Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 5437k
Dinsdag 5 april 2011 - Straatsburg Uitgave PB
1. Opening van de vergadering
 2. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
 3. Conclusies van de Europese Raad (24-25 maart 2011) (debat)
 4. Stemmingen
  4.1. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering: Polen - Podkarpackie - Machines (A7-0059/2011, Barbara Matera) (stemming)
  4.2. Migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU (A7-0075/2011, Fiorello Provera) (stemming)
  4.3. De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden (A7-0016/2011, Elisabeth Jeggle) (stemming)
  4.4. EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten (A7-0054/2011, Marian-Jean Marinescu) (stemming)
  4.5. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering: Tsjechische Republiek - UNILEVER (A7-0060/2011, Barbara Matera) (stemming)
  4.6. Producten en technologie voor tweeërlei gebruik (A7-0028/2011, Jörg Leichtfried) (stemming)
  4.7. Door de overheid gesteunde exportkredieten (A7-0364/2010, Yannick Jadot) (stemming)
  4.8. Een beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen (A7-0065/2011, Eva-Britt Svensson) (stemming)
 5. Stemverklaringen
 6. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
 7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 8. Ingekomen stukken: zie notulen
 9. Vragenuur met de voorzitter van de Commissie
 10. EU-kader voor de coördinatie van nationale strategieën voor de integratie van de Roma (debat)
 11. Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012 - Afdeling I - Parlement (debat)
 12. Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding (debat)
 13. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
 14. De financiering van politieke partijen op Europees niveau (debat)
 15. Visserijovereenkomst tussen de EG en de Comoren - Communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht - Visserij - Technische overgangsmaatregelen - Invoer van visserijproducten uit Groenland (debat)
 16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 17. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 
1. Opening van de vergadering
Video van de redevoeringen
  

(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)

 

2. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

3. Conclusies van de Europese Raad (24-25 maart 2011) (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de voorzitter van de Europese Raad: conclusies van de Europese Raad (24-25 maart 2011). Ik geef het woord aan de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy.

 
  
MPphoto
 

  Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Commissie, geachte afgevaardigden, binnen een tijdsbestek van 49 dagen heb ik drie bijeenkomsten van de Europese Raad en een top van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone voorgezeten. Deze feiten illustreren de grote en dringende problemen waarmee onze Unie geconfronteerd wordt, zowel op economisch als op diplomatiek gebied. Ze laten ook mooi zien dat bijeenkomsten van de Europese Raad niet zomaar een evenement zijn: ze maken deel uit van een proces. Sterker nog, in de bijeenkomst waarover ik vandaag verslag uitbreng – die van 24 en 25 maart – hebben we keurig een belangrijke reeks economische maatregelen vastgesteld die in de loop van het afgelopen jaar waren voorbereid en besproken, we hebben ons optreden in verband met de huidige gebeurtenissen in Libië geïntensiveerd en we hebben onze reactie op de rampzalige gebeurtenissen in Japan geïnitieerd. Ik wil graag achtereenvolgens op elk van deze punten ingaan.

Wat betreft de economische kwesties hebben we een uitgebreid pakket maatregelen naar voren gebracht. Gestimuleerd door eerdere bijeenkomsten, met inbegrip van de informele eurozonetop van 11 maart, zijn we erin geslaagd om alle sterke elementen van deze inspanningen bijeen te brengen. Natuurlijk haalt het vaststellen van maatregelen en procedures om de crisis aan te pakken je niet onmiddellijk uit de crisis. Daarvoor is vasthoudendheid en een langdurige inspanning nodig. Ik zal niet alle besluiten die we hebben genomen, in detail herhalen. U vindt ze in de conclusies. Ik wil echter wel zes hoofdpunten recapituleren.

Nummer een: we hebben overeenstemming bereikt over de wijziging van het Verdrag die nodig is om volledige rechtszekerheid te bieden met betrekking tot het permanente stabiliteitsmechanisme. In zijn resolutie van 15 december heeft het Parlement gevraagd om een lichte wijziging van het Verdrag die een rechtsgrond voor zo’n mechanisme biedt, in plaats van een verdergaande wijziging van het Verdrag. We hebben dat advies opgevolgd, en ik was verheugd toen het Parlement de voorgestelde wijziging van het Verdrag op 23 maart met zo’n overweldigende meerderheid goedkeurde. Ik ben in het bijzonder blij dat we het Parlement hebben weten gerust te stellen wat betreft enkele punten van zorg die in dit verband naar voren waren gebracht. Ik wil de rapporteurs, de heer Brok en de heer Gualtieri, bedanken voor hun nauwe samenwerking met mij om tot dit resultaat te komen.

Nummer twee: we hebben een gedetailleerde overeenkomst bereikt over de omvang, reikwijdte en werkwijze van het toekomstige stabiliteitsmechanisme en over verbetering van de tijdelijke voorziening.

Nummer drie: we hebben het standpunt van de Raad goedgekeurd over de zes wetgevingsvoorstellen inzake begrotingstoezicht en macro-economisch toezicht vóór de onderhandelingen met het Parlement. Ik weet dat u hier hard aan werkt; ik heb zelfs een bijeenkomst gehad met uw rapporteurs en zal vanmiddag een bijeenkomst hebben met uw coördinatoren. Alle betrokkenen begrijpen de noodzaak om dit voor juni af te ronden.

Nummer vier: we zijn begonnen met het Europees semester. Dit is een oefening waarin we de tenuitvoerlegging van de EU 2020-strategie, het stabiliteits- en groeipact en het macro-economisch toezicht volgen. De Europese Raad zal in juni de noodzakelijke conclusies trekken. Ik zal er persoonlijk op toezien dat het niet verzandt in een bureaucratisch proces.

Nummer vijf: we zijn overeengekomen dat snel geloofwaardige stresstests voor de banken zullen plaatsvinden. De taak is een dubbele: de banken moeten de test afleggen en regeringen moeten klaarstaan om te reageren op de uitkomst van de tests.

Nummer zes: we hebben een nieuw kwaliteitsniveau tot stand gebracht in de coördinatie van het economisch beleid. We noemen dit het Euro Plus-pact, en wel om twee redenen: op de eerste plaats omdat het gaat over wat de landen in de eurozone nog meer willen doen – ze hebben dezelfde munteenheid en willen aanvullende inspanningen leveren boven op de bestaande Europese verbintenissen en afspraken – en op de tweede plaats, omdat het pact ook openstaat voor de andere landen. Ik ben daarom verheugd dat zes landen die de euro niet als munteenheid hebben, al hebben aangekondigd dat zij zich bij het pact willen aansluiten. Dit zijn Denemarken, Polen, Letland, Litouwen, Bulgarije en Roemenië. De vier overige lidstaten houden de mogelijkheid om zich later aan te sluiten.

Laat ik nogmaals zeggen dat de politieke steun voor het Euro Plus-pact boven op alle overige maatregelen komt in het pakket om de economische prestaties van de lidstaten te verbeteren: het sterkere stabiliteits- en groeipact inzake begrotingstoezicht, het nieuwe macro-economisch toezicht en de tenuitvoerlegging van de cruciale EU 2020-strategie voor structurele hervormingen om economische groei te bereiken. De toezeggingen op het gebied van onder meer concurrentievermogen, overheidsfinanciën, pensioenen en werkgelegenheid moeten worden vertaald in de nationale hervormings- en stabiliteitsprogramma’s. Deze zullen ook jaarlijks op het hoogste niveau worden geëvalueerd.

Ik heb nog een laatste opmerking over de economie. Sommige mensen vrezen dat dit werk neerkomt op de ontmanteling van de verzorgingsstaat en de sociale bescherming. Daar is niets van waar. Zoals ik tegen de sociale partners heb gezegd op de tripartiete sociale top, is het doel om deze fundamentele aspecten van het Europese model te redden. We willen ervoor zorgen dat onze economieën voldoende concurrerend zijn om banen te scheppen en de welvaart van al onze burgers in stand te houden, en dat is waar ons werk om draait. Dit waren dan de belangrijkste elementen van ons algemene economische pakket om ons uit de crisis te helpen komen. Zoals ik heb gezegd, zijn zij het resultaat van een lang proces, niet van een enkele bijeenkomst.

Het was op 25 maart 2010 dat de Europese Raad besloot om de Europese economische governance te verbeteren door de taskforce op te zetten waarvan ik de eer had voorzitter te zijn. Een jaar later krijgen we nieuwe regels, nieuwe instrumenten en ambitieuzer beleid. Het was, en blijft, een inspanning van alle instellingen, met inbegrip van het Parlement en alle lidstaten. Het was niet altijd gemakkelijk, het verliep niet altijd zonder drama, maar de politieke wil bleef overeind, we hebben een duidelijk gevoel van richting en er liggen belangrijke resultaten.

Niet al onze problemen zijn voorbij. Zij zijn het resultaat van eerdere fouten en het ontbreken van passende instrumenten, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau. We hebben nu echter volop de gelegenheid om ze aan te pakken en deze fouten niet nogmaals te maken.

Ik kom nu op de situatie in Libië, die natuurlijk onderwerp van gesprek is geweest op 24 en 25 maart. We hebben gemeenschappelijke vastbeslotenheid laten zien. Ik weet dat enkelen van u twijfels hadden, maar we hebben hard gewerkt om concrete resultaten te boeken. Twee weken eerder hadden we op 11 maart op een buitengewone zitting van de Europese Raad een duidelijke gedragslijn met betrekking tot Libië vastgesteld. Zonder dat duidelijke Europese standpunt zouden de daaropvolgende acties niet mogelijk zijn geweest. We hebben besloten dat de lidstaten alle noodzakelijke opties konden onderzoeken om de veiligheid van de burgerbevolking te waarborgen, mits er een aantoonbare noodzaak is en ook een duidelijke rechtsgrond en steun vanuit de regio.

Aan deze drie voorwaarden was snel voldaan. De duidelijke noodzaak was evident toen het regime het geweld tegen de eigen bevolking opvoerde. De rechtsgrond werd verschaft toen de VN-Veiligheidsraad enkele dagen na de zitting van de Europese Raad overeenstemming bereikte over de historische resolutie over Libië. Regionale steun kwam onmiddellijk van de Arabische Liga.

De acties die door een coalitie van Europese, Arabische en Noord-Amerikaanse landen worden ondernomen om de VN-resolutie ten uitvoer te leggen, hebben de burgerbevolking van Libië helpen beschermen. Een grootschalig bloedbad is voorkomen. Duizenden levens zijn gered. Dit is het belangrijkste resultaat en verdient de grootste aandacht, meer dan het besluitvormingsproces. Het bos is belangrijker dan de bomen.

We weten allemaal dat het besluit om militaire actie te ondernemen geen eenvoudig besluit was. Er zijn vanzelfsprekend vragen en bedenkingen. Dat is volkomen normaal in kwesties van oorlog en vrede. Maar de moeilijkheden die we hebben ondervonden met betrekking tot dat aspect van de Libische crisis, mogen geen moment de staat van dienst van de Europese Unie maskeren. Vanaf het begin van de crisis liep de Europese Unie voorop. Zij was de eerste die sancties oplegde, de eerste die een reisverbod oplegde aan leidende figuren van het regime, de eerste die Libische tegoeden bevroor, en de eerste die, op verzoek van het Parlement, de tijdelijke nationale overgangsraad erkende als legitieme gesprekspartner. De Unie heeft ook de reddingsacties voor Europese burgers gecoördineerd en heeft substantiële humanitaire hulp verschaft, en verschaft deze nog steeds.

De politieke doelstellingen die we op 11 maart hebben vastgesteld, blijven ongewijzigd. Gaddaffi moet weg. We willen een politieke overgang die wordt geleid door de Libiërs zelf en is gebaseerd op een brede politieke dialoog. We staan klaar om een nieuw Libië te helpen, zowel in economisch opzicht als met het opbouwen van zijn nieuwe instellingen.

We volgen ook nauwlettend de gebeurtenissen in de rest van de regio. We beseffen dat de situatie in elk land anders is, en we spreken daarom onze grote bezorgdheid uit over de situatie in Syrië, Jemen en Bahrein. We veroordelen de escalatie van geweld krachtig en we steunen politieke en sociale hervormingen in onze zuidelijke buurregio. We moeten ook ons beleid wijzigen, en ik zal hierover later vandaag in de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement spreken met verschillende leden van het Parlement die verantwoordelijk zijn voor deze regio. Aan de positieve kant hebben we het soepele verloop opgemerkt van het referendum over de grondwet twee weken geleden in Egypte.

Als het mag, wil ik ook een paar woorden zeggen over Ivoorkust. Het stond niet op de agenda van de laatste Europese Raad, maar we hebben in december conclusies aangenomen en sindsdien volgen we de ontwikkelingen daar zeer nauwlettend. Op de eerste plaats veroordelen wij het geweld, in het bijzonder geweld tegen burgers, in de meest krachtige bewoordingen. Dit geweld moet aan alle kanten stoppen. Op de tweede plaats is de huidige situatie duidelijk een gevolg van het ontbreken van respect voor de democratie. Bij democratie gaat het niet alleen om verkiezingen, maar ook om eerbiediging van de uitkomst van de verkiezingen. De internationale gemeenschap was duidelijk over de resultaten van de presidentsverkiezingen van vorig jaar in Ivoorkust. We moeten consequent zijn in onze houding.

Tot slot hebben we, wat betreft de opeenstapeling van rampen die Japan heeft getroffen, als Europese Raad ons medeleven en onze solidariteit betuigd met het Japanse volk en gaan onze gedachten uit naar de duizenden slachtoffers. We mogen hen niet vergeten, ook al blijven andere aspecten van het drama in Japan onze aandacht opeisen. We zijn als Unie bereid om op alle manieren die binnen ons vermogen liggen, bijstand te verlenen. In deze trieste dagen herhalen wij, als echte vrienden van Japan, het strategisch belang van de betrekkingen tussen de EU en Japan. Zoals we weten, reiken de gevolgen van de gebeurtenissen verder dan Japan, en dat is de reden waarom de Europese Unie ten volle alle lessen trekt die er te trekken vallen. We letten nauwgezet op de gevolgen voor de mondiale economie en op de nucleaire aspecten. Dat is een topprioriteit.

We hebben daarom besloten dat de veiligheid van al onze kerncentrales dringend moet worden beoordeeld in de ‘stresstests’ met betrekking tot de veiligheid. De Commissie zal voor het einde van het jaar aan de Europese Raad verslag uitbrengen over de stresstests. Zij zal de bestaande Europese regels inzake de veiligheid van nucleaire installaties evalueren en zo nodig verbeteringen voorstellen. In Europa willen we de hoogste norm voor nucleaire veiligheid, want het waarborgen van de veiligheid van kerncentrales mag niet ophouden bij onze grenzen. We moedigen buurlanden aan en steunen hen om vergelijkbare stresstests uit te voeren. Een wereldwijde beoordeling van kerncentrales zou het beste zijn.

Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, hiermee ben ik aan het einde van mijn samenvatting van wat er is overeengekomen op deze derde bijeenkomst van de Europese Raad van dit jaar. Veel daarvan baant de weg voor verder werk in dit Parlement, hetzij door wetgevingsprocedures, hetzij door het algemene toetsingsrecht van het Parlement voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik kijk ernaar uit uw standpunten te horen.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, dames en heren, de voorzitter van de Europese Raad heeft een uiteenzetting gegeven van alle tijdens de bijeenkomst van vorige week genomen besluiten. Staat u mij toe dat ik u mijn lezing hiervan geef en dat ik vooral inga op de vervolgstappen.

Ik denk dat we kunnen zeggen dat er zeer belangrijke structurele beslissingen zijn genomen voor een grotere financiële stabiliteit van de eurozone en meer economische coördinatie. Het is een echt keerpunt voor de Europese economische governance, zeker wanneer we bedenken welke weg er is afgelegd.

We hebben de fundamenten van de economische component van onze Economische en Monetaire Unie eindelijk serieus versterkt. Deze zal nu, denk ik, een stabielere basis hebben.

Wij beschikken voortaan over een kader om samen beter te kunnen reageren op eventuele crises. En, last but not least, om de resultaten van deze Raad te benadrukken: dat kader respecteert de bepalingen van het Verdrag en volgt een communautaire aanpak.

We weten allemaal dat dit geen uitgemaakte zaak was. De Commissie liep voorop wat betreft het alomvattend antwoord op de crisis en haar visie op Europa 2020. Zij heeft de cruciale steun van dit Parlement genoten, waarvoor ik u eens te meer wil bedanken. De standpunten die het Parlement en de Commissie gezamenlijk hebben ingenomen vóór de communautaire aanpak zijn gehoord en hebben een belangrijke rol gespeeld bij de bereikte resultaten.

Onze nieuwe economische structuur is nu dus grotendeels ingevoerd. Zij is echter geen garantie op zich: de politieke leiders moeten nu in dit kader een aantal belangrijke beslissingen nemen.

Wij moeten in dit nieuwe kader vastberaden en onverwijld uitvoering geven aan de prioriteiten inzake voor de groei noodzakelijke begrotingsconsolidatie en structurele hervorming, die door deze Europese Raad zijn goedgekeurd op basis van de door de Commissie opgestelde jaarlijkse groeianalyse.

Ik heb er alle vertrouwen in dat we de komende weken en maanden net zo vastberaden − zo niet vastberadener − zullen zijn als wij tot nu toe zijn geweest bij de coherente en gecoördineerde totstandbrenging van de verschillende elementen van ons alomvattend antwoord op de crisis: het Europees semester, het Euro Plus-pact, een nieuw kader voor versterkte economische governance en de maatregelen die wij in een geest van solidariteit en verantwoordelijkheid hebben getroffen ter waarborging van de financiële stabiliteit van de eurozone.

Ik zal er geen geheim van maken dat de Commissie verder had willen gaan op verschillende gebieden van de economische governance, met name wat betreft het nieuwe financieel stabilisatiemechanisme van de eurozone. Zo hadden wij bijvoorbeeld meer flexibiliteit gewild. Toch denk ik dat we erin zijn geslaagd een in het Verdrag verankerd mechanisme tot stand te brengen, met aanzienlijke inspanningen van de Commissie en controle door dit Parlement. Het bereikte resultaat mag er zijn en het − door dit Huis zo breed gesteunde − gunstige advies over de wijziging van het Verdrag heeft hiertoe bijgedragen.

Dames en heren, de nieuwe structuren voor governance moeten vanaf nu in dienst worden gesteld van een reactie op de economische situatie. De waarheid is dat deze nog steeds moeilijk is. Het is nu vooral aan de lidstaten, die hun nationale hervormingsprogramma’s en hun stabiliteits- of convergentieprogramma’s moeten voltooien.

De Commissie verwacht van iedere lidstaat concrete en ambitieuze voorstellen die nodig zijn om de Europa 2020-kerndoelen gezamenlijk dichterbij te brengen, te weten grotere werkgelegenheid en investeringen in onderwijs en opleiding, onderzoek en innovatie, alsmede een doortastender bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

We verwachten verder dat de lidstaten beleidsmaatregelen zullen presenteren om hardnekkige macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren en concurrentievermogen en groei te bevorderen met het oog op de werkgelegenheid.

Zodra wij deze documenten hebben ontvangen, zullen wij onze voorstellen voor adviezen en aanbevelingen per land kunnen presenteren, zodat deze kunnen worden goedgekeurd vóór de Europese Raad van juni, die het einde zal markeren van de cyclus van het allereerste Europees semester.

Ik benadruk dat wij hier allemaal een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben en dat het belangrijk is dat iedereen zich de Europa 2020-strategie volledig eigen maakt. Deze strategie blijft het essentiële kader voor de Europese hervormingen met het oog op groei en werkgelegenheid. In dit kader citeer ik punt 6 van de conclusies van de Europese Raad, dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: “Bij de uitvoering van al dit beleid zal, ook om een breed draagvlak te verzekeren, de nauwe samenwerking met het Europees Parlement en andere EU-instellingen en adviesorganen (EESC, Comité van de Regio’s) worden voortgezet, met volledige betrokkenheid van de nationale parlementen, de sociale partners, de regio’s en andere belanghebbenden.” Ik wil dit punt onderstrepen omdat, zoals u weet, de Lissabonstrategie juist vaak werd bekritiseerd om het gebrek aan verantwoordelijkheid voor het hervormingsprogramma voor de Europese economie. Ik hoop dat wij dit keer lering zullen hebben getrokken uit dit proces en nu echt – zowel op Europees als op nationaal vlak – serieus zullen inzetten op groei teneinde meer banen te scheppen.

Wat de hervorming van de economische governance betreft, is het nu aan het Parlement om te komen tot de uiteindelijke goedkeuring van het pakket van zes wetgevingsvoorstellen en ik hoop dat wij snel een ambitieus resultaat zullen bereiken. Dit is van essentieel belang om het hele systeem van governance te kunnen opzetten.

Ik denk dus dat wij niet alleen alle reden hebben om tevreden te zijn over de resultaten van de afgelopen Europese Raad, maar ook om onze inspanningen onverminderd voort te zetten omdat het economische klimaat moeilijk en onzeker blijft, in het bijzonder wat betreft de sociale aspecten die ons allemaal erg bezighouden.

In de komende weken zal de Commissie eveneens haar voorstellen indienen voor het wetgevingspakket interne markt en het doet mij deugd dat de Europese Raad zoveel tijd heeft uitgetrokken voor de discussie over de toekomst van de interne markt en dat hij heeft onderstreept dat deze markt een sleutelrol speelt bij het scheppen van groei en werkgelegenheid en het bevorderen van het concurrentievermogen, waarbij hij benadrukt dat de regeldruk moet verminderen, met name voor het midden- en kleinbedrijf.

Wij willen het groeipotentieel van de interne markt benutten. Ik herinner er bovendien aan dat begrotingsconsolidatie geen doel op zich is, maar een middel om rechtvaardige en duurzame groei te bewerkstelligen en werkgelegenheid te scheppen.

Wat deze rechtvaardige groei betreft, wil ik erop wijzen dat de Europese Raad zich ook heeft uitgesproken over de mogelijkheid om een mondiale belasting op financiële transacties in te voeren. Ik heb bevestigd dat de Commissie voornemens is voorstellen te doen voor het heffen van belasting op de financiële sector. Wij zijn namelijk van mening dat iedereen een bijdrage moet leveren aan de aanpak van de crisis.

Geachte afgevaardigden, zoals u weet heeft de Europese Raad ook de situatie in het zuidelijke Middellandse Zeegebied besproken, met name die in Libië. De voorzitter van de Europese Raad heeft een uiterst gedetailleerd verslag overgelegd. Ik wil alleen iets zeggen over het onderhoud dat ik gisteren heb gehad met de Tunesische premier. Tijdens dit gesprek heb ik herhaald dat wij de democratische revolutie steunen en bereid zijn het Tunesische volk te helpen in zijn zoektocht naar vrijheid, recht en sociale vooruitgang. In deze context ben ik ook ingegaan op de migratiekwestie, die Tunesië en Europa samen moeten aanpakken in een constructieve geest, een van echt partnerschap, want het is juist een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart dat wij hebben voorgesteld en dat bij de Europese Raad in zeer goede aarde is gevallen.

De Europese Raad heeft ook de crisis in Japan besproken en met name de nucleaire aspecten.

Gisteren heb ik tevens een behoorlijk lang telefoongesprek gevoerd met de Japanse premier, die de Europese Unie bedankte voor haar optreden en aan wie ik opnieuw onze solidariteit heb betuigd, waarbij ik hem heb verzekerd dat wij Japan terzijde zullen blijven staan. Wij hebben het ook gehad over de nucleaire kwestie. Premier Kan heeft mij geïnformeerd over de situatie in Japan, over de laatste ontwikkelingen op veiligheidsgebied, en heeft aangegeven met ons te willen meewerken aan de inspanningen die zullen worden geleverd, in Europa en wereldwijd, op het gebied van nucleaire veiligheid.

Er is duidelijk sprake van een groeiende publieke ongerustheid over kernenergie. Deze ongerustheid moet worden weggenomen en er moet worden gezorgd voor maximale nucleaire veiligheid. Bovendien moet er in alle openheid worden gewerkt. Er zullen dus ‘stresstests’ komen voor de Europese kerncentrales en de resultaten ervan zullen openbaar worden gemaakt. De Europese Raad heeft de Europese Commissie en de Groep Europese regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid verzocht het bereik en de nadere details van deze door onafhankelijke nationale instanties uit te voeren tests vast te stellen. Ook zal de Commissie de bestaande wet- en regelgeving inzake de veiligheid van kerninstallaties opnieuw bezien en waar nodig voor het eind van het jaar verbeteringen voorstellen.

Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de hoop die is gevestigd op ons vermogen om samen het Europees algemeen belang te behartigen, mag niet in rook opgaan. Hier zet de Commissie zich dagelijks voor in, in de wetenschap dat dit Parlement haar steunt, en wij zullen dit ook blijven doen, waarbij we onze nieuwe verantwoordelijkheden ten volle op ons nemen.

 
  
MPphoto
 

  Joseph Daul, namens de PPE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, de afgelopen Europese Raad heeft onze landen op het juiste spoor gezet. Door de capaciteit van het solidariteitsfonds te verhogen en door het een permanent karakter te geven, hebben de 27 eens te meer laten zien dat zij gehecht zijn aan de euro en dat zij het belangrijk vinden dat er sprake is van solidariteit tussen de landen die in financieel opzicht het meest solide zijn en de landen die met tijdelijke problemen te kampen hebben.

Tegelijkertijd is het besluit om een europact te sluiten tussen de landen die lid zijn van de eurozone, en zelfs daarbuiten, tekenend voor de politieke wil van de Europese leiders om lering te trekken uit de financiële crisis.

Het feit dat wij een gemeenschappelijke munt hebben, verplicht ons om coherenter te zijn in onze economische en sociale keuzen. De tijd waarin landen, zonder voorafgaand overleg met hun partners, een afwijkend belastingpercentage of bijzondere sociale regels konden instellen, is voorbij. De reden daarvoor is simpel: alle landen moeten kunnen profiteren van de solidariteit van hun partners in de eurozone.

Voor onze burgers is deze solidariteit echter alleen acceptabel als zij weten dat iedereen zich even hard inspant om de overheidsfinanciën onder controle te houden. In die zin is het europact een belangrijke stap voorwaarts op weg naar een betere onderlinge afstemming van onze economieën. Mijn fractie staat volledig achter dit europact, maar verlangt wel – en ik zal daar op blijven hameren – dat de tenuitvoerlegging ervan binnen de context van de communautaire methode geschiedt, onder leiding van de Commissie, mijnheer de voorzitter. U boekt vooruitgang, u hebt goed werk verricht, maar er moeten nog meer vorderingen worden gemaakt volgens deze communautaire methode onder leiding van de Commissie. Dat is de manier waarop wij aan Europa gaan bouwen. Dames en heren, u weet dat ik koppig ben, en ik zal het, zo vaak als nodig is, hier blijven herhalen, zodat niemand het vergeet.

Europa onderscheidt zich in de wereld door zijn model van de sociale markteconomie, een model waarop onze medeburgers terecht trots zijn en dat gebaseerd is op het solidariteitsbeginsel, maar dat in de huidige context van globalisering moeilijk in stand te houden is. Het is de vraag hoe wij deze sociale markteconomie een levensvatbare toekomst kunnen garanderen door het juiste evenwicht te vinden tussen de verzorgingsstaat waarvoor de socialisten pleiten, en waarvan we gezien hebben dat wij er financieel bijna aan onderdoor zijn gegaan, en een buitensporig liberalisme, waarvan we met de financiële crisis hebben gezien welke gevaren dit oplevert.

Om dit te bereiken moeten er drie dingen gebeuren. Ten eerste moeten al onze landen hun begrotingstekort terugdringen, ten tweede moeten zij vergelijkbare budgettaire, fiscale en sociale regels instellen en ten derde moeten zij met elkaar investeren in innovatie om een impuls te geven aan onze groei, die tot op heden duidelijk achterblijft. Wij kunnen ons model namelijk alleen in stand houden en versterken door te investeren in groeisectoren: groene energie, nanotechnologieën, biotechnologieën, enzovoort. Aangezien onze financiële speelruimte beperkt is, kunnen wij het beste onze competenties en ons kapitaal bundelen om succes te behalen op het punt van de groei en om schaalvoordelen te realiseren. Als wij niet massaal investeren in innovatie en als wij geen echt Europees plan hebben, doen wij afbreuk aan ons vermogen om met onze concurrenten te wedijveren.

Dames en heren, terwijl onze staatshoofden en regeringsleiders tien dagen geleden bijeen waren, maakte de hele wereld zich nog altijd zorgen over de kerncentrale in Fukushima en verwachtten de opstandelingen in Libië een krachtig gebaar van de zijde van de Europeanen. In deze twee kwesties hebben onze landen en de Europese Unie met hun optreden blijk gegeven van een groot verantwoordelijkheidsgevoel.

Wij hebben in Japan namelijk onze nucleaire kennis ter beschikking gesteld, in een situatie die uiterst moeilijk en verontrustend is voor dit land, maar ook voor de gehele internationale gemeenschap. Er zal ongetwijfeld sprake zijn van een tijdperk vóór en een tijdperk na Fukushima. Mijn fractie wil dat het tijdperk na Fukushima, ook al is dat helaas nog niet aangebroken, een periode van bezinning en actie wordt, om ervoor te zorgen dat enerzijds de veiligheidsregels voor kernenergie aanzienlijk worden aangescherpt en dat anderzijds onze inspanningen op het gebied van groene energie worden opgevoerd. Wat Ivoorkust betreft ben ik het eens met uw aanpak, mijnheer de voorzitter.

Wat het Middellandse Zeegebied betreft, tot slot, verwelkom ik de herhaalde oproep van de Europese Raad aan kolonel Gaddaffi om de macht af te staan, zodat er een bladzij kan worden omgeslagen in de geschiedenis van dit land. Het is mijn wens dat al onze landen met elkaar gaan praten over een zuidelijk nabuurschapsbeleid dat net zo ambitieus en succesvol is als wat zij in de jaren negentig in het oosten tot stand hebben gebracht.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb goed geluisterd naar de toespraken van de heren Van Rompuy en Barroso, en mij is spontaan een prachtig Duits lied te binnen geschoten: “Wij hebben grip op het zinkende schip”. We hebben geen problemen, alles onder controle. Wij hebben alles opgelost en iedereen is volkomen tevreden.

In ieder geval kan ik me niet echt vinden in uw verslagen over de Europese Raad. Ik heb er begrip voor dat u hier niet komt om ons negatieve dingen te vertellen. Als ik voorzitter van de Europese Raad was, zou ik hier waarschijnlijk ook een kleurig en fleurig beeld schetsen van dit permanente Weense Congres.

U hebt het over Libië gehad. U hebt er echter niet op gewezen dat er tussen de twee grootste Europese regeringen grote meningsverschillen bestaan over dit conflict. Frankrijk en Duitsland zijn het volkomen oneens over de kwestie-Libië. De verdeeldheid binnen de Europese Unie over een van de meest centrale internationale vraagstukken is een teken dat we juist niet op alles grip hebben. Het resultaat van deze top, mijnheer Van Rompuy, hadden we in 2010 al kunnen bereiken, of beter gezegd, hadden we in 2010 al moeten bereiken. Wanneer we deze neerwaartse spiraal hadden willen verhinderen, die nu al een jaar duurt, met name in de eurozone, hadden we in de lente van 2010 al moeten doen wat we nu hebben gedaan.

En waarom hebben we dit niet al in de lente van 2010 gedaan? Omdat in de Europese Raad, de instelling die u voorzit, nu eenmaal niet wordt gewerkt met de communautaire methode, hier heerst niet de geest van het gemeenschappelijk nut, hier bepaalt niet het gemeenschappelijke doel wat er wordt besproken en besloten, hier speelt een tactisch voorbehoud van een lidstaat, hoe miniem ook, een grotere rol dan het gemeenschappelijke Europese doel, en Europa heeft hier ernstig onder te lijden.

Van u, mijnheer Barroso, had ik bijvoorbeeld verwacht dat u iets zou zeggen over hoe het mogelijk is dat de partij waarvan u lid bent, waarvan u de voorzitter bent geweest, die u tot minister-president van Portugal heeft gemaakt, nu een regering ten val brengt die in eigen land de maatregelen doorvoert die u en de commissaris die naast u zit van deze regering eisen.

(Applaus)

Dat kunnen we u niet verwijten, u bent niet meer de voorzitter van die partij, maar van de voorzitter van de Commissie had ik verwacht dat hij een duidelijke uitspraak zou doen over deze zuiver tactische zet op het nationale toneel, die ten laste van de Europese Unie gaat. De regering valt namelijk precies op het moment waarop ze probeert te doen wat ze moet doen met het oog op de regels voor de stabiliteit. Zo schiet het niet op in Europa!

Ik heb me grote zorgen gemaakt over het feit dat zich vlak voor iedere Europese Raad altijd hetzelfde scenario afspeelt, en daarover heeft u allebei met geen woord gerept. Zodra de staatshoofden er regeringsleiders het in de ontwerpconclusies eens geworden zijn over een maatregel om de euro te stabiliseren, of een individueel euroland te stabiliseren, komt er een of ander ratingbureau naar voren – in de City van Londen of in New York – en verlaagt de rating van dat ene land, en dat leidt telkens weer tot hetzelfde resultaat, het leidt tot een golf van speculatie tegen de euro. Wanneer brengen we eindelijk de moed op om te zeggen: “Europa laat zich niet meer zijn wil opleggen door die speculanten”?

(Applaus)

Wat zeggen we eigenlijk tegen de banken? Ik ben verheugd, mijnheer Barroso, dat u nu gezegd heeft dat u een voorstel doet voor een belasting op financiële transacties. De Europese Centrale Bank leent op dit moment geld aan de banken tegen 1 procent rente, en diezelfde banken geven dan kredieten aan de lidstaten van de eurozone tegen 10 procent rente. Het is en blijft een feit: degenen die de crisis veroorzaakt hebben zijn nog steeds degenen die er het meest van profiteren. Daarom moet de belasting op financiële transacties er komen, zodat die banken ook een deel van de gevolgen van deze financiële crisis voelen.

Mijnheer Barroso, u hebt het gehad over Europa 2020: meer werkgelegenheid, meer investeringen, meer onderzoek en onderwijs, en dat allemaal met steeds minder overheidsuitgaven! Geweldig! Dat betekent dat EU 2020 geweldig is, net als het Lissabonproces, maar het wordt nooit wat wanneer we de economische ontwikkeling van Europa willen bevorderen door altijd maar te snoeien in de begrotingen. De overheid moet de moed opbrengen om te investeren. Kijkt u maar naar de investeringen in de opkomende landen! Kijkt u maar naar de overheidsinvesteringen in India! Kijkt u maar naar Brazilië! Kijkt u maar naar de overheidsinvesteringen op andere continenten!

Europa snijdt zich in het eigen vlees, en daarom zouden we onze doelstellingen, de EU 2020-doelstellingen, bijvoorbeeld kunnen bereiken door de inhoud van het ‘sixpack’ over economisch bestuur bij wet voor te schrijven. Dan zouden de regeringen de verplichting op zich nemen om eindelijk te doen wat ze rondbazuinen, maar dan achteraf door hun bezuinigingen op de begroting – en trouwens ook op de begroting van de EU zelf – verhinderen. Daarom verwacht ik veel van u, mijnheer Barroso. Ik verwacht vooral van uw begrotingscommissaris, de heer Lewandowski, dat hij een ambitieuze ontwerpbegroting voor de EU voorlegt, die de ontwikkelingen mogelijk maakt die zij zelf eist.

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de heer Van Rompuy bedanken voor zijn verslag over de Raad, maar laten we eerlijk zijn, ik denk niet dat de crisis voorbij is, en ik denk niet dat zij, met de maatregelen die we nu nemen, voorbij kan zijn. Er is een zware onweersbui op komst.

Wat we tot nu toe in de Europese Unie hebben gedaan, is noodoplossingen gebruiken: maatregelen die misschien wel nodig zijn, maar de crisis in feite niet oplossen. We hebben 110 miljard euro aan Griekenland gegeven en 67 miljard euro aan Ierland, en dan tel ik de 24 miljard euro voor de Ierse banken niet mee die we net hebben besloten te verstrekken. Voorlopig hebben we 76 miljard euro aan staatsobligaties die de ECB heeft gekocht. Ik kan u vertellen dat de ECB dat zal blijven doen, want het noodfonds mag niet de secundaire markten op. Dit betekent dat zij hiermee door zal gaan. De ECB heeft bovendien 100 miljard euro aan zakelijke onderpanden geaccepteerd om de banken in Europa liquiditeit te verschaffen. In totaal is dat 400 miljard euro die we in de afgelopen maanden in deze crisis hebben geïnvesteerd. Dat is drie keer zoveel als de begroting van de Europese Unie! En het ergste moet nog komen. Donderdag zullen de rentetarieven in Europa waarschijnlijk worden verhoogd van 1 naar 1,25 procent, wat de situatie nog kan verslechteren. We moeten de inflatie bestrijden, maar aan de andere kant maakt dit de situatie nog erger.

Dat is dus de situatie: we hebben 400 miljard euro geïnvesteerd. En hebben we de crisis opgelost? Nee, we hebben de crisis niet opgelost. Wat er nodig is, is een werkelijk doortastende en diepgaande aanpak, en die hebben we momenteel niet. In dit verband wil ik Nout Wellink, de president van De Nederlandsche Bank, citeren, die een paar dagen geleden zijn jaarverslag heeft gepubliceerd. Hij zei drie dingen over het resultaat van onze besluiten en die van de Raad in de afgelopen weken. Hij zei dat de begrotingsregels niet streng genoeg zijn, dat het economisch governancepakket te klein is en dat het pact voor de euro in feite te zwak is omdat er geen mechanisme is om het te handhaven. Ik zeg dit niet zelf, maar ik citeer Nout Wellink, president van De Nederlandsche Bank, die precies herhaalt wat de heer Trichet vorige week heeft gezegd. Het derde dat hij zei, is dat financieel toezicht te veel op nationale basis wordt gehouden.

Ik denk dat Nout Wellink gelijk heeft. We kunnen zelfs nog enkele andere elementen toevoegen. Het eerste betreft de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM). Het permanente en het tijdelijke reddingsfonds kunnen niet werken, want ze hebben een unanimiteitsregel. Als we vasthouden aan deze regel, betekent dit dat de hele eurozone van nu af zal worden gegijzeld door eurosceptische regeringen en eurosceptische politieke partijen.

Tot slot – en dat is mijn boodschap voor vandaag – moeten we nog steeds de Europese banken saneren. Het probleem is niet opgelost en het economisch herstel zal in Europa niet intreden als we niet eerst dat probleem oplossen. Niet alleen hebben ze de oude producten van de financiële crisis nog steeds in hun portefeuilles, maar ze hebben nu ook een aantal obligaties in hun portefeuilles van probleemlanden waarvan de kredietwaardigheidsbeoordeling elke dag, en zeker elke week, slechter wordt.

Wat ik van de heer Barroso en de heer Trichet verlang is dat zij zo snel mogelijk met een algemeen antwoord op dit probleem komen, namelijk met een krachtiger stabiliteitspact – en het Parlement werkt daaraan – en economische governance. Is er echt economische governance? Wat we nu hebben, is een intergouvernementele benadering zonder sanctiemechanisme, en die zal niet werken. Zij heeft in het verleden niet gewerkt en zal in de toekomst niet werken. We moeten met een voorstel komen om de unanimiteitsregel in het reddingsfonds af te schaffen, want deze kan niet werken. We geven in feite alle macht aan de landen en de partijen die tegen het systeem zijn.

Ten slotte moeten we met een plan voor de Europese bankensector komen. We zullen geen economisch herstel krijgen voordat u een Europees mechanisme hebt gepresenteerd om de banken te saneren. We weten allemaal dat dit geld zal kosten. De Europese banken herkapitaliseren, investeringen in Europa financieren – waar de heer Schulz om heeft gevraagd – en tegelijkertijd de slechte overheidsfinanciën van een aantal van onze lidstaten dekken. Hoe gaan we dat doen? Waar is het geld? De enige manier om het geld te vinden is door een echte Europese obligatiemarkt te creëren, en dat weten we. De totstandbrenging van een echte Europese obligatiemarkt is de enige uitweg uit de crisis.

Ik wil tegen de heer Barroso zeggen dat dit het moment is om door te pakken. De tijd raakt op en we kunnen de problemen niet oplossen met alleen maar een pact voor de euro.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, de heer Schulz wees u op een Duits liedje, mijnheer Van Rompuy. De Franse versie daarvan is: “Tout va très bien, Madame la Marquise, il n’y a pas de problème.”

Ik moet zeggen dat ik verbaasd ben over de manier waarop de zaken hier worden voorgesteld. Wij moeten ons niet voor de gek laten houden. Hoewel wij graag naar u luisteren, lezen wij van tijd tot tijd ook de krant, dus we weten hoe deze Raad is verlopen. U moet ons geen verhaaltjes vertellen. We weten wat de problemen zijn. We zijn hier niet om onze tijd te verdoen.

Ik zou één ding willen zeggen tegen u en tegen de heer Barroso. U blijft maar hameren op ‘stabiliteit, groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen’. Zoveel is zeker. Maar weet u hoe dat op onze burgers overkomt? Zij vatten het op als ‘ongelijkheid, onrechtvaardigheid, onzekerheid’. Zo wordt het geïnterpreteerd. En als de Europese Unie niet verandert, als zij niet probeert in te spelen op dit gevoel van onrechtvaardigheid, dit gevoel van ongelijkheid of op de feitelijke ongelijkheid, de feitelijke onzekerheid, dan zullen de mensen het begrip ‘concurrentievermogen’ uitleggen als ‘wij zullen wel weer het slachtoffer worden’.

En daar ligt voor ons het echte probleem, want de burgers zien de reddingsmechanismen voor de banken – die nodig zijn, dat geef ik toe – en zullen denken: ‘Met de banken gaat het goed.’ Kijk eens naar de winsten van de banken. Kijk eens naar de enorme salarissen. De mensen zullen zeggen: ‘Dit is echt krankzinnig! Er wordt zo veel geld uitgegeven en toch moeten de burgers en de nationale begrotingen ervoor opdraaien terwijl de ongelijkheid alleen maar verder toeneemt.’ De laatste jaren blijkt uit alle statistieken dat de ongelijkheid toeneemt. Als wij niet op dit probleem reageren, dan keren de burgers zich van ons af, waarmee zij voeding geven aan de anti-Europese, extreemrechtse stroming die in heel Europa opkomt. En daar zou een goede reden voor zijn: omdat wij niet in staat zijn om in te spelen op dit gevoel van ongelijkheid, onrechtvaardigheid en onzekerheid. Dus zolang wij hier niet op reageren, bereiken we niets.

Wat de eurobonds betreft, waar de heer Verhofstadt al over sprak: wat wij tegen de burgers moeten zeggen en wat wij moeten mobiliseren is inderdaad een defensief fonds, maar als wij geen investeringsfonds hebben, als wij niet laten zien dat wij de machine juist weer op gang willen brengen – en daarvoor zijn eurobonds nodig die niet alleen defensief zijn, maar ook gericht op investeringen – kortom, als wij die richting niet inslaan, dan begrijpen de burgers er niets van en begrijpen ze zeker dit beleid niet.

Daarom moeten sommige dingen uitgesproken worden. Als het om ongelijkheid gaat: waarom is het momenteel niet mogelijk om in Europa bepaalde sociale maatregelen te nemen die de burgers aanspreken? Bijvoorbeeld door te besluiten een minimumloon in te voeren voor heel Europa, dat niet overal even hoog hoeft te zijn, maar in ieder geval door het idee van een minimumloon te introduceren. Het is toch niet te geloven dat in een land als Duitsland, waar alles erom draait de economie weer in evenwicht te brengen, niet over dit probleem wordt gesproken of gediscussieerd. Het is niet te geloven dat Duitsland, momenteel een van de weinige landen in Europa met behoorlijke economische groei, niet in staat zou zijn om een minimumloon voor zijn burgers in te stellen. Dat is iets wat aan de orde moet worden gesteld als het gaat om het economisch en sociaal bestuur van Europa.

Ik kom op Libië. Wat de heer Schulz zei was juist, zij het dramatisch. We hebben te maken met een land als Duitsland, dat zich verstopt terwijl de andere landen een oplossing proberen te vinden en daar ben ik het mee eens. Maar wat ik alleen graag zou willen, nu wij het over een nabuurschapsbeleid hebben, is dat wij de balans opmaken van de fouten die wij in het verleden hebben begaan als het gaat om dit nabuurschapsbeleid. Hoe waren onze betrekkingen met Gaddaffi voordat wij hem gingen bombarderen? Hoe waren de betrekkingen van de Europese landen met Gaddaffi, met Ben Ali, met Mubarak? Laten wij eindelijk eens evalueren wat die artikelen over de mensenrechten in de associatieovereenkomsten voor ons betekenden. Nada! Niets! Als wij deze evaluatie niet uitvoeren, dan moeten wij onszelf niet voor de gek houden. Is er tijdens deze Europese Raad ook maar vijf minuten stilgestaan bij wat wij in het verleden hebben nagelaten in ons beleid inzake het Middellandse Zeegebied? Hebt u daarover nagedacht? Ik heb er niets over gelezen in de kranten. Ik heb niets gehoord over wat u daarover gezegd hebt. Als de Europese Raad toch eens in staat was tot een minimum aan zelfkritiek over zijn tekortkomingen in het verleden!

Tot slot wil ik nog even ingaan op Japan. Het probleem is dat de nucleaire veiligheid het best gegarandeerd is als wij kernenergie afschaffen. Kernenergie zonder risico’s bestaat niet. Het zal niet van de ene dag op de andere gebeuren, maar als wij kernenergie niet afschaffen, zal er nooit sprake zijn van veiligheid. Het probleem heeft niets te maken met het onderwerpen van één ongeval aan een stresstest. Het probleem, zoals de voorzitter van de Franse Nucleaire Veiligheidsautoriteit (ASN), de heer Lacoste, heeft gezegd, is de opeenstapeling van mogelijke ongevallen, en het is ongelofelijk dat daar tot op heden nooit naar is gekeken. Dat is wat er in Japan is gebeurd. Het gaat niet om een enkel ongeval: het is de opeenstapeling van vier of vijf ongevallen, in combinatie met menselijke fouten, die deze situatie heeft veroorzaakt.

Mathematisch gezien is het onmogelijk om deze veiligheid te waarborgen. Zolang de Europeanen zich niet uitspreken... het zal niet van de ene op de andere dag gebeuren, maar zolang wij kernenergie niet afschaffen, moeten wij ophouden met over nucleaire veiligheid te spreken. Zoiets als nucleaire veiligheid bestaat niet.

 
  
MPphoto
 

  Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, de economie, of beter gezegd de stabiliteit van de eurozone, was het centrale onderwerp van de afgelopen Europese Raad. Het is u welbekend dat het leeuwendeel van de leden van de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers afkomstig is uit de lidstaten die geen onderdeel uitmaken van de eurozone. Sterker nog: de meesten van hen zijn zelfs afkomstig uit landen die zich niet eens hebben aangesloten bij het europact. Uiteraard betekent dat nog niet dat wij de eurozone graag zouden zien mislukken. Integendeel, wij wensen een stabiele en welvarende Europese Unie en dus ook een stabiele en welvarende eurozone. Maar wij wensen ook verantwoordelijke nationale regeringen, die ophouden zich verder onder de schulden te bedelven, die de overheidsfinanciën op orde stellen en die belastinghervormingen op touw zetten; regeringen dus die er alles aan doen om de financiële discipline te herstellen.

Wat we zeker níet willen, is die vermaledijde verborgen agenda van een aantal lidstaten en deels ook de Commissie en een aantal fracties in dit Parlement. Ik heb het over de pogingen om deze crisis te misbruiken voor de overheveling van verdere bevoegdheden, de pogingen om verder te gaan met budgettaire en fiscale harmonisatie en een volgende stap te zetten op weg naar de fiscale unie en dus ook op weg naar een volwaardige politieke unie. Wij zeggen nee tegen een dergelijke unie. Een dergelijke unie steunen wij niet.

Ik heb al sinds 2004 zitting in dit Parlement en telkens als er een probleem opduikt, hoor ik weer dezelfde mantra dat we meer Europa nodig hebben en dat we meer volgens de communautaire methode moeten werken. En ik zeg dat dit niet nodig is. Juist als gevolg van de pogingen om alles op Europees niveau te regelen zijn we in de problemen gekomen. En hoe proberen we die problemen op te lossen? Weer met die communautaire methode! Alstublieft mensen, zie nu toch eens een keer in dat het huidige Europese eenwordingsmodel volstrekt futloos en futiel is geworden. Houd met die vijftig jaar oude droom van naoorlogse Europese integratie uit de vorige eeuw. Het Europese paradigma is veranderd en hoe eerder we daarmee in het reine komen, hoe beter voor Europa.

 
  
MPphoto
 

  Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, mijn fractie acht de resultaten van de vergadering van de Raad ontoereikend.

Mijn eerste punt houdt verband met het economisch beleid. We hebben vorige week tijdens een hoorzitting al verteld wat we vinden van de streefdoelen die voor het economisch beleid zijn vastgelegd. We moeten een einde maken aan onze neoliberale obsessie met winst en mededinging, die duidelijk blijkt uit concepten als flexizekerheid en de aanpassing van de pensioengerechtigde leeftijd.

Wij zijn van mening dat er een economisch beleid moet komen – dat op democratische wijze wordt gelegitimeerd en gestuurd – om fiscale dumping, loondumping en milieudumping te verhinderen door de nodige gezamenlijke minimumnormen vast te leggen. Met dat beleid kunnen we de financiële markten doeltreffend reguleren en verhinderen dat ondernemers de winsten zelf opstrijken terwijl ze de risico’s aan de samenleving overlaten.

Het tweede punt houdt verband met het zuidelijk nabuurschap. In Noord-Afrika, en met name in Libië, hebben de lidstaten van de EU zich in de nesten gewerkt. Het Parlement heeft daar al heel wat kritiek op geuit. Ik wil maar één punt in alle duidelijkheid noemen: de dictator Gaddaffi strijdt met wapens die hij van ons gekocht heeft tegen demonstranten en opstandelingen. Daarom wordt hij beschoten door eenheden van de NAVO, zogezegd om degenen te beschermen die strijden voor vrijheid en democratie, die ook gebruikmaken van Europese en Amerikaanse wapens.

Mijn vraag luidt: wat is de bestaande erecode tegen de wapenhandel waard wanneer zoiets kan gebeuren? Welke steun geven we aan diegenen die strijden voor vrijheid en mensenrechten, en tegen sociale onrechtvaardigheid, wanneer dat concreet aan de orde is, zoals in Lampedusa, waar dagelijks honderden vluchtelingen uit Noord-Afrika aankomen? Ik ben bang dat ook dit snel in elkaar geflanste nieuwe nabuurschapsconcept niet veel verandert aan het Europese beleid voor het behartigen van de eigen belangen, en dat we niet zullen uitgaan van wat er in de partnerlanden nodig is, wat zinvol zou zijn.

Het derde punt houdt verband met Japan. We hebben vanmiddag en morgen nog tijd voor een discussie over Japan. Ook hier zien we geen coherente Europese aanpak, in ieder geval niet wat de veiligheidscontroles, de zogenaamde stresstests, betreft. Het verbaast me niet wanneer de burgers de sceptische vraag stellen wat wij nou eigenlijk willen met de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Godfrey Bloom, namens de EFD-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, als u mij toestaat wil ik graag terugkomen op de kwestie-Libië.

Wanneer hebben de politieke klasse en de groten der aarde plotseling ontdekt dat kolonel Gaddaffi een slecht mens is? Voorzitter, wanneer bent u, sinds die prachtige foto waarop u hem omarmt, ineens tot het besef gekomen dat hij ‘fout’ is?

Ik kan u vertellen dat de slachtoffers van Lockerbie in Schotland en de slachtoffers van de wreedheden van de IRA in mijn land heel goed wisten wat voor schurk deze man was. Maar hij heeft olie en hij heeft geld, dus u hebt allemaal een oogje dichtgeknepen, of niet soms?

Nou, het komt zich wreken. De belachelijkste figuur in dit alles is de Britse premier die – na de Royal Navy te hebben opgeheven en na de Royal Air Force te hebben opgeheven – daar staat te rammelen met een lege holster en dreigementen uit vanaf de zijlijn, zonder vliegdekschepen, niets, en die zichzelf een Conservatief noemt, maar niet meer is dan een te oude schooljongen die in het donker op een fluitje blaast.

We praten heel veel over geweld tegen de bevolking, we praten veel over democratie. En toch hebben we al jaren een moordzuchtige baviaan in Zimbabwe en doen we daar niets aan, of wel soms? Het kan ons niets schelen, want daar is geen geld en geen olie. Dat is zo kenmerkend voor dit Parlement: vol hypocrisie en mooipraterij.

 
  
MPphoto
 

  Barry Madlener (NI). - Mijnheer Barroso, u krijgt uw zin. Er komt een permanent steunfonds voor de euro, een fonds dat landen gaat financieren die hun staatskas hebben geplunderd, een fonds dat de risico’s afwentelt op de landen die hun zaakjes wel op orde hebben.

De meeste economen zijn het met ons eens: dit fonds gaat de euro niet redden, net zomin als de afspraken van het groei- en stabiliteitspact dat konden. Het is een boterzacht akkoord dat de zwakke en frauderende landen beloont met zachte leningen. Waar gaat dat geld vandaan komen? Hoe wordt het fonds gevuld? Op papier gaan alle landen meedoen met dat fonds, inclusief Ierland, Griekenland en Portugal. Maar die landen hébben helemaal geen geld!

Waar het op neerkomt, is dat de landen die hun zaakjes wel op orde hebben, zoals Nederland, gaan betalen. Nederlandse burgers gaan de rekening betalen van zwakke lidstaten als Griekenland en Portugal - uw land, mijnheer Barroso - en dat is, Voorzitter, onaanvaardbaar. Dat is geen solidariteit, maar het belonen van het slecht gedrag van een aantal zwakke lidstaten op kosten van hardwerkende Nederlanders, Duitsers en Belgen.

De euro kan zo niet gered worden. In plaats hiervan zullen wij die landen eruit moeten zetten. Griekenland moet de drachme terugkrijgen en Portugal de escudo opnieuw invoeren. Sommige landen zullen moeten accepteren dat zij de eurozone moeten gaan verlaten en dat hebben zij helemaal aan zichzelf te danken.

 
  
MPphoto
 

  Werner Langen (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de resultaten van de top waren een belangrijke stap op weg naar ons doel, maar de vuurproef komt nog. Wanneer het ook deze keer zo gaat als met alle andere dossiers, inclusief het stabiliteits- en groeipact, wanneer de lidstaten zich hier niet aan houden, dan zijn ze het papier niet waard waar ze op zijn geschreven. Daarom ben ik niet zo optimistisch als de twee voorzitters, die zeggen dat we de crisis nu achter de rug hebben. De vuurproef komt nog.

Sinds het faillissement van Lehmann Brothers zijn intussen maar liefst twee jaar verstreken, en wat is nu de stand van zaken? We werken hier al tweeënhalf jaar aan. De commissaris heeft de voorstellen voor een belasting op financiële transacties de vorige keer nog van de hand gewezen. Ik zou nu wel eens resultaten willen zien. Tijdens de vorige zittingsperiode heeft dit Parlement in twaalf resoluties maatregelen voor de financiële markt geëist, en de vorige commissaris voor de interne markt – die deze post gelukkig niet meer bekleedt – was niet bereid om hier gehoor aan te geven. Dat is de realiteit! De Commissie heeft geen pioniersrol gespeeld bij het oplossen van de problemen.

We hebben echter ook vastgesteld dat de lidstaten in de Raad niet egoïstisch mogen zijn, en het Parlement moest er aan te pas komen om ervoor te zorgen dat de Commissie een sterkere rol krijgt bij de grondwetswijziging. Er is dus geen enkele reden voor uw rooskleurige inschatting. Ik moet zeggen dat de heer Verhofstadt gelijk heeft. De consolidering van de begroting wordt niet hard genoeg aangepakt, de governance is te vrijblijvend, het pact voor de euro is te zwak, en het nationale toezicht is nog steeds te sterk. Wanneer we niet de moed opbrengen om van de regeringen te eisen dat ze meer doen voor Europa, krijgen we geen bruikbare en duurzame oplossing.

Mijnheer Barroso, toen de Griekse collega’s in mijn fractie tegen het programma voor Griekenland stemden, heb ik dat bekritiseerd. Ik ben het beslist niet eens met de heer Schulz. Wanneer een socialistische minister-president na verkiezingen moet vertrekken, is dat op het eerste gezicht een goede zaak. Maar ook uw partij heeft tegen het programma voor Portugal gestemd, en zoiets mag in Europa niet gebeuren. Ik zou iedereen willen verzoeken om duidelijk te maken dat deze bevooroordeelde nationale visie op de problemen niet tot oplossingen leidt.

 
  
  

VOORZITTER: DAGMAR ROTH-BEHRENDT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Edite Estrela (S&D). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter Van Rompuy, voorzitter Barroso, dames en heren, de Europese burgers willen maar één ding weten: neemt de Europese Raad de nodige beslissingen en zijn het de juiste beslissingen om uit de crisis te geraken? Veel burgers denken misschien dat de beslissingen de goede kant opgaan, maar dat ze lang op zich laten wachten en van weinig ambitie getuigen. Wie de documentaire Inside Job heeft gezien, zal zich verontwaardigd hebben over de superwinsten en het gebrek aan scrupules en zal zich afvragen: als de ratingagentschappen zo functioneren, wat doet Europa dan om ervoor te zorgen dat onze ratingagentschappen onafhankelijk en betrouwbaar zijn?

Voorzitter Barroso heeft niet zo lang geleden gezegd dat een lidstaat als het even kan moet vermijden om een beroep te doen op externe steun, want externe steun is duur. Dat is ook de mening van de Portugese regering. Portugal heeft geen externe steun nodig. Alleen moeten ondernemingen en gezinnen tegen een redelijke interest geld kunnen lenen. Maar aangezien de ratingagentschappen de belangen dienen van de speculanten, komt het resultaat van de enorme offers die de Portugezen brengen rechtstreeks in de zakken van de speculanten terecht. Is dat Europese rechtvaardigheid? Begrijpen de beleidsmakers niet dat we te maken hebben met een crisis van de eurozone, ik herhaal, van de eurozone? Dat de aanvallen op de overheidsschuld van een aantal landen vooral bedoeld zijn om de positie van de euro te verzwakken en de eenheidsmunt en het Europese project in gevaar te brengen? Het gaat om een Europees probleem dat een Europese oplossing behoeft.

Om uit de crisis te geraken hebben we meer Europa nodig, niet minder. We moeten de maat nemen van ons verleden en van de uitdagingen die we vandaag en in de toekomst tegemoet gaan. We moeten de burgers hoop en vertrouwen geven, want zonder hun steun is er geen Europees project.

 
  
MPphoto
 

  Sylvie Goulard (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van de Commissie, u hebt ons een positief beeld geschetst van deze besprekingen. Er zijn inderdaad positieve aspecten, waar ik nu niet op in zal gaan. Ik heb echter een zorg die verder gaat dan de technische bijzonderheden en de zaken waarover u gesproken hebt, en dat is de tweedeling tussen het noorden en het zuiden die zich momenteel in de Europese Unie aftekent. Wij hebben mensen horen beweren – zoals ook zojuist nog het geval was – dat de ene groep gelijk heeft en de andere ongelijk, en dat de ene groep wordt gevormd door de goeden en de andere door de kwaden. Deze mensen lijken te vergeten dat wij van elkaar afhankelijk zijn. Dat is ernstig.

Bovendien denk ik dat de weigering om de kwestie van de banken te behandelen, die door de heer Verhofstadt werd aangeroerd, door veel mensen wordt gezien als een weigering van sommige noordelijke landen, die de zuidelijke landen vaak de les lezen, om hun eigen verantwoordelijkheden onder ogen te zien. Als er dus één taak is die op u rust, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, en ook op u, mijnheer Barroso, dan is dat volgens mij om tot elke prijs te voorkomen dat deze tweedeling groter wordt en daadwerkelijk wortel schiet. Er moeten oplossingen komen die voor iedereen aanvaardbaar zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.

Een laatste punt: ik vind dat de Europese Raad veel te veel naar binnen kijkt. Deze hele discussie wordt gevoerd alsof de euro geen rol op het wereldtoneel zou spelen. Er wordt niets gezegd over de externe vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF. Frankrijk, dat momenteel voorzitter is van de G20, wil het idee van een mondiale monetaire hervorming promoten. Het ontbreekt echter aan een voorstel, zoals dat van de eurobonds die wij proberen te stimuleren, dat erop gericht is om van de euro daadwerkelijk een mondiale munt te maken.

 
  
MPphoto
 

  Philippe Lamberts (Verts/ALE).(FR) Mijnheer Van Rompuy, ik heb veel respect voor u als persoon en voor uw werk, maar ik moet u zeggen dat u mij niet echt hebt overtuigd.

U zegt dat de werknemers zich geen zorgen hoeven te maken, dat wij ons voor hen inzetten. Als ik naar het Euro Plus-pact kijk, zoals u het noemt, dan vraag ik mij af waar wij het over hebben als er over concurrentievermogen wordt gesproken. Er wordt gesproken over het verlagen van de salarissen, over meer flexibiliteit en minder zekerheid. Er wordt niets gezegd over productiviteit of over onze hulpbronnen. Er wordt niets gezegd over productiviteit op energiegebied.

Wat ik bedoel is dat wij de wedloop om de lage lonen tegen China nooit zullen winnen. Andersom is China goed op weg om ons te verslaan als het gaat om energie-efficiëntie en doeltreffend gebruik van hulpbronnen. Wat blijft er over voor Europa, in termen van concurrentievermogen, als wij op deze terreinen niet kunnen concurreren?

U zegt dat mensen met een uitkering zich geen zorgen hoeven te maken. Maar als het gaat om het in evenwicht brengen van de overheidsfinanciën, een verstandige doelstelling, zegt u dat wij moeten snijden in de uitgaven. Van alle overheidsuitgaven is 40 procent van sociale aard en dan zegt u dat wij ons geen zorgen hoeven te maken! U zegt ook dat er wordt gewerkt aan de inkomsten. Ja, laten we het eens over de inkomsten hebben. De gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting is echt een lachertje! U spreekt er onder voorbehoud over; u zegt dat dit in ieder geval inkomstenneutraal moet zijn, dus we houden er geen euro extra aan over, en bovendien krijgen ondernemingen hoe dan ook de keuze. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand voor de duurste fiscale optie koos.

Als er mensen zijn die zich geen zorgen hoeven te maken, zijn dat de aandeelhouders en schuldeisers van de banken. U hebt het gehad over stresstests. Die van vorig jaar waren een lachertje. Ik weet niet of het dit jaar net zo’n smakeloze grap zal zijn. Waar wij echter wel zeker van kunnen zijn, zelfs als deze stresstests serieus zijn, is waar de fondsen voor de banken uiteindelijk vandaan zullen komen. Is dat van hun aandeelhouders of van ons, de belastingbetalers? Wees eens eerlijk! Het is in ieder geval duidelijk dat wij ons over hen geen zorgen hoeven te maken.

Tot slot is er niets gezegd over de olifant in de zaal, te weten de volkomen onhoudbaarheid van de Griekse schuld en de Ierse schuld. Zoals u weet is het ondenkbaar dat zij erin zullen slagen om die schuld terug te betalen, hoe je het probleem ook wendt of keert. En hoe later wij tot herstructurering van deze schulden overgaan, hoe pijnlijker het wordt. Het zal nooit een aangename exercitie zijn, maar als u blijft afwachten zal het ons duur komen te staan.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Martin Callanan (ECR).(EN) Mevrouw de Voorzitter, telkens wanneer de EU wordt geconfronteerd met een specifiek probleem, trapt zij in dezelfde valkuil en bedenkt zij een ingewikkelde, bureaucratische, logge oplossing die vaak volstrekt onevenredig is met de ernst van het probleem. Dit is de fout die we nu opnieuw maken met betrekking tot de huidige financiële crisis: de crisis is ernstig, zij vraagt om actie, maar veel van de voorgestelde oplossingen zullen verstrekkende en, in mijn ogen, zeer schadelijke gevolgen hebben voor de toekomst van Europa op de lange termijn.

Velen grijpen de gelegenheid aan om plannen te lanceren voor permanente economische governance, met interventie en controle als leidende beginselen. We krijgen te horen dat de oplossing op de eerste plaats is de bestaande regels te misbruiken, zoals artikel 122 van het Verdrag, dat nooit bedoeld was voor de reddingsacties waarvoor het nu wordt gebruikt – ik hoop dat er een land is dat de moed zal hebben om dit bij de Europese rechters aan te vechten – en meer beperkingen op te leggen aan onze lidstaten, wat in werkelijkheid betekent dat de democratische keuze van veel kiezers wordt beperkt.

Neem Ierland. Dat land heeft zijn uiterste best gedaan om zijn banken te stabiliseren – een stabilisatie die toevallig hard nodig is voor banken en instellingen in andere landen, die anders vreselijk grote risico’s zouden lopen – en de beloning die Ierland daarvoor krijgt, is dat het te maken krijgt met eisen van andere lidstaten dat het zijn eigen vennootschapsbelasting verhoogt om te concurreren met de opgeblazen situaties in andere landen. Het is oneerlijk en het is ondemocratisch.

 
  
MPphoto
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL).(GA) Mevrouw de Voorzitter, hoe komt het dat de Raad en de Commissie denken dat de beleidsmaatregelen die aan Ierland worden opgelegd de schuld niet doen toenemen of dat dit niet het gevolg is van de uitvoering van die of vergelijkbare beleidsmaatregelen in de EU?

De maatregelen die tijdens de top zijn overeengekomen, dwingen alle lidstaten zich te houden aan een economische logica die in het nadeel werkt van de mensen – een logica waarbinnen bezuinigingen noodzakelijk zijn en die de lidstaten het vermogen ontneemt om groei te bevorderen.

De beleidsmaatregelen die Ierland zijn opgelegd door de EU en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) betekenen forse bezuinigingen, een daling van de werkgelegenheid en aanzienlijk minder openbare diensten. De schuldenlast van Ierland is ondraaglijk. Als obligatiehouders niet een deel van de schuldenlast op zich nemen, zal Ierland in de toekomst insolvent worden.

 
  
MPphoto
 

  Niki Tzavela (EFD).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het Euro Plus-pact heeft tot doel het concurrentievermogen van Europa te versterken en te vergroten, maar hoe kunnen we een Europese economie met toegevoegde waarde verwezenlijken, wanneer onze arbeidsmarkt wordt geschaad door illegale immigratie en onze Europese producten worden vervangen door vervalste smokkelwaar die wordt binnengebracht vanuit arbeidsintensieve landen in het oosten?

Hoe sneller we de geografische en economische producten van de Europese Unie identificeren en beschermen, hoe beter. Ik stel daarom voor dat we de identificatie en bescherming van de economische en geografische grenzen van Europa opnemen in het Euro Plus-pact, want anders zullen we in een zeer agressieve concurrentiegerichte mondiale economie geen concurrerend Europa kunnen verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Als de crisis in Libië iets goed illustreert is dat naar mijn mening in de eerste plaats een totaal gebrek aan een ernstige Europese geopolitieke strategie om de Europese belangen veilig te stellen. Het is immers een trieste waarheid dat ons optreden daar in de eerste plaats het gevolg is van een interne binnenlandse politieke agenda van Sarkozy, die zichzelf een soort Falkland-moment gunde.

Het blijft in elk geval merkwaardig dat al degenen - ook in deze zaal - die zo fel en terecht tekeergaan tegen het absolute kwaad Kadhaffi, zich tot zeer recentelijk maar al te graag breed lachend lieten fotograferen aan de zijde van de Libische dictator, die zij met militaire eer gingen ontvangen. Wat ik maar wil zeggen is dat het gemakkelijker is om vandaag op Kadhaffi te schieten dan een antwoord te bieden op de enorme vragen die zich nu gaan stellen.

Om er één te noemen. Gaan wij die rebellen - verzamelnaam voor een zeer heterogene club waarvan sommigen naar Europese normen mentaal nog niet de middeleeuwen ontgroeid zijn - verder bewapenen en zo ja, welke garantie hebben wij dan dat die wapens niet gaan dienen om dat land nog verder in de chaos te storten, zoals dat in Iran gebeurde na het verdrijven van de sjah?

Wat mij betreft, ik zou willen dat die Europese inzet en slagkracht wat beter zichtbaar zijn in het militair bewaken van onze eigen buitengrenzen. Daar wordt op dit ogenblik ook een stille oorlog uitgevochten, een angstaanjagende voorbode van een immigratie-invasie waar niemand over spreekt. Daar hebben wij Europese slagkracht ook nodig.

 
  
MPphoto
 

  Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, tijdens de laatste Europese Raad zijn besluiten genomen die een jaar geleden nog ondenkbaar waren en daarvoor wil ik graag voorzitter Van Rompuy en ook voorzitter Barroso van harte danken.

Het is een belangrijke stap, maar wel op een hele moeilijke weg die wij hebben te gaan om het vertrouwen in de euro en in onze economie te herstellen, om uit de crisis te komen door de economische groei en werkgelegenheid te bevorderen. Dit Parlement - u hebt het aangegeven - heeft een medewetgevende rol ten aanzien van het wetgevingspakket ter versterking van het economisch bestuur. Daarin willen wij nog meer ambitie zien en daarover zult u in de komende tijd met het Parlement in discussie kunnen gaan. Het gaat dan wat ons betreft om een sterkere en ambitieuzere monetaire poot, voortbouwend op de voorstellen van de Europese Commissie. U hebt verschillende collega’s al horen zeggen dat wij een steviger stabiliteits- en groeipact willen met een omgekeerde stemprocedure.

Ten tweede is er een veel sterkere sociaaleconomische coördinatie nodig. Dat gaat over meer dan de commitments van het europact - want in de EU 2020-strategie zijn de beginselen van onze sociale markteconomie verankerd - meer commitment om die beginselen uit te werken ten einde de groei en werkgelegenheid voor onze burgers te bevorderen. Die doelen - en ik hoor voorzitter Barroso daar ook over spreken - willen wij veiligstellen in de nationale hervormingsprogramma’s en ook daarover zullen wij voorstellen doen.

U zegt en benadrukt dat met het oog op het bereiken van een akkoord in juni deze punten al kunnen worden afgesloten. Wat ons betreft kunt u in ieder geval op deze punten uw werk al starten om de Raad in beweging te krijgen, want dan is het ook mogelijk om in juni een akkoord te bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Proinsias De Rossa (S&D).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet het Europees kwartet – de trojka en de Raad – een paar eerlijke vragen stellen. Is het u ernst wat betreft het redden van de eurozone en het Europese project?

De stresstests voor de banken zijn net afgerond op basis van de meest pessimistische scenario’s in Ierland. De nieuwe Ierse regering heeft een streep gezet onder het Ierse bankdebacle. Zij heeft, tot verbazing van iedereen in Ierland, besloten dat er geen kortingen (‘haircuts’) komen voor de houders van gewone obligaties in de Allied Irish Bank en de Bank of Ireland.

Maar wat is de Europese tegenprestatie? Waarom zwijgt de Europese Centrale Bank over essentiële middellangetermijnfinanciering voor de Ierse banken? Waarom staan president Sarkozy en kanselier Merkel op de vernietiging van de Ierse industriële basis in ruil voor een korting op het rentepercentage van de reddingsactie? Waarom blokkeren sommige lidstaten de vooruitgang op het gebied van de Europese belasting op financiële transacties en de euro-obligaties? Waarom wordt er gekort op de Europese begroting?

Het korte antwoord luidt: electorale kortetermijnoverwegingen en doctrinaire economische opvattingen. De Ierse economische crisis is een integraal onderdeel van de Europese crisis. Het falen van de Ierse economie zou niet alleen een falen zijn voor Europa, maar ook een falen van Europa.

De houdbaarheid van de schuldenlast van Ierland is doorslaggevend voor Ierland en voor Europa, en het kwartet moet realistisch zijn op dit punt. Wat we nu van het kwartet nodig hebben, is verbeeldingskracht en visie in zijn lopende onderhandelingen met Ierland.

Ik wil dat u nota neemt van mijn woorden. Ierland is een democratie, net als Frankrijk, net als Duitsland, net als Finland: we regeren dankzij de wil van het volk. De Ierse kiezers hebben tandenknarsend en ziedend van woede zware bezuinigingen geaccepteerd. Zij moeten zien dat het er in Europa eerlijk aan toe gaat, anders zal het beetje goodwill dat de Ierse regering momenteel heeft, heel snel verdwijnen.

 
  
MPphoto
 

  Carl Haglund (ALDE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, ik zou met een positieve noot willen beginnen. We zouden ons kunnen toespitsen op de problemen die gepaard gaan met de besluiten die u in de Raad heeft genomen – en die problemen zijn er zeker – maar het is desondanks positief dat u vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot de economische governance en het macro-economische aspect. Mijn Ierse collega vertelde zonet hoe bezorgd de mensen in Ierland zijn. De problemen daar hebben te maken met het feit dat het macro-economische aspect tot dusver een blinde vlek was voor ons. Dankzij dit economische governancepakket zullen we in de toekomst wel over die kennis kunnen beschikken. Ik denk dat de Raad een stap in de juiste richting heeft gezet.

Wat me daarentegen enige zorgen baart, is het feit dat in de Raad de wil lijkt te ontbreken om de eigen besluitvormingscultuur te veranderen. De Raad wil gebruik kunnen blijven maken van verschillende soorten politieke regelingen, wat je misschien koehandel zou kunnen noemen. Als u echter uw besluitvormingscultuur niet verandert, vrees ik dat u er in de toekomst niet in zult slagen om de besluiten te nemen die nodig zijn wanneer u wordt geconfronteerd met lastige overwegingen die voortvloeien uit de aanbevelingen die de Commissie volgens mij niettemin zal kunnen doen. Dat is een uitdaging die de Raad serieus moet nemen en moet aanpakken. Dat wordt ook treffend geïllustreerd door de tendens die we tijdens de vergadering van de Raad hebben gezien toen ook het land waar ik vandaan kom, Finland, ietwat lastig deed in verband met een andere kwestie – in dat geval de stabiliteitsmechanismen. Als Fin betreur ik dat. Niet alle Finnen denken daar zo over, maar het is een goede illustratie van het feit dat de besluitvormingscultuur in de Raad moet veranderen.

 
  
MPphoto
 

  Konrad Szymański (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de nieuwe opzet van de overheidsfinanciën in de Europese Unie was gebaseerd op een poging om de gezonde regels voor overheidsfinanciering en -uitgaven te versterken en op de bijzonder ongezonde neiging om de fiscale soevereiniteit van de lidstaten te beperken. Ik betwijfel ten zeerste of de landen van het Euro Plus-pact in staat zijn om zichzelf gezamenlijk beperkingen op te leggen op het gebied van de overheidsuitgaven, omdat ze niet in staat zijn gebleken dit afzonderlijk te doen.

Voor mij staat echter wel vast dat de harmonisering van de belastingbasis een effectieve stap is in de richting van een fiscale unie die slechts één doel heeft: het opheffen van de fiscale concurrentie binnen de Europese Unie. De Franse politici, de heer Sarkozy en mevrouw Lagarde, hebben hun ware gezicht getoond door onder het mom van de bestrijding van de crisis al wekenlang te hameren op verhoging van de belastingtarieven in Ierland. Het onafhankelijk van de lidstaat verhogen van de belastingtarieven in de Europese Unie is geen recept om de crisis te verzachten, maar houdt haar juist in stand.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Hartelijk dank. We hebben al ongeveer twintig toespraken en ik denk niet dat we voor de stemming genoeg tijd hebben om de andere leden die wensen gebruik te maken van de ‘catch-the-eye’-procedure het woord te geven. U mag het echter proberen.

 
  
MPphoto
 

  Paul Murphy (GUE/NGL).(EN) Mevrouw de Voorzitter, op 19 januari heeft de heer Barroso, in een antwoord aan Joe Higgins, hier in dit Parlement verklaard dat Europa Ierland probeert te steunen. Met de abjecte capitulatie van de nieuwe regering van Fine Gael en Labour voor de belangen van de obligatiehouders is het duidelijk dat het noch de Raad noch de Commissie is die hier ondersteunt, maar dat het de werkende klasse in Ierland en in Europa is die wordt gedwongen om Europese banken en speculanten te steunen door hun verliezen te betalen.

De voorstellen voor economische governance zijn een poging om bezuinigingen en salarisverlagingen te verankeren. Het scorebord voor bezuinigingsmaatregelen en de voorstellen voor boetes van honderden miljoenen euro’s zijn bedoeld om te waarborgen dat de werkenden betalen voor de crisis, ondanks massaal verzet. Deze Europese shockdoctrine zal worden vergemakkelijkt door een wijziging in de Verdragen, de Verdragen waarover het establishment in Europa en Ierland een referendum absoluut wil vermijden. De socialistische en andere linkse partijen in Ierland zullen een referendum eisen over dit voorstel voor blijvende bezuinigingen.

 
  
MPphoto
 

  Oreste Rossi (EFD).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in deze Raadsvergadering zijn drie zeer belangrijke onderwerpen aan de orde gekomen: de milieu- en kernramp die Japan heeft getroffen, de financiële crisis in Europa en de situatie in de Maghreb.

Wat het eerste punt betreft: ondanks ons medeleven met de zo zwaar getroffen bevolking kunnen we niet instemmen met een herziening van de handelsakkoorden ten koste van onze ondernemingen. We zijn echter wel voor een humanitaire interventie met hulpgoederen, mankracht en geld.

Denken dat de financiële crisis voorbij is, is een illusie. Het is absoluut noodzakelijk een pakket maatregelen uit te voeren om de lidstaten te helpen uit de huidige situatie te komen en stabiliteit in het gehele eurogebied te waarborgen. We zijn er ook voor om regeldruk en administratieve rompslomp te verminderen en handel met derde landen te stimuleren, mits deze op wederzijdse belangen is gebaseerd.

Wat de Maghreb betreft, zijn wij van mening dat de Europese Unie een slecht figuur heeft geslagen, omdat ieder land afzonderlijk actie heeft ondernomen en de hoge vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, de crisis niet in goede banen heeft kunnen leiden. De Europese Unie heeft met name niets ondernomen toen Italië met een ongecontroleerde invasie van illegale immigranten te maken kreeg.

 
  
MPphoto
 

  Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Europeanen worden steeds banger. Er zijn twee onderwerpen die hen vooral bezighouden. De aanpak van de economische crisis en van de eurocrisis is nog steeds onvoldoende vastberaden. Bovendien is het een feit dat de Raad en ook de Commissie achter de feiten aan hollen.

U moet de feiten onder ogen zien: er moet een schuldsanering komen, in elk geval in Griekenland maar waarschijnlijk ook in Portugal. Daar kunnen we niet onder uit. Hoe langer u wacht, des te duurder wordt het, en niet alleen financieel, want dit gaat ook ten koste van de ondersteuning voor de opbouw van Europa. Wat daar in Griekenland gaat gebeuren zal de emoties aanwakkeren. We zijn met een speciale delegatie op reis geweest, en de stemming ter plaatse komt erop neer dat de EU de schuld draagt voor de problemen in Griekenland – en wel omdat er niet fatsoenlijk gecommuniceerd wordt en omdat de stappen niet worden gezet waarvan nu al heel duidelijk is dat ze nodig zijn.

Het tweede onderwerp is de kernenergie. Die zogenaamde stresstests die worden voorbereid zijn alleen maar zinvol, en kunnen het vertrouwen in ons gezamenlijke Europa alleen maar herstellen, wanneer ze werkelijk gebaseerd zijn op strenge criteria, en niet op de zachte criteria van de Internationale Atoomorganisatie, wanneer er werkelijk onafhankelijke deskundigen bij worden betrokken en wanneer de resultaten en het hele proces werkelijk op een begrijpelijke manier openbaar worden gemaakt.

 
  
MPphoto
 

  Mario Mauro (PPE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, in mijn optiek is het de taak van de politiek om idealen en belangen op één lijn te brengen. In mijn wellicht iets te geordende en naïeve visie op de Europese instellingen vertegenwoordigen de Europese instellingen onze idealen en vertegenwoordigen onze regeringen om vele redenen onze belangen.

Er moet door hen daarom een spel gespeeld worden. Het valt mij daarbij op dat de spelers van het team van de idealen in sommige situaties weigeren mee te spelen. Toen het Parlement enkele weken geleden het voorstel deed, of liever gezegd de Commissie verzocht om de Raad voor te stellen de Libische overgangsraad te erkennen, zei mevrouw Ashton dat dit niet overeenkomstig haar mandaat was.

Gisteren zei commissaris Malmström na een schitterende presentatie, toen het moment daar was om bij de Raad een voorstel in te dienen voor een strategie om de crisis met betrekking tot de migratiestromen in een Europees kader te plaatsen, dat ze daarvan afzag omdat er volgens haar in de Raad geen meerderheid voor zou zijn.

Hoe kan het team van de idealen de wedstrijd winnen als onze spelers niet proberen te scoren? Denken ze misschien dat de keeper te goed is? Ik geloof dat dit een essentieel punt is om de taak waarvoor wij geroepen zijn, goed te kunnen begrijpen.

Wie zijn de aanvallende spelers? Ik ben zo vrij u mijn mening hierover te geven. Dat zijn de Europese instellingen: het Parlement, de Commissie en ook u, mijnheer Van Rompuy, omdat ik vind dat u de Raad niet vertegenwoordigt in die zin dat u zijn belangen verdedigt, maar omdat u de man bent die de Raad kan laten inzien op welke idealen we ons moeten richten.

Ik vraag daarom alleen maar: als jullie onze aanvallende spelers zijn, speel elkaar dan de bal toe, ga in de aanval, maak doelpunten, wees ons ‘Dream Team’.

 
  
MPphoto
 

  Roberto Gualtieri (S&D).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, zonder enige twijfel is de invoering van een permanent stabiliteitsmechanisme een belangrijk resultaat, dat de grondslag legt voor de politieke verplichting om de gemeenschappelijke munt tot elke prijs te beschermen. Daarom heeft het Parlement ondanks een aanzienlijk aantal bedenkingen ten aanzien van de werkwijze en de intergouvernementele aard van het fonds zijn steun hieraan gegeven en heeft het zich geconcentreerd op de doelstelling om een hechte band tussen het ESM en de instellingen van de Unie te waarborgen.

Daarom is het van belang dat in de conclusies van de Europese Raad verwezen wordt naar een reglement waarin de procedures voor het definiëren van de voorwaarden worden vastgelegd en verwachten wij nu dat de Commissie een passend voorstel uitwerkt.

Ook al is dit een positief resultaat, toch is het moeilijk voor te stellen dat dit een adequate oplossing is. Het probleem ligt bij de fundamentele betekenis van economische governance in Europa. We blijven de symptomen van de ziekte bestrijden en niet de oorzaken. De tekorten zijn het gevolg en niet de oorzaak van de crisis en het is een illusie te denken dat de ziekte genezen kan worden door met één hand de tekorten te reduceren en met de andere hand de banken te herfinancieren. Hierdoor dreigt de crisis te verergeren en de taak van het permanente stabiliteitsmechanisme onhoudbaar te worden.

Als we de ziekte willen genezen en niet alleen de symptomen willen bestrijden, moeten we een aantal essentiële problemen aanpakken. Er wordt over een versterking van het concurrentievermogen gesproken. Dat is prima, maar welk concurrentiemodel streven we na? Een model waarbij herstel alleen maar door export naar landen buiten Europa wordt gerealiseerd, is geen optie. Zo’n model zou de huidige onevenwichtigheden nog versterken. Om beter te kunnen concurreren met het buitenland, dient ook hoogwaardige interne vraag te worden gestimuleerd.

We dienen daarom het probleem van de banken en het systeem van kredietverschaffing aan de economie aan te pakken om het Europese spaargeld naar langetermijninvesteringen te doen toevloeien. We moeten gebruikmaken van beleidsmiddelen zoals de eurobonds, de belasting op financiële transacties en een begroting die die naam waardig is ten behoeve van grote publieke investeringen op Europees niveau die als vliegwiel voor particuliere investeringen fungeren. Ten slotte moeten we het Europese sociale model niet als een last zien maar als een rijkdom.

 
  
MPphoto
 

  Sharon Bowles (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het Euro Plus-pact kan misschien nuttig zijn, maar het mag niet worden gebruikt als excuus voor een zwak wetgevingspakket. Een krachtig engagement met de interne markt is essentieel voor het concurrentievermogen in de EU en daarmee voor het eurogebied. Dat is welkom, maar initiatieven voor de interne markt blijven thuishoren binnen het kader van het Verdrag en bij de 27 lidstaten.

Ik vrees dat de ESM-voorziening flexibiliteit mist en niet houdbaar is voor een herstel met een risicopremie van 2,5 tot 3 procent. Ik begrijp de noodzaak van discipline en risicovoorzieningen, maar deze reddingsmechanismen zijn niet bedoeld om geld te maken, vooral niet wanneer er eigenbelang meespeelt dat verdergaat dan de stabiliteit van de eurozone, zoals banken van meerdere lidstaten die worden ondersteund door Ierse belastingbetalers, zoals is gezegd.

We hebben de bankencrisis nog niet opgelost, en dat zullen we ook niet doen als we laf zijn. Zelfs Duitsland heeft zijn eigen banken niet geherkapitaliseerd, noch toxische activa erkend, en ook Duitsland vertrouwt op de toegeeflijkheid van alle anderen in de EU en wereldwijd om derdenbelangen als kernkapitaal toe te staan, anders zullen de banken niet slagen voor de stresstests.

Voorzitter van de Commissie, voorzitter van de Raad, laten we dus wat visie tonen, wat nederigheid, wat eerlijke zelfkritiek; het minste dat u kunt doen, is risicopremies als zakelijk onderpand behandelen en ze teruggeven wanneer het risico is verdwenen. Kleingeestigheid zal de euro niet redden en de markten weten dat.

 
  
MPphoto
 

  Gerald Häfner (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is eigenlijk niet de taak van de politiek om met belastinggeld banken te redden, of landen zonder de nodige grondslag liquiditeit ter beschikking te stellen. Het is eigenlijk de taak van de politici om het nodige juridische kader vast te leggen om te verhinderen dat zoiets ooit gebeurt. Nu moeten ze iets doen wat verkeerd is, omdat ze tientallen jaren niet hebben gedaan wat juist was. Nu wilt u de oorzaken aanpakken, en daar zijn wij blij mee, maar alles wijst erop dat u het weer op het verkeerde niveau wilt doen, met de verkeerde middelen, en in het verkeerde kader, want u wilt het buiten de Verdragen om doen.

Gelukkig hebben we dit dossier ten dele met de communautaire methode kunnen behandelen, maar dit blijft een klassiek topdown-beleid. Daarbij zijn juist op dit vlak voor ieder beleid een democratische discussie, een democratische legitimatie en democratisch toezicht nodig. U gebruikt de verkeerde instrumenten, u gebruikt het geld van de belastingbetaler voor steun aan de banken en degenen die met bankproducten en andere financiële producten speculeren. U hebt nog steeds niet genoeg gedaan om af te rekenen met hen die heel lang hebben geprofiteerd van deze situatie. Op die manier houdt u scheve verhoudingen in de Europese samenleving in stand en dat leidt niet tot een breder draagvlak voor dit beleid, in tegendeel. U gebruikt alleen maar geld uit de kassa en de begroting van de overheid, en ontziet het particuliere vermogen. Dit lost de echte problemen niet op maar bestrijdt slechts enkele symptomen.

 
  
MPphoto
 

  Peter van Dalen (ECR). - Jarenlang hebben veel lidstaten een begrotingsbeleid gevoerd waarbij de bomen tot in de hemel leken te groeien. Schulden maken was geen probleem, want de economische groei zou die als sneeuw voor de zon doen verdwijnen.

Hetzelfde dachten veel particulieren. Zij kochten dure huizen, ver boven hun stand. De toenemende meerwaarde daarvan zou hen wel redden. Dit kaartenhuis is ingeklapt. De schuldencrisis wordt met nieuwe schulden bestreden. De Europese Centrale Bank heeft voor miljarden staatsobligaties opgekocht uit Portugal, Ierland en Griekenland. De economie van die landen moet nu onder de zweep door en vele jaren constant keihard groeien om er weer bovenop te komen. Dat gaat niet lukken, Voorzitter. Die economieën krimpen schrikbarend. Men koerst strak af op een faillissement.

Tijd dus voor crisisaanpak 2.0. Laat de failliete landen met hun voormalige munten verdergaan in combinatie met flink devalueren en deels kwijtschelden van de schulden. En dan kijken wij over een jaar of tien weer verder.

 
  
MPphoto
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, dat de voornaamste woordvoerders van de Raad en de Commissie hier geen aandacht besteed hebben aan de ernstige maatschappelijke crisis die zich in verschillende landen van de Europese Unie, in het bijzonder in de eurozone, laat voelen, is verbazingwekkend, maar zegt veel over de weg die deze Europese Unie opgaat. Wanneer komt er een oplossing voor de bijna 100 miljoen armen in deze Europese Unie, onder wie zeker meer dan 20 miljoen werkende armen die met hun slecht betaalde, onzekere baan bijdragen aan de schandalig grote winsten van de economische en financiële concerns? Wanneer komt er een oplossing voor de bijna 25 miljoen werklozen, in meerderheid vrouwen en jongeren, die een waardig bestaan wordt ontzegd en geen mogelijkheid hebben om een toekomst op te bouwen en het voortbestaan van onze landen veilig te stellen?

De besluiten van de Raad zijn opnieuw louter ingegeven door de zorg om de belangen van de economische en financiële concerns te verdedigen en zijn erop gericht de politieke macht nog meer te centraliseren teneinde de economische macht verder te concentreren en te accumuleren. En dat alles om, in naam van de crisis, de sociale en arbeidsrechten op losse schroeven te zetten, de werknemers nog meer uit te buiten en de afhankelijkheid te vergroten van landen met een kwetsbare economie, zoals Portugal.

 
  
MPphoto
 

  John Bufton (EFD). (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Raad vindt gecentraliseerde regulering van nationale begrotingsagenda’s noodzakelijk om het economisch herstel te ondersteunen – in het bijzonder het voorstel voor meerjarige consolidatieplannen die ingaan op de streefcijfers voor het begrotingstekort, de inkomsten en de uitgaven die binnen gespecificeerde termijnen moeten worden gehaald, met daaraan verbonden boetes als niet wordt voldaan aan de verplichtingen.

Het tekort van het Verenigd Koninkrijk is grotendeels structureel en moet intern worden aangepakt. Ik ben fel tegen elke betrokkenheid van Brussel bij de aangelegenheden van mijn land, gezien de rotzooi die is gecreëerd in Griekenland en Ierland, die waarschijnlijk verdere reddingsacties nodig zullen hebben. Portugal wendt zich liever tot Brazilië, wat een teken is van de onwil van Lissabon om een economisch protectoraat te worden met bezuinigingsmaatregelen die de groei verstikken.

De Raad stelt dat de consolidatie moet worden versneld in de lidstaten met grote tekorten. Wat zou een einde maken aan de migratie van burgers naar sterkere economieën in de Unie conform wetten die de EU zelf heeft gemaakt?

De Raad stelt voor om de regeldruk te verlagen. Omvat dit ook wetgeving waarvan Europa decennialang de architect is geweest, zoals de arbeidstijdenrichtlijn en een langduriger bevallingstoelage?

Gedecentraliseerde en minder verstikte markten zijn van wezenlijk belang voor het economisch welzijn, niet strenge regelgevende maatregelen.

 
  
MPphoto
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, tijdens de vergadering van de Europese Raad zijn, zoals we weten, drie omstreden onderwerpen behandeld en heeft de EU besluiten genomen die volgens mij aantonen dat zij hardleers is en het contact met de realiteit heeft verloren.

Ten eerste is het bedrag van 700 miljard euro in het reddingspakket binnenkort op, en dan is het mogelijk dat de nettobetalers in de EU ook ten onder gaan. De EU zou met het oog op een efficiënt crisisbeheer moeten toegeven dat het stabiliteitsmechanisme schipbreuk heeft geleden, maar in plaats daarvan heeft de EU het risico voor iedereen alleen maar vergroot.

Ten tweede valt te betwijfelen of een oppositie die bestaat uit vroegere ministers van Gaddaffi werkelijk naar democratie streeft. Ik ben zeer verontrust vanwege het feit dat is vastgesteld dat de militaire opperbevelhebber van de Libische rebellen jarenlang agent van de CIA is geweest.

Tot slot bewijzen de stresstests voor kerncentrales, die vrijwillig worden doorgevoerd en waaraan geen gevolgen verbonden worden, dat Brussel de realiteit uit het oog verloren is. De Commissie heeft echter de hoofdprijs gewonnen. Die heeft een verordening die al twintig jaar oud is opnieuw in werking gesteld, zonder de grenswaarden voor radioactieve levensmiddelen aan te passen.

 
  
MPphoto
 

  Alain Lamassoure (PPE).(FR) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van de Commissie, als het om de Economische en Monetaire Unie gaat is het resultaat van de Europese Raad indrukwekkend. Bravo! Wij moeten ons echter realiseren dat dit een nieuw, geducht probleem met zich mee zal brengen, namelijk de politieke goedkeuring van de aldus genomen besluiten, en wel op twee niveaus.

Het eerste niveau is tussen de lidstaten zelf. Van het begin af aan berust deze procedure inzake het Euro Plus-pact op een louter intergouvernementele overeenkomst, op initiatief van de grootste lidstaat. Als dat eenmalig is, is dat prima. Maar als de politieke aanloopfase gedurende een aantal achtereenvolgende jaren op dezelfde wijze verloopt, dan lopen wij het risico dat de nationale spanningen toenemen. Zo is de Duitse bondskanselier al uitgejouwd in de straten van Athene en Dublin. Daarom moet deze intergouvernementele procedure dus langzamerhand worden omgezet in een echte Europese procedure – nog geen communautaire procedure, maar een Europese. Dat is de strekking van de amendementen die door het Parlement zijn aangenomen, en een felicitatie en een woord van dank aan voorzitter Juncker en aan u, mijnheer Van Rompuy, zijn op hun plaats omdat u met deze amendementen hebt ingestemd.

Het tweede niveau betreft de goedkeuring door de publieke opinie in de afzonderlijke lidstaten. Hoe zouden de oppositiepartijen in onze landen zich voelen als zij vastzaten aan beleidsrichtsnoeren waarover zij nooit waren geraadpleegd? Kijk eens naar wat er gisteren bij de Ierse verkiezingen is gebeurd. Kijk eens naar het verkiezingsdebat dat vandaag in Portugal wordt gevoerd. De enige manier om deze aanbevelingen politieke legitimiteit te geven, is door ervoor te zorgen dat de nationale parlementen gedurende de hele procedure van het Europees semester er vanaf het allereerste begin bij betrokken worden. In de conclusies van de Raad worden de parlementen echter slechts zijdelings genoemd, in dezelfde categorie als de regio’s, de sociale partners en de ngo’s. Er staat oneindig veel meer op het spel. De genomen besluiten betekenen dat wij nu een nieuwe dimensie van de Europese democratie moeten gaan verkennen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Udo Bullmann (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de Raad en de Commissie zeggen dat de overheidsbegrotingen in heel Europa geconsolideerd moeten worden, en ze hebben gelijk. Wanneer we echter kijken hoe dat werkt, en hoe dat zal werken, moeten we vaststellen dat er niet op de juiste plaats wordt gesnoeid. Er worden scholen gesloten, onderwijzers en leraren worden ontslagen, onderzoekers worden op straat gezet, er wordt minder geïnvesteerd in de openbare sector, met alle gevolgen van dien.

Mijn vraag aan de heren Van Rompuy en Barroso luidt: is dit wat u bedoelde? Nu zult u zeker zeggen dat u het niet zo bedoeld heeft en dat er elders moet worden bezuinigd. Dan vraag ik weer: waar moet dan wel worden bezuinigd? Mijn eigenlijke vraag luidt: wanneer u vindt dat er elders moet worden bezuinigd, waarom maakt u in uw teksten over het sixpack inzake economisch bestuur, waarover wij moeten stemmen, geen onderscheid tussen het kopen van tanks en wapens, of het investeren in een verzwakte economie, en het kiezen van een weg die toekomst heeft, zoals het investeren in een modern systeem voor de energievoorziening, of in onderwijs voor onze kinderen? Deze teksten zijn dom, dat heeft Romano Prodi daarover ooit gezegd, en hij heeft nog steeds gelijk, want hierin wordt dit onderscheid niet gemaakt. Daarom moeten we deze teksten verbeteren, want wanneer we dit onderscheid niet maken, kunnen we Europa niet op een redelijke manier regeren.

Mijn laatste vraag luidt: waar moeten eigenlijk de inkomsten vandaan komen die we nodig hebben om samen uit de crisis te groeien? We kunnen de crisis namelijk niet overwinnen door alleen maar te bezuinigen. In dat verband wachten we op uw voorstel voor een belasting op financiële transacties in Europa, mijnheer Barroso, waartoe dit Parlement met een grote meerderheid besloten heeft. Geef Europa een kans en verspil geen tijd meer met mooie woorden.

 
  
MPphoto
 

  Wolf Klinz (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Van Rompuy, ik heb goed naar u geluisterd en de indruk gekregen dat alles in orde is: de euro staat op een degelijke basis, we hebben een nieuw stabiliteits- en groeipact, we hebben een ESM en we hebben een Euro Plus-pact.

Ik zou een Duits citaat willen gebruiken: “De boodschap hoor ik wel, maar ach! ‘t geloof voer heen!” We mogen niet vergeten wat het uitgangspunt is voor al die overwegingen en maatregelen: sommige landen van de eurozone hebben een staatsschuld die uit de hand loopt, het concurrentievermogen neemt af, de reële economie is verstoord en er is een toenemend tekort op de betalingsbalans dat moet worden gefinancierd.

Het wordt nu al duidelijk dat sommige lidstaten met de beste wil van de wereld niet in staat zullen zijn om te voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe stabiliteits- en groeipact. Het ESM zal geen einde maken aan de verstoringen van de reële economie, omdat niemand zich werkelijk kan voorstellen dat een land in de eurozone failliet zou kunnen gaan en omdat de financiële steun uit het ESM die in het vooruitzicht is gesteld, ertoe zal leiden dat men de teugels laat vieren.

Er wordt gezegd dat de regels streng zijn, maar in de praktijk zal blijken dat ze tamelijk soepel zijn. De besluiten moeten met algemene stemmen worden genomen, wat zal leiden tot de koehandel die we zo goed kennen van vroeger. Het is zeker ook niet onbelangrijk dat het pact voor de euro veel te vrijblijvend is om noodlijdende staten er überhaupt toe te brengen om hun reële economie ingrijpend te hervormen.

Al met al ben ik dus bang dat we de eigenlijke oorzaken niet zullen aanpakken. Het ESM wordt een permanente faciliteit voor het maken van schulden, met een kredietlijn die regelmatig zal moeten worden verhoogd. Het zal een bodemloze put blijken en de burgers van de landen die de zwaarste lasten dragen, zullen merken dat ze weer om de tuin zijn geleid. Het draagvlak voor Europa zal nog kleiner worden.

 
  
MPphoto
 

  Derk Jan Eppink (ECR). - Ik heb een persoonlijke vraag aan de heer Van Rompuy. De oorlog in Libië gaat door. Wij hebben gezien dat er warme betrekkingen waren tussen de Libische leider en Europese leiders als vriendjes in de zandbak.

Ik heb vorige keer foto’s laten zien, ook van u, mijnheer Van Rompuy. Ik waardeer u als een man van integriteit, oprecht, zelfs in de politiek. Consistent. En daarom heb ik mij gestoord aan die foto’s. Honderden mensen werden gedood in Lockerbie, velen van hen Europeanen. En dan zien wij Europese leiders samen met de moordenaar. Dus toen ik u zag was ik teleurgesteld. Misschien is het omdat u pas in deze job bent, tussen premiers en presidenten en ander uitverkoren volk. Maar ik zou u willen adviseren met twee benen op de grond te blijven staan.

Europa moet aan de kant van de vrijheid staan. Het wezen van dit project is vrijheid en u en de heer Barroso, die ook heel vriendelijk was tegen de heer Kadhaffi, hebben dit verloochend en daarom ben ik teleurgesteld in u.

 
  
MPphoto
 

  Gunnar Hökmark (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, we hebben het tot nu toe over de crisis gehad, maar nu moeten we de fundamentele problemen aanpakken die de crisis hebben veroorzaakt, namelijk de grote tekorten en de zwakke overheidsfinanciën.

De hervorming van het stabiliteits- en groeipact is daarom van het grootste belang, niet alleen om de doelen en streefcijfers te halen, maar ook om de economieën van Europa wat geloofwaardigheid te geven. We moeten ook de problemen aanpakken van het gebrek aan concurrentievermogen en economische groei. Dat is de hoofdtaak die we moeten uitvoeren om armoede te bestrijden en banen te scheppen, maar ook om de welvaart te waarborgen.

Natuurlijk hebben de lidstaten hier een fundamentele verantwoordelijkheid om begrotingen te herstructureren, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan sociale zekerheid en investeringen in groei en tegelijkertijd tekorten moeten worden verkleind. Zij moeten markten hervormen, met inbegrip van de arbeidsmarkten, en meer mogelijkheden voor kleine en middelgrote ondernemingen bieden.

Dat is wat de lidstaten moeten doen – en nog veel meer – maar laten we ook onderstrepen wat de Europese Unie moet doen. We moeten dezelfde mate van bereidheid hebben om de begroting van de Europese Unie te herstructureren als wij van de lidstaten verlangen, waarbij we moeten waarborgen dat we prioriteit geven aan groei en investeringen, onderzoek en wetenschap, en open markten.

We moeten ook waarborgen dat we de Europese markt hervormen. De dienstensector maakt 70 procent uit van de Europese economie, maar de dienstenrichtlijn is vanuit dit perspectief vrij beperkt. De toekomst van de Europese economie ligt in de dienstensector en de kenniseconomie. Er is grote behoefte aan voorstellen van de Commissie om de interne markt van toepassing te maken voor de hele kenniseconomie. Dat is het belangrijkste punt als we van Europa de toonaangevende kenniseconomie van de wereld willen maken.

 
  
MPphoto
 

  Pervenche Berès (S&D).(FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, mijnheer Barroso, wat is – na deze crisis – het beste wapen van de Europese Unie in de mondiale concurrentiestrijd? U hebt het zelf gezegd: dat is de EU 2020-strategie.

Als ik echter kijk wat u op het gebied van de economische governance doet, dan krijg ik de indruk dat er sprake is van volstrekte tegenstrijdigheid. Als wij namelijk kijken naar het Stabiliteitspact en de economische governance, dan bent u bezig om over te stappen van een coördinatiestrategie op een toezichtstrategie, hetgeen erop neerkomt dat een consensus van Washington verandert in een consensus van Brussel. Als u het hebt over structurele hervormingen, dan hebt u het over het verlagen van de salarissen en het verhogen van de pensioenleeftijd.

Ik ga u vertellen welke échte structurele hervormingen wij nodig hebben. Dat zijn overheidsinvesteringen, in de eerste plaats in onderwijs. Wist u dat tijdens de gehele looptijd van de strategie van Lissabon de helft van de lidstaten het budget dat aan onderwijs is besteed, heeft verlaagd? Hebt u deze landen daarvoor bestraft? Weet u dat de Europese Unie deze 2020-strategie nooit ten uitvoer zal leggen als wij de investeringen voor de toekomst niet bundelen; als u, bij het evalueren van de overheidsuitgaven van de lidstaten, alleen maar op een andere, positieve manier kijkt naar de uitgaven van lidstaten die hervormingen doorvoeren op het punt van kapitaalgedekte pensioenen en voorbijgaat aan de lidstaten die geneigd zijn zich in te spannen op het gebied van onderwijs?

Als ik nu naar de situatie in Ierland kijk, dan valt mij één ding op. Dag na dag besluit u de banken te redden, en ondertussen zakken de Ieren weg. Dat is niet de Europese Unie die wij willen. Persoonlijk zou ik liever zien dat wij de Ierse burgers redden dan hun banken. Bovendien hebt u, om de banken te redden, stresstests bedacht. Ik heb momenteel de indruk dat er telkens als er problemen zijn, stresstests worden ingesteld. Dit zijn de nieuwe praatgroepen. Er is een stresstest voor kerncentrales, een stresstest voor banken, en in de nabije toekomst wellicht een stresstest voor de Commissie. Misschien zullen wij die voorstellen. Persoonlijk had ik echter liever een Commissie gehad die het initiatief neemt en die daar is waar zij moet zijn.

Als ik kijk naar de standpunten die de Europese Centrale Bank momenteel inneemt, heb ik de indruk dat zij zich eerder bekommert om hetgeen niet onder haar mandaat valt, namelijk de hoogte van de salarissen, dan om de levensvatbaarheid van ons bancaire stelsel en de doeltreffendheid daarvan om de nodige overheidsinvesteringen te bewerkstelligen. Dit Europees Parlement heeft voorstellen op tafel gelegd voor een belastingheffing op financiële transacties en voor eurobonds, maar u weigert ze in aanmerking te nemen.

Mijnheer Van Rompuy, mijnheer Barroso, het is hoog tijd dat u gaat luisteren naar de voorstellen die van dit Parlement uitgaan, om ervoor te zorgen dat de strategie die u zelf hebt aangenomen, een succes wordt.

 
  
MPphoto
 

  Lena Ek (ALDE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, tijdens zijn recentste bijeenkomst heeft de Raad ook de kwestie van de veiligheid van kerncentrales en Europese reactoren besproken. Dat is een onderwerp waarover nu in het Parlement wordt onderhandeld, wat zal resulteren in een resolutie waarover we donderdag stemmen.

Ik denk dat de meeste Europese burgers waarschijnlijk geloofden dat stresstests een vanzelfsprekend onderdeel waren van de veiligheidsmaatregelen die al decennia voor kernenergie gelden. Dat is niet het geval. Het voorstel dat door de Raad in zijn conclusies is vastgesteld, is veel te zwak. We moeten niet alleen de technologie en de geografie testen, maar ook de veiligheidscultuur en de meervoudige risico’s. We moeten zorgen voor openheid en transparantie. Het is volkomen onaanvaardbaar dat regeringen en nationale overheden op dit gebied zichzelf controleren. De controles moeten vanzelfsprekend onafhankelijk zijn, de gegevens moeten openbaar worden gemaakt en er moet volledige transparantie heersen onder toezicht van de Commissie. Dat is de enige manier om deze technologie in de toekomst geloofwaardig te maken. We moeten ook opnieuw onderhandelen over de institutionele structuur, die even oud is als de Europese Unie. Die structuur moet worden gemoderniseerd. We moeten in het systeem Europese veiligheidsnormen hebben en tot slot moeten we ervoor zorgen dat ook de Raad voorstellen doet met betrekking tot energie-efficiëntie, alternatieve energiebronnen en een tijdschema daarvoor.

 
  
MPphoto
 

  Vicky Ford (ECR).(EN) Mevrouw de Voorzitter, de belangrijkste conclusie van de bijeenkomst van de Raad was niet iets dat een opwindende krantenkop opleverde. Zij luidde dat de interne markt een sleutelrol te spelen heeft bij het creëren van groei.

Maar zijn dit niet slechts woorden? Wat betreft economische governance zie ik al dat collega’s het stabiliteitspact willen afzwakken, en we zijn niet veel beter wanneer het gaat om het ondersteunen van bedrijven.

Leden van het Europees Parlement stromen toe om campagnes te ondertekenen voor fietsers en het welzijn van paarden, maar toen het ging om een campagne om de bureaucratie voor kleine ondernemingen te verminderen, deed slechts een derde van ons mee en was er slechts één handtekening van een lid van de Britse Labourpartij. De Commissie belooft durfkapitaal te ontsluiten, wat prijzenswaardig is, maar ook een lachertje gezien het feit dat zij het hele vorige jaar bezig is geweest om het via wetgeving helemaal uit de markt te verdrijven.

Het is tijd om de daad bij het woord te voegen. Negen staatshoofden hebben een brief ondertekend over specifieke acties voor ondernemingen, handel, innovatie en investeringen. Zij vragen ons om te kiezen voor groei. Ik doe dat zeker.

 
  
MPphoto
 

  Jaime Mayor Oreja (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Raad heeft een pakket maatregelen aangenomen inzake goed bestuur, begrotingsinspanningen, concurrentievermogen, enzovoort, en ik moet zeggen dat elk van die maatregelen ons op de goede weg helpt.

De zestien punten van de Europese Raad zijn grotendeels te danken aan het werk dat is verzet door voorzitter Van Rompuy en voorzitter Barroso, waarmee ik beiden in de eerste plaats wil feliciteren, want ik heb wel degelijk waardering – sommigen van ons hebben wel degelijk waardering – voor wat u hebt gedaan als leiders van de instellingen.

Het probleem is echter dat we niet alleen een financiële crisis doormaken maar dat er in Europa en in de Europese naties momenteel ook sprake is van een vertrouwenscrisis en een politieke crisis. We moeten niet alleen maar kijken naar de feitelijke economische en technische inhoud van de Europese Raad. Gelijktijdig met de bijeenkomsten van de Europese Raad vinden er Europese, nationale en regionale verkiezingen plaats en steeds weer blijkt daarbij hoe nerveus we zijn. Er worden extreme standpunten ingenomen. Sommigen zoeken hun heil in nationalistische standpunten. Daarom moet u goed beseffen dat we niet alleen de crisis moeten aanpakken maar ook de politieke en sociale gevolgen van de crisis.

Dit zijn niet gewoon tijden van een noord-zuidcrisis in de Europese Unie, zoals een collega terecht heeft opgemerkt; het zijn nieuwe tijden, en deze nieuwe tijden worden gekenmerkt door het feit dat de crises zich ophopen en vermenigvuldigen zonder dat er een oplossing voor wordt gevonden. Ze doen zich onverwacht voor, zowel binnen als buiten de EU. En die nieuwe tijden vragen in feite om een nieuwe manier van denken op persoonlijk en institutioneel niveau – dat is de grote politieke uitdaging waarvoor we staan.

Een verandering van iemands persoonlijke denkwijze begint bij die persoon zelf. Is iemand lid van dit Huis, dan is het zijn of haar plicht te zeggen op welke punten het Europees Parlement moet veranderen met het oog op deze nieuwe tijden. Hetzelfde geldt voor leden van de Commissie en de Raad; wij moeten allemaal in staat zijn deze kwestie het hoofd te bieden.

Het belangrijkste is evenwel dat u niet van koers wijzigt, want u gaat in de goede richting.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, dames en heren, dit is de eerste keer dat de eurozone in een crisis verkeert, en bij het uitbreken ervan werd ons duidelijk dat de Europese Unie geen passend antwoord klaar had.

Er was onvoldoende vooruitgekeken, zoals blijkt uit het ontbreken van een voorziening voor financiële ondersteuning van de landen in de eurozone, de weinig doeltreffende nakoming van de verplichtingen ten aanzien van de overheidsfinanciën en het concurrentievermogen, en de toegenomen macro-economische onbalans en divergentie in de eurozone.

We hebben gezien dat maatregelen die waren genomen om op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid met één stem te kunnen spreken, geen weerklank vonden op economisch gebied, ondanks de eisen van de globalisering, waardoor ons economisch potentieel zich niet kon vertalen in economisch leiderschap op wereldniveau, terwijl de scheve verhouding tussen de gemeenschappelijke monetaire pijler en de economische intergouvernementele pijler nog duidelijker zichtbaar is geworden.

Voor een passende reactie moeten we verder integreren. Denkt u niet dat er oplossingen zijn op nationaal niveau, tenzij u zich in een andere eeuw waant. Daarom heeft de Europese Raad van 24 en 25 maart een belangrijke, zelfs een spectaculaire stap in de goede richting gezet. De tenuitvoerlegging van het Europees semester, de goedkeuring van het permanente stabiliteitsmechanisme met de toezeggingen aan het Parlement, waaronder het wetgevingspakket, waarin het Parlement nog evenwicht moet brengen, gaan allemaal in de goede richting. Het Euro Plus-pact is ongetwijfeld een vooruitgang maar er is nog veel te doen. De crisis duurt voort, er zijn 23 miljoen werklozen en al met al is de lucht nog geenszins geklaard.

Daarom is er een driedimensionaal pact met de Europese burgers nodig. Er zijn grenzen aan het bezuinigingsbeleid en we moeten toe naar een beleid dat is gericht op groei en werkgelegenheid via investeringen om opnieuw vorm te geven aan ons economisch model en om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

Voor een duurzaam fiscaal en financieel beleid is een Europees kader nodig, zowel voor overheidsschulden als voor de herkapitalisatie van de financiële instellingen. We hebben een echt Europees sociaal pact nodig om tot een verbeterde productiviteit te komen, met sociale normen, vooruitgang op belastinggebied en modernisering van de verzorgingsstaat.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Strejček (ECR). - (CS) Mevrouw de Voorzitter, het hele gebeuren van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011, inclusief de slotverklaring ervan, komt neer op een vertoning met als enige doel de invoering van een fiscale unie via de achterdeur. De totstandbrenging van de eenheidsmunt, de euro, en de periode van zijn bestaan zijn een litanie van minachting voor economische wetmatigheden, van overtreding van de regels, van leugens over de omvang van begrotingstekorten en van frauduleuze nationale statistieken. Het groei- en stabiliteitspact kwam tot stand als laatste kans om op te treden tegen notoire zwartrijders en is gedurende zijn hele bestaan door iedereen aan de laars gelapt. Waarom denken wij tegen de achtergrond van de grote verschillen tussen de nationale economieën en de sterk uiteenlopende inflatie- en werkloosheidsniveaus dat het nu met het Euro Plus-pact wel lukken zal? Het allermeest betreur ik nog het voorstel tot harmonisering van de belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting.

 
  
MPphoto
 

  Paulo Rangel (PPE). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, in de eerste plaats zou ik u natuurlijk willen feliciteren met de resultaten van de Raad van 24 en 25 maart, in het bijzonder met de consolidatie van het Europees semester, maar meer nog met de institutionalisering van het Europees mechanisme voor financiële stabiliteit en met de sluiting van het Euro Plus-pact waarover op de top van de eurozone van 11 maart al een akkoord was bereikt.

Ik vind deze resultaten erg positief voor Europa. Het is alleen jammer dat we dit proces niet helemaal hebben kunnen afronden op 24 en 25 maart. Ik denk dat als we dat signaal hadden afgegeven, als de lidstaten dat signaal hadden afgegeven in de Raad, als we dit hervormingspakket volledig hadden afgerond, we ons vandaag in een betere positie zouden bevinden met het oog op de komende drie tot vier maanden en dat we deels de gevolgen hadden beperkt van de crisis die zich op dit moment laat voelen in mijn land, Portugal, en waarover ik ook iets moet zeggen. Ik moet zeggen dat er bij de Portugese Sociaaldemocratische Partij (PSD), die volledig is geïntegreerd in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), onvoorwaardelijke en totale bereidheid bestaat om te voldoen aan de eisen en verplichtingen voor integratie in de Europese ruimte. Dat hebben we gedaan, ook in deze tijden waarin er problemen zijn met kortetermijnfinanciering. In tegenstelling tot de regering van de Portugese Socialistische Partijs (PS) hebben de sociaaldemocraten zich volledig bereid getoond om Europa de garanties te geven die in het kader van deze crisis noodzakelijk zijn. Ik wil de binnenlandse politiek niet meebrengen naar het Europees Parlement, maar ik wil het signaal afgeven dat de PSD zich verbindt, zich inzet en zich volledig borg stelt ten aanzien van de strenge maatregelen die het land na de verkiezingen van 5 juni zal moeten uitvoeren.

 
  
MPphoto
 

  Edit Herczog (S&D). (HU) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, voorzitter van de Europese Raad, de overeenkomst die op de Europese top werd bereikt was het eerste grote politieke succes van het fungerende Hongaarse voorzitterschap, in eerste instantie een conservatief succes. De tenuitvoerlegging ervan hangt van eenheid af. Daarom is het betreurenswaardig en dient te worden toegelicht dat vier landen met een conservatieve regering zich niet hebben verbonden met het Euro Plus-pact. Het getuigt van een betreurenswaardige en opportunistische houding dat we anderen iets aanbevelen dat we als fungerend voorzitter voor onszelf niet aanvaardbaar achten. Wie niet meedoet, mist de boot. Een land dat niet streeft naar een doorbraak op basis van kennis en concurrentievermogen, maar naar lage lonen en fiscale concurrentie, wordt al op middellange termijn het armenhuis van Europa. En nu ik het toch over fiscale concurrentie heb: voorzitter van de Commissie, voorzitter van de Raad, hoe verklaart u dat de Raad de kwestie van de belastingparadijzen niet heeft besproken? Denkt u dat dat de Europese burgers niet aangaat? U hebt het mis. We verwachten veel meer vooruitgang van de Raad en de Commissie.

Staat u me toe ook te spreken over de natuurramp in Japan en de daarop volgende industriële ramp. 12 000 doden, 17 000 vermisten, honderdduizenden dakloos en miljoenen zonder werk. De Europese Unie, die solidariteit als een waarde beschouwt, moet hulp bieden. De ramp heeft de energie- en grondstoffenmarkten van de wereld in opschudding gebracht en zal het politieke en economische klimaat voor langere tijd bepalen. Het is absoluut noodzakelijk dat we de nucleaire veiligheid van de wereld verbeteren. Het is absoluut noodzakelijk dat we de normen uitwerken die dat mogelijk maken. Het is absoluut noodzakelijk dat we de O&O-investeringen verhogen en de diversificatie in het Europese energiebeleid versterken. Voorzitters, deze doeleinden zijn reeds in de 2020-doelstellingen neergelegd. Het is aan de Raad en de Commissie om de weg die daarheen leidt te wijzen en de benodigde financiële middelen te genereren. Wij wensen u daarbij veel succes.

 
  
MPphoto
 

  Anni Podimata (S&D).(EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de betekenis van de recente besluiten van de Europese Raad echt niet bagatelliseren, maar sinds een jaar staan de Europese besluiten in het teken van ‘te weinig en te laat’. Ik zeg dit niet omdat er geen belangrijke stappen vooruit zouden zijn gezet, maar omdat de maatstaf voor het heden niet het verleden mag zijn. De maatstaf is niet wat wij vroeger hebben gedaan voor de stabiliteit en de versterking van de eurozone, maar hoe efficiënt wij zijn bij de aanpak van de crisis. Helaas zijn wij niet erg efficiënt als het om de markten gaat – zie hoe hoog de kosten van leningen de afgelopen dagen zijn opgelopen voor bepaalde perifere landen en met name Portugal – maar helaas zijn we evenmin efficiënt en overtuigend als het om de Europese burgers gaat. Steeds meer burgers zijn namelijk van mening dat Europa geen deel van de oplossing maar juist een deel van het probleem is.

Het Europees Parlement heeft onlang twee resoluties aangenomen waarin het duidelijk maakt dat als wij een doelmatige en alomvattende respons willen op de schuldencrisis, wij serieus de invoering van een systeem voor uitgifte van euro-obligaties moeten overwegen. Daarin wordt het Parlement gesteund door vooraanstaande persoonlijkheden uit heel het politieke spectrum. De meerderheid in de Europese Raad vertelt ons echter tegelijkertijd dat zoiets onmogelijk is, omdat dit in crisistijden een moreel gevaar zou betekenen voor financieel gezonde landen. Enerzijds roepen zij dus een moreel gevaar in om zich te verzetten tegen euro-obligaties, maar anderzijds veroorzaken zij juist een moreel gevaar voor de landen met economische moeilijkheden door officieel en zonder enige aarzeling het perspectief van een beheerst faillissement op tafel te leggen en te spreken over particuliere deelname aan de kosten. Op die manier vereeuwigen ze de crisis door de kosten van leningen op een onnodig hoog niveau te houden.

Als wij oprecht streven naar deelname van particulieren en een billijker verdeling van de kosten, moeten wij serieus overwegen een belasting op financiële transacties in te voeren en daarvan een prioriteit maken, opdat een deel van de opbrengst kan worden gebruikt voor de financiering van het permanente mechanisme.

 
  
MPphoto
 

  Andrey Kovatchev (PPE).(BG) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Van Rompuy, de crisis die ons momenteel in haar greep houdt bevestigt dat we in Europa visionairs nodig hebben – niet alleen onder besluitvormers, maar ook onder gewone burgers.

