Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, de recente binnenlandse onrust en spanningen in Tunesië, Egypte, Libië en andere Arabische landen hebben geleid tot omvangrijke migratiestromen, die voor Europa een uitdaging vormen. We moeten er natuurlijk op voorbereid zijn om met dergelijke situaties, met dergelijke stromen, om te gaan. We moeten hiervoor gezamenlijk een manier zien te vinden door, in een geest van onderlinge solidariteit, de uitdagingen te overwinnen die ontstaan wanneer ons gemeenschappelijke systeem van buitenaf onder druk wordt gezet.
Daarom verheugt het me dat het Parlement vandaag een beleid heeft aangenomen voor de aanpak van migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden. Het verheugt me met name dat de resolutie van het Parlement de aandacht vestigt op de versterking van de rol van het grensagentschap Frontex. Wij van de Deense liberale partij Venstre strijden daar al geruime tijd voor. In het bijzonder tijdens de huidige crisis in Noord-Afrika heeft Frontex zich bewezen als een uitermate belangrijk instrument voor de aanpak van migratiestromen in de regio. Het enige waar we nu nog behoefte aan hebben, is dat Frontex sneller kan uitrukken wanneer het er echt op aankomt.
Pino Arlacchi (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat het een eerste stap is in de richting van een EU-beleid inzake migratiestromen die het gevolg zijn van instabiliteit. In dat opzicht is het belangrijk dat dit Parlement zich uitspreekt tegen die hysterische visie van een op handen zijnde invasie van migranten en asielzoekers vanuit het zuiden.
Wij zullen niet onder de voet worden gelopen door miljoenen mensen die aan politieke achterstelling en dictatuur ontsnappen. Veel mensen zijn bang dat er grotere aantallen asielzoekers aankomen, waardoor onze wankelende welvaartsstaten overbelast raken. Deze bewering is goed om stemmen mee te winnen en steun te verwerven voor een hard immigratiebeleid, maar berust niet op de feiten. Het totale aantal mensen dat de afgelopen tien jaar in het westen asiel heeft aangevraagd is met meer dan 40 procent gedaald volgens gegevens die zojuist door de Verenigde Naties zijn gepubliceerd.
Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Voorzitter, dames en heren, ook ik heb dit verslag van de heer Provera gesteund omdat het naar mijn mening een concrete en belangrijke stap voorwaarts vormt in de richting van de solidariteit waarvan sprake is in artikel 80 met betrekking tot solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie. In het verslag wordt ook duidelijk en expliciet aandacht besteed aan diegenen die zich in uiterst moeilijke situaties bevinden, zoals momenteel met name in Noord-Afrika.
Respect voor de mensenrechten, internationale samenwerking, bilaterale betrekkingen zijn essentieel, maar ook regionale organisaties zoals de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie die een toegevoegde waarde kunnen leveren aan een stabiel en duurzaam vredesproces. Wij vertrouwen erop dat tevens vooruitgang zal worden geboekt door maatregelen op soortgelijke gebieden ter stimulering van economische entiteiten die gesteund en geholpen moeten worden om een duurzame, aanhoudende groei te realiseren.
Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog zeggen dat de door instabiliteit ontstane migratiestromen een grote uitdaging voor de Europese Unie zijn. Het gaat om het individuele lot van mensen, waarbij iedereen een ander verhaal heeft. Ze zijn uit wanhoop op pad gegaan, maar worden allemaal verenigd door de hoop op iets beters.
Europa moet sympathie tonen en willen helpen. De Europese integratie is een succesvol gemeenschappelijk project waarmee we welvaart, stabiliteit en veiligheid hebben gecreëerd, een bron van welzijn. Het wordt lastig en duur om op deze migratiegolf te reageren wanneer deze de poorten van Europa al heeft bereikt.
Het voorbeeld van het eiland Lampedusa toont aan hoe externe veiligheidskwesties in één klap kwesties van binnenlandse veiligheid kunnen worden en daarom is ontwikkelingssamenwerking alleen niet langer genoeg. Europa heeft behoefte aan een alomvattend preventief plan op het gebied van veiligheid, regionale samenwerking, handelsbeleid, klimaatverandering, de bescherming van mensenrechten en de ontwikkeling van democratie. Daar moeten we voor zorgen.
Carlo Fidanza (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tijdens Europese debatten over migratiestromen wordt vaak de vraag gesteld wat het probleem kan zijn voor een land als Italië, met bijna zestig miljoen inwoners, om enige tienduizenden immigranten op te nemen.
Bij die vraag worden vaak structureel twee feiten buiten beschouwing gelaten. Ten eerste wil een groot deel van deze immigranten naar andere landen van de Europese Unie doorreizen. Ten tweede zijn de laatste twee jaar dankzij de bilaterale overeenkomsten met Libië en Tunesië minder dan 4 000 personen aan de Italiaanse kusten aan land gekomen. De afgelopen twee maanden sinds de politieke crisis zitten we al op 22 000 personen.
Italië staat nu onder een enorme druk. Enerzijds komt er geen eind aan de stroom migranten uit Noord-Afrika, met name economische migranten uit Tunesië, anderzijds weigert Frankrijk de migranten bij Ventimiglia toe te laten omdat ze geen verblijfsvergunning hebben.
Als Europese solidariteit geen loos begrip is, kan dat nu bewezen worden door samen op Europees niveau te regelen hoe deze migratiestromen aangepakt dienen te worden, zowel in noodsituaties als op lange termijn, welke voorzieningen getroffen moeten worden ten aanzien van de mensen die in Europa aankomen en welke maatregelen in de landen van herkomst genomen moeten worden. Dit verslag is een eerste stap in die richting en daarom heb ik ervoor gestemd.
Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde: we zitten in een Kamer die bedoeld is voor debat en we moeten uiteraard allemaal respect tonen voor elkaar. Wanneer twee fractievoorzitters met elkaar aan het praten zijn terwijl andere mensen hun verhaal houden, welke boodschap geven zij daarmee dan af aan hun collega’s?
De Voorzitter. − Mijnheer Daul en mijnheer Schulz, er wordt mij gevraagd of u dit Huis het goede voorbeeld kunt geven.
Giommaria Uggias (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de maatregel waarover we vandaag hebben gestemd, schept meer duidelijkheid over het verschijnsel van de migratiestromen en verbetert de werking van Frontex. Ik vind dat dit als een positief resultaat gezien moet worden en stem er daarom voor.
De lidstaten zouden naar mijn mening op dit vlak echter ook meer duidelijkheid moeten betrachten, want deze uitdaging gaat niet alleen de Europese instellingen aan, maar ook het beleid van de lidstaten.
Niet alle lidstaten voeren tot nu toe in dit opzicht een helder beleid, om te beginnen met de Italiaanse regering, die de situatie in Lampedusa op een zeer dubieuze en discutabele wijze heeft aangepakt. Duizenden migranten zijn min of meer aan hun lot overgelaten, terwijl solidariteit – niet zozeer in juridisch, maar in humaan opzicht – hun onmiddellijk en zeker ook meer aandacht zou hebben opgeleverd dan nu, afgezien van het feit dat het juridische probleem eveneens aangepakt dient te worden, zoals we hier in dit Huis ook hebben gedaan.
Cristiana Muscardini (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, veel migratiestromen worden veroorzaakt door instabiliteit, maar wij gebruiken deze misplaatste term met enige gêne omdat de instabiliteit in feite de oorlog is, de genocide, het ongecontroleerde geweld, de opstanden, de ellende die deze volken moeten doorstaan, terwijl de Europese Unie stilzwijgend toekijkt. Er is ook een verlangen naar vrijheid. De resolutie waarover we hebben gestemd, pleit voor een beleid ten oosten van de Unie en de meest geschikte beleidsinstrumenten om invloed uit te oefenen op de verschillenden factoren waardoor deze instabiliteit wordt veroorzaakt.
Ik vraag me af of dit buitenlandse beleid enige geloofwaardigheid zal kunnen hebben, aangezien de gebeurtenissen in Libië en Noord-Afrika hebben aangetoond dat er geen buitenlands beleid van de Unie bestaat. De regeringen van de lidstaten hebben ieder voor zich gehandeld, waarbij de wereld en de volken die ze zouden moeten helpen, een beschamend schouwspel is vertoond. De Unie heeft slechts een zeer beperkt toelatingsbeleid voor de vluchtelingen kunnen bieden, terwijl de behoefte veel groter was. Het eiland Lampedusa en Italië hebben geen antwoord op hun roep om hulp gekregen. Daarom stemmen wij zeker wel voor deze maatregel, maar vragen wij de Unie om een buitenlands beleid te ontwikkelen dat die naam waardig is.
Frank Vanhecke (NI). - Ik heb mij over het verslag-Provera van stemming onthouden, in de eerste plaats omdat ik er heel veel duidelijkheid in mis. Er wordt in dat verslag van alles gezegd en voorgesteld, soms zelfs zinnige dingen, wat merkwaardig is in dit Parlement. Toch blijft het in de eerste plaats, jammer genoeg, een verslag van de complete politieke correctheid, dat nergens, niet op één plaats, niet in één paragraaf of één zinsnede, de nieuwe massale immigratie in het reeds overbevolkte continent Europa, want het gaat toch vooral over de landen van het voormalige West-Europa, ook maar fundamenteel in vraag durft te stellen.
Mijn eigen land Vlaanderen is het dichtstbevolkte land van de hele Europese Unie. Een overgrote meerderheid van de Vlamingen wil geen nieuwe immigratie, zeker niet uit landen met culturen en godsdiensten die waarden voorstaan die volstrekt vijandig staan tegenover de onze. Het wordt hoog tijd dat het Europees Parlement eens gaat luisteren naar de eigen Europese burgers.
Anna Maria Corazza Bildt (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat we op korte termijn maatregelen moeten nemen om de humanitaire crisis in het Middellandse Zeegebied aan te pakken, waarbij we de waardigheid van de betrokkenen moeten waarborgen wanneer we instrumenten als Frontex gebruiken. We hebben ook een langetermijnvisie nodig om de problemen op te lossen die te maken hebben met de migratiestromen en we moeten banen helpen scheppen in de landen waar deze mensen oorspronkelijk vandaan komen.
Een van de belangrijkste instrumenten van de Europese Unie is het handelsbeleid. Het is nu tijd dat we onze markten meer openstellen, om te beginnen voor landen als Egypte en Tunesië. We moeten ook een dialoog tot stand brengen met het oog op het versterken van de regionale handelsrelatie.
We hebben het voorbeeld van Turkije en hoe succesvol het is, zowel met zijn douane-unie als het doeltreffend doorvoeren van de noodzakelijke democratische hervormingen. We moeten over een douane-unie en een vrijhandelsovereenkomst durven gaan praten met de landen van het Middellandse Zeegebied die zich in de richting van democratie en hervormingen bewegen.
Ik zou tot slot de Raad willen verzoeken om zonder verder uitstel de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels vast te stellen.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag gaat men van een onjuiste premisse uit. De gedachte dat emigratie een product van armoede en wanhoop is, blijkt hoewel oppervlakkig gezien plausibel misleidend te zijn. Emigratie is vaker, en dat weten we uit de geschiedenis, het product van toenemende rijkdom en stijgende aspiraties. We hebben zeer onlangs gezien dat de grote migratiestromen uit Tunesië na het herstel van de democratie en het einde van de dictatuur zijn gekomen.
De daadwerkelijke redenen waarom mensen zich uit hun vertrouwde omgeving losmaken en zich honderden kilometers verplaatsen op zoek naar een beter leven, zijn kansen. De realiteit is dat wij in de Europese Unie een situatie hebben geschapen waarin we langdurige structurele werkloosheid hebben en toch nog steeds arbeid moeten importeren. In ons land, het Verenigd Koninkrijk, zijn meer dan vier miljoen mensen werkloos of hebben een arbeidsongeschiktheidsuitkering en toch brengen we elke maand mensen van over de hele wereld het land in om werk te doen dat niet wordt aangenomen door mensen die in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren. Wij hebben miljoenen mensen vastgezet in de ellende van de afhankelijkheid. Wij hebben hen in een situatie gezet waarin werk niet langer deel uitmaakt van hun mentale horizon. Als wij de mensen van die beklagenswaardige aandoening af willen helpen, dan ligt het antwoord niet in het buitenlands beleid, maar in de hervorming van de sociale zekerheid, om zo de waardigheid en onafhankelijkheid van onze eigen burgers te herstellen.
Syed Kamall (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de factoren die vaak over het hoofd worden gezien in de debatten over migratie is dat het vaak heel moeilijk is voor degenen die van het ene naar het andere land trekken, en dat zij dat onder zeer moeilijke omstandigheden doen. Denk eens hoe het moet zijn om je familie, je dorp, je woonplaats, al je sociale banden, je vrienden achter te laten, terwijl je misschien niet eens weet of je hen weer zult zien of wanneer je hen weer zult zien. Waardoor verlaten zij die landen en zoeken ze kansen, zoals de vorige spreker heeft gezegd, in het westen? Heel vaak is dat omdat zij ontsnappen aan omstandigheden en regeringen die niet langer hun vertrouwen kunnen afdwingen.
We kunnen op enkele manieren helpen. Laten we eens kijken naar enkele van de beleidsterreinen die we hebben: ons visserijbeleid, dat grote vissersboten stimuleert om de zeeën voor de kust van arme Afrikaanse naties te plunderen, waardoor de vissers daar wanhopig worden en geen werk hebben. Wat doen zij vervolgens? Zij proberen te emigreren. Wij hebben ons hulpbeleid, dat corrupte regeringen in het zadel houdt, waardoor het voor de mensen minder prettig is om in hun land te blijven. Daardoor gaan mensen kijken of ze naar het buitenland kunnen en komen ze hierheen.
We moeten dit juist zien. We moeten begrijpen dat het moeilijk is voor mensen om hun eigen land te verlaten. We zouden ervoor moeten zorgen dat ons beleid mensen helpt om in hun eigen land te blijven.
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, voor de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa is het van doorslaggevend belang dat we niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen in plattelandsgebieden dezelfde rechten en mogelijkheden garanderen als die welke gelden voor mensen die in steden wonen. Als we een sterke Europese landbouw willen behouden, moeten we garanderen dat de sector aantrekkelijk is voor zowel werknemers als families. Om dat te bereiken moeten we plattelandsgebieden de mogelijkheid geven om groei, innovatie, banen en ontwikkeling tot stand te brengen. Het is niet nodig om de sector quota en onnatuurlijke vormen van seksesegregatie op te leggen. Daarom is het ook goed dat het Parlement vandaag dit verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en plattelandsgebieden heeft aangenomen en zo een zeer duidelijk signaal afgeeft, namelijk dat vrouwen ook op dit gebied een belangrijke rol spelen.
Mario Pirillo (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de landbouw- en plattelandsector hebben vrouwen altijd een belangrijke rol gespeeld. Zij maken 42 procent van de beroepsbevolking uit op een totaal van ongeveer 27 miljoen werknemers.
Ondanks dit hoge percentage zijn vrouwen niet goed in de sectororganisaties vertegenwoordigd en worden ze in het besluitvormingsproces gediscrimineerd. De situatie van vrouwen dient op veel gebieden verbeterd te worden; zij hebben bijvoorbeeld geen adequate socialezekerheidsdekking.
De Europese instellingen zouden daarom maatregelen moeten nemen om de ongelijke behandeling van vrouwen op te heffen, mogelijk door toezicht op de sector te houden via een waarnemingspost voor vrouwelijk ondernemerschap, zoals deze al in Calabrië en andere Italiaanse regio’s bestaat.
Het verslag waarover vandaag is gestemd en dat ik heb gesteund, gaat ook uitgebreid in op de problematische leegloop van het platteland. Om de werkgelegenheid te behouden, is een ondersteunend beleid nodig en moeten maatregelen getroffen worden om infrastructuurvoorzieningen en diensten te realiseren die aangepast zijn aan de behoeften van het moderne leven op het platteland.
Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de levens- en arbeidsomstandigheden zijn ook op het platteland enorm veranderd, door de veranderingen in de samenleving en van de sociale structuren, maar ook door de opzienbarende demografische veranderingen.
Wanneer we willen dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven, of zich daar willen vestigen, dan moeten we in ons steunbeleid meer dan tot nu toe rekening houden met hun noden en wensen. Daarbij mogen we niet vergeten dat de leefomstandigheden van vrouwen op het platteland in de afgelopen jaren veranderd zijn en allerlei ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Individuele vrouwen en vrouwenorganisaties hebben zelf het initiatief genomen en de veranderingen gestuurd.
Ik vind dat onze rapporteur, mevrouw Jeggle, dit heel goed heeft aangetoond, en daarom ben ik van mening dat dit een buitengewoon belangrijk verslag is. Wanneer we het platteland willen ontwikkelen moeten we namelijk niet alleen de infrastructuur opbouwen en het toerisme bevorderen, we moeten er ook voor zorgen dat zich daar weer gezinnen willen vestigen en daarvoor heb je zowel vrouwen als mannen nodig.
Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van mevrouw Jeggle gesteund, onder andere omdat hierin wordt aanbevolen om voldoende financiële middelen voor het landbouwbeleid van de Europese Unie te garanderen. De overigens terechte trend om te bezuinigen mag niet ten koste gaan van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wanneer het platteland en de landbouw in de Europese Unie onvoldoende steun krijgen, wordt het moeilijk om de rol van vrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren en vrouwen te stimuleren om daar onder moeilijke omstandigheden te gaan wonen. Het wordt dan moeilijk om de doelen van dit sleutelbeleid te bereiken, zoals voedselzekerheid, milieubescherming en territoriaal evenwicht. Dat mogen we niet vergeten en ik wil in dit debat over het verslag van mevrouw Jeggle van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals op te roepen om de bezuinigingsdrang binnen de Europese Unie niet ten koste te laten gaan van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat het de onzichtbaarheid helpt tegengaan die tot nu toe kenmerkend was voor het werk en de rol van vrouwen in plattelandsgebieden.
Zonder hun bijdrage zou het onmogelijk zijn, en zijn geweest, om de bevolking en de werkgelegenheid buiten stedelijke gebieden op peil te houden. Die zichtbaarheid moet zich niet alleen in sociale erkenning maar ook in financiële hulp vertalen. In de hulpprogramma’s van het GLB zou men oog moeten hebben voor man-vrouwkwesties, met speciale initiatieven voor vrouwelijk ondernemerschap. Bovendien moet het GLB bijdragen tot de financiering van diensten en de ondersteuning van aspecten, zoals de beschikbaarheid van internet in plattelandsgebieden, die bevorderlijk zijn voor gelijke levensomstandigheden in stedelijke en plattelandsgebieden.
Daarnaast moet het werk dat vrouwen in dit verband doen, wat betreft productie en zorg, met name de zorg voor personen ten laste en kinderen, erkenning vinden in de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten.
Cristiana Muscardini (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ondanks het feit dat vrouwen 42 procent van de werknemers in de landbouw uitmaken en 29 procent van de landbouwbedrijven door vrouwen geleid wordt, is hun vertegenwoordiging in de vakorganisatie vrijwel nihil, hetgeen niet in overeenstemming is met de plaats die zij in de sector innemen.
Dit is onterecht en niet normaal. Daarom moet de Unie vrouwen in die sector meer mogelijkheden geven en adequate oplossingen zoeken voor het geheel van economische activiteiten die zij uitvoeren. Gelijkheid van man en vrouw, gelijke behandeling, sociale bescherming van moeders en erkenning van de specifieke rol die vrouwen in de landbouw vervullen, zijn vereisten.
Stimulering van voortdurende bijscholing is een van de kernpunten waaraan wij geen concessies meer mogen doen. Wij steunen de voorstellen van de rapporteur voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in alle politieke, economische en sociale organen in de landbouwsector en voor steun aan sociale beschermingsmaatregelen voor vrouwelijke zelfstandige ondernemers, werknemers en seizoenarbeiders in de landbouw.
Vrouwen moeten bij de herziening van het GLB een specifieke erkenning krijgen, anders heeft deze herziening geen zin en zal een onbezorgde toekomst absoluut ondenkbaar zijn met nieuwe bezuinigingen in de landbouw.
Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of u zich de populaire televisieserie in ons land herinnert, Life on Mars, waarvan de grap was dat de hoofdpersoon, een politieagent, klaarblijkelijk wordt teruggelanceerd naar het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw.
Ik voelde me min of meer zoals hoe hij zich heeft gevoeld toen ik de lijst van stemmingen van vandaag doorlas. Hier is de EU die aan komt zetten met beleid inzake vrouwen in de landbouw, exportkredieten voor begunstigde bedrijven, speciale subsidies voor Unilever in de Tsjechische Republiek en voor machinefabrikanten in Polen.
De jaren zeventig waren een grimmige periode voor heel Europa en voor het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder: een tijd van stagflatie, van werkloosheid, van nationaal bankroet. Maar deze dingen gebeurden niet vanwege tektonische krachten waaraan we niets konden doen. Ze gebeurden als gevolg van een verkeerd beleid, in het bijzonder de gedachte dat overheden winnaars konden uitkiezen en dat overheden de economie moesten reguleren en dingen moesten laten gebeuren door de herverdeling van middelen.
De 27 lidstaten zijn verder gegaan, maar de Europese Unie niet. Wij leven nog steeds in deze wereld van geld afpakken van onze belastingbetalers en dat aan begunstigde klantgroepen geven.
Waarom? Omdat de vraag is waar de Europese Unie dan voor zou zijn als we dat niet deden? Zoals Upton Sinclair ooit heeft opgemerkt, is het heel moeilijk om iemand iets te doen inzien wanneer zijn baan ervan afhangt om het niet in te zien.
Anna Záborská (PPE) - (SK) Met het verslag wordt terecht beoogd de positie van vrouwen op het platteland te verbeteren. Helaas worden vrouwen in het verslag echter uitsluitend gezien als werknemers of ondernemers; er is geen oog voor vrouwen in de rol van moeder, noch voor de waarde van het informele en dus onbetaalde werk dat door vrouwen verricht wordt. Voor het maatschappelijk welzijn is de bijdrage van vrouwen in de rol van moeder in het huishouden en verzorger van afhankelijke familieleden echter enorm.
Dit werk is goed voor tot wel een derde van het bbp van de Europese lidstaten, en wij ondertussen maar doen alsof dit werk helemaal niet bestaat. In plaats van deze bijdrage te waarderen, wordt er eenzijdige druk op vrouwen uitgeoefend om werk te zoeken of zelfstandig te gaan ondernemen. Maar juist in de landbouw en op het platteland zou erkenning van het informele werk van vrouwen de levenskwaliteit van gezinnen en gemeenschappen aanzienlijk vergroten.
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het moet altijd aan iedere individuele lidstaat zijn om de eigen energiemix te bepalen. In het licht daarvan spreekt het voor zich dat iedere individuele lidstaat ook zelf de kosten betaalt van een besluit om elementen uit de energiemix te verwijderen. Echter, in Litouwen, Slowakije en Bulgarije stonden een aantal kerncentrales uit het Sovjettijdperk die bij lange na niet voldeden aan onze veiligheidseisen. Daarom was het ook noodzakelijk en verstandig om de buitengebruikstelling van deze kerncentrales te ondersteunen.
Het probleem is dat de planning die hiervoor is gevolgd absoluut niet meer herhaald mag worden. We kunnen vaststellen dat we eind 2013 maar liefst 3 miljard euro zullen hebben besteed terwijl de centrales dan nog altijd niet buiten gebruik gesteld zullen zijn. Dit getuigt van een slechte planning. De Commissie moet een diepgaande analyse presenteren van de financiële doeltreffendheid van de projecten, omdat eventuele toekomstige steun afhankelijk moet worden gemaakt van de vraag of de landen kunnen aantonen dat ze hun huidige fondsen op correcte wijze hebben beheerd.
Sergej Kozlík (ALDE) - (SK) Het verslag over de huidige stand van zaken ten aanzien van de financiering van de ontmanteling van kerncentrales geeft door de bank genomen een goed beeld van de werkelijkheid. Ook sta ik volledig achter een van de belangrijkste conclusies van het verslag, namelijk dat er ook na 2013 nog medefinanciering van de Europese Unie nodig is voor de ontmanteling van deze kerncentrales. De desbetreffende landen hebben niet de middelen om die geheel in hun eentje te financieren.
Zo heeft Slowakije onder politieke druk van de Europese Unie in 2006 en 2008 twee volledig gemoderniseerde reactoren van de kerncentrale in Jaslovské Bohunice buiten gebruik gesteld. Volgens het Internationaal Atoomagentschap voldeden deze echter aan alle veiligheidscriteria. De economische gevolgen van de sluiting zijn verstrekkend, nog afgezien van de hoge kosten van de volledige ontmanteling van deze reactoren. De Europese Unie zal ook in de periode 2013-2020 ondersteunende financiering moeten uittrekken voor de ontmanteling van deze kerncentrale.
Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het energiebeleid en vooral energiezekerheid in de breedste zin van het woord zijn thema’s die in het licht van de recente gebeurtenissen in Japan verhitte discussies oproepen in alle uithoeken van onze wereld. De ramp in de kerncentrale van Fukushima heeft aangetoond dat er nog veel werk moet worden verricht om een winstgevend, milieuvriendelijk en vooral veilig stelsel van energievoorziening te creëren. Dit probleem beperkt zich niet tot Azië, maar raakt alle landen op alle continenten. We moeten er alles aan doen om kerncentrales die uit veiligheidsoverwegingen gesloten zouden moeten worden, snel en effectief buiten bedrijf te stellen. We moeten alle maatregelen steunen die gericht zijn op het ontstaan van nieuwe, veilige energiebronnen en de menselijke gezondheid altijd als belangrijkste argument laten meewegen bij het nemen van besluiten. Dank u wel.
Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is ondenkbaar dat een dossier als dat van de heer Marinescu zelfs in de huidige situatie waarop de emotionele gebeurtenissen in Fukushima nog hun stempel drukken, geen steun en bijval zou krijgen. De zeer evenwichtige en zorgvuldige aanpak van de heer Marinescu die uit het document blijkt, heeft me ertoe gebracht het in ieder geval te steunen.
Bovendien lijdt het geen twijfel dat de inspanningen ten aanzien van Litouwen, Slowakije en Bulgarije consequent en op coherente wijze voortgezet moeten worden, maar tegelijkertijd moeten een aantal andere activiteiten, de zogenoemde ‘stresstests’ en alle andere veiligheidstests, de veiligheid in de nucleaire sector waarborgen. Er is geen foutenmarge om redenen die wij allemaal kennen.
De financieringsprogramma’s waren al enige tijd geleden gepland en zijn zekergesteld. We hebben vertrouwen in een concreet en positief resultaat van de gehele operatie, die een stap vooruit in de door ons allen gewenste richting betekent.
Paolo Bartolozzi (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de kwestie inzake de verstrekking van voldoende financiële middelen om de ontmanteling van nucleaire installaties te waarborgen, is een probleem dat al in de Europese wetgeving aan de orde is gekomen met betrekking tot de veiligheid in de nucleaire sector en is momenteel zeer actueel, uiteraard als gevolg van de recente internationale gebeurtenissen en de daaropvolgende beslissingen van de regeringen van de lidstaten hierover.
Het werk van de heer Marinescu, waarvoor wij onze steun hebben uitgesproken, behandelt specifieke gevallen van enkele landen, die op het moment van hun toetreding speciale verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot de ontmanteling van nucleaire installaties en hiervoor speciale steun van de Europese Unie hebben ontvangen.
De specifieke gevallen daargelaten, moeten we een effectief toezichtsysteem opzetten om de kerncentrales op het grondgebied van de Unie te controleren en te testen. Het aantal reactoren dat naar verwachting in de nabije toekomst in de EU ontmanteld zal moeten worden, is zeer hoog.
Het is daarom van essentieel belang om ook en vooral in deze gevallen garantiesystemen te ontwikkelen om voldoende financiële middelen te reserveren om zowel in gewone als in buitengewone behoeften te kunnen voorzien.
Giommaria Uggias (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als overtuigd tegenstander van kernenergie ondersteun ik dit verslag, niet alleen omdat ik denk dat de ontmanteling van deze kerncentrales goed is voor iedereen, maar ook omdat ik hoop dat er geen nieuwe centrales meer zullen mogen worden gebouwd.
In Europa worden we momenteel geconfronteerd met een tikkende tijdbom. De exploitatie van kerncentrales voor burgerlijke doeleinden is gebaseerd op achterhaalde en ouderwetse technische protocollen. We kunnen zeggen dat de veiligheid ervan steeds meer een theoretische veiligheid is en dat alles goed gaat zolang er niets gebeurt. We hebben namelijk te maken met vijftig jaar oude protocollen die in werkelijkheid geen bescherming bieden tegen gebeurtenissen die steeds onvoorspelbaarder worden. De terroristische aanvallen waren niet voorzien en evenmin de natuurrampen en andere rampzalige gebeurtenissen – en dan gaat het niet alleen om aardbevingen – die zich helaas steeds vaker voordoen in onze door rampspoed getroffen wereld.
Alajos Mészáros (PPE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn steun uitgesproken voor het verslag, dat ook rechtstreeks betrekking heeft op mijn land, Slowakije. In 2004 hebben de Litouwse, Slowaakse en Bulgaarse regeringen in hun toetredingsverdrag de verplichting op zich genomen om geleidelijk een deel van hun kernreactoren stil te leggen. De sluiting ging gepaard met enorme economische lasten, zodat de EU de verplichting op zich heeft genomen om ten laatste eind 2013 financiële steun te verlenen voor de ontmanteling. De ervaring van de EU met betrekking tot de ontmanteling van kerncentrales is beperkt. De stopzetting kan een directe invloed hebben op de energievoorziening van het betrokken land en naburige lidstaten.
Voor een aanpak van de negatieve gevolgen moet de ontwikkeling van alternatieve, koolstofarme en concurrerende energiebronnen worden bevorderd. Daarnaast moeten we voldoende financiële middelen waarborgen om te zorgen dat de werkzaamheden voor ontmanteling in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften geschieden. De Europese Unie zal de ervaringen die worden opgedaan bij het stilleggen van installaties kunnen gebruiken bij kerncentrales die het eind van hun economische levensduur bereiken. Op grond van de resultaten kan met het oog op 2013 worden verondersteld dat een aantal investeringsprojecten bijna gereed zal zijn en dat we de nieuwe ontmantelings- en governancestructuren reeds tot onze beschikking zullen hebben. Dank u wel.
Michail Tremopoulos (Verts/ALE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, Ik heb vóór het verslag-Marinescu gestemd juist omdat Zuidoost- en Oost-Europa gebukt gaan onder de zware nalatenschap van zeer gevaarlijke kerncentrales. Ik denk aan Bulgarije, Roemenië en Slowakije. Al deze jaren zijn miljarden euro’s van de Europese burgers gestoken in de modernisering van deze centrales en de verlenging van hun levensduur. In feite is dit subsidiëring van de kernlobby die de centrales heeft omgebouwd. Fukushima heeft voor de zoveelste keer aangetoond dat deze centrales gesloten moeten worden. De daarvoor benodigde financiële middelen zijn echter niet doorberekend in de exploitatiekosten van de centrales, en dat is een enorme, schandalige subsidiëring van een gevaarlijke, dure en vervuilende manier om energie te produceren. Het is echter nog niet te laat om van politieke wil te veranderen. U moet de subsidies voor de ombouw van niet-veilige centrales onmiddellijk omzetten in financiering van de ontmanteling ervan. U moet alle momenteel ontworpen nieuwe centrales bevriezen. U moet de Euratom-middelen en de ruime ITER-subsidies voor iets anders gebruiken. U moet middelen die nu bestemd zijn voor het ontwerpen en bouwen van nieuwe centrales omleiden naar een economie die in 2050 voor 100 procent is gebaseerd op hernieuwbare energie. Wij bevinden ons in een noodtoestand en mogen niet bij de pakken neerzitten.
Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan de rapporteur voor het strenge verslag, waarin hij het vaak bij het rechte eind heeft. Ik zou de collega’s erop willen wijzen dat Litouwen, Slowakije en Bulgarije zich op tijd aan hun in de respectieve toetredingsverdragen vastgelegde verplichtingen hebben gehouden en de oude Sovjetreactoren hebben ontmanteld. De meeste projecten in verband met de sluiting van Ignalina zijn uitgevoerd of zijn in uitvoering. Klaarblijkelijk treden daarbij ernstige moeilijkheden op. Bij het aantreden van de nieuwe Litouwse regering en de nieuwe leiding van de kerncentrale van Ignalina, kunnen we hopelijk diegenen juridisch aansprakelijk stellen die de operaties helemaal niet adequaat hebben uitgevoerd en kunnen we de overeenkomst betreffende de opslag van gebruikte brandstof herzien om de voorwaarden gunstiger te maken. Ik ben het er volledig mee eens dat absolute transparantie moet worden betracht bij het beheer van de fondsen en de besteding van middelen om nucleaire veiligheid te kunnen waarborgen. Nu we het hebben over nieuwe kerncentrales, zou ik tevens van de gelegenheid gebruik willen maken om de collega’s te wijzen op de in Rusland en Wit-Rusland, op de grens met Europa, geplande centrales met testreactoren. Daar zouden we onze aandacht op moeten vestigen.
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het was mij in feite niet duidelijk dat we een stemverklaring mochten afgeven in verband met deze resolutie, maar dat zal ik alsnog in het kort doen. De Deense liberale partij Venstre is principieel tegen het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Echter, nu besloten is om een dergelijk fonds op te richten en nu er aanvragen zijn ingediend van landen die aan de eisen voldoen die zijn vastgesteld in verband met het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, moeten we deze aanvragen natuurlijk ook honoreren. Daarom hebben wij voorgestemd.
Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de beide verslagen-Matera gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor de Tsjechische Republiek en voor Polen, maar niet omdat ik iets tegen die landen heb, verre van dat. Ik houd alleen heel erg rekening met de kiezers uit mijn eigen district in de West Midlands en, sterker nog, met hun bijdrage aan de 48 miljoen pond die het Verenigd Koninkrijk elke dag aan de Europese Unie betaalt.
Laat ik u een paar dingen over de West Midlands vertellen: we hebben de hoogste jeugdwerkloosheid en onze auto-industrie is gedecimeerd, deels doordat de Europese Unie in Slowakije banen heeft gefinancierd waardoor essentiële banen in de fabriek in Ryton zijn verdwenen.
In 2004 was het uiteraard het Verenigd Koninkrijk dat de zwaarste lasten droeg van de uitbreiding van de EU, omdat het als enige land geen belemmeringen opwierp. Dat kostte nog meer aan overheidsdiensten. Nog een voorbeeld van een kostenpost voor de kiezers in mijn district is dat wij aan de kinderbijslag voor mensen in Oost-Europa bijdragen. Mensen komen naar het Verenigd Koninkrijk, werken in het Verenigd Koninkrijk en eisen een uitkering op voor kinderen die in Oost-Europese landen wonen.
Wat wij zouden willen doen, en wat ik zou willen zien, is dat er dagelijks 48 miljoen pond in het Verenigd Koninkrijk blijft en aan essentiële overheidsdiensten wordt uitgegeven, en niet wordt overgedragen nu de boeken van de EU al veertien jaar niet zijn gecontroleerd.
Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik was verheugd deze voorstellen van Bairbre de Brún te kunnen steunen en wens de werknemers in de Tsjechische Republiek en Polen alle succes toe. Ik vermoed echter dat ze uiteindelijk vol afkeer ontmoedigd zullen raken, zoals ik in mijn eigen kiesdistrict – met name in Dell in Limerick en Waterford Crystal in Waterford – heb zien gebeuren.
(EN) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is een prachtig concept, maar het is helaas te inflexibel. Daardoor komt een groot deel van het geld weer bij de Europese Unie terug. Ik zou willen voorstellen dat daar waar geld over is, de betrokken lidstaat namens de werknemers voorstellen aan de Commissie moet kunnen doen over hoe zij dit het beste kan benutten.
(GA) Als dat gebeurt, zal het werkloze werknemers enorm helpen en wordt het imago van de Europese Unie ontzettend opgevijzeld.
Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is een probleem dat over de hele wereld bestaat en natuurlijk is het belangrijk dat we daarover een standpunt innemen, niet alleen als mens, maar ook vanuit politiek oogpunt. Daarom moeten we uiteraard ook een standpunt over dit onderwerp innemen op Europees niveau. Ik had alleen graag gezien dat, wanneer we over deze problemen spreken, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid in plaats van een kerstboom versierd met verschillende initiatieven op te zetten, de aandacht sterker had gericht op de vraag met welke initiatieven de Europese Unie zich naar het oordeel van de commissie met name moet bezighouden. Dat zou naar mijn mening ons optreden iets meer gewicht geven en doeltreffender maken, wat beter zou zijn voor vrouwen en in dat opzicht ook beter voor de geloofwaardigheid van de initiatieven die we in het Parlement voorstellen.
Anna Maria Corazza Bildt (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is geen privékwestie. Het is een misdrijf dat moet worden vervolgd. We moeten de stilte doorbreken. Cultuur en religie respecteren is belangrijk, maar mag nooit een excuus zijn voor eerwraak, genitale verminking, mensenhandel, huiselijk geweld en gedwongen huwelijken. Het programma van Stockholm biedt een nieuw beleidskader om geweld tegen vrouwen beter te bestrijden en vraagt om concrete maatregelen. Ik moedig de Commissie aan om met een strategie te komen die praktische voorstellen bevat.
Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat we dwars door de politieke partijen heen de krachten moeten bundelen om alle vormen van geweld tegen vrouwen te veroordelen en te bestrijden. Ik steun het beginsel en het merendeel van de voorstellen, maar wettelijke en strafrechtelijke maatregelen moeten op nationaal niveau worden genomen. In Zweden doen we dat nu. Sterker nog, de vrouwenorganisatie van mijn partij stelt de bestrijding van geweld centraal door met praktische activiteiten te komen en mensen bewuster te maken, niet alleen om vrouwen te beschermen maar ook om vrouwen sterker te maken en een cultuur van respect voor de waardigheid van de vrouw te ontwikkelen. Ik ben hierover een campagne in de sociale media begonnen en iedereen is welkom om zich daarbij aan te sluiten.
Silvia Costa (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals andere leden al hebben aangegeven, denk ik dat we door vóór het verslag van mevrouw Svensson te stemmen een toezegging doen om ervoor te zorgen dat de Europese Commissie voor het einde van 2011 een mededeling presenteert over het uitvoeren van een strategie en een EU-actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. Daarbij wordt uitgegaan van een alomvattende benadering waarin alle verschillende vormen zijn opgenomen, van seksueel misbruik tot huiselijk geweld en vrouwelijke genitale verminking, maar ook – naar ik hoop – alle nieuwe vormen van geweld. Ik verwijs naar de echte en eigenlijke aanleiding van geweld die vaak door de reclame en de media wordt uitgedragen, en naar vormen van chantage en geslachtsgebonden schending van mensenrechten op de werkplek wanneer vrouwen besluiten moeder te worden of al werkende moeder zijn.
Na de goedkeuring en tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake mensenhandel, waarmee het Europees Parlement erg druk is geweest, en het Europees Beschermingsbevel, denk ik dat het belangrijk is om een echte eigen richtlijn over dit thema in te voeren binnen het nieuwe juridische kader dat door het Verdrag van Lissabon en het programma van Stockholm is gecreëerd.
Licia Ronzulli (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot het moment dat elke vorm van geweld tegen vrouwen volledig is uitgebannen, kunnen we nooit zeggen dat we een moderne maatschappij hebben die eindelijk democratisch is. Nogmaals richt het Parlement zijn aandacht op dit brute fenomeen dat helaas nog altijd schokkend actueel is.
De cijfers spreken voor zich: ten minste één op de vijf vrouwen wordt tijdens haar leven blootgesteld aan fysiek of seksueel geweld en voor vrouwen tussen 15 en 44 jaar is geweld zelfs de belangrijkste oorzaak van overlijden en invaliditeit, meer nog dan kanker of verkeersongevallen.
Om deze reden is een echte en permanente mobilisatie nodig, die leidt tot een alomvattend rechtsinstrument voor de strijd tegen elke vorm van geweld tegen vrouwen. We moeten nu een sterk signaal afgeven. Er is uiteindelijk maar één doel: zorgen dat dit dodelijke virus niet langer een voedingsbodem vindt.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is een rechtstreeks gevolg van discriminatie, en daarom is een integraal beleid nodig met bijzondere aandacht voor de kinderen van mishandelde vrouwen.
Zij moeten recht hebben op gratis rechtsbijstand en psychologische ondersteuning, opvangcentra voor vrouwen en financiële hulp om zelfstandig te kunnen zijn, gespecialiseerde rechtbanken, protocollen voor het optreden en de scholing van medewerkers van zorginstellingen, politie en gerechtshoven, en er moeten gegevens worden verzameld en statistieken worden opgesteld om inzicht te krijgen in de werkelijke aard van het probleem en om de aangewezen beleidsmaatregelen te treffen op Europees niveau.
Frank Vanhecke (NI). - Ik heb mij bij de eindstemming over het verslag-Svensson onthouden en ik maak dus van mijn stemverklaring gebruik om te zeggen dat ook voor mij uiteraard het geweld tegen vrouwen schokkend en onaanvaardbaar is.
Ik heb mij echter bij de eindstemming onthouden, omdat ik van oordeel ben dat dit verslag werkelijk bulkt van de inbreuken op het door mij gekoesterde subsidiariteitsbeginsel en ik niet geloof dat het oprichten van nieuwe Europese bureaucratie, waarnemingscentra of andere wenselijk is, integendeel. Ik stoor mij trouwens ook aan de politieke correctheid waardoor in dit hele verslag niet één keer het woord “islam” voorkomt, hoewel die godsdienst vol achterlijke normen en principes vanzelfsprekend een grote rol speelt bij de achterstelling van vrouwen en bij het geweld tegen vrouwen. In de islamitische wereld vanzelfsprekend, maar jammer genoeg ook bij ons. Laat ons een kat een kat noemen en de islam in zijn hedendaagse werkelijkheid achterlijk en vrouwvijandig.
Anna Záborská (PPE) - (SK) Ik ben ingenomen met het verslag van mevrouw Svensson omdat het debat over vrouwenrechten hiermee weer een stap vooruit gebracht wordt. In haar veroordeling van geweld tegen zwangere vrouwen zegt mevrouw Svensson in het verslag, en ik citeer: “de dader berokkent daarmee schade toe aan meer dan één persoon”. Al jaren doe ik mijn best om ervoor te zorgen dat de vrouwenrechten niet lijnrecht tegenover de rechten van het ongeboren kind geplaatst worden. Helaas heeft het verslag-Svensson dit conflict nog niet weten te overstijgen.
