De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A7-0042/2011) van Dominique Baudis, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf [2010/2233(INI)].
Dominique Baudis, rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik benadrukken dat dit verslag het resultaat is van zeer constructief werk met de fracties en ik bedank de heer Howitt, de dames Brepoels, Brantner en ook Jäätteenmäki persoonlijk voor hun samenwerking.
U weet dat dit verslag betrekking heeft op de globale strategie in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC).
Ons werk is vele maanden geleden begonnen, dus vóór de huidige gebeurtenissen in de Arabische wereld. Sindsdien hebben we overal, en ook in de Golf, krachtige demonstraties zien plaatsvinden, waarin meer respect wordt geëist voor mensenrechten, fundamentele vrijheden en democratie.
Vanaf de start van ons werk echter, voor het begin van deze gebeurtenissen, hebben wij in het verslag en in de amendementen die in de commissie zijn goedgekeurd, alle problemen die ten grondslag liggen aan de opstand aan de orde gesteld. We veroordelen alle vormen van discriminatie, met inbegrip van discriminatie op grond van geslacht of godsdienst, en we benadrukken de kwesties die betrekking hebben op arbeidsrecht, sociale en vakbondsrechten, vrijheid van geweten, vrijheid van mening en meningsuiting, vrouwenrechten, de noodzakelijke herziening van de rechtspraak, de afschaffing van de doodstraf en verminkende straffen, en politieke rechten.
Naarmate de gebeurtenissen in Bahrein zich ontwikkelden en gezien de onderdrukking van demonstraties en ook gezien de militaire interventie van de buurlanden, leden van de GCC, hebben we met de schaduwrapporteurs een reeks mondelinge amendementen voorbereid die steun bieden aan de demonstranten die strijden voor vrijheid. We hebben de legitimiteit van hun eisen benadrukt en de gewelddadige reactie van de autoriteiten van Bahrein veroordeeld, evenals de militaire interventie van de landen van de GCC die deelnamen aan de onderdrukking, en we spreken onze ernstige zorgen uit ten aanzien van de gewelddadige reactie van de machthebbers. Ten slotte spreken wij onze volledige steun uit voor het democratische overgangsproces.
Uiteraard worden in dit verslag eveneens de strategische vooruitzichten voor de lange termijn uitgezet. Er wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden van een partnerschap op vele terreinen, zoals geopolitiek, energie, onderwijs en wetenschap en regionale integratie.
Vanuit geopolitiek opzicht vormt Iran zeker een reële dreiging. Tussen Iran en Israël zouden de Golfstaten onvermijdelijk de collaterale slachtoffers worden van een conflict. Deze landen verwachten veel van onze pogingen om te voorkomen dat Iran kernwapens zal ontwikkelen. De GCC-landen, die een kwart van de lidstaten van de Arabische Liga vertegenwoordigen, spelen een zeer belangrijke rol in het vredesproces. Laten we niet vergeten dat zij aan de basis staan van het Arabische vredesinitiatief.
Op het gebied van energie is de GCC de belangrijkste olieleverancier van de Europese Unie. De EU is daarom zeer afhankelijk is van deze landen, maar hun oliereserves nemen af en zij bereiden zich voor op omschakeling dankzij de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen. Wij kunnen onze ervaring op dat gebied aanbieden.
Op het gebied van onderwijs en wetenschap maken deze landen onderwijs tot een van hun prioriteiten. Omdat het de landen ontbreekt aan universiteiten en docenten, zien we dat er nevenvestigingen van gerenommeerde Amerikaanse universiteiten worden opgezet. Helaas heeft de Europese Unie, die zich wel betrokken voelt, een grote achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten. Zo zijn er in het afgelopen jaar slechts acht studenten uit de GCC-landen naar Europa gekomen in het kader van het Erasmus Mundus-programma.
Tot slot boekt de GCC nauwelijks voortgang op het gebied van regionale integratie. De Europese Unie met haar ruime ervaring kan haar hulp, advies en deskundigheid ter beschikking stellen. Tot slot roepen we op tot het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst waarover al meer dan twintig jaar wordt onderhandeld.
Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, de Golfstaten hebben een sterk economisch potentieel en bieden veel mogelijkheden voor uitbreiding van de samenwerking met de Europese Unie. De Samenwerkingsraad van de Golf en de Europese Unie hebben allebei groot belang bij verbetering van de handelssamenwerking. Het komt daarom aan op ons vermogen om onze kerndoelen voor die samenwerking te bespreken met de vertegenwoordigers van de Golfstaten.