Het is triest, maar waar. We hebben in de jaren van economische voorspoed veel tijd verspild en talloze kansen laten liggen. De invoering van de gemeenschappelijke munt was absoluut een hoogtepunt, maar deze heeft wel iets weg van een mooi huis met een lekkend dak. We zijn er ingetrokken toen het droog was, maar nu zijn de buien losgebarsten en dalen ze neer op de eurozone in de vorm van hoge tekorten en schulden en een lage kredietwaardigheid.

Het Euro Plus-pact en de besluiten die de Raad heeft genomen zijn een stap in de goede richting. Het economisch semester is een maatregel die onze economieën en begrotingen in tijden van financiële crisis meer sturing en incasseringsvermogen zal geven.

Ik ben verheugd dat zes landen buiten de eurozone, waaronder mijn eigen land Bulgarije, het verstandige besluit hebben genomen zich aan te sluiten bij het pact, zodat ze actief kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces voor het economisch beleid, wat Europa in staat stelt om korte metten te maken met de uiteenlopende normen en beginselen.

Het staat vast dat het Europees economisch beleid vroeger of later zal moeten worden gebaseerd op een communautaire methode in plaats van een intergouvernementele methode, zoals nu het geval is. Het duurt wellicht niet lang meer voordat er een nieuwe intergouvernementele conferentie of zelfs een conventie komt over economische en politieke bestuurskwesties in Europa.

Ik verwelkom de conclusie van de Raad over de situatie in Libië. De Europese Unie moet zich actief inzetten voor de totstandbrenging van democratie na afloop van het conflict en het Libische volk helpen een constitutionele staat en een maatschappelijk middenveld te verwezenlijken. Uiteraard zal hiermee ook een signaal worden afgegeven aan de andere landen in de regio dat Europa de gerechtvaardigde eisen van de burgers ondersteunt.

Europa moet ook lessen trekken uit de crisis in Libië en de gehele Arabische wereld. Wat kunnen we nog meer betekenen voor onze naaste buren in het zuiden? Kunnen we onze ervaringen met het Oostelijk Partnerschap inzetten in het Middellandse Zeegebied?

Tot slot, mijnheer Van Rompuy en mijnheer Barroso, heeft Europa snelleresponseenheden nodig die missies kunnen uitvoeren onder de vlag van de Europese Unie. Om dit doel te bereiken moeten de capaciteit en de integratie op het gebied van veiligheid en defensie worden verbeterd, uiteraard zonder de NAVO te dupliceren of te vervangen.

 
  
MPphoto
 

  Frédéric Daerden (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, uw conclusies bevatten een aspect waarover wij het duidelijk eens zijn: rigoureuze governance. Niemand kan hier tegen zijn. Maar rigoureus mag niet een nultekort of bezuinigingen betekenen, maar veeleer weldoordachte uitgaven.

Het staat buiten kijf dat wij het noodzakelijke concurrentievermogen van de Unie moeten verbeteren, maar verlaging van de salarissen en van de sociale uitgaven mag niet de enige aanpassingsvariabele zijn. Concurrentievermogen komt tot stand door te investeren in kwalificaties, onderzoek, uitmuntendheid en grote infrastructurele werken.

Iedereen hier is het eens over het feit dat de Unie en de euro zich op een keerpunt bevinden. Wij moeten kiezen tussen twee modellen: bij het ene model keren we ons naar binnen, vergelijkt iedere lidstaat zijn concurrentievermogen met dat van zijn buurland, kijkt naar zijn rating op de financiële markten en streeft naar een zo laag mogelijke bijdrage aan de Europese begroting. Het andere model – het enige aanvaardbare model – is gebaseerd op solidariteit en hierbij worden sociale normen verhoogd, met name door de positie van de sociale dialoog en van de vakbonden te ondersteunen, met overal in Europa minimumeisen voor sociale bescherming en beschermde indexeringsmechanismen voor salarissen. Bovendien wordt de solidariteit tussen de generaties gewaarborgd door een pensioenstelsel dat voorziet in voldoende middelen om een menswaardig bestaan te leiden, zoals het Parlement onlangs heeft verklaard.

De lidstaten zouden moeten worden gevrijwaard van de druk van de financiële markten door een sterkere rol van de Europese Centrale Bank. Voorts zouden we beter gereguleerde ratingbureaus moeten hebben en een op solidariteit gebaseerd model dat echte sociale en territoriale cohesie in Europa waarborgt, met name door een verhoogde Europese begroting, een diepgaande hervorming van de eigen middelen en ten slotte de invoering van de belasting op financiële transacties.

Uw conclusies zijn gebaseerd op een duidelijke ideologie, waarbij schulden en tekorten verantwoordelijk zijn voor de recessie, terwijl de echte oorzaak het onverantwoorde gedrag van financiële actoren is. Zolang de Raad zijn ideologische benadering niet wijzigt, zullen we niet uit de recessie geraken en het vertrouwen van de burgers niet herwinnen. Er is tegenwoordig sprake van een duidelijk democratisch tekort, en indien de Raad en de Commissie voorstellen blijven doen waarbij geen rekening wordt gehouden met de mening van het Parlement, zullen onze medeburgers ons project nog sterker afwijzen.

 
  
MPphoto
 

  Marianne Thyssen (PPE). - Het voorbije jaar is keihard gewerkt en zijn er meerdere hervormingen op het spoor gezet, opdat de Unie ook in de toekomst een samenleving kan zijn waar het goed en rechtvaardig leven en werken is. Ik sluit mij daarom graag aan bij de collega’s die lof betuigd hebben aan het voorzitterschap van de Europese Raad.

Na alles wat hier al door de collega’s gezegd is, wil ik nog drie punten aansnijden. Mijn eerste gaat over de loonkosten als een van de factoren in het mededingingsbeleid. Tijdens de crisis heb ik zowel de voorzitter van de Commissie als de voorzitter van de Europese Raad meermaals lovend horen spreken over de automatische stabilisatoren. In plaats van scherpe pieken en dalen zorgen zij dat wij een stabielere economie hebben met minder banenverlies, hetgeen perfect past in de sociale markteconomie die wij willen zijn. Maar sommigen vrezen nu dat een al te nadrukkelijke focus op de factor loonkosten in het Euro Plus-pact de speelruimte voor die automatische stabilisatoren al te zeer zou beperken. Mijn vraag is, Voorzitter, hoe kijkt u daar tegenaan?

Nog een tweede bedenking bij de factor loonkosten. Van vakbondszijde hoor ik voortdurend zeggen dat op het stuk van de loonvorming afbreuk zou worden gedaan aan de autonomie van de lidstaten en hun sociale partners en dat wij mogelijk afstevenen op een flagrante inbreuk op de bevoegdheidsregels van het Verdrag. Mijn vraag is: zitten wij daar nu echt in een risicozone of is die vrees ongegrond? Ook graag hierover uw analyse, mijnheer de Raadsvoorzitter, want als die dubbele vrees onterecht is, dan moeten wij die echt wel de wereld uit helpen.

Tenslotte een vraagje over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. In de conclusies van de lentetop lees ik één zinnetje, amper één, en dan nog zonder de minste toezegging van de Europese Raad ter zake. Moet ik hieruit afleiden dat er nog lang geen consensus bestaat om die gemeenschappelijke heffingsgrondslag in te voeren en dat wij hooguit kunnen gaan dromen van versterkte samenwerking in dezen? Dank bij voorbaat voor uw antwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis (S&D).(EL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Podimata heeft over het financiële vraagstuk alles gezegd wat ik ook had willen zeggen. Ik wil echter een ander zeer belangrijk vraagstuk aan de orde stellen, namelijk kernenergie. Wat heeft Japan ons geleerd? Wel, twee dingen: ten eerste kan men nooit voldoende voorbereid zijn op natuurrampen en op al hetgeen daarmee gepaard gaat, en ten tweede is kernenergie nooit 100 procent veilig.

Wat doen wij? Wij beschuldigen Japan van nalatigheid. Wij zeggen niet dat kernenergie onveilig is maar dat Japan onveilig is. Wij zeggen dat wij controles zullen verrichten op onze kerncentrales om erachter te komen welke centrales veilig zijn en welke niet, en dat wij daarna de kerncentrales verder gaan ontwikkelen. Zo trekken wij echter geen enkele les uit het gebeuren in Japan. Wij zijn trouwens, als het om rampen gaat, lang niet zo paraat als Japan. Wij hebben niet eens een beleid voor civiele bescherming bij grensoverschrijdende problemen zoals een kernongeluk.

Wij moeten nu ophouden aan te dringen op de bouw van nieuwe kerncentrales. Wij moeten niet investeren in de ontwikkeling van kernenergie maar in een hoger rendement van fotovoltaïsche energie en andere hernieuwbare energiebronnen. De gevolgen van kernenergie zijn grensoverschrijdend en daarom is de Europese Unie daar verantwoordelijk voor. Daarom zal het, mijnheer Barroso en mijnheer Van Rompuy, uw grote verantwoordelijkheid zijn als we nalaten de noodzakelijke maatregelen te treffen tegen een eventuele nieuwe ramp.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Saryusz-Wolski (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag iets zeggen over drie punten. Op de eerste plaats denk ik dat de bijeenkomst van de Raad heel belangrijke en positieve resultaten heeft opgeleverd, gezien de moeilijke situatie en de context. Ik verwelkom de formule van een inclusief Euro Plus-pact dat ook openstaat voor degenen die nog geen lid zijn van de eurozone, zoals voorzitter Van Rompuy zei.

Tegelijkertijd creëren we een Europees stabiliteitsmechanisme als veiligheidsnet. Kunnen we dat niet overwegen in beide mechanismen, in Euro Plus, dat een verplichte verbintenis is om bepaalde gedragsregels in het macro-economisch en macrofinancieel beleid te volgen, en ook in het Europees stabiliteitsmechanisme? Het veiligheidsnet zou open moeten zijn, zodat zowel convergentie als solidariteit (dat is het ESM) inclusief is en niet exclusief.

Mijn tweede opmerking betreft het nabuurschapsbeleid. We lijken de opzet van ons nabuurschapsbeleid te wijzigen. De prikkel komt uit het zuiden, maar deze is belangrijk voor ons algemene nabuurschapsbeleid. Ik hoop dat het – als we de documenten van mevrouw Ashton en de heer Füle lezen – veel meer maatschappijgericht zal zijn, ruimhartiger voor de samenlevingen en veeleisender voor autoriteiten en regeringen. We moeten ons minder laten leiden door kortzichtige economische belangen en we moeten dit beleid baseren op een mensenrechten- en democratiebenadering, zodat we van status-quobeleid naar overgangsbeleid gaan. Maar wanneer we dit nieuwe paradigma scheppen, moet het ook van toepassing zijn op het oosten. We moeten ons meer baseren op mensenrechten en democratie en we moeten ons meer richten op samenlevingen en minder op autoriteiten dan we nu doen.

Mijn derde punt betreft de EU en de NAVO. In Libië werken de EU en de NAVO opnieuw samen, en deze samenwerking is een relatie die we nog niet helemaal begrijpen. We hebben eerder in Afghanistan ook ervaring opgedaan met dergelijke samenwerking, die niet altijd goed was. Tegelijkertijd is deze relatie belangrijk. Laten we proberen er deze keer een succes van te maken.

 
  
MPphoto
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE).(LV) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat we een duidelijke scheidslijn moeten trekken tussen het verleden en de toekomst. Wat het verleden betreft wil ik zeggen dat er een aparte oplossing moet worden gevonden voor de specifieke gevallen van Griekenland en Ierland. Ik ben van mening dat we moeten toestaan dat deze verliezen door middel van een gestructureerd plan worden afgeschreven, zodat deze samenlevingen zich kunnen herstellen. Het is niet juist om de belastingbetalers in deze landen te blijven straffen voor fouten die in feite door de particuliere sector zijn gemaakt, met name door de banken. Wat de toekomst betreft moeten we kijken naar wat uiteindelijk onze doelstelling voor Europa is. Die doelstelling is om stabiele groei veilig te stellen. Om stabiele groei veilig te stellen, is het echter noodzakelijk, en dit wordt ook in de Raad besproken, dat de overheidsschulden laag worden gehouden.

Waar leidt een lage of kleine overheidsschuld toe? Die bevordert het vertrouwen van de financiële markten in deze landen, waardoor vervolgens lage rentetarieven tot stand komen, zodat bedrijven in deze landen zich weer kunnen herstellen en ontwikkelen. Als bedrijven zich ontwikkelen, zullen er investeringen volgen. Met investeringen ontstaat er werkgelegenheid, die essentieel is voor ons in Europa. Deze procedure, namelijk het terugdringen van overheidsuitgaven zodat de schuldenlast laag is, staat investeringen bovendien niet in de weg.

Meerdere leden hebben aangegeven dat investeren cruciaal is, dat we, zoals dat heet, onszelf niet uit deze crisis kunnen bezuinigen maar moeten investeren. Ik kan in het bijzonder het voorbeeld aanhalen van mijn land, Letland, dat in de afgelopen twee jaar niet alleen aantoonbare besparingsmaatregelen heeft getroffen, maar dit jaar, 2011, een derde van de nationale begroting in investeringen in de particuliere sector heeft gestoken. Het is dus mogelijk. We moeten in de toekomst deze koers blijven volgen om te voorkomen dat we nogmaals op dit punt uitkomen. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE).(RO) Mevrouw de Voorzitter, met zijn besluit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te wijzigen heeft de Europese Raad de instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme aanzienlijk dichterbij gebracht.

Het toekomstige mechanisme zal zorgen voor een stabiele, consistente reactie op situaties waarbij sprake is van destabilisatie van de eurozone. Het is heel goed dat een dergelijk mechanisme in het leven wordt geroepen. Nog beter is het echter te voorkomen dat we in dit soort situaties verzeild raken, wat inhoudt dat de disciplinaire maatregelen zoals vervat in de bepalingen inzake economisch beheer ook consequent moeten worden toegepast. Alle lidstaten moeten zich inzetten om de stabiliteit te waarborgen, of ze nu deel uitmaken van de eurozone of niet. De sluiting van het Euro Plus-pact, waarbij ook landen buiten de eurozone, waaronder Roemenië, partij zijn, is dan ook een zeer positieve ontwikkeling.

De tenuitvoerlegging van het Europees semester zal bijdragen aan een goede coördinatie van het Europees economisch beleid middels de versteviging van onze concurrentiepositie, de vermindering van de bureaucratie, de bevordering van het onderwijs en de vergroting van de beroepsbevolking. Deze prioriteiten moeten echter onverwijld worden omgezet in gerichte maatregelen op nationaal niveau.

Het succes van de nieuwe Europese structurele hervormingen is sterk afhankelijk van de versterking van de interne markt. De Unie heeft een strategie nodig die helpt om werkgelegenheid te scheppen en de tekorten op de arbeidsmarkt van de EU aan te vullen.

Ik ben ingenomen met het voornemen van de Commissie om het Pakket eengemaakte markt te presenteren, dat eind 2012 moet zijn goedgekeurd. Daarentegen vind ik het spijtig dat in de prioritaire maatregelen die de interne markt en het concurrentievermogen een nieuwe impuls moeten geven, niets staat vermeld over de noodzaak om het vrije verkeer van alle Europese werknemers te waarborgen, maar alleen wordt gesproken over het vrije verkeer van diensten.

 
  
MPphoto
 

  Simon Busuttil (PPE).(MT) Mevrouw de Voorzitter, de mensen die de oorlog in Libië ontvluchten, komen momenteel naar Europa, in het bijzonder naar Lampedusa en Malta. In mijn land zijn de mensen bezorgd over twee punten.

In de eerste plaats weten ze niet hoeveel mensen er zullen komen. Deze angst kan niet worden weggenomen, omdat we niet weten hoeveel mensen de oversteek zullen maken. Ten tweede zijn de mensen erg bezorgd door de onzekerheid over Europa’s bereidwilligheid om dit keer te helpen. Deze angst kunnen en moeten we aanpakken, omdat er reeds een solidariteitsmechanisme in onze wetgeving bestaat, in Richtlijn 2001/55. Daar moeten we gebruik van maken.

De Commissie voert twee redenen aan waarom ze hier geen gebruik van heeft gemaakt. Allereerst dat er geen meerderheid is in de Raad van ministers. Mijn verzoek aan voorzitter Barroso is om dit niet als reden aan te voeren. De Commissie moet politiek leiderschap tonen en het politieke initiatief nemen om een voorstel in te dienen zodat dit mechanisme wordt geactiveerd.

De Commissie verklaart verder dat de aantallen nog niet hoog genoeg zijn. We moeten echter voorzichtig zijn. Het aantal is misschien laag ten opzichte van Europa als geheel, maar erg hoog voor een afzonderlijk land dat het alleen moet opvangen.

Ik doe een direct beroep op voorzitter Barroso om het solidariteitsmechanisme te activeren en op voorzitter Van Rompuy om de Raad van ministers te verzoeken concrete solidariteit te tonen.

 
  
MPphoto
 

  Tunne Kelam (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, de resultaten van de Europese Raad zouden kunnen worden gezien als politiek en institutioneel bevredigend, maar de boodschap van het debat van vandaag is dat de crisis nog niet voorbij is. Voorzitter Barroso heeft gezegd dat de economische situatie moeilijk en onzeker blijft, de heer Verhofstadt heeft bevestigd dat we de gaten vullen, maar dat de crisis niet is opgelost, en voorzitter Van Rompuy heeft gezegd dat de problemen blijven bestaan.

Dit is het resultaat van eerdere fouten en het ontbreken van passende instrumenten. We moeten conclusies trekken over hoe deze eerdere fouten zijn gemaakt en hoe de torenhoge schuldenlast en de tekorten zijn ontstaan. Wat was er fout aan het beleid van de lidstaten en de Europese instellingen? Zonder gedegen analyse en conclusies, die een verplichting moeten worden voor alle betrokkenen, kunnen we niet voorkomen dat dezelfde fouten opnieuw worden gemaakt. Het centrale punt blijft verbetering van het concurrentievermogen. Ik hoop dat de nieuwe Single Market Act van de Commissie waarlijk ambitieus zal zijn. Het onderwerp van de digitale gemeenschappelijke markt is in elk geval doorgedrongen tot de Europese prioriteiten.

Tot slot, maar niet minder belangrijk: deze week wordt de nieuwe regering van Estland geïnstalleerd. Bij de recente verkiezingen hebben de Estse kiezers blijk gegeven van anti-Europese tendensen, waardoor de oude regering terugkeert met een grotere meerderheid, ondanks forse bezuinigingen op de begroting …

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, er is veel positiefs te zeggen over de conclusies van de Raad wanneer we naar de toekomst kijken – maar misschien minder wanneer we het hebben over het heden en het verleden.

Ik was geïnteresseerd in de opmerkingen die Catherine Day, een hoge ambtenaar van de Commissie, vorige week in Ierland heeft gemaakt: zij zei dat de glans van Ierland af was. Ik hoop dat dit niet op elk van ons afzonderlijk slaat, en ik hoop ook dat de glans zal terugkeren voor Ierland, gezien de resultaten van de stresstests en de zeer krachtige maatregelen van de nieuwe regering. Ik hoop ook dat de glans zal terugkeren voor onze inwoners, die heel gedeprimeerd en gedesillusioneerd zijn door het gevoel dat zij een heel zware last dragen voor de rest van de Europese Unie.

Ik zou degenen die boos met hun vinger zwaaien over incorrect gedrag van individuele landen en burgers, willen vragen om alstublieft te bedenken dat er anderen waren die ook hebben meegedaan aan het feestje – ik heb het dan over de Europese banken die probeerden te profiteren van de hoogconjunctuur die niet alleen in Ierland maar ook elders bestond.

De Ierse media brachten vanochtend echter een sprankje hoop. Ik zie dat mondiale financiële reuzen onze economie steunen na de stresstests, en ik hoop dat zij beseffen dat de Ieren een probleem hebben opgelost voor de rest van Europa, en dat zij ons de broodnodige solidariteit zullen betonen op het punt van de rentetarieven.

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Barroso, mijnheer Van Rompuy, ik heb een aantal vragen aan u. Ik ben blij dat we het met elkaar eens geworden zijn. Ik ben blij dat de Europese economie en de Europese munt nu beter beschermd zijn, maar is bescherming alleen wel genoeg? Moeten we niet verder gaan? Moeten we niet voor een opbloei zorgen, zodat we de economie op de lange termijn kunnen beschermen? Ik geloof dat we niet genoeg doen, en niet wat nodig is.

Waarom investeert de Europese Unie meer in de export van komkommers, bananen en runderen dan in universiteiten, kennis en scholen? Daarover moeten we eens nadenken. Misschien zegt u: daarvoor hebben we geen geld, maar dan moeten we het misschien ergens anders vandaan halen. We moeten ook overwegen of we misschien nieuwe bronnen van inkomsten kunnen vinden, en wel bij diegenen die tot nu toe altijd hebben geprofiteerd van deze rampzalige situatie.

Mijnheer Barroso, wat is de werkelijke reden waarom uw Commissie tegen een belasting op financiële transacties is? Op die vraag zou ik graag een antwoord willen krijgen. U moet eindelijk kleur bekennen: staat u aan de kant van de financiële sector of aan de kant van de burgers?

 
  
MPphoto
 

  Jean-Pierre Audy (PPE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, mijnheer Barroso, ik wil de voorzitters van de fracties bedanken dat zij hun vergadering van de Conferentie van voorzitters hebben afgezegd zodat wij dit debat overeenkomstig artikel 15 in de plenaire vergadering kunnen voeren.

Wat het stabiliteitsmechanisme betreft, zou ik willen voortborduren op hetgeen de heer Lamassoure heeft gezegd en de kwestie van de politieke controle aan de orde willen stellen, met name de kwestie van de regulering van dit mechanisme. Bovendien zou ik willen weten wie kwijting van de begroting zal verlenen voor dit financiële instrument.

Voorts vraag ik me af of niet het ogenblik is aangebroken dat de Commissie een alomvattend verslag aan ons moet voorleggen over publieke steun aan kredietinstellingen, met name over alle geldstromen en overheidsschulden.

Tot slot stel ik voor dat we de mogelijkheid onderzoeken om een publiek Europees ratingbureau op te richten in reactie op de grote problemen die wij hebben met particuliere bureaus. Een land beoordelen is namelijk heel iets anders dan een particuliere onderneming beoordelen.

 
  
MPphoto
 

  Enrique Guerrero Salom (S&D). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, aan het begin van zijn toespraak merkte de heer Van Rompuy op dat er in een tijdsbestek van 49 dagen drie besluitvormingsbijeenkomsten van de Europese Raad en een topbijeenkomst zijn geweest. Dat betekent dat wat voorheen eens per kwartaal of halfjaar gebeurde, nu de gebruikelijke bestuurswijze van de Unie is geworden om een direct antwoord te geven op directe problemen.

Achter die directe problemen ligt echter de toekomst van de Unie, en de toekomst van de Unie hangt af van ons concurrentievermogen. Welke middelen hebben we op dit moment om kennis te verwerven? We hebben een enkele universiteit in de top van de wereldranglijst, we besteden een kleiner percentage van ons inkomen aan onderzoek en ontwikkeling dan de opkomende en de ontwikkelde landen en tegelijkertijd spelen onze bedrijven een zeer beperkte rol op onderzoeksgebied.

We moeten een Europese dimensie tot stand brengen met coördinatie tussen de Europese universiteiten en met programma’s die zorgen voor topkwaliteit en samenwerking.

 
  
MPphoto
 

  Graham Watson (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, de voorzitters van de Raad en de Commissie hebben het gehad over het Euro Plus-pact en de interne markt. Ik heb over beiden een vraag.

Zijn zij het met de president van de Europese Centrale Bank eens dat er een veel groter Europees stabiliteitsmechanisme nodig zal zijn? Als zij het er niet mee eens zijn, is dat dan eenvoudigweg omdat echte professionals zelden in het openbaar dingen kunnen toegeven waarvan zij privé weten dat ze waar zijn?

De enige deelnemer aan de interne markt die de regels volledig ten uitvoer legt, is Noorwegen. De echte stresstest in de crisis waarmee we kampen, zal geen stresstest van een bank of een nucleaire installatie zijn, maar een test van de solidariteit van de lidstaten van de Europese Unie. Zijn de voorzitters van de Commissie en de Raad van mening dat er goede kansen op grotere solidariteit zijn dan we in het verleden hebben gezien?

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD). - (SK) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Raad ging onder meer over het nieuwe crisismechanisme voor de eurozone. Hoewel de aanwezige regeringsleiders het eens zijn geworden over de invoering van een permanente eurobond, zullen ze in eigen land nog uitvoerig met hun deskundigen moeten discussiëren over de definitieve vormgeving ervan. Toen mevrouw Radičová, de Slowaakse premier, uit Brussel terugkwam, werd haar te verstaan gegeven dat zij onvoldoende steun heeft in het nationale parlement voor het door haar tijdens de Europese Raad vertolkte standpunt.

Zonder een uitgewogen en nauwkeurige uitwerking van het mechanisme voor de regulering van het faillissement van insolvente landen dat ook voor de eurozonelanden geldt, verwordt het voorgestelde permanente mechanisme al snel tot een permanent mechanisme voor het bedelven van Europa onder bergen schulden. Het is duidelijk dat geen enkel verantwoord nationaal parlement het op die manier kan goedkeuren. Ik wil u daarom vragen, mijnheer de voorzitter van de Raad van de Europese Unie, om voortaan bij uw politieke voorstellen meer rekening te houden met het standpunt van deskundigen.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI).(EN) Mevrouw de Voorzitter, in punt 5 van het verslag van de bijeenkomst staat dat er beleidsmaatregelen zullen worden gepresenteerd om hardnekkige schadelijke macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren en het concurrentievermogen te verbeteren, maar in de inleiding wordt gesproken over het bevorderen van handel met derde landen.

Invoer vanuit derde landen, in het bijzonder de zogenoemde opkomende economieën, is de grootste oorzaak van tekorten op de handelsbalans en onvermogen om te concurreren. Het is voor ontwikkelde economieën onmogelijk om te concurreren met ingevoerde industrieproducten uit deze landen zonder onze lonen te verlagen tot hun niveau.

Hierop wordt in feite ook gezinspeeld in de alinea over verbetering van het concurrentievermogen op bladzijde 16: “De vorderingen zullen worden beoordeeld aan de hand van de loon- en productiviteitsontwikkelingen en de benodigde aanpassingen van het concurrentievermogen.” Wat wordt hier in hemelsnaam mee bedoeld?

Dit kan slechts één ding betekenen. De lonen moeten worden verlaagd om goederen concurrerend te maken met de producten uit de opkomende economieën. Terwijl beginselen zoals vrije handel heilig zijn, lijken de economische belangen van Europese werknemers van weinig belang te worden gevonden.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik houd er niet van om op sleeptouw te worden genomen of verplichtingen te hebben tegenover iemand, en dat geldt ook voor de Ieren – een onafhankelijk volk. De recente redding door de EU en het IMF doen het Ierse volk daarom veel pijn. Ik deel de mening dat Europa hiervoor verantwoordelijk is, echter niet. De situatie was grotendeels te wijten aan de Ierse banken, toezichthouder en regering, niet aan het Ierse volk – maar het Ierse volk wordt nu wel gedwongen om de prijs te betalen, en de last is te groot.

Ik vraag daarom twee dingen: op de eerste plaats moet het rentetarief worden verlaagd, en ik wil commissaris Rehn en voorzitter Barroso bedanken voor hun gedachten op dit punt. Op de tweede plaats denk ik dat obligatiehouders een prijs zullen moeten betalen – als het geen korting is, dan verdienen ze het toch dat ze minstens iets moeten meebetalen. Personen krijgen geen gegarandeerd renteloze investering en dat zou ook voor obligatiehouders moeten gelden. Als deze twee dingen zouden worden geregeld, kunnen we misschien vooruitgang boeken.

 
  
MPphoto
 

  Marc Tarabella (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Van Rompuy, mijnheer Barroso, dames en heren, met de conclusies van de Raad over het economisch beleid en het Euro Plus-pact wordt een ware Europese doos van Pandora geopend, waaruit slechts problemen zullen komen waaraan de Europese burgers het hoofd zullen moeten bieden. De sociale zekerheid en de indexering van salarissen worden op lossen schroeven gezet, er wordt een verband gelegd tussen productiviteit en salaris, de koopkracht gaat omlaag en de pensioengerechtigde leeftijd wordt verhoogd; dit zijn slechts enkele voorbeelden van de bezuinigingen die ons te wachten staan. Ik zie met afschuw dat de Raad duidelijk geen lering heeft getrokken uit de crisis.

Vanzelfsprekend hebben we een op budgettaire verantwoordelijkheid en striktheid gebaseerd beleid nodig. Dat wordt door niemand betwist, maar wij mogen niet de burgers de kastanjes uit het vuur laten halen omdat zij als enigen ervoor kunnen zorgen dat wij met succes uit deze crisis geraken. U vergeet te snel de financiële en bancaire sector, die eveneens een bijdrage zou moeten leveren aan deze cruciale inspanningen en met name meer verantwoordelijkheid aan de dag zou moeten leggen.

Wanneer wordt er eindelijk een belasting op financiële transacties ingevoerd? Terwijl 16 miljoen Europeanen werkloos zijn, de prijzen de pan uit rijzen en speculatiegolven het continent op zijn grondvesten doen schudden, laat de Raad de werknemers offers brengen in plaats van het kapitaal, en dat is onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 

  Csaba Sándor Tabajdi (S&D). (HU) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter Van Rompuy heeft het Euro Plus-pact als een nieuwe fase van de toekomstige economische coördinatie beoordeeld, en dit is inderdaad een volkomen nieuw tijdperk met betrekking tot macro-economische coördinatie. Premier Viktor Orbán, fungerend voorzitter van de Europese Unie, hield er een soortgelijke mening op na door het te beschrijven als de pijler van het toekomstige Europese economische systeem. Daarbij is het betreurenswaardig dat Hongarije niet voorkwam in de opsomming van de heer Van Rompuy, aangezien het jammer genoeg niet deelneemt aan het Euro Plus-pact. Heel veel Hongaarse staatsburgers en deskundige economen begrijpen evenmin waarom de Hongaarse regering dit besluit heeft genomen, aangezien Hongarije een klein land met een open economie is, en het argument dat dat de fiscale concurrentie zou hebben verhinderd, is niet juist, aangezien er hooguit sprake is van harmonisatie van de grondslag voor de vennootschapsbelasting. Jammer dat Hongarije deze kans heeft laten lopen.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de EU is de kampioen van het verdringen. Tientallen jaren hebben we Gaddaffi als een serieuze partner behandeld, tientallen jaren hebben we de gevaren van de kernenergie genegeerd, en nu stoppen we nog meer geld in een reddingspakket waarvan is gebleken dat het niet functioneert. Waarom zien we niet onder ogen dat we de eurocrisis niet kunnen oplossen met het reddingspakket? Na Griekenland heeft nu ook Portugal een lagere beoordeling gekregen van de Amerikaans ratingbureaus, en uiteindelijk profiteren alleen banken en diegenen die er op speculeren dat landen van de eurozone failliet gaan van het reddingspakket.

Daarom zeg ik: stop met dit reddingspakket en met de geplande euro-obligaties! Wanneer de lidstaten die op een faillissement afstevenen, in de eurozone blijven, is dat het begin van het einde van de euro. Daarom zou het beter zijn wanneer we de miljarden voor de reddingspakketten gebruiken om de vluchtelingenstromen uit Noord-Afrika te stoppen met behulp van duurzame projecten ter plaatse, of om ons werkelijk onafhankelijk te maken van kernenergie! Wanneer we het geld daarin investeren zou dat verstandiger zijn dan wanneer we het als speelgeld naar de internationale ratingcasino’s brengen.

 
  
MPphoto
 

  Ana Gomes (S&D). - (PT) Mevrouw de Voorzitter, wie Portugal in de richting duwt van zogenaamde steun, wil niet echt helpen maar wil meer geld verdienen door ons en de euro ten onder te laten gaan. Want in dit Europa, waar solidariteit, cohesie en communautaire methode holle frasen zijn geworden, dient die zogenaamde steun enkel om de banken te betalen die verantwoordelijk zijn voor de schuldenspiraal waaronder ze ons nu willen begraven, en dat alles ten koste van de burger, met de neoliberale recepten van het Euro Plus-pact, zonder investeringen om de groei en de werkgelegenheid weer aan te zwengelen, zonder euro-obligaties, zonder belasting op financiële transacties, en zonder maatregelen om iets te doen aan de macro-economische ongelijkheden die vernietigend zijn voor de euro.

In dit Europa, waar banken bestaan die te groot zijn om te laten omvallen, maar waar landen en volkeren ten onder mogen gaan, is er maar één verklaring voor het feit dat de Raad en de Commissie ervan afzien op te treden tegen belastingparadijzen: ze zijn blind of ze verkeren in de greep van bepaalde belangen. Kunnen we het financiële systeem gezond maken, reguleren en controleren als we de zwarte gaten waardoor corruptie, fraude, belastingontduiking en de georganiseerde misdaad welig kunnen tieren, ongemoeid laten?

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D) - (SK) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik graag willen wijzen op het valse leidmotief van de conclusies van de Europese Raad, en wel dat onze economie moet groeien en we tegelijkertijd de buikriem moeten aantrekken. De obsessie voor bezuinigingen in tijden van crisis zou ons wel eens noodlottig kunnen worden. We zouden juist alles op alles moeten zetten voor herstel van de werkgelegenheid en duurzame economische groei.

Dames en heren, vooral de gewone burgers betalen het gelag van de crisis. Enerzijds raken ze hun werk kwijt en worden ze getroffen door de bezuinigingsmaatregelen van hun regering en anderzijds lopen ze ook nog eens het risico dat de voor de versterking van de eurobond benodigde financiering straks uitsluitend met hun belastinggeld betaald wordt. De marktpartijen in de financiële sector dienen er nadrukkelijk ook aan bij te dragen.

Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Commissie, wat de EU nu nodig heeft is coördinatie van het economisch en sociaal beleid gericht op herstel van de werkgelegenheid en overwinning van de crisis. Ook is er een duidelijke consensus nodig over de redding van de euro met deelname van de private financiële sector.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Werthmann (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, met de verdragswijziging hebben we het ESM mogelijk gemaakt. Ik doe nogmaals een beroep op iedereen om zich te houden aan de criteria in dat mechanisme. Met het oog op de huidige structurele crisis, die nog niet afgelopen is, zou het namelijk onverantwoordelijk zijn om een andere lidstaat en zijn burgers het kind van de rekening te laten worden. Het ESM is alleen maar gerechtvaardigd wanneer alle landen zich aan hun begrotingsverplichtingen houden en beloven om zuinig met het geld om te gaan.

De crisis in Japan heeft aangetoond hoe ‘veilig’ kernenergie soms is. De natuur is sterker dan de mens. Na wat er in Tsjernobyl gebeurd is, kunnen we alleen maar hopen dat de stresstests wat serieuzer worden aangepakt dan de grenswaarden die vorige week zijn vastgelegd. De kerncentrales moeten dicht! We moeten ons eindelijk concentreren op hernieuwbare energiebronnen! Wanneer we het NorGer-project voor een onderzeese kabel doorvoeren, zou dat bijvoorbeeld zestig kerncentrales kunnen vervangen.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat de Europese Raad overeenstemming heeft bereikt over enkele voor Europa erg belangrijke kwesties. Een van de prioriteiten zou het Europees semester en het belang ervan kunnen zijn. Mijns inziens moet de prioriteit uitgaan naar de herinvoering van een betrouwbare begroting in de lidstaten en van sociale rechtvaardigheid, en naar fiscale stabiliteit. Die zouden dan de voorwaarden voor een sneller economisch herstel en stabilisering van de lidstaten vormen. Het is erg belangrijk dat consolidatie-inspanningen worden aangevuld met structurele hervormingen, met name door de prioriteiten van de EU-strategie ‘Europa 2020’ in de Europese Unie ten uitvoer te leggen. Een belangrijke rol zou ook de Commissie moeten spelen, die op een verantwoorde manier toezicht zou moeten houden op de handelingen van de lidstaten en op basis van de nationale stabiliteits- en convergentieprogramma’s de tenuitvoerbrenging van concrete maatregelen zou moeten opvolgen. Grote zorgen baren overigens ook het standpunt van de Europese Centrale Bank, de Raad en de Europese Commissie over de situatie van commerciële banken alsook de activiteiten van buitenlandse ratingbureaus.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, wat de beoordeling van de laatste Europese Raad betreft, denk ik dat de analyse die ik heb gepresenteerd, tamelijk evenwichtig en tamelijk redelijk was.

Ik denk dat het gepast is te erkennen dat wij grote vooruitgang hebben geboekt ten aanzien van de structuur. Indien wij hetgeen wij thans hebben, vergelijken met hetgeen wij van tevoren niet hadden, is er ongetwijfeld sprake van een grote stap voorwaarts. Wij hebben bijvoorbeeld een permanent stabiliteitsmechanisme in het leven geroepen waarin zelfs het Verdrag niet voorzag. Bovendien heeft dit Parlement met een overweldigende meerderheid een beperkte hervorming van het Verdrag ondersteund om een nieuw instrument in het leven te roepen, een instrument dat van tevoren niet bestond.

Laten we dus bij de beoordeling in intellectueel opzicht eerlijk zijn. Ik denk dat wij substantiële vooruitgang hebben geboekt in termen van reactie op de crisis, in termen van de les die wij hebben getrokken uit de tekortkomingen die wij in het verleden hebben gezien, hetzij op het gebied van de instrumenten, hetzij op het gebied van het beleid. Ik heb echter tevens zeer duidelijk gezegd dat dit misschien niet voldoende zou zijn. De structuur, het ontwerp is één ding, maar het toe te passen beleid is een ander ding. De echte test bestaat erin te zien waartoe de regeringen en tevens onze instellingen thans in staat zijn in termen van inhoud. Inhoud is belangrijker dan instrumenten.

Ik heb u echter tevens op een naar ik meen zeer transparante wijze gezegd dat de Commissie wat ambitie betreft op sommige gebieden verder zou hebben willen gaan. Wij hebben bijvoorbeeld onderstreept dat wij ten aanzien van het permanente stabiliteitsmechanisme voor meer flexibiliteit waren. Jammer genoeg was het niet mogelijk consensus te bereiken over dit hogere ambitieniveau. Dit gezegd hebbende, denk ik dat het een vergissing zou zijn om de successen af te wijzen die wij hebben behaald.

Wat die ambitie betreft, zou ik dit belangrijke aspect willen onderstrepen, omdat sommigen hebben gesuggereerd dat de Commissie andere voorstellen zou moeten doen. De Commissie heeft reeds bijna alles voorgesteld wat u hebt genoemd. Op 9 mei 2010 heeft de Commissie – ikzelf en commissaris Rehn – een wetsvoorstel met betrekking tot een volledig communautaire benadering van het stabiliteitsmechanisme ingediend.

Wij hebben de bundeling van bijvoorbeeld het schuldenbeheer voorgesteld, ofte wel joint and several guarantees. Dit voorstel is door de lidstaten afgewezen. Niet door u, maar het is van cruciaal belang om toestemming van de lidstaten te verkrijgen, mijnheer Verhofstadt. Wij hebben de tekst voorgelegd tijdens de top van de eurozone. Hij is afgewezen door een grote meerderheid van de lidstaten. Dat zijn de feiten.

Wat betreft de specifieke kwestie van de eenstemmigheid of de regels inzake de meerderheid voor het permanente stabiliteitsmechanisme, ik heb dit laatste zelf voorgesteld; ten overstaan van de Voorzitter van de Europese Raad en enkele staatshoofden en regeringsleiders heb ik erop aangedrongen dat zij regels inzake de gekwalificeerde meerderheid zouden aanvaarden. Dat hebben ze echter geweigerd.

Men kan dus wel blijven aandringen, maar de bepalingen moeten duidelijk zijn, en u moet precies weten aan wie u uw verzoeken moet richten. De Commissie heeft ambitieuze voorstellen gedaan, bijvoorbeeld ten aanzien van stresstests; de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank hebben geloofwaardige en transparante tests voorgesteld voor de Europese Centrale Bank.

Wat de eurobonds betreft: daarover spreekt de Commissie naar ik meen reeds sinds ten minste dertig jaar. Dit idee is afgewezen door sommige van onze lidstaten. Ikzelf heb hier gesuggereerd – en ik kan u verzekeren dat ik hetzelfde zal doen voor de financiële vooruitzichten – dat we thans in ieder geval projectobligaties zouden kunnen hebben om investeringen op het niveau van de Europese ontwerpbegroting te financieren. Wij zullen zien wie zich zal aandienen om deze benadering ten gunste van Europese investeringen te ondersteunen. En misschien kunnen sommigen van u ons dan met uw eigen Europese partijen ervan overtuigen om deze ambitieuzere benadering ten aanzien van de financiële perspectieven te ondersteunen. Dit is voor ons misschien een kans om nog nauwer samen te werken. Tot zo ver de ambitie op Europees niveau.

(Applaus)

Zelfs wat betreft de sociale dimensie, waarover ik nu met u zou willen spreken, heeft de Commissie zich veel moeite getroost om ervoor te zorgen dat in de 2020-strategie meer nadruk wordt gelegd op sociale aspecten en op onderwijs. Dat ging echter niet van een leien dakje. Sommige regeringen hebben gezegd dat het op grond van het subsidiariteitsbeginsel niet de taak van Europa of van de Europese Unie was om rechtstreeks actie te ondernemen ten aanzien van de sociale aspecten en het onderwijs.

Laten we nu in het kader van de 2020-strategie – waarbij het toch mogelijk was een bepaalde consensus te bereiken om bijvoorbeeld de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting op te nemen – proberen dit beleid te ontwikkelen en tevens investeringen te bevorderen, met name in onderwijs en innovatie.

Ik wil echter hierover iets zeggen waarvan u misschien niet op de hoogte bent. De Commissie heeft enige tijd geleden – naar ik meen twee jaar geleden – voorgesteld noodvoedselhulp te verstrekken aan bepaalde Europeanen omdat er thans ook in Europa mensen zijn die niet genoeg te eten hebben. Onlangs heb ik samen met Joseph Daul, de voorzitter van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten), de voedselbank hier in het departement Bas-Rhin bezocht. Europa kent aan armoede gerelateerde problemen. Welnu, wist u dat twee regeringen de Commissie voor het Hof van Justitie hebben gedaagd omdat de Commissie een mechanisme had ingevoerd om de armste mensen in Europa te helpen? Zo is de situatie.

Laten we volkomen duidelijk zijn. De Commissie is voor een Europa dat ambitieuzer is ten aanzien van de governance; zij is voor een rechtvaardige groei en voor meer sociale rechtvaardigheid op Europees niveau. Tegelijkertijd moeten wij echter het Parlement en de lidstaten aan onze zijde hebben. En hiervoor moeten wij knokken. Naar mijn mening slaat men derhalve de plank compleet mis door de Commissie de schuld te geven, aangezien zij de voorhoede vormde in de strijd voor een socialer, eerlijker Europa en voor een veel overtuigender governance.

Laten we echter ook hierover volledig duidelijk zijn. Ik denk dat Europa er niet bij gebaat is indien we zeggen dat het huidige probleem het probleem van Europa is, alsof de verantwoordelijkheid helemaal niet ligt bij sommige regeringen die hun schulden onaanvaardbare niveaus hebben laten bereiken of hun banken een groei hebben laten verwezenlijken die meerdere malen groter is dan die van hun bruto binnenlands product. Regeringen zijn eveneens gedeeltelijk verantwoordelijk. Die verantwoordelijkheid is van cruciaal belang. Daarom moeten wij thans op solidariteit gebaseerde oplossingen vinden, maar ook verantwoordelijk handelen. Daarom ben ik er bijvoorbeeld trots op dat de Commissie en ik het voorstel hebben ondersteund om de rente die Griekenland betaalt, te verlagen en dat wij nu hetzelfde doen voor Ierland. Wij denken dat dit juist is, niet alleen om te voorkomen dat onze Griekse en Ierse medeburgers worden opgezadeld met zeer hoge kosten, maar ook om ervoor te zorgen dat de schuld draaglijk is. In deze geest van solidariteit en verantwoordelijkheid kunnen wij gemeenschappelijke antwoorden vinden, zodat wij – naar ik hoop – een probleem kunnen voorkomen waarop sommigen van u hebben gezinspeeld en dat mij zorgen baart, namelijk het probleem van een zekere tweedeling in Europa, met name een tweedeling tussen noord en zuid, tussen centrum en periferie. Ik denk dat het Europa dat wij willen bouwen, een solidair Europa is, niet een eersteklas en tweedeklas Europa, maar een Europa waarmee alle Europeanen zich kunnen identificeren.

(EN) Ik heb de belasting op financiële transacties al namens de Europese Unie in woord en daad verdedigd in de G20. Deze belasting is door een groot aantal van onze G20-partners verworpen.

De vraag waarover we nu debatteren, is of we op Europees niveau een belasting op financiële transacties kunnen – of zouden moeten – hebben of niet. Laat ik nogmaals eerlijk zijn. Meerdere lidstaten zijn hier fundamenteel op tegen. Zij zullen er niet mee instemmen. Wat ik in de vorige Europese Raad heb gezegd, was dat de Commissie nu bezig is effectbeoordelingen uit te voeren voor verschillende opties voor de financiële sector en dat zij binnenkort met voorstellen zal komen. Het is heel belangrijk dat de Commissie deze aankondiging heeft gedaan in de Europese Raad, want nu staat er in de conclusies van de Europese Raad tenminste een toezegging om te kijken naar de voorstellen voor financiële belastingheffing die de Commissie naar voren zal brengen. Ik denk dat het qua rechtvaardigheid belangrijk is dat de financiële sector ook bijdraagt aan het antwoord op de crisis, want ten minste een deel van het gedrag in de financiële sector heeft in belangrijke mate deze crisis veroorzaakt. Ik denk dat dit niet meer dan billijk is. Dat is mijn eigen standpunt, en ik twijfel er niet aan dat het ook het standpunt is van de Commissie. Ik zal op dit punt met voorstellen komen.

Hetzelfde geldt voor de gemeenschappelijk geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). Er is wat verzet in sommige hoeken van de Raad, maar de Commissie heeft het voorstel gepresenteerd en we zullen ervoor vechten, want we zijn van mening dat de CCCTB belangrijk is voor de voltooiing van de interne markt. Dit is precies de benadering die we verdedigen.

We hebben heel lang gediscussieerd over de procedure en instrumenten. Nu is het tijd om de procedure en instrumenten in te zetten ten dienste van de inhoud. De procedure en instrumenten zijn belangrijk, maar zij staan in dienst van de inhoud en kunnen deze niet vervangen. De uitdaging die we het hoofd moeten bieden, is onze economische vernieuwing. De waarheid is dat we vertrouwen nodig hebben om te kunnen investeren. Vertrouwen hangt af van ons vermogen om te moderniseren, te innoveren en duurzamer en concurrerender te worden. Laten we oorzaak en gevolg niet door elkaar halen. Investeringen zullen worden aangetrokken als we de Europa 2020-strategie snel en voortvarend ten uitvoer leggen, en als we onze doel nastreven van een Europa dat duurzaam en concurrerend is in een geest van samenwerking en solidariteit met alle lidstaten, inclusief Portugal.

(FR) Mijnheer Schulz, u weet maar al te goed dat ik me als voorzitter van de Commissie niet mag bemoeien met de Portugese politiek. Wanneer u ooit niet meer voorzitter van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement bent en een andere functie bekleedt, zult u dat op een volledig onafhankelijke wijze doen, dat weet ik zeker, en zult u zich niet bemoeien met interne vraagstukken binnen uw fractie.

Tegelijkertijd moet ik echter zeggen dat de politieke crisis in Portugal de situatie inderdaad niet makkelijker heeft gemaakt, terwijl Portugal al in een lastig parket zat. Wij, de Europese instellingen, moeten de nationale democratie en de besluiten van ieder nationaal parlement echter respecteren, en we hopen dat Portugal nu de beste oplossingen zal vinden.

In ieder geval steunt de Commissie Portugal bij het zoeken naar de beste oplossingen, uiteraard binnen het kader van de door Portugal aangegane verplichtingen, ook tegenover de Europese partners. Ik denk dat we op basis van die actieve solidariteit en van die verantwoordelijkheid een antwoord op de crisis kunnen vinden.

Het is waar dat er op dit moment een nogal pessimistische sfeer hangt. Als gekozen vertegenwoordigers van de Europeanen bent u trouwens een afspiegeling van de gevoelens die in Europa heersen. Het is normaal dat we bezorgd zijn, maar ik denk dat we de politieke moed en de visie moeten opbrengen om te laten zien dat we vertrouwen hebben in ons Europese project. Ik ben namelijk van mening dat we het vertrouwen in Europa niet kunnen herstellen met pessimisme. De Commissie is bereid om met enthousiasme te blijven samenwerken met u, met de Europese Raad, met de Raad, met alle instellingen, voor een sterker, duurzamer, eerlijker, rechtvaardiger en economisch sterker Europa.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad. (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik ben blij dat ik voor zo’n vol Huis mag toespreken, het volste sinds ik voorzitter van de Raad geworden ben,

(Applaus)

maar ik denk dat u niet alleen maar voor mij naar deze vergaderzaal gekomen bent.

Allereerst wil ik u bedanken voor al uw opmerkingen, de positieve en de negatieve. Dat is me werkelijk opgevallen, ook al omdat we in de Europese Raad altijd unanimiteit moeten bereiken met alle collega’s, staatshoofden en regeringsleiders, ook van uw partijen. Er zijn socialisten, christendemocraten, conservatieven, liberalen, allemaal leden van uw politieke families, en iedere keer proberen we het met elkaar eens te worden, en iedere keer lukt het.

Iemand heeft net gezegd dat ik wel de eeuwige idealist moet zijn, een droomdenker! Ik geloof niet dat dit mijn rol is, maar ik probeer – binnen de grenzen van het mogelijke – ervoor te zorgen dat er in de meeste gevallen een convergentie tot stand komt tussen de voorstellen van de Commissie en het resultaat van de Europese Raad. De voorzitter van de Commissie kan dat bevestigen. Ik zal u een voorbeeld geven. De voorstellen van de Commissie waren de basis van de taskforce inzake economisch bestuur, en het resultaat ligt heel dicht bij die voorstellen. Ik zal proberen, samen met het Parlement, om die voorstellen nog verder te verbeteren. Het is dus mijn rol om een consensus tot stand te brengen, maar die moet zo communautair mogelijk zijn, en ik denk dat ik die rol bij een aantal cruciale dossiers inderdaad heb kunnen spelen.

Ik wil even ingaan op het ‘Euro Plus-pact’ – u weet wel, dat documentje dat het uitgangspunt van onze gesprekken was – en op het uiteindelijke document over het Euro Plus-pact. Meerdere sprekers, zelfs leden van eurosceptische fracties, hebben gezegd dat hun land zou moeten toetreden tot het Euro Plus-pact. Het is blijkbaar nog niet zo slecht. We hebben een compromis kunnen sluiten tussen de ambitieuze doelstellingen, we willen enerzijds dat onze economie een sterke concurrentiepositie houdt, en dat de overheidsfinanciën houdbaar blijven, en anderzijds moet dit op het nationale niveau worden ingevuld, want meestal moeten hiervoor nationale besluiten worden genomen.

Mijn tweede opmerking gaat in zekere zin over de methode. Veel van de kritiek aan het adres van Europa is inhoudelijk terecht, maar niet in overeenstemming met het Verdrag. Het nucleaire beleid en de energiemix zijn bijvoorbeeld bevoegdheden van de lidstaten, daar kan ik niets aan veranderen. Zelfs de veiligheid en de zekerheid van nucleaire installaties zijn in hoge mate een nationale bevoegdheid. Bepaalde bevoegdheden liggen bij de Gemeenschap, bij Europa, en we hebben in deze conclusies van de Europese Raad geprobeerd om daar optimaal gebruik van te maken. Ik denk dat de Commissie nog nooit zo’n belangrijke rol heeft gespeeld op het gebied van de nucleaire veiligheid als sinds de Europese Raad een paar dagen geleden. We moeten ons echter altijd aan de bepalingen van het Verdrag houden.

Er is gesproken over minimumlonen in bepaalde landen, maar die zijn een nationale bevoegdheid. Er is gesproken over ongelijkheid, precaire leefomstandigheden, onrecht, maar de maatregelen om die te bestrijden zijn meestal een nationale bevoegdheid. Ik wil er echter aan toevoegen dat heel wat maatregelen die nu moeten worden genomen in verband met de concurrentiepositie en de overheidsfinanciën eigenlijk door de regeringen van de lidstaten hadden moeten worden genomen, zonder dwang vanuit Europa. Vanuit Europa komt wat meer druk, omdat in ieder geval zeventien landen een gezamenlijke munt hebben die we moeten verdedigen, maar de meeste landen moeten deze maatregelen hoe dan ook nemen, in hun eigen belang, voor de eigen burgers, om de toekomst van het eigen land te garanderen. En Europa voert de druk nog een beetje op.

U mag de Europese Unie er dus niet van beschuldigen dat ze heeft nagelaten wat ze niet mag doen. Zijn onze maatregelen in verband met de governance te zwak? Wel, de Raad zal samen met het Europees Parlement proberen om het economisch bestuur te verbeteren, en net als in andere gevallen ben ik ervan overtuigd dat we compromissen zullen sluiten. Het is heel goed mogelijk dat de directeur van de centrale bank van een van de zeventien landen kritiek heeft in verband met het economisch bestuur, maar ik kan voorbeelden noemen van andere directeuren in landen rondom Nederland die dat heel anders zien. Ik kan u zo nodig namen noemen, ik kan ze citeren; dat is wel heel gemakkelijk.

Ik wil ook ingaan op de huidige crisis, geachte afgevaardigden. We moeten naar de toekomst kijken en we hebben in dat verband belangrijke besluiten genomen over bepaalde instrumenten, maar we moeten ook naar het verleden kijken. Ik heb al gezegd dat we de gevolgen moeten opvangen van wat er in het verleden gebeurd is. Al ontwikkelen we de beste instrumenten – financiële faciliteiten, stabiliteit, een verdragswijziging, het economisch bestuur, het pact – we kunnen de problemen van landen die moeilijkheden hebben niet oplossen, of de problemen van banken, die nog steeds onder druk staan. We moeten dus naar de toekomst kijken, maar ook naar het verleden.

In verband met het verleden moet ik zeggen dat er in bepaalde lidstaten onvoldoende is gedaan, maar ook op het Europese niveau. We moeten enige zelfkritiek uiten. We moeten er echter vooral voor zorgen, en dat zullen we ook doen, dat er niet nog eens een dergelijke crisis uitbreekt. Daarvoor hebben we al de nodige maatregelen genomen. In de tussentijd moeten we, zoals gezegd, echter de gevolgen van de fouten uit het verleden verwerken, in bepaalde landen die u kent, en die onder dit programma vallen, zoals Griekenland en Ierland, maar ook in andere landen die maatregelen nemen om te vermijden dat ze onder dit programma komen te vallen. Hadden we deze maatregelen een jaar geleden al moeten nemen? Nee! Zijn er in het verleden grote fouten gemaakt? Bepaalde landen hebben het stabiliteits- en groeipact zeven of acht jaar geleden ondermijnd. Als ze dat niet hadden gedaan hadden we nu veel efficiëntere instrumenten, en hadden we allerlei crises kunnen vermijden.

Geachte afgevaardigden, ik wil ook iets zeggen over de economische groei. Sinds 2010 hebben we een economische groei van gemiddeld 2 procent, dat is wat we van 1999 tot 2008 gemiddeld hadden. In 2010 is de economie gegroeid. In 2011 hebben we een gemiddelde economische groei van 2 procent gehad. Moeten we nog meer doen? Natuurlijk moeten we nog meer doen. Zijn overheidsinvesteringen het enige instrument? Zeker niet! De interne markt is iets heel belangrijks. We moeten die uitdiepen. De Commissie heeft voorstellen gedaan, en die zullen we over een paar weken weer bespreken, tijdens de Europese Raad in juni, en we zullen ook in de herfst op dit onderwerp terugkomen.

Tot slot wil ik nog op Libië ingaan. Men kan op alles en iedereen kritiek hebben, maar zonder Europa, zonder een Europees leiderschap, had er in Libië een bloedbad plaatsgevonden. Zonder Europa hadden er slachtpartijen plaatsgevonden. Sommige leden waren erg kritisch over de rol van de Europese Unie, maar we hebben op tijd ingegrepen! Zonder Europa was er op mondiaal niveau in de Verenigde Naties niets gebeurd. Na al die kritiek mocht dit ook wel eens gezegd worden, ook dit is de waarheid. Hebben we in het verleden wel eens gezondigd? Ja! Hebben we de juiste politieke keuzes gemaakt, hebben we onze koers aangepast? Ja! En het is de verdienste van de Europese Unie dat we onze koers hebben aangepast.

(Applaus)

Ik wil nog een laatste opmerking in mijn eigen taal maken.

(NL) Ik heb daarstraks mijnheer Eppink gehoord, die teleurgesteld was. Ik ben teleurgesteld in zoveel intellectuele oneerlijkheid. Ik ga daar niet dieper op in. Maar hier met een foto staan zwaaien, wetende dat ik in functie was en dat dit niet mijn persoonlijke overtuiging was, ik moet u zeggen dat ik zeer teleurgesteld ben in mijnheer Eppink.

 
  
  

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz (S&D). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, aan het einde van dit debat wil ik graag een persoonlijke verklaring afleggen. Ik doe dat niet alleen namens mezelf, maar ook namens veel collega’s die de hele tijd in de zaal waren en dit debat hebben gevolgd. Sinds ik lid ben van het Europees Parlement ben ik zelden zo slecht behandeld als vandaag: de heren Van Rompuy en Barroso hebben de bal heen en weer gekaatst, dat wil ik heel duidelijk zeggen. U, mijnheer Barroso, vertelt ons: ‘Ik kan wel initiatieven nemen waarvoor hier in het Parlement een enorme meerderheid bestaat, maar die lopen op de klippen omdat de lidstaten ze afwijzen.’ Ik zou u een goed advies willen geven: u bent wetgever, leg wetsontwerpen op tafel! Dan krijgt u een meerderheid in dit Parlement, en dan kan de Raad niet meer zeggen dat er nu eenmaal geen voorstellen zijn.

(Applaus)

U mag zich niet meer achter de Raad verstoppen!

En tegen u zou ik het volgende willen zeggen, mijnheer Van Rompuy: u vertelt ons dat u in de Raad compromissen sluit met de ondersteuning van de socialisten, de liberalen, de conservatieven en de christendemocraten. In de Raad zitten staatshoofden en regeringsleiders, en die zijn soeverein. Hier probeert een voorzitter van de Raad het Verdrag van Lissabon op zijn kop te zetten. Het resultaat van het Verdrag van Lissabon is namelijk dat de Raad van staatshoofden en regeringsleiders steeds meer taken naar zich toetrekt maar tegelijkertijd zegt: we besluiten met algemene stemmen. Dat was niet de bedoeling van het Verdrag van Lissabon, dat ertoe moet leiden dat er in de EU in de regel meerderheidsbesluiten worden genomen. U interpreteert het Verdrag van Lissabon verkeerd!

(Applaus)

Daarom is het de allerhoogste tijd dat het Europees Parlement het heft in handen neemt en de communautaire methode zelf verdedigt!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Belet (PPE), schriftelijk. Voorzitter, de EU heeft de voorbije weken een kwantumsprong gemaakt op het vlak van de economische integratie. Het Euro Plus-pact zet ons op weg naar een opgedreven economische samenwerking, mét respect voor de tradities van sociaal overleg zoals die in de lidstaten bestaan. Maar hier mag het werk uiteraard niet ophouden. We moeten nu fase 2 op gang brengen en de weg vrijmaken voor Europese investeringsprojecten waarmee we ook onze EU 2020-agenda in de praktijk brengen.

Commissievoorzitter Barroso zegt hier toe dat hij met een voorstel zal komen voor de invoering van een belasting op financiële transacties. Die middelen moeten we aangrijpen om de broodnodige, grensoverschrijdende investeringen te doen, met name in energie-infrastructuur, aangevuld met Europese projectobligaties en geld voor publiek-private samenwerking. Dat is de enige manier om de burgers ervan te overtuigen dat Europa, meer dan ooit, hun garantie is op een welvarende toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Tijdens de laatste Europese Raad van 24 en 25 maart hebben de lidstaten zich gebogen over de grote uitdagingen waarmee de Europese Unie op dit moment geconfronteerd wordt, op economisch en diplomatiek vlak: Libië en Japan. Er zijn weliswaar positieve signalen die wijzen op een economische heropleving, maar de toestand is nog steeds moeilijk en het einde van de economische crisis lijkt nog lang niet in zicht. Neem Portugal bijvoorbeeld. Jammer genoeg heeft Portugal net als Griekenland en Ierland uiteindelijk toch economische en financiële steun moeten vragen. Daarom is het belangrijk dat we de economische en financiële maatregelen goedkeuren die noodzakelijk zijn om de crisis aan te pakken, om te voorkomen dat er nog landen zijn zoals Griekenland, Ierland en Portugal die zich te diep in de schulden steken, om het economische bestuur van de Europese Unie te versterken en om werkgelegenheid te garanderen. Er is een pakket van zes maatregelen goedgekeurd die me op het eerste gezicht positief lijken en waarvan de verwachtingen vrij ambitieus zijn, zoals de vaststelling van een Europees mechanisme voor financiële stabiliteit, het Euro Plus-pact, enzovoort. Ik hoop dat deze maatregelen zo snel mogelijk kunnen worden uitgevoerd zodat ze de broodnodige en verhoopte resultaten kunnen beginnen op te leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Het Euro Plus-pact en het Europees stabiliteitsmechanisme zullen de lidstaten voorzien van de financiële bijstand die ze nodig hebben in ruil voor een betere onderlinge afstemming van hun economisch beleid. Beide voorstellen bieden daartoe een constructieve set maatregelen, met name met het oog op het voorstel inzake de onderlinge afstemming van het fiscaal beleid, een essentiële hervorming in een unie van landen die het gebruik van een enkele munt nastreven. Voorts functioneert het Europees stabiliteitsmechanisme, dankzij zijn interventiefaciliteit van 500 miljard euro, als een Europees monetair fonds dat geautoriseerd is om geld te lenen en direct obligaties te kopen van landen, terwijl het ook financiële speculatie tegengaat.

Dit neemt echter niet weg dat bepaalde voorstellen in het pact niet werkbaar zijn. Fiscale bezuinigingsmaatregelen en het extreem flexibel maken van de arbeidsmarkt zullen de economische groei vertragen, de werkloosheid hoog houden en de arbeidsmarkt uit balans brengen. Mijns inziens zijn geleidelijke fiscale consolidatie en bescherming van het Europees sociaal model geboden om de basis te leggen voor een gezonde economische groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk.(EN) Er is in deze plenaire vergadering veel gezegd over het effect van het reddingspakket voor de Republiek Ierland. Er moet echter worden erkend dat deze crisis ook een groot domino-effect heeft op mijn eigen kiesdistrict Noord-Ierland, dat een landsgrens heeft met de Republiek. Er is veel grensoverschrijdend verkeer op het punt van financiën, diensten en personen voor arbeidsdoeleinden. Bancaire instellingen uit de Republiek Ierland hebben ook een aanzienlijk belang in Noord-Ierland. Het liquiditeitsprobleem waar deze banken momenteel mee kampen, heeft daardoor directe gevolgen voor ondernemingen in Noord-Ierland, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, wat betreft hun toegang tot financiering. In een tijd dat ’kleine en middelgrote ondernemingen vechten om te overleven in een toch al zwaar economisch klimaat, helpt dit alleen maar om een moeilijke situatie nog slechter te maken. Momenteel gaat 30 procent van alles dat wordt vervaardigd of geproduceerd in Noord-Ierland, direct naar de markt in de Republiek Ierland. Een zwakke markt in de Republiek heeft dus directe en ernstige consequenties voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheid in mijn kiesdistrict. Ik verzoek voorzitter Barroso om deze ernstige situatie te erkennen en de taskforce te gebruiken om te kijken naar manieren om de situatie waarin wij ons nu bevinden, te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Tijdens de laatste Europese Raad zijn besluiten genomen die, als ze worden uitgevoerd, een ongewone, brutale en gevaarlijke aanslag inhouden op de werknemers en de volkeren van Europa. Ze zijn gebundeld in het zogenaamde ‘Euro Plus-pact’. De nieuwe naam dient vast en zeker om te verbergen wie de echte auteurs zijn – Duitsland en Frankrijk – omdat de vorige naam, ‘mededingingspact’, hen onmiddellijk zou verraden. Samen met het zogenaamde economische bestuur vormt dit pact ook een aanslag op de lidstaten die economisch en sociaal kwetsbaar zijn. Daarmee worden ze veroordeeld tot economische afhankelijkheid en achterstand.

Beide instrumenten passen in het kader van de aangekondigde wijziging – volgens de vereenvoudigde herzieningsprocedure en zonder referenda te houden – van het Verdrag van Lissabon om de zogenaamde voorwaarden van het Europees mechanisme voor financiële stabiliteit vast te stellen. Volgens de conclusies van de Raad gaat het om ‘stringente beleidsvoorwaarden in het kader van een macro-economisch aanpassingsprogramma’, waarvan de ontwikkeling en de uitvoering in handen zullen zijn van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds.

Eigenlijk hebben we te maken met een proces om de politieke en economische macht te concentreren in de instellingen van het internationaal kapitaal zelf, en niet langer alleen in een directoraat van mogendheden dat ten dienste staat van de grote economische en financiële groepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ildikó Gáll-Pelcz (PPE), schriftelijk. (HU) Het is belangrijk dat we in een moeilijke, kritieke periode in het leven van heel Europa samen de komende doelstellingen evalueren, evenals de positieve veranderingen die in die richting hebben plaatsgevonden. Het fungerende Hongaarse voorzitterschap heeft al ten tweeden male een enorm succes geboekt ten aanzien van het economisch bestuur, het stabiliteitsmechanisme en het Europees semester. Tijdens de reeks besprekingen die heeft plaatsgevonden in het kader van de meest recente bijeenkomst van de Europese Raad eind maart, is men er tevens in geslaagd een overeenkomst te bereiken over een beperkte herziening van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die tot doel had de stabiliteit van de eurozone en de euro te vergroten. Op de raadsvergadering heeft het Hongaarse voorzitterschap voor een rationeel, handhaafbaar en verantwoordelijk economisch beleid gestemd, waarbij het naast de institutionalisering van het Europees semester ook het stabiliteitsmechanisme heeft versterkt. We moeten evenwel benadrukken dat de elementen van het economisch bestuur op geen enkele wijze verward mogen worden met het Euro Plus-pact, dat in zijn huidige fase een intergouvernementele overeenkomst is. Hoewel het pact mogelijkerwijs goed is, kan de eengemaakte interne markt niet met niet-contractuele intergouvernementele overeenkomsten worden gereguleerd. Vanwege een onopgehelderd punt van het pact betreffende belastingharmonisatie wil Hongarije het akkoord voorlopig niet in zijn geheel toepassen, aangezien we belang hebben bij een vergroting van ons concurrentievoordeel en daardoor op lange termijn bij reële werkgelegenheidsschepping en economische groei.

 
  
MPphoto
 
 

  Sandra Kalniete (PPE), schriftelijk. – (LV) Het doet mij veel deugd dat 23 EU-lidstaten het eens zijn geworden over een pakket maatregelen voor het veiligstellen van financiële stabiliteit en de bevordering van groei – het Euro Plus-pact. Ook belangrijk is het akkoord dat is bereikt over structurele hervorming en begrotingsconsolidatie en de definitieve resolutie over de amendementen op het Verdrag van Lissabon voor de oprichting van het Europees stabiliteitsmechanisme. Alle landen moeten budgettaire consolidatiemaatregelen doorvoeren en maatregelen gericht op het voorkomen van macro-economische onevenwichtigheid. Verder moeten er structurele hervormingen ingevoerd worden om werkgelegenheid en sociale insluiting te bevorderen. Deze moeten aan de hand van de specifieke situatie in elk land worden vastgesteld. De deelname van 23 Europese landen aan dit pact doen bij ons de hoop ontstaan dat deze maatregelen economische groei zullen bevorderen. Dit is een stap in de goede richting en een verstandig antwoord op deze economische uitdagingen. Dit pact sluit naadloos aan op het werk van het Parlement en de Commissie inzake verbetering van de interne markt en de drie verslagen die we deze week in het Parlement goedkeuren. We moeten nog krachtiger beslissingen nemen. De regeringen van de lidstaten mogen de electorale cyclus niet als excuus aanwenden om het nemen van belangrijke maar impopulaire beslissingen uit te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilja Savisaar-Toomast (ALDE), schriftelijk. – (ET) De Europese Raad die plaatsvond op 24 en 25 maart heeft een aantal beslissingen genomen die naar mijn mening belangrijk zijn en die niet langer uitgesteld konden worden. Ik denk dat de belangrijkste beslissing met betrekking tot het Europees economisch beleid het Euro Plus-pact is, dat voorziet in een gemeenschappelijke agenda en gemeenschappelijke doelstellingen. De vier belangrijkste doelstellingen zijn: het concurrentievermogen bevorderen, de werkgelegenheid bevorderen, de duurzaamheid van de financiering van de overheidssector verhogen en de financiële stabiliteit herstellen. Als gevolg van dit pact zijn enkele andere lidstaten toegetreden tot de eurozone, bijvoorbeeld Letland, Litouwen, Polen, Denemarken, Roemenië en Bulgarije. Ik acht het momenteel uitermate belangrijk om tot gemeenschappelijke overeenkomsten te komen waarbij zowel gelijke regels als gemeenschappelijke mechanismen worden toegepast om de gewenste doelstellingen te behalen. Ik wil in het bijzonder de lidstaten noemen die geen lid zijn van de eurozone, maar die zich toch bij dit pact hebben aangesloten. Hopelijk gaat de toepassing van gemeenschappelijke regels hand in hand met de harmonisatie van nationale percepties, en dit hangt in het bijzonder samen met de duurzaamheid van de financiering van de overheidssector om te voorkomen dat de situaties waardoor Griekenland en Ierland overspoeld werden, in de toekomst nog eens voorvallen. Tegelijkertijd kunnen we het niet bij deze beslissingen laten, omdat deze slechts resultaten op de korte termijn hebben. Het is belangrijk om oplossingen te creëren voor toekomstige investeringen, hetzij door eurobonds, hetzij door andere oplossingen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. (PL) De afgelopen top van de Europese Raad luidt een nieuwe fase in, een fase van meer economische coördinatie en convergentie in de EU en de eurozone. Het Euro Plus-pact dat door de staats- en regeringshoofden is aangenomen en waar de landen uit de eurozone en Bulgarije, Denemarken, Litouwen, Letland, Polen en Roemenië aan deelnemen, biedt een reële kans dat de hierin geformuleerde doelen gehaald worden. Het gaat hierbij om ondersteuning van het concurrentievermogen, de werkgelegenheid, de stabiliteit van de overheidsfinanciën en de financiële stabiliteit in het algemeen. Het is de moeite waard hierbij te vermelden dat het pact geen concrete politieke of economische maatregelen voorschrijft om deze doelen te behalen, maar het kiezen van geschikte maatregelen overlaat aan de verschillende lidstaten zelf. Het succes van het pact staat of valt ongetwijfeld met de daadwerkelijke betrokkenheid van de lidstaten en de effectiviteit van het toezicht op hun vorderingen. De EU kan zich op het gebied van economische coördinatie niet opnieuw een mislukking veroorloven zoals het falen van het stabiliteits- en groeipact. Tijdens de top is ook ingestemd met de toevoeging van een voorschrift over de opname van een permanent Europees stabiliteitsmechanisme in het Verdrag. Dat wordt bij gezamenlijke overeenstemming van de lidstaten in werking gesteld wanneer zekerstelling van de stabiliteit van de eurozone als geheel noodzakelijk blijkt. In het licht van de recente problemen van de landen van de eurozone is dit een bijzonder belangrijk besluit. Een permanent, in het Verdrag vastgelegd mechanisme vormt een solide garantie bij vergelijkbare problemen in de toekomst en vermindert eveneens het risico op speculatieve aanvallen op de Europese munt. Bovendien is het verheugend dat het mechanisme ook voor lidstaten buiten de eurozone openstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. (PL) We kunnen de crisis slechts effectief bestrijden wanneer we samenwerken zonder onderscheid te maken tussen landen binnen en buiten de eurozone. De opbouw van een steeds concurrerender Europese Unie valt moeilijk voor te stellen zonder de deelname van landen als het Verenigd Koninkrijk, Zweden of Polen. Het nieuws over de aanvaarding van het Euro Plus-pact is daarom bijzonder welkom. In het begin kregen we de indruk dat de eurozone niet alleen zichzelf wilde hervormen, maar daarnaast ook hervormingen wilde doorvoeren buiten de EU-structuren. Dit veroorzaakte de nodige onrust onder de leden van het Europees Parlement. Het is echter gelukt deze angsten weg te nemen en namens het Parlement een principieel standpunt in te nemen. Het is alleen jammer dat de lidstaten het pact niet in zijn geheel hebben goedgekeurd, vooral met betrekking tot het Europees stabiliteitsmechanisme dat volgens ons al vanaf het begin open moet staan voor landen buiten de eurozone.

 

4. Stemmingen
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Wij gaan nu over tot de stemming.

(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)

 

4.1. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering: Polen - Podkarpackie - Machines (A7-0059/2011, Barbara Matera) (stemming)

4.2. Migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU (A7-0075/2011, Fiorello Provera) (stemming)

4.3. De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden (A7-0016/2011, Elisabeth Jeggle) (stemming)

4.4. EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten (A7-0054/2011, Marian-Jean Marinescu) (stemming)

4.5. Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering: Tsjechische Republiek - UNILEVER (A7-0060/2011, Barbara Matera) (stemming)

4.6. Producten en technologie voor tweeërlei gebruik (A7-0028/2011, Jörg Leichtfried) (stemming)
  

Vóór de eindstemming

 
  
MPphoto
 

  Jörg Leichtfried, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, over het resultaat van de stemming kan iedereen denken wat hij wil, maar we liggen heel dicht bij het standpunt van de Raad. De kans is nu heel groot dat we het volledig eens worden met de Raad. Daarom stel ik na overleg met de schaduwrapporteurs voor om de eindstemming uit te stellen.

 
  
 

(De eindstemming wordt uitgesteld)

 

4.7. Door de overheid gesteunde exportkredieten (A7-0364/2010, Yannick Jadot) (stemming)
 

Vóór de stemming over amendement 10

 
  
MPphoto
 

  Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen aankondigen dat de GUE/NGL-Fractie het verzoek om hoofdelijke stemming over beide delen van amendement 10 intrekt.

 
  
 

Vóór de eindstemming

 
  
MPphoto
 

  Yannick Jadot, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, net als bij de vorige stemming heb ik samen met de schaduwrapporteurs besloten om tijdens deze vergaderperiode niet te laten stemmen over deze ontwerpwetgevingsresolutie, maar om de onderhandelingen met de Raad voort te zetten in de hoop dat de Raad heeft geluisterd naar wat het Parlement vandaag tijdens deze stemming heeft laten horen.

 
  
 

(De eindstemming wordt uitgesteld)

 

4.8. Een beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen (A7-0065/2011, Eva-Britt Svensson) (stemming)
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Hiermee is de stemming beëindigd.

 

5. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
 

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Verslag: Fiorello Provera (A7-0075/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, de recente binnenlandse onrust en spanningen in Tunesië, Egypte, Libië en andere Arabische landen hebben geleid tot omvangrijke migratiestromen, die voor Europa een uitdaging vormen. We moeten er natuurlijk op voorbereid zijn om met dergelijke situaties, met dergelijke stromen, om te gaan. We moeten hiervoor gezamenlijk een manier zien te vinden door, in een geest van onderlinge solidariteit, de uitdagingen te overwinnen die ontstaan wanneer ons gemeenschappelijke systeem van buitenaf onder druk wordt gezet.

Daarom verheugt het me dat het Parlement vandaag een beleid heeft aangenomen voor de aanpak van migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden. Het verheugt me met name dat de resolutie van het Parlement de aandacht vestigt op de versterking van de rol van het grensagentschap Frontex. Wij van de Deense liberale partij Venstre strijden daar al geruime tijd voor. In het bijzonder tijdens de huidige crisis in Noord-Afrika heeft Frontex zich bewezen als een uitermate belangrijk instrument voor de aanpak van migratiestromen in de regio. Het enige waar we nu nog behoefte aan hebben, is dat Frontex sneller kan uitrukken wanneer het er echt op aankomt.

 
  
MPphoto
 

  Pino Arlacchi (S&D).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat het een eerste stap is in de richting van een EU-beleid inzake migratiestromen die het gevolg zijn van instabiliteit. In dat opzicht is het belangrijk dat dit Parlement zich uitspreekt tegen die hysterische visie van een op handen zijnde invasie van migranten en asielzoekers vanuit het zuiden.

Wij zullen niet onder de voet worden gelopen door miljoenen mensen die aan politieke achterstelling en dictatuur ontsnappen. Veel mensen zijn bang dat er grotere aantallen asielzoekers aankomen, waardoor onze wankelende welvaartsstaten overbelast raken. Deze bewering is goed om stemmen mee te winnen en steun te verwerven voor een hard immigratiebeleid, maar berust niet op de feiten. Het totale aantal mensen dat de afgelopen tien jaar in het westen asiel heeft aangevraagd is met meer dan 40 procent gedaald volgens gegevens die zojuist door de Verenigde Naties zijn gepubliceerd.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino (PPE).(IT) Voorzitter, dames en heren, ook ik heb dit verslag van de heer Provera gesteund omdat het naar mijn mening een concrete en belangrijke stap voorwaarts vormt in de richting van de solidariteit waarvan sprake is in artikel 80 met betrekking tot solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie. In het verslag wordt ook duidelijk en expliciet aandacht besteed aan diegenen die zich in uiterst moeilijke situaties bevinden, zoals momenteel met name in Noord-Afrika.

Respect voor de mensenrechten, internationale samenwerking, bilaterale betrekkingen zijn essentieel, maar ook regionale organisaties zoals de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie die een toegevoegde waarde kunnen leveren aan een stabiel en duurzaam vredesproces. Wij vertrouwen erop dat tevens vooruitgang zal worden geboekt door maatregelen op soortgelijke gebieden ter stimulering van economische entiteiten die gesteund en geholpen moeten worden om een duurzame, aanhoudende groei te realiseren.

 
  
MPphoto
 

  Mitro Repo (S&D). (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog zeggen dat de door instabiliteit ontstane migratiestromen een grote uitdaging voor de Europese Unie zijn. Het gaat om het individuele lot van mensen, waarbij iedereen een ander verhaal heeft. Ze zijn uit wanhoop op pad gegaan, maar worden allemaal verenigd door de hoop op iets beters.

Europa moet sympathie tonen en willen helpen. De Europese integratie is een succesvol gemeenschappelijk project waarmee we welvaart, stabiliteit en veiligheid hebben gecreëerd, een bron van welzijn. Het wordt lastig en duur om op deze migratiegolf te reageren wanneer deze de poorten van Europa al heeft bereikt.

Het voorbeeld van het eiland Lampedusa toont aan hoe externe veiligheidskwesties in één klap kwesties van binnenlandse veiligheid kunnen worden en daarom is ontwikkelingssamenwerking alleen niet langer genoeg. Europa heeft behoefte aan een alomvattend preventief plan op het gebied van veiligheid, regionale samenwerking, handelsbeleid, klimaatverandering, de bescherming van mensenrechten en de ontwikkeling van democratie. Daar moeten we voor zorgen.

 
  
MPphoto
 

  Carlo Fidanza (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tijdens Europese debatten over migratiestromen wordt vaak de vraag gesteld wat het probleem kan zijn voor een land als Italië, met bijna zestig miljoen inwoners, om enige tienduizenden immigranten op te nemen.

Bij die vraag worden vaak structureel twee feiten buiten beschouwing gelaten. Ten eerste wil een groot deel van deze immigranten naar andere landen van de Europese Unie doorreizen. Ten tweede zijn de laatste twee jaar dankzij de bilaterale overeenkomsten met Libië en Tunesië minder dan 4 000 personen aan de Italiaanse kusten aan land gekomen. De afgelopen twee maanden sinds de politieke crisis zitten we al op 22 000 personen.

Italië staat nu onder een enorme druk. Enerzijds komt er geen eind aan de stroom migranten uit Noord-Afrika, met name economische migranten uit Tunesië, anderzijds weigert Frankrijk de migranten bij Ventimiglia toe te laten omdat ze geen verblijfsvergunning hebben.

Als Europese solidariteit geen loos begrip is, kan dat nu bewezen worden door samen op Europees niveau te regelen hoe deze migratiestromen aangepakt dienen te worden, zowel in noodsituaties als op lange termijn, welke voorzieningen getroffen moeten worden ten aanzien van de mensen die in Europa aankomen en welke maatregelen in de landen van herkomst genomen moeten worden. Dit verslag is een eerste stap in die richting en daarom heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een punt van orde: we zitten in een Kamer die bedoeld is voor debat en we moeten uiteraard allemaal respect tonen voor elkaar. Wanneer twee fractievoorzitters met elkaar aan het praten zijn terwijl andere mensen hun verhaal houden, welke boodschap geven zij daarmee dan af aan hun collega’s?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Daul en mijnheer Schulz, er wordt mij gevraagd of u dit Huis het goede voorbeeld kunt geven.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de maatregel waarover we vandaag hebben gestemd, schept meer duidelijkheid over het verschijnsel van de migratiestromen en verbetert de werking van Frontex. Ik vind dat dit als een positief resultaat gezien moet worden en stem er daarom voor.

De lidstaten zouden naar mijn mening op dit vlak echter ook meer duidelijkheid moeten betrachten, want deze uitdaging gaat niet alleen de Europese instellingen aan, maar ook het beleid van de lidstaten.

Niet alle lidstaten voeren tot nu toe in dit opzicht een helder beleid, om te beginnen met de Italiaanse regering, die de situatie in Lampedusa op een zeer dubieuze en discutabele wijze heeft aangepakt. Duizenden migranten zijn min of meer aan hun lot overgelaten, terwijl solidariteit – niet zozeer in juridisch, maar in humaan opzicht – hun onmiddellijk en zeker ook meer aandacht zou hebben opgeleverd dan nu, afgezien van het feit dat het juridische probleem eveneens aangepakt dient te worden, zoals we hier in dit Huis ook hebben gedaan.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, veel migratiestromen worden veroorzaakt door instabiliteit, maar wij gebruiken deze misplaatste term met enige gêne omdat de instabiliteit in feite de oorlog is, de genocide, het ongecontroleerde geweld, de opstanden, de ellende die deze volken moeten doorstaan, terwijl de Europese Unie stilzwijgend toekijkt. Er is ook een verlangen naar vrijheid. De resolutie waarover we hebben gestemd, pleit voor een beleid ten oosten van de Unie en de meest geschikte beleidsinstrumenten om invloed uit te oefenen op de verschillenden factoren waardoor deze instabiliteit wordt veroorzaakt.

Ik vraag me af of dit buitenlandse beleid enige geloofwaardigheid zal kunnen hebben, aangezien de gebeurtenissen in Libië en Noord-Afrika hebben aangetoond dat er geen buitenlands beleid van de Unie bestaat. De regeringen van de lidstaten hebben ieder voor zich gehandeld, waarbij de wereld en de volken die ze zouden moeten helpen, een beschamend schouwspel is vertoond. De Unie heeft slechts een zeer beperkt toelatingsbeleid voor de vluchtelingen kunnen bieden, terwijl de behoefte veel groter was. Het eiland Lampedusa en Italië hebben geen antwoord op hun roep om hulp gekregen. Daarom stemmen wij zeker wel voor deze maatregel, maar vragen wij de Unie om een buitenlands beleid te ontwikkelen dat die naam waardig is.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Ik heb mij over het verslag-Provera van stemming onthouden, in de eerste plaats omdat ik er heel veel duidelijkheid in mis. Er wordt in dat verslag van alles gezegd en voorgesteld, soms zelfs zinnige dingen, wat merkwaardig is in dit Parlement. Toch blijft het in de eerste plaats, jammer genoeg, een verslag van de complete politieke correctheid, dat nergens, niet op één plaats, niet in één paragraaf of één zinsnede, de nieuwe massale immigratie in het reeds overbevolkte continent Europa, want het gaat toch vooral over de landen van het voormalige West-Europa, ook maar fundamenteel in vraag durft te stellen.

Mijn eigen land Vlaanderen is het dichtstbevolkte land van de hele Europese Unie. Een overgrote meerderheid van de Vlamingen wil geen nieuwe immigratie, zeker niet uit landen met culturen en godsdiensten die waarden voorstaan die volstrekt vijandig staan tegenover de onze. Het wordt hoog tijd dat het Europees Parlement eens gaat luisteren naar de eigen Europese burgers.

 
  
MPphoto
 

  Anna Maria Corazza Bildt (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat we op korte termijn maatregelen moeten nemen om de humanitaire crisis in het Middellandse Zeegebied aan te pakken, waarbij we de waardigheid van de betrokkenen moeten waarborgen wanneer we instrumenten als Frontex gebruiken. We hebben ook een langetermijnvisie nodig om de problemen op te lossen die te maken hebben met de migratiestromen en we moeten banen helpen scheppen in de landen waar deze mensen oorspronkelijk vandaan komen.

Een van de belangrijkste instrumenten van de Europese Unie is het handelsbeleid. Het is nu tijd dat we onze markten meer openstellen, om te beginnen voor landen als Egypte en Tunesië. We moeten ook een dialoog tot stand brengen met het oog op het versterken van de regionale handelsrelatie.

We hebben het voorbeeld van Turkije en hoe succesvol het is, zowel met zijn douane-unie als het doeltreffend doorvoeren van de noodzakelijke democratische hervormingen. We moeten over een douane-unie en een vrijhandelsovereenkomst durven gaan praten met de landen van het Middellandse Zeegebied die zich in de richting van democratie en hervormingen bewegen.

Ik zou tot slot de Raad willen verzoeken om zonder verder uitstel de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels vast te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag gaat men van een onjuiste premisse uit. De gedachte dat emigratie een product van armoede en wanhoop is, blijkt hoewel oppervlakkig gezien plausibel misleidend te zijn. Emigratie is vaker, en dat weten we uit de geschiedenis, het product van toenemende rijkdom en stijgende aspiraties. We hebben zeer onlangs gezien dat de grote migratiestromen uit Tunesië na het herstel van de democratie en het einde van de dictatuur zijn gekomen.

De daadwerkelijke redenen waarom mensen zich uit hun vertrouwde omgeving losmaken en zich honderden kilometers verplaatsen op zoek naar een beter leven, zijn kansen. De realiteit is dat wij in de Europese Unie een situatie hebben geschapen waarin we langdurige structurele werkloosheid hebben en toch nog steeds arbeid moeten importeren. In ons land, het Verenigd Koninkrijk, zijn meer dan vier miljoen mensen werkloos of hebben een arbeidsongeschiktheidsuitkering en toch brengen we elke maand mensen van over de hele wereld het land in om werk te doen dat niet wordt aangenomen door mensen die in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren. Wij hebben miljoenen mensen vastgezet in de ellende van de afhankelijkheid. Wij hebben hen in een situatie gezet waarin werk niet langer deel uitmaakt van hun mentale horizon. Als wij de mensen van die beklagenswaardige aandoening af willen helpen, dan ligt het antwoord niet in het buitenlands beleid, maar in de hervorming van de sociale zekerheid, om zo de waardigheid en onafhankelijkheid van onze eigen burgers te herstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een van de factoren die vaak over het hoofd worden gezien in de debatten over migratie is dat het vaak heel moeilijk is voor degenen die van het ene naar het andere land trekken, en dat zij dat onder zeer moeilijke omstandigheden doen. Denk eens hoe het moet zijn om je familie, je dorp, je woonplaats, al je sociale banden, je vrienden achter te laten, terwijl je misschien niet eens weet of je hen weer zult zien of wanneer je hen weer zult zien. Waardoor verlaten zij die landen en zoeken ze kansen, zoals de vorige spreker heeft gezegd, in het westen? Heel vaak is dat omdat zij ontsnappen aan omstandigheden en regeringen die niet langer hun vertrouwen kunnen afdwingen.

We kunnen op enkele manieren helpen. Laten we eens kijken naar enkele van de beleidsterreinen die we hebben: ons visserijbeleid, dat grote vissersboten stimuleert om de zeeën voor de kust van arme Afrikaanse naties te plunderen, waardoor de vissers daar wanhopig worden en geen werk hebben. Wat doen zij vervolgens? Zij proberen te emigreren. Wij hebben ons hulpbeleid, dat corrupte regeringen in het zadel houdt, waardoor het voor de mensen minder prettig is om in hun land te blijven. Daardoor gaan mensen kijken of ze naar het buitenland kunnen en komen ze hierheen.

We moeten dit juist zien. We moeten begrijpen dat het moeilijk is voor mensen om hun eigen land te verlaten. We zouden ervoor moeten zorgen dat ons beleid mensen helpt om in hun eigen land te blijven.

 
  
  

Verslag: Elisabeth Jeggle (A7-0016/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, voor de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa is het van doorslaggevend belang dat we niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen in plattelandsgebieden dezelfde rechten en mogelijkheden garanderen als die welke gelden voor mensen die in steden wonen. Als we een sterke Europese landbouw willen behouden, moeten we garanderen dat de sector aantrekkelijk is voor zowel werknemers als families. Om dat te bereiken moeten we plattelandsgebieden de mogelijkheid geven om groei, innovatie, banen en ontwikkeling tot stand te brengen. Het is niet nodig om de sector quota en onnatuurlijke vormen van seksesegregatie op te leggen. Daarom is het ook goed dat het Parlement vandaag dit verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en plattelandsgebieden heeft aangenomen en zo een zeer duidelijk signaal afgeeft, namelijk dat vrouwen ook op dit gebied een belangrijke rol spelen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de landbouw- en plattelandsector hebben vrouwen altijd een belangrijke rol gespeeld. Zij maken 42 procent van de beroepsbevolking uit op een totaal van ongeveer 27 miljoen werknemers.

Ondanks dit hoge percentage zijn vrouwen niet goed in de sectororganisaties vertegenwoordigd en worden ze in het besluitvormingsproces gediscrimineerd. De situatie van vrouwen dient op veel gebieden verbeterd te worden; zij hebben bijvoorbeeld geen adequate socialezekerheidsdekking.

De Europese instellingen zouden daarom maatregelen moeten nemen om de ongelijke behandeling van vrouwen op te heffen, mogelijk door toezicht op de sector te houden via een waarnemingspost voor vrouwelijk ondernemerschap, zoals deze al in Calabrië en andere Italiaanse regio’s bestaat.

Het verslag waarover vandaag is gestemd en dat ik heb gesteund, gaat ook uitgebreid in op de problematische leegloop van het platteland. Om de werkgelegenheid te behouden, is een ondersteunend beleid nodig en moeten maatregelen getroffen worden om infrastructuurvoorzieningen en diensten te realiseren die aangepast zijn aan de behoeften van het moderne leven op het platteland.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de levens- en arbeidsomstandigheden zijn ook op het platteland enorm veranderd, door de veranderingen in de samenleving en van de sociale structuren, maar ook door de opzienbarende demografische veranderingen.

Wanneer we willen dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven, of zich daar willen vestigen, dan moeten we in ons steunbeleid meer dan tot nu toe rekening houden met hun noden en wensen. Daarbij mogen we niet vergeten dat de leefomstandigheden van vrouwen op het platteland in de afgelopen jaren veranderd zijn en allerlei ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Individuele vrouwen en vrouwenorganisaties hebben zelf het initiatief genomen en de veranderingen gestuurd.

Ik vind dat onze rapporteur, mevrouw Jeggle, dit heel goed heeft aangetoond, en daarom ben ik van mening dat dit een buitengewoon belangrijk verslag is. Wanneer we het platteland willen ontwikkelen moeten we namelijk niet alleen de infrastructuur opbouwen en het toerisme bevorderen, we moeten er ook voor zorgen dat zich daar weer gezinnen willen vestigen en daarvoor heb je zowel vrouwen als mannen nodig.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Wojciechowski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van mevrouw Jeggle gesteund, onder andere omdat hierin wordt aanbevolen om voldoende financiële middelen voor het landbouwbeleid van de Europese Unie te garanderen. De overigens terechte trend om te bezuinigen mag niet ten koste gaan van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wanneer het platteland en de landbouw in de Europese Unie onvoldoende steun krijgen, wordt het moeilijk om de rol van vrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren en vrouwen te stimuleren om daar onder moeilijke omstandigheden te gaan wonen. Het wordt dan moeilijk om de doelen van dit sleutelbeleid te bereiken, zoals voedselzekerheid, milieubescherming en territoriaal evenwicht. Dat mogen we niet vergeten en ik wil in dit debat over het verslag van mevrouw Jeggle van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals op te roepen om de bezuinigingsdrang binnen de Europese Unie niet ten koste te laten gaan van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd omdat het de onzichtbaarheid helpt tegengaan die tot nu toe kenmerkend was voor het werk en de rol van vrouwen in plattelandsgebieden.

Zonder hun bijdrage zou het onmogelijk zijn, en zijn geweest, om de bevolking en de werkgelegenheid buiten stedelijke gebieden op peil te houden. Die zichtbaarheid moet zich niet alleen in sociale erkenning maar ook in financiële hulp vertalen. In de hulpprogramma’s van het GLB zou men oog moeten hebben voor man-vrouwkwesties, met speciale initiatieven voor vrouwelijk ondernemerschap. Bovendien moet het GLB bijdragen tot de financiering van diensten en de ondersteuning van aspecten, zoals de beschikbaarheid van internet in plattelandsgebieden, die bevorderlijk zijn voor gelijke levensomstandigheden in stedelijke en plattelandsgebieden.

Daarnaast moet het werk dat vrouwen in dit verband doen, wat betreft productie en zorg, met name de zorg voor personen ten laste en kinderen, erkenning vinden in de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ondanks het feit dat vrouwen 42 procent van de werknemers in de landbouw uitmaken en 29 procent van de landbouwbedrijven door vrouwen geleid wordt, is hun vertegenwoordiging in de vakorganisatie vrijwel nihil, hetgeen niet in overeenstemming is met de plaats die zij in de sector innemen.

Dit is onterecht en niet normaal. Daarom moet de Unie vrouwen in die sector meer mogelijkheden geven en adequate oplossingen zoeken voor het geheel van economische activiteiten die zij uitvoeren. Gelijkheid van man en vrouw, gelijke behandeling, sociale bescherming van moeders en erkenning van de specifieke rol die vrouwen in de landbouw vervullen, zijn vereisten.

Stimulering van voortdurende bijscholing is een van de kernpunten waaraan wij geen concessies meer mogen doen. Wij steunen de voorstellen van de rapporteur voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in alle politieke, economische en sociale organen in de landbouwsector en voor steun aan sociale beschermingsmaatregelen voor vrouwelijke zelfstandige ondernemers, werknemers en seizoenarbeiders in de landbouw.

Vrouwen moeten bij de herziening van het GLB een specifieke erkenning krijgen, anders heeft deze herziening geen zin en zal een onbezorgde toekomst absoluut ondenkbaar zijn met nieuwe bezuinigingen in de landbouw.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet niet of u zich de populaire televisieserie in ons land herinnert, Life on Mars, waarvan de grap was dat de hoofdpersoon, een politieagent, klaarblijkelijk wordt teruggelanceerd naar het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw.

Ik voelde me min of meer zoals hoe hij zich heeft gevoeld toen ik de lijst van stemmingen van vandaag doorlas. Hier is de EU die aan komt zetten met beleid inzake vrouwen in de landbouw, exportkredieten voor begunstigde bedrijven, speciale subsidies voor Unilever in de Tsjechische Republiek en voor machinefabrikanten in Polen.

De jaren zeventig waren een grimmige periode voor heel Europa en voor het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder: een tijd van stagflatie, van werkloosheid, van nationaal bankroet. Maar deze dingen gebeurden niet vanwege tektonische krachten waaraan we niets konden doen. Ze gebeurden als gevolg van een verkeerd beleid, in het bijzonder de gedachte dat overheden winnaars konden uitkiezen en dat overheden de economie moesten reguleren en dingen moesten laten gebeuren door de herverdeling van middelen.

De 27 lidstaten zijn verder gegaan, maar de Europese Unie niet. Wij leven nog steeds in deze wereld van geld afpakken van onze belastingbetalers en dat aan begunstigde klantgroepen geven.

Waarom? Omdat de vraag is waar de Europese Unie dan voor zou zijn als we dat niet deden? Zoals Upton Sinclair ooit heeft opgemerkt, is het heel moeilijk om iemand iets te doen inzien wanneer zijn baan ervan afhangt om het niet in te zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE) - (SK) Met het verslag wordt terecht beoogd de positie van vrouwen op het platteland te verbeteren. Helaas worden vrouwen in het verslag echter uitsluitend gezien als werknemers of ondernemers; er is geen oog voor vrouwen in de rol van moeder, noch voor de waarde van het informele en dus onbetaalde werk dat door vrouwen verricht wordt. Voor het maatschappelijk welzijn is de bijdrage van vrouwen in de rol van moeder in het huishouden en verzorger van afhankelijke familieleden echter enorm.

Dit werk is goed voor tot wel een derde van het bbp van de Europese lidstaten, en wij ondertussen maar doen alsof dit werk helemaal niet bestaat. In plaats van deze bijdrage te waarderen, wordt er eenzijdige druk op vrouwen uitgeoefend om werk te zoeken of zelfstandig te gaan ondernemen. Maar juist in de landbouw en op het platteland zou erkenning van het informele werk van vrouwen de levenskwaliteit van gezinnen en gemeenschappen aanzienlijk vergroten.

 
  
  

Verslag: Marian-Jean Marinescu (A7-0054/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het moet altijd aan iedere individuele lidstaat zijn om de eigen energiemix te bepalen. In het licht daarvan spreekt het voor zich dat iedere individuele lidstaat ook zelf de kosten betaalt van een besluit om elementen uit de energiemix te verwijderen. Echter, in Litouwen, Slowakije en Bulgarije stonden een aantal kerncentrales uit het Sovjettijdperk die bij lange na niet voldeden aan onze veiligheidseisen. Daarom was het ook noodzakelijk en verstandig om de buitengebruikstelling van deze kerncentrales te ondersteunen.

Het probleem is dat de planning die hiervoor is gevolgd absoluut niet meer herhaald mag worden. We kunnen vaststellen dat we eind 2013 maar liefst 3 miljard euro zullen hebben besteed terwijl de centrales dan nog altijd niet buiten gebruik gesteld zullen zijn. Dit getuigt van een slechte planning. De Commissie moet een diepgaande analyse presenteren van de financiële doeltreffendheid van de projecten, omdat eventuele toekomstige steun afhankelijk moet worden gemaakt van de vraag of de landen kunnen aantonen dat ze hun huidige fondsen op correcte wijze hebben beheerd.

 
  
MPphoto
 

  Sergej Kozlík (ALDE) - (SK) Het verslag over de huidige stand van zaken ten aanzien van de financiering van de ontmanteling van kerncentrales geeft door de bank genomen een goed beeld van de werkelijkheid. Ook sta ik volledig achter een van de belangrijkste conclusies van het verslag, namelijk dat er ook na 2013 nog medefinanciering van de Europese Unie nodig is voor de ontmanteling van deze kerncentrales. De desbetreffende landen hebben niet de middelen om die geheel in hun eentje te financieren.

Zo heeft Slowakije onder politieke druk van de Europese Unie in 2006 en 2008 twee volledig gemoderniseerde reactoren van de kerncentrale in Jaslovské Bohunice buiten gebruik gesteld. Volgens het Internationaal Atoomagentschap voldeden deze echter aan alle veiligheidscriteria. De economische gevolgen van de sluiting zijn verstrekkend, nog afgezien van de hoge kosten van de volledige ontmanteling van deze reactoren. De Europese Unie zal ook in de periode 2013-2020 ondersteunende financiering moeten uittrekken voor de ontmanteling van deze kerncentrale.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Kalinowski (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het energiebeleid en vooral energiezekerheid in de breedste zin van het woord zijn thema’s die in het licht van de recente gebeurtenissen in Japan verhitte discussies oproepen in alle uithoeken van onze wereld. De ramp in de kerncentrale van Fukushima heeft aangetoond dat er nog veel werk moet worden verricht om een winstgevend, milieuvriendelijk en vooral veilig stelsel van energievoorziening te creëren. Dit probleem beperkt zich niet tot Azië, maar raakt alle landen op alle continenten. We moeten er alles aan doen om kerncentrales die uit veiligheidsoverwegingen gesloten zouden moeten worden, snel en effectief buiten bedrijf te stellen. We moeten alle maatregelen steunen die gericht zijn op het ontstaan van nieuwe, veilige energiebronnen en de menselijke gezondheid altijd als belangrijkste argument laten meewegen bij het nemen van besluiten. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Iacolino (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is ondenkbaar dat een dossier als dat van de heer Marinescu zelfs in de huidige situatie waarop de emotionele gebeurtenissen in Fukushima nog hun stempel drukken, geen steun en bijval zou krijgen. De zeer evenwichtige en zorgvuldige aanpak van de heer Marinescu die uit het document blijkt, heeft me ertoe gebracht het in ieder geval te steunen.

Bovendien lijdt het geen twijfel dat de inspanningen ten aanzien van Litouwen, Slowakije en Bulgarije consequent en op coherente wijze voortgezet moeten worden, maar tegelijkertijd moeten een aantal andere activiteiten, de zogenoemde ‘stresstests’ en alle andere veiligheidstests, de veiligheid in de nucleaire sector waarborgen. Er is geen foutenmarge om redenen die wij allemaal kennen.

De financieringsprogramma’s waren al enige tijd geleden gepland en zijn zekergesteld. We hebben vertrouwen in een concreet en positief resultaat van de gehele operatie, die een stap vooruit in de door ons allen gewenste richting betekent.

 
  
MPphoto
 

  Paolo Bartolozzi (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de kwestie inzake de verstrekking van voldoende financiële middelen om de ontmanteling van nucleaire installaties te waarborgen, is een probleem dat al in de Europese wetgeving aan de orde is gekomen met betrekking tot de veiligheid in de nucleaire sector en is momenteel zeer actueel, uiteraard als gevolg van de recente internationale gebeurtenissen en de daaropvolgende beslissingen van de regeringen van de lidstaten hierover.

Het werk van de heer Marinescu, waarvoor wij onze steun hebben uitgesproken, behandelt specifieke gevallen van enkele landen, die op het moment van hun toetreding speciale verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot de ontmanteling van nucleaire installaties en hiervoor speciale steun van de Europese Unie hebben ontvangen.

De specifieke gevallen daargelaten, moeten we een effectief toezichtsysteem opzetten om de kerncentrales op het grondgebied van de Unie te controleren en te testen. Het aantal reactoren dat naar verwachting in de nabije toekomst in de EU ontmanteld zal moeten worden, is zeer hoog.

Het is daarom van essentieel belang om ook en vooral in deze gevallen garantiesystemen te ontwikkelen om voldoende financiële middelen te reserveren om zowel in gewone als in buitengewone behoeften te kunnen voorzien.

 
  
MPphoto
 

  Giommaria Uggias (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als overtuigd tegenstander van kernenergie ondersteun ik dit verslag, niet alleen omdat ik denk dat de ontmanteling van deze kerncentrales goed is voor iedereen, maar ook omdat ik hoop dat er geen nieuwe centrales meer zullen mogen worden gebouwd.

In Europa worden we momenteel geconfronteerd met een tikkende tijdbom. De exploitatie van kerncentrales voor burgerlijke doeleinden is gebaseerd op achterhaalde en ouderwetse technische protocollen. We kunnen zeggen dat de veiligheid ervan steeds meer een theoretische veiligheid is en dat alles goed gaat zolang er niets gebeurt. We hebben namelijk te maken met vijftig jaar oude protocollen die in werkelijkheid geen bescherming bieden tegen gebeurtenissen die steeds onvoorspelbaarder worden. De terroristische aanvallen waren niet voorzien en evenmin de natuurrampen en andere rampzalige gebeurtenissen – en dan gaat het niet alleen om aardbevingen – die zich helaas steeds vaker voordoen in onze door rampspoed getroffen wereld.

 
  
MPphoto
 

  Alajos Mészáros (PPE). (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn steun uitgesproken voor het verslag, dat ook rechtstreeks betrekking heeft op mijn land, Slowakije. In 2004 hebben de Litouwse, Slowaakse en Bulgaarse regeringen in hun toetredingsverdrag de verplichting op zich genomen om geleidelijk een deel van hun kernreactoren stil te leggen. De sluiting ging gepaard met enorme economische lasten, zodat de EU de verplichting op zich heeft genomen om ten laatste eind 2013 financiële steun te verlenen voor de ontmanteling. De ervaring van de EU met betrekking tot de ontmanteling van kerncentrales is beperkt. De stopzetting kan een directe invloed hebben op de energievoorziening van het betrokken land en naburige lidstaten.

Voor een aanpak van de negatieve gevolgen moet de ontwikkeling van alternatieve, koolstofarme en concurrerende energiebronnen worden bevorderd. Daarnaast moeten we voldoende financiële middelen waarborgen om te zorgen dat de werkzaamheden voor ontmanteling in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften geschieden. De Europese Unie zal de ervaringen die worden opgedaan bij het stilleggen van installaties kunnen gebruiken bij kerncentrales die het eind van hun economische levensduur bereiken. Op grond van de resultaten kan met het oog op 2013 worden verondersteld dat een aantal investeringsprojecten bijna gereed zal zijn en dat we de nieuwe ontmantelings- en governancestructuren reeds tot onze beschikking zullen hebben. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Michail Tremopoulos (Verts/ALE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, Ik heb vóór het verslag-Marinescu gestemd juist omdat Zuidoost- en Oost-Europa gebukt gaan onder de zware nalatenschap van zeer gevaarlijke kerncentrales. Ik denk aan Bulgarije, Roemenië en Slowakije. Al deze jaren zijn miljarden euro’s van de Europese burgers gestoken in de modernisering van deze centrales en de verlenging van hun levensduur. In feite is dit subsidiëring van de kernlobby die de centrales heeft omgebouwd. Fukushima heeft voor de zoveelste keer aangetoond dat deze centrales gesloten moeten worden. De daarvoor benodigde financiële middelen zijn echter niet doorberekend in de exploitatiekosten van de centrales, en dat is een enorme, schandalige subsidiëring van een gevaarlijke, dure en vervuilende manier om energie te produceren. Het is echter nog niet te laat om van politieke wil te veranderen. U moet de subsidies voor de ombouw van niet-veilige centrales onmiddellijk omzetten in financiering van de ontmanteling ervan. U moet alle momenteel ontworpen nieuwe centrales bevriezen. U moet de Euratom-middelen en de ruime ITER-subsidies voor iets anders gebruiken. U moet middelen die nu bestemd zijn voor het ontwerpen en bouwen van nieuwe centrales omleiden naar een economie die in 2050 voor 100 procent is gebaseerd op hernieuwbare energie. Wij bevinden ons in een noodtoestand en mogen niet bij de pakken neerzitten.

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan de rapporteur voor het strenge verslag, waarin hij het vaak bij het rechte eind heeft. Ik zou de collega’s erop willen wijzen dat Litouwen, Slowakije en Bulgarije zich op tijd aan hun in de respectieve toetredingsverdragen vastgelegde verplichtingen hebben gehouden en de oude Sovjetreactoren hebben ontmanteld. De meeste projecten in verband met de sluiting van Ignalina zijn uitgevoerd of zijn in uitvoering. Klaarblijkelijk treden daarbij ernstige moeilijkheden op. Bij het aantreden van de nieuwe Litouwse regering en de nieuwe leiding van de kerncentrale van Ignalina, kunnen we hopelijk diegenen juridisch aansprakelijk stellen die de operaties helemaal niet adequaat hebben uitgevoerd en kunnen we de overeenkomst betreffende de opslag van gebruikte brandstof herzien om de voorwaarden gunstiger te maken. Ik ben het er volledig mee eens dat absolute transparantie moet worden betracht bij het beheer van de fondsen en de besteding van middelen om nucleaire veiligheid te kunnen waarborgen. Nu we het hebben over nieuwe kerncentrales, zou ik tevens van de gelegenheid gebruik willen maken om de collega’s te wijzen op de in Rusland en Wit-Rusland, op de grens met Europa, geplande centrales met testreactoren. Daar zouden we onze aandacht op moeten vestigen.

 
  
  

Verslag: Barbara Matera (A7-0060/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het was mij in feite niet duidelijk dat we een stemverklaring mochten afgeven in verband met deze resolutie, maar dat zal ik alsnog in het kort doen. De Deense liberale partij Venstre is principieel tegen het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Echter, nu besloten is om een dergelijk fonds op te richten en nu er aanvragen zijn ingediend van landen die aan de eisen voldoen die zijn vastgesteld in verband met het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, moeten we deze aanvragen natuurlijk ook honoreren. Daarom hebben wij voorgestemd.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de beide verslagen-Matera gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor de Tsjechische Republiek en voor Polen, maar niet omdat ik iets tegen die landen heb, verre van dat. Ik houd alleen heel erg rekening met de kiezers uit mijn eigen district in de West Midlands en, sterker nog, met hun bijdrage aan de 48 miljoen pond die het Verenigd Koninkrijk elke dag aan de Europese Unie betaalt.

Laat ik u een paar dingen over de West Midlands vertellen: we hebben de hoogste jeugdwerkloosheid en onze auto-industrie is gedecimeerd, deels doordat de Europese Unie in Slowakije banen heeft gefinancierd waardoor essentiële banen in de fabriek in Ryton zijn verdwenen.

In 2004 was het uiteraard het Verenigd Koninkrijk dat de zwaarste lasten droeg van de uitbreiding van de EU, omdat het als enige land geen belemmeringen opwierp. Dat kostte nog meer aan overheidsdiensten. Nog een voorbeeld van een kostenpost voor de kiezers in mijn district is dat wij aan de kinderbijslag voor mensen in Oost-Europa bijdragen. Mensen komen naar het Verenigd Koninkrijk, werken in het Verenigd Koninkrijk en eisen een uitkering op voor kinderen die in Oost-Europese landen wonen.

Wat wij zouden willen doen, en wat ik zou willen zien, is dat er dagelijks 48 miljoen pond in het Verenigd Koninkrijk blijft en aan essentiële overheidsdiensten wordt uitgegeven, en niet wordt overgedragen nu de boeken van de EU al veertien jaar niet zijn gecontroleerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mijnheer de Voorzitter, ik was verheugd deze voorstellen van Bairbre de Brún te kunnen steunen en wens de werknemers in de Tsjechische Republiek en Polen alle succes toe. Ik vermoed echter dat ze uiteindelijk vol afkeer ontmoedigd zullen raken, zoals ik in mijn eigen kiesdistrict – met name in Dell in Limerick en Waterford Crystal in Waterford – heb zien gebeuren.

(EN) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is een prachtig concept, maar het is helaas te inflexibel. Daardoor komt een groot deel van het geld weer bij de Europese Unie terug. Ik zou willen voorstellen dat daar waar geld over is, de betrokken lidstaat namens de werknemers voorstellen aan de Commissie moet kunnen doen over hoe zij dit het beste kan benutten.

(GA) Als dat gebeurt, zal het werkloze werknemers enorm helpen en wordt het imago van de Europese Unie ontzettend opgevijzeld.

 
  
  

Verslag: Eva-Britt Svensson (A7-0065/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is een probleem dat over de hele wereld bestaat en natuurlijk is het belangrijk dat we daarover een standpunt innemen, niet alleen als mens, maar ook vanuit politiek oogpunt. Daarom moeten we uiteraard ook een standpunt over dit onderwerp innemen op Europees niveau. Ik had alleen graag gezien dat, wanneer we over deze problemen spreken, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid in plaats van een kerstboom versierd met verschillende initiatieven op te zetten, de aandacht sterker had gericht op de vraag met welke initiatieven de Europese Unie zich naar het oordeel van de commissie met name moet bezighouden. Dat zou naar mijn mening ons optreden iets meer gewicht geven en doeltreffender maken, wat beter zou zijn voor vrouwen en in dat opzicht ook beter voor de geloofwaardigheid van de initiatieven die we in het Parlement voorstellen.

 
  
MPphoto
 

  Anna Maria Corazza Bildt (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is geen privékwestie. Het is een misdrijf dat moet worden vervolgd. We moeten de stilte doorbreken. Cultuur en religie respecteren is belangrijk, maar mag nooit een excuus zijn voor eerwraak, genitale verminking, mensenhandel, huiselijk geweld en gedwongen huwelijken. Het programma van Stockholm biedt een nieuw beleidskader om geweld tegen vrouwen beter te bestrijden en vraagt om concrete maatregelen. Ik moedig de Commissie aan om met een strategie te komen die praktische voorstellen bevat.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat we dwars door de politieke partijen heen de krachten moeten bundelen om alle vormen van geweld tegen vrouwen te veroordelen en te bestrijden. Ik steun het beginsel en het merendeel van de voorstellen, maar wettelijke en strafrechtelijke maatregelen moeten op nationaal niveau worden genomen. In Zweden doen we dat nu. Sterker nog, de vrouwenorganisatie van mijn partij stelt de bestrijding van geweld centraal door met praktische activiteiten te komen en mensen bewuster te maken, niet alleen om vrouwen te beschermen maar ook om vrouwen sterker te maken en een cultuur van respect voor de waardigheid van de vrouw te ontwikkelen. Ik ben hierover een campagne in de sociale media begonnen en iedereen is welkom om zich daarbij aan te sluiten.

 
  
MPphoto
 

  Silvia Costa (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals andere leden al hebben aangegeven, denk ik dat we door vóór het verslag van mevrouw Svensson te stemmen een toezegging doen om ervoor te zorgen dat de Europese Commissie voor het einde van 2011 een mededeling presenteert over het uitvoeren van een strategie en een EU-actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. Daarbij wordt uitgegaan van een alomvattende benadering waarin alle verschillende vormen zijn opgenomen, van seksueel misbruik tot huiselijk geweld en vrouwelijke genitale verminking, maar ook – naar ik hoop – alle nieuwe vormen van geweld. Ik verwijs naar de echte en eigenlijke aanleiding van geweld die vaak door de reclame en de media wordt uitgedragen, en naar vormen van chantage en geslachtsgebonden schending van mensenrechten op de werkplek wanneer vrouwen besluiten moeder te worden of al werkende moeder zijn.

Na de goedkeuring en tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake mensenhandel, waarmee het Europees Parlement erg druk is geweest, en het Europees Beschermingsbevel, denk ik dat het belangrijk is om een echte eigen richtlijn over dit thema in te voeren binnen het nieuwe juridische kader dat door het Verdrag van Lissabon en het programma van Stockholm is gecreëerd.

 
  
MPphoto
 

  Licia Ronzulli (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tot het moment dat elke vorm van geweld tegen vrouwen volledig is uitgebannen, kunnen we nooit zeggen dat we een moderne maatschappij hebben die eindelijk democratisch is. Nogmaals richt het Parlement zijn aandacht op dit brute fenomeen dat helaas nog altijd schokkend actueel is.

De cijfers spreken voor zich: ten minste één op de vijf vrouwen wordt tijdens haar leven blootgesteld aan fysiek of seksueel geweld en voor vrouwen tussen 15 en 44 jaar is geweld zelfs de belangrijkste oorzaak van overlijden en invaliditeit, meer nog dan kanker of verkeersongevallen.

Om deze reden is een echte en permanente mobilisatie nodig, die leidt tot een alomvattend rechtsinstrument voor de strijd tegen elke vorm van geweld tegen vrouwen. We moeten nu een sterk signaal afgeven. Er is uiteindelijk maar één doel: zorgen dat dit dodelijke virus niet langer een voedingsbodem vindt.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, geweld tegen vrouwen is een rechtstreeks gevolg van discriminatie, en daarom is een integraal beleid nodig met bijzondere aandacht voor de kinderen van mishandelde vrouwen.

Zij moeten recht hebben op gratis rechtsbijstand en psychologische ondersteuning, opvangcentra voor vrouwen en financiële hulp om zelfstandig te kunnen zijn, gespecialiseerde rechtbanken, protocollen voor het optreden en de scholing van medewerkers van zorginstellingen, politie en gerechtshoven, en er moeten gegevens worden verzameld en statistieken worden opgesteld om inzicht te krijgen in de werkelijke aard van het probleem en om de aangewezen beleidsmaatregelen te treffen op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Ik heb mij bij de eindstemming over het verslag-Svensson onthouden en ik maak dus van mijn stemverklaring gebruik om te zeggen dat ook voor mij uiteraard het geweld tegen vrouwen schokkend en onaanvaardbaar is.

Ik heb mij echter bij de eindstemming onthouden, omdat ik van oordeel ben dat dit verslag werkelijk bulkt van de inbreuken op het door mij gekoesterde subsidiariteitsbeginsel en ik niet geloof dat het oprichten van nieuwe Europese bureaucratie, waarnemingscentra of andere wenselijk is, integendeel. Ik stoor mij trouwens ook aan de politieke correctheid waardoor in dit hele verslag niet één keer het woord “islam” voorkomt, hoewel die godsdienst vol achterlijke normen en principes vanzelfsprekend een grote rol speelt bij de achterstelling van vrouwen en bij het geweld tegen vrouwen. In de islamitische wereld vanzelfsprekend, maar jammer genoeg ook bij ons. Laat ons een kat een kat noemen en de islam in zijn hedendaagse werkelijkheid achterlijk en vrouwvijandig.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE) - (SK) Ik ben ingenomen met het verslag van mevrouw Svensson omdat het debat over vrouwenrechten hiermee weer een stap vooruit gebracht wordt. In haar veroordeling van geweld tegen zwangere vrouwen zegt mevrouw Svensson in het verslag, en ik citeer: “de dader berokkent daarmee schade toe aan meer dan één persoon”. Al jaren doe ik mijn best om ervoor te zorgen dat de vrouwenrechten niet lijnrecht tegenover de rechten van het ongeboren kind geplaatst worden. Helaas heeft het verslag-Svensson dit conflict nog niet weten te overstijgen.

De beperking van de voortplantingsrechten van vrouwen – en daar wordt tegenwoordig in de allereerste plaats het recht op abortus onder verstaan – wordt nog altijd beschouwd als een vorm van geweld tegen vrouwen. Maar als we ongeboren kinderen nu eindelijk ook eens als menselijke individuen zouden beginnen te zien, wordt een kunstmatig opgewekte miskraam een daad van geweld tegen het ongeboren kind.

De Commissie moet bij de totstandbrenging van de strategie en bij de bestrijding van alle vormen van geweld trachten de rechten van de vrouwen en de rechten van het ongeboren kind met elkaar te verzoenen. De nieuwe strategie dient de vrouwen te beschermen maar tevens mechanismen te bevatten ter bescherming van het ongeboren kind. Dat is ook wat het voorliggende verslag zegt, maar dan moet je wel heel goed lezen.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Svensson gestemd. Uiteraard veroordeel ik geweld geheel en al, in het bijzonder geweld tegen vrouwen; waarom heb ik dan tegen dit verslag gestemd? Ik heb ertegen gestemd omdat het, zoals een collega van mij iets eerder heeft gezegd, een beetje terug in de tijd gaat. Het voert ons terug naar de jaren zeventig van de twintigste eeuw en de politieke correctheid en is in dat opzicht erg naïef. Men wil de strijd van begin jaren zeventig gewoon nog eens overdoen.

Ik ben ook een beetje bezorgd over de strafrechtelijke aard die men wil inbrengen. Dat doet de Europese Unie toch? Zij schuift zichzelf naar voren over een kwestie waarover iedereen het eens is – hoe vreselijk geweld tegen vrouwen is – en zet vervolgens zaken op en komt met het strafrecht aanzetten. Voordat je het weet wordt dit vervolgens naar steeds meer terreinen uitgebreid.

De Europese Unie moet zich schamen dat zij zo’n onderwerp kiest, zelfs al is het een initiatiefverslag, omdat het hier allemaal begint. Hier begint het grijpen van de macht en dat is een schande. Wat we nodig hebben, zijn echte maatregelen inzake geweld tegen vrouwen op het niveau van de lidstaten. Bemoei je er niet mee en misbruik dit onderwerp niet langer.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag: Barbara Matera (A7-0059/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) werd in 2006 opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Sinds 1 mei 2009 is het ook opengesteld voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de economische, financiële en sociale crisis.