De beperking van de voortplantingsrechten van vrouwen – en daar wordt tegenwoordig in de allereerste plaats het recht op abortus onder verstaan – wordt nog altijd beschouwd als een vorm van geweld tegen vrouwen. Maar als we ongeboren kinderen nu eindelijk ook eens als menselijke individuen zouden beginnen te zien, wordt een kunstmatig opgewekte miskraam een daad van geweld tegen het ongeboren kind.
De Commissie moet bij de totstandbrenging van de strategie en bij de bestrijding van alle vormen van geweld trachten de rechten van de vrouwen en de rechten van het ongeboren kind met elkaar te verzoenen. De nieuwe strategie dient de vrouwen te beschermen maar tevens mechanismen te bevatten ter bescherming van het ongeboren kind. Dat is ook wat het voorliggende verslag zegt, maar dan moet je wel heel goed lezen.
Nicole Sinclaire (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Svensson gestemd. Uiteraard veroordeel ik geweld geheel en al, in het bijzonder geweld tegen vrouwen; waarom heb ik dan tegen dit verslag gestemd? Ik heb ertegen gestemd omdat het, zoals een collega van mij iets eerder heeft gezegd, een beetje terug in de tijd gaat. Het voert ons terug naar de jaren zeventig van de twintigste eeuw en de politieke correctheid en is in dat opzicht erg naïef. Men wil de strijd van begin jaren zeventig gewoon nog eens overdoen.
Ik ben ook een beetje bezorgd over de strafrechtelijke aard die men wil inbrengen. Dat doet de Europese Unie toch? Zij schuift zichzelf naar voren over een kwestie waarover iedereen het eens is – hoe vreselijk geweld tegen vrouwen is – en zet vervolgens zaken op en komt met het strafrecht aanzetten. Voordat je het weet wordt dit vervolgens naar steeds meer terreinen uitgebreid.
De Europese Unie moet zich schamen dat zij zo’n onderwerp kiest, zelfs al is het een initiatiefverslag, omdat het hier allemaal begint. Hier begint het grijpen van de macht en dat is een schande. Wat we nodig hebben, zijn echte maatregelen inzake geweld tegen vrouwen op het niveau van de lidstaten. Bemoei je er niet mee en misbruik dit onderwerp niet langer.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) werd in 2006 opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Sinds 1 mei 2009 is het ook opengesteld voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de economische, financiële en sociale crisis.
In deze tijden van zware crisis, waarvan de stijging van de werkloosheid een van de voornaamste gevolgen is, moet de Europese Unie al haar middelen inzetten om te reageren, in het bijzonder door steun te geven aan wie van de ene op de andere dag geconfronteerd is met de realiteit van de werkloosheid. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan de ontslagen werknemers in drie bedrijven in de Tsjechische Republiek die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2 (vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen).
Adam Bielan (ECR), schriftelijk. – (PL) De mondiale economische crisis heeft geleid tot verslechtering van de financiële situatie van veel Poolse ondernemingen. De problemen die ontstaan als gevolg van het terugschroeven van de productie worden vooral gevoeld door de gewone mensen die voor die bedrijven werken. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om werknemers te steunen die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het is de belangrijkste taak van dit fonds om deze mensen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. De huidige aanvraag om middelen uit dit fonds ter beschikking te stellen, betreft werknemers van Poolse ondernemingen in de regio Podkarpacie en is de eerste van dit jaar. Als vertegenwoordiger van de Poolse belangen in het Europees Parlement steun ik het besluit van de Commissie om middelen uit het fonds in te zetten voor de verwezenlijking van de doelstellingen uit de aanvraag. Dankzij dit besluit ontvangen de ontslagen werknemers van drie bedrijven in de machinebranche in de regio Podkarpacie bijna een half miljoen euro aan financiële steun. Ik stem voor de resolutie en hoop dat de Commissie ook in de toekomst vergelijkbare aanvragen honoreert.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Het verzoek voldoet aan de voorschriften van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en betreft 200 van de 594 werknemers die in een periode van negen maanden zijn ontslagen door drie Poolse ondernemingen die machines en werktuigen vervaardigen en hun export met 58 procent hebben zien afnemen. Van het ontslagen personeel is 20 procent ouder dan 54 en 10 procent ouder dan 64 jaar. Dankzij deze steun is het beter mogelijk de ontslagen medewerkers via scholing voor te bereiden op een toekomstige nieuwe baan.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug me over het werk dat is verricht op basis van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), in het bijzonder over de steun aan werknemers die de gevolgen ondervinden van de veranderingen in de wereldhandelspatronen. Daarom steun ik het besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG aan de Poolse werknemers in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, die ten gevolge van de wereldwijde economische en financiële crisis zijn ontslagen. Dit is een relevante maatregel gelet op de sterke daling van de uitvoer in deze sector en het al even zorgwekkende werkloosheidspercentage dat daarmee gepaard ging.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De aanvraag heeft betrekking op 594 ontslagen in drie bedrijven die werkzaam zijn in de Poolse regio Podkarpackie in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen. Dit is de eerste aanvraag die we behandelen in het kader van de begroting 2011. De aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening die zijn vastgesteld in artikel 2, onder b), van de EFG-verordening, waarin staat dat er ten minste sprake moet zijn van 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden in ondernemingen in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft geoordeeld dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) werd in 2006 opgericht om extra steun te geven aan ontslagen werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Bij de herziening van de EFG-verordening in 2009 is het fonds opengesteld voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis. Het EFG beschikt jaarlijks over 500 miljoen euro. Ik denk dat het een goede zaak is om de nodige inspanningen te doen om de beschikbaarstelling van dit instrument te bespoedigen zodat de werknemers die het nodig hebben sneller steun ontvangen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van 453 570 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de re-integratie van Poolse werknemers die ontslagen zijn ten gevolge van de huidige economische en financiële crisis. Op 27 april heeft Polen om steun gevraagd in verband met 594 werknemers in de regio Podkarpackie die werkzaam waren in de sector machines, apparaten en werktuigen. Het is de eerste keer dat we een dergelijke aanvraag goedkeuren in het kader van de EU-begroting 2011. Omdat het om een specifiek begrotingsinstrument gaat, omdat er een wettelijk kader is voor het aangevraagde bedrag en omdat de aanvraag voldoet aan de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie van 17 mei 2006, in het bijzonder punt 28, stem ik voor dit voorstel. Ik hoop dat we daarmee de economische problemen van de inwoners in die regio helpen oplossen en de lokale economie nieuw leven inblazen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De situatie van de landbouw en de problemen van het platteland zijn onlosmakelijk verbonden met de diepe systeemcrisis en met het huidige beleid, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat de voornaamste oorzaak is van de gestage achteruitgang van de landbouwactiviteit in een aantal lidstaten: het is volledig gericht op de belangen van de grote landbouwbedrijven en van de agro-industrie in het noorden van Europa, waardoor familiebedrijven ten onder gaan en de rendabiliteit van kleine en middelgrote bedrijven in gevaar komt.
De rol van de vrouw in de landbouw en in de ontwikkeling van de plattelandsgebieden is uiterst belangrijk. Vrouwen maken bijna 42 procent van de in de landbouw werkzame personen uit. Ze zijn een van de hoekstenen van het behoud van de landbouwactiviteit en staan borg voor de daadwerkelijke bestrijding van de leegloop op het platteland.
In het goedgekeurde verslag ontbreekt weliswaar realistische kritiek op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar de algemene aanpak en de manier waarop de rol van de vrouw in de verf wordt gezet, is positief. Er wordt op gewezen dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelstellingen van de EU en haar lidstaten is, dat er gestreefd moet worden naar betere levensomstandigheden op het platteland om de leegloop tegen te gaan, en er wordt aangedrongen op een goede transportinfrastructuur en een verbetering van de toegang tot vervoer voor iedereen om sociale uitsluiting en sociale ongelijkheid in de samenleving, waardoor hoofdzakelijk vrouwen worden getroffen, te bestrijden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag betreft de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Podkarpackie Machinery in Polen. Polen heeft steun gevraagd in verband met 594 gedwongen ontslagen in drie bedrijven die onder de afdeling vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen vallen in de NUTS II-regio Podkarpackie.
De Europese Commissie heeft voorgesteld om 453 570 euro beschikbaar te stellen omdat de bedrijven voldoen aan de criteria voor subsidiabiliteit die zijn vastgesteld in de EFG-verordening. Ze heeft vastgesteld dat er een verband is tussen de gedwongen ontslagen en de gevolgen van de economische en financiële crisis. Die heeft geleid tot een daling van de uitvoer van de ondernemingen Huta Stalowa Wola SA, HSW - ZZN en DEZAMET SA, met respectievelijk 47, 34 en 58 procent. Het gevolg, naar eigen zeggen, was een aanzienlijke daling van de productie van machines en werktuigen. Dat bewijst dat de crisis gevolgen heeft gehad voor die bedrijven in dat land.
De 594 ontslagen hebben ernstige gevolgen voor de levensomstandigheden, de werkgelegenheid en de plaatselijke economie. Daarom is de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering uiterst belangrijk om de getroffen werknemers te ondersteunen. Daarom hebben wij voorgestemd, al is het volgens ons het allerbelangrijkst om te voorkomen dat ondernemingen worden gesloten en werkloosheid ontstaat.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden. De aanvraag, zaak EGF/2010/013 PL/Podcarpackie machines, Polen, is bij de Commissie ingediend op 27 april 2010 en is tot en met 4 augustus 2010 met bijkomende informatie aangevuld. De aanvraag is gebaseerd op het criterium voor steunverlening in artikel 2, onder b), van de EFG-verordening, namelijk ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden bij ondernemingen in dezelfde NACE Rev. 2-bedrijfstak in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling in een lidstaat, en de aanvraag is ingediend binnen de termijn van 10 weken (artikel 5 van de verordening). Volgens de beoordeling van de Commissie voldoet de aanvraag aan de in de EFG-verordening vastgelegde subsidiabiliteitscriteria. Er wordt bijgevolg aanbevolen dat de begrotingsautoriteit de aanvraag goedkeurt. Daarom heb ik vóór dit document gestemd, dat mijns inziens de negatieve sociale gevolgen zal helpen vermijden. Ik vind ook dat andere lidstaten actiever de mogelijkheden van EU-fondsen zouden moeten benutten.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ten gunste van Polen gestemd, omdat ik vind dat dit instrument een krachtige manier is om werknemers die door de economische crisis in de problemen zijn geraakt, te steunen. Zoals al meerdere malen is gezegd, biedt het EFG sinds 2006 concrete hulp aan Europese werknemers die zijn ontslagen vanwege de verplaatsing van hun bedrijf of als gevolg van de derogatie die in 2009, eveneens als gevolg van de economische crisis, is ingevoerd, om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. De stemming van vandaag betrof de aanvraag van hulp voor 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, bij drie bedrijven die werkzaam zijn in afdeling 28 van NACE Rev. 2 in de NUTS II-regio Podkarpackie. Het totale bedrag dat door het EFG wordt gefinancierd bedraagt 453 570 euro. Ten slotte verwelkom ik de goedkeuring van het verslag, dat aantoont hoe het EFG een nuttig en efficiënt middel vormt in de strijd tegen de werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Vandaag heeft het Europees Parlement gestemd over de aanvraag om een steunbedrag van meer dan 450 000 euro goed te keuren voor ontslagen werknemers van drie bedrijven die gevestigd zijn in de regio Podkarpacie. Ik wil graag benadrukken dat de EU-steun een belangrijke injectie is voor de regio die ik vertegenwoordig. Het helpt de ontslagen werknemers bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt en de middelen zijn bestemd voor scholing, omscholing, nieuwe uitrusting en hulp bij het opzetten van een eigen bedrijf. De regio Podkarpacie is een van de armste regio’s in Polen, daarom ben ik erg blij dat de EU-steun hier terechtkomt. Ik bedank iedereen die voor de financiële steun heeft gestemd.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben blij met de goedkeuring van de beschikbaarstelling van 453 000 euro uit het EFG ten gunste van ontslagen Poolse werknemers die werkzaam waren in de sector van de machineproductie. Als gevolg van de aanbevelingen van de Begrotingscommissie heeft de Europese Commissie circa 50 miljoen euro aan betalingskredieten beschikbaar gesteld onder de EFG-begrotingslijn in de begroting voor 2011. Hierdoor kunnen we de benodigde vastleggingskredieten goedkeuren zonder een beroep te doen op andere begrotingslijnen die bedoeld zijn voor de financiering van belangrijke acties voor de verwezenlijking van de doelen en de programma’s van de Unie.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd waarin steun wordt gegeven door middel van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan 594 ontslagen werknemers in Polen. De 0,45 miljoen euro zal worden gebruikt om werknemers te herscholen en door een moeilijke overgang te loodsen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ook nu weer zijn we ertoe veroordeeld om te stemmen voor een treurige aalmoes van de EU voor de slachtoffers van ons beleid van bedrijfsverplaatsingen. De visie van het Europees fonds voor de aanpassing aan de globalisering is rampzalig. Ik zal me van stemming onthouden, maar alleen omdat ik denk aan de Poolse werknemers, die misschien een beetje troost vinden in deze hypocriete steun.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie staat voor solidariteit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is daar een onderdeel van. Deze steun is essentieel voor de werklozen en slachtoffers van bedrijven die hun activiteiten verplaatsen in het kader van de globalisering. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten en doen hun voordeel met de lagere arbeidskosten in een aantal landen, vooral in China en India, wat schadelijke gevolgen heeft voor de landen waar de rechten van de werknemers geëerbiedigd worden. Het EFG is bedoeld om werknemers te helpen die het slachtoffer zijn geworden van verplaatsingen en is essentieel om hen te helpen een nieuwe baan te vinden. Andere EU-landen hebben in het verleden gebruikgemaakt van het EFG. Dus nu moeten we deze steun geven aan Polen, dat een aanvraag voor steun heeft ingediend in verband met 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2, vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, in de NUTS II-regio Podkarpackie in Polen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Hoewel ik vóór dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen aan de werknemers van de Poolse machinefabriek in Podkarpackie heb gestemd, ben ik van mening dat we hiermee de gevolgen van het kapitalistische model alleen verzachten en geen enkele winst boeken in de aanpak van de werkelijke oorzaken van de crisis. Ik ben het ermee eens dat er middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) worden vrijgemaakt voor burgers die zonder werk raken wegens structurele wijzigingen in de handelspatronen of als direct gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Ik denk dat dit fonds kan bijdragen tot het uiteindelijke doel om deze werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik heb ook voorgestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat deze steun een aanvulling is op de werkloosheidsuitkering die is voorzien in elke nationale wetgeving en collectieve overeenkomst. Deze vrijmaking van middelen uit het EFG kan derhalve onder geen beding door overheden of ondernemingen worden aangewend als vervanging of vermijding van hun wettelijke verplichtingen jegens ontslagen werknemers.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien het feit dat Polen om steun heeft gevraagd in verband met 594 gedwongen ontslagen in de periode van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010 (waarvan er voor 200 om steun wordt gevraagd) in drie bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen in de regio Podkarpackie in Polen, ben ik het helemaal eens met zo’n actieve houding van de Poolse regering en steun ik deze en de meningen van mijn collega’s in de S&D-Fractie. Helaas reageert de regering van mijn land, Letland, niet op de verzoeken en brieven van mijn kant en maakt het dus geen gebruik van de steun van het stabilisatiefonds om de financiële crisis te boven te komen.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is in het leven geroepen om werknemers te beschermen die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Polen heeft om steun gevraagd in verband met 594 ontslagen in drie bedrijven in de regio Podkarpackie. Het is goed dat werknemers die zijn ontslagen vanwege de globalisering en de economische crisis persoonlijke steun krijgen om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werd opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden. Op 15 februari 2011 nam de Commissie een nieuw voorstel aan voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Polen om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te steunen van werknemers die als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis werkloos zijn geworden. Het betreft 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, bij drie bedrijven die werkzaam zijn in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen in de regio Podkarpackie over de referentieperiode van negen maanden van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010. Het is de eerste aanvraag die in het kader van de begroting 2011 wordt behandeld en betreft de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 453 570 euro. De Commissie heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er een verband is tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de financiële en economische crisis en dat de ontslagen niet konden worden voorzien. De aanvraag voldoet aan de in de EFG-verordening vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit en daarom heb ik voor de beschikbaarstelling van de middelen uit dit fonds gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. − (PT) De aanvraag die Polen heeft ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, betreft 594 ontslagen, waarvan 200 waarvoor steun wordt gevraagd, in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2, vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, in de NUTS II-regio Podkarpackie. Volgens de beoordeling van de Commissie voldoet deze aanvraag aan alle wettelijk vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit. Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is het EFG tijdelijk opengesteld om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in gevallen, zoals in Polen, waarin als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis sprake is van “ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling”. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd en ik hoop dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG kan bijdragen tot een daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben de betrokken instellingen verzocht om, zoals in dit soort gevallen gebruikelijk is, zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen.
Bovendien waardeert het Parlement in dit opzicht de verbeterde procedure die de Commissie heeft aangenomen naar aanleiding van het verzoek van het EP voor het versnellen van de toekenning van subsidies, met als doel de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, en hoopt het dat verdere verbeteringen in de procedure zullen worden aangebracht in het kader van de komende herzieningen van het fonds.
Het brengt echter ook in herinnering dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure te garanderen voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, met als doel tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos geworden zijn, wijst op de rol die het EFG kan vervullen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt en vraagt om een evaluatie van de integratie van deze werknemers op de arbeidsmarkt op lange termijn als rechtstreeks gevolg van de door het EFG gefinancierde maatregelen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Op 15 februari 2011 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van het EFG ten gunste van Polen, met als doel de terugkeer op de arbeidsmarkt van de werknemers die als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis zijn ontslagen, te ondersteunen. De aanvraag betrof 594 gedwongen ontslagen (waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd) in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2 (kledingconfectie) in de NUTS II-regio Podkarpackie, over de referentieperiode van negen maanden van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010. Mijn stem vóór het verslag van vandaag bekrachtigt het positieve advies dat al in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken tot uitdrukking is gebracht.
Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik voor dit verslag heb gestemd, vind ik het ironisch dat dit fonds bestaat terwijl niet alle EU-landen het benutten. Het deel van dit fonds dat aan het einde van het jaar over is, wordt gerepatrieerd naar de lidstaten als deel van hun ‘korting’. Maar dat enkele landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, nalaten om dit fonds te gebruiken, wat hun vastgestelde recht is, in gevallen als de sluiting van de Twining Tea-fabriek in Andover, werpt bepaalde vragen op. Degenen die pretenderen dat ze de voordelen/nadelen van de korting begrijpen, vragen zich af of het nu wel of niet juister en efficiënter is dat landen de EFG-gelden direct op nationaal niveau benutten.
Het tweede ironische aspect betreft de politieke en economische deelname: participatie op alle EU-niveaus met toegevoegde waarde. Het is in dit geval onzeker en misschien zelfs ronduit verkeerd dat het Verenigd Koninkrijk zich het recht voorbehoudt om niet deel te nemen aan fondsen die op EU-niveau worden beheerd omdat daar later voordelen uit kunnen voortvloeien.
Het Verenigd Koninkrijk ziet af van gebruikmaking van de gelden op basis van het beginsel dat men geen aanvraag voor dit fonds indient om zo een korting te krijgen. Voor degenen die hulp zoeken om weer werk te vinden, in Sandwich (Kent) en in Andover (Hampshire), kan dit nee zeggen moeilijk te rechtvaardigen zijn, en ook hier laat de Britse regering hen weer in de steek.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waardoor de EU gelden zal verstrekken voor persoonlijke maatregelen om ontslagen werknemers in Polen te helpen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór deze belangrijke resolutie over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU. Politieke, sociale en economische instabiliteit, onveiligheid, politieke onderdrukking en autoritaire regimes vormen de voornaamste drijfveer voor migratie, waardoor de getroffen gemeenschappen van levensvatbare plaatselijke toekomstperspectieven en inkomsten worden beroofd en derhalve van het recht om te kiezen voor migratie of niet, zodat hun leven voortdurend in gevaar is en migratie als enige optie overblijft. De recente, plotselinge ontwikkelingen in Egypte en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zullen waarschijnlijk leiden tot een toename van legale en illegale migratiestromen naar Europa. De Europese Unie moet daarop voorbereid zijn om die migratiestromen aan te kunnen. Dat kan de EU alleen door een doeltreffend, verstandig migratiebeleid te ontwikkelen, gelijkend op het in Canada, Australië of Nieuw-Zeeland gevoerde beleid. Ik deel het standpunt van de rapporteur dat we de Commissie moeten verzoeken te waarborgen dat de overnameovereenkomsten die door de EU en haar lidstaten worden ondertekend de mensenrechten en het beginsel van niet-uitzetting volledig eerbiedigen en geen personen die internationale bescherming behoeven in gevaar brengen. Op die manier toont de EU wederom aan dat waarden en respect voor de mensenrechten het belangrijkst zijn en niet ter discussie worden gesteld, en dat diegenen die politiek asiel aanvragen zich veilig en gerespecteerd kunnen voelen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Politieke, sociale en economische instabiliteit, gebrek aan veiligheid en politieke onderdrukking door autoritaire regimes vormen de belangrijkste factoren die leiden tot migratie en migratiestromen die zich onophoudelijk uitstorten over een aantal landen in het Middellandse Zeegebied. Hierdoor zijn er omstandigheden ontstaan waarin het lastig is omgaan met de talrijke problemen die leiden tot een humanitaire noodsituatie.
In de afgelopen weken was het onmogelijk om de duizenden migranten te negeren die, als gevolg van de onrust in de Noord-Afrikaanse landen, op Lampedusa zijn aangekomen. 90 procent van de migranten bestaat uit jongeren tussen de 15 en 35 jaar die hun leven riskeren in de hoop om betere kansen te vinden. Ondanks de enorme inspanningen van de Italiaanse regering, lokale overheden en het Italiaanse Rode Kruis, is op het eiland een noodsituatie ontstaan: de stroom nieuwe migranten lijkt niet te stoppen en de vertraging van de EU, die bureaucratische tijdschema’s hanteert die onverenigbaar zijn met de situatie, is merkbaar.
Vandaag de dag heeft de EU de plicht om een efficiënt en alomvattend migratiebeleid te ontwikkelen, dat voorziet in de totstandbrenging van een Europees asielstelsel, de uitvoering van een verplicht integratieprogramma waarmee een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid wordt bereikt, en het sluiten van overeenkomsten met de lidstaten die ontwikkeling bevorderen.
Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. − (IT) De gebeurtenissen die recent hebben plaatsgevonden en die zich over de gehele linie aan de overkant van Middellandse Zee blijven voordoen, laten zien hoe de instabiliteit van deze regio en de daaruit voortvloeiende migrantenstromen een uitdaging vormen waaraan de Europese Unie het hoofd moet bieden.
Het verschijnsel is zeer zorgwekkend vanwege de ontwikkelingen en spanningen die het kan veroorzaken, zowel in de betrekkingen tussen de herkomstlanden en de gastlanden, als tussen de herkomstlanden en de doorreislanden van de migranten. Het is derhalve noodzakelijk om het beleid van preventie te versterken door de financiële middelen en de bestaande institutionele structuren optimaal te benutten. We moeten de illegale immigratie beperken en in dat opzicht ben ik van mening dat de uitbreiding van de migratieovereenkomsten een efficiënt middel vormt om op korte termijn resultaten te boeken en de instabiliteit van de migratiestromen te reduceren.
Ik ben het eens met de analyse in het verslag en in het bijzonder sluit ik mij aan bij het feit dat in de voorbereiding van nieuwe instrumenten voor extern optreden in de periode na 2013 een bilateraal mechanisme moet worden opgenomen waarin een actieve controle mogelijk is van de beschermingsstatus van minderheden of van andere groepen die gevoelig zijn voor misbruik of last kunnen hebben van de instabiliteit. Daarom heb ik vóór het verslag gestemd.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. De recente gebeurtenissen in Egypte en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zullen leiden tot een toename van legale en illegale migratiestromen naar Europa. Lidstaten van de Europese Unie worden geconfronteerd met gedwongen migratie die een gevolg is van falende economieën, verarming, schendingen van de mensenrechten, verslechtering van het milieu, de groeiende kloof tussen arme en rijke landen, burgeroorlogen, oorlogen om de zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen en politieke vervolging. Het beheer van migratiestromen is een grote uitdaging voor de Europese Unie, die maatregelen voor een gemeenschappelijk migratiebeleid moet nemen. Dit zou tot een afname van illegale migratie kunnen leiden. Ik deel de mening dat er preventieve maatregelen nodig zijn in alle bilaterale handelsovereenkomsten van de EU door mensenrechtenclausules op te nemen en vind ook dat we moeten nadenken over passende maatregelen tegenover die landen die zich niet aan deze clausules houden.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) Europa wordt geconfronteerd met een toename van migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden in veel landen. Dit is een uitdaging voor de Europese Unie. Deze migratieverschijnselen kunnen spanningen veroorzaken tussen herkomst- en gastlanden en tussen herkomst- en doorreislanden.
De strategie van de Europese Unie moet erin bestaan maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking te combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking en bilaterale overeenkomsten aan bod komen. In dat verband zijn in het verslag de volgende gebieden voor optreden afgebakend: doorreis- en herkomstlanden moeten worden aangespoord om stabielere economische en institutionele omstandigheden te creëren, de EU zou haar eigen inspanningen inzake bemiddeling en preventie van conflicten moeten versterken, in samenwerking met de regionale organisaties, er moet met doorreislanden over bilaterale immigratieovereenkomsten onderhandeld worden en er moet een economische agenda worden opgesteld waarin specifieke maatregelen zijn opgenomen om in de partnerlanden van de EU voor meer werkgelegenheid te zorgen. Bij het voorbereiden van nieuwe instrumenten voor extern optreden in de periode na 2013 zou de Commissie de synergiëen tussen de ontwikkelingspijler en de stabiliteits- en veiligheidspijler moeten vergroten. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor deze tekst over migratiestromen gestemd. De gebeurtenissen in onze zuidelijke buurlanden leiden er namelijk toe dat steeds meer migranten aan onze zuidkust belanden. Het is belangrijker dan ooit dat we de coördinatie garanderen tussen ons buitenlands beleid en ons immigratiebeleid. Dit is een werkelijk Europese kwestie; de tijd van nationaal egoïsme is voorbij. De lidstaten aan de Middellandse Zee mogen niet alleen worden gelaten bij de opvang van grote stromen illegale migranten, want deze last moeten alle landen van de Unie samen dragen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het realistisch is doelen op de middellange en lange termijn te stellen voor een probleem dat voortkomt uit de onbalans tussen landen die wel ontwikkeld zijn en landen die dat niet zijn, en uit schendingen van de mensenrechten in grote delen van de wereld.
In het verslag worden procedures gesuggereerd om illegale immigratie te voorkomen door opkomende landen bij dit probleem te betrekken, samen met alle betrokken landen: de landen van herkomst, doorvoer en bestemming. Dat het idee wordt benadrukt dat samenwerkingsbeleid afhankelijk wordt gesteld van de mate van eerbiediging van de mensenrechten, lijkt me ook heel positief, evenals de verwijzingen naar de bescherming van de meest achtergestelde groepen, zoals vrouwen of niet-begeleide minderjarigen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging vormen voor de gehele Europese Unie. Met deze resolutie wordt een eerste stap gezet in de richting van een gemeenschappelijk Europees beleid voor het beheer van migratiestromen. Dit beleid moet ook een ontmoedigend effect hebben. Hiertoe moeten in het beleid alle mogelijke samenwerkingsinstrumenten van de Unie op het gebied van sociale en economische ontwikkeling worden samengebracht, zodat er directe invloed kan worden uitgeoefend op de oorzaken van instabiliteit in de landen waar de migratiestromen vandaan komen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. omdat Migratie is een bijzonder relevant vraagstuk dat onlangs actueel is geworden nu de ontwikkelingen in Noord-Afrika de Europese Unie als aangrenzende regio dwingen een grote stroom immigranten op te vangen. Het verslag gaat in op veel factoren van migratiestromen, zoals politieke, sociale en economische instabiliteit en zelfs klimaatverandering, waarmee nog altijd geen rekening wordt gehouden bij het onderzoek van massale migratiestromen. Om die redenen wordt benadrukt dat de EU een efficiënt migratiebeleid nodig heeft dat moet worden aangevuld met instrumenten van het buitenlands beleid. Deze maatregelen kunnen de oorzaken helpen oplossen van instabiliteit in de herkomstlanden, die mensen dwingen massaal naar stabielere aangrenzende regio’s te emigreren. In het verslag wordt de Commissie ook verzocht voorstellen inzake legale migratie voor te bereiden met het oog op eenvoudiger beheer en de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden. Er wordt verklaard dat de ergste schendingen van de mensenrechten, alsook de misdaad, die vaak een zakelijke activiteit voor de georganiseerde misdaad is, worden geassocieerd met illegale migratie. Ten slotte wordt benadrukt dat de demografische situatie van de EU zelf moet worden geëvalueerd om te kunnen berekenen hoeveel nieuwkomers Europa kan opnemen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie moet het hoofd bieden aan migratiestromen die het gevolg zijn van oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, schendingen van de mensenrechten en natuurrampen in derde landen. De Unie moet doeltreffend op deze uitdaging reageren door preventieve maatregelen te nemen en de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid inzetten om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak. Een Europees beleid inzake het beheer van migratie zou maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden, de waarborging van mensenrechten en de democratisering aan bod komen.
Het Europees buitenlands beleid zou een aanvulling moeten vormen op, en synergieën moeten creëren met het eigen migratiebeleid, waarbij vooral moet worden gelet op de oorzaken van de instabiliteit en de structurele problemen in de herkomstlanden. Bovendien moet een ononderbroken dialoog tot stand worden gebracht met de doorreislanden, zodat de stromen worden gereguleerd en er ook in deze landen wordt gezorgd voor uniforme toepassing van de internationale normen inzake de mensenrechten op het gebied van immigratie.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Provera gestemd, omdat ik vind dat het een goede stap is in de richting van solidariteit tussen de lidstaten.
De laatste weken is met name Italië de bestemming van de duizenden vluchtelingen uit Noord-Afrika. Tegenover een situatie die zó lastig is, mag de EU mijn land niet in de steek laten maar dient zij alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de verdragen worden nageleefd, met name artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Tegelijkertijd is het noodzakelijk om de financiële middelen en bestaande structuren optimaal te benutten. De taak van het Europese agentschap Frontex moet bijvoorbeeld worden uitgebreid en beter worden gefinancierd. Bescherming van de mensenrechten, meer financiële middelen, ontwikkeling van de democratie, de rechtsstaat en bilaterale overeenkomsten zijn allemaal instrumenten die, indien correct toegepast, zeker kunnen helpen bij het voorkomen van massamigratie.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) De EU heeft ook wat mij betreft een volwaardige langetermijnstrategie nodig voor instabiele landen om zo de basisoorzaken van de migratiestromen te kunnen aanpakken. Maar daar is nog geen actieplan van de Raad voor lastenverdeling overeenkomstig het in artikel 80 VWEU neergelegde solidariteitsbeginsel voor nodig. De verantwoordelijkheid voor de hervestiging van vluchtelingen uit deze regio dient te liggen bij de landen waar deze vluchtelingen heengaan. En wanneer de toestroom van vluchtelingen onhoudbaar wordt, dient het asiel- en immigratiebeleid van de EU eenvoudigweg te worden aangescherpt. De oproepen tot een gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een gemeenschappelijk Europees programma voor hervestiging verontrusten mij dan ook zeer. Het is een goede zaak dat wordt gekeken naar mogelijkheden voor een allesomvattende benadering van deze problematiek door de Commissie, maar daar dienen overwegingen als behoefte aan arbeidskrachten op de Europese arbeidsmarkt en de capaciteit van elke individuele lidstaat ten aanzien van de opname en integratie van migranten, buiten gelaten te worden. De aanpak van de migratiestromen dient primair de bevoegdheid van de lidstaten te blijven.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug me over de inspanningen van de EU om tegemoet te komen aan de uitdagingen als gevolg van instabiele omstandigheden en migratiestromen. Geweld, schendingen van de mensenrechten, enzovoort, treffen niet alleen herkomstlanden, maar ook doorreislanden. Daarom ben ik voorstander van een actief beleid dat erop gericht is de onderliggende oorzaken van de instabiele omstandigheden in de herkomstlanden aan te pakken, zoals het ontbreken van economische en democratische structuren. Alleen zo kunnen we ook de negatieve gevolgen van migratie wegwerken. Migratie moet positief en productief zijn en mag geen vlucht zijn. Dit beleid moet gebaseerd zijn op samenwerking en dialoog tussen herkomst- en doorreislanden teneinde stevige, doeltreffende en duurzame resultaten neer te zetten.
Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over migratiestromen gestemd. Daarin wordt weliswaar een betrekkelijk juiste en evenwichtige analyse gegeven van de fundamentele redenen waarom mensen hun land verlaten maar de conclusies die daaruit worden getrokken, kloppen niet, evenmin als de voorstellen. Enerzijds houdt men vast aan de opvatting dat de mensen opgedeeld moeten worden in legaal en illegaal en aan de instrumentaliserende opvatting dat bepaalde migranten ‘nuttig’ zijn en andere niet, met als gevolg dat de rechten van deze mensen onderworpen worden aan de diverse contingenten van de Unie en de lidstaten, maar anderzijds legt men een verband tussen immigratie en veiligheidsvraagstukken. Daardoor ontstaat verwarring en worden immigranten rechtstreeks in verband gebracht met diverse criminele en ‘terroristische’ activiteiten, wat koren op de molen is van de degenen die met hun praktijken en ideologieën immigranten criminaliseren.
Met het verslag wordt de paternalistische rol van de Unie nog verder versterkt. Er wordt zelfs voorgesteld om een koppeling te leggen tussen de pijler ‘ontwikkelingssteun’, de hulp van de EU aan derde landen, en de pijler ‘veiligheid’, waardoor deze steun echter een heel ander karakter en een heel ander doel krijgt.
Corina Creţu (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik hoop dat de vierde VN-conferentie in Istanbul – na de drie voorgaande, die voornamelijk draaiden om beginselen – zal zijn gericht op het vaststellen van resultaten en het formuleren van heldere indicatoren voor het halveren van het aantal minder ontwikkelde landen in 2020. Van de 51 onderontwikkelde landen, waar 78 procent van de bevolking leeft van minder dan 1,25 dollar per dag, zijn de laatste jaren slechts drie erin geslaagd zich te ontworstelen aan deze status. De situatie is zorgelijk, aangezien deze landen het meest kwetsbaar zijn voor beproevingen als de financiële crisis, de voedselcrisis en de klimaatverandering, terwijl ze ook kampen met extreme armoede, een gebrek aan infrastructuur en stijgende werkloosheid. Deze realiteit maakt schrijnend duidelijk dat de internationale gemeenschap haar beloften zoals vastgelegd in het Brussels Action Programme niet is nagekomen. Ik hoop dat we ons tijdens de conferentie, waar ik aanwezig zal zijn namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, zullen toeleggen op het bereiken van samenhang ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid en de methoden voor het uitvoeren van vernieuwende financieringsmechanismen, met het oogmerk deze landen, die moeten worden aangespoord om een passend beleid in te voeren, effectiever te kunnen bijstaan.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit is een zeer belangrijk thema en bij onze analyse moeten we rekening houden met de complexiteit ervan. In dit verslag staat dat het belangrijk is om de samenwerking in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid voort te zetten. Het migratieverschijnsel, dat veroorzaakt wordt door crisis en instabiele omstandigheden, heeft negatieve gevolgen voor de herkomst- en gastlanden en voor de ontheemden zelf. We moeten dit verschijnsel omkeren opdat emigratie in deze omstandigheden niet langer de enige optie is: een vlucht uit een situatie van onveiligheid, slechte economische vooruitzichten, instabiele omstandigheden of angst. Ik herhaal in deze stemverklaring dat we maatregelen moeten nemen om de stabiliteit en de veiligheid in de herkomstlanden te garanderen en te bevorderen. Om de door instabiele omstandigheden en crisis veroorzaakte migratiestromen te verminderen zullen we aan preventie moeten doen. Ik ben ervan overtuigd dat we in het kader van het buitenlands beleid van de EU, en in het bijzonder van het Europees nabuurschapsbeleid, deze regio’s in de wereld moeten steunen teneinde veiligheid, stabiliteit en bescherming van de mensenrechten te bevorderen als onderdeel van een uitgebreider ontwikkelingsproces, zoals ik al zei in mijn verslag over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie, waarover we ook deze week zullen stemmen.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR)Sommige lidstaten worden geconfronteerd met grote stromen van personen uit landen ten zuiden van de Middellandse Zee, die op bescherming hopen. Ze kunnen deze humanitaire crisis en deze dringende migratieproblemen niet alleen aanpakken. We moeten het agentschap Frontex meer middelen ter beschikking stellen, meer personeel, meer materieel, maar ook meer geld, om het in staat te stellen om meer steun te geven aan operaties als Hermes en Poseidon. De leden van het Europees Parlement doen een beroep op de Europese Raad om een actieplan uit te werken voor de hervestiging van de vluchtelingen, waarbij de clausule van de solidariteit tussen de lidstaten moet worden toegepast. Artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie noemt het solidariteitsprincipe namelijk, alsmede het principe van een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen alle lidstaten in verband met het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie. Op de middellange en lange termijn moeten we met de landen van herkomst van de toekomstige migranten vormen van samenwerking ontwikkelen, en partnerschappen voor mobiliteit, zodat hun onderdanen legaal kunnen komen werken, een opleiding kunnen volgen, en heen en weer kunnen reizen van de ene naar de andere kant van de Middellandse Zee.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór het verslag over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU. De politieke, sociale en economische instabiliteit, het gebrek aan veiligheid en politieke onderdrukking, maar ook de klimaatveranderingen dwingen gemeenschappen tot migratie. Daarom moet de Europese Unie een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand brengen, in het bijzonder met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, doorreis- en herkomstlanden, de versterking van de sociale cohesie en de integratie van migranten.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. – (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, zijn het ermee eens dat de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging zijn voor de Europese Unie en dat we meer moeten doen om de oorzaken van de instabiliteit en de structurele problemen in de herkomstlanden aan te pakken. Wij zijn echter van mening dat het belangrijk is dat de EU echte verantwoordelijkheid neemt voor de migranten die hierheen komen en deze verantwoordelijkheid niet afschuift op onze buurlanden, zoals in paragraaf 9 wordt voorgesteld. Wij steunen de oproep om de mensenrechtenaspecten duidelijk te weerspiegelen in Frontex-operaties, met name het recht van personen om hun land te verlaten, het verbod op refoulement en het recht om asiel aan te vragen. Wij zijn van mening dat de Frontex-operaties tot dusver gepaard zijn gegaan met problemen en wij scharen ons niet achter de formulering waarin wordt gezegd dat het Europees Parlement ingenomen is met de geslaagde werkzaamheden van Frontex.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Er bestaat vandaag een duidelijk verband tussen sociale, economische of politieke instabiliteit en migratiestromen naar de Europese Unie. We moeten in het buitenlands beleid van de Unie niet alleen oog hebben voor dit verschijnsel, we moeten het proberen te begrijpen en zo goed mogelijk opvolgen. De Europese Unie moet maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ze haar eigen financiële middelen en institutionele instellingen optimaal benut om de migratiestromen als gevolg van de huidige instabiele omstandigheden in verschillende delen van de wereld doeltreffend te beheren.
Het voeren van een preventief beleid, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, zou ertoe kunnen bijdragen dat emigratie geen dramatische noodzaak is, zoals vandaag, maar een kans. We moeten de rechtsstaat bevorderen, de mensenrechten beschermen en de ontwikkeling van de democratie en van gezonde economieën stimuleren. Zonder deze gezamenlijke inspanningen in de betrokken landen, en in samenwerking met de betrokken volkeren en sociale structuren, zullen we de instabiliteit niet doeltreffend kunnen verminderen.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) In dit verslag wordt ingegaan op de migratiestromen als gevolg van de politieke instabiliteit in bepaalde regio’s van de wereld, in het bijzonder in Noord-Afrika en ten zuiden van de Middellandse Zee. Deze situatie, die gevolgen heeft voor de landen in het zuiden van Europa, in het bijzonder Italië – iedereen volgt de toestand op het eiland Lampedusa, waar meer dan 20 000 mensen zijn toegestroomd – en Malta, heeft meer dan 400 000 vluchtelingen naar Europa gebracht. Om de gevolgen hiervan te beperken is het essentieel dat de Europese Unie niet alleen middelen uit het Europees Vluchtelingenfonds beschikbaar stelt, maar ook zo snel mogelijk een doorgedreven plan uitvoert om humanitaire hulp te bieden en te voorzien in de basisbehoeften van deze mensen. Bovendien moeten we een regionaal programma vaststellen voor de vluchtelingen uit Egypte, Tunesië en Libië op het gebied van asiel en vluchtelingenbescherming teneinde mensenhandel te voorkomen en hun terugkeer naar hun land van herkomst voor te bereiden. Ik ben verheugd over de goedkeuring van dit verslag, omdat het erop wijst dat de Europese Unie via haar beleid voor externe samenwerking de structurele oorzaken van de door migratiestromen veroorzaakte problemen onbevooroordeeld zal aanpakken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Migratiestromen hebben oorzaken. De voornaamste oorzaken zijn oorlogen en gewapende conflicten, systematische schendingen van de mensenrechten, etnische en religieuze conflicten en onderdrukking. Maar natuurrampen en armoede ten gevolge van het ontbreken van echte economische en democratische structuren behoren ook tot de meest voorkomende oorzaken van migratiestromen.
Door de gevolgen van de wereldwijde crisis van het kapitalisme en doordat de crisis zich onregelmatig en ongelijk ontwikkelt, is de economische en sociale situatie in veel landen aan het verergeren, de opstanden in de Arabische wereld zijn daar een voorbeeld van, hetgeen de migratiestromen doet toenemen. In dat verband hanteert de Europese Unie vaak een hypocriet discours en voert ze een beleid van twee maten en twee gewichten. Enerzijds beweert ze de mensenrechten in derde landen te verdedigen, en laat ze het niet na om ze zelfs als argument te gebruiken om een aantal van die landen aan te vallen. Anderzijds is ze medeplichtig aan het voortbestaan van ernstige situaties zoals in Lampedusa, in Italië.
Om deze migratiestromen te voorkomen moeten er maatregelen worden genomen die gebaseerd zijn op een echt beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp, op solidariteit en bevordering van de vrede, zoals vreedzame oplossingen van conflicten, wat vandaag niet het geval is.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Iedereen weet dat oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en armoede als gevolg van het ontbreken van echte economische en democratische structuren de voornaamste oorzaken van migratiestromen vormen.
Door de crisis van het kapitalisme en de sociale gevolgen daarvan, zoals de opstanden in de Arabische landen, zal de huidige situatie nog verslechteren.
