De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:
- de aanbeveling betreffende het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de sluiting van het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds [15381/2010 - C7-0385/2010- 2010/0112(NLE)] - Commissie vervoer en toerisme. Rapporteur: Artur Zasada (A7-0046/2011),
- de aanbeveling betreffende het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, inzake de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds [15380/2010 - C7-0386/2010- 2009/0018(NLE)] - Commissie vervoer en toerisme. Rapporteur: Silvia-Adriana Ţicău (A7-0045/2011), en
- de aanbeveling betreffende het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten [14876/2010 - C7-0366/2010- 2007/0082(NLE)] - Commissie vervoer en toerisme. Rapporteur: Dominique Riquet (A7-0044/2011).
Artur Zasada, rapporteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, het protocol dat ter stemming zal worden voorgelegd, is een bijzonder belangrijk document. De luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd. Openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en de Verenigde Staten zal voor passagiers en vrachtvervoerders niet alleen tot betere diensten leiden, maar zal ook aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen en voor extra werkgelegenheid zorgen. Het is mijn droom dat de concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen op basis van marktbeginselen voordeel zal opleveren voor de passagiers, dat reizigers die met een tussenstop naar de Verenigde Staten vliegen slechts één veiligheidscontrole moeten ondergaan, evenals dat passagiers in de EU en in de VS dezelfde rechten genieten en zich natuurlijk ook bewust zijn van deze rechten.
Zal dit protocol dit alles garanderen? Neen. Desalniettemin ben ik ervan overtuigd dat het een stap in de goede richting is en dat het dankzij dit protocol in de toekomst veel eenvoudiger zal zijn om deze doelstellingen te bereiken. Tijdens de achtereenvolgende onderhandelingsrondes tussen de EU en de VS kwam de ondertekening van het protocol meerdere keren op de helling te staan. Uiteindelijk zijn we er toch in geslaagd om het document aan te nemen. Als gevolg daarvan kon een aantal risico’s worden vermeden, waaronder het allergrootste risico, namelijk de inwerkingstelling van de opschortingsclausule, hetgeen niet alleen tot de opschorting van de overeenkomst zou hebben geleid, maar ook tot de nietigverklaring van de resultaten van beide onderhandelingsrondes. Dat zou neerkomen op een terugkeer naar de rechtssituatie van zeven jaar geleden. Dit zou werkelijk onaanvaardbaar zijn. Zes EU-lidstaten hebben geen bilaterale luchtvervoersovereenkomsten afgesloten met de VS. Voor deze landen zou het verwerpen van dit protocol betekenen dat zij geen vluchten meer kunnen aanbieden tussen de luchthavens op hun grondgebied en die op het grondgebied van de Verenigde Staten.
De tweedefaseovereenkomst voorziet niet in het uiteindelijke doel van een volledig opengestelde markt zonder beperkingen aan beide kanten, maar biedt wel een aantal stimulansen voor hervormingen. Zo is afgesproken dat als de Verenigde Staten hun wetgeving zodanig wijzigen dat EU-investeerders een meerderheidsparticipatie kunnen verwerven in VS-luchtvaartmaatschappijen, de Europese Unie in dezelfde mogelijkheid zal voorzien voor VS-investeerders.
Ik ben zeer tevreden over het feit dat het belang van de sociale dimensie van de overeenkomst wordt benadrukt. In dit kader zou de Europese Commissie de overeenkomst moeten gebruiken om overeenstemming met de relevante internationale wetgeving inzake sociale rechten te bevorderen, met name met de arbeidsnormen die verankerd zijn in de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en de OESO, alsook in het Verdrag van Rome. Dit zal ervoor zorgen dat de bestaande juridische rechten van werknemers van luchtvaartmaatschappijen beter worden nageleefd. De overeenkomst zal tevens de samenwerking op milieugebied versterken, doordat coherentie en interactie worden vereist op het gebied van groene technologieën, groene brandstoffen en ecologisch luchtverkeersbeheer.
Als rapporteur heb ik getracht om de kwestie in een bredere context te plaatsen en om zowel de positieve als de negatieve aspecten van het protocol onder de aandacht te brengen, zonder toe te geven aan de verleiding om me enkel en alleen op de zwakke of op de sterke punten van het document te concentreren. Bij de start van mijn werkzaamheden ben ik er niet automatisch van uitgegaan dat dit protocol aan het einde van de rit sowieso aangenomen of verworpen diende te worden. Na een heel aantal bijeenkomsten en gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat het voor de EU veel gunstiger is dat we het document aannemen dan dat we het verwerpen.
Silvia-Adriana Ţicău, rapporteur. – (RO) Mevrouw de Voorzitter, het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, heeft geleid tot uitbreiding van het aantal gevallen waarin de instemming van het Parlement met het sluiten van internationale overeenkomsten vereist is. Luchtvervoersovereenkomsten behoren nu tot deze categorie omdat zij een terrein betreffen waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is.
Vóór de huidige overeenkomst was de luchtvaart het onderwerp van bilaterale overeenkomsten met negentien van de EU-lidstaten. Hiermee doel ik op de overeenkomsten tussen de Europese Unie en Canada. Veel van deze overeenkomsten bevatten talrijke beperkingen en boden geen volledige toegang tot de respectieve markten.
In november 2002 bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat bepaalde clausules in deze bilaterale overeenkomsten onverenigbaar waren met het Gemeenschapsrecht.
In het onderhandelingsmandaat werd de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en Canada als doel gesteld. Hierdoor zou één luchtvaartmarkt voor de Europese Unie en Canada ontstaan, waar investeringen vrij zouden kunnen stromen en waar Europese en Canadese luchtvaartmaatschappijen onbeperkt luchtvaartdiensten zouden kunnen aanbieden, ook op de binnenlandse markten van beide partijen.
De luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en Canada is geparafeerd op 30 november 2008, bekrachtigd tijdens de Top EU-Canada van 6 mei 2009 en ondertekend op 17-18 december 2009.
Wat houdt de overeenkomst in? Zij voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede verregaande samenwerking op een aantal gebieden waaronder veiligheid, sociale aspecten, consumentenbelangen, het milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en mededinging.
Alle luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie zullen rechtstreekse vluchten naar Canada kunnen uitvoeren vanuit heel Europa. De overeenkomst maakt een einde aan alle beperkingen ten aanzien van routes, prijzen of aantallen vluchten per week tussen Canada en de Europese Unie. Het staat luchtvaartmaatschappijen vrij om commerciële afspraken te maken, zoals codeshare-overeenkomsten, die van belang zijn voor maatschappijen die veel bestemmingen aandoen, en om hun tarieven vast te stellen in overeenstemming met het mededingingsrecht.
De overeenkomst bevat bepalingen voor het gefaseerd openstellen van de markt. In fase één wordt het buitenlandse aandeel in luchtvaartmaatschappijen beperkt tot 25 procent; dit was het geval toen de onderhandelingen over de overeenkomst werden voltooid. Fase twee gaat in zodra Canada de nodige stappen heeft ondernomen om Europese investeerders toe te staan maximaal 49 procent van de aandelen met stemrecht van Canadese luchtvaartmaatschappijen te bezitten. Fase drie begint wanneer beide partijen voor investeerders de mogelijkheid introduceren om op elkaars markten nieuwe luchtvaartmaatschappijen op te richten en te besturen. Fase vier is de laatste stap met volledige exploitatierechten tussen, binnen en vanuit de beide markten, ook tussen plaatsen binnen het grondgebied van de wederpartij. Ik doel hier op cabotage.
Ik wil een paar opmerkingen over dit verslag maken. Hoewel deze overeenkomst wat betreft markttoegang ambitieuzer is dan de overeenkomst met de VS, is zij minder expliciet als het gaat om erkenning van het belang van de sociale dimensie.
Het is van belang dat de Commissie de overeenkomst, en met name de mogelijkheid van verwijzing naar het Gemengd Comité, aangrijpt ter bevordering van de naleving van de ter zake dienende internationale wetgeving betreffende sociale rechten, in het bijzonder de arbeidsnormen zoals vastgelegd in de fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Gezien de belangrijke rol die het Gemengd Comité heeft gespeeld, ook in politiek gevoelige kwesties zoals milieu- en arbeidsnormen, is het van belang dat de Commissie ervoor zorgt dat het Parlement steeds volledig wordt geïnformeerd en geraadpleegd over de werkzaamheden van het comité en over toekomstige wijzigingen van het Verdrag.
Dominique Riquet, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het korter houden, niet omdat de overeenkomst met Vietnam minder belangrijk is, maar mevrouw Ţicău heeft in het vorige verslag over Canada al herhaald wat het wet- en regelgevingskader is waarbinnen deze luchtvaartovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen zullen gelden.
De context is dus precies dezelfde, behalve dan dat onze overeenkomst, die eenvoudiger is en minder ambitieus, een horizontale regularisering beoogt op het terrein van de luchtdiensten van de zeventien bilaterale overeenkomsten die voorheen bestonden tussen Vietnam en de landen van Europa, en natuurlijk uitbreiding ervan tot alle landen van de Unie. Deze overeenkomst gaat niet over openstelling van de markt; omdat de economie van Vietnam een gereguleerde staatseconomie is, kan er natuurlijk geen sprake van zijn de markt open te stellen. Het doel is dus – zoals de vorige rapporteur al zei – om de bestaande bilaterale overeenkomsten over luchtdiensten die tot nu toe gesloten waren tussen de Europese Unie en Vietnam, in lijn te brengen met het Europese recht.
Een van de belangrijkste aspecten van deze overeenkomst is een aanwijzingsclausule die verwijst naar alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU, zodat alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang krijgen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam. Daarnaast bevat deze overeenkomst bepalingen op het gebied van veiligheid, teneinde de veiligheidsvoorschriften te standaardiseren en gelijk te trekken, en een clausule tegen concurrentiebeperkende praktijken. De totstandkoming van deze overeenkomst verliep niet zonder moeilijkheden en heeft daarom een poosje – meerdere jaren – geduurd.
Met de opname van een brandstofbelastingclausule is Vietnam uiteindelijk niet akkoord gegaan. Met deze clausule, die gangbaar is in door de Commissie uitonderhandelde luchtvaartovereenkomsten, kan een luchtvaartmaatschappij uit een derde land worden belast, wanneer deze een vlucht binnen de Europese Unie uitvoert. Er zij evenwel op gewezen dat Vietnam vooralsnog geen vluchten binnen de Europese Unie uitvoert of gaat uitvoeren.
Bovendien heeft de Vietnamese regering toegezegd bilaterale onderhandelingen te zullen aangaan met lidstaten, zodra dat nodig is of als een Vietnamese nationale luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk een vlucht binnen de EU zou plannen.
Hoe dan ook: de ratificatie van deze overeenkomst biedt natuurlijk meer voordelen dan geen overeenkomst, ook al is er geen brandstofbelastingclausule in opgenomen. Hiermee kan worden gezorgd dat de beginselen van het EU-recht bilateraal en voor alle EU-lidstaten gerespecteerd worden. Vanzelfsprekend roepen we het Europees Parlement dan ook op om deze overeenkomst te ratificeren.
Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil het Parlement en met name de rapporteurs bedanken voor hun steun aan de Commissie inzake deze belangrijke overeenkomsten. Alle drie zijn krachtig gesteund door de Commissie vervoer en toerisme.
In verband met de overeenkomst met de VS wil ik om te beginnen de rapporteur, de heer Zasada, bedanken voor zijn zeer positieve aanbeveling met betrekking tot de uitkomst van de onderhandelingen met de Verenigde Staten over de tweede fase van de luchtvervoersovereenkomst. U zult zich herinneren dat de discussies over de tweede fase bedoeld waren om de normalisering van de trans-Atlantische markt mogelijk te maken en de reikwijdte en diepte uit te breiden van de uitstekende luchtvaartbetrekkingen die tot stand zijn gebracht door de eerste fase van de overeenkomst, die van kracht is sinds maart 2008.
Ik wil nu de belangrijkste elementen van de tweede fase van de luchtvervoersovereenkomst noemen. De tweede fase van de luchtvervoersovereenkomst schept vooruitzichten op extra investeringen en mogelijke marktopeningen. Ook versterkt zij het samenwerkingskader op het terrein van milieu, sociale bescherming, mededinging en veiligheid.
Wat het milieu betreft wordt met de overeenkomst een helder kader vastgesteld voor de aanpak van lokale en mondiale uitdagingen. De overeenkomst moet de beveiligingslast voor reizigers, luchtvaartmaatschappijen en luchthavens in heel Europa verminderen. Voor het eerst wordt in een dergelijke luchtvaartovereenkomst de noodzaak erkend om een evenwicht te bereiken tussen marktopeningen en krachtige sociale bescherming door de verplichting de bepalingen zo ten uitvoer te leggen dat de rechten van werknemers niet worden aangetast.
Op het commerciële vlak heeft Europa nieuwe rechten verworven, waaronder rechtstreekse toegang tot het Fly America-programma uitgezonderd defensie.
De tweede fase van de luchtvervoersovereenkomst is niet volmaakt. Net als u had ik graag een onmiddellijke en onherroepelijke wijziging van de Amerikaanse wetten met betrekking tot eigendom en controle van luchtvaartmaatschappijen willen zien. Die wijziging is niet mogelijk gebleken, maar we hebben wel de toezegging van de Verenigde Staten weten te krijgen dat zij in de toekomst aan een hervorming van deze regels gaan werken. In het kader van de overeenkomst hebben de EU en de Verenigde Staten zich gebonden aan de doelstelling om de resterende marktbelemmeringen in de sector weg te nemen, met inbegrip van die welke de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot wereldwijd kapitaal beperken.
Ik kom nu op de overeenkomst met Canada. Mijn dank gaat uit naar de Commissie vervoer en toerisme en in het bijzonder naar mevrouw Ţicău. Deze ambitieuze overeenkomst is bedoeld om volledige openstelling van de markten voor verkeersrechten en investeringen te bewerkstelligen en tezelfdertijd een ongekend niveau van convergentie in regelgeving en samenwerking tussen autoriteiten te verwezenlijken.
Ten aanzien van de toegang tot de markt omvat de overeenkomst het volledige scala van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden: dit betekent 100 procent eigendom en controle. Dat wordt bereikt door een geleidelijke openstelling van de markt in vier fasen. Tot de vele voordelen voor beide partijen die vermeldenswaard zijn, behoren de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor de luchtvaartsector en van gemeenschappelijke of vergelijkbare normen voor veiligheid en luchtverkeersbeheer. Ten slotte, maar dat is zeker niet het minst belangrijk, ben ik ervan overtuigd dat deze overeenkomst door het wegnemen van bestaande belemmeringen in de regelgeving zal leiden tot een substantiële toename van het aantal reizigers en talloze voordelen voor consumenten en nieuwe werkgelegenheid zal opleveren.
Wat betreft Vietnam wil ik ook om te beginnen de rapporteur, de heer Riquet, bedanken voor de steun die hij aan deze horizontale overeenkomst heeft gegeven. Momenteel hebben we met partnerlanden op de hele wereld 45 van dergelijke horizontale overeenkomsten gesloten. Op 4 oktober 2010 heeft de premier van Vietnam de overeenkomst ondertekend tijdens een bezoek aan de Europese Unie en dit betekent een belangrijke stap op weg naar versterking van de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en Vietnam.
De horizontale overeenkomst herstelt de rechtszekerheid in onze luchtvaartbetrekkingen met Vietnam door de bilaterale luchtvervoersovereenkomsten tussen zeventien lidstaten en Vietnam af te stemmen op het EU-recht. Het allerbelangrijkste is dat zij een einde maakt aan nationaliteitsbeperkingen in bilaterale luchtvervoersovereenkomsten tussen EU-lidstaten en Vietnam. Zij maakt het daardoor voor elke luchtvaartmaatschappij in de EU mogelijk om te profiteren van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Vietnam en een lidstaat.
Dank u zeer voor uw aandacht. Ik zie uit naar het debat.
Mathieu Grosch, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ook ik wil de rapporteurs bedanken voor hun verslagen. Wij van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) verwelkomen deze overeenkomsten.
In dit geval zijn 27 overeenkomsten die op deze terreinen hadden kunnen worden gesloten, vervangen door slechts een overeenkomst. Voor ons is technische harmonisatie ook een belangrijk punt. Het verhoogt de veiligheidsniveaus, niet alleen voor de luchtvaartmaatschappijen zelf, maar ook voor de passagiers. De openstelling van de markten en de samenwerking op Europees niveau moeten door beide partijen op dezelfde wijze worden behandeld. Het is belangrijk te benadrukken dat de overeenkomst met Canada hiervan een heel goed voorbeeld is, terwijl de overeenkomst met de Verenigde Staten nog wel te wensen overlaat.
Een ander terrein waarop nog niet alles naar wens is, is het gebrek aan regelmatige controles op de sociale en milieuaspecten van deze overeenkomsten, die deel zouden moeten uitmaken van alle toekomstige overeenkomsten, omdat de vereenvoudiging van de economische aspecten ons ook in staat moet stellen om deze overeenkomsten aan te wenden voor beïnvloeding van niet alleen de Europese markt maar ook de mondiale markt. Niet in de laatste plaats zijn deze overeenkomsten ook positief nieuws voor passagiers omdat ze ervoor kunnen zorgen dat de controles vereenvoudigd worden zonder dat ze afgeraffeld worden.
Tot slot wil ik zeggen dat wij deze overeenkomst toejuichen omdat, zoals ik al heb gezegd, 27 overeenkomsten hierbij uiteindelijk worden vervangen door een. Dit wijst er duidelijk op dat we hopelijk binnenkort te maken hebben met slechts zeven of misschien zelfs drie luchtruimen in plaats van met de huidige 27, als onderdeel van de maatregelen ter verbetering van de veiligheid van de luchtvaart en de implementatie van het gemeenschappelijk luchtruim. Dit zal de onderhandelingen over deze overeenkomsten veel gemakkelijker maken.
Saïd El Khadraoui, namens de S&D-Fractie. – Voorzitter, collega's, commissaris, ik wil om te beginnen de drie rapporteurs danken voor het geleverde werk en de goede samenwerking. We zullen, wanneer binnenkort het meer algemene debat gevoerd gaat worden naar aanleiding van het verslag van Brian Simpson over de luchtvaartovereenkomsten, de gelegenheid krijgen dieper in te gaan op de algemene aanpak en strategie ten opzichte van dit soort overeenkomsten.
Wij als S&D-Fractie steunen absoluut de vervanging van de oude bilaterale overeenkomsten tussen onze lidstaten en derde landen door allesomvattende globale overeenkomsten op Europees niveau. Dit is de beste garantie op een gelijk speelveld voor al onze luchtvaartmaatschappijen. Het versterkt ook de integratie van onze eigen luchtvaartsector, en natuurlijk ook onze onderhandelingspositie ten opzichte van derde landen.
Het is belangrijk dat we daarbij niet alleen aandacht hebben voor de opening van de markt voor extra vliegrechten en dit soort dingen, maar ook voor een versterking van het regelgevend kader op milieuvlak, sociaal vlak, op het vlak van veiligheid en beveiliging. We moeten dat absoluut meer op elkaar afstemmen en op een zeer hoog niveau. Het is belangrijk om hierbij ook te vermelden dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon het Parlement niet enkel een advies moet geven, maar ook echt zijn goedkeuring moet hechten aan deze overeenkomsten. Aan de Commissie en de Raad wil ik dan ook zeggen dat wij die bevoegdheid ten volle gaan gebruiken en dat het Parlement bijgevolg ook inspraak moet behouden bij goedkeuring of aanpassing van bijlagen of andere wijzigingen in een latere fase.
Met betrekking tot de overeenkomsten die op tafel liggen, vindt onze fractie dat de overeenkomst met Canada het meest het model benadert dat we voor ogen hebben, namelijk een verregaande samenwerking op het vlak van veiligheid, sociale kwesties, consumentenbescherming en milieu. De rapporteur merkt weliswaar terecht op dat de paragrafen over sociale kwesties nog iets sterker geformuleerd hadden moeten worden, maar dat kan opgelost worden in het gezamenlijk comité dat nu een aantal dingen concreet moet maken. Naast die samenwerking is er dan de geleidelijke invoering van bijkomende vliegrechten en de geleidelijke uitbreiding van de mogelijkheid om aandeelhouder te worden in elkaars luchtvaartmaatschappij.
De overeenkomst met Vietnam herinnert ons ook aan het toenemend belang van de Aziatische markt, en ik denk dat we naar aanleiding van dit punt toch even moeten signaleren dat de Raad al jaren treuzelt om een mandaat te geven aan de Commissie om te onderhandelen met landen zoals China en India. Dat mandaat is natuurlijk essentieel, willen we vooruitgang boeken in dezen.
Tot slot wil ik nog enkele zaken zeggen over het akkoord met de Verenigde Staten, met name over de tweede fase. Het betreft een gebied dat 60 procent van de wereldluchtvaartmarkt omvat en dus bijzonder belangrijk is. Ik ben zelf rapporteur geweest voor dit Parlement toen enkele jaren geleden de eerste fase werd goedgekeurd. Met betrekking tot de Verenigde Staten zijn wij niet volledig tevreden: op het vlak van markttoegang moeten er nog enkele dingen gebeuren. We vragen aan de Commissie om de toezegging te doen dat dit geen eindpunt is, dat zij verder gaat in de richting van marktopening en dat wij als Parlement ook volledig betrokken zullen worden bij de werkzaamheden van het gezamenlijk comité.
Gesine Meissner, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ook ik de rapporteurs bedanken. Wij hebben al gesproken over het feit dat, na het Verdrag van Lissabon, het Parlement nu de mogelijkheid heeft om te stemmen voor dit soort luchtvervoersovereenkomsten of om ze te verwerpen. We kunnen de inhoud ervan niet veranderen, maar we kunnen ermee instemmen of ze verwerpen. Dit maakt het niet altijd gemakkelijk, maar het is in ieder geval een nieuwe taak die wij heel serieus nemen.
Het is zinnig om een aantal verschillende, bilaterale overeenkomsten te vervangen door een gemeenschappelijke EU-overeenkomst. Het is zonneklaar dat er in de lucht geen grenzen zijn, wat een goede manier is om dit uit te leggen. De Europese Unie is ook een sterke economische gemeenschap en dus is het verstandig om het te hebben over overeenkomsten van de EU met verschillende derde landen, en dat is wat we nu doen.
Wij hebben vandaag een aantal zeer verschillende overeenkomsten op tafel liggen. Ik zal beginnen met Vietnam. Dit is de minst ingewikkelde overeenkomst. Het gaat om verschillende toegangen en diensten, en ook om veiligheidsvoorschriften, maar het is een relatief korte overeenkomst, daarom noem ik het slechts even.
De meest uitgebreide overeenkomst is die met Canada. In deze overeenkomst gaat het niet alleen om het garanderen van een vrije toegang tot luchtvervoersdiensten die men op verschillende manieren kan uitoefenen, maar ook om onderwerpen als het milieu, veiligheid en ook om markttoegang en participaties. In dat opzicht hebben we het eerste stadium van 25 procent allang bereikt en zelfs ook het tweede stadium van 49 procent participatie in elkaars luchtvervoersmarkt. We staan nu op het punt om te beginnen met stadium 3 en 4. In stadium 3 is het mogelijk om luchtvaartmaatschappijen op te richten in een ander land en een andere regio. Stadium 4 betekent dat een Europese luchtvaartmaatschappij binnen Canada van A naar B kan vliegen.
Met de VS zijn we nog lang niet zover ondanks het feit dat we met de VS ook al heel lang onderhandelen. Ik zou nog één ding willen zeggen. De heer Kallas heeft gezegd dat wij allemaal groot voorstander waren van deze zaak, maar in het geval van de VS zijn we terughoudender omdat de overeenkomst geen echt partnerschap is. De VS willen meer van ons dan ze bereid zijn te geven. Hierover moeten we verdere onderhandelingen voeren. Afgezien hiervan zullen wij voor stemmen omdat het duidelijk is dat er vooruitgang is geboekt.
Jacqueline Foster, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook wij juichen de succesvolle afsluiting van de tweede fase van de EU-overeenkomst inzake het open luchtvaartruimte toe. Na al die jaren werd het ook wel eens tijd. Het is duidelijk dat deze overeenkomst een belangrijke doorbraak betekent en moet worden verwelkomd. Ik erken dat de onderhandelingen tot enorme vooruitgang op het gebied van veiligheid, concurrentie, toegang tot de markt en milieusamenwerking hebben geleid. Maar net als de commissaris ben ik teleurgesteld dat met deze overeenkomst niet het uiteindelijke doel van volledige en voor beide partijen onbelemmerde openstelling van de markt is bereikt. Het onopgeloste vraagstuk van de buitenlandse eigendom en controle (cabotage) moet in toekomstige besprekingen worden aangepakt als we Europese vervoerondernemers werkelijk voordeel willen bieden. Uiteraard houdt elke overeenkomst compromissen in, maar dat betekent niet dat we tot iedere prijs een akkoord moeten sluiten.
De luchtvaartsector is gigantisch belangrijk voor Europa als stimulator van economische groei, handel, investeringen en toerisme. Luchtvaartovereenkomsten met derde landen bieden onze luchtvaartmaatschappijen geweldige mogelijkheden op buitenlandse markten en daarom dring ik er bij de Commissie op aan te blijven streven naar het sluiten van luchtvaartovereenkomsten die eerlijk en robuust zijn en leiden tot een volledige liberalisering waarvan niet alleen de Europese vervoerondernemers maar ook de consumenten profiteren. Ten slotte wil ik hieraan toevoegen dat we onze steun geven aan de overeenkomst tussen de EU en Vietnam.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Kallas, dames en heren, de afgelopen jaren hebben we een groot aantal luchtvervoersovereenkomsten afgesloten waarbij altijd de oude nationale overeenkomsten werden samengevat onder een Europese paraplu. Nu zijn er dingen aan het veranderen als het gaat om de betrokkenheid van de Europese Unie en ik denk dat dit heel belangrijk is.
De overeenkomst met Vietnam volgt in grote lijnen het oude model dat we altijd al hebben gebruikt. De overeenkomst met Canada is ambitieuzer, wat ik toejuich. De samenwerking op het gebied van milieu- en sociale kwesties is positief, maar naar mijn mening zou dit nog verder kunnen worden uitgebreid. De situatie rond de overeenkomst met de Verenigde Staten is heel anders. In dit geval geloof ik dat we veel te vroeg hebben toegegeven. Markttoegang is een kwestie van rechtvaardigheid en in deze overeenkomst zijn de zaken niet eerlijk geregeld. Toch hebben we toegegeven. Er ontbreken in grote mate bepaalde aspecten van de sociale voorwaarden. Er is veel te weinig gedaan op dit gebied. We moeten oppassen dat hier geen sociale dumping plaatsvindt omdat dit bij luchtvaartmaatschappijen ook een veiligheidsvraagstuk is. We moeten dit eindelijk eens duidelijk maken.
Mijn tweede punt is dat er grote problemen zijn met betrekking tot de milieukwesties. De Verenigde Staten zijn begonnen om grote druk uit te oefenen voor het versoepelen of opheffen van nachtvluchtbeperkingen die van kracht zijn ter bescherming van lokale bewoners. De druk op dit terrein is enorm en ik ben bang dat we ervoor zullen wijken. We mogen niet onder stoelen of banken steken dat dit een ramp zou zijn voor iedereen die in de buurt van een luchthaven woont. Wat betreft de veiligheidskwestie draaien de VS de schroef stap voor stap aan en helaas worden er geen vraagtekens gezet bij de implementatie in de Europese Unie. Dat is een vergissing en daar wil ik geen doekjes om winden.
Tot slot wil ik nog graag iets zeggen over code sharing dat hier gepresenteerd wordt als een grote verworvenheid. Ik wil graag één ding zeggen. Dit zal uiteindelijk de keuzemogelijkheid van passagiers beperken. Ik zal niet meer kunnen kiezen met welke maatschappij ik vlieg en ik kan bij de gate ineens geconfronteerd worden met een heel andere luchtvaartmaatschappij. Het concept van concurrentie in de luchtvaart is fictief en het wordt zelfs fictiever als we kijken naar de positie van passagiers.
Juozas Imbrasas, namens de EFD-Fractie. – (LT) Mevrouw de Voorzitter, met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 werd het aantal gevallen uitgebreid waarvoor de goedkeuring van het Parlement vereist is bij het sluiten van internationale overeenkomsten. Luchtovereenkomsten vallen nu in deze categorie, omdat deze betrekking hebben op een gebied waarvoor de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. Ik denk dat de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten aanzienlijke economische voordelen met zich mee zou brengen en voor extra werkgelegenheid zou zorgen. Bovendien zou convergentie van de regelgeving bevorderlijk kunnen zijn voor eerlijke concurrentie. Hoewel de tweedefaseovereenkomst een belangrijke stap voorwaarts is, moet zij niet worden opgevat als het einde van het proces om een geïntegreerde trans-Atlantische luchtvaartmarkt te creëren.
Wat Canada betreft is het een goede zaak dat luchtvaartmaatschappijen van de EU van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada kunnen vliegen. Met de overeenkomst worden alle beperkingen ten aanzien van luchtroutes, prijzen of het aantal wekelijkse vluchten tussen Canada en de EU opgeheven. Het ambitieuze karakter van deze overeenkomst verdient alle lof. Eenzelfde aanpak zou ook bij andere lopende onderhandelingen moeten worden nagestreefd. Daarom beveel ik aan dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en Canada.
Hetzelfde kan gezegd worden over de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam inzake luchtdiensten. Deze luchtvaartovereenkomsten zijn stuk voor stuk gunstig en noodzakelijk voor de Europese Unie, onze luchtvaartmaatschappijen en onze burgers.
Hella Ranner (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik van deze gelegenheid gebruikmaken om alle drie de rapporteurs hartelijk te bedanken voor hun harde werk. Deze overeenkomsten zijn heel belangrijk voor de luchtvaart en dus ook voor de Europese Unie. Ik wil echter ook van de gelegenheid gebruikmaken om nogmaals te wijzen op de kaderovereenkomst van 20 november 2010. Ik hoop dat het Europees Parlement op adequate wijze en op tijd geïnformeerd wordt door de Commissie over onderhandelingen over toekomstige overeenkomsten in het belang van een goede interinstitutionele samenwerking en een efficiënte informatiestroom.
We weten dat de onderhandelingen over deze en andere overeenkomsten van de hoogste kwaliteit zijn, maar het is belangrijk dat wij ons bewust zijn van de sterke en zwakke punten van de overeenkomsten nadat ze van kracht zijn geworden, zodat we een betere bijdrage kunnen leveren. Hierdoor zal het gemakkelijker worden om de steun van het Parlement te garanderen.
Inés Ayala Sender (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, morgen vieren we de eerste verjaardag van de ondertekening van de tweede fase van de luchtvaartovereenkomst tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie die na acht moeilijke onderhandelingsronden tot stand kwam. Ik denk dat wij in dit opzicht tevreden kunnen zijn − en dat geldt natuurlijk zeker voor mij − dat deze overeenkomst is gesloten onder het Spaanse voorzitterschap en onder de leiding van de minister van Openbare Werken en Transport, José Blanco, die belangrijke vorderingen heeft weten realiseren op het terrein van de luchtvaart, het gemeenschappelijk luchtruim en de arbeidsverhoudingen in de verkeersleidingssector, waarvoor een sociaal akkoord werd bereikt.
Ik ben ook blij dat het Parlement zijn nieuwe bevoegdheden gebruikt voor de goedkeuring van dit type internationale overeenkomsten, juist op het terrein van de vervoersector.
Met de overgang naar de tweede fase van de luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten verdwijnt automatisch de opschortingsclausule uit die overeenkomst. Dat betekent dat wij nu verplicht zijn verdere vooruitgang te boeken en de punten op het terrein van milieu, mededinging en bescherming van passagiersrechten waarmee wij nog niet helemaal tevreden zijn, verder te verbeteren.
Voor het eerst zijn ook sociale aspecten opgenomen. Dat is van het allergrootste belang, omdat daardoor voor het eerst de rechten van werknemers kunnen worden beschermd en daarmee de basis wordt gelegd voor het toepassen van de IAO- en OESO-overeenkomsten in de toekomst.
Wat denk ik ook belangrijk is, is dat duidelijke richtsnoeren worden vastgesteld voor het bevorderen van het wederzijds vertrouwen op het terrein van veiligheid. In dit verband blijven wij de mogelijkheid van een eenmalige beveiligingscontrole eisen.
Omdat hiermee de basis wordt gelegd voor het op niet-discriminerende wijze openstellen van de luchtvaartmarkt en daarmee voor betere diensten voor burgers en maatschappijen en omdat het economische en sociale voordelen oplevert en zorgt voor eerlijke concurrentie, denken wij dat dit een goede overeenkomst is. Maar deze overeenkomst is net als de eerste niet perfect. Europa is te ambitieus om het hierbij te laten.
Vandaar dat wij alle mogelijkheden moeten onderzoeken en benutten die tot onze beschikking staan, zoals de mogelijkheden van het Gemengd Comité, dat extra bevoegdheden heeft gekregen, de mogelijkheden die binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) met betrekking tot SESAR zijn ontstaan, enz. Daarom vragen wij vicevoorzitter Kallas om aan te dringen op goedkeuring van deze overeenkomst en ervoor te waken dat zij wordt uitgevoerd. En natuurlijk willen wij ook dat hij het Parlement over de verdere gang van zaken informeert.
Philippe Boulland (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de "open luchtruim"-overeenkomst tussen Europa en de Verenigde Staten is weliswaar een vooruitgang, maar slechts een stap vooruit, die Europa voor een dilemma plaatst. De vervoerscommissie en de Commissie hebben daar zelf op gewezen. Ofwel we stemmen in met een overeenkomst die Europese ondernemingen benadeelt, ofwel we schorten de overeenkomst op met het risico dat we de voordelen die we sinds 2008 hebben behaald, kwijtraken.
Laat ik daarom een parallel trekken met de vliegbewijzen voor privévliegers en beroepsvliegers – een tekst die vóór de zomer behandeld zal worden – want de piloten – waaronder ikzelf – staan voor een dilemma. Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart wil de vliegbewijzen voor heel Europa harmoniseren, ten nadele van de 80 tot 90 000 rechtstreeks betrokken piloten op de algemene luchtvaart, waarvan sommige alleen een Amerikaans vliegbewijs hebben, en ten koste – en daar gaat het om – van de ondernemingen en de banen die met deze activiteit verbonden zijn.
Ik wil uw aandacht vragen voor dit plan, dat niets met veiligheid van doen heeft. Er zijn 31 keer minder ongevallen met houders van een Amerikaans vliegbewijs. De doelstellingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 voorzien in de erkenning en de gelijkwaardigheid van bewijzen van bevoegdheid waarvoor het onnodig wordt geacht om te wachten op hypothetische overeenkomsten die zijn uitgesteld tot 2014.
Ik pleit daarom voor een "zeer open luchtruim"-overeenkomst en nodig u uit mij te vergezellen als ik een keer aan de stuurknuppel van mijn eigen vliegtuig naar het Parlement vlieg, om u te laten zien dat een Amerikaans vliegbewijs volkomen veilig is.
De Voorzitter. – Dank u voor de uitnodiging, mijnheer Boulland, ik zal kijken wat ik kan doen.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer mevrouw Ţicău met deze ambitieuze overeenkomst met Canada. De overeenkomst markeert een belangrijke fase in het proces van openstelling van de markt. Tegelijkertijd helpt zij nieuwe vliegroutes en nieuwe kansen voor investeerders aan weerszijden van de Atlantische Oceaan tot stand te brengen, zowel wat betreft de ontwikkeling van nieuwe investeringen als wat betreft de invoering van nieuwe diensten voor Europese en Canadese burgers.
Ik denk dat het besluit om luchtvaartmaatschappijen toe te staan overal in Europa en Canada onbeperkt actief te zijn, waardevol en gunstig is voor consumenten, voor luchtvaartmaatschappijen en in het algemeen voor de economieën van beide landen. De uitvoering van deze overeenkomst zal leiden tot meer diensten die door luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd en tot nieuwe mogelijkheden voor vrachtvervoer. Deze ontwikkeling moet echter ook tot meer aandacht leiden voor de gevolgen van de klimaatverandering.
De overeenkomst zal de Europese en Canadese markten bovendien veiliger maken door hechtere samenwerking bij de handhaving van certificeringsprocedures en inspecties die zijn gericht op maximale veiligheid voor passagiers en goederen.
Philip Bradbourn (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met Canada ben ik bijzonder verheugd te kunnen spreken over deze overeenkomst tussen de EU en Canada. Ik denk dat het de moeite waard is om enkele belangrijke kenmerken van de overeenkomst nog eens te memoreren. Zoals al is gezegd, hebben luchtvaartmaatschappijen in fase 1 onbeperkte vrijheid om rechtstreekse diensten te onderhouden tussen elk punt in de EU en Canada, zonder beperking van het aantal aanbieders of diensten. We gaan nu naar fase 3. Daarin zullen we zien dat investeerders nieuwe luchtvaartmaatschappijen kunnen oprichten in elkaars landen. In fase 4 zullen ze vervolgens over volledige cabotagerechten en mogelijkheden voor 100 procent eigendom van vervoersondernemingen beschikken.
De overeenkomst stelt ook onderlinge veiligheidsnormen vast. Dat is belangrijk, want het betekent dat de overdracht van passagiers, bagage en vracht beter en meer gestroomlijnd kan worden aangepakt.
De overeenkomst is belangrijk voor de EU en voor onze luchtvaartsector. Zij maakt meer concurrentie en een ruimere keuze voor de reizigers mogelijk. En dat niet alleen, want ik geloof dat de alomvattende aard van deze overeenkomst als ijkpunt voor toekomstige overeenkomsten met andere landen kan dienen. Dit ontwerpbesluit toont duidelijk aan dat Canada onze meest proactieve internationale partner is, en ik steun het van harte.
João Ferreira (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, deze overeenkomsten maken deel uit van het liberaliseringsproces dat thans in de luchtvaartsector plaatsvindt. Zij zijn duidelijk ideologisch getint. Zelfs in deze strategische sector wordt getracht elke vorm van overheidsoptreden en –regulering te weren. Op die manier wordt de deur geopend naar monopolievorming, want dat is waar deze onaantastbare vrije mededinging keer op keer op uitdraait.
Onder het voorwendsel dat hiermee de kansen voor het bedrijfsleven in het internationaal luchtvervoer worden vergroot, komen de overeenkomsten tegemoet aan de belangen van multinationals uit de sector, ten koste van nationale maatschappijen en hun respectieve strategische belangen, met inbegrip van openbare luchtvaartmaatschappijen, zoals het geval is met TAP in Portugal.
Dit betekent dat zowel werknemers als passagiers erop achteruit gaan. Werknemers gaan erop achteruit omdat de liberalisering dumping door multinationals bevordert, wat leidt tot arbeidsonzekerheid vanwege de verslechtering van de arbeidsomstandigheden. En passagiers verliezen omdat de maatschappijen de luchtvaartveiligheid zullen laten afhangen van kosten-batenoverwegingen.
Dit is niets nieuws. De situatie in andere sectoren zoals het spoorwegvervoer, dat een verregaande liberalisering heeft doorgemaakt, bewijst duidelijk wat de gevolgen zijn van de toepassing van de grondbeginselen van de vrije markt.
Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de geachte afgevaardigden hartelijk voor hun opmerkingen. Natuurlijk vormen de overeenkomst en het onderhandelingsproces met de Verenigde Staten de meest ingewikkelde kwestie. Ik kan u verzekeren dat deze overeenkomst verre van het einde betekent. Zij is één onderdeel van het proces en we blijven zeker met de Verenigde Staten onderhandelen, al moet ik onderstrepen dat de Verenigde Staten een heel lastige partner zijn. Zoals velen van u hebben gezegd, zijn de EU en de Verenigde Staten verantwoordelijk voor 60 procent van de luchtvaart in de wereld. Wat we gezamenlijk besluiten definieert dan ook het hele kader en de hele omgeving van de mondiale luchtvaart, dus is onze samenwerking ook extreem belangrijk voor de hele wereld. Verder moet heel duidelijk worden gemaakt dat de Amerikanen dezelfde parlementaire procedures kennen: zij hebben het Congres, waarmee juist vanwege protectionistische sentimenten heel moeilijk zaken kan worden gedaan, maar toch werken we samen aan de ontwikkeling van onze betrekkingen.
Ik ga over een paar weken naar Washington en we hebben afgesproken dat we in vijf richtingen gaan werken: ten eerste veiligheid, ten tweede beveiliging, ten derde technologische samenwerking (we hebben in Boedapest een belangrijke overeenkomst inzake de interoperabiliteit van verkeersbeheersystemen ondertekend, uiterst belangrijk voor Europa om zijn concurrentievoordeel niet te verliezen), ten vierde het milieu en ten vijfde de commerciële aspecten of zakelijke kansen.
Wat de zakelijke kansen betreft: zoals u weet en zoals gezegd is, bestaan er belachelijke beperkingen op eigendomsrechten. Maar het moet ook duidelijk zijn dat we de Verenigde Staten niet tot overgave kunnen dwingen; we moeten onderhandelen en dat is soms niet zo voor de hand liggend. We moeten onderhandelen en rekening houden met hun punten van zorg. Het ziet er erg veelbelovend uit, maar we kunnen beslist geen commerciële strijd en zeker geen technologische confrontatie winnen: zo'n confrontatie kan heel gevaarlijk zijn en moet worden vermeden.
We hebben ons dus, zoals gezegd, in oktober verplicht om in deze vijf richtingen verder te gaan en de volgende overeenkomsten zullen zeker volgen. We zullen met het nieuwe Amerikaanse Congres de openstelling van de markt trachten te bevorderen, wat de moeilijkste opgave zal zijn, zoals een aantal van u al heeft gezegd.
Ik wil ook nog zeggen dat de overeenkomst met Vietnam weliswaar natuurlijk veel kleiner in omvang is dan de overige overeenkomsten, maar dat het heel belangrijk is dat we een luchtvaartruimte scheppen waarin dezelfde regels gelden en worden nageleefd. Dit is precies waarvoor deze overeenkomsten bedoeld zijn, met name door – een moeilijk element in onderhandelingen met derde landen – de erkenning van EU-vervoersondernemingen. U weet dat dit altijd een heel gevoelig onderwerp is geweest, maar met deze overeenkomsten met derde landen scheppen we ook betere mogelijkheden voor Europese luchtvaartmaatschappijen.
Dank u voor uw opmerkingen. Ik beloof dat we u op de hoogte houden van alle toekomstige ontwikkelingen. We hebben in de TRAN-commissie verscheidene discussies gevoerd over de thema's van deze onderhandelingen en de verdere ontwikkeling, en ook hier moet worden onderhandeld met lastige partners. Dat is de eeuwige waarheid van alle onderhandelingen maar het beeld is niet zo heel somber. We hebben een heleboel bereikt, ook bij de Verenigde Staten, met de erkenning van EU-vervoersondernemingen en verscheidene andere zaken. Ik kan u in dat verband verzekeren dat ik opnieuw zal spreken met de leiders van het Amerikaanse vervoersbeleid; er is een zekere bereidheid om samen te werken en manieren te vinden om onze tegenstrijdige problemen op te lossen.
Artur Zasada, rapporteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle collega’s van harte bedanken voor het uiteenzetten van hun standpunten over de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap. Ik accepteer dat de overeenkomst niet perfect is. Dit protocol is een volgende stap in de goede richting, maar er is nog een lange weg te gaan. We waren om procedurele redenen niet in staat om dit document te wijzigen. Als we ervoor gekozen hadden om de overeenkomst te verwerpen, zouden alle voordelen verloren zijn gegaan die we tijdens de twee vorige onderhandelingsrondes in de wacht hadden gesleept.
In mijn verslag doe ik een oproep om een aantal wijzigingen door te voeren. Deze wijzigingen zouden een centrale plaats moeten krijgen in de werkzaamheden van het Gemengd Comité of zouden als basis moeten dienen voor een derde onderhandelingsronde. Ik vraag met name dat de verkeersrechten verder worden geliberaliseerd, dat er bijkomende kansen voor buitenlandse investeringen worden gecreëerd, dat er een veel ambitieuzer standpunt over milieubescherming wordt ingenomen en dat werk wordt gemaakt van een betere coördinatie van het beleid inzake passagiersrechten, teneinde een zo hoog mogelijk beschermingsniveau voor de passagiers te waarborgen.
Dames en heren, mijn werk met betrekking tot dit document is nog niet klaar. Ik ben van plan om nauwlettend toe te zien op de activiteiten van het Gemengd Comité dat is opgericht om te verzekeren dat de bepalingen van de overeenkomst naar behoren ten uitvoer worden gelegd of zelfs worden uitgebreid. Ik zal alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat er namens het Europees Parlement een permanente waarnemer zal zetelen in het Gemengd Comité. Wanneer blijkt dat het Comité niet aan onze verwachtingen voldoet, moet het Parlement de Commissie oproepen om een derde onderhandelingsfase op te starten.
Tot slot wil ik uiteraard alle schaduwrapporteurs nog hartelijk bedanken voor hun opmerkingen en hulp bij het opstellen van dit verslag.
Silvia-Adriana Ţicău, rapporteur. – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada kan worden omschreven als de meest ambitieuze luchtvervoersovereenkomst die de Europese Unie ooit met een grote wereldpartner heeft gesloten.
Zij zal de verbindingen tussen de markten van beide landen en de verbindingen tussen mensen aanmerkelijk verbeteren en tevens nieuwe mogelijkheden voor de luchtvaartsector scheppen door een geleidelijke liberalisering van de regels inzake buitenlandse eigendom. De overeenkomst is met name ambitieuzer dan de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten op het gebied van verkeersrechten, eigendom en controle, zelfs na de voorlopige toepassing van het wijzigingsprotocol, dat daarom fase twee vormt.
Volgens een door de Commissie uitgevoerde studie zou een open overeenkomst met Canada in haar eerste halfjaar een half miljoen extra reizigers opleveren en zouden binnen enkele jaren naar verwachting 3,5 miljoen nieuwe reizigers hun voordeel kunnen doen met de nieuwe mogelijkheden die zo'n overeenkomst zou kunnen bieden.
De overeenkomst zou consumenten voordelen opleveren ter waarde van ten minste 72 miljoen euro in de vorm van lagere tarieven en zou bovendien nieuwe werkgelegenheid scheppen.
Mevrouw de Voorzitter, wij juichen de ambitieuze aard van deze overeenkomst toe. Zij moet als doel en model dienen voor andere onderhandelingen die momenteel gaande zijn.
Concluderend beveel ik het Parlement aan om in te stemmen met de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en Canada.
Dominique Riquet, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het heel kort houden, want – zoals commissaris Kallas al stelde – de overeenkomst met Vietnam is een eenvoudige overeenkomst, waar iedereen achter staat, die geen moeilijkheden heeft opgeworpen voor ons eigen verslag en die als grote verdienste heeft dat het Vietnamese luchtruim wordt opengesteld voor alle Europese belanghebbenden op basis van wederkerigheid met een land dat een ander economisch model hanteert.
Deze overeenkomst moet, denk ik, ook beschouwd worden als belangrijk in geografisch opzicht, omdat we toegang krijgen tot het Oosten en de landen van Zuidoost-Azië. Ik denk dan ook niet dat er nog meer over gezegd hoeft te worden dan dat ik blij ben dat we deze overeenkomst, die het verkeer tussen Vietnam en Europa weer iets meer openstelt, hebben weten te bereiken.
De Voorzitter. De gecombineerde behandeling is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11:30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De laatste jaren heeft de Europese Unie meermaals onderhandelingen gevoerd en overeenkomsten gesloten met andere landen op het gebied van de luchtvaart.
Volgens het Europees Hof van Justitie zijn de traditionele bepalingen die in de bestaande bilaterale overeenkomsten zijn vervat onverenigbaar met het EU-recht, aangezien zij leiden tot discriminatie van communautaire luchtvaartmaatschappijen die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd, maar die in handen zijn van en gecontroleerd worden door onderdanen van andere lidstaten. Aangezien deze overeenkomsten in strijd zijn met het beginsel van vrijheid van vestiging, zoals bepaald in artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de Europese Unie een praktijk voor het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Europese Unie, enerzijds, en derde landen, anderzijds, op het gebied van de luchtvaart op gang gebracht die thans verder ontwikkeld wordt. De hoofdelementen en voornaamste zorgpunten van deze overeenkomsten zijn veiligheid, passagiersrechten, wederzijdse erkenning van certificaten en samenwerking bij de regelgeving.
In dit verband zij gewezen op de beperkte rol van het Parlement met betrekking tot deze dossiers. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het advies van het Parlement weliswaar bindend, maar dat geldt uitsluitend voor de reeds ondertekende slottekst, waarvoor het geen inhoudelijke suggesties of wijzigingen kan aandragen.
Judith A. Merkies (S&D), schriftelijk. – De PvdA Eurodelegatie acht deze tweedefaseovereenkomst zeker niet perfect, maar is van mening dat ze op belangrijke vlakken vooruitgang boekt. Bovendien wordt ermee voorkomen dat de Verenigde Staten, bij afwezigheid van en dergelijke overeenkomst, de opschortingsclausule in werking stelt. Opschorting zou ertoe kunnen leiden dat Europese passagiers en luchtvaartmaatschappijen niet meer kunnen profiteren van de aanzienlijke voordelen die zij sinds maart 2008 en dankzij dit protocol genieten. Voordelen en positieve aspecten zijn onder andere afspraken betreffende arbeidsnormen voor luchtvaartpersoneel, delen van goede praktijken met betrekking tot lawaaibestrijding, versterkte samenwerking op het vlak van milieu, etc. De PvdA Eurodelegatie houdt wel aan de noodzaak een gedegen debat te blijven voeren over veiligheidsvereisten (zoals het gebruik van scanners) en de gevolgen voor de privacy en gezondheid van passagiers van zulke vereisten. Daarnaast wijst ze ook op de noodzaak de persoonlijke levenssfeer van Europese en Amerikaanse burgers centraal te stellen en te eerbiedigen wanneer persoonsgegevens van passagiers tussen de EU en de VS worden uitgewisseld. Het is van groot belang dat het Europees Parlement bij deze onderhandelingen betrokken wordt en blijft en dat Europese regelgeving niet uitgehold wordt.
Kinga Gál (PPE) , schriftelijk. – (HU) Het is belangrijk om de bezorgdheden van Europese burgers omtrent eerbiediging van hun rechten op bescherming van hun gegevens, serieus te nemen. We hechten veel belang aan een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten in het kader van de bescherming van gegevens bij samenwerking op het vlak van criminaliteit en justitie. We zijn erg tevreden dat de Hongaarse voorzitter actief betrokken is bij de bescherming van de gegevens. We moeten in het bijzonder nota nemen van de conclusies van de Raad over de bescherming van de gegevens die in de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in februari werden aangenomen. We kijken uit naar de voorstellen van de Commissie die zullen verzekeren dat de veiligheid van onze gegevens wordt beschermd en gerespecteerd.
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 [2011/2042(BUD)] - Begrotingscommissie. Rapporteur: Francesca Balzani (A7-0058/2011).