In deze tijden van zware crisis, waarvan de stijging van de werkloosheid een van de voornaamste gevolgen is, moet de Europese Unie al haar middelen inzetten om te reageren, in het bijzonder door steun te geven aan wie van de ene op de andere dag geconfronteerd is met de realiteit van de werkloosheid. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd over de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan de ontslagen werknemers in drie bedrijven in de Tsjechische Republiek die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2 (vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen).

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (ECR), schriftelijk. (PL) De mondiale economische crisis heeft geleid tot verslechtering van de financiële situatie van veel Poolse ondernemingen. De problemen die ontstaan als gevolg van het terugschroeven van de productie worden vooral gevoeld door de gewone mensen die voor die bedrijven werken. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om werknemers te steunen die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het is de belangrijkste taak van dit fonds om deze mensen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. De huidige aanvraag om middelen uit dit fonds ter beschikking te stellen, betreft werknemers van Poolse ondernemingen in de regio Podkarpacie en is de eerste van dit jaar. Als vertegenwoordiger van de Poolse belangen in het Europees Parlement steun ik het besluit van de Commissie om middelen uit het fonds in te zetten voor de verwezenlijking van de doelstellingen uit de aanvraag. Dankzij dit besluit ontvangen de ontslagen werknemers van drie bedrijven in de machinebranche in de regio Podkarpacie bijna een half miljoen euro aan financiële steun. Ik stem voor de resolutie en hoop dat de Commissie ook in de toekomst vergelijkbare aanvragen honoreert.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Het verzoek voldoet aan de voorschriften van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en betreft 200 van de 594 werknemers die in een periode van negen maanden zijn ontslagen door drie Poolse ondernemingen die machines en werktuigen vervaardigen en hun export met 58 procent hebben zien afnemen. Van het ontslagen personeel is 20 procent ouder dan 54 en 10 procent ouder dan 64 jaar. Dankzij deze steun is het beter mogelijk de ontslagen medewerkers via scholing voor te bereiden op een toekomstige nieuwe baan.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik verheug me over het werk dat is verricht op basis van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), in het bijzonder over de steun aan werknemers die de gevolgen ondervinden van de veranderingen in de wereldhandelspatronen. Daarom steun ik het besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG aan de Poolse werknemers in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, die ten gevolge van de wereldwijde economische en financiële crisis zijn ontslagen. Dit is een relevante maatregel gelet op de sterke daling van de uitvoer in deze sector en het al even zorgwekkende werkloosheidspercentage dat daarmee gepaard ging.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De aanvraag heeft betrekking op 594 ontslagen in drie bedrijven die werkzaam zijn in de Poolse regio Podkarpackie in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen. Dit is de eerste aanvraag die we behandelen in het kader van de begroting 2011. De aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening die zijn vastgesteld in artikel 2, onder b), van de EFG-verordening, waarin staat dat er ten minste sprake moet zijn van 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden in ondernemingen in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft geoordeeld dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) werd in 2006 opgericht om extra steun te geven aan ontslagen werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Bij de herziening van de EFG-verordening in 2009 is het fonds opengesteld voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis. Het EFG beschikt jaarlijks over 500 miljoen euro. Ik denk dat het een goede zaak is om de nodige inspanningen te doen om de beschikbaarstelling van dit instrument te bespoedigen zodat de werknemers die het nodig hebben sneller steun ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van 453 570 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de re-integratie van Poolse werknemers die ontslagen zijn ten gevolge van de huidige economische en financiële crisis. Op 27 april heeft Polen om steun gevraagd in verband met 594 werknemers in de regio Podkarpackie die werkzaam waren in de sector machines, apparaten en werktuigen. Het is de eerste keer dat we een dergelijke aanvraag goedkeuren in het kader van de EU-begroting 2011. Omdat het om een specifiek begrotingsinstrument gaat, omdat er een wettelijk kader is voor het aangevraagde bedrag en omdat de aanvraag voldoet aan de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie van 17 mei 2006, in het bijzonder punt 28, stem ik voor dit voorstel. Ik hoop dat we daarmee de economische problemen van de inwoners in die regio helpen oplossen en de lokale economie nieuw leven inblazen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De situatie van de landbouw en de problemen van het platteland zijn onlosmakelijk verbonden met de diepe systeemcrisis en met het huidige beleid, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat de voornaamste oorzaak is van de gestage achteruitgang van de landbouwactiviteit in een aantal lidstaten: het is volledig gericht op de belangen van de grote landbouwbedrijven en van de agro-industrie in het noorden van Europa, waardoor familiebedrijven ten onder gaan en de rendabiliteit van kleine en middelgrote bedrijven in gevaar komt.

De rol van de vrouw in de landbouw en in de ontwikkeling van de plattelandsgebieden is uiterst belangrijk. Vrouwen maken bijna 42 procent van de in de landbouw werkzame personen uit. Ze zijn een van de hoekstenen van het behoud van de landbouwactiviteit en staan borg voor de daadwerkelijke bestrijding van de leegloop op het platteland.

In het goedgekeurde verslag ontbreekt weliswaar realistische kritiek op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar de algemene aanpak en de manier waarop de rol van de vrouw in de verf wordt gezet, is positief. Er wordt op gewezen dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelstellingen van de EU en haar lidstaten is, dat er gestreefd moet worden naar betere levensomstandigheden op het platteland om de leegloop tegen te gaan, en er wordt aangedrongen op een goede transportinfrastructuur en een verbetering van de toegang tot vervoer voor iedereen om sociale uitsluiting en sociale ongelijkheid in de samenleving, waardoor hoofdzakelijk vrouwen worden getroffen, te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag betreft de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Podkarpackie Machinery in Polen. Polen heeft steun gevraagd in verband met 594 gedwongen ontslagen in drie bedrijven die onder de afdeling vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen vallen in de NUTS II-regio Podkarpackie.

De Europese Commissie heeft voorgesteld om 453 570 euro beschikbaar te stellen omdat de bedrijven voldoen aan de criteria voor subsidiabiliteit die zijn vastgesteld in de EFG-verordening. Ze heeft vastgesteld dat er een verband is tussen de gedwongen ontslagen en de gevolgen van de economische en financiële crisis. Die heeft geleid tot een daling van de uitvoer van de ondernemingen Huta Stalowa Wola SA, HSW - ZZN en DEZAMET SA, met respectievelijk 47, 34 en 58 procent. Het gevolg, naar eigen zeggen, was een aanzienlijke daling van de productie van machines en werktuigen. Dat bewijst dat de crisis gevolgen heeft gehad voor die bedrijven in dat land.

De 594 ontslagen hebben ernstige gevolgen voor de levensomstandigheden, de werkgelegenheid en de plaatselijke economie. Daarom is de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering uiterst belangrijk om de getroffen werknemers te ondersteunen. Daarom hebben wij voorgestemd, al is het volgens ons het allerbelangrijkst om te voorkomen dat ondernemingen worden gesloten en werkloosheid ontstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden. De aanvraag, zaak EGF/2010/013 PL/Podcarpackie machines, Polen, is bij de Commissie ingediend op 27 april 2010 en is tot en met 4 augustus 2010 met bijkomende informatie aangevuld. De aanvraag is gebaseerd op het criterium voor steunverlening in artikel 2, onder b), van de EFG-verordening, namelijk ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden bij ondernemingen in dezelfde NACE Rev. 2-bedrijfstak in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling in een lidstaat, en de aanvraag is ingediend binnen de termijn van 10 weken (artikel 5 van de verordening). Volgens de beoordeling van de Commissie voldoet de aanvraag aan de in de EFG-verordening vastgelegde subsidiabiliteitscriteria. Er wordt bijgevolg aanbevolen dat de begrotingsautoriteit de aanvraag goedkeurt. Daarom heb ik vóór dit document gestemd, dat mijns inziens de negatieve sociale gevolgen zal helpen vermijden. Ik vind ook dat andere lidstaten actiever de mogelijkheden van EU-fondsen zouden moeten benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ten gunste van Polen gestemd, omdat ik vind dat dit instrument een krachtige manier is om werknemers die door de economische crisis in de problemen zijn geraakt, te steunen. Zoals al meerdere malen is gezegd, biedt het EFG sinds 2006 concrete hulp aan Europese werknemers die zijn ontslagen vanwege de verplaatsing van hun bedrijf of als gevolg van de derogatie die in 2009, eveneens als gevolg van de economische crisis, is ingevoerd, om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. De stemming van vandaag betrof de aanvraag van hulp voor 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, bij drie bedrijven die werkzaam zijn in afdeling 28 van NACE Rev. 2 in de NUTS II-regio Podkarpackie. Het totale bedrag dat door het EFG wordt gefinancierd bedraagt 453 570 euro. Ten slotte verwelkom ik de goedkeuring van het verslag, dat aantoont hoe het EFG een nuttig en efficiënt middel vormt in de strijd tegen de werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. (PL) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Vandaag heeft het Europees Parlement gestemd over de aanvraag om een steunbedrag van meer dan 450 000 euro goed te keuren voor ontslagen werknemers van drie bedrijven die gevestigd zijn in de regio Podkarpacie. Ik wil graag benadrukken dat de EU-steun een belangrijke injectie is voor de regio die ik vertegenwoordig. Het helpt de ontslagen werknemers bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt en de middelen zijn bestemd voor scholing, omscholing, nieuwe uitrusting en hulp bij het opzetten van een eigen bedrijf. De regio Podkarpacie is een van de armste regio’s in Polen, daarom ben ik erg blij dat de EU-steun hier terechtkomt. Ik bedank iedereen die voor de financiële steun heeft gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. (IT) Ik ben blij met de goedkeuring van de beschikbaarstelling van 453 000 euro uit het EFG ten gunste van ontslagen Poolse werknemers die werkzaam waren in de sector van de machineproductie. Als gevolg van de aanbevelingen van de Begrotingscommissie heeft de Europese Commissie circa 50 miljoen euro aan betalingskredieten beschikbaar gesteld onder de EFG-begrotingslijn in de begroting voor 2011. Hierdoor kunnen we de benodigde vastleggingskredieten goedkeuren zonder een beroep te doen op andere begrotingslijnen die bedoeld zijn voor de financiering van belangrijke acties voor de verwezenlijking van de doelen en de programma’s van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd waarin steun wordt gegeven door middel van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan 594 ontslagen werknemers in Polen. De 0,45 miljoen euro zal worden gebruikt om werknemers te herscholen en door een moeilijke overgang te loodsen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Ook nu weer zijn we ertoe veroordeeld om te stemmen voor een treurige aalmoes van de EU voor de slachtoffers van ons beleid van bedrijfsverplaatsingen. De visie van het Europees fonds voor de aanpassing aan de globalisering is rampzalig. Ik zal me van stemming onthouden, maar alleen omdat ik denk aan de Poolse werknemers, die misschien een beetje troost vinden in deze hypocriete steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie staat voor solidariteit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is daar een onderdeel van. Deze steun is essentieel voor de werklozen en slachtoffers van bedrijven die hun activiteiten verplaatsen in het kader van de globalisering. Steeds meer bedrijven verplaatsen hun activiteiten en doen hun voordeel met de lagere arbeidskosten in een aantal landen, vooral in China en India, wat schadelijke gevolgen heeft voor de landen waar de rechten van de werknemers geëerbiedigd worden. Het EFG is bedoeld om werknemers te helpen die het slachtoffer zijn geworden van verplaatsingen en is essentieel om hen te helpen een nieuwe baan te vinden. Andere EU-landen hebben in het verleden gebruikgemaakt van het EFG. Dus nu moeten we deze steun geven aan Polen, dat een aanvraag voor steun heeft ingediend in verband met 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2, vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, in de NUTS II-regio Podkarpackie in Polen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Hoewel ik vóór dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen aan de werknemers van de Poolse machinefabriek in Podkarpackie heb gestemd, ben ik van mening dat we hiermee de gevolgen van het kapitalistische model alleen verzachten en geen enkele winst boeken in de aanpak van de werkelijke oorzaken van de crisis. Ik ben het ermee eens dat er middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) worden vrijgemaakt voor burgers die zonder werk raken wegens structurele wijzigingen in de handelspatronen of als direct gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Ik denk dat dit fonds kan bijdragen tot het uiteindelijke doel om deze werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik heb ook voorgestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat deze steun een aanvulling is op de werkloosheidsuitkering die is voorzien in elke nationale wetgeving en collectieve overeenkomst. Deze vrijmaking van middelen uit het EFG kan derhalve onder geen beding door overheden of ondernemingen worden aangewend als vervanging of vermijding van hun wettelijke verplichtingen jegens ontslagen werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien het feit dat Polen om steun heeft gevraagd in verband met 594 gedwongen ontslagen in de periode van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010 (waarvan er voor 200 om steun wordt gevraagd) in drie bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen in de regio Podkarpackie in Polen, ben ik het helemaal eens met zo’n actieve houding van de Poolse regering en steun ik deze en de meningen van mijn collega’s in de S&D-Fractie. Helaas reageert de regering van mijn land, Letland, niet op de verzoeken en brieven van mijn kant en maakt het dus geen gebruik van de steun van het stabilisatiefonds om de financiële crisis te boven te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is in het leven geroepen om werknemers te beschermen die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Polen heeft om steun gevraagd in verband met 594 ontslagen in drie bedrijven in de regio Podkarpackie. Het is goed dat werknemers die zijn ontslagen vanwege de globalisering en de economische crisis persoonlijke steun krijgen om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering werd opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden. Op 15 februari 2011 nam de Commissie een nieuw voorstel aan voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Polen om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te steunen van werknemers die als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis werkloos zijn geworden. Het betreft 594 gedwongen ontslagen, waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd, bij drie bedrijven die werkzaam zijn in de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen in de regio Podkarpackie over de referentieperiode van negen maanden van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010. Het is de eerste aanvraag die in het kader van de begroting 2011 wordt behandeld en betreft de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 453 570 euro. De Commissie heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er een verband is tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de financiële en economische crisis en dat de ontslagen niet konden worden voorzien. De aanvraag voldoet aan de in de EFG-verordening vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit en daarom heb ik voor de beschikbaarstelling van de middelen uit dit fonds gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De aanvraag die Polen heeft ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, betreft 594 ontslagen, waarvan 200 waarvoor steun wordt gevraagd, in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2, vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, in de NUTS II-regio Podkarpackie. Volgens de beoordeling van de Commissie voldoet deze aanvraag aan alle wettelijk vastgestelde criteria voor subsidiabiliteit. Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is het EFG tijdelijk opengesteld om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in gevallen, zoals in Polen, waarin als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis sprake is van “ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling”. Daarom heb ik voor deze resolutie gestemd en ik hoop dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG kan bijdragen tot een daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Wij hebben de betrokken instellingen verzocht om, zoals in dit soort gevallen gebruikelijk is, zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen.

Bovendien waardeert het Parlement in dit opzicht de verbeterde procedure die de Commissie heeft aangenomen naar aanleiding van het verzoek van het EP voor het versnellen van de toekenning van subsidies, met als doel de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, en hoopt het dat verdere verbeteringen in de procedure zullen worden aangebracht in het kader van de komende herzieningen van het fonds.

Het brengt echter ook in herinnering dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure te garanderen voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, met als doel tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos geworden zijn, wijst op de rol die het EFG kan vervullen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt en vraagt om een evaluatie van de integratie van deze werknemers op de arbeidsmarkt op lange termijn als rechtstreeks gevolg van de door het EFG gefinancierde maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Op 15 februari 2011 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van het EFG ten gunste van Polen, met als doel de terugkeer op de arbeidsmarkt van de werknemers die als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis zijn ontslagen, te ondersteunen. De aanvraag betrof 594 gedwongen ontslagen (waarvan 200 waarvoor om steun wordt gevraagd) in drie bedrijven die vallen onder afdeling 28 van de NACE Rev. 2 (kledingconfectie) in de NUTS II-regio Podkarpackie, over de referentieperiode van negen maanden van 1 juni 2009 tot 1 maart 2010. Mijn stem vóór het verslag van vandaag bekrachtigt het positieve advies dat al in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken tot uitdrukking is gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (S&D), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik voor dit verslag heb gestemd, vind ik het ironisch dat dit fonds bestaat terwijl niet alle EU-landen het benutten. Het deel van dit fonds dat aan het einde van het jaar over is, wordt gerepatrieerd naar de lidstaten als deel van hun ‘korting’. Maar dat enkele landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, nalaten om dit fonds te gebruiken, wat hun vastgestelde recht is, in gevallen als de sluiting van de Twining Tea-fabriek in Andover, werpt bepaalde vragen op. Degenen die pretenderen dat ze de voordelen/nadelen van de korting begrijpen, vragen zich af of het nu wel of niet juister en efficiënter is dat landen de EFG-gelden direct op nationaal niveau benutten.

Het tweede ironische aspect betreft de politieke en economische deelname: participatie op alle EU-niveaus met toegevoegde waarde. Het is in dit geval onzeker en misschien zelfs ronduit verkeerd dat het Verenigd Koninkrijk zich het recht voorbehoudt om niet deel te nemen aan fondsen die op EU-niveau worden beheerd omdat daar later voordelen uit kunnen voortvloeien.

Het Verenigd Koninkrijk ziet af van gebruikmaking van de gelden op basis van het beginsel dat men geen aanvraag voor dit fonds indient om zo een korting te krijgen. Voor degenen die hulp zoeken om weer werk te vinden, in Sandwich (Kent) en in Andover (Hampshire), kan dit nee zeggen moeilijk te rechtvaardigen zijn, en ook hier laat de Britse regering hen weer in de steek.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waardoor de EU gelden zal verstrekken voor persoonlijke maatregelen om ontslagen werknemers in Polen te helpen.

 
  
  

Verslag: Fiorello Provera (A7-0075/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (LT) Ik heb gestemd vóór deze belangrijke resolutie over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU. Politieke, sociale en economische instabiliteit, onveiligheid, politieke onderdrukking en autoritaire regimes vormen de voornaamste drijfveer voor migratie, waardoor de getroffen gemeenschappen van levensvatbare plaatselijke toekomstperspectieven en inkomsten worden beroofd en derhalve van het recht om te kiezen voor migratie of niet, zodat hun leven voortdurend in gevaar is en migratie als enige optie overblijft. De recente, plotselinge ontwikkelingen in Egypte en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zullen waarschijnlijk leiden tot een toename van legale en illegale migratiestromen naar Europa. De Europese Unie moet daarop voorbereid zijn om die migratiestromen aan te kunnen. Dat kan de EU alleen door een doeltreffend, verstandig migratiebeleid te ontwikkelen, gelijkend op het in Canada, Australië of Nieuw-Zeeland gevoerde beleid. Ik deel het standpunt van de rapporteur dat we de Commissie moeten verzoeken te waarborgen dat de overnameovereenkomsten die door de EU en haar lidstaten worden ondertekend de mensenrechten en het beginsel van niet-uitzetting volledig eerbiedigen en geen personen die internationale bescherming behoeven in gevaar brengen. Op die manier toont de EU wederom aan dat waarden en respect voor de mensenrechten het belangrijkst zijn en niet ter discussie worden gesteld, en dat diegenen die politiek asiel aanvragen zich veilig en gerespecteerd kunnen voelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. (IT) Politieke, sociale en economische instabiliteit, gebrek aan veiligheid en politieke onderdrukking door autoritaire regimes vormen de belangrijkste factoren die leiden tot migratie en migratiestromen die zich onophoudelijk uitstorten over een aantal landen in het Middellandse Zeegebied. Hierdoor zijn er omstandigheden ontstaan waarin het lastig is omgaan met de talrijke problemen die leiden tot een humanitaire noodsituatie.

In de afgelopen weken was het onmogelijk om de duizenden migranten te negeren die, als gevolg van de onrust in de Noord-Afrikaanse landen, op Lampedusa zijn aangekomen. 90 procent van de migranten bestaat uit jongeren tussen de 15 en 35 jaar die hun leven riskeren in de hoop om betere kansen te vinden. Ondanks de enorme inspanningen van de Italiaanse regering, lokale overheden en het Italiaanse Rode Kruis, is op het eiland een noodsituatie ontstaan: de stroom nieuwe migranten lijkt niet te stoppen en de vertraging van de EU, die bureaucratische tijdschema’s hanteert die onverenigbaar zijn met de situatie, is merkbaar.

Vandaag de dag heeft de EU de plicht om een efficiënt en alomvattend migratiebeleid te ontwikkelen, dat voorziet in de totstandbrenging van een Europees asielstelsel, de uitvoering van een verplicht integratieprogramma waarmee een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid wordt bereikt, en het sluiten van overeenkomsten met de lidstaten die ontwikkeling bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. (IT) De gebeurtenissen die recent hebben plaatsgevonden en die zich over de gehele linie aan de overkant van Middellandse Zee blijven voordoen, laten zien hoe de instabiliteit van deze regio en de daaruit voortvloeiende migrantenstromen een uitdaging vormen waaraan de Europese Unie het hoofd moet bieden.

Het verschijnsel is zeer zorgwekkend vanwege de ontwikkelingen en spanningen die het kan veroorzaken, zowel in de betrekkingen tussen de herkomstlanden en de gastlanden, als tussen de herkomstlanden en de doorreislanden van de migranten. Het is derhalve noodzakelijk om het beleid van preventie te versterken door de financiële middelen en de bestaande institutionele structuren optimaal te benutten. We moeten de illegale immigratie beperken en in dat opzicht ben ik van mening dat de uitbreiding van de migratieovereenkomsten een efficiënt middel vormt om op korte termijn resultaten te boeken en de instabiliteit van de migratiestromen te reduceren.

Ik ben het eens met de analyse in het verslag en in het bijzonder sluit ik mij aan bij het feit dat in de voorbereiding van nieuwe instrumenten voor extern optreden in de periode na 2013 een bilateraal mechanisme moet worden opgenomen waarin een actieve controle mogelijk is van de beschermingsstatus van minderheden of van andere groepen die gevoelig zijn voor misbruik of last kunnen hebben van de instabiliteit. Daarom heb ik vóór het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. De recente gebeurtenissen in Egypte en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zullen leiden tot een toename van legale en illegale migratiestromen naar Europa. Lidstaten van de Europese Unie worden geconfronteerd met gedwongen migratie die een gevolg is van falende economieën, verarming, schendingen van de mensenrechten, verslechtering van het milieu, de groeiende kloof tussen arme en rijke landen, burgeroorlogen, oorlogen om de zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen en politieke vervolging. Het beheer van migratiestromen is een grote uitdaging voor de Europese Unie, die maatregelen voor een gemeenschappelijk migratiebeleid moet nemen. Dit zou tot een afname van illegale migratie kunnen leiden. Ik deel de mening dat er preventieve maatregelen nodig zijn in alle bilaterale handelsovereenkomsten van de EU door mensenrechtenclausules op te nemen en vind ook dat we moeten nadenken over passende maatregelen tegenover die landen die zich niet aan deze clausules houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Europa wordt geconfronteerd met een toename van migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden in veel landen. Dit is een uitdaging voor de Europese Unie. Deze migratieverschijnselen kunnen spanningen veroorzaken tussen herkomst- en gastlanden en tussen herkomst- en doorreislanden.

De strategie van de Europese Unie moet erin bestaan maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking te combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking en bilaterale overeenkomsten aan bod komen. In dat verband zijn in het verslag de volgende gebieden voor optreden afgebakend: doorreis- en herkomstlanden moeten worden aangespoord om stabielere economische en institutionele omstandigheden te creëren, de EU zou haar eigen inspanningen inzake bemiddeling en preventie van conflicten moeten versterken, in samenwerking met de regionale organisaties, er moet met doorreislanden over bilaterale immigratieovereenkomsten onderhandeld worden en er moet een economische agenda worden opgesteld waarin specifieke maatregelen zijn opgenomen om in de partnerlanden van de EU voor meer werkgelegenheid te zorgen. Bij het voorbereiden van nieuwe instrumenten voor extern optreden in de periode na 2013 zou de Commissie de synergiëen tussen de ontwikkelingspijler en de stabiliteits- en veiligheidspijler moeten vergroten. Om die redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Baudis (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor deze tekst over migratiestromen gestemd. De gebeurtenissen in onze zuidelijke buurlanden leiden er namelijk toe dat steeds meer migranten aan onze zuidkust belanden. Het is belangrijker dan ooit dat we de coördinatie garanderen tussen ons buitenlands beleid en ons immigratiebeleid. Dit is een werkelijk Europese kwestie; de tijd van nationaal egoïsme is voorbij. De lidstaten aan de Middellandse Zee mogen niet alleen worden gelaten bij de opvang van grote stromen illegale migranten, want deze last moeten alle landen van de Unie samen dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het realistisch is doelen op de middellange en lange termijn te stellen voor een probleem dat voortkomt uit de onbalans tussen landen die wel ontwikkeld zijn en landen die dat niet zijn, en uit schendingen van de mensenrechten in grote delen van de wereld.

In het verslag worden procedures gesuggereerd om illegale immigratie te voorkomen door opkomende landen bij dit probleem te betrekken, samen met alle betrokken landen: de landen van herkomst, doorvoer en bestemming. Dat het idee wordt benadrukt dat samenwerkingsbeleid afhankelijk wordt gesteld van de mate van eerbiediging van de mensenrechten, lijkt me ook heel positief, evenals de verwijzingen naar de bescherming van de meest achtergestelde groepen, zoals vrouwen of niet-begeleide minderjarigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging vormen voor de gehele Europese Unie. Met deze resolutie wordt een eerste stap gezet in de richting van een gemeenschappelijk Europees beleid voor het beheer van migratiestromen. Dit beleid moet ook een ontmoedigend effect hebben. Hiertoe moeten in het beleid alle mogelijke samenwerkingsinstrumenten van de Unie op het gebied van sociale en economische ontwikkeling worden samengebracht, zodat er directe invloed kan worden uitgeoefend op de oorzaken van instabiliteit in de landen waar de migratiestromen vandaan komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. omdat Migratie is een bijzonder relevant vraagstuk dat onlangs actueel is geworden nu de ontwikkelingen in Noord-Afrika de Europese Unie als aangrenzende regio dwingen een grote stroom immigranten op te vangen. Het verslag gaat in op veel factoren van migratiestromen, zoals politieke, sociale en economische instabiliteit en zelfs klimaatverandering, waarmee nog altijd geen rekening wordt gehouden bij het onderzoek van massale migratiestromen. Om die redenen wordt benadrukt dat de EU een efficiënt migratiebeleid nodig heeft dat moet worden aangevuld met instrumenten van het buitenlands beleid. Deze maatregelen kunnen de oorzaken helpen oplossen van instabiliteit in de herkomstlanden, die mensen dwingen massaal naar stabielere aangrenzende regio’s te emigreren. In het verslag wordt de Commissie ook verzocht voorstellen inzake legale migratie voor te bereiden met het oog op eenvoudiger beheer en de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden. Er wordt verklaard dat de ergste schendingen van de mensenrechten, alsook de misdaad, die vaak een zakelijke activiteit voor de georganiseerde misdaad is, worden geassocieerd met illegale migratie. Ten slotte wordt benadrukt dat de demografische situatie van de EU zelf moet worden geëvalueerd om te kunnen berekenen hoeveel nieuwkomers Europa kan opnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) De Europese Unie moet het hoofd bieden aan migratiestromen die het gevolg zijn van oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, schendingen van de mensenrechten en natuurrampen in derde landen. De Unie moet doeltreffend op deze uitdaging reageren door preventieve maatregelen te nemen en de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid inzetten om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak. Een Europees beleid inzake het beheer van migratie zou maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden, de waarborging van mensenrechten en de democratisering aan bod komen.

Het Europees buitenlands beleid zou een aanvulling moeten vormen op, en synergieën moeten creëren met het eigen migratiebeleid, waarbij vooral moet worden gelet op de oorzaken van de instabiliteit en de structurele problemen in de herkomstlanden. Bovendien moet een ononderbroken dialoog tot stand worden gebracht met de doorreislanden, zodat de stromen worden gereguleerd en er ook in deze landen wordt gezorgd voor uniforme toepassing van de internationale normen inzake de mensenrechten op het gebied van immigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Provera gestemd, omdat ik vind dat het een goede stap is in de richting van solidariteit tussen de lidstaten.

De laatste weken is met name Italië de bestemming van de duizenden vluchtelingen uit Noord-Afrika. Tegenover een situatie die zó lastig is, mag de EU mijn land niet in de steek laten maar dient zij alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de verdragen worden nageleefd, met name artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Tegelijkertijd is het noodzakelijk om de financiële middelen en bestaande structuren optimaal te benutten. De taak van het Europese agentschap Frontex moet bijvoorbeeld worden uitgebreid en beter worden gefinancierd. Bescherming van de mensenrechten, meer financiële middelen, ontwikkeling van de democratie, de rechtsstaat en bilaterale overeenkomsten zijn allemaal instrumenten die, indien correct toegepast, zeker kunnen helpen bij het voorkomen van massamigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) De EU heeft ook wat mij betreft een volwaardige langetermijnstrategie nodig voor instabiele landen om zo de basisoorzaken van de migratiestromen te kunnen aanpakken. Maar daar is nog geen actieplan van de Raad voor lastenverdeling overeenkomstig het in artikel 80 VWEU neergelegde solidariteitsbeginsel voor nodig. De verantwoordelijkheid voor de hervestiging van vluchtelingen uit deze regio dient te liggen bij de landen waar deze vluchtelingen heengaan. En wanneer de toestroom van vluchtelingen onhoudbaar wordt, dient het asiel- en immigratiebeleid van de EU eenvoudigweg te worden aangescherpt. De oproepen tot een gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een gemeenschappelijk Europees programma voor hervestiging verontrusten mij dan ook zeer. Het is een goede zaak dat wordt gekeken naar mogelijkheden voor een allesomvattende benadering van deze problematiek door de Commissie, maar daar dienen overwegingen als behoefte aan arbeidskrachten op de Europese arbeidsmarkt en de capaciteit van elke individuele lidstaat ten aanzien van de opname en integratie van migranten, buiten gelaten te worden. De aanpak van de migratiestromen dient primair de bevoegdheid van de lidstaten te blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik verheug me over de inspanningen van de EU om tegemoet te komen aan de uitdagingen als gevolg van instabiele omstandigheden en migratiestromen. Geweld, schendingen van de mensenrechten, enzovoort, treffen niet alleen herkomstlanden, maar ook doorreislanden. Daarom ben ik voorstander van een actief beleid dat erop gericht is de onderliggende oorzaken van de instabiele omstandigheden in de herkomstlanden aan te pakken, zoals het ontbreken van economische en democratische structuren. Alleen zo kunnen we ook de negatieve gevolgen van migratie wegwerken. Migratie moet positief en productief zijn en mag geen vlucht zijn. Dit beleid moet gebaseerd zijn op samenwerking en dialoog tussen herkomst- en doorreislanden teneinde stevige, doeltreffende en duurzame resultaten neer te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb tegen het verslag over migratiestromen gestemd. Daarin wordt weliswaar een betrekkelijk juiste en evenwichtige analyse gegeven van de fundamentele redenen waarom mensen hun land verlaten maar de conclusies die daaruit worden getrokken, kloppen niet, evenmin als de voorstellen. Enerzijds houdt men vast aan de opvatting dat de mensen opgedeeld moeten worden in legaal en illegaal en aan de instrumentaliserende opvatting dat bepaalde migranten ‘nuttig’ zijn en andere niet, met als gevolg dat de rechten van deze mensen onderworpen worden aan de diverse contingenten van de Unie en de lidstaten, maar anderzijds legt men een verband tussen immigratie en veiligheidsvraagstukken. Daardoor ontstaat verwarring en worden immigranten rechtstreeks in verband gebracht met diverse criminele en ‘terroristische’ activiteiten, wat koren op de molen is van de degenen die met hun praktijken en ideologieën immigranten criminaliseren.

Met het verslag wordt de paternalistische rol van de Unie nog verder versterkt. Er wordt zelfs voorgesteld om een koppeling te leggen tussen de pijler ‘ontwikkelingssteun’, de hulp van de EU aan derde landen, en de pijler ‘veiligheid’, waardoor deze steun echter een heel ander karakter en een heel ander doel krijgt.

 
  
MPphoto
 
 

  Corina Creţu (S&D), schriftelijk. (RO) Ik hoop dat de vierde VN-conferentie in Istanbul – na de drie voorgaande, die voornamelijk draaiden om beginselen – zal zijn gericht op het vaststellen van resultaten en het formuleren van heldere indicatoren voor het halveren van het aantal minder ontwikkelde landen in 2020. Van de 51 onderontwikkelde landen, waar 78 procent van de bevolking leeft van minder dan 1,25 dollar per dag, zijn de laatste jaren slechts drie erin geslaagd zich te ontworstelen aan deze status. De situatie is zorgelijk, aangezien deze landen het meest kwetsbaar zijn voor beproevingen als de financiële crisis, de voedselcrisis en de klimaatverandering, terwijl ze ook kampen met extreme armoede, een gebrek aan infrastructuur en stijgende werkloosheid. Deze realiteit maakt schrijnend duidelijk dat de internationale gemeenschap haar beloften zoals vastgelegd in het Brussels Action Programme niet is nagekomen. Ik hoop dat we ons tijdens de conferentie, waar ik aanwezig zal zijn namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, zullen toeleggen op het bereiken van samenhang ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid en de methoden voor het uitvoeren van vernieuwende financieringsmechanismen, met het oogmerk deze landen, die moeten worden aangespoord om een passend beleid in te voeren, effectiever te kunnen bijstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Dit is een zeer belangrijk thema en bij onze analyse moeten we rekening houden met de complexiteit ervan. In dit verslag staat dat het belangrijk is om de samenwerking in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid voort te zetten. Het migratieverschijnsel, dat veroorzaakt wordt door crisis en instabiele omstandigheden, heeft negatieve gevolgen voor de herkomst- en gastlanden en voor de ontheemden zelf. We moeten dit verschijnsel omkeren opdat emigratie in deze omstandigheden niet langer de enige optie is: een vlucht uit een situatie van onveiligheid, slechte economische vooruitzichten, instabiele omstandigheden of angst. Ik herhaal in deze stemverklaring dat we maatregelen moeten nemen om de stabiliteit en de veiligheid in de herkomstlanden te garanderen en te bevorderen. Om de door instabiele omstandigheden en crisis veroorzaakte migratiestromen te verminderen zullen we aan preventie moeten doen. Ik ben ervan overtuigd dat we in het kader van het buitenlands beleid van de EU, en in het bijzonder van het Europees nabuurschapsbeleid, deze regio’s in de wereld moeten steunen teneinde veiligheid, stabiliteit en bescherming van de mensenrechten te bevorderen als onderdeel van een uitgebreider ontwikkelingsproces, zoals ik al zei in mijn verslag over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie, waarover we ook deze week zullen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR)Sommige lidstaten worden geconfronteerd met grote stromen van personen uit landen ten zuiden van de Middellandse Zee, die op bescherming hopen. Ze kunnen deze humanitaire crisis en deze dringende migratieproblemen niet alleen aanpakken. We moeten het agentschap Frontex meer middelen ter beschikking stellen, meer personeel, meer materieel, maar ook meer geld, om het in staat te stellen om meer steun te geven aan operaties als Hermes en Poseidon. De leden van het Europees Parlement doen een beroep op de Europese Raad om een actieplan uit te werken voor de hervestiging van de vluchtelingen, waarbij de clausule van de solidariteit tussen de lidstaten moet worden toegepast. Artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie noemt het solidariteitsprincipe namelijk, alsmede het principe van een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen alle lidstaten in verband met het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie. Op de middellange en lange termijn moeten we met de landen van herkomst van de toekomstige migranten vormen van samenwerking ontwikkelen, en partnerschappen voor mobiliteit, zodat hun onderdanen legaal kunnen komen werken, een opleiding kunnen volgen, en heen en weer kunnen reizen van de ene naar de andere kant van de Middellandse Zee.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht vóór het verslag over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU. De politieke, sociale en economische instabiliteit, het gebrek aan veiligheid en politieke onderdrukking, maar ook de klimaatveranderingen dwingen gemeenschappen tot migratie. Daarom moet de Europese Unie een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand brengen, in het bijzonder met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, doorreis- en herkomstlanden, de versterking van de sociale cohesie en de integratie van migranten.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. – (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, zijn het ermee eens dat de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging zijn voor de Europese Unie en dat we meer moeten doen om de oorzaken van de instabiliteit en de structurele problemen in de herkomstlanden aan te pakken. Wij zijn echter van mening dat het belangrijk is dat de EU echte verantwoordelijkheid neemt voor de migranten die hierheen komen en deze verantwoordelijkheid niet afschuift op onze buurlanden, zoals in paragraaf 9 wordt voorgesteld. Wij steunen de oproep om de mensenrechtenaspecten duidelijk te weerspiegelen in Frontex-operaties, met name het recht van personen om hun land te verlaten, het verbod op refoulement en het recht om asiel aan te vragen. Wij zijn van mening dat de Frontex-operaties tot dusver gepaard zijn gegaan met problemen en wij scharen ons niet achter de formulering waarin wordt gezegd dat het Europees Parlement ingenomen is met de geslaagde werkzaamheden van Frontex.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Er bestaat vandaag een duidelijk verband tussen sociale, economische of politieke instabiliteit en migratiestromen naar de Europese Unie. We moeten in het buitenlands beleid van de Unie niet alleen oog hebben voor dit verschijnsel, we moeten het proberen te begrijpen en zo goed mogelijk opvolgen. De Europese Unie moet maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ze haar eigen financiële middelen en institutionele instellingen optimaal benut om de migratiestromen als gevolg van de huidige instabiele omstandigheden in verschillende delen van de wereld doeltreffend te beheren.

Het voeren van een preventief beleid, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, zou ertoe kunnen bijdragen dat emigratie geen dramatische noodzaak is, zoals vandaag, maar een kans. We moeten de rechtsstaat bevorderen, de mensenrechten beschermen en de ontwikkeling van de democratie en van gezonde economieën stimuleren. Zonder deze gezamenlijke inspanningen in de betrokken landen, en in samenwerking met de betrokken volkeren en sociale structuren, zullen we de instabiliteit niet doeltreffend kunnen verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt ingegaan op de migratiestromen als gevolg van de politieke instabiliteit in bepaalde regio’s van de wereld, in het bijzonder in Noord-Afrika en ten zuiden van de Middellandse Zee. Deze situatie, die gevolgen heeft voor de landen in het zuiden van Europa, in het bijzonder Italië – iedereen volgt de toestand op het eiland Lampedusa, waar meer dan 20 000 mensen zijn toegestroomd – en Malta, heeft meer dan 400 000 vluchtelingen naar Europa gebracht. Om de gevolgen hiervan te beperken is het essentieel dat de Europese Unie niet alleen middelen uit het Europees Vluchtelingenfonds beschikbaar stelt, maar ook zo snel mogelijk een doorgedreven plan uitvoert om humanitaire hulp te bieden en te voorzien in de basisbehoeften van deze mensen. Bovendien moeten we een regionaal programma vaststellen voor de vluchtelingen uit Egypte, Tunesië en Libië op het gebied van asiel en vluchtelingenbescherming teneinde mensenhandel te voorkomen en hun terugkeer naar hun land van herkomst voor te bereiden. Ik ben verheugd over de goedkeuring van dit verslag, omdat het erop wijst dat de Europese Unie via haar beleid voor externe samenwerking de structurele oorzaken van de door migratiestromen veroorzaakte problemen onbevooroordeeld zal aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Migratiestromen hebben oorzaken. De voornaamste oorzaken zijn oorlogen en gewapende conflicten, systematische schendingen van de mensenrechten, etnische en religieuze conflicten en onderdrukking. Maar natuurrampen en armoede ten gevolge van het ontbreken van echte economische en democratische structuren behoren ook tot de meest voorkomende oorzaken van migratiestromen.

Door de gevolgen van de wereldwijde crisis van het kapitalisme en doordat de crisis zich onregelmatig en ongelijk ontwikkelt, is de economische en sociale situatie in veel landen aan het verergeren, de opstanden in de Arabische wereld zijn daar een voorbeeld van, hetgeen de migratiestromen doet toenemen. In dat verband hanteert de Europese Unie vaak een hypocriet discours en voert ze een beleid van twee maten en twee gewichten. Enerzijds beweert ze de mensenrechten in derde landen te verdedigen, en laat ze het niet na om ze zelfs als argument te gebruiken om een aantal van die landen aan te vallen. Anderzijds is ze medeplichtig aan het voortbestaan van ernstige situaties zoals in Lampedusa, in Italië.

Om deze migratiestromen te voorkomen moeten er maatregelen worden genomen die gebaseerd zijn op een echt beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp, op solidariteit en bevordering van de vrede, zoals vreedzame oplossingen van conflicten, wat vandaag niet het geval is.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Iedereen weet dat oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en armoede als gevolg van het ontbreken van echte economische en democratische structuren de voornaamste oorzaken van migratiestromen vormen.

Door de crisis van het kapitalisme en de sociale gevolgen daarvan, zoals de opstanden in de Arabische landen, zal de huidige situatie nog verslechteren.

Daarom moet de Europese Unie een einde maken aan haar hypocriete beleid van twee maten en twee gewichten. Ze kan niet beweren dat ze in derde landen de mensenrechten verdedigt en tegelijkertijd toestaan dat ernstige toestanden zoals in Lampedusa blijven bestaan.

Er is behoefte aan een preventiebeleid, aan ontwikkelingssamenwerking met een globalere politieke visie waarin vooral aspecten zoals solidariteit en bescherming van de mensenrechten aan bod komen, wat vandaag niet het geval is.

De Europese Commissie en het Europees Parlement verlenen doorgaans voorrang aan hun economische en geostrategische belangen en vergeten de solidariteit en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen waardoor ze schandalige richtlijnen aannemen, zoals de terugkeerrichtlijn.

Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd, al staat er hier en daar iets positiefs in.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Ik wil graag steun geven aan de bewoners van Lampedusa die worden geconfronteerd met overbevolking, onveiligheid, problemen bij de voedselvoorziening en misschien ook de volksgezondheid. Dit Parlement is echter van mening dat hun belangen minder zwaar wegen dan die van tienduizenden illegale migranten die op hun kust landen. Ik zou de Italiaanse autoriteiten er ook op willen wijzen dat ze deze illegale vluchtelingen op de daarvoor gecharterde boten naar Afrika moeten brengen, en niet naar Europa. Die vluchtelingen komen hoofdzakelijk uit Tunesië; het schijnt dat daar een schitterend democratisch avontuur plaatsvindt en daaraan zouden ze moeten meewerken. We kunnen niet telkens weer iedereen opvangen die in eigen land niet blij is omdat het er regent, of juist niet, omdat er een dictatuur heerst of omdat de dictatuur beëindigd is, omdat het onderontwikkeld is, of omdat het zich ontwikkelt! Geld is de belangrijkste drijfveer van deze migranten.

Met onze ontwikkelingshulp moeten we ervoor zorgen dat de mensen wortel slaan in hun eigen land, we moeten onze steun daar zelfs van afhankelijk maken, en van de terugkeer van hun onderdanen. In tegenstelling tot wat de rapporteur zegt bestaat er geen ‘recht op emigratie’. De Europese burgers, waarvoor u primair verantwoordelijk bent, hebben echter wel het absolute recht om STOP te zeggen en om te worden gehoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag van het Europees Parlement over “migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU” gestemd, en wil op een aantal punten ingaan. Bijna 24 000 Tunesiërs zijn sinds de val van Ben Ali op het eiland Lampedusa en aan de Italiaanse kust aangekomen, ook duizenden Libiërs vluchten uit hun land, waar sinds februari een oorlog woedt. Met het oog op deze dramatische humanitaire crisis moeten we absoluut een Europees antwoord geven, en Europese solidariteit bieden! In ons verslag pleiten we voor een systeem van actieve solidariteit voor de hervestiging van vluchtelingen uit Noord-Afrika. We pleiten voor de toepassing van de ‘solidariteitsclausule’ tussen de lidstaten in verband met het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie. We verzoeken ook om in de begroting voor de jaren na 2013 een bepaling inzake de fondsen voor de noodhulp op te nemen, zodat Europa snel kan reageren als dat nodig is in verband met immigratie en asiel. Al die elementen zijn nodig voor een echt Europees asielbeleid, waarvoor we al lang pleiten, en dat gebaseerd moet zijn op de principes van coherentie, verantwoordelijkheid, solidariteit en eerbiediging van de mensenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd, omdat we hierin de nadruk leggen op de eigenlijke oorzaken van de migratiestromen: de politieke, sociale en economische instabiliteit, de onveiligheid, de politieke onderdrukking, de schendingen van de mensenrechten, maar ook de klimaatverandering. In dit verslag maken we ook duidelijk dat we de landen van herkomst duurzame strategieën moeten bieden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie. Op die manier ontkrachten we de mythe van de nulimmigratie, we wijzen erop dat we de migratie niet kunnen stoppen en dat de EU een omvangrijke, maar gestuurde migratie nodig heeft om de vergrijzing van onze bevolking te compenseren, en om andere sociale en economische uitdagingen aan te kunnen gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In het verslag-Provera wordt op een aantal belangrijke kwesties ingegaan die met migratie te maken hebben en wordt het belang van de mensenrechten belicht. De mensenrechten zijn het kernthema geweest van campagnes in Schotland en het Verenigd Koninkrijk om een einde te maken aan de opsluiting van kinderen die asiel zoeken. De Britse regering heeft plechtig beloofd om een einde aan deze schanddaad te maken, maar heeft dat tot nu toe nog niet gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik stem in met dit document, aangezien de door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen een uitdaging zijn voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak. Daarom is het nodig een debat op gang te brengen om een beter inzicht te krijgen in alle aspecten van de migratie en de oorzaken ervan. Dit zou de Europese Unie in staat stellen een samenhangend en doelmatig beleid inzake migratiestromen uit de herkomst- en doorreislanden op te stellen en een besluit te nemen over de wijze en hoogte van de investeringen in die landen teneinde hun interne demografische en sociale spanningen te verlichten en aldus voor meer stabiele omstandigheden te zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) In de ontwerpresolutie waar hier vandaag over wordt gestemd komt een belangrijke vraag aan de orde: hoe moet de rol van het buitenlands beleid van de EU worden gedefinieerd ten overstaan van het zowel tragische als delicate probleem van de migrantenstromen. De uitdaging waar de Europese Unie voor staat wordt bepaald door de onmiskenbare instabiliteit in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Europa moet het hoofd bieden aan deze uitdaging door het opzetten en ten uitvoer leggen van een preventiepolitiek die inspeelt op de oorzaken van de economische en politieke instabiliteit in deze landen. Met het voorstellen van gemeenschappelijke oplossingen moet Europa dit hardnekkige fenomeen kunnen voorkomen of in elk geval beteugelen. De hiervoor benodigde middelen zijn echter enorm en daarom is het noodzakelijk om andere wereldmachten te betrekken in het beleid en tot een gezamenlijke coördinatie te komen. Dit alles moet gebeuren met volledig respect voor het beginsel van solidariteit. Uit dit oogpunt is Europa verplicht te komen tot een samenhangend en compact antwoord waarbij duidelijk wordt aangetoond dat dit beleid voorrang heeft. Om deze redenen en omdat ik overtuigd ben van het politieke signaal dat Europa moreel verplicht is af te geven met betrekking tot dit probleem, daarbij vermijdend dat landen alleen komen te staan, heb ik met mijn stem steun gegeven aan de bovengenoemde resolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk.(FR) Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam beschikt de Europese Unie over uitgebreide bevoegdheden voor het sturen van de migratiestromen. We gebruiken die bevoegdheden nu om de recente vluchtelingenstroom aan te pakken van mensen die vluchten voor de onrust in Noord-Afrika, en met name in Libië. Deze ‘Arabische lente’ is een krachtig symbool voor de vrijheid, maar dekt ook een veel dramatischer ontwikkeling, waardoor talloze burgers op weg gaan (in dit geval de zeeweg) om asiel aan te vragen. In deze resolutie doen we dus een beroep op de Europese en internationale instellingen om zich bewust te worden van de omvang en van de gevolgen van deze volksverhuizing. Ik heb voorgestemd, omdat geen enkele lidstaat deze uitdaging alleen aan kan gaan en we deze crisis in overleg en samen moeten aanpakken. Ook de nieuwe instrumenten van de Unie voor het buitenlands beleid, die zijn ingevoerd met het Verdrag van Lissabon, met name de nieuwe Europese dienst voor extern optreden, moeten leiden tot een doelmatiger coördinatie van het beleid van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarin het Parlement zich ingenomen verklaart met de recente voorstellen van de Commissie voor legale migratie door niet-asielzoekers en er bij de Commissie op aandringt ook andere instrumenten te ontwikkelen om een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand te brengen, economische migratie te beheren met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden, en de sociale samenhang te vergroten door een verbeterde integratie van migranten. In het verslag benadrukt het Parlement de noodzaak van het leveren van voldoende informatie over de mogelijkheden voor legale immigratie naar de EU teneinde illegale migratie te voorkomen, beter gebruik te maken van de EU-regelingen voor legale immigratie, de reële vooruitzichten en kansen binnen de EU duidelijk te maken en de valse hoop die door mensenhandelaars wordt gewekt, de kop in te drukken en daarmee het voordeel te verkleinen dat door de georganiseerde misdaad en de mensenhandel getrokken wordt uit het feit dat mensen genoodzaakt zijn om te verhuizen. In het verslag wordt de Commissie verzocht om beschermingsmaatregelen te bevorderen voor kwetsbare groepen en personen (vooral vrouwen en kinderen) die vaak het slachtoffer worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting en wordt de Commissie aangespoord in derde landen informatiecentra op te richten die voorlichting geven over de mogelijkheden van migratie naar de EU. In het verslag wordt evenwel aangedrongen op een evenwichtige aanpak waarbij legale migratie naar de EU bevorderd wordt en verzekerd wordt dat de EU het vermogen heeft om nieuwe migranten te ontvangen en met succes te integreren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Met deze tekst kunnen we de werkelijkheid niet verdoezelen, ondanks alle goede bedoelingen. De EU maakt zich zorgen over de val van de dictators, die ze had gesteund, in ruil voor het beheersen van de ‘migratiestromen’ naar haar grenzen. Niemand maakte zich zorgen over de komst van een golf van vluchtelingen die het slachtoffer waren geworden van deze dictatoriale regimes, en terecht. Pas over de komst van de democratie maakt men zich zorgen.

Europa heeft tussen nu en 2030 echter 230 miljoen immigranten nodig, dat heeft de Europese Commissie zelf gezegd. In deze tekst pleit het Parlement trouwens voor sancties voor landen die zich niet houden aan de principes van de vrijhandelsakkoorden en van de overeenkomsten met het IMF. De bevolking heeft zich door de Arabische revoluties nog maar net bevrijd van het juk van de plaatselijke despoten, en nu krijgen ze de groeten van vreemde tirannen. Dit is arrogant en wreed. Ik stem hier tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is bijzonder zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb gestemd tegen het verslag-Provera over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU, omdat ik afwijzend sta tegenover het migratiebeleid van de Europese Unie. Dat is immers het beleid van ‘Fort Europa’, met grenzen die met ijzer bekleed zijn voor mannen en vrouwen maar in rook opgaan voor het kapitaal. Dit verslag spreekt zich uit voor een Europees migratiebeleid dat niet is gebaseerd op de erkenning dat emigratie een recht is, geen delict, en dat geen garanties biedt voor een onaantastbaar beginsel, namelijk dat van het aanvragen van asiel. De hypocrisie van de EU is tenhemelschreiend, want illegale immigranten worden enerzijds gecriminaliseerd maar anderzijds wel als arbeiders gebruikt om snel kapitaal te vergaren, iets wat rechtstreeks ingaat tegen de universele aard van de mensenrechten. De Europese Unie, die slechts bestaat bij de gratie van economische immigratie, geeft blijk van een hoge mate van cynisme. Wat er gaande is in Noord-Afrika is een bewijs van dit Fort Europa. Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) heeft niets te maken met solidariteit of samenwerking om volkeren te helpen in hun strijd tegen dictaturen, zoals die van Ben Ali, Mubarak en Gaddaffi: wanneer duizenden Afrikanen op de vlucht slaan voor onderdrukking en oorlog, worden zij door de EU opgesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen noodzaak. Op de lange termijn kan de EU effectieve maatregelen nemen om het gebruik van haar eigen financiële instrumenten en bestaande institutionele structuren te optimaliseren. De maatregelen die in het verslag worden voorgesteld zijn onvoldoende en men blijft steken in goede voornemens. Er is een precies en specifiek financieel economisch plan nodig. Anders zal Europa stikken als gevolg van de golf van illegale migratie. Als eerste stap op weg naar een oplossing van dit probleem is het verslag heel nuttig.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Juist met het oog op de permanente migratiestromen in Europa lijkt het me belangrijk om te verhinderen dat economische vluchtelingen gelegaliseerd worden. We moeten ontwikkelingslanden steunen, zodat ze ervoor kunnen zorgen dat deze mensen in eigen land blijven. Het heeft geen enkele zin om mensen uit ontwikkelingslanden toe te laten tot onze arbeidsmarkt, ook al omdat de werkloosheid in de eurozone op dit moment 9,9 procent is. Het verslag van de heer Provera was oorspronkelijk heel evenwichtig, maar het is door allerlei amendementen helaas in de verkeerde zin veranderd. Daarom heb ik ertegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat het na de onrust in de Arabische landen en het op gang komen van de migratiestromen erg belangrijk is dat het gemeenschappelijke migratiebeleid in de hele EU functioneert. Ervan uitgaande dat migratie niet gestopt kan worden, speelt op dit vlak het buitenlands beleid een voorname rol. Migratiestromen oefenen een grotere druk uit op de lidstaten die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden. Daarom moeten we alles doen voor een gemeenschappelijk Europees migratiebeleid om migratiestromen optimaal te kunnen beheren en controleren. Alleen gemeenschappelijke inspanningen tegen de negatieve gevolgen kunnen economische groei, stabiele arbeidsmarkten en ontwikkelingsperspectieven beschermen van die staten die de meeste migratiestromen moeten opvangen. Dat zal een doeltreffend middel zijn teneinde illegale migratie, georganiseerde misdaad en mensenhandel te voorkomen. De EU moet alle inspanningen leveren om legale migratie te stimuleren en illegale migratie doelmatig te bestrijden. Het is van belang een aanpak van de legale migratie te ontwikkelen met inachtneming van de behoefte van de Europese arbeidsmarkt aan arbeidskrachten en het vermogen per lidstaat om migranten op te nemen en te laten integreren.

Legale migranten in EU-landen moeten dezelfde rechten en plichten hebben als andere werknemers. Het is bovendien belangrijk in elk land de braindrain en de uittocht van goed opgeleide deskundigen te verminderen. Daarvoor moeten programma’s voor bijstand bij terugkeer en circulaire migratie worden bevorderd, aanwervingsprocedures aan regels worden onderworpen en capaciteitsopbouw worden ondersteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb vóór het verslag van collega Provera gestemd over een van de grondbeginselen van de Europese Unie, dat van de solidariteit tussen de volkeren. De huidige situatie is gezien de politieke crises in Noord-Afrika en de trage of ontbrekende reactie van de Europese politiek inzake de migrantenstromen zo ernstig en problematisch dat ik van mening ben dat deze nu zonder uitstel moet worden aangepakt. Met deze aangenomen tekst wordt de Raad verzocht volle aandacht te geven aan de solidariteitsclausule met een concreet actieplan en kosten die gedeeld worden tussen de lidstaten, een verzoek dat niet kan en niet mag worden genegeerd. In deze tekst wordt met name gepleit voor minimumnormen betreffende het verlenen van tijdelijke bescherming aan immigranten en directe maatregelen voor het verdelen van verantwoordelijkheden en inspanningen tussen lidstaten die, zoals Italië, immigranten verantwoord opvangen en daarvan unilateraal en eenzijdig de gevolgen ondergaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Het is belangrijk dat wij op Europees vlak een verband leggen tussen de steeds groter wordende druk van migratiestromen en het externe beleid van de EU. Met Europese initiatieven kan steun worden geboden aan de politiek instabiele landen van Noord-Afrika waar een groot aantal illegale immigranten vandaan komt. Instrumenten als de programma’s voor ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking en overnameovereenkomsten kunnen en moeten volledig worden ingezet. Het is wel duidelijk dat deze vraagstukken de komende tijd van doorslaggevend belang zullen zijn, niet alleen voor Griekenland maar ook voor de andere landen van de EU, en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden zijn vandaag een grote uitdaging voor de Europese Unie. Ze worden veroorzaakt door oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren. Het is een toenemend verschijnsel dat spanningen doet ontstaan, niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden. In dit verslag wordt een reeks aanbevelingen vastgesteld zodat de Europese Unie doeltreffend kan reageren. Zo moet de Europese Unie onder andere een beleid van preventie hanteren om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak, en ontwikkelingssamenwerking combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking en bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden aan bod komen. Deze doelstellingen moeten samen met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen worden nagestreefd; zij zijn immers nauw verbonden met de politieke stabiliteit en moeten het kader vormen voor dit proces.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) Migratiestromen veroorzaakt door instabiliteit zijn het indirecte gevolg van de schending van mensenrechten, natuurrampen en het gebrek aan economische en sociale structuren waarmee het welzijn van brede lagen van de bevolking kan worden gegarandeerd. Migratiestromen vormen een uitdaging voor de EU vanwege de inspanning die vereist wordt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en op het gebied van preventie van sociale spanningen die vaak niet alleen ontstaan tussen het land van herkomst en het land van bestemming maar ook tussen het land van herkomst en het doorgangsland van migranten. Deze uitdaging vereist concrete antwoorden van de EU, niet alleen wat betreft de ontwikkelingssamenwerking maar ook wat betreft het buitenlands beleid waarbij op zowel regionaal als mondiaal niveau preventieve maatregelen worden ingevoerd op het gebied van veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale akkoorden met landen van herkomst en doorgangslanden, de bescherming van de mensenrechten en democratisering, maatregelen waarbij gebruik gemaakt wordt van alle beschikbare instrumenten van buitenlands beleid. Omdat ik er sterk van overtuigd ben dat het belangrijk is dat de EU de oorzaken van de instabiliteit direct aanpakt en dat zij dit doet door de beschikbare instrumenten te verbeteren, kan ik alleen maar instemmen met dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen.

Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doet ontstaan en verergeren. Om doeltreffend op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen wanhopige noodzaak.

Een Europees beleid inzake het beheer van migratie zou maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden, de waarborging van de mensenrechten en democratisering aan bod komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Het beheer van migrantenstromen die het gevolg zijn van politieke instabiliteit is een fundamentele uitdaging voor de EU. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, natuurrampen en het gebrek aan deugdelijke economische en democratische structuren zijn de belangrijkste oorzaken van deze migrantenstromen.

Ik ben van mening dat het noodzakelijk is om nu een preventiebeleid op te zetten, waarbij de meest passende instrumenten worden gebruikt om in te haken op de oorzaken van de instabiliteit. Het Europees buitenlands beleid zou zich moeten concentreren op de bronnen van instabiliteit en op de structurele moeilijkheden in de landen van herkomst. Ik denk dat deze tekst voor de EU een extra hulpmiddel is bij het vormgeven van een coherent en doelmatig beleid inzake het fenomeen van de migrantenstromen, waarbij keuzen worden gemaakt over de beste weg om te komen tot herstel van de voorwaarden voor politieke, economische en sociale stabiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) Mijn standpunt aangaande dit verslag komt neer op een krachtig nee. Het motto ‘In verscheidenheid verenigd’ veronderstelt dat iedereen baas is in eigen huis en dat het niet de EU kan en mag zijn die ons opdraagt ongewenste gasten te accepteren. Onszelf het recht ontzeggen om illegalen terug te sturen naar hun land van herkomst gaat in tegen elke logica van het gezonde verstand. Als legaliteit niet meer wordt gerespecteerd, lopen we het risico van een invasie van miljoenen wanhopige mensen die op de vlucht zijn. Mensen die te lijden hebben moeten worden geholpen, maar in hun eigen land door het tegengaan van mensensmokkel.

Ik wijs de aan Europa gerichte beschuldiging van racisme en xenofobie met kracht van de hand. Ik ben het zat getuige te moeten zijn van de staking van illegale Tunesiërs omdat ze geen geld krijgen voor sigaretten, of van hun weigering voedsel te eten waar tonijn in zit omdat het naar vis ruikt en van de aanspraak die deze mensen, eenmaal uit de boot, menen te kunnen doen gelden op werk en een huis, natuurlijk gratis, en dat ten overstaan van onze eigen werklozen en armen.

Complimenten aan de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken, mevrouw Ashton, zijn beslist misplaatst omdat zij in feite geen idee heeft hoe de huidige crisis in de Maghreb-regio moet worden aangepakt. Het allermooiste is intussen dat we lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transseksuelen en transgenders mogen beschouwen als vervolgden of achtergestelden die dus bijzondere aandacht verdienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag van de heer Provera gestemd omdat daarin mijns inziens het probleem op een realistische manier wordt beschouwd. Zijn voorstel om de met immigratie gepaard gaande last te verdelen is mijns inziens noodzakelijk. Het immigratievraagstuk is moeilijk op te lossen, maar het is wel beheersbaar als wij het juist aanpakken. Het is onaanvaardbaar dat met name Griekenland, Italië en Spanje voor het probleem moeten opdraaien. Ik wijs erop dat sinds januari 23 000 immigranten Italië zijn binnengekomen. Vooral na de ontwikkelingen in Noord-Afrika en de Arabische wereld moeten wij een Europese strategie voor de aanpak van het immigratieprobleem zien te ontwikkelen, zodat de lidstaten niet aan hun lot worden overgelaten en deze ongelukkige, tot emigratie gedwongen mensen niet worden uitgebuit, evenmin trouwens als de burgers van Europa die de last ervan moeten dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Deze resolutie heeft de verdienste het debat over het migratiebeleid van de Unie weer aan te zwengelen, al had de tekst concreter en sterker gemogen. Net nu de situatie in Noord-Afrika grote migratiestromen op gang brengt, schiet de EU tekort door geen duidelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Frontex kan niet het enige instrument zijn bij de aanpak van de vluchtelingencrisis. Europa moet ook dringend een actieplan voor de lastenverdeling ontwikkelen om te helpen bij het hervestigen van vluchtelingen uit de regio en om steun te bieden aan ontheemden. Ik betreur het feit dat in de huidige omstandigheden het opschorten van de overeenkomst inzake samenwerking tussen de EU en Libië blijkbaar de enig beschikbare optie was. Niet het verscherpen van de grenscontroles aan de Unie moet de eerste bekommernis zijn in dergelijke akkoorden maar het toezicht op de bekrachtiging en naleving van het Verdrag van Genève. Ik hoop dat de resolutie een eerste stap is op weg naar een meer globale aanpak van de vluchtelingenproblematiek, opdat mensen op een meer humane manier benaderd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor het verslag-Provera over ‘migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU’. We moeten een goede coördinatie garanderen tussen het buitenlands beleid en het immigratiebeleid. Het is ook belangrijk dat we ons concentreren op de onderliggende oorzaken voor de instabiliteit in bepaalde regio’s, en dat we de migratiestromen goed sturen. We moeten het beleid voor het sturen van de migratiestromen op een doelmatige manier combineren met het Europees beleid voor de ontwikkelingssamenwerking, waarbij we rekening moeten houden met de veiligheid en de regionale samenwerking tussen de zuidelijke landen, maar ook met de samenwerkingsovereenkomsten met de herkomstlanden en de doorreislanden. In dit beleid spelen bepaalde derde landen een centrale rol, en ik ben ervan overtuigd dat het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten tussen die landen en de Europese Unie van het allergrootste belang is voor de strijd tegen de illegale immigratie. In dat verband moeten we de samenwerkingsovereenkomst tussen Libië en de Europese Unie, die op dit moment opgeschort is, in ere herstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Mede door de economische recessie en de politieke instabiliteit in vrij veel landen zijn de migratiestromen toegenomen. Daardoor komt de EU voor een uitdaging te staan. In dit verslag worden maatregelen voorgesteld die zullen helpen bij de aanpak van dit beangstigende verschijnsel dat niet alleen direct de betrokken landen aan de buitengrenzen van de EU aangaat, maar indirect heel de EU. Een van deze maatregelen betreft de ontwikkeling van een permanent en stabiel waarnemingssysteem voor alle activiteiten en operaties van Frontex op het gebied van het beheer van migratiestromen. Daarom heb ik voor het verslag-Provera gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk.(FR) Ik ben ingenomen met de aanneming van deze evenwichtige resolutie. Hierin noemen we een aantal ideeën in verband met de uitdagingen die voortvloeien uit de migratiedruk waarmee Europa geconfronteerd wordt. Het lijkt me van het grootste belang dat we profiteren van de mogelijke synergieën tussen het migratiebeleid en het beleid van de Unie voor de ontwikkelingssamenwerking. Achter de migratie schuilen menselijke drama’s, en de oplossing is ten dele te vinden in een beleid ter ondersteuning van derde landen dat bijdraagt tot ontwikkeling en stabiliteit. Dat probleem moeten we ook behandelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid. Het is volgens mij de hoogste tijd voor een antwoord van de Unie en ik doe een beroep op de lidstaten en op de Commissie om de middelen en instrumenten ter beschikking te stellen om dit mogelijk te maken, met name door Frontex een grotere rol en meer middelen te geven. Het zou ook verstandig zijn om de nodige bijstand te verlenen aan de regio’s en steden aan de kust van de Middellandse Zee. Zij moeten een dringende humanitaire crisis afwenden die zal ontstaan door de aankomst van deze immigranten, ze moeten de orde handhaven en de integratie van legale migranten bevorderen. Europese solidariteit tussen de lidstaten en tegenover derde landen is volgens mij dringend nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Daarin wordt aangetoond dat de migratiestromen op dit moment vaak leiden tot enorme spanningen tussen de herkomstlanden, de gastlanden en de doorreislanden, maar ook binnen de gastlanden. De heer Provera stelt een preventieve aanpak voor, hij wil de oorzaak van de migratie bij de wortel aanpakken, en het gebrek aan democratische en economische stabiliteit in de gastlanden op de agenda van het Europees extern beleid zetten. Het Europees Parlement heeft de Commissie en met name mevrouw Ashton meerdere malen in verschillende verslagen over het ontwikkelingsbeleid verzocht om bij alle onderhandelingen de mensenrechten aan de orde te stellen en het verlenen van steun en handelspreferenties hiervan afhankelijk te maken. Ik zou die eis nogmaals met nadruk willen ondersteunen.

 
  
  

Verslag: Elisabeth Jeggle (A7-0016/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gestemd, daar vrouwen in de moderne samenleving tegen de achtergrond van hun individuele gezins- en beroepssituatie een multifunctionele rol vervullen en daar zij juist door deze combinatie van rollen ook een essentiële bijdrage kunnen leveren tot vooruitgang en innovatie in alle lagen van de maatschappij en tot een verhoging van de levenskwaliteit, met name in plattelandsgebieden. Het aantal vrouwen in plattelandsgebieden vermindert jammer genoeg. Voor een garantie van een stabiele positie van vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw en voor een steunbeleid voor het platteland moet de aandacht in grotere mate gericht zijn op innoverende en duurzame levens- en arbeidsomstandigheden op het platteland. Ik deel de mening van de rapporteur dat de ondernemingsgeest en de zin voor initiatief van vrouwen moeten worden gestimuleerd, met name door bedrijfseigendom onder vrouwen en netwerken van vrouwelijke ondernemers te bevorderen en door randvoorwaarden in de financiële sector die ervoor zorgen dat vrouwelijke ondernemers op het platteland gemakkelijker toegang tot investeringen en kredieten hebben, zodat zij meer mogelijkheden op de markt krijgen en een stabiele economische basis kunnen opbouwen. Het is ook belangrijk hen te steunen in het politieke streven naar stimulering van de rol van vrouwen in de landbouw door het hen gemakkelijker te maken in de landbouw werkzaam te zijn. Teneinde vrouwen aan te moedigen zich in plattelandsgebieden te vestigen en een bedrijf in de landbouw te beginnen, moet de toegang van vrouwen tot land en kredieten worden verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. (IT) Ik ondersteun het verslag van collega Jeggle van harte, omdat het de aandacht vestigt op de 42 procent vrouwen in plattelandsgebieden die een onmisbare functie hebben bij de ontwikkeling, stabilisering en modernisering van die gebieden met nieuwe vormen van ondernemerschap. Dankzij hun inspanning hebben deze vrouwen aangetoond bij te kunnen dragen tot de verdere ontwikkeling van de traditionele levens- en bedrijfsvormen op het platteland door het ontplooien van economische activiteiten die werkgelegenheid kunnen scheppen en waarbij werk kan worden verenigd met familieverplichtingen.

Het streven naar gelijkwaardige levensomstandigheden in alle regio's en het vermijden van een eenzijdige ontwikkeling van de dichtbevolkte stedelijke gebieden maakt het noodzakelijk om alle plattelandsgebieden te voorzien van de meest moderne IT-infrastructuur met een goede toegang tot breedbandverbindingen en impliceert ook de ontwikkeling van elektronische bedrijfsvormen als e-business die het ontplooien van economische activiteiten mogelijk maken ongeacht de afstand tot stedelijke centra.

Ook moet de scholing van vrouwen verbeterd worden en moet de toegang tot krediet makkelijker gemaakt worden om vrouwelijk ondernemerschap te ondersteunen. Bij het te volgen beleid inzake sociale bescherming zal ook rekening gehouden moeten worden met de leef- en werkomstandigheden van als seizoenarbeidsters in de landbouw werkzame vrouwelijke immigranten, in het bijzonder wat de behoefte aan adequate huisvesting, ziekteverzekering en gezondheidszorg betreft.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) Het beginsel van gelijke kansen voor mannen en vrouwen is een van de fundamentele doelstellingen van de EU 2020-strategie en moet worden bevorderd om te zorgen voor een actievere deelname van vrouwen aan het economisch en maatschappelijk leven, en voor gelijke rechten voor vrouwen en mannen in de landbouwsector in het bijzonder. Ik vind het belangrijk de rol van vrouwen bij landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden te benadrukken. Daarom moet bij steunmaatregelen meer dan tot dusver rekening worden gehouden met de belangrijke rol, behoeften en situatie van vrouwen op het platteland. Ik zou de lidstaten willen aansporen om stimulansen voor het platteland te bedenken om vrouwen als producenten of ondernemers te promoten en om hun deelname aan het politieke proces te ondersteunen, ook als vertegenwoordigers in bestuursorganen van instellingen, met het doel gelijke rollen voor vrouwen en mannen te bevorderen.

Ik heb mijn goedkeuring gegeven aan dit verslag, waarmee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de bestrijding van sociale uitsluiting in plattelandsgebieden. Het hoofddoel van het steunbeleid voor het platteland is het realiseren van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en gelijke leefomstandigheden in alle regio’s, zodat een eenzijdige ontwikkeling van dichtbevolkte stedelijke gebieden en de daaruit voortvloeiende massale uittocht uit de dorpen kunnen worden vermeden.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Aangezien 42 procent van de mensen die werkzaam zijn binnen de landbouwsector vrouw is, is het duidelijk dat ze een belangrijke rol vervullen op het platteland en in landbouwbedrijven. Er moet erkenning en steun zijn voor vrouwen en voor de bijdrage die ze leveren aan de landbouwsector en het plattelandsleven en om die reden sta ik achter dit belangrijke verslag. In het landbouwbeleid van de EU moet de nodige erkenning worden gegeven aan de toekomst van de rol van de vrouw. Ik ben het eens met de bewering in het verslag over het uitstekende werk via de netwerken van vrouwen bij het bekrachtigen van plattelandsgemeenschappen en het bevorderen van gelijkheid en sociale insluiting op het platteland. Ze moeten meer steun krijgen op lokaal, nationaal en Europees niveau. In Ierland bijvoorbeeld is de ICA een belangrijke en invloedrijke organisatie in plattelandsgebieden, die onlangs al zijn 100-jarig bestaan vierde en ongeveer 11 000 leden heeft en die plattelandsvrouwen al sinds lange tijd steunt. Deze lokale organisaties moeten goede steun ontvangen en hier moet rekening mee worden gehouden in het toekomstige landbouwbeleid van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) De rol van de vrouw in de landbouwsector en op het platteland is steeds belangrijker geworden. De afgelopen jaren is met name duidelijk geworden dat steun aan vrouwen en projecten van vrouwen tot belangrijke vooruitgang in de ontwikkeling van de samenleving op het platteland als geheel heeft geleid.

Vrouwen dragen bij tot de verdere ontwikkeling van de traditionele levens- en bedrijfsvormen op het platteland. Zij zijn zowel de stabiliserende als de moderniserende kracht achter deze ondernemingsvormen en daarmee onmisbaar voor een duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden. De voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt, dat is ook op het platteland wat vrouwen willen.

In haar verslag, dat ik steun, pleit de rapporteur er in dat verband voor meer aandacht te verlenen aan het grote scala aan beroepsbekwaamheid, interesses en prestaties van de vrouwen, wil de landbouw als werkomgeving voor vrouwen aantrekkelijk blijven. Ervoor zorgen dat zowel mannen als vrouwen op het platteland goede levensvooruitzichten hebben en een geslaagd bestaan kunnen leiden, moet het hoofddoel zijn van het Europese plattelandsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) De situatie van vrouwen in plattelandsgebieden is een zeer reëel en actueel onderwerp voor de Europese Unie. Voor een aantal nieuwe lidstaten, waaronder Roemenië, is het echter een uitermate ernstig en dringend probleem, omdat zij een zeer groot aantal plattelandsgebieden hebben met extreem weinig werkgelegenheid. We moeten kiezen voor een passende aanpak, die financieel zal worden ondersteund door het toekomstige GLB, zodat we in deze gebieden leefomstandigheden kunnen creëren die aantrekkelijk zijn voor vrouwen en mannen. Ik schaar mij achter het idee van mevrouw Jeggle over een Europees netwerk van vrouwen op het platteland dat tevens wordt ondersteund via de maatregelen in het kader van de tweede pijler van het GLB. Ook kan ik mij vinden in het idee dat een van de prioriteiten van het GLB erin zou moeten bestaan vrouwen in plattelandsgebieden te verzekeren van toegang tot diensten en steunmaatregelen, naar gelang de behoeften van de respectieve lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. (IT) Het verslag waarover vandaag wordt gediscussieerd is van specifiek belang, omdat de focus gelegd wordt op de belangrijkste punten waaraan moet worden gewerkt teneinde te komen tot een doelmatige bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling van plattelandsgebieden, terwijl tegelijkertijd gestreefd wordt naar het bevorderen van perspectieven op werk in de context van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid.

Naar mijn mening is de rol die door vrouwen vervuld wordt binnen landbouwbedrijven en op het platteland een factor van belang voor het beleid inzake plattelandsontwikkeling. Een van de belangrijkste doelstellingen van het Europees beleid voor landbouwgebieden is dan ook het garanderen van gelijke levensstandaarden in alle regio’s, zodat ook op het platteland zowel vrouwen als mannen de mogelijkheid krijgen iets op te bouwen.

In de huidige fase van uitwerking van het GLB is het van fundamenteel belang rekening te houden met de behoeften van vrouwen die leven in plattelandsgebieden en tegelijkertijd gebruik te maken van het potentieel van deze vrouwen. Ik ben van mening dat het gezien de toekomst nodig zal zijn de inspanningen te verhogen om te komen tot een duurzaam gebruik van de plattelandsgebieden, zowel op het gebied van kwaliteit als op het gebied van energie. Bovendien zal een verhoogde inspanning vereist zijn van de kant van iedereen die betrokken is bij het proces van landbouwhervorming.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. (BG) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is gericht op de kwalitatief hoogstaande, duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden. Ik heb voor deze tekst gestemd, omdat vrouwen mijns inziens een onmisbare rol spelen in de hedendaagse samenleving. In de laatste jaren is duidelijk geworden dat een groot deel van de projecten in plattelandsgebieden volstrekt onmogelijk zou zijn geweest zonder de actieve betrokkenheid van vrouwen. Daarnaast ben ik van mening dat de leefomstandigheden in plattelandsgebieden moeten worden verbeterd. Deze verbetering kan worden gerealiseerd door de toegankelijkheid van de infrastructuur, de voorzieningen en de diensten voor dagelijks gebruik te verbeteren. Vrouwen moeten de kans krijgen gezin en beroep te combineren en de leegloop van dorpsgemeenschappen moet worden voorkomen. Vrouwen moeten toegang krijgen tot ondersteunende diensten, voorzieningen en structuren. Ook moeten ze een grotere rol krijgen in besluitvormingsprocessen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Rekening houdend met het feit dat het risico van sociale uitsluiting in de plattelandgebieden groter is voor vrouwen dan voor mannen en gezien het belang van dit punt, sta ik volledig achter deze resolutie, waarin het accent ligt op de rol van de vrouw in de landbouw en waarin er niet alleen op wordt aangedrongen dat er bij ontwikkelingsstrategieën ten behoeve van afzonderlijke bedrijven of regio's in grotere mate rekening wordt gehouden met de agrarische en niet-agrarische beroepsbekwaamheid van vrouwen, maar ook dat er gezorgd moet worden voor stimuli om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen door elke vorm van discriminatie van vrouwen op het werk uit de wereld te helpen en de beroepsopleiding van vrouwen te verbeteren, onder meer door de toegang tot 'postgraduate' opleidingsprogramma's en specialisatiecursussen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit verslag gestemd. Mijns inziens wordt de ontwikkeling van de regio’s vandaag vooral een actueel thema nu landbouwgebieden steeds minder bevolkt worden als gevolg van de maatschappelijke veranderingen, de gewijzigde sociale structuur, verschuiving van waarden en een toenemende individualisering. Ik ga er volledig mee akkoord dat om deze duidelijke tendens van urbanisering te veranderen voor toereikende levens- en arbeidsomstandigheden op het platteland moet worden gezorgd. Uit ervaring is namelijk gebleken dat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun rol in de landbouw. Om die reden is het erg belangrijk de in het verslag voorgestelde maatregelen te nemen, die het vrouwen mogelijk maakt voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en net zo geslaagd tegemoet te komen aan de eisen van het gezinsleven, zoals ze tegenwoordig al in de stedelijke gebieden doen. Als maatregelen worden in het verslag genoemd dat de specifieke scholings- en adviesmogelijkheden voor vrouwen op het platteland moeten worden behouden en uitgebreid, met name wat betreft specifieke kwesties inzake landbouw, dat de EU-steun voor landbouw en bedrijven op het platteland moet blijven voortbestaan, dat de nodige infrastructuur, alsook IT-infrastructuur moet worden ontwikkeld, dat er een mogelijkheid moet zijn vroegtijdig met pensioen te gaan en nog veel andere maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. (IT) Ik feliciteer collega en rapporteur mevrouw Jeggle met het werk dat zij heeft verzet en waardoor het mogelijk is geweest om in het openbaar de 'multifunctionele' rol te onderkennen van de vrouw in de landbouwsector. Deze rol is nog steeds niet op een adequate manier erkend ofschoon 42 procent van de circa 27 miljoen mensen die werkzaam zijn in deze sector bestaat uit vrouwen en bijna 29 procent van de landbouwondernemingen wordt geleid door een vrouw.

Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ook ik vind dat het noodzakelijk is de specifieke rol van vrouwen in de landbouw te erkennen. Bovendien ben ik van mening dat het nodig is de specifieke behoeften van vrouwen in plattelandsgebieden vast te stellen en de toekomststrategieën, beginnend bij de volgende hervorming van het GLB, aan deze behoeften aan te passen. De Europese Unie kan de professionele en maatschappelijke ambities zowel als de ambities ten opzichte van het familieleven van plattelandsvrouwen niet negeren. Om dit mogelijk te maken zouden Europese instellingen moeten instaan voor efficiënte ondersteunende diensten en een vernieuwend aanbod dat niet exclusief marktgericht is.

Afsluitend wil ik opmerken dat ik het eens ben met de voorstellen van de rapporteur, vooral met betrekking tot een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de politieke, economische en maatschappelijke organen van de agrarische wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik verheug me erover dat de Commissie zoveel belang hecht aan de rol van de vrouw in de ontwikkeling van de plattelandsgebieden. Dat vrouwen de afgelopen jaren een multifunctionele rol hebben gespeeld, op economisch en op sociaal vlak, is een realiteit waarvoor we niet onverschillig mogen blijven. Dit geldt in het bijzonder voor de landbouw, een sector waarin ze de afgelopen jaren op essentiële wijze hebben bijgedragen tot diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt. Daarom moeten we, overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor een duurzamer gebruik van de plattelandsgebieden, iets doen om aan de behoeften en verlangens van de vrouwen in deze gebieden te voldoen. Daarbij moeten we in het bijzonder aandacht hebben voor het behoud en de ontwikkeling van de noodzakelijke ondersteunende infrastructuur, waarbij onderwijs bijzonder belangrijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) De stappen van het Europees Parlement vandaag om de bijdrage van vrouwen aan de van levensbelang zijnde landbouwsector van Europa te steunen en te versterken zijn welkom. Het verslag over vrouwen in de landbouw is door een aanzienlijke meerderheid van parlementsleden gesteund en is een maatregel die op het goede moment komt. Niet veel mensen beseffen dat 42 procent van de mensen die regelmatig in de landbouwsector werken vrouw is. Ik juich dit verslag toe.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Aangezien het beginsel van gendergelijkheid wordt uitgedragen door de Europese wetgeving en een van de fundamentele doelstellingen van de Europa 2020-strategie is, lijkt het mij juist dit onderwerp op te nemen in het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid, onder andere via het gebruik van nieuwe instrumenten die dit principe zullen bevorderen. Het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid moet een eerlijk beleid zijn, ook voor vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat daarin het idee wordt verdedigd dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie is en dat dit beginsel in het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden verankerd. Het is essentieel om de toegang van vrouwen tot land en kredieten te verbeteren. Dit verslag draagt ook bij aan de bevordering van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Göran Färm, Anna Hedh, Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij stemden voor het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden, omdat het bestrijden van ongelijkheid in de samenleving volgens ons van essentieel belang is. Het verslag belicht ook hoe belangrijk een goed functionerende infrastructuur en een basisaanbod van bepaalde diensten, bijvoorbeeld breedbandinternet en kinderopvang, niet alleen in steden maar ook op het platteland zijn. Wij willen echter onderstrepen dat wij niet vinden dat landbouw in de komende financiële vooruitzichten hetzelfde deel van de begroting zou moeten behouden, maar dat het deel van de landbouw in de totale begroting integendeel aanzienlijk zou moeten afnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Als we echt willen inzetten op de landbouwsector, wat bij mij het geval is, en als we ervoor willen zorgen dat de ontwikkeling van een activiteit op het platteland echt een leven is waarvoor gezinnen kunnen kiezen, moeten we garanderen dat wie die keuze maakt, toegang heeft tot dezelfde infrastructuren op het gebied van gezondheid, onderwijs of gezinsondersteuning als wie in een stedelijk gebied woont.

Ontwikkeling en sociale cohesie houden in dat er harmonie is tussen plattelandsgebieden en stedelijke gebieden. Plattelandsgebieden mogen niet in de vergetelheid geraken of stelselmatig als minder aantrekkelijk worden beschouwd. Deze paradigmaverschuiving kan uiteraard tot stand komen door de actieve rol van de vrouw in de landbouwgemeenschappen. Ik heb geen romantisch en bucolisch beeld van de vlucht naar het platteland. Integendeel, ik weet dat er op zo’n leven een prijs staat en dat het vaak betekent dat je niet zomaar toegang hebt tot de infrastructuur die essentieel is in onze moderne maatschappij. Daarom ben ik positief over de in dit verslag vervatte punten van zorg om ook op het platteland in te zetten op hoogwaardige infrastructuren op het gebied van gezinsondersteuning, onderwijs, gezondheid en vervoer.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) De bevordering van gendergelijkheid is een van de hoofddoelstellingen van de EU en haar lidstaten. Het is van groot belang dat dit beginsel in het GLB wordt verankerd als een middel ter bevordering van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling. Landbouwbedrijven, plattelandstoerisme, rechtstreekse verkoop vanaf het bedrijf en sociale dienstverlening vormen een belangrijke pijler van de voorzieningsinfrastructuur op het platteland en moeten duurzame steun ontvangen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dergelijke dienstverlening moet in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden bevorderd, zodat vrouwen nieuwe perspectieven en middelen van bestaan worden geboden en de verenigbaarheid van werk en gezinsleven aanzienlijk wordt bevorderd. We moeten de vergrijzing op het platteland bestrijden en daarom moeten we de randvoorwaarden zo inrichten dat de bevolking daar kan blijven. We moeten het belang benadrukken van een leefbaar en vitaal platteland met een diverse bevolkingssamenstelling. In dat verband benadruk ik het belang van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en uitdagingen voor jonge vrouwen. We moeten het platteland promoten als veelvormige en integratieve economische ruimte en leefruimte en daarbij vooral gebruikmaken van de sleutelrol, vakkennis en vaardigheden van vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In deze resolutie verzet het Parlement zich tegen de goedkeuring van het voorstel voor een verordening van de Commissie "betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen", omdat dit niet verenigbaar is met het doel en de inhoud van de Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Docosahexaeen-zuur (DHA) is van nature aanwezig in moedermelk en draagt bij tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van twaalf maanden. Aangezien er geen duidelijke wetenschappelijke consensus is over de gevolgen van DHA-verrijkte formules voor zuigelingen in een andere biologische omgeving dan moedermelk, of het nu om melk gaat of andere voeding voor zuigelingen, zijn we van mening dat we ons preventief en voorzichtig moeten opstellen.

We maken ons dus zorgen over de goedkeuring van dit voorstel voor een verordening, omdat het niet voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1924/2006, waarin onder meer staat dat "claims wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn waarbij alle beschikbare wetenschappelijke gegevens in aanmerking moeten worden genomen"’.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De Europese Unie en de lidstaten moeten in al hun beleidslijnen rekening houden met de bevordering van de gelijkheid en de rechten van de vrouw en met de bestrijding van discriminatie op basis van geslacht. Daarom moeten we in het bijzonder aandacht hebben voor de situatie van de vrouw in de landbouw en in de plattelandsgebieden. Zij voelen de gevolgen van de diepe crisis waarin het platteland door het huidige beleid, onder andere het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is terechtgekomen.

Vrouwen vertegenwoordigen bijna 42 procent van de 26,7 miljoen in de landbouw werkzame personen. Ze zijn in het bijzonder getroffen door de sluiting van honderdduizenden kleine en middelgrote landbouwbedrijven en door de vernietiging van de familielandbouw als gevolg van de opeenvolgende hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Net als in andere sectoren vallen zij ook ten prooi aan werkloosheid, onzekere banen, lage lonen en armoede, hetgeen nog verergerd wordt door de antisociale maatregelen die onder het voorwendsel van de crisis worden opgelegd .

We hebben dan ook geen behoefte aan holle frasen, maar aan een breuk met het beleid dat deze situatie heeft veroorzaakt. We moeten de rol van de vrouw, haar rechten, gelijkheid, openbare gezondheidsvoorzieningen, onderwijsfaciliteiten, culturele en recreatiefaciliteiten, sociale voorzieningen op het platteland…

(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Dit verslag verdient onze volledige steun, omdat de rapporteur ingaat op de bijzondere rol van vrouwen in boerenbedrijven en op het platteland, en tegelijkertijd oplossingen aandraagt voor de problemen. Die oplossingen dragen er toe bij om de werk- en leefomstandigheden van vrouwen op het platteland aantrekkelijker te maken. We moeten bijvoorbeeld een eenvoudige en betaalbare toegang tot allerlei ondersteunende sociale diensten garanderen, zoals kinderopvang, ambulante medische voorzieningen, en tot de bijbehorende infrastructuur. Bovendien stelt de rapporteur voor om financiële steun van de EU te gebruiken om de levenskwaliteit op het platteland te verhogen.

Het is ook van het grootste belang dat we meer toegang bieden tot scholen, beroepsonderwijs en universitair onderwijs, maar ook de sociale zekerheid voor vrouwen op het platteland verbeteren. Dat komt niet alleen vrouwen op het platteland ten goede, het platteland zal als geïntegreerde economische zone een duurzame ontwikkeling voor de bewoners mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór dit document gestemd, daar het van belang is om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Een van de centrale taken van het Europese beleid ten behoeve van het platteland is nog steeds het streven naar gelijkwaardige levensomstandigheden in alle regio's en het vermijden van een eenzijdige ontwikkeling van de dichtbevolkte stedelijke gebieden, zodat vrouwen en mannen ook op het platteland kunnen blijven wonen en er een geslaagd bestaan kunnen leiden. Indien het wenselijk wordt geacht dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven of voor het leven op het platteland kiezen, moet meer dan tot dusver bij steunmaatregelen rekening worden gehouden met hun behoeften en eisen. In de moderne maatschappij is dit niet haalbaar zonder gebruik te maken van ondersteunende diensten en voorzieningsfaciliteiten en -structuren, die ook nog eens betaalbaar en binnen de regio bereikbaar moeten zijn. Een dergelijke ondersteunende structuur te behouden en vrouwvriendelijk verder te ontwikkelen dient een van de centrale Europese stimuleringsstrategieën te zijn. Het is van belang dat er reeds bij het plannen van maatregelen – bijvoorbeeld de bouw van een kleuterschool, de invoering van een ambulante zorgfaciliteit of de uitbreiding van het lokale openbaar vervoer – naar nieuwe benaderingen wordt gezocht en dat vrouwen van alle generatie bij de besluitvorming worden betrokken. Een andere belangrijke bouwsteen voor meer kwaliteit van leven en werken blijven de school-, beroeps- en academische opleiding en scholing.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. (FI) Het leven van vrouwen op het platteland is de afgelopen decennia veranderd en diverser geworden. Het aantal traditionele plattelandsbanen is afgenomen. Daarvoor in de plaats zijn nieuwe leefwijzen gekomen, waarin bijvoorbeeld de achtergrond, opleiding en status van vrouwen op de arbeidsmarkt veel van elkaar verschillen. Ook in het communautair steunbeleid moet meer rekening worden gehouden met deze veranderingen, zodat het arbeids- en gezinsleven van vrouwen op het platteland beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

In de afgelopen jaren hebben vrouwen hun opleiding en vakbekwaamheid ingezet om de ontwikkeling van de traditionele plattelandseconomie te bevorderen. Allerlei innovatieve landbouwbedrijven, die zich bijvoorbeeld richten op diensten en boerderijvakanties, hebben de economische structuur van het platteland aanzienlijk gemoderniseerd. Ook in de toekomst moeten de oprichting en ontwikkeling van innovatieve landbouwbedrijven worden gesteund.

Tot slot wil ik erop wijzen dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelen van de Europese Unie en haar lidstaten is. Het beginsel van het bevorderen van gelijkwaardigheid moet daarom in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie worden geïntegreerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Met dit verslag probeert het Europees Parlement de leef- en werkomstandigheden van vrouwen op het platteland te verbeteren, en ze meer kansen te bieden. De belangrijkste eis is dat de infrastructuur op het platteland verder moet worden verbeterd, om vrouwen nieuwe mogelijkheden te bieden, ook op de arbeidsmarkt. Een ander onderwerp is het op elkaar afstemmen van gezins- en beroepsverplichtingen van personen die een boerenbedrijf beheren. Net als de rapporteur ben ik ervan overtuigd dat we alleen maar kunnen verhinderen dat vrouwen naar de steden trekken wanneer we een actief beleid ten gunste van het platteland voeren. Dat betekent dat er kinderopvang moet komen die ook rekening houdt met de kenmerken van de landbouw, een gezinsvriendelijke infrastructuur en een goede toegang tot internet en andere communicatietechnologieën. We moeten allerlei maatregelen nemen ten gunste van het platteland, en dat kan alleen maar wanneer er voldoende financiële middelen ter beschikking staan voor de landbouw en de plattelandsontwikkeling. Ik steun de eis in het verslag waarin het belang wordt benadrukt om bij gelegenheid van de komende onderhandelingen over de financiële vooruitzichten het voor landbouwuitgaven bestemde deel van de totale begroting niet nog verder terug te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb dit verslag van collega Jeggle van harte gesteund, omdat ik hierin belangrijke beginselen aantref waarvan nota moet worden genomen en die moeten worden gesteund in de toekomst. Op een totaal van 27 miljoen mensen die regelmatig werkzaam zijn in de landbouw in de EU wordt ongeveer 42 procent vertegenwoordigd door vrouwen, terwijl uit officiële statistieken volgt dat een op de vijf landbouwbedrijven (ongeveer 29 procent) direct wordt geleid door een vrouw. Ik nodig u uit na te denken over deze gegevens, overwegende dat het belangrijke aandeel van vrouwen in de ontwikkeling van de lokale gemeenschap niet in verhouding is met hun deelname aan de relevante besluitvormingsprocessen. Deze drempel kan worden genomen met een dienstenbeleid dat met behulp van het nieuwe GLB activiteiten en ontwikkelingsprocessen kan bevorderen in de structuur van veel plattelandsgebieden. Ik denk in het bijzonder aan opleiding, advies en initiatieven met het oog op het oprichten van een eigen bedrijf, onder meer in het kader van de tweede pijler van het GLB, die het uitgangspunt zouden kunnen vormen voor een significante verbetering van de levensomstandigheden van vrouwen maar ook van mannen in plattelandsgebieden. Ik denk dat dit van groot strategisch belang is, ook met het zicht op de realisering van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie onder specifieke verwijzing naar de initiatieven die zijn gericht op innovatie, onderzoek en ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. (PL) We hebben vandaag in Straatsburg gestemd over het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden. Ik ben zelf afkomstig van het platteland, ik woon op het platteland en vroeger heb ik hard meegewerkt op de boerderij van mijn ouders. Ik kan uit volle overtuiging stellen dat vrouwen op het platteland dankzij hun zware werk en doorzettingsvermogen niet alleen de ontwikkeling en modernisering van de landbouwbedrijven beïnvloeden, maar vaak de hele plattelandsgemeenschap activeren. Ze zijn actief in plattelandsvrouwenorganisaties, zorgen voor instandhouding van gewoonten en familietradities en implementeren met succes nieuwe methoden op het gebied van boerderijmanagement. Daarmee verdienen deze groepen onze steun en moeten wij hen stimuleren en hun waarde benadrukken. Ik bedank alle plattelandsvrouwen, zowel in Polen als in de hele Europese Unie, voor hun zware werk en hun bijdrage aan de ontwikkeling van de regio's en ik laat hierbij weten dat ik voor het verslag van mevrouw Jeggle heb gestemd. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik juich toe dat in dit verslag de belangrijke rol wordt erkend die vrouwen in de landbouwproductie spelen en de noodzaak om bepaalde beleidsmaatregelen en omstandigheden aan te passen om hen te helpen. Ik geloof echter niet dat dit als een rechtvaardiging moet worden gebruikt om nog meer geld naar het GLB te gooien.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor gestemd, omdat ik er sterk van overtuigd ben dat de centrale positie van de vrouw moet worden erkend waar deze van fundamenteel belang is voor de voortgang of het herstel van de lokale economie, die bijdraagt aan de algehele groei van onze landen.

De rol van vrouwen in de landbouwsector is de laatste decennia sterk veranderd en zij hebben steeds meer een multifunctionele rol gekregen. Daarom is een interventie nodig van de Europese instellingen gericht op het tegengaan van een uittocht van vrouwen van het platteland of in ieder geval gericht op het stimuleren van de terugkeer van vrouwen naar het plattelandsleven. Een ondersteuning van vrouwen en hun projecten zou de ontwikkeling van plattelandsgemeenschappen als geheel bevorderen.

Vrouwen die werkzaam zijn in de agrarische sector moeten de mogelijkheid krijgen de voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt. Arbeidsplaatsen in de landbouw moeten aantrekkelijk blijven voor vrouwen en dat betekent dat ze in dit werk hun meervoudige professionele competenties kwijt moeten kunnen. In deze periode van financiële en economische crisis is het van fundamenteel belang om zowel op het platteland als in de stad gelijkwaardige arbeidsomstandigheden te bieden, zodat gebieden die een vliegwiel zouden kunnen zijn voor economisch herstel van een bepaalde Europese regio opnieuw bevolkt raken.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE), schriftelijk. – (FR) De ingrijpende veranderingen op het Europese platteland zijn een uitdaging op het gebied van de demografie, de werkgelegenheid, de dienstverlening en het milieu. We moeten de nadruk leggen op de grote gevolgen van de aanwezigheid en de rol van vrouwen op de kwaliteit van het leven en de economie op het platteland. Vrouwen bieden een groot potentieel voor de Europese Unie bij haar plannen om de economie op het platteland te ontwikkelen en te stimuleren. De financiële steun van de EU kan bijdragen tot het verbeteren van de kwaliteit van het leven en het werk op het platteland, door een bijkomend inkomen en door school-, beroeps- en academische opleiding en scholing.

De landbouw heeft alleen maar een toekomst wanneer ze zich kan diversifiëren. De creativiteit van de betrokken personen is bepalend voor het potentieel van de door landbouwbedrijven geboden diensten, naast de productie van levensmiddelen, en de vrouwen hebben daaraan al een grote bijdrage geleverd. Er bestaan allerlei mogelijkheden om in de directe omgeving bepaalde diensten aan te bieden. Deze projecten hebben de grootste kans van slagen wanneer de vrouwen erbij betrokken worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Aangezien vrouwen in de landbouw en in de plattelandsgebieden steeds belangrijker worden, moeten we daar in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid rekening mee houden, teneinde gendergelijkheid te bevorderen. Alleen zo kunnen we duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling bevorderen. Net als in de stedelijke gebieden moeten we in de plattelandsgebieden goede levensomstandigheden creëren, opdat vrouwen en hun gezinnen zich gestimuleerd voelen om er te blijven wonen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb voor dit verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gestemd, omdat ik denk dat hun rol van cruciaal belang is in deze sector, die werk biedt aan 14,6 miljoen mensen (van wie 41 procent vrouw is). Hoewel het me bekend is dat in het kader van de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid steun wordt verleend aan projecten die verband houden met de levensomstandigheden van vrouwen in plattelandsgebieden, denk ik dat het nodig is de lopende projecten te analyseren om goede praktijken vast te stellen en bij te dragen tot een verbetering in de situatie van vrouwen. Die situatie is in het bijzonder verslechterd als gevolg van de huidige structurele crisis van het kapitalistisch stelsel in plattelandsgebieden. Denk bijvoorbeeld aan de hoge werkloosheidspercentages onder vrouwen, waarbij nog komt dat veel vrouwen niet eens deelnemen aan de arbeidsmarkt, zodat zij niet als werkloos zijn geregistreerd en niet voorkomen in de werkloosheidsstatistieken. Verder denk ik dat de sociale bescherming van vrouwen die werkzaam zijn in de landbouwsector onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Omdat dit verslag in die richting gaat, heb ik ook voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Zoals gezegd, is het verslag bedoeld om te onderstrepen dat het nodig is dat het beginsel van gendergelijkheid wordt opgenomen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid als een manier om duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling te bevorderen. Daarom moet de EU het accent van haar strategieën voor EU-steun verleggen om de plattelandsgebieden op vrouwvriendelijke wijze te ontwikkelen. Het bevorderen van de ondernemershouding en -vaardigheden van vrouwen in de landbouw, het verbeteren van de toegang en specifieke scholing voor vrouwen, het uitrusten van plattelandsgebieden met de modernste IT-infrastructuur, meer erkenning en ondersteuning van vrouwennetwerken, bevordering van de kwaliteit en toegankelijkheid van infrastructuurfaciliteiten en -diensten, adequate socialezekerheidsuitkeringen voor vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw, gedeeld eigendom van landbouwbedrijven en specifieke aandacht voor vrouwelijke immigranten behoren tot de belangrijkste punten waarover de verschillende fracties het eens zijn geworden. Wie zou daar nu tegen stemmen? Maar wat is het ongespecificeerd en populistisch! De rapporteur lijkt vooral haar goedheid te hebben getoond aan vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw. Er is niets specifieks gezegd over kinderen en gezondheidszorg. Gebrek aan efficiënte gezondheidszorg! Het gebrek aan efficiënte gezondheidszorg en kleuteronderwijs in plattelandsgebieden is precies waar vrouwen en Letland, Estland en Litouwen zich zorgen om maken. Ik heb voorgestemd, maar het verslag is ruw en onprofessioneel.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Op het platteland speelt de vrouw nog steeds een ondergeschikte rol. De rapporteur stelt voor om juist in niet-stedelijke gebieden beter in te gaan op de wensen van vrouwen. We moeten meer mogelijkheden voor bijscholing en meer kinderopvang bieden. Boerinnen leveren een steeds grotere bijdrage aan de diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt, en dat versterkt het multifunctioneel karakter van de landbouw ongetwijfeld. We willen ervoor zorgen dat de landbouw voor vrouwen een aantrekkelijke vorm van werkgelegenheid en een aantrekkelijke leefomgeving blijft, en daarom moeten we vrouwen de mogelijkheid bieden om invloed uit te oefenen op de beslissingen in de verschillende instanties en organisaties. Daarnaast is het van het grootste belang dat we vrouwen in de landbouw op de lange termijn de nodige zekerheid bieden, zodat ook zij een reden hebben om te blijven. Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat we op alle mogelijke manieren een einde moeten maken aan de ontvolking van het platteland.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Als parlementslid uit Roemenië, een land waar een groot aantal mensen actief is in de landbouw, juich ik het verslag-Jeggle toe en ik heb dan ook voor gestemd. Ik wil echter wel aangeven dat een steviger boodschap ten aanzien van de leefomstandigheden op het platteland in mijn ogen wenselijk was geweest. Om de kloof tussen landelijke en stedelijke gebieden te verkleinen hebben we een zwaar gefinancierd Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling nodig. Investeringen in de modernisering van de elementaire fysieke infrastructuur moeten een kernonderdeel van dit fonds blijven. Tot slot was het nuttig geweest als er was verwezen naar de vergrijzing van de plattelandsbevolking en het belang van de programma´s die zijn gericht op de vroegtijdige pensionering van boeren en het in het zadel helpen van jonge boeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) In veel opzichten vormen vrouwen de ruggengraat van de Europese landbouw. We proberen een duurzame, ecologische landbouw op te bouwen, die gebaseerd is op kleine bedrijfsstructuren, en dat maakt de rol van de vrouwen nog belangrijker. Daarom moeten we meer aandacht besteden aan het werk van vrouwen in de landbouwsector, en hun bijdrage op haar waarde schatten. Bovendien moeten we nader ingaan op de specifieke behoeften van de vrouw in de landbouw, om ook komende generaties te motiveren voor een toekomst in de landbouw. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement de ontwerpresolutie aangenomen over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden. De ervaring van de afgelopen decennia heeft geleerd dat de toenemende betrokkenheid van vrouwen, hun kennis, ervaring en professionaliteit een sleutelrol spelen bij de ontwikkeling van alle takken van de economie. Mede daarom ben ik van mening dat het aantrekkelijker maken van plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor de behoeften en de rol van vrouwen, een van de fundamentele doelen moet zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We moeten ons tot het uiterste inspannen om vrouwen te steunen bij het verwezenlijken van hun doelen en het combineren van werk en gezinsleven. Om dit te bereiken moeten in plattelandsgebieden de toegang tot diensten in de breedste zin van het woord, infrastructuur, maar ook mogelijkheden voor opleiding en persoonlijke ontwikkeling gegarandeerd zijn. Het is hierbij essentieel dat maatregelen genomen worden die de ondernemingsgeest onder vrouwen stimuleren en alle verschijnselen van discriminatie op grond van geslacht bestrijden. We moeten ons ook concentreren op grotere politieke en financiële steun, bijvoorbeeld door gemakkelijker toegang tot investeringen en kredieten. Ik ben ervan overtuigd dat al deze maatregelen ertoe bijdragen dat het potentieel van vrouwen steeds beter benut gaat worden voor de ontwikkeling van de landbouw, de lokale gemeenschappen en complete regio's.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, die de rol van de vrouw in de landbouwsector wil vergroten en haar positie op het platteland wil verbeteren door haar meer sociale zekerheden te verlenen en werkgelegenheid en ondernemingsgeest te stimuleren. Eerst en vooral moeten we grote inspanningen leveren om een efficiënt functionerend socialezekerheidsstelsel tot stand te brengen dat het mogelijk maakt met vervroegd pensioen te gaan en een adequate zwangerschapsuitkering te krijgen. Door het platteland volledig van moderne IT-infrastructuur te voorzien worden positieve omstandigheden voor het stimuleren van de ondernemingsgeest gecreëerd. Een doeltreffend breedbandaanbod is een van de basisfactoren voor een groei van kleine en middelgrote ondernemingen op het platteland. Bovendien moeten we er alles aan doen de leegloop van het platteland te voorkomen en mogelijkheden creëren om gezin en beroep te combineren. In dit verband moeten mensen op het platteland zeker kunnen zijn van hoogwaardige gezondheidsvoorzieningen, onderwijs- en kinderopvangfaciliteiten en andere diensten voor dagelijks gebruik die voor positievere levensomstandigheden zorgen en sociale uitsluiting doen afnemen.

De lidstaten die gebruik maken van de Structuurfondsen, moeten initiatieven uitwerken en doorvoeren die vrouwen zouden moeten stimuleren op de arbeidsmarkt actief te worden, om sociale ongelijkheid te doen afnemen en problemen in verband met de transportinfrastructuur aan te pakken. Meer aandacht moet ook gaan naar organisaties van landbouwers en de totstandbrenging van een Europabreed netwerk van vrouwen, opdat de ontwikkelingsprogramma’s voor het platteland volledig ten uitvoer worden gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) In het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wordt de aandacht ook gelegd op sociale kwesties als de rol van de vrouw in plattelandsgebieden. De gedeelde doelstelling is te vermijden dat de ontwikkeling zich beperkt tot bevolkingscentra en bijgevolg het vermijden van discriminatie vanwege geslacht of geografische komaf van burgers die op het platteland wonen. Omdat ik het eens ben met deze doelstelling heb ik ingestemd met dit verslag waarin het belang wordt benadrukt van de rol van de vrouw in landbouwondernemingen en op het platteland en aandacht wordt gevraagd voor het belang van deze rol voor het beleid inzake territoriale ontwikkeling. In het verslag worden de punten aangegeven waaraan moet worden gewerkt voor een verdere integratie van vrouwen, zodat optimaal kan worden geprofiteerd van hun arbeidspotentieel en betere bestaansperspectieven ontstaan door meer efficiëntie op het gebied van energie en milieu in plattelandsgebieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik het eens ben met de meeste voorstellen die daarin worden gedaan, in het bijzonder het bevorderen van multifunctionaliteit in plattelandsgebieden, aangezien dat gebieden zijn om in te wonen en te werken en waar gemeenschappen zouden moeten blijven en dynamischer moeten worden. Het is van belang te erkennen dat plattelandsgebieden bijzonder worden benadeeld door vergrijzing, een geringe bevolkingsdichtheid en, in sommige gebieden, ontvolking. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dient dan ook op deze uitdagingen in te spelen. Het is een feit dat het werk van vrouwen in de landbouwsector historisch gezien systematisch is ondergewaardeerd en dat vrouwen vaak niet of minder krijgen betaald dan mannen voor gelijksoortig werk. Het is dan ook van belang hiermee bij dit vraagstuk ook rekening te houden en bovenal te zorgen voor gelijke arbeidsvoorwaarden voor gelijke werkzaamheden. Hoe dan ook, denk ik dat dit vraagstuk uiteindelijk van de agenda moet verdwijnen, door in de landbouwsector voor gendergelijkheid te zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) Vrouwen vormen de ruggengraat van de agrarische sector in plattelandsgebieden. Het is daarom van belang het accent te leggen op de rol van vrouwen in landbouwbedrijven en op het platteland. In dat opzicht moet rekening gehouden worden met hun behoeften en moet gebruik gemaakt worden van hun mogelijkheden, omdat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun inzet op de meest diverse terreinen. Daarom is het van fundamenteel belang dat bij het Europees ondersteuningsbeleid meer dan ooit rekening gehouden wordt met de behoeften en omstandigheden van vrouwen om een uittocht van vrouwen van alle generaties te voorkomen of in elk geval de terugkeer naar het platteland te bevorderen. Op dit punt kan EU-subsidie bijdragen tot verbetering van de kwaliteit van het bestaan op het platteland, zowel voor vrouwelijke ondernemers en dienstverleners, als voor vrouwelijke consumenten van goederen en diensten. Aangezien vrouwen een onontbeerlijke rol vervullen bij een duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden, stem ik voor dit verslag om zo mijn concrete steun uit te drukken aan de vrouwen in deze sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Vrouwen vormen de ruggengraat van de landbouwsector en het platteland. Hun aanwezigheid komt steeds verder op de voorgrond te staan. Het is dan ook van belang om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Indien het wenselijk wordt geacht dat vrouwen van alle generaties op het platteland blijven of voor het leven op het platteland kiezen, moet meer dan tot dusver bij steunmaatregelen rekening worden gehouden met hun behoeften en eisen. De voorstellingen voor het eigen leven te verwezenlijken, economisch onafhankelijk te zijn en te voldoen aan de eisen die het gezinsleven stelt, dat is ook op het platteland wat vrouwen willen.

De Europese Commissie moet de begrotingstoewijzingen voor het ESF vergroten om voldoende middelen te kunnen leveren voor maatregelen ter verbetering van onderwijs en opleiding voor het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt en de bestrijding van werkloosheid, en voor maatregelen en activiteiten in het kader van de strategie voor sociale insluiting en het vlaggenschipinitiatief EU 2020 voor het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting van achtergestelde en kwetsbare personen, in het bijzonder vrouwen, onder wie degenen die zijn geconfronteerd met onzekere overeenkomsten. De lidstaten moeten in het bijzonder bijdragen aan een duidelijke verbetering van de sociale positie van vrouwen in de landbouw in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Is de boerin misschien de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Deze verklaring klinkt misschien wat provocerend, maar ze is wel degelijk gegrond, wanneer we kijken naar de belangrijke rol die vrouwen spelen op het platteland en in de boerenbedrijven. Uit de statistieken blijkt dat vrouwen in de Europese Unie 43 procent van het landbouwwerk verrichten, en dat 20 procent van de bedrijfsleiders in de landbouw vrouwen zijn, en dan is het werk van de vrouw als partner nog niet inbegrepen, omdat dat vaak niet wordt meegeteld.

Tegenwoordig zijn de landbouwbedrijven gespecialiseerd, en de creativiteit van vrouwen is in dat verband een grote troef. Bovendien besteden ze meer aandacht aan een duurzaam en hoogwaardig milieu, en dat verdient erkenning en ondersteuning op Europese niveau. Daarvoor heeft het Europees Parlement tijdens de stemmingen van deze middag gekozen, het heeft het verslag-Jeggle aangenomen, en op die manier duidelijk gemaakt hoe belangrijk de rol van de vrouw zal zijn voor het herstel van het platteland. De rapporteur zegt in haar toelichting daarover zelf: "Uit ervaring is namelijk gebleken dat de kwaliteit van het bestaan en het economisch prestatievermogen vooral op het platteland nauw samenhangt met de aanwezigheid van vrouwen en hun inzet". Dat is een heldere en moderne visie op het beroep van landbouwer.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Vrouwen vormen de ruggengraat van de landbouwsector en het platteland. Hun aanwezigheid komt steeds verder op de voorgrond te staan. Het is dan ook van belang om aandacht te besteden aan de rol die vrouwen in landbouwbedrijven en in plattelandsgebieden vervullen, en wel met name aan hun multifunctionele rol. Het concreet ondersteunen van vrouwen in de landbouw biedt op dit punt veel kansen. Hun grote scala aan beroepsbekwaamheid, interesses en prestaties moet meer aandacht krijgen, wil de landbouw als werkomgeving voor vrouwen aantrekkelijk blijven. Daartoe moeten vrouwen volledig kunnen deelhebben aan de bronnen van de agrarische levens- en bedrijfsvormen. Vrouwelijke landbouwers moeten overeenkomstig hun medeverantwoordelijkheid voor het bedrijf betrokken worden bij de rechten en plichten. Hiertoe behoort ook de vertegenwoordiging in landbouworganisaties en een aandeel in de inkomsten van het bedrijf.

Ook is adequate sociale zekerheid voor alle vrouwen die in de landbouw werkzaam zijn onmisbaar voor een moderne en duurzame landbouw. Er dient rekening te worden gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan met de socialezekerheidsstelsels voor de landbouw in de lidstaten, en die op de middellange termijn kunnen bijdragen tot een duidelijke verbetering van de sociale situatie van vrouwen in de Europese landbouw.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) In Europa is de duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden altijd beschouwd als een prioriteit teneinde optimale levensomstandigheden te verzekeren voor mannen en vrouwen die kiezen voor werk in deze specifieke sector.

Op dit moment zijn in Europa 26,7 miljoen mensen werkzaam in de landbouwsector. Hiervan bestaat 42 procent uit vrouwen en minstens een op de vijf landbouwbedrijven wordt geleid door een vrouw. Uit deze eenvoudige cijfers blijkt een realiteit wat betreft vrouwen op het platteland die radicaal verschilt van de realiteit in de afgelopen decennia. Veranderingen waarin vrouwen een hoofdrol hebben gespeeld, waarbij de sociale en economische omstandigheden in de verschillende lidstaten sterk verschilden.

Ik sta daarom achter de inhoud van dit verslag, omdat de noodzaak wordt aangetoond van het plannen van "op de vrouw toegesneden" strategieën voor plattelandsgebieden, opdat op middellange termijn wordt bijgedragen aan een verbetering van hun sociale situatie en arbeidsomstandigheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) Wij kunnen niet anders dan ons scharen achter het verslag over de rol van de vrouw in de landbouw en op het platteland, omdat wij nog geloven in de professionele landbouwer die leeft van de opbrengst van zijn eigen bedrijf.

Vrouwen zijn, vanwege hun moederrol en de karakteristieke ondersteunende rol die zij vervullen binnen het gezin, in een agrarische omgeving ongetwijfeld in het nadeel. De landbouw conformeert zich niet aan vaste uren, maar is opgebouwd rond de eisen van de seizoenen, de cyclus van de gewassen en de eventuele aanwezigheid van vee. Er zijn periodes met werkdagen van twaalf tot dertien uur, zeven dagen per week, en er zijn rustiger periodes. Het is duidelijk dat een boerin, om het hele jaar door verzekerd te blijven van een inkomen, bijvoorbeeld ook tijdens haar zwangerschap het land zal moeten bewerken wanneer dat nodig is.

De behoeften van een boerin verschillen dus van de behoeften van andere vrouwen op de arbeidsmarkt en daarom is het van fundamenteel belang dat zij verzekerd zijn van adequate en specifiek op hen toegesneden diensten, rekening houdend met het feit dat landbouwbedrijven zich bijna altijd op grote afstand bevinden van overheidsdiensten, of het nu gaat om transport, zorgfaciliteiten of sociale dienstverlening.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór de ontwerpresolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat vrouwen een enorm belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het platteland en de landbouwsector en daaraan een grote bijdrage leveren. Door steun te geven aan vrouwen en aan hun ondernemingsplannen in de landbouwsector kunnen wij aanzienlijke vooruitgang mogelijk maken in de ontwikkeling van heel de plattelandssamenleving. In deze economische crisis, waarin de werkloosheid sprongsgewijs omhoog gaat, moeten wij stimulansen bieden om vrouwen van ongeacht welke leeftijd op het platteland vast te houden, steun geven aan ondernemerschap van vrouwen en investeren in hun opleiding, opdat wij de landbouwsector kunnen ontwikkelen en innoveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. (RO) Om te beginnen wil ik mevrouw Jeggle bedanken voor dit uitstekende verslag, waarin de cruciale rol van vrouwen in de landbouw voor het voetlicht wordt gebracht. Ik realiseer mij dat velen van ons graag zouden zien dat vrouwen van alle leeftijden op het platteland blijven, of vinden dat vrouwen moeten worden gestimuleerd om naar het platteland te verhuizen met het oog op het voortbestaan van de plattelandsgebieden en de landbouw in Europa. Om dit mogelijk te maken moeten we echter de toegankelijkheid van onderwijs en opleidingen voor vrouwen in de landbouwsector verbeteren en het vrouwen gemakkelijker maken om toegang te krijgen tot directe betalingen. Ook moeten we ervoor zorgen dat zij de beschikking krijgen over fatsoenlijke pensioenen en sociale verzekeringen.

In Roemenië komen sommige vrouwen op het platteland bijvoorbeeld niet in aanmerking voor een boerenpensioen en lopen tegen grote problemen aan wanneer zij proberen een eigen landbouwbedrijf te beginnen. Het is dan ook van het grootste belang dat we meer aandacht besteden aan vrouwen die werken op boerenfamiliebedrijven of zelfvoorzieningsbedrijven, en dat we deze vrouwen voorzien van een fatsoenlijk loon en een toereikend pensioen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joanna Senyszyn (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik heb het verslag over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden gesteund. Ik sta vooral achter de maatregelen die zijn gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie van vrouwen in plattelandsgebieden. In Polen is de werkloosheid onder vrouwen hoger dan onder mannen, vooral op het platteland. Een hoog percentage van de werklozen op het platteland betreft vrouwen jonger dan 34 jaar. Het gaat hierbij meestal om geschoolde vrouwen die geen werk kunnen vinden dat past bij hun kwalificaties. Deze trend is bijzonder gevaarlijk, omdat juist jongeren een grotere kans moeten hebben om een voet aan de grond te krijgen op de arbeidsmarkt. Op de lange termijn leidt dit tot feminisering van de werkloosheid op het platteland en stijging van de armoede onder jonge vrouwen. Velen van hen besluiten om werk te zoeken in de stad. Hierdoor neemt de vergrijzing van de plattelandsbevolking toe, daalt het geboortecijfer en verslechteren de leefomstandigheden voor plattelandsbewoners.

In verband hiermee steun ik het uitgangspunt dat in de nieuwe ELFPO-verordening wordt voorzien in specifieke maatregelen ter ondersteuning van vrouwen in de komende programmeringsperiode 2014-2020, aangezien dit een positieve impact kan hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen op het platteland. Ik ben ook voor het waarborgen van adequate uitkeringen voor plattelandsvrouwen in de socialezekerheidsstelsels, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke beroepssituatie en pensioenrechten van vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De structuur van het platteland verandert als gevolg van sociaal demografische ontwikkelingen, veranderende waardesystemen en vergroting van de keuzemogelijkheden. Ook de rol van plattelandsvrouwen is aan verandering onderhevig. Om vrouwen vast te houden op het platteland of een keuze voor die levensstijl te stimuleren, moet meer rekening worden gehouden met hun behoeften. Dit moet in ons steunbeleid tot uiting komen. We moeten er vooral op economisch en financieel gebied voor zorgen dat de aanwezigheid van vrouwen op het platteland zichtbaarder wordt en hiervoor instrumenten ter beschikking stellen.

De zorg voor kleine kinderen, zieken en ouderen is nog steeds een taak die vooral vrouwen op zich nemen, waardoor zij stoppen met werken. We moeten hen daarom helpen bij het vinden van een evenwicht tussen werk en gezinsleven. Dit kan door ontwikkeling van infrastructuur, bijvoorbeeld de bouw van kleuterscholen of de ontwikkeling van verschillende educatieve en culturele mogelijkheden. De sleutel tot het welslagen van deze voornemens is het betrekken van vrouwen van alle generaties bij de besluitvormingsprocessen.