Daarom moet de Europese Unie een einde maken aan haar hypocriete beleid van twee maten en twee gewichten. Ze kan niet beweren dat ze in derde landen de mensenrechten verdedigt en tegelijkertijd toestaan dat ernstige toestanden zoals in Lampedusa blijven bestaan.
Er is behoefte aan een preventiebeleid, aan ontwikkelingssamenwerking met een globalere politieke visie waarin vooral aspecten zoals solidariteit en bescherming van de mensenrechten aan bod komen, wat vandaag niet het geval is.
De Europese Commissie en het Europees Parlement verlenen doorgaans voorrang aan hun economische en geostrategische belangen en vergeten de solidariteit en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen waardoor ze schandalige richtlijnen aannemen, zoals de terugkeerrichtlijn.
Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd, al staat er hier en daar iets positiefs in.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik wil graag steun geven aan de bewoners van Lampedusa die worden geconfronteerd met overbevolking, onveiligheid, problemen bij de voedselvoorziening en misschien ook de volksgezondheid. Dit Parlement is echter van mening dat hun belangen minder zwaar wegen dan die van tienduizenden illegale migranten die op hun kust landen. Ik zou de Italiaanse autoriteiten er ook op willen wijzen dat ze deze illegale vluchtelingen op de daarvoor gecharterde boten naar Afrika moeten brengen, en niet naar Europa. Die vluchtelingen komen hoofdzakelijk uit Tunesië; het schijnt dat daar een schitterend democratisch avontuur plaatsvindt en daaraan zouden ze moeten meewerken. We kunnen niet telkens weer iedereen opvangen die in eigen land niet blij is omdat het er regent, of juist niet, omdat er een dictatuur heerst of omdat de dictatuur beëindigd is, omdat het onderontwikkeld is, of omdat het zich ontwikkelt! Geld is de belangrijkste drijfveer van deze migranten.
Met onze ontwikkelingshulp moeten we ervoor zorgen dat de mensen wortel slaan in hun eigen land, we moeten onze steun daar zelfs van afhankelijk maken, en van de terugkeer van hun onderdanen. In tegenstelling tot wat de rapporteur zegt bestaat er geen ‘recht op emigratie’. De Europese burgers, waarvoor u primair verantwoordelijk bent, hebben echter wel het absolute recht om STOP te zeggen en om te worden gehoord.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag van het Europees Parlement over “migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU” gestemd, en wil op een aantal punten ingaan. Bijna 24 000 Tunesiërs zijn sinds de val van Ben Ali op het eiland Lampedusa en aan de Italiaanse kust aangekomen, ook duizenden Libiërs vluchten uit hun land, waar sinds februari een oorlog woedt. Met het oog op deze dramatische humanitaire crisis moeten we absoluut een Europees antwoord geven, en Europese solidariteit bieden! In ons verslag pleiten we voor een systeem van actieve solidariteit voor de hervestiging van vluchtelingen uit Noord-Afrika. We pleiten voor de toepassing van de ‘solidariteitsclausule’ tussen de lidstaten in verband met het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie. We verzoeken ook om in de begroting voor de jaren na 2013 een bepaling inzake de fondsen voor de noodhulp op te nemen, zodat Europa snel kan reageren als dat nodig is in verband met immigratie en asiel. Al die elementen zijn nodig voor een echt Europees asielbeleid, waarvoor we al lang pleiten, en dat gebaseerd moet zijn op de principes van coherentie, verantwoordelijkheid, solidariteit en eerbiediging van de mensenrechten.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd, omdat we hierin de nadruk leggen op de eigenlijke oorzaken van de migratiestromen: de politieke, sociale en economische instabiliteit, de onveiligheid, de politieke onderdrukking, de schendingen van de mensenrechten, maar ook de klimaatverandering. In dit verslag maken we ook duidelijk dat we de landen van herkomst duurzame strategieën moeten bieden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie. Op die manier ontkrachten we de mythe van de nulimmigratie, we wijzen erop dat we de migratie niet kunnen stoppen en dat de EU een omvangrijke, maar gestuurde migratie nodig heeft om de vergrijzing van onze bevolking te compenseren, en om andere sociale en economische uitdagingen aan te kunnen gaan.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In het verslag-Provera wordt op een aantal belangrijke kwesties ingegaan die met migratie te maken hebben en wordt het belang van de mensenrechten belicht. De mensenrechten zijn het kernthema geweest van campagnes in Schotland en het Verenigd Koninkrijk om een einde te maken aan de opsluiting van kinderen die asiel zoeken. De Britse regering heeft plechtig beloofd om een einde aan deze schanddaad te maken, maar heeft dat tot nu toe nog niet gedaan.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik stem in met dit document, aangezien de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging zijn voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak. Daarom is het nodig een debat op gang te brengen om een beter inzicht te krijgen in alle aspecten van de migratie en de oorzaken ervan. Dit zou de Europese Unie in staat stellen een samenhangend en doelmatig beleid inzake migratiestromen uit de herkomst- en doorreislanden op te stellen en een besluit te nemen over de wijze en hoogte van de investeringen in die landen teneinde hun interne demografische en sociale spanningen te verlichten en aldus voor meer stabiele omstandigheden te zorgen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) In de ontwerpresolutie waar hier vandaag over wordt gestemd komt een belangrijke vraag aan de orde: hoe moet de rol van het buitenlands beleid van de EU worden gedefinieerd ten overstaan van het zowel tragische als delicate probleem van de migrantenstromen. De uitdaging waar de Europese Unie voor staat wordt bepaald door de onmiskenbare instabiliteit in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Europa moet het hoofd bieden aan deze uitdaging door het opzetten en ten uitvoer leggen van een preventiepolitiek die inspeelt op de oorzaken van de economische en politieke instabiliteit in deze landen. Met het voorstellen van gemeenschappelijke oplossingen moet Europa dit hardnekkige fenomeen kunnen voorkomen of in elk geval beteugelen. De hiervoor benodigde middelen zijn echter enorm en daarom is het noodzakelijk om andere wereldmachten te betrekken in het beleid en tot een gezamenlijke coördinatie te komen. Dit alles moet gebeuren met volledig respect voor het beginsel van solidariteit. Uit dit oogpunt is Europa verplicht te komen tot een samenhangend en compact antwoord waarbij duidelijk wordt aangetoond dat dit beleid voorrang heeft. Om deze redenen en omdat ik overtuigd ben van het politieke signaal dat Europa moreel verplicht is af te geven met betrekking tot dit probleem, daarbij vermijdend dat landen alleen komen te staan, heb ik met mijn stem steun gegeven aan de bovengenoemde resolutie.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam beschikt de Europese Unie over uitgebreide bevoegdheden voor het sturen van de migratiestromen. We gebruiken die bevoegdheden nu om de recente vluchtelingenstroom aan te pakken van mensen die vluchten voor de onrust in Noord-Afrika, en met name in Libië. Deze ‘Arabische lente’ is een krachtig symbool voor de vrijheid, maar dekt ook een veel dramatischer ontwikkeling, waardoor talloze burgers op weg gaan (in dit geval de zeeweg) om asiel aan te vragen. In deze resolutie doen we dus een beroep op de Europese en internationale instellingen om zich bewust te worden van de omvang en van de gevolgen van deze volksverhuizing. Ik heb voorgestemd, omdat geen enkele lidstaat deze uitdaging alleen aan kan gaan en we deze crisis in overleg en samen moeten aanpakken. Ook de nieuwe instrumenten van de Unie voor het buitenlands beleid, die zijn ingevoerd met het Verdrag van Lissabon, met name de nieuwe Europese dienst voor extern optreden, moeten leiden tot een doelmatiger coördinatie van het beleid van de lidstaten.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin het Parlement zich ingenomen verklaart met de recente voorstellen van de Commissie voor legale migratie door niet-asielzoekers en er bij de Commissie op aandringt ook andere instrumenten te ontwikkelen om een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand te brengen, economische migratie te beheren met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden, en de sociale samenhang te vergroten door een verbeterde integratie van migranten. In het verslag benadrukt het Parlement de noodzaak van het leveren van voldoende informatie over de mogelijkheden voor legale immigratie naar de EU teneinde illegale migratie te voorkomen, beter gebruik te maken van de EU-regelingen voor legale immigratie, de reële vooruitzichten en kansen binnen de EU duidelijk te maken en de valse hoop die door mensenhandelaars wordt gewekt, de kop in te drukken en daarmee het voordeel te verkleinen dat door de georganiseerde misdaad en de mensenhandel getrokken wordt uit het feit dat mensen genoodzaakt zijn om te verhuizen. In het verslag wordt de Commissie verzocht om beschermingsmaatregelen te bevorderen voor kwetsbare groepen en personen (vooral vrouwen en kinderen) die vaak het slachtoffer worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting en wordt de Commissie aangespoord in derde landen informatiecentra op te richten die voorlichting geven over de mogelijkheden van migratie naar de EU. In het verslag wordt evenwel aangedrongen op een evenwichtige aanpak waarbij legale migratie naar de EU bevorderd wordt en verzekerd wordt dat de EU het vermogen heeft om nieuwe migranten te ontvangen en met succes te integreren.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Met deze tekst kunnen we de werkelijkheid niet verdoezelen, ondanks alle goede bedoelingen. De EU maakt zich zorgen over de val van de dictators, die ze had gesteund, in ruil voor het beheersen van de ‘migratiestromen’ naar haar grenzen. Niemand maakte zich zorgen over de komst van een golf van vluchtelingen die het slachtoffer waren geworden van deze dictatoriale regimes, en terecht. Pas over de komst van de democratie maakt men zich zorgen.
Europa heeft tussen nu en 2030 echter 230 miljoen immigranten nodig, dat heeft de Europese Commissie zelf gezegd. In deze tekst pleit het Parlement trouwens voor sancties voor landen die zich niet houden aan de principes van de vrijhandelsakkoorden en van de overeenkomsten met het IMF. De bevolking heeft zich door de Arabische revoluties nog maar net bevrijd van het juk van de plaatselijke despoten, en nu krijgen ze de groeten van vreemde tirannen. Dit is arrogant en wreed. Ik stem hier tegen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is bijzonder zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb gestemd tegen het verslag-Provera over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU, omdat ik afwijzend sta tegenover het migratiebeleid van de Europese Unie. Dat is immers het beleid van ‘Fort Europa’, met grenzen die met ijzer bekleed zijn voor mannen en vrouwen maar in rook opgaan voor het kapitaal. Dit verslag spreekt zich uit voor een Europees migratiebeleid dat niet is gebaseerd op de erkenning dat emigratie een recht is, geen delict, en dat geen garanties biedt voor een onaantastbaar beginsel, namelijk dat van het aanvragen van asiel. De hypocrisie van de EU is tenhemelschreiend, want illegale immigranten worden enerzijds gecriminaliseerd maar anderzijds wel als arbeiders gebruikt om snel kapitaal te vergaren, iets wat rechtstreeks ingaat tegen de universele aard van de mensenrechten. De Europese Unie, die slechts bestaat bij de gratie van economische immigratie, geeft blijk van een hoge mate van cynisme. Wat er gaande is in Noord-Afrika is een bewijs van dit Fort Europa. Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) heeft niets te maken met solidariteit of samenwerking om volkeren te helpen in hun strijd tegen dictaturen, zoals die van Ben Ali, Mubarak en Gaddaffi: wanneer duizenden Afrikanen op de vlucht slaan voor onderdrukking en oorlog, worden zij door de EU opgesloten.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen noodzaak. Op de lange termijn kan de EU effectieve maatregelen nemen om het gebruik van haar eigen financiële instrumenten en bestaande institutionele structuren te optimaliseren. De maatregelen die in het verslag worden voorgesteld zijn onvoldoende en men blijft steken in goede voornemens. Er is een precies en specifiek financieel economisch plan nodig. Anders zal Europa stikken als gevolg van de golf van illegale migratie. Als eerste stap op weg naar een oplossing van dit probleem is het verslag heel nuttig.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Juist met het oog op de permanente migratiestromen in Europa lijkt het me belangrijk om te verhinderen dat economische vluchtelingen gelegaliseerd worden. We moeten ontwikkelingslanden steunen, zodat ze ervoor kunnen zorgen dat deze mensen in eigen land blijven. Het heeft geen enkele zin om mensen uit ontwikkelingslanden toe te laten tot onze arbeidsmarkt, ook al omdat de werkloosheid in de eurozone op dit moment 9,9 procent is. Het verslag van de heer Provera was oorspronkelijk heel evenwichtig, maar het is door allerlei amendementen helaas in de verkeerde zin veranderd. Daarom heb ik ertegen gestemd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat het na de onrust in de Arabische landen en het op gang komen van de migratiestromen erg belangrijk is dat het gemeenschappelijke migratiebeleid in de hele EU functioneert. Ervan uitgaande dat migratie niet gestopt kan worden, speelt op dit vlak het buitenlands beleid een voorname rol. Migratiestromen oefenen een grotere druk uit op de lidstaten die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden. Daarom moeten we alles doen voor een gemeenschappelijk Europees migratiebeleid om migratiestromen optimaal te kunnen beheren en controleren. Alleen gemeenschappelijke inspanningen tegen de negatieve gevolgen kunnen economische groei, stabiele arbeidsmarkten en ontwikkelingsperspectieven beschermen van die staten die de meeste migratiestromen moeten opvangen. Dat zal een doeltreffend middel zijn teneinde illegale migratie, georganiseerde misdaad en mensenhandel te voorkomen. De EU moet alle inspanningen leveren om legale migratie te stimuleren en illegale migratie doelmatig te bestrijden. Het is van belang een aanpak van de legale migratie te ontwikkelen met inachtneming van de behoefte van de Europese arbeidsmarkt aan arbeidskrachten en het vermogen per lidstaat om migranten op te nemen en te laten integreren.
Legale migranten in EU-landen moeten dezelfde rechten en plichten hebben als andere werknemers. Het is bovendien belangrijk in elk land de braindrain en de uittocht van goed opgeleide deskundigen te verminderen. Daarvoor moeten programma’s voor bijstand bij terugkeer en circulaire migratie worden bevorderd, aanwervingsprocedures aan regels worden onderworpen en capaciteitsopbouw worden ondersteund.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van collega Provera gestemd over een van de grondbeginselen van de Europese Unie, dat van de solidariteit tussen de volkeren. De huidige situatie is gezien de politieke crises in Noord-Afrika en de trage of ontbrekende reactie van de Europese politiek inzake de migrantenstromen zo ernstig en problematisch dat ik van mening ben dat deze nu zonder uitstel moet worden aangepakt. Met deze aangenomen tekst wordt de Raad verzocht volle aandacht te geven aan de solidariteitsclausule met een concreet actieplan en kosten die gedeeld worden tussen de lidstaten, een verzoek dat niet kan en niet mag worden genegeerd. In deze tekst wordt met name gepleit voor minimumnormen betreffende het verlenen van tijdelijke bescherming aan immigranten en directe maatregelen voor het verdelen van verantwoordelijkheden en inspanningen tussen lidstaten die, zoals Italië, immigranten verantwoord opvangen en daarvan unilateraal en eenzijdig de gevolgen ondergaan.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het is belangrijk dat wij op Europees vlak een verband leggen tussen de steeds groter wordende druk van migratiestromen en het externe beleid van de EU. Met Europese initiatieven kan steun worden geboden aan de politiek instabiele landen van Noord-Afrika waar een groot aantal illegale immigranten vandaan komt. Instrumenten als de programma’s voor ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking en overnameovereenkomsten kunnen en moeten volledig worden ingezet. Het is wel duidelijk dat deze vraagstukken de komende tijd van doorslaggevend belang zullen zijn, niet alleen voor Griekenland maar ook voor de andere landen van de EU, en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden zijn vandaag een grote uitdaging voor de Europese Unie. Ze worden veroorzaakt door oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren. Het is een toenemend verschijnsel dat spanningen doet ontstaan, niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden. In dit verslag wordt een reeks aanbevelingen vastgesteld zodat de Europese Unie doeltreffend kan reageren. Zo moet de Europese Unie onder andere een beleid van preventie hanteren om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak, en ontwikkelingssamenwerking combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking en bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden aan bod komen. Deze doelstellingen moeten samen met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen worden nagestreefd; zij zijn immers nauw verbonden met de politieke stabiliteit en moeten het kader vormen voor dit proces.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Migratiestromen veroorzaakt door instabiliteit zijn het indirecte gevolg van de schending van mensenrechten, natuurrampen en het gebrek aan economische en sociale structuren waarmee het welzijn van brede lagen van de bevolking kan worden gegarandeerd. Migratiestromen vormen een uitdaging voor de EU vanwege de inspanning die vereist wordt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en op het gebied van preventie van sociale spanningen die vaak niet alleen ontstaan tussen het land van herkomst en het land van bestemming maar ook tussen het land van herkomst en het doorgangsland van migranten. Deze uitdaging vereist concrete antwoorden van de EU, niet alleen wat betreft de ontwikkelingssamenwerking maar ook wat betreft het buitenlands beleid waarbij op zowel regionaal als mondiaal niveau preventieve maatregelen worden ingevoerd op het gebied van veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale akkoorden met landen van herkomst en doorgangslanden, de bescherming van de mensenrechten en democratisering, maatregelen waarbij gebruik gemaakt wordt van alle beschikbare instrumenten van buitenlands beleid. Omdat ik er sterk van overtuigd ben dat het belangrijk is dat de EU de oorzaken van de instabiliteit direct aanpakt en dat zij dit doet door de beschikbare instrumenten te verbeteren, kan ik alleen maar instemmen met dit voorstel.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen.
Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen wanhopige noodzaak.
Een Europees beleid inzake het beheer van migratie zou maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden, de waarborging van de mensenrechten en democratisering aan bod komen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het beheer van migrantenstromen die het gevolg zijn van politieke instabiliteit is een fundamentele uitdaging voor de EU. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, natuurrampen en het gebrek aan deugdelijke economische en democratische structuren zijn de belangrijkste oorzaken van deze migrantenstromen.
Ik ben van mening dat het noodzakelijk is om nu een preventiebeleid op te zetten, waarbij de meest passende instrumenten worden gebruikt om in te haken op de oorzaken van de instabiliteit. Het Europees buitenlands beleid zou zich moeten concentreren op de bronnen van instabiliteit en op de structurele moeilijkheden in de landen van herkomst. Ik denk dat deze tekst voor de EU een extra hulpmiddel is bij het vormgeven van een coherent en doelmatig beleid inzake het fenomeen van de migrantenstromen, waarbij keuzen worden gemaakt over de beste weg om te komen tot herstel van de voorwaarden voor politieke, economische en sociale stabiliteit.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Mijn standpunt aangaande dit verslag komt neer op een krachtig nee. Het motto ‘In verscheidenheid verenigd’ veronderstelt dat iedereen baas is in eigen huis en dat het niet de EU kan en mag zijn die ons opdraagt ongewenste gasten te accepteren. Onszelf het recht ontzeggen om illegalen terug te sturen naar hun land van herkomst gaat in tegen elke logica van het gezonde verstand. Als legaliteit niet meer wordt gerespecteerd, lopen we het risico van een invasie van miljoenen wanhopige mensen die op de vlucht zijn. Mensen die te lijden hebben moeten worden geholpen, maar in hun eigen land door het tegengaan van mensensmokkel.
Ik wijs de aan Europa gerichte beschuldiging van racisme en xenofobie met kracht van de hand. Ik ben het zat getuige te moeten zijn van de staking van illegale Tunesiërs omdat ze geen geld krijgen voor sigaretten, of van hun weigering voedsel te eten waar tonijn in zit omdat het naar vis ruikt en van de aanspraak die deze mensen, eenmaal uit de boot, menen te kunnen doen gelden op werk en een huis, natuurlijk gratis, en dat ten overstaan van onze eigen werklozen en armen.
Complimenten aan de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken, mevrouw Ashton, zijn beslist misplaatst omdat zij in feite geen idee heeft hoe de huidige crisis in de Maghreb-regio moet worden aangepakt. Het allermooiste is intussen dat we lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transseksuelen en transgenders mogen beschouwen als vervolgden of achtergestelden die dus bijzondere aandacht verdienen.
Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag van de heer Provera gestemd omdat daarin mijns inziens het probleem op een realistische manier wordt beschouwd. Zijn voorstel om de met immigratie gepaard gaande last te verdelen is mijns inziens noodzakelijk. Het immigratievraagstuk is moeilijk op te lossen, maar het is wel beheersbaar als wij het juist aanpakken. Het is onaanvaardbaar dat met name Griekenland, Italië en Spanje voor het probleem moeten opdraaien. Ik wijs erop dat sinds januari 23 000 immigranten Italië zijn binnengekomen. Vooral na de ontwikkelingen in Noord-Afrika en de Arabische wereld moeten wij een Europese strategie voor de aanpak van het immigratieprobleem zien te ontwikkelen, zodat de lidstaten niet aan hun lot worden overgelaten en deze ongelukkige, tot emigratie gedwongen mensen niet worden uitgebuit, evenmin trouwens als de burgers van Europa die de last ervan moeten dragen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Deze resolutie heeft de verdienste het debat over het migratiebeleid van de Unie weer aan te zwengelen, al had de tekst concreter en sterker gemogen. Net nu de situatie in Noord-Afrika grote migratiestromen op gang brengt, schiet de EU tekort door geen duidelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Frontex kan niet het enige instrument zijn bij de aanpak van de vluchtelingencrisis. Europa moet ook dringend een actieplan voor de lastenverdeling ontwikkelen om te helpen bij het hervestigen van vluchtelingen uit de regio en om steun te bieden aan ontheemden. Ik betreur het feit dat in de huidige omstandigheden het opschorten van de overeenkomst inzake samenwerking tussen de EU en Libië blijkbaar de enig beschikbare optie was. Niet het verscherpen van de grenscontroles aan de Unie moet de eerste bekommernis zijn in dergelijke akkoorden maar het toezicht op de bekrachtiging en naleving van het Verdrag van Genève. Ik hoop dat de resolutie een eerste stap is op weg naar een meer globale aanpak van de vluchtelingenproblematiek, opdat mensen op een meer humane manier benaderd worden.
Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag-Provera over ‘migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU’. We moeten een goede coördinatie garanderen tussen het buitenlands beleid en het immigratiebeleid. Het is ook belangrijk dat we ons concentreren op de onderliggende oorzaken voor de instabiliteit in bepaalde regio’s, en dat we de migratiestromen goed sturen. We moeten het beleid voor het sturen van de migratiestromen op een doelmatige manier combineren met het Europees beleid voor de ontwikkelingssamenwerking, waarbij we rekening moeten houden met de veiligheid en de regionale samenwerking tussen de zuidelijke landen, maar ook met de samenwerkingsovereenkomsten met de herkomstlanden en de doorreislanden. In dit beleid spelen bepaalde derde landen een centrale rol, en ik ben ervan overtuigd dat het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten tussen die landen en de Europese Unie van het allergrootste belang is voor de strijd tegen de illegale immigratie. In dat verband moeten we de samenwerkingsovereenkomst tussen Libië en de Europese Unie, die op dit moment opgeschort is, in ere herstellen.
Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Mede door de economische recessie en de politieke instabiliteit in vrij veel landen zijn de migratiestromen toegenomen. Daardoor komt de EU voor een uitdaging te staan. In dit verslag worden maatregelen voorgesteld die zullen helpen bij de aanpak van dit beangstigende verschijnsel dat niet alleen direct de betrokken landen aan de buitengrenzen van de EU aangaat, maar indirect heel de EU. Een van deze maatregelen betreft de ontwikkeling van een permanent en stabiel waarnemingssysteem voor alle activiteiten en operaties van Frontex op het gebied van het beheer van migratiestromen. Daarom heb ik voor het verslag-Provera gestemd.
Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben ingenomen met de aanneming van deze evenwichtige resolutie. Hierin noemen we een aantal ideeën in verband met de uitdagingen die voortvloeien uit de migratiedruk waarmee Europa geconfronteerd wordt. Het lijkt me van het grootste belang dat we profiteren van de mogelijke synergieën tussen het migratiebeleid en het beleid van de Unie voor de ontwikkelingssamenwerking. Achter de migratie schuilen menselijke drama’s, en de oplossing is ten dele te vinden in een beleid ter ondersteuning van derde landen dat bijdraagt tot ontwikkeling en stabiliteit. Dat probleem moeten we ook behandelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid. Het is volgens mij de hoogste tijd voor een antwoord van de Unie en ik doe een beroep op de lidstaten en op de Commissie om de middelen en instrumenten ter beschikking te stellen om dit mogelijk te maken, met name door Frontex een grotere rol en meer middelen te geven. Het zou ook verstandig zijn om de nodige bijstand te verlenen aan de regio’s en steden aan de kust van de Middellandse Zee. Zij moeten een dringende humanitaire crisis afwenden die zal ontstaan door de aankomst van deze immigranten, ze moeten de orde handhaven en de integratie van legale migranten bevorderen. Europese solidariteit tussen de lidstaten en tegenover derde landen is volgens mij dringend nodig.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Daarin wordt aangetoond dat de migratiestromen op dit moment vaak leiden tot enorme spanningen tussen de herkomstlanden, de gastlanden en de doorreislanden, maar ook binnen de gastlanden. De heer Provera stelt een preventieve aanpak voor, hij wil de oorzaak van de migratie bij de wortel aanpakken, en het gebrek aan democratische en economische stabiliteit in de gastlanden op de agenda van het Europees extern beleid zetten. Het Europees Parlement heeft de Commissie en met name mevrouw Ashton meerdere malen in verschillende verslagen over het ontwikkelingsbeleid verzocht om bij alle onderhandelingen de mensenrechten aan de orde te stellen en het verlenen van steun en handelspreferenties hiervan afhankelijk te maken. Ik zou die eis nogmaals met nadruk willen ondersteunen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór deze resolutie over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gestemd, daar vrouwen in de moderne samenleving tegen de achtergrond van hun individuele gezins- en beroepssituatie een multifunctionele rol vervullen en daar zij juist door deze combinatie van rollen ook een essentiële bijdrage kunnen leveren tot vooruitgang en innovatie in alle lagen van de maatschappij en tot een verhoging van de levenskwaliteit, met name in plattelandsgebieden. Het aantal vrouwen in plattelandsgebieden vermindert jammer genoeg. Voor een garantie van een stabiele positie van vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw en voor een steunbeleid voor het platteland moet de aandacht in grotere mate gericht zijn op innoverende en duurzame levens- en arbeidsomstandigheden op het platteland. Ik deel de mening van de rapporteur dat de ondernemingsgeest en de zin voor initiatief van vrouwen moeten worden gestimuleerd, met name door bedrijfseigendom onder vrouwen en netwerken van vrouwelijke ondernemers te bevorderen en door randvoorwaarden in de financiële sector die ervoor zorgen dat vrouwelijke ondernemers op het platteland gemakkelijker toegang tot investeringen en kredieten hebben, zodat zij meer mogelijkheden op de markt krijgen en een stabiele economische basis kunnen opbouwen. Het is ook belangrijk hen te steunen in het politieke streven naar stimulering van de rol van vrouwen in de landbouw door het hen gemakkelijker te maken in de landbouw werkzaam te zijn. Teneinde vrouwen aan te moedigen zich in plattelandsgebieden te vestigen en een bedrijf in de landbouw te beginnen, moet de toegang van vrouwen tot land en kredieten worden verbeterd.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ondersteun het verslag van collega Jeggle van harte, omdat het de aandacht vestigt op de 42 procent vrouwen in plattelandsgebieden die een onmisbare functie hebben bij de ontwikkeling, stabilisering en modernisering van die gebieden met nieuwe vormen van ondernemerschap. Dankzij hun inspanning hebben deze vrouwen aangetoond bij te kunnen dragen tot de verdere ontwikkeling van de traditionele levens- en bedrijfsvormen op het platteland door het ontplooien van economische activiteiten die werkgelegenheid kunnen scheppen en waarbij werk kan worden verenigd met familieverplichtingen.
Het streven naar gelijkwaardige levensomstandigheden in alle regio's en het vermijden van een eenzijdige ontwikkeling van de dichtbevolkte stedelijke gebieden maakt het noodzakelijk om alle plattelandsgebieden te voorzien van de meest moderne IT-infrastructuur met een goede toegang tot breedbandverbindingen en impliceert ook de ontwikkeling van elektronische bedrijfsvormen als e-business die het ontplooien van economische activiteiten mogelijk maken ongeacht de afstand tot stedelijke centra.
Ook moet de scholing van vrouwen verbeterd worden en moet de toegang tot krediet makkelijker gemaakt worden om vrouwelijk ondernemerschap te ondersteunen. Bij het te volgen beleid inzake sociale bescherming zal ook rekening gehouden moeten worden met de leef- en werkomstandigheden van als seizoenarbeidsters in de landbouw werkzame vrouwelijke immigranten, in het bijzonder wat de behoefte aan adequate huisvesting, ziekteverzekering en gezondheidszorg betreft.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het beginsel van gelijke kansen voor mannen en vrouwen is een van de fundamentele doelstellingen van de EU 2020-strategie en moet worden bevorderd om te zorgen voor een actievere deelname van vrouwen aan het economisch en maatschappelijk leven, en voor gelijke rechten voor vrouwen en mannen in de landbouwsector in het bijzonder. Ik vind het belangrijk de rol van vrouwen bij landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden te benadrukken. Daarom moet bij steunmaatregelen meer dan tot dusver rekening worden gehouden met de belangrijke rol, behoeften en situatie van vrouwen op het platteland. Ik zou de lidstaten willen aansporen om stimulansen voor het platteland te bedenken om vrouwen als producenten of ondernemers te promoten en om hun deelname aan het politieke proces te ondersteunen, ook als vertegenwoordigers in bestuursorganen van instellingen, met het doel gelijke rollen voor vrouwen en mannen te bevorderen.
Ik heb mijn goedkeuring gegeven aan dit verslag, waarmee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de bestrijding van sociale uitsluiting in plattelandsgebieden. Het hoofddoel van het steunbeleid voor het platteland is het realiseren van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en gelijke leefomstandigheden in alle regio’s, zodat een eenzijdige ontwikkeling van dichtbevolkte stedelijke gebieden en de daaruit voortvloeiende massale uittocht uit de dorpen kunnen worden vermeden.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Aangezien 42 procent van de mensen die werkzaam zijn binnen de landbouwsector vrouw is, is het duidelijk dat ze een belangrijke rol vervullen op het platteland en in landbouwbedrijven. Er moet erkenning en steun zijn voor vrouwen en voor de bijdrage die ze leveren aan de landbouwsector en het plattelandsleven en om die reden sta ik achter dit belangrijke verslag. In het landbouwbeleid van de EU moet de nodige erkenning worden gegeven aan de toekomst van de rol van de vrouw. Ik ben het eens met de bewering in het verslag over het uitstekende werk via de netwerken van vrouwen bij het bekrachtigen van plattelandsgemeenschappen en het bevorderen van gelijkheid en sociale insluiting op het platteland. Ze moeten meer steun krijgen op lokaal, nationaal en Europees niveau. In Ierland bijvoorbeeld is de ICA een belangrijke en invloedrijke organisatie in plattelandsgebieden, die onlangs al zijn 100-jarig bestaan vierde en ongeveer 11 000 leden heeft en die plattelandsvrouwen al sinds lange tijd steunt. Deze lokale organisaties moeten goede steun ontvangen en hier moet rekening mee worden gehouden in het toekomstige landbouwbeleid van de EU.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. − (PT) De rol van de vrouw in de landbouwsector en op het platteland is steeds belangrijker geworden. De afgelopen jaren is met name duidelijk geworden dat steun aan vrouwen en projecten van vrouwen tot belangrijke vooruitgang in de ontwikkeling van de samenleving op het platteland als geheel heeft geleid.
Vrouwen dragen bij tot de verdere ontwikkeling van de traditionele levens- en bedrijfsvormen op het platteland. Zij zijn zowel de stabiliserende als de moderniserende kracht achter deze ondernemingsvormen en daarmee onmisbaar voor een duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden. De voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt, dat is ook op het platteland wat vrouwen willen.
In haar verslag, dat ik steun, pleit de rapporteur er in dat verband voor meer aandacht te verlenen aan het grote scala aan beroepsbekwaamheid, interesses en prestaties van de vrouwen, wil de landbouw als werkomgeving voor vrouwen aantrekkelijk blijven. Ervoor zorgen dat zowel mannen als vrouwen op het platteland goede levensvooruitzichten hebben en een geslaagd bestaan kunnen leiden, moet het hoofddoel zijn van het Europese plattelandsbeleid.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) De situatie van vrouwen in plattelandsgebieden is een zeer reëel en actueel onderwerp voor de Europese Unie. Voor een aantal nieuwe lidstaten, waaronder Roemenië, is het echter een uitermate ernstig en dringend probleem, omdat zij een zeer groot aantal plattelandsgebieden hebben met extreem weinig werkgelegenheid. We moeten kiezen voor een passende aanpak, die financieel zal worden ondersteund door het toekomstige GLB, zodat we in deze gebieden leefomstandigheden kunnen creëren die aantrekkelijk zijn voor vrouwen en mannen. Ik schaar mij achter het idee van mevrouw Jeggle over een Europees netwerk van vrouwen op het platteland dat tevens wordt ondersteund via de maatregelen in het kader van de tweede pijler van het GLB. Ook kan ik mij vinden in het idee dat een van de prioriteiten van het GLB erin zou moeten bestaan vrouwen in plattelandsgebieden te verzekeren van toegang tot diensten en steunmaatregelen, naar gelang de behoeften van de respectieve lidstaten.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verslag waarover vandaag wordt gediscussieerd is van specifiek belang, omdat de focus gelegd wordt op de belangrijkste punten waaraan moet worden gewerkt teneinde te komen tot een doelmatige bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van plattelandsgebieden, terwijl tegelijkertijd gestreefd wordt naar het bevorderen van perspectieven op werk in de context van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid.
Naar mijn mening is de rol die door vrouwen vervuld wordt binnen landbouwbedrijven en op het platteland een factor van belang voor het beleid inzake plattelandsontwikkeling. Een van de belangrijkste doelstellingen van het Europees beleid voor landbouwgebieden is dan ook het garanderen van gelijke levensstandaarden in alle regio’s, zodat ook op het platteland zowel vrouwen als mannen de mogelijkheid krijgen iets op te bouwen.
In de huidige fase van uitwerking van het GLB is het van fundamenteel belang rekening te houden met de behoeften van vrouwen die leven in plattelandsgebieden en tegelijkertijd gebruik te maken van het potentieel van deze vrouwen. Ik ben van mening dat het gezien de toekomst nodig zal zijn de inspanningen te verhogen om te komen tot een duurzaam gebruik van de plattelandsgebieden, zowel op het gebied van kwaliteit als op het gebied van energie. Bovendien zal een verhoogde inspanning vereist zijn van de kant van iedereen die betrokken is bij het proces van landbouwhervorming.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. − (BG) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is gericht op de kwalitatief hoogstaande, duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden. Ik heb voor deze tekst gestemd, omdat vrouwen mijns inziens een onmisbare rol spelen in de hedendaagse samenleving. In de laatste jaren is duidelijk geworden dat een groot deel van de projecten in plattelandsgebieden volstrekt onmogelijk zou zijn geweest zonder de actieve betrokkenheid van vrouwen. Daarnaast ben ik van mening dat de leefomstandigheden in plattelandsgebieden moeten worden verbeterd. Deze verbetering kan worden gerealiseerd door de toegankelijkheid van de infrastructuur, de voorzieningen en de diensten voor dagelijks gebruik te verbeteren. Vrouwen moeten de kans krijgen gezin en beroep te combineren en de leegloop van dorpsgemeenschappen moet worden voorkomen. Vrouwen moeten toegang krijgen tot ondersteunende diensten, voorzieningen en structuren. Ook moeten ze een grotere rol krijgen in besluitvormingsprocessen.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Rekening houdend met het feit dat het risico van sociale uitsluiting in de plattelandgebieden groter is voor vrouwen dan voor mannen en gezien het belang van dit punt, sta ik volledig achter deze resolutie, waarin het accent ligt op de rol van de vrouw in de landbouw en waarin er niet alleen op wordt aangedrongen dat er bij ontwikkelingsstrategieën ten behoeve van afzonderlijke bedrijven of regio's in grotere mate rekening wordt gehouden met de agrarische en niet-agrarische beroepsbekwaamheid van vrouwen, maar ook dat er gezorgd moet worden voor stimuli om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen door elke vorm van discriminatie van vrouwen op het werk uit de wereld te helpen en de beroepsopleiding van vrouwen te verbeteren, onder meer door de toegang tot 'postgraduate' opleidingsprogramma's en specialisatiecursussen.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Mijns inziens wordt de ontwikkeling van de regio’s vandaag vooral een actueel thema nu landbouwgebieden steeds minder bevolkt worden als gevolg van de maatschappelijke veranderingen, de gewijzigde sociale structuur, verschuiving van waarden en een toenemende individualisering. Ik ga er volledig mee akkoord dat om deze duidelijke tendens van urbanisering te veranderen voor toereikende levens- en arbeidsomstandigheden op het platteland moet worden gezorgd. Uit ervaring is namelijk gebleken dat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun rol in de landbouw. Om die reden is het erg belangrijk de in het verslag voorgestelde maatregelen te nemen, die het vrouwen mogelijk maakt voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en net zo geslaagd tegemoet te komen aan de eisen van het gezinsleven, zoals ze tegenwoordig al in de stedelijke gebieden doen. Als maatregelen worden in het verslag genoemd dat de specifieke scholings- en adviesmogelijkheden voor vrouwen op het platteland moeten worden behouden en uitgebreid, met name wat betreft specifieke kwesties inzake landbouw, dat de EU-steun voor landbouw en bedrijven op het platteland moet blijven voortbestaan, dat de nodige infrastructuur, alsook IT-infrastructuur moet worden ontwikkeld, dat er een mogelijkheid moet zijn vroegtijdig met pensioen te gaan en nog veel andere maatregelen.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik feliciteer collega en rapporteur mevrouw Jeggle met het werk dat zij heeft verzet en waardoor het mogelijk is geweest om in het openbaar de 'multifunctionele' rol te onderkennen van de vrouw in de landbouwsector. Deze rol is nog steeds niet op een adequate manier erkend ofschoon 42 procent van de circa 27 miljoen mensen die werkzaam zijn in deze sector bestaat uit vrouwen en bijna 29 procent van de landbouwondernemingen wordt geleid door een vrouw.
Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ook ik vind dat het noodzakelijk is de specifieke rol van vrouwen in de landbouw te erkennen. Bovendien ben ik van mening dat het nodig is de specifieke behoeften van vrouwen in plattelandsgebieden vast te stellen en de toekomststrategieën, beginnend bij de volgende hervorming van het GLB, aan deze behoeften aan te passen. De Europese Unie kan de professionele en maatschappelijke ambities zowel als de ambities ten opzichte van het familieleven van plattelandsvrouwen niet negeren. Om dit mogelijk te maken zouden Europese instellingen moeten instaan voor efficiënte ondersteunende diensten en een vernieuwend aanbod dat niet exclusief marktgericht is.
Afsluitend wil ik opmerken dat ik het eens ben met de voorstellen van de rapporteur, vooral met betrekking tot een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de politieke, economische en maatschappelijke organen van de agrarische wereld.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik verheug me erover dat de Commissie zoveel belang hecht aan de rol van de vrouw in de ontwikkeling van de plattelandsgebieden. Dat vrouwen de afgelopen jaren een multifunctionele rol hebben gespeeld, op economisch en op sociaal vlak, is een realiteit waarvoor we niet onverschillig mogen blijven. Dit geldt in het bijzonder voor de landbouw, een sector waarin ze de afgelopen jaren op essentiële wijze hebben bijgedragen tot diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt. Daarom moeten we, overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor een duurzamer gebruik van de plattelandsgebieden, iets doen om aan de behoeften en verlangens van de vrouwen in deze gebieden te voldoen. Daarbij moeten we in het bijzonder aandacht hebben voor het behoud en de ontwikkeling van de noodzakelijke ondersteunende infrastructuur, waarbij onderwijs bijzonder belangrijk is.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) De stappen van het Europees Parlement vandaag om de bijdrage van vrouwen aan de van levensbelang zijnde landbouwsector van Europa te steunen en te versterken zijn welkom. Het verslag over vrouwen in de landbouw is door een aanzienlijke meerderheid van parlementsleden gesteund en is een maatregel die op het goede moment komt. Niet veel mensen beseffen dat 42 procent van de mensen die regelmatig in de landbouwsector werken vrouw is. Ik juich dit verslag toe.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Aangezien het beginsel van gendergelijkheid wordt uitgedragen door de Europese wetgeving en een van de fundamentele doelstellingen van de Europa 2020-strategie is, lijkt het mij juist dit onderwerp op te nemen in het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid, onder andere via het gebruik van nieuwe instrumenten die dit principe zullen bevorderen. Het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid moet een eerlijk beleid zijn, ook voor vrouwen.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat daarin het idee wordt verdedigd dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie is en dat dit beginsel in het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden verankerd. Het is essentieel om de toegang van vrouwen tot land en kredieten te verbeteren. Dit verslag draagt ook bij aan de bevordering van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling.
Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij stemden voor het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden, omdat het bestrijden van ongelijkheid in de samenleving volgens ons van essentieel belang is. Het verslag belicht ook hoe belangrijk een goed functionerende infrastructuur en een basisaanbod van bepaalde diensten, bijvoorbeeld breedbandinternet en kinderopvang, niet alleen in steden maar ook op het platteland zijn. Wij willen echter onderstrepen dat wij niet vinden dat landbouw in de komende financiële vooruitzichten hetzelfde deel van de begroting zou moeten behouden, maar dat het deel van de landbouw in de totale begroting integendeel aanzienlijk zou moeten afnemen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Als we echt willen inzetten op de landbouwsector, wat bij mij het geval is, en als we ervoor willen zorgen dat de ontwikkeling van een activiteit op het platteland echt een leven is waarvoor gezinnen kunnen kiezen, moeten we garanderen dat wie die keuze maakt, toegang heeft tot dezelfde infrastructuren op het gebied van gezondheid, onderwijs of gezinsondersteuning als wie in een stedelijk gebied woont.