Francesca Balzani, rapporteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het document waar wij ons vandaag over buigen gaat niet alleen over de prioriteiten van de volgende Europese begroting, maar is vooral een strategisch document over de nieuwe rol van de Europese begroting in het kader van een sterker economisch bestuur.
Dit is het eerste jaar van het Europees semester, dat is ontworpen voor een optimale coördinatie tussen de begroting van de Unie en de begrotingen van de lidstaten, voor een maximale synergie en voor een maximale complementariteit. Dit alles betekent fundamenteel één ding: de begrotingen van de lidstaten afstemmen op de belangrijkste doelstellingen van de Europese begroting. Vandaag zijn die belangrijkste Europese doelstellingen zonder enige twijfel de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, een grote en ambitieuze strategie, met vijf zeer belangrijke targets en zeven brede kerninitiatieven. Dit zijn belangrijke doelstellingen, en ze zijn breed maar ook zeer specifiek.
De eerste doelstelling is van cruciaal belang: meer en betere werkgelegenheid in Europa, door middel van de juiste investeringen. We hebben dus een belangrijke prioriteit voor de begroting van 2012: geen tijd verliezen bij het uitvoeren van de 2020-strategie, te beginnen bij die eerste doelstelling: meer werk in Europa. Het is dus cruciaal en dringend noodzakelijk te beginnen de dimensie van de 2020-strategie binnen onze begroting vast te stellen.
Hiervoor zijn twee dingen van cruciaal belang: we moeten plannen, en naar de toekomst kijken. Plannen betekent mathematische benaderingen van de begroting uitsluiten, want die hebben geen zin! Een algemene, mathematische verhoging zonder onderscheid is nutteloos! In plaats daarvan moeten we precies bekijken welke programma’s en handelingen nuttig zijn voor de 2020-strategie. Naar de toekomst kijken betekent fundamenteel één ding: naast betalingen ook veel aandacht besteden aan vastleggingen, want vastleggingen zijn het instrument waarmee we de houdbare financiële toekomst van onze Unie kunnen realiseren.
Er is nog een zeer belangrijk onderwerp: dat van de flexibiliteit. De programmeringsperiode loopt ten einde en de begroting is dus bijzonder rigide. Ik geloof daarom dat het werkelijk belangrijk is om van het begin af aan alle beschikbare flexibiliteitinstrumenten als fundamenteel en onmisbaar te beschouwen voor de begroting die we gaan vaststellen, als we willen dat het niet alleen mogelijk en cruciaal is dat we een eerste stap zetten richting de 2020-strategie – die absoluut niet mag mislukken, zoals we in het verleden hebben gezien – maar dat die stap ook nuttig en doeltreffend zal zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat al deze belangrijke doelstellingen alleen behaald kunnen worden als we samen, geduldig, vanaf het begin, een hernieuwd klimaat voor institutionele samenwerking creëren. Institutionele samenwerking is een van de grote uitdagingen van het Verdrag van Lissabon waar we altijd onvoorzichtig over praten. Institutionele samenwerking betekent echt een klimaat van hernieuwde gelijkheid vinden om samen te werken aan dit gevoelige onderwerp, de begroting, die niet alleen een van de meeste strategische maar ook een van de meest concrete en praktische instrumenten is om aan de toekomst te werken.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met het standpunt van het Parlement over de prioriteiten van de begroting voor 2012, zoals weergegeven in de voorgestelde richtsnoeren. De Commissie zal uiteraard, in overeenstemming met haar initiatiefrecht, rekening houden met de richtsnoeren van het Parlement en ook de richtsnoeren van de Raad beoordelen. Aan de andere kant moeten we rekening houden met de actuele gegevens die afkomstig zijn van de 27 lidstaten. We zullen onze diensten een zorgvuldige toetsing en evaluatie van die elementen laten uitvoeren om voor 20 april vorm te kunnen geven aan de ontwerpbegroting.
Dit is nu de tweede test van de jaarlijkse procedure uit hoofde van het Verdrag van Lissabon. De context van financiële consolidatie is voor iedereen zonneklaar. Ik denk dat het in zo'n context verantwoord is om rekening te houden met en in te gaan op alle financiële begrotingsverplichtingen van de Europese Unie, maar ook de bezuinigingscontext die in de lidstaten aan de orde van de dag is, niet uit het oog te verliezen. Op dit ogenblik geldt meer dan ooit dat niemand kan ontkennen dat de begroting gebaseerd moet zijn op de beginselen van rigoureus en solide budgetteren. Het is nog nooit zo belangrijk geweest om besparingen te vinden, al moeten we het instrument van de Europese begroting ook gebruiken om Europa in de situatie na de crisis te helpen.
Met deze overwegingen in gedachten wil ik wijzen op twee verschillen tussen de nationale begrotingen en de Europese begroting. Nationale begrotingen hebben vooral betrekking op sociale overdrachten, op consumptie. De Europese begroting draait om investeringen met versterkende effecten. Daarom kan zij groei en werkgelegenheid bevorderen. Verder getuigt het niet van goed of solide budgetteren als we de in vorige jaren overeengekomen financiële toezeggingen niet nakomen. Met beide aspecten moet rekening worden gehouden bij de opstelling van de definitieve ontwerpbegroting voor 2012.
Zoals in de brief van de Commissievoorzitter is vermeld en zoals ook de rapporteur, mevrouw Balzani, duidelijk heeft verklaard, moeten we zorgen voor voldoende middelen voor de uitgaven op grond van de 2020-strategie. We moeten inderdaad de nationale en Europese begrotingsinspanningen coördineren, maar aan de andere kant moeten we bijzonder rigoureus zijn als het om administratieve uitgaven gaat – vandaar het streven van de Commissie naar minder dan 1 procent administratiekosten. Dat betekent besparingen op contractuele verbintenissen en besparingen op gebieden zoals conferenties, missiekosten, vergaderingen en informatietechnologie.
Indachtig wat er vorig jaar gebeurd is, hopen we dat de procedure ditmaal soepeler verloopt op basis van de ervaringen van 2011. Ik zie daarom uit naar onze eerste trialoogvergadering op 30 maart. Dan zullen we klaar zijn voor de presentatie van onze ontwerpbegroting voor 2012.
Giovanni La Via , namens de PPE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de richtsnoeren waarover we binnenkort zullen stemmen zijn de eerste stap naar de Europese begroting van 2012. De Europese Volkspartij heeft vanaf het begin haar steun gegeven aan een voorlopig verslag met daarin een aanduiding van de prioriteiten van het Parlement voor de komende begroting, om aan de Commissie te presenteren, zoals de Raad dat ook heeft gedaan.
Onze bijdrage heeft meegeholpen aan een verbreding van de prioritaire beleidsgebieden, en de evenwichtige basis van de rapporteur, mevrouw Balzani, gesteund, door enkele sterke en onderscheidende prioriteiten toe te voegen die kenmerkend zijn voor de tradities van de Europese Volkspartij, namelijk de groei en ontwikkeling van Europa, samen met onderzoek en innovatie.
Naar mijn mening is dit precies het beleid waarin we moeten investeren voor de toekomst van de Unie, en dat het Parlement moet benadrukken in afwachting van de presentatie van het voorontwerp van de begroting door de Commissie. Verder hebben wij erop aangedrongen dat het concept van verantwoordelijkheid het kernpunt van de begroting voor 2012 moet worden, zoals ook commissaris Lewandowski kortgeleden terecht heeft opgemerkt. Daarmee willen we niet zeggen dat we tot nu toe niet verantwoordelijk met de begroting hebben gewerkt, maar we onderstrepen dat we door de crisis vandaag, nog meer dan gisteren, verantwoordelijk te werk moeten gaan.
Ik acht het tot slot noodzakelijk te verwijzen naar wat er gebeurt en wat er is gebeurd in veel Noord-Afrikaanse landen, om te laten zien dat wij een aanpak voor de middellange termijn afwijzen, aangezien daarmee niet goed om kan worden gegaan met onvoorziene gebeurtenissen of nieuw beleid. Voor wat betreft de technische kant van de stemming lijkt het mij verstandig de tekst van de Begrotingscommissie grotendeels onveranderd te laten. Ik sta versteld van het voorstel van de GUE-Fractie om de belasting op financiële transacties toe te voegen, want los van het nut daarvan zie ik niet wat die met de begroting voor 2012 te maken heeft.
Göran Färm, namens de S&D-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ten eerste mevrouw Balzani van harte bedanken. Zij heeft een bijzonder verstandig uitgangspunt gekozen voor haar verslag. Het is een kort, concreet en constructief verslag dat zich duidelijk op de belangrijkste kwesties toespitst. Wat zijn nu de belangrijkste kwesties? Het gaat erom aan te tonen dat de Europa 2020-strategie geen loze woorden zijn maar een serieuze poging om de EU een tastbare rol te laten spelen voor groei en banen.
De EU-begroting is omstreden, hoewel deze feitelijk zeer klein is – ongeveer 1 procent van het bbp of iets meer dan 2 procent van de totale overheidsuitgaven. Ze kan echter een strategische rol spelen met betrekking tot investeringen in projecten die de lidstaten niet zelf kunnen bekostigen of die solidariteit in Europa vereisen. Het gaat daarbij om onderzoek en ontwikkeling, om infrastructuur voor vervoer en energie en om het kunnen verwezenlijken van het potentieel van de interne markt – een goed functionerende arbeidsmarkt in de EU en een echte basis voor groei en concurrentievermogen.
Maar die gemeenschappelijke projecten kosten geld. Daarom is het nu, vooral voor de lidstaten en de Raad, tijd om kleur te bekennen. Moet de Europa 2020-strategie realiteit worden of zal ze hetzelfde lot beschoren zijn als de Lissabonstrategie – goede ideeën die in een bureaulade begraven liggen? Ik denk dat de begroting 2012 cruciaal zal zijn voor het beantwoorden van die vraag.
Carl Haglund, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik zou om te beginnen de rapporteur willen bedanken voor haar uitstekende werk. In deze tijden is het geen gemakkelijke taak om begrotingsprioriteiten vast te leggen. Het verheugt mij ook dat we ons voor de begroting van volgend jaar laten leiden door de Europa 2020-strategie. Zoals al eerder is gezegd, kunnen we het ons niet veroorloven om met de uitvoering van de Europa 2020-strategie te wachten tot 2014, wanneer het volgend meerjarig financieel kader in werking treedt.
De Commissie heeft de belangrijke verantwoordelijkheid om deze zomer in haar ontwerpbegroting voorstellen te doen. Tot dusver hebben we niet in de mate van het nodige middelen kunnen uittrekken voor de Europa 2020-strategie. Het risico bestaat dat het precies op die manier zal lopen als waar de heer Färm voor waarschuwde: dat de strategie dode letter blijft en in een bureaulade blijft liggen, wat we natuurlijk niet willen.
Mijn fractie diende een aantal amendementen in op het verslag en we zijn bijzonder tevreden met de manier waarop ze in het voorstel zijn verwerkt. Daar wil ik de rapporteur graag voor bedanken. Aan de Raad moet ik zeggen dat wij in het Europees Parlement zeker reden hebben om een kritische blik te werpen op onszelf en op de manier waarop we de begroting 2011 aanpakken. We zijn erin geslaagd om een conflict te creëren dat onszelf en de politici in de Raad zeker tot nadenken stemt.
We moeten nadenken over de manier waarop we de middelen die we hebben, zo goed mogelijk kunnen gebruiken. Misschien moeten we ook nadenken over besparingen in de EU-begroting. Tezelfdertijd mogen we niet vergeten dat de Unie een grote hoeveelheid taken heeft gekregen die uitgevoerd dienen te worden. Die voeren zichzelf niet uit. Soms heb ik het gevoel dat de Raad denkt dat sommige dingen vanzelf gebeuren zonder dat daarvoor andere prioriteiten moeten worden vastgelegd of zonder dat daarvoor middelen moeten worden geoormerkt, maar dat is helaas niet het geval. Ik zie uit naar een constructief voorstel van de Commissie dat ons kan helpen om een meer constructieve toon te vinden in de onderhandelingen over de begroting 2012.
James Elles, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur met haar verslag. Ik vind het, anders dan de andere richtsnoeren die we vele jaren lang in dit Huis besproken hebben, een gefocust document dat zich niet verliest in een heleboel verschillende details, die uiteraard later in de begrotingsprocedure aan de orde moeten komen.
Ten eerste wil ik zeggen dat we in mijn fractie absoluut rekening willen houden met wat er elders in de Europese Unie gebeurt en ons niet tot de 'zone Brussel' willen beperken. Daarom is de tekst die u in paragraaf 21 hebt opgenomen – waar u stelt dat we mogelijke negatieve prioriteiten en bezuinigingen door de instellingen moeten vaststellen en dat de gespecialiseerde commissies politieke prioriteiten moeten kunnen vaststellen – zeer belangrijk, al is er in dit opzicht tot nu toe nog maar heel weinig werk verzet.
In samenhang met de volkomen begrijpelijke wens om over meer middelen te beschikken voor de Europa 2020-strategie en de vlaggenschipinitiatieven, zouden we niet alleen maatregelen moeten vaststellen die geld kosten, maar ook de interne markt moeten versterken. Het gaat niet alleen om geldmiddelen. Wanneer we geldmiddelen nodig hebben, moeten we bedenken waar we elders in de begroting besparingen kunnen genereren, zoals we dat proberen in het Parlement en de andere instellingen. Ons standpunt is dat als je meer geld wilt, je dat kunt krijgen uit besparingen elders. Dit moet ook een belangrijk element zijn van onze begrotingsaanpak voor 2012.
Ten slotte daarom dit: met het oog op de verantwoordelijkheid die we moeten nemen in deze tijd van bezuinigingen, meent mijn fractie dat we moeten streven naar een bevriezing van de uitgaven voor 2012 als we kortingen op bestaande uitgaven mogelijk willen maken die nodig zijn om nieuwe uitgaven te kunnen doen.
Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Lewandowski, dames en heren, wij van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zijn ook van mening dat we moeten reageren als de begrotingsmiddelen krap zijn en er bezuinigd moet worden, omdat we de schuldenniveaus van de lidstaten moeten verlagen. Dit is niet het geval op Europees niveau omdat wij gelukkig geen schulden mogen maken. De politiek slimme oplossing is nu juist om niet alleen schulden te verlagen maar ook om een evenwicht te bereiken zodat het mogelijk is om te investeren in projecten voor de toekomst teneinde de nationale economie niet verder op het spel te zetten. Het vinden van deze balans moet een van de richtsnoeren zijn voor de Europese begroting 2012. Bovendien zijn we de afgelopen jaren in de Europese begroting verplichtingen aangegaan die uit de structuurfondsen komen en die het komende jaar en in de jaren hierna gefinancierd zullen moeten worden.
Ik denk dat we de aanpak van mevrouw Balzani heel serieus moeten nemen. Deze heeft betrekking op de belangrijkste terreinen van de Europa 2020-strategie die bepaalt welke koers Europa gaat varen. We eisen op Europees niveau meer geld voor het bestrijden van de klimaatverandering, een snellere overstap naar hernieuwbare energiebronnen en meer geld voor onderwijs en onderzoek. We moeten blijven vasthouden aan deze kwesties en we mogen deze niet in gevaar brengen.
Ik denk ook dat het mechanisme van het Europees semester correct wordt gebruikt teneinde te verzekeren dat de lidstaten en de Europese begroting, met andere woorden 28 begrotingen in totaal, vasthouden aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Waaraan moeten we meer geld uitgeven? Als we kijken naar de hopelijk democratische omwenteling in de Arabische landen hebben wij Europeanen er belang bij om de burgermaatschappij, democratische structuren en verandering in de richting van een parlementaire democratie in deze landen te ondersteunen en daarvoor hebben we flexibele middelen nodig teneinde democratie in de hele wereld te bevorderen in ons welbegrepen eigenbelang.
Als lid van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie wil ik heel specifiek vragen op welke terreinen wij kunnen bezuinigen, vooral gezien de recente gebeurtenissen in Japan. Mijn fractie is van mening dat we kunnen bezuinigen op de kernfusiereactor ITER. We weten niet wat we moeten doen met het nucleaire afval van dit project. Waarom geven we zoveel geld uit aan de lancering van dit project in plaats van het geld te bestemmen voor Euratom zodat we kernenergie vaarwel kunnen zeggen en hernieuwbare energiebronnen veel sneller kunnen introduceren? Als we kijken naar de Verenigde Naties en naar het klimaatbeleid weten we allemaal dat we de manier waarop we energie opwekken, moeten veranderen. De Europese begroting 2012 moet op dit terrein ook een bijdrage leveren. Ik hoop dat we de kracht zullen hebben om dit soort kwalitatieve veranderingen uit te voeren in het volgende meerjarige financiële kader.
Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, terwijl wij hier discussiëren over de richtsnoeren voor de volgende begroting, geven buiten tienduizenden werknemers ons een zeer duidelijke boodschap af. Zij vertellen ons dat het bezuinigingsbeleid van de Europese Unie de economie doodt en de verworvenheden en de levensomstandigheden van de Europese burgers vernietigt. Zij vertellen ons dat het opgelegde model voor economische coördinatie gegrondvest is op boetes en sancties die geen garanties bieden voor duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid, integendeel.
Zij vertellen ons dat het europact dat de regeringen vandaag aannemen een pact is tegen lonen en pensioenen. Het is een pact dat de werknemers opnieuw laat opdraaien voor de kosten van de crisis, ofschoon de oorzaak van de crisis niet bij hen ligt.
Ik ben van oordeel dat wij naar dit protest moeten luisteren, aangezien het met betrekking tot de Europese begroting een belangrijke kwestie aansnijdt, namelijk de plaats van de overheidsfinanciering in het debat over het economisch beleid. Wij hebben de conservatieven horen zeggen dat wij een “nulbegroting” nodig hebben, met een “nulgroei”. Wij hebben verschillende regeringen horen verklaren dat wij in naam van het bezuinigingsbeleid een Europese begroting met een “nulgroei” nodig hebben.
Dit antwoord is fout en daarover gaat het belangrijke debat dat wij hier vandaag houden. Het antwoord is fout om een zeer eenvoudige reden: het gaat niet op om steeds strengere bezuinigingsmaatregelen op nationaal niveau uit te vaardigen en tegelijkertijd te beweren dat wij vanwege dat bezuinigingsbeleid steeds zwakkere Europese begrotingen nodig hebben.
Deze redenering leidt onvermijdelijk tot het volgende resultaat: minder overheidsinvesteringen op zowel nationaal als Europees niveau. En ook tot meer werkloosheid en meer sociale regressie. Dat is het cruciale debat dat wij tijdens de besprekingen over de begroting voor 2012 moeten voeren. Het gaat in tegen degenen die denken dat de crisis kan worden opgelost door de ongelijkheid te doen toenemen en van de recessie zelf een beleid te maken. Dat is wat mijn fractie wil voorkomen. Wij zullen ons van stemming over dit verslag onthouden, want ofschoon het vol goede intenties is, biedt het geen duidelijk antwoord op deze uitdaging, en de arbeidswereld verlangt van ons dat wij deze uitdaging aangaan.
Marta Andreasen, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het fundamentele zwakke punt van dit verslag is dat het geheel voorbijgaat aan de opmerkingen die de Europese Rekenkamer in haar jaarverslagen heeft gemaakt. We mogen niet vergeten dat de enige beschikbare informatie betrekking heeft op de integriteit en doelmatigheid waarmee de middelen van de Europese Unie zijn besteed. De poging om een verhoging van de begroting te rechtvaardigen omdat de Europa 2020-strategie ons uit de crisis zal helpen, ontbeert elke geloofwaardigheid als we terugkijken op de volledige mislukking van de Lissabon-strategie.
Het dreigement – en het is een dreigement – dat een beperking van de hoogte van de begroting van de Europese Unie een schadelijke uitwerking zal hebben op de Europese solidariteit en de vreedzame economische ontwikkeling in de lidstaten, is niet alleen te makkelijk maar getuigt ook van een verpletterende onwetendheid van het effect van de crisis op de Europese burgers. Namens de Britse belastingbetalers doe ik een beroep op David Cameron om geen bevriezing maar een aanzienlijke verlaging van de begroting voor 2012 te eisen. Gezien zijn prestaties tot nu toe, verwacht ik daar overigens niet veel van.
Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil mijn mening geven over drie punten uit het verslag van mevrouw Balzani. Het eerste is dat het verslag over de begroting van 2012 uitgaat van een verbeterde economische governance tussen de EU, het Europese semester en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor het vergroten van groei en werkgelegenheid. In de begroting van volgend jaar zal vooral steun zijn voor twee hoofddoelstellingen van de strategie: verbetering van onderwijs en bevordering van sociale integratie, voor mij twee kernaspecten als het gaat om de vraag in hoeverre Europa is voorbereid op de toekomst.
Ten tweede onderstreept het verslag de noodzaak van het verbeteren van de synergetische effecten tussen Europese en nationale publieke investeringen teneinde de politieke doelstellingen van de EU doelgerichter te realiseren. We moeten meer coördinatie, een betere afstemming en een focus op zinnige, gemeenschappelijke doelstellingen aanmoedigen teneinde het waarschijnlijker te maken dat de hoofddoelstellingen met succes kunnen worden bereikt.
Mijn derde punt heeft betrekking op klimaatverandering en energiedoelstellingen. In het licht van de ramp in Japan moeten we alles in het werk stellen om de introductie van hernieuwbare energiebronnen te versnellen. Een actief klimaatbeleid en het creëren van groene banen zal ons niet alleen helpen bij het bereiken van onze klimaatdoelstellingen, maar ook een positieve bijdrage leveren aan het sociale beleid.
Als laatste belangrijke punt wil ik het Parlement eraan herinneren dat de EU-begroting geen tekort mag hebben, en dus is een juiste tenuitvoerlegging essentieel, en dat het slechts 2 procent van het totaal aan openbare uitgaven mag uitmaken.
Salvador Garriga Polledo (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega's, ik wil om te beginnen mijn dank uitspreken aan de rapporteur, mevrouw Balzani, voor de getoonde flexibiliteit.
Dat zeg ik omdat men dit debat over de algemene begrotingsrichtsnoeren aanvankelijk helemaal niet wilde houden. Het is goed dat wij dit debat nu toch voeren, omdat de aandacht wordt gevestigd op de prioriteiten waarmee het Parlement de begrotingsonderhandelingen ingaat die de komende maanden worden gevoerd.
Ik wil wijzen op twee essentiële punten. Het eerste is soberheid. Soberheid is geen beginsel maar een instrument. Het is een instrument om te komen tot een begroting die echt geloofwaardig is en ons niet brengt in een situatie zoals die nu in veel landen bestaat: meer uitgeven dan mogelijk, met als gevolg ernstige politieke problemen op het moment dat de begroting moet worden afgesloten.
Ik ben ook van mening dat wij bij de jaarlijkse begrotingsprocedure geen kwesties moeten inbrengen die in essentie in het meerjarig financieel kader moeten worden vastgelegd. Dan doel ik bijvoorbeeld op de belasting van financiële transacties. Dat valt binnen een veel algemener financieel kader. Pogingen om het debat hierover op kunstmatige wijze in de procedure voor de jaarbegroting te brengen, leiden er alleen maar toe dat wij de onderhandelingen met de Raad met een verkeerde strategie ingaan.
De ervaring van vorig jaar leert wat er gebeurt wanneer in een procedure voor de jaarbegroting die in een enkele lezing wordt afgehandeld, maatregelen of ideeën worden ingevoerd die in essentie in een algemener kader thuishoren: mislukking, blokkade en vervolgens een situatie zoals die waarin wij ons vandaag bevinden: een bedrag aan betalingskredieten waarvan de commissaris heel goed weet dat het onvoldoende is om de kortetermijnbehoeften van de Europese Unie voor de komende maanden te kunnen dekken.
Jens Geier (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Lewandowski, dames en heren, we debatteren deze ochtend over de noodzaak om te bezuinigen gezien de schuldencrisis in de lidstaten. Mevrouw Trüpel en anderen hebben er terecht op gewezen dat deze schuldencrisis ons alleen indirect raakt omdat er op Europees niveau geen schulden mogen worden gemaakt.
Hoe kunnen we echter bezuinigen in de Europese Unie als het volume van de Europese uitgaven slechts 2 procent van het totaal aan publieke uitgaven van alle 27 lidstaten bedraagt? Ik geloof dat het helemaal niets te maken heeft met bezuinigingen. Het gaat in plaats daarvan om symbolen – symbolen die de lidstaten ons op zo'n manier toespelen alsof het geld dat voor de Europese begroting naar Brussel wordt overgemaakt in feite in een diep, zwart gat verdwijnt. Hierbij wordt volledig voorbijgegaan aan het feit dat de middelen die naar de Europese begroting gaan, eigenlijk ook weer terugvloeien naar de lidstaten. Natuurlijk gaan ze niet terug in de verhouding 1:1, want Europa is geen spaarbank, en we streven natuurlijk naar een solidair beleid dat degenen in de Europese Unie ondersteunt die minder ver ontwikkeld zijn. Het is bijvoorbeeld in mijn deelstaat Noordrijn-Westfalen in Duitsland zo dat alle arbeidsmarktinstrumenten die daar nu worden geïmplementeerd, medegefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds. Als we deze middelen schrappen, zal er ook minder arbeidsmarktbeleid zijn. Dat kan niet het doel zijn van de sociaaldemocraten.
Laten we toch eens kijken hoe de lidstaten Europees geld besteden. In het jaarverslag van de Europese Rekenkamer staat dat er tekortkomingen zijn in de manier waarop de toezichtsystemen en de controles op de uitgave van Europese middelen functioneren. Er staat in dat het verhalen van verkeerd geïnvesteerd geld in de lidstaten in de miljarden loopt. Er staat ook in dat de Commissie er nu dankbaar toe overgaat om betalingen stop te zetten in gevallen waar sprake is van een gebrekkig beheer van Europese programma's. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
De Raad, die hier niet aanwezig is, vertegenwoordigt de lidstaten die ik dringend oproep om hun beheer van EU-begrotingsmiddelen te verbeteren. Door de toename in efficiëntie die dit mogelijk maakt, zouden we de wijze waarop we EU-middelen uitgeven, aanzienlijk kunnen verbeteren – niet door meer geld uit te geven maar door de manier waarop we het uitgeven te verbeteren. De lidstaten kunnen hier een rol in spelen teneinde hun wil om te bezuinigen te onderstrepen.
Anne E. Jensen (ALDE). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik zou graag mevrouw Balzani willen bedanken. Ik ben van mening dat er een zeer interessante, maar ook heel moeilijke taak voor u ligt met de onderhandelingen over deze begrotingen en dat komt doordat de begroting krap is. Het zevenjarige kader voor de begroting van de EU is zo opgezet dat het kader met name op landbouwgebied steeds krapper wordt in de loop van de periode van zeven jaar. We hebben ongebruikte landbouwmiddelen in feite bijna als een manier om nieuwe initiatieven te financieren kunnen benutten, zoals bijvoorbeeld de energie-investeringen binnen het herstelpakket en het satellietnavigatiesysteem Galileo. Het wordt dus steeds moeilijker om de samenhang te bewaren. Ik ben het niet met de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie eens dat we geen geld moeten vinden voor het fusie-energiesysteem ITER. Dit is belangrijk onderzoek, niet in het minst gezien de gebeurtenissen in Japan en de behoefte om onafhankelijkheid van fossiele energie te garanderen, dus ligt ook daar een zware taak. We moeten in 2012 geld vinden voor het fusie-energieproject.
Het verheugt me dat de commissaris benadrukt dat de begroting van de EU niet hetzelfde is als nationale begrotingen. Het is een projectbegroting en de EU moet in staat zijn haar rekeningen te voldoen. We moeten betalen wat we beloofd hebben te betalen. In dit verband hoop ik dat de commissaris gelijk heeft en dat we deze keer inderdaad soepelere begrotingsonderhandelingen zullen hebben. Dit vereist dat de Raad op een intelligentere en minder domme manier optreedt, dat wil zeggen ons een zeer definitief bedrag doorgeeft voor de betalingen, maar tegelijk concreter ingaat op wat de reële behoeften zijn.
Als laatste, maar niet in het minst, wil ik de commissaris danken voor zijn aankondiging dat we moeten bezuinigen op de administratieve uitgaven, omdat dit een gebied is waar we daadwerkelijk op de korte termijn geld kunnen besparen. Ik vind het prima dat hij het initiatief heeft genomen door te zeggen dat de Commissie voor administratieve uitgaven de nullijn hanteert. Dat zou ook in andere instellingen gedaan moeten worden en ik ben van mening dat we dit serieus moeten nemen, ook in het Parlement.
Hynek Fajmon (ECR). – (CS) Mevrouw de Voorzitter, de begroting van de Europese Unie voor het jaar 2012 moet een voortzetting zijn van de traditie van evenwichtige begrotingen. We mogen anderzijds niet blijven bakkeleien zoals bij de goedkeuring van de begroting voor het jaar 2011. We mogen de vorming van een voorlopige begroting niet toelaten. Dat zou zeer nadelige gevolgen hebben voor de Europese economie. Om onenigheden te voorkomen en de begroting snel goed te keuren moeten we een verstandige begroting voorstellen. Dat betekent in deze tijd van aanhoudende economische crisis een zuinige begroting. Het publiek in de lidstaten verwacht dat in een tijd van bezuinigingen ook de Europese Unie goed en zuinig met haar middelen omgaat. Als we dat niet in gedachten houden, zullen we onze geloofwaardigheid verliezen.
João Ferreira (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, wij nemen het woord in dit debat om aan te tonen dat er een alternatief bestaat voor de consensus tussen rechts en de sociaaldemocraten die ons met deze crisis heeft opgezadeld. Precies daarom biedt deze consensus geen enkele kans op beheersing van de crisis. Het mogelijke en noodzakelijke alternatief vergt een diepgaande wijziging van het Europese begrotingsbeleid, waarbij de middelen en de doelstellingen van dit beleid grondig herzien moeten worden.
Op een moment dat de ongelijkheden tussen de verschillende lidstaten steeds groter worden, moet de EU-begroting streven naar reële convergentie door te waarborgen dat het huidige potentieel van elk land ten volle wordt benut en bij te dragen tot het scheppen van werkgelegenheid met rechten, de uitbanning van armoede en sociale uitsluiting en de instandhouding van het milieu. De Europese begroting moet een instrument zijn dat ten dienste staat van daadwerkelijke economische en sociale cohesie.
Wij verwerpen een begroting die ten dienste staat van de commercialisering van steeds meer aspecten van het sociale leven, de liberalisering van steeds meer economische sectoren en een toenemende arbeidsonzekerheid, zoals bepleit in de Europa 2020-strategie. Deze koers zal de bestaande economische, sociale, regionale en nationale ongelijkheden en verschillen aanscherpen en de structurele werkloosheid bevorderen.
Daarom komen wij met een nieuwe Europese strategie voor solidariteit en duurzame ontwikkeling op basis van een nieuwe reeks beleidsmaatregelen op economisch, sociaal en milieugebied, ondersteund door de Europese begroting, zoals wij in onze amendementen op dit verslag hebben uiteengezet. De EU-begroting moet tevens ten dienste staan van een beleid dat echt gericht is op ontwikkeling, samenwerking en vrede. Ze mag geen instrument zijn voor externe interventie, inmenging, militarisme en oorlog, terreinen die steeds meer begrotingsmiddelen opslorpen.
Daarom zijn wij van oordeel dat Europa dringend een andere koers moet varen, en dat die nieuwe koers ook in de begrotingsopties tot uiting moet komen.
Claudio Morganti (EFD). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit verslag – dat de ideeën van het Parlement over de begroting van 2012 in kaart moest brengen – lijkt mij nogal betekenisloos. Het bevat alleen een aantal vage beweringen en het is voor mij dus niet duidelijk wat de echte prioriteiten van het Parlement zijn bij het opstellen van de nieuwe begroting.
De Europa 2020-strategie wordt bijvoorbeeld meermaals genoemd. Dat is een ambitieuze, dure en misschien te brede strategie. Maar wat zijn dan tenminste de prioriteiten ervan? De lidstaten moeten zelf rekening houden met beperkte begrotingen en de gevolgen van de crisis, want we mogen niet zo naïef zijn te denken dat we op Europees niveau veel uit kunnen halen. Daarom had ik liever minder woorden en goede bedoelingen gezien, maar wel een klein aantal duidelijke, beperkte handelingsgebieden. Ik ben me ervan bewust dat dit verslag over algemene oriëntaties gaat, maar zoals het nu wordt gesteld is het naar mijn mening vrijwel nutteloos en enkel goed voor zichzelf.
Lucas Hartong (NI). - Voorzitter, de socialistische collega Balzani toont met haar verslag vooral het volgende feit aan: de EU zorgt niet goed voor haar burgers, maar vooral goed voor zichzelf. De socialistische en christen-democratische regentenkliek zorgt ervoor dat er steeds een meerderheid in het Parlement is om nog meer geld te verspillen.
Lekker 3 000 euro per Parlementslid erbij voor medewerkers, een mooi extra baantje bij het Huis voor Europese geschiedenis - voor hen die zo gelukkig zijn om over de juiste relaties te beschikken -, een totaal overbodig en schrikbarend duur Europees tv-kanaal, een satellietprestigeproject genaamd Galileo, want steeds meer uitloopt op een financiële ramp. Afijn, het is duidelijk ... en dan nog het lef hebben om te spreken van duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Van het laatste is geen sprake. Het eerste is er vooral in de vorm van duurheid.
Voorzitter, ik hou het kort en duidelijk: de prullenbak in met dit onzinnige verslag. Dit is absoluut niet waar de burgers van Europa op zitten te wachten. Er spreekt geen enkele ambitie uit om te bezuinigen en het leidt bovendien alleen maar tot verspilling van meer geld. Ik dacht dat wijsheid met de jaren kwam, maar helaas in dit Parlement niet.
László Surján (PPE). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren. Na de voorbije toespraken stel ik voor dat we een poging doen om terug te keren naar de essentie. De verslaggever zat in een moeilijke positie tijdens haar voorbereiding. We kunnen toch nog niet op een zinnige manier spreken over bedragen als de Commissie ons nog beeld heeft gegeven van de grenzen die aan de begroting voor volgend jaar zullen worden gesteld. Maar we kunnen wel over beginselen spreken. In dat opzicht heeft de verslaggever het probleem wel op een geschikte manier benaderd. Ze heeft namelijk getracht om de beleidsgebieden van 2020 in de begroting te integreren. Langs de andere kant zijn enkele kritische commentaren in verband met het lege materiaal wel gerechtvaardigd, aangezien ze op dit moment niet betrokken wenst te worden in de beleidsgebieden, en ze evenmin wil spreken over hun hoofdlijnen en doelstellingen.
Ik ben van mening dat we het erover eens kunnen zijn dat we net als de vorige jaren erg veel belang hechten aan de cohesie. Dat beleidsgebied kan enkel nu in beweging komen, aan het einde van de cyclus, en daar zullen ook de grootste aanvragen voor betalingen verschijnen. In tegenstelling tot anderen wil ik graag benadrukken dat die betalingen niet voor zichzelf zijn en dat het geld niet zomaar moet worden gespendeerd. Het is van groter belang dat het geld gebruikt wordt op manieren die Europa de kans geven om te groeien, en voor minder ontwikkelde gebieden, om hen zo de kans te geven om op te klimmen. Als ze dat niet doen, doen ze het verkeerde. Het Parlement moet maatregelen treffen tegen iedere vorm van nutteloze uitgaven en prestigieuze uitgaven. Ik geloof dat de Begrotingscommissie samen met de andere commissies dat tweeledige gevecht vrij goed aanpakt. Bedankt voor uw aandacht.
Estelle Grelier (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil onze rapporteur, mevrouw Balzani, complimenteren voor de samenhang in haar ontwerpresolutie over de algemene richtsnoeren voor de begroting voor 2012. Dit voorstel brengt een heldere politieke boodschap over. Omdat het Parlement zich ten volle bewust is van de budgettaire beperkingen van de Europese Unie, roept het hier en nu op tot de vaststelling van een begroting voor 2012 die past bij de politieke, economische en sociale uitdagingen van nu.
In een tijd waarin de lidstaten over niets anders praten dan het uitvoeren van extra bezuinigingsmaatregelen, wil het Parlement, in elk geval aan deze zijde van de zaal, blijk geven van zijn betrokkenheid bij de duizenden werknemers die vandaag door de straten van Brussel lopen om hun afkeuring kenbaar te maken over deze economisch discutabele en sociaal onrechtvaardige maatregelen, die alleen maar kunnen leiden tot hogere structurele werkloosheid in Europa.
Doordat in 2012 voor het eerst gezorgd wordt voor een duidelijke samenhang tussen de communautaire begroting en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, kunnen werkgelegenheid en groei weer centraal komen te staan in het communautaire beleid, waarbij ik er nog maar eens aan herinner dat dit onze prioriteiten zijn, aangezien '75 procent van de beroepsbevolking aan het werk' een van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie is.
Maar laten we ons geen illusies maken! Anders dan de heer Lewandowski vooruitlopend op het standpunt van de Parlementsleden heeft gezegd in de Franse pers, zal dit een lange en moeizame begrotingsprocedure worden. De lidstaten hebben al blijk gegeven van hun kortetermijnvisie op de begroting, door zuinigheid te prediken en op te roepen tot een lagere financiële bijdrage aan de Gemeenschap. Zij zien de Europese Unie en haar beleid en optreden niet als iets wat meerwaarde brengt of als een bondgenoot voor ambitieus beleid, maar als een extra kostenpost. Maar laten we ons niet vergissen! Ook de begrotingsprocedure voor 2012 zal ons een inkijkje bieden in wat er momenteel gaande is om het toekomstige meerjarig financieel kader vast te stellen.
Met een begroting van slechts 2 procent van de overheidsuitgaven in de Europese Unie zal het moeilijk worden om in alle sectoren ambitieus beleid te ontwikkelen. Er vinden nu al heftige debatten plaats om uit te vinden wie, van het GLB en van het cohesiebeleid, uitgekleed zal worden. Dit is burgers tegen elkaar opzetten, terwijl het ons juist tot eer zou moeten strekken om hen te verenigen. Daarom, commissaris, herhaal ik het belang van uw mededeling over de inzet van eigen middelen.
Gerben-Jan Gerbrandy (ALDE). - Voorzitter, als je een huis laat bouwen, komen de hoogste rekeningen in de eindfase. Dat weet je van tevoren, en daarmee ben je in het begin akkoord gegaan. Hetzelfde gebeurt in Europa. Aan het eind van de meerjarenbegrotingen komen de hoogste rekeningen en ook dat weet je van tevoren.
Verzet tegen het betalen van deze rekeningen vanuit verschillende lidstaten, zoals uit de mijne, Nederland, is dus niets anders dan een reactie van een onbetrouwbare overheid. Het is hetzelfde als wanneer iemand die zijn huis laat bouwen akkoord gaat met de offerte en de eindafrekening weigert te betalen. Natuurlijk kun je in de eindfase op zoek gaan naar bezuinigingen, en dat moeten wij in Europa ook doen. Mevrouw Balzani wijst met name in paragraaf 21 terecht op dat feit. Maar die eindafrekening zal hoe dan ook betaald moeten worden. Je daartegen verzetten, maakt je niet alleen onbetrouwbaar, maar voedt ook nog eens de anti-Europese gevoelens in Europa.
Edit Herczog (S&D). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren. De begroting voor 2012 is de zesde van de zeven begrotingen in het kader van het huidige meerjarig financieel kader. De twee takken van de begrotingsautoriteit hebben derhalve een duidelijk beeld van de tekortkomingen en de positieve ontwikkelingen die de bestaande meerjaarsprogramma’s met zich meebrengen. De kredieten van 2012 moeten ervoor zorgen dat de doelstellingen en prioriteiten van de EU kunnen worden bereikt in het licht van de 2020-strategie. Dat is omdat Europa op die manier nog sterker uit de crisis zal komen. De bevordering van werkgelegenheid, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, de vereenvoudiging van doelstelling omtrent energiestrategie en sociale insluiting, met name door vermindering van armoede.
De 2020-strategie kan uiteraard alleen geloofwaardig zijn als die adequaat wordt gefinancierd. We willen u eraan herinneren dat het Parlement die belangrijke politieke aandachtspunt vele malen aan de orde heeft gesteld. Nu moeten wij de lidstaten en de Raad oproepen om verantwoordelijke en beslissende stappen te ondernemen. We moeten niet tevreden zijn met een minder Europa in een wereld waar natuurrampen en economische crisissen zonder waarschuwing de levens van miljoenen mensen kunnen verwoesten. De impact van zulke rampen beperkt zich niet tot een land, een volk of een religieuze groepering, maar heeft een effect op volledige streken, zelfs over oceanen. We hebben een groter Europa nodig, waarin de middelen van de Gemeenschap beter worden besteed. Bedankt voor uw aandacht.
Monika Hohlmeier (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tegen de achtergrond van de begroting 2012 vinden we een moeilijke economische en financiële situatie in de 27 lidstaten. Om die reden zullen we ons zeker niet alles kunnen permitteren wat we graag zouden willen. Ik geloof dat het verslag van mevrouw Balzani een werkbaar compromis is. Ik heb echter wel een paar kanttekeningen.
Naar mijn mening betekent meer geld niet noodzakelijkerwijs meer solidariteit en meer Europa. Belangrijk is het verbeteren van de kwaliteit van wat we krijgen in ruil voor het uitgegeven geld en daarenboven de garantie dat de doelstellingen die wij onszelf hebben gesteld, ook echt worden bereikt in plaats van dat het geld gewoon alleen maar wordt uitgegeven. Ook moeten we altijd met een kritisch oog kijken naar de vraag van potentiële nieuwe eigen middelen. Deze eigen middelen mogen niet leiden tot een extra last voor burgers of bedrijven, die concurrerend moeten en zouden moeten zijn met de rest van de wereld.
Ik denk ook dat het belangrijk is dat wij niet altijd hameren op het feit dat de EU-begroting slechts 2 procent bedraagt, omdat veel landen uiteindelijk de betreffende Europese middelen meefinancieren, zodat hier natuurlijk een veel groter financieel volume beschikbaar wordt gesteld op basis van de EU-programma's. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat wij vooruitgang boeken op het gebied van onderzoek, onderwijs, duurzaamheid en versterking van de economische groei. In het licht hiervan denk ik dat het ook belangrijk is dat grootschalige projecten als ITER – en ik dank mevrouw Jensen in dit verband voor haar opmerking – volledig en duidelijk gefinancierd en duidelijk beheerd worden, omdat anders de Amerikanen, die momenteel hetzelfde project implementeren, een flinke voorsprong op ons zullen krijgen, en wij Europeanen moeten niet altijd genoegen nemen met de tweede plaats.
José Manuel Fernandes (PPE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ofschoon ik het werk van de heer Balzani verwelkom, heb ik toch een paar bedenkingen. Ik ben van oordeel dat de algemene aanpak die hij bepleit te algemeen is. Het verslag heeft meer weg van een resolutie voor een Europa 2020-strategie dan van richtsnoeren voor 2012.
In 2011 lag de nadruk op jongeren en met deze richtsnoeren zal dat in 2012 niet langer het geval zijn. Wij hebben echter nog tijd. Het woord “jongeren” wordt in deze algemene richtsnoeren geen enkele keer genoemd. Bovendien heeft de enorme aandacht voor de Europa 2020-strategie – die overigens mijn steun geniet – tot gevolg dat onder meer het cohesiebeleid vergeten wordt. Er wordt op geen enkel moment van dit beleid gewag maakt. Het cohesiebeleid is nochtans buitengewoon belangrijk en het mag niet verworden tot een aanpassingsmaatregel of een maatregel of beleid dat benadeeld wordt, bijvoorbeeld doordat middelen van het cohesiebeleid worden gebruikt voor de Europa 2020-strategie.
Het cohesiebeleid, dat wij van uitzonderlijk belang achten, wordt geen enkele keer genoemd. Er is nog tijd om deze dwaling, laat ik het zo maar noemen, recht te zetten. Er is nog tijd, dunkt me, om deze twee punten te verhelpen.
Barbara Matera (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor het werk dat zij heeft verricht. De begrotingen van 2012 en 2013 zullen consolidatiebegrotingen zijn, gericht op een weergave van de uitgavenvermindering van de lidstaten, en bedoeld als ijkpunt voor de in het volgende financiële kader vast te stellen bedragen.
De bijdrage van de PPE binnen de richtlijnen voor de begroting voor 2012 is gebaseerd op het beginsel van verantwoordelijkheid, hetgeen betekent nastreven van de doelstellingen op het gebied van economie, efficiëntie en doeltreffendheid, met een minimum aan beschikbare middelen.
De 2020-strategie is gericht op belangrijke prioriteiten, die aanvankelijk niet in het verslag-Balzani waren opgenomen, namelijk onderzoek, innovatie, ontwikkeling en groei, maar die door de PPE met kracht worden benadrukt. De prioriteiten van de Unie hebben een toereikende financiering nodig. Het is dus van belang om flexibiliteit tussen de uitgavenposten te garanderen, om de moeilijkheden die door de crisis zijn ontstaan beter te kunnen compenseren en een voorstel te doen voor een begrotingskader dat eigen middelen bevat.
Ik ben er echter op tegen dat die middelen worden verzameld door middel van belasting op financiële transacties, zoals de GUE-Fractie voorstelt. Ik zie liever dat de Commissie zich verdiept in een technische aanpak van deze extreem belangrijke kwestie, om de toegevoegde waarde van Europa te bevestigen en versterken.
Vladimír Maňka (S&D). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Unie heeft zich voor de periode tot 2020 vijf meetbare kerndoelen gesteld. De lidstaten hebben deze doelstellingen zelf onderschreven. Ze geven de richting aan die we moeten aanhouden. Het succes van Europa hangt af van de mate waarin we deze doelen bereiken.
Het is afhankelijk van het verantwoordelijke gedrag van de individuele lidstaten of de werkgelegenheid zal toenemen, of we het aantal vroegtijdige schoolverlaters naar beneden kunnen krijgen, of we de streefcijfers voor het aantal jonge mensen met een universitaire opleiding behalen, of we het aantal met armoede bedreigde mensen kunnen terugdringen en of we het klimaat beschermen.
Hoewel er in de Europese Unie overeenstemming heerst over de gemeenschappelijke procedures heeft de regering van mijn land besloten te korten op de operationele programma’s om daar snelwegen mee te financieren. Daarover wordt onderhandeld met de Commissie. Commissaris, ik wil u vragen of de Commissie als geheel en u persoonlijk het ermee eens zijn dat lidstaten in deze eerste etappe van de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie een weg inslaan die recht tegen de gemeenschappelijke doelen indruist?
Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de begroting is een sleutelinstrument in de Europese integratie en daarom is het belangrijk hoe we de begroting opstellen.
Juist in een tijd van crisis kan de begroting van de Europese Unie zorgen voor matiging van het restrictieve begrotingsbeleid van de nationale regeringen en het toewijzen van financiën voor gewenste investeringsprojecten op de lange termijn. Tegen deze achtergrond ben ik blij dat in het verslag wordt ingestemd met het plan om projectobligaties in te voeren, bijvoorbeeld op het gebied van de infrastructuur. Ik wil er echter op wijzen dat ze niet moeten worden gezien als alternatief voor euro-obligaties. Euro-obligaties zie ik als een apart onderwerp en ik ben het eens met de invoering ervan, omdat dat een logische voortzetting en verdieping van het integratieproces zal zijn.
Een tegenovergestelde ontwikkeling, dat wil zeggen desintegratie, zouden we bereiken door bijvoorbeeld te snoeien in de begroting van de Europese Unie. Afgezien van de onvoordelige economische gevolgen zou dit ook de solidariteit tussen de lidstaten ondermijnen. Het egoïstische en kortzichtige onderscheid tussen netto betalers en netto ontvangers is een ontkenning van de diepere en belangrijkere context van de Europese integratie, waarvan alle lidstaten evenveel kunnen profiteren. Ik vind dat we de discussies over de begroting van de Europese Unie vanuit dat perspectief moeten benaderen.
Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, mede met het oog op de toekomst hebben we het over de kerndoelen van de begroting voor het jaar 2012 en daarom vind ik dat we ook naar mogelijkheden moeten zoeken om in de toekomst te bezuinigen.
Ik vind het erg belangrijk stil te staan bij het regelmatige reizen van alle Parlementsleden naar Straatsburg dat twaalf keer per jaar plaatsvindt. Ik heb de indruk dat we onze burgers daarmee irriteren, omdat de belastingbetalers de niet geringe kosten voor ons gereis moeten opbrengen. We zouden daarom de mogelijkheid moeten overwegen om deze kostenpost in de toekomst te reduceren of helemaal te schrappen, als dat niet lukt in 2012, dan in elk geval op de langere termijn.
Een andere bezuinigingsmogelijkheid waar we het volgens mij over moeten hebben betreft de kosten voor het oprichten van een museum van de Europese Unie of van Europa, dat we volgens mij ook enige tijd kunnen uitstellen, totdat het beter gaat in de Europese Unie. In deze periode, vooral in 2012, zouden we deze middelen goed kunnen gebruiken voor andere activiteiten, voor het bereiken van de doelstellingen voor 2012. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk onze efficiëntie verhogen.
Monika Smolková (S&D). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur prijzen om haar werk, omdat ze in het verslag vaak de vinger op de zere plek legt.
De EU-begroting voor het jaar 2012 en volgende jaren zou ambitieus moeten zijn als we de doelstellingen van de Europa 2020-strategie willen bereiken, de crisis overwinnen en wereldwijd concurreren. Ik sta achter het voorstel van de begrotingscommissie om een bijeenkomst met de nationale parlementen te organiseren om de begrotingen van de lidstaten en de Europese Unie voor het jaar 2012 in grote lijnen te bespreken. Tijdens deze bijeenkomst zou moeten worden benadrukt dat de begroting van de Europese Unie geen tekort mag hebben, dat de begroting slechts 2 procent van de totale overheidsuitgaven van de Europese Unie beslaat en dat er fundamentele verschillen zijn tussen de begrotingen van de lidstaten en de begroting van de Europese Unie. De begroting van de Europese Unie dekt voor een groot deel de investering in de toekomst van Europa.
Vooral de Raad zou zich hiervan bewust moeten zijn, omdat we de vertegenwoordigers van Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië al hebben horen praten over pogingen om de begroting van de Europese Unie te bevriezen, waardoor de groei van Europa beslist zou worden afgeremd.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal op slechts drie punten ingaan. Wat betreft de aanpassing van de 2020-strategie, een duidelijk punt in de richtsnoeren van mevrouw Balzani: in de huidige begroting voor 2011 kan 41 procent van de uitgaven worden toegeschreven aan de doelen van de 2020-strategie.
In 2012 wordt voor deze strategie dezelfde inspanning geleverd maar moeten we de aanpassing doorvoeren binnen het kader dat we een aantal jaren geleden zijn overeengekomen, het kader voor 2007-2013. Onze bewegingsruimte wordt uiteraard beperkt door het feit dat de aanpassing moet plaatsvinden in het kader van deze meerjarige overeenkomst uit 2006.