Een ander, uitermate belangrijk aspect is de verbetering van de toegang tot medische dienstverlening en programma's voor de vroegtijdige diagnosticering van kanker bij vrouwen. Daarnaast is het nog steeds de moeite waard om agrotoerisme te steunen en te ontwikkelen als een ondernemingsvorm die gepaard gaat met geringe bedrijfsrisico's, banen creëert en de mogelijkheid biedt tot het op elkaar afstemmen van gezins- en beroepsverplichtingen. Ook moeten we elektronische ondernemingsvormen zoals e-business stimuleren, waardoor economische activiteiten kunnen worden ontplooid, onafhankelijk van de afstand tot stedelijke centra.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (S&D), schriftelijk. − (EN) De EPLP steunt de doelstelling van het verslag van Elisabeth Jeggle ‘De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden’, namelijk het belichten van de sectorspecifieke problemen waarmee in de landbouw werkzame vrouwen te maken hebben, en veel van de maatregelen die worden voorgesteld om hun positie te versterken. In het verslag worden de specifieke behoeften van vrouwen die in de landbouw werken besproken en een reeks aanbevelingen voorgesteld die rekening houden met hun leefomstandigheden en hun rol in en bijdrage aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie. De EPLP is het echter niet eens met paragraaf 4, waarin wordt afgeraden het aandeel van de totale begroting dat wordt besteed aan landbouw verder terug te dringen. Wij zouden graag een significante verschuiving van de prioriteiten binnen het meerjarig financieel kader zien om de prioriteiten van Europa 2020 die de grootste invloed hebben op het vergroten van de werkgelegenheid en de groei volledig te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin het belang van gendergelijkheid voor het bevorderen van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling wordt onderstreept. Ik ben van mening dat het belangrijk is om de vertegenwoordiging van vrouwen in alle politieke, maatschappelijke en economische organen van de landbouwsector te stimuleren, om ervoor te zorgen dat vrouwen op gelijkwaardige basis deelnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk.(FR) Ik ben blij dat het verslag van mevrouw Jeggle, waarbij ik persoonlijk betrokken ben, is aangenomen. Het GLB heeft inderdaad een sociale meerwaarde. Dit blijkt uit de erkenning van de fundamentele rol die vrouwen spelen bij het waarborgen van toekomstperspectieven voor het plattelandsleven en het welzijn in plattelandsgebieden (overwegende dat 41 procent van de 14,6 miljoen personen in de EU die werkzaam zijn in de landbouw bestaat uit vrouwen).

Het gaat met name om het bevorderen van de ondernemersgeest en de competenties van vrouwen in de landbouw, het aanleggen van een moderne infrastructuur in plattelandsgebieden waardoor deze vrouwen hun werk kunnen combineren met het gezinsleven (bijvoorbeeld door het opzetten van crèches), het streven naar een grotere vertegenwoordiging van vrouwen in politieke, economische en maatschappelijke organen binnen de landbouwsector (waarbij volledige gelijkheid het streven is), het opzetten van een adequate sociale bescherming voor vrouwen die werkzaam zijn in de landbouw en het verzekeren van gedeeld eigendom van landbouwbedrijven. Zolang we in rechtvaardigheid de belangrijkste vorm van gelijkheid zien, zal de erkenning van de rol van de vrouw in de landbouw volledig tot haar recht komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd. We moeten een actief steunbeleid voor het platteland voeren, om vrouwen betere kansen op de arbeidsmarkt en meer perspectieven te bieden. Goed opgeleide boerinnen moeten allerlei kwalificaties in huis hebben, en als ondernemers kunnen denken en handelen. Dat betekent ook dat er op het platteland een optimale infrastructuur moet worden geboden voor onderwijs, opleiding, bijscholing en kinderopvang, maar ook een onbelemmerde toegang tot moderne informatietechnologieën. Bovendien moeten we meer netwerken van vrouwen opbouwen, en vrouwelijke ondernemers een betere toegang bieden tot kredieten en investeringsmogelijkheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met dit rapport waarin wordt verzocht om een verbetering van de situatie en de erkenning van vrouwen die werken in de landbouw en instandhouding van de hulp aan het platteland.

Het verslag vestigt de aandacht op het feit dat het onontbeerlijk is dat vrouwen van landbouwers die zelf een inkomen verdienen toegang hebben tot sociale bescherming, zoals dat overigens ook geldt voor tijdelijke arbeidskrachten en buitenlandse arbeidskrachten. Dit zou, als we werkelijk iets willen bereiken op het gebied van gelijkheid tussen mannen en vrouwen in deze sectoren waar met name vrouwen worden achtergesteld, vanzelf moeten spreken, niet alleen voor het werk in de landbouw, maar ook breder, voor alle onafhankelijke beroepen.

Daarom moet de bevordering van gendergelijkheid inderdaad worden geïntegreerd in het GLB en moet de EU haar aangekondigde doelen in overeenstemming brengen met haar handelen. Toch koester ik geen illusie wat betreft de algehele samenhang tussen de doelstellingen van de Unie en het gebruik van de Europese fondsen. Dit gebrek aan illusie geldt met name het gebied van de mensenrechten, waarvan vrouwenrechten integraal deel uitmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag van mevrouw Jeggle gestemd. Ze maakt duidelijk dat vrouwen in de afgelopen jaren een grote bijdrage geleverd hebben aan de duurzame ontwikkeling van het platteland, en aan de diversificatie en aanpassing van bedrijven aan de markt. We moeten de vrouwen op het platteland een perspectief bieden, en daarom moeten we in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid sterker de nadruk leggen op aspecten die met name voor vrouwen relevant zijn, door onder andere – en dat staat in het verslag – specifieke vormen van opleiding en advies aan te bieden, en hulp te bieden op het gebied van infrastructuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik wil mevrouw Jeggle feliciteren met haar verslag dat een wezenlijke bijdrage levert aan het debat over de vorm van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor de vergroting van het economische potentieel van plattelandsgebieden vormt de activiteit van vrouwen in politieke groeperingen, landbouworganisaties en als zelfstandige ondernemers een factor van betekenis. Een sleutelfactor voor het scheppen van arbeidsplaatsen is de ondersteuning van elektronische ondernemingsvormen zoals e-business onder vrouwen in plattelandsgebieden, waardoor zij economische activiteiten kunnen ontplooien, zelfs in moeilijk bereikbare gebieden. Ook moeten we de mogelijkheden om het sociale leven op het platteland te activeren beter benutten door het opzetten en uitvoeren van programma's ter ondersteuning van scholingsstelsels voor vrouwenorganisaties.

Steun voor het oprichten van kleuterscholen in plattelandsgebieden is eveneens van wezenlijk belang voor de gelijke kansen van vrouwen. Zij kunnen hierdoor sneller herintreden en het verhoogt hun concurrentievermogen op de arbeidsmarkt. Ik bedank mevrouw Jeggle nogmaals voor het overnemen van mijn voorstellen tijdens de werkzaamheden aan het verslag. De eisen van vrouwen die naar voren zijn gebracht tijdens de werkbezoeken die ik heb georganiseerd in de regio Ziemia Lubuska zijn opgenomen in het document.

 
  
  

Verslag: Marian-Jean Marinescu (A7-0054/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Dit is een uitermate belangrijk document voor Litouwen, Bulgarije en Slowakije bij het ontmantelen van hun kerncentrales. Het Parlement uit zijn bezorgdheid over het feit dat de belangrijkste projecten voor het beheer van afvalverwerkingsinfrastructuur in Litouwen grote vertragingen hebben opgelopen, waardoor EU-subsidies niet op een tijdige en efficiënte wijze kunnen worden verwerkt. Het Parlement neemt in de resolutie nota van het feit dat voor de ontmanteling nog veel geld nodig is en dat de nationale financiële middelen hiervoor niet volstaan: in het nationale fonds voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina is tot nu toe nauwelijks 100 miljoen euro gestort (terwijl de technische kosten van ontmanteling alleen al 987 miljoen euro tot 1 300 miljoen euro bedragen). Het Europees Parlement dringt er derhalve op aan dat in dit verband door de lidstaten passende maatregelen worden genomen. Het ontmantelen van kerncentrales is een uiterst gecompliceerd proces. Landen beschikken over te weinig ervaring om te kunnen inspelen op alles wat daarbij komt kijken en al het werk efficiënt uit te voeren. Het Europees Parlement neemt deze resolutie op het juiste moment aan, en moedigt daarmee Litouwen, Bulgarije, Slowakije en alle EU-lidstaten aan de ontmantelingswerkzaamheden zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Dit is zeer belangrijk werk, dat het Parlement met veel aandacht zal blijven volgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit belangrijke document gestemd. Toen zij zich aansloten bij de Europese Unie, hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije de politiek en economisch gecompliceerde verplichting op zich genomen kerncentrales te ontmantelen. Op haar beurt verplichtte de Europese Unie zich ertoe de financiële steun toe te kennen die nodig was voor de ontmantelingswerkzaamheden, de bouw van opslagplaatsen voor nucleair afval, de opslag van dergelijk afval en de ontwikkeling van energieprojecten. Ik ben van mening dat het concept van solidariteit binnen de EU er daadwerkelijk toe kan bijdragen de economische gevolgen van de vroegtijdige sluiting van de kerncentrales in de energiesector op te vangen, maar dat er nog veel onopgeloste kwesties zijn. Er bestaat nog onduidelijkheid over het toekennen van contracten, omdat, naar wij nu weten, de huidige financiering ontoereikend zal zijn om de ontmantelingswerkzaamheden tijdig en naar behoren uit te voeren. Het gevaar bestaat dat het gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen tot vertraging bij de ontmanteling van kerncentrales en tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. De gedetailleerde ontmantelingsplannen zijn nog niet af en bijgevolg is er te weinig bekend over de tijdschema's, de kosten en de financiering van de afzonderlijke projecten. Ik ben het ermee eens dat de Europese Commissie nadrukkelijker moet coördineren tussen deze drie lidstaten om tot overeenstemming te komen over de indiening van gedetailleerde plannen, de tijdige voltooiing van het werk en de omvang van de financiering. De Commissie moet tevens een mogelijkheid zoeken om een EU-financieringsplan voor de ontmanteling te coördineren, rekening houdend met de toegepaste strategieën van de lidstaten, hun nationale bestuurlijke structuren, en om de administratieve procedure van de financiële middelen zelf zo te vereenvoudigen dat het de veiligheid en zekerheid van de ontmanteling niet zou schaden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van de heer Marinescu gestemd, omdat door een gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen naar mijn verwachting de verlening van financiële bijstand aan de betreffende drie lidstaten – Litouwen, Slowakije en Bulgarije – vertraging zal oplopen. Door een dergelijke vertraging kunnen het milieu en de volksgezondheid in gevaar komen. In de toekomstige evaluaties van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer moet opheldering worden verschaft inzake de volgende aspecten: de toewijzing en het gebruik van fondsen door de EU ter waarborging van de veilige ontmanteling van nucleaire installaties, de veilige opslag van nucleair afval en de onderlinge afstemming tussen de drie bestaande programma’s. In dit verband moet de opgedane ervaring effectief worden ingezet en moet het model op basis van in het verleden voorbereide en gefinancierde projecten worden gebruikt om een kostenbesparing te realiseren.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb mijn stem uitgebracht voor het verslag van onze collega over het geven van de financiële steun waarom Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben verzocht met het oog op de ontmanteling van kerncentrales. Het is zonneklaar dat we, wanneer wij geen toereikende middelen verstrekken, mogelijk te maken zullen krijgen met vreselijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid. De toegewezen middelen moeten uiteraard op deugdelijke en transparante wijze worden beheerd. Wat mij grote zorgen baart is het feit dat we niet beschikken over een enkel team van coördinatoren en deskundigen voor alle drie de projecten, dat leiding zal geven aan de uitwerking van een plan en een duidelijk tijdschema en de fatsoenlijke besteding van reeds toegewezen middelen, en zal bepalen wat er nodig is om de ontmanteling in veilige omstandigheden te voltooien.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. (FR) Het sleutelwoord in dit verslag is verantwoordelijkheid. Bij de nucleaire sector moet het bewustzijn ontstaan dat verantwoordelijkheid bij de ontmanteling van kerncentrales niet meer kan worden ontlopen zoals dat in het verleden zo vaak gebeurd is. Ontmanteling van kerncentrales waarvan de veiligheidscriteria in het algemeen gesproken niet voldeden behoorde juist tot de verplichtingen die zijn aangegaan ten tijde van de verschillende processen voorafgaand aan toetreding tot de Europese Unie. Helaas zijn de hiervoor toegewezen bedragen niet op de juiste manier gebruikt. Het is dus hoog tijd om hieruit de nodige conclusies te trekken. Deze constatering kan gemaakt worden voor de centrales van de nieuwe lidstaten, maar blijft relevant voor alle Europese landen die voor deze technologie hebben gekozen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) De ramp in Japan heeft ons allemaal aan het denken gezet over nucleaire veiligheid. Dankzij de hulp die is verleend bij het stilleggen van de centrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije waar gebruik werd gemaakt van verouderde technologie, zal de buitengewone last van de vervroegde sluiting van die centrale in 2013 minder zwaar drukken. Die hulp is bestemd voor de verbetering van het milieu en de modernisering van elektrische systemen, evenals voor de verbetering van de energiebevoorradingszekerheid. Ik heb dit initiatief gesteund, omdat het de weg wijst voor andere Europese kerncentrales met verouderde technologie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Het Parlement doet er goed aan middels dit verslag druk uit te oefenen op de Commissie, opdat deze haar controle- en toezichtstaak serieus blijft uitoefenen. Het gaat hier specifiek over de controle van en het toezicht op de al gedane uitgaven en het toekomstig gebruik van de aanzienlijke financiering die Slowakije, Bulgarije en Litouwen hebben ontvangen in het kader van de ontmanteling en veiligstelling van hun kerncentrales die uit het Sovjet-tijdperk stammen. Voor wie het nog niet zou hebben begrepen toont de ramp in Japan van enkele weken geleden aan dat met kernenergie niet te spotten valt: als het gaat om atoomkracht dient onder alle omstandigheden de grootste strengheid te blijven gehandhaafd bij de toepassing van veiligheidscriteria en de Commissie heeft daarom de plicht na te gaan hoe de programma’s voor ontmanteling van de oude centrales in deze drie ex-communistische landen in de praktijk zijn gebracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Marinescu gestemd. Het verslag vestigt de aandacht op een probleem dat nu zeer actueel is. In het licht van wat in Japan is gebeurd rijzen er nu namelijk vragen over de veiligheid van bestaande en functionerende kerncentrales in Europa.

De verplichting die Litouwen, Bulgarije en Slowakije in het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de EU zijn aangegaan, dat wil zeggen het ontmantelen van oude kerncentrales die niet konden worden opgewaardeerd tot minimumveiligheidsnormen, moet een langdurige en samenhangende verplichting zijn waarvoor de Europese Unie al enige tijd ondersteunings- en financieringsprogramma’s heeft vastgesteld en ter beschikking gesteld. Ik hoop dat de ontmantelingen snel beginnen en op een manier die de grootst mogelijke veiligheid voor de burgers en het milieu waarborgt. Ik hoop ook dat het zal lukken om de opgelopen vertragingen weg te werken en het werk binnen de vastgestelde termijnen te beëindigen.

Tot slot gaat het mij ter harte te benadrukken dat het noodzakelijk is om – naast specifieke gevallen – ook de andere reactoren die in Europa aanwezig zijn te controleren, en de instellingen verantwoordelijk te maken voor het garanderen van de veiligheid, niet alleen van bestaande installaties, maar ook van nieuwe, mochten die in de toekomst moeten worden gebouwd.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. (RO) De inachtneming van de normen voor nucleaire veiligheid en de bescherming van de bevolking tegen nucleaire gevaren zijn uitermate belangrijke doelstellingen die de financiële steun rechtvaardigen die de Europese Unie de drie lidstaten heeft toegewezen voor de ontmanteling van hun kerncentrales, die niet meer zodanig konden worden gemoderniseerd dat ze zouden voldoen aan de strengste veiligheidsnormen. Ik schaar mij echter volledig achter het standpunt dat in deze resolutie wordt ingenomen, omdat ik vind dat we toezicht moeten houden op de besteding van deze middelen, om ons ervan te vergewissen dat ze een effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid van het ontmantelingsproces. Helaas ontberen de strategieën de nodige duidelijkheid, wat ook heeft geleid tot het ontbreken van een plafond voor de EU-financiering voor de ontmantelingswerkzaamheden. In de toekomst moet een dergelijke werkwijze worden vermeden en moet er een uitgebreid plan worden opgesteld dat alle acties behelst die voor financiering in aanmerking komen. Het is cruciaal dat er volledige openheid komt ten aanzien van de besteding van dit geld, omdat wij alleen zo kunnen garanderen dat de middelen doeltreffend worden benut en dat het geld van de Europese belastingbetalers verantwoord wordt besteed.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het is van groot belang dat de kernreactors in Slowakije, Bulgarije en Litouwen worden ontmanteld, aangezien ze niet tegen economisch aanvaardbare kosten aan de vereiste minimumveiligheidsnormen kunnen voldoen. Ontmanteling is niet mogelijk zonder financiële steun van de EU om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de centrales op te vangen, uiteraard met inbegrip van maatregelen voor milieubescherming, in overeenstemming met het acquis, modernisering van de conventionele productiecapaciteit die de capaciteit van de centrales moet vervangen, etc. De Europese Unie heeft financiële steun beschikbaar gesteld in de vorm van bijdragen aan drie internationale fondsen ter ondersteuning van ontmanteling, die worden beheerd door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) De Europese Unie maakt zich zorgen over de mogelijke veiligheidsrisico’s die gepaard gaan met de ontmanteling van de oude kerncentrales in nieuwe lidstaten, en het mogelijk slechte beheer van het daarvan afkomstige radioactieve afval. Bij ontmantelingsoperaties worden over het algemeen ook onnodige werkzaamheden uitgevoerd. Daarom is het van het hoogste belang dat de door de EU toegewezen financiële middelen verantwoord en zo transparant mogelijk worden beheerd, en dat er wordt gezorgd voor passend extern toezicht met het doel voor eerlijke concurrentieverhoudingen op de energiemarkt te zorgen. Tegelijkertijd moet de Unie zich constant inzetten voor de ontwikkeling van alternatieve, concurrerende energiebronnen met lage emissies om de negatieve economische en sociale gevolgen op te vangen die voortvloeien uit de ontmanteling van oude kerncentrales.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Sinds 2007 worden drie kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije ontmanteld met een aanzienlijke financiële bijdrage van de EU. In het licht van de oplopende vertragingen en het algemene gebrek aan een goed beheer, roept het Parlement de Commissie op een coördinatieteam op te zetten om toe te zien op de plannen, de agenda, het gebruik van de toegewezen fondsen tot op heden en om een besluit te nemen over de noodzaak om de EU-hulp na 2013 voort te zetten. Het Parlement heeft bovendien geëist dat de Europese Rekenkamer voor het einde van dit jaar een speciaal verslag opstelt over deze drie ontmantelingsprogramma’s om uit te zoeken of het gebruikte geld werkelijk heeft geleid tot een verbetering van de veiligheid. Gezien de bezuinigingen op de begroting waar elk land mee geconfronteerd wordt, zal het Parlement pas accepteren dat de hulp wordt verlengd als met behulp van de EU-fondsen de veiligheid van de energievoorziening werkelijk is verbeterd, de infrastructuur is gemoderniseerd en projecten voor duurzame energie zijn ontwikkeld. Na de nucleaire ramp in Japan, is de EU zich bewust van de reikwijdte van haar verantwoordelijkheid en stelt vast dat zij zich niet kan veroorloven de veiligheid van de nucleaire installaties te verwaarlozen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Dušek (S&D), schriftelijk. (CS) Het verslag over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten geeft een overzicht van de tot nog toe door de EU verstrekte financiering voor de sluiting en ontmanteling van de kerncentrales Ignalina in Litouwen, Bohunice in Slowakije en Kozloduj in Bulgarije. Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben er zich in het kader van de toetredingsonderhandelingen toe verbonden bovengenoemde kerncentrales te sluiten en te ontmantelen. Dat was nodig, omdat de centrales volgens de G7 niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. De EU van haar kant verbond zich tot financiering van deze sluiting en ontmanteling en heeft daadwerkelijk haar woord gehouden. Het doet mij deugd dat de EU dergelijke activiteiten ondersteunen kan, want de ontmanteling van oude en niet al te veilige kerncentrales is essentieel voor het leven en de gezondheid van de Europese burgers.

Ik hoop dat de oudste kerncentrales in Frankrijk ook op soortgelijke wijze worden gesloten en ontmanteld. Duitsland heeft direct na het ongeluk in Japan een dergelijk besluit genomen ten aanzien van zijn eigen kerncentrales. Ik zal voor goedkeuring van het verslag stemmen, omdat het proces van sluiting en ontmanteling van de kerncentrales Ignalina, Bohunice en Kozloduj dient te worden afgerond met dienovereenkomstige medefinanciering door de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór het verslag over EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten gestemd. Ik ben van mening dat de EU de sluiting van deze centrales en investeringen in alternatieve energieprojecten moet steunen, teneinde de veiligheid te waarborgen en de gezondheid van Europese burgers te beschermen, energieafhankelijkheid terug te dringen en eventuele maatschappelijke kosten te minimaliseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Voorafgaand aan hun toetreding waren de regels met betrekking tot kernenergie en radioactief afval in de landen in Midden- en Oost-Europa minder strikt dan de regels die destijds in de EU van toepassing waren. Bovendien zijn sommige van deze landen oude, in de Sovjet-Unie geproduceerde reactoren blijven gebruiken, die niet tegen economisch aanvaardbare kosten aan de minimumveiligheidsnormen konden worden aangepast. Daarom hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije bij hun toetreding toegezegd reactoren die niet aan de normen voldeden te ontmantelen. Hiervoor was bijstand en financiële steun van de EU noodzakelijk, welke nog tot 2013 zal worden voortgezet. Naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen in Japan ben ik van mening dat het van groot belang is alle programma’s voor de sluiting en ontmanteling van kerncentrales in Midden- en Oost-Europa die niet aan de Europese veiligheidsnormen voldoen zo spoedig mogelijk af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Litouwen, Slowakije en Bulgarije hebben aan hun verplichtingen ten aanzien van de tijdige sluiting van de betreffende units in drie kerncentrales voldaan. Unit 1 van de kerncentrale in Ignalina is gesloten op 31 december 2004 en unit 2 op 31 december 2009. Unit 1 van de V1-kerncentrale in Bohunice is gesloten op 31 december 2006 en unit 2 op 31 december 2008. Units 1 en 2 van de kerncentrale in Kozloduy zijn gesloten op 31 december 2002 en units 3 en 4 op 31 december 2006. Er is een rechtsgrond voor het verlenen van financiële steun. De bedragen hiervoor worden jaarlijks vastgesteld door de Commissie, op basis van individuele, jaarlijkse gecombineerde programmadocumenten, waarmee toezicht op de ontwikkeling en de financiering van de goedgekeurde projecten kan worden uitgeoefend. Het doel van de EU-steun is deze drie lidstaten te helpen bij het dragen van de financiële en economische lasten die voortvloeien uit het feit dat er vroege vaste sluitingsdatums zijn overeengekomen en om de kosten te dekken van een groot aantal belangrijke activiteiten in verband met de ontmanteling, te investeren in energieprojecten die de onafhankelijkheid van energie verhogen en om de sociale nawerkingen die voortvloeien uit de sluiting van kerncentrales te stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We weten dat de gemiddelde leeftijd van de kernreactoren in kerncentrales in bijna de helft van de EU-lidstaten relatief hoog is, wat betekent dat sommige van deze reactoren, om veiligheidsredenen en om de volksgezondheid en het milieu te beschermen en te waarborgen, moeten worden ontmanteld.

In het geval van de nieuwe lidstaten, lijkt het ons niet meer dan terecht dat zij, nu zij diverse units zullen moeten ontmantelen, EU-steun ontvangen om het ontmantelingsproces op een goede en veilige manier af te ronden.

Deze processen dienen het nodige onderhoud en toezicht na de sluiting te omvatten, evenals afvalverwerking, werkzaamheden voor de opslag van afval en gebruikte brandstof en decontaminatie, milieutechnische opwaardering van bestaande faciliteiten, vervanging van de productiecapaciteit van gesloten eenheden, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan duurzaamheid met betrekking tot het milieu en energie-efficiëntie.

Tenslotte zij opgemerkt dat tevens rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke gevolgen van deze processen. Naast het naleven van alle veiligheidsnormen vóór, tijdens en na de ontmanteling, dienen ook de banen en andere rechten van de werknemers te worden gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In paragraaf 7 van het verslag van de heer Marinescu wordt benadrukt dat aan de ontmanteling van bepaalde kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije "in het belang van de veiligheid en gezondheid van de Europese burgers de hoogste prioriteit moet worden gegeven". Ik ben het volledig met die uitspraak eens, maar ik zou nog verder willen gaan: volledig afschaffen van kernenergie in alle lidstaten zou in het belang van de veiligheid en gezondheid van onze burgers zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Zoals u weet, hadden Litouwen, Slowakije en Bulgarije oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales. Er heerst echter bezorgdheid over het feit dat de belangrijkste projecten voor het beheer van afvalverwerkingsinfrastructuur (opslag van gebruikte brandstof en van afval) grote vertragingen hebben opgelopen. Er is nauwelijks nog speelruimte en vertragingen kunnen de tijdige afronding van het hele ontmantelingsplan in gevaar brengen, met alle daaruit voortvloeiende kostenoverschrijdingen van dien. De Commissie dient verslag uit te brengen over de herbeoordeling van het tijdschema van het project. Een groot deel van de financiële middelen was aan energieprojecten toegewezen, maar voor de ontmanteling is nog veel geld nodig en de nationale financiële middelen hiervoor volstaan niet: in het nationale fonds voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina is tot nu toe nauwelijks 100 miljoen euro gestort (terwijl de technische kosten van ontmanteling alleen al 987 miljoen euro tot 1 300 miljoen euro bedragen). De EU-lidstaten moeten in dit verband passende maatregelen nemen. Voorts moeten we, wat de nucleaire veiligheid aangaat, het hebben over de plannen van Rusland en Wit-Rusland voor nieuwe kerncentrales aan de grenzen van de EU. Deze kerncentrales kunnen de EU voor een nieuwe uitdaging stellen die in de toekomst een daadwerkelijke bedreiging vormt voor de gezondheid van onze burgers en ons milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Kernreactoren in Litouwen, Slowakije en Bulgarije kunnen niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen datums te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Dat lukt alleen maar wanneer er een duidelijk financieel kader komt, en wordt gecontroleerd dat het daarvoor ter beschikking gestelde geld correct wordt gebruikt. Daarom ben ik voor het verslag van de heer Marinescu, want de veiligheid van de Europese burgers moet de hoogste prioriteit genieten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk.(IT) De efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financieringen in het kader van de ontmanteling van kerncentrales in de nieuwe lidstaten zijn actueler dan ooit. De recente gebeurtenissen in Japan hebben de behoefte aan veiligheid dringender dan ooit gemaakt. Het verslag van de heer Marinescu betreft, meer specifiek, het voorzien in adequate financiële middelen om de ontmanteling van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije te waarborgen. Met hun toetreding tot de Europese familie hebben deze lidstaten namelijk de verantwoordelijkheid voor de ontmanteling van de kerncentrales op hun grondgebied op zich genomen. De EU heeft zich verplicht adequate financiële steun te bieden om aan die verplichtingen te voldoen. Ik denk dat de Europese Unie dan ook besluitvaardige maatregelen moet voorstellen als het gaat om bepaalde onderwerpen die de burgers aan het hart gaan, zoals de veiligheid van kerncentrales.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Bij de toetreding tot de Europese Unie van Litouwen, Slowakije en Bulgarije is een plan opgesteld voor de sluiting en ontmanteling van een aantal oude centrales die niet voldoen aan de Europese veiligheidsnormen. Met de vrijgave van zeer ruime middelen, tot eind 2013 oplopend tot 2 848 miljoen euro, konden al deze centrales worden gesloten en konden de betrokken lidstaten deels overgaan op andere energiebronnen. Een aantal hieraan verbonden verplichtingen lijkt echter niet te zijn gerespecteerd en het lijkt gepast enkele vragen te stellen bij het gebruik van de toegewezen fondsen. Daarom heb ik ingestemd met deze resolutie van het Europees Parlement. Constaterend dat de ontmanteling nauwelijks is begonnen, en dat was toch de aanleiding voor dit programma, verzoekt het Parlement de Commissie deze hulp beter te coördineren, bijvoorbeeld door de publicatie van een jaarlijks voortgangsverslag. Hiertoe kan zij steunen op het lopende onderzoek van de rekenkamer. De Commissie zou ook een team moeten opzetten van coördinatoren en experts die belast zijn met alle drie de projecten, iets dat zij merkwaardig genoeg nog steeds niet heeft gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat gaat over de drie landen Litouwen, Slowakije en Bulgarije, die oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales hadden, waarvan de internationale gemeenschap, overeenkomstig het multilateraal actieprogramma van de G7 dat tijdens de G7-top in München in 1992 werd goedgekeurd, vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen datums te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit verslag gaat over EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Deze centrales vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het ecosysteem, niet alleen in de betreffende landen, maar in heel Europa en de rest van de wereld. Wat het onderwerp van het verslag betreft, heb ik vóór het bijdragen aan de ontmanteling van deze oude centrales gestemd. Ik ben echter van mening dat het nucleaire beleid van de EU verder moet gaan. Gezien de ernstige risico’s die aan kernenergie kleven en die al lange tijd bekend zijn en gezien de kernramp die zich op dit moment in Japan voltrekt, roep ik op tot het onmiddellijk opstellen van een Europees plan om af te stappen van dit soort energie. Ik ben tevens van mening dat de EU de financiering en steun voor nieuwe kerncentrales onmiddellijk dient op te schorten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag behandelt de ontmanteling van oude nucleaire centrales die een direct gevaar vormen voor de gezondheid van alle Europeanen. Slechts met een half woord wordt het zogenaamde 'energetische' deel van de financiële EU-steun voor deze ontmanteling behandeld.

Dit Parlement moet de financiering van nieuwe nucleaire centrales duidelijk veroordelen. Dat gebeurt niet en evenmin wordt gevraagd om de noodzakelijke afschaffing van nucleaire energie. Nauwelijks enkele dagen na de ramp in Fukushima getuigt dit van een beschamende kortzichtigheid. Ik roep op tot de onmiddellijke opzet van een Europees plan om kernenergie af te bouwen. Indachtig de financiering voor de ontmanteling van de centrales waarover het gaat in dit rapport, stem ik voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Nucleaire veiligheid is voor iedereen in Europa een zorg. De recente kernramp in Japan heeft ons weer gewezen op de inherente risico’s van kerncentrales. Landen in Oost-Europa die graag lid willen worden van de EU beschikken over kerncentrales die gebruik maken van Sovjettechnologie, al jarenlang operationeel zijn en het einde van hun levensduur naderen. Gezien de aanzienlijke kosten van de ontmanteling van deze centrales, is het niet meer dan normaal dat de EU deze landen steunt bij de ontmanteling, om kernrampen op Europees grondgebied, waarvan wij allen helaas de gevolgen kennen, te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb voor dit verslag over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten gestemd, omdat ik het ermee eens ben dat in het belang van de veiligheid en gezondheid van de gehele Europese bevolking de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan de ontmanteling van de desbetreffende kerncentrales, en dat er gevreesd moet worden dat een gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen tot vertraging bij de ontmanteling van kerncentrales en tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. Het ongeluk van Fukushima bewijst dat kernenergie niet beheersbaar is in een rampsituatie, en dat kerncentrales niet particulier mogen worden beheerd. Wij dringen daarom aan op het instellen van een moratorium om de bouw van nieuwe kerncentrales te voorkomen en het opstellen van een tijdschema voor de sluiting van de 143 centrales die er op dit moment nog zijn in Europa. De EU moet de weg inslaan naar een toekomst die vrij is van kerncentrales en die op duurzame energie is gebaseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) In de resolutie worden plannen beoordeeld voor de ontmanteling van verouderde kerncentrales in drie EU-landen: Ignalina in Litouwen, Bohunice in Slowakije en Kozloduy in Bulgarije. De resolutie bevat ook een schatting van de kosten en vertragingen in de mogelijke financiering van energieprojecten die geen betrekking hebben op de ontmanteling. 'Eventuele financiering' is de juiste formulering. Het is nodig om duidelijk en specifiek te definiëren hoe de krachtige energiebronnen precies zullen worden vervangen, waar en wanneer er nieuwe elektriciteitscentrales zullen worden gebouwd met onze financiële middelen. Ik heb voorgestemd, omdat ik het gevaar van kerncentrales begrijp, maar hoe zinnig is het om Ignalina te ontmantelen, terwijl er nog andere kerncentrales gebouwd worden in de Europese Unie? Misschien zou een renovatie beter zijn?

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het zou voor bepaalde kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije onmogelijk zijn om ze tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen op te waarderen. De landen en Centraal- en Oost-Europa hebben in verband met hun toetreding tot de EU financiële steun gekregen voor de ontmanteling van verouderde reactoren. In de periode tot 2009 is er ongeveer 1 300 miljoen euro betaald aan Litouwen (Ignalina), Slowakije (Bohunice V1) en Bulgarije (Kozloduy). De EU heeft zich verplicht om te blijven betalen tot eind 2013. Tijdens de Russisch-Oekraïense gascrisis heeft Slowakije overwogen om de gesloten en gammele kerncentrale Bohunice weer in dienst te nemen, om het door de weggevallen levering van gas door Rusland ontstane energietekort te compenseren. In Japan is wel gebleken hoe snel we de controle over een kerncentrale kunnen verliezen. Daarom is het des te belangrijker dat verouderde reactoren gesloten worden, maar dat we ook een alternatief ontwikkelen om te vermijden dat ze via een achterdeurtje toch weer in bedrijf worden genomen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het lijdt geen twijfel dat de EU en haar lidstaten in het belang van de veiligheid en gezondheid van alle Europese burgers de hoogste prioriteit moeten geven aan de ontmanteling van de betreffende kerncentrales in de nieuwe lidstaten. Maar er dient net zoveel aandacht te worden besteed aan het wegnemen van de gevaren in de directe omgeving van de Europese Unie. In dit verband wijs ik erop dat het dringend noodzakelijk is de benodigde middelen vast te stellen en vrij te maken voor het plaatsen van een nieuwe sarcofaag op de kerncentrale in Tsjernobyl, die in 1986 is geëxplodeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik was het eens met deze resolutie over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Vóór alles moeten we ernaar streven dat alle ontmantelingswerkzaamheden op tijd worden verricht, terwijl alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen naar behoren worden uitgevoerd en zelfs minimale risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu worden uitgebannen. Als we werkelijk willen dat Ignalina en andere kerncentrales worden ontmanteld, moeten alle financiële middelen die voor dit proces zijn toegekend de bestemming krijgen waarvoor ze bedoeld zijn, waarbij de beginselen van transparantie en doelmatigheid in acht moeten worden genomen. De nationale overheden moeten met spoed hun gedetailleerde ontmantelingsplannen afronden. Ik denk dat de resultaten van de audit van de Europese Rekenkamer duidelijk zullen maken met welke doelstellingen de financiële middelen gebruikt worden en hoe doeltreffend ze zijn. We moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de ontmantelingsactiviteiten en het beheer van het ontmantelingsafval voor 2013 van start gaan. Mijns inziens is het wenselijk de Commissie te verzoeken een gedetailleerd financieringsplan voor te leggen aan het Europees Parlement en vast te stellen wie verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de EU-steun. Gezien het feit dat de nationale fondsen voor de ontmanteling van kerncentrales niet genoeg middelen hebben vergaard, zou het raadzaam zijn als in de strategieën en plannen die worden opgesteld ook nieuwe maatregelen opgenomen worden en dienovereenkomstig voorzien wordt in aanvullende EU-steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb vóór de tekst over de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije gestemd, omdat ik – gezien de recente gebeurtenissen na de aardbeving en de nucleaire crisis in Japan – geloof dat het essentieel en cruciaal is dat de Europese Unie een beleid van veiligheidscontroles van kernreactoren gaat uitvoeren, waarbij alle risico’s worden uitgebannen. Op het grondgebied van de landen in kwestie waren oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in werking die technisch gezien onmogelijk konden worden vernieuwd om ze tot de huidige internationale, verplichte veiligheidsnormen op te waarderen. De financiering door de Unie komt overeen met de economische last die deze landen dragen om hun nucleaire installaties te sluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) In het kader van de onderhandelingen voor toetreding tot de EU hebben Litouwen, Slowakije en Bulgarije steun bedongen voor de ontmanteling van oude kernreactoren van Sovjetmakelij die, volgens de internationale gemeenschap en overeenkomstig de G7-top van 1992 in München, niet tegen economisch aanvaardbare kosten konden worden aangepast aan de minimumveiligheidsnormen. In het kader van de toetredingsonderhandelingen hebben de drie landen toegezegd deze reactoren op vastgestelde data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales. Het steunprogramma is meermalen onderworpen aan audits en beoordelingen. De Europese Rekenkamer voert momenteel audits uit van de resultaten van de drie programma’s. Een verslag hiervan wordt verwacht in het najaar van 2011. Er kan reeds worden geconcludeerd dat er synergieën tussen de drie projecten hadden kunnen worden gecreëerd, om het optreden van de EU efficiënter en doelmatiger te maken. Ik heb vóór dit verslag gestemd en wil graag de nadruk leggen op de aanbeveling van de Commissie in het verslag om de regels inzake de financiering van de ontmanteling van kernreactoren te harmoniseren.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) De ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering in het kader van de ontmanteling van kerncentrales in de nieuwe lidstaten, die op 14 maart 2011 is gepresenteerd, heeft als doel te beoordelen wat de bereikte resultaten zijn van de ontmanteling van overtollige kerncentrales in Litouwen, Bulgarije en Slowakije. Die landen hebben vanaf 1999 financiële EU-steun voor dit project genoten. Zekerstelling van de energiebevoorrading is een van de essentiële prioriteiten van de EU-energiestrategie. Volgens de huidige voorspellingen zullen de vertragingen die de programma’s tot nu toe hebben opgelopen het begin van de ontmantelingsoperatie en het beheer van het afval niet verhinderen, noch zullen ze het werk dat door het personeel van de centrales moet worden gedaan vóór eind 2013 in de war sturen. Er blijven desalniettemin grote zorgen bestaan over het feit dat de ontmantelingsplannen nog niet af zijn en dat inspanningen noodzakelijk zijn om het beheer van de financiële middelen en de coördinatie met de nationale autoriteiten van de belanghebbende lidstaten te verbeteren. Daarom stem ik vóór de ontwerpresolutie.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De drie landen Litouwen, Slowakije en Bulgarije hadden oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap, overeenkomstig het multilateraal actieprogramma van de G7 dat tijdens de G7-top in München in 1992 werd goedgekeurd, vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd. In het kader van de onderhandelingen gericht op toetreding tot de Europese Unie zegden deze drie landen toe deze kerncentrales op overeengekomen data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Erkennend dat de vroegtijdige sluiting een buitengewone financiële last vertegenwoordigde, en als daad van solidariteit, besloot de Europese Unie adequate financiële steun te geven voor de ontmanteling (vóór eind 2013) van de reactoren van deze centrales.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik denk dat het voor ons van prioritair belang is om toezicht te blijven houden op de staat van ontmanteling van de kerncentrales van Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Op het moment van hun toetreding tot de Europese Unie waren in die landen nog oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in werking die onmogelijk tegen verantwoorde kosten tot de meest recente veiligheidsnormen konden worden opgewaardeerd.

Na de recente ramp in Japan is treuzelen met deze procedures, omwille van de veiligheid van alle burgers in Europa en daarbuiten, niet meer mogelijk en ook kan de buitengewone financiële last die met de ontmanteling gepaard gaat niet langer worden gebruikt als excuus voor mogelijke vertragingen. Daarom heeft de Europese Unie zich verplicht om adequate financiële steun te bieden voor de ontmanteling van deze reactoren vóór het einde van 2013. Verdere vertraging kan in het belang van de gehele Europese gemeenschap niet worden getolereerd en zou bij alle geschikte gelegenheden onmiddellijk moeten worden gemeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Na de kernramp die werd veroorzaakt door de Japanse centrale, die tevens werd veroorzaakt door de nagelaten opwaardering tot de huidige veiligheidsnormen, kunnen we zeggen dat we een uitstekende keuze hebben gemaakt toen we tijdens de onderhandelingen gericht op toetreding data hebben vastgesteld voor de sluiting van drie oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales in Litouwen, Slowakije en Bulgarije.

De datum voor de definitieve sluiting en het in veiligheid brengen van de kerncentrales was vastgesteld voor 2013, met een kostenpost voor de Europese Unie van bijna drie miljard euro. Vanwege de vertragingen en de kostenverhoging van het in veiligheid brengen van de drie centrales wordt de Commissie in het verslag opgeroepen om meer toezicht te houden, en te verifiëren wat de huidige toestand is en wat de voorspellingen voor de voltooiing van de verschillende fasen van het ontmantelingsproces volgens het oorspronkelijke tijdschema zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Litouwen, Slowakije en Bulgarije beschikten over oude, ten tijde van de Sovjet-Unie ontworpen kerncentrales waarvan de internationale gemeenschap vond dat ze niet tegen economisch verantwoorde kosten tot minimumveiligheidsvoorwaarden konden worden opgewaardeerd. De toetredingsonderhandelingen werden gebruikt om de drie kerncentrales op vooraf afgesproken data te sluiten en vervolgens te ontmantelen. Over de periode 1999-2013 werd daarvoor 2,7 miljard euro uitgetrokken. Eind 2009 werd daarvan al 1,8 miljard euro vastgelegd. Toch is er een aanzienlijke vertraging bij de uitvoering van de ontmantelingsprogramma's. Het Europees Parlement vreest dat deze vertraging tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden. Ik ben tevreden met dit verslag ook al omdat het voltallig Europees Parlement instemde met mijn in de Commissie begrotingscontrole ingediende amendementen waarin wordt aangedrongen op absolute transparantie bij het beheer van de fondsen en de besteding van de middelen daaruit.

Het Europees Parlement stemde ook in met mijn verzoek aan de Commissie om jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uit te brengen en mee te delen of de prognose dat de uitgetrokken financiële middelen de komende drie jaar kunnen worden geabsorbeerd, bewaarheid wordt. Dit verslag vormt de basis om dit proces van zeer nabij te volgen en dat is vanuit menigerlei oogpunt een goede zaak.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik de geleidelijke ontmanteling van kerncentrales steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd. De ontmanteling van de centrales in Ignalina, Bohunice en Kozloduy verloopt echter te traag. We moeten van de verantwoordelijke organisaties in de lidstaten eisen dat ze wat meer betrokkenheid aan de dag leggen. Het is heel belangrijk dat we van alle lidstaten eisen dat ze het eens worden over gezamenlijke normen, ook voor het ontmantelen van installaties. We moeten precies definiëren wie waarvoor verantwoordelijk is. Tijdens de onderhandelingen over de toetreding tot de EU hebben de drie lidstaten Litouwen, Slowakije en Bulgarije zich bereid verklaard om die drie onveilige kerncentrales te sluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) De tragische gebeurtenissen die afgelopen maand hebben plaatsgevonden in Japan en bezorgdheid over de veiligheid van de kerncentrale van Fukushima hebben tot veel discussie over kerncentrales geleid. Het is zeer belangrijk dat deze discussies gevoerd worden – veel Litouwers herinneren zich Tsjernobyl maar al te goed. De sluiting van de Ignalina-kerncentrale in Litouwen was een van de voorwaarden voor het EU-lidmaatschap, maar dit was een zeer pijnlijke maatregel. De EU heeft Litouwen 837 miljoen euro aan financiële steun gegeven om de gevolgen van de sluiting van de kerncentrale in de periode 2007-2013 op te vangen. Het volstaat echter niet om simpelweg het geld in ontvangst te nemen dat de EU heeft toegekend voor de sluiting van de reactor. Een veilige ontmanteling heeft heel wat voeten in de aarde en de EU moet Litouwen gedurende het hele proces bijstaan. Deze hulp moet onder meer uitgebreide financiële steun omvatten – denk aan het beheer van radioactief en gevaarlijk afval.

Zoals de rapporteur aangeeft, is uitgebreide steun van de EU van belang om de economische en sociale gevolgen van de sluiting van de kerncentrale van Ignalina te temperen. Door de sluiting van de kerncentrale zijn veel Litouwers op straat komen te staan en is onze economie schade berokkend. De EU moet meer hulp bieden voor projecten in de energiesector om de economische gevolgen van de sluiting van Ignalina te verzachten. Zo zou bijvoorbeeld gestimuleerd kunnen worden dat de maatregelen ter verhoging van de energie-output en de energie-efficiëntie nieuw leven wordt ingeblazen.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb ingestemd met het verslag over de ontmanteling van de drie kerncentrales in de lidstaten Litouwen, Slowakije en Bulgarije. Die kerncentrales voldeden zelfs niet aan de minimale veiligheidsnormen, en daarom was de sluiting ervan een voorwaarde voor de toetreding van die drie landen, en de Europese Unie heeft toegezegd om een deel van de kosten voor de ontmanteling te dragen. In dit verband is het uitstekend nieuws dat de sluiting van Ignalina in Litouwen betekent dat de enige kerncentrale van dat land is stilgelegd.

 
  
  

Verslag: Barbara Matera (A7-0060/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht in 2006 om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die worden getroffen door de gevolgen van aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Sinds 1 mei 2009 is de opdracht van het EFG uitgebreid tot steun aan werknemers die zijn ontslagen als direct gevolg van economische, financiële en sociale crises.

Nu we worden geconfronteerd met een ernstige crisis, waarvan een van de belangrijkste gevolgen een toename van de werkloosheid is, dient de EU alle tot haar beschikking staande middelen te gebruiken om hier een antwoord op te bieden, met name door het geven van steun aan degenen die worden geconfronteerd met de dagelijkse realiteit van werkloosheid. Om die reden heb ik voor dit verslag over de beschikbaarstelling van fondsen van het EFG aan Tsjechië gestemd, ter ondersteuning van werknemers die door Unilever ČR spol.s r.o. zijn ontslagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) De hulp is bestemd voor 460 van de 664 werknemers die zijn ontslagen door de onderneming Unilever ČR en die werkzaam waren in de kleinhandel. Van de getroffen werknemers is 52,4 procent vrouw, terwijl 13 procent ouder is dan 54 jaar en 9,1 procent jonger dan 24 jaar. Er dient op te worden gewezen dat de maatregelen ter bevordering van de scholing van de ontslagen werknemers mede worden gefinancierd door de onderneming, die haar verantwoordelijkheid niet ontloopt, en dat zij zullen worden uitgevoerd door aannemers en bedrijven die namens haar werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. (CS) Het Europees Parlement heeft een mooi succes binnengehaald door ervoor te zorgen dat de begroting voor 2011 voor het eerst een aparte post bevat voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), dit voor een bedrag van 47 608 950 euro. Het EFG is ontworpen als een apart, concreet instrument met eigen doelstellingen en tijdspaden en verdient dus eigen middelen. Op die manier kan worden voorkomen dat, zoals in het verleden, de financiering voor dit fonds uit andere begrotingsposten moet worden gehaald en sommige politieke doelstellingen daarmee onhaalbaar worden. Het EFG heeft zijn nut naar mijn mening meer dan bewezen. Het spijt me echter dat de nieuwe lidstaten er vooralsnog niet meer gebruik van hebben gemaakt, want de indruk zou namelijk kunnen worden gewekt dat de oude lidstaten met het EFG proberen om geld dat ze eerder uit het cohesiebeleid kregen alsnog via een omweg uit de EU-begroting los te peuteren. Ik denk dat deze historisch gezien allereerste Tsjechische aanvraag van steun uit het EFG de befaamde eerste zwaluw is, die gevolgd wordt door nog vele andere, omdat ook de Tsjechische industrie door de mondialisering en de wereldwijde financiële crisis wordt getroffen en ook Tsjechische ontslagen werknemers Europese steun verdienen bij hun pogingen om weer aan het werk te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. (CS) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is in 2006 tot stand gebracht als een flexibel instrument voor een snelle verstrekking van eenmalige, tijdelijke individuele steun aan werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de mondialisering of de financiële en economische crisis. Dit is na het uitbreken van de wereldwijde economische en financiële crisis de eerste keer dat er geld uit dit fonds wordt uitgetrokken voor de Tsjechische Republiek. De steun is bedoeld voor de 634 ontslagen werknemers van de nu gesloten Unileverfabriek in de gemeente Nelahozeves. Gezien het feit dat 52,4 procent van de ontslagen werknemers vrouw is en meer dan 13 procent van de ontslagen werknemers ouder is dan 54 jaar, acht ik het meer dan terecht dat er geld wordt vrijgemaakt voor de Tsjechische Republiek. Ik heb dan ook voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben verheugd over het werk dat is gedaan op basis van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), met name de steun aan werknemers die het slachtoffer zijn van veranderingen in de wereldhandel. Voorts steun ik het besluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor Tsjechië, ten gunste van werknemers van Unilever, aangezien dat bedrijf onverwacht vijfhonderd mensen heeft moeten ontslaan als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis. Dit besluit is van groot belang, niet alleen voor de werknemers en hun gezinnen, maar ook voor het district Melník, waar Unilever is gevestigd, aangezien de economie van die plaats grotendeels afhankelijk is van de voedselverwerkingindustrie en de chemische en energie-industrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, maar ook voor het amendement waarin wordt opgeroepen tot een herziening van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Wat ik namelijk betreur, is dat het EFG zoals de zaken er nu voorstaan geen onderzoek gelast naar de financiële gezondheid, belastingontduiking of de situatie betreffende staatssteun aan multinationals waarvan de herstructurering een interventie van het EFG rechtvaardigt. Ik denk dat dit punt moet worden opgenomen in de volgende herziening van het reglement van het EFG, waarbij de toegang voor ontslagen werknemers tot het EFG niet ter discussie gesteld mag worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben ervoor gekozen om ook deze keer in te stemmen met het beschikbaar stellen van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering – deze keer om in totaal zo'n 1 200 mensen te helpen die in Polen en Tsjechië hun baan zijn kwijtgeraakt – omdat Europa nog altijd te lijden heeft onder de gevolgen van de economische crisis en omdat uitzonderlijke tijden uitzonderlijke maatregelen vergen.

Wij zijn echter van mening dat we in de toekomst veeleer gebruik zouden moeten maken van al bestaande instrumenten – met name het Europees Sociaal Fonds – om de inzetbaarheid van werknemers die hun ontslag aangezegd hebben gekregen of die zijn ontslagen te vergroten. In de volgende begrotingsperiode zal het Fonds voor aanpassing aan de globalisering waarschijnlijk niet nodig zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Het verzoek heeft betrekking op 634 ontslagen werknemers van Unilever ČR, dat actief is in de detailhandel in de Tsjechische regio Střední Čechy. Net als bij het eerste verzoek dit jaar, betreffende de Poolse regio Podkarpackie, heeft de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken geoordeeld dat in dit proces aan de subsidiabiliteitscriteria is voldaan. Ik kan niet anders dan betreuren dat er in de hele Unie zo veel mensen worden ontslagen. Het geeft aan dat er nog steeds veel moet gebeuren om uit de huidige crisis te komen. Ik steun het voorstel van de Commissie om middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) beschikbaar te stellen en hoop dat de ontslagen medewerkers zo snel mogelijk een nieuwe baan zullen vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag heeft betrekking op een ontwerpbesluit van het Europees Parlement en de Raad inzake de beschikbaarstelling van 323 820 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFF), ter ondersteuning van Tsjechische werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Het verzoek om deze beschikbaarstelling, de tweede die zal worden goedgekeurd vanuit de EU-begroting van 2011, is bij de Commissie ingediend op 24 maart 2010 en heeft betrekking op 634 werknemers van Unilever ČR, in de regio Střední Čechy, die werkzaam waren in de detailhandel. Aangezien dit een specifiek begrotingsinstrument betreft en het gevraagde bedrag juridisch aanvaardbaar is en in overeenstemming is met de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, om precies te zijn punt 28, ben ik vóór dit voorstel en hoop ik dat het bijdraagt aan het verminderen van de economische problemen van de inwoners van deze regio en aan het herstel van de lokale economie.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het gaat hier om een nieuwe beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, ditmaal ter ondersteuning van ontslagen werknemers van een fabriek van de multinational Unilever in Tsjechië.

Evenals in voorgaande gevallen hebben wij vóór gestemd. Ter aanvulling op de reserves die wij in dit soort situaties altijd uiten, dienen bepaalde aspecten van dit proces echter te worden benadrukt. De Europese Commissie heeft slechts verklaard dat Unilever geen staatssteun of financiële steun uit EU-fondsen heeft ontvangen om de fabriek in Tsjechië te openen, zowel voor als na de toetreding van dat land tot de EU. De Commissie heeft echter geen informatie gegeven over wat er met de andere fabrieken van Unilever gebeurt, terwijl zij dat wel had moeten doen en ook was gevraagd om dat te doen. Volgens de Commissie is zij daartoe uit hoofde van de EFG-verordening niet verplicht.

Los van wat zich in het specifieke geval van Tsjechië heeft afgespeeld, zou het goed zijn om te kijken hoe Unilever zich op Europees niveau gedraagt. Wij betreuren dan ook het gebrek aan informatie over de overheidssteun die aan deze onderneming is verleend, evenals aan andere multinationals die op grond van reorganisaties middelen uit het EFG krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het gaat hier om een nieuwe beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, ditmaal ter ondersteuning van ontslagen werknemers van de Tsjechische fabriek van de multinational Unilever. Het standpunt van de Europese Commissie op dit gebied heeft tot veel controverse geleid, aangezien de Commissie slechts heeft verklaard dat Unilever geen staatssteun of financiële steun uit EU-fondsen heeft ontvangen om de fabriek in Tsjechië te openen, zowel voor als na de toetreding van dat land tot de EU. De Commissie heeft echter geen informatie gegeven over wat er met de andere fabrieken van Unilever gebeurt, terwijl zij dat wel had moeten doen en ook was gevraagd om dat te doen. Volgens de Commissie is zij daartoe uit hoofde van de EFG-verordening niet verplicht.

Ik heb dan ook tijdens het debat in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken de aandacht gevestigd op het feit dat er geen informatie was over wat er op Europees niveau met de Unilevergroep gebeurt. Ik heb voorgesteld hiermee rekening te houden bij de beoordeling van de verordening, zodat de financiële situatie (inclusief de ontvangst van mogelijke staatssteun) van multinationals die op grond van reorganisaties steun uit hoofde van het EFG ontvangen kan worden onderzocht zonder de toegang tot het fonds van ontslagen werknemers te beperken.

Wij hebben dientengevolge vóór deze voorstellen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor dit verslag over de inroeping van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) om werknemers uit de voedingsindustrie (Unilever) in de Tsjechische Republiek te hulp te komen. Tegelijkertijd benadruk ik dat de verordening voor dit fonds zeer binnenkort moet worden herzien. Daarom heb ik ter gelegenheid van deze stemming met anderen een amendement ondertekend en laten aannemen waarin wordt aangegeven dat het schadelijk is dat de verordening geen onderzoek vereist naar de financiële gezondheid, mogelijke belastingontduiking of situaties betreffende staatssteun die wordt verleend aan multinationals die profiteren van interventie van het EFG. In een context waarin de EU met moeite zijn doelstellingen kan financieren en gedwongen is te kiezen tussen beleidslijnen die allen even belangrijk zijn, kan vanuit het communautair budget geen financiering worden geboden aan vestigings- en verhuisstrategieën van grote multinationals die slechts uit zijn op winstgroei. Hier zal beslist rekening mee moeten worden gehouden bij de volgende verordening, zonder dat daarbij schade wordt berokkend aan de ontslagen werknemers door hun de toegang te ontzeggen tot het EFG.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Havel (S&D), schriftelijk. (CS) Ik zou u allen willen aanbevelen om voor het verslag van mevrouw Matera inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) te stemmen. Het gaat hier om de allereerste aanvraag uit de Tsjechische Republiek überhaupt. Ik wil met nadruk wijzen op het grote belang van dit fonds, aan de wieg waarvan overigens de Tsjechische sociaaldemocratische commissaris Vladimír Špidla heeft gestaan. In heel Europa zijn talloze mensen als gevolg van de financiële en daaropvolgende economische aardbeving zonder werk komen te zitten. Met het EFG worden uitsluitend maatregelen gefinancierd waarmee ontslagen werknemers die zich laten omscholen en over arbeidsmarktrelevante kennis beschikken of die zelfstandige ondernemers zijn geworden, worden geholpen bij het vinden van een nieuwe baan. Net als mevrouw Matera in haar verslag kan ik u verzekeren dat Unilever aan alle genoemde criteria voldoet. Unilever ČR zag zich gedwongen de fabriek te sluiten als gevolg van de economische crisis en het leeuwendeel van de werknemers werd ontslagen.

Unilever heeft alle vertrekkende werknemers een compleet herintegratieprogramma aangeboden en bij de uitvoering daarvan nauw samengewerkt met het lokale arbeidsbureau. Ik stem dan ook in met de beschikbaarstelling van middelen op basis van de gegevens in dit verslag, alsook met de uitbetaling van 323 820 euro aan de Tsjechische Republiek uit de reserves van het EFG.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van vijfhonderd miljoen euro beschikbaar worden gesteld. Op 24 maart 2010 diende de Tsjechische Republiek een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met 634 gedwongen ontslagen (waarbij voor alle betrokkenen om steun wordt gevraagd) door de onderneming Unilever ČR spol.s r.o., die actief is in de detailhandelsector (voedingsmiddelen). De aanvraag werd tot 20 september 2010 met aanvullende informatie vervolledigd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 323 820 euro beschikbaar te stellen. Ik ben het er dan ook mee eens dat er middelen uit het EFG beschikbaar moeten worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door de Tsjechische Republiek ingediende aanvraag. Ook ben ik van mening dat andere EU-lidstaten de mogelijkheden die de EU-fondsen bieden meer moeten benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb vóór de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) aan de Tsjechische Republiek gestemd omdat ik dit instrument een goede bron van steun vind voor werknemers die als gevolg van de economische crisis in moeilijkheden zijn geraakt. De stemming van vandaag betrof een verzoek om steun voor 634 werknemers van de onderneming Unilever ČR, die actief is in de detailhandelsector in de NUTS II-regio van Střední Čechy, voor een door het EFG gefinancierd bedrag van 323 820 euro. Tot slot zou ik graag het belang van het EFG benadrukken, dat in deze jaren een nuttige en doeltreffende hulpbron is gebleken in de strijd tegen werkloosheid als gevolg van de globalisering en de economische crisis.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, waarmee middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden vrijgemaakt om ontslagen werknemers in Tsjechië te helpen. De aanvraag heeft betrekking op 634 werknemers die zijn ontslagen na de sluiting van een fabriek van Unilever in Nelahozeves in het laatste kwartaal van 2009. 460 ontslagen werknemers zullen profiteren van persoonsgebonden maatregelen die worden ondersteund met EFG-financiering van in totaal 0,32 miljoen euro.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Denkend aan de Tsjechische werknemers, mannen en vrouwen, die worden geofferd op het altaar van de mondialisering, onthoud ik mij van stemming. De benarde situatie waarin deze mensen zich bevinden is de onvermijdelijke consequentie van het neoliberale beleid van de Europese Unie dat met dit fonds in stand wordt gehouden en bevestigd. Ik stem tegen, omdat de aalmoes die de slachtoffers van dit beleid wordt toegeworpen belachelijk is in vergelijking met de winsten die elders worden binnengehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De EU is een ruimte van solidariteit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering maakt daar deel van uit. Deze steun is essentieel om werklozen en slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen in een geglobaliseerde wereld te helpen. Steeds meer bedrijven verhuizen naar een ander land om te profiteren van lagere arbeidskosten in een aantal landen, met name China en India, wat schadelijke gevolgen heeft voor landen die opkomen voor de rechten van arbeiders. Het EFG is bedoeld om werknemers die het slachtoffer zijn van bedrijfsverplaatsingen te helpen. Het Fonds is essentieel om de toegang tot nieuwe kansen op werkgelegenheid te vergemakkelijken. Het EFG is in het verleden ook door andere EU-landen gebruikt, dus het is nu terecht om deze hulp ook te verstrekken aan Tsjechië, dat om steun heeft gevraagd vanwege het ontslag van 634 werknemers (allen mogelijke begunstigden van steun) door het bedrijf Unilever ČR, spol.sr.o, dat actief is in de detailhandel in de NUTS II-regio Střední Čechy.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Hoewel ik voor dit voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen aan de werknemers van Unilever in Tsjechië heb gestemd, ben ik van mening dat we hiermee de gevolgen van het kapitalistische model alleen verzachten en geen enkele winst boeken in de aanpak van de werkelijke oorzaken van de crisis. Ik ben het ermee eens dat er middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) worden vrijgemaakt voor burgers die zonder werk raken wegens structurele wijzigingen in de handelspatronen of als direct gevolg van de huidige economische en financiële crisis. Ik denk dat dit fonds kan bijdragen tot het uiteindelijke doel om deze werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Ik heb ook vóór gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat deze steun een aanvulling is op de werkloosheidsuitkering waarin in elke nationale wetgeving en in collectieve overeenkomsten wordt voorzien. Deze vrijmaking van middelen uit het EFG kan derhalve onder geen beding door overheden of ondernemingen worden aangewend als vervanging of vermijding van hun wettelijke verplichtingen jegens ontslagen medewerkers.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is in het leven geroepen om werknemers te beschermen die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. Tsjechië heeft om steun gevraagd in verband met 634 ontslagen. Het is goed dat werknemers die zijn ontslagen vanwege de globalisering en de economische crisis persoonlijke steun krijgen, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk.(IT) In het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering zitten middelen die door de Unie beschikbaar zijn gesteld om economische steun te bieden aan bepaalde sectoren die in moeilijkheden verkeren in de lidstaten of aan sectoren die naar de gemiddelde normen van de Unie aan het toegroeien zijn. Daarom heb ik vóór het verslag van mevrouw Matera gestemd. Voor 2011 is de begrotingslijn van de Unie voor betalingen uit dit soort fondsen verhoogd naar vijftig miljoen euro en daardoor is het makkelijker om middelen aan de meest verschillende sectoren toe te kennen. Het gaat specifiek om de eerste aanvragen door de Tsjechische Republiek en Polen voor de beschikbaarstelling in 2011 voor de machineproductiesector en de maakindustrie. Het fonds (van bijna een miljoen euro) zal werknemers ondersteunen die zijn gespecialiseerd in de handel in en productie van machines.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die worden getroffen door de gevolgen van aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer. Op 15 februari 2011 gaf de Commissie haar goedkeuring aan een nieuw ontwerpbesluit over de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG aan Tsjechië om werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de mondiale economische en financiële crisis te ondersteunen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. Dit is de tweede aanvraag die wordt beoordeeld vanuit de begroting van 2011 en heeft betrekking op de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 323 820 euro. Het proces betreft het ontslag van 594 werknemers (allen mogelijke begunstigden van steun) van het bedrijf Unilever ČR, spol.sr., dat actief is in de detailhandel in de regio Střední, gedurende de referentieperiode van vier maanden tussen 16 september 2009 en 16 januari 2010. De Commissie concludeerde in haar beoordeling dat er een verband is tussen de ontslagen en de aanzienlijke veranderingen in de structuur van het internationale handelsverkeer, ofwel de financiële en economische crisis, en dat deze ontslagen niet konden worden voorzien. De aanvraag voldoet aan alle subsidiabiliteitscriteria als vastgelegd in de EFG-verordening, en daarom heb ik vóór de beschikbaarstelling van de middelen uit het fonds gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De aanvraag van de Tsjechische Republiek voor de beschikbaarstelling van middelen uit hoofde van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft betrekking op 634 mensen die zijn ontslagen tussen 16 september 2009 en 16 januari 2010 bij het bedrijf Unilever ČR, spol.sr.o, dat actief is in de detailhandel in de NUTS II-regio Střední Čechy, en voldoet aan alle juridisch vastgelegde subsidiabiliteitscriteria. Middels Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, is de reikwijdte van het EFG tijdelijk uitgebreid tot dit soort situaties, waarbij, als een direct gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis, sprake is van “ten minste 500 gedwongen ontslagen binnen een periode van negen maanden, met name in kleine of middelgrote ondernemingen, in een NACE 2-divisie in een regio of in twee aan elkaar grenzende regio’s volgens de NUTS II-indeling”. Ik heb dan ook vóór deze ontwerpresolutie gestemd, in de hoop dat de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG bijdraagt aan de daadwerkelijke terugkeer van deze werknemers naar de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. (CS) Geachte collega’s, ik heb voor het verslag over de beschikbaarstelling van financiële middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ten behoeve van de Tsjechische Republiek en meer in het bijzonder ten behoeve van voormalige werknemers van Unilever gestemd, en ben verheugd over de definitieve aanneming van het verslag. Het spijt mij zeer dat de Britse Conservatieven tegen hebben gestemd en dat de Tsjechische voorzitter van de ECR-fractie niet in staat was om hen van het tegendeel te overtuigen, ook al is het überhaupt de eerste keer dat de Tsjechische Republiek van dit fonds gebruikmaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) In dit verslag staat, zoals gebruikelijk in dit type verslagen: het Europees Parlement

1. verzoekt de betrokken instellingen zich de nodige inspanningen te getroosten om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert in dit opzicht de verbeterde procedure die de Commissie heeft aangenomen naar aanleiding van het verzoek van het Parlement om versnelling van de toekenning van subsidies, met als doel om de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen, samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG; hoopt dat verdere verbeteringen aan de procedure zullen worden aangebracht in het kader van de komende herzieningen van het EFG;

2. brengt in herinnering dat de instellingen zich ertoe verbonden hebben een probleemloze en snelle procedure voor de goedkeuring van de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te garanderen, met als doel om tijdelijk en eenmalig individuele steun te verlenen aan werknemers die als gevolg van de globalisering en de financiële en economische crisis werkloos zijn geworden; wijst op de rol die het EFG kan vervullen om ontslagen werknemers te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt; vraagt echter een evaluatie van de integratie op lange termijn van deze werknemers op de arbeidsmarkt als rechtstreeks gevolg van de door het EFG gefinancierde maatregelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Op 15 februari 2011 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) aan de Tsjechische Republiek aangenomen om de terugkeer naar de arbeidsmarkt van werknemers die als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis werkloos zijn geworden te ondersteunen. De aanvraag heeft betrekking op 634 gedwongen ontslagen (waarbij voor alle betrokkenen om steun wordt gevraagd) bij de onderneming Unilever, die actief is in de detailhandelsector in de NUTS II-regio van Střední Čechy, in de refentieperiode van vier maanden die loopt van 16 september 2009 tot 16 januari 2010. Met mijn stem vóór de resolutie van vandaag herbevestig ik de positieve mening die ik al in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heb geuit.

 
  
MPphoto
 
 

  Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. (CS) De beschikbaarstelling van middelen uit het EFG is bestemd voor de herintegratie van 460 werknemers die zijn getroffen door de sluiting van de Unileverfabriek in de gemeente Nelahozeves in de regio Centraal-Bohemen in de Tsjechische Republiek. Aangezien het hier om substantiële hulp bij het oplossen van de sociale gevolgen van een massaontslag in zo’n kleine gemeente gaat, heb ik voor de aanneming van het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, waarmee financiering wordt verstrekt voor persoonsgebonden maatregelen om ontslagen werknemers in Tsjechië te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. (FR) Met het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is een omstreden mechanisme in het leven geroepen. Officieel kan de Europese Unie met dit fonds acties financieren om de effecten van de crisis tegen te gaan. Dat is echter een pleister op een houten been.

Het mechanisme wordt ad hoc toegepast, en slechts in bepaalde gevallen. Het komt erop neer dat het fonds financiering biedt voor plannen om te snijden in het personeel.

Nu is het Europees Parlement nog verder gegaan met deze hypocrisie door een deel van het fonds toe te kennen aan Unilever, dat onlangs zijn fabrieken in Tsjechië heeft gesloten en meer dan zeshonderd werknemers heeft ontslagen, terwijl de nettowinst van het bedrijf met 26 procent is gestegen met 4,6 miljard euro.

Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd, een verslag waarmee een probleem aan de orde wordt gesteld dat groter is dan alleen het geval Unilever. Hoe kunnen Europese en nationale overheidsinstanties in het licht van de crisis op de arbeidsmarkt waarmee we te maken hebben doorgaan met het gebruiken van publieke middelen om multinationals te hulp te schieten die werknemers ontslaan terwijl ze winst maken en die aldus hun aandeelhouders de voorkeur geven boven hun werknemers?

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik sta volledig achter het amendement van de S&D-Fractie waarin wordt voorgesteld om iedere onderneming als geheel te beoordelen bij het toekennen van middelen uit het EFG. Ik heb dit in de Begrotingscommissie meerdere malen met nadruk geëist. Toch kon ik niet voor het verslag als geheel stemmen. De Tsjechische onderneming Unilever ČR spol.sr.o, die actief is in de detailhandel, heeft 634 werknemers ontslagen en vraagt nu om steunmaatregelen voor al deze ontslagen medewerkers (het is gebruikelijk dat individuele maatregelen slechts voor een deel van de ontslagen medewerkers worden aangevraagd, om ze te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt). In ieder verslag waarin het Parlement steun uit het EFG goedkeurt hebben we tot nu toe benadrukt dat steun uit de structuurfondsen niet in de plaats mag komen van maatregelen die volgens de collectieve overeenkomsten door de onderneming moeten worden genomen.

 
  
  

Verslag: Jörg Leichtfried (A7-0028/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over producten en technologie voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden aangewend. Controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik is cruciaal voor de non-proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens (MVW). Het is daarom van groot belang ervoor te zorgen dat de EU-regeling voor producten voor tweeërlei gebruik democratischer en transparanter wordt, en tegelijkertijd te waarborgen dat ze streng genoeg is. Momenteel zijn de vereisten voor de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik niet allemaal even stringent. Mijns inziens moet de EU ernaar streven op elk product de strengste exportcontroleregelgeving toe te passen, en deze zou moeten gelden voor alle lidstaten. De Commissie moet op dit gebied een effectief systeem opzetten, wat het makkelijker zou maken om geloofwaardige gegevens te verzamelen over de eindbestemming van uit de Unie geëxporteerde producten voor tweeërlei gebruik.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (voor civiele en militaire doeleinden) is cruciaal voor de non-proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens (MVW). Al vijftien jaar verscherpt de EU haar controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik door middel van preventieve maatregelen, zoals de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane. Gezien de voortdurende technologische veranderingen en de nieuwe bedreigingen is het echter noodzakelijk de lijsten van aan controle onderworpen producten voor tweeërlei gebruik, die een afspiegeling vormen van de lijsten die in de voornaamste internationale exportcontroleregelingen worden gehanteerd, geregeld te actualiseren. De voornaamste taak van deze internationale uitvoercontroleregelingen bestaat uit de actualisering van de lijsten van te controleren goederen. Tot op heden worden deze lijsten vrijwel automatisch omgezet in EU-wetgeving, zonder enige betrokkenheid van het Europees Parlement, maar vanwege de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is nu de goedkeuring van het Parlement vereist. Ik sta achter dit verslag en de voorstellen van het Europees Parlement die tot doel hebben ervoor te zorgen dat EU-regelingen voor producten voor tweeërlei gebruik democratischer en transparanter worden en dat de Commissie een grotere rol krijgt toebedeeld bij het beoordelen van de tenuitvoerlegging van deze verordening in de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik een cruciale factor is voor de non-proliferatie van wapens, in het bijzonder massavernietigingswapens. Gezien de grote omvang van het grensoverschrijdende handelsverkeer van de Europese Unie berust de verscherping van de EU-controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik op preventieve maatregelen, zoals de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane. Exportcontroles zijn van grote invloed op het handelsbeleid van de EU, aangezien zij meer dan tien procent van alle EU-uitvoer kunnen treffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk.(IT) De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden aangewend, is sinds ongeveer vijftien jaar het onderwerp van actie op EU-niveau.

Deze controles zijn van grote invloed op het Europese handelsbeleid, aangezien zij meer dan 10 procent van alle EU-uitvoer kunnen treffen. Naar mijn mening bieden het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon en de bijbehorende verduidelijking van de EU-bevoegdheden op het gebied van internationale handel een waardevolle gelegenheid om de rol van de Unie en de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader inzake internationale handel van de EU te herbevestigen.

Het voornaamste exportcontrole-instrument is Verordening (EG) nr. 428/2009, die een aantal belangrijke veranderingen heeft aangebracht in het toepassingsbereik van de controles in de Europese Unie op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Ik denk dat de EU-regeling met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik vooral op een transparantere manier georganiseerd dient te worden.

Met dit doel deel ik de mening van de rapporteur dat voor de verwezenlijking van deze doelstelling de volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de toepassing van de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende verplichtingen en de gemeenschappelijke interpretatie van dit Verdrag die het Europees Parlement en de Commissie in het nieuwe kaderakkoord zijn overeengekomen, van cruciaal belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Het verslag van de heer Leichtfried behandelt op een positieve manier een belangrijke onderwerp: de controle op de EU-uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van die goederen die zowel voor civiele als militaire doeleinden kunnen worden aangewend. Controle op dit soort uitvoer, die meer dan 10 procent van alle EU-uitvoer uitmaakt, blijkt bijzonder belangrijk voor de non-proliferatie van wapens. Ik stem vóór het verslag, omdat we hiermee transparantere controleprocedures willen instellen voor bovengenoemde uitvoer.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. (RO) Ik heb voor het voorstel tot wijziging van de verordening gestemd omdat ik denk dat de ingevoegde nieuwe elementen ertoe zullen bedragen dat de EU-regeling voor producten voor tweeërlei gebruik transparanter en democratischer wordt. Dit houdt in dat het Europees Parlement een rol gaat spelen bij de actualisering van de lijsten van te controleren goederen onder de internationale controleregelingen. Deze lijsten worden tot op heden vrijwel automatisch omgezet in EU-wetgeving, zonder dat het Parlement daar enige zeggenschap over heeft. Verder heeft de coördinatiegroep tweeërlei gebruik de taak om jaarlijks verslag uit te brengen bij het Parlement, zodat het Parlement volledig op de hoogte blijft van de voortgang ten aanzien van de controle van goederen en technologieën die voor zowel civiele als militaire doeleinden kunnen worden gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Goederen die voor tweeërlei gebruik vatbaar zijn, kunnen in bepaalde gevallen voor civiele zowel als voor militaire doeleinden gebruikt worden. Men denke hierbij aan chemische stoffen en constructiemateriaal, maar ook aan software en andere nieuwe technologieën. Het is vaak moeilijk te voorzien wat de uiteindelijke bestemming is van geëxporteerde goederen. Exporteurs moeten daarom verantwoordelijk worden gesteld en verplicht worden om de werkelijke bestemming van de verschillende producten die zij aan het buitenland verkopen te verifiëren. Ofschoon er al meerdere controlemechanismen bestaan, hebben wij op dit gebied gevraagd om een versterking van de veiligheidsmaatregelen. Daarom hebben we gestemd voor de amendementen waarin wordt gevraagd om een melding vooraf van exporttransporten, striktere controles en meer transparantie. Dit zal een extra garantie zijn om misbruik te vermijden en de verbreiding van massavernietigingswapens te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Producten die voor zowel militaire als civiele doelen kunnen worden gebruikt, met inbegrip van software en technologieën, worden beschouwd als technologieproducten voor tweeërlei gebruik. Vanwege dit dubbele gebruik is bijzondere oplettendheid geboden bij de uitvoer van dergelijke producten, ter voorkoming van de verspreiding van wapens, met name massavernietigingswapens. Zoals iedere analist weet, is het voor de internationale veiligheid van essentieel belang dat er toezicht is op deze producten en dat de voorschriften waarin de betreffende controlemechanismen worden vastgelegd continu worden geüpdatet, overeenkomstig de technologische ontwikkelingen. Tevens is duidelijk dat deze controles in landen met een rechtsstaat transparant en democratisch dienen te zijn, wat ook de intentie van de Commissie is.

Tot slot ben ik van mening dat de Commissie, zoals wordt vermeld in het standpunt van de Commissie buitenlandse zaken, oog moet hebben voor het feit dat sommige EU-lidstaten restrictievere en strengere voorschriften hebben met betrekking tot de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik dan andere. Dit is niet meer dan normaal en moet naar mijn mening zo blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag heeft betrekking op de noodzaak om toezicht uit oefenen op de uitvoer van en de handel in zogenoemde producten voor tweeërlei gebruik, met andere woorden producten die niet alleen een civiele, maar tevens voor militaire toepassing hebben. De afgelopen paar jaar heeft de Europese Unie diverse maatregelen genomen om te voorkomen dat deze materialen worden gebruikt voor de productie van wapens, in het bijzonder massavernietigingswapens. Het belangrijkste controle-instrument van de EU is Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei, die betrekking heeft op de verkoop en het vervoer van deze materialen. Deze moet echter worden aangepast om verschillen in de aanpakken van de lidstaten te voorkomen. Ik ben het dan ook eens met de voorstellen in dit verslag, aangezien zij tot doel hebben om het Europese publiek gerust te stellen inzake de productie van en de handel in materialen voor tweeërlei gebruik en om de huidige regelingen transparanter en democratischer te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Op EU-niveau worden maatregelen genomen ten aanzien van controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Het belangrijkste instrument voor toezicht op de uitvoer is Verordening (EG) nr. 428/2009 uit 2009. Met deze verordening werd de reikwijdte van de controles op verkoop en vervoer uitgebreid. Hoewel met het verslag wordt gepoogd de controles democratischer en transparanter te maken, zijn er enkele belangrijke reden waarom wij niet vóór het verslag hebben gestemd.

Na de oprichting van de coördinatiegroep tweeërlei gebruik is deze, onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie, verantwoordelijk voor de ‘lijst van exporteurs, tussenhandelaars en belanghebbenden die zijn geraadpleegd’. Deze groep zal besluiten met welke landen mag worden gehandeld. Met andere woorden, deze bevoegdheid ligt niet langer bij de lidstaten. Hun soevereiniteit wordt dus ter discussie gesteld.

Een ander aspect is de opname van Israël op de lijst van bestemmingslanden voor producten voor tweeërlei gebruik. Ik wijs bijvoorbeeld op de gezamenlijke onderzoeksprogramma’s die zijn gefinancierd uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, met name de programma’s waaraan Israel Aerospace Industries Ltd. heeft deelgenomen, de producent van de onbemande vliegtuigjes die zijn gebruikt bij de aanval op de Gazastrook in 2008/2009, waarbij tientallen mensen zijn gedood.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We hebben ervoor gestemd om dit verslag terug te sturen naar de desbetreffende parlementaire commissie, teneinde de onderhandelingen met de Raad te kunnen voortzetten op basis van het wetgevingsvoorstel met de amendementen van het Parlement.

We weten dat het gebruik van civiele producten en technologieën voor militaire doeleinden een aanpak ontbeert die zich niet uitput in controles op de uitvoer van zogenoemde producten voor tweeërlei gebruik en daaraan gerelateerde diensten.

Hoewel deze controle van belang is en op verstandige wijze dient te worden verricht, zonder de toegang van ontwikkelingslanden tot producten en technologieën die nodig zijn voor hun ontwikkeling op negatieve wijze te beïnvloeden, moeten de betreffende processen transparanter worden gemaakt en aan democratische toetsing worden onderworpen.

Wij willen benadrukken dat het tevens van belang is om te zorgen voor samenhang tussen ander EU-beleid en de doelstellingen van deze verordening. De gezamenlijke onderzoeksprojecten die zijn gefinancierd uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, in het bijzonder de projecten waaraan Israel Aerospace Industries Ltd. heeft deelgenomen, de producent van de onbemande vliegtuigjes die zijn gebruikt bij de aanval op de Gazastrook in 2008/2009, waarbij tientallen mensen zijn gedood, zijn ons allen bekend.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk.(IT) De nieuwe bevoegdheden op het terrein van internationale handel die de EU door het Verdrag van Lissabon heeft gekregen, bieden een goede gelegenheid om de markt van goederen voor tweeërlei gebruik transparanter te maken. De wijzigingen van deze verordening, die producten die voor zowel militaire als civiele doeleinden kunnen worden aangewend aan regels onderwerpt, zullen de controle op dit soort producten nauwkeuriger maken. Dat is van wezenlijk belang voor de non-proliferatie van wapens. Ook gezien de procedure in de Commissie internationale handel bevestig ik mijn steun aan de heer Leichtfried.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Chemisch en radioactief materiaal, centrifuges, technische apparatuur, software en onderdelen worden niet slechts voor civiele, maar ook voor militaire doeleinden gebruikt. Wanneer ze in de verkeerde handen vallen, kunnen ze worden aangewend voor foltering of om massavernietigingswapens te maken. Ik heb voor dit document gestemd, omdat erin wordt voorgesteld om de regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik te verbeteren, met andere woorden om de uitvoercontroles op dergelijke goederen te versterken. Ook wordt de lijst van goederen waarvoor een vergunning is vereist en waarvan de uitvoer moet worden gemeld uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. − (DE) Voor producten en technologie die zowel voor civiele als voor militaire doelstellingen kunnen worden gebruikt moeten in alle lidstaten dezelfde mededingingsvoorwaarden gelden. We moeten gezamenlijke en vooral zekere randvoorwaarden vastleggen om het veilige gebruik ervan te garanderen. Op die manier moeten we verhinderen dat de verkoopprijzen van Europese exportproducten kunstmatig worden verlaagd, wat uiteraard de positie van het Europese midden- en kleinbedrijf versterkt. Ik heb voor het gewijzigde voorstel voor een verordening gestemd, omdat transparantie en veiligheid bij dergelijke producten en technologieën de allerhoogste prioriteit moeten genieten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag. Voor controle op de uitvoer van voorwerpen voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt, bestaan al zo’n vijftien jaar maatregelen op EU-niveau. Controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik is essentieel voor de niet-verspreiding van wapens, waaronder massavernietigingswapens. Gezien de grote hoeveelheid handel die plaatsvindt over de grenzen van de Europese Unie, is de handhaving van de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik door de EU afhankelijk van preventieve maatregelen, zoals een verplichte exportvergunning en douaneregistratieprocedures.

Controle op de uitvoer heeft een groot effect op het handelsbeleid van de EU, aangezien het meer dan 10 procent van alle EU-exporten kan treffen. Het voornaamste instrument voor controle op de uitvoer dat de EU heeft, is Verordening (EG) nr. 428/2009 van 5 mei 2009 betreffende producten voor tweeërlei gebruik, die van kracht is geworden op 27 augustus 2009. Met deze nieuwe verordening zijn een aantal significante wijzigingen aangebracht in het toepassingsgebied van controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik in de Europese Unie. Dit zijn onder meer de introductie van controles op de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik. De verordening betreffende producten voor tweeërlei gebruik bevat regelmatig bijgewerkte lijsten van gecontroleerde producten voor tweeërlei gebruik die overeenkomen met die van de voornaamste internationale regelingen voor controle op de uitvoer.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. (CS) Het toezicht op de handel in goederen voor tweeërlei gebruik is van groot belang en kent talloze veiligheids- en handelsaspecten. Zonder onderling verbonden informatiestromen of überhaupt flexibele internationale samenwerking zouden deze echter weinig om het lijf hebben en moeilijk uitvoerbaar zijn. Ik wil in verband daarmee in het bijzonder wijzen op het belang van de rol van de desbetreffende toezichthoudende organen, zoals de douanediensten. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid voor het directe toezicht op de uitvoer of doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik. Verder mogen we niet vergeten om deze organen te ondersteunen, bijvoorbeeld bij het toepassen van moderne controletechnologieën en het putten van nieuwe inzichten uit eerder uitgevoerde controleprocedures, en niet in de laatste plaats middels het ondersteunen van beroepsscholing en uitwisselingsstages. Een gedegen toezicht op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik waarin alle internationale verplichtingen worden toegepast, kan op geen enkele wijze zonder een gedegen veiligheidsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de verduidelijking van de bevoegdheden van de EU op het vlak van internationale handel vormen een uitstekende gelegenheid om de rol van de EU op dit gebied te herbevestigen, evenals de rol en de macht van het Europees Parlement en zijn verantwoordelijkheid voor besluitvorming binnen het institutionele kader van de EU. De EU-regeling voor goederen voor tweeërlei gebruik dient transparanter en democratischer te worden gemaakt. Voor het verwezenlijken van deze doelstelling is volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de tenuitvoerlegging van de verplichtingen van het Verdrag van Lissabon en een gezamenlijke interpretatie van het Verdrag door het Europees Parlement en de Europese Commissie in de nieuwe kaderovereenkomst, van essentieel belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Voorwerpen voor tweeërlei gebruik zijn producten die zowel voor vreedzame als voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik is essentieel voor de niet-verspreiding van wapens. Gezien de grote hoeveelheid handel die plaatsvindt over de grenzen van de Europese Unie, is de handhaving van de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik door de EU afhankelijk van preventieve maatregelen. Controle op de uitvoer heeft een groot effect op het handelsbeleid van de EU. Het zou fijn zijn als controle-instrumenten geen middel worden om concurrenten te bestrijden via bedrijfsstructuren. Daarom moet er een lange lijst van voorwerpen voor tweeërlei gebruik worden opgesteld. Dat is echter een onderwerp voor een ander verslag. Ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik is in de EU heel precies geregeld. Het gaat hierbij voornamelijk om producten en technologie die ook voor militaire doelen kunnen worden gebruikt. Om te verhinderen dat er bij de uitvoer misbruik wordt gepleegd, bestaan er vier verschillende uitvoervergunningen: de communautaire algemene uitvoervergunningen, nationale uitvoervergunningen, globale uitvoervergunningen en individuele uitvoervergunningen. Ze zijn allemaal in de hele Unie van kracht.

Bovendien bestaan er nog internationale exportcontroleregelingen, in het kader waarvan de EU verplichtingen is aangegaan en de Commissie probeert de reputatie van de EU te verbeteren. Een voorbeeld is de Australiëgroep, waarvan de Commissie volwaardig lid is en waaraan alle 27 lidstaten meewerken, evenals de VS, Canada, Japan, Zuid-Korea en Australië. Een ander voorbeeld is de Groep van nucleaire exportlanden, waarvan de Commissie waarnemer is terwijl alle 27 EU-lidstaten deelnemen, samen met de VS en Rusland, of de overeenkomst van Wassenaar, waarbinnen de Commissie geen status heeft, maar waarin alle EU-lidstaten behalve Cyprus deelnemen als volwaardig lid, en het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie, waarin de Commissie ook geen status heeft en slechts 19 EU-lidstaten deelnemen als volwaardig lid.

Ik vind dat we ons moeten houden aan het subsidiariteitsbeginsel, en heb dienovereenkomstig gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Murphy (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het op beperkte wijze een stap vormt in de richting van het aanpakken van het huidige gebrek aan transparantie met betrekking tot exportkredieten en het aanpakken van de enorme kloof tussen de genoemde doelstellingen van de EU en de werkelijkheid als het gaat om de manier waarop exportkredieten in de EU worden gebruikt. De EU presenteert zich graag als voorvechter van mensenrechten en milieubescherming. De rol van Europese exportkredietinstellingen (ECA’s) laat zien hoe hol die bewering is. Deze kredieten worden regelmatig gebruikt ter ondersteuning van projecten en handel die verwoestend zijn voor het milieu en de rechten van werknemers. Om echt rechtvaardige handel op dit gebied te bereiken, moeten deze agentschappen, die ongeveer 10 procent van de wereldhandel ondersteunen, democratisch publiek eigendom worden. De boekhouding moet openbaar worden gemaakt, zodat de werknemers en degenen die erdoor benadeeld zijn voor het eerst kunnen zien waar het geld is gebleven, en de werknemers moeten zeggenschap krijgen over de werking van deze agentschappen, zodat hun enorme middelen worden gebruikt ten gunste van de werkende mensen, kleine landbouwers en het milieu.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de verduidelijking van de bevoegdheden van de EU op het vlak van internationale handel een goede gelegenheid vormen om de rol van de EU op dit gebied te herbevestigen, evenals de rol en de macht van het Europees Parlement en zijn verantwoordelijkheid voor de besluitvorming binnen het institutionele kader van de EU. De EU-regeling voor goederen voor tweeërlei gebruik dient transparanter en democratischer te worden gemaakt. Voor het verwezenlijken van deze doelstelling is volledige betrokkenheid van het Europees Parlement, door middel van de tenuitvoerlegging van de verplichtingen van het Verdrag van Lissabon en een gezamenlijke interpretatie van het Verdrag door het Europees Parlement en de Europese Commissie in de nieuwe kaderovereenkomst, van essentieel belang. Het draait om een herschikking van Verordening (EG) nr. 1334/2000 in het licht van het huidige internationale kader. Sterker nog, uitbreiding van de controles op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik is noodzakelijk als deze ook controles op doorvoer en tussenhandel moeten omvatten, evenals de bestraffing van illegale tussenhandel in producten voor tweeërlei gebruik in verband met een MVW-programma.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1334/2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik, dat de Raad op 7 februari 2011 heeft ingediend, heeft tot doel de Unie een doeltreffend systeem van preventieve maatregelen te verschaffen, die zijn gericht op het voorkomen van de proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens. De verordening die nu van kracht is op dit gebied – Verordening (EG) nr. 428/2009 – creëert een controlesysteem waarmee de Unie geheel kan voldoen aan de aangegane verplichtingen in de context van de vier internationale exportcontroleregelingen waarvan de EU lid is. Niettemin bieden de verduidelijking van de bevoegdheden die de EU door het Verdrag van Lissabon op het terrein van internationale handel heeft gekregen een goede gelegenheid voor het vergroten van het gewicht en het versterken van het gezicht van de Unie in die internationale context en de rol, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader inzake internationale handel van de EU. Daarom vind ik het raadzaam om de amendementen die noodzakelijk zijn om die doelstellingen te bereiken op te nemen in de verordening, en daarom stem ik vóór het voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) In de Commissie buitenlandse zaken (AFET)/defensie en veiligheid (SEDE) waren wij, met een lid van de Groenen als rapporteur, zeer succesvol. AFET/SEDE stelde in haar standpunt ten aanzien van de communautaire algmene vergunning (CAV) voor om zendingen met een lage waarde te schrappen, omdat we goede gegevens hadden gekregen waaruit bleek dat er geen positieve correlatie bestaat tussen een lage prijs en een laag veiligheidsrisico, een aanname waarop de hele CAV was gebaseerd. In tegendeel: sommige zeer goedkope voorwerpen voor tweeërlei gebruik kunnen een groot risico vormen als ze in verkeerde handen vallen. We konden ook het gedeelte over ‘Informatiebeveiliging’ van EU007 schrappen, omdat er onder de mogelijke bestemmingen een aantal niet-democratische landen waren. Verder zijn we erin geslaagd binnen AFET/SEDE brede steun te krijgen voor sterke bewoordingen met betrekking tot de noodzaak van het respecteren van de mensenrechten als het gaat om de export van telecommunicatieapparatuur, omdat interceptietechnologieën, apparaten voor digitale gegevensoverdracht voor het aftappen van mobiele telefoons, enz., deel uitmaken van deze CAV.

Met betrekking tot de mogelijke bestemmingen van afzonderlijke CAV’s zijn we erin geslaagd om zowel Israël als India uit te sluiten, omdat deze landen niet bereid zijn een verdragsluitende staat van het non-proliferatieverdrag (NPV) te worden. Maar de meest omstreden en belangrijkste kwestie was de vraag of het voldoende is om te controleren, melden en registreren nadat de export heeft plaatsgevonden of dat dit voorafgaand aan de export moet gebeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, dat wil zeggen van goederen die voor zowel civiele als militaire doeleinden kunnen worden aangewend, is sinds ongeveer vijftien jaar het onderwerp van actie op EU-niveau. Deze controle is cruciaal in de strijd tegen de proliferatie van wapens, met inbegrip van massavernietigingswapens. Gezien de grote omvang van het grensoverschrijdende handelsverkeer van de Europese Unie moeten de controles op de EU-uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik berusten op preventieve maatregelen als de instelling van voorschriften voor de verlening van uitvoervergunningen en registratieprocedures bij de douane.

Het aannemen van deze resolutie is een verdere stap in die richting. Ik heb vóór het verslag gestemd omdat het in werking treden van het Verdrag van Lissabon een goede gelegenheid biedt voor het herbevestigen van de rol van Europa en van de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van het Europees Parlement binnen het institutionele besluitvormingskader van de EU. De regeling dient op een transparantere manier te worden georganiseerd, door middel van de toepassing van de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende verplichtingen en de gemeenschappelijke interpretatie van dit verdag door het Parlement en de Commissie in het nieuwe kaderakkoord.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. De controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik - dat wil zeggen goederen die zowel voor civiele als voor militaire doelstellingen kunnen worden ingezet - is van zeer groot belang voor de non-proliferatie van wapens. Het voorliggende standpunt van het EP brengt terecht de verworvenheden van het Verdrag van Lissabon in de EU-wetgeving in. Het EP versterkt ook de democratische controle en de transparantie en het vergroot het gezicht van de EU bij de internationale exportcontroleregelingen. Positief is ook dat de Commissie verplicht wordt verslag uit te brengen over de werking van deze verordening, aangevuld met een uitgebreide effectbeoordeling.

Het moeilijkste discussiepunt tussen Raad, EP en Commissie in dit alles blijft echter de vraag wanneer de controle op de kennisgeving en het registreren van de export moet gebeuren: voor of na de feitelijke export. Wat mij betreft is het cruciaal deze controle voorafgaand aan het exportgebeuren te laten plaatsvinden. Controle achteraf zal in de praktijk er immers altijd toe leiden dat we achter de feiten blijven aanhollen. Het EP heeft zopas besloten enkel te gaan voor controles achteraf. Daarom heb ik uiteindelijk tegen de definitieve versie van het verslag gestemd.

 
  
  

Verslag: Yannick Jadot (A7-0364/2010)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over door de overheid gesteunde exportkredieten. Exportkredieten zijn een belangrijk instrument voor de ondersteuning van EU-ondernemingen. Ik ben het ermee eens dat ondersteuning van middellange en langetermijnleningen een krachtig instrument is dat in de lidstaten nog niet volledig wordt benut en dat gestimuleerd moet worden. Exportkredieten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid door financiering te waarborgen voor projecten die door hun niet-marktgebonden karakter normaliter kampen met een beperktere toegang tot kredieten. Opgemerkt zij echter dat er op dit moment te weinig transparantie is om te achterhalen wat exportkredietinstellingen (Export Credit Agencies – ECA's) financieren of in het verleden hebben gefinancierd. Het gebrek aan transparantie leidt tot omvangrijke kosten- en tijdslimietoverschrijdingen, en werkt bovendien ook omkoping en corruptie in de hand. Ik sta dan ook achter het voorstel van de rapporteur om van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA's wat betreft risicocalculaties en om de openbaarmaking van extracomptabele vehikels (buitenbalansvehikels) en de bekendmaking van sociale en milieurisicocalculaties verplicht te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) De meeste geïndustrialiseerde landen, waaronder alle EU-lidstaten en de meeste opkomende landen, beschikken over tenminste één door de overheid gesteunde exportkredietinstelling (Export Credit Agency – ECA), en deze zijn als categorie ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. De totale omvang van de in de periode 2004-2009 door de ECA’s van de EU-lidstaten verstrekte exportkredietgaranties beloopt ca. 468 miljard euro. Waar de particuliere kapitaalmarkt verstek moet laten gaan, faciliteren ECA’s legitieme handelstransacties wel. Zij beschikken over een veel hoger risico-incasseringsvermogen dan particuliere actoren, omdat ze niet belastingplichtig zijn en geen winst hoeven te maken, en beschikken dus over veel meer speelruimte voor kredietverruiming dan particuliere banken. Om diezelfde reden kunnen ECA’s het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Hoewel ECA’s een belangrijk instrument zijn om de handel en investeringen van Europese bedrijven te steunen, is het van het grootste belang om te waarborgen dat ze op een financieel gezonde basis opereren en dat ze geen beroep hoeven doen op de belastingbetaler om hun transacties te herfinancieren. Ik kon mij vinden in het verslag en in de eis dat jaarlijks verslag moet worden uitgebracht aan de Europese Commissie en het Europees Parlement, omdat er op dit ogenblik zeer weinig gegevens beschikbaar zijn over welke projecten met ECA-ondersteuning worden of zijn gefinancierd en sommige nationale ECA’s niet eens regelmatig verslag uitbrengen over de totaalbalans van hun jaarlijkse activiteiten, wat in strijd is met het beginsel van transparantie.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Het doel van het voorstel van de Europese Commissie is om de ‘Regeling over door de overheid gesteunde exportkredieten’ waarover de OESO-groep overeenstemming heeft bereikt op te nemen in de Europese wetgeving, zodat gemeenschappelijke regels en transparantie in de transacties van door de overheid gesteunde exportkredietinstellingen worden gewaarborgd. Deze maatregel – die op zichzelf al positief is omdat hij corruptie en een gebrek aan transparantie, die leiden tot grote kosten-en tijdslimietoverschrijdingen, bestrijdt – is door het verslag-Jadot verbeterd. Met het verslag pogen we te zorgen voor meer transparantie en gerechtigheid door de regeling waarover binnen de OESO overeenstemming is bereikt onderdeel te maken van de EU-wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) Exportkredietinstellingen vormen ‘s werelds grootste bron van door de overheid gesteunde financiering van particuliere projecten. Exportkredietinstellingen zijn overheidsinstanties of quasiofficiële financiële instellingen die exportkredieten, leningen en beleggingsgaranties verstrekken aan bedrijven die in risicovolle gebieden in het buitenland opereren, waaronder een groot aantal ontwikkelingslanden.

Opgemerkt zij dat de financiering van dergelijke grote projecten in ontwikkelingslanden diverse malen de gezamenlijke jaarlijkse financiering van alle multilaterale ontwikkelingsbanken bedraagt. Exportkredietinstellingen zijn dan ook zeer geschikte instrumenten om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het buitenlandbeleid van de EU, in het bijzonder het terugdringen van armoede en de klimaatverandering. Ik ben positief over de verbeteringen van de betrokken overeenkomst, met name het vergroten van de transparantie, en ik ben van mening dat het essentieel is om expliciet te vermelden dat exportkredietinstellingen rekening moeten houden met het beleid en de doelstellingen van de EU en deze moeten naleven, met name de waarden die betrekking hebben op de consolidering van de democratie, respect voor mensenrechten en samenhang met ontwikkelingsbeleid. Exportkredietinstellingen faciliteren enerzijds de handel, maar kunnen er anderzijds voor zorgen dat deze wordt verstoord, indien er geen duidelijke en transparante criteria en regels gelden.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk.(IT) Buitenlandse handel is een van de krachtigste politieke instrumenten waarover we beschikken in onze relaties met derde landen. In ieder geval totdat het noodzakelijk wordt om anders te beslissen, heeft de EU ervoor gekozen om geen eigen leger te hebben en om in haar buitenlandse betrekkingen het handelsbeleid te gebruiken als voornaamste onderhandelingsinstrument, wat behoorlijk succesvol is. De directe buitenlandse investeringen van onze ondernemingen vormen bovendien een bron van ontwikkeling voor derde landen, waar ze banen scheppen. Het heeft zeker zin om die investeringen middels exportkredietinstellingen te stimuleren. Wat we niet langer kunnen toestaan, in een interne markt met unitaire douanerechten, is dat afzonderlijke lidstaten investeringen kunnen sturen.

Dit komt niet overeen met de weg die de EU is ingeslagen en aan de rest van de wereld probeert te presenteren. Het overhevelen van alle bevoegdheden betreffende buitenlandse handel van het niveau van de staten naar dat van de EU is een verdere stap in de vorming van een unitair industrieel beleid, met het oog op een gemeenschappelijk economisch beleid en aan de horizon verdere synergie tussen onze staten.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) De activiteiten van exportkredietbureaus moeten op een meer transparante manier plaatsvinden en beter worden gecontroleerd op Europees niveau. Deze bureaus zullen een jaarlijks activiteitenverslag moeten publiceren, waardoor kan worden nagegaan of de projecten waaraan ze steun verlenen de Europese sociale doelstellingen en de Europese doelstellingen op het gebied van milieu en ontwikkeling respecteren. Leden van het Europees Parlement hebben opgeroepen tot een geleidelijke afbouw van de subsidiëring van fossiele brandstoffen om de overgang naar een ecologische energievoorziening te bevorderen, in overeenstemming met de Europese en nationale toezeggingen in de strijd tegen de klimaatverandering. Met deze stemming benadrukt het Parlement opnieuw de wens om maatregelen inzake financiële transparantie en klimaatverandering systematisch te zien toegepast in al het beleid dat de EU voert. Hieronder valt dus ook het beleid inzake handel en investeringen van Europese bedrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb vóór het verslag over door de overheid gesteunde exportkredieten gestemd omdat ik van mening ben dat door de overheid gesteunde exportkredietinstellingen transparanter moeten zijn en verslag moeten doen van hun activiteiten. Tevens is het van belang om te zorgen voor zoveel mogelijk samenhang met de doelstellingen van artikel 208 van het Verdrag, waarin wordt bepaald dat armoedebestrijding een van de belangrijkste doelstellingen van het EU-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking is.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De Commissie en de Raad zijn momenteel bezig met de herziening van het wetgevingskader (de zogenoemde regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten) teneinde deze regeling om te zetten in EU-wetgeving. Het doel is om de exportkredietinstellingen van de lidstaten meer rechtszekerheid te bieden. Exportkredieten zijn doeltreffende instrumenten om EU-bedrijven te steunen, aangezien zij kunnen helpen bij het creëren van werkgelegenheid en bij de tenuitvoerlegging van projecten die anders maar moeilijk gefinancierd zouden kunnen worden. Het feit dat er steeds meer aanvragen binnenkomen, zou erop kunnen wijzen dat de lidstaten de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) spoedig moeten invoeren.

Ik ben het eens met het standpunt van de Commissie economische en monetaire zaken, aangezien ik van mening dat “bij verstoring van de mededinging op de interne markt bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau dient te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen”.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag gaat over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van bepaalde regels om exportkredieten te verkrijgen door door de overheid gesteunde bedrijven. In werkelijkheid heeft de meerderheid van de lidstaten exportkredietinstellingen (ECA’s), die een essentiële rol spelen bij het steunen van investeringen in de Europese handel en het bedrijfsleven, in totaal met 468 miljard euro in de periode 2004-2009. Deze steun valt onder de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (ASCM), ook wel ‘de regeling’ genoemd, waarover overeenstemming is bereikt tussen de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en is een voorbeeld van een overheidsfinancieringsinstrument waarbij de Europese Unie betrokken is. Gegeven het feit dat deze instellingen in wezen industriële activiteiten steunen die schadelijk zijn voor het milieu, niet in het minst vanwege de CO2-uitstoot, en dat ze volgens de Wereldbank geen wezenlijk effect hebben op het terugdringen van de armoede, ben ik het eens met het standpunt van de rapporteur dat ECA’s een bijdrage zouden moeten leveren aan het EU-beleid en de EU-doelstellingen, hetgeen betekent dat het niet nodig is om de OESO- regeling aan een herziening te onderwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn van mening dat er behoefte is aan meer toezicht en controle op exportkredietinstellingen (ECA’s), zowel met betrekking tot de export als tot de investeringen en financieringen, omdat hun gebrek aan transparantie enorme schade veroorzaakt doordat dit omkoping en corruptie stimuleert.

ECA’s zijn echter overheidsinstrumenten die vaak door de EU worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de financiering van haar internationale doelstellingen en economische en geostrategische belangen, die niet los kunnen worden gezien van de doelstelling om regio’s en landen te domineren en er controle over uit te oefenen, hetgeen leidt tot de creatie van onvervalste neokoloniale relaties. De investeringen die door de ECA’s worden gefinancierd brengen vaak geen voordelen met zich mee voor de landen die hun veronderstelde begunstigden zijn.

Het opstellen van richtlijnen voor exportkredieten is bedoeld om te kunnen beginnen met het aangekondigde einde van de rechtstreekse hulp in het kader van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie, wat de ontwikkelingslanden onder druk zet om de ondertekening van de Ronde van Doha te accepteren. Het voornaamste doel van directe hulp of kredieten blijft nog steeds het in handen houden van markten en natuurlijke rijkdommen, de uitbuiting van werknemers en het gebruik van producten of investeringen om zeggenschap uit te oefenen over de soevereiniteit van de bestemmingslanden, hetgeen door de ECA-financiering mogelijk wordt gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er is behoefte aan meer toezicht en controle op exportkredietinstellingen (ECA’s), zowel met betrekking tot de export, als tot de investeringen en financieringen, omdat hun gebrek aan transparantie enorme schade veroorzaakt doordat dit omkoping en corruptie stimuleert.

ECA’s zijn echter overheidsinstrumenten die vaak door de EU worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de financiering van haar internationale doelstellingen, in het bijzonder met betrekking tot de klimaatverandering en armoedebestrijding. Soms worden zij gebruikt als middel om gevallen van onvervalst EU-neokolonialisme in de zogenoemde ontwikkelingslanden te financieren.

Het opstellen van richtlijnen voor exportkredieten is bedoeld om te kunnen beginnen met het aangekondigde einde van de rechtstreekse hulp in het kader van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie, wat de ontwikkelingslanden onder druk zet om de ondertekening van de Ronde van Doha te accepteren, die door hen wordt betwist.

Het voornaamste doel van directe hulp of krediet blijft nog steeds het in handen houden van markten en natuurlijke rijkdommen, de uitbuiting van werknemers en het gebruik van producten of investeringen om controle uit te oefenen over de soevereiniteit van de bestemmingslanden, hetgeen door de ECA-financiering mogelijk wordt gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Het zou niet goed zijn als bij exportkredieten die van overheidswege worden gesteund bepaalde beginselen, met name bepaalde maatschappelijk ethische beginselen, niet zouden worden gerespecteerd en als deze kredieten niet in overeenstemming zouden zijn met richtlijnen van buitenlands beleid en beleid inzake ontwikkelingshulp. Transparantie bij het gebruik van deze fondsen is daarom een keiharde verplichting. Het referentiekader wordt hier evenwel gegeven door het buitenlands beleid van de Unie. En het minste wat hierover kan worden gezegd is dat dit beleid vooral de laatste maanden heeft aangetoond nagenoeg inexistent, onsamenhangend en niet eenduidig te zijn, om het diplomatiek uit te drukken. De Europese Unie respecteert zelf niet de beginselen die ze vaststelt: wanneer zijn we er voor het laatst getuige van geweest dat de Commissie de sociale bepalingen, de mensenrechten of de milieurechten waarmee ze haar handelsakkoorden volzet ook in de praktijk brengt?

Wanneer heeft de Europese Unie geprotesteerd tegen financiering door de Europese Investeringsbank van projecten buiten de EU waarbij op een oneerlijke manier wordt geconcurreerd met Europese ondernemingen of een twijfelachtige beleid op sociaal gebied en milieugebied wordt gevoerd? Bovendien is het doel van dit verslag de omzetting in Europees recht van een regeling waarover is onderhandeld op het niveau van de OESO, een globalistische en ultraliberale organisatie. Met deze regeling wordt de facto aanvaard dat Europese ondernemingen op achterstand worden gezet ten opzichte van de concurrentie, met name Chinese bedrijven. De argumenten voor en tegen afwegend, hebben wij ons onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Zoals bekend is het ondoenlijk om na te gaan welke projecten met ondersteuning van exportkredietinstellingen (ECA’s) worden of zijn gefinancierd. Sommige nationale ECA’s brengen niet eens regelmatig verslag uit over de totaalbalans van hun jaarlijkse activiteiten. Ook zijn er tal van ECA’s die geen per sector of geografische locatie uitgesplitste kredietgegevens verstrekken. Dit is niet in overeenstemming met de transparantievereisten die worden opgelegd door de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) uit 2005 waaraan alle EU-lidstaten zich hebben verbonden en die momenteel wordt omgezet in EU-recht. De OESO-regeling bevat geen eisen om een reële prijsstelling te waarborgen voor in rekening te brengen premies, aangezien zij geen regels voorschrijft met betrekking tot de transparantie en minimumnormen die moeten worden gehanteerd bij de toepassing van sociale en milieurisicocalculaties. In het verslag wordt voorgesteld om de transparantievereisten met betrekking tot risicocalculaties en de openbaarmaking van extracomptabele vehikels op te schonen, de bekendmaking van sociale en milieurisicocalculaties verplicht te stellen en van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA’s in dit verbandt. Ik heb voor dit document gestemd, omdat het zal leiden tot meer transparantie en tot minimumnormen die moeten worden gehanteerd bij de toepassing van sociale en milieurisicocalculaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Arturs Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. – (LV) Ik heb vóór de resolutie voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten gestemd, omdat ik vind dat er duidelijke regels nodig zijn voor alle lidstaten van de Europese Unie over de wijze waarop exportbedrijven ondersteund moeten worden. Exportkredietgaranties vormen een belangrijk middel om ondernemers te helpen bij het veroveren van nieuwe markten en het creëren van nieuwe banen. Ik ben het echter niet eens met amendement 22, waarin extra lasten wordt opgelegd aan ondernemers, waardoor Europese bedrijven minder competitief worden dan ondernemers in andere lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In een tijd van crisis moeten de lidstaten van de Europese Unie de administratieve lasten voor ondernemers verlichten en geen nieuwe creëren. Het Europees Parlement moet hierbij het voorbeeld geven en niet naar nieuwe redenen zoeken om extra lasten aan ondernemers op te leggen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik zie exportkredieten als een belangrijk instrument voor het ondersteunen van ondernemingen in de EU. In het licht van de toenemende vraag naar door de overheid gesteunde exportkredieten is het van het grootste belang dat de nieuwste OESO-regeling voor dit instrument zo snel mogelijk in de lidstaten wordt ingevoerd. Steun voor exportkredieten voor de middellange en lange termijn is een krachtig hulpmiddel dat nog niet in alle lidstaten volledig wordt benut en moet worden aangemoedigd. Exportkredieten kunnen helpen bij het scheppen van werkgelegenheid door financiering veilig te stellen voor projecten die anders beperktere toegang tot kapitaal zouden hebben vanwege hun niet-verhandelbare karakter. Ik ben het eens met de rapporteur, die opmerkt dat nieuwe wetgeving op dit gebied niet mag leiden tot nieuwe bureaucratische rompslomp of ambtenarij en tot verhoging van reeds bestaande kosten. Bij verstoring van de mededinging op de interne markt dient bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) In dit verslag wordt verzocht om door de overheid gesteunde exportkredieten en verzekeringen van exporttransacties in de privésector gepaard te laten gaan met “beoordelingen van de sociale en ecologische effecten”. Daarnaast stelt de rapporteur dat de doelen op het gebied van het terugdringen van broeikasgasse door dit soort projecten niet mogen worden aangetast. Dat is het minste.

Toch stem ik tegen, om uitdrukking te geven aan mijn bittere teleurstelling over het feit dat de Commissie internationale handel niet probeert de middelen vrij te maken waarmee sociale en milieudoelen kunnen worden gehandhaafd die die naam waard zijn. Vrije concurrentie, strijd tegen het protectionisme en verhindering van het stoppen van de steun aan landbouwexporten vormen enkele van de vele absurditeiten die in deze tekst niet ter discussie gesteld worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Exportkredietinstellingen (ECA’s) spelen een steeds belangrijkere rol bij het steunen van allerlei soorten investeringen, waarmee ze bijdragen aan de vermindering van de gevolgen van de huidige economische en financiële crisis door werkgelegenheid te creëren en door handel en investeringen van bedrijven die anders binnen de particuliere sector niet voor kredietverlening in aanmerking zouden komen te ondersteunen. ECA’s vormen inmiddels de voornaamste bron van overheidsfinanciering voor ontwikkelingslanden. Een aanzienlijk deel van de ECA-projectfinancieringen in de ontwikkelingslanden is geconcentreerd in sectoren als vervoer, olie, gas en mijnbouw en grootschalige infrastructuurprojecten, zoals grote stuwdammen. Het is echter belangrijk dat de activiteiten van de ECA’s nauwlettend in de gaten worden gehouden om problemen in de toekomst te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU neemt deel aan de Overeenkomst inzake richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten die is gesloten in het kader van de OESO. Het is terecht als het Europees Parlement amendementen op het voorstel van de Commissie aanneemt die bedoeld zijn om aanvullende maatregelen toe te passen voor de transparantie en verantwoordingsplicht van verslagen in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Exportkredietinstellingen die overheidssteun of openbare steun genieten zijn belangrijke geldschieters voor het financieren van commerciële projecten met overheidsgeld, ook in ontwikkelingslanden. In tijden van krappe overheidsbegrotingen worden ze nog belangrijker als bron van investeringen door Europese ondernemingen, voor zover deze niet hoeven te worden geherfinancierd met belastinggeld. De risicocalculatie door exportkredietinstellingen die door de overheid worden gesteund verloopt heel anders dan bij het verstrekken van kredieten door particuliere banken. Dat kan tot concurrentievervalsing in de internationale handel leiden, wat wel blijkt uit het voorbeeld van China. Daarom zijn er allerlei regelingen, onder andere binnen de OESO en de WTO, waarin wordt bepaald wat de terugbetalingstermijnen zijn en wat het minimumpremietarief is. We moeten regels voor meer transparantie vastleggen door in de hele EU voor te schrijven dat er verslagen worden gepubliceerd over de totaalbalans van de jaarlijkse activiteiten. Op die manier kunnen we de situatie beoordelen, misbruik uitsluiten en verhinderen dat ze een beroep op de belastingbetaler moeten doen om hun transacties te herfinancieren. Het is maar de vraag of de voorgestelde maatregelen tot meer transparantie leiden, en daarom heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het met de rapporteur eens ben dat exportkredieten een krachtig instrument voor de ondersteuning van EU-bedrijven zijn. Gezien de toegenomen behoefte aan door de overheid gesteunde exportkredieten, is het van het grootste belang dat de nieuwste regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op dit gebied zo snel mogelijk in de lidstaten wordt ingevoerd. Exportkredieten voor de middellange en lange termijn zijn een waardevol instrument dat in de lidstaten nog niet volledig wordt benut en dat gestimuleerd moet worden, in het bijzonder in een verzwakte economie als die van Portugal. Exportkredieten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid door financiering te waarborgen voor projecten die door hun niet-marktgebonden karakter normaliter met een beperktere toegang tot kapitaal kampen. Nieuwe wetgeving op dit gebied mag niet leiden tot nieuwe bureaucratische rompslomp of ambtenarij en tot verhoging van reeds bestaande kosten. Alleen bij een verstoring van de mededinging op de interne markt dient bij wijze van uitzondering toezicht op exportkredieten op Europees niveau te worden ingevoerd. Daarbij moet het subsidiariteitsbeginsel nauwlettend in acht worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Exportkredietinstellingen (ECA’s) zijn ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. ECA’s kunnen het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Het is daarom noodzakelijk om de OESO-regeling (Regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten) te herzien, zodat adequaat toezicht kan worden gehouden op de deugdelijkheid van de financiële transacties van de Europese ECA’s en hun samenhang met het beleid en de doelstellingen van de EU kan worden gewaarborgd. De transparantievereisten met betrekking tot risicocalculaties en de openbaarmaking van extracomptabele vehikels moeten bovendien worden opgeschoond. Kortom: het is essentieel om van de EU-lidstaten te verlangen dat zij jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de activiteiten van hun ECA’s. In het licht van bovengenoemde observaties, en gezien het feit dat de ECA’s nuttige instrumenten kunnen zijn bij het bereiken van de externe doelstellingen van de Unie (vooral wat betreft de klimaatverandering en strijd tegen armoede) stem ik vóór deze resolutie, omdat ik denk dat exportkredieten een belangrijk instrument zijn om de handel en investeringen van Europese ondernemingen te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva I Rueda (Verts/ALE), schriftelijk.(FR) Zoals rapporteur Jadot heeft gezegd, wordt met deze stemming de positie van het Europees Parlement in dit dossier versterkt en wordt een krachtig signaal gezonden naar de Europese Raad, die zich te angstvallig opstelt. Exportkredietbureaus vormen een belangrijk instrument voor de EU bij de steun aan handel en investeringen van Europese ondernemingen.

Niettemin was het dringend noodzakelijk om het gebrek aan transparantie en supervisie op Europees niveau van de activiteiten van deze kredietbureaus aan te pakken, met name van de kant van het Parlement. Jaarlijks worden immers meerdere honderden miljoenen euro’s doorgesluisd via deze kredietbureaus, terwijl de nationale begrotingen worden onderworpen aan strenge bezuinigingen.

Ook ik ben tevreden over het feit dat de leden van het Europees Parlement opnieuw hun steun hebben uitgesproken voor de geleidelijke afbouw van de subsidiëring van fossiele brandstoffen en zo de overgang naar een ecologische energievoorziening steunen, in overeenstemming met de Europese en nationale verplichtingen op het gebied van klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) De meeste geïndustrialiseerde landen hebben een exportkredietinstelling (ECA). Deze instellingen zijn als categorie ‘s werelds voornaamste bron van overheidsfinancieringen voor projecten in de particuliere sector. Als borgstellers voor grootscheepse industrie- en infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden werpen exportkredietinstellingen vele malen meer gewicht in de schaal dan het bedrag aan financieringen dat jaarlijks in zijn totaliteit wordt verstrekt door alle multilaterale ontwikkelingsbanken tezamen. ECA’s faciliteren legitieme handelstransacties waar de particuliere kapitaalmarkt verstek laat gaan. Omdat ze niet belastingplichtig zijn en ook geen winst hoeven te maken, beschikken de exportkredietinstellingen over een veel hoger risico-incasseringsvermogen dan particuliere actoren en dus over veel meer speelruimte voor kredietverruiming dan particuliere banken.

Om diezelfde reden kunnen ECA’s het handelsverkeer echter ook danig verstoren wanneer hun financieringstransacties niet door gemeenschappelijke regels aan banden worden gelegd. Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat er voor de exportkredieten betalingsvereisten moeten gelden, binnen een bepaalde termijn, en er een minimumpremietarief moet worden gerekend om het risico van niet-terugbetaling van exportkredieten te dekken.

 
  
  

Verslag: Eva-Britt Svensson (A7-0065/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze belangrijke resolutie over een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Geweld tegen vrouwen is een internationaal en ook Europees probleem. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het is dan ook uitermate belangrijk om op EU-niveau geen middel onbeproefd te laten om geweld tegen vrouwen zo veel mogelijk terug te dringen en de voorwaarden te creëren om het geweld te voorkomen, criminelen te vervolgen en slachtoffers te beschermen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moet het strafrecht op EU-niveau worden geharmoniseerd en moet er een rechtskader worden ontwikkeld waarbinnen daders doeltreffend gestraft en slachtoffers beschermd worden. Dit is ook van groot belang voor het bestrijden van mensenhandel. Gedwongen huwelijken zijn een andere vorm van gendergerelateerd geweld en vormen een ernstige schending van het recht van individuen op zelfbeschikking. Het is belangrijk om jonge vrouwen tegen dergelijke gedwongen relaties te beschermen. In dit verband wordt vaak gesproken over eergerelateerd geweld. Om alle vormen van geweld tegen vrouwen een halt toe te roepen, moet informatie over gendergelijkheid worden verspreid en moet actief voorlichting worden gegeven aan de samenleving, met name in die bevolkingslagen waar de relaties tussen vrouwen en mannen gebaseerd zijn op tradities en rituelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk.(IT) In Europa is één op de vier vrouwen tijdens haar leven het slachtoffer van enige vorm van geweld. De jaarlijkse kosten van geweld tegen vrouwen worden geraamd op circa 33 miljard euro, een cijfer dat niet moet worden onderschat.

Respect voor het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een waarde die constant wordt genegeerd en die botst met een breed scala aan schendingen van mensenrechten waar vrouwen mee te maken hebben, waardoor er schade wordt toegebracht aan hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, hun rechten en hun positie binnen de maatschappij. De weinige gegevens die nu beschikbaar zijn geven ons geen compleet beeld van het verschijnsel, maar het is voldoende om de eigen gezins- of werksituatie te observeren om te constateren dat het ons nog steeds niet is gelukt om vrouwen tegen geweld te beschermen.

Ik waardeer de toezegging van de Commissie om in 2011-2012 een mededeling te presenteren over een strategie voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en vrouwelijke genitale verminking, die moet worden opgevolgd door een actieplan van de EU. Maar ik hoop ook dat we tot een wereldwijde politieke aanpak komen die bestaat uit wettelijke, justitiële en handhavingsacties en maatregelen op het gebied van gezondheidszorg die dit soort geweld en de daaraan gelieerde gevolgen – die er helaas zijn voor 26 procent van de kinderen en jongeren die naar eigen zeggen in hun jeugd met fysiek geweld te maken hebben gehad – doeltreffend kunnen verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. (RO) De officiële cijfers over geweld tegen vrouwen zijn veel te laag, gezien de trieste werkelijkheid in elke lidstaat. Officieel zijn er tussen 2004 en 2009 ongeveer zestigduizend gevallen van huiselijk geweld geregistreerd, waarbij het in bijna achthonderd gevallen ging om geweld met de dood tot gevolg. Van alle mishandelde vrouwen besloot 70 procent het geweld stilzwijgend te ondergaan en besloot slechts 30 procent aangifte te doen bij de politie.

