereid was op deze crisis. In tegenstelling tot wat we hier eerder hebben gehoord, zijn deskundigen van mening dat onze reactie overdreven was en dat sommige vluchten zeker hadden kunnen plaatsvinden. Dit toont echter ondubbelzinnig aan in hoeverre deze crisis Europa heeft lamgelegd. De vorige sprekers, die over een alternatief in de vorm van de verdere ontwikkeling van het spoorwegnet hebben gesproken, hebben natuurlijk gelijk. Dat spreekt vanzelf. Wat de luchtvaart betreft, ligt de oplossing van dit probleem zonder twijfel in een betere coördinatie en in de versterking van de rol van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. Verder is het een goede zaak dat het Europees Parlement in november een passende regeling over dit onderwerp heeft aangenomen. Dit was een stap in de goede richting.
Béla Kovács (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, de vulkaanuitbarsting gebiedt ons om de prioriteiten binnen het vervoer te herzien. De tijd is gekomen om het vervoer per spoor over afstanden tot 1 500 km te steunen, waarvoor zo nodig subsidies, belastingen en andere regulerende mechanismen kunnen worden ingezet. De interne markt vraagt ook om een modernisering van de spoorwegen en om de fabricage van rollend materieel. In beide gevallen zouden er heel wat banen kunnen worden gecreëerd. Als je de hogesnelheidstreinen vergelijkt met tijden voor check-in en de wachttijden op luchthavens, is er geen voordeel in tijd. Daarnaast stoten vliegtuigen dan ook nog eens heel wat kooldioxide uit en zorgen ze voor lawaaihinder. We kunnen vulkaanuitbarstingen niet voorkomen, maar toch kunnen we de technologie om ze te voorspellen wat verbeteren, net als de manier waarop we de situatie evalueren. Er kan enkel een geschikte oplossing worden gevonden als het vervoer wordt hervormd, net als instructies voor energie en industrie. Vulkaanuitbarstingen kunnen immers het treinverkeer niet of enkel plaatselijk verstoren.
Christine De Veyrac (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, zoals velen van ons al gezegd hebben, heeft de uitbarsting van de IJslandse vulkaan in april vorig jaar op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt hoe fragmentarisch en weinig efficiënt het Europese luchtruim is. Iedereen die hier nu aanwezig is, had er rechtstreeks mee te maken. Vijf miljoen van onze burgers waren gestrand zonder goed vervoersalternatief voorhanden. Een jaar na die buitengewone gebeurtenis laten nieuwe Europese maatregelen nog steeds op zich wachten.
Commissaris, u zei dat er een eerste crisisoefening met betrekking tot vulkaanas gepland staat voor 13 en 14 april, gecoördineerd door Eurocontrol, de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de International Air Transport Association (IATA), maar het is essentieel dat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) goed leiderschap uitoefent om veiligheidsmaatregelen te coördineren op Europees niveau.
Het staat vast dat de door de Visual Approach Charts (VAC) in Londen en Toulouse verstrekte gegevens verfijnd moeten worden door gebruik te maken van modernere technologieën. Zoals we vorig jaar april hebben gezien kunnen de gegevens echter tegenstrijdig zijn en ertoe leiden dat elke lidstaat zijn beslissingen wat betreft het sluiten van het luchtruim eerder neemt op basis van emotie dan op basis van informatie.
In deze context is de rol van het EASA van essentieel belang wat betreft het voorstellen van een geharmoniseerde interpretatie van deze gegevens, en om ervoor te zorgen dat de gegevens gecentraliseerd en goed verspreid worden. Naast de informatie van de VAC, moet het EASA een mechanisme instellen voor het verzamelen van de beschikbare gegevens in nauwe samenwerking met de lidstaten, de luchtvaartmaatschappijen en hun piloten.
Door de gegevens te centraliseren en alle betrokkenen te coördineren zullen de chaos en de inconsistenties die we vorig jaar hebben gezien, worden voorkomen. Daarom verwacht ik dat de Commissie, samen met het EASA, in staat is om zeer binnenkort met concrete voorstellen te komen die volledig in aanmerking zullen worden genomen in de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim.
James Nicholson (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis door de vulkaanaswolk veroorzaakte afgelopen april en mei een enorme verstoring. Zoals mevrouw Foster al zei, beseften velen van ons toen hoe afhankelijk we zijn van modern luchtverkeer. Zeker als je, zoals ik, ergens vandaan komt waar het onmogelijk is om op je werk te komen zonder het vliegtuig te nemen, word je echt met je neus op de feiten gedrukt. Iedereen die in die tijd heeft gereisd, kan er waarschijnlijk over meepraten en sommige mensen werden zeer zwaar getroffen. Daarnaast waren de economische verliezen die luchtvaartmaatschappijen en andere bedrijven hebben geleden als gevolg van geannuleerde vluchten en gestrande passagiers substantieel.
Men heeft gezegd dat dit opnieuw kan gebeuren. Ik denk dat we hierop voorbereid moeten zijn, want er leek een heleboel besluiteloosheid te zijn. Ik zal heel eerlijk zijn: als iemand die elke week vliegt, wil ik, als ik daar op 12 000 meter hoogte ben, bovenal veilig zijn, dus over veiligheid zou ik nooit twisten. We moeten ervoor zorgen dat de veiligheid van de passagiers boven alles gaat. Ik denk dat dat de algehele situatie is die we moeten steunen.
Artur Zasada (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik herhaal het nog eens: er zijn honderdduizend vluchten geannuleerd en tien miljoen passagiers hebben hun bestemming niet bereikt. De verliezen voor de luchtvaartmaatschappijen lopen op tot twee miljard euro. Ik kan me niet herinneren dat het luchtverkeer in Europa ooit eerder zo ernstig werd verstoord. Onder druk van de publieke opinie en de luchtvaartindustrie heeft de Commissie in april vorig jaar al aangekondigd dat ze snel en doortastend zou optreden. Zodra de vulkaanas is neergedaald, zijn helaas ook de ambities van de Europese Commissie in rook opgegaan. Tot dusver is er nog geen Europees plan voor crisismanagement voor soortgelijke situaties uitgewerkt. Bovendien zijn deskundigen op het gebied van veiligheid, vliegtuigfabrikanten, luchtvaartmaatschappijen en markttoezichthouders het nog niet eens geworden over een gemeenschappelijk standpunt. Met het oog hierop moeten wij ons vandaag de volgende vragen stellen: Wat is er het voorbije jaar op dit vlak bereikt? Zouden we vandaag anders reageren dan een jaar geleden indien zich een vergelijkbare vulkaanuitbarsting zou voordoen? Wanneer krijgen we informatie over specifieke maatregelen?
Wij praten onophoudelijk over het gemeenschappelijke Europese luchtruim, over lichaam- en vloeistofscanners en over procedures voor natuurrampen, zoals een vulkaanuitbarsting of een zeer strenge winter. Ondertussen neemt het luchtverkeer in Europa jaar na jaar toe. We hebben geen tijd om nog meer debatten te voeren. Het Europese luchtruim heeft nu meteen behoefte aan goede oplossingen voor de toekomst. Ik wil de Commissie daarom uitdrukkelijk oproepen om deze werkzaamheden af te ronden. Ik dank u zeer.
Ismail Ertug (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, de aswolk heeft ons vorig jaar op indrukkende wijze laten zien waar onze zwakke punten liggen. Daarom rijst de vraag hoe we in de toekomst met dergelijke situaties omgaan. Het gaat natuurlijk in de eerste plaats om de veiligheid van de mensen die in een vliegtuig stappen. Maar natuurlijk moeten we ons ook afvragen hoe we met de economische schade willen omgaan. Daarom vraag ik de Commissie – en misschien kunt u dat ook aan uw collega Kallas doorgeven, mijnheer Hahn – welke plannen er concreet op stapel staan? Ik zou ervoor willen pleiten dat de EU met name de coördinatie moet overnemen met betrekking tot testvluchten en grenswaarden. Deze zijn van groot belang om te kunnen bepalen welke vliegtuigen onder welke omstandigheden kunnen opstijgen.
Ik heb nog een andere opmerking, mijnheer de commissaris. Het is enorm belangrijk – daar werd reeds meerdere malen op gewezen – dat een gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand wordt gebracht. Welke pressiemiddelen is de Commissie voornemens aan te wenden om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun verplichtingen in dezen ook nakomen? Ze hebben tenslotte een desbetreffende overeenkomst ondertekend.
Een ander belangrijk punt, dat vandaag reeds verschillende keren is genoemd, is de vraag wat er met de passagiersrechten in het luchtverkeer gaat gebeuren. In 2004 hebben we Verordening (EG) nr. 2061 aangenomen. Wat is de Commissie voornemens op dit gebied te ondernemen? Het probleem van de economische schade die de verschillende luchtvaartmaatschappijen hebben geleden, is ons bekend. Ik wil er ook nog eens op wijzen dat we alternatieven voor het luchtverkeer nodig hebben, en daarmee bedoel ik het spoor. Ik behoor ook tot degenen die stellen dat we de grote steden, de hoofdsteden van Europa. met elkaar moeten verbinden. Ook hier luidt het antwoord dat we meer Europa nodig hebben, en niet minder.
Het zou mij verheugen als de Commissie werk zou maken van deze punten.
Carlo Fidanza (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, eerst wil ik graag de heer Marinescu bedanken omdat hij zo sterk heeft aangedrongen op dit debat.
Bijna één jaar na het gebeuren zijn we hier samen om dit moeilijke onderwerp te bespreken, dat uitgebreide schade heeft veroorzaakt aan passagiers en bedrijven die werkzaam zijn in zowel de luchtvaartsector als, laten we dat niet vergeten, in andere sectoren.
Ik acht het daarom noodzakelijk om te kiezen voor een tweeledige aanpak. Aan de ene kant het verbeteren van de samenwerking tussen de autoriteiten en de betrokkenen, en eindelijk een begin maken met de hervorming van Eurocontrol, een instantie die natuurlijk niet rechtstreeks verslag doet aan de Europese instellingen, maar die evengoed een cruciale rol heeft gespeeld in het beheer en het gebrek aan doeltreffend beheer van deze crisis.
De ontoereikendheid van puur wiskundige modellen die ertoe hebben geleid dat de autoriteiten van afzonderlijke landen overgingen tot een bijna totale sluiting van het luchtruim, zelfs toen daar geen reden toe was, is aangetoond. Bij gebrek aan een model dat in het veld was getest en aan verder gevorderde technologieën heeft een overdreven mate aan behoedzaamheid geleid tot zeer ernstige schade en zeer veel ongemak.
Bovendien moeten we beslissende vooruitgang boeken om het doel van een gemeenschappelijk Europees luchtruim te bereiken, door op korte termijn alle functionele luchtruimblokken (FAB’s) te ontwikkelen om fragmentatie in het luchtruimbeheer te verminderen en te zorgen voor doeltreffender beleid. Aan de andere kant is het noodzakelijk om de rechten van reizigers te garanderen. In dit opzicht hoop ik dat de Commissie haar herziening van de richtlijn betreffende pakketreizen zo spoedig mogelijk kan indienen om duidelijkheid te scheppen over het kader van garanties en aansprakelijkheid in uitzonderlijke situaties, evenals mogelijke wijzigingen van de richtlijn betreffende passagiersrechten wanneer er sprake is van een aanhoudend uitzonderlijke situatie.
Daarnaast is het noodzakelijk, en dit is bevestigd door andere Parlementsleden, om te komen met een noodplan waarmee wordt voorzien in alternatief vervoer en alternatieve vervoersmiddelen indien een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet.
Dominique Riquet (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de leden bedanken die eerder hebben gesproken en de nadruk hebben gelegd op alle tekortkomingen van de Europese integratie van de luchtvaart in verband met het gebruik van het luchtruim, structuren op de grond en handelsnetwerken. Meer specifiek wil ik ook de aandacht vestigen op aspecten die niets met het luchtruim te maken hebben en die door de ramp met de vulkaanuitbarsting aan het licht zijn gekomen; dat wil zeggen het gebrek aan alternatieve netwerken voor luchtvervoer, in het bijzonder spoorwegnetten, zoals vanmorgen al gezegd is, en vooral het gebrek aan geïntegreerde informatiesystemen om passagiers in staat te stellen snel informatie te vinden over de beschikbare alternatieve vervoerswijzen.
Dit ongeluk moet ons ertoe aanzetten om toe te werken naar de ontwikkeling van alternatieve, doeltreffende en concurrerende vervoerswijzen. In dat opzicht moeten de herziening van het eerste spoorwegpakket en het weer oppakken van een infrastructuurbeleid door middel van trans-Europese vervoersnetwerken in die richting gaan.
Verder verzoek ik de Commissie om serieus na te denken over de instelling van één enkele interface voor informatievoorziening en reserveringen voor alle onderling verbonden vervoerswijzen.
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Europa was in geen geval voorbereid op een dergelijke chaos en de instellingen die instaan voor crisismanagement waren niet opgewassen tegen hun taak. De luchtvaartmaatschappijen hebben door het embargo op het luchtverkeer 400 miljoen dollar per dag verloren. Bij de kosten voor logies, maaltijden en het vervoer van op luchthavens gestrande passagiers zou ook nog het verlies aan inkomsten uit de verkoop van tickets moeten worden geteld.
Seismische en vulkanische activiteit zijn niets nieuws. Het is een feit dat er zich in de toekomst nieuwe vulkaanuitbarstingen kunnen voordoen. Helaas bestaat er geen afdoende remedie tegen dit probleem. In dergelijke situaties zou de Europese Unie er in eerste plaats voor moeten zorgen dat haar burgers een beroep kunnen doen op andere vervoersmiddelen dan het luchtvervoer. Een goede oplossing in het kader van het TEN-T-netwerk dat in de Unie wordt opgezet, is de creatie van een gemeenschappelijk netwerk van spoorverbindingen. We moeten ons eveneens concentreren op het verbeteren van het hogesnelheidsvervoer per spoor. Ik ben ervan overtuigd dat dit op doeltreffende wijze zal bijdragen tot het oplossen van dit soort problemen. Ik dank u.
Karin Kadenbach (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Hahn, ik ben evenmin een lid van de Commissie vervoer en toerisme, maar mijns inziens is het belangrijk dat wij allemaal lering trekken uit de crisis door de vulkaanaswolk. Zoals vandaag reeds is opgemerkt, moet safety first in de toekomst de leidraad zijn in de zoektocht naar oplossingen. Wij moeten de spoorwegen uitbreiden en wij moeten een Europees spoorwegnet ontwikkelen. Wij hebben echter eveneens een overkoepelende coördinatie nodig voor het personen- en goederenvervoer, ongeacht of dit door de lucht, over het spoor of de weg plaatsvindt, in geval van aardbevingen, aswolken, overstromingen of andere rampen.
Nationale contactpunten, zoals we deze momenteel binnen de gezondheidszorg opzetten voor grensoverschrijdende patiëntenzorg, lijken welhaast een vanzelfsprekende oplossing - nationale contactpunten waartoe mensen van alle generaties zich kunnen wenden. Feit is dat ik op dit moment ook een zekere intergenerationele ongelijkheid zie binnen het luchtvervoer. Het is tegenwoordig nauwelijks nog mogelijk om zonder internet informatie in te winnen. Wij moeten samenwerken om dit vraagstuk eveneens aan te pakken.
Pat the Cope Gallagher (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals veel collega’s al hebben gezegd, heeft de vulkaanascrisis in 2010 significante verstoringen van het luchtverkeer en economische schade veroorzaakt, schade die nog steeds niet precies is vast te stellen. Meer dan tien miljoen passagiers werden rechtstreeks getroffen doordat er 100 000 vluchten werden geannuleerd in Europa. Ik kom uit Ierland en de Ierse vliegtuigpassagiers ondervonden zeer grote moeilijkheden als gevolg van deze aswolk, aangezien Ierland niet over land te bereiken is vanaf het Europese vasteland. Ik moest gebruikmaken van veerdiensten, treinen, taxi’s en auto’s om hier in Straatsburg te kunnen komen, wat me meer dan 24 uur zonder slaap kostte. Dat is natuurlijk een kleine prijs; we moeten ervoor zorgen dat de veiligheid boven alles gaat.
De situatie heeft echter aan het licht gebracht hoe dringend een gemeenschappelijk beleid nodig is. Ik ben blij met de recente initiatieven van commissaris Kallas voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europese luchtruim en het instellen van functionele luchtruimblokken. Ik ben ook blij met de verklaring van commissaris Hahn vandaag en ik steun deze maatregelen volledig, aangezien vulkaanaswolken zich niet aan politieke of geografische grenzen houden.
Ádám Kósa (PPE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Zoals mijn collega, de heer Marinescu, reeds heeft aangehaald, heeft de crisis door de vulkaanaswolk aangetoond dat Europa zowel op strategisch als op technologisch vlak niet was voorbereid op een dergelijke situatie. Ik wil de aandacht van de Commissie vestigen op het feit dat het ook een groot effect heeft gehad op de verspreiding van en de toegang tot informatie. Door de chaotische communicatie waren de negatieve ontwikkelingen van de crisis vooral merkbaar bij groepen die het al moeilijk hebben, zoals gezinnen met kleine kinderen en mindervalide mensen. Zij waren niet in staat om op een goede manier te reageren. Ik vraag de Commissie of vanaf april 2010 iedere reizende burger in dergelijke crisissituaties toegang zal krijgen tot adequate informatie, in het kader van zijn recht op informatie.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de leden van het Parlement willen danken voor hun begrip voor het feit dat ik niet bekend ben met het onderwerp. Geachte leden, ik ben het met u eens dat mijn collega, vicevoorzitter Siim Kallas, uitstekend werk verricht en u zult, indien nodig, schriftelijke antwoorden op uw specifieke vragen ontvangen. Dat gezegd hebbende, zou ik u willen danken voor een interessant debat, te meer omdat ik evenals u persoonlijk op verschillende manieren met de gevolgen van de gebeurtenissen te maken kreeg. Daarom zou ik willen afsluiten met het volgende:
De vulkaanascrisis van vorig jaar benadrukte duidelijk hoe noodzakelijk het is dat we samenwerken en oplossingen vinden om een herhaling van de sluitingen van het luchtruim te voorkomen. Dat gezegd zijnde, mogen acties in dit verband geen afbreuk doen aan de veiligheidsniveaus waar de luchtvaartsector overal ter wereld bekend om staat en dit was ook het geval in april van vorig jaar.
Crisissituaties zijn niet nieuw voor de Europese Unie en het antwoord van de EU op deze crisis was tijdig en efficiënt. Er bleek het belang uit van gecentraliseerde Europese actie binnen een grootschalige crisissituatie. Als we specifiek naar de gebeurtenissen met de vulkaan Eyafjallajökull kijken, wordt opnieuw de aandacht gevestigd op het concept en de doelstellingen van het initiatief inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Zoals de Raad ook erkent, moeten we de uitvoering van dit initiatief versnellen om alle voordelen ervan te kunnen benutten.
Vanuit het oogpunt van de Commissie blijft de aandacht gericht op het waarborgen van een geharmoniseerde benadering en toepassing van overeengekomen maatregelen voor toekomstige crisissituaties. Dit zal alle burgers in Europa ten goede komen. Het is ons voornemen om in 2012 de rechten van luchtpassagiers te herzien. Tot slot, maar niet in het minst, is de deelname van de sector van essentieel belang om een gecoördineerd besluitvormingsproces mogelijk te maken.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) De sluiting van grote delen van het Europese luchtruim in april en mei van vorig jaar vanwege de vulkaanuitbarsting in IJsland veroorzaakte ernstige verkeersverstoringen en economische schade en had rechtstreekse gevolgen voor tien miljoen passagiers. Ik ben van mening dat de primaire verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij de luchtvaartmaatschappijen ligt, die daarom van accurate gegevens moeten worden voorzien. Piloten worden opgeleid om met buitengewone vluchtomstandigheden om te gaan, de veiligheidshandleidingen van de commerciële luchtvaartmaatschappijen worden geëvalueerd, gecontroleerd en bekrachtigd door toezichthoudende autoriteiten, en luchtvaartmaatschappijen hebben de nodige ervaring met het vliegen over vulkanische gebieden, zoals blijkt uit hun staat van dienst op het gebied van veiligheid. De luchtvaartmaatschappij (de piloot) zou derhalve verantwoordelijk moeten zijn voor de risicobeoordeling en het waarborgen van de veiligheid van vluchten door bijvoorbeeld routes te kiezen of te besluiten of de route opnieuw bepaald moet worden, waarbij ze rekening moeten houden met alle beschikbare informatie (verstrekking van meer informatie en verbeterde technische uitrusting aan boord van vliegtuigen). Ik hoop dat de Commissie zich met de relevante autoriteiten in verbinding zal stellen om te waarborgen dat ze in de toekomst door mogen gaan met hun werk.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Vandaag is er in het Europees Parlement een debat gehouden over de crisis die is veroorzaakt door de vulkaanaswolk. Vorig jaar heeft de vulkaanuitbarsting in IJsland tot ernstige verstoringen van het luchtverkeer in heel Europa geleid, met enorme economische verliezen tot gevolg. Maar liefst tien miljoen reizigers hebben rechtstreeks hinder ondervonden van deze situatie. Het is geenszins in het belang van de Unie om zich tegen de krachten van de natuur te verzetten, maar een betere voorspelling van de kans op een vergelijkbare crisis in de toekomst zou ons in ieder geval in staat stellen om de economische verliezen te beperken en zou het reizen aangenamer maken voor EU-burgers.
Tijdens het debat is er gesproken over kwesties in verband met de voortgang bij de uitvoering van investeringen in technologische oplossingen en systemen voor de overdracht van gegevens met het oog op het verstrekken van realtimeweersvoorspellingen. Er zijn aan de Europese Commissie vragen gesteld over de transparantie van de gemeenschappelijke besluitvormingsprocedures en over een betere coördinatie van de reacties. Er is tevens aandacht besteed aan de gevolgen van een toename van het luchtverkeer in de toekomst. Verder is er nagedacht over de maatregelen die wij moeten nemen om te bewerkstelligen dat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart bevoegd wordt voor het doorvoeren van operationele wijzigingen.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het aantal natuurrampen is toegenomen, zowel naar intensiteit als naar frequentie, De vulkaanaswolk, vorig jaar april en mei, had ernstige gevolgen voor het Europese luchtruim, toen 75 procent van de luchthavens niet meer kon functioneren, met enorme economische gevolgen, en tien miljoen passagiers daarvan de dupe werden.
Om nieuwe verstoringen van het luchtverkeer te voorkomen moeten er dringend maatregelen op het gebied van crisismanagement genomen worden. Daarom moet er geïnvesteerd worden in technologie op de grond en in de lucht, om meer exacte informatie in realtime ter beschikking te krijgen. Anderzijds is het van fundamenteel belang te definiëren welke rol de verschillende instanties hebben bij dit crisismanagement, in het belang van een betere coördinatie en om grotere verliezen te voorkomen voor de verschillende betrokken partijen. Deze gebeurtenis laat zien dat de integratie van het Europese luchtruim, door middel van het initiatief voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim, van fundamenteel belang is. De constante groei van het luchtverkeer, de fragmentatie van het Europese luchtruim en onvoorziene gebeurtenissen zoals vulkaanaswolken, maken duidelijk dat de EU de procedures voor het luchtvervoer moet coördineren en harmoniseren, om toegevoegde waarde te hebben voor de Europese luchtvaartsector.
(De vergadering wordt om 11:35 uur onderbroken en om 12:00 uur hervat)
De Voorzitter. – Collega’s, dames en heren, geachte gasten, morgen, 11 maart, is de zevende Europese Dag voor de slachtoffers van terrorisme. Die dag zullen we stilstaan bij meer dan 5 000 slachtoffers van terrorisme in Europa. Terroristen verklaren burgers de oorlog. Ze slaan toe op plaatsen in het land waar gewone mensen zich veilig voelen. Het is schandelijk, verwerpelijk en laf. Daarom kan terrorisme nooit goedgepraat worden. Wij Europeanen staan sterk en verenigd. Geen terrorist of criminele organisatie is in staat ons geloof in de waarden waarmee we ons verenigd Europa hebben opgebouwd, te doen wankelen.
Dames en heren, ik verzoek u om staande een minuut stilte in acht te nemen voor de slachtoffers van terrorisme.
(Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)
7. Opstelling van een Europees Statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen (schriftelijke verklaring): zie notulen
8. Ongelukken met vrachtwagens (schriftelijke verklaring)
De Voorzitter. – Ik begin met het lezen van twee schriftelijk verklaringen. De eerste is ingediend door de heer Tarabella, mevrouw Bastos, de heer Canfin, mevrouw Vergiat en mevrouw Weber over de opstelling van een Europees Statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen. De verklaring is ondertekend door de meerderheid van de leden van het Parlement en zal bijgevolg overeenkomstig artikel 123 van het Reglement worden toegezonden aan degenen voor wie ze bestemd is en worden gepubliceerd in de aangenomen teksten van deze vergadering, met vermelding van de namen van de ondertekenaars.
De tweede schriftelijke verklaring is ingediend door mevrouw Hall, mevrouw Ayala Sender, mevrouw Durant, de heer Koch en mevrouw Wils over ongelukken met vrachtwagens. De verklaring is ondertekend door de meerderheid van de leden van het Parlement en zal bijgevolg overeenkomstig artikel 123 van het Reglement worden toegezonden aan degenen voor wie ze bestemd is en worden gepubliceerd in de aangenomen teksten van deze vergadering, met vermelding van de namen van de ondertekenaars.
Mike Nattrass (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het licht van hetgeen waarover we zojuist gesproken hebben, wil ik opmerken dat de beveiliging in dit gebouw is geïntensifieerd en ik zou de mannen en vrouwen die ons beschermen willen bedanken. Ik zou van u de verzekering willen hebben dat het onderzoek naar inbreuken op de beveiliging in Brussel, waarbij in enkele gevallen vuurwapens betrokken waren, daadkrachtig wordt uitgevoerd. Deze inbreuken hebben onze medewerkers, onze gasten en onszelf in ernstig gevaar gebracht. Ook zou ik graag uw verzekering willen hebben dat het hogere management verantwoordelijk zal worden gehouden, indien van toepassing, en dat deze soldaten niet zullen worden opgeofferd om de generaals te beschermen.
(Applaus)
De Voorzitter. – Ik verzeker u dat het onderzoek naar deze zaken loopt om de veiligheid van het Parlement te verbeteren.
Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in verband met de ondertekening van schriftelijke verklaring 84/2010 wil ik natuurlijk al mijn medeondertekenaars bedanken: mevrouw Bastos van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten); de heer Canfin van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie; mevrouw Vergiat van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links; en mevrouw Weber van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa. Samen hebben we een meerderheid van handtekeningen weten te verzamelen.
Dank aan de actoren in de sociale economie die actie hebben ondernomen en het voor dit Parlement mogelijk hebben gemaakt om een duidelijk signaal af te geven aan de Commissie om eindelijk één Europees statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen te erkennen.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
9.1. Mediawet in Hongarije (B7-0191/2011) (stemming)
Vóór de stemming:
Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, voor de geplande stemming over de ontwerpresolutie betreffende de mediawet in Hongarije, wil ik de aandacht van de collega-afgevaardigden vestigen op de laatste ontwikkelingen in de situatie en een concreet voorstel doen.
Vier dagen geleden heeft het Hongaarse parlement de amendementen aangenomen – alle amendementen – waarom de Europese Commissie had verzocht, overigens ondanks de negatieve stemming van de Hongaarse socialistische en groene parlementsleden. Commissaris Kroes was aanwezig bij de stemming en zij heeft laten weten dat de geamendeerde versie van de wet in overeenstemming was met het Europees recht en, in het bijzonder, met het Handvest van de grondrechten. Toch gaat de resolutie van de linkse fracties, waarover vanmiddag gestemd gaat worden, volledig aan deze feiten voorbij. De tekst is vrijwel hetzelfde als die van drie weken geleden en er wordt met geen woord gerept over de stemming van het Hongaarse parlement. Ik heb een vraag: leeft dit Parlement in de werkelijkheid of in een droomwereld? Is deze resolutie gericht tegen de Hongaarse regering of tegen de Europese Commissie die geen enkel probleem meer heeft met de wet?
(Applaus)
In het bijzonder wil ik de voorzitter van de liberale fractie vragen: hebt u nu wel of geen vertrouwen in commissaris Kroes?
De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) denkt dat dit Parlement zijn geloofwaardigheid zal verliezen als het teksten zou aannemen die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Moeten wij een toneel worden voor het vaststellen van nationale politieke successen?
(Applaus)
Gezien deze omstandigheden trekt de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) haar eigen resolutie in en verzoeken wij de overige fracties om hetzelfde te doen. De geloofwaardigheid van het Parlement staat op het spel.
De Voorzitter. – Dames en heren, het voorstel is volstrekt duidelijk. Zoals ik het begrijp, heeft de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) haar resolutie ingetrokken. Er is derhalve maar één resolutie die door verschillende fracties is ingediend. Ik vraag de vertegenwoordigers van de fracties hierop in te gaan.
Hannes Swoboda, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de heer Daul heeft gesproken over de realiteit. Ja, het is realiteit dat de Hongaarse regering of het Hongaarse parlement de wetgeving heeft herzien, en dat is goed, want ik kan mij nog het debat herinneren waarin sommigen - ook u, mijnheer Daul - opmerkten dat er geen herzieningen nodig waren; alles was in orde. Nu moet deze wetgeving ineens toch worden herzien.
(Applaus van links)
Het is echter eveneens de realiteit - en dat kunt u ook lezen - dat zowel de vertegenwoordiger voor mediavrijheid van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) als de vertegenwoordiger van de Raad van Europa zegt dat deze herzieningen niet voldoende zijn. Dat is de realiteit, mijnheer Daul. Dat is de realiteit.
(Applaus van links)
Tijdens de vergadering van onze fractie gisteravond onder mijn voorzitterschap, hebben wij de wetgeving en de herzieningen behandeld en - net als de OVSE en de Raad van Europa - zijn wij tot de conclusie gekomen dat deze herzieningen niet voldoende zijn. Welk besluit er vandaag ook genomen zal worden - of u nu wint, mijnheer Daul, of wij - wij zullen de strijd om de mediavrijheid niet opgeven, mijnheer Lange. Als u dat doet, dan is dat uw zaak.
(Applaus van links)
Mediavrijheid is onlosmakelijk verbonden aan democratie. Wij willen democratie en wij willen mediavrijheid. Om die reden roepen wij u op vandaag dienovereenkomstig uw stem uit te brengen. Wij weten dat er ook binnen uw fractie diverse leden zijn die onze mening delen. Wij moeten strijden voor mediavrijheid - in Hongarije of waar dan ook.
(Applaus van links)
De Voorzitter. – Dames en heren, collega-afgevaardigden, bij mijn weten trekken de vier fracties hun verklaring niet in. We kunnen het debat nu afsluiten en overgaan tot de stemming, maar ik begrijp dat de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa ook een verklaring wil afleggen. Ik verzoek u het woord te nemen.
Alexander Graf Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wij voelen ons hier in het bijzonder aangesproken. Uiteraard hebben wij vertrouwen in het werk van commissaris Kroes. Haar beoordeling van het afgeleid recht was uitstekend. Wij hadden alleen graag gezien dat de commissaris die het primair recht moest beoordelen, haar werk op dezelfde wijze had gedaan, want daar ligt volgens ons het probleem.
(Applaus van links)
De realiteit omvat onder andere de punten die de heer Swoboda zojuist heeft aangesneden, namelijk dat de herzieningen zowel volgens de Raad van Europa als volgens de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) onvoldoende zijn. De Hongaarse vicepremier en minister van Ambtenarenzaken en Justitie, de heer Navracsics, heeft zelf immers toegegeven dat dit geen ingrijpende herziening van de mediawet is. Ik zou slechts de bescherming van de bronnen van journalisten willen noemen, die nog steeds niet geregeld is, of de samenstelling en de bevoegdheden van de media-autoriteit. Dat zijn allemaal kwesties waarover nog moet worden gediscussieerd.
Om die reden wil ik namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa verklaren dat wij de ontwerpresolutie niet intrekken, maar daarentegen verzoeken om de stemming te laten plaatsvinden.
De Voorzitter. – Dames en heren, we gaan de resolutie van de vier fracties in stemming brengen.
9.2. De zuidelijke buurlanden, en met name Libië, met inbegrip van humanitaire aspecten (B7-0169/2011) (stemming)
Vóór de stemming:
Ana Gomes (S&D). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, er heeft zich een nieuw element aangediend, dat niet in de resolutie aan de orde komt, en ik vraag het Parlement met mij uiting te geven aan onze verontwaardiging en zorg daarover. Ik heb het dan over wat er met de BBC-journalisten gebeurd is, die illegaal opgesloten en gemarteld zijn, en zelfs aan nepexecuties zijn blootgesteld, en die vele andere, Libische, gevangenen hebben gezien die waren opgesloten onder werkelijk inhumane omstandigheden.
Dit bewijst ook dat journalisten hun werk in Libië niet in vrijheid kunnen doen. Dit is een belangrijke kwestie, en ik vraag het Parlement om een gezamenlijke boodschap over te brengen aan de Europese Raad, waarin we uiting geven aan onze verontwaardiging en zorg daarover.
De Voorzitter. – Mevrouw Gomes, heeft u een specifiek amendement in gedachten? We kunnen slechts ingaan op een specifiek amendement, niet een algemeen verzoek.
Ana Gomes (S&D). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, volgens de informatie waarover ik beschik, zou het de liberale fractie zijn die het afgesproken mondelinge amendement zou voorstellen, maar als dat niet het geval is, zal ik het met alle plezier naar voren brengen.
De Voorzitter. – Prima, ik begrijp het. Het is een algemene opmerking. Dank u.
Michał Tomasz Kamiński (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, met alle respect, u hebt net gezegd dat deze resolutie is aangenomen, maar ik heb het resultaat niet gezien, althans niet op mijn scherm of op het scherm in de stoel voor mij. Ik vind dat ook de resultaten meegedeeld moeten worden – en daarmee bedoel ik het concrete resultaat van deze stemming.
De Voorzitter. – Dit is de uitslag: 316 stemmen voor, 264 stemmen tegen en 33 onthoudingen.
József Szájer (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement willen wijzen op de dubbele normen die we aan het toepassen zijn. In het geval van de Hongaarse mediawet is een gebeurtenis die op maandag plaatsvond, niet terug te vinden in onze resolutie.
Nu proberen we iets in de resolutie op te nemen dat pas gisteren gebeurde. Dit is een duidelijk geval van de toepassing van een dubbele norm door dit Parlement, wat betreurenswaardig en onaanvaardbaar is.
Vóór de stemming over amendement 11:
Guy Verhofstadt (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens alle fractievoorzitters en ook de meeste coördinatoren, omdat er gisteren na het debat een algemeen gevoel heerste dat we paragraaf 11 moesten versterken. Ik zou het volgende mondelinge amendement willen voorstellen: “verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betrekkingen aan te knopen met de tijdelijke Nationale Overgangsraad van Libië en een proces op te starten om die een officieel karakter te geven teneinde de overgang naar democratie aan te moedigen, de betrokkenheid van een breed spectrum van vertegenwoordigers van de Libische samenleving te garanderen en ervoor te zorgen dat vrouwen en minderheden een rol spelen in het overgangsproces, en de Raad te steunen in de bevrijde gebieden om de bevolking hulp te bieden en te voorzien in de humanitaire basisbehoeften, met inbegrip van medische hulp”.
Dit is het mondelinge amendement namens de zeven fractievoorzitters en ook alle coördinatoren, met wie het is afgestemd.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
9.3. De benadering van Iran door de EU (A7-0037/2011, Bastiaan Belder) (stemming)
Vóór de stemming over paragraaf 6:
Bastiaan Belder, rapporteur. − Voorzitter, op initiatief van de Fractie van Socialisten en Democraten en met goedkeuring en instemming van de andere fracties, stel ik het volgende mondelinge amendement voor na paragraaf 6:
(EN) “veroordeelt ten stelligste het illegaal vasthouden van de Iraanse oppositieleiders Mir Hossein Mousavi en Mehdi Karroubi samen met hun vrouwen door de Iraanse veiligheidsdiensten en dringt aan op hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidsstelling; wijst erop dat hun vasthouding in strijd met de Iraanse wet is gebeurd; veroordeelt de houding van de Iraanse overheid ten aanzien van de oppositie die haar legitiem recht tot protesteren heeft uitgeoefend en betuigt haar solidariteit met de Iraanse bevolking bij haar streven naar democratie; betreurt de schijnheiligheid van de Iraanse regering die op 14 februari 2011 overdreven geweld, intimidering en willekeurige arrestaties heeft aangewend tegen vreedzame betogers die hun solidariteit met het Egyptische volk betuigden, en tegelijkertijd er zich op beriep de vrijheid in Egypte te ondersteunen;”
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
Vóór de stemming over overweging H:
Anna Ibrisagic (PPE). – (SV) Het mondelinge amendement heeft ten doel één enkel woord te schrappen, namelijk het woord and. Ik zal de tekst in het Engels oplezen en vervolgens de reden voor de schrapping toelichten:
(EN) “whereas there has been a remarkable deepening of relations between Iran and Turkey and whereas Iran is using its state and non-state allies Syria, Hezbollah and Hamas, and also the Muslim Brotherhood, to destabilise the region”.
We willen het woord and in het midden schrappen omdat we geen verband willen leggen tussen de betrekkingen tussen Turkije en Iran enerzijds en de betrekkingen die Iran heeft met Hezbollah en Hamas anderzijds.
(Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen)
9.4. Zestiende zitting van de Mensenrechtenraad (Genève, 28 februari - 25 maart 2011) (B7-0158/2011) (stemming)
Vóór de stemming:
Heidi Hautala, voorzitter van de Subcommissie mensenrechten. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb zeer goed nieuws op het gebied van de mensenrechten. Haitham al-Maleh, een 80-jarige Syrische mensenrechtenadvocaat die kandidaat is voor de Sacharovprijs, heeft gratie gekregen en is twee dagen geleden vrijgelaten. Dit is een prachtig voorbeeld van hoe het Europees Parlement de mensenrechten kan versterken.
Nu hij weer vrij is, werkt Haitham al-Maleh daadkrachtig verder aan zijn doel om te helpen duizenden politieke gevangenen in Syrië vrij te krijgen.
(Luid applaus)
De Voorzitter. – Dank u voor dit nieuws. Dit zal ons zeker stimuleren in onze werkzaamheden.
Vóór de stemming over paragraaf 8:
Jean-Pierre Audy (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u er alleen maar op wijzen dat toen u paragraaf 8 van de originele tekst in stemming bracht, er in de Franse vertaling werd aangegeven dat dit paragraaf 19 was. Er is dus een misverstand geweest over de steminstructies.
De Voorzitter. – We zullen ernaar kijken. Bedankt voor uw opmerking.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Fiona Hall (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil deze gelegenheid te baat nemen om de vierhonderd collega’s te bedanken die schriftelijke verklaring 81/2011 hebben ondertekend. Ook wil ik mijn medewerkers bedanken voor hun harde werk en de diensten met verantwoordelijkheid voor schriftelijke verklaringen voor hun ondersteuning, maar in eerste instantie wil ik degenen die campagne hebben gevoerd bedanken, omdat zij dit door hun toewijding mogelijk hebben gemaakt.
Ik ben er trots op lid te zijn van een Parlement waar gewone burgers naartoe kunnen gaan om hun zaak uit te leggen en waar leden van het Parlement luisteren en overtuigd worden. Dit is democratie op haar best en toont aan dat het Europees Parlement zich niet op grote afstand van de bevolking bevindt.
Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik heb gestemd voor de resolutie die mede namens de S&D-Fractie is ingediend, vooral omdat het belang en de actualiteit van deze resolutie onveranderd blijven, ook al hebben er zich tussen de voorbereiding ervan en de stemming van vandaag enige veranderingen voorgedaan in Hongarije.
In de eerste plaats wil ik benadrukken dat we teleurgesteld zijn dat de Commissie van begin af aan heeft besloten zich te concentreren op slechts drie punten in verband met de controversiële Hongaarse mediawet. We blijven erbij, dat hoewel de Hongaarse regering en het Parlement deze punten op relatief aanvaardbare wijze hebben aangepakt, de Commissie nauwgezet had moeten blijven volgen of de mediawet in overeenstemming is met de Europese wetgeving – vooral met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Voorts willen we de Hongaarse autoriteiten oproepen om bij toekomstige wetswijzigingen de betrokken partijen meer te betrekken, inclusief het maatschappelijke middenveld, want alleen zo kan een wet op daadwerkelijk democratische wijze worden ontworpen. Wat dat betreft zullen de op- en aanmerkingen van ons – het Europees Parlement, de Commissie en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa – en die van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa zeker stimulerend werken.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, zeker iedereen in dit Parlement die de beginselen van de Europese Unie onderschrijft, is van mening dat mediavrijheid zeer belangrijk is. Deze vrijheid houdt natuurlijk ook verantwoordelijkheid in. Toch heb ik tegen dit voorstel gestemd.