Ontwikkeling en sociale cohesie houden in dat er harmonie is tussen plattelandsgebieden en stedelijke gebieden. Plattelandsgebieden mogen niet in de vergetelheid geraken of stelselmatig als minder aantrekkelijk worden beschouwd. Deze paradigmaverschuiving kan uiteraard tot stand komen door de actieve rol van de vrouw in de landbouwgemeenschappen. Ik heb geen romantisch en bucolisch beeld van de vlucht naar het platteland. Integendeel, ik weet dat er op zo’n leven een prijs staat en dat het vaak betekent dat je niet zomaar toegang hebt tot de infrastructuur die essentieel is in onze moderne maatschappij. Daarom ben ik positief over de in dit verslag vervatte punten van zorg om ook op het platteland in te zetten op hoogwaardige infrastructuren op het gebied van gezinsondersteuning, onderwijs, gezondheid en vervoer.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De bevordering van gendergelijkheid is een van de hoofddoelstellingen van de EU en haar lidstaten. Het is van groot belang dat dit beginsel in het GLB wordt verankerd als een middel ter bevordering van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling. Landbouwbedrijven, plattelandstoerisme, rechtstreekse verkoop vanaf het bedrijf en sociale dienstverlening vormen een belangrijke pijler van de voorzieningsinfrastructuur op het platteland en moeten duurzame steun ontvangen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dergelijke dienstverlening moet in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden bevorderd, zodat vrouwen nieuwe perspectieven en middelen van bestaan worden geboden en de verenigbaarheid van werk en gezinsleven aanzienlijk wordt bevorderd. We moeten de vergrijzing op het platteland bestrijden en daarom moeten we de randvoorwaarden zo inrichten dat de bevolking daar kan blijven. We moeten het belang benadrukken van een leefbaar en vitaal platteland met een diverse bevolkingssamenstelling. In dat verband benadruk ik het belang van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en uitdagingen voor jonge vrouwen. We moeten het platteland promoten als veelvormige en integratieve economische ruimte en leefruimte en daarbij vooral gebruikmaken van de sleutelrol, vakkennis en vaardigheden van vrouwen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In deze resolutie verzet het Parlement zich tegen de goedkeuring van het voorstel voor een verordening van de Commissie "betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen", omdat dit niet verenigbaar is met het doel en de inhoud van de Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Docosahexaeen-zuur (DHA) is van nature aanwezig in moedermelk en draagt bij tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van twaalf maanden. Aangezien er geen duidelijke wetenschappelijke consensus is over de gevolgen van DHA-verrijkte formules voor zuigelingen in een andere biologische omgeving dan moedermelk, of het nu om melk gaat of andere voeding voor zuigelingen, zijn we van mening dat we ons preventief en voorzichtig moeten opstellen.
We maken ons dus zorgen over de goedkeuring van dit voorstel voor een verordening, omdat het niet voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1924/2006, waarin onder meer staat dat "claims wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn waarbij alle beschikbare wetenschappelijke gegevens in aanmerking moeten worden genomen"’.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De Europese Unie en de lidstaten moeten in al hun beleidslijnen rekening houden met de bevordering van de gelijkheid en de rechten van de vrouw en met de bestrijding van discriminatie op basis van geslacht. Daarom moeten we in het bijzonder aandacht hebben voor de situatie van de vrouw in de landbouw en in de plattelandsgebieden. Zij voelen de gevolgen van de diepe crisis waarin het platteland door het huidige beleid, onder andere het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is terechtgekomen.
Vrouwen vertegenwoordigen bijna 42 procent van de 26,7 miljoen in de landbouw werkzame personen. Ze zijn in het bijzonder getroffen door de sluiting van honderdduizenden kleine en middelgrote landbouwbedrijven en door de vernietiging van de familielandbouw als gevolg van de opeenvolgende hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Net als in andere sectoren vallen zij ook ten prooi aan werkloosheid, onzekere banen, lage lonen en armoede, hetgeen nog verergerd wordt door de antisociale maatregelen die onder het voorwendsel van de crisis worden opgelegd .
We hebben dan ook geen behoefte aan holle frasen, maar aan een breuk met het beleid dat deze situatie heeft veroorzaakt. We moeten de rol van de vrouw, haar rechten, gelijkheid, openbare gezondheidsvoorzieningen, onderwijsfaciliteiten, culturele en recreatiefaciliteiten, sociale voorzieningen op het platteland…
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)
Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Dit verslag verdient onze volledige steun, omdat de rapporteur ingaat op de bijzondere rol van vrouwen in boerenbedrijven en op het platteland, en tegelijkertijd oplossingen aandraagt voor de problemen. Die oplossingen dragen er toe bij om de werk- en leefomstandigheden van vrouwen op het platteland aantrekkelijker te maken. We moeten bijvoorbeeld een eenvoudige en betaalbare toegang tot allerlei ondersteunende sociale diensten garanderen, zoals kinderopvang, ambulante medische voorzieningen, en tot de bijbehorende infrastructuur. Bovendien stelt de rapporteur voor om financiële steun van de EU te gebruiken om de levenskwaliteit op het platteland te verhogen.
Het is ook van het grootste belang dat we meer toegang bieden tot scholen, beroepsonderwijs en universitair onderwijs, maar ook de sociale zekerheid voor vrouwen op het platteland verbeteren. Dat komt niet alleen vrouwen op het platteland ten goede, het platteland zal als geïntegreerde economische zone een duurzame ontwikkeling voor de bewoners mogelijk maken.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór dit document gestemd, daar het van belang is om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Een van de centrale taken van het Europese beleid ten behoeve van het platteland is nog steeds het streven naar gelijkwaardige levensomstandigheden in alle regio's en het vermijden van een eenzijdige ontwikkeling van de dichtbevolkte stedelijke gebieden, zodat vrouwen en mannen ook op het platteland kunnen blijven wonen en er een geslaagd bestaan kunnen leiden. Indien het wenselijk wordt geacht dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven of voor het leven op het platteland kiezen, moet meer dan tot dusver bij steunmaatregelen rekening worden gehouden met hun behoeften en eisen. In de moderne maatschappij is dit niet haalbaar zonder gebruik te maken van ondersteunende diensten en voorzieningsfaciliteiten en -structuren, die ook nog eens betaalbaar en binnen de regio bereikbaar moeten zijn. Een dergelijke ondersteunende structuur te behouden en vrouwvriendelijk verder te ontwikkelen dient een van de centrale Europese stimuleringsstrategieën te zijn. Het is van belang dat er reeds bij het plannen van maatregelen – bijvoorbeeld de bouw van een kleuterschool, de invoering van een ambulante zorgfaciliteit of de uitbreiding van het lokale openbaar vervoer – naar nieuwe benaderingen wordt gezocht en dat vrouwen van alle generatie bij de besluitvorming worden betrokken. Een andere belangrijke bouwsteen voor meer kwaliteit van leven en werken blijven de school-, beroeps- en academische opleiding en scholing.
Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (FI) Het leven van vrouwen op het platteland is de afgelopen decennia veranderd en diverser geworden. Het aantal traditionele plattelandsbanen is afgenomen. Daarvoor in de plaats zijn nieuwe leefwijzen gekomen, waarin bijvoorbeeld de achtergrond, opleiding en status van vrouwen op de arbeidsmarkt veel van elkaar verschillen. Ook in het communautair steunbeleid moet meer rekening worden gehouden met deze veranderingen, zodat het arbeids- en gezinsleven van vrouwen op het platteland beter op elkaar kunnen worden afgestemd.
In de afgelopen jaren hebben vrouwen hun opleiding en vakbekwaamheid ingezet om de ontwikkeling van de traditionele plattelandseconomie te bevorderen. Allerlei innovatieve landbouwbedrijven, die zich bijvoorbeeld richten op diensten en boerderijvakanties, hebben de economische structuur van het platteland aanzienlijk gemoderniseerd. Ook in de toekomst moeten de oprichting en ontwikkeling van innovatieve landbouwbedrijven worden gesteund.
Tot slot wil ik erop wijzen dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelen van de Europese Unie en haar lidstaten is. Het beginsel van het bevorderen van gelijkwaardigheid moet daarom in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie worden geïntegreerd.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Met dit verslag probeert het Europees Parlement de leef- en werkomstandigheden van vrouwen op het platteland te verbeteren, en ze meer kansen te bieden. De belangrijkste eis is dat de infrastructuur op het platteland verder moet worden verbeterd, om vrouwen nieuwe mogelijkheden te bieden, ook op de arbeidsmarkt. Een ander onderwerp is het op elkaar afstemmen van gezins- en beroepsverplichtingen van personen die een boerenbedrijf beheren. Net als de rapporteur ben ik ervan overtuigd dat we alleen maar kunnen verhinderen dat vrouwen naar de steden trekken wanneer we een actief beleid ten gunste van het platteland voeren. Dat betekent dat er kinderopvang moet komen die ook rekening houdt met de kenmerken van de landbouw, een gezinsvriendelijke infrastructuur en een goede toegang tot internet en andere communicatietechnologieën. We moeten allerlei maatregelen nemen ten gunste van het platteland, en dat kan alleen maar wanneer er voldoende financiële middelen ter beschikking staan voor de landbouw en de plattelandsontwikkeling. Ik steun de eis in het verslag waarin het belang wordt benadrukt om bij gelegenheid van de komende onderhandelingen over de financiële vooruitzichten het voor landbouwuitgaven bestemde deel van de totale begroting niet nog verder terug te brengen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb dit verslag van collega Jeggle van harte gesteund, omdat ik hierin belangrijke beginselen aantref waarvan nota moet worden genomen en die moeten worden gesteund in de toekomst. Op een totaal van 27 miljoen mensen die regelmatig werkzaam zijn in de landbouw in de EU wordt ongeveer 42 procent vertegenwoordigd door vrouwen, terwijl uit officiële statistieken volgt dat een op de vijf landbouwbedrijven (ongeveer 29 procent) direct wordt geleid door een vrouw. Ik nodig u uit na te denken over deze gegevens, overwegende dat het belangrijke aandeel van vrouwen in de ontwikkeling van de lokale gemeenschap niet in verhouding is met hun deelname aan de relevante besluitvormingsprocessen. Deze drempel kan worden genomen met een dienstenbeleid dat met behulp van het nieuwe GLB activiteiten en ontwikkelingsprocessen kan bevorderen in de structuur van veel plattelandsgebieden. Ik denk in het bijzonder aan opleiding, advies en initiatieven met het oog op het oprichten van een eigen bedrijf, onder meer in het kader van de tweede pijler van het GLB, die het uitgangspunt zouden kunnen vormen voor een significante verbetering van de levensomstandigheden van vrouwen maar ook van mannen in plattelandsgebieden. Ik denk dat dit van groot strategisch belang is, ook met het zicht op de realisering van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie onder specifieke verwijzing naar de initiatieven die zijn gericht op innovatie, onderzoek en ontwikkeling.
Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) We hebben vandaag in Straatsburg gestemd over het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden. Ik ben zelf afkomstig van het platteland, ik woon op het platteland en vroeger heb ik hard meegewerkt op de boerderij van mijn ouders. Ik kan uit volle overtuiging stellen dat vrouwen op het platteland dankzij hun zware werk en doorzettingsvermogen niet alleen de ontwikkeling en modernisering van de landbouwbedrijven beïnvloeden, maar vaak de hele plattelandsgemeenschap activeren. Ze zijn actief in plattelandsvrouwenorganisaties, zorgen voor instandhouding van gewoonten en familietradities en implementeren met succes nieuwe methoden op het gebied van boerderijmanagement. Daarmee verdienen deze groepen onze steun en moeten wij hen stimuleren en hun waarde benadrukken. Ik bedank alle plattelandsvrouwen, zowel in Polen als in de hele Europese Unie, voor hun zware werk en hun bijdrage aan de ontwikkeling van de regio's en ik laat hierbij weten dat ik voor het verslag van mevrouw Jeggle heb gestemd. Dank u wel.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik juich toe dat in dit verslag de belangrijke rol wordt erkend die vrouwen in de landbouwproductie spelen en de noodzaak om bepaalde beleidsmaatregelen en omstandigheden aan te passen om hen te helpen. Ik geloof echter niet dat dit als een rechtvaardiging moet worden gebruikt om nog meer geld naar het GLB te gooien.
Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor gestemd, omdat ik er sterk van overtuigd ben dat de centrale positie van de vrouw moet worden erkend waar deze van fundamenteel belang is voor de voortgang of het herstel van de lokale economie, die bijdraagt aan de algehele groei van onze landen.
De rol van vrouwen in de landbouwsector is de laatste decennia sterk veranderd en zij hebben steeds meer een multifunctionele rol gekregen. Daarom is een interventie nodig van de Europese instellingen gericht op het tegengaan van een uittocht van vrouwen van het platteland of in ieder geval gericht op het stimuleren van de terugkeer van vrouwen naar het plattelandsleven. Een ondersteuning van vrouwen en hun projecten zou de ontwikkeling van plattelandsgemeenschappen als geheel bevorderen.
Vrouwen die werkzaam zijn in de agrarische sector moeten de mogelijkheid krijgen de voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt. Arbeidsplaatsen in de landbouw moeten aantrekkelijk blijven voor vrouwen en dat betekent dat ze in dit werk hun meervoudige professionele competenties kwijt moeten kunnen. In deze periode van financiële en economische crisis is het van fundamenteel belang om zowel op het platteland als in de stad gelijkwaardige arbeidsomstandigheden te bieden, zodat gebieden die een vliegwiel zouden kunnen zijn voor economisch herstel van een bepaalde Europese regio opnieuw bevolkt raken.
Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) De ingrijpende veranderingen op het Europese platteland zijn een uitdaging op het gebied van de demografie, de werkgelegenheid, de dienstverlening en het milieu. We moeten de nadruk leggen op de grote gevolgen van de aanwezigheid en de rol van vrouwen op de kwaliteit van het leven en de economie op het platteland. Vrouwen bieden een groot potentieel voor de Europese Unie bij haar plannen om de economie op het platteland te ontwikkelen en te stimuleren. De financiële steun van de EU kan bijdragen tot het verbeteren van de kwaliteit van het leven en het werk op het platteland, door een bijkomend inkomen en door school-, beroeps- en academische opleiding en scholing.
De landbouw heeft alleen maar een toekomst wanneer ze zich kan diversifiëren. De creativiteit van de betrokken personen is bepalend voor het potentieel van de door landbouwbedrijven geboden diensten, naast de productie van levensmiddelen, en de vrouwen hebben daaraan al een grote bijdrage geleverd. Er bestaan allerlei mogelijkheden om in de directe omgeving bepaalde diensten aan te bieden. Deze projecten hebben de grootste kans van slagen wanneer de vrouwen erbij betrokken worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Aangezien vrouwen in de landbouw en in de plattelandsgebieden steeds belangrijker worden, moeten we daar in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid rekening mee houden, teneinde gendergelijkheid te bevorderen. Alleen zo kunnen we duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling bevorderen. Net als in de stedelijke gebieden moeten we in de plattelandsgebieden goede levensomstandigheden creëren, opdat vrouwen en hun gezinnen zich gestimuleerd voelen om er te blijven wonen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor dit verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gestemd, omdat ik denk dat hun rol van cruciaal belang is in deze sector, die werk biedt aan 14,6 miljoen mensen (van wie 41 procent vrouw is). Hoewel het me bekend is dat in het kader van de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid steun wordt verleend aan projecten die verband houden met de levensomstandigheden van vrouwen in plattelandsgebieden, denk ik dat het nodig is de lopende projecten te analyseren om goede praktijken vast te stellen en bij te dragen tot een verbetering in de situatie van vrouwen. Die situatie is in het bijzonder verslechterd als gevolg van de huidige structurele crisis van het kapitalistisch stelsel in plattelandsgebieden. Denk bijvoorbeeld aan de hoge werkloosheidspercentages onder vrouwen, waarbij nog komt dat veel vrouwen niet eens deelnemen aan de arbeidsmarkt, zodat zij niet als werkloos zijn geregistreerd en niet voorkomen in de werkloosheidsstatistieken. Verder denk ik dat de sociale bescherming van vrouwen die werkzaam zijn in de landbouwsector onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Omdat dit verslag in die richting gaat, heb ik ook voor gestemd.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Zoals gezegd, is het verslag bedoeld om te onderstrepen dat het nodig is dat het beginsel van gendergelijkheid wordt opgenomen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid als een manier om duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling te bevorderen. Daarom moet de EU het accent van haar strategieën voor EU-steun verleggen om de plattelandsgebieden op vrouwvriendelijke wijze te ontwikkelen. Het bevorderen van de ondernemershouding en -vaardigheden van vrouwen in de landbouw, het verbeteren van de toegang en specifieke scholing voor vrouwen, het uitrusten van plattelandsgebieden met de modernste IT-infrastructuur, meer erkenning en ondersteuning van vrouwennetwerken, bevordering van de kwaliteit en toegankelijkheid van infrastructuurfaciliteiten en -diensten, adequate socialezekerheidsuitkeringen voor vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw, gedeeld eigendom van landbouwbedrijven en specifieke aandacht voor vrouwelijke immigranten behoren tot de belangrijkste punten waarover de verschillende fracties het eens zijn geworden. Wie zou daar nu tegen stemmen? Maar wat is het ongespecificeerd en populistisch! De rapporteur lijkt vooral haar goedheid te hebben getoond aan vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw. Er is niets specifieks gezegd over kinderen en gezondheidszorg. Gebrek aan efficiënte gezondheidszorg! Het gebrek aan efficiënte gezondheidszorg en kleuteronderwijs in plattelandsgebieden is precies waar vrouwen en Letland, Estland en Litouwen zich zorgen om maken. Ik heb voorgestemd, maar het verslag is ruw en onprofessioneel.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Op het platteland speelt de vrouw nog steeds een ondergeschikte rol. De rapporteur stelt voor om juist in niet-stedelijke gebieden beter in te gaan op de wensen van vrouwen. We moeten meer mogelijkheden voor bijscholing en meer kinderopvang bieden. Boerinnen leveren een steeds grotere bijdrage aan de diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt, en dat versterkt het multifunctioneel karakter van de landbouw ongetwijfeld. We willen ervoor zorgen dat de landbouw voor vrouwen een aantrekkelijke vorm van werkgelegenheid en een aantrekkelijke leefomgeving blijft, en daarom moeten we vrouwen de mogelijkheid bieden om invloed uit te oefenen op de beslissingen in de verschillende instanties en organisaties. Daarnaast is het van het grootste belang dat we vrouwen in de landbouw op de lange termijn de nodige zekerheid bieden, zodat ook zij een reden hebben om te blijven. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat we op alle mogelijke manieren een einde moeten maken aan de ontvolking van het platteland.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Als parlementslid uit Roemenië, een land waar een groot aantal mensen actief is in de landbouw, juich ik het verslag-Jeggle toe en ik heb dan ook voor gestemd. Ik wil echter wel aangeven dat een steviger boodschap ten aanzien van de leefomstandigheden op het platteland in mijn ogen wenselijk was geweest. Om de kloof tussen landelijke en stedelijke gebieden te verkleinen hebben we een zwaar gefinancierd Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling nodig. Investeringen in de modernisering van de elementaire fysieke infrastructuur moeten een kernonderdeel van dit fonds blijven. Tot slot was het nuttig geweest als er was verwezen naar de vergrijzing van de plattelandsbevolking en het belang van de programma´s die zijn gericht op de vroegtijdige pensionering van boeren en het in het zadel helpen van jonge boeren.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) In veel opzichten vormen vrouwen de ruggengraat van de Europese landbouw. We proberen een duurzame, ecologische landbouw op te bouwen, die gebaseerd is op kleine bedrijfsstructuren, en dat maakt de rol van de vrouwen nog belangrijker. Daarom moeten we meer aandacht besteden aan het werk van vrouwen in de landbouwsector, en hun bijdrage op haar waarde schatten. Bovendien moeten we nader ingaan op de specifieke behoeften van de vrouw in de landbouw, om ook komende generaties te motiveren voor een toekomst in de landbouw. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement de ontwerpresolutie aangenomen over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden. De ervaring van de afgelopen decennia heeft geleerd dat de toenemende betrokkenheid van vrouwen, hun kennis, ervaring en professionaliteit een sleutelrol spelen bij de ontwikkeling van alle takken van de economie. Mede daarom ben ik van mening dat het aantrekkelijker maken van plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor de behoeften en de rol van vrouwen, een van de fundamentele doelen moet zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We moeten ons tot het uiterste inspannen om vrouwen te steunen bij het verwezenlijken van hun doelen en het combineren van werk en gezinsleven. Om dit te bereiken moeten in plattelandsgebieden de toegang tot diensten in de breedste zin van het woord, infrastructuur, maar ook mogelijkheden voor opleiding en persoonlijke ontwikkeling gegarandeerd zijn. Het is hierbij essentieel dat maatregelen genomen worden die de ondernemingsgeest onder vrouwen stimuleren en alle verschijnselen van discriminatie op grond van geslacht bestrijden. We moeten ons ook concentreren op grotere politieke en financiële steun, bijvoorbeeld door gemakkelijker toegang tot investeringen en kredieten. Ik ben ervan overtuigd dat al deze maatregelen ertoe bijdragen dat het potentieel van vrouwen steeds beter benut gaat worden voor de ontwikkeling van de landbouw, de lokale gemeenschappen en complete regio's.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, die de rol van de vrouw in de landbouwsector wil vergroten en haar positie op het platteland wil verbeteren door haar meer sociale zekerheden te verlenen en werkgelegenheid en ondernemingsgeest te stimuleren. Eerst en vooral moeten we grote inspanningen leveren om een efficiënt functionerend socialezekerheidsstelsel tot stand te brengen dat het mogelijk maakt met vervroegd pensioen te gaan en een adequate zwangerschapsuitkering te krijgen. Door het platteland volledig van moderne IT-infrastructuur te voorzien worden positieve omstandigheden voor het stimuleren van de ondernemingsgeest gecreëerd. Een doeltreffend breedbandaanbod is een van de basisfactoren voor een groei van kleine en middelgrote ondernemingen op het platteland. Bovendien moeten we er alles aan doen de leegloop van het platteland te voorkomen en mogelijkheden creëren om gezin en beroep te combineren. In dit verband moeten mensen op het platteland zeker kunnen zijn van hoogwaardige gezondheidsvoorzieningen, onderwijs- en kinderopvangfaciliteiten en andere diensten voor dagelijks gebruik die voor positievere levensomstandigheden zorgen en sociale uitsluiting doen afnemen.
De lidstaten die gebruik maken van de Structuurfondsen, moeten initiatieven uitwerken en doorvoeren die vrouwen zouden moeten stimuleren op de arbeidsmarkt actief te worden, om sociale ongelijkheid te doen afnemen en problemen in verband met de transportinfrastructuur aan te pakken. Meer aandacht moet ook gaan naar organisaties van landbouwers en de totstandbrenging van een Europabreed netwerk van vrouwen, opdat de ontwikkelingsprogramma’s voor het platteland volledig ten uitvoer worden gebracht.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) In het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wordt de aandacht ook gelegd op sociale kwesties als de rol van de vrouw in plattelandsgebieden. De gedeelde doelstelling is te vermijden dat de ontwikkeling zich beperkt tot bevolkingscentra en bijgevolg het vermijden van discriminatie vanwege geslacht of geografische komaf van burgers die op het platteland wonen. Omdat ik het eens ben met deze doelstelling heb ik ingestemd met dit verslag waarin het belang wordt benadrukt van de rol van de vrouw in landbouwondernemingen en op het platteland en aandacht wordt gevraagd voor het belang van deze rol voor het beleid inzake territoriale ontwikkeling. In het verslag worden de punten aangegeven waaraan moet worden gewerkt voor een verdere integratie van vrouwen, zodat optimaal kan worden geprofiteerd van hun arbeidspotentieel en betere bestaansperspectieven ontstaan door meer efficiëntie op het gebied van energie en milieu in plattelandsgebieden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik het eens ben met de meeste voorstellen die daarin worden gedaan, in het bijzonder het bevorderen van multifunctionaliteit in plattelandsgebieden, aangezien dat gebieden zijn om in te wonen en te werken en waar gemeenschappen zouden moeten blijven en dynamischer moeten worden. Het is van belang te erkennen dat plattelandsgebieden bijzonder worden benadeeld door vergrijzing, een geringe bevolkingsdichtheid en, in sommige gebieden, ontvolking. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dient dan ook op deze uitdagingen in te spelen. Het is een feit dat het werk van vrouwen in de landbouwsector historisch gezien systematisch is ondergewaardeerd en dat vrouwen vaak niet of minder krijgen betaald dan mannen voor gelijksoortig werk. Het is dan ook van belang hiermee bij dit vraagstuk ook rekening te houden en bovenal te zorgen voor gelijke arbeidsvoorwaarden voor gelijke werkzaamheden. Hoe dan ook, denk ik dat dit vraagstuk uiteindelijk van de agenda moet verdwijnen, door in de landbouwsector voor gendergelijkheid te zorgen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Vrouwen vormen de ruggengraat van de agrarische sector in plattelandsgebieden. Het is daarom van belang het accent te leggen op de rol van vrouwen in landbouwbedrijven en op het platteland. In dat opzicht moet rekening gehouden worden met hun behoeften en moet gebruik gemaakt worden van hun mogelijkheden, omdat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun inzet op de meest diverse terreinen. Daarom is het van fundamenteel belang dat bij het Europees ondersteuningsbeleid meer dan ooit rekening gehouden wordt met de behoeften en omstandigheden van vrouwen om een uittocht van vrouwen van alle generaties te voorkomen of in elk geval de terugkeer naar het platteland te bevorderen. Op dit punt kan EU-subsidie bijdragen tot verbetering van de kwaliteit van het bestaan op het platteland, zowel voor vrouwelijke ondernemers en dienstverleners, als voor vrouwelijke consumenten van goederen en diensten. Aangezien vrouwen een onontbeerlijke rol vervullen bij een duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden, stem ik voor dit verslag om zo mijn concrete steun uit te drukken aan de vrouwen in deze sector.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Vrouwen vormen de ruggengraat van de landbouwsector en het platteland. Hun aanwezigheid komt steeds verder op de voorgrond te staan. Het is dan ook van belang om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Indien het wenselijk wordt geacht dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven of voor het leven op het platteland kiezen, moet meer dan tot dusver bij steunmaatregelen rekening worden gehouden met hun behoeften en eisen. De voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt, dat is ook op het platteland wat vrouwen willen.
De Europese Commissie moet de begrotingstoewijzingen voor het ESF vergroten om voldoende middelen te kunnen leveren voor maatregelen ter verbetering van onderwijs en opleiding voor het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt en de bestrijding van werkloosheid, en voor maatregelen en activiteiten in het kader van de strategie voor sociale insluiting en het vlaggenschipinitiatief EU 2020 voor het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting van achtergestelde en kwetsbare personen, in het bijzonder vrouwen, onder wie degenen die zijn geconfronteerd met onzekere overeenkomsten. De lidstaten moeten in het bijzonder bijdragen aan een duidelijke verbetering van de sociale positie van vrouwen in de landbouw in Europa.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Is de boerin misschien de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Deze verklaring klinkt misschien wat provocerend, maar ze is wel degelijk gegrond, wanneer we kijken naar de belangrijke rol die vrouwen spelen op het platteland en in de boerenbedrijven. Uit de statistieken blijkt dat vrouwen in de Europese Unie 43 procent van het landbouwwerk verrichten, en dat 20 procent van de bedrijfsleiders in de landbouw vrouwen zijn, en dan is het werk van de vrouw als partner nog niet inbegrepen, omdat dat vaak niet wordt meegeteld.
Tegenwoordig zijn de landbouwbedrijven gespecialiseerd, en de creativiteit van vrouwen is in dat verband een grote troef. Bovendien besteden ze meer aandacht aan een duurzaam en hoogwaardig milieu, en dat verdient erkenning en ondersteuning op Europese niveau. Daarvoor heeft het Europees Parlement tijdens de stemmingen van deze middag gekozen, het heeft het verslag-Jeggle aangenomen, en op die manier duidelijk gemaakt hoe belangrijk de rol van de vrouw zal zijn voor het herstel van het platteland. De rapporteur zegt in haar toelichting daarover zelf: "Uit ervaring is namelijk gebleken dat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun inzet". Dat is een heldere en moderne visie op het beroep van landbouwer.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Vrouwen vormen de ruggengraat van de landbouwsector en het platteland. Hun aanwezigheid komt steeds verder op de voorgrond te staan. Het is dan ook van belang om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Het concreet ondersteunen van vrouwen in de landbouw biedt op dit punt veel kansen. Hun grote scala aan beroepsbekwaamheid, interesses en prestaties moet meer aandacht krijgen, wil de landbouw als werkomgeving voor vrouwen aantrekkelijk blijven. Daartoe moeten vrouwen volledig kunnen deelhebben aan de bronnen van de agrarische levens- en bedrijfsvormen. Vrouwelijke landbouwers moeten overeenkomstig hun medeverantwoordelijkheid voor het bedrijf betrokken worden bij de rechten en plichten. Hiertoe behoort ook de vertegenwoordiging in landbouworganisaties en een aandeel in de inkomsten van het bedrijf.
Ook is adequate sociale zekerheid voor alle vrouwen die in de landbouw werkzaam zijn onmisbaar voor een moderne en duurzame landbouw. Er dient rekening te worden gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan met de socialezekerheidsstelsels voor de landbouw in de lidstaten, en die op de middellange termijn kunnen bijdragen tot een duidelijke verbetering van de sociale situatie van vrouwen in de Europese landbouw.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) In Europa is de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden altijd beschouwd als een prioriteit teneinde optimale levensomstandigheden te verzekeren voor mannen en vrouwen die kiezen voor werk in deze specifieke sector.
Op dit moment zijn in Europa 26,7 miljoen mensen werkzaam in de landbouwsector. Hiervan bestaat 42 procent uit vrouwen en minstens een op de vijf landbouwbedrijven wordt geleid door een vrouw. Uit deze eenvoudige cijfers blijkt een realiteit wat betreft vrouwen op het platteland die radicaal verschilt van de realiteit in de afgelopen decennia. Veranderingen waarin vrouwen een hoofdrol hebben gespeeld, waarbij de sociale en economische omstandigheden in de verschillende lidstaten sterk verschilden.
Ik sta daarom achter de inhoud van dit verslag, omdat de noodzaak wordt aangetoond van het plannen van "op de vrouw toegesneden" strategieën voor plattelandsgebieden, opdat op middellange termijn wordt bijgedragen aan een verbetering van hun sociale situatie en arbeidsomstandigheden.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij kunnen niet anders dan ons scharen achter het verslag over de rol van de vrouw in de landbouw en op het platteland, omdat wij nog geloven in de professionele landbouwer die leeft van de opbrengst van zijn eigen bedrijf.
Vrouwen zijn, vanwege hun moederrol en de karakteristieke ondersteunende rol die zij vervullen binnen het gezin, in een agrarische omgeving ongetwijfeld in het nadeel. De landbouw conformeert zich niet aan vaste uren, maar is opgebouwd rond de eisen van de seizoenen, de cyclus van de gewassen en de eventuele aanwezigheid van vee. Er zijn periodes met werkdagen van twaalf tot dertien uur, zeven dagen per week, en er zijn rustiger periodes. Het is duidelijk dat een boerin, om het hele jaar door verzekerd te blijven van een inkomen, bijvoorbeeld ook tijdens haar zwangerschap het land zal moeten bewerken wanneer dat nodig is.
De behoeften van een boerin verschillen dus van de behoeften van andere vrouwen op de arbeidsmarkt en daarom is het van fundamenteel belang dat zij verzekerd zijn van adequate en specifiek op hen toegesneden diensten, rekening houdend met het feit dat landbouwbedrijven zich bijna altijd op grote afstand bevinden van overheidsdiensten, of het nu gaat om transport, zorgfaciliteiten of sociale dienstverlening.
Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat vrouwen een enorm belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het platteland en de landbouwsector en daaraan een grote bijdrage leveren. Door steun te geven aan vrouwen en aan hun ondernemingsplannen in de landbouwsector kunnen wij aanzienlijke vooruitgang mogelijk maken in de ontwikkeling van heel de plattelandssamenleving. In deze economische crisis, waarin de werkloosheid sprongsgewijs omhoog gaat, moeten wij stimulansen bieden om vrouwen van ongeacht welke leeftijd op het platteland vast te houden, steun geven aan ondernemerschap van vrouwen en investeren in hun opleiding, opdat wij de landbouwsector kunnen ontwikkelen en innoveren.
Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (RO) Om te beginnen wil ik mevrouw Jeggle bedanken voor dit uitstekende verslag, waarin de cruciale rol van vrouwen in de landbouw voor het voetlicht wordt gebracht. Ik realiseer mij dat velen van ons graag zouden zien dat vrouwen van alle leeftijden op het platteland blijven, of vinden dat vrouwen moeten worden gestimuleerd om naar het platteland te verhuizen met het oog op het voortbestaan van de plattelandsgebieden en de landbouw in Europa. Om dit mogelijk te maken moeten we echter de toegankelijkheid van onderwijs en opleidingen voor vrouwen in de landbouwsector verbeteren en het vrouwen gemakkelijker maken om toegang te krijgen tot directe betalingen. Ook moeten we ervoor zorgen dat zij de beschikking krijgen over fatsoenlijke pensioenen en sociale verzekeringen.
In Roemenië komen sommige vrouwen op het platteland bijvoorbeeld niet in aanmerking voor een boerenpensioen en lopen tegen grote problemen aan wanneer zij proberen een eigen landbouwbedrijf te beginnen. Het is dan ook van het grootste belang dat we meer aandacht besteden aan vrouwen die werken op boerenfamiliebedrijven of zelfvoorzieningsbedrijven, en dat we deze vrouwen voorzien van een fatsoenlijk loon en een toereikend pensioen.
Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gesteund. Ik sta vooral achter de maatregelen die zijn gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie van vrouwen in plattelandsgebieden. In Polen is de werkloosheid onder vrouwen hoger dan onder mannen, vooral op het platteland. Een hoog percentage van de werklozen op het platteland betreft vrouwen jonger dan 34 jaar. Het gaat hierbij meestal om geschoolde vrouwen die geen werk kunnen vinden dat past bij hun kwalificaties. Deze trend is bijzonder gevaarlijk, omdat juist jongeren een grotere kans moeten hebben om een voet aan de grond te krijgen op de arbeidsmarkt. Op de lange termijn leidt dit tot feminisering van de werkloosheid op het platteland en stijging van de armoede onder jonge vrouwen. Velen van hen besluiten om werk te zoeken in de stad. Hierdoor neemt de vergrijzing van de plattelandsbevolking toe, daalt het geboortecijfer en verslechteren de leefomstandigheden voor plattelandsbewoners.
In verband hiermee steun ik het uitgangspunt dat in de nieuwe ELFPO-verordening wordt voorzien in specifieke maatregelen ter ondersteuning van vrouwen in de komende programmeringsperiode 2014-2020, aangezien dit een positieve impact kan hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen op het platteland. Ik ben ook voor het waarborgen van adequate uitkeringen voor plattelandsvrouwen in de socialezekerheidsstelsels, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke beroepssituatie en pensioenrechten van vrouwen.
Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De structuur van het platteland verandert als gevolg van sociaal demografische ontwikkelingen, veranderende waardesystemen en vergroting van de keuzemogelijkheden. Ook de rol van plattelandsvrouwen is aan verandering onderhevig. Om vrouwen vast te houden op het platteland of een keuze voor die levensstijl te stimuleren, moet meer rekening worden gehouden met hun behoeften. Dit moet in ons steunbeleid tot uiting komen. We moeten er vooral op economisch en financieel gebied voor zorgen dat de aanwezigheid van vrouwen op het platteland zichtbaarder wordt en hiervoor instrumenten ter beschikking stellen.
De zorg voor kleine kinderen, zieken en ouderen is nog steeds een taak die vooral vrouwen op zich nemen, waardoor zij stoppen met werken. We moeten hen daarom helpen bij het vinden van een evenwicht tussen werk en gezinsleven. Dit kan door ontwikkeling van infrastructuur, bijvoorbeeld de bouw van kleuterscholen of de ontwikkeling van verschillende educatieve en culturele mogelijkheden. De sleutel tot het welslagen van deze voornemens is het betrekken van vrouwen van alle generaties bij de besluitvormingsprocessen.
Een ander, uitermate belangrijk aspect is de verbetering van de toegang tot medische dienstverlening en programma's voor de vroegtijdige diagnosticering van kanker bij vrouwen. Daarnaast is het nog steeds de moeite waard om agrotoerisme te steunen en te ontwikkelen als een ondernemingsvorm die gepaard gaat met geringe bedrijfsrisico's, banen creëert en de mogelijkheid biedt tot het op elkaar afstemmen van gezins- en beroepsverplichtingen. Ook moeten we elektronische ondernemingsvormen zoals e-business stimuleren, waardoor economische activiteiten kunnen worden ontplooid, onafhankelijk van de afstand tot stedelijke centra.
Brian Simpson (S&D), schriftelijk. − (EN) De EPLP steunt de doelstelling van het verslag van Elisabeth Jeggle ‘De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden’, namelijk het belichten van de sectorspecifieke problemen waarmee in de landbouw werkzame vrouwen te maken hebben, en veel van de maatregelen die worden voorgesteld om hun positie te versterken. In het verslag worden de specifieke behoeften van vrouwen die in de landbouw werken besproken en een reeks aanbevelingen voorgesteld die rekening houden met hun leefomstandigheden en hun rol in en bijdrage aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie. De EPLP is het echter niet eens met paragraaf 4, waarin wordt afgeraden het aandeel van de totale begroting dat wordt besteed aan landbouw verder terug te dringen. Wij zouden graag een significante verschuiving van de prioriteiten binnen het meerjarig financieel kader zien om de prioriteiten van Europa 2020 die de grootste invloed hebben op het vergroten van de werkgelegenheid en de groei volledig te financieren.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin het belang van gendergelijkheid voor het bevorderen van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling wordt onderstreept. Ik ben van mening dat het belangrijk is om de vertegenwoordiging van vrouwen in alle politieke, maatschappelijke en economische organen van de landbouwsector te stimuleren, om ervoor te zorgen dat vrouwen op gelijkwaardige basis deelnemen.
Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat het verslag van mevrouw Jeggle, waarbij ik persoonlijk betrokken ben, is aangenomen. Het GLB heeft inderdaad een sociale meerwaarde. Dit blijkt uit de erkenning van de fundamentele rol die vrouwen spelen bij het waarborgen van toekomstperspectieven voor het plattelandsleven en het welzijn in plattelandsgebieden (overwegende dat 41 procent van de 14,6 miljoen personen in de EU die werkzaam zijn in de landbouw bestaat uit vrouwen).
Het gaat met name om het bevorderen van de ondernemersgeest en de competenties van vrouwen in de landbouw, het aanleggen van een moderne infrastructuur in plattelandsgebieden waardoor deze vrouwen hun werk kunnen combineren met het gezinsleven (bijvoorbeeld door het opzetten van crèches), het streven naar een grotere vertegenwoordiging van vrouwen in politieke, economische en maatschappelijke organen binnen de landbouwsector (waarbij volledige gelijkheid het streven is), het opzetten van een adequate sociale bescherming voor vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw en het verzekeren van gedeeld eigendom van landbouwbedrijven. Zolang we in rechtvaardigheid de belangrijkste vorm van gelijkheid zien, zal de erkenning van de rol van de vrouw in de landbouw volledig tot haar recht komen.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd. We moeten een actief steunbeleid voor het platteland voeren, om vrouwen betere kansen op de arbeidsmarkt en meer perspectieven te bieden. Goed opgeleide boerinnen moeten allerlei kwalificaties in huis hebben, en als ondernemers kunnen denken en handelen. Dat betekent ook dat er op het platteland een optimale infrastructuur moet worden geboden voor onderwijs, opleiding, bijscholing en kinderopvang, maar ook een onbelemmerde toegang tot moderne informatietechnologieën. Bovendien moeten we meer netwerken van vrouwen opbouwen, en vrouwelijke ondernemers een betere toegang bieden tot kredieten en investeringsmogelijkheden.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met dit rapport waarin wordt verzocht om een verbetering van de situatie en de erkenning van vrouwen die werken in de landbouw en instandhouding van de hulp aan het platteland.
Het verslag vestigt de aandacht op het feit dat het onontbeerlijk is dat vrouwen van landbouwers die zelf een inkomen verdienen toegang hebben tot sociale bescherming, zoals dat overigens ook geldt voor tijdelijke arbeidskrachten en buitenlandse arbeidskrachten. Dit zou, als we werkelijk iets willen bereiken op het gebied van gelijkheid tussen mannen en vrouwen in deze sectoren waar met name vrouwen worden achtergesteld, vanzelf moeten spreken, niet alleen voor het werk in de landbouw, maar ook breder, voor alle onafhankelijke beroepen.
Daarom moet de bevordering van gendergelijkheid inderdaad worden geïntegreerd in het GLB en moet de EU haar aangekondigde doelen in overeenstemming brengen met haar handelen. Toch koester ik geen illusie wat betreft de algehele samenhang tussen de doelstellingen van de Unie en het gebruik van de Europese fondsen. Dit gebrek aan illusie geldt met name het gebied van de mensenrechten, waarvan vrouwenrechten integraal deel uitmaken.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van mevrouw Jeggle gestemd. Ze maakt duidelijk dat vrouwen in de afgelopen jaren een grote bijdrage geleverd hebben aan de duurzame ontwikkeling van het platteland, en aan de diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt. We moeten de vrouwen op het platteland een perspectief bieden, en daarom moeten we in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid sterker de nadruk leggen op aspecten die met name voor vrouwen relevant zijn, door onder andere – en dat staat in het verslag – specifieke vormen van opleiding en advies aan te bieden, en hulp te bieden op het gebied van infrastructuur.
Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil mevrouw Jeggle feliciteren met haar verslag dat een wezenlijke bijdrage levert aan het debat over de vorm van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor de vergroting van het economische potentieel van plattelandsgebieden vormt de activiteit van vrouwen in politieke groeperingen, landbouworganisaties en als zelfstandige ondernemers een factor van betekenis. Een sleutelfactor voor het scheppen van arbeidsplaatsen is de ondersteuning van elektronische ondernemingsvormen zoals e-business onder vrouwen in plattelandsgebieden, waardoor zij economische activiteiten kunnen ontplooien, zelfs in moeilijk bereikbare gebieden. Ook moeten we de mogelijkheden om het sociale leven op het platteland te activeren beter benutten door het opzetten en uitvoeren van programma's ter ondersteuning van scholingsstelsels voor vrouwenorganisaties.
Steun voor het oprichten van kleuterscholen in plattelandsgebieden is eveneens van wezenlijk belang voor de gelijke kansen van vrouwen. Zij kunnen hierdoor sneller herintreden en het verhoogt hun concurrentievermogen op de arbeidsmarkt. Ik bedank mevrouw Jeggle nogmaals voor het overnemen van mijn voorstellen tijdens de werkzaamheden aan het verslag. De eisen van vrouwen die naar voren zijn gebracht tijdens de werkbezoeken die ik heb georganiseerd in de regio Ziemia Lubuska zijn opgenomen in het document.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Dit is een uitermate belangrijk document voor Litouwen, Bulgarije en Slowakije bij het ontmantelen van hun kerncentrales. Het Parlement uit zijn bezorgdheid over het feit dat de belangrijkste projecten voor het beheer van afvalverwerkingsinfrastructuur in Litouwen grote vertragingen hebben opgelopen, waardoor EU-subsidies niet op een tijdige en efficiënte wijze kunnen worden verwerkt. Het Parlement neemt in de resolutie nota van het feit dat voor de ontmanteling nog veel geld nodig is en dat de nationale financiële middelen hiervoor niet volstaan: in het nationale fonds voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina is tot nu toe nauwelijks 100 miljoen euro gestort (terwijl de technische kosten van ontmanteling alleen al 987 miljoen euro tot 1 300 miljoen euro bedragen). Het Europees Parlement dringt er derhalve op aan dat in dit verband door de lidstaten passende maatregelen worden genomen. Het ontmantelen van kerncentrales is een uiterst gecompliceerd proces. Landen beschikken over te weinig ervaring om te kunnen inspelen op alles wat daarbij komt kijken en al het werk efficiënt uit te voeren. Het Europees Parlement neemt deze resolutie op het juiste moment aan, en moedigt daarmee Litouwen, Bulgarije, Slowakije en alle EU-lidstaten aan de ontmantelingswerkzaamheden zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Dit is zeer belangrijk werk, dat het Parlement met veel aandacht zal blijven volgen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit belangrijke document gestemd. Toen zij zich aansloten bij de Europese Unie, hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije de politiek en economisch gecompliceerde verplichting op zich genomen kerncentrales te ontmantelen. Op haar beurt verplichtte de Europese Unie zich ertoe de financiële steun toe te kennen die nodig was voor de ontmantelingswerkzaamheden, de bouw van opslagplaatsen voor nucleair afval, de opslag van dergelijk afval en de ontwikkeling van energieprojecten. Ik ben van mening dat het concept van solidariteit binnen de EU er daadwerkelijk toe kan bijdragen de economische gevolgen van de vroegtijdige sluiting van de kerncentrales in de energiesector op te vangen, maar dat er nog veel onopgeloste kwesties zijn. Er bestaat nog onduidelijkheid over het toekennen van contracten, omdat, naar wij nu weten, de huidige financiering ontoereikend zal zijn om de ontmantelingswerkzaamheden tijdig en naar behoren uit te voeren. Het gevaar bestaat dat het gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen tot vertraging bij de ontmanteling van kerncentrales en tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. De gedetailleerde ontmantelingsplannen zijn nog niet af en bijgevolg is er te weinig bekend over de tijdschema's, de kosten en de financiering van de afzonderlijke projecten. Ik ben het ermee eens dat de Europese Commissie nadrukkelijker moet coördineren tussen deze drie lidstaten om tot overeenstemming te komen over de indiening van gedetailleerde plannen, de tijdige voltooiing van het werk en de omvang van de financiering. De Commissie moet tevens een mogelijkheid zoeken om een EU-financieringsplan voor de ontmanteling te coördineren, rekening houdend met de toegepaste strategieën van de lidstaten, hun nationale bestuurlijke structuren, en om de administratieve procedure van de financiële middelen zelf zo te vereenvoudigen dat het de veiligheid en zekerheid van de ontmanteling niet zou schaden.
Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van de heer Marinescu gestemd, omdat door een gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen naar mijn verwachting de verlening van financiële bijstand aan de betreffende drie lidstaten – Litouwen, Slowakije en Bulgarije – vertraging zal oplopen. Door een dergelijke vertraging kunnen het milieu en de volksgezondheid in gevaar komen. In de toekomstige evaluaties van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer moet opheldering worden verschaft inzake de volgende aspecten: de toewijzing en het gebruik van fondsen door de EU ter waarborging van de veilige ontmanteling van nucleaire installaties, de veilige opslag van nucleair afval en de onderlinge afstemming tussen de drie bestaande programma’s. In dit verband moet de opgedane ervaring effectief worden ingezet en moet het model op basis van in het verleden voorbereide en gefinancierde projecten worden gebruikt om een kostenbesparing te realiseren.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van onze collega over het geven van de financiële steun waarom Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben verzocht met het oog op de ontmanteling van kerncentrales. Het is zonneklaar dat we, wanneer wij geen toereikende middelen verstrekken, mogelijk te maken zullen krijgen met vreselijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid. De toegewezen middelen moeten uiteraard op deugdelijke en transparante wijze worden beheerd. Wat mij grote zorgen baart is het feit dat we niet beschikken over een enkel team van coördinatoren en deskundigen voor alle drie de projecten, dat leiding zal geven aan de uitwerking van een plan en een duidelijk tijdschema en de fatsoenlijke besteding van reeds toegewezen middelen, en zal bepalen wat er nodig is om de ontmanteling in veilige omstandigheden te voltooien.
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het sleutelwoord in dit verslag is verantwoordelijkheid. Bij de nucleaire sector moet het bewustzijn ontstaan dat verantwoordelijkheid bij de ontmanteling van kerncentrales niet meer kan worden ontlopen zoals dat in het verleden zo vaak gebeurd is. Ontmanteling van kerncentrales waarvan de veiligheidscriteria in het algemeen gesproken niet voldeden behoorde juist tot de verplichtingen die zijn aangegaan ten tijde van de verschillende processen voorafgaand aan toetreding tot de Europese Unie. Helaas zijn de hiervoor toegewezen bedragen niet op de juiste manier gebruikt. Het is dus hoog tijd om hieruit de nodige conclusies te trekken. Deze constatering kan gemaakt worden voor de centrales van de nieuwe lidstaten, maar blijft relevant voor alle Europese landen die voor deze technologie hebben gekozen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) De ramp in Japan heeft ons allemaal aan het denken gezet over nucleaire veiligheid. Dankzij de hulp die is verleend bij het stilleggen van de centrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije waar gebruik werd gemaakt van verouderde technologie, zal de buitengewone last van de vervroegde sluiting van die centrale in 2013 minder zwaar drukken. Die hulp is bestemd voor de verbetering van het milieu en de modernisering van elektrische systemen, evenals voor de verbetering van de energiebevoorradingszekerheid. Ik heb dit initiatief gesteund, omdat het de weg wijst voor andere Europese kerncentrales met verouderde technologie.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het Parlement doet er goed aan middels dit verslag druk uit te oefenen op de Commissie, opdat deze haar controle- en toezichtstaak serieus blijft uitoefenen. Het gaat hier specifiek over de controle van en het toezicht op de al gedane uitgaven en het toekomstig gebruik van de aanzienlijke financiering die Slowakije, Bulgarije en Litouwen hebben ontvangen in het kader van de ontmanteling en veiligstelling van hun kerncentrales die uit het Sovjet-tijdperk stammen. Voor wie het nog niet zou hebben begrepen toont de ramp in Japan van enkele weken geleden aan dat met kernenergie niet te spotten valt: als het gaat om atoomkracht dient onder alle omstandigheden de grootste strengheid te blijven gehandhaafd bij de toepassing van veiligheidscriteria en de Commissie heeft daarom de plicht na te gaan hoe de programma’s voor ontmanteling van de oude centrales in deze drie ex-communistische landen in de praktijk zijn gebracht.
Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Marinescu gestemd. Het verslag vestigt de aandacht op een probleem dat nu zeer actueel is. In het licht van wat in Japan is gebeurd rijzen er nu namelijk vragen over de veiligheid van bestaande en functionerende kerncentrales in Europa.
De verplichting die Litouwen, Bulgarije en Slowakije in het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de EU zijn aangegaan, dat wil zeggen het ontmantelen van oude kerncentrales die niet konden worden opgewaardeerd tot minimumveiligheidsnormen, moet een langdurige en samenhangende verplichting zijn waarvoor de Europese Unie al enige tijd ondersteunings- en financieringsprogramma’s heeft vastgesteld en ter beschikking gesteld. Ik hoop dat de ontmantelingen snel beginnen en op een manier die de grootst mogelijke veiligheid voor de burgers en het milieu waarborgt. Ik hoop ook dat het zal lukken om de opgelopen vertragingen weg te werken en het werk binnen de vastgestelde termijnen te beëindigen.
Tot slot gaat het mij ter harte te benadrukken dat het noodzakelijk is om – naast specifieke gevallen – ook de andere reactoren die in Europa aanwezig zijn te controleren, en de instellingen verantwoordelijk te maken voor het garanderen van de veiligheid, niet alleen van bestaande installaties, maar ook van nieuwe, mochten die in de toekomst moeten worden gebouwd.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) De inachtneming van de normen voor nucleaire veiligheid en de bescherming van de bevolking tegen nucleaire gevaren zijn uitermate belangrijke doelstellingen die de financiële steun rechtvaardigen die de Europese Unie de drie lidstaten heeft toegewezen voor de ontmanteling van hun kerncentrales, die niet meer zodanig konden worden gemoderniseerd dat ze zouden voldoen aan de strengste veiligheidsnormen. Ik schaar mij echter volledig achter het standpunt dat in deze resolutie wordt ingenomen, omdat ik vind dat we toezicht moeten houden op de besteding van deze middelen, om ons ervan te vergewissen dat ze een effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid van het ontmantelingsproces. Helaas ontberen de strategieën de nodige duidelijkheid, wat ook heeft geleid tot het ontbreken van een plafond voor de EU-financiering voor de ontmantelingswerkzaamheden. In de toekomst moet een dergelijke werkwijze worden vermeden en moet er een uitgebreid plan worden opgesteld dat alle acties behelst die voor financiering in aanmerking komen. Het is cruciaal dat er volledige openheid komt ten aanzien van de besteding van dit geld, omdat wij alleen zo kunnen garanderen dat de middelen doeltreffend worden benut en dat het geld van de Europese belastingbetalers verantwoord wordt besteed.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is van groot belang dat de kernreactors in Slowakije, Bulgarije en Litouwen worden ontmanteld, aangezien ze niet tegen economisch aanvaardbare kosten aan de vereiste minimumveiligheidsnormen kunnen voldoen. Ontmanteling is niet mogelijk zonder financiële steun van de EU om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de centrales op te vangen, uiteraard met inbegrip van maatregelen voor milieubescherming, in overeenstemming met het acquis, modernisering van de conventionele productiecapaciteit die de capaciteit van de centrales moet vervangen, etc. De Europese Unie heeft financiële steun beschikbaar gesteld in de vorm van bijdragen aan drie internationale fondsen ter ondersteuning van ontmanteling, die worden beheerd door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie maakt zich zorgen over de mogelijke veiligheidsrisico’s die gepaard gaan met de ontmanteling van de oude kerncentrales in nieuwe lidstaten, en het mogelijk slechte beheer van het daarvan afkomstige radioactieve afval. Bij ontmantelingsoperaties worden over het algemeen ook onnodige werkzaamheden uitgevoerd. Daarom is het van het hoogste belang dat de door de EU toegewezen financiële middelen verantwoord en zo transparant mogelijk worden beheerd, en dat er wordt gezorgd voor passend extern toezicht met het doel voor eerlijke concurrentieverhoudingen op de energiemarkt te zorgen. Tegelijkertijd moet de Unie zich constant inzetten voor de ontwikkeling van alternatieve, concurrerende energiebronnen met lage emissies om de negatieve economische en sociale gevolgen op te vangen die voortvloeien uit de ontmanteling van oude kerncentrales.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Sinds 2007 worden drie kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije ontmanteld met een aanzienlijke financiële bijdrage van de EU. In het licht van de oplopende vertragingen en het algemene gebrek aan een goed beheer, roept het Parlement de Commissie op een coördinatieteam op te zetten om toe te zien op de plannen, de agenda, het gebruik van de toegewezen fondsen tot op heden en om een besluit te nemen over de noodzaak om de EU-hulp na 2013 voort te zetten. Het Parlement heeft bovendien geëist dat de Europese Rekenkamer voor het einde van dit jaar een speciaal verslag opstelt over deze drie ontmantelingsprogramma’s om uit te zoeken of het gebruikte geld werkelijk heeft geleid tot een verbetering van de veiligheid. Gezien de bezuinigingen op de begroting waar elk land mee geconfronteerd wordt, zal het Parlement pas accepteren dat de hulp wordt verlengd als met behulp van de EU-fondsen de veiligheid van de energievoorziening werkelijk is verbeterd, de infrastructuur is gemoderniseerd en projecten voor duurzame energie zijn ontwikkeld. Na de nucleaire ramp in Japan, is de EU zich bewust van de reikwijdte van haar verantwoordelijkheid en stelt vast dat zij zich niet kan veroorloven de veiligheid van de nucleaire installaties te verwaarlozen.
Robert Dušek (S&D), schriftelijk. − (CS) Het verslag over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten geeft een overzicht van de tot nog toe door de EU verstrekte financiering voor de sluiting en ontmanteling van de kerncentrales Ignalina in Litouwen, Bohunice in Slowakije en Kozloduj in Bulgarije. Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben er zich in het kader van de toetredingsonderhandelingen toe verbonden bovengenoemde kerncentrales te sluiten en te ontmantelen. Dat was nodig, omdat de centrales volgens de G7 niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. De EU van haar kant verbond zich tot financiering van deze sluiting en ontmanteling en heeft daadwerkelijk haar woord gehouden. Het doet mij deugd dat de EU dergelijke activiteiten ondersteunen kan, want de ontmanteling van oude en niet al te veilige kerncentrales is essentieel voor het leven en de gezondheid van de Europese burgers.
Ik hoop dat de oudste kerncentrales in Frankrijk ook op soortgelijke wijze worden gesloten en ontmanteld. Duitsland heeft direct na het ongeluk in Japan een dergelijk besluit genomen ten aanzien van zijn eigen kerncentrales. Ik zal voor goedkeuring van het verslag stemmen, omdat het proces van sluiting en ontmanteling van de kerncentrales Ignalina, Bohunice en Kozloduj dient te worden afgerond met dienovereenkomstige medefinanciering door de EU.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het verslag over EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten gestemd. Ik ben van mening dat de EU de sluiting van deze centrales en investeringen in alternatieve energieprojecten moet steunen, teneinde de veiligheid te waarborgen en de gezondheid van Europese burgers te beschermen, energieafhankelijkheid terug te dringen en eventuele maatschappelijke kosten te minimaliseren.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Voorafgaand aan hun toetreding waren de regels met betrekking tot kernenergie en radioactief afval in de landen in Midden- en Oost-Europa minder strikt dan de regels die destijds in de EU van toepassing waren. Bovendien zijn sommige van deze landen oude, in de Sovjet-Unie geproduceerde reactoren blijven gebruiken, die niet tegen economisch aanvaardbare kosten aan de minimumveiligheidsnormen konden worden aangepast. Daarom hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije bij hun toetreding toegezegd reactoren die niet aan de normen voldeden te ontmantelen. Hiervoor was bijstand en financiële steun van de EU noodzakelijk, welke nog tot 2013 zal worden voortgezet. Naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Japan ben ik van mening dat het van groot belang is alle programma’s voor de sluiting en ontmanteling van kerncentrales in Midden- en Oost-Europa die niet aan de Europese veiligheidsnormen voldoen zo spoedig mogelijk af te ronden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben aan hun verplichtingen ten aanzien van de tijdige sluiting van de betreffende units in drie kerncentrales voldaan. Unit 1 van de kerncentrale in Ignalina is gesloten op 31 december 2004 en unit 2 op 31 december 2009. Unit 1 van de V1-kerncentrale in Bohunice is gesloten op 31 december 2006 en unit 2 op 31 december 2008. Units 1 en 2 van de kerncentrale in Kozloduy zijn gesloten op 31 december 2002 en units 3 en 4 op 31 december 2006. Er is een rechtsgrond voor het verlenen van financiële steun. De bedragen hiervoor worden jaarlijks vastgesteld door de Commissie, op basis van individuele, jaarlijkse gecombineerde programmadocumenten, waarmee toezicht op de ontwikkeling en de financiering van de goedgekeurde projecten kan worden uitgeoefend. Het doel van de EU-steun is deze drie lidstaten te helpen bij het dragen van de financiële en economische lasten die voortvloeien uit het feit dat er vroege vaste sluitingsdatums zijn overeengekomen en om de kosten te dekken van een groot aantal belangrijke activiteiten in verband met de ontmanteling, te investeren in energieprojecten die de onafhankelijkheid van energie verhogen en om de sociale nawerkingen die voortvloeien uit de sluiting van kerncentrales te stimuleren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We weten dat de gemiddelde leeftijd van de kernreactoren in kerncentrales in bijna de helft van de EU-lidstaten relatief hoog is, wat betekent dat sommige van deze reactoren, om veiligheidsredenen en om de volksgezondheid en het milieu te beschermen en te waarborgen, moeten worden ontmanteld.
In het geval van de nieuwe lidstaten, lijkt het ons niet meer dan terecht dat zij, nu zij diverse units zullen moeten ontmantelen, EU-steun ontvangen om het ontmantelingsproces op een goede en veilige manier af te ronden.
Deze processen dienen het nodige onderhoud en toezicht na de sluiting te omvatten, evenals afvalverwerking, werkzaamheden voor de opslag van afval en gebruikte brandstof en decontaminatie, milieutechnische opwaardering van bestaande faciliteiten, vervanging van de productiecapaciteit van gesloten eenheden, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan duurzaamheid met betrekking tot het milieu en energie-efficiëntie.
Tenslotte zij opgemerkt dat tevens rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke gevolgen van deze processen. Naast het naleven van alle veiligheidsnormen vóór, tijdens en na de ontmanteling, dienen ook de banen en andere rechten van de werknemers te worden gewaarborgd.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In paragraaf 7 van het verslag van de heer Marinescu wordt benadrukt dat aan de ontmanteling van bepaalde kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije "in het belang van de veiligheid en gezondheid van de Europese burgers de hoogste prioriteit moet worden gegeven". Ik ben het volledig met die uitspraak eens, maar ik zou nog verder willen gaan: volledig afschaffen van kernenergie in alle lidstaten zou in het belang van de veiligheid en gezondheid van onze burgers zijn.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Zoals u weet, hadden Litouwen, Slowakije en Bulgarije oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales. Er heerst echter bezorgdheid over het feit dat de belangrijkste projecten voor het beheer van afvalverwerkingsinfrastructuur (opslag van gebruikte brandstof en van afval) grote vertragingen hebben opgelopen. Er is nauwelijks nog speelruimte en vertragingen kunnen de tijdige afronding van het hele ontmantelingsplan in gevaar brengen, met alle daaruit voortvloeiende kostenoverschrijdingen van dien. De Commissie dient verslag uit te brengen over de herbeoordeling van het tijdschema van het project. Een groot deel van de financiële middelen was aan energieprojecten toegewezen, maar voor de ontmanteling is nog veel geld nodig en de nationale financiële middelen hiervoor volstaan niet: in het nationale fonds voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina is tot nu toe nauwelijks 100 miljoen euro gestort (terwijl de technische kosten van ontmanteling alleen al 987 miljoen euro tot 1 300 miljoen euro bedragen). De EU-lidstaten moeten in dit verband passende maatregelen nemen. Voorts moeten we, wat de nucleaire veiligheid aangaat, het hebben over de plannen van Rusland en Wit-Rusland voor nieuwe kerncentrales aan de grenzen van de EU. Deze kerncentrales kunnen de EU voor een nieuwe uitdaging stellen die in de toekomst een daadwerkelijke bedreiging vormt voor de gezondheid van onze burgers en ons milieu.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Kernreactoren in Litouwen, Slowakije en Bulgarije kunnen niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen datums te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Dat lukt alleen maar wanneer er een duidelijk financieel kader komt, en wordt gecontroleerd dat het daarvoor ter beschikking gestelde geld correct wordt gebruikt. Daarom ben ik voor het verslag van de heer Marinescu, want de veiligheid van de Europese burgers moet de hoogste prioriteit genieten.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) De efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financieringen in het kader van de ontmanteling van kerncentrales in de nieuwe lidstaten zijn actueler dan ooit. De recente gebeurtenissen in Japan hebben de behoefte aan veiligheid dringender dan ooit gemaakt. Het verslag van de heer Marinescu betreft, meer specifiek, het voorzien in adequate financiële middelen om de ontmanteling van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije te waarborgen. Met hun toetreding tot de Europese familie hebben deze lidstaten namelijk de verantwoordelijkheid voor de ontmanteling van de kerncentrales op hun grondgebied op zich genomen. De EU heeft zich verplicht adequate financiële steun te bieden om aan die verplichtingen te voldoen. Ik denk dat de Europese Unie dan ook besluitvaardige maatregelen moet voorstellen als het gaat om bepaalde onderwerpen die de burgers aan het hart gaan, zoals de veiligheid van kerncentrales.
Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Bij de toetreding tot de Europese Unie van Litouwen, Slowakije en Bulgarije is een plan opgesteld voor de sluiting en ontmanteling van een aantal oude centrales die niet voldoen aan de Europese veiligheidsnormen. Met de vrijgave van zeer ruime middelen, tot eind 2013 oplopend tot 2 848 miljoen euro, konden al deze centrales worden gesloten en konden de betrokken lidstaten deels overgaan op andere energiebronnen. Een aantal hieraan verbonden verplichtingen lijkt echter niet te zijn gerespecteerd en het lijkt gepast enkele vragen te stellen bij het gebruik van de toegewezen fondsen. Daarom heb ik ingestemd met deze resolutie van het Europees Parlement. Constaterend dat de ontmanteling nauwelijks is begonnen, en dat was toch de aanleiding voor dit programma, verzoekt het Parlement de Commissie deze hulp beter te coördineren, bijvoorbeeld door de publicatie van een jaarlijks voortgangsverslag. Hiertoe kan zij steunen op het lopende onderzoek van de rekenkamer. De Commissie zou ook een team moeten opzetten van coördinatoren en experts die belast zijn met alle drie de projecten, iets dat zij merkwaardig genoeg nog steeds niet heeft gedaan.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat gaat over de drie landen Litouwen, Slowakije en Bulgarije, die oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales hadden, waarvan de internationale gemeenschap, overeenkomstig het multilateraal actieprogramma van de G7 dat tijdens de G7-top in München in 1992 werd goedgekeurd, vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen datums te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Deze centrales vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het ecosysteem, niet alleen in de betreffende landen, maar in heel Europa en de rest van de wereld. Wat het onderwerp van het verslag betreft, heb ik vóór het bijdragen aan de ontmanteling van deze oude centrales gestemd. Ik ben echter van mening dat het nucleaire beleid van de EU verder moet gaan. Gezien de ernstige risico’s die aan kernenergie kleven en die al lange tijd bekend zijn en gezien de kernramp die zich op dit moment in Japan voltrekt, roep ik op tot het onmiddellijk opstellen van een Europees plan om af te stappen van dit soort energie. Ik ben tevens van mening dat de EU de financiering en steun voor nieuwe kerncentrales onmiddellijk dient op te schorten.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag behandelt de ontmanteling van oude nucleaire centrales die een direct gevaar vormen voor de gezondheid van alle Europeanen. Slechts met een half woord wordt het zogenaamde 'energetische' deel van de financiële EU-steun voor deze ontmanteling behandeld.
Dit Parlement moet de financiering van nieuwe nucleaire centrales duidelijk veroordelen. Dat gebeurt niet en evenmin wordt gevraagd om de noodzakelijke afschaffing van nucleaire energie. Nauwelijks enkele dagen na de ramp in Fukushima getuigt dit van een beschamende kortzichtigheid. Ik roep op tot de onmiddellijke opzet van een Europees plan om kernenergie af te bouwen. Indachtig de financiering voor de ontmanteling van de centrales waarover het gaat in dit rapport, stem ik voor.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Nucleaire veiligheid is voor iedereen in Europa een zorg. De recente kernramp in Japan heeft ons weer gewezen op de inherente risico’s van kerncentrales. Landen in Oost-Europa die graag lid willen worden van de EU beschikken over kerncentrales die gebruik maken van Sovjettechnologie, al jarenlang operationeel zijn en het einde van hun levensduur naderen. Gezien de aanzienlijke kosten van de ontmanteling van deze centrales, is het niet meer dan normaal dat de EU deze landen steunt bij de ontmanteling, om kernrampen op Europees grondgebied, waarvan wij allen helaas de gevolgen kennen, te voorkomen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor dit verslag over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten gestemd, omdat ik het ermee eens ben dat in het belang van de veiligheid en gezondheid van de gehele Europese bevolking de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan de ontmanteling van de desbetreffende kerncentrales, en dat er gevreesd moet worden dat een gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen tot vertraging bij de ontmanteling van kerncentrales en tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. Het ongeluk van Fukushima bewijst dat kernenergie niet beheersbaar is in een rampsituatie, en dat kerncentrales niet particulier mogen worden beheerd. Wij dringen daarom aan op het instellen van een moratorium om de bouw van nieuwe kerncentrales te voorkomen en het opstellen van een tijdschema voor de sluiting van de 143 centrales die er op dit moment nog zijn in Europa. De EU moet de weg inslaan naar een toekomst die vrij is van kerncentrales en die op duurzame energie is gebaseerd.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) In de resolutie worden plannen beoordeeld voor de ontmanteling van verouderde kerncentrales in drie EU-landen: Ignalina in Litouwen, Bohunice in Slowakije en Kozloduy in Bulgarije. De resolutie bevat ook een schatting van de kosten en vertragingen in de mogelijke financiering van energieprojecten die geen betrekking hebben op de ontmanteling. 'Eventuele financiering' is de juiste formulering. Het is nodig om duidelijk en specifiek te definiëren hoe de krachtige energiebronnen precies zullen worden vervangen, waar en wanneer er nieuwe elektriciteitscentrales zullen worden gebouwd met onze financiële middelen. Ik heb voorgestemd, omdat ik het gevaar van kerncentrales begrijp, maar hoe zinnig is het om Ignalina te ontmantelen, terwijl er nog andere kerncentrales gebouwd worden in de Europese Unie? Misschien zou een renovatie beter zijn?
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het zou voor bepaalde kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije onmogelijk zijn om ze tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen op te waarderen. De landen en Centraal- en Oost-Europa hebben in verband met hun toetreding tot de EU financiële steun gekregen voor de ontmanteling van verouderde reactoren. In de periode tot 2009 is er ongeveer 1 300 miljoen euro betaald aan Litouwen (Ignalina), Slowakije (Bohunice V1) en Bulgarije (Kozloduy). De EU heeft zich verplicht om te blijven betalen tot eind 2013. Tijdens de Russisch-Oekraïense gascrisis heeft Slowakije overwogen om de gesloten en gammele kerncentrale Bohunice weer in dienst te nemen, om het door de weggevallen levering van gas door Rusland ontstane energietekort te compenseren. In Japan is wel gebleken hoe snel we de controle over een kerncentrale kunnen verliezen. Daarom is het des te belangrijker dat verouderde reactoren gesloten worden, maar dat we ook een alternatief ontwikkelen om te vermijden dat ze via een achterdeurtje toch weer in bedrijf worden genomen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het lijdt geen twijfel dat de EU en haar lidstaten in het belang van de veiligheid en gezondheid van alle Europese burgers de hoogste prioriteit moeten geven aan de ontmanteling van de betreffende kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Maar er dient net zoveel aandacht te worden besteed aan het wegnemen van de gevaren in de directe omgeving van de Europese Unie. In dit verband wijs ik erop dat het dringend noodzakelijk is de benodigde middelen vast te stellen en vrij te maken voor het plaatsen van een nieuwe sarcofaag op de kerncentrale in Tsjernobyl, die in 1986 is geëxplodeerd.
Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik was het eens met deze resolutie over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Vóór alles moeten we ernaar streven dat alle ontmantelingswerkzaamheden op tijd worden verricht, terwijl alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen naar behoren worden uitgevoerd en zelfs minimale risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu worden uitgebannen. Als we werkelijk willen dat Ignalina en andere kerncentrales worden ontmanteld, moeten alle financiële middelen die voor dit proces zijn toegekend de bestemming krijgen waarvoor ze bedoeld zijn, waarbij de beginselen van transparantie en doelmatigheid in acht moeten worden genomen. De nationale overheden moeten met spoed hun gedetailleerde ontmantelingsplannen afronden. Ik denk dat de resultaten van de audit van de Europese Rekenkamer duidelijk zullen maken met welke doelstellingen de financiële middelen gebruikt worden en hoe doeltreffend ze zijn. We moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de ontmantelingsactiviteiten en het beheer van het ontmantelingsafval voor 2013 van start gaan. Mijns inziens is het wenselijk de Commissie te verzoeken een gedetailleerd financieringsplan voor te leggen aan het Europees Parlement en vast te stellen wie verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de EU-steun. Gezien het feit dat de nationale fondsen voor de ontmanteling van kerncentrales niet genoeg middelen hebben vergaard, zou het raadzaam zijn als in de strategieën en plannen die worden opgesteld ook nieuwe maatregelen opgenomen worden en dienovereenkomstig voorzien wordt in aanvullende EU-steun.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór de tekst over de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije gestemd, omdat ik – gezien de recente gebeurtenissen na de aardbeving en de nucleaire crisis in Japan – geloof dat het essentieel en cruciaal is dat de Europese Unie een beleid van veiligheidscontroles van kernreactoren gaat uitvoeren, waarbij alle risico’s worden uitgebannen. Op het grondgebied van de landen in kwestie waren oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in werking die technisch gezien onmogelijk konden worden vernieuwd om ze tot de huidige internationale, verplichte veiligheidsnormen op te waarderen. De financiering door de Unie komt overeen met de economische last die deze landen dragen om hun nucleaire installaties te sluiten.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) In het kader van de onderhandelingen voor toetreding tot de EU hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije steun bedongen voor de ontmanteling van oude kernreactoren van Sovjetmakelij die, volgens de internationale gemeenschap en overeenkomstig de G7-top van 1992 in München, niet tegen economisch aanvaardbare kosten konden worden aangepast aan de minimumveiligheidsnormen. In het kader van de toetredingsonderhandelingen hebben de drie landen toegezegd deze reactoren op vastgestelde data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales. Het steunprogramma is meermalen onderworpen aan audits en beoordelingen. De Europese Rekenkamer voert momenteel audits uit van de resultaten van de drie programma’s. Een verslag hiervan wordt verwacht in het najaar van 2011. Er kan reeds worden geconcludeerd dat er synergieën tussen de drie projecten hadden kunnen worden gecreëerd, om het optreden van de EU efficiënter en doelmatiger te maken. Ik heb vóór dit verslag gestemd en wil graag de nadruk leggen op de aanbeveling van de Commissie in het verslag om de regels inzake de financiering van de ontmanteling van kernreactoren te harmoniseren.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) De ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering in het kader van de ontmanteling van kerncentrales in de nieuwe lidstaten, die op 14 maart 2011 is gepresenteerd, heeft als doel te beoordelen wat de bereikte resultaten zijn van de ontmanteling van overtollige kerncentrales in Litouwen, Bulgarije en Slowakije. Die landen hebben vanaf 1999 financiële EU-steun voor dit project genoten. Zekerstelling van de energiebevoorrading is een van de essentiële prioriteiten van de EU-energiestrategie. Volgens de huidige voorspellingen zullen de vertragingen die de programma’s tot nu toe hebben opgelopen het begin van de ontmantelingsoperatie en het beheer van het afval niet verhinderen, noch zullen ze het werk dat door het personeel van de centrales moet worden gedaan vóór eind 2013 in de war sturen. Er blijven desalniettemin grote zorgen bestaan over het feit dat de ontmantelingsplannen nog niet af zijn en dat inspanningen noodzakelijk zijn om het beheer van de financiële middelen en de coördinatie met de nationale autoriteiten van de belanghebbende lidstaten te verbeteren. Daarom stem ik vóór de ontwerpresolutie.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De drie landen Litouwen, Slowakije en Bulgarije hadden oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap, overeenkomstig het multilateraal actieprogramma van de G7 dat tijdens de G7-top in München in 1992 werd goedgekeurd, vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik denk dat het voor ons van prioritair belang is om toezicht te blijven houden op de staat van ontmanteling van de kerncentrales van Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Op het moment van hun toetreding tot de Europese Unie waren in die landen nog oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in werking die onmogelijk tegen verantwoorde kosten tot de meest recente veiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd.
Na de recente ramp in Japan is treuzelen met deze procedures, omwille van de veiligheid van alle burgers in Europa en daarbuiten, niet meer mogelijk en ook kan de buitengewone financiële last die met de ontmanteling gepaard gaat niet langer worden gebruikt als excuus voor mogelijke vertragingen. Daarom heeft de Europese Unie zich verplicht om adequate financiële steun te bieden voor de ontmanteling van deze reactoren vóór het einde van 2013. Verdere vertraging kan in het belang van de gehele Europese gemeenschap niet worden getolereerd en zou bij alle geschikte gelegenheden onmiddellijk moeten worden gemeld.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Na de kernramp die werd veroorzaakt door de Japanse centrale, die tevens werd veroorzaakt door de nagelaten opwaardering tot de huidige veiligheidsnormen, kunnen we zeggen dat we een uitstekende keuze hebben gemaakt toen we tijdens de onderhandelingen gericht op toetreding data hebben vastgesteld voor de sluiting van drie oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije.
De datum voor de definitieve sluiting en het in veiligheid brengen van de kerncentrales was vastgesteld voor 2013, met een kostenpost voor de Europese Unie van bijna drie miljard euro. Vanwege de vertragingen en de kostenverhoging van het in veiligheid brengen van de drie centrales wordt de Commissie in het verslag opgeroepen om meer toezicht te houden, en te verifiëren wat de huidige toestand is en wat de voorspellingen voor de voltooiing van de verschillende fasen van het ontmantelingsproces volgens het oorspronkelijke tijdschema zijn.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Litouwen, Slowakije en Bulgarije beschikten over oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsvoorwaarden konden worden opgewaardeerd. De toetredingsonderhandelingen werden gebruikt om de drie kerncentrales op vooraf afgesproken data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Over de periode 1999-2013 werd daarvoor 2,7 miljard euro uitgetrokken. Eind 2009 werd daarvan al 1,8 miljard euro vastgelegd. Toch is er een aanzienlijke vertraging bij de uitvoering van de ontmantelingsprogramma's. Het Europees Parlement vreest dat deze vertraging tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. Ik ben tevreden met dit verslag ook al omdat het voltallig Europees Parlement instemde met mijn in de Commissie begrotingscontrole ingediende amendementen waarin wordt aangedrongen op absolute transparantie bij het beheer van de fondsen en de besteding van de middelen daaruit.
Het Europees Parlement stemde ook in met mijn verzoek aan de Commissie om jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uit te brengen en mee te delen of de prognose dat de uitgetrokken financiële middelen de komende drie jaar kunnen worden geabsorbeerd, bewaarheid wordt. Dit verslag vormt de basis om dit proces van zeer nabij te volgen en dat is vanuit menigerlei oogpunt een goede zaak.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik de geleidelijke ontmanteling van kerncentrales steun.
Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd. De ontmanteling van de centrales in Ignalina, Bohunice en Kozloduy verloopt echter te traag. We moeten van de verantwoordelijke organisaties in de lidstaten eisen dat ze wat meer betrokkenheid aan de dag leggen. Het is heel belangrijk dat we van alle lidstaten eisen dat ze het eens worden over gezamenlijke normen, ook voor het ontmantelen van installaties. We moeten precies definiëren wie waarvoor verantwoordelijk is. Tijdens de onderhandelingen over de toetreding tot de EU hebben de drie lidstaten Litouwen, Slowakije en Bulgarije zich bereid verklaard om die drie onveilige kerncentrales te sluiten.
Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. − (LT) De tragische gebeurtenissen die afgelopen maand hebben plaatsgevonden in Japan en bezorgdheid over de veiligheid van de kerncentrale van Fukushima hebben tot veel discussie over kerncentrales geleid. Het is zeer belangrijk dat deze discussies gevoerd worden – veel Litouwers herinneren zich Tsjernobyl maar al te goed. De sluiting van de Ignalina-kerncentrale in Litouwen was een van de voorwaarden voor het EU-lidmaatschap, maar dit was een zeer pijnlijke maatregel. De EU heeft Litouwen 837 miljoen euro aan financiële steun gegeven om de gevolgen van de sluiting van de kerncentrale in de periode 2007-2013 op te vangen. Het volstaat echter niet om simpelweg het geld in ontvangst te nemen dat de EU heeft toegekend voor de sluiting van de reactor. Een veilige ontmanteling heeft heel wat voeten in de aarde en de EU moet Litouwen gedurende het hele proces bijstaan. Deze hulp moet onder meer uitgebreide financiële steun omvatten – denk aan het beheer van radioactief en gevaarlijk afval.
Zoals de rapporteur aangeeft, is uitgebreide steun van de EU van belang om de economische en sociale gevolgen van de sluiting van de kerncentrale van Ignalina te temperen. Door de sluiting van de kerncentrale zijn veel Litouwers op straat komen te staan en is onze economie schade berokkend. De EU moet meer hulp bieden voor projecten in de energiesector om de economische gevolgen van de sluiting van Ignalina te verzachten. Zo zou bijvoorbeeld gestimuleerd kunnen worden dat de maatregelen ter verhoging van de energie-output en de energie-efficiëntie nieuw leven wordt ingeblazen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb ingestemd met het verslag over de ontmanteling van de drie kerncentrales in de lidstaten Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Die kerncentrales voldeden zelfs niet aan de minimale veiligheidsnormen, en daarom was de sluiting ervan een voorwaarde voor de toetreding van die drie landen, en de Europese Unie heeft toegezegd om een deel van de kosten voor de ontmanteling te dragen. In dit verband is het uitstekend nieuws dat de sluiting van Ignalina in Litouwen betekent dat de enige kerncentrale van dat land is stilgelegd.
Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht in 2006 om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die worden getroffen door de gevolgen van aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Sinds 1 mei 2009 is de opdracht van het EFG uitgebreid tot steun aan werknemers die zijn ontslagen als direct gevolg van economische, financiële en sociale crises.
Nu we worden geconfronteerd met een ernstige crisis, waarvan een van de belangrijkste gevolgen een toename van de werkloosheid is, dient de EU alle tot haar beschikking staande middelen te gebruiken om hier een antwoord op te bieden, met name door het geven van steun aan degenen die worden geconfronteerd met de dagelijkse realiteit van werkloosheid. Om die reden heb ik voor dit verslag over de beschikbaarstelling van fondsen van het EFG aan Tsjechië gestemd, ter ondersteuning van werknemers die door Unilever ČR spol.s r.o. zijn ontslagen.
Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) De hulp is bestemd voor 460 van de 664 werknemers die zijn ontslagen door de onderneming Unilever ČR en die werkzaam waren in de kleinhandel. Van de getroffen werknemers is 52,4 procent vrouw, terwijl 13 procent ouder is dan 54 jaar en 9,1 procent jonger dan 24 jaar. Er dient op te worden gewezen dat de maatregelen ter bevordering van de scholing van de ontslagen werknemers mede worden gefinancierd door de onderneming, die haar verantwoordelijkheid niet ontloopt, en dat zij zullen worden uitgevoerd door aannemers en bedrijven die namens haar werken.
Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Het Europees Parlement heeft een mooi succes binnengehaald door ervoor te zorgen dat de begroting voor 2011 voor het eerst een aparte post bevat voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), dit voor een bedrag van 47 608 950 euro. Het EFG is ontworpen als een apart, concreet instrument met eigen doelstellingen en tijdspaden en verdient dus eigen middelen. Op die manier kan worden voorkomen dat, zoals in het verleden, de financiering voor dit fonds uit andere begrotingsposten moet worden gehaald en sommige politieke doelstellingen daarmee onhaalbaar worden. Het EFG heeft zijn nut naar mijn mening meer dan bewezen. Het spijt me echter dat de nieuwe lidstaten er vooralsnog niet meer gebruik van hebben gemaakt, want de indruk zou namelijk kunnen worden gewekt dat de oude lidstaten met het EFG proberen om geld dat ze eerder uit het cohesiebeleid kregen alsnog via een omweg uit de EU-begroting los te peuteren. Ik denk dat deze historisch gezien allereerste Tsjechische aanvraag van steun uit het EFG de befaamde eerste zwaluw is, die gevolgd wordt door nog vele andere, omdat ook de Tsjechische industrie door de mondialisering en de wereldwijde financiële crisis wordt getroffen en ook Tsjechische ontslagen werknemers Europese steun verdienen bij hun pogingen om weer aan het werk te komen.
Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is in 2006 tot stand gebracht als een flexibel instrument voor een snelle verstrekking van eenmalige, tijdelijke individuele steun aan werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de mondialisering of de financiële en economische crisis. Dit is na het uitbreken van de wereldwijde economische en financiële crisis de eerste keer dat er geld uit dit fonds wordt uitgetrokken voor de Tsjechische Republiek. De steun is bedoeld voor de 634 ontslagen werknemers van de nu gesloten Unileverfabriek in de gemeente Nelahozeves. Gezien het feit dat 52,4 procent van de ontslagen werknemers vrouw is en meer dan 13 procent van de ontslagen werknemers ouder is dan 54 jaar, acht ik het meer dan terecht dat er geld wordt vrijgemaakt voor de Tsjechische Republiek. Ik heb dan ook voor het verslag gestemd.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over het werk dat is gedaan op basis van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), met name de steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van veranderingen in de wereldhandel. Voorts steun ik het besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor Tsjechië, ten gunste van werknemers van Unilever, aangezien dat bedrijf onverwacht vijfhonderd mensen heeft moeten ontslaan als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis. Dit besluit is van groot belang, niet alleen voor de werknemers en hun gezinnen, maar ook voor het district Melník, waar Unilever is gevestigd, aangezien de economie van die plaats grotendeels afhankelijk is van de voedselverwerkingindustrie en de chemische en energie-industrie.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar ook voor het amendement waarin wordt opgeroepen tot een herziening van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Wat ik namelijk betreur, is dat het EFG zoals de zaken er nu voorstaan geen onderzoek gelast naar de financiële gezondheid, belastingontduiking of de situatie betreffende staatssteun aan multinationals waarvan de herstructurering een interventie van het EFG rechtvaardigt. Ik denk dat dit punt moet worden opgenomen in de volgende herziening van het reglement van het EFG, waarbij de toegang voor ontslagen werknemers tot het EFG niet ter discussie gesteld mag worden.
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben ervoor gekozen om ook deze keer in te stemmen met het beschikbaar stellen van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering – deze keer om in totaal zo'n 1 200 mensen te helpen die in Polen en Tsjechië hun baan zijn kwijtgeraakt – omdat Europa nog altijd te lijden heeft onder de gevolgen van de economische crisis en omdat uitzonderlijke tijden uitzonderlijke maatregelen vergen.