In dit verband ben ik er een voorstander van om slachtoffers van geweld tegen vrouwen gemakkelijk toegang te verlenen tot kosteloze rechtsbijstand. Ik denk dat de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen de Europeanen bewuster kan maken van dit probleem, dat voor een flink aantal vrouwen in de Europese Unie een dagelijkse realiteit is. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik belang hecht aan een Europees handvest waarin een minimumniveau van ondersteunende dienstverlening voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen wordt vastgesteld, met het doel om dit probleem terug te dringen in alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Het gaat hier om een initiatiefverslag dat is opgesteld in het kader van de verschillende voorstellen die de Europese Commissie in 2011 en 2012 zal presenteren aangaande de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Dit onderwerp gaat mij en de vereniging ‘Vrouwen in het centrum’ in het bijzonder aan het hart. Enkele weken geleden heeft de vereniging hierover in Parijs een conferentie georganiseerd. In het verslag wordt een nieuwe algemene beleidsbenadering voorgesteld op het gebied van de bestrijding van gendergerelateerd geweld, waaronder een Europees handvest waarin een minimumniveau voor hulp aan slachtoffers wordt vastgesteld, alsmede een Europees strafrechtelijk instrument. Ik heb voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De internationale gemeenschap moet een grensoverschrijdende aanpak hanteren om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Het lijdt geen twijfel dat geweld tegen vrouwen hun fundamentele rechten en vrijheden schendt, in het bijzonder het recht op veiligheid en menselijke waardigheid. Lidstaten moeten het IVDV (Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen) invoeren, dat gericht is op het veiligstellen van de rechten en vrijheden van vrouwen. Krachtens het Verdrag van Lissabon kan de EU bepalingen op het gebied van strafrecht invoeren, en het verdrag verwijst in het bijzonder naar mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen en vrouwen. Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik vind dat het tijd is dat de EU dit vraagstuk aanpakt en het goede voorbeeld geeft, aan de hand van de wetgeving en steun die nodig is om een eind te maken aan het geweld tegen vrouwen. Er moet een veelzijdige aanpak worden gehanteerd om de effectiviteit van de politieke, sociale en juridische maatregelen die worden ingevoerd veilig te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Geweld tegen vrouwen, in al zijn verschillende vormen, is nog altijd een groot internationaal en ook Europees probleem. In de EU is het van belang dat de integriteit van vrouwen bij wet volledig en consequent wordt beschermd. In sommige landen bestaat nog altijd geen wetgeving die huiselijk geweld tegen vrouwen strafbaar stelt. Huiselijk geweld mag niet worden beschouwd als een privéaangelegenheid. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de vervolging van geweld in persoonlijke relaties binnen justitiële apparaten prioriteit krijgt en dat de daders worden vervolgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Dominique Baudis (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb gestemd voor dit verslag, waarin een helder standpunt van het Europees Parlement wordt uitgedrukt. We moedigen de Commissie aan om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Natuurlijk beschikken alle lidstaten over preventieve en repressieve juridische mechanismen. Maar ook Europa zal zich over de kwestie moeten ontfermen, omdat dit tot zijn takenpaket behoort. Het is niet acceptabel dat vrouwen dagelijks getreiterd worden of fysiek of geestelijk geweld moeten ondergaan.

 
  
MPphoto
 
 

  George Becali (NI), schriftelijk. (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat geweld tegen vrouwen een mondiaal en Europees probleem is. Dit verslag omvat een pakket maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om vrouwen in Europa een acceptabel leven te kunnen garanderen. Het is van wezenlijk belang dat de integriteit van vrouwen volledig en consequent bij wet wordt beschermd. Daarnaast is het van het grootste belang dat bij het invoeren van wetgeving op EU-niveau rekening wordt gehouden met de zeer kwetsbare positie die vrouwen en kinderen bij huiselijk geweld innemen. Alleen de invoering of vaststelling van een reeks strafrechtelijke bepalingen ter bescherming van vrouwen is echter niet voldoende; daarnaast moet de strafrechtelijke vervolging effectiever worden gemaakt.

Een belangrijk gebied waarop meer inzet vereist is, is de aanvullende scholing van politieautoriteiten in Europa. De politie is de eerste wetshandhavingsinstantie waarmee vrouwen in contact komen als zij slachtoffer zijn geworden van geweld. Een mogelijke praktische maatregel zou de invoering van een noodnummer voor gendergerelateerd geweld in de lidstaten kunnen zijn. Vrouwen die te maken hebben met geweld kunnen dan dat nummer bellen voor acute hulpverlening.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk.(IT) Gendergelijkheid is een van de essentiële beginselen van de Europese Unie. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen sinds decennia onderwerp van gesprek is, is het de internationale gemeenschap nog niet gelukt om een einde te maken aan deze ernstige vorm van criminaliteit. Gendergerelateerd geweld brengt ernstige schade toe aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen, en dat vertaalt zich naar de maatschappij in een zware last in de vorm van sociale problemen en zwaardere financiële lasten voor de rechtsstelsels en de gezondheidszorg. Geschat wordt dat de kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij (in de vorm van extra kosten voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening) in de gehele EU twee miljoen euro per uur bedragen.

Naar mijn mening is genitale verminking een terrein waarop de lichamelijke en geestelijke integriteit van vrouwen absoluut wettelijk moet worden beschermd. Ik vind namelijk dat culturele overwegingen geen legitimatie bieden voor handelingen waarmee ernstige schade aan de gezondheid van vrouwen wordt toegebracht.

Bovendien is meer kennis over de omvang van gendergerelateerd geweld in Europa noodzakelijk, om bij te dragen aan een groter bewustzijn van dit probleem bij het publiek. Daarom ben ik vóór acties waarmee de lidstaten worden aanmoedigd om nationale actieplannen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) In dit verslag over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen worden talloze interessante voorstellen gedaan. Daarom heb ik dit verslag mijn steun gegeven. Wat mij betreft mag het echter in geen geval een richtlijn worden die elke lidstaat verplicht moet omzetten in nationale wetgeving. De mechanismen voor toegang tot rechtsbijstand, die slachtoffers in staat stellen hun recht overal in de Europese Unie te doen gelden, kunnen en mogen niet kosteloos beschikbaar worden gemaakt. Ik ben een voorstander van een juridisch kader dat migrantenvrouwen het recht geeft op een eigen paspoort en een verblijfsvergunning, en dat het mogelijk maakt om personen strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor het ontvreemden van deze documenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Van een verslag over geweld tegen vrouwen zou ik vandaag de dag verwachten dat het accentueert wat een een absolute noodtoestand het groeiende geweld tegen de vrouwen binnen de moslimgemeenschappen in Europa vormt. Volgens organisaties in Europa die zich bezighouden met vrouwenrechten en gendergerelateerd geweld breidt dit fenomeen zich steeds verder uit. Het vindt onder onze ogen plaats, maar het lijkt wel of er een zekere onwil bestaat om over dit probleem in de juiste bewoording te praten. In het verslag wordt bijvoorbeeld gesproken over gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen, maar deze fenomenen verschijnselen – die had over hand toenemen in onze steden – worden behandeld alsof het kwesties zijn die met een culturele achtergrond te maken hebben. De waarheid is dat ze te maken hebben met de massale aanwezigheid van immigranten die een fundamentalistisch concept van het geloof, de Islam, naar Europa brengen. Vandaag betalen vrouwen in de moslimgemeenschappen de prijs, maar morgen kunnen onze vrouwen en kan de westerse maatschappij in haar kern worden getroffen. De EU moet met een adequaat en gericht beleid hiertegen komen, en niet met beleid tegen geweld “met een culturele achtergrond”, wat niets betekent, zodat we vandaag kunnen vechten tegen een zich snel uitbreidend fenomeen dat in dit tempo morgen onmogelijk te beheersen wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het dringend noodzakelijk is om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen. Ik wil er de aandacht op vestigen dat een op de tien vrouwen in Europa te maken heeft gehad met geweld en dat het een van de meest voorkomende doodsoorzaken is bij vrouwen die door geweld om het leven zijn gekomen. Ik vind het pijnlijk te moeten constateren dat wij, ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, vrouwen nog altijd niet tegen geweld kunnen beschermen. Het is dan ook heel belangrijk dat de Europese Commissie één enkele richtlijn opstelt voor alle vormen van geweld tegen vrouwen – lichamelijk, seksueel of psychologisch – en de bestrijding ervan. Gendergerelateerd geweld kan bijvoorbeeld bestaan uit seksueel misbruik, mensenhandel, gedwongen huwelijken, genitale verminking en andere vormen van schending. Dit soort gewelddadige misdrijven heeft een enorme impact op de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een vrouw en brengt daaraan onherstelbare schade toe. De lidstaten moeten daarom zorgen voor betere gezondheidszorg voor de slachtoffers van geweld. Verder zou ik er bij de commissaris voor Binnenlandse Zaken, Cecilia Malmström, op willen aandringen niet te snoeien in de financiële steun voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s) die zich bezighouden met de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Tijdens de economische en financiële crisis wordt zelfs nog meer geweld gepleegd dan anders, en we mogen dus onder geen enkel beding de financiering op dit gebied verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. (RO) Het Europees Parlement heeft eerder een resolutie over geweld tegen vrouwen aangenomen, waarin nadrukkelijk werd gewezen op de noodzaak een omvattend rechtsinstrument in te voeren om alle vormen van geweld tegen vrouwen te bestrijden. Met het oog hierop heeft de Commissie al een aantal belangrijke beslissingen genomen, in het bijzonder ten aanzien van het nieuwe actieplan inzake gendergelijkheid, waarin wordt benadrukt dat gendergerelateerd geweld een van de kernproblemen is die moeten worden aangepakt. De Commissie heeft tevens aangekondigd in 2011 een voorstel te zullen indienen voor een strategisch plan inzake de bestrijding van gendergerelateerd geweld. Gendergerelateerd geweld veroorzaakt ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen. Voor de maatschappij betekent dit een zware last in de vorm van sociale problemen en zwaardere financiële lasten voor de rechtsstelsels en de gezondheidszorg.

De kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij worden berekend op basis van uitgaven voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening. Gendergerelateerd geweld vormt ook een ernstig probleem voor de democratie. Als vrouwen slachtoffer zijn van geweld, beperkt dat hun mogelijkheden om aan het sociale leven en de arbeidsmarkt deel te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. (RO) Als liberaal parlementslid voel ik mij geroepen om dit verslag te steunen, aangezien de lidstaten behoefte hebben aan een nieuwe strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, dat ernstige gevolgen heeft voor de fysieke en mentale integriteit van vrouwen, die wordt beschouwd als een grondrecht. Geweld tegen vrouwen is schadelijk voor zowel de slachtoffers zelf als de eventuele kinderen, die opgroeien in een omgeving die nadelig is voor hun persoonlijke ontwikkeling. Gendergelijkheid is een van de fundamentele waarden van de EU die voor liberalen van bijzondere betekenis is. De moderne samenleving, die is gestoeld op gelijke rechten en gelijkheid voor de wet, kan dergelijke misstanden niet tolereren, ook niet als er ter rechtvaardiging culturele of religieuze redenen kunnen worden aangevoerd.

De EU en haar lidstaten moeten alle instrumenten die hun ter beschikking staan inzetten om gendergerelateerd geweld tegen te gaan. Ik ben voorstander van een richtlijn die voorziet in strafrechtelijke sancties voor diegenen die zich schuldig maken aan geweld tegen vrouwen. Deze richtlijn moet vergezeld gaan van de oprichting van een toereikend aantal ondersteunende centra en passende opleidingen voor mensen die met slachtoffers van geweld tegen vrouwen werken, zoals politieagenten, rechters en artsen en dergelijke.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de bezorgdheid die op EU-niveau wordt getoond over het geweld tegen vrouwen. Ik ben van mening dat het van beslissend belang is voor het met succes bestrijden van dit Europees en internationaal probleem dat de lidstaten verantwoordelijkheid op zich nemen, wat uiteraard ook betekent dat ze de noodzakelijke wetgeving moeten aannemen. Ik stem voor het nieuwe beleidskader van de EU om geweld tegen vrouwen te bestrijden, omdat ik van mening ben dat het een stap vooruit is in de strijd tegen de schending van de grondrechten en vrijheden, zoals het recht op veiligheid en menselijke waardigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien de situatie in Ierland het probleem weerspiegelt waar heel Europa mee te maken heeft. De National Crime Council constateerde in 2005 dat een op de zeven vrouwen in Ierland op enig moment in haar leven te maken krijgt met ernstig misbruik van lichamelijke, seksuele of emotionele aard door een partner. Het effect van huiselijk en lichamelijk en/of seksueel geweld mag niet worden onderschat, want het veroorzaakt ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen en kan leiden tot ernstige depressie en zelfs tot zelfmoord. Het verslag van het Parlement toont echter ook de kosten voor de schatkist, want er wordt geschat dat de kosten van gendergerelateerd geweld voor de maatschappij (in de vorm van extra kosten voor de gezondheidszorg, rechtsstelsels en sociale dienstverlening) in de gehele EU twee miljoen euro per uur bedragen.

In 2009 had ik het voorrecht de eerste ambassadeur te worden van Rape Crisis North East, dat is gevestigd in Dundalk. Deze steun- en adviesdienst is een van de vele in het oosten van Ierland. Deze ngo’s bieden essentiële steun aan slachtoffers van seksueel en huiselijk geweld, maar ze hebben het heel moeilijk met het verkrijgen van financiering. Ik hoop dat dit verslag helpt huiselijk geweld in Europa te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik veroordeel fel alle mogelijke vormen van geweld tegen mannen, vrouwen en kinderen, en ik steun alle initiatieven waarmee we deze plaag kunnen voorkomen en bestrijden en de slachtoffers ervan kunnen beschermen. De cijfers die aan het licht zijn gekomen in enkele onderzoeken over geweld in Europa zijn onaanvaardbaar: 26 procent van de kinderen en jongeren heeft met fysiek geweld te maken, tussen een vijfde en een vierde van de vrouwen is ten minste eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer geweest van fysiek geweld, en meer dan een tiende van hen is het slachtoffer geweest van seksueel geweld.

Het aantal vrouwen dat het slachtoffer is van geweld is inderdaad alarmerend, en de enorme verschillen die er bestaan in het beleid en de wetgeving van de lidstaten dragen hier aan bij, hetgeen betekent dat vrouwen niet in heel Europa op hetzelfde niveau van bescherming kunnen rekenen. Het is van cruciaal belang dat de Europese wetgeving ervoor zorgt dat alle vrouwen uitgebreid en consequent worden beschermd, door de aanneming van uitgebreide wetgeving waarmee alle vormen van geweld tegen vrouwen kunnen worden bestreden, aangevuld met een reeks maatregelen op politiek, sociaal en wettelijk gebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Maria Corazza Bildt, Christofer Fjellner en Gunnar Hökmark (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse conservatieven, zijn het eens met het in het verslag geschetste beeld van het probleem. In het programma van Stockholm, waar wij een sterke drijvende kracht achter zijn geweest, is de bestrijding van geweld tegen vrouwen een prioriteit. In het actieplan voor de tenuitvoerlegging van het programma van Stockholm heeft de Commissie zich ertoe verbonden om in de loop van 2011-2012 een strategisch plan inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en genitale verminking van vrouwen voor te stellen. Artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt verder dat de Unie zich ervoor moet inzetten om alle vormen van huiselijk geweld te bestrijden en dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen moeten nemen om geweld te bestraffen en slachtoffers van geweld te beschermen. Aangezien strafrecht de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten is, hebben we tegen de paragraaf betreffende de invoering van een richtlijn op EU-niveau gestemd. Wij hebben voor het verslag gestemd omdat we van mening zijn dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om de veiligheid van vrouwen te verzekeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Naar mijn mening zouden de lidstaten zich op Europees niveau meer moeten inspannen om uitgebreidere nationale statistieken te verzamelen die een breder beeld geven van geweld tegen vrouwen, ongeacht de geweldsvorm: verkrachting, handel in vrouwen en meisjes, gedwongen huwelijken, moord, gedwongen prostitutie en uiteraard mishandeling binnen het gezin of door ex-partners. Doel hiervan is tevens het verbeteren van de verzameling van gegevens over dit probleem, zodat de meest passende oplossingen kunnen worden gevonden om de daders te straffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat het belangrijk is dat een samenleving ernaar streeft om evenwichtiger en rechtvaardiger te zijn. Dit verschijnsel is in zeer uiteenlopende vormen in de verschillende samenlevingen te zien en doet zich voor in de privésfeer, de publieke sfeer en de semipublieke sfeer, waarbij de aantallen en contouren vaak niet bekend zijn. Ik ben daarom van mening, zoals in dit verslag is uiteengezet, dat er een grondige analyse nodig is en dat er ook meer doeltreffende processen moeten worden ontwikkeld om dit verschijnsel te onderzoeken om het internationaal beter te kunnen bestrijden. In dit verslag wordt een nieuwe politieke aanpak van gendergerelateerd geweld voorgesteld, evenals het versterken van maatregelen tussen de lidstaten met betrekking tot preventie en gerechtelijke straffen en ook hulpmaatregelen voor de slachtoffers. Ook worden er relevante vragen gesteld over het effect van het lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld tegen vrouwen op de verschillende terreinen van de maatschappij. Ik ben van mening dat een actieve rol van de Commissie, het Parlement en de lidstaten van cruciaal belang is voor het ontwikkelen van maatregelen om dit verschijnsel te bestrijden, hetgeen implicaties heeft voor verschillende mensen en generaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Geweld van mannen tegen vrouwen is een schending van de mensenrechten van vrouwen die de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weerspiegelt en versterkt. Uit studies over gendergerelateerd geweld blijkt dat naar schatting een vijfde tot een vierde van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven te maken heeft gehad met fysiek geweld. Geweld tegen vrouwen kent geen geografische grenzen, geen leeftijdslimiet, geen onderscheid op grond van klasse, ras of cultuur, maar het is nog steeds onzichtbaar en de slachtoffers worden tot zwijgen gedwongen. Ik steun dit verslag, waarin een nieuwe brede beleidsaanpak tegen gendergerelateerd geweld wordt voorgesteld, met onder meer de instelling van een strafrechtelijk instrument in de vorm van een richtlijn tegen gendergerelateerd geweld, de opleiding van overheidspersoneel dat te maken kan krijgen met geweld tegen vrouwen en de vereiste voor de lidstaten om de nodige voortvarendheid te tonen en alle vormen van misdrijven in verband met gendergerelateerd geweld te registreren en onderzoeken. In het verslag wordt gevraagd om financiële steun aan ngo’s die slachtoffers van geweld steunen. Voorts wordt gevraagd om plannen voor het vaststellen van methodologische richtsnoeren, alsmede plannen voor een nieuwe inzet op het gebied van gegevensverzameling, gericht op het verkrijgen van vergelijkbare statistische gegevens over gendergerelateerd geweld teneinde de omvang van het probleem vast te stellen en de basis te leggen voor een andere aanpak van het probleem.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Een op de vier vrouwen in Europa wordt gedurende haar leven geconfronteerd met fysiek geweld en meer dan een op tien vrouwen zijn slachtoffer van fysiek seksueel geweld. Deze cijfers vragen om handelen. De Commissie moet daarom een nieuw Europees beleidskader opzetten op het gebied van bestrijding van het geweld tegen vrouwen. Alle vormen van geweld tegen vrouwen (verkrachting, prostitutie, seksueel geweld, enz.) moeten strafrechtelijk worden vervolgd, in alle lidstaten van de Europese Unie. Elke lidstaat heeft de plicht gratis juridische bijstand beschikbaar te stellen voor vrouwelijke slachtoffers, alsmede een opvangstructuur die deze vrouwen in staat stelt een nieuw en beter leven op te bouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. Deze strafrechtelijke benadering op Europees niveau van geweld tegen vrouwen is beslist noodzakelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk.(FR) Afgelopen 5 april 2011 heeft het Europees Parlement een verslag aangenomen over de bestrijding van geweld tegen vrouwen. De tekst gaat in op de specifieke vormen van door mannen begaan geweld tegen vrouwen en meisjes. Het gaat hier om een van de meest verbreide en schadelijke obstakels voor het bereiken van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Met dit verslag kan een strafrechtelijk instrument in het leven worden geroepen, in de vorm van een richtlijn van de Europese Unie om gendergerelateerd geweld te bestrijden. Hiermee wordt een Europees handvest opgesteld dat een minimumniveau aan hulp garandeert, inclusief het recht op gratis juridische bijstand en gratis psychologische noodhulp. Bovendien roepen de leden van het Europees Parlement de Commissie op een Europees waarnemingscentrum op te zetten om geweld tegen vrouwen in kaart te brengen. Dankzij de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is een amendement aangenomen waarin ook aan de lidstaten wordt gevraagd om verkrachting en seksueel geweld binnen het huwelijk of binnen andere relatievormen op te nemen in het strafrecht.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) Geweld tegen vrouwen vormt een probleem op zowel Europese als mondiale schaal. Geweld binnen het huwelijk, prostitutie, vrouwenhandel; het is betreurenswaardig te moeten vaststellen dat wij nog steeds niet in staat zijn vrouwen te beschermen tegen geweld in onze samenleving. Dit gendergerelateerd geweld betekent een inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden, alsmede op het recht op veiligheid en menselijke waardigheid. Bij deze problematiek gaat het er niet alleen om de integriteit van de slachtoffers te waarborgen, maar moeten ook de collectieve belangen van de samenleving, zoals vrijheid en democratie, worden beschermd. De Europese Unie moet haar verantwoordelijkheden nemen door wetgeving in te voeren waarmee een halt wordt toegeroepen aan dit soort geweld.

Daarom heb ik gestemd voor de invoering van maatregelen als een mechanisme dat is gericht op het faciliteren van toegang tot gratis juridische bijstand, een systeem van financiële hulp gericht op het bevorderen van autonomie van slachtoffers en het mogelijk maken van hun terugkeer naar werk en een normaal leven. Respect voor de rechten van de mens is een fundamentele waarde die is opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Laten we ook de rechten van de vrouw respecteren!

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek, Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Het Europees Parlement heeft voor een Europees beleidskader voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen gestemd. Wij zijn ingenomen met dat besluit en hebben voor het voorstel in zijn geheel gestemd. Het besluit is met name belangrijk omdat we de Commissie erin verzoeken om haar eerdere beloften gestand te doen en een concreet wetgevingsvoorstel ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in te dienen.

Het voorstel bevat echter bepaalde formuleringen met betrekking tot draagmoederschap die volgens ons te simplistisch zijn in hun eenzijdig negatieve houding ten aanzien van dat fenomeen en internationale adopties. We zijn niet naïef wat de problematiek in verband met draagmoederschap betreft, maar we willen om die reden niet iets aanvallen dat in bepaalde gevallen positief kan zijn voor de betrokken partijen. Daarom hebben we tegen de specifieke formuleringen met betrekking tot draagmoederschap gestemd – een standpunt dat onze fractie, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, ook innam tijdens de oorspronkelijke stemming in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Onder geweld tegen vrouwen valt een reeks ernstige schendingen van de grondrechten, zoals seksueel misbruik, aanvallen op de lichamelijke integriteit en huiselijk geweld, geestelijk geweld, intimidatie of dwang, en vrouwenhandel en de uitbuiting van vrouwen voor de prostitutie, naast vele andere voorbeelden van agressie die door de lidstaten vastberaden veroordeeld en bestreden moeten worden. Ik veroordeel alle geweld, maar in het bijzonder geweld dat wordt aangewend tegen personen die in een meer kwetsbare positie zitten (lichamelijk, sociaal, economisch of emotioneel), zoals kinderen en ook vrouwen. Dit is nu juist de reden waarom de lidstaten ernaar moeten streven om alle vormen van geweld tegen vrouwen uit te bannen, in het bijzonder de handel ten behoeve van seksuele uitbuiting, de schending van hun seksuele zelfbeschikking en aanvallen op hun lichamelijke integriteit.

Eerbieding van het menselijk leven en de menselijke waardigheid kunnen niet samengaan met de misdaden waarvan vele Europese vrouwen het slachtoffer zijn, zodat stevige beleidsmaatregelen op het gebied van de preventie van geweld en het straffen van de daders gerechtvaardigd zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) De internationale gemeenschap debatteert al enkele jaren over situaties waarin sprake is van geweld tegen vrouwen. Desondanks hebben we kunnen vaststellen dat ze nog steeds het slachtoffer zijn van geweld (een vijfde van de Europese vrouwen is minstens eenmaal slachtoffer van geweld geweest). Het is daarom van belang dat de Europese Unie wetgeving aanneemt die een einde aan dit drama maakt. Hoewel de Europese Commissie verschillende initiatieven heeft genomen om een einde aan deze tragedie te maken, die miljoenen vrouwen over de hele wereld treft, in het bijzonder door de opstelling van een nieuw actieplan over gendergelijkheid (2010-2015), kan de EU niet werkloos blijven toezien hoe de schendingen van de grondrechten van de vrouw ongestraft doorgaan, met name op de volgende terreinen: seksueel geweld, genitale verminking van vrouwen en gedwongen huwelijken, mensenhandel en prostitutie, het ontbreken van wettelijke bescherming, enzovoort. Ik ben het ermee eens dat diepgaander onderzoek van deze kwestie nodig is, zodat we kunnen beschikken over de meest gedetailleerde en wetenschappelijke gegevens die er zijn. We kunnen niet meer niets doen. Ik juich de voorstellen van de rapporteur daarom toe, in het bijzonder de oprichting van blijf-van-mijn-lijfhuizen voor de slachtoffers, een alarmnummer en de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Geweld tegen vrouwen in zijn talrijke vormen (huiselijk geweld, seksueel geweld, prostitutie, vrouwenhandel, seksuele en geestelijke intimidatie en geweld op het werk) betekent een ernstige schending van de mensenrechten en vrijheden, zowel individueel als collectief, met vergaande negatieve sociale gevolgen. De preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen moeten essentiële strategische doelen zijn, en het nastreven daarvan kan niet los worden gezien van de vooruitgang van de beschaving waar wij naar streven.

In enkele onderzoeken over gendergerelateerd geweld wordt geschat dat tussen een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer is geweest van lichamelijk geweld, en ongeveer een tiende van hen het slachtoffers is geweest van seksueel geweld. Verder is de schatting dat ongeveer 26 procent van de kinderen en jongeren zegt in hun kindertijd en adolescentie met lichamelijk geweld te maken te hebben gehad, wat vooral verontrustend is als we rekening houden met premissen die op sociaal leren zijn gebaseerd en volgens welke de slachtoffers van vandaag in potentie de daders van morgen zijn.

Het is nu belangrijk dat de richtsnoeren in dit verslag ten uitvoer worden gelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij verwelkomen de aanneming van dit verslag van het lid van onze fractie, mevrouw Svensson, die tevens de voorzitter van de parlementaire Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid is.

We weten dat geweld tegen vrouwen een ernstige schending van de mensenrechten en vrijheden betekent, zowel individueel als collectief, met enorme sociale gevolgen, aangezien geweld tegen vrouwen betrekking heeft op een reeks schendingen van de mensenrechten, waaronder huiselijk geweld, seksueel geweld, prostitutie, vrouwenhandel, seksuele en geestelijke intimidatie, en geweld tegen vrouwen op het werk.

De preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen zijn essentiële strategische doelen die belangrijk zijn voor de vooruitgang van de beschaving waarvoor wij strijden.

In enkele onderzoeken over gendergerelateerd geweld schat men dat tussen een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minste eenmaal in hun volwassen leven slachtoffer is geweest van lichamelijk geweld en dat ongeveer een tiende van hen slachtoffer is geweest van seksueel geweld. Ook denkt men dat ongeveer 26 procent van de kinderen en jongeren zegt in hun kindertijd en adolescentie met lichamelijk geweld te maken te hebben gehad, wat vooral verontrustend is als we rekening houden met de premissen die op sociaal leren zijn gebaseerd…

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 170 van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk.(IT) Geweld tegen vrouwen is een kwaad in onze maatschappij dat we koste wat het kost moeten bestrijden. Ik kan dit verslag echter niet steunen, omdat ik vind dat het buitensporig veel aandacht schenkt aan vrouwelijke immigranten. Vooral in deze tijd zou zulke aandacht van de kant van de EU en haar regeringen werkelijk zichtbaar moeten zijn en zich niet moeten beperken tot mooie woorden van steun voor Europese projecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Mijn fractie is verdeeld over het onderwerp. Ik heb voor amendement nummer 19 en overweging J betreffende het woord ‘prostitutie’ gestemd, omdat ik van mening ben dat prostitutie neerkomt op geweld tegen vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk. (FR) Geweld tegen vrouwen is een realiteit die men geneigd is te vergeten. Tussen de 20 en 25 procent van de Europese vrouwen zou (minstens één keer) fysiek geweld hebben ondergaan tijdens hun volwassen leven. Het Europees Parlement heeft vorige week een verslag over deze kwestie en over de noodzaak om tot een beleidskader op dit gebied te komen aangenomen, en daar ben ik blij mee. Met ons verslag willen we alle lidstaten van de Europese Unie aanzetten om geweld ten opzichte van vrouwen te beschouwen als een misdaad en een strafrechtelijk instrument op te zetten om dit geweld te bestrijden. Daarnaast heb ik meer in het bijzonder gestemd voor de instelling van een mechanisme dat is gericht op het vergemakkelijken van de toegang tot gratis juridische bijstand en de instelling van gratis psychische noodhulp voor de slachtoffers. Bovendien heb ik de amendementen ondersteund waarin “het ernstige probleem dat wordt gevormd door prostitutie” wordt onderkend en waarin bepaald wordt dat onder “geweld ten opzichte van vrouwen” ook prostitutie moet worden verstaan. Tot slot heb ik gestemd voor de classificatie van verkrachting en seksueel geweld als misdaad, ook als het binnen het huwelijk of binnen een andere relatie van intieme aard plaatsvindt.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk.(IT) Een Europees regelgevingskader voor de strijd tegen geweld tegen vrouwen is binnen een wereldwijde strategie een cruciale stap vooruit. Alleen een combinatie van wettelijke, sociale, economische en preventieve acties zullen kunnen helpen om een probleem op te lossen dat niet zo ver van onze werkelijkheid af staat, gezien het feit dat meer dan een op de vier vrouwen in de Europese Unie in haar leven te maken heeft gehad met geweld. Geweld tegen vrouwen maakt geen onderscheid in leeftijd en etnische of culturele afkomst en blijft een onzichtbaar probleem, dat niettemin hoge menselijke, sociale en economische kosten met zich meebrengt.

De Europese Unie moet haar actieve rol in de strijd tegen discriminatie van vrouwen bevestigen. Het verslag-Svensson steunt de Europese Commissie daarom in haar pogingen een duidelijk en homogeen regelgevingskader binnen de context van het Programma van Stockholm uit te werken.

Daarom steun ik het verzoek om een strafrechtelijk instrument dat geweld tegen vrouwen als een misdaad op zich definieert, door middel van de ontwikkeling van een richtlijn tegen gendergerelateerd geweld die moet worden gekoppeld aan de talrijke initiatieven voor opleiding, preventie en bewustwording om alle vormen van misbruik van vrouwen te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. (FR) Ik heb voor dit rapport gestemd omdat in de eenentwintigste eeuw beslist moet worden gegarandeerd dat verkrachting overal in Europa wordt beschouwd als een misdaad en dat de daders van deze misdaad strafrechtelijk worden vervolgd en gestraft. Het is vandaag de dag niet acceptabel dat de slachtoffers van deze vreselijke misdaden, afhankelijk van het land waar zij wonen, niet gelijke mogelijkheden hebben om hun recht te halen en een schadevergoeding krijgen voor het geweld dat zij hebben ondergaan. De bal ligt nu bij de Raad en de Commissie, die niet afzijdig kunnen blijven bij deze onvermijdelijke stap richting hulp aan vrouwelijke slachtoffers van dit soort geweld, opdat deze een schadevergoeding kunnen krijgen voor wat ze hebben ondergaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat we een einde moeten maken aan alle schendingen van vrouwenrechten en aan geweld tegen vrouwen. Mijns inziens is het de hoogste tijd dat de Commissie, overeenkomstig het vorig jaar aangenomen actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm, een strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen uitstippelt. Tegelijkertijd moeten de lidstaten erop toezien dat zorgaanbieders, maatschappelijk werkers, de politie, rechtbanken en andere instellingen verbeteringen doorvoeren die hen in staat stellen tijdig en professioneel te reageren op alle gevallen van geweld tegen vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Het behoeft geen betoog dat de menselijke waardigheid en het recht op veiligheid fundamentele levenswaarden zijn die beschermd moeten worden. Het begrip ‘geweld’ op zich roept al zulke sterke negatieve emoties op, dat veel mensen van onderwerp veranderen wanneer gendergerelateerd geweld ter sprake komt. Het is echter onze taak om moeilijke thema’s het hoofd te bieden en in te grijpen wanneer de samenleving sturing in politieke en wettelijke kwesties nodig heeft. We mogen niet vergeten dat geweld tegen vrouwen, inclusief schending van de waardigheid, seksueel misbruik, gedwongen huwelijken en verminking, niet exclusief een probleem is van de vrouwelijke sekse. Het probleem raakt de hele samenleving en draagt bij aan de algemene desintegratie ervan. De kosten hiervan worden vaak onderschat.

Want is het niet zo dat wij allemaal de lasten dragen die het gevolg zijn van dit geweld – de kosten van medische zorg, psychologische behandeling, gerechtelijke procedures en maatschappelijke hulp? De slachtoffers zijn meestal niet meer in staat om te werken. De lidstaten moeten overwegen om een plan voor het bestrijden van gendergerelateerd geweld op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk.(IT) Het Europees Parlement heeft de ontwerpresolutie over het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen aangenomen. Ik heb de resolutie krachtig en met overtuiging gesteund omdat ik denk dat het antwoord op deze sociale plaag moet worden gegeven door een eensgezinde Europese Unie, middels de aansporing tot gezamenlijke en doeltreffende politieke actie. Geweld tegen vrouwen – of het nu lichamelijk, geestelijk of seksueel is – is een uiting van onbeschaafdheid die Europa moet verwerpen. Het is een plaag die trauma’s veroorzaakt die hun weerslag op het sociale leven van vrouwen hebben en dat onverbiddelijk beïnvloeden. De statistieken waarover we nu beschikken geven een treurig en bedroevend beeld. Een op de vier Europese vrouwen is ten minste één maal in haar leven het slachtoffer van geweld geweest. Daarom denk ik dat het vinden van unitaire juridische instrumenten, de mogelijkheid om gratis juridisch advies te krijgen, het oprichten van blijf-van-mijn-lijfhuizen die psychologische en morele ondersteuning kunnen geven en de invoering van één noodnummer in heel Europa de prioriteiten voor EU-actie zouden moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Gendergerelateerd geweld is in eerste instantie een materie die onder het strafrecht valt. De samenleving dient daarom op gendergerelateerd geweld te reageren met straffen die in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf. Bij de vaststelling van prioriteiten met betrekking tot de toewijzing van maatschappelijke middelen is het belangrijk om uit te gaan van het standpunt van het slachtoffer, aangezien slachtoffers op dit moment de grootste behoefte hebben aan beschermende maatregelen. Dat staat er niet in de weg dat er tevens middelen kunnen worden besteed aan individuele daders, door hen bijvoorbeeld gesprekstherapie aan te bieden, of andere therapieën waarmee ze gewelddadig gedrag kunnen afleren. Een dergelijke alternatieve behandeling van mannen die schuldig zijn aan een ernstig vergrijp tegen een vrouw mag echter nooit in de plaats komen van strafoplegging op grond van het strafrecht. Gesprekstherapie of andere gelijksoortige vormen van behandeling kunnen alleen een aanvulling zijn op andere vormen van bestraffing, zoals gevangenisstraf.

Geweld is in belangrijke mate het gevolg van ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen en is een uiting van een relatie tussen dader en slachtoffer die gekenmerkt wordt door dominantie versus ondergeschiktheid. Om die reden kan er geen sprake zijn van gesprekstherapie waaraan zowel het slachtoffer als de dader deelneemt. De aard van het misdrijf is immers van dien aard dat de beide partijen nooit gelijke en gelijkwaardige onderhandelingspartijen kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat geweld tegen vrouwen in Europa en de wereld een plaag blijft, ondanks de campagnes die de internationale gemeenschap verschillende decennia heeft gevoerd. Het treft in eerste instantie de directe slachtoffers, maar het tast ook de vrijheid en de democratie zelf aan. Ik heb ook voor dit verslag gestemd omdat er een reeks onmiddellijke maatregelen in worden uiteengezet die nodig zijn om vrouwen een fatsoenlijk en acceptabel leven te garanderen, en het is duidelijk dat er politieke, sociale en wettelijke maatregelen voor de lange termijn nodig zijn om gendergerelateerd geweld uit te bannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Geweld in het algemeen moet worden veroordeeld, maar geweld dat mensen treft die minder goed in staat zijn om zich te verdedigen, namelijk kinderen, ouderen en vrouwen, nog veel sterker. In dit specifieke geval is het de zorg van het Parlement om een reeks maatregelen op infrastructureel, juridisch, strafrechtelijk en handhavingsgebied te combineren met maatregelen op het gebied van onderwijs, volksgezondheid en andere gebieden die het geweld tegen vrouwen en de gevolgen ervan aanzienlijk kunnen verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Willy Meyer (GUE/NGL), schriftelijk. (ES) Ik heb voor het verslag-Svensson over het nieuwe beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen gestemd, omdat ik diep bezorgd ben over dit soort geweld. Naar schatting is tussen 20 en 25 procent van de Europese vrouwen ten minste eenmaal het slachtoffer geweest van geweld en is meer dan 10 procent het slachtoffer geweest van seksueel misbruik. Daarom denk ik dat het tijd is om een einde te maken aan het geweld van mannen, en dat is alleen mogelijk als er daadwerkelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen ontstaat. Tevens ben ik stellig van mening dat verkrachting in de hele Europese Unie als misdrijf erkend zou moeten worden en dat de daders moeten worden berecht. De schrijfster van dit verslag doet verder een voorstel voor een nieuwe aanpak van de bestrijding van deze maatschappelijke misstand, die niet beperkt blijft tot strafvervolging, maar ook bestaat in bescherming tegen en voorkoming van omstandigheden als onzekere arbeid, werkloosheid en armoede, waardoor vrouwen veelal afhankelijk zijn en niet vrij over hun toekomst kunnen beslissen. Een Europese richtlijn tegen gendergeweld is dan ook onontbeerlijk. De lidstaten moeten daartoe zo snel mogelijk maatregelen vaststellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Geweld van mannen tegen vrouwen is een structurele schending van de mensenrechten van vrouwen. Als we alle vormen van geweld van mannen tegen vrouwen meetellen, is 45 procent van alle vrouwen in Europa het slachtoffer geworden van geweld. Geschat wordt dat de totale kosten van huiselijk geweld in de 27 lidstaten wel 16 miljard euro kunnen bedragen. Toch kent geweld van mannen tegen vrouwen geen geografische grenzen, geen leeftijdslimiet, geen onderscheid op grond van klasse, ras of cultuur, en is het nog steeds onzichtbaar en worden de slachtoffers tot zwijgen gedwongen. In 2008 heb ik amendementen op het Letse wetboek van strafrecht met betrekking tot huiselijk geweld opgesteld. Helaas zijn deze amendementen door het Letse parlement verworpen. Ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de afgelopen decennia en vooral jaren is er heel wat vooruitgang geboekt bij de bestrijding van geweld tegen vrouwen en kinderen. Desondanks is er nog heel wat werk aan de winkel. De afstomping en de pseudomoraal van de samenleving zouden ons te denken moeten geven. De voorstadia van daadwerkelijk geweld, zoals opdringerig gedrag, obscene opmerkingen en intimidatie door migranten, wat westerse vrouwen dag in dag uit overkomt, worden al vaker als normaal beschouwd. Het respect voor vrouwen is op een dieptepunt aangekomen wanneer een Duitse vrouwelijke rechter bij een mohammedaanse scheiding het recht van de man om zijn vrouw te kastijden, dat in de Koran te vinden is, als maatstaf gebruikt.

De migratie heeft ertoe geleid dat de EU problemen uit alle vier windstreken heeft ingevoerd, ook eermoord, gedwongen huwelijken en huiselijk geweld in patriarchale familiestructuren. We mogen niet toelaten dat cultuur, godsdienst en traditie worden gebruikt om geweld te rechtvaardigen. Dit initiatief bevat een aantal goede ideeën, maar het gaat al met al niet ver genoeg. Daarom heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. − (DE) In dit verslag wijst de rapporteur op een aantal ernstige gevallen van geweld tegen vrouwen. Ik denk daarbij onder andere aan seksueel misbruik, lichamelijk geweld binnen de familie, gedwongen prostitutie, gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen. Dat zijn vreselijke dingen, die helaas ook hier in de EU en in onze landen plaats kunnen vinden. In het verslag wordt dit genoemd, maar het gaat niet diep genoeg in op wat er aan de problemen ten grondslag ligt. Er bestaan vaak parallelle sociale structuren, archaïsche en islamistische structuren, maar ook georganiseerde mensenhandel. Dat moeten we aanpakken. Daarom heb ik me van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór het verslag over geweld tegen vrouwen gestemd. Met dit initiatief kunnen wij vrouwen in Europa een waardig leven helpen verzekeren. Uit statistieken blijkt namelijk dat een vijfde van de vrouwen in Europa ooit het slachtoffer is geworden van geweld en dat 20 procent geweld heeft ondergaan dat gepleegd werd door personen uit hun onmiddellijke omgeving. Wat in het verslag staat over de bestrijding van geweld tegen vrouwen is belangrijk, omdat: • de lidstaten de daders moeten straffen overeenkomstig de ernst van de door hen gepleegde misdaden (seksuele mishandeling, mensenhandel, gedwongen huwelijk, genitale verminking), • wordt voorzien in de instrumenten die onontbeerlijk zijn om slachtoffers van geweld bij te staan, zoals rechtsbijstand en de inrichting van veilige opvangtehuizen voor slachtoffers, • rechtsbijstand wordt verleend aan slachtoffers en het verplicht wordt gesteld om alle vormen van gendergerelateerd geweld te vervolgen, • gesteld wordt dat jonge vrouwen via het onderwijs beter voorgelicht moeten worden over de gevaren die zij lopen. Ik heb echter tegen het voorstel tot verhoging van het aantal voor gendergerelateerd geweld bevoegde rechtbanken gestemd, omdat dit onaanvaardbare discriminatie zou veroorzaken en in strijd zou zijn met het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het is van essentieel belang dat de stilte rond alle soorten strafbare feiten wordt verbroken, en in dit geval die welke op gender zijn gebaseerd. Delicten die de vorm aannemen van huiselijk geweld, seksueel misbruik, mensenhandel, genitale verminking en andere vormen van schending van de integriteit die vooral vrouwen en meisjes treffen, moeten openbaar worden gemaakt, zodat ze effectiever kunnen worden bestreden. Sterker nog, door meer kennis over gendergerelateerd geweld wordt het mogelijk om de antenne van de samenleving voor dit probleem te vergroten. Met dit initiatiefverslag probeert het Europees Parlement een reeks maatregelen op te stellen die nodig zijn om te garanderen dat Europese vrouwen een acceptabel leven hebben. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen reeds vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd om een einde te maken aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit. Samengevat ben ik van mening dat de Europese Unie wetgeving moet aannemen om een einde te maken aan dit geweld, en de lidstaten moeten elk een nationaal actieplan opzetten om gendergerelateerd geweld te bestrijden. Om deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Geweld tegen vrouwen is een internationaal alsook een Europees probleem. Gendergerelateerd geweld kan bijvoorbeeld bestaan uit geweld binnen relaties, seksueel misbruik, mensenhandel en prostitutie, gedwongen huwelijken, genitale verminking en andere vormen van schending van de integriteit van met name vrouwen en meisjes. We moeten daartegen een reeks politieke, sociale en juridische maatregelen nemen om Europese vrouwen een fatsoenlijk leven te garanderen. In het initiatiefverslag benadrukt het Europees Parlement dat het mogelijk is om een einde aan dit soort geweld te maken door op de eerste plaats samenhangende en veelomvattende wettelijke bescherming van de integriteit van vrouwen te waarborgen. Ook is het noodzakelijk dat de omvang van deze vorm van criminaliteit wordt geregistreerd, dat rechtbanken meer inzicht krijgen in de gevolgen van seksuele misdrijven, dat deze vorm van geweld in een vroeg stadium wordt herkend door proactief en preventief te werk te gaan, dat er rechtszekerheid bij het politieonderzoek en tijdens de strafrechtelijke procedure is, dat er nieuwe blijf-van-mijn-lijfhuizen en een noodnummer voor slachtoffers komen en dat onderzoek op dit gebied wordt ondersteund. Op basis van bovengenoemde observaties stem ik vóór de concrete uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om dit soort geweld te bestrijden en doeltreffende actieplannen op te stellen om ertegen te vechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het gaat om een gecompliceerd probleem, dat niet alleen betrekking heeft op de bescherming van de integriteit van individuele slachtoffers, maar ook op de bescherming van belangrijke gezamenlijke maatschappelijke belangen, zoals vrijheid en democratie.

Op nationaal niveau moet beschermende huisvesting voor vrouwen worden aangeboden om vrouwen en kinderen te helpen om hun leven te leven zoals zij dat willen, zonder geweld en armoede, waarbij deze huisvesting tevens gespecialiseerde diensten kan omvatten, alsmede medische voorzieningen, rechtshulp, psychosociaal en therapeutisch advies, rechtsbijstand tijdens gerechtelijke procedures, steun aan kinderen die het slachtoffer zijn geworden van geweld, enzovoort. De lidstaten moeten passende middelen uittrekken om ervoor te zorgen dat de beschermende huisvesting voor vrouwen kan voldoen aan de internationale normen voor het werken met vrouwelijke overlevenden van geweld en hun kinderen.

De lidstaten moeten vrouwenorganisaties en ngo’s voorzien van de vereiste middelen, zodat deze vrouwen en hun kinderen kunnen beschermen tegen en behoeden voor geweld en armoede, ze moeten de sociale en economische rechten van vrouwen waarborgen, zodat ze niet financieel afhankelijk zijn van een partner/echtgenoot, en ze moeten de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt bevorderen en ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat geweld tegen vrouwen in Europa en de wereld een plaag blijft, ondanks de campagnes die de internationale gemeenschap al verschillende decennia heeft gevoerd. Het treft in eerste instantie de directe slachtoffers, maar het tast ook de vrijheid en de democratie zelf aan. Ik heb ook voor dit verslag gestemd omdat er een reeks onmiddellijke maatregelen in worden uiteengezet die nodig zijn om vrouwen een fatsoenlijk en acceptabel leven te garanderen, en het is duidelijk dat er politieke, sociale en wettelijke maatregelen voor de lange termijn nodig zijn om gendergerelateerd geweld uit te bannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. (FR) Een op de vier vrouwen in Europa wordt gedurende haar volwassen leven geconfronteerd met fysiek geweld en meer dan een op tien vrouwen zijn slachtoffer van fysiek seksueel geweld. Ten overstaan van deze cijfers is het dringend noodzakelijk om te handelen en geweld tegen vrouwen in de Europese Unie te bestrijden. Daarom geef ik mijn steun aan het verslag van Eva-Britt Svensson. Verkrachting, dat op dit moment in diverse lidstaten nog steeds niet als een strafbaar feit wordt beschouwd, en andere daden van seksueel geweld tegen vrouwen moeten in alle landen van de Europese Unie worden erkend als misdaden en de plegers van deze misdaden moeten automatisch worden vervolgd. Om migrantenvrouwen en vrouwen die asiel aanvragen te beschermen, verzoek ik ook dat er een rechtskader wordt ingesteld waarbinnen geïmmigreerde vrouwen verzekerd zijn van het recht op een eigen paspoort en verblijfsvergunning en dat elke persoon die deze documenten inneemt wordt beschouwd als ‘strafrechtelijk verantwoordelijk’. Bovendien vraag ik om het faciliteren van toegang tot juridische bijstand om de slachtoffers in staat te stellen hun recht te doen gelden. Het is voor mij van fundamenteel belang dat deze hulp gratis is, en ik zou graag zien dat een heldere verwijzing hiernaar in de tekst wordt opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. (CS) Geachte collega’s, het is van uiterst groot belang dat het geweld tegen vrouwen een halt wordt toegeroepen. Dit geweld heeft vele gedaanten en vormen en laat ernstige sporen achter op zowel lichaam als ziel. Soms dwingt het geweld het slachtoffer zelfs tot zelfmoord. Het doet me deugd dat we een nieuw beleidskader van de EU tegen dit absoluut onaanvaardbaar fenomeen tot stand aan het brengen zijn. Ik heb dan ook met genoegen voor het verslag gestemd, behalve dan voor een aantal delen over de ondersteuning van kunstmatige afbreking van zwangerschappen. Dat is voor mij onaanvaardbaar, want ook een nog ongeboren menselijk wezen heeft het recht te leven.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Geweld tegen vrouwen is een internationaal en ook Europees probleem. Ondanks het feit dat geweld tegen vrouwen al vele decennia onderwerp van discussie is, is de internationale gemeenschap er nog niet in geslaagd aan deze uiterst destructieve vorm van criminaliteit een einde te maken. Het is verontrustend te moeten vaststellen dat we er nog steeds niet in slagen vrouwen tegen geweld te beschermen. Het gaat om een gecompliceerd probleem, dat niet alleen betrekking heeft op de bescherming van de integriteit van individuele slachtoffers, maar ook op de bescherming van belangrijke gezamenlijke maatschappelijke belangen, zoals vrijheid en democratie.

De Europese Unie moet daarom haar verantwoordelijkheid nemen en de wetgeving invoeren die noodzakelijk is om een einde te maken aan het geweld. Ik erken de bundeling van een aantal maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om vrouwen in Europa een acceptabel leven te kunnen garanderen die de rapporteur in dit strategisch verslag heeft gemaakt. Maar als gevolg van het feit dat in overweging J wordt gesteld dat prostitutie als zodanig een schending van de mensenrechten is en gezien de inspanningen die wij leveren om dergelijke praktijken te reguleren, hebben enkele leden van onze fractie zich uiteindelijke onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk.(IT) Ik had vóór het verslag over de strijd tegen geweld tegen vrouwen willen stemmen omdat het tot doel heeft wereldwijde maatregelen te treffen om vrouwen die het slachtoffer van geweld zijn te beschermen. Het verslag pakt op een duidelijke manier seksueel misbruik, prostitutie, genitale verminking van vrouwen, stalking, mensenhandel en huiselijk geweld aan, kortom: het behandelt een reeks schendingen van vrouwenrechten.

Het probleem is – zoals zo vaak gebeurt in het Europees Parlement – dat elke tekst zichzelf overschrijdt door er onderwerpen in op te nemen die uitsluitend in afzonderlijke teksten zouden moeten worden behandeld. In dit geval behandelt het verslag de rechten van vrouwelijke immigranten en vrouwelijke vluchtelingen, die zo een geprivilegieerde categorie vrouwen worden ten opzichte van andere vrouwelijke burgers in Europa. Om die eenvoudige reden onthoud ik me van stemming, want ook al ben ik het eens met het doel van het verslag, ik kan manipulatie van beleid niet accepteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat hierin een Europees beleidskader voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen wordt vastgesteld. Er wordt een reeks duidelijke beleidsmaatregelen voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld voorgesteld. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op de bestrijding van mensenhandel, en ze zijn voor mij bijzonder belangrijk omdat de mensenhandel op verontrustende wijze toeneemt, zowel naar de EU toe als binnen de EU. Bij deze handel gaat het vooral om vrouwen en kinderen. De bendes die zich hiermee bezighouden kunnen worden bestreden met transnationale samenwerking tussen de EU, als plaats van bestemming, en de landen van vertrek van deze illegale handel. Daarom verzoek ik de Commissie om op dit gebied actie te ondernemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Simpson (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun het verslag van mevrouw Svensson omdat het het probleem van geweld tegen vrouwen belicht. Dit is geen nieuwe kwestie, maar een kwestie die is genegeerd, onder het tapijt is geveegd, binnen het gezin is gehouden. Nu moeten we een einde maken aan deze praktijk en alles doen wat we kunnen, niet alleen het probleem benadrukken, maar maatregelen nemen om het probleem aan te pakken en vrouwen de bescherming tegen geweld te bieden waar ze recht op hebben.

Ik ben het ermee eens dat we ervoor moeten zorgen dat vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld toegang hebben tot juridische bijstand. Als de lidstaten echter blijven snijden in de begrotingen voor juridische bijstand, dan zal die toegang er niet komen. Ik ben het ermee eens dat rechters moeten worden opgeleid voor de bijzonder moeilijke zaken die geweld tegen vrouwen met zich meebrengt. Maar hoe gaan we dat doen als er wordt bezuinigd?

We moeten ervoor zorgen dat de lidstaten deze kwestie tot een politieke prioriteit maken door een aantal minimale eisen en plichten die slachtoffers van misbruik kunnen verwachten vast te stellen. Dit verslag biedt ons een raamwerk en verdient onze volledige steun, maar naast dit raamwerk hebben we ook maatregelen nodig op dit belangrijke gebied, en dat betekent maatregelen door de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Laurence J.A.J. Stassen (NI), schriftelijk. (NL) Geweld tegen vrouwen is verwerpelijk en dient met harde hand bestreden te worden. Op dit punt is de PVV het volstrekt eens met dit verslag. Echter, de rol van de islam blijft in dit verslag volstrekt onbenoemd. Slechts eenmaal spreekt het verslag in paragraaf 3 zeer algemeen van 'religieuze praktijken of tradities'. Dit terwijl bekend is dat juist in de islam geweld tegen vrouwen aan de orde van de dag is. De onderdrukking van vrouwen vormt immers een intrinsiek onderdeel van de islam.

De PVV wil dat geweld tegen vrouwen wordt bestreden, maar stemt tegen het voorliggende verslag omdat het de motieven en de achtergrond van de dader onbenoemd laat. Door de islam als een oorzaak van geweld niet expliciet te noemen missen we een uitgelezen kans om deze specifieke vorm van geweld tegen vrouwen aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb steun verleend aan dit verslag, waarin voorstellen worden gedaan om geweld tegen vrouwen in heel Europa aan te pakken en alle lidstaten worden opgeroepen om deze kwestie prioriteit te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Het probleem van geweld in het algemeen en geweld tegen vrouwen in het bijzonder is een wereldwijde thematiek die alle landen van de wereld treft. Aangezien er geen internationale definitie van gendergerelateerd geweld bestaat, zijn de gegevens niet goed vergelijkbaar en kunnen we de werkelijke schaal van het probleem niet vaststellen. In enkele onderzoeken schat men dat tussen de een vijfde en een kwart van alle vrouwen in Europa ten minstens eenmaal in hun volwassen leven het slachtoffer is geweest van fysiek geweld. Er worden vele vormen en methoden van geweld tegen vrouwen gebruikt. De historische en structurele dimensie ervan betekent dat er op Europees en internationaal niveau maatregelen moeten worden genomen. Het is daarom nodig om op alle gebieden van het openbare leven op te treden om mensen te waarschuwen en bewuster te maken, waarbij de zes ‘p's’ moeten worden gebruikt: politiek, preventie, protection (bescherming), prosecution (strafrechtelijke vervolging), provision (voorzieningen) en partnerschap. Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd omdat ik van mening ben dat alle soorten geweld maatschappelijk en wettelijk gestraft moet worden.

Europese regels, in de vorm van een richtlijn die is gebaseerd op informatie en voorlichting, de effectieve bescherming van slachtoffers, samenwerking met ngo’s en de instelling van een Europees Jaar tegen geweld jegens vrouwen, zijn voorbeelden van maatregelen om deze sociale plaag, die schadelijke gevolgen heeft voor de Europese samenleving, te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik sta volledig achter oproepen om seksueel en huiselijk geweld tegen vrouwen in alle lidstaten strafbaar te stellen. Ik verzoek de Commissie met klem voorstellen te doen voor krachtige maatregelen om gendergerelateerd geweld tegen te gaan en slachtoffers in de hele EU te beschermen. De discrepanties die op dit moment tussen de lidstaten bestaan, moeten worden aangepakt door de invoering van samenhangende nationale wetten. Ik hoop dat we met deze resolutie een stapje dichter bij een Europese richtlijn voor het bestrijden van gendergerelateerd geweld komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Ik heb mijn steun gegeven aan de resolutie waarover is onderhandeld door Eva-Britt Svensson, Zweeds afgevaardigde van de GUE/NGL-Fractie en voorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Verkrachting en alle overige vormen van seksueel geweld moeten in alle landen van de EU worden beschouwd als misdaden en de plegers van deze misdaden moeten strafrechtelijk worden vervolgd.

Ik ben het eens met mijn collega en vriendin Eva-Britt Svensson waar zij vaststelt dat vrouwen slachtoffer zijn van seksistisch geweld, maar we moeten vrouwen, en daaronder versta ik ook de vrouwen die slachtoffer zijn van dit soort geweld, niet alleen zien als slachtoffers. De instellingen hebben een rol in het bijstaan van deze vrouwen, opdat ze kunnen herstellen en een nieuw en beter leven kunnen opbouwen voor zichzelf en voor hun kinderen. We moeten ons echter ook verdiepen in de oorzaken van dit soort gewelddadigheden door te beginnen met het ontkrachten van de genderstereotyperingen waar zowel mannen als vrouwen slachtoffer van zijn, en dat vanaf de jongste leeftijd.

De resolutie voorziet ook in de opzet van een wettelijk kader dat immigrantenvrouwen het recht verzekert op een paspoort en een individuele verblijfsvergunning, waarbij elke persoon die de documenten van een vrouw inneemt strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden wordt.

Nu wachten we op voorstellen van de Commissie met betrekking tot een strategie en een actieplan. We verwachten dat er actie wordt ondernomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat geweld tegen vrouwen een mondiaal probleem is waar de internationale gemeenschap nog steeds geen greep op heeft. Geweld tegen vrouwen is in alle sociale lagen te vinden en heeft niets te maken met cultuur, opleiding, leeftijd of inkomen. De gevaarlijkste plaats voor vrouwen is het eigen huis – huiselijk geweld is de meest frequente oorzaak van verwondingen bij vrouwen, meer dan verkeerongelukken en kanker samen. De slachtoffers verliezen een groot deel van hun gezondheid, hun waardigheid en hun veiligheid en kunnen niet meer deelnemen aan het sociale leven en de arbeidsmarkt op de manier zoals ze dat willen. Gewelddadige personen veroorzaken levenslang leed bij de betrokken vrouwen en bij hun kinderen, maar ze veroorzaken ook een sociaal probleem. Dit heeft namelijk financiële gevolgen voor de gezondheidszorg en voor de rechtspraak. Dit kost miljarden euro. Daarom moeten gewelddadige mannen rekenschap afleggen en in het openbaar met hun schuld worden geconfronteerd. We moeten geweld tegen vrouwen eindelijk aan de orde stellen, en er een einde aan maken.

 

6. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.

(De vergadering wordt om 13.25 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: JERZY BUZEK
Voorzitter

 

7. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

8. Ingekomen stukken: zie notulen

9. Vragenuur met de voorzitter van de Commissie
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur met de voorzitter van de Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zie dat de collega's van de PPE-Fractie nog aan de lunch zijn. Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat u weer glimlacht, voor de lunchpauze was u nogal boos op mij, maar de lunchpauze ontspant nu eenmaal.

Commissaris Oettinger – u kent hem natuurlijk – heeft gezegd dat er stresstests komen – ah, daar zit hij, ik had hem nog helemaal niet gezien. Fijn dat u er bent, mijnheer Oettinger! De heer Oettinger is een vlijtige leerling van Angela Merkel, hij is nu ook tegen de kernenergie. Vroeger was hij er voor, maar Fukushima is een soort modern Damascus: iedere Saulus op aarde heeft nu een paar stralende zonnen aan het firmament gezien. Hij heeft in ieder geval gezegd dat hij van mening is dat een paar kerncentrales de stresstests niet zullen overleven. Dat vind ik een interessante bewering.

Wanneer u het vermoeden heeft, mijnheer Oettinger, dat de stresstests in sommige gevallen niet tot het gewenste resultaat zullen leiden, omdat de betrokken installaties die test niet zouden overleven, waarom grijpt de Commissie dan niet in, waarom sluit u die installaties niet meteen? Wanneer we namelijk met de stresstests meemaken wat we met de banken hebben meegemaakt, wanneer we achteraf merken dat ten eerste de stresstests niet duidelijk genoeg waren, en ten tweede de resultaten niet overeenstemden met de feitelijke situatie, dan zou het gevaar bij de kernenergie ongetwijfeld veel groter zijn dan bij de banken.

Daarom mijn concrete vraag: hoe is het mogelijk dat u weet dat bepaalde installaties de stresstests niet zullen overleven, maar u niet meteen ingrijpt?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Om te beginnen moeten we de test, om de uitkomst ervan te kunnen kennen, eerst uitvoeren. Als een installatie de test niet doorstaat, staat nog te bezien welke herstelmaatregelen moeten worden genomen. Indien een upgrade technisch of economisch niet haalbaar is, zullen reactoren moeten worden gesloten en buiten gebruik moeten worden gesteld. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarin veiligheidsupgrades economisch zinvol en technisch haalbaar zijn; dat is wat we in dit stadium kunnen toezeggen.

Mijnheer Schulz, ik geloof dat het van belang is dat de Europese Raad het na intensieve discussies eens is geworden over de rol van de Commissie. Ik kan u zeggen dat de discussie in het begin alleen maar ging over de coördinatie van nationale toezichthouders en dat de Commissie, nadat ik daarop had aangedrongen, is gevraagd reikwijdtes en modaliteiten voor te leggen en ook is verzocht voor het eind van het jaar een volledig verslag over haar bevindingen te presenteren.

We gaan dit doen voor alle nucleaire locaties in Europa. We gaan dit doen met volledige transparantie. Het is belangrijk om dat te erkennen. Ik ben ervan overtuigd dat dit in termen van nucleaire veiligheid vooruitgang betekent.

 
  
MPphoto
 

  Martin Schulz, namens de S&D-Fractie. (DE) Mijnheer Barroso, u bent een slimme man, maar u heeft mijn vraag niet beantwoord. Daarom herhaal ik mijn vraag. De heer Oettinger zegt: "We vermoeden dat bepaalde centrales, die nu stroom produceren, onze stresstests niet zullen overleven". Dat betekent volgens mij dat u weet dat deze centrales zo onveilig zijn dat ze niet voldoen aan de criteria. Waarom grijpt u dan niet meteen in? Dat is volgens mij een groot risico.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Commissaris Oettinger heeft een heel zorgvuldige en heel voorzichtige verklaring afgelegd. Het kan misschien gebeuren, maar om te controleren of dat wel of niet zo is moeten we serieuze en geloofwaardige tests uitvoeren. Dat gaan we doen, volledig transparant en op basis van de beste expertise die beschikbaar is.

Zoals u weet, is de Commissie niet bevoegd om de tests stop te zetten. Dat is een nationale bevoegdheid. Wat we gaan doen – en daarvoor hebben we nu, in tegenstelling tot vóór de laatste Europese Raad, een duidelijk mandaat – is samenwerken met de nationale onafhankelijke toezichthouders om zeer serieuze, geloofwaardige stresstests uit te voeren onder staatstoezicht. We zijn momenteel de modaliteiten en de reikwijdte van die stresstests aan het definiëren.

Ik zou de heer Schulz willen zeggen dat we in al deze gevoelige zaken uiterst zorgvuldig moeten optreden en geen paniek mogen scheppen. We moeten technisch verantwoord handelen op basis van de beste wetenschappelijke expertise.

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) We zijn het er allemaal over eens dat de Europese Unie meer is dan alleen een gemeenschappelijke markt, maar dat zij ook een politiek project is, bedoeld om te waarborgen dat er democratie in ons werelddeel is en dat de rechtsstaat en de mensenrechten worden gehandhaafd, bevorderd en versterkt.

Als dit niet het geval zou zijn, denk ik niet dat er veel verschil zou zijn tussen ons en China. Dit geldt in alle lidstaten, met inbegrip van Hongarije. De regering daar heeft nu een nieuw grondwetsvoorstel ingediend, dat half april moet worden aangenomen. Het bevat – naar mijn mening – enkele verontrustende verwijzingen naar stemrecht voor minderjarigen, verboden op abortus en het homohuwelijk, irredentisme en beperkingen voor instellingen opdat zij doen wat de regering wil.

Voorzitter Barroso, wat gaat de Commissie doen ter verdediging van de gemeenschappelijke Europese constitutionele beginselen van democratie, rechtsstaat en grondrechten, die zijn vastgelegd in artikel 2 van ons Verdrag, wanneer deze op het spel staan in de lidstaten, zoals thans het geval is in Hongarije?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) We zijn het er absoluut over eens dat de Europese Unie niet slechts een gemeenschappelijke markt is, maar dat zij draait om waarden en dat elke staat die lid wil worden van de Europese Unie deze waarden moet eerbiedigen. Een van die waarden is de rechtsstaat; we moeten ons recht eerbiedigen. Zoals u weet is de vaststelling van een nationale grondwet voor elke lidstaat een belangrijke stap, een cruciaal proces dat geheel toebehoort aan de bevolking en de instellingen van die lidstaat.

Het is aan de Hongaarse instellingen om te besluiten over de inhoud en de goedkeuringsprocedure van de nieuwe grondwet overeenkomstig hun eigen nationale regels en, voor zover van toepassing, het internationaal en communautair recht. Wij zullen de ontwikkelingen ter zake vanuit het oogpunt van het EU-recht volgen, maar uiteraard hopen we dat de Hongaarse autoriteiten ervoor zorgen dat de uiteindelijk aangenomen nieuwe grondwet de waarden weerspiegelt waarop de Europese Unie is gegrondvest.

 
  
MPphoto
 

  Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Commissievoorzitter, ik begrijp uw antwoord maar u weet dat alle 27 lidstaten hun grondwet moeten aanpassen aan de Europese waarden. Hongarije heeft dat gedaan voordat het tot de Unie toetrad. Er zijn zelfs landen die het na toetreding hebben gedaan. Polen is er momenteel mee bezig, evenals Frankrijk, omdat sommige artikelen van de Franse grondwet in strijd zijn met het Verdrag van Lissabon.

Het is belangrijk dat u ook Hongarije, zelfs nadat het de nieuwe grondwet heeft aangenomen, verplicht deze beginselen toe te passen. Het is belangrijk dat de Commissie zich hierin verdiept.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) De grondwet van elk land moet de Europese waarden weerspiegelen en eerbiedigen: de elementaire Europese waarden van democratie, rechtsstaat, menselijke waardigheid en eerbied voor de mensenrechten. Dit is een onderwerp dat niet eens ter discussie zou moeten staan. Ik heb nog nooit een grondwet van een lidstaat van de Europese Unie gezien die in strijd is met onze waarden, maar als dat theoretische geval zich zou voordoen, zouden we moeten optreden.

Mijnheer Verhofstadt, zoals u weet hebben we op dat gebied een heel goede reputatie. We zijn onlangs opgetreden in verscheidene zeer gevoelige kwesties, bijvoorbeeld rond de Hongaarse mediawet. De Hongaarse regering heeft vanaf het begin gezegd dat zij de wet zou wijzigen als de Commissie een vorm van onverenigbaarheid zou constateren, en dat heeft zij ook gedaan.

Ook tegenover andere lidstaten waar kwesties van non-discriminatie speelden, heeft de Commissie een zeer krachtig standpunt ingenomen. Vanuit dat perspectief kunt u ervan verzekerd zijn dat de Commissie deze zaken bijzonder nauwgezet volgt.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu, namens de PPE-Fractie. – (EN) De toepassing van het Europees semester, vanaf dit jaar, zal de versterking van de begrotingsdiscipline, de macro-economische stabiliteit en de groei bevorderen, en zal de lidstaten verplichten tot een verandering van hun economische en budgettaire beleid. Op de korte termijn kan dit nieuwe beleid belangrijke gevolgen hebben voor het leven van Europese burgers in de meeste lidstaten.

Heeft de Commissie geconstateerd of is zij van plan te evalueren wat in de toekomst de gevolgen van de noodzakelijke nationale procedures voor het Europese economische, sociale en politieke landschap zullen zijn?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Wij nemen die exercitie zeer ernstig. Het was van groot belang om het eens te worden over wat we het Europees semester hebben genoemd, omdat de lidstaten nu unaniem zijn overeengekomen dat onderdelen van het economisch beleid van één lidstaat gevolgen kunnen hebben voor het beleid van de overige lidstaten, en dat het beleid van anderen van invloed kan zijn op hun eigen beleid. We gaan op dit gebied aanbevelingen doen, die mede afhankelijk zullen zijn van de programma's die de lidstaten ons voorleggen. Maar we doen dat om onze burgers een beter leven te bezorgen.

Wij maken duidelijk dat alle inspanningen voor begrotingsconsolidatie, alle inspanningen voor structurele hervorming, in feite bedoeld zijn om de groei – duurzame groei, inclusieve groei – tot stand te brengen die het doel van de Europese Unie is. Dit was de consensus over wat we de Europa 2020-strategie hebben genoemd. In het licht van deze prioriteiten zullen we de nationale programma's beoordelen die nu zullen worden gepresenteerd en waaraan we in samenwerking met onze lidstaten zullen werken.

 
  
MPphoto
 

  Marian-Jean Marinescu, namens de PPE-Fractie. – (EN) Het belangrijkste aspect van dit beleid is discipline. Als alle lidstaten deze voorschriften toepassen, zullen de resultaten positief zijn. Als er verschillen tussen lidstaten bestaan, zullen de resultaten niet zijn wat we allemaal verwachten.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Ik ben het helemaal met u eens, mijnheer Marinescu. Dat is precies de reden waarom de instellingen onafhankelijk moeten zijn en hun werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid en met een ware communautaire geest moeten uitvoeren, want we hebben in het verleden gezien dat het soms verleidelijk is om besluiten te negeren of ze niet eenvormig, samenhangend en geloofwaardig ten uitvoer te leggen.

Daarom zal de Commissie haar best doen om gelijke spelregels en de beginselen van redelijkheid te waarborgen. Discipline in de zin van eerbiediging van gesloten overeenkomsten is inderdaad een fundamentele voorwaarde voor het succes van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer Barroso, de Commissie heeft vorige week grenswaarden vastgelegd op basis van een verordening die telkens uit de la wordt gehaald wanneer er problemen zijn met de radioactiviteit, en die geldt voor de invoer van levensmiddelen, deze keer uit Japan. De grenswaarden die u nu heeft vastgelegd voor producten uit Japan liggen echter verbazend ver boven wat er zelf in Japan voor dezelfde producten geldt. Ze liggen ook boven de waarden die in een dergelijke situatie bijvoorbeeld in de VS voor levensmiddelen gelden, een land dat volop gebruik maakt van kernenergie. Die waarden liggen ook boven de waarden die golden voor de Europese Unie en voor de landen waaruit we producten invoerden na de ramp in Tsjernobyl, en die ten dele nu nog gelden voor cesium. Waarom is dat het geval? Waarom zijn die grenswaarden zo hoog?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil natuurlijk graag antwoord geven op de vraag van mevrouw Harms, al dacht ik dat was afgesproken dat het debat in twee delen zou worden gevoerd – eerst een algemeen debat en daarna een debat over Japan.

Mevrouw Harms, u stelt een heel belangrijk punt aan de orde. Allereerst waarborgen de op 25 maart genomen noodmaatregelen ten aanzien van de invoer van levensmiddelen uit Japan de veiligheid van de consument in de EU en een geharmoniseerde handhaving in de hele Europese Unie. We menen dat deze maatregelen evenredig zijn met het risico en ze hebben een grotere reikwijdte dan de maatregelen die in andere delen van de wereld, zoals de Verenigde Staten en Canada, zijn toegepast. Naar mijn beste weten, op basis van de wetenschappelijke adviezen die ik ontvang, zijn deze maatregelen en deze aanpak veilig.

De douane zorgt ervoor dat levensmiddelen en diervoeders de Europese markt alleen kunnen bereiken als er de garantie is dat ze veilig kunnen worden geconsumeerd. Op grond van de huidige regeling hanteren de Japanse autoriteiten zelf – het is waar wat mevrouw Harms zegt – zelfs nog strengere eisen voor voedingsmiddelen voor binnenlands gebruik en export.

Gegeven de strengere veiligheidsniveaus die in Japan worden opgelegd, hebben wij, de Commissie, besloten dat het juist zou zijn om de sinds 25 maart geldende niveaus aan te passen als aanvullende waarborg in afwachting van een nadere wetenschappelijke analyse van de op grond van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 opgelegde niveaus. Deze analyse wordt door de Commissie in samenwerking met de relevante wetenschappelijke deskundigen uitgevoerd vóór 30 juni teneinde normen overeen te komen die eenvormig kunnen worden toegepast.

Ik wil hier graag onderstrepen dat bij alle controles die tot nu toe door de lidstaten zijn uitgevoerd op ingevoerde Japanse levensmiddelen, verwaarloosbare niveaus van radioactiviteit zijn aangetoond die aanzienlijk onder de huidige Europese of Japanse normen liggen. Laat ik u zeggen dat de Commissie aanstaande vrijdag aan het Permanent Comité voor de voedselketen een herziening van onze normen zal voorstellen om ze op één lijn met de Japanse normen te brengen. Deze nieuwe normen zullen dan volgende week van kracht worden. Ik moet opnieuw benadrukken dat dit zuiver een voorzorgsmaatregel is die het mogelijk maakt de nodige wetenschappelijke beoordelingen van de huidige toegestane niveaus in de wereld uit te voeren, zodat de Europese Unie opnieuw kan aantonen dat zij de strengste normen hanteert.

 
  
MPphoto
 

  Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer Barroso, wanneer ik u goed heb begrepen zegt u dat er voor uit Noorwegen ingevoerde vis die door radioactieve straling na Tsjernobyl besmet is, strengere grenswaarden gelden dan voor radioactieve vis die we invoeren uit de zee rondom Japan? Dat lijkt me fout en onverantwoordelijk. Ik zou van u willen weten of u bereid bent om deze grenswaarden, die bij ons vergeleken met andere landen bijzonder hoog zijn, te corrigeren.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Mevrouw Harms, we moeten over deze zaken beslissen op basis van wetenschappelijk bewijs. Ik kan geen besluiten nemen die alleen gebaseerd zijn op persoonlijke opvattingen. We hebben een verordening die is vastgesteld na Tsjernobyl. Die is gebaseerd op het beste wetenschappelijke bewijs. Japan bevindt zich in een uiterst gevoelige positie wat betreft de voedselveiligheid en daar zijn vele redenen voor. Het hanteert een andere drempel dan wij in Europa. Juist vanwege dat verschil in normen tussen Europa en Japan hebben we besloten om als overgangsmaatregel de normen van Japan te gaan toepassen.

De toegestane stralingsniveaus zijn lager, dat wil zeggen dat hun normen strenger zijn. We gaan dit nu doen voor Japan. Intussen zullen we het comité van deskundigen op nationaal en Europees niveau raadplegen zodat we eventueel gemeenschappelijke eenvormige regels voor alle invoer kunnen vaststellen. Ik geloof dat dit de beste, meest evenredige, op wetenschappelijke leest geschoeide aanpak is. Ik denk niet dat een andere aanpak op dit moment aanbeveling verdient.

 
  
MPphoto
 

  Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie. (EN) Anders dan sommige collega's geloof ik nog altijd dat de Europese Unie hoofdzakelijk een economisch project is en dat de interne markt daarvan de kern vormt. We hebben de laatste dagen en weken veel horen praten over economisch bestuur, misschien iets te veel naar mijn eigen smaak, maar heel weinig over groei en concurrentievermogen.

Mijnheer Barroso, zoals u weet maakt de Britse Conservatieve Partij het grootste deel van mijn fractie uit en hebben de Britse premier Cameron en acht andere staatshoofden en regeringsleiders van de EU u en voorzitter Van Rompuy een brief gezonden waarin heel duidelijk wordt uiteengezet hoe Europa weer tot groei kan worden gebracht na de financiële crisis. Vorige week heeft de heer Cameron bovendien een pamflet gepubliceerd onder de titel Let us choose growth ('Laten we kiezen voor groei'), waarvan ik alle leden van dit Huis kan aanraden het te lezen.

Daarom mijn vraag: wat zijn uw intenties in de voorzienbare toekomst met betrekking tot het bereiken van groei, concurrentievermogen en de voltooiing van de interne markt van de Europese Unie? Welke praktische maatregelen bent u van plan te nemen teneinde deze doelen te verwezenlijken?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Het is moeilijk om in één minuut recht te doen aan het belang van de interne markt. Laat ik de heer Zahradil echter geruststellen: deze maand presenteren wij het pakket eengemaakte markt, zeer ambitieuze voorstellen voor de tenuitvoerlegging en verdieping van de interne markt en voor het wegnemen van veel belemmeringen voor eenmaking op het gebied van diensten en de vele administratieve lasten, voornamelijk voor kleine en middelgrote ondernemingen.

Dit zijn de concrete punten die ik vandaag kan aankondigen: concrete maatregelen betreffende de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen en de verlichting van de administratieve lasten waaronder onze ondernemingen, vooral kleine en middelgrote, gebukt gaan.

Laat ik verder zeggen dat de brief die ik heb ontvangen van negen Europese premiers en staatshoofden een heel belangrijk document is. Het is juist op dit moment, nu onze begrotingsmogelijkheden zo zwaar beperkt zijn, van belang om het volledige potentieel van de interne markt vrij te maken. Dat is zonder twijfel een bron van groei voor de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 

  Jan Zahradil, namens de ECR-Fractie.(EN) Mijnheer Barroso, ik wil geen controversieel debat starten en ik geloof in uw goede bedoelingen. U kent echter de instelling waaraan u leiding geeft. De Europese Commissie is soms als een koppig huisdier. Kunt u ons daarom ook vertellen hoe u wilt waarborgen dat de Europese Commissie onder uw voorzitterschap de – soms al te zichtbare – neiging tot overregulering in plaats van deregulering of betere regulering vermijdt?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Laten we alstublieft niet met een bevooroordeelde blik naar de Commissie kijken. De Commissie heeft in dezen een goede reputatie. We hebben al enige verbeteringen bereikt: een vermindering van de administratieve belasting door de Commissie met 31 procent, waarvan 22 procent al is goedgekeurd door de Raad en het Parlement. De Raad verzet zich zelfs tegen enkele van de lastenverlichtende maatregelen.

Ik denk dat u het met mij eens zult zijn, mijnheer Zahradil, dat 27 verschillende bureaucratieën erger zijn dan één bureaucratie. Daarom doet de Commissie veel om het leven voor ondernemingen in heel Europa makkelijker te maken door de invoering van de interne markt. In feite komt het verzet soms van de nationale administraties, die bijvoorbeeld richtlijnen en dergelijke mooier voorstellen dan ze zijn. We gaan ernst maken met de uitvoering van deze agenda voor betere regulering, waarover we het volgens mij eens kunnen worden.

 
  
MPphoto
 

  Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijn vraag ligt op de zelfde lijn als die van de heer Schulz. Ik wil echter op een speciaal aspect ingaan. U begrijpt ongetwijfeld wel dat we na onze ervaringen bij de banken wat sceptischer geworden zijn als het om stresstests gaat, ook voor kernenergie. Mijn vraag gaat met name over Euratom.

Binnen het kader van Euratom worden enorme bedragen voor onderzoek uitgegeven, maar daarover wil ik me nu niet uitspreken. Persoonlijk ben ik van mening dat dit geld wordt uitgegeven voor onderzoek naar een buitengewoon riskante technologie. Ik ben van mening dat er onvoldoende gezamenlijk toezicht op de risico's wordt gehouden, en dat we de besluiten niet vaak genoeg samen nemen. Kernenergie stopt tenslotte niet aan de grens, en dat is ons probleem. Vindt u niet ook dat we alle besluiten over kernenergie samen zouden moeten nemen, omdat de straling sowieso over de grenzen heen gaat?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer Bisky, zoals in het Verdrag van Lissabon duidelijk wordt erkend, behoort de energiemix tot de nationale bevoegdheden van de lidstaten. Het is niet aan de Europese instellingen om te bepalen welke energiebronnen een land dient te gebruiken.

De conclusies van de laatste Europese Raad betekenden echter een stap vooruit omdat werd overeengekomen alle atoomcentrales in de Europese Unie te testen. Deze tests zullen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Europese regelgevende werkgroep voor atoomveiligheid en de Commissie. De Commissie zal ook een verslag presenteren en openbaar maken.

We zijn nu op een punt waar voor- en tegenstanders van kernenergie – want er zijn lidstaten in Europa met verschillende standpunten – het er ten minste over eens zijn dat we alle voorwaarden voor nucleaire veiligheid moeten aanscherpen. Dat zal eerder gebeuren met een Europese aanpak dan op nationale basis.

 
  
MPphoto
 

  Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer Barroso, wat vindt u van het voorstel om binnen het kader van de EU-Verdragen een Europese gemeenschap op te richten voor het bevorderen van hernieuwbare energie, voor een milieuvriendelijke energievoorziening en voor energiebesparing? Bent u van mening dat we daardoor sneller bevrijd zouden kunnen worden van de gevaren van kernenergie, en dat dit voorstel dus uw steun verdient?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) We hebben ter zake al enkele voorstellen gedaan, namelijk in de zogenoemde 20-20-20-agenda, waarin de lidstaten het bijvoorbeeld unaniem eens zijn geworden – want unanimiteit is op dat gebied vereist – over de doelstelling van 20 procent hernieuwbare energie in 2020. Laat ik zegen dat we op koers liggen om dat doel te bereiken. Voor de lidstaten bindende wetgeving van de Europese Unie bestaat op dit gebied dus al.

Zijn de lidstaten bereid verder te gaan? Daarover valt te discussiëren, maar ik kan u vanuit mijn gezichtspunt en naar aanleiding van mijn raadplegingen zeggen dat ze thans menen dat ze zich eerst moeten verplichten tot het bereiken van dat doel. We hoeven dus waarschijnlijk geen nieuw communautair – institutioneel – kader in het leven te roepen, maar we moeten ons wel stellig verbinden met de doelen die we zijn overeengekomen en ons zelfs, als we het daarover eens worden, nog ambitieuzere doelen stellen.

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer Barroso, ik ben in de war. Helpt u mij. Wat is het EU-beleid inzake Libië? Ik kreeg op 1 april een brief van mevrouw Ashton waarin me werd verteld dat de EU meer dan 75 miljoen euro aan humanitaire hulp had verleend en dat de EU, hoewel de situatie onzeker bleef, aanbood de dialoog te bevorderen. Maar zij schreef dit vele dagen nadat de bombardementen waren begonnen. Dat heeft ze gezegd.

Aan de andere kant hebben we de havik Herman Van Rompuy, die duidelijk heeft gemaakt dat verandering van regime het doel van dit Libische avontuur is. Hij heeft ook gezegd dat de actie in Libië niet mogelijk zou zijn geweest zonder de Europese Unie en dat Frankrijk en Duitsland niet militair hadden kunnen optreden zonder eerst steun te hebben gekregen van de Europese Raad. Dus we hebben twee grote leiders in de Europese Unie die elkaar rechtstreeks tegenspreken. Kunt u alstublieft enig licht op deze zaak werpen en ons laten weten wat het beleid van de Europese Unie tegenover Khadafi en Libië is?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) De lidstaten zijn het er unaniem over eens dat Khadafi moet gaan. Dat is niet in tegenspraak met het aangaan van een dialoog met de mensen met wie we vinden dat we moeten praten. Dat was waarschijnlijk wat mevrouw Ashton bedoelde. We hebben hier bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de oppositie tegen kolonel Khadafi ontvangen.

Dat gezegd zijnde, was de militaire actie geen besluit van de Europese Unie als zodanig. Sommige lidstaten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties hebben op basis van consensus in de Europese Raad besloten tot het instellen van een no-flyzone. Maar dat was geen besluit van de Europese Unie als zodanig, omdat er enige verschillen bestonden in de benadering van de situatie. Dat moeten we erkennen. De realiteit is dat er verschillende opvattingen waren over de manier waarop we de Libische kwestie zouden moeten aanpakken.

Toch ben ik het eens met wat voorzitter Van Rompuy heeft gezegd: zonder dit standpunt van de Europese Raad zouden de besluiten van de Veiligheidsraad niet mogelijk zijn geweest. Deze besluiten zijn historisch in die zin dat zij uitvoering geven aan de verantwoordelijkheid om bescherming te bieden.

 
  
MPphoto
 

  Nigel Farage, namens de EFD-Fractie. – (EN) Welnu, hier bestaat beslist een breed spectrum van opinies. Ik vraag me af of de heer Barroso het met me eens is dat de benoeming aan het hoofd van het nieuwe Europese ministerie van Buitenlandse Zaken met verantwoordelijkheid voor externe veiligheid van een vrouw die uiterst links en een levenslang pacifist is geweest, de voormalige penningmeester van de campagne voor kernontwapening, iemand die heeft aangetoond onbekwaam te zijn voor haar werk, eigenlijk niet een van de betere beslissingen van de Europese Unie is geweest. Ik kan alleen maar zeggen: de hemel zij dank voor mevrouw Ashton, want ik vermoed dat we zonder haar heel veel verder zouden zijn gegaan in Libië.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Het besluit van de lidstaten, met mijn steun genomen, om Catherine Ashton te benoemen tot vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, was volgens mij een goed besluit.

Zij is een zeer toegewijd Europeaan. Zij deelt uw mening beslist niet, maar ik geloof niet dat dat echt een probleem is. Ik geloof dat zij op heel eerlijke en vastbesloten wijze bijdraagt aan het verwezenlijken van onze doelen, maar laten we wel wezen. Zij heeft een bijzonder lastige en uitdagende functie. Zij doet iets wat voorheen door ten minste drie of vier mensen werd gedaan. Bovendien heeft zij de nieuwe Europese dienst voor extern optreden moeten invoeren.

Ik vind dat degenen onder u die niet met haar ideeën lijken te sympathiseren, haar het voordeel van de twijfel zouden moeten geven. Ik vind het een verbetering dat we nu een hoge vertegenwoordiger hebben die tevens vicevoorzitter van de Commissie is. Ik kan instaan voor haar bezieling, voor haar vastbeslotenheid en voor de zeer Europese benadering die zij in al deze zaken kiest.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, kan de voorzitter van de Commissie zich omstandigheden voorstellen waarin alle lidstaten, met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk, worden gedwongen de euro in te voeren tegen de wil van hun bevolking – bijvoorbeeld uitgedrukt in een referendum – en zelfs tegen de verklaarde wens van hun regering? De preambule van het Verdrag van Lissabon verplicht de lidstaten tot een economische en monetaire unie met één stabiele munt. Het woord 'één' houdt in dat deze munt niet naast andere munten kan bestaan.

Er is natuurlijk het protocol bij het Verdrag, waarin is bepaald dat het Verenigd Koninkrijk niet verplicht is de euro in te voeren tenzij het de Raad in kennis heeft gesteld van het voornemen dat wel te doen. Maar het is de vraag of het protocol het Verenigd Koninkrijk beschermt tegen de bepalingen van het Verdrag. Andere landen buiten de eurozone lijken in een minder gunstige positie te verkeren. In artikel 140 van het Verdrag staat dat lidstaten die onder een derogatie vallen eens in de twee jaar worden onderzocht op de vooruitgang die ze hebben geboekt bij de totstandbrenging van de economische en monetaire unie.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Ik heb de vraag niet begrepen, maar als de vraag is of het Verenigd Koninkrijk zal worden gedwongen mee te doen met de euro, dan is het antwoord nee.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Henry William Brons (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, we weten dat het Verenigd Koninkrijk wordt beschermd door het protocol, maar de geldigheid van protocollen is een vraagstuk dat verder reikt dan het thema van de eenheidsmunt.

Er is een protocol dat het Verenigd Koninkrijk en twee andere landen vrijwaart van deelneming aan het Handvest van de grondrechten, maar de eigen Dienst juridische zaken van de Commissie heeft aangevoerd dat de vrijwaringsclausule hoogstens beperkt van toepassing is. Zou het mogelijk zijn dat ook het protocol dat het Verenigd Koninkrijk vrijwaart van de eenheidsmunt van beperkte waarde is?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Als u een volledige juridische analyse wenst, zal ik u die met genoegen doen toekomen door de Dienst juridische zaken van de Commissie. Maar ik kan u verzekeren – het spijt me als dit een teleurstelling voor u is – dat het Verenigd Koninkrijk niet zal worden gedwongen om mee te doen met de euro.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de reactie van de Europese Unie op de tragedie van Japan. Er staan veel collega's op de lijst. Ik verzoek u geen blauwe kaart op te steken als u op de "catch the eye"-lijst wilt worden gezet, want die is daar niet voor bedoeld. Ik verzoek u een witte kaart – of een andere kaart – op te steken. De blauwe kaart gebruikt u voor een heel andere procedure.

 
  
MPphoto
 

  Alejo Vidal-Quadras (PPE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, na het ernstige ongeluk in de centrale van Fukushima was de reactie van de Europese Commissie, op een enkele ongelukkige blunder na, tot nu toe ernstig, voorzichtig en verantwoord, zoals de situatie vereist.

Deze pijnlijke gebeurtenis heeft echter bij onze bevolking een acute emotionele afkeer tegen deze energiebron opgewekt. Om mogelijke negatieve effecten op de verkiezingen te voorkomen, hebben sommige regeringen inderhaast hun standpunt veranderd en besloten hun plannen voor de bouw van nieuwe centrales of het verlengen van de levensduur van bestaande centrales in te trekken.

Mijnheer Barroso: gelet op het feit dat kernenergie zorgt voor 14 procent van ons energieverbruik, dat de vraag naar elektriciteit voortdurend stijgt en dat we tegen 2050 de uitstoot van koolstofdioxide met 85 procent willen terugbrengen, vragen velen onder ons, waaronder ik, u, mijnheer Barroso, of de Europese Commissie in deze potentieel kortstondige situatie voornemens is enige wetgevende of beleidsmatige stappen te ondernemen om te voorkomen dat dit klimaat onze energiestrategie op lange termijn in gevaar brengt.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Zoals ik al heb gezegd in mijn antwoord aan een collega van u, is de keuze van de energiemix een zaak die binnen de nationale verantwoordelijkheidssfeer valt. U weet dat er lidstaten in de Europese Unie zijn die over kernenergie beschikken, bijvoorbeeld uw eigen land, Spanje, en dat er andere landen zijn die geen kernenergie hebben, bijvoorbeeld mijn land, Portugal. Het is dus niet aan de Commissie om te zeggen of de lidstaten al dan niet kernenergie moeten hebben. We moeten opereren binnen onze verantwoordelijkheidssfeer.

We hebben nu in feite een nieuw mandaat inzake nucleaire veiligheid gekregen. Ik geloof dat we de doelen kunnen en moeten bereiken die al zijn overeengekomen voor een vermindering van de broeikasgasemissies. Ik geloof dat de unaniem overeengekomen doelstelling van 20 procent haalbaar is als de lidstaten werkelijk vastbesloten optreden bij de uitvoering van alle maatregelen die zij kunnen nemen om dit voor de Europese Unie, ja voor de hele wereld, hoogst belangrijke doel te halen.

 
  
MPphoto
 

  Sandra Kalniete (PPE). - (LV) Mijnheer de Voorzitter, de wereld volgt de gebeurtenissen in Japan nu al een aantal weken vol medeleven en bezorgdheid. Hierbij wil ik nog eens mijn respect betuigen aan het Japanse volk. In gedachten zijn we bij de mensen die dag en nacht aan het werk zijn in de kernreactoren in Fukushima om een nucleaire ramp te voorkomen. Deze mensen zijn helden, die hun gezondheid en leven opofferen voor Japan en de mensheid. Japan staat voor de immense opgave de verwoeste gebieden weer op te bouwen en daar zijn aanzienlijke middelen voor nodig, waaronder investeringen vanuit het buitenland. De Europese Unie moet dan ook met Japan in gesprek gaan over een vrijhandelsovereenkomst. Japan begint in principe alleen aan onderhandelingen wanneer het vastberaden is deze succesvol af te ronden; er zal tijdens de onderhandelingen dan ook vast en zeker een oplossing worden gevonden voor de bestaande knelpunten en een vrijhandelsovereenkomst worden gesloten waarmee beide partijen uit de voeten kunnen.

Van de heer Barroso zou ik graag horen of de Commissie de start van vrijhandelsonderhandelingen tijdens de komende top EU-Japan op 25 mei ondersteunt; zo niet, dan verneem ik graag waarom niet, en wanneer de onderhandelingen dan wel zouden kunnen beginnen.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Laat ik om te beginnen namens de Commissie onze diepste bewondering, eerbied en solidariteit overbrengen aan het Japanse volk. Ik heb direct na deze rampzalige gebeurtenis een persoonlijke boodschap aan premier Kan gezonden. Ik heb gister opnieuw telefonisch contact met hem gehad om mij op de hoogte te stellen van de laatste informatie over de situatie; daarbij vertelde hij mij hoe dankbaar hij was voor de solidariteit van de Europese Unie.

Wat de kwestie van de handel betreft, is tijdens de Top EU-Japan van vorig jaar overeengekomen te onderzoeken wat de beste manier is om onze betrekkingen te verbeteren. Een van de economische opties is de mogelijkheid van een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan. Deze optie vereist van beide partijen een behoorlijke dosis ambitie en de bereidheid over te gaan tot onder meer niet-tarifaire maatregelen en het wegnemen van belemmeringen die Europese ondernemingen ondervinden bij hun toegang tot de Japanse markt voor overheidsopdrachten. Er zijn van de kant van de Europese Unie voortdurend eisen gesteld tijdens besprekingen met Japan. Ik ben blij dat de Europese Raad thans zijn standpunt duidelijk heeft gemaakt. Gister heb ik tegenover de Japanse premier opnieuw bevestigd dat we bereid zijn om met Japan samen te werken, mits het deze zaken constructief oppakt. Hij heeft me beloofd dat het land dat constructief zal doen en ook punten van zorg aan Europese zijde zal aanpakken.

 
  
MPphoto
 

  Edit Herczog (S&D).(EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer we naar het nieuws over het incident in Fukushima en de discussies over de gevolgen daarvan kijken, zien we de aandeelhouders daar niet bij. Ook zien we geen financiële investeerders, noch de leden van de politieke klasse, maar we zien de werknemers: de arbeiders bestrijden de gevolgen van dit ongeluk. Ik steun de aanscherping van de nucleaire veiligheidsnormen volledig, maar bent u bereid om de vertegenwoordigers van de werknemers, dat wil zeggen de vakbonden, uit te nodigen voor de dialoog met alle belanghebbenden teneinde normen aan te scherpen en te verwezenlijken, en bent u bereid de verwezenlijkte nucleaire veiligheidsnormen wereldwijd te bevorderen? Zo ja, hoe stelt u voor dit te doen?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) De Europese Raad heeft al besloten te trachten de strengst mogelijke normen te bevorderen, niet alleen in Europa maar ook bij onze partners. Zo heeft commissaris Oettinger al contact gehad met Russische partners. Rusland en Oekraïne hebben gezegd belangstelling te hebben voor samenwerking met ons op dit gebied. We proberen ook vast te stellen of we dezelfde mate van samenwerking kunnen bereiken met Zwitserland en, zij het minder vergaand, met Turkije en Armenië.

Gister heeft ook de premier van Japan mij in ons telefoongesprek gezegd dat hij met ons wil samenwerken, ook in het kader van de internationale inspanningen in de G8 en de G20, om een hoger niveau van nucleaire veiligheid in de wereld tot stand te brengen. We hebben nu de voorwaarden geschapen om een echte inspanning te leveren, niet alleen op Europees niveau – die is nu gewaarborgd – maar ook mondiaal, samen met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere ter zake dienende internationale organen.

 
  
MPphoto
 

  Sarah Ludford (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een jaar geleden heerste in Haïti het gevoel dat de EU traag uit de startblokken kwam met humanitaire noodhulp bij rampen. Bent u tevreden met de mate van operationele coördinatie tussen de EU en de lidstaten bij recente noodsituaties, met name in Japan?

Wat is er gebeurd sinds de mededeling van de Commissie over het versterken van het reactievermogen van de Unie bij rampen, waarin werd gesteld dat er behoefte was aan grotere samenhang en doeltreffendheid voor een meer geïntegreerd EU-reactievermogen bij rampen?

Meer in het bijzonder: heeft de recente ervaring in Japan en een geheel andere ervaring in Noord-Afrika tot vooruitgang in het denken van de Commissie over de noodzaak van een snellereactiemechanisme voor humanitaire nood- en wederopbouwhulp geleid?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Ik ben er trots op dat in de reactie op deze crisis de Commissie, vertegenwoordigd door Kristalina Georgieva, die hier in ons midden is, de eerste was die een delegatie op hoog niveau naar Japan stuurde na de verschrikkelijke gebeurtenissen aldaar.

Ik kan u verzekeren dat Japan dat gebaar zeer op prijs stelde. We hebben politieke en morele steun verleend aan Japan: ons systeem heeft doelmatig gewerkt. De Japanse autoriteiten waren trouwens de eersten die ons verzochten het optreden van de lidstaten te coördineren, omdat zij de voorkeur gaven aan gecoördineerde steun boven bilaterale hulp van de verschillende lidstaten.

Hoewel Japan een zeer rijk land is dat heel goed in staat is crises als deze te boven te komen, verstrekken wij als teken van solidariteit humanitaire hulp ter waarde van 15 miljoen euro. Hiervan is 10 miljoen euro afkomstig uit de begroting van de Europese Unie en geregeld door de Commissie, terwijl de resterende circa 5 miljoen euro van de lidstaten komt.

Humanitair gezien zijn we in beginsel tevreden over de coördinatie-inspanningen, maar het is zeker dat het altijd nog beter kan als de lidstaten bereid zijn een gecoördineerde en samenhangende aanpak op het gebied van civiele bescherming en crisisreactie te aanvaarden.

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, tijdens de Europese Raad in maart is de rol van de EU als pleitbezorger van de strengste nucleaire veiligheidsnormen ter wereld en in de buurt van de EU nog eens bevestigd.

Er zijn ten minste twee nieuwe atoomprojecten aan de buitengrens van de EU die ernstige zorgen baren als gevolg van een gebrek aan transparantie en overleg met de betrokken landen. Nieuwe kerncentrales met experimentele reactoren worden gesitueerd in de tussen twee lidstaten gelegen enclave Kaliningrad en – slechts 23 kilometer van de oostgrens van de EU – in Wit-Rusland. De EU moet er in samenwerking met de relevante internationale organen voor zorgen dat de ontwikkelaars vanaf de eerste fase voldoen aan de strengste normen voor nucleaire veiligheid en milieubescherming en dat internationale atoomdeskundigen beide projecten kunnen beoordelen, met name wat betreft de selectiecriteria voor de locaties.

De EU zou onveilige nucleaire ontwikkelingen doeltreffend kunnen voorkomen door te weigeren energie in te kopen die wordt opgewekt in vuile kerncentrales. Welke rol ziet de Commissie voor zichzelf weggelegd bij het voorkomen van de ontwikkeling van onveilige atoomprojecten aan de buitengrenzen van de EU? Welke maatregelen zou zij kunnen nemen?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Een goed voorbeeld dat ik u kan geven is dat van onze werkrelatie met Oekraïne. Ik zal aanwezig zijn tijdens de nucleaire veiligheidstop in Kiev op 19 april 2011, die wordt georganiseerd door de Oekraïense regering. Ik ben daar samen met secretaris-generaal Ban Ki-moon van de VN. We zijn zelfs een van de belangrijkste donoren – zo niet dé belangrijkste – voor de volledige reparatie van Tsjernobyl.

Zoals de Europese Raad in zijn conclusies heeft verklaard, kan de prioriteit van het waarborgen van de veiligheid van kerncentrales uiteraard niet ophouden bij onze grenzen. De Europese Unie zal verzoeken om de uitvoering van soortgelijke stresstests in de buurlanden en de rest van de wereld, zowel bij bestaande als geplande kerncentrales, en in dit opzicht dient volwaardig gebruik te worden gemaakt van de relevante internationale organisaties.

We gaan dus zeker een zeer hoge prioriteit toekennen aan nucleaire veiligheid in onze betrekkingen met derde landen, waaronder enkele door u genoemde landen.

 
  
MPphoto
 

  Elisa Ferreira (S&D). (PT) Mijnheer de Voorzitter, de crisis in Japan geeft een nog diepere betekenis aan onze collectieve verbintenis om een 202020-strategie vast te leggen. We blijven echter wachten op waardevolle en solide instrumenten, zij het via de 202020-strategie, zij het via de 2020-strategie, die Europa uit de huidige situatie van recessiemaatregelen, werkloosheid, onvoldoende groei en uit de ongebreidelde overheidsschuld kunnen halen. Is het niet tijd dat Europa nieuwe Europese financieringsmiddelen creëert en effectieve groei- en cohesiemaatregelen treft die gebaseerd zijn op een andere benadering van het energieprobleem en het probleem van duurzame groei? Dat is mijn vraag.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (PT) Mevrouw Ferreira, ik geef met plezier een antwoord op uw vraag, hoewel die niet meteen over de ramp in Japan gaat. Met betrekking tot het vinden van financieringsmiddelen, heb ik vanmorgen in het debat nog gezegd dat wij, de Europese Commissie, bij de komende financiële perspectieven voorstellen zullen indienen voor wat wij de EU-projectobligaties noemen: obligaties voor investeringen in bepaalde projecten, structurele projecten, zoals projecten voor Europese netwerken, die zeker ook energieprojecten zullen omvatten. Ik hoop, mevrouw Ferreira, dat u die voorstellen zal kunnen steunen en ik zou ook graag de steun krijgen van de verschillende regeringen. Daarom moeten we onze krachten bundelen op dit vlak. Net omdat vele van onze lidstaten kampen met een gebrek aan middelen vanwege de besnoeiingen in de begroting voor investeringen, mag de Europese Unie niet nalaten om op dit niveau in de groei in Europa te blijven investeren. Er zijn volgens mij heel wat gebieden waar een euro die op Europees niveau geïnvesteerd wordt, meer oplevert dan een euro die op nationaal niveau geïnvesteerd wordt, en energie is daar een voorbeeld van.

 
  
MPphoto
 

  Michèle Rivasi (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen iets positiefs, mijnheer Barroso. Ik ben blij dat u de Europese grenswaarden gaat afstemmen op de Japanse waarden, want we hebben met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 gezien dat de door de Commissie voorgestelde waarden veel te hoog waren. Ik ben er dus blij mee en zou graag zien dat dit wordt opgenomen in deze verordening.

Het tweede punt betreft de invoer van levensmiddelen uit Japan. Dat is een fundamentele kwestie. Zijn we, om de economie van Japan te steunen, verplicht om besmette voedingsmiddelen te hebben, zelfs als deze onder de grenswaarden liggen? U hebt hoogstwaarschijnlijk kinderen. Ik vraag me af of ik ze melk met 500 becquerel jodium zou geven, terwijl ik een alternatief melkproduct kan nemen dat helemaal geen jodium bevat. Ik vind dat de Commissie misschien zou moeten overwegen om voedingsmiddelen uit Japan te weren omdat ze mogelijk besmet zijn, en om de Japanners te helpen en te steunen, misschien financieel, misschien met schone voedingsmiddelen.

Tot slot heb ik een verzoek voor u, mijnheer Barroso. Ik ben aangesproken door Areva, die naar Japan is gegaan, waar hun materiaal niet door de douane is gekomen en op het vliegveld is opgeslagen. Het is heel belangrijk dat u de Japanse regering vraagt om de apparatuur vrij te geven, evenals alle maskers, robots, enzovoort, die worden tegengehouden op het vliegveld.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Collega, u spreekt in de plaats van andere afgevaardigden. Er is een lange lijst van collega's die wachten om het woord te mogen voeren.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (FR) Wat dat laatste punt betreft, daarvan was ik niet op de hoogte. Als ik informatie kan krijgen, zal ik zeker mijn hulp aanbieden.

Wat betreft de melkkwestie hebt u gelijk, mevrouw Rivasi. Ik heb niet alleen zelf drie kinderen, maar ook een kleinkind dat alleen nog maar melk drinkt. Dat is het enige voedsel dat hij kan eten en ik maak me daarom net zoveel zorgen als u over de veiligheid van het voedsel en de melk die wij in Europa invoeren.

Onze informatie, gebaseerd op alle rapporten van deskundigen die we hebben, bestaat eruit dat de maatregelen die we hebben genomen toereikend zijn om het hoofd te bieden aan de bestaande risico's. Tot nu toe hebben we nog geen besmet voedsel aangetroffen waarvan de waarden een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid van de consument, en we zullen voor deze kwestie de hoogste normen blijven hanteren.

 
  
MPphoto
 

  Niki Tzavela (EFD). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Raad vragen om op de een of andere manier eer te bewijzen aan de vijftig en meer anonieme Japanse arbeiders die hun werk verrichten terwijl zij weten dat zij zullen sterven. In dit Parlement bewijzen wij ook eer aan activisten die strijden voor de redding van de bruine beer, bijvoorbeeld in de Himalaya. Met alle respect, maar heeft niemand hier eraan gedacht dat wij iets moeten zeggen over deze mensen die ondanks het feit dat zij weten dat zij zullen sterven op hun post blijven en dag in dag uit hun werk doen?

Ik wil u precies voorlezen wat een Japanse arbeider heeft gezegd die in staat was om een klein interview te geven. Hij zei: "Ik voel heel sterk dat er buiten ons niemand anders is om dit werk te doen en dat wij niet naar huis kunnen gaan totdat wij dit werk hebben afgemaakt." De beschermingspakken tegen radioactiviteit die TEPCO ter beschikking had gesteld waren heel snel op. Hij en zijn collega's moesten zelf iets improviseren.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mevrouw Tzavela, ondanks het feit dat alles wat u hebt besproken belangrijk voor ons is, voert u nu al langer dan twee minuten het woord, terwijl u eigenlijk maar een minuut spreektijd hebt.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Ik wil mij graag achter uw opmerkingen scharen, mevrouw. Ik vind het bijzonder belangrijk wat u gezegd hebt. Ik vind dat deze mannen helden zijn; zij verdienen ons grootste respect en onze bewondering voor hun moed en onbaatzuchtigheid. En laat ik u ook iets over het Japanse volk vertellen. Commissaris Georgieva was onlangs in Japan, niet ver van het rampgebied, en een van de dingen die grote indruk op haar hebben gemaakt is de veerkracht, de waardigheid en de geestkracht van de Japanners. Daarom denk ik dat het meer dan gepast is dat wij hier vanuit het Europees Parlement in Straatsburg een boodschap van respect en bewondering aan het Japanse volk zenden, in het bijzonder aan die helden die hun levens opofferen voor het welzijn van alle Japanners.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mevrouw, ik sluit mij aan bij de woorden van de voorzitter van de Europese Commissie.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaou (PPE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het gebied van noordoostelijk Japan zal voor de komende drie- tot vierhonderd jaar verontreinigd blijven en het leven zal er nooit zijn normale gang hervinden. Dat zeggen de wetenschappers.

Ondertussen gaan de plannen voor de bouw van een kerncentrale in een seismisch bijzonder actief gebied gewoon door. Dit meldt ons Turkije, en een overeenkomstige ramp in Turkije – als dit doorgaat – zet het leven in heel Europa op het spel. Dat zegt het gezonde verstand.

Wat is het antwoord van de Commissie op dit alles? Zijn in de samenwerkingsagenda voor kandidaat-lidstaten (u had het zojuist over derde landen, wij hebben het over kandidaat-lidstaten) de milieunormen voor het gebruik van kerncentrales hoog genoeg gesteld?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn antwoord is ja, maar dit geldt ook voor kandidaat-lidstaten. Enkele landen die nu lid zijn van de Europese Unie en die enige tijd geleden kandidaat-lid waren, werden – blijkens de onderhandelingen – verplicht hun veiligheidsnormen te herzien en in sommige gevallen bepaalde atoominstallaties te sluiten. Wij nemen dit onderwerp serieus.

We zullen de vraag zeker stellen aan onze Turkse partners – ik heb dat al in de vorige verklaring genoemd – en niet alleen aan Turkije maar aan alle partners in de nabijheid van onze grenzen. Ik geloof dat hieraan speciale aandacht moet worden besteed. Tegelijkertijd zullen wij met hen alle informatie delen die we over onze eigen atoominstallaties hebben. Dat is de juiste aanpak als je deze kwestie constructief wilt proberen op te lossen.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI). - (DE) Democratie betekent heerschappij van het volk, dat weten we allemaal, en in Oostenrijk hebben we dat in 1978 heel serieus genomen. We hebben de burgers gevraagd wat ze vinden van kernenergie, en het resultaat was heel duidelijk: ze willen een Oostenrijk zonder kernenergie. Dat heeft geleid tot de wet inzake het verbod op het gebruik van kernenergie, en die maakt nu deel uit van de grondwet.

Maar hoe zit dat in de EU? Er komen stresstests voor kerncentrales, en het is de bedoeling dat de resultaten worden gepubliceerd. Die tests zijn echter niet verplicht, en leiden niet tot een concrete verplichting om gebreken te verhelpen. Daarom sta ik volledig achter een actie uit Oostenrijk: "Stilleggen, nu meteen!" En ik hoop dat dit in heel Europa zal gebeuren. Dat is echter niet zo makkelijk, dat weten we allemaal, want kernenergie is uitsluitend een bevoegdheid van de lidstaten.

Daarom vraag ik u, mijnheer Barroso: bent u voorstander van gezamenlijke, bindende Europese normen? Zult u eindelijk eisen dat de hand wordt gehouden aan de milieunormen van de EU, met name de milieueffectbeoordeling, en boetes opleggen wanneer dat niet gebeurt?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) We zullen alles doen wat we kunnen onder de bestaande verdragen. Zoals u weet, hebben de lidstaten op grond van de verdragen enige nationale bevoegdheid met betrekking tot energie, maar ook wij maken gebruik van onze bevoegdheden. De conclusies van de Europese Raad op grond waarvan de Europese Commissie – samen met onafhankelijke nationale toezichthouders – een zeer sterke rol gaat vervullen in het streven naar nucleaire veiligheid, betekenen vooruitgang. We zullen onze rol in het openbaar en volledig transparant op ons nemen. Maar natuurlijk weet u dat van andere zaken waarbij we soms moeite hebben met de tenuitvoerlegging van bindende wetgeving en verplichtende regels op Europees niveau. Dit gezegd hebbende, denk ik dat de door onze lidstaten en Europese partners overeengekomen exercitie een serieuze aangelegenheid wordt.

 
  
MPphoto
 

  Linda McAvan (S&D).(EN) Mijnheer Barroso, u hebt al gedeeltelijk antwoord gegeven op deze vraag, die gaat over voedselveiligheid in verband met de invoer uit Japan. Ik vraag mij af of u kunt zeggen hoeveel levensmiddelen wij importeren uit Japan, zodat we enige angst bij de bevolking kunnen wegnemen.

Een van de zaken waar ik ook brieven over begin te krijgen, is het feit dat uw diensten de aanbevolen stralingslimieten hebben gebaseerd op twee verschillende verordeningen: de ene in verband met Tsjernobyl en de andere een algemene. Dit veroorzaakt verwarring. Ik heb de desbetreffende vraag en het bijbehorende antwoord op de website van de Commissie gelezen, maar ik moet zeggen dat het erg ingewikkeld is. Ik vraag me af of u hierover enig licht kunt laten schijnen. Waarom zijn er twee verschillende verordeningen?

Als u deze zaak vandaag niet kunt ophelderen, kunt u haar dan in elk geval op de website van de Commissie ophelderen, zodat de mensen in mijn kiesdistrict precies begrijpen wat de limieten zijn, waarom ze zo zijn vastgesteld en waarom er verschil is tussen de Tsjernobyl-limieten en de overige limieten?

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Ik zal het proberen, maar deze zaken zijn uiterst technisch; ik heb zelf een spoedcursus moeten volgen voordat ik sommige taal verstond. Maar eerst wat betreft de hoeveelheid ingevoerde levensmiddelen en diervoeders: die is echt marginaal. De Europese Unie importeert uit Japan voeders en voeding met een totale waarde van 216 miljoen euro, dat wil zeggen rond 0,4 procent van de waarde en minder dan 0,1 procent van het volume van de totale voeder- en voedinginvoer in de Europese Unie. Ook voor de Japanse economie betekent deze invoer heel weinig. Ik zou u een lijst van geïmporteerde producten kunnen geven, maar ik heb maar één minuut en daarom kan ik dat nu niet doen.

Wat de tweede kwestie betreft, waarom er verschillende waarden worden gehanteerd: die waarden zijn vastgesteld na Tsjernobyl. Ze waren gebaseerd op dat wetenschappelijke bewijs en daarom menen we dat ze goed zijn. Maar nu hebben we nog een tragedie beleefd, ver weg in Japan. Zoals gezegd hanteert Japan zeer strikte normen voor voedselveiligheid. Om tegenstrijdigheden tussen hun normen en die van ons te vermijden, hebben we besloten – zoals ik vandaag heb bekendgemaakt – tot een vorm van harmonisatie, althans met Japan, terwijl we een wetenschappelijke beoordeling uitvoeren van de mondiale normen die we zouden kunnen instellen voor alle importen naar de Europese Unie. Dit verklaart waarom er verschillen zijn, maar naar mijn mening zijn het tijdelijke verschillen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Voorzitter Barroso, dank u wel voor uw aanwezigheid hier in onze plenaire vergadering, voor al uw antwoorden, voor het zeer levendige debat, en bovenal voor uw woorden over de zeer belangrijke reactie van de Europese Unie op de tragedie van Japan.

Daarmee is dit punt afgehandeld.

 
  
  

VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI
Ondervoorzitter

 

10. EU-kader voor de coördinatie van nationale strategieën voor de integratie van de Roma (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over het EU-kader voor de coördinatie van nationale strategieën voor de integratie van de Roma.

 
  
MPphoto
 

  Viviane Reding, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik licht vandaag samen met mijn collega László Andor het besluit van de Commissie toe om een nieuw kader voor de coördinatie van nationale strategieën voor de integratie van de Roma te presenteren.

Het EU-kader komt op een moment waarop de situatie van de Roma een echt aandachtspunt in Europa is geworden. De EU heeft aan de lidstaten een arsenaal van wettelijke, beleidsmatige en financiële instrumenten ter beschikking gesteld om iets aan de situatie van de Roma te doen. We hebben bovendien een heel wettelijk kader op basis van non-discriminatie, vrij verkeer van personen en de uitbreidingsstrategie. Het is echter overduidelijk dat de economische en sociale marginalisatie van de Roma is blijven bestaan, hetgeen aanvaardbaar noch houdbaar is in de Europese Unie van de 21ste eeuw.

Het Parlement heeft, met steun vanuit het hele politieke spectrum – dat wil ik graag onderstrepen – de aandacht gevestigd op de dringende noodzaak om de integratie van de Roma te bevorderen middels zijn onlangs aangenomen resolutie over de Romastrategie van de EU. Ik wil de rapporteur, mevrouw Járóka, bedanken voor haar uitstekende werk.

Vastberaden actie is geboden, op nationaal en Europees niveau. We moeten onze krachten bundelen en onze inspanningen opvoeren om een eind te maken aan de discriminatie van de Roma en te garanderen dat zij dezelfde rechten genieten als alle andere Europese burgers, want dat zijn zij. Wanneer ik dat zeg, denk ik uiteraard aan een tweerichtingsproces waarvoor een mentaliteitsverandering bij de meeste Europese burgers en leden van de Romagemeenschappen is vereist.

We zijn het er allemaal over eens dat er niet alleen behoefte is aan een gemeenschappelijke strategische aanpak maar ook aan een doeltreffende beleidsplanning en -uitvoering. We weten allemaal dat de primaire verantwoordelijkheid voor de integratie van de Roma bij de lidstaten berust. We erkennen ook dat de situatie van de Roma van lidstaat tot lidstaat sterk verschilt. Daarom heeft de Commissie besloten een EU-kader te presenteren dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om op te treden naargelang van de uitdagingen die zij moeten overwinnen.

De in september vorig jaar opgerichte Romataskforce, die in december verslag heeft uitgebracht, heeft duidelijk gemaakt dat er heel vaak niet genoeg gedaan wordt. De 26,5 miljard euro die op grond van de structuurfondsen beschikbaar is, wordt niet benut zoals dat zou moeten. Slechts 100 miljoen euro van dit geld is geoormerkt voor specifieke Roma-activiteiten, terwijl 70 procent van de middelen voor technische bijstand, waaraan in de meeste lidstaten behoefte moet zijn geweest, eenvoudigweg niet gebruikt is. De tot nu toe genomen maatregelen zijn dus niet toereikend. Het is thans tijd om ervoor te zorgen dat het nationale, regionale en lokale beleid zich helder en specifiek op de noden van de Roma richt.

In ons kader ligt de focus op vier hoofdzaken: onderwijs, werk, gezondheid en huisvesting. We willen dat de EU en de 27 lidstaten zich verplichten tot het dichten van kloven en zich concentreren op de gemeenschappelijke doelen op die vier gebieden met gerichte acties en voldoende middelen om deze succesvol uit te voeren. We willen dat alle lidstaten deze doelen inbouwen in hun bestaande Romastrategie, als ze die hebben, of, als ze die niet hebben, een Romastrategie ontwikkelen voor de periode tot 2020.

Om te controleren of deze inspanningen tot de beoogde doelen leiden, hebben we regelmatig toezicht nodig. Daarom wordt in het EU-kader de basis gelegd voor een robuust toezichtmechanisme dat concrete resultaten voor de Roma moet garanderen. Met dit toezichtmechanisme wordt gewaarborgd dat de nationale Romastrategieën worden uitgevoerd, dat geld dat bestemd is voor de integratie van de Roma de uiteindelijke begunstigden ook bereikt, en dat er vooruitgang wordt geboekt op weg naar de integratiedoelen voor de Roma.

De Commissie zal jaarlijks verslag uitbrengen over de vooruitgang die is geboekt bij de integratie van de Roma in de bevolking van de lidstaten. Het EU-kader biedt alle belanghebbenden op alle niveaus een mogelijkheid om hun krachten te bundelen met de inwoners van de EU in het algemeen en met de Roma in het bijzonder teneinde een halt toe te roepen aan de uitsluiting van meer dan tien miljoen Europese burgers, een uitsluiting die we ons met het oog op de toekomst niet meer kunnen veroorloven.

 
  
MPphoto
 

  László Andor, lid van de Commissie.(EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de sociaaleconomische situatie van de Roma staat bovenaan de Europese agenda. Vorige maand heeft dit Huis het verslag-Járóka over de EU-strategie voor de integratie van de Roma aangenomen. En vandaag heeft de Commissie een mededeling over een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma aangenomen.

Beide documenten leveren een belangrijke bijdrage aan het bredere debat over de Roma en zullen input vormen voor de conclusies van de komende Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken van 19 mei, die uitsluitend aan de integratie van de Roma zal zijn gewijd.

Deze documenten laten zien dat de EU vastbesloten is om de situatie van miljoenen Roma die onder economische en sociale uitsluiting lijden te verbeteren. Ik wil hier drie belangrijke opmerkingen maken.

In de eerste plaats heeft de Commissie een kader voor de nationale strategieën voor integratie vastgesteld. Hierin wordt erkend dat de primaire verantwoordelijkheid voor het ontwerpen en uitvoeren van strategieën voor de integratie van de Roma bij de lidstaten liggen. Ook wordt herbevestigd dat de Commissie er diep van overtuigd is dat de Europese Unie geen enkele vorm van racisme, xenofobie, discriminatie of sociale uitsluiting van Roma kan tolereren. De Unie heeft een morele en politieke verplichting om de strategieën van de lidstaten te ondersteunen met al het beleid en alle instrumenten die haar ter beschikking staan.

In de tweede plaats heeft de Unie, zoals u weet, overeenstemming bereikt over een alomvattende strategie voor de evenwichtige ontwikkeling van het Europees economisch en sociaal model. De Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei is de juiste beleidscontext voor het aanpakken van de problemen waar de Roma mee te kampen hebben. We moeten de doelen, doelstellingen, kerninitiatieven en verslagleggingsstructuren van de Europa 2020-strategie optuigen voor de zaak van de Roma.

De kernboodschap is dat het uitsluiten van miljoenen EU-burgers van het economisch en sociaal leven niet slim, niet duurzaam en zeker niet inclusief is. In het Europa waarin we willen leven bestaat kortom geen excuus om de Roma te blijven uitsluiten.