De informatie die ik over dit onderwerp heb gekregen en die hier is behandeld, toont aan dat de Commissie eisen stelde aan Hongarije en dat Hongarije die inwilligde en zijn mediawetten aanpaste. Naar mijn mening had dat voldoende moeten zijn. Ik ben van mening dat hiervan geen politieke zaak moet worden gemaakt waarin links zich tegen rechts keert of iets dergelijks: wat dit betreft moeten dezelfde normen voor iedereen gelden. Als de Commissie deze wijziging van Hongarije heeft aanvaard, dan doe ik dat ook. Naar mijn mening moet dat hier het uitgangspunt zijn en daarom heb ik helaas tegen dit verslag van mijn eigen fractie gestemd, of tegen het idee ervan, omdat ik vind dat wat Hongarije heeft gedaan precies is wat de Commissie van dat land had gevraagd.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, voordat we ons uitspreken over de vrijheid van de media in Hongarije, zouden we misschien eens kunnen kijken naar wat wij als Parlement doen.
We kunnen dan denken aan de honderdduizenden euro’s aan overheidssubsidies die we aan de Vereniging van Europese Journalisten geven; we kunnen denken aan de tienduizenden euro’s die we iedere week spenderen om lokale verslaggevers in het bijzonder naar Brussel en Straatsburg te laten vliegen en ze een fijne tijd te bezorgen; en we zouden kunnen denken aan de manier waarop tientallen geaccrediteerde correspondenten in Brussel een tweede inkomen verdienen als adviseurs inzake mediakwesties of als redacteuren of schrijvers van door de EU gefinancierde gratis publicaties.
Als ik een Hongaar was, zou ik serieuze vragen hebben over niet alleen de mediawet, maar ook over de sluipende autocratische neigingen van de regering. Ik ben echter geen Hongaar, dus gaat het mij niet aan.
Ik ben echter wel een lid van dit Parlement en ik ben van mening dat de manier waarop we het door belastingbetalers opgebrachte geld gebruiken, namelijk op deze openlijk propagandistische manier, iets is dat strijdig moet worden geacht met onze grondbeginselen van fatsoen, billijkheid en democratie. We zouden eerst de enorme balk uit ons eigen oog moeten verwijderen, voordat we ons zorgen beginnen te maken over de splinter in het oog van Hongarije.
Lara Comi (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor deze belangrijke resolutie gestemd. Het is van cruciaal belang dat de Europese Unie alles doet wat binnen haar macht ligt om in samenwerking met de VN-Veiligheidsraad zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de noodtoestand.
Echter, maatregelen zoals een krachtige veroordeling van de situatie, het voorstel voor een no-flyzone, het instellen van een wapenembargo en andere sancties, het bieden van humanitaire hulp, het evacueren van Europese burgers, en het bieden van hulp aan de getroffen burgerbevolkingen zijn allemaal maatregelen achteraf die slechts dienen om de gevolgen van de ramp te bestrijden.
De Europese Unie moet op internationaal niveau een krachtiger politieke rol spelen en in staat zijn belangrijke problemen het hoofd te bieden. Ik denk dat we, na deze noodtoestand onder ogen te hebben gezien, even halt moeten houden en moeten terugkijken op de situatie om te zien hoe de EU in de toekomst te werk kan gaan om te voorkomen dat er opnieuw situaties ontstaan waarin zwakke democratieën ten onder gaan en zich ontwikkelen tot humanitaire rampen.
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb natuurlijk voor deze resolutie gestemd. Ik denk echter dat de Europese Raad, die morgen bijeenkomt, zo spoedig en beslist mogelijk moet optreden, ten eerste om een no-flyzone boven Libië in te stellen om te voorkomen dat de Libische regering doorgaat met burgers te doden en ten tweede om betrekkingen met de tijdelijke Nationale Overgangsraad aan te knopen. Deze oproep hebben we aan onze resolutie toegevoegd.
Al met al ben ik echter van mening dat een passage in de resolutie benadrukt moet worden, namelijk dat de revolutionaire veranderingen in Noord-Afrika duidelijk hebben gemaakt dat de positieve invloed van de EU en de geloofwaardigheid van de EU op de lange termijn afhankelijk zullen zijn van haar vermogen om een samenhangend gemeenschappelijk buitenlands beleid te voeren dat op waarden is gebaseerd en dat duidelijk de zijde kiest van de nieuwe democratische krachten.
Pino Arlacchi (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de resolutie gestemd. Ik zou willen benadrukken dat het onlangs door de Commissie gelanceerde Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het Zuidelijke Middellandse-Zeegebied een buitengewone eerste stap in de goede richting is.
De EU was grotendeels afwezig aan het begin van de Noord-Afrikaanse crisis en de overgang naar democratie, maar nu lijkt de EU een actievere en meer doeltreffende benadering op dit gebied te hebben gekozen.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, het Libische volk heeft als eerste het recht om over de toekomst van zijn eigen land te beslissen. Als het ideaal van echte democratie en vrijheid vanuit het volk komt, dan kan dat niet van buitenaf worden opgedrongen.
Op de buitengewone Top van de Europese Raad van morgen moet overeenstemming worden bereikt over de rol van de Europese Unie in de regio. De Europese Unie moet de golf van democratie in de Arabische wereld op alle mogelijke manieren steunen. Er mag geen tijd worden verspild: woorden moeten in daden worden omgezet. De Europese Unie moet consequent zijn in haar beleid en ook op de lange termijn haar verantwoordelijkheid dragen in de regio. Als de aanvallen op de burgerbevolking doorgaan, en dat lijkt het geval te zijn, dan moet de Europese Unie onderhandelen over een VN-mandaat en maatregelen om een no-flyzone boven Libië in te stellen om een humanitaire ramp te voorkomen. We moeten in deze situatie ook de mogelijkheid van militaire interventie handhaven.
Adam Bielan (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn getuige van het einde van een van de laatste lange regimes in de naoorlogse geschiedenis. Moammar al-Kadhafi was echter niet moedig genoeg om op een eervolle manier te vertrekken en heeft zijn eigen volk de oorlog verklaard om zijn dictatoriale regime in stand te kunnen houden. Door zijn burgers onder vuur te nemen, heeft hij de fundamenten waarop onze moderne beschaving is gebouwd, ter discussie gesteld. Hij heeft een misdaad tegen de menselijkheid begaan. Wij hebben bijgevolg de plicht om de Libische bevolking te steunen in haar strijd voor vrijheid, democratie en de fundamentele rechten van de mens.
Wij dienen in samenwerking met de Verenigde Naties actie te ondernemen om de stabiliteit in Libië te herstellen en om degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven te straffen. Dat geldt eveneens voor kolonel Kadhafi. Er dient zeer dringend humanitaire steun te worden verleend aan de burgers en er is behoefte aan opvang voor Libische vluchtelingen. De regering van president Reagan heeft vijfentwintig jaar geleden al geprobeerd om een eind te maken aan het Kadhafi-regime. Wij moeten vandaag gebruik maken van alle krachtens het internationale recht toegestane middelen om Kadhafi uit zijn ambt te ontzetten. Met het oog hierop steun ik deze resolutie van het Europees Parlement.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor deze resolutie gestemd, hoewel ik van mening ben dat ze enkele zorgwekkende punten bevat. Om te beginnen wil ik zeggen dat mijn fractie de afgelopen week vertegenwoordigers van het Libische verzet heeft ontmoet en zij zeggen dat zij geen gewapend ingrijpen van het Westen willen. Dat was een zeer duidelijke wens. Naar mijn mening moet de Europese Unie in deze zaak niet vooroplopen, maar moet zij samenwerken met de Verenigde Naties en de Arabische landen.
Desondanks wordt er in deze resolutie gesproken over humanitaire interventie, die helaas maar al te vaak gewapende interventie inhoudt. Het Parlement schaart zich in feite achter interventie, ook al doet zij dat met mooie woorden.
Mijn andere zorg is de no-flyzone, die naar ik vrees zal leiden tot het bombarderen van Libië. Ik vind dat dit een door de VN geleide missie moet zijn, waarbij de hele Arabische wereld, Afrika en de Europese Unie samen moeten werken.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, zij die oproepen tot militair ingrijpen – en een no-flyzone is natuurlijk een vorm van militair ingrijpen, omdat daarvoor de bereidheid vereist is om luchtverkeersfaciliteiten aan te vallen – zouden aan drie punten moeten denken. Ten eerste wil de Libische oppositie geen buitenlandse interventie, zoals we hebben gehoord. Overal in Benghazi hangen posters van die strekking. Ten tweede wil het regime van Kadhafi juist wel buitenlands ingrijpen als rechtvaardiging voor het argument van de dictator dat hij zijn land tegen buitenlandse indringers verdedigt. Ten derde kunnen we het ons niet veroorloven. Het eerste schip in het gebied nadat de humanitaire crisis was begonnen, was de HMS Cumberland uit mijn eigen land, dat in het gebied was omdat het op weg was om tot schroot verwerkt te worden. Daarbij moet opgemerkt worden dat onze marine nog altijd een grotere reikwijdte heeft dan die van de meeste andere lidstaten.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden we wellicht reden gehad voor een rechtstreekse aanval op het regime van Kadhafi, toen het openlijk betrokken was bij internationaal terrorisme. Het is opmerkelijk dat degenen die nu enige vorm van ingrijpen eisen, geen voorstander van een dergelijk optreden waren, toen het gerechtvaardigd zou zijn geweest op grond van de normen van het internationaal recht. Het schouwspel van al die Europese leiders die dit afschuwelijke regime probeerden te paaien en lijmen heeft iets afstotelijks. We hebben met onze interventies tot nu toe al genoeg problemen voor onszelf gecreëerd. Ik ben van mening dat we meer dan genoeg hebben gedaan.
Anna Záborská (PPE). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik sta achter de resolutie en daarom heb ik er ook voor gestemd. Een resolutie goedkeuren is echter niet voldoende.
Vorige week hebben in Egypte vierduizend moslims een koptisch dorp vlakbij Cairo aangevallen. Ze hebben twee kerken in brand gestoken en het de brandweer onmogelijk gemaakt het dorp binnen te komen. Het leger wilde aanvankelijk niet ingrijpen. Toen het leger uiteindelijk ingreep, stuurde het islamitische gemeentebestuur ze weg met de bewering dat de situatie onder controle was. De twaalfduizend christelijke inwoners van het dorp kregen een uitgaansverbod.
Er zijn tijden geweest waarin Europa wist wie goed was, wie fout en waarom. Dankzij de steun van de goede mensen waren er leiders voorbereid op de val van het communisme, zoals Havel, Walesa en Čarnogurský. Tegenwoordig schudden Europese politici echter de hand van dictators en zien ze de vervolging van christenen door de vingers. Ze denken niet in termen van goed en kwaad, want pragmatisme kent dergelijke categorieën niet. Als dit niet verandert, zullen we in Noord-Afrika misschien meer kwaad doen dan goed.
Pino Arlacchi (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb gestemd voor dit verslag, omdat het een duidelijk onderscheid maakt tussen de twee belangrijkste dossiers met betrekking tot Iran: mensenrechtenschendingen door de huidige regering en het Iraanse nucleaire programma.
Het verslag steunt de tweeledige benadering van de Raad: enerzijds sancties, maar anderzijds een aanbod om de dialoog aan te gaan.
Het is absoluut noodzakelijk om de uitermate ernstige mensenrechtenschendingen in Iran te veroordelen. De daders die grotendeels tot staatsinstellingen behoren, handelen zonder gestraft te worden.
Tegelijkertijd moeten we onverantwoorde oproepen tot een internationale gewapende interventie tegen de huidige tirannie vermijden. Een gewapende aanval op Iran uit naam van de mensenrechten zou door alle Iraniërs, ongeacht hun politieke opvattingen, worden beschouwd als een aanval op hun land en als een bijkomende schending van hun grondrechten.
In een dergelijk geval zou Ahmadinejad de enige winnaar zijn.
Tunne Kelam (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb gestemd voor deze resolutie en ben van mening dat het nu tijd is om dezelfde benadering op het regime in Teheran toe te passen als we hebben toegepast op Libië en kolonel Kadhafi. Met andere woorden, het is geen realistische optie meer om de hoop te koesteren dat we vertrouwen kunnen opbouwen. We moeten meer oppositie in Iran steunen. Ik ben met name bezorgd over het oppositiekamp Ashraf, dat sinds juli 2009 belegerd en onder druk gezet wordt. De humanitaire situatie daar is ondraaglijk. Het Parlement heeft in april 2009 een resolutie aangenomen en afgelopen november een schriftelijke verklaring over dit kamp, en ik zou barones Ashton willen adviseren deze ernstige boodschap morgen voor te leggen aan de Europese Raad.
Adam Bielan (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de huidige situatie in Iran en de nucleaire ambities van de heersers van het land, onder wie president Mahmoud Ahmadinejad, zijn voor ons een reden tot grote bezorgdheid. De aanhoudende weigering om samen te werken met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en het daaruit voortvloeiende gebrek aan toezicht op het Iraanse kernprogramma maken het noodzakelijk om krachtdadig op te treden tegenover dit land.
Aangezien het om een autoritair regime gaat, moeten we er rekening mee houden dat Iran ook een bedreiging kan vormen voor andere landen, in het bijzonder voor zijn buurlanden. Vooral de anti-Israëlische retoriek die al geruime tijd door de Iraanse president wordt gebezigd, boezemt ons grote angst in. Ik ben van mening dat het standpunt van de Iraanse autoriteiten over deze kwestie onaanvaardbaar is en ik veroordeel de Iraanse visie dan ook met klem. Door voor deze resolutie te stemmen, verzet ik mij niet alleen tegen het agressieve buitenlandse beleid van dit land, maar eis ik ook dat de politieke gevangenen in Iran worden vrijgelaten, dat de vervolging van mensenrechtenactivisten een halt wordt toegeroepen en dat er werk wordt gemaakt van samenwerking met internationale organisaties, onder andere met de organen van de Verenigde Naties. Ik steun tevens de diplomatieke inspanningen van Turkije en Brazilië in hun zoektocht naar een oplossing voor de nucleaire kwestie.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Iraanse revolutie van 1979 zal ooit worden beschouwd als een historische gebeurtenis die te vergelijken is met de Franse revolutie van 1789 of de Russische revolutie van 1917. Evenals die eerdere revoluties verspreidde de Iraanse revolutie zich onmiddellijk tot over de eigen landsgrenzen en probeerde zij over te slaan naar de rest van de wereld, daarbij, zoals ook die eerdere revoluties, alle erkende normen van het internationale recht, nationale soevereiniteit en territoriale bevoegdheid veronachtzamend.
Wat was de meest kenmerkende actie van de revolutie? Dat was de belegering van de Amerikaanse ambassade. Ik stel voor dat we eens stilstaan bij hoe uitzonderlijk dat eigenlijk was, gezien de betrekkingen tussen landen tot dan toe. Zelfs in de Tweede Wereldoorlog, toen diametraal tegenovergestelde ideologieën streden om elkaar te vernietigen, werden diplomaten op vreedzame wijze via neutrale landen geëvacueerd. Als de Verenigde Staten morgen Cuba zouden binnenvallen, is het aannemelijk dat er een vreedzame uitwisseling van diplomatiek personeel zou plaatsvinden. De boodschap die de Iraniërs uitzonden, was dat hun regels niet overeenkomen met de onze; ze hadden niets meer op met het concept van staatssoevereiniteit en ze zijn vanaf het begin op deze manier doorgegaan en hebben hun milities gesteund van de zijderoutekanaten tot de Balkanstaten en zelfs tot in Buenos Aires.
We zouden ons in een betere positie bevinden om een dergelijk regime te veroordelen, als we in de Europese Unie een beetje meer aandacht zouden hebben voor het beginsel van nationale soevereiniteit en het beginsel van nationale zelfbeschikking.
Gianni Vattimo (ALDE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil uitleggen waarom ik me heb onthouden van de eindstemming over het verslag over Iran. Hoewel ik het eens ben met alle kritiek over de gebrekkige inachtneming van de mensenrechten in Iran, met name wat betreft de doodstraf, de vervolging van seksuele minderheden en het niet in acht nemen van de vrijheid om les te geven in scholen en op universiteiten, ben ik er toch van overtuigd dat veel van het nieuws en de informatie in dit verslag rechtstreeks afkomstig is van de Amerikaanse propagandamolen, die ik niet kan vertrouwen.
Tot slot ben ik er als liberaal democraat vanzelfsprekend van overtuigd dat Iran elk recht heeft om de ontwikkeling van onderzoek op het gebied van kernenergie voor vreedzame doeleinden voort te zetten. Daarnaast wil ik Iran ook niet het recht ontzeggen om te bezitten over nucleaire wapens in een regio waar de enige macht die deze wapens bezit en ook mag bezitten, een racistisch, kolonialistisch land als Israël is.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik wil met betrekking tot deze mensenrechtenresolutie van de VN zeggen dat het heel belangrijk is dat wij in de Europese Unie tot het bittere eind voor de mensenrechten opkomen. Helaas was deze mensenrechtenresolutie niet erg evenwichtig. Al je haar leest, en vooral paragraaf 19, waar ik tegen heb gestemd, dan krijg je het gevoel dat één staat, namelijk Israël, veel te vaak wordt aangevallen en dat men probeert alle schuld bij dat land te leggen.
Wij kennen allemaal de huidige situatie in het Midden-Oosten. Daar vinden in landen volksopstanden plaats waarbij duizenden onschuldige mensen hun leven hebben gegeven. In dit verband moest dit een resolutie over mensenrechten zijn en niet over het Midden-Oosten. Als het de bedoeling was geweest om enig evenwicht te vinden, in plaats van Israël eenzijdig te veroordelen, dan had men Gilad Shalit kunnen noemen, de Israëlische soldaat die al 1 720 dagen geen mensenrechten heeft als gevangene van de Palestijnse Arabieren of Hamas.
Wanneer we dergelijke mensenrechtenverklaringen opstellen, dan moeten we streven naar een evenwichtige en rechtvaardige benadering. Dat is de enige manier om ze duurzaam te laten zijn en waarop we onze geloofwaardigheid kunnen behouden als bewakers van de mensenrechten in Europa en daarbuiten.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mevrouw de Voorzitter, het doet me veel genoegen dat de ontwerpresolutie over de mensenrechten is aangenomen, en het is goed voor de Europese Unie dat dit is gebeurd. Maar ik wil een korte toelichting geven.
(EN) Mevrouw de Voorzitter, wat betreft amendement 2, paragraaf 8, hebben mijn Ierse collega’s en ik binnen onze fractie voor gestemd, omdat we sanitaire voorzieningen en vóór alles schoon water als een fundamenteel mensenrecht beschouwen. Op grond van mijn eigen ervaringen tijdens het uitvoeren van vrijwilligerswerk in Afrika weet ik wat een verschil de toegang tot schoon water maakt voor de levens van mensen. Daardoor ben ik van mening dat we, door dit als een fundamenteel mensenrecht te erkennen, wellicht de urgentie kunnen creëren om te waarborgen dat alle burgers van de wereld eerst en vooral toegang hebben tot schoon water.
(GA) Daarom doet het me zo veel genoegen dat de ontwerpresolutie over de mensenrechten is aangenomen. Dat is wat ik te zeggen had.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpresolutie werd uitgewerkt naar aanleiding van de zorgwekkende situatie omtrent de mediawet in Hongarije, die de verplichting tot evenwichtige berichtgeving voor alle aanbieders van audiovisuele mediadiensten, het evenredigheidsbeginsel en het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting en informatie op de helling plaatst. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en het Parlement zijn terecht bezorgd over het feit dat deze wetgeving indruist tegen de internationale normen op het vlak van vrije meningsuiting, de uitbanning van de politieke en financiële onafhankelijkheid van de publiekrechtelijke media of het toepassingsgebied van de verordening. Die bezorgdheid is des te meer verontrustend gezien de waarschuwing van de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa. Op basis van deze vaststellingen moeten de aanbevelingen uit dit voorstel om de mediawetgeving aan te passen aan de opmerkingen van de Commissie, de OVSE en de Raad van Europa worden goedgekeurd en moet de Commissie ertoe worden aangespoord om een ontwerprichtlijn betreffende de mediavrijheid en de pluriformiteit van de media uit te werken om het ontoereikende wetgevingskader van de EU te remediëren om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Pluriformiteit en vrijheid van de media is een van de EU-basisbeginselen, die het recht op vrije meningsuiting waarborgen en op het verkrijgen en verspreiden van informatie zonder de controle, tussenkomst of druk van de overheidsdiensten. Internationale organisaties hebben hun bezorgdheid uitgedrukt omwille van de mediawet in Hongarije, en de Europese Commissie is na onderzoek tot het besluit gekomen dat de wet indruist tegen de richtlijn audiovisuele mediadiensten en tegen het acquis van de Gemeenschap in het algemeen. Ik ga akkoord met het voorstel in de resolutie dat de Hongaarse autoriteiten de mediawet moeten herzien op basis van de opmerkingen van de Commissie, de OVSE, de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, het Comité van ministers en de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, zodat deze wet in overstemming is met het EU-recht en de Europese normen en waarden betreffende mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk mediabestuur.
Ivo Belet (PPE), schriftelijk. − De Hongaarse regering heeft er goed aan gedaan om al die heisa rond een omstreden wet aan te grijpen om duidelijk te maken dat de persvrijheid en het pluralisme in de media fundamentele pijlers zijn en blijven in Hongarije. De Europese Commissie heeft hierbij prima werk gedaan. Overigens zal de Commissie de zaak terecht blijven opvolgen, niet alleen in Hongarije, maar in alle lidstaten van de Unie.
Het door commissaris Kroes aankondigde initiatief om verschillende belanghebbenden samen te brengen in een groep deskundigen, die zich vervolgens moet buigen over de stand van zaken van het pluralisme in de media in Europa, is een belangrijke stap vooruit. Deze groep zal de Commissie bijstaan bij het uittekenen van nieuwe stappen met betrekking tot het medialandschap. We hebben de opdracht om het pluralisme in de media en de persvrijheid in Europa te garanderen. Ik ga er dan ook van uit dat het Europees Parlement hieraan actief zal meewerken.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Bij democratie draait het in geen geval om feiten. Het ontwikkelt zich, gaat vooruit en neemt met de tijd, helaas, ook weer af. Welnu, de Hongaarse maatregelen voor de media betekenen een behoorlijke stap terug. De overeenstemming tussen alle Europese progressieve krachten heeft het in eerste instantie mogelijk gemaakt dat de kwestie bovenaan de Europese politieke agenda is gezet, wat goed is. Het gaat er nu om nauwkeurig en standvastig te zijn wat betreft de zaken die problemen blijven geven. Onafhankelijk mediabestuur en vrijheid van meningsuiting zijn niet onderhandelbaar.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat de Hongaarse mediawet moet worden opgeschort en herzien op basis van de opmerkingen en voorstellen van de Europese Commissie, de OVSE en de Raad van Europa, om ervoor te zorgen dat deze volledig in overeenstemming is met het EU-recht en de Europese normen en waarden betreffende mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk mediabestuur. Het Europees Parlement heeft er bovendien aan herinnerd dat de criteria van Kopenhagen voor het EU-lidmaatschap, zoals vastgesteld in juni 1993 tijdens de Europese Raad van Kopenhagen, voor wat betreft de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting door alle lidstaten van de EU in acht moeten worden genomen en middels relevante EU-wetgeving ten uitvoer moeten worden gelegd. Het Europees Parlement verzoekt de Hongaarse autoriteiten dus de onafhankelijkheid van het mediabestuur te herstellen en een einde te maken aan staatsbemoeienis op het vlak van vrijheid van meningsuiting en „evenwichtige berichtgeving”. Bovendien is het Parlement van mening dat te veel regels voor de media een averechts effect hebben en de daadwerkelijke pluriformiteit in de openbare ruimte in gevaar brengen. Het Parlement verzoekt de Commissie daarenboven vóór het eind van het jaar een wetgevingsinitiatief voor te stellen inzake mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk bestuur, met het oog op de vaststelling van ten minste essentiële minimumnormen, om de vrijheid van informatie, een passend pluriformiteitsniveau van de media en een onafhankelijk mediabestuur in alle EU-lidstaten te verzekeren, te waarborgen en te bevorderen.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) De vrijheid en pluraliteit van de media zijn inderdaad een van de pijlers van de democratische rechtsstaat. De kritiek op de Hongaarse mediawet was weliswaar terecht, maar dat had niet de vorm van een heksenjacht aan te hoeven nemen; al die ongefundeerde aanvallen op de Hongaarse regering hadden achterwege mogen worden laten, zeker zo aan het begin van het Hongaars voorzitterschap van de Europese Unie. Des te meer doet het mij deugd dat het Hongaarse parlement zeer onlangs wijzigingen aan de controversiële mediawet heeft aangebracht overeenkomstig de voorstellen van de Europese Unie. Dat neemt de ideologische onruststokers de wind mooi uit de zeilen. De belangrijkste eis dat de “evenwichtigheid van de verslaglegging” geen betrekking mag hebben op internetservers, blogs, debatten en buitenlandse verslaggevers, is hiermee dus ingewilligd. De Europese Commissie dient nu de tenuitvoerlegging van deze wet op nauwe voet te volgen. Alle lof voor de constructieve dialoog tussen Hongarije en de EU die geleid heeft tot goedkeuring van genoemde wetswijzigingen.
In Hongarije werkende buitenlandse media en journalisten lopen nu dus niet meer het risico op hoge geldboetes als gevolg van schending van de Hongaarse mediawet, maar uitsluitend nog op “andere juridische gevolgen”. Dat neemt niet weg dat voor Hongaarse media-eigenaren de boetes nog altijd van kracht zijn, ook voor de bedrijven die “hun hoofdzetel formeel naar een andere EU-lidstaat hebben verhuisd om onder de werking van de Hongaarse mediawet uit te komen”. Deze bepaling valt, hoezeer wij het er niet mee eens kunnen zijn, volledig binnen de competentie van het Hongaars parlement en dient dus door vertegenwoordigers van de EU te worden gerespecteerd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De vrijheid van meningsuiting van elk individu, het vrij verkeer van informatie en de mediavrijheid en de pluriformiteit van de media zijn beginselen die aan de basis liggen van de Europese integratie en van haar stichtende waarden. Bij de uitwerking en de toepassing van een regelgevingskader voor de media moet er rekening gehouden worden met de democratische normen die van toepassing zijn op de organisatie en het beheer van communicatiestelsels. Ik verzoek de Hongaarse autoriteiten de onafhankelijkheid van het mediabestuur te herstellen en een einde te maken aan staatsbemoeienis op het vlak van de vrijheid van meningsuiting. Te veel regels voor de media hebben een averechts effect en brengen de daadwerkelijke pluriformiteit in de openbare ruimte in gevaar. Ik dring er bij de Hongaarse autoriteiten op aan alle belanghebbenden, met inbegrip van de oppositiepartijen en het maatschappelijk middenveld, te betrekken bij de herziening van de mediawet, opdat zij op een betekenisvolle manier kunnen bijdragen tot de hervorming van deze wetgeving, die dit aspect, dat van fundamenteel belang is voor de werking van een democratische samenleving, reguleert.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) De mediavrijheid en de pluriformiteit van de media zijn grondrechten die de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om informatie te ontvangen en te verspreiden zonder inmenging of druk van de overheid, garanderen. De Europese Commissie heeft als hoedster van de Verdragen haar bezorgdheid geuit en Hongarije om informatie verzocht over een mogelijke schending van dat recht, in het bijzonder doordat de Hongaarse mediawet niet in overeenstemming zou zijn met de richtlijn audiovisuele mediadiensten.
Ik ben verheugd over het feit dat het Hongaarse parlement op 7 maart de wijzigingen die afgesproken waren tussen de Hongaarse regering en de Commissie heeft goedgekeurd, hoewel ik niet begrijp waarom de socialisten en de groenen ertegen gestemd hebben. In het licht van de verklaringen van commissaris Kroes, lijken er geen twijfels meer te bestaan dat Hongarije de aanbevelingen van de Commissie heeft opgevolgd en dat de gewijzigde versie van de wet in overeenstemming is met de Europese wetgeving.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Persvrijheid mag geen enkele concessie toestaan. Dat is de boodschap die het Europees Parlement niet alleen heeft willen afgeven aan Boedapest, maar ook aan de Europese Commissie. Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen waarin de Hongaarse regering wordt verzocht om de controversiële Hongaarse mediawet “met spoed op te schorten en te herzien”, hoewel deze onlangs nog is geamendeerd onder druk van de Europese partners van het land. Men maakt zich echter nog steeds zorgen, met name over de mediaraad, het orgaan dat toezicht houdt op de media en volledig bestaat uit mensen die op één lijn liggen met de partij van de heer Orbán. In werkelijkheid is dit toezichthoudende orgaan een perfect instrument om de media te censureren. Om die reden heeft de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, bewaarder van de vrijheid van meningsuiting van burgers in de EU en de rest van de wereld, verzocht om een einde te maken aan de staatsinmenging, om de onafhankelijkheid van de media te herstellen.
Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat de Europese Unie snel moet reageren en preventief moet optreden bij aanvallen op de fundamentele waarden van de democratie, waar de vrijheid van meningsuiting er een van is. Ik ben van mening dat het essentieel is dat Hongarije en andere lidstaten als Roemenië hun houding ten opzichte van de pers herzien, in lijn met de democratische beginselen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie over de mediawet in Hongarije gestemd, omdat persvrijheid een van de fundamentele waarden van de EU is. Ik ben van mening dat de Commissie het diepgaande onderzoek om na te gaan of de Hongaarse mediawet in overeenstemming is met de Europese regelgeving, en in het bijzonder met het Handvest van de grondrechten, moet voortzetten.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben van mening dat het geen zin heeft dat het Europees Parlement zich op dit moment over deze kwestie uitspreekt, aangezien reeds alle garanties werden geboden dat de vrijheid van meningsuiting gerespecteerd zal worden, zelfs door de Hongaarse eerste minister, Viktor Orbán. Bovendien spreek ik uit principe liever geen waardeoordeel uit over politieke, wetgevende en gerechtelijke teksten die onder de exclusieve bevoegdheid vallen van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten van een lidstaat die niet de mijne is.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid om informatie te ontvangen en te verspreiden zonder inmenging of druk, zijn maatschappelijke waarden waarvoor velen in de loop der jaren gestreden hebben, ook in Portugal. De communisten bevonden zich destijds en bevinden zich ook nu in de frontlinie van die strijd. Jammer genoeg zijn er nog altijd redenen om die strijd voort te zetten in verschillende landen van de Europese Unie. De pluriformiteit van de media en de mediavrijheid strekken nog altijd tot bezorgdheid in verschillende lidstaten. Enkele factoren die daartoe bijdragen, worden vaak vergeten: Het feit dat een handvol grote economische concerns de meerderheid van de media-instanties in handen heeft, of de aanvallen op de rechten van diegenen die in de media werken en het feit dat arbeidsovereenkomsten steeds onzekerder worden. Bovendien krijgen de media in veel landen nog steeds te kampen met inmenging door de politieke machten, een probleem waarover we ons zorgen moeten maken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De vrijheid van meningsuiting en van informatie zijn maatschappelijk verworvenheden die geleid hebben tot de pluriformiteit van de media en de vrijheid om informatie te ontvangen en te verspreiden zonder inmenging of druk van de overheid.
In verschillende landen van de Europese Unie worden we echter jammer genoeg nog steeds geconfronteerd met de schending van die grondrechten. De pluriformiteit van de media en de mediavrijheid strekken nog steeds tot bezorgdheid in verschillende lidstaten, met name in Hongarije, Italië, Bulgarije, Roemenië, Estland, et cetera. Zelfs in Portugal zijn er verschillende gevallen bekend waarin de pluriformiteit van de media met de voeten getreden werd op een manier die een democratie onwaardig is.
We kunnen echter niet instemmen met een beleid waarbij de Europese Unie permanent ingrijpt in het bestuur van elk land, zoals hier in enkele passages wordt aangegeven. In die context hebben we over de resolutie over de Hongaarse mediawet gestemd, rekening houdend met zowel de positieve als de negatieve aspecten ervan.
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik ben ervan overtuigd dat een zeer brede meerderheid in het Europees Parlement de grondrechten van de media verdedigt. Er wordt nu in een resolutie aangedrongen op eerbiediging van deze rechten, hoewel de herzieningen van deze wetgeving die deze week in het Hongaarse parlement zijn goedgekeurd, daarbij niet in aanmerking zijn genomen. Ik zou het derhalve hebben toegejuicht als alle resoluties die vóór de stemming in Boedapest zijn opgesteld, zouden zijn ingetrokken om aangepast te kunnen worden, zodat er vervolgens weer over gedebatteerd had kunnen worden en ze ter stemming voorgelegd hadden kunnen worden. De stemming in het Europees Parlement had bijgevolg niets van doen met de persvrijheid, hetgeen de absolute prioriteit zou moeten hebben, maar was niet meer dan een krachtmeting tussen de fracties.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik sta volledig achter de aanneming van deze resolutie van Europees links, waarin kritiek wordt geleverd op de ontoereikendheid van de amendementen die Hongarije heeft aangebracht in zijn mediawet, terwijl rechts er blij mee is. Hoewel mevrouw Kroes ook blij lijkt te zijn met deze veranderingen, is het Europees Parlement van mening dat de Commissie zich alleen geconcentreerd heeft op een aantal technische aspecten, ten koste van het Handvest van de grondrechten. Ook is onze resolutie niet alleen gericht aan Hongarije, maar wordt er ook geconstateerd dat de vrijheid en het pluralisme van de media, helaas, in gevaar kunnen komen in landen met een conservatieve regering. In die zin hebben de leden van het Europees Parlement laten zien dat zij oog hebben voor de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, die de beginselen vormen van democratieën en de Europese Unie.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit document gestemd, omdat de Hongaarse autoriteiten de onafhankelijkheid van het mediabestuur moeten herstellen en een einde moeten maken aan staatsbemoeienis op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en evenwichtige berichtgeving. Te veel regels voor de media hebben een averechts effect en brengen de daadwerkelijke pluriformiteit in de openbare ruimte in gevaar.
Timothy Kirkhope (ECR), schriftelijk. − (EN) De Fractie Europese Conservatieven en Hervormers geeft haar volmondige steun aan vrije en pluriforme media voor alle Europese burgers. Echter, gezien de doorlopend veranderende situatie rondom de Hongaarse mediawet en het gebrek aan mogelijkheden om met de Commissie de deze week aangenomen nieuwe amendementen op deze wet te bespreken, zijn wij van mening dat het nu niet de gepaste tijd is voor een aanvullende resolutie over de kwestie. Om deze reden heeft de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers zich van stemming onthouden.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb gestemd voor deze resolutie, omdat ik van mening ben dat de Hongaarse mediawet dringend moet worden opgeschort en herzien aan de hand van de opmerkingen en voorstellen van de Commissie, de OVSE en de Raad van Europa om te waarborgen dat de wet volledig in overeenstemming is met het EU-recht en Europese normen en waarden met betrekking tot mediavrijheid, pluriformiteit en onafhankelijk bestuur van de media.
Iosif Matula (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik steun de wijziging van de bepalingen in de Hongaarse mediawet die de Europese Commissie als minder democratisch heeft bestempeld en spreek mijn waardering uit over de wijzigingen die de regering in Boedapest in de desbetreffende regelgevingshandeling heeft aangebracht. Ik heb echter niet voor de resolutie gestemd die door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links is ondertekend, omdat de voorgestelde maatregelen mij buitensporig lijken als we kijken naar vergelijkbare wetten in andere lidstaten die niet in het openbaar zijn gesanctioneerd. De persvrijheid is natuurlijk de graadmeter van het democratisch gehalte van een samenleving. In de Europese Unie is het vanzelfsprekend dat de vrijheid van meningsuiting praktisch onbegrensd is. We moeten dit fundamentele recht echter niet verwarren met de vrijheid om allerlei soorten informatie te verspreiden, zonder consequenties, zonder verantwoordelijkheid en in afwezigheid van overtuigend bewijs. Juist daarom is er behoefte aan duidelijke wetten, die de grenzen bepalen waarbinnen journalistiek werk moet blijven. De Hongaarse mediawet is met dit doel opgesteld, naar aanleiding van de Europese richtlijn op dit terrein. Bovendien ben ik van mening dat we alleen op geïnformeerde basis over de Hongaarse mediawet moeten spreken, omdat we anders misleid kunnen worden door partijbelangen en politieke twisten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpresolutie komt niet op het gepaste moment en heeft niet de gepaste vorm, aangezien iedereen weet dat de Hongaarse regering na de eerste kritiek op de Hongaarse mediawet en na de aanbevelingen van de Commissie haar standpunt heeft herzien en alle punten van de wet waarop de Commissie kritiek had, heeft aangepast. De versie van de wet die op 7 maart door het Hongaarse parlement werd goedgekeurd, was dus al een versie die perfect in overeenstemming was met de Europese regelgeving. Ik begrijp dan ook niet waarom de linkse fracties hier in het Parlement aandringen op een stemming over deze ontwerpresolutie, dus heb ik ertegen gestemd.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd voor resolutie B7-0191/2011 omdat ik van mening ben dat de nieuwe Hongaarse mediawet de vrijheid van meningsuiting en pluralisme onvoldoende waarborgt en daarom averechts werkt op de invoering van echt pluralisme in de publieke sfeer.
De Hongaarse regering zou de vrijheid en het pluralisme van de media op effectieve wijze moeten waarborgen, en daarom zou zij deze wet moeten intrekken of substantieel moeten wijzigen, op grond van de opmerkingen en voorstellen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, de Raad van de Europese Unie en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, en door middel van een open, transparant debat waaraan alle belanghebbende partijen, ngo’s en burgers kunnen deelnemen.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Vrijheid van meningsuiting, en dus persvrijheid, behoren tot de belangrijke fundamentele rechten. Wij moeten er alles aan doen om ze te behouden, zelfs als de uiting van bepaalde meningen ons stoort. Deze vrijheid is ook onze vrijheid en het is een garantie van het vrij uitoefenen van ons mandaat. Transparantie is niet mogelijk zonder vrije media. Het is heel verleidelijk om te proberen informatie en journalisten te controleren, ook in onze westerse democratieën. Vrije en professionele informatie is altijd beter dan ‘geruchten’, die vaak in de plaats komen van de pers als deze aan banden wordt gelegd.
Moderne massacommunicatiemiddelen spelen een doorslaggevende rol in het democratische leven en zijn essentieel om iedereen toegang te verlenen tot kennis, entertainment en het sociale leven. Daarom moet wat ik de “eerlijke staat” noem, zijn verantwoordelijkheid nemen wat betreft het steunen van de ontwikkeling van vrije media, zowel in binnen- als buitenland, het bevorderen van het pluralisme van informatie en de rijkdom van culturele creativiteit, en het vergemakkelijken van de toegang hiertoe voor iedereen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is bekend dat, op grond van de opmerkingen en voorstellen van de Europese Commissie, de OVSE en de Europese Raad, de mediawet in Hongarije zo spoedig mogelijk herzien moet worden om te waarborgen dat de wet in overeenstemming is met EU-wetgeving en Europese normen en waarden met betrekking tot de vrijheid van media-informatie, pluriformiteit en onafhankelijkheid van de massamedia.
De nieuwe wet wordt bekritiseerd, omdat deze impliceert dat er slechts één persoon benoemd zal worden als verantwoordelijke voor het bestuur van de nationale massamedia en telecommunicatiemiddelen. De nieuwe wetgeving ondermijnt de pluriformiteit en de vrijheid van de massamedia en maakt een einde aan de politieke en financiële onafhankelijkheid van de media. Alle oorzaken die leiden tot zo'n negatief resultaat moeten worden onderzocht.
Mogelijk heeft de lankmoedigheid van de regeringen in enkele EU-lidstaten de Hongaarse regering de illusie gegeven dat er op cynische wijze inbreuk kan worden gemaakt op communautaire regels. Zo heeft de Letse regering nog steeds niet de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2004 uitgevoerd. Wat waren de consequenties hiervan? Tot nu toe zijn er geen consequenties geweest. Mogelijk werd de Hongaarse regering door de Letse ‘onafhankelijkheid’ geïnspireerd. Ik heb voor gestemd in de hoop dat er een kentering zal plaatsvinden.