We hebben vergelijkbare opvattingen over veel kwesties, van een economisch internationaal veiligheidsbeleid tot de strijd tegen het terrorisme, en daarom zou het jammer zijn om de samenwerking te beperken tot de commerciële en de economische sfeer. Het is ons beslist allen duidelijk dat in onze huidige samenwerking met de Golfstaten nog veel mogelijkheden onbenut zijn gebleven. Het uitwerken van een nieuw, ambitieuzer concept voor het beleid van de Europese Unie met betrekking tot de Samenwerkingsraad van de Golf en zijn lidstaten zou, afgezien van verbetering van de handel door middel van economische samenwerking, ook een nauwer partnerschap kunnen opleveren met vertegenwoordigers van de gematigde moslimwereld, wat in moeilijke tijden een interessant bijkomend politiek voordeel van deze activiteit zou kunnen zijn.
Csanád Szegedi (NI). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik sta zelf ook achter de inwerkingtreding van een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf. De regio zou een belangrijke strategische partner voor de Europese Unie kunnen worden op het gebied van de handel, met inbegrip van meer olieleveranties. Ik acht het van essentieel belang dat we de economische relaties versterken. We moeten aanvullende nieuwe markten en nieuwe partners vinden om het concurrentievermogen van de Europese Unie te waarborgen, terwijl onze prioriteit in gebieden waar de Europese Unie al een aanzienlijke rol speelt een officiële versterking van de relaties is. Voor een succesvolle afsluiting van het onderhandelingsproces dat al twintig jaar duurt is een constructieve, maar flexibele houding van beide partijen nodig, zodat de thans tamelijk starre standpunten nader tot elkaar kunnen komen. Als we werkelijk denken dat de Europese Unie in staat moet zijn om te concurreren met de Verenigde Staten, China en India, is het van essentieel belang dat we zelf ook actief worden op verschillende economische gebieden en in marktsegmenten waar andere grootmachten wellicht al een dominante positie hebben ingenomen, en dat we onze bestaande marktprioriteiten op de voorgrond plaatsen en daar meer gewicht aan toekennen.
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Baudis gelukwensen met zijn verslag. Het Parlement steunt hiermee het hervatten van de onderhandelingen tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Golf op een kritiek moment.
De gebeurtenissen in Bahrein geven aan dat de politieke dialoog tussen beide internationale organisaties geïntensiveerd moet worden. Ik ben van mening dat de zes Arabische staten vreedzame veranderingen in de samenleving kunnen starten door het verbeteren van de mensenrechtensituatie.
Aan de andere kant is de aanvoer van olie naar de EU getroffen door de gebeurtenissen in het Middellandse-Zeegebied. In deze situatie is samenwerking tussen de Unie en deze raad cruciaal voor het waarborgen van de energiebehoeften en het vermijden van een prijsstijging van olie op de wereldmarkt.
Ik denk ook dat het tijd is om de al twintig jaar durende onderhandelingen af te ronden door het ondertekenen van het vrijhandelsakkoord, dat voor beide zijden zeer gunstig zou zijn.
Karel De Gucht, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, we zijn hier vanavond om de verslagen van het Parlement over de Samenwerkingsraad van de Golf te bespreken. Ik heb begrepen dat sommige fracties de discussie liever hadden uitgesteld om de gebeurtenissen tijdens de strategische tijden die de Arabische wereld momenteel doormaakt, beter op ons te kunnen laten inwerken.
Toen u met de voorbereiding van de verslagen begon, kon nog niemand weten hoe de wereld er vandaag zou uitzien of voor welke uitdagingen de landen en bevolking van de hele Arabische regio zich gesteld zouden zien. Overeenkomstig onze overtuiging dat ieder land anders is, stemt de Europese Unie haar reactie af op de verschillende situaties. U hebt mevrouw Ashton gisteren over al deze landen horen praten: of het nu gaat om Tunesië, Egypte, Libië, Jemen of Bahrein, de Europese Unie staat voor een groot aantal kritieke keuzen en beslissingen.
Het verslag waarover we vanavond spreken, is gericht op de Samenwerkingsraad van de Golf en de landen die daar deel van uitmaken. In sommige van deze landen doet de bevolking een beroep op de autoriteiten om meer rekening te houden met hun politieke, sociale en economische aspiraties. De regeringen van de Golfstaten reageren op verschillende manieren: door middel van aanzienlijke financiële pakketten om de meest dringende en maatschappelijke behoeften te verzachten, door politieke hervormingen aan te kondigen of bepaalde wetgevende bevoegdheden af te staan aan gekozen organen of door open te staan voor brede en alomvattende nationale dialogen.