Ten tweede mijn reactie op de heer Elles – maar niet alleen op hem, want dezelfde opmerking over negatieve prioriteiten is ook gemaakt door de heer Geier en mevrouw Hohlmeier. Ik ben bang dat dit verhaal over de begroting voor 2012 waar is. Zo moet het zijn. Meer dan ooit moeten we deze keer naast de positieve prioriteiten ook bekijken wat niet succesvol is. We onderzoeken wat niet succesvol is, wat niet behoorlijk is geadministreerd, om besparingsmogelijkheden te vinden. We denken ditmaal evenzeer aan positieve als aan negatieve prioriteiten. Voor de administratie is bezuinigen absoluut noodzakelijk.
Mijn antwoord aan de heer Herczog over geldverspilling is dat administratiekosten slechts 5,7 procent van de totale begroting van de Europese Unie uitmaken. Dit percentage is lager dan in de gemeente Rotterdam en vele andere Nederlandse steden die bekendstaan om hun zuinige begrotingsaanpak.
In reactie op mevrouw Andreasen: zij had het niet alleen over een bevriezing van de begroting. Zij had het over een verlaging. Onze begroting, de Europese begroting, die geen tekort vertoont, kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het wanbeheer van de openbare financiën in veel lidstaten. Dat is logisch, zoals de heer Gerbrandy zo duidelijk onder woorden heeft gebracht. De logica draait om de lange looptijd van programma's. Dat is niet verrassend. Het gaat om onze geloofwaardigheid. De Europese begroting heeft haar eigen geloofwaardigheid die draait om toezeggingen en voltooide projecten die hun geld opbrengen. Zelfs in tijden van bezuinigingen moet je je elektriciteitsrekening betalen.
Het gaat in feite om onze geloofwaardigheid. Het gaat om samenhang. Het is eigenlijk een investering en als zodanig waarschijnlijk ook een antwoord op een aantal eisen van hen die op dit moment voor het Parlement en het Berlaymontgebouw aan het demonstreren zijn.
Francesca Balzani , rapporteur. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, tijdens de interventies is het woord ‘verantwoordelijkheid’ vaak gevallen. Er is echter één verantwoordelijkheid die ik beschouw als een prioriteit voor de instellingen: het is voor alles onze verantwoordelijkheid om onze plannen uit te voeren, zodat onze burgers niet alleen met onze beloften blijven zitten! Het is onze verantwoordelijkheid de daad bij het woord te voegen!
Vandaag zijn de belangrijkste projecten die van de 2020-strategie. Het eerste doel, ‘meer werk’, is niet alleen zeer ambitieus, maar ook zeer precies, en de resultaten zullen duidelijk meetbaar zijn met de werkloosheidsstatistieken. Het lijkt mij een zeer specifieke en ambitieuze doelstelling, en het lijkt me cruciaal dat we aan de slag gaan om die te behalen.
Zolang we de 2020-strategie te breed en te ambitieus vinden om in een praktische tekst als de begroting te proppen, denk ik dat we het risico dat dit op een nieuwe mislukking uitloopt, alleen maar vergroten. Dat is precies wat we allemaal willen vermijden, de Commissaris als eerste, als ik me de eerste mededeling over de 2020-strategie goed herinner.
Maar er is nog een belangrijke zaak: bezuinigen is geen beleid of instrument, maar een omstandigheid; een omstandigheid waarop we moeten reageren, en niet alleen door de uitgaven te beperken, maar ook met dat uitzonderlijke instrument, dat fundamenteel verschilt van de nationale begrotingen, namelijk de Europese begroting. Dit instrument biedt ons de mogelijkheid dit jaar iets nieuws te doen.
En daar is het Europees semester voor bedoeld, niet alleen om de eerste zes maanden van het jaar te verzwaren! Het stelt ons in staat om een mondiale/globale strategie te ontwerpen, en synergieën te creëren. Synergieën creëren tussen de begrotingen van de lidstaten en onze begroting is een bijzonder Europees systeem om meer waarde te geven aan de publieke middelen en om een echte methode te ontwikkelen, om deze lange en ambitieuze 2020-strategie een Europese werkelijkheid te maken.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Helaas wordt in dit verslag gepleit voor “een begroting voor 2012 in het kader van een versterkt Europees economisch bestuur, het Europees semester en de doelstellingen van Europa 2020”. Het gaat met andere woorden om een begroting die bijdraagt tot de versterking van het neoliberalisme, het militarisme en het federalisme in de Europese Unie via de aanneming van volkomen antisociale en antidemocratische maatregelen, de aanscherping van het Stabiliteitspact, het opleggen van brutale sancties aan de lidstaten en het voortdurend uitoefenen van controle op alle nationale macro-economische activiteit. Bovendien is dit voorstel gericht op een begroting die liberaliseringsmaatregelen, arbeidsonzekerheid en het afbouwen van rechten en overheidsdiensten in de hand werkt.
Daarom hebben wij een groot aantal amendementen ingediend die niet alleen ten doel hebben verzet aan te tekenen tegen deze aanpak, maar die tevens voorzien in richtsnoeren voor een mogelijk en noodzakelijk alternatief. Deze voorstellen zijn van cruciaal belang om bij te dragen aan een verbetering van de bestaande werkloosheid, armoede en ongelijkheden die steeds schrijnender worden onder invloed van het kapitalisme, waarvan de Europese Unie een instrument is. Er is een andere Europese begrotingsvisie nodig om het hoofd te kunnen bieden aan de economische en sociale crisis en daarbij moeten de neoliberale koers, het zogeheten economisch bestuur en het toenemende militarisme overboord worden gezet.
Jiří Havel (S&D), schriftelijk. – (CS) Mevrouw Balzani heeft in haar verslag over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 de vijf kerndoelen van de EU-begroting uiteengezet. Ik ben het geheel met haar eens dat de Europa 2020-strategie Europa moet helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen door middel van het creëren van arbeidsplaatsen op grond van de genoemde kerndoelen, namelijk bevordering van werkgelegenheid, betere voorwaarden voor en meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van onze klimaat- en energiedoelstellingen, verhoging van het onderwijsniveau en bevordering van sociale insluiting, met name door vermindering van de armoede in Europa. Om er echter in te slagen deze strategie daadwerkelijk te verwezenlijken moeten we er voldoende financiële middelen voor uittrekken zonder grote compromissen en bezuinigingen. Het huidige meerjarig financieel kader biedt nu al weinig manoeuvreerruimte en daarom ben ik het eens met de rapporteur dat verdere pogingen om te snoeien in begrotingskredieten die een rol spelen bij het bereiken van de kerndoelen op het moment niet op zijn plaats zijn. Ik deel de gedachte van de rapporteur dat het bereiken van de kerndoelen als katalysator kan fungeren voor het stimuleren van investeringen, groei en werkgelegenheid in heel Europa. Ik sta in het algemeen achter de voorgestelde richtsnoeren en wil u aanraden voor dit verslag te stemmen.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In heel Europa moeten regeringen en openbare autoriteiten manieren vinden om geld te besparen en soberheid te tonen. Mijn eigen land, Schotland, werd dubbel getroffen – de wereldwijde recessie werd nog verergerd door het wanbestuur van de regeringen in Londen, die altijd bereid zijn de hulpbronnen van Schotland te plunderen, maar weigeren de Schotse bevolking zeggenschap te geven over hun eigen zaken. De Schotse regering heeft daardoor extra hard moeten werken om de essentiële overheidsdiensten van Schotland in stand te kunnen houden. In deze economische omstandigheden is het volkomen onrealistisch als deze vergadering oproept tot een verhoging van de begroting – de overheidsdiensten van Europa moeten voorrang krijgen op het werk van de EU-instellingen.
(De vergadering wordt om 10:55 uur onderbroken en om 11:35 uur hervat)
De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
6.1. Wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië (A7-0041/2011, Vital Moreira) (stemming)
Vóór de stemming
Jean-Pierre Audy (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil even iets zeggen op basis van artikel 15, lid 6, onder d), van het Verdrag betreffende de Europese Unie, volgens welke bepaling de voorzitter van de Europese Raad na afloop van iedere bijeenkomst van de Europese Raad een verslag voorlegt aan het Europees Parlement.
Op 11 maart jongstleden vond een bijzondere bijeenkomst van de Europese Raad plaats. Ik betreur het dat we geen verslag daarvan hebben ontvangen.
De Voorzitter. − Mijnheer Audy, ik neem uw opmerking ter harte, maar als ik mij niet vergis, was de voorzitter van de Raad in het Parlement na de uitzonderlijke bijeenkomst van de Raad van 11 maart, tijdens een buitengewone zitting van de Conferentie van voorzitters die alle leden konden bijwonen. Kunnen we nu overgaan tot de stemming?
Na de stemming
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb slechts één opmerking. Gisteren werd mij de gelegenheid ontzegd om de heer Schulz rechtstreeks te antwoorden. Ik heb u allemaal een e-mail gestuurd – vooralsnog in het Duits, maar de Engelse en Franse versies zullen volgen – waarin ik hierover een standpunt inneem, en ik zal de beschuldiging ook navenant van de hand wijzen.
6.2. Algemene tariefpreferenties (A7-0051/2011, Helmut Scholz) (stemming)
6.3. Luchtvervoersovereenkomst EU/VS (A7-0046/2011, Artur Zasada) (stemming)
6.6. EU-betrekkingen met de Samenwerkingsraad van de Golf (A7-0042/2011, Dominique Baudis) (stemming)
Vóór de stemming
Dominique Baudis, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de schaduwrapporteurs, en met name de heer Howitt, mevrouw Brepoels, mevrouw Brantner en mevrouw Jäätteenmäki, bedanken, met wie wij deze amendementen hebben opgesteld; deze zorgen ervoor dat het verslag een volledig beeld geeft van de gebeurtenissen waarvan de Golf het toneel is, en ze geven het standpunt van ons Parlement over de repressie die deze regio teistert, heel duidelijk weer.
Het eerste amendement, visum 16 (nieuw), luidt als volgt:
"- gezien de verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger van 10, 15 en 17 maart 2011 en de conclusies van de Raad van 21 maart 2011 over Bahrein en zijn nadrukkelijke steun in dit verband voor de vrijheid van meningsuiting en het recht van de burgers op vreedzaam betogen,"
Dit is het eerste amendement en de rondgedeelde Engelse versie is uiteraard de authentieke.
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) Het tweede amendement, overweging A, luidt als volgt:
"A. overwegende dat de huidige EU-GCC-relaties voortdurend herbekeken en bijgesteld moeten worden met het oog op de recente belangrijke en snelle ontwikkelingen op het terrein, waarbij er vooral nood is aan het bevorderen van mensenrechten en democratie,"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) Een overweging A bis (nieuw):
"A bis. overwegende dat demonstranten in verschillende GCC-landen hun legitieme democratische verzuchtingen hebben laten blijken; dat de gewelddadige reactie van de autoriteiten op protesten in Bahrein uitgemond zijn in doden, gewonden en arrestaties; dat troepen uit Saoedi-Arabië, de VAE en Koeweit zijn aangekomen in Bahrein onder de vlag van de GCC om deel te nemen aan de repressie tegen demonstranten,"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) In paragraaf 7 komt na de eerste alinea een streepje 1:
"- de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden te waarborgen, met bijzondere aandacht voor de vrijheid van meningsuiting, en het recht op vergaderen en vreedzaam betogen, en te luisteren naar de legitieme verzoeken van de betogers en daarmee rekening te houden, alsook te zorgen voor hun veiligheid,"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) Een paragraaf 7 bis (nieuw):
"7 bis. roept alle GCC-landen op de voortdurende volksbeweging voor democratische hervormingen in de regio te erkennen en zich ten volle in te zetten met de opkomende groepen van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van een proces dat tot een echte vreedzame overgang naar democratie moet leiden, in hun eigen landen, met partners in de regio en met de volle steun van de Europese Unie;"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) Een paragraaf 7 ter (nieuw):
"7 ter. is uitermate bezorgd over het gewelddadige antwoord en het gebruik van geweld tegen betogers door de regering van Bahrein en over de deelname van buitenlandse troepen onder GCC-vlag aan de repressie tegen betogers; meent dat dit in sterke mate ingaat tegen de GCC-steun aan de bescherming van burgers die vrijheid en democratie vragen in Libië; roept op tot een onmiddellijke stopzetting van het geweld tegen vreedzame betogers en een politieke dialoog die kan leiden tot verdere politieke hervormingen in het land;"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
Dominique Baudis (PPE). - (FR) Een paragraaf 18 bis (nieuw):
"18 bis. neemt akte van de GCC-verklaring van 7 maart 2011 in Abu Dhabi, die stelt dat "de ministerraad vraagt dat de Veiligheidsraad de nodige stappen onderneemt om burgers te beschermen, met inbegrip van een vliegverbod in Libië" en dat zulke verklaring bijgedragen heeft aan de beslissing van de Arabische Liga en nadien de VN-Veiligheidsraad zich uit te spreken ten gunste van zulk vliegverbod;"
(Het Parlement neemt het mondelinge amendement in aanmerking)
6.7. Benoeming van een lid van de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank: Peter Praet (BE) (A7-0064/2011, Sharon Bowles) (stemming)
6.8. Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Bankautoriteit (EBA) (B7-0222/2011) (stemming)
Vóór de stemming
Sharon Bowles (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden. Vandaag stemmen we over de resoluties ter goedkeuring van de uitvoerend directeuren van de Europese toezichtautoriteiten. De kwesties met betrekking tot de algehele procedure voor de toekomst zijn afgelopen maand behandeld tijdens de onderhandelingen rond de benoeming van de voorzitters van de autoriteiten.
De voorgestelde uitvoerend directeur voor de Bankautoriteit is Adam Farkas; voor de Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen is dit Carlos Montalvo en voor de Autoriteit voor markten Verena Ross. Alle voorgedragen kandidaten hebben afgelopen week bevestigingshoorzittingen bijgewoond in de Commissie economische en monetaire zaken. Deze zijn uitgezonden op het internet en zijn dus beschikbaar op de ECON-website, evenals de biografieën van de kandidaten. De voltallige commissie heeft bij aanzienlijke meerderheid besloten dat we voor deze kandidaten moeten stemmen, dus dat is de aanbeveling van de commissie.
6.9. Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) (B7-0221/2011) (stemming)
6.10. Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) (B7-0200/2011) (stemming)
6.11. Voorbereiding van de begroting 2012 (A7-0058/2011, Francesca Balzani) (stemming)
Vóór de stemming over paragraaf 29
Jürgen Klute (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde alleen een korte uitleg geven. We hebben amendement 25 ingetrokken dat ging over de belasting op financiële transacties. We zijn met de andere fracties overeengekomen dat we intensiever en zinvoller kunnen en willen onderhandelen in de commissie beleidsuitdagingen.
6.12. Eén enkele aanvraagprocedure voor een verblijfs- en werkvergunning (A7-0265/2010, Véronique Mathieu) (stemming)
Vóór de stemming over amendement 123
Pervenche Berès (S&D). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat ik me vergis, maar volgens mij had u voor artikel 12, lid 2, onder e), de oorspronkelijke tekst in stemming moeten brengen, wat niet gebeurd is.
6.13. Consumentenrechten (A7-0038/2011, Andreas Schwab) (stemming)
Vóór de stemming over de ontwerpwetgevingsresolutie
Andreas Schwab, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik alle collega's die voor hebben gestemd hartelijk bedanken. Gezien deze brede meerderheid denk ik dat het belangrijk is dat de Commissie hier kort iets over zegt.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij nemen nota van de stemming hier vandaag. Wij kijken uit naar constructieve samenwerking voor het bereiken van een definitieve overeenstemming. Enkele zeer belangrijke kwesties zijn nog niet afgehandeld. Dit voorstel voor de wetgeving inzake de gecombineerde vergunning is erg belangrijk en daarom hopen we zeer spoedig overeenstemming te bereiken. Ik wil de rapporteur, mevrouw Mathieu, bedanken en ik wens haar en het Hongaarse voorzitterschap het allerbeste.
Andreas Schwab (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik had eigenlijk een ander soort mededeling verwacht. Ik had verwacht dat de Commissie zou zeggen dat ze niet met alle punten kon instemmen.
Janusz Lewandowski, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moest ook reageren op de vorige stemming en dat heb ik dus gedaan. Ik wil nu nogmaals reageren op de laatste stemming over het verslag van de heer Schwab.
Het feit dat we al ruimschoots in het derde jaar van de onderhandelingen zitten, geeft heel duidelijk aan dat het moeilijk is overeenstemming te bereiken over deze belangrijke kwestie. Ik ben van mening dat het standpunt van de Raad een heel goed uitgangspunt was. Het Parlement heeft zijn eigen standpunt toegevoegd. De Commissie is niet bereid alles wat is voorgesteld te aanvaarden, maar we zijn wel bereid zo veel mogelijk samen te werken om een eindresultaat te bereiken.
Overigens is mij verteld dat ik ook moest reageren op de uitslag van de vorige stemming; daarom maak ik twee opmerkingen, die niet te veel van uw tijd hebben gekost.
Andreas Schwab, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot het laatste punt van de commissaris zou ik willen verzoeken om de kwestie terug te verwijzen naar de commissie volgens artikel 57, lid 2. Ik vraag hiervoor om uw goedkeuring.
(Het Europees Parlement willigt het verzoek om terugverwijzing van het verslag naar de commissie in)
6.14. Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (A7-0039/2011, Giles Chichester) (stemming)
6.15. Situatie in Japan, inclusief het kerncentrale-alarm (B7-0224/2011) (stemming)
De Voorzitter. Aan de orde zijn de stemverklaringen.
Verslag: Elmar Brok, Roberto Gualtieri (A7-0052/2011)
Siiri Oviir (ALDE). − (ET) Mijnheer de Voorzitter, binnen de Europese samenwerking bestaat het idee dat de eurozone in beginsel slechts twee richtingen uit kan gaan: sterker worden of uiteenvallen. In de huidige economische situatie is daarom een praktisch en beslissend politiek antwoord nodig. Ik sta achter de instelling van het stabiliteitsmechanisme en daarmee steun ik ook het verslag, dat de weg baant voor een wettelijk kader om de instelling van dit mechanisme mogelijk te maken.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren hebben we gestemd over het permanente stabiliteitsmechanisme en dat hebben we verprutst. Amendement 33, dat het fonds in staat zou hebben gesteld obligaties te kopen op de secundaire markten, is ingetrokken. Het Parlement heeft, net als de Europese Raad tot nu toe, geweigerd harde besluiten te nemen. Ja, het zijn harde besluiten, maar deze besluiten zullen de toekomst of het mislukken van de eurozone bepalen.
We steken onze kop in het zand, net als de spreekwoordelijke struisvogel. We hebben niet alleen een valutacrisis; we hebben een bankencrisis en een staatsschuldencrisis. En toch blijven we pleisters op de diepe wonden plakken.
Mijn eigen land, Ierland, torst een ondraaglijke schuld, alleen maar doordat Duitse, Franse, Ierse, Britse en andere banken – naast de lakse regulering en het ontbrekende toezicht – zich hebben gedragen als casino’s. De oninbare vorderingen zijn schulden van de burgers geworden. Ik zeg niet staatsschuld, maar schuld van de burgers. Dat is allemaal gebeurd onder de neus van de ECB, met rentetarieven die totaal ongepast waren. De Ierse burgers moeten dit allemaal oplossen. Niemand wil de werkelijkheid onder ogen zien. De schuld is onhoudbaar. We hebben geprobeerd tijd te rekken met noodmaatregelen. Wat we nodig hebben, is een ingrijpende herstructurering.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de instelling van een permanent crisisbeheersingsmechanisme voor Europa is gerechtvaardigd met het oog op toekomstige economische en financiële crises. Niemand wil crises, maar die zullen er zeker komen en we moeten ons op het ergste voorbereiden.
Het plan is helaas om dit crisisbeheersingsmechanisme buiten de Europese instellingen op te richten. Het mechanisme moet nu zo dicht mogelijk bij de Europese instellingen worden gebracht. Het is ook goed en belangrijk dat Zweden en Groot-Brittannië, landen buiten de eurozone, aan dit mechanisme deel kunnen nemen.
Ik steun de inspanningen om de coördinatie van het economische beleid in Europa efficiënter te maken en de gedachte dat als er straffen zijn, de Commissie daarover besluiten neemt en zij automatisch worden opgelegd en niet het onderwerp worden van debatten of koehandel.
Daniel Hannan (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dacht dat na twaalf jaar in dit Parlement niets me meer van mijn stuk zou kunnen brengen, maar ik was geschokt door de toon waarop de heer Brok gisteren zijn verslag inleidde. Wat me schokte was niet de arrogantie of het ontbreken van realiteitszin en zelfs niet de minachting voor de publieke opinie, maar de grofheid. Hij zei met zoveel woorden dat we de gebruikelijke herzieningsprocedure van het Verdrag moeten vermijden omdat deze anders aanleiding zou kunnen zijn voor een referendum in bepaalde lidstaten! Daar ziet u de onverholen minachting voor de kiezers die de elites van Europa nu gewend zijn tentoon te spreiden.
De publieke opinie wordt niet gezien als een reden om de koers te veranderen, maar als een obstakel dat moet worden overwonnen. Ik kan er niets aan doen, maar ik moet denken aan de woorden van de landgenoot van de heer Brok na de opstand in Oost-Berlijn. Zou het daarom niet gemakkelijker zijn het volk te ontbinden en een nieuw volk te kiezen?
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de inherente problemen van een gemeenschappelijke munt in een aantal verschillende lidstaten, met economische cycli die met verschillende snelheden verlopen, is dat het geen zin heeft om één set rentetarieven te hebben als er verschillende uitgavenbeslissingen worden genomen. Het resultaat daarvan is duidelijk gebleken, want we zien de problemen waarmee de eurozone te maken heeft. Daar komt nog bij dat de regeringen moeten begrijpen dat ze niet meer geld kunnen uitgeven dan ze ontvangen. Als regeringen dat wel doen en knoeien met de boekhouding of hun rol op het gebied van economisch bestuur en economische discipline niet uitoefenen, komen de anderen in de problemen.
We willen natuurlijk een sterke eurozone, vooral voor de lidstaten buiten de eurozone. We willen blijven handelen met de landen in de eurozone. Wij profiteren niet van een zwakkere euro. Tegelijkertijd moet het echter duidelijk zijn dat de landen in de eurozone hun eigen problemen zelf moeten oplossen en niet afhankelijk moeten zijn van anderen. Ik wens u succes in de eurozone, maar leer alstublieft dat u niet meer geld moet uitgeven dan u verdient.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil namens de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers duidelijk maken dat wij voorstanders zijn van het Europees stabiliteitsmechanisme dat is opgericht, maar tegen het verslag van de heer Brok en de heer Gualtieri hebben gestemd omdat dat standpunt niet in overeenstemming was met de conclusies van de Raad.
Wat het verslag van de heer Brok en de heer Gualtieri wilde, was dat het Europees Parlement en de Commissie zich in feite zouden kunnen bemoeien met een intergouvernementeel mechanisme. Het is volledige gepast dat dit mechanisme intergouvernementeel is, gezien de enorme geldbedragen die ervoor worden uitgetrokken. Nationale ministers die verantwoording moeten afleggen aan hun nationale parlementen: dat is de juiste lijn van verantwoordelijkheid. De onderliggende oorzaak van de hele eurocrisis is natuurlijk niet een probleem met de euro, maar een probleem met regeringen die te veel geld van de belastingbetalers uitgeven.
Syed Kamall (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de conclusie van de tweede fase van de overeenkomst inzake het open luchtruim tussen de VS en de EU. Ik denk dat dit een doorbraak is, maar het is duidelijk dat sommigen van ons meer liberalisering zouden willen en meer afstand zouden willen nemen van het protectionisme dat deze branche nog altijd op veel manieren hindert. Ik zou graag zien dat de VS de barrières of de beperkingen van buitenlands eigendom wegneemt en ik denk dat passagiers over de hele wereld zouden profiteren van meer overeenkomsten inzake het open luchtruim.
Ik spreek ook mijn dank uit aan de ECR-schaduwrapporteur, Jackie Foster, die een expert is op dit gebied en die heeft gewerkt op het gebied van luchtvervoer en in de Commissie vervoer. Ik denk echter dat het heel belangrijk is dat we blijven aandringen op verdere liberalisering, niet alleen als het gaat om de overeenkomst tussen de EU en de VS, maar ook met betrekking tot de energiemarkten van Azië, dus ik ben blij met de ontwikkelingen van vandaag met betrekking tot de overeenstemming over de overeenkomst EU-Vietnam. Dat we maar lang mogen profiteren van betere toegang tot de groeiende markten van de wereld.
Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik rapporteur Balzani bedanken voor het uitstekende werk dat zij heeft verricht. Ik kom meteen ter zake. Vier punten van dit initiatiefverslag acht ik cruciaal.
Het eerste, algemeen van aard, is de expliciete verwijzing naar de begroting van de EU en haar herverdelende aard, die de hoeksteen zijn van de Europese solidariteit. Het tweede, specifiek van aard, is een bevestiging van het principe op basis waarvan de nog betaalbaar te stellen vastleggingen – die vooral op het vlak van cohesie hoog zijn – uitgevoerd moeten worden en niet, zoals de Raad stelt, moeten worden wegbezuinigd. Het derde punt is de naar mijn mening gegronde twijfel aan de doeltreffendheid van het schattingscriterium dat is gebaseerd op de uitvoering van de vorige oefening. In het vierde punt wordt de Commissie verzocht voorstellen te formuleren voor het vaststellen van nieuwe eigen middelen, en in het bijzonder moeten er nieuwe middelen komen om de hardnekkige gevolgen van de crisis te bestrijden met een concrete en doeltreffende inzet voor het Europese beleid van innovatie, onderzoek, economische en productieve groei, en groei van de werkgelegenheid.
Salvatore Iacolino (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op een zo belangrijk moment, is een tekst als die we vandaag hebben goedgekeurd, zonder twijfel gebaseerd op criteria van gezond verstand en redelijkheid. De 2020-strategie steunen is ongetwijfeld niet alleen een teken van geloofwaardigheid maar ook van consequent handelen van het Europees Parlement. Sommige belangrijke criteria en richtlijnen zullen echter nog verder moeten worden versterkt door middel van een prioriteitenlijst van handelen.
Op een gevoelig moment als vandaag zijn de moeilijkheden vooral in het Middellandse Zeegebied, maar ook in Japan, nauw verbonden met een situatie die zich snel ontwikkelt. Er is dus behoefte aan een geloofwaardig en gezagvol Parlement, met antwoorden die kracht geven aan de groei, het concurrentievermogen en de intelligente duurzaamheid van de te verrichten zaken.
Mario Borghezio (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben van mening dat juist op een gevoelig moment als dit, zoals zo-even is gezegd, voor de financiën van de Europese lidstaten, ik de alarmbellen moet luiden over een uitgave die nu in de Begrotingscommissie wordt besproken: het schokkende geval van de bedragen die uit worden getrokken voor het Huis van de Europese geschiedenis. Ik zou het een schande vinden als die worden goedgekeurd.
Het Eastmangebouw is al ons eigendom, maar alleen al voor de restauratiekosten zijn tussen de 26 en 31 miljoen euro voorzien, plus 3,3 miljoen voor de plannen alleen. Vaste kosten: meer dan 3 miljoen euro, variërende kosten: 3,2 miljoen euro, voor het personeel – vijftig man – 3,2 miljoen euro, 2 miljoen voor de beveiliging, dus alleen voor het beheer zijn al 13,45 miljoen euro voorzien. Ik vind dat we met onze instelling een voorbeeld moeten geven van verstandig uitgeven. Dit zou echter een schande zijn.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag drie opmerkingen willen maken, als ik mag, over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012. Ten eerste denk ik dat het goed is dat we in een vroeg stadium debatteren over de begroting 2012 omdat we – ten tweede – niet weer zo'n drama willen meemaken tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie als bij de begroting 2011. Ten derde ben ik heel trots op het feit dat de Europese begroting het zonder kredieten redt. Ik geloof dat dit ook zo moet blijven.
Siiri Oviir (ALDE). − (ET) Mijnheer de Voorzitter, legale immigratie speelt beslist een grote rol bij het bevorderen van de economische ontwikkeling in Europa en het verbeteren van het mededingingsvermogen. Een groot probleem hierbij is echter het ontbreken van een duidelijke legale status voor immigranten en als gevolg daarvan de mogelijke discriminatie van hen. Een situatie waarin wij in de 21e eeuw nog steeds te maken hebben met incidenten waarbij wezenlijk sprake is van slavernij, is niet normaal. Iedereen moet op de arbeidsmarkt gelijk worden behandeld. Dit verslag bevat de bepalingen die op dit moment in ons normenkader ontbreken en daarom steun ik de naar mijn mening zeer belangrijke instelling van een wettelijk kader op dit gebied.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de vereenvoudiging van de administratieve voorschriften en de verbetering van de toegang tot de desbetreffende informatie zou het vermogen van de Europese arbeidsmarkt om werknemers uit derde landen aan te trekken, vergroten.
De invoering van één enkele aanvraagprocedure die leidt tot een gecombineerde titel, die zowel een verblijfs- als een arbeidsvergunning omvat, in het kader van één administratief besluit, moet bijdragen tot de vereenvoudiging en de harmonisering van de regels die thans in de lidstaten van toepassing zijn. Dit zal zowel voor de migranten als voor hun werkgevers tot een doeltreffender procedure leiden en het gemakkelijker maken te controleren of de betrokkenen legaal in de lidstaat verblijven en werken. De aanvraagprocedure biedt daarnaast de mogelijkheid om de verschillen in rechtspositie tussen EU-burgers en legaal werkende onderdanen van derde landen te verkleinen. Daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Mathieu gestemd.
Monika Flašíková Beňová (S&D). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd tegen de voorgestelde richtlijn. Ik vind het belangrijk om één enkele aanvraagprocedure toe te passen voor de verstrekking van werkvergunningen en verblijfsvergunningen. Ook is het essentieel te streven naar een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en werken.
Ongetwijfeld zijn rechtszekerheid en transparantie in de besluitvorming van de bevoegde nationale organen bij de behandeling van de aanvragen noodzakelijk. Aangezien deze beslissingen van grote invloed zijn op de levens van betrokkenen, moeten de aanvragen zo objectief mogelijk worden beoordeeld.
Ook gelijke behandeling moet worden gewaarborgd op alle gebieden van de sociale voorzieningen en de rechten moeten worden verankerd in de wetgeving. Aangezien deze wijzigingen niet in de richtlijn betreffende economische migratie zijn opgenomen vind ik het niet juist dat de rechtse fracties deze richtlijn hebben goedgekeurd.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat het feit dat deze gecombineerde vergunning dezelfde rechten en dezelfde behandeling voor buitenlandse werknemers belooft een goed uitgangspunt is. Wij moeten ervoor zorgen dat de mensenrechten in de Europese Unie zodanig worden gerealiseerd dat ook werknemers die uit derde landen hierheen komen hetzelfde loon en dezelfde sociale zekerheid krijgen als andere werknemers en dat op hen dezelfde arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn. Dat is natuurlijk een fundamenteel uitgangspunt.
Ik maak mij enigszins zorgen over één punt in dit verslag, hoewel ik ervoor heb gestemd, en dat is het toepassingsgebied van artikel 3. Daar vallen uitgezonden werknemers, seizoensarbeiders en werknemers uit derde landen die binnen ondernemingen zijn overgeplaatst namelijk nog steeds buiten. Het is te hopen dat er vooruitgang op dit gebied wordt geboekt, zodat er in dit pakket betreffende een gecombineerde vergunning met iedereen op gelijkwaardige wijze rekening wordt gehouden. Het één-loketsysteem, dus dat iedereen deze vergunning aan één loket kan aanvragen en niet meer om bureaucratische redenen van het ene naar het andere loket hoeft te gaan, is heel goed.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het helemaal eens met de Parlementsleden die zeggen dat we moeten zorgen voor gelijke behandeling voor werknemers uit derde landen die langer dan een jaar werkzaam zijn in de EU. Ik ben het er ook mee eens dat werknemers die korter dan zes maanden in de Europese Unie werken, geen gelijke behandeling moeten krijgen als het gaat om gezinstoelagen en werkloosheidsuitkering. Ik ben er echter wel een groot voorstander van – en ik wil dit nogmaals benadrukken – dat ook deze groepen verzekerd zijn tegen ongevallen en ziekte. Ten derde geloof ik dat ouderdomsuitkeringen deel moeten uitmaken van iemands loon en, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 883/2004, dat het mogelijk moet zijn om deze over te dragen volgens de regels van de lidstaten, vooropgesteld dat dit alleen gebeurt als het derde land dit ook graag wil en het ook daadwerkelijk doet.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat we zo vroeg beginnen met de voorbereidingen voor de begroting van 2012. Zo kunnen we de kwesties goed in overweging nemen. Een van de zaken waarover we veel praten in de Europese Unie, en in dit Parlement, is de kwestie van solidariteit. We willen vaak erg graag solidariteit tonen met diverse groepen mensen.
Ik wil dit Parlement vragen wat solidariteit te tonen met de belastingbetalers in onze kiesdistricten, want dat hebben we tot nu toe nog niet gedaan. In deze schrale tijden moeten we soberheid tonen. We moeten het goede voorbeeld geven. Dat moeten we doen door de salarissen en toelages van alle EP-leden en ambtenaren op deze plek te bevriezen voor 2012 en we moeten afzien van de plannen voor het Huis van de Europese geschiedenis, waarvan de bouw miljoenen euro’s zal kosten en waarvoor geen financieringsplan voor de lange termijn is. Dat zal ongetwijfeld ook op de belastingbetalers neerkomen.
Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de versnippering van de regelgeving met betrekking tot de consumentenrechten is zonder twijfel een zeer belangrijk obstakel voor de handel over de grenzen heen, en het vormt ook een probleem voor de effectieve vorming van een echte interne markt. Ik ben van mening dat het voorstel voor een richtlijn dat vandaag met belangrijke toevoegingen is teruggestuurd naar de commissie, bij kan dragen aan de vaststelling van een juridisch kader met betrekking tot de consumentenrechten.
Alfredo Antoniozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, door middel van de herziening van vier huidige richtlijnen poogt dit verslag een einde te maken aan de versnippering van het regelgevende kader, die tot op heden de voltooiing van de interne markt in de weg heeft gestaan: het doel is een beter functioneren van de interne markt voor de consumenten en het bedrijfsleven, het vertrouwen van eerstgenoemden in de markt te verhogen en de terughoudendheid van ondernemingen om grensoverschrijdend te opereren te verminderen.
Het voorstel is complex en omvat veel specifieke zaken, die al sinds het voorzitterschap van Frankrijk worden onderzocht en bediscussieerd. Onder de nieuwe Commissie, die onder leiding staat van de heer Barroso, is de volledige harmonisatie dankzij het werk van de heer Reding niet langer beschouwd als een dogma en zijn we terecht de weg naar een beter gerichte harmonisatie ingeslagen.
Hoewel ik niet helemaal tevreden ben over het behaalde resultaat, dat volgens mij te bescheiden is en de uitkomst van een voor ons nadelig compromis, denk ik en hoop ik dat dit voorstel een vertrekpunt voor verdere ontwikkelingen kan zijn. Daarom heb ik dit verslag gesteund.
Giovanni La Via (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de tekst waarover we vandaag hebben gestemd is het resultaat van een lang en ingewikkeld proces dat is begonnen in oktober 2008 en als doel heeft om de consument bij de bescherming van grensoverschrijdende aankopen centraal te stellen.
Het doel dat de Unie en de Europese instellingen zich moeten stellen is om bij te dragen aan een verbeterd functioneren van de interne markt, om het vertrouwen van de consument te vergroten en tegelijkertijd onze ondernemingen te ondersteunen.
De richtlijn waar het Parlement vandaag over heeft gestemd betreft de vereniging van vier richtlijnen die betrekking hadden op dit onderwerp, en die tot vandaag in werking waren. De nieuwe richtlijn is een teken van de wil om de regelgevingen die op dit moment van kracht zijn in de verschillende rechtssystemen op beduidend doeltreffender wijze te harmoniseren. Ook wordt de versnippering vermeden die helaas al vaak een obstakel is gebleken voor ondernemingen die als doel hebben om op de grensoverschrijdende markt competitief te zijn, en voor de consumenten. Om deze redenen heb ik mijn goedkeuring gegeven aan dit verslag en voorgestemd.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de hervorming van de richtlijn betreffende consumentenbescherming was een lang en verbrokkeld proces. Het oorspronkelijke idee van de Commissie van volledige harmonisatie dreigde vooral het niveau van consumentenbescherming in de noordse landen te verlagen. Dat zou in strijd zijn geweest met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarin staat namelijk dat de consumentenwetgeving gebaseerd moet zijn op zo hoog mogelijke niveaus van consumentenbescherming. Wij moeten daarom altijd beseffen dat de markten er voor de consumenten zijn en dat niet de consumenten er voor de markten zijn.
De wetgeving inzake consumenten en kleine ondernemingen moet altijd zo duidelijk mogelijk zijn en gemakkelijk te begrijpen. Wetgeving die nauwkeurig en zorgvuldig is opgesteld, is in het belang van alle partijen. Het is daarom goed dat de richtlijn naar de bevoegde commissie wordt terugverwezen, zoals het Parlement vandaag heeft besloten.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de interne markt van de Europese Unie is tot nu toe ontwikkeld op voorwaarden van vooral grote ondernemingen. Het wordt nu tijd om onze aandacht te schenken aan kleine en middelgrote ondernemingen en vooral de consumenten, om ervoor te zorgen dat hun belangen op de interne markt beter worden beschermd. Dit Commissievoorstel om de consumentenbescherming te hervormen heeft een nogal tegenstrijdige ontvangst gehad. Bijvoorbeeld in Finland heeft de Consumentenbond handtekeningen verzameld onder een petitie waarin staat dat het voorstel, wanneer het wordt uitgevoerd, de consumentenbescherming in Finland enorme schade zal berokkenen.
Dit compromis waarover we nu hebben gestemd en dat verder wordt behandeld, is zeer vaag. Een groot aantal van de oorspronkelijke voorstellen is geschrapt, waardoor het beslist niet meer ambitieus is. Het grootste probleem is echter dat het moeilijk te begrijpen is. Ik zou als voorwaarde willen stellen dat de richtlijn betreffende consumentenbescherming er een is die ook de consumenten begrijpen en die hun op die manier bescherming biedt.
Hannu Takkula (ALDE). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijn Finse collega’s die zojuist hebben gesproken, de heer Repo en mevrouw Jäätteenmäki, hebben goede gedachten over deze richtlijn betreffende consumentenbescherming geuit. Als Finnen en Noord-Europeanen zijn wij bang dat de consumentenbescherming minder wordt. Dat is namelijk wat volledige harmonisatie vooral voor de noordse landen zal betekenen. Anderzijds zal zij de maatregelen vertragen in de landen waar de zaken momenteel niet goed zijn geregeld.
Het is heel goed dat dit voorstel naar de bevoegde commissie wordt terugverwezen, omdat het enigszins problematische punten bevat, vooral voor kleine ondernemers. Ik zou willen dat deze commissie aandacht schonk aan één klein punt: de amendementen 18 en 107 hebben in feite zeer negatieve gevolgen voor onder andere toeristische ondernemingen in Noord-Finland. Het besluit om naar een onderneming, hotel of andere accommodatie voor toeristen te gaan ontstaat vaak op de weg, waarna mensen bellen en reserveren. Volgens deze richtlijn is dat niet genoeg en moeten mensen een fax of iets dergelijks sturen. Dit is in de praktijk niet altijd mogelijk. Deze zaak moet op het niveau van de burgers worden benaderd en de verschillende situaties in de verschillende lidstaten moeten worden begrepen.
Peter Jahr (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de aanpak voor het harmoniseren van onze gefragmenteerde Europese consumentenrechten, die een belemmering vormen voor de handel, goed is en de juiste manier om het te doen. Het is ook belangrijk voor consumenten dat ze een Europees rechtsgevoel kunnen ontwikkelen, met andere woorden dat ze overal in de Europese Unie vol vertrouwen kunnen zijn als ze zakendoen of iets kopen of verwerven. Dat zal voor zekerheid zorgen, niet alleen voor consumenten maar ook voor producenten.
Ik ben met name blij over de verbeteringen ten aanzien van de informatieverplichtingen voor de zogenaamde straatverkopers en de informatieverplichtingen voor de zogenaamde op afstand gesloten overeenkomsten. In toekomstige debatten moeten we – en ik ben daarom heel blij dat het verslag nogmaals wordt terugverwezen naar de commissie – erop letten dat als we het hebben over producenten, we niet alleen te maken hebben met grote concerns maar ook met kleine familiebedrijven, en die mogen we niet overbelasten met juridische spitsvondigheden.
Ashley Fox (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als mijn kiezers me vragen wat het belangrijkste voordeel van lidmaatschap van de Europese Unie is, antwoord ik altijd: de vrije handel tussen naties en de interne markt die we graag willen voltooien.
Daarom ben ik blij met deze richtlijn betreffende consumentenrechten. Ik ben er blij mee omdat zij een –weliswaar kleine – stap in de richting van het voltooien van die interne markt vormt. De richtlijn zal enkele voordelen opleveren voor consumenten en kleine ondernemingen. Zij zal helpen bij de handel via het internet en de grensoverschrijdende handel. Ik moet echter zeggen dat het lang geduurd heeft voordat deze richtlijn er was en dat de vooruitgang bescheiden is.
Ik wil er bij de Commissie voor pleiten dat we een raamwerk voor het voltooien van de interne markt nodig hebben, niet de reeks min of meer op zichzelf staande initiatieven die we op dit moment hebben.
Siiri Oviir (ALDE). − (ET) Mijnheer de Voorzitter, de aanneming van de geharmoniseerde richtlijn betreffende consumentenrechten is beslist een manier om het functioneren van de interne markt te verbeteren. Deze geharmoniseerde richtlijn, die een aantal richtlijnen met betrekking tot consumentenrechten samenvoegt, zal het wettelijk kader aanzienlijk vereenvoudigen, zeker bijdragen aan het vergroten van het consumentenvertrouwen en natuurlijk ook de grensoverschrijdende handel stimuleren. Dit is een stap naar minder fragmentatie. Helaas is volledige harmonisatie van de consumentenrechten in de Europese Unie nog geen realiteit. Toch is dit een belangrijke stap naar betere consumentenbescherming en handel. Daarom heb ik de aanneming van dit document gesteund.
Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het nieuws over de reeks aardbevingen waar het Verre Oosten, Japan in het bijzonder, sinds 11 maart door wordt geteisterd heeft ons allemaal verbijsterd door de omvang van de tragedie die zich voor de mensheid voltrekt. Om deze redenen vind ik dat de resolutie de eerste, verplichte stap is naar de garantie voor het Japanse volk op alle humanitaire, technische en financiële steun die het de komende maanden en jaren nodig zal hebben.
Ik ben van mening dat het ongeval op de kerncentrale van Fukushima ons allemaal verplicht om aandachtig, nauwkeurig en rustig na te denken over de risico’s van kernenergie. Europa moet investeren en de lidstaten sturen om zich meer en beter op alternatieve energiebronnen te richten. Onze gedachten gaan uit naar Japan en we moeten ons in de toekomst inzetten om te vermijden dat zich in Europa en in de rest van de wereld vergelijkbare situaties voor kunnen doen.
Paul Rübig (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat we allemaal lessen kunnen trekken uit de situatie in Japan. Deze lessen betreffen vooral de kerncentrales. Ik doe een dringend beroep op de Raad om hiervoor voorstellen op tafel te leggen. Wat de Commissie tot dusverre op tafel heeft gelegd vormt een aansporing voor de Groep atoomvraagstukken van de Raad om eindelijk in te gaan op de eisen van het Europees Parlement. We hebben een intensief debat nodig over deze kwestie en ik geloof dat de tijd hiervoor nu is aangebroken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik onderschrijf dit verslag, dat bovenal ten doel heeft het economisch herstel van Moldavië te steunen, gelet op het feit dat de landbouw 40 procent van de Moldavische economie vertegenwoordigt. Ik ga volledig akkoord met de maatregelen die de rapporteur voorstelt om tot een meer alomvattende overeenkomst te komen die doeltreffender is voor het economisch herstel van dit partnerland van de Europese Unie.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb met dit verslag, dat de rechtenvrije tariefcontingenten voor Moldavië verhoogt, ingestemd. Moldavië heeft moeilijkheden met de wijnexport, hetgeen een bedreiging vormt voor het economisch herstel en de landbouw, vooral voor middelgrote en familielandbouwbedrijven. De landbouwsector vertegenwoordigt circa 40 procent van de Moldavische economie en de wijnsector biedt werk aan ongeveer 300 000 personen, die hoofdzakelijk in plattelandsgebieden wonen. Tot nu toe heeft Moldavië het toegewezen contingent volledig benut en daarom zal een verhoging van de rechtenvrije tariefcontingenten Moldavië in staat stellen de verkoop van Moldavische productie in de EU te verhogen, zonder dat dit de wijnindustrie van de EU schaadt.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Rusland is een belangrijke afzetmarkt voor Moldavische wijnmakers. De laatste tijd is de Russische markt echter geen zekerheid meer voor geëxporteerde wijnproducten. In haar zoektocht naar een alternatief voor de Russische markt heeft de Europese Commissie voorgesteld de van rechten vrijgestelde contingenten dit jaar te verhogen van 100 000 hl naar 150 000 hl, van 120 000 hl naar 180 000 hl in 2012 en naar maximaal 240 000 hl vanaf 2013. Ik heb voor deze wijziging in de handelsbetrekkingen met de Republiek Moldavië gestemd om de hoeveelheid van rechten vrijgestelde wijnimport te vergroten. Deze wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 kan een oplossing bieden voor de wijnproducenten in de Republiek Moldavië doordat zij kunnen profiteren van een betrouwbaarder afzetmarkt in vergelijking met de door Rusland in 2006 en 2010 opgelegde embargo's op Moldavische wijnen, die voor een aantal wijnmakers tot faillissement hebben geleid.
Luis Manuel Capoulas Santos (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb mij van stemming over het voorstel tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië onthouden omdat ik van oordeel ben dat de huidige formulering onvoldoende rekening houdt met de noodzakelijke bepalingen voor de bescherming van geografische aanduidingen van de Europese Unie, met name voor wat betreft de geografische aanduiding van portwijn.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik wens het economisch herstel van Moldavië te steunen en de mensen die daar in de wijnindustrie werkzaam zijn, positieve vooruitzichten te bieden. Ik ga akkoord met het voorstel om het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn voor het jaar 2012 van 120 000 tot 180 000 hectoliter en vanaf 2013 tot 240 000 hectoliter per jaar te verhogen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, dat de wijnindustrie van de Europese Unie geenszins zal destabiliseren.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór het verslag over de invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië gestemd, aangezien het een positief signaal afgeeft van de EU aan dit land, dat lid is van het Oostelijk Partnerschap en dat onlangs heeft verklaard dat het hoopt in 2011 zijn aanvraag van het lidmaatschap van de Europese Unie te kunnen indienen. Moldavië heeft een ambitieuze reeks politieke, economische en sociale hervormingen ondernomen, waarvan de voortzetting moet worden aangemoedigd. Tegelijkertijd is Moldavië hard getroffen door de economische en financiële crisis. Gedurende de afgelopen vier jaar heeft 40 procent van de wijnproducenten zijn handelsactiviteiten gestaakt of faillissement moeten aanvragen, terwijl de ondernemingen die nog wel in deze belangrijke economische sector actief zijn, hun verliezen hebben zien oplopen. Verhoging van de van rechten vrijgestelde wijncontingenten en uitbreiding van de geldigheid van Verordening nr. 55/2008 van de Raad tot eind 2015 zouden uitkomst bieden voor dit land, waar het aantal werknemers in de wijnbouw tot 300 000 is gestegen en de agrarische sector verantwoordelijk is voor 40 procent van het bbp, zonder dat de economie van de Unie daardoor getroffen wordt. Deze maatregelen zouden ook voldoende tijd overlaten om onderhandelingen voor te bereiden over het scheppen van een grotere alomvattende vrijhandelsruimte, een gezamenlijk doel van de EU en de Republiek Moldavië.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat het Commissievoorstel tot wijziging van de huidige verordening kan bijdragen tot de ondersteuning van het economisch herstel van Moldavië en de mensen die daar in de wijnindustrie werkzaam zijn positieve vooruitzichten kan bieden zonder de belangen van de EU-producenten te schaden.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De Moldavische wijnindustrie maakt thans een crisis door die nog wordt aangewakkerd door de afname van de uitvoer. Deze situatie heeft een negatieve invloed op het economisch herstel en de hervormingen die het land in de gelegenheid zouden kunnen stellen op een meer realistische manier te streven naar integratie in de Europese Unie. De verhoging van het rechtenvrije tariefcontingent, met name voor Moldavische wijn, kan er mede voor zorgen dat de druk op deze sector wordt verlicht.
Er zij onderstreept dat de Unie en haar lidstaten, los van de bereidheid van de Europese Unie om Moldavië te helpen, moeten trachten te waarborgen dat de kwaliteit van wijn uit andere landen niet onderdoet voor de kwaliteitseisen waaraan Europese wijnen moeten voldoen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpwetgevingsresolutie van het Parlement is gebaseerd op een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië. Ondanks de inspanningen van de bevolking en de hervormingen die door de regering ten uitvoer zijn gelegd, verkeert de Republiek Moldavië in een moeilijke situatie vanwege de crisis in de wijnsector, de meest productieve sector van het land, die 40 procent van de Moldavische economie vertegenwoordigt en werk biedt aan meer dan een kwart van de beroepsbevolking.
Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie het economisch herstel van Moldavië steunt en een positief signaal afgeeft door haar solidariteit te betuigen aan een bevolking die hoofdzakelijk in plattelandsgebieden woont. Daarom verwelkom ik en stem ik voor deze ontwerpwetgevingsresolutie, die Verordening (EG) nr. 55/2008 tot 31 december 2015 verlengt, en hoop ik dat tegen die tijd “een ruime vrijhandelszone tussen de Unie en Moldavië” zal zijn opgezet.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met dit verslag wordt een voorstel van de Commissie goedgekeurd om het rechtenvrije tariefcontingent voor Moldavische wijn te verhogen. De Commissie stelt voor om het huidige tariefcontingent voor wijn voor het jaar 2011 van 100 000 tot 150 000 hectoliter, voor het jaar 2012 van 120 000 tot 180 000 hectoliter, en vanaf 2013 tot 240 000 hectoliter per jaar te verhogen. Volgens de Commissie is de voorgestelde verhoging gebaseerd op het feit dat “Moldavië het bestaande contingent en het potentieel van de sector om zijn nichemarkten in de EU te verbeteren, systematisch volledig heeft benut”.