Tiziano Motti (PPE), schriftelijk. – (IT) De aanvallen van Europees links op de wet inzake persvrijheid die onlangs in Hongarije is aangenomen, moet worden gezien binnen de context van de theateropvoering waarbij de instrumenten die door onze instellingen ter beschikking worden gesteld, vaak op oneigenlijke en werktuiglijke wijze gebruikt worden om internationale of nationale politieke en op de media gerichte desinformatiecampagnes te ondersteunen. In dit geval zijn zulke aanvallen volledig misplaatst, aangezien het debat is geopend en ook weer is gesloten; de Hongaarse regering heeft het commentaar van de Europese Commissie zonder aarzeling geaccepteerd, en premier Orbán heeft begin januari 2011 te kennen gegeven dat de mediawet in overeenstemming met dit commentaar zal worden aangepast. De aanval op een land dat als voorzitter van de Europese Unie fungeert in een tijd waarin het zou moeten worden gesteund in het uitvoeren van zijn verplichtingen heeft als gevolg dat de Unie als geheel wordt verzwakt en van haar autoriteit wordt beroofd. De voortdurende herhaling van het gebrek aan persvrijheid is oud nieuws, evenals de voortdurende en anachronistische verwijzingen naar de situatie in Italië, waarin paradoxaal genoeg de belangrijkste kranten in handen zijn van links georiënteerde mediagroeperingen en waar de informatie vrijelijk, soms zelfs te vrijelijk, voorhanden is op het internet.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Na de amendementen die het Hongaarse parlement verleden week heeft aangenomen is de Hongaarse wet nu geharmoniseerd met de Europese wetgeving en de voorschriften inzake de fundamentele rechten; hiermee heeft ook de Europese Commissie ingestemd. Daarom is de gemeenschappelijke resolutie die is ingediend achterhaald en om deze reden heb ik tegengestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals ik al kon aangeven tijdens mijn interventie in het debat over de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap, gaat het hier over aspecten die verband houden met interne aangelegenheden in Hongarije die, zoals ook gebeurd is, geregeld kunnen worden binnen gezonde en normale betrekkingen tussen de Europese Commissie en de Hongaarse regering en het Hongaarse parlement. Als voorvechter van de vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, kan ik enkel tevreden zijn met de behaalde resultaten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Deze wet is feitelijk ontworpen met als doel de activiteiten van de media in Hongarije alsmede kritisch onderzoek naar de regering, als onderdeel van bredere restricties aan pluriformiteit in Hongarije te beperken. Dit is strijdig met de kernbeginselen van de EU, zoals vastgelegd in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten. Op basis hiervan moeten de Commissie en de Raad blijven aandringen op de volledige herziening of intrekking van de wet.
Het Parlement heeft duidelijk gemaakt dat de Commissie in verband met deze cruciale kwestie niet zonder meer mag toegeven aan de Hongaarse regering. De Hongaarse mediawet moet ook worden gezien als eenvoudigweg de meest recente poging om de vrijheid van de media in Europa te beperken. Dit benadrukt dat de Commissie dringend robuuste wetgevingsvoorstellen ter bescherming van deze kernwaarde van de EU moet opstellen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb tegen de resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat de linkse fracties in dit Huis handig gebruik hebben gemaakt van een nationale politieke kwestie die ontegenzeggelijk al is opgelost, zoals blijkt uit de onlangs gesloten overeenkomst tussen de Hongaarse regering en de Europese Commissie.
Ik vind dat zulke nationale kwesties niet in dit Huis ter sprake moeten worden gebracht, omdat deze onder de directe verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten vallen. Wat de inhoud van het onderwerp aangaat, het is juist en gepast om de vrijheid en veelzijdigheid van informatie als een kernwaarde van alle landen van de Europese Unie te beschermen, maar de vrijheid van de media moet niet in strijd zijn met de publieke moraal, en zeker niet de persoonlijke levenssfeer van mensen aantasten.
De nieuwssector moet zich meer bewust zijn van de gevolgen van een onevenwichtig gebruik van zijn macht en invloed op het leven en de vrijheid van burgers. Ik zeg dit omdat de persoonlijke vrijheid maar al te vaak is aangetast uit naam van de persvrijheid.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verheugt me ten zeerste dat deze resolutie is aangenomen, waarmee benadrukt wordt dat het Europees Parlement zich verbindt tot de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de media in alle lidstaten.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd. Hoewel Hongarije en de Europese Commissie overeenstemming hebben bereikt over de punten die de Commissie naar voren had gebracht, sluit ik mij aan bij de roep van mijn collega's om een grondige doorlichting van de wetstekst. De verbeteringen die door de Commissie zijn bereikt, zijn opmerkelijk selectief en de zorgen die het Parlement en verschillende internationale organisaties, zoals de OVSE en de Raad van Europa, hebben geuit, zijn grotendeels niet in aanmerking genomen. Met name de zorgen over de aanstelling, de samenstelling en de bevoegdheden van de media-autoriteit zijn volstrekt begrijpelijk. De persvrijheid is een te belangrijk element van onze democratie om onderworpen te worden aan juridisch beperkende interpretatiemogelijkheden.
Joachim Zeller (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen deze resolutie van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa gestemd. De auteurs van de resolutie gaat het niet zozeer om de vrijheid van de media in Europa; zij zijn er voornamelijk op uit om een burgerregering in diskrediet te brengen die met een overweldigende meerderheid is gekozen door de burgers van haar land en die de zware taak heeft om een land opnieuw op te bouwen dat ernstig geleden heeft als gevolg van het wanbeleid van de vorige socialistische regering. Zelfs de Europese Commissie heeft geen ernstige schendingen van de mediavrijheid kunnen vinden in de Hongaarse wetgeving, die overigens reeds is herzien. Links ziet in Europa snel de splinter in het oog van niet-socialistische regeringen, maar naïef genoeg niet de balk in de ogen van socialistische regeringen.
Het standpunt van de Duitse liberalen is moeilijk te begrijpen, die met deze resolutie aandringen op regulering van het medialandschap op Europees niveau, terwijl de Duitse en Europese mediavertegenwoordigers juist dit als een beperking van de mediavrijheid en een schending van het subsidiariteitsbeginsel beschouwen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat ik van mening ben dat het regime van Kadhafi onmiddellijk ontbonden moet worden, gezien de manier waarop het de politieke protesten van de Libische bevolking de kop indrukt en om meer doden te vermijden. Ik wil erop wijzen dat de internationale gemeenschap het unaniem eens was met de beslissing in de VN-Veiligheidsraad om dit regime sancties op te leggen. Ik hecht mijn volledige goedkeuring aan Resolutie 1970/2011 van de VN-Veiligheidsraad en aan de maatregelen die de Veiligheidsraad zal treffen, in het bijzonder het embargo, het verbod op apparatuur die voor interne repressie gebruikt kan worden en het bevriezen van assets van mensen die betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat de Afrika-EU-resolutie, die het bevriezen van onrechtmatig verkregen assets mogelijk maakt, moet worden toegepast. Er moet immers op die manier ingegrepen worden door de Europese financiële instellingen en door de lidstaten om huurlingenactiviteiten onmogelijk te maken. Ook moet er een snelle en doeltreffende humanitaire actie komen van de EU en de Verenigde Naties. Tot slot wil ik nog vermelden dat de gebeurtenissen in Libië, Egypte en Tunesië een verschuiving van het paradigma in het Europese buitenlandbeleid ten opzichte van de landen ten zuiden van de Middellandse Zee vereisen en wil ik mijn solidariteit betuigen met het Libische volk.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. De recente massale protesten in tal van Arabische landen hebben aangetoond dat ondemocratische en autoritaire regimes niet op geloofwaardige wijze voor stabiliteit kunnen zorgen en dat democratische waarden centraal staan in een economisch en politiek partnerschap. De EU heeft een vitaal belang bij een democratisch, stabiel, welvarend en vreedzaam Noord-Afrika, overwegende dat de recente gebeurtenissen in Libië, Egypte en Tunesië de dringende noodzaak onderstrepen van hervorming van het externe optreden van de EU ten aanzien van de Middellandse-Zeeregio. De Europese Unie moet haar beleid van ondersteuning van democratie en mensenrechten zodanig herzien dat er in alle met derde landen te sluiten overeenkomsten een implementatiemechanisme voor de mensenrechten wordt opgenomen. Ik deel de mening dat de beginselen van het Europees nabuurschapsbeleid moeten worden herzien door voorrang te geven aan de criteria inzake onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, eerbiediging van de fundamentele vrijheden, pluralisme, persvrijheid en corruptiebestrijding.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor deze resolutie, die een stap in de goede richting is wat betreft de reactie van de Europese Unie op de revolutie, die ontaardt in een burgeroorlog in Libië. Een revolutie is een droom die werkelijkheid wordt, maar een burgeroorlog is een nachtmerrie. Nu de tegenstanders terrein verliezen, onder vuur genomen door de troepen en huursoldaten van Kadhafi, en nu de kolonel afgezanten naar Europese hoofdsteden stuurt in een poging om zijn regime te redden, moeten we het Libische volk laten zien dat we aan zijn kant staan.
We hebben het verzoek gehoord dat de Nationale Overgangsraad heeft gedaan in een verklaring die is uitgegeven op 5 maart. Het is onze plicht om dit alternatief te steunen en het Libische volk te beschermen tegen de krachten van het regime. Zonder een directe militaire interventie op Libisch grondgebied, moet een no-flyzone worden overwogen, maar het besluit daartoe ligt bij de VN. Deze mogelijkheid kan echter alleen in overweging worden genomen met de uitdrukkelijke toestemming van de Arabische Liga. Op politiek en diplomatiek gebied moeten we ervoor zorgen dat kolonel Kadhafi geïsoleerd wordt en moeten we het Libische volk helpen om eindelijk in vrijheid te kunnen leven.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) De dramatische ontwikkelingen in Libië en Noord-Afrika blijven oprukken naar de grenzen van Europa: de humanitaire crisis in Libië kan zelfs leiden tot een migratiegolf die in de geschiedenis zijn weerga niet kent.
Volgens recente schattingen kan het politieke oproer in Noord-Afrika ertoe leiden dat circa 300 000 vluchtelingen straks belanden op de zuidelijke oevers van de Europese Unie. Daarom ben ik het eens met en steun ik de oproep die door zes EU-lidstaten van het Middellandse-Zeegebied is gedaan om een solidariteitsfonds op te richten om de gevolgen van de immigratie te verlichten. Ik steun de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees asielsysteem en een eerlijke verdeling van de kosten die voortkomen uit de immigratie tussen de lidstaten. Om de massale instroom naar Europa te beperken verzoek ik tevens in overweging te nemen humanitaire hulp te sturen naar de getroffen burgerbevolkingen, zowel ter ondersteuning van het democratiseringsproces als ter bevordering van de economische groei in de gebieden.
Ik dring er daarom bij de Commissie op aan om een noodplan op te stellen waarin tevens rekening wordt gehouden met het ergste scenario, namelijk dat een massale hoeveelheid immigranten besluit om noordwaarts naar de kusten van Europa te trekken. Naar mijn mening moet een dergelijk noodplan worden ondersteund door het beginsel van solidariteit tussen de verschillende EU-lidstaten.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De protesten van de afgelopen tijd in tal van Arabische landen hebben aangetoond dat ondemocratische en autoritaire regimes niet op geloofwaardige wijze voor stabiliteit kunnen zorgen en dat democratische waarden een centrale rol spelen bij economische en politieke partnerschappen. Ik zou willen oproepen tot nauwe betrokkenheid bij het werk van de taskforce die is opgezet om de reactie van de EU op de crisis in Libië en elders in het Middellandse-Zeegebied te coördineren. De Unie voor het Middellandse-Zeegebied moet zich aan het nieuwe tijdperk en aan de nieuwe omstandigheden aanpassen en moet na reflectie over de recente gebeurtenissen handelen en met voorstellen komen voor de wijze waarop democratie en mensenrechten in de aangesloten staten en in de regio, met inbegrip van Libië, het beste kunnen worden bevorderd, en voor mogelijke hervormingen, waardoor zij ook haar eigen rol sterker, coherenter en efficiënter kan maken.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor de resolutie over de zuidelijke nabuurschapslanden en in het bijzonder Libië, met inbegrip van humanitaire aspecten, gestemd, omdat ik van mening ben dat kolonel Kadhafi onmiddellijk zijn macht moet afstaan zodat een vreedzame politieke overgang kan plaatsvinden en meer bloedvergieten kan worden verhinderd. Ik veroordeel de schendingen van de mensenrechten in Libië en met name de gewelddadige onderdrukking van diegenen die voor democratie demonstreren en van journalisten en voorstanders van de rechten van de mens, en ik wil hier graag mijn solidariteit met het Libische volk tot uitdrukking brengen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Op de dag waarop over deze resolutie wordt gestemd, is het nog steeds niet duidelijk hoe de revoluties zich zullen ontwikkelen bij hun pogingen om autoritaire regimes omver te werpen die al sinds lang aan de macht zijn in het gebied rond de Middellandse Zee. In het geval van Libië is er tegenstrijdig nieuws over successen en tegenslagen van de rebellen en de strijdkrachten die nog steeds het dictatoriale bewind van Kadhafi ondersteunen, en het schijnt op een echte burgeroorlog uit te lopen. Niettemin zijn er vele bronnen die het ongekende bruut geweld en de onderdrukkingsmaatregelen door het Libische regime vermelden, alsmede het grote aantal slachtoffers dat dit geweld tot nu toe heeft geëist. De Verenigde Naties zelf hebben de gruweldaden die zijn gepleegd terecht veroordeeld. Op dit moment wordt duidelijk dat de rebellen niet langer onder een bewind willen leven dat hun rechten niet acht en geen greintje respect toont voor de democratische regels en de rechtsstaat. De Europese Unie mag zich niet afwenden van hetgeen er gebeurt. Allereerst moet zij een einde van het geweld eisen en dit blijven veroordelen en moet zij ijveren voor het opleggen van sancties aan de verantwoordelijken. en diegenen ondersteunen die voor onze gemeenschappelijke waarden strijden en solidariteit nodig hebben. Tevens moet zij meer aandacht en begrip schenken aan de verlangens, wensen en tendensen van de bewegingen die naar verandering snakken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie is zorgwekkend en onaanvaardbaar. Dit vooral gezien de meest recente gebeurtenissen in Libië, waarvoor meer dan ooit een vreedzame en politieke oplossing moet worden gevonden, zonder inmenging van buitenaf. In het licht van de gevaarlijke en ernstige ontwikkelingen, die niet zozeer gericht zijn op vermindering van de spanning, maar eerder op de voorbereiding van gewelddadige handelingen tegen Libië door de VS en de NAVO, geeft de meerderheid van het Parlement haar goedkeuring aan interventies, bezettingen en gewelddadige handelingen in Libië. Iedere aanval op dit land zal, ongeacht de voorwendsels of mandaten, ernstige gevolgen met zich meebrengen voor een volk dat zich toch al in een zeer gespannen en onveilige situatie bevindt. Dit zou zeer nadelig zijn voor degenen die doorgaan met de strijd voor hun rechten, democratie, soevereiniteit en vrede, en zou voor veel meer instabiliteit en strijd in de regio zorgen. Iedere militaire aanval op Libië kan niet los kan worden gezien van het doel om de natuurlijke hulpbronnen van de Libiërs onder controle te krijgen, en zal niet alleen tegen de Libische bevolking zijn gericht, maar tegen alle volkeren van de regio die in opstand zijn gekomen en verder strijden voor sociale en politieke rechten, voor vrijheid, democratie en werkelijke soevereiniteit en onafhankelijkheid van hun landen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We zouden graag onze bezorgdheid tot uitdrukking willen brengen over de gebeurtenissen van de laatste tijd in Libië. Wij zijn voor een vreedzame en politieke oplossing, zonder inmenging van buitenaf. Jammer genoeg bepleit de resolutie van het Parlement nu een militaire interventie, omdat er geen no-flyzone mogelijk is zonder militaire interventie.
Deze resolutie schijnt dus eerder de voorbereiding van gewelddadige acties door de VS, NAVO en misschien zelfs de EU tegen Libië ten doel te hebben, dan dat zij bijdraagt aan een vreedzame oplossing. We willen van de gelegenheid gebruik maken om te zeggen dat we duidelijk tegen iedere vorm van militaire bemoeienis in dit land zijn.
Iedere aanval op Libië zal, ongeacht de voorwendsels of mandaten, ernstige gevolgen met zich meebrengen voor de bevolking, die zich toch al in een zeer gespannen en onveilige situatie bevindt. Dit zou sterke nadelen met zich meebrengen voor degenen die verder strijden voor hun rechten, democratie, soevereiniteit en vrede, en zou voor veel meer onveiligheid en conflicten in de regio zorgen.
Iedere militaire aanval op Libië door de VS en hun bondgenoten kan niet los kan worden gezien van het doel om de natuurlijke hulpbronnen van de Libiërs onder controle te krijgen, en zou niet alleen tegen het Libische volk zijn gericht, maar tegen alle volkeren van de regio die in opstand zijn gekomen en doorgaan met de strijd voor hun sociale en politieke rechten, voor vrijheid, democratie en werkelijke soevereiniteit en onafhankelijkheid van hun land. We ondersteunen deze strijd in de gehele regio. Daarom hebben we tegen deze resolutie gestemd.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze resolutie, die bij grote meerderheid is aangenomen en waar ik ook aan bijgedragen heb, laat zien dat het Europees Parlement niet met gekruiste armen achterover leunt wat betreft de situatie in Libië. Integendeel, daar het door middel van zijn ingenomen standpunt de Europese Unie, de lidstaten en barones Ashton verzoekt om zijn voorstellen te steunen. Het Parlement bevestigt zijn steun aan het Libische volk en pleit er onder andere voor om de Nationale Overgangsraad van Libië te erkennen en de instelling van een no-flyzone te steunen in overeenstemming met een mandaat van de Verenigde Naties en in samenwerking met de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie. Verder veroordeelt het Parlement met kracht de schendingen van de mensenrechten in Libië door het regime en verzoekt het kolonel Kadhafi dringend om onmiddellijk af te treden. Het enige dat ik jammer vind is de kwestie van de vluchtelingen en migranten, die, naar mijn mening, niet genoeg onder de aandacht gebracht en gepresenteerd is als een gemeenschappelijke uitdaging voor deze landen en de Europese Unie.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat de EU moet optreden in en steun verlenen aan de zuidelijke nabuurschapslanden, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de totstandbrenging van de rechtsstaat, goed bestuur en het leggen van constitutionele en electorale grondslagen voor een stabiele, pluriforme en vreedzame democratie in de regio. De Unie voor het Middellandse-Zeegebied moet zich aan het nieuwe tijdperk en aan de nieuwe omstandigheden aanpassen en na reflectie over de recente gebeurtenissen handelen en met voorstellen komen voor de wijze waarop democratie en mensenrechten zich in de aangesloten staten en in de regio, met inbegrip van Libië, het beste laten bevorderen, en met voorstellen voor mogelijke hervormingen, waardoor zij ook haar eigen rol sterker, coherenter en efficiënter kan maken.
Filip Kaczmarek (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de resolutie over de zuidelijke nabuurschapslanden gestemd waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan de situatie in Libië. In Libië worden mensen die voor de vrijheid van hun land vechten, eenvoudigweg gedood. Wij zouden de Libische bevolking moeten helpen. Dat doen we met deze resolutie. Daarin wordt de Libische dictator ondubbelzinnig veroordeeld en wordt ook steun verleend aan degenen die in Libië fundamentele veranderingen willen doorvoeren.
We weten niet wanneer of hoe er een einde zal komen aan deze burgeroorlog. We hopen dat de oorlog zo spoedig mogelijk beëindigd wordt en dat de prodemocratische krachten als winnaar uit de bus komen. De EU zou onverwijld toenadering moeten zoeken tot de Tijdelijke Nationale Overgangsraad en zou het proces voor de officiële erkenning van dit orgaan moeten opstarten. Ze zou de Libiërs er ook toe moeten aanzetten om veranderingen door te voeren en om de weg naar democratie in te slaan. Ik dank u zeer.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de democratische opstanden in Libië en naburige landen. Ik roep op tot volledige eerbiediging van de mensenrechten in de regio. Echter, ik heb me van stemming over deze resolutie onthouden, omdat de resolutie oproept tot een no-flyzone. De handhaving van een no-flyzone betekent dat we plaatsen waar zich luchtdoelraketten bevinden moeten bombarderen, wat gevaar voor de levens van burgers met zich meebrengt. Ook zouden we het regime daardoor in staat stellen te beweren dat het Westen Libië aanvalt in plaats van dat het de bevolking van Libië te probeert te beschermen.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De besprekingen naar aanleiding van de gegeven situatie dienen gevoerd worden met veel tact en op correcte wijze. Op basis van een grondige analyse van de situatie kunnen verdere adequate maatregelen worden getroffen om zo te komen tot een directe oplossing en ondersteuning op sociaal en ander gebied. Er dient te worden gestreefd naar oplossingen met een duidelijke en onderbouwde langetermijnvisie die bijdragen aan het behoud van de soevereiniteit van dit land en die voldoende tolerant staan tegenover zijn tradities. Het mogelijke vliegverbod dat al zo uitgebreid is besproken, is een van de manieren waarop, naar zeggen, met name de burgerbevolking beschermd zou moeten worden. Een mandaat daartoe moet duidelijk door zo veel mogelijk landen worden gedragen en moet met name in overeenstemming zijn met het mandaat van de Veiligheidsraad. Bij de opstelling van ontwerpresoluties mag niet alleen de rijkdom aan bodemschatten de leidende gedachte zijn.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor de tekst en de voorgestelde maatregelen met betrekking tot het luchtruim met als doel om de mensen die actie ondernemen te helpen tegen de tiran door wie ze worden beschoten. Mijn stem is uitgebracht in het volgende strikte kader: tot elke oorlogshandeling, zoals de instelling van een no-flyzone, kan alleen worden besloten door de VN, en alleen door de VN. Deze handeling moet geplaatst worden onder de autoriteit van het militaire gezag van de VN, en alleen van de VN. Elk besluit moet worden genomen in overleg met de organisaties van de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga. Ik ben absoluut tegen het idee van de VS om preventief te bombarderen en tegen inmenging van de NAVO. Elke andere ontwikkeling zou een andere tekst en andere bepalingen vereisen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Wat er in Libië gebeurt, is volledig onaanvaardbaar, en de internationale gemeenschap moet meer concrete maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat alle aanvallen op burgers onmiddellijk ophouden. Het is verontrustend dat er een burgeroorlog dreigt en die moet koste wat het kost worden vermeden. De EU moet bij dit proces een leidende rol op zich nemen en ondersteuning bieden bij het vinden van oplossingen om het conflict dat zich op het moment in dit land afspeelt, niet nog te verergeren.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ik heb gestemd tegen de gezamenlijke resolutie van het Europees Parlement over Libië, omdat zij voorstelt een no-flyzone in te stellen boven het land, wat een eerste stap is naar een militaire interventie. Wij kunnen op geen enkele manier onze steun geven aan een militaire oplossing van de crisis in Libië of van enige andere crisis. Wij hebben een zeer kritisch standpunt ingenomen bij de militaire interventies in Irak en Afghanistan, en we mogen nu niet in dezelfde fout vervallen. Uit de voorbeelden van deze twee landen moeten we leren dat geweld alleen maar nog meer geweld voortbrengt, met gevolgen die uiteindelijk vernietigend zijn voor de burgerbevolking.
Wat betreft Libië veroordeel ik het geweld dat Kadhafi tegen zijn volk gebruikt, en ik verklaar me solidair met de protestbewegingen van de bevolking. Ik ben echter van mening dat de oplossing in Libië moet worden gezocht in het stoppen van het geweld en langs diplomatieke wegen.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Libische revolutie is in naam van vrijheid, waardigheid en democratie in gang gezet door jonge mensen die gedreven worden door staatszin. We kunnen niet anders dan deze schitterende en ontzagwekkende ambitie steunen en met klem degenen veroordelen die proberen deze poging met geweld neer te slaan en daarbij niet schuwen om duizenden burgers te doden en te verwonden.
Ik hoop met heel mijn hart dat de VN samen met de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie een mandaat zal geven voor de instelling van een no-flyzone boven Libië om de bevolking te beschermen tegen mogelijke aanvallen. Ik hoop ook dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, barones Ashton, zo spoedig mogelijk betrekkingen aanknoopt met de Nationale Overgangsraad, om deze te erkennen als legitieme gesprekspartner in afwachting van democratische verkiezingen.
We zijn de afgelopen weken getuige geweest van een spectaculaire en veelbelovende ommezwaai van het geopolitieke kader van deze uitermate gevoelige regio. Ik ben ervan overtuigd dat zich een ongekend vooruitzicht voordoet dat de omstandigheden creëert die nodig zijn om het conflict tussen Israël en Palestina op vreedzame wijze te kunnen oplossen. We moeten deze mogelijkheid met beide handen aangrijpen om het Midden-Oosten te ontdoen van een conflict dat al te veel pijn, drama’s, haat en misverstanden heeft veroorzaakt.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben “ten zeerste verheugd” over het aantal duidelijke verklaringen en uitingen van veroordeling. Waar zat u allen voorheen? Werd Kadhafi gisteren geboren? Er was geen terreur in Libië? Het cynisme van sommige EU-leiders roept een gevoel van walging op. Tot recentelijk waren alle leiders van de grootste EU-landen bezig de Libische leider te paaien en probeerden ze bij hem in de gunst te komen. Op dit moment zijn ze bereid om Kadhafi te kruisigen. Het is beter om ons niet in de binnenlandse aangelegenheden van een ander land te mengen, nietwaar? Laat de Libiërs hun problemen zelf oplossen, anders ontstaat er nog een grootschalige opstand in Arabische landen. Ik heb me van stemming onthouden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In zijn strijd om de macht te behouden zet Kadhafi steeds zwaarder geschut in (zoals het bombarderen van rebellen) en hij deinst niet terug voor hoge aantallen dodelijke slachtoffers. Deze maatregelen zijn door de internationale gemeenschap bijzonder scherp veroordeeld en het Europees Parlement dringt aan op een no-flyzone om te verhinderen dat Kadhafi's bommenwerpers de burgerbevolking aanvallen, alsmede op de erkenning van de Tijdelijke Nationale Overgangsraad en de democratiseringsbeweging als legitieme vertegenwoordigers van het Libische volk en op opschorting van alle betrekkingen met Kadhafi. Het valt nog te bezien of alle staatshoofden en regeringsleiders gevolg zullen geven aan deze oproep. In verband met een mogelijke hervestiging en verdeling van migranten in Europa heb ik mij van stemming onthouden.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor deze gezamenlijke resolutie over de huidige situatie in Libië gestemd.
Er zijn te veel vergrijpen en ernstige misdrijven tegen de bevolking gepleegd door het regime van Kadhafi, en ik vind dat het onze plicht is om een gemeenschappelijk krachtig Europees standpunt in te nemen. De voorgestelde maatregelen in de aangenomen resolutie zijn een stap in de goede richting, beginnend met de gewenste sluiting van het luchtruim boven Libië, de instelling van een zogenaamde no-flyzone om te voorkomen dat het regime de burgerbevolking vanuit de lucht aanvalt.
Ik ben van mening dat het de plicht is van de internationale gemeenschap, en van de Europese Unie in het bijzonder, om in contact te treden met de Tijdelijke Nationale Overgangsraad van de opstandelingen en zo bij te dragen aan het op gang brengen van een democratiseringsproces in het land. Voor Europa is de tijd is aangebroken om krachtig en resoluut zijn stem te doen gelden om een einde te maken aan deze verschrikkelijke situatie die mogelijk ook ernstige gevolgen heeft voor de gehele EU, beginnend met een massale migratiegolf naar met name Italië en naar Europa in het algemeen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De ernstige situatie waarmee het Libische volk op het moment wordt geconfronteerd, een volk dat te lijden heeft onder de gewelddadige onderdrukking door het regime-Kadhafi dat talloze doden, gewonden en vluchtelingen op zijn geweten heeft, vereist een vastberaden en gezamenlijk optreden van de internationale gemeenschap. De EU moet hierbij een leidende rol op zich nemen en een resoluut standpunt innemen inzake de veroordeling van degenen die verantwoordelijk zijn voor de gepleegde gruweldaden, de goedkeuring en de tenuitvoerlegging van sancties en aangewezen maatregelen, en ook bij de ondersteuning van de gerechtvaardigde democratische aspiraties van dit volk.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De paragrafen 10 en 11 (als gewijzigd) zijn naar mijn mening van bijzonder belang in deze tekst:
“10. onderstreept dat de EU en haar lidstaten de verantwoordelijkheid om te beschermen invulling moeten geven, teneinde de Libische bevolking te redden van grootschalige gewapende aanvallen; wijst erop dat in dit verband geen enkele in het Handvest van de VN voorziene optie moet worden uitgesloten; verzoekt de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie en de lidstaten zich gereed te houden voor een besluit in de VN-Veiligheidsraad over verdere maatregelen, waaronder de mogelijkheid van een vliegverbod om te voorkomen dat het regime de burgerbevolking tot doelwit kiest; onderstreept dat alle eventuele maatregelen van de EU en de lidstaten met een VN-mandaat dienen te stroken en gecoördineerd moeten worden met de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie, waarbij beide organisaties worden aangemoedigd bij de internationale maatregelen sturend op te treden;
11. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid betrekkingen aan te knopen met de Tijdelijke Nationale Overgangsraad van Libië en een proces op te starten om die een officieel karakter te geven teneinde de overgang naar democratie aan te moedigen, de betrokkenheid van een breed spectrum van vertegenwoordigers van de Libische samenleving te garanderen en ervoor te zorgen dat vrouwen en minderheden een rol spelen in het overgangsproces, en de Raad te steunen in de bevrijde gebieden om de bevolking hulp te bieden en te voorzien in de humanitaire basisbehoeften, met inbegrip van medische hulp.”
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Met deze resolutie doet het Europees Parlement een beroep op de EU-regeringen om de Tijdelijke Nationale Overgangsraad te erkennen als de officiële autoriteit van de Libische oppositie.
De goedgekeurde resolutie dringt er bij de EU op aan zich op te maken voor de mogelijke instelling van een no-flyzone om kolonel Kadhafi ervan te weerhouden de bevolking te bombarderen en om de repatriëring van degenen die het geweld ontvluchten, bij te staan. Ik beschouw het tevens als een optie van strategisch belang dat barones Ashton, de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, contact opneemt met vertegenwoordigers van de Tijdelijke Nationale Overgangsraad van de opstandelingen teneinde het proces van officiële erkenning van dat lichaam te bespoedigen. Het is tijd dat kolonel Kadhafi de macht opgeeft en een eind maakt aan de stelselmatige schending van de mensenrechten die in zijn land wordt begaan.
Ernst Strasser (PPE), schriftelijk. − (DE) Met betrekking tot paragraaf 15 wil ik het volgende opmerken: met het oog op artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie blijft het nog steeds zo dat ik - net als de Oostenrijkse regering - pleit voor solidariteit op vrijwillige basis. De lidstaten moeten - overeenkomstig hun eigen vermogens - kunnen besluiten hoe ver deze solidariteit kan reiken.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor de resolutie van het Europees Parlement over Libië die een duidelijke boodschap van politieke steun aan de Libische revolutie is. Het Europees Parlement heeft allereerst zijn solidariteit met het Libische volk betuigd en de mensenrechtenschendingen en de gewelddadige onderdrukking veroordeeld waaraan het regime van Kadhafi zich schuldig maakt.
Paragraaf 10 van de resolutie beoogt een no-flyzone om te voorkomen dat het regime de burgerbevolking tot doelwit kiest en plaatst die in het kader van de VN in overleg met de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie. Deze paragraaf kan echter op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. Voor sommigen gaat het er alleen om dat wordt voorkomen dat de vliegtuigen van Moammar al-Kadhafi de bevolking onder vuur nemen. Deze interpretatie kan de tekst een preventieve rol toebedelen omdat genoemde vliegtuigen ervan weerhouden worden om de Libische burgerbevolking te vermoorden. Voor anderen is het de eerste stap in de richting van een eventuele militaire interventie.
Ik heb me ten aanzien van deze dubbelzinnige paragraaf van stemming onthouden.
Ik ben daarom blij met de aanneming van deze resolutie, hoewel ik het jammer vind dat er geen erkenning is van de fouten die de Unie in het verleden heeft gemaakt in haar betrekkingen met Libië, ook op het gebied van immigratie.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie gestemd. Aangezien wij een directe buur zijn en de verplichting hebben de beginselen van internationaal recht te eerbiedigen, die eveneens het recht van volkeren op zelfbeschikking omvatten, is het van fundamenteel belang dat wij de mensen in Noord-Afrika hulp bieden. De wijze waarop we dat doen, moet echter zorgvuldig worden gekozen: het verzoek van de Libische Tijdelijke Nationale Overgangsraad om af te zien van direct militair ingrijpen, moet worden gerespecteerd, ook om de humanitaire situatie van de burgers niet verder te verslechteren.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de regering van Iran het gerechtvaardigde verzoek van het Iraanse volk om fundamentele vrijheden en de verbetering van de economische en sociale omstandigheden moet erkennen, en tevens het verlangen van het Iraanse volk naar samenwerking van het land met de internationale gemeenschap. In het beleid van de EU dient enerzijds de kwestie van de mensenrechten een fundamentele rol te spelen en anderzijds de stabiliserende rol van Iran in de regio te worden erkend, op voorwaarde dat het de betrekkingen met de buurlanden en andere internationale spelers normaliseert, zijn nucleair programma opgeeft, en de situatie van de mensen en de democratie verbetert. Ik ben het ook eens met het tweesporenbeleid van de Raad inzake de aanpak van het nucleaire probleem: aan de ene kant sancties, aan de andere kant een aanbod tot overleg. Tot slot wil ik nog zeggen dat de EU het onderwerp van dit verslag in Iran niet eenvoudigweg alleen in samenhang met zijn nucleaire programma moet aankaarten, maar dat zij ook rekening moet houden met mensenrechtenkwesties en het stabiliserend vermogen van het land voor de regio.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, de pijnlijke aspecten van de Iraanse kwestie betreffen de massale schending van de mensenrechten, vooral het gebruik van de doodstraf als bestraffingsmethode.
Ofschoon de EU op 12 mei 2010 Iran wederom heeft opgeroepen om een moratorium op de doodstraf in te voeren overeenkomstig de Resoluties 62/149 en 63/168 van de Algemene Vergadering van de VN, houdt het nog altijd het wereldrecord van executies van kinderen en vrouwen en op grond van seksuele geaardheid.
Het omstreden kernprogramma baart eveneens ernstige zorgen vanwege de gebrekkige transparantie en het gebrek aan samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en niet-nakoming van de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens.
Nog een probleem betreft telecommunicatie en internet, die voortdurend worden belemmerd ten nadele van de internationale verplichting om de informatievrijheid te verdedigen. Derhalve steun ik dit verslag en ik hoop zeer spoedig een verbetering van de situatie te mogen zien.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) De Islamitische Republiek Iran (hierna Iran te noemen) heeft te kampen met een groot aantal bestuurlijke problemen, zoals de machtsstrijd tussen concurrerende splintergroepen binnen de heersende elites van het land, enorme sociale en economische problemen, regionale veiligheidsproblemen en groeiende onvrede onder de bevolking. Het Iraanse regime reageert niet op de gerechtvaardigde verlangens van de Iraanse burgers. De onder de Iraanse bevolking heersende onvrede over de regering, die voortvloeit uit de ernstige sociaaleconomische situatie in combinatie met het gebrek aan vrijheid en fundamenteel respect voor de menselijke waardigheid in Iran, vormt het grootste obstakel voor het overleven van dit bewind. Bovendien blijven er in het land tal van schendingen van de mensenrechten bestaan. Volgens jaarverslagen over de doodstraf in Iran was het aantal executies in 2009 het hoogste in de afgelopen tien jaar, wat Iran het land met het hoogste aantal executies per hoofd van de bevolking ter wereld maakt. Ik deel de in het verslag opgenomen oproep aan Iran om eindelijk de doodstraf af te schaffen voor misdaden die voor het 18e levensjaar zijn begaan en om zijn wetgeving te wijzigen, aangezien deze in strijd is met de internationale verdragen inzake de mensenrechten die Iran heeft geratificeerd, met inbegrip van het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Ik ga akkoord met de oproep aan Iran om officiële statistieken over te leggen over de toepassing van de doodstraf.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat Iran een einde dient te maken aan alle vormen van discriminatie, waardoor vooral vrouwen worden getroffen. De mensen- en grondrechten worden nog steeds straffeloos geschonden in Iran. De Iraanse overheid dient voor altijd een einde te maken aan alle vormen van foltering en elke andere soort wrede en onmenselijke behandeling, zowel in de rechtspraak alsook in de praktijk.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Iran heeft een lange en rijke geschiedenis en een speciale identiteit waarmee we rekening moeten houden, nu de bezorgdheid over de politieke en sociale ontwikkelingen in dat land in de laatste tijd toeneemt. Zonder dat we de Europese waarden en onze prioriteiten inzake de democratie en de mensenrechten moeten opgeven, geloof ik toch dat de overlegkanalen met Teheran niet mogen worden onderbroken, en dat we bijgevolg een poging moeten ondernemen om de veranderingen teweeg te brengen die dit land zo nodig heeft. Ik vind de aanvallen van de laatste tijd op leden van de oppositie uiterst zorgwekkend, en ik hoop dat het Iraanse bewind begrijpt hoe contraproductief deze houding is, en dat het zich hierdoor internationaal dreigt te isoleren.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We willen nog eens duidelijk zeggen dat we het niet eens zijn met een restrictieve en minimale opvatting van de mensenrechten, maar hier strikt op tegen zijn. De EU gedraagt zich als het om mensenrechten gaat vaak schijnheilig en verbergt hiermee haar ware doeleinden. Wanneer dit niet het geval zou zijn, zouden de hier naar voren gebrachte overwegingen en kritiekpunten ook aan andere landen van de regio kunnen worden gericht, zoals Israël of Saudi-Arabië, en dan zouden op hen dezelfde criteria van toepassing zijn als degene die nu op Iran worden toegepast.
Het is belangrijk om er de aandacht op te vestigen dat vrede en veiligheid in de regio zich niet verdragen met de voortgezette bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël en het hulpbeleid dat dit land wordt gegund door de VS en de NAVO, met medeplichtigheid van de EU. In de resolutie wordt hierop niet gewezen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De schending van mensenrechten is een afkeurenswaardige zaak, of zij nu in Iran of in een ander land plaatsvindt. In dit verslag neemt de meerderheid van het Parlement haar toevlucht tot de gebruikelijke hypocrisie. Onder het mom van de verdediging van de mensenrechten poogt men te verbergen dat het hier eerder om de bescherming van de strategische economische belangen van de grootmachten gaat, met name om de Iraanse olie, dan om de vrijheid van het Iraanse volk. Het beroep dat op de vrijheid wordt gedaan is slechts een voorwendsel. Wanneer dit verslag werkelijk de inachtneming van de mensenrechten en de veiligheid van de regio ten doel had, dan zou een dergelijke toestand ook bij andere landen van dit gebied, bijvoorbeeld Israël of Saudi-Arabië, aan de kaak moeten worden gesteld, waarna op deze landen dezelfde criteria zouden moeten worden toegepast.
Bovendien wordt in het verslag verzuimd om de dreiging voor de vrede te benoemen die voortkomt uit de voortgezette bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël en het hulpbeleid dat dit land wordt gegund door de VS en de NAVO.