De kerndoelen van de Europa 2020-strategie met betrekking tot werkgelegenheid, armoedebestrijding en onderwijs zijn belangrijke benchmarks om de voortgang in het beleid voor de integratie van de Roma te meten. In de mededeling van de Commissie over de Roma zijn vier gebieden vastgesteld die van strategisch belang zijn om een eind te maken aan de uitsluiting van de Roma. Ik zal ze alle vier noemen.

Toegang tot werkgelegenheid: het grote verschil tussen de werkgelegenheidscijfers voor Roma en niet-Roma moet worden verkleind. Als we dat niet doen, zullen we de doelstellingen van de Europa 2020-strategie niet verwezenlijken.

Toegang tot onderwijs: alle Romakinderen moeten toegang tot kwaliteitsonderwijs hebben en niet met discriminatie of segregatie te maken krijgen. Minimaal moeten Romakinderen de basisschool hebben afgerond.

Toegang tot gezondheidszorg: het verschil in gezondheid tussen Roma en niet-Roma moet worden aangepakt. De lidstaten moeten toegang tot kwaliteitsgezondheidszorg bieden tegen dezelfde voorwaarden als die voor de rest van de bevolking.

Toegang tot huisvesting en essentiële diensten: wanneer de situatie van de Roma echt veel slechter is dan die van de rest van de bevolking, bijvoorbeeld wat betreft de toegang tot water, elektriciteit en andere diensten.

Het ontbreken van een geïntegreerde aanpak heeft een negatief effect op de algehele integratie van de Roma in de samenlevingen en houdt ze vast in de armoede.

In de derde plaats moet de Unie doen wat ze zegt. De Commissie is momenteel bezig met het opstellen van een voorstel voor een meerjarig financieel kader, dat zal worden gevolgd door specifieke voorstellen met betrekking tot de structuurfondsen. Naar mijn gevoel moeten de structuurfondsen in overeenstemming worden gebracht met de Europa 2020-strategie. Dat geldt voor de beleidsterreinen waarvoor ik in algemene zin verantwoordelijk ben – werkgelegenheid en sociale integratie – en dat geldt zeker voor de sociaaleconomische integratie van de Roma. Voor mij is het doelmatiger maken van de financiële instrumenten een hoofddoelstelling.

Hier zal ik het voorlopig bij laten, zodat ik kan luisteren naar uw opvattingen en vragen kan beantwoorden.

 
  
MPphoto
 

  Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad.(EN) Mevrouw de Voorzitter, het Hongaarse voorzitterschap verwelkomt de mededeling van de Commissie over het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma. Ik wil uitdrukking geven aan mijn dankbaarheid en waardering, niet alleen voor het werk dat is verricht, maar ook voor de persoonlijke toewijding van commissaris Reding, commissaris Andor en iedereen die aan dit werkelijk prachtige resultaat heeft meegewerkt.

Met de presentatie van dit strategische document zijn we een reuzenstap dichter bij de realisatie van een van de belangrijkste prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat dit een belangrijke bijdrage tot het verbeteren van de economische en sociale situatie van de Roma in Europa zal blijken te zijn, samen met de onlangs aangenomen resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor de integratie van de Roma op basis van het verslag van Lívia Járóka.

Extreme armoede, discriminatie en marginalisering blijven grote aantallen Roma in heel Europa parten spelen, dus het is hoog tijd om deze situatie te verbeteren. We kunnen het ons niet veroorloven om te zeggen dat het hun probleem is en niet ons probleem. Bovendien moeten mensen nooit als een probleem worden gezien, maar als een kans, als een mogelijkheid. Gezien de huidige economische en demografische situatie in Europa kunnen we door het verbeteren van de economische en sociale status van de Roma nieuwe menselijke hulpbronnen aanboren en op die manier bijdragen tot het economisch herstel op de lange termijn.

Het Hongaarse voorzitterschap is altijd van mening geweest dat naast de noodzakelijke bestrijding van discriminatie een nieuwe beleidsmix nodig is, die om drie kernbegrippen moet draaien: werkgelegenheid, onderwijs en huisvesting. Als de lidstaten dit goed opvolgen, zal geïntegreerde beleidsactie op deze drie gebieden, geflankeerd door adequate monitoring, zoals voorgesteld door de Commissie, absoluut een verschil maken. De lidstaten zullen ook een inspanning moeten verrichten om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. Maatregelen voor de sociale integratie van de Roma kunnen in verschillend beleid worden geïntegreerd. Het wordt nu algemeen erkend dat op EU-niveau voorgestelde en gecoördineerde maatregelen synergieën en toegevoegde waarde kunnen creëren.

Hoe gaat het nu verder? Het Hongaarse voorzitterschap is van plan om de mededeling tijdens het komende Romaplatform op 7 april in Boedapest samen met de twee commissarissen te presenteren, en ik nodig iedereen die daar belangstelling voor heeft uit om die presentatie bij te wonen. De Raad zal dit op een horizontale wijze behandelen. Eerst zal de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zich hierover buigen, op 12 april. Daarna zal het de beurt zijn aan de Raad Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Gezondheid en Consumentenzaken, op 9 mei, waarbij conclusies zullen worden aangenomen. De Onderwijsraad zal het document ook ontvangen, op 20 mei, waarna het Hongaarse voorzitterschap zijn verslag over de resultaten van de discussies op 23 mei aan de Raad Algemene Zaken zal presenteren.

De afronding van dit traject zal hopelijk een bekrachtiging door de Europese Raad van juni zijn. Maar voor de gecoördineerde actie op EU- en nationaal niveau om deze echte Europese minderheid te helpen zal dit uiteraard niet meer dan een nieuw begin zijn.

 
  
MPphoto
 

  László Tőkés, namens de PPE-Fractie. (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, staatssecretaris, op grond van en in samenhang met het verslag van mevrouw Járóka zetten we met vreugde een nieuwe stap bij de verwezenlijking van de Romastrategie. Aanleiding daarvoor is dat 8 april internationale Romadag is. Overigens zal net op die dag in Hongarije de vijfde vergadering van het Europese Romaplatform worden gehouden. Daardoor kunnen we een nieuwe belangrijke stap zetten in de richting van een gezamenlijk actieplan dat door de EU wordt gecoördineerd, maar waarin met lokale kenmerken rekening kan worden gehouden. De Europese Volkspartij dringt al jaren aan op EU-maatregelen met betrekking tot de sociale insluiting van de Roma. En naar we hopen kan de Europese Romastrategie op e top van staatshoofden en regeringsleiders op 24 juni werkelijk van start gaan.

Hierdoor kan een antwoord van Europees niveau op het ernstigste mensenrechtenprobleem van de EU worden gegeven. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de lidstaten om de fundamentele mensenrechten voor hun staatsburgers te waarborgen. De EU kan daarvoor slechts kaders verschaffen, maar het is aan de afzonderlijke landen om deze kaders inhoud te geven. De Europese Romastrategie kan als een soort professioneel minimum dienen. Maar ik ben ervan overtuigd dat hierdoor een langdurig actieplan tot stand zal komen dat partijen en cyclussen overspant en de armoede en sociale uitsluiting van de Roma doeltreffend kan verhelpen. Enkele belangrijke punten met betrekking tot de inhoud van de strategie zijn dat haar doelgroep bepaald wordt op economische, en niet op etnische basis, dat ze handhaving van het volledige scala aan mensenrechten stimuleert en het beleid van gelijke kansen versterkt, rekening houdt met het territoriale karakter van uitsluiting, en de nadelen vermindert die in onontwikkelde microregio's zijn geconcentreerd.

Voor het slagen van de strategie moeten de betrokkenen, namelijk de Europese instellingen, de lidstaten, maatschappelijke organisaties en Romagemeenschappen, langdurige, krachtige gezamenlijke inspanningen leveren. Juist om die reden mag deze zaak niet voor het aanwakkeren van tegenstellingen en voor partijpolitieke aanvallen worden gebruikt. Collectieve stigmatisering is evenmin op zijn plaats. Het is ongeoorloofd om de collectieve schuld van de Roma en de collectieve verantwoordelijkheid van de meerderheid, de onderdrukkers, tegenover elkaar te plaatsen. Een oplossing voor de Romakwestie is een prioriteit van het Hongaarse voorzitterschap. Ik hoop dat de Europese Raad de geplande strategie in juni zal aannemen. Ik doe daarvoor een beroep op de steun van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová, namens de S&D-Fractie. (SK) Mevrouw de Voorzitter, commissaris Reding, commissaris Andor, ik zou u beiden in de allereerste plaats willen complimenteren met het door u voorgelegde kader. Het doet mij deugd dat de Commissie na talloze oproepen van het Parlement daartoe nu eindelijk met deze Europese kaderstrategie is gekomen. Dat was ook de allerhoogste tijd, want de situatie wordt steeds ernstiger. Niet alleen leven talloze Roma in de EU in mensonterende omstandigheden, maar ze staan ook steeds vaker bloot aan terreur. De fakkeltocht van afgelopen zaterdag in Hongarije tegen de Roma is daar het allerlaatste voorbeeld van en ik zou de Hongaarse regering dringend willen oproepen haar conclusies te trekken.

Ten aanzien van het nu voorliggende kader heb ik allereerst een aantal kritische opmerkingen. De situatie is weliswaar urgent, maar dat betekent nog niet dat de Commissie dit kader zomaar zonder raadpleging van de betrokken partijen tot stand mag brengen. Het is nogal bevreemdend dat er aan de ene kant in het kader gewezen wordt op het belang van samenwerking met het maatschappelijk middenveld, maar dat u bij de totstandkoming van dit belangrijke document zelf niets gelegen heeft laten liggen aan de Roma, non-gouvernementele organisaties en internationale organisaties en dergelijke. Deze gesloten wijze van totstandkoming draagt nou niet bepaald bij tot de legitimiteit van het kader, eerder integendeel.

Dat neemt echter niet weg dat de inhoud van het voorliggende kader uitermate geslaagd mag worden genoemd. De Commissie heeft de bevoegdheden ten aanzien van de aanpak van dit pan-Europese probleem zeer correct uiteengezet. De grootste bevoegdheden blijven echter bij de lidstaten zelf liggen. Ik acht het echter van uitermate groot belang dat de Europese Unie de rol van coördinator van de nationale strategieën op zich neemt alsook het toezicht daarop, ten behoeve van een zo spoedig en volledig mogelijke integratie van de Roma.

Wat dit betreft is het absoluut cruciaal er nog weer eens op te wijzen hoe belangrijk het wel niet is dat wordt toegezien op overeenstemming van de nationale strategieën met het voorliggend kader alsook op een doeltreffende tenuitvoerlegging ervan. De Commissie komt mij wat dat betreft echter niet erg ambitieus over. De Commissie dient vooral haar verwachtingen ten aanzien van de lidstaten aan te scherpen. In het kader worden terecht vier speerpunten voor de integratie van de Roma genoemd: de toegang tot onderwijs, een goed toegankelijke arbeidsmarkt, toegang tot medische zorg, alsook een goede toegang tot waardige huisvesting en fundamentele dienstverlening. Samen met leden van mijn fractie heb ik tijdens talrijke bezoeken aan de Romagemeenschap her en der in Europa kunnen constateren dat dit juist de belangrijkste onderwerpen zijn waar de Roma vaak flinke tegenwind hebben. Er zij echter op gewezen dat ook het programma Decennium voor de integratie van Roma reeds soortgelijke doelen stelde. Er dient dan ook actief te worden gezorgd voor de verwezenlijking ervan.

Ik zou aan de vier speerpunten nog een aantal andere willen toevoegen, namelijk bestrijding van discriminatie en bestrijding van verbale en fysieke uitingen van racisme.

Niet in de allerlaatste plaats zou ik graag nog willen stilstaan bij de financiering van de integratiemaatregelen. De werkgroep van de Commissie heeft vorig jaar nog geconstateerd dat de lidstaten de EU-fondsen nog altijd bij lange niet volledig benutten. De Commissie dient zich dan ook voor drie dingen in te zetten: dat er niet teveel administratieve rompslomp verbonden is aan het gebruik van de EU-fondsen, dat zij doeltreffende maatregelen treft om ervoor te zorgen dat de middelen daadwerkelijk het beoogde effect sorteren, en dat wordt voorkomen dat de middelen uit de fondsen worden gebruikt voor doeleinden van segregatie.

Tot slot zou ik u beiden, mevrouw en mijnheer de commissaris, graag nogmaals willen bedanken en complimenteren. De bal ligt nu bij de lidstaten. Zij moeten nu op basis van dit kader de integratie van de Romagemeenschap daadkrachtig op nationaal niveau ter hand nemen.

(Spreekster stemt ermee in een vraag te beantwoorden die gesteld is onder de "blauwe kaart"-procedure (artikel 149, lid 8, van het Reglement).

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mevrouw Flašíková dat ik haar deze vraag mag stellen. U heeft zich intensief met dit verslag bezig gehouden, en weet ongetwijfeld dat hierin staat dat de lidstaten een boete moeten betalen wanneer ze zich niet aan de regels houden, of de strategie niet omzetten. Wat vindt u van de bepaling dat een lidstaat ook dan een boete moet betalen wanneer een kind de leerplicht niet naleeft, en niet naar de basisschool gaat? In alle landen bestaat er een leerplicht voor het basisonderwijs. Moet een lidstaat dus een boete betalen wanneer Romakinderen niet naar de basisschool gaan? Vindt u niet ook dat ouders ervoor moeten zorgen dat hun kinderen naar school gaan?

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D) - (SK) Mevrouw de Voorzitter, wat dit betreft zou ik één ding duidelijk willen stellen: mijn absolute uitgangspunt is dat daar waar er rechten worden gecreëerd, de daarbij behorende verplichtingen dienen te worden gerespecteerd. Het is dus uiteraard ook de taak van de ouders om ervoor te zorgen dat alle kinderrechten nageleefd worden. Ik denk echter dat de lidstaten van de Europese Unie over genoeg instrumenten beschikken voor de totstandbrenging van een dergelijke ruimte en zij niet gestraft mogen worden voor het gedrag van ouders als die niet aan hun verplichtingen voldoen.

 
  
MPphoto
 

  Stanimir Ilchev, namens de ALDE-Fractie.(BG) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Járóka, ook bedanken, evenals de afgevaardigden van de Commissie, de Raad en het Hongaarse voorzitterschap, omdat ze veel serieuze beloften en belangrijke toezeggingen hebben gedaan.

Wanneer we het hebben over de integratie van de Roma, moeten we niet vergeten dat we het hebben over de meest bijzondere en wellicht meest ingewikkelde kwestie in Europa en in de Europese Unie. Dit is een kwestie die niet alleen kan worden opgelost met geld, antidiscriminatiewetgeving of het lanceren van scholingsprogramma's. De oplossing voor dit probleem is enkel te vinden in een combinatie van al deze aanpakken en is onderdeel van een gemeenschappelijk politiek streven.

Op dit moment houdt de Unie zich meer dan ooit alleen bezig met het probleem van haar twaalf miljoen Roma. Sommigen realiseren zich nog steeds niet dat deze mensen niet eenvoudigweg alleen Bulgaarse, Roemeense of Slowaakse Roma zijn, maar dat ze ook burgers van de Europese Unie zijn met dezelfde rechten en verplichtingen, terwijl ze beperkte vooruitzichten hebben.

De situatie zoals we die zien is nogal gecompliceerd. Hoe hoger het niveau van integratie dat wordt bereikt met de acties, initiatieven en maatregelen die door de lidstaten en alle Europese instellingen worden uitgevoerd, hoe meer succes de strategie voor de integratie van de Roma van de Europese Unie zal hebben.

Geïmproviseerde en unilaterale maatregelen doen wellicht zelfs meer slecht dan goed. In dit kader moet ik erop wijzen dat de kennis over de Roma in sommige lidstaten onvoldoende en in enkele gevallen zelfs onjuist is. Daarom moet het Europese vraagstuk van de Roma grondig worden onderzocht en moet professioneel toezicht worden gehouden op de voortgang ervan. Anders bestaat het gevaar dat we in plaats van de tijdbom onschadelijk te maken we deze alleen van de ene naar de andere plek zullen verplaatsen op de kaart van het oude continent.

De kern van onze ambitieuze strategie moet bestaan uit het op grote schaal aanbieden van onderwijs aan de Roma. Dit betekent dat hun kinderen volledig worden geïntegreerd in het onderwijssysteem, dat jongeren beschikken over basisdiploma's en volwassenen leren lezen en schrijven.

De belangrijkste doelstelling in de komende jaren moet zijn om geleidelijk te zorgen voor een toename van het aantal Roma dat is opgeleid voor de arbeidsmarkt en dat zich ontvankelijk opstelt tegenover officiële instanties en de rechtsstaat. Dit is de enige manier om te bewerkstelligen dat het leven van de Roma er in de toekomst anders uit zal zien dan nu, dan het huidige miserabele bestaan op drijfzand dat onnodig veel geld van Europese belastingbetalers opslokt.

 
  
MPphoto
 

  Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. (FR) Mevrouw de Voorzitter, het is natuurlijk goed nieuws dat we vandaag een Europees kader in handen hebben dat elke lidstaat ertoe gaat verplichten om zijn strategie betreffende de integratie van de Roma bekend te maken. Deze strategieën zullen tot het einde van dit jaar beoordeeld worden door de Europese Commissie en we zullen ze over ongeveer een jaar dus weer moeten gaan bespreken. In feite geven we vandaag dus het startsein voor een routekaart die de parlementsleden, de instellingen en het maatschappelijk middenveld in staat stelt om permanent zeer waakzaam te zijn op een aantal zeer belangrijke gebieden, namelijk de gebieden die u hebt opgenoemd.

Ik heb gezien dat er in de mededeling van de Commissie rekening is gehouden met een aantal opmerkingen dat we hadden geplaatst in het parlementaire verslag. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de betrokkenheid van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten bij de evaluatie van de strategieën. Ik denk dat dit agentschap haar sporen lang en breed verdiend heeft op dit gebied. Ik denk ook aan de totstandbrenging van de samenwerking met de Raad van Europa over de opleiding van mediators uit de Romagemeenschap. Dat is van doorslaggevend belang voor het slagen van projecten op alle niveaus, net als de aandacht die wordt gegeven aan de Roma die onderdanen zijn van derde landen, alsook de uitbreidingsdimensie die in dit verslag in aanmerking wordt genomen. Verder denk ik dat de vaststelling van gemeenschappelijke indicatoren voor de versterking van het evaluatiemechanisme meer dan welkom is.

Toch wil ik erop wijzen dat deze mededeling ook nalatigheden bevat. Ik vind dat er niet met voldoende klem wordt verwezen naar de noodzakelijke bijdrage van de Roma op alle niveaus, dat wil zeggen op het niveau van de uitwerking van projecten, de uitvoering van projecten en de evaluatie van deze projecten. Er wordt gesproken over informatie, over raadpleging, maar juist de betrokkenheid van de Romagemeenschap zelf is zo belangrijk. Dat blijkt ook uit de opgedane ervaringen, want er zijn ook veel dingen die wel goed gaan in Europa. Ik vind dat dus een zwak punt van de mededeling.

Nog een zwak punt in de mededeling is dat de kwestie van non-discriminatie in alle vier de sectoren op horizontale wijze wordt benaderd. Maar ik denk dat het heel belangrijk is, of dat het heel belangrijk zou zijn geweest, om een paragraaf volledig te wijden aan de bestrijding van discriminatie en geweld, aan toegang tot het rechtssysteem voor de Roma. Dit hoofdstuk over antidiscriminatie, grondrechten en toegang tot het rechtssysteem wordt niet als een specifiek onderwerp aangesneden en dat vind ik een zwak punt in de tekst van de Commissie.

Volgens mij hebben we ook gesproken over mediators, een programma dat in gang gezet is door de Raad van Europa. Het is goed dat dit programma genoemd wordt in deze mededeling. Wij hadden, net als u, de richtsnoeren kunnen noemen die zijn vastgesteld door de Raad van Europa, zodat we niet met twee strategieën of twee soorten referenties zouden komen te zitten voor het evalueren van de nationale strategieën. Dat had, lijkt me, een pluspunt van deze mededeling kunnen zijn.

Tot slot geloof ik dat het werk van de Commissie nog niet klaar is, en dat de taskforce zijn werkzaamheden moet voortzetten zodat de lidstaten elke dag opnieuw de druk voelen die op hen wordt uitgeoefend door de Commissie, het maatschappelijk middenveld en de plaatselijke instellingen, om deze richtsnoeren daadwerkelijk ten uitvoer te brengen.

 
  
MPphoto
 

  Timothy Kirkhope, namens de ECR-Fractie.(EN) Mevrouw de Voorzitter, dit voorstel biedt een kans om de Roma beter te integreren in de lidstaten en manieren te vinden om de Roma dezelfde kansen en rechten te geven die alle andere EU-burgers ook hebben. Het hoofddoel van het programma zou moeten zijn om universele rechten voor al deze mensen veilig te stellen.

Ik vrees echter dat deze opnieuw zwaar belaste en gecompliceerde agenda net als eerdere programma's zal moeten worden ingekrompen. De bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting moeten worden gerespecteerd, en afgaand op wat ik tot nu toe heb gelezen is het mogelijk dat de Commissie haar bevoegdheden overschrijdt op een wijze die het recht van de lidstaten om op deze gebieden hun eigen beleid vast te stellen aantast. Ik hoop evenwel dat deze nieuwe strategie een nieuw tijdperk markeert voor de manier waarop de EU dit probleem aanpakt, namelijk door eerst naar de Roma te luisteren.

Gedurende een te lange periode zijn de programma's te ingewikkeld geweest en hebben ze de mensen die ze het hardst nodig hadden simpelweg niet bereikt. In bijna tien jaar zijn er maar weinig praktische resultaten behaald. Ik hoop dat de Commissie zich nu zal richten op de beste manier om de procedure voor het verkrijgen van EU-middelen te vereenvoudigen en om haar programma's te bewaken, te beoordelen en uit te voeren. Als de EU hiervoor geld wil uitgeven, moet dat geld nu beter worden besteed.

 
  
MPphoto
 

  Cornelia Ernst, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is natuurlijk een goede zaak dat er nu een kaderstrategie komt voor de integratie van de Roma, maar ik moet wel een kanttekening maken. Dit voorstel van de Commissie is teleurstellend, na de jarenlange discussie met vertegenwoordigers van de Roma, ook hier in het Parlement.

Met of zonder een kaderstrategie hebben vertegenwoordigers van de Roma al jaren keer op keer gewezen op het feit dat we gerichte maatregelen moeten nemen, en duidelijke en concrete doelstellingen vast moeten leggen. Er zijn echter zelfs geen duidelijke sancties vastgelegd voor degenen die zich niet aan deze strategie houden. Er zijn wel ideeën op tafel gelegd, en die zijn hier ook genoemd, maar eigenlijke sancties zijn niet voorzien, en de bestaande verplichtingen hebben zoveel gaten als een Zwitserse kaas.

De Romastrategie moet alle onderwerpen behandelen, dat hadden we afgesproken. Maar wat heeft de Commissie te bieden, afgezien van de vier hoofdpunten? De Romagemeenschappen worden niet structureel betrokken bij alle besluiten die voor hen gevolgen hebben. Er zijn geen structuren voor de concrete omzetting van de streefdoelen. De genderdimensie wordt verwaarloosd. En ik maak me werkelijk druk over het feit dat u niet bereid bent om expliciete actie te ondernemen om discriminatie van de Roma te bestrijden, dat vind ik schandalig.

U klaagt over het feit dat middelen voor de Roma in de structuurfondsen van de EU niet worden benut. Ik wil u echter heel eerlijk vragen: is de vijandige houding tegenover Roma niet ook een reden waarom men dergelijke Europese middelen niet heeft gebruikt? Volgens mij is dat een feit.

De GUE/NGL-Fractie heeft kritiek op deze mededeling. Die gaat volgens ons niet ver genoeg, en ik verwacht gewoon dat dit wordt rechtgezet.

 
  
MPphoto
 

  Mario Borghezio, namens de EFD-Fractie.(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ondanks dat ik een euroscepticus ben, zou ik, met het oog op de Europa 2020-strategie, voorstander kunnen zijn van een plan om discriminatie, problemen en marginalisering de wereld uit te helpen, mits de Europese Commissie daadwerkelijk komt met een daadkrachtige actie om het gedrag van de lidstaten te controleren.

Maar we krijgen speeches over een grootse toekomst, over een grote controle, gehouden door een Europese commissaris die mij nog steeds niet kan uitleggen hoe het mogelijk is dat het in haar land, in het Groothertogdom Luxemburg, voor deze nomaden verboden is om hun kamp op te slaan, terwijl zij zichzelf wel mogen installeren in de buurt van mijn huis, in Italië en in Frankrijk. We hebben het dus over het bieden van een thuis aan nomaden, terwijl deze mensen in bepaalde Europese landen, met name in het land van mevrouw Reding, niet eens hun kamp mogen opslaan.

In de belangrijkste krant van Italië, Il Corriere della Sera, staat vandaag een artikel over een ouder, een nomade die de titel 'ouder' niet verdient en die in Italië is gearresteerd omdat ze haar eigen dochtertje had verkocht aan handelaren die het meisje aan het werk wilde zetten als prostituee. Ze verkocht haar eigen dochtertje! Anderen laten hun dochters andere dingen doen. Vaak zijn zij degenen die hun kinderen niet naar school sturen, ondanks de druk en bemoeienis van autoriteiten, bemiddelaars en hulporganisaties.

Willen we het ook over deze problemen hebben? Zijn we bereid onze ogen te openen voor deze idiote liefdadigheid en ons te realiseren dat de Roma veel van hun problemen alleen en voornamelijk aan zichzelf te danken hebben?

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. (RO) De nieuwe Europese strategie voor de integratie van de Roma herhaalt slechts oude doelstellingen, die in de loop der tijd onhaalbaar zijn gebleken. Deze doelen hadden geloofwaardig kunnen zijn bij de lancering van het Decennium voor de Roma-integratie in 2005. Op dit moment, nu extremisme en geweld tegen Roma in de EU toenemen, hebben we een veel concretere strategie nodig. De spanningen in Hongarije nemen toe, de acties van milities worden steeds gewelddadiger en zonder stevige stellingname zal de situatie nog verergeren. Daarom is het onverklaarbaar dat de Commissie niet geprobeerd heeft om daadwerkelijke oplossingen aan te dragen, voor concrete problemen, eens te meer omdat er ook een EP-resolutie beschikbaar was.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. (RO) De nieuwe strategie voor de coördinatie van nationale strategieën voor de integratie van de Roma, die vandaag door de Commissie is gepresenteerd, is een belangrijke stap voor de EU. Het opzetten van nationale contactpunten voor het integreren van de Roma, het vereenvoudigen van financieringsprocedures, het evalueren van de nationale plannen door de Europese instellingen en het controleren van de voortgang wat betreft integratie van de Roma in de lidstaten zijn maatregelen die zullen bijdragen aan de verbetering van de sociale en economische situatie van de Romapopulatie in Europa. De lidstaten moeten deze strategieën goed bestuderen en zo snel mogelijk een verantwoordelijk bestuursorgaan aanwijzen voor de uitvoering van de strategie en de coördinatie met de andere lidstaten. Ik hoop dat de Commissie vanaf deze zomer de leiding zal nemen bij de coördinatie van de strategie, voor wat betreft de evolutie op belangrijke gebieden als bevordering van burgerschapsvorming, beroepsoriëntatie en werkgelegenheid. Ik betreur het dat de nieuwe strategie niet duidelijk typen programma's voor Roma aangeeft, te ontwikkelen en uit te voeren op soortgelijke wijze in alle lidstaten, met bepaalde verschillen. Ik vraag de Raad en de lidstaten om met voorstellen te komen voor dergelijke programmatypen die de Commissie centraal kan verzamelen. Zonder dergelijke modellen, aangepast aan het nomadisch karakter van de Roma, kan de EU nooit volledig bijdragen aan de toegevoegde waarde op Europees niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk.(EN) Het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma biedt een kans om op alle niveaus en met alle belanghebbende partijen de krachten te bundelen om een eind te maken aan de uitsluiting van de Roma. De doelen die op EU-niveau zijn geformuleerd, die betrekking hebben op vier voor de integratie van de Roma belangrijke gebieden – toegang tot onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en huisvesting – zullen alleen worden verwezenlijkt als de lidstaten zich er daadwerkelijk aan committeren. Het is nu van cruciaal belang om naar een hogere versnelling te schakelen en ervoor te zorgen dat nationaal, regionaal en lokaal integratiebeleid duidelijk en specifiek op de Roma wordt gericht en dat specifieke maatregelen worden genomen om de behoeften van de Roma te vervullen, om de achterstandssituatie waarin ze zich bevinden te compenseren of om te voorkomen dat ze daarin belanden. De lidstaten moeten er in het kader van de Europa 2020-strategie voor zorgen dat alle Romakinderen toegang tot kwaliteitsonderwijs krijgen en een concrete doelstelling voor het vergroten van de werkgelegenheid onder de Roma vaststellen. Ook moet het percentage Romahuishoudens dat toegang tot water, sanitaire voorzieningen en elektriciteit heeft worden verhoogd en moet niet-discriminerende toegang tot huisvesting, waaronder sociale woningen, worden bevorderd. De lidstaten moeten concrete doelstellingen met concrete tijdschema's vaststellen om de levensverwachting van de Roma te laten stijgen, het percentage gevaccineerde kinderen te verhogen tot het niveau van de niet-Romabevolking en de kinder- en moedersterfte te verlagen tot het niveau van niet-Romabevolking.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Thérèse Sanchez-Schmid (PPE), schriftelijk. (FR) De Commissie heeft ons eindelijk een aantal ambitieuze doelstellingen gegeven voor de integratie van de Roma in Europa: garanderen dat alle Romakinderen ten minste basisonderwijs kunnen volgen, de kindersterfte terugdringen, de verschillen in levensverwachting verkleinen. Maar nu moeten deze woorden nog worden omgezet in daden. Een jaar nadat het Europees Parlement een wijziging van de EFRO-verordening heeft aangenomen met betrekking tot de investering in huisvesting voor gemarginaliseerde gemeenschappen, komen de projecten maar met moeite van de grond. Het is niet alleen belangrijk dat de staten investeren en verslag uitbrengen van hun acties op gebieden als werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en de huisvesting van de Roma, maar ook dat de Commissie het gebruik van de bestaande Europese programma's nauwgezet volgt. Tot slot moeten de Roma deze gelegenheid aangrijpen om hun toekomst in eigen handen te nemen, wetende dat Europa aan hun kant staat. Een afwachtende houding en loze woorden dienen slechts als voer voor extreem rechts en wantrouwen binnen de gemeenschappen. De Internationale Dag van de Roma zal aankomende vrijdag worden gevierd, op 8 april. Ik hoop dat we op 8 april 2012 de geboekte resultaten kunnen vieren.

 

11. Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012 - Afdeling I - Parlement (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A7-0087/2011) van José Manuel Fernandes, namens de Begrotingscommissie, over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 - Afdeling I - Parlement [2011/2018(BUD)].

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Fernandes, rapporteur. (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, ik wil eerst en vooral iedereen bedanken die aan dit verslag heeft meegewerkt, en ik wil in het bijzonder de schaduwrapporteurs van alle fracties bedanken.

Dit verslag maakt het mogelijk om de begroting van het Europees Parlement voor 2012 af te stemmen op soberheid, consolidatie en zorgvuldigheid. We zijn er zelfs in geslaagd om ongeveer 49 miljoen euro te besparen ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. In ons standpunt, waarover hier in de plenaire vergadering reeds gestemd werd en dat met grote meerderheid werd aangenomen, gaan we verder dan datgene waartoe we ons hadden verbonden. We hadden gezegd dat deze actualisering rond het inflatieniveau zou liggen. Wel, we zijn ver van die inflatie verwijderd gebleven, wat betekent dat de begroting voor 2012 in werkelijkheid een daling met zich mee zal brengen: Een begroting die onder 20 procent zal blijven voor rubriek 5, de rubriek die de middelen voor de instellingen van de Europese Unie omvat. Het is al een paar jaar geleden dat we die doelstelling konden bereiken en dat we niet boven 20 procent uitstegen.

Ik herinner me bovendien dat de Conferentie van voorzitters de doelstelling voor de begroting van het Parlement op 20 à 22 procent heeft vastgelegd. Dit jaar bleef de begroting onder dat percentage. We willen echter ook in 2012 besparingen doorvoeren bij de toepassing van de begroting, op basis van de beginselen van goed beheer, bezuiniging, doeltreffendheid en doelmatigheid. We willen dat alle uitgaven met bewijzen gestaafd worden en dat de variabele kosten onderworpen worden aan een kosten-batenanalyse. Zo kunnen we ook bij de uitvoering van de begroting bijkomende besparingen doorvoeren.

Alle instellingen moeten inspanningen leveren om te besparen en er wordt verwacht dat de marge voor rubriek 5, die de administratieve uitgaven van alle instellingen omvat, in 2012 ongeveer 380 miljoen euro zal bedragen. Daarom stellen wij voor om 100 miljoen euro voor administratieve uitgaven over te hevelen naar het gebied jeugd. Waarom jeugd? Omdat de jeugd de generatie is die het het moeilijkst heeft om een baan te vinden, en omdat de werkloosheid bij die generatie dubbel zo hoog ligt als bij de andere generaties. Maar er zijn bijkomende redenen en doelstellingen die ons ertoe hebben gedreven om ook in 2012 de prioriteit te geven aan 'jeugd'. Dat was al zo in 2011, en ook in de Europa 2020-strategie, die de leidraad vormt voor de volgende financiële vooruitzichten, maar ook voor de begroting voor 2012 van collega Balzani, is de jeugd opgenomen in elk van de vijf doelstellingen. Meer nog, als we kijken naar vroegtijdig schoolverlaten en onderwijs, dan zien we dat 40 procent van de mensen in de leeftijdscategorie 30 tot 34 jaar een universitair diploma heeft, waardoor twee van de doelstellingen exclusief zijn. Ik hoop dat eventuele amendementen die tegen dit voorstel indruisen opnieuw overwogen zullen worden, aangezien ik van mening ben dat de 'jeugd' in het Parlement prioriteit moet blijven krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Monika Hohlmeier, namens de PPE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de rapporteur, dames en heren, de begroting van het Parlement voor 2012 wordt natuurlijk bepaald door de economische en financiële situatie. Daarom ben ik blij dat we in de fundamentele richtsnoeren hebben afgesproken dat ook onze eigen begroting zorgvuldig moet worden opgesteld, en niet al te sterk mag stijgen, in ieder geval niet meer dan de inflatie. Ik vind ook belangrijk wat we ons voorgenomen hebben voor de jeugd, dat heeft de heer Fernandes ook genoemd. In de vorige ontwerpbegroting hebben we alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat er meer geld voor de jeugd beschikbaar is dan tot nu toe, want juist jongeren die geen werk hebben, of op de een of andere manier steun nodig hebben, moeten die steun ook krijgen van Europa. Daarom ben ik blij met die honderd miljoen extra.

Als rapporteur voor de gebouwen wil ik er nog even op wijzen dat het volgens mij heel belangrijk is dat we die zo efficiënt mogelijk financieren, en de financiële situatie goed in de gaten houden. In dat verband vind ik het belangrijk dat we de middelen in de begroting van het Parlement die we in de loop van een jaar niet kunnen uitgeven gebruiken om de rentelasten zo laag mogelijk te houden. In dat verband moeten we verhinderen dat dit geld nog even gauw wordt uitgegeven tijdens de zogenaamde 'decemberkoorts', we moeten het gebruiken om de gebouwen sneller af te betalen, en zo geld te besparen. Bij het Huis van de Europese geschiedenis moeten we er samen op letten dat er nog eens goed wordt nagedacht over de exploitatiestrategie. We moeten met name de bouwkosten zorgvuldig in de gaten houden, zodat er - na kennisgeving conform artikel 179, lid 3 - na de voltooiing van het gebouw een begroting kan worden voorgelegd.

 
  
MPphoto
 

  Derek Vaughan, namens de S&D-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur lof toezwaaien voor de wijze waarop hij deze begroting heeft benaderd en voor het feit dat hij erkent dat het Parlement in 2012 grote uitgavenstijgingen moet vermijden. Dat is met name passend omdat de Raad zijn begroting met 4 procent wil verlagen, de Commissie haar begroting met slechts 1 procent wil verhogen, het Comité van de Regio's zijn begroting met 2,9 procent wil verhogen en het Europees Economisch en Sociaal Comité zijn begroting met nog minder wil verhogen.

Ik ben van mening dat het beginvoorstel van 5,2 procent van het Bureau veel te hoog was. De beperking van deze stijging tot 2,3 procent is daarom vooruitgang. In reële termen betekent dat zelfs een daling met 0,5 procent. Persoonlijk had ik liever een nog kleinere stijging gezien. Naar mijn mening moeten we in de toekomst een plan opstellen om potentiële besparingen in de begroting van het Parlement te inventariseren.

We moeten echter erkennen dat er besparingen zijn gerealiseerd. Ik verwelkom de bezuiniging op de eenheid voor de beoordeling van Europese toegevoegde waarde, die ons 1,3 miljoen euro zal besparen, de bezuinigingen op voorlichtingscampagnes, de bezuinigingen op het beleid met betrekking tot gebouwen en de bezuinigingen op papier, en ik verwelkom het voorstel om circa drie miljoen euro te besparen op de reserve voor onvoorziene uitgaven. Alles bij elkaar komt dit neer op een besparing van ongeveer 13,7 miljard euro, afgezien van de uitgestelde uitgaven voor Lissabon en de uitbreiding. Zoals ik al heb gezegd, denk ik dat we nog meer hadden kunnen besparen, maar het is in ieder geval iets.

Tot slot wil ik twee belangrijke nog uitstaande punten aan de orde stellen. In de eerste plaats hebben we, met betrekking tot het voorstel dat de honderd miljoen euro aan niet-toegewezen middelen in rubriek 5 naar jeugdbeleid moeten gaan, samen met andere fracties in amendement 7 gezegd dat deze overschrijving in overweging kan worden genomen, maar alleen als dat in overeenstemming is met de prioriteiten van de algemene begroting voor 2012. Voordat wordt besloten of we dat moeten doen en waar het geld aan moet worden besteed – met andere woorden, waar dat geld aan moet worden besteed als die overschrijving plaatsvindt – moet hierover dus eerst een debat plaatsvinden. Het is nog veel te vroeg om onszelf daaraan te verbinden.

In de tweede plaats is er het Huis van de Europese geschiedenis. Dat zou een goed idee zijn als we genoeg geld zouden hebben, maar dat is naar mijn mening nu niet het geval. Er moet een behoorlijk bedrijfsplan komen en de juiste parlementaire procedure moet worden gevolgd, misschien in het normale begrotingsproces later dit jaar. Het is naar mijn mening belangrijk dat duidelijk is dat het Parlement, net als bij andere onderwerpen, de juiste besluiten over zijn eigen begroting neemt. Onze eigen begroting is belangrijk en het moet duidelijk zijn dat we de juiste besluiten voor het publiek nemen.

 
  
MPphoto
 

  Alexander Alvaro, namens de ALDE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik vind ook dat het werk van de rapporteur en van de collega's resultaten heeft opgeleverd. Eens te meer is bewezen dat geld niet alles is, maar zonder geld niets lijkt te werken. Er is ook gebleken dat iedereen vasthoudt aan wat hij heeft wanneer er moet worden bezuinigd. Niemand is bereid om iets af te dragen. Dat maakt het niet makkelijk om te bezuinigen. Met het oog daarop is de hele discussie over de inflatie van 2,3 of 2,5 of 2,7 procent uiteindelijk niet meer dan schaduwboksen. Het is onze taak om te kijken waar we concreet op kunnen bezuinigen.

Dat is echter alleen maar mogelijk – en ik hoop werkelijk dat het secretariaat-generaal van het Parlement hiervan nota neemt – wanneer de Begrotingscommissie alle nodige documenten krijgt, om aan de hand van de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement te beoordelen waar kan worden bezuinigd. Anders beschikken we alleen maar over de wijzigingsvoorstellen van de secretaris-generaal. De raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement bestaat niet alleen maar uit deze wijzigingsvoorstellen.

We hebben al 49 miljoen euro bezuinigd, dat heeft de heer Fernandes al gezegd. Hij heeft niet gezegd dat twee derde daarvan gewoon uitgaven zijn die worden doorgeschoven naar het begrotingsjaar 2013, respectievelijk 2012. Dat betekent dat we volgend jaar moeten beslissen wat we met dat geld doen. Over de echte bezuinigingen wil ik graag zeggen dat de zogenaamd kleinere fracties, inclusief de liberalen, er in geslaagd zijn om een front te vormen, en de twee grotere fracties er van te overtuigen dat we moeten bezuinigen op informatietechnologie, op eenvoudige dingen als schoonmaken, of bijdragen aan bijvoorbeeld politieke partijen en stichtingen. We zijn het tenminste in grote lijnen eens geworden over mogelijke bezuinigingen.

Er is net een discussie op gang gekomen over de honderd miljoen euro voor jongeren. Daar kan je natuurlijk moeilijk tegen zijn. Aan de andere kant moeten we oppassen waar we rookgranaten afvuren, want dat heeft niets met dit verslag te maken, dat moet in een ander verslag worden behandeld. Dit mag de aandacht niet afleiden van andere belangrijke onderwerpen. Hoe dan ook, we hebben de eerste stap gezet, en er is gebleken dat we niet per se meer geld nodig hebben, maar dat we veel meer begrotingsdiscipline aan de dag moeten leggen. Samen met alle fracties zitten we op de goede weg.

 
  
MPphoto
 

  Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement moet in deze moeilijke tijden voor de economie natuurlijk ook een bijdrage leveren, ook wij moeten bereid zijn om onszelf beperkingen op te leggen, en discipline te tonen, al zijn we nog steeds bezig met het opbouwen van onze eigen instelling, en al hebben we door het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden gekregen. Ik ben het eens met de vorige sprekers, we hebben de groei van 5,2 procent in de ontwerpbegroting van het Bureau, die werkelijk veel te hoog was, terecht gereduceerd tot een toename van 2,3 procent. De begroting groeit echter hoe dan ook, al ligt het percentage waarschijnlijk onder de inflatie. We bezuinigen dus eigenlijk niet, we beperken de groei alleen maar. We moeten eerlijk zijn, we moeten de dingen bij hun naam noemen.

Over het Huis van de Europese geschiedenis wil ik het volgende zeggen: de meerderheid van de leden van mijn fractie is van mening dat het zinvol is om deze dienst aan te bieden aan de Europese burgers, ze moeten informatie kunnen krijgen over onze geschiedenis na 1945. Dat betekent echter ook dat er een exploitatiestrategie moet komen, en dat we ons moeten houden aan alle voorwaarden die de meerderheid morgen tijdens de stemming zal vastleggen. Dat is de enige manier om een verantwoord, eerlijk en helder begrotingsbeleid te voeren. Dat betekent echter ook: wanneer we dit als prioriteit behandelen – en er moet in de komende jaren maar liefst 60 miljoen euro worden geïnvesteerd – moeten we volgens de Groenen ook bereid zijn om elders te bezuinigen, en niet alleen de groei te beperken. Wij zijn bijvoorbeeld van mening dat van iedereen kan worden verwacht dat hij bij vluchten binnen de Europese Unie van minder dan vier uur niet businessclass vliegt. Dat zou heel wat geld opleveren. Daarmee kunnen we onze medewerkers en de leden hier in Straatsburg meer fietsen ter beschikking stellen.

Ik wil nog een laatste opmerking maken over de politieke truc van de herbestemming van de middelen voor het jeugdbeleid. Natuurlijk willen de Groenen ook meer geld uitgeven voor het jongerenwerk. Dat valt echter onder de begroting van de Commissie. Wanneer we dit geld voor het jeugdbeleid nu namelijk uit de begroting van het Parlement halen, is het niet meer beschikbaar voor de nieuwe instantie voor financieel toezicht, of voor de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Willen we dat werkelijk? Is dat het signaal dat het Parlement de burgers wil laten horen? Nee, dat is een verkeerd besluit. We moeten die agentschappen, die nodig zijn voor een goede regulering, sterk en daadkrachtig maken, en het geld voor het jeugdbeleid uit de begroting van de Commissie halen. Dat zou politiek de juiste aanpak zijn.

 
  
MPphoto
 

  Lajos Bokros, namens de ECR-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de leiders van de EU leven in een luchtbel van misleiding en zelfmisleiding. Het beste voorbeeld daarvan hebben we vanochtend gezien. Leiders van EU-instellingen hebben vanochtend gezegd dat de crisis grotendeels achter ons ligt. Niets is minder waar. Zoals Wolfgang Münchau gisteren in de Financial Times schreef, staat Europa voor de grimmige keuze tussen het failliet laten gaan van landen of het redden van deze landen met belastinggeld. Beide keuzes leiden tot grote verliezen. Het enige verschil tussen de twee is hoe die verliezen worden verdeeld. Bij een faillissement zullen Duitse, Franse, Britse, Italiaanse en Spaanse banken een klap krijgen en zullen de belastingbetalers van deze landen de kosten delen met de Griekse, Ierse en Portugese belastingbetalers. Bij een reddingsoperatie zullen de lasten volledig bij Griekenland, Ierland en binnenkort Portugal worden neergelegd.

Het is in die context dat ik opmerk dat het voorstel om de begroting van het Parlement met 2,3 procent te laten stijgen nog steeds te hoog is en onaanvaardbaar is. Laten we teruggaan naar de tekentafel en de stijging van de begroting beperken tot 1 procent, zoals commissaris Lewandowski heeft voorgesteld. Als we de begroting minder hard laten stijgen dan de inflatie, zou dat het Parlement in de ogen van de Europese burgers wat meer legitimiteit opleveren, wat hard nodig is. Niet alleen de stijging, maar ook de structuur van de begroting kan worden veranderd.

Er zijn veel manieren om geld te besparen voor de Europese belastingbetaler. Zoals mevrouw Trüpel al heeft gezegd, hoeven we binnen de Europese Unie geen businessclass te vliegen. De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers stellen in een gezamenlijk amendement voor om de reiskosten aanzienlijk terug te dringen door flexibele economyclass-tickets voor vluchten van minder dan vier uur te gebruiken. We hebben hier in Straatsburg geen glimmende, blitse vloot van zwarte Mercedessen-Benz nodig. Neem de tram. We hebben geen Huis van de Europese geschiedenis nodig, omdat Europa concurrentievermogen en geopolitiek gewicht verliest en vanzelf al een museum wordt.

Er is heel veel ruimte voor besparingen op de energiekosten. Onze kantoren hebben geen temperatuurbeheersing of individueel afstelbare verwarming of airconditioning. We verspillen elk jaar een enorme hoeveelheid energie. Er is heel veel ruimte voor besparingen op beveiliging en IT-diensten. In beide gevallen kan de dienstverlening veel beter en goedkoper. Ook moeten we onze ziektekostenverzekeringskosten evalueren en herzien. Het is helemaal niet nodig dat we toegang tot zo'n genereus aanbod aan gezondheidsdiensten hebben. Het opstellen van een begroting gaat over het vaststellen van prioriteiten, zowel positieve als negatieve. Er is geen tekort aan positieve prioriteiten, maar voor verantwoordelijke en prudente budgettering zijn beide nodig, vooral in tijden van crisis.

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie. (PT) Als leden van het Europees Parlement kunnen wij over ons eigen salaris beslissen. We beslissen ook over het geld dat besteed wordt om mensen aan te werven. Tussen 2010 en 2011 hebben wij onszelf meer dan 3 000 euro per maand extra toegekend. Wij stemmen bovendien zelf over het plafond voor de uitgaven van ons kabinet, de onkostenvergoeding, de toelagen en zelfs de manier waarop we reizen. Op die gebieden hebben wij de absolute bevoegdheid en daarom vraag ik me af en vraag ik ook aan u: hebben we onze bevoegdheid gebruikt of misbruikt, hebben we verstandige en weldoordachte beslissingen genomen, of zijn we er juist niet in geslaagd om de macht die die bevoegdheid over ons heeft, te weerstaan? Daar zijn we jammer genoeg niet in geslaagd, en net daarom gaat dit debat niet over cijfers, maar over ethiek en politiek. Het is een debat dat ons zal maken of zal kraken in de ogen van diegenen aan wie wij rekenschap moeten afleggen.

Ik ben zelf verre van een populist die tegen alle partijen is of die van mening is dat de afgevaardigden maar bij kaarslicht moeten werken. Maar het is net omdat die demagogie bestaat in onze landen, dat we bijzonder veeleisend moeten zijn wanneer het gaat om beslissingen over het geld en de geschenken die wij ontvangen. U moet het mij maar vergeven, maar ik vind het niet normaal dat leden van het Parlement die altijd economyclass reisden, businessclass zijn gaan reizen sinds vluchten op basis van het ticket worden terugbetaald, en niet meer op basis van het aantal kilometer. Hetzelfde soort criteria wordt toegepast op onze lonen en onze uitgaven. Die zijn naar mijn mening buitensporig, in sommige gevallen zelfs extravagant, maar dat is niet waar het hier om draait: Nu moeten we er vooral achterkomen of we moedig genoeg zijn om op zijn minst een bevriezing van deze uitgaven aan te nemen.

Ik begrijp niet hoe het mogelijk is dat er hier nog afgevaardigden zijn die er niet voor terugdeinzen om in hun eigen land te pleiten voor soberheidsmaatregelen en voor het verlagen van de lonen en de pensioenen, maar die diezelfde soberheid net zo snel overboord gooien wanneer ze over hun eigen geld moeten beslissen. Dit is niet alleen een ernstige zaak, vrienden, het is onfatsoenlijk en bijzonder triest.

 
  
MPphoto
 

  Marta Andreasen, namens de EFD-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de stijging van de begroting met 2,3 procent waar dit Parlement om vraagt, roept twijfels op over het verantwoordelijkheidsgevoel van het Parlement. Als we de verschillende begrotingslijnen bekijken, zien we dat veel ervan met 50 of 100 procent stijgen, zonder redelijke onderbouwing.

Aan het begin van deze plenaire zitting heb ik het Parlement gevraagd om de stemming over het verslag-Fernandes uit te stellen vanwege het gebrek aan precieze informatie over de kosten van het Huis van de Europese geschiedenis en een belangenconflict, maar mijn verzoek werd verworpen. Er is al een bedrag van 2,5 miljoen euro uitbetaald zonder dat er voldoende informatie beschikbaar was. Het lijkt erop dat sommige afgevaardigden bereid zijn om in het donker te blijven opereren en geld van de belastingbetaler uit te geven zonder de goede vragen te stellen. Meer dan de Britse premier vragen om uitsluitend akkoord te gaan met een aanzienlijke verlaging van de hele EU-begroting voor 2012 en hopen dat het Parlement een van de grootste bezuinigingsposten zal worden, kan ik niet doen.

 
  
MPphoto
 

  Lucas Hartong (NI). - Wat valt er binnen één minuut te zeggen over de begroting 2012 van het Europees Parlement? Niet veel, maar wel genoeg.

Dit verslag heeft geen visie, maar is slechts een aaneenschakeling van holle frasen, die opnieuw aantonen dat de Europese Unie geen enkele toegevoegde waarde heeft. De begroting 2012 laat verspilling zien, met name aan een onzinnig project als het Huis van de Europese geschiedenis. De kostenramingen lopen gierend uit de hand en de voorzitter van de Begrotingscommissie, die het besluit moet nemen over de financiering, is tevens beoogd lid van de raad van toezicht. Geen enkel ander parlement zou zo'n belangenverstrengeling accepteren, maar dit Europees Parlement wel. Te gek voor woorden!

De heer Lamassoure gaf gisteren aan zijn mandaat ter beschikking te willen stellen. De PVV verzoekt dan nu ook nadrukkelijk om dat daadwerkelijk te doen. Ik hoop dat de geldverspilling voor het komend jaar beperkt blijft en eigenlijk stopt. Ondertussen zal ik blijven controleren en waarschuwen namens de burger.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Matera (PPE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de heer Fernandes, rapporteur inzake de raming van de inkomsten en uitgaven van het Parlement, ervoor bedanken dat hij erin is geslaagd een gulden middenweg te vinden tussen de verzoeken van het secretariaat-generaal en de suggesties van commissaris Lewandowski over het beperken van de administratieve uitgaven van de Europese instellingen.

Dit Parlement wil aantonen verantwoordelijk te zijn, door zijn verzoeken om verhoging van kredieten onder het inflatieniveau te houden, nu de overheidsfinanciën van de lidstaten zich in zwaar weer bevinden.

Ik hoop dat de Raad, die een oordeel moet geven over het voorstel van de rapporteur om het plafond van rubriek 5 te verlagen teneinde jeugdbeleid te kunnen financieren, zich hier positief over zal uitlaten.

Ik ben van mening dat het van essentieel belang is dat we aanvullende fondsen kunnen vinden om de werkgelegenheid onder jongeren, die op dit moment in het overgrote deel van Europa nog nooit zo laag is geweest, te bevorderen, zodat we de belangrijkste doelstellingen van de Europa 2020-strategie sneller kunnen bereiken en nieuwe impulsen kunnen geven aan de economische groei, die afhankelijk is van onze jeugd en van hun mogelijkheden om toegang te krijgen tot opleidingen van hoog niveau.

 
  
MPphoto
 

  Göran Färm (S&D).(SV) Mevrouw de Voorzitter, het is misschien niet zo merkwaardig dat die Parlementsleden die tegen het idee van de Europese Unie op zich zijn, willen snoeien in de begroting van het Europees Parlement, maar het is volkomen duidelijk dat er populistische motieven achter schuilen. Belangrijker is dat diegenen van ons die voor de Europese Unie zijn, ook vinden dat het, wat administratieve uitgaven betreft, tijd is voor herbezinning.

In dit verslag besluiten wij voor het eerst om geen ontwikkeling te aanvaarden waarbij de begroting van het Parlement groeit in een tijd waarin de lidstaten begrotingsmoeilijkheden hebben en gewone burgers getroffen worden door besparingsmaatregelen. Wij moeten deze kwestie nu ook ernstig beginnen te nemen. Voor het eerst sinds ik lid ben van het Europees Parlement, snoeien we nu in de begroting van het Parlement. Ik vind dat we meer zouden moeten doen. Ik ben het eens met de rapporteur en een aantal van de vorige sprekers dat we dit strategischer zouden moeten aanpakken. Daarom heeft de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement een amendement ingediend met betrekking tot een strategische langetermijnevaluatie van de administratieve uitgaven van het Parlement. Nu moeten we aantonen dat we die taak ernstig kunnen nemen en dat het geen loze woorden zijn. We moeten werk beginnen te maken van zo'n evaluatie.

Het tweede element dat ik hier wil vermelden is het Huis van de Europese geschiedenis. Velen hebben in twijfel getrokken of het wel de taak van een Parlement is om een Europees geschiedkundig museum te runnen. Daar kun je een vraagteken bij zetten, maar ik denk dat het project een bestaansreden heeft, namelijk het feit dat niemand anders zo'n project heeft opgestart. Het is misschien tijd dat iemand het doet. Het moet echter gebeuren volgens transparante beginselen, met totale aansprakelijkheid voor de kosten en reële verantwoordelijkheid voor de activiteiten. Daarom ben ik bijzonder blij dat de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en de rapporteur het erover eens zijn om voor de belangrijkste delen van ons amendement te stemmen, waardoor we nu een echt transparant besluitvormingsproces krijgen met betrekking tot dat Huis van de Europese geschiedenis. Dat doet me plezier.

(Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Lucas Hartong (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb een vraag voor mijn geachte collega. Wat is er mis met populisme, gezien het feit dat parlementariërs de stem van het populus, het volk zijn?

 
  
MPphoto
 

  Göran Färm (S&D).(SV) Mijnheer Hartong, populisme betekent doorgaans dat men de dingen niet echt serieus neemt, dat men slechts instinctief reageert, zonder na te denken over een behoorlijke strategische reactie. Het belangrijkste met betrekking tot datgene wat we nu doen, is het feit dat diegenen van ons die echt in de Europese Unie geloven er ook voor willen zorgen dat we onze verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de belastingbetalers en de administratie in de EU aan een echte evaluatie onderwerpen. Het is véél gemakkelijker voor diegenen die geen Europese Unie willen, zoals de heer Hartong, aangezien hij aan alles een einde zou willen maken. Dat is echter niet de manier waarop iemand zijn verantwoordelijkheid neemt; dat is populisme.

(Spreker beantwoordde de vraag en verklaart zich bereid nog een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden)

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas (GUE/NGL). (PT) Mevrouw de Voorzitter, collega Färm, ik zou graag de volgende vraag stellen: in het licht van het oorspronkelijke voorstel van het Bureau van het Parlement is het wel duidelijk dat we hier te maken hebben met een verslag waarin enkele besparingen worden doorgevoerd, maar als we het vergelijken met de begroting die in 2010 werd toegepast, wordt er voor 2012 een stijging van 11 procent, of 175 miljoen euro, voorgesteld. Het is niet moeilijk om te achterhalen waar die stijging vandaan komt: 43 miljoen euro voor meubels, 33 miljoen euro voor parlementaire medewerkers, 18 miljoen euro voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten, 7 miljoen euro voor voorlichtingscampagnes. Ik denk niet dat ik hier nog verder over moet uitwijden.

 
  
MPphoto
 

  Göran Färm (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de heer Portas is duidelijk geweest. In de grond ben ik het met hem eens. Ook ik had verder willen gaan. Ik ben er niet blij mee dat het uiteindelijk een stijging met 2,3 procent is geworden. Ik denk dat we verder hadden kunnen gaan, maar dit is een compromis tussen de Begrotingscommissie en het Bureau. Dat is ook de reden waarom we een amendement hebben ingediend waarin we om een overzicht van de strategische langetermijnkosten van het Parlement hebben gevraagd. In mijn visie kunnen we met een moderner beheer en een echte inspanning om langetermijnbesparingen te realiseren wat betreft de administratieve kosten uiteindelijk in een veel betere situatie terechtkomen, en we zullen dan ook zeker naar enkele van de voorstellen van de heer Portas luisteren.

 
  
MPphoto
 

  Carl Haglund (ALDE).(SV) Mevrouw de Voorzitter, een aantal van de onderwerpen waar we nu op een vrij barbaarse toon over discussiëren, zijn kwesties die we vorig jaar al bespraken. Toen ontbrak het ons aan de wil om bepaalde dingen te herzien. Ik ben verheugd mijn collega van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement bijvoorbeeld net te horen zeggen dat de wil aanwezig is om na te denken over wat we op lange termijn kunnen doen. Waarschijnlijk is dat de verstandigste manier om dit onderwerp aan te pakken.

Uit deze discussie blijkt ook dat een administratieve discussie gemakkelijk kan ontaarden in een wedstrijd in populisme. Helaas lijken zeer velen in dit Parlement naar de eerste prijs te dingen. Het lijdt echter geen twijfel dat we onze kosten moeten herzien en de enige verstandige manier om dat te doen, is vanuit een langetermijnperspectief. De Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa stelde zowel vorig jaar als dit jaar een aantal besparingen voor. Wij behoorden tot diegenen die blij waren dat we konden snoeien in de oorspronkelijk door het Bureau voorgestelde stijgingen. In dat verband wil ik de heer Alvaro bedanken voor zijn uitstekende werk.

Wat het voorstel inzake een Huis van de Europese geschiedenis betreft, moet ik zeggen dat het idee mij persoonlijk niet bijzonder aanspreekt, maar tezelfdertijd denk ik dat het goed is om niet te vergeten dat het hier om een lang proces gaat dat al tijdens de vorige zittingsperiode van start ging. Nu moeten we nadenken over de manier waarop we een besluit kunnen nemen over dit onderwerp. Ik denk dat het goed zou zijn als er over deze kwestie zou worden gestemd, waardoor diegenen die geen museum willen echt de mogelijkheid hebben om neen te zeggen. Het zou best kunnen dat ik tot die groep behoor.

Ik denk echter niet dat we in dit verband iets winnen bij een wedstrijd in populisme, maar dat het beter is om zorgvuldig na te denken over waar we kunnen besparen.

 
  
MPphoto
 

  Peter van Dalen (ECR). - In de huidige economische tijden vind ik het vanzelfsprekend dat het Europees Parlement een sobere begroting maakt. En terecht kiest de rapporteur voor zelfbeheersing. Helaas, hij gaat niet ver genoeg.

De voorstellen zijn nu dat wij een begroting krijgen die 2,3 procent hoger wordt. Dat is niet in lijn met wat de Commissie wil, die denkt aan 1 procent hoger, en zeker niet in lijn met wat de Raad wil, die denkt zelfs aan een bezuiniging met een paar procent. Dat moeten wij ook doen. Wij moeten meer bezuinigen. En dat kan ook. Wij kunnen meer bezuinigen. Het is misschien eerder besloten om dat Huis van de Europese geschiedenis te gaan bouwen, maar wij kunnen een besluit ook terugdraaien. Dus laten wij dat vooral doen. Stoppen met dat miljoenen verslindende project van het Huis van de Europese geschiedenis.

En dan denk ik ook aan onszelf. Wij krijgen nog elke maand vele duizenden euro's aan algemene onkostenvergoeding zonder dat er verantwoording over dat bedrag wordt afgelegd. Als wij dat nu eens gaan controleren en goed gaan onderzoeken, valt daar ook veel geld te besparen. Laten wij dáár nu eens op inzetten: meer besparen.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira (GUE/NGL). (PT) Mevrouw de Voorzitter, er is al heel wat gedebatteerd over dit verslag over de lonen en de toelagen van de afgevaardigden. Ik wil hier in herinnering brengen dat wij, in tegenstelling tot de meerderheid van de afgevaardigden, tegen het huidige financiële statuut voor de leden van het Europees Parlement waren en er ook tegen hebben gestemd, onder andere omdat het betekende dat de inkomsten van de afgevaardigden in sommige landen bijna zouden verdubbelen, maar vooral omdat het indruist tegen een beginsel dat wij essentieel vinden, namelijk dat er een verband bestaat tussen het gemiddelde loon van de burgers in een bepaald land en het loon van hun vertegenwoordigers. Het doorbreken van dat verband is een zoveelste symptoom van de achteruitgang van de democratie, van de steeds grotere afstand tussen de vertegenwoordigers en diegenen die zij vertegenwoordigen, van de ethische ontaarding en van een stelsel dat enerzijds antisociale maatregelen oplegt aan de bevolking via uitgebreide besparingen, maar dat anderzijds haar uitvoerende ambtenaren wel vrijwaart van de gevolgen van die maatregelen. Is het geen tijd om dit financieel statuut te herzien?

Ik wil tot slot nog zeggen, mevrouw de Voorzitter, dat het ook belangrijk is dat duidelijk is dat de voorstellen tot wijziging van dit verslag, die misschien wel besparingen in het Parlement bevorderen, niet mogen leiden tot een uitzonderingsregeling die gunstiger is voor de financiering van de Europese partijen en de Europese politieke stichtingen.

 
  
MPphoto
 

  Claudio Morganti (EFD). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in het verslag over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 wordt terecht benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is om de uitgaven te beperken. Het lijkt een acceptabel compromis om de uitgaven te verhogen met 2,30 procent, aangezien dit percentage in feite lager is dan de verwachte inflatie en in theorie een besparing zou betekenen.

We voldoen echter nog lang niet aan de verzoeken van de commissaris voor Financiële programmering en begroting, die hoopte dat de instellingen genoeg zouden hebben aan een stijging van één procentpunt, wat voor sommige instellingen, zoals de Raad, ook daadwerkelijk het geval was. Ik laat de kwesties met betrekking tot deze verhoging, die waarschijnlijk kan worden verklaard door de grotere verantwoordelijkheden na Lissabon, nu voor wat ze zijn, en ik zal een paar woorden wijden aan het Huis van de Europese geschiedenis.

Met betrekking tot het Huis van de Europese geschiedenis doen er in de Begrotingscommissie absurde cijfers de ronde, zowel voor het opzetten als voor de exploitatie van dit project. Het komt op mij absoluut belachelijk over dat we in deze tijd zelfs maar in overweging nemen om tientallen miljoenen euro's te steken in een project waarvan het nut zeer dubieus is, waarmee we de plank volkomen misslaan en dat op een volledig verkeerd moment komt.

 
  
MPphoto
 

  Angelika Werthmann (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we moeten benadrukken dat het Europees Parlement gezien de aanhoudende structurele crisis in onze lidstaten voor een voorzichtige benadering ten aanzien van zijn begrotingsplannen voor 2012 kiest. Het aantal taken van alle instellingen neemt toe als gevolg van de uitbreiding van de EU, het Verdrag van Lissabon en nieuwe activiteiten, en de kosten stijgen mee. Desalniettemin is kostenefficiëntie de gulden regel.

Het is om die reden alleen maar logisch dat het Parlement ten aanzien van personeel een consolidatiekoers volgt en de uitgaven voor het dagelijkse functioneren van het Parlement, missies en dienstreizen verlaagt. Ik steun met name het voorstel van de secretaris-generaal om het milieubeleid van dit Huis voort te zetten. Ik wil benadrukken dat het Europees Parlement in deze ontwerpbegroting het belang van een constante en consistente informatieverstrekking aan de Europese burgers erkent.

Het idee van het Huis van de Europese geschiedenis wordt op vele punten ondersteund. Het is derhalve toe te juichen dat ook de begrotingsautoriteit nu over het project is geïnformeerd. In verband hiermee wil ik er eveneens op wijzen dat de kosten aanzienlijk teruggedrongen moeten worden en dat volledige transparantie op alle punten vereist is.

 
  
MPphoto
 

  Paul Rübig (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de begroting stelt ons mijns inziens elk jaar opnieuw voor de uitdaging om enerzijds zuinig met de middelen om te gaan en om anderzijds de middelen toch op efficiënte wijze te benutten. Naar mijn mening kunnen we in dit Huis zonder meer nog een heleboel bereiken op het gebied van efficiëntie. Het zou een hele stap vooruit zijn als we onze eigen punten zouden oprichten waar de leden van het Parlement en de medewerkers hun verbeteringsvoorstellen kunnen indienen, waardoor de efficiëntie in het Parlement wordt bevorderd.

Anderzijds hebben we sinds het Verdrag van Lissabon ministers met specifieke taken die in hun eigen lidstaten beschikken over voldoende middelen, hun eigen deskundig personeel, kabinetten en financiële middelen, die zij zouden kunnen inzetten om onze burgers het Europees beleid beter uit te leggen. Wij in het Europees Parlement zijn er van onze kant verantwoordelijk voor om het publiek bewust te maken van de besluiten die hier dagelijks in het belang van de burgers van Europa worden genomen.

Het Parlement moet eveneens de beschikking krijgen over voldoende middelen voor zijn nieuwe bevoegdheden op het gebied van energie, wereldhandel en extern beleid, maar ook op het gebied van mededinging, milieu en sociale aangelegenheden, die ons allen betreffen.

Ik ben bovendien een groot voorstander van begrotingsconsolidatie, aangezien dit ons uiteraard de mogelijkheid biedt om de vereiste bezuinigingen door te voeren. Iedereen die vindt dat economyclass voldoende in zijn behoeften voorziet op korteafstandsvluchten, die moet economyclass vliegen. Dat moge duidelijk zijn. Of als iemand zijn secretariaatstoelage bijvoorbeeld niet volledig benut, dan is dat eveneens geen probleem. Het is aan ieder van ons om te beslissen hoeveel werk we hebben en in hoeverre wij met de burgers van Europa willen communiceren. Dat moet iets zijn waarover de leden van het Parlement zelf kunnen beslissen, want het is uiteraard eveneens uiterst belangrijk dat wij de voordelen doeltreffend toelichten.

 
  
  

VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 

  Jens Geier (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, als ik naar het debat over het Huis van de Europese geschiedenis luister, dan lijkt het alsof er slechts twee soorten leden in het Parlement zijn: de begrotingsdeskundigen, die het debat bijwonen en die voornamelijk kritiek op dit project hebben, en alle anderen, die alles kennelijk helemaal in orde vinden. Het ergste is dat er ten aanzien van de kwestie van het Huis van de Europese geschiedenis zoveel koks zijn dat men het eigenlijke doel van dit project volledig uit het oog is verloren. In de "Daily Telegraph" staat vandaag bijvoorbeeld het bericht dat het over documenten beschikt waarin staat dat de kosten van dit project inmiddels tot het astronomische bedrag van 137 miljoen pond zijn gestegen. Ik kan de "Daily Telegraph" slechts verzoeken om deze documenten aan de Begrotingscommissie te doen toekomen en ons die transparantie te tonen, die de pers anders altijd van de leden van het Parlement eist. Ik zou het bewijs graag willen controleren.

Is dit project zinvol? Het is uiteraard zinvol om bewustwording te bevorderen over wat de Europese Unie en Europese integratie voor het leven van de mensen hebben betekend. Moet een Parlement een museum beheren? Nee, zeker niet. Om die reden heeft de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement bij dit project twee duidelijke richtsnoeren gevolgd. Het eerste is dat wij aandringen op een bedrijfsplan voor dit project. Het tweede is dat wij duidelijkheid ten aanzien van de vervolgkosten willen, dat wil zeggen hoe dit project in de toekomst moet worden gefinancierd. Daar kunnen we nog een derde richtsnoer aan toevoegen, namelijk dat we mogelijke duplicatie en overlappingen tussen het infocenter en het Huis van de Europese geschiedenis moeten vermijden.

 
  
MPphoto
 

  Anne E. Jensen (ALDE). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook graag iets zeggen over het Huis van de Europese geschiedenis. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat het Parlement een museum gaat exploiteren, maar ik ben van mening dat het een goed idee is dat we betere faciliteiten krijgen voor mensen die het Parlement bezoeken en ik beschouw een Huis van de Europese geschiedenis in dit verband als een belangrijk element.

Ik wil ook graag zeggen dat een meerderheid in mijn fractie voorstander is van het Huis van de Europese geschiedenis. Echter, we zijn het volmondig eens met het standpunt dat door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement naar voren is gebracht, namelijk dat we meer openheid, meer transparantie moeten hebben met betrekking tot de manier waarop de financiën van dit huis geregeld zijn en hoe de exploitatie in de toekomst zal plaatsvinden. Dit is uitermate belangrijk, maar ik vind het idee goed en het heeft zeker mijn steun. Niettemin moeten we weten welke financiële verplichtingen we op ons nemen op de lange termijn.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in een tijd als deze is elke begroting controversieel, en vooral hier in het Europees Parlement. Tegelijk moet worden gezegd dat iedereen hier de kans heeft om zijn of haar mening te geven, en het is goed om alle opvattingen te horen. Dat is een van de sterke punten van het Europees Parlement: iedereen kan komen, een opvatting hebben, een punt maken en gehoord worden.

Wat betreft de begroting zelf bevinden we ons natuurlijk in een moeilijke economische situatie en zal elke verhoging waarschijnlijk verkeerd worden uitgelegd, wat tot op zekere hoogte misschien ook begrijpelijk is. Het resultaat is echter een stijging met 2,3 procent, terwijl de inflatie 2,8 procent bedraagt.

Het andere punt dat moet worden gemaakt is dat de Europese Unie moet manoeuvreren tussen de wensen van 27 lidstaten, terwijl enkele landen, met name mijn eigen land, het op dit moment bijzonder zwaar hebben. We hebben gelukkig net een vergadering met commissaris Rehn achter de rug, die zich heel constructief heeft opgesteld. Het is duidelijk dat mensen in deze situatie voor geen enkele stijging begrip zullen hebben, ook als die lager uitvalt dan de inflatie. Dat moge zo zijn, maar wij moeten de algemene besluiten nemen, wij moeten kredieten toewijzen aan de verschillende dingen die we willen doen. Ook zullen er als gevolg van het Verdrag van Lissabon en hopelijk ook door de uitbreiding met Kroatië afgevaardigden bijkomen.

Voordat ik afsluit wil ik nog opmerken dat dit me doet denken aan wat dat de heer Barroso vaak zegt, namelijk dat we een volledige en openhartige discussie moeten voeren over eigen middelen en misschien over projectobligaties, want hoe meer de Europese Unie zichzelf onafhankelijk kan financieren, hoe minder controversieel de begrotingen zullen zijn en hoe minder geld we van de lidstaten hoeven te vragen. Ik denk dat we uiteindelijk de lijn van voorzitter Barroso moeten volgen.

 
  
MPphoto
 

  Gerben-Jan Gerbrandy (ALDE). - Ik vertegenwoordig hier de meest pro-Europese partij van mijn land, Nederland. Juist omdat ik zo sterk in Europa geloof, ben ik heel kritisch op Europa en ook over de begroting van onze eigen instelling, het Europees Parlement.

Ik vind dus ook dat wij in deze moeilijke financiële tijden heel zuinig moeten begroten en ik ben het dan ook niet eens met de verhoging. Ik ben vooral verbaasd over de oorspronkelijke begroting waar de secretaris-generaal mee kwam, meer dan 5 procent hoger, zoals ik ook verbaasd ben over het feit dat hij hier niet aanwezig is. Ik had hem hier graag willen hebben, omdat ik hem wil herinneren aan paragraaf 6 van de resolutie waarin wij aan de diensten vragen om met een stofkam door de begroting te gaan om te kijken naar mogelijke bezuinigingen. Ik wil hem vragen dat vóór 1 juli van dit jaar te doen, zodat wij in staat zijn om met concrete bezuinigingen te komen.

Tot slot, Voorzitter, wil ik mijn pro-Europese collega's oproepen: geef diegenen die Europa willen afbreken nu geen munitie in handen om daarmee door te gaan. Want het populus waar zij de mond van vol hebben, is het meest gediend met een welvarend en krachtig Europa.

 
  
MPphoto
 

  Salvador Garriga Polledo (PPE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de heer Fernandes, rapporteur, en ik dank collega Gerbrandy voor deze laatste woorden; ik geloof dat die zeer terecht zijn.

Dit is een zeer sobere begroting, die overeenkomt met wat de Commissie en de Raad hebben gevraagd. Zij blijft onder de grens van 20 procent, waarmee aan het gentlemen's agreement wordt voldaan, ook al bestaat dat niet: we hebben het allemaal over bezuinigingen, sommigen om er partijpolitiek voordeel mee te behalen, maar enkele prioriteiten delen we allemaal: zo willen wij, afgevaardigden, dat er meer wetgeving tot stand komt, er wordt op aangedrongen dat wij inspelen op de nieuwe prioriteiten van het Verdrag van Lissabon, dat we professioneler te werk gaan bij medebeslissingen, er wordt om meer vergaderzalen gevraagd, meer interne beveiliging, meer inspanningen bij het communicatiebeleid, betere informatienetwerken... Maar dat alles moet betaald worden. Of niet soms?

De ondertekende vastgoedovereenkomsten moeten worden nagekomen. Er wordt gezegd dat we die niet langer kunnen financieren, maar wij weten dat dat zo niet werkt en als wij daarvoor verantwoordelijk zijn, moeten we dat accepteren. Of niet soms?

De jeugd is nooit een polemiek, de jeugd is een noodzaak. In mijn land bij voorbeeld is een jeugdwerkloosheid van 50 procent. 100 miljoen euro voor het jongerenbeleid lossen het probleem niet op, maar passen wel in de prioriteiten van het Parlement. Ik weet dat de overmaking van dit geld van categorie 5 naar categorie 1 polemisch is en dat men zelfs kan aanvoeren, zoals al gedaan is, dat het indruist tegen de begrotingsprocedure, maar we zijn een levende instelling en wij moeten ons aanpassen aan de behoeften van het moment.

Ik geloof niet dat er iets urgenter is dan het oplossen van de jeugdwerkloosheid. En ik ben ervan overtuigd dat dat voor u allen prioriteit heeft.

En ten slotte: ik zal stemmen vóór het gemeenschappelijke Huis van de Europese geschiedenis.

 
  
MPphoto
 

  Riikka Manner (ALDE). (FI) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur, de heer Fernandes, complimenteren met zijn uitstekende werk. Deze toename van 2,3 procent is zeker veel gemakkelijker te accepteren en rechtvaardigen dan de 5,2 procent die het Bureau heeft voorgesteld. Het Parlement moet in deze begrotingsprocedure veel zelfkritiek aan de dag leggen. In het onderhavige verslag is dat gebeurd, maar dit werk moet zeer intensief worden voortgezet.

Ik vind het belangrijk dat er ook in kleine dingen en op verschillende gebieden naar bezuinigingen is gezocht. Natuurlijk is bezuinigen op bijvoorbeeld schoonmaak en onderhoud een oplossing, maar misschien hebben we ook ambitieuzere agenda's nodig dan alleen het besparen op zeep. Dit jaar stemde het Parlement ervoor om een dubbele vergadering in het najaar te wijzigen in een vergadering van een week in Straatsburg. Beëindiging van deze maandelijkse plenaire rally van het Parlement zou voor aanzienlijke besparingen zorgen, ook in de begroting van het Parlement.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D).(PL) Mevrouw de Voorzitter, wie de begroting van het Parlement bekijkt, kan zien dat vervoerskosten een aanzienlijk deel van de uitgaven vertegenwoordigen, hetgeen ook in de toekomst het geval zal blijven. We moeten immers uit 27 lidstaten naar vergaderingen in Brussel en Straatsburg reizen. Ik heb berekend dat de totale reiskosten voor leden en medewerkers van het Parlement jaarlijks meer dan 100 miljoen euro bedragen. Om verder te besparen zouden we, denk ik, daar wel eens kunnen kijken. Wij reizen veel; ik snap niet waarom wij evenveel voor vliegtickets betalen als mensen die slechts sporadisch het vliegtuig gebruiken. Daarom zou ik de leiders van het Parlement willen aansporen om eens met de luchtvaartmaatschappijen om de tafel te gaan zitten. Ik denk dat we wel eens aanzienlijke kortingen zouden kunnen bedingen. Het is in elk land te doen gebruikelijk dat de regering en de ministers een procent of twintig, dertig korting krijgen. Dank u wel.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD) - (SK) Geachte Voorzitter, in de paragrafen 17 en 18 van het verslag over een raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 wordt gewag gemaakt van voortzetting van het project Huis van de Europese geschiedenis. In verband daarmee wordt voorgesteld om begrotingsreserves te creëren ter verdere financiering van dit project, en wel onder hoofdstuk 10.1 - Reserve voor onvoorziene uitgaven. Ik ben er niet al te zeker van of de voortzetting van het project Huis van de Europese geschiedenis beschouwd kan worden als een onvoorziene uitgave, maar ik heb in ieder geval goed naar mevrouw Andreasen geluisterd die er bij de stemming over het verslag op wees dat de in het verslag opgegeven kosten in verband met het Huis van de Europese geschiedenis veel te laag zijn ingeschat.

Ik weet niet wat de mensen die de totstandkoming van het Huis van de Europese geschiedenis er ook in deze tijden van financiële en economische problemen doorheen proberen te drukken nu eigenlijk drijft. Wat ik wel weet, is dat het grote publiek in Europa het wijd en zijd als verkwisting van belastinggeld beschouwt. Ik zou u allen, waarde collega's, dan ook uitdrukkelijk willen verzoeken om nog eens heel goed na te denken of de financiering van dit controversiële project van 60 miljoen euro wel moet worden voortgezet.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D) - (SK) Geachte Voorzitter, ik zou graag met name stil willen staan bij een uiterst belangrijk aspect van het voorliggend verslag, en wel het strikte voornemen om nauwlettend toe te zien op de doeltreffendheid en de zuinigheid van de Europese instellingen. In deze tijden van economische crisis waarin talloze mannen en vrouwen in de EU hun baan hebben verloren, is de financiële huishouding van de instellingen die met hun belastinggeld betaald worden een uiterst gevoelig thema geworden. En terecht, zou ik zeggen. Het is dan ook zeer belangrijk dat de verplichting van strikt beheer vastgelegd wordt in de begroting.

Om te voorkomen dat overheidsgeld over de balk wordt gesmeten, staat ons een aantal dingen te doen. Allereerst moeten we een strategie voor online-overheidsdienstverlening (e-overheid) opstellen en uitvoeren. Verder dienen we meer gebruik te maken van videoconferenties voor vergaderingen en ook het gebruik van nieuwe ecologische technologie dient te worden bevorderd. Om zuinig te kunnen omgaan met de natuurlijke hulpbronnen, in dit geval met papier, dienen onze werkplekken met een volwaardig en functioneel netwerk te worden uitgerust. Bezuinigingsmaatregelen mogen echter niet volstrekt onbeperkt zijn, ze mogen niet zover gaan dat het ten koste gaat van de kwaliteit van het werk van de Europese instellingen. Zo acht ik het van groot belang dat er bij de vergaderingen van de commissies altijd tolken aanwezig zijn. Dames en heren tolken, hierbij allemaal heel hartelijke dank voor uw inspanningen.

 
  
MPphoto
 

  Giovanni La Via (PPE). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil allereerst de heer Fernandes feliciteren met zijn uitstekende werk en met de sfeer van positieve samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie, waardoor we een akkoord hebben kunnen bereiken over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012.

Zoals tijdens het debat duidelijk is geworden, zijn we gestart met een voorstel gebaseerd op een voorgesteld verhogingspercentage van 5,2 procent ten opzichte van 2011, en uitgekomen op een totaalbedrag van de ontwerpraming dat een verhogingspercentage van 2,3 procent inhoudt.

Daarnaast hecht ik belang aan het vooruitzicht van het overschrijven van 100 miljoen euro voor jongerenprojecten, aangezien het Parlement heeft aangegeven dat jongerenbeleid een van zijn prioriteiten voor 2011 is, en deze middelen zullen nuttig zijn bij het financieren van mobiliteits-, opleidings- en werkgelegenheidsprojecten voor alle Europese jongeren.

Tot slot hoop ik dat het mogelijk is om in de begrotingsprocedure voor 2012 het beheer van de middelen te optimaliseren door middel van de inzet van alle instellingen.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Maňka (S&D). - (SK) Geachte Voorzitter, ik zou de rapporteur hartelijk willen bedanken voor zijn waarlijk uitstekend verslag. Hij heeft daarin, net zoals degenen die vandaag hier het woord hebben genomen, gewezen op de onvolkomenheden in het geheel en misschien daar daadwerkelijk de oplossingen voor gevonden. Dat neemt niet weg dat de enige echte oplossing eruit bestaat dat we niet ieder voor zich de boel gaan zitten doornemen, maar dat we het geheel met een objectieve blik gaan bekijken. En de enige objectieve blik is een röntgenopname van het Parlement van buitenaf. Kijk maar eens naar de externe audit van de Rekenkamer in het verleden; de administratieve uitgaven gingen daarna flink naar beneden.

Ik ben dus al met al zeer tevreden met het feit dat ook de leden van onze commissie mijn amendement hebben ondersteund en dat het Parlement nu voortaan bepaalde uitgavenposten met een blik van buitenaf zal bekijken en dat we alles waarover u hier heeft gesproken aan het licht zullen brengen en misschien wel meer dan dat. De volgende stap is, zoals de heer Färm al zei, gedegen toezicht op deze uitgaven in de toekomst. Dat is echt de enige oplossing.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, gezien de netelige financiële, economische en sociale situatie waarin de Europese Unie momenteel verkeert, moeten de begrotingsmiddelen van het Parlement streng en efficiënt worden beheerd. Er wordt voorgesteld om de totale begroting van het Europees Parlement voor 2012 te verhogen met 2,3 procent, wat lager is dan het inflatiepercentage. Dit is zeker positief, maar in de toekomst moet het Parlement meer besparingen realiseren en zijn beheers- en controleprocedures verscherpen. Ik stem in met het voorstel van de rapporteur betreffende een langetermijnevaluatie van de begroting van het Europees Parlement met het doel de kosten te drukken. De diensten van het Parlement moeten meer ondernemen om de administratie te moderniseren en rationaliseren, hun afhankelijkheid van externe dienstverlening terugdringen, en een stringent personeelsmanagementbeleid toepassen. Ik denk dat deze maatregelen zullen leiden tot een efficiënter gebruik van EU-middelen, waarmee belastinggeld wordt bespaard en het huidige uitgavenniveau van het Parlement wordt verlaagd.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Fernandes, rapporteur. (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik vind het belangrijk om u eerst en vooral te wijzen op een cijfer: De administratieve uitgaven van alle Europese instellingen bedragen ongeveer 6 procent. Er is geen enkele begroting, van welke instelling in welke lidstaat dan ook, waarvan zo'n klein deel van de totale begroting, van de begroting van de Europese Unie, aan administratieve uitgaven besteed wordt.

Het Europees Parlement heeft nieuwe bevoegdheden gekregen. Er zijn 27 lidstaten, met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon komen er nog eens achttien Parlementsleden bij, er komt een uitbreiding naar Kroatië en het is vanzelfsprekend dat dat alles kosten met zich mee zal brengen. Toch zien we een werkelijke daling bij deze begroting, die ver onder de inflatie ligt.

Ik wil nog even ingaan op het thema jeugd. We weten allemaal dat dat een initiatief van de Commissie is, dat unaniem moet worden goedgekeurd door de Raad, maar we weten ook dat het belangrijk was om een duidelijke boodschap uit te sturen en het bedrag waarnaar wij hier verwezen hebben komt uit rubriek 5, waaronder alle administratieve uitgaven vallen en waar er een overschot van 380 miljoen euro zal zijn, waarvan wij er 100 miljoen willen overhevelen.

Wat de lonen van de Parlementsleden betreft, heeft het Europees Parlement niet de bevoegdheid om de lonen te actualiseren. Het is de Raad die, op voorstel van de Commissie, de lonen bepaalt. Maar het huidige voorstel van de Commissie om de lonen te actualiseren ligt op 0,9 procent. De lonen vallen ook onder het zogenaamde Statuut van de leden van het Europees Parlement en worden geïndexeerd op basis van het loon van een rechter van het Hof van Justitie.

Het Parlement kan niet op eigen houtje het Statuut van de leden van het Europees Parlement aanpassen. Ook de Commissie en de Raad moeten hun goedkeuring geven. Er zijn Parlementsleden die de betreffende bepalingen zouden moeten lezen en die ook het Verdrag van Lissabon, in het bijzonder artikel 223, zouden moeten lezen.

 
  
MPphoto
 

  Miguel Portas (GUE/NGL).(PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Fernandes, het lijkt me vanzelfsprekend dat het Parlement op het vlak van de lonen volledig in staat is om het initiatief te nemen tot een herziening van het Statuut van de leden. De betreffende bepalingen werden in dit huis aangenomen, en kunnen dus ook in dit Huis aangepast worden, ook al moeten daarvoor bepaalde institutionele stappen genomen worden. Het is inderdaad zo dat de indexering van de lonen gekoppeld is aan de verhoging die door de Europese Raad, door de regeringen, wordt goedgekeurd. Enkel het loon: Alle andere, eveneens belangrijke uitgaven, zijn daar niet aan onderworpen en zijn strikt afhankelijk van wat er in dit Huis beslist wordt en van niets anders.

 
  
MPphoto
 

  José Manuel Fernandes, rapporteur. (PT) De aanpassing van de lonen valt, zoals collega Portas bevestigt, niet onder de bevoegdheid van het Parlement. Daarom heeft het ook geen zin in een begroting zoals deze te spreken over het bevriezen van de lonen. Het zou wel nuttig kunnen zijn om een voorstel in te dienen om bijvoorbeeld het Statuut van de leden van het Europees Parlement aan te passen. Het zou ook nuttig kunnen zijn om Verordening (EG) nr. 31 aan te passen, in het bijzonder artikel 64. Wat geen zin heeft, is om te proberen om leden van dit huis in staat te stellen hun eigen verhogingen vast te leggen, terwijl dat bij wet niet mogelijk is, en om zo te proberen om diegenen die naar ons luisteren te misleiden en om aan demagogie te doen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming over het verslag van José Manuel Fernandes (A7-0087/2011) vindt morgen om 12.00 uur plaats.

 

12. Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (Α7-0050/2011) van Cătălin Sorin Ivan, namens de Commissie begrotingscontrole, over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding – Jaarverslag 2009 [2010/2247(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Cătălin Sorin Ivan, rapporteur. (RO) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie is gebaseerd op het verslag van de Commissie op grond van artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In dit artikel wordt duidelijk gesproken over de strijd tegen fraude, terwijl uit het verslag van de Commissie niet geheel duidelijk wordt welk deel van de onregelmatigheden fraude is en welk gedeelte simpelweg fouten.

Het is van groot belang dat we helder definiëren wat fraude is, omdat het gaat om moedwillig onwettig gedrag, corruptie in de ware zin van het woord, terwijl fouten onopzettelijke vergissingen zijn. Ten opzichte van fouten kunnen we enige tolerantie toestaan, maar ten opzichte van fraude in geen geval. Voor fraude moet de tolerantie nul zijn als het gaat om Europese middelen en de EU-begroting.

Een andere, zeer belangrijke kwestie heeft te maken met het verzamelen van gegevens. We moeten een diepgaand debat voren over de wijze waarop de lidstaten informatie aan de EU aanleveren, in concreto de Europese Commissie, over hoe de Europese middelen zijn gebruikt. Ik ben van mening dat de nationale beheersverklaringen kwalitatief beter worden als er een veel grotere politieke verantwoordelijkheid op nationaal niveau aan wordt verbonden. Ik vraag de Commissie nogmaals dat deze nationale beheersverklaringen ondertekend worden door de vakminister of een andere minister uit de nationale regering.

Overigens, 16,7 miljard euro van de begroting van de Europese Unie bestaat uit eigen inkomsten, met name uit douaneheffingen. 70 procent van de import valt onder de zogenaamde vereenvoudigde procedure. Ik citeer uit Speciaal Verslag 1/2010 van de Rekenkamer, dat het volgende aangeeft: "de over deze vereenvoudigde procedure uitgevoerde controle is van een laag niveau, en het aantal door de Rekenkamer vastgestelde fouten is alarmerend." Het is van groot belang dat de Commissie in dit geval de financiële gevolgen van dergelijke onregelmatigheden beoordeelt.

Ik wil OLAF gelukwensen met de operatie Diabolo II, die niet alleen gericht is op bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie maar zich tegelijkertijd ook richt op de strijd tegen namaakproducten. Afgezien van de schade die deze namaakproducten toebrengen aan het fiscaal en begrotingskader van de Europese Unie gaat het om de veiligheid van de Europese burger, over negatieve effecten op de Europese economie.

Verder wil ik het hebben over de uitgaven: Aan de ene kant over het gebruik van de Europese middelen en aan de andere kant over het terugvorderen van onterecht toegewezen middelen. Als we het hebben over het gebruik van de Europese middelen, gaat het automatisch over het geïntegreerde beheers- en controlesysteem van de Europese middelen, een zeer goed systeem dat echter bij de invoering ervan grote problemen ondervindt. Het baseert zich namelijk op onjuiste gegevens in databanken en heeft daarnaast te lijden vanwege de identificatie van de te gebruiken percelen.

Daarnaast, als het gaat om terugvordering van Europese middelen, kan ik slechts zeggen dat het zorgwekkend is dat 42 procent van de middelen voor landbouw wordt teruggevorderd en slechts 50 procent van de cohesiefondsen. Dit zijn zeer zorgwekkende cijfers. We moeten veel aandacht besteden aan het terugvorderen van middelen.

 
  
MPphoto
 

  Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Ivan, bedanken voor zijn constructieve verslag. Ik zal me concentreren op zes belangrijke elementen van het verslag.

In de eerste plaats is dat de informatie die in het jaarverslag wordt verstrekt over de bescherming van de financiële belangen. Het jaarverslag 2009 bevat al nieuwe gedetailleerde informatie over de omvang van fraude en onregelmatigheden en het aantal onregelmatigheden en fraudegevallen per lidstaat bij het gebruik van de cohesieprogramma's tussen 2000 en 2006. Verdere verbeteringen zijn altijd mogelijk, en ik zal goed luisteren naar uw voorstellen.

In de tweede plaats, met betrekking tot de Overeenkomst inzake de bescherming van financiële belangen, bereid ik samen met vicevoorzitter Reding een mededeling voor, die in mei zal worden gepresenteerd. In deze mededeling zal een strategie worden voorgesteld voor de bescherming van publiek EU-geld tegen alle vormen van illegaal handelen, waaronder fraude, en zal worden ingegaan op procedures, het materieel strafrecht en het institutionele kader.

In de derde plaats, met betrekking tot de eigen middelen, is de Commissie in 2010 begonnen met het bezoeken van alle lidstaten om de mogelijkheden voor vereenvoudigde douaneprocedures te onderzoeken. De Commissie zal het Parlement informeren zodra er voldoende informatie is verzameld voor een zinvolle analyse van de tenuitvoerlegging en de resultaten.

In de vierde plaats, met betrekking tot sigarettensmokkel, zijn er inmiddels met vier sigarettenfabrikanten overeenkomsten gesloten. We zullen ons blijven inzetten voor een protocol voor de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Verdrag voor tabakscontrole van de Wereldhandelsorganisatie.

Met betrekking tot het vijfde punt ben ik het volledig eens met de opvatting dat tekortkomingen in de toepassing van openbareaanbestedingsregels een belangrijke bron van fouten en fraude is. De Commissie past strikte financiële correcties toe, met percentages die kunnen oplopen tot 100 procent van de toegekende middelen, afhankelijk van de ernst van de onregelmatigheden. We stellen voor om de aanbestedingsrichtlijnen in 2012 te vereenvoudigen en te verduidelijken, in overeenstemming met het eerder dit jaar gepubliceerde groenboek.

Tot slot deel ik de opvatting dat het terugvorderen van ten onrechte uitbetaalde bedragen een essentieel element van de bescherming van de financiële belangen van de EU vormt. Bij de tenuitvoerlegging van meerjarige cohesieprogramma's maakt de Commissie uitgebreid gebruik van de onderbreking en opschorting van betalingen, waarbij betalingen aan lidstaten met ondoelmatige beheer- en controlesystemen worden vermeden. In 2010 zijn betalingen voor in totaal meer dan 2,4 miljard euro uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds preventief onderbroken. De Commissie zal de lidstaten blijven aansporen om de terugvordering van begunstigden efficiënter te maken.

De situatie is aan het verbeteren. In de landbouwsector bedroeg het terugvorderingspercentage voor nieuwe gevallen uit 2007 eind 2010 53 procent, wat een forse stijging inhoudt ten opzichte van de 10 procent voor gevallen uit 2006. Ik wil echter benadrukken dat het complete beeld voor meerjarige programma's pas duidelijk wordt wanneer de programma's zijn afgesloten, nadat eventuele onregelmatigheden door de lidstaten op bevredigende wijze zijn afgehandeld.

Ter afsluiting wil ik opmerken dat de Commissie er actief naar zal streven om de voorstellen van het Parlement op te volgen. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Monica Luisa Macovei, namens de PPE-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dat we het moeten hebben over zaken die moeten worden gecorrigeerd, dus ik zal me beperken tot de meest essentiële punten. Het eerste punt is dat in het verslag van de Commissie geen informatie wordt verstrekt over de geraamde omvang van de onregelmatigheden en fraude in de afzonderlijke lidstaten. Daarom hebben we geen duidelijk beeld van het probleem op het niveau van de lidstaten. Daarnaast behandelt de Commissie onregelmatigheden en fraude wel in brede zin, maar niet in detail. We verwachten dat dit in het verslag van volgend jaar anders zal zijn.

Het tweede punt betreft de overheidsopdrachten, die, zoals we allemaal weten, het gebied vormen waar het grootste risico op fraude en corruptie bestaat. In dit verslag vragen we aan de Commissie om zich te concentreren op het reguleren van overheidsopdrachten, om duidelijke voorwaarden voor deelneming in overheidsopdrachten vast te stellen en toe te passen, om criteria voor het nemen van besluiten over overheidsopdrachten toe te passen, en om deze besluiten transparanter te maken. Ook vragen we de Commissie om besluiten over overheidsopdrachten te evalueren om voor transparantie en verantwoordingsplicht in de overheidsfinanciën te zorgen. We verwachten dat de Commissie en de Raad de aanneming van de herziening van de regels voor overheidsopdrachten afronden en ons hierover raadplegen.

Het derde punt heeft betrekking op de transparantie van de financiering van begunstigden. De website van de Commissie bevat een pagina waarop we enkele van de begunstigden van Europese middelen in de lidstaten kunnen zien. Dit moet echter sterk worden verbeterd. Er moet één website komen waarop alle begunstigden van EU-middelen worden vermeld, op basis van standaardcategorieën informatie die door de lidstaten in ten minste één werktaal van de Unie moet worden verstrekt. Anders raken we de weg kwijt in allerlei verschillende informatie die geen algemeen overzicht biedt en niet transparant is.

Zoals de commissaris heeft gezegd, is er altijd ruimte voor verbetering, en ik hoop dat we verbeteringen zullen zien op de gebieden die ik heb genoemd.

 
  
MPphoto
 

  Jens Geier, namens de S&D-Fractie. (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, commissaris Šemeta, we weten dat er bij het beheer van de EU-begroting voor 80 procent sprake is van gedeeld management, hetgeen betekent dat het geld in de lidstaten wordt beheerd en uitgegeven, en dat is precies waar de fouten, onregelmatigheden en fraude plaatsvinden.

Het jaarlijkse verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie lijkt welhaast een zondenlijst van de lidstaten en ik wil de heer Cătălin Sorin, evenals de schaduwrapporteurs van de andere fracties derhalve danken voor hun werk. Het verslag van de Commissie over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen bevat mijns inziens een opmerkelijke zin die als volgt luidt: "Voor de Doelstelling 2-programma's kunnen de zeer hoge onregelmatighedenpercentages van het Verenigd Koninkrijk en Nederland, die met name begunstigden van dit soort programma's zijn, het algehele percentage hebben beïnvloed."

Het Verenigd Koninkrijk en Nederland zijn twee van de landen die hebben voorgesteld om op de Europese begroting te korten. Vanaf deze plek kan ik er slechts bij hen op aandringen te zorgen dat het geld van de Europese belastingbetaler correct wordt uitgegeven en de omvang van de onregelmatigheden in hun land terug te dringen. Ik ben bijzonder benieuwd of u hier nog iets aan toe te voegen heeft, commissaris.

 
  
MPphoto
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. Rapportering over fraude en onregelmatigheden is een zeer belangrijk iets voor de wetgever, want dit geeft ons inzicht in de besteding van de middelen. Het geeft ons inzicht in wat er mogelijk fout loopt. Het geeft ons inzicht in wat er verbeterd kan worden. In die context is het voorliggende verslag van zeer groot belang.

Ik denk dat wij na het debat in de anti-fraudecommissie van ons Parlement de volgende conclusies kunnen handhaven:

Ten eerste, de rapporten moeten preciezer worden. Er moet een daadwerkelijk inzicht worden geboden in de werkelijke omvang van onregelmatigheden en van fraude;

Ten tweede, de lidstaten moeten beter rapporteren. Dat gebeurt nu niet optimaal en dan gebruik ik een mooi woord: niet optimaal. Wij moeten dus op de lidstaten druk uitoefenen, desnoods met sancties.

Ten derde, de onterecht bestede middelen moeten inderdaad teruggevorderd worden en de Commissie moet daartoe de nodige maatregelen nemen. Wij zullen dat ook bespreken tijdens de kwijting volgende maand in Straatsburg. Italië is in dit opzicht een probleemkind.

Ten vierde, wij moeten beter toezien op de verplichte melding door de lidstaten van onregelmatigheden. Het is bijzonder raar dat Spanje en Frankrijk hier in gebreke blijven.

Ik ben permanent rapporteur voor de eigen middelen en ik wil ook een woord van dank en felicitatie richten tot de Commissie en vooral tot OLAF, tot de eenheid anti-sigaretten en anti-tabaksfraude. De resultaten daar zijn verbluffend en zeer goed. De Diabolo II-actie - het is gezegd - was een pracht van een samenwerkingsactie en ook de afspraken die gemaakt zijn met British American Tobacco en met Imperial Tobacco. Het levert ons 500 miljoen euro op.

Alleen, dit geld mag niet zomaar verdwijnen in de schatkisten van de lidstaten. Dit geld moet echt gebruikt worden, zowel door de Commissie, maar vooral door de lidstaten om de anti-fraudemaatregelen in de lidstaten te versterken. Dat is echt een heel belangrijk iets. Het geld dat door deze overeenkomst wordt opgebracht, moet gebruikt worden in de strijd tegen de fraude.

 
  
MPphoto
 

  Andrea Češková, namens de ECR-Fractie. (CS) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag waarin wordt gepleit voor grotere transparantie bij de bestrijding van corruptie, doet mij deugd en verdient alle steun. Reeds bij de presentatie van de Europese Rekenkamer herfst vorig jaar hebben we gedebatteerd wat precies de verantwoordelijkheid van de lidstaten is ten aanzien van het algehele toezicht op de uitgaven van de Europese Unie.

Ik acht het niet meer dan vanzelfsprekend dat elke lidstaat de financiële belangen van de Europese Unie beschermt door op nationaal niveau te zorgen voor betrouwbare controles wanneer er onregelmatigheden en fraude zijn geconstateerd. Daarvoor is het tevens noodzakelijk dat de lidstaten en de Commissie samenwerken en elkaar volledige en betrouwbare informatie verstrekken. De verplichte verklaring inzake een verslag op nationaal niveau dient nauwkeurig door het nationale toezichthoudende orgaan te worden gecontroleerd. De Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen is een geschikt flankerend instrument daartoe.

Tsjechië, waarvan in dit verslag gewag wordt gemaakt, heeft deze overeenkomst echter nog niet geratificeerd omdat hiervoor de invoering van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen vereist is. Het Tsjechisch recht gaat er echter traditioneel van uit dat uitsluitend fysieke personen strafrechtelijk aansprakelijk kunnen zijn. Het parlement van Tsjechië heeft deze kwestie momenteel echter in behandeling.

 
  
MPphoto
 

  Marta Andreasen, namens de EFD-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, de EU heeft de neiging om wat in veel gevallen fraude en corruptie is te betitelen als fouten. Sterker nog, de Commissie heeft besloten om van nultolerantie over te schakelen op aanvaardbaar risico. Om de zaak nog erger te maken hebben de recente onthullingen over leden van dit Huis die ermee hebben ingestemd om in ruil voor geld wetgeving te wijzigen of op te stellen de geloofwaardigheid van dit Parlement verder ondergraven, vooral met betrekking tot de bestrijding van fraude en corruptie.

Slecht twee van de vier personen van wie de namen bekend zijn gemaakt zijn ook afgetreden. Zal dit Parlement de wetgeving waaraan deze vier leden hebben gewerkt herzien? Eén lid is zelfs zo ver gegaan om de bevoegdheid van OLAF om deze gevallen te onderzoeken in twijfel te trekken, waarbij deze persoon verklaarde – ongelooflijk maar waar – dat dit soort handelingen in sommige landen niet als illegaal zouden worden beschouwd en niet eens zouden worden onderzocht.

Dit verslag zou de Britse regering ertoe moeten aanzetten om alle betalingen aan de EU op te schorten totdat fraude – om het juiste woord te gebruiken – door dit Parlement op een zinvolle manier wordt aangepakt.

 
  
MPphoto
 

  Csanád Szegedi (NI). (HU) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou me in de tijd die me ter beschikking staat in eerste instantie met politieke fraude en politieke corruptie willen bezighouden. Ik vind het zeer spijtig dat we ons pas bezighouden met dit verslag op het moment dat drie leden van het Europees Parlement betrapt zijn op verdenking van corruptie. Ik durf er niet eens aan te denken dat de betrapte leden hier in het Europees Parlement slechts het topje van de ijsberg vormen. Ongeveer 50 procent, volgens bepaalde berekeningen, van EU-tenders en openbare aanbestedingen, waarover hier heel veel is gesproken, wordt namelijk ontvreemd en verduisterd, gaat verloren door corruptie, en komt in de zak van bepaalde politici terecht. Dit loopt kortom de spuigaten uit.

Dit is in financieel opzicht erg, maar erger nog is dat de samenleving zich van de politiek afkeert. Als mensen zich van de politiek afkeren treedt er een klimaat van berusting in waarin de sluiting van scholen, stijgingen van de voedselprijzen en de opheffing van arbeidsplaatsen niet worden voorkomen. Daarom moet het Europees Parlement het goede voorbeeld geven, en moeten we afstand doen van het privilege van immuniteit, en verder stelt Jobbik voor om de straffen voor politici te verdubbelen. Mijn hartelijke dank voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Ingeborg Gräßle (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Šemeta, dames en heren, het verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en fraudebestrijding – Jaarverslag 2009, introduceert een aantal belangrijke nieuwe voorzieningen. Ten eerste doet de Commissie een poging om de omvang van de onregelmatigheden en fraude vast te stellen. Helaas worden er in het verslag eveneens duidelijke pogingen gedaan om het peil van de onregelmatigheden en fraude door middel van statistieken te bagatelliseren. Commissaris, ik was allesbehalve blij dat te lezen.

Het verslag biedt nog meer belangrijk nieuws, namelijk de invoering van het beheersysteem voor onregelmatigheden, bekend als IMS. Nu kunnen achthonderd instanties in Europa gegevens invoeren in plaats van vijftig instanties tot dusver. De omvang van de onregelmatigheden op het gebied van landbouw is dientengevolge met 43 procent en op het gebied van de structuurfondsen met 23 procent toegenomen, terwijl het totale cijfer op het gebied van de structuurfondsen zelfs met 109 procent is gestegen.

Dit systeem behoeft verdere verbetering. Het is pijnlijk om te zien dat de Commissie nog altijd behoorlijk veel geduld heeft ten aanzien van de uitvoering in de lidstaten, want dat gaat nog steeds in een slakkengangetje. Dat is ook zeer duidelijk in het verslag terug te vinden. Vandaar onze oproep tot een volledige invoering van het IMS. We zullen pas over betrouwbare gegevens beschikken als het systeem goed loopt, zodat wij dan iets kunnen doen aan de onregelmatigheden ten aanzien van quota en fraude.

We maken ons ernstig zorgen over de situatie in Italië. Dat land steekt met kop en schouders boven de rest uit als het gaat om fraude. De rekeningen van de EU zijn tot 2004 gecontroleerd en 60 procent van de vermoedelijke gevallen van fraude werden aan Italië toegeschreven. Het zou derhalve zinvol zijn om dit land te helpen met een actieplan en een reeks bijzondere maatregelen.

Ik wil OLAF en zijn medewerkers bijzonder hartelijk danken voor het belangrijke werk dat zij hebben verricht. Wij staan achter u en daarom dringen wij aan op meer steun van de Commissie voor het Europees Bureau voor fraudebestrijding. Waarom zijn er problemen bij de toegang tot databanken, als de Commissie beweert dat ze het werk van OLAF ondersteunt en hier evenveel waarde aan hecht als wij? Commissaris, wij zouden graag antwoorden van u willen horen en passende oplossingen willen zien in de wetgeving die de Commissie heeft voorgelegd.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D) - (SK) Geachte Voorzitter, ik zou graag mijn steun willen uitspreken voor de rapporteur en zijn absoluut meer dan terechte kritiek op het jaarverslag van de Europese Commissie waarin zij uitsluitend formalistisch kijkt naar wat zij van de lidstaten aan informatie toegeschoven krijgt.

Maar dat kan toch niet, mijnheer de commissaris, u moet toch met de ondersteuning van gespecialiseerde organen dieper proberen te graven? U moet zich gewoon meer inspannen en uw best doen om de allernieuwste methodes ter opsporing van onregelmatigheden en fraude toe te passen. Als we verdergaan op de met het jaarverslag van de Commissie over 2009 ingeslagen weg, dan blijven we met talloze vraagtekens over talloze verdachte zaken zitten. Zo maakt een aantal grote lidstaten die veel financiële steun ontvangen melding van slechts uiterst weinig onregelmatigheden en fraude. Ziet het er echt allemaal zo rooskleurig uit daar bij hen, of is hun methode ter opsporing van dergelijke overtredingen misschien iets te toeschietelijk?

Ik ben het volstrekt eens met de rapporteur als deze zegt dat de Commissie onevenredig haar best doet om ons in dit Parlement ervan te overtuigen dat het nodig is een bepaald toelaatbaar foutenrisico te accepteren, in plaats van dat ze probeert de lidstaten ervan te overtuigen om verplichte nationale exploitatieverklaringen in te voeren.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Wojciechowski (ECR).(PL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het met de rapporteur eens dat we bewuste fraude en toevallige fouten niet door elkaar moeten halen, want dan leiden die toevallige fouten de aandacht af van de voornaamste problemen. Ik ben het ook eens met de kritiek op het verslag van de Commissie, dat te algemeen blijft en te weinig informatie bevat over concrete gevallen van fraude en misbruik. Ons debat over dit onderwerp zou to the point zijn als we meer concrete informatie hadden.

Wij voeren een strijd tegen corruptie. In die strijd zouden we bij onszelf moeten beginnen en als we in dit Huis allerlei wetsteksten aannemen, zouden we er op moeten toezien dat deze altijd transparant zijn, dat er heldere criteria voor het nemen van besluiten zijn en dat situaties van belangenverstrengeling worden uitgesloten, om zo te zorgen voor een zo transparant mogelijke besteding van EU-middelen en een systematisch en doorlopend toezicht. Dit zijn de basisinstrumenten in de strijd tegen corruptie en die moeten we gebruiken.

 
  
MPphoto
 

  Lucas Hartong (NI). - Voorzitter, ik ben blij met het verslag. De reden is echter heel triest, namelijk de constatering dat binnen de Europese Unie veel gefraudeerd wordt.

Ik citeer: De Commissie gaat niet nader in op fraude en onregelmatigheden worden zeer algemeen behandeld. Een groot bedrag aan EU-middelen wordt ten onrechte besteed. De onregelmatigheden in Polen, Roemenië en Bulgarije nemen onevenredig toe. Spanje en Italië zijn verantwoordelijk voor het grootste aantal gevallen van onregelmatigheden. En over de afgelopen jaren is slechts 10 procent van rechtmatige terugvorderingen daadwerkelijk teruggehaald. En tot slot: Bulgarije fraudeert het meest met speciale toetredingssteun op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling.

Zomaar wat feiten uit het verslag. Goed dat het genoteerd staat, maar wat gaat de Europese Unie er eigenlijk aan doen? Hoelang nog wordt fraude getolereerd en hoelang nog moet de burger de rekening betalen?

(De spreker stemt ermee in een "blauwe kaart"-vraag te beantwoorden (artikel 149, lid 8, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 

  Bart Staes (Verts/ALE). - Mijnheer Hartong, ik heb uw speech goed aangehoord, maar ik heb ook naar mijnheer Geier geluisterd en die heeft op een bepaald moment gezegd dat twee nettobetalers, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, ook zwaar in gebreke blijven. Wat gaat u, nadat u de hele groep andere lidstaten heeft veroordeeld, in uw eigen land doen om ervoor te zorgen dat ook Nederland niet in gebreke blijft?

 
  
MPphoto
 

  Lucas Hartong (NI). - Ik dank mijn collega voor de vraag. Als u het verslag goed gelezen heeft, heeft u ook de feiten kunnen constateren, namelijk dat Nederland - over het Verenigd Koninkrijk kan ik even niet spreken, maar ik spreek nu namens Nederland - behoort tot de landen waar het laagste percentage fraude is, daarbij gelijk genoteerd dat, als er sprake is van fraude, het heel hard aangepakt zal worden. Daar ben ik groot voorstander van. Laat dat duidelijk zijn.

 
  
MPphoto
 

  Erminia Mazzoni (PPE).(IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik waardeer het werk van de rapporteur, de heer Ivan. Ik moet zeggen dat in dit verslag helaas sprake is van een zeker gebrek aan aandacht van de Commissie voor het Parlement. Zelfs in zijn verslag van vorig jaar heeft het Parlement de Commissie erop gewezen dat er bepaalde specifieke maatregelen genomen moeten worden om het doel te bereiken dat we onszelf hebben gesteld, namelijk de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en de belangen van de belastingbetalers door fraudebestrijding en de strijd tegen onrechtmatigheden.

Zoals de heer Ivan duidelijk heeft gemaakt, zijn de zorgen over misbruik van de Europese fondsen in feite niet afgenomen, en zijn de percentages inzake onregelmatigheden en het optreden van vermoedelijke fraude nog steeds erg hoog. Als we met onze controles willen bereiken dat deze middelen worden terugbetaald, zit er voor ons niets anders op dan toe te geven dat we gefaald hebben, als we afgaan op de gegevens die ons zijn verstrekt.

Zoals we reeds hebben aangegeven in het verslag dat vorig jaar werd voorgelegd, moet de Commissie het op zich nemen om in te grijpen in zeer verontrustende gevallen, die ik zou willen indelen in drie categorieën, zoals andere Parlementsleden voor mij ook al hebben aangegeven. Ten eerste moeten lidstaten met name hun verantwoordelijkheid nemen door te werken aan detectie- en rapportagemechanismen. Ten tweede: de duidelijkheid van de regelgeving. Het is van essentieel belang dat we komen tot een eenduidige en duidelijke definitie van fraude, onregelmatigheden en fouten. Ten slotte transparantie, wat niet alleen inhoudt dat er betrouwbare onderzoeksgegevens worden bijgehouden op basis waarvan conclusies kunnen worden getrokken, maar ook dat deze gegevens worden gepubliceerd op een website, wat echter enigszins traag verloopt.

Wat het eerste punt betreft, met name als het gaat om het toekennen van meer verantwoordelijkheid aan de lidstaten, wil ik tevens aandacht vragen voor het feit dat het gebrek aan harmonisatie tussen nationale systemen zorgt voor enorme verschillen in de tijd die nodig is om gevallen van fraude en onregelmatigheden vast te stellen.

Met betrekking tot dit onderwerp is Italië vaak ter sprake gekomen. Italië wordt ook genoemd in het verslag van de heer Ivan. Wij hebben inderdaad onacceptabel veel tijd nodig om fraude en onregelmatigheden vast te stellen en we proberen te werken aan de tijd die nodig is voor juridische en strafrechtelijke kwesties. Maar ik moet zeggen dat als er geen eenduidig criterium is voor de definitie van fraude en onregelmatigheden, het duidelijk mag zijn dat het zal lijken alsof terugvorderingen uit landen zoals Italië buitensporig veel tijd in beslag nemen.

 
  
MPphoto
 

  Edit Herczog (S&D). (HU) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur ook van mijn kant feliciteren. Ik vind het werk dat door het Parlement, de Rekenkamer en de nationale controle-instanties van landen, van de lidstaten, verricht wordt heel belangrijk. Het is van cruciaal belang dat we ons werk op transparante wijze en zo veel mogelijk foutloos verrichten. Uiteraard is het de belangrijkste bijkomstigheid van de geloofwaardigheid van het Parlement dat we zelf allemaal integer zijn. Het Parlement moet zeker ook ten aanzien van zichzelf regels invoeren die beter en doeltreffender zijn dan de huidige. Daarnaast zou ik willen benadrukken dat het heel belangrijk is om een onderscheid te maken tussen onregelmatigheden en fraude, want een onregelmatigheid is niet hetzelfde als fraude. Fraudeurs moeten bestraft worden. Bij onregelmatigheden moet een andere methode worden toegepast. Wat nagestreefd moet worden is dat alle financiële organisaties van alle lidstaten de regels zo nauwkeurig kennen dat ze zo weinig mogelijk fouten maken. Niet toevallig zien we dat in de nieuwe lidstaten, waar de discussie en het gebruik van de gelden nu begonnen is, onervarenheid een van de redenen is die meespeelt.

 
  
MPphoto
 

  Mairead McGuinness (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, mag ik de rapporteur, en ook haar schaduwrapporteur, mijn collega Monica Macovei, feliciteren met hun werk aan dit verslag? Dit is een belangrijk verslag, omdat belastingbetalers willen weten of hun geld goed wordt besteed.

Ik denk dat het belangrijk is om nadrukkelijk te wijzen, zoals de vorige spreker heeft gedaan, op het verschil tussen onregelmatigheden en fraude. Voor het publiek wordt fraude gepleegd met criminele bedoelingen, maar veel mensen maken vergissingen die als fouten kunnen worden betiteld of plegen grote of kleine inbreuken op communautaire wetgeving, en die mogen niet allemaal op één hoop worden gegooid.

Met betrekking tot de landbouw, die door enkele collega's is genoemd, is het belangrijk dat de betalingen in deze sector volledig transparant zijn. Op dit gebied is enorme vooruitgang geboekt. Maar nu we het gemeenschappelijk landbouwbeleid gaan herzien is het belangrijk dat we daarmee doorgaan. Ik verwijs in het bijzonder naar paragraaf 24 over controlesystemen. Ik weet dat in de lidstaat die ik vertegenwoordig boeren nieuwe plattegronden moeten overleggen. Daar wordt veel geduld en aandacht in gestoken, en terecht.

Ik zal afsluiten met de opmerking dat personen soms in een systeem verstrikt raken, terwijl grote spelers en anderen die wellicht minder onschuldig zijn misschien minder snel gepakt worden. Daar moeten we ons van bewust zijn. Laten we het individu niet terroriseren.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega Cătălin Ivan hartelijk bedanken voor dit belangrijke en uitstekende verslag. Het geld van de Europese belastingbetalers moet goed en efficiënt worden besteed. Daartoe is het noodzakelijk dat de lidstaten beschikken over effectieve controlesystemen en een toereikende fraude-opsporingscapaciteit. Het is van belang dat aan de Commissie en het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hoogstaande, nauwkeurige, betrouwbare en vergelijkbare gegevens worden verstrekt over onregelmatigheden en fraude. Het huidige terugvorderingspercentage is bijzonder laag en onacceptabel. Er moet dan ook actie worden ondernomen om alle verkeerd gebruikte EU-middelen terug te vorderen. Bij deze inspanningen is het van doorslaggevend belang dat de Raad en de lidstaten zich grondig verdiepen in de feiten betreffende belangenbescherming die in het verslag van het Parlement en de jaarverslagen van de Commissie naar voren worden gebracht, en dat OLAF in staat wordt gesteld alle noodzakelijke stappen te ondernemen om de fraudebestrijdingsmaatregelen op dit gebied te versterken.

 
  
MPphoto
 

  Iliana Ivanova (PPE).(BG) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, helaas bevat dit verslag nog altijd zorgwekkende bevindingen over het hoge percentage middelen dat op onjuiste wijze wordt besteed en over de ontoereikende maatregelen om deze onmiddellijk terug te vorderen. De Europese Commissie beschikt evenwel ook niet over de volledige en juiste gegevens voor het vaststellen van maatregelen om sancties op te leggen aan de lidstaten met het hoogste percentage onregelmatigheden en fraude.

De meeste Parlementsleden hebben reeds gewezen op het onderscheid tussen fraude en onregelmatigheden dat in het verslag niet duidelijk wordt benadrukt, aangezien er niet nader op fraude, ofwel opzettelijk wangedrag, wordt ingegaan, terwijl onregelmatigheden zeer algemeen worden behandeld, wat ons de kans ontneemt om een doeltreffend advies uit te brengen over dit onderwerp.

Ik ben verheugd over de conclusie van de Commissie dat de naleving van de rapporteringsdiscipline in de landbouwsector nu al 95 procent bedraagt. Tegelijkertijd vind ik het echter verdacht dat in sommige lidstaten sprake is van zeer weinig of helemaal geen fraude en onregelmatigheden, wat zou kunnen betekenen dat de controle- en opsporingssystemen van fraude niet adequaat functioneren.

Ik ben van mening dat het toezicht op de besteding van EU-middelen aanzienlijk kan worden verbeterd indien er beschikt kan worden over specifieke gegevens en methoden om de beheers- en controlesystemen te evalueren die worden toegepast in de lidstaten waar vaststaat dat de nationale agentschappen doeltreffend functioneren. Daarom is het zeer goed mogelijk dat landen met een nulpercentage van onregelmatigheden eenvoudigweg beschikken over een gebrekkig controlesysteem dat de problemen niet signaleert, terwijl landen met doeltreffend werkende nationale agentschappen mogelijk meer fraude en onregelmatigheden signaleren, waardoor deze percentages daar aanzienlijk hoger uitvallen.

Volgens de gegevens van de Rekenkamer van de Europese Unie kan minstens 30 procent van de fouten vóór de validering van de uitgaven aan de Commissie door de nationale agentschappen worden gedetecteerd en gecorrigeerd. Ik hoop dat alle lidstaten hun inspanningen zullen opdrijven om hun detectie- en correctiemechanismen te verbeteren.

Ik verzoek de Europese Commissie de benodigde maatregelen te treffen om te zorgen dat er voldoende informatie wordt verschaft over de in de lidstaten toegepaste controle- en beheerssystemen. Daarnaast verzoek ik de Commissie passende maatregelen te treffen om gebreken in de toepassing van controlesystemen die mogelijk worden gesignaleerd onmiddellijk ongedaan te maken.