Ofschoon wordt verklaard dat het niveau van de voorgestelde verhoging de wijnindustrie van de Europese Unie niet zal destabiliseren, hebben wij onze twijfels bij die bewering. Daarom hebben wij ons van stemming onthouden, onder meer uitgaande van de vaststelling dat tal van met name kleine en middelgrote producenten thans in landen zoals Portugal een crisissituatie doormaken vanwege de dramatische terugval van de productieprijzen en de voortdurende stijging van de inputkosten. Deze moeilijkheden worden nog aangewakkerd door de wijzigingen ten gevolge van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) en de geplande afschaffing van de productierechten. Deze hervorming heeft bovenal voordelen opgeleverd voor de grootschalige wijnindustrie en sommige importeurs …
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170, lid 1, van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het Parlement heeft hier vandaag het verslag van de heer Moreira aangenomen, waarmee het zijn goedkeuring hecht aan het voorstel van de Commissie om het rechtenvrije tariefcontingent voor Moldavische wijn te verhogen. Ofschoon het uitvoerend orgaan van de Gemeenschap verklaart dat de voorgestelde verhoging de wijnindustrie van de Europese Unie niet zal destabiliseren, hebben wij ons van stemming onthouden omdat wij daarbij onze twijfels hebben en de belangen van de Portugese landbouw willen beschermen.
Moldova heeft de Commissie verzocht om een verhoging van het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn dat bij verordening van 2008 in het kader van de autonome handelspreferenties aan het land is toegekend.
Om het economisch herstel van Moldavië te steunen en de mensen die daar in de wijnindustrie werkzaam zijn (een kwart van de beroepsbevolking) positieve vooruitzichten te bieden, wordt voorgesteld het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn voor 2011 van 100 000 tot 150 000 hectoliter, voor 2012 van 120 000 tot 180 000 hectoliter, en vanaf 2013 tot 240 000 hectoliter per jaar te verhogen.
De Commissie stelt dat “aangezien het algemene niveau van de invoer uit Moldavië slechts 0,04 procent van de totale invoer van de Europese Unie bedraagt, van een grotere openstelling van de markt geen negatieve gevolgen voor de Europese Unie te verwachten vallen. Op dit moment komt circa 90 procent van de invoer uit Moldavië…”.
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170, lid 1, van het Reglement)
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het voorstel van de Commissie voorziet in de wijziging van de verordening voor de betrekkingen met de Republiek Moldavië. Gezien de periode van crisis die Moldavië op dit moment doormaakt, is het ontwerp erop gericht de hoeveelheid wijn die uit Moldavië wordt geïmporteerd te verhogen. Volgens de Commissie zou deze verhoging een minimaal effect hebben op onze markten, maar ondanks dat sta ik niet achter het voorstel, gezien de economische crisis die onze eigen landbouwers en onze wijnteeltbedrijven al ernstig op de proef stelt.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb met dit document ingestemd, want om het economisch herstel van Moldavië te steunen en de mensen die daar in de wijnindustrie werkzaam zijn, positieve vooruitzichten te bieden, wordt voorgesteld het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn voor 2011 van 100 000 tot 150 000 hectoliter (hl), voor 2012 van 120 000 tot 180 000 hl, en vanaf 2013 tot 240 000 hl per jaar te verhogen. Het niveau van de voorgestelde verhoging is gebaseerd op het feit dat Moldavië het bestaande contingent en het potentieel van de sector om zijn nichemarkten in de EU te verbeteren, systematisch volledig heeft benut, en zal de wijnindustrie van de EU niet destabiliseren. Verwacht wordt dat de Moldavische wijnsector de kwaliteit van zijn wijnen zal blijven verbeteren. Aangezien Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad op 31 december 2012 afloopt en het zaak is de producenten, exporteurs en importeurs rechtszekerheid te bieden, wordt voorgesteld de geldigheidsduur van die verordening met drie jaar te verlengen tot 31 december 2015.
Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik zal altijd verklaren dat de Republiek Moldavië moet worden aangemoedigd op haar pro-Europese pad. Moldavië ondervindt moeilijkheden met de wijnexporten naar enkele van zijn traditionele markten, wat een bedreiging vormt voor het economisch herstel en het hervormingsproces waaraan het land hard werkt. De argumenten in het verslag van Vital Moreira zijn overtuigend: het is nodig voor Moldavië dat Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad met nog eens drie jaar wordt verlengd, tot 31 december 2015. Het verzoek dat de Republiek Moldavië in juli 2010 heeft gedaan, is gerechtvaardigd. Moldavië heeft de Europese Unie nodig als een betrouwbare partner. Om die redenen steun ik het verslag van Vital Moreira over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) De handelspreferenties voor de republiek Moldavië van de EU zijn adequaat gebleken. Verder zijn er geen schadelijke effecten waargenomen voor de wijnindustrie van de EU. Als armste land in Europa heeft de republiek Moldavië de steun van de EU nodig. Dit is onze morele plicht in het belang van de Europese eenheid en eensgezindheid. Ik verwelkom daarom het voorstel van de Commissie om de geldigheidsduur te verlengen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië gestemd. Dit brengt onze handelsbetrekkingen met Moldavië in overeenstemming met die met andere buurlanden.
Clemente Mastella, schriftelijk. – (IT) In het kader van het Europese nabuurschapbeleid heeft Moldavië altijd een ambitieuze agenda voor politieke associatie en verdere economische integratie met de Unie aangenomen, en maakt het ook aanzienlijke vorderingen met de aanpassing van zijn regelgeving aan de wetgeving en normen van de Unie ter voorbereiding van de toekomstige, bredere, onderhandelingen. Moldavië heeft aangetoond bereid te zijn om zo’n ambitieuze verbintenis te bevorderen en de gevolgen ervan het hoofd te bieden, en verder te gaan in de lijn van de vooruitgang die tot nu toe is geboekt op het gebied van de vrije markt van de Europese Unie. Wij zijn het echter eens met de rapporteur, wanneer die stelt dat de Republiek Moldavië moeilijkheden heeft met de export van enkele producten, wat een bedreiging vormt voor haar economisch herstel. We achten het dus noodzakelijk de geldigheidsduur van de verordening, die betrekking heeft op enkele autonome handelspreferenties, met drie jaar te verlengen, om de republiek voldoende tijd te geven voor passende voorbereidingen op en onderhandelingen over een dergelijke vrijhandelszone. Het verslag dat we hebben goedgekeurd, en dat van deze overwegingen uitgaat, is gericht op de bevordering van het economisch herstel van het land, in het bijzonder door een verhoging van de rechtenvrije tariefcontingenten voor bepaalde producten die onder de huidige autonome handelspreferenties vallen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Moldavië heeft de laatste jaren inspanningen gedaan om de Europese referentiewaarden van vrijdom, democratie en goed bestuur te benaderen. Deze inspanningen zijn consistent gebleken en zij bewijzen dat Moldavië vastbesloten is om de koers naar een mogelijke integratie in de Unie aan te houden. Om het economisch herstel van Moldavië te steunen en de mensen die daar in de wijnindustrie werkzaam zijn (een kwart van de beroepsbevolking) positieve vooruitzichten te bieden, wordt dan ook voorgesteld het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn voor 2011 van 100 000 tot 150 000 hectoliter, voor 2012 van 120 000 tot 180 000 hectoliter, en vanaf 2013 tot 240 000 hectoliter per jaar te verhogen. De amendementen op deze verordening gaan in die richting en zullen ongetwijfeld bijdragen aan het herstel en de ontwikkeling van de Moldavische economie.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien het feit dat Moldavië problemen ondervindt met de wijnexporten naar enkele van zijn traditionele markten, wat een bedreiging vormt voor het economisch herstel en het hervormingsproces waaraan het land hard werkt, en om maatregelen te nemen om de wijnexport van Moldavië te vergroten en zo de economische ontwikkeling van het land te ondersteunen, is het nodig om: 1. het tariefcontingent vrij van rechten voor wijn te vergroten binnen de autonome handelspreferenties; 2. de geldigheid van de betreffende verordening (die zal verlopen op 31 december 2012) met nog eens drie jaar te verlengen, tot 31 december 2015; 3. het tariefcontingent vrij van rechten voor tarwe, gerst en maïs te vergroten.
Daarom heb ik voorgestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik juich instemming met dit verslag toe. Moldavië heeft de steun van de Europese Unie op dit ogenblik nodig omdat het wordt geconfronteerd met economische problemen, zoals de meeste landen op de wereld, maar ook met problemen die inherent zijn aan politieke transitie. In een tijd waarin Moldavië praktisch met een boycot van zijn wijnexport op de Russische markt kampt, is uitbreiding van de van rechten vrijgestelde wijncontingenten een passende maatregel en een die, naar ik hoop, de economie van dit land ten goede zal komen.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik ben het eens met deze resolutie waarin wordt voorgesteld de autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië in de wijnsector, die van levensbelang is voor dit land, te verhogen. Er wordt op gewezen dat dit een nog sterkere impuls is om de betrekkingen tussen de Europese Unie en Moldavië uit te breiden en het Europees nabuurschapsbeleid verder te ontwikkelen. Aangezien Moldavië de vastgestelde contingenten tot nu toe volledig heeft benut, ben ik het eens met het voorstel het rechtenvrije tariefcontingent voor wijn te verhogen. Er wordt op gewezen dat een dergelijke regeling geen negatieve gevolgen zal hebben voor de EU-wijnsector. Moldavië is een van de armste landen van Europa en kampt met grote economische en politieke problemen. De EU moet gunstige voorwaarden scheppen zodat Moldavië een gunstige geopolitieke koers kan kiezen, die zal helpen de moeilijkheden van het land aan te pakken. Bovendien zullen de bepalingen van deze resolutie gunstige voorwaarden scheppen voor de wijnsector van Moldavië om de kwaliteit van zijn product te verbeteren. Ik vind het alleszins redelijk om de geldigheidsduur van de hele verordening met nog drie jaar te verlengen, ten behoeve van de rechtsduidelijkheid en de rechtszekerheid voor producenten, exporteurs en importeurs.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Moreira over autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië gestemd, omdat het aansluit bij het nabuurschapsbeleid van de Unie en de economische overeenkomsten die reeds gelden met andere aangrenzende landen. Ik vind het inderdaad een goed idee dat de landen die grenzen aan de Europese Unie wederzijdse handelsconcessies ontvangen, zowel voor economische ontwikkeling als sociaalpolitieke vraagstukken. Het vrije goederenverkeer of een verlaagd invoerrecht zorgen voor een grotere kapitaalstroom en een vergemakkelijking van samenwerkingsovereenkomsten. Dit komt zowel de aangrenzende landen als de interne markt ten goede. Het commerciële doel is duidelijk van belang, maar ook andere aspecten moeten hierbij echter in beschouwing worden genomen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Zoals ik al eerder zei, is het van vitaal belang dat de Europese Unie over een coherent en doeltreffend nabuurschapsbeleid beschikt. In het kader van dit nabuurschapsbeleid is bij Verordening (EG) nr. 55/2008 een specifiek stelsel van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië ingevoerd dat vrije toegang tot de markt van de Europese Unie biedt voor alle producten van oorsprong uit Moldavië, met uitzondering van bepaalde in bijlage I bij die verordening opgenomen landbouwproducten waarvoor beperkte concessies gelden in de vorm van vrijstelling van douanerechten binnen de grenzen van tariefcontingenten, of verlaagde douanerechten.
Een van de uitzonderingen op dit vrij verkeer heeft betrekking op de wijnindustrie, waarop een jaarlijks tariefcontingent van toepassing is dat volgens de beschikbare gegevens al maanden vóór het einde van het jaar volledig was opgebruikt. Gelet op het feit dat de Moldavische economie sterk te lijden heeft onder de nadelige gevolgen van de wereldwijde financiële en economische crisis en dat de wijnsector werk biedt aan ongeveer 300 000 mensen wordt in dit verslag, dat mijn steun geniet, voorgesteld om het huidige tariefcontingent voor wijn te verhogen, teneinde de inspanningen van Moldavië te steunen en een aantrekkelijke en betrouwbare markt voor zijn wijnexport te bieden, die overigens geen concurrentie vormt voor de Portugese producten.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Om de inspanningen van Moldavië met het oog op het herstel van de economie van het land te steunen en een nieuwe impuls te geven aan de vorderingen met de aanpassing van de regelgeving aan de wetgeving en normen van de Unie heeft de Commissie een voorstel ingediend om het tariefcontingent voor Moldavische wijn te verhogen. Volgens de Commissie zal deze maatregel geen negatieve gevolgen hebben voor de Europese wijnindustrie. Daarom heb ik besloten mijn goedkeuring te hechten aan het voorstel om Moldavië te steunen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De tekst van het verslag is kort. Deze luidt: “Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0649), – gelet op artikel 294, lid 2, en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0364/2010), – gelet op artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, – gelet op artikel 55 en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0041/2011), 1. stelt zijn onderstaand standpunt in eerste lezing vast; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.”
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De Republiek Moldavië maakt momenteel een moeilijke periode door wat betreft haar wijnexport, die van negatieve invloed is op het hervormingsproces en het economisch herstel dat door haar regering wordt uitgevoerd. De wijnsector biedt werk aan ongeveer 300 000 personen (een kwart van de beroepsbevolking van het land) die hoofdzakelijk in plattelandsgebieden wonen en kleine tot middelgrote familiepercelen cultiveren. Met deze wijzigingen denk ik dat Verordening (EG) nr. 55/2008 bijdraagt aan de ondersteuning van het economisch herstel van Moldavië en de mensen die daar in de wijnsector werkzaam zijn, betere vooruitzichten biedt voor de periode 2011-2013. Om tot het best mogelijke nabuurschapsbeleid te komen, is het nu van belang om te streven naar tariefpreferenties, met als doel een halt toe te roepen aan het verval van de Moldavische economie en tegelijkertijd de fiscale verliezen voor de EU zo veel mogelijk terug te dringen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik verleen mijn steun voor dit verslag zoals gewijzigd door de amendementen waarmee de geldigheid van het huidige systeem – het stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie (SAP) – wordt verlengd tot december 2013, gelet op de onzekerheid omtrent de tijd die nodig is om de lopende wetgevingsprocedure af te ronden. Door dit verslag aan te nemen voorkomen wij dat er een leemte ontstaat in de wettelijke dekking van het SAP en waarborgen wij dat alle landen gelijk behandeld worden.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de EU met het stelsel van algemene preferenties (SAP) over een zeer belangrijk handels- en ontwikkelingsmechanisme beschikt. Ik wil de Commissie echter met klem verzoeken zo snel mogelijk een meer substantiële herziening van het SAP te ontwikkelen. Ik denk ook dat het tijd is dat we ons gaan bezighouden met een meer substantiële herziening van de lijsten met begunstigden van het SAP en SAP+. Het Europees Parlement moet vanaf de eerste fase over dit onderwerp worden geraadpleegd. Ik verwacht ook dat het Parlement betrokken zal worden bij het toezicht om na te gaan of de begunstigden van SAP+ zich houden aan de 27 IAO- en VN-conventies, iets wat grondig moet worden onderzocht om de betrouwbaarheid van het SAP+-mechanisme te kunnen handhaven.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. In 1968 heeft de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) de oprichting van een 'Stelsel van Algemene Preferenties' (SAP) aanbevolen volgens welke geïndustrialiseerde landen aan alle ontwikkelingslanden en niet alleen aan voormalige koloniën handelspreferenties zouden toekennen op niet-wederzijdse basis. De Europese Gemeenschap voerde in 1971 als eerste een SAP-stelsel in. Sinds de invoering is het SAP één van de belangrijkste instrumenten geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen door via internationale handel inkomsten te genereren. Het door de EU toegepaste SAP-stelsel biedt de gunstigste behandeling van allemaal met het doel de minst ontwikkelde landen belastingvrije en quotavrije toegang te geven tot de EU-markt. Daarnaast helpt het stelsel duurzame ontwikkeling en goed bestuur te bevorderen voor ontwikkelingslanden die een lijst van internationale verdragen en protocollen ratificeren en uitvoeren op het gebied van mensen- en arbeidsrechten, milieubescherming, drugs en bestrijding van corruptie.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) In 1968 heeft de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling de oprichting van een stelsel van algemene preferenties aanbevolen volgens welke geïndustrialiseerde landen aan alle ontwikkelingslanden handelspreferenties zouden toekennen op niet-wederzijdse basis. De Europese Gemeenschap voerde als eerste een dergelijk stelsel in en sinds de invoering is het SAP één van de belangrijkste instrumenten geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen door via internationale handel inkomsten te genereren. Ondanks dat dit systeem het meest wordt toegepast van al deze door ontwikkelde landen ingestelde systemen, ben ik het ermee eens dat we de verordening in kwestie moeten herzien om de toepassing van het programma te vergemakkelijken.
Daarnaast vind ik dat de algemene herziening van de verordening het onderwerp dient te zijn van een voorstel voor een nieuwe verordening dat we hopelijk onverwijld ontvangen. Het nieuwe voorstel moet erop gericht zijn van het SAP een duidelijker en doorzichtiger stelsel te maken. Tevens verzoek ik de Commissie om na te gaan of de verplichtingen zijn nageleefd door periodieke onderzoeken uit te voeren waarbij ook het Parlement en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van het betreffende land betrokken zijn.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de invloed van het huidige stelsel moet worden vergroot en dat het gebruik van het stelsel van algemene preferenties moet worden opgevoerd door technische bijstand te verlenen die specifiek gericht is op het aanbrengen van de institutionele en regelgevende capaciteit die vereist is om de armste landen in staat te stellen maximaal te profiteren van de voordelen van internationale handel en het preferentiestelsel. Tevens moet er bijstand worden verleend bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten die uit hoofde van dit stimuleringsprogramma en hun toezeggingen vereist is. Ik vind dat ontwikkelingslanden bijstand moeten verlenen in de strijd tegen armoede door via internationale handel inkomsten te genereren. Van al deze door ontwikkelde landen ingestelde systemen wordt dit stelsel het meest toegepast. Ik ben van mening dat het moet worden verlengd om de rechtszekerheid en de belangen van de EU en de begunstigde landen te waarborgen. In de tussentijd moet de huidige onbevredigende situatie worden opgelost zonder vertraging, waarbij continu wordt geprobeerd een manier te vinden om de zwakkere landen die in nood verkeren bij te staan.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb besloten vóór het verslag over algemene tariefpreferenties te stemmen omdat het de onmiddellijke aanpassing van het stelsel van algemene preferenties aan de bepalingen van het Verdrag van Lissabon voorstaat, alsmede een algehele herziening van het stelsel in de toekomst. Deze algehele herziening zou gericht moeten zijn op uitbreiding van de betrokkenheid van begunstigde landen bij de hervormingsprocessen die hen aangaan, op verlening van technische bijstand voor de ontwikkeling van hun institutionele capaciteit, en op herziening en harmonisering van de herkomstregels.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Parlement heeft net het stelsel van algemene preferenties (SAP) voor ontwikkelingslanden verlengd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013. De algemene herziening van het stelsel van algemene tariefpreferenties moet dit jaar plaatsvinden, waarbij rekening gehouden moet worden met de punten van zorg van de Commissie internationale handel. Wij eisen meer transparantie en echte samenwerking bij de onderhandelingen over de toewijzing van het SAP aan een land. Commissaris De Gucht heeft toegezegd het Europees Parlement nauw bij het besluitvormingsproces te betrekken. Hij moet zijn belofte dus nakomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De huidige verordening betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (SAP) loopt eind dit jaar af. De Commissie wacht echter nog op de conclusie van een studie terzake om een nieuw voorstel betreffende het SAP in te dienen. Om te voorkomen dat er een rechtsvacuüm ontstaat, is daarom besloten om de bestaande verordening en de huidige bepalingen met twee jaar te verlengen. De Commissie moet echter op zo kort mogelijke termijn een wetgevingsinitiatief over deze kwestie voorleggen, want het huidige stelsel is aan herziening toe en moet dringend doeltreffender worden gemaakt.
Daarom onderschrijf ik de voornaamste punten die de Commissie volgens de rapporteur in haar wetgevingsvoorstel moet herzien. Voorgesteld wordt om een effectiever stelsel te creëren waarin meer rekening wordt gehouden met de belangen van de begunstigde landen en de economische actoren, regels op te stellen die moeten zorgen voor een beter gereguleerd hervormingsproces waarin de betrokkenheid van de begunstigden wordt gewaarborgd en te garanderen dat het Parlement zijn democratische-controletaken kan uitoefenen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In 1968 heeft de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) de oprichting van een stelsel van algemene preferenties (SAP) aanbevolen volgens hetwelk als meer ontwikkeld beschouwde landen steun zouden verlenen aan ontwikkelingslanden in de vorm van handelspreferenties. De Europese Gemeenschap voerde in 1971 als eerste een dergelijk stelsel in. Sinds de invoering is gebleken dat het SAP één van de belangrijkste instrumenten voor samenwerking met ontwikkelingslanden op het niveau van de internationale handel is om de armoede terug te dringen. De huidige verordening moet geactualiseerd worden omdat zij bijna afloopt en niet is aangepast aan het Verdrag van Lissabon. Bovendien is zij toe aan een grondige herziening. Ofschoon dit voorstel nog geen nieuwe verordening is − die er overigens wel degelijk moet komen − , spreek ik mijn steun uit voor het verslag dat wij hier behandelen. Ik hoop dat de Commissie op zo kort mogelijke termijn een nieuw voorstel zal indienen, zodat de Europese Unie de ontwikkelingslanden kan blijven steunen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het stelsel van algemene preferenties van de EU (SAP) is een handelsmechanisme waarmee de EU ontwikkelingslanden preferentiële niet-wederzijdse markttoegang biedt tegen verlaagde tarieven. Ofschoon het wordt gedefinieerd als een instrument voor ontwikkelingshulp is dit mechanisme niet vrij van contradicties, met name tussen de beoogde doelstellingen en de praktische resultaten.
Immers, tal van ontwikkelingslanden vertonen een toenemende economische afhankelijkheid en hebben hun economie afgestemd op een model waarin nauwelijks sprake is van diversificatie en dat gebaseerd is op een beperkt aantal exportproducten, in plaats van hun interne markt te ontwikkelen. Bovendien heeft zich een internationale arbeidsverdeling doorgezet die voor deze landen nadelig is, terwijl de grote multinationals, waaronder ook sommige Europese bedrijven, bij dit systeem doorgaans de meeste baat hebben.
Dit mechanisme is toe aan een algemene herziening. Tegelijkertijd moet er een diepgaand debat worden geopend over de verschillende aspecten en zorgpunten van dit systeem en de gevolgen ervan voor zowel de ontwikkelingslanden als de lidstaten, en met name voor de zwakste landen. Aangezien de Commissie het nieuwe voorstel voor een verordening niet tijdig zal indienen, zodat de nieuwe verordening niet onmiddellijk na het verstrijken van de bestaande verordening in werking zal kunnen treden, moet de bestaande verordening verlengd...
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170, lid 1, van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het huidige stelsel van algemene preferenties loopt eind dit jaar af. Deze stemming betreft dus eenvoudigweg de verlenging van dit stelsel, die noodzakelijk is ter waarborging van de rechtszekerheid en de wederzijdse belangen van de bijna 150 betrokken landen.
Het belang van deze kwestie voor zowel de ontwikkelingslanden als de EU-lidstaten met zwakkere economieën, waarvan de industriële, sociale en landbouwbelangen niet altijd worden geëerbiedigd in de door de Commissie bevorderde internationale handelsovereenkomsten, maakt het echter noodzakelijk om een diepgaand debat over de nieuwe verordening te houden. Daarom moet de Commissie haar voorstel op zo kort mogelijke termijn indienen, zodat alle aspecten en zorgpunten van het stelsel van algemene preferenties naar behoren geanalyseerd kunnen worden, alsook de gevolgen voor de verschillende sectoren en landen.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Het stelsel van algemene preferenties (SAP) is één van de belangrijkste instrumenten geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen. Deze maatregel verlengt de huidige situatie, aangezien er geen nieuwe verordening is ingediend, wat enigszins spijtig is. Desondanks, gezien het belang van het instrument in kwestie, stem ik vóór.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Handel is een belangrijk en efficiënt instrument voor de bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden. De overgangsverordening betreffende een schema van algemene tariefpreferenties legt een preferentiële toegang tot de EU-markt juridisch vast voor 176 ontwikkelingslanden. Ik heb voor de verordening gestemd teneinde de wettelijke continuïteit te waarborgen, zodat mogelijkheden op handelsgebied beschikbaar blijven voor ontwikkelingslanden. Daarnaast is het de morele plicht van de EU om deze landen door middel van eerlijke handel te ondersteunen bij de ontwikkeling van de democratie en de rechtsstaat.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) De resolutie over het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 is met grote meerderheid in het Parlement aangenomen. Als het stelsel voor algemene preferenties (SAP) niet verlengd zou worden, zouden veel ontwikkelingslanden echt in zeer moeilijke situaties kunnen belanden. Al sinds 1971 probeert Europa om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen door via internationale handel inkomsten te genereren. Op basis van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vereist de procedure tot wijziging van het SAP de interventie van de Raad en het Parlement, die moeten streven naar de invoering van een effectiever stelsel waarin meer rekening wordt gehouden met de belangen van de begunstigde landen en tegelijkertijd van ze te eisen 27 internationale verdragen te ratificeren en uit te voeren op het gebied van de bescherming van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling, fundamentele arbeidsnormen en behoorlijk bestuur. Ondanks mijn steun voor dit voorstel voor een verlenging tot 2011, wil ik benadrukken dat ik – zoals mijn fractie reeds eerder aangaf – de trage aanpak van de Commissie aangaande dit vraagstuk betreur.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat een technische verlenging van de SAP-verordening vormt. Het verlengt de geldigheidsduur van de verordening tot 31 december 2013 om de Commissie voldoende tijd te geven om de nieuwe verordening op te stellen en het Parlement om zijn nieuwe bevoegdheden op het gebied van internationaal handelsbeleid te kunnen uitoefenen. Dit verslag is derhalve niet bedoeld om de inhoud van de verordening aan te pakken en het gaat niet in op de vraag of de SAP+-begunstigden nog steeds in aanmerking komen voor deze handelspreferenties op basis van goed bestuur, duurzame ontwikkeling en ratificatie en tenuitvoerlegging van VN-conventies op het gebied van sociale, milieu- en mensenrechten.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) We zijn er allen van overtuigd dat het stelsel voor algemene preferenties (SAP) sinds de invoering één van de belangrijkste instrumenten is geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie. Het is een enorme stimulans voor ontwikkelingslanden, die al lange tijd verwikkeld zijn in de strijd tegen armoede, om vrije toegang tot hun markt en de import van hun goederen te bevorderen via tariefverlagingen. We staan echter achter de rapporteur, de heer Scholz, die de hoop heeft uitgesproken dat de huidige verordening over het onderwerp moet worden verlengd ter waarborging van de rechtszekerheid en de belangen van de EU en de begunstigde landen en ook ter voorkoming dat de huidige – nog altijd onbevredigende – situatie aanhoudt. Tot dusver hebben we een gering gebruik gezien van de handelspreferenties die worden toegekend in het kader van het SAP, met name alle preferenties die samenhangen met de regels van oorsprong, dat wordt veroorzaakt door een probleem in de daarbij behorende administratieve procedures. Het is daarom raadzaam om doelgerichte technische bijstand te verschaffen, bijvoorbeeld door operationele samenwerkingsprogramma’s, met als voornaamste doel de ontwikkeling van regelgevende capaciteit te bevorderen en de juiste omzetting van internationale overeenkomsten te garanderen. Tot slot zijn we van mening dat de Commissie voortdurende controles moet uitvoeren met meer betrokkenheid van het Parlement en de betreffende sociale partners.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De bestaande verordening betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties loopt eind dit jaar af. Aangezien de nieuwe verordening niet tijdig in werking zal kunnen treden vanwege de vertraging bij de indiening van de door de Commissie opgedragen studie zit er niets anders op dan de huidige verordening met twee jaar te verlengen. Gelet op het belang van deze verordening voor de regulering van de handel tussen de ontwikkelingslanden en de Europese Unie moet de Commissie echter op zo kort mogelijke termijn een nieuwe, herziene versie indienen.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ontwikkeling zonder economische groei bestaat niet. Maar zoals ik al eerder heb aangegeven, is economische groei geen garantie voor ontwikkeling als een onpartijdige staat ontbreekt. Het handelsbeleid van de EU speelt een essentiële rol in de armoedebestrijding en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het stelsel van algemene preferenties van de EU is een van de instrumenten waarmee de ontwikkelingslanden de concurrentie op de internationale markten kunnen aangaan, doordat hun ofwel verlaging van douanerechten wordt toegekend, ofwel toegang tot de communautaire markt wordt verleend met vrijstelling van uitvoerrechten. Bovendien bevrijden deze preferenties hen van de afhankelijkheid van de hulp. Ter waarborging van de rechtszekerheid hebben wij de verlenging van de bestaande verordening goedgekeurd in afwachting van het nieuwe voorstel voor een verordening waarom is gevraagd. Hoe dan ook moet er wel rekening worden gehouden met de ruimere bevoegdheden van het EP in handelsaangelegenheden na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Volgens dit verdrag moeten de maatregelen van de SAP-verordening worden beschouwd als gedelegeerde handelingen, wat betekent dat aan het EP uitgebreidere onderzoekbevoegdheden worden toegekend dan nu het geval is.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Al sinds 1964 roepen sommige ontwikkelingslanden luidkeels om handelspreferenties teneinde hun economische situatie te verbeteren. In 1968 is, na totstandkoming van een overeenkomst, een stelsel van algemene preferenties (SAP) geïntroduceerd. De Europese Economische Gemeenschap heeft het SAP in 1971 ingevoerd en andere landen als de Verenigde Staten volgden dit voorbeeld. De tijdelijke toekenning van handelspreferenties was bedoeld om de volgende doelstellingen te bereiken: een toename van de exportopbrengst van ontwikkelingslanden door diversificatie van de exportproducten, stimuleren van industrialisatie en een versnelling van de economische groei in ontwikkelingslanden. Verder moest het SAP ervoor zorgen dat de begunstigde producten afkomstig waren uit ontwikkelingslanden. Tot op heden vertegenwoordigt het SAP een van de belangrijkste EU-instrumenten op het gebied van de handel, en het staat onder toezicht van de Europese Commissie. Aangezien het huidige schema verloopt op 31 december van dit jaar heeft de Commissie al in mei 2010 een nieuw voorstel ingediend. Er zijn geen amendementen voorgesteld voor de nieuwe verordening hoewel de rapporteur ervan overtuigd is dat een herformulering noodzakelijk is. Ik onthoud mij van stemming omdat er nog geen enkel nieuw, tastbaar voorstel schijnt te zijn voor de nieuwe verordening.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) De momenteel geldende verordening voor algemene tariefpreferenties waardoor vrije handel of lagere prijzen bij de handel van producten tussen lidstaten en derde landen mogelijk zijn, een verordening die in het algemeen wordt gebruikt om handel met arme en/of ontwikkelingslanden te bevorderen, moet worden aangepast en opnieuw worden ingesteld, gezien het feit dat deze afloopt. Ik heb voor het verslag over het voorstel voor een nieuwe verordening over dit onderwerp gestemd, omdat ik het eens ben met de doelstellingen van de wijzigingen die erin worden voorgesteld. De herziening is erop gericht een effectiever stelsel te creëren waarin meer rekening wordt gehouden met de belangen van de begunstigde landen en de economische actoren, meer uitgebreide regels op te stellen en de rol van het Parlement als de instelling van democratische controle te waarborgen. Ik hoop dat dit de eerste stap is richting een oplossing die op mondiaal niveau erkend moet worden voor een algemene overeenkomst over handel. Na het stuklopen van de onderhandelingen van Doha kunnen dit slechts alleen voorlopige maatregelen zijn, vooruitlopend op een meer lange-termijnoplossing.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het bij Verordening (EG) nr. 732/2008 vastgestelde stelsel van algemene preferenties (SAP) is van kracht tot 31 december 2011. Het SAP is één van de belangrijkste instrumenten geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen door via internationale handel inkomsten te genereren. De raadplegingsprocedure van het Parlement met betrekking tot het laatste SAP was echter ontoereikend en bood geen gelegenheid tot brede onderhandelingen. Het Parlement onderstreept dan ook dat in de toekomst meer tijd moet worden uitgetrokken om te waarborgen dat het zijn functie naar behoren kan uitoefenen.
Op 26 mei 2010 heeft de Commissie slechts voorgesteld om de toepassingperiode van de huidige verordening te verlengen, met als argument dat zij over onvoldoende tijd beschikte om een nieuwe verordening voor te leggen. De voorgestelde verlenging hield evenwel geen rekening met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het Parlement heeft de Commissie op die leemte attent gemaakt en het heeft amendementen op het Commissievoorstel ingediend teneinde garanties te bieden voor de eerbiediging van de rechten en bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon aan het Parlement toekent.
Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, waarmee wij onze goedkeuring hechten aan de verlenging van de verordening en waarborgen dat de nieuwe bevoegdheden die het Parlement sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon geniet, gerespecteerd worden, met name de nieuwe bevoegdheden inzake gedelegeerde handelingen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Onder het stelsel van algemene preferenties (SAP) kennen geïndustrialiseerde landen aan alle ontwikkelingslanden handelspreferenties toe op niet-wederzijdse basis. Het is één van de belangrijkste instrumenten geweest van het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU om ontwikkelingslanden te helpen de armoede terug te dringen door via internationale handel inkomsten te genereren. De momenteel tot 31 december 2012 geldende verordening eerbiedigt de nieuwe bevoegdheden die op grond van het Verdrag van Lissabon aan het Parlement zijn toegekend niet. Het nieuwe voorstel voor een verordening is erop gericht een stelsel te creëren waarin meer rekening wordt gehouden met de belangen van de begunstigde landen en de economische actoren, meer regels op te stellen die zullen zorgen voor een beter gereguleerd hervormingsproces en ervoor te zorgen dat in de verordening voldoende belang wordt gehecht aan de democratische controletaken die het Parlement moet uitoefenen. Vanwege deze redenen heb ik voor het voorstel voor een nieuwe verordening gestemd dat erop is gericht van het SAP een duidelijker en doorzichtiger stelsel te maken.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Sinds 1971 kent de Europese Unie handelspreferenties toe aan ontwikkelingslanden in het kader van het stelsel van algemene preferenties (SAP). Het SAP wordt ten uitvoer gelegd via opeenvolgende verordeningen betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties, doorgaans met een looptijd van telkens drie jaar. Het huidige schema is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 732/2008 en is geldig tot 31 december 2011. De nieuwe verordening die op dat moment in werking moet treden, is nog in de maak. Aangezien het ernaar uitziet dat de resterende toepassingstermijn van Verordening (EG) nr. 732/2008 ontoereikend zal zijn om een nieuw Commissievoorstel op te stellen en een nieuwe verordening aan te nemen via de gewone wetgevingsprocedure lijkt het noodzakelijk om de toepassingsperiode van de huidige verordening te verlengen tot 31 december 2013, teneinde de continuïteit van het stelsel te garanderen.
Ik heb voor dit verslag gestemd in afwachting dat de Commissie spoedig een nieuw voorstel indient waarmee het SAP duidelijker, transparanter en doeltreffender wordt gemaakt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het idee van een algemeen preferentiestelsel (SAP) gaat terug tot 1968, toen de tarieven in het algemeen nog veel hoger waren en deze nog werden gezien als de voornaamste belemmering van de handel van ontwikkelingslanden met geïndustrialiseerde landen. Het concept is aanvankelijk door de UNCTAD voorgesteld als een ontwikkelingshulpmiddel: geïndustrialiseerde landen moesten onomkeerbare handelspreferenties verlenen aan ontwikkelingslanden om deze in staat te stellen niet via hulp, maar via internationale preferentiële handel inkomsten te vergaren. De Europese Gemeenschap is deze regeling gaan toepassen in 1971. De eerste driejarige regeling is uitgevoerd van 2006 tot 2008. De tweede regeling zal verlopen op 31 december 2011. De huidige regeling is aangenomen in 2008 volgens de raadplegingsprocedure. Het Parlement heeft de verwijzing toen echter zeer kort van tevoren ontvangen. Betekenisvolle betrokkenheid van het Parlement bij de verordening was onmogelijk. Dat mag bij de komende verordening niet nogmaals gebeuren, vooral niet gezien de nieuwe bevoegdheden van het Parlement op grond van het Verdrag van Lissabon.
Licia Ronzulli (PPE) , schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de tekst van deze resolutie gestemd omdat ik vind dat het stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie een van de belangrijkste instrumenten is die het voor ontwikkelingslanden makkelijker maken om te groeien. Om die reden moet het spoedig in praktijk worden gebracht.
Al in 1971 onderscheidde de Europese Gemeenschap zich van de andere economische machten door als eerste een stelsel van algemene preferenties voor ontwikkelingslanden in te voeren. De belangrijkste doelstelling is het overal terugdringen van diepgewortelde armoede, door landen in moeilijkheden het grootst mogelijke voordeel uit internationale handel te laten trekken. De huidige tarievenverordening loopt af en de Commissie verwacht de komende maanden een nieuw voorstel in te dienen, hetgeen betekent dat de verordening hoe dan ook pas op z’n vroegst medio 2012 van kracht wordt.
Deze vertraging veroorzaakt een rechtsvacuüm van meer dan zes maanden, waardoor een discontinuïteit van het programma ontstaat die zelfs de vele reeds behaalde resultaten in gevaar brengt. Ik hoop dat de aangekondigde vertraging het gebruik van het SAP niet doet afnemen, en dat de nieuwe verordening de tenuitvoerlegging van een mondiaal handelssysteem bevordert dat is gebaseerd op ethiek en democratie.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) Het stelsel van algemene preferenties van de EU moet nodig transparanter worden. Het is van belang dat de tariefpreferenties van de EU voor de import uit derde landen berust op democratie en ethiek, en niet alleen op winst. Tariefpreferenties moeten gunstig zijn voor de hele samenleving en niet alleen maar voor een paar bedrijven. De rapporteur heeft juist opgemerkt dat het voorstel om de huidige verordening te verlengen niet ideaal is, maar dat het ons in staat zou stellen een rechtsvacuüm van meer dan zes maanden te vermijden. Overeenkomstig de huidige verordening heeft het Europees Parlement geen zeggenschap over de subsidiabiliteitsnormen of de lijst van begunstigde landen. Dit moet veranderen. Het is hoog tijd dat het Parlement gebruikmaakt van de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon het Parlement op het gebied van de handel biedt. De EU moet meer aandacht besteden aan de totstandbrenging van samenwerking met haar buurlanden op het terrein van handelsbeleid. Dit zou bijdragen aan de vestiging van een stabiel en liberaal ondernemingsklimaat en aan de stapsgewijze uitbreiding van de Europese eenheidsmarkt. Het is in het belang van de EU dat zij een vrijhandelsovereenkomst ondertekent met Oekraïne en onderhandelingen begint met de andere landen van het Oostelijk Partnerschap die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, te weten Georgië, Moldavië en Armenië.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb tegen dit verslag gestemd. Zoals de rapporteur zelf uiteenzet, heeft het stelsel in zijn huidige vorm meer dan een paar tekortkomingen. Hoewel de Commissie was verzocht om een voorstel voor een nieuwe verordening op tafel te leggen dat enerzijds zou ingaan op de tekortkomingen van het rechtskader en anderzijds rekening houdt met de institutionele veranderingen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, waardoor onder andere het Parlement meer controlebevoegdheden krijgt dan onder de huidige procedure, bevat het ontwerp dat nu op tafel ligt een onnodige verlenging van de huidige onbevredigende situatie. In het verslag van het Parlement bespreekt de rapporteur ook een paar eigen voorstellen voor verbeteringen die kunnen of zouden moeten worden opgenomen in het toekomstige voorstel voor een nieuwe verordening. De Commissie moet deze voorstellen ter harte nemen en onverwijld een nieuwe, verbeterde verordening op tafel leggen.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik stem voor dit verslag omdat de luchtvaartmarkten van de Verenigde Staten en de Europese Unie samen goed zijn voor 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd en omdat de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en de Verenigde Staten niet in overeenstemming zijn met de realiteit. Openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Verenigde Staten en de Europese Unie zou voor passagiers en vrachtvervoerders leiden tot betere diensten, aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen en bovenal zorgen voor extra werkgelegenheid.
Daarom ben ik van mening dat convergentie van de regelgeving veel zou kunnen betekenen ter bevordering van eerlijke concurrentie, vooral wat betreft overheidssubsidies en sociale en milieunormen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De luchtvaartmarkten van de EU en de VS zijn samen goed voor ruim de helft van al het luchtverkeer wereldwijd. Gezien de huidige klimaatopwarming zijn de Europese Unie en de Verenigde Staten het derhalve aan zichzelf verplicht om samen te werken teneinde het milieueffect van de internationale luchtvaart terug te dringen. Daarom heb ik voor deze overeenkomst gestemd, waarin beide partijen zich ertoe verbinden sociale en milieunormen in te voeren die de geluidsemissies verlagen, het effect van de emissies van het luchtvervoer op de luchtkwaliteit verminderen en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van duurzame vervangende brandstoffen. Beide partijen hebben zich er tevens, voor het eerst, op vastgelegd dat ze de sociale rechten van de werknemers van de luchtvaartmaatschappijen zullen waarborgen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb ingestemd met dit Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS. Het protocol bevat belangrijke verbeteringen voor de samenwerking tussen de EU en de VS in luchtvervoerszaken. Bovendien wordt ermee voorkomen dat enige partij, bij afwezigheid van een dergelijke overeenkomst, de opschortingsclausule uit de eerstefaseovereenkomst in werking stelt. Opschorting zou ertoe kunnen leiden dat Europese passagiers en luchtvaartmaatschappijen niet meer kunnen profiteren van de aanzienlijke voordelen die zij sinds maart 2008 genieten. Tot slot zij erop gewezen dat door deze overeenkomst de weg open ligt naar kansen op het gebied van extra investeringen en markttoegang, maar ook naar krachtiger samenwerking bij de regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, beveiliging en, in het bijzonder, het milieu, met een speciale gezamenlijke verklaring omtrent het milieu.
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. − (PL) De luchtvaartmarkten van de EU-lidstaten en de Verenigde Staten vertegenwoordigen samen 60 procent van het wereldwijde luchtverkeer. Met het oog hierop zouden we moeten streven naar een gestage verbetering van de kwaliteit van de diensten op dit gebied. Door in te stemmen met het sluiten van een luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, leveren we een bijdrage aan de ontwikkeling van de luchtvaartsector, aangezien deze overeenkomst het mogelijk maakt om aan beide zijden van de Atlantische Oceaan grotere investeringen aan te trekken. Daarnaast zal de overeenkomst ons ook helpen om de rechten van werknemers in de luchtvaartsector in de toekomst beter te beschermen, om de samenwerking op het vlak van de veiligheid van het luchtvervoer op een hoger plan te brengen en om dankzij de vereiste coherentie de samenwerking op milieugebied te versterken. Het is eveneens van groot belang dat de rol van het Gemengd Comité van de EU en de VS wordt versterkt. Hiertoe dienen we het Comité de mogelijkheid te geven om nieuwe initiatieven te stimuleren in het kader van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Ik denk dat de nieuwe overeenkomst ertoe zal bijdragen dat de markt verder wordt opengesteld, met een toename van de kwaliteit van de dienstverlening en striktere veiligheidsvoorschriften tot gevolg. Daarom steun ik de resolutie.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Ik heb vóór dit initiatief gestemd omdat de luchtvaartmarkten van de EU en de VS samen goed zijn voor ongeveer 60 procent van het luchtverkeer wereldwijd. Deze overeenkomst verplicht de VS om in hun wetgeving de noodzakelijke wijzigingen door te voeren om te komen tot meer convergentie met regelgeving die oneerlijke concurrentie tegengaat. De markten worden opengesteld voor elkaars luchtvaartmaatschappijen, waardoor vrachtvervoerders en passagiers betere diensten voor lagere prijzen krijgen aangeboden en de economische ontwikkeling wordt bevorderd, wat weer leidt tot extra werkgelegenheid aan beide kanten van de Atlantische Oceaan.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Hoewel verre van volmaakt, betekent de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS een stap voorwaarts en effent zij het pad niet alleen voor toekomstige mogelijkheden in termen van meer investeringen en betere toegang tot de markt, maar ook voor maatregelen die meer veiligheid bieden. De luchtvervoersmarkt is door beide partijen niet volledig opengesteld als gevolg van de versie van de overeenkomst die in de onderhandelingen tot stand is gekomen. Toch bevat zij voldoende stimulansen om hervorming aan te moedigen. De VS moeten hun binnenlandse wetgeving wijzigen om EU-investeerders toe te staan een meerderheidsbelang te nemen in Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen, waardoor wederkerige maatregelen van de EU worden opgewekt. Het Gemengd Comité EU-VS heeft meer bevoegdheden gekregen, waarmee het de samenwerking kan stimuleren door nieuwe initiatieven te bevorderen. De nieuwe regels zullen de bureaucratie verminderen, onder meer door wederzijdse erkenning van besluiten van toezichthouders, en een eind maken aan verspilling als gevolg van dubbele inzet van middelen. De erkenning van het belang van de sociale dimensie en de verantwoordelijkheid die het Gemengd Comité heeft gekregen voor het toezicht op de sociale effecten van de overeenkomst en de ontwikkeling van noodzakelijke passende antwoorden, zijn als innovaties in de tweede fase van de overeenkomst geïntroduceerd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verheugt mij dat de Europese Unie en de Verenigde Staten zich bereid hebben verklaard hun krachten te bundelen om de gevolgen van de internationale luchtvaart voor het milieu te reduceren. Ik verwelkom de initiatieven inzake geluidsbeperking, het reduceren van de gevolgen van de luchtvaart voor de luchtkwaliteit en het wereldwijde klimaat, het bevorderen van de ontwikkeling van milieuvriendelijke luchtvaarttechnologieën, innovatie van de luchtverkeerssystemen en duurzame ontwikkeling van alternatieve brandstoffen voor vliegtuigen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze aanbeveling gestemd, omdat ik van oordeel ben dat de overeenkomst die wij hier behandelen een belangrijke stap voorwaarts kan betekenen op weg naar de openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en de Verenigde Staten. Deze openstelling zou voor passagiers leiden tot betere diensten, wat betreft zowel de breedte van het aanbod als de kosten, en aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Ofschoon er nog geen trans-Atlantische gemeenschappelijke markt voor luchtvervoer bestaat, houdt de wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie belangrijke verbeteringen in met betrekking tot de vorige versie, vooral op het gebied van milieu en veiligheid.
Ik hoop dat de gemaakte vorderingen zullen bijdragen tot de voortzetting van de inspanningen om een dergelijke markt tot stand te brengen, met name op het vlak van de interoperabiliteit en de compatibiliteit van luchtverkeerssystemen en de onevenwichtige mededingingsregels, die Amerikaanse ondernemingen bevoordelen voor wat betreft eigendom van en zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen, te beginnen met de “Fly America Act”.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze ontwerpwetgevingsresolutie is gebaseerd op het voorstel voor een besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de sluiting van het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds. Idealiter zou de overeenkomst een voorstel moeten inhouden om de markt voor luchtvaartmaatschappijen volledig open te stellen, zonder beperkingen aan beide kanten. Die doelstelling is echter niet bereikt.
Gelet op de wetswijzigingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, de omvang van de luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten, die samen goed zijn voor 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd, de noodzaak om de persoonlijke levenssfeer van Europese en Amerikaanse burgers te eerbiedigen en het bestaan van normen die garanties bieden voor de naleving van de rechten van passagiers verwelkom ik deze overeenkomst. Vergeleken met de status-quo betekent ze een aanzienlijke vooruitgang. Er zij evenwel op gewezen dat het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres de dialoog moeten voortzetten over zaken die buiten deze overeenkomst vallen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De rapporteur laat geen twijfel bestaan over de doelstellingen van deze overeenkomst: “openstelling van de markt”, anders gezegd, verdieping van de liberalisering die in deze sector plaatsvindt, en totstandbrenging van “één enkele markt voor luchtvervoer”. Er zij op gewezen dat de luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten, zoals de rapporteur onderstreept, samen goed zijn voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd.
De beloften in verband met de voordelen voor werknemers en passagiers die steeds in het kader van deze liberaliseringsprocessen worden geformuleerd, zijn even oud en versleten als vals, zoals duidelijk is gebleken uit gevallen waarin een verregaande liberalisering heeft plaatsgevonden, in zowel deze als andere sectoren. Nu wordt aan deze beloften ook reclame voor “samenwerking op milieugebied” toegevoegd, een kwestie die ongetwijfeld kan en moet worden aangepakt, maar niet in deze context. Ook hier is de bedoeling glashelder: het bevorderen van de compatibiliteit en de interactie tussen regelingen voor de handel in emissierechten.
Omwille van de vrije mededinging, die alles rechtvaardigt en waaraan alles onderworpen is, wordt er danig gesnoeid in het overheidsoptreden ter bescherming van de belangen van nationale luchtvaartmaatschappijen, en bijgevolg ook ter bescherming van nationale strategische belangen op tal van terreinen, waaronder de band met emigrantengemeenschappen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze overeenkomsten vormen het zoveelste onderdeel van het liberaliseringsproces van de luchtvaartsector, dat ten doel heeft elke vorm van overheidsoptreden en –regulering in deze strategische sector te weren. Op die manier wordt de deur geopend naar monopolievorming, want dat is waar deze onaantastbare en tot elke prijs beschermde vrije mededinging keer op keer op uitdraait.