Maar we zijn ook getuige geweest van geweld. Binnen de grenzen van onze discussie vanavond geldt dit vooral voor Bahrein. We volgen de zaak nauwlettend; mevrouw Ashton heeft herhaaldelijk haar bezorgdheid geuit over meldingen van ernstig geweld op straat en tekenen van toenemende sektarische spanningen. Ze heeft de veiligheidstroepen in het land ook opgeroepen om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren. Ze heeft er diverse malen op gewezen dat dialoog de enige manier is om verder te komen. Dit alles is gebeurd in de vorm van publieke verklaringen, die u hebt gezien, en rechtstreekse contacten met de betrokken autoriteiten.
De vraag voor ons is: waar leidt dit alles toe? Wat moet de EU doen? Hoe moeten we uw verslag lezen tegen de achtergrond van deze gebeurtenissen? Mevrouw Ashton merkte gisteren op dat ze de voorkeur gaf aan engagement boven isolatie en daar ben ik het mee eens. In uw verslag roept u op tot meer contacten in plaats van minder. Daar ben ik het mee eens. Als commissaris voor handel juich ik grotere mogelijkheden voor uitwisselingen tussen zakenlieden toe. In deze tijd moeten wij Europeanen de mogelijkheid om contacten met de bevolking van de Golfstaten uit te breiden, koesteren. Europa moet in deze tijd ook klaarstaan om in te gaan op verzoeken om een ongekende dialoog te bevorderen die tot hervormingen moet leiden.
We moeten er niet voor terugschrikken om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te beschermen, maar we moeten ons ervan weerhouden anderen onze modellen van democratie voor te schrijven of op te leggen. Europa is ervan overtuigd dat hervormingen van binnenuit moeten komen. Ik geloof dat dit ook opgaat voor de landen van de Samenwerkingsraad van de Golf. Het is niet aan mij om dit Parlement te vertellen hoe het met het voorliggende verslag moet omgaan. Ik ben van mening dat we in strategische termen moeten denken en daarvoor zijn dialoog en engagement van wezenlijk belang.
De EU moet er klaar voor zijn om dialoog en hervormingsprocessen in de regio alle steun te geven. We zijn er klaar voor om politieke steun te bieden aan hervormingen en ook kennis en expertise op het gebied van meer specifieke kwesties. We verwelkomen iedere kans daartoe, maar dit is alleen mogelijk indien en wanneer de landen in de regio ons om hulp vragen.
Een laatste woord over de vrijhandelszone met de Golf, waarvoor ik rechtstreeks verantwoordelijk ben. Ik heb er vertrouwen in dat wanneer de juiste omstandigheden daar gestalte krijgen, we in staat zullen zijn op basis van een gemeenschappelijke vastbeslotenheid van de EU verder te werken aan de doelstellingen inzake de handelsbetrekkingen met betrekking tot de Samenwerkingsraad van de Golf.
Het hoeft geen betoog dat stabiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor de politieke contacten die tot stand moeten worden gebracht tussen regeringen en burgers alsook voor effectieve handel en handelsstromen. Ik dank u voor uw aandacht en ik dank in het bijzonder de rapporteur, de heer Baudis.
De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE), schriftelijk. – (PL) Volgens mij is het bijzonder belangrijk dat de Europese Unie een meer ambitieus beleid formuleert voor haar betrekkingen met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) en diens lidstaten, in het bijzonder op een moment waarop de Europese Unie een economische crisis achter zich laat, en op een moment waarop Japan door een aardbeving met een tsunami is getroffen. Ik ben blij dat in het verslag kwesties zoals energiebeleid in de ruime zin, industrie, wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling van het onderwijs zijn besproken. De Europese Dienst voor extern optreden moet nu meer mensen inzetten en het aantal diplomatieke missies in de landen van de GCC uitbreiden om nauwere samenwerking tot stand te brengen.