Wij zijn echter van mening dat we in de toekomst veeleer gebruik zouden moeten maken van al bestaande instrumenten – met name het Europees Sociaal Fonds – om de inzetbaarheid van werknemers die hun ontslag aangezegd hebben gekregen of die zijn ontslagen te vergroten. In de volgende begrotingsperiode zal het Fonds voor aanpassing aan de globalisering waarschijnlijk niet nodig zijn.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het verzoek heeft betrekking op 634 ontslagen werknemers van Unilever ČR, dat actief is in de detailhandel in de Tsjechische regio Střední Čechy. Net als bij het eerste verzoek dit jaar, betreffende de Poolse regio Podkarpackie, heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken geoordeeld dat in dit proces aan de subsidiabiliteitscriteria is voldaan. Ik kan niet anders dan betreuren dat er in de hele Unie zo veel mensen worden ontslagen. Het geeft aan dat er nog steeds veel moet gebeuren om uit de huidige crisis te komen. Ik steun het voorstel van de Commissie om middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikbaar te stellen en hoop dat de ontslagen medewerkers zo snel mogelijk een nieuwe baan zullen vinden.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op een ontwerpbesluit van het Europees Parlement en de Raad inzake de beschikbaarstelling van 323 820 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFF), ter ondersteuning van Tsjechische werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Het verzoek om deze beschikbaarstelling, de tweede die zal worden goedgekeurd vanuit de EU-begroting van 2011, is bij de Commissie ingediend op 24 maart 2010 en heeft betrekking op 634 werknemers van Unilever ČR, in de regio Střední Čechy, die werkzaam waren in de detailhandel. Aangezien dit een specifiek begrotingsinstrument betreft en het gevraagde bedrag juridisch aanvaardbaar is en in overeenstemming is met de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, om precies te zijn punt 28, ben ik vóór dit voorstel en hoop ik dat het bijdraagt aan het verminderen van de economische problemen van de inwoners van deze regio en aan het herstel van de lokale economie.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het gaat hier om een nieuwe beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, ditmaal ter ondersteuning van ontslagen werknemers van een fabriek van de multinational Unilever in Tsjechië.
Evenals in voorgaande gevallen hebben wij vóór gestemd. Ter aanvulling op de reserves die wij in dit soort situaties altijd uiten, dienen bepaalde aspecten van dit proces echter te worden benadrukt. De Europese Commissie heeft slechts verklaard dat Unilever geen staatssteun of financiële steun uit EU-fondsen heeft ontvangen om de fabriek in Tsjechië te openen, zowel voor als na de toetreding van dat land tot de EU. De Commissie heeft echter geen informatie gegeven over wat er met de andere fabrieken van Unilever gebeurt, terwijl zij dat wel had moeten doen en ook was gevraagd om dat te doen. Volgens de Commissie is zij daartoe uit hoofde van de EFG-verordening niet verplicht.
Los van wat zich in het specifieke geval van Tsjechië heeft afgespeeld, zou het goed zijn om te kijken hoe Unilever zich op Europees niveau gedraagt. Wij betreuren dan ook het gebrek aan informatie over de overheidssteun die aan deze onderneming is verleend, evenals aan andere multinationals die op grond van reorganisaties middelen uit het EFG krijgen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het gaat hier om een nieuwe beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, ditmaal ter ondersteuning van ontslagen werknemers van de Tsjechische fabriek van de multinational Unilever. Het standpunt van de Europese Commissie op dit gebied heeft tot veel controverse geleid, aangezien de Commissie slechts heeft verklaard dat Unilever geen staatssteun of financiële steun uit EU-fondsen heeft ontvangen om de fabriek in Tsjechië te openen, zowel voor als na de toetreding van dat land tot de EU. De Commissie heeft echter geen informatie gegeven over wat er met de andere fabrieken van Unilever gebeurt, terwijl zij dat wel had moeten doen en ook was gevraagd om dat te doen. Volgens de Commissie is zij daartoe uit hoofde van de EFG-verordening niet verplicht.
Ik heb dan ook tijdens het debat in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken de aandacht gevestigd op het feit dat er geen informatie was over wat er op Europees niveau met de Unilevergroep gebeurt. Ik heb voorgesteld hiermee rekening te houden bij de beoordeling van de verordening, zodat de financiële situatie (inclusief de ontvangst van mogelijke staatssteun) van multinationals die op grond van reorganisaties steun uit hoofde van het EFG ontvangen kan worden onderzocht zonder de toegang tot het fonds van ontslagen werknemers te beperken.
Wij hebben dientengevolge vóór deze voorstellen gestemd.
Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor dit verslag over de inroeping van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) om werknemers uit de voedingsindustrie (Unilever) in de Tsjechische Republiek te hulp te komen. Tegelijkertijd benadruk ik dat de verordening voor dit fonds zeer binnenkort moet worden herzien. Daarom heb ik ter gelegenheid van deze stemming met anderen een amendement ondertekend en laten aannemen waarin wordt aangegeven dat het schadelijk is dat de verordening geen onderzoek vereist naar de financiële gezondheid, mogelijke belastingontduiking of situaties betreffende staatssteun die wordt verleend aan multinationals die profiteren van interventie van het EFG. In een context waarin de EU met moeite zijn doelstellingen kan financieren en gedwongen is te kiezen tussen beleidslijnen die allen even belangrijk zijn, kan vanuit het communautair budget geen financiering worden geboden aan vestigings- en verhuisstrategieën van grote multinationals die slechts uit zijn op winstgroei. Hier zal beslist rekening mee moeten worden gehouden bij de volgende verordening, zonder dat daarbij schade wordt berokkend aan de ontslagen werknemers door hun de toegang te ontzeggen tot het EFG.
Jiří Havel (S&D), schriftelijk. − (CS) Ik zou u allen willen aanbevelen om voor het verslag van mevrouw Matera inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te stemmen. Het gaat hier om de allereerste aanvraag uit de Tsjechische Republiek überhaupt. Ik wil met nadruk wijzen op het grote belang van dit fonds, aan de wieg waarvan overigens de Tsjechische sociaaldemocratische commissaris Vladimír Špidla heeft gestaan. In heel Europa zijn talloze mensen als gevolg van de financiële en daaropvolgende economische aardbeving zonder werk komen te zitten. Met het EFG worden uitsluitend maatregelen gefinancierd waarmee ontslagen werknemers die zich laten omscholen en over arbeidsmarktrelevante kennis beschikken of die zelfstandige ondernemers zijn geworden, worden geholpen bij het vinden van een nieuwe baan. Net als mevrouw Matera in haar verslag kan ik u verzekeren dat Unilever aan alle genoemde criteria voldoet. Unilever ČR zag zich gedwongen de fabriek te sluiten als gevolg van de economische crisis en het leeuwendeel van de werknemers werd ontslagen.
Unilever heeft alle vertrekkende werknemers een compleet herintegratieprogramma aangeboden en bij de uitvoering daarvan nauw samengewerkt met het lokale arbeidsbureau. Ik stem dan ook in met de beschikbaarstelling van middelen op basis van de gegevens in dit verslag, alsook met de uitbetaling van 323 820 euro aan de Tsjechische Republiek uit de reserves van het EFG.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van vijfhonderd miljoen euro beschikbaar worden gesteld. Op 24 maart 2010 diende de Tsjechische Republiek een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met 634 gedwongen ontslagen (waarbij voor alle betrokkenen om steun wordt gevraagd) door de onderneming Unilever ČR spol.s r.o., die actief is in de detailhandelsector (voedingsmiddelen). De aanvraag werd tot 20 september 2010 met aanvullende informatie vervolledigd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 323 820 euro beschikbaar te stellen. Ik ben het er dan ook mee eens dat er middelen uit het EFG beschikbaar moeten worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door de Tsjechische Republiek ingediende aanvraag. Ook ben ik van mening dat andere EU-lidstaten de mogelijkheden die de EU-fondsen bieden meer moeten benutten.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb vóór de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) aan de Tsjechische Republiek gestemd omdat ik dit instrument een goede bron van steun vind voor werknemers die als gevolg van de economische crisis in moeilijkheden zijn geraakt. De stemming van vandaag betrof een verzoek om steun voor 634 werknemers van de onderneming Unilever ČR, die actief is in de detailhandelsector in de NUTS II-regio van Střední Čechy, voor een door het EFG gefinancierd bedrag van 323 820 euro. Tot slot zou ik graag het belang van het EFG benadrukken, dat in deze jaren een nuttige en doeltreffende hulpbron is gebleken in de strijd tegen werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarmee middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden vrijgemaakt om ontslagen werknemers in Tsjechië te helpen. De aanvraag heeft betrekking op 634 werknemers die zijn ontslagen na de sluiting van een fabriek van Unilever in Nelahozeves in het laatste kwartaal van 2009. 460 ontslagen werknemers zullen profiteren van persoonsgebonden maatregelen die worden ondersteund met EFG-financiering van in totaal 0,32 miljoen euro.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Denkend aan de Tsjechische werknemers, mannen en vrouwen, die worden geofferd op het altaar van de mondialisering, onthoud ik mij van stemming. De benarde situatie waarin deze mensen zich bevinden is de onvermijdelijke consequentie van het neoliberale beleid van de Europese Unie dat met dit fonds in stand wordt gehouden en bevestigd. Ik stem tegen, omdat de aalmoes die de slachtoffers van dit beleid wordt toegeworpen belachelijk is in vergelijking met de winsten die elders worden binnengehaald.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU is een ruimte van solidariteit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering maakt daar deel van uit. Deze steun is essentieel om werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in een geglobaliseerde wereld te helpen. Steeds meer bedrijven verhuizen naar een ander land om te profiteren van lagere arbeidskosten in een aantal landen, met name China en India, wat schadelijke gevolgen heeft voor landen die opkomen voor de rechten van arbeiders. Het EFG is bedoeld om werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen te helpen. Het Fonds is essentieel om de toegang tot nieuwe kansen op werkgelegenheid te vergemakkelijken. Het EFG is in het verleden ook door andere EU-landen gebruikt, dus het is nu terecht om deze hulp ook te verstrekken aan Tsjechië, dat om steun heeft gevraagd vanwege het ontslag van 634 werknemers (allen mogelijke begunstigden van steun) door het bedrijf Unilever ČR, spol.sr.o, dat actief is in de detailhandel in de NUTS II-regio Střední Čechy.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Hoewel ik voor dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen aan de werknemers van Unilever in Tsjechië heb gestemd, ben ik van mening dat we hiermee de gevolgen van het kapitalistische model alleen verzachten en geen enkele winst boeken in de aanpak van de werkelijke oorzaken van de crisis. Ik ben het ermee eens dat er middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) worden vrijgemaakt voor burgers die zonder werk raken wegens structurele wijzigingen in de handelspatronen of als direct gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Ik denk dat dit fonds kan bijdragen tot het uiteindelijke doel om deze werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik heb ook vóór gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat deze steun een aanvulling is op de werkloosheidsuitkering waarin in elke nationale wetgeving en in collectieve overeenkomsten wordt voorzien. Deze vrijmaking van middelen uit het EFG kan derhalve onder geen beding door overheden of ondernemingen worden aangewend als vervanging of vermijding van hun wettelijke verplichtingen jegens ontslagen medewerkers.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is in het leven geroepen om werknemers te beschermen die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Tsjechië heeft om steun gevraagd in verband met 634 ontslagen. Het is goed dat werknemers die zijn ontslagen vanwege de globalisering en de economische crisis persoonlijke steun krijgen, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) In het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering zitten middelen die door de Unie beschikbaar zijn gesteld om economische steun te bieden aan bepaalde sectoren die in moeilijkheden verkeren in de lidstaten of aan sectoren die naar de gemiddelde normen van de Unie aan het toegroeien zijn. Daarom heb ik vóór het verslag van mevrouw Matera gestemd. Voor 2011 is de begrotingslijn van de Unie voor betalingen uit dit soort fondsen verhoogd naar vijftig miljoen euro en daardoor is het makkelijker om middelen aan de meest verschillende sectoren toe te kennen. Het gaat specifiek om de eerste aanvragen door de Tsjechische Republiek en Polen voor de beschikbaarstelling in 2011 voor de machineproductiesector en de maakindustrie. Het fonds (van bijna een miljoen euro) zal werknemers ondersteunen die zijn gespecialiseerd in de handel in en productie van machines.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die worden getroffen door de gevolgen van aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer. Op 15 februari 2011 gaf de Commissie haar goedkeuring aan een nieuw ontwerpbesluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG aan Tsjechië om werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de mondiale economische en financiële crisis te ondersteunen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. Dit is de tweede aanvraag die wordt beoordeeld vanuit de begroting van 2011 en heeft betrekking op de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 323 820 euro. Het proces betreft het ontslag van 594 werknemers (allen mogelijke begunstigden van steun) van het bedrijf Unilever ČR, spol.sr., dat actief is in de detailhandel in de regio Střední, gedurende de referentieperiode van vier maanden tussen 16 september 2009 en 16 januari 2010. De Commissie concludeerde in haar beoordeling dat er een verband is tussen de ontslagen en de aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer, ofwel de financiële en economische crisis, en dat deze ontslagen niet konden worden voorzien. De aanvraag voldoet aan alle subsidiabiliteitscriteria als vastgelegd in de EFG-verordening, en daarom heb ik vóór de beschikbaarstelling van de middelen uit het fonds gestemd.
Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De aanvraag van de Tsjechische Republiek voor de beschikbaarstelling van middelen uit hoofde van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft betrekking op 634 mensen die zijn ontslagen tussen 16 september 2009 en 16 januari 2010 bij het bedrijf Unilever ČR, spol.sr.o, dat actief is in de detailhandel in de NUTS II-regio Střední Čechy, en voldoet aan alle juridisch vastgelegde subsidiabiliteitscriteria. Middels Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, is de reikwijdte van het EFG tijdelijk uitgebreid tot dit soort situaties, waarbij, als een direct gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis, sprake is van “ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling”. Ik heb dan ook vóór deze ontwerpresolutie gestemd, in de hoop dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG bijdraagt aan de daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers naar de arbeidsmarkt.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Geachte collega’s, ik heb voor het verslag over de beschikbaarstelling van financiële middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ten behoeve van de Tsjechische Republiek en meer in het bijzonder ten behoeve van voormalige werknemers van Unilever gestemd, en ben verheugd over de definitieve aanneming van het verslag. Het spijt mij zeer dat de Britse Conservatieven tegen hebben gestemd en dat de Tsjechische voorzitter van de ECR-fractie niet in staat was om hen van het tegendeel te overtuigen, ook al is het überhaupt de eerste keer dat de Tsjechische Republiek van dit fonds gebruikmaakt.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In dit verslag staat, zoals gebruikelijk in dit type verslagen: het Europees Parlement
1. verzoekt de betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert in dit opzicht de verbeterde procedure die de Commissie heeft aangenomen naar aanleiding van het verzoek van het Parlement om versnelling van de toekenning van subsidies, met als doel om de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen, samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG; hoopt dat verdere verbeteringen aan de procedure zullen worden aangebracht in het kader van de komende herzieningen van het EFG;
2. brengt in herinnering dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te garanderen, met als doel om tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos zijn geworden; wijst op de rol die het EFG kan vervullen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt; vraagt echter een evaluatie van de integratie op lange termijn van deze werknemers op de arbeidsmarkt als rechtstreeks gevolg van de door het EFG gefinancierde maatregelen.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Op 15 februari 2011 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) aan de Tsjechische Republiek aangenomen om de terugkeer naar de arbeidsmarkt van werknemers die als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis werkloos zijn geworden te ondersteunen. De aanvraag heeft betrekking op 634 gedwongen ontslagen (waarbij voor alle betrokkenen om steun wordt gevraagd) bij de onderneming Unilever, die actief is in de detailhandelsector in de NUTS II-regio van Střední Čechy, in de refentieperiode van vier maanden die loopt van 16 september 2009 tot 16 januari 2010. Met mijn stem vóór de resolutie van vandaag herbevestig ik de positieve mening die ik al in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heb geuit.
Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. − (CS) De beschikbaarstelling van middelen uit het EFG is bestemd voor de herintegratie van 460 werknemers die zijn getroffen door de sluiting van de Unileverfabriek in de gemeente Nelahozeves in de regio Centraal-Bohemen in de Tsjechische Republiek. Aangezien het hier om substantiële hulp bij het oplossen van de sociale gevolgen van een massaontslag in zo’n kleine gemeente gaat, heb ik voor de aanneming van het verslag gestemd.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarmee financiering wordt verstrekt voor persoonsgebonden maatregelen om ontslagen werknemers in Tsjechië te helpen.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Met het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is een omstreden mechanisme in het leven geroepen. Officieel kan de Europese Unie met dit fonds acties financieren om de effecten van de crisis tegen te gaan. Dat is echter een pleister op een houten been.
Het mechanisme wordt ad hoc toegepast, en slechts in bepaalde gevallen. Het komt erop neer dat het fonds financiering biedt voor plannen om te snijden in het personeel.
Nu is het Europees Parlement nog verder gegaan met deze hypocrisie door een deel van het fonds toe te kennen aan Unilever, dat onlangs zijn fabrieken in Tsjechië heeft gesloten en meer dan zeshonderd werknemers heeft ontslagen, terwijl de nettowinst van het bedrijf met 26 procent is gestegen met 4,6 miljard euro.
Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd, een verslag waarmee een probleem aan de orde wordt gesteld dat groter is dan alleen het geval Unilever. Hoe kunnen Europese en nationale overheidsinstanties in het licht van de crisis op de arbeidsmarkt waarmee we te maken hebben doorgaan met het gebruiken van publieke middelen om multinationals te hulp te schieten die werknemers ontslaan terwijl ze winst maken en die aldus hun aandeelhouders de voorkeur geven boven hun werknemers?
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik sta volledig achter het amendement van de S&D-Fractie waarin wordt voorgesteld om iedere onderneming als geheel te beoordelen bij het toekennen van middelen uit het EFG. Ik heb dit in de Begrotingscommissie meerdere malen met nadruk geëist. Toch kon ik niet voor het verslag als geheel stemmen. De Tsjechische onderneming Unilever ČR spol.sr.o, die actief is in de detailhandel, heeft 634 werknemers ontslagen en vraagt nu om steunmaatregelen voor al deze ontslagen medewerkers (het is gebruikelijk dat individuele maatregelen slechts voor een deel van de ontslagen medewerkers worden aangevraagd, om ze te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt). In ieder verslag waarin het Parlement steun uit het EFG goedkeurt hebben we tot nu toe benadrukt dat steun uit de structuurfondsen niet in de plaats mag komen van maatregelen die volgens de collectieve overeenkomsten door de onderneming moeten worden genomen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over producten en technologie voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden aangewend. Controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik is cruciaal voor de non-proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens (MVW). Het is daarom van groot belang ervoor te zorgen dat de EU-regeling voor producten voor tweeërlei gebruik democratischer en transparanter wordt, en tegelijkertijd te waarborgen dat ze streng genoeg is. Momenteel zijn de vereisten voor de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik niet allemaal even stringent. Mijns inziens moet de EU ernaar streven op elk product de strengste exportcontroleregelgeving toe te passen, en deze zou moeten gelden voor alle lidstaten. De Commissie moet op dit gebied een effectief systeem opzetten, wat het makkelijker zou maken om geloofwaardige gegevens te verzamelen over de eindbestemming van uit de Unie geëxporteerde producten voor tweeërlei gebruik.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (voor civiele en militaire doeleinden) is cruciaal voor de non-proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens (MVW). Al vijftien jaar verscherpt de EU haar controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik door middel van preventieve maatregelen, zoals de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane. Gezien de voortdurende technologische veranderingen en de nieuwe bedreigingen is het echter noodzakelijk de lijsten van aan controle onderworpen producten voor tweeërlei gebruik, die een afspiegeling vormen van de lijsten die in de voornaamste internationale exportcontroleregelingen worden gehanteerd, geregeld te actualiseren. De voornaamste taak van deze internationale uitvoercontroleregelingen bestaat uit de actualisering van de lijsten van te controleren goederen. Tot op heden worden deze lijsten vrijwel automatisch omgezet in EU-wetgeving, zonder enige betrokkenheid van het Europees Parlement, maar vanwege de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is nu de goedkeuring van het Parlement vereist. Ik sta achter dit verslag en de voorstellen van het Europees Parlement die tot doel hebben ervoor te zorgen dat EU-regelingen voor producten voor tweeërlei gebruik democratischer en transparanter worden en dat de Commissie een grotere rol krijgt toebedeeld bij het beoordelen van de tenuitvoerlegging van deze verordening in de lidstaten.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik een cruciale factor is voor de non-proliferatie van wapens, in het bijzonder massavernietigingswapens. Gezien de grote omvang van het grensoverschrijdende handelsverkeer van de Europese Unie berust de verscherping van de EU-controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik op preventieve maatregelen, zoals de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane. Exportcontroles zijn van grote invloed op het handelsbeleid van de EU, aangezien zij meer dan tien procent van alle EU-uitvoer kunnen treffen.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden aangewend, is sinds ongeveer vijftien jaar het onderwerp van actie op EU-niveau.
Deze controles zijn van grote invloed op het Europese handelsbeleid, aangezien zij meer dan 10 procent van alle EU-uitvoer kunnen treffen. Naar mijn mening bieden het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon en de bijbehorende verduidelijking van de EU-bevoegdheden op het gebied van internationale handel een waardevolle gelegenheid om de rol van de Unie en de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader inzake internationale handel van de EU te herbevestigen.
Het voornaamste exportcontrole-instrument is Verordening (EG) nr. 428/2009, die een aantal belangrijke veranderingen heeft aangebracht in het toepassingsbereik van de controles in de Europese Unie op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Ik denk dat de EU-regeling met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik vooral op een transparantere manier georganiseerd dient te worden.
Met dit doel deel ik de mening van de rapporteur dat voor de verwezenlijking van deze doelstelling de volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de toepassing van de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende verplichtingen en de gemeenschappelijke interpretatie van dit Verdrag die het Europees Parlement en de Commissie in het nieuwe kaderakkoord zijn overeengekomen, van cruciaal belang is.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag van de heer Leichtfried behandelt op een positieve manier een belangrijke onderwerp: de controle op de EU-uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van die goederen die zowel voor civiele als militaire doeleinden kunnen worden aangewend. Controle op dit soort uitvoer, die meer dan 10 procent van alle EU-uitvoer uitmaakt, blijkt bijzonder belangrijk voor de non-proliferatie van wapens. Ik stem vóór het verslag, omdat we hiermee transparantere controleprocedures willen instellen voor bovengenoemde uitvoer.
George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het voorstel tot wijziging van de verordening gestemd omdat ik denk dat de ingevoegde nieuwe elementen ertoe zullen bedragen dat de EU-regeling voor producten voor tweeërlei gebruik transparanter en democratischer wordt. Dit houdt in dat het Europees Parlement een rol gaat spelen bij de actualisering van de lijsten van te controleren goederen onder de internationale controleregelingen. Deze lijsten worden tot op heden vrijwel automatisch omgezet in EU-wetgeving, zonder dat het Parlement daar enige zeggenschap over heeft. Verder heeft de coördinatiegroep tweeërlei gebruik de taak om jaarlijks verslag uit te brengen bij het Parlement, zodat het Parlement volledig op de hoogte blijft van de voortgang ten aanzien van de controle van goederen en technologieën die voor zowel civiele als militaire doeleinden kunnen worden gebruikt.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Goederen die voor tweeërlei gebruik vatbaar zijn, kunnen in bepaalde gevallen voor civiele zowel als voor militaire doeleinden gebruikt worden. Men denke hierbij aan chemische stoffen en constructiemateriaal, maar ook aan software en andere nieuwe technologieën. Het is vaak moeilijk te voorzien wat de uiteindelijke bestemming is van geëxporteerde goederen. Exporteurs moeten daarom verantwoordelijk worden gesteld en verplicht worden om de werkelijke bestemming van de verschillende producten die zij aan het buitenland verkopen te verifiëren. Ofschoon er al meerdere controlemechanismen bestaan, hebben wij op dit gebied gevraagd om een versterking van de veiligheidsmaatregelen. Daarom hebben we gestemd voor de amendementen waarin wordt gevraagd om een melding vooraf van exporttransporten, striktere controles en meer transparantie. Dit zal een extra garantie zijn om misbruik te vermijden en de verbreiding van massavernietigingswapens te voorkomen.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Producten die voor zowel militaire als civiele doelen kunnen worden gebruikt, met inbegrip van software en technologieën, worden beschouwd als technologieproducten voor tweeërlei gebruik. Vanwege dit dubbele gebruik is bijzondere oplettendheid geboden bij de uitvoer van dergelijke producten, ter voorkoming van de verspreiding van wapens, met name massavernietigingswapens. Zoals iedere analist weet, is het voor de internationale veiligheid van essentieel belang dat er toezicht is op deze producten en dat de voorschriften waarin de betreffende controlemechanismen worden vastgelegd continu worden geüpdatet, overeenkomstig de technologische ontwikkelingen. Tevens is duidelijk dat deze controles in landen met een rechtsstaat transparant en democratisch dienen te zijn, wat ook de intentie van de Commissie is.
Tot slot ben ik van mening dat de Commissie, zoals wordt vermeld in het standpunt van de Commissie buitenlandse zaken, oog moet hebben voor het feit dat sommige EU-lidstaten restrictievere en strengere voorschriften hebben met betrekking tot de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik dan andere. Dit is niet meer dan normaal en moet naar mijn mening zo blijven.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag heeft betrekking op de noodzaak om toezicht uit oefenen op de uitvoer van en de handel in zogenoemde producten voor tweeërlei gebruik, met andere woorden producten die niet alleen een civiele, maar tevens voor militaire toepassing hebben. De afgelopen paar jaar heeft de Europese Unie diverse maatregelen genomen om te voorkomen dat deze materialen worden gebruikt voor de productie van wapens, in het bijzonder massavernietigingswapens. Het belangrijkste controle-instrument van de EU is Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei, die betrekking heeft op de verkoop en het vervoer van deze materialen. Deze moet echter worden aangepast om verschillen in de aanpakken van de lidstaten te voorkomen. Ik ben het dan ook eens met de voorstellen in dit verslag, aangezien zij tot doel hebben om het Europese publiek gerust te stellen inzake de productie van en de handel in materialen voor tweeërlei gebruik en om de huidige regelingen transparanter en democratischer te maken.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Op EU-niveau worden maatregelen genomen ten aanzien van controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Het belangrijkste instrument voor toezicht op de uitvoer is Verordening (EG) nr. 428/2009 uit 2009. Met deze verordening werd de reikwijdte van de controles op verkoop en vervoer uitgebreid. Hoewel met het verslag wordt gepoogd de controles democratischer en transparanter te maken, zijn er enkele belangrijke reden waarom wij niet vóór het verslag hebben gestemd.
Na de oprichting van de coördinatiegroep tweeërlei gebruik is deze, onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie, verantwoordelijk voor de ‘lijst van exporteurs, tussenhandelaars en belanghebbenden die zijn geraadpleegd’. Deze groep zal besluiten met welke landen mag worden gehandeld. Met andere woorden, deze bevoegdheid ligt niet langer bij de lidstaten. Hun soevereiniteit wordt dus ter discussie gesteld.
Een ander aspect is de opname van Israël op de lijst van bestemmingslanden voor producten voor tweeërlei gebruik. Ik wijs bijvoorbeeld op de gezamenlijke onderzoeksprogramma’s die zijn gefinancierd uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, met name de programma’s waaraan Israel Aerospace Industries Ltd. heeft deelgenomen, de producent van de onbemande vliegtuigjes die zijn gebruikt bij de aanval op de Gazastrook in 2008/2009, waarbij tientallen mensen zijn gedood.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We hebben ervoor gestemd om dit verslag terug te sturen naar de desbetreffende parlementaire commissie, teneinde de onderhandelingen met de Raad te kunnen voortzetten op basis van het wetgevingsvoorstel met de amendementen van het Parlement.
We weten dat het gebruik van civiele producten en technologieën voor militaire doeleinden een aanpak ontbeert die zich niet uitput in controles op de uitvoer van zogenoemde producten voor tweeërlei gebruik en daaraan gerelateerde diensten.
Hoewel deze controle van belang is en op verstandige wijze dient te worden verricht, zonder de toegang van ontwikkelingslanden tot producten en technologieën die nodig zijn voor hun ontwikkeling op negatieve wijze te beïnvloeden, moeten de betreffende processen transparanter worden gemaakt en aan democratische toetsing worden onderworpen.
Wij willen benadrukken dat het tevens van belang is om te zorgen voor samenhang tussen ander EU-beleid en de doelstellingen van deze verordening. De gezamenlijke onderzoeksprojecten die zijn gefinancierd uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, in het bijzonder de projecten waaraan Israel Aerospace Industries Ltd. heeft deelgenomen, de producent van de onbemande vliegtuigjes die zijn gebruikt bij de aanval op de Gazastrook in 2008/2009, waarbij tientallen mensen zijn gedood, zijn ons allen bekend.
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) De nieuwe bevoegdheden op het terrein van internationale handel die de EU door het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, bieden een goede gelegenheid om de markt van goederen voor tweeërlei gebruik transparanter te maken. De wijzigingen van deze verordening, die producten die voor zowel militaire als civiele doeleinden kunnen worden aangewend aan regels onderwerpt, zullen de controle op dit soort producten nauwkeuriger maken. Dat is van wezenlijk belang voor de non-proliferatie van wapens. Ook gezien de procedure in de Commissie internationale handel bevestig ik mijn steun aan de heer Leichtfried.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Chemisch en radioactief materiaal, centrifuges, technische apparatuur, software en onderdelen worden niet slechts voor civiele, maar ook voor militaire doeleinden gebruikt. Wanneer ze in de verkeerde handen vallen, kunnen ze worden aangewend voor foltering of om massavernietigingswapens te maken. Ik heb voor dit document gestemd, omdat erin wordt voorgesteld om de regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik te verbeteren, met andere woorden om de uitvoercontroles op dergelijke goederen te versterken. Ook wordt de lijst van goederen waarvoor een vergunning is vereist en waarvan de uitvoer moet worden gemeld uitgebreid.
Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Voor producten en technologie die zowel voor civiele als voor militaire doelstellingen kunnen worden gebruikt moeten in alle lidstaten dezelfde mededingingsvoorwaarden gelden. We moeten gezamenlijke en vooral zekere randvoorwaarden vastleggen om het veilige gebruik ervan te garanderen. Op die manier moeten we verhinderen dat de verkoopprijzen van Europese exportproducten kunstmatig worden verlaagd, wat uiteraard de positie van het Europese midden- en kleinbedrijf versterkt. Ik heb voor het gewijzigde voorstel voor een verordening gestemd, omdat transparantie en veiligheid bij dergelijke producten en technologieën de allerhoogste prioriteit moeten genieten.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag. Voor controle op de uitvoer van voorwerpen voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt, bestaan al zo’n vijftien jaar maatregelen op EU-niveau. Controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik is essentieel voor de niet-verspreiding van wapens, waaronder massavernietigingswapens. Gezien de grote hoeveelheid handel die plaatsvindt over de grenzen van de Europese Unie, is de handhaving van de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik door de EU afhankelijk van preventieve maatregelen, zoals een verplichte exportvergunning en douaneregistratieprocedures.
Controle op de uitvoer heeft een groot effect op het handelsbeleid van de EU, aangezien het meer dan 10 procent van alle EU-exporten kan treffen. Het voornaamste instrument voor controle op de uitvoer dat de EU heeft, is Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei 2009 betreffende producten voor tweeërlei gebruik, die van kracht is geworden op 27 augustus 2009. Met deze nieuwe verordening zijn een aantal significante wijzigingen aangebracht in het toepassingsgebied van controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik in de Europese Unie. Dit zijn onder meer de introductie van controles op de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik. De verordening betreffende producten voor tweeërlei gebruik bevat regelmatig bijgewerkte lijsten van gecontroleerde producten voor tweeërlei gebruik die overeenkomen met die van de voornaamste internationale regelingen voor controle op de uitvoer.
Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Het toezicht op de handel in goederen voor tweeërlei gebruik is van groot belang en kent talloze veiligheids- en handelsaspecten. Zonder onderling verbonden informatiestromen of überhaupt flexibele internationale samenwerking zouden deze echter weinig om het lijf hebben en moeilijk uitvoerbaar zijn. Ik wil in verband daarmee in het bijzonder wijzen op het belang van de rol van de desbetreffende toezichthoudende organen, zoals de douanediensten. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid voor het directe toezicht op de uitvoer of doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik. Verder mogen we niet vergeten om deze organen te ondersteunen, bijvoorbeeld bij het toepassen van moderne controletechnologieën en het putten van nieuwe inzichten uit eerder uitgevoerde controleprocedures, en niet in de laatste plaats middels het ondersteunen van beroepsscholing en uitwisselingsstages. Een gedegen toezicht op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik waarin alle internationale verplichtingen worden toegepast, kan op geen enkele wijze zonder een gedegen veiligheidsbeleid.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de verduidelijking van de bevoegdheden van de EU op het vlak van internationale handel vormen een uitstekende gelegenheid om de rol van de EU op dit gebied te herbevestigen, evenals de rol en de macht van het Europees Parlement en zijn verantwoordelijkheid voor besluitvorming binnen het institutionele kader van de EU. De EU-regeling voor goederen voor tweeërlei gebruik dient transparanter en democratischer te worden gemaakt. Voor het verwezenlijken van deze doelstelling is volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de tenuitvoerlegging van de verplichtingen van het Verdrag van Lissabon en een gezamenlijke interpretatie van het Verdrag door het Europees Parlement en de Europese Commissie in de nieuwe kaderovereenkomst, van essentieel belang.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Voorwerpen voor tweeërlei gebruik zijn producten die zowel voor vreedzame als voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik is essentieel voor de niet-verspreiding van wapens. Gezien de grote hoeveelheid handel die plaatsvindt over de grenzen van de Europese Unie, is de handhaving van de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik door de EU afhankelijk van preventieve maatregelen. Controle op de uitvoer heeft een groot effect op het handelsbeleid van de EU. Het zou fijn zijn als controle-instrumenten geen middel worden om concurrenten te bestrijden via bedrijfsstructuren. Daarom moet er een lange lijst van voorwerpen voor tweeërlei gebruik worden opgesteld. Dat is echter een onderwerp voor een ander verslag. Ik heb voorgestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik is in de EU heel precies geregeld. Het gaat hierbij voornamelijk om producten en technologie die ook voor militaire doelen kunnen worden gebruikt. Om te verhinderen dat er bij de uitvoer misbruik wordt gepleegd, bestaan er vier verschillende uitvoervergunningen: de communautaire algemene uitvoervergunningen, nationale uitvoervergunningen, globale uitvoervergunningen en individuele uitvoervergunningen. Ze zijn allemaal in de hele Unie van kracht.
Bovendien bestaan er nog internationale exportcontroleregelingen, in het kader waarvan de EU verplichtingen is aangegaan en de Commissie probeert de reputatie van de EU te verbeteren. Een voorbeeld is de Australiëgroep, waarvan de Commissie volwaardig lid is en waaraan alle 27 lidstaten meewerken, evenals de VS, Canada, Japan, Zuid-Korea en Australië. Een ander voorbeeld is de Groep van nucleaire exportlanden, waarvan de Commissie waarnemer is terwijl alle 27 EU-lidstaten deelnemen, samen met de VS en Rusland, of de overeenkomst van Wassenaar, waarbinnen de Commissie geen status heeft, maar waarin alle EU-lidstaten behalve Cyprus deelnemen als volwaardig lid, en het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie, waarin de Commissie ook geen status heeft en slechts 19 EU-lidstaten deelnemen als volwaardig lid.
Ik vind dat we ons moeten houden aan het subsidiariteitsbeginsel, en heb dienovereenkomstig gestemd.
Paul Murphy (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het op beperkte wijze een stap vormt in de richting van het aanpakken van het huidige gebrek aan transparantie met betrekking tot exportkredieten en het aanpakken van de enorme kloof tussen de genoemde doelstellingen van de EU en de werkelijkheid als het gaat om de manier waarop exportkredieten in de EU worden gebruikt. De EU presenteert zich graag als voorvechter van mensenrechten en milieubescherming. De rol van Europese exportkredietinstellingen (ECA’s) laat zien hoe hol die bewering is. Deze kredieten worden regelmatig gebruikt ter ondersteuning van projecten en handel die verwoestend zijn voor het milieu en de rechten van werknemers. Om echt rechtvaardige handel op dit gebied te bereiken, moeten deze agentschappen, die ongeveer 10 procent van de wereldhandel ondersteunen, democratisch publiek eigendom worden. De boekhouding moet openbaar worden gemaakt, zodat de werknemers en degenen die erdoor benadeeld zijn voor het eerst kunnen zien waar het geld is gebleven, en de werknemers moeten zeggenschap krijgen over de werking van deze agentschappen, zodat hun enorme middelen worden gebruikt ten gunste van de werkende mensen, kleine landbouwers en het milieu.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de verduidelijking van de bevoegdheden van de EU op het vlak van internationale handel een goede gelegenheid vormen om de rol van de EU op dit gebied te herbevestigen, evenals de rol en de macht van het Europees Parlement en zijn verantwoordelijkheid voor de besluitvorming binnen het institutionele kader van de EU. De EU-regeling voor goederen voor tweeërlei gebruik dient transparanter en democratischer te worden gemaakt. Voor het verwezenlijken van deze doelstelling is volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de tenuitvoerlegging van de verplichtingen van het Verdrag van Lissabon en een gezamenlijke interpretatie van het Verdrag door het Europees Parlement en de Europese Commissie in de nieuwe kaderovereenkomst, van essentieel belang. Het draait om een herschikking van Verordening (EG) nr. 1334/2000 in het licht van het huidige internationale kader. Sterker nog, uitbreiding van de controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik is noodzakelijk als deze ook controles op doorvoer en tussenhandel moeten omvatten, evenals de bestraffing van illegale tussenhandel in producten voor tweeërlei gebruik in verband met een MVW-programma.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1334/2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik, dat de Raad op 7 februari 2011 heeft ingediend, heeft tot doel de Unie een doeltreffend systeem van preventieve maatregelen te verschaffen, die zijn gericht op het voorkomen van de proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens. De verordening die nu van kracht is op dit gebied – Verordening (EG) nr. 428/2009 – creëert een controlesysteem waarmee de Unie geheel kan voldoen aan de aangegane verplichtingen in de context van de vier internationale exportcontroleregelingen waarvan de EU lid is. Niettemin bieden de verduidelijking van de bevoegdheden die de EU door het Verdrag van Lissabon op het terrein van internationale handel heeft gekregen een goede gelegenheid voor het vergroten van het gewicht en het versterken van het gezicht van de Unie in die internationale context en de rol, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader inzake internationale handel van de EU. Daarom vind ik het raadzaam om de amendementen die noodzakelijk zijn om die doelstellingen te bereiken op te nemen in de verordening, en daarom stem ik vóór het voorstel.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In de Commissie buitenlandse zaken (AFET)/defensie en veiligheid (SEDE) waren wij, met een lid van de Groenen als rapporteur, zeer succesvol. AFET/SEDE stelde in haar standpunt ten aanzien van de communautaire algmene vergunning (CAV) voor om zendingen met een lage waarde te schrappen, omdat we goede gegevens hadden gekregen waaruit bleek dat er geen positieve correlatie bestaat tussen een lage prijs en een laag veiligheidsrisico, een aanname waarop de hele CAV was gebaseerd. In tegendeel: sommige zeer goedkope voorwerpen voor tweeërlei gebruik kunnen een groot risico vormen als ze in verkeerde handen vallen. We konden ook het gedeelte over ‘Informatiebeveiliging’ van EU007 schrappen, omdat er onder de mogelijke bestemmingen een aantal niet-democratische landen waren. Verder zijn we erin geslaagd binnen AFET/SEDE brede steun te krijgen voor sterke bewoordingen met betrekking tot de noodzaak van het respecteren van de mensenrechten als het gaat om de export van telecommunicatieapparatuur, omdat interceptietechnologieën, apparaten voor digitale gegevensoverdracht voor het aftappen van mobiele telefoons, enz., deel uitmaken van deze CAV.
Met betrekking tot de mogelijke bestemmingen van afzonderlijke CAV’s zijn we erin geslaagd om zowel Israël als India uit te sluiten, omdat deze landen niet bereid zijn een verdragsluitende staat van het non-proliferatieverdrag (NPV) te worden. Maar de meest omstreden en belangrijkste kwestie was de vraag of het voldoende is om te controleren, melden en registreren nadat de export heeft plaatsgevonden of dat dit voorafgaand aan de export moet gebeuren.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van goederen die voor zowel civiele als militaire doeleinden kunnen worden aangewend, is sinds ongeveer vijftien jaar het onderwerp van actie op EU-niveau. Deze controle is cruciaal in de strijd tegen de proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens. Gezien de grote omvang van het grensoverschrijdende handelsverkeer van de Europese Unie moeten de controles op de EU-uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik berusten op preventieve maatregelen als de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane.
Het aannemen van deze resolutie is een verdere stap in die richting. Ik heb vóór het verslag gestemd omdat het in werking treden van het Verdrag van Lissabon een goede gelegenheid biedt voor het herbevestigen van de rol van Europa en van de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader van de EU. De regeling dient op een transparantere manier te worden georganiseerd, door middel van de toepassing van de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende verplichtingen en de gemeenschappelijke interpretatie van dit verdag door het Parlement en de Commissie in het nieuwe kaderakkoord.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik - dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doelstellingen kunnen worden ingezet - is van zeer groot belang voor de non-proliferatie van wapens. Het voorliggende standpunt van het EP brengt terecht de verworvenheden van het Verdrag van Lissabon in de EU-wetgeving in. Het EP versterkt ook de democratische controle en de transparantie en het vergroot het gezicht van de EU bij de internationale exportcontroleregelingen. Positief is ook dat de Commissie verplicht wordt verslag uit te brengen over de werking van deze verordening, aangevuld met een uitgebreide effectbeoordeling.