Onder het voorwendsel dat hiermee de kansen voor het bedrijfsleven in het internationaal luchtvervoer worden vergroot, komen de overeenkomsten tegemoet aan de belangen van multinationals uit de sector, ten koste van nationale maatschappijen en hun respectieve strategische belangen, met inbegrip van openbare luchtvaartmaatschappijen, zoals het geval is met TAP in Portugal. Dit betekent een verlies voor de werknemers van de luchtvaartmaatschappijen, voor de passagiers en ook voor andere werknemers, aangezien de liberalisering dumping door multinationals bevordert, wat leidt tot arbeidsonzekerheid vanwege de verslechtering van de arbeidsomstandigheden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, want met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is het aantal gevallen waarvoor de goedkeuring van het Parlement vereist is bij het sluiten van internationale overeenkomsten, uitgebreid. Luchtovereenkomsten vallen nu in deze categorie, omdat deze betrekking hebben op een gebied waarvoor de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. De luchtvaartmarkten van de EU en de VS zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd. Openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de EU en de VS zou voor passagiers en vrachtvervoerders leiden tot betere diensten, wat betreft zowel de breedte van het aanbod als de kosten, aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen en zorgen voor extra werkgelegenheid. Bovendien zou convergentie van de regelgeving veel kunnen betekenen ter bevordering van eerlijke concurrentie, vooral wat betreft overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Hoewel de tweedefaseovereenkomst een belangrijke stap voorwaarts is, moet zij niet worden opgevat als het einde van het proces om een geïntegreerde trans-Atlantische luchtvaartmarkt te creëren. De Commissie moet mijns inziens toewerken naar onderhandelingen over een volgende fase van deze overeenkomst, waarin kwesties aan bod komen als verdere liberalisering van de verkeersrechten, bijkomende kansen voor buitenlandse investeringen, gevolgen van milieumaatregelen en infrastructuurbeperkingen voor de uitoefening van verkeersrechten, betere coördinatie van het beleid inzake passagiersrechten om een zo hoog mogelijk beschermingsniveau voor de passagiers te waarborgen. Consistente normen voor passagiersrechten, met inbegrip van die voor personen met beperkte mobiliteit, zijn met name van belang om te voorkomen dat reizigers te maken krijgen met een inconsistente behandeling tijdens hun reis. Deze luchtovereenkomsten zijn stuk voor stuk gunstig en noodzakelijk voor de Europese Unie, onze luchtvaartmaatschappijen en onze burgers.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze overeenkomst gestemd, die correct is voor zover zij gaat. Maar hoewel stimulansen voor verdere openstelling van de markt welkom zijn, is het ontbreken van substantiële vooruitgang in het wegnemen van verouderde beperkende regelgeving op het gebied van buitenlandse investeringen teleurstellend, aangezien dit de huidige onevenwichtige beperkingen op buitenlands eigendom en buitenlandse invloed in de Verenigde Staten in stand zal houden. Daarnaast krijgen vervoerders uit de EU slechts beperkte toegang tot het door de Amerikaanse overheid gefinancierde verkeer. Ook dat betekent de voortzetting van een onevenwichtige situatie, aangezien de nationale regeringen in de EU niet zulke beperkingen opleggen.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Deze wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS is een uitstekende kans om de mogelijkheden van een markt te ontwikkelen die goed is voor 60 procent van het luchtverkeer wereldwijd. De Europese Commissie heeft tot nu toe belangrijke stappen gezet in een poging een luchtruim zonder grenzen tussen de EU en de VS te ontwikkelen, waarin vrij investeringen kunnen worden gedaan en de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen in staat zijn om zonder enige beperking luchtvaartdiensten aan te bieden. We erkennen nu de noodzaak van intensere samenwerking om de steeds veranderende uitdagingen op het vlak van veiligheid en milieu het hoofd te bieden en verdere investeringen, die een vrijere markttoegang kunnen waarborgen, te bevorderen. De uitbreiding van het Gemengd Comité van de EU en de VS is cruciaal: het zal de sociale gevolgen van het programma voor samenwerking op het gebied van regelgeving monitoren, wat zal helpen om de geldende bureaucratische procedures te stroomlijnen. We herinneren u aan de problematische kwestie van de uitwisseling tussen de EU en de VS van persoonsgegevens van passagiers en de daaruit voortvloeiende verhouding tussen internationale veiligheid en privacy van burgers. We achten het strikt noodzakelijk dat het Parlement op de hoogte wordt gehouden van het werk van het Gemengd Comité, buitenlandse investeringen, infrastructuurbeperkingen voor de uitoefening van verkeersrechten en de coördinatie van het beleid inzake passagiersrechten.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten is bijzonder belangrijk voor de toekomstige betrekkingen tussen beide partijen. Gelet hierop en gezien de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet het Europees Parlement volledig worden geïnformeerd en geraadpleegd over de werkzaamheden van zowel het Gemengd Comité als alle belanghebbende instanties.
Voor de sluiting van om het even welke internationale overeenkomst is de goedkeuring van het Parlement vereist. Daarom moet het Parlement op de hoogte worden gehouden van het verloop van de onderhandelingen en is het belangrijk dat in de toekomst regelmatig bijeenkomsten worden belegd tussen leden van dit Parlement en leden van het Amerikaanse Congres, zodat zij van gedachten kunnen wisselen over alle kwesties die betrekking hebben op het luchtvaartbeleid tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.
Deze overeenkomst betekent dan ook een belangrijke stap voorwaarts naar de openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en de Verenigde Staten. En deze openstelling van de markt kan leiden tot betere diensten voor passagiers.
Judith A. Merkies (S&D), schriftelijk. − De PvdA-Eurodelegatie acht deze tweedefaseovereenkomst zeker niet perfect, maar is van mening dat ze op belangrijke vlakken vooruitgang boekt. Bovendien wordt ermee voorkomen dat de Verenigde Staten, bij afwezigheid van een dergelijke overeenkomst, de opschortingsclausule in werking stelt. Opschorting zou ertoe kunnen leiden dat Europese passagiers en luchtvaartmaatschappijen niet meer kunnen profiteren van de aanzienlijke voordelen die zij sinds maart 2008 en dankzij dit protocol genieten. Voordelen en positieve aspecten zijn onder andere afspraken betreffende arbeidsnormen voor luchtvaartpersoneel, delen van goede praktijken met betrekking tot lawaaibestrijding, versterkte samenwerking op het vlak van milieu, etc. De PvdA-Eurodelegatie houdt wel vast aan de noodzaak een gedegen debat te blijven voeren over veiligheidsvereisten (zoals het gebruik van scanners) en de gevolgen voor de privacy en gezondheid van passagiers van zulke vereisten. Daarnaast wijst ze ook op de noodzaak de persoonlijke levenssfeer van Europese en Amerikaanse burgers centraal te stellen en te eerbiedigen wanneer persoonsgegevens van passagiers tussen de EU en de VS worden uitgewisseld. Het is van groot belang dat het Europees Parlement bij deze onderhandelingen betrokken wordt en blijft en dat Europese regelgeving niet wordt uitgehold.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De overeenkomst is niet perfect, maar zij vormt wel een grote vooruitgang. Zonder zo’n overeenkomst zou iemand de opschortingsclausule in werking kunnen laten treden, waardoor de passagiers en luchtvaartmaatschappijen uit de EU de belangrijke verworvenheden die zij sinds maart 2008 genieten zouden kwijtraken. Gezien het feit dat de VS een moeilijke onderhandelingspartner is, moeten we streven naar vooruitgang in verdere onderhandelingen in deze richting.
Daarom heb ik voorgestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Luchtvervoer is in het algemeen toegenomen en dus zijn ook de luchtvervoersmarkten van de EU en de Verenigde Staten gegroeid. Lange tijd hebben de lidstaten afzonderlijk onderhandeld met de Verenigde Staten en bilaterale overeenkomsten gesloten. Dankzij de verschuiving naar EU-niveau kunnen Europese luchtvaartmaatschappijen naar iedere bestemming in de Verenigde Staten vliegen vanuit ieder punt in de EU. Als voorwaarde hiervoor moesten er een paar hervormingen worden uitgevoerd in zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie. De nieuwe overeenkomst moet de weg vrijmaken voor toekomstige aanvullende investeringen en markttoegang alsmede de samenwerking tussen de reguleringsorganen verbeteren. De overeenkomst is echter eenzijdig als bestaande restricties voor eigendom en controle in de Verenigde Staten blijven bestaan. Met deze nieuwe overeenkomst laat de EU zich weer te grazen nemen door de Verenigde Staten, en dat is iets dat ik niet kan steunen.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) Het is heel zinnig om luchtvervoersovereenkomsten met de Verenigde Staten te sluiten op Europees niveau in plaats van met de afzonderlijke lidstaten zoals vroeger gebruikelijk was. Hierdoor kunnen Europese luchtvaartmaatschappijen naar alle bestemmingen in de Verenigde Staten vliegen. Waar ik echter niet gelukkig mee ben, is de eenzijdige aard van deze overeenkomst waarin de EU aan de ene kant talrijke toezeggingen doet terwijl de Verenigde Staten aan de andere kant bijvoorbeeld blijven vasthouden aan restricties voor buitenlands eigendom. De EU moet hier een sterkere positie innemen ten opzichte van de Verenigde Staten.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) De bereikte "open luchtruim"-overeenkomst tussen Europa en de Verenigde Staten is voor beide regio's een waarborg voor vooruitgang en weerspiegelt hun economische ontwikkeling. De volledige openstelling van de trans-Atlantische markt zou een belangrijke stap vooruit betekenen ter verbetering van de situatie van de mondiale luchtvaartsector. Voor beide partijen zouden de economische voordelen in de miljoenen lopen en zouden veel nieuwe banen en bedrijfsontwikkelingskansen worden gecreëerd. In ons streven naar economische voordelen, mogen we evenwel de veiligheidseisen niet uit het oog verliezen. Normen op het terrein van de veiligheid en beveiliging van vluchten zijn van levensbelang voor passagiers, bemanning en de gehele luchtvaartsector. De beveiligingsnormen moeten naar boven toe geharmoniseerd worden. De autoriteiten in de EU en de VS die verantwoordelijk zijn voor de beveiliging van de luchtvaart, moeten op alle niveaus samenwerken. De beveiligingsnormen van de EU moeten voldoen aan de eisen die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie heeft gesteld. We moeten alles in het werk stellen om te zorgen dat niet te gemakkelijk wordt omgesprongen met ons eigen leven en dat van onze kinderen en dierbaren. We mogen niet toestaan dat de vlieg-, werk- en rusttijden van het stuurhutpersoneel in de Europese Unie aan lagere veiligheidsnormen worden onderworpen, hetgeen mensenlevens in gevaar zou kunnen brengen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS gestemd. Dat heb ik gedaan juist om ons politieke gewicht te laten wegen, omdat de gesloten overeenkomsten – ook al worden ze zelfs door de heer Zasada zelf niet als de beste beschouwd – de mogelijkheid bieden om het luchtvervoer te managen op een manier die in ieder geval gunstig is voor zowel de vliegreizen als de handel van de burgers van de twee continenten. Dankzij verdere liberalisering van verkeersrechten, nieuwe mogelijkheden voor buitenlandse investeringen en betere coördinatie van het beleid inzake passagiersrechten worden belangrijke voordelen voor zowel de EU als de VS gewaarborgd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten gestemd. De opschorting van de overeenkomst zou tot gevolg hebben dat de passagiers en de luchtvaartmaatschappijen van de Unie de aanzienlijke voordelen die zij sinds maart 2008 genieten, zouden verliezen. Ik ben het met de rapporteur eens dat deze overeenkomst niet perfect is. Haar verdienste is echter dat zij belangrijke elementen aandraagt om te waarborgen dat dit proces kan worden voortgezet en te voorkomen dat de opschortingsclausule in werking wordt gesteld bij het uitblijven van een overeenkomst.
Het is een feit dat deze overeenkomst – een tweedefaseovereenkomst – niet voorziet in het uiteindelijke doel van een volledig opengestelde markt zonder beperkingen aan beide kanten, maar ze biedt wel een aantal stimulansen voor hervormingen. Zo is afgesproken dat als de Verenigde Staten hun wetgeving zodanig wijzigen dat EU-investeerders een meerderheidsparticipatie in VS-luchtvaartmaatschappijen kunnen verwerven, de Europese Unie hetzelfde zal toestaan. Dit proces zal hoe dan ook niet vlekkeloos verlopen en elke beslissing terzake zal afhankelijk zijn van de uitgevoerde controle en het uiteindelijke voorstel dat wordt bereikt, onder omstandigheden die bijdragen aan een beter luchtvervoer en het succes van de Europese luchtvaartmaatschappijen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) De luchtvaartmarkten van de EU en de VS zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd. Het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst voorziet in de openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en de Verenigde Staten en biedt passagiers en vrachtvervoerders betere diensten, wat betreft zowel de breedte van het aanbod als de kosten, en dat brengt aanzienlijke economische voordelen met zich mee en zorgt voor extra werkgelegenheid. Bovendien zou verdere vooruitgang in de samenwerking en de convergentie van de regelgeving veel kunnen betekenen ter bevordering van eerlijke concurrentie, vooral wat betreft overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Derhalve hecht ik om deze redenen mijn goedkeuring aan het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Alhoewel het uiteindelijke doel van een volledig opengestelde trans-Atlantische markt niet bereikt is, wordt met deze tweedefaseovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten aanzienlijke vooruitgang in die richting geboekt. Zij voorziet in nieuwe commerciële kansen voor de Europese luchtvaartmaatschappijen en belangrijke voordelen voor passagiers en vrachtvervoerders, wat betreft zowel de breedte van het aanbod als de kosten.
Daarom heb ik voor de sluiting van het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten gestemd, aangezien ik wens dat de onderhandelingen worden voortgezet met het oog op een verdere liberalisering van de verkeersrechten, een versterkte samenwerking op alle terreinen en het opheffen van de bestaande wettelijke beperkingen inzake buitenlandse eigendom van en zeggenschap over Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, heeft de omstandigheden waarin goedkeuring van het Parlement vereist is voor het sluiten van internationale overeenkomsten uitgebreid. Luchtvervoersovereenkomsten vallen nu in deze categorie, omdat ze betrekking hebben op een beleidsterrein waarvoor de normale wetgevingsprocedure geldt. Voorheen werd het Parlement alleen geraadpleegd over dergelijke overeenkomsten. Als gevolg daarvan is voor dit Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst goedkeuring van het Parlement nodig, terwijl de aanvankelijke overeenkomst is gesloten na raadpleging van het Parlement. De luchtvaartmarkten van de EU en de VS vormen samen ongeveer 60 procent van het wereldwijde luchtverkeer. Openstelling van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de EU en de VS op niet-discriminerende basis zou betere diensten voor passagiers en vrachtvervoerders, wat zowel de variatie als de kosten betreft, en aanzienlijke economische voordelen opleveren en werkgelegenheid scheppen. Daarnaast zou convergentie van de regelgeving gunstig zijn voor het bevorderen van eerlijke concurrentie, vooral als het gaat om staatssubsidies en sociale en milieunormen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De luchtvaartmaatschappijen uit Europa en de Verenigde Staten zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd en zijn daardoor een ongeëvenaarde economische kracht in deze sector. Een grotere openstelling van de Europese en Amerikaanse luchtverkeersmarkten zou het de facto mogelijk maken om meer en goedkopere diensten te bieden, met positieve gevolgen voor de economie en de werkgelegenheid. Gemeenschappelijke regels zouden dan ook een meer eenvormige, geïntegreerde ontwikkeling bevorderen, vooral vanuit sociaal en ecologisch oogpunt.
Ik ben daarom verheugd om te zien dat de bereikte overeenkomst talrijke stimulansen voor zulke veranderingen bevat. De mogelijkheid om middels aandelen te investeren in de luchtvaartmaatschappijen uit de EU en de VS en betere raadpleging en samenwerking op het gebeid van veiligheid zijn daar slechts enkele voorbeelden van. Ik hoop nu dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan het Protocol tot wijziging van de luchtverkeersovereenkomst en het in werking stellen van de opschortingsclausule vermijdt, want dat zou ertoe kunnen leiden dat we de tot op heden genoten voordelen kwijtraken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement heeft vandaag een Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten aangenomen en ik heb voor gestemd.
Met dit voorstel wordt een belangrijke stap voorwaarts gezet om de trans-Atlantische betrekkingen op het gebied van de luchtvaart te verbeteren. De luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd. De openstelling van de markt voor luchtvaartmaatschappijen zou voor passagiers en vrachtvervoerders leiden tot betere diensten, aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen en zorgen voor extra werkgelegenheid.
Deze overeenkomst moet echter niet worden opgevat als het einde van het proces. Zij wordt beschreven als een tweedefaseovereenkomst en voorziet niet in het uiteindelijke doel van een volledig opengestelde markt zonder beperkingen aan beide kanten. Het is tevens van uitzonderlijk belang te beschikken over consistente normen voor passagiersrechten en te zorgen voor een betere coördinatie tussen de verschillende hieraan gerelateerde beleidsmaatregelen. Tot slot zij er ook op gewezen dat kwesties als een verdere liberalisering van de verkeersrechten, bijkomende kansen voor buitenlandse investeringen en de gevolgen van milieumaatregelen voor verkeersrechten aan bod moeten komen in een volgende fase van de onderhandelingen.
Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik stem voor de aanneming van de ontwerpresolutie over de eerder genoemde kwestie. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd het aantal gevallen uitgebreid waarin de goedkeuring van het Parlement vereist is voor het sluiten van internationale overeenkomsten. Luchtvaartovereenkomsten vallen nu onder deze categorie, aangezien ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is. Voorheen werd het Parlement over dergelijke overeenkomsten enkel geraadpleegd. De luchtvaartmarkten van de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn samen goed voor ongeveer 60 procent van al het luchtverkeer wereldwijd. Openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de EU en de VS zou voor passagiers en vrachtvervoerders leiden tot betere diensten, zowel wat de breedte van het aanbod als de kosten betreft, zou aanzienlijke economische voordelen met zich meebrengen en zorgen voor extra werkgelegenheid. Bovendien zou convergentie van de regelgeving veel kunnen betekenen ter bevordering van eerlijke concurrentie, vooral op het gebied van overheidssubsidies en sociale en milieunormen. Tegelijk moet worden onderkend dat een aantal kwesties buiten de werkingssfeer van de overeenkomst als gewijzigd bij het protocol blijft. De Commissie moet daarom toewerken naar onderhandelingen over een volgende fase van deze overeenkomst, waarin kwesties aan bod komen als de verdere liberalisering van de verkeersrechten, bijkomende kansen voor buitenlandse investeringen en de gevolgen van milieumaatregelen en infrastructuurbeperkingen voor de uitoefening van verkeersrechten.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, ten eerste omdat het een aanzienlijke verbetering inhoudt ten opzichte van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Canada, die nogal restrictief zijn, en ten tweede omdat het voorziet in een belangrijke verbetering van de diensten en de luchtverbindingen tussen de twee markten, wat onder meer voordelen heeft voor de economie, het milieu, de veiligheid, het passagiersvervoer, de mededinging en ook op wetgevingsgebied.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie en Canada zijn overeengekomen om op luchtvervoersgebied samen te werken met de bedoeling de gevolgen van de luchtvaart voor de klimaatverandering te verminderen. Wat betreft de veiligheid, ook van passagiers, voorziet de overeenkomst in wederzijdse erkenning van normen en één 'beveiligingsloket'. Alle luchtvaartmaatschappijen in de Europese Unie zullen wekelijkse vluchten tussen Canada en de EU mogen uitvoeren. Deze overeenkomst zal de verbindingen tussen de markten van beide landen, en tussen mensen, aanzienlijk verbeteren en schept tegelijkertijd nieuwe mogelijkheden voor de luchtvaartsector door een geleidelijke liberalisering van de regels betreffende buitenlandse eigendom. Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat het specifieke bepalingen bevat voor de verbetering van de positie van consumenten.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Op luchtvervoersgebied bestonden er tot dusver alleen bilaterale overeenkomsten tussen EU-lidstaten en Canada. Daar de Europese Unie en Canada al lang economische en politieke banden onderhouden, werd het voor beide partijen noodzakelijk om een luchtvervoersovereenkomst te sluiten. Daarom heb ik voor deze overeenkomst gestemd, die voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, en dan met name de invoering van "one-stop security", sociale zaken, consumentenbelangen en milieu. Verder voorziet de overeenkomst in de opheffing van alle beperkingen ten aanzien van luchtroutes, prijzen en het aantal vluchten tussen Canada en de EU. Het is dus een even ambitieuze als essentiële overeenkomst.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de EU en Canada. De overeenkomst voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in verregaande samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie. Luchtvaartmaatschappijen van de EU kunnen van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada vliegen. Ook moet worden verwelkomd dat deze overeenkomst alle beperkingen ten aanzien van luchtroutes, prijzen of het aantal wekelijkse vluchten tussen Canada en de EU opheft. Het staat de luchtvaartmaatschappijen vrij om commerciële overeenkomsten te sluiten, zoals code sharing, wat van belang is voor maatschappijen die een groot aantal bestemmingen bedienen, en om hun tarieven vast te stellen overeenkomstig de mededingingsregels.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) In 2007 verleende de Raad de Commissie een mandaat om te onderhandelen over een alomvattende luchtvaartovereenkomst. Dat jaar reisden negen miljoen mensen tussen de EU en Canada. Doelstelling van de overeenkomst was het creëren van een enkele markt voor luchtvervoer. Daarvoor waren ook wetswijzigingen in Canada nodig. Hoewel de openstelling van elkaars markten geleidelijk gebeurt, net als de aanpassing van wetgeving, betekent het opheffen van beperkingen ten aanzien van vliegroutes, de invoering van wekelijkse vluchten en het feit dat luchtvaartmaatschappijen nu handelsovereenkomsten mogen sluiten, toch dat al duidelijke vorderingen zijn gemaakt. Ik denk dat wij ondanks de moeilijkheden door moeten gaan totdat de gemeenschappelijke markt een feit is. Daarom heb ik voorgestemd.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Het is bekend dat de luchtvaart vóór deze overeenkomst onderworpen was aan bilaterale overeenkomsten met 19 van de EU-lidstaten. Ik heb dit voorstel gesteund, omdat deze overeenkomst het luchtvervoer zal vergemakkelijken, maar vooral omdat het voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in verregaande samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie. Een dergelijke overeenkomst was noodzakelijk.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Normaal gesproken zou een luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada mijn volledige goedkeuring krijgen, want ik ben groot voorstander van het wegnemen van belemmeringen in het vrije verkeer, zowel binnen de Europese Unie als tussen de EU en derde landen. Aangezien Canada nog steeds een unilaterale visumplicht laat gelden voor Tsjechische burgers, zie ik deze overeenkomst echter als een onterechte tegemoetkoming van de Europese Unie aan een land dat een dergelijke tegemoetkoming niet verdient. De Europese Unie zou de moed moeten hebben om deze thema’s, de visumplicht en het ondertekenen van de internationale overeenkomst, met elkaar te verbinden, omdat het één van de weinige mogelijkheden is om effectief druk uit te oefenen op Canada met betrekking tot deze visumkwestie. Het is ontstellend dat Canada aan de ene kant Europese vliegmaatschappijen toestaat directe verbindingen naar Canada te laten vliegen vanuit elke plaats in de Europese Unie, maar aan de andere kant de burgers van één lidstaat ervan weerhoudt vrij naar Canada te reizen. Er wordt algemeen gedacht dat de betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada zich langzaam ontwikkelen tot een strategisch partnerschap en dat de gesloten overeenkomst het strategische karakter van het partnerschap zal bevestigen en versterken. Indien Canada de unilaterale visumplicht voor Tsjechische burgers blijft handhaven, zal dit partnerschap echter een bittere smaak krijgen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze overeenkomst, waardoor luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada kunnen vliegen en deze routes ook door middel van code sharing kunnen aanbieden, kan worden beschreven als de meest ambitieuze vervoerovereenkomst van de Europese Unie. Doel is om bepaalde clausules uit eerdere bilaterale overeenkomsten af te schaffen die in strijd waren met het EU-recht en een bedreiging vormden voor de gelijke behandeling van maatschappijen die in handen zijn van onderdanen van andere lidstaten.
Ik hoop dat de betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada zullen worden aangehaald en dat wij ons meer en beter zullen kunnen bewegen in de richting van een luchtruim met steeds minder barrières tussen landen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Deze aanbeveling heeft betrekking op het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, inzake de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds.
De Europese Unie en Canada onderhouden al lang economische en politieke banden die hebben geleid tot de sluiting van bilaterale luchtvaartovereenkomsten. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is voor het sluiten van internationale luchtvaartovereenkomsten echter de goedkeuring van het Europees Parlement vereist. Daarom heeft de Commissie een onderhandelingsproces geopend dat nu is afgerond en waarmee wordt voorzien in een reeks verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, sociale rechten en eerlijke concurrentie.
Daarom verwelkom ik de aanneming van dit voorstel, dat het reizen voor Europese en Canadese burgers zal vergemakkelijken, aangezien het diverse restricties opheft, code sharing mogelijk maakt en billijkere tarieven vaststelt.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De gelijkenissen tussen de doelstellingen van deze overeenkomst en die met de Verenigde Staten zijn duidelijk: totstandbrenging van één markt voor luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada, een markt die in 2007 negen miljoen passagiers telde.
De rapporteur verklaart dat deze overeenkomst nog “ambitieuzer en specifieker is dan die welke met de Verenigde Staten is gesloten”, maar zij erkent ook dat “hoewel deze overeenkomst op het stuk van de markttoegang ambitieuzer is dan die met de Verenigde Staten, zij ook minder expliciet is voor wat betreft de erkenning van het belang van de sociale dimensie”. Anders gezegd, zelfs de holle verwijzingen naar de gevolgen van de overeenkomst voor de werkgelegenheid, de werknemers en de arbeidsomstandigheden zijn in dit geval achterwege gelaten. Het is een feit dat ook in dit geval de geclaimde afwezigheid van restricties met betrekking tot de leveranciers en de aangeboden diensten – voor verrichtingen tussen landen, binnen één land en zelfs buiten de markten van de Europese Unie en Canada zoals bepaald in de overeenkomst – en de beperking van het optreden van de overheid met betrekking tot de luchtvaartmaatschappijen zullen bijdragen tot de doelstelling om de weg vrij te maken voor monopolievorming in de sector…
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170, lid 1, van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De doelstellingen van dit verslag zijn duidelijk: totstandbrenging van één markt voor luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada, een markt die in 2007 negen miljoen passagiers telde. De rapporteur verklaart dat deze overeenkomst nog “ambitieuzer en specifieker is dan die welke met de Verenigde Staten is gesloten”, maar zij erkent ook dat “hoewel deze overeenkomst op het stuk van de markttoegang ambitieuzer is dan die met de Verenigde Staten, zij ook minder expliciet is voor wat betreft de erkenning van het belang van de sociale dimensie”.
Anders gezegd, zelfs de holle verwijzingen naar de gevolgen van de overeenkomst voor de werkgelegenheid, de werknemers en de arbeidsomstandigheden zijn in dit geval achterwege gelaten. De geclaimde afwezigheid van restricties met betrekking tot de leveranciers en de aangeboden diensten – voor verrichtingen tussen landen, binnen één land en zelfs buiten de markten van de Europese Unie en Canada zoals bepaald in de overeenkomst – en de beperking van het optreden van de overheid met betrekking tot de luchtvaartmaatschappijen zullen bijdragen tot de doelstelling om de weg vrij te maken voor monopolievorming in de sector, met alle gevolgen van dien voor de werknemers en de passagiers, in tegenstelling tot wat hier is beweerd. Daarom hebben wij tegengestemd.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat de overeenkomst voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in verregaande samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie. Luchtvaartmaatschappijen van de EU kunnen van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada vliegen. Met de overeenkomst worden alle beperkingen ten aanzien van luchtroutes, prijzen of het aantal wekelijkse vluchten tussen Canada en de EU opgeheven. Het staat de luchtvaartmaatschappijen vrij om commerciële overeenkomsten te sluiten, zoals code sharing, wat van belang is voor maatschappijen die een groot aantal bestemmingen bedienen, en om hun tarieven vast te stellen overeenkomstig de mededingingsregels. De overeenkomst omvat bepalingen voor een gefaseerde openstelling van de markt, waarbij elke fase afhankelijk is van de toekenning van meer investeringsvrijheid door beide partijen. Het feit dat dit een ambitieuze overeenkomst is, moet worden verwelkomd. De overeenkomst zou als model moeten dienen voor andere overeenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld. Daarom ben ik van mening dat de het Parlement zijn goedkeuring moet hechten aan de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de EU en Canada. Al deze luchtvaartovereenkomsten zijn goed en noodzakelijk voor de Europese Unie, onze luchtvaartmaatschappijen en onze burgers.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom deze overeenkomst, die eerlijk kan worden beschreven als de meest ambitieuze luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en een belangrijke partner in de wereld. Zij zal de aansluitingen tussen de respectieve markten en de banden tussen mensen significant verbeteren en nieuwe kansen creëren voor de luchtvaartsector door een geleidelijke liberalisering van de regels voor buitenlands eigendom. Zij is in het bijzonder ambitieuzer en specifieker dan de overeenkomst tussen de EU en de VS als het gaat om verkeersrechten, eigendom en invloed, zelfs na de voorlopige toepassing van het wijzigingsprotocol (‘tweede fase’).
Volgens een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de Commissie zou een open overeenkomst met Canada in het eerste jaar een half miljoen extra passagiers opleveren en zouden binnen een paar jaar naar verwachting 3,5 miljoen extra passagiers kunnen profiteren van de mogelijkheden die zo’n overeenkomst kan bieden. De overeenkomst zou de consumenten een voordeel van ten minste 72 miljoen euro opleveren door lagere tarieven en zou daarnaast werkgelegenheid scheppen.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Hoewel de Europese Unie en Canada al lang economische en politieke banden onderhouden was de luchtvaart, vóór deze overeenkomst, slechts onderworpen aan bilaterale overeenkomsten met enkele lidstaten. Het blijkt daarom noodzakelijk om te streven naar de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte zonder grenzen, die de weg vrijmaakt voor de verwezenlijking van één markt voor luchtvervoer waarop vrij kan worden geïnvesteerd en waarop Europese en Canadese luchtvaartmaatschappijen zonder beperkingen luchtdiensten kunnen leveren. We denken dat de bestaande wettelijke beperkingen inzake eigendom van Canadese luchtvaartmaatschappijen moeten worden opgeheven en dat tegelijkertijd nieuwe vervoersrechten en samenwerking op een aantal gebieden – waaronder veiligheid voor passagiers, milieubescherming, luchtverkeersbeheer en -veiligheid – zouden moeten worden ingevoerd. We kunnen dus in volle overtuiging zeggen dat de overeenkomst waar we vandaag onze goedkeuring aan hechten werkelijk ambitieus is. De overeenkomst zal de verbindingen tussen beide markten beslist verbeteren en nieuwe kansen voor de sector creëren. We raden echter meer raadpleging en samenwerking op het gevoelige gebied van veiligheid aan en vragen de Commissie om het Europees Parlement over iedere ontwikkeling te informeren en het werk van het nieuwe Gemengd Comité te volgen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada is bijzonder belangrijk voor de toekomstige betrekkingen tussen beide partijen. Gelet hierop en gezien de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet het Europees Parlement volledig worden geïnformeerd en geraadpleegd over de werkzaamheden van zowel het Gemengd Comité als alle belanghebbende instanties. Voor de sluiting van om het even welke internationale overeenkomst is de goedkeuring van het Parlement vereist. Daarom moet het Parlement op de hoogte worden gehouden van het verloop van de onderhandelingen.
Deze overeenkomst betekent dan ook een belangrijke stap voorwaarts naar de openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en Canada. En deze openstelling van de markt kan leiden tot betere diensten voor passagiers. Het gaat hier om de meest ambitieuze overeenkomst ooit.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben het volledig eens met Silvia-Adriana Ţicău: de overeenkomst is de meest ambitieuze luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en een belangrijke partner in de wereld. Zij zal de aansluitingen tussen de respectieve markten en de banden tussen mensen significant verbeteren en nieuwe kansen creëren voor de luchtvaartsector door een geleidelijke liberalisering van de regels voor buitenlands eigendom. Zij is in het bijzonder ambitieuzer en specifieker dan de overeenkomst tussen de EU en de VS als het gaat om verkeersrechten, eigendom en invloed.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds gestemd. Het gaat hier om een zeer ambitieuze overeenkomst die voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in verregaande samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie. Luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie kunnen van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada vliegen. Met de overeenkomst worden alle beperkingen ten aanzien van luchtroutes, prijzen of het aantal wekelijkse vluchten tussen Canada en de Europese Unie opgeheven. Ik stem dan ook graag voor deze overeenkomst, gelet op de hoge ambities en de mogelijkheden die worden geopend om de historische banden tussen de Azoren en Canada nog sterker aan te halen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) De luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada is een van de meest ambitieuze overeenkomsten op het gebied van luchtvervoer tussen de EU en een grote mondiale partner. De overeenkomst voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden en een verregaande samenwerking op een aantal gebieden, zoals veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie.
Deze overeenkomst zal de verbindingen tussen beide markten en de interpersoonlijke contacten verbeteren en nieuwe kansen voor de luchtvaartsector creëren dankzij een liberalisering van de regels inzake buitenlands eigendom. Volgens recente studies zou een open overeenkomst met Canada het eerste jaar al een half miljoen extra passagiers opleveren en zouden naar verwachting binnen enkele jaren 3,5 miljoen extra passagiers kunnen profiteren van de mogelijkheden die een dergelijke overeenkomst biedt. De overeenkomst zou voor de consumenten minstens 72 miljoen euro aan baten kunnen opleveren dankzij tariefverlagingen, en zou bovendien nieuwe werkgelegenheid scheppen. Om deze redenen stem ik vóór het hechten van goedkeuring aan de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en Canada.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de sluiting van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada gestemd, waarmee luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada kunnen vliegen. Zij biedt enerzijds nieuwe kansen voor de Europese luchtvaartmaatschappijen – met name dankzij de mogelijkheid om code sharing-overeenkomsten te sluiten en de geleidelijke liberalisering van de regels inzake buitenlandse investeringen – en anderzijds belangrijke economische voordelen, zowel voor de consument als op het gebied van de werkgelegenheid.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik beschouw de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en Canada als een fundamenteel handelsinstrument dat voordelig zal zijn voor beide partijen, maar gezien de discriminatie van Tsjechische burgers en het standpunt van het Huis van Afgevaardigden van de Tsjechische Republiek onthoud ik me van stemming. De commissie buitenlandse zaken van het Huis van Afgevaardigden van de Tsjechische Republiek heeft de besprekingen over de ratificatie van de overeenkomst stopgezet totdat de Commissie duidelijk vooruitgang boekt in onderhandelingen met Canada over de afschaffing van de unilaterale visumplicht voor Tsjechische burgers. Al twee jaar duurt de situatie van een tweedeling tussen de Europese burgers voort, waarbij Tsjechische burgers niet zoals de anderen vrij naar Canada kunnen reizen, terwijl Canadese burgers vrij naar Tsjechië kunnen reizen. De Tsjechische Republiek kan hier niet op reageren door een wederzijdse visumplicht in te stellen vanwege het gemeenschappelijke Europese visumbeleid, maar de commissaris beschermt dit visumbeleid onvoldoende.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, heeft de omstandigheden waarin goedkeuring van het Parlement vereist is voor het sluiten van internationale overeenkomsten uitgebreid. Luchtvervoersovereenkomsten vallen nu in deze categorie, omdat ze betrekking hebben op een beleidsterrein waarvoor de normale wetgevingsprocedure geldt.
Hoewel de EU en Canada al lange tijd economische en politieke banden hebben, was luchtvaart voor de huidige overeenkomst gebonden aan bilaterale overeenkomsten met negentien van de EU-lidstaten. Veel van deze overeenkomsten waren beperkend en boden geen volledige toegang tot de respectieve markten. In november 2002 heeft het Europees Hof van Justitie bepaald dat sommige bepalingen in deze bilaterale overeenkomsten niet verenigbaar waren met het Gemeenschapsrecht.
De Raad heeft daarom in oktober 2007 de Commissie een mandaat gegeven om te onderhandelen over een veelomvattende luchtvaartovereenkomst in plaats van de bestaande bilaterale overeenkomsten. In dat jaar reisden 9 miljoen mensen tussen de EU en Canada. De luchtvervoersovereenkomst EU-Canada werd geparafeerd op 30 november 2008, gesteund door de top EU-Canada op 6 mei 2009 en ondertekend op 17-18 december 2009. De EU en Canada hebben ook onderhandeld over een overeenkomst inzake de veiligheid van de luchtvaart. Hiervoor is een afzonderlijke aanbeveling opgesteld (A7-0298/2010).
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Hoewel de Europese Unie en Canada al lang economische en politieke banden onderhouden was de enige geldige overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en Canada tot nu toe het resultaat van alle bestaande bilaterale overeenkomsten tussen landen. Dit Protocol voorziet in de invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden en samenwerking op een aantal gebieden, met name met meer garanties voor veiligheid en beveiliging. Ik ben vóór deze overeenkomst omdat ze maatregelen bevat voor de geleidelijke opening van de Canadese luchtvervoersmarkt, met meer investeringsvrijheid voor beide partijen. Voor een juiste verwezenlijking van het mandaat is het noodzakelijk dat Canada de bestaande wettelijke beperkingen inzake eigendom van en zeggenschap over Canadese luchtvaartmaatschappijen en inzake het aantal diensten dat elke maatschappij aanbiedt, opheft.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Dankzij deze overeenkomst, die kan worden beschreven als de meest ambitieuze luchtvervoersovereenkomst van de Europese Unie, kunnen luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie van elke plaats in Europa rechtstreeks naar Canada vliegen. Zij voert ook commerciële mechanismen zoals code sharing in. De overeenkomst voorziet in een geleidelijke invoering van verkeersrechten en investeringsmogelijkheden, alsmede in verregaande samenwerking op een aantal gebieden, waaronder veiligheid, beveiliging, sociale zaken, consumentenbelangen, milieu, luchtverkeersbeheer, staatssteun en concurrentie.
In het document dat hier vandaag in de plenaire vergadering is aangenomen, verzoekt de Commissie vervoer en toerisme, waarvan ik plaatsvervangend lid ben, de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat het Parlement volledig geïnformeerd en geraadpleegd wordt over het werk van het Gemengd Comité, zodat het de verschillende fasen van de openstelling van de markten kan volgen. Ik heb voor de aanbeveling gestemd en ben van oordeel dat de overeenkomst een voorbeeld moet zijn voor andere aan de gang zijnde onderhandelingen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Deze overeenkomst dient als voorbeeld voor huidige en toekomstige onderhandelingen met andere landen. Met deze overeenkomst worden alle beperkingen aangaande routes, prijzen of het aantal wekelijkse vluchten tussen de twee partijen opgeheven. Volgens de voorspellingen lopen de mogelijke besparingen door goedkopere vliegprijzen op tot 72 miljoen euro wat direct ten goede komt aan de consumenten. De overeenkomst zal verder ook indirect van voordeel zijn voor onze burgers door het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen. Ik heb daarom voor de overeenkomst gestemd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat de voortzetting van de bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten met Vietnam in strijd zou zijn met het Gemeenschapsrecht en omdat deze grotere openstelling nieuwe kansen kan bieden.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Tot nu toe konden de bilaterale luchtvervoersovereenkomsten tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen leiden tot discriminatie van bepaalde EU-luchtvaartmaatschappijen. Deze nieuwe overeenkomst voorziet dan ook in een EU-aanwijzingsclausule die alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU bestrijkt en de traditionele aanwijzingsclausules, die verwijzen naar luchtvaartmaatschappijen uit de lidstaten, vervangt. Het doel van deze overeenkomst is dus om elke vorm van discriminatie tussen EU-luchtvaartmaatschappijen te voorkomen en concurrentiebeperkende praktijken te verbieden. Ik heb derhalve mijn steun gegeven aan deze overeenkomst, die elke EU-luchtvaartmaatschappij de mogelijkheid zal bieden vluchten te verzorgen tussen Vietnam en welke lidstaat dan ook.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met het sluiten van deze overeenkomst. Het doel van de overeenkomst is om alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam. Ook zorgt deze overeenkomst ervoor dat de veiligheidsvoorschriften in de bilaterale overeenkomsten van toepassing zijn op situaties waarin het wettelijk toezicht op een luchtvaartmaatschappij wordt uitgeoefend door een andere lidstaat dan de lidstaat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen. Bovendien denk ik dat het heel belangrijk is dat deze overeenkomst concurrentiebeperkende praktijken verbiedt.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Volgens het Hof van Justitie zijn de tot dusver ondertekende bilaterale overeenkomsten in strijd met het EU-recht. Daarom moesten drie artikelen worden gewijzigd: om discriminatie tussen luchtvaartmaatschappijen te voorkomen, mogelijk concurrentiebeperkende praktijken te verbieden en te verzekeren dat veiligheidsvoorschriften van toepassing zijn indien een staat transport controleert dat door een andere staat is aangewezen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik wil graag toelichten waarom ik vóór de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Unie en Vietnam heb gestemd. Ik heb vóór deze overeenkomst gestemd, omdat ik heb begrepen dat de door de Commissie gesloten overeenkomst een aantal bepalingen in de huidige zeventien bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen de lidstaten van de EU en Vietnam vervangt en verbetert. Zoals we weten kunnen er krachtens het Reglement geen amendementen worden ingediend, maar ik denk dat de Commissie de noodzakelijke afspraken heeft gemaakt en ik ben voorstander van deze overeenkomst.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Raad heeft de Commissie verzocht om een aantal bepalingen in de overeenkomsten inzake luchtdiensten te vervangen, nadat het Europees Hof van Justitie had bepaald dat deze bepalingen in strijd waren met het Gemeenschapsrecht.
Deze aanpassingen zorgen ervoor dat alle EU-luchtvaartmaatschappijen toegang hebben tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam en verbiedt concurrentiebeperkende praktijken. Zij garanderen dat het recht van vrije vestiging wordt geëerbiedigd en dat in een ontvangende lidstaat dezelfde behandeling gewaarborgd is als die welke de onderdanen van die lidstaat genieten.
Ik hoop dat de contacten en uitwisselingen tussen de Europese Unie en Vietnam baat zullen hebben bij de wederzijdse voordelen die aan de luchtvaartmaatschappijen worden geboden en dat deze op hun beurt zullen bijdragen tot een betere wederzijdse kennis van hun volkeren.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik verwelkom de goedkeuring van dit ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. De internationale luchtvaartbetrekkingen tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen worden traditiegetrouw vastgelegd in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. Het Europees Hof van Justitie bepaalde echter in 2002 dat deze situatie illegaal was, aangezien ze in strijd is met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarom heeft de Commissie onderhandelingen geopend over een overeenkomst tot vervanging van de zeventien bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen de lidstaten van de Europese Unie en Vietnam. Dit proces is nu ten einde en had ten doel alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam, verplichte toepassing van veiligheidsvoorschriften te waarborgen en concurrentiebeperkende praktijken te verbieden.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Net zoals de andere overeenkomsten staat ook deze overeenkomst in dienst van de liberalisering in de luchtdienstensector en net zoals in de overige gevallen wordt dit gerechtvaardigd met het argument dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 2002 heeft bepaald dat de bestaande bilaterale overeenkomsten in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht. Net zoals in andere betreurenswaardige situaties lijkt bij de uitlegging van het Gemeenschapsrecht opnieuw voorrang te worden gegeven aan vrije concurrentie boven alle andere sociale en economische voorschriften.
Wij hebben bij deze overeenkomst dezelfde voorbehouden als bij andere overeenkomsten. Deze betreffen het toepassingsgebied en de mogelijke gevolgen van deze overeenkomsten. In het huidige kader van de burgerluchtvaartdiensten bestaat het risico dat het scheppen van gelijke voorwaarden voor de verschillende Europese luchtvaartmaatschappijen bijdraagt tot het proces van monopolievorming dat in de sector reeds aan de gang is, met alle gevolgen van dien voor de werknemers van de luchtvaartmaatschappijen en de passagiers. Om de markt ook op dit terrein te laten zegevieren wordt gesnoeid in het vermogen van de lidstaten om hun nationale luchtvaartmaatschappijen te beschermen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben hier te maken met een overeenkomst die in dienst staat van de liberalisering in de luchtdienstensector, en net zoals in andere gevallen wordt dit gerechtvaardigd met het argument dat het Europees Hof van Justitie in zijn arrest van 2002 heeft bepaald dat de bestaande bilaterale overeenkomsten in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht. Net zoals in andere betreurenswaardige situaties lijkt bij de uitlegging van het Gemeenschapsrecht opnieuw voorrang te worden gegeven aan vrije concurrentie boven alle andere sociale en economische voorschriften, zelfs wanneer er reeds bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten bestaan.
Daarom hebben wij bij deze overeenkomst dezelfde voorbehouden als bij andere overeenkomsten. Deze betreffen het toepassingsgebied en de mogelijke gevolgen van deze overeenkomsten. In het huidige kader van de burgerluchtvaartdiensten bestaat het risico dat het scheppen van gelijke voorwaarden voor de verschillende Europese luchtvaartmaatschappijen bijdraagt tot het proces van monopolievorming dat in de sector reeds aan de gang is, met alle gevolgen van dien voor de werknemers van de luchtvaartmaatschappijen en de passagiers. Het vermogen van de lidstaten om hun nationale luchtvaartmaatschappijen te beschermen mag niet worden beknot.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Onder de nieuwe bevoegdheden van de Europese Unie vallen ook overeenkomsten inzake luchtvervoer. Deze overeenkomst met Vietnam voorziet in procedures voor de uitvoering van verschillende voorschriften, vooral veiligheidsvoorschriften. De aanbeveling is duidelijk en ik stem ermee in.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat de internationale luchtvaartbetrekkingen tussen lidstaten en derde landen traditiegetrouw worden vastgelegd in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. Wat betreft de bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen EU-lidstaten en Vietnam, verwelkom ik het feit dat het doel is om alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam. De veiligheidsvoorschriften in de bilaterale overeenkomsten zijn van toepassing op situaties waarin het wettelijk toezicht op een luchtvaartmaatschappij wordt uitgeoefend door een andere lidstaat dan de lidstaat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, en concurrentiebeperkende praktijken worden verboden. Al deze luchtvaartovereenkomsten zijn goed en noodzakelijk voor de Europese Unie, onze luchtvaartmaatschappijen en onze burgers.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd. De internationale luchtvaartbetrekkingen tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen worden traditiegetrouw vastgelegd in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. Het Europees Hof van Justitie bepaalde in 2002 dat traditionele aanwijzingsclausules in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten van de lidstaten in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Unie. Dergelijke bepalingen verlenen een derde land het recht om de machtigingen en vergunningen van een luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken of op te schorten wanneer deze maatschappij door een lidstaat van de Europese Unie is aangewezen, maar niet in substantiële mate in handen is van en daadwerkelijk wordt gecontroleerd door deze lidstaat of onderdanen ervan. Dit wordt beschouwd als discriminatie van EU-luchtvaartmaatschappijen die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd maar die in handen zijn van en gecontroleerd worden door onderdanen van andere lidstaten. Dit is in strijd met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die hun recht op vrijheid van vestiging uitoefenen, garandeert dat ze in de ontvangende lidstaat dezelfde behandeling krijgen als de onderdanen van die lidstaat. Ook andere aspecten, zoals mededinging, moeten in overeenstemming worden gebracht met het recht van de Europese Unie door bestaande bepalingen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen te wijzigen of aan te vullen. Daarom heeft de Commissie over deze overeenkomst onderhandeld.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) De bilaterale overeenkomsten inzake internationaal luchtvervoer die de Europese Unie heeft gesloten met derde landen moeten nu radicaal worden herzien. Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de traditionele aanwijzingsclausules in dergelijke overeenkomsten volkomen in strijd zijn met de EU-wetgeving, omdat ze het recht op vrijheid van vestiging van buitenlandse maatschappijen schenden en die maatschappijen niet dezelfde behandeling garanderen die de ontvangende lidstaat aan zijn eigen maatschappijen geeft. We zijn daarom vóór het sluiten van de door de Commissie voorgestelde overeenkomst. Deze is erop gericht alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam waardoor alle concurrentiebeperkende praktijken worden vermeden. De clausules inzake mogelijke brandstofbelasting voor luchtdiensten zouden moeten worden geschrapt, en het zou wenselijk zijn dat de traditionele aanwijzingsclausules die verwijzen naar luchtvaartmaatschappijen uit een derde land worden vervangen door een aanwijzingsclausule van de Europese Unie die verwijst naar alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU. Zo zou er nog een element ter bevordering van het evenwicht in de bilaterale overeenkomsten worden toegevoegd. Tot slot zou het gepast zijn om steeds strengere veiligheidmaatregelen toe te passen, vooral in situaties waarin het wettelijk toezicht op een maatschappij wordt uitgeoefend door een andere lidstaat dan de lidstaat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De overeenkomst tussen de Europese Unie en Vietnam is bijzonder belangrijk voor de toekomstige betrekkingen tussen beide partijen. Gelet hierop en gezien de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet het Europees Parlement volledig worden geïnformeerd en geraadpleegd over de werkzaamheden van zowel het Gemengd Comité als alle belanghebbende instanties. Voor de sluiting van om het even welke internationale overeenkomst is de goedkeuring van het Parlement vereist. Daarom moet het Parlement op de hoogte worden gehouden van het verloop van de onderhandelingen. Deze overeenkomst betekent dan ook een belangrijke stap voorwaarts naar de openstelling op niet-discriminerende wijze van de markt voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie en Vietnam. Deze openstelling van de markt kan leiden tot betere diensten voor passagiers.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) De bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen de EU en derde landen bevatten clausules die in strijd blijken te zijn met de wetgeving van de Europese Unie, omdat ze buiten de EU geen gelijke behandeling van de verschillende luchtvaartmaatschappijen garanderen. Daarom hebben we een specifieke overeenkomst nodig die passagiers en luchtvaartmaatschappijen beschermt. Ik heb vóór de overeenkomst gestemd juist om te garanderen dat alle Europese luchtvaartmaatschappijen in gelijke mate gebruik kunnen maken van routes tussen de EU en Vietnam, zonder het risico te lopen te worden verboden. Bovendien is de overeenkomst erop gericht de veiligheid voor vluchten en passagiers te vergroten. Als we om welke redenen dan ook niet dezelfde normen kunnen hebben als binnen de EU, is het raadzaam om enkele kernpunten en regels vast te stellen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Hof van Justitie bepaalde in 2002 dat traditionele aanwijzingsclausules in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten van de lidstaten in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Unie. De Commissie is daarna gaan onderhandelen over een overeenkomst ter vervanging van een aantal bepalingen in de huidige zeventien bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die gesloten zijn tussen EU-lidstaten en Vietnam.
De clausule in kwestie is in strijd met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die hun recht op vrijheid van vestiging uitoefenen, garandeert dat ze in de ontvangende lidstaat dezelfde behandeling krijgen als de onderdanen van die lidstaat. Om discriminatie tussen EU-luchtvaartmaatschappijen te voorkomen worden de traditionele aanwijzingsclausules die verwijzen naar luchtvaartmaatschappijen uit de lidstaten die partij zijn bij de bilaterale overeenkomst, vervangen door een aanwijzingsclausule van de EU die verwijst naar alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU. Het doel is alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam.
Gelet op bovenstaande heb ik vóór dit verslag gestemd, waarvoor de Commissie vervoer en toerisme een gunstig advies heeft afgegeven.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten gestemd. Doel is een aantal bepalingen in de huidige zeventien bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen EU-lidstaten en Vietnam te vervangen, conform het arrest van het Europees Hof van Justitie van 2002, teneinde alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam en de naleving van de Europese mededingingsregels te waarborgen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De internationale luchtvaartbetrekkingen tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen worden traditiegetrouw vastgelegd in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. Het Europees Hof van Justitie bepaalde in 2002 dat traditionele aanwijzingsclausules in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten van de lidstaten in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Unie. Dergelijke bepalingen verlenen een derde land het recht om de machtigingen en vergunningen van een luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken of op te schorten wanneer deze maatschappij door een lidstaat van de Europese Unie is aangewezen, maar niet in substantiële mate in handen is van en daadwerkelijk wordt gecontroleerd door deze lidstaat of onderdanen ervan.
Dit wordt beschouwd als discriminatie van EU-luchtvaartmaatschappijen die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd maar die in handen zijn van en gecontroleerd worden door onderdanen van andere lidstaten. Dit is in strijd met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die hun recht op vrijheid van vestiging uitoefenen, garandeert dat ze in de ontvangende lidstaat dezelfde behandeling krijgen als de onderdanen van die lidstaat.