Wij zijn tegen inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van enig land, om het even of het om een inbreuk op de nationale soevereiniteit of op het internationale recht gaat. We zijn tegen het misbruiken of het zich bedienen van bepaalde krachten van de Iraanse oppositiepartijen en tegen campagnes die er eerder toe dienen de belangen van de EU en haar bondgenoten te beschermen, dan de belangen van het Iraanse volk.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag van de heer Belder benadrukt op een pragmatische manier alles waarover de EU zich zorgen dient te maken met betrekking tot Iran. Ongecontroleerde kernproeven, een gebrek aan fundamentele vrijheden, een klimaat dat buitenlandse investeringen vijandig gezind is, machtsmisbruik door de regering, en de kloof tussen de leiders en het maatschappelijk middenveld. Ik denk dat dit genoeg redenen zijn om ervoor te stemmen dat de EU een pragmatische houding aanneemt jegens een prominente speler in de regionale context van het Midden-Oosten, en om het verslag van de heer Belder te steunen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit document gestemd omdat democratische veranderingen niet van buitenaf of zelfs door een militair optreden kunnen worden opgelegd, maar door middel van een vreedzaam democratisch proces moeten worden bereikt. Het is bekend dat het gevaar van verspreiding van kernwapens als gevolg van het Iraanse kernprogramma voor de EU en de internationale gemeenschap aanleiding blijft tot ernstige verontrusting, zoals zeer duidelijk wordt geformuleerd in vele resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De gehele regio zou gebaat zijn bij de stabiliserende rol die Iran mogelijk weer zou kunnen spelen mits het land zijn betrekkingen met de internationale gemeenschap en in het bijzonder met zijn buurlanden normaliseert, het definitief de bezorgdheden over de werkelijke doelstellingen van zijn kernprogramma wegneemt en de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie op zijn grondgebied waarborgt.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin de mensenrechtensituatie in Iran wordt veroordeeld en waarin dringend wordt verzocht om maatregelen te nemen om te voorkomen dat Iran een kernmacht wordt. Het verontrust mij dat in de resolutie “het recht van Iran om uranium te verrijken” wordt erkend, wat uiteraard juist is krachtens de regels van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, maar gezien de voortdurende impasse in de onderhandelingen ingaat tegen de resoluties van de VN-Veiligheidsraad.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Het regime van president Ahmadinejad blijft de grondrechten van de Iraanse bevolking straffeloos met voeten treden, terwijl de regering zelf verzwakt is als gevolg van een aantal onzekerheden. Enerzijds koestert de bevolking de hoop op democratische veranderingen, terwijl de regering en het parlement van Iran anderzijds in beroering zijn door de aanwezigheid van facties binnen de elites die om de macht strijden. Democratische veranderingen kunnen evenwel ongetwijfeld niet van buitenaf worden voorgeschreven, maar zouden het resultaat moeten zijn van een democratisch en vreedzaam proces, waarbij eindelijk toegegeven wordt aan oproepen tot welvaart en vrijheid van de kant van recente Iraanse massabewegingen. De nucleaire problematiek is ook nog steeds een actuele kwestie. Van onze kant zou de EU moeten werken aan een diplomatieke oplossing die gebaseerd is op een benadering waarbij druk met normale dialoog wordt gecombineerd. Het zou bijvoorbeeld raadzaam zijn de Europese Raad te laten bijdragen aan de bevriezing van assets van individuen die betrokken zijn bij de kern- en wapenprogramma’s van Iran. In de toekomst zouden relaties tussen de EU en Iran zich evenwel moeten concentreren op het analyseren van de talrijke schendingen van de mensenrechten. De EU zou kortom alle beschikbare middelen moeten gebruiken om een eenduidig standpunt van de Europese Unie op te stellen en de Iraniërs duidelijk moeten maken dat we aan hun toekomst denken. Hun mensenrechten zijn ook onze rechten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) We moeten rekening houden met het verleden en de culturele geschiedenis van Iran, wanneer we aandacht besteden aan de huidige politieke en sociale ontwikkeling van het land. De permanente schendingen van de mensenrechten in Iran zijn zorgwekkend, maar zij mogen niet in de weg staan van het overleg dat erop is gericht dit soort incidenten te beëindigen. We moeten proactief bezig blijven met het zoeken naar oplossingen om een eind te maken aan deze gebeurtenissen. De aanvallen van de laatste tijd op leden van de oppositie zijn verontrustend, en het is noodzakelijk dat we het Iraanse bewind aan het verstand brengen dat dit soort gedrag alleen maar tot een sterker internationaal isolement zal leiden.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) De Iraanse regering heeft de laatste tijd voor heel wat uitdagingen gestaan, door de steeds groeiende onvrede onder de bevolking. De veiligheidstroepen hebben daar krachtig op gereageerd en hebben vreedzame demonstranten gearresteerd. Er werden massale showprocessen opgestart tegen studenten, wetenschappers, vrouwenrechtenactivisten, advocaten, journalisten en leden van de geestelijkheid. Talloze Iraniërs werden om politieke redenen geëxecuteerd en er zitten er nog heel wat in de gevangenis. Iran hoort wereldwijd bij de drie landen met het grootste aantal executies. We moeten alles doen wat in onze macht ligt om de negatieve discriminatie en de sociale onderdrukking in Iran zo snel mogelijk een halt toe te roepen. Dan pas kan het land een eerste stap zetten richting de democratie. Dat kan niet van buitenaf door een militair optreden worden opgelegd. Het moet door middel van een vreedzaam proces worden bereikt, en daarom ondersteun ik dit voorstel met mijn stem.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) Ondanks het feit dat de tekst van het verslag licht verbeterd is door een aantal amendementen, heb ik tegen gestemd omdat het pleit voor een sanctiebeleid dat naar mijn idee de situatie van het Iraanse volk niet zou verbeteren, integendeel. Naar mijn mening zou het verslag van het Europees Parlement de spanning moeten doen afnemen in plaats van die te doen toenemen, want als de diplomatieke middelen uitgeput raken, zal dat de nu al gecompliceerde situatie nog moeilijker maken voor het Iraanse volk. Naar mijn mening zijn dreigementen aan Iran door de internationale gemeenschap niet de beste manier om een redelijke compromis te bereiken in het conflict over het kernprogramma. Om die reden heb ik tegen dit verslag gestemd.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie gesteund, omdat de rapporteur, naast de nucleaire kwestie, niet geschuwd heeft om de interne situatie in het land, het verlangen van de bevolking naar meer democratie en de mensenrechtensituatie ter sprake te brengen.
Het is onze plicht om deze jonge mensen niet teleur te stellen, deze bevolking die zo graag in een democratie wil leven en elkaars ideeën wil respecteren. We moeten een volk steunen dat ernaar streeft om een rechtsstaat tot stand te brengen om toekomstige generaties een toekomst te bieden op basis van tolerantie, vrijheid, gerechtigheid en voorspoed. We moeten de verkrachtingen, moorden, parate executies, willekeurige aanhoudingen en pesterijen als onaanvaardbaar aanmerken.
Elke schending van de mensenrechten is onaanvaardbaar. Toch hebben we, sinds de herverkiezing van president Ahmadinejad in juni 2009, een toename van dergelijke schendingen gezien. Iran voltrekt per hoofd van de bevolking het hoogste aantal doodvonnissen ter wereld. Het is wat betreft het aantal executies, na China, het tweede land dat de doodstraf door steniging het vaakst toepast, en het eerste land in verhouding tot het aantal inwoners. Het wordt tijd dat Iran zijn verplichtingen onder het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten nakomt, dat het vrijwillig geratificeerd heeft.
Miroslav Mikolášik (PPE), schriftelijk. − (SK) Als ondertekenaar van het Non-proliferatieverdrag heeft Iran langdurig en arrogant zijn verplichtingen met de voeten getreden, vooral door zijn nucleaire activiteiten te verzwijgen. Als Iran een goede verstandhouding wil houden met de Europese Unie en de andere democratische landen, moet het iedere twijfel over het doel van zijn nucleaire programma eenduidig van tafel vegen.
Ik vind het ook verontrustend voor de Europese Unie dat de betrekkingen tussen Iran en Turkije worden verstevigd. Turkije verzekert in zijn streven om toe te treden tot de Europese Unie dat het de gemeenschappelijke waarden respecteert, maar ondertussen geeft het openlijk blijk van sympathie voor het Iraanse regime.
Ik wil erop wijzen dat Iran wereldrecordhouder is in het aantal ter dood veroordeelde jongeren en het aantal doodstraffen per hoofd van de bevolking. Showprocessen tegen politieke tegenstanders, de buitengewoon brute straf van steniging die in Iran tot op heden legaal wordt toegepast, evenals andere vormen van onmenselijke marteling, behandeling en bestraffing zijn typerend voor een regime dat het verdient moreel gezien krachtig te worden veroordeeld.
Afgezien van bovengenoemde feiten moet het ook tot de prioriteiten van de Europese Unie behoren standvastig aan te dringen op de afkondiging van een moratorium op de doodstraf totdat die volledig is afgeschaft, op te roepen tot de beëindiging van het ongestraft schenden van de mensenrechten en natuurlijk het destabiliseren van de regio.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is grappig en tegelijkertijd dieptreurig om te praten over de eerbiediging van de rechten en vrijheden in een land dat wordt geregeerd door iemand die dreigt om de Verenigde Staten, Europa en Israël te vernietigen. Het is niet zinvol om met hem te onderhandelen over mensenrechten en waarden en vrijheden. Dergelijke mensen begrijpen alleen de taal van de macht. We moeten stoppen met plichtplegingen en woorden in daden gaan omzetten. Volledige isolering, zware sancties en een helder en consequent standpunt zullen resultaat opleveren. Mahmoud Ahmadinejad is een gevaar voor de mondiale samenleving.
Cristiana Muscardini (PPE), schriftelijk. – (IT) De gebrekkige transparantie in de Iraanse regering en de beperkte samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie bij het kernprogramma zijn zonder meer allesbehalve geruststellend.
De verslechtering van de situatie van de fundamentele mensenrechten en Irans vermogen om de regio via de Hezbollah en de Hamas te destabiliseren zijn elementen die de ongerustheid over het land over de hele wereld doen toenemen. Verkiezingsfraude, gewelddadige onderdrukking van demonstraties, executies die in 2010 op 680 uitkwamen (tweemaal zoveel als in het voorgaande jaar), en de arrestatie van oppositieleiders laten geen twijfel bestaan over het gebruik van macht en geweld door het regime. De EU-sancties van 26 juli 2010 waren, in overeenstemming met die van de VN, op hun plaats en noodzakelijk. De EU moet meer aandacht besteden aan het kernenergiebeleid van Iran teneinde de ontwikkelingen met betrekking tot conflicten in de gaten te houden.
De EU zou internationale diplomatie moeten ondersteunen voor de bescherming van de mensenrechten. De tweesporenbenadering houdt de deur open voor een dialoog, maar daarvoor zijn ten minste twee partijen nodig, en in afwezigheid van goodwill van de kant van Iran zouden de sancties versterkt moeten worden en doelgerichter moeten zijn. We mogen niet accepteren dat het aantal executies zo hoog blijft oplopen en dat het kernenergiebeleid van Iran buiten het toezicht van de internationale gemeenschap valt.
Mariya Nedelcheva (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Belder gestemd. We zijn nu al veel te lang aan het vragen om een ander regime in Iran. De mensenrechten worden voortdurend met voeten getreden door de slimme koppen achter het huidige regime, of we het nu hebben over de schandelijke omstandigheden waarin de mensen in het oppositiekamp Ashraf moeten verblijven, de voortdurende schending van vrouwenrechten, discriminatie van homoseksuelen, de censuur op kunstenaars, enzovoort.
Wat wij op Europees niveau kunnen doen, is effectieve sancties opleggen aan de leiders van het regime. Maar straffen is niet genoeg. De mensen in het land die er alles aan doen om hun rechten te beschermen, moeten worden aangemoedigd. Zou de Europese Unie niet alle mensenrechtenverdedigers in Iran moeten beschermen? De strijd om democratie die momenteel gaande is in Noord-Afrika, moet worden uitgebreid naar Iran.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd waarin de ernstige situatie die in Iran heerst wordt beschreven, waarin de onderdrukkingsmaatregelen van de Iraanse overheid en haar stelselmatige schendingen van de mensenrechten worden gehekeld en waarin de noodzaak wordt benadrukt om zeer zorgvuldig te zoeken naar een diplomatieke oplossing voor het nucleaire vraagstuk. Ik zou in het bijzonder nog eens mijn solidariteit tot uitdrukking willen brengen met het Iraanse volk, dat na de presidentsverkiezingen van 2009 op absoluut legitieme wijze tot democratische verandering heeft opgeroepen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit is het eerste verslag over Iran in het Parlement sinds het verslag-Gahler uit 2001. Aangezien alle onderhandelingen over overeenkomsten tussen de EU en Iran al jaren zijn opgeschort, is de enige manier waarop het Parlement een meer diepgaand standpunt over dit land kenbaar kan maken het initiatiefverslag, dat in gang werd gezet door een voorstel van De Groenen. De EFD-Fractie kreeg deze opdracht toebedeeld. Vier fracties (De Groenen, de S&D, de ALDE en de GUE) hebben gezamenlijk amendementen op het ontwerpverslag geformuleerd, die grotendeels zijn aangenomen, zij het met een kleine minderheid.
Belangrijke kwesties zijn: de contacten van de EU met Iran (paragraaf 32) waarbij, wat betreft de achtergrond van de controverse over de kwestie of de Iran-delegatie van het EP toestemming moet krijgen om naar Iran te reizen, in de tekst nu (tegen de wens van de rapporteur in) wordt gevraagd om contacten met een breed scala van actoren, zonder rechtstreeks naar de delegatie te verwijzen; sancties (paragraaf 42), waarbij in de tekst wordt opgeroepen tot gerichte sancties tegen de belangrijkste schenders van de mensenrechten; tot nu toe bestaan er alleen sancties tegen mensen die iets met het nucleaire dossier te maken hebben; en de opening van een EU-ambassade in Teheran, net als bijna alle lidstaten met een vertegenwoordiging in het land.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik steun de tekst van dit verslag, omdat hierin de voornaamste aspecten worden benadrukt die Iran tot een van de gevaarlijkste landen in de internationale arena maken, zowel in humanitair als in politiek opzicht.
Het land wordt nu verwoest door het willekeurig gebruik van geweld door de veiligheidsdiensten die met een genadeloos optreden tegen vreedzame demonstraties hebben gereageerd door duizenden demonstranten te arresteren. Dit nodeloos gebruik van geweld heeft gezorgd voor een geleidelijke verslechtering van de fundamentele mensenrechten van de Iraanse bevolking die voortdurend onderworpen is aan een punitief systeem dat in strijd is met elke conventie over de burgerrechten en politieke rechten van de mens.
En alsof dat nog niet genoeg is, blijft de doodstraf door steniging nog altijd van kracht in dat land, met een toenemend aantal executies, om nog maar te zwijgen van het feit dat we nog altijd geen bewijs hebben dat de nucleaire installaties in het land uitsluitend voor vreedzame doeleinden worden gebruikt.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Wij zijn voorstander van dit verslag omdat het de Iraanse kwestie hard en streng benadert en niet alleen de contrasten in het land benadrukt maar ook het feit dat deze situatie niet mag voortduren. Het Iraanse regime gebruikt voortdurend onderdrukking tegen iedereen die tegen het absolutisme in opstand durft te komen, doorgaans door toepassing van de doodstraf.
In feite is dit land recordhouder voor het grootste aantal executies van kinderen en per hoofd van de bevolking ter wereld. We nemen er ook nota van dat de doodstraf vaak wordt uitgevoerd via steniging voor misdaden die zo gering zijn als beschuldigingen van overspel en geloofsverzaking. Het verslag benadrukt tevens de onderdrukking van christenen en van de Bahá'i-gemeenschap.
Iran blijft internationaal geloofwaardigheid verliezen vanwege zijn politieke retoriek en agressieve steun voor het islamitisch fundamentalisme. Ik wil tevens het voortdurende psychologische en fysieke geweld benadrukken dat permanent gebruikt wordt door de Iraanse regering tegen de dissidente vluchtelingen in kamp Ashraf.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verheugt mij dat de heer Belder dit verslag naar het Parlement heeft kunnen brengen en met succes aspecten heeft kunnen doordrukken met betrekking tot de mensenrechten in Iran, in het bijzonder de sterke veroordeling van de opsluiting van de Iraanse oppositieleiders Mir Hossein Mousavi en Mehdi Karroubi en hun vrouwen.
Ik ben het er echter niet mee eens dat Iran “het recht [heeft] om uranium te verrijken”, hetgeen krachtens de IAEA-regels is toegestaan, maar gegeven de voortdurende impasse van de onderhandelingen, tegen de resoluties van de VN-Veiligheidsraad ingaat.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb dit verslag gesteund omdat ik ten zeerste geloof dat de Iraanse regering positief moet reageren op de roep van het Iraanse volk om elementaire vrijheden en betere sociale en economische omstandigheden. Via dit verslag veroordeelt het Europees Parlement het gebruik van de doodstraf en ook talrijke andere schendingen van de mensenrechten.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van de heer Belder over de benadering van Iran door de EU gestemd. Ik deel de bezorgdheid van de meeste Europeanen over het Iraanse kernenergieprogramma en de toezegging van het Iraanse regime dat dit programma uitsluitend voor civiele doeleinden wordt gebruikt. Desalniettemin ben ik van mening dat de Europese Unie bij de samenwerking met derde landen in de energiesector uitsluitend gebruik moet maken van duurzame, groene en veilige energiebronnen - in navolging van haar eigen klimaatdoelstellingen. Ik ondersteun eveneens de mening van mijn collega dat de EU een bredere strategie ten aanzien van Iran moet ontwikkelen die verder gaat dan het nucleaire vraagstuk en die tevens de mensenrechtensituatie en andere belangrijke kwesties omvat.
Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Belder gestemd, omdat ik ondanks de talrijke problemen met betrekking tot de binnenlandse en buitenlandse politiek van Iran, zoals bijvoorbeeld het mogelijke gebruik van kernwapens, het gebrek aan transparantie in bepaalde regeringsbesluiten en, in sommige gevallen, het niet-naleven van fundamentele mensenrechten, van mening ben dat een beleid dat uitsluitend op sancties is gebaseerd, geen grote voordelen met zich kan meebrengen.
Ík acht het derhalve van belang dat de Europese Unie bepaalde vormen van overleg met de regering in Teheran veiligstelt en zo mogelijk in stand houdt.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem onvoorwaardelijk voor deze gezamenlijke ontwerpresolutie, waarin het belang wordt benadrukt van minderhedenrechten, van de bevordering van de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechten van het kind, en daarnaast van de bestrijding van terrorisme. Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de conclusies, en ik ben het ermee eens dat de EU meer met één stem moet spreken, omdat hierdoor de zichtbaarheid en invloed van de EU als wereldspeler zouden worden vergroot, en dat de EU-delegaties in Genève en New York de samenhang, de zichtbaarheid en de geloofwaardigheid van het optreden van de EU in de Raad voor de rechten van de mens van de VN (UNHRC) moeten versterken. Ik ben het ermee eens dat in de resolutie wordt gezegd dat de lidstaten de UNHRC dienen aan te sporen in gelijke mate aandacht te besteden aan discriminatie op alle gronden, waaronder geslacht, raciale of etnische herkomst, leeftijd, seksuele oriëntatie, handicap en godsdienst of geloofsovertuiging. Ik ben het ook eens met de doorlichting van de UNHRC, die moet uitwijzen of de UNHRC meer moet gaan fungeren als een mechanisme van vroegtijdige waarschuwing en preventie, speciale procedures in stand moet kunnen houden, de onafhankelijkheid van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) moet waarborgen en voor voldoende middelen moet zorgen om de regionale kantoren van het OHCHR open te houden.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) De Europese Unie en haar lidstaten moeten het respect voor de mensenrechten in hun eigen beleid waarborgen. Het is daarom heel belangrijk dat de EU een sterk en geloofwaardig standpunt kan innemen in de internationale organisaties, vooral in de Mensenrechtenraad van de VN, om zo op een effectieve en consistente manier het beleid ter verdediging van de mensenrechten wereldwijd te kunnen verwezenlijken. Ik ben het ermee eens dat de werking en het mandaat van de UNHRC moeten worden herzien. Dit biedt de gelegenheid om de werkmethoden van die Raad te evalueren en te verbeteren, zodat hij op doelmatigere en systematischere wijze kan reageren op schendingen van de mensenrechten. De UNHRC is er enkele keren niet in geslaagd om ernstige mensenrechtenproblemen op urgente en tijdige wijze aan te pakken, omdat het ontbrak aan geschikte instrumenten daarvoor. Daarom moet de UNHRC beter worden uitgerust om het hoofd te bieden aan zowel chronische problemen als noodsituaties, wellicht door uitbreiding van de ‘gereedschappendoos’ voor de mensenrechten, door panels in te schakelen niet alleen tijdens zijn zittingen maar ook in de tijd daar tussen. De EU moet op haar beurt prioriteit verlenen aan de UNHRC en de activiteiten van de lidstaten beter coördineren, waardoor de EU beter invloed kan uitoefenen binnen het VN-systeem in ruimere zin en de coördinatie en besluitvorming op het vlak van mensenrechten kan vergemakkelijken.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd omdat de Europese Unie en haar lidstaten het respect van de mensenrechten in hun eigen beleid moeten waarborgen, terwijl het standpunt van de Europese Unie in de Mensenrechtenraad van de VN (UNHRC) sterker en doeltreffender moet zijn. Er moeten prioriteiten worden gesteld voor de zitting van de Mensenrechtenraad van de VN en de doorlichting 2011. Alleen zo kunnen we beoordelen hoe de UNHRC zijn mandaat heeft uitgevoerd en welke werkmethoden moeten worden verbeterd, zodat hij doelmatiger kan optreden en sneller kan reageren op schendingen van de mensenrechten. Het Europees Parlement betreurt het dat de UNHRC er enkele keren niet in is geslaagd om ernstige mensenrechtenproblemen op urgente en tijdige wijze aan te pakken, omdat het ontbrak aan geschikte instrumenten daarvoor. Het streeft daarom welbewust naar de oprichting van gespecialiseerde mechanismen van de UNHRC, waarmee terstond kan worden opgetreden tegen mensenrechtencrises zoals bijvoorbeeld die in het Midden-Oosten, Iran en Wit-Rusland. Het is bovendien van belang dat de UNHRC beter wordt uitgerust om het hoofd te bieden aan zowel chronische als noodsituaties, wellicht door uitbreiding van de ‘gereedschappendoos’ voor de mensenrechten, door panels in te schakelen niet alleen tijdens zijn zittingen maar ook in de tijd daar tussen. Het Parlement doet ook een beroep op de lidstaten om een actieve bijdrage te leveren aan de doorlichting van de UNHRC van 2011 om te zorgen voor een striktere naleving van zijn mandaat.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat er enorm belangrijke punten op de agenda van de zestiende gewone zitting van de Raad voor de rechten van de mens van de VN staan. Ik wil het belang van de agenda benadrukken, die onder andere verslagen omvat over de rechten van personen die tot nationale of etnische, godsdienstige en taalminderheden behoren en over de bevordering en bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden tegen de achtergrond van terreurbestrijding, alsmede uitvoerige beraadslagingen inzake de rechten van het kind.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De zestiende zitting van de Raad voor de rechten van de mens van de VN zal op een historisch gezien bijzonder turbulent tijdstip plaatsvinden, wat de bijeenkomst absoluut zal ondergraven, aangezien een aantal leden van deze Raad in het geheel niet aan de bepalingen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties voldoen en zich allesbehalve inspannen voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten in naleving van deze Verklaring. De Europese Unie moet actief aan deze zitting deelnemen en er alles aan doen om ervoor te zorgen dat haar universele opvatting van de mensenrechten op de grondslag van de menselijke waardigheid in alle landen van de wereld wordt uitgedragen en doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd. De benoeming van een Europese hoge vertegenwoordiger voor mensenrechten kan ertoe bijdragen dat de standpunten van de Unie duidelijker zichtbaar worden. Wanneer de lidstaten van de Raad vasthouden aan de strategie “één en dezelfde boodschap, maar met vele stemmen”, is het mogelijk om daarmee de steun voor de Europese standpunten te versterken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het Europees Parlement heeft in zijn mensenrechtenbeleid lang met twee maten gemeten. Het is ook bekend dat het Parlement er een opportunistische interpretatie op na heeft gehouden van de Verklaring die in 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. In dit verslag wordt weer eens duidelijk welke afwegingen er bij de vermelding van de diverse landen worden gemaakt. Landen waarmee de EU economische en diplomatieke betrekkingen onderhoudt en die voor haar van strategisch belang zijn, worden om strategische redenen niet genoemd, ondanks hun ernstige schendingen van de mensenrechten. Voorbeelden hiervan zijn Israël, Colombia en Marokko, om slechts drie landen op verschillende continenten te noemen. Wij delen deze beperkte opvatting van de mensenrechten niet.
We nemen de gehele inhoud van de Verklaring serieus, die naar onze mening een belangrijk aandeel heeft gehad in ons politieke optreden. Ten slotte zijn we tegen de opvatting dat de Europese Unie een permanente zetel moet hebben in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, omdat dat simpelweg niet zinnig zou zijn gezien de geest en de grondslagen van de organisatie, die in het Handvest van de Verenigde Naties zijn vastgelegd. De VN is een organisatie van onafhankelijke en soevereine staten en moet dat ook blijven.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De selectieve manier waarop in dit verslag kritiek wordt uitgeoefend op bepaalde landen en de instrumentalisering van dit debat spreken een duidelijke taal. Het hypocriete karakter van dit verslag is onmiskenbaar, aangezien er geen kritiek wordt geleverd op landen waar de mensenrechten weliswaar worden geschonden, maar waarmee de EU goede economische en diplomatieke betrekkingen heeft of die van strategisch belang zijn, zoals Colombia en Honduras. Er staat geen oproep in het verslag tot beëindiging van de bezetting van de Westelijke Sahara door Marokko of van de bezetting van Palestina door Israël.
We zijn bovendien niet van mening dat de Europese Unie een permanente zetel in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties moet hebben, omdat de VN een organisatie van soevereine en onafhankelijke staten is, en de Europese Unie volgens het Handvest van de VN geen staat is.
De verdediging van de mensenrechten (en dus ook het gegeven dat ze ondeelbaar zijn en niet in een rangorde kunnen worden ondergebracht) en de status van deze rechten als absolute voorwaarde voor respect voor de rechten van mensen en oprechte sociale rechtvaardigheid, vrede, vrijheid en democratie, dient het uitgangspunt voor al ons politieke handelen te vormen. U kunt op ons rekenen als het om de verdediging van de mensenrechten gaat, maar u hoeft er niet op te rekenen dat wij hypocriete praktijken steunen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit document gestemd daar de UNHRC een weergaloos platform is voor de universele rechten van de mens en een specifiek forum vormt voor de behartiging van de mensenrechten binnen het systeem van de Verenigde Naties. De UNHRC heeft ook een belangrijke taak en verantwoordelijkheid bij een sterkere bevordering, bescherming en naleving van de mensenrechten over de gehele wereld. Ik wil het belang onderstrepen van de zestiende zitting van de UNHRC, en met name van het doorlichtingsproces van de UNHRC, dat een unieke gelegenheid biedt om te beoordelen hoe die Raad zijn mandaat heeft uitgevoerd en hem op zijn beurt ook de gelegenheid biedt om zijn werkmethoden te verbeteren, zodat hij op doelmatigere en systematischere wijze kan reageren op schendingen van de mensenrechten. Ik verwelkom het feit dat op de agenda van deze zestiende gewone zitting onder meer verslagen staan over de rechten van personen die behoren tot nationale of etnische, religieuze of taalkundige minderheden en over de bevordering en bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden ook bij de bestrijding van terreur, alsook uitvoerige vergaderingen over de rechten van het kind.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De zestiende zitting van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties biedt een unieke gelegenheid om de wijze waarop de Raad zijn mandaat heeft ingevuld te beoordelen en is daarnaast een kans om de werkwijzen van de Raad te verbeteren, zodat er een meer doeltreffende en systematische respons kan worden ontwikkeld op mensenrechtenschendingen. Ik ben van mening dat het van groot belang is om als onderdeel van de EU-Raad een mensenrechtenwerkgroep op te richten, met mensenrechtenexperts van alle 27 EU-lidstaten, gevestigd in Brussel.
Het zou ook zeer nuttig zijn om op hoog niveau een speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten aan te stellen. Ik hoop dat de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS), met name de delegaties in Genève en New York, in de toekomst zullen zorgen voor meer samenhang, een duidelijker profiel en een grotere geloofwaardigheid van de EU-activiteiten binnen de VN-Mensenrechtenraad, door Europa’s vermogen tot interactie en samenwerking op interregionaal niveau te ontwikkelen.
Thomas Mann (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb zojuist voor de resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de zestiende zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten gestemd. Onze resolutie is met name van belang omdat wij vandaag de onderdrukking van vreedzame protesten tegen de gewelddadige bezetting van Tibet 52 jaar geleden hebben herdacht. De Dalai Lama heeft gisteren aangekondigd zich uit het politieke leven terug te trekken - dat is een historisch verlies. Er zijn maar weinig mensen die bij hun eigen volk en ook de rest van de wereld zo veel aanzien genieten en die tegelijkertijd zo sympathiek gevonden worden als Zijne Heiligheid. De Dalai Lama onttrekt zich echter in geen geval aan zijn verantwoordelijkheden door zich uit het politieke leven terug te trekken. Hij heeft verklaard dat hij gecommitteerd zal blijven aan zijn spirituele rol met betrekking tot de belangen van het Tibetaanse volk. Zijne Heiligheid zal de politieke machten die in de Tibetaanse grondwet zijn verankerd overdragen aan de vrij gekozen regering in ballingschap. Daarmee zal hij de democratie van de Tibetanen in ballingschap nogmaals versterken, die verspreid over alle continenten ter wereld leven. Op 20 maart zullen er een nieuwe minister-president en een nieuw parlement worden gekozen. Ik zal als waarnemer getuige zijn van de verkiezingen in Zwitserland. Wij Europeanen moeten helpen om democratie en mensenrechten voor de Tibetanen te versterken.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik juich deze resolutie toe, waarin de onderlinge afhankelijkheid van burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten wordt benadrukt en waarin erop wordt gewezen dat de toegang tot water een mensenrecht is. Ik juich in het bijzonder toe dat amendement 19, waarin om een follow-up van het verslag-Goldstone wordt verzocht, is aangenomen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) In deze woelige tijden – zeker in Noord-Afrika – is deze zestiende Zitting van de Mensenrechtenraad van bijzonder belang. De Europese Unie dient in deze zitting heel actief te participeren en al het mogelijke te ondernemen om ervoor te zorgen dat haar universele benadering van de mensenrechten, gebaseerd op de waardigheid van de mens, in ieder land ter wereld wordt nagevolgd. Het is voor de EU ook heel belangrijk dat er een Europese hoge vertegenwoordiger voor de mensenrechten wordt benoemd, opdat onze visie op de verdediging van de mensenrechten steeds meer verspreiding vindt.
Willy Meyer (GUE/NGL). – (ES) Helaas heb ik niet kunnen stemmen voor deze resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de zestiende vergadering van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, omdat daarin verschillende punten zijn vastgelegd waarmee ik het niet eens ben.
De resolutie pleit voor coördinatie met de Verenigde Staten op het gebied van de mensenrechten, zij juicht de benoeming toe van de Marokkaanse medebemiddelaar in de Raad van de mensenrechten van de Verenigde Naties, en moedigt de Europese Unie aan om “gemeenschappelijke standpunten” in te nemen ten opzichte van bepaalde landen. Ook benadrukt zij de verdiensten van de financiële instrumenten van de EU, die alleen maar een voorbeeld zijn van de manier waarop de EU een zo belangrijke kwestie als de mensenrechten manipuleert door die groepen te financieren die de Europese belangen in derde landen waarborgen.
Naar mijn mening zijn dit voldoende redenen om niet voor deze resolutie te stemmen, en daarom heb ik mij van stemming onthouden.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De onrust in de Maghreb laat ons duidelijk zien dat het niet eenvoudig is om voor de mensenrechten op te komen en dat dit dikwijls botst met economische en/of militaire belangen. Zo zijn er ook in naam van terrorismebestrijding maatregelen genomen die niet met de mensenrechten verenigbaar zijn. In dit verband moet de EU ook naar zichzelf kijken - bijvoorbeeld in het geval van de illegale CIA-transitvluchten. Ondanks deze tekortkomingen blijft het belangrijk dat met name de EU zich tot de bescherming van de mensenrechten verbindt. Bescherming van de rechten van minderheden, met name de verbetering van de situatie van christenen en andere religieuze minderheden in islamitische landen, moet een bijzonder streven van de Europese Unie zijn, waarbij met name christenen te lijden hebben onder massale vervolging en het belangrijkste slachtoffer van religieus geweld zijn. Met het oog daarop heb ik voor gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd daar de Mensenrechtenraad van de VN wereldwijd een belangrijke rol blijft spelen om problemen inzake mensenrechten op te lossen. Het doorlichtingsproces is een goede gelegenheid om te evalueren hoe de Mensenrechtenraad van de VN zijn mandaat heeft uitgevoerd. Ik ga akkoord met het voorstel dat de EU een gemeenschappelijk standpunt moet hebben betreffende beleidsvraagstukken. De lidstaten moeten bovendien een actievere bijdrage leveren aan de doorlichting van de Mensenrechtenraad. Het is toe te juichen dat op de agenda van deze zestiende gewone zitting verslagen staan over de rechten van personen die behoren tot nationale of etnische, religieuze of taalkundige minderheden, over de rechten van het kind en de bestrijding van terreur. Om de levensomstandigheden van mensen te verbeteren moet tijdens de zitting aandacht gaan naar het recht op drinkwatervoorziening en gezondheidszorg. Er moet een doeltreffend mechanisme bestaan voor de verwezenlijking en bescherming van een van de belangrijkste mensenrechten. We moeten al het mogelijke doen opdat wereldwijd de verplichtingen op dit gebied worden nagekomen en iedereen toegang heeft tot zuiver drinkwater en sanitaire voorzieningen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Het respect voor en de bevordering en verdediging van de universaliteit van de mensenrechten maken deel uit van de ethische en juridische verworvenheden van de EU en vormen zo de grondslag voor de Europese eenheid en integratie. Daarom moeten we al het mogelijke ondernemen om het optreden van de EU en haar lidstaten op dit gebied doeltreffender te maken. Het is van cruciaal belang dat we actief en betrokken participeren in deze belangrijke zestiende zitting van de Mensenrechtenraad (UNHRC). Dat geldt ook voor de procedure voor de doorlichting van de UNHRC die in de loop van 2011 moet plaatsvinden.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Een goed verslag waarin het Parlement onder andere tevreden is over het feit dat op de agenda van deze zestiende gewone zitting onder meer verslagen staan over “de rechten van personen die behoren tot nationale of etnische, religieuze of taalkundige minderheden” en over “de bevordering en bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden ook bij de bestrijding van terreur”, alsmede uitvoerige vergaderingen over de rechten van het kind; ook tevreden is over de benoeming dit jaar van speciale rapporteurs voor deze belangrijke onderwerpen, en kennis neemt van verslagen die zullen worden ingediend door speciale rapporteurs voor de onderwerpen “folter en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen”, “vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging” en “de situatie van verdedigers van de mensenrechten”; en er bij de lidstaten van de EU op aandringt om een actieve bijdrage aan deze debatten te leveren.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er de belangrijke rol in wordt belicht die de EU speelt bij de samenwerking met de Mensenrechtenraad. Gegeven de recente gebeurtenissen in Libië is het van cruciaal belang dat we actie blijven voeren voor de mensenrechten en ze op internationaal niveau proberen te verdedigen.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb me tijdens de eindstemming over deze resolutie om zowel materiële als procedurele redenen van stemming onthouden.
In de tekst van de resolutie wordt het beeld versterkt van een EU-beleid dat met twee maten meet op het gebied van mensenrechten, met name wat betreft de kwestie van mensenrechtenschendingen in de bezette Palestijnse gebieden. In de weinige amendementen die voor deze kwestie zijn ingediend en die ik heb gesteund, wordt het feit dat de Unie weigert de richtsnoeren van het verslag-Goldstone ten uitvoer te leggen, niet verhuld.
De Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links heeft haar eigen resolutie ingediend, waarin steun wordt gegeven aan de algemeenheid van mensenrechten op alle maatschappelijk, economische en culturele gebieden.
Aan de andere kant bestond de uitdaging van deze resolutie erin om te stemmen over het mandaat van de delegatie van de Europese Unie aan de VN-Raad voor de mensenrechten voor zijn zestiende zitting, terwijl de zitting al op 28 februari jongstleden is begonnen, met meerdere toespraken van barones Ashton.
Stemmen over deze resolutie terwijl de zitting van de VN-Raad al is begonnen, heeft weinig zin; het Europees Parlement had zijn standpunt eerder kenbaar moeten maken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor de resolutie over de prioriteiten van de zestiende zitting van de VN-Mensenrechtenraad gestemd. Ik deel de mening dat de Raad voor de mensenrechten uiterst waardevol kan zijn als een soort 'waarschuwingssysteem' en een preventief mechanisme en ik verwacht dat de Europese Dienst voor extern optreden dienovereenkomstig aan dit orgaan deelneemt. Ten aanzien van de doorlichting van de Raad voor de mensenrechten steun ik uiteraard eveneens de roep om een allesomvattend, maar bovenal transparant proces.
De Voorzitter. – Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Pakistan – de moord op Shahbaz Bhatti, minister voor Minderheden(1).
Jean Lambert, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat wij allen zeer diep geschokt en ontzet zijn door de moord op minister Shahbaz Bhatti, vooral ook omdat hij een bekende van ons in dit Parlement is: hij is hier op bezoek geweest, hij heeft velen van ons ontmoet; maar ook omdat dit weer een zeer symbolische moord is, die iemand treft die zocht naar verzoening en voor alle minderheden in Pakistan werkte.
Wij dienen ook onze deelneming te betuigen aan niet alleen zijn familie, maar aan alle families van degenen die bij de terroristische aanvallen in Pakistan zijn gedood. Deze week hebben we twee van dit soort aanvallen gezien, die meer mensen gedood en verwond hebben dan bijvoorbeeld de bomaanslagen in Londen.
De hele bevolking lijdt eronder en de intimidatie ondermijnt de democratie in Pakistan. We zien momenteel een verandering in de demografische samenstelling van bepaalde kiesdistricten, bijvoorbeeld Quetta, doordat mensen vanwege de intimidatie gedwongen vertrekken.
Onze resolutie is belangrijk in de zin dat wij willen dat het werk voortgezet en gesteund wordt, wat betreft tolerantie en wederzijds begrip. Ik zou het punt willen maken dat wij dat ook in de Europese Unie nodig hebben, waar bepaalde recente uitspraken van ministeries daar volgens mij geen bijdrage aan hebben geleverd. Wij verwachten dus leiderschap in Pakistan en in de Europese Unie.
Marietje Schaake, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ondanks het verzoek van de Pakistaanse minister voor Minderheden, Shahbaz Bhatti, om meer bescherming na talrijke bedreigingen, is een moordenaar er op 2 maart in geslaagd om hem om het leven te brengen. Onze deelneming gaat niet alleen uit naar zijn familie en vrienden, maar ook naar alle Pakistani die streven naar een tolerantere samenleving. Dit is echt een klap voor Pakistan en ook voor de hele mensheid.
Waarom hebben de Pakistaanse autoriteiten het verzoek van de minister om een gepantserde ambtsauto afgewezen, en ook zijn verzoek om zijn eigen lijfwachten te kiezen die hij vertrouwde? Door op te roepen tot hervorming van de onmenselijke godslasteringwetten was hij een verdediger van de mensenrechten.
Ook willen wij eer bewijzen aan het werk van Naeem Sabir Jamaldini, de coördinator van de mensenrechtencommissie van Pakistan, die op 1 maart werd vermoord.
Wij hebben praktische actie nodig, zoals onderzoeken, ook binnen de regering. Deze moeten in overeenstemming met de internationale normen plaatsvinden, omdat er een einde moet komen aan de straffeloosheid. De Europese Unie moet de situatie nauwlettend volgen en proberen om het maatschappelijk middenveld van gelden te voorzien door middel van het Instrument voor democratie en mensenrechten.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, auteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen tien maanden heeft het Europees Parlement niet minder dan drie resoluties aangenomen over de vrijheid van godsdienst in de Islamitische Republiek Pakistan.
In mei 2010 hebben we hier in Straatsburg over dit onderwerp gesproken in het bijzijn van de Pakistaanse minister van Minderheden, Shahbaz Bhatti. Vandaag praten we in dit Europees Parlement over de omstandigheden waarin deze man om het leven is gekomen. De moord op een hoge ambtenaar op 2 maart laatstleden maakt één ding pijnlijk duidelijk: in Pakistan is niemand veilig voor de radicale islamieten. Niet alleen zij die kritiek hebben op de archaïsche wet die de doodstraf voorschrijft in geval van godslastering lopen gevaar, maar ook degenen die het publiekelijk opnemen voor de slachtoffers van onverdraagzaamheid, zoals de heer Bhatti.
Na tien maanden is duidelijk dat het huidige EU-beleid ten aanzien van Pakistan niet het gewenste resultaat oplevert. Ik sta bijgevolg achter het in onze resolutie opgenomen idee om rondetafelbijeenkomsten te organiseren over de situatie van de minderheden in Pakistan. Ik ben van mening dat de onlangs opgerichte Europese Dienst voor extern optreden slagvaardig moet reageren op de gebeurtenissen in Islamabad en dit voor het te laat is en er nog meer slachtoffers vallen.