Het moeilijkste discussiepunt tussen Raad, EP en Commissie in dit alles blijft echter de vraag wanneer de controle op de kennisgeving en het registreren van de export moet gebeuren: voor of na de feitelijke export. Wat mij betreft is het cruciaal deze controle voorafgaand aan het exportgebeuren te laten plaatsvinden. Controle achteraf zal in de praktijk er immers altijd toe leiden dat we achter de feiten blijven aanhollen. Het EP heeft zopas besloten enkel te gaan voor controles achteraf. Daarom heb ik uiteindelijk tegen de definitieve versie van het verslag gestemd.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over door de overheid gesteunde exportkredieten. Exportkredieten zijn een belangrijk instrument voor de ondersteuning van EU-ondernemingen. Ik ben het ermee eens dat ondersteuning van middellange en langetermijnleningen een krachtig instrument is dat in de lidstaten nog niet volledig wordt benut en dat gestimuleerd moet worden. Exportkredieten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid door financiering te waarborgen voor projecten die door hun niet-marktgebonden karakter normaliter kampen met een beperktere toegang tot kredieten. Opgemerkt zij echter dat er op dit moment te weinig transparantie is om te achterhalen wat exportkredietinstellingen (Export Credit Agencies – ECA's) financieren of in het verleden hebben gefinancierd. Het gebrek aan transparantie leidt tot omvangrijke kosten- en tijdslimietoverschrijdingen, en werkt bovendien ook omkoping en corruptie in de hand. Ik sta dan ook achter het voorstel van de rapporteur om van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA's wat betreft risicocalculaties en om de openbaarmaking van extracomptabele vehikels (buitenbalansvehikels) en de bekendmaking van sociale en milieurisicocalculaties verplicht te stellen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) De meeste geïndustrialiseerde landen, waaronder alle EU-lidstaten en de meeste opkomende landen, beschikken over tenminste één door de overheid gesteunde exportkredietinstelling (Export Credit Agency – ECA), en deze zijn als categorie ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. De totale omvang van de in de periode 2004-2009 door de ECA’s van de EU-lidstaten verstrekte exportkredietgaranties beloopt ca. 468 miljard euro. Waar de particuliere kapitaalmarkt verstek moet laten gaan, faciliteren ECA’s legitieme handelstransacties wel. Zij beschikken over een veel hoger risico-incasseringsvermogen dan particuliere actoren, omdat ze niet belastingplichtig zijn en geen winst hoeven te maken, en beschikken dus over veel meer speelruimte voor kredietverruiming dan particuliere banken. Om diezelfde reden kunnen ECA’s het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Hoewel ECA’s een belangrijk instrument zijn om de handel en investeringen van Europese bedrijven te steunen, is het van het grootste belang om te waarborgen dat ze op een financieel gezonde basis opereren en dat ze geen beroep hoeven doen op de belastingbetaler om hun transacties te herfinancieren. Ik kon mij vinden in het verslag en in de eis dat jaarlijks verslag moet worden uitgebracht aan de Europese Commissie en het Europees Parlement, omdat er op dit ogenblik zeer weinig gegevens beschikbaar zijn over welke projecten met ECA-ondersteuning worden of zijn gefinancierd en sommige nationale ECA’s niet eens regelmatig verslag uitbrengen over de totaalbalans van hun jaarlijkse activiteiten, wat in strijd is met het beginsel van transparantie.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Het doel van het voorstel van de Europese Commissie is om de ‘Regeling over door de overheid gesteunde exportkredieten’ waarover de OESO-groep overeenstemming heeft bereikt op te nemen in de Europese wetgeving, zodat gemeenschappelijke regels en transparantie in de transacties van door de overheid gesteunde exportkredietinstellingen worden gewaarborgd. Deze maatregel – die op zichzelf al positief is omdat hij corruptie en een gebrek aan transparantie, die leiden tot grote kosten-en tijdslimietoverschrijdingen, bestrijdt – is door het verslag-Jadot verbeterd. Met het verslag pogen we te zorgen voor meer transparantie en gerechtigheid door de regeling waarover binnen de OESO overeenstemming is bereikt onderdeel te maken van de EU-wetgeving.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Exportkredietinstellingen vormen ‘s werelds grootste bron van door de overheid gesteunde financiering van particuliere projecten. Exportkredietinstellingen zijn overheidsinstanties of quasiofficiële financiële instellingen die exportkredieten, leningen en beleggingsgaranties verstrekken aan bedrijven die in risicovolle gebieden in het buitenland opereren, waaronder een groot aantal ontwikkelingslanden.
Opgemerkt zij dat de financiering van dergelijke grote projecten in ontwikkelingslanden diverse malen de gezamenlijke jaarlijkse financiering van alle multilaterale ontwikkelingsbanken bedraagt. Exportkredietinstellingen zijn dan ook zeer geschikte instrumenten om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het buitenlandbeleid van de EU, in het bijzonder het terugdringen van armoede en de klimaatverandering. Ik ben positief over de verbeteringen van de betrokken overeenkomst, met name het vergroten van de transparantie, en ik ben van mening dat het essentieel is om expliciet te vermelden dat exportkredietinstellingen rekening moeten houden met het beleid en de doelstellingen van de EU en deze moeten naleven, met name de waarden die betrekking hebben op de consolidering van de democratie, respect voor mensenrechten en samenhang met ontwikkelingsbeleid. Exportkredietinstellingen faciliteren enerzijds de handel, maar kunnen er anderzijds voor zorgen dat deze wordt verstoord, indien er geen duidelijke en transparante criteria en regels gelden.
Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Buitenlandse handel is een van de krachtigste politieke instrumenten waarover we beschikken in onze relaties met derde landen. In ieder geval totdat het noodzakelijk wordt om anders te beslissen, heeft de EU ervoor gekozen om geen eigen leger te hebben en om in haar buitenlandse betrekkingen het handelsbeleid te gebruiken als voornaamste onderhandelingsinstrument, wat behoorlijk succesvol is. De directe buitenlandse investeringen van onze ondernemingen vormen bovendien een bron van ontwikkeling voor derde landen, waar ze banen scheppen. Het heeft zeker zin om die investeringen middels exportkredietinstellingen te stimuleren. Wat we niet langer kunnen toestaan, in een interne markt met unitaire douanerechten, is dat afzonderlijke lidstaten investeringen kunnen sturen.
Dit komt niet overeen met de weg die de EU is ingeslagen en aan de rest van de wereld probeert te presenteren. Het overhevelen van alle bevoegdheden betreffende buitenlandse handel van het niveau van de staten naar dat van de EU is een verdere stap in de vorming van een unitair industrieel beleid, met het oog op een gemeenschappelijk economisch beleid en aan de horizon verdere synergie tussen onze staten.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) De activiteiten van exportkredietbureaus moeten op een meer transparante manier plaatsvinden en beter worden gecontroleerd op Europees niveau. Deze bureaus zullen een jaarlijks activiteitenverslag moeten publiceren, waardoor kan worden nagegaan of de projecten waaraan ze steun verlenen de Europese sociale doelstellingen en de Europese doelstellingen op het gebied van milieu en ontwikkeling respecteren. Leden van het Europees Parlement hebben opgeroepen tot een geleidelijke afbouw van de subsidiëring van fossiele brandstoffen om de overgang naar een ecologische energievoorziening te bevorderen, in overeenstemming met de Europese en nationale toezeggingen in de strijd tegen de klimaatverandering. Met deze stemming benadrukt het Parlement opnieuw de wens om maatregelen inzake financiële transparantie en klimaatverandering systematisch te zien toegepast in al het beleid dat de EU voert. Hieronder valt dus ook het beleid inzake handel en investeringen van Europese bedrijven.
Edite Estrela (S&D), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór het verslag over door de overheid gesteunde exportkredieten gestemd omdat ik van mening ben dat door de overheid gesteunde exportkredietinstellingen transparanter moeten zijn en verslag moeten doen van hun activiteiten. Tevens is het van belang om te zorgen voor zoveel mogelijk samenhang met de doelstellingen van artikel 208 van het Verdrag, waarin wordt bepaald dat armoedebestrijding een van de belangrijkste doelstellingen van het EU-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking is.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) De Commissie en de Raad zijn momenteel bezig met de herziening van het wetgevingskader (de zogenoemde regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten) teneinde deze regeling om te zetten in EU-wetgeving. Het doel is om de exportkredietinstellingen van de lidstaten meer rechtszekerheid te bieden. Exportkredieten zijn doeltreffende instrumenten om EU-bedrijven te steunen, aangezien zij kunnen helpen bij het creëren van werkgelegenheid en bij de tenuitvoerlegging van projecten die anders maar moeilijk gefinancierd zouden kunnen worden. Het feit dat er steeds meer aanvragen binnenkomen, zou erop kunnen wijzen dat de lidstaten de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) spoedig moeten invoeren.
Ik ben het eens met het standpunt van de Commissie economische en monetaire zaken, aangezien ik van mening dat “bij verstoring van de mededinging op de interne markt bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau dient te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen”.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van bepaalde regels om exportkredieten te verkrijgen door door de overheid gesteunde bedrijven. In werkelijkheid heeft de meerderheid van de lidstaten exportkredietinstellingen (ECA’s), die een essentiële rol spelen bij het steunen van investeringen in de Europese handel en het bedrijfsleven, in totaal met 468 miljard euro in de periode 2004-2009. Deze steun valt onder de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (ASCM), ook wel ‘de regeling’ genoemd, waarover overeenstemming is bereikt tussen de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en is een voorbeeld van een overheidsfinancieringsinstrument waarbij de Europese Unie betrokken is. Gegeven het feit dat deze instellingen in wezen industriële activiteiten steunen die schadelijk zijn voor het milieu, niet in het minst vanwege de CO2-uitstoot, en dat ze volgens de Wereldbank geen wezenlijk effect hebben op het terugdringen van de armoede, ben ik het eens met het standpunt van de rapporteur dat ECA’s een bijdrage zouden moeten leveren aan het EU-beleid en de EU-doelstellingen, hetgeen betekent dat het niet nodig is om de OESO- regeling aan een herziening te onderwerpen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn van mening dat er behoefte is aan meer toezicht en controle op exportkredietinstellingen (ECA’s), zowel met betrekking tot de export als tot de investeringen en financieringen, omdat hun gebrek aan transparantie enorme schade veroorzaakt doordat dit omkoping en corruptie stimuleert.
ECA’s zijn echter overheidsinstrumenten die vaak door de EU worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de financiering van haar internationale doelstellingen en economische en geostrategische belangen, die niet los kunnen worden gezien van de doelstelling om regio’s en landen te domineren en er controle over uit te oefenen, hetgeen leidt tot de creatie van onvervalste neokoloniale relaties. De investeringen die door de ECA’s worden gefinancierd brengen vaak geen voordelen met zich mee voor de landen die hun veronderstelde begunstigden zijn.
Het opstellen van richtlijnen voor exportkredieten is bedoeld om te kunnen beginnen met het aangekondigde einde van de rechtstreekse hulp in het kader van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie, wat de ontwikkelingslanden onder druk zet om de ondertekening van de Ronde van Doha te accepteren. Het voornaamste doel van directe hulp of kredieten blijft nog steeds het in handen houden van markten en natuurlijke rijkdommen, de uitbuiting van werknemers en het gebruik van producten of investeringen om zeggenschap uit te oefenen over de soevereiniteit van de bestemmingslanden, hetgeen door de ECA-financiering mogelijk wordt gemaakt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er is behoefte aan meer toezicht en controle op exportkredietinstellingen (ECA’s), zowel met betrekking tot de export, als tot de investeringen en financieringen, omdat hun gebrek aan transparantie enorme schade veroorzaakt doordat dit omkoping en corruptie stimuleert.
ECA’s zijn echter overheidsinstrumenten die vaak door de EU worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de financiering van haar internationale doelstellingen, in het bijzonder met betrekking tot de klimaatverandering en armoedebestrijding. Soms worden zij gebruikt als middel om gevallen van onvervalst EU-neokolonialisme in de zogenoemde ontwikkelingslanden te financieren.
Het opstellen van richtlijnen voor exportkredieten is bedoeld om te kunnen beginnen met het aangekondigde einde van de rechtstreekse hulp in het kader van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie, wat de ontwikkelingslanden onder druk zet om de ondertekening van de Ronde van Doha te accepteren, die door hen wordt betwist.
Het voornaamste doel van directe hulp of krediet blijft nog steeds het in handen houden van markten en natuurlijke rijkdommen, de uitbuiting van werknemers en het gebruik van producten of investeringen om controle uit te oefenen over de soevereiniteit van de bestemmingslanden, hetgeen door de ECA-financiering mogelijk wordt gemaakt.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het zou niet goed zijn als bij exportkredieten die van overheidswege worden gesteund bepaalde beginselen, met name bepaalde maatschappelijk ethische beginselen, niet zouden worden gerespecteerd en als deze kredieten niet in overeenstemming zouden zijn met richtlijnen van buitenlands beleid en beleid inzake ontwikkelingshulp. Transparantie bij het gebruik van deze fondsen is daarom een keiharde verplichting. Het referentiekader wordt hier evenwel gegeven door het buitenlands beleid van de Unie. En het minste wat hierover kan worden gezegd is dat dit beleid vooral de laatste maanden heeft aangetoond nagenoeg inexistent, onsamenhangend en niet eenduidig te zijn, om het diplomatiek uit te drukken. De Europese Unie respecteert zelf niet de beginselen die ze vaststelt: wanneer zijn we er voor het laatst getuige van geweest dat de Commissie de sociale bepalingen, de mensenrechten of de milieurechten waarmee ze haar handelsakkoorden volzet ook in de praktijk brengt?
Wanneer heeft de Europese Unie geprotesteerd tegen financiering door de Europese Investeringsbank van projecten buiten de EU waarbij op een oneerlijke manier wordt geconcurreerd met Europese ondernemingen of een twijfelachtige beleid op sociaal gebied en milieugebied wordt gevoerd? Bovendien is het doel van dit verslag de omzetting in Europees recht van een regeling waarover is onderhandeld op het niveau van de OESO, een globalistische en ultraliberale organisatie. Met deze regeling wordt de facto aanvaard dat Europese ondernemingen op achterstand worden gezet ten opzichte van de concurrentie, met name Chinese bedrijven. De argumenten voor en tegen afwegend, hebben wij ons onthouden.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Zoals bekend is het ondoenlijk om na te gaan welke projecten met ondersteuning van exportkredietinstellingen (ECA’s) worden of zijn gefinancierd. Sommige nationale ECA’s brengen niet eens regelmatig verslag uit over de totaalbalans van hun jaarlijkse activiteiten. Ook zijn er tal van ECA’s die geen per sector of geografische locatie uitgesplitste kredietgegevens verstrekken. Dit is niet in overeenstemming met de transparantievereisten die worden opgelegd door de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) uit 2005 waaraan alle EU-lidstaten zich hebben verbonden en die momenteel wordt omgezet in EU-recht. De OESO-regeling bevat geen eisen om een reële prijsstelling te waarborgen voor in rekening te brengen premies, aangezien zij geen regels voorschrijft met betrekking tot de transparantie en minimumnormen die moeten worden gehanteerd bij de toepassing van sociale en milieurisicocalculaties. In het verslag wordt voorgesteld om de transparantievereisten met betrekking tot risicocalculaties en de openbaarmaking van extracomptabele vehikels op te schonen, de bekendmaking van sociale en milieurisicocalculaties verplicht te stellen en van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA’s in dit verbandt. Ik heb voor dit document gestemd, omdat het zal leiden tot meer transparantie en tot minimumnormen die moeten worden gehanteerd bij de toepassing van sociale en milieurisicocalculaties.
Arturs Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. – (LV) Ik heb vóór de resolutie voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten gestemd, omdat ik vind dat er duidelijke regels nodig zijn voor alle lidstaten van de Europese Unie over de wijze waarop exportbedrijven ondersteund moeten worden. Exportkredietgaranties vormen een belangrijk middel om ondernemers te helpen bij het veroveren van nieuwe markten en het creëren van nieuwe banen. Ik ben het echter niet eens met amendement 22, waarin extra lasten wordt opgelegd aan ondernemers, waardoor Europese bedrijven minder competitief worden dan ondernemers in andere lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In een tijd van crisis moeten de lidstaten van de Europese Unie de administratieve lasten voor ondernemers verlichten en geen nieuwe creëren. Het Europees Parlement moet hierbij het voorbeeld geven en niet naar nieuwe redenen zoeken om extra lasten aan ondernemers op te leggen.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik zie exportkredieten als een belangrijk instrument voor het ondersteunen van ondernemingen in de EU. In het licht van de toenemende vraag naar door de overheid gesteunde exportkredieten is het van het grootste belang dat de nieuwste OESO-regeling voor dit instrument zo snel mogelijk in de lidstaten wordt ingevoerd. Steun voor exportkredieten voor de middellange en lange termijn is een krachtig hulpmiddel dat nog niet in alle lidstaten volledig wordt benut en moet worden aangemoedigd. Exportkredieten kunnen helpen bij het scheppen van werkgelegenheid door financiering veilig te stellen voor projecten die anders beperktere toegang tot kapitaal zouden hebben vanwege hun niet-verhandelbare karakter. Ik ben het eens met de rapporteur, die opmerkt dat nieuwe wetgeving op dit gebied niet mag leiden tot nieuwe bureaucratische rompslomp of ambtenarij en tot verhoging van reeds bestaande kosten. Bij verstoring van de mededinging op de interne markt dient bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen.
Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In dit verslag wordt verzocht om door de overheid gesteunde exportkredieten en verzekeringen van exporttransacties in de privésector gepaard te laten gaan met “beoordelingen van de sociale en ecologische effecten”. Daarnaast stelt de rapporteur dat de doelen op het gebied van het terugdringen van broeikasgasse door dit soort projecten niet mogen worden aangetast. Dat is het minste.
Toch stem ik tegen, om uitdrukking te geven aan mijn bittere teleurstelling over het feit dat de Commissie internationale handel niet probeert de middelen vrij te maken waarmee sociale en milieudoelen kunnen worden gehandhaafd die die naam waard zijn. Vrije concurrentie, strijd tegen het protectionisme en verhindering van het stoppen van de steun aan landbouwexporten vormen enkele van de vele absurditeiten die in deze tekst niet ter discussie gesteld worden.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Exportkredietinstellingen (ECA’s) spelen een steeds belangrijkere rol bij het steunen van allerlei soorten investeringen, waarmee ze bijdragen aan de vermindering van de gevolgen van de huidige economische en financiële crisis door werkgelegenheid te creëren en door handel en investeringen van bedrijven die anders binnen de particuliere sector niet voor kredietverlening in aanmerking zouden komen te ondersteunen. ECA’s vormen inmiddels de voornaamste bron van overheidsfinanciering voor ontwikkelingslanden. Een aanzienlijk deel van de ECA-projectfinancieringen in de ontwikkelingslanden is geconcentreerd in sectoren als vervoer, olie, gas en mijnbouw en grootschalige infrastructuurprojecten, zoals grote stuwdammen. Het is echter belangrijk dat de activiteiten van de ECA’s nauwlettend in de gaten worden gehouden om problemen in de toekomst te voorkomen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU neemt deel aan de Overeenkomst inzake richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten die is gesloten in het kader van de OESO. Het is terecht als het Europees Parlement amendementen op het voorstel van de Commissie aanneemt die bedoeld zijn om aanvullende maatregelen toe te passen voor de transparantie en verantwoordingsplicht van verslagen in de Europese Unie.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Exportkredietinstellingen die overheidssteun of openbare steun genieten zijn belangrijke geldschieters voor het financieren van commerciële projecten met overheidsgeld, ook in ontwikkelingslanden. In tijden van krappe overheidsbegrotingen worden ze nog belangrijker als bron van investeringen door Europese ondernemingen, voor zover deze niet hoeven te worden geherfinancierd met belastinggeld. De risicocalculatie door exportkredietinstellingen die door de overheid worden gesteund verloopt heel anders dan bij het verstrekken van kredieten door particuliere banken. Dat kan tot concurrentievervalsing in de internationale handel leiden, wat wel blijkt uit het voorbeeld van China. Daarom zijn er allerlei regelingen, onder andere binnen de OESO en de WTO, waarin wordt bepaald wat de terugbetalingstermijnen zijn en wat het minimumpremietarief is. We moeten regels voor meer transparantie vastleggen door in de hele EU voor te schrijven dat er verslagen worden gepubliceerd over de totaalbalans van de jaarlijkse activiteiten. Op die manier kunnen we de situatie beoordelen, misbruik uitsluiten en verhinderen dat ze een beroep op de belastingbetaler moeten doen om hun transacties te herfinancieren. Het is maar de vraag of de voorgestelde maatregelen tot meer transparantie leiden, en daarom heb ik me van stemming onthouden.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het met de rapporteur eens ben dat exportkredieten een krachtig instrument voor de ondersteuning van EU-bedrijven zijn. Gezien de toegenomen behoefte aan door de overheid gesteunde exportkredieten, is het van het grootste belang dat de nieuwste regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op dit gebied zo snel mogelijk in de lidstaten wordt ingevoerd. Exportkredieten voor de middellange en lange termijn zijn een waardevol instrument dat in de lidstaten nog niet volledig wordt benut en dat gestimuleerd moet worden, in het bijzonder in een verzwakte economie als die van Portugal. Exportkredieten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid door financiering te waarborgen voor projecten die door hun niet-marktgebonden karakter normaliter met een beperktere toegang tot kapitaal kampen. Nieuwe wetgeving op dit gebied mag niet leiden tot nieuwe bureaucratische rompslomp of ambtenarij en tot verhoging van reeds bestaande kosten. Alleen bij een verstoring van de mededinging op de interne markt dient bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel nauwlettend in acht worden genomen.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Exportkredietinstellingen (ECA’s) zijn ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. ECA’s kunnen het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Het is daarom noodzakelijk om de OESO-regeling (Regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten) te herzien, zodat adequaat toezicht kan worden gehouden op de deugdelijkheid van de financiële transacties van de Europese ECA’s en hun samenhang met het beleid en de doelstellingen van de EU kan worden gewaarborgd. De transparantievereisten met betrekking tot risicocalculaties en de openbaarmaking van extracomptabele vehikels moeten bovendien worden opgeschoond. Kortom: het is essentieel om van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA’s. In het licht van bovengenoemde observaties, en gezien het feit dat de ECA’s nuttige instrumenten kunnen zijn bij het bereiken van de externe doelstellingen van de Unie (vooral wat betreft de klimaatverandering en strijd tegen armoede) stem ik vóór deze resolutie, omdat ik denk dat exportkredieten een belangrijk instrument zijn om de handel en investeringen van Europese ondernemingen te ondersteunen.
Raül Romeva I Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Zoals rapporteur Jadot heeft gezegd, wordt met deze stemming de positie van het Europees Parlement in dit dossier versterkt en wordt een krachtig signaal gezonden naar de Europese Raad, die zich te angstvallig opstelt. Exportkredietbureaus vormen een belangrijk instrument voor de EU bij de steun aan handel en investeringen van Europese ondernemingen.
Niettemin was het dringend noodzakelijk om het gebrek aan transparantie en supervisie op Europees niveau van de activiteiten van deze kredietbureaus aan te pakken, met name van de kant van het Parlement. Jaarlijks worden immers meerdere honderden miljoenen euro’s doorgesluisd via deze kredietbureaus, terwijl de nationale begrotingen worden onderworpen aan strenge bezuinigingen.
Ook ik ben tevreden over het feit dat de leden van het Europees Parlement opnieuw hun steun hebben uitgesproken voor de geleidelijke afbouw van de subsidiëring van fossiele brandstoffen en zo de overgang naar een ecologische energievoorziening steunen, in overeenstemming met de Europese en nationale verplichtingen op het gebied van klimaatverandering.
Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) De meeste geïndustrialiseerde landen hebben een exportkredietinstelling (ECA). Deze instellingen zijn als categorie ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. Als borgstellers voor grootscheepse industrie- en infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden werpen exportkredietinstellingen vele malen meer gewicht in de schaal dan het bedrag aan financieringen dat jaarlijks in zijn totaliteit wordt verstrekt door alle multilaterale ontwikkelingsbanken tezamen. ECA’s faciliteren legitieme handelstransacties waar de particuliere kapitaalmarkt verstek laat gaan. Omdat ze niet belastingplichtig zijn en ook geen winst hoeven te maken, beschikken de exportkredietinstellingen over een veel hoger risico-incasseringsvermogen dan particuliere actoren en dus over veel meer speelruimte voor kredietverruiming dan particuliere banken.
Om diezelfde reden kunnen ECA’s het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat er voor de exportkredieten betalingsvereisten moeten gelden, binnen een bepaalde termijn, en er een minimumpremietarief moet worden gerekend om het risico van niet-terugbetaling van exportkredieten te dekken.
Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze belangrijke resolutie over een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Geweld tegen vrouwen is een internationaal en ook Europees probleem. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het is dan ook uitermate belangrijk om op EU-niveau geen middel onbeproefd te laten om geweld tegen vrouwen zo veel mogelijk terug te dringen en de voorwaarden te creëren om het geweld te voorkomen, criminelen te vervolgen en slachtoffers te beschermen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moet het strafrecht op EU-niveau worden geharmoniseerd en moet er een rechtskader worden ontwikkeld waarbinnen daders doeltreffend gestraft en slachtoffers beschermd worden. Dit is ook van groot belang voor het bestrijden van mensenhandel. Gedwongen huwelijken zijn een andere vorm van gendergerelateerd geweld en vormen een ernstige schending van het recht van individuen op zelfbeschikking. Het is belangrijk om jonge vrouwen tegen dergelijke gedwongen relaties te beschermen. In dit verband wordt vaak gesproken over eergerelateerd geweld. Om alle vormen van geweld tegen vrouwen een halt toe te roepen, moet informatie over gendergelijkheid worden verspreid en moet actief voorlichting worden gegeven aan de samenleving, met name in die bevolkingslagen waar de relaties tussen vrouwen en mannen gebaseerd zijn op tradities en rituelen.
Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. – (IT) In Europa is één op de vier vrouwen tijdens haar leven het slachtoffer van enige vorm van geweld. De jaarlijkse kosten van geweld tegen vrouwen worden geraamd op circa 33 miljard euro, een cijfer dat niet moet worden onderschat.
Respect voor het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een waarde die constant wordt genegeerd en die botst met een breed scala aan schendingen van mensenrechten waar vrouwen mee te maken hebben, waardoor er schade wordt toegebracht aan hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, hun rechten en hun positie binnen de maatschappij. De weinige gegevens die nu beschikbaar zijn geven ons geen compleet beeld van het verschijnsel, maar het is voldoende om de eigen gezins- of werksituatie te observeren om te constateren dat het ons nog steeds niet is gelukt om vrouwen tegen geweld te beschermen.
Ik waardeer de toezegging van de Commissie om in 2011-2012 een mededeling te presenteren over een strategie voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en vrouwelijke genitale verminking, die moet worden opgevolgd door een actieplan van de EU. Maar ik hoop ook dat we tot een wereldwijde politieke aanpak komen die bestaat uit wettelijke, justitiële en handhavingsacties en maatregelen op het gebied van gezondheidszorg die dit soort geweld en de daaraan gelieerde gevolgen – die er helaas zijn voor 26 procent van de kinderen en jongeren die naar eigen zeggen in hun jeugd met fysiek geweld te maken hebben gehad – doeltreffend kunnen verminderen.
Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De officiële cijfers over geweld tegen vrouwen zijn veel te laag, gezien de trieste werkelijkheid in elke lidstaat. Officieel zijn er tussen 2004 en 2009 ongeveer zestigduizend gevallen van huiselijk geweld geregistreerd, waarbij het in bijna achthonderd gevallen ging om geweld met de dood tot gevolg. Van alle mishandelde vrouwen besloot 70 procent het geweld stilzwijgend te ondergaan en besloot slechts 30 procent aangifte te doen bij de politie.
In dit verband ben ik er een voorstander van om slachtoffers van geweld tegen vrouwen gemakkelijk toegang te verlenen tot kosteloze rechtsbijstand. Ik denk dat de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen de Europeanen bewuster kan maken van dit probleem, dat voor een flink aantal vrouwen in de Europese Unie een dagelijkse realiteit is. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik belang hecht aan een Europees handvest waarin een minimumniveau van ondersteunende dienstverlening voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen wordt vastgesteld, met het doel om dit probleem terug te dringen in alle lidstaten.
Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het gaat hier om een initiatiefverslag dat is opgesteld in het kader van de verschillende voorstellen die de Europese Commissie in 2011 en 2012 zal presenteren aangaande de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Dit onderwerp gaat mij en de vereniging ‘Vrouwen in het centrum’ in het bijzonder aan het hart. Enkele weken geleden heeft de vereniging hierover in Parijs een conferentie georganiseerd. In het verslag wordt een nieuwe algemene beleidsbenadering voorgesteld op het gebied van de bestrijding van gendergerelateerd geweld, waaronder een Europees handvest waarin een minimumniveau voor hulp aan slachtoffers wordt vastgesteld, alsmede een Europees strafrechtelijk instrument. Ik heb voor dit verslag gestemd.
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De internationale gemeenschap moet een grensoverschrijdende aanpak hanteren om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Het lijdt geen twijfel dat geweld tegen vrouwen hun fundamentele rechten en vrijheden schendt, in het bijzonder het recht op veiligheid en menselijke waardigheid. Lidstaten moeten het IVDV (Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen) invoeren, dat gericht is op het veiligstellen van de rechten en vrijheden van vrouwen. Krachtens het Verdrag van Lissabon kan de EU bepalingen op het gebied van strafrecht invoeren, en het verdrag verwijst in het bijzonder naar mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen en vrouwen. Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik vind dat het tijd is dat de EU dit vraagstuk aanpakt en het goede voorbeeld geeft, aan de hand van de wetgeving en steun die nodig is om een eind te maken aan het geweld tegen vrouwen. Er moet een veelzijdige aanpak worden gehanteerd om de effectiviteit van de politieke, sociale en juridische maatregelen die worden ingevoerd veilig te stellen.
Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. − (LT) Geweld tegen vrouwen, in al zijn verschillende vormen, is nog altijd een groot internationaal en ook Europees probleem. In de EU is het van belang dat de integriteit van vrouwen bij wet volledig en consequent wordt beschermd. In sommige landen bestaat nog altijd geen wetgeving die huiselijk geweld tegen vrouwen strafbaar stelt. Huiselijk geweld mag niet worden beschouwd als een privéaangelegenheid. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de vervolging van geweld in persoonlijke relaties binnen justitiële apparaten prioriteit krijgt en dat de daders worden vervolgd.
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor dit verslag, waarin een helder standpunt van het Europees Parlement wordt uitgedrukt. We moedigen de Commissie aan om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Natuurlijk beschikken alle lidstaten over preventieve en repressieve juridische mechanismen. Maar ook Europa zal zich over de kwestie moeten ontfermen, omdat dit tot zijn takenpaket behoort. Het is niet acceptabel dat vrouwen dagelijks getreiterd worden of fysiek of geestelijk geweld moeten ondergaan.
George Becali (NI), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat geweld tegen vrouwen een mondiaal en Europees probleem is. Dit verslag omvat een pakket maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om vrouwen in Europa een acceptabel leven te kunnen garanderen. Het is van wezenlijk belang dat de integriteit van vrouwen volledig en consequent bij wet wordt beschermd. Daarnaast is het van het grootste belang dat bij het invoeren van wetgeving op EU-niveau rekening wordt gehouden met de zeer kwetsbare positie die vrouwen en kinderen bij huiselijk geweld innemen. Alleen de invoering of vaststelling van een reeks strafrechtelijke bepalingen ter bescherming van vrouwen is echter niet voldoende; daarnaast moet de strafrechtelijke vervolging effectiever worden gemaakt.
Een belangrijk gebied waarop meer inzet vereist is, is de aanvullende scholing van politieautoriteiten in Europa. De politie is de eerste wetshandhavingsinstantie waarmee vrouwen in contact komen als zij slachtoffer zijn geworden van geweld. Een mogelijke praktische maatregel zou de invoering van een noodnummer voor gendergerelateerd geweld in de lidstaten kunnen zijn. Vrouwen die te maken hebben met geweld kunnen dan dat nummer bellen voor acute hulpverlening.
Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Gendergelijkheid is een van de essentiële beginselen van de Europese Unie. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen sinds decennia onderwerp van gesprek is, is het de internationale gemeenschap nog niet gelukt om een einde te maken aan deze ernstige vorm van criminaliteit. Gendergerelateerd geweld brengt ernstige schade toe aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen, en dat vertaalt zich naar de maatschappij in een zware last in de vorm van sociale problemen en zwaardere financiële lasten voor de rechtsstelsels en de gezondheidszorg. Geschat wordt dat de kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij (in de vorm van extra kosten voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening) in de gehele EU twee miljoen euro per uur bedragen.
Naar mijn mening is genitale verminking een terrein waarop de lichamelijke en geestelijke integriteit van vrouwen absoluut wettelijk moet worden beschermd. Ik vind namelijk dat culturele overwegingen geen legitimatie bieden voor handelingen waarmee ernstige schade aan de gezondheid van vrouwen wordt toegebracht.
Bovendien is meer kennis over de omvang van gendergerelateerd geweld in Europa noodzakelijk, om bij te dragen aan een groter bewustzijn van dit probleem bij het publiek. Daarom ben ik vóór acties waarmee de lidstaten worden aanmoedigd om nationale actieplannen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld op te stellen.
Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) In dit verslag over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen worden talloze interessante voorstellen gedaan. Daarom heb ik dit verslag mijn steun gegeven. Wat mij betreft mag het echter in geen geval een richtlijn worden die elke lidstaat verplicht moet omzetten in nationale wetgeving. De mechanismen voor toegang tot rechtsbijstand, die slachtoffers in staat stellen hun recht overal in de Europese Unie te doen gelden, kunnen en mogen niet kosteloos beschikbaar worden gemaakt. Ik ben een voorstander van een juridisch kader dat migrantenvrouwen het recht geeft op een eigen paspoort en een verblijfsvergunning, en dat het mogelijk maakt om personen strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor het ontvreemden van deze documenten.
Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Van een verslag over geweld tegen vrouwen zou ik vandaag de dag verwachten dat het accentueert wat een een absolute noodtoestand het groeiende geweld tegen de vrouwen binnen de moslimgemeenschappen in Europa vormt. Volgens organisaties in Europa die zich bezighouden met vrouwenrechten en gendergerelateerd geweld breidt dit fenomeen zich steeds verder uit. Het vindt onder onze ogen plaats, maar het lijkt wel of er een zekere onwil bestaat om over dit probleem in de juiste bewoording te praten. In het verslag wordt bijvoorbeeld gesproken over gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen, maar deze fenomenen verschijnselen – die had over hand toenemen in onze steden – worden behandeld alsof het kwesties zijn die met een culturele achtergrond te maken hebben. De waarheid is dat ze te maken hebben met de massale aanwezigheid van immigranten die een fundamentalistisch concept van het geloof, de Islam, naar Europa brengen. Vandaag betalen vrouwen in de moslimgemeenschappen de prijs, maar morgen kunnen onze vrouwen en kan de westerse maatschappij in haar kern worden getroffen. De EU moet met een adequaat en gericht beleid hiertegen komen, en niet met beleid tegen geweld “met een culturele achtergrond”, wat niets betekent, zodat we vandaag kunnen vechten tegen een zich snel uitbreidend fenomeen dat in dit tempo morgen onmogelijk te beheersen wordt.
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het dringend noodzakelijk is om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen. Ik wil er de aandacht op vestigen dat een op de tien vrouwen in Europa te maken heeft gehad met geweld en dat het een van de meest voorkomende doodsoorzaken is bij vrouwen die door geweld om het leven zijn gekomen. Ik vind het pijnlijk te moeten constateren dat wij, ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, vrouwen nog altijd niet tegen geweld kunnen beschermen. Het is dan ook heel belangrijk dat de Europese Commissie één enkele richtlijn opstelt voor alle vormen van geweld tegen vrouwen – lichamelijk, seksueel of psychologisch – en de bestrijding ervan. Gendergerelateerd geweld kan bijvoorbeeld bestaan uit seksueel misbruik, mensenhandel, gedwongen huwelijken, genitale verminking en andere vormen van schending. Dit soort gewelddadige misdrijven heeft een enorme impact op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een vrouw en brengt daaraan onherstelbare schade toe. De lidstaten moeten daarom zorgen voor betere gezondheidszorg voor de slachtoffers van geweld. Verder zou ik er bij de commissaris voor Binnenlandse Zaken, Cecilia Malmström, op willen aandringen niet te snoeien in de financiële steun voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s) die zich bezighouden met de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Tijdens de economische en financiële crisis wordt zelfs nog meer geweld gepleegd dan anders, en we mogen dus onder geen enkel beding de financiering op dit gebied verminderen.
Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het Europees Parlement heeft eerder een resolutie over geweld tegen vrouwen aangenomen, waarin nadrukkelijk werd gewezen op de noodzaak een omvattend rechtsinstrument in te voeren om alle vormen van geweld tegen vrouwen te bestrijden. Met het oog hierop heeft de Commissie al een aantal belangrijke beslissingen genomen, in het bijzonder ten aanzien van het nieuwe actieplan inzake gendergelijkheid, waarin wordt benadrukt dat gendergerelateerd geweld een van de kernproblemen is die moeten worden aangepakt. De Commissie heeft tevens aangekondigd in 2011 een voorstel te zullen indienen voor een strategisch plan inzake de bestrijding van gendergerelateerd geweld. Gendergerelateerd geweld veroorzaakt ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen. Voor de maatschappij betekent dit een zware last in de vorm van sociale problemen en zwaardere financiële lasten voor de rechtsstelsels en de gezondheidszorg.
De kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij worden berekend op basis van uitgaven voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening. Gendergerelateerd geweld vormt ook een ernstig probleem voor de democratie. Als vrouwen slachtoffer zijn van geweld, beperkt dat hun mogelijkheden om aan het sociale leven en de arbeidsmarkt deel te nemen.
Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Als liberaal parlementslid voel ik mij geroepen om dit verslag te steunen, aangezien de lidstaten behoefte hebben aan een nieuwe strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, dat ernstige gevolgen heeft voor de fysieke en mentale integriteit van vrouwen, die wordt beschouwd als een grondrecht. Geweld tegen vrouwen is schadelijk voor zowel de slachtoffers zelf als de eventuele kinderen, die opgroeien in een omgeving die nadelig is voor hun persoonlijke ontwikkeling. Gendergelijkheid is een van de fundamentele waarden van de EU die voor liberalen van bijzondere betekenis is. De moderne samenleving, die is gestoeld op gelijke rechten en gelijkheid voor de wet, kan dergelijke misstanden niet tolereren, ook niet als er ter rechtvaardiging culturele of religieuze redenen kunnen worden aangevoerd.
De EU en haar lidstaten moeten alle instrumenten die hun ter beschikking staan inzetten om gendergerelateerd geweld tegen te gaan. Ik ben voorstander van een richtlijn die voorziet in strafrechtelijke sancties voor diegenen die zich schuldig maken aan geweld tegen vrouwen. Deze richtlijn moet vergezeld gaan van de oprichting van een toereikend aantal ondersteunende centra en passende opleidingen voor mensen die met slachtoffers van geweld tegen vrouwen werken, zoals politieagenten, rechters en artsen en dergelijke.
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de bezorgdheid die op EU-niveau wordt getoond over het geweld tegen vrouwen. Ik ben van mening dat het van beslissend belang is voor het met succes bestrijden van dit Europees en internationaal probleem dat de lidstaten verantwoordelijkheid op zich nemen, wat uiteraard ook betekent dat ze de noodzakelijke wetgeving moeten aannemen. Ik stem voor het nieuwe beleidskader van de EU om geweld tegen vrouwen te bestrijden, omdat ik van mening ben dat het een stap vooruit is in de strijd tegen de schending van de grondrechten en vrijheden, zoals het recht op veiligheid en menselijke waardigheid.
Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien de situatie in Ierland het probleem weerspiegelt waar heel Europa mee te maken heeft. De National Crime Council constateerde in 2005 dat een op de zeven vrouwen in Ierland op enig moment in haar leven te maken krijgt met ernstig misbruik van lichamelijke, seksuele of emotionele aard door een partner. Het effect van huiselijk en lichamelijk en/of seksueel geweld mag niet worden onderschat, want het veroorzaakt ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen en kan leiden tot ernstige depressie en zelfs tot zelfmoord. Het verslag van het Parlement toont echter ook de kosten voor de schatkist, want er wordt geschat dat de kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij (in de vorm van extra kosten voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening) in de gehele EU twee miljoen euro per uur bedragen.
In 2009 had ik het voorrecht de eerste ambassadeur te worden van Rape Crisis North East, dat is gevestigd in Dundalk. Deze steun- en adviesdienst is een van de vele in het oosten van Ierland. Deze ngo’s bieden essentiële steun aan slachtoffers van seksueel en huiselijk geweld, maar ze hebben het heel moeilijk met het verkrijgen van financiering. Ik hoop dat dit verslag helpt huiselijk geweld in Europa te bestrijden.
Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik veroordeel fel alle mogelijke vormen van geweld tegen mannen, vrouwen en kinderen, en ik steun alle initiatieven waarmee we deze plaag kunnen voorkomen en bestrijden en de slachtoffers ervan kunnen beschermen. De cijfers die aan het licht zijn gekomen in enkele onderzoeken over geweld in Europa zijn onaanvaardbaar: 26 procent van de kinderen en jongeren heeft met fysiek geweld te maken, tussen een vijfde en een vierde van de vrouwen is ten minste eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer geweest van fysiek geweld, en meer dan een tiende van hen is het slachtoffer geweest van seksueel geweld.
Het aantal vrouwen dat het slachtoffer is van geweld is inderdaad alarmerend, en de enorme verschillen die er bestaan in het beleid en de wetgeving van de lidstaten dragen hier aan bij, hetgeen betekent dat vrouwen niet in heel Europa op hetzelfde niveau van bescherming kunnen rekenen. Het is van cruciaal belang dat de Europese wetgeving ervoor zorgt dat alle vrouwen uitgebreid en consequent worden beschermd, door de aanneming van uitgebreide wetgeving waarmee alle vormen van geweld tegen vrouwen kunnen worden bestreden, aangevuld met een reeks maatregelen op politiek, sociaal en wettelijk gebied.
Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner en Gunnar Hökmark (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse conservatieven, zijn het eens met het in het verslag geschetste beeld van het probleem. In het programma van Stockholm, waar wij een sterke drijvende kracht achter zijn geweest, is de bestrijding van geweld tegen vrouwen een prioriteit. In het actieplan voor de tenuitvoerlegging van het programma van Stockholm heeft de Commissie zich ertoe verbonden om in de loop van 2011-2012 een strategisch plan inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en genitale verminking van vrouwen voor te stellen. Artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt verder dat de Unie zich ervoor moet inzetten om alle vormen van huiselijk geweld te bestrijden en dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen moeten nemen om geweld te bestraffen en slachtoffers van geweld te beschermen. Aangezien strafrecht de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten is, hebben we tegen de paragraaf betreffende de invoering van een richtlijn op EU-niveau gestemd. Wij hebben voor het verslag gestemd omdat we van mening zijn dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om de veiligheid van vrouwen te verzekeren.
Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Naar mijn mening zouden de lidstaten zich op Europees niveau meer moeten inspannen om uitgebreidere nationale statistieken te verzamelen die een breder beeld geven van geweld tegen vrouwen, ongeacht de geweldsvorm: verkrachting, handel in vrouwen en meisjes, gedwongen huwelijken, moord, gedwongen prostitutie en uiteraard mishandeling binnen het gezin of door ex-partners. Doel hiervan is tevens het verbeteren van de verzameling van gegevens over dit probleem, zodat de meest passende oplossingen kunnen worden gevonden om de daders te straffen.
Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het belangrijk is dat een samenleving ernaar streeft om evenwichtiger en rechtvaardiger te zijn. Dit verschijnsel is in zeer uiteenlopende vormen in de verschillende samenlevingen te zien en doet zich voor in de privésfeer, de publieke sfeer en de semipublieke sfeer, waarbij de aantallen en contouren vaak niet bekend zijn. Ik ben daarom van mening, zoals in dit verslag is uiteengezet, dat er een grondige analyse nodig is en dat er ook meer doeltreffende processen moeten worden ontwikkeld om dit verschijnsel te onderzoeken om het internationaal beter te kunnen bestrijden. In dit verslag wordt een nieuwe politieke aanpak van gendergerelateerd geweld voorgesteld, evenals het versterken van maatregelen tussen de lidstaten met betrekking tot preventie en gerechtelijke straffen en ook hulpmaatregelen voor de slachtoffers. Ook worden er relevante vragen gesteld over het effect van het lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld tegen vrouwen op de verschillende terreinen van de maatschappij. Ik ben van mening dat een actieve rol van de Commissie, het Parlement en de lidstaten van cruciaal belang is voor het ontwikkelen van maatregelen om dit verschijnsel te bestrijden, hetgeen implicaties heeft voor verschillende mensen en generaties.
Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Geweld van mannen tegen vrouwen is een schending van de mensenrechten van vrouwen die de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weerspiegelt en versterkt. Uit studies over gendergerelateerd geweld blijkt dat naar schatting een vijfde tot een vierde van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven te maken heeft gehad met fysiek geweld. Geweld tegen vrouwen kent geen geografische grenzen, geen leeftijdslimiet, geen onderscheid op grond van klasse, ras of cultuur, maar het is nog steeds onzichtbaar en de slachtoffers worden tot zwijgen gedwongen. Ik steun dit verslag, waarin een nieuwe brede beleidsaanpak tegen gendergerelateerd geweld wordt voorgesteld, met onder meer de instelling van een strafrechtelijk instrument in de vorm van een richtlijn tegen gendergerelateerd geweld, de opleiding van overheidspersoneel dat te maken kan krijgen met geweld tegen vrouwen en de vereiste voor de lidstaten om de nodige voortvarendheid te tonen en alle vormen van misdrijven in verband met gendergerelateerd geweld te registreren en onderzoeken. In het verslag wordt gevraagd om financiële steun aan ngo’s die slachtoffers van geweld steunen. Voorts wordt gevraagd om plannen voor het vaststellen van methodologische richtsnoeren, alsmede plannen voor een nieuwe inzet op het gebied van gegevensverzameling, gericht op het verkrijgen van vergelijkbare statistische gegevens over gendergerelateerd geweld teneinde de omvang van het probleem vast te stellen en de basis te leggen voor een andere aanpak van het probleem.
Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een op de vier vrouwen in Europa wordt gedurende haar leven geconfronteerd met fysiek geweld en meer dan een op tien vrouwen zijn slachtoffer van fysiek seksueel geweld. Deze cijfers vragen om handelen. De Commissie moet daarom een nieuw Europees beleidskader opzetten op het gebied van bestrijding van het geweld tegen vrouwen. Alle vormen van geweld tegen vrouwen (verkrachting, prostitutie, seksueel geweld, enz.) moeten strafrechtelijk worden vervolgd, in alle lidstaten van de Europese Unie. Elke lidstaat heeft de plicht gratis juridische bijstand beschikbaar te stellen voor vrouwelijke slachtoffers, alsmede een opvangstructuur die deze vrouwen in staat stelt een nieuw en beter leven op te bouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. Deze strafrechtelijke benadering op Europees niveau van geweld tegen vrouwen is beslist noodzakelijk.
Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Afgelopen 5 april 2011 heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen over de bestrijding van geweld tegen vrouwen. De tekst gaat in op de specifieke vormen van door mannen begaan geweld tegen vrouwen en meisjes. Het gaat hier om een van de meest verbreide en schadelijke obstakels voor het bereiken van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Met dit verslag kan een strafrechtelijk instrument in het leven worden geroepen, in de vorm van een richtlijn van de Europese Unie om gendergerelateerd geweld te bestrijden. Hiermee wordt een Europees handvest opgesteld dat een minimumniveau aan hulp garandeert, inclusief het recht op gratis juridische bijstand en gratis psychologische noodhulp. Bovendien roepen de leden van het Europees Parlement de Commissie op een Europees waarnemingscentrum op te zetten om geweld tegen vrouwen in kaart te brengen. Dankzij de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is een amendement aangenomen waarin ook aan de lidstaten wordt gevraagd om verkrachting en seksueel geweld binnen het huwelijk of binnen andere relatievormen op te nemen in het strafrecht.
Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Geweld tegen vrouwen vormt een probleem op zowel Europese als mondiale schaal. Geweld binnen het huwelijk, prostitutie, vrouwenhandel; het is betreurenswaardig te moeten vaststellen dat wij nog steeds niet in staat zijn vrouwen te beschermen tegen geweld in onze samenleving. Dit gendergerelateerd geweld betekent een inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden, alsmede op het recht op veiligheid en menselijke waardigheid. Bij deze problematiek gaat het er niet alleen om de integriteit van de slachtoffers te waarborgen, maar moeten ook de collectieve belangen van de samenleving, zoals vrijheid en democratie, worden beschermd. De Europese Unie moet haar verantwoordelijkheden nemen door wetgeving in te voeren waarmee een halt wordt toegeroepen aan dit soort geweld.
Daarom heb ik gestemd voor de invoering van maatregelen als een mechanisme dat is gericht op het faciliteren van toegang tot gratis juridische bijstand, een systeem van financiële hulp gericht op het bevorderen van autonomie van slachtoffers en het mogelijk maken van hun terugkeer naar werk en een normaal leven. Respect voor de rechten van de mens is een fundamentele waarde die is opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Laten we ook de rechten van de vrouw respecteren!
Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het Europees Parlement heeft voor een Europees beleidskader voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen gestemd. Wij zijn ingenomen met dat besluit en hebben voor het voorstel in zijn geheel gestemd. Het besluit is met name belangrijk omdat we de Commissie erin verzoeken om haar eerdere beloften gestand te doen en een concreet wetgevingsvoorstel ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in te dienen.
Het voorstel bevat echter bepaalde formuleringen met betrekking tot draagmoederschap die volgens ons te simplistisch zijn in hun eenzijdig negatieve houding ten aanzien van dat fenomeen en internationale adopties. We zijn niet naïef wat de problematiek in verband met draagmoederschap betreft, maar we willen om die reden niet iets aanvallen dat in bepaalde gevallen positief kan zijn voor de betrokken partijen. Daarom hebben we tegen de specifieke formuleringen met betrekking tot draagmoederschap gestemd – een standpunt dat onze fractie, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, ook innam tijdens de oorspronkelijke stemming in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.
Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Onder geweld tegen vrouwen valt een reeks ernstige schendingen van de grondrechten, zoals seksueel misbruik, aanvallen op de lichamelijke integriteit en huiselijk geweld, geestelijk geweld, intimidatie of dwang, en vrouwenhandel en de uitbuiting van vrouwen voor de prostitutie, naast vele andere voorbeelden van agressie die door de lidstaten vastberaden veroordeeld en bestreden moeten worden. Ik veroordeel alle geweld, maar in het bijzonder geweld dat wordt aangewend tegen personen die in een meer kwetsbare positie zitten (lichamelijk, sociaal, economisch of emotioneel), zoals kinderen en ook vrouwen. Dit is nu juist de reden waarom de lidstaten ernaar moeten streven om alle vormen van geweld tegen vrouwen uit te bannen, in het bijzonder de handel ten behoeve van seksuele uitbuiting, de schending van hun seksuele zelfbeschikking en aanvallen op hun lichamelijke integriteit.
Eerbieding van het menselijk leven en de menselijke waardigheid kunnen niet samengaan met de misdaden waarvan vele Europese vrouwen het slachtoffer zijn, zodat stevige beleidsmaatregelen op het gebied van de preventie van geweld en het straffen van de daders gerechtvaardigd zijn.
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De internationale gemeenschap debatteert al enkele jaren over situaties waarin sprake is van geweld tegen vrouwen. Desondanks hebben we kunnen vaststellen dat ze nog steeds het slachtoffer zijn van geweld (een vijfde van de Europese vrouwen is minstens eenmaal slachtoffer van geweld geweest). Het is daarom van belang dat de Europese Unie wetgeving aanneemt die een einde aan dit drama maakt. Hoewel de Europese Commissie verschillende initiatieven heeft genomen om een einde aan deze tragedie te maken, die miljoenen vrouwen over de hele wereld treft, in het bijzonder door de opstelling van een nieuw actieplan over gendergelijkheid (2010-2015), kan de EU niet werkloos blijven toezien hoe de schendingen van de grondrechten van de vrouw ongestraft doorgaan, met name op de volgende terreinen: seksueel geweld, genitale verminking van vrouwen en gedwongen huwelijken, mensenhandel en prostitutie, het ontbreken van wettelijke bescherming, enzovoort. Ik ben het ermee eens dat diepgaander onderzoek van deze kwestie nodig is, zodat we kunnen beschikken over de meest gedetailleerde en wetenschappelijke gegevens die er zijn. We kunnen niet meer niets doen. Ik juich de voorstellen van de rapporteur daarom toe, in het bijzonder de oprichting van blijf-van-mijn-lijfhuizen voor de slachtoffers, een alarmnummer en de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen.
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Geweld tegen vrouwen in zijn talrijke vormen (huiselijk geweld, seksueel geweld, prostitutie, vrouwenhandel, seksuele en geestelijke intimidatie en geweld op het werk) betekent een ernstige schending van de mensenrechten en vrijheden, zowel individueel als collectief, met vergaande negatieve sociale gevolgen. De preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen moeten essentiële strategische doelen zijn, en het nastreven daarvan kan niet los worden gezien van de vooruitgang van de beschaving waar wij naar streven.
In enkele onderzoeken over gendergerelateerd geweld wordt geschat dat tussen een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer is geweest van lichamelijk geweld, en ongeveer een tiende van hen het slachtoffers is geweest van seksueel geweld. Verder is de schatting dat ongeveer 26 procent van de kinderen en jongeren zegt in hun kindertijd en adolescentie met lichamelijk geweld te maken te hebben gehad, wat vooral verontrustend is als we rekening houden met premissen die op sociaal leren zijn gebaseerd en volgens welke de slachtoffers van vandaag in potentie de daders van morgen zijn.
Het is nu belangrijk dat de richtsnoeren in dit verslag ten uitvoer worden gelegd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij verwelkomen de aanneming van dit verslag van het lid van onze fractie, mevrouw Svensson, die tevens de voorzitter van de parlementaire Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid is.
We weten dat geweld tegen vrouwen een ernstige schending van de mensenrechten en vrijheden betekent, zowel individueel als collectief, met enorme sociale gevolgen, aangezien geweld tegen vrouwen betrekking heeft op een reeks schendingen van de mensenrechten, waaronder huiselijk geweld, seksueel geweld, prostitutie, vrouwenhandel, seksuele en geestelijke intimidatie, en geweld tegen vrouwen op het werk.
De preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen zijn essentiële strategische doelen die belangrijk zijn voor de vooruitgang van de beschaving waarvoor wij strijden.
In enkele onderzoeken over gendergerelateerd geweld schat men dat tussen een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven slachtoffer is geweest van lichamelijk geweld en dat ongeveer een tiende van hen slachtoffer is geweest van seksueel geweld. Ook denkt men dat ongeveer 26 procent van de kinderen en jongeren zegt in hun kindertijd en adolescentie met lichamelijk geweld te maken te hebben gehad, wat vooral verontrustend is als we rekening houden met de premissen die op sociaal leren zijn gebaseerd…
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Geweld tegen vrouwen is een kwaad in onze maatschappij dat we koste wat het kost moeten bestrijden. Ik kan dit verslag echter niet steunen, omdat ik vind dat het buitensporig veel aandacht schenkt aan vrouwelijke immigranten. Vooral in deze tijd zou zulke aandacht van de kant van de EU en haar regeringen werkelijk zichtbaar moeten zijn en zich niet moeten beperken tot mooie woorden van steun voor Europese projecten.
Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Mijn fractie is verdeeld over het onderwerp. Ik heb voor amendement nummer 19 en overweging J betreffende het woord ‘prostitutie’ gestemd, omdat ik van mening ben dat prostitutie neerkomt op geweld tegen vrouwen.
Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. – (FR) Geweld tegen vrouwen is een realiteit die men geneigd is te vergeten. Tussen de 20 en 25 procent van de Europese vrouwen zou (minstens één keer) fysiek geweld hebben ondergaan tijdens hun volwassen leven. Het Europees Parlement heeft vorige week een verslag over deze kwestie en over de noodzaak om tot een beleidskader op dit gebied te komen aangenomen, en daar ben ik blij mee. Met ons verslag willen we alle lidstaten van de Europese Unie aanzetten om geweld ten opzichte van vrouwen te beschouwen als een misdaad en een strafrechtelijk instrument op te zetten om dit geweld te bestrijden. Daarnaast heb ik meer in het bijzonder gestemd voor de instelling van een mechanisme dat is gericht op het vergemakkelijken van de toegang tot gratis juridische bijstand en de instelling van gratis psychische noodhulp voor de slachtoffers. Bovendien heb ik de amendementen ondersteund waarin “het ernstige probleem dat wordt gevormd door prostitutie” wordt onderkend en waarin bepaald wordt dat onder “geweld ten opzichte van vrouwen” ook prostitutie moet worden verstaan. Tot slot heb ik gestemd voor de classificatie van verkrachting en seksueel geweld als misdaad, ook als het binnen het huwelijk of binnen een andere relatie van intieme aard plaatsvindt.
Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk. – (IT) Een Europees regelgevingskader voor de strijd tegen geweld tegen vrouwen is binnen een wereldwijde strategie een cruciale stap vooruit. Alleen een combinatie van wettelijke, sociale, economische en preventieve acties zullen kunnen helpen om een probleem op te lossen dat niet zo ver van onze werkelijkheid af staat, gezien het feit dat meer dan een op de vier vrouwen in de Europese Unie in haar leven te maken heeft gehad met geweld. Geweld tegen vrouwen maakt geen onderscheid in leeftijd en etnische of culturele afkomst en blijft een onzichtbaar probleem, dat niettemin hoge menselijke, sociale en economische kosten met zich meebrengt.
De Europese Unie moet haar actieve rol in de strijd tegen discriminatie van vrouwen bevestigen. Het verslag-Svensson steunt de Europese Commissie daarom in haar pogingen een duidelijk en homogeen regelgevingskader binnen de context van het Programma van Stockholm uit te werken.
Daarom steun ik het verzoek om een strafrechtelijk instrument dat geweld tegen vrouwen als een misdaad op zich definieert, door middel van de ontwikkeling van een richtlijn tegen gendergerelateerd geweld die moet worden gekoppeld aan de talrijke initiatieven voor opleiding, preventie en bewustwording om alle vormen van misbruik van vrouwen te bestrijden.
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit rapport gestemd omdat in de eenentwintigste eeuw beslist moet worden gegarandeerd dat verkrachting overal in Europa wordt beschouwd als een misdaad en dat de daders van deze misdaad strafrechtelijk worden vervolgd en gestraft. Het is vandaag de dag niet acceptabel dat de slachtoffers van deze vreselijke misdaden, afhankelijk van het land waar zij wonen, niet gelijke mogelijkheden hebben om hun recht te halen en een schadevergoeding krijgen voor het geweld dat zij hebben ondergaan. De bal ligt nu bij de Raad en de Commissie, die niet afzijdig kunnen blijven bij deze onvermijdelijke stap richting hulp aan vrouwelijke slachtoffers van dit soort geweld, opdat deze een schadevergoeding kunnen krijgen voor wat ze hebben ondergaan.
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. − (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we een einde moeten maken aan alle schendingen van vrouwenrechten en aan geweld tegen vrouwen. Mijns inziens is het de hoogste tijd dat de Commissie, overeenkomstig het vorig jaar aangenomen actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm, een strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen uitstippelt. Tegelijkertijd moeten de lidstaten erop toezien dat zorgaanbieders, maatschappelijk werkers, de politie, rechtbanken en andere instellingen verbeteringen doorvoeren die hen in staat stellen tijdig en professioneel te reageren op alle gevallen van geweld tegen vrouwen.
Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het behoeft geen betoog dat de menselijke waardigheid en het recht op veiligheid fundamentele levenswaarden zijn die beschermd moeten worden. Het begrip ‘geweld’ op zich roept al zulke sterke negatieve emoties op, dat veel mensen van onderwerp veranderen wanneer gendergerelateerd geweld ter sprake komt. Het is echter onze taak om moeilijke thema’s het hoofd te bieden en in te grijpen wanneer de samenleving sturing in politieke en wettelijke kwesties nodig heeft. We mogen niet vergeten dat geweld tegen vrouwen, inclusief schending van de waardigheid, seksueel misbruik, gedwongen huwelijken en verminking, niet exclusief een probleem is van de vrouwelijke sekse. Het probleem raakt de hele samenleving en draagt bij aan de algemene desintegratie ervan. De kosten hiervan worden vaak onderschat.
Want is het niet zo dat wij allemaal de lasten dragen die het gevolg zijn van dit geweld – de kosten van medische zorg, psychologische behandeling, gerechtelijke procedures en maatschappelijke hulp? De slachtoffers zijn meestal niet meer in staat om te werken. De lidstaten moeten overwegen om een plan voor het bestrijden van gendergerelateerd geweld op te stellen.
Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. – (IT) Het Europees Parlement heeft de ontwerpresolutie over het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen aangenomen. Ik heb de resolutie krachtig en met overtuiging gesteund omdat ik denk dat het antwoord op deze sociale plaag moet worden gegeven door een eensgezinde Europese Unie, middels de aansporing tot gezamenlijke en doeltreffende politieke actie. Geweld tegen vrouwen – of het nu lichamelijk, geestelijk of seksueel is – is een uiting van onbeschaafdheid die Europa moet verwerpen. Het is een plaag die trauma’s veroorzaakt die hun weerslag op het sociale leven van vrouwen hebben en dat onverbiddelijk beïnvloeden. De statistieken waarover we nu beschikken geven een treurig en bedroevend beeld. Een op de vier Europese vrouwen is ten minste één maal in haar leven het slachtoffer van geweld geweest. Daarom denk ik dat het vinden van unitaire juridische instrumenten, de mogelijkheid om gratis juridisch advies te krijgen, het oprichten van blijf-van-mijn-lijfhuizen die psychologische en morele ondersteuning kunnen geven en de invoering van één noodnummer in heel Europa de prioriteiten voor EU-actie zouden moeten zijn.
David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Gendergerelateerd geweld is in eerste instantie een materie die onder het strafrecht valt. De samenleving dient daarom op gendergerelateerd geweld te reageren met straffen die in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf. Bij de vaststelling van prioriteiten met betrekking tot de toewijzing van maatschappelijke middelen is het belangrijk om uit te gaan van het standpunt van het slachtoffer, aangezien slachtoffers op dit moment de grootste behoefte hebben aan beschermende maatregelen. Dat staat er niet in de weg dat er tevens middelen kunnen worden besteed aan individuele daders, door hen bijvoorbeeld gesprekstherapie aan te bieden, of andere therapieën waarmee ze gewelddadig gedrag kunnen afleren. Een dergelijke alternatieve behandeling van mannen die schuldig zijn aan een ernstig vergrijp tegen een vrouw mag echter nooit in de plaats komen van strafoplegging op grond van het strafrecht. Gesprekstherapie of andere gelijksoortige vormen van behandeling kunnen alleen een aanvulling zijn op andere vormen van bestraffing, zoals gevangenisstraf.
Geweld is in belangrijke mate het gevolg van ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen en is een uiting van een relatie tussen dader en slachtoffer die gekenmerkt wordt door dominantie versus ondergeschiktheid. Om die reden kan er geen sprake zijn van gesprekstherapie waaraan zowel het slachtoffer als de dader deelneemt. De aard van het misdrijf is immers van dien aard dat de beide partijen nooit gelijke en gelijkwaardige onderhandelingspartijen kunnen worden.
Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat geweld tegen vrouwen in Europa en de wereld een plaag blijft, ondanks de campagnes die de internationale gemeenschap verschillende decennia heeft gevoerd. Het treft in eerste instantie de directe slachtoffers, maar het tast ook de vrijheid en de democratie zelf aan. Ik heb ook voor dit verslag gestemd omdat er een reeks onmiddellijke maatregelen in worden uiteengezet die nodig zijn om vrouwen een fatsoenlijk en acceptabel leven te garanderen, en het is duidelijk dat er politieke, sociale en wettelijke maatregelen voor de lange termijn nodig zijn om gendergerelateerd geweld uit te bannen.
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Geweld in het algemeen moet worden veroordeeld, maar geweld dat mensen treft die minder goed in staat zijn om zich te verdedigen, namelijk kinderen, ouderen en vrouwen, nog veel sterker. In dit specifieke geval is het de zorg van het Parlement om een reeks maatregelen op infrastructureel, juridisch, strafrechtelijk en handhavingsgebied te combineren met maatregelen op het gebied van onderwijs, volksgezondheid en andere gebieden die het geweld tegen vrouwen en de gevolgen ervan aanzienlijk kunnen verminderen.
Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor het verslag-Svensson over het nieuwe beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen gestemd, omdat ik diep bezorgd ben over dit soort geweld. Naar schatting is tussen 20 en 25 procent van de Europese vrouwen ten minste eenmaal het slachtoffer geweest van geweld en is meer dan 10 procent het slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Daarom denk ik dat het tijd is om een einde te maken aan het geweld van mannen, en dat is alleen mogelijk als er daadwerkelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen ontstaat. Tevens ben ik stellig van mening dat verkrachting in de hele Europese Unie als misdrijf erkend zou moeten worden en dat de daders moeten worden berecht. De schrijfster van dit verslag doet verder een voorstel voor een nieuwe aanpak van de bestrijding van deze maatschappelijke misstand, die niet beperkt blijft tot strafvervolging, maar ook bestaat in bescherming tegen en voorkoming van omstandigheden als onzekere arbeid, werkloosheid en armoede, waardoor vrouwen veelal afhankelijk zijn en niet vrij over hun toekomst kunnen beslissen. Een Europese richtlijn tegen gendergeweld is dan ook onontbeerlijk. De lidstaten moeten daartoe zo snel mogelijk maatregelen vaststellen.
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Geweld van mannen tegen vrouwen is een structurele schending van de mensenrechten van vrouwen. Als we alle vormen van geweld van mannen tegen vrouwen meetellen, is 45 procent van alle vrouwen in Europa het slachtoffer geworden van geweld. Geschat wordt dat de totale kosten van huiselijk geweld in de 27 lidstaten wel 16 miljard euro kunnen bedragen. Toch kent geweld van mannen tegen vrouwen geen geografische grenzen, geen leeftijdslimiet, geen onderscheid op grond van klasse, ras of cultuur, en is het nog steeds onzichtbaar en worden de slachtoffers tot zwijgen gedwongen. In 2008 heb ik amendementen op het Letse wetboek van strafrecht met betrekking tot huiselijk geweld opgesteld. Helaas zijn deze amendementen door het Letse parlement verworpen. Ik heb voorgestemd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de afgelopen decennia en vooral jaren is er heel wat vooruitgang geboekt bij de bestrijding van geweld tegen vrouwen en kinderen. Desondanks is er nog heel wat werk aan de winkel. De afstomping en de pseudomoraal van de samenleving zouden ons te denken moeten geven. De voorstadia van daadwerkelijk geweld, zoals opdringerig gedrag, obscene opmerkingen en intimidatie door migranten, wat westerse vrouwen dag in dag uit overkomt, worden al vaker als normaal beschouwd. Het respect voor vrouwen is op een dieptepunt aangekomen wanneer een Duitse vrouwelijke rechter bij een mohammedaanse scheiding het recht van de man om zijn vrouw te kastijden, dat in de Koran te vinden is, als maatstaf gebruikt.
De migratie heeft ertoe geleid dat de EU problemen uit alle vier windstreken heeft ingevoerd, ook eermoord, gedwongen huwelijken en huiselijk geweld in patriarchale familiestructuren. We mogen niet toelaten dat cultuur, godsdienst en traditie worden gebruikt om geweld te rechtvaardigen. Dit initiatief bevat een aantal goede ideeën, maar het gaat al met al niet ver genoeg. Daarom heb ik me van stemming onthouden.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) In dit verslag wijst de rapporteur op een aantal ernstige gevallen van geweld tegen vrouwen. Ik denk daarbij onder andere aan seksueel misbruik, lichamelijk geweld binnen de familie, gedwongen prostitutie, gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen. Dat zijn vreselijke dingen, die helaas ook hier in de EU en in onze landen plaats kunnen vinden. In het verslag wordt dit genoemd, maar het gaat niet diep genoeg in op wat er aan de problemen ten grondslag ligt. Er bestaan vaak parallelle sociale structuren, archaïsche en islamistische structuren, maar ook georganiseerde mensenhandel. Dat moeten we aanpakken. Daarom heb ik me van stemming onthouden.
Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag over geweld tegen vrouwen gestemd. Met dit initiatief kunnen wij vrouwen in Europa een waardig leven helpen verzekeren. Uit statistieken blijkt namelijk dat een vijfde van de vrouwen in Europa ooit het slachtoffer is geworden van geweld en dat 20 procent geweld heeft ondergaan dat gepleegd werd door personen uit hun onmiddellijke omgeving. Wat in het verslag staat over de bestrijding van geweld tegen vrouwen is belangrijk, omdat: • de lidstaten de daders moeten straffen overeenkomstig de ernst van de door hen gepleegde misdaden (seksuele mishandeling, mensenhandel, gedwongen huwelijk, genitale verminking), • wordt voorzien in de instrumenten die onontbeerlijk zijn om slachtoffers van geweld bij te staan, zoals rechtsbijstand en de inrichting van veilige opvangtehuizen voor slachtoffers, • rechtsbijstand wordt verleend aan slachtoffers en het verplicht wordt gesteld om alle vormen van gendergerelateerd geweld te vervolgen, • gesteld wordt dat jonge vrouwen via het onderwijs beter voorgelicht moeten worden over de gevaren die zij lopen. Ik heb echter tegen het voorstel tot verhoging van het aantal voor gendergerelateerd geweld bevoegde rechtbanken gestemd, omdat dit onaanvaardbare discriminatie zou veroorzaken en in strijd zou zijn met het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen.
Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is van essentieel belang dat de stilte rond alle soorten strafbare feiten wordt verbroken, en in dit geval die welke op gender zijn gebaseerd. Delicten die de vorm aannemen van huiselijk geweld, seksueel misbruik, mensenhandel, genitale verminking en andere vormen van schending van de integriteit die vooral vrouwen en meisjes treffen, moeten openbaar worden gemaakt, zodat ze effectiever kunnen worden bestreden. Sterker nog, door meer kennis over gendergerelateerd geweld wordt het mogelijk om de antenne van de samenleving voor dit probleem te vergroten. Met dit initiatiefverslag probeert het Europees Parlement een reeks maatregelen op te stellen die nodig zijn om te garanderen dat Europese vrouwen een acceptabel leven hebben. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen reeds vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd om een einde te maken aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit. Samengevat ben ik van mening dat de Europese Unie wetgeving moet aannemen om een einde te maken aan dit geweld, en de lidstaten moeten elk een nationaal actieplan opzetten om gendergerelateerd geweld te bestrijden. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.
Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) Geweld tegen vrouwen is een internationaal alsook een Europees probleem. Gendergerelateerd geweld kan bijvoorbeeld bestaan uit geweld binnen relaties, seksueel misbruik, mensenhandel en prostitutie, gedwongen huwelijken, genitale verminking en andere vormen van schending van de integriteit van met name vrouwen en meisjes. We moeten daartegen een reeks politieke, sociale en juridische maatregelen nemen om Europese vrouwen een fatsoenlijk leven te garanderen. In het initiatiefverslag benadrukt het Europees Parlement dat het mogelijk is om een einde aan dit soort geweld te maken door op de eerste plaats samenhangende en veelomvattende wettelijke bescherming van de integriteit van vrouwen te waarborgen. Ook is het noodzakelijk dat de omvang van deze vorm van criminaliteit wordt geregistreerd, dat rechtbanken meer inzicht krijgen in de gevolgen van seksuele misdrijven, dat deze vorm van geweld in een vroeg stadium wordt herkend door proactief en preventief te werk te gaan, dat er rechtszekerheid bij het politieonderzoek en tijdens de strafrechtelijke procedure is, dat er nieuwe blijf-van-mijn-lijfhuizen en een noodnummer voor slachtoffers komen en dat onderzoek op dit gebied wordt ondersteund. Op basis van bovengenoemde observaties stem ik vóór de concrete uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om dit soort geweld te bestrijden en doeltreffende actieplannen op te stellen om ertegen te vechten.
Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het gaat om een gecompliceerd probleem, dat niet alleen betrekking heeft op de bescherming van de integriteit van individuele slachtoffers, maar ook op de bescherming van belangrijke gezamenlijke maatschappelijke belangen, zoals vrijheid en democratie.
Op nationaal niveau moet beschermende huisvesting voor vrouwen worden aangeboden om vrouwen en kinderen te helpen om hun leven te leven zoals zij dat willen, zonder geweld en armoede, waarbij deze huisvesting tevens gespecialiseerde diensten kan omvatten, alsmede medische voorzieningen, rechtshulp, psychosociaal en therapeutisch advies, rechtsbijstand tijdens gerechtelijke procedures, steun aan kinderen die het slachtoffer zijn geworden van geweld, enzovoort. De lidstaten moeten passende middelen uittrekken om ervoor te zorgen dat de beschermende huisvesting voor vrouwen kan voldoen aan de internationale normen voor het werken met vrouwelijke overlevenden van geweld en hun kinderen.
De lidstaten moeten vrouwenorganisaties en ngo’s voorzien van de vereiste middelen, zodat deze vrouwen en hun kinderen kunnen beschermen tegen en behoeden voor geweld en armoede, ze moeten de sociale en economische rechten van vrouwen waarborgen, zodat ze niet financieel afhankelijk zijn van een partner/echtgenoot, en ze moeten de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt bevorderen en ontwikkelen.
Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat geweld tegen vrouwen in Europa en de wereld een plaag blijft, ondanks de campagnes die de internationale gemeenschap al verschillende decennia heeft gevoerd. Het treft in eerste instantie de directe slachtoffers, maar het tast ook de vrijheid en de democratie zelf aan. Ik heb ook voor dit verslag gestemd omdat er een reeks onmiddellijke maatregelen in worden uiteengezet die nodig zijn om vrouwen een fatsoenlijk en acceptabel leven te garanderen, en het is duidelijk dat er politieke, sociale en wettelijke maatregelen voor de lange termijn nodig zijn om gendergerelateerd geweld uit te bannen.
Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) Een op de vier vrouwen in Europa wordt gedurende haar volwassen leven geconfronteerd met fysiek geweld en meer dan een op tien vrouwen zijn slachtoffer van fysiek seksueel geweld. Ten overstaan van deze cijfers is het dringend noodzakelijk om te handelen en geweld tegen vrouwen in de Europese Unie te bestrijden. Daarom geef ik mijn steun aan het verslag van Eva-Britt Svensson. Verkrachting, dat op dit moment in diverse lidstaten nog steeds niet als een strafbaar feit wordt beschouwd, en andere daden van seksueel geweld tegen vrouwen moeten in alle landen van de Europese Unie worden erkend als misdaden en de plegers van deze misdaden moeten automatisch worden vervolgd. Om migrantenvrouwen en vrouwen die asiel aanvragen te beschermen, verzoek ik ook dat er een rechtskader wordt ingesteld waarbinnen geïmmigreerde vrouwen verzekerd zijn van het recht op een eigen paspoort en verblijfsvergunning en dat elke persoon die deze documenten inneemt wordt beschouwd als ‘strafrechtelijk verantwoordelijk’. Bovendien vraag ik om het faciliteren van toegang tot juridische bijstand om de slachtoffers in staat te stellen hun recht te doen gelden. Het is voor mij van fundamenteel belang dat deze hulp gratis is, en ik zou graag zien dat een heldere verwijzing hiernaar in de tekst wordt opgenomen.
Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Geachte collega’s, het is van uiterst groot belang dat het geweld tegen vrouwen een halt wordt toegeroepen. Dit geweld heeft vele gedaanten en vormen en laat ernstige sporen achter op zowel lichaam als ziel. Soms dwingt het geweld het slachtoffer zelfs tot zelfmoord. Het doet me deugd dat we een nieuw beleidskader van de EU tegen dit absoluut onaanvaardbaar fenomeen tot stand aan het brengen zijn. Ik heb dan ook met genoegen voor het verslag gestemd, behalve dan voor een aantal delen over de ondersteuning van kunstmatige afbreking van zwangerschappen. Dat is voor mij onaanvaardbaar, want ook een nog ongeboren menselijk wezen heeft het recht te leven.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Geweld tegen vrouwen is een internationaal en ook Europees probleem. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het is verontrustend te moeten vaststellen dat we er nog steeds niet in slagen vrouwen tegen geweld te beschermen. Het gaat om een gecompliceerd probleem, dat niet alleen betrekking heeft op de bescherming van de integriteit van individuele slachtoffers, maar ook op de bescherming van belangrijke gezamenlijke maatschappelijke belangen, zoals vrijheid en democratie.
De Europese Unie moet daarom haar verantwoordelijkheid nemen en de wetgeving invoeren die noodzakelijk is om een einde te maken aan het geweld. Ik erken de bundeling van een aantal maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om vrouwen in Europa een acceptabel leven te kunnen garanderen die de rapporteur in dit strategisch verslag heeft gemaakt. Maar als gevolg van het feit dat in overweging J wordt gesteld dat prostitutie als zodanig een schending van de mensenrechten is en gezien de inspanningen die wij leveren om dergelijke praktijken te reguleren, hebben enkele leden van onze fractie zich uiteindelijke onthouden van stemming.
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik had vóór het verslag over de strijd tegen geweld tegen vrouwen willen stemmen omdat het tot doel heeft wereldwijde maatregelen te treffen om vrouwen die het slachtoffer van geweld zijn te beschermen. Het verslag pakt op een duidelijke manier seksueel misbruik, prostitutie, genitale verminking van vrouwen, stalking, mensenhandel en huiselijk geweld aan, kortom: het behandelt een reeks schendingen van vrouwenrechten.
Het probleem is – zoals zo vaak gebeurt in het Europees Parlement – dat elke tekst zichzelf overschrijdt door er onderwerpen in op te nemen die uitsluitend in afzonderlijke teksten zouden moeten worden behandeld. In dit geval behandelt het verslag de rechten van vrouwelijke immigranten en vrouwelijke vluchtelingen, die zo een geprivilegieerde categorie vrouwen worden ten opzichte van andere vrouwelijke burgers in Europa. Om die eenvoudige reden onthoud ik me van stemming, want ook al ben ik het eens met het doel van het verslag, ik kan manipulatie van beleid niet accepteren.
Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat hierin een Europees beleidskader voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen wordt vastgesteld. Er wordt een reeks duidelijke beleidsmaatregelen voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld voorgesteld. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op de bestrijding van mensenhandel, en ze zijn voor mij bijzonder belangrijk omdat de mensenhandel op verontrustende wijze toeneemt, zowel naar de EU toe als binnen de EU. Bij deze handel gaat het vooral om vrouwen en kinderen. De bendes die zich hiermee bezighouden kunnen worden bestreden met transnationale samenwerking tussen de EU, als plaats van bestemming, en de landen van vertrek van deze illegale handel. Daarom verzoek ik de Commissie om op dit gebied actie te ondernemen.
Brian Simpson (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun het verslag van mevrouw Svensson omdat het het probleem van geweld tegen vrouwen belicht. Dit is geen nieuwe kwestie, maar een kwestie die is genegeerd, onder het tapijt is geveegd, binnen het gezin is gehouden. Nu moeten we een einde maken aan deze praktijk en alles doen wat we kunnen, niet alleen het probleem benadrukken, maar maatregelen nemen om het probleem aan te pakken en vrouwen de bescherming tegen geweld te bieden waar ze recht op hebben.
Ik ben het ermee eens dat we ervoor moeten zorgen dat vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld toegang hebben tot juridische bijstand. Als de lidstaten echter blijven snijden in de begrotingen voor juridische bijstand, dan zal die toegang er niet komen. Ik ben het ermee eens dat rechters moeten worden opgeleid voor de bijzonder moeilijke zaken die geweld tegen vrouwen met zich meebrengt. Maar hoe gaan we dat doen als er wordt bezuinigd?
We moeten ervoor zorgen dat de lidstaten deze kwestie tot een politieke prioriteit maken door een aantal minimale eisen en plichten die slachtoffers van misbruik kunnen verwachten vast te stellen. Dit verslag biedt ons een raamwerk en verdient onze volledige steun, maar naast dit raamwerk hebben we ook maatregelen nodig op dit belangrijke gebied, en dat betekent maatregelen door de lidstaten.
Laurence J.A.J. Stassen (NI), schriftelijk. − (NL) Geweld tegen vrouwen is verwerpelijk en dient met harde hand bestreden te worden. Op dit punt is de PVV het volstrekt eens met dit verslag. Echter, de rol van de islam blijft in dit verslag volstrekt onbenoemd. Slechts eenmaal spreekt het verslag in paragraaf 3 zeer algemeen van 'religieuze praktijken of tradities'. Dit terwijl bekend is dat juist in de islam geweld tegen vrouwen aan de orde van de dag is. De onderdrukking van vrouwen vormt immers een intrinsiek onderdeel van de islam.
De PVV wil dat geweld tegen vrouwen wordt bestreden, maar stemt tegen het voorliggende verslag omdat het de motieven en de achtergrond van de dader onbenoemd laat. Door de islam als een oorzaak van geweld niet expliciet te noemen missen we een uitgelezen kans om deze specifieke vorm van geweld tegen vrouwen aan te pakken.
Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb steun verleend aan dit verslag, waarin voorstellen worden gedaan om geweld tegen vrouwen in heel Europa aan te pakken en alle lidstaten worden opgeroepen om deze kwestie prioriteit te geven.
Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het probleem van geweld in het algemeen en geweld tegen vrouwen in het bijzonder is een wereldwijde thematiek die alle landen van de wereld treft. Aangezien er geen internationale definitie van gendergerelateerd geweld bestaat, zijn de gegevens niet goed vergelijkbaar en kunnen we de werkelijke schaal van het probleem niet vaststellen. In enkele onderzoeken schat men dat tussen de een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minstens eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer is geweest van fysiek geweld. Er worden vele vormen en methoden van geweld tegen vrouwen gebruikt. De historische en structurele dimensie ervan betekent dat er op Europees en internationaal niveau maatregelen moeten worden genomen. Het is daarom nodig om op alle gebieden van het openbare leven op te treden om mensen te waarschuwen en bewuster te maken, waarbij de zes ‘p's’ moeten worden gebruikt: politiek, preventie, protection (bescherming), prosecution (strafrechtelijke vervolging), provision (voorzieningen) en partnerschap. Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd omdat ik van mening ben dat alle soorten geweld maatschappelijk en wettelijk gestraft moet worden.
Europese regels, in de vorm van een richtlijn die is gebaseerd op informatie en voorlichting, de effectieve bescherming van slachtoffers, samenwerking met ngo’s en de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen, zijn voorbeelden van maatregelen om deze sociale plaag, die schadelijke gevolgen heeft voor de Europese samenleving, te bestrijden.
Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta volledig achter oproepen om seksueel en huiselijk geweld tegen vrouwen in alle lidstaten strafbaar te stellen. Ik verzoek de Commissie met klem voorstellen te doen voor krachtige maatregelen om gendergerelateerd geweld tegen te gaan en slachtoffers in de hele EU te beschermen. De discrepanties die op dit moment tussen de lidstaten bestaan, moeten worden aangepakt door de invoering van samenhangende nationale wetten. Ik hoop dat we met deze resolutie een stapje dichter bij een Europese richtlijn voor het bestrijden van gendergerelateerd geweld komen.
Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun gegeven aan de resolutie waarover is onderhandeld door Eva-Britt Svensson, Zweeds afgevaardigde van de GUE/NGL-Fractie en voorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Verkrachting en alle overige vormen van seksueel geweld moeten in alle landen van de EU worden beschouwd als misdaden en de plegers van deze misdaden moeten strafrechtelijk worden vervolgd.
Ik ben het eens met mijn collega en vriendin Eva-Britt Svensson waar zij vaststelt dat vrouwen slachtoffer zijn van seksistisch geweld, maar we moeten vrouwen, en daaronder versta ik ook de vrouwen die slachtoffer zijn van dit soort geweld, niet alleen zien als slachtoffers. De instellingen hebben een rol in het bijstaan van deze vrouwen, opdat ze kunnen herstellen en een nieuw en beter leven kunnen opbouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. We moeten ons echter ook verdiepen in de oorzaken van dit soort gewelddadigheden door te beginnen met het ontkrachten van de genderstereotyperingen waar zowel mannen als vrouwen slachtoffer van zijn, en dat vanaf de jongste leeftijd.
De resolutie voorziet ook in de opzet van een wettelijk kader dat immigrantenvrouwen het recht verzekert op een paspoort en een individuele verblijfsvergunning, waarbij elke persoon die de documenten van een vrouw inneemt strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden wordt.
Nu wachten we op voorstellen van de Commissie met betrekking tot een strategie en een actieplan. We verwachten dat er actie wordt ondernomen.
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat geweld tegen vrouwen een mondiaal probleem is waar de internationale gemeenschap nog steeds geen greep op heeft. Geweld tegen vrouwen is in alle sociale lagen te vinden en heeft niets te maken met cultuur, opleiding, leeftijd of inkomen. De gevaarlijkste plaats voor vrouwen is het eigen huis – huiselijk geweld is de meest frequente oorzaak van verwondingen bij vrouwen, meer dan verkeerongelukken en kanker samen. De slachtoffers verliezen een groot deel van hun gezondheid, hun waardigheid en hun veiligheid en kunnen niet meer deelnemen aan het sociale leven en de arbeidsmarkt op de manier zoals ze dat willen. Gewelddadige personen veroorzaken levenslang leed bij de betrokken vrouwen en bij hun kinderen, maar ze veroorzaken ook een sociaal probleem. Dit heeft namelijk financiële gevolgen voor de gezondheidszorg en voor de rechtspraak. Dit kost miljarden euro. Daarom moeten gewelddadige mannen rekenschap afleggen en in het openbaar met hun schuld worden geconfronteerd. We moeten geweld tegen vrouwen eindelijk aan de orde stellen, en er een einde aan maken.