Ik ben ook van mening dat alle inspanningen die worden ondernomen in de vrijhandelsonderhandelingen met de bedoeling om veilige en ononderbroken grondstofleveringen te waarborgen, welkom zijn. De samenwerking tussen de Europese Unie en de GCC moet ook verdere steun voor uitwisselingsprogramma’s voor studenten, wetenschappers en specialisten omvatten. In het verslag benadrukt het Europees Parlement dat een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de GCC een prioriteit is bij verdere samenwerking met onze partners uit het Middellandse-Zeegebied. De Europese Unie moet daarom een aangepast beleid uitwerken om het proces van regionale integratie te ondersteunen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) In de zes landen van de Samenwerkingsraad van de Golf, die de belangrijkste handelspartners van de EU in de Arabische wereld zijn, vinden al een paar jaar hervormingen plaats, maar de bevolking schijnt daarmee geen genoegen te nemen. We moeten afwachten in hoeverre de enorme bedragen die zijn voorzien voor de geplande maatregelen ter verbetering van het economisch klimaat en de sociale situatie in de twee armste van de zes lidstaten een einde kunnen maken aan de demonstraties, die nog steeds plaatsvinden. De Samenwerkingsraad van de Golf heeft weliswaar verklaard dat Khadaffi zijn legitimiteit verspeeld heeft, en gepleit voor een vliegverbod boven zijn land, maar in Saoedi-Arabië, ook een lidstaat van de Raad, is er op demonstranten geschoten, en ook in Bahrein worden de demonstranten niet bepaald met fluwelen handschoenen aangepakt. Zelfs het sturen van speciale eenheden van de Samenwerkingsraad van de Golf om belangrijke infrastructuur in Bahrein te beschermen is omstreden, de sjiïtische oppositie eist namelijk dat de internationale gemeenschap het volk beschermt tegen een militaire interventie. Het lijkt erop dat we de doos van Pandora hebben geopend door het opleggen van het vliegverbod. De EU mag niet toelaten dat ze betrokken raakt bij binnenlandse aangelegenheden in het Midden-Oosten, maar dat is nou net het gevaar dat we lopen, want in Bahrein kan het evenwicht maar al te snel verstoord raken. Wat overeenkomsten na de val van een regime waard zijn hebben we wel gezien in het geval van de overnameovereenkomsten. Daarom moeten we afwachten hoe de situatie zich ontwikkelt, en in deze fase niet hals over kop ingrijpen.
Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom het aannemen van het verslag-Baudis omdat de Europese Unie, nu meer dan ooit, behoefte heeft aan een samenhangende strategie in de betrekkingen met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC). Ten eerste hebben de lidstaten van deze organisatie een groeiende invloed in de Arabische moslimwereld en kunnen ze een belangrijke rol spelen in de interculturele dialoog. Daarnaast ben ik van mening dat er specifieke maatregelen genomen moeten worden om het profiel van de Unie in de regio te versterken en wederzijds begrip te bevorderen. Dit kan onder andere worden bewerkstelligd door samenwerking op het gebied van pers en audiovisuele media, om het gebrek aan informatie over Europa tegen te gaan. Tot slot ben ik van mening dat de recente gebeurtenissen in Bahrein ons dwingen de relaties met de GCC sterker te baseren op respect voor de mensenrechten en de grondrechten. Op dit moment moeten we zorgen dat de roep van de demonstranten om democratische hervormingen gehoord worden als onderdeel van een daadwerkelijke politieke dialoog. De manier om de recente conflicten in Bahrein op te lossen is bijvoorbeeld door het maatschappelijk middenveld erbij te betrekken en geen gebruik te maken van gewelddadige onderdrukking.
Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (SK) Een vrijhandelsovereenkomst betekent minder belemmeringen in de wederzijdse samenwerking en de handel. Daarom sta ik in principe achter een dergelijke overeenkomst. De lidstaten van de Samenwerkingsraad van de Golf zijn ongetwijfeld belangrijke handelspartners, vooral omdat ze beschikken over dé grondstof van deze tijd: aardolie. Het stemt me ook tevreden dat in het verslag behalve de handel ook tekortkomingen van onze handelspartners op het gebied van de mensenrechten aan de orde komen.
Desondanks heb ik lang geaarzeld of ik voor dit verslag zou stemmen, omdat enkele van de lidstaten van de Samenwerkingsraad van de Golf twee gezichten hebben. Één gezicht lacht ons vriendelijk toe en zegt dat het onze bondgenoot is in de strijd tegen het moslimextremisme. Het andere gezicht is echter minder zichtbaar en besteedt jaarlijks miljarden dollars aan de verbreiding van godsdienstig 'onderwijs', waar wordt opgeroepen tot geweld tegen christenen, Joden en alle niet-moslims.
Uiteindelijk heb ik echter voor het verslag gestemd, omdat ik verwacht dat de Commissie ons zal vertellen van wie de financiële steun voor deze haat afkomstig is, wanneer zij gewelduitingen tegen christenen in islamitische landen nauwgezet gaat volgen.