Ook andere aspecten, zoals mededinging, moeten in overeenstemming worden gebracht met het recht van de Europese Unie door bestaande bepalingen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten van de Europese Unie en derde landen te wijzigen of aan te vullen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik vind de definitieve tekst waarover we vandaag hebben gestemd tevredenstellend omdat alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU toegang krijgen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam, waardoor discriminatie van verschillende luchtvaartmaatschappijen wordt vermeden. Bovendien zijn er waarborgen op het gebied van veiligheid en concurrentie die ontzettend belangrijk zijn voor het verbeteren van de luchtdiensten op die route. Daar zullen zowel luchtvaartmaatschappijen als passagiers baat bij hebben. De constante economische groei van Vietnam – dat dankzij zijn flexibel ondernemersnetwerk de internationale crisis beter heeft weten aan te pakken dan vele anderen – maakt van dit land een geprivilegieerde partner van de EU. De stemming van vandaag kan daarom niet anders dan steun betekenen voor deze belangrijke ontwikkelingslijn.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De Commissie heeft onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Vietnam die ter vervanging geldt van de huidige zeventien bilaterale overeenkomsten die gesloten zijn tussen dat land en de lidstaten. De overeenkomst maakt geen gewag van de gebruikelijke bepaling inzake brandstofheffing op vluchten van luchtvaartmaatschappijen uit derde landen in de Europese Unie. Zij houdt echter wel aanzienlijke voordelen in voor de Europese Unie. Daarom stem ik vóór en verleen ik mijn steun aan de aanbeveling van het Parlement.
In dit verband wil ik uw aandacht vragen voor enerzijds de aanwijzingsclausule, die ten doel heeft alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang te verlenen tot routes tussen de Europese Unie en Vietnam en anderzijds de veiligheidsvoorschriften en de bepalingen inzake de naleving van de mededingingsregels.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Met deze overeenkomst zijn de aanwijzingsclausules in de oude bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten overeenkomstig een arrest van het Europees Hof van Justitie in 2002 in overeenstemming gebracht met de wetgeving van de Europese Unie. Ik heb vóór de sluiting van de overeenkomst gestemd.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem vóór dit verslag omdat ik het noodzakelijk acht dat de handelsonderhandelingen met deze regio worden afgerond. Mijns inziens gaan de ontwikkelingen in de goede richting, aangezien dit document betrekking heeft op sectoren zoals energie, industrie en grondstoffen, en bovenal ook op onderzoek, innovatie en onderwijs.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd en wil er bij de EU- en GCC-leiders op aandringen om de samenwerking te intensiveren, met name op handelsgebied, aangezien de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC twintig jaar geleden zijn begonnen en nog steeds niet zijn afgerond. Behalve dat de GCC-landen in strategisch opzicht een zeer belangrijke regio voor de EU en het Westen in het algemeen vormen, zijn zij ook belangrijke handelspartners. Onze handel met deze regio is gestaag toegenomen en bedroeg in 2009 79,7 miljard euro. We hebben ook een positieve handelsbalans met de GCC-landen, aangezien we goederen exporteren ter waarde van 57,8 miljard euro en goederen importeren ter waarde van 21,8 miljard euro. De Europese Dienst voor extern optreden moet meer aandacht schenken aan deze belangrijke regio en er moeten nieuwe diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU in de GCC-lidstaten worden geopend. Op deze manier kan de EU zich nadrukkelijker profileren en meer invloed in dat deel van de wereld uitoefenen. Gezien de onrust in deze regio is het nu belangrijker dan ooit dat de EU zich daar manifesteert.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf onderhandelen al zo'n twintig jaar over een vrijhandelsovereenkomst. Beide partijen zouden baat hebben bij diepgaandere betrekkingen, vooral omdat er talrijke mogelijkheden tot samenwerking bestaan op het gebied van onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en hernieuwbare energie. Op het binnenlandse vlak ondergaan de landen van de Samenwerkingsraad al enkele jaren een nieuw proces van politieke en sociale modernisering, dat ondersteuning en aanmoediging verdient. Ik denk dat we behoefte hebben aan een permanente dialoog tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf teneinde voortgang te boeken bij de bevordering van de rechten en vrijheden van de mens en de rechten van minderheden, evenals bij de strijd tegen alle vormen van discriminatie, onder andere op grond van geslacht of religie. Daarom heb ik vóór dit verslag gestemd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) onderhandelen al twintig jaar over een vrijhandelsakkoord, en deze onderhandelingen zijn nog steeds niet afgerond. In die twintig jaar is de context echter veranderd. De GCC-landen zijn de economische motor van heel de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika geworden en zij zijn de belangrijkste investeerders in de zuidelijke mediterrane buurlanden van de EU. Het potentieel voor samenwerking tussen de Europese Unie en de GCC-landen is dus niet beperkt tot handelszaken maar strekt zich uit tot gebieden als wetenschap en onderwijs. Daarom heb ik voor dit initiatiefverslag gestemd, dat is bedoeld als een oproep van het Europees Parlement tot het formuleren van een ambitieuzere politiek ten aanzien van de Samenwerkingsraad van de Golf.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. De Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) onderhandelen al twintig jaar over een vrijhandelsakkoord. Het zijn tot dusver de oudste handelsbesprekingen van de Unie die nog niet zijn afgerond. In die twintig jaar is de situatie in deze regio echter diepgaand veranderd. De GCC-landen zijn de economische motor van de hele regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika geworden, terwijl deze nieuw opkomende regio zelf grote invloed heeft op de ontwikkeling van de wereldeconomie. Ik ben het eens met de opmerking in het verslag dat een snelle sluiting van de vrijhandelsovereenkomst met deze regio van cruciaal belang is voor de EU. Het potentieel voor samenwerking tussen beide regio’s is niet beperkt tot handelszaken, maar omvat ook gemeenschappelijke belangen op het gebied van internationale veiligheid, terrorismebestrijding, diplomatieke bemiddeling in de gebieden van het Midden-Oosten waar spanningen heersen, regionaal crisismanagement, interculturele dialoog en mondiaal economisch bestuur.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Dit initiatiefverslag is bedoeld als een oproep van het Europees Parlement tot het formuleren van een ambitieuzere politiek van de Unie ten aanzien van de Samenwerkingsraad van de Golf en de landen die daarvan deel uitmaken. Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik denk dat we deze weg in moeten slaan, temeer daar de Samenwerkingsraad van de Golf onlangs heeft verklaard het regime van Muammar Kadhafi niet langer als legitiem te erkennen. We zijn verheugd over dit beleid en voelen ons daardoor aangemoedigd. De Raad heeft de misdaden die zijn gepleegd door het regime van Kadhafi tegen de burgerbevolking veroordeeld en opgeroepen tot onmiddellijk optreden van de Arabische Liga en de VN-veiligheidsraad. Het integratieproces dat 30 jaar geleden door de zes lidstaten van deze Raad in gang werd gezet, is tot op heden nog altijd het enige experiment in zijn soort geweest binnen de Arabische wereld. We moeten ze steunen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het is belangrijker dan ooit dat de Europese Unie een vrijhandelsovereenkomst met de Golfstaten sluit. De onderhandelingen over een dergelijke overeenkomst zijn tot nu toe niet erg succesvol geweest, gezien de duur ervan. De situatie is natuurlijk diverse keren veranderd in de twintig jaar sinds het begin van de onderhandelingen. Het geopolitieke klimaat in de Golfregio is nu anders, met alle mondiale en regionale implicaties van dien. We hebben nu te maken met de liberalisering en diversificatie van de economieën in deze landen. Tegenwoordig zijn de Golfstaten veel meer dan alleen handelspartners, gelet op hun voortdurend toenemende invloed op de financiële sector en in de diplomatie, om nog maar te zwijgen van andere terreinen. Hun invloed zal zelfs alleen maar verder toenemen. Dit schept nieuwe vooruitzichten voor de Europese Unie. Deze ziet in dat samenwerking tussen beide regio's zich niet beperkt tot handel. We hebben gemeenschappelijk belang bij internationale veiligheid, bestrijding van terrorisme, diplomatieke bemiddeling in de spanningsgebieden van het Midden-Oosten, regionaal crisisbeheer, interculturele dialoog en mondiaal economisch bestuur. De EU heeft, ten opzichte van de nieuwe spelers in de Golfregio, bepaalde troeven die zij kan uitspelen, mits de politieke wil daartoe op het hoogte niveau gevoeld wordt.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór dit verslag over de commerciële, economische en financiële betrekkingen van de Europese Unie met de landen van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) gestemd, te weten Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar en Oman. Ik ga akkoord met de bepalingen inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Arabische landen in de Golfregio, en met name inzake de strategische overeenkomsten op het gebied van energie, wetenschap en onderwijs. Het is tevens belangrijk dat er een vrijhandelsovereenkomst komt.
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben van oordeel dat zowel de Europese Unie als de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) baat heeft bij nauwere betrekkingen op alle niveaus, ongeacht of het gaat om politiek, cultuur, handel of financiën.
Als rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel wil ik hier uw aandacht vragen voor drie voorstellen die ik van meet af aan heb bepleit en die gunstig zijn onthaald door de andere leden: 1) de versterking van de diplomatieke presentie in de regio door in elk van de GCC-landen een delegatie van de Europese Unie op te richten in het kader van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), 2) de instelling van een reguliere top van staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en de GCC en, ten slotte, 3) een verzoek aan de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor handelszaken om zich te beraden op alternatieve formules voor de toekomstige ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met de GCC-landen, in de vorm van bilaterale overeenkomsten tussen de Unie en de Golfstaten die nu al bereid zijn zich sterker aan de Unie te committeren.
Ofschoon het laatste voorstel een nieuwe EU-aanpak van de betrekkingen met derde landen inhoudt, ben ik van oordeel dat noch de Europese Unie noch de GCC-landen die bereid zijn om de betrekkingen aan te halen, gegijzeld mogen worden door andere GCC-landen die zich daarvoor nog niet klaar voelen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat het potentieel voor samenwerking tussen de Europese Unie en de Golfregio verder reikt dan het handelskader. Goede betrekkingen tussen deze regionale entiteiten kunnen in aanzienlijke mate bijdragen tot de bescherming van de gemeenschappelijke belangen, zoals internationale veiligheid, terrorismebestrijding en mondiaal economisch bestuur.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Door de recente onrust en sociale, politieke en militaire conflicten in verschillende, overwegend islamitische landen, is het voor de Europese Unie nog noodzakelijker geworden om een strategie te ontwikkelen voor de Golfregio en contacten en langdurige samenwerkingsverbanden op te zetten met de belangrijkste multilaterale instelling van de regio: de Samenwerkingsraad van de Golf. De duidelijk aanwezige veiligheids- en financieel-economische kwesties brengen beide partijen bij elkaar. De Europese Unie dient zich in te spannen en maatregelen te nemen om meer inzicht te krijgen in de handelsbesprekingen en te trachten deze af te sluiten. Ik ben van mening dat de vrijhandelsovereenkomst niet alleen de handel zal doen toenemen maar ook zal bijdragen aan beter contacten tussen de betrokken bevolkingen.
Ik hoop dat de hervormingen die enkele van deze landen doorvoeren, geconsolideerd worden en dat Europa aan dit proces een positieve bijdrage kan leveren.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement houdt zich bezig met de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf en heeft tot doel een strategische samenwerking tussen de betrokken staten tot stand te brengen. Ondanks de recente onrusten in sommige Arabische landen hebben de Golfstaten een groot economisch potentieel, dat een uitstekende kans biedt voor samenwerking met de EU, niet alleen omdat er olie wordt geproduceerd, waarvan de reserves opraken, maar vooral omdat deze landen beginnen te investeren in de sector van de alternatieve energiebronnen, waarin Europa bekend staat om zijn expertise. Ik ben dan ook verheugd over de aanneming van dit verslag en hoop dat we op korte termijn een overeenkomst kunnen sluiten ter versterking van de samenwerking tussen de EU en de islamitische gemeenschap.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er is geen gebrek aan redenen tot bezorgdheid, noch aan instabiele haarden. Daardoor is de geopolitieke situatie in de regio bijzonder complex. Ik denk aan de situatie in Palestina, de oorlog in Irak, de situatie in Iran, de recente volksopstanden in verschillende landen, waaronder Jemen, en de situatie in Darfur. In het licht van deze situatie is nu gebleken dat de Europese Unie met betrekking tot de landen in de regio met twee maten meet. Dit bemoeilijkt de oplossing van conflicten, de vredesbesprekingen en het vredesproces. Tevens zien we dat de EU zich vaak bemoeit met de opstanden zonder de soevereine rechten van de mensen in de regio te respecteren.
Binnen deze context plaatst dit verslag zich tegen de achtergrond van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC die twintig jaar geleden zijn gestart en tot dusver de langdurigste door de Unie aangegane en niet afgesloten besprekingen zijn. Dit zou op zich voldoende reden moeten zijn om het verslag niet aan te nemen. Door enkele tijdens de stemming ingediende mondelinge amendementen is het verslag echter nog onacceptabeler geworden. Ik denk met name aan de verwijzing naar het standpunt van de Veiligheidsraad van de VN met betrekking tot het instellen van een vliegverbod boven Libië dat zoals men weet dekking geeft voor de oorlog tegen dit land.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We weten dat de geopolitieke situatie in de Golf erg complex is en dat daar gevoelige en ernstige kwesties spelen in verband met veiligheid en vrede. We denken hierbij aan het vredesproces in het Midden-Oosten, de situatie in Iran, de volksopstanden in Jemen en recente ontwikkelingen in Darfur, alsook de laatste gebeurtenissen in Noord-Afrika.
Tegelijkertijd wordt in het verslag vermeld dat “meer dan een derde van alle soevereine geldelijke middelen ter wereld in bezit is van de staten van de Samenwerkingsovereenkomst van de Golf (GCC) en dat mede dankzij deze middelen het mondiale en Europese financiële systeem, in reactie op de crisis, is gered”. Binnen deze context vinden onderhandelingen plaats over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC. Deze onderhandelingen zijn twintig jaar geleden gestart en vormen de tot dusver langdurigste, door de Europese Unie aangegane en niet afgeronde handelsbesprekingen.
De waarheid is dat de Europese Unie zich met het proces bemoeit en met twee maten meet als het om de Golfstaten gaat, waardoor de onderhandelingen en zelfs de vredesbesprekingen met betrekking tot de soevereine rechten van de bevolkingen in de regio worden bemoeilijkt. Anderzijds zijn in de door het Parlement aangenomen resolutie nieuwe voorstellen opgenomen die niet bijdragen aan het vredesproces in de regio…
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Door vóór dit verslag te stemmen betuig ik mijn steun aan de demonstraties voor democratie en eerbiediging van de mensenrechten in Bahrein en veroordeel ik de gewelddadige reactie van de regering. De landen van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), te weten Iran, Irak, Jemen, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar, Saoedi-Arabië en Koeweit, vormen momenteel de zesde grootste exportmarkt voor de EU, en de EU is momenteel de belangrijkste handelspartner van de GCC. Toch is er ondanks deze reeds intensieve handelsrelaties nog ruimte voor uitbreiding daarvan, alsook voor meer diversificatie van de handel tussen beide partijen, gezien de omvang van de EU-markt en de inspanningen van de GCC-landen om hun export te diversifiëren. Een vrijhandelovereenkomst zou ook nieuwe kansen scheppen voor technische samenwerking en bijstand, en de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC zou zeer bevorderlijk zijn voor het aanhalen van de onderlinge banden en voor verdere diversificatie. In dit document wordt nogmaals bevestigd dat de EU tegenstander van de doodstraf is en wordt opgeroepen tot de instelling van een wereldwijd moratorium. Het Parlement betreurt in dit verband dat de doodstraf in alle lidstaten van de GCC nog steeds van kracht is, verzoekt de GCC-landen een moratorium in te stellen op de voltrekking van de doodstraf en roept met name de landen die methoden als onthoofding, steniging, kruisiging, geseling en amputatie gebruiken op om deze af te schaffen.
Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) gestemd. Ik wil graag mijn steun uitspreken voor de mondelinge amendementen die rapporteur Baudis heeft voorgesteld om het verslag in het licht van de recente ontwikkelingen aan te passen.
Het is belangrijk om alle GCC-landen op te roepen om de voortdurende volksbeweging voor democratische hervormingen in de regio te erkennen en de opkomende groepen van het maatschappelijk middenveld op te roepen om het proces dat tot een echte vreedzame overgang naar democratie moet leiden, te bevorderen.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Om tal van redenen is de Golfregio van strategisch belang voor de Europese Unie, met name wat de energievoorziening betreft. De Europese Unie wil de banden met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), een organisatie van de zes rijkste landen in de regio, aanhalen, en het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst vormt een centraal onderdeel van dit proces. Ik heb vóór dit verslag gestemd, dat de richting van de toekomstige samenwerking tussen de EU en de GCC aangeeft. Het door mijn collega Dominique Baudis ingediend ontwerpverslag, dat inging op alle kwesties die door een dergelijk partnerschap worden opgeworpen – zoals rechten van minderheden, rechten van vrouwen en vrijheid van geweten en meningsuiting, maar ook de oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict en strategische partnerschappen voor bijvoorbeeld onderzoek, onderwijs en energie uit fossiele en hernieuwbare energiebronnen – kreeg vrij brede steun vanuit de fracties. Door de recente gebeurtenissen in Bahrein rees echter de vraag of het verslag nog wel actueel genoeg was. Dankzij ieders goede wil konden echter via onderhandelingen uitstekende mondelinge compromisamendementen tot stand worden gebracht waarmee het verslag weer up-to-date is gebracht. Daarmee is voorkomen dat er maandenlang voor niets aan het verslag zou zijn gewerkt.
Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vóór het verslag-Baudis gestemd, aangezien in dit uitgebreide verslag alle interessante kwesties met betrekking tot de rechten van de mens, gelijke rechten voor vrouwen, persvrijheid en democratisering aan de orde worden gesteld. In de tekst wordt ook rekening gehouden met de recente veranderingen op het politieke toneel in Bahrein. Naar mijn mening is het onontbeerlijk dat we het geweld veroordelen dat in het kader van dit conflict wordt gebruikt. Zoals in het verslag meerdere keren wordt benadrukt, zou een strategisch partnerschap op een groot aantal domeinen het mogelijk moeten maken om crises in de betrekkingen tussen de EU en de regio te vermijden, alsook om de energiezekerheid van Europa te bevorderen. De Golfstaten zijn bijzonder belangrijke spelers in het vredesproces. Ik wil bijgevolg onderstrepen hoe tevreden ik ben dat dit verslag is aangenomen. Ik hoop dat de samenwerking tussen de Europese Unie en de Golfstaten in de toekomst op een groot aantal domeinen nog efficiënter zal zijn.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd en ben met name verheugd over het mondelinge amendement waarmee de volgende nieuwe paragraaf 7 bis wordt toegevoegd: “roept alle GCC-landen op de voortdurende volksbeweging voor democratische hervormingen in de regio te erkennen en zich ten volle in te zetten met de opkomende groepen van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van een proces dat tot een echte vreedzame overgang naar democratie moet leiden, in hun eigen landen, met partners in de regio en met de volle steun van de Europese Unie”.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Gedurende de twintig jaar van handelsonderhandelingen tussen de Europese Unie en de landen van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) is de context diepgaand veranderd en moet er in deze betrekkingen een ommezwaai worden bewerkstelligd.
Het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst blijft zowel een politieke als een commerciële prioriteit. De geopolitieke omgeving van de GCC wordt gekenmerkt door de opkomst van een reeks uitdagingen op het gebied van veiligheid, met mondiale en regionale implicaties. Dit betekent dat een begin moet worden gemaakt met een proces van liberalisering en diversificatie van de economische basisstructuur van deze landen. Deze landen zouden het pad van samenwerking en multilateralisme moeten kunnen blijven bewandelen.
De Europese Unie heeft daarom de taak een nieuw strategisch partnerschap te ontwikkelen dat het huidige regionale integratieproces kan ondersteunen. Het zou bovendien wenselijk zijn dat de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden in deze landen diplomatieke missies opent. Het is daarom raadzaam dat het Europees Parlement een ambitieuzere politiek van de Unie ten aanzien van de GCC aanmoedigt. We zouden in staat moeten zijn om onze betrekkingen op samenwerkingsgebieden als wetenschappelijk onderzoek en technologie te versterken en tegelijkertijd een dialoog te blijven voeren over onderwerpen als de bescherming van religieuze minderheden, het recht op werk en vrije meningsuiting.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf over een vrijhandelsovereenkomst duren nu al meer dan twintig jaar en zijn tot dusver de langdurigste, door de Europese Unie aangegane en niet afgeronde handelsbesprekingen.
In die twintig jaar is de context van deze onderhandelingen drastisch veranderd. De GCC-landen beschikken over een grote financiële invloed op grond van hun overheidsmiddelen, die in 2009 meer dan 1380 miljard dollar bedroegen, dat wil zeggen meer dan 35 procent van het mondiale volume. De GCC-landen zijn de economische motor van heel de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika geworden: zij vertegenwoordigen meer dan 40 procent van de nationale rijkdom die in dit gebied wordt geproduceerd en hebben 50 procent van de officiële monetaire reserves in bezit, ofwel 1070 miljard dollar.
Gezien het grote financiële en economische potentieel van deze landen moeten wij van de huidige context gebruik maken als wij de onderhandelingen tot een goed einde willen brengen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU en de Samenwerkingsraad van de Golf zijn al een jaar of twintig aan het onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst: de langste handelsonderhandelingen die de EU ooit heeft gevoerd en die niets hebben opgeleverd. In het verslag wordt erop gewezen dat de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst een prioriteit blijft. Deze overeenkomst gaat echter verder dan alleen handelsbetrekkingen. Daarin wordt ook ingegaan op zaken als energie, industrie en grondstoffen, O&O en innovatie, en onderwijs.
Ik heb mij van stemming onthouden omdat in de overeenkomst rekening moet worden gehouden met de situatie in de regio en het politieke antwoord daarop. Er moet een aparte benadering voor elk individueel land zijn. Neem bijvoorbeeld Iran. Het zou een vergissing zijn om het regime van Ahmadinejad op te nemen in het onderhandelingsproces. Er zijn preciezere geografische of economische verduidelijkingen nodig.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met de resolutie over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), omdat de Golfregio wordt gezien als een opkomend mondiaal economisch knooppunt. De geopolitieke omgeving maakt de Golf tot een brandpunt van uitdagingen op het gebied van veiligheid, die mondiale en regionale implicaties hebben. Bovendien is de GCC momenteel de zesde grootste exportmarkt voor de EU en is de EU de belangrijkste handelspartner van de GCC. De onderlinge betrekkingen moeten verder worden ontwikkeld en worden gediversifieerd. We moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de samenwerking wordt uitgebreid naar verschillende gebieden van economische en technische activiteit. Dit houdt ook een versterking van het economisch ontwikkelingsproces in. Bovendien zou een sterke economische interactie meer kansen bieden om de regionale integratie van de EU te versterken en bij te dragen aan het vergroten van de stabiliteit van deze strategisch belangrijke regio. We moeten ons uiterste best doen om ervoor te zorgen dat de onderhandelingen tussen deze twee regio’s nu eindelijk worden afgerond en er een vrijhandelsovereenkomst wordt gesloten die nieuwe kansen voor technische samenwerking en bijstand biedt.
Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Tot de doorbraak van de democratiseringsgolf in de Arabische landen heeft het Europees Parlement de landen van de Samenwerkingsraad van de Golf voortdurend opgeroepen om de situatie met betrekking tot democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te verbeteren. Onze Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement heeft in het bijzonder de nadruk gelegd op de noodzaak van hervormingen in het sociaal beleid en het waarborgen van meer vrijheid voor vakbonden. We hebben ons fel verzet tegen executies en het met voeten treden van vrouwenrechten. Door voor dit verslag te stemmen betuig ik mij steun voor de demonstraties voor democratie en eerbiediging van de mensenrechten in Bahrein en veroordeel ik de gewelddadige reactie van de regering. Ik steun de oproep van de rapporteur om de ervaringen van EU-lidstaten met de invoering van technologieën voor het winnen van hernieuwbare energie te delen met de Golflanden. Ook heb ik mij uitgesproken voor het versnellen van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de landen van de Golf. Er is een duidelijk potentieel voor samenwerking tussen beide regio’s, niet alleen op economisch gebied, maar ook op het gebied van internationale veiligheid, terrorismebestrijding, diplomatieke bemiddeling in de gebieden van het Midden-Oosten waar spanningen heersen, regionaal crisismanagement, interculturele dialoog en mondiaal economisch bestuur.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) In het verslag van de heer Baudis over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) wordt verwezen naar de onderhandelingen over vrije handel tussen de EU en de landen van de Perzische Golf. Een overeenkomst die handel faciliteert en daardoor alle sociaal-politieke banden verstevigt, waardoor de regio weer in de mondiale context wordt geïntegreerd, is voor mij van essentieel belang voor de toekomstige stabiliteit van deze regio, na de oorlogen van de afgelopen paar jaar en de recente gebeurtenissen, alsook vanuit commercieel oogpunt. Daarom heb ik vóór het verslag gestemd en hoop ik bovendien dat onze betrekkingen intensiever worden. Dit zou beide partijen ten goede komen, ook met het oog op een nieuw mondiaal bestuur.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit initiatiefverslag gestemd. Daarin roept het Europees Parlement op tot een ambitieuzer beleid voor een strategische samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Golf en zijn staten.
De Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf proberen al bijna twintig jaar te komen tot een vrijhandelsovereenkomst. Het betreft hier de langdurigste door de Unie aangegane en nog niet afgeronde handelsbesprekingen. Ondertussen is in die twintig jaar de context drastisch veranderd. In feite gaat het nu niet meer alleen om handel. De twee entiteiten hebben gemeenschappelijk belangen op het gebied van internationale veiligheid, terrorismebestrijding, diplomatieke bemiddeling in de gebieden van het Midden Oosten waar spanningen heersen, regionaal crisismanagement, interculturele dialoog en mondiaal economisch beleid op wereldniveau.
Ik heb vóór dit ontwerpverslag gestemd omdat volgens mij de oproep van het Parlement tot een ambitieuzer beleid van de Unie ten opzichte van de Samenwerkingsraad van de Golf en zijn staten op het juiste tijdstip komt. Ik hoop dat de politieke wil die noodzakelijk is om dit te bereiken op de hoogste niveaus gevoeld zal worden.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC wordt al ongeveer twintig jaar onderhandeld. In die periode zijn de financiële en geopolitieke omstandigheden drastisch veranderd: er zijn uitdagingen op veiligheidsgebied ontstaan (zoals Irak, Iran, Jemen, islamitisch terrorisme, piraterij) en er zijn nieuwe handelspartners in het gebied verschenen.
Tegelijkertijd zijn de GCC-landen de economische motor van heel de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika geworden en zijn ze vandaag de dag de belangrijkste investeerders in de zuidelijke mediterrane buurlanden van de EU. De twee regio’s hebben ook gemeenschappelijke belangen op het gebied van veiligheid, terrorismebestrijding, regionaal crisismanagement en mondiale economisch bestuur. Daarom wordt het Parlement nu verzocht om een ambitieuzere politiek voor de samenwerking met de landen van de GCC te formuleren. De EU beschikt over een aantal voordelen ten opzichte van de nieuwe spelers in de Golf, voordelen die zij kan verzilveren, vooral op het gebied van onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, energie en technologie. We mogen ons de kansen van dit bijzondere moment in de geschiedenis – nu het mondiaal economisch bestuur wordt herzien en zich een nieuw regionaal evenwicht vormt – niet laten ontglippen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De Golfregio is zeer belangrijk voor de EU en daarom is het van fundamenteel belang te komen tot een strategie die gericht is op het versterken van de politieke, financiële, economische, sociale en culturele banden met de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC). In dit verband heeft de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC prioriteit. Het samenwerkingspotentieel heeft zich nu ook tot andere gebieden uitgebreid, zoals onderwijs, energie en wetenschappelijk onderzoek.
Ik ga daarom akkoord met de oproep die tijdens de plenaire vergadering werd gedaan om een ambitieuzer EU-beleid ten aanzien van de GCC en zijn staten te ontwikkelen, en ik hoop dat de versterking van de dialoog en samenwerking tussen de EU en de GCC zal bijdragen aan het bereiken en consolideren van vooruitgang op het gebied van de democratische beginselen en grondrechten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Een van de redenen om voor dit verslag te stemmen is de toevoeging van paragraaf 7 bis (nieuw), die luidt: “roept alle GCC-landen op de voortdurende volksbeweging voor democratische hervormingen in de regio te erkennen en zich ten volle in te zetten met de opkomende groepen van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van een proces dat tot een echte vreedzame overgang naar democratie moet leiden, in hun eigen landen, met partners in de regio en met de volle steun van de Europese Unie”.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de Golfregio is een prioriteit voor de belangen van beide partijen en zal het belang van hun wederzijdse erkenning onderstrepen. De aanwezigheid van de Europese Unie in de regio versterkt het handelsbeleid en draagt zo bij aan de ontwikkeling van gerichte en doeltreffende informatie over de EU in de Golfstaten.
Dankzij de sluiting van de overeenkomst in kwestie zal het gemakkelijker worden om de Unie meer zichtbaarheid te geven. De aangewezen weg daartoe is het openen van nieuwe diplomatieke missies van de EU in de Golfstaten, waarmee de dialoog kan worden bevorderd en de doeltreffendheid van het Europese optreden kan worden verbeterd. Dit geldt ook voor de energiebehoeften van de EU, waarin nog voornamelijk wordt voorzien met fossiele brandstoffen, ook al zal de toekomstige vraag naar olie worden bepaald door een steeds meer op hernieuwbare energie gericht klimaatbeleid. De sociale en politieke ontwikkelingen van de afgelopen jaren in de meeste lidstaten van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) zijn bevorderlijk voor de mensenrechten en de bestrijding van alle vormen van discriminatie, ook die op grond van geslacht, seksuele geaardheid of godsdienst. Het is daarom noodzakelijk om een betrouwbaar partnerschap tussen de EU en de GCC te consolideren, waarmee de opening van de goederenmarkt wordt bevorderd en niet-tarifaire belemmeringen worden afgeschaft.
Charles Tannock (ECR), schriftelijk. − (EN) De Britse Conservatieven en de ECR-Fractie hebben vóór het verslag-Baudis over de betrekkingen van de EU met de Samenwerkingsraad van de Golf gestemd, met inbegrip van de uitvoerige mondelinge amendementen die de rapporteur vandaag in de plenaire vergadering heeft ingediend. Het is namelijk belangrijk om elke vorm van buitensporig geweld door de autoriteiten in Bahrein te veroordelen, en dan doel ik met name op berichten dat er op ongewapende, vreedzame demonstranten zou zijn geschoten.
We erkennen dat de demonstranten, die voornamelijk afkomstig zijn uit de overwegend sjiitische bevolking, zelf ook in bepaalde mate naar onaanvaardbaar geweld hebben gegrepen en we roepen alle partijen op tot uiterste zelfbeheersing. Bahrein is een trouwe westerse bondgenoot, waar een Amerikaanse marinebasis is gevestigd, en we zijn blij dat de kroonprins van Bahrein zich tot een dialoog bereid heeft verklaard. We erkennen dat de regering van Bahrein krachtens de GCC-regels het recht heeft om de steun van Saoedi-Arabië en Koeweit in te roepen om rust en orde te handhaven, maar ik herhaal dat het bewind in Bahrein de fundamentele mensenrechten moet eerbiedigen, waaronder het recht om vreedzaam te demonstreren. We hopen dat er zo snel mogelijk een EU-vrijhandelsovereenkomst kan worden gesloten, want economische groei en het scheppen van werkgelegenheid, met name onder de achtergestelde sjiitische bevolkingsgroep, zullen bijdragen tot de stabiliteit van het land en het verminderen van de sociale spanningen.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun uitgesproken voor deze ontwerpresolutie die een krachtig signaal afgeeft aan onze partnerlanden van het Arabisch schiereiland. Met het oog op de extreme economische, sociale en geopolitieke spanningen was het essentieel dat ons Parlement zich eens te meer bereid toonde de samenwerkingsovereenkomsten te herzien naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Arabische wereld. Het is er ons niet om te doen historische banden te verbreken, maar wij willen wel onze betrekkingen aanpassen aan de praktijk en aan de behoeften van de bevolking, waarbij respect voor de door de Unie uitgedragen waarden een eerste vereiste is voor het aanhalen van economische en politieke betrekkingen. Ook de dialoog met het maatschappelijk middenveld zal een centraal en onontbeerlijk aspect van elk partnerschap vormen. Vooruitgang en hervormingen zijn weliswaar toe te juichen, maar er moet nog veel gebeuren om deze landen definitief de weg naar democratie, eerbiediging van de mensenrechten en waarborging van de burgerlijke vrijheden te laten inslaan. Het lot van Europa is deels verbonden met de situatie in het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten. In de door de Unie met deze landen gesloten overeenkomsten moet een middenweg worden gevonden die alle partijen recht doet, tussen het nastreven van economische en handelsbetrekkingen en het bevorderen van fundamentele waarden.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb vóór het verslag over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf gestemd. Zoals uitvoerig in het verslag wordt uitgelegd, wordt het vanwege de vele voordelen voor beide partijen en na twintig jaar onderhandelen tijd dat we doelgerichte inspanningen verrichten om de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst er door te drukken. In het bijzonder steun ik echter de punten die volgens het verslag centraal moeten staan in de onderhandelingen en die rekening houden met de ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering en de verplichtingen met betrekking tot de mensenrechten.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik keur de benoeming goed omdat alle wettelijke procedures, daarbij inbegrepen een stringente beoordeling van de CV, zijn uitgevoerd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. − (FR) De raad van bestuur van de Europese Centrale Bank heeft een nieuw lid nodig. Ik heb voor de benoeming van de Belgische kandidaat Peter Praet gestemd, wiens autoriteit en beroepservaring op monetair en bancair gebied algemene erkenning vinden.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun de positieve uitslag van de stemming in de Raad over de benoeming van Peter Praet tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank, gelet op de positieve beoordeling van zijn CV en zijn schriftelijke antwoorden op de vragenlijst die aan de kandidaten voor deze functie is voorgelegd.
Diogo Feio (PPE) , schriftelijk. − (PT) Op een cruciaal moment voor de Europese instellingen, waarop met name de Europese Centrale Bank een zeer voorzichtige, interveniërende rol moet spelen in het bewaken van de overheidsschuldencrisis, de stabiliteit van de euro en het economisch herstel, wens ik de zojuist benoemde Peter Praet alle succes toe bij de uitvoering van zijn ambt. Ik ben ervan overtuigd dat hij de functie waarvoor hij nu is aangesteld, met veel engagement en bekwaamheid zal uitvoeren.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document, omdat de Europese Raad het Europees Parlement bij schrijven van 18 februari 2011 heeft geraadpleegd over de benoeming van Peter Praet tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank voor een ambtstermijn van acht jaar, die op 1 juni 2011 ingaat. De Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement heeft vervolgens de referenties van de kandidaat beoordeeld en in het kader van deze beoordeling een CV van de kandidaat ontvangen, alsook diens antwoorden op de hem toegezonden vragenlijst. De commissie heeft de kandidaat vervolgens op 16 maart 2011 gedurende anderhalf uur gehoord, bij welke gelegenheid hij een inleidende verklaring heeft afgelegd en vragen van de commissieleden heeft beantwoord. Vervolgens is er aan de Europese Raad een positief advies uit gebracht inzake de aanbeveling van de Raad om Peter Praet te benoemen tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin op basis van een aanbeveling van de Commissie economische en monetaire zaken een positief advies aan de Europese Raad wordt uitgebracht inzake de aanbeveling van de Raad om Peter Praet te benoemen tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Bij de Europese instellingen dienen de best gekwalificeerde mensen te werken. De zojuist benoemde Peter Preat heeft een onberispelijk CV ingediend en zijn kandidatuur is goedgekeurd na de hoorzitting in de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement. Ik wens hem dan ook veel succes gedurende dit achtjarig mandaat.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij met de benoeming van de heer Praet tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank. De heer Praet is deskundige op het gebied van financiële stabiliteit en toezicht op financiële infrastructuren en betalingssystemen en als lid van het uitvoerend comité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) in België geniet hij een uitstekende reputatie in economische en academische kringen. Bovendien beschikt hij over ruime ervaring die hij nu in dienst kan stellen van de Europese Unie.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór de benoeming van Peter Praet als lid van de directie van de Europese Centrale Bank (ECB) gestemd omdat hij heeft laten zien een uitstekende kandidaat te zijn. Tijdens de hoorzitting met de kandidaten in de Commissie economische en monetaire zaken heeft de heer Praet aangetoond verreweg de meest ervaren en deskundige kandidaat te zijn. In de afgelopen jaren is de Europese Centrale Bank een essentieel instituut gebleken, die de crisis heeft weten te managen en nog veel grotere schade heeft weten te voorkomen. Vanaf de val van Lehman Brothers heeft de ECB met haar optreden – dat onafhankelijk is en los staat van de nationale regeringen – er dan ook voor gezorgd dat de uiterst serieuze gevolgen van de crisis niet verwoestend werden. De ECB is en blijft een bolwerk ter verdediging van de monetaire unie en de euro. Daarom is het essentieel dat de leden van de directie uitstekende kwaliteiten en ervaring hebben.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd vóór het verslag over de benoeming van een lid van de directie van de Europese Centrale Bank voor een mandaat van acht jaar te beginnen op 1 juni 2011. Alle ingediende gegevens voor deze functie, waarop tevens mijn besluit is gebaseerd, voldoen aan de eisen van artikel 283, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de noodzaak tot volstrekte onafhankelijkheid van de ECB overeenkomstig artikel 130 van dat Verdrag. Daarom feliciteer ik Peter Praet met zijn benoeming.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit besluit gestemd waarmee het Europees Parlement een positief advies uitbrengt over de aanbeveling van de Raad om Peter Praet te benoemen tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank. Ik wens hem alle succes toe bij de uitvoer van de aan hem toevertrouwde taken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de benoeming gestemd omdat alle wettelijke procedures, daarbij inbegrepen een stringente beoordeling van de CV, zijn uitgevoerd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Bankautoriteit, die op 1 januari 2011 werd opgericht krachtens de verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010, heeft tot taak de stabiliteit van het financiële stelsel, de transparantie van financiële producten en markten te waarborgen en bescherming te bieden aan spaarders en beleggers. De Europese Bankautoriteit heeft Adam Farkas, een econoom die werkzaam was voor de centrale bank van Hongarije, verkozen tot uitvoerend directeur. Het Europees Parlement moet deze benoeming goedkeuren om deze van kracht te laten worden. Zelf heb ik voor de benoeming van de heer Farkas gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) gezien zijn antwoorden aan de Raad van toezicht van de Europese Bankautoriteit (Europese Bankautoriteit).
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Uit de recente crisis is gebleken dat het noodzakelijk is de institutionele toezichtstructuur te hervormen door Europese autoriteiten te creëren en hiermee het hele concept van macro- en micro-economisch toezicht te herformuleren. Daarom is de Europese Bankautoriteit opgezet.
Door de wereldwijde financiële crisis is het vertrouwen in banken sterk afgenomen. De markten, en de Europeanen in het algemeen, moeten opnieuw vertrouwen krijgen in de duurzaamheid en robuustheid van de bankinstellingen en vooral in de toezichthouders. Daarom is de rol van deze nieuwe Europese Bankautoriteit zo bepalend voor de toekomst.
Het Europees Parlement heeft de benoeming van de uitvoerend directeur van deze autoriteit goedgekeurd, en ik hoop dat de nieuwe directeur zijn ambt actief, nauwgezet en succesvol zal uitvoeren.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit document gestemd, omdat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) geselecteerde kandidaat heeft gehoord en vervolgens heeft besloten dat de heer Adam Farkas voldoet aan de criteria van artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Zij heeft dan ook haar goedkeuring gehecht aan de benoeming van de heer Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit).
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin goedkeuring wordt gehecht aan de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit).
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De recente financiële crisis heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als het toezicht op het financieel stelsel in zijn geheel betreft. De toezichtmodellen hadden een nationale invalshoek en waren niet aangepast aan de globalisering binnen het financieel stelsel. Verschillende financiële instellingen zijn grensoverschrijdend actief, met alle systeemrisico´s van dien.
Ik heb van mening dat de oprichting van de Europese Bankautoriteit essentieel is voor het opstellen van een efficiënt toezichtmodel. Er moeten echter nog vele andere stappen gezet worden om ervoor te zorgen dat de echt immorele situaties die, zoals we vooral de laatste tijd gezien hebben, nadelig zijn voor de economieën, aandeelhouders, spaarders en belastingbetalers, tot het verleden behoren.
Daarom stem ik voor de keuze van Adam Farkas als uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit en wens ik hem een door hoge kwaliteit gekenmerkte ambtstermijn toe.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Als lid van de Commissie economische en monetaire zaken (ECON) heb ik het hele proces dat leidde tot de oprichting van de Europese Bankautoriteit aandachtig gevolgd. Daarom heb ik vóór de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur gestemd. De Bankautoriteit moet in staat worden gesteld om de taken uit te voeren die het Parlement haar een paar maanden geleden heeft gegeven. Ik hoop oprecht dat de Autoriteit het personeel en de financiële middelen krijgt die ze nodig heeft om een serieus en nauwkeurig toezicht te waarborgen. Tijdens de hoorzitting in de Commissie economische en monetaire zaken heeft de nieuwe uitvoerend directeur mij en mijn collega’s overtuigd van zijn deskundigheid en professionaliteit, zoals de stemming van vandaag heeft laten zien. Een aanvullende, positieve factor voor het Europese integratieproces is het feit dat de nieuwe uitvoerend directeur uit een land komt dat recentelijk tot de Europese Unie is toegetreden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd over de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit). Adam Farkas is als kandidaat geselecteerd door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en is overeenkomstig de vastgestelde procedures door de Commissie economische en monetaire zaken gehoord. Alle ingediende gegevens voor deze functie, waarop tevens mijn besluit is gebaseerd, voldoen aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Ik feliciteer Adam Farkas met zijn benoeming.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Met deze resolutie heeft het Europees Parlement de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) goedgekeurd. Ik wens hem veel succes bij de uitvoering van de aan hem toevertrouwde taken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de benoeming, omdat alle wettelijke procedures, daarbij inbegrepen een stringente beoordeling van de CV, zijn uitgevoerd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. − (FR) De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, die op 1 januari jongstleden werd opgericht krachtens de verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010, heeft tot taak de convergentie van het toezicht te bevorderen en de instellingen van de Europese Unie te adviseren over zaken die te maken hebben met de regulering en supervisie van verzekerings-, herverzekerings- en bedrijfspensioenregelingen. De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen heeft de Spanjaard Carlos Montalvo, die als secretaris-generaal heeft gewerkt voor de voorloper van de nieuwe autoriteit, benoemd tot uitvoerend directeur. Het Europees Parlement moet de benoeming bekrachtigen. Ik heb vóór de benoeming van de heer Montalvo gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik steun de benoeming van Carlos Montalvo, die door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit is geselecteerd, tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Een van de uit de crisis geleerde lessen betreft de noodzaak autonome Europese instellingen voor toezicht op banken en verzekeringsmaatschappijen binnen de financiële markten in het leven te roepen. Deze instellingen mogen de nationale toezichtinstellingen niet vervangen, maar moeten met hen samenwerken bij prudentiemaatregelen en systeemrisicoanalyses, zodat de negatieve gevolgen van een nieuwe crisis met dezelfde omvang als de huidige voor de Europese landen voorkomen kunnen worden.
Nu het Europees Parlement de benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen heeft goedgekeurd, wil ik van de gelegenheid gebruik maken om de heer Montalvo veel succes te wensen in de belangrijke functie die hij op zich neemt.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit document omdat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) geselecteerde kandidaat heeft gehoord en vervolgens heeft besloten dat de heer Carlos Montalvo voldoet aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010. Aldus heeft zij haar goedkeuring gehecht aan zijn benoeming tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin goedkeuring wordt gehecht aan de benoeming van Carlos Montalvo tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De recente financiële crisis heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als het toezicht op het financieel stelsel in zijn geheel betreft. De toezichtmodellen hadden een nationale invalshoek en waren niet aangepast aan de globalisering binnen het financiële stelsel. Verschillende financiële instellingen zijn grensoverschrijdend actief met alle systeemrisico´s van dien. Daarom is de oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, naast de vele andere controlemechanismen waarover een besluit dient te worden genomen en die dringend ingevoerd moeten worden, essentieel voor het opstellen van een efficiënt toezichtmodel. Daarom stem ik vóór de keuze van Carlos Montalvo als uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, en wens ik hem veel succes toe bij zijn ambt.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Door vandaag vóór te stemmen voegen we nog een belangrijk onderdeel toe aan de Europese structuur voor toezicht. Vanaf het begin van de huidige zittingsperiode was het voor het Parlement erg belangrijk om daar steun aan te geven. Tijdens de hoorzitting die vorige week in de Commissie economische en monetaire zaken is gehouden heeft de nieuwe uitvoerend directeur laten zien dat hij deskundig is, kennis van de sector heeft en weet met welke problemen hij te maken zal krijgen. Ik denk bovendien niet dat het een probleem zal zijn dat de twee topfuncties van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) worden bekleed door personen die in de vorige organisatie dezelfde rol hadden. Ik heb er namelijk vertrouwen in dat de nieuwe bevoegdheden van de EIOPA ervoor zullen zorgen dat haar bestuurders in staat zullen zijn om hun taak optimaal uit te voeren.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over de benoeming van Carlos Montalvo tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).
Carlos Montalvo is als kandidaat geselecteerd door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en is overeenkomstig de vastgestelde procedures door de Commissie economische en monetaire zaken gehoord. Alle ingediende gegevens voor deze functie, waarop tevens mijn besluit is gebaseerd, voldoen aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, en ik feliciteer Carlos Montalvo met zijn benoeming.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Met deze resolutie heeft het Europees Parlement de benoeming van Carlos Montalvo tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) goedgekeurd. Ik wens hem veel succes bij de aan hem toevertrouwde taken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór de benoeming gestemd, omdat alle wettelijke procedures, daarbij inbegrepen een stringente beoordeling van de CV, zijn uitgevoerd.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. − (FR) De Europese autoriteit voor effecten en markten (EAEM), die op 1 januari 2011 werd opgericht krachtens de verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010, heeft tot taak bij te dragen aan het behoud van de stabiliteit van het financiële stelsel van de Europese Unie door toe te zien op de integriteit, de transparantie, de doeltreffendheid en het goede functioneren van de financiële markten en beleggers beter te beschermen. De EAEM heeft Verena Ross, een Duitse econoom die voorheen werkzaam was voor de Bank of England, verkozen tot uitvoerend directeur. Het Europees Parlement moet zijn goedkeuring hechten aan deze benoeming. Zelf heb ik voor de benoeming van mevrouw Ross gestemd.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Daar de crisis de financiële markten hard getroffen heeft, dient het vertrouwen dringend hersteld te worden. Deze rol is grotendeels weggelegd voor de toezichthoudende autoriteiten. Zij zullen hun mandaat efficiënt en doeltreffend uit moeten voeren, zodat het noodzakelijk vertrouwen bij investeerders en bedrijven terugkeert.
In deze context wordt de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht. Deze zal de nationale toezichthoudende instanties niet vervangen maar wel een belangrijke rol spelen bij het Europese toezicht. Daarom is het belangrijk dat deze autoriteit snel opgezet wordt.
Het Europees Parlement heeft momenteel de benoeming van de uitvoerend directeur goedgekeurd en ik wens hem een succesvol ambt.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit document gestemd omdat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geselecteerde kandidaat heeft gehoord en vervolgens heeft besloten dat mevrouw Verena Ross voldoet aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Zij heeft aldus haar goedkeuring gehecht aan haar benoeming tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, waarin goedkeuring wordt gehecht aan de benoeming van Verena Ross tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De recente financiële crisis heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als het toezicht op het financieel stelsel in zijn geheel betreft. De toezichtmodellen hadden een nationale invalshoek en waren niet aangepast aan de globalisering binnen het financiële stelsel. Verschillende financiële instellingen zijn grensoverschrijdend actief met alle systeemrisico´s van dien.
De oprichting van de Europese Autoriteit voor Financiële Markten is essentieel voor het creëren van een efficiënt toezichtmodel. Er moeten echter nog vele andere stappen gezet worden om ervoor te zorgen dat de echt immorele situaties die, met name zoals we onlangs hebben gezien, nadelig zijn voor de economieën, aandeelhouders, spaarders, belastingbetalers en de geloofwaardigheid van het systeem, tot het verleden gaan behoren.
Daarom stem ik voor de keuze van Verena Ross als uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten, en wens ik haar een kwalitatief mandaat op alle niveaus toe.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb om een aantal redenen vóór de benoeming van Verena Ross tot uitvoerend directeur gestemd. De recente wetgevende handelingen die we hebben aangenomen, of die we alsnog moeten aannemen, voorzien in een enorme reeks bevoegdheden op het terrein van toezicht, analyse en beoordeling. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende technische normen die de autoriteit moet beoordelen en ter goedkeuring aan de Commissie moet voorleggen. Daarom is het belangrijk dat de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in staat is om zo snel mogelijk aan het werk te gaan en de taken uit te voeren die het Parlement haar vorig jaar heeft verleend. Tot slot juich ik het toe dat een vrouw is gekozen voor een van de belangrijkste functies, niet alleen om genderredenen maar ook omdat zij een uitstekende CV heeft. Ik hoop dat de ESMA, net als de andere twee autoriteiten, qua begroting, structuren en menselijk kapitaal in staat zal worden gesteld om optimaal te functioneren.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór het verslag gestemd over de benoeming van mevrouw Ross tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese autoriteit voor effecten en markten). Mevrouw Ross is als kandidate geselecteerd door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en is overeenkomstig de vastgestelde procedures door de Commissie economische en monetaire zaken gehoord. Alle ingediende gegevens voor deze functie, waarop tevens mijn besluit is gebaseerd, voldoen aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010, en daarom ben ik verheugd over de benoeming van mevrouw Ross.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Met deze resolutie heeft het Europees Parlement de benoeming van Verena Ross tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) goedgekeurd. Ik wens haar veel succes bij de aan haar toevertrouwde taken.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik stem vóór dit verslag omdat er op dit moment sprake is van een grotere inzet. Het is echter wel belangrijk om de aandacht gericht te houden op de band met de EU 2020-doelstellingen, op een op ´duurzaamheid en verantwoordelijkheid´ gebaseerde benadering – en niet alleen op ´bezuinigingen´ zoals de Raad voorstelt – of op de nieuwe, uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende behoeften, zonder daarbij bestaande, succesvolle programma’s in gevaar te brengen.
Boven alles dient de EU-begroting voor 2012 groei en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid te bevorderen en de EU 2020-doelstellingen te implementeren.
Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag-Balzani over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 gestemd, omdat dit ervan uit gaat dat de EU 2020-strategie Europa uit de economische crisis zal trekken, terwijl de landen van Europa juist moeten worden bevrijd van de erfenis van extreme regulering en belastingheffing door de EU. Deze 2020-strategie is geen remedie voor de problemen van onze economieën.