Eija-Riitta Korhola, auteur. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, Shahbaz Bhatti en zijn hele leven zijn een verbazingwekkend voorbeeld van wat een moedige mens die trouw is aan zijn idealen, kan bereiken. Hij was nog maar een halfjaar op zijn post werkzaam, toen het Pakistaanse parlement een belangrijke hervorming aannam die een quota van 5 procent in overheidsdiensten waarborgde voor de minderheden van het land. Dat was slechts een van de talrijke democratische hervormingen die de heer Bhatti voor elkaar heeft gekregen en waar de Pakistaanse regering heel trots op kan zijn.
De opmerkelijkste hervorming is waarschijnlijk de Interfaith Harmony Dialogue, de interreligieuze dialoog die hij op lokaal niveau begon en die gericht was op het verminderen van de spanningen en het oplossen van problemen die een voedingsbodem voor terrorisme zijn. Ik zag in dit idee de ingrediënten voor een Nobelprijs voor de Vrede en ik hoop dat het werk ter bevordering van de mensenrechten en democratie in Pakistan niet ophoudt, ook nu extremistische elementen een tijdelijke overwinning hebben geboekt door de meest strategische mensenrechtenactivist van het land uit de weg te ruimen. Wanneer de dialoog slaagt in een land dat een centrum van de radicale islam is, dan zullen de positieve effecten naar de rest van wereld uitstralen.
Slechts een maand geleden had ik een ontmoeting met de heer Bhatti. We spraken over zijn mogelijke dood. Hij was niet naïef. Hij begreep maar al te goed waar moed toe kan leiden. Ik zal voortijdig sterven, zei hij, maar ondertussen zal ik proberen onrechtvaardige wetgeving zo veel als ik kan te wijzigen. Ik zal sterven, maar de wet blijft en die heeft invloed op het leven van miljoenen.
(Applaus)
Peter van Dalen, auteur. − Voorzitter, de situatie in Pakistan verslechtert helaas. Aan de lopende band vinden er aanslagen plaats en de regering lijkt de wil te hebben verloren om in te grijpen. Afgelopen januari werd gouverneur Taseer vermoord en vorige week de enige christelijke federale minister Bhatti. De Europese Unie en de lidstaten onderhouden op vele manieren contacten met Pakistan. Er wordt samengewerkt ten aanzien van Afghanistan, er gaan vele honderden miljoen aan hulpgeld naar het land voor onderwijs en wederopbouw, en er wordt geïnvesteerd in de religieuze dialoog.
Maar we moeten nu met de vuist op tafel slaan. Het Pakistaanse onderwijssysteem moet worden hervormd, de haatprediking over christenen aan jonge kinderen moet gestopt worden. De hulp voor wederopbouw na overstromingen moet eerlijk worden verdeeld, ook aan niet-moslims. Dat is niet alleen in het belang van het Westen. Als de Pakistaanse overheid en de veiligheidsdiensten de situatie niet onder controle krijgen, zal het land wegzakken in een moeras van extremisme. Er is nog maar weinig tijd om dat tij te keren.
Rui Tavares, auteur. – (PT) We kunnen met onze resoluties over dringende kwesties hier in dit Parlement vaak niet al te veel bereiken. Maar in de gevallen waarover we nu spreken, zaken die te maken hebben met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst, moeten we in ieder geval twee dingen proberen te doen als we onze stem laten horen.
Om te beginnen moeten we al die mensen die zich in Pakistan inzetten voor tolerantie en godsdienstvrijheid, duidelijk maken dat ze niet alleen staan. Dat is een vrij bescheiden doel, maar toch een begin – zo dragen we althans enige waardigheid en respect bij tot dit debat. En die boodschap zal de mensen die zich in Pakistan sterk maken voor de vrijheid van godsdienst, zeker bereiken.
Iets anders is dat we de regering in Pakistan duidelijk moeten maken dat ze niet mag toelaten dat de fanatici de indruk krijgen dat ze voor iedereen spreken. Met de wetten op godslastering is het in Pakistan nu net zoals – bijvoorbeeld – in Indonesië: veel landen komen zo in een vicieuze cirkel terecht. Een minderheid van fanatici spreekt met zeer luide stem en begint dan op een bepaald moment te denken dat ze voor iedereen in de maatschappij spreken, eenvoudigweg omdat ze de rest van de maatschappij intimideren. En als regeringen dan niet een eerste verdedigingslinie vormen om in eigen land de vrijheid te verdedigen en straffeloosheid te bestrijden, als regeringen niet op de bres gaan staan voor waardigheid, dan loopt het hele land het risico door intolerantie overspoeld te worden.
De Pakistaanse regering dient daarom een diepgaand onderzoek in te stellen naar de moord op de heer Bhatti. En zo moet ze ook het onderzoek met betrekking tot de gouverneur van de Punjab helemaal afmaken. Ze mag niet toelaten dat er bij die onderzoeken methodes worden gebruikt die bij de Pakistaanse politie en geheime diensten nu gemeengoed zijn geworden. Deze diensten hebben er namelijk een handje van om onderzoeken te ondermijnen. Zelfs bij het onderzoek naar de moord op voormalig premier Benazir Bhutto is dat gebeurd. Het is dus zaak dat we deze twee doelen zeker stellen: dat de Pakistaanse regering ervoor zorgt dat de fanatici de discussie niet gaan overheersen, en dat wij duidelijk maken dat we solidair zijn met al die mensen die zich in dat land inzetten voor tolerantie.
Mario Mauro, namens de PPE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Shahbaz Bhatti is in naam van zogenaamde godslasteringswetten door een groep fundamentalisten vermoord die, zoals steeds vaker gebeurt, de naam van God hebben gebruikt om hun eigen machtsplannen te promoten.
Met deze resolutie willen we Shahbaz Bhatti toejuichen en hem bedanken voor de voorbeeldfunctie die hij jarenlang voor ons heeft vervuld. Ik hoop dat zo’n pijnlijk offer als waarschuwing dient voor de regeringen van de Europese Unie en voor de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, zodat specifieke acties de weinige woorden kunnen vervangen die tot nu toe met zo weinig kracht zijn gesproken.
In feite hebben de Europese Unie, of veeleer de Raad en de Commissie, in tegenstelling tot het Parlement, in recente maanden tijd verspild met discussies over de vraag of ze het woord ‘christen’ wel of niet in hun zwakke veroordelingen zouden opnemen, terwijl christenen nog altijd wreed worden afgeslacht, vaak omdat ze toenadering tot het Westen zochten, ook al is er niets westers aan hen. Ik ben derhalve van mening dat de Commissie en de Raad er goed aan zouden doen bij deze gelegenheid naar het Parlement te kijken.
Catherine Stihler, namens de S&D-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil eer bewijzen aan de moed en het werk van Shahbaz Bhatti. Ik weet dat mijn collega’s in dit Huis hem persoonlijk hebben ontmoet en zijn vastberadenheid om te werken voor minderheden in Pakistan, om hun rechten te steunen, is een voorbeeld voor ons allen. Het feit is dat hij zijn leven op het spel heeft gezet; hij wist dat er steeds meer bedreigingen waren, en zijn dapperheid moet worden erkend. Hij heeft zijn leven verloren en wij in dit Huis hebben een vriend verloren.
Wat kunnen we dan doen? Ik denk dat deze resolutie een aantal belangrijke punten bevat. Paragraaf 13 over het verzoek aan de bevoegde EU-instellingen om het onderwerp religieuze tolerantie in de samenleving aan de orde te stellen is van wezenlijk belang. Ik zou ook de Commissie willen verzoeken om de kwestie van de mensenrechten bij besprekingen en handelskwesties aan de orde te stellen. Paragraaf 19 over de instellingen en de regering van Pakistan is ook belangrijk, evenals het verzoek om erkenning van democratie en mensenrechten.
Ik denk dat wij allemaal uiteindelijk graag gegarandeerd zien dat onze deelneming wordt overgebracht en ik hoop dat de Voorzitter van het Parlement een persoonlijke brief aan de moeder van Shahbaz Bhatti zal sturen. Zijn begrafenis heeft afgelopen week plaatsgevonden en ik denk dat dat ook belangrijk is.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de moord op de heer Bhatti is de tweede moord op een bekende Pakistaanse regeringsfunctionaris in twee maanden. De moorden op Bhatti én op gouverneur Salman Taseer moeten grondig worden onderzocht en de daders moeten voor de rechter worden gebracht.
Afgezien van de moord op Bhatti, zou ik willen ingaan op een andere brandende mensenrechtenkwestie in Pakistan, namelijk de situatie in de provincie Beloetsjistan. De Beloetsji-minderheid wordt nog steeds vervolgd en volgens Amnesty International zijn er minstens negentig Beloetsji-activisten (leraren, journalisten en advocaten) verdwenen of vermoord. Andere mensen, zoals hulpverleners, leraren, journalisten en regeringsfunctionarissen, zijn vervolgd en bedreigd.
Het Europees Parlement en de EU moeten een duidelijke boodschap aan Pakistan sturen en de Pakistaanse regering met klem verzoeken om haar best te doen om dit soort situaties te voorkomen.
Nicole Kiil-Nielsen, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, deze moorden zijn natuurlijk onaanvaardbaar, maar wat nog minder te accepteren is, is het klimaat van straffeloosheid dat er heerst, ondanks het toenemende aantal overvallen. De Pakistaanse burgers en de gezinnen van de slachtoffers hebben helaas weinig te verwachten van een gerechtelijk apparaat dat is aangetast door corruptie, intimidatie en slecht opgeleide opsporingsambtenaren en eisers. Onderzoek duurt jaren en is gebaseerd op discriminerende wetten. Het strafrechtelijke aspect van het gerechtelijke apparaat in het bijzonder moet worden hervormd en weer geloofwaardig worden, zowel in eigen land als daarbuiten.
Uit een onderzoek dat onder universiteitsstudenten is gehouden door de Heinrich Böll Foundation blijkt dat jonge Pakistani denken dat de geloofwaardigheid van het gerechtelijke apparaat belangrijker is voor het overleven van het land dan militaire interventie of het parlementaire systeem.
De Europese Unie moet daarom alle noodzakelijke instrumenten die zij tot haar beschikking heeft aanwenden om de gerechtelijke samenwerking met Pakistan te versterken.
Charles Tannock, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in Pakistan worden de stemmen vóór hervorming en vooruitgang een voor een tot zwijgen gebracht. Shahbaz Bhatti wist dat hij gevaar liep, als christen in een land dat een en al religieuze onverdraagzaamheid is, en als minister voor Minderheden die onbevreesd de draconische godslasteringwetten van zijn land hekelde. Hij weigerde echter te worden geïntimideerd door de islamistische fanatici die hem met de dood bedreigden.
Slechts twee maanden daarvoor werd de gouverneur van de Punjab, Salmaan Taseer, door zijn eigen lijfwachten vermoord, maar Bhatti kreeg niet eens lijfwachten en was daarom een zeer gemakkelijk doelwit voor de zwaarbewapende terroristen die hem neerschoten toen hij op weg was naar een kabinetsvergadering.
Waarom werd Bhatti niet geschaduwd door gewapende lijfwachten? Dat is een van de vele vragen die we aan president Zardari moeten stellen. Ik hoop dat hij een antwoord heeft. Ik hoop dat de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger hem onder druk zal zetten om een beter voorbeeld te geven bij het bieden van tegenstand aan de alarmerende radicalisering van de Pakistaanse samenleving.
Bovenal is dit een menselijke tragedie. Een zeer moedig en principieel man heeft zijn leven verloren en wij als democraten eren zijn naam en bewijzen in dit debat eer aan de dingen die hij tot stand heeft gebracht in zijn leven. Wij sturen onze deelneming aan zijn familie en vrienden in deze zeer moeilijke tijd voor hen.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, in de islamitische wetgeving, de sharia, staat letterlijk dat iedereen die de islam beledigt ter dood moet worden veroordeeld.
Ik weet niet welk gedrag in de moslimwereld kan worden beschouwd als een belediging van de islam, maar de voorbeelden van het vermoorden van mensenrechtenactivisten en verdedigers van de godsdienstvrijheid in Pakistan en andere islamitische landen tonen aan dat sommige islamitische geestelijken de waarden van onze beschaving, die mensen een grote beslissingsvrijheid geven, beschouwen als een bedreiging van hun geloof en niet aarzelen een fatwa uit te geven tegen iedereen die openlijk opkomt voor de mensenrechten en burgervrijheden op hun grondgebied.
Shahbaz Bhatti, een minister van de Pakistaanse regering, Salman Taseer, gouverneur van de provincie Punjab of Sabir Jamaldini, coördinator van de Mensenrechtencommissie van Pakistan, zijn voor ons onschuldige slachtoffers geworden van de fanatieke toepassing van de islamitische wetgeving. Slachtoffers die niet alleen het Pakistaanse volk moeten afschrikken om meer vrijheid te eisen, maar ook de politici die het land besturen om het politieke systeem niet te hervormen en regels te blijven respecteren die stammen uit de diepe middeleeuwen.
Als we hervormingsgezinde politici in islamitische landen echter niet in conflict willen brengen met hun geestelijk leiders, moeten we denk ik proberen een platform te vinden voor een constructieve dialoog met islamitische geestelijken over een vredige co-existentie van beschavingen…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we spreken over de moord op een Pakistaanse minister, een katholieke man die openlijk uitkwam voor zijn christelijke wortels. Het feit we het hier vandaag opnieuw over een moord in Pakistan hebben, maakt duidelijk dat de autoriteiten de situatie niet meer onder controle hebben. Dat is een probleem. Wij zeggen op dit ogenblik niet dat de president en de regering in Pakistan het niet goed voorhebben met hun land. Onze kritiek heeft te maken met het feit dat zij er zelfs niet in slagen om de veiligheid te waarborgen van personen die deel uitmaken van de regering, maar die een ander geloof belijden dan de rest van het land. Dit is het trieste lot van dit land dat, beetje bij beetje, agressiever en haatdragender wordt ten aanzien van andere godsdiensten dan de islam. Dit is mijns inziens een reëel probleem. Het is voor mij zonneklaar dat we deze kwestie aan de kaak moeten stellen.
De Voorzitter. – We gaan nu over tot de “catch-the-eye”-procedure.
Aangezien een aantal voorzitters en ondervoorzitters van de fracties aanwezig zijn, wil ik u het volgende meedelen: een groot aantal leden heeft me gevraagd flexibeler om te gaan met dit soort spoeddebatten, waarbij veel leden in een bepaald onderwerp geïnteresseerd zijn. Ik zal nu tot op zekere hoogte laten meewegen welke leden bij latere debatten als sprekers op de lijst staan.
Michael Gahler (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, een week voordat hij werd vermoord, sprak ik in zijn kantoor in Islamabad met Shahbaz Bhatti en hij was zich bewust van het gevaar dat hij liep. Hij maakte zich echter meer zorgen over zijn indruk dat velen zich met name de afgelopen maanden, ook naar aanleiding van de moord op Salman Taseer, de gouverneur van de Punjab, hebben afgewend van de uitdaging ten aanzien van de extremisten. Ministers, parlementariërs, journalisten, advocaten, zelfs mensenrechtenactivisten die anders altijd mee deden, durven niet langer op te staan tegen de uitdaging ten aanzien van deze extremisten.
Mijns inziens moeten wij iedereen in Pakistan oproepen om op te staan tegen deze intolerantie, anders zullen zij samen of ieder afzonderlijk worden weggevaagd. Sherry Rehman, de moedige politica die herzieningen van de wetgeving inzake godslastering heeft voorgesteld, is met name in gevaar. Ik dring er derhalve bij het Pakistaanse parlement op aan om haar nu te beschermen door de wetgeving inzake godslastering nu eindelijk te herzien zoals zij heeft voorgesteld. Dat zou een duidelijk signaal van gezamenlijk verzet tegen het extremisme zijn.
George Sabin Cutaş (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de moord op de Pakistaanse minister van Minderheden, de heer Bhatti, vindt plaats middenin de controverse over het wijzigen van de wet die de doodstraf zet op godslastering in dat land, een wijziging die hij steunde. Ik denk dat de intolerantie waarop de godslasteringswetten zijn gebaseerd ook heeft geleid tot de afschuwwekkende moord op vooraanstaande personen die vochten voor de vrijheid van meningsuiting en geloof in Pakistan. Tegelijkertijd is het incident met de heer Bhatti veroordeeld door een groot deel van de Pakistaanse politiek, in de media, en door mensen van zeer uiteenlopende etnische achtergrond en religieuze overtuiging. Dat is een positief teken. Het is daarom de plicht van de regering van dit land om te voorkomen dat er opnieuw gewelddadige incidenten voorkomen door intolerantie, en om door te gaan met de inspanningen voor respect van de democratische waarden die zijn vastgelegd in de Pakistaanse grondwet, de universele beginselen van de mensenrechten en de vrijheid van denken.
Constance Le Grip (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ook ik was diep geraakt door de laffe moord van 2 maart 2011 op de heer Shahbaz Bhatti, de christelijke minister van Minderheden van de Pakistaanse regering.
Deze terroristische moord volgt op verschillende andere moorden op moedige, tolerante Pakistani die veel op hebben met mensenrechten en de rechten van zowel mannen als vrouwen verdedigen.
We zetten de Pakistaanse regering er nogmaals toe aan om alles in het werk te stellen om licht te werpen op deze laffe moord en ervoor te zorgen dat mensen die bedreigd worden door fanatieke godsdienstextremisten echt goed beschermd worden. Ik denk natuurlijk allereerst, maar niet uitsluitend, aan mevrouw Sherry Rehman.
Ik wil alle bevoegde instellingen van de Europese Unie nogmaals met klem verzoeken om in de onderhandelingen, met de bedoeling om toekomstige samenwerkingsovereenkomsten voor te bereiden, in het bijzonder de samenwerkingovereenkomst tussen de Unie en Pakistan, een clausule op te nemen waarin de eerbiediging van godsdienstvrijheid en mensenrechten wordt gegarandeerd.
(Applaus)
Joanna Katarzyna Skrzydlewska (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, w spreken nu al voor de zoveelste keer over de schending van de mensenrechten in Pakistan. Deze keer is de aanleiding de recente moord op minister Shahbaz Bhatti die zich heeft verzet tegen de wetgeving over godslastering en die de rechten van minderheden verdedigde. Hij streed tegen intolerantie en religieuze discriminatie.
De resolutie van het Europees Parlement over deze brute moord is een uiting van ons verzet tegen de toenemende gewelddadige religieuze uitroeiingen in Pakistan, maar tegelijkertijd is het een teken dat we de religieuze minderheden, waarvan de rechten doorlopend worden geschonden, niet in de steek laten. Het is onze plicht om wetteloze handelingen te veroordelen, die het leven en de vrijheid van andere mensen in gevaar brengen. Ik wil daarom benadrukken hoe belangrijk het is om niet-gouvernementele mensenrechtenorganisaties te steunen bij hun inspanningen om in dit land meer democratie te bewerkstelligen en het geweld een halt toe te roepen.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in januari hebben we de moord op de gouverneur van de Punjab, Salman Taseer, betreurd.
Enkele weken later zijn deze gewelddadigheden voortgezet met de moord op 2 maart 2011 op Shahbaz Bhatti, de minister voor Minderheden in de regering van Pakistan.
Vicevoorzitter Ashton heeft de moord sterk veroordeeld en heeft haar grote bezorgdheid kenbaar gemaakt over het klimaat van intolerantie en geweld in Pakistan dat verband houdt met het debat over de controversiële godslasteringwetten.
Bhatti was de enige christen in de regering van Pakistan en een bekend pleitbezorger van de eerbiediging van de mensenrechten en de godsdienstvrijheid. Hij was een van de weinige overgebleven stemmen die luid durfden te spreken en hij wist dat hij bedreigd werd na de moord op Salman Taseer. En toch weerhield dit hem er niet van om voor zijn rechten op te komen, die immers alle in de Pakistaanse grondwet zijn verankerd.
Vicevoorzitter Ashton heeft de regering van Pakistan met klem verzocht om haar verantwoordelijkheid te nemen en toereikende bescherming te bieden aan de mensen die worden bedreigd in overheidsfuncties of in de burgermaatschappij.
De EU verwelkomt de verklaring van minister-president Jamali dat de regering haar uiterste best zal doen om de schuldigen voor de rechter te brengen. Ons respect gaat naar Jamali omdat hij de begrafenis van Bhatti heeft bijgewoond.
De regering moet haar beloften nu gestand doen en de daders en aanstichters van dergelijke misdrijven voor de rechter brengen. Bhatti en Taseer waren uitgesproken critici van de godslasteringwetten en stonden vooraan in de pogingen om deze te wijzigen. Maar in het klimaat dat na de moord op Taseer overheerste, werden de amendementen niet meer aan het parlement voorgelegd.
De godslasteringwetten, waarop de doodstraf staat, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke waarden die we trachten te bevorderen in onze betrekkingen met Pakistan. Ze hebben ook tot gerechtelijke dwalingen en discriminatie van religieuze minderheden geleid.
Hoewel we de democratische regering van Pakistan sterk steunen en zullen doen wat we kunnen om haar bijstand te verlenen terwijl zij weerstand probeert te bieden aan een ongekende golf van terreurdaden, moeten haar leden opkomen voor de beginselen die zij onderschrijven. Vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging is een universeel mensenrecht; vrijheid van mening en meningsuiting is er intrinsiek mee verbonden.
De Raad heeft zojuist conclusies aangenomen waarin de belofte van de EU in herinnering wordt gebracht om deze grondrechten veilig te stellen en de inspanningen te intensiveren om deze rechten overal en voor iedereen te steunen en te beschermen.
De Voorzitter. – Er zijn zes ontwerpresoluties(2)ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik condoleer de familie van de vermoorde Pakistaanse minister van Minderheden, Shahbaz Bhatti. Ik hoop dat de plegers van deze misdaad snel worden gepakt en hun gerechte straf niet ontlopen. Dit gewelddadige incident, waar een hooggeplaatste ambtenaar die streed voor gelijke behandeling van minderheden in Pakistan het slachtoffer van is geworden, is het zoveelste bewijs van de moeilijke situatie in dit land. Helaas heeft het door ons gevoerde beleid tot nu toe niet geleid tot de gewenste resultaten. Gezien het bovenstaande moet de Europese Unie concrete stappen zetten om het respect voor de wet en de democratie in de Islamitische Republiek Pakistan te bevorderen.
Ik denk dat de aanzienlijke intensivering van onze activiteiten door de organisatie van jaarlijkse besprekingen tussen de EU en Pakistan, tastbare voordelen kan opleveren. Die besprekingen zijn gewijd aan de situatie van de minderheden in Pakistan en ook het Europees Parlement is hierbij betrokken. Ik sta volledig achter de financiële steun voor organisaties van mensenrechtenverdedigers en strijders tegen de wetgeving over het verbod op godslastering. Ik hoop dat het ons lukt om de omvang van deze steun te vergroten. Ik hoop verder, dat het ons ook lukt om met behulp van de juiste diplomatieke instrumenten de Pakistaanse regering te bewegen tot eerbiediging van de democratie- en mensenrechtenclausule in de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Pakistan.
Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. – (EN) Shahbaz Bhatti, minister voor Minderheden in Pakistan, probeerde de godslasteringwetten van het land te hervormen en werd om het leven gebracht. De Pakistaanse Taliban heeft naar verluidt de verantwoordelijkheid voor de moord opgeëist en hetzelfde lot afgekondigd voor alle verdere critici van de godslasteringwetten. Het is tijd voor hard optreden om de hervormers en verdedigers van de mensenrechten te beschermen, die hun leven op het spel zetten voor de vrijheid. Ik doe een beroep op de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden om de bescherming van de andere verdedigers van de mensenrechten die in Pakistan gevaar lopen, te garanderen en dat zij doeltreffend en op korte termijn onderzoek doen naar de moord op minister Shahbaz Bhatti. De daders moeten voor de rechter worden gebracht en de reactie van de regering moet stevig zijn om een afschrikwekkend effect te hebben.
Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. – (EN) Om één verdediger van de vrijheid te verliezen is ongelukkig; om er twee te verliezen is in één woord nalatig. Toen we over de moord op gouverneur Salman Taseer spraken, heb ik gewaarschuwd voor de opkomst van het religieus extremisme in Pakistan. Minder dan twee maanden later heeft er een nieuwe tragedie plaatsgevonden. De Taliban in de Punjab heeft de verantwoordelijkheid opgeëist voor de moord op minister Shahbaz Bhatti. Zijn verzoek om een gepantserde auto was door de Pakistaanse autoriteiten afgewezen. Een dergelijke onachtzaamheid van de autoriteiten maakt hen medeplichtig aan de moord. Ik zou willen hopen dat de Europese Unie de moord op deze hooggeplaatste regeringsfunctionarissen in Pakistan bij de autoriteiten daar aan de orde zal stellen en hen zal verzoeken om de godslasteringwetten in te trekken die tot de escalatie van religieus geweld hebben geleid.
Tadeusz Zwiefka (PPE), schriftelijk. – (PL) Twee maanden geleden hebben we tijdens de plenaire vergadering in een debat over de mensenrechten de aanslag op Salman Taseer, de gouverneur van de provincie Punjab, veroordeeld. Het onderwerp van discussie was hetzelfde als vandaag - pogingen om de controversiële wet over godslastering te hervormen. Deze tragische gebeurtenissen zijn nauw met elkaar verbonden, omdat beide slachtoffers hebben samengewerkt ten behoeve van de minderheden in Pakistan, inclusief de religieuze minderheden, en zij de slachtoffers van de ideologie van intolerantie die wordt verspreid door de Taliban, wilden beschermen.
De westerse wereld kan slechts toekijken hoe de stemming radicaliseert in het land, waarin Benazir Bhutto nog geen tien jaar geleden democratische hervormingen doorvoerde. Pakistan zinkt weg in chaos. De Taliban terroriseren het land en plegen steeds vaker aanslagen, zoals de aanslag in de Punjab op 8 maart die aan 25 personen het leven kostte.
Op dit moment verschijnen er berichten dat naar verluidt een fatwa is uitgevaardigd tegen een volgende persoon - Sherry Rehman, afgevaardigde in het Pakistaanse parlement, een gewezen journaliste en een voorvechtster van vrouwenrechten, rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting. Zij was het die het voorstel voor amendementen op de wetgeving over het straffen van godslastering in het Pakistaanse parlement had ingediend. Gaan we tijdens de volgende plenaire vergadering een aanslag op haar veroordelen?
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Wit-Rusland, met name de gevallen van Ales Michalevitsj en Natalia Radin(1).
Raül Romeva i Rueda, auteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het belangrijk is in gedachten te houden dat dit niet de eerste keer is dat we in dit Parlement praten over Wit-Rusland, en vanuit dat oogpunt is deze resolutie van belang in die zin dat zij op duidelijke wijze de arrestaties en opsluiting van leden van de oppositie veroordeelt alsook de schending van de grondrechten waaraan deze mensen zijn onderworpen.
Vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en het recht op vrij verkeer in landen zoals Wit-Rusland zouden een prioriteit moeten zijn, en daarom moeten we oproepen tot de ogenblikkelijke en onvoorwaardelijke invrijheidstelling van deze mensen die we niet anders dan als politieke gevangenen kunnen beschouwen.
In de tweede plaats denk ik dat het ook van belang is dat we - zoals in de resolutie gedaan wordt – het gebruik van marteling in deze landen, net als in andere, op de meest stellige, onverzettelijke, duidelijke en overtuigende wijze veroordelen, ook als dat in de Europese Unie gebeurt, wat soms helaas het geval is. In een land waarmee we steeds nauwere nabuurschapsbetrekkingen onderhouden, waarmee we de banden aanhalen, is het gebruik van marteling als behandeling in gevangenissen, met name als daar politieke beweegredenen achter zitten, iets wat wij volkomen moeten verwerpen en volledig moeten veroordelen.
Ten slotte zou ik ook openlijk het vonnis willen veroordelen dat is uitgesproken tegen de jonge activist van de oppositie, alleen maar omdat hij had deelgenomen aan de demonstraties van 19 december. Ik denk dat het Europees Parlement terecht een duidelijk standpunt inneemt door tegen deze keuzes te protesteren, en ik eis dat zijn stem gehoord wordt.
Marietje Schaake , auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, een groot aantal figuren uit de oppositie, onder wie voormalig presidentskandidaten maar ook journalisten en verdedigers van de mensenrechten, zijn na de gebeurtenissen in Minsk van 19 december 2010 gearresteerd en zitten sindsdien opgesloten in detentiecentra van de KGB. Er circuleren berichten over martelingen door de KGB en afgedwongen bekentenissen. Deze ontwikkelingen passen in een breder patroon van repressie en politiek gemotiveerde processen tegen activisten van de oppositie, het maatschappelijk middenveld, de media en verdedigers van de mensenrechten dat tot op de dag van vandaag voortduurt.
Wij doen een dringend beroep op de autoriteiten van Wit-Rusland om politieke oppositie, maatschappelijke organisaties, vrije meningsuiting en pluriforme media toe te staan. Men moet zich aan de rechtsstaat houden. De autoriteiten van Wit-Rusland zouden aan geloofwaardigheid winnen als onderzoeken die overeenkomstig internationale maatstaven en met internationale deskundigen worden uitgevoerd nu meteen zouden beginnen. Wij moeten nadenken over beperkende maatregelen, waaronder economische sancties, tegen bedrijven die eigendom zijn van de regering van Wit-Rusland, maar we hopen dat dit niet nodig is. Wij zouden het toejuichen als meer landen in de internationale gemeenschap zich zouden aansluiten bij de oproep tot dergelijke maatregelen, omdat de status-quo onaanvaardbaar is.
Kristian Vigenin, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Wit-Rusland staat zo vaak op onze agenda omdat het ons niet koud laat, omdat we een democratisch Wit-Rusland willen zien waar de mensenrechten worden gerespecteerd. Ik heb echter de indruk dat de boodschappen die we zo vaak aan de autoriteiten van Wit-Rusland sturen, niet worden opgepikt: noch die van het Europees Parlement, noch die van de Europese Raad. De besluiten van de Raad hebben tot nu toe geen effect gehad op de situatie in Wit-Rusland.
Na een jaar van zeer bescheiden vooruitgang werd 19 december 2010 een keerpunt voor Wit-Rusland. Sinds die dag is het land tot een geïsoleerde positie vervallen: dit kan het regime enige tijd redden, maar het gaat ten koste van de toekomst van de Wit-Russische natie. Dit moet worden begrepen en we zullen Loekasjenko en zijn vrienden eraan blijven herinneren. Ik hoop dat president Loekasjenko goede nota zal nemen van de gebeurtenissen in de zuidelijke nabuurschap en begrijpt dat het enige verantwoordelijke gedrag democratisering en sociale en economische hervormingen in het land is.
Wij in het Europees Parlement zullen niet opgeven; wij eisen de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gevangengezette demonstranten en dat alle politiek gemotiveerde aanklachten worden ingetrokken. Tegelijkertijd geloven wij nog steeds dat Wit-Rusland tijd heeft om te veranderen; wij werken momenteel met de andere vijf oosterburen samen om een oplossing te vinden die tot democratisering en de ontwikkeling van een situatie in Wit-Rusland leidt waarin aan het einde van dit jaar of begin volgend jaar vrije en eerlijke verkiezingen kunnen plaatsvinden.
Jacek Protasiewicz, auteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de eerlijke en ontroerende verklaring die Ales Michalevitsj bijna veertien dagen geleden heeft afgelegd, waarin hij de martelmethoden beschrijft die de Wit-Russische KGB toepast op de politieke tegenstanders van Alexander Loekasjenko, was bijzonder schokkend. Schokkend, omdat in de 21e eeuw nazistische en stalinistische methoden worden toegepast in een Europees land dat onlangs is overgegaan tot samenwerking met de Europese Unie in het kader van het Oostelijk Partnerschap.
In onze resolutie komt deze schok tot uiting, naast verontwaardiging en solidariteit met de vervolgden. Ik heb vandaag drie boodschappen. De eerste boodschap is voor Ales Michalevitsj, maar ook voor Anatoli Labiedzka en Mikhail Statkievitsj die nog in de gevangenis zitten: wij bewonderen jullie moed, wij staan naast jullie, we laten jullie niet in de steek.
De tweede boodschap is voor Alexander Loekasjenko: begin met het respecteren van de internationale verdragen die door uw land zijn geratificeerd, inclusief de gezamenlijke verklaring van de Top van het Oostelijk Partnerschap in Praag, en stop met de vervolging van uw eigen burgers.
De derde boodschap is gericht aan mevrouw Ashton: het is tijd voor economische sancties, omdat alleen op die manier de methoden om oppositieactivisten te vervolgen in Wit-Rusland kunnen worden veranderd.
Dank u wel.
Ryszard Czarnecki, auteur. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, Wit-Rusland is een land dat grenst aan de Europese Unie, maar het lijkt alsof het duizend lichtjaren van ons is verwijderd en alsof de inwoners van dat land zich laten leiden door andere normen en waarden. Dat is echter niet waar. Ook daar wonen Europeanen, mensen die het gevoel willen hebben dat zij in een gemeenschappelijk Europa leven. De president van dit land die methoden toepast die we nog kennen uit de Sovjet-Unie van enkele decennia geleden, vormt het probleem. President Loekasjenko biedt ons een enkele reis verleden aan. In tegenstelling tot de heer Vigenin die voor mij heeft gesproken, vind ik dat we moeten geloven in onze Europese stem. Ik vind ook dat het Parlement en de Europese Unie druk mogen uitoefenen op de Wit-Russische autoriteiten om de mensenrechten te respecteren. Dat is niet zozeer een politieke, maar eerder een fundamentele morele en ethische kwestie. We moeten onze Wit-Russische broeders vandaag laten zien dat zij niet alleen staan.
Rui Tavares, auteur. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we horen vaak over schendingen van mensenrechten buiten de Europese Unie. Sta mij toe dat ik het urgentiedebat dit keer begin met de stemming over de persvrijheid in Hongarije of liever in de Europese Unie, want respect voor de grondrechten in dit Parlement en respect voor de mensenrechten buiten de Europese Unie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
We hebben onze problemen hier in de Europese Unie kunnen bespreken, en we hebben daarover kunnen stemmen. Die stemming heeft dit Parlement duidelijk in tweeën verdeeld. Het heeft ons de afgelopen twee maanden veel werk gekost, maar nu kunnen we met opgeheven hoofd de confrontatie met president Loekasjenko van Wit-Rusland aangaan. We kunnen hem zeggen dat hij moet stoppen met het neerslaan van demonstraties. Hij moet de oppositie en de pers in zijn land niet langer vervolgen. Hij is de vertegenwoordiger van een regering die denkt dat zij alleen kan bepalen wat goed en wat fout is, wat uitgewogen en wat neutraal en objectief is. En dan gaat het niet alleen om de standpunten van de regering zelf, maar ook over die van de oppositie en de buitenlandse pers. We hebben zelf kunnen zien dat president Loekasjenko zich na het neerslaan van de demonstraties in december met een ongelofelijke arrogantie tot de internationale media heeft gewend.
Daarom hoop ik dat de stem van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad in Wit-Rusland wordt gehoord. Ik hoop dat we genoeg morele autoriteit uitstralen – zoals we die hier ook binnen het Parlement nodig hebben.
Eduard Kukan, namens de PPE-Fractie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de bijeenkomst van de Visegradgroep vorige week in Bratislava heeft de Slowaakse minister van Buitenlandse Zaken, de huidige voorzitter van de groep, een duidelijke boodschap gegeven aan president Loekasjenko van Wit-Rusland. Zolang zich in de Wit-Russische gevangenissen ook maar één politieke gevangene bevindt, moet Wit-Rusland rekenen op totale isolatie in Europa.
Helaas is de situatie in het land ook nu, drie maanden na de verkiezingen, nog steeds kritiek. Democratisch gezinde mensen worden onderzocht, opgepakt, gevangen genomen, en vastgehouden in de onmenselijke omstandigheden waarover we het vandaag hebben gehad, zonder de mogelijkheid van rechtsbijstand en zonder bezoek van familieleden.
Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie een sterker standpunt inneemt tegen de laatste dictator in Europa. We kunnen bijvoorbeeld de omvang van de toegepaste economische sancties uitbreiden, want alles duidt erop dat woorden, hoe krachtig ook, de situatie van de mensen in Wit-Rusland niet zullen verbeteren.
Justas Vincas Paleckis, namens de S&D-Fractie. – (LT) Mijnheer de Voorzitter, deze resolutie geeft de Wit-Russische autoriteiten de duidelijke boodschap dat de Europese Unie zich niet zal neerleggen bij de beperkingen op het recht van betoging, bij de politieke gevangenen in het land en nog minder bij de folteringen in de detentiecentra. De EU vergroot haar steun aan het Wit-Russische maatschappelijke middenveld, de ngo’s, onafhankelijke media en studenten. We moeten ongetwijfeld zo snel mogelijk die dure visa afschaffen die de Wit-Russische burgers verhinderen naar de Europese Unie te reizen, de visumkosten moeten worden verlaagd en we moeten onderhandelen over een versoepeling van het visumbeleid. Mijns inziens kan het in de gegeven situatie toch nuttig zijn een delegatie van het Europees Parlement naar Wit-Rusland te laten reizen ongeacht de huidige belemmeringen. Als een hele delegatie er niet in slaagt binnen te komen, moeten leden van het Europees Parlement er individueel naartoe reizen om de situatie beter te leren kennen en invloed uit te oefenen.
Kristiina Ojuland, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in januari hebben wij een resolutie over Wit-Rusland aangenomen. Het is helemaal geen goed teken dat wij onze zorgen over de situatie daar steeds maar weer kenbaar moeten maken, zonder een positieve reactie van de autoriteiten van Wit-Rusland.
Hoewel de Europese Unie opnieuw sancties heeft ingesteld en een harde lijn heeft ingenomen jegens het regime van Loekasjenko, worden de grondrechten als vrijheid van vergadering en van meningsuiting nog steeds geschonden en met voeten getreden. Verder geven de berichten over de voortdurende geestelijke en lichamelijke marteling van politieke gevangenen en pogingen om informanten voor de KGB te rekruteren de Europese Unie een helder signaal dat het regime-Loekasjenko onze boodschap van de vorige keer niet heeft gesnapt.
Misschien moeten we luider spreken en nog duidelijker maken dat de situatie in Wit-Rusland onaanvaardbaar is. Ik zou de Commissie willen vragen om verslag uit te brengen over verdere maatregelen die tegen het regime van Loekasjenko kunnen worden genomen.
Ik zou ook Europese ondernemingen en investeerders willen oproepen om zich uit Wit-Rusland terug te trekken als ze geen bloedgeld aan hun handen willen hebben en het misdadig regime van Loekasjenko niet direct of indirect willen steunen.
Marek Henryk Migalski, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ojuland heeft gelijk wanneer ze zegt dat ze de indruk heeft dat we steeds over hetzelfde praten en dat de gewenste resultaten steeds uitblijven. Ze vergist zich echter wanneer ze beweert dat we met één stem spreken. Ik wil een beroep doen op alle aanwezigen om met één stem te spreken, net zo gedecideerd als de heer Protasiewicz, die aan alle strijders voor vrijheid en democratie in Wit-Rusland het duidelijke signaal heeft afgegeven dat wij naast hen staan, die het regime in Wit-Rusland in niet mis te verstane bewoordingen heeft gewaarschuwd dat hun handelingen onacceptabel zijn. Naast deze stem, die door iedereen gesteund zou moeten worden, zijn ook andere meningen te horen. Een van de auteurs van de resolutie heeft helaas gezegd dat martelingen niet alleen in Wit-Rusland plaatsvinden, maar ook in sommige Europese landen en in sommige lidstaten van de Europese Unie. Dat is onacceptabel. Mevrouw Ojuland heeft gelijk wanneer zij zegt dat naar ons wordt geluisterd, dat wij niet alleen naar elkaar luisteren, maar dat ook anderen ons horen. Als de meningen zo uiteen blijven lopen als nu, ben ik bang dat we nooit iets zullen bereiken. Dank u wel.
Sari Essayah (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de laatste dictator van Europa, Loekasjenko, regeert Wit-Rusland nu al meer dan zestien jaar met harde hand. Hij controleert soeverein de media en de rechterlijke macht en deinst er niet voor terug om die te gebruiken om de politieke oppositie neer te slaan, zoals we bij de presidentsverkiezingen van afgelopen december hebben gezien. Toen sloegen speciale troepen en de politie met geweld demonstranten uiteen en arresteerden ze honderden mensen, met inbegrip van bijna alle presidentskandidaten van de oppositie.
De verzoeken van de EU om de politieke gevangenen vrij te laten en een eind te maken aan het geweld tegen burgers, worden door het bewind van Loekasjenko volkomen genegeerd. De Europese Unie moet nu beslist hardere economische sancties instellen, want Loekasjenko heeft het Oostelijk Partnerschap-programma en alle voordelen van het nabuurschapsbeleid alleen maar uitgebuit. We mogen dergelijke brute mensenrechtenschendingen nergens ter wereld accepteren, maar helemaal niet in het hart van Europa.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, we hoeven de grenzen van Europa echt niet over te gaan om landen te vinden die fundamentele rechten schenden. In Wit-Rusland kun je worden aangeklaagd en gevangen worden gezet wanneer je alleen maar aan een protestdemonstratie deelneemt, je kandidaat stelt bij verkiezingen of je eigen mening uit. Politiek bewustzijn onder de burgers en burgeractivisme zijn geen last voor de maatschappij, maar zouden juist een rijkdom moeten zijn.
Het is echter moeilijk te geloven dat de democratie in Wit-Rusland alleen kan worden versterkt door sancties van de Europese Unie. Er is ook een dialoog op het niveau van de burgers nodig en deelname aan het maatschappelijk middenveld. De Europese Unie moet de democratische ontwikkeling in Wit-Rusland steunen en doorgaan met het organiseren van culturele en onderwijsprojecten met dat land. De Europese Dienst voor extern optreden moet de ontwikkelingen in Wit-Rusland actief volgen en de Wit-Russen steunen, zodat de Europese waarden uiteindelijk ook daar worden toegepast.
(Applaus)
Cristian Dan Preda (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, twee dagen geleden, op 8 maart, Internationale Vrouwendag, kon Natalia Radin deze feestdag niet meemaken omdat ze onder huisarrest staat. Op dezelfde dag vierde Ales Michalevitsj zijn 53e verjaardag in de gevangenis. De simpele reden hiervoor is dat hij een vrij man is, een man die het waagde om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. In een dictatuur als Wit-Rusland is de straf voor zulke uitingen van vrijheid beperking van de bewegingsvrijheid en gevangenisstraf. Ik zou graag twee punten in de resolutie benadrukken die ik als zeer belangrijk beschouw. Ik ben van mening dat we onze steun moeten geven aan de uitbreiding van de beperkende maatregelen die zijn opgelegd door de Europese Unie, door een lijst te maken met de openbaar aanklagers, rechters en medewerkers van de geheime politie die betrokken waren bij de recente mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland. Daarnaast vind ik dat we al het mogelijke moeten doen om het maatschappelijk middenveld in dit land te steunen, dat ons enige hoop kan bieden.
(Applaus)
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn bijdrage beginnen met een oproep aan de Wit-Russische autoriteiten om een einde te maken aan de beperkende maatregelen tegen de democratische krachten en de onafhankelijke pers. Ik stel ook voor om het OVSE-kantoor in Wit-Rusland te heropenen.
Bij de presidentsverkiezingen van december 2010 is de mensenrechten een hevige slag toegebracht. De door de oppositie georganiseerde demonstraties tegen verkiezingsfraude zijn genadeloos neergeslagen door de veiligheidstroepen. Onder de gearresteerden was een van de presidentskandidaten, Ales Michalevitsj. Hij heeft de martelingen waar hij in de gevangenis onder geleden heeft en die door de autoriteiten worden ontkend, openbaar gemaakt. Ook journalisten met banden met de oppositie waren het doelwit. Ondanks het verbod op het afleggen van verklaringen hebben zij de uitspraken van Michalevitsj bevestigd, in de hoop de aandacht van de EU te vestigen op de kritieke situatie in Wit-Rusland. De omstandigheden waarin de arrestaties zijn verricht zijn onduidelijk, maar de behandeling waaraan betrokkenen zeggen onderworpen te zijn geweest, vormen ernstige mensenrechtenschendingen.
Krzysztof Lisek (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil u hartelijk bedanken voor het feit dat ik in de gelegenheid ben gesteld om hier te spreken, omdat ik een aantal dagen geleden een gesprek heb gehad met Ales Michalevitsj en hem heb beloofd dat ik alles in het werk zou stellen om vandaag het woord te voeren. Al meer dan tien jaar heb ik de gelegenheid en de eer hem te kennen en zijn wij vrienden. Ofschoon ik weet dat dit niet de plaats is om persoonlijke berichten door te geven, wil ik toch tegen hem zeggen: "Ales, zoals de heer Protasiewicz heeft gezegd, wij staan naast je".
Ik denk dat het bijzonder belangrijk is, dat we vandaag niet alleen tegen de oppositie zeggen dat we hen steunen. We moeten dit ook laten weten aan degenen die deelnemen aan de vervolgingen - openbare aanklagers die op bestelling onderzoeken uitvoeren, rechters die onrechtvaardige vonnissen uitspreken, werkgevers die hun werknemers ontslaan vanwege hun politieke activiteiten, rectoren van universiteiten die studenten verwijderen vanwege hun deelname aan manifestaties - tegen hen allen moeten we zeggen: "Wij vergeten dit niet. Wij vergeten niet wat jullie doen, hoe jullie je nu gedragen. Er komt een tijd dat jullie allemaal je verdiende loon zullen krijgen".
Corina Creţu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me aansluiten bij de oproep aan de Raad, de Commissie en de internationale gemeenschap om de steun voor het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Wit-Rusland op te voeren, als antwoord op de gebeurtenissen sinds december 2010.
De arrestatie en gevangenneming van meer dan zeshonderd activisten uit het maatschappelijk middenveld, journalisten, docenten en studenten, de meeste presidentskandidaten en leiders van de democratische oppositie, gepaard gaand met een buitensporig gebruik van geweld na de protestdemonstraties tegen de verkiezing van Loekasjenko, zijn kenmerken van een dictatuur en getuigen van diepe minachting voor de mensenrechten. Het geval van Ales Michalevitsj, een van de tegenstanders van president Loekasjenko, die in voorarrest werd gemarteld, en dat van journaliste Natalia Radin zijn sprekende voorbeelden van de huidige situatie. Het is onze plicht om hiertegen in het geweer te komen door onze steun te geven aan het maatschappelijk middenveld, de onafhankelijke pers en de oppositie in Wit-Rusland, ter aanmoediging van de democratie.
Charles Tannock (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat in Wit-Rusland de geheime politie van president Loekasjenko nog steeds de KGB wordt genoemd, zegt ons alles wat we moeten weten over zijn mentaliteit en methoden. Twintig jaar na de ineenstorting van de Sovjet-Unie blijft hij de archetypische homo sovjeticus, een sterke man wiens verslaving aan de macht net zo sterk is als zijn instinct om afwijkende meningen te verpletteren.
Loekasjenko gebruikte of gebruikt de KGB als politiek instrument om het volksprotest, ook over de gevallen van Ales Michalevitsj en Natalia Radin, tot zwijgen te brengen dat is gevolgd op nog een helaas frauduleuze presidentsverkiezing verleden jaar december. Meer dan zevenhonderd mensen zijn gearresteerd. Er doen talloze verhalen de ronde over activisten van de oppositie die door de KGB zijn ontvoerd, buitengerechtelijk gevangen gehouden en vervolgens geestelijk en lichamelijk zijn gemarteld.
Wit-Rusland laat ons bepaald niet koud omdat het een Europees land is en pal voor onze deur een Cuba is geworden. Wil de EU enige morele kracht in de wereld hebben met betrekking tot het bevorderen van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, dan moet zij maar eerst eens beginnen in Europa zelf, in ons eigen werelddeel. Ik betwist de noodzaak van een dialoog met het regime-Loekasjenko niet. Een legestoelpolitiek zou contraproductief zijn voor de EU, maar we moeten de oppositie in Wit-Rusland meer steun geven en de slimme sancties van de EU tegen Loekasjenko en zijn KGB-kameraden verscherpen.
Eija-Riitta Korhola, auteur. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de gebeurtenissen van de afgelopen maanden in Wit-Rusland tonen duidelijk aan hoe de burger- en politieke rechten nog steeds systematisch door de regering worden geschonden. De arrestaties van aanhangers van de oppositie in december laten zien dat er wordt geprobeerd de tegenstanders van Loekasjenko met harde hand tot zwijgen te brengen.
De gevangenneming van Ales Michalevitsj en zes andere presidentskandidaten van de oppositie onder het valse voorwendsel dat ze gewelddadige protesten hadden uitgelokt, is een schending van de politieke rechten. Ook het meer dan een maand gevangen zetten van journaliste Natalia Radin maakt de mogelijkheden van vrije meningsuiting in Wit-Rusland steeds kleiner.
Wij moeten de beschuldigingen van Michalevitsj en Radin van onmenselijke behandelingen en martelingen van politieke gevangenen in KGB-gevangenissen serieus nemen en laten onderzoeken door een onpartijdig orgaan. Ik wil Wit-Rusland wijzen op de internationale verplichtingen die het is aangegaan door het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Anti-martelverdrag van de VN te ratificeren en de verantwoordelijkheid die het daardoor heeft ten opzichte van de internationale gemeenschap en vooral zijn eigen burgers.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij maken ons zorgen over de verslechterende situatie in Wit-Rusland, die helaas niet als een verrassing komt. De wijdverbreide aanhouding en vervolging van maatschappelijke activisten, met inbegrip van presidentskandidaten, gedurende de afgelopen verkiezingsperiode doen ons vermoeden dat er zware straffen zullen volgen. Op dit moment zijn reeds vier gevallen bekend van personen die tot enkele jaren gevangenisstraf zijn veroordeeld. Wij vrezen dat er de komende maanden nog veel meer veroordelingen zullen volgen met betrekking tot de veertig mensen die momenteel in staat van beschuldiging zijn gebracht. Daarnaast zijn wij ook zeer geschokt door de berichten over marteling en mishandeling van personen die op politieke gronden in hechtenis zijn genomen, waaronder voormalig presidentskandidaat Michalevitsj.
Al deze verachtelijke gebeurtenissen vragen om een aanpassing van de reactie van de EU. De situatie is momenteel als volgt: zoals u weet, heeft de EU gereageerd op de verkiezingsfraude van 19 december en de daaropvolgende onderdrukking waarbij bijna 160 mensen op een straflijst zijn geplaatst. Deze reactie van de EU vormde een duidelijke en krachtige veroordeling hiervan, gericht aan de autoriteiten. Tegelijkertijd hebben de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden snel een nieuw, speciaal daarvoor bestemd ondersteuningsmiddel opgezet om spoedeisende ondersteuning te bieden aan de slachtoffers van onderdrukking en hun gezinnen en aan het maatschappelijk middenveld, waarvoor een bedrag van maximaal 1,7 miljoen euro beschikbaar is. Deze steun wordt geboden met als primaire doel om juridische bijstand te leveren en slachtoffers van onderdrukking te adviseren, evenals om het maatschappelijk middenveld en burgercampagnes te ondersteunen.
Ook zitten wij in de laatste fase van een heroriëntatie op onze tussentijdse steun aan Wit-Rusland, met als doel de steun aan het maatschappelijk middenveld te vergroten. Voor de periode 2011-2013 verviervoudigt de Commissie haar steun aan het Wit-Russisch maatschappelijk middenveld voor in totaal 15,6 miljoen euro, waarbij specifieke steun wordt geboden aan versterking van onafhankelijke media en ondersteuning van studenten, met inbegrip van voortzetting van de financiering voor de Europese Universiteit voor menswetenschappen.
Nu is het moment gekomen om na te gaan of er nog een aanvullende reactie vereist is. De hoge vertegenwoordiger heeft naar aanleiding van de eerste rechterlijke uitspraak van 18 februari een directe veroordeling uit laten gaan, waarbij zij in herinnering heeft gebracht dat er in een rechtsproces geen plaats is voor politieke motieven. De EU heeft tevens in de OVSE de gruwelijke vonnissen en de beschuldigingen van marteling veroordeeld, en bespreekt de zaak momenteel in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties.
Tot slot zal de Europese Unie nagaan of de meest recente gebeurtenissen vereisen dat onze bestaande lijst met sancties wordt uitgebreid en of er nieuwe namen aan moeten worden toegevoegd, zoals die van degenen die de recente vonnissen hebben uitgesproken en die de recente strafcampagne leiden. De EU is bereid om op alle vlakken van samenwerking, nader gerichte maatregelen te treffen.
De resolutie van het Parlement is zeker een nuttige en tijdige bijdrage aan onze beschouwingen en debatten. Ik dank de Parlementsleden voor hun aandacht.
De Voorzitter. – Er zijn zes ontwerpresoluties(2) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over de situatie en het cultureel erfgoed in Kashgar (Oeigoerse autonome regio Xinjiang, China)(1).
Tunne Kelam, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Oeigoeren zijn zo goed als een minderheid geworden in hun eigen thuisland. Zij hebben internationale steun nodig om hun cultuur en identiteit te behouden. Sterker nog, het lot van de historische stad Kashgar staat op het spel. Een moderniseringsprogramma heeft tot 85 procent van de traditionele oude stad van Kashgar voorbestemd voor de sloop. Het is van groot belang te voorkomen dat deze historische vesting wordt vervangen door moderne appartementenblokken. Als de Chinese autoriteiten ons echt willen overtuigen dat alles goed komt, zullen zij eerst de inheemse bevolking van Oost-Turkestan moeten overtuigen dat hun cultureel erfgoed wordt gerespecteerd en dat de Oeigoerse taal zal worden gedoceerd op de scholen op een gelijk niveau met de Chinese taal.
Ik roep de Chinese autoriteiten op de mogelijke bijdragen van de Icomos te accepteren, die een indrukwekkende ervaring heeft met het beheer van historische stedelijke landschappen, en ik vraag de Chinese overheid ermee in te stemmen dat Kashgar de werelderfgoedstatus van de Unesco krijgt, die diverse culturele locaties langs de historische zijderoute zal bestrijken.
Marietje Schaake, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, onder het vaandel van hervorming en ontwikkeling wordt de historische zijderoutestad Kashgar momenteel gesloopt. Dat is niet alleen een ramp voor het mondiale culturele erfgoed. De stad is bovenal van groot belang voor de Oeigoerse en de Hoei-bevolking, evenals voor de culturele diversiteit van China in zijn geheel, die momenteel wordt afgebroken.
China heeft zijn inspanningen opgeschroefd om door middel van culturele diplomatie wereldwijd zijn betrekkingen te verbeteren, maar niemand is geïnteresseerd in de op de markt gebrachte, gehomogeniseerde cultuur van een land dat eigenlijk een dusdanig grote culturele diversiteit kent.
In het belang van de economische mogelijkheden en de duurzame betrekkingen met de rest van de wereld, is respect voor de mensenrechten en de rechten van minderheden in de ruimste zin van cruciaal belang. Wij roepen de Chinese overheid met klem op de mogelijkheid te overwegen om Kashgar op te nemen in de gezamenlijke aanvraag met Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan en Oezbekistan voor Unesco-werelderfgoedaanwijzing van de zijderoute.
De hoge vertegenwoordiger zou de mensenrechtendialoog met China moeten opvoeren en deze actiegerichter en doelmatiger moeten maken.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag over de rechten van etnische minderheden in China komt een dag na de aankondiging van de Dalai Lama dat hij officieel afstand doet van zijn politieke rol in Tibet. We moeten daarom de komende maanden de ontwikkeling van de politieke situatie in Tibet in de gaten houden. Vandaag hebben we het echter over een andere minderheid die in China wordt gediscrimineerd, namelijk de islamitische Oeigoeren. China gebruikt de strijd tegen het terrorisme als rechtvaardiging van zijn beleid en koppelt de vervolging van de Oeigoeren aan de vernietiging van hun culturele erfgoed. Vooral de berichten over de reconstructie van de stad Kashgar door de Chinese autoriteiten zijn verontrustend. Dit zal in de praktijk leiden tot vernietiging van het historische stadscentrum, een van de best bewaarde voorbeelden van islamitische architectuur in Midden-Azië, dat jaarlijks meer dan een miljoen toeristen trekt en kans zou maken op een plaats op de werelderfgoedlijst van Unesco, wanneer China dit aan zou vragen.
Mijn hoop is gevestigd op de diplomatieke dienst van de Europese Unie die zijn effectiviteit moet tonen in gesprekken met de Chinese autoriteiten en moet wijzen op de noodzaak om de rechten van etnische minderheden te respecteren en hun culturele erfgoed te beschermen. Dank u wel.
Frieda Brepoels, auteur. − Voorzitter, het is duidelijk dat Kashgar hét symbool bij uitstek is van de Oeigoerse culturele identiteit in Oost-Turkestan, China. Ik organiseerde op 27 januari een conferentie in Brussel en heb daar vastgesteld welke weerslag de destructieve Chinese urbaniseringsplannen op de Oeigoerse bevolking hebben. Want men wil inderdaad onder het mom van de openbare veiligheid en de modernisering maximaal 15 procent van de originele stad behouden en Kashgar in feite omvormen tot één groot openluchtmuseum. Ik denk dat het de hoogste tijd is dat wij hiertegen krachtig reageren voordat het te laat is.
Dit Parlement heeft de Chinese autoriteiten na het neerslaan van de demonstraties in juli 2009 in Urumqi opgeroepen om alles in het werk te stellen om te komen tot een open, permanente en respectvolle dialoog met de Oeigoeren, en een meer integraal en omvattend economisch beleid in hun gebied, gericht op de stimulering van de plaatselijke betrokkenheid en vooral de bescherming van de culturele Oeigoerse identiteit. Helaas bewijst het huidige Chinese beleid in Kashgar het tegendeel. De vernietiging van Kashgar zonder inspraak van de plaatselijke bevolking, maar ook de Chinese weigering om Kashgar te laten meedingen naar de status van werelderfgoed van de Unesco is tekenend voor de wijze waarop de Chinese communistische partij omgaat met culturele diversiteit.
Charles Tannock, auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het motto van de EU is: “In verscheidenheid verenigd.” Helaas vindt een dergelijke opvatting maar weinig weerklank in de Volksrepubliek China, waar de communistische leiders geobsedeerd zijn door eenheid, maar waar de verscheidenheid maar zeer weinig gehuldigd wordt.
Het lijdt geen twijfel dat de poging om de Han-Chinese meerderheidscultuur op te leggen aan de kleinere minderheden binnen het dichtstbevolkte land ter wereld, resulteert in spanning en verontwaardiging. Wij zijn reeds bekend met de onderdrukking van de boeddhistische Tibetaanse cultuur de afgelopen zestig jaar: nu zien wij dat de stad Kashgar in de opstandige provincie Xinjiang hetzelfde lot dreigt.
Al 2 000 jaar is Kashgar een welvarende stad langs de zijderoute. De stad heeft een unieke en bloeiende Midden-Aziatische cultuur, maar wordt nu bedreigd door grootscheepse sloop en wederopbouw. Wij kunnen nauwelijks aan de gedachte ontsnappen dat dit een poging van Peking is om het moraal van de Oeigoerse separatisten te breken.
Persoonlijk ben ik geen voorstander of sympathisant van de separatistische zaak, waarvan sommige medestanders, zo vrees ik, banden hebben met Al-Qaeda, maar ik zou de Chinese overheid toch willen oproepen haar standpunt te heroverwegen. De vernietiging van een historische stad als Kashgar versterkt alleen maar de vastberadenheid van al diegenen die geweld tegen de staat willen aanmoedigen.
Rui Tavares, auteur. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als ik u de waarheid moet vertellen, dan is van de drie onderwerpen die we in dit urgentiedebat behandelen, dit toch wel het punt waar we ons bij uitstek machteloos voelen. We hebben het over Pakistan en Wit-Rusland gehad, en het is mogelijk dat de Europese Unie niet alleen de morele autoriteit, maar ook de reële macht heeft om ervoor te zorgen dat deze overheden in deze landen de juiste koers kiezen.
Als we het over China hebben is dat vermogen echter heel gering. Veel van wat we hier zeggen wordt immers tegengesproken door wat de Europese regeringen in onze hoofdsteden doen. Door wat mijnheer Sarkozy, mevrouw Merkel, en politici zoals de heer Sócrates in mijn eigen land – Portugal – doen. Die laatste heeft onlangs bij een bezoek van de Chinese premier aan Lissabon een demonstratie naar een andere locatie gedirigeerd, zodat de Chinese premier niet oog in oog zou komen te staan met mensen die tegen zijn regime protesteerden. Het komt er dan op neer dat Europa meewerkt aan de droomwereld die de Chinese leiders voor zichzelf hebben gecreëerd. In die wereld is er geen oppositie, omdat één ontwikkelingsmodel goed is voor iedereen: in Peking, Sjanghai, Guangzhou, de Oeigoerse autonome regio Xinjiang of Tibet.
Het zal dit Parlement dus niet gemakkelijk vallen om wat we vandaag besloten hebben – en wat in onze resolutie geschreven staat – te zeggen. We roepen de autoriteiten in China namelijk op om de demografische genocide tegen het Oeigoerse volk te staken en de culturele en etnische diversiteit van de Chinese regio’s te handhaven. We roepen ze op om architectuur en andere elementen van het erfgoed te bewaren. Het is echter zo dat de leiders van onze eigen landen gemene zaak maken met de Chinese leiders. Ze schenken de Chinese autoriteiten vergiffenis voor alles wat ze met hun land hebben gedaan en ze geven deze autoriteiten de vrije hand om een ontwikkelingsmodel te volgen waarvoor we eigenlijk maar weinig respect behoren op te brengen. Het is keer op keer bewezen dat morele autoriteit thuis begint. Als we het in de Europese Unie over anderen hebben, spreken we eigenlijk over ons zelf. We zullen onze houding ten aanzien van China dus moeten herzien.
Bernd Posselt, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals reeds is opgemerkt, zijn de Oeigoeren geen minderheid maar een volk met een eeuwenoude zijderoutecultuur dat beetje bij beetje onder Chinese heerschappij is komen te staan, die aanvankelijk zeer soepel was. De Oeigoeren worden met name gesteund door het Oeigoers Wereldcongres, dat in München zetelt, en het cultureel erfgoed in Kashgar wordt gesteund door de Blue-Shield-beweging, waarvan de voorzitter, Karl von Habsburg, deze week in Straatsburg was om ons informatie te verschaffen.
Als wij ons voor de Oeigoeren willen inzetten, laten we dat dan doen met een vriendschappelijke oproep aan China, want de Oeigoeren worden bedreigd door culturele etnocide. Bovendien zou China als oudste cultuurnatie ter wereld, duidelijk moeten erkennen dat een cultuurvolk onder andere wordt gekenmerkt door het feit dat het andere culturen beschermt en respecteert, met name als het kleinere culturen in een enorm rijk betreft. De Chinezen hoeven slechts hun eigen grondwet toe te passen, die op drie punten bepaalt dat dit cultureel erfgoed behouden moet blijven.
Om die reden wil ik heel duidelijk aangeven dat wij van onze Chinese partners verwachten dat ze in deze kwestie geven en nemen - wij willen dat het cultureel erfgoed van de Oeigoeren wordt beschermd.
Corina Creţu, namens de S&D-Fractie. – (RO) Mijnheer de Voorzitter, persoonlijk ben ik van mening dat we ons in dit geval moeten hoeden voor eenzijdige oordelen. Er bestaat een risico op een contraproductieve vooringenomenheid, in relatie tot zowel de lokale situatie als het partnerschap tussen de EU en China. Het bloedige geweld van de afgelopen jaren in Xinjiang is een duidelijk bewijs dat geweld de slechtste optie is. Daarom beschouw ik het als onze plicht om de interetnische dialoog te stimuleren.
Naar mijn mening moet de resolutie van het Europees Parlement geen inbreuk vormen op het recht van de Chinese autoriteiten om de integriteit van hun land en de veiligheid van alle burgers te verdedigen, met name in geval van terroristische dreiging in een regio waar Al-Qaeda voet aan de grond probeert te krijgen. We moeten een uitgebalanceerde nationale ontwikkeling aanmoedigen vanuit economisch en demografisch perspectief.
(Applaus)
Kristiina Ojuland, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is algemeen bekend dat Oeigoerië de dreiging boven het hoofd hangt een tweede Tibet te worden. De Volksrepubliek China heeft het “Hervormingsplan voor gevaarlijke huizen in Kashgar” bekendgemaakt, waarbij het de bedoeling is 85 procent van de historische stad Kashgar te slopen.
Dergelijke barbarijen moet een halt worden toegeroepen en de Europese Unie moet er bij de autoriteiten van de Volksrepubliek China op aandringen dat een dusdanig belangrijke locatie langs de zijderoute niet wordt vernietigd. De Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van personen behorend tot nationale of etnische, religieuze en taalkundige minderheden dient, evenals de grondwet van de Volksrepubliek China, te worden gerespecteerd, ook door Peking.
De Volksrepubliek China richt zich meer en meer op de verchinezing van etnische minderheden, zoals de Oeigoeren en de Tibetanen. Het is een culturele genocide in de 21e eeuw, die wij domweg niet kunnen accepteren.
Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, in Chinese officiële kringen is men al langere tijd afkerig van meldingen over andere oude, belangrijke culturen en beschavingen, waarvan zich resten bevinden op Chinees grondgebied.
Kashgar is een centrum van islamitische Oeigoeren – één van de grootste etnische minderheden in China. Chinezen hebben duizenden jaren geprobeerd het grondgebied van de Oeigoeren te veroveren en vele malen hebben ze de strijd om de overheersing van het gebied verloren. Daarom is tot op de dag van vandaag in de houding van de Chinese regering afstandelijkheid voelbaar en het streven om uitingen van culturele tradities en identiteit te onderdrukken die verbonden zijn met het rijke culturele erfgoed van de Oeigoeren en de stad Kashgar.
Ik weet niet of de Chinese autoriteiten vandaag de dag in staat zijn het idee te accepteren dat de huidige Chinese staat niet alleen gestoeld is op de tradities en de geschiedenis van het Chinese rijk, maar ook op de tradities en geschiedenis van andere volkeren. Het gedrag van de Chinezen tegen Tibet en het culturele erfgoed van de Oeigoeren in Kashgar geeft meer de indruk dat het huidige China geen waardering kan opbrengen voor de rijkdom die andere volkeren en culturen de gemeenschappelijke staat gebracht hebben.
Daarom is het goed om op deze plaats op te merken dat wij in tegenstelling tot de Chinese regering respect hebben voor al het belangrijke culturele erfgoed op het grondgebied van China, Tibet en Kashgar.
Seán Kelly (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Kashgar is een stad met drie en half miljoen inwoners, net wat minder dan de bevolking van het gehele eiland Ierland. De stad ligt dichter bij Bagdad dan bij Peking. De stad ligt aan de grote handelsroute die wij de zijderoute noemen, en herbergt een aantal van de best bewaard gebleven islamitische architectonische locaties, waarvan sommige nog begraven liggen onder de woestijn. Ook bevindt zich in de stad de grootste moskeetombe van China. Het lijdt geen twijfel dat de stad een parel van schoonheid is. Zoals gezegd, wordt de stad echter bedreigd, schijnbaar omdat de Chinezen de stad willen herontwikkelen vanwege zijn gevoeligheid voor aardbevingen. Dat vinden wij onacceptabel, omdat wij vinden dat er anders enorme schatten verloren gaan.
Wat kunnen wij eraan doen? Misschien maar weinig, maar het is belangrijk de zaak in ieder geval onder de aandacht te brengen. Zoals gezegd, kunnen wij vragen of de stad wordt opgenomen op de lijst van de werelderfgoedlocaties langs de zijderoute. Mogelijk kunnen wij de mensen ook bewust maken van de schatten die zich daar bevinden, zodat de mensen daar deze voor de toekomst kunnen behouden. Het zou een vreselijk verlies voor de wereld, maar een nog erger verlies voor China betekenen.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, het gaat in deze resolutie om het behoud van zeer belangrijk cultureel erfgoed en het recht van minderheidsvolken op hun culturele identiteit. De oude stad Kashgar is een van de best bewaarde islamitische steden in Centraal-Azië. De rijke geschiedenis van Kashgar gaat terug tot de Chinese Han-dynastie. De stad was een belangrijke post op de zijderoute en verbond Azië met Europa. De hele regio Xinjiang heeft grote culturele betekenis voor de hele wereld.
China moet maatregelen nemen om Kashgar op de werelderfgoedlijst van de Unesco te plaatsen en het gebied voor toekomstige generaties te behouden. De Europese Dienst voor extern optreden moet er voor zorgen dat het recht op culturele identiteit deel gaat uitmaken van lokale strategieën. De delegatie van de Europese Unie naar China kan ook geld oormerken voor steun aan de tradities en de culturele identiteit van de minderheden in Kashgar.
Monica Luisa Macovei (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toekomstige generaties zijn afhankelijk van onze acties vandaag ter bescherming van tijdloze locaties zoals Kashgar. Kashgar is een fundamentele pijler van de geschiedenis van de islam in China.
In 2009 heeft de Chinese overheid een stedelijk wederopbouwprogramma aangekondigd, waarbij het de bedoeling is 85 procent van de historische stad Kashgar te slopen en te vervangen door moderne appartementen. Deze sloop moet een halt toe worden geroepen. Stedenbouwkundigen moeten een ontwikkelingsplan opstellen waarbij de historische stad Kashgar behouden blijft. De gehele zijderoute in China moet worden voorgedragen voor bescherming op grond van het werelderfgoedprogramma van de Unesco, waar China zich in 1985 bij heeft aangesloten. Ik roep de Commissie en de Raad op deze zaken aan te kaarten bij de Chinese autoriteiten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, cultureel erfgoed is van cruciaal belang voor het behoud van identiteit. Dat is onomstotelijk zo in Europa, in China en waar dan ook, en de Chinese autoriteiten beseffen dit terdege. Wij hebben echter kunnen zien hoe zij bewust dergelijk erfgoed, dat wil zeggen identiteit, vernietigen op diverse plaatsen in Tibet, en nu wordt hetzelfde gedaan in Oeigoerse steden als Kashgar.
Dit is waarom het zo belangrijk is dat wij nogmaals ons standpunt duidelijk maken. Wij moeten er bij de Chinese regering op aandringen dat zij stoppen met deze culturele vernietiging, die een directe bedreiging vormt voor de overleving van de architectuur van Kashgar, en dat zij een uitgebreid deskundigenonderzoek laten verrichten naar cultuurgevoelige renovatiemethoden. Dit is niet voor niets: de geloofwaardigheid van een regering is ook gebaseerd op hoe deze haar minderheden behandelt. Als China geloofwaardig wil zijn op het internationale toneel, is het belangrijk dat minderheden zoals de Oeigoeren het respect krijgen dat hun toekomt en ze overeenkomstig humane standaarden worden behandeld.
Paul Rübig (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Hahn, cultuur en identiteit moeten ook op mondiaal niveau centraal worden gesteld. Karl Habsburg heeft ons juist deze week uitgelegd hoe belangrijk het in de zoektocht naar identiteit is dat dit cultureel erfgoed niet alleen voor de Oeigoeren toegankelijk is, maar dat dit een mondiaal goed is. China moet in dit verband laten zien dat het bereid is tot concessies. Wij hebben onlangs bijvoorbeeld met de stad Wenzhou een overeenkomst gesloten dat in de toekomst directe investeringen in dollars mogelijk zijn. Daar zie ik een mogelijkheid om de aandacht eveneens op deze regio te vestigen en om ervoor te zorgen dat de mensen in de verschillende steden en regio's in China gelijke rechten krijgen. Internationale betrekkingen kunnen hier daadwerkelijk een bijzonder grote bijdrage leveren.
Sari Essayah (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, in China is geen respect voor de fundamentele rechten van de etnische minderheden, of dat nu Tibetanen of Oeigoeren zijn. Het is kenmerkend dat de communistische partij van China weigert de stad Kashgar te steunen in zijn streven om de status van Unesco-werelderfgoed te krijgen. In de afgelopen jaren heeft China een internationaal project gesteund om culturele locaties aan de zijderoute op de werelderfgoedlijst te plaatsen, maar juist Kashgar stond niet op de lijst van China, omdat het een stad is waar een van de grootste minderheden van China woont: de Oeigoeren.
China is daarentegen van plan grote delen van de Kashgar af te breken. Het beweert dit te moeten doen, omdat het bang is voor de veiligheid van de inwoners, maar culturele, burger- en mensenrechtenorganisaties zien dit plan als een wrede poging de Oeigoerse cultuur te vernietigen. De communistische partij van China moet het feit erkennen dat de bevolking van China in cultureel opzicht divers is en dat de verschillende volken recht hebben op culturele autonomie.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, het oude centrum van de stad Kashgar is in gevaar en daarmee het historische symbool van de Oeigoerminderheid in China. Het zogenaamde stedelijke reconstructiebeleid leidt tot de geleidelijke verdwijning van de identiteit van deze groep, waarvan de cultuur zich heeft ontwikkeld rondom het fort aan de zijderoute. Ik ben van mening dat het verplaatsen van de Oeigoerbevolking uit hun traditionele woningen en het afbreken van Kashgar maatregelen zijn die de rechten van minderheden schenden. Daarnaast wordt de stad beschouwd als het best bewaarde voorbeeld van islamitische architectuur in Centraal-Azië. De straten en gebouwen in Kashgar kunnen worden gerestaureerd om de leefomstandigheden van de bewoners te verbeteren. De vraag is waarom de autoriteiten niet in dergelijke activiteiten investeren. Ik beveel aan om het oude centrum op de Unesco-werelderfgoedlijst te zetten als onderdeel van de zijderoute. Ook roep ik de Chinese regering op om te stoppen met de afbraak van de stad en te zoeken naar alternatieve oplossingen.
Eija-Riitta Korhola (PPE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, dankzij de perifere ligging zijn Kashgar, aan de westgrens van China, en de Oeigoeren die daar leven, erin geslaagd hun eeuwenoude tradities te bewaren. De stad trekt daarom honderdduizenden toeristen per jaar. Vanwege de strategische ligging van de stad probeert het Chinese bewind de regio nu strikter onder zijn controle te brengen om een betere toegang tot de energiemarkten in Centraal Azië te krijgen.
China heeft natuurlijk het recht op economische ontwikkeling, maar de kwetsbare rechten van minderheidsgroepen moeten worden beschermd. Het is mogelijk Kashgar zodanig te ontwikkelen dat de manier van leven van de Oeigoeren gewaarborgd blijft. De infrastructuur en de beveiliging van de huizen tegen aardbevingen kunnen worden verbeterd zonder de plannen om 85 procent van de oude stad af te breken uit te voeren en de Oeigoeren te dwingen naar nieuwe woongebieden te verhuizen, waardoor hun samenleving uiteen wordt gerukt.
Er moet dus een eind komen aan de roekeloze vernietiging van de oude stad van Kashgar en de Oeigoeren moeten worden geraadpleegd over de ontwikkeling van de plaats waar zij van oudsher wonen. Anders bestaat het gevaar dat de exotische en fascinerende cultuur van de Oeigoeren volledig wordt vernietigd.
Ryszard Czarnecki (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is goed dat het Europees Parlement zich wederom laat horen over de kwestie van de Oeigoeren, een moslimminderheid die wordt gediscrimineerd in China. Ik breng in herinnering dat er al eerder een resolutie van het Europees Parlement is geweest over dit onderwerp. We moeten ons ook uitspreken over de andere religieuze minderheden die in de Volksrepubliek China worden vervolgd, bijvoorbeeld de christelijke minderheid. Katholieken vallen daar ten prooi aan hevige discriminatie. De communistische autoriteiten in Peking hebben speciale kerkelijke structuren in het leven geroepen die niet worden erkend door de officiële katholieke kerk. Ik denk dat deze noodzakelijke en belangrijke discussie kan dienen ter verdediging van alle religieuze minderheden in China. Dat geluid is hard nodig.
Johannes Hahn, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het behoud van cultureel erfgoed is zonder meer van cruciaal belang als wij willen zorgen voor bescherming en voortzetting van de tradities en de levenswijzen van minderheden. Bovendien kan de sloop van belangrijke culturele eigendommen in potentie een ernstige slag toedienen, niet alleen aan het erfgoed en de architectonische rijkdommen van de desbetreffende minderheid, maar ook aan het cultureel erfgoed in het algemeen. In dit licht volgt de Europese Unie de herontwikkelingsplannen van de historische stad Kashgar in de Chinese autonome regio Xinjiang met grote bezorgdheid. Het belang van Kashgar als cultureel centrum van de Oeigoerse minderheid in China kan niet voldoende worden benadrukt. Kashgar wordt gezien als even belangrijk als Jeruzalem is voor de joden, moslims en christenen.
In het Witboek over Xinjiang van 2009 van de Chinese regering wordt gesteld dat de wederopbouw van Kashgar vereist is om de stad te beschermen tegen aardbevingen en vuur. Dit is een prijzenswaardig doel. Het maatschappelijk middenveld, zowel in China als internationaal, heeft echter zijn grote ongerustheid uitgedrukt over de daarvoor gebruikte methoden. Men maakt zich ernstige zorgen dat maar liefst 85 procent van de historische stad wordt gesloopt. Sterker nog, veel opmerkelijke gebouwen, waaronder de unieke Xanliq-madrassa, lijken reeds te zijn gesloopt. Ook is het verontrustend dat 200 000 inwoners kunnen worden verplaatst uit hun traditionele huizen en dat er weinig of geen overleg is geweest met de getroffen plaatselijke bevolking.
De angst bestaat dat de vernietiging van structuren die al vele honderden jaren het fundament vormen van de Oeigoerse cultuur, een ernstige uitwerking heeft op het behoud van deze cultuur voor de toekomst. Ook is het betreurenswaardig dat China ervoor heeft gekozen Kashgar niet voor te dragen voor de werelderfgoedlijst, ondanks de unieke status van de stad. In dat geval zou namelijk de Unesco betrokken moeten worden bij de herontwikkeling. Wij hebben gehoord dat de Unesco in ieder geval protest heeft aangetekend bij de Chinese autoriteiten met betrekking tot het effect van de ontwikkelingsplannen op het traditionele erfgoed en de cultuur van Kashgar. De Europese Unie deelt deze bezorgdheid volledig en zal er bij de Chinese autoriteiten op aandringen samen te werken met de Unesco om zo te zorgen dat alle eventuele herontwikkelingsplannen voor Kashgar voldoen aan de internationale goede praktijken op dit vlak.
De Europese Unie zal de Chinese autoriteiten tevens oproepen ervoor te zorgen dat de inwoners van Kashgar volledig worden geraadpleegd over de toekomst van hun stad en dat rekening wordt gehouden met hun opvattingen.
De Voorzitter. – Er zijn zes ontwerpresoluties(2) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken.
(De vergadering wordt om 16:30 uur gesloten)
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden)
VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de EU is verantwoordelijk voor deze antwoorden.)
Vraag nr. 1 van Georgios Papanikolaou (H-000060/11)
Betreft: Voorstel van het voorzitterschap voor een "Europees Jaar van het gezin"
Onder het hoofdstuk sociaal beleid van het programma van het Hongaars voorzitterschap wordt melding gemaakt van het voornemen van het voorzitterschap om voor te stellen een Europees Jaar van het gezin in het leven te roepen. Bovendien verklaart de Raad zich bereid bijzondere aandacht te schenken aan het combineren van beroeps- en gezinsleven.
Welk jaar denkt de Raad voor deze specifieke actie voor te stellen en via wat voor beleid denkt hij hieraan invulling te gaan geven? Zijn er studies en gegevens beschikbaar over de gevolgen van de economische crisis voor een harmonisch gezinsleven?
Kan het voorzitterschap – in het licht van het verband tussen dit concrete initiatief en het demografische probleem van Europa – mededelen wat zijn plannen zijn om grote gezinnen te ondersteunen? Is de Raad - gelet op het feit dat het Europees Sociaal Fonds initiatieven van de lidstaten financiert die in algemene zin gericht zijn op beleidsmaatregelen ter bescherming van het gezin – voornemens de Commissie aan te sporen om een specifiek en doelgericht initiatief voor grote gezinnen voor te stellen? (Volgens Grieks recht is een groot gezin een gezin met vier of meer kinderen).
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Geachte afgevaardigde, ik dank u voor het stellen van deze vraag, die van bijzonder belang is voor het Hongaarse voorzitterschap.
U memoreert terecht dat het Hongaarse voorzitterschap een aantal activiteiten op het gebied van het gezinsbeleid heeft voorgesteld onder de noemer ‘Demografische verandering en gezinsbeleid’. Daartoe behoort het initiatief voor een Europees Jaar van het gezin dat in 2014 moet plaatsvinden en zal voortborduren op de resultaten van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010). Het voorzitterschap gelooft stellig dat aan gezinnen speciale aandacht moet worden besteed. Verbetering van de sociale omstandigheden van gezinnen zou een positief effect kunnen hebben op de huidige bevolkingstrends en zal zeer zeker bijdragen aan versterking van de sociale cohesie.
Wat de gevolgen van de crisis voor de sociale omstandigheden van gezinnen betreft, heeft het voorzitterschap met belangstelling kennisgenomen van de informatie over het gezinsbeleid die met name beschikbaar is in verschillende verslagen van het Comité voor sociale bescherming en de Europese Commissie. Om de kennis van dit beleidsterrein te verdiepen, organiseert het Hongaarse voorzitterschap op 28 en 29 maart een conferentie van deskundigen over het effect van de combinatie van werk en gezin op demografische verandering. Ook zal het voorzitterschap op 1 april gastheer zijn van een informele bijeenkomst van de ministers die verantwoordelijk zijn voor gezinszaken en demografie. Aan de orde komen kwesties in verband met gezinnen en de Europa 2020-strategie, alsmede mogelijkheden om de samenwerking op het gebied van het gezinsbeleid uit te breiden. Het is in dit kader van maatregelen die de demografische uitdaging aanpakken, dat het Hongaarse voorzitterschap het initiatief voor een ‘Europees Jaar van het gezin 2014’ voorbereidt.
Hoewel gezinszaken in de allereerste plaats een terrein vormen dat tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort, is het gezinsbeleid stevig verankerd in onze gemeenschappelijke waarden en tradities en biedt het aanzienlijke ruimte voor samenwerking op EU-niveau. Maatregelen zoals die welke door het Hongaarse voorzitterschap zijn voorgesteld, kunnen ook meerwaarde verlenen aan beleidsmogelijkheden en -oplossingen op nationaal niveau. Het voorzitterschap hoopt dat zijn initiatief voor een ‘Europees Jaar van het gezin 2014’ breed gesteund zal worden. Uiteraard zal in een later stadium moeten worden gesproken en beslist over de details van de doelstellingen en maatregelen in het kader van het Europees Jaar van het gezin.
Vraag nr. 2 van Marian Harkin (H-000062/11)
Betreft: Harmonisatie van de vennootschapsbelasting
Kan het Hongaarse voorzitterschap zijn standpunt geven over de oproep van bepaalde landen om de tarieven van de vennootschapsbelasting te harmoniseren?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Directe belastingen behoren nog altijd voornamelijk tot de bevoegdheid van de lidstaten. Toch is in enkele gevallen de vennootschapsbelasting het onderwerp van EU-wetgeving en coördinatie geweest wanneer dit noodzakelijk was voor de werking van de interne markt.
Wat betreft EU-wetgeving, heeft de Raad richtlijnen goedgekeurd inzake grensoverschrijdende inkomstenstromen (Richtlijn 90/435/EEG(1) betreffende moedermaatschappijen en dochterondernemingen en Richtlijn 2003/49/EG(2) betreffende uitkeringen van interest en royalty’s) en inzake grensoverschrijdende fusies van internationale groepen ondernemingen (Richtlijn 90/434/EEG van 23 juli 1990(3) betreffende fusies). Ook heeft hij Richtlijn 77/799/EEG(4) betreffende wederzijdse bijstand goedgekeurd.
Wat de coördinatie betreft, vergadert de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) van de Raad sinds 1998 regelmatig om potentieel schadelijke maatregelen op het gebied van de belastingen voor ondernemingen te beoordelen. Als gevolg daarvan is een aanzienlijk aantal schadelijke fiscale maatregelen ontdekt en teruggedraaid. Ten slotte heeft de Raad in juni 2010 een besluit goedgekeurd over de coördinatie van de regels inzake buitenlandse dochtermaatschappijen en onderkapitalisatie in de Europese Unie, dat ook gericht is op coördinatie van het beleid van de lidstaten op het gebied van directe belastingen.
Ten aanzien van toekomstige bezigheden op het gebied van vennootschapsbelasting heeft de Commissie in haar werkprogramma voor 2011 het plan opgenomen om een voorstel te presenteren voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, waarover het Europees Parlement zal worden geraadpleegd.
Tegen deze achtergrond worden ideeën over vennootschapsbelastingtarieven slechts door een paar lidstaten gelanceerd. Uit hoofde van het Verdrag vereist EU-wetgeving op fiscaal gebied een voorstel van de Commissie en unanimiteit in de Raad, die richtlijnen kan goedkeuren na raadpleging van het Europees Parlement.
Betreft: Prioriteiten van het Hongaars voorzitterschap
Bij het begin van het Hongaars voorzitterschap is het herstel van de Europese economie nog zeer ongelijkmatig, en is het wachten op een bredere economische consolidatie. Als antwoord op de problemen in de eurozone hebben de lidstaten afgesproken om het Verdrag van Lissabon aan te passen en het financieel stabilisatiemechanisme, ingevoerd ter ondersteuning van Griekenland en Ierland, permanent te maken. Het behoort tot de doelstellingen van het voorzitterschap om de dialoog hierover voort te zetten. Kan de Raad aangeven welke stappen hij hiertoe denkt te nemen?
Het Hongaars voorzitterschap is ook van plan om stappen te nemen ter coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten, en een element hiervan is het "Europees semester", een termijn van zes maanden waarin de ontwerpbegroting van elk land door de EU wordt getoetst om mogelijke onevenwichtigheden op het spoor te komen. Zou de Raad aan kunnen geven welke criteria aangewend zullen worden om onevenwichtigheden in de begrotingen van lidstaten vast te stellen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) De Europese Raad van 16-17 december 2010 heeft besloten dat het Verdrag betreffende de werking van de EU moet worden gewijzigd ter erkenning van de bevoegdheid van de lidstaten van de eurozone om een permanent crisismechanisme in het leven te roepen teneinde de financiële stabiliteit in de eurozone te waarborgen. Verder heeft hij de ministers van Financiën van de eurozone en de Commissie opgedragen de werkzaamheden voor de intergouvernementele regeling tot vaststelling van een toekomstig Europees stabiliteitsmechanisme uiterlijk in maart 2011 af te ronden. Omdat dit intergouvernementeel werk betreft, valt het buiten de bevoegdheden van het Hongaarse voorzitterschap.
Wat het zogenoemde Europese semester betreft: dit is door de Raad bekrachtigd in zijn conclusies van 7 september 2010 en heeft betrekking op gelijktijdig toezicht op het begrotingsbeleid en de structurele hervormingen van de lidstaten volgens gemeenschappelijke regels, jaarlijks gedurende een periode van zes maanden. Aan het Europese semester wordt dit jaar voor het eerst uitvoering gegeven.
De lidstaten hadden de ontwerpen van hun nationale hervormingsprogramma’s in 2010 al ingediend toen de Commissie op 13 januari 2011 aan de Raad de belangrijkste conclusies van haar jaarlijkse groeianalyse presenteerde(1). Hierin worden prioritaire acties geschetst die de lidstaten moeten ondernemen en prioriteiten gesteld op drie hoofdgebieden: vergroting van de macro-economische stabiliteit, structurele hervormingen voor verbetering van de werkgelegenheid en groeibevorderende maatregelen uit hoofde van de Europa 2020-strategie.
Op 18 januari 2011 heeft de Raad de ontwerpen van nationale hervormingsprogramma’s bekeken en van gedachten gewisseld over de door de Commissie ingediende jaarlijkse groeianalyse.
Op 15 februari heeft de Raad conclusies vastgesteld over macro-economische en budgettaire richtsnoeren.
Overeenkomstig de door het Hongaarse voorzitterschap uitgestippelde route heeft de Raad op 28 februari zijn reactie gegeven op de jaarlijkse groeianalyse van de Commissie en zal hij naar verwachting op 7 maart discussiëren over het gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over de werkgelegenheidssituatie, op 10-11 maart over de onderzoeks- en ontwikkelingsdoelstelling en op 14 maart over klimaatverandering. Op 21 maart wordt de Raad door het voorzitterschap uitgenodigd om een samenvattend verslag te bekrachtigen waarin de belangrijkste boodschappen op basis van de in de relevante Raadsformaties verrichte werkzaamheden worden uiteengezet met het oog op hun overbrenging aan de Europese Raad.
Wat de begrotingen van de lidstaten betreft, is de Raad het op 15 februari eens geworden over strikte naleving van zijn aanbevelingen in verband met de procedure bij buitensporige tekorten. Lidstaten die worden geconfronteerd met zeer grote structurele begrotingstekorten of zeer hoge dan wel snel stijgende overheidsschulden, moeten hun begrotingsconsolidatie vervroegen. Verder dienen alle lidstaten de groei van de uitgaven minus discretionaire inkomstenmaatregelen duidelijk onder het percentage van de mogelijke bbp-groei op middellange termijn te houden totdat zij hun begrotingsdoel voor de middellange termijn hebben bereikt. Tezelfdertijd moeten zij prioriteit geven aan uitgaven die duurzame groei bevorderen en aan het stimuleren van de doelmatigheid van de overheidsbestedingen.
Betreft: Toetredingsonderhandelingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
Hoe hoog acht de Raad de kans dat de EU dit jaar nog toetredingsonderhandelingen opent met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een datum vaststelt waarop toetredingsonderhandelingen van start kunnen gaan?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) In zijn conclusies van 14 december 2010 heeft de Raad zijn ondubbelzinnige toewijding aan het Europese perspectief van de westelijke Balkanstaten opnieuw uitgesproken, een perspectief dat ook al was bevestigd tijdens de vergadering op hoog niveau over de westelijke Balkan van 2 juni 2010 in Sarajevo en dat van wezenlijk belang blijft voor de stabiliteit, verzoening en toekomst van de regio. Tegelijkertijd heeft de Raad opnieuw uitgesproken dat er behoefte bestaat aan redelijke en rigoureuze conditionaliteit in het kader van het stabilisatie- en associatieproces, overeenkomstig de vernieuwde consensus over uitbreiding, zoals goedgekeurd door de Europese Raad op 14 en 15 december 2006.
De Raad heeft eraan herinnerd dat de resterende potentiële kandidaat-lidstaten op de westelijke Balkan, door solide vooruitgang te boeken met hun economische en politieke hervorming en door te voldoen aan de nodige voorwaarden en vereisten, de status van kandidaat-lidstaat op hun eigen merites moeten bereiken met het lidmaatschap van de Europese Unie als einddoel. De bevredigende resultaten die een land boekt bij de tenuitvoerlegging van zijn verplichtingen krachtens de stabilisatie- en associatieovereenkomsten, met inbegrip van handelsbepalingen, vormen een essentieel element in de beoordeling van elke lidmaatschapsaanvraag door de EU.
De Raad heeft de vooruitgang toegejuicht die de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zij het in ongelijk tempo, heeft bereikt op belangrijke hervormingsgebieden, zoals de politiehervorming. Het land voldoet nog altijd aan zijn verplichtingen uit hoofde van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. De Raad verwacht dat het momentum van de hervormingsagenda zal worden vastgehouden. Verdere voortgang is nog vereist in kwesties als de dialoog tussen politieke spelers, de hervorming van justitie en openbaar bestuur, de corruptiebestrijding, de vrijheid van meningsuiting en de verbetering van het ondernemingsklimaat. De uitvoering van het kaderakkoord van Ohrid blijft een onontbeerlijk element van de democratie en de rechtsstaat in het land.
De Raad deelt in het algemeen het oordeel van de Commissie dat het land voldoet aan de politieke criteria en constateert dat de Commissie opnieuw heeft aanbevolen toetredingsonderhandelingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te openen. De Raad heeft in zijn conclusies verklaard bereid te zijn tijdens het Hongaarse voorzitterschap op de zaak terug te komen. De Raad heeft herhaald dat het onderhouden van goede nabuurschapsbetrekkingen, met inbegrip van een door onderhandelingen bereikte en wederzijds aanvaarde oplossing voor de kwestie van de landsnaam onder auspiciën van de VN, van essentieel belang is. De Raad heeft voorts de lopende dialoog op hoog niveau toegejuicht en zich verheugd op spoedige resultaten daarvan(1).
Conclusies van de Raad Algemene Zaken van 14 december 2010, blz. 18, § 1.
Vraag nr. 5 van Ryszard Czarnecki (H-000069/11)
Betreft: Radicaal islamisme in Egypte en Tunesië
Wat denkt de Raad te doen om te voorkomen dat radicale islamisten in Egypte en in Tunesië aan de macht komen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Met betrekking tot de ontwikkelingen in Egypte en Tunesië waarnaar de geachte afgevaardigde van het Europees Parlement in zijn vraag verwijst, hebben de Europese Raad, de Raad Buitenlandse Zaken, alsmede de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger, in een gezamenlijke verklaring de vreedzame en waardige uitdrukking begroet die de Tunesische en Egyptische bevolking heeft gegeven aan haar legitieme, democratische, economische en sociale aspiraties, die overeenstemmen met de waarden die de Europese Unie voor zichzelf en in de hele wereld tracht te bevorderen. Uitgesproken is dat de democratische aspiraties van burgers moeten worden gehonoreerd door middel van dialoog en politieke hervorming, onder volledige eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en door middel van vrije en eerlijke verkiezingen.
De Raad is vastbesloten om zijn volledige steun te geven aan de overgangsprocessen op weg naar democratisch bestuur, pluralisme, betere kansen op economische voorspoed en sociale insluiting, en sterkere regionale stabiliteit.
Op 4 februari 2011 heeft de Europese Raad verklaard zich in te zetten voor een nieuw partnerschap met in de toekomst doeltreffender steun voor de landen die politieke en economische hervormingen nastreven. In dit verband nodigt de Europese Raad de hoge vertegenwoordiger uit om een pakket maatregelen te ontwikkelen dat is gericht op steunverlening door de Europese Unie aan de overgangs- en veranderingsprocessen (versterking van democratische instellingen, bevordering van democratisch bestuur en sociale gerechtigheid, en hulp bij de voorbereiding en uitvoering van vrije en eerlijke verkiezingen) en op een sterkere koppeling van het Europees nabuurschapsbeleid en de Unie voor het Middellandse Zeegebied met deze doeleinden.
Vraag nr. 6 van Vilija Blinkevičiūtė (H-000074/11)
Betreft: Adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels
Op 7 juli 2010 heeft de Europese Commissie een groenboek gepubliceerd met als titel "Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels". Het Europees Parlement heeft eveneens een standpunt over deze kwestie aangenomen.
Het programma van het Hongaarse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie van dit halfjaar bevat niets over de kwestie van de pensioenen, terwijl dit vraagstuk momenteel toch een van de prioriteiten en belangrijkste uitdagingen is zowel op nationaal niveau als op dat van de Europese Unie. Bovendien heeft de Hongaarse regering een nieuw besluit genomen: het overhevelen van het pensioenkapitaal van de tweede zuil van het pensioenstelsel naar de eerste zuil. Is Hongarije, dat het voorzitterschap van de Raad voor zijn rekening neemt, voornemens om soortgelijke initiatieven aan de andere lidstaten voor te leggen? Is het Hongaarse voorzitterschap van mening dat deze initiatieven het mogelijk maken de houdbaarheid van de pensioenen te garanderen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) In juni 2010 heeft de Raad conclusies goedgekeurd over het tussentijdse gezamenlijke verslag over pensioenen van het Comité voor economische politiek (CEP) en het Comité voor sociale bescherming (CSB). In deze conclusies heeft de Raad opnieuw bevestigd vast te houden aan het gemeenschappelijke doel van houdbare en toereikende pensioenen en aan de drieledige strategie om de economische en budgettaire gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Deze is met name gericht op snellere verlaging van schulden, verhoging van werkgelegenheid en productiviteit, en hervorming van stelsels voor pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg.
Naar aanleiding van het groenboek van de Commissie en de voltooiing van het gezamenlijke verslag van het CEP en het CSB, heeft de Raad dit onderwerp op 17 november 2010 besproken en de nadruk gelegd op de uitdaging van de vergrijzende bevolking voor de houdbaarheid en toereikendheid van de pensioenen op langere termijn, die is verergerd door de huidige economische situatie. De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (Epsco) heeft in december de conclusies van de Raad ter zake vastgesteld.
De ontwikkeling van pensioenstelsels is een zaak van lange adem en moet om die reden voortdurend op de agenda blijven staan, nu en in de toekomst. Daarom heeft de Raad Epsco op zijn vergadering van 7 maart de voorlopige conclusies besproken van de raadpleging over het groenboek over toereikende, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels. De Raad heeft daarbij vruchtbaar van gedachten gewisseld over de meest dringende dilemma’s van de Europese pensioenstelsels. Naast de pensioenleeftijd waren de belangrijkste onderwerpen de onderling afhankelijke probleemgebieden van toereikendheid, houdbaarheid en zekerheid, samen met de speciale omstandigheden als gevolg van de budgettaire beperkingen. De hoofdconclusie van het debat was dat de lidstaten weliswaar verdere versterking van de coördinatie op het gebied van pensioenstelsels op EU-niveau noodzakelijk achtten, maar tegelijkertijd vasthielden aan de notie dat pensioenen en de pensioenleeftijd zaken zijn die tot de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaten behoren.
De Raad heeft benadrukt dat de verdere uitvoering van structurele hervormingen in lijn met de Europa 2020-strategie dringend noodzakelijk is om begrotingsconsolidatie te steunen, groeivooruitzichten te verbeteren, werkstimulansen te versterken, flexibele arbeidsmarkten te garanderen en het werkzame leven te verlengen.
Conclusie: hoewel het noodzakelijk is om het pensioenbeleid op alomvattende wijze in ogenschouw te nemen met behulp van bestaande kaders voor beleidscoördinatie op EU-niveau, blijven de inrichting van de pensioenstelsels en de pensioenvoorziening zelf onderdeel uitmaken van de bevoegdheden van de lidstaten.
Vraag nr. 7 van Claude Moraes (H-000078/11)
Betreft: Maatregelen betreffende rechten van slachtoffers
Verbetering van de steun aan slachtoffers van misdaad is een belangrijk deel van het programma van Stockholm. Met name steun aan slachtoffers van grensoverschrijdende misdaad in Europa baart EU-burgers oprechte zorgen. Er zijn in de praktijk maar weinig procedures ter ondersteuning van slachtoffers en gezinnen die verwikkeld zijn in de nasleep van misdaad en ernstig lichamelijk letsel in het buitenland. Ik sta momenteel een kiezer bij wiens zoon tijdens een vakantie op Kreta het slachtoffer is geworden van geweldpleging. Er is op dit gebied werkelijk behoefte aan optreden van de EU, opdat zij haar beloften omtrent een Europa van de burgers nakomt.
Commissaris Reding heeft een pakket van maatregelen toegezegd in verband met de bescherming van slachtoffers van misdrijven. Voorts wordt in het programma van het Hongaarse voorzitterschap de bescherming van slachtoffers van misdrijven genoemd.
Kan de Raad dit toelichten en nadere informatie verstrekken over de maatregelen die hij overweegt om de slachtoffers van misdrijven te beschermen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Het Hongaarse voorzitterschap van de Raad hecht groot belang aan de bescherming van misdaadslachtoffers, die ook in het programma van Stockholm (‘Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger’) als belangrijke doelstelling van de Unie is geformuleerd. In dit programma heeft de Europese Raad dan ook het belang onderstreept van speciale steunverlening en wettelijke bescherming voor hen die het meest kwetsbaar zijn of die zich in bijzonder gevaarlijke situaties bevinden, zoals personen die herhaaldelijk slachtoffer zijn van huiselijk geweld, slachtoffers van geweld tegen vrouwen of mensen die slachtoffer worden van andere soorten misdrijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan of ingezetene zijn. Het voorzitterschap benadrukt dat een geïntegreerde en gecoördineerde benadering van slachtofferhulp nodig is, overeenkomstig het programma van Stockholm en de in oktober 2009 goedgekeurde conclusies van de Raad met betrekking tot de strategie die moet waarborgen dat de rechten van slachtoffers van misdrijven worden geëerbiedigd en de steun voor hen wordt verbeterd.
Ter voorbereiding van een dergelijke geïntegreerde benadering organiseert het voorzitterschap een veelomvattend seminar dat op 23 en 24 maart 2011 in Boedapest zal worden gehouden met als motto ‘Bescherming van slachtoffers in de EU: de weg voorwaarts’, waar een breed scala van onderwerpen zal worden besproken met betrekking tot toekomstige wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven op dit gebied.
De Raad is voorts in afwachting van de presentatie van het maatregelenpakket van de Commissie ter bescherming van slachtoffers, met name in het kader van strafprocedures, tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 april 2011. Zodra dit pakket formeel is ingediend, zal de Raad het met voorrang bestuderen en een uitgebreide lijst met actiepunten opstellen die de lidstaten moeten uitvoeren om te voldoen aan hun in het programma van Stockholm gedane toezeggingen om de bescherming van slachtoffers in de EU te verbeteren. Deze lijst zal geconcentreerd zijn rond de komende Commissievoorstellen, met name die voor de herziening van Kaderbesluit 2001/220/JHA van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, maar zal ook verder reiken. Het voorzitterschap is van plan deze actiepunten op te nemen in een ‘routekaart’ van de Raad om de samenhang van toekomstige initiatieven op dit terrein te waarborgen via wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen. Het is de bedoeling van het voorzitterschap dat de routekaart wordt goedgekeurd tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 10 juni 2011.
Vraag nr. 8 van Jörg Leichtfried (H-000083/11)
Betreft: Energiespaarlampen
Is de Raad op de hoogte van een studie van het Duitse Bundesumweltamt waarin wordt gesteld dat energiespaarlampen wegens het kwik dat zij bevatten gevaar voor vergiftiging opleveren als zij bij gebruik in de huishouding breken? Welke conclusies verbindt de Raad aan deze studie?
Is de Raad bereid opnieuw na te denken over zijn besluit conventionele gloeilampen uit de handel te doen nemen?
Hoe staat de Raad tegenover het denkbeeld het verbod op conventionele gloeilampen althans voor particuliere huishoudens op te heffen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) De Raad wil de volksgezondheid en het milieu beschermen tegen de afgifte van kwik en kwikverbindingen en is zich bewust van het probleem dat de geachte afgevaardigde in zijn vraag aan de orde stelt. Op het ogenblik bestudeert de Raad een herziening van de communautaire strategie inzake kwik op basis van de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2010(1).
Bij deze herziening, uitgevoerd op grond van actie 8, wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de acties en maatregelen ten aanzien van de kwikinhoud van spaarlampen die op EU-niveau zijn ingevoerd na het gefaseerde verbod van gloeilampen op de Europese markt door middel van de richtlijn voor ecologisch ontwerpen uit 2005, zoals gewijzigd in 2009. De herziening heeft ook betrekking op het advies inzake kwik in bepaalde energiebesparende lampen van het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (SCHER), waarin wordt geconcludeerd dat schade voor de menselijke gezondheid bij volwassenen als gevolg van breuk van dergelijke lampen onwaarschijnlijk is. De Raad is op het ogenblik niet bekend met enige andere studie waaruit het tegendeel blijkt.
De Raad acht het echter wel belangrijk dat de lidstaten en de Commissie de bestudering van de gezondheids- en milieueffecten van kwik, en de voorlichting daarover aan alle belanghebbenden, ook het grote publiek, voortzetten en informatie verspreiden over de lopende activiteiten van de EU op dit gebied.
In de Europese Wet voor kleine ondernemingen wordt gesteld: "Met een levenskrachtig MKB zal Europa zich beter te weer kunnen stellen tegen de onzekerheden van de huidige geglobaliseerde wereld." Het MKB is van groot belang, aangezien deze sector goed is voor 70% van alle werkgelegenheid in de eurozone. Kan de Raad aangeven welke maatregelen op EU-niveau worden genomen ter ondersteuning van het MKB in de EU? Toegang tot financiering vormt momenteel een belangrijk struikelblok voor het MKB. Welke maatregelen kunnen op EU-niveau worden genomen om de levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van het MKB in stand te houden?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) De mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van de ‘Small Business Act’ voor Europa van 23 februari 2011 bevat maatregelen voor de vermindering van de administratieve last, het wegnemen van belemmeringen voor doeltreffende grensoverschrijdende activiteiten op de interne markt, het vergroten van de handelsmogelijkheden van het MKB op de wereldmarkt en betere toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf. Het voorzitterschap is van plan zich op deze mededeling te concentreren en ontwerpconclusies ter goedkeuring aan de Raad van mei 2011 voor te leggen over zaken als:
toepassing van het ‘eenmaligheidsbeginsel’, waardoor wordt vermeden dat het midden- en kleinbedrijf dezelfde vragen krijgt van verschillende openbare instanties;
vermindering van ‘vergulding’ door de lidstaten overeenkomstig de beginselen van slimme regelgeving;
een stelselmatige beoordeling van het effect van wetgeving met behulp van een ‘MKB-test’;
de jaarlijkse presentatie op een vooraf bepaald moment van een overzicht van geplande wetgeving die van belang is voor het bedrijfsleven;
de uitbreiding van het ‘denk eerst klein’-uitgangspunt naar administratieve procedures die het MKB raken.
Ook bestaande acties zullen overeenkomstig de Europa 2020-strategie verder worden ontwikkeld op de volgende gebieden:
verwezenlijking van slimme regelgeving voor het Europees midden- en kleinbedrijf;
een brede benadering voor de verbetering van de markttoegang voor het midden- en kleinbedrijf;
hulp aan het MKB zodat het kan bijdragen aan een economie die doelmatig met hulpbronnen omgaat;
bevordering van ondernemerschap, scheppen van werkgelegenheid en inclusieve groei.
Wat betreft de toegang tot financiering is een aantal door de lidstaten ingevoerde instrumenten voor het verzekeren van eenvoudiger en gelijkwaardiger toegang tot bankleningen al doeltreffend gebleken.
Op EU-niveau kunnen financiële instellingen dankzij de financiële instrumenten van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), met een totale begroting van 1,1 miljard euro voor de periode 2007-2013, ongeveer 30 miljard euro verschaffen. Bovendien heeft de Europese Investeringsbank (EIB) haar leningen aan kleine ondernemingen in Europa bijna verdubbeld met een streefcijfer van 30 miljard euro voor de periode 2008-2011.
Ten slotte zijn de EU-steuninstrumenten voor O&TO en innovatie-inspanningen van het MKB (zoals de speciaal op het MKB gerichte activiteiten in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en het CIP) belangrijk en doeltreffend bij het verbeteren van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, zoals is uitgesproken tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad op 4 februari 2011.
Vraag nr. 10 van Robert Sturdy (H-000089/11)
Betreft: Antidumpingrechten op glasvezelversterkte kunststof (AD549)
De Raad staat op het punt om in het kader van COREPER goedkeuring te verlenen aan een voorstel van de Commissie voor invoering van een antidumpingrecht op glasvezelversterkte kunststof (AD549). Glasvezelversterkte kunststof is het belangrijkste bestanddeel van windturbines, een "vlaggenschip" van de strijd van de EU tegen klimaatverandering en een belangrijk onderdeel van haar 20-20-20 doelstellingen.
Is de Raad het ermee eens dat het ontbreekt aan consistent denken wanneer hij enerzijds windenergie in de lidstaten bevordert en subsidieert, en anderzijds deze vorm van energiewinning op financieel vlak afstraft?
Is de Raad er tevreden over dat een dergelijke maatregel binnen de werkgroep kan worden goedgekeurd als daarvoor slechts 4 stemmen worden uitgebracht op een totaal van 27? Zal het Hongaarse Raadsvoorzitterschap voorts, gezien de klaarblijkelijk geringe steun voor dit voorstel en gezien het ontbreken van gedegen informatie over de gevolgen ervan, mede gezien het feit dat Hongarije één van de negen landen was die in de werkgroep tegen het voorstel heeft gestemd, de aanbeveling doen om deze maatregel het onderwerp te laten vormen van een grondig debat binnen COREPER, of het anders terug te verwijzen naar de bevoegde commissie?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) In artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (de basis-antidumpingverordening) is bepaald dat door de Raad een voorstel van de Commissie “wordt goedgekeurd tenzij de Raad met een gewone meerderheid van stemmen besluit het voorstel te verwerpen, wat binnen één maand na indiening door de Commissie moet gebeuren”. Dit betekent dat ten minste veertien lidstaten tegen moeten zijn als de voorgestelde maatregelen worden verworpen. De uitkomst van een informele raadpleging over het voorstel waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst, die eindigde op 24 februari, was dat de meerderheid van de lidstaten het voorstel niet verwierp. Daarom ziet het voorzitterschap geen noodzaak voor een nader debat of voor terugverwijzing van de zaak naar de Commissie. Het zal derhalve de aanbeveling doen dat de Raad overeenkomstig het recht van de Europese Unie het voorstel van de Commissie goedkeurt.
De door fabrikanten van windturbines of windturbineschoepen (een sector van downstreamgebruikers) tijdens het onderzoek verstrekte informatie was beperkt en van heel algemene aard. Uit schriftelijke mededelingen blijkt dat de grote meerderheid van de door deze gebruikerssector uit China geïmporteerde glasvezelproducten buiten de productreikwijdte van deze procedure valt. Bovendien is de kosten- en batenanalyse voor de directe gebruikerssector, zoals samengevat in de overwegingen 119-126 van de voorgestelde verordening, geruststellend en zullen de gevolgen voor verdere downstreamgebruikers minimaal zijn.
Antidumpingmaatregelen zijn bedoeld om het gelijke speelveld op de markt van de Unie te herstellen. Bredere onderwerpen, zoals de strijd tegen de klimaatverandering, worden al bestreken door specifieke wetgeving, waarin overwegingen van algemeen belang zijn opgenomen. In de regel richt de belangenanalyse van de Unie in handelsbeschermingsonderzoeken zich op het economisch effect van maatregelen op de betrokken economische actoren. De industrie in de EU mag niet worden beroofd van haar recht om bescherming te zoeken tegen oneerlijke handelspraktijken. Wanneer bredere overwegingen in aanmerking worden genomen, zou dat bovendien in strijd zijn met de technische aard die dergelijke onderzoeken nu juist hebben. Zorgen ten aanzien van andere aspecten moeten worden aangepakt met andere geschikte instrumenten en maatregelen.
Vraag nr. 11 van Pat the Cope Gallagher (H-000093/11)
Betreft: Sportbeleid van de EU
Kan de Raad aangeven welke initiatieven hij in 2011gaat nemen op het gebied van sportbeleid? Samenwerking op het gebied van sport valt sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon binnen de bevoegdheid van de EU, en 2011 is uitgeroepen tot Europees Jaar van het vrijwilligerswerk. Gaat de EU in 2011 specifieke acties ondernemen op het gebied van sportstructuren, in het bijzonder met betrekking tot vrijwilligerswerk?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Hoewel de Raad geen rol speelt in de uitvoering of de voorbereiding van het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk, omdat dit een activiteit is van de Commissie en de lidstaten, heeft de Raad bij verschillende gelegenheden, met name tijdens zijn vergaderingen in mei(1) en november 2010(2), gedachtewisselingen gehouden over mogelijke toekomstige prioriteiten op het gebied van sport.
Tijdens de Raadsvergadering van mei benadrukten de ministers vooral het belang van investeringen in de breedtesport door de focus te richten op recreatie- en gezondheidssport. Zij suggereerden de volgende gebieden voor mogelijke actie van de EU:
- sociale en educatieve functies van sport, bijvoorbeeld sociale insluiting door sport en gezonde lichaamsbeweging, duale loopbanen voor sporters;
- sportstructuren, met name die welke zijn gebaseerd op vrijwilligerswerk;
- eerlijkheid en openheid in de sport, met inbegrip van de strijd tegen racisme, discriminatie en geweld;
- fysieke en morele integriteit van sportmannen en -vrouwen, met name de strijd tegen doping en de bescherming van minderjarigen;
- Dialoog en nauwe samenwerking met de sportorganisaties.
In november 2010 heeft de Raad het besluit goedgekeurd om een gestructureerde dialoog op hoog niveau met de belanghebbenden in de sport tot stand te brengen(3). Een dergelijke dialoog maakt een permanente uitwisseling van visies op prioriteiten, tenuitvoerlegging en opvolging van EU-samenwerking op het gebied van sport mogelijk.
Tijdens dezelfde bijeenkomst heeft de Raad ook conclusies over de rol van sport als bron en aanjager van actieve sociale insluiting goedgekeurd(4). In de conclusies worden drie gemeenschappelijke prioriteiten voor de bevordering van sociale insluiting via sport aangewezen: de toegankelijkheid van sport voor alle burgers (het beginsel ‘sport voor iedereen’), betere benutting van de potentiële bijdrage van sport aan gemeenschapsopbouw, sociale samenhang en groei, en transnationale uitwisseling van strategieën en methodieken.
Het voorzitterschap heeft de intentie de Raad uit te nodigen een reactie te formuleren op de mededeling van de Commissie getiteld ‘Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport’ door een besluit goed te keuren in mei 2011. In een dergelijk besluit zou een beperkt aantal prioriteitsgebieden kunnen worden opgenomen en een EU-werkplan voor de volgende drie jaar kunnen worden vastgesteld. Bovendien zijn het huidige en het volgende voorzitterschap van plan het thema van het jaar te gebruiken als focus voor een aantal conferenties en evenementen.
Betreft: Verlaging van het percentage vroegtijdige schoolverlaters
Kan de Raad aangeven welke maatregelen hij gaat nemen om het aantal jongeren dat de school zonder diploma verlaat te verlagen?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Uit hoofde van het Verdrag, met name de artikelen 165 en 166 VWEU, vormen onderwijs en opleiding een gebied dat behoort tot de nationale bevoegdheden waarop de Europese Unie slechts een ondersteunende rol speelt. Het gevolg is dat de mogelijkheden voor maatregelen en acties op EU-niveau uiterst beperkt zijn.
Desalniettemin heeft de Unie, erkennend dat de lidstaten worden geconfronteerd met gemeenschappelijke uitdagingen op dit terrein die om gezamenlijke reacties vragen, en dat zij alle kunnen profiteren van de uitwisseling van ervaringen, de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding het laatste decennium geleidelijk geïntensiveerd. Dit proces van nauwere samenwerking is in mei 2009 uitgemond in de goedkeuring door de Raad van het strategisch kader ‘ET 2020’(1), waarin de lidstaten toezegden op nationaal niveau stappen te ondernemen teneinde een aantal gezamenlijk overeengekomen strategische doelen te bereiken. Om een impuls te geven aan het nastreven van deze doelen, kwamen de lidstaten tevens een reeks referentieniveaus voor Europese gemiddelde prestaties overeen (gewoonlijk ‘benchmarks’ genoemd), waarvan er één specifiek betrekking heeft op de vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters, dat wil zeggen dat in 2020 het aandeel voortijdige schoolverlaters minder dan 10 procent moet zijn.
Meer recentelijk is het belang van de aanpak van dit probleem op het hoogste niveau van de Unie erkend. In juni 2010 hebben de Europese staatshoofden en regeringsleiders de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei goedgekeurd. Onder erkenning van de fundamentele rol die onderwijs en opleiding in die strategie moeten spelen, besloten zij dat verhoging van onderwijsniveaus een prioriteit voor de Unie was en – indachtig de benchmark in het kader van ‘ET 2020’ – stelden zij als EU-kerndoel vast dat het totale aandeel voortijdige schoolverlaters in 2020 minder dan 10 procent moest zijn.
Wat betreft de specifieke maatregelen die worden overwogen om dit ambitieuze doel te halen (het huidige EU-gemiddelde is 14,4 procent), is de Raad al begonnen met de bestudering van een Commissievoorstel voor een aanbeveling van de Raad over een beleid om het aantal voortijdige schoolverlaters te verminderen.
Hierin worden basisrichtsnoeren uiteengezet voor de goedkeuring en uitvoering van samenhangende, alomvattende en empirisch onderbouwde strategieën in het kader van de nationale hervormingsprogramma’s van de lidstaten, te financieren vanuit het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het Europees Sociaal Fonds. Het voorstel wordt in maart en april binnen de Raad bestudeerd, opdat het voorzitterschap het in mei ter goedkeuring aan de Raad kan voorleggen.
Op een breder niveau zal de voortgang op weg naar het EU-kerndoel van verlaging van het aandeel voortijdige schoolvertalers tot minder dan 10 procent, evenals de voortgang ten opzichte van alle doelen van de Europa 2020-strategie, regelmatig worden bewaakt gedurende de eerste helft van elk jaar in het kader van het Europese semester.
Conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) - PB C 119 van 28.5.2009.
Vraag nr. 13 van Zigmantas Balčytis (H-000102/11)
Betreft: Vorming van een éénloketsysteem in de lidstaten zoals voorzien in de "dienstenrichtlijn"
De in 2006 aangenomen "dienstenrichtlijn" voorziet in de vorming van een éénloketsysteem in de lidstaten. Dit is een van de belangrijkste voorwaarden voor een doeltreffende toepassing van de richtlijn en de voornaamste bron van informatie voor dienstverleners die grensoverschrijdende diensten willen aanbieden of zich in een andere lidstaat willen vestigen. Dit geldt vooral kleine dienstverleners die vaak niet de financiële middelen hebben om professioneel advies in te winnen inzake het arbeids- en belastingrecht dat van toepassing is in een andere lidstaat van de Europese Unie, inzake vestigingsprocedures, enz.
In bepaalde lidstaten is een dergelijk éénloketsysteem helemaal niet ingesteld of werkt het niet goed genoeg, dat wil zeggen dat het enige loket dienstverleners niet alle nodige informatie verstrekt. Is de Raad niet van mening dat de vertraging bij de totstandbrenging van dergelijke loketten dienstverleners verhindert om gebruik te maken van de mogelijkheden die de gemeenschappelijke markt biedt en kleine en middelgrote ondernemingen belemmert om diensten te verlenen in andere lidstaten van de Europese Unie?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) Het éénloketsysteem is in de dienstenrichtlijn juist voorzien om het leven van ondernemers te veraangenamen door alle nodige informatie te verstrekken via een ‘one-stop shop’ en het is van belang ervoor te zorgen dat die aanwezig is én optimaal functioneert.
Er is al veel werk verzet. Er bestaan nu éénloketsystemen in 22 lidstaten. De vijf lidstaten zonder werkend éénloketsysteem hebben aanmerkelijke vooruitgang geboekt en de meeste ervan zijn van plan hun éénloketsysteem in de loop van 2011 open te stellen.
In zeventien éénloketsystemen is het al mogelijk bepaalde belangrijke procedures online uit te voeren. Met deze werkwijze ontstaat er een direct verband tussen het ‘denk eerst klein’-uitgangspunt, het wetgevingspakket eengemaakte markt en de digitale agenda voor Europa. Deze drie aspecten zijn de afgelopen jaren, samen met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, het onderwerp van permanente en periodieke aandacht in de Raad geweest.
Al met al eindigt de ontwikkeling van de éénloketsystemen niet met de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn. Er kan meer worden gedaan om de bestaande éénloketsystemen te verbeteren en gebruiksvriendelijker en nuttiger voor ondernemers te maken, zowel wat betreft de beschikbaarheid en presentatie van informatie als wat betreft het gemak waarmee online procedures binnen een lidstaat en in het bijzonder grensoverschrijdend kunnen worden afgehandeld.
Vanuit dit gezichtspunt is het voorzitterschap van plan conclusies over een beter werkende interne markt voor diensten voor te leggen aan de Raad van 10 maart 2011. In deze conclusies zal de Raad naar verwachting het belang benadrukken van intensivering van de inspanningen voor de volledige tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn en zijn tevredenheid uitspreken over de resultaten tot nu toe, met inbegrip van de uitkomsten van de wederzijdse evaluatie.
Vraag nr. 14 van Georgios Toussas (H-000104/11)
Betreft: Arrestaties van en moord op activisten en vakbondsleden in Colombia
De Colombiaanse Confederatie van werknemers en de Wereldfederatie van vakbonden maken melding van nieuwe arrestaties van en moord op activisten en vakbondsleden in Colombia door staatsorganen en aan de staat gerelateerde groeperingen. Op 5 februari is Carlos Alberto Ayala, onderwijzer en lid van de Colombiaanse Vereniging van docenten, vermoord, terwijl alleen al in 2010 25 werknemers in het onderwijs om het leven werden gebracht.
Kan de Raad bijgevolg antwoord geven op de volgende vragen: Veroordeelt de Raad de moord op vakbondsleden in Colombia? Eist de Raad dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn worden gestraft?
Het onderhavige antwoord, dat door het voorzitterschap van de Raad is opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur met de Raad in de vergaderperiode van maart 2011 van het Europees Parlement in Straatsburg.
(EN) De Raad heeft de moorden en andere mensenrechtenschendingen in Colombia altijd in de meest krachtige bewoordingen veroordeeld en verworpen.
In de context van haar politieke dialoog met de Colombiaanse autoriteiten, en in het bijzonder in het kader van haar dialoog op hoog niveau over de mensenrechten, heeft de EU er bij Bogotá consistent op aangedrongen om meer te doen om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder de leiders en leden van vakbonden, te beschermen.