 
  
MPphoto
 

  Inés Ayala Sender (S&D).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de felicitatie aan mijn collega, de heer Ivan, vanwege de strikte manier waarop hij een zo conflictief en moeilijk onderwerp als het opsporen van fraude en de bescherming van de financiële belangen heeft behandeld.

Ik wil hem met name bedanken voor het belang dat hij hechtte aan het vaststellen van de definitie van fraude, want verdenkingen van fraude, onregelmatigheden en fouten worden vaak verward, waardoor cijfers worden genoemd die schandalen veroorzaken zonder dat deze geheel nauwkeurig zijn.

Tevens wil ik wijzen op zijn benadering van het thema van de termijnen. De achterstanden die ontstaan tussen het opsporen en de kennisgeving door de lidstaten leiden ook tot moeilijke situaties.

Dan wil ik er nog aan herinneren dat de definitieve cijfers uiteindelijk verschijnen als een cyclus is afgerond en dat, op dit moment, de laatste volledige cyclus die is afgesloten in 1999 ten einde liep. In de nieuwe cyclus – 2000-2006 – zijn we voorlopig nog maar toe aan de afsluiting van het jaar 2004. Met andere woorden, slechts de definitieve cijfers van dat begrotingsjaar kunnen in aanmerking worden genomen.

Uiteraard wil ik, binnen de ethische code, de middelen voor OLAF ondersteunen en mijn gelukwensen uitspreken voor het opsporen van de fraude in verband met China en de Aziatische landen.

 
  
MPphoto
 

  Andrea Cozzolino (S&D). (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil de rapporteur, de heer Ivan, bedanken. Het verslag bevat een opsomming van de innovaties die hebben plaatsgevonden bij de wijzigingen in controle- en rapportagemechanismen. Ook deze laten een zeer uiteenlopend beeld zien, met name wat betreft de rapportering door de lidstaten van onregelmatigheden en fraude.

In het verslag wordt meerdere malen aangegeven dat er door diverse landen verdacht weinig fraude en onregelmatigheden worden gerapporteerd op het gebied van landbouwuitgaven, structuurfondsen en pretoetredingsfondsen. Op dat punt is absoluut enige opheldering nodig over de statistieken die zijn ingeleverd. De situatie wordt nog ingewikkelder door de onopgeloste ondoeltreffendheid bij de terugvorderingen.

Desalniettemin komt er één duidelijk gegeven naar voren dat een langetermijntendens aangeeft. In de strijd voor legaliteit en transparantie bij de uitgave van Europese middelen en in het tegengaan van belastingvermijding en -ontduiking, kunnen de Europese instellingen nog niet rekenen op de volledige medewerking van lidstaten en regeringen.

In dat kader ziet het er naar uit dat de roep om hervorming van de EU-regelgeving inzake overheidsopdrachten en de noodzaak van wat ik een openbaar Europees register van begunstigden van EU-fondsen zou willen noemen, opportuun zijn.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Stavrakakis (S&D). - (EL) Ook ik wil de rapporteur feliciteren met het uitstekende werk dat hij heeft geleverd met het jaarverslag over bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en de bestrijding van fraude. In het verslag wordt uitvoerig ingegaan op alle sectoren waar de lidstaten de begroting uitvoeren, zoals landbouw, cohesie, pretoetredingsfondsen en het bijeenbrengen van de eigen middelen van Europese Unie door middel van de heffing van invoerrechten.

Ik ben het er absoluut mee eens dat wij het toezicht op pretoetredingsfondsen moeten verbeteren, gegeven de ervaring in 2009, en dat wij het werk van OLAF voortdurend moeten monitoren, niet alleen wanneer er over het jaarverslag gedebatteerd wordt.

Ik wil tot slot benadrukken dat het verslag ons belangrijke bevindingen biedt die wij kunnen gebruiken in de debatten die zijn begonnen, zowel voor de herziening van het Financieel Reglement als voor de planning van het cohesiebeleid na 2013.

 
  
MPphoto
 

  Ivailo Kalfin (S&D).(BG) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur gelukwensen met zijn uiterst toegewijde werkzaamheden aan dit verslag. We hebben al bij verschillende gelegenheden bewezen dat het Parlement een instelling is die zeer veel aandacht schenkt aan de wijze waarop het geld van Europese belastingbetalers wordt besteed.

Veel collega's in dit Parlement hebben het onderwerp ter sprake gebracht. Ik wil mij aansluiten bij degenen die de Commissie dringend verzoeken veel duidelijkere richtlijnen in te stellen voor de methoden die lidstaten overwegen toe te passen, aangezien het verwarren van de termen "misbruik", "fouten" en zelfs "vermoedelijk misbruik" klaarblijkelijk statistieken oplevert die niet gebruikt kunnen worden om duidelijke besluiten te nemen in het Parlement.

Ook ben ik voorstander van die onderdelen van het verslag die de Commissie aanmoedigen veel duidelijkere richtlijnen in te stellen voor nationale verantwoordingsplicht, bijvoorbeeld dat de lidstaten verplicht worden behoorlijk gecontroleerde nationale declaraties te overleggen. De lidstaten moeten maatregelen treffen waardoor gebreken automatisch ongedaan gemaakt worden.

 
  
MPphoto
 

  Elena Băsescu (PPE). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, de economisch-financiële criminaliteit moet in alle lidstaten worden teruggedrongen. Grote bedragen uit de EU-middelen worden voor andere doeleinden gebruikt, en de gevallen van btw-fraude nemen toe. Ik heb dit al eerder gezegd: een efficiënte manier om corruptie uit te bannen uit het systeem van overheidsopdrachten is een elektronisch systeem voor aanbestedingen.

Als grensstaat van de EU heeft Roemenië een grotere verantwoordelijkheid bij het verkleinen van de gevolgen van illegale activiteiten. Zodoende hebben de autoriteiten in de afgelopen twee maanden uitgebreide acties uitgevoerd om de corruptie bij de douane uit te bannen.

Het is nodig om de samenwerking en de uitwisseling van ervaringen met de westelijke Balkan te intensiveren, voor een efficiëntere bescherming van de financiële belangen van de EU. Ik doel bijvoorbeeld op de sigarettensmokkel, die op directe en aanzienlijke wijze de Europese begroting belast.

 
  
MPphoto
 

  Franz Obermayr (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, fouten worden gemaakt uit onachtzaamheid of onwetendheid. Fraude is echter niet iets dat zomaar gebeurt, maar veronderstelt een hoog niveau van criminele activiteiten. Degenen die financiële voordelen uit de moloch Brussel willen halen door middel van onjuiste informatie, worden dikwijls als een moderne Robin Hood beschouwd en niet als criminelen. Dit is echter niet alleen schadelijk voor de EU, maar betekent eveneens misbruik van belastinggeld dat door onze burgers wordt betaald.

We moeten de zwakke mechanismen ter bestrijding van fraude nieuwe kracht geven. Ik denk daarbij aan hoge financiële sancties, maar ook aan uitsluiting van subsidiëringsregelingen als gevolg daarvan. Wat wij ten slotte nodig hebben, is meer transparantie en een duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden als er een vermoeden tot fraude en nalatigheid bestaat. We mogen niet toestaan dat instellingen, met name het Europees Parlement en OLAF elkaars onderzoeken belemmeren.

Tot slot wil ik nog een opmerking maken over onze grote kopzorgen: cohesiebeleid, pretoetredingshulp en agentschappen. We moeten onze strategie dienaangaande snel herzien en op doortastende wijze maatregelen nemen om orde op zaken te stellen.

 
  
MPphoto
 

  Markus Pieper (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik opmerken dat de problemen van subsidiefraude en misbruik van financiële steun de afgelopen jaren aanmerkelijk zijn afgenomen. Ondanks deze vooruitgang wat betreft transparantie en controle blijft de waarneming door het publiek kritisch. Deze kritische houding is terecht als we kijken naar de wijze waarop enkele lidstaten zijn omgesprongen met ten onrechte verleende financiële middelen. Het feit dat slechts een fractie van dit geld weer terugvloeit naar de Europese begroting is uiteindelijk een strop voor alle belastingbetalers.

De Commissie moet dit geld onmiddellijk terugvorderen. Het zou nog beter zijn om de betreffende lidstaten het volgende financiële jaar dienovereenkomstig een kleiner bedrag aan financiële middelen te verlenen en wel net zo lang tot de ten onrechte verleende middelen weer in Brussel terecht zijn gekomen. Wij maken ons echter evenveel zorgen als er nauwelijks onregelmatigheden worden gemeld volgens het principe: als ik niets meld, hoef ik me ook geen zorgen te maken dat het geld wordt teruggevorderd en dan blijft het in mijn land.

Zoals in het verslag wordt gevraagd, roep ik Spanje, Frankrijk en andere landen op om hun kaarten op tafel te leggen, en ik dring er bij de Commissie op aan om haar controles te intensiveren.

 
  
MPphoto
 

  Algirdas Šemeta, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Ivan nogmaals bedanken voor een zeer constructief en goed verslag, en ook alle leden voor hun bijdrage aan dit debat, dat door de Commissie zeker in aanmerking zal worden genomen bij het opstellen van het jaarverslag voor 2010.

De Commissie zal het formaat en de inhoud van het door artikel 325 vereiste jaarverslag over de bescherming van de financiële belangen zeker verder verbeteren en daarbij rekening houden met de suggesties die tijdens dit debat zijn gedaan. Zoals ik al heb gezegd, hebben we de statistieken al verbeterd, maar er is natuurlijk nog ruimte voor verbetering.

We vragen de lidstaten om meer informatie over te leggen en ook om beter onderscheid te maken tussen fraude en onregelmatigheden, zodat we duidelijke informatie over fraude en onregelmatigheden kunnen presenteren.

Ik ben het volledig eens met mevrouw Grässle dat we verbeteringen kunnen aanbrengen in het systeem voor het beheer van onregelmatigheden, en daar werken we zeer serieus aan. Ook is een opmerking over transparantie ten aanzien van de begunstigden gemaakt. We zijn dit aan het verbeteren, en de ideeën die hier naar voren zijn gebracht zullen door de Commissie worden geanalyseerd.

De Commissie deelt ook de opvatting dat de lidstaten weliswaar maatregelen hebben genomen om de controlesystemen voor de bestrijding van fraude en corruptie efficiënter te maken, maar dat er nog ruimte voor verdere verbeteringen bestaat. Met betrekking tot de punten waarop de heer Geier heeft gewezen wil ik opmerken dat fraude geen specifieke nationale grenzen kent. Fraude is niet alleen een probleem van een aantal lidstaten of van de nieuwe lidstaten, maar ook van de lidstaten die u in uw interventie hebt genoemd.

Natuurlijk moeten we dit probleem in de hele Europese Unie aanpakken, en het is mijn bedoeling om de inhoud van het verslag voor 2010 echt te verbeteren. Ik en mijn diensten werken daar serieus aan en ik denk dat het verslag voor 2010 van de hoogst mogelijke kwaliteit zal zijn.

 
  
MPphoto
 

  Cătălin Sorin Ivan, rapporteur. (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag de heer commissaris bedanken en ook alle collega's die aan dit verslag hebben bijgedragen, zij het vandaag in het debat, zij het door middel van amendementen. Daarnaast wil ik de schaduwrapporteurs bedanken, met wie ik zeer goed heb kunnen samenwerken. Dit verslag is een product van een goede samenwerking.

Ik wil graag nogmaals zeggen dat het verschil tussen onregelmatigheden en fraude zeer duidelijk gedefinieerd moet worden. Voor fouten en onregelmatigheden kunnen we enige tolerantie accepteren, maar deze moet nul zijn als het om fraude gaat. Bovendien moeten de nationale beheersverklaringen worden ondertekend door de nationaal politiek verantwoordelijke, bijvoorbeeld de vakminister.

In de derde plaats kijken wij met grote belangstelling uit naar de controle van de Commissie op de vereenvoudigde procedure. Het is namelijk van groot belang dat de eigen middelen van de Europese Unie zo goed mogelijk worden verworven en dat de begroting zo efficiënt mogelijk wordt geconsolideerd.

In de vierde plaats, met betrekking tot de wetgeving voor openbare aanbestedingen en de bureaucratie bij het gebruik van Europese middelen op nationaal niveau: in vele lidstaten hebben we te maken met een excessieve bureaucratie die er enerzijds op gericht is om fraude te bestrijden maar anderzijds mogelijkheden schept voor corruptie en fraude met Europese middelen. Vanwege de sterke politieke kleuring van de nationale overheden komen de middelen bovendien bij de politieke clientèle terecht.

Tot slot wil ik het voorstel van collega Jens Geier verwelkomen met betrekking tot de introductie van een systeem om de uitbetaling van Europese middelen automatisch op te schorten bij vermoedens van fraude. Ik denk dat de lidstaten op deze manier ook veel sneller zullen reageren als wij alarmsignalen afgeven.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming over het verslag van Cătălin Sorin Ivan (A7-0050/2011) vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. (CS) Ik heb mij reeds in de Commissie begrotingscontrole voor het voorliggend verslag uitgesproken, maar zou graag nog willen wijzen op een aantal belangrijke conclusies erin. Allereerst zou ik de oproep in het verslag aan de lidstaten die de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen nog niet hebben geratificeerd, graag nog eens willen herhalen. Naast Malta en Estland heeft ook Tsjechië nog niet geratificeerd. Helaas doet de huidige Tsjechische regering niets ter intensivering van de bestrijding van de fraude en de corruptie. Ik wil echter wel mijn waardering uitspreken voor de constatering in het verslag dat er in het geval van Tsjechië - net zoals in het geval van Estland, Letland en Slowakije - geen fraudegevallen zijn geconstateerd bij de gebruikmaking van het pre-toetredingsfonds SAPARD. Ronduit alarmerend echter is de constatering van de Rekenkamer dat meer dan 30 procent van de door haar in een steekproef van 2009 geconstateerde fouten reeds voor de bevestiging van de uitgaven aan de Commissie hadden kunnen worden vastgesteld en rechtgezet door de lidstaten zelf, geheel op basis van de hen op dat moment ter beschikking staande gegevens. Ik zou me graag aan willen sluiten bij de oproep aan OLAF om, zoals reeds in het verslag inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen van vorig jaar gevraagd werd, in haar eerstvolgende jaarverslag een gedetailleerde analyse te geven van de door de individuele lidstaten gehanteerde strategieën en maatregelen ter bestrijding van fraude en voor de preventie en opsporing van onregelmatigheden bij het gebruik van Europese fondsen, met inbegrip van die gevallen waarin sprake is van corruptie.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 

13. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B7-0210/2011).

Wij behandelen een reeks vragen aan de Commissie.

 
  
  

Vraag nr. 11 van Georgios Papastamkos (H-000152/11):

Betreft: Humanitaire hulp aan de Noord-Afrikaanse staten

De recente gebeurtenissen in de Noord-Afrikaanse staten (Egypte, Tunesië, Libië) hebben de al uiterst moeilijke levensomstandigheden van talrijke bevolkingsgroepen nog verzwaard.

Als gevolg van de economische armoede is er een grote vluchtelingenstroom naar de mediterrane lidstaten van de EU. Heeft de Commissie na het uitbreken van de crisis in Noord-Afrika maatregelen genomen voor economische, medisch-farmaceutische en humanitaire hulp? Zo ja, welke?

Welke maatregelen neemt zij voor de mediterrane lidstaten van de EU die vluchtelingen uit Noord-Afrika ontvangen?Welke problemen veroorzaken de militaire operaties voor het verschaffen van de humanitaire hulp?

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, op 25 februari 2011 heeft de Commissie een noodplan ter waarde van 3 miljoen euro voor humanitaire hulpoperaties in verband met de crisis in Libië aangenomen. Deze middelen zijn onmiddellijk vrijgemaakt en vormen feitelijk de eerste grote bijdrage die in Libië is aangekomen. Dit eerste bedrag is vanwege de snel toenemende humanitaire nood op 3 maart verhoogd tot dertig miljoen euro. In de begroting voor civiele bescherming is een extra bedrag van zes miljoen euro gereserveerd voor cofinanciering van bijstand in natura door de lidstaten.

De humanitaire bijstand van de EU wordt verstrekt via onze partners, gefinancierd door het Bureau voor humanitaire hulp of in de vorm van bijstand in natura door de lidstaten, en beschikbaar gesteld en gecoördineerd via het EU-mechanisme voor civiele bescherming. De bijstand bestaat uit hulp aan de grenzen met Tunesië, Egypte en Algerije aan mensen die Libië ontvluchten, steun voor de repatriëring van onderdanen van derde landen naar hun landen van herkomst, hulp aan en humanitaire bescherming van mensen met een vluchtelingenstatus die niet terug kunnen naar hun land – ze hebben geen land om naartoe te gaan – en aan Libiërs die Libië ontvluchten, financiering en voorsortering van noodvoorraden om noodhulp in Libië zelf te kunnen geven, en financiering van medische noodvoorraden, noodchirurgie en voedselhulp in Libië voor gebruik als en wanneer specifieke gebieden toegankelijk worden. Op dit moment is niet het hele grondgebied toegankelijk. Voorlopig kunnen we actief zijn in het oosten, maar niet in het westen, dat door Khadafi wordt gecontroleerd.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hebben op 8 maart 2011 gezamenlijk een mededeling over een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied aangenomen. Hierin wordt een strategie uiteengezet waarmee Europa de gedenkwaardige veranderingen bij onze zuidelijke buren kunnen ondersteunen. Ook heeft de Commissie haar instrumenten aangesproken om, indien nodig, Italië en andere lidstaten te steunen als een massale instroom van vluchtelingen uit Noord-Afrika zich daadwerkelijk zou voordoen. Deze respons omvat zowel operationele maatregelen als financiële bijstand. Op 20 februari is de gezamenlijke Frontex-operatie Hermes 2011 van start gegaan met middelen en deskundigen uit een aantal lidstaten. We volgen de ontwikkelingen nauwlettend en bereiden ons voor op verschillende scenario's. Indien nodig kunnen de Frontex-operaties worden versterkt om mogelijke nieuwe instromen op te vangen. De Commissie is bereid om aanvullende financiële bijstand te verlenen uit fondsen als het Buitengrenzenfonds en het Europees Vluchtelingenfonds, voor in totaal 25 miljoen euro. Een groot aantal lidstaten is bereid om gespecialiseerd personeel en technische uitrusting ter beschikking te stellen, wat bijzonder welkom is.

Vergeleken met de status quo hebben de huidige militaire operaties geen negatieve invloed gehad op de mogelijkheden om humanitaire hulp te bieden, omdat de toegang vanaf het begin van de crisis al wordt beperkt door troepen die loyaal zijn aan Khadafi. De onderhandelingen die aan de gang zijn tussen de autoriteiten in Tripoli en het Bureau van de Verenigde Naties voor de coördinatie van humanitaire zaken (UNOCHA) zijn nog niet uitgemond in een overeenkomst over humanitaire toegang in West-Libië.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papastamkos (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik bedank de commissaris voor haar goed onderbouwde antwoord. Ik acht het van bijzonder belang dat de Europese Unie wereldwijd een koppositie inneemt wat betreft het verlenen van humanitaire hulp en dat zij haar humanitaire gezicht toont.

Het is natuurlijk de vraag – en dat is allang zo – in hoeverre de humanitaire hulp terechtkomt bij hen die haar werkelijk nodig hebben; transparantie speelt in dit geval een heel belangrijke rol. Mij valt de gevoeligheid van de Noord-Europese landen op, mevrouw de commissaris, om – buiten het contractuele kader – de Europese markt, de Europese grenzen te openen voor de export van agrarische producten uit de landen van Noord-Afrika in de Europese Unie. Echter, het Europese zuiden, want daar speelt zich de concurrentie af, mag niet weer betalen. Het zuiden vangt de druk van de immigratie op, wij kunnen er niet ook nog een landbouwprobleem bij hebben.

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. (EN) In de eerste plaats, met betrekking tot de doelmatigheid van de humanitaire bijstand, zijn er vanaf het begin van de crisis in hoofdzaak drie dramatische humanitaire effecten te zien. Ten eerste de uitstroom van buitenlandse werknemers naar Tunesië, Egypte, Algerije en Niger – op dit gebied zijn de Commissie en de lidstaten heel effectief geweest. We hebben schepen, vliegtuigen en ander materieel van de lidstaten ingezet, zodat we mensen naar huis kunnen brengen, en we hebben de Internationale Organisatie voor migratie en de VN-organisatie voor vluchtelingen een humanitaire injectie gegeven, zodat deze een enorm aantal mensen – 420 000 – kunnen helpen om Libië te ontvluchten.

In de tweede plaats hebben we in het oostelijke deel van Libië, waar we toegang toe hebben, medische behandelingen ondersteund en hebben we voedselvoorraden voorgesorteerd. Er is nog geen voedselcrisis, maar dit is in een land dat 90 procent van zijn voedsel importeert, wat betekent dat we voorbereid moeten zijn. We helpen ook Afrikanen uit landen bezuiden de Sahara, vooral uit Tsjaad, die zich in een bijzonder moeilijke situatie bevinden vanwege de risico's voor hun veiligheid, omdat ze vaak worden aangezien voor huursoldaten, voor strijders, terwijl velen van hen dat natuurlijk helemaal niet zijn. Het in veiligheid brengen van deze mensen, voornamelijk in Egypte, is ook een prioriteit.

In de derde plaats weten we dat in gebieden die door Khadafi worden gecontroleerd humanitaire nood bestaat. We kunnen daar echter niet naartoe. We hebben 9 miljoen euro opzij gezet voor wanneer de omstandigheden het toestaan om daar in actie te komen. Ook hebben we het Wereldvoedselprogramma en andere humanitaire organisaties instructies gegeven om klaar te staan om te helpen.

Met betrekking tot het tweede deel van uw vraag, over de toegang tot markten, wil ik opmerken dat dit de kern is van het initiatief voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied dat ik heb genoemd. Het gaat erom dat we ervoor moeten zorgen dat we deze landen uitzicht op een betere toekomst met banen en welvaart kunnen bieden. Daarom leggen we sterk de nadruk op handel, handel met Europa, maar ook handel tussen de landen van de Middellandse Zee.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de situatie die in Noord-Afrika is ontstaan heeft de Europese Unie voor grote uitdagingen geplaatst. Volgens de Financial Times heeft de commissaris gezegd dat de Europese Unie haar burgers met succes uit Libië heeft geëvacueerd. Dit betekent echter ook dat het land het nu moet stellen zonder medisch specialisten, aangezien de meesten daarvan de Bulgaarse nationaliteit hadden. Zoals u al zei biedt de Europese Unie uiteenlopende vormen van humanitaire hulp, maar tegelijkertijd worden we nu geconfronteerd met een nieuwe noodsituatie, want door ons is dit land nu verstoken van de medische hulp die juist zo hard nodig is. Wat denkt u hieraan te gaan doen?

 
  
MPphoto
 

  Kristalina Georgieva, lid van de Commissie. (EN) In de eerste plaats wil ik opmerken dat de evacuatie van Europese burgers bijzonder succesvol is verlopen. We zijn erin geslaagd om coördinatie tussen de lidstaten tot stand te brengen en om het waarnemings- en informatiecentrum te gebruiken als platform voor deze coördinatie. Als gevolg daarvan hebben we de overgrote meerderheid van onze burgers op de meest snelle en veilige manier uit Libië kunnen evacueren. Tegen de tijd dat deze grootschalige evacuatie was voltooid, waren er nog maar ongeveer tweehonderd mensen in Libië die wilden worden geëvacueerd. Op ditzelfde moment worden enkelen van hen veilig geëvacueerd met een Russisch vliegtuig.

Met betrekking tot de vraag over medische diensten moet ik zeggen dat toen we de Europese burgers aan het evacueren waren, de wet van de onbedoelde gevolgen in werking trad, omdat enkele Europese burgers medische diensten hadden verleend in het kader van het Libische gezondheidszorgstelsel. Veel verpleegkundigen zijn geëvacueerd, maar niet zo veel artsen. We doen nu alles wat in ons vermogen ligt om in medische zorg gespecialiseerde humanitaire organisaties in staat te stellen om medische zorg te bieden aan Libiërs en onderdanen van derde landen in Libië.

Nogmaals, het kan niet genoeg worden benadrukt hoe belangrijk het is dat Khadafi in medische zorg gespecialiseerde humanitaire organisaties toestemming geeft om activiteiten in het westelijke deel van Libië te ontplooien. Helaas is dat nog niet gebeurd. We hebben een team van onze eigen deskundigen in het oostelijke deel van het land. Die hebben na een beoordelingsmissie gerapporteerd dat hoewel het aantal gewonden dat zorg nodig heeft toeneemt, de medische voorraden en de ondersteuning – onder meer met personeel – die de internationale gemeenschap heeft geleverd in het oostelijke deel van Libië in algemene zin onvoldoende is. Dat geldt echter niet voor steden als Misrata en andere gebieden die door Khadafi worden gecontroleerd. Zoals u waarschijnlijk weet, worden er nu pogingen gedaan om met medische voorraden uitgeruste schepen over zee naar Libië te sturen, als manier om de beschikbaarheid van medische behandelingen te vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 12 van Zigmantas Balcytis (H-000136/11):

Betreft: Verschillen tussen de lidstaten op het vlak van de gezondheidszorg

Nog steeds bestaan er in de regio's en de lidstaten van de EU aanzienlijke verschillen op het vlak van de gezondheidszorg en ongelijkheden tussen patiënten wat de toegang betreft tot kwalitatief hoogstaande diensten en de vergoeding van de kosten van geneesmiddelen voor complexe aandoeningen, zoals de ziekte van Alzheimer.

Is de Commissie van plan op dat gebied op te treden? Zo ja, welke maatregelen overweegt zij om de ontwikkeling van geïntegreerde nationale en regionale strategieën te stimuleren met als doel de verschillen op het gebied van de gezondheidszorg te verminderen en de patiënten in de EU toegang tot kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg te garanderen?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Geachte leden van het Parlement, volgens het Verdrag ligt de bevoegdheid op deze gebieden bij de lidstaten. De Europese Unie voert acties uit om de acties van lidstaten te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen teneinde de menselijke gezondheid te beschermen en te verbeteren. Dit gezegd hebbende, is de Commissie van mening dat alle burgers in de Unie universele toegang tot zorg van hoge kwaliteit moeten hebben.

Daarom heeft de Commissie op dit gebied een aantal initiatieven genomen, en ik beantwoord de vraag van de geachte afgevaardigde dan ook met genoegen. In 2009 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met de titel "Solidariteit in de gezondheidszorg: verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU", waarin wordt benadrukt dat de ongelijkheden op dit gebied moeten worden verminderd.

Voorts zijn de diensten van de Commissie afgelopen december in het kader van het gezondheidsprogramma met veertien lidstaten een gezamenlijke actie voor het verminderen van de ongelijkheden op gezondheidsgebied gestart. Universele toegang tot gezondheidszorg van hoge kwaliteit is ook een prioriteit van de open coördinatiemethode op het gebied van gezondheid en langdurige zorg. In dit verband zijn de lidstaten specifieke doelstellingen met betrekking tot hun gezondheidszorgstelsels, de toegang tot gezondheidszorg en de duurzaamheid van hun beleid overeengekomen. Daarnaast zullen EU-patiënten door de nieuwe richtlijn inzake de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg informatie over behandelingen in het buitenland kunnen krijgen en vergoeding van de kosten kunnen aanvragen.

Tot slot is de gezondheidszorg een van de sectoren waarvoor in het huidige cohesiebeleid financiering beschikbaar is. Maatregelen die op deze manier worden gefinancierd, zoals de modernisering van ziekenhuisinfrastructuur, de aanschaf van medische apparatuur of de opleiding van medisch personeel, kunnen bijdragen tot het verbeteren van de toegang van burgers tot gezondheidszorg, met name in de armste regio's.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik dank u zeer voor uw zeer uitgebreide antwoord, maar als het gaat om mensen met complexe aandoeningen komen mijn kiezers vaak met één specifiek punt. Uiteindelijk is de zorg voor deze zieken het belangrijkst, maar in veel gevallen wordt deze verleend door hun familie. Deze mantelzorgers kunnen daardoor geen volwaardige rol meer spelen op de arbeidsmarkt, en hun positie is uitermate onduidelijk. Vindt u niet dat er, naast de harmonisatie van de gezondheidszorg, op dit gebied regelgeving moet komen om ook mantelzorgers sociale bescherming te bieden?

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, gegeven het feit dat de richtlijn waarna u verwees betreffende de toepassing van patiëntenrechten in het kader van grensoverschrijdende gezondheidszorg nog niet in werking is getreden, zou ik u willen vragen: heeft een patiënt voortaan, wanneer hij gebruik maakt van gezondheidszorg in een ander land, recht op een vergoeding van zijn eigen ziektekostenverzekering? Ik herinner er alleen maar aan dat het Europese Hof zich reeds in die zin heeft uitgesproken.

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D). - (RO) Ik zou het volgende willen vragen in verband met de nationale zorgstelsels en het feit dat veel lidstaten vanwege de economische en financiële crisis helaas de zorgbegroting hebben verkleind: Welke maatregelen heeft de Commissie op het oog zodat de lidstaten de zorgbegroting niet terugbrengen? Iedere niet op tijd behandelde patiënt betekent een extra kostenpost voor het zorgstelsel.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Wat ik in algemene zin kan zeggen is dat we al deze problemen moeten aanpakken in de wetenschap dat dit een bevoegdheid van de lidstaten is. Dat moeten we respecteren.

Ik begrijp uw punt dat er nog altijd ongelijkheden bestaan, maar de Commissie zal er alles aan doen om het voor de lidstaten gemakkelijker te maken om de situatie te harmoniseren. Het is onze prioriteit om de samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken om zo de ongelijkheden te verminderen. Iets anders wat we kunnen doen is dit te bevorderen in het kader van het proces inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van geneesmiddelen dat de Commissie heeft geïnitieerd.

Met betrekking tot de vraag van de heer Chountis kan ik zeggen dat wanneer de richtlijn is aangenomen, we een duidelijk wettelijk kader voor het recht op vergoeding bij grensoverschrijdende gezondheidszorg zullen ontwerpen. Dan willen we voorstellen indienen voor het verminderen van de ongelijkheden die inherent zijn aan de uiteenlopende uitvoering van Europese gerechtelijke beslissingen. Burgers kunnen dan een duidelijk antwoord krijgen op de vraag of en op welke basis ze in het buitenland genoten zorg al dan niet vergoed kunnen krijgen. Daar moeten we op wachten, vrees ik.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 13 van Marian Harkin (H-000110/11):

Betreft: Activerende technologieën

Kan de Commissie, daar O&O in Europa nog steeds in geringe mate wordt omgezet in commerciële producten, een overzicht geven van de huidige stand van zaken qua versteviging van de Europese positie in centrale activerende technologieën?

 
  
MPphoto
 

  Antonio Tajani , vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, leden van het Parlement, wat activerende technologieën betreft, heeft de Commissie op 30 september 2009 een mededeling aangenomen waarin een gemeenschappelijke strategie op dit gebied werd vastgelegd. In die mededeling hebben we benadrukt dat het ons, ondanks zeer goede onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten op het gebied van bepaalde sleuteltechnologieën, niet lukt evenredig succes te boeken als het gaat om het omzetten van onderzoeksresultaten in goederen en diensten.

Ik vind het daarom belangrijk dat we een strategie ontwikkelen die gericht is op het bevorderen van de toepassing van sleuteltechnologieën in de Europese industrie. Deze benadering werd ook benadrukt in initiatieven van de Commissie, met name in de initiatieven voor industriebeleid, de Innovatie-Unie en de digitale agenda voor Europa.

Na het aannemen van de mededeling is de Commissie in juli 2010 overgegaan tot het samenstellen van een deskundigengroep op hoog niveau inzake sleuteltechnologieën. Het werk van deze groep werd op touw gezet door drie commissarissen: vicevoorzitter van de Commissie en commissaris verantwoordelijk voor de digitale agenda, mevrouw Neelie Kroes, commissaris verantwoordelijk voor onderzoek, innovatie en wetenschap, mevrouw Máire Geoghegan-Quinn, en ondergetekende als verantwoordelijke voor industrie en ondernemerschap. De groep kreeg een mandaat van een jaar om aanbevelingen te formuleren voor aan te nemen beleidsmaatregelen voor het bevorderen van de industriële toepassing van sleuteltechnologieën in Europa.

De groep bestaat uit 27 leden afkomstig uit de regeringen van lidstaten, uit de onderzoekswereld, uit de Europese sector van activerende technologieën, uit de Europese Investeringsbank en uit samenwerkingsverbanden van kleine en middelgrote ondernemingen.

In februari jl. heeft de groep een tussentijds werkdocument gepresenteerd aan de Commissie, waarin staat aangegeven wat de belangrijkste uitdagingen zijn op het gebied van de commerciële toepassing van sleuteltechnologieën in Europa. Het eerste interne werkdocument kan worden geraadpleegd op de website van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie. Het definitieve rapport van de deskundigengroep zal in de loop van juli van dit jaar worden gepresenteerd aan de Commissie. Dit rapport zal een grote bijdrage leveren aan de overwegingen van de Commissie richting het creëren van één strategisch kader om initiatieven ter ondersteuning van onderzoek en innovatie te bundelen.

Sleuteltechnologieën (ST's) zijn van essentieel belang voor onze economieën, aangezien ze daadwerkelijke instrumenten vormen waarmee de opkomst van nieuwe goederen en diensten makkelijker kan worden gemaakt en daarom vormen ze de basis van ons industriële draagvlak, oftewel van wat we onze derde industriële revolutie zouden kunnen noemen.

Degene die deze technologieën in Europa weet toe te passen, zal ook in staat zijn het concurrentievermogen van onze industrieën te vergroten en zal vooroplopen in de overgang naar een economie met een lage CO2-uitstoot, waarin doeltreffend gebruik wordt gemaakt van hulpbronnen en die gebaseerd is op kennis. Als we geen gebruik maken van sleuteltechnologieën zal Europa zijn koppositie verliezen in de sectoren waarin we sterk staan en zullen we innovatiecapaciteit verliezen op het gebied van toepassingen die van strategisch belang zijn voor de EU.

Tegelijkertijd bieden deze technologieën een enorm marktpotentieel op het gebied van groei. Ik wil graag enkele exemplarische cijfers noemen. Volgens onze schattingen schommelt hun volume op de wereldmarkt tussen 950 en 1 100 miljard euro per jaar, met een verwachte jaarlijkse groei tussen 5 procent en 46 procent. Opkomende technologieën vormen dus een buitengewone mogelijkheid waarop alle geïndustrialiseerde economieën hun concurrentievermogen zullen baseren en dit concurrentievermogen is een onmisbaar instrument voor toekomstige groei.

Het zou niet goed zijn om deze kans te laten schieten en de Commissie is van plan haar rol te vervullen. Wij hebben de steun van het Parlement nodig, met name na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de uitbreiding van de bevoegdheden van het Parlement, en ik ben van mening (en dit zeg ik als voormalig lid van het Europees Parlement) dat de samenwerking tussen het Parlement en de Commissie ook in deze sector, die onmisbaar is voor de groei en het concurrentievermogen van onze Europese economie, zal leiden tot goede resultaten.

 
  
MPphoto
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Ik dank de commissaris voor zijn antwoord en ik wil de Commissie feliciteren met haar werk om ervoor te zorgen dat Europa een vooraanstaande rol blijft spelen in wat de commissaris de "derde industriële revolutie" noemt.

De groep op hoog niveau heeft verschillende onderwerpen behandeld, maar een daarvan was deze 'vallei des doods', ofwel deze diepe kloof die het creatieve idee scheidt van de markt, en de groep heeft gewezen op het feit dat Europa het voordeel van de voortrekkersrol vaak niet weet te verzilveren.

Ook heeft de groep gesproken over een aantal obstakels, bijvoorbeeld het ontbreken van een Europees octrooi voor intellectueel eigendom en de versnippering van het bestaande regelgevingskader. Dus ik neem aan dat mijn vraag is welke stappen de Commissie heeft gezet, als er stappen zijn gezet, om die problemen aan te pakken.

 
  
MPphoto
 

  Antonio Tajani , vicevoorzitter van de Commissie. (IT) Ik wil mevrouw Harkin bedanken voor het benadrukken van het werk dat de Commissie verzet en voor haar verzoek om een grotere inzet van de uitvoerende macht. We wachten op dit moment op de beleidsaanbevelingen van de deskundigengroep en zullen daarna de definitieve strategie van de Commissie bepalen.

De deskundigengroep stelt in zijn tussentijdse werkdocument een 'brug met drie pijlers' voor om de innovatiekloof te overbruggen. Elk van de drie pijlers staat voor een voorwaarde waaraan moet worden voldaan voordat sleuteltechnologieën (ST's) kunnen worden toegepast in de Europese Unie.

De eerste pijler heeft betrekking op technologisch onderzoek. Europa moet meer concurrerende technologieën ontwikkelen tot de fase van gepatenteerde prototypen. Om deze doelstelling te bereiken moeten de EU-onderzoeksprogramma's meer worden gericht op technologisch onderzoek.

De tweede pijler heeft betrekking op productdemonstratie. Het moet ons lukken technologische successen om te zetten in concurrerende producten en om deze doelstelling te bereiken moet er meer evenwicht aangebracht worden in de EU-onderzoeksprogramma's door middel van demonstratieprojecten.

De derde pijler is wereldwijd industrieel concurrentievermogen. Europa moet zijn huidige productiecapaciteit behouden of nieuwe capaciteit creëren, zodat we met onze innovatieve producten zowel qua prijs als aantallen kunnen concurreren op de wereldmarkt. Om die reden moeten we de randvoorwaarden voor investeerders verbeteren, zodat ze worden aangemoedigd om in de EU te investeren. We moeten dus investeringen aantrekken, maar tegelijkertijd alle EU-programma's verbeteren die deze zeer belangrijke sector kunnen ondersteunen en we moeten proberen de kloof tussen onderzoek en toepassing, die kenmerkend is voor vele productiesectoren in de EU, te overbruggen.

De stap van onderzoek naar toepassing vormt een probleem waarmee de gehele industriesector te kampen heeft. Daarom ben ik een voorstander van clusterbeleid (er zijn ongeveer 2 000 clusters) en hebben we onze steun verleend aan dit beleid, dat het mogelijk maakt verbanden tot stand te brengen tussen onderzoek, industrie en universiteiten, en onderzoek, industrie en innovatie, zodat het concurrentievermogen van onze industrie groter wordt.

Dit is de huidige stand van zaken, mevrouw Harkin. Wij zullen doorgaan met ons werk en ik zal alle suggesties van het Parlement nauwgezet bestuderen en alle aanwijzingen die het Parlement mij zal doen toekomen ter harte nemen.

 
  
  

Vraag nr. 14 van Chris Davies (H-000112/11):

Betreft: Toekomst van de visserijindustrie van de EU

De Commissie heeft laten weten dat de visserij in de EU voor het grootste deel niet-duurzaam wordt uitgeoefend. Kan zij mededelen hoe zij de toekomst van de visserijindustrie en de werkgelegenheid in de sector beoordeelt als het huidige beleid en de huidige aanpak worden voortgezet en er geen hervormingen worden ingeleid om de overbevissing te beperken, het overboord zitten van vis te beteugelen en maatregelen te nemen om duurzame werkmethoden te bevorderen?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Toen mijn diensten begonnen met de voorbereidingen voor het hervormingspakket voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, hebben ze met betrekking tot een aantal mogelijke hervormingsopties een grondige effectbeoordeling uitgevoerd. Een van deze opties was om het huidige beleid ook na 2013 voort te zetten. Deze status quo is gebruikt als benchmark voor het vergelijken van andere opties. In het 'status quo-scenario' zijn nieuwe plannen voor het langetermijnbeheer, de controleverordening en de verordening inzake illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij opgenomen.

De resultaten van dit scenario zijn duidelijk: als we ons beleid niet veranderen, zal duurzaamheid van de bestanden in 2020 over het algemeen uitgesloten zijn.

Met betrekking tot milieuduurzaamheid zou slechts 6 procent van de geanalyseerde bestanden in 2020 de maximale duurzame opbrengst produceren. Dit moet worden vergeleken met onze verplichting om in 2015 de maximale duurzame opbrengst te hebben ingevoerd. Dus als we de status quo handhaven, zullen we onze verplichting om in 2015 de maximale duurzame opbrengst te verwezenlijken op geen enkele wijze kunnen nakomen.

Met betrekking tot de economische prestaties van onze visserijvloten zouden in het status-quoscenario slechts enkele vloten economisch levensvatbaar zijn. Voor de vangstsector als geheel zou de winst bijna nul of nog minder bedragen.

Tot slot is het beeld voor sociale duurzaamheid hetzelfde. De werkgelegenheid in de vangstsector zou in hetzelfde tempo blijven dalen als nu het geval is, en de lonen zouden laag blijven, wat het beroep van visser voor de jongere generatie steeds onaantrekkelijker zou maken.

Dus de status quo is voor de Commissie geen optie. We moeten hervormen en daar zijn we mee bezig.

 
  
MPphoto
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) De commissaris heeft een zeer deprimerend beeld geschetst door te zeggen dat als we zo doorgaan, de vooruitzichten somber zijn, met vissersvloten die economisch niet levensvatbaar zijn en dalende werkgelegenheid voor vissers.

Is achteruitgang echter niet beter dan het alternatief? Dat weten we niet. Voor 50 procent van onze visserij beschikken we over onvoldoende wetenschappelijke kennis. We weten dat de visbestanden na decennia van overbevissing in veel gevallen te klein zijn. De werkelijkheid is dat de situatie bijzonder precair is. We zijn heel kwetsbaar. Commissaris, u kunt niet uitsluiten dat als we zo doorgaan, een aantal visserijactiviteiten volledig zal instorten.

 
  
MPphoto
 

  Barbara Matera (PPE).(IT) Ik deel de bezorgdheid van mijn collega's over de visserijsector in de Middellandse Zee en ik deel ook de bezorgdheid over de bescherming van de mariene ecosystemen. Gezien de sociaaleconomische problemen waarmee de mariene bedrijfssectoren, en met name de mariene gemeenschappen, die aan handen en voeten gebonden zijn door de Europese regelgeving, te kampen hebben, vraag ik of de Commissie van plan is naar evenwichtige en directe oplossingen te zoeken, om tegelijkertijd zowel de ecosystemen als de vele Europese burgers die in deze sector werken, te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) De commissaris schetst een nogal somber beeld. Een van de problemen waar de heer Davies in zijn vraag op heeft gewezen, is de teruggooi. Ik sprak onlangs een visser die zei dat hij een net had ontdekt of uitgevonden dat een eind zou maken aan de teruggooi in de tonijnvisserij. Zou de commissaris daarnaar willen kijken? Gelooft zij dat er technologie kan worden toegepast waarmee een eind aan de teruggooi kan worden gemaakt, of de teruggooi in elk geval kan worden beperkt?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Als we de status quo handhaven, dan moeten we inderdaad de mogelijkheid onder ogen zien dat veel bestanden zullen instorten, en dat is geen optie.

Ik kan het alleen maar met u eens zijn dat de situatie heel precair is. Als we in een extreme situatie terechtkomen, zullen de gevolgen buitengewoon ernstig zijn. Daarom is de hervorming nodig en daarom gaan we onderzoeken hoe we het best een evenwicht tussen de duurzaamheid van de visbestanden en de sociaaleconomische gevolgen van de hervorming kunnen vinden.

Ik wil echter heel duidelijk verklaren dat we milieubescherming geen voorrang geven boven de zorg voor onze vissers. We geven om onze vissers en om de komende generaties. Daarom moet er worden hervormd, en de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat als er geen visbestanden meer zijn, onze vissers in de Middellandse Zee en andere Europese wateren geen toekomst meer hebben. Om zeker te stellen dat onze visserijsector een toekomst heeft, moeten we hervormen. We willen met goede voorstellen komen en we zijn van plan om de bestaansmiddelen van onze vissers veilig te stellen. Dat zijn onze doelen.

Een andere afgevaardigde heeft een opmerking gemaakt over de selectie van vistuig. Onze diensten zullen met liefde elk nieuw vistuig en elke innovatie onderzoeken. Ook wil ik zeggen dat we in het kader van ons nieuwe financieringssysteem de intentie hebben om het geld genereus toe te kennen, ondanks de crisis, om er zeker van te zijn dat de verbeteringen in de selectie worden toegepast. Ik verwelkom alle initiatieven vanuit de sector – van onze vissers – om de selectie van vistuig te verbeteren.

In algemene zin wil ik herhalen dat de status quo geen optie is, niet voor de duurzaamheid van de bestanden, niet voor het levensonderhoud van onze vissers en niet voor de toekomst van kustgemeenschappen. Daarom is deze hervorming nodig.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 15 van Jim Higgins (H-000127/11):

Betreft: Voorgesteld verbod op het ontvinnen van haaien

Leden van het Europees Parlement hebben recentelijk hun steun uitgesproken voor een verbod op het ontvinnen van haaien, en het Amerikaans Congres heeft wetgeving aangenomen die deze praktijk verbiedt. Ook in andere rechtsgebieden lijkt men ervan overtuigd dat dergelijke regelgeving moet worden ingevoerd. Hoe stelt de Commissie voor om een juridisch gevolg te geven aan de bezorgdheden van de leden van het EP?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Ik wil de geachte afgevaardigde bedanken voor zijn vraag, omdat hij mij daarmee de kans geeft om het Parlement te informeren over het ontvinnen van haaien.

Op grond van een verordening van de Raad is het verwijderen van vinnen sinds 2003 verboden op EU-vissersvaartuigen waar ook ter wereld en op alle vissersvaartuigen die in EU-wateren vissen. Er geldt een algemeen verbod op het ontvinnen van haaien. De huidige verordeningen staan echter toe – en dit is het probleem dat we hebben – dat onder bepaalde voorwaarden verwerkingsactiviteiten aan boord kunnen plaatsvinden waarbij de vinnen worden verwijderd en de karkassen van alle haaien aan boord moeten worden bewaard. Dat is de reden dat we de afgelopen jaren met het probleem van het ontvinnen van haaien worden geconfronteerd.

In februari 2009 hebben we een plan gepresenteerd en sindsdien hebben we een aantal maatregelen genomen. Ook werken we actief samen met regionale organisaties om doelmatige beheerregelingen voor de meest kwetsbare haaien aan te nemen en een duurzame exploitatie te waarborgen. Het probleem dat we hebben bij het aanpakken van deze situatie is dat we een openbare raadpleging moeten houden, en daar zijn we al enkele maanden mee bezig. In het raadplegingsdocument worden drie van de belangrijkste opties gepresenteerd, waarover momenteel door deskundigen wereldwijd wordt gediscussieerd, om de controles te verbeteren en volledige naleving te waarborgen. Veel belanghebbende partijen, zoals de visserijsector, wetenschappers, beheerders en ngo's, evenals het algemene publiek, hebben ons hun opmerkingen toegezonden.

Ik wil u verzekeren dat ik de bescherming van haaien zeer serieus neem. Daarom heb ik mijn diensten gevraagd om alle ontvangen bijdragen grondig te bestuderen. Vervolgens zullen we een effectbeoordeling uitvoeren, die, zoals u weet, vereist is om de verordening te kunnen wijzigen. Het is mijn bedoeling om zo snel mogelijk een wetgevingsvoorstel aangenomen te krijgen. Ik wil u meedelen dat ik hier een prioriteit van heb gemaakt om verder geen tijd meer te verliezen.

Ook wil ik opmerken dat de Commissie een groot aantal maatregelen heeft genomen om voor een duurzaam beheer en bescherming van haaien in het algemeen te zorgen, afgezien van het ontvinnen van haaien. We hebben een actieplan gepresenteerd en sindsdien hebben we een aantal maatregelen genomen. We hebben het vissen op de haringhaai, de reuzenhaai en de witte haai in EU-wateren verboden. We hebben het gebruik van kieuwnetten op een diepte van meer dan tweehonderd meter verboden om haaien in diepe wateren te beschermen. Vorig jaar – en dit wil ik onderstrepen – hebben we voorstellen gedaan voor duurzame en op wetenschappelijke gegevens gebaseerde quota voor verschillende haaiensoorten. De onderhandelingen hierover met de Raad zijn zeer moeizaam verlopen. Het is niet gemakkelijk geweest, maar uiteindelijk zijn we eruit gekomen en hebben we een duurzaam voorstel voor dit jaar en hopelijk ook voor volgend jaar.

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het afsnijden van de vinnen bij haaien is barbaars. Het is onmenselijk; het is barbaars. Nadat ze zijn teruggeworpen in zee, sterven ze. Het is een praktijk die moet worden verboden. De Commissie heeft verwezen naar de verordening uit 2003, maar die werkt simpelweg niet.

Ik onderken dat het moeilijk is. Hoe handhaaf je zoiets? We hebben een verordening nodig die deze praktijk volledig verbiedt. We hebben het hier over het uitroeien – het volledig uitsterven – van een soort. De cijfers spreken voor zich. Zo wordt momenteel geschat dat in 2009 de vinnen van 26 tot 73 miljoen haaien in de mondiale handel zijn gebracht. Het is een bijzonder lucratieve handel, die we volledig moeten verbieden. Het is barbaars, het mag niet worden geduld en we moeten het voor eens en voor altijd verbieden. En daar moeten wij de leiding in nemen.

 
  
MPphoto
 

  Brian Crowley (ALDE). - (EN) In 2003 is het ontvinnen van haaien verboden. Nu hebben we in de Europese Unie een soortgelijke situatie met de makreel. Er is een overeenkomst op Europees niveau en op het niveau van de Europese Economische Ruimte over het verminderen van de makreelvisserij. Toch zien we dat zowel IJsland als de Faeröer elk 150 000 ton hebben gevangen en dat dit rechtstreeks gevolgen heeft voor de duurzaamheid van de Europese vissersvloten. Wat kan hiertegen worden gedaan? Kunnen er handelssancties aan deze twee gebieden worden opgelegd?

 
  
MPphoto
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) Nu de leeuwen uit Afrika verdwijnen en de haaien uit zee, prijs ik de commissaris voor wat ze probeert te doen, maar dit is heel sterk een marktverhaal. Er is een grote vraag naar haaienvinnen vanuit Azië en daar valt veel geld mee te verdienen.

De enige manier om ervoor te zorgen dat we dit kunnen controleren en kwantificeren is door te eisen dat vinnen aan land worden gebracht terwijl ze nog aan de haai vast zitten. Op die manier is dit te controleren. Ik hoop dat de commissaris hieraan zal denken bij het opstellen van haar voorstellen.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Ik deel de opvatting van de leden dat we, ook al is er een verbod, niet gelukkig kunnen zijn met deze situatie. Ik ben het met u eens en we kennen de realiteit en weten hoe het werkt. We weten dat deze hele discussie uiteindelijk om een zeer winstgevende industrie draait. Maar we moeten maatregelen nemen die consistent zijn met ons wettelijk kader. Ik zal me nader verklaren.

Het probleem bestaat omdat vissers de vinnen en de haaien in verschillende havens aan land kunnen brengen. Ze kunnen de vinnen, die – zoals we ons wel kunnen voorstellen – waardevoller zijn omdat er meer vraag naar is, vooral in Azië, in één haven aan land brengen, en de rest van de haaien in een andere haven, waardoor controles heel moeilijk zijn. Dat is de reden hierachter. Dit is in onze gedachten, en daarom hebben we deze raadplegingsprocedure georganiseerd, om een oplossing te vinden voor deze bijzonder moeilijke situatie.

Dus wat ik u kan vertellen is dat we met een ambitieus voorstel zullen komen, en ik hoop dat we tegen het eind van het jaar over een nieuw wettelijk instrument kunnen beschikken waarmee we concrete resultaten op dit gebied zullen kunnen boeken. We gaan deze situatie voor eens en voor altijd reguleren.

Wat betreft de analogie met de situatie van de makreel kan ik zeggen dat de Europese Unie haar best heeft gedaan. Ik wil opmerken dat de lidstaten zich in deze kwestie heel coöperatief hebben opgesteld en dat onze vissers en onze visserijsector veel offers hebben moeten brengen om de duurzaamheid van de bestanden te waarborgen.

Daarom waren we geschokt toen IJsland en de Faeröer met een unilaterale aanpak kwamen en zelfstandig hun eigen quota verhoogden. Dat kunnen we eenvoudigweg niet accepteren. Daar zijn we nu mee bezig – mijn diensten en het kabinet en de diensten van de commissaris voor handel, de heer De Gucht – en we zullen met een wetgevingsvoorstel komen om in dergelijke gevallen een juridisch wapen in handen te hebben. We hebben nu ook wel enkele wapens, maar de juridische wapens waarover we beschikken hebben alleen betrekking op verse vis, met inbegrip van makreel, en niet op makreelproducten, en al helemaal niet op visolie en vismeel, de belangrijkste exportproducten van IJsland en de Faeröer. Daarom moeten we productief zijn. De Commissie gaat haar best doen om ervoor te zorgen dat de duurzaamheid van de bestanden in het komende visseizoen zal worden beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 16 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (H-000142/11):

Betreft: Nieuwe mariene strategie voor de Middellandse Zee

De noodzaak van een mariene strategie voor de Middellandse Zee maakt deel uit van het programma van 25 acties voor een geïntegreerd optreden in de Middellandse Zee in het licht van de nieuwe uitdagingen na de ontwikkelingen in de Arabische mediterrane landen. De Unie heeft wetgeving en een strategie tot stand gebracht voor de bevordering van het duurzaam gebruik van de zeeën, het behoud van de mariene ecosystemen en de bescherming van de basisrijkdommen die de sociale en economische activiteiten in verband met de zee ondersteunen.

Zal zij nieuwe doelstellingen voor het mariene beleid uitstippelen in het kader van het nieuwe euromediterrane beleid?

Hoe verlopen de initiatieven van de Unie voor de Middellandse Zee in de mariene sectoren zoals de sanering van de Middellandse Zee?

Welke instrumenten zijn er om de aanpassing van het Middellandse Zeegebied aan de klimaatverandering te faciliteren en om de ernstige risico's van overstromingen, kusterosie en verdere bodemvervuiling tegen te gaan?

Hoe worden de plannen voor het energietransport in de Middellandse Zee in de mariene strategie geïntegreerd?

Welke maatregelen en vormen van samenwerking met de mediterrane partners bestaan er voor de bescherming van de scheepvaart en de aanpak van de illegale migratie over zee?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Ik dank mevrouw Kratsa-Tsagaropoulou voor haar vraag, omdat zij ons daarmee de mogelijkheid geeft om in te gaan op deze bijzonder moeilijke situatie in het Middellandse Zeegebied.

Ik wil het Parlement meedelen dat de Commissie onlangs een mededeling getiteld "Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied" heeft aangenomen, waarin een aantal voorstellen wordt gedaan om de uitdagingen waarvoor de regio na de recente ontwikkelingen staat het hoofd te bieden. Zoals u weet is dit een extreme situatie die zeer precair en zeer zorgwekkend is.

De Commissie is ingenomen met de algemene instemming met haar initiatief. Deze mededeling is door alle lidstaten, en ik hoop ook door het Parlement, heel positief ontvangen.

Ik zal een toelichting geven op enkele maatregelen die we tot nu toe hebben genomen in het kader van de ontwikkeling van een nieuwe mariene strategie voor het Middellandse Zeegebied. In de eerste plaats hebben we, met betrekking tot een geïntegreerd maritiem beleid, een werkgroep ingesteld waarin alle kuststaten van de Middellandse Zee en regionale verdragen zijn vertegenwoordigd. We zijn van plan om deze werkgroep te gebruiken als een forum voor alle aan de Middellandse Zee gerelateerde activiteiten, samenwerking en financiering in de regio. Onderdeel van dit initiatief is het eerste technischebijstandsproject dat we ten behoeve van het geïntegreerd maritiem beleid voor het Middellandse Zeegebied hebben opgezet. Dat hebben we gedaan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid

Ook wil ik het Parlement informeren over een initiatief voor een samenwerkingsproject in het Middellandse Zeegebied dat ik recentelijk samen met de Internationale Maritieme Organisatie en de Europese Investeringsbank heb genomen. Ik heb vertrouwen in dit initiatief en ik hoop dat het vruchten zal afwerpen. In dit project zullen we gerichte acties voor maritieme groei, banen en opleidingen vaststellen, zaken die van groot belang zijn voor de regio. In het initiatief zullen we ook maatregelen voor geïntegreerd maritiem toezicht opnemen, met betrokkenheid van de private sector, omdat dit naar mijn mening op dit gebied absoluut noodzakelijk is.

Tegelijkertijd is de Commissie voornemens om de organisatie van een forum voor kustwachten uit de hele Middellandse Zeeregio te ondersteunen. Ook zullen we onze inspanningen op het gebied van de visserijcontrole opvoeren, in de vorm van opleidingen, workshops en gezamenlijke controles, in samenwerking met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Met betrekking tot milieubescherming en de klimaatverandering werkt de Commissie op EU-niveau nu samen met de lidstaten aan het bereiken van een goede toestand van het water in de mariene wateren van de EU in 2020. Op regionaal niveau werken de EU en de lidstaten in het kader van het Verdrag van Barcelona samen met de mediterrane partnerlanden aan het verbeteren van de preventie van verontreiniging en de respons op verontreiniging in alle regionale zeeën aan de grenzen van de Unie.

Met betrekking tot aan migratie gerelateerde problemen en de recente ontwikkelingen in de regio is de Commissie gecommitteerd aan het bijstaan en ondersteunen van lidstaten die te maken krijgen met plotselinge migratiedruk en staat de Commissie klaar om financiële bijstand te verlenen. We zijn nu bezig om vast te stellen hoeveel financiële middelen er in het Buitengrenzenfonds en mogelijk het Europees Terugkeerfonds en het Europees Vluchtelingenfonds beschikbaar zijn voor noodsituaties, naast de middelen die al zijn gereserveerd voor 2011.

Met betrekking tot de bewaking van de buitengrenzen staat de Commissie permanent in contact met Frontex, dat de gezamenlijke operatie Hermes 2011 is gestart om de buitengrenzen van de EU in de regio te controleren. Frontex is samen met Europol ook begonnen met het voorbereiden van een gerichte risicobeoordeling van de potentiële uitbuiting van de politieke situatie door criminele en terroristische netwerken en met het monitoren van onregelmatige migratiestromen.

 
  
MPphoto
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE). - (EL) Mevrouw de commissaris, ik dank u voor uw overzicht van de plannen en de nieuwe benaderingen van de Europese Commissie, evenals voor uw persoonlijk engagement dat u aan de dag hebt gelegd wat betreft uw voorbereiding op deze nieuwe werkelijkheid in de Middellands Zee.

Ik wil een concrete vraag stellen: hoe beoordeelt u de plannen die reeds zijn opgestart voor de sanering van de Middellandse Zee en het energietransport en hoe passen ze in het mariene beleid? Welke toegevoegde waarde verwacht u dat de plannen en programma's van het nieuwe beleid hebben dat u al hebt genoemd?

 
  
MPphoto
 

  Giovanni La Via (PPE). (IT) Commissaris, in het kader van het nieuwe visserijbeleid voor de Middellandse Zee en de context in aanmerking genomen die u zojuist heeft beschreven inzake de situatie van de landen aan de zuidelijke kust van de Middellandse Zee, die een zware crisis doormaken, wil ik u vragen of u denkt dat grensoverschrijdende samenwerking, in het kader van het cohesiebeleid, volstaat om gezamenlijk het hoofd te bieden aan deze kwestie en om overeengekomen oplossingen te vinden door middel van grensoverschrijdend beleid en visserijbeleid waarmee we de visbestanden in de Middellandse Zee kunnen herstellen en het herstel van deze economische sector kunnen bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Ivo Vajgl (ALDE). - (SL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris een vraag stellen over het feit dat veel Europese landen trachten hun problemen – problemen op het gebied van de visserij – af te schuiven op een land dat formeel en juridisch gezien niet bestaat. Ik heb het hier over de Westelijke Sahara.

De Commissie heeft een mandaat verleend, of liever gezegd gekregen, om met Marokko te onderhandelen over een visserijovereenkomst. Wilt u zo vriendelijk zijn om uit te leggen welke garanties we hebben dat de middelen die we uit hoofde van deze overeenkomst zullen ontvangen ten goede zullen komen aan de bevolking van de Westelijke Sahara, en niet alleen zullen worden gebruikt om de belangen van Europese vissers te dienen?

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Ik kan het eens zijn met mevrouw Grässle dat er vanwege het energietransport in de Middellandse Zee inderdaad een grote kans op vervuiling bestaat. Dat vormt een risico, omdat de Middellandse Zee een relatief gesloten zee is en de last van een mogelijke verontreiniging niet kan dragen.

Daarom gaat de Commissie nu de samenwerking met de lidstaten versterken. Ik wil tegen mevrouw Grässle zeggen dat commissaris Potočnik en ik volgende week een bezoek aan Griekenland zullen brengen en iets met betrekking tot de vervuiling van de Middellandse Zee gaan organiseren. Ook wil ik haar meedelen dat mediterrane landen vervuiling door schepen beter kunnen voorkomen en ontdekken door deel te nemen aan het bewakingssysteem met satellieten van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA). In dit verband wil ik het gebruik van veilige of schone zeenetten noemen. We hebben deze systemen en we gaan onze lidstaten rond de Middellandse Zee aanmoedigen om deel te nemen aan deze systemen om mogelijke verontreinigingen door schepen te ontdekken.

We gaan overigens niet alleen onze lidstaten daartoe aanmoedigen, maar ook onze buurlanden, door middel van discussies en samenwerking.

Met betrekking tot de regionale samenwerking kan ik zeggen dat we in dat verband inderdaad enkele initiatieven gaan nemen. Daarnaast hebben we een groot aantal initiatieven genomen in het kader van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), en we werken nu aan een nieuwe strategie, een maritieme strategie, in de Adriatische en Ionische regio.

Op dit moment werken we samen met de regeringen van de lidstaten rond de Adriatische en Ionische Zee: Italië, Slovenië en Griekenland, maar ook met buurlanden, zoals Kroatië, Montenegro en Albanië. We proberen een strategie voor maritieme samenwerking voor deze regio te ontwikkelen. Ik wil onderstrepen dat dit echt een kans voor de cohesiefondsen zal vormen, zoals de geachte afgevaardigde heeft gezegd.

Tot slot een korte opmerking over de westelijke Sahara. Ja, we hebben ons veel zorgen gemaakt over het recht van de echte begunstigden om gebruik te maken van het geld dat we in het kader van deze visserijovereenkomst aan Marokko geven. Daarom hebben we de Marokkaanse regering gevraagd om gegevens, niet alleen over de uitvoering van de overeenkomst in het algemeen, maar ook over de regionale aanpak van deze overeenkomst en de verdeling over de verschillende regio's in Marokko. We gaan het protocol vernieuwen, voor een overgangsperiode van een jaar, om uit te vinden of we hiermee door kunnen gaan of niet. Zo werken we, heel behoedzaam, in deze richting.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 17 van Georgios Papanikolaou (H-000108/11):

Betreft: Opleiding van onderzoekers en beoordeling van universiteiten in het kader van het kerninitiatief voor innovatie

In het kerninitiatief "Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie" (hoofdstuk 2) dat onlangs door de Commissie is gepubliceerd, staat onder andere dat de lidstaten strategieën moeten aankondigen voor het opleiden van een voldoende aantal onderzoekers om de doelstellingen van hun nationale strategische programma's te verwezenlijken. Daarnaast wordt melding gemaakt van het voornemen van de Commissie om, eveneens in 2011, een internationaal multidimensionaal rangschikkingssysteem te steunen om de prestaties van Europese universiteiten te benchmarken.

Kan de Commissie in dit verband antwoord geven op de volgende vragen: Hoe denkt zij ervoor te zorgen dat de doelstelling om vóór 2020 3 procent van het bbp aan onderzoek te besteden over de hele linie zal worden verwezenlijkt zonder dat er verschillen optreden in de investeringen van de lidstaten? Is de Commissie van mening dat de financiële crisis in lidstaten van de eurozone de beoogde doelstellingen in gevaar kan brengen?

Welke criteria zullen worden gebruikt voor de beoordeling van de Europese universiteiten ten einde de universiteiten met de beste resultaten op het gebied van onderzoek te identificeren?

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) Met betrekking tot de doelstelling om 3 procent van het bbp in onderzoek en ontwikkeling (O&O) te investeren vraagt de noodsituatie op het gebied van innovatie in Europa om steun voor slimme groei en de vaste wil om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. Het scorebord voor de Innovatie-Unie laat zien dat de EU terrein verliest aan de Verenigde Staten en Japan, terwijl Brazilië en China hun achterstand op de EU aan het verkleinen zijn. Het realiseren van de doelstelling van 3 procent O&O-intensiteit is van cruciaal belang om deze uitdaging het hoofd te bieden. De Europese Raad heeft de lidstaten verzocht om ambitieuze en realistische nationale doelstellingen vast te stellen, rekening houdend met het initiële niveau van de investeringen in O&O en de belangrijkste structurele kenmerken van hun economieën.

Vorig jaar zijn de lidstaten en de Commissie hierover bilaterale dialogen aangegaan. Bijna alle lidstaten hebben nu doelstellingen voor hun nationale O&O-intensiteit vastgesteld, die eind april 2011 in hun nationale hervormingsprogramma's zullen worden opgenomen.

Op 12 januari van dit jaar heeft de Commissie een mededeling over de jaarlijkse groeianalyse aangenomen. Deze omvat een lijst van nationale O&O-doelstellingen, die over het algemeen zowel ambitieus als realistisch zijn en die het begin van een nieuwe innovatiecyclus op dit gebied markeren. Er zal een beoordeling van het nationale onderzoeks- en innovatiebeleid en de resultaten daarvan worden uitgevoerd om de belangrijkste belemmeringen voor groei en herstel na de crisis vast te stellen, in een periode dat de financiële beperkingen zich nog steeds laten voelen.

Een excellente onderzoeksbasis is van essentieel belang als we de doelstelling van 3 procent O&O-intensiteit willen verwezenlijken en als Europa innovatiever wil worden. Europa zal ten minste een miljoen meer onderzoeksbanen moeten scheppen als we deze doelstelling in 2020 willen verwezenlijken. Het aantal nieuwe onderzoekers dat nodig is, is veel groter, omdat veel onderzoekers in deze periode met pensioen zullen gaan. De hele samenleving zal profiteren van excellentie in onderzoek van universiteiten en natuurlijk ook de industrie. Vooruitgang houdt verband met een hoge kwaliteit van de instellingen voor hoger onderwijs.

In het scorebord voor de Innovatie-Unie worden internationaal erkende indicatoren gebruikt als benchmark voor de prestaties van Europa ten opzichte van onze concurrenten. Drie van deze indicatoren zijn het aantal nieuwe doctortitels per duizend inwoners in de leeftijdscategorie van 25 tot 34 jaar, het aantal internationale wetenschappelijke copublicaties per miljoen inwoners en het aantal wetenschappelijke publicaties die tot de 10 procent van de meest geciteerde publicaties wereldwijd behoren als percentage van alle wetenschappelijke publicaties van het land.

De Verenigde Staten hebben hun voorsprong in het aantal internationale copublicaties vergroot tot 37 procent boven het niveau van de EU. In afwachting van de resultaten van een haalbaarheidsstudie, die in juni worden verwacht, zal de Commissie steun geven aan de invoering van een onafhankelijke multidimensionale internationale rangschikking om de prestaties van instellingen voor hoger onderwijs te beoordelen. Deze studie heeft betrekking op de prestaties op het gebied van onderzoek, maar ook op andere belangrijke gebieden, zoals innovatie, onderwijs, regionale bestemming en internationalisering. De multidimensionale aard van dit concept zal studenten, beleidsmakers en de universiteiten zelf in staat stellen om de dimensies en onderliggende indicatoren te selecteren die voor hen van belang zijn en om op basis van hun behoeften een eigen gepersonaliseerde rangschikking te maken. De belanghebbende partijen worden actief betrokken bij alle fasen van dit haalbaarheidsproject.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Papanikolaoy (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u zeer voor uw antwoord. Ik herinner er echter aan dat wij ongeveer acht jaar geleden, in 2003, in onze toenmalige planning voor de Lissabonstrategie, ongeveer hetzelfde beweerden, namelijk dat we ons op innovatie en onderzoek moesten baseren, zodat we op die manier een meer concurrerende economie kunnen hebben.

U bent langer dan gebruikelijk commissaris en ik denk dat u de ervaring heeft om ons antwoord te geven op de volgende vraag: wat doet u geloven dat wij deze keer, bij de nieuwe strategie voor 2020, wel zullen slagen en niet hetzelfde resultaat zullen behalen als met de vorige strategie die uiteindelijk jammerlijk is mislukt?

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE). - (EN) Met betrekking tot instellingen voor hoger onderwijs wil ik de commissaris vragen of ze denkt dat de Europese instellingen zowel de wil als de capaciteit hebben om hun niveau op te krikken, hun rangschikking op het wereldtoneel te verbeteren en hun vermogen om samen te werken te ontwikkelen teneinde dubbel onderzoek te voorkomen.

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) Wat is het verschil tussen de huidige situatie en wat er in de Lissabonagenda is beloofd en toegezegd? In de eerste plaats is dat mijns inziens dat innovatie en onderzoek nu centraal staan in het EU-beleid. Daar hebben niet alleen de Commissie, de lidstaten en het Parlement zich aan gecommitteerd, maar ook de Europese Raad. We hebben een krachtig monitoringmechanisme aangenomen, dat uitgebreid zal worden toegepast. We hebben 34 toezeggingen voor de Innovatie-Unie – waar verschillende van mijn collega's voor verantwoordelijk zijn – die we op regelmatige basis monitoren om verbeteringen en veranderingen vast te stellen en te zien welke ontwikkelingen er plaatsvinden, welke resultaten zijn geboekt, en als er geen resultaten zijn geboekt waarom dat zo is. We hopen elk jaar een 'Innovatieconventie' te organiseren, waar we belanghebbende partijen bijeen zullen brengen om de voortgang van het afgelopen jaar te beoordelen.

Dus we volgen de ontwikkelingen nauwlettend, en dat is in mijn visie wat er waarschijnlijk is misgegaan – of niet is verwezenlijkt – in de Lissabonagenda. Ook hebben we nu de jaarlijkse groeianalyse en de nationale hervormingsprogramma's, waarin de lidstaten heel duidelijk zullen vastleggen wat hun doelstellingen zijn en hoe ze die doelstellingen hopen te verwezenlijken. Ik denk dat dit een stap vooruit is die nodig was.

De modernisering van de universiteiten is een belangrijke uitdaging waar denk ik alle lidstaten van de EU mee te maken zullen krijgen. Het is niet goed genoeg om in een aantal lidstaten een of twee universiteiten te hebben die tegen de top aanzitten. We moeten ons universitair stelsel moderniseren op alle niveaus in de EU en voorkomen dat er dubbel onderzoek wordt gedaan, zoals is opgemerkt, in een situatie – zoals die tot nu heeft bestaan – dat elke universiteit meent een centrum van excellentie voor elke faculteit te moeten hebben. Dat is niet mogelijk en niet kosteneffectief en het brengt een hoge mate van versnippering en dubbel werk met zich mee, en dat is precies wat we trachten te voorkomen.

Maar laten we niet vergeten dat de Commissie niet bevoegd is op dit gebied. Wat we kunnen doen – en commissaris Vassiliou werkt daar hard aan – is de lidstaten uitleggen dat het beleid uit het verleden niet kan worden voortgezet. We moeten veranderen; we moeten beslissen op welke gebieden we – of specifieke universiteiten – een centrum van excellentie willen hebben, en we moeten een programma voor de modernisering van universiteiten in de hele Unie in gang zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 18 van Ioannis A. Tsoukalas (H-000111/11):

Betreft: Nauwelijks controles en hoge foutenpercentages bij het 7e kaderprogramma voor onderzoek

Het antwoord van de commissaris op vraag http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=WQ&reference=E-2010-8013&language=NL" (1) roept ernstige vraagtekens op met betrekking tot de doeltreffendheid van de controles op het 7e kaderprogramma. Tot 31/8/2010 hadden de bevoegde autoriteiten slechts 118 controles uitgevoerd bij 193 deelnemers, d.i. 0,42 procent van de deelnemers aan het 7e kaderprogramma, terwijl dit percentage bij het 6e kaderprogramma 5,7 procent bedroeg. De bevindingen zijn verontrustend aangezien meer dan 4 procent van de begrotingsmiddelen voor de projecten op verkeerde wijze is besteed. Indien deze trend zich voortzet kan niet worden uitgesloten dat er voor het totale 7e kaderprogramma financiële correcties nodig zijn van meer dan 2 miljard EUR.

Kan de Commissie bijgevolg antwoord geven op de volgende vragen: Wat zijn de geactualiseerde gegevens met betrekking tot het aantal controles dat is uitgevoerd bij projecten van het 7e kaderprogramma en de bevindingen hiervan? Waar zijn de hoge foutenpercentages aan te wijten? Beschouwt de Commissie de resultaten van en de inspanningen voor de vereenvoudiging van de regels voor het beheer van het 7e kaderprogramma respectievelijk bevredigend en voldoende? Welke directe maatregelen is de Commissie voornemens te nemen om het probleem aan te pakken?

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) Ik zal proberen om goed naar de tolken te luisteren.

Een voorafgaande voorwaarde voor het uitvoeren van controles achteraf is de beschikbaarheid van een voldoende aantal declaraties van begunstigden. Voor het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, ofwel KP7 2007-2013, vindt de eerste rapportageperiode achttien maanden na de start van het project plaats.

Als gevolg hiervan bereikte het aantal voor controle beschikbare kostendeclaraties alleen in 2010 een kritische massa. Bovendien is de controlestrategie van de Commissie erop gericht om op meerjarige basis redelijke zekerheid te verkrijgen over de rechtmatige en regelmatige besteding van de onderzoeksuitgaven, dus over de hele periode van het kaderprogramma. Op 31 december 2010 had de Commissie 345 controles van KP7-projecten afgesloten, die betrekking hadden op 432 deelnemers. In dezelfde periode zijn financiële correcties voor in totaal 4 482 miljoen euro voorgesteld als gevolg van de controle van 88 633 047 miljoen euro aan bijdragen uit het kaderprogramma.

Kaderprogramma's voor onderzoek worden voornamelijk uitgevoerd door middel van subsidiëring van een deel van de kosten op basis van vergoeding van subsidiabele werkelijke kosten. Het grootste risico is dat begunstigden niet-subsidiabele kosten in hun kostendeclaraties opnemen. Het risico wordt vergroot als de criteria voor de subsidiabiliteit van kosten botsen met de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van bepaalde begunstigden, met name de vereiste voor begunstigden om personeels- en indirecte kosten aan projecten toe te schrijven onder aftrek van verschillende posten die niet voor cofinanciering door de EU in aanmerking komen.

Met het oog hierop heeft de Commissie in april 2010 een mededeling gepubliceerd met opties voor de vereenvoudiging van de regels en procedures voor de financiering van onderzoek. Vereenvoudiging en verduidelijking van regels en procedures kan de ruimte voor het maken van fouten verkleinen en de regelmatigheid van de bestedingen in hogere mate helpen waarborgen, maar kan ook de deelname van onderzoekers aan programma's en de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU op het gebied van onderzoek vergemakkelijken.

Na het bereiken van algemene consensus over een aantal zaken die nog kunnen worden gerealiseerd in het huidige algemene wettelijk kader, heeft de Commissie op 24 januari van dit jaar tot een kortetermijnvereenvoudiging besloten. Deze actie omvat concrete maatregelen die onmiddellijk effect op KP7-projecten hebben, ook met terugwerkende kracht.

 
  
MPphoto
 

  Ioannis A. Tsoukalas (PPE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor haar gedetailleerde antwoord; ik blijf er echter op wijzen dat bij een steekproef van 0,4 procent het foutenpercentage 4 procent bedraagt oftewel 2 miljoen op 50 miljard euro. Ik hoop dat het model niet lineair is en dat wij bij audits van 4 procent geen foutenpercentage van 40 procent krijgen. Ik begrijp ook dat het heel moeilijk is om aan de ene kant de commissaris te vragen om de beheerprocedures van het zevende kaderprogramma te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat het achtste vereenvoudigd wordt, terwijl we tegelijkertijd om gedetailleerde audits vragen. Dit lijkt tegenstrijdig, is het naar mijn mening echter niet. Een ding lijkt mij hierbij goed: wij zijn allen geïnteresseerd in onderzoek en wij weten dat dit de enige hoop is voor Europa en de lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het ons doel moet zijn om de dingen voor onze belanghebbende partijen zo eenvoudig mogelijk te houden en ervoor te zorgen – voor zover we dat kunnen – dat begunstigden hun gebruikelijke berekeningsmethoden voor personeelskosten rechtstreeks kunnen toepassen en niet een ander kostenberekeningssysteem hoeven toe te passen dan ze tot dan toe hebben gebruikt. Want dat leidt natuurlijk tot complexiteit en tot het risico op fouten. Uiteindelijk aanvaarden we – en ik denk dat iedereen dat moet aanvaarden – dat onderzoekers niet geïnteresseerd zijn in misbruik van EU-middelen, maar dat ze geïnteresseerd zijn in het echte, fundamentele onderzoek dat ze doen, dat kan leiden tot geweldige innovaties die niet alleen in de EU, maar in de hele wereld worden toegepast. Daarom maken we de zaken voor belanghebbende partijen zo ongecompliceerd en zo eenvoudig mogelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 19 van Silvia-Adriana Ţicău (H-000114/11):

Betreft: Inbreng van het mkb in onderzoek en innovatie in Europa

De Commissie heeft op 9 februari 2011 een groenboek gepubliceerd met als titel "Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie". Uitgaande van een openbare raadpleging zal de Commissie een gemeenschappelijk strategisch kader opzetten om enerzijds de onderzoeks- en innovatieactiviteiten (O&I) beter te kunnen sturen, teneinde de huidige maatschappelijke uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, en anderzijds de procedures voor het aanvragen van Europese steun voor O&I te vereenvoudigen, de markttoepassing van onderzoeksresultaten te bespoedigen en het Europese bedrijfsleven nauwer bij de O&I-activiteiten te betrekken. In het kader van de EU 2020-strategie heeft de Europese Unie zich ten doel gesteld het budget voor O&I op te voeren tot 3 procent van het bbp in 2020. Aangezien de private sector slechts in beperkte mate bijdraagt in de financiering van O&I, rijst de vraag hoe de Commissie de financiering van O&I in Europa door het bedrijfsleven denkt te stimuleren. Welke maatregelen overweegt de Commissie om het mkb te helpen de moeilijkheden te overwinnen die het ontmoet bij het aanvragen van EU-steun voor O&I? Overweegt de Commissie een bepaald gedeelte van de Europese fondsen voor het mkb te reserveren?

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) De Commissie heeft het vaste voornemen om de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's/mkb) tot financiering uit EU-programma's voor onderzoek en innovatie te vergemakkelijken en ze te helpen bij het naar de markt brengen van de vruchten van hun innovaties.

Dit is voor de Commissie een prioriteit, zoals ook wordt verklaard in de mededeling over de Innovatie-Unie die op 6 oktober vorig jaar is aangenomen, in de Small Business Act voor Europa die in juni 2008 is aangenomen, en in de evaluatie van de Small Business Act die op 23 februari van dit jaar is aangenomen.

Daarnaast zijn in het groenboek "Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie" de belangrijkste vragen met betrekking tot de toekomstige EU-ondersteuning van onderzoek en innovatie vastgesteld, met inbegrip van een aantal specifieke vragen over de wijze waarop beter tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften van kmo's.

Een algemeen doel van het gemeenschappelijk strategisch kader is om de deelname aan EU-programma's eenvoudig en aantrekkelijk te maken, in het bijzonder voor kmo's. Belangrijke elementen voor de toekomst om in dit verband in overweging te nemen zijn één-loketten met gemeenschappelijke IT-platforms, meer gestandaardiseerde regels, een gestroomlijnd financieringsinstrumentarium dat de hele innovatieketen bestrijkt en eenvoudigere en consistentere procedures voor het verkrijgen van financiering.

Na de raadpleging over het groenboek zal de Commissie eind dit jaar met haar wetgevingsvoorstellen voor het gemeenschappelijk strategisch kader komen. In de laatste werkprogramma's van het zevende kaderprogramma (KP7) hebben we al een aantal maatregelen opgenomen die specifiek op kmo's zijn gericht, waaronder geoormerkte begrotingen. Het aandeel van kmo's in de begroting zal naar verwachting stijgen van de huidige 14,3 procent tot de in de wetgeving voorziene doelstelling van 15 procent. Kmo's moeten dicht bij het bedrijf zelf worden gesteund. Gemakkelijkere toegang tot het KP7 wordt mogelijk gemaakt door het Enterprise Europe-netwerk, een partnerschap tussen de Commissie en bijna zeshonderd bedrijfsorganisaties, zoals kamers van koophandel, kamers voor ambachten, innovatieagentschappen en agentschappen voor regionale ontwikkeling. Meer precies verleent dit netwerk op basis van overeengekomen richtsnoeren en in samenwerking met de nationale contactpunten van het KP7 bijstand aan kmo's in de vorm van ondersteuning van bewustmakingsacties, capaciteitsopbouw voor deelname aan het kaderprogramma, het betrekken van kmo's bij het opstellen van voorstellen, het vinden van partners, op kmo's gerichte gezamenlijke acties en het uitvoeren van consultaties over de opname van kmo-gerelateerde thema's in werkprogramma's. Honderden kmo's hebben met hulp van het netwerk voorstellen kunnen indienen.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, kmo's stuiten op veel problemen wanneer ze toegang tot EU-financiering voor onderzoek en ontwikkeling proberen te krijgen. Ofwel ze krijgen geen lening om het cofinancieringsgedeelte te waarborgen, ofwel de bureaucratische lasten zijn te hoog. Heeft de Commissie plannen voor het aannemen van gemeenschappelijke en eenvoudige regels om de deelname van kmo's aan EU-onderzoeksprogramma's te vergroten? Is de Commissie van plan om laten we zeggen 30 procent van de EU-onderzoeksfinanciering aan kmo's toe te kennen?

 
  
MPphoto
 

  Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. (EN) Op 24 januari van dit jaar zijn drie concrete maatregelen aangenomen met betrekking tot het beheer van EU-subsidies in het kader van het zevende kaderprogramma (KP7), die onmiddellijk in werking zijn getreden. Deze maatregelen vormen een rechtstreeks antwoord op zorgen die regelmatig door deelnemers en aspirant-deelnemers aan het KP7 zijn geuit. Een maatregel is dat er meer flexibiliteit wordt toegestaan bij de berekening van de personeelskosten. Een andere maatregel is dat eigenaars van kmo's van wie de salarissen niet officieel in hun boekhouding worden geregistreerd daar nu door middel van forfaitaire betalingen een vergoeding voor kunnen ontvangen. En een nieuwe stuurgroep van hoge ambtenaren uit verschillende diensten van de Commissie werkt aan het wegnemen van inconsistenties. Dat is heel belangrijk voor de toepassing van de regels die al bestaan.

We hebben een specifiek op kmo's gericht platform voor e-leren opgezet. Dat zal dit jaar online gaan en is bedoeld om de toegang van kmo's tot O&O-projecten te vergemakkelijken. In dit verband zullen gratis onlinetrainingen en op maat gesneden informatie worden verstrekt en zal – heel belangrijk – een communicatieforum worden opgezet. Al deze maatregelen bij elkaar verbeteren de situatie van kmo's substantieel en ik twijfel er niet aan dat we met het gemeenschappelijk strategisch kader nog veel meer goede ideeën zullen krijgen om kmo's te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 26 van Bernd Posselt (H-000107/11):

Betreft: Luchtkwaliteitsbewaking in Duitse steden

Hoe schat de Commissie de luchtkwaliteitsbewaking in Duitse steden in, bijvoorbeeld in München? Welke maatregelen stelt zij voor?

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) In de luchtkwaliteitsrichtlijnen is een aantal grenswaarden voor diverse verontreinigende stoffen vastgesteld, met verschillende tijdslimieten om aan deze waarden te voldoen. Behalve op het bevorderen van goede praktijken tijdens onder meer vergaderingen van uitvoeringscomités, concentreert de Commissie zich op het controleren van de daadwerkelijke naleving van de in de richtlijn vastgestelde grenswaarden.

Sinds 1996 verlangt de richtlijn van lidstaten dat ze een algemene strategie ontwikkelen en uitvoeren die zowel lange- als kortetermijnmaatregelen moet omvatten. Vooral de laatste categorie maatregelen is relevant in situaties waar het risico bestaat dat bijvoorbeeld de grenswaarden van fijnstof (PM10) worden overschreden. Zodra de grenswaarden plus de tijdelijke overschrijdingsmarges worden overschreden, moeten plannen worden opgesteld om te laten zien hoe de naleving binnen de gestelde termijn zal worden verwezenlijkt.

Hoewel de luchtkwaliteitsplannen aan de Commissie moeten worden meegedeeld, binnen twee jaar na de meting van de overschrijding van de grenswaarden, liggen de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten over de maatregelen die in het luchtkwaliteitsplan moeten worden opgenomen geheel bij de lidstaten. Dit is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en vormt een erkenning van het feit dat nationale en/of lokale autoriteiten zich in de beste positie bevinden om de meest efficiënte en op maat gesneden maatregelen vast te stellen waarmee hoge concentratieniveaus in hun luchtkwaliteitzones kunnen worden aangepakt.

De nalevingscontroles van de Commissie hebben voornamelijk betrekking op de vraag of aan de grenswaarden wordt voldaan, en minder op de vraag hoe dat gebeurt. De meest recente gegevens die Duitsland heeft overgelegd, voor 2009, bevestigen dat zeventig van de tachtig luchtkwaliteitzones nog steeds een overschrijding van de grenswaarden voor fijnstof laten noteren. Voor de meeste zones is de nalevingsdatum uitgesteld tot 11 juni van dit jaar omdat er een luchtkwaliteitsplan was opgesteld met een duidelijk tijdschema en maatregelen om vóór de overschrijdingsdatum onder de grenswaarden uit te komen. München is een van deze zones. De verlenging is verleend op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten het luchtkwaliteitsplan aanpassen om daarin ook doelmatige kortermijnmaatregelen op te nemen met het oog op de controle en indien nodig opschorting van activiteiten die bijdragen tot het risico dat de grenswaarden worden overschreden.

Wat betreft NO2 verwacht de Commissie dat veel lidstaten soortgelijke problemen zullen krijgen als met PM10. Overschrijdingen van vóór 2010, met een mogelijke verlenging van de tijdslimiet tot eind 2014, vormen op dit moment geen inbreuk op Europese wetgeving, maar activeren de eis om een luchtkwaliteitsplan op te stellen. Lidstaten hebben tot eind september 2011 de tijd om de gegevens voor het jaar 2010 in te dienen.

 
  
MPphoto
 

  Bernd Posselt (PPE). - (DE) Dank u, mijnheer Potočnik, voor uw uitstekende en nauwkeurige antwoord. Ik heb twee korte aanvullende vragen. Controleert de Commissie ten eerste of de afzonderlijke lidstaten volgens dezelfde criteria en even streng metingen uitvoeren, of zijn hier verschillen in? Heeft u ten tweede concrete voorstellen om de luchtvervuiling terug te dringen - in ieder geval in de steden?

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) De criteria zijn hetzelfde voor alle landen. Het is waar dat het voor steden als Milaan in Italië vanwege geografische omstandigheden soms moeilijker is om aan dezelfde criteria te voldoen als voor andere steden. Het is echter van het grootste belang dat alle burgers in de Europese Unie hetzelfde niveau van bescherming van de gezondheid genieten. Dat is waar het in dit verband over gaat.

Natuurlijk besteden we aandacht aan situaties die specifiek voor bepaalde steden of regio's zijn en proberen we daarbij samen te werken met de autoriteiten om de goede oplossingen te vinden. Ons doel is altijd om een oplossing te vinden – om strikt behulpzaam te zijn en om behulpzaam strikt te zijn, om het zo maar te eens zeggen.

Met betrekking tot de tweede vraag is het zo dat we normaliter geen specifieke aanbevelingen aan steden of regio's doen, eenvoudigweg omdat we van mening zijn dat de autoriteiten daar zich in een veel betere positie bevinden en de situatie beter kennen dan wij. Wij controleren of de grenswaarden worden nageleefd, maar normaliter is het soort gestandaardiseerde aanpak dat resultaten oplevert een mix van verschillende maatregelen waarvan sommige meer op de korte termijn zijn gericht en andere meer structureel van aard zijn.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − De volgende vraag is van mevrouw Kadenbach, die vanavond door de heer Arsenis wordt vervangen.

 
  
  

Vraag nr. 27 van Karin Kadenbach (H-000116/11):

Betreft: EU-strategie biologische verscheidenheid

In 2010, het Internationale Jaar van de biologische verscheidenheid, heeft de Europese Raad met het oog op het behoud van de biologische verscheidenheid in de EU voor 2050 een veelomvattend perspectief en voor 2020 een hooggestemd doel bepaald. Vervolgens hebben de regeringen van de wereld in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit voor 2020 een veelomvattend mondiaal perspectief voor het behoud van de biologische verscheidenheid bepaald, alsook een strategisch programma waarin 20 controledoelen worden geformuleerd.

Wanneer denkt de Commissie een EU-strategie voor de biologische verscheidenheid bekend te maken met de omvangrijke maatregelen die noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de doelen voor het behoud van de biologische verscheidenheid in de EU en in de wereld?

Kan de Commissie bevestigen dat er in de nieuwe strategie vóór 2020 niet zal worden aangedrongen op verdere negatieve wijzigingen van de behoudsstatus van alle beschermde habitats en soorten in de gehele EU, zowel in als buiten Natura 2000-locaties, om de positieve behoudsstatus van alle habitats en soorten uiterlijk in 2050 te hebben hersteld?

Welke tastbare maatregelen worden er, afgezien dat de opleiding van rechters die momenteel plaatsvindt en de instructiedocumenten die de Commissie reeds heeft aangekondigd, overwogen om de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving van de EU te verbeteren? Overweegt de Commissie het opzetten van een milieu-inspectiedienst van de EU en de aanneming van wetgeving inzake de milieu-inspecties waarom het Parlement heeft verzocht?

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) De Commissie is de laatste hand aan het leggen aan de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie, die een kader zal bieden voor maatregelen om in het komende decennium het verlies aan biodiversiteit aan te pakken. We streven naar aanneming van de strategie in mei. Omdat er binnen de Commissie nog overlegd wordt over de ontwerpstrategie, kan ik u niet al te veel details over de inhoud geven. Ik kan u echter verzekeren dat de strategie zowel aan het vorig jaar door de Raad vastgestelde ambitieuze EU-mandaat zal voldoen als aan de verplichtingen die de EU vorig jaar in Nagoya is aangegaan in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit.

De strategie zal worden ontwikkeld rond zes subdoelstellingen die zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste onderliggende aspecten van wetgeving inzake biodiversiteit en de bestaande druk op de biodiversiteit: natuurbehoud, herstel en groene infrastructuur, landbouw en bosbouw, visserij, invasieve soorten en de bijdrage van de Europese Unie aan de mondiale biodiversiteit.

De strategie zal substantieel profiteren van de tenuitvoerlegging van de bestaande EU-wetgeving, met inbegrip van een doelmatig en adequaat financieel beheer van het Natura 2000-netwerk. Ook zal het essentieel zijn om te bedenken hoe de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid en het toekomstige cohesiebeleid kunnen bijdragen tot de nodige ondersteuning voor deze strategie.

Ik kan u derhalve verzekeren dat de strategie maatregelen zal omvatten die gericht zijn op het bereiken van deze doelstelling, waaronder maatregelen om de tenuitvoerlegging van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn te verbeteren en maatregelen om ervoor te zorgen dat er wezenlijke stappen worden gezet in de richting van een gunstige staat van instandhouding voor soorten en habitats van Europees belang. Wat de tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuwetgeving van de EU in het algemeen betreft, is de Commissie van plan om later dit jaar met een nieuwe mededeling te komen. Deze mededeling is niet bedoeld om de relevante bestaande mededelingen te vervangen, maar om ze te verbeteren door te focussen op de algemene structuur en de kennisbasis die ten grondslag liggen aan de tenuitvoerlegging van dit milieu-acquis.

In verband met dit initiatief zullen we alle mogelijke opties voor het versterken van de monitoring- en controlecapaciteiten op EU-niveau en van de nationale inspectiesystemen tot in detail bestuderen. Erkend moet worden dat het wettelijk kader van de EU inzake milieu-inspecties de afgelopen jaren al is verbeterd, met name door de aanneming van een aanbeveling voor de vaststelling van minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten en de opname van verschillende bepalingen in sectorale milieuwetgeving.

De mededeling is nog in voorbereiding en de precieze inhoud staat nog niet vast. We zijn nog bezig met het raadplegen van belanghebbende partijen, waaronder het Parlement, via de relevante commissies van het Parlement, zodat de leden de gelegenheid zullen hebben om hun opvattingen kenbaar te maken en ons hun input te geven.

 
  
MPphoto
 

  Kriton Arsenis (S&D). - (EN) Dank u wel voor het uitvoerige antwoord, commissaris. We zijn zeer benieuwd naar de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie. Uiteraard zal het Parlement daar tal van ideeën over hebben en we zullen het tegen die tijd in detail bespreken.

Graag zou ik nader ingaan op wat er besproken is over Nagoya en de strategie. Kunt u ons vertellen wat de stand van zaken is bij de uitvoering van de in Nagoya gemaakte afspraken, en dan met name het TBV-protocol? Welke vooruitgang is er tot dusver geboekt? Met wat voor termijnen hebben we te maken? Is er al enige vooruitgang geboekt op het gebied van beschermde mariene gebieden? Dat wordt specifiek genoemd in de streefdoelen van Nagoya. Hoe staan de zaken er op dit gebied voor?

In uw antwoord gaf u aan dat binnen het GLB, één van de instrumenten die ons ter beschikking staan om de biodiversiteit te beschermen, inspanningen zullen worden geleverd ten gunste van de biodiversiteit. Het Parlement heeft echter ook verzocht om bescherming van wildenatuurgebieden en gebieden zonder wegen. Tot slot is er meer communicatie nodig over de Natura 2000-gebieden, in het bijzonder voor landbouwers. Wat bent u van plan daaraan te doen?

 
  
MPphoto
 

  Bernd Posselt (PPE). - (DE) Ik wil slechts één vraag stellen, commissaris. Concentreert u zich hoofdzakelijk op de bescherming van de natuur en op de bescherming van wilde dieren en planten, of denkt u ook aan oude huisdierrassen en akkerbouwgewassen, waarvan de diversiteit eveneens ernstig gevaar loopt?

 
  
MPphoto
 

  Gerben-Jan Gerbrandy (ALDE). - (EN) Ik zou daar graag nog iets aan willen toevoegen. We hebben het over biodiversiteit. Momenteel doet zich de urgente kwestie voor dat bepaalde lidstaten – waaronder de mijne – afgezwakte streefdoelen op het gebied van natuurwetgeving proberen te verkrijgen van de Europese Unie. Ik zou graag van de commissaris willen weten of hij ook vindt dat afgezwakte streefdoelen mogelijk zijn, of dat het nodig is vast te houden aan de huidige streefdoelen.

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Ten aanzien van Nagoya en de actuele stand van zaken kan ik melden dat de ontwikkelingen op het gebied van het TBV-protocol voorspoedig verlopen. Daarbij ondervinden we geen problemen. Er zijn wel wat kleine vertaalproblemen, maar wat de essentie betreft zijn we op de goede weg. We zijn zelfs al bezig voorbereidingen te treffen om na ondertekening met de wetgeving te beginnen, zodat we spoedig kunnen overgaan tot ratificering. Het neemt wel wat tijd in beslag, maar ik voorzie geen ernstige belemmeringen.

Wat de beschermde mariene gebieden aangaat, lopen we nog altijd achter. We zijn aan het proberen schot in de zaak te krijgen en de verbintenissen die we in Nagoya en in het kader van Natura 2000 zijn aangegaan, houden in dat we in Europa meer zullen moeten doen dan momenteel het geval is.

Over de financiering van het GLB en Natura 2000 kan ik melden dat ik mijn best doe om ervoor te zorgen dat deze zeer goed vertegenwoordigd is in de eerste en de derde pijler, en dat er in het toekomstige gemeenschappelijke landbouwbeleid ruimschoots aandacht komt voor biodiversiteit. Commissaris Cioloş, commissaris Hedegaard en ikzelf hebben een gezamenlijke brief opgesteld en verzonden aan de meest recente Raad van ministers van Milieu, waarin we ons standpunt over deze kwesties uiteengezet en de door ons gewenste richting aangegeven hebben.

Wat de vraag van de heer Posselt aangaat: met de gemaakte afspraken in het kader van Natura 2000 wordt momenteel ongeveer 18 procent van het Europese grondgebied beschermd in de hoedanigheid van zogeheten Natura 2000-gebieden. Verdere bescherming is er in de vorm van twee richtlijnen. De ene is de vogelrichtlijn, de andere is de habitatrichtlijn. Beide specificeren duidelijk wat er beschermd wordt, hoe, op welk niveau, enzovoort. De wetgeving dekt dus eigenlijk een heel breed gebied en beschermt niet alleen maar bepaalde bedreigde en uitstervende soorten. We beogen met onze maatregelen brede bescherming te bieden. Feit is echter dat de toestand van een groot aantal op EU-grondgebied voorkomende bedreigde soorten vrij slecht is en dat we dus hoe dan ook meer moeten doen.

Het antwoord op de vraag over de streefdoelen is tamelijk eenvoudig. Op dit moment moeten we ons niet richten op het al dan niet afzwakken van de streefdoelen, maar op de uiterst belangrijke uitvoering van Natura 2000. Daarvoor moeten beheerplannen worden opgesteld en voldoende gelden worden gereserveerd. Dat zal in deze situatie niet eenvoudig zijn, maar het is beslist een investering voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Vraag nr. 28 van Nikolaos Chountis (H-000122/11):

Betreft: Afvalverwerking in Griekenland

Uit antwoord http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=WQ&reference=E-2010-3732&language=NL" (2) blijkt dat "de Commissie het storten van afval als de laatste en minst geschikte oplossing voor afvalverwerking beschouwt". In Griekenland staat op dit moment de aanleg van 61 gesubsidieerde hygiënisch afgedekte vuilstortplaatsen gepland. Dit heeft begrijpelijkerwijs geleid tot protesten onder de bewoners van veel gebieden (Lefkimi, Grammatiko en, met name, Keratea) aan wie de "de laatste en minst geschikte oplossing" met geweld wordt opgedrongen. De volharding van de regering in haar keuze voor deze specifieke technologie en afvalverzamelings- en verwerkingsmethodes moet volgens de pers, milieuorganisaties, politieke partijen en instanties van het lokaal bestuur worden geweten aan specifieke zakelijke belangen en duiden op een nieuw politiek-economisch schandaal.

Kan de Commissie bijgevolg antwoord geven op de volgende vragen: Is zij, ongeacht de keuzes van ieder afzonderlijk land, van mening dat het vanuit ecologisch en milieuoogpunt beter zou zijn het voorstel van milieuorganisaties (WNF, Greenpeace, SOS Middellandse Zee) te steunen en afval bij de bron, d.i. de huishoudens, te scheiden in plaats van te kiezen voor recycling in de fabriek? Zegt de Commissie toe de desbetreffende voorstellen direct te zullen bestuderen en een afvaardiging te sturen die met alle betrokken partijen in gesprek zal treden?

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) In de nieuwe kaderrichtlijn afvalstoffen is een uit vijf treden bestaande hiërarchie voor het beheer van afvalstoffen vastgesteld. Afvalpreventie wordt als de meest wenselijke optie beschouwd, gevolgd door voorbereiding van afval voor hergebruik, recycling en andere nuttige toepassing, bijvoorbeeld energieterugwinning. Afvalverwijdering, bijvoorbeeld door storten, komt pas in aanmerking als er geen andere opties meer zijn. Voor specifieke afvalstromen kan van de hiërarchie worden afgeweken.

In zo'n geval dient de betrokken lidstaat daar echter wel gegronde redenen voor op te geven. Aangezien afvalverwijdering op stortplaatsen op de laatste plaats in de afvalstoffenhiërarchie staat, moeten de lidstaten deze optie als de minst geschikte manier van afvalbeheer beschouwen.

Afvalstoffen zoals papier en glas moeten een hoge zuiverheidsgraad hebben om als secundaire grondstof te kunnen worden gebruikt door de productie-industrie. Vandaar dat het gescheiden inzamelen van recyclebare afvalstromen aan de bron doorgaans de meest geschikte manier van afvalinzameling is. Krachtens de kaderrichtlijn afvalstoffen moeten de lidstaten in 2015 gescheiden inzameling van papier, metaal, kunststof en glas hebben ingevoerd. Ook hier krijgen de lidstaten enige ruimte om hun afvalinzamelingssystemen aan te passen aan de specifieke omstandigheden in hun land, met name wanneer ze de beschikking hebben over uiterste efficiënte en geavanceerde sorteertechnologieën. Wanneer dergelijke technologieën niet voorhanden zijn, is gescheiden inzameling aan de bron de goedkoopste en gemakkelijkste manier om hoogwaardige secundaire grondstoffen te kunnen verkrijgen uit afvalstoffen.


Griekenland kampt met ernstige problemen door het illegaal storten van afval en is, zoals u weet, in 2005 door het Hof veroordeeld vanwege het enorme aantal illegale stortplaatsen dat op het Griekse grondgebied wordt gebruikt. Deze kwestie is nog altijd niet opgelost. Desalniettemin hebben de Griekse autoriteiten in december 2010 een actieplan gepresenteerd om eind juni van dit jaar alle illegale stortplaatsen gesloten te hebben. De Commissie staat positief tegenover dit plan, ook wat betreft de aanleg van nieuwe afvalstortplaatsen, zij het op voorwaarde dat dit onvermijdelijk is omdat er geen andere opties zijn om een afvalverwijderingsnetwerk in stand te houden dat voldoet aan de verplichte sanitaire normen conform de Europese wettelijke vereisten.


Vergeleken met de praktijk van illegaal afval dumpen is de aanleg van stortplaatsen overeenkomstig de eisen die de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen daaraan stelt, al een hele vooruitgang. De Commissie spoort de Griekse autoriteiten aan hun plannen en de aanleg van de afvalstortplaatsen te voltooien – programma's waaraan al EU-financiering is toegekend. Griekenland kan het echter niet bij deze maatregelen laten. Het zal geleidelijk moeten afstappen van afvalstort als de voornaamste manier van afvalbeheer, en moeten overgaan op een modern beleid voor afvalbeheer, met nuttige toepassing en recycling als uitgangspunten.

Volgens de meest recente cijfers van Eurostat wordt in Griekenland ongeveer 82 procent van het stedelijk afval gestort, terwijl dat percentage in de Europese Unie gemiddeld 38 procent bedraagt. Bovendien presteert de Griekse recyclingsector zeer matig: slechts 17 procent van het stedelijk afval wordt gerecycled.

Zowel voor de Commissie als voor mij persoonlijk is de uitvoering van de kaderrichtlijn afvalstoffen een topprioriteit. We zullen de afvalbeheerplannen van de lidstaten beoordelen en op die manier toezicht houden op het nationale afvalstoffenbeleid van elke lidstaat. Momenteel zijn we in afwachting van een herzien afvalbeheerplan van Griekenland. Daarnaast zien we nauwlettend toe op de tenuitvoerlegging van het Griekse actieplan en de sluiting van alle illegale stortplaatsen, inclusief het plan voor de met EU-middelen gefinancierde projecten.

Tevens zullen we toezien op de benutting van de EU-middelen, om te garanderen dat de te financieren projecten aan de doelstellingen en vereisten voldoen die in onze afvalwetgeving worden gesteld. In het geval van Griekenland is het essentieel dat het storten van afval fors wordt teruggebracht en dat de recyclingpercentages toenemen door invoering van gescheiden inzameling en recycleerbare materialen.

Goed afvalbeheer moet worden gezien als een kans om in het hele land economische bedrijvigheid en banen te creëren. Verder is het van belang de nieuwe doelstellingen voor grondstoffenefficiëntie te behalen door toepassing van de beste praktijken.

Tot slot: morgen vlieg ik naar Griekenland voor een bezoek van twee hele dagen en uiteraard zullen al deze onderwerpen daar in detail besproken worden.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, de laatste opmerking van de commissaris geeft mij enige hoop. Aangezien u morgen naar Griekenland gaat, mijnheer de commissaris, moet u ook een gebied vlakbij Athene bezoeken, waar nu al vier maanden lang elke dag een confrontatie plaatsvindt van de bewoners met politie-eenheden die daar bivakkeren, met gewonden en andere incidenten, in verband met de aanleg van een vuilstortplaats, terwijl we, zoals u heeft uitgelegd, vuilstortplaatsen juist moeten sluiten.

Mijn vraag is: als dit de minst wenselijke oplossing is, waarom accepteert u dan milieueffectrapportages wanneer in veel van deze complexen, zoals in het complex dat u misschien gaat bezoeken, we feitelijk te maken hebben met afval dat in beken terechtkomt? Dit is een schandaal, en een milieuramp – indien u niet ingrijpt, indien u dit economische schandaal niet stopt, want deze installaties worden medegefinancierd door de Europese Unie – zal niet te vermijden zijn.

Ik verzoek u om onmiddellijk in te grijpen omdat de dingen niet zo theoretisch zijn als uw uitleg doet voorkomen; hoe het ook zij, ik dank u.

 
  
MPphoto
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. (EN) Ik ga inderdaad naar die plaatsen vlakbij Athene. Op de eerste dag staat een overleg gepland met drie comités van het Griekse parlement en daar zal dit probleem ook zeker ter sprake komen. Ik ben op de hoogte van de situatie en de ernst van het probleem. Wellicht is het goed dat ik u uitleg waarom we toch voorstander zijn van afvalstort en er zelfs een deel van financieren, ondanks dat we van mening zijn dat storten de minst wenselijke optie in de afvalstoffenhiërarchie is.

Het eerste en allerbelangrijkste waarmee we rekening moeten houden, is uiteraard de menselijke gezondheid. We moeten op alle mogelijke manieren zorgen dat die wordt beschermd. Ik denk dat het absoluut belangrijk is op zoek te gaan naar de best mogelijke opties, maar soms is het gewoon noodzakelijk om dat doel stapje voor stapje te bereiken.

De gegevens die ik uit heel Europa ontvang, laten zien dat de weg naar zeer hoge niveaus van recycling en zeer lage niveaus van stedelijk afval storten erg kort is als een land eenmaal serieus begint met gescheiden afvalinzameling. Gescheiden inzameling is dus de basis, en als er eenmaal een goede basis ligt, kan het daarna snel gaan. Helaas is storten soms nog steeds de enige beschikbare optie. Als we in die context de menselijke gezondheid willen beschermen, zit er niets anders op dan storten mogelijk te maken.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Vragen die bij gebrek aan tijd niet aan bod gekomen zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 20.20 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: RAINER WIELAND
Ondervoorzitter

 
  

(1)Beantwoord op 25.11.2010.
(2)Beantwoord op 9.8.2010.


14. De financiering van politieke partijen op Europees niveau (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A7-0062-2011) van Marietta Giannakou, namens de Commissie constitutionele zaken, over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau [2010/2201(INI)].

 
  
MPphoto
 

  Marietta Giannakou, rapporteur. (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement moet vandaag over het verslag debatteren dat ik namens de Commissie constitutionele zaken heb opgesteld over de verordening inzake het statuut van de Europese politieke partijen en hun financiering door het Europees Parlement. Hoewel er een soortgelijke regeling bestaat, is er tot nu toe geen statuut voor de Europese politieke partijen dat in overeenstemming is met het Verdrag van Lissabon en waaraan de Europese Unie behoefte heeft, met andere woorden, een statuut zoals vereist op grond van artikel 10, lid 4 van het Verdrag van Lissabon, waarin gesproken wordt over politieke partijen op Europees niveau die bijdragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van Europa. Dit betekent natuurlijk niet dat Europese partijen functioneren als internationale niet-gouvernementele organisaties op het niveau van de Belgische staat. Nadat de Commissie constitutionele zaken het verslag van de secretaris-generaal over de financiering van partijen had geaccepteerd, evenals zijn voorstel om een statuut in te richten, het voorstel van het Europees Parlement in het vorige verslag van 2003 aangaande de noodzaak van een dergelijk statuut – maar toen was het Verdrag van Lissabon nog niet aangenomen – en ten slotte de nota van het Bureau van 10 januari, heeft zij na een pittige hoorzitting met alle politieke partijen, voorzitters en secretarissen op Europees niveau, maar ook met eminente hoogleraren in de economie en het constitutioneel recht, en na het horen van Transparency International en de Rekenkamer van de Unie, dit verslag goedgekeurd, waarin zij er bij de Europese Commissie op aandringt een soortgelijk voorstel te doen opdat er een werkelijk Europees statuut van politieke partijen komt.

Dit statuut zal echter aan bepaalde criteria moeten voldoen, zoals in het verslag wordt bepaald: in minstens zeven landen moeten nationale partijen – of ook regionale, voor zover de regionale instanties van deze landen wetgevende bevoegdheden hebben – lid zijn. Tegelijkertijd zal er onderscheid zijn tussen de erkenning en de financiering van Europese politieke partijen. Om voor financiering in aanmerking te komen, moeten zij door ten minste één lid in het Europees Parlement vertegenwoordigd worden. Personen, gewone burgers, kunnen natuurlijk lid worden, maar ook partijen.

De voorstellen betreffen niet alleen de Europese politieke partijen, maar ook de daarmee verbonden Europese politieke stichtingen. Er wordt dus – en dat is een belangrijk punt – een juridische, politieke en fiscale status van de Europese politieke partijen nagestreefd, natuurlijk in het kader en onder de bescherming van de Europese juridische status en de Europese wetten in het algemeen.

De Commissie constitutionele zaken heeft uitvoerig over deze kwestie gedebatteerd en is met minimale wijzigingen tot dit voorstel gekomen, die natuurlijk in de amendementen te zien zijn. In wezen is zij tot de conclusie gekomen dat het om de versterking van de democratie gaat, om de versterkte tegenwoordigheid van de burgers op het vlak van de Europese instellingen door het creëren van een dergelijk statuut en, natuurlijk, wat de financiering aangaat, wordt er bepaald dat tien procent zal bestaan uit eigen middelen en dat donateurs 25 000 euro kunnen geven in plaats van 12 000 euro zoals nu. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, en ik vraag de plenaire vergadering uiteraard om voor dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel dat u mij in de gelegenheid stelt om met u te debatteren over het verslag over Europese politieke partijen en de daarmee verbonden stichtingen. Ook wil ik graag mevrouw Giannakou bedanken voor het opstellen van dit initiatiefverslag.

Wij in de Commissie vinden dit verslag zeer belangrijk. We weten dat de Europese politieke partijen een belangrijke rol in de Europese integratie spelen. Zij dragen er met name toe bij dat politieke kwesties tijdig, voor de verkiezingen voor het Europees Parlement, vanuit een Europees perspectief worden gepresenteerd en besproken, waardoor wordt voorkomen dat deze verkiezingen worden gedomineerd door zuiver nationale vraagstukken, wat, zoals we wel weten, zeer vaak het geval is. Ik juich daarom de op de toekomst gerichte toon van het verslag toe en ik verheug me op het debat hierover vanavond en in de toekomst.

In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 is bepaald dat het Europees Parlement uiterlijk 15 februari 2011 een verslag over de toepassing van deze verordening en de gefinancierde activiteiten publiceert. Eventuele in het financieringsstelsel aan te brengen wijzigingen worden in voorkomend geval in het verslag vermeld. Zoals ik al zei, beschouwen wij dit initiatiefverslag van mevrouw Giannakou en de bijbehorende resolutie als een positieve stap, maar ik wil wel benadrukken dat er nauwkeurigere en betere informatie over de daadwerkelijke uitvoering van de huidige verordening en de gefinancierde activiteiten nodig is.

In deze context en in het licht van de stemming in het Europees Parlement morgen kan de Commissie worden verzocht stappen te ondernemen door middel van een nadere herziening van Verordening (EG) nr. 2004/2003 en het Financieel Reglement, of door middel van nieuwe wetgeving. Mocht het Parlement tot de conclusie komen dat de relevante bestaande wetgeving wijziging behoeft of dat er nieuwe wetgeving nodig is, dan zal de Commissie deze conclusie serieus bestuderen en, indien zij het ermee eens is, de nodige initiatieven nemen.

De Commissie zal ook nadenken over de vraag hoe Verordening (EG) nr. 2004/2003 op de langere termijn verder kan worden verbeterd om zo de ontwikkeling van sterkere en echt transnationale politieke partijen en stichtingen op Europees niveau te steunen, met het oog op de ontwikkeling van een echte politieke Europese publieke ruimte.

Wat betreft de specifieke kwestie van een statuut voor Europese politieke partijen ben ik me ervan bewust dat dit niet de eerste keer is dat het Europees Parlement om een dergelijk statuut heeft gevraagd. Op deze kwestie wordt in enig detail ingegaan in een onderzoek dat in opdracht van de Commissie constitutionele zaken is uitgevoerd en ik denk dat uit dit onderzoek duidelijk blijkt dat er met het opstellen van een dergelijk statuut nogal wat ingewikkelde constitutionele, politieke en praktische zaken gemoeid zijn. Deze zaak vergt dan ook een zeer zorgvuldige en gedetailleerde analyse.

Hetzelfde kan worden gezegd over enkele andere onderwerpen die in het verslag aan de orde komen. Wat betreft de voorstellen waarvoor een wijziging van het Financieel Reglement nodig is, acht de Commissie het ook noodzakelijk om intensiever na te denken over oplossingen op wetgevingsgebied en het moment waarop de mogelijke veranderingen zouden moeten worden doorgevoerd.

Tot besluit stel ik vast dat de vraagstukken die in het verslag van mevrouw Giannakou en de bijbehorende ontwerpresolutie aan de orde worden gesteld kernvraagstukken van de Europese integratie en het democratische karakter ervan zijn, en dat die daarom onze volle aandacht verdienen. Ik kijk uit naar het debat hierover vanavond en in de toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Carlo Casini, namens de PPE-Fractie.(IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil allereerst mevrouw Giannakou van harte bedanken voor het geweldige en intelligente werk dat zij heeft geleverd.

Als we het over politieke partijen hebben, moeten we twee problemen in ogenschouw nemen. Ten eerste hebben politieke partijen in geen enkel land veel aanzien. Ten tweede gaat men er bij de Europese verkiezingen in het algemeen van uit dat politieke partijen de belangen van hun eigen land behartigen en niet die van Europa als geheel. De Europese burgers hebben daarom geen hoge pet op van de partijen en ook niet van hun functioneren op het gebied van de eenwording van Europa.

We moeten daarom snel reageren. Niet alleen in het Verdrag van Lissabon, zoals reeds werd aangegeven, maar ook in veel grondwetten, in bijna alle Europese grondwetten, wordt het functioneren van politieke partijen gezien als van nationaal belang, en dus cruciaal voor het vormen van democratie en het nastreven van gezamenlijke belangen. Het is belangrijk om te benadrukken dat ik het heb over grondwetten, en niet over gewone wetten, en dat ik dus verwijs naar de basisstructuren van landen en van de Europese Unie als geheel.

We moeten daarom dringend een statuut opstellen voor daadwerkelijk Europa-gerichte partijen die niet slechts de som zijn van individuele nationale constructies die in hun land geen permanente Europese structuur hebben. We hebben juist partijen nodig die vanuit Europees oogpunt denken en handelen. De noodzaak die ik beschrijf wordt nog prangender als we echt een uniforme Europese kieswet willen, die hopelijk zelfs kan leiden tot één Europese kieskring, die zal bestaan naast de nationale kieskringen. Hierdoor zullen de afzonderlijke Europese burgers meer het gevoel krijgen dat ze deel uitmaken van Europa.

Ik ben nu aangekomen bij de kern van mijn betoog. Zoals reeds werd benadrukt (en ik bedank de commissaris alvast), heeft mijn commissie erg hard gewerkt en hoorzittingen en talloze vergaderingen gehouden, maar we hebben een voorstel, een initiatief van de Europese Commissie nodig, waarmee de Europese partijen komen te vallen onder het recht van de Europese Unie, met een nieuwe publiekrechtelijke rechtsvorm, met een rechtspersoonlijkheid die ook geldt in alle lidstaten en met een eenduidige structuur waardoor ze kunnen optreden als vertegenwoordigers van de belangen van de Europese burgers. Ik bedank mevrouw Giannakou en de commissaris voor hun beloften.

 
  
MPphoto
 

  Enrique Guerrero Salom, namens de S&D-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw Giannakou, ik dank u voor het opstellen van dit verslag; ik denk dat het zeer nuttig zal zijn om de Commissie voortgang te laten boeken bij de uitwerking van een beter systeem voor de erkenning en bescherming van de Europese politieke partijen.

De Europese democratie is een heuse representatieve democratie. Het bouwwerk van de representatieve democratie staat al overeind sinds de belofte van de liberale revoluties om het volk een vertegenwoordiging te geven en zijn lot in eigen handen te laten nemen, door de uitbreiding van het kiesrecht, halverwege de negentiende eeuw, is waargemaakt. Het democratische bouwwerk is stevig gefundeerd, maar af en toe moet het worden verbouwd en zijn er nieuwe vormen nodig zodat de vertegenwoordiging haar stem beter kan laten horen. Dat is bijvoorbeeld wat dit Parlement heeft gedaan toen het het burgerinitiatief goedkeurde.

De democratie heeft tenslotte nooit overleefd zonder vrije vertegenwoordiging en de vertegenwoordiging is nooit vrij geweest zonder een meerpartijenstelsel. Het zijn de politieke partijen die deze pluriforme vertegenwoordiging mogelijk maken. In een democratie zijn het de partijen die het pluralisme vorm geven, zij zijn het basisinstrument voor beleidsparticipatie: zij dragen bij tot de vorming van de publieke opinie, zij bieden alternatieven, algemene en sectorgerichte regeringsprogramma's, zij coördineren en harmoniseren sociale belangen en dragen bij tot de communicatie tussen het volk en de regering.

Zoals een theoreticus van politieke partijen terecht heeft gesignaleerd, werden de politieke partijen niet ontwikkeld om het volk te laten weten welke de behoeften van de regering zijn, maar om de regering te laten weten wat de aspiraties van het volk zijn.

Op nationaal niveau heeft dit gewerkt, maar nu moeten we zorgen dat het ook op Europees niveau functioneert. Het gaat er dan ook om een kader en gelegenheden te bieden om de Europese politieke partijen, op het Europees toneel, de functies te laten vervullen die zij op nationaal gebied al hadden. Het belangrijkste daarvoor is de partijen een wettelijk statuut te geven. Dat is wat dit verslag voorstelt: partijen die in het politieke landschap aanwezig zijn en die zich tegelijk gedragen volgens de regels van de democratie met een onderscheid tussen erkenning van de partijen en hun financiering, waarvoor de steun van het volk nodig is.

Ten slotte hopen we dat de Commissie de mechanismen voor een regulering van de politieke partijen in werking stelt, om de huidige, nog niet bevredigende, situatie te perfectioneren.

 
  
MPphoto
 

  Stanimir Ilchev, namens de ALDE-Fractie.(BG) Mijnheer de Voorzitter, het verslag-Giannakou weerspiegelt de logische opeenvolging van gebeurtenissen van de afgelopen jaren die de interesse van burgers in de politiek in de Europese Unie wilden vergroten.

In deze tijd betekent het reguleren van Europese politieke partijen het creëren van een burgerlijke ruimte zonder grenzen. In dat opzicht is het verslag-Giannakou een uitnodiging voor hervormingsgezinde politici. De plannen die in dit verslag worden uiteengezet zijn belangrijk. Zij zullen helpen Europese politieke partijen om te vormen tot een echt instrument om het participerend bestuur in de Europese Unie te stimuleren.

Het is geen toeval dat er bijna honderd amendementen werden ingediend voor dit verslag. Naar aanleiding van de gezamenlijk geleverde inspanningen zijn er zeven compromisversies gemaakt, die door alle parlementaire fracties worden gesteund. Ik denk dat de interesse voor het verslag in de Commissie constitutionele zaken voortkomt uit het idee dat het Europese partijensysteem nog flexibeler, aantrekkelijker en logischer zal worden, en niet te vergeten geschikter voor de processen in Europa, door het vaststellen van een gemeenschappelijke politieke, juridische en fiscale status voor de Europese politieke partijen.