In het verslag wordt bovendien beweerd dat een verlaging van de EU-begroting schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling. De Europese begroting is een kostbaar luxeartikel geworden, dat de burgers en de belastingbetalers van Europa zich niet kunnen veroorloven. Het is belachelijk om een kleine verhoging of bevriezing voor te stellen – daarom heb ik tegen bevriezing gestemd – wanneer het juist nodig is om fors in de begroting te snijden om de belastingbetaler te ontzien.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. − (FR) In de huidige financiële, economische en sociale crisis moeten de Europese instellingen het voorbeeld van de lidstaten volgen door net als hen bezuinigingsmaatregelen door te voeren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, dat voorziet in een gedisciplineerde begroting 2012 voor het Europees Parlement. Met deze begroting zouden we nochtans in staat moeten zijn de door de Europese Unie vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken, zij het met “zo min mogelijk middelen”. Deze begroting zal worden opgesteld in het kader van de EU 2020-strategie die Europa moet helpen om sterker uit de crisis tevoorschijn te komen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. De prioritaire doelstellingen van de EU 2020-strategie (bevordering van werkgelegenheid, meer overheidsbestedingen aan innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en energie, verbetering van onderwijsniveaus en bevordering van sociale insluiting) moeten Europa helpen zich te herstellen van de crisis en daar sterker uit tevoorschijn te komen, door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei. Daarbij moet worden gezorgd voor enige consistentie tussen het verwezenlijken van deze doelstellingen en de financiële middelen die op EU- en nationaal niveau aan deze doelstellingen worden toegewezen. De EU moet over voldoende begrotingsmiddelen beschikken om adequaat te kunnen reageren op de toenemende mondiale uitdagingen, onze gemeenschappelijke belangen te verdedigen en te bevorderen en ervoor te zorgen dat de economieën van de lidstaten snel uit het dal klimmen.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór het verslag van Francesca Balzani gestemd omdat ik met haar van mening ben dat de begroting 2012 van de Europese Unie moet worden opgesteld met het oog op het nastreven van de doelstellingen van de EU 2020-strategie. Ondanks de huidige economische en financiële crisis is het belangrijk dat we nu het fundament leggen voor solide toekomstige economische groei door te investeren in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, innovatie, en kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden vormen de basis van de vooruitgang en het concurrentievermogen van de EU en moeten worden ontwikkeld met het oog op het scheppen van werkgelegenheid en het vergroten van de territoriale en sociale samenhang. Ik wil benadrukken dat we de financiering voor deze gebieden niet mogen verminderen en dat het van levensbelang is om er constant op toe te zien dat de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk worden beheerd. Ik geloof verder dat er een fundamentele synergie bestaat tussen nationale begrotingsprioriteiten en de EU-begroting. Ik wil deze gelegenheid te baat nemen om de inspanningen van voorzitter Herman Van Rompuy in het kader van het Europees semester toe te juichen, omdat hij de EU-lidstaten aanzet tot grotere discipline door heldere doelen te bevorderen die voor elk land meetbaar en realistisch zijn. Het Parlement is als rechtstreeks vertegenwoordiger van de belangen van de EU-burgers de meest democratische Europese instelling. Daarom vind ik dat het Parlement veel actiever betrokken moet worden bij het Europees semester.
Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk. − Het verslag-Balzani krijgt niet mijn steun. De eerste reden daartoe is de oproep tot de invoering van een vorm van EU-belasting. De tweede reden heeft betrekking op de economische crisis en de pijnlijke ingrepen die in de lidstaten aan de orde zijn. Ook de EU moet zich inspannen om zijn begroting niet steeds verder uit de hand te laten lopen, maar om de noodzakelijke bezuinigingen door te voeren. Met het oog hierop bepleit ik een voortvarende aanpak van de al maar groeiende kloof tussen de bedragen die jaarlijks worden vastgelegd en de bedragen die worden uitbetaald. Beperking van de vastleggingen zou ertoe leiden dat de betalingen en vastleggingen dichter bij elkaar komen. Ik onderken dat meerjarenprogramma’s die vanwege het meerjarenkader 2007-2013 op hun eind lopen, verhoging van de betalingen met zich meebrengen. In dat verband stel ik voor dat daar waar enige verhoging van de betalingen onontkoombaar is, hier tegenover fors lagere vastleggingen komen te staan. Dit geldt overigens ook voor begrotingslijnen waarvan de uitvoering achterblijft. Deze maatregelen vormen een logische en overtuigende stap naar een realistischer begroting in economisch moeilijke tijden.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik wil benadrukken hoe belangrijk dit verslag is, omdat de begroting voor 2012 van de Europese Unie zal helpen de Europese economie te revitaliseren. Tegelijkertijd moet de EU-begroting voor volgend jaar het belangrijkste instrument zijn om het herstel van de Europese economie te bewerkstelligen, waarbij groot belang wordt gehecht aan werkgelegenheid, economisch bestuur en groei. Ik vind dat de begroting voor 2012 de verwezenlijking van de vijf doelstellingen van de EU 2020-strategie moet bevorderen: werkgelegenheid, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, klimaatverandering en energie, onderwijs en sociale integratie. De EU-begroting is een investeringsbegroting en 2012 is het zesde jaar van de huidige 'financiële vooruitzichten' (2007-2013), waarin met regelmaat projecten worden uitgerold die leiden tot een stijging van het uitgavenniveau naarmate het werk wordt uitgevoerd. Naar mijn mening is een stijging van het uitgavenniveau in 2012 voorspelbaar.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de algemene richtsnoeren voor de opstelling van de begroting voor 2012 gestemd. Ik ben van mening dat de communautaire begroting 2012 een van de belangrijkste instrumenten is om de EU te helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit tevoorschijn te komen door de bevordering van werkgelegenheid, economisch bestuur en groei.
Werkgelegenheid, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, klimaatverandering en energie, opleiding en sociale insluiting zijn de vijf kerndoelen die als leidraad zouden moeten dienen bij de opstelling van de begroting voor 2012. Op deze manier kan Europa een slimme, duurzame en inclusieve groei doormaken.
Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag-Balzani over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting 2012 gestemd, omdat dit ervan uitgaat dat de EU 2020-strategie Europa uit de economische crisis zal trekken, terwijl de landen van Europa juist moeten worden bevrijd van de erfenis van de extreme regulering en belastingheffing door de EU. Deze 2020-strategie is geen remedie voor de problemen van onze economieën. In het verslag wordt bovendien beweerd dat een verlaging van de EU-begroting schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling. De Europese begroting is een kostbaar luxeartikel geworden, dat de burgers en de belastingbetalers van Europa zich niet kunnen veroorloven. Het is belachelijk om een kleine verhoging of bevriezing voor te stellen – daarom heb ik tegen bevriezing gestemd – wanneer het juist nodig is om fors in de begroting te snijden om de belastingbetaler te ontzien.
William (The Earl of) Dartmouth (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag-Balzani over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting 2012 gestemd, omdat dit ervan uitgaat dat de EU 2020-strategie Europa uit de economische crisis zal trekken, terwijl de landen van Europa juist moeten worden bevrijd van de erfenis van de extreme regulering en belastingheffing door de EU. Deze 2020-strategie is geen remedie voor de problemen van onze economieën. In het verslag wordt bovendien beweerd dat een verlaging van de EU-begroting schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling. De Europese begroting is een kostbaar luxeartikel geworden, dat de burgers en de belastingbetalers van Europa zich niet kunnen veroorloven. Het is belachelijk om een kleine verhoging of bevriezing voor te stellen – daarom heb ik tegen bevriezing gestemd – wanneer het juist nodig is om fors in de begroting te snijden om de belastingbetaler te ontzien.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij delen het oordeel van de commissie dat het, gezien de moeilijke economische situatie in de Unie, belangrijker is dan ooit om voor een behoorlijke uitvoering van de EU-begroting en een goede besteding en een optimaal gebruik van de communautaire middelen te zorgen. Wij zijn ingenomen met het nadrukkelijke verzoek om ambitieuze voorstellen te doen voor het vaststellen van eigen middelen voor de EU en zijn van mening dat de klemtoon moet liggen op de begrotingskredieten die belangrijk zijn om in het kader van de EU 2020-strategie resultaten te boeken. Wij stemden ook vóór het amendement dat eiste dat elke stijging van een begrotingslijn gepaard zou gaan met een even grote daling van een andere begrotingslijn. Omdat dat amendement werd weggestemd en in de aangenomen tekst bovendien staat dat een verlaging van de EU-begroting "schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit", hebben wij er echter voor gekozen om ons bij de slotstemming van stemming te onthouden.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag over de opstelling van de begroting voor 2012 gestemd, omdat ik van mening ben dat, gelet op de moeilijke economische situatie in de hele Unie, het nu belangrijker is dan ooit om een goede uitvoering en kwaliteit van de begroting, en een optimaal gebruik van de bestaande EU-middelen te waarborgen. De EU-begroting moet een van de belangrijkste instrumenten zijn om de EU te helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit tevoorschijn komen door de bevordering van werkgelegenheid, economisch leiderschap en groei.
Nigel Farage (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag-Balzani over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting 2012 gestemd, omdat dit ervan uitgaat dat de EU 2020-strategie Europa uit de economische crisis zal trekken, terwijl de landen van Europa juist moeten worden bevrijd van de erfenis van de extreme regulering en belastingheffing door de EU. Deze 2020-strategie is geen remedie voor de problemen van onze economieën.
In het verslag wordt bovendien beweerd dat een verlaging van de EU-begroting schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling. De Europese begroting is een kostbaar luxeartikel geworden, dat de burgers en de belastingbetalers van Europa zich niet kunnen veroorloven. Het is belachelijk om een kleine verhoging of bevriezing voor te stellen wanneer het juist nodig is om fors in de begroting te snijden om de belastingbetaler te ontzien.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag worden de prioriteiten vastgesteld die het Europees Parlement in aanmerking moet nemen bij de voorbereiding en de discussie van de begroting voor 2012 met het oog op de start van de triloog eind deze maand.
Dit verslag is baanbrekend omdat de inhoud politiek gevoelig ligt. Het beoogt namelijk het belangrijke debat dat in de Europese instellingen en in de lidstaten wordt gevoerd over alle onderdelen van het pakket economisch bestuur, in de verf te zetten en te versterken. Het heeft tevens tot doel de aandacht te vestigen op de impact en het belang van de begroting voor 2012 voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie voor het stimuleren van groei en duurzame werkgelegenheid in de hele Europese Unie.
Het Europees Parlement stuurt hiermee een belangrijke politieke boodschap aan de Europese instellingen en aan de lidstaten, namelijk dat het zich volledig wil inzetten voor de versterking van het economisch bestuur en voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei en werkgelegenheid.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben het eens met de EU 2020-strategie. Ik pleit er dan ook voor het economisch bestuur te versterken en de middelen vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zeven kerninitiatieven. We kunnen de doelstellingen van de EU 2020-strategie maar verwezenlijken als er een sterk Europees bestuur en coördinatie is en als de lidstaten de nodige investeringen doen. Toch kan deze strategie alleen ten volle verwezenlijkt worden als er een nieuw meerjarig financieel kader is. In dit verslag wordt het belang van het cohesiebeleid geen enkele keer genoemd. Ook de landbouw wordt over het hoofd gezien. Nochtans gaat bijna 80 procent van de begroting naar het cohesiebeleid en de landbouw. Ook jongeren krijgen in dit verslag geen enkele vermelding, wat onbegrijpelijk is. In de huidige begroting vormen zij, dankzij het voorstel van de Europese Volkspartij (Christen-democraten), een prioriteit. Bovendien komen jongeren voor in de vijf doelstellingen van de EU 2020-strategie. De doelstellingen om het aantal voortijdige schoolverlaters te verminderen tot minder dan 10 procent en om het aantal jongeren tussen 30 en 34 jaar met een universiteitsdiploma op te trekken tot 40 procent hebben uitsluitend betrekking op jongeren. Toch hoop ik dat de begroting 2012 een bijdrage levert aan duurzame groei in de Europese Unie, versterking van het concurrentievermogen en bevordering van de werkgelegenheid.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit is een van de momenten waarop de doelstellingen van economische en sociale cohesie een volledig andere visie op en invulling van de EU-begroting zouden moeten vereisen.
In deze tijden, waarin de verschillen tussen de lidstaten groter worden, moet de EU-begroting ten dienste staan van reële convergentie. Ze moet economische groei, het creëren van banen met rechten, vooruitgang en maatschappelijk welzijn, de uitroeiing van armoede en sociale exclusie, en milieubehoud bevorderen. Daarvoor zouden de middelen minstens verdubbeld moeten worden, door de bijdragen te verhogen van de landen met een hoger bbp per capita, en moeten de middelen eerlijk en evenwichtig worden verdeeld, waarbij de voorkeur moet gaan naar de landen met de meeste problemen.
We zijn het niet eens met een begroting waarin de nadruk ligt op steun voor de heropbouw van monopolies en de toenemende militarisering van de Europese Unie, op de liberalisering van talloze economische sectoren en op de onzekere vormen van arbeid die in de EU 2020-strategie worden verdedigd. Als we deze weg inslaan, zullen de bestaande economische, sociale, regionale en nationale verschillen alleen maar worden aangescherpt en zullen we geen oplossing vinden voor de problemen van werkeloosheid en armoede. Daarom stemmen wij tegen.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) De Begrotingscommissie is sinds begin dit jaar bezig met het vaststellen van de prioriteiten van het Europees Parlement voor de EU-begroting 2012. Het standpunt van het Parlement, dat van essentieel belang is met het oog op de onderhandelingen met de Raad van de Europese Unie, zal op basis van deze prioriteiten worden geformuleerd. Het ziet ernaar uit dat de bemiddeling tussen het Parlement en de Raad dit jaar een nog grotere uitdaging zal zijn dan in 2010. De Raad, die gekant is tegen elke verhoging van de EU-begroting, heeft al een eigen besparingsplan aangekondigd. Daarbij kiest de Raad voor een oplossing die weinig voeten in aarde zal hebben, aangezien hij besparingen wil doorvoeren in begrotingslijnen die op dit moment nog niet volledig zijn besteed. Het Europees Parlement pleit daarentegen voor een verhoging van de begroting 2012, maar enkel overeenkomstig het inflatiepercentage van Eurostat. Dit is een objectief percentage waarover we niet kunnen stemmen, in tegenstelling tot wat sommigen lijken te denken. Hoe kan het Europees Parlement de voorgestelde verhoging rechtvaardigen?
Ik denk in de eerste plaats aan de tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie, met inbegrip van de dubbele doelstelling van het verhogen van het onderwijs- en werkgelegenheidsniveau. Zonder passende financiering zullen deze doelstellingen dode letter blijven en staat de EU 2020-strategie hetzelfde lot te wachten als de veelbesproken, inefficiënte Lissabonstrategie.
Ten tweede barst de Europese begroting nu al uit haar voegen. De Europese Dienst voor extern optreden, het Galileo-systeem, het Solidariteitsfonds en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering genereren uitgaven die zes jaar geleden, tijdens de onderhandelingen over de huidige financiële vooruitzichten, niet konden worden voorzien.
Nu we het toch over rationele uitgaven hebben, zou ik de Parlementsleden ook willen oproepen om een kritische blik te werpen op het 'gebouwenbeleid' van de Unie. Dit kunnen wij ons niet veroorloven. De aangekondigde uitbreiding van de kantoorruimte in Brussel is hier een goed voorbeeld van.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) We staan aan de vooravond van moeilijke onderhandelingen met de lidstaten over de begroting 2012, tegen de achtergrond van het reeds op gang gebrachte debat over de financiële vooruitzichten na 2013. In deze crisistijd moeten we onze verwachtingen ten aanzien van Europees beleid gedurende het gehele begrotingsproces kenbaar maken. In tegenstelling tot sommige leden van de Raad, die de Europese Unie zien als een extra uitgavenpost waarop moet worden bezuinigd, met het gevaar dat bestaand en toekomstig beleid elkaar ‘kannibaliseren’, heeft het Parlement met de resolutie over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 bevestigd dat het de Europese Unie ziet als toegevoegde waarde en als een bondgenoot van de lidstaten bij het uitvoeren van ambitieus beleid. Verder heb ik voor de door mevrouw Balzani ingediende resolutie gestemd omdat daarin een consistente en heldere politieke boodschap wordt uitgedragen en wordt gepleit voor de goedkeuring van een begroting die coherent is met de werkgelegenheid- en groeidoelstellingen van de EU 2020-strategie. Tot slot heb ik het debat in de plenaire vergadering aangegrepen om de commissaris voor Financiële programmering en begroting te wijzen op de dringende noodzaak van een mededeling over de invoering van nieuwe eigen middelen, waarmee naar ik hoop dit debat verder zal worden geholpen.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd daar de begroting voor 2012 in het kader van een versterkt Europees economische bestuur, het Europees semester en de EU 2020-doelstellingen groei en werkgelegenheid moet stimuleren. De EU 2020-strategie moet Europa helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen, en wel door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei op basis van de vijf EU-kerndoelen: bevordering van werkgelegenheid, betere voorwaarden voor en meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van onze klimaat- en energiedoelstellingen, verhoging van het onderwijsniveau en bevordering van sociale insluiting, met name door vermindering van de armoede. Gezien de moeilijke economische situatie in de Unie is het belangrijker dan ooit om voor een behoorlijke uitvoering van de EU-begroting en een goede besteding en optimaal gebruik van de communautaire middelen te zorgen. De EU-begroting heeft een belangrijke rol te vervullen om de EU te helpen uit de huidige economische en financiële crisis te komen, omdat zij als katalysator kan fungeren voor het stimuleren van investeringen, groei en werkgelegenheid.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin het Parlement aangeeft dat het van mening is dat de EU-begroting waarde toevoegt aan de nationale overheidsuitgaven wanneer zij investeringen op de kernbeleidsgebieden van de EU 2020-strategie aanzwengelt, ondersteunt en aanvult. Bovendien is het Parlement van mening dat de EU-begroting een belangrijke rol te vervullen heeft om de EU te helpen uit de huidige economische en financiële crisis te komen, omdat zij als katalysator kan fungeren voor het stimuleren van investeringen, groei en werkgelegenheid in Europa. Het Parlement meent dat de EU-begroting in ieder geval de gevolgen van het huidige restrictieve nationale begrotingsbeleid kan beperken en tegelijk de inspanningen van de regeringen ondersteunt. Het benadrukt tevens dat een verlaging van de EU-begroting, die herverdelend van aard is, schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling in de meeste lidstaten. Het is van mening dat een benadering waarbij alleen wordt gekeken naar ‘nettobijdragers’ en ‘netto-ontvangers’ geen rekening houdt met spill-overeffecten tussen EU-landen en derhalve gemeenschappelijke EU-beleidsdoelstellingen ondermijnt.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. – (IT) Om de huidige financieel-economische crisis het hoofd te bieden is het absoluut noodzakelijk om een inclusieve en duurzame Europese groei te bevorderen door de communautaire begroting op één lijn te brengen met de kerndoelen van de Unie. Dit verslag stelt een aantal richtsnoeren vast die zullen helpen om werkgelegenheid te bevorderen, meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling te doen, de klimaat- en energiedoelstellingen te verwezenlijken, het onderwijsniveau te verhogen en sociale insluiting te bevorderen. Het Europese semester – een nieuw instrument ter versterking van het Europees economisch bestuur – zou de gelegenheid moeten bieden om na te gaan hoe deze doelen het best kunnen worden verwezenlijkt. Het is essentieel om een zekere samenhang te waarborgen tussen het verwezenlijken van deze doelen en de financiën die er op Europees en nationaal niveau aan worden toegewezen, en zo de synergie tussen Europese en nationale overheidsinvesteringen te vergroten. De Europese begroting voegt echt waarde toe omdat zij als katalysator kan fungeren voor het stimuleren van investeringen, groei en werkgelegenheid. De al geplande kredieten moeten op een gepast en flexibel uitgavenniveau worden gehouden. Een verlaging ervan zou namelijk leiden tot een mislukking van de EU 2020-strategie. We vragen de Commissie om ambitieuze voorstellen uit te werken voor het beschikbaar stellen van nieuwe, eigen middelen die zijn gebaseerd op een uitvoerige effectbeoordeling, teneinde het concurrentievermogen en de economische groei te kunnen versterken.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik steun het verslag-Balzani over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012. De begrotingen voor 2012 en 2013 zijn consoliderende begrotingen die de bezuinigingen van de lidstaten weerspiegelen en een baken vormen voor de bedragen die in het volgende financieel kader zullen worden vastgelegd. De bijdrage van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten) aan de richtsnoeren voor de begroting voor 2012 is gebaseerd op het beginsel van verantwoordelijkheid, wat betekent dat de doelstellingen van spaarzaamheid, efficiëntie en effectiviteit met zo min mogelijk middelen moeten worden nagestreefd. De EU 2020-strategie is gestoeld op belangrijke prioriteiten – te weten onderzoek, innovatie, ontwikkeling en groei – die in eerste instantie niet waren opgenomen in het verslag van mevrouw Balzani, maar waarop sterk de nadruk is opgelegd door mijn fractie, die ook benadrukte dat de in eerste instantie bepaalde werkgelegenheidsdoelstellingen moeten worden bereikt. De begrotingsprioriteiten van de EU moeten gepaard gaan met voldoende middelen. Daarnaast is het van belang dat er tussen de begrotingsposten geschoven kan worden om de problemen die door de economische crisis zijn veroorzaakt, beter te kunnen bestrijden, en is het belangrijk dat er een begroting wordt voorgesteld die eigen middelen bevat.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De EU-begroting voor 2012 is het voornaamste instrument waarover de EU beschikt om sterker uit de crisis tevoorschijn te komen, waarbij de nadruk ligt op werkgelegenheid, economisch bestuur en groei. De goedkeuring van deze algemene richtsnoeren is daar een voorbeeld van. Werkgelegenheid, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, klimaatverandering en energie, onderwijs en sociale insluiting zijn de vijf kerndoelen die we in aanmerking moeten nemen bij het opstellen van de EU-begroting voor 2012.
De op deze vijf doelen gebaseerde EU 2020-strategie moet Europa helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit tevoorschijn te komen, en wel door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei. Daarom moeten we ons verzetten tegen elke poging om de communautaire middelen voor de verwezenlijking van de kerndoelen en van de kerninitiatieven van de EU 2020-strategie te beperken.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De ontwerpresolutie over de algemene richtsnoeren voor de begroting voor 2012 moet vooral voldoen aan de eis dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de EU 2020-strategie en er een versterkte samenwerking is tussen de Europese begroting en de nationale begrotingen. De EU-begroting voor 2012 moet groei en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid stimuleren en moet de aanzet geven tot het uitvoeren van de EU 2020-doelstellingen. Het motto voor de vaststelling van de EU-begroting voor 2012 moet daarom ‘duurzaamheid en verantwoordelijkheid’ zijn in plaats van ‘soberheid’.
Ik heb weliswaar vóór gestemd, maar ik wil benadrukken dat de begroting zo moet worden besteed dat de financiële middelen ten goede komen aan de burgers van de lidstaten en niet aan financiële en politieke instanties, zoals momenteel het geval is in Letland, waar ambtenaren EU-gelden onder hun kennissen en vrienden verdelen!
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In het verslag over de begroting voor 2012 wordt verwezen naar de EU 2020-strategie, die wederom ambitieuze doelstellingen bevat waarvan niemand verwacht dat ze daadwerkelijk worden verwezenlijkt. Feit is dat de precaire begrotingssituatie van een aantal lidstaten, die in het verleden op te grote voet hebben geleefd, door het reddingspakket een financiële molensteen om de nek van de andere lidstaten is geworden. Dan is dikwijls slechts een futiliteit nodig om de strop aan te trekken. Deze fundamentele voorwaarden maken het des te belangrijker dat niet alleen de begroting voor 2012 correct wordt uitgevoerd – waarbij we niet mogen vergeten dat de begrotingscontrole vooralsnog veel te wensen over laat – maar ook dat we spaarzaam met onze middelen omgaan. Hier verwijzen naar "voldoende financiering" van de EU 2020-strategie, terwijl miljarden van de EU-begroting nog steeds op mysterieuze wijze verdwijnen en beschikbare besparingsmogelijkheden, bijvoorbeeld met betrekking tot het woud van EU-agentschappen of de werkplaatsen voor het Parlement, niet worden benut, betekent een verspilling van Europees belastinggeld. Op grond van deze overtuiging heb ik tegen het verslag gestemd.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) De huidige eurocrisis onderstreept de centrale betekenis van een correct en zuinig begrotingsbeleid. Een verhoging van de middelen met als argumentatie dat dit noodzakelijk is voor de EU 2020-strategie wijs ik van de hand, aangezien de strategie ten eerste onbereikbare en ten tweede ondoelmatige doelstellingen bevat: bijvoorbeeld de enorme toename van het aantal academici, terwijl er in feite een tekort aan vakmensen bestaat. In plaats daarvan moeten we de talrijke besparingsmogelijkheden benutten, met betrekking tot de gedecentraliseerde agentschappen, de twee werkplaatsen van het Europees Parlement of de pretoetredingssteun voor Turkije. Om die reden heb ik tegen dit verslag over de begroting voor 2012 gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Zoals elk jaar moeten wij samen met de andere Europese instellingen de EU-begroting aannemen. Met het oog daarop heb ik voor het verslag over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 gestemd, omdat ik het eens ben met de belangrijkste richtsnoeren die daarin zijn opgenomen: het stimuleren van investeringen om de groei te bevorderen en om aan de hand van de EU 2020-strategie de economische crisis te boven te komen; het toekennen van een grotere rol aan het Europees semester als het ideale instrument voor de coördinatie van het economisch beleid; geen ruimte laten voor marges in de verschillende sectoren, maar enkel gebruik maken van flexibiliteitsmechanismen voor de beschikbare middelen door de toewijzing van deze middelen streng te beheren.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 gestemd. De algemene beginselen en de doelstellingen van het verslag zijn een stap in de goede richting omdat ze benadrukken dat in de komende begrotingen van de EU prioriteit moet worden gegeven aan stimuleringsbeleid voor de werkgelegenheid en de nationale economieën. (De totale EU-begroting voor de implementatie van de kerninitiatieven tot 2020 wordt op 1,8 biljoen euro geraamd.) Desalniettemin is het belangrijk om er bij elke gelegenheid op te wijzen dat een noodzakelijke voorwaarde om de doelstellingen van de EU 2020-strategie te bereiken is dat ook de lidstaten zich ervoor inzetten. Helaas blijkt uit hetgeen de Commissie heeft vastgesteld dat de nationale plannen tot nu toe de fundamentele prioriteiten van deze strategie niet veiligstellen, zoals bijvoorbeeld de verhoging van de arbeidsparticipatie van de huidige 69 procent naar 75 procent in 2020.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag over de algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 gestemd. De begroting voor 2012 past in het kader van een versterkt Europees economisch bestuur, het Europees semester en de doelstellingen van de EU 2020-strategie voor het stimuleren van de werkgelegenheid.
Aangezien de EU 2020-strategie Europa moet helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen, en wel door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei op basis van de vijf EU-kerndoelen – dat wil zeggen bevordering van de werkgelegenheid, betere voorwaarden voor en meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van onze klimaat- en energiedoelstellingen, verhoging van het onderwijsniveau en bevordering van sociale insluiting, met name door vermindering van de armoede – ben ik het eens met de in dit verslag vervatte aanbevelingen voor een volledige verwezenlijking van deze vijf doelstellingen.
Ik ben het ook eens met de rapporteur wanneer ze zegt dat we voor consistentie moeten zorgen tussen het verwezenlijken van deze doelstellingen en de financiële middelen die eraan worden toegewezen. Het nieuwe instrument voor versterking van het Europees economisch bestuur biedt een goede gelegenheid om te overwegen hoe deze vijf doelstellingen het best verwezenlijkt kunnen worden.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd over algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 met het oog op de triloog die daarover gepland is op 30 maart 2011. Sta me toe in dat verband te benadrukken hoe noodzakelijk het is dat we op passende wijze de gevolgen afwegen van de begroting voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie en voor de tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie, evenals van de rol die het begrotingsbeleid moet spelen op het gebied van investeringen, groei en werkgelegenheid.
Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. − (DE) Het was niet mogelijk om hoofdelijk te stemmen over paragraaf 29, aangezien ik door de bode actief gehinderd werd om dit te doen.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Een begroting voor 2012 in het kader van een versterkt Europees economische bestuur, het Europees semester en de EU 2020-doelstellingen voor het stimuleren van groei en werkgelegenheid
1. is van mening dat de Europa 2020-strategie Europa moet helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit tevoorschijn te komen, en wel door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei op basis van de vijf EU-kerndoelen: bevordering van werkgelegenheid, betere voorwaarden voor en meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van onze klimaat- en energiedoelstellingen, verhoging van het onderwijsniveau en bevordering van sociale insluiting, met name door vermindering van de armoede; herinnert eraan dat de lidstaten zelf deze vijf doelstellingen volledig hebben onderschreven;
2. wijst erop dat er voor enige samenhang moet worden gezorgd tussen het verwezenlijken van deze doelen en de financiën die er op Europees en nationaal niveau aan worden toegewezen; wijst er met klem op dat het begrotingsbeleid van de EU bij dit beginsel moet aansluiten; is van mening dat het Europees semester, als nieuw instrument voor versterking van het Europese economische bestuur, een goede gelegenheid biedt om te overwegen hoe deze vijf kerndoelen het best verwezenlijkt kunnen worden;
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) In dit verslag worden algemene richtsnoeren voor het opstellen van de begroting voor 2012 vastgesteld. Ik ben van mening dat met deze tekst wordt bijgedragen tot duurzame groei waarmee de crisis kan worden overwonnen. Het verslag is herverdelend van aard, waardoor de EU-begroting waarde toevoegt aan de nationale overheidsuitgaven. In het door de Commissie ingediende financiële planning is een bedrag van 147,88 miljard euro aan vastleggingskredieten opgenomen. Italië is voorstander van een strikt begrotingsbeleid waarbij vooral op de administratieve kosten moet worden bezuinigd, wat in overeenstemming is met het strikte begrotingsbeleid dat al in Italië wordt toegepast. Ik hoop dat de herverdeling van de beschikbare middelen, gericht op een optimale toewijzing ervan, volledig wordt uitgevoerd om de gevolgen te bestrijden van de internationale crisis waar wij dagelijks mee te maken hebben.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Bij de stemming over algemene richtsnoeren voor de begroting voor 2012 heb ik gestemd voor bevriezing van de begroting en tegen elke aanwijzing met betrekking tot extra uitgaven vanwege de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ik vind dat in de begroting voldoende rekening wordt gehouden met de verplichtingen die in het kader van het Verdrag zijn aangegaan.
Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik verwerp dit verslag omdat de definitieve versie, met de daarin na de stemming opgenomen amendementen, apert onrechtvaardig is. Migrerende werknemers krijgen op een aantal belangrijke domeinen zoals sociale zekerheid immers geen rechtsbescherming. De Europese Unie mag niet toestaan dat zij zo behandeld worden want als het om de mensenrechten gaat, heeft de Europese Unie een voorbeeldfunctie.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór deze resolutie betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken. Met dit document is één enkele aanvraagprocedure vastgelegd voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een EU-lidstaat willen worden toegelaten om er te werken, en wordt hun een sluitend juridisch statuut toegekend. Dit zal ongetwijfeld tot een vereenvoudiging leiden van de vaak ingewikkelde administratie die met het onthaal van economische migranten samengaat. Ik deel het standpunt van de rapporteur dat een van de beste manieren om illegale immigratie en illegale arbeid tegen te gaan erin bestaat stabiele kanalen voor legale immigratie te ontwikkelen die tegemoetkomen aan de behoeften van onze arbeidsmarkten. Economische immigratie is een reëel verschijnsel dat onder controle moet worden gehouden, maar dat in het licht van de demografische en economische uitdagingen waarmee de Europese Unie in de nabije toekomst zal worden geconfronteerd, ook noodzakelijk is. Hierbij dient opgemerkt, dat het voorstel niet de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen vastlegt. Hiervoor blijven de lidstaten bevoegd en het behoort eveneens tot hun bevoegdheid te bepalen hoeveel werkzoekende migranten zij op hun grondgebied willen toelaten. Het is tijd dat de Europese Unie wetgeving uitvaardigt met betrekking tot economische immigratie, zodat de 27 lidstaten een gemeenschappelijke aanpak kunnen bepalen. Deze verbeteringen worden mogelijk gemaakt door het Verdrag van Lissabon – ons rest nu nog ze uit te voeren.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. − (FR) De Europese Unie, een symbool van de mensenrechten over de hele wereld, moet garant staan voor een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die op haar grondgebied verblijven en een op hen afgestemd integratiebeleid invoeren. Het was dan ook noodzakelijk de nationale wetgevingen van lidstaten betreffende de voorwaarden voor toelating en verblijf van deze onderdanen te harmoniseren. Daarom heb ik vóór deze tekst gestemd, die zou moeten bijdragen aan het vereenvoudigen van de toelatingsprocedures, het tegengaan van oneerlijke concurrentie ten koste van Europese arbeidskrachten en het tot stand brengen van een betere controle om illegale immigratie en zwartwerken tegen te gaan.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór deze tekst gestemd omdat ik vind dat de Europese Unie eenvormige administratieve procedures moet hanteren voor de omgang met gastarbeiders uit derde landen. Aanneming van deze richtlijn zal een aanzienlijk positief effect hebben. Zij zal de overheidsuitgaven verminderen, onwettige immigratie ontmoedigen en eerlijke rechten waarborgen voor onderdanen van derde landen die in de Europese Unie willen werken. Economische immigratie is een noodzaak en moet op beheerste wijze worden aangemoedigd, gezien de demografische en economische uitdagingen die de Europese Unie te wachten staan. Laten we niet vergeten dat de vooruitgang van landen als de Verenigde Staten, Canada en Australië te danken is aan immigranten. Zij zijn een uiterst dynamische maatschappelijke groep die extra enthousiasme en een nieuw perspectief toevoegen aan hun adoptiemaatschappijen, waardoor deze meer concurrentievermogen krijgen. In dit verband moeten wij ervoor zorgen dat de omstandigheden bestaan waaronder zij legaal kunnen werken en de kans krijgen hun dromen te verwezenlijken zonder te worden gehinderd door zinloze bureaucratie. Ik hoop dat in de zeer nabije toekomst de kwestie van toegang tot de gehele arbeidsmarkt van de Europese Unie ook voor onderdanen van de lidstaten Roemenië en Bulgarije eens en voor altijd wordt opgelost.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa heeft te maken met het demografische probleem van de vergrijzing. Daarom is er behoefte aan arbeidskrachten. Deze leveren een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling, aan de toename van het concurrentievermogen en aan de vitaliteit van de Europese economie. Europa zal tegemoet moeten komen aan de huidige en toekomstige behoeften aan arbeidskrachten en zal een manier moeten vinden om de uitbuiting en discriminatie waarvan deze werknemers vaak het slachtoffer worden, te bestrijden.
Door één enkele aanvraagprocedure vast te stellen voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een EU-lidstaat willen worden toegelaten om er te werken, en door hen een sluitend juridisch statuut toe te kennen, komt dit voorstel voor een richtlijn tegemoet aan deze behoeften. Het houdt ook een vereenvoudiging in van de vaak ingewikkelde administratie die daarmee samengaat.
De lidstaten blijven afzonderlijk bevoegd om te bepalen hoeveel migranten ze op hun grondgebied willen toelaten om er in loondienst te werken en wat de toelatingsvoorwaarden zijn. Om al die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) We praten al jaren over een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om in een lidstaat te verblijven en te werken! Het was oorspronkelijk een prijzenswaardig initiatief, maar de tekst in zijn huidige vorm staat haaks op de aangekondigde doelstellingen: deze is zowel discriminerend, want het basisbeginsel van gelijke behandeling voor iedereen wordt niet gerespecteerd, als restrictief, want diverse categorieën werknemers worden uitgesloten. Ondanks de sinds december doorgevoerde verbeteringen ligt sociale ongelijkheid tussen onderdanen van derde landen nog altijd op de loer. Door zich achter de voorgestelde ‘gecombineerde vergunning’ voor onderdanen van derde landen te scharen, stemmen de rechtse fracties in het Parlement bovendien voor een immigratiebeleid dat even discriminerend als restrictief is. De tekst in zijn huidige vorm voorziet niet in gelijke behandeling voor alle werknemers en creëert verschillende categorieën werknemers, al naar gelang nationaliteit en type contract, hetgeen gewoonweg onaanvaardbaar is! Als het gaat om gelijke behandeling kunnen we geen water bij de wijn doen. Wij zijn voorstander van een gemeenschappelijk integratiebeleid en een echte Europese gecombineerde vergunning, maar wij willen geen beleid dat restrictief en dus discriminerend is!
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb vóór het voorstel gestemd betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken, omdat ik denk dat er adequate wetgeving moet komen voor de groeiende immigratiestroom naar de EU. De administratieve voorschriften voor de toelating van burgers uit derde landen om te werken in de EU zijn buitengewoon gecompliceerd en vaag. De invoering van een gecombineerd vergunningsstelsel draagt bij aan de verbetering van de hele procedure, waardoor het doeltreffender en veel goedkoper wordt. Ook moeten we niet vergeten dat de invoering van één enkel document het de lokale autoriteiten gemakkelijker maakt om controle uit te oefenen op in de EU aankomende burgers. Tot slot ben ik zeer verheugd dat de tekst waarover is gestemd door al mijn collega’s werd gesteund, omdat het erop gericht is de sociale en economische rechten van immigrerende werknemers veilig te stellen, met als doel sociale dumping of oneerlijke concurrentie binnen de EU te voorkomen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd daar de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning voor werknemers uit derde landen om hier te verblijven en te werken een algemene kaderrichtlijn voor de rechten van werknemers uit derde landen zou moeten zijn. Alleen zo kan deze Europese wetgeving bijdragen aan het doel van de Europese Unie om een gemeenschappelijk migratiebeleid te voeren. Het standpunt van het Europees Parlement ten aanzien van de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning voor verblijf en werk betekent echter helaas niet dat het voorstel van de Commissie voor deze richtlijn is verbeterd. In dat standpunt is niet opgenomen dat legaal migrerende werknemers uit derde landen, die hetzelfde werk verrichten als werknemers uit de Europese Unie, gelijke rechten en arbeidsvoorwaarden als nationale werknemers zouden moeten hebben. Het vraagt erkenning dat legaal migrerende werknemers door hun arbeid en door de belastingen en sociale zekerheidspremies die zij betalen, een grote bijdrage aan de EU-economie leveren. Daarom moet hun een uniform pakket minimumrechten worden toegezegd en moeten zij een gelijke behandeling op de arbeidsmarkt kunnen genieten. Ik zou nog willen benadrukken dat we geen arbeidsmarkt met twee snelheden mogen laten ontstaan, noch binnen noch buiten de Europese Unie. We mogen niet toestaan dat er op de Europese arbeidsmarkt een minderwaardige, gediscrimineerde arbeidersklasse ontstaat zonder rechten of zekerheden. Anders zouden we de tot nu toe verworven sociale standaard in gevaar brengen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Invoering van de richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een vergunning voor onderdanen van derde landen om in de EU te werken zal het systeem, waarin momenteel per lidstaat wordt beslist, aanzienlijk vereenvoudigen. Twee afzonderlijke procedures betekenen een langere periode voor de verwerking van aanvragen en hogere administratiekosten. Dit één-loket-systeem zal de administratieve procedure eenvoudiger, goedkoper en sneller maken. In feite maakt de afgifte van één document het ook eenvoudiger om mensen te controleren die tot een lidstaat worden toegelaten en toestemming krijgen om daar te werken. Dit document heeft het formaat van de verblijfsvergunning die in alle lidstaten bestaat. De lidstaten zullen ook kunnen besluiten om een extra document in te voeren van zuiver informatieve aard. Dit maakt het mogelijk de informatie van de gecombineerde vergunning aan te vullen en daarmee het toezicht te vergemakkelijken. We hebben het derhalve over voordelen voor alle betrokkenen: immigranten, werkgevers en nationale administraties. De vaststelling van één enkele aanvraagprocedure vereenvoudigt de vaak complexe administratieve procedures voor de toelating van economische migranten. Zij zou een goed antwoord zijn op de uitdagingen op de arbeidsmarkt waarmee de EU wordt geconfronteerd en zal blijven worden geconfronteerd.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) De bijdrage van de aangenomen richtlijn bestaat erin dat er één enkele aanvraagprocedure wordt ingevoerd voor de verstrekking van een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken, en dat werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven een gemeenschappelijk pakket rechten wordt geboden. Het horizontale en algemene karakter van de richtlijn wordt helaas verbroken door uitzonderingen met betrekking tot de werkingssfeer en door verschillen tussen de rechten van enkele concrete bevolkingsgroepen. Daardoor wordt inbreuk gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling van alle werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat werken ten opzichte van Europese burgers. Deze gelijkheid zou een uitdrukking van waardering moeten zijn voor de bijdrage die arbeidsmigranten aan de Europese economie leveren met hun werk en hun belasting en sociale bijdragen. Een bijkomend effect zou het beperken van oneerlijke concurrentie moeten zijn door de praktijk van illegale tewerkstelling te bemoeilijken en te voorkomen dat werknemers uit derde landen het slachtoffer worden van uitbuiting en sociale uitsluiting. Daarom is het nodig te verzekeren dat geen enkele groep, en vooral niet de groep van tijdelijke werknemers, van de werkingssfeer wordt uitgesloten, hetgeen in het voorstel van de Commissie wel het geval is. In de richtlijn moeten de voorwaarden voor toegang tot de Europese Unie en eventuele concrete rechten worden gespecificeerd. De richtlijn mag echter niet in de weg staan dat alle legale arbeidsmigranten recht hebben op rechtvaardige en gelijke behandeling. Dat zou juist in de richtlijn moeten worden verzekerd en gewaarborgd.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Dit verslag betekent een heel belangrijke stap voor de wetgeving van de Europese Unie betreffende legale migratie, want het brengt één enkele aanvraagprocedure voor onderdanen van derde landen tot stand. Ik juich het toe dat de vandaag aangenomen tekst in het geheel geen melding maakt van de mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende documenten in te voeren die voor een onderdaan van een derde land verplicht zouden zijn om een werkvergunning te verkrijgen. Bovendien zullen migranten geen belasting gaan vormen voor de nationale stelsels van sociale zekerheid omdat de lidstaten mogen besluiten onderdanen van derde landen pas toegang tot sociale zekerheid te geven als ze minimaal zes maanden gewerkt hebben, terwijl degenen die zijn gekomen om te studeren geen aanspraak op deze voorzieningen kunnen maken. Wat het meest moet worden toegejuicht aan dit verslag is dat daarin een aantal gemeenschappelijke maatregelen wordt gedefinieerd ten aanzien van de rechten van werknemers uit derde landen waardoor de legale migratie mogelijk wordt gemaakt waaraan de Europese Unie behoefte heeft. Ik verwelkom de oproep aan de lidstaten om correlatietabellen te presenteren, omdat we daarmee de correcte omzetting van de richtlijn kunnen toetsen.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit ontwerpverslag gestemd dat één enkele verblijfs- en werkvergunning voor legale migranten mogelijk maakt, dat voorziet in een ‘gecombineerde vergunning’ voor onderdanen van derde landen en hun rechten verleent die gelijkwaardig zijn aan die van EU-burgers. Ik ben het eens met dit voorstel dat erop gericht is de administratieve procedures te vereenvoudigen en een gelijke behandeling te waarborgen van Europese en migrerende werknemers ten aanzien van een reeks sociale rechten zoals toegang tot sociale zekerheid. Deze maatregel zal legale immigratie vergemakkelijken in die gevallen wanneer ze noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de behoeften van de Europese arbeidsmarkt.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen de richtlijn betreffende een 'gecombineerde vergunning' gestemd omdat zij de geest van de Bolkestein-richtlijn ademt, die het beginsel van het land van herkomst heeft ingesteld en zo verschillende behandeling van werknemers mogelijk maakt, onder andere wat betreft loon, arbeidsvoorwaarden, werktijden en sociale zekerheid. Ook hier wordt dezelfde benadering van werknemers uit derde landen buiten Europa toegepast. Er wordt een ongelijke behandeling ingevoerd van niet alleen Europese en niet-Europese werknemers, waardoor de rivaliteit tussen beide groepen wordt versterkt, maar ook van allochtone werknemers onderling, al naar gelang zij gedetacheerd, seizoenarbeiders, studenten of ingezetenen zijn. Dit onderscheid kan maar één resultaat hebben: nog meer uitbuiting en nog meer arbeidsonzekerheid. Ondanks de acties van de Europese vakbonden en de progressieve krachten in het Parlement voor volledige gelijkheid van rechten van alle werknemers weerspiegelt de tekst hoofdzakelijk een compromis tussen rechts en de socialisten. De toekomstige richtlijn zal niet gelden voor gedetacheerde werknemers of studenten, zal onderscheid toestaan op basis van criteria als beheersing van de taal en zal de gezinnen van seizoenarbeiders gezinstoelagen onthouden. Verder is de oproep om het VN-Verdrag ter bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en van hun gezinsleden te ratificeren komen te vervallen.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel beoogt tegemoet te komen aan de bezorgdheid die in het programma van Stockholm wordt geuit met betrekking tot de ontwikkeling van een flexibel immigratiebeleid dat in staat is de economische ontwikkeling en prestaties van de Europese Unie te ondersteunen.
Daarom is het voorstel erop gericht de thans in de lidstaten van toepassing zijnde regels te vereenvoudigen en te harmoniseren door de vaststelling van één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning. Dit zou moeten leiden tot een efficiëntere procedure en duidelijke voordelen met zich moeten brengen zowel voor werkgevers als voor de onderdanen van derde landen die naar het grondgebied van een lidstaat willen immigreren. Zo kunnen we ervoor zorgen dat deze migranten rechten en plichten hebben die vergelijkbaar zijn met die van EU-burgers op het gebied van arbeidsvoorwaarden, onderwijs en opleiding, erkenning van diploma’s, sociale voordelen, enzovoort. Tegelijkertijd wordt het gemakkelijker gemaakt om te controleren of de betrokkenen legaal in de lidstaat verblijven en werken.
Daarom heb ik voor het uitstekende verslag van mevrouw Mathieu gestemd.
Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft ingestemd met de invoering van een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om in een lidstaat te werken en te verblijven. Deze procedure voorziet in een aantal gemeenschappelijke rechten voor deze werknemers, met name als het gaat om arbeidsvoorwaarden, zoals arbeidstijd en vakantie. De tekst voorziet ook in terugbetaling van pensioenpremies die reeds zijn betaald door werknemers die de Europese Unie verlaten, omdat ze na hun pensionering geen pensioenuitkering zullen ontvangen. De tekst is echter problematisch, omdat deze het ‘land van herkomst’-beginsel versterkt voor bepaalde categorieën werknemers, een beginsel waartegen Europese linkse partijen ten tijde van de befaamde richtlijn Bolkestein te hoop liepen. Dit beginsel leidt in zekere zin tot een arbeidsmarkt met twee snelheden, al naar gelang de herkomst van de werknemers, en draagt bij aan een vorm van sociale dumping. Hier is sprake van een paradox: willen we het Europees sociaal model echt beschermen, en moeten niet-Europese werknemers worden uitgesloten, of moeten we een universalistische benadering kiezen en werknemers niet langer discrimineren door hun uiteenlopende rechten toe te kennen? Deze tekst geeft nog geen antwoord op deze fundamentele vraag, en daarom heb ik besloten me van stemming over de tekst te onthouden.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat hiermee oneerlijke concurrentie tot stand wordt gebracht tussen EU-werknemers en arbeidsmigranten die naar Europa komen. De richtlijn inzake één enkele vergunning, zoals deze vandaag in eerste lezing door het Parlement is gewijzigd, zal betrekking hebben op niet-EU-onderdanen die in een lidstaat willen gaan wonen en werken of die al legaal in een EU-land verblijven, met uitzondering van gedetacheerde werknemers, seizoensarbeiders, langdurig ingezetenen en vluchtelingen, die derhalve niet onder de antidiscriminatiebepalingen vallen. Het is onaanvaardbaar dat legale migranten die in Europa willen komen werken met slechtere arbeidsomstandigheden te maken krijgen dan EU-werknemers die hetzelfde werk doen. Zodra een migrant de EU binnenkomt en aan het werk gaat, is hij niet langer een migrant, maar een werknemer. Daarom heeft hij het recht om als zodanig te worden behandeld, net als elke andere EU-werknemer en ongeacht zijn land van herkomst. Er kunnen geen uitzonderingen zijn. De EU-wetgeving moet van toepassing zijn op alle werknemers in de EU, ongeacht hun land van herkomst.
Marielle de Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) We praten al jaren over een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om in een lidstaat te verblijven en te werken. Het was een lovenswaardig initiatief, maar de tekst in zijn huidige vorm staat haaks op de aangekondigde doelstellingen: deze is zowel discriminerend, want het basisbeginsel van gelijke behandeling van iedereen wordt niet gerespecteerd, als restrictief, want diverse categorieën werknemers worden uitgesloten. In december 2010 hebben de leden van het Europees Parlement de tekst voor de eerste keer verworpen. Ondanks de doorgevoerde verbeteringen ligt sociale ongelijkheid tussen onderdanen van derde landen nog altijd op de loer. De tekst in zijn huidige vorm voorziet niet in gelijke behandeling van alle werknemers en creëert verschillende categorieën werknemers, al naar gelang nationaliteit en het type contract, hetgeen onaanvaardbaar is. Wij hebben dan ook tegen het definitieve voorstel gestemd. Wij blijven voorstander van een echte Europese gecombineerde vergunning, maar wij willen geen beleid dat restrictief en dus discriminerend is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel betreft de vaststelling van één enkele aanvraagprocedure voor een verblijfs- en werkvergunning en de vaststelling van een gemeenschappelijk pakket rechten voor alle onderdanen van derde landen die legaal in de Europese Unie verblijven en werken. Dit veronderstelt gemeenschappelijke regels die in alle lidstaten van toepassing zijn. Het is de bedoeling een einde te maken aan de huidige uiteenlopende regels in de verschillende landen van de EU en de legaliseringsprocedure voor werknemers in de hele Europese Unie sneller, eenvormiger en transparanter te maken.
Enerzijds helpt legale migratie van arbeidskrachten en vooral hoogopgeleide arbeidskrachten om illegale arbeid te bestrijden, het concurrentievermogen van de economie te doen toenemen en bestaande tekorten weg te werken, maar anderzijds mogen we niet vergeten dat in tijden van crisis en economische onzekerheid, waarin de werkloosheid toeneemt, het beleid ten aanzien van migrerende arbeidskrachten flexibel moet zijn, zoals de Commissie bepleit, maar ook duurzaam en redelijk.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag wordt een onderwerp behandeld waarvan het debat steeds dringender wordt. Door de verwachte daling van het aantal actief bijdragende Europeanen moet Europa zijn grenzen immers openstellen voor onderdanen uit derde landen om hier te wonen en te werken. Anders zullen de huidige sociale zekerheidsstelsels het begeven.
In het Haags programma van 2004 stond niet alleen dat we illegale immigratie moeten bestrijden, maar werd ook erkend dat legale migratie een essentiële rol speelt in de economische ontwikkeling van de Europese Unie. Volgens het programma van Stockholm, dat de Europese raad op 10 en 11 december 2009 heeft goedgekeurd, kan de immigratie van arbeidskrachten het concurrentievermogen en de vitaliteit van de economie doen toenemen.
Ik ben het eens met het standpunt dat in dit verslag wordt ingenomen ten aanzien van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de regelgeving betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een vergunning voor onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, gelet op de demografische uitdagingen waarmee Europa te maken begint te krijgen Bovendien wordt de procedure daardoor eenvoudiger, doeltreffender en goedkoper.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het voorstel voor een richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken zinspeelt weliswaar op het feit dat de situatie van werknemers uit die landen zou worden verbeterd, maar zou in werkelijkheid wel eens een aanslag kunnen zijn op de rechten van werknemers in het algemeen.
We mogen niet vergeten dat aan de basis van dit voorstel het beginsel van het land van oorsprong ligt, dat in de beruchte Bolkestein-richtlijn is vastgelegd. Dat beginsel heeft de verschillen tussen de werknemers, in het bijzonder de loonverschillen, doen toenemen. Uiteindelijk is die richtlijn voor alle werknemers nadelig geweest omdat de arbeidsomstandigheden onder druk kwamen te staan en naar beneden zijn bijgesteld. Het voorstel voor een richtlijn beoogt Europese werknemers en werknemers uit derde landen verschillend te behandelen waardoor de segregatie van migrerende werknemers en de kwetsbaarheid van alle werknemers nog meer toeneemt en de onzekerheid groter wordt. Eigenlijk zou dit een poging kunnen zijn om sociale dumping te bevorderen.
Wij zijn van mening dat we de rechten van alle werknemers moeten versterken, en dus ook van migrerende werknemers, seizoenarbeiders en binnen een onderneming overgeplaatste werknemers. Daarom betreuren we dat na het sneuvelen van de eerste versie van dit verslag de klemtoon op restrictieve maatregelen ligt …
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De aanneming van de richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken zou wel eens een aanslag kunnen zijn op de rechten van de werknemers in het algemeen. Aan de basis van dit voorstel ligt de Bolkestein-richtlijn waarin het beginsel van het land van oorsprong is vastgesteld. Daardoor zijn de verschillen tussen de werknemers, in het bijzonder de loonverschillen, toegenomen en zijn alle werknemers benadeeld. Door Europese werknemers en werknemers uit derde landen verschillend te behandelen neemt de segregatie van migrerende werknemers toe, wordt de ongelijkheid in hun behandeling groter en gaan hun levensomstandigheden er verder op achteruit door de slechte en onzekere arbeidsvoorwaarden.
Het zou kunnen dat we met dit voorstel voor een richtlijn sociale dumping bevorderen en de arbeidsbetrekkingen nog onzekerder maken. In het licht daarvan moeten we zorgen voor een versterking van de rechten van alle werknemers, en dus ook van migrerende werknemers, seizoenarbeiders en binnen ondernemingen overgeplaatste werknemers. Door de strijdlustigheid van de werknemers in verschillende landen van Europa, meer bepaald in Portugal, zijn we erin geslaagd het voorstel voor een richtlijn tijdens de laatste vergaderperiode van 2010 te doen verwerpen. We betreuren dat de klemtoon op restrictieve maatregelen ligt...
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Hoewel het algemeen beschouwd goed zou zijn een verblijfsvergunning en een arbeidsvergunning gelijktijdig af te geven, blijven de volgende vragen onbeantwoord en moeten de volgende opmerkingen worden gemaakt:
1. De toepassing van de Terbeschikkingstellingsrichtlijn moet prioriteit krijgen en het beginsel van de toepassing van de sociale wetgeving van het land van tewerkstelling moet altijd als uitgangspunt worden genomen.
2. Geen enkele werknemer mag op grond van deze maatregel worden ingezet als legale 'goedkope' arbeidskracht, aangezien dit schadelijk zou zijn voor onze arbeidsmarkt en sociaal onrechtvaardig zou zijn.
3. De landen moeten meer controles uitvoeren op deze gebieden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Nadat het verslag een eerste keer was verworpen door de plenaire vergadering, raakten de rechtse partijen in het Parlement verstrikt in procedurele manoeuvres, en nu hebben ze op schaamteloze wijze hun goedkeuring gehecht aan een arbeidsmarkt met twee snelheden, al naar gelang de herkomst van de werknemers. Dit zal leiden tot sociale dumping en derhalve het beschermingsniveau van Europese werknemers onder druk zetten, hetgeen onaanvaardbaar is. Ik heb dan ook tegen dit verslag gestemd, dat een regelrechte aanval op het Europees sociaal model vormt. Dit verslag maakt de weg vrij voor uitsluitingen en ongelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid, pensioen en toegang tot arbeid en opleiding voor buitenlanders die legaal in de Unie verblijven, hetgeen indruist tegen mijn waarden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) In het Haags programma wordt erkend dat legale immigratie een belangrijke rol speelt in de economische ontwikkeling. Daarom werd de Commissie verzocht een actieplan voor te leggen met behulp waarvan de arbeidsmarkt snel kon inspelen op de voortdurend veranderende vraag naar buitenlandse arbeidskrachten. Volgens het programma van Stockholm, dat de Europese Raad op 10 en 11 december 2009 heeft goedgekeurd, kan de immigratie van arbeidskrachten het concurrentievermogen en de vitaliteit van de economie doen toenemen. Gezien de aanzienlijke demografische problemen waarmee de Europese Unie in de toekomst te maken zal krijgen en de toenemende vraag naar arbeidskrachten, worden de lidstaten er in dit meerjarenprogramma toe aangespoord een flexibel immigratiebeleid te hanteren, met als doel de economische ontwikkeling en prestaties van de Europese Unie op lange termijn te ondersteunen. De noodzaak van deze bepalingen bestaat daarin dat zij werknemers uit derde landen meer bescherming bieden dan momenteel het geval is op basis van internationale overeenkomsten die niet alle EU-lidstaten hebben geratificeerd. Ik heb me van de stemming onthouden daar het voorstel niet vermeldt of de werkgever of de werknemer de aanvraag moet indienen en vanuit welk land een dergelijke aanvraag kan worden ingediend. Dit is belangrijk en vraagt daarom om verduidelijking. Evenmin wordt benadrukt dat de nationale instanties verplicht zijn hun besluiten op juridisch sluitende en transparante manier te nemen. Deze besluiten hebben een grote impact op het leven van de betrokkenen en de lidstaten en moeten dus met de grootst mogelijke transparantie worden getroffen. Alle weigeringen moeten op een behoorlijke, transparante en objectieve wijze worden gemotiveerd.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) De ontwerpwetgevingsresolutie over één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken, waarover het Parlement vandaag heeft gestemd, draagt bij tot de harmonisering van de nationale wetgeving van de lidstaten. Door de immigratiewetgeving van de lidstaten te harmoniseren via de vastlegging van één enkele aanvraagprocedure voor degenen die op het grondgebied van een EU-lidstaat willen worden toegelaten om er te werken, wordt de EU in staat gesteld te voldoen aan de behoefte aan werkkrachten voor de interne markt en kan uitbuiting en discriminatie worden bestreden doordat deze werkkrachten dezelfde rechten zullen genieten. Toch vind ik dat de lidstaten de mogelijkheid moeten houden om onder bepaalde voorwaarden te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen op hun grondgebied worden toegelaten om er te wonen en werken. De evidente doelstelling van het voorstel is om illegale immigratie en illegale arbeid tegen te gaan. Het voorstel moet worden gezien als een nuttige bijdrage tot de uitvoering van de EU 2020-strategie, waarmee het tevens eenvoudiger wordt om de grenzen te controleren.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie werkt al circa twintig jaar aan de verwezenlijking van de interne markt die haar grondleggers voor ogen stond. De uitvoering ervan heeft geleid tot een steeds grotere integratie binnen een omvangrijke handelsruimte. In deze ruimte is echter nog altijd sprake van ongelijke behandeling tussen werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en werknemers die afkomstig zijn uit een derde land. Dit verschil in behandeling is een tweeledig probleem. Het benadeelt arbeidsmigranten, die niet voldoen aan de hoge eisen die sociale rechten in de lidstaten veelal met zich meebrengen, en het berokkent schade aan Europese werknemers, die geconfronteerd worden met oneerlijke concurrentie en sociale dumping. De door Véronique Mathieu ingediende resolutie over een ‘gecombineerde vergunning’ heeft specifiek betrekking op de rechten van arbeidsmigranten. De resolutie vereenvoudigt de procedures door een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning tot stand te brengen, en geeft buitenlandse arbeidskrachten rechten en plichten die vergelijkbaar zijn met die van Europese werknemers. De voltooiing van de interne markt is een krachtige hefboom voor Europa om weer te groeien, en daarom heb ik deze tekst gesteund.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat essentiële punten over gedetacheerde werknemers, pensioenrechten en sociale zekerheid zijn verworpen.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, dat hier voor de tweede keer besproken wordt, omdat het mijns inziens een goede aanpak bevat voor de aanzienlijke demografische problemen waarmee de Europese Unie in de toekomst te maken zal krijgen. Hierin wordt namelijk één enkele aanvraagprocedure vastgelegd voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een EU-lidstaat willen worden toegelaten om er te werken en wordt hun een sluitend juridisch statuut toegekend.
Economische immigratie is een reëel verschijnsel dat onder controle moet worden gehouden, maar dat gelet op de demografische en economische uitdagingen waarmee de Europese Unie in de nabije toekomst zal worden geconfronteerd, ook noodzakelijk is. Het immigratiebeleid kan dus opgevat worden als een instrument waarmee onze behoeften aan arbeidskrachten kunnen worden geregeld. Het kan dus op die manier bijdragen tot de uitvoering van de EU 2020-strategie. De indiening door de Commissie van voorstellen voor richtlijnen betreffende seizoenarbeiders en binnen een onderneming overgeplaatste personen, rechtvaardigt vanuit technisch oogpunt dat deze categorieën werknemers uitgesloten worden. In geval van uitsluiting van asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten, moet worden onderstreept dat de bestaande instrumenten op deze vlakken hun meer bescherming bieden dan onderhavig voorstel voor een richtlijn.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Door de aanneming van dit voorstel voor een richtlijn krijgen migrerende werknemers dezelfde rechten als nationale werknemers, althans wat betreft loon en ontslag, veiligheid en gezondheid op het werk, arbeidstijd en feestdagen. Het doel van dit voorstel is een procedure vast te stellen voor een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning voor legale migranten en hun in de hele Europese Unie een gemeenschappelijk pakket rechten te verlenen.
De procedures kunnen dus vereenvoudigd worden zodat de nationale autoriteiten legale migranten een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning kunnen verstrekken. Aldus krijgen ze een pakket rechten die gelijkwaardig zijn aan die van de werknemers in de lidstaat waarin ze verblijven. Toch moeten de lidstaten afzonderlijk bevoegd blijven voor de toelating van migranten en voor het aantal migranten dat ze willen toelaten om er te werken.
Alajos Mészáros (PPE), schriftelijk. – (HU) We kunnen illegale immigratie het best bestrijden door te proberen die te voorkomen. We kunnen mensen steunen in hun zoektocht naar een beter leven en sociale zekerheid in hun geboorteland, dat wil zeggen we kunnen de oorzaken van migratie proberen weg te nemen. Als dat niet mogelijk is, moeten we legale migratiekanalen creëren die tegelijk ook aan de behoeften van onze eigen arbeidsmarkt kunnen voldoen. Economische migratie is tegenwoordig een echt fenomeen geworden. Het is ook een noodzaak, aangezien we op die manier de demografische en economische uitdagingen beter kunnen aanpakken. Bijgevolg kunnen we het migratiebeleid een middel noemen om aan onze behoeften op de arbeidsmarkt te voldoen. We geven zo kansen aan migranten uit derde landen, omdat ze legaal naar Europa kunnen komen om werk te zoeken. De procedures voor migranten zullen ook aanzienlijk vereenvoudigd worden met de invoering van één enkele aanvraagprocedure die tegelijkertijd het recht geeft op verblijf en werk. Om die reden heb ook ik vóór een zo spoedig mogelijke invoering van dit horizontaal wetgevingskader gestemd.
Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Door de invoering van één enkele aanvraagprocedure voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een lidstaat willen verblijven en werken en door hen een sluitend juridisch statuut te verlenen, zal dit voorstel voor een richtlijn de vaak complexe administratieve procedures voor de toelating van economische migranten vereenvoudigen.
Een geharmoniseerde procedure voor de afgifte van één enkel document dat toestemming geeft voor verblijf en toegang tot de arbeidsmarkt maakt het toelatingssysteem een stuk eenvoudiger. Het voorstel voorziet verder in gelijke behandeling tussen nationale en buitenlandse werknemers en heeft als bijkomend voordeel dat arbeidskrachten afkomstig uit derde landen meer bescherming krijgen dan momenteel het geval is. Dit statuut zal ook van pas komen om oneerlijke concurrentie tegen te gaan, die vaak voortkomt uit het ontbreken van een beschermend juridisch statuut voor deze arbeidskrachten.
De vandaag aangenomen tekst komt daarnaast tegemoet aan de twee voornaamste prioriteiten van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE): elke verwijzing naar aanvullende documenten is geschrapt en lidstaten wordt verzocht ‘correlatietabellen’ op te stellen aan de hand waarvan de Commissie de omzetting van de richtlijn kan nagaan. Ook geeft de tekst het duidelijke signaal af dat het Europees Parlement streeft naar een Europees rechtskader voor legale immigratie.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het doel van deze richtlijn is om potentiële immigranten in een EU-lidstaat in staat te stellen om via één enkele procedure een werk- en verblijfsvergunning te verkrijgen. Krachtens het oorspronkelijke voorstel zouden niet-EU-werknemers dezelfde behandeling krijgen als EU-onderdanen voor wat betreft loon en ontslag, gezondheid en veiligheid op het werk en het recht om zich aan te sluiten bij een vakbond. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken wil die rechten uitbreiden met gelijke arbeidstijd en vakantie en wil de rechten op sociale zekerheid en belastingvoordelen verduidelijken. Niet-EU-werknemers die terugkeren naar hun land van herkomst zouden ook hun pensioen moeten ontvangen volgens dezelfde voorwaarden als onderdanen van de betrokken lidstaat. Bovendien zullen alle EU-lidstaten één gecombineerde vergunning afgeven voor verblijf en werk.
Ik ben het hier niet mee eens, aangezien de EU nog steeds een werkloosheidsprobleem heeft. Daarom heb ik tegengestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Binnenkomst en verblijf van onderdanen van derde landen zijn één ding, maar in het verleden zijn de rechten in verband daarmee echter steeds verder uitgebreid. De autochtone bevolking voelt zich derhalve terecht in toenemende mate benadeeld als gevolg van het feit dat onderdanen van derde landen toegang hebben tot sociale diensten, bijvoorbeeld op het gebied van sociale woningen. Economische migranten zijn voornamelijk hoog opgeleide werknemers die naar andere landen vertrekken maar ter plekke broodnodig zijn. Terwijl zij het sociale systeem in bijvoorbeeld de VS niet belasten en in andere landen na beëindiging van hun werkzaamheden het land weer moeten verlaten, vormen zij door de toenemende gelijkstelling met de autochtone bevolking de afgelopen jaren een alsmaar grotere belasting voor de landen met traditioneel goed ontwikkelde sociale systemen als zij permanent in het land blijven nadat ze hun baan zijn kwijtgeraakt en als na een eventuele gezinshereniging hun familieleden eveneens onderhouden moeten worden. Dit verslag is een nieuwe stap in deze richting en moet derhalve zonder meer worden verworpen.
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen het verslag over een gecombineerde verblijfsvergunning voor onderdanen van derde landen gestemd, omdat vandaag enkele amendementen zijn aangenomen waarmee het hebben van werk zou worden geschrapt als voorwaarde voor toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en sociale diensten. Dit is in mijn ogen een gevaarlijke verlaging van de minimumeisen, die ertoe leidt dat burgers uit derde landen die een geldige verblijfsvergunning voor de EU bezitten, dezelfde arbeids- en sociale rechten gaan genieten als EU-burgers. Een van de bestaansredenen van de Europese Unie is om ervoor te zorgen dat de burgers uit haar lidstaten betere rechten en waarborgen genieten dan in dit verslag naar voren komt.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat ik vind dat werknemers van buiten de EU recht hebben op dezelfde arbeidsomstandigheden als EU-burgers, in overeenstemming met de richtlijn betreffende de gecombineerde vergunning. Ik noem daarbij nu in het bijzonder arbeidstijden, verlof en sociale verzekeringen. Het doel van deze ontwerprichtlijn is vermindering van de bureaucratie en vereenvoudiging van de aanvraagprocedures voor verblijfs- en werkvergunningen in een EU-lidstaat, voor migranten en hun werkgevers, door middel van een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning. Het voorstel geeft niet aan onder welke voorwaarden onderdanen van derde landen worden toegelaten. De lidstaten behouden hun bevoegdheid om deze toelatingscriteria vast te stellen en te bepalen hoeveel migranten zij in hun eigen land willen toelaten met het oogmerk daar te werken. De nieuwe regels zullen gelden voor niet-EU-burgers die al legaal in een lidstaat wonen en voor hen die dat wensen.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd vóór het verslag-Mathieu over het voorstel voor een richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken, omdat ik het belangrijk vindt dat Europa communautaire regels opstelt waarmee de toegang van arbeidskrachten uit derde landen op economisch en sociaal vlak wordt gereguleerd. De immigratie van arbeidskrachten kan het concurrentievermogen en de vitaliteit van de economie doen toenemen en kan bijdragen tot een oplossing voor de demografische problemen waar Europa mee te maken zal krijgen. In het voorstel voor een richtlijn worden de lidstaten ertoe aangespoord een flexibel immigratiebeleid te hanteren, met als doel de economische ontwikkeling van de Europese Unie op lange termijn te ondersteunen. Daarnaast zal de richtlijn tot een vereenvoudiging leiden van de vaak ingewikkelde administratie die met het onthaal van economische migranten samengaat en biedt deze mogelijkheden om de uitbuiting en discriminatie waarvan sommige werknemers het slachtoffer worden, te bestrijden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór deze wetgevingsresolutie van het Europees Parlement gestemd. Deze gaat over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven. Het gaat om een onderwerp dat in de huidige economische en maatschappelijke context steeds belangrijker wordt. Een van de beste manieren om illegale immigratie en illegale arbeid tegen te gaan bestaat er immers in stabiele kanalen voor legale migratie te ontwikkelen die tegemoet komen aan de behoeften van onze arbeidsmarkten en aan de sociale vereisten voor een goede integratie in de maatschappij van het gastland.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) In het programma van Stockholm, dat de Europese Raad op 10 en 11 december 2009 heeft goedgekeurd, worden de lidstaten ertoe aangespoord een flexibel immigratiebeleid te hanteren, met als doel de economische ontwikkeling en prestaties van de Europese Unie te ondersteunen. Met dit voorstel voor een richtlijn komt het Parlement tegemoet aan de uitvoering van dit programma.
Er wordt één enkele aanvraagprocedure vastgelegd voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een EU-lidstaat willen worden toegelaten om er te werken, wat leidt tot een vereenvoudiging van de vaak ingewikkelde administratie die met het onthaal van economische migranten samengaat. Daarnaast biedt de richtlijn mogelijkheden om de uitbuiting en discriminatie van werknemers te bestrijden en stelt deze de arbeidsmarkten van de lidstaten in staat te voldoen aan de huidige en toekomstige behoefte aan werkkrachten. De richtlijn geldt voor iedere onderdaan van een derde land die is toegelaten op het grondgebied van een EU-lidstaat om er te werken, maar ook voor allen die aanvankelijk om andere redenen zijn toegelaten, maar die het recht om er te werken hebben verkregen op basis van een bepaling van het nationaal of het communautair recht. Met dit voorstel voor een richtlijn wordt een gemeenschappelijke aanpak van de 27 lidstaten op het gebied van economische migratie bevorderd, en daarom heb ik voor gestemd.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Economische immigratie is een realiteit waarin we orde moeten scheppen, maar ook een noodzaak in het licht van de demografische en economische uitdagingen waarmee de EU in de nabije toekomst wordt geconfronteerd. Immigratiebeleid kan worden beschouwd als een instrument voor de regulering van onze arbeidsmarktbehoeften, waarmee tevens de uitvoering van de EU 2020-strategie wordt bevorderd. Het gebruik van één enkele procedure zodat één enkel document kan worden afgegeven voor verblijf en toegang tot de arbeidsmarkt, betekent een aanzienlijke vereenvoudiging van het toelatingssysteem. De richtlijn is niet alleen van toepassing op elke onderdaan van een derde land die voor arbeidsdoeleinden wordt toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat, maar ook op iedereen die oorspronkelijk is toegelaten voor andere doeleinden maar het recht op werk in de lidstaat heeft verworven op grond van het nationale of communautaire recht. Elke lidstaat moet de voorwaarden vaststellen waaronder sociale uitkeringen worden toegekend, alsmede de hoogte van deze uitkeringen en de periode waarvoor ze worden verstrekt. Ik betreur het dat seizoenarbeiders en gedetacheerde werknemers zijn uitgesloten van de richtlijn en ik verzoek de Commissie spoedig een voorstel in te dienen om dat te veranderen.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) Gezien de demografische uitdagingen waarmee Europa in de toekomst te maken zal krijgen, is het essentieel dat de Europese Unie een evenwichtig en flexibel immigratiebeleid hanteert dat tegemoet komt aan de behoefte aan arbeidskrachten en dat kan bijdragen aan het concurrentievermogen en aan de vitaliteit van de economie.
De aanneming van deze richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor onderdanen van derde landen die op het grondgebied van een lidstaat toegelaten willen worden om er te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten op terreinen die verband houden met de arbeidsmarkt komt precies aan deze punten van zorg tegemoet. Daarom heb ik voor gestemd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) De aanneming vanmiddag van de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen die in een lidstaat willen verblijven en werken is een nieuwe stap in de richting van een geharmoniseerd immigratiebeleid op Europees niveau. Het idee om een verblijfsvergunning en een werkvergunning te combineren is goed. Het laat zien dat de Unie echt werk maakt van de bevordering van legale migratie en dat ze niet het fort Europa is waarvoor sommigen haar aanzien. Hiertoe was het van belang dat het Europees Parlement zich achter het idee schaarde van één enkele aanvraagprocedure die eenvoudiger en sneller is voor zowel de werkgever als de migrant. Het Europees Parlement heeft ook de goede keuze gemaakt door vier categorieën werknemers van het toepassingsgebied uit te sluiten: seizoenarbeiders, binnen een onderneming overgeplaatste personen, zelfstandigen en zeevarenden, waarvoor binnenkort specifieke richtlijnen zullen worden opgesteld, respectievelijk reeds zijn opgesteld. Nog een positief punt: de flexibiliteit die lidstaten behouden als het gaat om de daadwerkelijke rechten van arbeidskrachten uit derde landen. De 27 hoofdsteden behouden het laatste woord bij het al dan niet toekennen van werkloosheidsuitkeringen en gezinstoelagen en het niet toewijzen van sociale huisvesting gedurende de eerste drie verblijfsjaren. Dit zijn eenvoudige maatregelen die getuigen van gezond verstand.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) De richtlijn die er nu ligt sluit veel categorieën uit, zoals seizoenarbeiders, binnen een onderneming overgeplaatste personen, vluchtelingen, gedetacheerde werknemers enzovoort. Ik ben mordicus tegen de verdere opsplitsing in categorieën werknemers en de ongelijke behandeling die de ene werknemer en zijn gezinsleden minder rechten gunt dan de andere.
Zelfs wanneer enkele van deze categorieën onder andere richtlijnen vallen, laat het voorbeeld in het voorstel over seizoenarbeiders van de Commissie zien dat die richtlijnen met betrekking tot hun rechten niet volstaan. We moeten een gemeenschappelijk kader voor alle werknemers nastreven, aangezien dat de wetgeving op alle werkplekken zou harmoniseren. Daardoor zou namelijk worden vermeden dat een gefragmenteerde situatie voor werknemers ontstaat die de integratie van de migranten en de samenhang van de EU in gevaar zou kunnen brengen.
Ofschoon we dankzij Jean uitermate belangrijke kwesties hebben kunnen opnemen, zoals de meeneembaarheid van pensioenrechten naar derde landen, die niet meer afhankelijk zal zijn van bilaterale overeenkomsten, vind ik dat we moeten pleiten voor gelijke behandeling en non-discriminatie van alle werknemers in de EU. Om die reden heb ik me van stemming onthouden.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Met de stemming van vandaag zetten we een stap in de richting van één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken. De EU wil de administratieve procedure vereenvoudigen en een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning verlenen.
Ik wil onderstrepen dat de doelstelling van de stemming van vandaag niet is om op willekeurige wijze nieuwe arbeidskrachten naar de EU te halen of om illegale immigratie te bestrijden. Iedere uit een derde land afkomstige arbeidskracht die zich in Europa wil vestigen moet sowieso eerst een verblijfsvergunning bemachtigen. Krachtens het vandaag aangenomen voorstel moet het subsidiariteitsbeginsel volledig in acht worden genomen en worden minimumeisen gesteld op het gebied van rechten en plichten, maar behouden de lidstaten de ruimte en de vrijheid om de procedures naar eigen inzicht in nationale wetgeving om te zetten en toe te passen. De Europese Unie kan de macht van de lidstaten op het gebied van de sociale zekerheid niet inperken, en iedere lidstaat moet op dit gebied zijn eigen regels kunnen vaststellen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Hoewel de richtlijn verre van ideaal en volledig is, heb ik toch voor de richtlijn betreffende één aanvraagprocedure voor een verblijfs- en werkvergunning gestemd. Ik betreur de tekorten m.b.t. seizoensarbeiders, gedetacheerde werknemers, het recht om te veranderen van werkgever en het recht op enter en re-enter, omdat deze subgroepen in andere (toekomstige) regelgeving worden beschermd. Al bij al is deze richtlijn van groot belang, gezien zij de eerste in haar soort is die een gemeenschappelijk pakket minimumrechten (o.a. salarisrechten, gelijke behandeling op de werkvloer, pensioenrechten, toegang tot gezondheidszorg) toekent aan werknemers uit derde landen die legaal in Europa verblijven, en dit op basis van gelijke behandeling met nationale werknemers van de lidstaten. Bovendien wordt voorzien in een vereenvoudigd systeem met één aanvraagprocedure voor een verblijfs- en werkvergunning. Deze regeling staat nog ver van een volledig gemeenschappelijk immigratiebeleid, maar met het oog op de groeiende immigratiestromen, de voortdurend veranderende vraag naar buitenlandse arbeidskrachten en het voorkomen van misbruik en discriminatie in dit verband, is deze eerste bescherming essentieel. Werknemers uit derde landen zullen nu meer bescherming krijgen dan momenteel het geval is. Dat alles gaf de doorslag voor mijn ja-stem.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen gestemd omdat ik vind dat de deur wordt opengezet voor oneerlijke concurrentie ten opzichte van EU-werknemers en voor goedkope migranten die naar de EU komen om te werken.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag beoogt de vaststelling van één enkel document dat tegelijk als verblijfs- en werkvergunning dient voor onderdanen van derde landen in een lidstaat. Het is de bedoeling om zo de toelatingsprocedure te vereenvoudigen en te versnellen en tegelijkertijd de administratieve en financiële kosten te verminderen. Economische migratie is vandaag een reëel verschijnsel dat we moeten analyseren met het oog op de ontwikkeling van stabiele kanalen voor legale immigratie die tegemoet kunnen komen aan de behoeften van de Europese arbeidsmarkten.
Door de economische en demografische uitdagingen waarmee Europa te kampen heeft, zijn de 27 lidstaten verplicht om een gemeenschappelijk immigratiebeleid te ontwikkelen. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is er op dit gebied een nieuwe rechtsgrondslag die voorziet in de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Daarom vind ik het essentieel om een gemeenschappelijke en geharmoniseerde aanpak vast te stellen teneinde de verschillen tussen de nationale wetgevingen te verkleinen.
Naast wat er al gezegd is, voorziet het voorstel ook in een gelijke behandeling met nationale werknemers, en aangezien migranten deelnemen aan de economische activiteit van hun gastlidstaat genieten ze een gewaarborgde en beschermende rechtspositie. Beslissingen tot weigering moeten transparant zijn en op passende wijze gemotiveerd worden en de daarmee samenhangende kosten moeten in verhouding staan tot de werkelijk verleende diensten.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) De aanneming van dit verslag is een belangrijke stap voorwaarts als het gaat om de bescherming van de rechten van werknemers uit derde landen in de EU door ze een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning te geven. Deze aanpak illustreert dat de Unie bereid is haar aantrekkingskracht op het wereldpodium te verbeteren door de toegang tot de Europese arbeidsmarkt onder bepaalde voorwaarden te vergemakkelijken. Ik ben blij dat de procedure voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning is vereenvoudigd via een één-loket-systeem, dat de administratieve rompslomp voor buitenlandse arbeidskrachten zal verminderen. De afgifte van één document maakt het voor lidstaten een stuk eenvoudiger om migratiestromen te controleren en te reguleren, en om legale immigratie in goede banen te leiden. Met deze tekst bevestigt ons Parlement dat iedereen gebaat is bij een in goede banen geleide immigratie van arbeidskrachten. Een gemeenschappelijk rechtskader voor Europese en buitenlandse werknemers beschermt onze medeburgers tegen elke vorm van oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat ik voorstander ben van een Europa dat zijn werknemers beschermt, en toch trouw blijft aan het beginsel van vrij verkeer van personen, een van de pijlers onder de Europese eenwording.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór deze resolutie over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, dat vier bestaande richtlijnen in een enkel wetgevingsinstrument verenigt. Ik deel de mening van de rapporteur dat de versnippering van de wetgeving consumenten en ondernemingen ervan weerhoudt handel te drijven over de grenzen heen. Maar toch moeten we omzichtig te werk gaan daar het nogal ingewikkeld is de wetgeving op het gebied van consumentenrechten volledig te harmoniseren. Dit kan bovendien het beschermingsniveau voor de consument in sommige lidstaten verlagen.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Met het oog op de recente digitale ontwikkelingen moet de Europese Unie de consumentenrechten herzien. Dit voorstel voor een richtlijn heeft tot doel consumenten in alle lidstaten van de Europese Unie een betere bescherming te bieden, met name door ze een adequaat herroepingsrecht te geven. Elke burger en consument moet binnen de Unie dezelfde rechten genieten. Op die manier kunnen wij een consumptieniveau in de hand werken dat voldoet aan de wensen van onze burgers, die makkelijker aankopen kunnen doen in andere lidstaten. Aangezien deze nieuwe richtlijn verder het essentiële acquis van het Franse consumentenrecht behoudt, zoals bijvoorbeeld de garantie voor ‘verborgen gebreken’ en het kosteloze gebruik van alle betaalmiddelen, is zij mijns inziens een stap in de goede richting. Ik heb deze dan ook gesteund.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd dat in de commissie ten principale van het Europees Parlement zal worden heroverwogen. Deze richtlijn is erop gericht de EU-wetteksten inzake consumentenrechten samen te voegen, een hoge bescherming van consumentenrechten in alle lidstaten te garanderen en bedrijven ertoe aan te moedigen diensten en goederen in andere lidstaten te verkopen. Er bestaan vandaag nog obstakels die een soepele werking van de markt in de weg staan. Bedrijven zijn niet geneigd handel te voeren in andere lidstaten, terwijl consumenten geen koopovereenkomsten afsluiten omwille van de verschillende regelgevingen in de lidstaten. De huidige wetgeving heeft tot nu toe voorzien in minimale regels, terwijl de lidstaten striktere maatregelen konden handhaven. Hierdoor bleven in de Gemeenschap verschillende rechtsregels bestaan. Mijn inziens moet deze richtlijn nog een keer worden herzien en moeten haar bepalingen worden versterkt. In alle EU-lidstaten moeten de consumenten zich op een uniforme bescherming van hun rechten kunnen verlaten. Dit zou de huidige versnippering op de interne markt kunnen oplossen, het vertrouwen van de consumenten in de interne markt versterken en ondernemingen ertoe stimuleren in andere lidstaten handel te drijven.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende consumentenrechten voegt vier reeds bestaande richtlijnen samen in een enkel wetgevingsinstrument. Het voorstel is het resultaat van de herziening van het consumentenacquis, die in 2004 werd gestart om het bestaande rechtskader op het gebied van consumentenbescherming te vereenvoudigen en te vervolledigen. Europese ondernemingen die grensoverschrijdend actief willen zijn, hebben onder het huidige acquis te maken met hogere nalevingskosten en versnipperde wetgeving. De versnippering van de wetgeving weerhoudt consumenten en ondernemingen er mijns inziens van handel te drijven over de grenzen heen.
De doelstelling van het verslag is om, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, een juist evenwicht te vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Ik steun dan ook de voorstellen die de rapporteur heeft gedaan voor een gerichte, tot specifieke aspecten van bepaalde overeenkomsten beperkte harmonisatie – waarbij het met name gaat om de informatievoorschriften en het herroepingsrecht bij op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten – met instandhouding van hoge niveaus van consumentenbescherming.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik complimenteer de heer Schwab met het tot nu toe verrichte werk. Ik heb vóór gestemd, omdat de consumenten met het verslag van de heer Schwab beschermd worden bij grensoverschrijdende aankopen. Het vandaag in stemming gebrachte verslag heeft als doel te waarborgen dat de consumenten in alle 27 lidstaten van de EU een hoog niveau van bescherming genieten en dat ondernemingen, groot en klein, hun goederen en diensten zonder onnodige juridische belemmeringen kunnen verkopen aan de Europese consumenten. Door vier richtlijnen betreffende dit onderwerp samen te voegen wordt gestreefd naar verdergaande harmonisering van de huidige wetgeving en wordt de versnippering van de wetgeving, die vaak een belemmering vormt voor consumenten en ondernemingen, bestreden. Op die manier kan worden bijgedragen tot het beter functioneren van de interne markt en kan het consumentenvertrouwen toenemen.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Het aangenomen verslag maakt een einde aan het gefragmenteerde karakter van de huidige rechtsvoorschriften op het gebied van consumentenbescherming, waardoor consumenten en producenten er uiteindelijk van worden weerhouden om deel te nemen aan de internationale handel. Vooral consumenten klagen vaak dat ze niet volledig gebruik kunnen maken van de voordelen van de interne markt, vooral in de internethandel. Het juiste antwoord op deze klachten vind ik de aangenomen verzameling van algemene definities, zoals het begrip consument, verkoper of op afstand gesloten overeenkomst. Goede punten zijn ook de lijst van basisgegevens die de verkoper moet verstrekken voordat hij een verkoopovereenkomst kan sluiten, de gelijkschakeling van de termijn van veertien dagen voor de intrekking van op afstand of buiten de winkel gesloten overeenkomsten en het ontwerp van één enkel formulier voor de intrekking van overeenkomsten. Helaas hebben we bij dit verslag kunnen zien dat de linkse fracties op het laatste moment besloten om het met de rapporteur bereikte compromis niet te steunen, en daarom moesten we tot stemming overgaan. Ik vind dat trouwens geen ramp; misschien is het juist een illustratie van het feit dat het Europees Parlement werkt als een politiek orgaan waarin een openlijke en echt ideologische strijd plaatsvindt tussen Europees links en rechts. Het zou van pas komen als het Parlement zich vaker zo zou presenteren.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) In oktober 2008 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn ingediend om het consumentenacquis in één tekst samen te voegen. Het gaat om vier richtlijnen betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, de verkoop van en garanties voor consumptiegoederen en de bescherming van de consument bij op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Het dient te worden opgemerkt dat in deze, aan herziening onderworpen richtlijnen minimumnormen worden vastgesteld voor het harmoniseren van de wetgeving waarmee veel lidstaten striktere maatregelen gehandhaafd of ingevoerd hebben die een hoger niveau van consumentenbescherming waarborgen. Als gevolg daarvan is het regelgevend kader in de Europese Unie versnipperd en dat heeft gevolgen voor de interne markt, in het bijzonder voor ondernemingen en consumenten bij grensoverschrijdende transacties.
Ik geloof dat we met de vandaag aangenomen wetgevingstekst de consument een hogere bescherming bieden en tegelijkertijd aandacht hebben voor de kenmerken van de sector waarin een volledige harmonisatie misschien niet altijd haalbaar is. Ik vind het voorstel voor een systeem van wederzijdse evaluatie prijzenswaardig. In detail komt het erop neer dat de lidstaten moeten melden waarom de afwijkende nationale bepalingen noodzakelijk zijn en aangeven dat ze voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en doelmatigheid.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Dit heeft een zeer ambitieuze doelstelling, namelijk een volledige hervorming van de consumentenbescherming, waarbij het onderwerp van verbintenissen volledig aan bod komt en de 27 nationale wetgevingen, die verschillende niveaus van bescherming bieden, tegen het licht worden gehouden. Ongeveer een jaar geleden schreef de heer Monti het volgende in zijn rapport aan de heer Barroso: "... de wetgever zou zonder vertraging een overeenkomst moeten bereiken over het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten teneinde te waarborgen dat de consumenten op de geïntegreerde Europese retailmarkt een hoog niveau van bescherming genieten". Ik ben het volledig eens met de heer Monti. Het gebrek aan gemeenschappelijke regels in de lidstaten heeft geleid tot versnippering van de wetgeving, wat schadelijk is voor de consumenten en producenten en wat de verwezenlijking van de interne markt belemmert. In tijden van crisis, zoals nu wereldwijd het geval is, kan Europa het zich niet veroorloven dat de producenten achter blijven en de consumenten niet adequaat beschermd worden. Daarom moeten wij dringend een billijke gemene deler vaststellen om de wetgevingen van de lidstaten te kunnen harmoniseren. We moeten er alles aan doen om, wellicht zelfs in eerste lezing, overeenstemming te bereiken met de Raad.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Consumentenrechten zijn een van de voornaamste pijlers van de interne markt. De bescherming en de veiligheid van de consument zijn essentieel voor een grotere zekerheid bij de aankoop van goederen in dagelijkse grensoverschrijdende handel en dus voor het concurrentievermogen van ondernemingen.
In dat opzicht is het essentieel een evenwicht te vinden tussen consumentenrechten en de eventuele kosten voor de ondernemingen. Bovendien moeten we rekening houden met de verschillende nationale kenmerken en de bescherming die wordt geboden, en dit met het nodige respect voor het subsidiariteitsbeginsel.
Daarom ben ik van mening dat dit een domein is waarop enerzijds maximale harmonisatie nuttig kan zijn, maar anderzijds ook minimale harmonisatie op basis van het soort overeenkomst een geschiktere oplossing kan zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten worden de vier geldende communautaire richtlijnen in een enkel wetgevingsinstrument samengevoegd. Daarmee wordt beoogd te waarbogen dat enerzijds de consumenten in alle 27 lidstaten vertrouwen kunnen hebben in een hoog niveau van consumentenbescherming en anderzijds ondernemingen, groot en klein, hun goederen en diensten zonder onnodige juridische belemmeringen kunnen verkopen aan consumenten in alle 27 lidstaten van de Europese Unie.
Dit voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de consumenten, waar ook ze hun aankopen doen in de Europese Unie, beschikken over duidelijke informatie over de prijzen en aanvullende voorwaarden alvorens een overeenkomst te ondertekenen. Daardoor zijn ze beter beschermd tegen laattijdige of niet-levering en krijgen ze rechten met betrekking tot bedenktijd, herroeping, terugbetaling, reparaties, garanties en oneerlijke bedingen in de overeenkomst. De handelaar is verplicht om in alle overeenkomsten met de consument duidelijke informatie te verstrekken zodat deze een weloverwogen keuze kan maken.
Ik ben verheugd dat overeenkomsten die betrekking hebben op ‘dagelijkse transacties waarbij de handelaar onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst een goed of dienst verleent’ worden uitgezonderd van de informatieverplichting teneinde onredelijke administratieve rompslomp te voorkomen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit is alweer een voorstel van de Commissie waarin de bevordering van grensoverschrijdende handel de voornaamste reden is waarom ze haar initiatiefrecht uitoefent. In dit geval, en omdat we te maken hebben met een weinig origineel voorstel voor de bescherming van de belangen van de consument, verdedigt ze opnieuw het idee dat vrije mededinging de alfa en de omega is als het om de belangen van de consument gaat en belijdt ze voor de zoveelste keer haar geloof in de deugden van de vrije markt. In werkelijkheid denkt ze meer aan de rechten (en belangen) van de ondernemingen dan aan de eigenlijke rechten van de consumenten.
De Commissie pleit voor een volledige harmonisatie van de regels inzake consumentenbescherming. Als deze harmonisatie niet geleidelijk wordt ingevoerd en er geen rekening wordt gehouden met de bestaande wetgeving in elk van de landen, kan dit in de praktijk betekenen dat in een aantal lidstaten, waar de wetgeving op dit gebied al verder gevorderd is, het niveau van de consumentenbescherming erop achteruitgaat.
Aangezien het om een eerste lezing gaat en we in de loop van het debat in de bevoegde commissie erin geslaagd zijn het oorspronkelijke voorstel van de Commissie te verbeteren, hopen we nog verder te kunnen gaan in de bescherming van de consumentenrechten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We bevinden ons in de fase van de eerste lezing van het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende consumentenrechten. Dit voorstel is gericht op de bevordering van grensoverschrijdende handel waarbij de Commissie zoals altijd uitgaat van het beginsel dat de belangen van de consument het meest gebaat zijn bij vrije mededinging, maar waarin ze eigenlijk meer aandacht besteedt aan de rechten van ondernemingen dan aan die van consumenten.
Bovendien pleit de Europese Commissie voor een volledige harmonisatie van de regels inzake consumentenbescherming en houdt ze geen rekening met de bestaande wetgeving in elk van de landen waardoor het niveau van consumentenbescherming er in een aantal lidstaten op achteruit zou kunnen gaan. In de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het Europees Parlement hebben we een heftig debat gevoerd en zijn we erin geslaagd een brede consensus te bereiken zodat we het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie aanzienlijk hebben kunnen veranderen. Toch lijkt er een kans te zijn om nog verder te gaan in de bescherming van de consumentenrechten. We moeten dan ook proberen om de onderhandelingen met de Raad positief te beïnvloeden.
Daarom zijn we het eens met het verzoek van de rapporteur om dit verslag terug te verwijzen naar de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het Europees Parlement.
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Vereenvoudiging van de grensoverschrijdende handel door uniforme regels en tegelijkertijd verbetering van de consumentenrechten, met name bij aankopen in een andere lidstaat, zijn de redenen waarom ik de 'nieuwe' consumentenrichtlijn uitdrukkelijk toejuich. De onzekerheid die er op dit moment nog bestaat ten aanzien van de toe te passen consumentenrechten schrikt bedrijven af om hun goederen grensoverschrijdend aan te bieden en weerhoudt consumenten ervan om deze goederen te bestellen, aangezien niet duidelijk is wat er gebeurt bij een mogelijke herroeping. Een Europese interne markt vereist uitdrukkelijk dat dergelijke belemmeringen worden weggenomen.
De uniforme definities die in dit verslag worden voorgesteld, en waarmee onder andere het herroepingsrecht en de regels ten aanzien van oneerlijke bedingen worden geharmoniseerd, zullen rechtszekerheid scheppen en daarmee grensoverschrijdende handel aantrekkelijker maken, hetgeen uiteindelijk de consument ten goede komt.
Hoofdstuk 5 is niet aangenomen en daarmee zal de consumentenbescherming in heel Europa volgens de strengste criteria worden toegepast.
Terugverwijzing naar de commissie is derhalve noodzakelijk om opnieuw met de Commissie te kunnen onderhandelen.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Deze tekst was in eerste instantie in hoge mate aanvechtbaar en daarom doet het me deugd dat de linkse fracties in het Parlement op een aantal punten wezenlijke verbeteringen hebben weten aan te brengen. Het was namelijk absurd om lidstaten wetgeving op te leggen die indruist tegen consumentenrechten en hen ertoe te verplicht sommige van hun nationale wetten af te schaffen die te beschermend werden geacht ten opzichte van de richtlijn. Ik heb niettemin voor uitstel van de eindstemming gestemd teneinde consumenten beter te beschermen tegen bepaalde oneerlijke praktijken, waarvoor het gekozen beschermingsniveau nog altijd ontoereikend is. Ik zal hoe dan ook niet voor een tekst stemmen die de meest elementaire consumentenrechten schendt.
Carl Haglund (ALDE), schriftelijk. − (SV) De door de Commissie interne markt en consumentenbescherming ingediende amendementen zijn, puur vanuit wetgevingsperspectief bekeken, helaas van slechte kwaliteit en hoofdstukken II, IV en V zijn overbodig. Amendement 141 is onredelijk voor kleine en middelgrote ondernemingen. In de compromisvoorstellen (blok II) zijn de beperkingen voor verkoop op afstand en rechtstreekse verkoop onredelijk en onaanvaardbaar.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende consumentenrechten was een onwelkome, onnodige poging om maximale harmonisatie af te dwingen om kennelijk geen andere reden dan om die mensen tevreden te stellen die menen dat culturele en juridische verscheidenheid tegen de Europese grondbeginselen indruist. Het voorstel zou in verschillende Europese landen tot een vermindering van de consumentenrechten hebben geleid en er waren geen aantoonbare voordelen voor de markt. Het compromispakket waarover binnen de Commissie interne markt en consumentenbescherming overeenstemming is bereikt, is verre van perfect maar wel een significante verbetering en het vormt een basis waarop we bij de onderhandelingen met de andere instellingen kunnen voortbouwen.
Morten Løkkegaard (ALDE), schriftelijk. − (DA) Het verheugt me dat we na meer dan twee jaar onderhandelen in het Parlement erin geslaagd zijn het eens te worden over een standpunt dat de consumentenrechten in de EU versterkt en het tegelijkertijd gemakkelijker maakt voor bedrijven om op de interne markt te opereren.
Omdat besloten werd in blokken over de amendementen te stemmen zijn velen van ons ontevreden. Zo konden wij namelijk niet tegen bepaalde amendementen stemmen. Ik zou de volgende gevallen willen benadrukken:
Hoofdstuk IV en V: ik had graag een compromis gezien waarbij hoofdstuk IV en V volledig zouden zijn geschrapt. Ik weet dat in het bijzonder de Raad, maar ook het Europees bureau van de consumentenverenigingen (BEUC) en de Deense consumentenorganisatie hieraan de voorkeur gaven boven het compromis dat nu voorligt met betrekking tot deze twee hoofdstukken. In dit verband kunnen we glimlachen over het feit dat de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement ervoor heeft gekozen de aanbevelingen van de consumentenorganisaties te negeren.
Artikel 22 bis: ik had ook graag het veel bekritiseerde artikel 22 bis willen schrappen, dat niet bepaald vriendelijk is voor kleine en middelgrote ondernemingen. Ik heb er echter meer dan mijn Duitse liberale collega's vertrouwen in dat we er waarschijnlijk in zullen slagen deze bepaling te wijzigen tijdens de onderhandelingen met de Raad. Eén idee is om het artikel in overeenstemming te brengen met artikel 20 van de dienstenrichtlijn, wat tevens het risico van tegenstrijdige wetgeving zou verminderen.
Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Volgens de EU 2020-strategie is kwalitatief hoogwaardige en uit milieuoogpunt duurzame productie een van de concurrentievoordelen van de EU. Een hoog niveau van consumentenbescherming garandeert producten van hoge kwaliteit en versterkt het consumentenvertrouwen, waardoor de interne markt doeltreffender wordt. Ik juich de door de Commissie interne markt en consumentenbescherming ingediende voorstellen voor een nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten toe, omdat ze transparantie voor bedrijven nastreven met de bedoeling het potentieel van de grensoverschrijdende handel in de EU te ontsluiten. De nieuwe verordeningen inzake consumentenrechten omvatten vrijwel elk soort transactie, in winkels, via de telefoon of online. Ze versterken met name de bepalingen voor internationale verkoop op basis van de voorstellen in het verslag van mijn collega Andreas Schwab. In tegenstelling tot de vier bestaande richtlijnen betreffende consumentenbescherming, denk ik dat de nieuwe wetgeving toegevoegde waarde biedt want zij bepaalt het soort informatie dat de koper van de verkoper moet ontvangen, de leveringsvoorwaarden en de regels die gelden wanneer het risico bij de afnemer ligt, om nog maar te zwijgen van het recht van de koper om aankopen te annuleren of te weigeren of het recht op reparatie of vervanging van gekochte artikelen.
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd vóór terugverwijzing van dit verslag naar de commissie, omdat het antwoord van de Commissie op de amendementen van het Parlement ernstig tekortschiet.
Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Dit voorstel van de Commissie heeft tot doel de werking van de interne markt te bevorderden. Het zorgt namelijk voor verwijdering van de belemmeringen voor grensoverschrijdende handel. Het voorstel levert echter problemen op voor consumenten en bedrijven. Elke poging om de interne markt effectiever te maken en grensoverschrijdende handel te bevorderen is prijzenswaardig. Krachtens artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet daarbij zorg worden gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
Daarom is het nodig het bestaande minimumniveau van harmonisatie te verhogen door de beste bestaande nationale praktijken te volgen. In de toekomst moet het Europese aansprakelijkheidssysteem voor niet-naleving zo worden ontwikkeld dat het de consumentenbescherming en het vertrouwen in de markten verbetert. Volgens de EU 2020-strategie garandeert een hoog niveau van consumentenbescherming producten van hoge kwaliteit, waardoor de effectiviteit van de interne markt wordt bevorderd. Wat consumentenrechten betreft, konden de lidstaten door de bestaande minimumregeling de EU-verordeningen aanpassen aan de nationale principes, en deze aanpak moet worden voortgezet. Wij betreuren het feit dat in het voorstel voor een richtlijn geen rekening wordt gehouden met nieuwe producten die het resultaat zijn van de veranderende productontwikkeling en innovatie, bijvoorbeeld digitale producten.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Schwab over consumentenrechten gestemd, omdat ik het nodig vind de regelgeving op het gebied van consumentenbescherming te vereenvoudigen en te voltooien.
De consumenten moeten in alle 27 EU-lidstaten vertrouwen kunnen hebben in een hoog niveau van consumentenbescherming en de ondernemingen, groot en klein, moeten hun goederen en diensten zonder onnodige juridische belemmeringen kunnen verkopen aan consumenten in alle 27 lidstaten van de Unie. Het Parlement moet deze maatregel nemen om het vertrouwen van de consumenten te versterken en de bereidheid van ondernemingen om grensoverschrijdend actief te worden, te vergroten en ondersteunen.
De versnippering van de wetgeving weerhoudt consumenten en ondernemingen ervan handel te bedrijven over de grenzen heen. Met name voor wat betreft de onlineverkoop wordt de consumenten de mogelijkheid ontzegd om de interne markt en hun consumentenrechten ten volle te benutten, aangezien verkopers die vanuit een bepaalde lidstaat opereren er vaak tegen opzien om verschillende voorschriften te moeten naleven wanneer zij tot een nieuwe markt toetreden en liever niet het risico lopen om in een andere lidstaat vervolgd te worden.