Het is van cruciaal belang dat de moorden op vakbondsleden en alle andere mensenrechtenschendingen die in het vijf decennia durende interne conflict in Colombia door de verschillende actoren zijn gepleegd diepgaand worden onderzocht en dat de daders worden gestraft.
De EU steunt de pogingen om de straffeloosheid te bestrijden al sinds lang door middel van haar samenwerkingsprogramma met Colombia, waarin de sector rechtspraak/rechtsstaat een van de centrale aandachtsgebieden is.
De EU verwelkomt de gecommitteerdheid van de nieuwe Colombiaanse regering onder president Santos aan de mensenrechten en in het bijzonder aan betere relaties met de vakbonden, zoals die tot uitdrukking komt in de benoeming van Angelino Garzón, voormalig leider van Colombia’s grootste vakbond, tot vicepresident.
De Raad hoopt dat de komende jaren een begin kan worden gemaakt met het helen van de scheuringen in de Colombiaanse samenleving die ten grondslag liggen aan het interne conflict in het land en de mensenrechtenschendingen die daaruit voortkomen.
VRAGEN AAN DE COMMISSIE
Vraag nr. 20 van Sarah Ludford (H-000097/11)
Betreft: Belastingparadijzen
Welk beleid voert de EU ten aanzien van belastingparadijzen en op het gebied van fiscale rechtspleging?
(EN) De EU heeft een gevestigd beleid om goed bestuur in belastingzaken te bevorderen, dat berust op drie beginselen: transparantie van belastingsystemen, uitwisseling van belastinginformatie en eerlijke belastingconcurrentie. Hoewel zogeheten ‘belastingparadijzen’ de facto onder dit beleid vallen, is het beleid niet speciaal op deze belastingparadijzen gericht, maar op het bevorderen van goed bestuur in belastingzaken in het algemeen.
De Commissie streeft actief naar de tenuitvoerlegging van de voorstellen die zijn gedaan in haar uit 2009 en 2010 daterende mededelingen ‘Bevordering van goed bestuur in belastingzaken’ en ‘Belastingen en ontwikkeling’, die de basis vormen van het beleid op dit gebied. In de praktijk betekent dit:
op het gebied van transparantie en uitwisseling van informatie dat ervoor moet worden gezorgd dat belastingdiensten toegang hebben tot relevante (belasting)informatie over belastingbetalers en deze informatie kunnen verwerken en onderling kunnen uitwisselen;
op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie dat belastingregelingen die zijn ontworpen om belastingbetalers uit andere landen aan te trekken moeten worden afgeschaft, waarbij het vermogen om belastingen te gebruiken als instrument voor eerlijke concurrentie in de interne markt in stand moet worden gehouden.
Deze strategie heeft een duidelijke internationale dimensie. De Commissie spant zich in voor de opname van afspraken over goed bestuur in belastingzaken in overeenkomsten tussen de EU en derde landen. Bovendien bouwt de Commissie voort op gezamenlijke inspanningen die in andere internationale fora worden genomen, zoals de G20, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Verenigde Naties.
Wat betreft belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, en onafhankelijk van bestaande overeenkomsten met derde landen, bevordert de Commissie actief haar normen – waaronder de automatische uitwisseling van informatie –, zowel in discussies met Europese landen die geen lid van de EU zijn als met andere belangrijke financiële centra, zoals Singapore, Hongkong en Macao.
Belastingrechtvaardigheid valt niet onder de taakopdracht van de Commissie. De Commissie erkent dat landen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van hun ontvangstensystemen en –beleid, op basis van hun eigen economische en politieke omstandigheden en opties.
Vraag nr. 21 van Brian Crowley (H-000100/11)
Betreft: CCCTB
Recent onderzoek van Ernst & Young naar de impact van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) op het Europese bedrijfsleven toont aan dat een CCCTB zou leiden tot hogere nalevingskosten, hogere effectieve belastingtarieven en onzekerheid over de geldende belastingtarieven, en de positie van de Europese Unie als investeringslocatie zou schaden. Kan de Commissie een standpunt innemen ten aanzien van deze bevindingen?
(EN) De Commissie is bekend met de studie waar de geachte afgevaardigde naar verwijst, die een waardevolle aanvullende analyse bijdraagt aan het debat. De bevindingen ervan moeten evenwel in een context worden geplaatst, omdat de studie is gebaseerd op onderzoek van vijf groepen ondernemingen.
De Commissie is gecommitteerd aan het wegnemen van belemmeringen voor de voltooiing van de interne markt, en de CCCTB is een belangrijk instrument om dat doel te verwezenlijken. Het voorstel voor de invoering van een CCCTB zal naar verwachting in maart 2011 aan het college van commissarissen worden voorgelegd voor aanneming en zal vergezeld gaan van een gedetailleerde effectbeoordeling en de publicatie van diverse studies op basis waarvan de Commissie heeft beoordeeld welke regeling het gunstigst is om een CCCTB te laten bijdragen aan een beter ondernemersklimaat voor groei en banen in de EU.
Vraag nr. 23 van Jim Higgins (H-000065/11)
Betreft: De financiële crisis in Ierland
Is de Commissie van mening dat de EU-instellingen enigszins nalatig zijn geweest in hun toezicht op de tekortkomingen van de Ierse regelgevende instanties?
Kan de Commissie aangeven onder welke omstandigheden het toegelaten is het financiële reddingsplan voor Ierland opnieuw te bespreken?
(EN) De Commissie en de Raad hebben al sinds 2000, in de context van de reguliere procedures voor begrotingstoezicht, en ook later, in 2007 en 2008, in het kader van de Lissabonstrategie, bij herhaling gewezen op de neerwaartse begrotings- en macro-economische risico’s van de hausse in de vastgoedmarkt in Ierland. Desalniettemin heeft de Commissie onderkend dat het macro-economisch toezicht op alle lidstaten in de toekomst moet worden verbreed en dat haar toezichtsmandaat moet worden uitgebreid om ook risico’s die in de private sector worden opgebouwd te bestrijken.
Met betrekking tot het rentetarief steunt de Commissie in beginsel een verlaging van de rentemarge op het Europese deel van de leningen dat in het kader van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM) en de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) is verstrekt. Het is echter aan de Raad en de lidstaten van de eurozone om hierover een definitief besluit te nemen. Een dergelijk besluit zal worden genomen als onderdeel van een alomvattend pakket, dat ook versterking van het economisch bestuur in de eurozone, het nieuwe Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) en de aanpassingsmaatregelen in de lidstaten zal omvatten. Voor Ierland geldt dat een verlaging van de rentekosten niets zou veranderen aan de overeengekomen route voor begrotingsconsolidatie, die ertoe moet leiden dat Ierland het begrotingstekort in 2015 heeft teruggedrongen tot 3 procent van het bbp.
Met betrekking tot de mogelijkheden om wijzigingen aan te brengen in het steunprogramma van de EU en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) moet worden opgemerkt dat over de belangrijkste elementen of spelregels niet opnieuw kan worden onderhandeld. Het beleidstraject dat in het programma is vastgelegd is toereikend om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken. De kwartaalevaluaties van het programma bieden de mogelijkheid om te beoordelen of veranderde omstandigheden veranderingen in specifieke elementen van het programma rechtvaardigen. Maar bij alle maatregelen moet rekening worden gehouden met hun effecten op de groei, het concurrentievermogen en de langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën. Wat betreft het bredere economisch bestuur zou overeenstemming op Europees niveau op zichzelf niet leiden tot een wijziging van het met Ierland overeengekomen beleidstraject.
Vraag nr. 24 van Gay Mitchell (H-000082/11)
Betreft: Rentevoet van de lening van de EU en het IMF aan Ierland
De huidige rentevoet van de lening die Ierland bij de EU en het IMF aanging, bedraagt 5,8% per jaar. Dit houdt in dat Ierland in de komende zeven en een half jaar bijna 30 miljard euro aan interesten zal moeten betalen. Door de omvang van deze terugbetalingen zal de economische groei ernstig belast worden. Het is duidelijk dat de rentevoet gebaseerd is op een formule die door een overeenkomst tussen de lidstaten en de leden van de eurozone kan worden aangepast. Kan de Commissie zich uitspreken over de mogelijkheid de rentevoet te verlagen?
Vraag nr. 25 van Pat the Cope Gallagher (H-000094/11)
Betreft: Eventuele wijzigingen in het memorandum van overeenstemming tussen Ierland, de EU en het IMF
Kan de Commissie aangeven of het momenteel lopende overleg over de oprichting van een permanent Europees stabiliteitsmechanisme, dat op de top van de Europese Raad in maart moet worden afgerond, enigerlei gevolgen zal hebben voor het memorandum van overeenstemming tussen de Ierse regering, de EU en het IMF of tot wijzigingen in dit memorandum zal leiden?
(EN) De Commissie en de Raad hebben al sinds 2000, in de context van de reguliere procedures voor begrotingstoezicht, en ook later, in 2007 en 2008, in het kader van de Lissabonstrategie, bij herhaling gewezen op de neerwaartse begrotings- en macro-economische risico’s van de hausse in de vastgoedmarkt in Ierland. Desalniettemin heeft de Commissie onderkend dat het macro-economisch toezicht op alle lidstaten in de toekomst moet worden verbreed en dat haar toezichtsmandaat moet worden uitgebreid om ook risico’s die in de private sector worden opgebouwd te bestrijken.
Met betrekking tot het rentetarief steunt de Commissie in beginsel een verlaging van de rentemarge op het Europese deel van de leningen dat in het kader van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM) en de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) is verstrekt. Het is echter aan de Raad en de lidstaten van de eurozone om hierover een definitief besluit te nemen. Een dergelijk besluit zal worden genomen als onderdeel van een alomvattend pakket, dat ook versterking van het economisch bestuur in de eurozone, het nieuwe Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) en de aanpassingsmaatregelen in de lidstaten zal omvatten. Voor Ierland geldt dat een verlaging van de rentekosten niets zou veranderen aan de overeengekomen route voor begrotingsconsolidatie, die ertoe moet leiden dat Ierland het begrotingstekort in 2015 heeft teruggedrongen tot 3 procent van het bbp.
Met betrekking tot de mogelijkheden om wijzigingen aan te brengen in het steunprogramma van de EU en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) moet worden opgemerkt dat over de belangrijkste elementen of spelregels niet opnieuw kan worden onderhandeld. Het beleidstraject dat in het programma is vastgelegd is toereikend om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken. De kwartaalevaluaties van het programma bieden de mogelijkheid om te beoordelen of veranderde omstandigheden veranderingen in specifieke elementen van het programma rechtvaardigen. Maar bij alle maatregelen moet rekening worden gehouden met hun effecten op de groei, het concurrentievermogen en de langetermijnhoudbaarheid van de openbare financiën. Wat betreft het bredere economisch bestuur zou overeenstemming op Europees niveau op zichzelf niet leiden tot een wijziging van het met Ierland overeengekomen beleidstraject.
Vraag nr. 26 van Georgios Papastamkos (H-000066/11)
Betreft: Europees concurrentiepact
De economische crisis en de crisis van de eurozone hebben niet alleen het verziekte economisch beleid van een aantal lidstaten van de eurozone aan het licht gebracht maar ook de structurele tekortkomingen van de EMU zelf. Het is waar dat de Commissie met een reeks voorstellen na het uitbreken van de crisis probeert de structuur van de EMU te stabiliseren en te versterken, met name de onvolmaakte eerste pijler van de EMU die de economische unie is. Het klopt ook dat de balans van 10 jaren EMU-werking winners en verliezers telt op het gebied van de economische concurrentie.
Betreft een van de voorstellen van de Commissie voor een meer Europees economisch bestuur een gestructureerd Europees concurrentiepact?
(EN) De Commissie volgt de trends in de ontwikkeling van het concurrentievermogen in de eurozone al lange tijd nauwlettend. De analyse van deze trends is gebruikt als input voor de wetgevingsvoorstellen inzake economisch bestuur die de Commissie in september 2010 heeft gepresenteerd, en in het bijzonder voor de nieuwe procedure voor buitensporige onevenwichtigheden, die bedoeld is om ontwikkelingen die schadelijk voor het concurrentievermogen kunnen zijn in een vroeg stadium te detecteren en om, in een jaarlijkse cyclus, beleidsaanbevelingen te doen aan de betrokken lidstaten.
Het vergroten van het concurrentievermogen van de EU als geheel is al sinds lang een doelstelling van veel EU-initiatieven, zoals de Lissabonstrategie en de nieuwe Europa 2020-strategie. Op 12 januari 2011 heeft de Commissie haar eerste jaarlijkse groeianalyse gepubliceerd, waarin de Commissie haar opvattingen over de directe prioriteiten voor economische hervormingen in de EU heeft uiteengezet. Het document bevat horizontale beleidsrichtsnoeren voor de EU en de eurozone met betrekking tot tien prioritaire beleidsacties die het concurrentievermogen, de groei en de macrofinanciële stabiliteit wezenlijk kunnen beïnvloeden. De prioritaire acties omvatten macro-economische voorwaarden voor groei, hervormingen van de arbeidsmarkt ter verbetering van de werkloosheid en structurele groeiversterkende maatregelen die voorrang moeten krijgen. De tenuitvoerlegging van dit beleid zal worden bewaakt in het kader van het EU-semester.
Vraag nr. 28 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (H-000101/11)
Betreft: Afwijking van de begrotingsdoelstellingen in Griekenland en privatiseringen
De Commissie wordt verzocht te reageren op de ontwikkelingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het programma voor de sanering van de overheidsfinanciën in Griekenland en de rol en het doel van de privatiseringen. Aanvankelijk voorzag het privatiseringsprogramma in de inning van 3 miljard EUR voor de periode 2011-2012. Vervolgens werd dit bedrag herzien en veranderd in 7 miljard EUR en inmiddels is het bedrag verhoogd naar 15 miljard EUR voor diezelfde periode en 35 miljard EUR voor de periode 2013-2015.
Waar komt deze noodzaak om de inkomsten uit privatiseringen bij te stellen vandaan? Wat is er aanvankelijk niet goed ingeschat en wat is er misgegaan bij de uitvoering van het programma voor de sanering van de overheidsfinanciën van de Griekse regering zodat de doelstellingen hiervan niet werden gehaald? Op welke manier denkt de Commissie dat de overheidsinkomsten in Griekenland, in het bijzonder die uit de privatiseringen, kunnen worden vergroot? Op welke terreinen (publieke diensten, overheidsbezittingen)? Met welke methodes (exploitatie, verkoop)?
(EN) Van 27 januari tot 11 februari 2011 hebben teams van de Europese Commissie (EC), de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een bezoek aan Athene gebracht voor de derde evaluatie van het economisch programma van de regering, dat wordt ondersteund met een lening van tachtig miljard euro van de lidstaten van de eurozone en dertig miljard euro op basis van een stand-byovereenkomst met het IMF. De Commissie wijst de geachte afgevaardigde erop dat de actualisering van het memorandum van overeenstemming in de winter van 2011, evenals het nalevingsverslag van de Commissie, is te vinden op de Europa-website(1):
De algemene conclusie was dat het programma de verwezenlijking van de doelstellingen dichterbij heeft gebracht. Hoewel er op enkele gebieden vertragingen zijn opgetreden, worden de onderliggende begrotingshervormingen en hervormingen die in bredere zin nodig zijn om de middellangetermijndoelstellingen van het programma te realiseren uitgevoerd. Daarbij gaat het met name om de volgende resultaten:
Griekenland heeft in 2010 indrukwekkende begrotingsaanpassingen doorgevoerd. Het begrotingstekort over 2010 wordt geraamd op 9,5 procent van het bbp, 6 procent lager dan in 2009. Het tekort lag echter nog ruim boven de programmadoelstelling van 8 procent van het bbp. Hoewel het verschil in hoge mate werd veroorzaakt door een herziening van de statistieken in het najaar van 2010, is de uitvoering van de begroting gepaard gegaan met diverse problemen. De bestrijding van belastingontduiking heeft (nog) niet de gehoopte resultaten opgeleverd en het beheersen van de overheidsuitgaven verloopt moeizaam.
De doelstelling voor het begrotingstekort voor 2011 is 7,5 procent van het bbp, wat in overeenstemming is met het programma. Dat betekent dat de regering zich eraan heeft gecommitteerd, ondanks de zwakker dan geplande begrotingsresultaten in 2010, om de begrotingsaanpassingen op de oorspronkelijk uitgezette koers te houden. De begrotingsdoelstellingen van het programma zijn niet herzien.
De regering is momenteel bezig met het vaststellen van zijn begrotingsstrategie voor de middellange termijn, met als doel om het tekort terug te dringen tot 3 procent van het bbp in 2014. In het kader van deze middellangetermijnstrategie heeft de regering besloten om het oorspronkelijke privatiserings- en vastgoedontwikkelingsprogramma uit te breiden teneinde de houdbaarheid van de staatsschulden te verbeteren. Het doel is om tussen nu en 2015 een opbrengst van vijftig miljard euro uit privatiseringen te verkrijgen. Deze opbrengst moeten worden gebruikt om schuld af te lossen en de privatiseringsoperatie vormt geen onderdeel van de begrotingsconsolidatie-inspanningen. In potentie kan dit de ratio schuld/bbp in de komende vijf jaar met twintig punten terugdringen. Een succesvolle tenuitvoerlegging van dit nieuwe initiatief zou het marktsentiment jegens Griekenland mogelijk substantieel kunnen verbeteren. De Commissie en de partners van de eurozone moeten Griekenland aanmoedigen om het privatiseringsprogramma met vaste hand uit te voeren.
De details en de modaliteiten van het privatiserings- en vastgoedontwikkelingsprogramma zullen worden ontwikkeld, aangenomen en bekendgemaakt door de regering.
Betreft: Versterking en uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF)
De versterking van het economisch bestuur en de oprichting van een permanent stabiliteitsmechanisme zijn twee fundamentele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van stabiliteit, het concurrentievermogen en de daadwerkelijke convergentie van de landen van de eurozone. Op de Europese voorjaarstop zal evenwel prioriteit moeten worden gegeven aan het vinden van een volledig en alomvattend antwoord op de schuldencrisis.
Kan de Commissie in dit verband antwoord geven op de volgende vragen:
Deelt zij de mening dat het noodzakelijk is om het werkterrein, de bevoegdheden en de reëel beschikbare middelen van het EFSF uit te breiden, ten einde het proces om uit de crisis te komen te versnellen en de weg vrij te maken voor een wezenlijkere en directere economische convergentie binnen de eurozone?
Steunt zij, meer in het bijzonder, de invoering van de mogelijkheid om obligaties te kopen op de secundaire markt of de financiering van lidstaten voor het terugkopen van hun schuld?
Deelt zij de mening dat het noodzakelijk is de schuldenlast van Griekenland en Ierland te verlagen?
Welke concrete maatregelen is zij daarnaast, in het licht van de recente resolutie van het EP van 16 december 2010, voornemens te nemen om te beantwoorden aan het verzoek met een doorwrochte beoordeling te komen van een toekomstig systeem voor de uitgifte van euro-obligaties?
(EN) In afwachtig van de invoering van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) in juni 2013 speelt de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) een belangrijke rol bij het waarborgen van de financiële stabiliteit in de eurozone. De Commissie is sterk van mening dat om deze rol goed te kunnen vervullen, het EFSF moet worden versterkt teneinde de efficiëntie, de geloofwaardigheid en de flexibiliteit ervan te vergroten. In het bijzonder moet de totale effectieve leencapaciteit van het EFSF worden hersteld tot het oorspronkelijk geplande niveau van 440 miljard euro en moet het totale niveau van de garanties worden verhoogd.
De Commissie is voorstander van een flexibel en breder instrumentarium voor het EFSF (evenals voor het toekomstige ESM). De Commissie is van mening dat meer flexibiliteit op dit gebied kan bijdragen tot het verbeteren van de doelmatigheid van het mechanisme en een op maat gesneden respons op de specifieke situatie van lidstaten.
Ook steunt de Commissie de inspanningen om de kredietvoorwaarden van het EFSF te verbeteren.
Vraag nr. 30 van Georgios Koumoutsakos (H-000105/11)
Betreft: Invoering van euro-obligaties (project eurobonds)
De laatste tijd wordt ernaar gestreefd om de crisis in de eurozone aan te pakken. Eén van de vele voorstellen die op tafel zijn gekomen en waarover is gesproken, betreft de invoering van euro-obligaties. Tot op heden heeft deze discussie niet tot resultaten geleid, ondanks het feit dat het voorstel wordt gesteund door veel lidstaten, de voorzitter van de Commissie José Manuel Barroso, maar ook door de voorzitter van de eurogroep, Jean-Claude Juncker. Kan de Commissie bijgevolg antwoord geven op de volgende vragen:
Bestaat er een formule voor de invoering van euro-obligaties, zoals bijvoorbeeld euro-obligaties voor de financiering van specifieke ontwikkelingsprojecten en programma's (project eurobonds), die tot overeenstemming zou kunnen leiden zodat er uiteindelijk mee kan worden ingestemd? Indien een dergelijke formule bestaat, hoe zou zij er dan uit kunnen zien?
(EN) Na de aankondiging ervan door de voorzitter van de Commissie in zijn toespraak over de Staat van de Unie van september 2010 in het Parlement hebben de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) intensief gewerkt aan een eventuele regeling voor de invoering van EU-projectobligaties. Tijdens een persconferentie door de commissaris die verantwoordelijk is voor economische en monetaire zaken en president Maystadt van de EIB op 28 februari 2011 is een document met het voorgestelde ontwerp officieel gepresenteerd met het oog op een raadpleging van belanghebbende partijen.
De raadpleging zal tot 2 mei 2011 duren en omvat een slotconferentie (11 april 2011). Het doel is dat de Commissie in juni 2011 een voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader kan indienen.
Het algemene idee is dat projectondernemingen, om infrastructuurprojecten te financieren, naast traditionele methoden om leningen te verkrijgen ook gebruik kunnen maken van de uitgifte van obligaties om kapitaal uit de kapitaalmarkten aan te trekken.
De geselecteerde projecten moeten aansluiten bij de doelstellingen van de Europa 2020-agenda en zouden bijvoorbeeld langetermijninfrastructuurprojecten van groot publiek belang met het potentieel om opbrengsten te genereren kunnen zijn.
Het aantrekken van voldoende financiering is moeilijk vanwege de risico’s die verband houden met het feit dat het om langetermijnprojecten gaat.
Om deze financieringskloof te dichten, zouden de EU en de EIB een deel van dit risico op zich nemen, zodat de schuldfinanciering door private partijen gemakkelijker zou worden en het voor langetermijnbeleggers in de kapitaalmarkten aantrekkelijk zou worden om in deze langlopende obligaties te beleggen. Deze langetermijnbeleggers zouden bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen kunnen zijn.
Opgemerkt dient te worden dat de EIB en de EU zouden delen in het risico en de daaraan gerelateerde vergoeding, maar zelf geen obligaties zouden uitgeven. Met andere woorden, dit initiatief mag niet worden verward met de zogenoemde ‘euro-obligaties’, met welke term doorgaans wordt verwezen naar instrumenten voor gezamenlijke schulduitgave door de lidstaten.
Vraag nr. 32 van Silvia-Adriana Ţicău (H-000081/11)
Betreft: Associatieovereenkomst EU-Mercosur
Mercosur was in 2010 het vierde economische blok ter wereld, met een bnp van 1300 miljard dollar en een inwonertal van 240 miljoen. Brazilië is de grootste economie van de Mercosurzone, waarvan het 79% van het bnp voor zijn rekening neemt, gevolgd door Argentinië met 18%, Uruguay met 2% en Paraguay met 1%. De Europese Unie is de grootste investeerder en de belangrijkste handelspartner van Mercosur. De belangrijkste investeringen vinden plaats in de sectoren bankwezen, telecommunicatie, financiën en fabrieksnijverheid. Tegen deze achtergrond kan gesteld worden dat de onderhandelingen over de associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur van het grootste belang zijn voor de economische ontwikkeling aan beide zijden.
Kan de Commissie mededelen in welk stadium de onderhandelingen zich bevinden, wat de voornaamste struikelblokken zijn en welk tijdschema er geldt voor de afronding van de onderhandelingen over de associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur?
(EN) De EU onderhandelt met Mercosur over een associatieovereenkomst die uit drie hoofdstukken bestaat: een politiek hoofdstuk, een economisch hoofdstuk en een hoofdstuk over handel. De onderhandelingen zijn vorig jaar mei, tijdens de top EU-Mercosur, hervat. Sindsdien hebben er drie onderhandelingsronden plaatsgevonden. Tot nu toe hebben de discussies echter voornamelijk betrekking gehad op zaken als sanitaire voorschriften, technische belemmeringen, handelsbeschermingsinstrumenten en algemene regels voor diensten en inkoop door de overheid. Er is nog niet gesproken over markttoegang.
Na elke ronde zijn schriftelijke verslagen en bijgewerkte teksten aan de Commissie internationale handel (INTA) van het Parlement en het Comité handelsbeleid van de Raad gestuurd.
Hoewel het nog te vroeg is om de belangrijkste knelpunten in deze onderhandelingen vast te stellen, is het duidelijk dat de discussies over markttoegang, met name voor landbouwproducten, een uitdaging zullen vormen.
De Commissie kan het Parlement verzekeren dat zij zich volledig bewust is van de bestaande gevoeligheden met betrekking tot de landbouw- en de voedingsmiddelensector in de EU. Daarom heeft zij Mercosur vanaf het begin van de onderhandelingen duidelijk gemaakt dat zij voor bepaalde landbouwproducten niet in een positie is om de markt met Mercosur te liberaliseren. Rundvlees is een van deze producten.
Het is echter belangrijk om in gedachten te houden dat de EU ook offensieve belangen in de landbouwsector heeft en om die reden eveneens zou moeten streven naar het afschaffen van de bestaande invoerheffingen die Mercosur aan agrovoedingsmiddelen oplegt.
De landbouw zal derhalve een moeilijk onderhandelingsterrein worden, maar de Commissie verwacht dat hetzelfde zal gelden voor de onderhandelingen over de toegang van industriële producten en diensten uit de EU tot Mercosur.
De EU en Mercosur bereiden nu beide intern hun bod met betrekking tot markttoegang voor. Zodra deze gereed zijn, zal een besluit worden genomen over de beste timing voor een uitruil.
Tot slot is de Commissie zich volledig bewust van de zorgen van de geachte afgevaardigde, die ook zijn geuit door veel landbouwers in de EU, met betrekking tot de noodzaak dat ingevoerde producten aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen als die waaraan in de EU geproduceerde goederen zijn gebonden.
In dit verband wil de Commissie benadrukken dat alle landbouwproducten die in de EU in de handel worden gebracht moeten voldoen aan de invoervoorschriften met betrekking tot voedselveiligheid, plant- en diergezondheid en bepaalde aspecten van dierenwelzijn. Deze geïmporteerde producten worden derhalve als veilig beschouwd.
De Commissie kan garanderen dat de overeenkomst tussen de EU en Mercosur, zoals ook voor elke andere bilaterale handelovereenkomst geldt, niet zal leiden tot een versoepeling van de invoervoorschriften van de EU.
De normen voor voedselveiligheid en plant- en diergezondheid verdienen in het kader van de handel met derde landen bijzondere aandacht en zullen in de onderhandelingen aan de orde komen. De Commissie zet zich tijdens de onderhandelingen in voor de opname van EU-normen en technische samenwerkingsprogramma’s in een toekomstige associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur.
De drie volgende onderhandelingsronden zullen plaatsvinden in maart, mei en juli 2011, afwisselend in Brussel en Paraguay. De doelstelling van de Commissie is nog steeds om de onderhandelingen eind 2011 af te ronden.
Vraag nr. 33 van Liam Aylward (H-000088/11)
Betreft: Handelsbesprekingen EU-Mercosur
Kan de commissaris, met het oog op de bijeenkomst van de EU en de Mercosur-landen die is gepland in maart, verslag uitbrengen over de resultaten van de laatste drie vergaderrondes?
De Commissie heeft verklaard dat de overeenkomst omvattend en ambitieus zal zijn en verder zal gaan dan de WTO-verplichtingen, en dat er rekening zal worden gehouden met gevoelige producten en sectoren.
Kan de Commissie verdere informatie verstrekken over wat zij doet om ervoor te zorgen dat er voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van Europese boeren, met inbegrip van rundvee- en veehouders? Wat doet de Commissie om te voorkomen dat de Europese boeren uit de markt worden geduwd door goedkopere import die volgens lagere normen voor milieu, planten- en dierenwelzijn en sanitaire normen wordt geproduceerd?
(EN) De EU onderhandelt met Mercosur over een associatieovereenkomst die uit drie hoofdstukken bestaat: een politiek hoofdstuk, een economisch hoofdstuk en een hoofdstuk over handel. De onderhandelingen zijn vorig jaar mei, tijdens de top EU-Mercosur, hervat. Sindsdien hebben er drie onderhandelingsronden plaatsgevonden. Tot nu toe hebben de discussies echter voornamelijk betrekking gehad op zaken als sanitaire voorschriften, technische belemmeringen, handelsbeschermingsinstrumenten en algemene regels voor diensten en inkoop door de overheid. Er is nog niet gesproken over markttoegang.
Na elke ronde zijn schriftelijke verslagen en bijgewerkte teksten aan de Commissie internationale handel (INTA) van het Parlement en het Comité handelsbeleid van de Raad gestuurd.
Hoewel het nog te vroeg is om de belangrijkste knelpunten in deze onderhandelingen vast te stellen, is het duidelijk dat de discussies over markttoegang, met name voor landbouwproducten, een uitdaging zullen vormen.
De Commissie kan het Parlement verzekeren dat zij zich volledig bewust is van de bestaande gevoeligheden met betrekking tot de landbouw- en de voedingsmiddelensector in de EU. Daarom heeft zij Mercosur vanaf het begin van de onderhandelingen duidelijk gemaakt dat zij voor bepaalde landbouwproducten niet in een positie is om de markt met Mercosur te liberaliseren. Rundvlees is een van deze producten.
Het is echter belangrijk om in gedachten te houden dat de EU ook offensieve belangen in de landbouwsector heeft en om die reden eveneens zou moeten streven naar het afschaffen van de bestaande invoerheffingen die Mercosur aan agrovoedingsmiddelen oplegt.
De landbouw zal derhalve een moeilijk onderhandelingsterrein worden, maar de Commissie verwacht dat hetzelfde zal gelden voor de onderhandelingen over de toegang van industriële producten en diensten uit de EU tot Mercosur.
De EU en Mercosur bereiden nu beide intern hun bod met betrekking tot markttoegang voor. Zodra deze gereed zijn, zal een besluit worden genomen over de beste timing voor een uitruil.
Tot slot is de Commissie zich volledig bewust van de zorgen van de geachte afgevaardigde, die ook zijn geuit door veel landbouwers in de EU, met betrekking tot de noodzaak dat ingevoerde producten aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen als die waaraan in de EU geproduceerde goederen zijn gebonden.
In dit verband wil de Commissie benadrukken dat alle landbouwproducten die in de EU in de handel worden gebracht moeten voldoen aan de invoervoorschriften met betrekking tot voedselveiligheid, plant- en diergezondheid en bepaalde aspecten van dierenwelzijn. Deze geïmporteerde producten worden derhalve als veilig beschouwd.
De Commissie kan garanderen dat de overeenkomst tussen de EU en Mercosur, zoals ook voor elke andere bilaterale handelovereenkomst geldt, niet zal leiden tot een versoepeling van de invoervoorschriften van de EU.
De normen voor voedselveiligheid en plant- en diergezondheid verdienen in het kader van de handel met derde landen bijzondere aandacht en zullen in de onderhandelingen aan de orde komen. De Commissie zet zich tijdens de onderhandelingen in voor de opname van EU-normen en technische samenwerkingsprogramma’s in een toekomstige associatieovereenkomst tussen de EU en Mercosur.
De drie volgende onderhandelingsronden zullen plaatsvinden in maart, mei en juli 2011, afwisselend in Brussel en Paraguay. De doelstelling van de Commissie is nog steeds om de onderhandelingen eind 2011 af te ronden.
Vraag nr. 34 van Robert Sturdy (H-000090/11)
Betreft: Intellectuele-eigendomsrechten in het kader van de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India
Het handelsbeleid van de EU speelt een belangrijke rol bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de EU 2020-strategie, onder meer door middel van het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten. Het lijkt er sterk op dat India, als een van de snelst groeiende economieën ter wereld, de komende jaren zal uitgroeien tot een belangrijke strategische partner van de EU. Met een vrijhandelsovereenkomst zullen de investeringsmogelijkheden voor Europese bedrijven in India verder toenemen, en zal de toegang tot de markten voor zowel Europese als Indische bedrijven worden verbeterd. De voordelen die de handel met zich zal meebrengen, zullen waarschijnlijk miljoenen Indiërs de armoede helpen ontstijgen.
India ontwikkelt zich steeds meer tot een op kennis gebaseerde economie, waar innovatie een steeds grotere rol speelt. Investeringen door Europese bedrijven zullen de innovatie eveneens helpen stimuleren. Innovatie berust echter op een stabiel kader voor intellectuele-eigendomsrechten. Enkel wanneer ervoor wordt gezorgd dat de vruchten van de innovatie kunnen worden beschermd, worden innovatieve bedrijven gestimuleerd om te investeren.
Op welke manier houdt de Commissie rekening met het belang van intellectuele-eigendomsrechten voor innovatie in het kader van de huidige onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met India?
(EN) De Commissie deelt de opvatting dat het handelsbeleid van de EU een belangrijke rol moet spelen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie door voor groei en banen te zorgen. De onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met India bieden een goede mogelijkheid om daaraan bij te dragen.
De vrijhandelsovereenkomst met India is van groot economisch en strategisch belang. Als een van ‘s werelds snelst groeiende economieën is India een belangrijke handelspartner voor de EU en in toenemende mate een economische wereldmacht. India combineert een groeiende markt van een miljard mensen met een groeicijfer van tussen 8 en 10 procent.
Adequate bescherming van onze intellectuele-eigendomsrechten is een essentieel element van onze externe concurrentiestrategie.
Als de EU een concurrerende economie wil blijven, zal moeten worden ingezet op innovatie, creativiteit en merkexclusiviteit. Dit is een van de comparatieve voordelen van de EU in de wereldmarkt. Daarom moet de EU over de nodige instrumenten beschikken om ervoor te zorgen dat dit comparatieve voordeel adequaat wordt beschermd in onze belangrijkste exportmarkten, waaronder India.
Het doel van de EU in de onderhandelingen over intellectuele eigendomsrechten is om ervoor te zorgen dat Europese innovatieve bedrijven kunnen werken en concurreren in een wettelijk veilige en niet-discriminiatoire omgeving en om een eerlijk niveau van bescherming van innovaties, uitvindingen en creaties te garanderen.
Bovendien zal dit de markttoegang voor zowel Europese als Indiase ondernemingen vergroten en India in staat stellen om zijn eigen innovatieve capaciteit te vergroten, evenals zijn bijdrage aan de wereldeconomie.
Een belangrijk element om in dit verband in gedachten te houden is de rol die India speelt als leverancier van generieke geneesmiddelen aan ontwikkelingslanden. Daarom zal de EU ervoor zorgen dat de bepalingen inzake intellectuele eigendomsrechten in de vrijhandelsovereenkomst evenwichtig zijn en op geen enkele wijze de toegang tot betaalbare geneesmiddelen in India en andere zich ontwikkelende landen belemmeren. Doelmatige bescherming van intellectuele eigendomsrechten en toegang tot geneesmiddelen kunnen en moeten elkaar wederzijds ondersteunen.
Het is derhalve in het belang van zowel de EU als India om een betrouwbare en evenwichtige intellectuele eigendomsomgeving tot stand te brengen die in beide economieën de groei zal stimuleren, de handel zal vergemakkelijken en banen zal creëren.
Vraag nr. 36 van Gilles Pargneaux (H-000072/11)
Betreft: Nieuwe studie over de effecten van de zoetstof aspartaam
Aspartaam zou het risico op vroeggeboorten en op lever- en longkanker verhogen. Tot die conclusie komen twee groepen van Europese onderzoekers.
Kan de Commissie meedelen of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in de komende weken een advies of een verslag over aspartaam zal uitbrengen? Zo ja, kan dit advies dan niet vergezeld gaan van een nieuwe, volledige en geactualiseerde studie over deze zoetstof, aangezien het laatste advies van de Autoriteit hierover dateert van 2002?
(EN) De Commissie heeft kennis genomen van de recente studies van T. Halldorsson(1) en M. Soffritti(2) naar de mogelijke effecten van zoetstoffen, met name aspartaam, op de menselijke gezondheid.
Meteen daarna heeft de Commissie de Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd deze studies onverwijld te evalueren.
De Autoriteit heeft het resultaat van deze evaluatie op 28 februari 2011 gepubliceerd in een verklaring(3) waarin wordt geconcludeerd dat de informatie die in deze artikelen is vervat geen aanleiding vormt om eerdere veiligheidsbeoordelingen van aspartaam of andere zoetstoffen te herzien.
De veiligheid van zoetstoffen – en aspartaam in het bijzonder – wordt door de EFSA regelmatig beoordeeld. Sinds de EFSA in 2002 het eerste advies over aspartaam uitbracht, heeft de Autoriteit diverse in de wetenschappelijke literatuur gepubliceerde studies over aspartaam geëvalueerd, waarbij de veiligheid van aspartaam steeds werd bevestigd.
De EFSA zal de wetenschappelijke literatuur blijven bijhouden om kennis te nemen van nieuw wetenschappelijk bewijs dat kan wijzen op een mogelijk risico van zoetstoffen voor de menselijke gezondheid of dat anderszins van invloed is op de veiligheidsbeoordeling van zoetstoffen.
Op basis van deze bevindingen acht de Commisie het niet passend om de EFSA te verzoeken een nieuwe, volledige herbeoordeling van aspartaam uit te voeren. In het bij Verordening (EG) nr. 257/2010 van de Commissie(4) vastgestelde programma voor de herbeoordeling van alle goedgekeurde levensmiddelenadditieven is bepaald dat de herbeoordeling van alle goedgekeurde zoetstoffen uiterlijk op 31 december 2020 moet zijn voltooid.
Intake of artificially sweetened soft drinks and risk of preterm delivery: a prospective cohort study in 59334 Danish pregnant women, Am J clin Nutr 2010, 92:626-33, Thorhallur I Halldorsson
Aspartame administered in feed, beginning prenatally through life span, induces cancers of the liver and lung in male Swiss mice, Morando Sofritti, Wiley-Liss, Inc 2010
Verklaring van de EFSA over ‘the scientific evaluation of two studies related to the safety of artificial sweeteners’; EFSA Journal 2011;9(2):2089; http://www.efsa.europa.eu/en/press/news/ans110228.htm
Verordening (EG) nr. 257/2010 van 25 maart 2010 tot vaststelling van een programma voor de herbeoordeling van goedgekeurde levensmiddelenadditieven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenadditieven, PB L 80 van 26.3.2010
Vraag nr. 37 van Justas Vincas Paleckis (H-000073/11)
Betreft: Steun voor innoverende bedrijven uit de nieuwe lidstaten van de EU
Een van de middelen waarmee de Europese Unie concurrerend kan blijven, is het ontwikkelen van innovatie, dat wil zeggen het creëren van een grote toegevoegde waarde. In de nieuwe lidstaten van de Europese Unie ontwikkelen een aantal kleine innoverende bedrijven producten die aan deze criteria beantwoorden. Zij hebben echter geen lange traditie op het gebied van het op de markt brengen van hun producten hetgeen verhindert dat zij binnen en buiten de EU concurrerend zijn.
Is de Commissie voornemens maatregelen of specifieke ondersteuningsacties voor te stellen voor deze innoverende bedrijven die kleine en middelgrote ondernemingen binnen en buiten de EU willen opzetten of vergroten? Welke concrete resultaten worden op dit gebied verwacht?
(FR) Het helpen van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) om beter gebruik te maken van de kansen die de interne markt biedt is een van de basisbeginselen van de ‘Small Business Act’ voor Europa. Dit zal ook na de herziening van de Small Business Act, die op 23 februari 2011 is aangenomen, een van de prioritaire actiegebieden blijven. Daarnaast zal de ‘Innovatie-Unie’ een van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie vormen. In haar mededeling van 6 oktober 2010(1) heeft de Commissie een pakket maatregelen voorgesteld om voor een betere benutting van innovatieve ideeën in de markt te zorgen. Dit pakket omvat onder meer de totstandbrenging van een interne innovatiemarkt en steun voor sectoren met een groot creatief potentieel.
Bovendien is een van de meest effectieve manieren om de activiteiten van innovatieve ondernemingen te ondersteunen het verbeteren van hun toegang tot financiering. In de periode 2007-2010 heeft