Dit gaat niet over de organisatie van politieke partijen volgens één enkele, gestandaardiseerde structuur, maar over het volgen van een meer gemeenschappelijk model. De basale verschillen tussen politieke partijen en stichtingen zijn nog altijd van toepassing, maar er worden nieuwe mogelijkheden geschapen voor een grotere synergie in hun aanpak.

Het verslag en de te verwachten daaropvolgende ontwikkelingen moeten de vertrouwde status-quo wijzigen waarbij politieke partijen slechts organisaties van nationale politieke partijen zijn en er geen rechtstreekse band bestaat met de kiezers in de lidstaten. Op grond van deze ambitie wordt het raadzaam geacht te beginnen met een onderzoek naar de voorwaarden voor rechtstreeks individueel lidmaatschap en de deelname van natuurlijke personen aan het intern functioneren en zelfs het bestuur van de politieke partij.

In het verslag wordt een aantal gevoelige onderwerpen aangesneden. Er wordt bijvoorbeeld een duidelijk onderscheid aangebracht tussen de criteria voor het oprichten van een politieke partij en voor de financiering ervan. Het verslag moet worden gesteund, zodat de Commissie een begin kan maken met het creëren van een nieuw hoofdstuk in het Financieel Reglement dat alleen bedoeld is voor de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen.

 
  
MPphoto
 

  Gerald Häfner, namens de Verts/ALE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, duidelijke wettelijke regelingen voor politieke partijen in Europa zijn een belangrijke factor in de vorming van een Europese samenleving, de ontwikkeling van Europese politieke discussie en in de totstandbrenging van Europese verkiezingen die daadwerkelijk Europees zijn, met Europese campagnes en argumenten in plaats van nationale campagnes en argumenten, zoals nu grotendeels nog het geval is. Ik wil mevrouw Giannakou om die reden bijzonder hartelijk danken voor haar verslag. Wij hebben hierbij bijzonder nauw samengewerkt. We waren het aanvankelijk niet over alles met elkaar eens. Aan het eindresultaat willen wij echter graag onze steun verlenen.

Ik wil een aantal punten eruit lichten, waar wij tijdens het debat bijzonder veel waarde aan hebben gehecht. Een daarvan is bijvoorbeeld het feit dat partijen die willen deelnemen aan het democratische proces naar onze mening ook democratische structuren moeten hebben. Dat geldt in het bijzonder voor de verkiezing van partijorganen, het benoemen van kandidaten en het opstellen van lijsten, en dat is nu in paragraaf 5 opgenomen. Dat is mijns inziens een enorme vooruitgang. Hetzelfde geldt voor nog een aantal punten, die ik nu niet wil noemen.

Ik wil nog kort wijzen op het belangrijkste punt: de voorwaarde dat een partij door ten minste één van haar leden in het Europees Parlement is vertegenwoordigd. Dat was aanvankelijk vereist om erkend te worden en financiële steun te krijgen. Deze voorwaarde is nu enkel nog van toepassing ten aanzien van de financiering. Dat was voor ons uitermate belangrijk, omdat erkenning en financiering strikt van elkaar gescheiden moeten worden. Erkenning betekent dat er sprake moet zijn van vrije concurrentie, dat er in Europa nieuwe partijen met nieuwe thema's en nieuwe gezichten kunnen worden gevormd. Dat mag niet aan al te strenge beperkingen worden onderworpen. Als het echter gaat om de financiering, dan mag daar uiteraard een bepaald minimum aan verkiezingssucces aan worden verbonden. In die zin kunnen wij instemmen met dit resultaat, ook al hadden we dit punt graag wat duidelijker uitgewerkt gezien, reden waarom wij een amendement willen indienen.

 
  
MPphoto
 

  Daniel Hannan, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, democratie is niet alleen het recht om van tijd tot tijd een stembiljet te mogen invullen. Democratie heeft ook te maken met een band tussen overheid en burgers – een zekere affiniteit. Voor een functionerende democratie heb je een demos nodig, een eenheid waarmee we ons kunnen identificeren wanneer we het over 'wij' hebben. Als je de democratie ontdoet van demos, hou je alleen kratos over, de kracht van een systeem dat bij wet moet afdwingen wat het niet uit hoofde van burgerzin kan vragen.

Je kunt niet via een bureaucratisch besluit instellingen van een functionerende representatieve overheid in het leven roepen. We hebben het in de Europese Unie geprobeerd. We hebben een heel circus opgetuigd: het Europees Parlement, de politieke partijen, de verkiezingen, enzovoort, maar je kunt mensen niet dwingen om zich op dezelfde manier Europees te voelen als dat ze zich Noors, Japans, Frans, Portugees of noem maar op voelen.

Een partij moet organisch groeien, want de leden herkennen zich in een gemeenschappelijke identiteit en gemeenschappelijke belangen. Het is niet iets wat we met openbare middelen of een bureaucratische pennenstreek kunnen creëren. Het moge dus duidelijk zijn dat de ECR-Fractie tegen deze wetgeving is. We zijn tegen het concept van transnationale partijen. We gaan soms een verbond van partijen aan, maar we verzetten ons tegen een gemeenschappelijk statuut. We verzetten ons tegen een verhoging van de begroting – wat ik in het huidige economische klimaat een vreemde toewijzing van middelen vind – en ik ben tegen het idee van mijn landgenoot en vriend Andrew Duff om deze transnationale partijen toe te staan om EU-gelden te besteden aan nationale referendumcampagnes.

Je maakt geen Europeanen door publiek geld uit te geven. Al het goud in al onze nationale schatkisten bij elkaar is niet genoeg om mensen van een onjuist idee te overtuigen.

 
  
MPphoto
 

  Helmut Scholz, namens de GUE/NGL-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Šefčovič, dames en heren, ik kan niet anders dan het feit toejuichen dat het Europees Parlement een serieuze en praktische benadering voor de kwestie van de democratisering van Europese besluitvormingsprocessen volgt. Zoals het verslag van mevrouw Giannakou laat zien, omvat deze benadering tevens een verdere ontwikkeling van Europese partijen, die weliswaar al jarenlang tot de dagelijkse politieke realiteit in Europa behoren, maar tot dusver echter geen gelijkwaardige partners en spelers wat betreft hun democratische invloed op het EU-beleid zijn. Wij hebben ook op EU-niveau politieke partijen nodig die stevig verankerd zijn in de samenlevingen en die, gestoeld op interne structuren en regels, een belangrijke rol kunnen spelen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en het creëren van Europese openheid.

Ten aanzien van dit specifieke verslag had ik graag gezien dat de rapporteur beduidend meer moed had laten zien en door middel van het initiatiefrecht van het Parlement een echte grote stap in de ontwikkeling van het politieke systeem en het partijensysteem in de Europese Unie had gezet. Dit is een stap waar vele burgers op zitten te wachten en die hen aanmoedigt om mee te doen. De in elkaar grijpende Europese en nationale besluitvormingsniveaus en de relaties tussen de politieke partijen hadden duidelijker kunnen worden beschreven als een gemeenschappelijke factor die transparant is en kan worden beïnvloed.

Het Europees Parlement moet er nu resoluut bij de Commissie en de Raad op aandringen om in dit verband het initiatief te nemen. Ik verwacht daarbij de constructieve medewerking van de Commissie en de Raad.

 
  
MPphoto
 

  John Stuart Agnew, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met deze wetgeving kan de EU geld in referendumcampagnes stoppen om ervoor te zorgen dat zij voor de verandering eindelijk eens het gewenste resultaat behaalt!

Het Verenigd Koninkrijk zal in de toekomst telkens wanneer de EU voorstelt om de kiezer macht te ontnemen een referendum houden. De EU is doodsbang dat wij met de verkeerde antwoorden komen. Daarom wil zij geld van de Britse belastingbetalers afpakken om ze te indoctrineren met haar versie van wat de juiste weg is.

Voorvechter van de wetgeving is Andrew Duff, een liberaal-democratisch lid van het Europees Parlement uit mijn eigen regio. Zijn partij kan in het Verenigd Koninkrijk de laatste tijd nauwelijks meer op steun rekenen – een partij die er natuurlijk naar snakt dat EU-instellingen het Verenigd Koninkrijk besturen. Nooit was het gemanipuleer van de EU zo duidelijk zichtbaar, naast haar minachting voor de Britse kiezers. Zij zaait het zaad van haar eigen ondergang, omdat met deze wetgeving de referendumcampagne kan worden gefinancierd waarop velen in mijn land al zeer lange tijd wachten – de campagne die ons in staat stelt om ons volledig aan haar greep te onttrekken.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, is mijn collega de heer Agnew het met mij eens dat een politieke partij die financiering volgens deze wetgeving als één Europese partij zou accepteren, en die met name de EU-programma's en -activiteiten en de grondbeginselen van de Europese wetgeving en de ontwikkeling van Europese wetgeving op regionaal, nationaal en Europees niveau zou moeten respecteren, een partij is die zijn principes heeft verkwanseld? Bent u het met mij eens, mijnheer Agnew?

 
  
MPphoto
 

  John Stuart Agnew (EFD).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zeg tegen mevrouw Sinclaire dat we hieruit halen wat we kunnen, want we doen Gods werk met het geld van de duivel. Dat doen we en dat weet u best.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Accepteert u het principe van Europese wetgeving?

 
  
MPphoto
 
 

  John Stuart Agnew (EFD).(EN) Nee, natuurlijk niet. Daarom zijn we hier.

 
  
MPphoto
 

  Rafał Trzaskowski (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst onze rapporteur, mevrouw Giannakou, en de Commissie bedanken voor hun uitstekende samenwerking en een uitstekend verslag.

Zijn we echt bezig een Europees demos te scheppen, zoals mijn collega de heer Hannan zojuist zei? Ik weet het niet. Zover durf ik niet te gaan. Wat we op dit moment moeten doen is, denk ik, de ontluikende Europese publieke ruimte versterken en het debat over Europese vraagstukken stimuleren. Dit Parlement wil de afstand tussen de Europese burgers en datgene wat we hier bespreken verkleinen en wat is er eenvoudiger dan met hen in gesprek te gaan over Europese thema's?

Overigens ben ik, als ik even voor mezelf mag spreken, geen bureaucraat – ik ben een rechtstreeks gekozen lid van dit Parlement.

Eigenlijk gaat het debat erom om de zichtbaarheid van Europese politieke partijen, waartoe wij allen behoren, van de linker- tot de rechtervleugel, te vergroten. Het gaat erom om ze uit de schaduw te halen, want op het moment weet niemand echt wat ze doen, wat hun status is, of ze een zekere meerwaarde bieden – en wij van de PPE-Fractie denken dat ze dat doen. Dat is de kans om eindelijk een programma te laten zien en om hopelijk in de toekomst Europese verkiezingen uit te vechten over Europese kwesties en niet de hele tijd in nationale retoriek te verzanden.

Dit verslag is op drie punten positief. In de eerste plaats zorgt het voor een zeker evenwicht in het functionele gezag binnen de parlementaire fracties en een duidelijke koppeling met wat we in dit Parlement doen, namelijk door de financiering te koppelen aan de aanwezigheid in het Parlement. In de tweede plaats worden de Europese politieke partijen en Europese stichtingen organisatorisch nader tot elkaar gebracht, wat zeer lovenswaardig is, en in de derde plaats wordt de financiering van Europese politieke partijen aangescherpt en verduidelijkt, wat naar mijn mening voor ons allemaal het doel moet zijn.

 
  
MPphoto
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D) - (SK) Geachte Voorzitter, als ik zo naar het verloop van de Europese eenwording kijk en naar de huidige structuur en werking van de Europese Unie, valt mij op dat de Europese Unie niet alleen kan worden opgevat als een verzameling staten, maar des te meer tevens als een politieke arena met een groot potentieel voor de totstandbrenging van een volwaardige Europese publieke ruimte. De EU beschikt niet alleen over een interne markt, eigen wettelijke instrumenten, een gekozen vertegenwoordigend orgaan en een eigen rechtspraak, maar reeds langere tijd tevens over politieke partijen op Europees niveau. Die zijn niet uitsluitend een verzameling van nationale partijen, maar hebben een eigen agenda, een Europese agenda, en maken integraal onderdeel uit van de politieke Europese publieke ruimte. Door de politieke partijen op Europees niveau te versterken, kan het participatieve bestuur in de Europese Unie verder worden verankerd en wordt daarmee uiteindelijk ook de democratie versterkt.

Om al deze redenen ben ik ingenomen met het voorliggende voorstel ter hervorming van het statuut en de financiering van politieke partijen op EU-niveau en zou ik u, mijnheer de vicevoorzitter, bij dezen persoonlijk willen bedanken voor uw samenwerking.

Het is voor de politieke partijen nu van uitermate belang dat zij een gemeenschappelijk en uniform juridisch statuut krijgen. We moeten af zien te raken van het verschil tussen de regelingen voor de politieke partijen en de regels die gelden voor de Europese instellingen, en dat is uitsluitend mogelijk wanneer de politieke partijen op Europees niveau een gemeenschappelijk politiek, juridisch en fiscaal statuut krijgen. Verder zou het een goede zaak zijn indien wordt bekeken of het recht tot oprichting van een dergelijke partij alleen in handen zou moeten zijn van nationale of regionale politieke partijen.

Verder zou het een goede zaak zijn om tevens naar de financiering van partijen te kijken. De goedkeuringsprocedures voor de financiering van politieke partijen op Europees niveau dienen namelijk te worden vereenvoudigd. Verder dient het onder behoud van transparantie mogelijk te worden om financiële controles uit te voeren. Een transparante en veilige omgeving voor de werking en de financiering van Europese politieke partijen is zowel een noodzakelijk als een welkom gebaar naar de burgers van de lidstaten van de Europese Unie, iets dat hen in hun dagelijks leven kan helpen. Het statuut van de Europese politieke partij is een belangrijke vooruitgang richting meer interactie met de burger, een hoger democratisch gehalte en vergroting van de belangstelling van het algemeen publiek voor de Europese zaak.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Duff (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, de nationale politieke partijen slagen er op het moment niet in om de Europese integratie op een democratische en efficiënte manier te bevorderen. Dit is zeer ernstig. Er moet een kloof worden overbrugd en er is een krachtig democratisch elan nodig om een verbinding tot stand te brengen tussen de burger en de Europese bevoegdheden die in het Parlement en de Raad worden uitgeoefend. Het is tijd dat Europese politieke partijen, niet in de plaats van de nationale politieke partijen, maar als aanvulling hierop, elkaar uitdagen en met elkaar de strijd aangaan om steun te krijgen voor ideeën en kandidaten.

Komende maand buigt het Europees Parlement zich over het voorstel voor transnationale lijsten. De ontwikkeling van Europese politieke partijen is een essentiële schakel voor het welslagen hiervan. Ik dring er bij het Parlement op aan om het verslag-Giannakou te steunen vanuit een moedig en optimistisch gevoel over de toekomst van de postnationale democratie.

 
  
MPphoto
 

  François Alfonsi (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de oprichting van de Europese politieke partijen was een grote stap voorwaarts naar een meer democratisch Europa dat in staat is om de wensen van de burgers in de Unie tot uiting te brengen.

Het verslag van mevrouw Giannakou gaat de goede kant op wat betreft de vereenvoudiging en de vergemakkelijking van het optreden van de Europese politieke partijen en hun stichtingen. De problemen die komen kijken bij de tegenprestatie die verlangd wordt voor het verkrijgen van overheidsfinanciën worden verzacht en de mogelijkheden om deze kredieten toe te passen worden vergroot. Wij zijn er groot voorstander van dat de stichtingen ook buiten het grondgebied van de Europese Unie werken.

Maar naast dit algemene idee, dat de bepalingen ten gunste van een versterkte Europese democratie aanmoedigt en uitbreidt, is er een maatregel die in de tegenovergestelde richting gaat en de vrijheid van Europese politieke partijen beperkt. In de verordening is een van de criteria voor de erkenning van de oprichting van een Europese politieke partij in een lidstaat namelijk dat deze partij voortaan vertegenwoordigd wordt door gekozen leden van een regionale assemblee met een wetgevende bevoegdheid.

Mijn partij is specifiek voor Corsica. Zij is aangesloten bij de Vrije Europese Alliantie (ALE), die vanaf het allereerste begin een Europese politieke partij is geweest. Op Corsica hebben we 26 procent van de stemmen gekregen en in het Parlement van Corsica vormen we een grote fractie, maar aangezien Frankrijk weigert om wetgevende bevoegdheden toe te kennen aan het parlement van Corsica, wordt onze partij, zelfs als we een meerderheid zouden behalen op het eiland, niet meetellen voor de ALE. Dat is erg jammer. Wij wilden hier graag uw aandacht op vestigen.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR).(PL) Mijnheer de Voorzitter, Europese politieke partijen zijn een nieuw verschijnsel in de Europese politiek, maar met de toenemende integratie en subsidies beginnen ze een steeds grotere rol te spelen. Politieke partijen en stichtingen zijn deelnemers geworden aan het politieke leven van de Unie en moeten als zodanig aan passende regels worden gebonden om misbruik te voorkomen. In bepaalde gevallen willen transnationale structuren echter te veel invloed hebben op de politiek in de soevereine lidstaten. Zo baart de aangekondigde inmenging van EU-partijen in nationale aangelegenheden mij zorgen. Als Pools politicus zou een situatie waarin bijvoorbeeld een of meerdere Europese politieke partijen met gebruik van EU-middelen een referendumcampagne in mijn land zouden organiseren om een bepaald doel te bereiken, bijvoorbeeld in een referendum over de toetreding van mijn land tot de eurozone, voor mij onaanvaardbaar zijn. Dergelijke zorgen zouden wel eens gedeeld kunnen worden door politici in andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk.

Ik ben ook tegen de verzoeken om meer geld uit te geven aan Europese politieke partijen uit de zakken van belastingbetalers, te meer daar in mijn eigen land de regering de subsidies voor nationale politieke partijen halveert en de oppositie beperkt in haar mogelijkheden om het publiek te bereiken. Laten we allereerst nationale partijen steunen en vervolgens de internationale. De Europese Unie is immers een Europa van natiestaten.

 
  
MPphoto
 

  Daniël van der Stoep (NI). - Voorzitter, u maakte zojuist de opmerking dat ik te laat zou zijn met mijn "blauwe kaart". Dat was ik niet. Zelfs tijdens de speech van mijnheer Duff heb ik al duidelijk aangegeven dat ik wilde spreken. Ik weet niet precies wat de procedure is. Mag ik alsnog de "blauwe kaart" trekken of gaat u verder met het debat? Ik zou graag nog een vraag willen stellen aan mijnheer Duff over wat hij verteld heeft, want hij begon over de transnationale lijst. Ik wist niet dat wij het daarover gingen hebben en ik wil hem graag een vraag daarover stellen.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Van der Stoep, wat mij betreft, mag u uw vraag stellen.

 
  
MPphoto
 

  Daniël van der Stoep (NI) (De spreker stelt een "blauwe kaart"-vraag aan de heer Duff (artikel 149, lid 8, van het Reglement)). Kijk, mijn probleem met die transnationale lijst, waarover mijnheer Duff is begonnen in zijn verslag dat wij binnenkort gaan bespreken, is niet zozeer het feit dat er een transnationale lijst wordt gemaakt. Ik ben daar vanzelfsprekend al volledig op tegen. Mijn probleem ligt echter daarin dat alleen partijen hieraan mee mogen doen - maar wij hebben het nu over Europese politieke partijen - die dus in minstens zeven lidstaten meedoen.

Mijn partij is een partij die opkomt voor het belang van Nederland. Wat dat betreft hebben wij weinig boodschap aan partijen die in andere lidstaten voor hun eigen land opkomen. Dat gun ik ze van harte. Maar u sluit daarbij dus ook een heleboel partijen uit die niet kunnen meedoen voor die 25 zetels. Dat baart mij ontzettend zorgen. Ik weet niet hoe u dat precies ziet, hoe u daar precies aan mee wilt doen. Kunt u daar de dingen dan gemakkelijker voor maken? In ieder geval voelen wij ons ernstig uitgesloten.

 
  
MPphoto
 

  Andrew Duff (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel dat ik verdedig is dat een transnationale lijst moet worden samengesteld uit ten minste één derde van de lidstaten. Dat is niet heel veel. Als de heer Van der Stoep geen collega's uit zes andere lidstaten met dezelfde politieke denkbeelden als hij voor zich weet te winnen, adviseer ik hem om bij zichzelf te rade gaan over de geldigheid en geloofwaardigheid van zijn politieke opvattingen.

 
  
MPphoto
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste zou ik willen opmerken dat ik een groot voorstander ben van politieke partijen op nationaal niveau, op Europees niveau en ook op internationaal niveau. Echter, een politieke partij is iets anders dan een partijapparaat en is veel meer dan dat. Een van de grootste uitdagingen voor de democratie is dat politieke partijen steeds minder een afspiegeling zijn van de totale bevolking. Dat komt onder meer tot uitdrukking in het feit dat politieke partijen leden verliezen. In veel landen is besloten om dit verlies te compenseren via verhogingen van de overheidssubsidies voor de partijen. Verhoogde overheidssubsidies zijn echter geen garantie voor een nauwere band tussen de leiding en het bestuursapparaat van de partij enerzijds en de partijleden anderzijds. Daarom moet ik zeggen dat ik sceptisch ben ten aanzien van het idee van Europese partijen die door de EU worden goedgekeurd en met EU-middelen worden gesteund. Dat is niet omdat ik iets tegen Europese partijen heb. Europese partijen moeten in politiek, organisatorisch en financieel opzicht vanuit de basis groeien. Als dat niet mogelijk is, komt dat waarschijnlijk doordat er niet genoeg steun voor is. Het is niet mogelijk om een kortere route naar democratie te nemen, ook niet als het gaat om het opbouwen van Europese partijen.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen feliciteer ik de rapporteur, mevrouw Giannakou, met haar evenwichtige en nauwkeurige verslag. Ik ben van mening dat de ontwikkeling van politieke partijen met Europese oriëntatie die meer zijn dan nationale vehikels cruciaal is om de publieke opinie in de Unie van nieuwe impulsen te voorzien en bij de Europese burgers interesse te wekken om in gemeenschappelijke partijen te participeren.

Zoals bekend leven wij in een tijd waarin er weinig waardering is voor politici en de partijen waartoe zij behoren omdat de Europese burgers zich de speelbal voelen van politieke en economische ontwikkelingen. Onder deze omstandigheden zal het verslag van mevrouw Giannakou dan ook helpen om het aanzien van de politieke partijen te verbeteren en de eenwording van Europa en de hervorming te ondersteunen, die noodzakelijk is om een Europa met gelijkwaardige burgers, met een gemeenschappelijke politieke, juridische en fiscale status, maar ook met kansen voor groei te scheppen.

 
  
MPphoto
 

  Nicole Sinclaire (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, eerder vandaag sprak ik in dit Parlement over mijn kiesdistrict, de West Midlands, en de ernstige economische problemen waarmee het te kampen heeft. Een van de laatste dingen die mensen daar willen is dat er meer geld naar politici gaat – hun geld wordt al door te veel politici, waaronder leden van het Europees Parlement, verspild.

Dit is één stap, en Europa is bereid om dit geld te besteden aan nog een stap op weg naar een superstaat. Het heeft een parlement, een president en een hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken, en het wil nu ook bijbehorende politieke partijen hebben. Er moet een land komen met de naam Europese Unie. Zelfs de meest eurosceptische leden van dit Parlement zijn bereid om hun principes overboord te zetten in ruil voor geld. Goed zo! Is dat wat Europa wil? Wil Europa zijn weg naar de macht kopen?

 
  
MPphoto
 

  Mariya Nedelcheva (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, in onze democratieën zijn er parlementen die de stem zijn van de burgers en er zijn politieke partijen en hun stichtingen die de knappe koppen zijn, degenen die met goede ideeën komen, degenen die vooroplopen in het debat. Parlementen zijn de motor van de democratie en politieke partijen leveren de brandstof.

Hier in ons Parlement klagen wij voortdurend dat de burgers zo weinig interesse tonen in de Europese Unie. We betreuren de lage opkomsten bij de Europese verkiezingen en de tegenstemmen tijdens referenda. Als we een echte Europese democratie willen, moeten we serieus nadenken over de plaats die we willen toekennen aan Europese politieke partijen in de openbare ruimte die wij tot stand proberen te brengen.

We hebben al veel met het Verdrag van Lissabon en het Europees burgerinitiatief gedaan. Nu moeten we de Europese politieke partijen de middelen verschaffen die zij nodig hebben om hun ambities waar te maken. Maar pas op, ik vind niet dat deze middelen het voor de grote partijen mogelijk moeten maken om onwankelbaar en oppermachtig te worden. Kleine partijen moeten ook aan het debat mee kunnen doen. Dat is belangrijk om het negatieve imago van partijen bij de burgers en hun imago van impopulair gezicht van de democratie tegen te gaan.

Ik denk dat de versterking van de Europese openbare ruimte die wij tot stand proberen te brengen alleen mogelijk is door middel van een duidelijke vaststelling van de financieringsvoorwaarden en door middel van openheid in het beheer van de financiële middelen. De aanpak moet allesomvattend zijn zodat grote partijen niet bevoorrecht worden ten nadele van kleine partijen, en andersom.

Een ander punt waar ik het graag over wil hebben betreft de continuïteit die wij tot stand aan het brengen zijn tussen de Europese, nationale en regionale niveaus. De Europese regels die wij ten uitvoer gaan leggen moeten in overeenstemming zijn met de nationale wetgevingen op dat gebied, zodat alle niveaus nauw met elkaar verbonden zijn.

Tot slot moeten we heel goed kijken naar wat er gezegd wordt in paragraaf 23 van het verslag, want bij uitbreiding moeten we nadenken over de betrekkingen die de Europese politieke partijen zouden kunnen aanknopen met partijen in de rest van de wereld. We zouden onze democratische waarden moeten kunnen delen met onze partners in de rest van de wereld, omdat de gemondialiseerde wereld waarin we vandaag de dag leven erom vraagt dat de beleidsmakers samen oplossingen aandragen voor de problemen.

 
  
MPphoto
 

  Zigmantas Balčytis (S&D). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, het belang van de rol van Europese partijen is verankerd in het Verdrag van Lissabon, waarmee wordt beoogd een ware Europese politieke ruimte tot stand te brengen. Onze politici hebben tot taak burgers te stimuleren zich te verdiepen in de Europese Unie, om de Unie begrijpelijker en toegankelijker te maken en burgers te betrekken bij de besluitvorming. Om dit mogelijk te maken moeten de activiteiten van Europese politieke partijen en hun stichtingen op heldere en uniforme wijze worden gereguleerd, en moet erop worden toegezien dat de interne structuren van deze partijen democratisch zijn. Politieke partijen, zonder welke geen democratie kan bestaan, moeten een gemeenschappelijke juridische en fiscale status hebben, waardoor Europese burgers meer inzicht krijgen in politieke partijen en daarnaast beter worden vertegenwoordigd. Het is van bijzonder belang dat de interne bestuursorganen van politieke partijen tot stand komen volgens transparante beginselen, om ervoor te zorgen dat alle partijorganen democratisch worden gekozen en dat besluitvormingsprocessen democratisch verlopen.

 
  
MPphoto
 

  Alexandra Thein (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, maar weinig burgers weten dat er Europese partijen en stichtingen bestaan. Tot op heden zijn dit niet meer dan overkoepelende organisaties voor de nationale partijen die lid zijn, en zijn ze opgericht overeenkomstig nationaal recht, voornamelijk Belgisch recht in dit geval.

Wat doen deze Europese partijen? Ze discussiëren over Europese onderwerpen, houden partijconferenties en spelen een onmisbare rol bij hervormingen van de verkiezingen voor het Europees Parlement. Volgens het Verdrag van Lissabon moeten ze helpen Europese democratie gestalte te geven - een politiek forum op Europees niveau.

Met het initiatiefverslag waarover morgen zal worden gestemd, wordt de Commissie opgeroepen om de rechtsgrondslag voor deze Europese partijen te herzien. Deze partijen zullen in de toekomst gegrond zijn op een Europees rechtsstatuut en een Europese rechtspersoonlijkheid hebben. Wij hebben er ons als liberalen voor ingezet dat er strikt onderscheid wordt gemaakt tussen erkenning als Europese partij en het recht op financiering, aangezien er sprake was van een bepaalde mate van hebzucht. Het is eveneens belangrijk dat Europese partijen democratische beginselen in hun interne structuren volgen, wat niet vanzelfsprekend is.

 
  
MPphoto
 

  Geoffrey Van Orden (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in veel van onze lidstaten wijzen de neuzen één kant op, maar de Europese Unie en dit Parlement kijken merkwaardig genoeg precies de andere kant op. Onze burgers hebben geen behoefte aan transnationale politici. Dit Parlement wil nu nog meer publiek geld uitgeven, terwijl onze nationale overheden hun uitgaven juist moeten beperken.

Ik spreek, mijnheer de Voorzitter, in mijn hoedanigheid van voorzitter van New Direction, the Foundation for European Reform. Ik vind het onaanvaardbaar dat de kosten van politieke stichtingen met meer dan 30 procent per jaar stijgen. In 2009 werd er 6,3 miljoen euro aan uitgegeven, in 2012 zal dat zijn verdubbeld tot 12,3 miljoen euro. Sommigen zullen misschien zeggen: als u hier bezwaar tegen hebt, waarom accepteert uw stichting dan financiering? Het antwoord daarop is eenvoudigweg dat het geld dat wij niet accepteren wordt verdeeld onder de stichtingen van andere fracties; dan financieren we dus de activiteiten van onze politieke tegenstanders. We moeten een manier vinden om geld terug te laten vloeien in onze nationale schatkisten.

 
  
MPphoto
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ik ben van mening dat de Europese Unie niet alleen in een economische crisis verkeert, maar ook in een crisis van de democratie en in een legitimiteitscrisis. Het beleid dat wordt toegepast maakt de burgers boos en stelt ze teleur, de besluitvormingsprocedures ontmoedigen hun deelname, zoals de laatste Europese verkiezingen hebben laten zien. Daarom kunnen onder bepaalde voorwaarden de Europese politieke partijen met hun specifieke politieke eigenschappen bijdragen tot het activeren van de burgers, tot het zoeken van oplossingen ten gunste van het volk en niet van de economisch machtigen. Daarom moeten de voorschriften voor politieke en juridische erkenning en de noodzakelijke financiering bevorderlijk zijn voor hun handelen zodat zij in vrijheid hun beleid en hun alternatieve voorstellen – want dat is het wezen van de democratie – kunnen ontwikkelen en mogen zij niet beïnvloed worden door externe politieke of financiële beperkingen. Daarom heb ik bedenkingen bij bepaalde punten van het verslag omdat die een beperking zouden kunnen vormen van de vrije en onafhankelijke organisatie en actie van politieke partijen.

Het functioneren, het handelen en de organisatie van politieke partijen moeten zaken zijn die zijzelf bepalen en die niet afhangen van de heersende politieke constellatie.

 
  
MPphoto
 

  Jaroslav Paška (EFD) - (SK) Geachte Voorzitter, het verslag over de toepassing van de verordening betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau geeft een evaluatie van de ervaringen met de tenuitvoerlegging van deze verordening als het gaat om het bestuur van politieke entiteiten met een brede Europese reikwijdte.

Mevrouw Giannakou heeft er in haar verslag voor gekozen om niet alleen de balans op te maken van de huidige situatie, maar om tevens een aantal voorstellen te doen ter verbetering van het huidige regelgevingkader.

De waarschijnlijk allerbelangrijkste beoogde wijziging betreft de overgang van het huidige statuut naar voorbeeld van het Belgische statuut voor niet-gouvernementele organisaties, naar een communautair uniform Europees statuut voor politieke partijen.

De tweede grote beoogde wijziging betreft de wijziging van het procentuele aandeel van onafhankelijke financieringsbronnen tot 10 procent van de totale begroting van politieke partijen.

Gezien het feit dat in 2012 de Europese politieke partijen en hun stichtingen meer dan 30 miljoen euro van het Europees Parlement krijgen, dient er te worden gezorgd voor een maximale transparantie bij de besteding van de genoemde financiële middelen. Ik kan mij in het belang van een verdere verbetering van het politieke werk in de Europese Unie bij genoemde wijzigingen aansluiten.

 
  
MPphoto
 

  Daniël van der Stoep (NI). - Voorzitter, de Partij voor de Vrijheid zit hier in het Parlement voor de Nederlandse burger. Wij zitten hier omdat wij vinden dat de Europese Unie zoals deze nu bestaat het Nederlands belang niet dient. Wij zijn niet tégen de Europese Unie, maar wij willen alleen dat deze zich beperkt tot economische samenwerking. Voorzitter, een Europese politieke Unie is voor ons dan ook volstrekt ondenkbaar. De macht moet bij de lidstaten liggen, want alleen die kunnen bepalen wat het beste is voor hun eigen burgers. Europese politieke partijen hebben geen enkele meerwaarde voor het welzijn van de burgers van de Europese Unie en van Nederland.

Voorzitter, de bepaling in het Verdrag van Lissabon dat - en ik citeer - de politieke partijen op Europees niveau bijdragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie is een belachelijke en wereldvreemde constatering. Het interesseert de burger terecht niets. Gezamenlijk hebben die Europese partijen tussen 2004 en 2010 zo'n 67 miljoen euro aan Europese subsidies ontvangen. Volstrekt nutteloos en weggegooid belastinggeld. Een politieke partij moet per definitie zonder subsidies kunnen functioneren, dus óók de Europese politieke partijen. Het zijn belangenclubjes die niemand kent, waar niemand op zit te wachten en die wij kunnen missen als kiespijn.

 
  
MPphoto
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste aspect van de financiering van de Europese partijen en hun politieke stichtingen is volgens het verslag het inrichten van een gemeenschappelijk statuut voor de Europese partijen volgens de wetgeving van de Europese Unie.

Door met haar wetgeving een gemeenschappelijke structuur en werkwijze voor de Europese partijen vast te stellen en door zich te mengen in hun interne functioneren, hun statuten en hun politieke programma heeft de Europese Unie onder het voorwendsel van een zogenaamde versoepeling van de financieringsregeling de doos van Pandora geopend met financiële en bijgevolg politieke sancties tegen politieke partijen, dat wil zeggen, met een nog strengere controle van hun functioneren en handelen door de Europese Unie, het uitoefenen van druk op de nationale politieke partijen om zich achter het volksvijandige beleid van de Europese Unie te scharen en door een offensief tegen die partijen die de volksvijandige politiek en de strategie van de Europese Unie en de macht van het kapitaal bestrijden. Het gaat dus niet om parlementaire coördinatie, maar om Europese partijen als ideologische en politieke instrumenten van de Europese Unie voor de manipulatie van de arbeiders en het volk.

Om deze redenen zullen wij tegen het verslag over de Europese partijen, hun politieke stichtingen en hun financiering stemmen.

 
  
MPphoto
 

  Elena Băsescu (PPE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, een transparante financiering van politieke partijen op Europees niveau is van fundamenteel belang ter ondersteuning van de democratische waarden. We hebben behoefte aan een Europese ruimte waarin de politieke partijen actief zijn en waarbij de burger in het middelpunt staat van de belangstelling van de EU. Het aannemen van een juridisch statuut is een stap voorwaarts in de verbetering van het regelgevend kader voor de Europese partijen.

In mijn land bestaat de vigerende wetgeving uit wet 334 uit 2006, herzien in 2010. Er wordt echter een publiek debat gevoerd over de vraag of het niet beter is om de kandidaten voor het burgemeesterschap of het parlement uit de rijksbegroting te financieren. Het voorgestelde plafond is 11 600 euro per kandidaat. Door middel van deze norm voor de kosten wordt electoraal smeergeld en illegale financiering uitgebannen. De partijen zouden in de eerste plaats competente kandidaten leveren en niet mensen die in staat zijn hun eigen campagne te bevorderen.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat van vanavond is symptomatisch voor alles wat er mis is met de agenda van 'meer Europa'. Ik heb met verbijstering zitten luisteren hoe ver het debat af staat van de agenda van de gewone burger. De heer Duff zegt terecht dat er een kloof moet worden overbrugd tussen de Europese bevoegdheden van Parlement en Raad en de individuele burgers. Dat is helemaal waar, maar die kloof wordt niet overbrugd door Europese partijen te ontwikkelen en, zoals een andere spreker tijdens het debat opmerkte, die partijen de middelen te geven om hun ambities te verwezenlijken.

Ik daag de heer Duff uit om in het weekend naar zijn kiesdistrict te gaan en die standpunten te verkopen aan lokale groeperingen die geld zijn kwijtgeraakt als gevolg van bezuinigingsmaatregelen die zijn coalitieregering in het Verenigd Koninkrijk heeft getroffen. De kloof wordt overbrugd wanneer mensen zeggenschap krijgen over Lissabon, over uitbreiding van het federalisme en over alle bureaucratische rompslomp die bij deze instellingen vandaan komt.

 
  
MPphoto
 

  Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begin mijn afsluitende opmerkingen door mevrouw Giannakou nogmaals te bedanken voor haar verslag, want ik denk dat dit debat onomstotelijk heeft bewezen dat de bezorgde en kritische geluiden in haar verslag gerechtvaardigd zijn; het zijn kernvraagstukken van de Europese integratie en het democratische karakter ervan.

Uit de te berde gebrachte standpunten is ook duidelijk gebleken hoe gevoelig deze onderwerpen liggen en daarom zal de Commissie, als het Parlement deze voorgestelde wetgevingsresolutie morgen aanneemt, aan haar verplichting krachtens de kaderovereenkomst voldoen en binnen drie maanden op deze resolutie reageren.

Zoals u wellicht uit dit debat hebt opgemaakt, is het echter wel duidelijk dat dit een zeer gevoelige, omvangrijke politieke en juridische taak is, want er zijn een heleboel punten die zowel juridisch als politiek zeer gevoelig liggen. Onze voorlopige analyse van het statuut van de Europese politieke partijen wijst in deze richting, maar we moeten nu natuurlijk zeer zorgvuldig de rechtsgrondslag, de mogelijke juridische vorm bestuderen en we hebben hoogstwaarschijnlijk, zoals het zich nu laat aanzien, een aparte rechtshandeling over deze kwestie nodig. Een herziening van de verordening uit 2003-2004 zou namelijk onvoldoende zijn, omdat deze gericht was op de financiering en niet op het statuut van de politieke partijen. Dit is dus een aspect waarnaar we zeer zorgvuldig zouden moeten kijken.

Verschillende sprekers hebben een wijziging van het Financieel Reglement geopperd. Ook hier zouden we zeer zorgvuldig naar de voorwaarden, de reikwijdte en het tijdsaspect moeten kijken. We hebben ook aandachtig nota genomen van de roep in dit verslag om meer flexibiliteit. Zoals u weet, hebben we in 2007 al enkele stappen genomen en we zullen deze voorstellen zeer zorgvuldig bestuderen. Het is echter duidelijk dat het misschien erg moeilijk zal zijn om overeenstemming over de wijzigingen te bereiken en om ze opgenomen te krijgen in de huidige herziening van het Financieel Reglement en de bijbehorende uitvoeringsregels.

Natuurlijk is het Europees Parlement een wetgevend lichaam en kan het, als het dat wil, deze kwestie in de huidige interinstitutionele procedure aan de orde stellen. Nogmaals mijn dank, mijnheer de Voorzitter. We kijken uit naar het debat over deze kwestie nadat de resolutie is aangenomen en het antwoord van de Commissie is opgesteld.

 
  
MPphoto
 

  Marietta Giannakou, rapporteur. (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in het bijzonder de commissaris bedanken voor wat hij heeft gezegd en de toezeggingen die hij heeft gedaan, alsmede de collega's die dit verslag hebben ondersteund.

Ten eerste denk ik dat het belangrijk is om te herhalen dat, voor zover het om de financieringsregeling gaat, de partijen niet meer geld vragen en dat de wijziging van de Verordening van 2007 tot meer transparantie heeft geleid, zoals Transparency International ook zelf heeft toegegeven. Ten tweede is het gerechtvaardigd dat de partijen een Europese status willen en dat hun status in overeenstemming gebracht wordt met de Europese instellingen, evenals met de Europese wetgeving, en dit is, natuurlijk, bedoeld om de burgers tevreden te stellen.

En tot slot, het creëren van een veilig en transparant klimaat voor het functioneren en financieren van Europese politieke partijen is een daad die ten diepste democratisch is. Wij hebben behoefte aan een Europese ruimte van deelnemende politieke partijen die burgers in het hart van de Unie brengen en hen helpen in hun dagelijks leven. Dit betekent meer inspraak, meer democratie en uiteindelijk meer Europa.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt 6 april om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. (RO) De Europese Unie is herhaaldelijk bekritiseerd vanwege een gebrek aan democratie. Voor een echte democratie hebben we behoefte aan een politieke ruimte op EU-niveau in de eigenlijke zin van het woord. De Europese politieke partijen zijn een essentieel instrument om dat doel te bereiken. De voorstellen tot wijziging van de verordening betreffende het statuut en de financiering van deze partijen in dit verslag vormen een stap richting een grotere doeltreffendheid van de activiteiten van de Europese politieke partijen. Ik ben van mening dat de partijen hun rol veel beter kunnen vervullen met een uniform, op Europees recht gebaseerd politiek en juridisch statuut. Het huidige systeem, waarin deze partijen juridische persoonlijkheid bezitten op basis van nationale wetgeving, biedt niet de meest gunstige omstandigheden voor een efficiënte communicatie tussen deze partijen en het electoraat in de 27 lidstaten. Het introduceren van een Europees statuut zou de politieke partijen op Europees niveau helpen om zich aan te passen aan een eventuele hervorming van het kiesstelsel voor de Europese verkiezingen, een hervorming waarover momenteel gedebatteerd wordt. Daarnaast verwelkom ik het vergemakkelijken van de betrokkenheid van Europese politieke partijen bij campagnes voor referenda over Europese kwesties in de lidstaten. Deze referenda worden meestal gedomineerd door puur nationale kwesties. Betrokkenheid van de Europese partijen kan het debat helpen terugbrengen naar het werkelijke onderwerp van die referenda.

 
  
MPphoto
 
 

  Algirdas Saudargas (PPE), schriftelijk. (LT) De vraag hoe we de rol van de Europese politieke partijen kunnen versterken door de democratie in Europa verder te ontwikkelen en te werken aan een gunstige publieke opinie is zeer actueel. Het Parlement krijgt weliswaar steeds meer bevoegdheden, maar zijn democratisch tekort is, door het alsmaar teruglopende animo onder de burgers voor de Europese verkiezingen, niet kleiner geworden. Politieke partijen op Europees niveau zijn essentiële instrumenten van de parlementaire democratie omdat zij bijdragen aan het Europese politieke bewustzijn, belangstelling wekken voor EU-zaken en de wil van de burgers van de Europese Unie vertegenwoordigen. Ik ben het dan ook geheel met de rapporteur eens dat de positie van politieke partijen op Europees niveau moet worden verbeterd en dat zij een juridische status en financieringsmodel moeten krijgen die helder en gemeenschappelijk zijn. De partijen moeten geen losstaande entiteiten blijven. Tot dusver is de rol van de Europese politieke partijen in het openbare leven nogal beperkt. Het zijn puur overkoepelende organisaties voor nationale politieke partijen, en ze staan niet in direct contact met het electoraat. De nieuwe juridische status van deze partijen in de Europese Unie zou zorgen voor organisatorische eenheid en ze de mogelijkheid geven een effectievere invulling te geven aan hun rol. Ik onderstreep dat we moeten blijven streven naar een veilige en transparante omgeving voor de financiering van politieke partijen. Partijen zouden niet uitsluitend moeten worden gefinancierd met subsidies maar zich moeten inzetten om ook te putten uit eigen middelen, wat een teken van vitaliteit is.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE), schriftelijk. (SK) Geachte Voorzitter, ik wil geen lid zijn van een Europese politieke partij die gebaseerd is op de in het onderhavige verslag neergelegde beginselen. Deze partijen zouden vertegenwoordigers van het "Europees algemeen belang" moeten worden, maar als u aan twee willekeurige leden van het Parlement vraagt wat dat Europees algemeen belang nu eigenlijk precies inhoudt, krijgt u geheid twee diametraal verschillende antwoorden. Wie bepaalt wat dit algemeen belang inhoudt? Het Parlement? De Commissie? De leden van dit Parlement zijn echter niet aangesteld door de Europese instellingen, maar gekozen door de burgers van de lidstaten. Het is mijn plicht om concrete burgers te vertegenwoordigen en niet dat wat de Europese instellingen als het "Europees algemeen belang" beschouwen. Ook zie ik het helemaal niet zitten dat Europese partijen tevens actief zouden mogen zijn op regionaal of nationaal niveau. Daar hebben ze gewoon het mandaat niet voor. Doen ze het wel, dan komen ze in direct conflict met de partijen die de kandidatenlijsten hebben samengesteld op basis waarvan wij hier allemaal überhaupt tot lid van het Europees Parlement gekozen hebben kunnen worden, en ook met de kiezers die door deze partijen vertegenwoordigd worden. Ik ben loyaal aan mijn kiezers en niet aan een Europese politieke partij. Dat is wat een vrij mandaat genoemd wordt. Daarom ben ik het faliekant oneens met de idee van superpartijen zoals die in dit verslag is neergelegd, een zoveelste poging van de sociale euroknutselaars die zo volledig opgaan in hun utopie van een superstaat dat zij alle gezond verstand verloren hebben. Zouden ze wél naar hun gezond verstand luisteren, dan zouden ze eindelijk eens in de gaten krijgen dat ze met hun hardnekkige doordrukken van dergelijke voorstellen de fundamenten onder de Europese eenwording wegslaan. Als overtuigd Europeaan kan ik niet anders dan tegen dit verslag stemmen.

 

15. Visserijovereenkomst tussen de EG en de Comoren - Communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht - Visserij - Technische overgangsmaatregelen - Invoer van visserijproducten uit Groenland (debat)
Video van de redevoeringen
MPphoto
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

– de aanbeveling betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren [15572/2010 - C7-0020/2011- 2010/0287(NLE)] - Commissie visserij. Rapporteur: Luis Manuel Capoulas Santos (A7-0056/2011), en

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht [COM(2010)0145 - C7-0107/2010- 2010/0080(COD)] - Commissie visserij. Rapporteur: João Ferreira (A7-0017/2011), en

– het verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 [COM(2010)0488 - C7-0282/2010- 2010/0255(COD)] - Commissie visserij. Rapporteur: Estelle Grelier (A7-0024/2011), en

– het verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de invoer in de Europese Unie van visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, mariene buikpotigen en bijproducten daarvan uit Groenland [COM(2010)0176 - C7-0136/2010 - 2010/0097(CNS)] - Commissie visserij. Rapporteur: Carmen Fraga Estévez (A7-0057/2011).

 
  
MPphoto
 

  Luis Manuel Capoulas Santos, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de externe pijler van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is bijzonder belangrijk geworden, aangezien wij niet in onze eigen behoefte aan visserijproducten kunnen voorzien op basis van onze eigen visbestanden. De Europese visserij-industrie zorgt slechts voor 40 procent van onze zelfvoorzienendheid.

In 2009 werd er voor 15,5 miljard euro aan visserijproducten ingevoerd en slechts voor 2,5 miljard euro uitgevoerd, wat betekent dat zonder bilaterale overeenkomsten met derde landen drieduizend vaartuigen zouden stilvallen en veertigduizend banen zouden verdwijnen. De externe pijler van het GVB heeft echter ook positieve gevolgen voor onze partners.

De Europese Unie beperkt zich, in tegenstelling tot veel van onze internationale concurrenten, niet tot het ruilen van vis voor geld. De overeenkomsten die wij afsluiten zijn gebaseerd op de waarden die wij verdedigen, zowel op het vlak van mensenrechten, als op het vlak van een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Volgens het Verdrag is de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het vlak van de instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen van toepassing op het beheer van visserijactiviteiten van communautaire vloten in niet-communautaire wateren. De activiteiten in de externe dimensie van het GVB zijn voornamelijk gericht op de internationale verspreiding van de beginselen van duurzame en verantwoorde visserij. Daarom worden de doelstellingen die de externe pijler van het GVB momenteel sturen, zoals de aanwezigheid van een communautaire vloot op het internationale domein en het feit dat die vloot de communautaire markt moet bevoorraden, steeds minder relevant.

Dat is de context waarin het verslag over de visserijovereenkomst met de Unie van de Comoren dat ik heb opgesteld en dat we vandaag bespreken, bekeken moet worden. Het gaat om een overeenkomst waarbij zeventig Europese vaartuigen toegang krijgen tot de wateren van de Comoren, in ruil voor een financiële tegenprestatie van ongeveer zeshonderdduizend euro per jaar. Ongeveer de helft van dat bedrag is bestemd voor de ontwikkeling van de visserijsector in dat land, waar ongeveer dertigduizend van de tachtigduizend inwoners afhankelijk zijn van deze sector. We moeten daarbij in herinnering brengen dat de Comoren nauwelijks over andere natuurlijke hulpbronnen beschikken.

De overeenkomst omvat mechanismen voor het toezicht op de vangsten, het aanwerven van lokale bemanningsleden en een clausule met betrekking tot de schorsing of de herziening van de overeenkomst in het geval de mensenrechten geschonden worden. U weet waarschijnlijk dat dit kleine land, dat in 1975 onafhankelijk werd van Frankrijk, al verschillende staatsgrepen heeft gekend.

In het kader van dit alles stel ik voor dat we onze goedkeuring hechten aan deze overeenkomst, en ik wil uw aandacht vestigen op de verschillende aanbevelingen die ik gedaan heb, in het bijzonder met betrekking tot de behoefte om de evaluatie van de resultaten aanzienlijk te verbeteren.

Ik wil nog even van de gelegenheid gebruik maken om tijdens de laatste minuut van mijn spreektijd in te gaan op een ander aspect van een ander verslag, het verslag van collega Grelier, waar ik niet mee kan instemmen en waarop ik, samen met een aantal andere Parlementsleden, een ontwerpamendement heb ingediend. Ik heb het over het amendement dat gericht is op het voortzetten van de visserij op heek en zeeduivel met schakelnetten in gebieden 8, 9 en 10 langs de Portugese kust, wat vanaf 1 oktober 2010 verboden werd middels een beschikking van de Commissie, omdat men van mening was dat die visserijactiviteit bepaalde bestanden van haaien die in de schakelnetten verstrikt raken in gevaar brengt, hoewel er geen wetenschappelijke studie werd uitgevoerd om dat na te trekken.

Gezien de omstandigheden willen wij met bovenvernoemd amendement voorstellen om deze beschikking in te trekken tot 2012, opdat de Portugese overheid wetenschappelijke studies kan uitvoeren die deze beschikking al dan niet kunnen staven. Dit standpunt wordt eveneens gesteund door het Economisch en Sociaal Comité, en daarom roep ik het Parlement op om het aan te nemen, om billijk te zijn.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, deze verordening, Verordening (EG) nr. 861/2006, bepaalt de communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en op het gebied van het zeerecht. Ze vormt een belangrijk financieel instrument voor de Europese Unie op het gebied van visserij. Samen met het Europees Visserijfonds is dit een van de belangrijkste instrumenten voor de toepassing van het GVB.

Sinds de goedkeuring van deze verordening in 2006 zijn verschillende elementen uit de aanvullende regelingen die verband houden met deze verordening gewijzigd, waardoor deze verordening aangepast moet worden om de samenhang tussen alle elementen van het wetgevingskader te garanderen. De Commissie is ook van mening dat het op grond van ervaringen in sommige gevallen nodig is ervoor te zorgen dat de bepalingen van de verordening enigszins gewijzigd worden om beter aan de behoeften te beantwoorden. Ik stel u daarom een beperkte herziening voor, waarbij de doelstellingen en de structuur van de oorspronkelijke verordening in wezen behouden blijven.

Hoewel we dus slechts een beperkte herziening willen doorvoeren, zijn wij van mening dat het toch nuttig is om enkele bijkomende wijzigingen voor te stellen, die, hoewel het gerichte wijzigingen zijn, zouden kunnen bijdragen tot een betere afstemming van deze wetgeving op de recente ontwikkelingen en op de toekomstperspectieven in de sector. Het debat dat we voor en tijdens de uitwerking van dit verslag hebben gevoerd, heeft in grote mate bijgedragen tot het eindresultaat, net als de standpunten en de voorstellen van de schaduwrapporteurs en van andere collega's, die ik bij dezen graag onder de aandacht wil brengen. Ik wil meteen ook iedereen bedanken voor hun bijdrage.

Ik wil in het bijzonder wijzen op een aantal voorstellen uit het verslag, waaronder de verwijzing naar het veiligstellen van de kustvisserij, de mogelijkheid om naast de aankopen ook de ontwikkeling van nieuwe technologie voor de visserijsector in de lidstaten te financieren, zoals uitrusting en software, informaticanetwerken waarmee bemonsteringsmethodes ontworpen, beheerd, gecontroleerd, geanalyseerd en ontwikkeld kunnen worden en waarmee visserijgegevens uitgewisseld kunnen worden.

Op het vlak van aquacultuur wil ik wijzen op de mogelijkheid om financiering uit te werken om naast de socio-economische gegevens die vroeger verzameld werden, ook milieugegevens te verzamelen, te beheren en te benutten en zo de aandacht voor en het toezicht op het milieu en de gezondheid in deze sector te kunnen bevorderen, om zo bij te dragen tot de duurzaamheid ervan.

Ik wil echter ook de aandacht vestigen op de drie bijkomende wijzigingen aan dit verslag die we voorstellen. Er bestaat momenteel een uitgebreide en toenemende erkenning van het belang van een visserijbeheer dat gebaseerd is op geactualiseerde en grondige wetenschappelijke kennis over de staat van de visbestanden. Dat is een onmisbare voorwaarde voor de duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteit. Daarom stellen wij voor om de mogelijkheid om de communautaire medefinancieringstarieven voor het verzamelen, het beheer en het gebruik van wetenschappelijke gegevens, zij het basisgegevens, zij het aanvullende gegevens, over de staat van de visbestanden op te trekken, op te nemen in het verslag. Het voorstel is om de maximumgrens op te trekken van 50 naar 60 procent.

In diezelfde lijn stellen we voor om ook voor de toezichtactiviteiten het mogelijke maximumtarief voor de communautaire medefinanciering op te trekken, waarbij de bestaande voorrechten van de Commissie met betrekking tot de financiering van bepaalde acties tegen hogere tarieven behouden blijven, en dat binnen een kader waarin de lidstaten en hun toezichtautoriteiten een essentiële rol spelen en moeten blijven spelen bij het uitvoeren en toepassen van de toezichtmaatregelen in hun wateren.

Deze wijzigingen zijn het resultaat van een poging om een compromis te bereiken, waarbij rekening gehouden moest worden met de bezwaren van de verschillende fracties met betrekking tot de maximumwaarde van 75 procent die eerst gepland was. Die bezwaren worden onderschreven door onze fractie, door de GUE/NGL, maar ook door een aantal collega's van andere fracties, wat het belang van dit aspect aantoont en duidelijk maakt dat er een consensus bestaat die deze Parlementsleden verenigt en die hen volgens mij ook kan verenigen bij de stemming in het plenum.

 
  
MPphoto
 

  Estelle Grelier, rapporteur. (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, allereerst wil in mijn collega's bedanken voor hun toegewijde en constructieve bijdrage aan het werk dat is verzet door de Commissie visserij voor dit verslag betreffende technische overgangsmaatregelen. Het verslag heeft een levendige discussie op gang gebracht, niet alleen omdat de technische maatregelen van groot belang zijn, aangezien zij van invloed zullen zijn op de manier waarop vissers en de sector in zijn geheel hun werk doen, maar ook doordat er methoden worden vastgesteld waarvan vissers gebruik maken om vis te vangen in de gebieden waarop deze verordening van toepassing is, met als doel om jonge exemplaren te beschermen en de visbestanden te herstellen: een doel dat door iedereen en door de vissers in het bijzonder wordt gedeeld.

Het onderwerp van dit verslag is gevoelig en controversieel, wat blijkt uit de moeilijkheden waarmee de Commissie sinds 2008 te maken heeft gehad om met de Raad tot een overeenkomst te komen over de toekomst van deze maatregelen. Dat was toen alleen deze twee instellingen nog maar bij de procedure waren betrokken.

Op dit ogenblik worden de technische maatregelen geregeld door een oude verordening die gewijzigd is bij een opeenvolging van overgangsmaatregelen en vervolgens verlengd is tot 30 juni 2011 omdat er geen overeenkomst met de Raad was bereikt over het voorstel van de Commissie uit 2008 voor een nieuwe verordening. Die verordening was bedoeld ter vereenvoudiging en verduidelijking van de bestaande wetgeving om ervoor te zorgen dat de regels beter ten uitvoer werden gelegd en er meer rekening werd gehouden met de regionale kenmerken van de visserij.

Vandaag, nu de nieuwe deadline dichterbij komt, is de situatie totaal anders. Sinds het Verdrag van Lissabon valt visserij grotendeels onder de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het Parlement een belangrijke rol als medewetgever speelt. Het Parlement is vast van plan om zijn rol te spelen door de standpunten van de vissers en die van de Europese beleidsmakers dichter bij elkaar te brengen. Als gekozen vertegenwoordiger van een havenstad word ik altijd getroffen door het feit dat de visserijsector zichzelf wantrouwt en ver verwijderd ziet van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), terwijl landbouwers zich duidelijk veel meer verbonden voelen met het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Daar komt bij dat de visserijsector in een crisis verkeert. De ontevredenheid neemt toe. De echte uitdaging is het evenwicht dat moet worden gevonden tussen de economische stabiliteit van de sector en daarmee de garantie van redelijke inkomsten voor de vissers, en de duurzaamheid en vernieuwing van de visbestanden.

Uiteindelijk komt het vervallen van de verordening op een moment dat de eerste gesprekken over de hervorming van het gemeenschappelijke visserijbeleid op gang komen. Voor deze hervorming moet een ambitieus kader worden aangenomen en moeten vissers, consumenten en burgers erbij betrokken worden. De hele sector moet betrokken worden bij de wetenschappelijke analyses die de basis vormen voor de quota en dus de mate van activiteit van de sector.

In deze nieuwe context wordt ervan uitgegaan dat de Commissie met een concreet voorstel zal komen voor de toekomstige technische maatregelen, een moeite die zij zich, met de Raad, tot nu toe bespaard lijkt te hebben. Het nieuwe voorstel moet ervoor zorgen dat de technische maatregelen aansluiten op de werkelijke ervaringen op dat gebied, na overleg met degenen die werkzaam zijn in de sector. Het moet bovendien in overeenstemming zijn met de nieuwe verordening en het kader van het nieuwe GVB, met name wat betreft de regionale verschillen in de maatregelen. Het moet ervoor zorgen dat de verdeling van bevoegdheden tussen de Commissie en de lidstaten duidelijk vastgesteld wordt, een factor die zal helpen om dit Europese beleid te begrijpen en te omarmen.

In het licht van deze achtergrond en deze uitdagingen stel ik voor dat we instemmen met het verzoek van de Commissie tot een verlenging tot 31 december 2012, zonder inhoudelijke wijzigingen aan te brengen aan de huidige technische maatregelen, met uitzondering van de toevoeging over de te gebruiken maaswijdte voor evervis. Ik ben mij er echter van bewust dat dit voorstel een vorm van tegemoetkoming aan de Commissie betekent en dat er veel vragen worden gesteld en dat er een grote vraag naar verandering bestaat binnen de sector, die teleurgesteld is dat dit belangrijke project wordt uitgesteld. Ik wil daarom een tweeledig verzoek toevoegen aan onze goedkeuring: een verzoek tot een effectbeoordeling van de technische maatregelen die momenteel van kracht zijn, wat essentieel is als we ze doeltreffend willen aanpassen, en een verzoek tot goed overleg met alle betrokken partijen, in het bijzonder de vissers, voor het opstellen van de nieuwe verordening.

Tot slot wil ik de aandacht vestigen op het feit dat het nieuwe voorstel van de Commissie binnen een redelijke termijn moet worden ingediend, zodat een nieuwe verordening op 1 januari 2013 van kracht kan gaan, de datum waarop het nieuwe GVB in werking treedt. Het is van essentieel belang dat de Commissie onmiddellijk begint aan dit nieuwe voorstel. Het zou onredelijk zijn om een nieuwe verlenging toe te staan na deze nieuwe verlengingsperiode van achttien maanden voor de huidige verordening. De technische maatregelen waarop mijn verslag betrekking heeft zijn overgangsmaatregelen en als zodanig goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 

  Carmen Fraga Estévez, rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen moet ik zeggen dat het me spijt dat de onwil van de Raad en de Commissie om het medebeslissingsrecht van het Parlement te erkennen er alweer toe leidt dat een zaak ingewikkeld wordt gemaakt.

In dit geval gaat het om een voorstel om Groenland, als land en als overzees gebied, te laten exporteren onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor een lidstaat. Een gunstige situatie, zowel voor Groenland dat 87 procent van zijn visserijproducten naar de Europese Unie uitvoert, als voor de Unie, met name voor Denemarken, dat de grootste afnemer is van die producten.

Een van de voorwaarden om Groenland op te nemen in de invoerregeling van de interne markt is dat het de communautaire gezondheidsvoorschriften accepteert, wat geen enkel probleem is.

De handel in visserijproducten maakt deel uit van de gemeenschappelijke marktordening en toch diende de Commissie haar voorstel in op basis van artikel 203 van het VWEU, zogenaamd omdat aan de gezondheidsvoorschriften moest worden voldaan. Voor ons betekende dat, dat het ging om een eenvoudige raadplegingsprocedure.

Zowel de Commissie visserij als de juridische dienst wezen vanaf het begin op deze ongewone gang van zaken. Maar omdat het voorstel geen enkel inhoudelijk probleem gaf en het van groot belang was voor Groenland, gingen wij ermee akkoord het verslag te behandelen in het kader van de raadplegingsprocedure. Groot was dan ook onze verbazing toen de Raad, zonder voorafgaande waarschuwing en toen wij al op het punt stonden over de tekst te stemmen, een compleet ander voorstel aannam, met talrijke wijzigingen waarmee werd getracht het overduidelijke verband met de gemeenschappelijke marktordening te verdoezelen en zo, met een gratuite manoeuvre, een medebeslissingsprocedure te ontwijken. Een ongepaste gang van zaken, omdat het Parlement – zoals ik al opmerkte – de eerste tekst in de raadplegingsprocedure zonder enig probleem had goedgekeurd.

Toen wij ons echter geconfronteerd zagen met een nieuwe tekst en met het duidelijke bewijs dat het de bedoeling van de Raad is om het Parlement zijn bevoegdheden te ontnemen, besloten wij toen wel om deze bevoegdheden volledig te gebruiken en de Commissie juridische zaken formeel om haar advies te vragen.

In haar advies gaf de Commissie juridische zaken als haar mening – ik citeer – "het voorstel voor een besluit heeft tot doel Groenland te verplichten tot omzetting van de EU-gezondheidsvoorschriften als voorwaarde voor de toepassing van de EU-regels van de interne markt voor de visserij op de invoer van visserijproducten van oorsprong uit Groenland, met name door ervoor te zorgen dat de voorschriften van de overeenkomst in overeenstemming zijn met de geldende voorschriften van de wetgeving van de Unie inzake diergezondheid, voedselveiligheid en de gemeenschappelijke ordening van de markt voor visserijproducten, als bedoeld in artikel 3 van het voorstel".

De Commissie juridische zaken sprak zich er dan ook unaniem voor uit dat artikel 204 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Protocol nr. 34 betreffende de bijzondere bepalingen en procedures voor producten die deel uitmaken van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten in Groenland, de rechtsgrondslag van het voorstel moeten vormen. Zo heb ik als rapporteur dan ook een nieuw ontwerpverslag opgesteld met een gewijzigde rechtsgrondslag, dat wij morgen ter goedkeuring voorleggen en wij gaan ervan uit dat dat voor het Europees Parlement in eerste lezing is.

Er rest mij dan ook alleen nog aan de Commissie en de Raad – die, geloof ik, afwezig is – te zeggen dat zij nu de gelegenheid hebben om de nieuwe rechtsgrondslag te erkennen en te onderschrijven dat hier sprake is van een eerste lezing; daar zullen we morgen althans van uitgaan. Er is een probleem met de rechtsgrondslag en niet met de inhoud.

Met het oog op de toekomst verzoek ik om een oplossing van dit probleem.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag alle rapporteurs bedanken voor hun werk. Ik zal nu op elk verslag ingaan en me daarbij in verband met de tijd concentreren op de hoofdzaken.

Wat betreft de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren wil ik de heer Capoulas Santos bedanken voor zijn werk als rapporteur en het verheugt mij dat de gehele Commissie visserij de inhoud van dit voorstel krachtig steunt.

Zoals u weet, streeft de EU ernaar om een verantwoorde en duurzame visserij in de wateren van onze partnerlanden, waaronder die in het gebied van de Indische Oceaan, te blijven bevorderen. Het is zeer belangrijk om bilaterale betrekkingen met de landen van deze regio, en in dit geval de Comoren, te onderhouden in verband met de participatie van de Europese Unie in regionale visserijorganisaties, zoals de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan.

We moeten daar aanwezig zijn en daarom is deze overeenkomst belangrijk. Op dit moment heeft de Europese Unie vier actieve partnerschapsovereenkomsten inzake visserij in de Indische Oceaan – namelijk met de Seychellen, Madagaskar, Mozambique en deze met de Unie van de Comoren. Ik wil graag benadrukken dat het voor de Commissie en de Europese Unie zeer belangrijk is om overeenstemming met de Comoren te bereiken, aangezien de overeenkomst een belangrijke rol speelt als we denken aan de aanwezigheid van onze vloot in de regio.

Het is ook nodig om de dialoog over het sectorale beleid te intensiveren teneinde de uitvoering van een verantwoord visserijbeleid in deze regio te stimuleren.

Laat ik enkele woorden wijden aan de verzoeken die de rapporteur in de conclusies van zijn verslag aan de Commissie doet. Ik wil graag zeggen dat de Commissie eraan hecht om het Europees Parlement volledig op de hoogte te houden van alle stadia van het onderhandelingsproces dat leidt tot het sluiten van internationale overeenkomsten. Dat menen we oprecht en we willen alle relevante informatie beschikbaar stellen, maar we moeten ons daarbij houden aan de verplichtingen die zijn opgenomen in de kaderovereenkomst.

In de praktijk verstrekken de Commissiediensten deze informatie al meer dan een jaar. De Commissie stuurt aan het Europees Parlement dezelfde informatie als aan de Raad en op hetzelfde moment. Ik hecht er in het bijzonder aan om zo snel mogelijk ex-ante- en ex-postevaluaties van onze overeenkomsten beschikbaar te stellen. Om u een voorbeeld te geven: met het oog op de stemming van morgen over de resolutie van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Mauritanië hebben de Commissiediensten geregeld dat het evaluatieverslag van deze overeenkomst eerder dan voorzien beschikbaar zal zijn, zodat de leden van dit Parlement kunnen stemmen nadat ze over dit verslag zijn ingelicht.

Wat betreft de deelname van leden van dit Parlement als waarnemer aan internationale bijeenkomsten moet ik benadrukken dat de kaderovereenkomst geldt voor multilaterale internationale conferenties en bijeenkomsten. Tegelijkertijd willen we de gevestigde succesvolle praktijken van deelname aan bilaterale onderhandelingen voortzetten. De beslissing om leden van het Europees Parlement als waarnemer op te nemen in EU-delegaties wordt niettemin per geval door het college van Commissieleden genomen na evaluatie van de juridische, diplomatieke en technische mogelijkheden ingevolge de kaderovereenkomst. Ik wil hier echter graag benadrukken dat ikzelf en de diensten zeer positief hiertegenover staan en ik wil uw deelname graag vergemakkelijken.

Dan nu het tweede verslag over de communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik wil graag de Commissie visserij en de rapporteur, de heer Ferreira, bedanken voor hun werk aan dit voorstel. Dankzij hun inspanningen hebben we een tekst voor ons liggen die ook aanvaardbaar is voor de Raad. Tot mijn genoegen kan ik zeggen dat deze tekst ook aanvaardbaar is voor de Commissie, dus er is ten aanzien van dit dossier uitstekend samengewerkt tussen de drie instellingen. Na een succesvolle informele trialoog op 2 maart werd er overeenstemming bereikt over de openstaande punten en de Commissie hoopt dan ook dat er in eerste lezing een akkoord over dit voorstel kan worden bereikt. Ik hoop dat dat inderdaad gaat lukken.

Ik wil er graag op wijzen dat de verordening inzake het zogenaamde tweede financiële instrument met dit voorstel efficiënter wordt gemaakt. Deze verordening heeft betrekking op uitgaven op het gebied van internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling, wetenschappelijk advies en systemen voor controle en handhaving. De herziening is bedoeld om voor samenhang te zorgen tussen de verordening en andere elementen binnen het wetgevingskader. De bepalingen worden er in beperkte mate door aangepast en verhelderd. Ik dring er daarom bij het Europees Parlement op aan om het voorstel aan te nemen.

Ik zal nu ingaan op het derde verslag, het verslag over technische overgangsmaatregelen, waarvoor ik de rapporteur, mevrouw Grelier, hartelijk wil bedanken. Met dit voorstel wordt beoogd om de bestaande overgangsregeling te laten gelden tot eind 2012. Dit is gebaseerd op de aanname dat het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid op 1 januari volgend jaar in werking zal treden. Ik hoop dat we dat doel zullen halen. Ik stel deze verlenging voor om te voorkomen dat er complexe discussies ontstaan over technische maatregelen terwijl we aan onze hervorming werken. De Commissie steunt het amendement betreffende een maaswijdte voor evervis, waarover overeenstemming is bereikt in de Commissie visserij, omdat het gebaseerd is op wetenschappelijke adviezen. Ik weet dat sommige afgevaardigden en ook bepaalde lidstaten nog extra amendementen wilden. We konden deze niet aanvaarden, omdat ze nog niet door wetenschappers waren getoetst of omdat de wetenschappers geen volledige informatie van de lidstaten hebben gekregen om zich een oordeel te kunnen vormen.

Tot slot wil ik enkele dingen zeggen over het verslag over de invoer van visserijproducten uit Groenland, en ik wil graag de voorzitter van de Commissie visserij, mevrouw Fraga, bedanken voor haar werk. Ik wil onderstrepen dat de Commissie met de door haar voorgestelde maatregelen tegemoetkomt aan een al lang geleden gedaan verzoek van Groenland. Met deze maatregelen wordt beoogd om de toepasselijke sanitaire maatregelen en certificeringsprocedures te vereenvoudigen en Groenland op te nemen in de interne markt voor visserijproducten en bijproducten daarvan.

Dit is volledig in overeenstemming met de toezegging die we in de overeenkomst van 2006 hebben gedaan om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Groenland en samen te werken op het gebied van voedselveiligheid. De Commissie is zeer verheugd dat alle betrokken partijen – de lidstaten in de Raad unaniem, Groenland, het Europees Parlement en ook de nationale parlementen van de lidstaten – bereid zijn om deze toezegging waar te maken en het voorstel te steunen.

Voor alle duidelijkheid: voor ons, de Commissie, is de relatie met Groenland van zeer groot belang en ik denk dat iedereen begrijpt waarom. Het is een politieke prioriteit en ik hoop dan ook dat door de discussies over de rechtsgrond van dit voorstel de invoering van deze belangrijke maatregelen niet in gevaar wordt gebracht.

Ik begreep heel goed dat mevrouw Fraga zich zorgen maakte over de rechtsgrond van het voorstel en de bevoegdheden van het Europees Parlement. Ik kan zeggen dat de Commissie het zoeken naar een pragmatische oplossing niet zal belemmeren. Hoewel we ervan overtuigd blijven dat de rechtsgrond van ons voorstel juist is, wil ik duidelijk zeggen dat we het zouden accepteren als de Raad het standpunt van het Parlement overneemt. Dat vinden wij prima. Het is nu aan de Raad om de opties te overwegen en deze zaak overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag af te handelen. Ik hoop dat we dit probleem zeer binnenkort kunnen oplossen om te voorkomen dat onze betrekkingen met Groenland eronder lijden. Dit is voor ons prioriteit nummer één en daarom zeg ik dat ik het werk van mevrouw Fraga om een oplossing te vinden graag steun.

Tot besluit wil ik graag de Commissie visserij en alle rapporteurs bedanken voor hun werk. Neemt u me niet kwalijk dat ik zo lang heb gesproken, maar het waren vier verslagen waarop ik moest reageren.

 
  
MPphoto
 

  François Alfonsi, rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Begrotingscommissie is om haar mening gevraagd over dit verslag betreffende de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren. De commissie heeft deze overeenkomst goedgekeurd.

De commissie is in de eerste plaats echter van mening dat de stemming van het Parlement over dit verslag weinig zin heeft, omdat die na de ondertekening van de overeenkomst plaatsvindt. De geringe hoogte van de middelen die hier zijn ingezet verzacht de gevolgen van dit probleem, maar in de toekomst moeten we ons natuurlijk kunnen uitspreken voordat dergelijke overeenkomsten worden ondertekend.

Ten tweede vindt de commissie dat de inhoud van deze overeenkomsten diepgaander geanalyseerd had moeten worden, wat betreft het toezicht op de werkelijke vangstniveaus en de bescherming van visbestanden met het oog op de druk van de Commissie visserij, en ook om ervoor te zorgen dat het aspect van lokale ontwikkeling van deze overeenkomsten op de juiste wijze in de praktijk wordt gebracht. Om die reden is de Begrotingscommissie van plan om een diepgaande werkvergadering over dit onderwerp met de Commissie visserij voor te stellen in de zeer nabije toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Jarosław Leszek Wałęsa, namens de PPE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het debat van vandaag gaat over vier verslagen en daarom wil ik graag om te beginnen alle rapporteurs bedanken voor hun werk en de Europese Commissie voor haar medewerking. Allereerst wil ik graag kort iets zeggen over het verslag-Grelier, dat een compromis is tussen de fracties van ons Parlement en de Europese Commissie. Ik steun de versie die uiteindelijk is overeengekomen en goedgekeurd in de Commissie visserij. Vanwege de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Commissie in 2010 haar voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen ingetrokken om een nieuw plan uit te werken. Het nieuwe plan moest in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en rekening houden met de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het voorstel zou worden ingediend in het derde kwartaal van 2011. Helaas lijkt de Commissie het voorstel voor een verordening niet op tijd af te krijgen en, wat erger is, geen middelen te hebben om het te veranderen. Dat belooft weinig goeds. Door morgen in te stemmen met een verlenging van de voorlopige verordening, verplichten we ons tegenover de vissers ertoe aan de nieuwe verordening te werken, om daarin uiteindelijk het hele scala aan regels voor de wijze waarop en de plaats waar mag worden gevist, te systematiseren.

Het is evenwel bemoedigend dat de Commissie volgens de laatste berichten waarschijnlijk een deel van de bevoegdheden voor wat betreft de technische maatregelen wil teruggeven aan de lidstaten. Dit is een uitstekende stap in de richting van decentralisatie. Technische maatregelen die worden toegepast in de afzonderlijke zeegebieden verschillen naargelang van de plaatselijke omstandigheden. Voor het visserijbeheerssysteem moet de traditionele "top-down"-benadering worden losgelaten en in plaats daarvan moet de nadruk worden gelegd op het beginsel van regionalisering, zodat rekening gehouden kan worden met de heersende omstandigheden in de afzonderlijke zeegebieden. Daarom moeten we alle pogingen tot aanneming van een universeel, gemeenschappelijk visserijbeheermodel beslist afwijzen en erop aandringen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de verschillende Europese zeeën. Een individuele benadering zal ons op het goede spoor brengen naar een duurzaam beheer van de visserij. Dank u.

 
  
MPphoto
 

  Ulrike Rodust, namens de S&D-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Damanaki, dames en heren, er staat weer eens een enorm pakket visserijbeleid op de agenda. Als coördinator ben ik blij dat wij over twee verordeningen een compromis met de Raad en de Commissie hebben bereikt. Ik doel daarbij op het verslag-Grelier betreffende technische overgangsmaatregelen en op het verslag-Ferreira over het tweede financieringsinstrument. Wij kunnen eveneens instemmen met de visserijovereenkomst met de Unie van de Comoren, waarbij ik niet wil verhelen dat ik graag een fundamentele heroriëntatie van de partnerschapsovereenkomsten zou willen zien in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Er is evenwel sprake van echte problemen tussen de instellingen ten aanzien van Groenland, waarbij de bevoegdheden van het Parlement niet worden gerespecteerd. Mijn geduld raakt langzaam op, aangezien de samenwerking tussen de instellingen nog altijd onvoldoende is. Ik heb dit reeds herhaaldelijk opgemerkt en dat doe ik vandaag opnieuw. Het probleem van de beheersplannen moet dringend worden opgelost. Ik roep het Hongaarse voorzitterschap van de Raad op actief naar een oplossing te streven. Het feit dat er vandaag geen vertegenwoordiger van de Raad hier aanwezig is, is een duidelijk teken van het gebrek aan respect van de Raad voor het Parlement. Dat is mijns inziens ongelooflijk.

Dan wil ik nog een laatste opmerking over het verslag-Grelier maken. Ik weet dat enkele collega's gefrustreerd zijn omdat er geen rekening kon worden gehouden met de amendementen die zij graag hadden gezien. Het is in mijn ogen echter bijzonder betreurenswaardig dat onze vissers moeten werken met oude technische maatregelen. Dat is de schuld van de Raad, die het niet eens kon worden over een nieuwe verordening. Wij dragen als Parlement een grote verantwoordelijkheid en wij moeten derhalve verantwoord handelen en de bestaande verordening zonder wijzigingen verlengen.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag alle rapporteurs feliciteren met de presentatie van hun verslag. In verband met de beschikbare tijd wil ik mijn opmerkingen beperken tot het verslag-Grelier.

De bestaande verordening inzake technische maatregelen levert grote problemen op voor kleine kustvissers die voor de kust van Ierland en de westkust van Schotland actief zijn. We kunnen het ons als politici niet veroorloven om te zitten wachten op de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid wanneer er een nieuwe verordening in aantocht is. Het Parlement heeft de gelegenheid om nu te handelen en ik dring er bij alle fracties op aan om de zeer realistische amendementen die zijn ingediend te steunen.

De kustvissers waarop ik doelde, met kleine vaartuigen tot vijftien meter, worden van hun inkomen beroofd en moeten, wat nog ernstiger is, uitwijken naar gevaarlijke wateren. We dwingen deze vissers om tachtig kilometer de kust uit te gaan om vis te vangen buiten hun gebied, dat gesloten is voor het herstel van de kabeljauwbestanden. Mijn amendementen hebben betrekking op het gebruik van warnetten. Deze netten worden door kleine kustvissers gebruikt om schaaldieren en hondshaai ter hoogte van de noordwestkust van Ierland te vangen. Warnetten worden niet voor de visserij op kabeljauw, wijting of schelvis gebruikt en het effect op deze bestanden is vrijwel nihil, zodat deze amendementen, indien ze worden aangenomen, deze kleine vissers de kans bieden om in deze gebieden te overleven. Het gaat niet aan om discussies te willen voorkomen. Daarvoor zijn we hier juist.

De vangst van evervis is nieuw. Deze is voornamelijk ontwikkeld door vissers uit mijn eigen land. In december heeft de Raad een vangstquotum vastgesteld, waarbij aan Ierland 67 procent is toegekend, en het verheugt mij dat de commissaris zegt dat dit met wetenschappelijk bewijs kan worden gerechtvaardigd. In de bestaande verordening wordt niet van evervis gerept, dus ik ben blij dat de Commissie visserij heeft besloten om mijn amendement te aanvaarden om het Commissievoorstel te gebruiken als middel om voor deze vis de juiste maaswijdte van 32 tot 54 millimeter in te stellen en zo te voorkomen dat er nieuwe wetgeving moet komen, wat veel te lang zou duren.

Tot besluit dring ik er bij de afgevaardigden op aan om na te denken over...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 

  Isabella Lövin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle rapporteurs bedanken voor hun constructieve samenwerking. Ik wil mij echter toespitsen op de visserijovereenkomst met de Unie van de Comoren.

Als ik mezelf ooit moet herinneren aan de reden waarom wij van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie tot dusver tegen deze visserijovereenkomsten hebben gestemd, hoef ik maar een van de evaluaties te nemen en de overeenkomst met de Unie van de Comoren te lezen, waar we nu over moeten stemmen. De EU heeft sinds 1998 een overeenkomst met dat arme land. Volgens de evaluatie bracht de overeenkomst de Comoren tussen 2005 en 2009 2,7 miljoen euro op. In de overeenkomst staat dat 60 procent van het geld moet worden besteed aan steun voor de lokale visserijsector, controles en wetenschappelijke ramingen van de visbestanden.

Volgens de evaluatie heeft dat ontwikkelingsland echter geen enkele werkende vissershaven, is er geen enkele boot en geen enkel vliegtuig voor kustbewakingsdoeleinden en wordt er niet aan visserijonderzoek gedaan. De visserijsector van het land zelf is nog altijd volkomen onontwikkeld.

De Unie van de Comoren krijgt met andere woorden 2,7 miljoen euro om schepen uit de EU toe te laten. Van dat bedrag is 65 procent afkomstig van de belastingbetalers en 35 procent van de eigenaars van de schepen. Die schepen, waarvan de meerderheid bestemd is voor tonijnvisserij, hebben in diezelfde periode vis gevangen die volgens de evaluatie 13,7 miljoen euro waard is. Dat is een bijzonder lucratieve zaak voor de eigenaars van de schepen, maar volgens de evaluatie was de zogenaamde meerwaarde volledig voor rekening van de EU.

Niemand uit de Comoren wordt ingehuurd als bemanning op de schepen. Niets van de vis wordt in de Unie van de Comoren aan land gebracht. De volledige verwerking van de vis gebeurt elders, bijvoorbeeld in de Seychellen. Ik ben het eens met de commissaris dat het goed is dat de EU vertegenwoordigd is in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), maar ik zou de volgende vraag aan de Commissie willen stellen:

Op welke manier is de Commissie van plan om te verzekeren dat de nieuwe overeenkomst beter wordt uitgevoerd dan voorgaande overeenkomsten? Op welke manier kan bijvoorbeeld de EU-vloot ertoe worden aangezet om mensen uit de Comoren als bemanningslid in te huren en op welke manier zal de Commissie verzekeren dat de overeenkomst daadwerkelijk bijdraagt tot de ontwikkeling op de Comoren, zodat de bewering dat het bedrag voor de ontwikkeling van de visserijsector is geoormerkt, niet uit loze woorden bestaat maar ook een concrete inhoud krijgt?

 
  
MPphoto
 

  Marek Józef Gróbarczyk, namens de ECR-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag alle rapporteurs hartelijk bedanken voor en feliciteren met het werk dat ze in de voorbereiding van hun verslagen hebben gestoken. Deze verslagen vormen een belangrijke factor in de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Tegelijkertijd moet er aandacht worden besteed aan de verschillen van mening tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie wat betreft internationale overeenkomsten. Het is staande praktijk voor de Europese Commissie om het onderhandelingsproces over het sluiten van overeenkomsten met derde landen overdreven geheim te houden. Dit is in strijd met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, die het Europees Parlement een grotere rol toekennen in de totstandkoming van normstellende teksten. Het strookt niet met het beginsel van transparantie en beperkt de rol van het Europees Parlement, dat juist een controlerende rol moet uitoefenen. Juist door invloed uit te oefenen op het onderhandelingsproces kunnen afgevaardigden hun mandaat als lid van het Europees Parlement naar behoren uitoefenen.

Mijnheer de commissaris, ik pleit voor een grotere rol voor de leden van het Europees Parlement in het onderhandelingsproces, aangezien het huidige systeem, waarbij een functionaris van de Europese Commissie een algemeen verslag uitbrengt over het onderhandelingsproces, niet volstaat.

 
  
MPphoto
 

  Derek Roland Clark, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, na dertig jaar moet de destructieve praktijk van het overboord zetten van ongewenste bijvangsten worden aangepakt. De vloot van Grimsby bestaat nog uit enkele tientallen vissersboten, terwijl dat er ooit honderd waren. Twee jaar geleden hebben vissers in het westen van Schotland een plan ingediend voor het behoud van witvis, maar terwijl ze wachten, lopen de bestanden verder terug. Er wordt een regionale benadering voorgesteld. Waarom niet? De EU verdeelt het land in regio's.

Veel erger is dat de Europese vloten nieuwe vergunningen hebben gekregen om de wateren van de Comoren leeg te roven – en het is roven, want de lokale vissers kunnen niet concurreren met de superieure door de EU-motor aangedreven trawlers. Anderen in dat gebied is hetzelfde overkomen. Verbaast het het Parlement dat Somalische vissers, die hun broodwinning afgenomen zagen, weer hun toevlucht hebben genomen tot het eeuwenoude wapen van piraterij?

Herinneren de afgevaardigden zich nog de televisiebeelden van vijf jaar geleden, toen honderden West-Saharanen hun heil zochten op de Canarische Eilanden? De EU-vergunningen voor hun wateren waren net vernieuwd en ook zij hadden het allemaal al eerder meegemaakt. Bij deze erbarmelijke, wanhopige poging om hieraan te ontkomen, stierven velen tijdens de 1 300 kilometer lange tocht in vissersboten die nooit voor de open zee bedoeld waren. Het kan de EU echter niets schelen dat mensen uit de minst ontwikkelde landen armer zijn geworden door haar acties, en dat is bijzonder laakbaar.

 
  
MPphoto
 

  Diane Dodds (NI).(EN) Mijnheer de Voorzitter, een van onze rapporteurs had het over het wantrouwen dat vissers koesteren tegen het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dat wantrouwen is geen wonder, want door het gemeenschappelijk visserijbeleid in zijn huidige vorm is onze vloot ten onder gegaan, maar zijn de visbestanden niet hersteld. Ik vind dat het visserijbeleid weer een zaak van de lidstaten moet zijn, en hoe sneller, hoe beter. Ik zie echter in dat dit waarschijnlijk niet op korte termijn zal gebeuren en daarom wil ik enkele opmerkingen maken tijdens dit gezamenlijke visserijdebat.

Ten eerste is er het probleem van de vaststelling van een communautaire financieringsmaatregel voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Zolang de EU zich met onze visserijaangelegenheden kan bemoeien, vind ik dat die bemoeienis naar behoren moet worden gefinancierd. Terwijl we echter de financiële middelen die beschikbaar zijn voor het beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid proberen te waarborgen, moeten we wel denken aan de betrokken partijen – in het bijzonder onze vissers – die zich met grote moeite op de hoogte proberen te houden van de vele bestaande regels en verordeningen, om maar te zwijgen over die waarover ze worden geraadpleegd.

Ik hoor steeds vaker van diverse betrokkenen in de maritieme sector dat men erg veel moeite heeft met dit specifieke punt.

 
  
MPphoto
 

  Alain Cadec (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, om te beginnen moet mij iets van het hart: het Parlement heeft slechts één zetel en dat is Straatsburg.

Nu wil ik de heer Ferreira feliciteren met zijn verslag over de communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht. De wijzigingen van deze verordening die zijn voorgesteld door de Commissie en het Parlement geven aan hoeveel van de investeringen van de Europese Unie besteed kan worden aan de financiering van onderzoek. Ze zorgen ervoor dat de verordening in overeenstemming is met de veranderingen in de kaderwetgeving van de Europese Unie op het gebied van de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens.

Ik ben vooral blij met de mogelijkheden om wetenschappelijk onderzoek naar visserij en aquacultuur te financieren. We kunnen nu gaan onderzoeken in hoeverre de Europese Unie afhankelijk is van de invoer uit derde landen. Zoals u weet is 60 procent van onze markt afhankelijk van invoer, en dat percentage blijft maar stijgen. Het is van groot belang dat wij meer steun gaan geven aan Europese producenten, in plaats van dat wij onze openstelling voor de handel in alle richtingen uitbreiden, wat een gevaar vormt voor de Europese productie.

Ik wil ook mevrouw Grelier bedanken voor haar verslag. Technische maatregelen zijn een zeer gevoelig onderwerp, en zij moeten zo spoedig mogelijk worden aangepast, zodra we de voorstellen van de Commissie over het pakket hervormingen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben. Dit verslag, dat we morgen gaan aannemen, maakt het mogelijk om de technische overgangsmaatregelen die de visserijsector regelen te verlengen. Met deze verlenging kunnen wij voorkomen dat een regelgevingsvacuüm ontstaat na 30 juni van dit jaar, maar krijgt de visserij bovendien de gelegenheid om zijn activiteiten voort te zetten tot de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ook wordt het mogelijk gemaakt om een diepgaande effectbeoordeling uit te voeren voor alle huidige technische maatregelen. Het zou echt niet redelijk zijn om inhoudelijke amendementen op dit verslag aan te nemen, omdat dergelijke wijzigingen de wetgevingsprocedure zouden verlengen en tot lange discussies in de Raad zouden leiden.

Tot slot wil ik de heer Capoulas Santos feliciteren met zijn verslag over de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Comoren en mijn collega, mevrouw Fraga Estévez, met haar verslag over Groenland.

 
  
MPphoto
 

  Ole Christensen (S&D). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met de rapporteurs te bedanken voor hun werk aan de aanbeveling en de drie verslagen. Morgen stemmen we over de invoerovereenkomst met Groenland, waarvoor ik schaduwrapporteur ben namens de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement. Het verheugt me dat we een einde maken aan problematische en dure bureaucratie en tegelijkertijd volledig voldoen aan de EU-eisen inzake voedselveiligheid. De overeenkomst geeft Groenland de mogelijkheid om zijn visserijproducten te verkopen overeenkomstig de regels van de interne markt, op voorwaarde dat deze voldoen aan de EU-eisen op het gebied van volksgezondheid en voedselveiligheid. Groenlandse visproducten worden op dit moment reeds gecontroleerd door de Deense levensmiddelenautoriteiten, in Groenland en nogmaals wanneer ze naar de EU worden uitgevoerd. Dat is duur dubbel werk, waaraan de overeenkomst gelukkig een einde maakt. Deze overeenkomst heeft alleen winnaars, maar is natuurlijk veel te lang in de maak geweest. Het was echter ook belangrijk voor het Parlement dat we volledige duidelijkheid kregen over de rechtsgrondslag, en we hopen op de steun van de Commissie en de Raad hiervoor.

We stemmen ook over de visserijpartnerschapsovereenkomst met de Comoren. In principe sta ik heel positief tegenover duurzame visserijovereenkomsten die zorgen voor duurzaamheid ten gunste van de visbestanden, de vissers, de lokale bevolking en ten slotte ook ten gunste van de EU-vissers die van de overeenkomsten gebruikmaken. Helaas is de overeenkomst met de Comoren niet zo duurzaam als ik had gewenst, aangezien er geen ultiem plafond in is opgenomen voor de hoeveelheid die EU-visserijvaartuigen mogen vangen. Wanneer het afgesproken quotum van 4 850 ton per jaar wordt bereikt, kost iedere bijkomende ton 65 euro.

De tendens waarbij we geen plafond opleggen voor de hoeveelheid die EU-vaartuigen in de wateren van derde landen mogen vangen, is schadelijk en verkeerd. Het is niet goed dat we een verschillend visserijbeleid voeren afhankelijk van de vraag of het om eigen wateren of die van derde landen gaat. Ik zou er ook op aan willen dringen dat we in hogere mate zekerstellen dat het geld dat we als EU aan derde landen betalen in ruil voor het ondertekenen van visserijovereenkomsten zodanig wordt geoormerkt dat het geld gegarandeerd de lokale bevolking ten goede komt.

 
  
MPphoto
 

  Britta Reimers (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Damanaki, dames en heren, ik ben blij dat het Parlement nu eindelijk over deze kwestie gaat stemmen en ik dank de rapporteurs voor hun werk.

De wijziging van de verordening van de Raad houdende communautaire financieringsmaatregelen is een van de belangrijkste instrumenten die we nodig hebben om een gemeenschappelijk visserijbeleid in de praktijk te brengen. Dat geldt met name voor de sectoren internationale visserijbetrekkingen, gegevensverzameling en wetenschappelijk onderzoek. De controlesystemen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de tenuitvoerlegging daarvan zijn in het bijzonder van belang.

De rapporteur heeft er alles aan gedaan om zijn collega's ervan te overtuigen waarom een verhoging van het medefinancieringspercentage tot een maximum van 75 procent gewenst is. Wij hebben geen gehoor kunnen geven aan deze wens. De bestaande regelingen hebben zich in de praktijk bewezen en laten reeds ruimte voor uitzonderingen. De lidstaten maken nu al gebruik van de mogelijkheid om medefinanciering aan te vragen en er bestaat derhalve geen noodzaak tot verdere prikkels.

Het is belangrijk dat de wijziging van de verordening nu de weg naar een coherent wetgevingskader opent.

 
  
MPphoto
 

  Ian Hudghton (Verts/ALE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag-Grelier worden volgens mij te veel concessies aan de Commissie gedaan. Vissers in het westen van Schotland kunnen maar moeilijk begrijpen waarom de Commissie zegt dat zij een einde wil maken aan ongewenste bijvangsten en tegelijkertijd amendementen op deze technische maatregelen verwerpt.

De Commissie geeft er de voorkeur aan om de huidige technische maatregelen die tot bijvangsten leiden, waaronder die van schelvis, met minstens nog eens achttien maanden te verlengen. De Commissie geeft de voorkeur aan nog eens achttien maanden van zogenaamde tijdelijke maatregelen, die er niet toe hebben geleid dat de visbestanden in stand zijn gebleven. Dat zijn nog eens achttien maanden waarin dode vis wordt teruggegooid in zee. Ik spoor mijn collega's aan om bij de stemming morgen alle amendementen te steunen. Ik hoop dat deze amendementen worden aangenomen en, indien dat het geval is, dat de Commissie haar houding zal veranderen en de kans die zich nu voordoet zal grijpen om iets te doen aan de ongewenste bijvangsten in plaats dat zij er alleen maar over praat om er ergens in de toekomst iets aan te doen.

 
  
MPphoto
 

  Struan Stevenson (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een amendement ingediend op de verordening inzake technische overgangsmaatregelen om een oplossing te bieden voor de onregelmatigheid waarover Ian Hudghton zojuist sprak, die is ontstaan voor de westkust van Schotland.

In een goedbedoelde poging om de witvisbestanden in dit gebied in stand te houden heeft de Commissie eind 2009 tijdelijke regels voor de vangstsamenstelling ingevoerd voor een periode van twaalf maanden, maar deze tijdelijke regels zijn al eens met een jaar verlengd in het kader van een vangnetovereenkomst waarmee alle technische maatregelen van de EU met twaalf maanden werden verlengd. Nu tracht de Commissie de regels opnieuw te verlengen tot eind 2012, terwijl zij een nieuw kader voor technische maatregelen voorbereidt in verband met het GVB-hervormingspakket.

Het onbedoelde gevolg hiervan zal zijn dat een tijdelijke regeling die werd ingevoerd voor een periode van slechts één jaar nu een looptijd krijgt van ten minste drie jaar, en in die tijd zijn de omstandigheden in het westen van Schotland drastisch veranderd, waardoor onze vissers gedwongen zijn om goede, verse schelvis dood terug te gooien in zee. Ik hoop dat het Parlement mijn amendement morgen steunt.

 
  
MPphoto
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE). (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil de vier rapporteurs feliciteren en ik zou graag ingaan op slechts twee van de verslagen waarover hier gedebatteerd wordt. In 2008 heeft het gebrek aan een overeenkomst over een ontwerpverordening ter vereenvoudiging en ter verduidelijking van de communautaire regelgeving betreffende het behoud van de visbestanden geleid tot de aanneming van de huidige verordening tot vaststelling van een reeks overgangsmaatregelen die oorspronkelijk gepland waren voor de periode tussen 1 januari 2010 en 30 juni 2011. Het huidige wetgevingsvoorstel behelst de verlenging van deze overgangsregeling voor een bijkomende periode van achttien maanden, tot 1 januari 2013, in afwachting van een nieuwe verordening ter vastlegging van technische maatregelen als kader voor het hervormde GVB.

Tijdens deze overgangsperiode moet er een regelgevend kader voor de visserij blijven bestaan en moeten de belangen van de vissers gevrijwaard worden, zonder dat de fundamentele doelstelling van duurzame visserijactiviteiten daarbij uit het oog verloren mag worden. De huidige intentie om het gebruik van schakelnetten niet langer toe te staan en vanaf 1 oktober 2010 te verbieden voor het gebied tussen 200 en 600 meter diepte, zonder dat daar een degelijke wetenschappelijke basis voor bestaat, is geen goed voorbeeld van wat ik net aangehaald heb. Het huidige verbod op deze vismethode, die gedurende tientallen jaren gebruikt werd in een segment van de Portugese ambachtelijke visserij voor de duurzame exploitatie van soorten zoals zeeduivel en heek, betekent een zware economische en sociale klap voor de sector en voor de visserijgemeenschappen die het sterkst afhankelijk zijn van de exploitatie van deze visbestanden.

Ik vraag daarom uw steun om een voorstel goedgekeurd te krijgen dat ik samen met collega's Capoulas Santos en Ferreira heb voorgesteld in de plenaire en dat er enkel op gericht is om wat tot 1 oktober 2010 nog in de wetgeving was vastgelegd, tot 2013 te blijven handhaven.

Voorts wil ik het hebben over de ontwerpverordening houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht, het verslag-Ferreira. Die is naast het EVF het belangrijkste financiële instrument ter ondersteuning van de visserij, aangezien ze voorziet in financiering op het gebied van internationale betrekkingen, bestuur, gegevensverzameling en wetenschappelijke adviezen, alsook in het toezicht op de tenuitvoerlegging van het GVB.

Ik wil op dat vlak mijn volledige steun hechten aan de voorstellen die de rapporteur in de plenaire zitting heeft voorgesteld, om de mogelijkheid voor communautaire medefinanciering op te trekken tot 60 procent voor het verzamelen, het beheer en het gebruik van basisgegevens, maar ook van aanvullende gegevens. De uitgebreide en toenemende erkenning van het belang van visserijbeheer dat steunt op actuele en grondige wetenschappelijke kennis over de staat van de visbestanden is reden genoeg om de voorstellen van de rapporteur en zijn verslag in zijn geheel aan te nemen.

 
  
MPphoto
 

  Josefa Andrés Barea (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik feliciteer de vier rapporteurs met hun belangrijke werk. Ik zal mijn aandacht toespitsen op twee verslagen, gezien het belang ervan.

Een ervan gaat over de overeenkomst met de Unie van de Comoren. We hebben hier te maken met een visserijovereenkomst van de Europese Unie met een land in het zuidoosten van Afrika – ik vermeld dit zodat we ons ook even geografisch kunnen oriënteren – waar 60 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft en waar de enige bron van inkomsten wordt gevormd door toerisme en overheidssteun.

Deze overeenkomst legt de mogelijkheid vast tot vangst van het visserijoverschot. Ik herhaal: het visserijoverschot. Anderzijds voorziet het in een vergoeding om de bewoners zelf het land te laten ontwikkelen, zijn infrastructuren en zijn eigen mogelijkheden te doen verbeteren. Er wordt een samenwerkingskader tot stand gebracht met normen voor een duurzame en verantwoordelijke visserij die de biologische hulpbronnen in stand houdt. We mogen niet vergeten dat daar trekkende soorten als tonijn voorkomen en elk jaar wordt met wetenschappelijke criteria het bestand voor het volgende jaar vastgesteld. Dankzij de overeenkomst worden wetenschappelijk onderzoek en de aanwezigheid van waarnemers aan boord vereenvoudigd, evenals het behoud van de visserij in het gebied, aangezien het slechts gaat om een deel langs de kust waardoor de inwoners hun visserijactiviteiten kunnen ontwikkelen.

Dit protocol is van groot belang omdat het Europese vissersschepen toegang geeft tot het gebied, vanwege de ontwikkelingshulp, meer werkgelegenheid en betere economische vooruitzichten. Maar ook om een andere zeer belangrijke factor: het voorkomt dat derde landen kunnen vissen waar de milieubescherming nog niet voldoende is veiliggesteld. 75 procent van de visbestanden in het gebied wordt gevangen door derde landen.

Daarom zijn wij van mening dat de overeenkomst niet alleen goed is voor de Unie van de Comoren, maar ook voor het milieubehoud.

Er moet ook speciale aandacht worden besteed aan het belangrijke verslag-Grelier, over een verordening betreffende technische maatregelen die over drie maanden zouden aflopen en waarvoor verlenging tot december 2012 wordt gevraagd. Als dat niet gebeurt, zal dat leiden tot een juridisch vacuüm, rechtsonzekerheid en een slechte instandhouding van de mariene rijkdommen.

Maar we onderstrepen ook de waarde van de bijgevoegde verklaring, waarin de Commissie verzocht wordt bepaalde wijzigingen aan te nemen: enkele door de lidstaten voorgestelde technische maatregelen. De kwestie van de netten is hier al genoemd; wij hebben ook over de diepte gesproken. Die betreft bepaalde visserijtakken en wij zijn van mening dat de Commissie de kwestie op zou moeten nemen in verband met de invloed ervan op de bestanden. Het gaat om de zones 8, 9 en 10 en het is belangrijk dat de tekortkomingen in dit verband, die ontstaan zijn door de toepassing van een verordening die niet alleen de visserij schaadt, maar ook de lokale bestanden, worden weggenomen.

 
  
MPphoto
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ga vóór deze overeenkomst stemmen, want zij is goed voor de Europese vloot. In totaal zullen er zeventig vaartuigen van profiteren, twaalf meer dan met het vorige akkoord, en die zullen tenminste één plaatselijk bemanningslid aan boord hebben.

Om de volgende redenen is dat gunstig voor de Comoren, hun burgers en hun productiesector: ten eerste omdat de overeenkomst voorziet in samenwerking gebaseerd op het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling, want de financiële compensatie die eruit voortvloeit gaat daar naar toe. Ten tweede omdat de regeringen van het gebied worden aangezet de mensenrechten te eerbiedigen, want dat is een sleutelvoorwaarde om aan de overeenkomst vast te houden. Ten derde omdat dankzij de overeenkomst de meest kleinschalige vormen van visserij die daar worden gebruikt, worden ondersteund en er zo voor wordt gezorgd dat de 8 500 personen die op de Comoren van die activiteit leven, hun eigen visgebied hebben: Europese vaartuigen mogen niet vissen binnen de tienmijlszone die elk eiland omgeeft.

Ten slotte omdat de duurzaamheid van de visserij in het gebied erdoor wordt bevorderd en omdat de overeenkomst voorziet in een objectief beoordelingssysteem van de visbestanden en daarvoor mechanismen voor wetenschappelijke samenwerking vaststelt.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mijnheer de Voorzitter, het doet me deugd dat ik namens mijn fractie enkele woorden tot u mag richten over dit controversiële onderwerp, de visserij, dat absoluut een van de meest omstreden onderwerpen is die in dit Parlement ter tafel komen. In mijn land bezigt men wel het oude gezegde 'zoveel mensen, zoveel meningen', en dit geldt zeker voor vissers en de visserij. Voor ons als Parlementsleden is het dan ook moeilijk tot een eensgezind standpunt te komen, maar dit betekent natuurlijk niet dat we niet ons best moeten doen.

(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat de commissaris met name wat betreft Groenland een tamelijk evenwichtig beeld van de situatie heeft geschetst. Er zijn duidelijk problemen ten aanzien van het vertrouwen van het Europees Parlement jegens de Raad, maar er zal, zoals ze zelf al zei, een pragmatische oplossing worden gevonden en dat is uiteraard ook wenselijk. Dat is belangrijk vanuit het gezichtspunt van de Europese Unie. Het is net zo belangrijk, of misschien wel belangrijker, vanuit het gezichtspunt van Groenland – een land dat bijna volledig afhankelijk is van de Europese markt voor zijn vis en waarvan de economie, uiteraard, bijna volledig afhankelijk is van de visserij.

Eén ding dat we met betrekking tot Groenland kunnen zeggen is dat de vis die daarvandaan komt, zoals beoogd in dit verslag, verifieerbaar en van topkwaliteit zal zijn – in tegenstelling tot veel vis die afkomstig is van de enorme viskwekerijen in Zuidoost-Azië, waarvan de kwaliteit niet kan worden gecontroleerd en die volgens velen uit vervuilde wateren komt.

We hebben dus omvangrijke materie om ons over te buigen, met name omdat de commissaris zelf eerder vanmiddag tijdens het vragenuur een niet al te rooskleurig toekomstbeeld van de visbestanden en de kustgemeenschappen schilderde. Daarom moet er een serieus aquacultuurbeleid in Europa worden ontwikkeld als onderdeel van het toekomstige GVB. In de tussentijd ben ik blij met de gedane voorstellen en aanvaard ik de woorden van de commissaris over wat er gaat gebeuren.

 
  
MPphoto
 

  Antolín Sánchez Presedo (S&D).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, ik sluit me aan bij de felicitaties aan de rapporteurs voor deze vier verslagen. Voor ik het zal hebben over het verslag van de heer Ferreira en dat van mevrouw Fraga Estévez, wil ik mijn steun betuigen aan het verslag van de heer Capoulas Santos, die adviseert om het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële vergoeding waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst met de Unie van de Comoren goed te keuren, en die eraan herinnert dat het Parlement actief moet deelnemen aan dit proces.

Ik deel ook de wezenlijke aspecten van het verslag van mevrouw Grelier betreffende de technische maatregelen. Ik vraag de Commissie om de gevolgen hiervan snel te beoordelen en prioriteit te geven aan de uitwerking van een nieuwe verordening betreffende deze maatregelen, zodat die zo snel mogelijk en liefst voor 2013 kan worden vastgesteld.

Het verslag-Ferreira wijzigt Verordening (EG) nr. 861/2006 inzake communautaire financieringsmaatregelen, een van de gebruikte instrumenten voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid, naast het Europees Visserijfonds. Het verduidelijkt de werkingssfeer en beoogt een betere afstemming op de werkelijke behoeften van het gemeenschappelijk visserijbeleid in het kader van het nieuwe Verdrag van Lissabon. Daarom vind ik het een goed verslag.

Maar, net als de rapporteur en gelet op het feit dat de zekerheid te beschikken over bijgewerkte en precieze gegevens over de toestand van de visbestanden één van de belangrijkste voorwaarden is om tot een duurzame visserij te komen, betreur ik het dat op het gebied van gegevensverzameling, -beheer en -gebruik de medefinancieringspercentages niet zijn verhoogd.

Het verslag-Fraga Estévez betreft het vaststellen van normen voor diergezondheid en voedselveiligheid voor de invoer van bepaalde visserijproducten en de bijproducten daarvan, afkomstig uit Groenland, los van de vraag of ze in Groenland dan wel in derde landen zijn gevangen.

De normen betreffen zo goed als 90 procent van de uitvoer van Groenland op dit gebied. In 2007 ging het om 251 miljoen euro. Er is een ruime consensus voor toepassing van de normen voor de interne markt van de Europese Unie op deze ingevoerde producten uit Groenland, dat nog altijd met de Unie geassocieerd is. Op die manier wordt de interne markt voor visserijproducten en bijproducten uitgebreid.

Het is duidelijk dat er geen overeenstemming bestaat over de rechtsgrondslag en daarom stellen wij de houding van de Commissie om tot een akkoord te komen zeer op prijs. Het Parlement volgt het verslag van zijn Juridische Dienst, de mening van de Commissie juridische zaken, en het standpunt waaraan wordt vastgehouden in de Commissie visserij.

Wij hopen dat deze kwesties kunnen worden opgelost, dat Groenland de prioriteit krijgt die het heeft en verdient en dat een juridische overeenkomst wordt bereikt.

 
  
MPphoto
 

  Vasilica Viorica Dăncilă (S&D). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle vier de rapporteurs feliciteren met het geleverde werk voor dit pakket maatregelen op visserijgebied.

Ik benadruk dat de communautaire financieringmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid een belangrijk financieringsinstrument van de EU in deze sector vormen en dat zij permanent moeten worden aangepast aan de behoeften van de betrokken burgers, in nauwe samenhang met de huidige uitdagingen. De nodige financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid houden ook financiering in voor projecten op gebieden zoals internationale betrekkingen, bestuur, verzameling van gegevens, wetenschappelijke raadpleging en controlesystemen en handhaving van dit beleid.

Ik ben van mening dat het beheer van de visserijsector gebaseerd moet zijn op actuele wetenschappelijke informatie met betrekking tot de staat van de visserijbestanden, met name om de bepalingen van de vigerende verordening zo efficiënt mogelijk op de daadwerkelijke behoeften te laten aansluiten.

 
  
MPphoto
 

  Maria Damanaki, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een korte toelichting geven naar aanleiding van uw opmerkingen.

Wat betreft de discussie over de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij proberen we er nu, in het kader van ons hervormingsvoorstel, voor te zorgen dat deze visserijovereenkomsten in het belang van de lokale bevolking goed worden uitgevoerd. In afwachting van het nieuwe voorstel voor de nieuwe generatie visserijovereenkomsten trachten we de huidige situatie te verbeteren. We proberen ervoor te zorgen dat de overeenkomst met de Comoren wordt uitgevoerd en doen ons best de lokale bevolking te helpen.

Voor wat betreft de problemen in verband met het Parlement en de informatieverstrekking aan de leden van het Parlement over de overeenkomsten heeft de Commissie alle informatie – zelfs informatie met een tot op zekere hoogte vertrouwelijk karakter – aan het Parlement verstrekt en dat zullen we in de toekomst blijven doen.

Wat betreft de technische maatregelen en het verslag van mevrouw Grelier kan ik goed begrijpen dat er grote bezorgdheid heerste over de verlenging van de huidige verordening. Die verlenging was nodig omdat we moeten wachten op de uitvoering van de hervorming, maar ik begrijp goed waarom u er bij ons op aandringt om maatregelen te nemen om voor het einde van 2013 nieuwe regelgeving te hebben. Ik kan alleen zeggen – want ik kan geen beloften doen waaraan ik mij niet kan houden – dat we ons best zullen doen om de procedure voor een nieuwe verordening en ook voor het invoeren van de basisverordening voor de hervorming te versnellen om op die manier de lidstaten enkele bevoegdheden met betrekking tot technische maatregelen te geven.

Ten aanzien van de kwestie van het Financieel Reglement hoop ik dat we in eerste lezing tot overeenstemming komen, aangezien dit een gunstig effect zal hebben op de invoering van de verordening in de toekomst.

Wat betreft Groenland zeg ik nogmaals dat we hier zijn om een oplossing te zoeken voor de rechtsgrondslag van het voorstel. De Commissie vindt het zeer belangrijk om aan de inhoudelijke kant te werken, aangezien een goede relatie met Groenland een absolute politieke prioriteit voor ons is. Ik herhaal dat de Commissie hier is om een compromis met de Raad te vergemakkelijken en te bereiken.

 
  
MPphoto
 

  Luis Manuel Capoulas Santos, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil heel kort de tijd nemen om de collega's te bedanken voor hun interventies en daarna zullen we verdergaan met wat ik verwacht had hier te bespreken. We weten dat er nog enkele kleine aspecten van de partnerschapsovereenkomsten gecorrigeerd moeten worden.

Ik heb met veel plezier geluisterd naar het standpunt van de commissaris, met inbegrip van haar persoonlijke standpunt over de bijdrage van de EP-leden en ik hoop dat dat persoonlijke standpunt van haar ook een invloed zal hebben op het institutionele standpunt van de Commissie, zodat we onze doelstelling kunnen verwezenlijken.

 
  
MPphoto
 

  João Ferreira, rapporteur. (PT) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de collega's bedanken voor alle opmerkingen die zij gemaakt hebben en voor het opmerkelijke uithoudingsvermogen dat zij nog steeds aan de dag leggen. Wat de opmerkingen over het verslag over de financiële middelen betreft, moet ik zeggen dat de wijzigingen die wij voorstellen de consensus die tot nu toe in de trialoog werd bereikt, niet in gevaar brengen. Ik denk dat we nog net iets verder kunnen gaan en tegelijkertijd de consensus kunnen waarborgen, en ik wil de collega's dan ook bedanken voor de opmerkingen die zij gemaakt hebben ter ondersteuning van de voorgestelde wijzigingen.

Ik denk dat de verwerping van deze wijzigingen, zoals enkele collega's al gezegd hebben, een onbegrijpelijke en onlogische stap zou zijn van een Europese Unie die enerzijds een grotere participatie eist op bepaalde gebieden die zij steeds meer belang toedicht, maar anderzijds weigert om de financiële middelen toe te kennen die nodig zijn om dat groeiende belang daadwerkelijk te erkennen.

Met betrekking tot het verslag over de technische overgangsmaatregelen, wil ik, net zoals in verschillende interventies ook al gebeurde, de aandacht vestigen op het amendement dat ik samen met twee collega's steun en dat erop gericht is negatieve discriminatie zonder dat daar een wetenschappelijke basis voor bestaat, uit te bannen, zoals de negatieve discriminatie waar enkele segmenten van de Portugese ambachtelijke vloot die gebruik maken van schakelnetten, mee te maken krijgen. Die vloot heeft in de loop der tijd bewezen dat zij in staat is om de visbestanden in kwestie, met name tong en heek, op een duurzame manier te exploiteren. Er zijn geen degelijke, wetenschappelijke redenen die dit verbod kunnen rechtvaardigen. Dit verbod had niet verlengd mogen worden, zeker in het licht van de aanzienlijke negatieve gevolgen dat het zou hebben op economisch en sociaal vlak.

Om dezelfde redenen wil ik hier tot slot nog zeggen, mijnheer de Voorzitter, dat wij de voorstellen die werden ingediend door de Ierse en Schotse collega's over ditzelfde verslag, steunen.

 
  
MPphoto
 

  Estelle Grelier, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mijn best doen om langzamer te spreken - beloofd.

(FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn medeparlementsleden bedanken voor hun over het algemeen positieve opmerkingen over dit verslag, die ook de debatten weergeven die hebben plaatsgevonden tijdens de vergaderingen van de Commissie visserij.

Ik deel het standpunt van de commissaris om het amendement aan te nemen waarin de maaswijdte voor evervis wordt vastgesteld en om niet in te stemmen met specifieke verzoeken tot amendementen op bepaalde technische maatregelen, met als reden dat die niet ondersteund worden door effectbeoordelingen voor de betreffende vaartuigen en ecosystemen, of omdat de lidstaten niet de benodigde wetenschappelijke gegevens hebben gestuurd. Deze maatregelen houden onderling allemaal verband met elkaar en zijn niet geëvalueerd.

Ik wil graag de nadruk leggen, net als eerdere sprekers dat vanavond al hebben gedaan, op de noodzaak voor de Commissie om zo spoedig mogelijk de huidige maatregelen te evalueren en op basis daarvan een nieuw voorstel op te stellen dat tegelijkertijd in behandeling kan worden genomen met de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en niet pas daarna. Daar wilde ik uw aandacht op vestigen, commissaris, en ik heb nota genomen van uw bereidheid om de uitwerking van het voorstel te versnellen.

Ter afsluiting wil ik nogmaals benadrukken hoe belangrijk de samenwerking is tussen de Europese instellingen en de visserijsector als het gaat om het verzamelen en delen van wetenschappelijke gegevens. Ik ben van mening dat dit een noodzakelijke basis is voor een nieuw, eerlijk en gemeenschappelijk visserijbeleid dat over toereikende middelen beschikt – en dat is een belangrijk punt – en waarmee economische uitdagingen en de duurzaamheid van de sector met elkaar verenigd worden in ieders belang: vissers, consumenten en burgers.

 
  
MPphoto
 

  Carmen Fraga Estévez, rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik moet met name de commissaris hartelijk danken voor haar antwoord op mijn vraag, waarin zij zei dat zij bereid was de wijziging van de rechtsgrondslag te accepteren en ik hoop dat ook de Raad in de lijn van mevrouw de commissaris zal handelen.

Hoe het ook zij, ik heb gedacht aan de mogelijkheid morgen te vragen om een terugverwijzing van dit dossier naar de commissie, vóór de eindstemming, maar later heb ik er nog eens over nagedacht en toen zag ik in dat daardoor dit voorstel, waarvan ik denk dat het goed is voor Groenland en voor de Europese Unie, alleen nog meer kan worden vertraagd en dat dat niet wenselijk is.

Ik hoop hoe dan ook dat de Raad de zeer gerechtvaardigde aanspraken van de Commissie visserij inwilligt en dat een oplossing kan worden gevonden, omdat het enige probleem niet de inhoud, maar de rechtsgrondslag is.

Ik verheug me er in elk geval over dat we dit resultaat hebben bereikt. We hebben bovendien altijd nog de mogelijkheid om naar het Hof van Justitie te gaan als we zien dat we hiermee door moeten gaan. We laten morgen in ieder geval onze goede wil zien wanneer we ons advies uitbrengen en we hopen dat de Raad daarop ingaat door dit, zoals ik al zei, te beschouwen als een eerste lezing van het Parlement.

Daarom nogmaals dank aan de commissaris voor haar bereidheid om aan deze zaak mee te werken en verder aan al mijn collega's die hebben meegewerkt en dit verslag hebben gesteund. Er rest mij slechts te hopen dat de Raad onze aanspraken inwilligt, die, zoals gezegd, gerechtvaardigd zijn en worden ondersteund, niet alleen door de Commissie juridische zaken, maar ook door de Juridische Dienst van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − De gecombineerde behandeling van vier verslagen over visserijzaken is gesloten.

De stemming over de vier verslagen vindt 6 april om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 149)

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Higgins (PPE), schriftelijk. – (EN) Met betrekking tot het verslag-Grelier heb ik in het geval van vier amendementen anders gestemd dan mijn fractie: amendement 4, amendement 5 (gemeenschappelijk standpunt), amendement 6 en amendement 3. Het stelt me teleur dat de amendementen niet zijn aanvaard. Toch heb ik het verslag uiteindelijk gesteund om ervoor te zorgen dat de Ierse visserij op evervis wordt beschermd en er rechtszekerheid op dit punt is en om niet op een volledige hervorming in 2013 te hoeven wachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sirpa Pietikäinen (PPE), schriftelijk. (FI) De hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie is een van de belangrijkste taken van dit Parlement. Zoals we allemaal weten, staat het communautair visserijbeleid al lange tijd aan felle kritiek bloot en dat is terecht. Er zijn veel problemen met betrekking tot overbevissing, visserij op het territorium van ontwikkelingslanden en staatssteun voor de visserijsector, die allemaal snel moeten worden opgelost.

In het onderhavige verslag van de heer Ferreira over communautaire financieringsmaatregelen staan belangrijke kwesties met betrekking tot de hervorming van het visserijbeleid: gegevensverzameling, onderzoek, internationale samenwerking, het beheer van visserijzaken en systemen ter monitoring van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is ook belangrijk om in acht te nemen dat de harmonisatie van het visserijbeleid, vooral met het milieu- en het maritiem beleid, een belangrijke prioriteit is en financiële middelen vereist.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) In het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is een reeks maatregelen gegroepeerd die door de Europese Unie werden uitgewerkt om de duurzaamheid en het mededingingsvermogen van de Europese visserijsector te garanderen. De prioriteiten bij de hervorming van het GVB zijn het versterken van de doeltreffendheid van het beleid om de economische levensvatbaarheid van de Europese vloten te verbeteren, de instandhouding van de visbestanden, de afstemming van dit beleid op het maritieme beleid en het verschaffen van kwaliteitsvolle levensmiddelen aan de consument. Dat is de context waarin de maatregelen die vandaag door het Europees Parlement werden aangenomen, zoals de herziening van de technische maatregelen en de aanpassing van de bestaande wetgeving betreffende het verzamelen van wetenschappelijke gegevens, gezien moeten worden. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen de duurzaamheid van de sector en het mededingingsvermogen ervan. De visserijactiviteit is van essentieel belang voor de economische en sociale ontwikkeling van kustgemeenschappen, aangezien zij bijdraagt tot de dynamisering van regio's en de activiteit in gerelateerde sectoren stimuleert. In de ultraperifere gebieden van de Unie, die voor de Europese Unie de grootste exclusieve economische zone vormen, speelt de visserijsector bijvoorbeeld een fundamentele rol in de economische activiteit van die regio's. Zij is daarom een onmiskenbare prioriteit voor de duurzaamheid en de ontwikkeling van deze sector.

 

16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
Video van de redevoeringen

17. Sluiting van de vergadering
Video van de redevoeringen
 

(De vergadering wordt om 23.20 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid